Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
baadje – borstrok, buis, hemdje, hemdrok, jasje
baai – bahia, bocht, borseauxwijn, boezem, gelukje, gof, inham, kreek, mond, tabak, tabakssoort, wol, zeearm, zeeboezem
baaierd - wanboel, wanorde
baai in Afrika – Algoa, Biafra, Delagoa, Helena, Lucia, Memba, Mossel, Saldenha, Tafel, Walvis
baai in Alaska   Bristol, Camden,Glacier, Harrison, Norton, Peard, Smit
baai in Amerika - Barnegat, Bianco, Bull, Chesapeake, Ccoteaque, Descanso, Fishing, Frenchman, Keewanaw, La Paz, Long, Massachusetts, Matagorda, Monica, Monterey, Penobscot, Raleigh, Saginaw 
Baai in Australië - Anson, Beagle, Boucaut, Broken, Brunswick, Carnot, Celedon, Collier, Diemen, Discovery, Doubtful, Encounter, Flinders, Fowler, Hervey, Hyland, Jurien, lacepede, Limmen, Melville, Newcastle, Portland, Radstock, Rivoli, Roebuck, Scorpion, Shark, Shelburn, Spencer, Streaky, Tor, Trinity, Upstart, Van lethbridge, Wide
baai in Aziatisch Rusland - Anadyr, Diep, Gishiga, Kamtschatka, Koschak, Nabil, Natalie, Uda, Uka, Yama, Yana 
baai in Canada - Bonavista, Browne, Burnett, Christie,  Croker, Daly, Dease, Denmark, Fortune, Freshfield,Fundy, Glace, Home, Griper, James, Keith, Kogaluk, Kovik, Mal, Merchant, Mings, Miramichi, Mire, Mosquito, Ommaney, Pelly, Placentia, Ross, Satellite, South Elliot, Spence, Trepassey, Ungave, Waddington, Walker
baai in Bonaire - slag
baai in California - Asuncion, Blanco, Monica
baai in Canada – Bonavista, Browne,  Burnett, Christie, Croker, Daly, Dease, Denmark, Elliot, Freshfield, Frobisher, Fundy, Fortune, Glace, Griper, Hermitage,  Home, Hudson, Irving, James, Kaipokok,  Keuth, Kogaluk, Kovik, Liverpool, Mackenzie, Mings, Miramichi, Mal, Merchant, Mire, Mosquito, Noorse, Ommaney, Spence, Pelly, Placentia, Ross, Satellite, South, Trepassey, Ungave, Waddington, Walker
baai in Chili - Ancud, Chonorades, Corcovado, Cucao, Manzano, Penas, Quitralco, Tarn
baai in China - Bias, Hangchow,Hiatu, Mirs, Tonkin,
Wenchon 
Baai in Curaçao – Anne, Bartol, Boeska, Bullen, Caracas,  Daaibooi, Fuik, Knip, Manzanilla, Piscadera, Valantijn, Versali, Westpunt
baai in Denemarken – Faxe, Hjelms, Kalö, Kjoge, Laholm, Nyrup, Venö, Laholm, Sejrö, vigsö
baai in Engeland - Caernarvon, Cardigan, Bridlington, Lyme,  Morecambe, Mounts,  PegweIl, Swansea
baai in Frankrijk - Aude, Fos, Fréjus, Juan, Lion, Quiberon, Seine, Uon
Baai in Griekenland - Argolis, Kalloni, Kassandra, Klompo, Korinthos, Lakonia, Myrto, Orphani, Patrai, Pegassetikos, Petalia, Piraeus, Saloniki, Singitikos, Strimonikos
baai in Ierland – Athenry,  Ballinskelligs, Bantry, Blacksad, Clew, Dingle, Donegal, Dundalk, Dundrum, Dublin, Galway, Gweebarra, Kilkieran, Killala, Mal, Mannin, Sligo
baai in Itallë - Manfredonia, Napels, Neapoli, Policastro, Salerno, Tarente, Terracina. Trieste
baai in Japan - Aniva, Ise, Matsu, Sagami, Shari, Tokyo, Toyama, Wakasa
baai in Mexico - Chetumai, Magdalena, Mexico, Mertos, Taltemba`
Baai in New York - Lower
baai in Nieuw Zeeland – Zloudy, Golden, Hicks, Karamea, Plenty, Tasman 
baai in Noorwegen - Bokn, Folden, Oslo, Salten
baai in Rusland – Agrachan,  Archangel, Baidaratskaja, Dwina, Kahipudsk,  Kandalaksja, Karkinitski, Kirova, Koema, Kola, Komsomolets, Krasnowodsk, Mezen, Onega, Petsjora, Taganrog,Tsjeskaja
Baai in Saba – Fort, Ladder
Baai in St. Eustatius – Concordia, Jenkins, Oranje, Venus
Baai in St. Maarten – Flamand, Grote, Guana, Kleine, Kool, Lucas, Marigot, Orient, Simson, Steen
baai in Schotland - Broad, Luce
baai in Spanje - Algericas, Malaga, Valencia
baai in Tunis - Gabes
baai in Verenigde Staten – Apalchee, Chesapeake, Florida, Keewanaw, Matagorda
Baai in West-Irian – Agoeni, Bintoeni, Etna, Dora, Geelvink, Humboldt, Kamrau, Newerip, Seroei, Wandamen
Baai in Ijsland – Faxa, Huna
Baai in Zuid-Nederland –  fortuintje, gelukje
baaierd – chaos, mengelklomp, verwarring, wanorde, warboel
baaivanger – doordraaier, jas, kledingstuk, ruziemeker, schuddebol
baaizout - keukenzout
baak    baken, boei, jalon, joon, merkteken, paal, ton, vuurtoren, zeemerk
baakster - baker
baal – buidel, buil, hoeveelheid, jutezak, maa, maalzak, seroen, tas, zak
baaldag - snipperdag
baal van boombast   seroen 
Baäl   Bel, Beël
Baälsdienaar – afgodendienaar, wereldling
Baal van boombast - seroen
baal van jute - jutezak
baan – ambacht, ambt, beroep, betrekking, circuit, dienst, emplooi, hemelbaan, job, koers, kogelbaan, officie, orbis, pad, parcours, piste, positie, post, ronde, route, spoorbaan, touwslagerswerkplaats, stiel,strook,  tra, trambaan, vak, weg, ijsbaan, wildbaan
baan (balspel) – kaatsbaan, kegelbaan, tennisbaan, tra
baan die een plukker in een gang plukt – zwad, zwade
baan voor golf of kegelspel – (bol)tra
baan voor het rangeren – rangeerspoor
baan voor kolfspel - maliebaan
baan voor rolschaatsen – rink
baan voor schaatsenrijden – ijsbaan
baan voor vliegtuigen – start- landingsbaan
baan voor wedrennen – renbaan
baan (wedstrijd) – circuit, parcoers, ronde
baanbed van een spoorweg - grindkist
baanbreker – padvinder, pionier, voortrekken, wegbereider
baanbrekers of vegers op het ijs - ijsvertiermakers
aander – baangast, schoen, touwslager
baanderen - rondlopen
baanderheer   baanrots
baanderij   touwslagerij
baangast - baander
baanloos - werkeloos
baanloper - lokeend, lokvink 
baan of ambt - functie
baan papier - strook
baanronde   dubbel, lap, omloop 
baanronde inhalen - lappen
baanruimer – baanveger, schoonmaker
baanstroper – baan(rover), struikrover  
baantje - betrekking, job, werkkring
baantje (gemakkelijk)   sinecure
baantjesjager - streber
baanvak   traject 
baan voor atletiek - sintelbaan
baan voor balspel – kaatsbaan, tra
baan voor rolschaatsen - rink
baar    berrie, brancard, contant, disselboom, draagbaar, draagbed, golf, katafalk, nieuweling, novitius, pecuniair, pecunieel prompt,  staaf, totok, watergolf, zandrug, zuiver
baar   bloot, naakt, onbedekt, onverhuld 
baar (Ind.)  nieuweling 
baarblijkelijk - kennelijk, klaarblijkelijk
baard – bakkebaard, braam, geitebaard, kinbaard, napoleon, puntbaard, ringbaard, sik, zeemansbaard
baardbrandertje – neuswarmertje
baarden (van hennep) – hekelen
baardgier - lammergier
baardgroeisel - haar
baardje   napoleon, sik
baardkoekoek   trappist 
baardscheerder - barbier, kapper 
baardschimmel – schurft
baardsnijder - pogonotoom
baard van een pijl – veder, veer
baardvin – baardschurft, krentenbaard
baardwalvis – baleinvis,  bultrug, noordkaper, vinvis
baardworm - trichophytie
baar geld   cash, contanten, (kas)geld, poen
baarkleed   lijkkleed, pelder, wade 
baarlijk - klinkklaar
baarmoeder – metra, moederschootuterus
baarmoederbloeding - menstruatie 
baarmoedercatarh - endometritis
baarmoederring - pessarium
baarmoederspiegel – metroscoop
baarsacgtigen - percidae
baarsvis    baars, baarvis, blauwbaars, cichlide, cobia, dissel, glijgoot, groen, holmes, hors, inktvis, kloet, klumbaars, knorhaan, kuipersbijl, lintvis, lipvis, makreel, nanderbaars, mojarra, mul, onbeholpen, onervaren,  papegaaivis, pieterman, pos, snoekbaars, schuttersvis, spuitvis, stekelbaars, sterrenkijker, sul, telescoopvis, tonijn, zeebaars, zeebarbeel, zeebrasem, zonnevis, zwaardvis 
baas – aanvoerder, basis, bestuurder, broodheer, chef, directeur, eigenaar, hoofd, kerel, leider, meester, opzichter, ouwe, patroon, principaal, superieur, voorman, voetstuk, werkgever, werkmeester
baasachtig   bazig 
baasje – mannetje, ventje
baat – belang, bijstand, gewin, heul, hulp, nut, profijt, toevlucht, troost, voordeel, winst 
baatzucht   egoïsme, eigenbaat, inhaligheid, zelfzucht 
babbe   borstlap, kwijldoekje, slabbetje 
babbel   bek, klep, kletskop, kletskous, kwebbel, moel, mond, muil, praatje, praats, smoel, snater, tater, wouwel
babbelaar – kakelaar, keuvelaar, kletser, kletskous, kokinje, kussentje, kwebbel, polkabrok, praatal, prater, rammel, ratel, spekje, stroopbal, tater, ulevel, veelprater
babbelaarster     (babbel)kous, commère, dille, flapuit, kalle, klappei, klappp(st)er, kletskop, kletskous, kwebbel, lameer, praatster, rel, roffel, snapster, theetante 
babbelachtig   praatziek 
babbelarij   gebabbel, gekakel, gesnap
babbelen – brommen, keuvelen, klappen, kleppen, kletsen, kniezen, kouten, kwebbelen, leuteren, praten, rallen, ratelen, rellen, spreken, tateren, teuten, zeuren, zwammen
babbelguigjes – fratsen, grimassen, uitvluchten
babbelkous – babbelaarster, kakel, klappei,klessebes, klepper, kletser, kletskop, kletskous, kletsmajoor, kwekker, leuterkous, (ratel)kous 
babbelmoer - babbelaarster
babbeltje – gesprek, kout, praatje
babbeltjes – praats
babbelwijf - klappei
babbelziek – babbelachtig, babbelkousig, spraakzaam
babi - dikzak, (mest)varken, zwijn(evlees)
baboe – kindermeid, oppas
babok - domoor, lomperd
babokkig – dom, lomp,onvriendelijk, ruw
baby   kindje, kleintje, peuter, uk, wiegenkind, zuigeling
babyartikel – babybadje, babybox, babypoeder, babytafel, fopspeen, kribbe, looprek, luier, luur, navelbandje, rammelaar,speen, wieg
babybedje   kribbe, wieg
babybox – loophek, looprek 
babydoek   luier
babydoll – nachthemd, pyama
babyfoon - intercom
babyoogjes - bosliefje
babysit - oppas, wiegenwacht
babysitten - oppassen
babytafel - commode
babyvoeding – kindermeel, melk
Babyloniër (oudste) – Sumeriër
Babylonisch dodend middel - dageman
Babylonische ballingschap - galoeth
Babylonische god   Anoë, Anu, Bel, Ea, Enki,  Enlil, Enki, Hea, Ira, Isjtar, Nammoe,  Nebo, Ninmach, Ninurta,  Ramman, Sin, Siris, Sjamasj, Zu
Babulonische heer der aarde en lucht - Bel
Babylonische held - Adapa
Babylonische koning - Hammoerabi, Naboenid, Nabopolasser, Nebucadnezer
Babylonische priester - En
Babylonische titel – gaon
Babysit – Oppas, wiegewacht
babyslaapplaats – wieg
babyspeelgoed – rammelaar
babyvoeding – melk, pap
baccarat   hazardspel, kaartspel 
bacchanaal    asotte,  braspartij, drinkgelach, orgie,  uitspatting,  zwelgpartij
bacchanalisch – losbandig, zedeloos
bacchant – Bacchuspriester, wijnzuiper
Bacchanten – Mainaden
Bacchantisch - tomeloos
Bache – dekzeil
Bachten – achter, achterplaats
bacil – bacterie, kok, microbe, spiril, staafje, ziektekiem 
back   achterspeler, verdediger
back-up – afdruk, kopie
bacon   ham, hesp, schink, (ontbijt)spek 
baconvarken - zouter
bacove   banaan, pisang 
bactericide - bacteriëndodend
bacterie   bacil, kok, microbe, spiril, ziektekiem
bacterie die zonder zuurstof niet leven kan   acrobie
bacteriedoder – bacteriofaag
bacteriën – bacillen, kokken, spirillen, streptokokken
bacterievrij – ontsmet, steriel
bacteriënziekte - bacteriose
bacterie op voedingsbodem brengen   enten
bacterievrij   ontsmet, steriel 
bacterievrije wondbehandeling   asepon
bad – badkuip, indompeling, indoping, kuip, onderdompeling, verfrissing, zwembad
badaan - aanbidden
badak (Ind.)   neushoorn, rhinoceros
badbenodigdheid – badschuim, handdoek, shampoo, spons, washandje
badbroek - zwembroek
badbaden   douchen, mandiën, rondspartelen, wassen, zwemmen,
badderen - poedelen
badding - balk
baden – douchen, poedelen, zwemmen
baden (Ind.) - mandiën
bader – badgast, zwemmer
badine - rijzweepje
badgast - bader
badge – button, speldje
badgelegenheid   badhuis, wed, zwembad
badhuis – balneum,kurhaus, therme, sauna
badinage   kortswijl, scherts 
badine – rotting, wandelstok
badineren   gekscheren, schertsen,
badinrichting – badhuis, balneum, sauna, thermen
badinrichting der Romeinen - Thermen, badhuis
badjas   badmantel 
badjing - klapperrat
badkleding – bikini, monokini, zwempak
badknecht - balneator
badkuip   baignoire 
badmaagd - balneatrix
badminton - poona
badpak   bikini 
badplaats bij Venetië - Lido
badplaats in België  Blankenberge, Heist, Knokke, Ostende, Spa
badplaats in de Ardennen - Spa
badplaats in Duitsland – Durchheim, Ems, Ilmenau, Travemunde, Wiesbaden
badplaats in Engeland - Torquay
badplaats in Frankrijk   Biarritz, Cannes, Deauville, Menton, Nice,  Pau
badplaats in Italië   Alassio, Como, Lido, Merano, Portofino, Rimini, San Remo    
badplaats in Nederland   Bakkum, Bergen, Domburg, Egmond, Katwijk, Noordwijk, Petten,  Scheveningen, Westcapelle, Zandvoort  
badplaats in Tessino - Lugano
badplaats in Tirol - Meran
badplaats in Zweden   Haverdal, Pitea
badplaats in Zwitserland - Leukerbad
badplaats bij Venetië – Lido 
badstof - frotté
badtas - zwemtas
baf   klap, slag 
baffen   slaan 
bag - edelsteen
bagage   barang(Ind.), colly, goed, koffer, pakkage, reisgoed, tas, valies
bagagebiljet – bagagebewijs, recu,  vrachtbrief
boeltje, pacotille, rommelzo
bagagedrager - carrier
bagagedrager op vliegveld - kruier
bagageplaats in schip   ruim 
bagagerek op een auto   imperiaal
bagageriem - snelbinder
bagagetas - reistas
bagasse - ampas
bagatel   akkefietje,beetje, beuzeling,  kleinigheid,  krats, schijntje, schimmetje, wissewasje
bagge   big, draagmand, edelsteen 
baggelaa - baggerturf
bagger – blubber, derrie, drek, modder, prut, slatslijk, slib, slijk, slik, excavateur, smurrie
baggeraar – dieper, veenarbeider, veentrekker
baggeren – blubberen, modderen, ploeteren, prutten, slatten, slikken, uitdiepen 
baggermachine   baggermolen, moddermolen, zuiger
baggerman – modderaar, modderman, prutter
baggermolen – moddermolen
baggernet - beugel
baggerschuit - hopper
baggerturf   baggelaar
baggervaartuig – hopper
baghera - welpenleider
Baghdadbuil - Aleppobeul
bagno   galeistraf 
bah (Z.N.) - aak
Bahama eilanden   Abaco, Andros, Bahama, Bimini, Cat, Eleuthera, Exuma, Mayagena, Wating
Bahama eilanden, hoofdstad der - Nassau
Bahia, eiland behorende tot de, archipel - Barbareta, Elena, Guanaja, Morat, Roatan, Utila
Bahia, hoofdstad van - Roatan, Salvador
Bahrein, eiland behorende tot - Moeharrat, Sitra
Bahrein, hoofdstad van - Manama
baie - erg, zeer
baileybrug - noodbrug
Baillonnella - Minusops
baisse   prijsdaling 
baissespeculant - baissier, contramineur
bajes   bak, cachot, cel, gevang, gevangenis, lik, nor, petoet
bajesklant - gevangene
bajonet   geweersabel, geweerdolk, kling, stootwapen
bajonetboom - yucca
bajonetlampvoet - swanfitting
bajonetplant - sansevieria
bak – asbak, bajes, baksel, beun, bun, cachot, cel, drinkbak, etensbak,  gevang, gevangenis  grap, kot, kaar, kas, kist, kop, kuip, lastschuit, la(de),  lik, mop, nap, nor, paraplubak,  petoet, plantenhuispoets, reservoir, rotbak,  rugkorf, teil, trog, viskaar, vuilnisbak
bakaarde - terra cotta
bakbeest   gevaarte, kolos, monster
bak benodigdheden – bloem, deeg, gist, meel, oven
bakboord - linkerzijde, stuurboord 
bakelman   klappereend 
bakeliet – kunsthars
bakelman - klappereend
baken   baak, boei, breel, gids, joon, kunstlicht, lichtbron uiterton, wegwijzer
baken in vaarwater - boei
bakenstok   jalon, joon 
bakenton – boei, breel, grootsplit, joon, uiterton
baker – kraamhulp, kraamvrouw, kraamverzorgster, nurse
bakermat   geboorteplaats, ontstaan, oorsprong,  wieg, vaderland, wordingsplaats
bakernaam – fifi, mimi, toto
bakerpraatje – babbel, beuzelpraat, verzinsel
bakerspeld – knopspeld, toespeld, veiligheidsspeld
bakerton   breel 
bakfiets – carrier, karrier, transportfiets
bakgeld - bakloon
bakgerei   pan 
bakhuis – bakkeet
bak in oliemolens - kaar
bakinrichting – grill, magnetron, oven 
bakje – kom, kommetjeschoteltje, nap 
bakje voor een penhouder - pennenbak
bakkebaard – favorietje, tochtlat
bakkebaarden – coteletten, favoris, tochtlatjes
bakkeet   bakhuis, ovenhuis, poffertjeskraam 
bakkeleien   plukharen, twisten, vechten 
bakken – braden, frituren, sjezen, sauteren, stralen, tichelen, trictracspelen, zakken
bakker – broodbezorger, broodslijter, broodverkoper, meikever
bakkersgereedschap - broodkar, (brood)kneder, deegrol
bakkerskar – bakkerkswagen, broodkar
bakkersknecht – bakkersgezel
bakkersplank – meelplank, taartenplank
bakkerstor   kakkerlak 
bakkerszeef – buil, meelzift
bakkes – aangezicht, bek, facie, gelaat, gezicht, mombakkes,  mond, ponem, smoel(werk), toet, tronie
bakkruid – primula, pijpbloem, sleutelbloem
bakmengsel – beslag, deeg
bak met aarde - terrarium
bak met deksel - doos
bakmiddel – beslag, deeg, gist 
bak of  cel – bajesgevang, petoet
bak of mop - grap
bak om te wassen - tobbe
bak om vis te bewaren   beun, kaar
bak onder waterkraan - gootsteen
bakoven – bakplaats, bakruimte
bakplaats   oven 
bakplaats voor tegels – tegelbakkerij
bakpoeder – gistpoeder, kunstgist
bakschuit   ponton 
baksel   banket, beschuit, cake, gebakje, koek, oliebol, taart, wafel
baksel van beslag en olie - oliebol
baksel van deeg - brood
baksjisji (Turks)   fooi, geldgeschenk
bakslagerij - vechtpartij
bakslede  koets
baksteen   brik, drieling, kareel, klampsteen, klinker, kloostermop, metselsteen, molensteen, mop, tichelsteen, trasraamklinker, ijselmop
baksteen voor metselwerk - tichel
bakn van papier - doos
bakvis – grietje, hittepetit, nest, tiener
bak voor de afwas – teil
bak voor planten – hjerbarium, 
bak voor reptielen – terrarium
bak voor vissen - aquarium
bakvorm – blik, ketel
bakwaarde   bakaard 
bal – bals, balt, bol, boos, danspartij, driftig, globus, kluwen, knikker, onrustig, prop, testikel, testis, schuw
balans   eindrekening, evenaar,  evenwicht, hefboom, saldo, weeghefboom, weegschaal, weegtoestel, wip
balansonderdeel – (balanceer)mes, balansarm, balk, brug, gewicht, hefboom, huisje, juk, lastarm, naald, tongetje, wijzer
balanceren om evenwichtstoestand – equilibreren, libratie
balansonderdeel – balansarm, (balanceer)mes, balk, brug, gewicht, hefboom, huisje, juk, lastarm, naald, tongetje, wijzer
balansplaat - lijfplaat
balans van een ophaalbrug - wip 
balata - rubbersoort
balatum - viltzeil
bal bij het doel - voorzet
baldadig   brooddronken, brutaal, doldriest, onbeleefd, roekeloos, wild, uitgelaten
baldadige jongen - belhamel, deugniet,  nozem, rakker, rekel, vlegel
baldakijn   choepa, draaghemel, mahmal, overkapping, overspanning, troonhemel 
balderen - baltsen, bulderen, razan, tieren 
baldoveren – klikken, nakijken
Balearen, een der   Cabrera, Formentera, Ibiza, Malloca, Menorca,  Minorca, Pityusen 
Balearen, monument op de - navetas, talayoten
balein – walvisbaard
baleintje – pijpdoorsteker, soutien
balen – kotsen, walgen
balenger – baliekluiver, leuningbijter
baleniet   kunstbalein
balg   bast, buik, huid, maag, scalp, vel
balgentreder – orgeltrapper
balhoofd - kogelgewricht
Bali, berg op - Tabanan
Bali, vulkaan op - Batur
balie   advocatenstand, bak, balustrade, bar, bijl (barg.), hekwerk,  kuip, leuning, mand, teil, tob, tobbe, receptie, rechtbank, reling, spijsbak, toonbank
baliekluiver   balenger, leegloper, nietsnut, niksnut, sjap
baliemand - balie
Balinees heiligdom - meru, paru
Balinees rund - banteng
Balinees weefsel – ikat
Balinese dans – ardja, baris, barong, djanger, ketjak
baljaren   ravotten,  schreeuwen, stoeien, tieren 
baljurk - avondjapon
baljuw – ambtenaar, bestuursambtenaar, drossaard, drost, landdrost, landrechter, meier, schout, schouw, 
balk   badding, barkoen, bint, draag, dwarsbalk,  faas, gording, karbeel,  keper, kesp, korbeel, latting, notenbalk, paal, rafter, rib, schoor, slof, spant, stijl, stut, wallen(ogen), zakmes
balk (herald)   faas 
balk in dakstoel – hanebalk
balk in de wapenkunde - faas
balk van een hooiberg   laan 
balk van een kozijn   dorpel 
balk van Noors grenehout - batting
Balkan, berg op de - Botev
Balkanstaat   Albanië, Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Joegoslavië, Kroatië,  Roemenië, Servie
balken – iaen, roepen
balken, waarop men de zolderbalken legt - rooster
balkenbrij – kwet
balkenlichter – penter
balkenpaleis – konak
balkenschoeisel - opank
balkhaak – duivelsklauw
balkhaar (scherts)  – kat
balk (herald.) - faas
balk in dak - spant
balk in dakstoel - hanebalk
balklep   kogelklep 
balk of bint - keper
balkon – altaar, balustrade, gaanderij,  galerij,  loggia, platform, staanplaats, uitbouw, uitstek, veranda, zitplaats
balksteen – draagsteen, console
balk tegen sluisdeur - tempel
balk van een hooiberg - laan
balkwerk   gebint(e)
ballade - danslied, romance, romantisch gedicht 
ballade van Goethe - Erlkőnig
balladevorm - piedi, ripresa
ballast - lading,  saburraverzwaring, vracht
ballasten van een schip - lestage
ballaster – ballastschop, bats, schop, zandschop
balleganter - herrieschopper, zwetser
Balleny-eilenden, een der - Buckle, Sturge, Young
balleeina – danseres
ballerina - balletdanseres
ballet   dans , toneeldans, zie choreografie
balletdanser   ballerino 
balletdanseres   ballerina 
balletje drek van een geit - keutel
balletje meel - knoedel
balletje papier   prop, prul 
balletkunst – choreografie, danskunst
balletsprong - cabriole
balletrokje - tutu
ballettenontwerp(st)er – choreograaf
balletteuse - balletdanseres
balling – banneling, exulant, galoet, golah, paria, uitgestotene, uitgewekene, uitgeworpene, verbannene, verstotene
ballingschap – ballingsoord, exil, exilium, verbanning 
ballistische raketten –  minuteman, polaris, scamp, scrooge, skean,  sandal
ballon - luchtbol
ballonbouwer - Blanchard, Mongolfier
ballonmouw – pofmouw
ballonreiziger – ballonreiziger, ballonvaarder
ballonvaart - luchtreis
ballorig – balsturig, boos, gemelijk, grillig, humeurig, kittelorig, ongehoorzaam, ongezeglijk, ontevreden, ontstemd, onwillig, prikkelbaar, rebels,  recalcitrant, weerbarstig, weerspannig
ballorigheid – koppigheid, ontevredenheid
ballotage – stemming
ballote - stinknetel
balloteren - stemmen
ballpoint - balpen, kogelpen
ballroom – danszaal
balmuziek – dansmuziek
balorig – dwars, kittelorig, onwillig, wrevelig
bal papier - prop
balpartij – danspartij
balpen – kogelpen
balregister – orgelregister
balroos - sneeuwbal
balschoen   dansschoen
balsem – amoon, crème, harsoplossing, kloosterbalsem, nardus, olie, opbeuring, pasta, smeersel, spijkerbalsem, troost, wond(er)balsem,  zalf
balsemachtig gomhars - storax
balsemen – smeren, zalven
balsem tegen reumatiek   opodeldoc(h)
balsemiek – welriekend
balsemine – springzaad
balseming – stichting, verzachting, zalving
balsemkruid – brasilicom, brasilicum, watermunt
bal van garen   kluwen 
balspel   badminton, balspel, bandy, base-ball, basketbal, beugelen, biljart(en), boccia, bowling, casti(e), cricket, croquet, golf, grensbal, handbal, hockey,  honkbal, kaats(en), kastie, kegelen, kolf, korfbal, lawntennis, microkorfbal, minigolf, muurbal, pelote, pluimbal, polo, pushbal, rugby, slagbal, slingerbal, soccer, softbal, squash, tafel(tennis), tafelvoetbal, tennis, veldbal, voetbal, volley(bal), waterpolo, zaalhandbal, zaalvoetbal
balspel, term uit het - ace, set
balspel beoefenen – kegelen
balspel in het water - waterpolo
balspel met bal en pluim - badminton
ba lspel met bereden spelers - polo
ba lspel met met keu - biljarten
ba lspel met racket - tennis
ba lspel met stick – hockey
balspel op het groene laken - biljard
balspel op het ijs   curling
balspel op veld – voetbal
balspel te paard – polo
balspel van de Basken – pelota, pelote
balsturig   grillig, halsstarrig, koppig, rebels, ongezeglijk, eigenzinnig, weerspannig
Balt - Let
Baltisch land - Estland, Koerland, Letland, Litouwen, Lijfland
Baltisch volk - Letten, Litouwers, Pruisen
Baltische taal - Lets, Litouws, Oostptuisisch
Baltische zee - Oostzee 
Baltsen - balderen
baluster   stijl 
balustrade   afzetting, balie, baluster, borstwering, heining, hek, hekwerk, leuning, reling, terras
balvanger   bilmoquet 
bal van opgewonden garen - kluwen
balzaal   dancing, redoute
balzak – beurs, scrotum
bamboche   marionet 
bambocheren - pierewaaien
bambocheur - nietsnut, pierewaaier 
bamboe - palmriet
bamboebeer – panda, reuzenpanda
bamboefluit - shakuhachi
bamboerustbank – balebale
bamboestok - lathi
bamboe visnet   ( Ind. ) sero
bamis - herfsttijd
ban   afkondiging, anathema, bekoring, betovering, bezwering, exil, interdict, landvoogd, podesta, satraap, straf, uitsluiting, vloek
ban   podesta, satraap, stadhouder, landvoogd
ban, gebied onder een - banaat, mark
banaal   afgezaagd, alledaags, goedkoop, gewoon, huisbakken, onbeduidend, ordinair, plat, platvloers, triviaal, vulgair
banaan   bacove, pisang
banaan achtige plant – abaco
banaliteit - gemeenplaats
bananeneter - toerako
bananenvlieg - drosophilla 
band – belegsel, binding, ceintuur, dansorkest, galon, gordel, hoepel, kluister, koord, kordon, ligament, lint, muziekkorps, relatie, riem, ring, samenhand, sjerp, snoer, strook, tape, verbinding, verbintenis, zwachtel 
band aan de hemel – melkweg
band aan de zijkant van een affuit - kouseband
Banda-eilanden, hoofdstad der - Bandaneira
bandafdruk - spoor
bandage - verband, windsel, zwachtel
bandbreedte – resonantiegebied
bande (herald) – balk, schuinbalk
banddeel – ventiel
bandel - hoepel
band der gewrichten - ligament
bandelier – bandoulière, degenhanger, draagband, draagriem, koppelriem, schouderband, schouderriem, wapenriem
bandeloos   onbeteugeld, ongeremd, onbeteugeld, ongetemperd,  onordelijk, schouw, teugelloos, tomeloos, verwilderd, vrijgevochten, wild
bandeloosheid - brulziekte, ordeloosheid
bandelotte – oorhanger
bandenbelegsel voor een geweer – geweerbeslag
bandengestel - halster
bandenstelsel van leer – halster
banderol – lansvaantje, spreukband, strook
banden van een nieuw loopvlak voorzien - coveren
bandiet   aartsboosdoenerboef, booswicht, bosrover, dief, fielt, gangster, misdadiger, overvaller,  rover, schurk, schavuit, straatrover, struikrover 
bandiet van een jongen – schavuit
bandietenleider op Sicilië – Mesina
bandietenpak - geboefte
bandietenwezen – banditisme, straatroverij, struikroverij 
banditisme – bandietenwezen, straatroverij
bandje - orkestje
bandje om een sigaar – banderol
bandje van de rietdekker – roop
bandje van een onderscheiding – baton
bandkraal - ojiefschaaf
band om het middel - gordelriem
band om te plakken - tape
band om tonnen – hoepel
band op een architraaf – taenia(plat)
bandopnameapparaat    bandrecorder, dictafoon, taperecorder
bandopnemer - taperecorder 
band over eenwapenschild - balk, faas
bandrecorder – tapedeck
bandsteek - zoomsteek
band ter versiering – sjerp
band van een Arabische hoofddoek – (l)igaal
band van een boek – ligatuur
band van een priester - manipel
band van stof – lint
band voor versiering – picot
bandvormige verbreding van plantestengels – fasciatie
bandwipper – bandlichter
bandworm – ingewandsworm, lintworm
bandijk – rivierdijk
bandzaag - lintzaag
banen   effenen, stroken, tippelen, slenteren 
bang   angstig, angstvallig, beangst, bedeesd, beducht, beklemd, benard, benauwd, benard, benepen, beschroomd, bevreesd, bezorgd, bleu, blo(de), blohartig, huiverig, kopschuw, laf, lafhartig, ongerust, pages, schichtig, schrikachtig, schroomvallig, schuchter, schuchtig, schuw, timide, vervaard
bangheid   angst, bevreesdheid, lafheid, schroom, vrees
bang maken – dreigen
bang makend – benauwend
bang mens – bangerd, lafaard
bang voor vreemden - eenkennig, verlegen
bang weer - onweer
bang worden – verliezen, versagen
bang zijn - vrezen
Bangai-eilander, een der - Banggai, Bangkulu, Labobo, Peleng
bange droom - nachtmerrie
bangelijk – angstig, angstvallig, bevreesd, bioharig, blo, blode, lafhartig, schrikachtig, vreesachtig
bangerd – bangerik, bloodaard, haas, lafaard, lafbek, 
bangerik – bangerd,  lafaard, lafbek, schijtebroek, schijtkont, schijtvink
Bangladesh, bevolkingsgroep in - Bihari´s
Bangladesh, hoofdstad van - Dacca
Bangladesh, provincie van - Choelna, Dacca, Rajsjahi
Bangladesh, stad in - Barisal, Silhat 
baniaanboom   waringin
banier    bandera, blazoen, driekleur, dundoek, gonfalon, oriflamme, vaan(del), vlag standaard, wimpel
banieren en vlaggen, kennis van – banistiek
baniervoerder - gonfalonière
banjaar – baaierd
banjer – banjerheer, branie, druktemaker, opschepper
banjeren – trekken, zwerven
banjerheer - branie, druktemaker,
bank – geldinstelling, rif
bankbeambte – loper
banken buiten het Texelse zeegat - Haaksgronden
bankbiljet – banknoot, flap, geeltje, groentje, joetje, lap, meier, papiergeld, riks, rug, tientje, vijfje
bankbiljetten    bankpapier, papiergeld
bankbiljet van honderd gulden - snip
bankbiljet van tien gulden - joetje
bankdebacle – krach
bank die effecten uitgeeft - emittent
bankemployé – kassier
bank en twee fauteuls - bankstel
bankerd - bastaard
banket – baksel, gastmaal, feestmaaal, gebak, koek, taart 
banketbakker - Confiseur, confiturier, patissier
banketbakkers artikel - gebak 
banketbakkers ijs - roomijs
banketbakkers winkel - confiserie
banketbakkerij   patisserie
banketletter - boterletter 
bankbeambte – bankemployé, loper
bankbiljet – flapje, geeltje, lap,joetje,  meier, riks, tientje
bankbiljetten – bankpapier, papiergeld
bankbriefje – bankbiljet, lommerdbriefje
bankdebâcle – krach
bankemployé -  kassier
banken – feestvieren, fuiven, vertoeven
banken buiten hetTexelse zeegat – Haaksgronden
bankerd – bastaard
banket – feestmaaltijd, gastmaal, gebak, koek, steunberm, taart, 
banketbakker – confiseur, patissier
banketbakkersijs - roomijs
banketbakkerij - patisserie
bankgeld – banco
bankhouder - bankier
bankier   bankhouder, financier, geldhandelaar, geldschieter, leenheer
bankiersbeslacht - Rothschild
bank in Nederland   ABN, AMRO, HBU, Heldring, Mees MBZ, NOB, Labouchére, Mees, Patijn, Pierson, Rabobank, Ribank, Slavenburg, Staalbank, Strausbank, Vermeer
bankje – bankbiljet, schemel, taboeret
bankkluis - safe
bankloper - bediende
banknoot – bankbiljet
bank of bankier die nieuwe aandelen uitgeeft - emittent
bankovervaller – bandiet, misdadiger, 
bankroet – bankbreuk, blut,  déconfiture, failliet, faillissement, fiasco, krach, machteloosheid, misrekening, over de kop, perke, pleite(barg.), schadepost, tegenvaller
bankschroef – klem 
Banks-eilanden, een der - Gaua
bankterm - banco, credit, debet, rente, saldo
bank van lening – lombard, lomberd, lommerd, pand(jes)huis
bankwerker – draaier, frezer, koperslager, kotteraar, 
banneling – balling, gedeporteerde
bannen – bezweren, uitwijzen, verjagen
banner van de duivel - exorcist
banst   tondel
Bantoeneger - kaffer
Bantoetaal - Bemba, Cewa, Ganda, Kamba, Kikoejoe Lozi, Ndebele, Nyanja, Ruanda, Shona, Sotho, Swahili Tswana, Xhosa, Zoeloe
Bantoevolk - Akwa, Amba, Ambo, Amoe, Bemba, Bena, Boenda, Bondei, Dwala, Emboe, Fan, Fang, Fipa, Ganda, Gisoe, Gogo, Gwere, Ha, Haja, Hehe, Herero, Himba, Hoetoe, Jaka, Jao, Ua, Kamba, Karanga, Kongo, Jasa, Kigu, Kikoejoe, Konjo, Lamba, Limba, Loeba, Loenda, Lozi, Lwena, Makoealomwe, Makonde, Malawi, Mbere, Mboendoe, Mboko, Meroe, Namba, Ndebele, Ngala, Ngangela, Ngoni, Njamkore, Njamwezi, Njawanda, Njika, Njoekoesa, Njoro, Nyanja, Okavango, Sjambala, Orambo, Pamue, Pokomo, Roendi, Ruanda, Saga, Toemboeka Tora, Sjangana, Sjewa,   Sjokwe, Soekoema, Songo, Sotho, Swazi, Taita, Tanga, Tchaga, Terta, Tonga, Tsonga, Tswana Venda, Xhosa, Xosa, Zinza, Zoeloes
banus - landvoogd
banvloek   anathema, ban, excommunicatie, interdict, kerkelijke ban, verkettering, vervloeking, wraking
beobab   apenbroodboom
Baptist – doper
baptisteterrum   doopkapel
bar   akelig, bloot, bodega, buffet, café, cru, ellendig, eng, erg, ernstig, geducht,  (on)guur,onvruchtbaar honds, kaal,  kil, koud, lam, naakt, naar, nacht, nors, onguur, schraal, stuurs, tapkast, tapperij, vreeslijk, vreselijk
bar – bodega, buffet, café, bodega, disco, drankhuis, dranklokaal, nachtclub, tapkast
barak   hok, keet, loods, noodgebouw, schuur, tent, veldhospitaal
barang (Mal.) - bagage
barathandel   ruilhandel
barbaar – kanibaal, monster, onbeschaafdeonmens, vandaal, vernieler, wilde, woesteling, wreedaard 
barbaars – cru, hardvochtig,  medodenloos, onbarmhartig, onbeschaafd, onmeedogend, onmenselijk, ruw, smakeloos, wild, woest, wreed
barbaarse toestand – barbarij
barbaarse vernielzucht - vandalisme
Barbados, hoofdstad van – Bridgetown
barbarakruid – winterkers
barbarisme –  anglicisme, gallicisme, germanisme, latinisme
barbarijse vorst - bei
barbeel - barm, berf
barbier   coiffeur, figaro, friseur, haarsnijder, heren(kapper), kapper, scheerbaas, scheerder
barbieren   scheren
barboks - scherts
barbot   riviergrondel, smeerling
barcarolle   gondellied
barchent   barachaan, barka(a)n, bombazijn
bard   dichter, minnezanger, minstreel, rapsode, skald, troubadour, zanger troubadour, zanger, volksdichter, volkszanger
bareel – slagboom, spoorboom, tolhek
barema - loonschaal
baren – bevallen, teweegbrengen, veroorzaker, voortbrengen
bar en boos – akelig
barensteel (heraldiek) – lambel, palesteel, toernooikraag
baret   alpino, bonnet, muts, soldatenmuts, zeskant 
barg - hooiberg
barge   snik, trekschuit
bargoens   argot, cant, dieventaal, geheimtaal, jargon, koeterwaals, kramerslatijn, slang 
bargoens voor duizend gulden – rooie, rootje, rug
bargoens voor honderd gulden    meier
bargoens voor rijksdaalder   knaak 
bargoens voor tien gulden   joetje
bargoens voor vijf en  twintig gulden – geeltje
bargoense betiteling voor gevangenis – lik
barboense kerel - gozer
bariet – zwaarspaat
barietgeel - ultramarijngeel
baring - bevalling, partus
baringspijn – barenswee
bariton - zangstem
Barium – Ba
bariumfosfaatglas - uviolglas
bariummanganaat - barietgroen
bariumsulfaat - bariet
bark – driemaster
bark(a)n – barchent, bombazijn
barkas – launch, motorboot, sloep
barkas door stoom gedreven - stoombarkas
barkeeper – barman, buffethouder
barkoen –  dwarsbalk, berkoen, stut
Barlow, ziekte van - zuigelingenscheurbuik
barm - baardvis, barbeel
barman – barkeeper, bartender, kastelein
barmen - branden
barmhartig   genadig, goedertieren(d), goedhartig, lankmoedig, medelijden(d), meedogen(d), menslievend, mild, ontfermend, zachtmoedig 
barmhartigheid    deelneming, genade, goedertieren,  lankmoedigheid, mededogen, medelijden, ontferming, veroveraar, zachtmoedigheid
barmhartig mens - Samaritaan
barmsijsje    paapje, steenbarm
barmte – berm, hoogte, hoop, tas
barnen - branden
barnsteen   amber, electron, hars
barnsteenolie – succinol
barnsteenzuur - ethaandicarbonzuur
bar of buffet – tapkast
bar of cafe – kroeg
barogram - luchtdrukdiagram
barok   bizar, grillig, grotesk, onregelmatig, overladen, zonderling
barometer   aneroïde, luchtdrukmeter, weerglas, weervis 
barometerdaling – depressie, verschijnsel
barometervis – donderaal, weeraal
barometer zonder kwik   aneroide
baron – baanderheer, banierheer, burchtheer, edelman, kasteelheer, vrijheer 
baron (afk.) - bar
barones – edelvrouw
baronet - bt
barrage – baslissingspartij, herkansing, spervuur, stuwdam, versperring
barreel   slagboom, spoorboom, tolhek
barrel   afval, bende, doordraaier, dronkaard, fust, ploert, rommel, rotzooi, uitschot 
barre landstreek – woesternij, woestijn
barrelen – doordraaien, pierewaaien
barre vlakte - ijsveld
barrevoetbroeder   franciscaan
barrevoets – blootsvoets, ongeschoeid 
barribal – bullebak
barricade – barrière, hek, slagboom, straat(versperring)
barricaderen - versperren
barrière – barricade, hek, slagboom, obstakel, tolboom, versperring
barrière stad   Ath 
barroom – gelabkamer
bars – bar, boos, breuk, bruusk, fractuur, kloof, kraak,  nors, onvriendelijk, reet,ruptuur, ruw, scheur, spleet, straf, streng, stug, stuurs, terugstotend
bars en bits – stug
barse kerel – bietebauw, boeman, bullebak
barse portier – cerberus
barst   bres, breuk, fractuur, gaping,  keen, kloof, knak, knik, krak, ruptuur, scheur, spleet
barsten – bezwijken, breken, kenen, knappen, scheuren, splijten, springen, uiteenspatten
barstende hoofdpijn – migraine
barstende van droogte - spakerig
barsten in de huid - kloven
barstoel - kruk
barst of kier – spleet
bart - waterstoepje
barysfeer   aardkern
bascule   brugbalans
bas - kardoes
basaal – beneden, fundamenteel
basaalcellencarcinoom – bassalioom
basale breuk - schedelbasisfractuur
basale metabolie – grondstofwisseling
basaltine – kunstbasalt
basaltplateau in Frankrijk – Aubrac, Velay
bascule - balans, brugbalans, weegschaal,unster
base   alkali, loog 
baseball - honkbal
Basedow, ziekte van - Hypertyreoïde, thyreotoxicose
basement – fundering, plint, sokkel, voetstuk 
baseren   funderen, gronden, grondvesten, stammen, steunen
Basilan, hoofdstad van - Isabela
basilicum - balsemkruid, koningskruid
basiliek   kerk, dom. Kathedraal
basiliekruid - basilicum
basinstrument – basbazuin, contrabas
basis   beginsel, fundament, fundering, grondslag, grondvest, brondvlak, ondergrond, onderkant, vloer, voetstuk
basis van een driehoek - grondlijn
basis voor pensioen - pensioengrondslag
basisch - alkalisch
basislid bij insekt – scapus
basisschip - moederschip
basketbalterm – pivot
Baskisch spel   pelote
Baskische dans – Agarrao, fandango Zortico, Zortiko, 
Baskische hoofdstad - Guernica 
Baskische provincie - Alava, Guipuzkoa, Viscaya
Baskische trommel   pandero
basofyle leukocyt - basocyt
Baskische wetten - fueros
basklok – bourdon
basluit – teorbe, theorbe
baspijp – fagot
bassethoorn – klarinet, kromhoorn
bassnaar - bourdon
bassaangans - Jan van Gent
bassen – blaffen, snauwen
bassin   bekken, zwembad, meer, kom, waterbekken, zwembad
bassin voor vissen – aquarium, vijver
bassist - basspeler
bassnaar   bourdon
basson   fagot 
bast    balg, bolster, boomschors, buik, buitenlaag, cortex, huid, korst, lichaam, lijf, pel, pens, romp, sassafras (laurier), schil, schors, vel
basta   afgedaan, afgelopen, einde, fini, beeindigd, genoeg, uit
bastaard – basterd, creool, hybride, indo, mulat, onecht
bastaardaap – halfaap
bastaardachtig - hybridisch
bastaarddier    muildier, muilezel 
bastaarddier van forel en zalm - muil
bastaardering - hybridisatie
bastaardmuur – guichelheil, hoornbloempje
bastaardnachtegaal – boerennachtegaal, doornkruiper, heggemus, winterzanger
bastaardpen – spatpen
bastaardpopulier – abeel
bastaardsmaragd - peridot
bastaardspin – hooiwagen, langbeen
bastaardsterkte - heterosis
bastaarduitgang   age, aat, elen, eren, ier, ment, teit
bastaard van konijn en haas – leporide
bastaard van paard en ezel - muildier
bastaardvloek   jakkes, jandorie, jesses, nondeju, parbleu, sakkerloot, sakkerment, verdorie
bastion   bolwerk, citadel, fort, lunet, rastel, schans, sterkte, vesting
bastkant van hout – wankant
bastkever - dennescheerder
bastuba   bombardon 
bast van een boom – schors
bast van noten en dergelijke – bis
bastweefsel – floëem, kurk
basviool   knieviool, violoncel
bastzijde van hout – wankant
basvetterij – gakanker
basviool – knieviool, violoncel
basvioolspeler – violonnist
baszanger (Tsech.) - Dubceck
bat   racket, slaghout
Bataaf – Batavier, Germaan, mannetjesputter, manwijf
Bataafs profetes – Veleda
Bataafse priesteres – Veleda
Battiljonscommandant - majoor
bataljonsvlag - banier, fanion, richtvlag, vaandel
Batanes, een der - Batan, Itabayat
Batanes, hoofdstad van – Basco
Batavieren – feestvieren, tekeergaan
bate   nut, rente, voordeel
bateleur - buitelarend
bate van interest - rentewinst
baten – activa, helpen, naderen, nutten, opbrengst
baten van boedel – activa, rentewinst
bathometer - dieptemeter
bathymetriche lijn - dieptelijn
batig – gunstig, lonend, nuttig, voordelig
batig saldo – excedent, opbrengst, winst
batig slot - boni, saldo
batist   cambric, lawn, lijnwaad
batnet - kruisnet, totebel
bâton (fr) – chocoladestaafje, dirigeerstok,
batraaf - rakker, rekel
bats – achterste, ballaster, bil,  dij, hoogmoedig, overmoedig, panschop, schep, schop, spa, trots, zandschop
batterij   accu, geschutlaag, geschutsschans, legereenheid 
battledress (Eng.) -  veldtenue
bauwen – galmen
bauxiet - mineraal
bavaria    Beieren 
bavet – slab, slabbetje
baviaan   amubis, hondskopaap, kuifmakaak, mandril, mantelaap, mensaap, papio, woudduivel
baviaan (Z.Afr.) - bobbejaan 
bavianegezicht - apebakker
Bavo, feestdag van St. - Bamis
bazaangans - Jan van Gent
bazaar   bazar, fancyfair, magazijn,marktplaats, marktplein, politiebureau, shop, toko, verkoping, warenhuis, winkel
bazaltsoort - basaniet
bazaltsteenslag   split
bazalaar - revelaar 
bazel – kletspraat, larie, onzin
bazelen   beuzelen, dazen, dievageren, fantaseren, kletsen, leuteren, meieren, raaskallen, radoteren, revelen, wauwelen, ijlen, zwammen
bazig – autoritair,  boosaardig, pinnig
bazige keukenmeid – keukenprinses
bazige ruwe vrouw – haaiebaai, heibei, manwijf
bazige vrouw – dragonder, haai, haaibaai, helleveeg, ka, kenau, matrone
bazilkruid – basilicum, basilikruid
bazin   meesteres 
bazooka - antitankwapen
bazuin – (blaas)hoorn, schuiftrompet, (tromp)et, trombone, tuba
bazijn – bombazijn, streepjesgoed
beaarden - begraven
beaarding - begrafenis
beaat - verheerlijkt
beademen - reanimeren
beambte – agent, burocraat, commies, employé, functionaris, griffier, klerk, officiant
beambte van lagere rang (Ind.) -  mantri, mantrie
beambte voor loketdienst - lokettist
beamen – bevestigen, goedkeuren, instemmen, toegeven, toestemmen
beangst   angstig, angstvallig, bang, benauwd, bevreesd, schuw, vreesachtig
beangstigen - examineren
beangstigend – angstaanjagend, bekneld, benauwend
beantwoorden – responderen, slagen, voldoen
beantwoorden met tegenbewijzen   weerleggen
beantwoording – antikritiek, antwoord, dupliek, overeenkomst repliek, responsie, teruggroeting, terugschieting, weerlegging
bearbeiden - bewerken
beast - bestoven
beatificatie – zaligverklaring
beatisme – femelarij, schijnheiligheid
beatnik – damslaper, bohémien, zwerver
beau - fat
beauty   beauté, schoonheid
bebbe – beppe, grootmoeder, oma, opoe
beboeten – bekeuren, straffen
bebording   dakbeschot, beplanking
bebouwd – gecultiveerd, ontgonnen
bebouwd deel van een dorp   kom
bebouwd oppervlak   areaal
bebouwen – aanbouwen, betelen, bewerken,  cultiveren, exploiteren, ontginnen 
bebouwing der grond - cultuur
bebouwingsleer   planologie 
bebroed maar onbevrucht – schier
becijferde bas - partimento
becijferen   berekenen, calculeren, nagaan, uitrekenen, voorrekenen
bed – bedding, bedstede, bloemperk, brits, kazemat, kermisbed, koffer, kooi, kraambed, kribbe, ledikant, leger(stede), libbing, lits-jumeaux, perk, rustplaats, slaapplaats, slaapzak, sponde, tuinvak, veldbed
bed in trein   couchette
bed in een rivier – bedding, kil, winterbedding, zomerbedding 
bedaagd    oud, bejaard, weloverdacht 
bedaagde dame   matrone
bedaard – adagio, beheerst, bezadigd, bezonken, bezonnen, discreet, flegmatiek, geduldig, gelijkmatig, gelijkmoedig, gematigd, geposeerd, gerust, gezapig, goedmoeds, ingetogen, kalm, koel, koelbloedig, koest, lakoniek, nuchter, onbewogen, overwogen, placide,  rustig, stagig, sedaat, stil, vredig, weloverwogen, zacht, zoetjes 
bedaardheid – gemak, kalmte
bedacht – gefingeerd, opzettelijk, overwogen, verzonnen, voorbereid
bedacht zijn – voorbereid
bedachte taal – esperanto,  ido, kunsttaal, volapuk, wereldtaal
bedachtzaam   behoedzaam, bezonnen, kalm, omzichtig, rustig, voorzichtig, weloverwogen
bedachtzaamheid – atie, bezonnenheid, ernst, reser
bedak(Ind,) – banketsel, rijstpoeder
bedaking   dak, dakwerk
bedanken – afslaan, afzeggen, dankzeggen, ontslaan, ontslag, opzeggen, weigering
bedanking   ontslag, weigering
bedankt   merci
bedaren – afnemen, apaiseren, bevredigen, kalmeren, luwen, ontspannen, stelpen, stillen, sussen, temperen, terechtkomen, troosten, verademen 
bedbehangsel   draperie 
bedbewaarder – euneuch, vrouwenbewaarder(harem)
bed bloemen - tuinperk
beddegoed – beddedek, bulster, deken, goeling(Ind.), hoofdkussens,  kussens, laken, matras, onderdeken, onderlaken, peluw, sierlaken, sloop sprei, 
beddegoed afnemen - afhalen
beddek – deken, sprei
beddeklokje – angelus
beddepisser – bedwateraar, keldermot, pissebed
beddepan - bedwarmer, ondersteek
beddewarmer – echtgeno(o)t(e), kruik, 
beddezak – bulster, matras, onderbed
bedding - bed, bodem, bodemlaag, grondslag, petitie, riviergeul, smekinf, verzoek, verzoekschrift, zaat, zelling
bede – aanroep, gebed, rekest, verzoek, vraag
bedeelde - arme, behoeftige
bedeeld met - begaafd
bedeesd    angstvallig, beangst, bedremmeld, bedrukt,  beschroomd,  bleu, blo(de), eenkennig, laf, schroomvallig,  schuchter, sip, schuw, terneergeslagen, timide, verlegen
bedeesdheid – beschroomdheid,  schroom, schroomvalligheid, timiditeit, verlegenheid,  
bedeesd persoon - blodaard
bedegar - hondsrozenspons
bedehuis – basiliek, bidkapel, dom, godshuis, kapel, kerk, missigit, moskee, pagode, synagoge, tempel
bedehuis (Turks) – dsjami, dsjamie
bedehuisje (Ind.) - tangar
bedekken – aanstrijken, afdekken,  bekleden, beleggen, beschermen, bestrooien, dekken, kleden, lamineren, maskeren, onderdekken, overdekken, toedekken, verbergen, verbloemen, verdoezelen, vervloeren
bedekken met een sluier – sluieren
bedekken onder aarde - bedelven
bedekking – bekleding, dak,dek, deken, dekking, deklaag, escorte, geleide, gordijn, huls,  kap, karpet, kleed, konvooi, linoleum, mat, omhulsel, tectum, tegmentum, tegument, velum, voorhang, zeil
bedekking met een andere stof - bekleding
bedekking van een gebouw – dak(bedekking), kap, leidak, riet 
bedekking van een kamer - zoldering
bedekking van een luikopening   merkel, scheerstok 
bedekking van een trap – traploper
bedekking van een vishuid – schub
bedekking van een vogel   pluimage, veren
bedeklokje   angelus 
bedekt   bewolkt, clandestien, gemaskerd,  heimelijk, ironisch, klandestien, steels, stiekem, tersluiks, verbloemd, vérborgen, verholen, verstolen,
bedekt bloeiend   cryptogaam 
bedekt bloeiende plant - mos
bedekt met stof - stoffig
bedekt spottend – ironisch
bedekt te kennen geven - insinueren
bedekt zadigen - angiospermen, cryptogamen
bedekt zijn - liggen
bedekte aanduiding – toespeling, verbloeming, zinspeling 
bedekte aantijging – aanwrijving, imputatie, insinuatie, tenlastelegging
bedekte hatelijke toespeling - steek
bedekte mededeling - wenk
bedekte scherts - spot
bedekte spot   ironie 
bedekte toespeling – dubbelzinnigheid, equivoque,  hint, insinuatie 
bedekte toespelingen uiten - insinueren
bedekte waarschuwing – wenk
bedektkieuwigen - tectibranchiata
bedelaar - bietser, dakloze, dalver, kalis, landloper, mendicant, profiteur, schobbejak, schooier, topper, vagebond, 
bedelaar in Napels   lazzarone 
bedelachtig - schooierig
bedelarij – gebedel, mendiciteit
bedelbeurs - francy-fair
bedelbroeder – mendicant
bedelbrood – aalmoes
bedelderwish - kalender
bedelen – bidden, bietsen, dalven, klaplopen, manzen, schooien, toppen, vragen
bedelgebied van monniken   termijn 
bedeling - armenzorg
bedelkruid - bosrank
bedelmonnik   derwisj, dominicaan, fakir, franciscaan, kapucijn, karmeliet, serviet
bedelmonniken, orde van - Servieten
bedelorde - dominicanen, franciscanen, hiëronymianen, jezuïeten, karmelieten, mendicant(orde), miniemen, servieten, teutoniërs
bedelstand - mendiciteit
bedeltje - charivari
bedelven   bedekken, ondergooien, overstelpen 
bedelvrouw   bedelares 
bedelzak – aalmoezenzak, knapzak
bedenk - overweeg
bedenkelijk – aanvechtbaar, alarmerend, betwistbaar, critiek, critisch, discutabel, erg, ernstig, gespannen, gevaarlijk, hachelijk,  lastig, moeilijk, netelig, onheilspellend, onrustbarend, onzeker, periculeus,  precair, riskant, schromelijk, serieus, speculatief, suspect, twijfelachtig, verdacht, zorgelijk, zwaar 
bedenken – beramen, begroten, bewaar, fantaseren, maar, smeden, ontwerpen, ontwerping, overweging, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, verzinnen, weten, zie aldaar
bedenker – fantast, ontwerper
bedenking – aanmerking, aanvechtbaar, betwistbaar, bezwaar, maar, opwerping, overdenking, overweging, reflectie, tegenwerping
bedenksel   fantasie, idee, verdichtsel, verzinsel, vondst 
bedeplaats – kapel, kerk
bederf   achteruitgang, contaminatie, corruptie, depravatie, deterioratie, kwaal, ondergang, ontaarding, ontbinding, rotting, sepsis, stagnatie, verderf, verrotting, verval 
bederf in graan – leng, molm
bederf in hout – houtworm, molm, paalworm, vuur
bederf  tegengaan   conserveren,verduurzamen
bederfwerend   antiseptisch, aseptisch, ontsmet 
bederfwerend apparaat - diepvriezer, ijskast, vrieskast 
bederfwerend middel   alcohol, creosoot, koelkast,  salol, salicylzuur, ijskast, vriezer, zout
bederfwerende middelen - antiseptica
bederfwerende vloeistof   carbolineum
bederfwerende verfstof   carbolineum, taan
bederven – abimeren, bedorven, beschadigen, ondermijnen, ontbinden, putresceren, 
 ramponeren,  rotten, ruïneren, slopen, stagneren,  verbruien, verderven, vergaan, vergallen, verknallen, verknoeien, verpesten, verprutsen, verrotten, verstoren, verzwakken, verwennen
bedervend   adellijk 
bedestond   bidstond, biduur
bedevaart   pelgrimage 
bedevaart in Spanje - romeria
bedevaart naar Mekka - hadj
bedevaartganger   pelgrim
bedevaartplaats  pelgrimsoord
bedevaartplaats   Banneux, Beauraing, Benares, Bethlehem, Brielle, Brugge, Chartres, Dokkum, Fatima, Halle, Jeruzalem, Kevelaar, Lisieux, Lourdes, Mariazell, Medina, Mekka, Nazareth, Rome, Santiago
bedevaart aan de Niers – Kevelaar
bedevaartplaats van Hindoes - Benares
bedevaart van muzelman   hadj 
bedgenoot – bijslaapje,echtgeno(o)t(e),  partner, 
bedfles – urinaal
bedhemel – baldakijn
bedienaar der begrafenis – aanspreker, bidder, kraai, lijkbezorger
bedienaar der H.mis – acoliet, koorknaap, misdienaar
bedienaar der outaars - priester
bedienaar des woord   dominee, predikant, priester
bedienaar van een stoomlier – donkeyman
bedienaar van machines - machinist
bediend - stervend
bediende – bankloper, baboe(Mal.), beambte, bode, butler, chasseur, dienaar, dienstbode, dienster, dienstmeid, dienstmeisje, cemployé, groom, hulp, kelner, klerk, knecht, lakei, magazijnbediende, ober, oppas, page, pedel, serveerder, serveerster, serveuse, serviteur, valet 
bediende   (Eng.) groom
bediende - (Ind.) oppas
bediende aan het hof   nestellakei
bediende in café – kelner, ober
bediende in laboratorium – amanuensis, laborant
bediende in wijnkelder – bottelier
bedienen – dienen, gerieven, helpen, opdienen, serveren 
bediening   ambt, betrekking, dienst, ministerie, office, officie, service
bedieningsgeld - baksjisj, fooi, tip
bedieningsknop – druktoets, schakelaar
bedieningsman – machinistt, operator
bedieningspaneel – instrumentenbord
bedienwagentje - serveerboy, serveerwagen
bedijen - uitzetten
bedijken – inpolderen
bedijking - polder
bedijkt land – kavel,  polder
bedilal - albedil
bedilgeest - albedil, bedilal, bediller, vitter
bedillen - bekritiseren, vitten 
bediller – bemoeial, criticus, vitter
bedillerig – bazig, bemoeizuchtig, critiserend, critisch, ringelorig, vitterig
bedilziek - bedillig, bedilzuchtig, bemoeial, laakziek
bedilzucht – betweterij, vitlust, vitten 
bedilzuchtig – laakziek, vitterij
beding – clausule, conditié, convenant, mits, overeenkomst, reserve, stipulatie, voorbehoud, voorwaarde 
beding bij levering - cif
bedingen – afdingen, afspreken, bepalen, conditioneren, eisen, stipuleren, verwerven, 
bedinging – afspraak, bepaling, voorwaarde
bediscusiëren – bediscuteren, bepraten, bespreken
bedisputeren - redetqisten
bedisselen   beredderen, fiksen, gladmaken, klaren, kronkelen, ordenen, regelen 
bedissen - opduikelen, stelen, verdienen
bedjasje – slaapjak
bedkastje - nachtkastje
bedkleding – babydoll, pon, hansop, nachthemd, nachtjak, tenderen, nachtpon, pyama
bedkleed – sprei 
bedkussen   peluw
bedlinnen – laken, sloop
bedoeken - doubleren
bedoeld - bemeend
bedoelen – beogen, menen , voorhebben, willen
bedoeling – betekenis, doel, doelstelling, intentie, mikpunt, oogmerk, opzet, project, strekking, streven, tendens, toeleg, voornemen
bedoening – bedrijfje,boerderijtje, drukte, gedoe, omslag, toestand 
bedoïnenstam - Anaze, Aneze, midianieten
bedolven veengrond – darg, derrie
bedomen - beslaan, bewasemen
bedompt   benauwd, dompig, duf, muf, onfris, vuns 
bedomptheid - mufheid
bedonderd - beroerd, lam, verbaasd
bedonderen - bedriegen, misleiden
bedongene - reservaat
bedorven   adellijk, beurs, corrupt, goor, ontaard, oneetbaar, pervers, rottig, slecht, vaats, verbruid, vergald, (ver)rot, vertroeteld, vervallen, verwend, vuil, wrak 
bedot – verschalkt
bedotten – aannaaien, beetnemen, bedot, bedotting, bedriegen, beduvelen, deluderen, delusie, foppen, misleiden, neppen, verlakken, vernachelen, verneuken, vernikkelen, verraden, verschalken
bedotting   delusie 
bedotterij – bedrog, fopperij, misleiding
bedouïenen hoofdman – shaik, sheik
bedovertrek – hoes, tijk 
bedpo - ondersteek
bedrag   beloop, (geld)som, hoeveelheid, inzet, kwantum, kwantiteit, product, provenu, quantum, som(ma), summa, tantum, tarief 
bedrag aan geld – geldsom
bedrag boven de inschrijvingsprijs – opzet, opzetje
bedrag dat een perceel aan huur kan opbrengen   huurwaarde
bedrag der belasting   aanslag 
bedrag (fr.) – montant
bedrag jaarlijks te voldoenvoor erfpacht - canon
bedrag van aankoop - prijs
bedrag waarmee de koopprijs verhoogd wordt   opgeld
bedragen - belopen
bedreigen – aanblaffen, belagen,intimideren, molesteren 
bedreigend – grimmig
bedreiger - aanvaller, belager
bedreiging – gevaar, onheil
bedreiging tegen het leven - levensgevaar
bedremmeld – angstvallig, gedecontenanceerd, bedeesd, beduusd, beschroomd,
beteuterd, bleu, eenkennig, onthutsts, chroomvallig, schuchter, sip, timide, verlegen
bedreven – afgericht, behendig, bekwaam, capabel, deskundig, expert, doorkneed, ervaren, gehaaid,  gekheid, gereed, geoefend, geroutineerd, getraind, geverseerd, gezwind, handig, klaar, knap, kundig, kunstig, letterwijs, vaardig, vakbekwaam, vakkundig, waardig, vlug  
bedreven in iets – abel, bekwaam, bevallig
bedreven musicus   virtuoos 
bedrevenheid   ervaring, handigheid, kundigheid, routine, techniek,  vaardigheid, vakmanschap 
bedrevenheid door ervaring – routine
bedrevenheid t.a.v. muziekinstrument - virtuositeit
bedreven raken - leren
bedreven zijn – kennen
bedriegen – aannaaien, afzetten, bedotten, beetnemen,  bedrog, belagen, beliegen, beduvelen, bezwendelen, dreigement, duperen,  foppen, fraude(ren), knoeien, kuipen, kullen, kwakzalven, liegen, lorren(draaien), misleiden, neppen, oetsen, oplichten, plegen, seibelen, smokkelen, verduisteren,  verlakken, verschalkt, vervalsen, zwendelen
bedrieger – afzetter, bedotter, dief, flessentrekker, fraudeur, guit, knoeier, kwakzalver, leperd, linkerd, leugenaar, misleider, oplichter, paloeter, schurk, sjacheraar, snees, oplichter, valsaard, zwendelaar
bedriegerij - bedrog, fopperij, fraude,geknoei,  leugen, misleiding, nep, oplichting, zwendel
bedrieglijk – arglistig, frauduleus, illusoir, doleus, corrupt, gemeen, geslepen, leugenachtig, listig, loos, los, misleidend, ogenschijnlijk, oneerlijk, pseudo, slinks, vals
bedrieglijk beeld   drogbeeld, schijn 
bedrieglijk slim - leep
bedrieglijk voorkomen   schijn 
bedrieglijke namaak   pastiche 
bedrieglijke handelaar – pingelaar, sjacheraar, snees
bedrieglijke nabootsing – pastische
bedrieglijke reden - drogreden
bedrieglijke redenering   drogreden, sofisme
bedrieglijke ruiler - tuiser
bedrieglijke samenheuling – conclusie
bedrieglijke schijn – glimp, klatergoud
bedrieglijke voorstelling – bedrog, mystificatie
bedrieglijke zotternij – apekool
bedrieglijkheid – valsheid
bedrillen – beschikken, besturen, ringeloren
bedrijf (toneel)   actie, taf(e)reel
bedrijf (Grieks drama)   climax, expositie, intrige, kathersis, peripetie
bedrijf   akte, ambacht, bank, beroep, boerderij, compagnie, daad, etablissement, fa., fabriek,  firma, fokkerij, garage, gedoe, handeling, handelszaak, handwerk, kwekerij, N.V., metier, nering, onderneming, restaurant, stiel, supermarkt, toko, toneelwerk, vak, vennootschap, werkzaamheid, zaak 
bedrijfsconcentratie – fusie, trust
bedrijfsdrukte - bezettingsgraad
bedrijfshuishoudkunde   economie 
bedrijfsleer   technologie
bedrijfsleider   directeur, gerant, manager 
bedrijfsleiding - management
bedrijfspand - zakenpand
bedrijfsrestaurant - kantine
bedrijfsruimte – fabriek, smederij
bedrijfsstuk - akte
bedrijfstak – bouwsector, horeka, industrie, landbouw, scheepsbouw, tuinbouw, veeteelt, visserij, wegenbouw
bedrijfster   daderes
bedrijfsvorm – bv, cv, nv
bedrijf voor goederenopslag - veem
bedrijven – begaan, dader, doen, perpetreren, plegen, stichten, uitoefenen, uitrichten, uitwerken, verrichten, volvoeren 
bedrijvend - actief
bedrijvende vorm    actief, activum 
bedrijver   dader, pleger, schuldige 
bedrijver van sluikhandel   smokkelaar
bedrijvig   actief, arbeidzaam, bezig, druk, geaffaireerd, ijverig, laborieus,  levendig, nijver, onledig, vlijtig, werkzaam
bedrijvigheid – actie, activiteit, afleiding, ambitie, animatie, applicatie, arbeidzaam, bezigheid, drukte, empressement, ijver, krachtdadig, leven, naarstigheid, noestheid,  nijverheid, vertier, vigilantie, vlijt(betoon), werkzaamheid
bedreivig vrouwtje - hittepetit
bedrillen   beschikken, besturen, ringeloren
bedroefd – aangedaan, akelig, armzalig, bedrukt, desolaat, droef, droevig, drol, gering, leeddragend, miserabel, naargeestig, neerslachtig, ontroerd,  rauwig, sacherijnig, slecht, smartelijk,  treurig, triest, troosteloos, verdrietig, weinig, 
bedroefdheid   droefenis verdriet
bedroefd krijgsman - veteraan
bedroefd zijn - treuren
bedroeven – affigeren, chagrineren, verdrieten 
bedroevend    armzalig, deerlijk,desolant, ergerlijk, geducht,   hartverscheurend, jammerlijk, navrant, slecht, teléurstellend, treurig, triest, verdrietig
bedroevend slecht – droevig
bedroevend weinig – zielig
bedroeving – bedroefdheid, droefenis, smart, verdriet
bedrog – afzetterij, arglist, bedriegerij, boerenbedrog, dolus, falsivicatie, farce, flessentrekkerij,  fopperij, fake, fint, fraude, geknoei, geveins, goochelspel -  humbug, knoeiboel, knoeierij, kuiperij,  kwakzalverij, laag, lak, leugen, list, malversatie, misleiding, nep, oneerlijkheid, onwaarheid, oplichterij, oplichting, part, seibel, streek, strik, teleurstelling, troggelarij, verlakkerij, verraad, vervalsing, woeker, zinsbegoocheling, zwendel(arij)
bedrogen – gedupeerd, misleid, teleurgesteld
bedrogene   dupe 
bedrogen man - cocu, hoorndrager
bedrog in administratie - fraude
bedrog of nep – zwendel
bedrog plegen – bedriegen, frauderen, knoeien, liegen, malverseren, neppen, oplichten, verduisteren, zwendelen
bedruipen - arroseren, bedroppelen
bedrog plegen   bedriegen, beduvelen, knoeien, liegen, malverseren, neppen,  oplichten, verduisteren, zwendelen
bedruipen – bedroppelen, bedruppelen
bedrukt   bedroefd, beklemd, bekommerd, benard, benauwd, bezorgd, bezwaard, droef, gedeprimeerd, gedrukt, miezerig, moedeloos, neerslachtig, sip, somber, stil, terneergeslagen, treurig, triest, zwaarmoedig
bedrukt en niet gevouwen   plano 
bedrukt katoen - indienne, sits  
bedruktheid - terneergeslagen
bedrukte stof – imprimé
bedrust – slaap
bedsermoen – gordijnpreek, terechtwijzing, vermaning
bedste(d)e – alkoof, ledikant, sponde
bedstro - asperula
beducht   angstig, bang, vervaard 
beducht zijn   vrezen 
beduiden - aanwijzen, betekenen, tonen
beduidend   aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, erg, hevig, zeer
beduimeld   slordig, smerig, smoezelig, vies, vuil 
beduimeling – vlek
beduivelen – bedotten, beduvelen, beetnemen
beduusd – bedremmeld, beteuterd, verlegen, verslagen 
beduveld - flauw, gek, mal, verbluft, verbijsterd, verward
beduvelen – aannaaien, bedotten, bedriegen, beetnemen, belatafelen, overbluffen
bed van een rivier - kil
bed voor bloemen - bloemperk
bed vulling   dons, kapok, schuimrubber, stro, veren, zeegras
bedwang    beheersing,  gezag, macht, onderdrukking, onderwerping, overwicht
bedwants - wandluis, weegluis
bedwarmer – beddepan, bedde(kruik)
bedwelmd - beneveld, beteuterd, dronken, onmachtig, verdoofd, versuft
bedwelmen – benevelen, enivreren, verdoven, versuffen
bedwelmend – benevelend, hypnotisch
bedwelmend middel   alcohol, anfioen, atropine, bhang, bheng,  cocaïne, dope, drug,  ether, hasjiesj, heroïne, lachgas, LSD,  marihuana,   mescaline, morfine, narcoticum, opium, soma, tabak
bedwelmende drank – alcohol, kava, kawa, koemis, mede, mee, oemis, salep, soma(Ind.) 
