Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
Taag -Tajo
taai - babbelaar, benig, buigzaam, dor, droog, ductiel, hardnekkig, kleverig, kokinje, kras, lijzig, moeizaam, ongenietbaar, papperig, pezig, saai, schriel, soepel, stroopballetje, stug, vasthoudend, vervelend, voos, zenig
taai en saploos - voos
taai materiaal - leer 
taai snoepgoed - noga, toffee
taai snoepje   toffee
taai snoepje - toffee
taai soort hout - lijsterbeshout, sorbehout
taai stuk in vlees - zeen
taai twijgje - speer, speet
taai van structuur - pezig
taai vloeibaar - visceus, viskeus
taai wilgenhout - gard
taaie - borrel, 
taaie grondsoort - klei, leem
taaie halfvloeibare stof -  stroop, teer
taaie koek - stroopwafel
taaie lekkernij   noga, taai taai 
taaie stof - stroop
taaie stroopkoek - taailap
taaie twijg - speet, teen
taaie vloeistof   lijm, stroop
taaiheid - ausdauer, ductiliteit, stroperigheid, taaiigheid, tenaciteit, viscositeit
taaiheid van materialen - rekbaarheid, tenaciteit
taailap - stroopkoek
taai-taai - taaipop, vrijer
taaivloeibaar - dikvloeibaar, gebonden
taak   arbeid, dagtaak, functie, huiswerk, karwei, last, opdracht, opgaaf, opgave, papierhoeveelheid, pensum, plicht, roeping, verplichting, zendingwerk(opgelegd)
taak of ambt - functie
taak of order - last
taak van apostel   apostolaat
taak van minister - ministersportefeuille
taal   A.B., A.B.N.,dialekt, plat, spraak, tongval 
taal (lat.) - lingua
taal der Boeddhisten   Pali, Sanskriet
taal der ogen - ogentaal 
taal in Afrika   Haussa, Swahili 
taal in India   Austrisch, Dravidisch, Hindi, Hindostani, Pali, Tamil, Urdu, Vedi 
taal in Indonesië   Bahassa, Javaans, Maleis, Soendaas
taal in Mesopotamië   Aramees 
taal in Oost Afrika   Swahili
taal in oud Griekenland   Attisch, Dorisch, Jonisch, Koine
taal in Pyreneeën   Baskisch
taal in Syrië ten tijde van Christus - Aramees
taal in Voorindië - Dravidisch, Tamil
taal in Zuidoost Zwitserland   Rhaeto Romaans 
taal op Ceylon   Singalees, Tamil 
taal op Kreta ten tijde van koning Minos   Minoïsch
taal van Australië   Engels
taal van Brazilië   Portugees
taal van de heilige Boeddhistische boeken   Pali
taal van een beschaafd volk   cultuurtaal 
taal van geboorteland   moedertaal 
taal van Peru, Chili, Bolivia, Argentinië   Spaans
taal waarin onderwijs gegeven wordt   voertaal
taakanalist - industriedeskundige
taakloon - stukloon
taak (school) - pensum
taakstudie - tijdstudie
taal - dialect, flik, gedachteuiting, landstaal, plat, ruw, schrijftaal, spraak, spreekwijze, streektaal, tale, tongval, uitspraaak, volk
taal der vaktermen - terminologie
taal der zigeuners - romano
tgaal en oudheidkundige - filoloog
taalbegrip - taalinzicht
taaleigen - idioma, idioom
taalfiguur - asyndeton, anakoloet, climax, elisie, polysyndeton, praetetitio, stijlfiguur
taalfout - schrijffout, spelfout
taalfout door taalkennis - solecisme
taalgebruik - woordkeus
taalgebruiker - schrijver, spreker
taal, gebruikelijke - voertaal
taalgeleerde   filosoof, linguïst
taalgeleerdheid - linguïstiek
taalgrond - beginsel
taalhervormer - purist
taalklank - accent, foneem
taalkunde   filologie, grammatica, linguïstiek, taalwetenschap
taalkundige -  linguïst
taalkundige die de moderne talen bestudeerd - neofiloloog
taalkundige term - achtervoegsel, bijwoord,  bijzin, conjugatie, deelwoord, enkelvoud,  gezegde, hoofdzin, hulpwerkwoord, imperatief, lettergreep, lexicologie, lidwoord, medeklinker, meervoud, naamval, onderwerp, ontleding, onzijdig, praesens, rijm, semantiek, stam, syntaxis, uitgang, verbuiging (declinatie), vervoeging, voegwoord, voornaamwoord, voorvoegsel, voorwerp, voorzetsel, werkwoord, woord, zin
taalkunst - gramatica, spraakkunst
taalliefde - filologie
taalman - taalkundige, tolk, vertaler, vertolker
taalmethode - berlitzmethode
taalmiddel - communicatiestysteem
taalnieuwigheid   neologisme
taaloefening   dictee, ontleding, opstel, thema
taal op Ceylon - Pali, Tamil
taal op Kreta - Minoisch
taal van Australië - Engels
taal van de heilige Boedh. Boeken - pali
taalschat   idioom
taalschatordening - lexicologie
taalpsycholoog - psycholinguist
taalstudie - filogolie
taalteken - cedille, foneem, gedachtenstreep, komma, koppelteken, morfeem, punt, trema, uitroepteken, vraagteken, woord
taalteken van een bepaald begrip - semanteem
taalverbetering - correctie
taalvitter   purist
taalvorser - linguïst, taalgeleerde, taalkundige
taalvriend  - filoloog
taalwetenschap   filologie, linguïstiek, taalkunde
taalwetenschap van de leer der verbuiging en vervroegingsvormen - morfologie
taalwetenschap  van een bepaald volk - filologie
taalwonder - glossolatie
taalzifter - taalvitter
taalzuiveraar   purist
taalzuiverheid - orthologie
taalzuiverheidsgraad - latiniteit
taalzuivering - purisme, puristerij
taan - verfstof
taanbaas - taander
taankleur - bruingeel
taankleurig - bruingeel, tan, tanig
taankring - ecliptica
taart - cake, gebak, kersentaart, kersttaart, mokkataart, notentaart, oorvijg, roomtaart, taartje, tulband 
taart met roomvla - roomtaart
taartjeswinkel - banketbakkerij
taarts - marlpriem
taats - spijker, tap
taatstol - draaitol, zettol
tabak - baai, havanna, herenbaai, kentucky, manilla, nicotiana, pruim, pruimtabak, pijptabak, rooktabak, shag, snuiftabak,  sumatra, varinas, virginia
tabak bewerken - fermenteren
tabakbewerking - fermentatie
tabakgisting - aging
tabak kauwen - pruimen
tabakker - tabaksarbeider, tabaksmakelaar, tabaksplanter
tabalsaandeel - tabakswaarde
tabaksarbeider   kerver, sigarenmaker, stripper
tabaksartikelen - rookwaren
tabaksbaal - seroen
tabaksbeurs - tabakszak
tabaksbibet - tabaksplantjes
tabaksblarenafval - lomp
tabaksbuil - tabakszak
tabakscultuur - tabaksplantage
tabaksfonds - tabaksaandeel
tabaksgebruiker - pruimer, roker
tabakskorf   kanaster, knaster, krantjang 
tabakskweek - tabaksteelt
tabaksland - Amerika, Brazilië, Cuba 
tabaksman - tabakshandelaar
tabaksmand - seroen
tabaksmolen - snuifmolen
tabaksproduct - pruim, shag, sigaar
tabakspijpTurks)   nargileh 
tabaksprodukt   pruim, shag, snuif
tabaksrol - karot
tabaksoort - Amerikaans, Engels, havanna, Kentucky, manilla, sumatra, varinas, virginia 
tabaksplant - nicotiana
tabaksplanter - tabaksboier
tabaksproduct - pruim, shag, snuif
tabakspijp - gouwenaar, neuswarmertje
tabakspijp (Turks) - nargileh
tabakspijpje - smuigertje
tabaksroker (natuur historisch - sneep
tabaksrol - karot
tabaksrul - tabakszand
tabakssnuif - rapé
tabaksstrop - boekingsstrop
tabakverbouwer - tabakker
tabakvergif - nicotine
tabakverkoper - sigarenwinkelier, sigarettenboer
tabakswaarde - tabaksaandeel
tabakszand - tabaksrul
tabbaard - gewaad, kledingstuk (voor rechters), pij, robe, statiegewaad (lang), staatsiekleed, tabberd, toga
tabberd - robe
tabbert - samaar
tabbertje - pulstar
tabee - adé, aju, adie, adieu, adios, ajuus, gegroet, saluut, vaarwel, vale
tabel – cedel, ceel, invulstaat, lijst, melktobbe, naamlijst, register, rol, roomvat, rooster, staander, staar, staat, tableau, tafel
tabellen - staatwerk
tabel of rol - lijst
tabel op papier - rooster
tabel van geraadpleegde bronnen - bronnenlijst
tabellarisch overzicht - kasboek
tabelleermachine - administratiemachine
tabellering - codering
tabelsgewijze opgave ladingen personeel - manifest
tabelwerk - staatwerk
tabelzetter - letterzetter
tabernakel - altaar, altaarkastje, bondskisttent, heiligdom, hut, loofhut, mis, tempel, tent, veldhut
tabernakelen - huizen, wonen, verblijven
tabernakelkelk   ciborie
tabernakel kleed   conopeum, dwaal
tabes - uittering
tabescentie - uittering
tabes dorsalis   ruggenmergstering 
tableau - groep, lijst, register, rol, schilderij, tafereel, overzicht, voorstelling 
tablet - dragee, pastillepil, plak
tablier - schootsvel, voorbaan
taboe - onschendbaar, verboden
taboen - strijdgas
taboeret   kruk, poef
tabula   lijst, schrijfplankje, tab, tabel
tabletje   pastille
tabouret - krukje, pianokruk, poef
tabijn - taf
tace - stil, zwijg
tacendo - zwijgend
tache de beauté -  schoonheidsvlek
tacet - pauze, rust
tacheometer - toerentalmeter
tachograaf - snelheidsmeter, tachometer
tackelen - aanvallen
tachygraaf   snelschrijver 
tachymeter - snelheidsmeter
tachymetrie - snelheidsmeting
taciturniteit   geheimhouding, stilzwijgendheid
taciturnus - zwijgend, zwijgzaam
tacnodaalpunt - raakknoop
tact - bekwaamheid, beleid, gevoel, overleg, slag
tactiek - methode
tactiel - tastbaar, voelbaar
tactisch   handig
tactische eenheid   eskadron 
tactloos - gevoelloos, meedogenloos, ongevoelig, onnadenkend
tactoos - onkies
tactus - gevoelzin, tastzin
tactvol - kies
tadellos - onberispelijk
taddik - vuilik
taedius - langwijlig, verdrietig
taenia - band, lint, lintworm
tafa - buidelmuis
tafel(gezamenlijke) der zeeofficieren - gamelle
tafel in priesterkoor voor misbenodigdheden - credentafel
tafel van cijfers - barema
tafel   aanrecht, abacus, bureau, dis, dressoir, maaltijd, tabel
tafelappel - sterappel 
tafelbediende - spen
tafelberg   mesa
tafelboormachine - kolomboormachine
tafelbord   (Eng.) plate, telloor 
tafeldoek   servet
tafeleend - roodkop, roskop
tafelen   dineren, eten, lunchen, ontbijten, souperen
tafelfles   karaf
tafelgast - eter
tafelgenoot - disgenoot, gast
tafelgerecht - spijs
tafelgerei   bestek, bord, lepel, mes, serviesgoed, terrine, vork
tafelgerei voor één persoon - couvert
tafelgezang - drinklied
tafelglas - roemer, spiegelglas, vensterglas
tafelgoed - bord, laken, linnen, servet, vingerdoek
tafelhouder - restaurateur
tafelkant - tafelfacet
tafelklavier - pianoklavier
tafelkleed - tafellaken
tafellaken.   am(m)elaken
tafellaken van Engels wasdoek - napkin
tafelland   hoogvlakte, plateau, terras 
tafelland in Azië - Iran
tafellinnen - damast, laken, vingerdoek
tafelmatje - onderzetter
tafelment - architraaf, hoofdgestel
tafelmesheft - schelpdier
tafelmessing - bladkoper
tafelrede - toast
tafelronde - conferentie
tafelschuimer   bietser, klaploper, parasit, uitvreter
tafelschuimerij - klaplopen
tafelspel - bridge, damspel, ganzebord, kaartspel, mikado, schaakspel
tafeltennis   pingpong
tafeltje - etagère
tafel om tussen twee vensters te plaatsen - penanttafeltje, trumeau
tafeltje op wielen - serveerboy
tafel voor eten klaarzetten - dekken
tafelvriend - disgenoot, eter, gast
tafelzang   drinklied
tafelzuur - mosterdzuur, pickles, piccallily
tafereel   afbeelding, gebeurtenis, panorama, scène, schilderij, schildering, schouwspel, situatie, tableau, tekening, toneel, vergezicht, voorstelling
taffelen - ranselen, slaan
taffetas - taf
taffia - run
tagrijn   knorrepot, koopman, lorreboer, voddenman 
tagua - planteïvoor
taguaboom - ivoorpalm
tagung - congres, vergadering, zitting
tahgeit - hemitragus
taifoen - tyfoon, typhoon, wervelstorm
taiga - oerwoud
Tailand, munt in - baht, satang, tikal
taille - belasting, gedaante, japon, japonlijf, keurs, leest, middel, omvang, snit
tailleur - coupeur, kleermaker, snijder
tak   afdeling, arm, boomscheut, branche, deel, ent, geslacht, loot, rijs, spruit, staak, stek, twijg, zijarm, zijweg 
takbloeiend - ramifloor
tak bloeiende seringen - nageltak
tak der geneeskunde   chirurgie 
tak die in een andere boom wordt gehecht   ent
tak van berkenhout   berkerijs
tak van de Alpen - Apenijnen
tak van de genetica - mendelisme
tak van een hazelaar of wilg in gaffelvorm - wichelroede
tak van een kerseboom - kersetak
tak van een rivier - zijarm
tak van een zenuwcel - dendriet
tak van gemeentedienst - politie
tak van handel   branche
tak van overheidsdienst - dienstvak
tak van paardesport - rensport
tak van psychologie - functieleer, fysiologie, gedragsleer, methodologie, persoonlijkheidsleer, testleer
tak van wetenschap - antropologie, economie, geneeskunde, filosofie, linguïstiek, medicijnen, natuurkunde, pedagogie, politicologie, rechten, scheikunde, sociologie, techniek, theologie, wiskunde
tak van wetenschap of handel - specialisme
tak van wetenschappelijke toelag - specialiteit
tak waaraan bokking geregen wordt - speet, spelt
tak waarmee men sloeg -  tuchtroede, wis
takel - dommekracht, gei, gijn, hondefok, karnaatje, katrol, klaploper, penter, staggermaat, strietser, talie, trijs, wipgerei, omtakel
takelage - masten, want, zalen
takelauto - kraanwagen
takel, deel van een - blok, loper
takelen - opbeuren, ophalen, ophijsen, optuigen, ranselen
takelmeester - scheepsoptuiger, takelaar
takel op schepen - lier
takeltouw - scheepstouw
takelwagen - takelauto
takelwerk - takelage
taken -  aanraken, grijpen, nemen, pakken
takien - sao
takje   ent, kiem, loot, rank, roe, roede, rijs, spruit, stek, teen, twijg, uitloper
takje aan een stam bevestigen - enten
takje waaraan bokking geregen wordt - speet
takjes in de aarde plaatsen - stekken
takken - aanraken, grijpen, pakken, ranselenslaan
takken en twijgen - rijshout
takkenbos - fascine, mutsaard, mutserd, rijsbos 
takkenbos als bekledingsmiddel van oevers of dijken - fascine
takkendief - ooievaar
takkenhout - takhout
takmos - korstmos
tak of stek - loot
takrestant   knoest, kwast
taks   accijns, belasting, dashond, heffing, maat, portie, rantsoen, recht, strafport, tekkel,
takt   beleid
taktloos - grof, lomp
tak van sport - 
2    go    
4    golf, judo, kolf, polo
5    jagen, rugby, skien
6    boksen, dammen, duiken, hockey, roeien, surfen, tennis, 
      turnen, vissen, zeilen
7    biljart, cricket, crocket, curling, fietsen, handbal, honkbal, 
      ijssport, kaatsen, kegelen, korfbal, roeien, rugby, schaken,
      slagbal, softbal, vliegen, voetbal,
      voetbal, zwemmen
8    atletiek, beugelen, grensbal, puzzelen, schermen, speedway, 
      springen,
9    badminton, biljarten, schaatsen, volleybal, worstelen
10  wielrennen, windsurfen
11  kogelstoten, speerwerpen, tafeltennis, verspringen
takvormig - ramiform
tal   aantal, getal, gros, hoeveelheid
tal van kringen vormen - kringelen
talaan - peerkraal
talaar - toog
taledek - beroepsdanseres
taleke - mannetjesvalk, tersel
talen   begeren, hunkeren, praten, smachten, spreken, uitspreken, verlangen, zeggen
talenkenner   polyglot, tolk
talent   aanleg, begaafdheid, bekwaamheid, gave, geestesgave, genie, geschiktheid, kundigheid, scherpzinnigheid, vernuft
talentheid - noblesse
talentloos - onbegaafd
talentvol   begaafd, bekwaam, briljant, geniaal, knap, talentrijk, vernuftig
talentvol mens - genie
talentvol persoon - begaafde, bolleboos, kei, kop(stuk),    kraan, uitblinker
talg   smeer, talk, vet
talgklier - huidsmeerkliertje
talhout -  breekijzer, knuppel
tali (Ind.)   koord, snoer, touw
talie - gijntuig, katrol, penter, scheepstakel, striets, takel
talie van het anker - penter
talie waarmee het anker gelegd wordt - penter
taliën - takelen
talio  wedervergelding
talisman   amulet, djimat, fetisj, mascotte, totem, tovermiddel
talisman tegen dronkenschap - amethist
taliter qualiter - middelmatig
talk   angel, bitteraarde, huidsmeer, magnesia, magnesiumsilicaat, magnesiumoxyde, ongel, roet(Z.N.), sebum, smeer(sel), steatiet, vet
talkaarde - bitteraarde, magnesia
talkhout - eucalyptus
talkklier - huidsmeerkliertje
talkpoeder, zeer fijn - pluimwit
talkspaat - magnesiet
talksteen - baikaliet
talkstof - stearine
talkzuur - stearinezuur
lallith - gebedskleed, kerkkleed
tallolie - denneolie
talloos - legio, oneindig, ontelbaar, veel
talloosheid   infiniteit, onbegrensdheid, oneindigheid, ontelbaarheid 
talloze menigte - myriade
talm - talmer, talmster,  treuzel
talmachtig - dralend, talmend, temerig, treuzelachtig
talmachtigheid - geaarzel, getalm, getreuzel
talmen   aarzelen, beuzelen, cunctatie,  dauwelen, dralen, druilen, dreutelen, futselen, hoetelen, kriemelen, keutelen, knuren, lenteren, leuteren, lunderen, lunteren, marren, nestelen, neulen,  neutelen, neuzelen, nusselen, sammelen, slabakken, temen, temporiseren, teutelen, teuten, toeven, tragen, traineren, trammelanten, treuzelen, wachten, zaniken, zeuren
talmend   aarzelend, besluiteloos, langzaam, leuterig, temerig 
talmer   achterblijver, cunctator, draler, lunderaar, slabakker, teut, treuzel, treuzelaar, treuzelkous, zeurkous
talmerij - gedraai, getalm, uitstel, verschuiving
talmigoud - aluminiumbrons, namaakgoud
talmkous - talmster
talmudist -  kandidaatrabbijn, talmoedkenner
talon - couponbewijs, koopkaarten, souche, stock, 
talonneren - aandrijven, aanzetten
talpa   kolbak
talpidae - mollen
talrijk - drom, kroostrijk, legio, massa, menigte, menigvuldig, numereus, omvangrijk, onnoemelijk, veel(vuldig), velerlei 
talrijke - veelal, vele
talrijker worden - toenemen
talrijkheid   aantal, grootte, hoeveelheid, sterkte
talstelsel - numeratie
talud   afgang, berm, bermhelling, dijkhelling, glooiing, helling, schuinte, spoorbaanhelling, wegberm, weghelling, wegkant, wegrand
taludbaas - grondwerker, opzichter
taludhaak - taludmeter
taludverdediging - bestrating, steenzetting
tam   gedwee, getemd, gewillig, handelbaar, kalm, mak, meegaand, rustig, slap, veredeld, volgzaam, zacht
tam gevogelte – pluimvee
tam maken   dresseren, temmen
tamaricacee - tamarisk, tamarix
tamandua - miereneter
tamarinde   asam, assem
tamarindekoekjes - assemkoekje
tambangan (Indonesisch) - overzetveer
tamboer - slagwerker, tochtportaal, trommel, trommelaar, trommelslager
tamboer (Z.N.) - bordes
tamboereerwerk - borduurtechniek
tamboereren - trommelen
amboering - ransel, slaag
tamboerkorps - drumband
tamboerstok - trommelstok tamboeren - trommelen
tamboerijn   rinkelbom, tamboereerraam, trommel, trom 
tamboerkorps - drumband
tamboermeisje - majorette
tamboula - negertrom
tamelijk - aardig, behoorlijk, betrekkelijk, draaglijk, enigzins, gepast, knapjes, liefjes, matig, middelmatig, nogal, passelijk, redelijk, schappelijk, schikkelijk, voldoende, vrij, wel
tamelijk goed - bijna, draaglijk, nagenoeg, passabel,redelijk,
supportabel, tolerabel, tolerabel, verdraaglijk, vrijwel
tam gemaakt - getemd
tam gevogelte - pluimvee
tamheid - gedweeheid
tamelijk oud   bedaagd, bejaard
tam maken - temmen
tamme buffel   karbouw
tamme kastanje - marron
tamme vogel - duif, kanarie, papegaai, parkiet
tamp - eindje, uiteinde
tampen - luiden, kleppen
tampin - drukbal
tamper - rins
tampon - kussentje
tamtam   bedoek, drukte, gedoe, gong, lawaai, ophef, slaginstrument, spats, trom(mel) 
tana - halfaap
tand   element, hoektand, incisief, kies, snijtand, uitsteeksel
tand van een anker - wem
tand van een kreeft -  tengel
tandaanslag - plak
tandaantasting - caries
tandafslijting - mylolyse
tandak - dansmeisje
tandarm dier   a(a)i, armandillo, glyptodont, gordeldier, luiaard, miereneter, tamandoea, yurumi
tandarmen - edentata
tandarts   dentist
tandbederf   cariës, wolf
tandbeen - dentine, elp, elpenbeen,  ivoor 
tandbeschrijving   odontografie
tandcrème - pasta
tanddoorbraak - dentitie
tandel - sleutel
tandeloos dier   aal, aai, aardvarken, ai, gordeldier, luiaard, miereneter, schubdier,
tandeloos zoogdier - aardvarken, ai, armadil, dwergmiereneter, gordeldier, gordelmuis, kogelgordeldier, luiaard, manis, matako, miereneter, schubdier, tamandoea, tenggiling, voeroemi, vuriumi,
tandeloze kaak - kevel
tandeloze zoogdieren - edentaten, xenarthra
tandem - koppel
tandemail   glazuur
tanden - scherpen
tanden betreffend   dentaal
tanden en kiezen   gebit
tanden knarsen - trismus
tanden vullen   plomberen 
tandgaatjes vullen - plomberen
tandglazuur - adamantine, email
tandhamer - bouchardeerhamer
tandheelkunde - orthodontie
tandheelkundige   dentist, orthodont, tandarts 
tandil (Ind.)   opzichter, ploegbaas, 
tandjong - bocht, kaap, landtong
tandkarper - guppy, microcyprium, periscoopvis
tandkasontsteking   alveolitis 
tandklank   dentaal
tandletter - dentaal
tandmerg - pulpa
tandmiddelen - odontica
tandoe (Indn.)   draagbaar, draagstoel 
tandpijn -  odontalgie
tandpijnwortel - genadekruid
tandrad -  kamrad, kamwiel, rondsel, tandwiel
tandradbaan - cremaillère
tandreep - beugel
tandschaal - blokschaaf
tandsegment - wielsegment
tandsnaveligen - kraai, kwikstaart, lijster, nachtegaal,    spreeuw
tandsteen - odontoliet, tartarus, turkoois
tandtak - tandwortel
tandterging - tantalisering
tandu - draagbaar, draagstoel
tandvlees   gagel, gingiva, kevel 
tandvleesontsteking   gingivitis 
tandvormig - odontose
tandvormig bovendeel van een vesting -  kanteel, tinne
tandvormige bovenzijde van oude stads   en burchtmuren   kanteel 
tandvulling   plombeersel
tandwalvis - cachelot, dolfijn, narwal, odontocetum, potvis
tandwater - odol
tandwiel   tandrad
tandwolf - cariës, tandbederf
tandzaad - bidens 
tandziekte - caries, parodontose
tandzenuw - pulpa 
tanen - afnemen, verbleken, verflauwen, verminderen
tang   feeks, forceps, furie, gereedschap,heks, helleveeg,  kenau, kol, kreng, nijper, ravebek, serpent, werktuig
tang met gebogen punten - ravebek
tang met verstelbare bek - waterpomptang
tang om spijkers mee uit te trekken - knijptang
Tanganjika en Zanzibar   Tanzania 
tange - zandrug
tangens   tg., raaklijn
tangent - pianohamertje, raaklijn, springer
tangentbord - boogbord
tangentpunt – raakpunt
tangetje - pincet
tangibel -  tastbaar, voelbaar
tangsi - kazerne, landarbeider, landbouwer, tani
tanimbar, hoofdplaats op - Saumlaki
tang of feeks - heks
tanig - gebruind, vaalgeel
tanig vaal - bruin
tank - bak, benzinetank, container, gevechtswagen, houder, olietank, opslagruimte, pantserwagen, petroleumtank, reservoir, vat, watertank,
tankafdeling - eskadron
tankboot - tanker
tanken - laden
tanker - olieboot, tankschip
tankplaats   benzinestation, pomp
tankslag - veldslag
tankversperring - asperge
tannine   looistof, looizuur
tantalich - kwellend
tantaliseren - tandentergen
tantalisering - tandenterging
tantalisme - ta
tantalium - tantaal, ta.
tantalus - nimmerzat
tante - meu, meue, moei
tante van ouders - oudtante
tantefeer (Z.N.) - bemoeial, druktemaker
tantième   tant., winstaandeel 
tantième, iemand die - geniet - tantièmist
tantum   bedrag, som 
Tanzania, berg in - Kilimandjaro
tao - god, idee, rede, weg
tap   deuvik, dippel, kraan, pin, spon, stop, ijskegel 
tap   (geneesk.) tampon
tape - band(je), plakband
tapedeck - bandrecorder
taphuis - cafe, kroeg
tap in vat - spon
tap met sleutel - kraan
tapageus - druk, lawaaierig, rumoerig
tapbuis - plakband, tape, tapekoers
tape bericht -  telebericht, telegram
tapeet - tapijt
taperecorder - bandopnemer, bandrecorder
taphoning - lekhoning
taphuis - café, kroeg, pub, slijterij, tapperij
tapioca - cassave
tapisseerder - behanger
tapisseren - behangen
tapisserie - bekleding, wandtapijt
tapisvissen - mormyriformes
tapisserie   tapijtwerk
tapissier - behanger, tapijtwever
tapissiere - verhuiswagen
tapkamer - gelagkamer, herberg
tapkast   bar, buffet, schap, schenkbank, toog
tapoen - stop, tap
tappelings uitstromen - gutsen
tappen - aftappen, draadsnijden, schenken, slijten
tappenband - tapbeugel
tapper - herbergier, kroegbaas, kroeghouder,  schenker, slijter, waard
tapperij - bar, cafe, deversorium, drankwinkel, herberg, herbergnaam, kraantjelek,  kroeg, pub, slijterij, taphuis, taveerne
taps   gerend, kegelvormig, konisch, tapvormig
taptemelk - ondermelk
taptoe - avondappel, signaal
taptoestel -  bierpomp, boiler, geiser, kraan
tapuit - duinduiker, heidehopper, olnanthe, stag, steenslijper, walduiker, witstaart, wittop, wijntapper
tapvergunning   verlof
tapvormig - kegelvormig, konisch, taps
tapvijl - aanzetvijl
tapijt - Axminster, boekhara, chiordas, desso, Deventer, gobelin, karadagh, karpet, kasak, kelim, keschan, kirman, kleed, korasan, kroon, loper, melas, pers, Perzisch, schirwan, serabend, seroek, Smyrnaas, soemak, uschak, vloerkleed, wandkleed, weefsel, yoeroek, yomoed, yoragan
tapijt aan de muur - gobelin, tapisserie, wandkleed
tapijtachtige stof - kelim
tapijtbok - boktor
tapijtje - mat
tapijtje(bargoens) - jas
tapijtkever - museumkevertje
tapijtschuier - rolveger
tapijtslang - pyton
tapijtstof - kelimwol, smyrnawol
tapijtweefsel - kelim, kleed, pers
tapijtwerk - tapisserie
tapijtweven, manier van - basse-lisse
tapijtwever - tapissier
taquineren - hinderen, kwellen, plagen, sarren
Tarakan, haven op - Lingkas
Tarapaka, hoofdstad van - Iquique
tarantel - tarantula, wolfsspin
tarantella - volksdans
tarantisme - danswoede
tarantula - wolfsspin
tarbot - scophtalmus, terrebut
tardando - slepend, vertragend
tarderen - dralen, talmen, toeven, uitblijven
tardief - laat, laattijdig
tardigraden - beerdiertjes
tardo - langzaam
tarief   bedrag, prijs, prijsbepaling, prijslijst
tariefloon - prestatieloon, stukloon
tarievenoorlog - handelsoorlog
tarm - staanman
tarmac - wegdek
tarn   karwei, rafel, torn
tarnen - tornen
tarok - kaartspel, zevenkoningsspel
tarokkaart   excuse, mongur, pagato, skus
tarpaulin - juteweefsel
tarra   aftrek, emballage, korting, rabat, reductie, vermindering 
tarra, de- vaststellen - tarr(er)en
tarren - tarreren
tars - voetwortel, voetzool
tarsel - valk
tartaan - vaartuig
tartaar - biefstuk
Tartaar   Mongool, Rus
Tartaarse melkwijn - kefir, melkdrank
Tartaarse gegiste melkdrank - kefir
Tartaarse republiek, hoofdstad van de - Kazan
Tartaarse tent uit dierenhuiden   kibitka
Tartaarse vorst - mirza
tartarentent - kibitka
tartar - wijnsteen
Tartarenvorst - Khan
tartarus - dodenrijk, hades, hel, schimmenrijk
tarten - aandurven, braveren, darren, defiëren,  evenaren, overtreffen, pesten, plagen, prikkelen, sarren, tergen, trotseren, uitdagen, uitlokken, verzoeken, wachten, zwerven
tartend - uitdagend
tarting - defi
tartuffe   huichelaar, schijnheilige 
tartutferie -  huichelachtigheid, schijnheiligheid
tarwe   amelkoren, dikkop, graan, koren, milie (Turks), spelt, tarwe- of roggestro - glei, glui
tarweaaltje - draadworm
tarwebloem met bakpoeder - bakmeel
tarwebrood - allinson, triticum, weit, wintertarwe, zomertarwe
tarwegras - biestarwegras, hondstarwegras, kweek
tarwehulzen van gemalen tarwe - tarwezemelen, zemels
tarwekorel - graankorrel
tarwemeel - mik
tarwemug - tarwegalmug
tarwesoort - spelt
tarwestro, gekamd - glui
tas - aanbeeldje, buidel, draagmap, etui, foedraal, hoes, hoop, karbies, klamp, koker, kop, mijt, opeenhoping, schuur, stapel, valies, zak
tas hooi - opper
tas of stapel hout - stuik
tas van een leerling op muziekschool - muziektas
tas voor papieren - portefeuille
tasje voor geld - beurs
tasjeskruid - beurskruid, boerenkers, herderstasje, lepelblad,
taskers, taskruid, visselkruid, vroegeling
Tasmanië, hoofdstad van - Hobart
tassen - opeenhopen, opeenstapelen, ophopen, opstapelen, schelven, wegstouwen 
tast   aanraking, betasten, bevoelen, gevoel, touche
tastbaar -concreet, duidelijk, grijpbaar, klaarblijkelijk,  materieel, merkbaar, palpabel, tactiel, tangibel, voelbaar, zichtbaar,  zonneklaar
tastbaar voorwerp - lichaam
tastbaarheid - palpabiliteit, voelbaarheid
tastelijk - tastbaar
tasten   aanraken, betasten, bevoelen, grijpen, onderzoeken, reiken, toucheren, vatten, voelen 
tasten naar iets - zoeken
tastend onderzoeken - betasten
taster - voelhoren, voelspriet
tasthaar bij insekten - voelspriet
tastiera - greepplank, toets
tastorgaan - antenne, tentakel
tastzin - gevoel, tactus, takt
tastzin betreffende   haptisch
tatelen - tateren
tater   babbel, bek, gebabbel, gepraat, gesnap, getater, mond, snebbel, snater, snavel, trichofytie
tateraar - babbelaar, kletsmeier, knoeier, kwebbelaar, morsepot, morser, taterbek, tatergat
taterbek - kwebbelaar
tateren - babbelen, keuvelen, kletsen, kwebbelen, kwetteren, praten, snateren, snebbelen, tetteren
tater, houd(t) je - zwijg(t)
tater of bek - mond
tatergat (Z.N.) -  babbelaar, kletser, kwebbelaar
tatewalen - krompraten
taupekleurig - donkergrijs
taupin - kniptor
tauriden - meteoren
taurobolium - bloeddoop
tauromachie - stierenvechterskunst
taurus   stier
taveerne   doening, estaminet, herberg, kroeg, slijterij, staminee, tapperij, wijnhuis
taveerne(Frans) - auberge
taveerne in de kelder van het stadhuis - raadskelder
taverne - herberg, tapperij
tawarren (Indn.)   afdingen, pingelen 
taxameter - afstandsmeter
taxameter automobiel - atax
taxateur - keurder, prijsbepaler, schatter, waardebepaler,  waardeerder
taxatie   beoordeling, prijsbepaling, raming, schatting, waardebepaling 
taxeren   begroten, beramen, keuren, ramen, schatten, waarderen 
taxi - cab, huurauto
taxichauffeur zonder vergunning - snorder
taxidermist   opzetter, preparateur 
taxodiacee - cypres, manmoetboom, moerascypres, parasolboom
taxonomie - systematiek, taxaleer
taxus   ijf
t.b.c.   tering, tuberculose
teak - djati
team - elftal, gezelschap, groep, ploeg
teamgenoot - medespeler
te aller tijden - altijd, eeuwig, immer
te baat nemen - aanvatten, opperen
te begrijpen - begrijpelijk, duidelijk, verstaanbaar
te bejammeren   betreurenswaardig, regrettabel
te berde brengen    betogen, opperen, toren, uiten, voorslaan, voorstellen
te betalen schulden   passiva
te betalen wissel - accept
te betreuren - jammer
te bewijzen stelling   hypothese, these, thesis
te binnen schieten - invallen
te boek stellen - noteren, opschrijven
te boven gaan - overschrijden, passeren, tarten
te buiten gaan -  depasseren, excederen, overschrijden
te dezer plaatse   alhier, hier, h.l., (hoc loco)
te dien tijde   daarom, daarvoor, destijds, toen 
te doen   doenlijk, mogelijk 
te doen vatten van bladgoud - aanademen
te dol – gek, krankzinnig
te dragen - draagbaar
te drinken geven   drenken, laven, tappen
te duchten kwaad - gevaar, onraad
te dun vloeibaar gesmolten glas - hazemelk
te duur betalen - bekopen
te eniger tijd   eenmaal, eens, nog, ooit, weleens 
te eten geven   spijzen, voeden, voeren, zogen
te gast vragen - inviteren, noden, uitnodigen
te gast zijn - logeren
te geef - cadeau, spotgoedkoop
te gehaast - overijld, voorbarig
te gek - gaaf, onzijs
te gelde maken - liquideren, realiseren, verzilveren
te gelegener tijd   t.g.t
te gener tijd   nimmer, nooit
te genezen - geneeslijk, remediabel, sanabel,
te gevoelig   overgevoelig, sentimenteel, teerhartig, weekhartig 
te goeder trouw   argeloos, bonafide, eerlijk, naïef, onwetend, oprecht
te gronde gaan - bederven, ondergaan, ondermijnen, slopen, verderven, vergaan, vervallen, verzwakken
te gronde richten - abimeren, ontaarden, ruïneren, vernielen, verwoesten
te grote gevoeligheid - overgevoeligheid, sentimentaliteit
te grote verfijning - raffinement
te gunstig   geflatteerd
te haastig - overijld, prematuur, voorbarig
te herroepen   herroepbaar, revocabel
te hoge bloeddruk   hypertensie
te hoog - onbereikbaar
te hooi en te gras - willekeurig
te horen komen - vernemen
te hoop lopen - stromen
te huis - home
te hulp - stade, testade
te hulp komen - assisteren
te huur staande kamer - locanda
te keer gaan   aanblaffen, aanbriesen, aangaan, aansnauwen, bassen blaffen, duiveljagen, duveljagen, opstuiven, razen, snauwen, tieren, tobben, uitvaren, woeden
te kennen geven - aankondigen, annonceren, briesen, bekendmaken, mededelen, uiten, vertellen
te kerk gaan - tempelen
te koop - veil, venaal
te koop aanbieden - veilen
te koop lopen - koketteren
te kort aan bloed - anemie
te kort schieten - falen, insufficiëntie, mankeren,
te krap zijn - gespannen
te kwader trouw   bedrieglijk, doleus, malafide, onbetrouwbaar
te  laag schatten - depreciëren, onderschatten
te laat   overtijdig, tardief
te lage bloeddruk   hypotensie
te lang geslapen - verslapen
te lijf gaan - aanpakken aanranden, benaderen
te maken hebben met - betreffen
te midden van   tussen
te niet gaan - delging, ondergaan
te onderzoeken gissing - hypothese, veronderstelling
te onpas   importuun, ongelegen
te oud   overjarig
te paard - bereden
te rechter ure - apropos
te ruim zittend - lubberig
te rijp - overrijp
te schandemaking - afgang, blamage
te snel - overgauw
te snel willen doen - overhaasten
te splijten - scissibel, scissief, splijtbaar
te spreken - tevreden
te staan komen op - kosten
te uwent   a costi
te veel   onmatig, over, overbodig, overcompleet, overdreven, overmaat 
te veel (muziek) - troppo
te veel aanvoeren - overvoeren
te veel eten - overeten
te veel geld uitgeven - gat
te veel geluid maken - domineren
te veel op mannen gesteld - manziek
te veel uitwerken - rekken
te veel van iemands aandacht vergen - vermoeien
te veel van witte bloedlichaampjes - leukemie
te veel werk opgeven - overladen
te ver doorgedreven staatsbemoeiing - etatisme
te ver gaan - overdrijven, overschrijden
te ver gedreven iets - exageratie, hyperbool, overdrijving, supererogatie
te ver uiteen - iel, teer, ijl
te verdragen   draaglijk, duldbaar, supportabel, tolerabel 
te vermeerderen met -  plus
te veronderstellen -  aannemelijk, presumabel
te verrichten arbeid - taak
te verstaan geven - achten, beseffen, blijken, doen zien, identificeren, kennen, mededelen, rekenen, waarnemen, weten
te vertrouwen - deugdelijk, duurzaam, eerlijk
te vervangen door   subsidiair
te vervullen plicht   opgave, taak
te verwachten - gaal
te verwezenlijken - haalbaar
te vlug af zijn - verrassen
te voet -  drentelend, gaande, lopend, lopende, wandelend
te voet afleggen - belopen
te voet gaan - lopen, marcheren
te volgen weg   circuit, parcours, route
te voorschijn brengen - produceren, profereren, uiten
te voorschijn halen - reiken
te voorschijn komen   opdagen, opdoemen, opstaan, uitkomen, verschijnen
te voorschijn komen - blak, opdagen, opdoemen, opstaan, uitkomen, verschijnen
te voorschijn kuchen - ophoesten
te voorschijn roepen - evoceren, evoqueren, lokken, opwekken, uitlokken
te vorderen - opeisbaar, tegoed
te vorderen bedrag - tegoed
te voren - vooraf
te vroeg   prematuur, onbedacht, onbesuisd, onbezonnen,  ontijdig, voorbarig
te  vroeg plaatsen van een gebeurtenis -  prochronisme
te water geraakt persoon - drenkeling
te water laten - dopen
te weeg brengen - aangaan, ontgroenen, schreeuwen, veroorzaken
te weinig - tekort
te wensen - wenselijk
te werk gaan – ageren, begaan, handelen, leven, manipuleren, opereren, optreden, procederen, werken
te weten   namelijk, sc., tw.
te weten komen - lezen, vernemen
te wijd zijn - lobberen
te wijten zijn - liggen
te zamen - samen, tegader, totaal, vereend
te zamen gevoegd - vereend
te zeer   (muz.) tempo, troppo
te zelfder plaatse   ibidem
te zijner plaatse   s.1.
te zijner tijd   eens, later, ooit, t. z. t.
te zuinig - gierig
te zwaar - ontilbaar
te zwaar laden - overladen
te zware belasting - overlast
teacosy - theemuts
teak - djati, djatihout, teakhout
team - elftal, ploeg, sportploeg
teamsport - baseball, basketbal, handbal, hockey, honkbal, korfbal, voetbal, volleybal
teamwerk - groepswerk
tearoom - theesalon
teboekstelling - notitie, optekening, registratie
techneticum - masurium, Te
technicolor - kleurenfilm
technicus   monteur, ing, Ingenieur, Ir., mechanicien, w.i., werktuigkundige
techniek - vaardigheid 
techniek van het touwknopen - macramé
technisch beroep - constructeur, electricien, monteur
technisch doel aanbrengen - installatie
technisch geschoold iemand - vakman
technisch naslagwerk   vademecum 
technisch staflid aan boord van een vliegtuig - 
boordwerktuigkundige
technisch tekenaar - constructeur
technisch woord - kunstwoord
technische commissie - tc
technische dienst   td.
