Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
baadje – borstrok, buis, hemdje, hemdrok, jasje baai – bahia, bocht, borseauxwijn, boezem, gelukje, gof, inham, kreek, mond, tabak, tabakssoort, wol, zeearm, zeeboezem baaierd - wanboel, wanorde baai in Afrika – Algoa, Biafra, Delagoa, Helena, Lucia, Memba, Mossel, Saldenha, Tafel, Walvis baai in Alaska Bristol, Camden,Glacier, Harrison, Norton, Peard, Smit baai in Amerika - Barnegat, Bianco, Bull, Chesapeake, Ccoteaque, Descanso, Fishing, Frenchman, Keewanaw, La Paz, Long, Massachusetts, Matagorda, Monica, Monterey, Penobscot, Raleigh, Saginaw Baai in Australië - Anson, Beagle, Boucaut, Broken, Brunswick, Carnot, Celedon, Collier, Diemen, Discovery, Doubtful, Encounter, Flinders, Fowler, Hervey, Hyland, Jurien, lacepede, Limmen, Melville, Newcastle, Portland, Radstock, Rivoli, Roebuck, Scorpion, Shark, Shelburn, Spencer, Streaky, Tor, Trinity, Upstart, Van lethbridge, Wide baai in Aziatisch Rusland - Anadyr, Diep, Gishiga, Kamtschatka, Koschak, Nabil, Natalie, Uda, Uka, Yama, Yana baai in Canada - Bonavista, Browne, Burnett, Christie, Croker, Daly, Dease, Denmark, Fortune, Freshfield,Fundy, Glace, Home, Griper, James, Keith, Kogaluk, Kovik, Mal, Merchant, Mings, Miramichi, Mire, Mosquito, Ommaney, Pelly, Placentia, Ross, Satellite, South Elliot, Spence, Trepassey, Ungave, Waddington, Walker baai in Bonaire - slag baai in California - Asuncion, Blanco, Monica baai in Canada – Bonavista, Browne, Burnett, Christie, Croker, Daly, Dease, Denmark, Elliot, Freshfield, Frobisher, Fundy, Fortune, Glace, Griper, Hermitage, Home, Hudson, Irving, James, Kaipokok, Keuth, Kogaluk, Kovik, Liverpool, Mackenzie, Mings, Miramichi, Mal, Merchant, Mire, Mosquito, Noorse, Ommaney, Spence, Pelly, Placentia, Ross, Satellite, South, Trepassey, Ungave, Waddington, Walker baai in Chili - Ancud, Chonorades, Corcovado, Cucao, Manzano, Penas, Quitralco, Tarn baai in China - Bias, Hangchow,Hiatu, Mirs, Tonkin, Wenchon Baai in Curaçao – Anne, Bartol, Boeska, Bullen, Caracas, Daaibooi, Fuik, Knip, Manzanilla, Piscadera, Valantijn, Versali, Westpunt baai in Denemarken – Faxe, Hjelms, Kalö, Kjoge, Laholm, Nyrup, Venö, Laholm, Sejrö, vigsö baai in Engeland - Caernarvon, Cardigan, Bridlington, Lyme, Morecambe, Mounts, PegweIl, Swansea baai in Frankrijk - Aude, Fos, Fréjus, Juan, Lion, Quiberon, Seine, Uon Baai in Griekenland - Argolis, Kalloni, Kassandra, Klompo, Korinthos, Lakonia, Myrto, Orphani, Patrai, Pegassetikos, Petalia, Piraeus, Saloniki, Singitikos, Strimonikos baai in Ierland – Athenry, Ballinskelligs, Bantry, Blacksad, Clew, Dingle, Donegal, Dundalk, Dundrum, Dublin, Galway, Gweebarra, Kilkieran, Killala, Mal, Mannin, Sligo baai in Itallë - Manfredonia, Napels, Neapoli, Policastro, Salerno, Tarente, Terracina. Trieste baai in Japan - Aniva, Ise, Matsu, Sagami, Shari, Tokyo, Toyama, Wakasa baai in Mexico - Chetumai, Magdalena, Mexico, Mertos, Taltemba` Baai in New York - Lower baai in Nieuw Zeeland – Zloudy, Golden, Hicks, Karamea, Plenty, Tasman baai in Noorwegen - Bokn, Folden, Oslo, Salten baai in Rusland – Agrachan, Archangel, Baidaratskaja, Dwina, Kahipudsk, Kandalaksja, Karkinitski, Kirova, Koema, Kola, Komsomolets, Krasnowodsk, Mezen, Onega, Petsjora, Taganrog,Tsjeskaja Baai in Saba – Fort, Ladder Baai in St. Eustatius – Concordia, Jenkins, Oranje, Venus Baai in St. Maarten – Flamand, Grote, Guana, Kleine, Kool, Lucas, Marigot, Orient, Simson, Steen baai in Schotland - Broad, Luce baai in Spanje - Algericas, Malaga, Valencia baai in Tunis - Gabes baai in Verenigde Staten – Apalchee, Chesapeake, Florida, Keewanaw, Matagorda Baai in West-Irian – Agoeni, Bintoeni, Etna, Dora, Geelvink, Humboldt, Kamrau, Newerip, Seroei, Wandamen Baai in Ijsland – Faxa, Huna Baai in Zuid-Nederland – fortuintje, gelukje baaierd – chaos, mengelklomp, verwarring, wanorde, warboel baaivanger – doordraaier, jas, kledingstuk, ruziemeker, schuddebol baaizout - keukenzout baak baken, boei, jalon, joon, merkteken, paal, ton, vuurtoren, zeemerk baakster - baker baal – buidel, buil, hoeveelheid, jutezak, maa, maalzak, seroen, tas, zak baaldag - snipperdag baal van boombast seroen Baäl Bel, Beël Baälsdienaar – afgodendienaar, wereldling Baal van boombast - seroen baal van jute - jutezak baan – ambacht, ambt, beroep, betrekking, circuit, dienst, emplooi, hemelbaan, job, koers, kogelbaan, officie, orbis, pad, parcours, piste, positie, post, ronde, route, spoorbaan, touwslagerswerkplaats, stiel,strook, tra, trambaan, vak, weg, ijsbaan, wildbaan baan (balspel) – kaatsbaan, kegelbaan, tennisbaan, tra baan die een plukker in een gang plukt – zwad, zwade baan voor golf of kegelspel – (bol)tra baan voor het rangeren – rangeerspoor baan voor kolfspel - maliebaan baan voor rolschaatsen – rink baan voor schaatsenrijden – ijsbaan baan voor vliegtuigen – start- landingsbaan baan voor wedrennen – renbaan baan (wedstrijd) – circuit, parcoers, ronde baanbed van een spoorweg - grindkist baanbreker – padvinder, pionier, voortrekken, wegbereider baanbrekers of vegers op het ijs - ijsvertiermakers aander – baangast, schoen, touwslager baanderen - rondlopen baanderheer baanrots baanderij touwslagerij baangast - baander baanloos - werkeloos baanloper - lokeend, lokvink baan of ambt - functie baan papier - strook baanronde dubbel, lap, omloop baanronde inhalen - lappen baanruimer – baanveger, schoonmaker baanstroper – baan(rover), struikrover baantje - betrekking, job, werkkring baantje (gemakkelijk) sinecure baantjesjager - streber baanvak traject baan voor atletiek - sintelbaan baan voor balspel – kaatsbaan, tra baan voor rolschaatsen - rink baar berrie, brancard, contant, disselboom, draagbaar, draagbed, golf, katafalk, nieuweling, novitius, pecuniair, pecunieel prompt, staaf, totok, watergolf, zandrug, zuiver baar bloot, naakt, onbedekt, onverhuld baar (Ind.) nieuweling baarblijkelijk - kennelijk, klaarblijkelijk baard – bakkebaard, braam, geitebaard, kinbaard, napoleon, puntbaard, ringbaard, sik, zeemansbaard baardbrandertje – neuswarmertje baarden (van hennep) – hekelen baardgier - lammergier baardgroeisel - haar baardje napoleon, sik baardkoekoek trappist baardscheerder - barbier, kapper baardschimmel – schurft baardsnijder - pogonotoom baard van een pijl – veder, veer baardvin – baardschurft, krentenbaard baardwalvis – baleinvis, bultrug, noordkaper, vinvis baardworm - trichophytie baar geld cash, contanten, (kas)geld, poen baarkleed lijkkleed, pelder, wade baarlijk - klinkklaar baarmoeder – metra, moederschootuterus baarmoederbloeding - menstruatie baarmoedercatarh - endometritis baarmoederring - pessarium baarmoederspiegel – metroscoop baarsacgtigen - percidae baarsvis baars, baarvis, blauwbaars, cichlide, cobia, dissel, glijgoot, groen, holmes, hors, inktvis, kloet, klumbaars, knorhaan, kuipersbijl, lintvis, lipvis, makreel, nanderbaars, mojarra, mul, onbeholpen, onervaren, papegaaivis, pieterman, pos, snoekbaars, schuttersvis, spuitvis, stekelbaars, sterrenkijker, sul, telescoopvis, tonijn, zeebaars, zeebarbeel, zeebrasem, zonnevis, zwaardvis baas – aanvoerder, basis, bestuurder, broodheer, chef, directeur, eigenaar, hoofd, kerel, leider, meester, opzichter, ouwe, patroon, principaal, superieur, voorman, voetstuk, werkgever, werkmeester baasachtig bazig baasje – mannetje, ventje baat – belang, bijstand, gewin, heul, hulp, nut, profijt, toevlucht, troost, voordeel, winst baatzucht egoïsme, eigenbaat, inhaligheid, zelfzucht babbe borstlap, kwijldoekje, slabbetje babbel bek, klep, kletskop, kletskous, kwebbel, moel, mond, muil, praatje, praats, smoel, snater, tater, wouwel babbelaar – kakelaar, keuvelaar, kletser, kletskous, kokinje, kussentje, kwebbel, polkabrok, praatal, prater, rammel, ratel, spekje, stroopbal, tater, ulevel, veelprater babbelaarster (babbel)kous, commère, dille, flapuit, kalle, klappei, klappp(st)er, kletskop, kletskous, kwebbel, lameer, praatster, rel, roffel, snapster, theetante babbelachtig praatziek babbelarij gebabbel, gekakel, gesnap babbelen – brommen, keuvelen, klappen, kleppen, kletsen, kniezen, kouten, kwebbelen, leuteren, praten, rallen, ratelen, rellen, spreken, tateren, teuten, zeuren, zwammen babbelguigjes – fratsen, grimassen, uitvluchten babbelkous – babbelaarster, kakel, klappei,klessebes, klepper, kletser, kletskop, kletskous, kletsmajoor, kwekker, leuterkous, (ratel)kous babbelmoer - babbelaarster babbeltje – gesprek, kout, praatje babbeltjes – praats babbelwijf - klappei babbelziek – babbelachtig, babbelkousig, spraakzaam babi - dikzak, (mest)varken, zwijn(evlees) baboe – kindermeid, oppas babok - domoor, lomperd babokkig – dom, lomp,onvriendelijk, ruw baby kindje, kleintje, peuter, uk, wiegenkind, zuigeling babyartikel – babybadje, babybox, babypoeder, babytafel, fopspeen, kribbe, looprek, luier, luur, navelbandje, rammelaar,speen, wieg babybedje kribbe, wieg babybox – loophek, looprek babydoek luier babydoll – nachthemd, pyama babyfoon - intercom babyoogjes - bosliefje babysit - oppas, wiegenwacht babysitten - oppassen babytafel - commode babyvoeding – kindermeel, melk Babyloniër (oudste) – Sumeriër Babylonisch dodend middel - dageman Babylonische ballingschap - galoeth Babylonische god Anoë, Anu, Bel, Ea, Enki, Enlil, Enki, Hea, Ira, Isjtar, Nammoe, Nebo, Ninmach, Ninurta, Ramman, Sin, Siris, Sjamasj, Zu Babulonische heer der aarde en lucht - Bel Babylonische held - Adapa Babylonische koning - Hammoerabi, Naboenid, Nabopolasser, Nebucadnezer Babylonische priester - En Babylonische titel – gaon Babysit – Oppas, wiegewacht babyslaapplaats – wieg babyspeelgoed – rammelaar babyvoeding – melk, pap baccarat hazardspel, kaartspel bacchanaal asotte, braspartij, drinkgelach, orgie, uitspatting, zwelgpartij bacchanalisch – losbandig, zedeloos bacchant – Bacchuspriester, wijnzuiper Bacchanten – Mainaden Bacchantisch - tomeloos Bache – dekzeil Bachten – achter, achterplaats bacil – bacterie, kok, microbe, spiril, staafje, ziektekiem back achterspeler, verdediger back-up – afdruk, kopie bacon ham, hesp, schink, (ontbijt)spek baconvarken - zouter bacove banaan, pisang bactericide - bacteriëndodend bacterie bacil, kok, microbe, spiril, ziektekiem bacterie die zonder zuurstof niet leven kan acrobie bacteriedoder – bacteriofaag bacteriën – bacillen, kokken, spirillen, streptokokken bacterievrij – ontsmet, steriel bacteriënziekte - bacteriose bacterie op voedingsbodem brengen enten bacterievrij ontsmet, steriel bacterievrije wondbehandeling asepon bad – badkuip, indompeling, indoping, kuip, onderdompeling, verfrissing, zwembad badaan - aanbidden badak (Ind.) neushoorn, rhinoceros badbenodigdheid – badschuim, handdoek, shampoo, spons, washandje badbroek - zwembroek badbaden douchen, mandiën, rondspartelen, wassen, zwemmen, badderen - poedelen badding - balk baden – douchen, poedelen, zwemmen baden (Ind.) - mandiën bader – badgast, zwemmer badine - rijzweepje badgast - bader badge – button, speldje badgelegenheid badhuis, wed, zwembad badhuis – balneum,kurhaus, therme, sauna badinage kortswijl, scherts badine – rotting, wandelstok badineren gekscheren, schertsen, badinrichting – badhuis, balneum, sauna, thermen badinrichting der Romeinen - Thermen, badhuis badjas badmantel badjing - klapperrat badkleding – bikini, monokini, zwempak badknecht - balneator badkuip baignoire badmaagd - balneatrix badminton - poona badpak bikini badplaats bij Venetië - Lido badplaats in België Blankenberge, Heist, Knokke, Ostende, Spa badplaats in de Ardennen - Spa badplaats in Duitsland – Durchheim, Ems, Ilmenau, Travemunde, Wiesbaden badplaats in Engeland - Torquay badplaats in Frankrijk Biarritz, Cannes, Deauville, Menton, Nice, Pau badplaats in Italië Alassio, Como, Lido, Merano, Portofino, Rimini, San Remo badplaats in Nederland Bakkum, Bergen, Domburg, Egmond, Katwijk, Noordwijk, Petten, Scheveningen, Westcapelle, Zandvoort badplaats in Tessino - Lugano badplaats in Tirol - Meran badplaats in Zweden Haverdal, Pitea badplaats in Zwitserland - Leukerbad badplaats bij Venetië – Lido badstof - frotté badtas - zwemtas baf klap, slag baffen slaan bag - edelsteen bagage barang(Ind.), colly, goed, koffer, pakkage, reisgoed, tas, valies bagagebiljet – bagagebewijs, recu, vrachtbrief boeltje, pacotille, rommelzo bagagedrager - carrier bagagedrager op vliegveld - kruier bagageplaats in schip ruim bagagerek op een auto imperiaal bagageriem - snelbinder bagagetas - reistas bagasse - ampas bagatel akkefietje,beetje, beuzeling, kleinigheid, krats, schijntje, schimmetje, wissewasje bagge big, draagmand, edelsteen baggelaa - baggerturf bagger – blubber, derrie, drek, modder, prut, slatslijk, slib, slijk, slik, excavateur, smurrie baggeraar – dieper, veenarbeider, veentrekker baggeren – blubberen, modderen, ploeteren, prutten, slatten, slikken, uitdiepen baggermachine baggermolen, moddermolen, zuiger baggerman – modderaar, modderman, prutter baggermolen – moddermolen baggernet - beugel baggerschuit - hopper baggerturf baggelaar baggervaartuig – hopper baghera - welpenleider Baghdadbuil - Aleppobeul bagno galeistraf bah (Z.N.) - aak Bahama eilanden Abaco, Andros, Bahama, Bimini, Cat, Eleuthera, Exuma, Mayagena, Wating Bahama eilanden, hoofdstad der - Nassau Bahia, eiland behorende tot de, archipel - Barbareta, Elena, Guanaja, Morat, Roatan, Utila Bahia, hoofdstad van - Roatan, Salvador Bahrein, eiland behorende tot - Moeharrat, Sitra Bahrein, hoofdstad van - Manama baie - erg, zeer baileybrug - noodbrug Baillonnella - Minusops baisse prijsdaling baissespeculant - baissier, contramineur bajes bak, cachot, cel, gevang, gevangenis, lik, nor, petoet bajesklant - gevangene bajonet geweersabel, geweerdolk, kling, stootwapen bajonetboom - yucca bajonetlampvoet - swanfitting bajonetplant - sansevieria bak – asbak, bajes, baksel, beun, bun, cachot, cel, drinkbak, etensbak, gevang, gevangenis grap, kot, kaar, kas, kist, kop, kuip, lastschuit, la(de), lik, mop, nap, nor, paraplubak, petoet, plantenhuispoets, reservoir, rotbak, rugkorf, teil, trog, viskaar, vuilnisbak bakaarde - terra cotta bakbeest gevaarte, kolos, monster bak benodigdheden – bloem, deeg, gist, meel, oven bakboord - linkerzijde, stuurboord bakelman klappereend bakeliet – kunsthars bakelman - klappereend baken baak, boei, breel, gids, joon, kunstlicht, lichtbron uiterton, wegwijzer baken in vaarwater - boei bakenstok jalon, joon bakenton – boei, breel, grootsplit, joon, uiterton baker – kraamhulp, kraamvrouw, kraamverzorgster, nurse bakermat geboorteplaats, ontstaan, oorsprong, wieg, vaderland, wordingsplaats bakernaam – fifi, mimi, toto bakerpraatje – babbel, beuzelpraat, verzinsel bakerspeld – knopspeld, toespeld, veiligheidsspeld bakerton breel bakfiets – carrier, karrier, transportfiets bakgeld - bakloon bakgerei pan bakhuis – bakkeet bak in oliemolens - kaar bakinrichting – grill, magnetron, oven bakje – kom, kommetjeschoteltje, nap bakje voor een penhouder - pennenbak bakkebaard – favorietje, tochtlat bakkebaarden – coteletten, favoris, tochtlatjes bakkeet bakhuis, ovenhuis, poffertjeskraam bakkeleien plukharen, twisten, vechten bakken – braden, frituren, sjezen, sauteren, stralen, tichelen, trictracspelen, zakken bakker – broodbezorger, broodslijter, broodverkoper, meikever bakkersgereedschap - broodkar, (brood)kneder, deegrol bakkerskar – bakkerkswagen, broodkar bakkersknecht – bakkersgezel bakkersplank – meelplank, taartenplank bakkerstor kakkerlak bakkerszeef – buil, meelzift bakkes – aangezicht, bek, facie, gelaat, gezicht, mombakkes, mond, ponem, smoel(werk), toet, tronie bakkruid – primula, pijpbloem, sleutelbloem bakmengsel – beslag, deeg bak met aarde - terrarium bak met deksel - doos bakmiddel – beslag, deeg, gist bak of cel – bajesgevang, petoet bak of mop - grap bak om te wassen - tobbe bak om vis te bewaren beun, kaar bak onder waterkraan - gootsteen bakoven – bakplaats, bakruimte bakplaats oven bakplaats voor tegels – tegelbakkerij bakpoeder – gistpoeder, kunstgist bakschuit ponton baksel banket, beschuit, cake, gebakje, koek, oliebol, taart, wafel baksel van beslag en olie - oliebol baksel van deeg - brood baksjisji (Turks) fooi, geldgeschenk bakslagerij - vechtpartij bakslede koets baksteen brik, drieling, kareel, klampsteen, klinker, kloostermop, metselsteen, molensteen, mop, tichelsteen, trasraamklinker, ijselmop baksteen voor metselwerk - tichel bakn van papier - doos bakvis – grietje, hittepetit, nest, tiener bak voor de afwas – teil bak voor planten – hjerbarium, bak voor reptielen – terrarium bak voor vissen - aquarium bakvorm – blik, ketel bakwaarde bakaard bal – bals, balt, bol, boos, danspartij, driftig, globus, kluwen, knikker, onrustig, prop, testikel, testis, schuw balans eindrekening, evenaar, evenwicht, hefboom, saldo, weeghefboom, weegschaal, weegtoestel, wip balansonderdeel – (balanceer)mes, balansarm, balk, brug, gewicht, hefboom, huisje, juk, lastarm, naald, tongetje, wijzer balanceren om evenwichtstoestand – equilibreren, libratie balansonderdeel – balansarm, (balanceer)mes, balk, brug, gewicht, hefboom, huisje, juk, lastarm, naald, tongetje, wijzer balansplaat - lijfplaat balans van een ophaalbrug - wip balata - rubbersoort balatum - viltzeil bal bij het doel - voorzet baldadig brooddronken, brutaal, doldriest, onbeleefd, roekeloos, wild, uitgelaten baldadige jongen - belhamel, deugniet, nozem, rakker, rekel, vlegel baldakijn choepa, draaghemel, mahmal, overkapping, overspanning, troonhemel balderen - baltsen, bulderen, razan, tieren baldoveren – klikken, nakijken Balearen, een der Cabrera, Formentera, Ibiza, Malloca, Menorca, Minorca, Pityusen Balearen, monument op de - navetas, talayoten balein – walvisbaard baleintje – pijpdoorsteker, soutien balen – kotsen, walgen balenger – baliekluiver, leuningbijter baleniet kunstbalein balg bast, buik, huid, maag, scalp, vel balgentreder – orgeltrapper balhoofd - kogelgewricht Bali, berg op - Tabanan Bali, vulkaan op - Batur balie advocatenstand, bak, balustrade, bar, bijl (barg.), hekwerk, kuip, leuning, mand, teil, tob, tobbe, receptie, rechtbank, reling, spijsbak, toonbank baliekluiver balenger, leegloper, nietsnut, niksnut, sjap baliemand - balie Balinees heiligdom - meru, paru Balinees rund - banteng Balinees weefsel – ikat Balinese dans – ardja, baris, barong, djanger, ketjak baljaren ravotten, schreeuwen, stoeien, tieren baljurk - avondjapon baljuw – ambtenaar, bestuursambtenaar, drossaard, drost, landdrost, landrechter, meier, schout, schouw, balk badding, barkoen, bint, draag, dwarsbalk, faas, gording, karbeel, keper, kesp, korbeel, latting, notenbalk, paal, rafter, rib, schoor, slof, spant, stijl, stut, wallen(ogen), zakmes balk (herald) faas balk in dakstoel – hanebalk balk in de wapenkunde - faas balk van een hooiberg laan balk van een kozijn dorpel balk van Noors grenehout - batting Balkan, berg op de - Botev Balkanstaat Albanië, Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Joegoslavië, Kroatië, Roemenië, Servie balken – iaen, roepen balken, waarop men de zolderbalken legt - rooster balkenbrij – kwet balkenlichter – penter balkenpaleis – konak balkenschoeisel - opank balkhaak – duivelsklauw balkhaar (scherts) – kat balk (herald.) - faas balk in dak - spant balk in dakstoel - hanebalk balklep kogelklep balk of bint - keper balkon – altaar, balustrade, gaanderij, galerij, loggia, platform, staanplaats, uitbouw, uitstek, veranda, zitplaats balksteen – draagsteen, console balk tegen sluisdeur - tempel balk van een hooiberg - laan balkwerk gebint(e) ballade - danslied, romance, romantisch gedicht ballade van Goethe - Erlkőnig balladevorm - piedi, ripresa ballast - lading, saburraverzwaring, vracht ballasten van een schip - lestage ballaster – ballastschop, bats, schop, zandschop balleganter - herrieschopper, zwetser Balleny-eilenden, een der - Buckle, Sturge, Young balleeina – danseres ballerina - balletdanseres ballet dans , toneeldans, zie choreografie balletdanser ballerino balletdanseres ballerina balletje drek van een geit - keutel balletje meel - knoedel balletje papier prop, prul balletkunst – choreografie, danskunst balletsprong - cabriole balletrokje - tutu ballettenontwerp(st)er – choreograaf balletteuse - balletdanseres balling – banneling, exulant, galoet, golah, paria, uitgestotene, uitgewekene, uitgeworpene, verbannene, verstotene ballingschap – ballingsoord, exil, exilium, verbanning ballistische raketten – minuteman, polaris, scamp, scrooge, skean, sandal ballon - luchtbol ballonbouwer - Blanchard, Mongolfier ballonmouw – pofmouw ballonreiziger – ballonreiziger, ballonvaarder ballonvaart - luchtreis ballorig – balsturig, boos, gemelijk, grillig, humeurig, kittelorig, ongehoorzaam, ongezeglijk, ontevreden, ontstemd, onwillig, prikkelbaar, rebels, recalcitrant, weerbarstig, weerspannig ballorigheid – koppigheid, ontevredenheid ballotage – stemming ballote - stinknetel balloteren - stemmen ballpoint - balpen, kogelpen ballroom – danszaal balmuziek – dansmuziek balorig – dwars, kittelorig, onwillig, wrevelig bal papier - prop balpartij – danspartij balpen – kogelpen balregister – orgelregister balroos - sneeuwbal balschoen dansschoen balsem – amoon, crème, harsoplossing, kloosterbalsem, nardus, olie, opbeuring, pasta, smeersel, spijkerbalsem, troost, wond(er)balsem, zalf balsemachtig gomhars - storax balsemen – smeren, zalven balsem tegen reumatiek opodeldoc(h) balsemiek – welriekend balsemine – springzaad balseming – stichting, verzachting, zalving balsemkruid – brasilicom, brasilicum, watermunt bal van garen kluwen balspel badminton, balspel, bandy, base-ball, basketbal, beugelen, biljart(en), boccia, bowling, casti(e), cricket, croquet, golf, grensbal, handbal, hockey, honkbal, kaats(en), kastie, kegelen, kolf, korfbal, lawntennis, microkorfbal, minigolf, muurbal, pelote, pluimbal, polo, pushbal, rugby, slagbal, slingerbal, soccer, softbal, squash, tafel(tennis), tafelvoetbal, tennis, veldbal, voetbal, volley(bal), waterpolo, zaalhandbal, zaalvoetbal balspel, term uit het - ace, set balspel beoefenen – kegelen balspel in het water - waterpolo balspel met bal en pluim - badminton ba lspel met bereden spelers - polo ba lspel met met keu - biljarten ba lspel met racket - tennis ba lspel met stick – hockey balspel op het groene laken - biljard balspel op het ijs curling balspel op veld – voetbal balspel te paard – polo balspel van de Basken – pelota, pelote balsturig grillig, halsstarrig, koppig, rebels, ongezeglijk, eigenzinnig, weerspannig Balt - Let Baltisch land - Estland, Koerland, Letland, Litouwen, Lijfland Baltisch volk - Letten, Litouwers, Pruisen Baltische taal - Lets, Litouws, Oostptuisisch Baltische zee - Oostzee Baltsen - balderen baluster stijl balustrade afzetting, balie, baluster, borstwering, heining, hek, hekwerk, leuning, reling, terras balvanger bilmoquet bal van opgewonden garen - kluwen balzaal dancing, redoute balzak – beurs, scrotum bamboche marionet bambocheren - pierewaaien bambocheur - nietsnut, pierewaaier bamboe - palmriet bamboebeer – panda, reuzenpanda bamboefluit - shakuhachi bamboerustbank – balebale