bedwelmende gas – kolendamp, koolmonoxyde
bedwelmende raaigras – dolik, hondsdravik
bedwelming   beneveling, bewusteloosheid, flauwte, lethargie,  narcose, roes, trance, verdoving, zwijmel
bedwingen – beheersen, beteugelen, breidelen, inteugelen, temmen, tomen, inbinden, innemen, intomen, onderdrukken, ophalen, regeren, ringeloren, tomen, 
bedwinger – dwingeland,  onderdrukker, overwinnaar, temmer, tiran
bedwongen – getemd
bedwongen spijt – bitterheid, misnoegdheid, wrevel
bedzweer – decubitus, doorligwond
beëdigd - gezworen
beëdigd tussenhandelaar   makelaar
beëdigde gerechtelijke verklaring – affidavit
beefaal - sidderaal
beefachtig – beverig, rillerig
beefesp – ratelpopulier
beefrog - sidderrog
beeftea - vleesbouillon
beeftoon   tremolo 
beefvis - siddermeerval
beëdigd deskundige die een rafactie vaststelt – rafactiemeter
beëdigd beëindigd getuige – klerk
beëdigd tussenhandelaar – makelaar
beëdigde – gezworene
bndigde gerechtelijke verklaring – affidavit
beëdigde verklaring – affidavit, getuigenis
beëindigd – afgerond, afgesloten, afhouden, afnokken, volbracht
beëindigen – afhouden, afmaken, afschaffen, besluiten, inhouden, intomen, omsluiten, omvatten, opheffen, ophouden, schukken, stoppen, tegenhouden, terughouden, uitscheiden, volbrengen, voltooien
beëindiging – afloop, afsluiting, terminatie
beëindiging  der dienstbetrekking –enuntiatief
beek – afkeuring, grensscheiding, grift, kreek, laak, spreng , stroom, vliet, water, wetering 
beek en  vijvernimfen - hyaden
beekforel - schotzalm 
beek in Limburg   Geleen, Geul, Gulp, Niers, Roer
beekje – grift, kreek, riviertje, spreng, stroom, vliet 
beek- en vijvernimfen - hyaden
beeld – afbeelding, afgietsel, afschijnsel, beeltenis,  begrip, buste, gelijkenis, icon, vkon, ikoon, illusie, imago, kolos, konterfeitsel, nabootsing, plasma, portret, projectie, sculptuur, schema, torso, troop, typus,  voorbeeld, voorstelling, weergave
beeldaanbidder - beeldendienaar
beeld als schoorzuil - kariatide 
beeldband - ampex
beeldbeschrijving   iconografie 
beeldbraak - beeldenstorm
beeldbuis - tv, teevee, televisie
beeldend   plastisch
beeldend kunstenaar   beeldhouwer, etser, schilder, tekenaar 
beeldendienst – idolatrie
beelden in de taal – beeldspraak, tropen
beeldenaar – muntafbeelding, muntboek
beeldenaarszijde – avers
beeldend – plastisch
beeldende kracht - plasticiteit
beeldendkunstenaar – beeldhoower, ester, schilder, tekenaar
beeldende kunsten – beeldhouwen, etsen, graveren, schilderen, tekenen
beeldendienst – idolatrie, xylolatrie
beeldengalerij – glyptotheek
beeldenstorm - iconoclasie
bee1denstormer – iconoclast
beeldenvereerders - iconodulen
beelddoek - scherm
beeldenstormers - iconoclasten 
beeldenstrijd - iconoclasme
beelderig - mooi, prachtigsnoeperig, snoezig
beeldglas – spiegel
beeldhouw - statuair
beeldhouwer - sculpteur
beeldhouwers  -
3    Arp, Wijk, Zijl
4    Beki, Boos, Eyek, Gaul, Krop, Rude, Saly, Veen, Zürn
5    Begas, Bolle, Cione ,Degas, Dietz, Egell, Ernst, Esser,
      Grard, Husly, Juste, Kolbe, Manzu, Minne, Moore, 
      Musea, Pajou, Pilon, Porta, Puget, Rodin, Rosso, Stoss,
      Vinei, Vulea, Witte
6    Bandel, Boyens, Calder, Canova, Chabot, Derain,
      Dongen, Donner, Dubois, Dughet, Floris, Gillet, Goujon,
      Haller, Hodler, Houdon, Keyze,r Leplaie, Leyden, Lisböa,
      Marcks, Marini, Mataré, Miller, Obrist, Omodeo,
      Pisano, Puvrez, Robbia ,Sluter, Straub, Syrin, Wagner, 
      Zadkin, Zauner,
7    Alessii, Aigardi, Bartach, Barrias, Belling, Bronner, 
     Cellini, Chagall, Chaudet, Coustau, Damier, Delvaux,
     EI Greco, Filaret, Flaxman, Gauguin, Gerhard, Günther,
      Jespers, Lardera, Lehmann, Lemoyne, Madema, Maitani,
     Meunier, Orcagna, Phidias, Picasso, Quercia, Reichel, 
     Richier, Schadow, Schubin, Stappen, Trippel, Vischer,
     Zandkine,
8   Ammanati, Antelami, Boccione, Boulogne, Brancuse,
     Carstens, Cosmaten, Coyzevox, Desnoyer, Dubroecq,
     Falconet, Ghiberti, Girardon, Gonzales, Kirchner,
     Kollwitz, Lambeaux, Lipchitz, Longhena, Lysippus,
     Michetti, Minguzzi, Montanés, Ollivier, Permoser,
     Schröder, Tassaert, Tuaillon, Verhuist, Wezelaar
9   Beauneven, Bourdelle, Corbusier, Dannecker, Dieussart, 
     Donatello, Faydherbe, Géricault, Lamoureux, Lehmbruck, 
     Leochares, Malevitsj, Multscher, Pasiteles, Quellinus, 
     Raedecker, Rietschel, Sansovino, Schilling, Verhaghen
10  Andriessen, Antanianus, Appollonus, Archipenko,
     Bandinelli, Bartholomé, Blumenthal, Bouchardon,
     Feichtmayr, Giacometti, Hildebrand, Keldermans,
     Leinbergen, Michelozzo, Modigliani, Pollaiuoli,
     Prandtauer, Praxiteles, Settignano, Verrocchio,
     Wenckebach
11 Münstermann, Polykleitos, Schwantaler, horwaldsen,
      Troebetzkoi
12  Brunelleschi, Churriguerra, Michelangelo,
      Sonnenschein, Verschaffeit
13 Duchamp,Villon, Mendes da Costa, Messerschmidt, 
      Mino da Fiesole
15  Riemenschneider
beeldhouwkunst - sculptuur
beeldhouwster – buste, monument, relief, sculptuur, 
beeldhouwwerk - sculptuur
bee1dhouwwerk   borstbeeld, buste, monument,  reliëf,   sculptuur, standbeeld, statue 
beeldig – aanminnig, allerliefst, mooi, prachtig, schattig, snoeperig, snoezig, verrukkelijk 
beeld in was   wasfiguur
beeldje - pronkjestatuette
beeldje op een grafmonument - gisant
beeldje van terracotta - tanagra
beeldmerk – logo, vignet
beeld met Medusa’s hoofd – Aegis
beeld of kop van een munt - beeldenaar
beeldomroep - t.v., televisie
beeldpaar - koppel
beeldpuzzel - rebus
beeldraadsel - rebus
beeldregistratie - opname
beeldroman – strip
beeldrijk - plastisch
beeldscherm – monitor
beeldschone Egyptische koningin – Nefirtiti
beeldschone godin – Minerva, Venus
beeldschone jongeling – Adonis, Narcissus
beeldschoon - ideaal, schitterend
beeldschoon meisje   Galatea,Hekna,  nimf
beeldschrift   spijkerschrift, hiëroglief,  pictograaf, rune
beeldsnijden uit kurk – felloplastiek
beeldspraak – cliché, metafoor, metarfora
beeldspraak bij schildering vanvrouwelijk schoon – gazel
beeldspraak op vergelijking berustend – metafoor, metafora, metafore
beeldsprakig - figuurlijk, overdrachtelijk
beeldsteen - agalmatoliet, pagodiet, pyrofyliet, speksteen
beeldstormer - iconoclast
beeldstrook – strip
beeldteken - pictograaf
beeldtelegrafie - fax
beeldtelegram - belinogram
beeldvereerders   iconodulen 
beeldverhaal   comic, strip, tekenverhaal
beeldverhoging - reliëf
beeldvervorming door een lens - astigmatisme
beeld van Andriessen – bootwerker
beeld van de beschermingsgodin Minerva – palladium
beelb van de bliksem – Miölner
beeld van de raadselachtigheid – Sfinx
beeld van de rouw – cypres(boom)
beeld van de stormwing - sleipnis
beeld van drogist – gaper
beeld van iemandbij het publiek – imago
beeld van Michelangelo - David
beeld van moeder der smarten   Piëta
beeld van Rodin   Donker, Hellepoort
beeld van terzijde – profiel, zijaanzicht 
beeld van vergankelijkheid - schaduw
beeldvormig door een lens – astigmatisme
beeldwerk – beeldhouw en snijwerk, plasma, sculptuur
beeld zonder ledematen   tors(o)
beeldzuil - statue
beeldzijde (munt)   avers 
beeltenis   afbeelding, afbeeldsel, afdruk, beeld, beschrijving, conterfeitsel, effigie, foto, plaat,  portret, prent, tekening 
Beëlzebub   opperduivel, satan
beemd – dreef, dreven, landouw, landschap, lusthof, oord, streek, veld, waqranda, warande, waterland, weiland
beemdduizendknoop - adderkruid
beemdgras – poa
beemdklaver – varkensklaver
beemdlangbloem – zwenkgras
been –  beenstof, bonk, bot, ellepijp, gehoorbeen, halsbeen, handbeen, heupbeen, knekel, knok, knook, kuitbeen, pikkel, poot, rib, schink, schonk, schouderbeen, sleutelbeen, spaakbeen, stomp, voetbeen
been-atrofie - osteolyse
beenbescherming - kous
beenbeschrijving - osteologie
beenbreek – affodillelie
beenbreker – visarend, zeearend
beenbreuk – botbreuk, fractuur
been, deel van een    bekken, darmbeen, dijbeen, enkel, heiligbeen, hielbeen, jukbeen, kuitbeen, middenvoetsbeen,  neusbeen, schaambeen, scheenbeen, slaapbeen, voetkootjes, voetwortelbeenderen, zitbeen
been van het oog in schedel   traanbeen
beenderen   botten, gebeente, geraamte, graat, karkas, knoken, ossa, rif, skelet
beenderenleer   oxologie 
beendergestel - gebeente, geraamte, skelet 
beenderhuisje - knekelhuis
beenderinhoud   merg 
beenderkool – beenzwart
beenderlijm – colledos, gelatine, glutine
beenderolie – beenteer
beenderverweking – osteomalacie
beendervet - merg
beenderweefsel – beenderstof 
beenderwoekering – spat (bij paarden)
beenderziekte – artritis, beendermergontsteking, beenetter,  beenversterf,  beenverwerking, beenvreter, ischias, jicht, necrose, ositis, osteoganggreen,  osteomalacie, rachitis, reuma, scroliose
beenderzwart - spodium
beendor - (brood)mager
beendroog - kurkdroog
beeneter - cariës
beenfractuur - breuk
beengebrek bij een paard - hazehak
beengezwel – osteoma, periostose
beenhouwer – slager, slachter 
beenhouwerij – slagerij
beenhuis – slagerij, vleeshal
beenkluister – hinderpaal
beenkool - beenzwart
beenmergontsteking - osteomyelitis
beenontsteking - ost(e)itis
beenpoeder - beendermeel
beenpuntje op een snavel   eitand
beenspecie – merg
beenstuk – pijp
beenteer - beenderolie
beentje lichten – beetnemen, tackelen
beentje op snavel – eitand
beentje uit achterpoot van een haas - sprong
beentje voor de hond – kluifje
beentje waar vlees aan zit - kluif
been van het gelaat - kaak
beenverharding - osteosclerose
beenverlenging   stelt 
beenverweking - osteomalacie
beenvis   aal, ansjovis, baars, blei, bliek, bot, brasem, forel, geep, giebel, goudvis, griet, grondel, haring, heilbot, hors, kabeljauw, karper, klimvis, knorhaan, ledistes, leng, maanvis, maenida, makreel, meerval, meun, paling, pieterman, pos, puitaal, sardine, schelvis, schol, serranida, smelt, sneep, snelt, snoek, snoep, spiering, sprot, stokvis, tarbot, tink, tong, tonijn, voorn, wijting, witvis, zalm, zeebrasem, zeelt
beenvlies   periost
beenvliesontsteking - periostitis
beenweefselontsteking - ostitis
beenwindsel   putter 
beenwoekering - overbeen, overtroef
beer – aasbeer, baribal, bruin, contrefort, dikzak, faecaliën, grizzly, helarotos, holenbeer, lobbes, lomp(erik), mannetjesvarken, mensendrek, muurstut, neusbeer, panda, ploeg, poolbeer, schaaf, schraagbeer, schuldbeer, schuldeiser, schut, sekreetmest, steunbeer, stut, teddybeer, ursidae, ijsbeer, ijsabreker, varken, wasbeer, waterkering, zwijn
beer (zwijn)   barg, var, berg 
beer - fecaliën, feces
beerbak – beerput, drekbak, sekreetput
beerboer – beersteker, secreetruimer
beerdiertjes – tardigrade
beerkar – giertongierwagen, mestwagen, strontkar
beermaki - angwatibo
beermarter - bintoeroeng
beerput - stapelput
beerrupsvlinder - beeruil
beersem - kwajongen, vlegel
beeruil – beerrupsvlinder
bees – bes, bezie
beest – bruut, dier, gedierte, gedrocht, gierig, huisdier, ondier, onmens, ruw, vogel, woesteling
beestachtig     bestiaal, bruut, crapuleus, dierlijk, gemeen, laag, onmenselijk, woest, wreed  
beesten – dieren,
beestenboel – beesterij, bende, cirsus, herrie, keet, rommel, smeerboel, troep, wanorde   
beestendrek   gier, mest 
beestenmarkt - veemarkt
beestenspel – keet, menagerie
beestenstal   jamboel, keet, smeerboel  
beestenvoer – draf, fourage, gras, hooi, lijnkoek, slobber, spoeling, spurrie, voerage 
beesterij - beestenboel
beestig – dierlijk
beestje – diertje, dubbeltje(batg.)
beestmens – barbaar, beul, bruut
beet – bete, gevangen, hap, knauw, nop, prik, snap, steek, tuk
beethebben – foppen, neppen
beetje – bagatel, iet, iets, ietwat, enig, frutje, grein, ietsje, ietwat, kleinigheid, lutteI, mondjevol, pietsie, piezeltje, schijntje, stukje, tikje, tikkeltje, wat, weinig, zier
beetje bijziende   kippig 
beetje voor beetje – allengs, lieverlede
beetnemen – afzetten, bedotten, bedriegen, belazeren, beseibelen, foppen, liegen, misleiden, neppen, oplichten, railleren, vangen, verlakken, vernaggelen
beetpakken – aangrijpen, nemen, grijpen, vastgrijpen, vatten
beetwortel – beet,  biet, kroot, mangelbiet, mangelwortel, suikerbiet, voederbiet , winterwortel
beetwortelmoes – pulp
beetwortelstroop – melasse
beetwortelsuiker - beetsuiker
bef – halsdoek, hom, hemdsboord, jabot, kraag
bef met kap (nonnen) - guimpe
befaamd   bekend, beroemd, berucht, fabelachtig,  fameus, legendair, legendarisch, vermaard
beflijster – dominee, kraagmerel, ringmerel
befman - dominee, geestelijke, predikant
begaafd   geniaal, knap, talentvol, vindingrijk, 
begaafd iemand   , fenomeen, genie
begaafd met vernuft   geniaal
begaafdheid – aanleg, gave, kennis, talent, vermogen, verstand
begaan – bedrijven, betreden, plegen, volvoeren, perpetreren
begaanbaar – toegankelijk
begaan van een misdaad - perpetratie
begane grond   aarde, bodem, gelijkvloers
begaving - beroerte, flauwte, stuipen, toevallen
begeerd – geforceerd, gevraagd, gewild, gezocht, (ge)willig
begeerlijk – aantrekkelijk, beniojdbaar, verleidelijk, verlokkend
begeerlijkheid - concupiscentie 
begeerte – aandrift, appetentie, bever, bevlieging, dorst, drang, drift, graagte, honger, libido, lust, meug, neiging, trek, verlangen, wens, wil, zin, zinnigheid, zucht
begeerte naar winst – winstzucht
begeerte om te verwerven – ambitie
begeerte om te werken – arbeidszucht
begeesteren – bezielen, vervoeren
begeestering - bezieling, geestdrift
begeestigd –  bezield
begeleiden   accompagneren, chaperonneren, coachen, convooieren, escorteren, geleiden, konvooieren, opleiden, toezien, vergezellen
begeleidend   concomitant
begeleider – aanhang, accompagnateur, cavalier, chaperon, coach, compagnon, gezel, gids, hulpverlener, lijfwacht, mentor, metgezel, paranimf, satelliet, tender (linieschip), trawan
begeleider bij sport- coach, ploegleider
begeleider van olifanten   kornak 
begeleider van promovendus   paranimf
begeleiding – aanhang, accompagnement, conduct, convooiëring, escorte, geleide, gevolg, gezelschap, konvooi, opvang
begenadigd – begaafd, gezegend
begenadigen –  gratificeren, gratifiëren, zegenen
begeren – aanlokken, azen, chaperon, dorsten, enveniëren, haken, hongeren, hunkeren, lusten, reikhalzen, smachten, smoren, snakken, souhaiteren, talen, verlangen, vlammen, verwachten, wensen, willen 
begerenswaardig - benijdbaar
begerig   belust, dorstig, eerzuchtig, graag, gaarne, gebrand, gewenst, gierig,  gretig, grif, gulzig, happig, hebberig, hebzuchtig, hongerig, inhalig, schrokkerig, smachtend, tuk, verlangend, vinnig 
begerige ijver – graagte
begerigheid – aviditeit, eerzucht, gretigheid, hebzucht, inhaligheid, vaardig, verlangen
begerigheid naar geld – gelddorst
begerigheid naar goud - gouddorst
begerig naar – eergierig, tuk, weetgraag
begerig naar eer   eergierig, eerzuchtig, roem
begerig naar drank – dorstig
begerig naar eer – eergierig, eerzuchtig
begerig naar kennis – weetgierig
begerig naar macht – ambiteus, heerszuchtig
begerig naar roem – eergierig, eerzuchtig, roemzuchtig
begerig naar spijs – hongerig
begerig om te leren – leergierig
begerig om wraak te nemen – wraakgierig, wraakzuchtig
begerig zijnde - belust
begeven – begaan naar, bezwijken, breken, ontgaan, ontwijken, toevertrouwen, uitvallen, verlaten
begieren - bemesten
begieten   arrogeren, besproeien 
begiftigde - donataris
begiftigen – bedelen, beschenken, beschilderen, decoreren, doteren, ridderen, schenken 
begiftiger - donateur, gever, schenker, weldoener
begiftiging – beschenking, donatie, gift, schenking
begijn – begarde, kwezel, lekenzuster
begin   aanhef, aanleiding, aanloop, aanpak, aanslag, aanstalte, aanvang, aanzet, advent, afkomst, alfa, alpha, bron, dageraad, debuut, eerst, eicel, geboorte, ingang, inleiding, introductie, inzet, keen, kiem, nulpunt, ontstaan, oorsprong, opening, opgang, opkomst, principium, sourcestart, startlijn, startpunt, uitgangspunt, vertrek, voorspel, wieg, wording
begin aria - sortita
begin der Mohammedaanse  tijdrekening   hedsjra, hegira, hidzra 
begin herfst   nazomer 
begin maken   aanstalten maken
begin van alle wijsheid – a b c
begin van de dag – morgen, vroegte
begin van de H. mis - intrtoïtus
begin van de ochtend   dageraad, eos, ochtendgloren
begin van de Saharaspoorweg – Oran 
begin van de vasten - aswoensdag
begin van een compositie – capo
begin van een studentenlied – so
begin van het gevecht – aanleiding, inaleiding
begin van leven - bevruchting
begin van organisch wezen – eicel, kiem
begin van toom   ontstemming
begin van voetbalwedstrijd – aftrap
beginaanduidend werkwoord – inchitief
beginformule van kerkgebeden – oremus
beginkapitaal – initiaal, stock
beginletter - initiaal, paraaf
beginletters in een handschrift – initiaal, miniatuur
beginletters van een naam - monogram
beginletters   paraaf
beginletterrijm - alliteratie, stafrijm
beginletters in een handschrift - initiaal, miniatuur
beginlijn - meet
beginneling – aankomeling, aanspanner, aanvanger,  aspirant, beginner, debutant, leerling, nieuweling 
beginnen    aanbinden, aanbreken, aangaan, aangorden, aanheffen, aanknopen, aanpakken, aanrijden, aansnijden, aanspannen, aanvaarden, aanvangen, aanvatten, aanzetten, entameren, incipiëren,  ingaan, instellen,  intreden, inzetten, lobbes, losbarsten, loslaten, losmaken, ondernemen, opkomen, opperen, optreden, opzetten, starten
beginnen met iets – openen
beginnen minder melk te geven – aflaten
beginnend – aankomend, debuterend, indux, primair
beginnend student aan R.K.seminarium - figurist 
beginner – debutant, nieuweling
beginner (Lat.) – abecedarius, incipiënt
beginpunt   aanvangspunt, beginstreep, meet, start, startpunt, stelregel, vertrekpunt 
beginregel – initium
beginregels - initia
beginrijm - alliteratie
beginsel   basis, bron, grondregel, grondslag, kern, kiem, oorsprong, principe, stelling, uitgangspunt 
beginselbeschermer - paladijn
beginsel betreffend   elementair, principieel
beginselleer – theorie
beginselloos - inconsequent
beginsel van een blad   knop 
beginsel van een partij - programma
beginsel van nieuw organisme    eicel, kiem
beginsel doorvoerend – consequent
beginselen vasthoudend - principieel
beginselvast – principieel
beginselvast beschermer - paladijn
beginstreep – beginpunt, meet, schreef, start 
begin van alle wijsheid - abc
begin van dag – dageraad, morgen, morgenstond, ochtend, vroegte
begin van herfst - nazomer
begin van toorn - ontstemming
beginweefsel   meristeem 
beginwoord van een paaslofzang - exsultet
begluren - beloeren, bespieden
begluurder – bespieder, voyeur
begonia – bladbegonia, bloembegonia, bolbegonia, knolbegonia, scheefblad
begoochelen – bedriegen, misleiden, verblinden, verbijsteren, verlinken
begoocheling – droombeeld, fascinatie, fantasmagorie, hallucinatie, hersenschim, illusie, misleiding, ontgoochelen, verblinging, waan, zinsbedrog
begraafplaats   graf, hunebed,  kerkhof, rustplaats, dodenakker, necropolis, rustplaats
begraafplaats der eerste christenen in Gome – catacombe, katakombe
begraafplaats in Drenthe uit de prehistorie – hunnebed
begraafplaats vab Aäron - Hor
begraafplaats van veroordeelden   Gehenna
begrafenis - beaarding, inhumatie, lawage, lijkdienst, lijkpracht, lijkstatie, sepeltuur, teraardebestelling, uitvaart
begrafenisbidder – aanspreker, doorbidder, lijkbidder
begrafenisdienaar   aanspreker, aanzegger, doodbidder, doodgraver, huilebalk, kraai
begrafeniskoets  - lijkkoets, lijkwagen
begrafenismaal – lijkfeest, lijkmaal
begrafenisondernemer – lijkbezorger
begrafenisplechtigheid – aboute, lijkdienst
begraasde boter - grasboter
begraven – beaarden, putten
begraven zijn – liggen, rusten
begraving – begrafenis, slootwerk
begrensd – beknopt, bepaald, beperkt, bestek, circumscript, eindig, geborneerd, gelimiteerd, kort, limineel, limited, 
begrensd gebied – areaal, plek
begrensd gebied van de hersenschors - area
begrensd met heesters – heg
begrensde ruimte – bestek, lokaal
begrensde tijdsruimte - bestek, dag, eeuw, grens, greppel,  jaar, limiet, limitatie, maand, omlijning, omrastering, periode, perk, sloot, termijn
begrenzen   afbakenen, afgrenzen, afpalen, beëindigen, bepalen, beperken, omlijnen, termineren 
begrenzing   afpaling, grens, kader, limiet, omrastering, perk, restrictie, terminatie, vlak
begrenzing van een vlak - omtrek
begrepen - gesnapt
begrijpelijk - bevoordelen, bevorderen, patroneren, verstaanbaar,  wiedes
begrijpen – aanpakken, bevatten, doorgronden, doorhebben, doorzien, indenken, inzien, snappen, vatten, verstaan, vatten, voelen, weten
begrip   apprehensie, beeld, benul, besef, betekenis, bevatting, comprehensie, concep(tie), denkbeeld, doorzicht, gedachte, gevoelo, gewaarwording, idee, inhoud, iontelligentie, inzicht, kluts, licht, nota, notie, oordeel, ratio, rede, sjoege, verstand, voorstelling, zin
begrip hebben – kennen
begrip hebbend - begrijpend
begripsbepaling  - definitie
begrip tonend - begrijpend
begrip uit bezettingsjaren - NSB
begrip uit Chinese filosofie   tao
begrip uit de meetkunde - bol, cirkel, congruentie, cosinus, cotangens, driehoek, hoek, kegel, kubus, ruit, sinus, tangens, veelhoek, vierkant
begrip uit scheikunde    base,  evenwichtsconstante, loog,  reactie, zout, zuur 
begripsleer – ideologie
begrip van een woord of zin – betekenis
begrip van plicht - plichtsbesef
begrippentaal – vakjargon
begripsbepaling – definitie, omschrijving, verklaring
begripsleer – ideologie, logica
begripsomschrijving – definitie
begripsverbinding – synthese
begripsvermogen – intelligentie
begripsverwarring – confusie
begripsteken – ideogram
begroeid - ruig
begroeid duin - nol, nolle
begroeid met haar   behaard, harig, ruig 
begroeide akkergrens – reen, rein
begroeien - bewassen
begroeiing op bomen   boommos 
begroeten   ontvangen, salueren, saluut, toezwaaien, verwelkomen
begroeting – complimentatie, groet, groetenis, salam, salutatie, salutatio, welkom
begroeting als eerbewijs - eresaluut
begroten – beramen, berekenen, evalueren, ramen, schatten, taxeren, vaststellen, verevenen, waarderen 
begroting   beraming, budget, raming, schatting
begunstigen   bevoordelen, zegenen
begunstiger – beschermer, bevorderaar, donateur
begunstiging - donatie
begunstiging van familie – nepotisme
begrijpelijk – bevattelijk, concevabel, duidelijk, helder, intellighent, manipuleren, rationaal, rationeel, verklaarbaar
begunstiger – beschermer, bevorderaar, cliënt, donateur, fautor, klant, maecenas, patroon
begunstiger der kunst – mecenas
begunstiger van een vereniging – beschermheer, donateur
begunstiging van familie - neprotisme
beha - bustehouder
behaaglijk   aangenaam, agreabel, bevallig, confortabel, echt, emmes, fijn, gemakkelijk, gemelijk, gezellig, knus, koket, lekker, leuk, mooi, plezierig, prettig, senang, tevreden, welgevallig
behaaglijk aangenaam   gezellig 
behaaglijk vertrouwd - knus
behaaglijke rust en kalmte   gemak
behaaglijkheid - tierig
behaagziek   aanhalig, coquet, fijn, koket, ijdel
behaagziek doen – miauderen
behaagziek jong mens - adonis
behaagzieke vrouw – cocette, pagadet,pronkster
behaagzucht   koketterie
behaaglijke rust en kalmte - gemak
behaalde punten – score, stand, uitslag
behaard – begroeid, borstelig,  harig, pileus, pilosus, ruig 
behaarde dierenhuid – pels, vacht
behaarde huid – vacht
behaarde schedelhuid - scalp
behaarde vrucht - kiwi, kruisbes, perzik
behaardheid - pilositeit
behagen – aanstaan, bekoren, believen, bevallen, gelieven, genoegen, goeddunken, koketteren, monden, plezieren, vleien, welbehagen, welgevallen
behakken - kanten
behalen – presteren, winnen
behalve   behoudens, benevens, buiten, naast, ongerekend, ook, tenzij, uitgezonderd
behandelen – aanpakken, afdoen, bejegenen, beoefenen, beschrijven, bespreken, bewerken, gebruiken, hanteren, manipuleren, trakteren, verzorgen
behandelend geneeskundige - therapeut
behandeling – aanpak, afdoening, arrangement, bejegening, hantering, manipulatie, omgang, therapie, verzorging 
behandeling met kunstnier – hemodialyse
behandeling met salpeterzuur - nitreren
behandeling met warme baden – thermotherapie
behandeling met warme genegenheid – hartelijkheid
behandeling tegen infectie - sterilisatie
behandeling van verkrommingen   orthopedie
behandeling waarbij men waakt tegen microben – asepsis
behandelingsstoel of instrumenten bij tandarts – unit
behang – behangsel, muurbedekking, wandbekleding
behangen – bedekken, bekleden, draperen, tapisseren
behanger – tappisseerder, tapissier
behangersartikel – borstel, kwast, linnen, plaktafel, plamuurstijfsel, tengeldoek, vladder
behangersborstel   vladder
behangerslinnen   tengeldoek
behangsel – tapisserie
behangselpapier – behang, meubelpapier, muurpapier, reliëfpapier, voetpapier
beharing - haargroei
behartigen – nalopen, verzorgen, waarnemen
behartiging van zijn plicht – plichtsbetrachting
behartiger van kunst - mecenas
beheer   administratie, beleid, bestel, bestuur, bewind, bewindvoering, gestie, gezag, heerschappij, leiding, management, prevaricatie, regering, regie, staatsbestel, toezicht, zorg 
beheerder – administrateur, beschikker, bestuurder, bewaker, bewindvoerder, curator, directeur, disponent, gerant, hoofd, houder, manager, opzichter, penningmeester, regent, regisseur, rentmeester, schatmeester, thesaurier, toezichthouder, trezorier, trustee
beheerder (Duits) – Verwalter
beheerder van Algiers - dei
beheerder van boerderij   halfer, pachter
beheerder van de onderwereld – Hades
bbeheerder van een apotheek – provisor
beheerder van een archief – archivaris
beheerder van een boedel – boedelberedderaar, curator, executeurtestamentair
beheerder van een boekerij (bibliotheek) – bibliothecaris
beheerder van een boerderij – halfer, pachter
beheerder van een failissement – curator
beheerder van een filiaal – agent, factoor, filiaalhouder, handelsagent
beheerder van een hotel – gerant
beheerder van een landgoed – meier, rentmeester
beheerder van een museum – conservator
beheerder van een plantentuin - hortulanus
beheerder van een trust   trustee
beheerder van een wijnkelder   keldermeester, sommelier
beheerder van failiete boedel - curator
beheerder van geldelijke zaken – administrateur, financier
beheerder van gelden – financier
beheerder van geld als onderpand – trustee
beheerder van goederen en geld   curator
beheerder van kerkelijke goederen   kerkrentmeester, kerkvoogd
beheerder van land – baron, landvoogd, president
beheerder van nalatenschappen - notaris
beheerder van universiteit   curator
beheerder van wijnkelder - keldermeester
beheersen - bedwingen, controleren, domineren, heersen, inhouden, kennen, kunnen, maitriseren, regeren 
beheerser   gebieder, heer, meester, vorst
beheerser der duisternis – duivel, lucifer, satan
beheerser van Algiers (1600 - 1830) – dei
beheersing – controlegreep, kalmte
beheerst – bedaard, bedwongen, ingehouden, kalm, rustig, zeker 
beheerst door adel – feodaal
beheerst veel talen - polyglot
beheersdheid – kalmte, rust, zelfbeheersing
beheksen – betoveren
behekst – betjoend, betoverd
behelpen – redden, stellen
behelzen – bedwingen, bevatten, inhouden, impliceren. luiden, omvatten, vervatten 
behendig   aardig, bedreven, bekwaam, gezwind, handig, klaar, listig vaardig, vlug
behendig iets wegnemen – grissen, kapen
behendigheid – bedrevenheid, dexteriteit, gewiekstheid handigheid, sofisme, vaardigheid, vlugheid
behenolie - benolie, koringaolie
behept   onderhevig
beheren - administreren, besturen, leiden
beherend bestuurder - bewindhebber
behoed - beschermd
behoeden – behouden, beschermen, bewaken, bewaren, dekken, sauveren, vrijwaren
behoeden tegen bederf – conserveren, verduurzamen
behoeder – beschermerredder
behoeder van de hellepoort - Cerberus
behoeding – preservatie
behoedmiddel – amulet, preservatief, sylacterion, voorbehoedsmiddel
behoedzaam – angstvallig, bedachtzaam, omzichtig, spaarzaam, voorzichtig
behoedzaamheid - bedachzaamheid, omzichtigheid, cirdumspectie, voorzichtigheid
behoefte – aandrang, animo, armoe(de) drang, drijfveer, exigentie, gebrek, gemis, gevoeg, nadorst, nood, noodruft, noodzaak, onderhoud, penarie, tekort, verlangen, vraag
behoefte aan drank – dorst, dorstig
behoefte aan eten - honger
behoeftig   arm, armoedig, armelijk, armoedig, armzalig, brodeloos, haveloos, indigent, mager, misdeeld, miserabel, nooddruftig, noodlijdend, pover, schamel, sjofel
behoeftige – arme, pauper
behoeftige omstandigheden   armoe, armoede
behoeftigheid - armoede
behoeftig mens – arme, bedelaar, schooier
behoeven – eisen,hoeven, moeten,vereisen, vragen
behoorlijk – aanzienlijk, betamelijk, billijk, bruikbaar, correct, decent, eigenzinnig, fair,  fatsoenlijk, fiks, gemanierd, gepast, geschikt, goed, goedschiks, juist, kies, mak, net, netjes, nogal, oirbaar, oorbaar, ordentelijk, passend, raisonabel, rechtvaardig, redelijk, tamelijk, terecht, toonbaar, voegzaam, voldoende, vrij, vrijgoed, welgemanierd, welvoeglijk, zinnig, zozo 
behoorlijk georganiseerd - geregeld
behoorlijk stevig - flink
behoorlijke schikking - orde
behoort aan een fiets - bel, rem
behoort bij een snelle vliet - oever
behoren   betamen, dienen, eigendom, horen, luisteren, moeten, passen, voegen
behoren moeten - dienen
behorende bij – adequaat, annex
behorende bij een intreerede van een hoogleraar - inaugureel
behorend bij dezelfde xone – isozonaal
behorende bij een inwijding - inaugureel
behoren tot – ressorteren
behorende tot – barok
behorende tot afgescheiden kerkelijke groep – dolerende
behorende tot de retorica - retorisch
behorende tot een ander land - buitenlander
behorend tot een groep - lid, element, groepslid
behorende tot een kerkbemeenschap - kerkelijk
behorende tot geestelijkheid   klerikaal
behorende tot Griekse of Romeinse oudheid   klassiek 
behoren tot een notaris – notarieel
behorende tot een sekte - sektarisch
behorende tot een vreemd volk – allofiel
behoren tot een zekere categorie - kenmerken
behorende tot het middelste octaaf in onze toon – engestreepte
behorende tot het midden – centraal
behorende tot Indië - Indisch
behorende tot niet blanke ras – indo, kleurling, mulat, neger
behorende tot oude kunst - klassiek
behoen oeten - dienen
behoud – bewaring, conservatie, redding
behouden   behoeden, bewaren, conserveren, garderen, gered, gespaard, gezond, heelhuids,  houden, onbeschadigd, ongedeerd, redden, safe, sauveren, zeker 
behoudend – conservatief, rechts, vasthoudend
behoudens   behalve, buiten, exclusief, mits, salma, voorbehouden, uitgenomen, uitgezonderd
behoudens bekrachtiging - s.r.
behoudens de eer   s.h, (salvo honore)
behoudens de verschuldigde eer – s.t.
behoudenis - instandhouding, redding, safe
behoudens de rekenfouten   s.e.c., (salvo errore calculi)
behoudens de titel   s.t. (salvo tituto)
behoudens eer en titel - shet
behoudens gezind – conservatief
behoudens goedkeuring – s.a.
behoudens vergissingen   e. e. (errore excepto)
behoudens vergissingen en weglatingen   s.e.e.o. (salvo errore et omissione)
behoudens weglatingen   s.o. (salvis, om issis)
behouder -  conservatief, redder
behoudsman - conservatief
behoudzucht   consorvatisme
behoudzuchtig   consorvatief
behuild - bekreten, betraand, nat
behuizing - bungalow, flat, huis, villa, woning
behuizing in het bos - hut
behuizing van dieren - hok, hol,kooi, kot, leger, mand, nest, ren, stal, voliere
behuizing van kampeerder – tent
behuizing van reiziger – hotel
behuizing van reptielen – terrarium
behuizing van soldaten – barak, kamp
behuizing van vee – hok, hol, kot, leger, nest, ren, stal, til, volière
behuizing van vogels - nest, ren, til, volière
behulpelijk – armoedig, armzalig, schamel
behulpzaam - attent, dienend, dienstvaardig, gedienstig, hulpvaardig, vriendelijk 
behulpzaamheid – gedienstig, hulpvaardig
behulpzaam zijn   dienen, helpen
behuwd - aangetrouwd
behuwdbroeder   zwager 
behuwdvader   schoonvader 
bei - bes
beiaard   carillon, klokkenspel, schelleboom 
beiaardier - carillonnist, klokkenist
beiaarddrager - beiaardier
beide – allebei, samen
beiden - allebei, beiden, tweetal , vertoeven, wachten
beiderzijds – bilateraal, wederzijds
beier - aalbes, kruisbes
beierd - gelagkamer
beieren – kleppen, klingelen, luiden, schommelen, slingeren, zwaaien
Beieren - Bavaria
Beieren, deel van - Franken(land), Schwaben
Beieren, hoofdstad van - Munchen
Beierse politieke partij - C.S.U.
Beieren politicus - Straus
beignet - appelgebak
beijveren - streven
beïnvloeden – bewerken, influenceren, manipuleren, suggestie
beïnvloedend – suggestief
beïnvloeding – bewerking, influentie, manipulatie
beisje - dubbeltje
beitel – draaibeitel, guts, fermoor, hakbeitel, hakijzer, kloofbeitel, koubeitel, snikkenbeitel, steekbeitel
beiteleg - kruimelaar
beitelen – hakken, houwen
beitel, deel van een - arend, blad, borst, hals, hecht, heft, 
houder, kraag, snede, vouw
beitel, met een - afhakken, bikken
beitel, holle - guds, guts 
beitel, soort - burijn
beitelkunst - beeldhouwkunst
beits - verf
bejaard – bedaagd, hoogbedaagd, oud 
bejaarde - oude
bejaardengeneeskunde – geriatrie
bejaardentehuis – bejaardenoord, besjeshuis, hofje
bejaarde gezelschapsdame - duenne
bejaard iemand – grijsaard, ouderling, oudje
bejag - winststreven
bejammeren   betreuren
bejegenen   behandelen
bejegening – dreiging, onthaal
bejubelen - toejuichen
bek – babbel, klep, mond, muil, neb, smoel,  snater, snavel, sneb, snuit, tater, waffel
bekaaid - beduusd, misdeeld, slecht, verlegen
bekaf – afgemat, doodmoe, doodop, op, uitgeput, uitgeteld
bekakt – aanstellerig, arrogant, gemaakt, houterig, stadhuisachtig, stijf
bekampen   bestrijden, bevechten 
bekant – bijkans, bijna, haast, ongeveer, vrijwel, zowat
bekeerde moor in Spanje – morisco, morisk
bekeerder – apostel, geloofsbode, prediker, verkondiger
bekeerling   convertiet, renegaat, neofiet, proseliet
bekeken – afgelopen, gezien
bekend   befaamd, beroemd, berucht, bewust, gekend, kenbaar, gerenommeerd, kenbaar, kennelijk, notoir, openbaar, publiek, ruchtbaar, vermaard, vertrouwd
bekend architect    Oud, Dudok., Vriend, Berlage, Corbusier
bekend beeldhouwer – Asndriessen, Brancussie, Greco, Michelangelo, Moore, Picasso, Rodin, Zadkine
bekend borduurster – Bloch, Mier Dreesman
bekend comité - N.O.C.
bekend componist – Bach, Beethoven, Chopin, Franck, Grieg, Händel, Mozart, Ravel, Wagner
bekend congrescentrum – RAI
bekend dal in Duitsland – Neanderdal
bekend dichter – Boutens, Dante, Goethe, Hooft, Vondel
bekend Engels admiraal - Nelson
bekend Engels stadje – Cambridge, Eton, Oxford, Stratford
bekend epos – Aeneïde, Aeneïs, ilias, Odyssee
bekend door oliebronnen - Bakoe
bekend feit – gegeven
bekend filmacteur – Brando, Burton, Chaplin, Hoffman, Piccolo, Sinatra, Wayne
bekend Frans schrijver - Verne
bekend Italiaans geslacht   Este, Forza, Borgia,  Medici
bekend gebouw   RAI, Tower, Eifeltoren, Ridderzaal
bekend gebouw in Londen – Towe
bekend gebouw in Parijs – Eiffeltoren
bekend grbouw in Rome – Colosseum
bekend heldendicht – Ilias
bekend Italiaans geslacht – Borgia, Este, Forza, Medici
bekend Italiaans sterrenkundige - Galilei
bekend koekje - sprits
bekend maken   aankondigen, adverteren, annonceren 
bekend marionettentoneel te Antwerpen - Poesjenellenkelder
bekend Nederlands kasteel - Loevestein
bekend Noors schrijver - Ibsen 
bekend oeroud gebied in Italië - Etruria
bekend om ongunstige eigenschap - berucht
bekend onderdeel van een uurwerk - echappement
bekend operafiguur – Aïda, Carmen, Figaro
bekend persbureau - Aneta, A.N.P., Reuter, Tass
bekend plein in Wenen – Prater
bekend redenaar – Brugman, Cicero
bekend roofdier – beer, leeuw, panter, tijger
bekend sagenboek   Edda
bekend schaaldier – oester
bekend schaker – Botwinnik, Larsen, Reshevsky, Reti, Smislow, Spassty
bekend schilder – Giotto, Picasso, Potter
bekend soort haven – petkuserhaven
bekend station -  C.S.
bekend type zeilboot - B. M.
bekend uit een kinderrijmpje - dei
bekend verondersteld – gegeven
bekend verteller van moppen - Tailleur
bekend zijn met – kennen, weten
bekend zijn met iets - kenner
bekende   connectie, kennis, relatie, vriend
bekende architect –  Corbusier, Berlage, Dudok, Hertzberger, Oud, Vriend
bekende badplaats – Domburg, Ems, Bergen, Brighton, Katwijk, 
Nice, Noordwijk, Ostende, Scheveningen, Spa, Zandvoort
bekende dammer – Andreiko, Sybrands, Wiersma
bekende diamant   Betty, Braganza,  Cullinan, Excelsior, Hope, Jonker. Jubilee, Kohinoor, Nassak, Orloff, Regent, Sancy, Victoria
Bekende dichter - Dante, Goethe, Hooft
bekende Engelse ridderorde   kousenband
bekende feiten   data, gegevens
bekende filmactrice – Bardot, Cardinale, Day, Deneuve, Fonda, Monroe, Taylor
bekende filmregisseur – Antonioni, Bunuel, Lellini, Godard, Hitchcock, Malle, Pasolini, Polanski
bekende herdruk van een kookboek - aaltje
bekende Italiaanse sterrenkundige – Galilei 
bekende Italiaanse zangeres - Callas
bekende motorraces   T.T.
bekende naam bij Zwolle - Katerveer
bekende oorlogsuitvinding – atoombom, radar
bekende Oostenrijkse zanger - Tauber
bekende opera   Aida, Carmen, Faust, Fidelio, Lohengrin, Oberon, Othello, Parsifal, Rigoletto, Tannhauser, Tosca, Zauberflote
bekende operafiguur   Aida; Carmen, Figaro
bekend pedagoog - Fröbel
bekende planeet   aarde, Jupiter, Mars, Mercurius,  Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus
bekende profeet    Amos,  Elia, Ezechiël, Daniel, Habakuk, Hosea,  Jesaja, Jeremia, Joël,Jona, Micha, Nahum, Obadja
bekende sageverzameling   Edda
bekende schaker   Aljechin, Botwinnik, Donner, Euwe, Fischer, Larson, Petrosian Tal
bekende schilder – Albrecht, Appel, Bosch, Degas, Durer, Goya, Hals, Holbein, Holstein, Manet, Maris, Miro, Monet, Picasso, Potter, Rembrandt, Renoir, Rubens, Steen, Titiaan, Vermeer
bekende schrijver (dichter)   Andersen, Bocaccio, Balzac, Byron, Cervantes, Dante, Dickens, Dumas, Goethe, Heine, Hooft, Homerus,  Ibsen, May, Molière, Poe, Racine, Rostand,  Shakespeare, Sinclair, Strindberg, Tagore, Tolstoi, Twain, Verne, Vondel, Voltaire, Zola
bekende spaarpot - varken
bekende vaarweg bij Denemarken   Sont
bekende vaarweg bij Turkije   Bosporus
bekende vaarweg in Midden Oosten   Suezkanaal
bekende vaarweg tussen Noord  en Zuid Amerika   Panamakanaal
bekende voetbalclub - Ajax, AZ,  Feyenoord, PSV, Roda-JC
bekende vogel – spreeuw, zwaluw
bekende volksleider – mao, Tito
bekende vrucht - aardbei
bekende zevis - kabeljouw
bekende Zweed   Nobel, Hamarskjold
bekendheid – beroemdheid, celebriteit, ervaring, faam, kennis, naam, notoriteit, openbaarheid, publiciteit, reputatie, roem, roep, ruchtbaarheid, vermaardheid, wetenschap
bekendmaken – aandienen, aanklagen, aankondigen, aanzeggen, adverteren, afkondigen, annonceren, berichten, meedelen, melden, openbaren, opgeven, uitroepen 
bekendmaking   aankondiging, aanwijzing, aanzegging,  advertentie, afkondiging, annonce(ring), bekendgeving,  bericht, boodschap, dagorder, declaratie, edict, kennisgeving, manifest, mare, mededeling, naricht, notificatie, openbaring, oproeping, order, plakkaat, proclamatie, publicatie, tijding, verkondigen
bekendmaking aan de verliezende - betekening
bekendmaking in het leger   dagorder
bekend met verstand - kennis
bekennen – avoueren,  belijden, bemerken, bespeuren, biechten, doorslaan, erkennen, naderen, omslaan, opbiechten, toegeven, uitkomen
bekentenis   belijdenis, biecht, erkenning, confessie, confiteor 
bekentenis van schuld - biecht, confessie, schuldbelijdenis
beker   bokaal, cup, kelk, kom, kop, kroes, mok, nap, pint, poculum, roemer 
beker van een blaasinstrument - pavillon
beker zonder voet   tumbler
bekeren – dopen, kerstenen,  ompraten, overhalen, poculeren
bekeren tot het christendom – evangeliseren
bekerglas zonder voet – tumbler
bekering – berouw, inkeer, kerstening, metanoia
bekeringsijver – proselitisme
beker(korst)mos – cladopnia, rendiermos
bekerkraakbeentjes – arykraakbeentjes
bekerkwal – stauromedusa
bekerpaddestoel – bekerzwam, judasoor
bekerplant - nepenthes
bekertje – napje
bekervormig - vaasvormig
bekervrucht - besanjelier
bekerwedstrijd – cupfinale, cupmatch, cupwedstrijd, Europacup
bekerzwam – judasoor
bekeurder - verbalisant
bekeuren –beboeten, calangeren, opmaken, proces, verbaal, verbaliseren
bekeuren van belastingontduikers - calangeren
bekeuring  ban,boete, bon, calange, geldstraf, proces(verbaal)
bekeuring voor belastingontduiking – calange
bekisting – beplanking, kistwerk, mal, schotwerk
bekje – meisje, mondje
bekijken – aanschouwen, aanstaren, aanzien, beoordelen 
bewonderen, bezichtigen, gadeslaan, bezien,monsteren, opnemen, opserveren, waarnemen
bekijks - aandacht
bekijven - berispen
bekken – afbekken, bassin, cimbaal, fontein, gong, holte, kom, kijven, laagte, lichaamsdeel, monden, pelvis, schaal, scheerbekken,  schotel, slaginstrument, smaken, snauwen, stroomgebied, vechten 
bekken(It.) - cinelli
bekken, deel van het - darmbeen, heiligbeen, heupgewricht, heupkom, promontorium, schaambeen, staartbeen, zitbeen
bekkeneel   doodshoofd, hersenpan 
bekkeneelberg – Golgotha
bekkeneelnaad – schedelnaald
bekkenmeter - pelvimeter
bekkenmeting - pelvimetrie
bekkenist – bekkenslager
bekkens (It.) - piatti
bekkenslager - bakkenist, omroeper
bekkentrekken - grijnzen
bekken waarin water wordt verzameld – spaarbekken
bekkig - brutaal
beklaagde - beschuldigde, betichte verdachte
beklaaglijk - jammerenswaardig
bekladden – aantasten, barbouilleren, belasteren, bemorsen, besmeren,  besmeuren, bevlekken, bevuilen, bezoedelen, denigreren, zwartmaken
bekladder – kwaadspreker, roddelaar 
beklag   klacht, reclamatie, reclame 
beklagen – aanklagen, beschuldigen, weeklagen
beklagenswaardig   armzalig, bedroevend, deernis, deerniswekkend, deerniswaardig, droevig, ellendig, erbarmelijk, jammerlijk, hartbrekend, hartverscheurend, lamentabel, stumperig, triest,  treurig, zielig
beklagenswaardig mens – stakker
beklagenswaardig persoon - stumper
beklagenswaardige   arme, stakker, stumperd, zielenpoot
beklag indienen – klagen, reclameren
beklaging – klacht
beklanten – achalanderen
beklanting – cliëntèle, klandizie
beklauteren   beklimmen
bekleden   bedekken, beschieten,  beschoeien, bestaan,  bezetten, innemen, omkleden, overdekken, overtrekken, stofferen, voeren, vullen
bekleden met een dunne laag riet over panlatten - lateren
bekleding – bedekking, beslag, deklaag, omhulsel, stoffage, stoffering, tapisserie 
bekleding van boom   bast, schors 
bekledingsbuis - boorbuis, casing
bekledingsmuur - grondkeermuur
bekledingsstof – gobelin, leer, skai, trijp
bekleed – gestoffeerd, omgeven, omhuld, 
bekleedsel – behangsel, beschot, hama, schot 
bekleedsel van de huid – integument
bekleedsel van een oeverwal – plating
bekleedsel van stoelen - trijp
bekleedsel van wanden    behang, betimmering, granol, schrootjes, tapisserie, tegel
bekleding voor meubelen – trijp 
beklemd   bang, beangst, bedrukt, benauwd, benepen,  bevreemd, bevreesd, bezet, gedrongen,  knel, nauw, vast, vastgeklemd, vastgeknepen
beklemde breuk - hernia
beklemmend - benauwend
beklemmen - benauwen, prangen
beklemming – angst, angustatie,  benauwdheid, benauwing, druk,  klem, knel, (op)pressie
beklemtonen   accentueren, benadrukken
beklemtoning   accentuatie, accentuatie, accentuering, emfase, nadruk
beklemtoonde lettergreep – arsis
beklimmen – bestijgen, opklauteren
beklimming met ladder – bestorming, escalatie
beklinken - bezegelen
beklijven   gedijen
beklonken - afgevallen, vermagerd, vast
bekloppen – betasten, palperen, palpeteren, percuteren
beklopping – betasting, palpatie(geneesk), palpitatie
bekneld – beklemd, benauwd, vast, vastgeklemd
beknellen – beangstigen, benauwen, drukken
beknelling - knijp
beknibbelaar – afdinger, dinger, pingelaar
beknibbelen   afdingen (op), bekorten, bezuinigen, tornen
beknopt – begrensd, beperkt, bondig, compendieus, concies, klein, kort, samengevat, summair, summarisch, summier, succint, synoptisch, verkort 
beknopt en zakelijk – bondig
beknoptheid - concisie
beknopt herhalen – resumeren, samenvatten
beknopt overzicht – compendium, resumé. excerpt, uittreksel
beknopte inhoudsopgave van oorkonde - regest
beknopte dictionaire    handwoordenboek
beknopte handleiding   gids, leidraad, vademecum
beknopte herhaling – resumé, samenvatting
beknopte samenvatting – excerptcummarium
beknot – beperkt
beknotten – bekorten, beperken, fnuiken, inperken, verkleinen
bekoelen – afkoelen, afnemen, bedaren, verminderen, verwijderen
bek of kwebbel - mond
bekokstoven – bekonkelen
bekomen – erlangen, herademen, krijgen, ontvangen, verkrijgen, verwerven
bekommerd – bedrukt, bezorgd, ongerust, zorgelijk
bekommerd zijn - vrezen
bekommering – angst, bekommernis, bezordheid, kommer, ongerustheid, onrust, preoccupatiew, zorg
bekommernis - onrust, zorg 
bekomst   verzadiging
bekonkelen - bekokstoven
bekoorlijk – aanbiddelijk, aanlokkend, aanlokkelijk, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, ardig, bevallig, charmant, delicieus, genoeglijk, gracieus, innemend, leuk, lief, lief(e)lijk, lieftallig, minnelijk, mooi, nogal, prettig,  riant, schoon, snoeperig, verlokkelijk
behoorlijk oord   Dorado, elim, Elysee,  Elyseum, lusthof, paradijs
bekoorlijk tafereeltje   idylle 
bekoorlijk uitziende - riant
bekoorlijk verleidster – Circe, Lorelei, sirene,  
bekoorlijke eigenschap - charme
bekoorlijkheid   charme, gratie
bekoorster – verleidster, verlokster
bekopen – betalen, boeten, ontgelden
bekoren – aanlokken, aantrekken, behagen, bevallen, chanteren, charmeren, enchanteren, innemen, lokken, tenteren, verlakken, verleiden, verlokken, verzoeken 
bekoring - aantrekking, ban, betovering, temptatie, verleiding, verzoeking 
bekorten – afkorten, afsnijden, afzagen, beperken, inkrimpen, inperken, kortermaken
bekorting – aanmerking, beknotting, restrictie
bekostigen – betalen
bekrachten - bezegelen
bekrachtigen – affirmeren, bevestigen, bezegelen, confirmeren, homologeren, promulgeren, ratificeren, sanctioneren, staren, staven, versterken, verzekeren, wettigen 
bekrachtigend – bevestigend, canfirmatief
bekrachtiging   affirmatie, bevestiging, bezegeling, corroboratie, goedkeuring, homologatie, obsignatie, promulgatie, ratificatie, ratihabitiesanctie, staving, wettiging
bekrachtiging door een eed –beëdiging
bekrachtiging van een document – overeenkomst, ratificatie, verdrag
bekrachtiging van een pauselijk stuk door een regering – placet
bekrachtiging van een pauselijke afkondiging door een regering - exequatur
bekrimpen – besnoeien, bezuinigen
bekritiseren – afkammen, beoordelen
bekrompen  armelijk, armhartig, (be)nauw(d),  begrensd, benepen, beperkt, burgerlijk, dom, duf, eenzijdig, eng, enggeestig, enghartig, geborneerd, halsstarrig,huisbakken,  karig,  keutelig, klef, kleinburgerlijk, kleingeestig, kleinhartig, kleinmoedig, kleinsteeds, klein(zielig), kortzichtig, krap, krenterig, krap, maltentig, mesquin, nauw, pietluttig, provinciaals, saai, schriel, smal, steil, vernepen
bekrompen burgerlijk iemand – filister, krent, krentenbakker
bekrompen van geest – anghartig
bekrompen van verstand – geborneerd
bekrompenheid –  beperktheid, engte, exiguiteit, kleingeestigheid, kortzichtigheid
bekrompen wijsheid - dom
bekronen – primeren, vervolmaken, voltooien
bekroning   prijs
bekroning (bouwkundig) – kapiteel
bekroond dichter – laureaat, schilder, schrijver
bekroond kunstenaar – laureaat
bekrijten - bewenen
bek van een muis - snuit
bekvechten - bestrijden, diskuteren, kiften, kijven,  moelvechten, redetwisten,  ruziën, twisten
bekwaam   abel, afgericht, ambidexyer, bedreven, behendig, bruikbaar, bijdehand, capabel, competent, deskundig, doorkneed, eminent, ervaren, geleerd, geroutineerd, geschikt, geschoold, goed, getraind, habiel, handig, handvaardig, knap, kundig, kunstvaardig, nuchter, onderlegd, ondernemen, ondervinden, 
bekwaam genoeg voor - berelend
bekwaamheid – aanleg, bedrevenheid, capaciteit, ervarenheid, geoefendheidm geschiktheid, habiliteit, kunde, kundigheid, kundigheid, kunst, routine, talent, vaardigheid, vakkundig, vermogen
bekwaamheids bewijs – brevet, diploma, oorkonde
bekwaan kunstenaar - Prometeus
bekwaam maken – studeren, oefenen
bekwaam mens - deskundig
bekwamen – oefenen, studeren
bekwaming - studie 
bekijken – bezien, beschouwen, gadeslaan, lorgneren
bekijven - berispen
bekziekte   pip 
bel   blaasje, bloemtros, bobbel, gong, klok, knop, oorhanger, schel, zoemer
belaagster – vijandin
belabben - belasteren
belabberd   akelig, beroerd, ellendig, eng, lam, miserabel, naar, ontdaan, rottig, slecht, vervelend
belabben - belasteren, kwaadspreken
belachelijk – abderitisch, absurd, bespottelijk, bezopen, derisoir, dwaas, gek, grappig, idioot, kolderiek, krankzinnig, lachwekkend, onnozel, onzinnig, potsierkijk, ridicuul 
belachelijk iets –  bespotting, klucht, paskwil 
belachelijk maken   (be)spotten, honen, ironiseren, ridiculiseren, persifleren
belachelijk mens – hansworst, risèe 
belachelijke imitatie – parodie
belachelijke overdrijving - persiflage
beladen – belast(en), bepakken, bezwaard, bezwaren, laden
belagen – aanranden, aanvallen, bedreigen, overvallen 
belager – aanrander, aanvaller, achtervolger, bedreiger, overvaller, vervolger, vijand
belanden – neerkomen, stranden, terechtkomen, verzeilen
belang – aangelegenheid, baat, betekenis, ernst, gewicht, gewin, importantie, inhoud, interesse, nut, omvang, participatie, profijt, portee, voordeel, waarde, zaak, zin
belangeloos – gratis, kosteloos, onbaatzuchtig, vrijwillig 
belangeloosheid – altruïsme, onbaatzuchtigheid, onzelfzuchtigheid
belangende - aangaande, betreffende
belangengemeenschap - kongsi, solidairiteit, trust 
belanghebbend - betrokken, gegadigd
belanghebbende – belangstellende, gegadigde, geïnteresseerde, interessant
belangrijk – aanmerkelijk, aanzienlijk, beduidend, geding, gewichtig, groot, notabel, veel, verhevèn, voornaam, waardevol, wichtig, zwaarwegend
belangrijk gedeelte van een orkest - slagwerk
belangrijk landbouwproduct - graan
belangrijk papier   bul, diploma, document, rapport, tentamenbriefje
belangrijk persoon bij wedstrijden - starter
belangrijk persoon   VIP
belangrijk stuk bij het schaakspel - dame
belangrijke belangrijke gebeurtenis – evenement, mijlpaal
operaster - primadonna
belangrijke rechthoek bij voetbal - doel
belangrijke staat in Zuid-Amerika - Chili
belangrijke uitvinding uit de 15e eeuw - boekdrukkunst
belangrijke verandering - doorbraak
belangrijke voedingsstof - eiwit, vet
belangrijke wedstrijd – klassieker, topper
belangrijkheid –  aanwezigheid, betekenis, gewichtigheid, importantie,  interesse, ponderositeit, portee, prioriteit, strekking, urgentie, voorrang, zwaarwichtigheid
belangrijkste – hoofdzaak
belangrijkste deel – glanspunt, hoofdpunt, kern, zwaartepunt
belangstellende – gegadigde, geïnteresseerde
belangstelling   aandacht,deelneming, gading, interesse, liefhebberij, meeleven, narcisme, 
belangstelling koesteren voor – liefhebben 
belangstelling trachten op te wekken - aanbevelen
belangstelling verdienend - belangstellend, interessant
belangstelling voor iemand – aanbevelen
belangstelling wekken - interesseren
belangwekkend   boeiend, curieus, interessant, spannend
belangzucht - eigenbaat
belast – beladen, bezwaard
belast met de uitvoering – regisseur
belasten – (be)laden, bepakken, bevrachten, bezwaren, debiteren, onereren
belasteren – aantasten, bekladden, bekletsen. belabben, belakken, beledigen, beroddelen, bezwadderen, calumniëren,  diffameren, kwaadspreken, schandaliseren
belastering – denigratie, laster, roddel
belasting   aanslag, accijns, bezetting, B.T.W., census, cijns, douanerecht, druk, effectenbelasting, fiscus, gemeentebelasting, grondbelasting, honderbelasting, inkomstenbelasting invoerrecht, last, leges, loonbelasting, octrooirecht, omslag, omzetbebasting, precario, recht, rijksbelasting, schatting, straatbelasting, taks, tiend, tol, tribuut, uitvoerrecht, vennootschapsbelasting, vermogensbelasting,zegelrecht
belasting-aanslagregister - kohier
belastingambtenaar –  betaalmeester, beurder, commies, douanebeambte, douanier, gaarder, grensbewaker, grenswachter, inspecteur, keurmeester, kommies, ontvanger, peiler, percepteur,  publikaan, roeier, rijksontvanger,  tolbaas, tolbeambte, tolkommies, tollenaar, verificateur, verificateur, visiteur,  ijker, zetter
belastingbandje – banderol
belastingbetaler - schatplichtige
belastingbiljet - aanslag, broodbrief
belastingdienst - fiscus
belastingen – bezwaren, onera 
belastinginner (hist) – belastinggaarder, tollenaar
belastingheffer   fiscus 
belastingontduiker – defraudant
belastingontvanger - percepteur
belasting op gebruik van een weg – tol
belastingpenning – hondepenning
belastingrecht – fiscaal, fiskaal
belastingrechter - accijnsrechter
belastingregister - aanslagrgister, kohier 
belastingterm   aanslag 
belasting toegevoegde waarde – B.T.W.
belasting vrij – onbelast
belatafeld - gek, idioot, mal
belatafelen – beduvelen
belazerd – bedonderd, bedroevend, belabberd, beroerd, betoeterd, ellendig, mal, miserabel, vervelend
belazeren – bedotten, bedriegen, beetnemen
belboei – signaalboei
belboom – abeel
belbuis – waterpas 
belder – bolder, brileend
belderom - gildos, slachtbeest
beldrukker - belknop
beledigd – belasterd, beschadigd, gechoqueerd, geformaliseerd, gegriefd, gehoond, gekrenkt, gekwetst, geraakt, gesmaad, lichtgeraakt 
beledigd tonen - kwalijk
beledigde - gelaedeerde
beledigen - affronteren, beschimpen,  bespotten, blesseren, grieven, hekelen, honen, krenken, kwetsen, lasteren, offenderen, onteren, prikken, schanden, smaden, smalen, steken, toucheren, vernederen, uitschakelen, verguizen, vernederen, wonden
beledigend – gegriefd, grievend, honend, krenkend, kwetsend, smadelijk, smadend 
beledigende spot – schimp
beledigende spotternij – smaadrede, spotternij
beledigende toespeling - insinuatie
belediging – afbreuk, affront, blessuur, grief, grieving,  hoon, injurie, insult, insultatie, krenking, kwetsing, offensie, outrage, schimp(scheut), smaad, stoornis, vernedering
beleefd – behoorlijk,  beschaafd, civiel, correct, elegant, galant, gehoorzaam, heus, hoffelijk, hoofs, hups, net, netjes, obligant, opgewekt, oppassend, poliet, urdaan, voorkomend, welgemanierd,  wellevend, vormelijk, wellevend
beleefdheid   egard 
beleefdheidsbetuiging – achting, buiging, compliment, eerbetoon, eerbewijs, egard, groet, kniebuiging, knieval, revérence, reverentie
beleefdheidsformule - geacht
beleefdheidsfrase   alsjeblieft, a.u.b., s.v.p. 
beleefdheidsregels – etiketten
beleefdheidstitel in Engeland - esquire
beleenbank - lommerd, pandjeshuis 
beleerd – afgericht,gedresseerd
beleg   belegering, blokkade, insluiting, omsingeling
belegd geld   deposito 
belegen   oud 
belegeraar - aanvaller
belegeren – aanvallen, omsingelen
belegering   beleg, bezetting, blokkade, insluiting, omsingeling
belegeringswerktuig – kanon, katapult, mangel, ram, vuurmond
beleggen   bedekken, bijeenroepen, seizen, vastsjorren
beleggen in een onderneming - investeren
belegger – financier, geldschieter
belegging van geld – investering
beleggingsklamp - kikker
beleghout – fineer, karvielnagel, kruisklamp 
belegsel – agrement, beslag, boordsel, chenille, galon, garnituur, passement, tres 
belegstuk – bewijsstuk, karvielnagel, klamp, kruisklamp, onderlaag, oplegstuk
belegsel   passement 
beleid – bedachtzaamheid, beheer, behoedzaamheid, beraad, bestuur, doorzicht, omzichtigheid, overleg, politie,  prudentie, strategie, tact, takt, tactiek
beleidvol – bedachtzaam, omzichtig
belemmerd – gegeneerd, gehandicapt, geremd
belemmerd in ademhaling   benauwd 
belemmerd in zijn uiting   geremd
belemmeren   beletten, benadelen, dwarsbomen, handicappen, hinderen, hindernis, imprediëren, obstrueren, ophouden, remmen, retarderen, storen, stremmen, tegenhouden, verhinderen, verstoren, vertragen, voorkomen, weerstaan
belemmerend – hinderlijk, lastig, storend 
belemmerend omhulsel - keurs
belemmering – belet(sel), blokkade, embarras, encombrement, handicap, haperen, hindernis, hindering, hinderpaal, horde, impediment, molest, obstakel, overlast, rem, remming, slagboom, stoornis, storing, struikelblok, tegenstand, verhindering,  versperring, weerstand
belemmering der geestvermogens – verbijstering
belemmering van bloedtoevoer - infarct
belemmering van scheepvaart   plaat, wrak, zandbank 
belemmering van vrije meningsuiting - censuur
belemmering voor het verkeer   barricade, slag(boom), spoorboom, tol
belemmering voor voertuigen – wegversperring
belemniet – donderbeitel, duivelskegel, duivelsvinger, heksenvinger, pijlsteen, vingersteen
belenden – grenzen, palen
belendend – aangelegen,aangrenzend, aanpalend, adjacent, naastgelegen, naburig
belendende aanhorigheden – appendentiën, dependentiën
belending – aangrenzing, contiguïteit
belenen – verpanden
belening – hypotheek, verpanding
beleningschuldige bij onroerend goed - hypotheekgever
beleren – africhten, leraren, leren, onderrichten, onderwijzen, opleiden
belet – belemmering, rem, verhindering
beletsel – belemmering, bezwaar, empechement, hinder(nis), hinderpaal, inpediment, klip, obstakel, rem, scheidsmuur, staketsel, stoornis, struikelblok, verhindering, verlet
beletten – afhouden, afwenden, belemmeren, deren, inhiberen, letten, schutten, storen, stuiten, tegenhouden, terughouden, verbieden, verhinderen, verhoeden, verstoren, verijdelen, voorkomen, weerhouden
beletten te spelen – obstructie
beletten te spreken - muilkorven
beleven   doorbrengen, doormaken, ervaren, meemaken, ondergaan, ondervinden
belevenis   avontuur, beleving, emotie, ervaring, lotgeval, ondervinding, sensatie
belevenis tijdens slapen - dromen
beleving - ervaring
belezen – bezweren, overreden
belezen van een duivel – bannen, exorceren, uitdrijven
belezene – geleerde
belezenheid - lectuur
belezer - bezweerder, duivelbanner
belezing – bezwering
Belgen   Vlamingen, Walen, Waloniërs
België, Nederland en Luxemburg - Benelux
belgeluid - tingeling
België, stad in - zie Belgische stad
België, streek in - Fagne
Belgisch bergland – Ardennen
Belgisch bier – seef
Belgisch biljarter – Ceulemans
Belgisch musicus – Radoux
Belgisch staatsman – Malon, Peereboom, Schoolaert, Spaak, Trooz, Renkin, Rogier, Vandervelde
Belgisch sterrenkundige – Plateau
Belgisch staatsman – Malon, Peereboom, Schoolaert, Spaak, Trooz, Renkin, Rogier, Vandervelde
Belgisch sterrenkundige – Plateau
Belgisch volkslied - Brabançonne
Belgisch woord voor adres   woonzit
Belgisch woord voor binnenplaats   koor
Belgisch woord voor gelagkamer   verbruikzaal
Belgisch woord voor fietsenstalling   velorust
Belgisch woord voor identiteitsbewijs   eenzelvigheidskaart 
Belgisch woord voor reinigen - kuisen
Belgisch woord voor tramhalte   stilstand
Belgische architect (bouwmeester) - 
4    Poot, Suys
5    Balat, Braem, Dewir, Geefs, Grard, Horta, 
      Hoste, Minne, Payeu
6    Bastin, Blomme, Cantré, Faiken, Faulte, Floris,
      Hankar, Hesius, Ledoux, Roulin, Stijnen
7    Bonduel, Devigne, Dillens, Guimard, Meunier,
      Simonis, Winders
8    Aquillon, Brunfaut, Eggericx, Huyssens,
      Montoyer, Poelaert
9    Appelmans, Bourgeois, Coeberger, Faid`Herbe
10  Anneessens, Dessauvage, Godecharle
Belgische auteur – Claus, Gijsen, Raes, Ruyslinck, Streuvels, Vandeloo 
Belgische badplaats   Blankenberge, Bredene, Heist, Knokke, Koksijde, Oostende, Spa
Belgische beeldhouwer - 
4    Bury, Meyt, Mone, Pans, Poot
5    Aebly. Dries, Dupon, Geefs, Grard, Minne, Vonck
6    Borman, Caille, Cantré, Colijns, D´Haese, Hanrez,
      Kreitz, Leplae, Macken, Puvrez, Roulin, Verlee
7    Bonduel, Delcour, Delvaux, Devigne, Gentils,
      Ghysels, Holmens, Jespers, Gentils, Ghysels,
      Holmens, Jespers, Kerricx, Meunier, Permeke,
      Verjans, Wouters
8    Anthoons, Boulogne, Courtois, Lambeaux,
      Quellieu, Rombeaux, Rousseau
9    Dubroeucq, Duquesnoy, Faid-Herba, uellinus, Strebelle,                Willequet
10  Dervichian, Godecharle, Verbruggen
Belgische biersoort – duvel, faro, lambiek, postel, seef
Belgische chansonnier   Brel
Belgische bevolkingsgroep - Vlamen, Walen
Belgische dichter – Nahon, Gezelle
Belgische grensplaats   Essen, Eysden,  Hamont, Kanne, Kessenich, Neerharen, Poppel,Wuustwezol, Zelzate
Belgische gehucht  met Kunstmatige waterval   Coo
Belgische grensplaats – Essen, Eysden, Hamont, Kanne, Kessenrich, Koewacht, Neerharen, Overslag, Poppel, Ternaaien, Veldwezel, Wuustwezel, Zelzate
Belgische industrieplaats - Luik
Belgische kiezelzandsten – gres
Belgische kloosterzuster - maseur
Belgische koning   Boudewijn, Leopold
Belgische koningin   Astrid, Fabiola
Belgische krant – Gazet
Belgische kunstmatige waterval - Coo
Belgische luchtvaartmaatschappij   Sabena
Belgische munt - belga, centiem, centime
Belgische musicus - 
4    Gorr, Miry, Poot
5    Absil, Brehy, Denijn, Dufay, Fetis, Hamal, 
      Isaac, Lekeu, Louel, Rasse, Tinel, Ysaye
6    Albert, Benoit, Blockx, Brumel, Cornet, 
      Fiocco, Franck, Gilson, Gossec, Gretry, Grisar,
      Jongen, Legley, Quinet, Radoux, Schmit, Vreuls
7   Bayens, Bernier, Broeckx, Busnois, Candael,
     Ciconia, Compère, Delvaaux, Duvosel,
     Gevaert, Gombert, Josquin, Lemmens,
     Marsick, Obrecht, Peeters, Waelput, Wambach
8   Agricola, Alpaerts, Binchois, Brassart,
     Defossez, Devreese, Grumiaux, Keurvels,
     Loeillet, Lunssens, Mesdagh, Ockeghem, 
    P elemans, Veremans
9   Antheneus, Meulemans
10 Froidebise, Mortelmans, Sternefeld
11 Chevreuille, Hullebroeck
Belgische omroep   BRT, NSR, RTB
Belgische plaats   zie: plaats in België
Belgische patat - patros
Belgische platteschotel   moniteur 
Belgische politicus - Eyskens, Huysmans, Spaak
Belgische prinses   Paola
Belgische provincie   
4    Luik
5    Liège, Namen, Namur
7    Brabant, Hainaut, Limburg
9    Antwerpen, Luxemburg
10  Henegouwen, Luxembourg, Vlaanderen
Belgisch(e) rivier(tje)   
4    Amel, Dyle, Gabe, Geer, Gete, Hene, Herk,
     Leie, Maas, Nete, Salm, IJzer
5    Demer, Durme, Helle, Jeker, Lesse, Meuse
6    Dender, Hoëgne, Lhomme, Ourthe, Sambre
7    Amblève, Gileppe, Hoyoux, Schelde
8    Hermeton
Belgische schilder(es) - 
3    Art, Cox, Fijt
4    Boel, Bril, Cocq, Lens, Leys, Moro, 
5    Artan, Artot, Bouts, Claus, David, Ensor,
      Fabry, Minne, Navez, Peire, Vinck 
6    Benson, Bonnet, Campin, Coxcie, Dasnoy,
      Dudant, Gassel, Mesens, Metsijs, Oleffe, 
      Rubens, Tytgat, Verlat, Verwee, Vogels,
      Vrancx, Wiertz
7    Aertsen, Brouwer, Breugel, Delvaux, Gallait
      Garemijn, Jespers, Landuyt, Lombard, Malfait,
      Memlinc, Meunier, Mortier, Permeke,
     Pourbus, Provost, Seghers, Servaes, Sneyers,
     Snijders. Stevens, Teniers, Wappers, Wolvens
8   Badseleer, Blondeel, Defrance, Flemalle, 
     Gossaert, Horemans, Jordaens, Laermans, 
      Magritte, Odevaere, Patinier, Quelliieu, 
     Rombouts
9   Evenepoel, Ommeganch, Quellinus,
     Verhaghen, Verschoot
10 Bellegambe, Beuckelaer, Siberechts
Belgische staatskrant – moniteur
Belgische Stad - 
3    Aat, Mol, Spa
4    Bree, Geel, Genk, Gent, Luik, Mons, Peer, Visé
5    Arlon, Damme, Gilly, Halle, Namen, Ronse
6    Bergen, Brugge, Dinant, Leuven, Lommel
7    Ardenne, Brussel, Doornik, Hasselt, Kortrijk,
      Maaseik  
8    Bastogne, Kapellen, Mechelen, Turnhout
9    Anrwerpen
Belgische streek - Ardennen, Condroz, Haspengouw, Kempen, Lotharingen, Maasland, Marlahne, Voerstreek
Belgische taal - Vlaams, Waals
Belgische volkslied - Brabantçonne
Belgische wielrenner – Merckx
Belgische zanger – Adamo, Brel, Neefs
belhamel   aanvoerder, boef, deugniet, galgenbrok,
leider, ondeugd, raddraaier, rakker, rekel, roervink, snotaap, vlegel 
belial – hellevorst
belialskind - duivelsjong
belichamen – concretiseren, incarneren
belichaming – concretisering, incarnatie, materialisatie, personificatie
belichten – beschijnen, toelichten, verduidelijken, verlichten
belichting - lichtval
beliegen - bedriegen
believen – behagen, goeddunken, behagen, lusten, moeten, mogen, verkiezen, welbehagen, wens(en)
belijden   aanhangen, bekennen, biechten, erkennen, openbaren uiten
belijdend   confessioneel, gelovig, kerkelijk  
belijdend lid van een protestantse kerk - lidmaat
belijdenis – bekentenis, biecht, confessie, geloofsbelijdenis, professie
belijdenisschrift - symbool
belijdenis van schuld - schuldbekentenis
belijder- confessor
belijder van de Islam   Islamiet, Moslim, Mohammedaan, muzzelman, saraceen
belijder van de Mozes' leer   Israëliet
belijnd – gelinieerd
belijnen - liniëren
belijning - liniatuur, liniéring
belladonna - antropine, doodkruid, nachtschade, wolfkers
bellen – ringelen, rinkelen, schellen, seinen, telefoneren, tingelen, zoemen
belleplant - fuchsia
bellentrekker - afluider
belletje – klingel, klokje
belletristisch - lit(t)erair
belligerent   oorlogvoerend
beloeren –  aangluipen, begluren,belagen, bespieden, gadeslaan 
belofte – eed, erewoord, gelofte, getuigenis, laudum, pollicitatie, parool, promesse, promissie, promissoir, toezegging, verbintenis, woord 
bel of schel - klingel
beloken – gesloten
belomantie - pijlwichelarij
belommeren - beschaduwen
belonen – betalen, bezoldigen, honoreren, maken, recompenseren, renumeratie, remunereren, retributie, vergelden, vergoeden
beloning –  betaling, compensatie, courtage, dagloon, fooi, gave, gift, handgeld, honorarium, jaarloon, loon, maandloon,  premie, provisie,  prijs, recognitie, recompens(i)e, remuneratie, retributie, salaris, schadeloosstelling, soldij, tip, uitkering, uurloon, vacatie, vergelding, vergoeding, wedde
beloning van een koopvaardijschipper – kaplaken
beloning van militairen – soldij
beloning voor bijzondere werkzaamheden – premie
beloning voor eenbijzondere prestatie – prijs
beloning voor het aanbrengen – aanbrengpremie
beloning voor het bergen van een schip – bergloon
beloningsreizen - incentivetours
beloofde land   Eldorado, hemel, Kanaän, Utopia
beloop – bedrag, decursus, dossering, evolutie, gang, glooiing, helling, loop, lijn, model, montant, ontwikkeling, proces, richting, strekking, tracé, vorm
belopen – bedragen, begaan, maken, uitmaken
be1oven    garaderen, toezeggen, verzekeren, voorspellen, zweren
belover – promittent
belroos – erysipeles, huidontsteking, wondroos
belslede - arreslede
belt – afvalhoop, ashoop, asvaalt, berg,  heuvel, hoogte, mesthoop, mestvaalt, vaalt, vuilnishoop, zeeengte
beluchten - aëreren  
beluisteren – aanhoren, afluisteren, onderzoeken
belullen – bepraten, overhalen, overreden, plaslullen
belust   begerig, branderig, gaarne, graag, gretig, happig, loerend, tuk, verlangend, verlekkerd, verzot 
belustheid – begeerte, behagen, lust, trek, zin
belust maken op iets - lokken
belust op iets – verlangend
belust op lekkernijen – snoeperig, snoeplust
bel van een kerk - klok
belvedère – uitzichttoren
Belzebub – opperduivel, satan
bema - spreekgestoelte
bemachtigen – aftrochelen, innemen, overweldigen, veroveren
bemachtigen (trachten te) – aanvallen, afknevelen, aftroggelen, annexeren, beslagleggen, bestormen, bezetter, inpalmen, ontrukken, overnemen, veroveren
bemalen – beschilderen
bemannen – equiperen, monsteren
bemanning (schip/vliegtuig)   crew, equipage, hens, manschap, matrozen, personeel
bemanning, lid van de - bootsman, ketelbinkie, keteljongen, kok, mschinist, matroos, olieman, schipper, stoker, stuurman
bemantelen – be(dekken), doreren, farderen, pallieren, verbergen, verbloemen, vergoeilijken
bemanteling - shielding
bemer – Bohemer, lokvogel, pestvogel, zijdestaartvogel
bemerkbaar – merkbaar, perceptibel, waarneembaar
bemerken – aanhoren, bekennen, bespeuren, constateren, 
gewaarworden, horen, lezen, luisteren, merken, nasporen, ontdekken, ontwaren, opletten, opvallen, speuren, verhoren, voelen, waarnemen, zien
bemerking – aanmerking, gewaarwording, opmerking
bemesten – begieren
bemesting – stercoratie
bemeubelen - meubileren
bemiddelaar – adjuster, arbiter, entremetteur, expert, goeman, intermediair, koppelaar,  koppelbaas, makelaar, ombudsman, mediateur, vertalerkoppelaar, parakleet, scheidsman, scheidsrechter, tolk, trustee, tussenpersoon, umpire, vertaler, vertrouwensman
bemiddelaarster - scheidsvrouw
bemiddeld   gefortuneerd, gegoed, rijk, vermogend, welgesteld
bemiddelen – arbitrageren, beslechten, bijleggen, conciliëren, intermediëren, treden
bemiddelend –  mediaterisch, mediatief, voorspraak
bemiddeling   arbitrage, bemoeiing, bemoeienis, expertise, intercesssie, intermediair, interpositie, meditatie, schakel, tussenkomst, tussenspraak  
bemiddelingsbureau voor werkkrachten   arbeidsbeurs
bemind   dier(baar), geliefd, geliefkoosd, gewild, gezien, lief, populair
bemind persoon   aangebedene, beminde, lieveling, 
beminde – aangebedene, aanstaande, fiancé(e), geliefde, liefste, lievelinf, lieve(rd), uitverkorene, verloofde, vrijster
beminde van Hercules – Iole
beminmde van Jupiter - Latona
beminde van Zeus   Alcmene, Antiope, Danae, Dionne, Europa, Ganymedes, Io, Leda, Leto, Maia, Metis,  Semele
beminnaar - aanbidder, amateur, liefhebber, 
beminne1ijk – aantrekkelijk, aanvallig,  adorabel, aimabel, allerliefst, animabel, innemend, lief, liefelijk, lieftallig, minnelijk,  minzaam, vriendelijk, welwillend
beminnelijke openhartigheid - candeur
beminnen – aanhangen, filatelie, liefhebben, lieven
beminner – beminnaar, liefhebber
bemoedigen    aansporen, opbeuren, sterken, troosten
bemoedigend - opbeurend
bemoediging – aanmoediging, aansporing, knikje, opbeuring, opwekking, soelaas, sterking, troost
bemoeial   albedil, albeschik, bedilal, bediller, bedilziek, beschikal, inmenger, moeial
bemoeien – inlaten, inmengen
bemoeienis – competentie, taak, werkzaamheid, zorg
bemoeiing - conatus
bemoeilijken   hinderen, remmen, tegenwerken 
bemoeilijking - belemmering, hinder, last, rem
bemoeilijkte ademhaling - stridor
bemoeiziek mens - bemoeial
bemoeizuchtig - bedilziek
bemorsen - bekladden, besmetten, bevuilen,bezoedelen, smetten
bemost – mossig
bemorste oude lap – slet, smots
ben   bun, kaar, korf,  mand, nis, rugkorf, vismand 
benaarstiging - vlijt, ijver
benadeeld – belemmerd, gebrekkig, gehandicapt, gehinderd
benadeelde persoon   laesus 
benadelen – aanranden, bedriegen, deren, duperen, handicappen, hinderen, krenken, schaden 
benadeling – afbreuk, grieving, stoornis
benaderbaar – mak, tam
benaderen   aanklampen, naasten, polsen 
benaderend - approximatief
benadering – approximatie, schatting
benadrukken – accentueren, beklemtonen 
benaming – kwalificatie, naam, naamgeving, nomen, praedicaat, predikaat, term, titel
benaming van bacteriën - streptokok
benaming van de Heilige Maagd   Madonna
benaming van een bioscoop   odeon, cinema, cineac
benaming van een boek   titel
benaming van een deelstaat in Indonesië – Negara
benaming van elementen die met metalen direct zouten vormen – halogenen
benaming van in het water groeiende planten – lies
benaming voor aanhangsel van de karteldarm - vetlap
benaming voor geld – daalder, geeltje, joetje, knaak, meier, pop, riks, spie
benaming voor de meun - puit
benaming voor gezicht – facie, snoet, snuit, toet, tronie
benaming voor een haas – langoor
benaming voor ezel – grauwtje, hans, langoor
benaming voor het haantjeskevers – bloedspuwer
benaming voor verschillende minerale koolwaters – bitumen
benaming voor verschillende soorten van ganzevoet – melde
benaming voor werktuigen - aandrijver
vormen   halogeen
benard – bang, bedrukt, benauw, benepen, hachelijk, moeilijk, netelig, verlegen, zorgwekkend
benarde toestand – nood
benardheid – benauwdheid, verlegenheid
benauwd   angstig, angstwekkend, bang, bedompt, bedrukt,  beducht, beklemd, bekneld, bekrompen, benard, benepen, beperkt, bevreesd, bezwaard, broeierig, drukkend, duf, eng, gierig, griezelig, hachelijk, heet, huiverig, klein, knellend, krap, loom, muf, mus, nauw, penarie, pufferig, vuns, zuinig, zwoel   
benauwdheid – ademnood, agonie, angst, beklemming, bekommering, benauwing, bezorgdheid, druk, klem, knel, knoei, nood, oppressie, penarie, piepzak, pressie, pijn,  rats, schrik, verlegenheid, vrees, worg, zorg
benauwd in de keel – kroeperig
benauwd warm – pufferig, zwoel
benauwde damp - smoor
benauwde droom – cauchemar, nachtmerrie, oneirodynie
benauwde ruimte – cel, hok
benauwde walm – smoor
benauwelijk – beangstigend, beklemmend
benauwen   beangstigen beklemmen, drukken, hinderen, knellen, kwellen, nijpen
benauwend – benard, drukkend, beangstigend, beklemmend, eng, griezelig, naar, stikheet
benauwende angst – perairie
benauwende hoest – stikhoest
benauwenis – beklemming, druk, penairie
benauwing – beklemming, drukking, knelling, oppressie
bende – beestenboel, bendeaanvoerder, chaos, condottiere, drift, drom, gang, groep, hens,  hoop, horde, hul, jamboel, kabaal, keet, kliek, koppel, kudde, lawaai, macht, massa, meute, mikmak, ordeloosheid, pan, partij, puinhoop, rataplan, reut, rommel(tje), rot, rotzooi, schaar, schare, sjoecht, sliert, stel(letje0,spul(len), struip, troep, veel, zooitje), zwerm, zwik, zwijnenstal
bende jachthonden – meute
bendeleider   boss, condottiere, gangster
bendelid - gangster
bende misdadigers -  maffia
bendeoorlog – guerrilla
bendie – mandewagentje
bene – goed, wel
beneden – basaal, benee, bijwoord, gelijkvloers, inf (Lat.) infra, lager, omlaag, onder(in), parterre, stroomafwaarts, sub (Lat.), voorzetsel  
beneden armbeen - ellepijp, spaakbeen
beneden verdieping - beletage, parterre
benedenwindse eilanden, een der - Aruba, Bonaire, Curaçao
benedenwindse zijde   lij 
beneden deel van een pakhuis – onderstuk
benedendeel van een  strijkstok -  slot
beneden deel van ingezette edelsteen – kulas
benedeneind - lagereind, ondereind, ondereinde
beneden gevel   pui 
beneden het oppervlak -diep
beneden in iets –onderen, onderin
benedenkaak - kinnebak
benedenkant   ondereind, onderkant, onderzij(de)
benedenlangs – onderlangs
benedenloop van de Njemen – Memel
benedenpand van een kanaal - boezemwater
beneden peil – gemeen, inferieur, knudde, laag, min, inderwaardig
benedenrug – lende, stuit
benedenste deel van de stamper met de eitjes - eicel, vruchtbeginsel
benedenverdieping - parterre
benedenwindse zijde   lij 
benedenzijde – onderkant
beneden zijn stand huwen -  mesalliëren
benedictenabdij – maredsous
benedictie - zegen(ing), wijding
benedictuskruid   nagelkruid 
Benedictijnenorde - O.S.B.