Technische Hogeschool - T.H.
technische hogere school - hts
technische lagere school -  tls
technische opleiding - th, hts, lts, uts
technische school   m.ts., u.ts., h.t.s., th., technicum
technische taal - kunsttaal
technische term - vakterm
technische uitwerking van een plan op kleine schaal - maquette
teckel - dashond, taks
teclubrander - bunsenbrander
tectuur - bedekking, plakbriefje, verbeterblaadje
teddyboy   beatnik, halbstarke, kabouter, nozem
teder (muz.)   amoroso, dolce
teder   aandoenlijk, broos, delicaat, dicht, diep, frêle, gevoelig, gevoelvol, hartelijk, innig, intiem, lief, lieflijk, liefdevol, mild, nauw, subtiel, teer, vertederen, vurig, warm, week, zacht
teder (muziek) -  amoroso, delicato, dolce, teneramente
teder en aardig - lief
teder maken - vertederen
tederheid - delicatesse, gevoeligheid, hartelijkheid, liefkozing, zachtheid
tederlijk - hartelijk, zacht
tederte - tederheid
tedieus - tegenstaand, verdrietig, vervelend
tee - aardhoopje
teef - turfschop, vrouw, wijf, wijfjeshond, wijfjesvos
teek - aardworm, luis, mijt, riek, tapkast, tiek
teelaarde - bladaarde, bouwaarde,  bouwgrond, bouwvoor, compost, erft, humus, stuifaarde, teelgrond, tuinaarde
teelbal - testikel, zaadbal
teeldeel - genitaliën, geslachtsdeel, lid, penis
teeldrift - geslachtsdrift, libido
teelgrond - humus, teelaarde
teelkrachtig - prolifiek
teellaag - humuslaag
teelland - akker, bouwland, tuinbouwland
teelt   aanfok, aankweek, aankweking, aanplant, aanteelt, bouw, cultuur, fok, fokkerij, kuituur, kweek, kwekerij, kweking, reproductie, verbouw, voortbrenging, voortplanting
teelt van meerdere gewassen - mengteelt
teeltagent - contracteur
teeltkeus   selectie 
teeltklier - geslachtsklier
teeltlaag - bouwvoor, cambium, humuslaag
teeltlaag van levend hout - cambium
teeltweefsel - cambium
teeltijd - bronsttijd, dektijd, rijtijd, springtijd, zaaitijd
teelvis - paaivis
teelzucht -  geslachtsdrift, libido, paardrift
teem - zanik, zeur(kous)
teemachtig - lijmerig, slepend
teems   (melk)zeef
teemsen - filtreren, doorzijgen, ziften
teen   ent, griendhout, loot, rank, rijs, takje, toon, twijg, wijm, wilgenloot, knoflookbol 
teenaandoening - klauwteen, likdoorn
teenager   tiener
teenbos - griend
teener - bakvis
teenganger - hond, kat
teengangers - vogels
teenhout - griendhout, rijshout
teen of twijg - loot
teenwilg   bindwilg, griendwilg, wiedauw
teer - aandoenlijk, asfalt, bitumen, breekbaar, broos, bros, delicaat, fragiel, frêle, fijn, fijngevoelig, gevoelig, gevoelvol, goudron, iel, innig, kies, kwetsbaar, lastig, liefdevol, lyrisch, netelig, onbeduidend, pek, poppig, slap, subtiel, teder, tenger, week, weerloos, wekelijk, zacht, ziekelijk, zwak 
teer zwart -  aerofagie, melaena
teerachtig - kwetsbaar, sentimenteel, terig, week, zwak
teerbemind - innig
teer en slap - zwak
teer en tenger - rank
teer en zacht - teder, week
teergeld - reisgeld
teergevoelig - aangedaan (licht), fijngevoelig, kies, kwetsbaar, liefderijk, liefdevol, overgevoelig,  sentimenteel, teerhartig, weekhartig, weemoedig, zachtaardig
teerhartig   gevoelig, kwetsbaar, liefderijk, week, zachtaardig
teerhoudend schoorsteenroet - bister
teerkleurige stof - azineblauw
teerkleurstof   aniline
teerkost   eten, verblijfkosten, voedsel
teerling   dobbelsteen, lot, kubus, porring, stiep
teerling van metselwerk   porring, stiep
teerlingbak - dobbelbak
eerlingvormig - kubiek, kubusachtig
teermacadam - steenslagverharding
teerolie - carbol, carbolineum
teerproduct - pek
teerspijs - viaticum
teerverfstof - anilineverfstof, fenolverf, naftalineverfstof,  reginaviolet
teervilt - asfaltpapier, dakleer
teerzuur - fenol
teeuwsigheid - runderziekte
teffens - eveneens, ook, tevens
tefillin - gebedsriem
tegader - bijeen, gezamenlijk, samen, tegelijk, tezamen, vereend
tegel   dakpan, estrik, kareel, klinker, muurtegel, plavuis, plinttegel, steen, tichel, vloersteen, wandsteen
tegeldemaking - verzilvering
tegelen - plaveien
tegelijk - aanstonds, bovendien, daarbij, gelijktijdig, ieder, ineens, meteen, niettemin, ook, samen, simultaan, tegelijkertijd, tevens, tezamen 
tegelijk erbij gevoegd - daarbij
tegelijkertijd   direct, gelijktijdig, meteen, simultaan, 
tevens
tegelsteen - estrik
tegelijk zijn op twee plaatsen - bilocatie
tegelstempel - stamp
tegemoed gaan - tegengaan
tegemoetkomend   coulant, voorkomend, welwillend
tegemoetkoming   bijstand, concessie, coulance, faciliteit, hulp, ondersteuning, subsidie, toelage
tegen   ad, anti, contra, jegens, mits, para,  
tegen (Lat.) - contra
tegenaanval - counter
tegenantwoord - dupliek
tegen brand gewaarborgd - brandvrij
tegen de bierkaai   vergeefs
tegen de borst stuiten -  repugneren, revoltant, tegenstaan
tegen de hervorming gerichte beweging - contrareformatie
tegen de kosten opwegend   lonend 
tegen de regel - abnormaal, onordelijk
tegen de regels in - indisciplinair, ongezeglijk, tuchteloos
tegen de samenleving gericht - antisociaal, subversief
tegen de wet   clandestien, illegaal 
tegen de wil - ondanks
tegen de wind opzeilen - laveren
tegen elk aannemelijk bod   te.a.b. 
tegen elkaar aan   aaneen
tegen elkaar vergelijken - recoleren
tegen gelijke waarde   a pari 
tegen het eind   s. f. (sub finem)
tegen het eind van de beurstijd - laatbeurs
tegen het genoemde - ertegen
tegen het goede in - immoreel
tegen het harde verhemelte  gevormde klank - palataal
tegen het verhemelte gevormde klank - velaar
tegen iets in opstand komen - rebelleren, revolteren
tegen het lijf lopen - vonden
tegen iets opkomen - protesteren, reclameren
tegen iets zijn - gekant
tegen schade gedekt   verzekerd
tegen wil en dank ontnemen - afnemen, afpakken, ontroven,
ontstelen
tegen wind beschut - luw
tegen wind opzeilen   kruisen, laveren,  opwerken
tegen zuren bestand metaal - stelliet
tegenantwoord   dupliek, repliek 
tegenargument - refutatie, retorsie, tegenbewijs,wederlegging,
weerlegging
tegenbeeld   contrast, pendant, tegenstelling
tegenbescheid - repliek
tegenbeschuldiging - recriminatie
tegenbetoging - contramanifestatie
tegenbetoog - bezwaarschrift, remonstrantie, tegenvoorstel
tegenbevel   contra order 
tegenbevel geven - afbestellen, afzeggen
tegenbeweging - reactie
tegenbewijs   revers
tegenbewijzen - reproduceren
tegenbezoek   contravisite 
tegenblaffen - toeblaffen
tegenblikken - toeblikken
tegendeel   antoniem, tegen (over) gestelde
tegendeel van verheven - laag
tegendeel van wild - mak, tam
tegen de grondwet - anticonstitutioneel
tegen de kerk - anticlericaal
tegendienst - weerdienst
tegendraads - bokkig
tegendronk   contra toost
tegendruk - weerdruk, weerstand
tegeneinde - ondereinde
tegeneis   beklag, reconventie, recriminatie,  rekonventie
tegeneiser - reconveniënt
tegen elkaar aan - aaneen
tegen elke prijs verkopen - ramsjen
tegenfineer - contrafineer
tegengaan - afsluiten, bestrijden, storen, verhinderen, verstoren,  weerleggen, weerstaan
tegengang - tegenloopgraaf, tegenslag, tegenspoed
tegengave - tegengeschenk
tegengewichten gelijkmaken   uitbalanceren
tegengesteld - antipodisch, antoniem, contrair, invers, tegenovergesteld, verschillend
tegengesteld aan de gangbare mening - paradoxaal
tegengesteld gebruik van woord aan eigenlijke betekenis - antifrase
tegengestelde   tegendeel, tegenovergestelde
tegengestelde betekenis - antoniem
tegengestelde beweging van darmen - antiperistaltiek
tegengestelde kant   andersom 
tegengestelde van -  antoniem, contrarie
tegengestelde van een stelling - antithese
tegengestelde van ernst - scherts
tegengestelde van solo   tutti 
tegengestelde werking van spieren - antagonisme
tegengesteldheid - antagonisme
tegengewicht - antipode, tegenhanger, tegenvoeter, tegenwicht
tegengewichten gelijkmaken - uitbalanceren
tegengif   anticorps, antidotum, antitoxine 
tegengif van slangen - antiserum, antitoxine, antiverine
tegengif, stof die - kan doen ontstaan - antigeen
tegengift - tegengave, tegengeschenk
tegenglimmen - tegenblinken
tegengoesting - tegenzin
tegengroepering van de eeg - efta, eva
tegenhanger   antipode, antitype, contrast,  pendant, tegenbeeld, tegenstuk, tegenvoeter
tegen het christendom - antichrist
tegenheid - afkeer, antipathie, ongeluk, tegenslag, tegenspoed, verzet, walging, weerzin, tegenwerking, tegenzin
tegenhouden - aanhouden, afremmen, arrêteren, bedwingen, behelzen, belemmeren, beletten, beschutten, bevatten, hinderen, ondervangen, ophouden, situeren, stoppen, stremmen, stuiten, stutten, tegengaan, tegenstreven, tegenwerken, terughouden, verhinderen, vertragen, weerhouden, weerstaan, weren 
tegenhouder van de grote beer - zuiderkruis
tegenhouding   repressie 
tegeningenomenheid - antipathie
tegenkampen   bestrijden 
tegenkamping - verzet
tegenkandidaat - mededinger, opponent, rivaal, tegenstander
tegenkandidate - rivale
tegenkant   keerzijde
tegenkanting   obstructie, oppositie, strubbeling, tegenstand, verweer, verzet, weerstand
tegenkiel - binnenkiel, kolsem, zaathout
tegenknikken - toeknikken
tegenkomen - aantreffen, beleven, ondervinden, ontmoeten 
tegenkomst - ontmoeting, tegenspoed
tegenkoppeling - feedback
tegenkracht - reactie
tegenlachen - toelachen
tegenlist - contramine
tegenlist gebruiken - contramineren
tegenlopen - misgaan, misvallen, tegengaan
tegenmaan -  antiselena, bijmaan, haloverschijnsel
tegenmaatregel - repercussie, represaille, retaliatie, retorsie, terugslag, vergelding, wedervergelding
tegenmanilestatie - tegenbetoging
tegenmelodie - tegenstem
tegenmerk - contramerk
tegenmopperen - sputteren
tegenmuur - steunbeer, steunmuur
tegenmijn - contramijn
tegennaaien - tegenzomen
tegennatuurlijk   abnormaal, antifysiek, onnatuurlijk, ontaard, pervers, verdorven
tegenoffensief   tegenaanval 
tegenomwenteling - contrarevolutie
tegenover   anti, jegens, para, tegen, to. 
tegenover (Arab.) - nadzir
tegenover dat - daarentegen
tegenover elkaar gesteld - diametraal
tegenover elkaar stellen - confronteren
tegenover het zenith staande voetpunt - nadir
tegenovergesteld   andersom, antithetisch, contrair, contrarie, omgekeerd, oppositief, polair, tegendeel, tegengesteld, tegengestelde, tegenstrijdig, verschillend
tegenovergesteld van liberaal - conservatief, reactionair,
socialistisch
tegenovergestelde - andersom, antithetisch, antoniem,
contrair, tegendeel, tegengestelde, oppositum
tegenovergestelde kant - overkant
tegenovergestelde richting - tegen
tegenovergestelde van abstract in de schilderkunst - figuratief
tegenovergestelde van af   aan 
tegenovergestelde van bakboord - stuurboord
tegenovergestelde van dynamisch - statisch
tegenovergestelde van egoïsme - altruïsme
tegenovergestelde van hard - zacht
tegenovergestelde van minuut - grosse
tegenovergestelde van prijs   niet 
tegenovergestelde van republikeins - monarchistisch
tegenovergestelde van revolutionair - conservatief
tegenovergestelde van roet - sneeuw  
tegenovergestelde van stenobiont - eurybiont
tegenovergestelde van symmetrie - ametrie
tegenovergestelde zijde   keerzijde, ommezijde
tegenoverstellen - confronteren, vergelijken
tegenoverstelling   antithese, contrast  
tegenover het zenith staande voetount - nadirt
tegenpartij - bestrijder, opponent, oppositie, portuur, rivaal, tegenstander, rivaal
tegenpartij, tegen wie met opgewassen is - portuur
tegenpartij van gelijke kracht - portuur
tegenpartij waar men tegen is opgewassen - partuur
tegenpartijder - tegenstander
tegenpassaat - antipassaat
tegenpaus - Laurentius
tegenpraten - betwisten, tegenspreken
tegenprestatie - contraprestatie
tegenpruttelen - knorren, mopperen, morren
tegenrail - contrarail
tegenrede - repliek
tegenreformatie - contrareformatie
tegenrennen - tegemoetrennen
tegenroepen - toeroepen
tegenschoppen - terugschoppen
tegenschreeuwen - toeroepen, toeschreeuwen
tegenschrift - bestrijding, weerlegging
tegenslaan - tegenlopen, tegenvallen
tegenslag   echec, nadeel, ongeluk, panne, pech, contrecoup, mankement, misère, mislukking, misrekening, ongeluk, onheil, panne, pech, rampspoed, revers, scha, schade, sof, strop, tegenspoed, tegenvaller, teleurstelling, weerslag
tegenslag lijden - sukkelen
tegenspannen - tegenstaan, tegenwerken
tegenspartelen   protesteren, verzetten 
tegenspartelend - balsturig
tegenspel - weerwerk
tegenspeler - antagonist, opponent, tegenstander, vijand 
tegenspeler van Napoleon - Tayllerand
tegenspeler van Willem van Oranje - Alva
tegenspoed   beproeving, contrecoup, deveine, echec, ellende, kruis, ongeluk, onheil, onspoed, pech, ramp(spoed), revers, sof, strop, tegenheid, tegenslag, tegenvaller,  tribulatie, weerslag
tegenspoed hebben - sukkelen
tegenspraak - antilogie, antimonie, bedenking, bestrijding,  contradictie, dementi, logenstraffing, loochening, ontkenning, protest, raisonnement, strijd, tegenpraal, verweer, verzet, weerlegging,
tegenspreken - bestrijden, contradiceren, dementeren, logenstraffen, ontkennen, opponeren, protesteren, tegenpraten, weerleggen
tegenspreker - contradicent, opponent, raisonneur, tegenstrever
tegenstaan   afkeren, afschrikken, mishagen, tegengaan, walgen
tegenstand - afweer, belemmering, boycot, obstakel, oppositie, protest, reactie, renitentie, resistentie, taedieus, tegendruk, tegenkanting, tegenstand, tegenstreving, tegenwerking, verdediging, verweer, verzet, weerstand
tegenstander   antagonist, anti, belager, bestrijder, concurrent, contradictor, erfvijand, concurrent, mededinger, opponent, opposant, rivaal, tegenpartij, tegenstrever, tegenstrijder,  tegenweer, tegenwerken, vijand, weerstrever 
tegenstelling   antithese, contrast, contrarie, cintroverse, verschil
tegenstelling van man - vrouw
tegenstelling van mens - dier
tegenstelling vormen - contrasteren
tegenstem (muz.) - obligaat
tegenstof - antilichaam, antitoxine, tegengif
tegenstoot - counter, riposte
tegenstoot doen   riposteren 
tegenstoot toebrengen - riposteren
tegenstreven   dwarsbomen, reageren, tegenwerken, verzetten,  
tegenstrevend   dwars, tegendraads, weerspannig
tegenstrever - dwarsbomer, opponent, reactionair, rebel, recalcitrant, rivaal, tegenstander, vijand
tegenstreving - antagonisme
tegenstribbelen - protesteren, protesteren, spartelen, tegenwerken
tegenstribbelend - onwillig, schoorvoetend 
tegenstribbeling - captie
tegenstroom - neer, tegenpartij, tegentij, wantij, wintij
tegenstrijden - bekvechten, verzetten
tegenstrijdig - contradictois, contrair,  disparaat
tegenstrijdigheid   antilogie, antinomie, contradictie, discordantie, tegenspraak
tegenstrijdigheid die onoplosbaar is    antinomie
tegenstroom   tegentij, wantij
tegentij - tegenstroom
tegenval - tegenslag, tegenspoed
tegenvallen   teleurstellen 
tegenvaller   echec, fiasco, flop, klap, lelijkerd, misrekening, misslag, pech, slag, sof, strop, tegenslag, teleurstelling 
tegenvoeter - antipode, pendant, tegenhanger
tegenvoorstellen doen - remonstreren 
tegenvoorstelling - bezwaarschrift, rekest, remonstrantie,
tegenbetoog
tegenweer - verdediging, verweer
tegenwerken - bemoeilijken, contramineren, dwarsbomen, hinderen, opponeren, reactief, reageren, remmen, remmend, saboteren, tegenhouden, verzetten
tegenwerkend - contrair, dwarsbomend, hostiel, reactionair
tegenwerker - antagonist
tegenwerking   antagonisme, hostiliteit, obstructie, oppositie, reactie, rem, remming, sabotage, tegenheid, tegenkanting, tegenspraak, tegenstand, verhindering, verzet, weerstand 
tegenwerpen - bestrijden, hinderen, opponeren, opwerpen, remonstreren, verzetten  
tegenwerping   aanmerking, bedenking, bezwaar, maar, objecteren, objectie, objiciëren, opwerping, raisonneren, tegenspreken
tegenwerpingen maken   maren, opponeren 
tegenwind - tegenslag 
tegenwoners   antoeci 
tegenwoordig   aanwezig, actueel, heden(daags), ht (hoc tempore),  huidig, nu, praes(ens), present, thans, vandaag
tegenwoordige tijd - praesens
tegenwoordigheid   aanwezigheid, bijzijn, presentie 
tegenzang   antifoon, antistrofe, beurtzang 
tegenzeggen - bestrijden, weerleggen
tegenzin - afgrijzen, afkeer, afschrik, afschuw, antipathie, aversie, degout, griezel, gruwel, hekel, misselijkheid, onlust, onwil, phobie, walg, walging, warsheid, weerwil, weerzin
tegenzijde - keerzijde
tegenzin   afkeer, aversie, gruwel, hekel, ongaarne, onwil, rabcune, weerwil, walging, weerzin
tegenzin gevend   taedieus
tegenzin (met) - dralend, node, ongaarne, talmend, schoorvoetend, tegenstribbelend
tegenzin voelen - repugneren
tegenzon - bijzon
tegenzijde - envers,  keerzijde, ommezijde, revers, verso
tegoed   banksaldo, benefice, credi(e)t, debet, inbaar, inleg, krediet, surplus, vorderbaar, vordering
tegoed op spaarbank   inleg 
tegument -  bedekking, bekleedsel, huid, vlies
tehuis - adres, asiel, gesticht, home, honk, inrichting, instelling,  onderdak, thuis
tehuis der Asen   Asgard
tehuis der Germaanse goden - asgaard
tehuis der Griekse goden - Olympus
tehuis voor zwerfdieren - asiel
teil   bak, kom, kuip, stengel, tob, tobbe, wasbak
teint   gelaatskleur, huidskleur, kleur, tint
teisteren   aangrijpen, aantasten, beproeven, beschadigen, bezoeken, folteren, kwellen, pijnigen, plagen, schaden
tekeergaan - aantasten, briesen, brullen, donderen, opspelen, razen, schreeuwen, snauwen, tieren, toeteren, uitvallen, uitvaren, veteren, woeden
teken   aanduiding, aanwijzing, afdeling, afdruk, attentiesein, bewijs, blijk, devies, dut, hiëroglief, hoek, indruk, kruis, lemma, leus, lijfspreuk, merk, moet, motto, neum(a), nota, paragraaf, passage,  punt, rune, segno, sein, sema, signaal, slip, split, spoor, stempel, stigma, stip, streep, symbool, symptoom, tip, uiting, vingerwijzing, wenk
teken (dierk,) - ixodidae
teken dat gebruikt wordt door paleografen (kenners van oude geschriften) - metron
teken (Eng.) - sign
teken (Fr.) - signe
teken (Gr.) - sema
teken (Lat.) - signum
teken boven de n in Spanje - tilde
teken bij drukkers - obelus
teken dat gebruikt wordt door paleografen - metron
teken dat iets uitgelaten is - caret
teken in de heraldiek   adelaar, dekkleed, helmbos, helmteken, leeuw, schild
teken in het verkeer - clignoteur, knipperbol, remlicht, stopteken, verkeerslicht
teken in papier - filigraan, watermerk
teken in schrift of druk - accolade, akkolade
teken in wapenkunde -  adelaar, balk, helm, leeuw
teken onder de letter c   cédille 
teken op de huid door een zweepslag - striem
teken op de weg - pijl, stopstreep, streep, zaagtand, zebra(pad),
teken ter onderscheiding - decoratie, lintje
teken van bastaardij in wapen - balk 
teken van berouw - boetpleging, zelfkastijding
teken van blijdschap -  gehuppel, hoera, hoezee, juichkreet kus, lach, leve
teken van de zeeman - geleidemerk
teken van dierenriem -  Aquarius, Aries, Boogschutter, Cancer, Capricornus Gemini, Kreeft, Leeuw, Leo, Libra,  Maagd,  Pisces, Ram, Sagittarius, Schorpioen, Scorpius, Steenbok, Stier, Taurus,  Tweelingen, Virgo, Vissen, Waterman, Weegschaal
teken van dreigend onweer - donderkop, wolk
teken van echtheid - waarmerk
teken van een arts - aesculaap, slang
teken van eerbied. - buiging, knieval, revérence
teken van generaal - lauwerkrans, ster
teken van gezindheid tot vrede - vredeteken
teken van het kwaad - slang
teken van het nationaal - socialisme - hakenkruis, swastika
teken van hoofdofficieren - balk, ster
teken van koningschap - hermelijn, kroon, scepter
teken van officieren - sterren
teken van onderofficieren en korporaals - Chevron
teken van onderwerping - knieval
teken van overgave   chamade 
teken van overwinning - erepalm
teken van paleografen   metron 
teken van plaatsing van een schip in Lloyds register - 
klassesymbool
teken van rang   balk, pluim, streep, ster, stip
teken van rustpoos -  lunchpauze, pauze, rustpauze, sein, speelkwartier
teken van rust (muziek) - pauze, sela
teken van strijd bij de NSB - wolfsangel
teken van tussenstelling - parenthese
teken van verdriet - huilbuin, snik, traan
teken van verlegenheid - blozen
teken van verzet - klacht, protest
teken van waardigheid   ambtsketen, appel, habijt, insigne, kardinaalshoed, keten, kroon, mijter, purper, rijkszwaard, scepter, staf, tiara, toga, zwaard
teken van waardigheid van Romeinse keizer - lauwerkrans
teken van weglating - caret
teken voor de scheepvaart - baken, boei, breel, brulboei,
joon, misthoorn, vuurschip, vuurtoren
teken voor een klank - letter
teken voor recht - balans, weegschaal
tekenaap -  pantograaf
tekenaar - constructeur, etser, illustrator, karikaturist, machinetekenaar, ondertekenaar, pantograaf, patroontekenaar, 
schetser
tekenaar van Asterix en Obelix - Uderzo
tekenaar van bouwplannen - architekt
tekenaar van grappige plaatjes - cartoonist
tekenaar van Kuifje - Hergé
tekenaar van Lucky Luke - Morris
tekenaar van Mickey Mouse - Disney
tekenaar van Olivier B.Bommel - Toonder
tekenaar van Suske en Wiske - Vandersteen
tekenachtig   beeldend, expressief, merkwaardig
tekenbehoefte - podlood
tekenboek - schetsblok
tekendoek - merklap
tekenen - afbeelden, illustreren, malen, markeren, merken, ondertekenen, ontwerpen, paraferen,schetsen, signeren
tekenen door evenwijdige lijntjes - arceren
tekenend - afzienwekkend, bewijs (duidelijk), karakteristiek, kenmerkend, kennelijk, kenschetsend, markant, opmerkelijk, typerend, typisch
tekenend bepalen - kenmerken
tekenend namaken - natekenen
tekenfilm   cartoon
tekengerei   boogpasser, calqueerpapier, comte, crayon, doezel, doezelaar, gomelastiek, grafiet, griffel, gom, gum, haarpasser, houtskool, inkt, krijt, kwast, lat, lineaal, mal, maatlat, meetlat, oreillonpasser, pantograaf, passer, pastel, pen, penseel, potlood, sjabloon, stift, stuf, tekenaap, tekenmal, tekenpen, tekenplank, tekenpotlood, tekentafel, trekpen, verdeelpasser, vlakgom 
tekengerei met vilt - stift
tekengerei voor het schaduwen - doezelaar
tekenhoutskool - buskool
teken in de schrift - accolade
tekening   afbeelding, caricatuur, cartoon, dessin, diagram, ets, illustratie, patroon, prent, prospect, schets, signatuur, tafereel, tracé, voorstelling
tekening inwrijven met houtskoolpoeder om deze door te drukken - sponsen
tekening met bouwplan - bestek
tekening op ware grootte (bouwkundig) - uitslag
tekening van een horizontale projectie (bouwkundig) - 
situatieplan
tekening van een verticale doorsnede - profiel
tekening van een vogelvlucht - isometrie
tekening van streepjes (bij 't spel) - boom
tekeningverhouding - schaal
tekening voor stoffen - dessin
tekenkrijt - conté, crayon
tekenlap - merklap
tekenlat - lineaal
tekenliniaal - meetlat
tekenmachine - plotter
tekenmanier - crayonmanier
tekenmap   portefeuille 
teken of sein - tip, wenk
tekenpassertje   oreillon, orillon 
tekenraadsel -  rebus
tekens geven - seinen
tekens van de dierenriem - kreeft, leeuw, maagd, ram, schorpioen, schutter, steenbok, stier, tweelingen, vissen, waterman, weegschaal
tekens van de dierenriem (Latijn) - Aquarius, Aries, Cancer, Capricornus, Gemini, Leo, Libra, Pisces, Sagittarius, Scorpius, Taurus, Virgo
tekenstift - buskool, conté, crayon, houtskool, krijt, pastel, potlood, tekenhoutskool, tekenkrijt
tekenstift van gips - krijt
tekenterm   arceren, contour, delineatie,doorsnede, mistekenen, ontwerp, oogpunt, perspectief, plattegrond, profileren, projectie, schaduwen, schets, stileren, tracé, uitdoezelen, vertekenen
tekenverf - ecoline
tekenverhaal - beeldverhaal, strip
tekenvoorbeeld   mal, model 
tekenwerk met vernis bedekken - fixeren
tekort   defect, deficit, derving, fout, gaping, gat, gebrek, gemis, krimp, leemte, manco, minus, onderwicht, schaarste
tekort aan libido - frigiditeit
tekort aan rode bloedlichaampjes - anaemie, anemie
tekort aan vitamine - avitaminose
tekort aan zuurstof in het lichaam - anoxie
tekort doen - misdelen, verstoten
tekorten veroorzakend - onrendabel
tekortkoming - dronkaard, dweil, euvel, faal, fout, gebrek, gemis, karakterfout, leemte, mankement, manco, misslag, misstap, ondeugd, tekortkoming, vergissing,
tekortschieten - falen, mankeren, mislukken, onderdoen
tekst - beschrijving, bijbelplaats, copy, geschrift, kopij, libretto, redactie, script, versie
tekst en uitleg geven - expliqueren
tekstboek - libretto, livret
tekst, de betreffende - tekstueel
tekstdeel - alinea
tekstplaatje - button
tekstschrijver - copywriter
teksttoelichting - commentaar, elucidatie
tekstueel   letterlijk,  woordelijk
tekstuitbeelding door choreografisch lijnenspel - eurythmie
tekstuitbreiding in kerkmuziek - troop
tekstuitgave   editie, publicatie
tekstuitleg - exegese, interpretatie
tekstuitlegger inzake de bijbel -  exegeet
tekst verbeteren - corrigeren
tekstverbetering - conjectuur, emendatie
tekstverklaarder - exegese
tekstverklaring   exegese, uitleg 
tekstzuivering - emendatie
tektiet - Australiet, Billitoniet, Moldaviet 
tektonisch verschijnsel (geologie) - breuk(vorming),
opheffing, plooiing
tel   achting, eer, ere, even, moment, ogenblik, roem, seconde, telgang (paard), telganger, telling
tela - lichaamsweefsel, weefsel
telamon - steunpilaar, steunpunt
telder - bord, telganger, teljoor, tollenaar
tele - ver, verre
teleboulie - suggestie
telecopieerder - telex, telefax
teleferique - draadbaan
telefoneren - bellen, opbellen
telefonisch kopiëren - faxen
telefoon   tel., verspreker
telefoonboei - duikerklokken
telefoonbotje - elleboogbotje, weduwnaarsbotje
telefooncel - spreekcel 
telefoongek - hijger
telefoonjuffrouw -  telefoniste 
telefoonregister - klapper
telegraaf - morsetoestel
telegraaf restant - tr.
telegraferen   seinen
telegraferen in kortschrift -  stenotelegrafie
telegraferen van schrift - teleautografie
telegrafisch koersbericht onder beurstijd   tape
telegrafisch overgebrachte afbeelding   telefoto
telegrafist - marconist, seiner, tape
telegram - depêche, draadbericht, kabelbericht, restant
telegram adres   tel. adr. 
telegramdictaat per telefoon - telefonaut
telegrammen opnemen op het gehoor - sounderen
telegramstijl - code
telegramzegel - telegraafzegel
telegraphie sans fil - tsf
telekinese - spiritisme
telemeter - afstandmeter
telen - aanplanten, fokken, genereren, kweken, opwekken, planten, procreëren, verbouwen, voortbrengen
telen op - betelen
teleologie - doelmatigheidsleer, inaliteitsleer
teleostel - beenvissen
telepaat - gedachtenkenner, gedachtenlezer, gedachtenoverbrenger
telepathie - gedachtenoverbrenging, gevoeloverbrenging,
telergie
teleplasma - ectoplasma
teler   boer, fokker, kweker, planter, tuinder, verbouwer, voortbrenger 
teler van vlas - vlasser
teleradiografie -  röntgenfotografie
telergie - telepathie
teleröntgenografie - teleradiografie
telescoop - sterrenkijker, verrekijker 
telescopie - helderziendheid
telesthesie - helderziendheid
teletype - verreschrijver
teleurgang - ondergang
teleurgesteld   beteuterd, misnoegd, ontgoocheld, ontmoedigd, sip, sneu, sof 
teleurgestelde - lede
teleurstellen - benadelen, beschamen, desappointeren, decipiëren, duperen, frustreren, tegenvallen
teleurstellend   betreurenswaardig, flop, jammerlijk, onbevredigend, sneu 
teleurstelling -  afknapper, das (omdoen), deceptie, desillusie, flop, frustratie, misrekening, ontgoocheling,  pech, slag, sof, spijt, strop, tegenslag, tegenvaller, strop, verijdeling
televisie - tévé
televisieband - ampex, video
televisiebelasting - kijkgeld 
televisiecontrolescherm - monitor
televisiekrant - teletekst
televisieprojectieapparaat - eidophor, streamer
televisiescherm   beeldbuis 
televisiestichting   S.T.E.R., N.O.S. 
televisiestuk - kijkspel
televisietoestel - televisieapparaat
televisiewagen - reportagewagen
televisiewolf - Bor
telewriter - verreschrijver
telex - seintoestel
telexdienst - verreschrijfdienst
telfout - vertelling
telg -  afstammeling, boomloot, dochter, kind, loot, nakomeling, nazaat, scheut, spruit, stek, tak
telgang   telpas
telganger - hakkenei,  pacer, tel(der)
telg of peuter - kind
telhout - talhout
teling - baren, fokkerij, generatie, kweek,   procreatie, produktie, teelt
telinstrument - abacus, rekenmachine, telraam
teljoor - bord
teljoorlikker (Z.N.) - bordenwasser, klaploper
telkenmale - telkens
telkens - aanhoudend, almaar, altoos, alweder, dikwijls, gedurig, geregeld, herhaald, herhaaldelijk, periodiek, steeds, telkenmale, telkenreize, voortdurend
telkens herhaald - gestaag
telkens hokkend - slepend
telkens terugkerend - habitueel
telkens wanneer - als, indien
telkens wat ziek zijn - kwakkelen, sukkelen
telkens weerkerende factor - repetent
telkens ziek zijn - kwakkelen
tellen - aantreffen, achten, afturven, cijferen, nummeren, numereren, rekenen
tellen (het) - numeratie
tellenaar - telder, telganger
tellend neerleggen - neertellen
teller - bord,  cijferaar, rekenaar
teller bij biljarten   markeur 
telling - generatie
tellurisch   aards, mondain, terrestisch, werelds
tellurium - telluur
telmachine - kas, register
telmachine in een winkel -  calculator, kasregister, kassa, totalisator 
telnoot - okkernoot
teloor - schotel
teloorgang - ondergang
telpaard - hakkenei, telganger
telpas - pasgang, telgang
telraam - abacus, tuimelaar 
telstap - telpas
telwoord - al, alle, allebei, allen, alles, ander, andere, beide, eerste, enige, ettelijke, geen, laatste, menig, middelste, mille, numerale, tal, veel, vele, een, twee, enz., sommige,  weinig, zoveelste
telwoord (Engels) - eleven, one, seven, ten, two
telwoord (ontkennend) - geen, niets
telwoord (rang) - eerste, derde, tweede, vierde
telwoorden - numeralia
temee -  aanstonds, allngs, bijna, dadelijk, direct, meteen, nagenoeg, straks, talmen, temet, weldra, wellicht, zoëven, zopas
temeier - hoer, lichtekooi, prostituee, tippelaarster
temen - aarzelen, dralen, dreinen, lijmen, lijmerig, lijzig, talmen, 
temerig, teuten, treuzelen, talmen, zalven, zaniken, zemelen, zeuren,  ziegezagen, zoeven
temer - zeur(der), zeurkous, zeurpot
temerair - koen, overmoedig, stout, vermetel
temerig - dralend, langzaam, lastig, lijmerig, lijzig, saai, slepend, talmachtig, talmend, vervelend, zanikend, zalvend, zemelachtig, zeurderig, zeurend, zeurig
temerig persoon - teem
temerig praten - temen
temeriteit - onbezonnenheid, overmoedigheid, vermetelheid
temerij - zeurderij
temet - aanstonds, allengs, bijna, bijwijlen, direkt, eventueel, langzamerhand, meteen, misschien, mogelijk, nagenoeg, nu en dan, schier, soms, terstond, weldra, wellicht
temig - temerig
temmen   africhten, bedwingen, beteugelen, dresseren,
temmen van dieren - dresseren
temmer - africhter, dompteur, dresseur  
temp - verhoging
tempeermes - spatel
tempeest   noodweer, onweer, orkaan, storm, tornadó
tempeesten - razen, stormen, tieren, woeden
tempel   bedehuis, godshuis, heiligdom, kerk(gebouw), missigit, moskee, pagode, synagoge
tempel (Gr.) - naos
tempel der halfgoden - pandemonium
tempel der joden - synagoge
tempel der mohammedanen - moskee
tempel met rondom twee zuilenrijen - dipteros
tempel der muzen   museum 
tempel geheel met zuilen omgeven - peripteros
tempel in Azië - pagode 
tempel in Indië - yali
tempel in Indonesië - pagode
tempel in Oost-lndië - pagode
empel in oud-Rome - pantheon
tempel op de Olympus - Parthenon
tempel op Java - Boroboedoer
tempel van de halfgoden bij de Grieken - pandemonium
tempel van de joden - synagoge
tempel van de mohammedanen - moskee
tempel van Janus - vredestempel
tempel van Keltische priesters - druïdentempel
tempel van Minerva - parthenon
tempel van Pallas Athene op deAkropolis - Parthenon
tempeldeel - cella
tempemdienaar - priester
tempeldienares - priesteres
tempelen - stutten, versteken, vertempelen
tempelgordijn - voorhang
tempelgraf - mausoleum
tempelheer - tempelier
tempelkastje - huistempel
tempelorde - Johannieterorde, Maltezerorde, tempelieren
tempelridder - tempelier
tempelruimte voor Godsbeeld -  cella 
tempelslaaf - hiëroduul
tempelslaap - incubatie
tempeltin - tempeltand
tempelvorm (Grieks) - antentempel, dipteros, megaron, peripteros, prostijlos, tholos
temper - beslag
tempera - lijmverf, waterverf   
temperament   aard, complexie, gemoedsaard, natuur, spirit, vurigheid 
temperementvol - hartstochtelijk, vurig, warmbloedig
temperatuur   hitte, kou, koude, verhoging, warmte
temperatuur beneden nul   vorst 
temperatuur even boven het vriespunt -  dooi 
temperatuur van het lichaam - koorts
temperatuur waarbij vormverandering optreedt - kookpunt, nulpunt, smeltpunt, stolpunt, vriespunt
temperatuurmeter - koortsmeter, thermograaf, thermometer
temperatuur opnemen - tempen
temperatuurregelaar   thermostaat 
temperatuurschaal   Celsius, Fahrenheit,Réaumur
temperatuurverlagende middelen - antipyretica
temperen - adouceren, afkoelen, afremmen, bedaren, beperken, dempen, matigen, minderen,  modereren, ontlaten, verzachten
tempering - matiging, mindering, moderamen, moderatie, verzachting
tempermes – spatel, verfmes
tempert een beweging - rem
tempestatief - bulderend, onstuimig, stormachtig
tempestoso - onstuimig, stormachtig
templum - tempel
tempo   maat, snelheid, speed, spoed, vaart 
tempometer   metronoom 
temporair   tijdelijk, temporeel 
temporaliteit - tijdelijkheid
temporeel - aards, tijdelijk, wereldlijk
temporisatie - draling, opschorting, verschuiving
temporiseren   rekken
temptatie -  kwelling, plaag, ramp, teistering, verzoeking
tempus - tijd
tèn aanzien van   t. a. v.
ten achtste - octavo
ten algemenen nutte   t.a.n.
ten bate van   t.b.v.
ten bate van de schatkist – fiscaal
ten bedrage van   ad
ten dele   deels, gedeeltelijk, half 
ten dele schrijven - afkorten
ten derde - tertio
ten dienste zijn - dienen
ten doel gesteld - bedoeld
ten doop houden - dopen
ten duizend -  promille, permille 
ten eerste   eerstens, opdat, primo
ten einde   afgelopenom, opdat
ten einde lopen - aflopen, eindigen, expireren
ten einde raad   hopeloos, radeloos, wanhopig
ten elfde (Lat.) -  undecimo
ten gebruike geven - afstaan, lenen
ten gebruike van - adusum
ten gevolge - door, wegens
ten gevolge van een gelofte - geschonken, votief
ten grondslag liggend - fundamenteel
ten grootte van -  magnitudinus
ten gunste van   t.g.v.
ten halve breken - knikken
ten honderd   percent, procent, pct. 