bamboestok - lathi bamboe visnet ( Ind. ) sero bamis - herfsttijd ban afkondiging, anathema, bekoring, betovering, bezwering, exil, interdict, landvoogd, podesta, satraap, straf, uitsluiting, vloek ban podesta, satraap, stadhouder, landvoogd ban, gebied onder een - banaat, mark banaal afgezaagd, alledaags, goedkoop, gewoon, huisbakken, onbeduidend, ordinair, plat, platvloers, triviaal, vulgair banaan bacove, pisang banaan achtige plant – abaco banaliteit - gemeenplaats bananeneter - toerako bananenvlieg - drosophilla band – belegsel, binding, ceintuur, dansorkest, galon, gordel, hoepel, kluister, koord, kordon, ligament, lint, muziekkorps, relatie, riem, ring, samenhand, sjerp, snoer, strook, tape, verbinding, verbintenis, zwachtel band aan de hemel – melkweg band aan de zijkant van een affuit - kouseband Banda-eilanden, hoofdstad der - Bandaneira bandafdruk - spoor bandage - verband, windsel, zwachtel bandbreedte – resonantiegebied bande (herald) – balk, schuinbalk banddeel – ventiel bandel - hoepel band der gewrichten - ligament bandelier – bandoulière, degenhanger, draagband, draagriem, koppelriem, schouderband, schouderriem, wapenriem bandeloos onbeteugeld, ongeremd, onbeteugeld, ongetemperd, onordelijk, schouw, teugelloos, tomeloos, verwilderd, vrijgevochten, wild bandeloosheid - brulziekte, ordeloosheid bandelotte – oorhanger bandenbelegsel voor een geweer – geweerbeslag bandengestel - halster bandenstelsel van leer – halster banderol – lansvaantje, spreukband, strook banden van een nieuw loopvlak voorzien - coveren bandiet aartsboosdoenerboef, booswicht, bosrover, dief, fielt, gangster, misdadiger, overvaller, rover, schurk, schavuit, straatrover, struikrover bandiet van een jongen – schavuit bandietenleider op Sicilië – Mesina bandietenpak - geboefte bandietenwezen – banditisme, straatroverij, struikroverij banditisme – bandietenwezen, straatroverij bandje - orkestje bandje om een sigaar – banderol bandje van de rietdekker – roop bandje van een onderscheiding – baton bandkraal - ojiefschaaf band om het middel - gordelriem band om te plakken - tape band om tonnen – hoepel band op een architraaf – taenia(plat) bandopnameapparaat bandrecorder, dictafoon, taperecorder bandopnemer - taperecorder band over eenwapenschild - balk, faas bandrecorder – tapedeck bandsteek - zoomsteek band ter versiering – sjerp band van een Arabische hoofddoek – (l)igaal band van een boek – ligatuur band van een priester - manipel band van stof – lint band voor versiering – picot bandvormige verbreding van plantestengels – fasciatie bandwipper – bandlichter bandworm – ingewandsworm, lintworm bandijk – rivierdijk bandzaag - lintzaag banen effenen, stroken, tippelen, slenteren bang angstig, angstvallig, beangst, bedeesd, beducht, beklemd, benard, benauwd, benard, benepen, beschroomd, bevreesd, bezorgd, bleu, blo(de), blohartig, huiverig, kopschuw, laf, lafhartig, ongerust, pages, schichtig, schrikachtig, schroomvallig, schuchter, schuchtig, schuw, timide, vervaard bangheid angst, bevreesdheid, lafheid, schroom, vrees bang maken – dreigen bang makend – benauwend bang mens – bangerd, lafaard bang voor vreemden - eenkennig, verlegen bang weer - onweer bang worden – verliezen, versagen bang zijn - vrezen Bangai-eilander, een der - Banggai, Bangkulu, Labobo, Peleng bange droom - nachtmerrie bangelijk – angstig, angstvallig, bevreesd, bioharig, blo, blode, lafhartig, schrikachtig, vreesachtig bangerd – bangerik, bloodaard, haas, lafaard, lafbek, bangerik – bangerd, lafaard, lafbek, schijtebroek, schijtkont, schijtvink Bangladesh, bevolkingsgroep in - Bihari´s Bangladesh, hoofdstad van - Dacca Bangladesh, provincie van - Choelna, Dacca, Rajsjahi Bangladesh, stad in - Barisal, Silhat baniaanboom waringin banier bandera, blazoen, driekleur, dundoek, gonfalon, oriflamme, vaan(del), vlag standaard, wimpel banieren en vlaggen, kennis van – banistiek baniervoerder - gonfalonière banjaar – baaierd banjer – banjerheer, branie, druktemaker, opschepper banjeren – trekken, zwerven banjerheer - branie, druktemaker, bank – geldinstelling, rif bankbeambte – loper banken buiten het Texelse zeegat - Haaksgronden bankbiljet – banknoot, flap, geeltje, groentje, joetje, lap, meier, papiergeld, riks, rug, tientje, vijfje bankbiljetten bankpapier, papiergeld bankbiljet van honderd gulden - snip bankbiljet van tien gulden - joetje bankdebacle – krach bank die effecten uitgeeft - emittent bankemployé – kassier bank en twee fauteuls - bankstel bankerd - bastaard banket – baksel, gastmaal, feestmaaal, gebak, koek, taart banketbakker - Confiseur, confiturier, patissier banketbakkers artikel - gebak banketbakkers ijs - roomijs banketbakkers winkel - confiserie banketbakkerij patisserie banketletter - boterletter bankbeambte – bankemployé, loper bankbiljet – flapje, geeltje, lap,joetje, meier, riks, tientje bankbiljetten – bankpapier, papiergeld bankbriefje – bankbiljet, lommerdbriefje bankdebâcle – krach bankemployé - kassier banken – feestvieren, fuiven, vertoeven banken buiten hetTexelse zeegat – Haaksgronden bankerd – bastaard banket – feestmaaltijd, gastmaal, gebak, koek, steunberm, taart, banketbakker – confiseur, patissier banketbakkersijs - roomijs banketbakkerij - patisserie bankgeld – banco bankhouder - bankier bankier bankhouder, financier, geldhandelaar, geldschieter, leenheer bankiersbeslacht - Rothschild bank in Nederland ABN, AMRO, HBU, Heldring, Mees MBZ, NOB, Labouchére, Mees, Patijn, Pierson, Rabobank, Ribank, Slavenburg, Staalbank, Strausbank, Vermeer bankje – bankbiljet, schemel, taboeret bankkluis - safe bankloper - bediende banknoot – bankbiljet bank of bankier die nieuwe aandelen uitgeeft - emittent bankovervaller – bandiet, misdadiger, bankroet – bankbreuk, blut, déconfiture, failliet, faillissement, fiasco, krach, machteloosheid, misrekening, over de kop, perke, pleite(barg.), schadepost, tegenvaller bankschroef – klem Banks-eilanden, een der - Gaua bankterm - banco, credit, debet, rente, saldo bank van lening – lombard, lomberd, lommerd, pand(jes)huis bankwerker – draaier, frezer, koperslager, kotteraar, banneling – balling, gedeporteerde bannen – bezweren, uitwijzen, verjagen banner van de duivel - exorcist banst tondel Bantoeneger - kaffer Bantoetaal - Bemba, Cewa, Ganda, Kamba, Kikoejoe Lozi, Ndebele, Nyanja, Ruanda, Shona, Sotho, Swahili Tswana, Xhosa, Zoeloe Bantoevolk - Akwa, Amba, Ambo, Amoe, Bemba, Bena, Boenda, Bondei, Dwala, Emboe, Fan, Fang, Fipa, Ganda, Gisoe, Gogo, Gwere, Ha, Haja, Hehe, Herero, Himba, Hoetoe, Jaka, Jao, Ua, Kamba, Karanga, Kongo, Jasa, Kigu, Kikoejoe, Konjo, Lamba, Limba, Loeba, Loenda, Lozi, Lwena, Makoealomwe, Makonde, Malawi, Mbere, Mboendoe, Mboko, Meroe, Namba, Ndebele, Ngala, Ngangela, Ngoni, Njamkore, Njamwezi, Njawanda, Njika, Njoekoesa, Njoro, Nyanja, Okavango, Sjambala, Orambo, Pamue, Pokomo, Roendi, Ruanda, Saga, Toemboeka Tora, Sjangana, Sjewa, Sjokwe, Soekoema, Songo, Sotho, Swazi, Taita, Tanga, Tchaga, Terta, Tonga, Tsonga, Tswana Venda, Xhosa, Xosa, Zinza, Zoeloes banus - landvoogd banvloek anathema, ban, excommunicatie, interdict, kerkelijke ban, verkettering, vervloeking, wraking beobab apenbroodboom Baptist – doper baptisteterrum doopkapel bar akelig, bloot, bodega, buffet, café, cru, ellendig, eng, erg, ernstig, geducht, (on)guur,onvruchtbaar honds, kaal, kil, koud, lam, naakt, naar, nacht, nors, onguur, schraal, stuurs, tapkast, tapperij, vreeslijk, vreselijk bar – bodega, buffet, café, bodega, disco, drankhuis, dranklokaal, nachtclub, tapkast barak hok, keet, loods, noodgebouw, schuur, tent, veldhospitaal barang (Mal.) - bagage barathandel ruilhandel barbaar – kanibaal, monster, onbeschaafdeonmens, vandaal, vernieler, wilde, woesteling, wreedaard barbaars – cru, hardvochtig, medodenloos, onbarmhartig, onbeschaafd, onmeedogend, onmenselijk, ruw, smakeloos, wild, woest, wreed barbaarse toestand – barbarij barbaarse vernielzucht - vandalisme Barbados, hoofdstad van – Bridgetown barbarakruid – winterkers barbarisme – anglicisme, gallicisme, germanisme, latinisme barbarijse vorst - bei barbeel - barm, berf barbier coiffeur, figaro, friseur, haarsnijder, heren(kapper), kapper, scheerbaas, scheerder barbieren scheren barboks - scherts barbot riviergrondel, smeerling barcarolle gondellied barchent barachaan, barka(a)n, bombazijn bard dichter, minnezanger, minstreel, rapsode, skald, troubadour, zanger troubadour, zanger, volksdichter, volkszanger bareel – slagboom, spoorboom, tolhek barema - loonschaal baren – bevallen, teweegbrengen, veroorzaker, voortbrengen bar en boos – akelig barensteel (heraldiek) – lambel, palesteel, toernooikraag baret alpino, bonnet, muts, soldatenmuts, zeskant barg - hooiberg barge snik, trekschuit bargoens argot, cant, dieventaal, geheimtaal, jargon, koeterwaals, kramerslatijn, slang bargoens voor duizend gulden – rooie, rootje, rug bargoens voor honderd gulden meier bargoens voor rijksdaalder knaak bargoens voor tien gulden joetje bargoens voor vijf en twintig gulden – geeltje bargoense betiteling voor gevangenis – lik barboense kerel - gozer bariet – zwaarspaat barietgeel - ultramarijngeel baring - bevalling, partus baringspijn – barenswee bariton - zangstem Barium – Ba bariumfosfaatglas - uviolglas bariummanganaat - barietgroen bariumsulfaat - bariet bark – driemaster bark(a)n – barchent, bombazijn barkas – launch, motorboot, sloep barkas door stoom gedreven - stoombarkas barkeeper – barman, buffethouder barkoen – dwarsbalk, berkoen, stut Barlow, ziekte van - zuigelingenscheurbuik barm - baardvis, barbeel barman – barkeeper, bartender, kastelein barmen - branden barmhartig genadig, goedertieren(d), goedhartig, lankmoedig, medelijden(d), meedogen(d), menslievend, mild, ontfermend, zachtmoedig barmhartigheid deelneming, genade, goedertieren, lankmoedigheid, mededogen, medelijden, ontferming, veroveraar, zachtmoedigheid barmhartig mens - Samaritaan barmsijsje paapje, steenbarm barmte – berm, hoogte, hoop, tas barnen - branden barnsteen amber, electron, hars barnsteenolie – succinol barnsteenzuur - ethaandicarbonzuur bar of buffet – tapkast bar of cafe – kroeg barogram - luchtdrukdiagram barok bizar, grillig, grotesk, onregelmatig, overladen, zonderling barometer aneroïde, luchtdrukmeter, weerglas, weervis barometerdaling – depressie, verschijnsel barometervis – donderaal, weeraal barometer zonder kwik aneroide baron – baanderheer, banierheer, burchtheer, edelman, kasteelheer, vrijheer baron (afk.) - bar barones – edelvrouw baronet - bt barrage – baslissingspartij, herkansing, spervuur, stuwdam, versperring barreel slagboom, spoorboom, tolhek barrel afval, bende, doordraaier, dronkaard, fust, ploert, rommel, rotzooi, uitschot barre landstreek – woesternij, woestijn barrelen – doordraaien, pierewaaien barre vlakte - ijsveld barrevoetbroeder franciscaan barrevoets – blootsvoets, ongeschoeid barribal – bullebak barricade – barrière, hek, slagboom, straat(versperring) barricaderen - versperren barrière – barricade, hek, slagboom, obstakel, tolboom, versperring barrière stad Ath barroom – gelabkamer bars – bar, boos, breuk, bruusk, fractuur, kloof, kraak, nors, onvriendelijk, reet,ruptuur, ruw, scheur, spleet, straf, streng, stug, stuurs, terugstotend bars en bits – stug barse kerel – bietebauw, boeman, bullebak barse portier – cerberus barst bres, breuk, fractuur, gaping, keen, kloof, knak, knik, krak, ruptuur, scheur, spleet barsten – bezwijken, breken, kenen, knappen, scheuren, splijten, springen, uiteenspatten barstende hoofdpijn – migraine barstende van droogte - spakerig barsten in de huid - kloven barstoel - kruk barst of kier – spleet bart - waterstoepje barysfeer aardkern bascule brugbalans bas - kardoes basaal – beneden, fundamenteel basaalcellencarcinoom – bassalioom basale breuk - schedelbasisfractuur basale metabolie – grondstofwisseling basaltine – kunstbasalt basaltplateau in Frankrijk – Aubrac, Velay bascule - balans, brugbalans, weegschaal,unster base alkali, loog baseball - honkbal Basedow, ziekte van - Hypertyreoïde, thyreotoxicose basement – fundering, plint, sokkel, voetstuk baseren funderen, gronden, grondvesten, stammen, steunen Basilan, hoofdstad van - Isabela basilicum - balsemkruid, koningskruid basiliek kerk, dom. Kathedraal basiliekruid - basilicum basinstrument – basbazuin, contrabas basis beginsel, fundament, fundering, grondslag, grondvest, brondvlak, ondergrond, onderkant, vloer, voetstuk basis van een driehoek - grondlijn basis voor pensioen - pensioengrondslag basisch - alkalisch basislid bij insekt – scapus basisschip - moederschip basketbalterm – pivot Baskisch spel pelote Baskische dans – Agarrao, fandango Zortico, Zortiko, Baskische hoofdstad - Guernica Baskische provincie - Alava, Guipuzkoa, Viscaya Baskische trommel pandero basofyle leukocyt - basocyt Baskische wetten - fueros basklok – bourdon basluit – teorbe, theorbe baspijp – fagot bassethoorn – klarinet, kromhoorn bassnaar - bourdon bassaangans - Jan van Gent bassen – blaffen, snauwen bassin bekken, zwembad, meer, kom, waterbekken, zwembad bassin voor vissen – aquarium, vijver bassist - basspeler bassnaar bourdon basson fagot bast balg, bolster, boomschors, buik, buitenlaag, cortex, huid, korst, lichaam, lijf, pel, pens, romp, sassafras (laurier), schil, schors, vel basta afgedaan, afgelopen, einde, fini, beeindigd, genoeg, uit bastaard – basterd, creool, hybride, indo, mulat, onecht bastaardaap – halfaap bastaardachtig - hybridisch bastaarddier muildier, muilezel bastaarddier van forel en zalm - muil bastaardering - hybridisatie bastaardmuur – guichelheil, hoornbloempje bastaardnachtegaal – boerennachtegaal, doornkruiper, heggemus, winterzanger bastaardpen – spatpen bastaardpopulier – abeel bastaardsmaragd - peridot bastaardspin – hooiwagen, langbeen bastaardsterkte - heterosis bastaarduitgang age, aat, elen, eren, ier, ment, teit bastaard van konijn en haas – leporide bastaard van paard en ezel - muildier bastaardvloek jakkes, jandorie, jesses, nondeju, parbleu, sakkerloot, sakkerment, verdorie bastion bolwerk, citadel, fort, lunet, rastel, schans, sterkte, vesting bastkant van hout – wankant bastkever - dennescheerder bastuba bombardon bast van een boom – schors bast van noten en dergelijke – bis bastweefsel – floëem, kurk basviool knieviool, violoncel bastzijde van hout – wankant basvetterij – gakanker basviool – knieviool, violoncel basvioolspeler – violonnist baszanger (Tsech.) - Dubceck bat racket, slaghout Bataaf – Batavier, Germaan, mannetjesputter, manwijf Bataafs profetes – Veleda Bataafse priesteres – Veleda Battiljonscommandant - majoor bataljonsvlag - banier, fanion, richtvlag, vaandel Batanes, een der - Batan, Itabayat Batanes, hoofdstad van – Basco Batavieren – feestvieren, tekeergaan bate nut, rente, voordeel bateleur - buitelarend bate van interest - rentewinst baten – activa, helpen, naderen, nutten, opbrengst baten van boedel – activa, rentewinst bathometer - dieptemeter bathymetriche lijn - dieptelijn batig – gunstig, lonend, nuttig, voordelig batig saldo – excedent, opbrengst, winst batig slot - boni, saldo batist cambric, lawn, lijnwaad batnet - kruisnet, totebel bâton (fr) – chocoladestaafje, dirigeerstok, batraaf - rakker, rekel bats – achterste, ballaster, bil, dij, hoogmoedig, overmoedig, panschop, schep, schop, spa, trots, zandschop batterij accu, geschutlaag, geschutsschans, legereenheid battledress (Eng.) - veldtenue bauwen – galmen bauxiet - mineraal bavaria Beieren bavet – slab, slabbetje baviaan amubis, hondskopaap, kuifmakaak, mandril, mantelaap, mensaap, papio, woudduivel baviaan (Z.Afr.) - bobbejaan bavianegezicht - apebakker Bavo, feestdag van St. - Bamis bazaangans - Jan van Gent bazaar bazar, fancyfair, magazijn,marktplaats, marktplein, politiebureau, shop, toko, verkoping, warenhuis, winkel bazaltsoort - basaniet bazaltsteenslag split bazalaar - revelaar bazel – kletspraat, larie, onzin bazelen beuzelen, dazen, dievageren, fantaseren, kletsen, leuteren, meieren, raaskallen, radoteren, revelen, wauwelen, ijlen, zwammen bazig – autoritair, boosaardig, pinnig bazige keukenmeid – keukenprinses bazige ruwe vrouw – haaiebaai, heibei, manwijf bazige vrouw – dragonder, haai, haaibaai, helleveeg, ka, kenau, matrone bazilkruid – basilicum, basilikruid bazin meesteres bazooka - antitankwapen bazuin – (blaas)hoorn, schuiftrompet, (tromp)et, trombone, tuba bazijn – bombazijn, streepjesgoed beaarden - begraven beaarding - begrafenis beaat - verheerlijkt beademen - reanimeren beambte – agent, burocraat, commies, employé, functionaris, griffier, klerk, officiant beambte van lagere rang (Ind.) - mantri, mantrie beambte voor loketdienst - lokettist beamen – bevestigen, goedkeuren, instemmen, toegeven, toestemmen beangst angstig, angstvallig, bang, benauwd, bevreesd, schuw, vreesachtig beangstigen - examineren beangstigend – angstaanjagend, bekneld, benauwend beantwoorden – responderen, slagen, voldoen beantwoorden met tegenbewijzen weerleggen beantwoording – antikritiek, antwoord, dupliek, overeenkomst repliek, responsie, teruggroeting, terugschieting, weerlegging bearbeiden - bewerken beast - bestoven beatificatie – zaligverklaring beatisme – femelarij, schijnheiligheid beatnik – damslaper, bohémien, zwerver beau - fat beauty beauté, schoonheid bebbe – beppe, grootmoeder, oma, opoe beboeten – bekeuren, straffen bebording dakbeschot, beplanking bebouwd – gecultiveerd, ontgonnen bebouwd deel van een dorp kom bebouwd oppervlak areaal bebouwen – aanbouwen, betelen, bewerken, cultiveren, exploiteren, ontginnen bebouwing der grond - cultuur bebouwingsleer planologie bebroed maar onbevrucht – schier becijferde bas - partimento becijferen berekenen, calculeren, nagaan, uitrekenen, voorrekenen bed – bedding, bedstede, bloemperk, brits, kazemat, kermisbed, koffer, kooi, kraambed, kribbe, ledikant, leger(stede), libbing, lits-jumeaux, perk, rustplaats, slaapplaats, slaapzak, sponde, tuinvak, veldbed bed in trein couchette bed in een rivier – bedding, kil, winterbedding, zomerbedding bedaagd oud, bejaard, weloverdacht bedaagde dame matrone bedaard – adagio, beheerst, bezadigd, bezonken, bezonnen, discreet, flegmatiek, geduldig, gelijkmatig, gelijkmoedig, gematigd, geposeerd, gerust, gezapig, goedmoeds, ingetogen, kalm, koel, koelbloedig, koest, lakoniek, nuchter, onbewogen, overwogen, placide, rustig, stagig, sedaat, stil, vredig, weloverwogen, zacht, zoetjes bedaardheid – gemak, kalmte bedacht – gefingeerd, opzettelijk, overwogen, verzonnen, voorbereid bedacht zijn – voorbereid bedachte taal – esperanto, ido, kunsttaal, volapuk, wereldtaal bedachtzaam behoedzaam, bezonnen, kalm, omzichtig, rustig, voorzichtig, weloverwogen bedachtzaamheid – atie, bezonnenheid, ernst, reser bedak(Ind,) – banketsel, rijstpoeder bedaking dak, dakwerk bedanken – afslaan, afzeggen, dankzeggen, ontslaan, ontslag, opzeggen, weigering bedanking ontslag, weigering bedankt merci bedaren – afnemen, apaiseren, bevredigen, kalmeren, luwen, ontspannen, stelpen, stillen, sussen, temperen, terechtkomen, troosten, verademen bedbehangsel draperie bedbewaarder – euneuch, vrouwenbewaarder(harem) bed bloemen - tuinperk beddegoed – beddedek, bulster, deken, goeling(Ind.), hoofdkussens, kussens, laken, matras, onderdeken, onderlaken, peluw, sierlaken, sloop sprei, beddegoed afnemen - afhalen beddek – deken, sprei beddeklokje – angelus beddepisser – bedwateraar, keldermot, pissebed beddepan - bedwarmer, ondersteek beddewarmer – echtgeno(o)t(e), kruik, beddezak – bulster, matras, onderbed bedding - bed, bodem, bodemlaag, grondslag, petitie, riviergeul, smekinf, verzoek, verzoekschrift, zaat, zelling bede – aanroep, gebed, rekest, verzoek, vraag bedeelde - arme, behoeftige bedeeld met - begaafd bedeesd angstvallig, beangst, bedremmeld, bedrukt, beschroomd, bleu, blo(de), eenkennig, laf, schroomvallig, schuchter, sip, schuw, terneergeslagen, timide, verlegen bedeesdheid – beschroomdheid, schroom, schroomvalligheid, timiditeit, verlegenheid, bedeesd persoon - blodaard bedegar - hondsrozenspons bedehuis – basiliek, bidkapel, dom, godshuis, kapel, kerk, missigit, moskee, pagode, synagoge, tempel bedehuis (Turks) – dsjami, dsjamie bedehuisje (Ind.) - tangar