benedijen   loven,  prijzen,.verheerlijken, zegenen
benee – onderaan
beneficium - prebende, voorrecht
benemen - ontnemen, wegnemen
benen   kuierlatten, lopen, rennen, snellen, stappen, snellen, stelten,  tuinen,
benen lepel - gierlepel
benen of doorlopen - stappen
benepen    band, beangst, beklemd, bekrompen,  benard, benauwd,  bourgeois, eng, enggeestig, frikkerig, kleindenkend, kleingeestig, kleinmoedig, kleinzielig, sip
benepenheid - beklemdheid, bekrompenheid
beneveld – bedwelmd, dampig, doezelig, dronken, dof, duf, en, naast, ook, suf, tipsy, verdoofd, versuft, wazig,
benevens   alsmede, alsook, bovendien, daarenboven, evenals, gelijktijdig, met, ook, tevens, teffens, 
benevens de korf - imme, honingbij
benevolentie   welwillendheid, toegenegenheid, gunst
bemoeiziek mens - bemoeial
bengel   aap, bink, deugniet,  guit, klepel, klokje, kwajongen, kwant, 
ondeugd, rakker, rekel,  schalk, schavuit, schelm, schobbejak, snaak, snotjongen, snotneus, stouterd, straatjongen, vlegel, vlerk
Bengaalse voertaal - Oerdoe,Bengali
bengelen – schommelen, slingeren, zwabberen
 bengelkruid - bingelkruid, smeerwortel
bengel van een klok - klepel
benieuwd – nieuwsgierig
benieuwen - verwachten
benig   bottig, knokig, schonkig, vleesloos
benige vis - hozebek, zeeduivel
bennetje - korfje, mandje
benijdbaar   begeerlijk, begerenswaardig, benijdenswaardig
benijden - misgunnen
benijdenswaardig   begeerlijk 
benjamin – jongste, junior
bennetje   korfje, mandje
benodigd - nodig
benodigd gereedschap – alaam, gerei
benodigde voorwerpen - rekwisieten
benodigdheden   accessoires, attributen, gerei
benodigdheid bij betonwerk - betonspecie
benodigdheid voor de landbouw   combine, dorsmachine, eg, ploeg, sikkel, strekel, tractor, zeis
benodigdheid voor een denksport - dambord, schaakbord
benodigdheid voor een balspel - tennisracket
benoemd - aangesteld
benoemen   aanstellen, aanwijzen, beroepen, nomineren, plaatsen,verkiezen
benoemer - nominator
benoeming   aanstelling, nominatie 
benoemingsrecht - benoeming, nominatie, voordracht
ben of korf - mand
bent   bunt, club, genootschap, hennep, vereniging
benteng   sterkte, vesting
bentgras - bunt, boendergras, pijpestrootje, smele
benul   begrip, besef, bevatting, bewustheid, doorzicht, idee, inzicht, notie, verstand
benut   gebruikt 
benutten – gebruiken, uitbaten, uitbuiten, waarnemen 
benutting - tie, utilis
benzaldehyde - bitter amandelolie
benzeen -  benzol, benzien
benzine - gasoline,  gasoline, gasoline, koolwaterstof, olie, super,
benzineblik – drum, jerrycan
benzinedamp - uitlaatgas
benzine innemen – laden, tanken
benzinemengsel – aral
benzinemotor - explosiemotor
benzinestation – pomp, tankstation 
benzoë - harssoort
benzofuraan - Cumaro(o)n
benzol - benzeen
benzonitril – fenylcyanide
benzopurperine - kleurstof
benzylalcohol - fenylcarbinol
beoefenaar   amateur, liefhebber
beoefenaar der alchemie – adept
beoefenaar der fraaie letteren - bellettrist
beoefenaar der klassieke talen - klassicus
beoefenaar der Nederlandse taal en letterkunde – neerlandicus, neerlandist
beoefenaar der planologie - planoloog
beoefenaar der retorica – rederijker, tidoloog
beoefenaar der Spaanse taal en letterkunde - hispanoloog
beoefenaar der scholastiek - scholasticus
beoefenaar der statistiek - statisticus
beoefenaar der sterrenwichelarij - astroloog
beoefenaar der volkenkunde - ethnoloog
beoefenaar der wetten der zeestromingen - onderzoeker
beoefenaar van de aardkunde   geoloog
beoefenaar van de aardrijkskunde – geograaf, geoloog
beoefenaar van de bodemkunde – pedoloog
beoefenaar van de bouwkunst - architekt
beoefenaar van de Chinese taal en letterkunde - sinoloog
beoefenaar van de dierkunde    zoöloog, bioloog
beoefenaar van de Duitse taalkunde   germanist 
beoefenaar van de Engelse taalkunde - anglicist
beoefenaar van de Franse taaikunde – romanist
beoefenaar van de geologie - geoloog
beoefenaar van de geslachtsrekenkunde   genealoog
beoefenaar van de godgeleerdheid   theoloog
beoefenaar van de grottenkunde – speleoloog
be oefenaar van de Hebreeuwse literatuur – hebraïcus, hebraïst
beoefenaar van de klinische geneeskunde - klinicus
beoefenaar van de krachtsport - atleet, bokser, gewichtheffer,  worstelaar
beoefenaar van de kunst der oorlogvoering – strateeg
beoefenaar van de kunsten   artiest, kunstenaar
beoefenaar van de kunstnijverheid   pottenbakker, wever 
beoefenaar van de leer der virussen – viroloog
beoefenaar van de magie – goochelaar, heks, magiër, tovenaar
beoefenaar van de moderne  talen - filoloog
beoefenaar van de mycologie (paddestoelen en zwammen) - 
fungioloog, mycoloog
beoefenaar van de natuurkunde   fysicus
beoefenaar van de oosterse talen   oriëntalist
beoefenaar van de plantkunde   bioloog
beoefenaar van de pollenanalyse  palynoloog
beoefenaar van de rechtswetenschap – jurist
beoefenaar van de reliëfvormen - geomorfoloog
beoefenaar van de ruimteordening en stedenbouw - planoloog
beoefenaar van de scheikunde  chemicus
beoefenaar van de sociologische aardrijkskunde – sociograaf
beoefenaar van de staatshuishoudkunde - econoom,  staatshuishoudkundige
beoefenaar van de stelkunde – algebraïst 
beoefenaar van de taalwetenschap – linguïst
beoefenaar van de volken beschrijving - etnograaf
beoefenaar van de weerkunde   meteoroloog
beoefenaar van de welsprekendheid   rector,redenaar, rederijker
beoefenaar van de wetenschap der politiek   politicoloog 
beoefenaar van de Noordeuropese taal en letterkunde   Scandinavist 
beoefenaar van de wetenschap der samenleving   socioloog 
beoefenaar van de wetenschap der staathuishoudkunde   econoom 
beoefenaar van de wetenschap der relief vormen   geomorfoloog 
beoefenaar van de zielgeneeskunde   psychiater, psycholoog
beoefenaar van de zwarte kunsten  - heks, magiër, tovenaar
beoefenaar van het buikspreken – gastriloog
beoefenaar van rituelen - magiër, medicijnman, priester
beoefenaar van sociologische aardrijkskunde – sociograaf
beoefenaar van zielgeneeskunde - psycholoog
beoefenaarster van de kunstnijverheid   kantwerkster, pottenbakster
beoefenaar uit beroep – professional
beoefenaar uit liefhebberij - amateur, dilettant
beoefenen   behandelen, bezigen,  gebruiken, hanteren, praktiseren, uitoefenen, vervolgen
beoefening van de natuurkunde – fysica
beoefening van de oudheidkunde – pateologie
beoefening van de penningkunde - numismatiek
beoefening van de plant   en dierkunde   biologie
beoefening van de scheikunde   chemie
beoefening van de staathuishoudkunde   economie
beoefening van de taalwetenschap - linguistiek, taalkunde
beoefening van de waarzeggerij - mantiek
beoefening van de weerkunde - meteorologie
beoefening van de welsprekendheid - retorica, retoriek
beoefening van de welsprekendheid   retorica, retoriek 
beoefening van de wetenschap der samenleving   sociologie 
beoefenaar van de zeestromingen - tidoloog
beoefening van de zielkunde – psychologie
beogen   bedoelen, intenderen, nastreven, pogen, streven,  trachten, viseren
beoogd - gewenst
beoordelaar   censor, criticus, essayeur, examinator, keurder, keurmeester, recensent, rechter, schatter, taxateur, toetser, ijker
beoordelen – aanzien, achten, begunstigen, bekritiseren, bekijken, bezien, cenceren, censureren, critiseren, discerneren, gissen, recenceren, judiceren, keuren, kritiseren, onderzoeken, ramen, recenseren, schatten, schouwen, waarderen
beoordelen door jury - jureren
beoordelend   kritisch 
beoordelend aankondigen - ecenseren
beoordeling    appreciatie, bespreking, critiek, evaluatie, uring, kritiek, oogpunt, oordeel, rapport, recensie, voorstelling
beoordeling van een beoordeling - metakritiek
beoordelingscommissie – jury
beoordelingslijst - rapport, conduitestaat
Beotiër - domoor, lomperd
Beotisch - dom, lomp, onbeschaafd
bepaalbaar -  bepaald, vastgesteld, determinabel
bepaald –  aangewezen, afgelast, afgemeten, afgesproken, begrensd, beperkt, beslist, bestemd, echt, formeel, gegeven, geregeld, gesteld, gezet, nauwkeurig, omlijnd, omschreven, positief, precies, speciaal, specieel, stellig, uitdrukkelijk, uitgesproken, vastgesteld, volstrekt, zeker 
bepaald aankondigend voornaamwoord – datgene, degeen, degene, dezelfde, zodanig
bepaald aantal   aam, anker, baal, boek, bouw, bunder, centiare, dozijn, gros, hoeveelheid, hok, kan, kop, last, liter, meter, mud, octet, riem, snees, tal, ton, trio, vim, wog (waag),
bepaald bedrag – budget
bepaald gegeven - feit, motief
bepaald geldbedrag - ton
bepaald gevoelscomplex – minderwaardigheids complex
bepaald hemelverschijnsel - nova
bepaald kwantum   iet 
bepaald leencontract – antichresis
bepaald mineraal - dolomiet
bepaald onderwijs - spraakles
bepaald sacrament – avondmaal, biecht, doopsel, genademiddel, huwelijk, oliesel, priesterschap, vormsel
bepaald sein - S.O.S.
bepaald soort horloge - remontoir
bepaald soort klimaat - landklimaat, zeeklimaat
bepaald soort koe - blaarkop, bontkop, lakenvelder
bepaald soort scheepvaart - kustvaart
bepaald soort soldaten – garde, grenadiers, jagers, keurkorps
bepaald tarief - klasse
bepaald teken   signaal 
bepaald tijdvak - dag, decennium, eeuw, jaar, maand, semester, termijn, trimester, week,
beoefenaar van de wetenschap van de samenleving - socioloog
bepaald tijdsverloop   kwartier, minuut, stond, termijn, uur
bepaald weefsel   fluweel, kant, katoen, laken, linnen, moiré, rips, tijk, trijp
bepaalde afmeting -  bestek, meet
bepaalde bepalingen - verordening
bepaalde dag   datum 
bepaalde dienst bij de spoorwegen   tractie 
bepaalde electrische stroom - gelijkstroom, wisselstroom
bepaalde entstof - serum
bepaalde erezaken -  erecode
bepaalde figuur – ovaal, rechthoekig, rond, vierkant
bepaalde functie bij de marine   seiner, kanonnier
bepaalde functionaris ten stadhuize – bode
bepaalde gebeden in de mis - oratie
bepaalde hoeveelheid   aantal, dozijn, gros, quantum, snees, tal, tiental, twintigtal
bepaalde inentstof   serum 
bepaalde inzinking   dijkval 
bepaalde kaart   aas, boer, nel, heer, troef, vrouw 
bepaalde klank   toon 
bepaalde kleurstof - henna
bepaalde kosten - leges
bepaalde kunstinrichting   klassiek, naturalisme, expressionisme
bepaalde landmaat - are, bunder, hectare, morgen, mud, roede, bepaalde lengtemaat - cm, dm, el, inch, km, meter, roede, vadem, voet
bepaalde levensbeschouwing - antinomisme
bepaalde luchtstroming in de tropische luchtstreek   moesson, passaat
bepaalde meetkundige figuur - cirkel, driehoek, parabool, rechthoek, ruit, trapeze, vierkant
bepaalde plek – ergens, plek
bepaalde politieke richting   A.R.   C.H.U , K.v.P., P.v.d A., P.S.P., V.V.D., P.P R.
bepaalde rechten – leges, stadsrechten 
bepaalde resten   kliekje, peukje, prakje 
bepaalde richting uit - linksaf, rechtsaf, rechtuit 
bepaalde ruimte   bestek 
bepaalde runderziekte - runderpest
bepaalde Rus   kozak 
bepaalde schikking   rangorde 
bepaalde sociale opvattingen - standegeest
bepaalde speelkaart   aas, nel, boer, heer, joker, troef, vrouw
bepaalde spier - biceps
bepaalde stadsdienst - G.R., R.E.T., S.R.
bepaalde stand   adel, edelen 
bepaalde steen   git 
bepaalde stemming - ernst
bepaalde stof - laken, tijk
bepaalde tijd – termijn
bepaalde tijdruimte - tijdsbestek
bepaalde vierhoek - ruit
bepaalde viool    Amati, Cremona, Stradivarius
bepaalde voorstelling van de dood – zeisman
bepaalde voorwaarde bieden - aanbieden
bepaalde vorm van Handelsonderneming - BV,  CV, firma, NV. bepaald. wedren van paarden   omnium
bepaalde welriekende zalf - balsem
bepaalde wet   AO.W., A.W.W.,  W.W. armen, hinder, bijstands
bepaalde wijk in de residentie    marlot
bepaalde wijze van verkrijging - huurkoop
bepaalde  winkel     boekhandel, groentewinkel, hoedenwinkel, juwelierswinkel, manifacturenzaak, supermarkt
bepaalde wortelstok - zoethout
bepaalde zee – IJszeee
bepaalde zeilhandeling - laveren, reven
bepaalde zelfbewerking - reven
bepaalde zwemslag   crawl, rugslag, schoolslag, vlinderslag
bepaaldelijk - inzonderheid, juist, stellig, uitdrukkelijk, vooral
bepaaldheid - juistheid, stelligheid
bepaalt (Lat.) - ratus
bepakken – belasten, beladen, bezwaren 
bepakking - last, uitrusting
bepakking van de soldaat -  P.S.U. (persoonlijke
standaard uitrusting)
bepakking voor op reis – bagage
bepakt   beladen, belast, bevracht, bezakt, opgetuigd
bepalen – afbakenen, bedingen, beperken, bestemmen, definiëren, 
determineren, doseren, fixeren, omschrijven, ordonneren, regelen, resolveren, stellen, stipuleren, vaststellen, verordineren, vesten, voorschrijven 
bepalen bij overeenstemmen - bedingen
bepalen van de maat   meten, meting 
bepalend lidwoord - de, het
bepaling –  afbakening, artikel, attribuut, begrenzing, beschrijving, bestwil, bevel, definitie, decreet, dekreet, determinatie, fixatie, fixering, irade, kwalificatie,oekaze, omschrijving, order, ordonnantie, regel(ing), stipulatie, vaststelling, verordinering, voorschrift, wet, zinsdeel
bepaling van alcoholgehalte in het bloed   bloedproef
bepaling aankondigend   determinatief
bepaling aankondigend  voornaamwoord   datzelfde, degene, dergelijk,  dezelfde, diegene, dusdanig, hetzelfde, zodanig, zulke
bepaling in de wet - artikel
bepaling in het verkeer - verkeersregel
bepaling van aantal   telling 
bepaling van alcoholgehalte  in het bloed – bloedproef
bepaling van een zeker gehalte – titratie
bepaling van goud – en zilvergehalte - essaai, titrage
bepaling van het gehalte – tritage, titratie
bepaling van het middelpunt -  centroscopie
bepaling van het zwaartepunt - centroscopie
bepaling van hoeveelheid – dosering
bepaling van iemands identiteit - identificatie
bepaling van de muntwaarde   evaluatie
bepaling van soortelijk gewicht van vloeistoffen   areometrie
bepeinzen   mediteren, overdenken
beperken - begrenzen, beknotten,bepalen, besnoeien,  bezuinigen, inkrimpen, limiteren, matigen,rantsoeneren,   reduceren, restringeren, temperen, verkleinen, volstaan
beperken van rechten   beknotten 
beperken tot – volstaan
beperkend  - begrenzend, limitatief, restrictief
beperking   afbakening, afpaling, afsluiting, afzetting, begrenzing, deliënatie, insnoering, limiet, limitatie, limitering, omrastering,   reductie, reserve, restrictie, vermindering, voorbehoud 
beperkt   afgemeten, begrensd, beknopt, beknot, bekrompen, benauwd, bepaald, constrictie, demarcatie, dom, eindig, 
geborneerd, gering, ingekrompen, kort, lim., limited, localisatie, matig, modificatie, nauw, onbevattelijk, relatief, restrictie, verkleind, verkort, verminderd, voorbehoud, 
beperkt gebied - reservaat
beperktheid - begrenzing, bekrompenheid, geringheid, kleinheid, limietnietigheid 
beperkt van begrip - argeloos naïef, onnozel
beperkt van duuur - eindig
beperkt van ruimte – benauwd, eng, krap, nauw
beperkt van verstand   debiel, dom, knullig, stom, stupide, sullig
bepimpeld - dronken, teut, tipsy
beplanking - beschot, bekisting
beplante laan in Spanje   ramblas 
beplante toegangsweg   oprijlaan 
beplante weg   allee, dreef, laan
beplanting – beschot, gewas, plantage, plantsoen
bepleisteren - stukadoren
bepleiten – verdedigen
beploegen - doorklieven
bepoederen - inpoeieren
beppe - grootmoeder
bepraten – induceren, overhalen, overreden, persuaderen beproefd – afdoend, degelijk, deugdelijk, echt, getest, goed, natuurlijk, onderzocht, opperbest, probaat, souverein, trouw
beproefd krijgsman - veteraan 
beproeven   essaaieren, examineren, ondernemen, onderstaan, pogen, proberen, tenteren, testen, toetsen, trachten, uitproberen
beproeving – bezoeking, kruis, loutering, onderzoek, plaag, poging, proef,  test, toets
beproeving van metalen - toets
beraad   beleid, bespreking, conferentie, consili�ren, consulteren, deliberatie, overleg, overweging 
beraadslagen – bespreken, besogneren, confereren, delibereren, overleggen, raadplegen, redeneren, vergaderen
beraadslaging   conferentie, consilium, deliberatie, overleg
beraamd - voorgenomen
beraamd plan - opzet
beraden - bedachtzaam, beleidvol, beradenheid ,besluitvaardig, bezinnen, bezonnen(heid), ernstig, ferm, overdenken, overleggen, schrander,
standvastig, voorzichtig, welberaden,
beramen   bedenken, begroten, berekenen, broeden, ontwerpen, opvatten, opzetten, overleggen, plannen,  schatten, smeden, voorbereider
beramer - smeder
beraming – begroting, ontwerp, opzet
berber -  moor, zwarte
Berberbevolking - Mozabieten
berberidacee - berberis, epimedium, mahonia, zuurbes
berberine – alcaloïde
berberis - zuurbes
Berbers alfabet - tifinagh
Berberstammen - masmoeda, sjileuh
Berbervesting - agadir, igherm
Berberwoning - nouala
berceau - booggang, prieel, wieg
berceuse - wiegeliedje, schommelstoel
berdache bij de Mohava-Indianen – alyha
berebezie - (rode) bosbezie
berebijter - bullebak
berechten - rechtdoen, rechtspreken
berechting - rechtspraak
berechting (snelle) - streng en informeel) – standrecht
beredderen – bedisselen, beschikken, ordenen, ordenen, redderen, regelen, schikken
bereddering – bestel, drukte
bereden - geoefend, mak
bereden herder in Argentinië - gaucho
bereden herder van Amerika - cowboy
bereden kapitein   ritmeester 
bereden legeronderdeel   cavalerie, ruiterij
bereden man   ruiter 
bereden officier – artillerist, cavalerist, dragonder,  ritmeester
bereden soldaat   cavalerist, dragonder, huzaar
bereden vrouw   amazone 
beredruif - (altijd groene) heester
berehoeder - bereleider, Boöter, sterrenbeeld
bereid – afgewerkt, al, bereidvaardig, genegen, gereed(gemaakt), gewillig, gezind, klaar, klaargemaakt, paraat, reeds, slagvaardig, vaardig, vlug, willig
bereid boete te doen - boetvaardig
bereid een offer te brengen - offervaardig
bereid plantaardig of dierlijk weefsel - preparaat
bereid tot  - genegen
bereid tot iets - gereed
bereid verklaren - treden
bereid zijn tot - staan
bereide artsenij -  preparaat
bereide dierehuid - leder
bereide hennephars - hasj, hasjiesj, marihuana
bereide huid   abortief, Ieder, leer, nappa, perkament, zeem
bereide huid met haar – bont
bereide opium   madat, tjandoe
bereide rugvinnen van heilbot   raf 
bereide schapenhuid   zeem (leder) 
bereide spijs   diner, menu
bereide vis – filet, rolmops, stokvis 
bereiden   klaarmaken , prepareren
bereider en verkoper van geneesmiddelen - apotheker
bereider van mout   melter 
bereider van spijzen   kok 
bereider van zeemleer - zeemtouwer
bereidheid - willigheid
bereiding der metalen uit ertsen    metallurgie
bereidingsvoorschrift – recept
bereidingswijze - procéédé, procedure
bereidingswijze van vlees – bakken, barderen, braden, grillen, grilleren, koken, roosteren
bereids   alrede, al (reeds), reeds 
bereid tot - genegen
bereidvaardig - bereidwillig, gedwee, gewillig, hulpvaardig
bereidwillig – behulpzaam, bereidvaardig, dienstvaardig, dienstwillig, galant, gedienstig, gehoorzaam, gemakkelijk, genegen, gereed, geredelijk, gewillig, goedwillig,  hulpvaardig, meegaand, offervaardig, toeschietelijk, volgzaam, voorkomend, vriendelijk, willig
bereidwillig om te geven – offervaardig
bereidwilligheid - bereidvaardigheid
bereik   actieradius, omvang, portee, reikwijdte, werkingssfeer
resultaat, succes 
bereikbaar - haalbschiktaar
bereiken –aankomen, arriveren, halen, treffen
bereiken met inspanning - halen
bereiken van bestemming – aankomen, arriveren
bereikt kunnen worden - toegankelijk
bereikte – resultaat, succes
bereizing – perambulatie
berekenbaarheid - rationaliteit
berekend –  bekwaam, capabel, geleep,  geschikt, leep, slim, sluw, uitgekiend, uitgekookt, uitgerekend, voorbereid 
berekenen   becijferen, begroten, calculeren, meten, mikken, opmaken, overwegen, overzien, tellen, timen, uitcijferen, uitrekenen, uitwerken, vaststellen
berekenend – doortrapt, sluw, uitgekookt
berekening   afleiding, becijfering, bepaling, calculatie, computatie, deling, inzicht, optelling, overleg, overslag, overweging, raming, schatting, som, supputatie 
berekening van kosten   calculatie 
berekening van zeeschade - dispache
beren   bemesten, borgen, mesten, schreeuwen, tieren 
berenbijter - bullebak
berengeluid – brommen, grommen
berenklauw - acanthus, alant, heracleum, kalbak, kolbak, pelsmuts
berenmuts – kolbak
berenoor – arikel, smeerwortel, alpensierplant 
berensoort - baribal, brilbeer, grizzlybeer, holenbeer, koala, kraagbeer, lippenbeer, wasbeer, ijsbeer
berg   aardhoogte, alp, barg, belt, big(gesneden), heuvel, hoeveelheid, hoogte, hoop, kam, massa, menigte, oro, piek stapel, tas, top, verheffing, verhevenheid, verhoging
berg (Bab.) - Horeb
berg (Mal.) - Goenoeng
berg (Turks)   dagh 
berg aan de muzen gewijd - Heiicon
bergaf - achteruit
bergafwaarts – slechter
Berg bij het Vierwoudstedenmeer - Esel, eifel
berg bij Insbruck - AIsch
berg der dichters – Parnassus
berg der Griekse goden - Olympus
berg der muzen - Pindus, Helikon, Parnassus
berg der verheerlijking - Thabor
berg der vervloeking - Ebal
berg der wetgeving - Horeb
berg, heilige - Kailasa, Olympus, Sinaï, Sion
berg in Afrika   Atlas, Brandberg, Cathkin, Drakenberg, Elgon, Kameroen, Karissimbi, Kenya, Kibo, Kilimanjaro, Kollo, Kompas, Meru, Moco, Nairobi, Natal, Pare, Rungwe, Ruwensori, Toubkal,Virunga, Windhoek
berg in Albanië   Amfissa,Timeristos, Tomorica 
berg in Amerika   Aconcagua, Cachi, Cayambe, Chimborazo, Chiripo, Chiriqui, Coropuna,  Cotopaxi, Elbert, Huascaran, Hula, Ilampu, Illimani,  Lanin, Logan Popocatepeti, Robson, Ruiz, Sajama, Shasta, Tajumuico, Teton, Tronador, Waddington
berg in Armenië   Ararat, Ida 
berg in Australië   Bruce, Cradle, Garnet, Hann, Isa, Ise, Magnet, Morgan, Mulligan, Murchison, Musgrave, Newman, Ord, Ziel 
berg in Azië – Akdag,  Annapura, Apo, Ararat, Azuma, Bazardjoezi, Elbroes, Everest, Fudsji, Haku, Hermon, Kazbek, Kirisjima, Nilgiri, Ramon, Semeru, Tabor 
berg in Bolivia   Andes, Cusco, lllampu, lllimani, Sajama, Sorata
berg in Brazilië - Itambe,Itatiaya
berg in Bulgarije   Bolev, Joemroektsjal, Perelik, Vitosja, Witosa
berg in Canada   Columbia, Doomerak, Fairweather, Gold, Laurens, Logan, Mackenzie, Rockies, Robson, Shickshock, Waddington
berg in Chili – Aconcagua, Lanin, Tronador, Valentin
berg in Columbia - Huila, Tolima
berg in Costarika - Blanco, Chirippo
berg in de Kaukasus   Elbroez, Kazbek
berg in Engeland   Snowdon
berg in Equador   Antisana, Cayambe, Chimborazo, Cotopaxi, Pinchincha
berg in Europa – Adamallo, Catria, Dagstein, Dinara, Durmitor, Eiger, Etna, Helikon, Jungfrau, Komovi, Matterhorn, Montblanc, Olympus, Ossa, Pasnassos, Pelat, Pilatus, Pollino, Rigi, Rothorn, Smolikas, Stella, Stockhorn, Tatra,  Velino, Ventoux, Vesuvius, Vitosa, Weishorn, Zugspitze 
berg in Frankrijk   Aubrac, Delvoux, Mont Blanc, Mont Dorè, Pelat, Puy de Dome,Ventoux
berg in Griekenland   Athos, Heilkon, Octa, Olonos, Olympus, Parnassus, Parnon, Smolika, Taygetos, Zyria
berg in Indonesië   Api, Lawu, Merapi, Semeru, Slamat
berg in Israël   Hermon, Olijfberg, Sion, Tabor 
berg in Italië   Adamello, Bernhard, Catria, Etna, Pollina, Stella, Velina, Vesuvius
berg in Japan   Foedsji, Fudjijama, Granjoe, Hakoe, Komaga, Tate 
berg in Jeruzalem - Sion
berg in Joegoslavie   Dinara, Doermitor, Lowtjen, Troglav,Velebit
Berg in Kaukasus - Bazardjoezi,Elbroez, Kazbek, Teloebos
berg in Mexico - Nevado
berg in Nederland   Braamberg, Dietserberg, Friezenberg, Galgenberg, Gelsenberg, Grebbeberg, Haarlerberg, Herikerberg, Holterberg, Imbosch, Montferland, Paalberg, Stompert, Tankenberg, Torenberg, Vaalserberg, Woldberg, Zijpenberg 
berg in Nepal   Everest 
berg in Nieuw Zeeland   Ruapehu 
berg in Noorwegen   Bôrgefjel,Gausta, Kjolen, Sogne, Snohetta, Svartis, Telemark
berg in Oostenrijk   Arlberg, Brenner, Dachstein, Eisenhut, Pfânder, Zitterklapfen, Zug
berg in Palestina   Meiscopus, Nebo, Sinai, Sion, Tabor 
berg in Peru - Huascaran
berg in Syrië   Hermon
berg in Turkije   Akdag, Ararat, Ida, Olympus 
berg in Zweden   Akka, Erstberg, Kebnekaise, Sutitelma, Taberg
berg in Zwitserland   Eiger, Finsteraarhorn, Jungfrau, Matterhorn, Pilatus, Rigi, Rothorn, Stockhorn, Weisshorn
berg metaalatval - schroothoop
berg op Ceylon   Adamspiek
berg op Java   Bromo, Kendeng, Kelud, Lawu, Merabu, Merapi, Salak, Slamet, Semeru, Sumbing, Wajang, Willis
berg op Troje en op Kreta – Ida 
berg op Mindanao   Apo
berg op de Philippijnen   Apo, Pulog, Mayon
berg op Sicilië - Amaro, Etna 
berg op Sumatra - Dempo, Leuser, marapi
berg uit de bijbel   Ararat, Horeb, Moria, Nebo,  Sinaï, Thabor
berg van het gouden kalt - Horeb
berg van Zeus' opvoeding – Ida
bergaarde - oker
bergachtig – heuvelig, geaccidenteerd
bergafschuiving - lawine
bergahorn - esdoorn
Bergamo, inwoner van – Bergamask
bergamotpeer – sapperdegroentje
bergbarometer - orometer
bergbeklimmer – alpinist, Hillary 
bergbeklimming - alpinisme
bergbeschrijver - orograaf
bergbeschrijving   orografie
bergbewoner – montagnard, monticool, sherpa (Nepal)
bergblauw - ultramarijn
bergbruin - omber
bergcol - pas
bergdoorgang – engte, pas
bergduivel - moloch 
bergen – stouwen, stuwen
berge - rommel, wanorde
bergeend- tadorna
bergen -  redden, opbergen, verbergen
bergengte   col, defllé, gorge, (Fr.), nauwtepas 
bergėre – leunstoel
bergerette – herdersliedje
bergfluiter - wulp
bergformatie - gebergte, bergvorming
berggeel   oker 
berggeest - alf, bergmannetje, gnoom, kobold, oreade
berggeit    chamols, gems, steengeit
berggewest -  Kanton
berggids   sherpa 
bergglas – bergkristal, berggroen, verfstof
berggroep - Alpen, Balkan, Jura, Pyreneeën
berggroep in Europa – Tatra
berghaven – binnenhaven
berghol   spelonk 
berghuisje   chalet
berghut – sennhut
bergkalk - kolenkalksteen
bergketen in Syrië - Libanon
bergketen in Zuid-Amerika - Emmaketen
bergketen in Z.O. Europa - Balkan
bergketen (Mal.) - Kendang
bergketen (Sp.) - Sierra
bergklit – lappa
berging – berghok, bergingsauto, bergruimte, garage, hok, kast, kraanauto, la, opslagruimte, takelwagen
berging in huis - zolder
bergingsauto - kraanwagen, takelwagen
bergingsgeld - bergloon
berging voor rommel - schuur
bergkam - arête
bergketen   Alleghenies, Alpen, Andes, Apennijnen, Appalachen, Balkan, Dolomieten, Jura, Karpaten, Libanon, 0eral, Pyreneeën,  Rotsgebergte, Tatra
bergketen in Syrië - Libanon 
bergketen in Zuid-Amerika - Andes
bergketen (sp) - Pena, Sierra
bergkloof   afgrond,  canyon, canon, ravijn
bergkristal – bergglas, citrin(geel), dragoniet, iris, kwarts, morion(zwart)
bergkunde - orognosie
bergland (Ar.)- Adrar, oostenrijk
bergleer - bergkurk
berglieden - Montanen
berglijster – beflijster, dominee
bergmeubel - bak, buffet, commode, dressoir, etagere, kast, latafel, vak
bergmos – rendiermos
bergmuis - hazelmuis
bergmus - ringmus
bergnimf   3alt, elf, daphne, oreade 
bergnimf wegkwijnend van  versmade liefde - Echo
bergovergang – col, pas
bergpad - pas
bergpas - bergengte, col, défilé, engte, nek
bergpas van Alpen naar Apennijnen - Altare 
bergpas in Griekenland   Thermopylae
bergpas uit de bijbel   Adummim 
bergpek   aardhars, asfalt 
bergpik - pissasphalt
bergplaats   baal, bak, berging, beurs, blik, boet, brandkast, buffet, buidel, bus, commode, depot, doos, draal, dressoir, eierrek, entrepot, etenskist, etui, foedraal, garage, garderobe, hangar, hok, kas, kassa,  kast, kelder, kist, kluis, koelcel, koelkast, kolenkist, koffer, la, lade(kast), latafel, lessenaar, loket, loods, magazijn, mand, map, nis, portefeuille, rek, remise, safe, schuur, stelling, tas, ton, trommel, tuinhuis(je), valies, vak,vat, vestiaire, vliering, zak, zolder,
bergplaats bij boerderij   schuur 
bergplaats in een drukkerij - onderkast
bergplaats in een meubel - la
bergplaats in huis – kelder,zolder
bergplaats op een auto   imperiaal 
bergplaats van boeken - librije
bergplaats voor textiel   linnenkast 
bergplaats voor eieren   eierrek 
bergplaats voor geld   bank, brandkast, kassa, kas, kluis, safe
bergplaats voor groente – kist
bergplaats voor hooi - barg
bergplaats voor hooi of stro - delte, dilte, schelf
bergplaats voor rommel - rommelzolder
bergplaats voor steenkolen - bunker
bergplaats voor textiel - linnenkast
bergplaats voor vervoer - koffer
bergplaats voor vloeistof - fles
bergplaats voor voertuigen   fietsenstalling, garage, parkeerterrein, remise, schuur, stalling
bergplaats voor zout - den, keet, zoutkeet
bergplant- edelweiss
bergpuin   morene 
bergpunt – piek
bergrat - marmot, mormeldier
bergrood - cinnaber
bergrook - heirook, veendamp
bergroos - rododendron 
bergrug - bergkam, kam, nek
bergrug uit de bijbel - Karmel
bergruimte - kast, kelder, kist, kot, ladekast, schuur, vliering zolder 
bergruimte van een auto - koffer
bergruimte van een huis - zolder, vliering 
bergschaap   alpaca, lama, moeflon, mouflon 
Bergschot – Hooglander
bergsleuf - bergengte
bergspits - piek
bergspleet   kloof, ravijn 
bergsport - alpinisme, bergbeklimming skiën, wintersport, 
bergsportvereniging – alpenclub
bergstaat - Andorra (Pyreneeën), Utahca
bergsteen -  graniet, hardsteen, lei, marmer,
bergstelsel - bergketen, bergreeksen
bergstok   alpenstok 
bergstorting - lawine
bergtop  - piek
bergijsveld - gletsjer
bergtalk - bergwas, okeriet, paraffine, vetaarde
bergteer - pissasfalt
bergtop - kop, piek, top
bergtop in de Anti Libanon   Hermon
bergtop in de Kaukasus   Elbroes 
bergtop op Kreta   Ida
bergtop in Zuidpoolgebied - Nansen
bergtop in Zwitserland   Eiger, Pilatus
bergtop in Zwitserse Jura - Terri
bergtop op Kreta - Ida
bergtrechter – doline
bergverschuiving – bergstorting, lawine
bergvesting in Messenië - Ira
bergvink   keep 
bergvlakte   plateau 
bergvlakte (Skand.)   fjeld 
bergvlas   amiant, asbest
bergwage – profielmeetwerktuig, timmermanswaterpas
bergwand - steilte
bergwas - bergtalk, git
bergweide – alm, matte
bergwerker - mineur
bergwerktuigkunde - metallurgie
bergwording   orogenese 
bergijs   firn, gletsjer
bergzolder – den, vliering 
bericht – advies, annonce, avis, bekendmaking, berichtgeving, bescheid, bescheidkondschap, blaam, boodschap, brief, bulletin, depêche, governo, informatie, inlichting, kennisgeving, laak, loopmare, maar, mare, mededeling, melding, mening, naricht, nieuws, nieuwtje, onderricht, opinie, raad, radiobericht, radiogram, rapport, referaat, relaas, sein(tje), telegram, tijding, verhaal, verslag 
bericht (verderfbrengend) - Uriasbrief
berichten – aankondigen, annonceren, mededelen, meedelen, melden, rapporteren, refereren, relateren, vermelden, verwittigen
berichten (de) - nieuws
berichten en artikelen – verzamelen, redigeren
bericht geven – rapporteren,  telegraferen
berichtgever   aankondiger, bode, boodschapper, correspondent,  
stafette, journalist, melder, koerier, ordonnans, renbode, reporter, telegraaf
bericht tot besluit van een boek - epiloog, narede, nawoord, peroratie, slotrede, slotwoord, sluitrede
bericht van de Paus aan de gelovigen - mandement
bericht van overzee – kabelbericht, scheepstelegram
berig - tochtig
bereidster van een paard - amazone
beril   smaragd, aquamarijn 
beriliumoxyde - Beo, berilaarde
berilvariëteit - Goudberil, heliodoor
bering - blok, kussen
beringen - infibuleren
berispelijk   laakbaar 
berispen – afkeuren, bedillen, beknorren, bekijven, bevitten, censureren, corrigeren, doorhalen, flamberen, foppen, gispen, hekelen, kapittelen, knorren, laken, moneren, onderhouden, overgaan, reprocheren, schrobberen, taart, terechtwijzen, vermanen, verwijten 
berispend op een fout wijzen   verwijten
berisping   afkeuring, blaam, reprimande, roffel, schrobberingstandje, terechtwijzing, uitbrander, vermaning 
berk - betula
berkachtige - alnus, betula, berk, carpinus, els, haagbeuk, hazelaar, papierberk, zilverberk
berkachtige boom - elzeboom
berkachtigen - betulaceeen
berkelium – Bk
berkenbastje – spotvogel
berkeboleet - paddestoel
berkenbos - betuletum
berkenhouten - berken
berkenkamfer – betuline
berkezwam - buisjeszwam
berkhoen – korhoen, moerhoen
berkoen - dwarsbalk, stut
berline - reiskoets
Berlijns zilver   alfenide, alpaca, 
berm – borstwering, glooiing, grondstrook, straatkant, talud, walrand, wegkant, wegrand
Bermuda´s, een der - Bermuda, Somerset
Bermuda´s, hoofdstad der – Hamilton
Bernage – bernagie, borago
bernhardskreeft – heremietkreeft, kluizenaarskreeft
beroemd   befaamd, bekend, doorluchtig, fameus, gerenomeerd, gevierd, illuster, overbekend, roemrijk, roemrucht(ig), uitstekend, vermaard, weids, wereldberoemd
beroemd actrice - diva 
beroemd Amerikaans filosoof    Emerson
beroemd arts   Koch
beroemd beeldhouwer   Moore, Rodin, Zadkine
beroemd componist – Bach, Beethoven, Mozart, Verdi
beroemd dirigent   Bemstein, Haitink, Karajan, Toscanini, Walter
beroemd Frans scheikundige - Pasteur, Curie
beroemd Italiaans schilder - Titiaan, Rafael
beroemd minnaar - Casanova
beroemd Moors gebouw - Alhambra
beroemd musicus of toonkunstenaar – maestro
beroemd natuurkundige - Röntgen
beroemd Nederlands geleerde - Erasmus, Donders, Lorentz
beroemd Nederlandse schilder – Appel, Mauve, Maris, Steen, Rembrandt, Vermeer
beroemd oceaanvlieger - Lindbergh
beroemd redenaar - Brugman, Cicero, Demosthenes
beroemd uitvinder - Edison
beroemd vioolbouwer - Amati, Stradivarius
beroemd werk van Shakespeare - Hamlet
beroemde actrice – diva
beroemde arts – Barnard, Koch, Pasteur, Schweitser
beroemde diamant   Braganza, Cullinan, Excelsior Hope, Jonker, Jubilee, Kohinoor, Nassak, Pigott, Sancy, Regent, Victoria
beroemde diamant in Engelse kroon – Cullinan
beroemde Engelse toneelschrijver - Shakespeare
beroemde Franse dichters en romanschrijvers - Camus, Hugo, Sartre, Zola
beroemde Indonesische koning - Asoka
beroemde kerk - Notre Dame, Madeleine
beroemde koning uit de geschiedenis vm Indië – Asoka
beroemde leeuwin (boekfiguur) - Elsa
beroemde minnaar   Casanova, Don Juan
beroemde oceaanvlieger - Lindberg
beroemde opera - Aida, Tosca
beroemde persoon   celebriteit
beroemde Phoenicische havenstad – Sidon
beroemde redenaar – Brugman
beroemde schilder - Rembrand
beroemde stad in het oude Griekenland    Thebe
beroemde vioolbouwer – Amati, Stradivarius
beroemde vrouw – Curie, Gandi, Meir, Peron
beroemde waterval in Amerika   Niagara
beroemde waterval in Belgje  Co
beroemde waterval in Zwitserland – Schaffhausen
beroemde zanger uit de mythologie - Orfeus
beroemde Zweed   Nobel
beroemdheid – diva, faam, naam, roem, ster, vermaardheid 
beroep   ambacht, ambt, job, metier, positie, professie stiel, vak, werkkring 
beroep   appèl
beroepen, mannelijke   
3    abt, kok, nar
4    arts, beul, bode, boer, chef, gids, ijker, ober, paus, smid, tolk
5    agent, asman, baker, baron, cadet, clown, drost, deken, etser,         graaf, heier, heler, imker, jager, kaker, kaper, klerk, lader, 
      lakei, loods, koper, maler, pa- ter, pedel, prins, prior, rabbi, 
      reder, spion, teler, tsaar, vorst, waard, waker, wever, zever 
6    acteur, auteur, badman, bakker, berger, binder, blazer, 
      bouwer, braker, butler, censor, cipier, co- deur, codist. consul, 
      cowboy, danser, diaken, do-  cent, dokter, dorser, douane, drager, drijver, dui-ker, expert, filmer, fitter, fokker, frezer, gasman, gerant, gezant, gieter, graver, heraut, herder,  hof -nar, hopman, hospes, iemker, jockey, jurist, jutter, kapper, keizer, kelner, knecht, komiek, kompel, koning, koster, kramer, kruier, krijger, kuiper, kweker, lapper, lasser, lector, leeman, leraar, looier, losser, majoor, melker, melter, menner, metser, monnik, pakker, perser, picolo, pikeur, piloot, ponser, porder, preses, purser, rabbijn, rec- tor, regent, schout, seiner, slager, sloper, slijper, slijter, snijder, stoker, stuwer, tagrijn, tailor, tem- mer, typist, venter, verver, vilder, visser, voeger, volder, weiman, witter, zaaier, zanger, zetter, zee- man, zetter
7    analist, anatoom, arbiter, artiest, attaché, ban-  kier, barbier, bassist, beambte, bewaker, bioloog, broeder, brouwer, cellist, chefkok, chirurg, cine- ast, commies, coupeur, coureur, curator, danseur, dentist, dichter, dienaar, diender, diëtist, dominee, draaier, drogist, drukker, drummer, ebenist, eco-noom, etaleur, firmant, fourier, fraiser, friseur, fy-  sicus, graveur, grimeur, grutter, harpist, heibaas, hoboïst, hoekman, inkoper, kassier, kellner, koe-rier, kolonel, koopman, lampist, lansier, leurder,
lijfarts, manager, markies, masseur, matroos, me- dicus, meester, monarch, monteur, musicus, nota- ris, nuntius, oculist, olieman, oogarts, oorarts, op- koper, opmaker, overman, overste, pachter, pastoor, patroon, pianist, piccolo, planter, plotter, poelier,  pompier, portier, poulier, prefect, prelaat, premier, rechter, rekruut, ruwaard, schepen, scheper, senator, sjouwer, soldaat, spinner, spoeler, spuiter, stemmer, steward, storter, stroper,  stri- ker, student, tamboer, tolbaas, trainer, trimmer,
tsarina, tuinder, tuinman, tuinier, twijnder, uroloog, veearts, veeboer, veerman, vennoot, vicaris, violist, voerman, voorman, wachter, walbaas, werkman, witkiel, wijsgeer, ijscoman, zetbaas,
zetboer, zoöloog
8   aannemer, acrobaat, actuaris, admiraal, adviseur, advocaat, afslager, agrariër, agronoom, akkerman, arbeider, bediende, behanger, bezorger, bisschop, bloemist, bootsman, botanist, breeuwer, burelist, chasseur, chemicus, corveeër, crasseur, criticus, croupier, dagloner, diëtiste, dirigent, dompteur, douanier, edelsmid, eierboer, emba- leur, essayist, etnoloog, figurant, filmster, filo- soof, fluitist, grafboer, gendarme, generaal, geo- graaf, gitarist, goudsmid,  graficus, griffier, gros- sier, hoefsmid, hofmeier, hoornist, horloger, ho- telier, hovenier, huidarts, huisarts, huisbaas, hu- morist, imitator, inpakker, jongleur, juwelier, kaasboer, kamerlid, kanunnik, kapelaan, kapitein,
kleiboer, koetsier, koksmaat, kolenman, kyno- loog, laborant, legumier, linguist, lijfwacht, makelaar, marinier, melkboer, militair, minister, mo lenaar, muzikant, naaister, officier, olieboer, om- roeper, opleider, oppasser, opperman, opticien, op- voeder, organist, orgelman, pedagoog, pedicure, pedoloog, perschef, postbode, pompgast, priester, promotor, prozaïst, puinbaas, quaestor, raadslid, raadsman, reisgids, reiziger, repelaar, reporter, re- sident, rijknecht, schilder, schipper, schrijver, scri bent, sergeant, siersmid, slachter, spinster, soig neur, speurder, stuurman, suppoost, taanbaas,  tail- leur, tandarts, taxateur, tekenaar, uitgever, theo- loog, tonelist, toreador, uitgever, vedelaar, veeko- per, veembaas, veenbaas, veenboer, veerbaas, ver- koper, vertaler, viskoper, vocalist, werkster, wijn- koper, zakenman, zeerover
9   adelborst, alchimist, ambtenaar, antiquair, apo theker, architect, astroloog, astronoom, baanveger, baggelaar, baggeraar, baggerman, bankloper,  bar- keeper, beheerder, besteller, blokmaker,  bookma ker, botanicus, bottelier, brigadier, cameraman, ca- mioneur, cargadoor, catecheet, chauffeur, chirur- gijn, componist, conciërge, confiseur, conrector, corrector, costumier, couturier, dakdekker, detecti- ve, diplomaat, directeur, dokwerker, donkeyman,  dramaturg, dijkwerker, etnograaf, executeur, ex- porteur, fabrikant, facturist, farmaceut, financier, fotograaf, fysioloog, gasfitter, genealoog, germa- nist,  glazenier, grafoloog, handelaar, importeur, ingenieur, internist, kaaskoper, kaasmaker,  kamer- heer,  kamermeid, kanonnier, kardinaal, kastelein, kerkvoogd, kolenboer, komediant, koppelaar,  kor poraal, kroegbaas, kwekeling, landdrost,  landme- ter, leidekker, literator, luitenant, lijkdrager, lijn- slager, machinist, marconist, metselaar, minstreel,  mijnwerker, modinette, mosselman, mytholoog, navigator, neuroloog, ombudsman, ontvanger,  ont- werper, operateur, opzichter, ouderling, pakknecht, parlevinker, patholoog, patissier, paukenist, pedde- laar, pelsjager, ploegbaas, politicus, preceptor, pre- dikant, preekheer, president, procureur, professor, pijpfitter, raadsheer, radioloog, rayonchef, recen- sent, redakteur, regisseur, rentenier, skileraar, slotvoogd, socioloog, souffleur, speculant, spuitgast, stadsbode, stadsvoogd, stoofsmid, stukadoor, stuwadoor, technicus, therapeut, timmerman, tollenaar, topograaf, typograaf, trancheur, treinchef, uitdeuker, uitdrager, uitvinder, vakleraar, valkenier, veedrijver, veefokker, veehoeder, verhuizer, verpleger, verzinker, voddenman, waarnemer,
wachtsman, waterschout, wegwerker, wethouder, winkelier, wolverver, zeilmaker, zendeling, zenuwarts
10  aanspreker, aardwerker, academicus, accountant, archivaris, assuradeur, badmeester, bandleider, bankwerker, beenhouwer, beiaardier, bestuurder, beugvisser, beursagent, bevrachter, biersteker, biertapper, blikslager, boekbinder, boekhouder, bollandist, bontwerker, boomkweker, bootwerker, boswachter, brandwacht, buffetchef, caféhouder, cabaretier, calculator, calligraaf, cardioloog, cavalerist, chemigraaf, collecteur, colporteur, commandant, commandeur, conducteur, controleur, courantier, dansleraar, declamateur, decorateur, detaillist,
diamantair, dienstbode, dierenarts, discjockey, doodbidder, doodgraver, entomoloog, evangelist, examinator, expediteur, ezeldrijver, filatelist, filmacteur, filmspeler, gaardenier, geestelijke, geneesheer, glasblazer, goochelaar, goudzoeker,
gouverneur, graveerder, handelsman, handwerker, handzetter, harpoenier, harpspeler, herbergier, historicus, hofmeester, hoofdagent, hoogleraar, houthakker, houtvester, huisdokter, huisknecht, inspecteur, journalist, kachelsmid, karabinier, kerkleraar, kermisgast, keuterboer, kinderarts, kippenboer, kleerkoper, kleermaker, klepperman, klokkenist, klokluider, kluizenaar, koddebeier, koorzanger, kostwinner, kruidenier, kuilvisser,  kwakzalver, lakenkoper, lakenwever, landbouwer, lansknecht, leerlooier, leertouwer, librettist, liftjongen, logopedist, loodgieter, loopjongen, lorrenboer, maarschalk, magistraat, magnetiseur, marskramer, mecanicien, medewerker, melkslijter, modelmaker, nachtwaker, oberkelner, observator, obstetrist, olie slager, ondernemer, onderwijzer, ovenbouwer, paleograaf, palfrenier, papyroloog, ponstypist, psychiater, psycholoog, pijpenmaker, quizmaster, rangeerder, reisleider, reparateur,
rietdekker, ritmeester, robbenjager, roerganger, scheepskok, scheepskok, schoolarts, secretaris, sjouwerman, slagwerker, smokkelaar, sorteerder, specialist, spekslager, speleoloog, stalhouder, staljongen, stalknecht, stenograaf, striptease,
strodekker, strowerker, stukwerker, tabaksboer, technoloog, telefonist, thaumaturg, thesaurier, tokohouder, tolgaarder, toonzetter, touwslager, trompetter, troubadour, tuinjongen, turfsteker, tijdopnemer, uitvoerder, varensgast, veengraver, verdediger, verhuurder, veterinair, vetsmelter, vice-consul, vliegenier, vlootvoogd, voetballer, voorganger, voorzanger, voorzitter, vroedvrouw, vuilnisman, waarzegger, afelbakker, wagenmaker, waterklerk, wegenwacht, wielrenner, winkelchef, ijzergieter, zeepzieder, zielzorger, zilversmid, zoutzieder, zwingelaar
11 aardkundige, aartsdiaken, aartshertog, acquisiteur, mbassadeur, auctionaris, autobewaker, automonteur, autospuiter, baakmeester, baanwachter, bankbeambte, beeldhouwer, betonwerker, beulsknecht, bevelhebber, bezembinder, bierbrouwer, biochemicus, bloemkweker, blokwachter, boekdrukker, bomenrooier, bouwkundige, brancardier, broodbakker, broodventer, brugwachter, buikspreker, burgervader, chiropodist, clichémaker, commentator, commissaris, confiturier, conservator, 
dameskapper, dansmeester, dekofficier, depothouder, dermatoloog, deurwaarder, eekschiller, elektricien, fruitkweker, gareelmaker, garderobier, geweermaker, gezaghebber, godgeleerde, groenteboer, grondwerker, gynaecoloog, haarsnijder, haringkaker, heelkundige, heelmeester, heilgymnast, herenkapper, hofprediker, hotelhouder, hotelkruier, huidenkoper, huismeester, 
hutbediende, hypnotiseur, illustrator, impresario, industrieel, informateur, instructeur, kaapvaarder, kamprechter, kastenmaker, kerkdienaar, kermisklant, ketelbikker, ketelboeter, ketellapper, keurmeester, keursoldaat, kistenmaker, kolendrager, kolonisator, koordanser, koperslager, knopengieter, leermeester, lexicograaf, lijstenmaker, magazijn-chef, magnetiseur, mandenmaker, mattenmaker, meteoroloog, meubelmaker, missionaris, modelbouwer, motordrijver, motorrenner, nageljongen, onderwijzer, operazanger, orgelbouwer, ormithiloog, orthopedist, paardenkoper, parelduiker, parelvisser, parlevinker, persattaché, pianoleraar, plaat-snijder, plaatwerker, postmeester, preparateur, propagandist, programmeur, pijpenlooier, raffinadeur, echercheur, rentmeester, rozenkweker, satijnwerker, scheepsarts, schildwacht, schoenmaker, schoolhoofd, schoonmaker, seinwachter, sloten-maker, snelschrijver, stalmeester, standbouwer, strandwerker, steenbakker, steenhouwer, stoffeer-der, straatmaker, straatveger, taalkundige, tafelwer-ker, tapijtwever, tegelbakker, tegelzetter, telegra-fist, theeplanter, touwslager, translateur, turftrapper
valsemunter, varensgezel, vatenwasser, veldwach-ter, vellenkoper, venduhouder, vervrachter, verzekeraar, vioolbouwer, vioolspeler, vlasspinner, vleeshouder, vrachtrijder, vrouwenarts, waagmees-ter, wafelbakker, waterschout, watervitter, weerkundige, wegenbouwer, werkmeester, wildstroper, zaalwachter, zeekapitein
12  aalmoezenier, accordeonist, armenverzorger, bacterioloog, bakkersgezel, balletdanser, bankbediende, banketbakker, beschermheer, boekverko-per, boerenknecht, boetprediker, bollenkweker, bordenwasser, borstelmaker, brandmeester, brandweerman, brillenmaker, burgemeester, cari-caturist, conferencier, constructeur, dactylograaf, degenslikker, dierentemmer, distillateur, duiven-melker, fietsenmaker, flessenmaker, floormana-ger, functionaris, garagehouder, gedeputeerde, geldschieter, gemeentebode, gerechtsbode, gezagvoerder, gildemeester, gildepatroon, glazenwas-ser, grenswachter, handarbeider, handelsagent, handwerksman, haringpakker, havenmeester, hel-derziende, horlogemaker, hotelportier, huisbediende, huiseigenaar, huisschilder, incasseerder, installateur, jagermeester, kamerdienaar, kantoor-klerk, kapelmeester, kapittelheer, kareelbakker, karikaturist, karrevoerder, kassenbouwer, kippenfokker, klarinettist, klokkenmaker, klom-penmaker, koraalvisser, kornetblazer, koudslach-ter, kraandrijver, kunstschilder, landarbeider, let-terzetter, lichtmatroos, lijkschouwer, manegehou-der, marechaussee, marktkoopman, marktmeester, messenslijper, metaalgieter, meteropnemer, mu-ziekleraar, mijningenieur, nachtportier, neurochi-rurg, notarisklerk, orgeldraaier, orkestleider, pale-ontoloog, pannenbakker, parkeerwacht, pasteima-ker, pensionhouder, pianostemmer, polderjongen, politieagent, pompbediende, poolreiziger, potten-bakker, propagandist, pruikenmaker, raadadvi-seur, radiomonteur, referendaris, restaurateur, thaumatoloog, röntgenoloog, rubbertapper, rijks-advocaat, schaapherder, schade-expert, scharen-sliep, scheepsagent, scheepsklerk, scheikundige, schillenboer, schoenlapper, schrijnwerker, siga-renmaker, sluiswachter, snelschrijver, snelteke-naar, spuitmeester, stadhuisbode, stafofficier,steendrukker, stempelmaker, straatzanger, strand-jutter, strandvonder, stratenmaker, stuntvlieger, taalgeleerde, tabakskerver, touroperator, tulpen-kweker, turfschipper, uurwerkmaker, veehande-laar, veerschipper, veldprediker, vendumeester, verificateur, verlofhouder, verslaggever, vece-ad-miraal, vishandelaar, vlagofficier, vrederechter, vrachtrijder, wagenmeester, wijnhandelaar
13 aandeelhouder, aardappelboer, aartsbisschop, 
autohandelaar, bakkersknecht, balletmeester, bankdirecteur, bedrijfsleider, betaalmeester, beursbediende, beurtschipper, boedelmeester, boekhandelaar, bonthandelaar, brillendokter, bril-lenslijper, broodbezorger, cabaretzanger, cinema-tograaf, commissionaris, concertzanger, confectio-nair, correspondent, correspondent, diamantslijper, diamantwerker, diamantzetter, douanebeambte, fi-liaalhouder, filmoperateur, filmproducent, flessen-blazer, fotohandelaar, garde-officier, geneeskun-dige,groentekweker, havenarbeider, hellebaardier, historiograaf, hoofdarbeider, hoofdofficier, huisbe-waarder, huisjesmelker, hulpbesteller, jachtopzie-ner, jeneverstoker, kaashandelaar, kabinetwerker, kantinehouder, kantonrechter, kaperkapitein, kel-dermeester, kinderrechter, koffieplanter, krantenjongen, krullenjonen, kunstschilder, ladingmeester, leeuwentemmer, letterkundige, liedjeszanger, lom-merdhouder, lompengaarder, lompenkoopman, machinezetter, magazijnknecht, manufacturier, meesterknecht, mededirecteur, mederedacteur, melkhandelaar, metaaldraaier, middenstander, modeontwerper, muziekmeester, oliehandelaar, onder-officier, opvoedkundige, orkestmeester, paarden-slager, pakhuisknecht, pensionhouder, persfotograaf, pillendraaier, postbesteller, postdirecteur, psychometrist, pijpenopsteker, radio-omroeper, ruimtevaarder, rijksambtenaar, salonbediende, schapenfokker, schapenhouder, scharenslijper, scheepsbouwer, scheepsexpert, scherprechter, schoenpoetser, schoolmeester, schout-bij-nacht, schriftkenner, slagersjongen, sponsenduiker, spon-senvisser, stadsadvocaat, stoelenmatter, straat-koopman, tabaksplanter, tamboer-majoor, land-techniker, taxichauffeur, tekstschrijver, tuinarchi-tect, turfschipper, vaartschipper, varkensfokker, verkeersagent, verloskundige, vice-president, vod-denkoopman, vuurwerkmaker, wederverkoper, 
zaakwaarnemer
14   aapjeskoetsier, adjunct-commies, administra-teur, armenverzorger, autoverhuurder, beursspecu-lant, bibliothecairs, binnenschipper, bioscoophou- der, boerenarbeider, boodschaploper, boterhande-laar, buffetbediende, concertmeester, consul-gene-raal, diamantslijper, elektromonteur, filmverhuur-der, frescoschilder, fruithandelaar, fysiotherapeut, garnalenvisser, gecommitteerde, generaal-majoor, graanhandelaar, grondspeculant, groothandelaar, handelsattaché, hoofdambtenaar, hoofdredacteur, huisonderwijzer, hypotheekgever, hypotheekne-mer, kleinhandelaar, kolenhandelaar, kunsthande-laar, legerpredikant, legioensoldaat, linnenjuffrouw, logementhouder, magazijnmeester, melkcontro-leur, metaalbewerker, onderdirecteur, onderluite-nant, oudheidkundige, paardenkoopman, pakhuis-meester, parlementariër, pluimveehouder, postcommandant, putjesschepper, radiohandelaar, rechtsgeleerde, rijksaccountant, rijksarchivaris, rijschoolhouder, scheidsrechter, schriftkundige, schoolopziener, sergeant-majoor, sierkunstenaar, sluikhandelaar, soldaat-commies, sportredacteur, straatmuzikant, tabaksmakelaar, terrazzowerker, toonkunstenaar, trambestuurder, tramconducteur, veilingmeester
15   aardrijkskundige, advocaat-fiscaal, bouwvakarbeider, concessiehouder, detailhandelaar, dia-mantbewerker, dierenhandelaar, effectenmake- laar, equipagemeester, gerechtsdienaar, geschied-kundige, geslachtkundige, handelsbediende, har-monicaspeler, hoofdconducteur, hoofdinspecteur, hoofdonderwijzer, hypotheekhouder, instrumen-talist, instrumentmaker, kamerverhuurder, kapi-tein-ter-zee, kleinkunstenaar, kloosterbroeder, korpscommandant, kroniekschrijver, kunsthisto-ricus, landbouwkundige, legercommandant, loge-menthouder, luitenant-ter-zee, magazijnbediende, obligatiehouder, portretschilder, productieleider, raadspensionaris, reclameschilder, reclameteke-naar, rijwielhandelaar, scheepskapitein, spoor-wegbeambte, straathandelaar, tabakshandelaar, tabaksimporteur, tandheelkundige, textielarbei-der, treinconducteur, tuinbouwkundige, tussen-handelaar, varkensslachter, vicaris-generaal, woninginrichter, ziekenverpleger, zuivelconsulent
16  adjunct-directeur, admiraal-generaal, advocaat generaal, auditeur-militair, brievenbesteller, cere-moniemeester, fietsenbewaarder, elektrotechnicus, evangeliedienaar, fabrieksarbeider, geluidstech-nicus, geschiedschrijver, grootindustrieel, horos-cooptrekker, huwelijksmakelaar, kapitein-adju-dant, kapitein-generaal, kostschoolhouder, lantarenopsteker, loco-burgemeester, logementhouder, luitenant-kolonel, ondercommissaris, opperbevel-hebber, oppergezaghebber, plaatscommandant, procuratiehouder, rijwielhersteller, scenario-schrijver, scheepstimmerman, schoolinspecteur, schoorsteenveger, sectie-commandant, sigaretten-fabrikant, staatssecretaris, theaterdirecteur, victu-alie-meester, vuurtorenwachter
17   assistent-resident, bestuursambtenaar, bestuursassistente, bloembollenkweker, brigade-commandant, cavalerie-officier, directeur-gene-raal, divisiecommandant, gemeenteambtenaar, ge-meenteontvanger, gevangenbewaarder, kapitein-ingenieur, kapitein-luitenant, landbouwingenieur, landbouwconsulent, landschapschilder, luitenant-adjudant, luitenant-admiraal, luitenant-generaal, noordpoolreiziger, opperwachtmeester, ordonnans officier, politie-inspecteur, procureur-generaal, scheepsbevrachter, tuinbouwconsulent, veeteelt-consulent, vertegenwoordiger, verzekeringsagent
18 adjunct-commissaris, artillerieofficier, aspirant-controleur, assistent-apotheker, belastingconsulent, oodschappenjongen, catechiseermeester, evange-lieprediker, gemeentearchivaris, gemeentesecreta- ris, gouverneur generaal, hypotheekbewaarder, in-specteur generaal, karikatuurtekenaar,  luitenant  ingenieur, politiecommissaris, rechter commissa-ris, scheepsbouwkundige, secretaris generaal,  sub-stituut griffier, substituut officier
19 apothekersassistent, bataljonscommandant, bin-nenhuisarchitect, commies verificateur, commis-saris generaal, compagniecommandant, districts-commandant, gezantschapsattaché, ontdekkings- reiziger, regimentscommandant,  substituut-procu- reur
20 begrafenisondernemer, boordwerktuigkundige, districtscommissaris, garnizoenscommandant, handelscorrespondent, oorlogscorrespondent, voordrachtskunstenaar, waterstaatsingenieur
21 adjudant onderofficier, adjunct administrateur
22  gezantschapssecretaris, gouvernementsambte-naar, scheepswerktuigkundige, volksvertegenwoor-diger
23  kapitein kwartiermeester
24  luitenant kwartiermeester
26  arrondissements-commissaris, 
29  arrondissements-schoolopziener
beroepen, vrouwelijke- 
3    non, min
4    hoer, meid
5   baker, minne
6    agente, boerin, kokkin ,pilote, zuster
7    actrice, barones, cheffin, docente, hofdame, hos-pita, juriste, kapster, lerares, modiste, pakster, porster, prinses, priores, typiste, waardin
8    acrobate, advocate, analiste,  artieste, breister, cassière, celliste, coupeuse, danseres, danseuse, dentiste,  dienares, diëtiste, dokteres, drogiste, etnologe,  filmster, firmante, geograve, harpiste, herderin, juffrouw, kamenier, kelnerin, koningin, kookster, kopiiste, manicure, naaister, ouvreuse, pedagoge, pedicure, pianiste, ponseuse, serveuse, spinster, studente, theologe, violiste, voedster, wasvrouw, werkster, zangeres
9    adviseuse, astrologe, astronome, ballerina, bureliste, caissière, coiffeuse, dichteres, dirigente, fluitiste, fotografe, gitariste, grafologe, huisvrouw, kookvrouw, koopvrouw, kostvrouw, laborante, mannequin, markiezin, molenarin, mosselwijf, neurologe, organiste, radiologe, sociologe, soubrette, spoelster stripster strijkster tailleuse tekenares vocaliste wijkzuster
10   ambtenares, arbeidster, architecte, bewaakster, calligrafe, cardiologe, chauffeuse, componiste, costumière, dienstbode, directrice, dramaturge, fabrikante, facturiste, inkoopster, interniste, keukenmeid, komediante, koorzuster, kweke-linge, lokettiste, melkmeisje, omroepster,  predi-kante, psychologe, publiciste, raadsvrouw, regisseuse, schilderes, schrijfster, scriptgirl, souffleuse, stenografe, stewardess, strijkvrouw, vroedvrouw, zendelinge
11   colportrice, conductrice, controleuse,  dans-lerares, decoratrice, detailliste, filmactrice, gou- vernante, inspectrice, journaliste, kamermeisje, kasteleinse, logopediste, metereologe, ontwerpster, pianolerares, ponstypiste, redactrice, ser-veerster, telefoniste, uitgeefster, verkoopster, vertaalster, waarzegster
12   ambassadrice, archivaresse, bacteriologe, bel-lenmeisje, boekhoudster, bontwerkster, caféhoud- ster, chansonnière,  chiropodiste, dameskapster,  declamatrice, dienstmeisje, ekwilibriste,  exami-natrice,  groentevrouw, handwerkster,  heilgym-naste,  huishoudster,  huisnaaister, informatrice,
instructrice, juwelierster, kaartlegster,  kamenier-ster,  kantwerkster,  keukenmeisje,  kindermeisje, linnenmeisje, onderwijzeres, orthopediste, pornpnaaister, reumatologe, scheidsvrouw, secretaresse, steno typiste,  verdedigster, ver-pleegster, vlasspinster
13   ateliermeisje, beeldhouwster, bloemenmeisje, hotelhoudster, illustratrice, keukenprinses, koorddanseres, koppelaarster, marketentster, operazangeres, persfotografe, pottenbakster, propagandiste, taillewerkster, verloskundig,
14   balletdanseres, beschermvrouwe, buffetjuf-frouw , correspondente, fabrieksmeisje, herber-gierster, hoedenmaakster, huisbewaarster, kinderjuffrouw, kleuterleidster, kloosterzuster, koffiejuffrouw, linnenjuffrouw, marktkoopvrouw, nettenboetster, pensionhoudster, schoonmaakster, toiletjuffrouw, verkeersagente, winkeljuffrouw,
15   administratrice, concertzangeres, costuum-naaister,  filiaalhoudster, kleuterleidster, pension-houdster, speldenwerkster, verslaggeefster, wijkverpleegster
16   bibliothecaresse, instrumentaliste kamerverhuurster
17   garderobejuffrouw
18   fabrieksarbeidster
19   belastingconsulente, vertegenwoordigster
20   apothekersassistente, binnenhuisarchitecte
21   voordrachtkunstenares
22   schoonheidsspecialiste
24   bewaarschoolonderwijzeres
beroepen – convoceren
beroep in de tropen – planter
beroep in de winter – baanveger
beroeping – benoeming, nominatie, vocatie
beroep op hogere rechter – appel
beroep van makelaar - makelarij
beroeps – prof
beroepsbezigheden vaarwel zeggen – afdeinzen retireren, terugtrekken
beroepsdanser – balletdanser, gigolo, playboy
beroepsdanser in danshuizen – gigolo
bertoepsdanseres – ballesteuse, figuurdanseres, ronggeng, serimpi, taledek (Ind.)