ten hoogste - hoogstens, maximaal
ten jare   anno, a, o
ten koste van anderen leven - parasiteren
ten kwade veranderen   altereren, perverteren, verdraaien, vervalsen
ten laatste   t.l., (uit)eindelijk, last, onlangs, postremo, tenslotte, toen
ten laste leggen - aanrekenen, betichten, toerekenen, toeschrijven, verwijten, wijten
ten laste van -  t.l.v.
ten laste van de eiser -  reconventioneel
ten naaste bij   bijkans, bijna, omstreeks, omtrent, ongeveer, plusminus, zowat
ten name van   t.n.v.
ten negende - nono
ten nutte aanwenden - profiteren, utiliseren
ten nutte maken   utiliseren
ten nutte maken van – utilisatie
ten offer brengen - opofferen
ten onder brengen   fnuiken
ten onder gaan -  kelderen, vallen, vergaan, verloederen
ten ondergang neigen   tanen 
ten onrechte - onbillijk, onjuist, onrechtvaardig
ten opzichte van - betreffende, t.o.v.
ten overvloede - bovendien, buitendien, daarenboven
ten slotte   eindelijk, l. s., tl., lest 
ten stelligste  nadrukkelijk, opzettelijk, uitdrukkelijk, waarlijk  
ten tweede - secundair, secundo, tweedens
ten tijde   p. t (pro tempore)
ten tonele brengen - opvoeren
ten tweede   secundair, secundo, tweedes 
ten uitvoer brengen - voltrekken, volvoeren
ten val komen - struikelen, vallen
ten verkoop zending voor rekening van de afzender - consignatie
ten vierde - kwarto, quarto
ten vijfde - penta
ten volle - geheel, totaal, volledig, volop, voluit
ten volle afwijzend - preclusief, uitsluitend
ten volle uitrekenbaar - rationaal, rationeel
ten volle vooruit - voluit
ten zeerste - buitengewoon, bijzonder, erg, hoofst, grotelijks, zeer
ten zeerste gesteld op - verzot
ten zesde - sexto
ten zevende - septimo
tenabel - houdbaar, verdedigbaar
tenaciteit - taaiheid, vasthoudendheid
tenaillon - vestingwerk
tenakel - zethoutje
tenant - drager, schildhouder
tenauwernood - amper
tenax - halsstarrig, vasthoudend, vrekkig
tenden - uitgeput
tendens   bedoeling, geneigdheid, list, loze, moraal, neiging, pointe, stemming, strekking, tendentie, teneur, treek, trend
tendentie - geneigdheid, neiging, stemming, strekking, streven
tender - aanhangwagen, kolenwagen, spoorwagen, 
tenderen - bedoelen, neigen, spannen, strekken
tendineus - pezig
tendinitis - peesontsteking
tendovaginitis - peesschedenontsteking
tenebrae - duisternis, klaagzangen
teneervellen - omverwerpen
teneinde - omdat
tenen - kwellen, plagen
tenen mand   ben, bun, kaar, korf 
tenen of vingers betreffend - digitaal
teneinde - om, opdat
teneramente - fijn, liefelijk, teder
tenero - fijn, liefelijk, teder
teneur   bedoeling, geest, inhoud, strekking, tendens, tendentie
tengel   angel, brandnetel, hand, kopspijkertje, lat, poot, schaar, strook, tang, tengelnagel, vinger
tengeldoek - behangerslinnen
tengelen - netelen, prikken, steken
tengelkoorts - netelkoorts
tenger - broos, delicaat, frele, gevoelig, graciel, iel, mager, onbeduidend, pieterig, rank, slank, smal, teer, zwak 
tenger en smal - rank
tengerte - tengerheid
tengevolge - door
tengerte - tengerheid
tenhemelopneming - assumptio
tenietdoen - delgen, nullificeren, opheffen, vernietigen
tenietdoening - redhibitie, nullificatie, nullificering, opheffing, royement, solutie, vernietiging,  verijdelen
tenietdoening van een vonnis - cassatie
tenietdoening van koop   redhibitie 
tenietgaan   besterven, ongeldigwording, peremptie, verdwijnen, verjaring
tenlastelegging - aanklacht, beschuldiging
Tennessee, hoofdstad van - Nashville
tenminste   althans, licht, minimaal, minstens, welteverstaan
tennis - balspel
tennisarm - epicondylitis, tendoperiostitis
tennisartikel - racket, shuttle, tennisracket
tennisbeker - DavisCup
tennisrackets waterproof maken - baboliseren
tennisspel - badminton, lawntennis
tennisspel waarbij men de bal tegen een netwerk slaat - 
monotennis
tennisspelen - tennissen
tennisspeler - tennisser
tennisspeler uit Nederland - Okker
tennisterm   ace, backhand, deuce, drive, dubbelspel, enkelspel, forehand, game, love, net, netbal, racket, serveren, service, set, single, smash,  volley
tennistoernooi in Engeland - Wimbledon
tenor - zanger
tenorsleutel - muzieksleutel
tenrek - borstelegel
tensie - druk, gespannenheid, spanning
tenslotte - definitief, eindelijk, enfin, uiteindelijk
tensor - spanner, strekker
tent - café, circustent, hondehokje, kampeertent, kermistent, kraam, legertent, lokaliteit, marktkraam, restaurant, schuiltent, shelter, strandtent,  tabernakel, werktent, wigwam (Indianen)
tent (Bijb.) -  tabernakel
tent op de kermis - kermistent
tent van Berbers - wouala
tent van de oude Israëlieten - tabernakel
tent van Eskimo's - iglo
tent van huiden - kibitka, wigwam
tent van Indianen - wigwam
tent van takken - foerte
tentakel - antenne, vangarm, voeldraad, voelhoorn, voelspriet
tentakeldier - inktvis, octopus
tentamen - proef, voorexamen
tentara nationaal Indonesia - Tni
tentatie   kwelling
tentatief - pogend, proberend, tastend
tentbewoner - Indiaan, kampeerder, nomade
tentdak - velarium
tentdek - paviljoen
tentdoek - tentzeil
tenten   peilen, sonderen 
tentendorp (Arabisch) - doear, douar
tentenkamp - camping, kantonnement, legerplaats, 
tenten opslaan - legeren
tententie - trens
tenteren - kwellen, ondervragen, onderzoeken, tempteren
tentje - stalletje
tentkleed - tentdoek
tentlat - strevel
tentmodel - shelter, huttent, dwarsslaper 
tentoonspreiden - etaleren, exhiberen, tonen, uitstallen, vertonen 
tentoonstellen - etaleren, exhiberen, exposeren, ostenteren, showen, tonen, uitstallen, vertonen  
tentoonsteller - exposant
tentoonstelling - etalage, etalering, exhibitie, expositie, fair, foor, jaarbeurs, jaarmarkt, ontvouwing, show, tentoonspreiding
tentoonstellingsgastvrouw   fairhostess
tentoonstellingsgebouw   Ahoy hallen, Jaarbeurs, RAI
tentoonstellingsruimte - galerie
tent op de markt - kraam
tentschuit - pleziervaartuigje
tentvormig zomerhuisje - paviljoen
tentwagen - camper, janplezier
tentwagen ten tijde van het wilde westen - huifkar
tentijzer - sonde
tentzeil - tentlinnen
tandvormig zomerhuisje - paviljoen 
tent van Berbers - nauala
tent van huiden - kibitka, wigwam
tent van Indianen - wigwam
tent van takken - foerte
tenue - avondkleding, dos, gala, gewaad, kleed, kostuum, robe, rok, smoking, uniform
tenuïteit - dunheid, fijnheid, geringheid
ten uitvoer brengen - voltrekken, volvoeren
tenuitvoer legging - executie
tenuto (muziek) - aanhoudend, gerekt
tenzone (Italiaans) - dispuutgedicht, strijdgedicht
tenzij - anders, behalve, behoudens,  indien, tenware, uitgezonderd, zoniet
teorbe - snaarinstrument
tepel - speen, zuigdop
tepelbalsem - perbalsem
tepeldoosje - schaalhoren
tepelhoedje - tepeldoosje, tepeldopje
tepelhoren - naticum
tepelring - tepelhof
tepeltje - papilla
tepelvormige verhevenheid   papil 
tepidarium - broeikas, lauwwaterbad, warmeluchtkamer
ter aangehaalde plaats   c.i., t.a.p.
ter attentie van   t.a.v.
ter bedevaart gaan - peregrineren
ter beschikking komen - loskomen, vrijkomen
ter beschikking stellen - aanbieden, laten, lenen, leveren
ter beschikking van   t.b.v.
ter bewaring gerechtelijk - consigneren, neerleggen
ter dood brengen zonder gerechtelijk onderzoek - lynchen
ter gedachtenis   i.m.
ter gelegenheid van   t.g.v.
ter grootte van een korrel - miliair
ter hand nemen - instellen
ter hand stellen - reiken, remitteren
ter harte gaan - aantrekken
ter herinnering   i.m., p.m.
ter inleiding - aangezien, vermits
ter inzage   ti.
ter inzage leggen - deponeren
ter inzage tonen - voorleggen
ter kerke gaan - tempelen
ter kennis brengen - notificeren
ter keuze - facultatief
ter linkerzijde - links
ter nagedachtenis   i.m. (in memoriam)
ter onderdrukking - oppressief
ter plaatse -  i.l. (in loco), tp., plaatselijk
ter snede   gevat
ter sprake brengen - moveren
ter verantwoording roepen - expostuleren
ter voorkoming - preventief
ter waarde van    t.w.v.
ter wereld brengen - baren
ter wereld gebracht - geboren
ter wereld gekomen   geboren
ter wille zijn - defereren
ter zake   adrem, gevat, raak, snedig, zakelijk 
ter zake dienend - bruikbaar, dienstig, geschikt, nuttig, pertinent, relevant
ter zee   t.z.
ter zelfder plaatse   ib, ibid, ibidem, eodem
ter zijde   daargelaten, langs, langszij
ter zijde dekken   flankeren
ter zijde leggen - overleggen, seponeren
ter zijde schuiven   verdringen 
tera - biljoenvoud, monster, teras
teraardebestelling   begrafenis 
terafim - beeltenissen, huisgoden
teratogenese - genesis, schepping
teratoom - wondergezwel
terdege   danig, dergelijk, flink, geducht, grondig, intens, krachtig
terdoodbrenging door verdrinking - noyade
terdoodbrenging zonder berechting vooraf - lynchen
terebine - loodsiccatief
terebint - terpentijnboom
terecht - goed, juist, behoorlijk, redelijk,  (terug)gevonden
terechtkomen   (aan)belanden, arriveren, geraken
terechtstellen   executeren 
terechtstelling   executie 
terechtstelling door middel van electriche stroom - electrocutie
terechtwijzen - berispen, vermanen 
terechtwijzing   berisping, correctie, lering, rapplement, reprimande, standje, uitbrander, vermaning 
terechtwijzing in de vorm van een preek - sermoen
terechtwijzing van een vrouw aan haar man in bed   bedsermoen
teren - carbolineren, digereren, kwijnen, verteren, wegkwijnen
teren op - parasiteren
tergen - harceleren, hinderen, inflammeren, kissen, kwellen, kwetsen, pesten, plagen,  prikkelen, provoceren, pijnigen, sarren, tarten, treiteren, uitdagen, uittarten
tergend   kwellend, plagend, provocerend, sarrend, tartend, uitdagend, uitlokkend, uittartend
tergiet - rugschild
terig - teerachtig
tering   kosten, uitgaven
tering   ftisis, tb.(c.), tuberculose 
teringachtig   hectisch, tuberculeus 
terleengeving - uitlening
terloops   bijkomstig, inderhaast, incidenteel, metterhaatst, oppervlakkig, vluchtig
term   aanleiding, bewoording, formule, grond, reden, uitdrukking, vakterm, woord
term bij balspel   game, kaats, net, offside, out, set
term bij biljartspel   blokkeren, bloque, bricoleren, carambole, caramboleren, demarqueren, effectbal, halfbal, keuen, masseren, nastoot, omspelen, pomeransen, seriestoot, zwijnen 
term bij boksen   groggy, k.o., linkse, punch, rechtse, ring, ronde, welter
term bij het bridgen - aas, afnemen, blinde, doublè, down, dubbel, dummy, geven, manche, overslag, redouble, robber, schudden, slag, slem, trek, troef
term bij cricket   bat, bowler, doelbal, drive, pitch, run, score, wicket 
term bij de valkenjacht - tobben
term bij het roeien -  aanroeien, afroeien, bakboord, boeg, boegseren, ompagaaien, oproeien, pagaai, peddel, riem, riemslag, roeier, roeispaan, slag, stuurboord, stuurman, taflengte, wegroeien
term bij het schermen - assaut
term bij kaarten   aas, down, nel, pandoer, robber, slem, troef
term bij kegelen   boer, kout, kuil, olie, poedel, treffer
term bij klaverjassen - driekaart, nat, onderdoor, pit, roem, stuk, vierkaart
term bij paardensport   amazone, bookmaker, course, defilé, galop, hoefijzer, jockey, paddock, pikeur, pirouette, ruiter, sulk, sulky, teugel, sulky, trotter 
term bij roeien   boeg, slag, taflengte 
term bij schaken -  mat, pat, remise 
term bij tennissen   ace, backhand, cross, deuce, drive, forehand, game, lob, love, match, net, set, service, single, smash, matchpoint, volly 
term bij voetbal   back, corner, doellijn, doelschop, freekick, goal, hands, hoekschop, in, middencirkel, natrappen, offside, out, pass, penalty, score, sliding, spil, tackel, uit, uittrap
term bij wielrennen   belle, combine, conjunctie, etappe, Identiteit, koppel, kwantor, manche, negatie, piste, predikaat, ronde, sprint, stayer, universeel, velo
term in de analytische meetkunde - absis, apsis
term in de wapenkunde - balk, ente, faas, gefaastkeel
term in de zeilvaart - laveren, rak, reven
term in mechanica   dyne, dn
term in radioverkeer - roepnaam
term uit de boekhouding - balans, credit, debet, saldo
term uit de dieptepsychologie - archetype, drift, ego, libido
term uit de economie - liquiditeit, produktiefactor, vervangingswaarde
term uit de erfelijkheidsleer - fenotype, genotype
term uit de meetkunde - bissectrice, cilinder, driehoek,
 hoek, kubus, parallellogram, pool, radiaal, rechthoek,  steradiaal, vierkant
term uit de meteorologie -  barometer, bewolkt, depressie,  drukgebied, ionosfeer,  nevelwolken, smog, tratosfeer, weerballon, weersatelliet
term uit de natuurkunde - barometer, elektron, gravitatie, manometer, neutron, posytron, proton, relativiteit, s.g., temperatuur
term uit de paardendressuur - aanleuning
term uit de psychologie - frustratie, neurose, projectie, rationalisatie, repressie, schizofrenie, sublimatie, verdringing, vervreemding
term uit de wiskunde - differentiëren, factor, reeks, rij, term,
integraal, integreren
term uit het jiu-jitsu - dan, judo
term uit burgerlijk procesrecht - middel
term uit Indische godsdienst   karma  
term uit kaartspel - aas, down, honneur, manche, pandoer, roem, sans, slem
term uit logica - conjunctie, disjunctie, identiteit, implicatie, kwantor, negatie, premisse, predikaat, syllogisme, universeel
term uit muziek   kwart, kwint, majeur, mineur, octaaf, secunde, terts 
term uit kaartspel   aas, down, honneurs, majeur, manche, mineur, octaaf, pandoer, roem, sans, slem, terts   zie ook muziektermen
termenlijn - terpentijn
termiet   larong, mier
termieten - isoptera
termietengroep - kaste
terminatie - beëindiging, begrenzing
terminator - begrenzer
termineren - afdoen, afmaken, beëindigen, eindigen
terminisme - nominalisme
terminologie   vaktaal 
terminus - eindpunt, grenspunt
terminus a quo - aanvangstermijn
terminus ad quem - eindpunt, eindtermijn
termijn - dag, deadline, duur, kwartaal, paai, periode, tijdruimte, week
termijnbetaling - aflossing 
termijn van betaling - paai, payement
termijnnotering - prijsnotering
termijntjes - kinderstuipen
termijnverlenging - prolongatie
ternair - drietallig, drievoudig
ternate, eiland bij - Makian
ternauwernood   amper, bijna, krap, kwalijk, moeilijk, nauw(elijks), net, node, ongaarne, onwillig, wik
ternauwernood gebruikt - nieuw
terne   drietal
terneer   neder, neer, omlaag 
terneerdrukken - ontmoedigen, verdrukken
terneergeslagen   bedrukt, depressief, down, gedeprimeerd, k.o., mismoedig, moedeloos, neerslachtig, ontmoedigd, onthutst, overwonnen, sip, verdrietig, verschrikt, verslagen,
terneerslaan - deprimeren, neerdrukken, ontmoedigen
terneerstorten - vallen
terneervellen -  omverwerpen
terneerwerpen - vernietigen
Ternstroemiaceeën - Theaceeën
terp   aard(heuvel), hil, hille, hoogte, nol, stelle, verhevenheid, vliedberg, vluchtheuvel, waard, warf, wierde 
terpaarde - humusaarde
terpeenalcohol - menthol
terpenstreek in Nederland - Friesland 
terpentijnboom - terebint, terebinthus
terpentine - peut
terpentijnolie uit sembrapijnboom - rigabalsem
terpentijnzalf - spijkerbalsem
terra   aarde, aardheuvel, bruinrood, buitenzitje, grond, land, lichtbruinrood, terracotta 
terracotta - pottenbakkersklei
terrapin - doosschildpad
terrarium - amfibieenkas, vivarium
terras - estrade, platvorm, podium, tafelland, verhoging
terrasmateriaal   grind, rolstenen 
tarras op dak - dakterras
terrasienna - aardverf
terrasmateriaal - grind, rolstenen
terrasseren - ondersteunen
terrein   gebied, grondoppervlak, domein, dries, erf, gebied, heem, revier, territorium, veld, zone
terrein tot een station behorend - emplacement
terrein uit kraggen gevormd - kraggenveld
terrein van waaruit aanvallen worden gedaan - basis
terrein voor overtollige geallieerde voertuigen - dump
terrein voor sportdoeleinden - stadion
terrein voor wedstrijden - baan
terreinafscheiding - haag, heg, heining, hek, schutting
terrein dat wordt afgedreven - drift
terrein in de tropen beplant  met tabak, katoen - plantage
terrein met kermisvermakelijkheden - lunapark
terrein met vermakelijkheden - kermis
terreincircuit - parcours
terreinen op verschillend niveau - terrasvormig
terreingeoloog - veldgeoloog
terreinkaart - terreintekening
terreinniveau - terras
terreinrit - cyclecross, militairy, motorcros, veldrit
terreinspel - cricket, honkbal, korfbal, voetbal 
terreinverheffing - berg, glooiing, heuvel, plooi
terreinverheffing aan zee - duin
terreinvoertuig - jeep, landrover, rupsvoertuig
terreinwagen - jeep, landrover, terreinvoertuig 
terreplein - bastion, fort
terrestrisch   aards, tellurisch 
terreur - dragonnade, dwang, schrikbewind, wreedheid 
terreurdaad - gijzeling, sabotage
terreur door inkwartiering van dragonders bij de protestanten onder Lodewijk XIV   dragonnade 
terreur tot bekering - dragonnade
terreur uitoefenen   terroriseren 
terribel   verschrikkelijk, vreselijk
terrigeenslik - blauwslik
terrine   soepkom
territie - schrikaanjaging
territoriale wateren - kustzee
territorium   domein, erf, gebied, rayon, staatsgebied, terrein, zone 
terrorisme - schrikbewind, terreur
terrorist - kaper
Terschelling, dorp op - Hoorn, Midsland, Lies
tersluiks - achterbaks, bedekt, clandestien, geniepig, heimelijk, 
kruipelings, links, steels, stiekem, stilletjes, verborgen, verholen, verstolen, voort
tersluiks bespieden – begluren
tersluiks of geniepig - stiekem
ter snede - gevat
terstond   aanstonds, dadelijk, dan, direkt, dra, kruipelings,  illico, ineens, meteen, ogenblikkelijk, onmiddellijk, onverwijld, staandevoets, straks, temee, temet, voetstoots, voorts, zometeen
tertiaan - orgelstem
tertiaire periode (geologie)   Eoceen, Mioceen, neogeen, oligoceen, paleoceen, Paleogeen, plioceen
terts - interval, majeur
terts (klein) - mineur
tertsfluit - dwarsfluit
terug   achteruit, ana (Grieks), geleden, her, opnieuw, retour, retro, rugwaarts, weder, weer, weerom
terugbetalen - rembourseren, renumeren, restitueren, vergoeden
terugbetaling - rembours(ement), renumeratie, restitutie, storno
terugblik - beschouwing, overzicht, revue
terugblikken - omkijken, terugzien
terugblikkend   retrospectief 
terugboeken - ristorneren
terugboeking - retenue, storno, terugbezorgen
terugbrengen - reduceren, verminderen
terugbrengen tot vroeger waardigheid   eerherstel, rehabilitatie rehabiliteit
terugbrenging - korting, reductie, repositie, vermindering
terug buiging   achteroverbuiging, omkering, ombuiging, reclinatie
terugdeinzen - achteruitgaan, afschrikken, keren, retireren, wijken 
terugdenken - herinneren
terugdraaien - herroepen, retorqueren
terugdringen -  refouleren, retireren
terugdrijven - verjagen
terugeisen - reclameren
teruggaaf - redditie, rembours, restitutie, teruggave
teruggaan    omkeren, reculeren, retrograderen, wijken
teruggaand - regressief
teruggang - achteruitgang, recessie, recours, regrediëntie, regres(sie), terugtocht,  retour, retrogradatie, retrogressie, terugkeer, terugval, verloop, vermindering, verval 
teruggang in ontwikkeling - atavisme
teruggave van teveel betaalde - drawback, restitutie, retributie
teruggehouden -  geresigneerd, retenuto
teruggekaatst geluid   echo, nagalm, weerklank
teruggetrokken - afgezonderd, eenzaam, eenzelvig, gereserveerd, geretireerd, schizoid, solitair, terughoudend
teruggetrokkenheid - autisme
teruggeven - restitueren, retribueren, weergeven
teruggevonden - terecht
terughouden - bedwingen, beletten, beteugelen, cohiberen, tegenhouden, verhinderen, weerhouden
terughoudend - geresigneerd, stijfjes
terughouding - cohibatie, gereserveerdheid, inhouding, reserve, retardatie, retentie, retenue, terughoudendheid, verzwijging,
terugroeping   rappel, herroeping 
terughoudend   geresigneerd, rete, nuto, 
terughouding - cohibatie, retente, retenuto, storno 
terugkaatsen   pareren, reflecteren, spiegelen, weerkaatsen
terugkaatsing   afstraling, echo, glans, reactie, reflex, reflectie,  repercussie, reverberatie, terugstraling, weerglans, weerkaatsing, weerschijn, weerschijnsel, weerspiegeling
terugkaatsing van geluiden - echo, weerklank
terugkeer - comeback, retour, regres, regressie, renttree, repatriatie,  ristorno, teruggang, wederkeer
terugkeer van een artiest   comeback 
terugkeren - retourneren
terugkerend   recurrent
terugkerend verschijnsel - recurrens
terugkerende begeerte   neiging 
terugkerende periode - periodiek
terugkerende uitkomst van een breuk - repetent
terugkomen - recidiveren, repasseren, weerkeren
terugkomend - recurrent
terugkomst - comeback
terugkoop - reëmtie
terugkopen - racheteren
terugkrijging - herstel, recuperatie
terugleidend - redux
terugloop   achteruitgang, daling, terugvloeiing, vermindering
terugloop van kanon - recul
teruglopen - krimpen
teruglopend - achteruitgaand, recurrent
teruglopende wind - krimper
terugmars   contramars 
terugnemen - hernemen, herroepen, intrekken 
terugneming van zijn woord - retractie
terugplaatsen - degraderen
terugreis - retoer
terugroepen - avoceren, herroepen, intrekken, memoreren, rappeleren, revoceren
terugroeping - antwoording, herinnering, herroeping, rappel, revocutie,  ricochettering
terugschrijven - antwoorden, reageren
terugslaan - ketsen
terugslag   reactie, repercussie, return, weerslag
terugslag naar voorouderlijke eigenschappen - atavisme
terugslag van een bal - return, terugkaatsing
terugspreken - antwoorden
terugspringen - reculeren, ricocheren, stuiten 
terugspringende kant van muur -  neg, negge
terugsprong - repercuteren
terugsprong van een stuk geschut - recul
terugstellen - degraderen, verlagen
terugstoot - repercussie
terugstoot van een kanon   recul 
terugstootautomaat - mitrailleur
terugstoten - afstoten, rebuteren, repercuteren, repousseren
terugstolen van een vuurwapen - reculeren
terugstotend   afschrikkend, bars, onaangenaam, rebutant, stuitend
terugstoting - repulsie
terugstralen - reflecteren, reverberen
terugstraling   lichtweerkaatsing, reflectie, reverberatie, 
terugstroming - regurgigatieweerschijn
terugstuit - weerstuit
terugsturen - retourneren
terugtocht - aftocht, retirade, retractie, retraite, terugtrekking, vlucht 
terugtreden - aftreden, recederen, resiliëren, retireren, terugtrekken, terugwijken, wijken
terugtreding - resiliatie
terugtrekken - afdeinzen, intrekken, repliciëren, retireren,  retrogressie, tetraheren, terugtreden
terugtrekking   aftocht, retractie, retraite, teruggang,
terugtrekking bij een contract - resiliatie
terugval - achteruitgang, recidief, recidive, regressie, relaps,  relapsus (Latijns), wederinstorting
terugvallend - reversibel
terugvalling - recadentie
terugverlangend naar de vertrouwde omgeving - heimwee
terugvliegen - achteruitvliegen
terugvloeien - reflueren
terugvoeren - reduceren
terugvoering - reducering, reductie
terugvorderen - opeisen, opeising, reclameren, vindiceren
terugvordering  hereis, opeising, reclamatie, reclame, repetitie, revindicatie, terugeis, vindicatie 
terugvordering van een ontvreemde zaak - vindicatie
terugvracht - retourvracht
terugvragen - uitnodigen
terugwandelen - terugkeren
terugweg - retour, terugtocht, thuisreis
terugwensen - regretteren
terugwerken - reflueren, retroageren
terugwerkend   regressief, retroactief
terugwerkende kracht   retroactiviteit 
terugwerkende middelen - reagens
terugwerking - reactie, reflex
terugwerpen - achteruitwerpen, repercuteren, reverbereren 
terugwinnen - recupereren
terugwinning langs chemische weg - elektrolyse
terugwinning van stoffen uit afvalprodukten - recycling, teratieproces
terugwinning van warmte uit - ovens,  recuperatie
terugwijken   afdeinzen, recederen, terugtreden, wijken
terugwijking   recessie, repressie, retroactie, teruggang, weerslag
terugwijzen - afwijzen, wegzenden, weigeren
terugwijzend of vooruitwijzend - aldus
terugzeggen - antwoorden, repliceren
terugzenden - remitteren, renvoyeren, retourneren, terugsturen
terugzending - remissie, renvooi, retour
terugzending naar het eigen land - uitwijzing
terugzending naar het vaderland - repatriatie
terugzetten - degraderen, retrograderen
terugzien - omkijken, terugblikken, wederzien, weerzien
terugziend   retrospectief 
terwijl - aangezien, dewijl, doordat, intussen, kortelings, ofschoon, omdat, ondertussen, onlangs, redengevend, somtijds, wijl, wijle,
terwijl men ergens heen op weg is - onderweg
terzake - adrem, relevant, snedig
terzake dienende   relevant 
terzelfder plaatse   eodem, ib., ibid, ibidem
terzet - driegezang, muziekstuk
terzijde - apart, buitenkant, daargelaten, indirect, langs(zij), lateraal, naast, opzij, zijdelings, zijkant, zijwaarts
terzijde gaan - wijken
terzijde leggen - seponeren
terzijde schuiven - ecarteren, verdringen
tes - kater, klef
tesamen - bijeen, bijelkaar, bijelkander, ensemble, gezamenlijk, samen, tegader, tegelijk, tezaam, vereend, verenigd
teschademaking - blamage, hoon, laster, smaad
tese - stelling
test   beproeving, examen, oefening, onderzoek, proef(neming, tentamen, toets, toetsing, vuurbakje, vuurpot, vuurpotje,
testaceeën - schaaldieren
testament   holografum, nalatenschap, test, uiterst, wilsbeschikking
testamentair vermaken - nalaten, testeren
testamentaire beschikking - erfstelling, fidei-commis, legaat
testateur   erflater .
testatrice - erflaatster
test-case - toetssteen
testen - bekrachtiging,  beproeven, keuren, onderzoeken, testificatie, toetsen, (uit)proberen, waarmaking
testen of vergelijken - toetsen
testen van eten - proeven
testikel - teelbal, testis, zaadbal
testing - proef
testimonium   attest, diploma, getuigschrift, getuigenis, referentie
testis - geslachtsklier
testosterom - geslachtshormoon
testpiloot - invlieger, proefvlieger
testudo - schildpad
tet - tepel, vrouwenborst
tetanie - stijfkramp
tetanisch - krampachtig
tetanus - klem, stijfkramp, spierkramp, spierverstijving, tetanie
tête - hoofd
teter - huidaandoening
tetoor - kletskous
tetra -  reinigingsmiddel, vier, vlekkenwater 
tetrachlooraethaan - acetosol
tetrachloorkoolstof - tetrachloormethaan
tetracycline - antibioticum
tetraëder   viervlak
tetraëdriet - vaalerts
tetragonaal   vierhoekig
tetragonaal getal - vierkantsgetal
tetragoon - vierhoek
tetragram van God   Jahwe, Jehovah, Jhwh
tetrahedron - viervlak
tetrahydroxybutaan - erytritol
tetraline - naftaline
tetrameter - versregel
tetraonidae - ruigpoothoenders
tetraplegie - verlamming
tetrapoden - viervoeters
tetrarch   onderkoning, Herodes, viervorst
tetrastof - dubbelweefsel
tetrode - elektronenbuis
tets   deegachtig, kleems, klef, kleiig, ongaar, tetsig
tetter - mond, tater
tetteren - tateren
teug   dronk, nip, retro, slok
teugel - bewindvoering,  bit, breidel, koord, leiband, leiding, leidsel, lijn, paardentoom, riem, streng, tam, toom 
teugelloos   bandeloos, geslagen, onbelemmerd, onbesuisd, onbeteugeld, ongebreideld, ongetemd, ongetoomd, tomeloos, woest,
teugelriem - leidsel, leireep
teugels - toom
teugels aandoen - tomen
teugje - nip(je), slok(je)zoopje
teunisbloem - oenothera, sleutelbloem, wederik
teut - aangeschoten, afgemat, bezopen, dronken, suf, uitgeput, zat
teutelen - kletsen, talmen, treuzelen, zeuren
teuten   aarzelen, kletsen, prutsen, talmen, treuzelen, zeuren
teuteren - prutsen, talmen, treuzelen
teuterig - langzaam, peuterig, prutserig, sloom
teutkous - zeur
Teutoon   Germaan, Bataaf
teveel - onmatig, overbodig, overdreven, over(maat), overschot, surplus 
teveel (muz.) - troppo
teveel eten - overeten
teveel gekookt - overgaar
teveel geluid - lawaai
teveel op mannen gesteld   manziek 
tevens - alsmede, alsook, benevens, bovendien, daarbij, daarenboven, en, evenals, eveneens, evenzeer, gelijkertijd, gelijktijdig, mede, ook, samen, tegelijk, tevens, zowel
tevens of ook - mede
tevergeefs   krachteloos, ledig, niets, nutteloos, onnut, tjoema, vergankelijk, vergeefs, vruchteloos, ijdel, zinloos
tevoren   eerder, eerst, pro, vroeger, voorheen, vooraf
tevoren aankondigend   voorspellend 
tevreden - bevredigd, bevredigend,  blij, content, gecoiffeerd, gelukkig, ingenomen, vergenoegd, vergenoegzaam, verzoend, voldaan,  weltevreden, zelfvoldaan
tevreden (Ind.) - senang
tevreden met zichzelf   zelfgenoegzaam, zelfingenomen 
tevreden gesteld - bevredigd, verzadigd, voldaan 
tevredenheid - contentement, contentheid, genoegen, voldoening
tevredenstellen - bevredigen, contenteren, paaien, voldoen
tewaterlating - stapelloop
teweegbrengen - aanrichten, baren, berokkenen, bewerkstelligen, stichten, veroorzaken 
tewerk gaan   handelen, procederen
Texel   Tessel
Texels natuurreservaat   Slufter 
Texelse plaats   (den) Burg, (de)Koog, Oosterend, Oudeschild, Waal
textiel   goed, katoen, kleding, lingerie, linnengoed, stof, weefsel, 
textiel, afwerken van - appreteren, betelen, carboniseren, decatiseren, friseren, impregneren,  kalanderen, lustreren, merceriseren, noppen, ratineren, ruwen, volen, zengen
textielafwrking - appretuur, finish
textielarbeider   spinner, volder, wever
textielbewerkingen - appreteren, carboniseren, impregneren, kalanderen, ratineren, ruwen, vollen, zengen
textielfabriek - weverij
textielgrondstof - garen
textielkist - cassone
textielmachine - kalander, weefgestoelte, weefgetouw, weefstoel
textielstof   bazijn, boezel, dralon, katoen, linnen, pilo  
textielterrein   strand 
textielverven, toestel voor - foulard, haspelkuip, jigger
textielwerkplaats   weverij
textielzaak - manifacturenwinkel
textiline - papiergaren
textulose - weefstof
tezaam - allebei, allemaal, bijeen, tegader, vereend
tezamen - altegaar, altegader, bijeen, bijelkaar, bijelkander, gezamenlijk, ineen, samen, tesaam, totaal, vereend
tezen   pluizen, trutten
Thailand   Siam
Thailand, hoofdstad van - Bangkok
Thailand, rivier in - Menam
Thailandse munt   bath, satang
thallofyten - loofplanten
thallus - loof
thallusplant   bacterie, champion, duivelskaas, gistzwam, kamperfoelie, korstmos, morille, rendiermos, paddebrood, paddestoel, schimmel, truffel, wier, zwam
thanatofilie - zielsziekte
thans   heden, momenteel, nou, nu, tegenwoordig, vandaag
Thasos, dorp op - Limenaria
thaumatologie - wonderenleer
Theacee - kamille
theater - bioscoop, komedie, schouwburg, toneel
theateragent   impresario 
theaterdirecteur   manager 
theateronderneming - bioscoopbedijf
theaterproductie - revue
theaterrang - baignoire, galerij, loge, parket, parterre, schellinkje, stalles, staties
theaterster - vedette
theaterstuk - blijspel, comedie, drama, klucht, opera, operette, toneel
theatraal - overdreven, pathetisch, toneelachtig 
theatraal uitgesproken en omslachtig geheel van woorden - tirade
theatrale woordenreeks   tirade 
Theatijen - cajetanen
Thebaanse burcht - Cadmea
Thebaanse koning - Oedipus
thee   bloementhee, camillethee, ceylonthee, darjeelingthee, javathee, kamille, preangerthee
thee, groene - haysan, hyson
thee, zwarte - pecco, pekoe, souchong
theebal - theeëi
theeblad - dienblad, plateau, serveerblad
theeblad met opstaande rand - kuipblad
theeblik - theedoos
theebloem - kamillebloem
theeboer - theeplanter
theeboom - theestruik
theedoek - (af)droogdoek
theeëmmer - theestoof
theegerei - theeboel, theegoed
theegoed - theegerei, theeservies
theeketel (Russ.) - samovar, samowar
theekistje - theedoosje
theekransje - damesgezelschap
theeland - theeplantage
theelichtje - komfoortje
theelood - bladlood, calaïn
theemuts   cosy, teacosy, theebeurs, theepotbedekker 
theepartij - theevisite
theeproducerend land - China, Japan, Rusland
theeroos - farizeeër
theesalon - tearoom
theesoort - maté
theestel - monsterlijst, theeservies
theestoof - gueridon, komfoor
theetafel - serveerboy
theetante - babbelaarster, kletskous, snapster
theetoestel   samowar
theetuin - theeplantage
theezakje   theebuiltje
thema   grondgedachte, hoofdgedachte, motief, oefening, onderwerp, opvatting, stelling, verbinding
thema van de fuga - dux, Themis, rechtsgeleerdheid
theocratie - godsheerschappij, priesterheerschappij, 
t(h)eokratie
theodolietcamera - fototheodoliet
theofanie - godsverschijning
theogamie - godenhuwelijk
theognosie - godskennis
theolatrie - godenaanbidding, godsverering
theologaal - godsdienstig
theologale deugden - geloof, hoop, liefde
theologant - godgeleerde, theoloog
theologie -  godsdienstleer, godgeleerdheid
theologisch - godgeleerd
theoloog - godgeleerde, theologant, theologiestudent
theoloog die zich bezighoudt met de studie van de bijbel   biblist 
theomanie - godsdienstwaanzin
theorama   postulaat, stelling, these, 
theorema - (grond)stelling, leerstelling, postulaat, these
theoretische bekwaamheid - kennis, kunde, wetenschap
theoretiseren - bespiegelen, redeneren
theorie - beschouwing, bewering, (hypo)these, leer, leerstelling, leerstuk, opvatting, stelling, stelsel, systeem 
theorie der dichtkunst   poëtica, poëtiek  
theorie der exegese - hermeneutiek
theorie van Darwin - darwinisme
theorie van Einstein - relativiteitstheorie
theorieman - kamergeleerde, theoreticus
therapeut - dienaar, geneeskundige, heelkundige, verzorger
therapeutisch - geneeskundig
therapie - geneesleer, geneeswijze
therialatrie - dierenaanbidding, dierenverering
thermen (Latijns) - badinrichting
thermidor - warmtemaand
thermiek - luchtstroom, stijgwind, warmteleer
thermisch isolatiemiddel - theemuts
thermische stralingsontvanger - bolometer
thermo - warmte
thermochenisch harden - boreren
thermo-dynamica - warmteleer
thermo-elektrische stroom - thermostroom
thermofiel - warmtelievend
thermofoor - warmwaterzak
thermogeen - warmtegevend, warmteverwekkend
thermometer - koortsmeter, warmtemeter
thermometerhut - thermometerkooi
thermonucleaire wapens - atoombom, waterstofbom
thesaurie - schatkamer, schatkist
thesaurier   penningmeester, thes., quaestor
these   dissertatie, postulaat, proefschrift, stelling, theorema 
thesis -  loondaling, stelling
thespiswagen - toneelwagen
theürg - geesten banner, geestenziener, tovenaar, wonderdoener
theürgie - geestenbanning, geestenzienerij, toverkunst
Thialf, heer van - Thor
thiamine - aneurine
thing - landsvergadering, volksvergadering
thinocoridae - gerechtsvergadering
thinocoridae - zandlopers
thio - natriumthiosulfaat
Tholen, dorp op - Poortvliet, Schakerloo, Stavenisse, Tholen
thomasijzer - vloeiijzer
Thor - dondergod, Oonar, Wodan
thora - wetrol (joods)
 thoramantelrol - perkamentrol
Thoralezing op sabbat - parasja
thorax - borstkas
Thoriet, oranje - orangiet
thorium   th.