bedekken – aanstrijken, afdekken, bekleden, beleggen, beschermen, bestrooien, dekken, kleden, lamineren, maskeren, onderdekken, overdekken, toedekken, verbergen, verbloemen, verdoezelen, vervloeren bedekken met een sluier – sluieren bedekken onder aarde - bedelven bedekking – bekleding, dak,dek, deken, dekking, deklaag, escorte, geleide, gordijn, huls, kap, karpet, kleed, konvooi, linoleum, mat, omhulsel, tectum, tegmentum, tegument, velum, voorhang, zeil bedekking met een andere stof - bekleding bedekking van een gebouw – dak(bedekking), kap, leidak, riet bedekking van een kamer - zoldering bedekking van een luikopening merkel, scheerstok bedekking van een trap – traploper bedekking van een vishuid – schub bedekking van een vogel pluimage, veren bedeklokje angelus bedekt bewolkt, clandestien, gemaskerd, heimelijk, ironisch, klandestien, steels, stiekem, tersluiks, verbloemd, vérborgen, verholen, verstolen, bedekt bloeiend cryptogaam bedekt bloeiende plant - mos bedekt met stof - stoffig bedekt spottend – ironisch bedekt te kennen geven - insinueren bedekt zadigen - angiospermen, cryptogamen bedekt zijn - liggen bedekte aanduiding – toespeling, verbloeming, zinspeling bedekte aantijging – aanwrijving, imputatie, insinuatie, tenlastelegging bedekte hatelijke toespeling - steek bedekte mededeling - wenk bedekte scherts - spot bedekte spot ironie bedekte toespeling – dubbelzinnigheid, equivoque, hint, insinuatie bedekte toespelingen uiten - insinueren bedekte waarschuwing – wenk bedektkieuwigen - tectibranchiata bedelaar - bietser, dakloze, dalver, kalis, landloper, mendicant, profiteur, schobbejak, schooier, topper, vagebond, bedelaar in Napels lazzarone bedelachtig - schooierig bedelarij – gebedel, mendiciteit bedelbeurs - francy-fair bedelbroeder – mendicant bedelbrood – aalmoes bedelderwish - kalender bedelen – bidden, bietsen, dalven, klaplopen, manzen, schooien, toppen, vragen bedelgebied van monniken termijn bedeling - armenzorg bedelkruid - bosrank bedelmonnik derwisj, dominicaan, fakir, franciscaan, kapucijn, karmeliet, serviet bedelmonniken, orde van - Servieten bedelorde - dominicanen, franciscanen, hiëronymianen, jezuïeten, karmelieten, mendicant(orde), miniemen, servieten, teutoniërs bedelstand - mendiciteit bedeltje - charivari bedelven bedekken, ondergooien, overstelpen bedelvrouw bedelares bedelzak – aalmoezenzak, knapzak bedenk - overweeg bedenkelijk – aanvechtbaar, alarmerend, betwistbaar, critiek, critisch, discutabel, erg, ernstig, gespannen, gevaarlijk, hachelijk, lastig, moeilijk, netelig, onheilspellend, onrustbarend, onzeker, periculeus, precair, riskant, schromelijk, serieus, speculatief, suspect, twijfelachtig, verdacht, zorgelijk, zwaar bedenken – beramen, begroten, bewaar, fantaseren, maar, smeden, ontwerpen, ontwerping, overweging, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, verzinnen, weten, zie aldaar bedenker – fantast, ontwerper bedenking – aanmerking, aanvechtbaar, betwistbaar, bezwaar, maar, opwerping, overdenking, overweging, reflectie, tegenwerping bedenksel fantasie, idee, verdichtsel, verzinsel, vondst bedeplaats – kapel, kerk bederf achteruitgang, contaminatie, corruptie, depravatie, deterioratie, kwaal, ondergang, ontaarding, ontbinding, rotting, sepsis, stagnatie, verderf, verrotting, verval bederf in graan – leng, molm bederf in hout – houtworm, molm, paalworm, vuur bederf tegengaan conserveren,verduurzamen bederfwerend antiseptisch, aseptisch, ontsmet bederfwerend apparaat - diepvriezer, ijskast, vrieskast bederfwerend middel alcohol, creosoot, koelkast, salol, salicylzuur, ijskast, vriezer, zout bederfwerende middelen - antiseptica bederfwerende vloeistof carbolineum bederfwerende verfstof carbolineum, taan bederven – abimeren, bedorven, beschadigen, ondermijnen, ontbinden, putresceren, ramponeren, rotten, ruïneren, slopen, stagneren, verbruien, verderven, vergaan, vergallen, verknallen, verknoeien, verpesten, verprutsen, verrotten, verstoren, verzwakken, verwennen bedervend adellijk bedestond bidstond, biduur bedevaart pelgrimage bedevaart in Spanje - romeria bedevaart naar Mekka - hadj bedevaartganger pelgrim bedevaartplaats pelgrimsoord bedevaartplaats Banneux, Beauraing, Benares, Bethlehem, Brielle, Brugge, Chartres, Dokkum, Fatima, Halle, Jeruzalem, Kevelaar, Lisieux, Lourdes, Mariazell, Medina, Mekka, Nazareth, Rome, Santiago bedevaart aan de Niers – Kevelaar bedevaartplaats van Hindoes - Benares bedevaart van muzelman hadj bedgenoot – bijslaapje,echtgeno(o)t(e), partner, bedfles – urinaal bedhemel – baldakijn bedienaar der begrafenis – aanspreker, bidder, kraai, lijkbezorger bedienaar der H.mis – acoliet, koorknaap, misdienaar bedienaar der outaars - priester bedienaar des woord dominee, predikant, priester bedienaar van een stoomlier – donkeyman bedienaar van machines - machinist bediend - stervend bediende – bankloper, baboe(Mal.), beambte, bode, butler, chasseur, dienaar, dienstbode, dienster, dienstmeid, dienstmeisje, cemployé, groom, hulp, kelner, klerk, knecht, lakei, magazijnbediende, ober, oppas, page, pedel, serveerder, serveerster, serveuse, serviteur, valet bediende (Eng.) groom bediende - (Ind.) oppas bediende aan het hof nestellakei bediende in café – kelner, ober bediende in laboratorium – amanuensis, laborant bediende in wijnkelder – bottelier bedienen – dienen, gerieven, helpen, opdienen, serveren bediening ambt, betrekking, dienst, ministerie, office, officie, service bedieningsgeld - baksjisj, fooi, tip bedieningsknop – druktoets, schakelaar bedieningsman – machinistt, operator bedieningspaneel – instrumentenbord bedienwagentje - serveerboy, serveerwagen bedijen - uitzetten bedijken – inpolderen bedijking - polder bedijkt land – kavel, polder bedilal - albedil bedilgeest - albedil, bedilal, bediller, vitter bedillen - bekritiseren, vitten bediller – bemoeial, criticus, vitter bedillerig – bazig, bemoeizuchtig, critiserend, critisch, ringelorig, vitterig bedilziek - bedillig, bedilzuchtig, bemoeial, laakziek bedilzucht – betweterij, vitlust, vitten bedilzuchtig – laakziek, vitterij beding – clausule, conditié, convenant, mits, overeenkomst, reserve, stipulatie, voorbehoud, voorwaarde beding bij levering - cif bedingen – afdingen, afspreken, bepalen, conditioneren, eisen, stipuleren, verwerven, bedinging – afspraak, bepaling, voorwaarde bediscusiëren – bediscuteren, bepraten, bespreken bedisputeren - redetqisten bedisselen beredderen, fiksen, gladmaken, klaren, kronkelen, ordenen, regelen bedissen - opduikelen, stelen, verdienen bedjasje – slaapjak bedkastje - nachtkastje bedkleding – babydoll, pon, hansop, nachthemd, nachtjak, tenderen, nachtpon, pyama bedkleed – sprei bedkussen peluw bedlinnen – laken, sloop bedoeken - doubleren bedoeld - bemeend bedoelen – beogen, menen , voorhebben, willen bedoeling – betekenis, doel, doelstelling, intentie, mikpunt, oogmerk, opzet, project, strekking, streven, tendens, toeleg, voornemen bedoening – bedrijfje,boerderijtje, drukte, gedoe, omslag, toestand bedoïnenstam - Anaze, Aneze, midianieten bedolven veengrond – darg, derrie bedomen - beslaan, bewasemen bedompt benauwd, dompig, duf, muf, onfris, vuns bedomptheid - mufheid bedonderd - beroerd, lam, verbaasd bedonderen - bedriegen, misleiden bedongene - reservaat bedorven adellijk, beurs, corrupt, goor, ontaard, oneetbaar, pervers, rottig, slecht, vaats, verbruid, vergald, (ver)rot, vertroeteld, vervallen, verwend, vuil, wrak bedot – verschalkt bedotten – aannaaien, beetnemen, bedot, bedotting, bedriegen, beduvelen, deluderen, delusie, foppen, misleiden, neppen, verlakken, vernachelen, verneuken, vernikkelen, verraden, verschalken bedotting delusie bedotterij – bedrog, fopperij, misleiding bedouïenen hoofdman – shaik, sheik bedovertrek – hoes, tijk bedpo - ondersteek bedrag beloop, (geld)som, hoeveelheid, inzet, kwantum, kwantiteit, product, provenu, quantum, som(ma), summa, tantum, tarief bedrag aan geld – geldsom bedrag boven de inschrijvingsprijs – opzet, opzetje bedrag dat een perceel aan huur kan opbrengen huurwaarde bedrag der belasting aanslag bedrag (fr.) – montant bedrag jaarlijks te voldoenvoor erfpacht - canon bedrag van aankoop - prijs bedrag waarmee de koopprijs verhoogd wordt opgeld bedragen - belopen bedreigen – aanblaffen, belagen,intimideren, molesteren bedreigend – grimmig
bedreiger - aanvaller, belager bedreiging – gevaar, onheil bedreiging tegen het leven - levensgevaar bedremmeld – angstvallig, gedecontenanceerd, bedeesd, beduusd, beschroomd, beteuterd, bleu, eenkennig, onthutsts, chroomvallig, schuchter, sip, timide, verlegen bedreven – afgericht, behendig, bekwaam, capabel, deskundig, expert, doorkneed, ervaren, gehaaid, gekheid, gereed, geoefend, geroutineerd, getraind, geverseerd, gezwind, handig, klaar, knap, kundig, kunstig, letterwijs, vaardig, vakbekwaam, vakkundig, waardig, vlug bedreven in iets – abel, bekwaam, bevallig bedreven musicus virtuoos bedrevenheid ervaring, handigheid, kundigheid, routine, techniek, vaardigheid, vakmanschap bedrevenheid door ervaring – routine bedrevenheid t.a.v. muziekinstrument - virtuositeit bedreven raken - leren bedreven zijn – kennen bedriegen – aannaaien, afzetten, bedotten, beetnemen, bedrog, belagen, beliegen, beduvelen, bezwendelen, dreigement, duperen, foppen, fraude(ren), knoeien, kuipen, kullen, kwakzalven, liegen, lorren(draaien), misleiden, neppen, oetsen, oplichten, plegen, seibelen, smokkelen, verduisteren, verlakken, verschalkt, vervalsen, zwendelen bedrieger – afzetter, bedotter, dief, flessentrekker, fraudeur, guit, knoeier, kwakzalver, leperd, linkerd, leugenaar, misleider, oplichter, paloeter, schurk, sjacheraar, snees, oplichter, valsaard, zwendelaar bedriegerij - bedrog, fopperij, fraude,geknoei, leugen, misleiding, nep, oplichting, zwendel bedrieglijk – arglistig, frauduleus, illusoir, doleus, corrupt, gemeen, geslepen, leugenachtig, listig, loos, los, misleidend, ogenschijnlijk, oneerlijk, pseudo, slinks, vals bedrieglijk beeld drogbeeld, schijn bedrieglijk slim - leep bedrieglijk voorkomen schijn bedrieglijke namaak pastiche bedrieglijke handelaar – pingelaar, sjacheraar, snees bedrieglijke nabootsing – pastische bedrieglijke reden - drogreden bedrieglijke redenering drogreden, sofisme bedrieglijke ruiler - tuiser bedrieglijke samenheuling – conclusie bedrieglijke schijn – glimp, klatergoud bedrieglijke voorstelling – bedrog, mystificatie bedrieglijke zotternij – apekool bedrieglijkheid – valsheid bedrillen – beschikken, besturen, ringeloren bedrijf (toneel) actie, taf(e)reel bedrijf (Grieks drama) climax, expositie, intrige, kathersis, peripetie bedrijf akte, ambacht, bank, beroep, boerderij, compagnie, daad, etablissement, fa., fabriek, firma, fokkerij, garage, gedoe, handeling, handelszaak, handwerk, kwekerij, N.V., metier, nering, onderneming, restaurant, stiel, supermarkt, toko, toneelwerk, vak, vennootschap, werkzaamheid, zaak bedrijfsconcentratie – fusie, trust bedrijfsdrukte - bezettingsgraad bedrijfshuishoudkunde economie bedrijfsleer technologie bedrijfsleider directeur, gerant, manager bedrijfsleiding - management bedrijfspand - zakenpand bedrijfsrestaurant - kantine bedrijfsruimte – fabriek, smederij bedrijfsstuk - akte bedrijfstak – bouwsector, horeka, industrie, landbouw, scheepsbouw, tuinbouw, veeteelt, visserij, wegenbouw bedrijfster daderes bedrijfsvorm – bv, cv, nv bedrijf voor goederenopslag - veem bedrijven – begaan, dader, doen, perpetreren, plegen, stichten, uitoefenen, uitrichten, uitwerken, verrichten, volvoeren bedrijvend - actief bedrijvende vorm actief, activum bedrijver dader, pleger, schuldige bedrijver van sluikhandel smokkelaar bedrijvig actief, arbeidzaam, bezig, druk, geaffaireerd, ijverig, laborieus, levendig, nijver, onledig, vlijtig, werkzaam bedrijvigheid – actie, activiteit, afleiding, ambitie, animatie, applicatie, arbeidzaam, bezigheid, drukte, empressement, ijver, krachtdadig, leven, naarstigheid, noestheid, nijverheid, vertier, vigilantie, vlijt(betoon), werkzaamheid bedreivig vrouwtje - hittepetit bedrillen beschikken, besturen, ringeloren bedroefd – aangedaan, akelig, armzalig, bedrukt, desolaat, droef, droevig, drol, gering, leeddragend, miserabel, naargeestig, neerslachtig, ontroerd, rauwig, sacherijnig, slecht, smartelijk, treurig, triest, troosteloos, verdrietig, weinig, bedroefdheid droefenis verdriet bedroefd krijgsman - veteraan bedroefd zijn - treuren bedroeven – affigeren, chagrineren, verdrieten bedroevend armzalig, deerlijk,desolant, ergerlijk, geducht, hartverscheurend, jammerlijk, navrant, slecht, teléurstellend, treurig, triest, verdrietig bedroevend slecht – droevig bedroevend weinig – zielig bedroeving – bedroefdheid, droefenis, smart, verdriet bedrog – afzetterij, arglist, bedriegerij, boerenbedrog, dolus, falsivicatie, farce, flessentrekkerij, fopperij, fake, fint, fraude, geknoei, geveins, goochelspel - humbug, knoeiboel, knoeierij, kuiperij, kwakzalverij, laag, lak, leugen, list, malversatie, misleiding, nep, oneerlijkheid, onwaarheid, oplichterij, oplichting, part, seibel, streek, strik, teleurstelling, troggelarij, verlakkerij, verraad, vervalsing, woeker, zinsbegoocheling, zwendel(arij) bedrogen – gedupeerd, misleid, teleurgesteld bedrogene dupe bedrogen man - cocu, hoorndrager bedrog in administratie - fraude bedrog of nep – zwendel bedrog plegen – bedriegen, frauderen, knoeien, liegen, malverseren, neppen, oplichten, verduisteren, zwendelen bedruipen - arroseren, bedroppelen bedrog plegen bedriegen, beduvelen, knoeien, liegen, malverseren, neppen, oplichten, verduisteren, zwendelen bedruipen – bedroppelen, bedruppelen bedrukt bedroefd, beklemd, bekommerd, benard, benauwd, bezorgd, bezwaard, droef, gedeprimeerd, gedrukt, miezerig, moedeloos, neerslachtig, sip, somber, stil, terneergeslagen, treurig, triest, zwaarmoedig bedrukt en niet gevouwen plano bedrukt katoen - indienne, sits bedruktheid - terneergeslagen bedrukte stof – imprimé bedrust – slaap bedsermoen – gordijnpreek, terechtwijzing, vermaning bedste(d)e – alkoof, ledikant, sponde bedstro - asperula beducht angstig, bang, vervaard beducht zijn vrezen beduiden - aanwijzen, betekenen, tonen beduidend aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, erg, hevig, zeer beduimeld slordig, smerig, smoezelig, vies, vuil beduimeling – vlek beduivelen – bedotten, beduvelen, beetnemen beduusd – bedremmeld, beteuterd, verlegen, verslagen beduveld - flauw, gek, mal, verbluft, verbijsterd, verward beduvelen – aannaaien, bedotten, bedriegen, beetnemen, belatafelen, overbluffen bed van een rivier - kil bed voor bloemen - bloemperk bed vulling dons, kapok, schuimrubber, stro, veren, zeegras bedwang beheersing, gezag, macht, onderdrukking, onderwerping, overwicht bedwants - wandluis, weegluis bedwarmer – beddepan, bedde(kruik) bedwelmd - beneveld, beteuterd, dronken, onmachtig, verdoofd, versuft bedwelmen – benevelen, enivreren, verdoven, versuffen bedwelmend – benevelend, hypnotisch bedwelmend middel alcohol, anfioen, atropine, bhang, bheng, cocaïne, dope, drug, ether, hasjiesj, heroïne, lachgas, LSD, marihuana, mescaline, morfine, narcoticum, opium, soma, tabak bedwelmende drank – alcohol, kava, kawa, koemis, mede, mee, oemis, salep, soma(Ind.) bedwelmende gas – kolendamp, koolmonoxyde bedwelmende raaigras – dolik, hondsdravik bedwelming beneveling, bewusteloosheid, flauwte, lethargie, narcose, roes, trance, verdoving, zwijmel bedwingen – beheersen, beteugelen, breidelen, inteugelen, temmen, tomen, inbinden, innemen, intomen, onderdrukken, ophalen, regeren, ringeloren, tomen, bedwinger – dwingeland, onderdrukker, overwinnaar, temmer, tiran bedwongen – getemd bedwongen spijt – bitterheid, misnoegdheid, wrevel bedzweer – decubitus, doorligwond beëdigd - gezworen beëdigd tussenhandelaar makelaar beëdigde gerechtelijke verklaring – affidavit beefaal - sidderaal beefachtig – beverig, rillerig beefesp – ratelpopulier beefrog - sidderrog beeftea - vleesbouillon beeftoon tremolo beefvis - siddermeerval beëdigd deskundige die een rafactie vaststelt – rafactiemeter beëdigd beëindigd getuige – klerk beëdigd tussenhandelaar – makelaar beëdigde – gezworene bndigde gerechtelijke verklaring – affidavit beëdigde verklaring – affidavit, getuigenis beëindigd – afgerond, afgesloten, afhouden, afnokken, volbracht beëindigen – afhouden, afmaken, afschaffen, besluiten, inhouden, intomen, omsluiten, omvatten, opheffen, ophouden, schukken, stoppen, tegenhouden, terughouden, uitscheiden, volbrengen, voltooien beëindiging – afloop, afsluiting, terminatie beëindiging der dienstbetrekking –enuntiatief beek – afkeuring, grensscheiding, grift, kreek, laak, spreng , stroom, vliet, water, wetering beek en vijvernimfen - hyaden beekforel - schotzalm beek in Limburg Geleen, Geul, Gulp, Niers, Roer beekje – grift, kreek, riviertje, spreng, stroom, vliet beek- en vijvernimfen - hyaden beeld – afbeelding, afgietsel, afschijnsel, beeltenis, begrip, buste, gelijkenis, icon, vkon, ikoon, illusie, imago, kolos, konterfeitsel, nabootsing, plasma, portret, projectie, sculptuur, schema, torso, troop, typus, voorbeeld, voorstelling, weergave beeldaanbidder - beeldendienaar beeld als schoorzuil - kariatide beeldband - ampex beeldbeschrijving iconografie beeldbraak - beeldenstorm beeldbuis - tv, teevee, televisie beeldend plastisch beeldend kunstenaar beeldhouwer, etser, schilder, tekenaar beeldendienst – idolatrie beelden in de taal – beeldspraak, tropen beeldenaar – muntafbeelding, muntboek beeldenaarszijde – avers beeldend – plastisch beeldende kracht - plasticiteit beeldendkunstenaar – beeldhoower, ester, schilder, tekenaar beeldende kunsten – beeldhouwen, etsen, graveren, schilderen, tekenen beeldendienst – idolatrie, xylolatrie beeldengalerij – glyptotheek beeldenstorm - iconoclasie bee1denstormer – iconoclast beeldenvereerders - iconodulen beelddoek - scherm beeldenstormers - iconoclasten beeldenstrijd - iconoclasme beelderig - mooi, prachtigsnoeperig, snoezig beeldglas – spiegel beeldhouw - statuair beeldhouwer - sculpteur beeldhouwers - 3 Arp, Wijk, Zijl 4 Beki, Boos, Eyek, Gaul, Krop, Rude, Saly, Veen, Zürn 5 Begas, Bolle, Cione ,Degas, Dietz, Egell, Ernst, Esser, Grard, Husly, Juste, Kolbe, Manzu, Minne, Moore, Musea, Pajou, Pilon, Porta, Puget, Rodin, Rosso, Stoss, Vinei, Vulea, Witte 6 Bandel, Boyens, Calder, Canova, Chabot, Derain, Dongen, Donner, Dubois, Dughet, Floris, Gillet, Goujon, Haller, Hodler, Houdon, Keyze,r Leplaie, Leyden, Lisböa, Marcks, Marini, Mataré, Miller, Obrist, Omodeo, Pisano, Puvrez, Robbia ,Sluter, Straub, Syrin, Wagner, Zadkin, Zauner, 7 Alessii, Aigardi, Bartach, Barrias, Belling, Bronner, Cellini, Chagall, Chaudet, Coustau, Damier, Delvaux, EI Greco, Filaret, Flaxman, Gauguin, Gerhard, Günther, Jespers, Lardera, Lehmann, Lemoyne, Madema, Maitani, Meunier, Orcagna, Phidias, Picasso, Quercia, Reichel, Richier, Schadow, Schubin, Stappen, Trippel, Vischer, Zandkine, 8 Ammanati, Antelami, Boccione, Boulogne, Brancuse, Carstens, Cosmaten, Coyzevox, Desnoyer, Dubroecq, Falconet, Ghiberti, Girardon, Gonzales, Kirchner, Kollwitz, Lambeaux, Lipchitz, Longhena, Lysippus, Michetti, Minguzzi, Montanés, Ollivier, Permoser, Schröder, Tassaert, Tuaillon, Verhuist, Wezelaar 9 Beauneven, Bourdelle, Corbusier, Dannecker, Dieussart, Donatello, Faydherbe, Géricault, Lamoureux, Lehmbruck, Leochares, Malevitsj, Multscher, Pasiteles, Quellinus, Raedecker, Rietschel, Sansovino, Schilling, Verhaghen 10 Andriessen, Antanianus, Appollonus, Archipenko, Bandinelli, Bartholomé, Blumenthal, Bouchardon, Feichtmayr, Giacometti, Hildebrand, Keldermans, Leinbergen, Michelozzo, Modigliani, Pollaiuoli, Prandtauer, Praxiteles, Settignano, Verrocchio, Wenckebach 11 Münstermann, Polykleitos, Schwantaler, horwaldsen, Troebetzkoi 12 Brunelleschi, Churriguerra, Michelangelo, Sonnenschein, Verschaffeit 13 Duchamp,Villon, Mendes da Costa, Messerschmidt, Mino da Fiesole 15 Riemenschneider beeldhouwkunst - sculptuur beeldhouwster – buste, monument, relief, sculptuur, beeldhouwwerk - sculptuur bee1dhouwwerk borstbeeld, buste, monument, reliëf, sculptuur, standbeeld, statue beeldig – aanminnig, allerliefst, mooi, prachtig, schattig, snoeperig, snoezig, verrukkelijk beeld in was wasfiguur beeldje - pronkjestatuette beeldje op een grafmonument - gisant beeldje van terracotta - tanagra beeldmerk – logo, vignet beeld met Medusa’s hoofd – Aegis beeld of kop van een munt - beeldenaar beeldomroep - t.v., televisie beeldpaar - koppel beeldpuzzel - rebus beeldraadsel - rebus beeldregistratie - opname beeldroman – strip beeldrijk - plastisch beeldscherm – monitor beeldschone Egyptische koningin – Nefirtiti beeldschone godin – Minerva, Venus beeldschone jongeling – Adonis, Narcissus beeldschoon - ideaal, schitterend beeldschoon meisje Galatea,Hekna, nimf beeldschrift spijkerschrift, hiëroglief, pictograaf, rune beeldsnijden uit kurk – felloplastiek beeldspraak – cliché, metafoor, metarfora beeldspraak bij schildering vanvrouwelijk schoon – gazel beeldspraak op vergelijking berustend – metafoor, metafora, metafore beeldsprakig - figuurlijk, overdrachtelijk beeldsteen - agalmatoliet, pagodiet, pyrofyliet, speksteen beeldstormer - iconoclast beeldstrook – strip beeldteken - pictograaf beeldtelegrafie - fax beeldtelegram - belinogram beeldvereerders iconodulen beeldverhaal comic, strip, tekenverhaal beeldverhoging - reliëf beeldvervorming door een lens - astigmatisme beeld van Andriessen – bootwerker beeld van de beschermingsgodin Minerva – palladium beelb van de bliksem – Miölner beeld van de raadselachtigheid – Sfinx beeld van de rouw – cypres(boom) beeld van de stormwing - sleipnis beeld van drogist – gaper beeld van iemandbij het publiek – imago beeld van Michelangelo - David beeld van moeder der smarten Piëta beeld van Rodin Donker, Hellepoort beeld van terzijde – profiel, zijaanzicht beeld van vergankelijkheid - schaduw beeldvormig door een lens – astigmatisme beeldwerk – beeldhouw en snijwerk, plasma, sculptuur beeld zonder ledematen tors(o) beeldzuil - statue beeldzijde (munt) avers beeltenis afbeelding, afbeeldsel, afdruk, beeld, beschrijving, conterfeitsel, effigie, foto, plaat, portret, prent, tekening Beëlzebub opperduivel, satan beemd – dreef, dreven, landouw, landschap, lusthof, oord, streek, veld, waqranda, warande, waterland, weiland beemdduizendknoop - adderkruid beemdgras – poa beemdklaver – varkensklaver beemdlangbloem – zwenkgras been – beenstof, bonk, bot, ellepijp, gehoorbeen, halsbeen, handbeen, heupbeen, knekel, knok, knook, kuitbeen, pikkel, poot, rib, schink, schonk, schouderbeen, sleutelbeen, spaakbeen, stomp, voetbeen been-atrofie - osteolyse beenbescherming - kous beenbeschrijving - osteologie beenbreek – affodillelie beenbreker – visarend, zeearend beenbreuk – botbreuk, fractuur been, deel van een bekken, darmbeen, dijbeen, enkel, heiligbeen, hielbeen, jukbeen, kuitbeen, middenvoetsbeen, neusbeen, schaambeen, scheenbeen, slaapbeen, voetkootjes, voetwortelbeenderen, zitbeen been van het oog in schedel traanbeen beenderen botten, gebeente, geraamte, graat, karkas, knoken, ossa, rif, skelet beenderenleer oxologie beendergestel - gebeente, geraamte, skelet beenderhuisje - knekelhuis beenderinhoud merg beenderkool – beenzwart beenderlijm – colledos, gelatine, glutine beenderolie – beenteer beenderverweking – osteomalacie beendervet - merg beenderweefsel – beenderstof beenderwoekering – spat (bij paarden) beenderziekte – artritis, beendermergontsteking, beenetter, beenversterf, beenverwerking, beenvreter, ischias, jicht, necrose, ositis, osteoganggreen, osteomalacie, rachitis, reuma, scroliose beenderzwart - spodium beendor - (brood)mager beendroog - kurkdroog beeneter - cariës beenfractuur - breuk beengebrek bij een paard - hazehak beengezwel – osteoma, periostose beenhouwer – slager, slachter beenhouwerij – slagerij beenhuis – slagerij, vleeshal beenkluister – hinderpaal beenkool - beenzwart beenmergontsteking - osteomyelitis beenontsteking - ost(e)itis beenpoeder - beendermeel beenpuntje op een snavel eitand beenspecie – merg beenstuk – pijp beenteer - beenderolie beentje lichten – beetnemen, tackelen beentje op snavel – eitand beentje uit achterpoot van een haas - sprong beentje voor de hond – kluifje beentje waar vlees aan zit - kluif been van het gelaat - kaak beenverharding - osteosclerose beenverlenging stelt beenverweking - osteomalacie beenvis aal, ansjovis, baars, blei, bliek, bot, brasem, forel, geep, giebel, goudvis, griet, grondel, haring, heilbot, hors, kabeljauw, karper, klimvis, knorhaan, ledistes, leng, maanvis, maenida, makreel, meerval, meun, paling, pieterman, pos, puitaal, sardine, schelvis, schol, serranida, smelt, sneep, snelt, snoek, snoep, spiering, sprot, stokvis, tarbot, tink, tong, tonijn, voorn, wijting, witvis, zalm, zeebrasem, zeelt beenvlies periost beenvliesontsteking - periostitis beenweefselontsteking - ostitis beenwindsel putter beenwoekering - overbeen, overtroef beer – aasbeer, baribal, bruin, contrefort, dikzak, faecaliën, grizzly, helarotos, holenbeer, lobbes, lomp(erik), mannetjesvarken, mensendrek, muurstut, neusbeer, panda, ploeg, poolbeer, schaaf, schraagbeer, schuldbeer, schuldeiser, schut, sekreetmest, steunbeer, stut, teddybeer, ursidae, ijsbeer, ijsabreker, varken, wasbeer, waterkering, zwijn beer (zwijn) barg, var, berg beer - fecaliën, feces beerbak – beerput, drekbak, sekreetput beerboer – beersteker, secreetruimer beerdiertjes – tardigrade beerkar – giertongierwagen, mestwagen, strontkar beermaki - angwatibo beermarter - bintoeroeng beerput - stapelput beerrupsvlinder - beeruil beersem - kwajongen, vlegel beeruil – beerrupsvlinder bees – bes, bezie beest – bruut, dier, gedierte, gedrocht, gierig, huisdier, ondier, onmens, ruw, vogel, woesteling beestachtig bestiaal, bruut, crapuleus, dierlijk, gemeen, laag, onmenselijk, woest, wreed beesten – dieren, beestenboel – beesterij, bende, cirsus, herrie, keet, rommel, smeerboel, troep, wanorde beestendrek gier, mest beestenmarkt - veemarkt beestenspel – keet, menagerie beestenstal jamboel, keet, smeerboel beestenvoer – draf, fourage, gras, hooi, lijnkoek, slobber, spoeling, spurrie, voerage beesterij - beestenboel beestig – dierlijk beestje – diertje, dubbeltje(batg.) beestmens – barbaar, beul, bruut beet – bete, gevangen, hap, knauw, nop, prik, snap, steek, tuk beethebben – foppen, neppen beetje – bagatel, iet, iets, ietwat, enig, frutje, grein, ietsje, ietwat, kleinigheid, lutteI, mondjevol, pietsie, piezeltje, schijntje, stukje, tikje, tikkeltje, wat, weinig, zier beetje bijziende kippig beetje voor beetje – allengs, lieverlede beetnemen – afzetten, bedotten, bedriegen, belazeren, beseibelen, foppen, liegen, misleiden, neppen, oplichten, railleren, vangen, verlakken, vernaggelen beetpakken – aangrijpen, nemen, grijpen, vastgrijpen, vatten beetwortel – beet, biet, kroot, mangelbiet, mangelwortel, suikerbiet, voederbiet , winterwortel beetwortelmoes – pulp beetwortelstroop – melasse beetwortelsuiker - beetsuiker bef – halsdoek, hom, hemdsboord, jabot, kraag bef met kap (nonnen) - guimpe befaamd bekend, beroemd, berucht, fabelachtig, fameus, legendair, legendarisch, vermaard beflijster – dominee, kraagmerel, ringmerel befman - dominee, geestelijke, predikant begaafd geniaal, knap, talentvol, vindingrijk, begaafd iemand , fenomeen, genie begaafd met vernuft geniaal begaafdheid – aanleg, gave, kennis, talent, vermogen, verstand begaan – bedrijven, betreden, plegen, volvoeren, perpetreren begaanbaar – toegankelijk begaan van een misdaad - perpetratie begane grond aarde, bodem, gelijkvloers begaving - beroerte, flauwte, stuipen, toevallen begeerd – geforceerd, gevraagd, gewild, gezocht, (ge)willig begeerlijk – aantrekkelijk, beniojdbaar, verleidelijk, verlokkend begeerlijkheid - concupiscentie begeerte – aandrift, appetentie, bever, bevlieging, dorst, drang, drift, graagte, honger, libido, lust, meug, neiging, trek, verlangen, wens, wil, zin, zinnigheid, zucht begeerte naar winst – winstzucht begeerte om te verwerven – ambitie begeerte om te werken – arbeidszucht begeesteren – bezielen, vervoeren begeestering - bezieling, geestdrift begeestigd – bezield begeleiden accompagneren, chaperonneren, coachen, convooieren, escorteren, geleiden, konvooieren, opleiden, toezien, vergezellen begeleidend concomitant begeleider – aanhang, accompagnateur, cavalier, chaperon, coach, compagnon, gezel, gids, hulpverlener, lijfwacht, mentor, metgezel, paranimf, satelliet, tender (linieschip), trawan begeleider bij sport- coach, ploegleider begeleider van olifanten kornak begeleider van promovendus paranimf begeleiding – aanhang, accompagnement, conduct, convooiëring, escorte, geleide, gevolg, gezelschap, konvooi, opvang begenadigd – begaafd, gezegend begenadigen – gratificeren, gratifiëren, zegenen begeren – aanlokken, azen, chaperon, dorsten, enveniëren, haken, hongeren, hunkeren, lusten, reikhalzen, smachten, smoren, snakken, souhaiteren, talen, verlangen, vlammen, verwachten, wensen, willen begerenswaardig - benijdbaar begerig belust, dorstig, eerzuchtig, graag, gaarne, gebrand, gewenst, gierig, gretig, grif, gulzig, happig, hebberig, hebzuchtig, hongerig, inhalig, schrokkerig, smachtend, tuk, verlangend, vinnig begerige ijver – graagte begerigheid – aviditeit, eerzucht, gretigheid, hebzucht, inhaligheid, vaardig, verlangen begerigheid naar geld – gelddorst begerigheid naar goud - gouddorst begerig naar – eergierig, tuk, weetgraag begerig naar eer eergierig, eerzuchtig, roem begerig naar drank – dorstig begerig naar eer – eergierig, eerzuchtig begerig naar kennis – weetgierig begerig naar macht – ambiteus, heerszuchtig begerig naar roem – eergierig, eerzuchtig, roemzuchtig begerig naar spijs – hongerig begerig om te leren – leergierig begerig om wraak te nemen – wraakgierig, wraakzuchtig begerig zijnde - belust begeven – begaan naar, bezwijken, breken, ontgaan, ontwijken, toevertrouwen, uitvallen, verlaten begieren - bemesten begieten arrogeren, besproeien begiftigde - donataris begiftigen – bedelen, beschenken, beschilderen, decoreren, doteren, ridderen, schenken begiftiger - donateur, gever, schenker, weldoener begiftiging – beschenking, donatie, gift, schenking begijn – begarde, kwezel, lekenzuster begin aanhef, aanleiding, aanloop, aanpak, aanslag, aanstalte, aanvang, aanzet, advent, afkomst, alfa, alpha, bron, dageraad, debuut, eerst, eicel, geboorte, ingang, inleiding, introductie, inzet, keen, kiem, nulpunt, ontstaan, oorsprong, opening, opgang, opkomst, principium, sourcestart, startlijn, startpunt, uitgangspunt, vertrek, voorspel, wieg, wording begin aria - sortita begin der Mohammedaanse tijdrekening hedsjra, hegira, hidzra begin herfst nazomer begin maken aanstalten maken begin van alle wijsheid – a b c begin van de dag – morgen, vroegte begin van de H. mis - intrtoïtus begin van de ochtend dageraad, eos, ochtendgloren begin van de Saharaspoorweg – Oran begin van de vasten - aswoensdag begin van een compositie – capo begin van een studentenlied – so begin van het gevecht – aanleiding, inaleiding begin van leven - bevruchting begin van organisch wezen – eicel, kiem begin van toom ontstemming begin van voetbalwedstrijd – aftrap beginaanduidend werkwoord – inchitief beginformule van kerkgebeden – oremus beginkapitaal – initiaal, stock beginletter - initiaal, paraaf beginletters in een handschrift – initiaal, miniatuur beginletters van een naam - monogram beginletters paraaf beginletterrijm - alliteratie, stafrijm beginletters in een handschrift - initiaal, miniatuur beginlijn - meet beginneling – aankomeling, aanspanner, aanvanger, aspirant, beginner, debutant, leerling, nieuweling beginnen aanbinden, aanbreken, aangaan, aangorden, aanheffen, aanknopen, aanpakken, aanrijden, aansnijden, aanspannen, aanvaarden, aanvangen, aanvatten, aanzetten, entameren, incipiëren, ingaan, instellen, intreden, inzetten, lobbes, losbarsten, loslaten, losmaken, ondernemen, opkomen, opperen, optreden, opzetten, starten beginnen met iets – openen beginnen minder melk te geven – aflaten beginnend – aankomend, debuterend, indux, primair beginnend student aan R.K.seminarium - figurist beginner – debutant, nieuweling beginner (Lat.) – abecedarius, incipiënt beginpunt aanvangspunt, beginstreep, meet, start, startpunt, stelregel, vertrekpunt beginregel – initium beginregels - initia beginrijm - alliteratie beginsel basis, bron, grondregel, grondslag, kern, kiem, oorsprong, principe, stelling, uitgangspunt beginselbeschermer - paladijn beginsel betreffend elementair, principieel beginselleer – theorie beginselloos - inconsequent beginsel van een blad knop beginsel van een partij - programma beginsel van nieuw organisme eicel, kiem beginsel doorvoerend – consequent beginselen vasthoudend - principieel beginselvast – principieel beginselvast beschermer - paladijn beginstreep – beginpunt, meet, schreef, start begin van alle wijsheid - abc begin van dag – dageraad, morgen, morgenstond, ochtend, vroegte begin van herfst - nazomer begin van toorn - ontstemming beginweefsel meristeem beginwoord van een paaslofzang - exsultet begluren - beloeren, bespieden begluurder – bespieder, voyeur begonia – bladbegonia, bloembegonia, bolbegonia, knolbegonia, scheefblad begoochelen – bedriegen, misleiden, verblinden, verbijsteren, verlinken begoocheling – droombeeld, fascinatie, fantasmagorie, hallucinatie, hersenschim, illusie, misleiding, ontgoochelen, verblinging, waan, zinsbedrog begraafplaats graf, hunebed, kerkhof, rustplaats, dodenakker, necropolis, rustplaats begraafplaats der eerste christenen in Gome – catacombe, katakombe begraafplaats in Drenthe uit de prehistorie – hunnebed begraafplaats vab Aäron - Hor begraafplaats van veroordeelden Gehenna begrafenis - beaarding, inhumatie, lawage, lijkdienst, lijkpracht, lijkstatie, sepeltuur, teraardebestelling, uitvaart begrafenisbidder – aanspreker, doorbidder, lijkbidder begrafenisdienaar aanspreker, aanzegger, doodbidder, doodgraver, huilebalk, kraai begrafeniskoets - lijkkoets, lijkwagen begrafenismaal – lijkfeest, lijkmaal begrafenisondernemer – lijkbezorger begrafenisplechtigheid – aboute, lijkdienst begraasde boter - grasboter begraven – beaarden, putten begraven zijn – liggen, rusten begraving – begrafenis, slootwerk begrensd – beknopt, bepaald, beperkt, bestek, circumscript, eindig, geborneerd, gelimiteerd, kort, limineel, limited, begrensd gebied – areaal, plek begrensd gebied van de hersenschors - area begrensd met heesters – heg begrensde ruimte – bestek, lokaal begrensde tijdsruimte - bestek, dag, eeuw, grens, greppel, jaar, limiet, limitatie, maand, omlijning, omrastering, periode, perk, sloot, termijn begrenzen afbakenen, afgrenzen, afpalen, beëindigen, bepalen, beperken, omlijnen, termineren begrenzing afpaling, grens, kader, limiet, omrastering, perk, restrictie, terminatie, vlak begrenzing van een vlak - omtrek begrepen - gesnapt begrijpelijk - bevoordelen, bevorderen, patroneren, verstaanbaar, wiedes begrijpen – aanpakken, bevatten, doorgronden, doorhebben, doorzien, indenken, inzien, snappen, vatten, verstaan, vatten, voelen, weten begrip apprehensie, beeld, benul, besef, betekenis, bevatting, comprehensie, concep(tie), denkbeeld, doorzicht, gedachte, gevoelo, gewaarwording, idee, inhoud, iontelligentie, inzicht, kluts, licht, nota, notie, oordeel, ratio, rede, sjoege, verstand, voorstelling, zin begrip hebben – kennen begrip hebbend - begrijpend begripsbepaling - definitie begrip tonend - begrijpend begrip uit bezettingsjaren - NSB begrip uit Chinese filosofie tao begrip uit de meetkunde - bol, cirkel, congruentie, cosinus, cotangens, driehoek, hoek, kegel, kubus, ruit, sinus, tangens, veelhoek, vierkant begrip uit scheikunde base, evenwichtsconstante, loog, reactie, zout, zuur begripsleer – ideologie begrip van een woord of zin – betekenis begrip van plicht - plichtsbesef begrippentaal – vakjargon begripsbepaling – definitie, omschrijving, verklaring begripsleer – ideologie, logica begripsomschrijving – definitie begripsverbinding – synthese begripsvermogen – intelligentie begripsverwarring – confusie begripsteken – ideogram begroeid - ruig begroeid duin - nol, nolle begroeid met haar behaard, harig, ruig begroeide akkergrens – reen, rein begroeien - bewassen begroeiing op bomen boommos begroeten ontvangen, salueren, saluut, toezwaaien, verwelkomen begroeting – complimentatie, groet, groetenis, salam, salutatie, salutatio, welkom begroeting als eerbewijs - eresaluut begroten – beramen, berekenen, evalueren, ramen, schatten, taxeren, vaststellen, verevenen, waarderen begroting beraming, budget, raming, schatting begunstigen bevoordelen, zegenen begunstiger – beschermer, bevorderaar, donateur begunstiging - donatie begunstiging van familie – nepotisme begrijpelijk – bevattelijk, concevabel, duidelijk, helder, intellighent, manipuleren, rationaal, rationeel, verklaarbaar begunstiger – beschermer, bevorderaar, cliënt, donateur, fautor, klant, maecenas, patroon begunstiger der kunst – mecenas begunstiger van een vereniging – beschermheer, donateur begunstiging van familie - neprotisme beha - bustehouder behaaglijk aangenaam, agreabel, bevallig, confortabel, echt, emmes, fijn, gemakkelijk, gemelijk, gezellig, knus, koket, lekker, leuk, mooi, plezierig, prettig, senang, tevreden, welgevallig behaaglijk aangenaam gezellig behaaglijk vertrouwd - knus behaaglijke rust en kalmte gemak behaaglijkheid - tierig behaagziek aanhalig, coquet, fijn, koket, ijdel behaagziek doen – miauderen behaagziek jong mens - adonis behaagzieke vrouw – cocette, pagadet,pronkster behaagzucht koketterie behaaglijke rust en kalmte - gemak behaalde punten – score, stand, uitslag behaard – begroeid, borstelig, harig, pileus, pilosus, ruig behaarde dierenhuid – pels, vacht behaarde huid – vacht behaarde schedelhuid - scalp behaarde vrucht - kiwi, kruisbes, perzik behaardheid - pilositeit behagen – aanstaan, bekoren, believen, bevallen, gelieven, genoegen, goeddunken, koketteren, monden, plezieren, vleien, welbehagen, welgevallen behakken - kanten behalen – presteren, winnen behalve behoudens, benevens, buiten, naast, ongerekend, ook, tenzij, uitgezonderd behandelen – aanpakken, afdoen, bejegenen, beoefenen, beschrijven, bespreken, bewerken, gebruiken, hanteren, manipuleren, trakteren, verzorgen behandelend geneeskundige - therapeut behandeling – aanpak, afdoening, arrangement, bejegening, hantering, manipulatie, omgang, therapie, verzorging behandeling met kunstnier – hemodialyse behandeling met salpeterzuur - nitreren behandeling met warme baden – thermotherapie behandeling met warme genegenheid – hartelijkheid behandeling tegen infectie - sterilisatie behandeling van verkrommingen orthopedie behandeling waarbij men waakt tegen microben – asepsis behandelingsstoel of instrumenten bij tandarts – unit behang – behangsel, muurbedekking, wandbekleding behangen – bedekken, bekleden, draperen, tapisseren behanger – tappisseerder, tapissier behangersartikel – borstel, kwast, linnen, plaktafel, plamuurstijfsel, tengeldoek, vladder behangersborstel vladder behangerslinnen tengeldoek behangsel – tapisserie behangselpapier – behang, meubelpapier, muurpapier, reliëfpapier, voetpapier beharing - haargroei behartigen – nalopen, verzorgen, waarnemen behartiging van zijn plicht – plichtsbetrachting behartiger van kunst - mecenas beheer administratie, beleid, bestel, bestuur, bewind, bewindvoering, gestie, gezag, heerschappij, leiding, management, prevaricatie, regering, regie, staatsbestel, toezicht, zorg beheerder – administrateur, beschikker, bestuurder, bewaker, bewindvoerder, curator, directeur, disponent, gerant, hoofd, houder, manager, opzichter, penningmeester, regent, regisseur, rentmeester, schatmeester, thesaurier, toezichthouder, trezorier, trustee beheerder (Duits) – Verwalter beheerder van Algiers - dei beheerder van boerderij halfer, pachter beheerder van de onderwereld – Hades bbeheerder van een apotheek – provisor beheerder van een archief – archivaris beheerder van een boedel – boedelberedderaar, curator, executeurtestamentair beheerder van een boekerij (bibliotheek) – bibliothecaris beheerder van een boerderij – halfer, pachter beheerder van een failissement – curator beheerder van een filiaal – agent, factoor, filiaalhouder, handelsagent beheerder van een hotel – gerant beheerder van een landgoed – meier, rentmeester beheerder van een museum – conservator beheerder van een plantentuin - hortulanus beheerder van een trust trustee beheerder van een wijnkelder keldermeester, sommelier beheerder van failiete boedel - curator beheerder van geldelijke zaken – administrateur, financier beheerder van gelden – financier beheerder van geld als onderpand – trustee beheerder van goederen en geld curator beheerder van kerkelijke goederen kerkrentmeester, kerkvoogd beheerder van land – baron, landvoogd, president beheerder van nalatenschappen - notaris beheerder van universiteit curator beheerder van wijnkelder - keldermeester beheersen - bedwingen, controleren, domineren, heersen, inhouden, kennen, kunnen, maitriseren, regeren beheerser gebieder, heer, meester, vorst beheerser der duisternis – duivel, lucifer, satan beheerser van Algiers (1600 - 1830) – dei beheersing – controlegreep, kalmte beheerst – bedaard, bedwongen, ingehouden, kalm, rustig, zeker beheerst door adel – feodaal beheerst veel talen - polyglot beheersdheid – kalmte, rust, zelfbeheersing beheksen – betoveren behekst – betjoend, betoverd behelpen – redden, stellen behelzen – bedwingen, bevatten, inhouden, impliceren. luiden, omvatten, vervatten behendig aardig, bedreven, bekwaam, gezwind, handig, klaar, listig vaardig, vlug behendig iets wegnemen – grissen, kapen behendigheid – bedrevenheid, dexteriteit, gewiekstheid handigheid, sofisme, vaardigheid, vlugheid behenolie - benolie, koringaolie behept onderhevig beheren - administreren, besturen, leiden beherend bestuurder - bewindhebber behoed - beschermd behoeden – behouden, beschermen, bewaken, bewaren, dekken, sauveren, vrijwaren behoeden tegen bederf – conserveren, verduurzamen behoeder – beschermerredder behoeder van de hellepoort - Cerberus behoeding – preservatie behoedmiddel – amulet, preservatief, sylacterion, voorbehoedsmiddel behoedzaam – angstvallig, bedachtzaam, omzichtig, spaarzaam, voorzichtig behoedzaamheid - bedachzaamheid, omzichtigheid, cirdumspectie, voorzichtigheid behoefte – aandrang, animo, armoe(de) drang, drijfveer, exigentie, gebrek, gemis, gevoeg, nadorst, nood, noodruft, noodzaak, onderhoud, penarie, tekort, verlangen, vraag behoefte aan drank – dorst, dorstig behoefte aan eten - honger behoeftig arm, armoedig, armelijk, armoedig, armzalig, brodeloos, haveloos, indigent, mager, misdeeld, miserabel, nooddruftig, noodlijdend, pover, schamel, sjofel behoeftige – arme, pauper behoeftige omstandigheden armoe, armoede behoeftigheid - armoede behoeftig mens – arme, bedelaar, schooier behoeven – eisen,hoeven, moeten,vereisen, vragen behoorlijk – aanzienlijk, betamelijk, billijk, bruikbaar, correct, decent, eigenzinnig, fair, fatsoenlijk, fiks, gemanierd, gepast, geschikt, goed, goedschiks, juist, kies, mak, net, netjes, nogal, oirbaar, oorbaar, ordentelijk, passend, raisonabel, rechtvaardig, redelijk, tamelijk, terecht, toonbaar, voegzaam, voldoende, vrij, vrijgoed, welgemanierd, welvoeglijk, zinnig, zozo