beroepsfotograaf - vakfotograaf
beroepsgenoot – collega, confrater, confrère
beroepshalve – e.o., e.p, .r.o.
beroepskleding   livrei, overall, tenue, uniform, werkkleding
beroepsonderwijs – vakonderwijs
beroepsorganisatie - vakbond
beroepspaardrijder   jockey 
beroepsspeler – professional
beroepssportbeoefenaar – professional
beroepssportman – prof., professional
beroepstaal - (vak)jargon
beroepsuitoefening – praktijk
beroepsverandering - omscholing
beroepsverenigig – gilde, vakbond
beroepswerkzaamheden – praktijk
beroepswerkzaamheid – bezigheden
beroepszielte – loodvergiftiging, silicose
beroepsziekte van steenhouwers - silicose
beroerd    akelig, belabberd, deplorabel, ellendig, erg, gammel,  hopeloos, lam(lendig), lammenadig, lamlendig, lelijk, lui, misselijk, miserabel, naar, onaangenaam, ongedisponeerd, ongestels, onlekker, onpasselijk, onwillig, slecht, treurig, vervelend
beroerd geval – lelijkerd
beroerde vent – lammeling, naarling
beroerdigheid – akeligheid, ellende, misère, narigheid
beroeren - aanraken, aangrijpen, ontstellen, turberen, verontrusten 
beroering – aandoening, aanraking, agitatie, beweging, deining, emotie, fermentatie, gisting, onrust, ontsteltenis, opwinding, perturbatie, rel, rep, roerte, sensatie,  tumult
beroerling – bliksemstraal, ellendeling, etre, lelijkerd, mispunt, naarling, rotzak
beroerte – aanval, apoplexie, attaque, bloeduitstorting(hersenen), onrust, paraly(i)se, toeval, verlamming
beroerten – onlusten, rustverstoring
beroest – rauw, schor, verroest
berokkenen – aandoen, teweegbrengen, veroorzaken, verschaffen
beroofd   berold, bestolen, platzak, uitgeschud, verstoken  
beroofd van – verstoken 
beroofd van verstand – ontzind, verdwaasd
beroofd van zijn zinnen – dwaas, onbesuisd, razend
berooid   arm(oedig), armzalig, bekaaid, blut, haveloos, kaal, ledig, leeg, miserabel, platzak, uitgeput
berooid persoon – armoedzaaier, kalis, schooier, vagebont
berouw – bekering, bezinning, boetvaardigheid, droefheid, deemoed, gebrokenheid, (gewetens)wroeging, gewetensknaging,  hartzeer, inkeer, leedwezen, metanola, naberouw, schuldbesef, spijt, wroeging, zielskwelling, zondebewustzijn
berouwen   spijten
berouw gevoelen - inkeren
berouw hebben – spijten
berouwhebbend door schuldgevoel – bezorgd,  bekommerd, ,bezwaard
berouwhebbebde in deemoed en oprechtheid des harten - tollenaar
berouw uit vrees voor straf - attritie
berouwvol – boetvaardig, deemoedig, ootmoedig, rouwaardig
berouwvolle belijdenis - biecht
beroven – bestelen, doden, ontnemen, ontstelen, opsluiten, plukken, plunderen, priveren, rampokken, uitkleden
berovend - privatief
beroving – plundering, privatie
beroving van nationaliteit   denaturalisatie
berrie   baar, brancard, burie, disselboom, draagbaar, drek, hooiraam, katafalk, lamoen, slat
berst – barst, scheur(tje), spleet
bersten – creveren, (vaneen)splijten 
bertram – duizendblad, kwijlwortel
berucht- bekend, kwaadwillig, kwalijk, notoir, slacht, ongeacht, ongeëerd, openbaar
berucht gangster   Al Capone, Dillinger, Lamothe, Landru
berucht legeraanvoerder - Tilly
berucht moordenaar – Landru
berucht moordenaar (bijbel) - Barabbas
berucht Romeinse keizer   Nero
berucht staatsman   Franco, Hitler, Napoleon, Stalin
berucht uit de 80 jarige oorlog   Alva
beruchte buurt – gribus
beruchte dief (begin 18e eeeuw in Parijs) - Cartouche
beruchte Duitse organisatie - SD
beruchte verleider   Casanova, Don Juan
beruchte ziekte   cholera, kanker, lepra, pest, pokken, polio, t.b.c., tering, tumor 
berusten – baseren, resigneren, schikken, steunen, verblijven
berusten in - neerleggen
berustend     geduldig, gedwee, gelaten, geresigneerd, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, passief, stoïsch
berustend op – votief
berustend op de rede –  rationeel, redelijk, verantwoord, weldoordacht, zakelijk
berustend op de wet – legitiem
berustend op ervaring – empirisch
berustend op experimenten – proefondervindelijk
berustend op geschiedenis – historisch
berustend op vertrouwen – fiduciair, trouwhartig, vertrouwelijk
berusting – bewaring,  bezit, fatalisme, geduld, gelatenheid, lijdzaamheid, onderworpenheid, overgave, resignatie, stoicisme, zenoïsme
berijder van een auto – chauffeur
berijder van een olifant – kornak
berijder van een paard – ruiter
berijder van een wagen – menner, voerman
berijder van een zeker dier – kameelruiter
berijdster van een paard – amazone
berylistiek - spiegelwaarzeggerij
beryllium – Be
berijmd verhaal – sproke
berijmde kunstproza van Arabische oorsprong - makame
berijmen - versmaat
bes – aalbes, bei, beier(rozenkrans), bezie, b (verlaagd), bosbes, braam, oudje
besant – medaille, penning
besappel - bloeiheester
beschaafd – beleefd, correct, fatsoenlijk, fijn, geciviliseerd, gecultiveerd, gedistingeerd, gemanierd, keurig, net(jes), ontwikkeld, poliet, urbaan, (wel)gemanierd, welopgevoed, wellevend
beschaafde man – gentleman, heer
beschaafde mensen – adel, dames, elite, herenedelen
beschaafde vrouw – dame, douarièrte, edeldame, freule, gravin, hertogin, mevrouw
beschaafde vrouw van losse zeden - Hetraere
beschaafdheid – beleefdheid, fatsoen, verfijning, wellevendheid
beschaafd persoon – aristocraat
beschaamd –  bekaaid, blozende, confuus, honteus, schaamachtig, schaamtevol, verlegen, (ver)schut, 
beschaamdheid – confusie, schaamt, verlegenheid
beschaamd maken - praam
beschadigd – aangeslagen, bedorven, defekt, gedegradeerd, gehavend, gekneusd, gekreukt, gemultileerd,  gescheurd, geschonden, geteisterd, kaduuk, kapot, ongaaf, ontrampeneerd, romp, slecht, toegetakeld, stuk, vervallen, verwoest, wankel, ziek
beschadigd schip   wrak 
beschadigen – aantasten, bederven, besmetten, gescheurd, havenen, kneuzen, krenken, kreukelen, misvormen, mutileren, ontheiligen, ontwijden, ramponeren, schenden, scheuren, teisteren, toerichten, toetakelen, verknoeien, vernield, vernielen, verwoesten, 
beschadiging   averij, barst, breuk, deuk, gat, kras, laesie, molest, schade, schending
beschadiging aan schepen – averij
beschadiging van een graf – grafschennis
beschaduwd – lommerrijk
beschaduwen – belommeren, ombrageren
beschamen - mortificeren
beschamend – genant, mortifiant, vernederend
beschaming – mortificatie, schande
beschaven   civiliseren, cultiveren, gladmaken, humaniseren, ontwikkelen, polijsten, verlichten, vormen
beschaving – beleefdheid, civilisatie, cultuur, hoffelijkheid, kultuur, ontwikkeling, techniek, veredeling
bescheid – akte, antwoord, bericht, (bewijs)stuk, document, inlichting, kondschap, responsum, uitleg
bescheid doen – repliceren
bescheid geven - antwoorden
bescheiden – bedeesd, bleu, deemoedig, discreet, eenvoudig, eerbaar, gering, ingetogen, kuis, matig, modest, nederig, onaanzienlijk, ongunstig, onopvallend, ootmoedig, schadelijk, sober, verlegen, voorzichtig, zedig  
bescheiden   beknorren, berispen
bescheidenheid  eenvoud, discretie, ingetogenheid, modestie, nederigheid, soberheid, voorzichtigheid
bescheid geven - antwoorden
beschenden   belasteren 
beschenken - begiftigen
bescheren – toebedelen
beschering - beschikking
beschermbeeld   schutsbeeld,  palladium  
beschermd – behoed, beschut, beveiligd, bewaakt, geborgen, safe, veilig 
beschermd gebied   domein, reservaat 
beschermd geleide - konvooi
beschermd jachtgebied – revier, warande
beschermd landschap – natuurgebied
beschermd natuurgebied in Nederland – Biesbos, Wadden
beschermeling(e) – begunstigde, cliënt, protégé(e), pupil
beschermende huisgoden   penaten, laren
beschermeling   protégé 
beschermen   afdekken, bedekken, behoeden, beschutten, beveiligen, bewaken, bewaren, dekken, hoeden, patroneren, protegeren, verdedigen, waren 
beschermend – beschuttend, veveiligendtutelair
beschermend geleidster – chaperonne
beschermend jachtterrein – waranda
beschermend omhulsel – bekleding, integument, omkleedsel, omwinding, verpakking
beschermende huisgoden – laren, penaten
beschermende kleuraanpassing   mimicry, schutkleur
beschermende penning – amulet, talisman
beschermer – begunstiger, (be)hoeder, borg, goed, lijfwacht,  patroon, protectorschutsheer, toeverlaat, tuteur, tutor
beschermer (bevorderaar) – voorstander
beschermer der artsen – Esculaap
beschermer der boogschutters - Sebastiaan
beschermer der brandweerlieden - Barbara
beschermer der Engelsen – Joris
beschermer der gehuwde vrouwen – Anna
beschermer der leren – Patrick, Patricius
beschermer der jagers – St. Hubertus
beschermer der politie – Hermandad
beschermer der schilders – Lucas, Lukas
beschermer der schoenmakers – Chrispijn
beschermer der timmerlieden – Jozef
beschermer der tuinders – Adam
beschermer der vissers - Petrus
beschermers van een vorst   garde, lijfwacht
beschermgeest – Ariël, fee, geleigeest, genius, goeroepatroon, peri, goeroe
beschermgod – totem
beschermgodin – schutspatrones
beschermgodin van de bronnen en (kl) rivieren – najade
beschermgodin van de paarden – Epona (Rom.)
beschermgodin van kunsten en wetenschappen – muze, zanggodin
beschermgodin van Rome - Egera
beschermheer   patroon, protector, schutspatroon
beschermheerschap   patrocinium, patronaat, patronage 
beschermheer van een rederijkerskamer – keizer
beschermheerschap – patronaat, patronage, protectie, protectoraat
beschermheilige – schuts(patroon), schutsheer, schutsvrouw
beschermheilige van Ierland   Patrick
bescherming – aegis, asiel, auspiciën, beschermgod, beschutting, beveiliging, bewaarengel, bewaring, geleide, hoede, protectie, schuilplaats, schutsengel, schutsel, steun, toeverlaat, toevlucht, voorspraak, vrijwaring
bescherming burgerbevolking - bb
beschermingsplaat - asbalans
bescherming tegen de wind – rietmat
bescherming tegen de wind – zeewering
bescherming tegen de zon – markies, parasol
bescherming van staatshoofd – garde, lijfwacht
bescherminstantie van oude bouwwerken - monumentenzorg 
beschermschap – patronaat
beschermster - patrones
beschermvrouwe – beschermheilige, patrones, protectrice, schutsheilige, schutsvrouw 
beschermvrouw der gehuwde vrouwen – Anna
schutsvrouwe van Parijs - Genoveva
beschermwal – berm, brandmuur, contregarde
bescheten – bekaaid, krenterig, slecht, verkeerd
beschieten - afsluiten, bekleden, betekenen, opleveren, vorderen
beschieten met een machinegeweer – mitrailleren
beschieten uit de lucht – bombarderen, platgooien
beschieting – bambrezering, beschot, bombardement, kanonnade
beschijnen – verlichten
beschik - bestel, regeling
beschikal - bemoeial
beschikbaar – aanwezig, disponibel, vacant, veil, verkrijgbaar, voorhanden, voorradig, vrij
beschikbaar aantal – bestand, collectie
beschikbaar stellen – aanbieden
beschikbaar worden – loskomen, vrijkomen
beschikbaarheid - disponibiliteit
beschikken – beredderen, beslissen, besluiten, besturen, bezorgen, determineren, disponeren, distineren, inwilligen, ordenen, ordonneren, regelen
beschikking – arrest, bepaling, beslissing, besluit, bestel, bestemming, decisie, decreet, destignatie, determinatie, dispositie,  doel, lot, maatregel, noodlot, oekase, ordening, regeling, resolutie, slotsom, testament, uitspraak, ukase, wil(sbeschikking)
beschilderd aardewerk - gleiergoed
beschilderen – begiftigen, bemalen, beschamen, decoreren, kleuren, decoreren, kleuren, ridderen, verven
beschildering van het gelaat - grime
beschimmeld - beschaamd, bleek, kamig, muf, onfris, oud, schimmelig, verlegen
beschimmelen - kamen
beschimpen – smaden, smalen, beledigen, (be)spotten, honen, opproberen, schrollen, uitjoelen, uitjouwen, (uit)schelden
beschimper – belediger, bespotter, smaler, uitschelder
beschimping – belediging, eerkrenking, hoon, ignominie, injurie insult, opprobatie, schimpwoord, smaad, spot
beschoeing – damwant, schot, wand
beschonken – bezopen, dronken, lazarus, onbekwaam, sikker,  teut, toeter, zat
beschonkenheid - dronkenschap
beschoren   toebedeeld 
beschot   afscheiding, afschutting, bekleedsel (hout)houten, lambrisering, opbrengst (veldvruchten),  paneel, schutting
beschotwerk –  paneelwerk, lambrizering
beschouwelijk – bespiegelend, contemplatief
beschouwelijkheid - contemplatie 
beschouwen - aanzien, bekijken, beoordelen, considereren, gadeslaan, keuren, observeren, overwegen, waarnemen
beschouwen als – aanmerken, aanrekenen
beschouwend – contemplatief, beoordelend, bespiegelend, meditatief, overpeinzend, 
beschouwer - spectator, speculant, speculateur, waarnemer
beschouwing – contemplatie, denkbeeld, denkwijze, terugblik 
beschouwingswijze – gezichtspunt, oogpunt, standpunt, zienswijze
beschrijfbare huid van schapen – perkament
beschrijvende volkenkunde - etnografie
beschrijven - afbeelden
beschrijvend – descriptief
beschrijver (statistische -) van een volk – demograaf
beschrijver van eigen leven -  autobiograaf
beschrijver van insekten -  entomograaf
beschrijver van volken - etnograaf
beschrijving - schets, signalement, tekst, verhaal
beschrijving der dieren – zoögrafie
beschrijving der steensoorten -  petrografie
beschrijving van bibliotheken – bibliothecografie
beschrijving van bomen - dendrografie
beschrijving van de aarde   geografie
beschrijving van de aardlagen – stratigrafie
beschrijving van de oceanen - oceanografie
beschrijving van de spieren - myografie
beschrijving van de sterrenhemel   uranografie
beschrijving van een boek - bibliografie
beschrijving van eigen leven – autobiografie
beschrijving van gebergten - orografie
beschrijving van gesteenten   petrografie
beschrijving van heiligenleven   hagiografie
beschrijving van het heelal – kosmografie
beschrijving van het leven der heiligen - hagiografie, legende
beschrijving van het oor – otografie
beschrijving van houtsoorten - xylologie
beschrijving van iemands leven   biografie
beschrijving van iemands uiterlijk   signalement
beschrijving van insecten – entomografie
beschrijving van iets - descriptie, tekst, omschrijving, verklaring, 
beschrijving van vissen - ichtyografie 
beschrijving van volksgroepen   sociografie
beschrijving van vogels - ornithografie
beschrijving van volken - demografie, etnografie
beschrijving van volksgroepen - sociografie
beschroomd – angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, bleu, blo(de), eenkennig, laf(hartig),  schroomvallig,  schuchter, schuw, sip, timide, verlegen, vreesachtig
beschroomdheid   bedeesdheid, blohartigheid, bloheid, timiditeit, verlegen(heid) 
beschroomd mens - bloodaard
beschuitbol – bestel,  bolder, mastel
beschuitbol met anijs - bestel
beschuitbus - trommel
beschuitgelei - honingzoet
beschuldigde – aangeklaagde, beklaagde, verdachte
beschuldigen –  aanbrengen, aangeven, aanklagen, aantijgen, accuseren, belasten, betichten, crimineren, inculperen, taxeren, verwijten
beschuldiger   aanklager
beschuldiging   aanklacht, aantijging, accusatie, betichting, incriminatie, inculpatie, last, tenlastelegging,  verwijt
beschut    aegide, afgeschermd, beschermd, beveiligd, geborgen, gevrijwaard, luw, veilig,  windvrij
beschut tegen de wind – luwte, windvrij
beschutte ligplaats van schepen   opper
beschutten – beschermen, beveiligen,  dekken
beschuttende bomen en  struiken – manteling
beschutter - phylax, protector
beschutting   abri, afdak, asiel, atap, bedekking, bescherming, beschutsel, beveiliging, dak, dek, dekkleed, deken, (kamer)scherm, luwte, mat, overdekking, overtrek, protectie, raster, rietmat, scherm, schild, schuil, schuilplaats, schut, schutsel
beschutting tegen de felle kou - anorak, beremuts, bontjas, oorkleppen, oorlap, oorwarmer
beschutting zoeken - schuilen
besef   begrip, benul, bewustzijn, bezinning, denkbeeld, doorzicht, erkenning, gevoel, gewaarwording, idee, inzicht, kennis,  notie, positie, verstand, voorstelling, weet,
beseffen – achten, begrijpen, blijken, inzien, onderkennenrealiseren, vatten, weten
beseffend – bewust
besef hebbend - bewustzijn
besef hebbend van - bewust
besef van de juistheid van iets – erkentenis
besef van eigen eer – eergevoel
besef van goed en kwaad - geweten
besef van het bestaan   erkentenis 
besef van hetgeen de eer vereist – eergevoel
besef van juistheid van iets - erkentenis
besef van schuld - berouw, gewetenswroeging
besef van zedelijke verbondenheid - plichtsbesef
besef van zijn verantwoordelijkheid - plichtsbesef
beseffeloosheid - bewusteloosheid
beseffen - achten, begrijpen, blijken,  houden, waarnemen, identificeren, inzien, kennen, mededelen, rekenen, vasten, verstaan, waarnemen, weten, zien
besheide - kraaiheide 
beseffeloos   bewusteloos 
besje – bestemoer, grootmoeder 
besjoemelen – manipuleren, neppen
beslaan   bedekken, bekleden, kanten, tengelen, vervullen
beslabberaar - morskriek
beslag   aanhouding, arrest, bekleding, belegsel, bekleedsel, deeg, hoefijzr, oogst, veestapel, versiering
beslag aan de staart van een  affuit - staartbeslag
beslag leggen op -  saississeren
beslag op neutrale schepen - angarie
beslag op schepen   embargo 
beslagen - onderlegd
beslagleggen - accapareren, sekwestreren
beslaglegger - deurwaarder
beslaglegging   aanhaling, aanhouding, angarie, arrest, arrestatie, benadering, beslag, bezitneming, confiscatie, embargo, saisine, sekwestratie
beslaglegging op gebied – annexeren
beslagleggen op goederen – benaderen
beslaglegging op neutraal schip in oorlogstijd - angarie
beslagnagel   hoefspijker 
beslagwerk – rijswerk
beslapen van een vrouw - paren
beslechten   beslissen, bijleggen, vereffenen, uitmaken
beslechting - beslissing, vereffening 
beslissen – afdoen, beklinken, beslechten, besluiten, bepalen, decideren, oordelen, uitmaken, uitwijzen, vonnissen,
beslissend   afdoende, apodictisch, decisoir, definitief, genoeg 
beslissend antwoord   uitsluitsel 
beslissend kenmerk – criterium, maatstaf, toets
beslissend ogenblik   keerpunt 
beslissend stadium - crisis
beslissende extra partij   barrage 
beslissende rit bij wielrennen   belle 
beslissing   beslechting, besluit, conclusie, decisie, decisief, dispositief, doorslag, eindoordeel, oplossing, resolutie, uitsluitsel, uitspraak, vonnis, voornemen
beslissing van gezworenen - verdict
beslist   absoluut, afdoend, apert, bepaald, besloten, doortastend, duidelijk, echt, gedecideerd, gewis, ongetwijfeld, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, onversaagd, perse, pertinent, stellig, uitdrukkelijk, uitgemaakt, uitgesproken, vastberaden, volstrekt, waarachtig, waarlijk, welbewust, werkelijk, wilskrachtig, wis, zeker
beslist en stellig – waarlijk ,zeker
beslistheid   aplomb, flinkheid, pertinentie, stelligheid, zekerheid
beslist nodig - noodzakelijk
beslommering   besogne, bezigheid, drukte, moeite, omslag, soesa, rompslomp, zorg
besloten – afgesloten, beslist, besloten, gereserveerd,
geresolveerd, gesloten, intiem, ommuurd, ratus,
besloten erf rondom boerenwoning   heem 
besloten gezelschap   club, corps, coterie, ensemble, krans(je), kring, sociëteit, soos
besloten koliek - darmafsluiting
beslotenheid - vastberadenheid
besloten vereniging   club, corps, sociëteit,  soos
besluit   afloop, beschikking, beslissing, conclusie, consultum, decisie, decreet, determinatie, edict, eind(e), end,  irade, maatregel, narede, oekaze, order, resolutie, resultaat, slot, slotsom, vaststelling, voornemen, wet 
besluit nemen – beslissen
besluit tot analogie - analogiebesluit
besluit van de sultan   irade 
besluit van de tsaar   oekaze 
besluit van een geschrift   narede 
besluit van een vergadering   motie, resolutie
besluit van het haringseizoen - nateelt
besluit van overheidswege - decreet
besluiteloos   aarzelend , grillig, halfslachtig, huiverig, (in)suspendo, irresoluut, onbestendig, onstandvastig, onzeker, slap, talmend, twijfelachtig, twijfelmoedig, twijfelend, wankelmoedig, weifelachtig, weifelend, weifelmoedig, wispelturig, 
besluiteloos mens   twijfelaar 
besluiteloosheid   onzekerheid, twijfel 
besluiteloos persoon - slappeling,  twijfelaar,
besluiteloos zijn - aarzelen, balanceren, twijfelen, vacilleren
besluiteloosheid - aporie, onzekerheid, schromen, suspensie, twijfel, weifelen,
besluiten   afmaken, beëindigen, beslissen, beschikken, besussen, concluderen, decideren, determineren ,einden, eindigen, omsluiten, omvatten, resolveren, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitlopen, uitmaken, vaststellen, voltooien, voornemen
besluiten trekken - syllogiseren
besluitvaardig   doortastend, resoluut, vastberaden
besluitvorming – stemming
beslijken - bemodderen
besmelde - aardbeispinazie
besmeren   bemorsen, bestrijken, bevuilen, bezoedelen, boteren
besmeren met pek - asepsis,bepekken
besmet – aangestoken, bevlekt, geïnfecteerd, gevlekt, infect, onrein, verboden 
besmet met de geest des kwaads - onrein
besmettelijk   aanstekelig, aanstekelijk, bezoedelend, contagieus, infectieus
besmettelijke kinderziekte   kinkhoest,  mazelen, rode hond
besmettelijke veeziekte - boutvuur, miltvuur, (mond  en) klauwzeer, koepok 
besmettelijke ziekte   alastrim, cholera, epidemie, favus, influenza, lepra, longontsteking,  pest, pokken, roodvonk,  schurft, t.b.c. tering, tyfus, tuberculose
besmettelijke ziekte van het hoofd - favus, kletskop 
besmetten   aansteken, bemorsen, bevlekken, bevuilen, bezoedelen, infecteren, verontreinigen 
besmetting   contagie, infectie
besmettingsangst - bacterievrees
besmeurd – bezoedeld, zwart
besmeuren - bezoedelen
besmuikt - geniepig, verdoken
besnaard   gevoelig
besnaard toetsinstrument (18e) eeuw   clavecimbel, klavechord
besnijdenis - circumcisie
besnijder   mohel
besnoeien   afsnijden, bekrimpen, beperken,bezuinigen, inkorten, knippen 
bes-of knobbelachtige opzwelling - aambei
besogne   aangelegenheid, beslommering, zaak, 
besognes - rompslomp
bespannen voertuig   calèche, huifkar, karos, koets, landauer, ossenwagen
besparen – overhouden, uitsparen, uitzuinigen
bespat   besmeurd 
bespat met slijk – bemodderd, beslikt, beslijkt, besmeurd 
bespeuren – bekennen, bemerken, merken, ontdekken, ontwaren, opmerken, waarnemen 
bespieden – afloeren, begluren, beloeren, bespioneren, gadeslaan, observeren, schouwen, spioneren, waarnemen
bespieder – gluurder, observator, spion, waarnemer
bespieding – observatie, spionage 
bespiegelen   contempleren,mediteren, overdenken
bespiegeling   aanschouwing, beschouwing, contemplatie, mediteren, overpeinzing
bespiegeling   meditatie 
bespioneren - bespieden
bespoedigen   verhaasten, versnellen 
bespot persoon - risee
bespottelijk   absurd, belachelijk, dol, dwaas, eigenaardig, gek,  idioot, krankzinnig, lachwekkend, mal, ridicuul, vreemd, zot
bespottelijk iets   paskwil, pasquinade 
bespottelijk nadoen - parodiëren
bespotten – aanfluiten, honen, aanfluiten, uitlachen
bespotting – aanfluiting, caricatuur, hoon, ludificatie, parodie, paskwil, risee, smaad, spot(prent)
bespraakt - eloquent, welsprekend
bespreken - bediscussere, beraadslagen, bestellen, recenseren, vermaken, verzeggen
bespreking   conferentie, congres, kritiek, overleg, palaver,  recensie, vergadering, verhandeling
bespreking van en boek - beoordeling, kritiek, resensie
besprenkelen - bevochtigen
besproeide vruchtbare vlakte in Spanje   huerta, vega
besproeien – aangieten, arroseren, begieten, bespuiten,  bevloeien, bewateren, irrigeren
besproeiing - irrigatie
besproken - bewust
bespuiten - besproeien
bespijkering - spijkerhuid
bessen afstropen - rissen
bessen (bruin )   mispel
bessendrank - cassis
bessen (groen)   kruisbes
bessenjenever - rood
bessen (rood)   niet giftig: aalbes, bergvlier, berendruif, dakkruid, framboos, hondrood, hulst, meelbes, taxus, veenbes
giftig, bitterzoet, boksdoorn, heggenrank, lelietjesvandalen, lijsterbes, peperboompje, slangenwortel
bessenvlinder - harlekijn 
bessen (wit)   mistletoe, sneeuwbes
bessen (zwart)   niet giftig: bosbraam, jeneverbes, klimop, krentenboompje kruidvlier, liguster, rijsbes, sleedoorn, vogelkers, wegedoorn, vlier, vuilboom, zoetekers, giftig: eenbes, kraaiheide, salomonszegel, wolfkers, zevenboom
best – betrouwbaar, braaf, eminent, excellent, flink, goed(ig), lekker, leuk, nut(tig), puik, prima, rechtschapen, solide, uitnemend, uitstekend, uitmuntend, voordeel, wonderwel 
bestaan – aanzijn, dasein, durven, kostwinning, leven, omvatten, wezen, wagen, zijn
bestaanbaar   mogelijk
bestaand   aanwezig, actueel, concreet, echt, innig, levend,  reëel, vast, voorkomend, waar, werkelijk, zijnde
bestaande op zichzelf - autonoom, integraal
bestaande toestand   status quo
bestaande uit reeksen – serieel
bestaansmiddelen - inkomen, loon, salaris, soldij, wedde
bestaansreden – zin
bestaat - is
bestand   akkoord, conventie, entente, opgewassen, overeenkomst, resistent, schikking, sterk, traktaat, verdrag, vergelijk, wapenstilstand
bestand kunnen bieden - resistent
bestand tegen aantasting - hecht
bestand tegen chemische invloeden - loogvast
bestand tegen rumoer - geluiddicht
bestand tegen warmte - hittebestendig
bestand tegen water   waterdicht, waterproef 
bestanddeel   element, grondstof, ingrediënt, onderdeel
bestanddeel van aardolie – benzine, petroleum
bestanddeel van de aloë – aloïne
bestanddeel van de alsem plant - absintine
bestanddeel van Amerikaanse petroleum - pentaan
bestanddeel van bier - gerst, gruit, hop
bestanddeel van bloed   bloedwei, hemoglobine, plasma, water
bestanddeel van buskruit – houtskool, salpeter, zwavel  
bestanddeel van bijenwas – cerine
bestanddeel van een cel - cellulose, cytoplasma, klem, protoplasma
bestanddeel van deeg   gist, meel, bloem
bestanddeel van fruit en verse groenten - ascorbinezuur
bestanddeel van het ei - dooier, eiwit
bestanddeel van groene zeep - hennepolie
bestanddeel van groentesoep - selderieknol
bestanddeel van het lichaam – bloed, (kraak)been, merg, 
proteïne, specie
bestanddeel van een kaarsen - stearine
bestanddeel van koffie – coffeïne
bestanddeel van koolteer - creosoot
bestanddeel van lucht   neon, argon helium,  stikstof,  koolzuur(gas), zuurstof
bestanddeel van melk en kaas   eiwit, lebenzym, room, vet
bestanddeel van oliën – oleïne
bestanddeel van palmolie - palmitine
bestanddeel van papier - cellulose
bestanddeel van pepermuntolie – menthol
bestanddeel van petroleum   pentaan
bestanddeel van stoomtrein   tender 
bestanddeel van teer – beenstof, hout, kurk, steenkool, turf, xylol
bestanddeel van thee - teïne
bestanddeel van urine   xanthine
bestanddeel van vet - stearine 
bestanddeel van voedsel   eiwit, vet zetmeel
bestanddeel van een cel   cellulose cytoplasma, protoplasma 
bestanddeel van een kaars   stearine
bestanddeel van een klokhuis – blees, vruchtenpit 
bestanddeel van een lucifer – fosfor, hout
bestanddeel van een sediment   fractie, korrel, partikel
bestanddeel van een stengel - vezel
bestanddeel van een stollingsgesteente – bergkristal, fenokrist, kristal, kwarts
bestanddeel van het lichaam   (kraak)been, bloed, merg, specie, proteïne
bestandslijn – demarcatielijn
beste hennep -  kol
beste  het – eersterangs, bloem, elite, keur, optimum, puik
beste kamer - latrine, privaat, retirade secreet
besteden   aanwenden, gebruiken, consumeren, opmaken, spenderen, uitgeven  
besteding – aanwending, gebruik, uitgaaf, uitgave, verbruik
bestedingsbeperking - bezuiniging
besteedbaar inkomen - koopkracht
besteedster - verhuurster, vroegpreek
besteend rijshoofd   nol, nolle, strandhoofd 
besteekband - kapitaalbandje
bestek – bouwplan, couvert, eetgerei, geraamte, kader, lepel, mes, omvang, opstand, plan, ruimte, schets, soeplepel, tafelgerei, tekening, tijdruimte, vismes, vork
bestek voor een aanbesteding - lastkohier
bestekamer    closet, cour, gemak, toilet, w.c., 
beste kwaliteit - puik
besteker - botenbaas
bestekkoepel - astrodome
bestel   beheer, beschikking,  bestuur, drukte, leiding, regeling, opzet, orde, ordening, regime, schikking, verordning   
bestelen – beroven ontroven
bestelfiets - bakfiets
bestellen – aanvragen, bezorgen ontbieden, overhandigen, regelen, thuisbezorgen,
besteller – bezorger, (post)bode 
bestelling   aankoop, aanvraag, commissie, lastgeving, leiding, levering, ontbieding, opdracht, order, (ver)koop
bestelloon - port(o) 
bestelvrachtfiets - carrier
bestemd – bepaald, geschikt
bestemd voor ingewijden - esoterisch
bestemmen   aanwijzen, bepalen, beschikken 
bestemming – aankomst, adres, destinatie, doel, einddoel, fatum, levenslot, levensweg, lot, noodlot, reisdoel, roeping, voorland,
bestemoer - besje, grootmoeder, oma
bestempelen   brandmerken, kwalificeren
bestendig   aanhoudend, almaar, blijvend, constant, degelijk, duurzaam, klamp, langdurig, pal, pen, stabiel, standvastig,  steeds, steevast, sterk, strak, stijf, onbeweeglijk, onveranderlijkheid, onverzettelijk, onwrikbaar, pal,  regelmatig, standvastig, stijf, vast, volhardend, voortdurend
bestendigheid - durabiliteit, duurzaamheid, onveranderlijkheid,
stabiliteit
bestendiging - fixatie 
bestendig motief - draad
bestendige duur - sempiterniteit
bestendigen - aanhouden, eterniseren, handhaven, perpetueren, vereeuwigen, vervolgen, voortzetten
best en fijn – puik
beste prestatie – record
besterd - versierd
besterven -  afsterven, sterven, tenietgaan
bestevaer - grootvader, opa
bestevenen - bezeilen, koersen
bestiaal – beestachtig, dierlijk, gemeen 
bestialiteit – beestachtigheid, sodomie
bestiarium – dierenboek
bestiarius – stierenvechter, toreador,
bestier - bestuur
bestieren - besteden, besturen, leiden
best mogelijk – optimaal
bestippelen
bestoft - stoffig 
bestolen – beroofd
bestoken – aanvallen, beschieten, bombarderen
bestorming – aanloop, assout, expugnatie, overstelpen, run, stormloop, toeloop
bestorming van een stadsmuur met behulp van ladders - escalade 
bestorven kind -  weeskind
bestoven - stoffig
bestraffen – beknorren, berispen
bestraffende toespraak - strafpreek
bestraffing – berisping, boete, celstraf, degradatie, lijfstraf, penaliteit
bestralen - asfalteren, plaveien
bestraling   beschijning, hoogtestraling, irradiatie, zandstraling
bestraling door de zon - insolatie
bestraten   asfalteren, plaveien, verharden
bestrate wallekant - kade
bestrating - asfalt, beton, klinkers, plaveisel, steen
bestratingsmateriaal   asfalt, beton, keien, kinderhoofdjes, klinkers, steen
bestruiven - bevuilen, bezwangeren
bestrijdbaar – discutabel
bestrijden   aanvallen, bekampen, betwisten, contesteren, opponeren, tegengaan, tegenspreken, tegenwerpen, weerleggen,
bestrijder   antagonist, contradictor, opponent, tegenpartij, tegenstander
bestrijding – aanvechting, antagonisme, tegenstreving
bestrijdingsmethode - therapie
bestrijdingsmiddel - D.D.T., harpuis, pesticide 
bestrijken – manipuleren, rapen, smeren
bestrijkend – rasant
bestseller - succesboek
bestuderen - doornemen
bestudeerd - gemaakt, onnatuurlijk
bestudeerde houding – pose
bestudering der fraaie letteren - bellettristiek
bestudering der klassieken als grondslag van de opvoeding - 
humanisme
bestuiving - polinatie, pollinisatie
bestuiving door insecten   entomogamie
bestuiving door slakken   malacogamie
bestuiving door vleermuizen   chiropterogamie
bestuiving door vogels   ornithografie
besturen –  aanvoeren, administreren, begaan, beheren, beschikken, bestieren, dirigeren, gouverneren, heersen, leiden, mennen, regelen, regeren, tomen, 
besturend college   raad 
besturend lichaam - kabinet, raad, regering volksvertegenwoordiging
besturing - beheren, dirigeren, leiden, moderamen, regelen, regeren, stuur
besturingssysteem bij aanhangwagens - molenbesturing
bestuur   aanvoering, beheer, beleid, bestel, bewind, college, controle, directie, directoraat, gemeente, gestie(rt), gouvernement, heerschappij, leiding, macht, moderamen, opperbewind, opperleiding, overheersing, overheid, patronaat, regeling, regering, regime(nt), ressort, roer, staatsbestel, terreur, terrorisme, toezicht, vroedschap
bestuur en toezicht – beheer
bestuurbaar luchtschip - zeppelin
bestuurbare slee – bob, bobslee
bestuur van beurs - beurscommité
bestuur van classis   moderamen 
bestuur van genootschap   comité 
bestuur van klooster   prioraat 
bestuur van land   kabinet, ministerie, regering, regime, 
bestuur van studentencorps   collegium, senaat
bestuur van universiteit   curatorium, presidium, senaat
bestuur van directeuren – directorium
bestuur van een aalmoezeniershuis – aalmoezenierskamer
bestuur van een hogeschool - senaat
bestuur van een land- kabinet, ministerie, regering
bestuur van een polder - polderstoel
bestuur van een staat - regering, regiem, staatsbestel
bestuurder – baas, beheerder, bewindvoerder, chauffeur, directeur, dirigent, functionaris, gouverneur, leider, manager, minister,  moderateur,  overste, rector, regeerder, regent, resident, senator, voerder, voerman, voogd  
bestuurder van een Engelse stad - alderman
bestuurder van een gilde   olderman
bestuurder van een klooster   abdes, abt, overste, prior, priores, priorin, regent, 
bestuurder van een polder – dijkgraaf
bestuurder van een stoomwerktuig – machinist
bestuur van een universiteit - curatorium, presidium, senaat,
bestuurder van een vliegtuig – piloot
bestuurder van Gallilea - Antipas, Herodes
bestuurder van Israël - Richter
bestuurder van Venetië   doge 
bestuurdersruimte – cabine, cockpit
bestuurlijk – administratief
bestuurlijk gebied - gemeente, gewest, provincie
bestuurlijk gewest – departement
bestuurlijke leiding - moderamen
bestuursambtenaar   baljuw, drost, gezaghebber, ruwaard, schout
bestuurscollege   directie, gemeenteraad, presidium, raad, senaat
bestuurscollege van de generale staf – gs
bestuurseenheid - gemeente
bestuursfunctie - penningmeester, praeses, scriba, secretaris, voorzitter
bestuurskamer van een weeshuis - regentenkamer
bestuurslichaam   college, decemviraat, directie, directorium, gemeenteraad, polderbestuur, raad, senaat, senaattienmanschap, stadsbestuur  
bestuurslid - abactis, bewindsman, commisaris, conrector, penningmeester, praesis, rector, scribent, secretaris, senator, thesaurier, (vice)voorzitter
bestuurslid van een hofje - regent
bestuurslid van een studentenvereniging - abactis (secretaris) bestuurslid van een gemeente – wethouder
bestuurster   regentes 
bestuurster van een abdij - abdis
bestuurster van een  nonnenklooster - abdis
bestuur van een genootschap - comite
bestuur van een staat – regering, regime
bestuur van universiteit - senaat
bestuurswerkzaamheid - gouvernementsdienst
bestwil – belang
besuikeren - vleien, verzachten
betaalbaar - payabel
betaalbaar bij een bank - bankabel 
betaalbaar - payabel
betaalbaar stellen - ordonnanceren
betaalbewijs – bon, factuur, kwitantienota, rekening
betaalbon – bewijs, rekening
betaalbriefje – bon, cheque, mandaat
betaald   voldaan
betaaldag – pree., kazem, soldij, soldijdag, tractementsdag,
vervaldag, werkloon, zakgeld
betaald bedrag - prijs
betaald antwoord   r.p.
betaald kunnende worden - betaalbaar
betaald sportman   prof(essional) 
betaald zetten   inpeperen, vergelden wreken,
betaalde danser in dancing   gigolo 
betaalde onruststoker - provocateur
betaalde som – overdracht, uitkering
betaaldienst – bank, giro
betaald minnaar - gigolo
betaalkantoor   kas
betaalkrachtig - solvabel, solvent
betaalloket – kassa
betaalmeester - intendant, kassier, kwartiermeester, penningmeester, purser, thesaurier, tresorier
betaalmeester aan boord -  purser 
betaalmiddel – bankbiljet,bon, cheque, geld, giro, munt 
betaalpas met pincode – chipknip, pinpas
betaalplaats – kas(sa) 
betaalstaat - loonlijst
betaalt men bij Burgerlijke Stand   leges
betalen – afdoen, afrekenen, afschuiven, bekopen, bekostigen, belonen, besjolmen, bloeden, boeten, delegeren, dokken, fourneren, gireren, honoreren, kwijten, lonen, nantiseren, neerleggen, opdokken, overdragen, overmaken, remitteren, schokken, schuiven, storten, uitgeven, uitkeren, vereffenen, vergelden, vergoeden, verrekenen, voldoen
betalen aandringen - manen
betalen per bank - overmaken
betaling – afdoening, afrekening, delegatie, fournissement, geldoverdracht, girering, kwijting, payment, solutie, storting, uitkering, vereffening, vergelding, verrekening, voldoening
betaling bij ontvangst – COD, rembours 
betalingen doen - last
betaling met gesloten beurs - clearing
betaling uit vergissing – indebitum
betaling van overheidsdiensten - leges, registratiekosten,  retributie
betaling van schuld - presteren
betaling van verrichte diensten - loon
betaling vragen   manen, aanmanen 
betaling zonder verplichting - indebitum
betalingsaanwijzing   assignatie 
betalingsbewijs   bon, girobewijs, kassabon, kwitantie, nota, reçu, stortingsbewijs
betalingsmethode - bankgiro, giro, postwissel
betalingsoverdracht - cheque, mandaat
betalingstermijn – paayement
betalingstermijn verlengen - paaiement, prolongeren
betalingsuitstel – indult, krediet
betalingsvermogen - solvabiliteit 
betalingswijze   bank, betalkaart, cash, cheque, contant, bankgiro, kontant, postwissel 
betamelijk   behoorlijk, convenabel, decent, eerbaar, eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, gepast, keurig, kies, net(jes), oirbaar, oorbaar, passend, rechtgeaard, voeglijk, voegzaam, welvoeglijk zedelijk  
betamen   behoren, competeren, erkennen, horen, inwilligen, passen, schenken, toegeven, toestaan, toewijzen, vergunnen, verschaffen, voegen
betamelijkheid – decentie, gepastheid, fatsoen
betasten – aankomen, aanraken, bevoelen, duwen, manipuleren palperen,  stoten, toucheren
betasten (med.) - palperen
betaster – voeler
betasting – aanraking, manipulatie, touche
betasting bij onderzoek – palpate
bètavakken – natuurkunde, scheikunde, wiskunde
bete   hap(je), beet 
bête   dom, naïef, onnozel, schaapachtig
betegelen - oplaveien
betekenen – beduiden, designeren, notificeren
betekening – exploot, notificatie 
betekenis   bedoeling, beduidenis, begrip, belang, draagwijdte, gewicht, inhoud, invloed, nut, omvang, portée, relevantie, strekking, waarde, zin
betekenisaanduiding   significatie 
betekenis (in) tegengesteldheid - antagonisme, tegenstrijdigheid
betekenis van - belangrijk, gewichtig, relevant
betekenis van geen - irrelevant
betekenisleer   semantiek, semasiologie, semiotiek, signific
betel   pinang, sirih
betelen – bebouwen, telen
betelnoot - arekanoot, pinang 
betelpalm - areca, pinang
betel pruim - sirihpruim
beter – betrouwbaargeheeld, genezen, hersteld, opgeknapt, superieur
beter dan nooit – laat
beter maken - kureren, opknappen, verbeteren
beter wetend   eigenwijs 
beter worden   herstellen, genezen 
betere functie krijgen - promoveren
beteren – aansterken, genezen, helen, herstellen 
beterend   convalescent 
betering - genezing, herstel, schadeloosstelling
beterschap   herstel, verbetering 
beteugelen   betomen, bedwingen, breidelen, inhouden,  intomen, onderdrukken, ringeloren, temmen, tomen
beteugelend - intomend, repressief
beteugeling - afremming, bedwang, belemmering, beperking, betoming, breidel, inhouding, inkorting, intoming, matiging, toom,
repressie, versperring
beteuterd – angstvallig, bedremmeld, beduusd, bedwelmdm, benepen, betoeterd, onthutst, sip, sippig, verlegen, verwezen 
betichte - beklaagde
betichten – beschuldigen, verwijten 
betichting – aanklacht, beschuldiging, verwijt 
betiel - plateel
betijen - begaan
betimmering - lambrisering 
betingeld - bezeten, verzot
betingsteunder - steekspeen
bêtise   blunder, domheid, enormiteit, onnozelheid, stommiteit
betitelen - aanspreken, noemen, tituleren
betiteling   B. l. Dr., Mr, Dra., Drs., Ir., Mr., Prof., W. I:, Z.D., Z D H., Z E., Z.em., Z.Exc., Z.H., Z.H.E., Z.H.E.G., Z.H.G.,  Z.K.H., Z.K.M. Z.M.
betiteling van bisschop – monseigneur
betiteling van hoogleraren - prof.
betiteling van minister - excellentie
betiteling van vorstelijk persoon – majesteit, sire
betittelaar - vitter
betjah - fietstaxi
betjoegd   betjoecht, betjoekt, geslepen,  leep, listig, slim
betjoend   betoverd 
betoel   inderdaad, waarlijk,werkelijk
betoeterd - beteuterd, sip, verdwaasd
betogen   aantonen, argumenteren, beweren, demonstreren, manifesteren, oreren, redeneren, spreken, uiten 
betoger   demonstrant, manifestant, protestant, provo 
betoging   demonstratie,  manifestatie, optocht, redenatie,
redenering,
betomen   bedwingen, beheersen, beteugelen, betrachten, betuigen, breidelen, inhouden, intomen, offenen
betonen   accentueren beklemtonen, benadrukken, betuigen, bewijzen, blijkgeven, kronen
betonie - betonica
betoning - betoon
betonmachine - betonmolen, betonstamper
betonnen geschutsvloer - bedding
betonnen onderkomen - bedding, bunker
betonstaal - wapeningsijzer
betonnen balk - kesp
betonnen zinkbak – caisson, zinkstuk
betoningsstelsel - bebakening
betontimmerman - bekister
betoog   argument(atie), bewijs(voering), manifest, opstel, pleidooi, redekaveling, rede(natie), redenering, redevoering, relaas, sermoen, uiteenzetting, verhandeling, verdrag, vertoog 
betooggrond - argument
betoogtrant   argumentatie, redeneerwijze, redenering 
betoon   betoning, bewijs, blijk 
betoonde lettergreep in een versvoet   arsis 
betoonde lettergreep - arsis
betoonde verzen - vers
betoon van droefheid - rouw
betoon van trouw – hulde
betoppen - bedotten, bedriegen
betoverd   betjoend 
betoveren   beheksen, bekoren, bezeren, biologeren, boeien, enchanteren, fascineren, incarteren verrukken
betoverend   behekst, boeiend, fascinerend, magisch, poëtisch, ravissant, verrukkelijk 
betoverende invloed - ban
betovering   ban, beheksing, bekoring, bezwering, charme, fascinatie, seductie, verblinding, verrukking 
betoveringsmiddel - amulet, talisman
betraand - behuild
betrachten - behartigen, beoefenen, betonen, bevorderen, bijhouden, doen, nakomen, naleven, oefenen, opvolgen, vervullen, volbrengen 
betrachting - meditatie, oefening, overdenking, vervulling
betrachting van het geloof in de mens - geloofsleven
betrappen   arresteren, attraperen, deprehenderen, frapperen, snappen, overlopen, overrompelen, overvallen, pakken, snorren, verrassen
betrapping - deprehensie
betrapt – gesnapt, verrast
betreden – begaan, belopen, binnengaan, ingaan, intreden, klimmen, opgaan, treden,
betreffen   aangaan, belangen, concerneren, ontmoeten, raken, regarderen, treffen
betreffend – bewust, nopens
betreffende   aangaande, geding, hoofd, inzake, nopens, omtrent, over, principaal, rakende, t.a.v., wegens, w.b.
betreffende de beschavingsgeschiedenis – cultuurhistorisch
betreffende de endeldarm - rectaal
betreffende de groei van het organisme – vegatief
betreffende de koophandel – mercantiel
betreffende de luchtwegen - bronchiaal
betreffende de meter - metriek
betreffende de natuur - fysiek, fysisch, physisch
betreffende de ritus   ritueel 
betreffende de sterren - sideraal, siderisch
betreffende de zeevaart   maritiem 
betreffende de zon - solair
betreffende het gehalte   kwalitatief 
betreffende het klimaat - klimatologisch
betreffende het leenstelsel - feodaal, feudaal
betreffende het ontstaan en de ontwikkeling ener zaak - genetisch
betreffende het weer - meteorologisch
betreffende het zien - visueel
betrekkelijk – distributief, nogal, relatief, tamelijk 
betrekkelijk klein of gering   beperkt 
betrekkelijk korte damesmantel - swagger
betrekkelijk voornaamwoord    dat, die, dewelke, hetgeen, hetwelk, relativum, wat, welke, wie, wiens, wier
betrekkelijke hoeveelheid - gehalte
betrekkelijke zwaarte van stoffen   s.g.
betrekkelijkheid - relativiteit 
betrekking   ambt, baan, connectie, contact, dienst, emplooi, job, officie, post, positie, relatie, verband, verhouding, werkkring
betrekking hebben op   aangaan, betreffen, reageren, strekken
betrekking hebbend op de gehoorswaarneming   auditief 
betrekking hebbend op de gezichts waarneming   visueel 
betrekking hebbend op bestaan   existentieel 
betrekking hebbend op de - axilliair, oksels
betrekking hebbend op de tastzin - tactiel
betrekking hebbend op het bestaan - existentieel
betrekking hebbend op het zintuiglijk waarnemen - sensorisch
betrekking tussen volzinnen – onderling, zinsverband
betreuren   bejammeren, beklagen, beschreien, bewenen, regretteren, spijten
betreurenswaardig – deplorabel, droevig, erg,  jammer(lijk), miserabel, naar, regrettabel, treurig, zielig,
betrokken   bedekt, bewolkt,  bleek, flets, lusteloos ongezond, somber, pips, treurig, ziekelijk, zwak
betrouwbaar – authentiek, best, beter, bonafide, braaf, degelijk, deugdzaam, eerlijk, fair, fideel, fijn, geloofbaar, geloofwaardig, geschikt, getrouw, gezellig, goed, integer, leuk, onkreukbaar, onschendbaar, oprecht, prettig, probaat, rechtgeaard, rechtschapen, rechtvaardig, safe, solide, sympathiek, tof, zeker
betrouwen -  toevertrouwen, vertrouwen,
betten   bevochtigen, deppen, dopen, indompelen, natten, soppen 
betuigde eerbied - knieval
betuigen – betomen, bewijzen, protesteren, verklaren, verzekeren 
betuiging   blijk, testificatie, uiting 
betuiging van eer   eerbetoon 
betuiging van eerbied   groet, knieval, reverentie  
betuiging van erkentelijkheid   bedankbrief, dankbrief, dankwoord, dankbetuiging, 
betuiging van genegenheid – aai, dankbrief, dankwoord, kus, liefkozing, omhelzing, streling, zoen
betuin - schaars
betuining - heg, mandewerk, (om)heining
betuline - berkekamfer
betuttelaar - muggenzifter, vitter
Betuwe, stad in de - Tiel
Betuwse vrucht - kers
betweter   eigenwijs, frik, pedant, pruttelaar (Z.N.), waanwijze, wijsneus 
betweterig - beter weten, bedillerig, betweterij, eigenwijs, neuswijs, pedanterig, waanwijs, wetend, verwaand, waanwijsheid, wijsneuzig(heid)
betweterij - bedilzucht
betwist - litigieus, omstreden
betwistbaar – aanvechtbaar, discutabel, disputabel, exceptionabel, kwestieus, litigieus, problematisch, twijfelachtig
betwistelaar - contestabel 
betwiste zaak - lis
betwisten   aanvechten, bestrijden, betwijfelen, contesteren, ontzeggen, tegenspreken, tegenwerpen
betwisting - contest, contestatie
betijen - otteren 
beu – afkerig, blasé, moe, (spuug)zat 
beu, iets - zijn - blasé, moe
beug – vislijn, vistuig
beugel – haak, handvat, klem, knip, pothaak, sluitschalm, stijgbeugel
beugelbaan - kolfbaan
beugel die tot steun dient - steunbeugel
beugelhoorn – klaroen
beugel van een elektrische tram of bus - trolley
beugel van een emmer - hengsel
beugvis - kabeljauw, schelvis
beuk - fagus, haagbeuk
beukenboom - beukelaar, koek
beukei - beukenoot
beukelaar – beukeboom, rondas
beuken – bonken, bonzen, braken, bulken, meppen, hameren, kloppen, rammeien, rammen, slaan, stompen, stoten 
beukennoot - beukel
beukhamer - beuker
beukpaal – ram rammei, stormram
beukvaren - nephrodium, phegopteris
beul – carnifex, folteraar, hangman, henker, onmens, ravenkok, scherprechter, wreedaard
beulemaal - galgemaal
beulen - aftuigen, doodwerken, mishandelen, sloven, zwoegen
beuling – bloedworst, rondstaaf, wrong, 
beun   bak, ben, bun, (vis)kaar, kanis, rugkorf, viskaar, vliering, vlonder , zoldering
beunhaas     brekebeen, charlatan,  dilettant, falsaris, kluns, knoeier, kreukelaar, kwakzalver, leek, onbevoegde, onderkruiper, ondeskundige, prutser, renegaat, roffelaar, sufferd, zolderhaas,
beunhazen – knoeien, prutsen
beuren   innen, lichten, ontvangen, (op)heffen, (op)tillen
beuren van geld - innen
beurs   aangestoken, bedorven, blamot, buidel, buikziek, geldbuidel, geldtas, geldzak, Messe(D.), handelsgebouw, overrijp,  portefeuille, portemonnee, stipendium, studiefonds, week
beursagent - makelaar
beursbelasting – beurszegel
beursbengel – beursklok
beursdaling - baisse
beurs en zacht – overrijp, zacht
beursgezwel - wen
beursgokker   speculant 
beurshokje - nis
beursje – portomonnee, zakje
beursjeskruid - herderstasje
beursklok   beursbengel 
beursontwrichting (hevige) -  krach
beursprijs   koers 
beursspeculant - agioteur, beursgokker, jobber,  
beursspel – agiotage speculatie 
beursspel drijven - agioteren
beursspeler   agioteur, gokker, jobber, speculant speculateur 
beursstudent   beneficiarius, bursaal
beursstijging - hausse
beursstudent - beneficiarus, b eurstelegraaf,  bursaal, tikker
beursterm   account, agio, banco, G.B., gi, G.L., koers, pari(teit), tape, wissel
beurs van een student – stipendium
beurs voor de graanhandel – korenbeurs
beurs voor studiedoeleinden - stipendium
beurs (met gesloten � betalen) - toebeurs
beurstikker – koerstelegraaf
beurszegel  - beursbelasting
beurt - dienst, figuur, predikbeurt, (bij)afwisseling,  rang(orde), schoonmaak, taak, toer, tour, volgorde, wisselkeer
beurtelings   achtereen, afwisselend, alternatief, keer-om-keer, overhand (Z.N.), rotelings (Z.N.), roulerend,  variërend
beurtelings handelen – afwisselen
beurtgesprek - dialoog
beurt in een spel - zet
beurtschipper   pontschipper, veerman
beurt volgens vastgestelde  volgorde – toerbeurt
beurtwisseling - alternatie
beurtzang   antifoon, canon, keerzang, leis, tegenzang,  wisselzang
beurzensnijder - dief, oplichter, zakkenroller 
beuzel – geklets, kletspraat, larie, leugen, onwaarheid
beuzelaar   futselaar, lanterfanter, talmer, sukkel 
beuzelachtig   kinderachtig, onbeduidend, peuterig
beuzelachtigheid - niaserie
beuzelarij – len, bagatel, kletsen, krikkemik, larie, nesterij, nietigheid 
beuzelen – bazetalmen, femelen, frutselen, haarkloven, huichelen, keffen, kletsen, kwezelen, lanterfanten, peuteren, pietlutten, pointilleren, raaskallen, raffelen, suilen, talmen, treuzelen, tutten
beuzeling   bagatel, futiliteit, larie, leugen, lor, nesterij, wissewas
beuzelpraat   apekool, bakerpraatje, franje, geleuter, kinderpraat, larie, nonsens, onzin
bevaarbaar – navigabel, water
bevaarbaar maken van een rivier - kanaliseren
bevallen - aanstaan, accoucheren, baren, behagen, bekoren, kramen, lijken, verlossen
bevallig   aanlokken, aanminnig,  aantrekkelijk, aanvallig, aardig, abel, bekoorlijk, bekoren, bekwaam, charmant, elegant, geestig, goed, goeddunken, gracieus, gratieus, grazioso, innemend, keurig, knap, levendig, lief, lief(e)lijk, lieftallig, lusten, monden, mooi, net, nuver, prettig, rank, sierlijk, smaakvol, strelen, vleiend, zwierig
bevallig (muz)   gentile, gradevole, graziose 
bevallige schenkster - hebe
bevalligheid - agrement, bekoorlijkheid, bekoring, charme, elegantie, élégance, gratie, lieflijkhid, netheid, sierlijkheid, zwier, 
bevalling   accouchement, baren, baring, geboorte, partus, verlossing 
bevangen – aangaan, aanvatten, beklemd, benauwd, kortademig, omvangen, overmeesterd, schuchter, verlegen
bevanging - schrik
bevaren matroos - paai, oorlam, pekbroek, pikbroek
bevattelijk   begrijpelijk, duidelijk, geleerd, intelligent, knap, pienter, slim, snugger 
bevatten   begrijpen, behelzen, hebben, (in)houden, snappen, omsluiten, (om)vatten 
bevatting   begrip, behelzing, benul, conceptie, doorzicht, idee, inhoud, intelligentie, portee, verstand
bevattingsvermogen – begrip, bevechten, intellect, verstand
bevechten – bekampen, bestrijden, comprehensie, veroveren
bevechter - strijder, voorvechter
bevederd - vederachtig
bevedering - verenkleed
beveiligd - beschut
beveiligen – aarden, behoeden, beschermen, beschutten, borgen, hoeden, preserveren, privilegiëren, secureren, versterken, waarborgen, zekeren
beveiligende bedekking - vernis
beveiliging   alarm, bescherming, beschutting, bewaking, borg, dekking,  hek, preservatie, radar, schut
beveiliging tegen harde slagen - harnas, pantser
beveiliging tegen stoten - helm
beveiliging tegen wateroverlast - dijk
beveiliging van een spoorwegovergang - ahob, aki, spoor(bomen) 
beveiliging voor het scheepvaartverkeer - baken, brulboei,
betonning, vuurtoren
beveiligingsinstallatie – alarmsysteem, beveiligingspen, pal, pin,
radar, spie
bevel – aanschrijving, aanvoering, bepaling, commandement, commando, decreet, doe, eet, eruit, ga, gebod, halt, ho, hu, koest, kommando, last, lastgeving, mandaat, oekaze, opdracht, opgelet, order, ordonnantie, sta, sommatie, stil, stop, verordening, voorschrift, voort, vort, vuur, weg,
bevel (Eng.) - hands up
bevel aan een hond – af, opport, koest, lig, volg
bevel van de sultan – ferman
bevel vooraf - commando, waarschuwing
bevelen – aanzeggen, betitelen, commanderen, decreteren, gebieden, geboden, gelasten, heten, kwalificeren, noemen, opdragen, ordonneren, sommeren, verklaren, verordenen, verordineren
bevelend -  gelasten, imperatief
bevelgever - lastgever
bevelhebber – admiraal, aga chef, chief, commandant, commandeur, dux, emi(e)r, gezagvoerder, hoofdman, imperator, 
legeraanvoerder, officier, overste, veldheer
bevelhebber over duizend - chiliarch
bevel om te shieten – vuur
bevelhebber van een leger - legerhoofd
bevelhebber van het leger - veldheer
bevelhebber (Turks) - aga
bevelschrift   edict, ferman, lastbrief, Irade, mandaat, mandement, oekaze, order, ordonnantie, plakkaat, ukase, verordening
bevelschrift tot aanhouding - arrestatiebevel
bevelschrift tot betalen   mandaat 
bevelschrift van de sultan   irade 
bevelschrift van de tsaar   oekaze 
bevel om te schieten - vuur
bevel tot opstappen - eruit
bevelsuitvaardiging - decreet
bevel van een schildwacht - sta, werda
bevelvoerder - aanvoerder, bevelhebber, chief, commandant, generaal, bevelhebber, gezaghebber, hoofdman, leider, opperhoofd, veldheer
bevelvoeren - commanderen, bevelen, gebieden
bevelvoering - commando, leiding
bevel vooraf - waarschuwingscommando
beven   bibberen, huiveren, kwakkelen, popelen, schudden, sidderen, trembleren, tremor, (t)rillen, vibreren 
bevend   rillend, (muz.) tremolo, vibrato 
bevende toon -  tremolo, tremulant, triltoon, vibrato,  
bever (Lat.)   Castor (fiter) 
bever - koorts, schrik, triller
beverbont - bbiberette 
bevergeil - castoreum
beverhaar   vilt, kastoor, pimpernel 
beverig – beefachtig, koorstachtig, trillerig, vibrerend 
beverig zingen - tremoleren, tremuleren
bevernel - pimpernel, pimpinella, sorbenkruid
beverrat – moerasbever, moerasrat, nutria
bevertien - moleskin
bevertjes - trilgras
bevervilt - beverhaar, kastoor
bevestigd - vast
bevestigen – aangorden, aanhangen, aanspannen, affirmeren, attesteren, beamen, bedillen, bekrachtigen, besturen, bezegelen, certificeren, confirmeren, fixeren, hechten, klampen, knopen, monteren, opsluiten, plakken, singelen, solderen,  solideren, stabileren, staven, vasthechten, vastmaken, versterken, verzegelen, verzekeren, waarmaken
bevestigend - affirmatief, assertoir, bekrachtigend, confirmatief, positief, toestemmend
bevestiging   affirmatie, assertie, bekrachtigen, bekrachtiging, confirmatie, eed, erkenning, fixatie, fortificatie, installatie, ja, jawel, jazeker, jegens, knik, obsignatie, oke, sanctie, sanotie, speld, staving, toestemming, vasthechting, verzekering, wel, zeker
bevestiging in een ambt   installatie 
bevestigingsmiddel   anker, band, bout, gesp, gom, haak, kabel, keg, keil, keten, ketting, klamp, klink, klinknagel, knoop, knijper, koord, kram, lacet, lijn, malie, moer, nagel, neet, niet, pal, pen, pin, pol, paperclip, punaise, riem, schroef, snoer, spang, speld, spie, spijker, talie, tengel, touw, trens, tros, veter, wervel, wig
bevestigingsvoet - fels
bevinden - ervaren
bevindt zich langs de spoorbaan   seinpaal, spoorboom
bevinding - conclusie, slotsom
beving    aardschok, bibber, bibberatie, oscillatie,rilling, seisis, siddering, tremolo, tremor, trilling, vibrato, vibratie
bevitten – bebabbelen, bedillen
bevlekken – bekladden, besmetten, besmeuren, bevuilen, ontreinigenvuilmaken
bevlekking - pollutie, bezoedeling
bevlekt - besmet
bevlieging   aanval, aanvechting, bui, caprice, begeerte, caprie, drift, frats, gril, inval, kuur, lust, manie, nuk, opwelling,  rage, razernij, scheut, stormloop, verlangen, vlaag
bevloeide rijstvlakte    huerta(Sp.), sawah, sawa 
bevloeide vlakte in Spanje   huerta, vega
bevloeien – besproeien, bewateren, irrigeren, onderlopen 
bevloeiing   drenking, irrigatie
bevloering - klankier
bevochtigen   benatten, besproeien, betten, deppen, dopen, druppelen, gieten, humecteren, invochten
bevochtigen met lapje – betten
bevochtiger - natmaker
bevoegd   aangewezen, bekwaam, competent, erkend, gediplomeerd, geldig, gemachtigd, gerechtigd 
bevoegde - licentiaat
bevoegdheden - regalia, regaliën
bevoegdheid – competentie, recht 
bevoegdheidsschema - kruiskaart
bevoegd persoon – kenner
bevoegd waarnemer – provisor
bevoelen   aanraken, betasten, palperen, tasten  
bevolking   populatie 
bevolkingsafname door sterfte - mortualiteit
bevolkingscentrum    city, metropool, plaats, stad
bevolkingsgroei door geboorte - nataliteit
bevolkingsgroep – etnie, middenstand  
bevolkingsgroep in India   kaste 
bevolkingsklasse   stand 
bevolkingsleer - biostatie, demografie, demologie
bevolkt – volkrijk
bevolktheid – bezettingsgraad
bevoogdend - paternalistisch
bevoogding   paternalisme 
bevoordelen - avantageren, begunstigen
bevoordelen van verwanten bij het vergeven van - nepotisme
bevooroordeeld   eenzijdig, gepreoccupeerd, partijdig, prevenu, subjectief,  vooringenomen
bevooroordeeldheid - preoccupatie
bevoorraden - provianderen, ravitailleren
bevoorrading - ravitaillering
bevoorradingsofficier - foerier, fourier
bevoorrecht – favoriet, geprivilegieerd, preferent, toekennen voorgetrokken
bevoorrechte vrouw - kadin (harem)
bevoorrechten – privilegiëren
bevoorrechting - 9nepotisme, privilegiëren, voorrang, 
bevorderaar   begunstiger, bepleiter, beschermer, fautor, manager, patroon, promotor, propagandist, verdediger, voorstander, ijveraar
bevorderd worden – overgaan, promoveren
bevorderde - promotus
bevorderen   aanbevelen, aankweken, aanmoedigen, begunstigen, bespoedigen, dienen, pousseren, promoveren, stimuleren, verhaasten, verhogen, versnellen, voorstaan, vooruitbrengen, vooruithelpen, ijveren
bevordering - avancement, begunstiging, bloei, ontwikkeling, opbouw, promotie, stimulering, stijging, verhoging
bevordering van een zachte dood   euthanasie 
bevorderingswedstrijd - promotiewedstrijd
bevorderlijk - aanbevolen, dienstbaar, dienstig, goed, gunstig, nuttig
bevorderlijk zijn - baten, helpen, meewerken 
bevorens   (al)eer, tevoren, vooraf, voordat , vroeger
bevracht -  geladen
bevrachten – beladen, laden, belasten, stuadoren 
bevrachter – aflader, afscheper, cargadoor, expediteur, lader, reder, stuwadoor, verscheper  
bevrachting – ballast, charter, lading, last 
bevredigd   content, contenteren, klaar, tevreden, voldaan, verzadigd, zat
bevredigen   apaiseren, boeten, bedaren, dempen, pacificeren, radouceren, stellen, stillen, tevredenstemmen, vergenoegen, verzachten, verzoenen, voldoen
bevredigend – lonend, tevredenstellend, voldoend, voldoeninggevend
bevrediger - pacificateur, pacificator, vredestichter
bevrediging   11pacificatie, perversiteit, voldoening, satisfactie 
bevreemd - verbaasd, verrast, verwonderd
bevreemden - frapperen, opvallen, verbazen, verrassen,
verwonderen
bevreemdend - raar, verwonderlijk, vreemd, zonderling
bevreemd, zeer - stupéfait
bevreemding – suprise, verbazing, verwondering
bevreesd – afkerig, angstgevend, angstig, angstvallig, bang, bangelijk, beangst, beducht, beklemd, benauwd, 10beschroomd,bezorgd, biberachtig, bunzig, kleinhartigk, moedeloos, ongerust, onrustig, opschuw, schuw, timide, schichtig,
schuchter, versaagd, vervaard,  vreesachtig
bevreesd maken – intimideren
bevreesd persoon - bangerd
bevreesdheid – angst, bangheid
bevriend - amicaal
bevriend meisje – vriendin
bevriezen - congelatie
bevriezing - congelatie
bevrijd   gered, ontzet, verlost 
bevrijden – ontbinden, ontdoen, ontketenen, ontwarren, ontzetten, uithelpen, verlichten, verlossen, vinciceren, vrijlaten, vrijmaken, vrijstellen
bevrijder   liberator, redder, verlosser 
bevrijding   delivrance,  liberalisatie, ontheffen, ontzet, ontzetten, ontzetting,  redding, relevatie, verlossing, vrijmaking
bevrijdingsleger van igus - geallieerden 
bevroeden   begrijpen, bevatten, denlen, geloven, inzien, menen, vermoeden, verwachten
bevroeding - begrip, inzicht, vermoeden
bevroren - steenkoud
bevroren afdruipend water    pegel, ijspegel, ijstap
bevroren dauw   rijm, rijp, ijzel 
bevroren neerslag – hagel, ijzel
bevroren plek in de grond   hal 
bevroren regen   ijzel 
bevroren water    hagel, pegel, rijm, rijp, sneeuw, ijs, ijsbloemen, bevroren waterdamp - sneeuwkegel
bevrucht – gedekt, gepaard, zwanger
bevruchte eicel -  zygote
bevruchten - bestuiven, fecunderen, bezwangeren
bevruchtend - seminaal
bevruchting - conceptie, fecundatie, fertilisatie, ontvangenis
bevruchting zonder geslachtsverkeer - inseminatie , k.i.,
bévue - bok, flater, misslag
bevuilen – bekladden, bemorsen, besmeren, besmeuren, bezwalken,  bevlekken, bezoedelen, ontreinigen, tateren,  vuilmaken
bevuild – modderig, vies
bewaarder – bewaker, cipier, conservator, wachter
bewaarder van gevangenen - cipier
bewaarder van in beslag genomen goederen   sequester, 
sekwester
bewaarengel – engelbewaarder
bewaargever - deponent
bewaargeving – consignatie, deponering, depot, safe,
stalling,
bewaargeving van geld   deposito 
bewaarheiden - affirmeren, bevestigen, staven, vervullen, waarmaken 
bewaarplaats –  aktentas, archief, baal, bak, ben, blik, boet, brandkast, bureau, bus, cassette, depot, doos, dossier, entrepot, etui, fietsenhok, garage, garderobe, hoes, hok, kaar, kanis, kast, kelder, kist, kluis, koelcel, koelkast, koffer, kolenhok, la, lade, magazijn, mand, pakhuis, pot,  remise, reservoir, safe, schrijn, schuur, silo, spaarpot, spinde, stalling, ton, trommel, urn, vat,  ijskast, zak
bewaarplaats van papier – doos
bewaarplaats van de kas - thesaurus
bewaarplaats van heilige zaken - sacrarium
bewaarplaats van het Allerheiligste (r.k.) - tabernakel
bewaarplaats van vis -  beun, kaar
bewaarplaats voor afval   asemmer, vuilnisbak
bewaarplaats voor bescheiden    archief, dossier
bewaarplaats voor curiositeiten - rariteitenkabinet
bewaarplaats voor de laatste as   urn, columbarium
bewaarplaats voor drukletters – letterkast
bewaarplaats voor een sleutel - sleutelring
bewaarplaats voor eieren - eiernet
bewaarplaats voor fietsen - 15fietsenstalling, 14rijwielstalling,
bewaarplaats bewaarplaats voor geld - bank, beurs, brandkast, kas, kluis, kous, muik, portefeuille, portemonnaie, pot, safe, spaarpot, spaarvarken,
bewaarplaats voor geschriften   archief
bewaarplaats voor goederen   depot, entrepot, magazijn, stapelplaats
bewaarplaats voor graan   silo 
bewaarplaats voor kleren van kinderen   crèche, kapstok, garderobe, kleerkast, kindergarten,  mottenzak, vestiaire 
bewaarplaats voor kleren – garderobe
bewaarplaats voor koopmansgoederen - depot, entrepot,  magazijn, opslagplaats, pakhuis, stapelplaats, veem
bewaarplaats voor kostbaarheden - kluis, safe
bewaarplaats voor kunstwerken    museum
bewaarplaats voor levensmiddelen   garderobe, diepvries, 
kleerkast koelkast, provisiekast, ijskast
bewaarplaats voor lijkurnen in nissen van een oud Romeins grafgewelf - columbine
bewaarplaats voor olie -  tank 
bewaarplaats voor reisgoed - bagagedepot, bagagekluis
bewaarplaats voor urnen bij een crematorium - columbarium
bewaarplaats voor vis – aquarium, beun, kaar, kanis
bewaarplaats voor vleeswaren - diepvries(kast), frigidaire, koelkast 
bewaarplaats voor vis   kaar, beun, bun
bewaarplaats voor wijn - kelder
bewaarplaats voor zeker broodbelegsel - kaasstolp 
bewaarplaats voor zout - saline,  zoutkeet
bewaarplaats voor zuigelingen en kleuters – crèche, kindergarten
bewaarschool – kleuterschool
bewaarschoolhoudster - matres
bewaarstelling - consignatie 
bewaarstuk - gok
bewaken   behoeden, beschermen, garderen, hoeden, nagaan, oppassen, survailleren, toezien, wachten, wachthouden 
bewaker – agent, behoeder, bewaarder, cipier, conciërge, 
gevangenbewaarder, herder, hoeder, koddebeier, leidsman, nachtwacht, oppasser, opzichter, ordonnans, politieagent, portier, post, predikaat, priester, provoost, schepper, stokbewaarder, stokkenknecht, schildwacht, suppoost, surveillant, toezichthouder, veldwachter, wacht, wachter, wachtsman, wachtpost, waker, zaalwachter
 bewaker (Mal.) - djaga
 bewaker in een museum - custos, suppoost
 bewaker van de goede zeden -  moralist, zedemeester
 bewaker van de Hades - Cerberus
 bewaker van de openbare orde - politie
 bewaker van de Tartarus - Ceberus
 bewaker van een brug - brug(ge)wachter
 bewaker van een harem - eunuch
 bewaker van het orakel Delphi - Pythia
 bewaker van lo - Argus
bewaker van strijdperk - krijtbewaarder
bewaker van tol   tolbaas, tollenaar 
bewaker van vroeger verkeersobstakel   tolbaas
bewaking   beveiliging, garde, hoede, oppas, opzicht,  surveillance, toezicht, wacht
bewapenen – uitrusten, wapenen
bewapening - armatuur, wapening
bewaren   (be)hoeden, behouden, beschermen, conserveren, handhaven, opbergen, opsparen, overhouden,  preserveren, reserveren, responeren, toezien, verzorgen
bewaring – behoud, bescherming, conservatie, gijzeling, hechtenis, preservatie
bewaring van betwist goed - sekwestratie, sequestratie
bewassen - begroeien
bewateren   besproeien, bevloeien, irrigeren 
beweeg - drukte
beweegbaar - los, mobiel, roerend, verplaatsbaar
beweegbaarheid – mobiliteit
beweegbaar schot – luik
beweegbaar stuk aan een schipbrug - aanbrug
beweegbare afsluiting - deur
beweegbare balk - heiblok, ramsteven
beweegbare beugel - hengsel
beweegbare ledepop   androïde, marionet, robot 
beweegbare lucht - wind
beweegbare verbinding - scharnier
beweeggrond   agiel, beweegrede, drang, drangrede, drijfveer, grond, moment, motief, ratio, overweging, rede(n), roersel
beweeggrond van een handeling – principe
beweeginrichting - waag
beweegkracht - aandrijving, benzine, elektriciteit, locomotief, machine, mechaniek, moment, motor, stoom, straalaandrijving
turbine
beweeglijk – agiel, bewogen (licht), dartel, driest, druk, impuls(ie), kwiek, levendig, los mobiel, ongedurig, onrustig, orageus, roerig, speels, tierig, verplaatsbaar, vlug, volubel, volubiliteit, vrij, week, woelig
beweeglijkheid - lichtheid, mobiliteit, motiliteit,
beweeglijk in bed - woelig
beweeglijk kind   draaitol 
beweegreden – beweeggrond, drijfveer, grond, motief, motivering, oorzaak, overweging, ratio
beweerschrift - memorie
bewegelijk - los, mobiel
bewegen – aangrijpen, beroeren, commoveren, dansen, deinen, draaien, gepriegel, motiveren, moveren, ontroeren, optreden, overhalen, overreden, permoveren, popelen, roeren, schokken, schudden, stampen, trillen, verroeren, vertederen, vertoeven, zwaaien, zwermen, zwieren
bewegende beelden – film
bewegende lucht - stormwind
bewegen tot - drijven
beweging   aandrang, aandrift, actie, arsis, beroering, bombarie, buiging, circulatie, commotie, daling, dans, deining, draai, drukte, emotie, gang, gebaar, gedoente, gedrag, gedraging, getier, gewoel, gisting, heffing, lawaai, locomotie, loop, mobiliteit, motie, motoriek, motus, mouvement, onrust, ontroering, ophef, oploop, opschudding, roering, rumoer, statisch, stroming, sprong, stroming, stroom, trilling, vaart, val, vertier, werking, woeling, zwaai  
beweging in 1930/1940 - nazisme
beweging in de rondte   rotatie 
beweging van - kinetisch
beweging in de richting van zeker voorwerp - heen, naar
beweging om een as   rotatie, toer, wenteling
beweging van een vloeistof   vloeiing, stroming
beweging van water   deining, stroming, stroom
bewegingen maken   gebaren 
bewegingloos   dood, immobiel, lam, roerloos, star, stil, stijf, vast 
bewegingsgedrag - motoriek
bewegingskunst - euritmie
bewegingsleer – kinetica, kinetiek
bewegingsleer der elektrische stromen - elektrodynamica
bewegingsleer der gassen - aërodynamica
bewegingsleer der vloeistoffen - hydrodynamica
bewegingsorgaan van een vis   vin 
bewegingsstoring - ballisme
bewegingsvrijheid   armslag
beweid grasland - etland 
bewenen - betreuren
beweren – aannemen, aanvoeren, betogen, pretenderen, stellen, sustineren, volhouden, verdedigen,  voorgeven, vorderen, zeggen
bewerend - assertoir
bewering - asser(ta)tie, gezag, mening, positum, stelling, teweegbrenging, theorie, these, uitdrukking, uitspraak, verklaring, verzekering, voorwendsel
bewerkelijk – arbeidsintensief, ingewikkeld, laborieus, tijdrovend,
bewerken - bearbeiden, behandelen, beïnvloeden, eggen, fijnmaken, gladmaken, herzien, manipuleren, negotiëren, ompraten, opereren, overhalen, ploegen, snijden, teweegbrengen, veroorzaken, versieren,
bewerken van een muziekstuk - arrangeren
bewerken van land – bemesten, bouwen, eggen, kultiveren, ploegen, schoffelen, spitten, zaaien
bewerken van melk - karnen
bewerken van vlas – hekelen, repelenroten, 
bewerken van voedsel   bakken, braden, inmaken, koken, stoven, stomen, roken, wekken
bewerker - meester
bewerker van dierehuiden - looier
bewerker van kostbare metalen - edelsmid
bewerker van kwaad – aanstichter, dader
bewerker van metaal - smid
bewerking   adaptatie, bearbeiding, behandeling, lezing, manipulatie, operatie, parafrase, uitwerking, versie 
bewerking   (muz.) arrangement, zetting
bewerking in de rekenkunde - aftrekken, delen, kwadrateren,
optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken
bewerking van dierenhuid – looien
bewerking van land – bemesten, bouw, eggen, kultuur, ploegen, spitten
bewerking van melk   karnen 
bewerking van muziek voor een orkest   arrangement, instrumentatie, orkestratie, zetting
bewerking van vlas - reten, roten
bewerking van voedsel - inmaken
bewerking (muz.) – arrangement, zetting
bewerkstelligen   effectueren, maken, realiseren, uitvoeren, verwezenlijken, volbrengen, wrochten 
bewerkt   besneden, geciseleerd,  gevormd,  
bewerkt achterstuk van een altaar   retabel
bewerkt een schoenmaker - le(d)er
bewerkt stuk hout   lat, plank 
bewerkte huid   leder, leer, perkament, zeem, 
bewerkte huid met haar – bont
bewerkte klei los steken - opsteken
bewerkte pantoffel van gekleurd leer - mocassin (Indianen)
bewerkte vuursteen – silex
bewerkte vuursteen uit voorhistor. tijd - artefact
bewerktuigd - organisch
bewerktuiging - machinalisering , mechanisatie, organisatie, techniek
bewezen – liquide, 
bewieroken   prijzen 
bewieroking – incensatie
bewilligen – concederen, inwilligen, toestaan, toestemmen, vergunnen
bewilliging - accordatie, lint, toestemming, versiersel 
bewimpelen - bemantelen, palliëren, verbloemen, verhelen
bewimpeling -  bemanteling, geheimhouding, palliatie, verbloeming
bewind - aanvoering, beheer, beleid, bestel, bestier, bestuur, controle, directie, directoraat, gemeentebestuur, gezag, gouvernement, junta, leiding, macht, moderamen, opperbewind, patronaat, regering, regiem, regine, regiment, ressort, roer, terreur, terrorisme, toezicht, vroedschap
bewind over anderen - gezag
bewind van anderen   gezag, 
bewind van drie mannen   directoire, triumviraat 
bewind van tien mannen   decemviraat
bewindhebber   bestuurder, gezagsdrager, regent 
bewindsel - omslag
bewindsman   beheerder, magistraat, minister, president, regeerder, regent, staatsman
bewindvoerder - beheerder, bestuurder, bevelvoerder, curator, gemachtigde, leider, plaatsvervanger 
bewindvoering – administratie,  beheer, bestuur
bewogen   aandoening, aangedaan, geëmotioneerd geroerd, getroffen, ontroerd 
bewogen   (muz.) agitato 
bewogenheid - emotie, ontroering
bewogenheid missende - levenloos
bewolkt – bedekt, betrokken, grijs, mistig, nebuleus, nevelachtig, somber
bewolkt worden - betrekken
bewonderaar – aanbidder, admirateur, fan, minnaar, supporter, vereerder, vrijer
bewonderen – aanbidden, aanschouwen, aanstaren, admireren bekijken, bezien
bewondering   admiratie, applaus, eerbied, goedkeuring, respect 
bewonderingswaardig – admirabel, mooi, schitterend, voortreffelijk
bewonen - habiteren, inhabiteren
bewoner   inboorling, ingezetene, burger, inwoner 
bewoner van Afrika   Bantoe, Berber, Boer, Bosjesman, Hamiet, Hottentot, Kaffer, Moor, Neger, Niloot, Pygmee, Zoeloe
bewoner van Amerika - Amerikaan, Apache, Indiaan
bewoner van Baltische republiek  Est, Let, Litauer, 
Litouwer
bewoner van Beieren - Beier
bewoner van België   Waal, Vlaming 
bewoner van Borneo   Daja, Dajakker
bewoner van Celebes    Barreïr, Boeginees, Boniër, Makassaar,
Menadonees, Toradja 
bewoner van Centraal  Afrika   neger 
bewoner van Ceylon – Ceylonnees, Dravida, Singalees, Tamil,
Vaddah, Weddah
bewoner van Duitsland   Beier, Germaan, Hes, Pruis, Saks(er)
bewoner van Eire   Ier
bewoner van Frankrijk   Breton, Fransman, Gascogner, Parisien, Provençaal
bewoner van Groenland   Eskimo 
bewoner van grote plaats – stedeling
bewoner van Hellas - Griek, Helleen
bewoner van India – Dravida, 
bewoner van Indonesië -  Ambonees, Atjeher, Balinees, Dajakker, Javaan, Papoea, Soendanees, Sumatraan, 
bewoner van Irak - Irakees
bewoner van Japan - Aino, Ainu, Japanner
bewoner van Klein Azië   Anosdies, Armeniër, Osmaan, Ottomaan, Turk
bewoner van Kreta   Kretenzer 
bewoner van Kreta - Kretenzer
bewoner van Kroatië - Kroaat
bewoner van Lapland - Laplander
bewoner van Libanon - Libanees
bewoner van Lombok   Sasak 
bewoner van Madoera – Madoerees
bewoner van Madrid - Madrileen
bewoner van Majorca – Majorcaan
bewoner van Makassar - Makassaar
bewoner van Malta   Maltezer 
bewoner van Marseille - Marseillaan
bewoner van Mauritaniė – moor
bewoner van Melanesië – Melanesiër
bewoner van Midden Borneo -  Dajak, Dajakker
bewoner van Milaan - Milanees
bewoner van Monaco   Monegask 
bewoner van Montenegro – Montenegrijn
bewoner van Napels - Napolitaan
bewoner van Nederland   zie bij streek in....