Thors hamer - mjölnir, mjöllnir
Thracisch volk - Bessie 
thrill - tilling
thriller - griezelboek, griezelfilm, griezelverhaal, misdaadfilm
thrips - donderbeestjes
thrombus - bloedprop, bloedstolsel
thuis - binnen, home, honk, onderkomen, tehuis
thuisbehoren - passen, wonen
thuisbezorgen - bestellen
thuisbrengen - bezorgen, plaatsen
thuishalen - ophalen
thuiskomst - terugkomst
thuisligger - bestedeling
thuisvlucht - retourvlucht
thuisvracht - retourvracht
thuiswerk - huisarbeid
thuiszitten - thuisblijven
thuiszitter - thuisblijver
thuja - coniferen
thulium   tu
thymelaeacee - daphne, peperboompje
thijmklier - thymus, zwezerik
thymus - zwezerik
thymus(klier) -  borstbeenklier, zwezerik
thyroide - schildklier
thyroxine - schildklierhormoon
thyrsus - bacchusstaf
thys - tamboer
tiaar - tiara
tiara - drie(kroon), tiaar
tibbe - doopsgezinden
Tiber - Albula
Tibetaans geestelijk leider   dalai 
Tibetaans priester   lama 
Tibetaans bergvolk - Bhotia
Tibetaans leeuwhondje - apso
Tibetaans priester - lama
Tibetaans rund - jak, yak
Tibetaans schaap - bharal
Tibetaans titelgedeelte - dalai
Tibetaanse berggids   sherpa 
Tibetaanse buffel - jak, yak
Tibetaanse hoofdstad   Lhasa
Tibetaanse monnik - bhikshoe, blikhoe, gelong
Tibetaanse non - gelongma
Tibetaanse priester - lama
Tibetaanse rundersoort - knoros, yak
Tibetaanse theologische kandidaat - geces
tibetdog - herdershond
Tibia - aulos, scheenbeen
tic - aanwensel(mal), gelaatsspiertrekking, zenuwtrek
tichel - baksteen, tegel, dakpan, vloersteen
tichelaar - steenbakker
tichelarij - pannenbakkerij, steenbakkerij, steenfabriek
tichelbakker - steenbakker
tichelbakkerij - steenfabriek
ticheldak - pannendak
tichelgrond - steenbakkersklei
tichelsteen - baksteen, kareel
tichelvolk - tichelaars
ticket - kaartje, plaatsbewijs, plaatskaart, reisbiljet, toegangsbewijs
tiek - kever, teek, tor,
tiekgras - liesgras
tien   deca, decem, teen, twijg
tien (Duits) - zehn
tien (Engels) - ten
tien (Frans) - dix
tienarm - inktvis
tienarmige inktvis - kalmaar
tien bij tien meter - are
tien cent - dubbeltje
tiend - teen, twijg
tien dagen   decade
tiendelig - decimaal
tien dollarstuk - eagle
tien geboden - decalogus, decaloog
tien gram - decagram
tienguldenbiljet - joetje
tien in samenstellingen - deca, deka
tien jaren - decennium
tien meter - decameter
tien of acht schoven - stuik
tien riem papier - baal
tienarm - inktvis, kandelaar, lamp
tiend - teen, twijg
tiende deel - deci
tiende deel elimineren - decimeren
tiende kilo - ons
tiendelig - decimaal
tiende liter   deciliter, dl.
tiende muze   film
tiendelig - decimaal
tiende toon - decime
tiendelig - decimaal
tienden in samenstellingen - deci
tiendollarstuk   eagle 
tiendoorntje - stekelbaarsje
tiendplichtige - decumanus, tiender
tienduizend vierkante meter   hectare
tienduizendtal - myria, myriade
tienender - reebok
tiener - bakvis, jongeling, teenager
tienhoek - decagoon, decathlon 
tienkamp - decation, meerkamp
tienling - zilvermunt
tienmaal - deca
tienmaal nemen - decupleren, vertienvoudigen
tienman   decaan, decanus, deken
tienmanschap   decemviraat 
tienpootkreeften - decapoda
tienpotig schaaldier   zeekrab 
tienpotige kreeftsoort - langoest
 tienpotige schaaldieren - dekapoda
tienstuivergast - spion, verklikker
tientje - joetje
tienvoud - deca, decuplum
tier   bloei, gil, groei, levenskracht, lust, schreeuw, wasdom
tierceron (bouwkundig) - hulprib, steekrib
tieren - aangaan, aarden, baljaren, beren, bulderen, donderjagen, floreren, fulmineren, gedijen, gelukken, groeien, heibelen, heisteren, joelen, ketteren, opspelen, raaskallen, razen, reüsseren, schelden, schreeuwen, slagen, tekeergaan, tobben, uiten, uitkafferen, uitvaren, vloeken, wassen, welig, woeden
tierend   dol, fulmineren, razend, schreeuwend 
tierig - behaaglijk, bloeiend, dartel, fleurig, gelp, gezond, levendig, levenslustig, opgewekt, voorspoedig, vrolijk, vruchtbaar, welig
levenslustig - opgewekt, vruchtbaar, welig 
tierigheid   levendigheid 
tierlantijntje   smoesje, versiersel
tik - aanraking, klap, klop, kop, lel, mep, pats, pets, scheutje(alkohol), slag, steek (Z.N.), stoot
tikar - ligmat
tikjuffrouw - typiste
tikkelje - beetje, iets(je), kleinigheid, vleugje, ziertje
tikken   kloppen, raken, slaan, treffen, trommelen, typen
tikken op machine - typen
tikker - boorkever
tikkertje - kinderspel, slaapmatje, vangertje
tikmeel - boorkever
tik of duw - stoot
tikster - typiste
tiktak - dobbelspel, horloge
tiktakken - grijpen, pakken, raken, slaan, stoeien, ravotten
tikvogel - specht
til - bordeel, bruggetje, duivenhok, knip, opheffing, valdeurtje, vogelverblijf 
tilbare have - huisraad, inboedel
tiliacee - linde, tilia
tillen   dragen, (op)beuren, (op)heffen, (op)lichten, opnemen, optillen, sjouwen, torsen
tiller - oplichter
tilleul - lindebloesem, lindeboom
tilwerktuig - halter
timbale - bekken, pauk
timber - helmtop
limber (heraldiek) - schilddekking
timbre   klankkleur, klanktint, nuance, (toon)kleur, zweem
timen - berekenen, klokken
timide   bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bevreesd, bleu, eenkennig, gegeneerd, schuchter, sip, verlegen 
timmeren - hameren, kloppen, ranselen, slaan, stukslaan
timmergereedschap,   bankschroef, beitel, boor, bout, cirkelzaag, doorslag, draadnagel, drevel, driehoek, duimstok, fretboor, guts, haakbord, hamer, kapbeitel, kapzaag, liniaal, meetstok, moer, nijptang, rasp, reischaaf, schaaf, schietlood, schroef, schroevendraaier, schrobzaag, spanhaak, spijker, verstekhaakvoorloper, vijl, waterpas, winkwlhaak, zaag
timmerman - houtbewerker
timmermansmaatlatje - leutel, leuter
timmermateriaal   board, hecht(hout), multiplex, schroef, spijker, triplex 
timocratie - geldregering
timon - mensenhater, mensenvijand
Timor, stad op Portugees - Dili
timoroso - bedeesd, beschroomd, schroomvallig
timotheegras - doddegras
timp - broodje, kapje, punt, spits, tip
timpaan   fronton, gevelveld, keteltrom 
timpaan bij de Grieken   tamboerijn
timpani - pauken
timpen - tippen
timtim - zilver
timtimmer - zilversmid
tin - Sn., stannum
tin, bedekt op ijzer - blik
tin en koper, legering van - brons
tin met zwavel - jodengoud, musiefgoud, tinsulfide
tinamoe - crypturus
tinbaggermolen - tinmolen
tinctie - kleuring, verving
tinea - haarziekte, hoofdzeer, houtworm, mot, rups
tinemail - tinglazuur
tinerts - tinoxyde, tinsteen
tinerts op de bodem van een groeve - kong
tinfoelie - bladtin, stan(n)iol, staniool, zilverpapier
ting - schel
tingel - lat, tengel
tingelen - bellen, netelen, prikken, tintelen
tingeling - winkelschel
tingeltangel - cabaret
tingeren - kleuren, verven
tingka - gril, kuur
tinglazuur - email, verglaassel
tingroen - tinerts
tingroeve - tinmijn
tinka - gril, kuur
tinkal - borax
tinkalk - tinoxyde
tinke - zeelt
tinkeien - tintelen, tinken
tinkies - stannien
tinkleurig metaal - antimonium
tinlood - tinsoldeer
tinmolen -  tinbaggermolen
tinne - borstwering, kasteel, top, trans
tinnef - gespuis, rommel, tuig
tinnen stadskan - cimaise, cymaise
tinnegieten - politiseren
tinnegieter - beunhaas
tinnegietersoven -  smeltkuil
tinnen - borstwering, kooromgang, kring, rand, torenomgang, trans, weergang
tinnetje - blikje
tinoplossing in zoutzuur - tinzout 
tinoxyde - tinas, tinkalk
tinrijk eiland - Billiton
tinsen - plagen, plukken, tintelen, treiteren, trekken
tinsoldeersel - tinlood
tinsteen - kassiteriet, tindioxyde, tinerts
tinsulfide - jodengoud, musiefgoud
tint - bleek, blos, doodsbleek,  (gelaats)kleur, kleurschakering,  koloriet, marmerbleek, nuance, schakering, teint, toon, zweem
tintel - flikkering, glans, glinstering, prikkeling, tinteling, tondel, tonder
tinteldoos -  telegrambotje, tintelton, tondeldoos
tintelen - flikkeren, glanzen, glinsteren, kliken, klinken, pinken, petilleren, prikkelen, scintilleren
tintelend   fonkelend, parelend, petillant, prikkelend
tintelend koud worden - killen
tintelhoofd (Z.N.) - driftkop, heethoofd
tinteling   fonkeling, flikkering, geprik, glinstering, kitteling, lichtstraal, prikkeling, schittering, steking
tintelton - tondeldoos
tinteltonnetje - telefoontje, telegrambotje
tinten - kleuren, nuanceren
tintje - nuance
tintsteen - asfaltsteen, gomsteen, kleursteen, schrapsteen, stopsteen
tintwijn - tinto
tinverandering (ziekelijke) - tinpest
tip - aanbeveling, aanwijzing, advies, douceur, drinkgeld, eindje, fooi, hint, hoek, informatie, inlichting, insnijding, mededeling, punt, puntje, raad, seintje, slip, spits, spleet, split, teen, timp, tipmuts, toelopend uiteinde, uitsteeksel, wenk
tipgeld – fooi
tipje - seintje
tippel - punt, spikkel, stippeltje, vlekje, wandeling
tippelaar - straatdief, wandelaar
tippelaarster -  hoer, lichtekooi, prostituee, slet, straatmeid
tippelen - banen, gaan, lopen, wandelen
tippen -  adviseren, afpunten, inlichten, waarschuwen
tips - korzelig, lichtgeraakt 
tipsy - aangeschoten, bezopen, dronken (licht), slier
tiptop   keurig, netjes, prima, uitstekend
tipulidae - langpootmuggen
tipzak - puntzak
tirade -   frase (holle), gedachtenuithaal, verzenreeks, woordenreeks
tirailleur - voetsoldaat
tirailleursput - schuttesput
tiran - alleenheerser, autocraat, despoot, dictator, dwingeland, gebieder, geweldenaar, heerser, landendwinger, machtswellusteling, Nero, onderdrukker, overheerser, stedendwinger, wreedaard
tiran van Athene - Pisistratus
tiran van Korinthe - Periander
tiran van Milete - Aristagoras, Histiacus
tiran van Rome - Nero
tiran van Samos - Polycrates
tiran van Syracuse - Dionysius
tirannen bestrijders - monarchomaten
tirannie - alleenheerschappij, despotisme, dictatuur, dwingelandij, geweld, onderdrukking, willekeur
tiraniek - heersend, willekeurig, wreedaardig
tiranniseren - overheersen
tiras - sleepnet, vogelnet
tiras, met de - vangen - tirasseren
tirefond - houtdraadbout, kraagschroef
Tirol, hoofdstad van - Innsbtuckt
Tirools slaginstrument - xylophoon
Tiroolse dans - tyrolienne
tis - streng, vlecht
tisane - gerstewater, kruidenthee
tissen - harrewarren, wroeten, wurmen
tissu - halsdoekje, weefsel
tit - tepel, vrouwenborst
titaan - titanium
titaan (element) - ti
titaans - enorm, geweldig, gigantisch, titanisch
titaanoxyde, natuurlijk - rutiel, rutilium
titaanijzer - ilmeniet
titan   reus
Titan - Atlas, Helios, Hyperion, Lapetos, Koios, Kronos, Leto, Mnemosyne, Oceanus, Okeanos, Phoibe, Prometheus, Rhea, Selene, Tethys, Themis
Titan die de aarde torst   Atlas 
Titan die het vuur stal - Prometheus
Titanen (12 kinderen van Uranus en Gaia) - hemelbestormers, Hyperion, Japetos, Koios, Kreios, Kronos, Mnemosyne, Okeanos, Phoibe,  reuzen, Rheia, Tethys, Theia,Themis
Titanen (kinderen van bovengenoemde Titanen) - 
Artemis, Asteria,  Atlas, Hekate, Helios, Heracles, Kirke, Leto, Ophion, Palas, Prometheus, Pyrrha, Selene
titanengevecht - reuzenstrijd
Titanenmoeder - Gaia, Gea
 titanenstrijd - reuzenstrijd
titaniet - steen
titanium   ti., titaan
titanisch   geweldig, gigantisch, reusachtig
titel - naam, opschrift
titel   ae, aga, akte, arts, bannerheer, baron, barones, benaming, bei, bewijsschrift, bi, bisschop, broeder, caid, cid, cf, c.i., conte, daimio, doge, dominee, don, donna, doij, docter(andes), don, drost, drs,  dr, earl, ds, edeleer, edelmogend, eerwaarde, effendi, em, emier,emir, eminentie, erenaam,   erentfest, exc, exellentie, frater, gg,  graad, graaf, grande, gravin, hertog, hertogin, H.K.H.,  infant, imam, ing, ingenieur, inka, ir, jhr., jkvr, jonkheer, kadi, kalief, kardinaal, keizer(in), koning(in), kwaliteit, kwalificatie, lord, maharadje,  majesteit, mandarijn, markies, mas, md, meester, mgr, mikado, mr, naam, nabob, negus, non, opschrift, pandit, pater, primaat, prins, prinses, raden, radja, ratoe, resident,  ridder, senor, senora, senorita, si, sir, sire, s.j., sjah, taikoen, tenno, tit, titel, tsaar, viconte, vicontesse, w.i., Z.K.H., Z.H., 
titel in China   mandarijn
titel in Engeland   baron, earl, duke, knight, lord, sir, viscount
titel in Frankrijk   comte, duc., SA., S.E., vicomte
titel in het oude Peru   inca
titel in India   aga, mas, raden, raja, maharadja 
titel in Indonesië   adipati, maharadja, mas, raden, radja , soesoehoenan
titel in Japan   daimio, mikado, tenno
titel in Peru   imca, inka
titel in Perzië   satraap, sjah
titel in Servië   ban
titel in Spanje   Caudillo, don
titel in Turkije   bey, emi(e)r, effendi 
titel van aartsbisschop   Monseigneur, Mgr., primaat
titel van Algerijns heerser   Dei 
titel van bisschop   monseigneur, Mgr.
titel van de Franse kroonprinsen - dauphin
titel van de Japanse keizer - mikado
tetel van dde paus - primaat
titel van geestelijke   ds, em., rd, Z.H. 
titel van geestelijke (Fr.)   abbé 
titel van gestudeerde Hindoe - pandit
titel van graaf (Eng.)   earl
titel van hoge geestelijke   hoogeerwaarde
titel van kalief   imam
titel van kardinalen   eminentie 
titel van keizer van Ethiopië   Negus 
titel van keizerin van Ethiopië - etege
titel van koningsdochter   prinses 
titel van koningszoon   prins
titel van oud Egyptische koningen - farao
titel van oud-Perzische landvoogd - Satraap 
titel van Servische landvoogd   ban 
titel van staatshoofd op Malaka - agoeng
titel van sultan van Turkije   padisjah
titel van Tartaanse vorst   kan
titel van Turks landvoogd   emir 
titel van vroegere vorsten van Algiers - dey
titel van vorst   keizer, koning
titel van vorstin   tsarina, koningin, keizerin
titel van vrouwelijke vorstelijke personen op Java   ratoe
titel van vrouw van de Russische keizer   tsarina
titel van wereldgeestelijke   abbé, kapelaan, pastoor
titel voor wijze of geleerde in Voor-Indië   mahatma
titelblad - frontispice, frontpagina, voorpagina
titelhouder - kampioen
titeling - stokvis
titel of benaming - naam
titelpagina -  titelblad
titelprent - frontispice
titel register - repertorium, reportoire
titels voorbehouden - s.s.t.t.
titelvel - titelblad
titelvignet - signum (Latijn)
titelvoerend - titulair
titelwoord - lemma
titer - gehalte (van een vloeistof)
titi - doodshoofdaapje
titillatie - hoestprikkel, jeuk, kriebeling
titrage - titratie, titreren
titratie - titrage
titreervloeistof - maatvloeistof
tits (Z.N.) - aanraking, tik
titsen - aanraken, beroeren, prikkelen, prikken
tittel - jota, punt, stip
tittellijn -stippellijn
titten - zuigen
titubatie - weifeling
titulair - tit, welvoerend
titulatuur - betiteling, titel
tituleren - betitelen
titulus   tit, titel
tjaffelen - strompelen, struikelen, sukkelen
tjakker - kramsvogel, tjaklijster
tjalk - zeilvaartuig
tjalk gebouwd als aak - aaltjalk    
tjandi  - praalgraf
tjandoe  - opium
tjanken -  jammeren, huilen, janken, schreeuwen, simpen
tjap (Indonesisch) -  merk, stempel, zegel 
tjappen (Indonesisch) - merken, stempelen, zegelen   
tjelaka - ongeluk, ramp
tjasker -  windmolen
tjerk - houtsnip, tureluur
tjet - verf
tjetten - schilderen, verven  
tji -  beek, rivier
tjiepen -  huilen, piepen, tjilpen, wenen
tjiftjaf - duimpje, tierentijn, vinkebijtertje
tjijak - gekko, huishagedis, muurhagedis
tjik - grootgaffeltopzeil, reservezeil
tjintjangen - hakken, kerven
tjoel - visnet   
tjoema - vergeefs    
tjoempen - verdrinken
tjoepen - flitsen
tjok - stronk, tronk
tjokkelen - tjokken
tjokvol - afgeladen, bomvol, eivol, mudvol, overvol, propvol
tjolen - rondslingeren
tjomme - gratis, tevergeefs
tjompen - springen
tjopvol - tjokvol
tjotter - vaartuig
tjuiteren van vogels - kwinkeleren
tmesis - snijding
toast - feestdronk, heildronk
toasten - klinken, proosten
toast maken - roosteren
tob - kuip, stande
Tobago, hoofdstad van - Scarborough
Tobameer, eiland in het - Samosir
tobbe   bak, balie, kuip, mand, stande, tel, teil, tob, waskuip 
tobben - bekommeren, dubben, etteren, kibbelen, klagen, kniezen, kreunen, mullen, otteren, piekeren, ploeteren, razen, sloven, sukkelen, tekeergaan, tieren, treuren, twisten, urmen, verontrusten, woelen, zaniken, zwoegen
tobber   haspelaar, kniezer, piekeraar, ploeteraar, sloof, stakker(d), stumper, sukkel(aar), Zebedeus, zielepoot, zwoeger,
tobberd - piekeraar, sukkelaar, sukkel, sul 
tobberig - zwaartillend
tobberij - gehaspel, geknies, gemartel, gepieker, geploeter, gesloot, gesukkel, geürm, gezwoeg
tobbig peinzen - piekeren
Tobias   Tob.
tobiasvis  - smelt, zandaal
tobogan   roetsjbaan, rutsbaan, rutschbaan
toch   alevel, althans, dan, desondanks, echter, evenwel, immers, inderdaad, maar, niettemin, nochthans, ook, warempel, weliswaar, werkelijk
toch iets   weinig
tocht - autorit, begeerte, dagreis, excursie, expeditie, gang, luchtzuiging, mars, raid, reis, rit, toer, tournee, trek(king), trip, uitstapje, vaart, vruchtgebruik (Z.N.), wandeling, wind, zeeg, zuiging,  zuigwind
tocht naar de kust - katabasis
tocht naar de kust - katabasis
tocht naar het binnenland - anabasis
toch te voet - mars
tocht ondernemen - reizen, tochten, trekken
tocht per boot - zeereis
tocht per luxe passagiersboot - cruise
tocht per trein - railreis, spoorreis, treinreis
tocht te paard - rit
tocht te water - zeereis
tocht veroorzaken - tochten
tochtdoek - tochtdeken
tochten - filteren, segreren, trekken, zakken, zuivere-
tochten maken - reizen, toeren
tochtgat - rookgat, stookgat, trekgat
tochtgenoot - gezel, medereiziger, reisgenoot, reisgezel
tochtgenoot van Paulus   Silas 
tochtig - bokkig, bollig, bronstig, hengstig, loops, opvliegend, ruizig, trekkerig, wellustig, winderig
tochtigheid - ritsigheid, trekkerigheid, wellustigheid
tochtje   excursie, reisje, rit, ritje, uitstapje 
tochtlat - bakkebaard
tochtlatten - bakkebaarden
tochtlucht - trekind
tochtscherm - kamerscherm, kamerschut, luik, paravent
tochtschut - tochtscherm
tochtsloot - afvoersloot, poldersloot, treksloot, wetering
tochtsluis - portaal
tochtwind - trekwind
tocologie - verloskunde
tod   flard, lap, lomp, lor, prul, sloerie, slons, taddik, vod
todde - vod
todden (scherts) - kleding, kleren
todderig - slordig
toddy - grog, palmwijn
todje - lapje
tod of lor - lomp
toe - afgesloten, dicht, extra, geloken, gesloten, ongeopend, tegemoet, tegen, 
toe (aansporing) -  alstublieft, komaan, vooruit
toe te dienen hoeveelheid - dosis
toeak - palmwijn
Toeamotoe-eilanden, een der - Anaa, Hikueru, Rangiroa, Takaroa
toean - gebieder, heer, meester, mijnheer
toebaat - bijslag, toegift
toebak - tabak
toebakeren - inbakeren
toebedeeld - gegeven, beschoren
toebedeelde hoeveelheid   aandeel, deel, portie, rantsoen, taks 
toebedeelde tot - moira
toebedelen   bescheren, toewijzen, verlenen
toebedenken - gunnen, toedenken
toebehoren - aanbehoren, accessoires, appertinentiën, bijbehoren, dependances, dependantie, eigendom, garnituur, ingrediënten, toekomen
toebereid middel - preparaat
toebereid ribbetje - cotelette
toebereid vleesnat - saus
toebereide opium   tjandoe 
toebereide ribstuk   cotelette, kotelet
toebereide stol - massa
toebereide vis - filet, rolmops
toebereide zaak - preparaat
toebereiden   aanmaken, klaarmaken, maken, prepareren, samenstellen, vormen 
toebereiden van textiel - appreteren, glanzen, pappen
toebereiding - appretuur
toebereidsel - aanstalte, preparatief, toerusting, uitrusting
toebereidselen - aanstalten
toebereidselen maken - prepareren, toerusten, uitrusten
toebeschikken - toebedelen
toebidden - toewensen
toebinden - afbinden, dichtmaken, maliën, vastbinden
toeblaffen - aanblaffen, toesnauwen
Toeboeai-eiland - Austraal-eiland
toebouwen - dichtbouwen
toebranden - dichtbranden, dichtschroeien
toebrengen - bezorgen, geven, schenken, veroorzaken, verschaffen
toebroek - vrouwenonderbroek
toebulderen - aanbulderen
toebijten -  dichtbijten, toehappen, toesnauwen
toedammen - dichten, dichtmaken
toedekken - afdekken, afsluiten, bemantelen, instoppen, onderdekken
toedelen   schenken, toekennen, verlenen
toedelen van een academische graad - gradueren
toedeling - schenking, toewijzing
toedenken -  geven, opdragen, schenken, toewensen, wensen
toedichten - aandichten, toeschrijven
toedienen - aanbieden, geven, schenken, voorzetten
toediening van uitwendige geneesmiddelen - applicatie
toedoen - dichtdoen, hulp, luiken, medewerking, schuld, sluiten, vastmaken
toedonderen - dichtsmijten
toedracht - verloop
toedragen - gebeuren, geschieden
toedringende menigte - toevloed
toedrukken - pakken, pikken, sluiten, stelen
toedrijven - aandrijven
toeduwen - dichtduwen, toestoppen
toeëigenen - adscriberen, attribueren, dediceren, eigenen, naasten
toeëigening - naasting, occupatie, usurpatie
toef - boeket, bos(je), bundel, dot, kuif, liefkozing,pluim, pluk, ruiker, tegemoetkoming, tuil 
toefelen - koesteren, vertroetelen, verzorgen
toefje   aigrette
toefwilg - schietwilg
toeg - boomtak
toegaaf - toegift
toegaan - dichten, dichtgaan, dichtvallen, gebeuren, luiken, sluiten, stoppen, voorvallen
toegang   acces, achterdeur, achteringang, aditus, entrée, deur, doortocht, draaideur, hek, hoofdingang, ingang, inrit, inrij, intrede, introductie, klaphek, luik, opening, oprijlaan, optrede, poort, portiek, toedracht (Z.N.), vestibulum, voordeur, voorspel, zijingang
toegang afsluiten   versperren 
toegang naar gerage - inrit
toegang tot de molenomloop - stellingdeur
toegang tot de Oostzee   Sont 
toegang tot omheinde ruimte   hek, tuinhek
toegang verschaffen - introduceren
toegang voor auto's   inrit, oprijlaan 
toegangsbewijs   biljet, entrebiljet, entreekaart, kaart(je), paspoort, permit, ticket
toegangspoort - hek
toegangsprijs - entree
toegangsweg - avenue, gang, inrit, laan, oprijlaan, oprit, straat
toegang verschaffen - inbreken
toegankelijk - aansprakelijk, accessibel, begaanbaar, genaakbaar, open(staand)
toegankelijk voor het verstand - intelligent
toegebalde hand - knuist, vuist
toegebrachte schade - beschadiging
toegedaan   (toe)genegen, trouw, welwillend 
toegediende drugs - shot
toegediende hoeveelheid - portie, rantsoen
toegeeflijk   complaisant, geduldig, gemakkelijk, indulgent, inschikkelijk, lankmoedig, meegaand, toegevend, tolerant, verdraagzaam
toegeeflijkheid   consideratie, mildheid
toegegeven - erkennen, goed, soit
toegehaalde strik   knoop, lus, strop
toegekeerd - toegewend
toegekend deel - part, portie
toegelaten - geoorloofd, licentiaat
toegenegen   aanhankelijk, gezind, sympathiek, toegedaan, trouw
toegenegenheid   affectie, gunst, lieve, min, sympathie
toegepast recht - jurisprudentie, rechtsopvatting, rechtspraak
toegepaste bewegingskunst   dans, mime, pantomime, rei, ritmiek 
toegepaste psychologie - psychotechniek
toegespen - dichten, vastmaken
toegestaan   akkoord, fiat, o.k., geoorloofd, gewettigd, goedgekeurd, mogen, oké, toegewezen, toelaatbaar, veroorloofd
toegestemd - akkoord
toegetakeld - gehavend, mishandeld, opgedirkt, opgesmukt
toegeven -  akkorderen, bekennen, betamen, erkennen, inwilligen, medegeven, onderdoen, opgeven, toestaan, toestemmen, wijken, zwichten,
toegeven van schuld   bekennen, belijden
toegeven van de waarheid - erkenning
toegevend   clement, concessief, coulant, geduldig, gewillig, indulgent, lankmoedig, meegaand, inschikkelijk, paretisch, soepel
toegevend mens   goedzak, lobbes, sul
toegevende voegwoorden - hoewel, ofschoon
toegevendheid   accommodatie, consideratie, indulgentie, inschikkelijkheid, lankmoedigheid, meegaandheid
toegeving - akkoord, alla, clementie, concessie, erkenning, inwilliging, onderdoen, tegemoetkoming, toestemming
toegevoegd - accessoir, additioneel, adjunct, paragogisch
toegevoegd bedrag - toelage
toegevoegd bestuurslid - assessor
toegevoegd officier - ordonnans
toegevoegd onderbevelhebber aan een Romeins veldleger
- legaat
toegevoegd persoon - assistent 
toegevoegde waarde, belasting over de - b.t.w., m.w.s., t,a,v.
toegewend - toegekeerd
toegewend (herald.) - aanziend
toegewezen aandeel - rata
toegewezen aantal - contingent
toegewezen plaats op de markt - staangeld, staanplaats
toegewezen vluchtelingenverblijf - internering
toegewijd - actief, attent, diligent, ernst, ernstig, fideel, genegen, loyaal, toegenegen, trouw, vastheid, vlijtig, ijverig, zorgelijk, zorgzaam 
toegezegd - beloofd
toegieten - bijgieten, dichtgieten
toegift   bonus, encore, extra, extraatje, gratificatie, overmaat,
provisie, toemaat, winstaandeel
toeglimmen - blinken
toegommen - dichten, plakken, sluiten
toegooien - dichtgooien, toewerpen, werpen,
toegroeien - dichtgroeien
toehalen - aangespen, dichtmaken 
toehappen - aannemen, aanvaarden, toebijten
toeheiligen - wijden
toehoorder - aanhoorder, auditeur, auditor, luisteraar
toehoorder bij rechtszitting - ausculant, auskulant
toehoorders -  aanwezenden, aanwezigen, auditorium, gehoor,
luisteraars
toehoren - aanhoren, auditeren, luisteren, toebehoren, toeluisteren
toehoren bij een examen - auditeren
toehoren bij een les - auditeren
toejubelen - toejuichen
toejuichen - applaudisseren, klappen
903 - toejuichenswaard - plausibel
toejuiching   acclamatie, applaus, bijval, huldebetoon, instemming, klappen, ovatie 
toejuiching - applaus, bijval, ovatie
toekaart   postblad
toekan - aracari, pepervreter, toecana
toekang (Indonesisch) - ambachtsman
toekennen - bevoorrecht, deverneren, oordelen, prediceren, preverent, toerekenen, toewijzen, verlenen
toekenning - addictie, allocatie, bewijs, octrooi
toekenning van een eigenschap - kwalificatie
toekenning van gelijke rechten aan de vrouw - emancipatie
toekeren - bieden, toesteken
toeklemmen - dichtklemmen
toeklinken - tegemoetklinken
toeknellen - dichtmaken, sluiten
toeknijpen - dichtknijpen, worgen, wurgen
toeknikken - knikken
toeknopen - dichtknopen, dichtmaken, sluiten
toekomen - aankomen, arriveren, betamen, passen, verdienen, voegen
toekomend - aanstaand, eerstkomend, eerstvolgend, toekomstig, verdiend
toekomend deel - aandeel
toekomend gedeelte - aandeel
toekomende tijd - futurum
toekomst - futurum, lotsbeschikking, morgen, perspectief, verschiet, voorland, vooruitzicht
toekomstbeeld - ideaal
toekomst voorspellen   profeteren, orakelen, voorzeggen, waarzeggen
toekomstdroom - luchtkasteel
toekomstig - aankomend,  aanstaande, eerstkomend, futuristisch,  in spe, later, volgend
toekomstig gebeuren - hoop, verwachting
toekomstige - aanstaande
toekomstige man of vrouw - aanstaande, verloofde
toekomstige troonopvolger   erfprins
toekomstkunde - futurologie
toekomstkundige   futuroloog 
toekomststaat - Utopia
toekomstvoorspeller - futuroloog, kristalkijker, Nostradamus, orakel, profeet, project, waarzegger, ziener
toekomstvoorspelling - horoscoop, profetie, waarzeggerij, waarzegging, wichelarij
toekomstvoorspellingen   waarzeggingen
toekruid   basilicum, condiment, dragon, keizersalade, kervel, t(h)ijm, kruiderij, marjolein, pimpernel, rozemarijn
toekuipen - dichtkuipen
toekijken - nontonnen, toeschouwen, toezien
toekijker -  aanschouwer, spectator, toeschouwer
toelaatbaar   acceptabel, accoord, admissibel, geoorloofd, gepermitteerd, gewettigd, toegestaan 
toelachen - aanlokken, behagen, bevallen, goedkeuren
toelage - apanage, beurs, bonus, bijslag, gratificatie, kinderbijslag, premie, stipendium, subsidie, tegemoetkoming, wedde
toelage aan niet regerende leden van het vorstenhuis   apanage
toelage aan student   beurs, stipendium 
toelage uit de staatskas - apanage
toelage van rijkswege   subsidie 
toelakken - scelleren, verzegelen
toelangen - aanreiken, bezorgen, geven, toereiken
toelappen - dichtlappen, dichtslaan
toelast - wijnvat
toelaten - aannemen, aanvaarden, admitteren, bewilligen, dogen, doorstaan, dulden, gedogen, goedkeuren, goedvinden, inwilligen, lijden, opnemen, permitteren, souffreren, toestaan, toestemmen, tolereren, velen, verdragen, verduren, vergunnen, veroorloven
toelating   aanneming, admissie, agregatie, agrément, dulding, gedoging, opname, permissie, plaatsing, tolerantie, vergunning, verificatie
toelatingsbewijs - visum
toelatingskaart - permit
toelatingstest - examen 
toelatingsvergunning - visum
toeleg   aanleg, bedoeling, doel, onderneming, ontwerp, ophelderen, opzet, plan, verklaren, vernemen, vlijt, voornemen,  ijver
toeleggen - dichtleggen, gereedleggen, klaarleggen, sluiten
toelevering - leverantie
toelichten   adstrueren, illustreren, ophelderen, staven, uitleggen, verduidelijken, voordoen
toelichtend - enuntiatief, verklarend
toelichter - commentator, 
toelichting   adstructie, commentaar, elucidatie, interpretatie, illustratie, opheldering, tekst, uitleg(ging), verduidelijking,  verheldering, verklaring
toeloop - aandrang, affluentie, drukte, gedrang, oploop, run, rus, rush, samenkomst
toeloop van kopers - run, rush
toeloop van mensen - run, rush, toeloop
toelopen - aanlopen, naderbijlopen, uitlopen
toelopend - conisch, kegelvormig, spits, taps, uiteinde
toelopend als een kegel - kegelvormig, konisch, taps
toelopend rond - kegel
toelopend rond lichaam - kegel
toeluiken - dichtgaan, sluiten
toeluisteren - toefluisteren, toehoren
toelust - wijnvat
toelijken - voorkomen
toemaat - etgroen, nagras, nasnede, toegift
toemaken - sluiten
toemand -  sluitmand, vismand
toemetselen - afsluiten
toen   alsdan, daarna, daarop, dan, destijds, eertijds, indertijd,  nadat, toenmaals, toentertijd, voorheen, vroeger
toenaam - bijnaam, epithetoon
toenadering - avance, contact, nadering, naderkomen
toenadering tussen de kerken  - oecumene
toenagelen -  dichtspijkeren
toename - aangroei, aanwas, aanwinst, accres,  expansie, groei, toeneming, uitbreiding,  uitdijing, uitzetting,  vergroting, vermeerdering, vermenigvuldiging, versterking, vordering, was
toename in volume - groei
toendra - mossteppe, steppe
toendraboom   dwergberk 
toendradier - rendier
toendraverschijnsel   permafrost 
toeneiging - genegenheid, sympathie
toenemen   aangroeien, aankomen, aanwakkeren, aanwinnen, gedijen, groeien, klimmen, meerderen, opzetten, progresseren, stijgen, uitbreiden, uitzetten, verergeren, vermeerderen, vermenigvuldigen, vergroten, vermeerderen, vorderen, wassen
toenemend - progredentie, progressief
toenemend (muz.)   accelerando, crescendo
toenemend in kracht - aanwakkerend
toenemend in snelheid - crescendo, accelerando, acceleratie
toenemende drukking -  aandrang
toenemende snelheid   (muz.) accelerando
toeneming   aangroei, aanwas, accessie, climax, groei, increment, stijging, toename, uitbreiding, vergroting, vermeerdering, was
Toengoezen - Ewenki
Toengoezisch volk - Ewenkit
toenmaals - destijds, indertijd, toendertijd, vroeger 
toepad - toegangsweg, zijpad, zijweg
toepakken -  aanpakken, dichtpakken, inpakken, toetasten
toepasbaar - geschikt, handig, praktisch, toepasselijk
toepasselijk - applicabel, applicatief, geschik
toepasselijkheid - geschiktheid
toepassen   aanwenden, doen, gebruiken, verrichten
toepassing - aanwending, applicatie, gebruik
toepassing van de rede - rationalisme
toepassing van de telefoon - telefonie
toepassing van een beginsel - analogie
toepassing van een preek - paranese
toepassing van radiogolven   radar 
toepe - muts
toepen - doppen, tippen
toepennen - sluiten
toepersen - dichtpersen
toepitsen - dichtknijpen, dichtnijpen
toepleisteren - afsluiten
toeplooien -  dichtplooien, samenvouwen
toepraaien - toeroepen
toeprangen - dichtdrukken, dichtknellen
toer - beurt, draai, excursie, haarkrulsel, haartooisel, haarvlecht, kunstgreep, kunstje, kunststuk, kunststukje, omwenteling, performance, reis, rit, rondreis, rotatie, rotering, slag, streng, tocht, trip, uitstapje, wandeling, wending, wenteling
toerauto - reiswagen, touringcar
toereden - afwerken, gereedmaken, klaarmaken, uitrusten
toereiken - aan(geven), aanreiken, bieden, strekken, verschaffen
toereikend   bevredigend , (genoeg)zaam, suffisant, sufficiënt, voldoende 
toereikendheid - sufficiëntie
toerekenbaar - imputabel
toerekenen - aanrekenen, geven, imputeren, schenken, toekennen, toeschrijven
toerekening - imputatie
toeren - boemelen,  rijden, reizen, rondrijden, tochten
toerend - reizend
toerenmeter - toerenteller
toerichten - beschadigen, gescheurd
toeriemen - aanhalen
toerisme per motorboot - watertoerisme
toerist - recreant, reiziger, vakantieganger 
toeristenbond   A.N.W.B.