behoorlijk georganiseerd - geregeld behoorlijk stevig - flink behoorlijke schikking - orde behoort aan een fiets - bel, rem behoort bij een snelle vliet - oever behoren betamen, dienen, eigendom, horen, luisteren, moeten, passen, voegen behoren moeten - dienen behorende bij – adequaat, annex behorende bij een intreerede van een hoogleraar - inaugureel behorend bij dezelfde xone – isozonaal behorende bij een inwijding - inaugureel behoren tot – ressorteren behorende tot – barok behorende tot afgescheiden kerkelijke groep – dolerende behorende tot de retorica - retorisch behorende tot een ander land - buitenlander behorend tot een groep - lid, element, groepslid behorende tot een kerkbemeenschap - kerkelijk behorende tot geestelijkheid klerikaal behorende tot Griekse of Romeinse oudheid klassiek behoren tot een notaris – notarieel behorende tot een sekte - sektarisch behorende tot een vreemd volk – allofiel behoren tot een zekere categorie - kenmerken behorende tot het middelste octaaf in onze toon – engestreepte behorende tot het midden – centraal behorende tot Indië - Indisch behorende tot niet blanke ras – indo, kleurling, mulat, neger behorende tot oude kunst - klassiek behoen oeten - dienen behoud – bewaring, conservatie, redding behouden behoeden, bewaren, conserveren, garderen, gered, gespaard, gezond, heelhuids, houden, onbeschadigd, ongedeerd, redden, safe, sauveren, zeker behoudend – conservatief, rechts, vasthoudend behoudens behalve, buiten, exclusief, mits, salma, voorbehouden, uitgenomen, uitgezonderd behoudens bekrachtiging - s.r. behoudens de eer s.h, (salvo honore) behoudens de verschuldigde eer – s.t. behoudenis - instandhouding, redding, safe behoudens de rekenfouten s.e.c., (salvo errore calculi) behoudens de titel s.t. (salvo tituto) behoudens eer en titel - shet behoudens gezind – conservatief behoudens goedkeuring – s.a. behoudens vergissingen e. e. (errore excepto) behoudens vergissingen en weglatingen s.e.e.o. (salvo errore et omissione) behoudens weglatingen s.o. (salvis, om issis) behouder - conservatief, redder behoudsman - conservatief behoudzucht consorvatisme behoudzuchtig consorvatief behuild - bekreten, betraand, nat behuizing - bungalow, flat, huis, villa, woning behuizing in het bos - hut behuizing van dieren - hok, hol,kooi, kot, leger, mand, nest, ren, stal, voliere behuizing van kampeerder – tent behuizing van reiziger – hotel behuizing van reptielen – terrarium behuizing van soldaten – barak, kamp behuizing van vee – hok, hol, kot, leger, nest, ren, stal, til, volière behuizing van vogels - nest, ren, til, volière behulpelijk – armoedig, armzalig, schamel behulpzaam - attent, dienend, dienstvaardig, gedienstig, hulpvaardig, vriendelijk behulpzaamheid – gedienstig, hulpvaardig behulpzaam zijn dienen, helpen behuwd - aangetrouwd behuwdbroeder zwager behuwdvader schoonvader bei - bes beiaard carillon, klokkenspel, schelleboom beiaardier - carillonnist, klokkenist beiaarddrager - beiaardier beide – allebei, samen beiden - allebei, beiden, tweetal , vertoeven, wachten beiderzijds – bilateraal, wederzijds beier - aalbes, kruisbes beierd - gelagkamer beieren – kleppen, klingelen, luiden, schommelen, slingeren, zwaaien Beieren - Bavaria Beieren, deel van - Franken(land), Schwaben Beieren, hoofdstad van - Munchen Beierse politieke partij - C.S.U. Beieren politicus - Straus beignet - appelgebak beijveren - streven beïnvloeden – bewerken, influenceren, manipuleren, suggestie beïnvloedend – suggestief beïnvloeding – bewerking, influentie, manipulatie beisje - dubbeltje beitel – draaibeitel, guts, fermoor, hakbeitel, hakijzer, kloofbeitel, koubeitel, snikkenbeitel, steekbeitel beiteleg - kruimelaar beitelen – hakken, houwen beitel, deel van een - arend, blad, borst, hals, hecht, heft, houder, kraag, snede, vouw beitel, met een - afhakken, bikken beitel, holle - guds, guts beitel, soort - burijn beitelkunst - beeldhouwkunst beits - verf bejaard – bedaagd, hoogbedaagd, oud bejaarde - oude bejaardengeneeskunde – geriatrie bejaardentehuis – bejaardenoord, besjeshuis, hofje bejaarde gezelschapsdame - duenne bejaard iemand – grijsaard, ouderling, oudje bejag - winststreven bejammeren betreuren bejegenen behandelen bejegening – dreiging, onthaal bejubelen - toejuichen bek – babbel, klep, mond, muil, neb, smoel, snater, snavel, sneb, snuit, tater, waffel bekaaid - beduusd, misdeeld, slecht, verlegen bekaf – afgemat, doodmoe, doodop, op, uitgeput, uitgeteld bekakt – aanstellerig, arrogant, gemaakt, houterig, stadhuisachtig, stijf bekampen bestrijden, bevechten bekant – bijkans, bijna, haast, ongeveer, vrijwel, zowat bekeerde moor in Spanje – morisco, morisk bekeerder – apostel, geloofsbode, prediker, verkondiger bekeerling convertiet, renegaat, neofiet, proseliet bekeken – afgelopen, gezien bekend befaamd, beroemd, berucht, bewust, gekend, kenbaar, gerenommeerd, kenbaar, kennelijk, notoir, openbaar, publiek, ruchtbaar, vermaard, vertrouwd bekend architect Oud, Dudok., Vriend, Berlage, Corbusier bekend beeldhouwer – Asndriessen, Brancussie, Greco, Michelangelo, Moore, Picasso, Rodin, Zadkine bekend borduurster – Bloch, Mier Dreesman bekend comité - N.O.C. bekend componist – Bach, Beethoven, Chopin, Franck, Grieg, Händel, Mozart, Ravel, Wagner bekend congrescentrum – RAI bekend dal in Duitsland – Neanderdal bekend dichter – Boutens, Dante, Goethe, Hooft, Vondel bekend Engels admiraal - Nelson bekend Engels stadje – Cambridge, Eton, Oxford, Stratford bekend epos – Aeneïde, Aeneïs, ilias, Odyssee bekend door oliebronnen - Bakoe bekend feit – gegeven bekend filmacteur – Brando, Burton, Chaplin, Hoffman, Piccolo, Sinatra, Wayne bekend Frans schrijver - Verne bekend Italiaans geslacht Este, Forza, Borgia, Medici bekend gebouw RAI, Tower, Eifeltoren, Ridderzaal bekend gebouw in Londen – Towe bekend gebouw in Parijs – Eiffeltoren bekend grbouw in Rome – Colosseum bekend heldendicht – Ilias bekend Italiaans geslacht – Borgia, Este, Forza, Medici bekend Italiaans sterrenkundige - Galilei bekend koekje - sprits bekend maken aankondigen, adverteren, annonceren bekend marionettentoneel te Antwerpen - Poesjenellenkelder bekend Nederlands kasteel - Loevestein bekend Noors schrijver - Ibsen bekend oeroud gebied in Italië - Etruria bekend om ongunstige eigenschap - berucht bekend onderdeel van een uurwerk - echappement bekend operafiguur – Aïda, Carmen, Figaro bekend persbureau - Aneta, A.N.P., Reuter, Tass bekend plein in Wenen – Prater bekend redenaar – Brugman, Cicero bekend roofdier – beer, leeuw, panter, tijger bekend sagenboek Edda bekend schaaldier – oester bekend schaker – Botwinnik, Larsen, Reshevsky, Reti, Smislow, Spassty bekend schilder – Giotto, Picasso, Potter bekend soort haven – petkuserhaven bekend station - C.S. bekend type zeilboot - B. M. bekend uit een kinderrijmpje - dei bekend verondersteld – gegeven bekend verteller van moppen - Tailleur bekend zijn met – kennen, weten bekend zijn met iets - kenner bekende connectie, kennis, relatie, vriend bekende architect – Corbusier, Berlage, Dudok, Hertzberger, Oud, Vriend bekende badplaats – Domburg, Ems, Bergen, Brighton, Katwijk, Nice, Noordwijk, Ostende, Scheveningen, Spa, Zandvoort bekende dammer – Andreiko, Sybrands, Wiersma bekende diamant Betty, Braganza, Cullinan, Excelsior, Hope, Jonker. Jubilee, Kohinoor, Nassak, Orloff, Regent, Sancy, Victoria Bekende dichter - Dante, Goethe, Hooft bekende Engelse ridderorde kousenband bekende feiten data, gegevens bekende filmactrice – Bardot, Cardinale, Day, Deneuve, Fonda, Monroe, Taylor bekende filmregisseur – Antonioni, Bunuel, Lellini, Godard, Hitchcock, Malle, Pasolini, Polanski bekende herdruk van een kookboek - aaltje bekende Italiaanse sterrenkundige – Galilei bekende Italiaanse zangeres - Callas bekende motorraces T.T. bekende naam bij Zwolle - Katerveer bekende oorlogsuitvinding – atoombom, radar bekende Oostenrijkse zanger - Tauber bekende opera Aida, Carmen, Faust, Fidelio, Lohengrin, Oberon, Othello, Parsifal, Rigoletto, Tannhauser, Tosca, Zauberflote bekende operafiguur Aida; Carmen, Figaro bekend pedagoog - Fröbel bekende planeet aarde, Jupiter, Mars, Mercurius, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus bekende profeet Amos, Elia, Ezechiël, Daniel, Habakuk, Hosea, Jesaja, Jeremia, Joël,Jona, Micha, Nahum, Obadja bekende sageverzameling Edda bekende schaker Aljechin, Botwinnik, Donner, Euwe, Fischer, Larson, Petrosian Tal bekende schilder – Albrecht, Appel, Bosch, Degas, Durer, Goya, Hals, Holbein, Holstein, Manet, Maris, Miro, Monet, Picasso, Potter, Rembrandt, Renoir, Rubens, Steen, Titiaan, Vermeer bekende schrijver (dichter) Andersen, Bocaccio, Balzac, Byron, Cervantes, Dante, Dickens, Dumas, Goethe, Heine, Hooft, Homerus, Ibsen, May, Molière, Poe, Racine, Rostand, Shakespeare, Sinclair, Strindberg, Tagore, Tolstoi, Twain, Verne, Vondel, Voltaire, Zola bekende spaarpot - varken bekende vaarweg bij Denemarken Sont bekende vaarweg bij Turkije Bosporus bekende vaarweg in Midden Oosten Suezkanaal bekende vaarweg tussen Noord en Zuid Amerika Panamakanaal bekende voetbalclub - Ajax, AZ, Feyenoord, PSV, Roda-JC bekende vogel – spreeuw, zwaluw bekende volksleider – mao, Tito bekende vrucht - aardbei bekende zevis - kabeljouw bekende Zweed Nobel, Hamarskjold bekendheid – beroemdheid, celebriteit, ervaring, faam, kennis, naam, notoriteit, openbaarheid, publiciteit, reputatie, roem, roep, ruchtbaarheid, vermaardheid, wetenschap bekendmaken – aandienen, aanklagen, aankondigen, aanzeggen, adverteren, afkondigen, annonceren, berichten, meedelen, melden, openbaren, opgeven, uitroepen bekendmaking aankondiging, aanwijzing, aanzegging, advertentie, afkondiging, annonce(ring), bekendgeving, bericht, boodschap, dagorder, declaratie, edict, kennisgeving, manifest, mare, mededeling, naricht, notificatie, openbaring, oproeping, order, plakkaat, proclamatie, publicatie, tijding, verkondigen bekendmaking aan de verliezende - betekening bekendmaking in het leger dagorder bekend met verstand - kennis bekennen – avoueren, belijden, bemerken, bespeuren, biechten, doorslaan, erkennen, naderen, omslaan, opbiechten, toegeven, uitkomen bekentenis belijdenis, biecht, erkenning, confessie, confiteor bekentenis van schuld - biecht, confessie, schuldbelijdenis beker bokaal, cup, kelk, kom, kop, kroes, mok, nap, pint, poculum, roemer beker van een blaasinstrument - pavillon beker zonder voet tumbler bekeren – dopen, kerstenen, ompraten, overhalen, poculeren bekeren tot het christendom – evangeliseren bekerglas zonder voet – tumbler bekering – berouw, inkeer, kerstening, metanoia bekeringsijver – proselitisme beker(korst)mos – cladopnia, rendiermos bekerkraakbeentjes – arykraakbeentjes bekerkwal – stauromedusa bekerpaddestoel – bekerzwam, judasoor bekerplant - nepenthes bekertje – napje bekervormig - vaasvormig bekervrucht - besanjelier bekerwedstrijd – cupfinale, cupmatch, cupwedstrijd, Europacup bekerzwam – judasoor bekeurder - verbalisant bekeuren –beboeten, calangeren, opmaken, proces, verbaal, verbaliseren bekeuren van belastingontduikers - calangeren bekeuring ban,boete, bon, calange, geldstraf, proces(verbaal) bekeuring voor belastingontduiking – calange bekisting – beplanking, kistwerk, mal, schotwerk bekje – meisje, mondje bekijken – aanschouwen, aanstaren, aanzien, beoordelen bewonderen, bezichtigen, gadeslaan, bezien,monsteren, opnemen, opserveren, waarnemen bekijks - aandacht bekijven - berispen bekken – afbekken, bassin, cimbaal, fontein, gong, holte, kom, kijven, laagte, lichaamsdeel, monden, pelvis, schaal, scheerbekken, schotel, slaginstrument, smaken, snauwen, stroomgebied, vechten bekken(It.) - cinelli bekken, deel van het - darmbeen, heiligbeen, heupgewricht, heupkom, promontorium, schaambeen, staartbeen, zitbeen bekkeneel doodshoofd, hersenpan bekkeneelberg – Golgotha bekkeneelnaad – schedelnaald bekkenmeter - pelvimeter bekkenmeting - pelvimetrie bekkenist – bekkenslager bekkens (It.) - piatti bekkenslager - bakkenist, omroeper bekkentrekken - grijnzen bekken waarin water wordt verzameld – spaarbekken bekkig - brutaal beklaagde - beschuldigde, betichte verdachte beklaaglijk - jammerenswaardig bekladden – aantasten, barbouilleren, belasteren, bemorsen, besmeren, besmeuren, bevlekken, bevuilen, bezoedelen, denigreren, zwartmaken bekladder – kwaadspreker, roddelaar beklag klacht, reclamatie, reclame beklagen – aanklagen, beschuldigen, weeklagen beklagenswaardig armzalig, bedroevend, deernis, deerniswekkend, deerniswaardig, droevig, ellendig, erbarmelijk, jammerlijk, hartbrekend, hartverscheurend, lamentabel, stumperig, triest, treurig, zielig beklagenswaardig mens – stakker beklagenswaardig persoon - stumper beklagenswaardige arme, stakker, stumperd, zielenpoot beklag indienen – klagen, reclameren beklaging – klacht beklanten – achalanderen beklanting – cliëntèle, klandizie beklauteren beklimmen bekleden bedekken, beschieten, beschoeien, bestaan, bezetten, innemen, omkleden, overdekken, overtrekken, stofferen, voeren, vullen bekleden met een dunne laag riet over panlatten - lateren bekleding – bedekking, beslag, deklaag, omhulsel, stoffage, stoffering, tapisserie bekleding van boom bast, schors bekledingsbuis - boorbuis, casing bekledingsmuur - grondkeermuur bekledingsstof – gobelin, leer, skai, trijp bekleed – gestoffeerd, omgeven, omhuld, bekleedsel – behangsel, beschot, hama, schot bekleedsel van de huid – integument bekleedsel van een oeverwal – plating bekleedsel van stoelen - trijp bekleedsel van wanden behang, betimmering, granol, schrootjes, tapisserie, tegel bekleding voor meubelen – trijp beklemd bang, beangst, bedrukt, benauwd, benepen, bevreemd, bevreesd, bezet, gedrongen, knel, nauw, vast, vastgeklemd, vastgeknepen beklemde breuk - hernia beklemmend - benauwend beklemmen - benauwen, prangen beklemming – angst, angustatie, benauwdheid, benauwing, druk, klem, knel, (op)pressie beklemtonen accentueren, benadrukken beklemtoning accentuatie, accentuatie, accentuering, emfase, nadruk beklemtoonde lettergreep – arsis beklimmen – bestijgen, opklauteren beklimming met ladder – bestorming, escalatie beklinken - bezegelen beklijven gedijen beklonken - afgevallen, vermagerd, vast bekloppen – betasten, palperen, palpeteren, percuteren beklopping – betasting, palpatie(geneesk), palpitatie bekneld – beklemd, benauwd, vast, vastgeklemd beknellen – beangstigen, benauwen, drukken beknelling - knijp beknibbelaar – afdinger, dinger, pingelaar beknibbelen afdingen (op), bekorten, bezuinigen, tornen beknopt – begrensd, beperkt, bondig, compendieus, concies, klein, kort, samengevat, summair, summarisch, summier, succint, synoptisch, verkort beknopt en zakelijk – bondig beknoptheid - concisie beknopt herhalen – resumeren, samenvatten beknopt overzicht – compendium, resumé. excerpt, uittreksel beknopte inhoudsopgave van oorkonde - regest beknopte dictionaire handwoordenboek beknopte handleiding gids, leidraad, vademecum beknopte herhaling – resumé, samenvatting beknopte samenvatting – excerptcummarium beknot – beperkt beknotten – bekorten, beperken, fnuiken, inperken, verkleinen bekoelen – afkoelen, afnemen, bedaren, verminderen, verwijderen bek of kwebbel - mond bekokstoven – bekonkelen bekomen – erlangen, herademen, krijgen, ontvangen, verkrijgen, verwerven bekommerd – bedrukt, bezorgd, ongerust, zorgelijk bekommerd zijn - vrezen bekommering – angst, bekommernis, bezordheid, kommer, ongerustheid, onrust, preoccupatiew, zorg bekommernis - onrust, zorg bekomst verzadiging bekonkelen - bekokstoven bekoorlijk – aanbiddelijk, aanlokkend, aanlokkelijk, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, ardig, bevallig, charmant, delicieus, genoeglijk, gracieus, innemend, leuk, lief, lief(e)lijk, lieftallig, minnelijk, mooi, nogal, prettig, riant, schoon, snoeperig, verlokkelijk behoorlijk oord Dorado, elim, Elysee, Elyseum, lusthof, paradijs bekoorlijk tafereeltje idylle bekoorlijk uitziende - riant bekoorlijk verleidster – Circe, Lorelei, sirene, bekoorlijke eigenschap - charme bekoorlijkheid charme, gratie bekoorster – verleidster, verlokster bekopen – betalen, boeten, ontgelden bekoren – aanlokken, aantrekken, behagen, bevallen, chanteren, charmeren, enchanteren, innemen, lokken, tenteren, verlakken, verleiden, verlokken, verzoeken bekoring - aantrekking, ban, betovering, temptatie, verleiding, verzoeking bekorten – afkorten, afsnijden, afzagen, beperken, inkrimpen, inperken, kortermaken bekorting – aanmerking, beknotting, restrictie bekostigen – betalen bekrachten - bezegelen bekrachtigen – affirmeren, bevestigen, bezegelen, confirmeren, homologeren, promulgeren, ratificeren, sanctioneren, staren, staven, versterken, verzekeren, wettigen bekrachtigend – bevestigend, canfirmatief bekrachtiging affirmatie, bevestiging, bezegeling, corroboratie, goedkeuring, homologatie, obsignatie, promulgatie, ratificatie, ratihabitiesanctie, staving, wettiging bekrachtiging door een eed –beëdiging bekrachtiging van een document – overeenkomst, ratificatie, verdrag bekrachtiging van een pauselijk stuk door een regering – placet bekrachtiging van een pauselijke afkondiging door een regering - exequatur bekrimpen – besnoeien, bezuinigen bekritiseren – afkammen, beoordelen bekrompen armelijk, armhartig, (be)nauw(d), begrensd, benepen, beperkt, burgerlijk, dom, duf, eenzijdig, eng, enggeestig, enghartig, geborneerd, halsstarrig,huisbakken, karig, keutelig, klef, kleinburgerlijk, kleingeestig, kleinhartig, kleinmoedig, kleinsteeds, klein(zielig), kortzichtig, krap, krenterig, krap, maltentig, mesquin, nauw, pietluttig, provinciaals, saai, schriel, smal, steil, vernepen bekrompen burgerlijk iemand – filister, krent, krentenbakker bekrompen van geest – anghartig bekrompen van verstand – geborneerd bekrompenheid – beperktheid, engte, exiguiteit, kleingeestigheid, kortzichtigheid bekrompen wijsheid - dom bekronen – primeren, vervolmaken, voltooien bekroning prijs bekroning (bouwkundig) – kapiteel bekroond dichter – laureaat, schilder, schrijver bekroond kunstenaar – laureaat bekrijten - bewenen bek van een muis - snuit bekvechten - bestrijden, diskuteren, kiften, kijven, moelvechten, redetwisten, ruziën, twisten bekwaam abel, afgericht, ambidexyer, bedreven, behendig, bruikbaar, bijdehand, capabel, competent, deskundig, doorkneed, eminent, ervaren, geleerd, geroutineerd, geschikt, geschoold, goed, getraind, habiel, handig, handvaardig, knap, kundig, kunstvaardig, nuchter, onderlegd, ondernemen, ondervinden, bekwaam genoeg voor - berelend bekwaamheid – aanleg, bedrevenheid, capaciteit, ervarenheid, geoefendheidm geschiktheid, habiliteit, kunde, kundigheid, kundigheid, kunst, routine, talent, vaardigheid, vakkundig, vermogen bekwaamheids bewijs – brevet, diploma, oorkonde bekwaan kunstenaar - Prometeus bekwaam maken – studeren, oefenen bekwaam mens - deskundig bekwamen – oefenen, studeren bekwaming - studie bekijken – bezien, beschouwen, gadeslaan, lorgneren bekijven - berispen bekziekte pip bel blaasje, bloemtros, bobbel, gong, klok, knop, oorhanger, schel, zoemer belaagster – vijandin belabben - belasteren belabberd akelig, beroerd, ellendig, eng, lam, miserabel, naar, ontdaan, rottig, slecht, vervelend belabben - belasteren, kwaadspreken belachelijk – abderitisch, absurd, bespottelijk, bezopen, derisoir, dwaas, gek, grappig, idioot, kolderiek, krankzinnig, lachwekkend, onnozel, onzinnig, potsierkijk, ridicuul belachelijk iets – bespotting, klucht, paskwil belachelijk maken (be)spotten, honen, ironiseren, ridiculiseren, persifleren belachelijk mens – hansworst, risèe belachelijke imitatie – parodie belachelijke overdrijving - persiflage beladen – belast(en), bepakken, bezwaard, bezwaren, laden belagen – aanranden, aanvallen, bedreigen, overvallen belager – aanrander, aanvaller, achtervolger, bedreiger, overvaller, vervolger, vijand belanden – neerkomen, stranden, terechtkomen, verzeilen belang – aangelegenheid, baat, betekenis, ernst, gewicht, gewin, importantie, inhoud, interesse, nut, omvang, participatie, profijt, portee, voordeel, waarde, zaak, zin belangeloos – gratis, kosteloos, onbaatzuchtig, vrijwillig belangeloosheid – altruïsme, onbaatzuchtigheid, onzelfzuchtigheid belangende - aangaande, betreffende belangengemeenschap - kongsi, solidairiteit, trust belanghebbend - betrokken, gegadigd belanghebbende – belangstellende, gegadigde, geïnteresseerde, interessant belangrijk – aanmerkelijk, aanzienlijk, beduidend, geding, gewichtig, groot, notabel, veel, verhevèn, voornaam, waardevol, wichtig, zwaarwegend belangrijk gedeelte van een orkest - slagwerk belangrijk landbouwproduct - graan belangrijk papier bul, diploma, document, rapport, tentamenbriefje belangrijk persoon bij wedstrijden - starter belangrijk persoon VIP belangrijk stuk bij het schaakspel - dame belangrijke belangrijke gebeurtenis – evenement, mijlpaal operaster - primadonna belangrijke rechthoek bij voetbal - doel belangrijke staat in Zuid-Amerika - Chili belangrijke uitvinding uit de 15e eeuw - boekdrukkunst belangrijke verandering - doorbraak belangrijke voedingsstof - eiwit, vet belangrijke wedstrijd – klassieker, topper belangrijkheid – aanwezigheid, betekenis, gewichtigheid, importantie, interesse, ponderositeit, portee, prioriteit, strekking, urgentie, voorrang, zwaarwichtigheid belangrijkste – hoofdzaak belangrijkste deel – glanspunt, hoofdpunt, kern, zwaartepunt belangstellende – gegadigde, geïnteresseerde belangstelling aandacht,deelneming, gading, interesse, liefhebberij, meeleven, narcisme, belangstelling koesteren