bewoner van Nederlands eiland   Marker, Terschellinger, Vlielander
bewoner van Nepal - Nepalees
bewoner van Nieuw Guinea - Papoea
bewoner van Nieuw Zeeland   Maori
bewoner van Noord Europa   Est, Fin, Lap, Let, Litouwer, Noor, Zweed
bewoner van Noordpoolgebied – Eskimo
bewoner van Ociana - Maori
bewoner van ons werelddeel – Europeaan
bewoner van Oost Europa   Bulgaar, Hongaar, Joegoslaaf, Kozak, Pool, Roemeen, Rus, Slaviër,Tsjech
bewoner van Oost Pakistan - Bengalees
bewoner van oud Nederland   Bataaf, Germaan, Kaninefaat, Saks
bewoner van Pakistan - Pakistani
bewoner van Peru   Inka, Peruviaan 
bewoner van Perzië   Pers 
bewoner van Roemenië - Roemeen
bewoner van Schotland - Schot
bewoner van Slowakije – Slowaak
bewoner van Sofia - Sofioot
bewoner van Sovjet Unie   Armeen, Georgiër, Ingerier, Kabardijn, Kareliër, Kirgies, Kozak, Maimuk, Moldavië, Tataar
bewoner van Spanje - Andalusiër, Bask, Castillaan,  Spanjaard
bewoner van Sumatra   Batak, Batakker, Sumatraan
bewoner van Tibet - Tibetaan
bewoner van Transvaal - Transvaler
bewoner van Turkije   Turk, Osmaan, Armeniër, Ottomaan
bewoner van Twente - Tukker
bewoner van Venezuela – Venezolaan
bewoner van Voor Indië - Bombayer. Brahmaan, Ceylonnees, Hindoestaner, Pakistaner
bewoner van West-Nederland - Hollander
bewoner van Ijsland - IJslander
bewoner van Zd.Afrika – bosjesman, damra, herero, kavango, kooko, mulat, ovambo, tswana
 bewoner van Zuid Europa   Albanees, Griek, Italiaan,  Portugees, Spanjaard
bewoner van Z. W. Celebes – Makassaar
bewoner van Zwitserland – Helvetiër, Zwitser 
bewoner van Z.W. Celebes - Boeginees
bewoner van de Baltische republiek - Est, Let, Litauwer, Litouwer 
bewoner van de Levant - Levantijn
bewoner van de Noordpool - Eskimo
bewoner van de Pyreneeën   Bask 
bewoner van de Sandwicheilanden - Kanaka
bewoner van de U.S.S.R.    Armeen, Armeniër, Est, Georgiër, 
Kalmuk, Kareliër, Kirgies, Kozak, Let, Litauer, Litouwer, 
Moldaviër, Oekraïner, Rus, Samojeed, Siberiër, Tartaar
bewoners van de wereld – bevolking
bewoner van een mark - markgenoot
bewoner van een onzer provincies   Drent, Fries, Zeeuw, Stichtenaar 
bewoner van een plaats met tegengestelde breedtegraad -  antipode
bewoner van een stad   stedeling, poorter
bewoner van een werelddeel   Afrikaan, Amerikaan, Australiër, Aziaat Europeaan
bewoner van een deel van Oost-Europa - Kozak
bewoner van het land van de sprookjes van 1001 nacht – bewoner van het Midden Oosten - Arabier
bewoner van het oude Griekenland - Spartaan 
bewoners – volk
bewoners van Argos - Argiven, Danaïden
bewoners van Hellas - Hellenen
bewoners van de hel – duivelen
bewoners van Medië - Meden
bewoners van de Philippijnen   Australië, Melanesië, Negrito, Polinesië
bewoners van de zee – vissen
bewoners van het sprookjesbos -  alferman, dwerg, elf, fee, heks,
kabouter, reus, tovenaar, trol
bewoning - inhabitatie
bewoonbaar   habitabel, herbergzaam, logeabel
bewoonster van een zelfde land - landgenote 
bewoording   term, terminologie, uitdrukking 
bewust   bekend, beseffend, besproken, doordrongen, expres, moedwillig, opzettelijk, weloverwogen, wetend
bewust onderscheidingsvermogen   kennis 
bewust waarnemen – appercipiëren
bewuste ervaring - beleving
bewuste tegenwerking - sabotage
bewuste waarneming - apperceptie
bewusteloos - bezwijmd, lens, onmachtig
bewusteloosheid   coma, flauwte, onmacht, syncope 
bewustheid - benul, besef, notie
bewust streven - wil
bewustwording – inzicht, precarist, rijping
bewustzijn   besef, bezinning, gevoel, consciëntie, kennis, verstand, weten, wetenschap
bewustzijn van goed en kwaad - geweten
bewustzijn veranderende middelen   amfioen, ether, hasjiesj, heroïne, L.S.D, marihuana, mescaline, morfine, opium
bewustzijnsverlaging – amentie
bewustzijnsverruimende middelen - heroïne,L.S.D., mescaline
bewijs   aanwijzing, akte, alibi, argument, attest(atie), betoog, betoon, biljet, blijk, bon, bul, cedel, ceel, certificaat, diploma, document, ereblijk, getuigenis, keur, kwitantie, legitimatie, merk, navicert, oorkonde, paspoort, plaatskaart, probatie, proef, proeve, recu, reisbiljet, teken, toets, uitwijzing, verklaring, 
bewijs aan toonder in pakhuizen -   cedel, ceel 
bewijsgrond   argument 
bewijsje - snu(i)fje
bewijsstuk   akte, attest, bon, bul, cedel, ceel, diploma, document, geschrift, polis, reçu
bewijs van achting - buiging, eerbied, eer, 5egard, groet, hulde,
knieval, neiging, nik, reverentie
bewijsstuk van benoeming – aanstellingsakte, geloofsbrief
bewijsstuk van opslag - ce(d)el
bewijs uit het ongerijmde   apagogie
bewijs van achting   eer, egards 
bewijs van afwezigheid - alibi
bewijs van bekwaamheid   brevet, diploma, licentie, proef
bewijs van beleefdheid   groet 
bewijs van betaling   bon, kwitantie, nota, reçu
bewijs van bevoegdheid - brevet, diploma, getuigschrift
bewijs van deelgenootschap   aandeel
bewijs van eer   eerbetoon
bewijs van eerbetoon   aubade, hulde, knieval, krans, lint, saluut, serenade
bewijs van eerbied   buiging, eerbetoon, knieval
bewijs van eigendom - acte, akte, koopakte
bewijs van elders zijn   alibi 
bewijs van gedeeltelijke storting op een aandeel - scrip
bewijs van herkomst - geboorteuittreksel
bewijs van identificatie – legitimatie
bewijs van iemands aanspraken - legitimatie
bewijs van kooprecht – bon, overeenkomst 
bewijs van lidmaatschap   abonnementskaart, attestatie, diploma, inschrijvingskaart, oorkonde
bewijs van liefde - kus, serenade, zoen,
bewijs van nationaliteit   paspoort 
bewijs van niet aanwezigheid   alibi 
bewijs van nog niet uitbetaalde rente - scrip
bewijs van onderpand   hypotheekakte, lommerdbriefje
bewijs van onschuld - alibi
bewijs van ontvangst - betalingsbewijs, bon, kwitantie, kwijtbrief, ontvangstbewijs, recepis, reci(e)f, recief,
bewijs van onschuld - alibi
bewijs van ontvangst – bon, recu,
bewijs van onvermogen tot betaling - faillietverklaring
bewijs van onwaarheid - logenstraffing
bewijs van opdrachtgeving - volmacht  
bewijs van opslag   ceel, cedel 
bewijsalibi van slagen voor een examen  diploma
bewijs van smaak – proeve
bewijs van staatsburgerschap - paspoort
bewijs van te mogen passeren   pas, paspoort, visum
bewijs van toegang – kaartje, ticket
bewijs van verdienste – ereketen
bewijs van verdriet   snik, traan, zucht
bewijs van verering   eerbetoon 
bewijs van voorkeursrecht   claim 
bewijsgrond - argument
bewijsgronden doen zien - aantonen
bewijsgronden aanvoeren – argumenteren, staven
bewijskrachtig maken - bezegelen
bewijsmiddel - aanwijzing, argumentatie, bewijsrede, bewijsschrift, certificaat, getuigenis, oorkonde
bewijsstuk - aandeel, akte, attest(atie), bewijsschrift, bon, cedel, ceel, certificaat, corpus delicti, geloofsbrief, getuigenis, getuigschrift, obligatie, ooggetuigeverslag, pand, promesse, rapport, referentie, repu, schuldbekentenis, schuldbrief, talon, verklaring, vingerafdruk
bewijsstuk van benoeming – geloofsbrief
bewijsstuk van bevoegdheid -  geloofsbrief
bewijsvoering – argumentatie, argumentering, betoog, demonstratie, ratiocinatie, redenatie, redenering, trant, vertoog  
bewijzen    aandoen, aantonen, betogen, betonen, betuigen, evenceren, liquideren, prouveren, staven, streven, tonen, waarmaken 
bewijzen aanvoeren - adstrueren, staven
beijveren (zich) - streven
bezaagde balk - badding
bezaaid met – bedekt
bezaantje - breedlip, strombus
bezadigd - bedaard, correct, gelaten, gematigd, gemoedelijk, geposeerd, gezapig, goedig, ingetogen, kalm, nuchter, rustig, rijp, wijs
bezadigdheid – bedaardheid, gezapigheid, kalmte, moderatie,  rust 
bezakken - inklinken
bezaksel – bezinksel
bezat - bezopen
bezeerd - geblesseerd
bezegelen – bekrachtigen, bevestigen
bezegelend woord    amen, eed, gelofte
bezegeling - bekrachtiging, bevestiging, verzegeling, 
bezelaar - bessestruik
bezem - veger
bezemen   boenen, kuisen , reinigen, schoonmaken, schrobben, vegen 
bezemkruid   brem
bezempje – akkerdistel, akkervederdistel
bezemstruik - brem
bezemvlas - studentenkruid, zomercypres
bezending - gezantschap
bezeren   kneuzen, kwetsen 
bezering - kwetsuur, verwonding
bezet   arbeidend, bevrucht, bezig, druk, gebonden, geoccupeerd, gevuld, ingenomen, occupé, onledig, propvol, verhinderd, vol,
bezet - hypotheek, legaat
bezeten – betikkeld, (dol)driftig,  duivels, dwaas, gek, geschift, idioot, krankzinnig, kwaad, verkikkerd, vernikkeld
bezetene - energumeen, gek, idioot, krankzinnige, maniak, verslaafde, waanzinnige, woesteling
bezetenheid – demonie, demotie, dolheid, frenesie, koorts, krankzinnigheid, manie, obsessie, rage, razernij
bezetsel - belegsel, bepleistering, limbus
bezetten - afzetten, bekleden, bemachtigen, innemen, occuperen, veroveren, vervullen 
bezetten van huizen – kraken
bezetter – onderdrukker, overheerser
bezetting – belegering, benauwdheld, garnizoen, overheersing
bezichtigen - beschouwen, bezien
bezetting (Sp.) - presidio
bezichtiging   adspectie, inspectie, rondleiding, schouw 
bezichtiging met Z-stralen - radioscopie
bezichtigingsreis - perambulatie
bezie   bes
bezield – begeesterd, begeestigd, bezeten, geanimeerd, geïnspireerd, levend(ig), treffend, vurig 
bezield (muz.) - animoso
bezieldheid – aandrift, animo, elan, geestdrift, opwelling, vuur, 
bezielen – aanblazen, animeren, inspireren, stimuleren 
bezielend – gloed, levenwekkend, seminaal
bezielende kracht - adem, animo, gloed, verve
bezieler - animator
bezieling   animo, begeestering, elan, geestdrift, gloed, impuls, inspiratie, lust, neiging, verrukking, vuur 
bezien – aanschouwen, aanzien, bekijken, beoordelen, bewonderen, bezichtigen, overwegen, proberen, schouwen 
bezienswaard – spectabel
bezienswaardigheid -  attractie, attraktie, curiositeit
bezienswaardigheid in Den Haag   Gevangenpoort, Madurodam, Vredespaleis
bezig   actief, arbeidend, bedrijvig, bezet, diligent, doende, druk, geoccupeerd, noest, nijver, onledig, vlijtig, werkende, werkzaam
bezigen – gebruiken, hanteren, uitoefenen, vervolgen 
bezigheden - allotria
beziging - gebruik
bezigheid   affaire, arbeid, beslommering, besogne, doening, emplooi, gedoe, hobby, liefhebberij, occupatie, spel, verrichten, verrichting, werk
bezigheid in vrije tijd – hobby
bezighouden – absorberen, afleiden 
beziging -  gebruik
bezig met arbeid - werkende
bezig zijnde - bezet
bezijden   langs, naast, nevens, opzij
bezijden de waarheid   onwaar, onjuist, gelogen
bezinken – precipiteren
bezinking - sedimentair
bezinksel – aanzetsel, afzetting, daal, dik, drab(be), drasland, droes(em), gest, groef, grom(gew), grondsop, hef(fe), moer, moes, pinksel, precipitaat, prut, residu, run, schuim, sediment, slib, sop, uitvaagsel, veengrond, veenslik, zetsel
bezinksel in een aftreksel   dik, koffiedik
bezinnen – beraden, mediteren, nadenken, overdenken, overwegen
bezinning – bekering, beraad, berouw, besef, bewustzijn, bezonnenheid, contemplatie, ernst, inkeer, kalmte, meditatie, moratorium, overleg, overweging, possessie,  reflectie, rust, spijt
bezinning op het ethische – ethiek
bezit – activa, bezitting, eigendom, fortuin, geld, genot, goed, goederen, have, kraak, leen, possessie, propriëteit, vermogen, vreugde, wellust
bezit betreffende - possessief
bezit dat iemand door erfenis verwerft - erfdeel
bezit dat men niet in eigendom heeft – leen
bezit van aardse goederen   rijkdom
bezit van een boer   akker, grond, land, vee, wel, wei(de)
bezit van het rijk – kroondomein, rijkseigendom
bezit verwerven - geluk, vermogen, voorspoed
bezitloos – arm, haveloos 
bezitloos arbeider – proletariër
bezitloosheid - pauperisme
bezitloze   arme, armoedzaaier, have-not, proletariër 
bezitloze arbeider – proletariër, 
bezitloze klasse - proletariaat
bezitsaanmatiging - usurpatie
bezitster - eigenares 
bezitswisseling – annexatie, naasting, verkoop
bezittelijk - possessief
bezittelijk voornaamwoord   haar, hare, hebben, hun, je, jouw, jullie, mijn, ons, onze, possessivum, uw, zijn
bezitten – kennen, possederen
bezittend - inert, inertie  
bezittende klasse   adel, rijken, bourgeoisie
bezitter   eigenaar, heer, houder, meester, possessor,  propriëtair
bezitter ter bede – precarist
bezitter van aandelen  - aandeelhouder
bezitter van een aangrenzend  land – reegenoot
bezitter van een waardepapier - aandeelhouder
bezitter van produktiemiddelen - kapitalist
bezitting   boerenplaats, eigendom, goed, have, hoeve, kolonie, landgoed, possessie, propriëteit, rust, spul, staal, werf, zate, zetel
bezitting waarop herendiensten rusten   vroon
bezittingen - activa, goederen, have, spullen
bezit van een boer – akker, land, vee
bezocht – gekweld, beproefd, geteisterd, getroffen
bezoedeld - besmeurd
bezoedelen   besmetten, besmeuren,  bevlekken, bevuilen,
bezwadderen, bezwalken, onteren, smeuren, verontreinigen,  
bezoedeling – bevlekking, blaam, smet
bezoek   aanloop, eters, gasten, instuif, visitatie, visite, volk
bezoek aan een volksvermaak - kermisbezoek
bezoeken – aandoen, aankomen, aanlopen, aanwippen,  opwachting, opzoeken, visiteren 
bezoeken in het voorbijgaan - aangaan
bezoeker   gast, logé, visite 
bezoeker van een badplaats - badgast
bezoeker van een café - stamgast
bezoekers – gasten, kopers, kijkers, loges, publiek, visiteurs, volk
bezoeking   beproeving, ellende, kwelling, ongeluk, onheil, plaag, penitentie, ramp, visitatie
bezoldigd ambt zonder veel werk – sinecure
bezoldigen – appointeren, belonen, jaargeld, loon, salariëren,
salaris, soldij, traktement, wedde,
bezoldiging   appointement, beloning, gage, gagement, honorarium, loon, maandgeld, salariëring, salaris, soldij, traktement, verdiensten, wedde, weekloon,
bezoldiging van scheepsvolk, acteurs, zangers – gage
bezoldiging van soldaten – soldij, wedde
bezoldiging van zeelieden – gage
bezoles (barg.) - ziek
bezolletje (barg.) - koopje
bezonken - bedaard, overlegd, rustig, sedimentair, statisch, weloverdacht
bezonken vloeistof afgieten - decanteren, klaren,
bezonnen   bedachtzaam, beraden, ernstig, overwogen, serieus,  voorzichtig, welberaden, wijs
bezonnenheid   apprehensie, beraad, beraad, beradenheid, bezinning, bezorgdheid, ernst, kommernis, ongerustheid,
preoccupatie, vrees, wijsheid
bezonning - isolatie
bezopen – beschonken, dronken, dwaas, idioot, stomdronkem, tipsy, zat
bezorgd   bang, bedrukt, bezwaard, ongerust 
bezorgdheid - (be)kommer(nis), onrust, vrees
bezorgen – aanreiken, afgeven, afgifte, afleveren, beredderen, bestellen, brengen, leveren, procureren, sturen, toevoeren, 
veroorzaken, verschaffen, verstrekken, wegbrengen 
bezorger   besteller, koerier, leverancier, postbode,  
bezorging – aanlevering, afgifte, aflevering, bestelling, distributie, leverantie, levering, verschaffing, verstrekking
bezuiden   zuidwaarts 
bezuinigen – afslanken, bekrimpen , beperken, beknibbelen, 
besnoeien, besparen, miniseren, ombuigen, uitsparen
bezuinigend – restringerend, uitsparend
bezuren - boeten, ontgelden, opbreken,
bezwaar   bedenking, beletsel, captie, gravamen, gravamina (Lat
mv), grief, inconvenient, kapsie, kapsones, klaagschrift, klacht, last, maar, moeilijkheid, moeite, nadeel, objectie, oppressie, opwerking , opwerping, protest, reclame, strubbeling, tegen, tegenwerping
bezwaar (Lat)   gravamen 
bezwaar indienen    reclameren 
bezwaar maken   tegenwerpen 
bezwaard   beangstigd, bedrukt, bekommerd, beladen, belast, bezorgd, drukkend, gegriefd 
bezwaarlijk – kwalijk, lastig, moeilijk, moeilijk, moeitevol, nauw(elijks), problematisch 
bezwaar maken – protesteren, reclameren
bezwaarschrift   adres, beklag, doleantie, klacht, petitie, protest, reclame, reclamatie, tegenbetoog  
bezwadderen – belasteren
bezwalker - lasteraar
bezwangerd - doortrokken, overtogen
bezwaren   beladen, belasten, bepakken, onera, onereren 
bezwaren indienen - doleren, reclameren
bezwaren met last - beladen
bezwarend   belastend, drukkend, genant, lastig, moeilijk, onereus, ongunstig
bezwarende verklaring - beschuldiging, verdachtmaking
bezwaring - last
bezwaring met een last - belasting, tol
bezweerder – conjurator, (duivel)banner, exorcist, tovenaar
bezweet – domig, klam
bezwendelen - bedriegen
bezweren   aanroepen, afwenden, belezen, beloven, betoveren, exorciseren, incarteren, keren, overreden, verzekeren, voorkomen, wagen 
bezweren van boze geesten - exorciseren
bezwering   ban, betovering, eed, gelofte, toverspreuk 
bezweringsformule – ban
bezworen verklaring - eed 
bezwijken   barsten, afleggen, breken, onderdoen, ondergaan, sterven, succumberen, toegeven, zwichten 
bezwijmen - flauwvallen
bezwijming   flauwte, kwalijkheid, onmacht, syncope, toeval
bezworen verklaring   eed 
bezijden - langs, naast, nevens, opzij
bezijden de waarheid - gelogen, onjuist, onwaar,
Bhoetan, hoofdstad van - Thimboe
Bhoetan, stad in - Paro
Bhoetan, taal in - Dzongkha, Sarsjapkha
biappen – liften
bias - vertekening, vervorming
bibber – bibberatie, huiver, koorts
bibberaar - triller
bibberachtig - angstig, bevreesd, huiverachtig, huiverend, huiverig, rillerig, vreesachtig
bibberatie - angst, huivering, koorts, rilling, vrees
bibberen   beven, huiveren, sidderen, (t)rillen
biberette - beverbont
biblia - bijbel
bibberig – bevend, beverig, onvast, trillerig, wankel
bibelot   galanterie, snuisterij
bibliofilie -  boekenliefhebberij
bibliognosie – boekenkennis
bibliognost - boekenkenner
bibliograaf - boekenbeschrijver
bibliografie - boekbeschrijving
bibliolatrie - bijbelverering
bibljoraft - brievenordener
bibliothecaris in een klooster  - librarius
bibliotheek   boekerij, leeszaal, librije
bibliotheek van dagbladen enz. - hemerotheek
bibliotheek van grammofoonplaten - discotheek
bibliotheek van tijdschriften – hemerotheek
biblist – bijbelkenner
biblistiek – bijbelkennis, bijbelkunde
biceps – armspier
biconcaaf - dubbelhol
biconvex – dubbelbol
bid (Lat.) - urgie
bid(t)   (lat.) ora, oremus
bidbank - knielbank
biddeman - bedelaar
bidden – aanroepen, bedelen, danken, nodigen, prijzen, smeken, verzoeken, vragen
bid en werk   ora et labora 
biddeman - bedelaar
bidden - smeken, verzoeken
bidden en smeken - soebatten
biddend vragen – smeken
biddende figuur   orans 
biddende vrouwenfiguur   orans, orante
bidder   aanspreker, kraai
bidelot - aapje
bidet   zitbad, wasbekken 
bidkapel - langgar
bidmachine – gebed(s)molen
bidnis in Moskee – mihrab
bidon - veldfles
bidonville - krottenwijk
bidplaats – bedeplaats, kapel, kerk, moskee, overal, tempel
bidriem - gebedsriem
bidsnoer   paternoster, rosarium, rozenkrans 
bidstoel - knielbank
bidstond – bedestond
bidstonden - horea
bidvertrek – oratorium
bidvertrek met altaar - kapel, oratorium
bidwiel - gebedsmolen (joods)
bie - bijdehand, bijzonder
bieboer   bijenboer, iemker, imker 
biecht   bekentenis, belijdenis, betekenis, confessie, penitentie
biechtboek - poenitentiaal
biechten   bekennen, belijden 
biechteling   biechtkind, boeteling, penitent
biechten – bekennen,  belijden
biechtgeld – biechtpenning
biechtgewaad van priester - biechtstool
biechtkamertje - biechtstoel
biechtstoel - confessionale, confessionaris, fluisterhokje
biechtvader – pastoor, priester 
biechtzegel   biechtgeheim 
bieden – aanbieden, aankomdigen, marchanderen, toekeren, toesteken, wensen, zeggen
bieding   bod 
biedt zich aan   b.z.a. 
bief – biefstuk
biefsluiter - cachet
biefstuk - steak
biefstuk van de haas – chateaubriand, tournedos
biek - paard, varken 
biel – dwarslegger 
biema - almemor
bier   aal, ale, blonde, bock bier, donker, ee1, faro, fator, gerstenat, grolsch, jopenbier, lager, lambiek, licht, münchener, pannebier, patersbier, paulaner, peterman, pils, pilsener, porter, seef, seve, stout, vatbier, wort(gehopt)
bier azijn - moutazijn
bierbereiden - brouwen
bierbezinksel - dik, droesem, moer
bierbrouwerij - brasserie
bierdraf   bostel
bierfabriek - brouwerij
bierfles – pul, pijpje
biergist – gijl, malt 
bierglas – pint, pul
bierhuis    café, estaminet, herberg, knijp, kroeg, staminé, taveerne
bierkan   botte, pul
biermaat - kapper
biermerk   Amstel, Grolsch, Heineken, Oranjeboom, Z.H.B.,
bierschenken - tappen
bierschuim - kraag
biersoort   aal, ale, donker, faro, lager, lambiek, pils, seef, seve
biertapperij   bierhuis 
bierton   biervat, fust, 
biervat - rondeel
bies – galon, trens, schelf, scirpus
bieslook – (gras)look
biest – colostrum, zog
biesvaren - isoeter
bies(water) – bloembies, rus, veldbies
biet    beetwortel, boemanknol, kroot, mangelwortel, pee, peen, suikerbiet, wortel
bieteaaltje - draadworm
bietebouw    boeman,  bullebak, kinderspook, nachtmerrie
bietenafval – pulp
bietensap - melasse
bietenziekte   hartrot 
bietsen   bedelen, jatten, klaplopen, (in)pikken, stelen, vragen 
bietser – bedelaar, klaploper, parasiet, profiteur
bietsijsje - grassijsje
biezebras - lisdodde
biezen mand   ben, kalebas, kanaster, korf
bifora - tweelingvenster
big   bagge, biggen, keu, recruut, varken(tje), viggen
bignoniacee - catalpa, prachtrank, trompetbloem
biggekruid – biggekruid, hypochoeris
bignonia – hypochoeris - trompetbloem
biggel   kiezelsteen 
biggelen – stromen, vloeien
biggelzand   kiezelzand 
bignonia - trompetbloem
bigot   femelachtig, 12kinderachtig, kwezelachtig, sullig
bihemineuze lei - kuckersiet
bij   ad, dar, hommel, honingbij, ieme, imk, imme, wolbij 
bij   met, nabij, tijdens 
bij afslag verkopen   mijnen 
bij afwisseling - beurtelings
bij aldien - indien, ingeval
bijartikel - afvalproduct, bijproduct
bijbal - epididymitis
bijbank - succursaal, succursale
bijbehorend - aanhorig, annex
bijbehorende onderdelen - appendages
bijbehorende zaken - appertinentiën
bijbehorend gebouw - dependance
bijbehorende zaken   accessoires, 
bijbel   biblia, H.S., Schrift
bijbelboek   
3   Job,  
4   Amos, Ezra, Joel, Jona, Ruth, 
5   Ester, Hosea, Jonas, Jozua, Judas, Lucas,
     Micha, Nahum, Titus
6   Daniël, Esther, Exodus, Haggai, Jesaja, Marcus,
     Numeri, Obadja, Petrus, Samuël
7   Filemon, Galaten, Genesis, Habakuk, Jacobus,
     Jeremia,  Nehemia, Psalmen, Sefanja, 
8   Efeziërs, Ezechiël, Hebreeën, Hooglied, 
     Johannes, Koningen, Maleachi, 
     Mattheus, Prediker, Romeinen,
9   Kronieken, Leviticus, Richteren, Timotheus,
     Zacharias
10 Korinthiërs, Openbaring, 
11 Filippenzen, Handelingen, Kolossenzen, 
13 Deuteronomium, Klaagliederen, 
16 Thessalonicenzen
bijbeldeel   0.T., N.T., Brieven, Evangeliën
bijbel der mohammedanen - koran
bijbelen - kaartspelen
bijbelhandschrift - codex 
bijbelkenner   exegeet, schriftgeleerde, biblist
bijbelkennis   biblistiek, bijbelvastheid
bijbelplaats   tekst, vers 
bijbelse figuren   
2   Ada, Ai, Ar, Er, No, Og, Ou, So, Ur, Uz
3   Abi, Ada, Age, Asa, Bel, Ben, Bul, Buz, Cos, Dan, Dor, Efa, Ela, Eva, Evi, Gad, Goa, Gob, Gog, Gur, Ham, Hen, Hor, Hur, Ion, Job, Kir, Kis, Koa, Kun, Lea, Lod, Lot, Lud, Luz, Mep, Nijl, Nob, Nod, Nol, Nun, Ono, Puil, Pul, Put, Ram, Rei, Saf, Sem, Sen, Sin, Soa, Suf, Sur, Tob, Toï, Uri, Zif, Zin, Ziv, Ziz, Zuf, Zur
4 Abba, Abel, Abia, Abib, Adam, Adar, Adna, Afek, Afra, Agag, Agur, Ahia, Ahio, Ajja, Akko, Amma, Ammi, Amon, Amos, Amoz, Aner, Anna, Arad, Aram, Arje, Asaf, Aser, Aisa Aven, Avva, Azal, Baäl, Beer, Bela, Beor, Beia, Boaz, Buzi, Cham, Dina, Dodo, Doëg, Duma, Dura, Ebal, Ebed, Eden, Edom, Efaï, Egla, Ehud, Elam, Elia, Elim, Eloï, Elon, Elul, Enak, Enan, Enos, Esau, Esek, Etam, Ezau, Ezer, Ezra, Gaäl, Gadi, Gath, Gaza, Geba, Gera, Gilo, Hefa, Hena, Heth, Hiël, Hira, Hoba, Hosa, Husa, Iddo, Irad, Isaï, Ivva, Izak, Jaär, Jaël, Jafo, Jaïr, Jake, Jedo, Jehu, Jeüs, Joab, Joas, Joël, Jona, Jood, Juda, Juta, Kaïn, Kana, Kore, Laël, Laïs, Levi, Loïs, Maon, Mara, Meni, Mesa, Moab, Moré, Musi, Myra, Nain, Nebo, Obal, Obed, Oded, Ofel, Ofir, Ofra, Ohad ,Omri, Onan, Oreb, Orpa, Peor, Pers, Pura, Rafa, Rafu, Rama, Reba, Rehu, Rome, Ruma, Ruth, Salu, Sara, Saul, Seba, Seïr, Seja, Sene, Seth, Silo, Sion ,Sira, Sobi, Suah, Susa, Tema, Tohu, Ufaz,Ulai, Uria, Uzal, Uzza, Zela, Zera, Zeus, Ziba, Zoan, Zoar, Zora
5 Aäron, Abana, Abdon, Abïam, Abida, Abiël, Abihu, Abner, Abram, Absai, Achab, Achan, Achar, Achaz, Achis, Achor, Achsa, Adaja, Adama, Addan, Addon, Adnah, Aenon, Afiah, Ahava, Ahïam, Ahira, Ahoah, Ajath,  Akkad, Amana, Amasa, Ammon, Amnon, Amram, Anaja, Anath, Annas, Araba, Argob, Ariël, Arius, Amon, Aroër, Arpad, Aruma, Arvad, Asaël, Asaja, Asdod, Asera, Asima, Assir, Assur, Assus, Attaï, Aviet, Azeka, Azmon, Azuba, Azzur, Baäla, Baäna, Babel, Baëna, Baësa, Balak, Barak, Basan, Beëri, Behon, Berea, Bered, Besor, Bezek, Bezer, Bikri, Bilha, Birsa, Bozez, Bozra, Bukki, Chlos, Chloö, Creta, Cyrus, Dagon, David, Debir, Dedan, Demas, Derbe, Dibou, Dibri, Dikla, Dimon, Ebzan, Edri, Efron, Eglon, Ekron, Elasa, Elath, Eldad, Eliab, Eliam, Elias, Elihu, Elisa, Elkos, Eloth, Emiet, Endor, Erech, EskoI, Ethan, Farao, Felix, Funon, Gajus, Gareb, Gasmu, Gebal, Gebim, Gedor, Gerar, Gesem, Gesur, Gezer, Glach, Glbea, Glhon, Glmzo, Golan, Gomez, Goaen, Gozan, Griek, Habor, Hadad, Hadar, Hadid, Hagar, Halah, Haman, Hanan, Hanes, Hanna, Hanun, Harad, Haron, Harod, Haruz, Hasra, Hazer, Hazor, Habel, Heber, Heter, Hegai, Helam, Helba, Helek, Helem, Helon, Heman, Hemor, Hiram, Hobab, Hodia, Hodsi, Hofni, Hofra, Hogla, Hoham, Holon, Horam, Horeb, Horma, Hosea, Hulda, Huram, Husai, Lezer, Immer, Indië, Isaäk, Ittai, Jabal, Jabes, Jabez, Jabin, Jabné, Jafia, Jahaz, Jahza, Jakob, Jamin, Jareb, Jason, Javan, Jebus, Jefta, Jeiël, Jered, Jeria, Jesse ,Jesua ,Jetur, Jezer, Jezus, Jimla, Jimna, Jisvi, Jitra, Jobab, Jodin, Joppe, Joram, Joses, Josia, Jotba, Jozef, Jozua ,Jubal, Judas, Judéa, Julia, Jutta, Kades, Kaleb, Kalme, Kalno, Kamon, Kamos, Karmi, Kebar, Kedar, Kedes, Kedma, Kenan, Kenaz, Kewan, Kezia, Kidon, Kison, Kores, Kozbi, Krith, Kusch, Kutha ,Laban, Lasea, Lechi, Lesem, Libna, Libni, Libye, Linus, Lucas, Lyrië, Lydda, Lydia, Machi, Madai, Madon, Magog, Mahli, Malta, Mamre, Maoch, Maria, Massa, Matri, Meara, Medad, Meden, Mebië, Merab, Merom, Meroz, Micha, Milka, Millo, Minni, Mizpa, Modin, Moria, Mozes, Mysië, Naäma, Nabal, Nadab, Nahas, Nahor, Nahum, Naomi, Necho, Neria, Negeb, Niger, Nimsi, Nisan, Noach, Nobah, Nogah, Oboth, Ohola, Orion, Oman, Othni, Palti, Paran, Pekah, Pekod, Peleg, Perez, Perge, Petra, Phebe, Pisga, Pison, Pniël, Pnuël, Rabba, Raema, Rahab, Rebob, Rekem, Rezef, Rezin, Rezon, Rhode, Ribla, Rizpa, Rogel, Ruben, Rufus, Sabta, Safan, Safat, Safir, Salem, Salim, Samir, Samma, Samos, Sarai, Saron, Sceva, Scyth, Sebat, Sebna, Sechu, Seïra, Semer, Senir, Sesai, Sibma, Sidon, Sifra, Sihon, Sihor, Silas, Silla, Simea, Simeï, Simon, Sinaï, Sisak, Sitna, Sobab, Socho, Sodom, Sorek, Suhiet, Sumer, Sunem, Sudan, Syrië, Tabor, Tamar, Tebez, Tekoa, Teman, Terah, Teres, Thola, Tibni, Timna, Timon, Tiras, Tirza, Titus, Tobia, Tofel, Troas, Tubal, Tyrus, Uriël, Uzzia, Zadok, Zenas, Zered, Zibja, Zilla, Zilpa, Zimri, Zofar, Zohar
6  Abarim, Abidan, Abiram, Abisag, Abisaï, Abital, Achaje, Achbor, Achsaf, Achzib, Adalja, Adleël, Adonia, Adoram, Adriël, Aeneas, Afarsa, Agabus, Ahazia, Ahikam, Ahilud, Ahiman, Ahiram, Ahitub, Ajalon, Amalek, Amarja, Amasia, Amazia, Ammiel, Apphia, Aquila, Arabië, Ararat, Arauma, Azetas, Arioch, Arkiet, Ar moab, Armoni, Asjjéra, Asnath, Athene, Atthaï. Avviet, Azalia, Azalja, Azaria, Azarja, Azazel, Azriel, Baälis, Bamoth, Baruch, Belial, Banaja,, Ben-oni, Beroth, Betach, Bethel, Bidkar, Bigtan, Bildad, Bileam, Binnui, Bislam, Bochim, Buziet, Carpus, Cephas, Chesed, Chezib, Chonja, Chuzas, Clauda, Cuidus, Cyprus, Cyrene, Daniël, Daniet, Darius, Dathan, Debora, Delaja, Delila, Dodava, Dorcas, Dothan, Efraïm, Efrath, Eglaïm, Eleale, Elifaz, Elisua, Elizur, Eljada, Elkana, Elymas, Emmaus, Engedi, Epheze, Estaol, Esther, Eunice, Euodia, Festus, Gadiet, Galaat, Gallim, Gallio, Gaziet, Gohazi, Gersom, Gerson, Gibeon, Gideom,  Gideon, Gibboa, Gilead, Gilgal, Gudgod, Hadlai, Haëzel, Haggai, Hamath, Hanani, Harhas, Hauran, Havila, Hazaël, Hebron, Heldai, Henoch, Hermas, Hermes, Hermon, Hesbon, Heviet, Hexion, Hezion, Hilkia, Hillel, Hinnom, Hizkia, Horiet, Hosaja, Idumea, Ikabod, Ismaël, Israel, Italië, Iturea, Izebel, Jabbok, Jachin, Jaddua, Jaëzer, Jafeth, Jaairus, Jannes, Janoch, Jarach, Jattir, Jedaja, Jedida, Jehlël, Jehudi, Jenima, Jemuël, Jeruël, Jerusa, Jesaja, Jether, Jethro, Jibhar, Jigeal, Jisbak, Jizhar, Joahaz ,Jojada, Joktan, Joséba, Jotham, Juchal, Judith, Julius, Junias, Justus, Kattor, Kahath, Kanaän, Kareah, Karkor, Karmel, Kedron, Kefira, Kehath, Kehila, Kenath, Keniet, Ketura, Kidron, Kileab, Kilmad, Kimham, Kisleu, Kittim, Klopas, Kohath, Kolaja, Korach, Kusaja, Lachis, Lachmi, Lamech, Lebona, Lemuël, Leviet, Lo ammi, Lucius, Ludiet, Luhith, Lysias, Lydiër, Lystra, Maächa, Machir, Mahath, Halham, Halkia, Mammon, Manaëh, Manoah, Marcus, Maresa, Maroth, Martha, Mattan, Meduba, Melite, Merari, Meriba, Mesach, Mesech, Michal, Midian, Migdol, Mogron, Milete, Milkom, Mirjam, Misaël, Mnason, Moséra, Musiet, Naäman, Naboth, Nachon, Najoth, Nathan, Nereus, Nergal, Netofa, Nibhaz, Nimrim, Nimrod, Ninevé, Noadja, No amon, Nympha, Obadja, Ochran, Paddan, Paphos, Parpar, Pashur, Patava, Patmos, Patiël Paulus,  Pedaja Peleth, Penuël, Persis, Pethor, Petrus, Pichol, Piream, Pithom, Plethi, Pontus, Prisca, Pudens, Putiël, Rachab, Rachel, Ramoth, Rechab, Refaim, Rehuël, Rhodus, Rimmon, Rithma, Rompha, Saänan, Salcha ,Salisa, Sallum, Salman, Salmon, Salomé, Salomo, Samgar, Sammua, Samuël, Sardes, Sargon, Saulus, Schavé, Scheba, Semaja, Seraja, Sesach, Sethur, Sichar, Sichem, Siddim, Siloah, Siloam, Simcon, Simson, Sineab, Sinear, Siniet, Sirjon, Sisera, Sikhri, Sittim, Smyrna, Sobach, Syrtis, Tabbat, Tabeal, Tabeël, Tadmor, Talmai ,Tammuz, Tarsis ,Tarsus, Tartak, Tebeth, Thomas, Tideal, Tifsah, Tigris, Timens, Tofeth, Uzriël, Vasthi, Zalmon, Zanoah, Zeboïm, Zeloot, Zereda ,Zeruja, Zichri, Zifiet, Ziklag, Zippor, Zuriet
7  Abaddon, Abiasaf, Ablëze,r Abigaïl, Abilene, Abinoam, Abraham, Absalom, Adoraïm, Adullam, Adummim, Agagiet, Agrippa, Ahiëzer, Ahimaäz, Ahinoam, Ahohiet, Aholiab, Alpheüs, Amittai, Amiihud, Ammihur, Amoriet, Amrafel, Ananias, Andreas, Andipas, Apelles, Apollos, Artemas, Artemis, Asafiet, Aseriet, Askelon, Askenaz, Aspenaz, Astarte, Ataroth, Athalia ,Athalja, Attalia, Azrikam, Baälath, Baäl, gad, Babylon, Bahurim, Baladan, Bazluth, Beëroth, Ben ammi, Benhail, Beracha, Bernice, Berseba, Beth kar, Beth san, Bethuël, Blastus ,Bor asan, Bozkath, Candace ,Chaldea, Chelbon, Chereth, Chiljon, Choresa ,Cilicië, Claudia, Clemens, Colosse, Crispus, Damaris, Dan jaän, Diblaim ,Didymus, Di zahab, Efratha, Elamiet, Eleazar, Elhanan, Eliezer, Elifele, Elisama ,Eliseba, Eljakim ,Eljasaf, Ellasar, EI paran, Elzafan, Emakiet, En semes, Erastus, Estemoa, Esthaol, Ethanim, Ethbaäl, Eubulus, Eufraat, Fereziet, Gabriël, Galatië, Galilea, Gathiet, Gattiet, Gedalja, Gemalli, Gemarja, Gerizim, Gibliet, Gideoni, Girriet, Goliath, Gomorra, Habakuk, Hachila ,Hadassa, Hadoram, Hadrach, Haggith, Hammath, Hamutal, Hananja, Harbona, Hasabja, Hathach, Henadad, Herodes, Hethiet, Hethlon, Iconium, lezriet, Lllyrië, Ithamar, Jabniël, Jacobus, Jaïriet, Jambres, Jarmuth, Jedidja, Jeremia, Jericho, Jeroham, Jezanja, Jibleam, Jizreël, Joaddam, Jogbeha, Johanan, Johanna, Jojakim, Jonadab, Jordaan, Josafat, Josifja, Jotbath, Jozabad ,Jozadak Kadmiël, Kajafas, Kenaäna, Kenanja, Kerioth, Kir moab, Kithron, Kleopas, Kuschan, Lazarus, Letusiet, Libanon, Libniet, Lodebar, Machlon, Madmena, Magadan, Magdala, Mahliet, Makkeda, Malchus, Malluch, Manasse, Mattana, Matchan, Mefaäth, Megiddo, Memphis, Memokan, Menahem, Messias, Meüniet, Michaël, Michaja, Michnus, Minnith, Mizraïm, Moabiet, Naftali, Nahalal, Nehemia, Nicanor, Nisroch, Oholiba, Olympas, Othniël, Parthen, Parvaïm, Pathros, Pedazur, Pekahia, Pelatja, Pennina, Perazim, Pethuël, Phanuël, Phlegon, Phoenix, Phrygië, Pilatus, Pinehas, Pisidië, Pontius, Potifar Publius, Puteeër, Peteoli, Pyrrhus, Quartus, Raamses, Rafidim, Rakkath, Rameses, Rebekka, Refaiet, Remalia, Rhegium, Rogelim, Ruchama, Sabeeër, Sadrach, Sahalim, Sakkuth, Salamis, Salmone, Samaria, Sarepta, Sarexer, Sarfath, Schebam, Sefarad ,Selemja, Semarja ,Sibraïm, Sifmoth, Simeath,  Simëiet, Sopater, Stachys, Sukkiet, Sukkoth, Suzanna, Taänach, Tabeëra, Tabitha, Tekoïet, Tel abib, Theudas, Timnata, Tirhaka, Tisbiet, Togarma ,Urbanus, Zacheüs, Zalmona, Zalmuna, Zarfath, Zebadja, Zebaoth, Zebulon, Zedekia, Zefanja, Zefatha, Zippora, Zoutzee
8 Aäroniet, Abednego, Abel Maïm, Abialbon, Ablchail, Abinadab, Abisalom, Abjathar, Achaïcus, Achmetha, Adoniram, Ahinadab, Ahuzzath, Akeldama, Ammoniet, Amramiet, Anathoth, Apollyon, Arameeër, Arvadiet, Asdodiet, Asnapper, Assuriet, Assyriër, Astaroth, Astoreth, Augustus, Azarjahu, Azmareth, Baäl Meon, Baäl Peor, Barabbas, Bar Jezus, Barnabas, Bathseba, Beër elim, Belsazar, Benhadad, Benjamin, Berechja, Berothai, Bethanië, Beth aven, Beth bara, Beth eden, Bethseda, Bath meon, Bath peor, Beth saan, Bezaleël, Bithynië, Caesarea, Chesalon, Chonanja, Chorazim, Claudius, Corinthe, Crescens, Damaskus, Dedaniet, Drusilla, El-berith, EI bethel, Elifelet, Elisafat, Elizafan, Elkosiet, Elnathan, Elon tabor, En eglaïm, En Gannim, En Mispat ,En Rimmon, Epaphras, Epenetus, Epheziër Esthemoa Eutychus Ezrahiet Filistea Filistijn, Gabbatha, Gadpoort, Galilees, Gamaliël, Genubath, Gesuriet, Giloniet ,Gitthaim, Golgotha, Hachalja, Hanameël, Haraziet, Haroseth, Hazeroth, Hebreeër, Hefsibah, Hemaniet, Herodias, Herodion, Hiddekel, Horonaim, Horoniet, Immanuël, Isboseth, Iskariot, Jaäzanja ,Jahaziël, Jebusiet, Jecholia, Jechonja, Jeduthun, Jehizkia, Jerimoth, Jeroboam, Jigdalja, Jithream, Jochebed, Johannes, Jojachin, Jonathan, Josabath, Kalebiet, Karkemis, Kedariet, Kedemoth, Keniziet, Kir Heres, Kittiërs, Kuschiet, Laodicea, Lehabiet, Libertijn, Lysanias, Maächath, Maäseja, Machpela, Machseja, Mahalath, Mahanaïm, Maleachi, Malkisua, Mattanja, Mattheus, Matthias, Mea qoren, Mehujael, Me jarkon, Merariet, Merodach, Mesullam, Minjamin, Mitylene, Moseroth, Nahaliël, Nahesson, Nazareth, Neapolis, Nebajoth, Nehustan, Nethanja, Nicolaus, Nineviet, Obed edon, Olijfberg, Onesimus, Parmenas, Patrobas, Pergammum, Phenicië, Philemon, Philetus, Philippi, Phygelus, Pi bezeth, Pirathon, Plejaden, Potifera, Rehabeam, Rehoboth, Rubeniet, Sanherib, Sapphira, Secundus, Seleucië, Selomith, Selumiël, Senassar, Sidonïër, Siloniet, Silvanus, Stoïcijns, Syntyche, Syracuse, Temaniet, Thaddeüs, Thathnai, Thyatira, Tiberias, Tiberius, Tryphena, Tryphosa, Tychicus, Tyrannus, Vispoort, Waizatha, Zacharia ,Zacharja, Zebedeüs, Zecharja, Zemariet, Zoheleth
9 Abiëzriet, Abimelech, Achitofel, Ahasveros, Alexander, Amalekiet, Amminadab, Ampliatus, Antiochië, Appollonia, Archelaüs, Archippus, Areopagus, Arfachsad, Arpachsad, Arimathea, Aschuriet, Asdodisch, Aserpoort, Baäl Hamon, Baäl Hazor, Baël Tamar, Baël Sefon, Baäl Zebub, Baäle juda, Baracheel, Barbillai, Barsabbas, Bartimeus, Bechorath, Beëlzebub, Beltsazar, Ben hinnom, Beth abara, Beth anath, Beth arbel, Betheliet, Beth gamul, Beth.haram, Beth Heked, Beth horon, Beth kerem, Bethlemen, Beth millo, Beth minra, Bethphage, Beth rehob, Bethsaïda, Beth semes Beth sitta, Boanerges, Bronpoort, Chaldeeër, Cornelius, Cretenzer, Cyreneeër, Decapolis, Demetrius ,Dionysius, Dioscuren, Efraimiet, Efrathiet, Elimelech, Elisabeth, Curaquilo, Farizeeër, Cadarenen, Gath hefer, Gerasenen, Gersoniet, Gibeoniet, Gileadiet, Girgasiet, Hadadezer, Hagarenen, Hamathiet, Hasabneja, Hazar enon, Herodiaan, Hookpoort, Husathiet, Hymenaeüs, Ismaëliet, Issaschar, Jerubbaäl, Jeschurun, Jizhariet, Judapoort, Kadmoniet ,Kafdoriet, Kanäniet, Kapernaum, Karmeliet, Kasluhiet, Kehathiet, Kenchreae, Kerithiet, Kittieten, Korachiet ,Lachai Roi, Lappidoth, Leviathan, Levipoort, Lo ruchama, Mahane dan, Manessiet, Mattithjan, Mazzaroth, Merathaim, Mercurius, Methusaël, Midianiet, Morastiet, Mordechai, Naftaliet, Narcissus, Nathanaël, Nazarener, Nazoreeër, Nethaneël, Nicodemus, Nicolaiet, Nicopolis, Oostpoort, Pamphilië, Perez Uzza, Philippus, Phrygisch, Priscilla, Prochorus, Ptolemaïs, Quirinius, Rechabiet, Sanballat, Schelfzee ,Sealthiël, Sefarvaim, Sefarviet, Sesbazzar, Silbechai, Sibboleth, Sidonisch, Sosipater, Sosthenes, Stephanes, Stephanus, Tachpenes,Tertullus, Timotheus, Trophimus ,Tubal Kain, Zacharias, Zuidpoort
10 Abel Mehola, Abel Sittim, Achimelech, Adoni bezek, Adoni zedek, Adullamiet, Beërothiet, Beth cherem, Beth haëzel, Beth maëcha, Beth semiet, Bloedakker, Cappadodië, Chaldeeuws ,Chinnereth, Corinthiër, Cyreneïsch, Damaskener, Diotrephes, Ebed melech, Eben haëzer, Efes-Dammim, Esarhaddon, Fortunatus, Gethsemane, Habazzimja, Hammoth dor, Harmagedon, Hermogenes, Hiërapolis, Jeberechja, Jerachmeël, Jozefpoort, Koningsdal, Methusalah, Migdal eder, Mithredath, Naämathiet, Nebusazban, Noordpoort, Paddan aram, Philologus, Rubenpoort, Sadduceëër, Salmaneser, Samaritaan, Samothrace, Tachpanhes, Theophilus, Wachtpoort, Waterpoort, Wilgenbeek, Zamzummiet, Zerubbabel, Zuiderland
11 Abel mizraïm, Adrammelech, Adramyttium, Anethothiet ,Aristarchus, Aristobulus, Arthahsasta, Atroth Sofan, Baäl perazim, Babylonisch, Ben abinadab, Benjaminiet, Bileamsloon, Dalmanoetha, Davidsdozen, Edomlotisch, Efraïmpoort, Epicurëïsch, Gennesareth, Hadad Rimmon, Hazarmaveth, Jaäre oregim, Jedduthniet, Jerubbêseth, Kades Barnea, Kedorlaomer, Kir hareseth, Kirjath arba ,Kirjath baäl, Mesech tubal, Mesillemoth, Mesopotamië, Mesullemeth, Moabietisch, Nathan melech, Nebuzaradan, Nechelamiet, Netofathiet, Onesiphorus, Pi hachiroth ,Pirathoniet, Ramathlechi, Ramath mispa, Regemmelech, Simeonpoort, Slangenbron, Tekoretisch, Trachonitis
12 Ammonietisch, Bakoventoren, Bartholomeus, Beth halachmi, Beth jesimoth, Bethlehemiet, Epaphroditus, Evil merodach, Geruth kimham, Hazor Hadatta, Jerahmeëliet, Kerenhappuch, Kibroth taäva ,Kirjath sefer, Lithostrotos, Moreseth gath, Naftalipoort, Nebudkadnezar, Nebukadrezar, Paardenpoor,t Philadelphila, Phililpenzer, Roofgebergte, Schaapspoort, Sunamietisch, Thessalonica, Timnath heres, Timnath serah, Zebulonpoort
13 Benjaminpoort,Gevangenpoort, Hananeeël toren, Hazeron thamar, Kanaänietisch, Karmelietisch, Kirjath jearim, Micianietisch, Misrefoth maïm, Navel des Lands, Nergalsarezer, Schear jaschlub, Scheldelplaat, Schervenpoort, Sukkoth benoth, Sulamietisch, Terebinteldal,
14 Abel beth maächa, Beth diblathaïm, fundamentpoort, Issacharpoort, Jegar  sahadutha, Jizreilietisch ,Kirjath Huzroth, Midianietisch, Ramathaïm zofim, Tiglath pileser,
15  Asteroth karnaïm, Berodach baladan, Schorpioenenpas, Syro phenicische, Tilgath pilneser, Zafnath Paäneach,
16  Scharie Kirjathaïm ,Thessalonicenzer,
17 Beeroth bene jaakan, Kuschan rischataïm,
19 Mahler Schalal chaz bar, Waarzeggersterebint
bijbels land - Kanaan
bijbels vaartuig   ark 
bijbelse held   Gideon, Simson 
bijbelse belastinginner - tollenaar
bijbelse berg - Horeb, Karmel, Sion
bijbelse hogepriester   Eli 
bijbelse hoofdstad   Jeruzalem, Samaria
bijbelse koning - David, Saul
bijbelse leiders   profeten, richteren
bijbelse maat - bath
bijbelse munt    bekah, drachme gera, kikkar, manen, sikkel, stater,  talent,
bijbelse plaats   Achor, Aduilam, Afek, Al, Aja, Ajalon, Anathoth, Aratat, Arnon, Asdod, Askelon, Astharoth, Basan, Bazan, Berseba, Bethaniê, Bethiehem, Bethsaîda, Caesarea, Colosse, Dan, Dothan, Ebal,  Eden,  Efreze,  Efratha, Ekron, Elath, Endor, Erech, Galatië, Galilea, Gath, Gaza, Gebal, Gerar, Gerizim, Gethsemane, Gibeâ, Gibeon, Gihon, Gilead, Gilgal, Golgotha, Gomorra, Gosen, Hazor, Hebron, Hermon, Jabbok, Jabes, Jericho, Jeruzalem, Jizreël, Joppe, Jafo, Jaffa, Jordaan, Kades, Kaparnaûm, Karmel, Kidron, Lachis, Machpela, Mizpa, Nazareth, Paddan, Peor, Ribia, Samaria, Saron, Scheba, Seïr, Smal,  Horeb,  Sinear,  Sodom, Sunem, Taânach, Tarsus, Thabor, Thekoa, Thessalonica, Tiberias, Tirza, Tofet, Ur, Uz, Zion
bijbelse reus   Enak, Goliath
bijbelse vrijstad   Bezer, Gol, Hebron, Kades, Ramoth, Sichem, 
bijbelterm - tekst
bijbeluitleg   anagoge, exegese
bijbeluitlegger - exegeet
bijbelverering - bibliolatrie
bijbelverklaring   exegese
bijbelvertaling   itala, pessjitto, vulgaat 
bijbelwoord – schriftwoord, tekst 
bijbenadering – approximatief,globaal, grofweg
bijbetalen   supleren, bijpassen 
bijbetaling – toeslag
bijbetaling op aandelen - assesment
bijblad   bijvoegsel, inlegvel, supplement
bijblijven - aanblijven
bijbol - klister
bijbouwen - aanbouwen
bijbrassen   bijdraaien
bijbreien - meerderen
bijbrengen – aandammen, leren
bij dag - daags, overdag
bij dat woord   a.v. 
bij de geboorte   nataal 
bij de hand - adrem, behendig, brutaal, gehaaid, gevat, gewiekst, handig, kien, leep, levendig, link, pienter, plat, schrander, slim, snugger, uitgeslapen, vigilant, vlug, waakzaam, wakker
bijdehands - linker
bijdehante vrouw     feeks, xantippe, wijf  
bij de pinken – knap, pienter, snugger
bij de tijd - pienter
bij de vleet – genoeg, talloos, zat
bijdicht - episode
bijdoen - aanvullen, toevoegen
bijdrage – aandeel, artikel, contingent, contributie, donatie, gave, geschenk, gift, opstel, som, subsidie
bijdragen – aanbrengen, bijspringen, geven, helpen, medewerken, opbrengen, steunen, toeleggen, tegemoetkomen, verschaffen
bij eb droogvallend. grond – kwelder,  plaat, schor, wad
bijeen – saam, samen, tegader, tezamen
bijeen behorend geheel - collectie, klasse, set, span, stel, 
bijeen behorend stel - span
bijeen behorende voorwerpen   garnituur, set, stel 
bijeen behorende schepen   vloot
bijeenbrengen   inzamelen, lezen, opzamelen, vergaderen, verzamelen, wannen, zamelen
bijeengaren – rapen, verzamelen
bijeengeveegd stof - veegsel
bijeenharken - aanharken
bijeenhorend geheel – collectie, klasse, set, stel, 
bijeenhorend stel - span
bijeenkomen – aantreden, reuniëren vergaderen
bijeenkomen om iets te bespreken - vergaderen
bijeenkomst - conferentie, congres, feest, meeting,  rally, receptie, rendez-vous, reünie, samenzijn, seance, treffen, vergadering
bijeenkomst, sektarische - conventikel
bijeenkomst op hogeschool - academie-vergadering, faculteitsvergadering
bijeenkomst van cowboys   rodeo 
bijeenkomst van geliefden   rendez-vous
bijeenkomsten houden - oefenen
bijeenrapen - verzamelen
bijeenroepen – alarmeren, beleggen, convoceren, oproepen, optrommelen, samenbrengen, samenroepen, verzamelen
bijeenroeping - convocatie
bijeen schikken - groeperen, opmaken
bijeentellen – adderen
bijeentellend - optellend
bijeenvoegen – adderen, koppelen, lijmen, mengen, mixen, pakken, paren, summeren
bijeenvoeging - suminatie
bijeenzoeken – assorteren,  schikken
bij elkaar   opeen, saam, samen, tezamen 
bij elkaar behorend vaatwerk   servies
bij elkaar behorende voorwerpen   garnituur
bijenboer - iemker
bijenbijter - libel
bijengift – apitoxine
bijenhars - propolis
bijenhouder – bijker, iemker, imker, ymker 
bijenhuif   bijenkorf, bijenkap
bijenkoningin   moer 
bijenkorf – stok
bijenkruid - melisse
bijenmasker - bijenkap
bijen product   honing, raat, was
bijensoort - anthocopa, behangersbij, graafbij, groefbij, 
bijenteelt – apicultuur
bijenvolk - bijenzwerm
bijenziekte - bijenroer, roerziekte, vuilbroed 
bijenzwerm   imme
bijfiguur - figurant
bijgaand – bijgevoegd, ingesloten
bijgat   lom
bijgebouw   annex, appendance, dependance, paviljoen 
bijgebouw van een hotel - dependance
bij gedeelten - deels, partieel, deelsgewijs
bijgedachte   bijbedoeling 
bijgeloof   superstitie 
bijgelovig - lichtgelovig, superstitieus
bijgeluid   piepen, ruis, schal
bijgeluid van een radio - ruis
bijgenaamd - alias
bij gelegenheid   p. ooc. 
bijgestaan - gered, gereed
bij geval – indien, misschien, ook, soms(tijds), toevallig
bijgeven – naspelen
bijgevoegd - adjectief, subjunctief
bijgevoegd stuk   bijlage
bijgevolg – aldus, alzo, daarom, derhalve, dus, ergo, igitur, uiteraard
bijgezant - subdelegaat
bijhangsel   aanhangsel 
bij het volk geliefd - populair
bijhouden – bijbenen, betrachten
bijjou – juweel, parel
bij iets doen   mengen, (toe)voegen
bijkans – bekant bijna, haast, nagenoeg, ongeveer, schier, vrijwel, zowat 
bijkantoor – agentschap, filiaal 
bijkelk - epicalyx
bijker   bijenhouder, iemker, ijmker
bijkeuken - kooknis
bijknippen - trimmen
bijknippen van haa r - punten
bijkoetsier - palfrenier
bijkomen – herademen, inhalen, kastijden, ontwaken, straffen
bijkomend   aanvullend, accessoir, accessorisch, accidenteel, additief, additioneel, extra, intercurrent
bijkomende kosten - onkosten
bijkomende ziekte   complicatie 
bijkoming - herleving
bijkomstig - accidenteel
bijkomstige bate   emolument 
bijkomstigheden – accidentiën, imponderabilia 
bijl   (a)aks, dissel
bijlaan   zijlaan 
bijlage   aanhangsel, aanvulling, addenda, acclusum, bijvoegsel, inseraat, supplement, toelichting
bijlage achter in een boek   addenda
bijldrager (in Rome)   lictor
bijleggen - beslechten, bijdoen, goedmaken, vereffenen, uitpraten
bijlegger – bladwijzer, leeswijzer
bijlegging   beslechting, schikking, vereffening
bijleveren - bijzenden
bijlhout - walaba
bijlhouwer – timmerman
bijlichten - aflaten
bijliggend - bijgaand, ingesloten
bijligger – bijschip
bijlmes   kapmes 
bijl met gekromde punt – enterbijl
bijl met twee sneden - labrys
bijloop   aanhang, gevolg
bijloper   hulp, klaploper, leerjongen, leerling, loopjongen 
bijlslag - hak
bijlsteen - nephriet
bijmaag - netmaag
bij machte - capabel
bijnaam – paraselena, parhelium, spotnaam, toenaam
bijna – amper, bekant, bijkans, bijster, feitelijk, haast, nagenoeg, omtrent,  ongeveer, practisch, schier, temee, temet, temets, vrijwel, welhaast, zowat
bijna alle - meest, meeste
bijna altijd - meestal, voornamelijk
bijna bloot - topless
bijna dood - halfdood
bijna gehuwde vrouw - bruid
bijna loodrecht   steil 
bijna niet - kwalijk
bijna niets – kleinigheid, nauwelijks, weinig
bijna nooit   schaars, sporadisch, zelden, zeldzaam
bijna rakend   rakelings 
bijna rechte sabel in Indië - golok
bijnaam - alias, epitheton, pseudoniem, spotnaam, toenaam
bijnaam van Aphrodite   Pontia 
bijnaam van Apollo - Paean
bijnaam voor Artemis   Delia 
bijnaam voor Athene   Palias 
bijnaam van Brits soldaat - Tommy
bijnaam van Duitse keizer Frederik 1   Barbarossa
bijnaam van De Ruyter   Bestevaar, bestevaer
bijnaam van Diana   Cynthia 
bijnaam van een Brits soldaat   Tommy
bijnaam van een Londenaar   cockney
bijnaam van een olifant   jumbo 
bijnaam van Eisenhouwer   ike 
bijnaam van Ezau   Edom 
bijnaam van Frederik de Vijfde - winterkoning
bijnaam van Hecate   Trivia
bijnaam van Helius  - Titan
bijnaam van Homerus - Maonides
bijnaam van Jakob   Israël
bijnaam van kantoorbediende - pennelikker
bijnaam van universiteit - Alma, Mater
bijnaam van de vroegere koning van Bohemen – winterkoning
bijnaam van een keurvorst - winterkoning
bij name - nominatimbij opslag verkopen - mijnen
bijna zwartekers - kriek
bijou - parel
bijpassen – aanzuiveren, bijbetalen, suppleren 
bijplaneet    maan, satelliet, trawant, wachter
bijproduct van gasfabriek   cokes, teer 
bijprodukt van petroleum - pacura
bijprijs – bonus, premie
bij raming – globaal, ongeveer
bijrijder - meerijder
bijrivier - zie zijrivier
bijrivier van de Elbe - Iser
bijscherm - cyma
bijscherpen – afpennen
bijschikkend - nevenschikkend
bijschildklier - epitheellichaampje
bijschip - bijlegger, bijligger
bijslaap – bedgenoot, coitus
bijslaapster - bedgenote, concubine
bijslag - extra, toegift, toemaat
bijslaper - bedgenoot
bijsmaak - smaakje
bijspeler - figurant
bijspringen - helpen, (onder)steunen, secoureren
bijspijkeren - bijbetalen, goedmaken, herstellen, inhalen, opknappen
bijstaan   assisteren, bijspringen, helpen, seconderen, secoureren, secunderen, sterken, (onder)steunen, stijven, subveniëren
bijstand   assistentie, heul, hulp, ministerie, onderstand (onder)steuning, raad, secours, steun, subventie, uitkering 
bijstand verlenen - secunderen
bijstellen - aanpassen
bijstelling   appositie 
bij stemming toeslaan   voteren 
bijster - bijzonder, erg, kwijt, onbestendig, zeer, zoek
bijstorting – suppletie
bijstukken - pertinentiën
bijt   gat, lom opening, wak
bijtak - waterloot
bijtak van bergketen   uitloper
bijten   branden, happen, kluiven, knabbelen, knagen, prikkelen
bijtend   bits, bitter, caustisch, cynisch, grievend, incisief, invretend, kwetsend, onvriendelijk, prikkelend, sarcastisch, schamper, scherp, snibbig, stokend, stotend, vinnig
bijtend middel   soda, natron, pyrotica, vitriool, loogzout
bijtend scherp - mordant
bijtende oplossing   loog 
bijtende opmerking   sneer 
bijtende scherpte - mordaciteit
bijtende soda - loog
bijtende stof - natron, soda, vitriool
bijter - tand
bijterig - agressief
bij tijden - soms
bijtijds   tijdig, op tijd, vroeg, vroegtijdig 
bijt in ijs – gat, wak
bijtitel – ondertitel
bijtmiddel - mordant
bijtmug   muskiet, mosquito, steekmug
bij toeval - onvoorzien
bijtoon – boventoon, ondertoon
bijtorgaan   gebit, kies, tand
bij tussen tijd   a.i. (ad interim) 
bij uitzondering – zelden
bijtvermogen - mordacitiet
bijval – adhesie, applaus, acclamatie, goedkeuring, instemming, steun, succes, toejuiching, waardering
bijvallen - instemmen
bijvalletje - buitenkansje
bijverdienste – snabbel, schnabbel 
bijverdiensten   accidentiën, emolumenten 
bij vergissing – abusievelijk
bijverzoekschrift vragen - rekestreren
bijvoegen - aanvullen, adderen, toevoegen, (ver)meerderen
bijvoegend   additief 
bijvoeglijk - adjectivisch
bijvoeglijk naamwoord – adjectief, bn
bijvoegsel   aanhangsel, aanvulling, aanvulsel, accessorium, addenda, appendix, bijblad, bijlage, supplement, toelichting
bijvoegsels - addenda
bij volmacht   p.p., p.o.