toeristenkaart - reisdocument
toeristenland in Europa - Duitsland, Frankrijk, Griekenland,  Italië, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zwitserland
toeristenpak - toeristenkleren
toeristenplaats in Zwitserland - Arosa
toeristenwagen - toeristenauto
toeristisch bergland - Alpen, Eifel, Harz, Sauerland, Tirol, Vogezen, Zweden, Zwitserland 
toeristisch hoogtepunt - bezienswaardigheid
toeristisch oord in Zuid Slavië   Bled 
toerkarretje - toerfiets
Toerkmenië, haven in - Krasnovodsk, Tsjardsjoe
Toerkmenië, hofdstad van - Asjchabad
toermalijn - astrekker
toermalijn, kleurloze - achroïet
toernee - rondreis, tournee
toernooi   kamp, kansspel, lansspel, schouwspel , steekspel, tornooi, wapenfeest, wapenspel
toernooibaan - toernooiveld
toernooien (Z.N.) - plagen, toetakelen
toernooikraag   barensteel 
toernooispel - toernooi
toeroep - kreet, yell, slogan
toerollen - dichtrollen, oprollen
toerrijwiel - toerfiets
toertje - ommetje, reisje, ritje, rond(j)e, tochtje, trip
toerusten - aangorden, armeren, gereedmaken, outilleren, reden, stofferen, wapenen
toerusten van een leger - bewapenen
toerusting - stoffering, uitrusting, wapentuig
toerusting van lokalen - installatie
toerwagen - toerauto
toescheiding - kaveling
toeschietelijk   behulpzaam, beleefd, bereidwillig, tegemoetkomend, vriendelijk welwillend
toeschieten - elanceren
toeschikken - opsturen, toezenden
toeschouwer - aanschouwer, bijstander, getuige, kijker, medestander, omstander, ooggetuige, spectator, (toe)kijker, 
toeschouwers - omstanders, publiek
toeschrijven - aanrekenen, adscriberen, attribueren, imputeren, toekennen, wijten
toeschrijving - attributie
toeschroeien - dichtschroeien
toeschroeven - aandraaien, aanschroeven, dichtknijpen,
samendrukken
toeslaan - dichtmaken, dichtslempen, toeslempen
toeslaande val - klem
toeslag - bijbetaling, bijslag, premie, prijsverhoging, surplus, toelage
toeslag op vracht - primage
toeslee - koetsslede
toeslempen - dichtslempen
toeslenteren - aanslenteren
toeslibben - dichtslempen
toeslikken - toeslijken
toesloot - toetocht
toesluiten - dichtdoen, dichtgaan, sluiten
toeslijken - dichtgaan
toesmakken - toewerpen
toesmijten - toegooien
toesnappen - toesnauwen
toesnauwen - aanblaffen, bruskeren
toespeld (Z.N.) - veiligheidsspeld
toespelen - alluderen, captie, chicane, hint, insinueren, steek, tip, toespelden, zinspelen
toespeling   allusie, insinuatie, schimpscheut, verwijt, vitterij, zinspeling 
toespijs   condiment, dessert, nagerecht, pap, pudding, rabarber, toetje, vla, ijs
toespitsen   intensiveren, specialiseren 
toespitsing   specialisatie 
toespoelen - dichtspoelen
toesporing - toespoor
toespraak   aanspraak, allocutie, betoog, discours, klemrede, oratie, predikatie, preek, radiorede, rede, redenering, redevoering, sermoen, speech, toast, toost 
toespraak van de paus   allocutie 
toespreken - apostroferen
toespijkeren - dichttimmeren
toespijs - bijgerecht, condiment, dessert, gember, nagerecht, omelet, pudding, rabarber, roerom, sambal, toetje, vla, yoghurt, ijs
toestaan   aflaten, concederen, dulden, duren, etat, gedogen, geval, goedkeuren, goedvinden, gunnen, gunning, inwilligen, hoedanigheid, kwaliteit, laten, mogen, omslag, permitteren, situs, toelaten, toestemmen, tolereren, verdragen, verduren, vergunnen, verlenen, veroorloven 
toestand   aard, conditie, constellatie, drukte, gedoe, gesteldheid, gesteltenis, lot, omstandigheid, omstandigheden, ongelegenheid, orde, positie, situatie, staat, stadium, stand, status, stemming, stelling 
toestand (Lat.) - status
toestand van eb   laagwater 
toestand van het hart   diastole, systole
toestend van kalmte - gemak
toestand van niet zijn   nirvana 
toestand van ongevoeligheid   apathie
toestand van ontwikkeling - fase, stadium 
toestand van razernij   amok, delirium, dementia
toestand van rust   kalmte, pais, pauze, slaap, stilte, vrede
toestand van verwarring   chaos, troep, desorganisatie
toestand waarbij een motor door loopt zonder aan te drijven   vrijloop
toestand waarbij teveel geld in een zaak gestoken is   overkapitalisatie
toestand waarin zich iets bevindt - staat 
toestand zonder oorlog   vrede 
toesteken - aanreiken, bieden, langen, overhandigen, reiken, toekeren, uitsteken, verschaffen, wensen
toestel   apparaat, attribuut, beitel, boor, eg, egge, gaffel,  gereedschap, gerei, hamer, hefboom,  installatie, instrument, kraan, kunstwerktuig, lardeerpriem, machine, motor, nagelvijl, orgaan, ploeg, pomp, priem, rasp, reek, riek, schop, sleutel, slotvijl, spade, tang, troffel, vliegtuig, vijl, werktuig, ijzervijl, zaag
toestel dat aardbevingen registreerd - seismograaf
toestel dat automatisch gesprekken opneemt - ipsofoon
toestel dat beweegkracht opwekt - molen
toestel dat beweegkracht uitoefent - molen, motor 
toestel dat de muziekmaat aangeeft - metronoom
toestel dat gaten slaat - pons
toestel dat kracht oplevert - generator
toestel dat motor afkoelt   radiator 
toestel der bepaling van het sg - areometer
toestel met akoestische energie - luidspreker
toestel met motor - machine
toestel om aardbevingen te registreren - seismograaf
toestel om alcoholgehalte van wijn te bepalen - ebullioscoop
toestel om bacteriën in te kweken - broeistoof
toestel om bacteriën te doden - sterilisator
toestel om berichten over te brengen   radio, telefoon, telegraaf, telex
toestel om blaas te bekijken - cystoscoop
toestel om de beweging der hemellichamen aanschouwelijk    voor te stellen - mindomotorium
toestel om de beweging van een as te stoppen - asvang
toestel om deeltjes te versnellen - cyclotron
toestel om de blaas van binnen te bekijken   cystoscoop
toestel om de graanbak in molens te schudden - molenklepper
toestel om de inhoud van een stuk hout te bepalen - xylometer
toestel om de luchtdichtheid te meten - dasymeter
toestel om de luchtdruk te meten - baometer
toestel om de polsslag te meten - pulsimeter
toestel om de snelheid van een schip te bepalen - log
toestel om de stroomsterkte van een rivier te meten - reometer
toestel om de uitzetting van vloeistoffen te bepalen - 
dilatometer
toestel om deeltjes te versnellen - cyclotron
toestel om diepte te bepalen - dieplood
toestel om dieren te vangen   klem, knip, lichtbak (voor vissen), muizeval, net, val, valkuil, vosseval
toestel om duikboten te ontdekken - asdic
toestel om een landschap in beeld te brengen   perspectomaat
toestel om een temperatuurverloop te registreren - termograaf
toestel om een vuurmond de verlangde elevatie te geven - richtboog
toestel om eiwitgehalte te meten - albuminometer
toestel om elektriciteit op te zamelen - accu(mulator)
toestel om gassen te bewegen - baroscoop
toestel om gassen te verdichten - compressor
toestel om geladen materiedeeltjes een hogere snelheid te   geven - cyclotron
toestel om geld in te verzamelen - spaarpot
toestel om geluid te verspreiden - luidspreker, megafoon, microfoon, speaker
toestel om geluidstrillingen om te zetten - microfoon
toestel om iets koel te houden - koelapparaat 
toestel om koffie te zetten - koffiezetapparaat, perculato
toestel om landschap in beeld te brengen - perspectometer
toestel om lucht te verversen - ventilator
toestel om luchtdruk te meten - barometer
toestel om messen te slijpen - slijpsteen
toestel om metalen te zuiveren - deflagrator
toestel om mosterdzaad te malen - mosterdmolen
toestel om onder andere het alcoholgehalte van wijn te bepalen - ebullioscoop
toestel om plaats op aarde te bepalen - sextant
toestel om schoorstenen te reinigen - ramoneur
toestel om soortelijk gewicht van poedervormige lichamen te bepalen - stereometer
toestel om stof en zemeldeeltjes te scheiden - cycloon
toestel om tekening te vergroten - pantograaf, tekenaap
toestel om te projecteren (zonder eerst dia's te maken) - 
episcoop
toestel om te wegen - balans, bascule, waag, weegschaal, 
toestel om t.v. uitzendingen te reproduceren - telerecorder
toestel om vlasstengels te kneuzen - braak
toestel om waar te nemen in een duikboot - perescoop
toestel om water te wegen - areometer
toestel om water te zuiveren   filter
toestel om wol te zuiveren - snar
toestel om zeediepte te meten - dieplood, draadlood, echolood
toestel om ziektekiemen te doden - sterilisator
toestel om zonnebeelden vast te leggen - heliograaf
toestel om zuurgehalte te meten - acidimeter
toestel om zwaar gietijzer te breken - beul
toestel op schip om het ankertouw vast te maken   beting
toestel op zee   kompas, sextant  
toestel tegen kromgroeien   beugel
toestel ter bepaling van de richting waarin men zich beweegt   kompas
toestel ter bepaling van diepte op zee - echolood
toestel ter bepaling van het soortelijk gewicht van vloeistoffen - aerometer
toestel om stroomsterkte te meten - rheometer
toestel om vlasstengels te kneuzen - braak
toestel tot opzameling van electriciteit - accu
toestel om te wegen - balans, bascule, waag
toestel tot het bepalen van het kookpunt van vloeistoffen - ebullioscoop
toestel tot onderzoek van de pols - sfygmograaf
toestel tot projectie van ondoorzichtige afbeeldingen - episcoop
toestel tot verwarming - kachel, radiator
toestel van latwerk   rek
toestel voor aandrijven van schotwerk - drift
toestel voor atoomsplitsing - cyclotron
toestel voor  bepaling van hemel streken   kompas
toestel voor bewerking van zout - gradeerwerk
toestel voor blinden   optofoon
toestel voor droge distillatie - retort 
toestel voor het bepalen van het soortelijk gewicht - areometer, litrameter
toestel voor het kneuzen van vlasstengels - braak
toestel voor het kweken van bacteriën - broedstoof
toestel voor het lichten van schepen - kameel
toestel voor het meten van de elektrische stroom - 
galvanometer
toestel voor het meten van geluidsintensiteit - fonometer
toestel voor het meten van het suikergehalte - sucrameter
toestel voor het meten van het zuurgehalte - acidimeter
toestel voor het meten van radioactiviteit - geigerteller
toestel voor het opnemen van muziek   bandrecorder
toestel voor het opwekken van inductiestromen -  inductieklos
toestel voor het projecteren van filmbeelden   diascoop
toestel voor het registreren van geluid - fonograaf
toestel voor het registreren van ontploffingsgeluid -  undograaf
toestel voor het smelten van metalen - flagator
toestel voor het vastmaken van een ankertouw - beting
toestel voor het verhitten van vloeistoffen - autoclaaf
toestel voor het verzamelen van arbeidskracht   accumulator, accu
toestel voor het wegen - balans, unster, waag, weegschaal
toestel voor klankfilms - loctafoon
toestel voor luchtverversing   ventilator
toestel voor meten van gasgebruik - rotameter
toestel voor meten van trillingen - oscillograaf
toestel voor slechthorenden - hoorapparaat, otofoon
toestel voor spieroefeningen - ergostaat
toestel voor stuurlui   kompas
toestel voor verwarming   haard, kachel, radiator,stoof 
toestel voor warm water - boiler, geiser
toestel voor zuivering van vloeistoffen   filter
toestel waarin men door scheikundige werking elektriciteit kan ontwikkelen - element
toestel waarin men sloepen hangt - davit
toestel waarmee men spierkracht meet   ergograaf, ergometer
toestel waarmee men lekkage opzoekt - aanboortoestel
toestel waarmee men spierkracht meet - ergograaf, ergometer
waarmee men spierkracht ontwikkelt   ergostaat
toestel waarmee televisie-uitzendingen worden vastgelegd en gereproduceerd - telerecorder, videorecorder
toestel waarin men sloepen hangt - davit
toestel waarop men weeft   getouw 
toestelgereedschap -  pikeermesje, schaar, vijltje
 toestellen - klaarmaken
 toestellen van de drukvorm - pikeren
 toestellengymnastiek - turnen
 toesteller - monteur
 toestelmesje - pikeermesje
 toestelwerken - toestelturnen
toestemmen - accederen, accorderen, assenteren, beamen, consenteren, erkennen, goedkeuren, goedvinden, instemmen, inwilligen, toegeven, toelaten, toestaan, vergunnen
toestemmend - bevestigend 
toestemmend antwoord - bevestiging
toestemmend antwoorden - gunstig
toestemming - acces, admissie, agreatie, akkoord, approbatie, autorisatie, bewilliging, concessie, consent, fiat, goedkeuring, goedvinding, instemming, inwilliging, ja, jawoord, licentie, permissie, placet, vergunning, verlof  
toestemming geven - goedkeuren, goedvinden, inwilligen, toelaten, toestaan 
toestemming hebben   mogen 
toestemming niet verlenen - afwijzen, weigeren
toestoppen   afsluiten, dichtmaken, iets geven, instoppen, toedekken, toesteken
toestrikken - dichtknijpen, knellen
toestromen - toevloeien
toestroming - affluentie, toeloop
toestroming van mensen - toeloop
toestroppen - toestrikken
toesturen - opzenden, toezenden, zenden
toet - aangezicht, dot, gelaat, gezicht, knoedel, knoetje, lieveling, mond, schat, snuitje, wrong
toetakelen   afranselen, aftuigen, beschadigen, gescheurd, havenen, kwetsen, mishandelen, misvormen, opdirken, opschikken, opsmukken, optuigen, paleren, schenden,  toerusten, vernield, vernielen, verwonden
toetakeling - uitrusting
toetal - extra, toegift
toetast - ingreep, karweitje
toetasten - aanpakken, grijpen, ingrijpen
toetel - toegift
toe te dienen hoeveelheid   dosis
toeten   blazen, trompen, tuiten
toetenrij - manuaal
toeter   blazer, claxon, fluitekruid, hoorn, toethoorn, trompet
toeteraar - blazer
toeteren - claxoneren, trompen
toeterloof - fluitekruid, toeters
toeters - fluitekruid
toethoorn - koeiehoorn, ossehoorn, toeter
toetje   dessert, nagerecht, pap, pudding, vla, yoghurt, ijs 
toetmem - predikaatswoord
toetreding - accessie, adhesie
toetredingsovereenkomst - adhesiecontract
toetrekken - aanhalen, dichttrekken, samentrekken, sluiten
toets   aanslag, beproeving, bewijs, criterium, essaai, examen, kenmerk, keur, maatstaf, norm, onderzoek, proef, proefneming, repetitie, streek, tentamen, test  
toets   streek
toets (muz.)   tastiere
toets aanslaan   aanslag
toets alleen   t.a., t.s.
toets voor goud - goudsteen
toets voor het gehalte van goud en zilver - essaai
toetsen - beproeven, claviatuur, controleren, assaaieren, keuren, klaviatuur, klavier, kleuren, manuaal, onderzoeken, polsen, proberen, proeven, testen, vergelijken, 
toetsen van goud of zilver - cupelleren, essayeren
toetsen van orgel of piano   tastatuur
toetsenbord - klaviatuur, klavier, tastiere 
toetsenloper - toetsendekker
toetsenrij - manuaal
toetsenrij van een instrument - tastatura
toetser   essayeur
toetshamer   tangent
toetsing - controle, onderzoek, proeve, test, toets, proef, waardeonderzoek 
toetsinstrument - accordeon, clavecimbel, concertvleugel, hakkebord, harmonica, harmonium, klavechord, orgel, piano, pianola, spinet, vleugel 
toetskunst - docimastiek
toetssteen -  casualiteit, criterium, kiezellei, treffer,
toetssteen voor wielrenners - criterium
toetswedstrijd - testmatch
toetuigen - optuigen
toetijd - trek, zin
toeval   accident, accidenteel, attaque, beroerte, bezwijming, bof, buitenkansje, casus, eclampsie, flauwte, fortuin, geluk, gelukje, geval, hazard, kans, lot, tref, zwijm 
toeval laten beslissen - loten, verloten
toevallen - dichtvallen, neerstorten, neervallen
toevallig   accident, accidenteel, bijgeval, bijkomstig, casualiter, casueel, contingent, gradueel, incidenteel, merkwaardig, misschien, misschien, occasioneel, onbedoeld, onopzettelijk, 
onverwacht, onvoorzien, soms
toevallig samentreffen - ontmoeten,  recontreren
toevallig tegen komen - ontmoeten
toevallige ambtsvoordelen - accidentiën
toevallige noot - accidentale
toevallige samenloop - coïncidentie
toevallige uitslag - lukraak
toevallige verhoging of verlaging (muz.) - accident
toevalligerwijze - casualiter
toevalligheden -  accidentalia, casualia
toevalligheid - casualiteit, causaliteit, contingentie , tref
toevallijder   epilepticus 
toevangen - dichtdrukken, dichtknellen
toeven   aarzelen, dralen, logeren, talmen, tarderen, uitstellen, verblijven, vertoeven, verwijlen, wachten, wonen, wijlen
toeverlaat - asiel, beschermer, bescherming, heil, hoop, hulp, plechtanker, redding, refugium, rots, schuilplaats, steun, toevluchtsoord, vooruitzicht, vrijplaats, wijkplaats,
toevertrouwde (Engels) - trustee
toevertrouwen - aanbevelen, afgeven, begeven, bevelen, confiëren, demanderen, geven, mededelen, opdragen, overlaten
toeverzicht - toezicht, vertrouwen 
toevliegen - toesnellen
toevloed - affluentie, menigte, samenkomst, samenloop,  stroom, toeloop, toestroming, toevloeien,  toevloeiing, toestromen
toevlucht - bescherming, heul, hulp, protectie, recours, retirade, retraite, schuilplaats, steun, toeverlaat, troost, veiligheid, vrille, wijk, wijkplaats,
toevluchtsoord - abri, asiel, haven, heul, plechtanker, reduit, refuge, refugium, schuilplaats, stek, terp, toevlucht, verbergplaats, vluchthaven, vluchtheuvel, vluchtoord, vluchtplaats, wierde, wijkplaats
toevluchtsoord voor dieren - asiel
toevoegen –  aanbreien, aanbrengen, aanhangen, aanknopen, aanlassen,  aanvullenbijzetten, conjugeren
toevoegen van gasvormige koolstof aan lucht - carbureren
toevoegend - additief
toevoeging - aanhangsel, aanvulling, aanvulsel, additie, addendum, appositie, dichtstopping (voegen), geven (als hulp), hulpverlening, vermeerdering
toevoeging aan een boek   colofon 
toevoeging aan spijzen   aroma, ketjap, kruiden, maggi, mosterd, peper, soja, specerij, suiker, zout
toevoeging bij verdrag b.v.   clausule 
toevoegsel   aanhangsel, aanvulling, addenda, addendum, additie, adjectum, affix, annex, appendix, augment, bijlage,  epitheet, epitheton, optelling, paragoge, paralipomenum,  supplement, toevoeging
toevoegsel bij testament   codicil 
toevoegsel van één of meer klanken aan het eind van een woord - paragoge
toevoer - aanvoer
toevoerbuis - leiding
toevoeren - aanvoeren, bezorgen, brengen, geven
toevoerend - afferens
toevoering - adductie, immissie
toewensen - feliciteren, toedenken
toewerpen - toegooien
toewijden - devoueren, opofferen, toeheiligen
toewijding - ambitie, delicatie, devotie, devouement, ernst, genegenheid, inzet, opdracht, overgave, toegewijdheid, verering, ijver, zorg(zaamheid)
toewijzen - aanwijzen, bedenken, betamen, decerneren, gunnen, schenken, toekennen, toeschrijven, vermaken, voegen, voteren
toewijzing - addictie, allocatie, promitteren, toeslag
toezeggen - beloven, gunnen, toedenken
toezegger - promittent
toezegging - belofte, promissie, stipulatie, verzekering
toezenden - toesturen
toezicht   aandacht, auspiciën, auspicium, bewaking, controle, hoede, inspectie, opzicht, supervisie, surveillance, tucht, zorg 
toezicht houden - bewaken, surveilleren, waker
toezicht op drukpers e.d.   censuur 
toezichthouder - beheerder, inspecteur, suppoost, surveillant, voogd 
toezichthouder bij examens - gecommitteerde
toezichthouder in musea en bibliotheken - custos, suppoost 
toezichthouder op gezin   voogd
toezichthouders in het oude Rome - aediles
toezicht oefenen - controleren
toezicht op orde – controle
toezien - aanschouwen, be(waken), gadeslaan, begeleiden, opletten, opmerken, oppassen, toekijken, (uit)kijken
toeziend voogd - protutor
toeziende macht - voogdij, supervisie
toezwaaien - begroeten
tof -  betrouwbaar, fideel, fijn, flink, flink, geschikt, gezellig, goed, leuk, lustig, prettig,  
toffee - karamelbrok, kokinje
toffel - aardappel, muil
toffelen - klungelen, knoeien, ranselen, slaan
toffel of muil - slof
toffelzaag - kapzaag, roffelzaag
tofus - jichtknobbel
toga   soutane, tabbaard, tabberd, talaar, toog
Toge, hoofdsted van - Lomé
Toge, stad in - Aneko
togen - aandragen, boegseren, slepen, sleuren, trekken
toile - linnen
toilet   bestekamer, closet, gemak, japon, kleding, latrine, plee, privaat, retirade, w.c.
toiletartikel voor paarden - roskam
toiletartikelen - föhn, krultang, mascara, parfum, shampoo
toiletgerei - afthersave, badschuim, badzout, borstel, creme, garnituur, haarborstel, haarkam, haarlak, haarnetje, haarolie, haarspeld, haarvet, handdoek, handspiegel, kam, kapdoos, kapmantel, kaptafel, krultang, lippenstift, lotion, nachtcreme, nagelborstel, nagellak, nagelschaar, nagelvijl, oogschaduw, (poeder)doos, pommade, rouge, schaar, scheerapparaat, scheercreme, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, scheerzeep, spiegel, spons, spray, talkpoeder, tandenborstel, tandpasta, washandje, zeep
toiletspiegel - psyché
toilettafel - kaptafel
toiletteren - opknappen, opmaken
toiletzalf   pommade
toise - vadem
tokayer - likeurwijn
Tokio, oude naam van - Edo
tokke - gekko, muurhagedis
tokkelend (muz.)   pizzicato 
tokkelinstrument   balalaika, bas, banjo, cit(h)er, gitaar, harp, lier, luit, mandola, mandoline, psalter, ukelele
tokkelplaatje - plectrum
tokken - dralen, hinken, talmensukkelen
toko - bazaar, pepervreter, winkel
tokpen - taats
tol - ac(cijns), belasting, doortochtgeld, doorvoer, heffing, kinderspeeltuig, recht, slagboom, tolboom, tolhek, tolhuis
tolbaas - grenscommies, tolbeambte, tolbediende, tolgaarder,
tollenaar, tolontvanger
tolbeambte - commies, douane, douanier, tolbaas, tollenaar, tolgaarder 
tolbeambte bij de grens - douanier
tolboom - hamei
toldienst - douane, Zoll (Duits)
tolerabel - dragelijk, duldbaar, speling (fig), toelaatbaar, tolerant, verdraagbaar
tolerant -  inschikkelijk, rekkelijk, toegeeflijk, verdraagzaam
tolerantie - verdraagzaamheid
tolerantiedoos - pleonasme
tolereren   dulden, gedogen, toelaten, toestaan, verdragen
tolgaarder - tolbaas, tollenaar
tolgeld - bruggegeld, tolgebied
tolhek - bareel, barrière
tolhuis - commiezenhuisje, douanekantoor, gabel, grenskantoor, tolhek, tolkantoor, uitspanning
tolk   dragoman, drogman, overzetter, taalman, traducteur, translateur, vertaler
tolk (Duits)   dolmètscher
tolk (Eng.)   interpreter
tolk (Frans) - translateur
tolk (Gr.) - methurgeman
tolkantoor - douanehuisje, douanekantoor
tolkompas - gyrokompas
tollen - ronddraaien
tollenaar -  afperser, belastinggaarder, publikaan, tolbaas, tolgaarder, tolontvanger
tolletje -  aardigheid, grapje
tolontvanger - tolgaarder
tolpomp - centrifugaalpomp
tolueen - methylbenzeen, toluol
tolunie - tolverbond
toluol - tolueen
tolvlucht -  spin (Eng.), spiraalduik, vrille
tolvormig - turbinaat
tolwacht - douane
tomatenmoes - puree
tomaat - dolappel, goudappel, liefdeappel, paradijsappel
tomahawk - strijdbijl
tombade - valpartij
tombe   graf, grafmonument, grafsteen, grafzerk, katafalk, praalgraf, zerk
tombola - brabbelton, loterij
tombola (It.) - loterijspel
tomeloos   bandeloos, breidelloos, buitensporig, losgeslagen, onbesuisd, ongebreideld, ongeremd, ongetemd, ongetoond, teugelloos, woest 
tomeloosheid - bandeloosheid, ontembaarheid, woestheid
tomen - bedwingen, besturen, beteugelen, optuigen, temmen,
tommelen - tuimelen
tompoes - paraplu, roomgebakje
tommy - soldaat
tompoes - paraplu
tomus   t., deel   
ton - aad, baken, bierton, boei, fust, jeneverton, kuip, maat, pekton, regenton, registerton, teerton, vat 
ton in 't veld   kribbe, wed
tonaliteit - toonaard, toongeslacht
tondel   banst, prul, tintel, tondeldoos, tondelzwam, tonderlinnen, vod
tondeldoos - tintel (tonnetje)
tonder - prul, zwam
tondeuse - millimeterschaar, rolschaar
toneel   komedie, podium, proscenium, scène, schouwburg, schouwplaats, schouwspel, tafereel, theater, vertoning, voorval
toneel met amateurs - lekenspel
toneel schuifscherm - coulisse
toneel van verwarring - pandemonium
toneelaanleg - acteertalent  
toneelaanwijzing   exeunt (zij gaan af)
toneelachtig   theatraal
toneelaktie - aktie tomaat
toneel attribuut   toneelkijker, toneelmasker 
toneelbenodigdheid   coulisse, decor, rekwisiet, toneelmeubilair
toneelcarrière - acteursloopbaan
toneelchef - inspiciënt
toneel dans   ballet
toneeldans in de klassieke drama's - rei(dans)
toneel deskundige   dramaturg 
toneeldiva - toneelster
toneeldoek - gordijn
toneelfiguur   Hamlet, Kloris, Macbeth, Moortje, Pieternel, Roosje
toneelgezelschap   Arena, Centrum, Ensemble, Globe, groep, Proloog, Studio, team, Theater, troep
toneelgordijn - doek, rideau, scherm, (toneel)scherm
toneelgroep - toneelgezelschap
toneelinrichting - enscenering
toneelkenner - dramaturg
toneelkledingverhuurder - costumier
toneelknecht - rekwisiteur, toneelmeester
toneelkring - toneelgezelschap
toneelkunde - dramaturgie
toneelkundige - dramaturg
toneelkunst - dramatiek, dramaturgie, toneelleer
toneelkunstenaar - acteur, toneelspeler, tonelist
toneelkunstig - aangrijpend, dramatisch, heftig,
toneelachtig, toneelmatig
toneelkijker - binocle, jumelles, lorgnet,
toneel kunde   dramaturgie
toneel kundige   dramaturg 
toneellaars   broos, cothurne 
toneelleer   dramaturgie 
toneelleider   regisseur 
toneelmaatschappij - toneelgezelschap
toneelmake-up - grime
toneelmatig   theatraal 
toneelmeester   inspiciënt
toneelpop - ledepop, marionet
toneelprinses - diva
tonelscherm - coulise, toneelgordijn, zijstuk
toneelschikking - scenerie
toneelschilder - decorateur
toneelschrijver - dramaturg, Shakespeare, Shaw
toneelspeelkunst - dramaturgie
toneelspeelster - actrice, tragedienne
toneelspel   aanstellerij, abel, blijspel, comedie, draak, drama, eenakter, farce, feerie, herdersspel, (Ind.)topeng, intrigestuk klucht, komedie, melodrama, mirakel, pantomime, pastorale, revue, sotternie, thriller, tragedie, treurspel, vaudeville, zangspel
toneelspel op West-Java - topeng
toneelspel voor amateurs - lekenspel
toneelspel waarin de dialoog door muziek wordt begeleid - melodrama
toneelspeldichter - dramaturg
toneelspelen - acteren
toneelspeler   acteur, actrice, artiest, histrion, komediant, tonelist
toneelspeler (Gr.) - mimos
toneelspeler op West-Java - topeng
toneelspelers schminken - grimeren
toneelstuk   blijspel, bravourstuk, bijbelstuk, draak, drama, eenakter, esbattement, herdersspel, hoorspel, karakterstuk, kasstuk, kijkspel, klucht, komedie, kijkspel, melodrama, monodrama, naspel, nastuk, scène,  sensatiestuk, tragedie, treurspel, tweeakter, opera, operette, passiespel, rederijkersklucht, sketch (kort), sotternie, spektakelstuk, spel, tragikomedie, trilogie, voorstuk, vaudeville, zangspel (musical)
toneelstuk in één bedrijf -   eenakter
toneelstuk, Romeins - fabula
toneeltoerusting - coulise, decor
toneel uitrusting   doek, decor, coulisse
toneelverzorger   inspiciënt 
toneelwisseling - changement, toneelverandering
tonelist - acteur
tonen - aanbieden, aanwijzen, beduiden, bewijzen, eruitzien, klinken, pointeren, presenteren, showen, togen, vertonen, weerklinken, wijzen,
tonen van gelijke hoogte verschillend geschreven -  enharmonie
tonenleer - tonologie
tong   geer, klepel, landtong, lingua, mastgedeelte, mondstuk, naald, orgelpijp(deel), platvis, punt, schoot, smaak, split, spreekorgaan, volkstaal,
tong in een schoorsteen - scheidsmuur
Tonga-eilandn, een de - Kao, Tongatapu
tongbeweging   klak, lik, smak
tongdeel   punt, riem, wortel 
tonge – weegbree
tongekruid – kleefkruid, tongel
tongel - kleefkruid
tongetaal - glossolalie
tongetje - tab
tongetje van een balans   evenaar 
tongewelfje - kapwulf
tongletter   linguaal
tongletters - linquales
tongontsteking - glossitis
tongpijp - linguaal
tongrasp - radula
tongriem   spanader
tongschar - platvis
tongval   accent, dialekt, idioom, spraak, streekspraak, streektaal, taal, uitspraak
tong van een kat - kattentong
tong van grof wild - likker
tongvaren - hertstong
tongvormig   linguiform
tongwormen - lingulatida, wormspinnen 
tonhoorn - slak
tonica   grondtoon, hoofdakkoord 
tonisch middel - digitalis, kinine, tonicum, ijzer
tonische kramp - tetanus
toniseren - opwekken, stimuleren
toniciteit - spanningsgraad
ton in water - boei
tonisch - opwekkend, stimulerend, versterkend
tonisch middel - digitalis, kinine, tonicum, ijzer
tonkaboom - dipteryx
tonkakamfer - cumarine
tonken - dompelen, indopen
tonnage - scheepsinhoud, scheepsruimte, tonnegeld, tonnenmaat
tonnenmaker - kuiper
tonnetje - cocon
tonnetje als baken   joon
tonologie - toonleer
tonometer - klankmeter
tonsil - amandel, kruinschering, tonsuur(R.K)
tonus - spanningsgraad
toog   alleluia, arreslee, bakslee, bar, buffet, draagbalk, gewelfboog, jaarmarkt, kast, latei, soutane, steekboog, talaar, tapkast, toga, toon, toonbank, toonkast, uitstalkast 
toogdag - kijkdag, toondag
toognagel - klamppin
toogschaaf - boogschaaf, hobbelaar
tooi   dos, dracht, gewaad, kleding, luister, opschik, opsiersel, opsmuk, parement, parure, paruur, praal, pracht, pronk, sier, sieraad, smuk, timbre, uitdossing, versiering, versiering, weelde
tooi van edelstenen   aigrette 
tooien - opdirken, opdoffen, opdossen, opflikken, opmaken, opschikken, opsieren, ornamenteren, orneren, pareren, (ver)sieren, smukken 
tooisel - opschik, opsmuk, palatie, parure, sieraad
tooiverlies   rui
toom   bit, breidel, broedsel, gareel, gebit, koppel, leiband, leidsel, leireep, leisel, leis, leizeel, lus, lijn, nest, span, teugel, vlucht, worp 
toon   geluid, klank, spreektrant, stembuiging, timbre, a, ais, as, b, bes, bis, c, ces, cis, d, des, dis, e, eïs, es, f, fes, fis, g, ges, gis, do, re, mi, fa, sol, la, si
toon die beeft   tremolo 
toon die beeft - tremolo
toon van 256 trillingen per seconde - normaaltoon
toonaanduiding - tabulatuur
toonaangevend - dominant, maatgevend 
toonaangever   stemvork 
toonaard   dur, groot, klein, kruis, majeur, mineur, modaliteit, mol, toongeslacht
toonafstand   interval, kwart, kwint, none, non, octaaf, prime, sect, secunde, septime, sext, terts
toonafstand van 6 trappen - hexachord
toonafstand van 7 trappen - heptachord
toonbaar - behoorlijk, keurig, netjes, ooglijk, presentabel 
toonbaar er uit zien - presentabel
toonbank - balie, buffet, stal, toog, uitstalbank, winkeltafel
toonbanklade - geldlade
toonbeeld   exempel, mal, model, voorbeeld, 
toonbeeld van een mens - engel
 toonbeeld van geduld - engel
toonbeeld van huwelijkstrouw   Penelope, Suzanna 
toonbeld van nietigheid - garnaal
toonbeeld van welsprekendheid -  Cicero
toonbrood -offerbrood
toonbuiging - stembuiging
tooncentrum - grondtoon, tonica
toondag - kijkdag, marktdag
toondaling   thesis
toondemper - sordino, sourdine
toonder - presentant
toondichter - componist, compositeur 
toondichteres - componiste, compositrice
toongang - melodie
toongehalte - tonaliteit
toongeslacht - groot, klein, majeur, mineur, toonaard
toongevend - dominant, leidend, overheersend
toonhaai - roofhaai
toonhoogte - diapason
toonkamer - monsterkamer, showroom, toneel, toonzaal, 
toonkarakter - klankkleur
toonkast   etalage, vitrine 
toonklank - stemgeluid
toonkleur - timbre, tonaliteit
toonkunde - muziekleer
toonkunst - harmoniek, muziek 
toonkunstbeminnende - filharmonisch
toonkunstenaar   Amphion, componist, maestro, musicus, muzikant, virtuoos 
toonkunstenaar uit de Griekse mythen   Orpheus
toonkunstenares - componiste, musicienne
toonkunstig - muzikaal
toonkunstminnend - filharmonisch, philharmonisch
toonladder   echelle, gamma, octaaf, scala, toonreeks, toonschaal
toonleer   tonologie
toonloos - atonisch, dof
toonloze   sewa, sjwa
toonloze vorm van "daar"   er 
toonmeester - klankregisseur
toonmeter   sonometer 
toonomvang - ambitus, diapason,  frequentiebereik
toonomvang van een stem of instrument - diapason
toonopnemer - pick-up
toonraam - etalage
toonroller - roulade
toonschaal   echelle, gamma, (kleur)schakering, octaaf, scala, toonladder
toonschaal aanvangend met g - gamma
toonsleutel - muzieksleutel
toonsoort   dur, groot, klein, kruis, majeur, mineur, modus, mol
toonsoorten ter versiering van een melodie - tirade
toonsprong - interval
toonstuk - novellette
toonteken   accent, klemtoonteken, noot
toontoestel - tonaliteit
toontrap - none
toonval - cadens, modulatie
toonverandering - modulatie
toonverheffing - arsis
toonverhouding - interval
toonwerk - muziekstuk
toonzaal - showroom, toonkamer 
toonzetten - componeren
toonzetter - componist
toonzetting   compositie
toorbeeld van volmaaktheid - Paragon
toorn   boosheid, colere, drift, driftvervoering, gramheid, gramschap, gramstorigheid, grim, grimmig, grimmigheid, Ira, koleire (Z.N.), kwaadheid, ongenade, razernij, verbolgenheid, woede, wrevel 
toorn zonder medelijden - onbarmhartigheid, ongenade
toornachtige opwelling van ongeduld - drift
toorngloed - vuur
toornig - aangebrand, ar, arg, boos, driftig, fervesceren, gebelgd, gebeten, geïrriteerd, grammoedig, gram(storig), grimmig, hellig, irato, kwaad, misnoegd, nors, nijdig, opvliegend, verbolgen, vergramd, verstoord, vertoornd, vreeswekkend, woedend, woest, wrevelig
toornig maken - belgen, pesten, plagen
toornig zijn - grimmen, grommen
toortel - bobijnpijp
toorts   fakkel, flambouw, kaars, stalkaars, verbascum
toortsachtigen - helmkruidachtigen, scrophulariaceae
toortscactus - zuilcactus
toost - feestdronk, heildronk
toot - aangezicht, kus, mond, tuit, wijf, zoen
tootschoen - poulaine
top   apex, boveneind, hoogtepunt, kroon, kruin, nok, piek, punt, sommiteit, spits, tinne, toppunt, torenspits, uiteinde, vertex
top (de - van iets) - apex
top (glanspunt) - krits
top (muz.)   thesis
top in de Kaukasus   Kasbek
top in Zwitserland   Eiger, Matterhorn, Rigi
top van een helm - timber
topaas, bleekgroene – prasoïd
topasoliet - granaatsteen
topbont - aardappelziekte
topdrukte in verkeer - spits
topeind - punt
topeinde van rijshout - blees
topeng - masker
topeinde van rijshout   blees 
topfunctionaris   direkteur, directeur, manager
topgras - naweide
tophit   schlager, topper,  tune
topinambour - aardpeer
topisch - plaatselijk
topische middelen - pap, zalf
topjijn - topgijn
topklaver - inkarnaatklaver
topklep - persklep
toplichaam - acrosoma
topmast - steng
topograaf - plaatsbeschrijver
topografie - aardrijkskunde, inkaartbrenging, plaatsbeschrijving
topografische kaart   stafkaart 
topografische naam   toponiem 
topografische wetenschap   aardrijkskunde
topologie - topiek
toponymie - plaatsnaamkunde
toppardoen - topreep
toppen -  aanvaarden, bedelen, inkorten, punten, schooien, tippen 
toppenant - dirk
topper - hit, hoogtepun, schooier, tophit, uitblinker
toppereend - veldduiker
topprestatie – record 
toppunt   apex, azimut, climax, comble, culminatiepunt, extreem, hoogtepunt, keerpunt, kruinpunt, optimum, summum, zenith 
toppunt aan de hemel - zenit
toppuntshoek   azimut
topreep - toppardoen
topspil - hoofdstam
topstagzeil - aap, slagzeil
topster - vedette
top van een berg - piek, spits
top van een huis - nok
topvergeling - virusziekte
topwilg - schietwilg
topzeil - grietje, marszeil
toque - baret, dameshoed



tor   aardappelkever, aardboktor, aardtor, aaskever, alpenboktor, amethystkever, atlaskever, bakkerstor, bastkever, berkensteker, blaartrekker, bladkever, bladrandkever, bloemkever, bonenkever, bonttor, boorkever, bosloopkever, brillantkever, buidelkever, buiskever, bromkever, bijenkever, cocoejokever, coloradokever, dennenboktor, dennensnuittor, diamantkever, diefkever, dikkopkever, donderbeestje, doodgraver, draadkever, draaikever, drekkever, druivensnijder, duinkever, eenhorenkever, eikenbladroller, elzenhaantje, erwtenkever, glanskever, glimkever, glimworm, goliathkever, goudentor, goudhaantje, graanloopkever, halskever, heldenbok, herculeskever, hoedjeskever, insect, johanneskever, julikever, junikever, juweelkever, kakkerlak, kalander, kamkever, kamhoornkever, kapoentje, kever, klopkever, knaagkever, kniptor, knoppenbijter, knotskever, koolzaadkever, koolzaadsnuitkever, korenkalander, kortschildkever, krengtor, kwastkever, langkopboktor, lederboktor, leerkever, lelietor, lichtkever, linzenkever, loodkever, loopkever, meeltor, meikever, mestkever, modderkever, molenaar, nachtvlinder, neushoornkever, oliekever, pillenkever, platkever, poppenrover, populierboktor, piempampoentje, rietkever, roofkever, rozen kever, rupsendoder, rijstkalander, scarabee, scharrebijter, schorskever, schutterbok, snuitkever, snuittor, spektor, springkever, stekworm, tapijtboktor, teek, tiek, tikkertje, timmerman, tuinkever, valkkever, vetkever, vingerkever, vuurkever, vuurvlieg, waterkever, waterspinkever, watertor, weverbok, wikkenkever, wilgen boktor, zaagkever, zakkever, zandkever, zonnekever, zwamkever
Toradjataal - Baree
toren   belvédère, bouwwerk (hoog), dinjon, minaret, pagode, uitkijktoren, vuurtoren, wacht
toren aan weerskanten van de poorten van een Egyptische tempel - pyloon
toren bij burcht   donjon
toren bij moskee   minaret
toren bij schaakspel   kasteel 
torenblazer - torenwachter
torenen - oprijzen, verheffen
toren in Groningen   Martinitoren 
toren in Harderwijk   Linnaeustoren 
toren in pyramidevorm - pagode
toren in Utrecht   Domtoren
toren in Zwolle   Peperbus
toren met een mooi uitzicht -  belvedère
toren met klok - belfort
toren met klok - belfort
toren met mooi uitzicht   belvédère 
toren van Indiase tempel   pagode 
torenflat - woonsilo
torengat - galmgat, lichtgat
torenhuis - wolkenkrabber
torenka - kauw
torenkanteel - tinne
torenklokkenspel   beiaard 
torenkraai - dole, kauw, kraai
torenkruid - turritis
torenommegang - kanteel, tinne, torenomgang, trans, weergang
torenrand - trans
torenslak   penhoren 
torentje - fiaal, pinakel
torentrans - omgang
torenuil - katuil, kerkuil, ransuil
torenzwaluw - gierzwaluw
torero - stierenvechter
torkruid - oenanthe
torment   foltering, kwelling, marteling, plaag
tormenteren - folteren, kwellen, plagen, pijnigen
tormentil - ganzerik, zilverschoon, zilvervingerhoed
torn   karwei, naad, poos, tarn, wenteling
tornado   cycloon, hoos, orkaan, storm, taifoon, tyfoon, wervelstorm, wervelwind
tornatuur - intaglio
tornen   keren, tarnen, wenden
tornooi - steekspel
torpedo - dieptebom
torpedobootjager - destroyer
torpedo's werpen   lanceren 
torqueren - draaien, kwellen, martelen, plagen
tors - aardkluit, beeld, bovenlijf, hede, heidezode, pol, romp, torso
torsen   dragen, lijden, sjouwen, tillen, zeulen
torsie   draaiing, wrong
torso - romp
tort - afval
tortel   duif
tortelduif (Eng.)   turtle
torticollis - scheefhals
tortilla - eierpannekoek
tortillon - doezelaar
tortuur   foltering, marteling, pijnbank
tortueren - folteren, kwellen, pijnigen
tortueus- bochtig, kronkelig, slinks
torve - grimmig
toss - opgooi
tossen - opgooien
tosto - haastig, snel
tosty - sandwich
tot - pro
tot   (lat.) ad
tot aanbidding uitlokkende - aanbiddelijk
tot adem komen - verademen
tot afscheid   ta.