voor – liefhebben belangstelling trachten op te wekken - aanbevelen belangstelling verdienend - belangstellend, interessant belangstelling voor iemand – aanbevelen belangstelling wekken - interesseren belangwekkend boeiend, curieus, interessant, spannend belangzucht - eigenbaat belast – beladen, bezwaard belast met de uitvoering – regisseur belasten – (be)laden, bepakken, bevrachten, bezwaren, debiteren, onereren belasteren – aantasten, bekladden, bekletsen. belabben, belakken, beledigen, beroddelen, bezwadderen, calumniëren, diffameren, kwaadspreken, schandaliseren belastering – denigratie, laster, roddel belasting aanslag, accijns, bezetting, B.T.W., census, cijns, douanerecht, druk, effectenbelasting, fiscus, gemeentebelasting, grondbelasting, honderbelasting, inkomstenbelasting invoerrecht, last, leges, loonbelasting, octrooirecht, omslag, omzetbebasting, precario, recht, rijksbelasting, schatting, straatbelasting, taks, tiend, tol, tribuut, uitvoerrecht, vennootschapsbelasting, vermogensbelasting,zegelrecht belasting-aanslagregister - kohier belastingambtenaar – betaalmeester, beurder, commies, douanebeambte, douanier, gaarder, grensbewaker, grenswachter, inspecteur, keurmeester, kommies, ontvanger, peiler, percepteur, publikaan, roeier, rijksontvanger, tolbaas, tolbeambte, tolkommies, tollenaar, verificateur, verificateur, visiteur, ijker, zetter belastingbandje – banderol belastingbetaler - schatplichtige belastingbiljet - aanslag, broodbrief belastingdienst - fiscus belastingen – bezwaren, onera belastinginner (hist) – belastinggaarder, tollenaar belastingheffer fiscus belastingontduiker – defraudant belastingontvanger - percepteur belasting op gebruik van een weg – tol belastingpenning – hondepenning belastingrecht – fiscaal, fiskaal belastingrechter - accijnsrechter belastingregister - aanslagrgister, kohier belastingterm aanslag belasting toegevoegde waarde – B.T.W. belasting vrij – onbelast belatafeld - gek, idioot, mal belatafelen – beduvelen belazerd – bedonderd, bedroevend, belabberd, beroerd, betoeterd, ellendig, mal, miserabel, vervelend belazeren – bedotten, bedriegen, beetnemen belboei – signaalboei belboom – abeel belbuis – waterpas belder – bolder, brileend belderom - gildos, slachtbeest beldrukker - belknop beledigd – belasterd, beschadigd, gechoqueerd, geformaliseerd, gegriefd, gehoond, gekrenkt, gekwetst, geraakt, gesmaad, lichtgeraakt beledigd tonen - kwalijk beledigde - gelaedeerde beledigen - affronteren, beschimpen, bespotten, blesseren, grieven, hekelen, honen, krenken, kwetsen, lasteren, offenderen, onteren, prikken, schanden, smaden, smalen, steken, toucheren, vernederen, uitschakelen, verguizen, vernederen, wonden beledigend – gegriefd, grievend, honend, krenkend, kwetsend, smadelijk, smadend beledigende spot – schimp beledigende spotternij – smaadrede, spotternij beledigende toespeling - insinuatie belediging – afbreuk, affront, blessuur, grief, grieving, hoon, injurie, insult, insultatie, krenking, kwetsing, offensie, outrage, schimp(scheut), smaad, stoornis, vernedering beleefd – behoorlijk, beschaafd, civiel, correct, elegant, galant, gehoorzaam, heus, hoffelijk, hoofs, hups, net, netjes, obligant, opgewekt, oppassend, poliet, urdaan, voorkomend, welgemanierd, wellevend, vormelijk, wellevend beleefdheid egard beleefdheidsbetuiging – achting, buiging, compliment, eerbetoon, eerbewijs, egard, groet, kniebuiging, knieval, revérence, reverentie beleefdheidsformule - geacht beleefdheidsfrase alsjeblieft, a.u.b., s.v.p. beleefdheidsregels – etiketten beleefdheidstitel in Engeland - esquire beleenbank - lommerd, pandjeshuis beleerd – afgericht,gedresseerd beleg belegering, blokkade, insluiting, omsingeling belegd geld deposito belegen oud belegeraar - aanvaller belegeren – aanvallen, omsingelen belegering beleg, bezetting, blokkade, insluiting, omsingeling belegeringswerktuig – kanon, katapult, mangel, ram, vuurmond beleggen bedekken, bijeenroepen, seizen, vastsjorren beleggen in een onderneming - investeren belegger – financier, geldschieter belegging van geld – investering beleggingsklamp - kikker beleghout – fineer, karvielnagel, kruisklamp belegsel – agrement, beslag, boordsel, chenille, galon, garnituur, passement, tres belegstuk – bewijsstuk, karvielnagel, klamp, kruisklamp, onderlaag, oplegstuk belegsel passement beleid – bedachtzaamheid, beheer, behoedzaamheid, beraad, bestuur, doorzicht, omzichtigheid, overleg, politie, prudentie, strategie, tact, takt, tactiek beleidvol – bedachtzaam, omzichtig belemmerd – gegeneerd, gehandicapt, geremd belemmerd in ademhaling benauwd belemmerd in zijn uiting geremd belemmeren beletten, benadelen, dwarsbomen, handicappen, hinderen, hindernis, imprediëren, obstrueren, ophouden, remmen, retarderen, storen, stremmen, tegenhouden, verhinderen, verstoren, vertragen, voorkomen, weerstaan belemmerend – hinderlijk, lastig, storend belemmerend omhulsel - keurs belemmering – belet(sel), blokkade, embarras, encombrement, handicap, haperen, hindernis, hindering, hinderpaal, horde, impediment, molest, obstakel, overlast, rem, remming, slagboom, stoornis, storing, struikelblok, tegenstand, verhindering, versperring, weerstand belemmering der geestvermogens – verbijstering belemmering van bloedtoevoer - infarct belemmering van scheepvaart plaat, wrak, zandbank belemmering van vrije meningsuiting - censuur belemmering voor het verkeer barricade, slag(boom), spoorboom, tol belemmering voor voertuigen – wegversperring belemniet – donderbeitel, duivelskegel, duivelsvinger, heksenvinger, pijlsteen, vingersteen belenden – grenzen, palen belendend – aangelegen,aangrenzend, aanpalend, adjacent, naastgelegen, naburig belendende aanhorigheden – appendentiën, dependentiën belending – aangrenzing, contiguïteit belenen – verpanden belening – hypotheek, verpanding beleningschuldige bij onroerend goed - hypotheekgever beleren – africhten, leraren, leren, onderrichten, onderwijzen, opleiden belet – belemmering, rem, verhindering beletsel – belemmering, bezwaar, empechement, hinder(nis), hinderpaal, inpediment, klip, obstakel, rem, scheidsmuur, staketsel, stoornis, struikelblok, verhindering, verlet beletten – afhouden, afwenden, belemmeren, deren, inhiberen, letten, schutten, storen, stuiten, tegenhouden, terughouden, verbieden, verhinderen, verhoeden, verstoren, verijdelen, voorkomen, weerhouden beletten te spelen – obstructie beletten te spreken - muilkorven beleven doorbrengen, doormaken, ervaren, meemaken, ondergaan, ondervinden belevenis avontuur, beleving, emotie, ervaring, lotgeval, ondervinding, sensatie belevenis tijdens slapen - dromen beleving - ervaring belezen – bezweren, overreden belezen van een duivel – bannen, exorceren, uitdrijven belezene – geleerde belezenheid - lectuur belezer - bezweerder, duivelbanner belezing – bezwering Belgen Vlamingen, Walen, Waloniërs België, Nederland en Luxemburg - Benelux belgeluid - tingeling België, stad in - zie Belgische stad België, streek in - Fagne Belgisch bergland – Ardennen Belgisch bier – seef Belgisch biljarter – Ceulemans Belgisch musicus – Radoux Belgisch staatsman – Malon, Peereboom, Schoolaert, Spaak, Trooz, Renkin, Rogier, Vandervelde Belgisch sterrenkundige – Plateau Belgisch staatsman – Malon, Peereboom, Schoolaert, Spaak, Trooz, Renkin, Rogier, Vandervelde Belgisch sterrenkundige – Plateau Belgisch volkslied - Brabançonne Belgisch woord voor adres woonzit Belgisch woord voor binnenplaats koor Belgisch woord voor gelagkamer verbruikzaal Belgisch woord voor fietsenstalling velorust Belgisch woord voor identiteitsbewijs eenzelvigheidskaart Belgisch woord voor reinigen - kuisen Belgisch woord voor tramhalte stilstand Belgische architect (bouwmeester) - 4 Poot, Suys 5 Balat, Braem, Dewir, Geefs, Grard, Horta, Hoste, Minne, Payeu 6 Bastin, Blomme, Cantré, Faiken, Faulte, Floris, Hankar, Hesius, Ledoux, Roulin, Stijnen 7 Bonduel, Devigne, Dillens, Guimard, Meunier, Simonis, Winders 8 Aquillon, Brunfaut, Eggericx, Huyssens, Montoyer, Poelaert 9 Appelmans, Bourgeois, Coeberger, Faid`Herbe 10 Anneessens, Dessauvage, Godecharle Belgische auteur – Claus, Gijsen, Raes, Ruyslinck, Streuvels, Vandeloo Belgische badplaats Blankenberge, Bredene, Heist, Knokke, Koksijde, Oostende, Spa Belgische beeldhouwer - 4 Bury, Meyt, Mone, Pans, Poot 5 Aebly. Dries, Dupon, Geefs, Grard, Minne, Vonck 6 Borman, Caille, Cantré, Colijns, D´Haese, Hanrez, Kreitz, Leplae, Macken, Puvrez, Roulin, Verlee 7 Bonduel, Delcour, Delvaux, Devigne, Gentils, Ghysels, Holmens, Jespers, Gentils, Ghysels, Holmens, Jespers, Kerricx, Meunier, Permeke, Verjans, Wouters 8 Anthoons, Boulogne, Courtois, Lambeaux, Quellieu, Rombeaux, Rousseau 9 Dubroeucq, Duquesnoy, Faid-Herba, uellinus, Strebelle, Willequet 10 Dervichian, Godecharle, Verbruggen Belgische biersoort – duvel, faro, lambiek, postel, seef Belgische chansonnier Brel Belgische bevolkingsgroep - Vlamen, Walen Belgische dichter – Nahon, Gezelle Belgische grensplaats Essen, Eysden, Hamont, Kanne, Kessenich, Neerharen, Poppel,Wuustwezol, Zelzate Belgische gehucht met Kunstmatige waterval Coo Belgische grensplaats – Essen, Eysden, Hamont, Kanne, Kessenrich, Koewacht, Neerharen, Overslag, Poppel, Ternaaien, Veldwezel, Wuustwezel, Zelzate Belgische industrieplaats - Luik Belgische kiezelzandsten – gres Belgische kloosterzuster - maseur Belgische koning Boudewijn, Leopold Belgische koningin Astrid, Fabiola Belgische krant – Gazet Belgische kunstmatige waterval - Coo Belgische luchtvaartmaatschappij Sabena Belgische munt - belga, centiem, centime Belgische musicus - 4 Gorr, Miry, Poot 5 Absil, Brehy, Denijn, Dufay, Fetis, Hamal, Isaac, Lekeu, Louel, Rasse, Tinel, Ysaye 6 Albert, Benoit, Blockx, Brumel, Cornet, Fiocco, Franck, Gilson, Gossec, Gretry, Grisar, Jongen, Legley, Quinet, Radoux, Schmit, Vreuls 7 Bayens, Bernier, Broeckx, Busnois, Candael, Ciconia, Compère, Delvaaux, Duvosel, Gevaert, Gombert, Josquin, Lemmens, Marsick, Obrecht, Peeters, Waelput, Wambach 8 Agricola, Alpaerts, Binchois, Brassart, Defossez, Devreese, Grumiaux, Keurvels, Loeillet, Lunssens, Mesdagh, Ockeghem, P elemans, Veremans 9 Antheneus, Meulemans 10 Froidebise, Mortelmans, Sternefeld 11 Chevreuille, Hullebroeck Belgische omroep BRT, NSR, RTB Belgische plaats zie: plaats in België Belgische patat - patros Belgische platteschotel moniteur Belgische politicus - Eyskens, Huysmans, Spaak Belgische prinses Paola Belgische provincie 4 Luik 5 Liège, Namen, Namur 7 Brabant, Hainaut, Limburg 9 Antwerpen, Luxemburg 10 Henegouwen, Luxembourg, Vlaanderen Belgisch(e) rivier(tje) 4 Amel, Dyle, Gabe, Geer, Gete, Hene, Herk, Leie, Maas, Nete, Salm, IJzer 5 Demer, Durme, Helle, Jeker, Lesse, Meuse 6 Dender, Hoëgne, Lhomme, Ourthe, Sambre 7 Amblève, Gileppe, Hoyoux, Schelde 8 Hermeton Belgische schilder(es) - 3 Art, Cox, Fijt 4 Boel, Bril, Cocq, Lens, Leys, Moro, 5 Artan, Artot, Bouts, Claus, David, Ensor, Fabry, Minne, Navez, Peire, Vinck 6 Benson, Bonnet, Campin, Coxcie, Dasnoy, Dudant, Gassel, Mesens, Metsijs, Oleffe, Rubens, Tytgat, Verlat, Verwee, Vogels, Vrancx, Wiertz 7 Aertsen, Brouwer, Breugel, Delvaux, Gallait Garemijn, Jespers, Landuyt, Lombard, Malfait, Memlinc, Meunier, Mortier, Permeke, Pourbus, Provost, Seghers, Servaes, Sneyers, Snijders. Stevens, Teniers, Wappers, Wolvens 8 Badseleer, Blondeel, Defrance, Flemalle, Gossaert, Horemans, Jordaens, Laermans, Magritte, Odevaere, Patinier, Quelliieu, Rombouts 9 Evenepoel, Ommeganch, Quellinus, Verhaghen, Verschoot 10 Bellegambe, Beuckelaer, Siberechts Belgische staatskrant – moniteur Belgische Stad - 3 Aat, Mol, Spa 4 Bree, Geel, Genk, Gent, Luik, Mons, Peer, Visé 5 Arlon, Damme, Gilly, Halle, Namen, Ronse 6 Bergen, Brugge, Dinant, Leuven, Lommel 7 Ardenne, Brussel, Doornik, Hasselt, Kortrijk, Maaseik 8 Bastogne, Kapellen, Mechelen, Turnhout 9 Anrwerpen Belgische streek - Ardennen, Condroz, Haspengouw, Kempen, Lotharingen, Maasland, Marlahne, Voerstreek Belgische taal - Vlaams, Waals Belgische volkslied - Brabantçonne Belgische wielrenner – Merckx Belgische zanger – Adamo, Brel, Neefs belhamel aanvoerder, boef, deugniet, galgenbrok, leider, ondeugd, raddraaier, rakker, rekel, roervink, snotaap, vlegel belial – hellevorst belialskind - duivelsjong belichamen – concretiseren, incarneren belichaming – concretisering, incarnatie, materialisatie, personificatie belichten – beschijnen, toelichten, verduidelijken, verlichten belichting - lichtval beliegen - bedriegen believen – behagen, goeddunken, behagen, lusten, moeten, mogen, verkiezen, welbehagen, wens(en) belijden aanhangen, bekennen, biechten, erkennen, openbaren uiten belijdend confessioneel, gelovig, kerkelijk belijdend lid van een protestantse kerk - lidmaat belijdenis – bekentenis, biecht, confessie, geloofsbelijdenis, professie belijdenisschrift - symbool belijdenis van schuld - schuldbekentenis belijder- confessor belijder van de Islam Islamiet, Moslim, Mohammedaan, muzzelman, saraceen belijder van de Mozes' leer Israëliet belijnd – gelinieerd belijnen - liniëren belijning - liniatuur, liniéring belladonna - antropine, doodkruid, nachtschade, wolfkers bellen – ringelen, rinkelen, schellen, seinen, telefoneren, tingelen, zoemen belleplant - fuchsia bellentrekker - afluider belletje – klingel, klokje belletristisch - lit(t)erair belligerent oorlogvoerend beloeren – aangluipen, begluren,belagen, bespieden, gadeslaan belofte – eed, erewoord, gelofte, getuigenis, laudum, pollicitatie, parool, promesse, promissie, promissoir, toezegging, verbintenis, woord bel of schel - klingel beloken – gesloten belomantie - pijlwichelarij belommeren - beschaduwen belonen – betalen, bezoldigen, honoreren, maken, recompenseren, renumeratie, remunereren, retributie, vergelden, vergoeden beloning – betaling, compensatie, courtage, dagloon, fooi, gave, gift, handgeld, honorarium, jaarloon, loon, maandloon, premie, provisie, prijs, recognitie, recompens(i)e, remuneratie, retributie, salaris, schadeloosstelling, soldij, tip, uitkering, uurloon, vacatie, vergelding, vergoeding, wedde beloning van een koopvaardijschipper – kaplaken beloning van militairen – soldij beloning voor bijzondere werkzaamheden – premie beloning voor eenbijzondere prestatie – prijs beloning voor het aanbrengen – aanbrengpremie beloning voor het bergen van een schip – bergloon beloningsreizen - incentivetours beloofde land Eldorado, hemel, Kanaän, Utopia beloop – bedrag, decursus, dossering, evolutie, gang, glooiing, helling, loop, lijn, model, montant, ontwikkeling, proces, richting, strekking, tracé, vorm belopen – bedragen, begaan, maken, uitmaken be1oven garaderen, toezeggen, verzekeren, voorspellen, zweren belover – promittent belroos – erysipeles, huidontsteking, wondroos belslede - arreslede belt – afvalhoop, ashoop, asvaalt, berg, heuvel, hoogte, mesthoop, mestvaalt, vaalt, vuilnishoop, zeeengte beluchten - aëreren beluisteren – aanhoren, afluisteren, onderzoeken belullen – bepraten, overhalen, overreden, plaslullen belust begerig, branderig, gaarne, graag, gretig, happig, loerend, tuk, verlangend, verlekkerd, verzot belustheid – begeerte, behagen, lust, trek, zin belust maken op iets - lokken belust op iets – verlangend belust op lekkernijen – snoeperig, snoeplust bel van een kerk - klok belvedère – uitzichttoren Belzebub – opperduivel, satan bema - spreekgestoelte bemachtigen – aftrochelen, innemen, overweldigen, veroveren bemachtigen (trachten te) – aanvallen, afknevelen, aftroggelen, annexeren, beslagleggen, bestormen, bezetter, inpalmen, ontrukken, overnemen, veroveren bemalen – beschilderen bemannen – equiperen, monsteren bemanning (schip/vliegtuig) crew, equipage, hens, manschap, matrozen, personeel bemanning, lid van de - bootsman, ketelbinkie, keteljongen, kok, mschinist, matroos, olieman, schipper, stoker, stuurman bemantelen – be(dekken), doreren, farderen, pallieren, verbergen, verbloemen, vergoeilijken bemanteling - shielding bemer – Bohemer, lokvogel, pestvogel, zijdestaartvogel bemerkbaar – merkbaar, perceptibel, waarneembaar bemerken – aanhoren, bekennen, bespeuren, constateren, gewaarworden, horen, lezen, luisteren, merken, nasporen, ontdekken, ontwaren, opletten, opvallen, speuren, verhoren, voelen, waarnemen, zien bemerking – aanmerking, gewaarwording, opmerking bemesten – begieren bemesting – stercoratie bemeubelen - meubileren bemiddelaar – adjuster, arbiter, entremetteur, expert, goeman, intermediair, koppelaar, koppelbaas, makelaar, ombudsman, mediateur, vertalerkoppelaar, parakleet, scheidsman, scheidsrechter, tolk, trustee, tussenpersoon, umpire, vertaler, vertrouwensman bemiddelaarster - scheidsvrouw bemiddeld gefortuneerd, gegoed, rijk, vermogend, welgesteld bemiddelen – arbitrageren, beslechten, bijleggen, conciliëren, intermediëren, treden bemiddelend – mediaterisch, mediatief, voorspraak bemiddeling arbitrage, bemoeiing, bemoeienis, expertise, intercesssie, intermediair, interpositie, meditatie, schakel, tussenkomst, tussenspraak bemiddelingsbureau voor werkkrachten arbeidsbeurs bemind dier(baar), geliefd, geliefkoosd, gewild, gezien, lief, populair bemind persoon aangebedene, beminde, lieveling, beminde – aangebedene, aanstaande, fiancé(e), geliefde, liefste, lievelinf, lieve(rd), uitverkorene, verloofde, vrijster beminde van Hercules – Iole beminmde van Jupiter - Latona beminde van Zeus Alcmene, Antiope, Danae, Dionne, Europa, Ganymedes, Io, Leda, Leto, Maia, Metis, Semele beminnaar - aanbidder, amateur, liefhebber, beminne1ijk – aantrekkelijk, aanvallig, adorabel, aimabel, allerliefst, animabel, innemend, lief, liefelijk, lieftallig, minnelijk, minzaam, vriendelijk, welwillend beminnelijke openhartigheid - candeur beminnen – aanhangen, filatelie, liefhebben, lieven beminner – beminnaar, liefhebber bemoedigen aansporen, opbeuren, sterken, troosten bemoedigend - opbeurend bemoediging – aanmoediging, aansporing, knikje, opbeuring, opwekking, soelaas, sterking, troost bemoeial albedil, albeschik, bedilal, bediller, bedilziek, beschikal, inmenger, moeial bemoeien – inlaten, inmengen bemoeienis – competentie, taak, werkzaamheid, zorg bemoeiing - conatus bemoeilijken hinderen, remmen, tegenwerken bemoeilijking - belemmering, hinder, last, rem bemoeilijkte ademhaling - stridor bemoeiziek mens - bemoeial bemoeizuchtig - bedilziek bemorsen - bekladden, besmetten, bevuilen,bezoedelen, smetten bemost – mossig bemorste oude lap – slet, smots ben bun, kaar, korf, mand, nis, rugkorf, vismand benaarstiging - vlijt, ijver benadeeld – belemmerd, gebrekkig, gehandicapt, gehinderd benadeelde persoon laesus benadelen – aanranden, bedriegen, deren, duperen, handicappen, hinderen, krenken, schaden benadeling – afbreuk, grieving, stoornis benaderbaar – mak, tam benaderen aanklampen, naasten, polsen benaderend - approximatief benadering – approximatie, schatting benadrukken – accentueren, beklemtonen benaming – kwalificatie, naam, naamgeving, nomen, praedicaat, predikaat, term, titel benaming van bacteriën - streptokok benaming van de Heilige Maagd Madonna benaming van een bioscoop odeon, cinema, cineac benaming van een boek titel benaming van een deelstaat in Indonesië – Negara benaming van elementen die met metalen direct zouten vormen – halogenen benaming van in het water groeiende planten – lies benaming voor aanhangsel van de karteldarm - vetlap benaming voor geld – daalder, geeltje, joetje, knaak, meier, pop, riks, spie benaming voor de meun - puit benaming voor gezicht – facie, snoet, snuit, toet, tronie benaming voor een haas – langoor benaming voor ezel – grauwtje, hans, langoor benaming voor het haantjeskevers – bloedspuwer benaming voor verschillende minerale koolwaters – bitumen benaming voor verschillende soorten van ganzevoet – melde benaming voor werktuigen - aandrijver vormen halogeen benard – bang, bedrukt, benauw, benepen, hachelijk, moeilijk, netelig, verlegen, zorgwekkend benarde toestand – nood benardheid – benauwdheid, verlegenheid benauwd angstig, angstwekkend, bang, bedompt, bedrukt, beducht, beklemd, bekneld, bekrompen, benard, benepen, beperkt, bevreesd, bezwaard, broeierig, drukkend, duf, eng, gierig, griezelig, hachelijk, heet, huiverig, klein, knellend, krap, loom, muf, mus, nauw, penarie, pufferig, vuns, zuinig, zwoel benauwdheid – ademnood, agonie, angst, beklemming, bekommering, benauwing, bezorgdheid, druk, klem, knel, knoei, nood, oppressie, penarie, piepzak, pressie, pijn, rats, schrik, verlegenheid, vrees, worg, zorg benauwd in de keel – kroeperig benauwd warm – pufferig, zwoel benauwde damp - smoor benauwde droom – cauchemar, nachtmerrie, oneirodynie benauwde ruimte – cel, hok benauwde walm – smoor benauwelijk – beangstigend, beklemmend benauwen beangstigen beklemmen, drukken, hinderen, knellen, kwellen, nijpen benauwend – benard, drukkend, beangstigend, beklemmend, eng, griezelig, naar, stikheet benauwende angst – perairie benauwende hoest – stikhoest benauwenis – beklemming, druk, penairie benauwing – beklemming, drukking, knelling, oppressie bende – beestenboel, bendeaanvoerder, chaos, condottiere, drift, drom, gang, groep, hens, hoop, horde, hul, jamboel, kabaal, keet, kliek, koppel, kudde, lawaai, macht, massa, meute, mikmak, ordeloosheid, pan, partij, puinhoop, rataplan, reut, rommel(tje), rot, rotzooi, schaar, schare, sjoecht, sliert, stel(letje0,spul(len), struip, troep, veel, zooitje), zwerm, zwik, zwijnenstal bende jachthonden – meute bendeleider boss, condottiere, gangster bendelid - gangster bende misdadigers - maffia bendeoorlog – guerrilla bendie – mandewagentje bene – goed, wel beneden – basaal, benee, bijwoord, gelijkvloers, inf (Lat.) infra, lager, omlaag, onder(in), parterre, stroomafwaarts, sub (Lat.), voorzetsel beneden armbeen - ellepijp, spaakbeen beneden verdieping - beletage, parterre benedenwindse eilanden, een der - Aruba, Bonaire, Curaçao benedenwindse zijde lij beneden deel van een pakhuis – onderstuk benedendeel van een strijkstok - slot beneden deel van ingezette edelsteen – kulas benedeneind - lagereind, ondereind, ondereinde beneden gevel pui beneden het oppervlak -diep beneden in iets –onderen, onderin benedenkaak - kinnebak benedenkant ondereind, onderkant, onderzij(de) benedenlangs – onderlangs benedenloop van de Njemen – Memel benedenpand van een kanaal - boezemwater beneden peil – gemeen, inferieur, knudde, laag, min, inderwaardig benedenrug – lende, stuit benedenste deel van de stamper met de eitjes - eicel, vruchtbeginsel benedenverdieping - parterre benedenwindse zijde lij benedenzijde – onderkant beneden zijn stand huwen - mesalliëren benedictenabdij – maredsous benedictie - zegen(ing), wijding benedictuskruid nagelkruid Benedictijnenorde - O.S.B. benedijen loven, prijzen,.verheerlijken, zegenen benee – onderaan beneficium - prebende, voorrecht benemen - ontnemen, wegnemen benen kuierlatten, lopen, rennen, snellen, stappen, snellen, stelten, tuinen, benen lepel - gierlepel benen of doorlopen - stappen benepen band, beangst, beklemd, bekrompen, benard, benauwd, bourgeois, eng, enggeestig, frikkerig, kleindenkend, kleingeestig, kleinmoedig, kleinzielig, sip benepenheid - beklemdheid, bekrompenheid beneveld – bedwelmd, dampig, doezelig, dronken, dof, duf, en, naast, ook, suf, tipsy, verdoofd, versuft, wazig, benevens alsmede, alsook, bovendien, daarenboven, evenals, gelijktijdig, met, ook, tevens, teffens, benevens de korf - imme, honingbij benevolentie welwillendheid, toegenegenheid, gunst bemoeiziek mens - bemoeial bengel aap, bink, deugniet, guit, klepel, klokje, kwajongen, kwant, ondeugd, rakker, rekel, schalk, schavuit, schelm, schobbejak, snaak, snotjongen, snotneus, stouterd, straatjongen, vlegel, vlerk Bengaalse voertaal - Oerdoe,Bengali bengelen – schommelen, slingeren, zwabberen bengelkruid - bingelkruid, smeerwortel bengel van een klok - klepel benieuwd – nieuwsgierig benieuwen - verwachten benig bottig, knokig, schonkig, vleesloos benige vis - hozebek, zeeduivel bennetje - korfje, mandje benijdbaar begeerlijk, begerenswaardig, benijdenswaardig benijden - misgunnen benijdenswaardig begeerlijk benjamin – jongste, junior bennetje korfje, mandje benodigd - nodig benodigd gereedschap – alaam, gerei benodigde voorwerpen - rekwisieten benodigdheden accessoires, attributen, gerei benodigdheid bij betonwerk - betonspecie benodigdheid voor de landbouw combine, dorsmachine, eg, ploeg, sikkel, strekel, tractor, zeis benodigdheid voor een denksport - dambord, schaakbord benodigdheid voor een balspel - tennisracket benoemd - aangesteld benoemen aanstellen, aanwijzen, beroepen, nomineren, plaatsen,verkiezen benoemer - nominator benoeming aanstelling, nominatie benoemingsrecht - benoeming, nominatie, voordracht ben of korf - mand bent bunt, club, genootschap, hennep, vereniging benteng sterkte, vesting bentgras - bunt, boendergras, pijpestrootje, smele benul begrip, besef, bevatting, bewustheid, doorzicht, idee, inzicht, notie, verstand benut gebruikt benutten – gebruiken, uitbaten, uitbuiten, waarnemen benutting - tie, utilis benzaldehyde - bitter amandelolie benzeen - benzol, benzien benzine - gasoline, gasoline, gasoline, koolwaterstof, olie, super, benzineblik – drum, jerrycan benzinedamp - uitlaatgas benzine innemen – laden, tanken benzinemengsel – aral benzinemotor - explosiemotor benzinestation – pomp, tankstation benzoë - harssoort benzofuraan - Cumaro(o)n benzol - benzeen benzonitril – fenylcyanide benzopurperine - kleurstof benzylalcohol - fenylcarbinol beoefenaar amateur, liefhebber beoefenaar der alchemie – adept beoefenaar der fraaie letteren - bellettrist beoefenaar der klassieke talen - klassicus beoefenaar der Nederlandse taal en letterkunde – neerlandicus, neerlandist beoefenaar der planologie - planoloog beoefenaar der retorica – rederijker, tidoloog beoefenaar der Spaanse taal en letterkunde - hispanoloog beoefenaar der scholastiek - scholasticus beoefenaar der statistiek - statisticus beoefenaar der sterrenwichelarij - astroloog beoefenaar der volkenkunde - ethnoloog beoefenaar der wetten der zeestromingen - onderzoeker beoefenaar van de aardkunde geoloog beoefenaar van de aardrijkskunde – geograaf, geoloog beoefenaar van de bodemkunde – pedoloog beoefenaar van de bouwkunst - architekt beoefenaar van de Chinese taal en letterkunde - sinoloog beoefenaar van de dierkunde zoöloog, bioloog beoefenaar van de Duitse taalkunde germanist beoefenaar van de Engelse taalkunde - anglicist beoefenaar van de Franse taaikunde – romanist beoefenaar van de geologie - geoloog beoefenaar van de geslachtsrekenkunde genealoog beoefenaar van de godgeleerdheid theoloog beoefenaar van de grottenkunde – speleoloog be oefenaar van de Hebreeuwse literatuur – hebraïcus, hebraïst beoefenaar van de klinische geneeskunde - klinicus beoefenaar van de krachtsport - atleet, bokser, gewichtheffer, worstelaar beoefenaar van de kunst der oorlogvoering – strateeg beoefenaar van de kunsten artiest, kunstenaar beoefenaar van de kunstnijverheid pottenbakker, wever beoefenaar van de leer der virussen – viroloog beoefenaar van de magie – goochelaar, heks, magiër, tovenaar beoefenaar van de moderne talen - filoloog beoefenaar van de mycologie (paddestoelen en zwammen) - fungioloog, mycoloog beoefenaar van de natuurkunde fysicus beoefenaar van de oosterse talen oriëntalist beoefenaar van de plantkunde bioloog beoefenaar van de pollenanalyse palynoloog beoefenaar van de rechtswetenschap – jurist beoefenaar van de reliëfvormen - geomorfoloog beoefenaar van de ruimteordening en stedenbouw - planoloog beoefenaar van de scheikunde chemicus beoefenaar van de sociologische aardrijkskunde – sociograaf beoefenaar van de staatshuishoudkunde - econoom, staatshuishoudkundige beoefenaar van de stelkunde – algebraïst beoefenaar van de taalwetenschap – linguïst beoefenaar van de volken beschrijving - etnograaf beoefenaar van de weerkunde meteoroloog beoefenaar van de welsprekendheid rector,redenaar, rederijker beoefenaar van de wetenschap der politiek politicoloog beoefenaar van de Noordeuropese taal en letterkunde Scandinavist beoefenaar van de wetenschap der samenleving socioloog beoefenaar van de wetenschap der staathuishoudkunde econoom beoefenaar van de wetenschap der relief vormen geomorfoloog beoefenaar van de zielgeneeskunde psychiater, psycholoog beoefenaar van de zwarte kunsten - heks, magiër, tovenaar beoefenaar van het buikspreken – gastriloog beoefenaar van rituelen - magiër, medicijnman, priester beoefenaar van sociologische aardrijkskunde – sociograaf beoefenaar van zielgeneeskunde - psycholoog beoefenaarster van de kunstnijverheid kantwerkster, pottenbakster beoefenaar uit beroep – professional beoefenaar uit liefhebberij - amateur, dilettant beoefenen behandelen, bezigen, gebruiken, hanteren, praktiseren, uitoefenen, vervolgen beoefening van de natuurkunde – fysica beoefening van de oudheidkunde – pateologie beoefening van de penningkunde - numismatiek beoefening van de plant en dierkunde biologie beoefening van de scheikunde chemie beoefening van de staathuishoudkunde economie beoefening van de taalwetenschap - linguistiek, taalkunde beoefening van de waarzeggerij - mantiek beoefening van de weerkunde - meteorologie beoefening van de welsprekendheid - retorica, retoriek beoefening van de welsprekendheid retorica, retoriek beoefening van de wetenschap der samenleving sociologie beoefenaar van de zeestromingen - tidoloog beoefening van de zielkunde – psychologie beogen bedoelen, intenderen, nastreven, pogen, streven, trachten, viseren beoogd - gewenst beoordelaar censor, criticus, essayeur, examinator, keurder, keurmeester, recensent, rechter, schatter, taxateur, toetser, ijker beoordelen – aanzien, achten, begunstigen, bekritiseren, bekijken, bezien, cenceren, censureren, critiseren, discerneren, gissen, recenceren, judiceren, keuren, kritiseren, onderzoeken, ramen, recenseren, schatten, schouwen, waarderen beoordelen door jury - jureren beoordelend kritisch beoordelend aankondigen - ecenseren beoordeling appreciatie, bespreking, critiek, evaluatie, uring, kritiek, oogpunt, oordeel, rapport, recensie, voorstelling beoordeling van een beoordeling - metakritiek beoordelingscommissie – jury beoordelingslijst - rapport, conduitestaat Beotiër - domoor, lomperd Beotisch - dom, lomp, onbeschaafd bepaalbaar - bepaald, vastgesteld, determinabel bepaald – aangewezen, afgelast, afgemeten, afgesproken, begrensd, beperkt, beslist, bestemd, echt, formeel, gegeven, geregeld, gesteld, gezet, nauwkeurig, omlijnd, omschreven, positief, precies, speciaal, specieel, stellig, uitdrukkelijk, uitgesproken, vastgesteld, volstrekt, zeker bepaald aankondigend voornaamwoord – datgene, degeen, degene, dezelfde, zodanig bepaald aantal aam, anker, baal, boek, bouw, bunder, centiare, dozijn, gros, hoeveelheid, hok, kan, kop, last, liter, meter, mud, octet, riem, snees, tal, ton, trio, vim, wog (waag), bepaald bedrag – budget bepaald gegeven - feit, motief bepaald geldbedrag - ton bepaald gevoelscomplex – minderwaardigheids complex bepaald hemelverschijnsel - nova bepaald kwantum iet bepaald leencontract – antichresis bepaald mineraal - dolomiet bepaald onderwijs - spraakles bepaald sacrament – avondmaal, biecht, doopsel, genademiddel, huwelijk, oliesel, priesterschap, vormsel bepaald sein - S.O.S. bepaald soort horloge - remontoir bepaald soort klimaat - landklimaat, zeeklimaat bepaald soort koe - blaarkop, bontkop, lakenvelder bepaald soort scheepvaart - kustvaart bepaald soort soldaten – garde, grenadiers, jagers, keurkorps bepaald tarief - klasse bepaald teken signaal bepaald tijdvak - dag, decennium, eeuw, jaar, maand, semester, termijn, trimester, week, beoefenaar van de wetenschap van de samenleving - socioloog bepaald tijdsverloop kwartier, minuut, stond, termijn, uur bepaald weefsel fluweel, kant, katoen, laken, linnen, moiré, rips, tijk, trijp bepaalde afmeting - bestek, meet bepaalde bepalingen - verordening bepaalde dag datum bepaalde dienst bij de spoorwegen tractie bepaalde electrische stroom - gelijkstroom, wisselstroom bepaalde entstof - serum bepaalde erezaken - erecode bepaalde figuur – ovaal, rechthoekig, rond, vierkant bepaalde functie bij de marine seiner, kanonnier bepaalde functionaris ten stadhuize – bode bepaalde gebeden in de mis - oratie bepaalde hoeveelheid aantal, dozijn, gros, quantum, snees, tal, tiental, twintigtal bepaalde inentstof serum bepaalde inzinking dijkval bepaalde kaart aas, boer, nel, heer, troef, vrouw bepaalde klank toon bepaalde kleurstof - henna bepaalde kosten - leges bepaalde kunstinrichting klassiek, naturalisme, expressionisme bepaalde landmaat - are, bunder, hectare, morgen, mud, roede, bepaalde lengtemaat - cm, dm, el, inch, km, meter, roede, vadem, voet bepaalde levensbeschouwing - antinomisme bepaalde luchtstroming in de tropische luchtstreek moesson, passaat bepaalde meetkundige figuur - cirkel, driehoek, parabool, rechthoek, ruit, trapeze, vierkant bepaalde plek – ergens, plek bepaalde politieke richting A.R. C.H.U , K.v.P., P.v.d A., P.S.P., V.V.D., P.P R. bepaalde rechten – leges, stadsrechten bepaalde resten kliekje, peukje, prakje bepaalde richting uit - linksaf, rechtsaf, rechtuit bepaalde ruimte bestek bepaalde runderziekte - runderpest bepaalde Rus kozak bepaalde schikking rangorde bepaalde sociale opvattingen - standegeest bepaalde speelkaart aas, nel, boer, heer, joker, troef, vrouw bepaalde spier - biceps bepaalde stadsdienst - G.R., R.E.T., S.R. bepaalde stand adel, edelen bepaalde steen git bepaalde stemming - ernst bepaalde stof - laken, tijk bepaalde tijd – termijn bepaalde tijdruimte - tijdsbestek bepaalde vierhoek - ruit bepaalde viool Amati, Cremona, Stradivarius bepaalde voorstelling van de dood – zeisman bepaalde voorwaarde bieden - aanbieden bepaalde vorm van Handelsonderneming - BV, CV, firma, NV. bepaald. wedren van paarden omnium bepaalde welriekende zalf - balsem bepaalde wet AO.W., A.W.W., W.W. armen, hinder, bijstands bepaalde wijk in de residentie marlot bepaalde wijze van verkrijging - huurkoop bepaalde winkel boekhandel, groentewinkel, hoedenwinkel, juwelierswinkel, manifacturenzaak, supermarkt bepaalde wortelstok - zoethout bepaalde zee – IJszeee bepaalde zeilhandeling - laveren, reven bepaalde zelfbewerking - reven bepaalde zwemslag crawl, rugslag, schoolslag, vlinderslag bepaaldelijk - inzonderheid, juist, stellig, uitdrukkelijk, vooral bepaaldheid - juistheid, stelligheid bepaalt (Lat.) - ratus bepakken – belasten, beladen, bezwaren bepakking - last, uitrusting bepakking van de soldaat - P.S.U. (persoonlijke standaard uitrusting) bepakking voor op reis – bagage bepakt beladen, belast, bevracht, bezakt, opgetuigd bepalen – afbakenen, bedingen, beperken, bestemmen, definiëren, determineren, doseren, fixeren, omschrijven, ordonneren, regelen, resolveren, stellen, stipuleren, vaststellen, verordineren, vesten, voorschrijven bepalen bij overeenstemmen - bedingen bepalen van de maat meten, meting bepalend lidwoord - de, het bepaling – afbakening, artikel, attribuut, begrenzing, beschrijving, bestwil, bevel, definitie, decreet, dekreet, determinatie, fixatie, fixering, irade, kwalificatie,oekaze, omschrijving, order, ordonnantie, regel(ing), stipulatie, vaststelling, verordinering, voorschrift, wet, zinsdeel bepaling van alcoholgehalte in het bloed bloedproef bepaling aankondigend determinatief bepaling aankondigend voornaamwoord datzelfde, degene, dergelijk, dezelfde, diegene, dusdanig, hetzelfde, zodanig, zulke bepaling in de wet - artikel bepaling in het verkeer - verkeersregel bepaling van aantal telling bepaling van alcoholgehalte in het bloed – bloedproef bepaling van een zeker gehalte – titratie bepaling van goud – en zilvergehalte - essaai, titrage bepaling van het gehalte – tritage, titratie bepaling van het middelpunt - centroscopie bepaling van het zwaartepunt - centroscopie bepaling van hoeveelheid – dosering bepaling van iemands identiteit - identificatie bepaling van de muntwaarde evaluatie bepaling van soortelijk gewicht van vloeistoffen areometrie bepeinzen mediteren, overdenken beperken - begrenzen, beknotten,bepalen, besnoeien, bezuinigen, inkrimpen, limiteren, matigen,rantsoeneren, reduceren, restringeren, temperen, verkleinen, volstaan beperken van rechten beknotten beperken tot – volstaan beperkend - begrenzend, limitatief, restrictief beperking afbakening, afpaling, afsluiting, afzetting, begrenzing, deliënatie, insnoering, limiet, limitatie, limitering, omrastering, reductie, reserve, restrictie, vermindering, voorbehoud beperkt afgemeten, begrensd, beknopt, beknot, bekrompen, benauwd, bepaald, constrictie, demarcatie, dom, eindig, geborneerd, gering, ingekrompen, kort, lim., limited, localisatie, matig, modificatie, nauw, onbevattelijk, relatief, restrictie, verkleind, verkort, verminderd, voorbehoud, beperkt gebied - reservaat beperktheid - begrenzing, bekrompenheid, geringheid, kleinheid, limietnietigheid beperkt van begrip - argeloos naïef, onnozel beperkt van duuur - eindig beperkt van ruimte – benauwd, eng, krap, nauw beperkt van verstand debiel, dom, knullig, stom, stupide, sullig bepimpeld - dronken, teut, tipsy beplanking - beschot, bekisting beplante laan in Spanje ramblas beplante toegangsweg oprijlaan beplante weg allee, dreef, laan beplanting – beschot, gewas, plantage, plantsoen bepleisteren - stukadoren bepleiten – verdedigen beploegen - doorklieven bepoederen - inpoeieren beppe - grootmoeder bepraten – induceren, overhalen, overreden, persuaderen beproefd – afdoend, degelijk, deugdelijk, echt, getest, goed, natuurlijk, onderzocht, opperbest, probaat, souverein, trouw beproefd krijgsman - veteraan beproeven essaaieren, examineren, ondernemen, onderstaan, pogen, proberen, tenteren, testen, toetsen, trachten, uitproberen beproeving – bezoeking, kruis, loutering, onderzoek, plaag, poging, proef, test, toets beproeving van metalen - toets beraad beleid, bespreking, conferentie, consili�ren, consulteren, deliberatie, overleg, overweging beraadslagen – bespreken, besogneren, confereren, delibereren, overleggen, raadplegen, redeneren, vergaderen beraadslaging conferentie, consilium, deliberatie, overleg beraamd - voorgenomen beraamd plan - opzet beraden - bedachtzaam, beleidvol, beradenheid ,besluitvaardig, bezinnen, bezonnen(heid), ernstig, ferm, overdenken, overleggen, schrander, standvastig, voorzichtig, welberaden, beramen bedenken, begroten, berekenen, broeden, ontwerpen, opvatten, opzetten, overleggen, plannen, schatten, smeden, voorbereider beramer - smeder beraming – begroting, ontwerp, opzet berber - moor, zwarte Berberbevolking - Mozabieten berberidacee - berberis, epimedium, mahonia, zuurbes berberine – alcaloïde berberis - zuurbes Berbers alfabet - tifinagh Berberstammen - masmoeda, sjileuh Berbervesting - agadir, igherm Berberwoning - nouala berceau - booggang, prieel, wieg berceuse - wiegeliedje, schommelstoel berdache bij de Mohava-Indianen – alyha berebezie - (rode) bosbezie berebijter - bullebak berechten - rechtdoen, rechtspreken berechting - rechtspraak berechting (snelle) - streng en informeel) – standrecht beredderen – bedisselen, beschikken, ordenen, ordenen, redderen, regelen, schikken bereddering – bestel, drukte bereden - geoefend, mak bereden herder in Argentinië - gaucho bereden herder van Amerika - cowboy bereden kapitein ritmeester bereden legeronderdeel cavalerie, ruiterij bereden man ruiter bereden officier – artillerist, cavalerist, dragonder, ritmeester bereden soldaat cavalerist, dragonder, huzaar bereden vrouw amazone beredruif - (altijd groene) heester berehoeder - bereleider, Boöter, sterrenbeeld bereid – afgewerkt, al, bereidvaardig, genegen, gereed(gemaakt), gewillig, gezind, klaar, klaargemaakt, paraat, reeds, slagvaardig, vaardig, vlug, willig bereid boete te doen - boetvaardig bereid een offer te brengen - offervaardig bereid plantaardig of dierlijk weefsel - preparaat bereid tot - genegen bereid tot iets - gereed bereid verklaren - treden bereid zijn tot - staan bereide artsenij - preparaat bereide dierehuid - leder bereide hennephars - hasj, hasjiesj, marihuana bereide huid abortief, Ieder, leer, nappa, perkament, zeem bereide huid met haar – bont bereide opium madat, tjandoe bereide rugvinnen van heilbot raf bereide schapenhuid zeem (leder) bereide spijs diner, menu bereide vis – filet, rolmops, stokvis bereiden klaarmaken , prepareren bereider en verkoper van geneesmiddelen - apotheker bereider van mout melter bereider van spijzen kok bereider van zeemleer - zeemtouwer bereidheid - willigheid bereiding der metalen uit ertsen metallurgie bereidingsvoorschrift – recept bereidingswijze - procéédé, procedure bereidingswijze van vlees – bakken, barderen, braden, grillen, grilleren, koken, roosteren bereids alrede, al (reeds), reeds bereid tot - genegen bereidvaardig - bereidwillig, gedwee, gewillig, hulpvaardig bereidwillig – behulpzaam, bereidvaardig, dienstvaardig, dienstwillig, galant, gedienstig, gehoorzaam, gemakkelijk, genegen, gereed, geredelijk, gewillig, goedwillig, hulpvaardig, meegaand, offervaardig, toeschietelijk, volgzaam, voorkomend, vriendelijk, willig bereidwillig om te geven – offervaardig bereidwilligheid - bereidvaardigheid bereik actieradius, omvang, portee, reikwijdte, werkingssfeer resultaat, succes bereikbaar - haalbschiktaar bereiken –aankomen, arriveren, halen, treffen bereiken met inspanning - halen bereiken van bestemming – aankomen, arriveren bereikt kunnen worden - toegankelijk bereikte – resultaat, succes bereizing – perambulatie berekenbaarheid - rationaliteit berekend – bekwaam, capabel, geleep, geschikt, leep, slim, sluw, uitgekiend, uitgekookt, uitgerekend, voorbereid berekenen becijferen, begroten, calculeren, meten, mikken, opmaken, overwegen, overzien, tellen, timen, uitcijferen, uitrekenen, uitwerken, vaststellen berekenend – doortrapt, sluw, uitgekookt berekening afleiding, becijfering, bepaling, calculatie, computatie, deling, inzicht, optelling, overleg, overslag, overweging, raming, schatting, som, supputatie berekening van kosten calculatie berekening van zeeschade - dispache beren bemesten, borgen, mesten, schreeuwen, tieren berenbijter - bullebak berengeluid – brommen, grommen berenklauw - acanthus, alant, heracleum, kalbak, kolbak, pelsmuts berenmuts – kolbak berenoor – arikel, smeerwortel, alpensierplant berensoort - baribal, brilbeer, grizzlybeer, holenbeer, koala, kraagbeer, lippenbeer, wasbeer, ijsbeer berg aardhoogte, alp, barg, belt, big(gesneden), heuvel, hoeveelheid, hoogte, hoop, kam, massa, menigte, oro, piek stapel, tas, top, verheffing, verhevenheid, verhoging berg (Bab.) - Horeb berg (Mal.) - Goenoeng berg (Turks) dagh berg aan de muzen gewijd - Heiicon bergaf - achteruit bergafwaarts – slechter Berg bij het Vierwoudstedenmeer - Esel, eifel berg bij Insbruck - AIsch berg der dichters – Parnassus berg der Griekse goden - Olympus berg der muzen - Pindus, Helikon, Parnassus berg der verheerlijking - Thabor berg der vervloeking - Ebal berg der wetgeving - Horeb berg, heilige - Kailasa, Olympus, Sinaï, Sion berg in Afrika Atlas, Brandberg, Cathkin, Drakenberg, Elgon, Kameroen, Karissimbi, Kenya, Kibo, Kilimanjaro, Kollo, Kompas, Meru, Moco, Nairobi, Natal, Pare, Rungwe, Ruwensori, Toubkal,Virunga, Windhoek berg in Albanië Amfissa,Timeristos, Tomorica berg