bij voorbaat - provisoir
bij voorbeeld   bv., bijv., e..e., e.g., p.e., p, ex, zoals
bij voorkeur – gaarne, graag, liefst, liever 
bij voortduring – aldoor, almaar, nog, steeds, voortdurend
bij vordering vaststellen - reglementeren
bijvrouw van Abraham - Hagar
bijweg - zijpad
bijwagen – aanhangwagen, oplegger 
bijwerken   herstellen, restaureren, retoucheren
bijwerking van een foto   retouche 
bijwezen - tegenwoordigheid
bijwijlen – ongeregeld,  soms, somtijds, temet
bijwinkel – filiaal
bijwinst - premie
bijwonen   beleven, meemaken 
bijwoner - getuige
bijwoord   
2  af, al, er, na, nu, om, te, zo
3 aan, dan, dra, erg,  hoe, mee, nog, nou, ook,  tel, toe
4 alom, daar, door, ergo, eens, haar, hier, mede, nabij, ooit, open,    toch, toen, weer, zeer
5 aldra, aldus, alsof, doods, edoch, eerst, elders, eraan, ereis,            ertoe, evenzo, ginds, heden, immer, meest, midden, nadat,             nadien, nooit, omheen, overal, reeds, sedert, sinds, temee, temet,    terug, tevens, thans, weder zelden
6 achter, alevel, alsdan, ergens, gereed, ginder, gister, immers,          laatst, straks, weerom, zozeer
7  alreeds, altemet, beneden, dermate, eertijds, eenmaal, nergens,       onderen, onderin, telkens, vroeger, wederom
8  achteraf, andersom, desnoods, helemaal, ondereen, voorheen
9  hierboven, niettemin, voormaals, waartegen
10 allereerst, enigermate
bijwoordelijk - adverbaal
bijwoord van beweging   af
bijwoord van graad   al, bijna, erg, meer, schier, te, uiterst, veel, zeer 
bijwoord van modaliteit   beslist, denkelijk, geenszins, graag, misschien, mogelijk, ongetwijfeld, stellig, toch
bijwoord van plaats   daar, er, ergens, ginds, hier, hiernaast, nergens, te
bijwoord van reden   bijgevolg, daarom, derhalve, dientengevolge, dus, hierom
bijwoord van tijd   altijd, dan, eindelijk, gisteren, laatst, later, nog, nooit, nu, ooit, soms, straks, tegelijk, telkens, toen, vaak, vandaag 
bijwijlen   ongeregeld, soms, somwijlen, somwijls, temet
bij wijze van gunst - precario
bijzaken - allotria
bijzakken - bedaren, bijkomen
bijzettafeltje   bijzetje, mini, piedestal, stommeknecht 
bijzetteugels - martingale
bijzetten - toevoegen
bij zich doen komen   halen, ontbieden
bijziende   kippig, kortzichtig, myoop, myopisch
bijziendheid   kippigheid, myopie, plesiopsie
bijzig - onstuimig, tochtig, winderig
bijzit - concubine, maîtresse
bijzijn   aanwezigheid, presentie, tegenwoordigheid 
bijzitter   assessor 
bijzon   parhelium
bijzonder   afzonderlijk, anders, apart, bovenmate, buitengewoon, eigen, eigenaardig, enorm, erg, exclusief, extra, geweldig, intens, intiem, inzonderheid, markant, merkwaardig, noemenswaard, ongewoon, onwijs, opmerkelijk, particulier, privaat, privé, raar, singulier, speciaal, supra, uiterst, uitzonderlijk, vooral, vreemd, wonderlijk, zeer, zeldzaam
bijzonder aantrekkelijk - riant
bijzonder begaafd   geniaal
bijzonder begaafd iemand - fenomeen, genie
bijzonder begaafd man   genie 
bijzonder goed – prima, uitmuntend, uitnemend, uitstekend
bijzonder goed uitkomend - markant
bijzonderheid   detail, eigenaardigheid, finesse, inzonderheid, selectheid,  specialiteit 
bijzonder hoge mate – extreem, zeer
bijzonder lief   bloemzoet
bijzonder mooi meisje   beeld, beeldje, engel
bijzonder pauselijk gezant – ablegaat
bijzonder studievak - specialiteit
bijzonder uitkomend – markant
bijzonder vlug - overhaast
bijzonder zuur   inzuur 
bijzondere aanleg - flair
bijzondere beloning – premie
bijzondere eigenschap - eigenaardigheid
bijzondere handigheid - flair
bijzondere kleding - livrei
bijzondere taalles – dictee
bijzondere naam - eigennaam
bijzondere omstandigheden -  particulariteiten
bijzondere werkkamer van een minister - kabinet
bijzonderheden personen betreffende - personalia
bik   houweel, laadkraan, puin, steenafval, steengruis, steenslag,  
bikhamer - kaphamer
bikkel – hieltik, hoed, kei, koot, kootbeentje, pikhouweel, stuiter, stoere knaap
bikkelbal   stuiter, speelbal 
bikkelen – eten, koten, zwoegen
bikken - eten, hakken, uithakken
bikker – pooier
bikkerbal - speelbal, stuiter,
bil – dijspier, ham, hesp
bilateraal   tweezijdig 
bilbord   ankervoering 
bilharziosis - schistosomiasis
bilinguïsme   tweetaligheid 
biljarten   stoten, queuën 
biljartspel met zakken – snooker
biljartstok   keu 
biljartterm   acquit, amortiseren, bandstoten, bricole, carambole, doorschieten, effect, kader, libre, massé, nastoot, piqueren, pomerans, trekbal, trekstoot
biljet – affiche, afgiftebewijs, bewijs, briefje, formulier, kaartje, lap 
biljetje – kaartje
biljet van f. 10,- - joetje
biljet van f. 100,- - meier
biljet van f.25,- - geeltje
biljet van inschrijving – aannemingsbiljet
biljoenvoud - tera
billen - achterste, achterwerk, bibs, bips, kont 
billenkoek – slaag
 billentikker – pandjesjas, slipjas
billen van kleine kinderen - bolus
billetdoux - minnebriefje
billijk   behoorlijk, betamelijk, eerlijk, fair, fatsoenlijk (fig.), genadelijk (Z.N.), genadig, gerechtvaardigd, goed, goedkoop, handelbaar, juist, mak, moderaat, onbevooroordeeld, onpartijdig, oorbaar, raisonnabel, rechtmatig, rechtvaardig, redelijk, recht, schappelijk, schikkelijk, terecht, verstandig
billijken - goedkeuren
billijkheid – (recht)vaardigheid, redelijkheid
billijkheid in aanmerking nemende - billijkerwijs
bilnaad – perineum
bilstuk van een slachtdier - biefstuk
biltong - pemmican
bilzenkruid - dolappel, dolkruid, hyoscyamus, malkruid, malwillempjeskruid
bimbambeieren - klokgelui
bimbammen – luiden, luien
bims –bimszand, lavazand, luiden, puimsteengruis
binair   dubbel, paarsgewijs, tweedelig, tweeledig, tweevoudig 
bindbalk - dwarsbalk, zolderbalk
bindbies - raffia
binde - akkerwinde
bindeenheid - katern
binden – boeien, knevelen, snoeren, strikken, vasthechten, vastmaken, verbinden
bindend   dwingend, gebiedend, imperatief, normatief 
bindend meel   maizena, sago 
bindend voorschrift – reglement, richtlijn, wet 
bindende grondregels   axioma, principe, richtlijnen, statuten 
bindende regel – wet
bindgaren - bindtouw, hennepgaren
bindhout of bindlat    klamp
binding   (gevoels)band, koppeling
, ohesie
bindlaag   rand
bindlat   klamp
bindmateriaal – bandijzer, paktouw, plakband, raffia
bindmiddel – aardappelmeel, asfalt, cement, bloem, garen, gips, gom, kalk, kit, koord, kunsthars, lasso, lint, lijm, maïzena, meel, mixtion, pasta, raffia, riem, sago, singel, snelbinder, specie, tapioca, touw
bindmiddel uit zeewier - agaragar (Indon.), cement
bindmiddel voor cement – gips
bindmiddel voor naden in ijzerwerk - ijzercement
bindplaat   strip 
bindsel van touwwerk - duizendpoot
bindsellijn(zeew) – beslagseizing, steeklijn
bindstok – ponderboom, weesboom,
bindstuk – klamp
bindteken – koppelteken
indvliesontsteking - conjunctivitus
bindvlies van het oog   conjunctiva 
bindweefsel - collenchijm, 9parenchijm, 12steunweefsel, stroma, 
bindweefselband - ligament, ligamentum
bindweefselgezwel – fibroma, fibroom
bindweefselvlies   fascia, fascie 
bindweefselzakje dat het hart omsluit   pericard, pericardium, hartzakje
bindwilg - katwilg
bindwijze - oblong
bindzool   sandaal 
bineren – verdubbelen
bingelkruid - smeerwortel
bink – beenkap, bonk, botterik, broekspijp, gozer, knoeier, knol, knul, lomperd, macho, man, paard, politieagent, stuk, vent, vlegel
binken - spijbelen
binnen – binnenshuis, in, inter, intern, intra (Lat), inwendig, rijk, thuis 
binnenaanzicht – interieur
binnenafkomstig - endogeen
binnen afzienbare tijd – binnenkort, eerlang
binnenbekleding   voering 
binnenbekleedsel – voering
binnen bepaalde grenzen beperken - begrenzen, beperken, inperken, inrijgen, insnoeren, lokaliseren
binnenbeursje – horlogezakje
binnenblad - omblad
binnenbreken - inbreken, penetreren
binnenbrengen - inhalen
binnen de cellen   intercellulair 
binnendijk - dromer, slaper(dijk)  
binnendijkse kolk (overgebleven na overstroming) - wiel
binnendringen – inbreken
binnendringen (het) - penetratie
binnendringer - dief, inbreker, spion
binnengaan – betreden, ingaan, inkomen, intreden, intrekken
binnengoed van sigaar   bosje, inleg
binnengrachtsboord - escarpe
binnenhalen   oogsten, inhalen, inpalmen
binnenhalen van gewas   oogsten
binnenhandvlakte - palm
binnen het bedrijf - intern
binnenhof   binnenplaats , (Spa) patio, (Vla) koer 
binnenhuis   interieur 
binnenin –ntern
binnenjaloezie – luxaflex, store 
binnenjongen - huisknecht
binnenkleding - voering
binnenkomen - inkomen, invallen
binnenkomst   entree, inkomst, intre(de)e
binnenkoorts   sluipkoorts
binnenkort – aanstonds, alras, dra, eerdaags, eerstdaags, eerlang, gauw, ras, spoedig, strakjes, straks, weldra, welhaast, 
binnen korte tijd   alras, binnenkort, dra, gauw, ras, snel, spoedig, vlug
binnenkring van een gemeente   kom
binnenlands - nationaal
binnenlandsbestuur   b. b. 
binnenlandse strijdkrachten – bs
binnenleiden - inleiden, introduceren
binnenleiding   introductie 
binnenloop – deur, poort
binnenoor – doolhof
binnenpad - landweggetje
binnen perken houden - inhouden
binnenplaats – binnenhof, cour (koer), patio 
binnenplaneet   Aarde, Mars, Mercurius, Venus
binnenplein - atrium, binnenplaats, slotplein
binnenschip    aak, bok, botter, bijlander, duwboot, eiker, hengst, kaag, kempenaar, kog, kraag, kraak, lichter, mas, poon, praam, punter, rivierschip, schokker, schouw, snauw, snik, steilsteven, tjalk, trekschuit
binnenshuis - indoor (E), intern 
binnenslaan - verorberen
binnensmonds   dof, mompelend, onduidelijk, onverstaanbaar
binnensmonds zeggen   murmelen mompelen
binnensmonds zingen   neuriën
binnensport   badminton, basketbal, volleybal, zaalhandbal, zaalsport, zaalvoetbal  
binnenstad   centrum, city, kern
binnenstad (Ind.) - kota
binnenste - centrum, gemoed, geweten, hart, innerlijk, inwendige, kern, klokhuis, merg, pit, vulling, vulsel
binnenstebuiten – omgekeerd
binnenste buiten keren – omstulpen
binnenste deel   kern, merg,  pit  
binnenste der aarde   aardkern, magma
binnenste van bot   merg 
binnenste van brood   kruim 
binnenste van sigaar   inleg 
binnenste van een appel - klokhuis
binnenste van een boomstam - pit
binnenste van een mens -  gemoed, geweten, hart,
binnenste van een sigaar - dekblad, inleg, omblad, pop
binnenste van een vrucht - pit
binnenste van zaak   kern 
binnenste vlak van een paneel - kussen
binnenstof – voering
binnenstromen -   binnenglooiing, binnentalud, instromen
binnentalud van een vesting   escarpe
binnentreden – ingaan, inschrijden
binnentrekken – binnenhalen, inhalen, inhaleren
binnenvaart (soort) - duwvaart, trekvaart
binnenvaartuig   aak, eiker, hengst, kaag, rijnaak, steilsteven
binnenvaren – invaren
binnenvest - binnengracht
binnenvlakte van de hand – palm
binnenvoeren van schepen – loodsen
binnenwaard - polder
binnenwaarts – introvert, inwaarts
binnenwaarts gekeerd zijn - introversie
binnenwaarts gericht - introvert
binnenwater – boezem, kanaal, meer, plas, poldervaart, polderwater, riviertocht, sloot, trekvaart, vaart, ven, vliet, wetering
binnenwater dat als boezem dient - binnenboezem
binnenwater in heide - ven
binnenwerk – interrieur
binnenwindse zijde - lijzij, lijzijde
binnenzaal - hal
binnenzee in Europa   Kaspischezee, IJsselmeer, Zuiderzee 
binnenzool - belegstuk
binnenzijde - binnenkant, innerlijk,inwendige
binocle   verrekijker, toneelkijker
binominaal -  dubbelnamig, tweetermig
binomisch - tweetermig
binomium - tweeterm
bint   balk, dwarsbalk, keper, kesp, later, paal, spant
bintanker - balkanker
bintbalk – zolderbalk
biocenose - levensgemeenschap
biogene sedimenten - biolieten
biograaf   levensbeschrijver
biografie - levensbeschrijving
biografie van martelaren - martyrologie
biografisch register v/e dagblad - morgue
bio-industrie – veebedrijf, veeteelt
biokatalysator - enzym, hormoon, vitamine
biologeren - hypnotiseren, suggereren 
biologie – levensleer
biologie van de akkerbodem - agrobiologie
biologie van de binnenwateren - limnologie
biologisch - natuurlijk
biologisch afbreekbaar – biogradabel
biologische term – gen
biomantie - waarzeggerij
bioscoop   bios, cinema, chineac, (film)theater, kino, theater 
bioscoopbedrijf - cinema
biosfeer, deel van de - biocyclus, biotoop
biotiek - levensleer
biplane   tweedekker 
bipolair - tweepolig
Birmaanse munt   kjat, pjas 
Birmaanse staat   Sjan
bips – achterste, derriere, gat, kont, 
bis   andermaal, encore, herhalen, nogeens, nogmaals, opnieuw, tweemaal, wederom, weer, weerom
bis roepen - bisseren
bisam   muskus 
bisbillen -  gehaspel, gekibbel
biscuit - kaakje, wafel(tje) 
biscuitblik - koektrommel
bisdom   diocees, diocese, episcopaat, sticht
bisdom in missiegebied   vicariaat 
biseksueel - amfogeen
bisette - boerenkant
biskwie - koekje
Bismarckarchipel, district van de - Manus
Bismarckbruin - fenylbruin, vesuvine
bismut – Bi, aslood, astin, spiegeltin,
bismutkoperloodsulfide - Aciculiet, patriniet
bismutoker - bismiet
bismutsulfotelluride - borniet, tetradymiet
Bissagoseilanden, een van de - Bolama
bison – buffel, karbouw, oeros, yakbizon, wisent
bisschop – kerkvoogd, pontifex, prelaat
bisschop (tot) gekozen maar nog niet gewijd - elect
bisschop der Goden   Ufilas, Wulfila 
bisschop van een diocees - ordinaris
bisschop van Pergamus – Entipas
bisschoppelijk manteltje - mazet(ta)
bisschoppelijk plichtenboek - pontificatie
bisschoppelijk schrijven    mandement
bisschoppelijke brief   mandement
bisschoppelijke waardigheid – episcopaat
bisschopsgewaad – pontificaal, tabbaard, tabberd,
bisschopshoed   mijter, mitra 
bisschopskleed - tunica
bisschopskruid - steeneppe
bisschopsmanteltje - camail
bisschopsmijter - infula
bisschopsmouw - gigotmouw, hammouw
bisschopmuts   olijfslak 
bisschopsraad - domkapittel
bisschopsstaf – baculus, kromstaf,  
bisschopsstoel - faldistorium
bisschopszetel – bema, diocees, katheder
bissectrice   deellijn, bisectrix 
bisseren   herhalen 
bissinge - drukte, jaarmark,t kermis
bister - roestbruin
bistouri - operatiemes, scalpel
bistro – eethuis, restaurant
bit   breidel, gebit, mondstuk
bit en leidsel   toom 
bits   afgebeten, bijtend, chagrijnig, hekelig, kattig, kortaf, kribbig, luimig, narrig, nors, nuffig, nijdig, onvriendelijk, pikant, pinnig, scherp, snar, snauwachtig, snibbig, spijtig, spits, stekelig, stug, tranchant, venijnig, vinnig, vitterig, wrevelig
bits spreken – afsnauwen, blaffen, grauwen, houwen, snauwen 
bits toespreken – afsnauwen, blaffen 
bitsheid – scherpheid, vinnighei
bitstuk - loefhouder 
bits woord - snak
bitter  alsem, bijtend, elixer, erg, gallig, grievend, hatelijk, kroppig, myrrhe, scherp, smartelijk, snerpend, spijtig, verdrietig, wrang, wrevelig, wrevelmoedig, zuur
bitterappel - bitteraugurk, kolokwint,
bitterbast - kwassiehout
bitterblad - ridderzuring
bitter bestanddeel van alsem – sinitine
bitterbloem - egelboterbloem
bitter gevoel - haat, wrok
bitter hout - quassta
bitter medicijn - kina, kinine
bitter plantesap - elixer, elixir
bitter steen - jade, nefriet
bitter vocht - alsem, azijn, elixer, gal
bittere afgunst   nijd, haat, wrok 
bittere borrel - rotterdammer
bittere ernst - echt, gemeend, nadrukkelijk
bittere ervaring - alsemdronk
bittere gemoedsstemming - gal, wrevel
bittere gentiaan - amarel
bittere haat – wrok
bittere kers - tuinkers
bittere oranjeappel - pomerans
bitteren - borrelen
bitternoot - pecannoot
bittere plant   alsem 
bittere scherts - galgenhumor
bittere smart – alsem
bittere spaat - dolomiet
bittere spot   hoon, sarcasme, smaad
bittere steen - jade
bittere stemming - wrevel
bittere stof – acerbiteit, alsem, amara, gal
bittere wortel - chichorei, gentiaanwortel
bitteraarde - magnesia, magnesiumoxyde 
bitterappel   kolowint 
bittergarnituurtje - borrelhapje
bitterglas - borrelglaasje
bitterheftig maar beheerst - verbeten
bitterheid    alsem, gal, rancune, wrevel, wrok, 
bitterhout   kwassiehout 
bitterkalk   dolomiet 
bitterkers - sterkes, sterrekers, tuinkers 
bitterklaver - waterdrieblad
bitterkoekje   makaron 
bitterkruid – alsem, amarel
bitterlijk - deerlijk, erg, hevig
bitterling - chlora
bitterlijk – deerlijk, hevig,
bitter medicijn – kina, kinine
bitterpee - chichoreiwortel
bitterplant – bitterling, cichorei, waterpeper
bitterspaat - dubbelzout
bitterstof - acorine
bitterstoffen - amara
bittertje - aperitief, borrel(tje), neutje pikketanesie
bittertje (Mal.) – pait
bittertong - waterpeper
bitter vocht   alsem, azijn, elixer, gal
bittervoorn – rui
bitterwortel - chichorei, gentiaanwortel, quassia,
bitterzoet – afdrank, alfrank, dolbessenkruid, elfrank, elgjeshout, hoelangerhoeliever, hondebeishout, kersthout, kwalster,  oerhout, rekop, sluchter, weerhout, walshout, 
bitterzout – Epsonzout, magnesiumsulfaat
bitumen   aardolie, aardpek, asfalt, bergteer 
bitumenhoudend materiaal – asfalt
bitumineus   harsachtig 
bitumineus hout   ligniet 
bitumineuse strijklak - enamel
bivalent   tweewaardig 
bit van een paard – mondstuk
bivak – kampement, legerkamp, loegerplaats, nachtleger
bivalent - tweewaardig
bizar   barok, buitennissig, gek, grillig, grotesk, nukkig, vreemd, wonderlijk, zonderling
bizarre - tijbloem
bizarrerie - grilligheid, vreemdheid
bizon   buftel, bultos, oeros, wisent
b-kruit - boniet
blaadje - foliolum
blaadje hout   fineer 
blaadje metaal   blik, folie, lamel(le) 
blaadje papier   ceel, vel
blaadje van bloemkroon   petaal 
blaag – kind, kwajongen, rakker, rekel, snotjongen, snotneus, vlegel, wijsneus 
blaai - drukte, ophef
blaaimaker - druktemaker, oproerkraaier
blaak - pips, wit(jes), walm
blaam   afkeuring, brandmerk, berisping, laak, lak, opprobatie reproche, schande, smet, verwijt, vlek 
blaam verdiend - berispelijk, laakbaar
blaamloos – onberispelijk, smetteloos,  zuiver
blaar   blaasje, bel, blein, bles, bloedblaar, bobbel, bulla, huidblaas, huidzwelling, klein, knobbel, knol, kol, lichtekooi (Z.N.), malloot (Z.N.), opzwelling, papula, pok, puist, veeziekte 
blaarkoorts - pemflgus
blaarkop - koe
blaar of buil – bobbel
blaarschors - garoebast
blaartje – peukel
blaartrekkend gas   lewisiet 
blaartrekkend middel - garoe, garve, gifgas, mosterdgas,
muurpeper
blaartrekkend poeder   cantharide 
blaartrekkende boterbloem – eppe
blaartrekkende kever – oliekever
blaaruitslag - rupia
blaarvormig compartiment tegen scheepswand - bilster, bulge
blaas – adem, bel, blaar, bladder, bobbel, cyste, galblaas, kolk, luchtbel, urineblaas, vesica, zak, zwemblaas 
blaasachtige zwelling van huid    blaar
blaasboom – blazenstruik, colutea
blaascatarh – cystitis
blaaserwt - hartezaad
blaasgezwel   cyste 
blaashoorn   kornet 
blaas in gietwerk - holte
blaasinstrument   
3   sax
4   hobo, tuba 
5   aulos, bugel, fagot, fluit, hoorn, orgel
6   bazuin, cornet, kornet, piston, sjofar, toeter
7   bariton, clarino, klaroen, ocarina, piccolo, trompet
8   aërofoon, althoorn,  bashoorn, klarinet, saxhoorn,  
     saxofoon, schalmei,  trombone
9   accordeon, blokfluit, bombardon, doedelzak, harmonica,                harmonium
10 alpenhoorn
11 bassethoorn
blaasinstrument voor joodse godsdienstoefening   sjofar
blaasje   bel, blaar 
blaasje met, bedekt - papuleus
blaasjeskruid - lentibulariacee, urtricularia
blaasjesuitslag - herpes
blaasjes van een vloeistof - schuim
blaaskaak   bluffer, branie, karabas, opschepper, opsnijder, pocher, praalhans, snoever 
blaaskaken - opsnijden, snoeven
blaaskakerij - pocherij, snorkerij
blaaskaking - bluf
blaasontsteking –blaascatarre, cystitis
blaasproef - ademtest
blaasspiegel – cytoscoop
blaaspijp -  blaasroer, poester, roer
blaaspotigen - dondervliegjes
blaasrob - klapmuts
blaasspiegel - cytoscoop
blaassteek - punctie
blaassteen   graveel 
blaastoestel – balg, ventilator 
blaasvis - kogelvis
blaasvocht - urine
blaasworm   fin, vin 
blaasworm, aan.... lijdend    garstig, gortig, vinnig
blabla – geklets, gezwam
blac-out – stoornis, vergissing
blad  avondblad, blz., boomblad, ceel, courant, dagblad, dienblad, folio, folium, humus, kaart krant, kroniek, loof, lover, magazine, orgaan, pag(ina), papier, periodiek, planteblad, schro, schrooi, tabaksblad, teelaarde, theeblad, tong (Z.N.), tijdschrift, vel
bladaaltje - draadworm
bladaarde   humus, teelaarde 
bladader – bladrib, nerf
bladaderen – nervatuur
bladafdruk in stenen - biblioliet
bladbegin – knop
bladcactus - phyllocactus
bladder – blaas, verfblaasje
bladerdeegpasteitje – bouchée
bladerdek - bladeren, gebladerte, lommer, loof,lover,
bladeren van bomen -  groen, lover, loof 
bladerdek   bladeren, gebladerte, lommer, loof, lover 
bladerloos - kaal
bladergroen   chlorofyl, chloroplast 
bladerloos - kaal
bladgroente   andijvie, boerenkool, kool, namenia,  postelein, prei, sla, snijbiet, spinazie, spitskool, spruitkool, veldsla, witlof 
bladgoud - boekje, foelie
bladgroente - andijvie, kool, moesgroente, postelijn, raapstelen,
salade, 3sla, spinazie, warmoes
bladhoender – jacanae
bladkever - aardvlo, meikever
bladhoning - honingdauw
bladkant - marge
bladkers - goudhaan
bladkoper – koperblik, latoen
bladlitteken - bladmerk
bladlood - loodfoelie
bladmaag   boekmaag, boekpens 
bladeren met rondachtige tanden - gekarteld
blad met ronde rand – lob
blad of bloemversiering -  hogel
bladmetaal   blik, foelie, folie, latoen 
bladmoer - vleugelmoer
bladmoes - mesofiel, parenchyn
bladmos - barbula
bladnerf   ader 
bladnervenbouw - nervatuur
blad papier   vel
bladplant – klaver, sla
bladpotigen - phyllopode
bladrozet – rosula
bladrijk - frondeus
bladschijf - bladvlakte, bloemzoom, lamina,  limbus,
bladschimmel - oidium
bladskelet - nervatuur
bladsnijder - behangersbij  
bladspringer - cicade
bladsteel - periolus
bladstil   loofstil, windstil
bladteken   custos, custode 
bladtin - foelie (spiegels), staniol, staminool, zilverpapier 
bladtin bij spiegels   foelie 
blad van altaar - retabel
blad van anker – hand
bladereneter - fyllofaag
bladeren van bomen - lover
blad van de N.V.S.H.   Sextant 
blad van de Telegraaf   Telekleur 
blad van de paardenbloem   molsla 
blad van een aalbes - aalbesseblad
blad van een atlas   kaart 
blad van een boek – folio, pagina
blad van een hamer - kruin
blad van een koopmansboek - folio
blad van een paardenbloem - molsla
blad van roeiriem – peddel, peel (Eng.)
blad van een schaar - wang
blad van een schroef - vleugel
blad van een sleutel - baard
blad van een varenplant - veer
bladvet van varken   reuzel 
bladvezel van agave   sisal 
bladvezels van een bananeboom - abaca
bladvlinder – kallima
bladvlo - psylla
bladvogel - iora
bladvorm   drietallig, drielobbig, ei, eivormig, gaafrandig, gaaf, gegolfd, gekarteld, gelobd, geschulpt, getand, geveerd, gevind, gezaagd, hand, handdelig, handlobbig, handnervig, handspletig, handvormig, hartvormig, lancet, lancetvormig, lijnvormig, naald, niervormig, pijl, pijlvormig, randig, ruit, ruitvormig, schild, schildvormig, spatel, spatelvormig, speer, spiesvormig, uitgeknaagd, veerdelig, veerlobbig, veernervig, veerspletig, voetvormig
bladvormig loofwerk - acanthus (Corintische zuilen), akant
bladvormige  versiering     acant, akant, acanthus 
bladwachter - custos, oppasser (bij bibliotheken)
bladwijzer - boekenlegger, blijlegger, 10deelstreep, index, inhoudsopgave, kapittelstokje (bijbel), leeswijzer, luswijzer, register, signet, tabel, tafel
bladijzer - stort  
bladziekte – roest
bladzij - bl
bladzijde   3pag., pagina, folio, latus, titelpagina
bladzijde waarop titel is afgedrukt    titelblad, titelpagina
bladzijden doorlopend – nummeren, pagineren
blaffen   aanslaan, bassen, dassen, heffen, keffen, snauwen
blaffer - hond, kantoorkladboek, klapper, opschepper, pistool, register, revolver, schieter, vuurwapen
blaffetuur - vensterluik
blafhert – muntjak
blague – grootdoenerij, grootspraak, lef
blagueren - bluffen, grootspreken, opscheppen, opsnijden
blagueur - opsnijder, snoever, zwetser
blafhoest – pseudokroep
blaf kaken - blaaskaken, snoeven
blak - bloot, effen, kaal, open, vlak
blaken – branden, gloeien, glunder, grootspraak, lef, smeulend, stralend
blakend   blij, brandend, groeiend, vurig, smeulend, stralend, vurig, 
blaker – kaarsdrager, kaarsenstandaard, kandelaar 
blakeren – branden, flamberen, roosteren, schroeien, smeulen, zengen
blakstil - bladstil, vlak, windstil
blakvis -  inktvis, sepia
blamabel - afkeurenswaard(ig), berispelijk, laakbaar
blamage – afgang, blaam, oneer, schande, smet, vlek,
blameren - berispen, laken
blamot - beurs, gekneusd
blanc fixe - barietwit
blanceren - beitsen, (glad)schaven
blanco – leeg, onbedrukt, onbeschreven, oningevuld, open(gelaten), wit
blancseing – blanket
blanda - blanke, Hollander, vreemdeling
blank   bleek, blinkend, helder, maagdelijk, onbeschreven,  onbevlekt, ongeverfd, rein, rijmloos, smetteloos, spiegelend, wit
blanke (Ind.) – blanda
blank van een sabel – kling
blankblauw - staalblauw
blanke – bleekgezicht
blanke doorschijnende slof - albast
blanke haremdienares   odalisk 
blanke lak – vernis
blanke niet joden - Ariërs, Indogermanen
blanke wilster - zilverpluvier
blank en schoon - rein
blanketsel   (Ind.) bedak, gezichtspoeder
blankheid - reinheid
blaren - balken, blaten, bulken, loeien, schreeuwen
blaren (verbleekte) van de chichorei - (wit)lof
blarenbijter - glazenmaker, libelle
blaren of bulken - blaten
blas – flets, zacht
blasé   beu, moe, vermoeid, zat 
blasfemie - godslastering
blastoporus - oermond
blastula - kiemblaas 
blaten - blaren, blèren, bulken, loeien, mekkeren, schreeuwen
blauw   (l)azuur, bleu 
blauwachtig – blauwig, livide, pimpelpaars
blauwachtig gas - ozon
blauwachtig wit metaal - antimonium
blauwachtige vale kleur - leikleur
blauwachtige verkleuring van gezicht - cyanose
blauwbaard   wreedaard, vrouwenbeul
blauwbekken - kleumen
blauwbes - bosbes, klokkebei
blauwbloem – korenbloem
blauw bloempje - akkerereprijs, akkererepreis
blauwboekje   libel, pamflet, schotschrift, vlugschrift, volksboek  
blauwdruk - cyanotypie, ijzerdruk
blauwe boerenkiel - hes
blauwe boon  - kogel
blauwe boter - kwikzalf
blauwe edelsteen - saffier
blauwe hanenschrobber - blauwvalk
blauwe klauwier - klapekster
blauwe kleur-of verfstof - aniline, azuur, blauwsel, indigo, lakmoes, ultramarijn
blauwe knoop - duivelsbeet
blauwe nachtreiger - kwak
blauwe papaver - blauwmaanzaad
blauwe plek -  sugillatie
blauwe pruim -  eierpruim, kwets
blauwe reiger - aalreiger, ielregel, ielreiger
blauwe steen – lazuur
blauwe vleesvlieg – aasvlieg, dol,
blauwe vlinder - blauwtje
blauwe werkkiel – blouse, hes, overall,
blauwen   opdoemen 
blauwgas   waterglas 
blauw glazuur   email, smalt 
blauwgroen - cyaan 
blauwgrijs - leikleurig
blauwgrijs metaal - lood
blauwgroen - mosgroen, zeegroen
blauwgroene delfstof – kopergroen, malachiet
blauwhout - vampèchehout
blauwkiel - arbeider, sjouwerman
blauwkieltje – blauwborstje
blauwkopmees – pimpelmees, vink
blauwkous   blue, savante, stocking 
blauwmaan - maanzaad
blauwmees - pimpelmees
blauwmeter - cyanometer
blauw mineraal – euklaas
blauwmuts - Leidenaar
blauwneusje - houting
blauwolie – aniline
blauwpaapje - roodstaartje
blauwpaardje - glazenmaker, libel
blauwpaars - lila
blauwpieper - bastaard, (hegge)mus, nachtegaal
blauwscheuten - spataders
blauwschild - kuikendief
blauwschuit – scheurbuik
blauwsel - smalt
blauwspecht – boomklever
blauwsteen - azuursteen
blauwtje – afwijzing, carbon(papier)
blauwvalk - boomvalk, kiekendief, sperwer, stiervalk
blauwvinger – Zwollenaar 
blauw vlindertje - blauwtje
blauwvoet - kwastelvalk, steenvalk, stormvogel, zeemeeuw
blauwwit metaal – lood, osmium, tin 
blauwwitte opaal -  chalcedon
blauwziekte - cyanose
blauwzucht   cyanose 
blauwziekte – cyanose
blauwzuur - cyaan, cyaankali, cyaanwaterstof, 
Pruisisch zuur
 blauwe boerenkiel   hes 
blauwe boon - kogel 
blauwe kleur   ultramarijn
blauwe kleurstof   anilineblauw, azuur, blauwsel, indigo, indogotine, lakmoes, ultramarijn
blauwe meer der Russen   Aral 
blauwe regen   glycine 
blauwe steen    arduinsteen, azuursteen, lazuur 
blauwe verfstof   indigo, lakmoes, ultramarijn
blauwe vleesvlieg   dol 
blauwe vlinder   blauwtje 
blauwe werkkiel   blouse, overall
blauwen - opdoemen
blazen – puffen, schieten, schuifelen, souffleren, toeten, toeteren, waaien
blazen op een blaasinstrument - toeten
blazen op hoorns   getoet 
blazen op trompetten - toeten
blazen van de wind   waaien 
blazer    fluiter, fluitist, fagottist, hoboïst, hoorn, jasje, klarinettist, pocher, saxofonist, sportjas, toeter(aar), trombonist, trompettist
blazoen   banier, devies, embleem, emblema, kenspreuk, leuze, motto, vaandel, veldteken, wapen(schild)
bleek – bekrompen, betrokken, blank, chamois, deluw, dor, dun, eng, flauw, flets, geeps, grasveld, iel, ijl, kleimoedig, lichtgrauw, kleurloos, lusteloos, mager, mat, minnetjes, ongezond, ontkleurd, pallidus, pips, vaal, verlegen, wit, witachtig, witjes, ziekelijk, zonder blos, zwak
bleek van kleur -  vaal
bleekblauw - bleumerant, bloemerant
bleekbruin - vaal 
vaalbleek en mager – zwak
bleekgeel   chamois, flets, geeps, vaal
bleekgezicht   blanke 
bleekgroen - celadon
bleekmiddel   chloorkalk, soda, waterstofperoxyde
bleek (ongekookt Belgisch bier) - kazes
bleekpoeder   chloor(kalk) 
bleekrood   rose, roze, saumon, vaal, zalmkleurig
bleekzout - bleekkali
bleekzucht    anemie,  bloedarmoede, chlorose, clorox, leukopethie,
blees   kafje, rietpluim 
blei - bliek, witvis
blein   bel, blaar, draaiziekte
bleinenbijter - glazenwasser, waternimf  
blekbos - schaarbos
bleken – cloren, ontkleuren
bleker – wasbaas, wasman
blekhol - hel
blèren - blaten, brullen, huilen, krijsen, schreeuwen 
bles – blaar, haarlok, hol, kol, paard, schorsloze plek
blèren of loeien - blaten
blesseren – kwetsen, verwonden, wonden
blessuur – breuk, kwetsuur, letsel, wonde
bleten - blaten, hullen, schreien
bletten - pletten
bleu – angstig, beangst, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, eenkennig, lichtblauw,  pips, schuchter, schuw, sip, timide, verlegen, zachtblauw
blij bleuheid – verlegenheid
blèren - tieren
bliek   blei, sprot, witvis
blieven – lusten, moeten, willen
- gelukkig, happy, heuglijk, ingenomen, jolig, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, tevreden, uitgelaten, verblijd, vergenoegd, verheugd, vrolijk, welgemoed
blik   bladmetaal
blik – aanzien, bakvorm, bladmetaal,  inzicht, kan, kijk, lonk, ogentaal, oog, oogopslag, open, plaatijzer, stofblik, uitzicht, vue, 
blikgroente - conserven
blikje - tinnetje
blikken   glinsteren, kijken, lonken, ogen, zien 
blikken bus - doos
blikken doos   bus, trommel 
blikken drinkbakje - mok
blikken eetgerei   gamel, (mess)tin
bliksem - hemelvuur, licht, weerga, weerlicht 
bliksem zonder donder   weerlicht 
bliksemen   flikkeren, fulguratie, lichten, onweren, schitteren, weerlichten
bliksemflits   schicht, bliksemschicht 
blikseming - schittering, straling
bliksems    duivels, erg, geweldig, zeer
bliksemsnel - fulminans, siderans
bliksemschicht   flits, straal 
bliksemstraal - bliksemflits, bliksemschicht deugniet, flits, lammeling, schicht, weerlicht
blikvanger - lokkertje
blikveld - gezichtsveld
blind   gesloten, hol, leeg, loos, noodlot, onbegrensd, ondervloer,
onzichtbaar, rolluik, toeval, vals, (venster)luik
blindaas - steekvlieg 
blindage - blindering
blind dier – mol
blindedarm - appendix, coecum
blindedarmontsteking – appendicitis
blinde geloofsijver – zelotisme 
blinde god der duisternis   Hodur,
blinde ijver – dweepzucht, fanatisme,
blindelings - klakkeloos, lukraak, onbezonnen 
blinde in het kaartspel   dummy 
blinde insecteneter - mol
blinde passagier   verstekeling 
blinde plek   scotoom 
blinde schacht   neerbraak 
blinde woede - razernij
blimderen - pantseren
blinde steeg   keerweer 
blindenschrift – brailleschrift
blinderen - luiken, pantseren
blindheid - ablepsie
blinde vink - paupiette 
blinde woede – amok, razernij
blind gemaakt - verblind
blindkap - oogklep
blind voor het raam – luik
blindworm - hazelworm
blink   glans, glanzend, gloed, schittering 
blinken   glanzen, glimmen, glinsteren, gloren, schitteren, stralen 
blinkend   blank, fel, hel, glanzend, poliet, schitterend 
blinkend glad - blank
blinkend helder   proper 
blinkend schoon – kraakwit
blinkerd - duintop, 13snoeklepeltje , (Zuidn.) snoever,
blinkvet - schoensmeer
blinkworm - glimworm 
blister - bulge
blits – hip, modern, modieus
blitzlicht - flits, magnesiumlicht
blizzard   barber, blode, boeran, buran, sneeuwjacht, sneeuwstorm
blo – angstig, bangelijk, bedeesd, beschroomd, laf, schuchter, verlegen, vreesachtig
blocnote – schrijfboekje
blodaard - bangerd, bangerik, haasvreter, poltron,  
blode – angstig, bang, bangelijk, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bleu, blo, flauwhartig, laf, lafhartig, schuchter, verlegen, versagen, vreesachtig
bloed – hals, levenssap, sanguis, hals, stumper, sufferd, sukkel, sul 
bloed (met bezoedelde) - Ares, Mars
bloedaandrang - congestie
bloedader – ader, aorta, arterie, bloedbuis, bloedvat, darmader, dijader, haarvat, holader, hoofdader, kransslagader, lymf(e)ader, vat, vena, venae (Lat.), vene
bloedaftapping – aderlating
bloedarmoede - anemie, bleekzucht, bloedbaan, bloedsomloop
bloedappel - sinaasappel
bloedarmoede   anemie, bleekzucht 
bloedbaar - blein
bloedbad   hecatombe, hekatombe, massacre, massaker, massamoord, mensenslachting, moordpartij, slachting 
bloedbad aanrichten – massacreren
bloedbeeld - hemogram
bloed, bestanddeel van het - erytrocyt, hemoglobine, leukocyt, lymfocyt, trombociet
bloedbeuling   bloedworst 
bloedblein – bloedblaar, bloedvin,  puist (roodpuntig), vin,
bloedbraken   hematemesis 
bloedbruiloft - St. Bartholemeusnacht
bloedbuis   (slag)ader, aorta, arterie, vene 
bloedcellen – agranulocyten, erythrocyten, granylocyten, leukocyten, lymfocyten, monocyten, trombocyten,
bloeddiarree   dysenterie 
bloeddoop - marteldood
bloeddorst - moordlust
bloeddorstig   barbaars, homicide, moorddadig, moordlustig,
moordzuchtig, sanguinair, wreed
bloeddorstige razernij - amok
bloeddrukmeter - tensiemeter
bloeddrukperiode - diastole, systole
bloedverhoging - hypertensie
bloeddrukverlaging   hypotonie, hypotensis 
bloedeigen   verwant 
bloedeiwit - albumine, fibrinogeen, globuline
bloedeloos   armetierig, slap
bloedeloosheid – anemie  
bloeder - hemofiel
bloederig volksdrama - melodrama
bloederwit   fibrinogeen 
bloederziekte - hemofilie
bloedgeld - moordloon
bloedgetuige   martelaar 
bloedgever   donor 
bloedgierig - bloeddorstig, moordlustig
 bloedhoesten - h(a=emoptoë
bloedhond – woekeraar, wreedaard
bloedhout - campêchehout, vuilboom
bloedig - fel, geweldig, hard, moorddadig
bloeding - h(a)emorr(h)agie
bloedje - schaap
bloedjong - pril
bloedkanker - leuk(a)emie
bloedkleurstof   hemoglobine, heem 
bloedkruid - addertong, drakenbloed, duizendknoop, herderstas, knoopgras, partijke, pimpernel, sorbenkruid, varkensgras, zuring
bloedkruik – morel
bloedleer - hematologie
bloedlichaampje, rood - erythrocyt
bloedlichaampje, wit – leukocyt
bloedloop – bloedontlasting, persie
bloedneus – epistaxis
bloedontlasting – aderlating
bloedontvanger - acceptor
bloedoverbrenging - cryptogamen, transfusie
bloedparasiet   trypanosoom 
bloedparasiet bij dieren - piroplasma
bloedplaatje   trombocyt 
bloedplasma, bestanddeel van het - bicarbonaat, calcium, chloride, fosfaat, kalium, magnesium, natrium, sulfaat
bloedprop   embolie, embolus 
bloedprijs - moordloon
bloedrijk   apoplectisch, sanguineus  
bloedrode harssoort - drakebloed
bloedrood   hoogrood, scharlakenrood 
bloedrijk - apoplectisch, sanguineus
bloedrijkdom – turgescentie
bloedschande   incest
bloedschending - incestueus 
bloedschennig - incestueus
bloedschennis   incest 
bloedserum   bloedwei
bloedspuwing - h(a)emoptoë
bloedsteen – hematiet, sardis
bloedstelpend - adstringerend, styptich
bloedstelpend middel – adrenaline, aluin, ergotine, gaas, tampon, verband
bloedstelping   hemostase 
bloedstolling   trombose 
bloedstolsel   fibrine 
bloedstuwing   congestie 
bloedsuiker - glucose
bloeduitstorting – extravasaat, hematoom 
bloeduitstorting in een gewricht - hemarthros
bloedvaatgezwel - hemangioma
bloedvat   ader, angio, aorta, arterie, slagader, vene 
bloedvatgezwel - hemangioom
bloedvatverstopping   embolie, trombose
bloedverdunnend middel - aloë
bloedverdunning - hydremie
bloedvergieten – afslachten, doden, moorden, oorlog
bloedvergiftiging   py(a)emie, sepsis, septicemie, septik(la)emie, toxemie, uremie
bloedverwant   aanhorige, aanverwant, betrekking, broer, broeder, cognatus, eigen, familie(lid), goei, maag, moeder, nabestaande, neef, nicht, oma, oom, opa, tante, vader, verwant(e), zuster
bloedverwanten - familie
bloedverwanten in opgaande lijn    ascendenten
bloedverwantenmoord - parricidium
bloedverwanten van moederszijde  cognaten, spillemagen
bloedverwanten van vaderszijde    agnaten, zwaardmagen
bloedverwantschap   parentage 
bloedvet - cholesterol
bloedvezelstof - fibrine
bloedvin  blein, bloedzweer 
bloedvink - goudvink
bloedvlekziekte - purpura
bloedvloeistof – lymfe
bloedvocht - (bloed)wei, hui, plasma, serum
bloedvormend geneesmiddel – hematogeen
bloedvormend vocht – chijl, gijl
bloedvorming – hemopoiese
bloedvrees - hematofobie
bloedwater   sera
bloedwateren - hemaeturie, hematurie 
bloedwei   plasma, serum 
bloedwet - militiewet
bloedwraak   vendetta 
bloedwreker   Goël 
bloedziekte   anemie, hemofilie, leuk(a)emie, hemopathie, polycytemie, trombopemie
bloedzuigende mug - knijt
bloedzuigende vleermuis - vampier
bloedzuiger - echel, laken, mug, muskiet, patjet, teek, uitzuiger (fig.), vampier, vlo, wandluis, woekeraar
bloedzuiverend middel   sarsaparilla
bloedzweer – bloedvin, furunkel, karbonkel, lamprei, negenoog, steenpuist, vin, zevenoog
bloedzweten   hematohydrosis 
bloei   fleur, hausse, kracht, krits, mei (fig.), ontplooiing, opgang, opkomst, opleving, prosperiteit, tier, voorspoed, vooruitgang, welvaart
bloei van riet - pluis
bloeien   floreren, pronken, prospereren
bloeiend   fleurig, florisant, fris, gezond, tierig, voorspoedig 
bloeiend grasplantje - smeel, smele
bloeiende tak – bloeiheester, mei, ribes, seringeboom
bloeihormoon - florigeen
bloeikolf   spadix 
bloeimaand   mei 
bloeischede   spahta 
bloeitijd   bloeiperiode, mei, fleur, hoogtij, voorspoed 
bloei van riet - pluis
bloeiwijze   
3   aar,  
4   cyma, kolf,  tros,  tuil
5   conus,  katje, kegel, maske, pluim, speer, spica, trant
6   bloem, aartje, hoofdje, korfje, scherm, schicht, sikkel, spadix,
     spatha, waaier
7   amentum, anthela, bloeikolf, bloemkoek, bloemkorf, bloesem,       bijscherm, hoofdje, schicht, schroef,
     umbella
8   aarpluim, corumbus, panicula 
9   bijscherm, bloeikolf, bloemkoek, bloemkorf,
     capitulum, cincinnus, dichasium, drepanium, rhipidium
11 schijnscherm, schijnkrans
12 bloemhoofdje, pleiochasium
bloem   anjer, aster, blom, elite, erica, flos, iris, keur, lelie, lis, lotus, meel, puik, roos, tulp, 
bloemen, bomen, gewassen, heesters en planten
2   es, ui, ijf
3   aak, aat, alg, asp, bes, den, eik, els, esp, hei, hop, iep, ive, lis, mos, olm, oot, pee, poa, pijn, rus, sal, sla, tijm, zea
4   acer, aira, alfa, aloë, ammi, anijs, arum, arve, asam, bent, berk, beta, beuk, bles, biet, boon, brem, brya, bunt, coix, cora, anex, eppe, erwt, espe, esua, flox, geum, gort, gras, helm, herk, ilex, iris, juin, kemp, kers, klis, klit, kool, knol, kwee, lens, look, lork, mais, mast, mede, mier, mirt, munt, muur, noot, olijf, palm, pari, peen, peer, peul, prei, raai, raap, reie, rhus, riet, roos, rosa, ruit, ruta, rijst, sawo, sida, sium, slee, sona, spar, teil, thijm, tulp, uchi, ulex, vlas, wede, weit, wier, wilg, wouw, zwam
5   abeel, abies, abrus, abusa, acant, acioa, adoxa, agati, agave, ahorn, ajuga, ajuin, akant, alant, alnus, alsem, amoon, anjer, anoda, apera, apios, apium, appel, aster, avena, azima, balsa, batis, betel, biota, boldo, braam, braya, briza, buxus, calla, canna, carex, carum, carya, ceder, cicer, cocos, coula, cycas, dadel, dicer, delia, dille, dolik, doorn, draba, dreps, druif ,duist, emmer, erica, evene, gagel, fagus, ficus, fomes, fungi, gagea, gagel, genst, gerst, gilia, glaux, gouwe, hakea, halfa, haver, heide, herik, hosta, hulst, hysop, inula, karwij, keker, kleef, komijn, krent, kroos, kroot, kweek, kwets, lappa, larix, latuw, lavas, ledum, lelie, lemna, liaan, linde, linum, linze, lotus, macis, madia, majer, malus, malva, melde, miere, morel, morus, murik, nagel, netel, nonea, obero, orego, oryza, oxera, panax, paris, patig, patik, pavia, pekea, peper, phlox, picea, pilea, pinus, piont, pirus, pisum, plomp, polei, popel, pruim, pyrus, radijs, raket, ramee, rameh, ramie, rheum, rhoeo, ribes, rogge, rotan, rozijn, rubia, rubus, rumex, sabal, sabia, salie, salix, sawoe, sodum, senne, sereh, sesam, sisal, smeel, smele, soria, spart, spelt, stipa, sumak, tabak, tajer, tamus, tarwe, taxus, thuja, tilia, trapa, tsuga, tunic, typha, ulmus, varen, vicia, vinca, viola, viool, vitis, vlier, wikke, winde, zegge, zulte
6   aalbes, abobra, acacia, aceras, achras, acorus, actaea, adenia, adonis, akebia, akelei, alaria, alisma, allium, alruin, althea, alyxia amarel, amyris, ananas, andira, anemia, annona, arabis, arenga, annona, arabis, amica, aronia, arundo, asarum, atropa, aucuba, augurk, axyris, azalea, azolla, bacove, baeria, bamboe, banaan, bassia, bataat, bauera, bellis, betula, bidens, bifora, blakea, bletia, blitum, blumea, boleet, bombax, borago, bosbes, bovist, bromus, brunel, bunias, bunium, bijvoet, cactus, cakile, caltha, carapa, cassia, cedrus, cersis, chlora, cicuta, cipres, citrus, clivia, cnicus, cobaea, conium, cordia, cornus, cosmea, cosmos, cotula, crambe, crepis, crocus, cynara, cypres, dahlia, daphne, datura, daucus, diodia, distel, dobera, dophei, dragon, dravik, ebinus, ebulum, echium, eenbes, eiloof, elegia, elisma, elodea, elsbes, elymus, emilia, eracum, fatsia, filago, fiorin, foelie, fresia, funkia, galega, gallum, gember, gierst, gifbes, ginkgo, hedera, heemst, hengel, hennep, holcus, holpijp, hotela, huriki, hydnum, hyssop, iberis, isatus, jasmijn, juncus, kalmia, kaneel, karwei, katoen, kennep, kerria, kerrie, kervel, klaver, klimop, klokje, kochia, krodde, lamium, lariks, laurus, lidrus, lilium, lolium, lupine, luzuta, lycium, malope, maluwe, meloen, melica, mellea, mentha, mibora, mierik, milium, millet, mimosa, mispel, molsla, montia, moseik, mycelis, myrica, narcis, nardus, nepeta, nerium, neslia, nonnea, nuphar, obione, ocimum, ononis, ophrys, opilia, orchis, orlaya, orobus, ostrya, owenia, ozouga, pandan, papaya, pappel, parkia, payena, pekden, pentas ,peplis, peppel, persea, perzik, pessem, phleum, picris, piment, pirola, pistia, pituri, pitrus, porama, portea, possem, pothos, premna, prinus, protea, prunus, psamma, ptelea, pteris, pyrola, radula ,rahmeh, randia, raphia, rengas, reseda, restio, rhapis, rotala, royena, rudgea, ruppia, rijsbes, sagina, salade, salvia, sapium, schima, scilla, secale, selago, semele, sering, seseli, shorea, sicyos, siepel, silaum, silene, simaba, sjalot, sorbus, sparre, spirea, stekel, sticta, striga, styrax, suaeda, tapura, tecoma, thymus, tolpis, tomaat, toorts, tragus, trebol, tulipa, urtica, venkel, viscum, vulpia, witbol, witlof, wortel, zeeden, zeesla, zinnia, zuring
7  abronia, acinete, aeonium, aethusa, affodil, afzelia, akoniet, alfrank, algoede, alkanna, alonsoa, aloysia, althaea, alyssum, amandel, amaniet, amanita, amarant, amorpha, anchusa, andoorn, andoren, andijvie, anemone, anemoon, anethum, apeboom, arctium, armeria, arnebia, asimina, asperge, astilbe, attalea ,aurikel, averuit, baetris, ballota, ballote, bambusa, banksia, barosma, basella, bedstro, begonia, bennoot, bergden, bergpijn, bernage, bertram, betonie, blighia, blysmus, boletus, bomarez, boreava, boronia, bosrank, brummel, bryonia, butomus, calluna, camelia, campsis, carduus, carlina ,catyota, cascara, catalpa, celosia, chayote, cascare, catalpa, celosia, chloris, circaea, cirsium, citroen, cladium, clarkia, clethra, colutea, comarum, corylus, corypha, cotinus, crupina, cucumis, cumimum, cuphaea, ciscuta, cyclaam, cyclame, cydonia ,cynodon, cyperus, cytisus, daklook, dambeer, daslook ,deutzia, doorwas, doperwt, douglas, drosera, edelden, elatine, elfrank, ereprijs, erodium, esdoorn, esparto, euterpe, festuca, ficaria, fopzwam, freesla, fuchsia, fijnspar, lumaria, galnoot, geaster, genista, geonoma, glycine, godetia, goejave, gomboom, granaat, gunnera, haageik, halesia ,halisum, hanekam, hazesla, hemlock, heulbol, holzaad, hordeum, hyacint, ipomoea, isoëtes, jasione, juglans, kalebas, kalmoes, kamgras, kamille, kardoen, katalpa, katwilg, kickxia, klapbes, klapper, knautia, kropaar, kurkeik, kwassie, lactula, lagurus, lakboom, lactuca, lagurus, lamsoor, lappula, lapsana, latirus, laurier, leersia, lepotes, liatris, linarra, linnaea, liparis, listera, lobelia, lucerne, lunaria, lupinus, luzerne, lychnis, lycopus, lijnzaad, lythrum, maankop, mahonia, malaxis, malrove, mansoor, maretak, meekrap, meelbes, melissa, melisse, meratia, mimulus, modiola, moerbei, molboon, molinia, monarad, morille, mosroos, mosterd, motillo, moscari, muskaat, muursla, myagrum, myrrhis, negundo, nemesia, neottia, nigella, nigelle, onoclea ,opuntia, osmunda, othonna, ouratea, ourisia, pachira, paeonia, pagamea, pangium, panicum, papaver, paprika, papyrus, pavetta, pavonia, peganum, pellaea, pentace, peponia, perilla, persica, petunia, phlomis, pimelea, pimenta, plataan, pluchea, pompoen, populus, potalia, prangos, prepusa, primula, procris, pronker, pijlriet, pijnboom, pijpboom, pijpekop, quercus, radiola, radulae, rajania, ramenas, ramonda, rapaena, raphanus, ravenea, rebutia, rhamnus, ribzaad, ricinus, rinorea, robinia, romneya, torippa, roselle, roupala, rubinia, ruellia, rumulea, russula, rutidea, sabicea, salacia, salsola, samanea, samolus, sanikel, saphout, sapkelk, scandix, schinus, schotia, scirpus, sechium, sekgras, selderij, selinum, senecio, sequoia, sesanum setaria, shortia, silybum, sinapis, skimmia, sleebes, sloanea, sloetia, slofhak, solanum, sonchus, sophora, sorghum, spiraea, sporkel, spurrie, stachys, stemona ,sturmia, succisa, suikerij, synnema ,syringa, tagetes, taluama, talinum, talipot, tamarix, telekia, tellima, thesium, thlaspi, tillaea, torilis, triodia, truffel, ulmaria, vanille, veenbes, veldiep, veldsla, verbena, vetblad, vetmuur, violier, vogelia, vuurpijl, walnoot, walstro, waspalm, wederik, weigela, wingerd, witblad, witboom, witspar, wolffia, wolgras, wijnruit, wijnstok, zebrina, zeebies, zeegras, zeekool, zeepijn, zeewilg, zenobia, zostera, zuurbes
8  aardaker, aardbuil, aardnoot, aardpeer, aardrook, aardster, aardtong, abrikoos, abutilon, acalypha, acanthus, achillea, aconitum, adiantum, aegilops, aesculus, afrikaan, agrarius, ageratum, agrostis, akkersla, albizzia, alliaria, allionia ,alpenbes, alpenden, alpensla, amarella, ambrosia, ammobium, namirta, angelica, anjelier, anthemis, antiaris, appelbes, arenaria, arenpalm, argemone, artisjok, asperugo, asperula, aspidium, athyrium, atriplex, aubrieta, azorella, azijnboom, barbarea, basilima, bauhinia, begijntje, bekermos, bentgras, berberis, berenoor, bergamot, bergenia, berglook, bergroos, bergvlas, bergwilg, bernagie, berteroa, berzelia, beshulst, bevernel, bieslook, bindwilg, blauwbes, blechnum, blimbing, bocconia, boekweit, bolderik, boltonia, borassus, bosdruif, boskriek, bossalie, bowlesia, braambes, brassiea, bremraap, brodiaea, bromelia, brongras, brunella, buddleja, buksboom, buntgras, calenthe, calepina, camelina, cannebis, cansjera, cantarel, capsella, capsicum, caragena, carmadon, carpinus, castanea, caucalis, cenchrus, cerinthe, ceterach, chrysant, cicendia, cichorei, clematis, colchium, collomia, collybia, conifeer, coprinus, crabboom, crassula, crithmum, cutandia, cyclamen, dactylis, dagbloem, daglelie, dalkruid, danthus, dicentra, dielytra, dipsacus, dodonaea, dolappel, dolkruid, dopheide, driebast, drieblad, duinriet, echenops, edelweis, eenkoorn, egelskop, eikvaren, eleusine, empetrum, endymion, engbloem, eranthis, eremurus, erigeron, erophila, eryngium, erysimum, euonymus, eupteris, evonymus, falcaria, farsetia, fragaria, framboos, frangula, fraxinus, galigaan, galtonia, gamander, ganzerik, gardenia, gaudinia, geastrum, geelster, gentiaan, gentiana, geranium, gladiool, glaucium, glechoma, gloxinia, glyceria, gomplant, goodyera, goudlork, goudveil, graskers, graskool, gratiola, guizotia, gynerium, haagbeuk, hanepoot, hardgras, harlekijn, hazelaar, heelbeen, heermoes, helenium, helmgras, hepatica, hesperis, heuchera, hibiscus, hippuris, hoefblad, hondsbes, hooigeur, hosackia, hottonia, hulsloof, huislook, hypecoum, hyssopus, imperata, inktboom, inktzwam, isnardia, isolesis, jasminum, kadsura, kamerden, kamvaren, kastanje, klaproos, knoflook, knopbies, knotwilg, koekruid, koeleria, koolraap, koolzaad, korensla, korstmos, kromhals, kruisbes, krulzoom, kweepeer, laburnum, laccaria, lampsana, lathraea, lathyrus, lavatera, lavendel, legousia, leonurus, lepidium, lepturus, leucojum, levermos, lidsteng, liergras, liesgras, liguster, limonium, lisdodde, lonicera, luawigia, lycopsis, lygodium, macleaya, magnolia, majoraan , majorana,  marentak,  margriet, 
mariscus, martynia, mauritia ,medicago, meibloem, meelboom, meidoorn, melkeppe, melkwied, melkzwam, merremia, mespilus, moenchia, moeslook, monsonia, morielje, myosotis, myosurus, naaldaar, nassella, nicandra, noteboom, nymphaea, oenanthe, oleander, oliepalm, olijfboom, olijfwilg, opopanax, orbignya, orchidee, origanum, oroxylum, ossetong ,otophora, palisota, paliurus, palmboom, pandorea, parinari, paspalum, patrinia ,pekanjer, pekbloem, pereboom, perelaar, pereskia, pericome, phacelia, phalaris, pholiota, phormium, physalis, piekgras, pilkruid, pilvaren pilzegge, pistacia, plantago, platanus, platzaad,  pluimiep, plumbago, plumeria, poelruit, polygata, polymnia, poncyrus, pongamia, populier, poterium, prikneus, prunella, psiadium, psilotum, ptilotus, puibloem, pulegium, pijlkruid, pijpbloem, pijpje lak, pijpkruid, raaigras, raapzaad, rabarber, rammenas, ranonkel, rapunzel, rasamala, ratanhia, ratelaar, reukgras, reynosia ,rhodiola, ridolfia, riempjes, rietgras, roemeria, roodbeen, rosmarijn, rotskers, rotswilg, rozelaar, russelia, ruwkruid, rijstgras, sabbatia ,saffloer, saffraan, sagopalm, salvinia, sambucus ,sanicula, santalum, santorie, sapindus, satuerja, saurauia, sauropus, saururus, scabiosa, scaevola, scharlei, scheelaa, scherlei, schimmel, schismus, schizaea, schoenus, scolopia, scolymus, scopolia, selderie, serjania, sesbania, sesleria, sidalcea ,sierkers, silphium, slaapbol, slijkgras, smyrnium, sojaboon, solidago, sorbaria, spartina, spartium, spergula, spigelia, spinacia, spinazie, stamroos, steeleik, steeliep, steeneik, steranijs, sterkers, stofzaad, stokroos, syzygium, tabebuia, tacsonia, talkboom, tamarisk, tandzaad, taxodium, teenhout, teutrium, thrincia, tigridia, timothee, torkruid, tribulus, trilgras, trisetum, triticum, tritonia, trollius, troskers, tuberoos, tuinboon, tuinkers, turgenia, turmerie, turritis, tweebast, vaccaria, valkruid, veldbies, veldkers, verfbrem, veronica, vetkruid, vetplant, viburnum, viltroos, viscaria, voetblad, vlotgras, vogellijm, vossebes, vuilboom, vijgeboom, warkruid, wasbloem, weegbree, weigelia, windhalm, windroos, wistaria, wolkruid, xanthium, ijzerhard, zaagblad, zandkool, zandmuur, zeeaster, zeekraal, zeeraket, zegeltje, zoethout, zomereik, zoethout, zoutgras, zuurling
9  aardappel, aardeikel, addermoes, addertong, affodille, agaatroos, agonandra, agrimonia, agropyton, ailanthus, akkerkers, akkerkool, akkermunt, akkerrood, akkerroos, allocarya, alpengras, alpenroos, amaryllis, amberboom, ammadenia, ammochloa, ammophila, amsinckia, amygdalus, anacyclus, anagallis, ananasbes, anaphalis, andrachne, andromeda, angelonia, anthurium, anthylis, appelboom, aquilegia, araucaria ,armoracia, arnoseris, aronskelk, aronsstaf, artemisia, asclepias, asparagus,  asplenium, astrantia, aubergine, avicennia, baardgras, balsamina, balsemien, basilicum, beekpunge, beemdgras, beenbreek, behennoot, bellardia, bereklauw, beukvaren, biesvaren,
biezenkop, blaaswier, blauwgras, bloemkool, bloemriet, boksdoorn, bonekruid, boomvaren, bosliefje, boterkarn, brilkruid, bupleurum, calamintha, calendula, campanula, cantharel, capucijner, cardamine, carthamus, catabrosa, ceanothus, centaurea, centaurie, cerastium, cicerbita, cichorium, cineraria, citrullus, claytonia, colchicum, commelina, conringia, coreopsis, coronaria, coronilla, coronopus, corydalis, crataegus, cucubalus, cucurbita, cupressus, cynanchum, cynosurus, cypergras, cyrtonium, dadelpalm, dagschone, danthonia, dauwnetel, dictamnus, diervilla, digitalis, digitaria, diospyros, diplachne, doddegras, doornzaad, doronicum, dovenetel, drakenkop, duifkruid, duikelaar, duindoorn, dwerggras, dwergspar, dwergvlas, ecballium, echinaria, edelweiss, elaeagnus, elytrigis, emerkoorn, epilobium, epimedium, epipactis, equisetum, erythraea, erythrina, euchlaena, euclidium, euphoribia, euphrasia, ezelsoren, agopyrum, forsythia, frankeinia, fijnstraal, galanthus, galeopsis, galinsoga, ganzerik, ganzevoet, gemshoren, geweiboom, gipskruid, gladiolus, glaskruid, glidkruid, goudhaver, graslelie, grevillea, grindelia, grondster, grijskruid, haagdoorn, haagwinde, haynaldia, azelatuw, hazelnoot, hedypnois, hedysarum, eelkruid, heggemuur, eggerank, helmbloem, helmkruid, hemelboom, hemizonia, heracleum, herminium, herniaria, hertshooi, hertsmunt, hieracium, hippophaë, holosteum, holwortel, honckenya, ondsdraf, hondstand, ondstong, hoornblad, hopklaver, ortensia, huttentut, hydrangea, hypiricum, hypholoma, impatiens, jezusgras, odenkers, judasboom, juniperus, karadebol, kalanchoë, kalfsvoet, kalketrip, kamerpalm, kanteloep, kersappel, kerseboom, kerstroos, kerstster, knarkruid, knikbloem, kniphofia, knipherik, knopkruid, koeienoog, kogelboom, kokospalm, komkommer, komijnzaad, koornroos, koriander ,kornoelje, kortsteel, kraagroos, kraailook, kraanhals, kransspar, kringzwam, kruidkers, kruipbrem, kruipwilg, lactarius, lagoseris, lamarckia, lavendula, lederboom, leeuwebek, leontodon, lepelblad, lepelboom, lepigonum, lespedeza, libanotis, lidcactus, ligustrum, limosella ,lobularia, longkruid ,loodkruid, loogkruid, lotosboom, lijsterbes, maanvaren, magnifera, malachium, malcolmia, mannagras, marjolein, marrublum, mutthiola, melitolus, melkkruid, mentzelia, microcala, minuartia, mirabilis, mistletoe, moeraseik, moffenpijp, monolepis, monotropa, muizenoor, mulgedium, muurbloem  muurpeper  muurvaren, myricaria, naaldboom, narcissus, neophila, nephelium, nestvaren, nevelgras, nevelzwam, nicotiana, nieskruid, niesvaren, nimfkruid, odontites, oenethera ,ogenklaar,  okkernoot, onopordum, oreopanax, orobrance, ortgiesia, oryzopsis, osmanthus, oxyanthus, oxybaphus, oxycoccus, oxylobium, oxymitria, oxystigma, paasbloem, paaslelie, palaquium, palmlelie, parelgras, parelzaad, parnassia, passerina, pasteraak, pastinaak, pastinaca, potiëntia, paullinia, paulownia, pellionia, peltandra, penstemon, peperboom, peperkers, pepermunt, peperomia, periploca, Pernettya, persoonia, petasites, pharbitis, phaseolus, pholiurus, phyllitis, piluparia, pimpernel, pioenroos, pluimboom, pluimgras, pedolepis, polygonum, polypogon, polyporus, popelboom, portulaca, postelein, prestonia, prinsepia, pronkboon, pronkerwt, pteridium, pulicaria, pijlwortel, pyrethrum, radijskool, rafflesia, ramischia, rapistrum, rauwolfia, reaumuria, regenboom, rehmannia, restrepia, rhabarber, rhamnella, rhipsalis, rhodanthe, richardia, rodgersia, roegneria, rolklaver, rosientje, rosularia, roystonea, rozemarijn, rozetblad, rucbeckia, saccharum, sagoplant, salvadora, santolina, sapodilla, saponaria, sassafras, savelboom, saxifraga, scabieuse, schoberia, schrebera, schijngras, scleropoa, senebiera, serratula, sevenboom, sherardia, sideritis, sierappel, sitkaspar, slangekop, sleedoorn, sleedoren, sleepruim, slijkgroen, smilacina, sneeuwbal, sneeuwbes, soldaatje, spathodea, spruitjes, stalkaars, stalkruid, steelzaad ,steenbeuk, steenkers, steenroos, steenruit, steenthijm stekelbes, stenactis, stephania, stereulia, stinkblad, stinkboom, stinkroos,  stinkzwam, strobloem, struikhei, stuifzwam, styphelia, subularia, succulent, symphonia, symphytum, symplocos, syngonium, taguaboom, tamarinde, tanacetum, taraxacum, tarwegras, taxusboom, teesdalia, thujopsis, tongvaren, tormentil, tripolium, treurbeuk, treurwilg, trifolium, tripmadam, triteleia, tuberaria, tuinmelde, tulpeboom,  tweekoorn, uiversbek, valeriaan, vedergras, veenpluis, veldgerst, veldsalie, ventenata, venushaar, verbascum, verbesina, viltkruid, lambloem, vlasdolik, vlaskruid, vlieszaad, vlotvaren, voerbloem, vogelkers, vogelmelk, vossenbes, vuurbloem, vuurdoorn, wakholder, waterbies, watereppe, waterkers, watermunt, watermuur, waternoot, waterpest, wegdistel, wegedoorn, whitlavia, wintereik, wolfskers, wolfsmelk, wolfspoot, wollegras, wolverlei, wormkruid, ijzerkruid, ijzervaren, zandanjer, zandbloem, zandhaver, zandraket, zeedistel, zeepkruid, zeevenkel, zeezuring, zenegroen, zevenblad, zevenster, zilverden, zonnedauw, zoutkruid, zwavelkop, zwenkgras, zijdeplant
10  aardappel, aarddistel, acajouboom, achtermeel, aegopodium, agapantnus, agrostemma, akeleiruit, akkerkruid, akkerwinde, alang alang, alchimella, alopecurus, alpenaster, amaranthus, amelanchier, amethystea, anacamptis, ananaskers, anacardium, anastatica, antennaria, anthericum, anthocerus, anthriscus, armilliria, ascomyceet, asphodelus, aspidistra, asteriscus, astragalus, bazielkruid, beemdhaver, beetwortel, bekerplant, belladonna, berendruif, berenklauw, bergdrank, bezemkruid, biscutella, bitterling, bitternoot, bitterzoet, blaasvaren, blauwbloem, boerenkers, boerenkool, bonenkruid, bosaardbei, bosandoorn, bosanemoon, boshyacint, boswalstro, boswederik, boterbloem, botrychium, brandnetel, breukkruid, bijenorchis, calliopsis, calystegia, catananche, catapodium, centaurium, champignon, chimaphila, chondrilla, chorispora, cladanthus, cochlearia, coriandrum, corrigiola, cortadoris, crypthanta, cymbopogon, delphinium, diplotaxis, darwintulp, donderblad ,dooierzwam, doornappel, douglasden, draaibloem, driedistel, droogbloem, druifkruid, dryopteris, dubbelkelk, dubbelloof, duinroosje, duivelskop, dwergbloem, eendekroos, egelantier, eleocharis, eragrostis, eremopyrum, eriophorum, erucastrum, esparcette, essenkruid, eupatorium fakkelgras fioringras foeniculum gaillardia, gaffeltand, ganzebloem, gastridium, geelhartje, geelwortel, geitebaard, genistella, gierstgras, globularia, gnaphalium, goudsbloem, goudscherm, grasklokje, greppelrus, gymnadenia, gypsophila, haakdistel, halianthus, hangsilene, hartgespan, hauwklaver, hazepootje, hazestaart, heggewikke, heggewinde, heidekruid, heksenmelk, helianthus, heliotroop, helipterum, helleboru,s helminthia ,hemlockden, hiba cypres, hierochloë, hokjespeul, holodiscus, hondskruid, honingzwam, hoornbloem, hyacinthus, hoyscyamus, illecebrum, immortelle, indigofera, jeneverbes, jobstranen, kaneelroos, kappertjes, kartelblad, kattedoorn, kikkerbeet, kleefkruid, knoopkruid, kogelbloem, kollebloem, korenbloem, kraaiheide, kranssalie, kromstaart, kroonkruid, kroosvaren, kruidnagel, kruipvaren, kruisdoorn, kruiskruid, kruizemunt, kwetspruim, leeuwenbek, leeuwetand, lepionurus, levensboom, leverkruid, levisticum, liefdegras, littorella, lontarpalm, lophantus, lycoperdon, lycopodium, lysimachia, maagdepalm, mactotomia, madeliefje, matricaria, mattenbies, natteuccia, meconopsis, melampyrum, melandrium, melkdistel, meloenboom, menyanthes, metroxylon, miscanthus, moehringia, moeraskers, monnikskap, ontbretia, morgenster, muurdravik moricandia ,naaktvaren, naaldvaren, nagelbloem, nagelkruid, narthecium, nasturtium, nymphoides, oeverkruid, oeverzegge, ogentroost, omphalodes, onobrychis, ophiopagon, oplismenus, ornithopus, otacanthus,  oxydendrum, paardeboom, paardegras, pachyveria paddebloem, paddekruid, pampasgras, papenbloem, papenkruid, papierberk, parelkruid, parietaria, parochetus, paronychia, parthenium, patersonia, passiflora, pakwegerst, pelliciera, pennisetum, pentstemon, peperkruid, perzikboom, pestwortel, peterselie, peucedanum, peulvruch,t phagangium, phragmites, phytolacca, pimentboom, pimpernoot, pimpinella, pinangboom, pinguicula, piorieroos, platanthera, platycarya, platycodon, pluimvaren, pluimzegge, polemonium, polycarpon, polycnemum, polypodium, pompebloem, potentilla, prachtrank, prachtriet, prenanthes, priemkruid, pronkwinde, pruikeboom, pruimeboom, pruimelaar, pseudosasa, pterocarya, pulmonaria, pulsatilla, purperwilg, puschkinia, pyracantha, raffiapalm, ranunculus, rapistrum, ratelabeel, reigersbek, rendiermos, rhinantus, rhodotypos, rhynchosia, ridderzwam, rietorchia, rimpelroos, ringboleet, roggebloem, rosmarinus, rotscactus, rozenmelde, rubberboom, ruigklokje, rupsenboom,  rupsklaver, sagittaria, salicornia, salieplant, salpichroa, sandelboom, sarcanthus, sarcocolla, sarracenia, sarradelle, sauromatum, sauvagesia, sawomanila, schaafgras, schaafstro, schapenoor, scheefkelk, scheerling, schefflera, scherpgras, schietwilg, schildzaad ,schinopsis, schisandra, schotkruid, schubkruid, schubvaren, schuimblad, schijnraket, scindapsus, scorpiurus, scorzonera, semecarpus, senestruik, serradelle, setcreasia, shepherdia, sieglingia, siepenhout, sisymbrium, slaapkruid ,slaaplelie, slangeblad, slangelook, slootveren, smeerkruid, snavelbies, sneeuwroem, sneeuwwilg, soldanella, sparganium, sparreboom, specularia, speenkruid, spekwortel, spilanthes, splitbloem, spoorbloem, sporkeboom, sporkehout, springzaad, spruitkool, steenahorn, steenbloem, steenbraam, steenbreek, steendoorn, steendoren, steennetel, steenvaren, steenviool, stekelbrem, stekelnoot, stekelzaad, stekelzwam, steppegras, sterremuur, sterrenmos, stinkbloem, stinknetel, storaxboom, straatgras, stratiotes, streepzaad, strelitzia, strombosia ,struisgras, struisriet, suikerbiet, suikerriet, suikermais, suikerpalm, thalictrum, torenkruid, tragopogon, trientalis, triglochin, trigonella, tropaeolum, trosdravik, trosnarcis, tulpenboom, tijgerbloem, tijgerlelie, vaderplant, vederkruid, veenworte,l veldzuring, vingergras, vinkenzaad, vogelwikke, vroegeling, vroeghaver, waterlelie, waternavel, waterpeper, waterpunge, weide kruid, wolfsklauw, wonderboom, wondklaver, zeeviolier, zilverspar, zilverwilg, zonnebloem, zonnekroon, zuilcactus, zwaluwtong, zwartkoren, zwartsteel
11  aardamandel, aardbeiboom, achterbloem, adderwortel, afgodskruid, akkerdistel, akkerdravik, akkerklaver, akkerklokje, akkerscherm, alpenklokje, amandelboom, amandelwilg, anthoxantum, antirrhinum, arabidopsis, arundinaria, asphodeline, bazielkruid, besanjelier, biggenkruid, blizenkruid, bingelkruid, bitterkruid, blaassilene, blackstonia, bloedgierst, borstelbies, borstelgras, bosvogeltje, braamstruik, brassicella, bulbocodium, buphthalmum, calandrinia, calceolaria, callitriche, calycanthus, centunculus, chaenomeles, cheiranthus, chelidonium, henopodium, chionanthus, citroengras, clinopodium, convallaria, convolvulus, corispernum, cornucopiae, cotoneaster, crucianella, cryptomeria, cynoglossum, cypripedium, cystopteris, amastbloem, eschampsia, descurainia, dessertblad, dodecatheon, donderkruid, dotterbloem, duivekervel duizendblad dwergmispel, echinochloa, echiondorus, eigenheimer, engelwortel, erythronium, espartogras, filipendula, fluitekruid, fritillaria, galeobdolon, gaspeldoorn, genadekruid, giersmelde, gleditschia, glycyrrhiza, goudenregen, guichelheil, guldenroede, gymnocladus, handjesgras, hemelroosje, havikskruid, heksenkruid, heleocharis, helichrysum, helleborine, haverwortel, hennepnetel, hoenderbeet, hydrocharis, hydrocotyle, hypochoeris, incarvillea, indigobloem, ionopsidium, ivoordistel, kafferlelie, kaimastruik, kanariegras, kanariekers, kanariezaad, kankerbloem, karmozijnbes, kattendoorn, kattenkruid, kattestaart, kentranthus, keverorchis, knolamaniet, kogeldistel, kompasplant, kruisdistel, kuifhyacint, kweldergras, leeuwentand, lenteklokje, leycesteria, limoenkruid, liquidambar, longenkruid, loroglossum, maagdenpalm, maianthemum, mantelanjer, mariadistel, mariahartje, maskerbloem, menispermum, mercurialis, mexicaantje, moederkruid, moederplant, moerasvaren, mosbloempje, mottenkruid, muizengerst, muizestaart, muskuskruid, nachtorchis, nachtschade, nachtsilene, negergierst, nephrolepis, nootmuskaat, oranjebloem, orleaanboom, orthocarpus, paardebloem, paardeklauw, paardengras, pachyphytum, pachypodium, pachyrhizus, pachysandra, palmboompje, palmyrapalm, papierbloem, parapluboom, parasolboom, parelgierst, parnaskruid, passiebloem, patrijskruid, pedicularis, pelargonium, penningblad, perzikkruid, phegopteris, pieterselie, platycerium, pluimakelei, pluimakolei, pluimgierst, polygonatum, polystichum, potamogeton, prachtappel, prachtkaars, pruikenboom, pseudolarix, pseudotsuga, puccinellia, purperwinde, rattenkruit, reigerbloem, retinispora, reuzenlelie, rhagadiolus, ridderspoor, ringelwikke, rododendron, rouwviolier, rozelaurier, rubberplant, rupsenkruid, sanguinaria, sanguisorba, sansevieria, sapotilboom, sarcocaulon, sawoemanila, chaamkruid, schaduwgras, schapengras, scheefbloem, schelwortel, schermbloem, scherpkruid, schizanthus, schorseneer, schroefboom, schroefpalm schubwortel, schuimkruid, sciadopitys, scleranthus, sclerochloa, scutellaria, selaginella, sempervivum, seringeboom, sierasperge, sikkelkruid, sinaasappel, slangebloem, slangekruid, smeerwortel, sophiekruid, speerdistel, speerwortel, spergularia, sporkenhout, steenklaver, stekeldoorn, stekeldoren, stekelvaren, sterhyacint, sterrekroos, sterrekruid, stoelenbies, strandkruid, stranvaesia, streepvaren, strophantus, struikheide, struikwinde, struisvaren, suikerahorn, suikernetel, tambourissa, tandjesgras, tasjeskruid, tazatnarnis, teunisbloem, theeboompje, thelesperma, thelypodium, thysselinum, topineamber, trompetboom, utricularia, varkensgras, varkenskers, vingerplant, vleugelnoot, vliegenzwam, vogelgierst, vogelnestje, vogelpootje, vossestaart, vrouwenhaar, waardenhout, waterklaver, waterstruik, weidekervel, weymouthpijn, wiedemannia, wintergroen, wonderbloem, wrangwortel, wijfjesvaren, xanthoceras, zilverhaver, zomerklokje, zonneroosje, zwaardvaren, zwanenbloem, zwavelkopje
12  aardkastanje, abrikozeboom, affodillelie, akkerbedstro, akkerereprijs, akkerkamille, alstroemeria, anacampseros, apenhoutboom, aristolochia, baillonklokje, barbarakruid, bergsteentijm, berkenboleet, bessenstruik, blaadjeheide, blazenkruid, boerenjasmijn, bokkenorchis, borstelkrans, brachypodium, bruidssluier, callistephus, centranthus, cephalanthus, cephalotaxus, chaerofolium, chamagrostis, chimonanthus, citroenkruid, coeloglossum, corallophira, corynephorus, dennenorchis, droogbloeier, druifhyacint, duivenkervel, duizendknoop, echinopsilon, fonteinkruid, heelblaadje, heesterpioen, helianthemum, heliotropium, helosciadium, hennepvreter, herderstasje, herfstsering, herfsttijloos, hirschfeldia, holoschoenus, honingklaver, hoornpapaver, jacobsladder, januariplant, judaspenning, kaasjeskruid, karnperfoelie, kandelaartje, keizerskroon, kievitsbloem, klavervreter, klaverzuring koelreuteria, koningskaars ,koningsvaren, koraalstruik, koraalwortel, krabbescheer, kwispelgerst, lambertsnoot, lampionplant, leeuwenklauw, leontopodium, limnanthemum, liriodendron, lithospermum, mammoethboom, mangelwortel, moerascypres, moerasklokje, moerasscherm, mottenkoning, muggenorchis, muriophyllum, haaldekervel, muggenorchis, myriophyllum, naaldenkoker, nachtviolier, olifantsgras, ooievaarsbek, ophioglossum, ornithogalum, paardenbloem, paardestaart, pachystroma, pantoffeltje, pedicellaria, penningkruid, peperboompje, pinksterroos, pistacheboom, pluimasperge, pluimhyacint, poppenorchis, populierboom, prachtklokje, prachtspirea, profeetplant provenceroos, psorospermum, purperklokje, purperdistel, pijlkruidkers, pijpestrootje, radermachera, randjesbloem, raphanistrum, reuzencactus, rhododendron, rhynchospora, robertskruid, rozegeranium, rozenkransje, sabadelkruid , salpoglossis,  satansboleet, schapedistel, schapekervel, schapeklaver, schapenbloem, schapezuring, scharenkruid, scheuchzeria, schorrekruid, schubkamille, schijfkamille, schijnspurrie, scrofelkruid, schrophularia ,serpentslook, siegesbeckia, sikkelklaver, sisyrinchium, slakkeklaver, slangenkruid ,slangewortel, sleutelbloem, snavelruppia, sneeuwklokje, sphenopholis, standelkruid, steenviolier, stekelaugurk, stenophragma, stenotaphrum, stippelvaren, straalscherm, tamariskboom, timotheegras, tradescantia, trichophorum, trompetbloem, tuingeranium, tuintjesgras, valerianella, vincetoxicum, vlooienkruid wateraardbei waterkaarden, waterviolier, weichselboom, wespenorchis, weverskaardje, wilgenroosje, winterjasmijn, wrattenkruid, xanthorrhiza, zandblauwtje, zannichellia, zantedeschia, zeepostelein, zilverdistel, zilverschoon
13 aardbeiklaver, adelaarsvaren, akkerhanevoet, lternanthera, arrhenatherum, bastaardsenne, blaasjeskruid, borstelscherm, bougainvillea, bruinnetteken ,calamogrostis, cardaminopsis, cephalanthera, ceratophyllum, chaenorrhinum, haerophyllum, chaemzecyparis, christusdoorn, chrysanthemum, dennenmoorder, dieffenbachia, dimorphotheca, draad gentiaan, dracocephalum, drie urenbloem, duizendschoon, chinosperhum ,flamingoplant, heiligenbloem, ndigoboompje, kanneboenders, kentrophyllum, klaverboompje, naapjeskruid, koekoeksbloem, kruisjesplant, lampenpoetse,r lavendelheide, kroosjespruim, lepeltjesheide, lepeltjesdief, meloenboompje, mierikswortel, moerasandijvie, moerbezieboom, nuehlenbergia, muskusplantje, aaldenkervel, orleaanstruik, papiermoerbei, parentucellia, pinksterbloem, pinksterlelie, pinksternakel, piptochaetium, prachtlobelia, provincieroos, psittacanthus, ratelpopulier, reizigersboom, reuzenkalebas ,reuzenpapaver, ietzwenkgras, salomonszegel, schorrenkruid, schroeforchis, schijnhazelaar schijnviooltje, scolopendrium, int jansbloem, sint janskruid, seringestruik, slangenwortel, specerijstruik, spiegelklokje, spiraalruppia, steenrotskers, stekelboompje, strandkamille, strandviolier, streptocarpus, strophostyles, stijfselbloem, suikeresdoorn, tamarindeboom, toverhazelaar, rachyspermum, varkenskervel, vergeet  me niet, liegenorchis vrouwenmantel, vuurwerkplant, waterdrieblad, atergentiaan, waterhanepoot, waterranonkel, waterweegbree, interakoniet, zanddoddegras, zandroerkruid,
14  duinreigersbek, hondstarwegras, ooievaarsbloem, paardkastanje, pantoffelbloem, papegaaiekruid, apunzelklokje, saffraancrocus, sappanhoutboom, scharnierbloem, scharnierplant, schildpadbloem, slangkomkommer, sneeuwvlokboom, stinkganzevoet,
15  sinaasappelboom, tuinridderspoor
bloemaar van lisdodde - sigaar
bloembed – border, parterre, perk, rabat 
bloembegin – albastrum, knop 
bloembolgewas   anemoon, borliris, gladiool, hyacint, iris, krokus, lelie, narcis, ranonkel, sneeuwklokje, tulp, vogelmelk, sneeuwklokje
bloembekleedsel - periant
bloembiesachtigen - juncaceeën
bloembodem – torus
bloembollencentrum   Keukenhof 
bloembollenkweker - bollenbaas
bloembos   boeket, corsage, ruiker, tuil
bloem, deel van een - 
4   kelk, stijl
5   kroon, ovula, steel, torus
6   bijkelk, discus, pollen, sepaal, stylus, tepaal
7   athere, loculus, avarium, stamper, stempel,
     stengel
8   bloemdek, epicalex, gynofoor, helmknop,  
     kelkblad, perianth, staminum, stigmata
9   gynaecium, helmdraad, kroonblad, meeldraad,  
     nectarium, pastillum, stuifmeel
10 androecium, hypanthium, pedicellus
11 honingklier, staminodium
12 receptacullum, zaadbeginsel 
14 vruchtbeginsel
bloem der onsterfelijkheid -  amarat
bloem van een fuchsia - bag, bel
bloem van een hyacint - nagel
bloem van een vruchtboom - bloesem
bloem van roggemeel - mik
bloemencorso - optocht 
bloemendek   perigonium
bloemendekblad - tepaal 
bloem der onsterfelijkheid   amarat 
bloemdier - koraal(dier), zeeanemoon, zeester, zeelelie,
bloemdieren   anthozoa 
bloemdragend – bloeiend
bloemen en bladeren - festoen
bloemenetend - anthofaag
bloemenfeest   Floralia
bloemenhandelaar – bloemist, bloemverkoper, kweker 
bloemenhof  rosarium, siertuin 
bloemenhouder - vaas
bloemenkweker - bloemist, florist
bloemenkluwen – glomerumus
bloemenminnend - anthofiel
bloemenoptocht – corso
bloemenornament - festoen, feston, fleuron
bloemenpoeder – stuifmeel
bloemenprikker – bastaard, honingvogel
bloemenrand   border 
bloemenring - krans
bloemenslinger   festoen, guirlande 
bloementafel   jardinière 
bloemententoonstelling - floriade
bloementooi   bloesem 
bloemenvaas kostbare   jardinière
bloemengodin   Flora 
bloemetje – boeket
bloemetjes buitenzetten - feestvieren
bloemfeest – floralia
bloemfeest in oud Rome - floralia
bloemfestoen - guirlande, krans, slinger
bloemgarnering - corsage
bloemgestel - aar, katje, inflorescentie, tros 
bloemgodin - Flora
bloemgras - muurbloem
bloemhof - bloementuin
bloemhoofdje van de bij - klis
bloemig - bebloemd, bloemrijk, droog, kruimig, melig
bloem in de weide - boterbloem, pinksterbloem
bloemist – florist, kweker, bloemenhandelaar, bloemkweker
bloemisterij – kwekerij
bloemklokje - klokbloem, woudnarcis
bloemknop   albastrum
bloemkoek - caenanthium, hypanthodium
bloemkoolziekte   boren, klemhart, schift, waterziek 
bloemkrani - kroon, wrong
bloemkroon   corolla 
bloemkroonblad   petaal
bloemkoolneus - rinofyma
bloemkroonachtig - petaloïd
bloemkweker – bloemist, florist
bloemlezing   analecta, anthologie, antologie, chrestomathie, heul, krestomat(h)ie,
bloemmotief   arabesk
bloemornament   feston
bloemperk in een tuin – bed, rabat
bloempje - madelief, melati, viooltje
bloempje uit de bergen - alpenklokje
bloemplant – anthofyta, bloeier
bloemriet - canne
bloemrijk – beeldend, polyanthisch
bloemrijk feest - corso
bloemruiker - boeket
bloemschede - spata
bloemsierkunst, (Jap.) - ikebana
bloemslingers   guirlandes 
bloemsteker - snuittor
bloemstuk   boeket, corsage, krans, ruiker
bloemsijsje - barnsijs
bloemsoort - buisbloem, lipbloem, muilbloem, steelschaalbloem, sterbloem, vlinderbloem, windbloem
bloemtros   bel 
bloemtuil   ruiker 
bloemvak   perk
bloem van meel - donst
bloem van roggemeel   mik 
bloemvormig ornament   fleuron
bloemzoet - lief, vriendelijk
bloemzoom - limbus
bloesem dragen - bloeien
bloesem van zekere vruchtboom   perenbloesem, kersenbloesem, appelbloesem, pruimenbloesem
blohartig   bang, beschroomd, laf(hartig), schuchter,
bloheid   lafheid, schuchterheid
blok – boomschacht, complex, figuur, huizengroep, katrol, klamp, klomp (Z.N.), klos, offerblok, onderstel, partijgroep, patroon, pootkluister, stapel, stronk, stuk, tronk 
blok (scheepsterm)   katrol 
blok (fig.)   last, lastpost 
blok aan een paardenbeen – bengel
blok brandhout - stomme
blok dat twee palen bijeen houdt   ezelshoofd 
blok, deel van een - nagel, neut, wang, wartel
blokdruk – xylografie
blokhaak - kruishaak, winkelhaak
blok hout – klomp
blok hout onder paardehoeven -  trip
blokhuis – citadel, seinhuisje, wachthuisje
blokje – klos, klont
blokje brandstof - briket
blok kalksteen - clint
blok staal – bram
blokje steen onder een kozijn - neut
blokje van een strijkstok - slof
blok turf – briket
blok ijzer waaruit blik wordt geperst - bram
blokkade   afsluiting, beleg(ering), belemmering, blokkering, hindernis, insluiting, vastlegging
blokkadebreker   runner 
blokken   afsluiten, blokkeren, sloven, studeren, vossen, zwoegen
blokkeren - afsluiten, caleren, stremmen, verhinderen
blokkering – afsluiting, blokkade, insluiting, omsingeling, versperring
blokkeringscondensator - sperring
blokleem - keileem
blokmaker - chemigraaf, clichémaker
blok om te hijsen – katrol
blokschaaf - gerfschaaf, roffel, voorloper
blokschoen – klomp
blokvorming -  coalitie, pact
blokwalsen - blooming
blokwerk - fluitregister
blond - licht
blond meisje   blondine, blondje 
bloodaard   bangerd, lafaard 
bloosangst - erytrofobie
bloot – adamskostuum, baar, blik, eenvoudig, enkel, kaal, naakt, onbedekt, ongekleed, ongewapend, ontkleed, open, poedelnaakt
blootgesteld aan - onderhevig, onderworpen
blootleggen – denuderen, exponeren, ontdekken, onthullen, openbaren
blootlegging - denudatie, ontbloting 
blootgelegd   openbaar 
blootstellen – riskeren
blootwol - plootwol
blootsvoets – barrevoets, ongeschoeid 
blos   fleur, gloed, (schaam)rood, tint 
blotelijk - alleen, eenvoudig, enkel
bloter - ploter
bloterik - naaktloper, nudist
blouse – bovenlijfje, jongensbuisje, kiel, shirt, werkkiel
blouson - windjak
blouwel - hennepbraak
blowen - roken
blozen   bleken, kleuren 
blubber – bagger, derrie, dras, modder, prut, slib, slik, slijk
blubberen – baggeren, modderen
blubberig - modderig
bluf – blague, bluffen, boerenbedrog, branie, dapper, durf, fanfaronnade, gepoch, grootspraak, humbug, lust, moed(ig), muf, onverschrokkenheid, opschepperij, ostentatie, pocherij, poeha, poempa, pompa, praal(zucht), pralerij, poeha, puf, renommage, snoeverij, trek, vertoon, vertoonmaking, zwetserij
bluffen   bogen, geuren, grootspreken, opscheppen, opsnijden, pochen, pralen, protsen, roemen, snoeven, steunen, trots
bluffer   blaaskaak, blageur, bramarbas, branie, dikdoener, grootspreker, keker, opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, proleet, proneur, snoever, zwetser, 
blufferig - astentatisch, dikdoenerij, grootsprakig, opschepperig, pocherig, protserig, snoeverig, winderig
blufferij – grootsprekerij, opschepperij, snoeverij
blunder – betise, bok, domheid, enormiteit, flater, fout, miskleun, poedel, stommiteit, vergissing
blusapparaat – brandblustoestel, brandslang, poederblusser,
sprinkler(installatie)
blusmiddel – brandkraan, brandslang, doofpot, extincteur, schuim, schuimblusser, spuit, stikstof, water, zand
bluspot - doofpot
blussen   doven, lessen, smoren, uitdoen, uitmaken 
blusser – brandweerman
blustoestel - annihilator
blut – arm, berooid, gust, kaal, platzak, rut
bluts   braam, buil, deuk, eschaard, kneuzing, kwetsuur, schaard, 
blutsen – kneuzen, kwetsen 
blij - blakend, glunder, heuglijk, ingenomen
blij(de) -  ballista, blijgeestig, blijmoedig, gelukkig, heuglijk, monter, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk, verblijd(end), vergenoegd, verheugd, verrukt
blijde boodschap - Evangelie, verkondiging
blijdschap - genoegen, plezier, pret, voldoening  vreugde
blijft na het kaas maken over - wei
blijgeestig - gulhartig, opgeruimd, opgewekt, vrolijk, joviaal,
blijheid - levenslust, blijdschap, opgetogenheid, opgewektheid, verheugenis, vreugde, vrolijkheid,  
blijk - betoon, bewijs, geloof, geschenk, kenteken, merk, proef, proefteken, proeve, teken, uiting  
blijde - opgewekt
blijde boodschap   evangelie, verkondiging
blijdschap – blijheid, genoegen, vreugde 
blij en jolig - vrolijk
blijft er na brand over - as, sintels, verbrandingsproduct
blijft er na het kaasmaken van de melk over - wei
blijf staan – halt, ho, stop
blijgeestig   hartelijk, joviaal, levenslustig, opgeruimd, 
opgewekt, verheugd,  vrolijk  
blijheid   blijdschap, blijgeestigheid, geestigheid, levenslust, opgewektheid, vrolijkheid
blijk   betoon, betuiging, bewijs, proef, teken 
blijkbaar – apert, blijkend, duidelijk, evident, kenbaar, kennelijk, klaar, merkelijk, ogenschijnlijk
blijken – aantonen, beseffen
blijkens   volgens
blijkens de akten – t.a.