tot andere gedachten brengen - bekeren
tot armoede brengen - ruïneren
tot baat - gunstig
tot barstens toe gevuld - opgepropt, overvol, stikvol, tjokvol
tot bedaren brengen - luwen, sussen
tot bedaren komen - aflaten, afnemen, kalmeren, luwen
tot bedelstaf brengen   ruïneren 
tot bederf overgaan - bederven, gerot, rotten, ontbinden
tot bedrogene maken - benadelen, duperen, teleurstellen
tot beloning strekkend   remuneriatour
tot berusting brengen   troosten 
tot besluit - tenslotte
tot betaling aanzetten - manen
tot bezit van het gehele volk maken - nationaliseren
tot bisschop verheffen - mijteren
tot bladen uitgeslagen ijzer - blik, stort
tot bloei komen - gedijen
tot brij gekookte vruchten   moes 
tot christen maken -  kerstenen
tot damp overgaan - verdampen
tot dank geneigd   dankbaar, erkentelijk 
tot de aarde behorend   aards, tellurisch, tijdelijk, werelds
tot de adelstand behorende - adellijk
tot de adelstand verheffen - nobiliteren
tot de arm behorend - brachiaal
tot de bedelstaf brengen - ruïneren
tot de bedoelde tijd - nog
tot de beste klasse behorende - eersterangs
tot de buik behorend - ventraal
tot de derde macht verheffen   kuberen
tot de adelstand behorende - adellijk
tot de adelstand verheffen - nobiliteren
tot de arm behorend - brachiaal
tot de bedelstaf brengen - ruïneren
tot de bedoelde tijd - nog
tot de beste klasse behorende - eersterangs
tot de buik behorend - ventraal
tot de familie der nachtschaden behorende plant - aardappel
tot de gebarenkunst behorend - mimisch
tot de gotische stijl behorende - gotiek
tot de Griekse of Romeinse  kunst behorend - klassiek
tot de ingewanden behorend - visceraal
tot de kaak behorend - maxillair
tot de keel behorend -  gutturaal
tot de kern behorend   nucleair 
tot de kust behorend   litoraal
tot de laatsts man - a.u. (adunum)
tot de lendenen behorend - lumbaal
tot de lente behorend - vernaal, voorjaarsachtig
tot de massa gericht - demagogisch,  volksmennend, volksmisleidend
tot de navel behorend - umbilicaal
tot de negers behorende   negroïde 
tot de neus behorend - nasaal
tot de nieuwe tijd behorend   hedendaags,  modern
tot de noordpool behorend - arctisch
tot de onderwereld behorend - onderaards
tot de oogleden behorend - palpebraal
tot de oude vorm  terugbrengen - herleiden
tot de rand gevuld - boordevol
tot de rand vol - boordevol
tot de rondbekkende vissoort behorend - lamprei, prikken
tot de slagaderen behorend - arterieel
tot de slapen behoren - temporaal
tot de spieren behorende   musculair
tot de stad behorend - urbaan
tot de vereiste diepte brengen - aandiepen
tot de verhalende poëzie behorend - episch
tot de voogdij behorend - tutelair
tot de wervelbeenderen behorend - vertebraal
tot de wervels behorend - vertebraal
tot de wetenschap behorende - wetenschappelijk
tot de zaak behorend - pertinent
tot dit of dat - daartoe
tot eelt worden - vereelt
tot een aartsvader behorende - aartsvaderlijk
tot een ander geloof overhalen - bekeren
tot een bos maken - bundelen
tot een bundel verenigen - bundelen
tot een derde verminderen   tiërceren 
tot een eis komen - concoluderen
tot een geheel maken - samenstellen, unificeren
tot een geheel samenvoegen - integreren
tot één geheel verenigen van de delen - assembleren, monteren
tot een geloof overhalen - bekeren
tot een geraamte maken -  skeletteren
tot een hoger gehalte brengen - graderen
tot een huwelijk overhalen - itten
tot een kolonie verenigen - koloniseren
tot een koningschap wijden - kronen
tot een lager niveau dalen - vallen
tot een overeenkomst - dichterbij, juister, korter, later,
nauwkeuriger, nieuwer, verder
tot een paar maken - paren
tot een rol maken - oprollen
tot een schiereiland behorend - peninsulair
tot een slachtoffer maken -  duperen
tot een verbond aaneensluiten - uniëren
tot een zekere dienst verbinden - engageren
tot een zone behorend - zonaal
tot elkaar - tegeneen
tot en met - t.m., t.e.m.
tot film verwerken - verfilmen
tot fusie overgaan - fusioneren
tot elke prijs - bestens 
tot garen gesponnen wol - sajet
tot gebarenkunst behorende - mimisch
tot geestdrift brengen   enthousiasmeren 
tot gelukwensing   p.f. 
tot gids dienen - gidsen, leiden, voeren
tot grotere inspanning dwingen - forceren
tol gruis maken - vermalen, verpulveren
tot handelen bevoegd - competent
tot herinnering - pm
tot het bedoelde punt - zover
tot het dier behorende - dierlijk
tot het doel - opdat
tot het einde toe - algeheel, finaal, uitputtend, volkomen,
volslagen
tot het elementaire terugbrengen - analyseren, reduceren
tot het geheel behorend - integraal, integrerend
tot het gemoed spreken - affectief, affektief
tot het geslacht behorend - generiek, generisch
tot het heldendicht behorende - episch
tot het land behorend   landelijk, pastoraal, tellurisch, terrestrisch
tot het leenstelsel behorend  - feodaal
tot het leven terugkeren - herleven, herrijzen
tot het poolgebied behorend - subarctisch
tot het schorem behorende - schunnig
tot het uiterste brengen - outreren
tot het uiterste gaan - extreem, extremeren
tot het wezen behorend   essentieel, immanent, inwonend, wezenlijk
tot het Zuidpoolgebied behorend - antarctisch
tot hulp bereid   behulpzaam,bereidwillig, hulpvaardig
tot iets aanzetten - opsteken
tot iets behoren - aanbehoren
tot iets bereid - genegen, gewillig
tot iets gewijds maken - wijden
tot iets in staat - machtig, potent
tot iets in staat zijn - kunnen, mogen
tot iets tellen - begrijpen
tot iets noodzaken - dwingen
tot inkeer brengen   bekeren
tot inkeer komen - bekeerd, bekering
tot in alle bijzonderheden - finesse
tot in bijzonderheden - gedetailleerd, haarfijn, uitvoerig
tot in bijzonderheden nagaan - napluizen
tot in den treuren herhalen - oremus
tot in het oneindige - a.i., adinfinitum, eeuwig
tot in kleinigheden - minutieus
tot inkeer brengen - bekeren
tot inkeer gekomen - bekeerd
tot inzicht komen - erkennen
tot Italiaanse stad behorend   Romeins
tot kalmte komen - bedaren, herademen, verademen
tot kanaal graven - kanaliseren
tot kerk ingerichte zolder - zolderkerk
tot kristallen vormen - kristalliseren
tot kronkels vormen - kronkelen
tot last zijn - vervelen
tot meerdere ere Gods   a.m.D.g. (ad majorum Dei gloriam)
tot metaal maken - metalliseren
tot mijn spijt - helaas
tot nader order   t.n.o.
tot navorsing dienend - informatief
tot nu toe - dusverre, immer, nog, steeds 
tot nut - gunstig
tot onnodige spoed aanzetten - heisteren
tot ontstemming prikkelen - ergeren
tot ontwikkeling - uiterst
tot oordelen bevoegd    competent, oordeelkundig
tot op een derde verminderen - tiërceren
tot oplossing brengen - ontrafelen, ontwarren, ophelderen, oplossen
tot oproer geneigd - oproerig
tot overeenkomst komen - nader
tot overeenstemming - dichterbij, juister, korter, nauwkeuriger, verder,
tot overeenstemming komen   accorderen
tot overlopen verleiden - embaucheren
tot pap geperste aardappelen - puree
tot parkeren bestemde verbreding in de weg - parkeerhaven
tot plichtsbetrachting bereid - ernstig, hardwerkend, serieus
tot poeder gestampt broodkruim - paneermeel
tot poeder vermalen   pulveriseren, verpulveren
tot priester wijden - ordineren
tot rouwbeklag   p.c. (pour condoléance)
tot rust en vrede brengen - pacifiseren
tot rust komen - bedaren, herademen, kalmeren, verademen
tot schaamte brengen - beschamen
tot schande strekken - blameren
tot slachtoffer maken   duperen
tot snippers snijden - snipperen
tot staan brengen - stremmen
tot staatseigendom maken - nationaliseren
tot stand brengen - bewerkstelligen, instellen, klaarspelen, maken, negotiëren,  presteren, realiseren, transigeren, verwerkelijken
tot standbrenging - prestatie
tot steen worden - verstenen
tot stilstand brengen - stremmen
tot stilte manen - chuteren
tot stof worden   pulveren
tot strengen winden - straktrekken
tot studeren geneigd   studieus 
tot taak stellen - opgeven
tot terugvordering - revindicatoir
tot toetreding overhalen - aanbrengen
tot uiterste brengen - outreren
tot uiting komen - loskomen
tot uitvoering van een vonnis komen - executeren
tot verrotting overgaan - ontbinden, putreficeren
tot versiering strekkend - decoratief
tot vervelens toe herhaald - afgezaagd, steeds
tot voeding behorend - trofisch
tot volle wasdom komen - rijpen
tot voorbeeld strekkend   exemplair 
tot voorwendsel nemen - pretexteren, voorwenden
tot vrede brengen - pacificeren, sussen
tot vrede geneigd   pacifistisch, vredelievend 
tot waar het niet verder kan   uiterlijk,uiterste
tot wat   waartoe
tot wederopzegging toe - precario
tot werkelijkheid brengen - verwezenlijken
tot werken in staat - valide
tot zich doen komen - halen, ontbieden
tot zich nemen - innemen
tot zich trekken - adduceren, lokken
tot zichzelf komen - bewustwording, bijkomen 
tot ziens - dag, tabee, vaarwel
tot zonde brengen - verleiden
tot zwijgen brengen - overtroeven, praam
totaal   absoluut, adequaat, al, algemeen, alles, compleet, finaal, ganselijk, al(geheel), godganselijk, heel, helemaal, integraal, ongeschonden, onverdeeld, onvoorwaardelijk, plenair, radicaal, som(ma), synoptisch,tenvolle, totaliter, volkomen, volledig, volmaakt, volslagen, volstrekt, voltallig
totaal aan eetgereedschap dat gereinigd moet worden   vaat 
totaal bedrag - som
totaal bezit - kapitaal
totaal niets - niemendal
totaal reddeloos verloren   codille 
totale aarde - wereld
totale inleg - jach(pot)
totale oppervlakte van een bladzijde   bladspiegel
totale verkoop   omzet
totalisator   bookmaker, regenmeter, toto, wedinrichting 
totalitair - volslagen
totaliteit - eenheid, geheel, gezamenlijkheid
totaliter - ganselijk, helemaal, volslagen
totebel - kruisnet, morsebel, sloddervos, slons
totelaar - stakker, sukkel
totem - amulet, talisman
toter - haring
toto - totalisator, voetbalpool
totok - hollander, volbloed
tottelen - stotteren, tuimelen
totteren - botsen, knoeien, prutsen, stoten
touchant - aandoenlijk, ontroerend, roerend, romanesk, treffend
touché - aangeraakt, aanraking, aanslag, betasting, geraakt, getroffen, penseelstreek, raak, toets, treffer, trompetstoot
toucheren - aanraken, aanstippen, aantasten, beledigen, beuren, kwetsen, ontroeren, ontvangen, raken, roeren, treffen
toupet - brutaliteit, durf, haarstuk, kuif, kunsthaar, lef, pruik
toer - omwenteling, rondgang, wegwedstrijd, wielerronde
Tour de France, winnaar van de - 
Anquetil, Bartali, Bobet, Bottecchia, Buysse, Coppi, Defraye, Dewaele, Frantz, Hinault, Janssen, Lambot, Leducq, Maes, Merckx, Petit-Breton, Scieur, Thijs
touringcar - autobus, toerauto, reiswagen 
touring trophy   T.T.
tournee - rondreis
tourneren - draaien, keren, omslaan, wenden
tournesol - verfstof
tourniquet - draaihek, draaikruis, haspel
tournooi   lansspel, steekspel
tourronde - rondrit
touter - huivering, schommel
touteren - huiveren
touterrek   trapeze
touw   bras, dirk, draad, draadtouw, gei, geitouw, gording,  greling, hennep, hijslijn, kabel, kabelaring, kardeel, koord, kordeel, leidsel, leireep, leizeel, lijn, marlijn, meertouw, penter, piekeval, reep, schinkel, schoot, snoer, staaldraadtouw, stag, stopper, streng, talie, talreep, tamp, trijs, tui, twijg, twijn, val, valreep, weel, zeel
touw (Ind.)   tali
touw aan de ra   bras
touw aan het boeganker   tui 
touw dat door de talieblokken gaat - talieloper
touw om dikker touw te spannen - taliereep 
touw om stag te spannen   talreep 
touw van de bezaan boom of giek - dirk
touw van een oud zeilschip   bras, dirk, gei, schoot, toppenant, val
touw waarmee decor wordt verbonden   slaglijn
touw waarmee zeil wordt gehesen - val
touw waarmee zeil wordt ingehaald   gei, schoot 
touwbaan - lijnbaan
touwbuffer - hoefbuffer
touwdraaier - touwslager
touweinde - tamp
touwen - kloppen, meppen, ranselen, slaan
touwen stootkusten - leguaan
touwer - klimplant, lederbereider
touwladder   valreep 
touwmateriaal - cocos, hennep, katoen, manilla, nylon, sisal, vlas
touwslager   baander, baangast, koordenmaker, lijnbaan, lijndraaier, lijnslager, reepmaker, reepslager, reper, touwdraaier, zeeldraaier,
touwslagerij - baanderij, lijnbaan, lijnslagerij, touwbaan
touwsoort - huizing, lording, lijn, marlijn, schiemansgaren, takelgaren, tros, zeilgaren
touwverbinding - gesjor, knoop, knooppunt, kruissteek,
mastworp, platteknoop, sjor, weversknoop
touwvezel   sisal
touwwerk aan boord   takelage, tuigage, want 
touwwerk van allerhande knopen - macramé
touwwerk van een schip - tuigage
tovenaar   bolleboos (fig.), duivelskunstenaar, eunjer, fakir, g goëet,oochelaar, heks, heksenmeester, magiër, priester, theurg, toveraar, wichelaar, wonderdoener
tovenaar bij de Mongolen - sjamaan
tovenaar in de middeleeuwen - madelgijs, malegijs
tovenaar ten tijde van koning Arthur - Merlijn
tovenaar uit de Parsifal - Klingsor
tovenaar uit Shakespeare's - Prospero, 'Storm'
tovenaar uit Tolkien 'In de ban van de ring' - Gandalf
tovenaar van Munlopark   Edison 
tovenaarstaal   abracadabra, hocus, pocus
tovenares   Armida, Medea, heks, Sibylle
tovenares die Jason hielp - Medea
tovenares in Tasso's "Jeruzalem bevrijd" - Armida
tovenares uit de 'Odyssee' - Circe
tovenares uit Kolchis - Medea
tovenarij - nigromantie, toverwerk, toverij
toveraar - tovenaar
toverachtig - feeëriek, magisch, ongelooflijk, wonderbaar
toverachtig mooi   fantastisch, feeëriek, sprookjesachtig  
toverachtig schoon - feeëriek
 toverbal - suikerbal
toverbeeld - droom(beeld), fatamorgana, talisman, visioen
toverbeker - tantalusbeker
toverboek - planeetboek
toverdrank   filtrum, minnedrank 
toveren - goochelen, heksen
toveres - heks, tovenares
toverformule   abracadabra, hocus-pocus, sesam (open u), spreuk
toverformule (Eng.)   charm 
toverformule (Romeins) - carmen
tovergaarde - tovertuin
tovergodin -  fee, heks, nimf, Hecade, Hecate, Morgana
toverhazelaar   hamamelis 
toverhazelaarachtige - amberboom
toverheks - bezemsteelrijdster, heks, kol, kolrijdster, toverkol
toverknoop - driekrakeling
toverkol - heks, toverheks
toverkracht - magie
toverkracht bezittend - magisch
toverkrachtig - magisch
toverkrachtig voorwerp   amulet, djimat, fetisj, mascotte, scapulier, talisman
toverkunst - magie, necromantie, nigromantie, toverij
toverkunstenaar - goochelaar, magiër, tovenaar
toverkijker - kaleidoscoop
toverlamp   wonderlamp 
toverlantaarn met sterke lenzen - sciopticon
toverlantaarn - radiopticon
toverlantaarn met sterke lenzen - sciopticon
toverlantaren - projector
tovermiddel - amulet, djimat, fetisj, talisman
tovernaar - sjamaan, theurg
tovernimf - Circe, Kirke, tovergodin, verleidster
tovernimf op het eiland Aeolus - Circe
tovernoot - toverhazelaar
toverpaleis - toverkasteel
toverrad - rhombus, rombus
toverschijn - toverglans
toverslag - onverwachts
toverslot – toverkasteel
toverspel - toverij
toverspiegel - lachspiegel, planeetspiegel
toverspreuk - abracadabra, zie toverformule
toversprookje, ballet - feeërie
toverstaf - toverstokje
toverstok - baguette, toverroede
toverstruik - toverhazelaar
toverstuk - toverkunst
tovertuin   armidatuin
tovervis - schorpioenvis
tovervoorwerp - talisman
toverwerk - grimassen, guichel, toverij
toverwoord - abacadabra, sesam (open u)
toverwortel   alruin
toverij - betovering, duivelskunst, feeërie, geestenoproeping, goochelarij, goochelkunst, goëtie, guichel, heksenwerk, hekserij, incantatie, magie, nigromantie,
toverij door oproeping van boze geesten - goëtie
tower - staatsgevangenis
toxemie - bloedvergiftiging
toxiciteit - vergiftigheid
toxicologie - vergiftenleer
toxicum - vergift
toxinevernietigend - toxinicide
toxisch   vergiftig
tra   gang, (kaats)baan, karrespoor, loop, los, pad, plek, speelbaan, veepad, wagenspoor
traag   bewegingloos, drukkend, indolent, inert, laks, lamlendig, langzaam, lauw, lijmerig, lusteloos, log, lomig, loom, lui, lijzig, onverschillig, saai, slepend, slof(fig), sloom, stapvoets, suf, vadsig, werkschuw, zwoel
traag en lui - loom
traag en sloom - laks
traag gaand - slepend
traagheid - laksheid
traag meisje of vrouw   dauwel 
traag persoon - lamzak, lijs, sul
traag van begrip   dom, onbegrijpelijk, onbevattelijk, staf(gew.), suf 
traag van beweging - log
traagheid   flegma, indolentie, inertie, lamlendigheid, langzaamheid, luiheid, slapte, sloomheid, willoosheid
traam - ladderboom
traan   drop, druppel, lacrima, levertraan, olie, oogvocht, visolie, walvisolie, waterlander
traanachtig - tranig
traangas - jobstraan, lacrimogeen, martoniet
traanklierontsteking   dacryadenitis 
traanoog - leepoog,  siepoog
traanwekkend gas - ammoniak
tracasserie - plagerij
traceerijzer - afschrijfpunt
traceren - afbakenen, nasporen, ontwerpen
tracering - maaswerk, opzet
tracé   aslijn, ontwerp(weg), plan, richting, schets, wegverloop
traceren - aangeven, afbakenen, nasporen 
trachea -  luchtpijp
trachee - ademhalingsbuis
tracheotomie - luchtpijpsnede
trachten   beproeven, beijveren, pogen, proberen, streven, tenteren, zien
trachten te bewegen - wrikken
trachten te doen - pogen
trachten te krijgen   dingen, solliciteren 
traktaat   akkoord, overeenkoms, pact, traktaat, verdrag
tracteren - behandelen, bejegenen
tractie - trekking
tractor   bulldozer, landbouwtractor, trekker, voortrekker
tractus - misgezang
trademark - handelsmerk
traditie   adat, gewoonte, overlevering, zede 
traditie met Pasen - paasei, paashaas, paasvuur
traditioneel - conventioneel
traductie - overbrenging
trafak - werk
trafiek - handel, koopmansbedrijf
trafiek - arbeid, drukte, werk
trafikant - handelaar, neringdoende
trage man - dauwel
trage spijsvertering - bradypepsie
trage vrouw   lijzebet
tragedie   drama, treurspel
tragel - jaagpad, kadijk, trekpad, zomerkade
tragen - talmen, vertragen 
trager maken - vertragen
trage stoelgang - constipatie, hardlijvigheid, obstipatie
trage vrouw - lijzebet
tragicus - treurspeldichter
tragiek   ellende, misère, treurigheid
tragisch   droef, droevig, noodlottig, somber, triest
trailer - aanhangwagen, caravan, oplegger, sleepboot, trawier, truck, voorfilm
trainen - africhten, coachen, harden, oefenen, stalen  
trainer - africhter, coach, enmeesteroefsportleraar
traineren - rekken, vertragen
training - africhting, oefening, opleiding, scholing
trainingszaal voor judo   dojo 
traitabel - geneeslijk, handelbaar
traject   afstand, baan, baanvak, etape,  laan, pad, route, sectie, weg, weggedeelte
traktaat   akkoord, essay, overeenkomst, pact, pakt, verdrag, verhandeling, vertoog
traktabel - gedwee, handelbaar
traktant - gastheer, onthaler
traktatie - lekkernij, onthaal, surprise, tractaat, traktaat, verrassing, versnapering
traktement   bezoldiging, gage, inkomen, jaarwedde, loon, salaris, soldij, wedde, zakgeld
trakteren -  aanbieden, begaleren, bejegenen, geven, onthalen, schenken, vergasten, weggeven
tralie   latwerk, spijl, stang, stijl, vensterstaaf,  ijzerwerk
traliegewijze - roosterachtig
traliehek   hamei
traliekool   kevie
tralieligger - vakwerkligger
traliespectrum - buigingsspectrum
tralietafel - slagersbank
traliewerk   hek(werk), latwerk, raamwerk, raster, rooster, ruif
traliewerk boven voerbak   ruif 
tramhuisje - abri, wachthuisje 
tramhuisje in oud Den Haag   wachtje
tramlijn   rail
tràmmelant   drukte, herrie, lawaai, moeilijkheden, narigheid, onenigheid, penarie, ruzie 
tramontane - noordenwind, poolster
tramp   landloper, trampboot, trampschip, vaartuig (wilde vaart), zwerver
trampelen - drentelen, trappelen
trampen - trappen, schoppen
trampersoneel   bestuurder, conducteur, machinist, stoker 
tramstalling - remise, tramgarage
tramzijde - inslagzijde
trance - bedwelming, droomtoestand, geestvervoering, high, verrukking
tranchant - bits, bijtend, scherp
tranche - snede
tranchee - greppel, loopgraaf
trancheeën - loopgraven
trancheermes - voorsnijmes
trancheren - ontleden, snijden, voorsnijden
trancheur - voorsnijder
tranen   huilen, schreien, waterlanders, wenen
tranen storten - plengen
tranen vergieten - plengen
tranendal - ondermaanse
tranende ogen hebben - traanogen
tranenverwekkend -  lacrimogeen
tranenvloed - epifora
tranig - garstig, olieachtig, traanachtig
tranquil - bedaard, gelaten, gerust, kalm, koen, onbevreesd, onversaagd, vrijmoedig
tranquiliteit - gerustheid, kalmte, rust
tranquillamente - rustig
tranquille - bedaard, gelaten, rustig
tranquillo - rustig
trans - borstwering, bovenrand, hoogte, kanteel, omgang, omloop, ommegang, overzijde, rand, tinne, torenomgang, uitspansel, weergang
trans (voorvoegsel)   over 
transactie - affaire, beschouwing, dading, deal, handel, overeenkomst, ruil, schikking, spekulatie, vereffening, ver(koop), zaak
transactie aan de beurs - koehandel, operatie, potloodaffaire
transactie met vreemd-geldwissels - deviezenspeculatie
transacties   overeenkomst, zaken
transbordeur   zweefpont
transcendent   bovenaards, bovenzinnelijk, buitenaards,  buitenzintuiglijk, metafysisch, onkenbaar, onvatbaar
transcendentaal - bovenzinnelijk, buitenzintuiglijk
transcendentie - bovenzinnelijkheid
transcenderen - verheffen
transcriberen - overschrijven
transcript   afschrift, doorslag, kopie,
transcriptie - muziekarrangement, overschrijving, overzetting
transeneren - kwellen, mishandelen, plagen
transept   dwarsbeuk, kruisbeuk 
transes - trans
transfer - overdracht, overmaking, overschrijving
transferabiliteit - overdraagbaarheid
transfereren - overbrengen, overdragen, uitstellen
transfiguratie - gedaanteverandering
transfigureren - vervormen
transformatie   metamorfose, omvorming, omzetting, vormverandering
transformeren   omvormen, omzetten, ontvouwen, vervormen
transformisme - evolutietheorie
transfusie - overgieting, overlapping
transgressie - overschrijding
transiet - doorreis, doorvoer, overgang
transigeren - plooien, schipperen
transistor -  kristalversterker
transit - overgang
transitie - overgang
transitief   overgankelijk
transito - doorvoer, passeren
transitoir - tijdelijk, voorbijgaand
transitorisch - overdraagbaar, voorbijgaand
transitoverkeer   doorvoerhandel 
translaat   vertaling
translateur   vertaler, tolk 
translatie - omzetting, overdracht, verplaatsing, vertaling
translatrice - vertaalster
translocatie - overbrenging, overplaatsing, verplaatsing
translucide - doorschijnend
transluciditeit - doorschijnendheid
transmigratie - zielsverhuizing
transmissibel - overzendbaar
transmissibiliteit - overdraagbaarheid
transmissie - overbrenging, overdracht, overlevering
transmitteren - overbrengen, overzenden
transmutabel - veranderbaar, veranderlijk
transmutabiliteit - veranderlijkheid
transmutatie - verandering, verwisseling
transmutatieleer - afstammingsleer
transmuteren - veranderen
transparant   diafaan, doorschijnend, doorzichtig 
transparant loodglazuur - kwaart
transparantie - doorlaatbaarheid, doorschijnendheid, klaarheid
transpiratie - uitwaseming, verdamping, zweet, zweten
transpireren - sudatie, uitwasemen, zweten
transplantatie - overplanting
transplanteren - overplanten
transponeren - omzetten, overzetten
transport - overdracht, vervoer
transportabel - verplaatsbaar, vervoerbaar
transportarbeider - bootwerker, spoorwerker
transportatieoord - verbanningsoord
transportband - rodelbaan, rolriem
transportband voor personen - roltrap
transportbedrijf   N.S., ATO, G.T.M., K.L.M., N.A.C.O.
transportmiddel   auto, autobus, boot, bus, fiets, helicopter, hovercraft, kar, kraan, lift, metro, motor, rijtuig, rijwiel, schip, slee, spoor, tandem, tanker, taxi, touringcar, trailer, trein, vliegtuig, vlot, vrachtboot, wagen 
transportmiddel op rail - spoor
transportmiddel voor olie   tanker, tankwagen
transporteren   overbrengen, overschrijven, vervoeren
transporteur - graadboog, vervoerder
transportfiets - carrier
transportinrichting voor goederen langs een rail - 
hangbaan, hangspoor
transportmachine - transportvliegtuig
transportmiddel - auto, autobus, bakfiets, boot, brommer, bus, diligence, ferryboot, fiets, handkar, hoeker, kales, kar, koets, kraan, mailschip, motor, motorfiets, pont, postkar, postkoets, rijtuig, schip, scooter, spoor, tandem, tanker, taxi, trailer,tram,  trein, veerboot, vervoermiddel, vliegtuig, vrachtschip, wagen, zeilschip
transportmiddel voor olie - tanker, tankwagen
transportonderneming - ato
transportpark - voertuigenpark
transportschip   hoeker, tanker, vrachtschip 
transportwagen - bus, truck, vrachtwagen
transportwagen met hefinrichting - vorkheftruck
transportwerktuig - elevator, heftruck, kraan, lier, loopkat, motorlaadschop, winch
transpositie - omzetting, overzetting
transsubstantiatie - wezensverandering
transsudatie - doorzweting
transsuderen - doorsijpelen, doorzweten
transuraan - americium, berkelium, californium, curium, einsteinium, fermium, mendelevium, neptunium, nobelium, plutonium
transvaal, hoofdstad van - Pretorium
transvers   dwars 
transversaal - dwars, overhoks, zijdelings
transversaalboog - gordelboog
transversale parelyse - dwarslaesie
transvestitisme - eonisme
trant - aard, genre, manier, methode, mode, modus, slag, soort, stijl, voege, wijs, wijze 
trant van onderwijs - leervorm
trantelen - drentelen, treuzelen
tranten - drentelen, treuzelen, wandelen
trap   aftrap, brandtrap, escalier, etappe, fase, graad, hak, keldertrap, ladder, leer, lep, noodtrap, roltrap,  rang, scheepstrap, schop, stadium, stamp, trede, valreep, wenteltrap, zoldertrap
trap aan een schip - valreep
trap, deel van een - boom, stootbord, tre(d)e, valreep
trap van afstamming (adeldom) - kwartier
trap van ontwikkeling   fase 
trapauto - skelter
trapbekleding - traploper
trapeze - rekstok, schommelrek, touterrek, zweefrek
trapezium - hangrek, trapeze
trapgevel - zeeslakje
trapje - leer
trapje om over een heg te komen - stegeltje
trapladder - leer
trapleer - ladder
traplorrie - draisine
trappaal - hoofdbaluster
trappelen - denderen, drentelen, schoppen
trappelzak - slaapzak
trappen - fietsen, gooien, kogelen, schieten, schoppen, smijten, stampen,  treden
trappenhuis - portaal
trapper - paard, pedaal, pelsjager, vallenzetter, wildjager, woudloper
trapper van een fiets - pedaal
trapperen - betrappen, ontmoeten, treffen
trapperik - paard, schoen, voet 
trappist - baardkoekoek, cisterciënzer, kloostermonnik, monnik
trapportaal - overloop
trapschaaf - ateilboorschaaf
trapschijf - torenschijf
trapsgewijs   gradatim, gradueel, hiërarchisch, opklimmend, rangsgewijze,
trapsgewijze ontwikkeling - evolutie
trapsgewijze opklimming   gradatie 
trapsgewijze toeneming - escalatie
traptoestel - nautilette
trapvogel - trapgans
trapvogels - knorhanen, otides
trapzang - graduale
tras   cement, mortel, specie, tufsteen,  
trascinando - slepend
rassaat - betrokkene
trassant - trekker
trassteen - tuf
tratto - gerekt
trauma   kwetsuur, letsel, stoornis, verwonding, wond, wonde
travail - arbeid, werk
traven - stouwen
traverse - dwarslijn
traverseren - doorsnijden
travertijn   kalktufsteen
travestie - verkleding, vervorming
trawant   begeleider, bijplaneet, handlanger, helper, lijfwacht, maat, 
medestander, satelliet, staffier, volgeling
trawl - grondnet, treil, sleepnet
trawler - treiler, viskotter
trechter   bomtrechter, doorgieter, granaattrechter, krater, kratermond, molentrechter, treem, tremel, tuit, wijntrechter
trechter in berglandschap - doline
trechter van douche   broes 
trechter van molen   treem, tremel 
trechter van netwerk    ink, inkel 
trechter voor gemalen graan   treem, tremel
trechtermond - estuarium
trechtervormig - kratervormig
trechtervormig net - kor, korre
trechtervormig sleepnet   inkel, kor(re) 
trechtervormige depressie   doline 
trechtervormige riviermond   delta, estuarium, trechtermond
trechterwinde - trompetbloem
trechterzwam - steelzwam
tred   gang, loop, pas, schrede, voet(stap) 
trede - gang, juist, laddersport, opstap, pas, schrede, sport, stap, trap, tred, tree, treeplank, voetstap, waterpas 
treden - bespringen, gaan, lopen, stappen
trede naar beneden   afstap
tred of loop - stap
tredmolen - rosmolen, treemolen
tree - estrade, laddersportsport, trede
treedsel - eikiem, hanetree 
treef houden   vasten
treeft - drievoet, rooster, trepied
treek - foefje, kunstgreep, kunststukje, list, poets, slimheid, streek, truc
treem   (molen)trechter
treemke - schakelnet
treeplank - opstap, trede
trees - hooimaand
tree van een bordes - opstapje
tree van een trap - sport
treewegen - weegbree
tref   bof, gelukje, kans, luk, mazzeltje, meevaller, toeval, treffer
trefbaar - kwetsbaar
treffelijk - deftig, eerzaam, fatsoenlijk, voornaam
treffen   aandoen, aangaan, aangrijpen, bereiken, boffen, frapperen, gebeuren, gevecht, neerkomen, ontmoeten, ontmoeting, ontroeren, opvallen, overkomen, raakslaan, raken, roeren, schokken, slaan, sluiten, tikken, toucheren, vallen, vinden
treffend   aandoenlijk, aangrijpend, bezield, frappant, getroffen,  goed, hartbrekend, hartroerend, indrukwekkend, levendig, markant, merkwaardig, ontroerend, opvallend, pakkend, passend, pathetisch, raak, roerend, schokkend, sprekend, touchant, uitkomen, verrassend, wonderlijk
treffende uitbeelding - creatie
treffer - bof, buitenkans, doelpunt, gelukje, meevaller, touche
trèfle - klaveren
trefwoord - devies, lemma, leus, lijfspreuk, motto, raakwoord, steekwoord 
trefzeker - doelbewust
treife - onrein, verboden
treil - jaaglijn, kuilnet, sleepnet, tiras, trawl, treklijn
treiler - viskotter
trein   boemeltrein, expres, gevolg, rij, sneltrein, sleep, spoor, stoet, T.E.E., Tee
treinbaan   spoorlijn, spoorweg, rail(s) 
treinbeambte - bestuurder, chauffeur, conducteur, machinist,
rangeerder, stationschef, stoker, treinchef, treinconducteur, treingeleider, treinsmid, treinwachter
treinbed - couchette
treinboek - spoorboekje
treindeur - portier
treinen - sporen
treinen splitsen - rangeren
treingeleider - conducteur
treingids - spoorboekje
treinhalte - station
treinkaartje - reisboljet
treinkade - perron
treinmachinist - bestuurder
treinongeluk   deraillement, ontsporing, treinbotsing, treinramp
treinpersoneel   bestuurder, conducteur, machinist, stoker, tremmer
treinrails - spoorstaven
treinreis   navet
treinsoort   elektrisch, diesel, stoomtrein
treinverkeer tussen twee punten - spoorlijn
treinwachter - conducteur
treinwagon   coupé, goederenwagen, postwagen, restauratiewagen, slaapwagen
treinziek - misselijk
treit - bastaardnachtegaal, grasmus
treite - varkensgras
treiten - schimpen, spotten, treiteren
treiter - bedaard, drein, flegmatiek, frigide, judas, koel, kwelgeest, nuchter, onaangedaan, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, pestkop, plaaggeest, plager, sar, terughoudend, treiteraar
treiteraar - jenner, nijdas, pestkop, plager, sar, terg, treiter
treiteren - dreinen, huilen, jennen, judassen, kwellen, mishandelen, narren, negeren, pesten, plagen, pruttelen, sarren, stangen, tarten, tergen 
trek - aantrekking, animo, appetijt, begeerte, beweging, bluf, drukte, eet, eetlust, eetzin, fut, gewild, gezocht, goesting (Z.N.), haal, hang, honger, lust, lijn, mars, meug, migratie, moed, muf, neiging, passie, penchant, poets, populair, puf, ruk, slag, streep, tocht,  toeloop, toer, tuk, verlangen, vogelvlucht, zin
trek hebben - lusten
trek in drinken - dorst
trek in eten - eetlust, honger
trek in hartig eten - miers
trek met pen   haal
trek naar de stad - urbanisatie
trekachtig - tochtig
trekautomaat - speelkast, trekkast
trekbalk - bintbalk, kapbalk
trekbeest - trekdier
trekbegrenzer - trekregelaar
trekbeugel - baggerbeugel
trekblok - juk, trektuig (ossen)
trekboom - dissel, lamoen
trekboot - sleper
trekbrug - ophaalbrug
trekbij - Andrena, zwerf bij
trekdier   bok, buffel, ezel, hond, kameel, karbouw, karhond, ked, kedde, olifant, os, paard, rendier
trekduiker - aalscholver
trekelger - aalboerelger
trekgaren - treknet, zegen
trekgat   luchtgat, mui, pijp, pijpgat, schoorsteen, schoorsteengat stookgat, tochtgat, ven, ijsopening
trekgat tussen zandbanken - mui
trekgeld - plok, strijkgeld
trekgereedschap - nijptang
trekgordel   gareel, greel, halsgordel (leren), leidsel, singel,  trekstengen
trekgordijn - ophaalgordijn
trekgras - kweek
trekhaak - balkhaak, kuiperswerktuig
trekhamer - leidekkersgereedschap
trekharmonica - accordeon, musette, trekorgel
trekhond voor een wagen - zwing
trekje - haal
trekjurk - haam, halsjuk
trekkabel - sleeptroskabel
trekkanaal - hengst
trekkar - handkar
trekkast - flipperkast, gokmachine, trekautomaat
trekkebek - sleedoorn
trekkebekken - minnekozen
trekkebekkeri] - gezoen
trekken   begeven, gaan, halen, loten, ontvangen, oogsten, plukken, reizen, roeien, rondreizen, rukken, sjorren, slepen, sleuren, sollen, strekken, tijgen, tochten, toereiken, togen, traineren, trasseren, uitloten, zwerven 
trekken (het) -  afscheuren, roppen, rukken, tobben, tractie
trekken naar - hellen
trekken van de wind - tochten
trekken van het gelaat - lineamenten
trekken van vogels - migratie
trekken voor prijzen - loten
trekkend - reizend
trekkend volk - nomaden
trekkende bewegingen maken - tobben
trekker - aftrekker, band (broek, vest), emigrant, geweerhaan, haan, kampeerder, migrant, reiziger, rits, tandarts, tractor, trassant, trekvogel, truck, wandelaar, wisseltrekker
trekker van een wissel   trassant 
trekkerschuif - bulldozer, schuifblad
trekkig - trekkerig
trekking - tractie, uitloting
trekking van een loterij - uitloting
trekkingslijst - uitlotingslijst trekkerig - tochtig, winderig
trekkoord - sim, vissnoer
trekkop - paalkop
trekkracht - h.p., p.k., aantrekkingskracht, motor, tractie, trekdier
treklade - schuiflade
treklap - schoenlapper
treklijn - jaaglijn, tiras, treil 
trekmachine - tractor, trekker
trekmateriaal - tractie
trekmes - haalmes
trekmiddel - epispasticum
trekmotor - tractor
trekmuis - trekrat
trekmuts -  vrouwenbovenmuts
treknet - foezel, kol, kor, korre, sleepnet, tiras, treil,  trekgaren, wade, zegen
trekorgel - accordeon, harmonica
trekpaard - jaagpaard
trekpad - tragel
trekpen - rastraal
trekpers - draaitrekkerswerktuig
trekpersen - dieppersen
trekpiano - harmonika
trekpleister - aantrekkingsobject, epipasticum, lokkertje, mosterdpleister, sensatienummer, vesicatorium
trekpop - harlekijn,  marionet, pias
trekreep - kanonreep
trekschacht - mijnschacht
trekschop - graafwerktuig
trekschuit   barg(e), smak, snik
treksel   afkooksel, aftreksel, bouillon, extract 
treksel van koken - afkooksel
treksloot - tochtsloot, wetering
treksluiting   rits
trekstengen - gareel, greel, trekgordel
trekstoof - trekharmonika
trektafel - uitschuiftafel
trektang - nijptang
trektouw (aan gareel of haam) - zeel
trektuig   gareel, haam, juk
trektuig van ossen - juk
trektuig voor paarden - borstgareel
trekvaart - waterweg
trekvalk - slechtvalk
trek van banden - rijspoor
trekveer - expander, spiraal
trekvermogen - trekkracht
trekvisnet   wade
trekvogel   kievit, kranvogel, kwartel, ooievaar, reiger, wulp, zwaluw
trekvogel met grote kuif en lange snavel - hop
trekweg langs water   jaagpad 
trekwortel - trekpleister
trekzaag - schrobzaag
trekzeel   haam
trema - deelteken
tremando - bevend, sidderend
tremblelijn - golflijn
trembleren - tremuleren, trillen, vibreren
tremel   treem, (molen)trechter, 
tremmen - storten
tremmer - hulpstoker, kolensjouwer, machinist, stoker, varensgast
tremolando - bevend, trillend
tremolo - tremulant, tremulerend, triller
tremor - beving
trempé - doornat, doorweekt
tremplin - springplank
tremske - korenbloem
tremulant - triltoon
trenchcoat - overjas
trend   neiging, richting, tendens, tendentie, verloop,
trenen - dragen, druppen, likken
trens - bies, galon, lis(je), lus(je), oogje, paardenbit, vlecht
trentelen - drentelen, talmen, treuzelen, trenzen, vlechten
trenzen - vlechten
trepaan - operatieboortje, schedelboor
trepak - volksdans
trepanatie - doorboring
trepelen - dribbelen, trippelen, vasttrappen
trepidatie - angst, gejaagdheid, siddering
tres - agrement, boordsel, galon, garnering, goudboordsel, haardracht, haarsnoer, haarsnoervlecht, haarstreng, oplegband, oplegsel, passement, vlecht, wrong,  zilverboordsel
tres aan een (uniform)jas - brandebourg
tressen - vlechten
treter - pantoffel, schoen
treuga dei - godsvrede
treurband - pleureuse
treurdicht   elegie, jeremiade, klaagdicht, nenia
treuren   bedroeven, beschreien, bewenen, jammeren, klagen, kniezen, kwijnen, rouwen, tobben, versmachten, weeklagen
treurend (muz.)   mesto
treurende moèder (myth.)   Niobe 
treurgewaad - rouwkleed
treurig   akelig, bedroefd, bedroevend, bedrukt, beklagenswaardig, bekommerd, deplorabel, down, droef, droefgeestig, droevig, ellendig, erbarmelijk, (muz.) funébre, funest, inbedroefd, jammerlijk, kniezerig, knudde, kommervol, kwalijk, luguber,  melancholiek, miezerig, naar(geestig), navrant, neerslachtig,  ontroostbaar, rouwig, saturninisch, sip, slecht, smartelijk, somber, tragisch, triest, troosteloos, verdrietig, verslagen, vreugdeloos, zielig, zwaarmoedig, 
treurig toneelspel - drame
treurige gebeurtenis   drama 
treurigheid   droefenis, droevigheid, ellende, misère, narigheid, tragiek, rouw, naarheid, verdriet 
treurlied - elegie, jeremiade, klaaglied, klaagzang, lijklied, nenia (Grieks), treurdicht
treurmars - dodenmars 