blijkens het voorafgaande   derhalve, dus, ergo
blijk geven - betonen, uiting
blijk van aandacht - attentie 
blijk van aandacht   attentie 
blijk van erkentelijkheid – dank, dankbaarheid
blijk van genegenheid - gunst, kus, liefde, omhelzing, present  
blijk van hoogachting – eerbewijs,  egard
blijk van innerlijk vuur - vurig
blijk van tevredenheid - beloning
blijk van verdienste - erekruis, ridderorde
blijk van verering – eerbetoon,  eerbetuiging eerbewijs, ereblijk, groet, knieval, referentie
blijk van vroegere aanwezigheid   spoor
blijk van waardering   beloning 
blijkbaar - apert, blijkend, duidelijk, evident, kennelijk, klaar,
manifest, merkelijk, ongetwijfeld, onmiskenbaar, tastbaar
blijkens - volgens
blijkgevende van gebrek aan inzicht - onoordeelkundig
blijkgevende van gezond  oordeel - oordeelkundig
blijmoedig - opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk
blijmaken – plezieren, verblijden, 
blijmoedig   opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk
blijspel   klucht, komedie, treurspel
blijspel van Hooft - warenar
blijven – standhouden, toeven, voortbestaan
blijven aandringen – persistentie, persisteren, perseveren, volharden, volhouden
blijvend   bestendig, definitief, duurzaam, immer, passend, permanent, stabiel, standhoudend, stationair, voorgoed
blijven hangen – lijmen, plakken
blijven plakken - kleven
blijven slapen – logeren, overnachten
blijven steken   haperen, stagneren, ophouden, stokken, stoppen 
blijven zitten – doubleren
blijvend - aanhoudend, aldoor, altijddurend, bestemd, definitief, durabel, duurzaam, eeuwig, onophoudelijk, permanent, stabiel, standhoudend, stationair, vast, voortdurend
blijvend deel ven een gewei - rozestok
blijvend verwijderen van haren - epileren
blijvende haargolf   permanent 
blijvende waarde - klassiek
blijvende ziekte   kwaal
boa – bontsjaal, halsbont, koningsslang, serpent, slang, verenbont
bob – slede, slee, thuisbrenger
bobbekop   bullebak, dikkop, dwarskop, waterhoofd
bobbel   bal, bel, blaar, blaas, buil, buit, bult, gezwel, knobbel, oneffenheid, pukkel, zwelling 
bobbelig - hobbelig
bobbeltje – bultje, puistje, pukkel
bobbeltjesstof   everglaze 
bobben - bobsleeen
bobberd   dikkop, dikzak, lomperd 
bobberen - poperen
bobby - politieagent
bobine – inductie(klos)
bobijn - klos, spoel
bobo – kopstuk, voorman
bobslee rijden   bobben 
bocaja - apache, boef, (Mal.) kaaiman
bocconia - macleaya
bochel - bult, bultenaar, gebochelde, gibbositas, gibbositeit, kyfose
bochelen - ranselen
bocht   afval, baai, boezem, boog, bot, buiging, curve, detour, draai, draaiing, flexuur, golf, inbuiging, inham, knie, kink, knik, kromming, kromte, kronkel, kronkeling, krul, meander, melkplaats, ontuig, pacotille, slag (om  een paal), sinus, slinger, strip, trend (Eng.), uitschot, wending, wikkeling, winding, uitschot, zwenking
bocht in de endeldarm - sigma
bocht van het been - ham
bochtig   angelus, ingewikkeld (fig.), kronkelend, kronkelig, tortueus, verwrongen, 
bochtig deel - meander
bochtige kronkelende streep   ader 
bochtige weg   kronkelpad 
bod   aanbieding, aanbod, annonce, kooppoging, offerte, propositie, prijsopgave 
bod, een-doen - bieden
bodder - assepoester, sloof, werkezel
bode    afgezant, agent, bediende, berichtgever, besteller, boodschapper, brenger, dienstmeisje, facteur, gezant, koerier, lakei, loper, nuntius, overbrenger, pedel, postbezorger, vrachtrijder, werkster
bode aan een universiteit - pedel
bode der goden   Hermes, Iris, Mercurius
bode van een academie   pedel 
bode van vrede en geluk - arkduif
bodega   bar, taverne, wijnhuis, wijnkelder, wijnlokaal
bodeloon – transportkosten, vrachtloon, vrachtprijs
bodem   aarde, aardkorst, aardoppervlakte, basis, bedding, bodemafzetting, fond, fundus, grond, grondgebied, land, grondvlak, minimumprijs (beurs), onderkant, onderstuk, oorlogsbodem, prijslimiet, schip, schoot (der aarde), sediment, substraat, terrein, vlakte, vloer
bodemademhaling - aëratie
bodemafzetting   sediment, sedimentatie
bodemgesteldheid - reliëf
bodemgroef - gergel, glee, inkrozing, kroost,
bodemhorizont   (ijzer)oerlaag, koffiebank, loodzand
bodeminzinking   depressie, ponor, slenk
bodeminzinking in Azië   Dode Zee, Toerfan
bodemkunde   pedologie 
bodemkundige   pedoloog 
bodemlaag – aardkorst, bed, bedding
bodemloos - grondeloos, onverzadelijk
bodemloos vat - danaïdevat
bodemopening – gat, put
bodemprofiel   podzol, tsjernozom 
bodemrijkdom - erts, mineraal, olie
bodemrijzing bijhoudend – antecedent
bodemslijtage - erosie
bodemsoort - podsol, podzal
bodemsoorten - duingronden, geestgronden, kleibodem, veenbodem, zandbodem
bodemverheffing - berg, bergketen, duin, hoogte, klif, steilte
bodemverschijnsel   erosie, inspoeling,  profielvorming, uitspoeling, verkitting, verwering ,verzakking
bodemverzakking - slenk
bodemvlak - grondvlak
bodemvloeiing - solifluctie
bodemvorming – pedogenese
bodemwater – grondwater, kwelwater, welwater
bodemziekte - boutvuur, klem, miltvuur
bodes der goden - Iris
bod op een veiling – inzet
bodverhoger – (op)bieder
body – corpus, lichaam, lijf
bodyguard – bewaker, lijfwacht
boeba - boeman, bietebauw
Boeddha - Gautama (Ind. prins),  Fo, Mo, (bij de Chinezen)
Boeddha, leer van - boeddhisme, dharma
Boeddha, neef en leerling van - Ananda
Boeddhisme, soort - hinajana, mahajana, theravada
Boeddhisme, stichter van het - Boeddha
Boeddhistisch begrip   Nirwana, Nirvana
Boeddhistisch dogma – karma
Boeddhistisch geschrift   Soetra
Boeddhistisch heiligdom – Boroboedoer, pagode, stoepa tempel 
Boeddhistisch hiernamaals - Nirvana, Nirwana
Boeddhistisch ideaaltoestand - Nirvana
Boeddhistisch monument - dagob(a)
Boeddhistisch monument op Java    Djago, Dsjago
Boeddhistisch nieuwjaar   Thet 
Boeddhistisch oerprincipe - brahman
Boeddhistisch stadium - kalpa, nirvana
Boeddhistische bedelmonnik   bhiksjoe
Boeddhistische canonieke boeken - santri
Boeddhistische concentratie - samadhi
Boeddhistische geestelijke - bonze
Boeddhistische gemeenschap - sangha
Boeddhistische heilige   Bodhisattva
Boeddhistische heilige stad   Lhasa
Boeddhistische kerk   tera
Boeddhistische kuisheid - ahimsa
Boeddhistische kwade geest   Mara
Boeddhistische leek - spasaka
Boeddhistische literatuur - gatha
Boeddhistische meditatie   samadhi
Boeddhistische moeder   Maya
Boeddhistische monnik - arhat, bo, bonze, bhiksjoe, lama, sthavira, thera
Boeddhistische monnikenleven - bhiksjoe
Boeddhistische monnikenorde - Sangha
Boeddhistische onsterfelijkheld    Nirvana, Nirwana
boeddhistische priester - bachsji
boeddhistische priester in Tibet - lama
Boeddhistische school - sjinto, tantra, tendai, tientai, vinaja, yoga, zen
Boeddhistische taal – pali Sanskriet
Boeddhistische tempel – pagod, dagob, dagoba, stoepa, tjandie 
Boeddhistische tempel op Java   Boroboedoer
Boeddhistische titel   Mahatma 
Boeddhistische tucht - vinaja
Boeddhistische weg naar de ideale toestand - yoga
Boeddhistische wet - dharma
Boeddhistische zaligheidstoestand - nirvana
boedel   erfenis, huisraad, inboedel, inventais, legaat, meubilair, nalatenschap, vermogen
boedelbeschrijving   inventaris 
boedelceel - inventaris
boedelkamer   weeskamer
boedellijst - ce(d)el 
boedelrechter   curator 
boedelverkoping – veiling
boederie - gemak, gepruil
boef   bandiet, belhamel, boosdoener, deugniet, galeiboef, guit, misdadiger, rakker, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, straatjongen, niet-korpslid (stud), vagebont
boefje   deugniet, rakker, schelmpje, stouterd, straatbengel  
boeg – neus, paardeborst, steven, voorschip
boegbeeld - schegbeeld
boegen - koersen, varen, zeilen
boegseren - remorqueren
boegslag - scheepswending, slagboeg,
 boegspriet   kluifhout 
boeg van een schip - punt
boei    baak, baakjoon, baken, bank, belboei, breel, brulboei, dobber, joon, halsijzer, hand(voet)beugel, keten, kluister, knevel, lichtboei, prang, ton
boei aan een net   joon 
boeien - betoveren, bezighouden, binden, captiveren, fascineren, interessant, interesseren, ketenen, kluisteren, knevelen, manchetten, vastbinden, vinculeren
boeien losmaken - slaken
boeiend – fascinerend, interessant, onderhoudend, pakkend, spannend, verrukkelijk
boeilicht – holmeslicht
boeiton op de beug - breel
boek   band, bundel, encyclopedie,  foliant, geschrift, lectuur, naslagwerk, novelle, roman, turf, volume, woordenboek
boek Hebr.   sefer
boek dat geslachtswapens beschrijft – armoriaal
boek der boeken - bijbel 
boek der getallen – Numeri
boek der Hindoes - veda
boek der Mohammedanen – koran
boek der liederen   sje-ting
boek der oorkonden - sjoe-ting
boek der riten   litji
boek der veranderingen – itjing
boek met gebeden - brevier, getijdenboek
boek met kaarten   atlas
boek met lege bladen – album
boeken met monsters - staalboeken
boek met reisgegevens   baedeker, reisgids
boeken om te lezen - lectuur
boek over de Britse adel – debrett
boek over dieren en hun  eigenschappen - bestiarium
boek , groot   foliant
boek voor verzamelingen – album
boek van de notariële akten - protocol
boek van groot formaat   folio 
boek van Mozes - Deuteronomium, Exodus, Genesis, Numeri,
Leviticus
boek van M. Twain – Tom Sawyer  
boek van voor de uitvinding der boekdrukkunst -  codex,  handschrift
boek uit de beginperiode der boekdrukkunst - incunabel, wiegedruk
boekaankondiging - bespreking, recensie
boekachtig – onnatuurlijk, stijf
boekanier   buffeljager, filibuster, kaper, piraat, vrijbuiter, wilddief, wildstroper, zeerover 
boekband – omslag
boekband met ribbels - ribbeband
boekbandversiering – kapitaalbandje
boekbeoordelaar - recensent
boekbeoordeling - bespreking, recensie
boekbeschrijver   bibliograaf 
boekbeschrijving - bibliografie
boekbespreker - referent
boekbespreking   recensie, kritiek 
boekbewaarder - bibliothecaris
boekbindersleer - kunstleer
boekbinderslinnen - bougram, buckram
boekbinderstempel   filet 
boekbindersterm    folio, katern, kwarto, oblong, octavo
boekbinderswerktuig   dunmes 
boekdeel    band, boekwerk, tomus, volume
boekdruk - hoogdruk
boekdrukkersfamilie   Blaeu, Elsevier, Plantijn
boekdrukker - typograaf
boekdrukkerswerktuig – ferlet, kruk, kruis, tenakel
boekdrukkunst   typografie
boekdrukterm - toestel
boekdrukzethaak - ferlet
boekeboom - beuk, beukeboom
boekehout -  beukehout
boekel – haarkrul
boekelegger - leeswijzer
boeken   aantekenen, bespreken, debiteren, inschrijven, noteren, optekenen, registreren, turven 
boeken (de 5) - pentateuch
boekenafschrijver - kopiist
boekenbeschrijver - bibliograaf
boekenbezit   bibliotheek 
boekenclub - lezerskring
boekengek – biliofiel, bibliomaan 
boekenkamer – boekerij
boekenkenner - bibliograaf
boekenkennis - bibliologie, bibliognosie
boekenlegger   lees en bladwijzer 
boekenliefhebber - bibliofiel
boekenlijst - catalogus
boekenmens - kamergeleerde
boekenplank – regaal
boekenrek - boekenplank, regaal,
boekenschrijver - auteur
boekenstandaard – lessenaar
boekentas - map
boeken ter verstrooiing - ontspanningslectuur
boeken uitleenbedrijf - stuiversbibliotheek
boekenverzameling – bibliotheek, boekerij, kloosterboekerij,  librije, stadsboekerij
boekenvriend   bibliofiel 
boekenwurm - student
boekenzot - bibliomaan
boekerij   bibliotheek, leeszaal 
boeket – bloemstuk, bos, bosje, dot, kuif, pluk, ruiker, toef, tuil, tuiltje, wijngeur 
boeket bloemen - bloemetje, ruiker
boekformaat   duodecimo, folio, kwarto, kwartijn, oblong, octavo, octodecimo, sextesimo 
boekhouddiploma - P.D., S.P.D.
boekhouder – klerk, pennelikker
boekhouding inzake lonen - loonadministratie
boekhoudkundige   accountant 
boekhoudmethode - rekensysteem
boekhoudplan - rekeningstelsel
boekhoudterm   balans, bank, budget, calculatie, credit, debet, deficit, giro, kas, kasgeld, kruispost, post, rente, saldo
boeking – inschrijving, registratie
boekit (Mal.) - berg, heuvel
boekje – aantekenboekje, (zak)agenda,
boekje dat tekst van opera of operette bevat - libretto
boekje met examenopgaven - toetsnaald
boekje van postpapier - katern
boekje voor diverse dingen - livret
boekmaag – bladmaag, boekpens, omasus 
boekmerk - ex-libris
boek met gedichten - bundel
boek met landkaarten - atlas
boeknaam   titel 
boekomslag – coverstofomslag, kaft 
boekonderdeel   band, katern 
boekorgel - harmonika
boeksharing - bokking
boekslot - krap
boekstaven   opschrijven, noteren 
boekteken - ex-libris
boek ter beoordeling - recensie-exemplaar
boek van de schrijver - auteursexemplaar
boek van groot formaat - foliant
boek van Mohammed – koran
boek voor loonadministratie - loonboek
boek voor verzamelingen - album
boekvergrendeling - krap
boekverhaal   roman
boekverluchter - illustrator
boekverzameling   bibliotheek
boek voor verzamelingen – album
boek waarin gegevens over de adelstand staan - adelboek
boek waarin voorname bezoekers hun naam zetten - 
guldenboek
boekweit -  graansoort
boekweit breken - grutten
boekweitgort - grutten
boekweitkruid - zwaluwtong
boekweitvergiftiging - fagopyrie
boekwerk   boekdeel, bundel, foliant, last, novelle, paperback, roep, roman, volume
boekwinst - imaginair
boel   brui, dingen, drukte, herrie, hoop, inboedel, massa, menigte, ordeloosheid, rataplan, reut, rommel, troep, veel, wanorde, zooi, zwik 
boelage - minnerij, overspel
boeldag - veiling, verkoopdag 
boel die overhoop is - bende, rommel 
boeleerder – minnaar, overspelige
boeleerster - hoer, prostituee
boelen – hokken, samenwonen
boeleren – hokken, samenwonen
boelig   rommelig, wanordelijk 
boelhuis – veiling, verkoophuis
boelkenskruid - agrimona, koninginnekruid, leverkruid
boelmansvorke - waterboelkenskruid
boeltje – rommel(tje), zwikje
boelijnspruit - hanepoot
boelijnsteek - ankersteek
boeman   bietebauw, bullebak, spook 
boemel - stoptrein
boemelaar - bamser, flierefluiter, fuifnummer, kroegloper, losbol, pierewaaier
boemelen – bambrocheren, brassen, dweilen, pierewaaien, wallebakken, zwieren
boemeltrein  boemel, stoptrein 
boemerang - werphout
boender – borstel, luiwagen, schrobber, schuier
boendergras – bentgras, smele
boenen   kuisen, rossen, poetsen, reinigen, rossen, schoonmaken, schrobben, verdrijven, wassen, wegjagen, wrijven
boenmiddel - poeder, was, zeep 
Boeotië, hoofdstad van - Thebe
Boeotië, stad in - Tanagra
boer   Afrikaan, agrariër, akkerman, bouwman, buitenman, dorpeling, farmer, heiboer, heikneuter, hoevenaar, huisman, kaffer, keuterboer, kinkel, landbouwer, landman, lomperd, oprisping, plattelander, ploeger, ructatie, ructus, veehouder
boer, kleine - keuter
boer (Arab.)   fellah 
boer (ind.)   tani 
boer (Rusl.) – koelak, moejik
boer in kaartspel enz, - Jack, Piet, pion, zwartepiet,
boer in U.S.A.   farmer 
boer met kleinbedrijf   keuter
boerachtig - boers
boerderij – bedoening, boerenhoeve, boerenhuis, boerenwerf, farm, gedoe, havezate, heem, heemstede, heemstee, hoef, hoeve, hof, hofstede, keuterij, landhoeve, ranch, State (Fries), stede, stee, stel, stulp, stolphuis, zate
boerderij, deel van een - boenhok, dars, deel, hooivak, karnhuis, karnmolen, koehuis, melkkelder, schuur, stal, voorhuis, wisch
boerderij in Amerika - farm
boerderij in Friesland - state
boerderij in Z.Am. – estancia, hacienda 
boerderijtype - hoeve, langgeveltype, los-hoes, stelp, stolp
boeren – eructatie, landvolk, oprispen
boerenaal   paling, aal 
boerenbedrieger – kwakzalver
boerenbedrog - humbug, kwakzalverij, oogverblinding
boerenbedrijfje - keuterij, kolchoz
boerenbende - troep
boerenbezit – landgoed, zate
boerenboon - tuinboon
boerenbuis - kiel
boerendans – klompendans, villanelle 
boerendochter - deern(e)
boerendoening – boerderij, hoeve
boerendozijn   dertien 
boerendracht - kiel
boerenerf – brink, heem
boerenfluit – herdersfluit, schalmei
boerenhengst - boerenlul, kinkel, lomperik, pummel
boerenhoeve - boerderij, hofstede  
boerenhofstede   havezaat, bisette
boerenhooi - zate
boerenhufter – botterik, kaffer, kinkel, lomperd, lomperik, pummel
boerenkant - bisette
boerenkers – herik, tasjeskruid, veldkruidkers
boerenkiel   boezeroen, hes, kazak, smock (Eng.)
boerenkinkel   kinkel, lomperd, loebas, pummel
boerenknecht - boerenarbeider (inw), boever, landarbeider, (Sp.) peon 
boerenknoop - (bargoens) rijksdaalder, hielingsteek
boerenkool - kruikooi
boerenkool slijpen - beunhazen, knoeien
boerenland - platteland 
boerenleenbank - Rabo, Raiffeisenbank
boerenlook - kraailook
boerennachtegaal - basterdnachtegaal, (hegge)mus, huismus, kikvors
boerenopstand (van 1358 in Frank rijk) – Jacquerie
boerenpartij -  bp
boerenplaag – akkerdistel, vederdistel
boerenplaats - hoeve, landgoed, 4stee, stolp, stuip, werf, zate
boerenpummel – kinkel
boerenroos - pioen, pioenroos
boerensjees - tilbury
boerenspraak - patois, plattelandsdialekt
boerentrien – totebel, troela, trut
boerenvlegel - kinkel, pummel
boerenvoertuig - boerensjees, boerenslede, beugelsjees,
bolderwagen, disselsjees, sjees
boerenvrouw - boerin
boerenwafel   wentelteefje 
boerenwagen (4 wielen) voor landbouwgebruik - brak
boerenwerktuig – dorsvlegel, eg(ge), gaffel, hark, hooivork, kam, karn, kouter,  nek, pikkel, ploeg, reek, riek, sikkel, vlegel, vork, wan, zeis 
boerenwoning   heem, hoeve, hofstee, boerderij, havezaat
boerenwoning met alles onder  één dak – taswoning
boerenwormkruid - ganzebloem, reinevaar, steenvaren
boerenzwaluw – zwaalf
boerig – boers
boerin - boerenvrouw, dorpelinge
boerinachtige vrouw - trien
boerinnenkostuum in Oostenrijk en Zuid-Duitsland - dirndl
boer met klein bedrijf - keuter
Boeroendi, bevolkingsgroep in - Hutu, Toetsi, Twa
boerig   boers 
boers – agrest, arcadisch, boerachtig, boerig,  dorps, grof, landelijk, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaamd, ongemanierd, plat, plomp, ruraal, rustiek, smakeloos
boerschap   buurt, gehucht
boerse lompe vrouw - trien
boers en grof - lomp
boersheid - lompheid, platheid, rusticiteit, ruwheid
boers en grof - lomp
boersheid - platheid
boert   aardigheid, anecdote, bak, badinage, farce, geestigheid, gein, gekheid, grap, gril, grol, jen, jocus, jokkernij, klucht, kortswijl, kuur, kwinkslag, leut, loer, lolletje, luim, mop, poets, pots, raillerie, scherts, snakerij, spot, ui, zwank (Z.N.)
boertachtig - kluchtig, schertsend
boerten - gekscheren, jokken, mallen, schertsen, schetsen
boertend – schertsenderwijs
boerterij - boert
boertig   aardig, burlesque, gekscheren, grappig, guitig, kluchtig, komisch, luimig, olijk, oubollig, plat, snaaks
boertige nabootsing – parodie
boertigheid - scherts
boertje - plattelander
boesman - bosjesman
boet   schuur, loodsje, poena, vuurtoren 
boete – bekeuring, bon, expiatie, geldstraf, penaal,  pene, penetentie, poena, poene, straf
boetedoend kluizenaar   fakier, fakir 
boetedoening   expiatie, penitentie 
boetedoening van 40 dagen - quadrageen
boetedrank - poenitet
boetekleed - cilicium
boeteling   bekeerling, penitent 
boetemonnik - fakir
boeten   aanleggen, bekopen, betalen,  bevredigen, bezuren, genezen, goed, helen, herstellen, lappen, lessen, lijden, maken, ontgelden, ontsteken, repareren, voldoen
boetende bedelmonnik – fakir
boetezang - miserere
boethuis - boede
boetiek – modewinkel, winkel
boetpredikatie - strafsermoen
boetprofeet - Jeremia, Jona
boetseerdeeg – plasticine
boetseerder - beeldmaker, modelleur, modelmaker, vormgever, vormer
boetseerhoutje – ébauchoir
boetseerklei - chamotte
boetseerkunst   plastiek 
boetseerstof - plastiline
boetseerstokje – mirette, ebouchoir
boetseerwerktuig - mirette
boetseren – modelleren, vormen
boetserend - plastisch
boetvaardig   berouwvol, deemoedig, ootmoedig, penitent 
boetvaardige zondares   Magdalena 
boevenbende   gang, dieventroep
boevennet - enternet, vinkenet
boeventaal - argot, bargoens, dieventaal 
boeventuig - penose
boevenwagen – gevangeniswagen
boevenwereld - onderwereld
boever - boerenknecht
boeverig – schelmenstreek
boezel - boezelaar, werkmanssloof
boezelaar   eva, schort, sloof, voorschoot 
boezem   atrium, borst(en), buste, gemoed, golf, gremium, (in)borst, inham, schoot, sinus, spui, watercomplex, zeeboezem 
boezem van het hart – atrium, boezemrib, steekbalk
boezeroen van wol - onderbaadje
boezemvriend   bel ami, intimus, kameraad 
boezemvriend van Achilles - Patrochus
boezeroen – buis, hemd, kazak, kiel, overhemd, shirt, werkkiel
boezeroen van wol   onderbaadje 
bof   buitenkansje, geluk, klap, meevaller, plons, slag, stoot, toeval, tref(fer) 
boffen – treffen, zwijnen
boffer   geluksvogel, mazzelaar 
bofje - luk
bofkont – geluksvogel, mazzelaar
bogaard - boomgaard
bogen – bluffen, pochen, pralen, pronken, roemen, schitteren 
bogengaanderij – arcade, portiek
bogengalerij – arcade, berceaux, bogengang
bogger - fielt, smeerlap, sodomiet 
Boheems aardewerk - sideroliet
Boheems glas - filiglas, kaliglas, kalkkristal
Boheems musicus - Smetana
Boheemse broeders - hernhutters
Boheemse dans - polka,  regdona
bohemiene Boheemse berg - Jeseniky, Snezka
Boheems gebergte - Kirkonôse, Sumara
Boheems glas - kaliglas, kalkkristal
Boheems musicus - Benda
Boheemse dans - polka
Boheemse nationale dans   polka 
Boheemse sekte voor Abraham’s besnijdenis - Abrahamieten
Boheemse sterrenkundige - Kepler
Boheemse zomerschoen   opank 
Bohemen, rivier in - Berounka, Bilina, Labe, Ohoe, Sazara, Tepla, Vltava
Bohémien   artiest, zwerver 
Bohol, hoofdstad van – Tagbilaran
Boisering - beschot, boisage, lambrizering
bok   blunder, domkop, ezel, flater, fout, geit, lomperd, misslag, sik, stommiteit, takel, vergissing
bok van hijswerk   dirkkraan 
bokaal   beker, kelk, poculum, ro(e)mer, wijnglas, wisselbeker 
bokachtig - bokkig, koppig, lomp, onbeleefd, ruw
bokkalf   kitsbok 
bokkebaard - boksbaard, puntbaard, sik
bokkekruid - tuinheester      
bokken - pruilen
bokkenpoot – teerkwast
bokkepit -  beukenootje, bokkepoot, koekje, teerkop,  teerkwast
bokkerig - humeurig, knorrig, kregel, nors
bokkerij - stotig
bokkesprong - kuitenflikker
bokkensprongen – cabriolen, capriolen, luchtsprongen 
bokkever - boktor
bokkig   nors, koppig, lomp, nors, ritsig, stuurs, tochtig, hardnekkig, tegendraads
bok of blunder – flater
bok of sik - geit
bokkraan - brugkraan
bokleer - marokijn
boks – duw, stoot
boksbaard – morgenster, salzafij 
boksbeugel - kneukelijzer
boksbom - lupine, waterdrieblad
boksboon - lis, lupine, waterdrieblad
boksen – knokken, pugileren, vechten, vuistvechten
boksenpoffer - broekeman
bokser – pugilist, vuistvechter
boksersoor - bloemkooloor
boksharing - bokking
bokspartij - pugilist, vuistgevecht
bokspeterselie - pimpernel
bokspodium - ring
bokspoot – duivel, faun, pan, sater,
bokspotige Pan - Aegipan
boksstoot – kopstoot, k.o.stoot, linkse, rechtse, swing, uppercut 
boksterm   bantam-, clinch, counter, blokken, clinch, counter, directe, groggy, hoekstoot, nastoot, halfzwaar-,licht-, midden-veder-, welter-, zwaargewicht, hoek, k.o., linkse, opstoot, punch, rechtse, ring, ronde, stoot, uppercut 
boksvoet - duivel, Pan, sater
bokswedstrijd voor het kampioenschap   titelgevecht
boktor - acrocinus, bokkever,  clytus, macrotoma
boksijzer - boksbeugel
bol – aardbol, bal, broodje, bul, cilindervormig, convex, globe, hemellichaam, hoed, hoofd, kluwen, kogelvormig, kraan, opgezet, pafferig, plantenstengel, pof, prop, rond, sfeer, stier, zaaddoos  
bol gedeelte van een fles   buik 
bol naar buiten uitsteken - uitpuilen
bol zijn - puilen
bola - lasso
bolder - belder, brileend, duikereend, werpbol 
bolderik - brileend
bola – lasso, werpkoord
boleet - buiszwam, eekhoorntjesbrood
bolgewas – amaryllis, bieslook, crocus, eslook, hyacint, knoflook, krokus, look, lelie, narcis, nerine (Z.A.), rammenas, saffraan, siepel, sjalot, sneeuwklokjes, sneeuwroem, tulp, ui
bolheid - gevuldheid, rondheid, weldoorvoedheid
bolhoed – derby, garibaldi, kaasbolletje, pothoed
bolhol - concaaf, convex
bolide - vuurbal
Boliviaanse berg - llampu, llimani, Musurata, Ollaqué, Sajama, Tacora
Boliviaanse hoofdstad – Sucre
Boliviaanse letterkundige - 
4 Diaz, Lara
5 Fabre, Finot, Pinto
6 Echazu, Freyre, Geurra, Tamayo
7 Aquirre, Alarcon, Cerruto, Coimbra, Gerruto, Jimenez,                  Mendoza, Mercado, Ramallo, Torrico
8 Bedregal, Cespedes, Reynolds 
Boliviaans meer - Poöpomeer, Titicacameer
Boliviaanse munt   boliviano, centavo, peso
Boliviaanse munt, oude - sueldo
Boliviaanse rivier - Beni, Irénez, Mamoré, Potosi
Boliviaanse staatsman - Sucre
Boliviaanse staatsmijnen - Comibol
Boliviaanse vallei - yunga
bolkap   kalot 
bolknak - sigaar
bolknop   bijbol, klister
bolkruid - wolfsmelk
bolkwast - pompon
bolleboos – heksenmeester, kei, kraan, uitblinker 
bollebuisje   poffertje
bollen - zwellen
bollepraat - larie, nonsens, onzin
boller worden   opzetten, zwellen
bolletje - kadet
bolletje papier - propje
bolletreeboom – balata
bolletriehout - paardevleeshout
bolle vorm - ronding, sfeer, sferisch
bollig - tochtig
bol maken   bomberen, rondzetten, welven 
boloferiet - hedenbergier
bolplant - tulp
bolrond – convex, sferisch
bolrond horloge - savonet
bolrond zaad - erwt
bol staan - uitpuilen
bolstaande plooi - pof
bolster   bast, buitenschil, bulster, dop, kaf, korst, omhulsel, palie, pel, peul, peluw, schil, sloester 
bolster van graan - zemel
bolus   aardkluit, billen, gebak, kleiaarde, stroopballetje, strooppil, zegelaarde
bolvorm – kogelvorm 
bolvormig   bol, convex, globosus, globuleus, rond, sferisch
bolvormig dak   koepel 
bolvormig lichaam - knop
bolvormig omhulsel   ballon 
bolvormig voorwerp   bal, knikker, stuiter 
bolvormige bacterie - kok, coccus
bolvormige driehoek - boldriehoek
bolvormige koek - oliebol
bolvormige opwelving   dome
bolvormige uitwas - knobbel
bolvormige verharding of verhevenheid   knobbel
bolvormige versiering - ponpon
bolwerk   bastion, boulevard, burcht, fort, lunet, paalwerk (zeedijk), ravalijn, redoute, reduit, rondeel, schans, vesting, versterking
bnolwerken - klaarspelen
bolwerksgordijn - courtine
bol wol – kluwen, knot 
bolwolk - globule
bom - projectiel, raket 
bom die niet ontploft is - blindganger
bom die op bepaalde diepte explodeert - dieptebom
bom van een vat - bommel, spon
bomaanval - bombardement, luchtaanval 
bombarde   bromwerk in orgels, steengeschut
bombarderen – aanvallen, beschieten
bombardeerschip - bombarda, bombarder
bombardon - bastuba
bombarie   beweging, bombast, drukte, getier, gezwets, grootspraak, heibel, herrie, klatergoud, klink, klank, lawaai, misbaar, ophef, opschudding, poeha, sensatie, spektakel, tamtam, vertoon
bombast – bombarie, gezwollen, hol, kletskoek, larie, nonsens, retoriek, woordenpraal
bombastisch - gezwollen, hoogdravend, retorisch
bombaxachtige - adansonia, cerbo, durio, pachira
bombazijn – moleskin, pilou
bomberen - bollen, buigen, rondzetten, welven
bom die niet ontploft - blindganger
bomen – keuvelen, kletsen, redekavelen
bomen inkorten – toppen
bomen kappen – vellen
bomen merken voor de verkoop – aanbikken
bomen of vaten met brandijzer merken - ritsen
bomen omhakken – kappen, vellen
bomentuin   park 
bomen veredelen – enten
bomentuin - arboretum, park, stadstuin, wildpark
bomentuin ten dienste van de wetenschap - arboretum
bomgat   galmgat, spongat 
bommel – spon
bommen gooien - bombarderen
bommenwerper - bombardier
bommerd - kanjer, kokker(d)
bomvol - eivol, gortvol, overvol, propvol, stampvol
bomvrij gewelf   bunker, cazamat, kazemat, onderkomen (mik), poterne, schuilkelder
bomvrije gang – poterne
bon – afgiftebewijs, bekeuring, bewijs, cedel, ceel, kwitantie, nota, prent, reçu, teken
bonaf - goed af
bonafide – betrouwbaar, eerlijk
Bonaire, hoofdplaats van - Kralendijk
bonbon - lekkernij, praline, rumboon
bonbon waar van men het uitpakt een knal geeft – knalbonbon
bonbondoosje - bonbonnière
bonbonschaaltje - bonbonnière
bond   alliantie, club, federatie, genootschap, Hansa, Hanze, liga, genootschap, organisatie, unie, verbond, verdrag, vereniging 
bond van handelssteden   Hanze, Hansa
bond van Ned. Architekten - BNA
bond van rovers op Sicilië - Maffia
bond van samenwerkende verenigingen – federatie
bond van schilders - bent
bond van verenigingen - federatie
bondboek - Pentateuch, O.T.
bondel – bundel, spon
bondgenoot   alliance, alliantie, geallieerde, helper, medestander, statenbond
bondgenoot bij ede - eedgenoot
bondgenoot (Lat.) - socius
bondgenootschap   alliantie, combinatie, federatie ,statenbond, Zwitserse kantons
bondgenootschappelijk – federaal, federatief
bondgenoten – geallieerden
bondgenoten (Lat.) - socii
bondig   afdoende, beknopt, concies, degelijk, deugdelijk, duurzaam, essentieel, essentioneel, geserreerd, gewichtig, ingrijpend, kernachtig, klemmend, kort, kortaf, krachtig, lapide, leerrijk, pittig, samenhangend, sententieus, solide, stringent, summair, summier, vast, zaakrijk, zakelijk
bondigheid - afdoendheid,  beknoptheid, concisie, degelijkheid, gespierdheid, kracht, zakelijk, zaaklijkheid,
bondsbesluurlijk stelsel - federalisme 
bondskist – ark
bondsrepubliek - Duitsland
bondsvolk - Israël
bonen afhalen – repen
bonenbrood - driekoningenbrood
bonenhotel (barg.) - gevangenis
bonenkruid   keule, keune kruin, kuun
bonenland - boonakker
bonensoort - duivelbonen, paardebonen, pronkbonen, pronkers, pronksnijbonen, slabonen, spekbonen, (spek)snijbonen, sperziebonen, stam(sla)bonen, stok(sla)bonen, tuinbonen, veldbonen
bonenstaak – slungel, klimstok
bonenveld - boonakker
bonenziekte - roest
bonetvis - boniet
bong - fuik
bongel – knuppel, latierboom, pummel
bonhomie   jovialiteit 
bonificatie   schadeloosstelling, vergoeding
bongerd - boomgaard
bonheur - salonkastje
bonhomie - jovialiteit
bonhomme - goedaardigheid, goedigheid, goedzak, gulhartigheid, hartelijkheid, jovialiteit, vriendelijkheid
boni – batig, slot
boniet - albikoor
bonificatie – schadeloosstelling, vergoeding
bonificeren – schadeloosstellen, vergoeden
bonis   gegoed, toeslag, welgesteld 
bonje - herrie, hot, ruzie, twist,
bonjour – gegroet, goedendag
bonjouren - wuiven
bonk   been, blok, bonk, bot, brok, kerel, klomp, klont, kluif, knok, knol, knook, knort, lomperd, schink, schonk, stuk  
bonkaarde - bonksel
bonken – beuken, bonzen, kloppen, rammeien, slaan, stompen, 
stoten
bonker – jekker, overjas, zeemansjas, veenarbeider
bonket - banket, bolket, bonker, stuiter
bonkig - benig, schonkig
bonmarché – goedkoop
bon-mot - kwinkslag
bonne – dienstmeisje, kinderjuffrouw, kindermeisje, nurse
bonnet - muts
bon of factuur - nota
bons   dreun, klop, partijleider, plof, schok, slag, smak, val 
bont – afwisselend, allerlei, boa, dierenvel, erg, fleurig, gemengd, gespikkeld, gestreept, gevlekt, gortig, halskraag, kleurig, kleurrijk, luchtig, multicolor, opzichtig, pelterij, pels, pelswerk, polychroom, seal, veelkleurig, versicolor 
bont en blauw slaan – aftuigen
bont gedrukt katoen - sits
bont gekleurd kerngesteente – graniet
bont gekleurde dagvlinder – schoenlapper, schoenmaker
bont gekleurde edelsteen - toermalijn
bont van Amerikaanse bunzing   skunk 
bont van mongoolse lammeren - mongoline
bont wollen weefsel - kelim
bontbek pluvier - goudkieviet, goudpluvier
bontjas – pels(jas)
bonte kraai - schierroek
bonte maki – vari
bonte mengeling - mozaïek, staalkaart
bonte piet – scholekster
bonte vogel - ara (papegaai)
bonte wilster - pluvier, zilverpluvier
bonten muts   kapoets, karpoets
bontgekleurde nachtvlinder - oleander, pijlstaart
bontjas   pels
bontjas der Finse soldaten - peski
bontkleurig maken -  bigarreren
bontkoperwerk - borniet
bontmanteltje - palatine
bondmuts – sjapka
bontpaard - agaattijger
bontsjaal – boa, stola
bontsoort   boa, lam, mol, vos 
4   kalf, mink,  seal, vair
5   bever, bisam, iltis, konijn, nerts, otter,  sabel, skunk,
     yemen
6   marter, mouton, murmel, nutria, ocelot, veulen
7   bunzing, caracul, genotte, hamster, karakul,krimmer, opossum, 
     poolvos, roodvos, wasbeer, zeehond
8   antiloop, astrakan, beverlam, beverrat, blauwvos, eekhoorn,           exotique, hermelijn, karakool, kolinsky, robbevel, sealskin,             sobelfee, zeeotter 
9   biberette, chevrette, fiberette, mongoline, persianer, 
     petit-gris, sabelbont, whitecoat, zilvervos
10 chinchilla
11 breitschwanz, seal-electric
bon-vivant - losbol, pretmaker
bonttor - spektor
bontwerk   boa, pelterij, skunk, vos
bontwinkel - pelleterie
bonus   gratificatie, extraatje, korting, premie, toegift, winstuitkering
bonzen – beuken, bommen, bonken, dreunen, galmen, jagen, kloppen
boodschap   ambassade, bericht, brief, commissie, evangelie, inkoop, kennisgeving, konde, kondschap, last, mare, mededeling, melding, message, opdracht, tijding, taak, telegram, verklaring
boodschappen - berichten, melden, overbrengen
boodschappen doen - winkelen
boodschappentas   karbies 
boodschapper     bode, expresse,  Hermes,koerier, kruier, ordenans,  profeet, Messias, verkondiger
boodschapper der goden - Hermes, Mercurius
boodschapper in het leger - ordonnans
boodschapper van God - Gabriël
boodschapster - koerierster
boog   absis, arc, arcus, armborst, bocht, curve, erepoort, gewelf, graadboog, kromming, ogief, overspanning, paander, poort, regenboog, schiettuig, schietwapen, strek (bouwkunde), uitspansel, verwelf, wapen 
boogbal - lob
boog of welving - ronding
boog van een gewelf – draagbalk, ogief, toog 
boog van ijf- of taxushout - ijfel
boog voorzien van hor. welflijn – boogbord, strek, tangentbord
boogbrug - viaduct
boogfries - boogtafel,
booggang   berceau, pergola 
booggang met loof overdekt in tuinen - pergola
booggewelf   arcade 
booggewijze opgaande randen boven dakschilden – aandak
booghout - ahorn, esdoren
boog houtboom - haagbeuk
boogkrab - steeloog
booglamp - koolspits
booglamp met ultraviolette, stralen - hoogtezon
boogschutter   Sagittarius 
boogsprong - courbette
boogtrommel   timpaan 
boogveld - timpaan
boogvenster   boograam 
boogvormen - ezelsrug, hoefijzerboog, klokboog, korfboog, 10 lancetboog, rondboog, spitsboog, steekboog, tudorboog
boogvormig - 5ovaal, rond
boogvormig bot - rib, ribbe
boogvormig overhangend van
    bloemen
 8knikkend
boogvormige doorgang    pergola, poort 
boogvormige insnijding – holte
boogwelving - archivolt
boogzaag – amputatiezaag, spanzaag
boogzaag   amputatie zaag, spanzaag
bookmaker – totalisator
boom   balk, mast, paal, zie bomen
boom - gezwel, hause, koersstijging, poliep, uitwas
boom des doods - taxus(boom)
boom des levens – sumakboom
boom in het oude volksleven - linde
boom op Java   rasamala 
boom met luchtwortels   waringin 
boom steunend op luchtwortels - waringin
boom uit Amerika en Z. Azië – tamarinde
boom uit de familie der peulgewassen - dadap
boom uit Syrië   ceder 
boom uit de Libanon   ceder 
boom van een ladder - traam
boom van het volksleven - linde
boom voor pijlengif – upasboom
boom waaruit welriekende, hars of skyrase vloeit - amberboom
boomachtige struik - heester
boomarm gebied - savanne
boombast   schors, schinde
boombast als verpakking - seroen
boombeschrijver - dendrograaf
boombeschrijving   dendrografie
boombewoner – arboricool
boomduif - houtduif, ringduif
boomezel – mallejan, oets
boomgaard   bogerd, bogaard, bongerd
boomhagedis – basilisk, fabeldier, leguaan 
boomhagedisje (Z.A.) - basilisk
boomkangoeroe - dendrolagus
boomkant   boskant 
boomkever - houtbokje, meikever, molenaar
boomkikvors - haagpuit
boomklever - blauwspecht, brabander, klimvogel, spechtmees 
boomkrekel - cicade
boomkruiper - klampvogel
boomkunde   dendrologie 
boomknoest   boomkwast, knoop
boomkweekkunst - arboricultuur
boomkwekerij - arboretum, nterij, enthof, pépinière
boomloos landschap - steppe
boomloot   ent
boomloze hoogvlakte (Skand.)   Fjeld
boomloze vlakte   bamba, llano, pampa, poesta, prairie, savanne, steppe
boomloze hoogvlakte in de Andes - poena
boomloze vlakte in Z. Amerika   liano, pampa, poesta, steppe 
boomloze mosvlakte – toendra
boomloze vlakte Z.Amerika - llano, pampa
boommarter - edelmarter
boommees - boomklever
boommes - haalmes
boommeter   dendrometer 
boom met sterk riekende bloemen - linde
boommiereneter   tamandoea 
boommus - ringmus
boomnimf   (hama)dryade 
boomolie – klapperolie, olijfolie, slaolie
boompalm - buksboom
boom parasiet - maretak, mistletoe, vogellijm
boompollen   A. P. 
boomring - jaarring
boomschacht - blok
boomscheut – ent, loot, lot, poot, spruit, tak
boomscheutje – telg
boomschimmel - els, es, esdoorn, esp, garoe, gebang, hazelaar, iep, laris, linde, lork, olm, olijf, palm, plataan, popel, populier, stuifmos, tamarinde, waringin,wilg
boomschors   bast, eek 
boomslag – paardenpoot
boomsoort - loofboom
boomspecht - boomhakker
boomstam   balk, mast, paal, schacht
boomstam (zonder wortels top en takken) - dolk(bink)
boomstek – telg
boomsteppe -  savanne
boomstomp – hach, stob(be), stomp, stronk 
boomstronk   knar, stobbe, tronk 
boomtak   branke, ent, rijs
boomtop – kruin
boomtuin - boomgaard
boomtijger – nevelpanter
boomuitwas -  hardigheid (in hout), knoest, 5kwast  
boomvalk – bailler
boomvarens - cycadofilices
boomveil - eiloof, iefte, klimop
boomveller - houthakker
boomvrucht  appel, banaan, beukennoot, citroen, cocosnoot, dadel, denappel, doeren, eikel, kastanje, kers, klappernoot, manga, mispel, morel, noot, okkernoot, peer, pisang, pruim, sawoe, sinaasappel, sparappel, vijg,
boom waarvan pijlengif wordt gemaakt – upasboom
boomwagen – mallejan, oets
boomweefsel   bast, floëem, hout, kurk, schors, xyleem
boomwol   kapok, katoen, zaadpluis
boomwortel - stronk
boomzij - bombazijn
boon – peul
boonboom - acacia, goudenregen
boonerwt – dopboon
boonkoek - driekoningenbrood
boonvormige klier   nier 
boor   aardboor, avegaar, bomboor, borium, centerboor, dril, drukboor, eensnitboor, effer, egger, effer, fret, grondboor, holboor, klepboor, lepelboor, moerboor, nagelboor, navegaar, slagboor, veenboor
boor met dwarsstang - avegaar, effer, egger, navegaar
boor met holle cilinder - puls
boor voor grote gaten - centerboor
booras   boorspil
boorbeitel - bit
boorbok - boortoren
boorbuis – casing
boorcilinder - puls
boord - belegsel (hals) kraag, col, kant, kraag, oever, omtrek, omzetsel, rand, richel, scheepswand, wal, waterkant, zoom
boord aan de leizijde - leiboord
boord van een rivier - oever
boord van een stroom - oever
boord van een toga - bef
boorden - (om)zomen
boordevol – eivol, propvol, stampvol, tjokvol
boordjournaal - logboek
boordsel - agrement, belegsel, bies, fabbala, franje, galon, garneersel, koord, lint, paspel, passement, passepoil, shenille, tres
boordsel aan de rand van zeil   lijk
boordtelegraaf – navigator
boordtelegrafist -  marconist, radiotelegrafist 
boord van een overhemd - manchet
boord van kleding – rand
boordwerktuigkundige – boordwever, mechanicien 
boordwever - passementwever
booreiland - platvorm
boorgruis   boorsel
boorijzer   dril, boor, drilboor
boorinstallatie, deel van een - boortafel, kelly, kroontafel, slikpomp, slikseperator, sliktank, spoelkop, takelblok , toren
boorkever - tikker
boor met dwarsstang   avegaar 
boor met holle cilinder   puls 
boorschaaf - sponningsschaaf
boorschelpdier - paalworm, steenboorder
boorspil - booras
boorstaal   boorijzer 
boort - diamantafval
boortoren - pyloon
boor voor grote gaten   centerboor 
boorworm   paalworm 
boorwortel - zuigwortel
boorzure soda - borak, borax
boorzuur – boraxzuur, sassoline
boorzuur, zoet van - boraat
boos – aangebrand, aangeslagen, arg, bits, boosaardig, dol, drammoedig, duivels, erg, fel, gebelgd, gebeten, geergerd, geïndigneerd gepikeerd, geprikkeld, geraakt, gevaarlijk, giftig, gramstorig, grimmig, hellig, hels, krachtig, kregel, krieuwelig, kwaad(aardig), lelijk, misnoegd, nors, nijdig, onstuimig, ontstemd, ontsticht, razend, sacherijnig, serpentig, slecht, snauwachtig, snood, snoodaard, toornig, venijnig, verbolgen, verderfelijk, verdorven, vergramd, verstoord, vertoornd, verwoed, vilein, vinnig, vreeswekkend, woedend, woest, wrevelig, zondig, 
zorgelijk
boosaardig – arglistig - boos, duivels, gemeen, geniepig, hatelijk, infernaal, kwaad, kwaadaardig, kwaadwillig, kwelziek, malicieus, 
misdadig, nijdig, sadistisch, sarrig, schrander, serpentig, slecht, snood, stug, tergziek, venijnig, verderflijk, virulent, vijandig, verderfelijk, verdorven 
boosaardig en pinnig - venijnig
boosaardigheid – venijn
boosaardig instinct – kwaadwillig, misdadig, slechtheid, vals, wraaklust
boosaardig plezier   leedvermaak 
boosaardige aanval   aanranding 
boosaardige vrouw   carogne, feeks, furie, heks, helleveeg, karonje, megera prij, tang, xantippe 
boosaardige watergeest – nikker, nix, nixe 
boosaardigheid - arglistigheid, malice, venijn
boos, hard man   Nabal 
boosdoener   aanrander, boef, booswicht, deugniet, dief, galgenbrok, inbreker, misdadiger, onverlaat, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, zondaar
boosheid   gramschap, grimmigheid, kwaadheid, nijd, ontstemming, onverlaat, schurk, slechtheid, snoodaard, toom, verdorvenheid, woede 
boos kind - dierage
boos maken – indisponeren, irriteren, pesten, plagen, tergen, treiteren
boos van opzet – arglistig, baldadigheid, moedwillig
booswicht – aterling,  boosdoener, bram, deugniet, ètre, guit, hellebrok, hellekind, helleking, Ixion (mythe), misdadiger, naarling, onverlaat, prikkelen, schurk, snoodaard 
boos wijf - feeks, prij, tang, xantippe 
boot   aak, ark, bark, boeier, botter, coaster, fregat,  galjoen, giek, gondel, jacht, jol, jonk, kaan, kano, kogge, korvet, kotter, kruiser, logger, monitor, m.s., praam, prauw, punter, roeiboot, schip, schuit, sleper, sloep, s.s.,stomer, tanker, trawler, tjalk, tjotter, trawler, vlet, zie vaartuigen 
bootafhouder - luiaard, lijntrekker, uitsteller
boot der Argonauten   argo 
boot die 's nachts vertrekt - nachtboot
boot in Lapland - eka
boot met plat dek - schietschouw, schietschuit
boot van bosnegers - korjaal
boot van een uitgeholde boomstam - korjaal
boot voor beugvisserij - nap
boot voor olievervoer - tanker
bootafhouder – lijntrekker
bootje   kano, pont, prauw, sloep
bootschaar - haarblok, haarsplt
bootsen – modelleren, naäpen, nabootsen, nadoen
bootsgezel - matroos, varensgezel
bootsman – boots, reepgast, schepeling, varensgezel
bootsmannetje - waterwants
bootsmansmaat - onderbootsman
boottocht per luxeboot - cruise
boot van bosnegers – korjaal
bootvolk - bemanning,matrozen
bootwerker – dokwerker, havenarbeider
bora - valwind
bora, kleine - borino
Bora Bora, hoofdstad van - Vaitape
boraginacee - borago, echium, heliotroop, hondstong, lappula, ossentong, parelzaad, scherpkruid, wasbloem
borat   brat, sajet(garen), stopsajet
borax - natriumzout 
boraxzuur   boorzuur 
bord – aanplakbord, berd, bred, dambord, eetschotel, etensbord, ganzenbord, plaat, plank, schaakbord, schoolbord, soepbord, teiloor, teljoor (Z.N.), uithangbord, verkeersbord
bord van een waterrad - schoep
bordeauxwijn - medoc
bordeel – erocentrum, hoerenkast, hoerhuis, kot, lupanarium, ontuchthuis, sexhuis
bordeelhouder - hoerenwaard
bordenwasser – casseroller, teljoorlikker  
bordenwisser - afwasborstel
border   bloembed, perk, perron, rabat, rand, zoom
borderel   ceel, lijst, staat
borderen - omzomen
bordes   estrade, laadvloer, opstap, palier, palter, perron, platvorm, pui,  stoep, stoepportaal, stijger, vloertje 
bordes in station - perron
bord eten - maal
bordnet   planknet, schrobnet 
bordpapier   ganzenbord, karton, kartonpapier, pergument, scrabble, strobord(papier), strokarton, turfkarton
bordspel - bingo, damspel, ganzenbord, go, gobang, halma, lotto, monopoly,schaak, schaken, scrabble, stratego
borduren – handwerken, naaldwerken, opsmukken, overdrijven, stikken
borduurgaas   canvas, ètamine, stramien 
borduurgerei - merklap
borduurketting - cantille
borduuroefening   merklap 
borduurraam - tamboerijn, tamboereerraam
borduurrand - feston
borduursel   agrement, borduurwerk, broderie, tres, passement, pointlace, verdichtsel, (lintvlechtwerk), verdichtsel, versiersel 
borduursteek – festonneersteek, festonsteek, kettingsteek, kruissteek, platsteek
borduurtechniek - festonneren
borduurwerk   broderie, merklap
boreaal   arctisch, noordelijk
boreling - baby, zuigeling
boren – drillen, pulsen, steken
boren door de hersenpan - trepaneren
borend vuur - plongeervuur
borg   cautie, cavant, garant, garantie, (onder)pand, sponsor, waarborg , zekerheid
borg blijven   caveren, goedspreken, instaan, responderen
borg voor emigranten - sponsor
borg zijn -  instaan
borgen – beren, beveiligen, krediet geven, lenen, waarborgen
borgpen - contrapen
borgsom – cautie, onderpand
borgspreking – borgtocht, cautie
borgstaan – instaan
borgstellen – cautioneren, garanderen, waarborgen
borgsteller - borger
borgstelling - borgtocht, cautie, garantie, impegno, obligo, vadimonium, verpanding, zekerheid
borgtekening op wissel   aval 
borgtocht   aval,  cautie, delcredere, evictie, garantie, impegno, onderpand, vadimonium, waarborg(som) 
boring – kaliber
borium - IB.
Borneo - Kalimantan, Sarawak
Borneo, deel van  - Brunei, Kalimantan, Sabah, Sarawak
Borneo, rivier op - Barito, Busang, Kajan, Kapuas, Makahan, Murung
Borneo , stad op - zie stad op Borneo
Borneo, sultanaat op - Brunei
Borneo, volk op  - Bajao, Dajaks
born   bron, bronwater 
bornen   opborrelen, opwellen 
borneren - afpalen, begrenzen, bespreken
bornput - welput
bornwater - bronwater
borocalciet - bechiliet
boronatrocalciet - ulexiet
bornput   welput 
bornwater   bronwater 
borrel – afzakkertje, aperatief, dikkop, drupje, drup(pel), gasbel, glaasje, hassebasje, jajem(barg.), jenever, jonge, klare, keiltje, kleintje, lel, neut(je), oorlam, opkikkertje, ouwe, part, propje, slaapmuts, slikje, slokje, snaps, spaan, spatje, taaie, tikkertje, waterbobbel
borrelen   babbelen, bitteren, bobbelen, drinken, nippen, opwellen 
borrelpraat   dronkemanspraat, kletspraat, onzin
borreltje - bittertje
borreltje vóór het eten - aperitief
borreltje - (Mal.) - pait
borst - boezem, gezel, jongeman, maat, thorax
borstbeeld   buste, torso 
borstbeen – rib, sternum
borstbeenklier - thymus(klier), zwezerik
borstbeklemming - astma
borstbes – jujube
borstbeschermer - kuras, plastron, steekblad
borstbescherming (schermen)   plastron
borstel   boender, haarborstel, kleerborstel, kwast, lola, ragebol, schuier, stoffer, vege,r werkborstel
borstel (Fr.) – brosse
borsteldier - egel, stekelvarken, zwijn
borstelen - bakkeleien, rossen, schoonmaken, schuieren, strubben, vechten
borstelgordeldier - peludo
borstelgras   nardus 
borstelig   behaard, hang, ruig(harig), ruig,  rul, ruw, stekelig 
borstelig zoogdier   egel, ever, stekelvarken
borstelworm - aardworm, duizendpoot, regenworm, zeemuis, zeepier, zeepiet
borsten - boezem
borsthanger - pendentief
borstharnas   kuras, pantser
borsthoedje - zuigglas 
borstkas – ribbenkast, thorax 
borstkind - baby, boreling, zuigeling
borstklier van een kalf - zwezerik
borstklierader - melkgang
borstklierontsteking - mastitis
borstklier van een kalf   zwezerik
borstklontjes   kandij 
borstmiddel - pectoraal
borstnaad - postuurnaad
borstpijn   sternalgie 
borstplaat   kurasplaat 
borstrok – hemdrok, kamizool, wolletje 
borstspeldje   broche, doekspeld
borststem - falset 
borststrook van een overhemd - jabot
borststuk – pectorale, plastron 
borst, van de... nemen   spenen 
borstversiering - pectorale
borstvlies   pleura
borstvliesontsteking   pleuritis, pleuresie
borstvliesoperatie – pleurotomie
borstwsaterzucht - hydrothorax
borstwering   balustrade, epaulement, kooromgang, kring, leuning, loopgraaf, parapet, rand, rempart, tinne, torenomgang trans, verschansing, vestingwal, weergang
borstzuur - boorzuur 
bort - boor(t)s, cholerine
bos   bos, boeket, bundel, buidel, dot, foreest, geboomte, hout, jungle, kluwen, knot, kuif, loo, maquis, oerwoud, pak, panache, pluimbos, pluk, rimboe, ris,  tas, toef, tros, tuil(tje), veerbos, woud
bos bij Breda - Liesbos
bos bijeen gebonden bloemen - ruiker
bos bloemen - ruiker
bos hakhout - schaarbos
bos met dicht struikgewas - jungle, maquis, oerwoud
bos riet of stro voor dakbedekking - glei
bos van rijshout - griend 
bos aanwas   boomgroei 
bosachtig - boomrijk 
bosantilope - bongo
bosbeheerder - houtvester
bosbes - blauwbes, bleek, braam, klokkebei, kraakbes, nunbes, rijstbes, veenbes, vossebes, waldbeer, waterbes
bos bloemen – boeket, ruiker
bosbloem   anemoon, speenkruid
bosbouw - sylvicultuur
bosdruif - heggenrank
bosduif - houtduif, ringduif, tortel, valduif(Z.N.), woudduif
bosduivel - mandril
bosgang   tra 
bosgewas   bosbes, varen
bosgod   faun(us), pan, sater, satyr, sylvanus 
bosgod met herdersfluit - Pan
bosgodin - nimf
bos haar – dos
boshoen - auerhaan, korhoen, sneeuwhoen
bos in samenstelling - Lo(o)
bosje - bos, dot, kluwentje, knot, kuif, plok, pluk, toef
bosje haar – boeket, bundeltje, dot, krul, lok, plukje,  staart, struik, tuil(tje), vlecht
bosje haar in de nek - staart
bosje planten - pol
bosje reigerveren – aigrette, eigrette, 
bosje rijshout – gard, griend 
bosjes - struweel
bosje samenhangende planten   pol 
bosje stro - strowis
bosje wol - knot
boskat   serval
boskant   rand, zoom 
boskar - blokwagen, mallejan, oets
boskat - serval
boskever – schallebijter
boskip - ajamalas, berkhoen, korhaan, korhen, korhoen,       moerhoen
bos landschap (in Noord Z.) Amerika   savanne
bosmens - chimpansee, orang-oetang
bos met dicht struikgewas - jungle, maquis, oerwoud
bosneger in Suriname   dryade, marron 
bosnimf   bosgodin, Betty , diade
bosolifant – rondoor
bosplant - angelica, engelwortel
bosplanten – nemorosen
bosproduct   hout, rotan, rottan, rubber
bos met dicht struikgewas   jungle, maquis, oerwoud
bosrank - clematis, meelbloem
bosrietzanger - wilgensijsje
bos rijshout - wiep
bosruiter - snip
bosseerder - collectant
bosseren - boucharderen, collecteren, kollekteren, spitsen
bosspin - vogelspin
bosspook - pontianak
bos van rijshout   griend 
bostel - (bier)draf, spoeling
bostijloos - sleutelbloem 
bosvink   kwaker 
bos vlasstengels - boot
bosvogel   ekster, gaai, houtduif, houtsnip, specht
bosvrucht - nraam
boswachter – houtvester, koddebeier, ranger,schut, vorster 
boswachterij - houtvesterij
bosweide – laar, savanne
boswinde - kamperfoelie
boszanger   fitis, fluiter, tjiftjaf
bot – afgestompt, been, geraamte, gebeente, grof, hardleers, knekel, knook, kortaf, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, ongemanierd, onscherp, onvriendelijk, ploertig, plomp, rib, stomp, tactloos, uitspruitsel, wervel, zuur
bot   been, bonk, dom, ellepijp, gebeente, geraamte, heup, knekel, knok, knop, knook, lomp, obtuus, onbehouwen, onbeleefd, onderarmbeen, onscherp, onverwachts, platvis, plomp(weg), plotseling, rib, schenkel, schonk, schouderbeen, scok (Z.N.), slee, sleeuw, sleutelbeen,stomp, stoot (Z.N.), stupide, touwtje, uitspruitsel, wervelbeen, ijlbot
bot aan beide zijde donker - kol
bot vangen - slip
botaf - beslist, kortaf, plompverloren, plompweg
botanica - botanie, plantkunde
botanicus   plantkundige 
botanie – plantkunde
botanisch - plantkundig
botanische tuin - hortus 
botanist - plantenkenner
botenbaas - besteker
botenbergplaats   boothuis 
boterazijnzuur - Propionzuur
boterbloem   egelkolen (gr), hanevoeten, hanepoten, ranonkel, veldbloem 
boterbloemachtige waterplant   dotterbloem
boterbrief - belastingbiljet, rekening
boterbriefje – trouwakte
boter bij de vis - cash, contant, kontant
boteren    besmeren, gedijen, gelukken, karnen, klikken, slagen, vlotten
boterham - broodmaaltijd, brugge, keg, sandwichsnee, stuit
boterhambeleg -  (appel)stroop, chocopasta, ei, gelei, honing, jam, kaas, leverkaas, leverpastei, marmelade, omelet,  pindakaas, suiker, vlees, worst
boterhammenzak - knik
boterham met roggebrood en kaas   housnip 
boterkapel – knollenwitje, koolwitje
boterkuip   karn (ton), boterton 
boterland - wolkenformatie
boterletter - banketletter
boter maken - karnen
botermaker   karner 
botermelk - karnemelk
boterolie   bakolie 
botersaus (Fr.) – blanche
boterspeet - boterspaan
boterstof – butyrine
boterstok - karnpols
boterton   karn, karnton 
botervat – boterton, botervlinder, broodje (van bladerdeeg)
botheid   domheid, stommiteit, stupiditeit
bothol – watervenkel
botontkalking - osteoporose
botpikker - bloedvink, dikbek,  
botridie - fyllidium
botrioliet - datoliet
bots   schok, slag, stoot, weerstuit 
botsen   aanbonzen, aanrijden, aanvaren, collideren, klotsen, rammen, stoten, stuiten, totteren
botsing – aanrijding, aanvaring, collisie, conflict, crash, gevecht, ongeluk, oorlog, schok, stoot, strijd, treinbotsing,  (verkeers)ongeluk 
botsing der meningen   conflict
botsing met schepen - aanvaring
Botswana, bevolkingsgroep in - Bakgatla, Bakwena, Bamalete, Bamangwato, Bangwaketse, Barolong, Batawana, Batlokwa
Botswana, eerste president van - Khama
Botswana, hoofdstad van - Gaberones
botte - bierkan
botte gewoonte - sleur
bottel - fles
bottelarij - wijnmakerij
bottelier – hofmeester, keldermeester, wijnmaker 
Botteloef – loefboom
bottelroos – egelantier, hondsroos
botten - uitspruiten
botte ontkenning - nee
botten – beenderen, knoppen, weerkaatsen
botterik   bink, boer, botmuil, domkop, domoor, hufter, kinkel, loeres, loer, lomperd, stommeling, stommerd, stompzinnige 
bottig – schonkig
bottine – knooplaars, rijglaars
bottleneck   flessenhals, knelpunt
botvieren   inwilligen, toegeven, uitleven
bot voor de hond - kluif
botweg   kortweg, onverholen, onvoorziens, openhartig, plomp, plompweg, plotseling, resoluut, ronduit, ruw 
boucharderen - bosseren, grotten, spitsen, stokken
boud   dapper, driest, ferm, flink, gedurfd, heldhaftig, koen, moedig, onverschrokken, onversaagd, onvervaard, sterk, stoer, (stout)moedig, term 
bouderen   mokken, pruilen 
boudweg - onbevreesd, ronduit, stout, zomaar
bouffon – grappenmakerij, hansworst, potsenmaker
bougie – kaars, vonker, vonkbrug
bouillabaisse -  bouilloire (Fr.), bouilloire (Fr.), schenkketel,  theeketel, vissoep
bouillon – aftreksel, aspic, beeftea, consommé, goud(zilver)draadrol, maggi, vleesextract, vleesnat
bouillon van schapenvlees - weernat
boulangeriet - jamesoniet, plumosiet
boulevardblad - roddelkrant, schandaalkrantje
boulevardier - flaneur
bouquet – ruiker, tuil 
bourdon   basenaar, luidklok 
bourgeois - (klein)burgerlijk
bourgeoisie - burgerij
bourgognewijn   beaujolais, brouilly, chablis, Chambertin, chassagne, Beaujolais, chenas,  Chassagno, fleurie, fuissé, juliènas, Mâcon, Meursault, morgon, Montrachet, Pommard, pouilly, vergisson
bout – achterpoot, duivelstoejager eendvogel, ham, hartje, klink, klinknagel, kluif, liefste, nagel,  pen, pin, plug, politieagent (barg.), schatje, schroef, sluitboom, soldeerijzer, staafnagel, staaf (ijzer), spie, stang, strijkijzer, poot, vogelgebraad, voorpoot,
bout waarop iets ronddraait - pin
boutade   gril, saillie, uitval
boutig - aanvallig, mollig
bouton –knoopje,  (sier)knop
boutschutter – eendenjager
bouvier - koehond
bouw   bahoe, bouwland, bouwtrant, constructie, frame, geraamte, gestel, hol, maaksel, nest, net, oogst, opbouw, oppervlakte, organisme, structuur, textuur, welving
bouwaarde - humus
bouwakker - enk
bouwakker waarop men producten voor eigen gebruik teelt – kostgrond
bouwarbeider - bouwvakker, metselaar, stukadoor, tegelzetter,
timmerman
bouwbaas – uitvoerder
bouwbenodigdheden - bouwmaterialen
bouwbij - waszweetster
bouwdeel - element
bouwen   bewerken, construeren, kweken, maken, oprichten, samenstellen, stichten, vesten, vestigen, zetten
bouwer   aannemer, architect, constructeur, maker, oprichter, ploeger, stichter, uitvoerder
bouwer van een houten paard – Epeus
bouwer v/e bekende toren in Parijs - Eiffel
bouwer van labyrint   Daedalus 
bouwerij - boerderij, bouw, bouwbedrijf, landbouw, pachthoeve
bouwfeest – oogstfeest
bouwheer - principaal
bouwheer van het heelal - Schepper
bouwkarton   bouwplaat 
bouwkundig - architectonisch
bouwkundig Ingenieur   b.i. 
bouwkundig model - holmal, maquette
bouwkundig ontwerper – architect
bouwkundig ornament - holm
bouwkundige   aannemer, architect 
bouwkundige versiering – architraaf, eierlijst, 9eierstaaf, fries, ,   kapiteel, kornis, sokkel, zuil (dorisch, Ionisch),
bouwkunst - architectuur
bouwkunstenaar - architect
bouwkunstig   architectonisch
bouwland   akker, dries, eng, enk, es, farm, goed, griend, ink, korenland, kouter, 7kwekerij, land, landouw, plantage, roggeveld, veld, valg
bouwland bij een dorp – enk
bouwland in Indonesië - sawah(nat), tegalan (droog)
bouwland ontlasten van overtollig water - draineren
bouwlieden - metselaars, timmerlui
bouwman - boer, landbouwer, landman
bouwmanswoning – boerenwoning, boerderij, hoeve
bouwmateriaal   baksteen, beton, board, cement, hout, kalk, mortel, specie, steen, tegel, tras
bouwmeester   architect 
bouwmeester onder de dieren - bever
bouwmeester van labyrint – Daedalus
bouwmeester van het rijksmuseum - Cuypers
bouwmeester van Troje - Laomedoon
bouwmeester (Gr.) – tekton
bouwopzichter - erfscheider, rooimeester
bouworde   bouwstijl, model, stijl, wijze
bouwplaats - boerderij
bouwplaats voor schepen   helling, werf
bouwplan   bestek 
bouwschets - trace
bouwsel als eerbewijs - erepost
bouwsteen   tuf, tufsteen 
bouwsteen van een molecuul - atoom
bouwsteiger   stellage, stelling 
bouwstelling - steiger, stellage
bouwstijl   architectuur, barok, classicisme, dorisch, got(h)iek, ionisch, korinthisch, orne, renaissance , rococo, romaans, tudor
bouwstijl tijdens Lodewijk de 14e - rococo
bouwstof(fen)   materiaal 
bouwterrein voor schepen - werf
bouwvakarbeider   betonwerker, heier, metselaar, opperman, schilder, stukadoor, tegelzetter, timmerman
bouwvakker - metselaar
bouwval – krot, puinhoop, ruïne
bouwvallig   caduc, kaduk, gammel, kaduuk, onvast, oud, ruïneus, vervallen, wankel, wrak
bouwvallig huis - krot
bouwvallig worden   vervallen 
bouwwerk   burcht, blok, dom, flat, fort, gebouw, huis, kasteel, kerk, molen, opstal, paleis, tempel, toren, slot
bouwwerk (Boedd.)   Stoepa 
bouwwerk in Athene -  Akropolis, Parthenon
bouwwerk in Den Haag - Mauritshuis
bouwwerk in Egypte - piramide
bouwwerk in Florence - Dom, Scala
bouwwerk in Parijs   Eifeltoren, Elysée, Louvre
bouwwerk in Perganum   altaar
bouwwerk in Rome   Colosseum, Kapitool, Pantheon
bouwwerk op Java   Boroboedoer 
bouwwerk te Haliarnassus in KleinAzië   Mausoleum
bouwwijze - baksteenconstructie, vakwerkconstructie
boven de wind - afwindig
boven het gewone - extra
boven het gewone uit - supernormaal 
boven   hoger, over, super, supra 
bovenaan – eerst, op, super, supra
bovenaards – goddelijk, hemels, zalig
bovenaardse wezens   engelen, geesten, goden, godheid, grotendeels, duivels, fee
bovenal – allereerst, allermeest, bepaaldelijk, bovenaan, inzonderheid, vooral, voornamelijk, voorop
boven alle klassen   groots 
bovenarm – opperarm
bovenarmbeen – dij, schonk
bovenarmspier   biceps 
bovendek - dekbed
bovenbeen – dijbeen
bovenbil van kalf - biefstuk
bovenblad – dekblad
bovenbouw op een schip - dekhuis
bovenbramzeil - bovengrietje
bovendeel – boveneinde, kroon, nok, top,
bovendeel van een anker - kruis
bovendeel van een muur - tinne
bovendek – overloop
bovendek van een brug - brugdek, rijvoering
bovendek van een schip - opperdek
boven de geluidssnelheid gelegen - supersonisch
boven de werkelijkheid verheffen - idealiseren
bovendien - alsmede, alsook, behalve, benevens, buitendien, daarbij, daarenboven, dat, eveneens, extra, nog, ook, overigens, tegelijk, tevens, verder, voorts, wijders, zomede, zowel
bovendorpel - bovenregel, kalf,
bovendraad van weefsel - rijdraad
bovengalerij - travee (kerk)
bovengei - nokgordijn
bovengemeld - vorenstaand
bovengewaad (Jap.)   kimono 
bovengoed - blouse, bovenkleren, 5broek, jas, jurk, mantel,
overhemd, pantalon
bovengrens – plafond
bovengrietje - bovenbramzeil
bovengrondse ontginning - dagbouw
bovenhalswervel - atlas
bovenhand – overhand
bovenhand krijgen - winnen, zegevieren
boven het normale   extra 
bovenhoek van een zeil - nok
bovenkaak   maxille 
bovenkamer - bovenvertrek
bovenkant – hoofd
bovenkeurs - rok
bovenkastletter – kapitaal
bovenkleren – overgoed
bovenkorst van het veen - bonksel
bovenkruiszeil - grietje
bovenlaag -elite, puikje, top
bovenlaag van een weg   wegdek, slijtlaag
bovenlander - Oostfries, Westfaling
bovenlangs - over
bovenleiding - catena 
bovenlicht - abat-jour, lampekap, vallicht, waaier, zonneblind 
bovenlicht (half cirkelvormig) –  linet
bovenlijf   tors(o) 
bovenlipversiering   snor 
bovenlucht - aether, dampkring, ether
bovenlijf - tors(o)
bovenlijst – kroonlijst
bovenmaans - translunarisch
bovenmate – bar, buitengewoon, bijzonder, enorm, erg, extravagant, extreem, heel, intens, mateloos, reuze, super, supra, uiterst,  zeer
bovenmatig   buitengewoon, bijzonder, enorm, extravagant, extreem, mateloos, overtollig, uitbundig, uitermate, zeer
bovenmatig groot - reusachtig
bovenmatig vleien - bewieroken
bovenmatige verering - vergoding
bovenmatigheid - bijzonderheid, enormiteit, excessiviteit, extremiteit, mateloosheid, overdrijving, overtolligheid, uitbundigheid
bovenmenselijk - titanisch
bovenmenselijk wezen – god
bovennatuurkunde - metaphysica
bovennatuurlijk – metafysisch, paranormaal, transcedent
bovennatuurlijk feit – mirakel,wonder
bovennatuurlijk wezen - demon, engel, geest, God, godheid, satan
bovennatuurlijke gave – charisma,  genade
bovennatuurlijke macht - magie
bovenomloop van een toren - trans
bovenplaats in de scheepsmast - kraaienest
bovenraam – lunet
bovenrand - trans
bovenrand van een gebouw – kanteel, tinne, trans
bovenschrift - kop, rubriek
bovenst - opperst
bovenstaand - bovenvermeld, eerder, hoger
bovenste balk - hanebsik
bovenste balk in de nok - nok
bovenste balk in een bouwwerk - hanebalk
bovenste balk van een kap – nok
bovenste dakrand – nok
bovenste deel – bovendeel, dak, kap, kop, kroon, kruin, nok, spits, top(punt)
bovenste deel van de bil van een rund - biefstuk
bovenste deel van een breuk - teller
bovenste deel van een huis - kap
bovenste deel van een kasteelmuur - kanteel, tinne
bovenste deel van een kerk - spits
bovenste deel van een klomp – roof
bovenste deel van een kroonblad – vlag
bovenste deel van een laag met veen bedekte zee - spier
bovenste deel van een rots – punt
bovenste deel van een toneeldecoratie - fries
bovenste deel van een zuil   kapiteel 
bovenste deel van de bil van een rund – biefstuk
bovenste deel van kasteelmuren   tinnen, transen, kantelen
bovenste eind - toppunt
bovenste galerij   scheilinkje
bovenste halswervel   atlas
bovenstem - discant, falset, kopstem 
bovenste maagopening   cardia 
bovenste molensteen - loper
bovenste sliblaag in de wadden - blets
bovenste verdiping – zolder
bovenste windvanger - topzeil
bovenstuk van versierde gevel – fries
bovenstuk van een voorgevel - frontispice, frontispies
boventallig aangesteld ambtenaar - surnumerair
boventijdruimtelijk - metafysisch
bovenverdieping - etage
bovenvlak van borstwering - plongé
bovenstuk van kleding - lijf
bovenvlak van raamkozijn - afzaat
Bovenwindse eilanden, een der - Anttigua, Barmuda, Bominica, Guadeloupe, Martinique, Nevis, Saba
bovenwindse zijde   loef, loever (t)
bovenzicht van een juweel - applique
bovenzijde van een penning - obvers
bovenzijde van een briljant - bezeel 
bovenzijde van een penning   obvers 
bovenzinnelijk - metafysisch, transcedent, 
boven zitplaats op voertuig – imperiaal
bovist - bovista, lycoperdon, scleroderma
box – autostallinggarage, loophek, postbus
boy – joch, jongen, huisbediende, knaap, knul
boycot – embargo, sanctie, uitsluiting
boycotten – buitensluiten, verhinderen, weren
boze   duivel, kwade, kwaaie, satan, slechte
boze bedoeling – arglist
boze daden - melaficia
boze geest   a(h)riman, alf, alve, azazel, cacodemon, demo(o)n, djinn, duivel, eunjer, geest, genius, genus, Heintje, kakodemon, larve, nixe, pik, Samiëllsatan, satan, spook, pontianak, troli   
boze kabouter   kobold 
boze man   boeman, Nabal 
boze oog   malocchio 
boze opzet   arglist 
boze stemming - gal, gril, kuur, nuk
boze vrouw   harpij, helleveeg, ka, ogresse, Xantippe 
boze watergeest - nixe
boze woudgeest – pontianak
bra - b.h., bustehouder
braad – braadschol, schar
braadaal - speetaal
braadharing - panharing
braad je - extraatje
braadoven - grill
braadpan   casserole, kastrol, stoofpot
braadrooster – grill
braadschol - braad
braadslee – braadschotel
braadstuk - braai, gebraad
braadworst - metworst, saucijs,
braadijzer   braadstaaf, grill, rooster, spit
braaf – betrouwbaar, danig, dapper, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edelaardig, eerbaar, eerbiedwaardig eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, flink, gehoorzaam, goed, goedhartig, integer, kloek, lief, loyaal, mooi, net, nuttig, oppassend, rechtschapen, solide, suf, welgeaard, zedelijk, zoet
braafheid   flinkheid, deugd, goedheid 
braaf man - virbonus
braaf zijn - deugen
braafheid - deugd, eerlijkheid, goedheid, integriteit, loyaliteit,
oprechtheid
braai   braadstuk, kuit 
braak   afbraak, breekwerktuig, doorbraak, dijkbreuk, inbraak, kolk, ledig, nutteloos, onbebouwd, ongebruikt, onnut, onontgonnen, wiel, woest
braakhennep - gelling
braakjaar - sabbatsjaar
braakliggende akker – braakland, dries
braakmiddel – emetica, emeticum, vomitief 
braakneiging - nausea
braaknoot – kraanoog
braaksel – overgeefsel, vomitas, 
braakstok   zwingel 
braa kwekkend - walgelijk
braakwortel - ipecacuaha
braam   baard, braambes,  braamstruik, braamvis, doornstruik, zeebrasem, zelfkant
braambes   braam, brummel 
braam op snede van een mes – graat
braamsluiper - garendiefje, grasmus, molenaar, tuinfluiter
braamvis - koningsvis, zeebrasem
Brabant, hoofdstad van - Brussel, Bruxelles
Brabantse heideland   Kempen 
Brabantse minnezanger - Ademet
Brabantse mirt   gagel, luiskruid, pos, possem, post, vlooienkruid
Brabants riviertje - Beerse, Diese, Dommel, 
Brabants veenland   Peel 
brabbeling - beuzelpraat, brabbeltaal
brabbeltaal – bastaardtaal, galimatias, jargon, koeterwaals, larie, nonsens, onzin, patois, wartaal, zotteklap
brabbeltaal spreken - koeterwalen
bracelet   armband, handboei 
brachycefaal - kortschedelig
bractee - schutblad
braden – bakken, grillen, roosteren
braden door middel van straalwarmte – grilleren
braden en gaar maken – sauteren
braden (het) - roostering
braderij - braderie, gaarkeuken
braderie – winkelweek
Braga’s vrouw - Iduna
brageren - geuren, pronken
Brahma (Jap). – Bonten
Brahmaan - Hindoe
Brahmaanse ascese - Yoga
Brahmaanse commentaren - bhasjya
Brahmaanse filosofie - darsjawa
Brahmaanse godheid - Brahma, deva, Sjiva, Visjnod
Brahmaanse heilige formules - mantra
Brahmaanse mystieke beschouwing - bhakti
Brahmaans inzicht - djnawa
Brahmaanse rite - poedja
Brahmaans rijdier - vahana
Brahmaanse verering - poedja
Brahmaanse verlossing - moksja
Brahmaanse voorschriften - soetra
brahmaanse ziel - atman
brahmapriester   brahmaan 
braille - blindenschrift
brainwave – idee, inval
braiseren - smoren
brak – bengel, deugniet, guit, jachthond, rakker, zilt, zout(ig) 
brak water   brijn 
brakel - bengel, deugniet
braken – keveren, kitsen, kotsen, meevoeren, opvoeden, opbrengen, opgeven, opvoeden, overgeven, spugen, spuwen, uitwerpen, vomeren, vomitus
braken van hennep – blouwelen
brakkeman - kermisgast, kermisreiziger
Brakna, hoofdstad van – Aleg
brakwater - brijn
brallen   bluffen, lallen, pochen, pronken, snoeven 
braller - pocher, snoever
bram - druktemaker
bramarbas - grootspreker, snoever
bramzeil van de bezaammast - grietje
brancard   (draag)baar, draagbed, burrie 
brancard op wielen - raderbaar
branche - afdeling, handelstak, tak, vak
brand   fik,  gloed, huidontsteking, inflammatie, laai, uitslag, vlak, vlam, vlammenzee, vuur(gloed), vuur(zee)
brand veroorzakend - brandbaar, ontvlambaar
brandal - muiter, oproerling
Brandaris   vuurtoren 
brandbaar - combustibel, flogistisch, ontvlambaar
brandbaar aardolieproduct - napalm
brandbaar gas - ethaan
brandbaar gas uit de grond   aardgas, acetyleen, brongas, moerasgas 
brandbaar koord   lont 
brandbaar lint   lont 
brandbaar mengsel (licht) - sas, slagsas
brandbaar metaal - vanadium
brandbaar zeer licht gas - waterstof
brandbare aardolie – nafta
brandbare zelfstandigheid - pek, pik
brandbare zwarte stof   pek 
brandbalie   brandemmer, slagputs 
brandblaas   karbonkel 
brandblusapparaat – annihilator, extincteur, minmax, poederblusser, ramoneur, schuimblusser, schuimkanon, waterkanon
brandblusinstallatie - sprinkler
brandbom – brandgranaat, napalmbom, thermit
brandbrazem - zwartstaart
brandbuil – antrax, miltvuur 
brandekkel – brandnetel
brandrmoris - brandewijn
branden – aanflitsen, aanfloepen, blake(re)n,  fikken, gloeien, (in)bijten, laaien, schroeien, snerpen, stralen, vlammen, vonken, (ver)zengen
branden van tekeningen in hout - pyrografie
branden zonder vlam - smeulen
brandend – gloeiend, heet, vurig 
brandend gevoel in de maag   pyrosis
brander – bek, distilateur, pit, stoker, vlambek, vuurschip 
branderig – belust, gezwollen, koortsig, ontstoken, vurig
branderig gevoel in de maag - pyrosis
branderij - stokerij
brandewijn   aquavit, cognac, eaudevie, kirsch, sake, saki, vuurwater
brandewijn, bier, eieren  - twist
brandewijndraf – droesem
brandewijn met citroen en suiker - fladderak
brandewijn met stukjes goudblad   guldenwater
brandewijn met suiker – flip
brandewijn op alsem en anijs - absint
brandewijn, Turks - raki
brandgang – laar, tra 
brandgans - dondergans
brandgierig - aartsgierig
brandglas   loep, vergrootglas 
brandhaard - vuur
branding – golfbeweging, golfslag
brandingsgolf - breker
brandje – fik, vuurtje
brandkast   kluis, safe
brandkastenmerk   Lips 
brandklok – noodklok
brandkluis – safe
brandladder - magarijs
brandmeester – bevelvoerder, spuitmeester
brandmerk   blaam, smet, stigma, vlek
brandmerken - stigmatiseren
brandnetel – tingel
brandoffer - holocaustum
brandpunt   centrum, focus,  middelpunt
brandschilderen - emaileren
brandschoon   helder, kraakhelder, onbevlekt, rein
brandspuit – poederblusser, schuimblusser, waterkanon
brandspuitwagen – bluseenheid, autospuit
brandstapel   helsel, houtmijt, mutsaard
brandstichter   empressomaan, pyromaan
brandstichting - pyromanie
brandstof   aardgas, antraciet, benzine, briket, bruinkool, cokes, gas, hout, kerosine, kolen, olie, papier, petroleum, steenkool, stookolie, turf
brandstof innemen   tanken 
brandstofopslagplaats   olietank, reservoir, tank, vat
brandstof uit veen - turf
brandverf   email, smalt 
brandvrij vertrek - kluis
brandvrije kluis   safe 
brandweergebouw - kazerne
brandweerman – bevelvoerder, blusser, pompbediende, spuitgast 
brandy - brandewijn, cognac
branie   banjer, blaaskaak, bluf, bluffer, drukte(schopper), durfal, geurmaker, lef,  opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, snoever, waaghals 
branieachtig - tof
branieschopper   banjer, druktemaker, lefgozer, opschepper, uitslover 
bras – hijstouw, rommel, steuntouw, tuig, trijs 
brasem   blei, bliek
braspartij   bacchanaal, drinkgelag, gelag, orgie, overdadig, schuimen, slampampen, slemppartij, uitspatten 
brassard - armdoek
brassen   boemelen, dweilen, fuiven, gulzig, slempen, smullen, zwelgen, zwieren
brasser – doordraaier, drinkebroer,drinker, slemper, smuller, zwelger
brassière -bustehouder
brat   borat, sajet(garen) 
bravade - grootspraak
brave borst - sul
braveren - trotseren
bravo - goed, mooi, uitstekend
bravo (Jap.) - banzai
bravoure    bravoer, dapperheid, durf, lef, moed, schwung
bravourestukje – stunt, truc
Braziliaans eiland - Marajo
Braziliaanse auteur - Assis
Braziliaanse berg - Itatiara, Orgaos
Braziliaanse dans   samba 
Braziliaanse dichter - Abreu, Alves, Dias, Oliveira
Braziliaanse gouden munt - peça
Braziliaanse halfbloed - Caboclo
Braziliaanse haven - Bahia, Belem, Manaos, Natal, Permambuco, Recife, Rio, Santos, Vitoria
Braziliaanse hoofdstad - Brasilia
Braziliaanse hoogvlakte - chapada, taboleira
Braziliaanse Indianenstam - Arara, Pariri
Braziliaanse rivier - Amazone, Apa, Igquaçu
Braziliaanse schrijver - Assis
Braziliaanse staat - Ba(h)ia
Braziliaanse stad - Bagé, Bauru, Belem, Marajo, Monaus, Recife, Salvador 
Braziliaanse vis – arapaima
Braziliaanse vrucht - calavo
break – brik, interval, pauze
brede afhangende band van Arabische hoofddoek - igaal
brede band   sjerp 
brede band (Ind) - bale-bale 
brede broekklep – lats
brede ceintuur bij Japans – obi, vrouwenkleed
brede diepe greppel - sloot
brede gang   hal 
brede gleuf - groeve
brede grove latten   raster 
brede hakbeitel - snik
brede hoge vaas   pul 
brede korte sabel - kortelas
brede laan   allee, avenue, boulevard
brede landweg   dreef 
brede moerassige riviermonding   liman
brede opening   poort 
brede riem om het middel - koppelriem
brede roeispaan - pagaai
brede sjaal   stola 
brede sloot   lee, tocht, wetering
brede straat   allee, avenue, boulevard
brede waterloop – graaf, rivier, sloot
brede weg – allee, dreef, laan
brede weg met bomen - laan
breed   ampel, groot, largetto, (muz)largo, omvangrijk , onbekrompen, ruim(denkend), uitvoerig, wijd, wild
breed (muz) - largo
breed beeld   cinemascoop 
breed en hoog   ruim 
breed en uitvoerig - ruim
breed geschouderd - stoer
breedhouder - tempel
breed kort zwaard   klewang, kortelas
breed ontwikkeld -  erudiet
breed plat stuk hout - plank
breedsprakig – breedvoerig
breed strand - strandvlakte
breed uitgroeien - stoelen
breed uitlopend glas - kelk
breed zoet water   (Ind.) kali, kanaal, rivier
breedgerande hoed - kwakershoed
breedneuzige aap   brulaap, leeuw aap, slingeraap
breedscheermachine - warpmolen
breedsprakig   breedvoerig, diffuus, langdradig, praatziek, prolix, wijdlopig
breedsprakigheid - diffusie, makrologie
breedte – baan, latitude, latitudo 
breedtecirkel   keerkring, parallel, poolcirkel
breeduit - uitvoerig
breedvoerig   ampel, circumstantieel, extenso, gedetailleerd, omstandig, uitgebreid, uitvoerig, verbeus
breedvoerigheid - omstandigheid
breedvoerig praten   bomen, uitweiden
breed water - meer
breekbaar   brokkelig, broos, bros, fragiel, frêle, refrangibel, te(d)er, zwak
breekbaar en broos - zwak
breekbaarheid – fragiliteit, refrangibiliteit
breekhamer – moker, vuist
breekijzer – koevoet, sloopbeitel
breel – boei, joon 
breeuwen – herstellen, kalefateren
breeuwhamer - klauwer
breeuwijzer - kalfaatijzer
breiartikel   borat, brat, (brei)naald, katoen, pen, sajet, wol
breidel   beperking, bit, censuur, gareel, halsgordel, juk, leidsel, teugel, toom
breidelen   beteugelen,  intomen
breidelloos - tomeloos
breien – handwerken, knopen, vlechten
breigaren – sajet
breilap - morslap
brein   computer, denkvermogen, geest, hersens, koker, verstand
breinaald - bout, knijper, pen, penwortel, pin, priem, spie, 
breinloos - dom, krankzinnig, onverstandig, prang, stom
breipen - breinaal
breiterm   toer
brekebeen   beunhaas, knoeier, pijpkruid, stumper, sukkelaar
breken   barsten, begeven, bezwijken, brokkelen, knakken, knikken, kraken, nekken, stukslaan, zwikken
breken van golven tegen het strand - branding
breker – golf, roller
breking (licht)   deviatie, refractie 
brem   bezemkruid, genst, ginst, heester, pekel, zout
Bremergroen - bergklauw
bremaapachtigen - orobranchaceën
brempaap – paapje
breng hier - apport
brengen   (aan)dragen, aanrukken, aanzetten, afleveren, bezorgen, deponeren, drijven, dringen, indoen, legeren, voeren
brengen tot – nopen
brengen tot doen – leren
brengen van aarde op dalgrond - aandammen
brenger   bode, drager 
bres   barst, breuk, doorbraak, gaping, gat, lek, opening, scheur, stormgat 
bretel – broekophouder, draagband, galg
Bretagne, rivier in - Blavet, Scorff
Bretonse doedelzak - biniou
Bretonse haven - Brest
Bretonse vissershaven - Lorient, St.Malo
Bretonse zang - lai
Bretons godsdienstig feest - pardon
Bretons grafmonument   dolmen 
breuk   barst, bres, brook, fractie, fractuur, heir, hernia, knak, knik, krak, kwetsuur, opening, rhexis, ruptuur, scheur, tweedracht, verbreking
breukig - bros
breukband   bandage 
breuk in de aardkorst   druklaas 
breuk in weefsels   ladder, scheur, winkelhaak
breukkruid – sanikel
breukoperatie - herniotomie '
brevet   akte, diploma, getuigenis, getuigschrift, oorkonde, referentie, testimonium, vergunning
breviarium   brevier 
brevier   breviarium, getijdenboek 
breviter   kortweg 
bridgeterm    bieden, bod, down, drive, harten, klaver, manche, robber, ruiten, schoppen, slem, sans, troef
bridgewedstrijd - drive 
brief   akte, couvert, epistel, letteren, missive, oorkonde, schrijven 
brief (Mal.) – soerat
brief of exploot waarin aangemaand wordt - 
briefaanhef   H.H., l.s., m.h.
briefgeld - port
briefhouder - ordner
briefje – kesafie, memo
briefje met uitdaging tot duel – kartel
brief in zakelijke trant   missive 
briefje van armbestuur – borgbriefje
brief voor aanbevelingen – aanbevelingsbrief
briefje voor geneesmiddel – recept
brief waarin permissie wordt gegeven - verlofbrief
briefkoord - lias
briefkosten   port, porto, verzendkosten 
briefomslag   couvert, envelop(pe)
briefopener   vouwbeen 
briefopschrift - aanhef
briefordner   map, legger, dossier 
briefpost - mail
briefvracht   porto, port, verzendkosten
briefwisseling     correspondentie, post
briefwisseling tussen zaken - handelscorrespondentie
briek   angstig, dreigend, gevaarlijk, krom, raar, scheef
bries   wind(je), zeilwind
briesen –brullen, pruisen, razen, schreeuwen, tekeergaan
briesen tegen - aanbriesen
brieven - post
brievenbesteller   facteur, koerier, (post)bode, postillon, 
brievenbus - postbus
brievenordner - biblioraft
brievenpost   mail 
brievensnoer   lias 
brieventas – aktetas, map, portefeuille
brigadier - brigges
brij   pap, kwak ,pudding, puree, vla
brijachtige massa - trot
brijig - troeterig
brij van aardappelen   puree 
brij van bieten – pulp
brij van vruchten - moes
brijn – pekel, zout
brijzel - kruimel
brik - baksten
briket van kolengruis - fom
bril   fok, lorgnet, lorgnon, montuur, neusklem
brilduiker - knob
brileend - bolder
briljant - diamant, geniaal glansrijk, glanzend, prachtig, schitterend, uitnemend
briljante leerling - bolleboos
brillantine – haarcreme, haarvet
brillenglas - lens
brillenmaker - opticien 
brilleren - schitteren
bril met handvat   lorgnon 
brilleren   schitteren, uitmuntend 
brilslang   cobra, lepelslang, naga, naja 
brilslang als god in Hindoestan vereerd - naja
brink – boerenerf, dorpcentrum, dorpsplein, plein, markt
brio - levendigheid
brionie - heggenrank
Brit   Engelsman
Brits   Engels, Iers, Schots, Welsh 
brits   bed, legerstede, nachtleger, rustbank, slaapplaats
Brits eiland - Arran, Sark
Brits eiland in de Straat van Bab-el-Mandeb - Perim
Brits eiland in West-Indië - Dominica
Britse eilandengroep - Orkaden
Britse Gemenebest, lidstaat van het - 
2   U,K,
5   Ghana, India, Kenia, Malta
6   Canada, Ceylon, Cypres, Gambia, Malawi, Tobago, Zambia
7   Jamaica, Lesotho, Nigeria, Oeganda
8   Barbados, Botswana, Maleisië, Tanzania, Trinidad 
9   Australië, Mauritius, Singapore
11 Sierra Leone
12 Nieuw-Zeeland
Britse havenstad in Azië   Aden 
Brits-Indisch lengtemaat - cubit
Brits kolenstation - Perim
Britse kolonie - 
6   Brunei, Cayman
7   Aldabra, Antiqua, Bahama´s, Bermuda, Granada
8   Dominica, Farquhan, Pitcaim
9   Ascension, Gibraltar
10 Montserrat, Seychellen
Britse koning, legendarisch – Lear
Britse luchtvaart maatschappij - BEA
Britse marine   navy, R. N. 
Britse typograaf - Morison
Britse vesting   Gibraltar 
Britse zeemansdans - horlepijp
brocceli - bloemkool
broche – sieraad, (sier)speld
brocheren - innaaien
brochette - roosterpen
brochure   boekje, folder, vlugschrift
broddelaar – knoeier, prutser
broddelen – kliederen,  knoeien, klungelen, morsen, prutsen
broddelaar   knoeier, prutser 
brodeloos   arm, behoeftig, failliet, haveloos, pover, werkeloos 
brodig - bloemig, kruimig
broed   broedsel 
broed waar darren uitkomen - darrenbroed
broedbak   kas
broeden   beramen, broedtijd, broeien, kweken, peinzen, telen, uitdenken 
broeder   fra, frater, br., fr., diakoon, kloosterling, verpleger 
broedergemeente – Hernhutters
broederliefde getuigend - agape
broeder van Abel   Kain, Seth 
broeder van Abraham   Nahor 
broeder van Agamemnon   Menelaos 
broeder van Atreus   Thyestes 
broeder van Castor   Pollux 
broeder van Elektra   Orestes 
broeder van Eris - Ares, Mars
broeder van Europa - Kadmos
broeder van Hebe   Ares 
broeder van Hector   Paris, Troilus, Polydorus 
broeder van Helle   Phrixus 
broeder van Kain   Abel 
broeder van Mozes   Aäron 
broeder van Romulus   Remus 
broeder van Selene   Helius 
broeder van Willem van Oranje   Adolf, Hendrik, Jan, Lodewijk 
broederschap – genootschap, gilde, sodaliteit 
broederskind  - neef, nicht
broedkip - klokhen
broedmachine - broeder, couveuse
broedpest - vuilbroed
broedplaats   horst, nest
broedse hen - kloek
broedsel – broed, kweek, nest, toom 
broedziek - broeds
broeibak – eenruiter, kas, kweekruimte, oranjerie
broeibak met een ruit - eenruiter
broeien   branden, brieden, muiken 
broeiend   zwoel 
broeierig – broeis, drukkend, zwoel
broeihuis   kas, serre, trekkas, warenhuis
broeikas - eenruit, oranjerie, plantenhuis,  serre, stookhuis, warenhuis
broeinest – haard, kweekplaats 
broeiraam - eenruit 
broeisel - broed
broek - boks, pantalon, 
broek - drasland, moeras, waterland
broek met een gulp – gulpbroek
broek met korte pijpen - kniebroek
broekachtig - moerassig
broekbalk - achterhar, penbalk
broekdraagband   bretel, galg 
broekekster   gaai, meerkol 
broekenman – dreumesm, jochie
broekenstof - pilo
broekgalg   draagband, bretel 
broekig - moerassig
broekje - jongentje, ventje
broekklep   lats 
broekland   veen, moeras 
broekopening - gulp
broekophouder – bretel, galg 
broer van vader of moeder – oom
broer van Eöos - Helicu, Helius
broer van Numitor - Amulius
broes   trechter, schuim, sprinkler, sproeikop, spruit
brok – bonk, deel, fragment, gedeelte, homp, klomp, klont, klonter, kluit, kriezel, mok, mop, moot, morzel, pompel, stuk
brok aarde – kluit
brok vis - moot
brokje – klontje, stukje
brokje geperst kolengruis – briket
brokjes - gneis, gruis
brokkelen   breken, kruimelen, vallen
brokkelig – bro(o)s, kruimelig 
brokkelig stukje - kruimel
brokkel - brooddronken, hovaardig
brokkelvloer - mozaïekvloer
brokken steen - puin
broksgewijs   fragmentarisch 
brok steen - basaltblok
brokstuk   brok, deel, fragment, gedeelte
brokstukken – afval, puin, schroot
brok vis - moot
brol - bocht, rommel
bromargyriet - bromiet
brombeer     brompot, druiloor, iezegrim, knorrepot, mopperaar, neetoor, nurks, nijdas 
bromfiets   brommer, plof, snorfiets
bromijzer   crembalum 
bromkever   mestkever 
bromium   broom, Br. 
brommel - braam
brommen – babbelen, gemor, gonzen, grommen, kniezen, knorren, kneuteren, kreuken, kwinkeleren, mompelen, mopperen, morren, schrollen, snorken, snorren, straf uitzitten, zingen, zitten
brommer   brombas, bromfiets, brompijp, bromvlieg, moped, motorfiets, solex, standje, uitbrander
brommerig   knorrig, korzelig, ontevreden, pruttelig, wrevelig 
brommerig en kortaf - korzelig
brommig – knorrig
brompijjp - brommer
brompot – brombeer, grompot, iezegrim, knorrepot, mopperaar, nors, neetoor, nurk, nurks, nijdas, pruiloor, 
bromvlieg – aasvlieg, brommer, dol, vleesvlieg 
bron – afkomst, beginselfontein, herkomst, oorsprong, oorzaak, origine, source, spreng, wel, zegsman
bronforel - beekridder
brongas – aardgas, moerasgas
brongebied van Tigris en Eufraat - Armenië 
bronmaagd   Salmacis 
bronnenleer   pegiatrie 
bronnimf   najade 
bron op de Helicon - Hengstebron
bronsachtige zeevis - meun
bronsperiode   bronstijd 
bronst - paardrift, paartijd, paringsdrift
bronstig – broeds, hengstig, krols, loops, ruizig, tochtig 
bronstijd – bronsperiode, paartijd 
bron van licht – lamp, zon
bron voor water - geiser, geizer
bronwater – welwater
bronzen – maffen, slapen
brood – artos, casino, kost, kuch, mik, stol 
broodbeleg    gelei, ham, honing, jam, kaas, koek, lever, leverkaas, leverworst, pasta, pindakaas,  smeerkaas,  spek, stroop, suiker, vlees, worst
broodbreking - avondmaal
broodbrief - belastingbiljet
brooddief - beunhaas, knoeier
brooddronken   baldadig, dartel, uitgelaten 
broodheer – baas, werkgever 
broodje – kadet(je), punt, slofje, stoet, stuit, timp 
broodje met krenten - deuvekater
broodkast – spinde, provisiekast
broodje knakworst – hotdog
broodkar – bakkerskar
provisiekast - spinde
broodkast – 
broodkorf   broodmand, paander, panier
broodmaaltijd - lunch
broodmand   ben, broodkorf, paander, panier
broodmeel - bloem
brood met vlees en ei   uitsmijter
broodnijd - afgunst, jaloezie 
broodnodig   dringend, noodzakelijk, perse 
broodpap – panade, pent 
broodslijter   bakker 
broodsmeersel – boter,  jam, pasta, pindakaas, 
broodsuiker   melis 
broodtrog   moel 
brood van fijn roggemeel - mik
brood van waterdeeg - waterbrood
brood, voor het gebakken is - deeg
brood voor kerstmis - kerststol
broodwinner – bonnet, kostwinner
broodwortel   cassave, maniok, yam
broodzak – eetzak, knapzak 
broodziekte - leng
broom - bromium
broomverfdruk - pigmogravure
broomvergiftiging - bromisme
broomzuurresten - bromaat
broomzuurzout - bromaat
broos   breekbaar, bros,cothurn, delicaat, fragiel, frêle, iel, mager, onvast, perissabel, ras, sprakerig, teer, tenger, zwak
broos en breekbaar - zwak
broosheid   breekbaarheid, zwakheid
bros   breekbaar, brokkelig, croquant, droog, knappend, knapperig, schraal, spreu, teer
bros gebakken deegstang bij soep - stereolet
bros licht baksel - beschuit
bros metaal – mangaan
brossen - verzuimen
bros tarwe gebak - beschuit
brouille   onenigheid, onmin
brouillon   klad, ontwerp, schema 
brousse – wildernis
brouwen – bereiden, stichten
brouwersterm   beslaan, bottelen, brouwen,  eesten,  filtreren, gerstwassen, hoofdvergisting, hoppen, kiemen, koelen, koken, legeren, malen, mouten, navergisting, ontkiemen, roosteren, rijpen, tappen,wegen, weken
brouwerij product - bier, mout, wort
brouwfris - bottelvers
brouwsel - bier, gerstenat
brug – verbinding, vonder, watermerk
brug, hoge stenen - heul, hoele
brug over een weg   viaduct 
brug, soort - aquaduct, baileybrug, balkbrug, basculebrug, boogbrug, cantileverbrug, draaibrug, gierbrug, hangbrug, hefbrug, kraanbrug, ophaalbrug, rolbrug, schipbrug, spoorbrug, staafboogbrug, vakwerkbrug, viaduct, wipbrug 
brugbalans   bascule 
brugdek, gemakkelijk verplaatsbaar - bart
brugdrager - ponton
bruggenhoofd   walhoofd 
bruggenlegger - pontonnier
bruggeman   brugwachter 
bruggetje – loopplank, til, vlonder, vondel, vlonder
bruggetje van een paar planken - zijl
brughagedis - hatteria, tuatera
brugkanaal - aquaduct
brug over een weg - viaduct
brugschuit – pont, ponton 
brugspier - buiger
brugsteun - pijler
brugwachter - bruggeman
brui   slag, stoot 
bruid - vrouw
bruid (Hebr.)   Kalle 
bruidegom - man
bruidegomscostuum - trouwpak
bruidsjonker – page, paranimf 
bruidspenning - spelde(n)geld
bruidsschat – bruidsgift, dos, uitzet
bruikbaar   bekwaam, degelijk, dienstig, gepast, geschikt, goed, nuttig, practicabel, praktisch
bruikbaar gereedschap - utensiliën
bruikbaarheid - nut, utiliteit 
bruiklening - commodaat
bruiloft – huwelijk, trouwerij, trouwfeest, trouwpartij 
bruiloftsdicht   epi(h)alamium
bruiloftsdrank   hipocras, hippocras 
bruiloftslied   epistalaan, epi(h)alamium 
bruin   tanig
bruinachtige stof verkregen uit run - taan
bruinachtige vernislak - schellak
bruinachtige verfstof – sepia, taan
bruinbank - zonnebank
bruin braden onder voortdurend keren - sauteren
bruinrood - mordore
bruin plekje   sproet 
bruinsteen – pyrolusiet
bruinvis – dolfijn, meerzwijn
bruine asbest - amosiet
bruine beuk - bloedbeuk
bruine bodemhorizont   (ijzer)oerlaag, koffiebank
bruine frisdrank - cola
bruine ijzersteen   limoniet 
bruine kleurstof   omber, umber 
bruine koek - taaitaai
bruine stof uit eikenschors   taan 
bruine verfstof   sepia, taan bruine
bruine zeevis - meun
bruine zwaluw - oeverzwaluw
waterverf   sepia 
bruingebraden spijzen - frituur
bruingeel - tanig
bruingeel worden - tanen
bruingele verfstof - taan
bruinhardhout - wacapou
bruinkleurig - tanig
bruinkool - lignet
bruinkoolcokes, poedervormig - grude
bruinkool producerend land - Australië, Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Joegoslavië, Polen, Rusland, Slowakije, Tsjechië
bruinkoolwas - montaanwas
bruinlooderts - saturniet
bruinoogje - gaasvlieg
bruinrood   terracotta 
bruinrood beeldje   tanagra, terracotta
bruinspaat - ankerriet
bruinsteen - glasblazerszeep, mangaan 
bruinverbrand   tanig, gebronsd 
bruinvis   tuimelaar 
bruinijzererts - goethiet
bruis – schuim
bruisen - borrelen, schuimen
bruisend – erfervescens, petulant, spitant, swingend, wervelend
bruistig - opvliegend, ruw, wild
bruit - geluid, geruis
brulboei - zeeboei
brullen – briesen, bulken, bulderen, loeien gieren, schateren, schreeuwen, tekeergaan, trompen
brullen van olifanten - trompen
brulzieke koe - jachter
brummel   braambes 
brunchen - eten
bruneren - bruinen
bruskeren   beledigen, kwetsen, stoten
Brusselaar - kiekenfretter
Brussels bier   faro, lambiek 
Brussel, deel van - Anderlecht, Auderghem, Elsene, Evere, Etterbeek, Forest, Ganshoren, lxelles, Jotte. Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Schaerbeek, Uccle, Ukkel, Vorst
Brussels lof   witlof 
Brussels mengbier - faro
brut - droog
brutaal – aanmatigend, astrant, astranterig, bijdehand, driest, grof, hevig, honds, impertinent, insolent, krachtig,  lastig, losbandig, luchtig, onbehoorlijk, onbeleefd, onbeschaamd, onbescheiden, onbeschoft, onbeschroomd, ondeugend, onhebbelijk, overmoedig, ruw, schitterend, stout, stoutmoedig, strabant, straf, vermetel, verwaand, (vrij)moedig, vrijpostig 
brutaalweg - astrant
brutale jongen - batraaf, lomperd, rakker, rekel, vlegel
brutaliseren   schofferen 
brutaliteit   gotspe, impertinentie, lompheid, onbeschoftheid,  onhebbelijkheid
bruto   br., bt., bto. , onzuiver, vuil
bruto min tarra - netto
brutowinst - bijdrage, contributie, opbrengst
bruusk   eensklaps, grof, kortaf, nors, onverhoeds, (plots)eling
bruut   beest(achtig), gewelddadig, hard,onverlaat,  ruw, woesteling, wreedaard
bruutheid – geweld, ruwheid
brij – boeboer, magma, pap,  prol, puree
brijachtige spijs - pent
brijn - pekel
brijzel - kiezel, kruimel 
brylcream - pommade
bubbelbad – whirlpool
bubbelen – borrelen
buddy – helper
buddyseat - zitting
bubinga - kevazingo
budget   bedrag, begroting 
budgetteren –begroten, gerekenen, vaststellen
buffel   anoa, anoeang, arni, bison, butalis, jak, karbouw, kauprey, lomperd, syncerus, pamaroe, stomme(ling), os, vlegel, wisent
buffelen – bunkeren, schransen, schrokken, zwelgen
buffel in Noord-Amerika - bizon
buffel in Tibet – yak
buffen - steunen 
buffer – bumper, schokbreker, (stoot)kussen
buffertank - expansievat
buffet – bar, dressoir, schenkbank, tapkast, toog, toonbank 
buffethouder – barkeeper
buffet in cafe – bar tapkast
buffet voor sterke dranken   bar, tapkast 
buffetje - abacus, pronktafeltje, speeltafeltje, telraam
bugel – signaalhoorn
buggy – zelfbouwauto 
bühne – podium, toneel
bui   bevlieging, caprice, frats, gril, humeur, kuur, luim, neerslag, nuk, opwelling, regenvlaag, stemming, vlaag
buidel – baal, beurs, doedel, geldzak, tas, zak 
buidelbeer - koala
buideldier   (boom)kangoeroe, buidelbeer, buideldas, buidelduivel, buideleekhoorn, buidelmarter, 
buidelmiereneter, buidelmol, buidelmuis, buidelrat, 
buidelspitsmuis, buidelspringmuis, buidelwolf, dwergbuidelrat, honingmuis, kangoeroe, kangoeroerat, koeskoes, opossum, reuzekangoeroe, spitsbuidelrat, suikereekhoorn, voskoeskoes, waterbuidelrat, wombat, yapok
buidelmuis - tafa
buidelrat   opossum 
buidel voor geld - geldzak
buigbaar   buigzaam, flexibel, plooibaar, soepel
buigen – bukken, knikken, krommen, nik, nijgen, ployeren,
buigen door de knieën – hurken
buiger - rugspier
buiging   dienaar, diffractie, flexie, ham, knik, inflexie, kromming, kromte, nik, nijging, reverence, verdraaiing, wijziging
buigtangetje   ravebek 
buigzaam – flexibel, gedwee, handelbaar, inschikkelijk, lenig, lenigen, plooibaar, rank, smedig, smeu, soepel, slap, taai 
buigzaam dun hout – spaan, twijg 
buigzaam gewas   riet 
buigzaamheid – lenigheid, souplesse
buigzaam maar pezig - taai
buigzaam wandelstokje - badine
buigzame hoed - panama
buigzame paal   sliet 
buigzame tak   rijs, twijg 
buiig   ongestadig, onbestendigd, onstuimig,  onvast, regenachtig, veranderlijk
buik   abdomen, hara, lapare, melis, onderlijf, pens, wam
buik, maag van dieren (plat) - balg
buik zonder ingewand van een vis - leb
buikband - centuur, gordel, riem, singel
buikbetreffend - abdominalis
buikdienaar - gulzigaard, lekkerbek
buikig   corpulent, dik, gezet, zwaarlijvig 
buikig flesj - ampul
buikje   embonpoint 
buikklier - alvleesklier
buikkramp - koliek
buikloop   diarree, dysenterie, loslijvigheid
buikopening - harakiri, laxering, punctie
buikriem – gordel, singel
buikriem van een paard   singel 
buikschild - plastron
buiksnede – laparotomie
buikspreekkunst – ventriloquentie
buikspeekselklier - alvleesklier, pancreas
buikspreker   gastriloog, ventriloquist
buikvlies - peritoneum 
buikvliesontsteking   peritonitis 
buikwaterzucht - ascetes
buikwind - veest
buikzuiverend - purgorent
buikzuivering - purgatie
buil – bobbel, bult, bundel, buts, gezwel, puist, tumor, zakje, zwelling
bui of frats – gril, kuur
buis   ader, cilinder, kanaal,kiel, koker, lamp, leiding, pijp, riool, tunnelkoker
buis aan de dakgoot   afvoerpijp, regenpijp
buis met schaalverdeling   buret 
buis om urine af te tappen   cat(h)eter
buis van een tabakspijp   roer 
buisje   ampul, dispenserpijpje, pipet, tube
buisje met injectievloeistof   ampul 
buis of pijp - leiding
buisje om wonden open te houden   canule
buisje van buigzaam metaal   tube
buiskool   kropkool 
buiskwal   zeeblaas 
buister - beddenzak, strozak, tijk
buis van een pomp - daal
buis van Eustachius - oortrompet
buisverbinding - nippel
buis voorafwatering - afvoer
buisvormig ingewand   darm 
buiszwam - boleet, eekhoorntjesbrood
buit – poet, prooi, prijs, roofgoed, vangst 
buit (Eng.) - spoil
buitelen – culbuteren, duikelen, kraaien, rollen, rollebollen, totteren, tuimelen
buiteling   bankroet, duikeling, koprol, salto, smak, tuimel, tuimeling, val
buiten   behalve, extern, uitgezonderd, zonder
buiten   landgoed, landhuis villa
buiten adem   amechtig 
buitenbeentje - bastaard
buitencafé - uitspanning
bui8ten de lijn – out, uit
buiten de perken   buitensporig, extravagant, overdreven
buiten de wet gestelde (Eng.)   outlaw
buitendien   bovendien, daarenboven, nog, ook, tevens, verder, voorts 
buiten dienst   b.d., inactief, non-actief , passief
buitendokter - dorpsarts
buiten proporties   abnormaal, buitensporig
buiten verband - los
buiten zomerzonnescherm   markies,store
buitendijks aangeslibd land   gors, hem, kaag, koog, nes, kwelder, schor, wad
buitendijks grasland - borzing
buitendijkse grond – nes, koog, kwelder, uiterland, uiterwaard, wad, waardland
buitengerechtelijk - extrajudicieel
buitengemeen – bijzonder, danig, ongemeen, uitermate, zeldzaam, zeer
buiten gevaar - veilig 
buitengewone begaafdheid - genialiteit
buitengewone blijheid   uitgelatenheid
buitengewone toelage – bonus, gratificatie, premie
buitengewone verwarring - verbijstering
buitengewoon   bovenmatig, buitenmate, bovenmenselijk, bijzonder, donders, eigenhandig, enorm, extra, extrsvagant, kras, luizig, mateloos, merkwaardig, mirakel, onalledaags, ongebruikelijk, ongemeen, onregelmatig, ontzaglijk, ontzettend, overmatig, reuze,  speciaal, uitbundend, uitermate, uitbundig, verbazend, wonderlijk, zeldzaam
buitengewoon begaafd   geniaal 
buitengewoon dividend   bonus 
buitengewoon groot – enorm, matelijk
buitengewoon lid van iets – erelid
buitengewoon loon - premie
buitengewoon spannend   adembenemend
buitengewoon streng   draconisch 
buitengewoon zware arbeid - ledebraak
buitengewone lof – apotheose, apoteose
buitengras - gors
buitenhaven   rede, ree 
buitenhuis – bungalow, landhuis, villa, zomerverblijf
buiten iemands weten – achterbaks, stiekem
buitenissig   afwijkend, bizar, excentriek, raar, vreemd, zonderling
buitenissigheid - apartheid
buitenkansje   bof, fortuin, geluk, mazzel, meevaller, toeval, tref(fer), voordeel
buitenkant – buitenzijde, exterieur, omtrek, periferie, rand, uiterlijk 
buitenkant van fruit – schil, pel
buiten kennis - bewusteloos, onbekwaam, onmachtig
buitenkeuken    kombof 
buitenlaag   bast, bolster, korst, kurklaag, schil, schors, 
buitenlaag van brood - korst
buitenlander   vreemdeling 
buitenlands   vreemde, vreemd, uitheems
buitenlandse munt   zie vreemde munt
buitenlandse titel   don, lord, sir
buitenleven   landleven 
buitenlijn   omtrek 
buitenman   boer, dorpeling, landman 
buitenmate – akelig, bar, deerlijk, enorm, erg, heel, hoogst, intern, onwijs, sterk, uiterst, vreselijk, zeer
buitenmatig – enord,  gigantisch, immens, kolossaal, ontzaglijk
buitenmens – plattelander
buitenmodel - afwijkend
buitenmuur   façade, gevel, pui
buitenomtrek – periferie
buitenpartij   picknick 
buitenplaneet   Jupiter, Mars, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus
buitenpost - uitwacht
buitenrand – grens, grenskant, kant, oever, periferie, rand, randje, velg, 
buitenrand van een wiel   velg 
buitenschil   bast, bolster 
buitenshuis wonend   extern 
buitenspel   offside
buitenspelers - vleugels 
buitenspiegeltje   spion 
buitensporig – bar, bovenmatig, enorm, erg, extravagant, extreem, losbandig, onmatig, onredelijk, onzinnig, overdadig, overdreven, overmatig, tomeloos, uiterst, verbazend, verregaand, zeer 
buitensporigheid    enormiteit, exes, losbandigheid, overdrijving, uiterste 
buitensporige voorstelling van iets   overdrijving 
buitensporigheden    excessen, strapatsen
buitenstaander – buitengewoon, derde, leek, outlaw, outsider, vreemde
buitenste atmosfeer van de zon - corona
buitenste bast – bolster, schors
buitenste borstwering   glacis 
buitenste deel   rand 
buitenste deel der grote hersenen   schors, hersenschors 
buitenste harde rand - korst
buitenste laag van de atmosfeer   exosfeer
buitenste laag van bomen – bast, schil, schos
buitenste omtrek - rand
buitenste rand – korst, omtrek
buitenste van een sigaret - dekblad
buitenverblijf   buitenhuis, landgoed, villa,  zomerhuis
buitenwaarts uitzwellen – puilen
buitenwal - voorwal
buitenwal om een stad   singel 
buitenwereldlijk - extramundaan
buitenwesten - bewusteloos
buiten wonend    extern 
buitenwonende - forens
buitenzedelijke overwegingen - amoreel 
buitenwoning – landhuis
buitenzijde   buitenkant, exterieur, uiterlijk, uitwendig
buitenzitje op dak - terras
buiten-zonnescherm - store 
buitmaken – kapen, prederen
buitzoeker - avonturier
buizennet - riolering
buizerd – hanenschop, muizerd 
buizig - angstig, bevreesd, brommerig, ruw, verstoord
bukken – buigen, stuipen
buks   (jacht)geweer, bosboom, palmboompje 
bul   acte, dikkerd, dikzak, diploma, document, lomperd, lor, oorkonde, os, stier, vod
bulachtig - lomp, stuurs
bulderaar   bulderbast 
bulderbast   bulderaar 
bulderen – balderen, brullen, bulderend, daveren, lieien, razen, schreeuwen, tempestief, tieren 
bulderend naderen - aanbulderen
buldog - bulhond
buldozer - graafmachine
Bulgaarse badplaats   Albena, Boergas Verna
Bulgaarse berg - Jel-Tepe, Moes-als, Perelik, Sjoetka, Vitosja, Witosa
Bulgaarse drank - yoghurt
Bulgaarse hoofdstad   Sofia
Bulgaarse ketterse sekte - Bogomielen
Bulgaarse maat   kune, lekha, oka
Bulgaarse munt   lev, leva, stotinka
Bulgaarse nationale vergadering -sobranje
Bulgaarse pruimengenever   riha, rika
Bulgaarse rivier - Arda, Isker, Kamptsjija, Lom, Mantsa, Ogost, Osma, Stroema, Toendsja
Bulgaarse schrijver – Beron
Bulgaarse staatsman - stamboelof
Bulgaarse stad - Boergas, Pernik, Plewen, Plovdiv, Roese, Varna
Bulgaarse tsaar - Boril
bulge - blister
bulhond – mastiff, rekel
bulk – massa, stortgoed
bulken – blaren, blaten, brullen, huilen, loeien, roepen, schreeuwen 
bulken van runderen - loeien
bullebak - bietebauw, boeman, dwarskop, popans, tiran 
bullebijter - nijdas
bullen – spulletjes
bullepees - pezerik
bulletin - dagbericht
bullig - tochtig
bulpezerik - lisdodde
bulsum - korteling
bult   bobbel, bochel, buil, gezwel, huidzwelling, knobbel, nol, oneffenheid, pokkel, puist, stuit,  tumor, verdikking, verhevenheid, zwelling
bultachtig - gebocheld, oneffen
bulten - knobbels
bult in een weiland - nol, nolle 
bultenaar   bochel, gebochelde, krates 
bultig – gebocheld, hobbelig 
bultje – bobbel,  tubereus
bultigheid - gibbositeit, tuberositeit
bultos   bizon, buffel, zebu 
bultrund   zeboe, zebu 
bulwer - lytton
bultzak   strozak, strobed 
bumper   buffer, stootbalk, schokbreker, stootkussen
bun   bak,  ben, beun, korf, kaar, mand, rugkorf
bundel – boek, bondel, bos, buil, bussel,  dot,knot, nis, pak(ket), ris, schoof, tas, toef, tros
bundel bloemen – bos, boeket, tuil
bundel brandhout – poorter
bundel dierenfabels - esopet
bundel garen   knot, streng 
bundel garven - hok
bundel geconcentreerd licht - lazerstraal
bundel graanhalmen   garf, gave 
bundel grashalmen   garf, garve, schoof
bundel haar - streng
bundel korenhalmen – garf, garve
bundel aaneengeregen papier   lias
bundel rijshout   fascine 
bundel stro – schoof
bundel stukken - dossier
bundel twijgen   gard,roe(de)
bundel vlasstengels - boot 
bundel vruchten –  tros
bundels moleculen - molecuulstralen
bundel vuurpijlen   girande 
bundelen – trossen, uniëren,verenigen
bundeltje – donk, dot, vlok, wis 
bundeltje haar – dot, lok
bundeltje vlas – wiek
bundel wol – knot, streng
bunder   ha., hectare
bungalow – buitenhuis, landhuis, zomerhuis
bungelen – schommelen, slingeren
bunker – fort, kazemat, kolenruim, schuilkelder, schuilplaats
bunkeren – schranzen
bun of korf - mand
bunzing   fret, kabouter, mud, schelp,skunk, stinkmarter, ulk, wulk
buran   boeran, blizzard, sneeuwstorm
burcht   bolwerk, borg, citadel, kasteel, slot, sterkte, veste 
toevluchtsoord, veste, vesting
burchtheer – baron, kasteekheer, slotheer
burcht (Ind.) - poeri
burcht in Troje - pergama
Burchten, kastelen en ruïnes in de Achterhoek – Kiefskamp
bij - mits, nevens,  para, per, sub
bij Apeldoorn   Het Loo, Cannenburgh
bij Baarn   Groeneveld
bij Bakkeveen   Slotplaats 
bij Barneveld   Schaffelaar 
bij Bergen op Zoom   Mattemburgh
in de Betuwe (0)   Doornenburg
bij Breda   Anneville, Bouvigne
bij Breukelen   Nijenrode 
bij Delden   Twikkel
bij Diepenheim   Warmelo 
bij Doesburg   Bingerden 
bij Domburg   Westhove 
bij Driebergen   Sterkenburg
bij Dwingeloo   Oldengaarde 
bij Ede   Hoekelum 
ten zuiden van Eindhoven - Heeze
in Gaasterland   Kippenburg
bij Geertruidenberg   Dussen
in het Gooi   Groeneveld, Muiderslot
bij Gorkum   Loevestein 
bij Gulpen   Neubourg
bij Haerst   Arnichem
bij Hedel   Ammersooien 
bij Heemskerk   Assumburg, Marquette
bij Heemstede   Groenendaal
te 's Heerenberg   Bergh 
bij Heerlen   Rivieren
bij Heino   Alerdinck
bij Helmond   Croy
ten zuiden van 's Hertogenbosch   Heeswijk 
bij Hoensbroek   Amstenrade
bij Hoonhorst   Aalshorst 
bij Houten   Heemstede 
bij Jelsum   Dekemastate 
bij Lage Vuursche   Drakensteyn, Pijnenburg
in het Land van Maas en Waal   Batenburg, Hernen
bij Leek   Nienoord
bij Leersum   Broekhuizen 
bij Leidschendam   Duivenvoorde
bij Lisse   d'Ever, Keukenhof 
bij Lochem   Ampsen . 
bij Maastricht   Borgharen, Eisden, Kanne, Mheer  
bij Marssum   Poptaslot 
te Medemblik   Radboud
bij Meppel   Havixshorst 
bij Middelstum   Ewsum
bij Midwolda   Ennemaborg
in Noord Limburg   Weil 
bij Nuis   Coendersborg 
bij Nijkerk   Olden Aller, Salentein
bij Nijmegen   Wiechen
bij Oegstgeest   Oud Poelgeest
bij Oenkerk   Heemstrastate
bij Oisterwijk   Nemelaer 
bij Olst   Hoenlo
bij Ommen   Rechteren 
bij Oosterhesselen   De Klencke
bij Oud kerk   Staniastate 
bij Renkum   Doorwerth 
bij Roermond   Hillenraad, Hom
bij Santpoort   Brederode 
bij Sassenheim   Teylingen
op Schouwen Duiveland - Moermont 
bij Sittard   Stein 
bij Slochteren   Fraeylemaborg
bij Tiel   Soelen
bij Tietjerk   Vijversburg 
bij Tubbergen   Eeshof 
bij Uithuizen   Menkemaborg
bij Utrecht   De Haar, Zuilen, Rhijnauwen
bij Velp   Biljoen, Rozendaal 
bij Vollenhove   Vleuten   Haarzuilens 
Toutenburg
bij Voorschoten   Duivenvoorde
bij Vught   Zwijnsbergen
aan de Waal   Doddendael 
aan Waal en Maas   Loevestein
op Walcheren   Ter Hooge 
bij Wedde   Wedderburcht 
in het Westland  - Staelduyn
aan de IJssel   Middachten 
bij Zuid laren   Laarwoud 
bij Zutphen   Voorstonden, Vorden
bij Zwagerveen - Fogelsanghstate
burcht in Friesland   stins 
burchtheer   baron, kasteelheer, kastelein, slotheer 
burcht of slot - kasteel
burcht op Bali - poeri
burchttype - motte-et-bayle, ronding, slotsteen, stienhûs, stins
burchtvoogd - slotheer
bureau – bureel, buro, kantoor, office, secretarie, secretaire, schrijftafel, werkkamer, werktafel
bureau tot het uitrusten van schepen – rederij
bureau van de secretaris - secretariaat
bureau van een commissaris - commissariaat 
bureau van een gezantschap   kanselarij
bureau voor administratie   secretarie
bureau voor muziekauteursrecht – Buma
bureau voor uitrusten van schepen - podesta, podestaat, rederij
bereel – bureau, kantoor, schrijftafel
buren – naaste, omwoners
burg   citadel, burcht, kasteel, slot, veste 
burgemeester   maire, burg., starost
burgemeester (Eng.)   mayor
burgemeester (Sp.)   alcalde 
burgemeester in de middeleeuwen en onder het fascisme (It.)   podesta
burger   bourgeois, filister, ingezetene, onderdaan, plebejer, poorter, postieker, square
burger van het oude Rome - Romein, quiriet
burgerboterham - politiekje
burgerdeugd – civisme
burgerkleding - politiekje, postiek
burgerleger - militie 
burgerlijk – bekrompen, bourgeois, civiel, eerbaar, fatsoenlijk, gewoon, netjes, square 
burgerlijk armbestuur - aalmoezenierskamer, ba
burgerlijk recht - privaatrecht
burgerlijk Wetboek   B.W. 
burgerlijke dag - etmaal
burgeroorlog - guerrilla
burgerrecht - indigenaat
burgerstand - bourgeoisie
burgerij – bourgeoisie, gemeente
burgerzin - civisme
burggraaf   vicomte, visc(ount)
burijn   graveernaald, stift, ponsoen
burlesk   grappig, kluchtig, koddig
burin - buurvtouw
Burmese munt   kyat, pjas
Burma, hoofdstad van - Rangoon
Burma, rivier in - Awa, Irrawaddy, Sanlwin, Sittong
Burma, stad in - Akyab, Ava, Bassein, Mandalai, Mulmay
Burmese volksgroep - Karen, Mon, Pjoe, Thai
burrie   berrie, brancard, draagbaar, lamoen 
burijn –etsnaald, graveernaald, stift
bus – autocar, blik, doos, fonds, koker, syrinx, trommel
bus met chauffeur zonder conducteur - eenmanswagen
bus met schroot en kogeltjes   kartets
busboom - buksboom, taxisboom
bush-bush – jungle, oerwoud, rimboe, woldernis
bushel   bs. 
bussel - bos, bundel
business –handel, zaak, zaken 
buskruit – pulver, trotyl, dynamiet , springstof
buste   boezem, borst(beeld), paspop
bustehouder   b.h., bra(ssière), beha, suspensorium
bus voor kolen - kolenkit
butaan - butagas
butler   bediende, dienaar, huisbediende, huisknecht, lakei, valet
butoor   lomperd, roerdomp 
buts   bluts, bult, deuk
butsen – deuken, uitdeuken
butskop - stormvis
button – badge, tekstplaatje
butylalcohol - butanol
buur   buurman, naast wonende
buurland van Israël   Moab 
buurman   buur, naber, nabuur 
buurschap - buurt, gehucht, kwartier, nabijheid
buurt   gehucht, kwartier, ongeving, omstreken, stadsdeel, werf, wijk 
buurt aan de Regge   Eerde 
buurt bij Gelders Laren   Eksel 
buurt bij Gramsbergen   Ane 
buurt in Amsterdam   Jordaan, Kattenburg, Pijp
buurt in Rotterdam   Charlois, Katendrecht
buurt onder Borger   Ees 
buurt onder Diemen   Sniep 
buurten – bezoeken, opsteken
buurtschap – dorpje, gehucht, maalschap, vlek, werf, wijk
buurtschap (Fries) - hammerke, hamrik, hemrik
buurtschap in n.w. Overijssel - onna
buurtspoorweg – lokaalspoor, lokaaltrein
buurvrouw – burin, naastwonende
buut   doel, mikpunt, oogmerk, wit
Buzzer – zoemer
bij de Romeinen de 15e in div. maanden - idus
bij een openbare verkoping bij afslag koper worden - mijnen
bij een rekening - summatie
bij gelegenheid - okkasioneel
bij het afromen van melk gebruikt vat -  aad, ade
bij het volk geliefd – populair 
bij name - nominatim
bij- of verziendheid - ametropie
bij overeenkomst - adjectum
bij overeenkomst bepalen - bedingen
bij vergissing - abusief, abusievelijk
bij voorbaat - provisoir, provisioneel
bij voorbaat wapenen - premuneren
bij voortduring - nog
bij wijze van voorzorg – precautioneel
Byzanthisme - haarkloverij, ogendienaar
Byzantijns   kruiperij, Oost-Romeins, slaafs
Byzantijns apostel - Cyrillus, Methodius
Byzantijns keizer(in) - 
3   Leo, Zoë
5   Fokas, Irene, Izaak
6   Manuel, Zenoon
7   Alexios, Ariadne, Eudoxia, Michaël, Romanus
8   Arkadios, Basilios, Johannes, Justinus, Konstans,
     Leontios, Prokopia, Theodora, Tiberius
9   Alexander, Bascleios, Marcianus, Mauritius,
     Nikeforos, Theodorus, Theofilos
10 Anastasios, Andronikos, Filippikos, Herakleios,
     Konstantijn, Nikephoras, Staurakios, Theodosios,
     Theodosius, Theophilos
11 Justinianus
Byzantijns keizerin – Irene
Byzantijns kerk - Hagia, Katholikon, 12 Kloosterkerk, San Marco, Sphia, St. Vitale
Byzantijns liturgische boek - euchologion
Byzantijns motief - etimasia
Byzantijns veldheer - Narses 
Byzantijns roei-oorlogsschip - dromone