treurnis -  droefheid, rouw, tragiek
treurpsalm - boetpsalm
treurspel   drama, tragedie 
treurspeldichter   Aeschylus, Euripides, Sophocles, Thepis, tragicus 
treurspelspeelster   tragédienne 
treurtoneel   tragedie 
treurveer - pleureuse
treurweek - schibab
treurzang - elegie, epicedion, jeremiade, klaaglied, klaagzang, lijkzang, nenia, (Grieks), treurdicht, treurlied
treuzel - lijs, slof, talm, sukkel, talm(er), tut, zeef
treuzelaar - dauwel, dralerm hannes, haspel, lijntrekker, lijs, plakker, slabakker, slof, sukkel, sukkelaar, talmster, talmer, teut 
treuzelkous
treuzelen   aarzelen, beuzelen, dralen, hangen, hannesen, klungelen, leuteren, lijntrekken, prutsen, slabakken, talmen, temen, teuten,  traineren, trammelanten
treze - pannenlap
trezoor   dressoir, ladekast, schat(kamer)
trezorier - beheerder, penningmeester, schatmeester
triadisch - drietallig
tri - vlekkenwater
triade - drieeenheid, drietal
triage - schifting, uitschieting
triakel - geneesmiddel,tegengif, teriakel
trial -  onderzoek, proef, poging
triangel - driehoek
triangulair - driehoekig
triangulatie   driehoeksmeting 
trias - drieheid, trits
tribade - lesbienne
tribometer - wrijvingsmeter
tribrachys - versvoet
tribulatie - tegenspoed, verontrusting, wederwaardigheid
tribunaal   gerecht, hof, rechtbank 
tribune - gaanderij, galerij, kansel, spreekgestoelte, stellage, stelling 
tribuun - demagoog, gemeensman, volksleider, volksmenner
tribuut   belasting, cijns, schatting
triceps - driehoofdig, strekspier
trichine - haarworm
trichofyie - schimmelziekte
trichopathie - haarziekte
trichophytie - baardworm
trichopthera - schietmotten
trichord - tokkelinstrument
trichroïsme - driekleurigheid
triclinium - eetkamer, eetzaal
tricofilium - drieblad, klaver
tricolor - amarantsteen, driekleur
tricot - sport(trui)
tricot dameshemd   kamizool
tricotsoort - charmeuse, interlock, jersey, plattricot
tricycle - driewieler
tridens - drietand
triëder - drievlak
trielje - glanslinnen
triënnaal - driejaarlijks
triëren   schiften, zuiveren
triefelen - friemelen, klungelen, knoeien, peuteren
triest - abominabel, akelig, bedroefd, bedroevend, beklagenswaardig, deplorabel, down, droef, droefgeestig, droevig, ellendig, funest, funèbre (muz.), jammerlijk, kniezerig, knudde, kwalijk, melancholiek, miezerig, naar, naargeestig, navrant,  neerslachtig, sip, smartelijk, somber, tragisch, treurig, triestig, troosteloos, verdrietig, zielig
triest (muz.) - tremolando
triestig - naar, somber
trifenyldihydroglyoxaline - amarine
trifolium - drieblad, klaver
triforium - nonnengang
trifthong - drieklank
trifos - driepas
trigemini - drielingen
trigeminus - driehoekszenuw
trigonometrie   driehoeksmeting
trigoon - driehoek
trigram   ang, ing, lettercombinatie
triktrak - bakspel, jacquet, sjoelbak, verkeersbord, verkeersspel
tril - zweel
trilapparaat - triller, vibrator
trilateraal - driezijdig
trilgras - bevertjes,  briza
trilhaar - cilie, fibril
trilhaardiertjes - ciliaat, wimperdiertjes
trilhaarworm - turbellaria
trilharen - pseudopodiën
trillen - beven, bibberen, daveren,  dreunen, fremitus, huiveren, Kliert (gewestelijk), kwakkelen, rillen, schudden, sidderen,  trembleren, vibreren, zinderen, zoemen
trillen met dof geluid - dreunen
trillen op een noot - tremolo
trillen van de oogbol   nystagmus, oogsidderen
trillen van verlangen - popelen
trillen van vlees - lillen
trillend   bevend, tremolando, (muz.) vibrato
trillend roepen - kirren
trillende beving - siddering
trillende toon - tremulant
triller - trilapparaat
triller (muz.)   tremolo
trillerig   beverig, bibberig, huiverig, huivering, rillerig, sidderig, vibrerend
trilling   beving, daver, golf, golfbeweging, oscillatie, schok, seisis, siddering, tremolo (muz.), vibratie 
trilling van de aardkorst   aardbeving 
trillingtdemper - trillingsisolator
trillingsgetal - frequentie
trillingsmeter - seismograaf
trillingswijdte van radiogolven   amplitudo
trilpopulier - ratelaar, ratelpopulier
triltoon   tremolo, tremulant
trim - evenwicht, stabiliteit
trimbaan - oefenbaan
trimester   kwartaal, trim
trimmen - knippen, stuwen, tremmen
trimmer - hondenkapper
trimschool - sportschool
trimtrampje - rietzanger, tjiftjaf
trinchinenziekte - richinose
trinitarissen - kloosterorde
triniteit - drieëenheid (goddelijke), drievuldigheid
tinitrofenel - pikrinezuur
trinitrotoluol   T.N.T., trotyl
trinomisch - drieledig, drievoudig
trio   drietal, triade, trits
triomf   overwinning, zegefeest, zege(praal)
triomfant - zegepralend, zegevierend
riomfantelijk - zegepralend,  zegevierend
triomfator - overwinnaar
triomfboog - erepoort, zegeboog
triomferen - juichen, overwinnen, zegepralen, zegevieren
triomferend - jubelend
triomfkreet - zegekreet
triomflied - zegelied
triomfpoort - erepoort
triomftocht - overwinningstocht, zegetocht
triomfzang - triomflied
trip - duikelaartje, plankje (voor turftrappers), plezierreis, reis, rit, tocht, toer, uitstapje, vrouwenschoeise-
tripang - zeekomkommer
tripel   drievoudig, polijstaarde 
tripelglas - vensterglas
tripiet - trip
tripje - reisje
triplaan - driedekker
triple - drieledig, drievoudig
tripleren - verdrievoudigen
triplex - driedelig, drievoudig, houtplaat
tripliceren - verdrievoudigen
tripliciteit - drievoudigheid
triplo - drievoud
tripmadam - muurpeper
tripmiddelen   amfetamin, benzedrine, DMT, heroïne, morfine, LSD, mescaline, peyote, STP, pervitine, psilocibine
tripode   drievoet, melkkrukje,  statief
tripolair - driepolig
tripot - danshuis, kliek, speelhol, speelhuis
trippelen - huppelen
trippen - trappen
tripper - veentrapper
triptiek - drieluik, schilderij
triptrappen - trippelen
tripzool - spiegelzool
trismus - kaakkramp, mondklem
triste - bedroefd, droefgeestig, treurig, triest
tristezza - droefheid, treurigheid
tritheïsme - driegodendom
tritium - waterstofisotoop
triton - watersalamander, zeegod
tritonshoorn - schelp
tritrieur - sorteerinrichting, vlekkenwater
trits - drie(tal), triade, drie, trio
tritsen - dobbelsteenspel
triumviraat   driemanschap
trituratie - fijnmaling, fijnwrijving
tritureren - fijnmalen, fijnwrijven
triumvir - drieman
triumviraat - driemanschap
trivalent - driewaardig
triviaal   alledaags, banaal, gewoon, laag, laagbijdegronds modderig, plat, platvloers, sedimenteus, 
trivialiteit - alledaagsheid, platheid
trivialiter - alledaags, plat
trivium   dialectiek, grammatica, retoriek
trochilidae - kolibries
trochlea - katrol
troebel   beroering, drabbig, ondoorschijnend, onduidelijk, onenigheid, onklaar, onrust, onscherp, onzuiver, opaak, vuil, wanorde, zwoel
troebel maken - storen, troebelen, troubleren, verontrusten, verwarren
troebele - drabbege, drabbige
troebele dikke vloeibare vloeistof - drab, drabbe
troebelen   onlust, onlusten
troebleren   storen, verontrusten, (ver)storen, vertroebelen, verwarren
troedel - schat, vleinaam
troef - atout
troef in het omberspel - manille
troef in omberspel - matador
troef inleggen - couperen
troefboer   jas
troefkaart,   aas, atour, boer, manille, nel, spadille 
troefkoning - troefheer
troefnegen - nel
troel - liefje, meid, slet, snoes, uilskuiken
troela - lummel
troep   aantal, afdeling, beeld, beestenboel, bende, bent, boel, drift, drom, gezelschap, groep, horde, huskaravaan, keet, kliek, kloet, koppel, kudde, leger, macht, menigte, meute, mikmak, pan, partij,  ploeg, puinhoop, rataplan, reut, roedel, rommel(tje), rot, rotzooi, schaar, schare, sjoecht, sliert, slipjacht, stel, stelletje, wanorde, warboel, zooi(tje), zwerm,  zwik,
troep dieren   drift, koppel, horde, korf, kudde, meute, roedel, vlucht, zwerm
troep ganzen - koppel, vlucht
troep herten - roedel
troep hinden - harem
troep hoenders   toom
troep honden - meute
troep jachthonden - drift, meute
troep kunstenaars - bent
troep lasteraars - lasterboel
troep mensen - massa, menigte, meute
troep misdadigers - bende, gang
troep muzikanten - band, orkest
troep ossen - drift, ossendrift
troep of bende - jamboel, rommel
troep of rommel - zooi
troep padvinders   patrouille
troep rovers   bende, bent, gang
troep ruiters - ruiterbende, ruiterschaar
troep schoolkinderen - klas
troep soldaten - detachement, horde, peloton
troep stierenvechters - quadrille
troep vee - kudde
troep vissen - school
troep vogels - klucht, vlucht, zwerm
troep welpen   horde, nest 
troep wild - roedel
troep wilde zwijnen - rotte
troepen legeren - kantonneren
troepen legeren bij burgers - inkwartieren
troepen werven - recruteren
troepenafdeling   bataljon, brigade, compagnie, detachement, divisie, echelon, escouade, korps, reg, regiment, patrouille, peloton, sektie, vendel
troepeneenheid - regiment
troepenkamp - legerkamp
troepenleer - opstellingsleer
troepenmacht   armee, contingent, divisie, heir, krijgsmacht, leger
troepenschouw   inspectie, parade, revue
troepentrein - tros
troepenverzorgers   tros 
troepenverzorging - intendance, logistiek 
troetel - liefje, lieverd, sabelkwast, sierkwast
troeteldier - knuffeldier
troetelen   knuffelen, koesteren, liefkozen, sollen, strelen
troetelkind   oogappel, pupil 
troetelnaam - hart(je), honey, koosnaam, kwast, lief, lieveling, lieverd, schat
troeterig - papperig
troeven - afrossen, kaartspelen, slaan,
trofee - beker, cup, medaille, zegepalm, zegeteken
troffel - kalkschep, truweelt
trofisch - veranderend, vormend, vormgeven 
trog   atacamatrog, geosynclinale, kil, kneedbak, luchtdrukgebied (zeer laag), plooidal, voerbak, voederbak, zeebodeminzinking
troglodiet - holbewoner, mijnwerker
troglodytidse - winterkoninkjes
trogwolfje - troggewelf
troïka - driespan
Trojaans held   Aeneas, Antenor, Hector
Trojaans priester die tevergeefs waarschuwde voor het houten paard in Troje   Laocoön 
Troje   llion, llium  
trok   biljartspel, reisde
trol   dwerg, kabouter, kobold
troll - demon, geest
trom   bedoek, drum, pauk, tamboerijn, tamtam, trommél
trom op Java - kendang
trom van de gamelan   kendang 
tromba - hoos, trompet
trombase - enzym
trombine - trombase
trombocyt - bloedcel, bloedplaatje
trombone   bazuin, schuiftrompet
trombose - bloedstolling, embolie
trom, grote - in moskee -  bedoek
trommel - bus, doos, drum, pauk, tamtam, trom
trommel (draaiende- voor wolbewerking) - snar
trommel om wol te zuiveren - snar
trommelaar - drummer, roffelaar, slagwerker, tamboer
trommelen - drummen, roffelen
trommelholte - middenoor
trommelkruis - equerre
trommelmeel - beendermeel
trommelslag   roffel
trommelslager   drummer, paukenist, tamboer, trommelaar
trommelstok - baguette
trommelstokboom - pijpkassia
trommeltje van een hengel - reel
trommelvel - kalfsvel, perkament
trommelvlies - gehoorvlies, membraan, ormembraan, timpaan
trommelvuur - spervuur
trommelzucht – meteorisme, timpanatie, timpanie, tympanie, veeziekte
trommelzuchtig - tympanitisch
tromp - blaashoorn, jagershoorn, mondharp, olifantssnuit, slurf, trombone
trompen - brullen, toet(er)en)
trompet   bazuin, blaasinstrument, eustachiusbuis, klaroen, orgelregister, piston, schuiftrompet, signaalhoorn, spreekhoorn, toeter
trompet met kleppen - ventieltrompet
trompetbloem - bignonia, narcis, tecoma
trompetdiertje - stentor
trompetdiertjes - wimperinfusoriën
trompetfanfare - sonnerie
trompetgewelf - schelp
trompetkwast - banderol
trompetschelp - tritonshoorn
trompetslak - tritonshoorn
trompetterspier - wangspier
trompetvogel - agami, psophia
trompetvormig orgaan - salpinx
tromp van een olifant - slurf
tronen - heersen, regeren, verleiden, zetelen
tronie - aan(gezicht), bakkes, facie, fiselemie, gelaat
tronie Barg. -  ponem, porem
tronk - boomstomp,  stobbe, stomp,  stronk, trunktroon - vorstenzetel
troonsafstand   abdicatie 
troonhemel   baldakijn
troop   beeld, kerktoon, melisme, metafoor, uitdrukking
troop der naamsverwisseling - antonomasie
 troop der overnoeming - metonymia
troost   bemoediging, consolatie, heil, heul, koffie, lafenis, leniging, medeleving, opbeuring, so(e)laas, sterkte, steun, toevlucht, verkwikking, vertroosting, verzachting 
troosteloos - bedroefd, desolaat, desperaat, diepbedroefd, doods, mistroostig, ontredderd, ontroostbaar, radeloos, somber, treurig, triest, verlaten,verslagen, wanhopig, woest
troosteloosheid   desolatie, somberheid, treurigheid, verslagenheid, verwoesting, wanhopigheid
troosteloze vlakte - schiervlakte, steppe, woestijn
troosten   bemoedigen, laven, opbeuren, steunen, verlichten
trooster - bemoediger, opbeurder, Parakleet
troost of leut - koffie 
troostprijs - consolatieprijs
trop - menigte, troep
tropa-alkaloïde - cocaïne, scopolamine
tropaeolacee - kanariekers
trope - keerkring, troop, zonnestilstand
tropen - keerkringen
tropengewas - agave, alangalang, alkanna, aloë, ananas, bamboe, banaan, betel, canna, cassave, doerian, hevea, ketella, kina, liaan, liane, lombok, maniok, melati, paddie, papaja, peper, pisang, rotan, rijst,sereh, sesam, sirih, tonga, traangras, vanille
tropenkoorts - malaria
tropisch Afrikaanse vlieg - tseetseevlieg
tropisch bloempje - melati
tropisch dier - buffel, emoe, gazelle, giraffe, gnoe, krokodil, leeuw, luipaard, olifant, tijger
tropisch gewas   banaan, cacao, katoen, kina, koffie, kokos, nootmuskaat, oliepalm, peper, rijst, rubber, sagopalm, suikerriet, teakhout, thee
tropisch insect - termiet, tseetsee
tropisch kledingstuk - safaripak
tropisch knolgewas - bataat
tropisci land - Cameroen, Ghana, Guinee, Kongo,Tanzania
tropisch oliehoudend gewas   sesam 
tropisch plantengeslacht   aleurites 
tropisch regenwoud - jungle
tropisch wapen - assegaai, blaasroer
tropisch wind - passaat
tropisch zeewier - agaragar
tropische aquarium vis - zwaarddrager
tropische bomen (V.S.) - aleurieten
tropische boom   apeboom, arenpalm, assem, assemboom, dividiviboom, djati, djatiboom, gomboom, hevea, klapperboom, koaboom, kola,  mangaboom, mangrove, nipapalm, palm, palmboom,  pandanus, pisang, regenboom, sagopalm, tamarinde, tamarindeboom, teak, teakboom, tonkaboom, waringin, wortelboom
tropische cycloon - orkaan
tropische graansoort   rijst 
tropische grassoort - alangalang
tropische grasvlakte in Amerika - savanne
tropische grond   lateriet
tropische hagedis - gekko, tjiktjak, tokké 
tropische huidziekte   framboesia 
tropische insektensoort - termieten
tropische keerkring - evenaar
tropische kleding - burnoes, kaftan
tropische klimplant - bougainvillea, derris 
tropische luchtstroom   moesson, passaat
tropische malaria - zwartwaterkoorts
tropische paardeziekte -  dourine
tropische plant   aloë, ananas, cactus, canna, cassave, mahinot, maniok, meloen, mimosa, orchidee, palm, ramee, sesam, vanille
tropische rivier - Niger, Nijl, Zambezi
tropische sierplant -  ageratum, canna
tropische slingerplant   betel, kamperfoelie, sirih, liaan 
tropische steekmug - muskiet
tropische tuin - plantage
tropische vegetatie   mangrove  
tropische verfstof - kino
tropische vetplant - agave
tropische vis - egelvis, goudvis, longvis, maanvis, murela, sluierstaart
tropische vogel - ara, beo, flamingo, glatik, kaketoe, koetilan, kolibri, maraboe, neushoornvogel, papegaai, paradijsvogel, parkiet, pelikaan, rijstvogel, struisvogel, toekan
tropische vrucht - advocado, ananas, banaan, dadel, djeroek, doekoe, doeren, doerian, guava, kiwi, manga, mangis, mangistan, mango, papaja, pisang, ramboetan, sawoe, semanka, vijg,  
tropische wervelstorm op de Filippijnen - baguio, baquio
tropische wildernis - jungle, oerwoud, regenwoud, rimboe
tropische wilde vlakte - jungle
tropische wind - passaat
tropische zeevis - bandvis, beefvis, egelvis, goudvis, klipvis, koekvis, koffervis, kogelvis, leervis, longvis, maanvis, roofvis,
 zeepaardje
tropische ziekte   cholera, dengue, dysenterie, filariasis, framboesia, lepra, lupus, malaria, slaapziekte, tyfus 
tropische zwemvogel - fregatvogel
troppel - evenzo, troepje
tropus -  tekstuitbreiding
troqueren - ruilen
tros   aar, ankerkabel, bagage, bagagetrein (mll.), bloeiwijze, bos, bundel, cluster, impedimenta, kabel, krap, krijgstrein, legerbagage, legertrein, meertouw, pak, resem, rist, sequela,
tros aalbessen - aalbessenrist, rist
tros aardwormen - peur, pier, poer, vale
tros bananen - kam, orsir
tros bloemen of vruchten - cluster
tros haver - poeshaver
tros vruchten   bel, kam, racemeus, ragemus
tros wormen   poer, peur 
trosachtige bloeiwijze - speer
trosachtige plant - speer
trosgierst - vogelvoer
troshaver - vlaghaver
troshyacint - druifhyacint, druifjes
trosiep - steeliep
troskerseboom - vogelkers
troskieuwige zeevis   zeenaald, zeepaardje 
trosknecht - pakknecht
trospaard - pakpaard
trosroos - polyantharoos
trossel - bundel
trosselen - bundelen, drossen, pakken
trossen - bundelen, drossen, pakken, weglopen
trostouw - paktouw
trosvormig   racemiform
trot - afstand, draf
trots - aanmatigend, bats, bluffen, bogen, dapper, eigendunk, eigenwaan, ferm, fier(heid), flink, front, glorieus, groots, hooghartig, hoogmoed(ig), hovaardig, hovaardij, kloek, laatdunknd, laatdunkendheid, niettegenstaande, onbevreesd, ondanks, ongenaakbaar, onvervaard, opgeblazen, overmoedig, overzedig, parmant(ig), prachtig, prat, preuts, roemen, roemrijk, statig, spijt, statig, steunen, trotsheid, verwaand(heid), verwaten, weids, ijdelheid, zelfbehagen, zelfbewust,  zelfgevoel 
trots van het moederschap - moederweelde
trots zijn - pralen, pronken
trots zijn op - bogen, fier, pochen
trotse houding   air
trotsen - trotseren
trotseren - blootstellen, braveren, tarten, uitdagen, verachten, weerstaan 
trotse vrouw - pauwin
trotsheid - fierheid, overmoed
trots zijn - pralen, pronken
trotten - draven
trotter - draver
trotteren - draven
trottoir   stoep, stoeppad, straatkant, straatstoep, voetpad, wandelpad, wandelplaats
trottoir voor een café - terras
trottoirband - stoeprand
trottoirtegel - tichel
trotyl - tnt, trinitrotoluol
troubadour   bard, meistreel, menestreel, minnezanger, minstreel, provencaal, rapsode, speelman, trouvere, trovatore, zanger
troubleren - storen, verontrusten
trouvaille   oplossing, vinding, vondst
trouvere - dichter, minnezanger
trouw   aanhankelijk, aanhankelijkheid, eerlijkheid, fideel, fides, gehecht(heid), getrouw, loyaal, onveranderlijk, oprecht, probiteit, standvastig, standvastigheid, stiptheid, toegenegen, vasthoudend, verbonden, verknocht, volhardend, waarheid, zeker 
trouw naar de kerk gaan - kerks
trouw verdediger - paladijn
trouwbed - bruidsbed, huwelijksbed
trouwbelofte doen - verloven
trouwbeloften - ondertrouw, plechtigheden, sponsaliën
trouwbreuk - felonie, perfidie, scheiding, woordbreuk
trouwbreuk jegens de leenheer   felonie 
trouwbrief - trouwbericht
trouwdag - bruiloftsdag
trouwdicht - huwelijksdicht
trouwde voor haar zuster Rachael - Lea
trouwe bezoeker   habitué, stamgast
trouwe echtgenote - Penelope
trouwe gezel van Orestes - Pylades
trouwe klant - habitué, stamgast
trouwe verdediger - paladijn
trouwe vriend   Achaat, Achates, boezemvriend, Jonathan, pylades
trouweloos - deloyaal, gemeen, infideel, onbetrouwbaar, oneerlijk, ontrouw, perfide, punisch, vals, verradelijk 
trouweloos handelen - verraden
trouweloosheid   felonie, ontrouw, perfidie, verraad 
trouweloos iemand - afvallige, verrader
trouweloze daad   verraad 
trouweloze verleidster   Delila 
trouwen - echten, huwen 
trouwen beneden zijn stand - mesailliëren
trouwens - immers, overigens
trouwerij - bruiloft, huwelijk, echt, trouwpartij
trouwfeest - huwelijk
trouwhartig   argeloos, eerlijk, fideel, gezellig, heus, hoffelijk,  loyaal, naïef, openhartig, oprecht, rondborstig
trouwjapon - trouwjurk 
trouwpartij   bruiloft, echt, huwelijk, trouwerij
trovatore - minnezanger, minstreel, troubadour
trubbel - moeite, narigheid
trubbels - onlust
trubbels of hinder - last
truc   (Ind.) akal, foef, foefje, geslepenheid, handigheid, kneep, krijgslist, kunst(werk), kunstgreep,  list(igheid), loer, loosheid, manier, pert, poets, raffinement, schranderheid, slimheid, slimmigheidje, sluwheid, streek, stunt, toetje, treek, tuk, valstrik, voorwendsel, zet 
truc (Ind.) - akal, foefje, list
trucage - kunstgreep
trucfilm - fake
truffel - tuber
truck - oplegger, trekker, vrachtauto
trui - jumper, moerkonijn, sweater, zeug, 
trui zonder kraag   pull-over
truis - plukje, tros
truïsme - gemeenplaats
truite - forel
trumeau - muurvlak, penantspiegel, penanttafel, spiegel, vensterdam
trunk - koffer, schacht, tronk
truntel - bagatel, beuzeling, kletspraat, nietigheid
trust - bedrijfsconcentratie, kartel, samensmelting
trustee - lasthebber, vertrouwensman
trutten   talmen, treuzelen
truweel   troffel
trypsine - trypsase
trijs - bras, hijsbalk, takel
trijsen - ophalen,  takelen
trytisch - fijnmakend, verbrekend, verbrijzelend
trijzel - treuzel, korenzeef
trijzelen - zuiveren
tsaar   Iwan, keizer, Peter
Tsjechisch auteur - Cech, Fric, Hasek
Tsjechisch gebergte   Ertsgebergte, Jeseniky, Sudeten, 
Tsjechisch persbureau   C.T.K. 
Tsjechische burgemester - starost
Tsjechische componist   Dvorak, Smetana
Tsjechische dans   polka 
Tsjechische munt - koruna
Tsjechische partijleider   Husak
Tsjechische politicus   Dubcek, Husak, Masaryk, Novotny, Svoboda, 
Tsjechische rivier   Donau, Eger, Moldau, Morava, Vltana
Tsjechische schrijver   Benesj, Capek, Kafka, Masaryk
Tsjechische stad   Bratislava, Brno, Decin, Kosice, Krupina, Liberec, Olomouc, Ostrava, Plzen, Praag, Telc
Tsjechische volksdans - furiant
Tsjechoslowaaks bergmassief - Brdy
Tsjechosloakije , hoofdstad van - Praag
Tsjecho-Slowaakijs   koruna 
Tsjeka - letterwoord
Tsjoenen - beheksen
tsiepen - piepen, tjilpen 
Tsongdialect - Bila 
Tsuba - stootplaat
tuba - bazuin, blaasinstrument, schuiftrompet
Tubantia - Twente
tubboot - oefenboot
tube - buisje, kokertje
tubelair - buisvormig
tuber - gezwel, knobbel
tuberculose - ftitis, tering, tb.c., tb.
tubereus - knobbelachtig
tuberiform - knobbelvormig
tuberkelziekte - tuberculose
tuberoos - herfsthyacint
tuberositeit - knobbeligheid
tubulus - buisje
tubus - buis, kijker, verrekijker
tucht   bevel, discipline, dwang, gehoorzaamheid, leiding, liniaal, lijn, mededeling, onderwerping, orde, reeks, richel, toezicht, voorschrift
tuchteloos - indisciplinair, ongebonden, ontuchtig, ordeloos, onzedelijk 
tuchteloosheid - bandeloosheid, insubordinatie
tuchthuis   (straf)gesticht, gevangenis 
tuchtigen   castigeren, geselen, kastijden, modificeren, slaan, straffen
tuchtiging - castigatie, doding, geseling, kastijding, lijfstraf, mortificatie, ranseling, slaag, straf, visitatie
tuchtigingsmiddel   gard, gesel, karwats, knoet, roe, roede, spitsroede, stokslag, tuchtroede, zweep
tuchtigingsriem - gesel
tuchting - kastijding, slaag, straf
tuchtleer - discipline, indisciplinair, ongebonden, ongezeglijk, vrijgevochten
tuchtmaatregel - represaille
tuchtmeester - cipier, provoost, gevangenbewaarder
tuchtmiddel - karwats, roede, zweep
tuchtoefening - straf
tuchtrechterlijk   disciplinair 
tuchtroede - gesel, zweep
tuchtschool - gesticht
Tudor, lid van het huis - 
4    Jana Owen
5    Maria
6    Arthur, Edmund, Eduard, Jasper
7    Frances, Hendrik, Jacobus
9    Elizabeth
10  Margaretha
tufduiker - kuifduiker
tuffen - puffen, rijden, spuwen
tufkrijt - kalksteen, mergel
tufsteen - tras, tuf
tufsteen (It.) - peperine
tuftuf - automobiel
tui - scheeps(touw)
tuianker - boeganker
tuiboei - meerboei
tuiboot - sleepboot
tuiel - sleur
tuien - afmeren, vastmaken, vastzetten
tuier - band, tuiertouw
tuieren - vastleggen
tuiertouw - tuur
tuig   afval, bocht, bras, canaille, dievenvolk, gajes, gareel, geboefte, gepeupel, gereedschap, gerei, gespuis, getouw, grauw janhagel, materiaal, ontuig, paardentuig, plebs, rapalje, rommel, schorem, schuim, tinnef, toestel, touwwerk, trekdierentuig, uitschot, uitvaagsel
tuig, deel van het, van een schip - 
2    ra
3    gei, nok, rak, val
4    boom, giek, hals, mars, mast, stag, want
5    paard, steng
6    gaffel, riflijn, scoot, zaling
7    pardoen
8    bakspier
9    jagerboom, neerhaler, stampstok
10  boegspriet, toppeneind
11  kluiverboom
tuig van een zeilschip - takelage, tuigage
tuigen - inspannen, optuigen
tuighuis   arsenaal, depot, rustkamer, wapendepot, wapenkamer wapenhuis
tuigje - toom
tuigpaard - rijtuigenpaard
tuik - netjes, zindelijk, zorgvuldig
tuil   bloeiwijze (trosvormig), boeket, bouquette, bosje, gril, jokkerij, ruiker, toef, 
tuiltje - boeket bos, bosje, dot, kuif, pluk, toef
tuiltje bloemen - boeketje
tuimel - bedwelming (fig.), buiteling, tuimeling, val, wip, wipplank,
tuimelaar - blijde, bruinvis, dolfijn, duifsoort, jongleur, masteluinbrood, potsemaker, slotdeel, snip, wip
tuimelbank - wip
tuimelbed - opklapbed
tuimelboom - buiteling
tuimeldistel - kruisdistel
tuimelen - afrollen, buitelen, duikelen, kieperen, kraaien, mieteren, omvallen, pericliteren, stotteren, tottelen, totteren, vallen
tuimelglas - tumbler
tuimeling   buiteling, culbuteur, duikeling, kolkring, roes, tuimel, val 
tuimelings - kantelend
tuimelkar - kipkar, stortkar
tuimelraam - valvenster
tuimelvis   karper
tuimelzucht - tuimelgeest
tuin - bloementuin, erf, gaard, groentetuin, hof, (Mal)kebon, hortus, lusthof, moestuin, omheining, park
tuin(Afr.) - shamba
tuin (Ind.) - kebon
tuin (Lat.)   hortus
tuin (Mal.) - gaard, kebon
tuin (wetensch.) - hortus
tuin in de hoofdstad   Artis
tuin met druivestokken - wijngaard
tuin met rozen - rosarium
tuin op de Olijfberg waar Jezus gevangen genomen werd - Gethsemane
tuin voor groenten - groentetuin, hof, moestuin 
tuinaarde - humus, molmaarde, molmgrond, teelaarde
tuinafscheiding - haag, heg, hek, scherm, schutting, sloot
tuinafval - porrie
tuinarbeid verrichten - tuinieren
tuinarbeider - tuinier
tuinbaas - hovenier
tuinbed - parterre, perk,
tuinbed waarop gezaaid wordt - wachtbed
tuinbloem   afrikaantje, akelei, anemoon, anjer, arabis, aronskelk, aster, azalea, balsemine, begonia, blauweregen, brem, campanula, canna, chrysant, chrysanthemum,  clematis, coreopsis, cosmea, crocus, dahlia, erica, floks, freesia, fuchsia, geranium, gladiool, godetia, goudsbloem, hanekam, herfstaster, hyacint, iris, ixia, krokus, lathyrus, lavendel, lelie, lovelia, lupine, madelief, margriet, meidoren, monnikskap, mosroos, muurbloem, narcis, pensé, pioen, pioenroos, phlox, portulakka, primula, ranonkel, reseda, ribes, ridderspoor, roos, salvia, scabiosa, sering, sneeuwbal, spiraea, stokroos, trollius, tuberoos, tulp, violier, viool, viooltje, vlier, vuurpijl, weigelia, winde, zinnia, zonnebloem
tuinbloemetje - viooltje
tuinbonenziekte - fabisme, favisme
tuinboon - duiveboon, paardeboon, pieter,
tuinbouw   glascultuur, horticultuur, veldarbeid, warmoezerij 
tuinbouwbedrijf – kwekerij, tuinderij
tuinbouwer – tuinder, tuinier
tuinbouwgereedschap   bladhark, boonzaaier, frees, gieter, hark, 
kruiwagen, riek, schoffel, schop, snoeischaar, spa, spade, tuinslang
tuinbouwgewas   andijvie, appel, asperge, biet, bloemkool, boon, capucijner, dop(erwt), erwt, fruit, groente, kapucijner, kool, peer, peul, postelein, prei, rabarber, radijs, ramenas, savoyekool, schorseneren, sla, snijboon, spersieboon, spruitjes, tomaat, ui, winterwortel, wortel
tuinbouwkunde   hortologie 
tuinbouwkundige   hortoloog 
tuinbroek - salopette
tuinbij - honingbij
tuincentrum - kwekerij, tuinderij
tuinder - gardenier, kweker, teler, tuinier, warmoezenier 
tuinderij - kwekerij, tuincentrum
tuinekster - klapekster
tuinen - benen, doorlopen, vluchten
tuineppe - selderij
tuinfeest - hoffeest
tuinfluiter - grasmus, kersenpikkertje, zomergast
tuingat - hommergat, schrijfgat
tuingereedschap -  bats, bladhark, gieter, grasschaar, grasmachine, hark, hegschaar, kruiwagen, riek, rijf, schoffel, schop, schrepel, snoeimes, snoeischaar, spa(de), sproeier, strekel, tuinschaar, tuinslang
tuingerei - snoeimes
tuingewas - lavendel
tuingeweer - flobert
tuingod - Priapus
tuingodin   Pomona
tuingors - ortolaan
tuingrond - akkeraarde
tuinhoed - plantershoed
tuinhuis   gaardenier, gloriëtte, koepel, oranjerie, prieel
tuinier   hovenier, tuinder, tuinier, tuinman, warmoezenier
tuinieren - tuinen
tuinierster - tuinmansvrouw
tuinjongen (Ind.) - kebon
tuinkamer - oranjerie, prieel, serre
tuinkers   bitterkers, sterkers, sterrekers, tuinkruid
tuinkever - junikever, rozekever
tuinklauw - wiedijzer
tuinklokje - kampanula, mariaklokje
tuinkoepeltje - gloriete
tuinkoninkje - winterkoninkje
tuinkruid - basilicum, bieslook, kervel, koningskruid, marjolein, orego, peterselie, rozemarijn, selderie, selderij, sterkers, tuingras, tuinkers, tijm, venkel
tuinkunde - hortologie
tuinkunst - tuinarchitectuur
tuinlat - wilgeteen
tuinleden van Adam - Adamsgild(e)
tuinleeuwerik - veldleeuwerik
tuinlepeltje - herderstasje
tuinlook - knoflook
tuinman - gardenier, hovenier, kweker, tuinder, tuinier
tuinman (Ind.) - kebon
tuinmes -  snoeimes
tuin met rozen - rosarium
tuin met vruchtbomen - boom(gaard)
tuin voor groenten - hof, moestuin
tuinieren - tuinen
tuinopzichter (Ind.)   kebon 
tuinperk - bed
tuinplant - afrikaantje
tuinpoortje - hek
tuinschaar - heggeschaar, snoeischaar
tuinscheerling - hondspeterselie
tuinsla - latuw
tuinslaper - relmuis, zevenslaper
tuinsluiper - tuinkoninkje
tuinsproeier - gieter
tuinstulp - bostulp
tuintegel - flagstone
tuinvak   bed, perk
tuinvalk - klapekster, klauwier
tuinverlichting - fakkel, lantaarn
tuinverzorger - hortulanus, hovenier, tuinman
tuinvogel - ortolaan
tuinvriend - hortoloog
tuinwerk - rijsberm, rijswerk, tuiniersarbeid 
tuinzwaluw - oesterzwaluw
tuisen - dobbelen, kwanselen, ruilen, spelen,
tuiser - dobbelaar, speler
tuistrop - tuitouw
tuit - schenkbuis, schenkmond, schenkpijp, tul, toot, 
tuit van een kan   tul
tuit van een pomp - uitloper
tuitel - neus, onvast, wankel
tuitelachtig - wiebelend
tuitelen - ruisen, suizen, wankelen, wiebelen
tuiten - suizen, toeten
tuitelig - duizelig, tuitelachtig, wankel
tuithoren - toethoorn
tuitje (plantk.) - ocrea
tuitlamp - keukenlamp, snotneus
tuitpotje   nun
tuitschoen - tootschoen
tuittrechter - broes
tuitzak - puntzak
thuja   conifeer, levensboom
tuk   beet, begerig, belust, graag, gretig, gulzig, happig, list, ras, slaapje, sluw, soort, verzot
tuk hebben - beetnemen
tuk op - flink, levendig, vinnig
tuk op winst - baatziek
tukje   dutje, hazen(slaapje), siësta, slaap, uiltje
tukken - dutten, slapen
tukker - heikneuter, kneu, putter, twentenaar
tul   kruik, pul, kan, speentuit, zuignap, zuigspeen
tule - kant
tuleachtig weefsel   bobbinet, petinet 
tulband - gebak, hoofddeksel, wrong
tulen halsbedekking met baleintjes - guimpe
tulp - tulipa
tulpane - bostulp
tulpenboom   magnolia
tulpenwindhandel - tulpomanie
tult - houtmaat
tumbler - bekerglas, tuimelaar
tumefactie - zwelling
tumeltueus - lawaaiig, rumoerig
tumescentie - opzwelling
tumor   gezwel, zwelling
tumult - alarm, beroering, drukte, gedruis, geraas, heibel, kabaal, lawaai, leven, onrust, ophef, oploop, oproer, opschudding, ramulte, rumoer, spektakel
tumuluoso - stormachtig
tumulus - grafheuvel 
tune - deun, melodie
tuner - afstemmer
Tunesië, heuvellandschap in - sahel 
Tunesië, kalkplateau in - Dahar
Tunesië, provincie van - Beja, Bensert, Bizerte, Gabes, Gafsa, Jendoube, Kairouan, Kasserine, Medenin, Nabeul, Sfax, Sousse, Tunis
Tunesië, zoutmeer in - sjott
Tunesisch gebergte - Atlas
Tunesisch gerecht - koeskoes
Tunesisch hoofddeksel - fez
Tunesisch produkt - kurk
Tunesisch schiereiland   Djerba 
Tunesisch staatshoofd   Bourguiba
Tunesische havenplaats   Bizerta, Goulette, Sfax, Soesa, Tunis
Tunesische munt - dinar,  franc
Tunesische stad   Beja, Bizerta, Gabes, Sousse, Tunis, 
tunica - chiton, mantelanjelier
tunicaten - manteldieren
tunicaband -  clavus 
tuniek - uniform(jas)
tunnel - door(gang), passage 
tunnel onder een rivier - riviertunnel 
tunnelbrug - kokerbrug
tunneloven - kanaaloven
tunnelziekte - mijnwormziekte
turban - tulband
turbatie - stoornis, verwarring
turbator - onruststoker
turbe - menigte, vlucht
turberen - beroeren, verontrustend, verwarren
turbine - schoepenrad
turbinestraalmotor - reactiemotor, straalmotor
turbojet - straalmotor
turbulent   onrustig, woelig 
turbulent luchtverschijnsel   eddy 
turbulentie   stoornis,woeligheid
turdidae - lijsters
tureluren - neuriën
tueluur - deun, gril, kuifleeuwerik, tuuk
tureluurs - dol, geprikkeld, kierewiet, kriebelig
tureluurs maken - prikkelen
turen - gluren, kijken, ogen, pinken, pluren, staren
turf - klomp, klot, kluit, spon
turfaarde   molm, turfmolm, veenaarde 
turfboer - turfverkoper
turfdons - turfwatten
turfdrager - sjouwerman
turfeiker - turfschip
turfescentie - gespannenheid, opzetting, opzwelling,  stijfheid
turfgraver - veenarbeider, veender
turfgrond   veen(land)
turfhoop - stobbe
turfland - veen, veengrond, veenland
turflegger   vletter
turfmaker - turfgraver
turfmakerij   veenderij 
turfmeel - turfmolm
turfmolm - meel, mot, mul
turfpraam - turfschuit
turfroede - veenroede
turfschop - greep, teef
turfsoort - onderkuil
turfspitter - turfgraver
turfstapel - stobbe, viem
turfstapelen - vletten
turfsteken - venen
turfsteker - mol, spitter, stikker, veenman, veenwerker, veenarbeider
turfstof - mul, turfstrooisel
turftrekker - baggeraar
turfstrooisel - molm
turftrekker - zakkenroller
turfvezelstof - berandine
turgor bezittend - turguscent
Turk   Moor, Osmaan, Ottomaan, Mohammedaan
Turken - Osmanen
turkovis - blauwgroen
Turks   Ottomaans
Turks bad - zweetbad
Turks bed - ottamane
Turks bedehuis - djami
Turks bevelhebber - ag(h)a, emir
Turks bevelschrift - irade
Turks bovenkleed - kaftan
Turks decreet   irade
Turks dichter - Baki
Turks eiland - Imroz
Turks flanel - golgas
Turks gerecht - kebab, pilav
Turks gewaad - dolman
Turks heer - aga
Turks infanteriesoldaat   janitsaar
Turks keizerlijk decreet - irade
Turks leer -  marokijn
Turks lesgever van de Koran - Hodja
Turks mannenverblijf   selamnik 
Turks opperkleed - kaftan
Turks paleis   konak, serail
Turks pond - lira
Turks rijstgerecht   pilav
Turks roeivaartuig - kaik, sultana
Turks schip - sultana
Turks schrijfster - Adivar
Turks soldaat   nisam
Turks staatsman   Ataturk
Turks student - softa
Turks vleesgerecht - krbab, shoarma
Turks voertuig - araba
Turks vrouwenverblijf   harem 
Turks wapen - kromzwaard
Turkse ambtstitel - pacha, pasja
Turkse bevelhebber   aga
Turkse brandewijn   raki
Turkse danseres   odalisk
Turkse drank   raki
Turkse dronk - salep
Turkse eretitel   baba, bei, bey 
Turkse forten aan de Hellespont - Dardanellen
Turkse gendarme   zaptieh
Turkse goudmunt   stamboel
Turkse herberg   han, kan
Turkse hoofdstad   Ankara
Turkse kapitein - reïs
Turkse kromme sabel   scimitar
Turkse landvoogd   muselim 
Turkse landwer -  redif
Turkse lichtgewapende ruiters - leschis
Turkse maand   ramadan
Turkse markt of herberg   kan 
Turkse moskee   dziami
Turkse munt   kurus, para, piaster,  pond
Turkse muts   fes, fez
Turkse opperpriester   moefti 
Turkse provincie   vilajet
Turkse rechtsgeleerde   effendi, efendi
Turkse regering   (tot 1932) Porte, Kapu
Turkse rijstmoes - pilav
Turkse rivier - Ceyhan, Meander
Turkse ruiter - spahi
Turkse rustbank   ottomane
Turkse rijk - Porte
Turkse schriftgeleerde   hodja 
Turkse sofa - ottomane
Turkse staatsraad   divan
Turkse stad - 
4    Bolu, Icel, Urfa
5    Adana, Alaca, Bursa, Corum, Izmir, Konya, Maras, Sivas
6    Ankara, Edessa, Elazig, Samsun
7    Erzurum, Kayseri, Kocaeli, Malataya
8    Adapazzi, Gaziante, Istauoel
9    Eskihesir
10  Dayarbakir
Turkse stadhouder   vali, wali
Turkse tabakspijp   chibouque, chiboek
Turkse tarwe   mais, mi(l)le
Turkse titel   aga, bei, bey, chan, ef(f)endi, emir, emier, kalief, pasja, pasha, sultan 
Turkse trom – naccara, trombal
Turkse vlag - alem
Turkse vochtmaat   alm
Turks volksstam - Avaren, Balkaren
Turkse volkszanger - asjik
Turkse vorst   bei, sultan
Turkse vrouw   hanoem
Turkse waterpijp   nargileh
Turkse wijn   raki
Turkije, hoofdstad van - Ankara
Turkije, meer in - Vanmeer
turner - gymnast
turngereedschap - brug, paard, rek(stok)
turnoefening - handstand
turnster - gymnaste
turntoestel   bok, brug, evenwichtsbalk, paard,  rek(stok), ringen, trampoline, wandrek
turquoise - tafweefsel
turrenkruid - scheefkelk, torenkruid
turtie -  tortelduif, zeeschildpad
turven - aanstrepen, ranselen, slaan, tellen
tussen   dis(Gr), entre (Fr.), gedurende, halverwege, inter, intra, meta(Gr), middenin, temidden
tussen alle volkeren - internationaal
tussen andere bezigheden door - terloops
tussenbedrijf - entr’act
tussenbeide komen - intercederen, interfereren, interveniëren, treden
tussen de bedrijven door - terloops
tussen de eilanden - interinsulair
tussen de ogen gelegen   interoculair
tussen de planeten onderling - interplanetair
tussen de ribben gelegen   intercostaal
tussen de spieren gelegen   intermusculair
tussen de vingers en tenen gelegen   interdigitaal
tussen de volken - internationaal
tussen elkaar - tusseneen
tussen gemeenten onderling - intercommunaal
tussen gemeenten plaatshebbend - interlokaal
tussen haakjes - parenthese, terloops 
tussen landen en volken onderling - internationaal
tussen licht en donker   schemer 
tussen naties onderling - internationaal
tussen noord en oost - n.o.
tussen normaal en omvangrijk - middelgroot
tussen plaatsen onderling (ptt) - interlokaal
tussen twee conjuncties van planeten - synodisch
tussen twee oceanen - interoceanisch
tussen twee tijden in - tussenin
tussen twee tijdstippen - tussentijds
tussen verscheidene landen   internationaal
tussen verscheidene plaatsen   interlokaal
tussen vet en mager - doorregen
tussenaxioma - tussenbegrip
tussenbedrijf - extracten, tussenspel 
tussenbeide - tameijk
tussenbeide komen - bemiddelen, intercederen, interfereren,
interveniëren
tussenbericht   entrefilet 
tussenberm - banket
tussenbestuur - interim
tussencelstof - intercellulose
tussencelzelfstandiheid - intercellulose
tussencultuur - tussenbouw
tussendag - schrikkeldag
tussendoor - tussenin
tussendoorbeentjes - steunbeenderen
tussengang - middelgang
tussengebied - enclave
tussengelegen - mediterraan
tussengerecht   entremets 
tussengeschil - incident
tussengracht - middelgracht
tussenhandelaar   agent, commissionair, detaillist, groothandelaar, grossier, makelaar, tussenhandelaar
tussenhersenen   diëncephalon, diëncefalon
tussenhistorie - episode
tussenkamer   alkoof, entresol, hangkamer, insteekkamer 
tussenkamer met slaapvertrek - alkoof
tussenkamertje - entresol, insteekkamertje
tussenkleur - middeltint
tussenkomend - bemiddelend, incidenteel
tussenkomst   bemiddeling, commissionair, inmenging, intercessie interferentie, intermediair, interventie, mediair, mediatie,
tussenkultuur - tussenbouw
tussenlassen   inlassen 
tussenlassing - interpolatie, tussenvoeging
tussen licht en donker - schemer
tussenlid - middengeleding, middenlid
tussenliggend   intermediair 
tussenmuur - binnenmuur, middenmuur, scheidsmuur
tussenmuurvlak - penant
tussenoplossing - compromis
tussenpassagier - armoedzaaier
tussenperiode   fase, entracte, intermezzo, interventie, pauze, rustperiode
tussenpersoon - agent, ambassadeur, bemiddelaar, commissionair, handelsagent, intermediair, makelaar, medium, ombudsman, stroman, tolk, vertrouwensman
tussenpersoon tussen afzender en ontvanger - expediteur,
verzender, vrachtondernemer
tussenplaatsen - interlokaal, interponeren
tussenpoos   afwisseling, intermissie, interruptie, tussenruimte, interval, pauze, rusttijd 
tussenpozend   intermitterend 
tussenregeerder - regent
tussenregering   interregnum 
tussenruimte - afstand, gaping, interlinie, interstitie, interval, spatie, speling, spleet, tussenpoos 
tussenrijk - tussenregering
tussenschakel - overgangsdeel, overgangsvorm
tussenschot - septum
tussenschuifsel - parenthese
tussenslaapkamer - alkoof
tussenslag - bijnoot
tussensloot - middensloot, scheidingssloot
tussensluis - middensluis
tussensolo - obligaat
tussensoort - bastaard, middelsoort
tussenspant - vulspant
tussenspel   diludium, entremés, interlude, interludium, intermezzo
tussenspraak - bemiddeling
tussenstand - klassement
tussenstation - halte
tussenstuk van een rund - paterstuk
tussentijds   a.i., inmiddels, interludium, interim, intermissie, intussen, ondertussen, tijdelijk, voorlopig
tussentijds opgemaakte tussenstand in een wedstrijd - 
klassement
tussentijds rapport - interimverslag
tussentijdse vakantiedag - snipperdag
tussentoon   middentoon 
tussen twee tijdstippen - tussentijds
tussenverdieping - entresol, hangkamer, insteekkamer, mezzanine 
tussenvertrek - insteek, insteekkamer 
tussen vet en mager - doorregen
tussenvoegen   atlassen, inlassen, inschuiven, interpoleren, invoegen
tussenvoeging   inlas, inlassing, interpolatie, invoeg, invoegsel, las 
tussenvoegsel - in(las), interjectie, invoeg
tussenvonnis   interlocutie 
tussenvorm   overgangsvorm 
tussenvorm van sommige dieren - larf, larve, pop, rups
tussenwaar - ruilmiddel
tussenwand   scheidswand 
tussenweg   compromis, middenweg 
tussenwerk   bijwerk
tussenwerpsel   ach, aha, ai, au, ba, bah, bravo, dut, foei, ha, hé, hè, hm, hoera,  interjectie, nou, och, oei, oh, pst, plonk, sjonge, tjonge, st, tut tut, zo, zag
tussenzang in een drama - koorzang
tussenzetsel - inlas, las, tussenstuk
tussenzetten - entwijze, inlassen
tussenzin - parenthese, parentesis
tussenzin scheiden - aandachtstreepje
tussis - hoest
tut - kalm, stil, radijs,  rustig
tutela - voogdij
tutelair   beschermend
tuten - roepen
tuteur - beschermer, tutor, voogd
tutrice - voogdes
tutten - tobben, zeuren
tutter - fopspeen
tutteren - aarzelen, treuzelen
tutterig - beuzelachtig, houterig, zeurderig
tutti   t, allen
tutto - geheel
tutu - balletrokje
tutup - sluiten, toetoep
tuub - fietsband
tuuk - aalschaar, tureluur
tuur - trek, tuier, zin
tuurpaal - tuierpaal
tuut - agent, bink, diender, klabak, politie, politieagent, smeris
tv zender in Nederland - Lopik
tv-zenders zoeken - zappen
T-vormig kruis - Antoniuskruis
twaalf - dozijn
twaalf apostels   keizerskroon 
twaalf dozijn - gros
twaalf maanden - jaar
twaalf stuks - dozijn
twaalf uur 's nachts - middernacht
twaalfboutshelm - duikerhelm
twaalfdelig   duodecimaal 
twaalfde maand - december
twaalfde rugwervel - gordelwervel
twaalfdelig - duodecimaal
twaalfeilandengroep aan de Kleinaziatische kust - 
Dodekanesos
twaalfhoek   dodekagoon, dodecagoon
twaalfmaandelijks - jaarlijks
twaalfpuntsletter   augustijn 
twaalftal   dozijn
twaalftallig - duodecimaal
twaalftonig - duodecafonisch
twaalftoonstelsel   dodecafonie 
twaalfurebloem - daglelie
twaalfuurtje - (lunch)pakket, middag boterham
twaalfvingerige darm   duodenum 
twaalfvlak   dodecaëder
twee - beide,  duo, paar, span, stel
twee aan twee - paarsgewijs
twee aan twee rangschikken - paren
twee ballen gelijk raken bij het biljartspel - biljarderen
twee bijeen horende dingen   koppel, paar, span, stel
twee bij elkaar behorende zaken - paar
twee dagen geleden   eergisteren 
twee dagen na heden - overmorgen
twee damschijven op elkaar - dam 
twee dingen - stel
tweedraads garen – twijn
twee en een half - derdehalf
twee evenoude kinderen van een moeder   tweeling
twee gelijke exemplaren - duplicaat, duplo 
twee gulden vijftig - knaak, rijksdaalder
twee ineen lopende rivieren - streng
twee in elkaar lopende kamers - suite
twee keer - tweemaal
twee kwarten - helft
tweeledig - binair, dubbel(zinnig)
twee maal twaalf uur - etmaal
twee maanden na zicht - uso
twee medeklinkers - ks, ml
twee meeldradend hebbend - diandrisch
twee metalen samensmelten tot één - legeren
twee muzikanten - duo
twee nationaliteiten bezittend - bipatride
twee oceanen verbindend   interoceanisch
twee onbeloonde en een betoonde lettergreep - anapest
twee paarden   span
twee ronden bij het breien - naadje, tour
twee schijven op elkaar   dam
twee snarig muziekinstrument - rebab
twee sneetjes brood met ei en vlees - uitsmijter
twee soorten watersalamanders - aalpadsalamander
twee strijdende partijen - principaal
twee stukken hout - deuvel
twee vingers hebbend - didactylisch
twee wegen met bezwaren - dilemma
twee zit   duo
tweeaar - korenhalm
tweearmige trekboom - lamoen
tweebast - amandelwilg, schietwilg, waterwilg
tweebenig gevleugeld dier - vogel
tweebenig werktuig - passer
tweeblad - keverorchis
tweebroederig - diadelfus
tweed - kaardgaren
tweede - ander, secundo, secundus, span, vice
tweede aardperiode uit het prenaire tijdvak - siluur
tweede baas - onderbaas
tweede binnen planeet in ons zonne stelsel   Venus
tweede boek van Mozes - Exodus
tweede boekhouder - onderboekhouder
tweede borstrok - onderborstrok
tweede commissaris - ondercommissaris
tweede correctie van drukproeven - revisie
tweede deel van de priesteropleiding - scholastikaat
tweede der kleine wijdingen - lector
tweede directeur - onderdirecteur
tweede drukproef - revisie
tweede echt - bigamie
tweede estrade van een balébalé - paseban (Ind.)
tweede exemplaar - doordruk, duplicaat
tweede exemplaar van een kunstwerk - repliek
tweede exemplaar van een wissel - secunda
tweede gelijke exemplaar   duplicaat
tweede gewas - etgras, etgroen, nagras,
tweede gewas van een stuk hooiland - eimat
tweede graangewas - eimat
tweede grasgewas - eimat, etgras, etgroen, nagewas, nagras, nahooi, naoogst, navrucht
tweede halswervel - draaier, epistrofeus
tweede helft van de 18e eeuw - pruikentijd
tweede huwelijk - deuterogamie, digamie, hertrouw
tweede jaargetij - zomer
tweede kamer (Denem.) - Folketing
tweede kamer (Eng.)   Lagerhuis 
tweede kaste der Hindoes - kshatriya's
tweede keer   herhaling, repetitie
tweede kerstdag - boxingday
tweede klasse - secunda
tweede kok - onderkok
tweede koster - onderkoster
tweede maag - huif, netmaag
tweede maand - februari
tweede maand (Hebr.) - Ijar
tweede macht van een getal - kwadraat
tweede moeder - stiefmoeder
tweede moer - contramoer
tweede mogelijkheid - alternatief
tweede naamval - genitief
tweede ontbijt - lunch, luncheon, tiffin
tweede oogst - nagewas
tweede opzichter - onderopzichter
tweede phase in ngodsdienst der Indiërs - brahmaïsme
tweede plaats, in de - secundair
tweede planeet van ons zonnestelsel - Venus
tweede prijs - accessit, assessiet, zilver
tweede snede van klaver   nasnede, etgroen, etgroen
tweede stem - tegenstem
tweede troefkaart in het omber, quadrille - manille
tweede zangstem   alt
tweede zondag in mei   moederdag 
tweede zondag in de vasten - reminiscere
tweede zondag vóór Pasen - passiezondag
tweedegraadsvergelijking - vierkantsvergelijking
tweedehands - antiquarisch, gebruikt, gedragen, tagrijn
tweedehands koopje - occasion
tweedekker - biplaan, biplane
tweedelig - binair, dubbel
tweedelig badpak   bikini 
tweedelig pak - kostuum
tweedelig rijtuigje - bendy, cabriolet, deleman, gig, hansom (Eng.), kar, kossong, mallejan, rikshaw, riksja, sado, sjees, sulky,tonneau
tweedeligheid   binariteit 
tweedeling   dichotomie 
tweederangs   minderwaardig 
tweedimensionaal begrip   vlak 
tweedraadsgaren - tweern, twijn
tweedracht   breuk, eris, etgroen, gekijf, geschil, heibel, herrie, hommeles, krakeel, mot, onenigheid, ongenoegen, onmin, verdeeldheid, ruzie, scheuring, tweespalt, twist, vete
tweedrachtig   onenig, verdeeld 
tweedrachtsappel   twistappel 
tweedradig - bifilaire
tweedradig weefsel - zwilk
tweeduizend (Rom.)   m.m. 
tweeëcht - bigamie
tweeënhalve cent - botsen, kluut, plak 
tweeërhande - onverbuigbaar
tweefiets - tandem
tweegesprek   dialoog
tweegevecht - duel, handgemeen, kamp, lijfgevecht, tweekamp,  worstelpartij
tweegezinswoning   duplex woning 
tweehandig - bimanueel
tweeheid - dualiteit
tweeheidsleer - dualisme
tweehoevig dier   alpaca, alpensteenbok, angorageit, antilope, banteng, berggeit, bezoargeit, bison, blauwbok, blesbok, bok, brandhert, buffel, bultrund, damhert, djunglerund, dromedaris, duikerbok, dwerghert, edelhert, eland, gaffelbok, garm, gazel,  gazelle, geit, gems, giraffe, gnoe, grijsbok, hamel, hartebeest, herkauwer, hert, hinde, hokkeling, kalf, kameel, kantjil, karbouw, kariboe, Kashmiergeit, kemel, klipgeit, knoros, koe, koedoe, lakenvelder, lam, lama, manenschaap, mehari, mendjangan, merinosschaap, moefflon, muffeldier, muskusdier, muscusos, ree, oeros, okapi, ooi, os, pink, pinkstier, pinkvaars, ram, rendier, rund, sapi, schaap, schaapkameel, sik, spiesbok, spieshert, springbok, steenbok, steengeit, steenschaap, stier, twenter, vaars, var, vetstaart, waterbok, wapitihert, wildebeest, wisent, yak, zeboe
tweehokkige vrucht van kruisbloemigen - hauw, siliwua
tweehonderd (Rom.)   c. c.  
tweehonderd stuks haringen - tal
tweehoofdige opperarmspier   biceps 
tweehuizig heestergewas - gagel
tweehuizigheid - dioecie
tweehulzige plant - wilg
tweejaarlijkse tentoonstelling of zulk een concours   Biënnale 
tweejarige haring - toter
tweejarig huisdier   twenter 
tweejarig paard of rund - twenter
tweejarige haring - toter
tweejarig vrouwelijk rund - hokkeling
tweejarige mannelijke ree - smalrug
tweejarige vrouwelijke ree - smaldier, smalree 
tweekamerstelsel - bicamerisme
tweekamp   duel, heengaan, kamp, krijt, omheining,  strijdperk, tweegevecht, wedstrijd
tweeklank - ai, ei, eu, oe, oi, ui, diftong, dubbelklank
tweekleurig - dichroïtisch
tweekoren - amelkoren
tweekristalvormig - dimorf, dimorph
tweeledig - binair, binomisch
tweeleer - dualisme
tweeling - twin
tweelingbroer van Amphion   Zethus 
tweelingbroer van Artemis   Apollo 
tweelingbroer van Castor   Pollux 
tweelingbroer van Remus   Romulus 
tweelingen   gemini, gemellen, twins
tweelingsterren   Castor, Pollux 
tweelingvenster - bifora
tweelingzuster van Ares - Eris
tweelippig - bilabiaal
tweeloops - dubbelloops
tweeluik   diptiek
tweemaal   andermaal, bis, nogmaals
tweemaal hetzelfde zeggen   tautologie 
tweeman - duümvir, nizuër
tweemanschap - duümviraat
tweemaster - gaffelschoener, kits, kof, schoener
tweepalig - bipolair
tweepersoons muziekstuk   duo, duet
tweepersoonsauto   two-seater 
tweepersoonsbed   lits jumeaux 
tweepersoons fiets - tandem
tweepersoonssofa - causeuse
tweepersoonszadel   buddyseat
tweepolig - bipolair
tweeregelig vers   distichon, doublet 
twern - twijn
tweernen - twijnen
tweeslachtig   amfygeen, amfibisch, androgyn, hermafrodiet 
tweeslachtig dier - amfibie, amphibie, hermafrodiet, kikker, kikvors, moeraskikker, pad, salamander, vors
tweeslachtig wezen   afrodiet, hermafrodiet 
tweeslachtigheid   androgynie, biseksualiteit,  dualisme, gynandrie
tweesnarige viool - rebab
tweesnijdend - anceps
tweesnijdend mes   lancet, vlijm 
tweesnijdend Romeise bijl - bipennis
tweesnijdend slagzwaard - espadon
tweesnijdend zwaard   kortelas
tweespalt   conflict, disharmonie, onenigheid, ruzie, tweedracht, twist, verdeeldheid, vete
tweespraak - dialoog, samenspraak
tweesprong   dilemma, scheiweg 
tweestemmige compositie - bicinium
tweestemmige zang   duet 
tweestemmig gezang - discant, duet
tweestemmig zangstuk - bicinicum
tweestemmige compositie - madrigaal
tweestrijd   dilemma, dubio, dubium, duel, kamp, scheuring, tweekamp, tweespalt
tweestromenland   Mesopotamië 
tweetakkig   gaffelvormig
tweetal   duo, duet, koppel, paar, span, stel(letje), twin
tweetalig land   België, Canada 
tweetallig cijfer - bit
tweetaligheid   bilinguïsme 
tweetallig - binair
tweetal muzikanten - duo
tweetandige vork   gaffel
tweetenig luipaard - unau
tweeterm   binomium, binoom
tweetermig - binominaal, binomisch
tweetongig - bedrieglijk, vals
tweevaardigheid - ambivalentie
tweevleugelig insekt - aasvlieg, bijenluis, bromvlieg, dar, daas, dazerik, galmug, horzel, kamervlieg, kriebelmug, mestvlieg, motrug, mug, muskiet, paardehorzel, paardevlieg, roofvlieg, runderaas, runderhorzel, sluipvlieg, stalvlieg, steekmug, tseetseevlieg, vleesvlieg, vlieg, vlo, wapenvlieg, wolzwerver, zuiderzeemug, zweefvlieg
tweevleugelig vliegtuig   tweedekker 
tweevleugelige insecten - diptera
tweevleugeligen   diptera
tweevoetig dier - biped
twee voorgespannen trekdieren - span
tweevormig - dimorf
tweevormigheid - dimorfisme
tweevoud   duplo
tweevoudig   binair, dubbel, duplex, duplo, tweedelig, tweeledig, tweetallig 
tweevoudigheid   dualiteit 
tweewaardig   bivalent 
tweewaardig   ambivalent 
tweewaardigheid   ambivalentie 
tweewieler -  brommer, fiets, rijwiel, step, tandem
tweewielig huurrijtuig (Eng.) - ransom
tweewielig rijtuigje voor één persoon   bendie
tweewielig rijtuigje - boerensjees, karikel, kariool, riksja, sjees, sulky,tilbury 
tweewielig voertuig -  bagagewagentje, bromfiets, brommer, buggy, caravan, dogkar, dosados, fiets, gig, kar, kariool, mandewagentje, motor(fiets), riksja, rijwiel, sado, scooter, sjees, step, sulky, tandem, tilbury
tweewielig wagentje   gig 
tweezaadlobbigen   dicotylen 
tweezak - knapzak
tweezang - duet
tweezijdig - dubilateraal, bbel
tweezijdig beschreven - opistograaf, papyrusrol
tweezijdig gelijk - symmetrisch
tweezitsbank - bisellium
tweezijdig   bilateraal
tweezit - duo
Twent(h)e   Tubantia
Twentenaar   Tukker, Twent
twill - keper, keperweefsel
twinkelen - fonkelen
twint - intussen
twintig roeden - snees
twintig stuks - stijg 
twintig eieren - schok
twin - duo, paar, stel, tweeling
twinkelen - fonkelen, glanzen, glinsteren,  pinkelen, schitteren, stralen 
twinkeling - fonkeling, glanzing, straling
twinset - damestrui
twintigtal - snees, stijg
twintigvlak - icosaëder
twist - afgrijzen, afkeer, altercatie, bonje, conflict, contentie, contestatie, discordantie, disharmonie, gekibbel, (geschil)punt, gehaspel, gekrakeel, ge(kijf), gevecht, herrie, krakeel, kwaad, kwestie, lis, misverstand, mot, onenigheid, ongenoegen, onlust, onmin, onvrede, ruzie, sporreling, strubbeling, strijd, tegenzin, tweedracht, tweespalt, verdeeldheid, vete, woorden 
twisten - bakkeleien, bekvechten, debatteren, disputeren,  haarplukken, harrewarren, kibbelen, kiften, krakelen, kijven,  plukharen, polemiseren, quelleren, ruziën, sporrelen, strijden, tobben, vechten
twisten over kleinigheden - kibbelen
twistend - overhoopliggend, polemisch
twistgeding - controverse, procest
wister - krakeler, ruziemaker, ruziezoeker
twistgeschrijf - pennenstrijd, polemiek 
twistgesprek   debat, dispuut, polemiek, redekaveling, redestrijd, redetwist, ruzie 
twistgierig - onverdraagzaam
twistgodin - Eris
twistkunde - eristiek
twistmaker - ruziezoeker
twistpunt - controverse, strijdvraag 
twistrede - dispuut
twistschrijver   pamflettist, polemist
twiststoker - stokebrand
twistvraag - strijdvraag
twistziek - chicaneus, chicaneurig, contentieus, eristisch, kibbelachtig, korzelig, krakeelziek, kregel, kribbig, kijfziek, querulant, sporrelig, twistgierig, warrig
twistziek mens - neetoor
twistziek persoon - kribbebijter
twistzieke echtgenote - Xantippe
twistzieke vrouw - kribbebijtster
twistzoeker   haspelaar, kemphaan, ruziemaker, ruziezoeker, stokebrand 
twistzucht - twistgierigheid
twofold - dubbel, tweevoudig
twostep - stepdans
twijfel - aarzeling, besluiteloosheid, scepsis diffidentie, dilemma, dubio, dublum, kwestie, onvastheid, onzekerheid,  scepsis, schroom, tweestrijd, verdenking, wanhoop
twijfel aan eigen persoonlijkheid - depersonalisatie
twijfel uitdrukkend - sceptisch, twijfelachtig
twijfelaar - scepticus, pyrronist 
twijfelachtig - aarzelend, anceps, besluiteloos, betwistbaar, douteus, dubbelzinnig, dubieus, equivoque, flauw, huiverachtig, kwestieus, los, onbeslecht, onbeslist, onduidelijk, ongewis, onopgelost, onstandvastig, onvast, onwaarschijnlijk, onzeker, precair, problematiek, problematisch, quaestieus, twijfelmoedig, veranderlijk, wankel, wankelbaar, wankelmoedig, weifelend, zwak
twijfelachtige vraag - probleem
twijfelachtigheid - problematiek
twijfelarij - twijfelzucht, scepticisme 
twijfelen - aarzelen, betwisten, diffideren, dubben, dubiëren,
twijfelend - onzeker, twijfelachtig
twijfeling - aarzeling, onzekerheid
twijfelklaarte - twijfellicht
twijfelleer - pyrronisme
twijfellicht - schemerlicht
twijfelmoedig - aarzelend, besluiteloos, onzeker, wankelmoedig 
twijfelzinnig - dubbelzinnig
twijfelzucht - scepticisme, skepsis, twijfelarij
twijfelzuchtig - acribofobie, increduliteit, pyrrhonisme, pyrronisch, sceptisch
twijfelzuchtige - scepticus
twijg - ent, loot, rank, roe, roede, rijs, speet, stek, spruit, tak(je), teen, wis, zijtak
twijgafsteker - snuitkever
twijgje - ent, rijs
twijgwaard - rijswaard
twijn - tweern
twijnen - tweernen
twijnen van zijde - moulinage
tij - eb, getijde, stroming, vloed, waterstand
tijd - dag, duur, kwartier, minuut, moment, periode, poos, seconde, seizoen, time, tijdpunt, tijdsduur, tijdsruimte, tijdsverloop, uur
tijd (Lat.) - tempus
tijd aan Kerstmis voorafgaande - advent
tijd dat de zon boven de horizon is - dag
tijd dat iets mee kan - levensduur
tijd die komen moet - toekomst
tijd na de middeleeuwen - nieuw
tijd opnemen - klokken
tijd tussen licht en donker - schemer, schemering
tijd tussen nieuwe maan en 1januari - epacta
tijd tussen twee vervaldagen - intermedium
tijd tussen besmetten en uitbreken van infectie - incubatietijd
tijd van het Griekse werkwoord -  aorist
tijd van voorspoed - hoogconjunctuur
tijd verliezen - verletten
tijd vóór Aswoensdag - vastenavond
tijd voor de vasten - voorvasten 
tijd voor Kerstmis - advent
tijd voor Pasen - vasten, passietijd
tijd winnen - rekken
tijdaanwijzer - horloge, klok, uurwerk
tijdaanwijzing - tijdsignaal
tijdbeschrijving - chronografie
tijdboek - kroniek
tijdcharter -  tijdbevrachting
tijdelijk - aards, a.i., even, impermanent, interim, interimair, kortstondig, emporair, ,td, temporeel, temporair, tussentijd, vergankelijk, voorbijgaand, voorlopig, waarnemend, wnd., wereldlijk, werelds, zolang
tijdelijk afstaan - (uit)lenen 
tijdelijk bekleden - invallen, vervangen, waarnemen
tijdelijk beslag op schepen in oorlogstijd - embargo
tijdelijk bestuur - interimaat, interim
tijdelijk bestuurder - provisor
tijdelijk bestuurder bij onbekwaamheid of ontstentenis -   regent
tijdelijk bewindvoerder - regent, ruwaard 
tijdelijk certificaat - script
tijdelijk gebruik - (bruik)leen, huur, mode, pacht, rage 
tijdelijk gebruiken - bruik(lenen) 
tijdelijk geheugenverlies - amnesie
tijdelijk getimmerte - steiger
tijdelijk gevoel - verliefdheid
tijdelijk heersende smaak - mode
tijdelijk iets gebruiken - lenen
tijdelijk laten gebruiken - lenen
tijdelijk onderkomen - barak,  hotel, keet, logement, motel,  tent
tijdelijk ophouden - pauzeren, relaxen, rusten, uitblazen 
tijdelijk plaatsen van een auto - parkeren
tijdelijk ten gebruike geven - afstaan, uitlenen
tijdelijk ten gebruike krijgen - lenen
tijdelijk uiteengaan - reces 
tijdelijk uitstel van betaling - surseance
tijdelijk verblijf - doorgangshuis 
tijdelijk verblijf van vis - kaar 
tijdelijk verzorgen - oppassen, verplegen
tijdelijk watervoerend - intermitterend
tijdelijk woonverblijf - barak
tijdelijke ankerplaats - rede, ree
tijdelijke dienstontzegging - suspensie
tijdelijke gemoedsgesteldheid - luim
tijdelijke hechtenis - voorarrest
tijdelijke kantoorhulp - uitzendkracht
tijdelijke kracht - invaller, noodhulp
tijdelijke loods (Eng.) - shed
tijdelijke onbewustheid - slaap, sluimer
tijdelijke onderbreking - reces, schorsing
tijdelijke ongesteldheid - ziekte
tijdelijke onpasselijkheid - indigestie
tijdelijke onrust in land - crisis, revolutie
tijdelijke opslagplaats - depot, dump, entrepot, magazijn, pakhuis, stapelplaats
tijdelijke regenval - bui
tijdelijke rijzing van het zeewater - agger
tijdelijke smaak - mode
tijdelijke staking - pauze, relache, rust
tijdelijke stilstand - stagnatie
tijdelijke stijging van het water - agger
tijdelijke toestand - fase, overgang(stoestand)
tijdelijke verblijfplaats - barak, caravan, hotel, keet, logement, motel, tent
tijdelijke verblijfplaats voor mensen - opvangcentrum
tijdelijke verdaging - reces
tijdelijke versnelling van water - waterval
tijdelijke vervanger - invaller, remplacant, waarnemer
tijdelijke vervanging - waarneming
tijdelijke verzotheid op iets - rage
tijdelijke vrijstelling - dispensatie
tijdelijke voorziening - provisie
tijdelijke waanzin - maanziekte
tijdelijke werkkracht - freelancer
tijdelijke werkloosheid - vakantie
tijdelijkheid - temporaliteit
tijden opnemen - timen
tijdens - gedurende, staande, terwijl
tijdens zijn verplaatsing - onderweg
tijdfout - anachronisme, parachronisme
tijdgeest - denkwijze, tijdstroom, stroming
tijdgenoten -  generatie, telling, voortplanting
tijdglas - uurglas, zandloper
tijdgodinnen - Horen
tijdgrens - tijdlimiet
tijdig - bijtijds, intijds, tempestief, vroeg
tijding - avis, bekendmaking, bericht, boodschap, gerucht, inlichting, kennisgeving, maar, mare, mededeling, nieuws, rapport, verwittiging 
tijdje - poos(je)
tijdkaart - controleklok
tijdkoe - kalfkoe
tijdkoop - huurkoop
tijdkorter - boek, film, radio, speeltuig, televisie
tijdkorting - tijdverdrijf
tijdkring - cyclus, periode, tijdvak
tijdlelie - moeraslis
tijdloos - achronisch, eeuwig
tijdmaat - dag, decade, eeuw, etmaal, herfst, jaar, knoop, kwartaal, kwartier, lente, lustrum, maand, mensuur, millennium, minuut, najaar, seconde, seizoen, semester, snelheid, stond, takt, tempo, trimester, uur, voorjaar, week, winter, zomer,
tijdmaat (muz.) - tempo
tijdmaatmeter - ritmometer
tijdmaat van beweging - snelheid, tempo, vaart
tijdmeetkunde - chronometrie
tijdmeter - armbandhorloge, chronometer, dameshorloge, gangklok, hangklok, horloge, keukenklok, klok, koekoek, koekoeksklok, metronoom, nachtglas, pendule, polshorloge, regulateur, reisklokje, remontoir, savonet, slingerklok, stopwatch, torenklok, tijdglas, uurbord, uurglas, uurwerk, wandklok, wekker, zakhorloge, zandloper, zeehorloge, zonnewijzer
tijdmeter (muz.) - metronoom
tijdnood - tijdgebrek, tijdtekort
tijdorde - chronologie
tijdperk - aera, dag, decade, decennium, eeuw, epoche, era, fase, jaar, millennium,  periode, semester, stadium, trimester, tijdruimte, tijdsbestek, tijdsgewricht, tijdsverloop, tijdvak
tijdperk (biologie) - Kaenozoïcum, Kenozoïcum, Mezoïcum, Neolithicum, Paleozoïcum
tijdperk (geologie) - Cambrium, Carboon, Devoon, Eoceen, Holoceen, Jura, Krijt, Mioceen, Oligoceen, Perm, Piloceen, Pleistoceen, Siluur, Trias 
tijdperk in de kunst - romantiek
tijdperk tussen oude en nieuwe tijd - middeleeuwen, tussentijd
tijdperk van drie dagen - triduum
tijdperk van duizend jaar - millennium
tijdperk van het Tertiair - Eoceen
tijdperk van honderd jaar - eeuw, millennium
tijdperk van tien dagen - decade, dekade 
tijdperk van tien jaar - decennium 
tijdperk van vijf jaar - lustrum, quinquennium 
tijdperk van zeven dagen - week
tijdpunt - moment
tijd register - chronogram
tijdrekening - aera, era, jaartelling, kalender, poos
tijdrekenkunde - chronologie
tijdrekenkundig - chronologisch
tijdrekenkundige - chronoloog
tijdrekenkundige fout - anachronisme, parachronisme
tijdrovend - bewerkelijk, lang(durig), tijdeisend,
tijdruimte - bestek, dag, eeuw, etmaal, getij(de), jaar, kwartaal, maand, periode, poos, seconde, seizoen, semester, spatie, termijn, trimester, tijdvak, uur  
tijdruimte van 4 jaar - olympiade
tijdruimte van 5 jaar - lustrum
tijdsaanduiding - datum, eergister, gister, gisteren, heden, jaar, laat, morgen, nu, poos, tijdig, uur, vandaag, vroeg
tijdsbepaling - altoos, altijd, dan, duur, eenmaal, eens, eerder, eergisteren, ereis, geleden, gister(en), heden, her, immer, laat, later, morgen, nimmer, nooit, nu, ooit, overmorgen, straks, tegenwoordig, thans, toen, tijdsaanduiding, vandaag, voorbij, vroeg
tijdsbeschrijving - chronografie
tijdsbestek - zie tijdsbepaling
tijdschrift - maand(blad), magazine, periodiek, Ts., weekblad 
tijdschrift voor afgestudeerden - intermediair
tijdschriften - lectuur
tijdschrijver - chronegraaf
tijdsdeel - avond, chiliade, dag, decennium, eeuw, era, etmaal, jaar, kwartaal, kwartier, lustrum, maand, millennium, minuut, olympiade, seconde, seizoen, semester, trimester, uur, week
tijdsduur - more, periode, termijn, tijdsverloop, waarde
tijdsduur bij buitenlandse universiteiten - bimester, semester, trimester
tijdsduur van de lettergrepen - kwantiteit
tijdseenheid - eon
tijdsgewricht - area, keerpunt (in de historie),  stonde 
tijdsplanning - schema
tijdspiegel - tijdsbeeld
tijdstip - moment, ogenblik, stond, stonde
tijdsruimte - kwartaal, jaar, seizoen, semester, trimester
tijdstip - moment, ogenblik
tijdstip waarop beslissende wijziging plaatsvindt  - keerpunt
tijdstroom - tijdgeest
tijdvak - aera, alluvium, diluvium, dryastijd,  eeuw, eoceen, epoche, era, holoceen, kaenozoïcum, mestlithicum, mioceen, oligoceen, paleoceen, periode, piloceen, pleistoceen, tijdperk
tijdvak van de eerste zoogdieren - trias
tijdvak van duizend jaar - milliade 
tijdvak van tien dagen in de Franse revolutie - decade
tijdvak van twee dagen - biduüm
tijdvak van vier jaar - olympiade
tijdvak van 2 maanden - bimester
tijdvak van 3 dagen - tridiuüm
tijdvak van 3 jaar - triënnium
tijdvak van 3 maanden - trimester
tijdvak van 6 maanden - halfjaar, semester
tijdvak voor de spraak - prolalie
tijdvak voor het gebruik van vuur - propyrie
tijdverdrijf - amusement, ontspanning, recreatie, spel, sport, tijdkorting, tijdpassering, uitspanning,
tijdverlies - oponthoud, verlet
tijdverluieren - dagdieven
tijdvers - chronogram, incarnatie
tijd voor Kerstmis - advent
tijdwinning - temporisatie
tijdwijzer - almanak,  horloge, kalender, klok, uurwijzer, 
zonnewijzer
tyflectomie - verwijdering
tyflose - blindheid
tyfoon - cycloon, orkaan, taifoen (Chinees), taifoon,  tornado, wervelstorm, windhoos
tijgen - halen, slepen, trekken
tijger - koningstijger, luipaard, matjan, panter, wreedaard (fig.),
tijgerbekje - vetplant
tijgeren - spikkelen
tijgrhaai - hondshaai
tijgerkat - boskat, marapoet (India), ocelot, serval
tijgerpaard - dauw, zebra
tijgerslang - piton, python
tijgervogel - roerdomp
tijk - (bed)overtrek, omkleedsel
tyloom - eelt, eeltvorming
tijloos - duifhyacint, herfsttijloos, naaktbloeier 
tymspaan - windzucht
type   drukvorm, grondbeeld, druktletter, grondvorm, soort, model, voorbeeld, vorm
type drukletter - canon, romein
type lichaam - leptosoom
type van een taal - aspect, taalbeeld
typen   tikken
typenbeperking   normalisatie, standaardisatie 
typenleer - typologie
typeren - karakteriseren, kenschetsen
typerend - kenmerkend, tekenend
typerende vertegenwoordiger van een groep - exponent
typisch - apart, curieus, eigenaardig, karakteriserend, karakteristiek, kenmerkend, merkwaardig, opvallend, pathognostisch, raar, vreemd, zonderling 
typiste -  tikster
typlek - typenleer
typograaf - boek(drukker), letterzetter, zetter 
typografie - boekdrukkunst, drukkunst 
typografische maat   augustijn, brevier, cicero, dessendiaan, diamant, galjard, garamond, kolonel, mediaan, ionparel, parel, pica, punt, tekst 
typografische term   bladspiegel, colofon, corps, correctie, drukpers, drukproef, insluiten, kader, kapitaal, katern, kopij, lettergieten, letterkast, letterproef, marge, matrijs, oplage, pastei, piano, revisie, schoondruk, spatie, staartpagina, uitdrijven, vorm, weerdruk, zetfout
typologisch -  beschrijvend, ordenend
tyran van Syracuse   Gelo