in Amerika Aconcagua, Cachi, Cayambe, Chimborazo, Chiripo, Chiriqui, Coropuna, Cotopaxi, Elbert, Huascaran, Hula, Ilampu, Illimani, Lanin, Logan Popocatepeti, Robson, Ruiz, Sajama, Shasta, Tajumuico, Teton, Tronador, Waddington berg in Armenië Ararat, Ida berg in Australië Bruce, Cradle, Garnet, Hann, Isa, Ise, Magnet, Morgan, Mulligan, Murchison, Musgrave, Newman, Ord, Ziel berg in Azië – Akdag, Annapura, Apo, Ararat, Azuma, Bazardjoezi, Elbroes, Everest, Fudsji, Haku, Hermon, Kazbek, Kirisjima, Nilgiri, Ramon, Semeru, Tabor berg in Bolivia Andes, Cusco, lllampu, lllimani, Sajama, Sorata berg in Brazilië - Itambe,Itatiaya berg in Bulgarije Bolev, Joemroektsjal, Perelik, Vitosja, Witosa berg in Canada Columbia, Doomerak, Fairweather, Gold, Laurens, Logan, Mackenzie, Rockies, Robson, Shickshock, Waddington berg in Chili – Aconcagua, Lanin, Tronador, Valentin berg in Columbia - Huila, Tolima berg in Costarika - Blanco, Chirippo berg in de Kaukasus Elbroez, Kazbek berg in Engeland Snowdon berg in Equador Antisana, Cayambe, Chimborazo, Cotopaxi, Pinchincha berg in Europa – Adamallo, Catria, Dagstein, Dinara, Durmitor, Eiger, Etna, Helikon, Jungfrau, Komovi, Matterhorn, Montblanc, Olympus, Ossa, Pasnassos, Pelat, Pilatus, Pollino, Rigi, Rothorn, Smolikas, Stella, Stockhorn, Tatra, Velino, Ventoux, Vesuvius, Vitosa, Weishorn, Zugspitze berg in Frankrijk Aubrac, Delvoux, Mont Blanc, Mont Dorè, Pelat, Puy de Dome,Ventoux berg in Griekenland Athos, Heilkon, Octa, Olonos, Olympus, Parnassus, Parnon, Smolika, Taygetos, Zyria berg in Indonesië Api, Lawu, Merapi, Semeru, Slamat berg in Israël Hermon, Olijfberg, Sion, Tabor berg in Italië Adamello, Bernhard, Catria, Etna, Pollina, Stella, Velina, Vesuvius berg in Japan Foedsji, Fudjijama, Granjoe, Hakoe, Komaga, Tate berg in Jeruzalem - Sion berg in Joegoslavie Dinara, Doermitor, Lowtjen, Troglav,Velebit Berg in Kaukasus - Bazardjoezi,Elbroez, Kazbek, Teloebos berg in Mexico - Nevado berg in Nederland Braamberg, Dietserberg, Friezenberg, Galgenberg, Gelsenberg, Grebbeberg, Haarlerberg, Herikerberg, Holterberg, Imbosch, Montferland, Paalberg, Stompert, Tankenberg, Torenberg, Vaalserberg, Woldberg, Zijpenberg berg in Nepal Everest berg in Nieuw Zeeland Ruapehu berg in Noorwegen Bôrgefjel,Gausta, Kjolen, Sogne, Snohetta, Svartis, Telemark berg in Oostenrijk Arlberg, Brenner, Dachstein, Eisenhut, Pfânder, Zitterklapfen, Zug berg in Palestina Meiscopus, Nebo, Sinai, Sion, Tabor berg in Peru - Huascaran berg in Syrië Hermon berg in Turkije Akdag, Ararat, Ida, Olympus berg in Zweden Akka, Erstberg, Kebnekaise, Sutitelma, Taberg berg in Zwitserland Eiger, Finsteraarhorn, Jungfrau, Matterhorn, Pilatus, Rigi, Rothorn, Stockhorn, Weisshorn berg metaalatval - schroothoop berg op Ceylon Adamspiek berg op Java Bromo, Kendeng, Kelud, Lawu, Merabu, Merapi, Salak, Slamet, Semeru, Sumbing, Wajang, Willis berg op Troje en op Kreta – Ida berg op Mindanao Apo berg op de Philippijnen Apo, Pulog, Mayon berg op Sicilië - Amaro, Etna berg op Sumatra - Dempo, Leuser, marapi berg uit de bijbel Ararat, Horeb, Moria, Nebo, Sinaï, Thabor berg van het gouden kalt - Horeb berg van Zeus' opvoeding – Ida bergaarde - oker bergachtig – heuvelig, geaccidenteerd bergafschuiving - lawine bergahorn - esdoorn Bergamo, inwoner van – Bergamask bergamotpeer – sapperdegroentje bergbarometer - orometer bergbeklimmer – alpinist, Hillary bergbeklimming - alpinisme bergbeschrijver - orograaf bergbeschrijving orografie bergbewoner – montagnard, monticool, sherpa (Nepal) bergblauw - ultramarijn bergbruin - omber bergcol - pas bergdoorgang – engte, pas bergduivel - moloch bergen – stouwen, stuwen berge - rommel, wanorde bergeend- tadorna bergen - redden, opbergen, verbergen bergengte col, defllé, gorge, (Fr.), nauwtepas bergėre – leunstoel bergerette – herdersliedje bergfluiter - wulp bergformatie - gebergte, bergvorming berggeel oker berggeest - alf, bergmannetje, gnoom, kobold, oreade berggeit chamols, gems, steengeit berggewest - Kanton berggids sherpa bergglas – bergkristal, berggroen, verfstof berggroep - Alpen, Balkan, Jura, Pyreneeën berggroep in Europa – Tatra berghaven – binnenhaven berghol spelonk berghuisje chalet berghut – sennhut bergkalk - kolenkalksteen bergketen in Syrië - Libanon bergketen in Zuid-Amerika - Emmaketen bergketen in Z.O. Europa - Balkan bergketen (Mal.) - Kendang bergketen (Sp.) - Sierra bergklit – lappa berging – berghok, bergingsauto, bergruimte, garage, hok, kast, kraanauto, la, opslagruimte, takelwagen berging in huis - zolder bergingsauto - kraanwagen, takelwagen bergingsgeld - bergloon berging voor rommel - schuur bergkam - arête bergketen Alleghenies, Alpen, Andes, Apennijnen, Appalachen, Balkan, Dolomieten, Jura, Karpaten, Libanon, 0eral, Pyreneeën, Rotsgebergte, Tatra bergketen in Syrië - Libanon bergketen in Zuid-Amerika - Andes bergketen (sp) - Pena, Sierra bergkloof afgrond, canyon, canon, ravijn bergkristal – bergglas, citrin(geel), dragoniet, iris, kwarts, morion(zwart) bergkunde - orognosie bergland (Ar.)- Adrar, oostenrijk bergleer - bergkurk berglieden - Montanen berglijster – beflijster, dominee bergmeubel - bak, buffet, commode, dressoir, etagere, kast, latafel, vak bergmos – rendiermos bergmuis - hazelmuis bergmus - ringmus bergnimf 3alt, elf, daphne, oreade bergnimf wegkwijnend van versmade liefde - Echo bergovergang – col, pas bergpad - pas bergpas - bergengte, col, défilé, engte, nek bergpas van Alpen naar Apennijnen - Altare bergpas in Griekenland Thermopylae bergpas uit de bijbel Adummim bergpek aardhars, asfalt bergpik - pissasphalt bergplaats baal, bak, berging, beurs, blik, boet, brandkast, buffet, buidel, bus, commode, depot, doos, draal, dressoir, eierrek, entrepot, etenskist, etui, foedraal, garage, garderobe, hangar, hok, kas, kassa, kast, kelder, kist, kluis, koelcel, koelkast, kolenkist, koffer, la, lade(kast), latafel, lessenaar, loket, loods, magazijn, mand, map, nis, portefeuille, rek, remise, safe, schuur, stelling, tas, ton, trommel, tuinhuis(je), valies, vak,vat, vestiaire, vliering, zak, zolder, bergplaats bij boerderij schuur bergplaats in een drukkerij - onderkast bergplaats in een meubel - la bergplaats in huis – kelder,zolder bergplaats op een auto imperiaal bergplaats van boeken - librije bergplaats voor textiel linnenkast bergplaats voor eieren eierrek bergplaats voor geld bank, brandkast, kassa, kas, kluis, safe bergplaats voor groente – kist bergplaats voor hooi - barg bergplaats voor hooi of stro - delte, dilte, schelf bergplaats voor rommel - rommelzolder bergplaats voor steenkolen - bunker bergplaats voor textiel - linnenkast bergplaats voor vervoer - koffer bergplaats voor vloeistof - fles bergplaats voor voertuigen fietsenstalling, garage, parkeerterrein, remise, schuur, stalling bergplaats voor zout - den, keet, zoutkeet bergplant- edelweiss bergpuin morene bergpunt – piek bergrat - marmot, mormeldier bergrood - cinnaber bergrook - heirook, veendamp bergroos - rododendron bergrug - bergkam, kam, nek bergrug uit de bijbel - Karmel bergruimte - kast, kelder, kist, kot, ladekast, schuur, vliering zolder bergruimte van een auto - koffer bergruimte van een huis - zolder, vliering bergschaap alpaca, lama, moeflon, mouflon Bergschot – Hooglander bergsleuf - bergengte bergspits - piek bergspleet kloof, ravijn bergsport - alpinisme, bergbeklimming skiën, wintersport, bergsportvereniging – alpenclub bergstaat - Andorra (Pyreneeën), Utahca bergsteen - graniet, hardsteen, lei, marmer, bergstelsel - bergketen, bergreeksen bergstok alpenstok bergstorting - lawine bergtop - piek bergijsveld - gletsjer bergtalk - bergwas, okeriet, paraffine, vetaarde bergteer - pissasfalt bergtop - kop, piek, top bergtop in de Anti Libanon Hermon bergtop in de Kaukasus Elbroes bergtop op Kreta Ida bergtop in Zuidpoolgebied - Nansen bergtop in Zwitserland Eiger, Pilatus bergtop in Zwitserse Jura - Terri bergtop op Kreta - Ida bergtrechter – doline bergverschuiving – bergstorting, lawine bergvesting in Messenië - Ira bergvink keep bergvlakte plateau bergvlakte (Skand.) fjeld bergvlas amiant, asbest bergwage – profielmeetwerktuig, timmermanswaterpas bergwand - steilte bergwas - bergtalk, git bergweide – alm, matte bergwerker - mineur bergwerktuigkunde - metallurgie bergwording orogenese bergijs firn, gletsjer bergzolder – den, vliering bericht – advies, annonce, avis, bekendmaking, berichtgeving, bescheid, bescheidkondschap, blaam, boodschap, brief, bulletin, depêche, governo, informatie, inlichting, kennisgeving, laak, loopmare, maar, mare, mededeling, melding, mening, naricht, nieuws, nieuwtje, onderricht, opinie, raad, radiobericht, radiogram, rapport, referaat, relaas, sein(tje), telegram, tijding, verhaal, verslag bericht (verderfbrengend) - Uriasbrief berichten – aankondigen, annonceren, mededelen, meedelen, melden, rapporteren, refereren, relateren, vermelden, verwittigen berichten (de) - nieuws berichten en artikelen – verzamelen, redigeren bericht geven – rapporteren, telegraferen berichtgever aankondiger, bode, boodschapper, correspondent, stafette, journalist, melder, koerier, ordonnans, renbode, reporter, telegraaf bericht tot besluit van een boek - epiloog, narede, nawoord, peroratie, slotrede, slotwoord, sluitrede bericht van de Paus aan de gelovigen - mandement bericht van overzee – kabelbericht, scheepstelegram berig - tochtig bereidster van een paard - amazone beril smaragd, aquamarijn beriliumoxyde - Beo, berilaarde berilvariëteit - Goudberil, heliodoor bering - blok, kussen beringen - infibuleren berispelijk laakbaar berispen – afkeuren, bedillen, beknorren, bekijven, bevitten, censureren, corrigeren, doorhalen, flamberen, foppen, gispen, hekelen, kapittelen, knorren, laken, moneren, onderhouden, overgaan, reprocheren, schrobberen, taart, terechtwijzen, vermanen, verwijten berispend op een fout wijzen verwijten berisping afkeuring, blaam, reprimande, roffel, schrobberingstandje, terechtwijzing, uitbrander, vermaning berk - betula berkachtige - alnus, betula, berk, carpinus, els, haagbeuk, hazelaar, papierberk, zilverberk berkachtige boom - elzeboom berkachtigen - betulaceeen berkelium – Bk berkenbastje – spotvogel berkeboleet - paddestoel berkenbos - betuletum berkenhouten - berken berkenkamfer – betuline berkezwam - buisjeszwam berkhoen – korhoen, moerhoen berkoen - dwarsbalk, stut berline - reiskoets Berlijns zilver alfenide, alpaca, berm – borstwering, glooiing, grondstrook, straatkant, talud, walrand, wegkant, wegrand Bermuda´s, een der - Bermuda, Somerset Bermuda´s, hoofdstad der – Hamilton Bernage – bernagie, borago bernhardskreeft – heremietkreeft, kluizenaarskreeft beroemd befaamd, bekend, doorluchtig, fameus, gerenomeerd, gevierd, illuster, overbekend, roemrijk, roemrucht(ig), uitstekend, vermaard, weids, wereldberoemd beroemd actrice - diva beroemd Amerikaans filosoof Emerson beroemd arts Koch beroemd beeldhouwer Moore, Rodin, Zadkine beroemd componist – Bach, Beethoven, Mozart, Verdi beroemd dirigent Bemstein, Haitink, Karajan, Toscanini, Walter beroemd Frans scheikundige - Pasteur, Curie beroemd Italiaans schilder - Titiaan, Rafael beroemd minnaar - Casanova beroemd Moors gebouw - Alhambra beroemd musicus of toonkunstenaar – maestro beroemd natuurkundige - Röntgen beroemd Nederlands geleerde - Erasmus, Donders, Lorentz beroemd Nederlandse schilder – Appel, Mauve, Maris, Steen, Rembrandt, Vermeer beroemd oceaanvlieger - Lindbergh beroemd redenaar - Brugman, Cicero, Demosthenes beroemd uitvinder - Edison beroemd vioolbouwer - Amati, Stradivarius beroemd werk van Shakespeare - Hamlet beroemde actrice – diva beroemde arts – Barnard, Koch, Pasteur, Schweitser beroemde diamant Braganza, Cullinan, Excelsior Hope, Jonker, Jubilee, Kohinoor, Nassak, Pigott, Sancy, Regent, Victoria beroemde diamant in Engelse kroon – Cullinan beroemde Engelse toneelschrijver - Shakespeare beroemde Franse dichters en romanschrijvers - Camus, Hugo, Sartre, Zola beroemde Indonesische koning - Asoka beroemde kerk - Notre Dame, Madeleine beroemde koning uit de geschiedenis vm Indië – Asoka beroemde leeuwin (boekfiguur) - Elsa beroemde minnaar Casanova, Don Juan beroemde oceaanvlieger - Lindberg beroemde opera - Aida, Tosca beroemde persoon celebriteit beroemde Phoenicische havenstad – Sidon beroemde redenaar – Brugman beroemde schilder - Rembrand beroemde stad in het oude Griekenland Thebe beroemde vioolbouwer – Amati, Stradivarius beroemde vrouw – Curie, Gandi, Meir, Peron beroemde waterval in Amerika Niagara beroemde waterval in Belgje Co beroemde waterval in Zwitserland – Schaffhausen beroemde zanger uit de mythologie - Orfeus beroemde Zweed Nobel beroemdheid – diva, faam, naam, roem, ster, vermaardheid beroep ambacht, ambt, job, metier, positie, professie stiel, vak, werkkring beroep appèl beroepen, mannelijke 3 abt, kok, nar 4 arts, beul, bode, boer, chef, gids, ijker, ober, paus, smid, tolk 5 agent, asman, baker, baron, cadet, clown, drost, deken, etser, graaf, heier, heler, imker, jager, kaker, kaper, klerk, lader, lakei, loods, koper, maler, pa- ter, pedel, prins, prior, rabbi, reder, spion, teler, tsaar, vorst, waard, waker, wever, zever 6 acteur, auteur, badman, bakker, berger, binder, blazer, bouwer, braker, butler, censor, cipier, co- deur, codist. consul, cowboy, danser, diaken, do- cent, dokter, dorser, douane, drager, drijver, dui-ker, expert, filmer, fitter, fokker, frezer, gasman, gerant, gezant, gieter, graver, heraut, herder, hof -nar, hopman, hospes, iemker, jockey, jurist, jutter, kapper, keizer, kelner, knecht, komiek, kompel, koning, koster, kramer, kruier, krijger, kuiper, kweker, lapper, lasser, lector, leeman, leraar, looier, losser, majoor, melker, melter, menner, metser, monnik, pakker, perser, picolo, pikeur, piloot, ponser, porder, preses, purser, rabbijn, rec- tor, regent, schout, seiner, slager, sloper, slijper, slijter, snijder, stoker, stuwer, tagrijn, tailor, tem- mer, typist, venter, verver, vilder, visser, voeger, volder, weiman, witter, zaaier, zanger, zetter, zee- man, zetter 7 analist, anatoom, arbiter, artiest, attaché, ban- kier, barbier, bassist, beambte, bewaker, bioloog, broeder, brouwer, cellist, chefkok, chirurg, cine- ast, commies, coupeur, coureur, curator, danseur, dentist, dichter, dienaar, diender, diëtist, dominee, draaier, drogist, drukker, drummer, ebenist, eco-noom, etaleur, firmant, fourier, fraiser, friseur, fy- sicus, graveur, grimeur, grutter, harpist, heibaas, hoboïst, hoekman, inkoper, kassier, kellner, koe-rier, kolonel, koopman, lampist, lansier, leurder, lijfarts, manager, markies, masseur, matroos, me- dicus, meester, monarch, monteur, musicus, nota- ris, nuntius, oculist, olieman, oogarts, oorarts, op- koper, opmaker, overman, overste, pachter, pastoor, patroon, pianist, piccolo, planter, plotter, poelier, pompier, portier, poulier, prefect, prelaat, premier, rechter, rekruut, ruwaard, schepen, scheper, senator, sjouwer, soldaat, spinner, spoeler, spuiter, stemmer, steward, storter, stroper, stri- ker, student, tamboer, tolbaas, trainer, trimmer, tsarina, tuinder, tuinman, tuinier, twijnder, uroloog, veearts, veeboer, veerman, vennoot, vicaris, violist, voerman, voorman, wachter, walbaas, werkman, witkiel, wijsgeer, ijscoman, zetbaas, zetboer, zoöloog 8 aannemer, acrobaat, actuaris, admiraal, adviseur, advocaat, afslager, agrariër, agronoom, akkerman, arbeider, bediende, behanger, bezorger, bisschop, bloemist, bootsman, botanist, breeuwer, burelist, chasseur, chemicus, corveeër, crasseur, criticus, croupier, dagloner, diëtiste, dirigent, dompteur, douanier, edelsmid, eierboer, emba- leur, essayist, etnoloog, figurant, filmster, filo- soof, fluitist, grafboer, gendarme, generaal, geo- graaf, gitarist, goudsmid, graficus, griffier, gros- sier, hoefsmid, hofmeier, hoornist, horloger, ho- telier, hovenier, huidarts, huisarts, huisbaas, hu- morist, imitator, inpakker, jongleur, juwelier, kaasboer, kamerlid, kanunnik, kapelaan, kapitein, kleiboer, koetsier, koksmaat, kolenman, kyno- loog, laborant, legumier, linguist, lijfwacht, makelaar, marinier, melkboer, militair, minister, mo lenaar, muzikant, naaister, officier, olieboer, om- roeper, opleider, oppasser, opperman, opticien, op- voeder, organist, orgelman, pedagoog, pedicure, pedoloog, perschef, postbode, pompgast, priester, promotor, prozaïst, puinbaas, quaestor, raadslid, raadsman, reisgids, reiziger, repelaar, reporter, re- sident, rijknecht, schilder, schipper, schrijver, scri bent, sergeant, siersmid, slachter, spinster, soig neur, speurder, stuurman, suppoost, taanbaas, tail- leur, tandarts, taxateur, tekenaar, uitgever, theo- loog, tonelist, toreador, uitgever, vedelaar, veeko- per, veembaas, veenbaas, veenboer, veerbaas, ver- koper, vertaler, viskoper, vocalist, werkster, wijn- koper, zakenman, zeerover 9 adelborst, alchimist, ambtenaar, antiquair, apo theker, architect, astroloog, astronoom, baanveger, baggelaar, baggeraar, baggerman, bankloper, bar- keeper, beheerder, besteller, blokmaker, bookma ker, botanicus, bottelier, brigadier, cameraman, ca- mioneur, cargadoor, catecheet, chauffeur, chirur- gijn, componist, conciërge, confiseur, conrector, corrector, costumier, couturier, dakdekker, detecti- ve, diplomaat, directeur, dokwerker, donkeyman, dramaturg, dijkwerker, etnograaf, executeur, ex- porteur, fabrikant, facturist, farmaceut, financier, fotograaf, fysioloog, gasfitter, genealoog, germa- nist, glazenier, grafoloog, handelaar, importeur, ingenieur, internist, kaaskoper, kaasmaker, kamer- heer, kamermeid, kanonnier, kardinaal, kastelein, kerkvoogd, kolenboer, komediant, koppelaar, kor poraal, kroegbaas, kwekeling, landdrost, landme- ter, leidekker, literator, luitenant, lijkdrager, lijn- slager, machinist, marconist, metselaar, minstreel, mijnwerker, modinette, mosselman, mytholoog, navigator, neuroloog, ombudsman, ontvanger, ont- werper, operateur, opzichter, ouderling, pakknecht, parlevinker, patholoog, patissier, paukenist, pedde- laar, pelsjager, ploegbaas, politicus, preceptor, pre- dikant, preekheer, president, procureur, professor, pijpfitter, raadsheer, radioloog, rayonchef, recen- sent, redakteur, regisseur, rentenier, skileraar, slotvoogd, socioloog, souffleur, speculant, spuitgast, stadsbode, stadsvoogd, stoofsmid, stukadoor, stuwadoor, technicus, therapeut, timmerman, tollenaar, topograaf, typograaf, trancheur, treinchef, uitdeuker, uitdrager, uitvinder, vakleraar, valkenier, veedrijver, veefokker, veehoeder, verhuizer, verpleger, verzinker, voddenman, waarnemer, wachtsman, waterschout, wegwerker, wethouder, winkelier, wolverver, zeilmaker, zendeling, zenuwarts 10 aanspreker, aardwerker, academicus, accountant, archivaris, assuradeur, badmeester, bandleider, bankwerker, beenhouwer, beiaardier, bestuurder, beugvisser, beursagent, bevrachter, biersteker, biertapper, blikslager, boekbinder, boekhouder, bollandist, bontwerker, boomkweker, bootwerker, boswachter, brandwacht, buffetchef, caféhouder, cabaretier, calculator, calligraaf, cardioloog, cavalerist, chemigraaf, collecteur, colporteur, commandant, commandeur, conducteur, controleur, courantier, dansleraar, declamateur, decorateur, detaillist, diamantair, dienstbode, dierenarts, discjockey, doodbidder, doodgraver, entomoloog, evangelist, examinator, expediteur, ezeldrijver, filatelist, filmacteur, filmspeler, gaardenier, geestelijke, geneesheer, glasblazer, goochelaar, goudzoeker, gouverneur, graveerder, handelsman, handwerker, handzetter, harpoenier, harpspeler, herbergier, historicus, hofmeester, hoofdagent, hoogleraar, houthakker, houtvester, huisdokter, huisknecht, inspecteur, journalist, kachelsmid, karabinier, kerkleraar, kermisgast, keuterboer, kinderarts, kippenboer, kleerkoper, kleermaker, klepperman, klokkenist, klokluider, kluizenaar, koddebeier, koorzanger, kostwinner, kruidenier, kuilvisser, kwakzalver, lakenkoper, lakenwever, landbouwer, lansknecht, leerlooier, leertouwer, librettist, liftjongen, logopedist, loodgieter, loopjongen, lorrenboer, maarschalk, magistraat, magnetiseur, marskramer, mecanicien, medewerker, melkslijter, modelmaker, nachtwaker, oberkelner, observator, obstetrist, olie slager, ondernemer, onderwijzer, ovenbouwer, paleograaf, palfrenier, papyroloog, ponstypist, psychiater, psycholoog, pijpenmaker, quizmaster, rangeerder, reisleider, reparateur, rietdekker, ritmeester, robbenjager, roerganger, scheepskok, scheepskok, schoolarts, secretaris, sjouwerman, slagwerker, smokkelaar, sorteerder, specialist, spekslager, speleoloog, stalhouder, staljongen, stalknecht, stenograaf, striptease, strodekker, strowerker, stukwerker, tabaksboer, technoloog, telefonist, thaumaturg, thesaurier, tokohouder, tolgaarder, toonzetter, touwslager, trompetter, troubadour, tuinjongen, turfsteker, tijdopnemer, uitvoerder, varensgast, veengraver, verdediger, verhuurder, veterinair, vetsmelter, vice-consul, vliegenier, vlootvoogd, voetballer, voorganger, voorzanger, voorzitter, vroedvrouw, vuilnisman, waarzegger, afelbakker, wagenmaker, waterklerk, wegenwacht, wielrenner, winkelchef, ijzergieter, zeepzieder, zielzorger, zilversmid, zoutzieder, zwingelaar 11 aardkundige, aartsdiaken, aartshertog, acquisiteur, mbassadeur, auctionaris, autobewaker, automonteur, autospuiter, baakmeester, baanwachter, bankbeambte, beeldhouwer, betonwerker, beulsknecht, bevelhebber, bezembinder, bierbrouwer, biochemicus, bloemkweker, blokwachter, boekdrukker, bomenrooier, bouwkundige, brancardier, broodbakker, broodventer, brugwachter, buikspreker, burgervader, chiropodist, clichémaker, commentator, commissaris, confiturier, conservator, dameskapper, dansmeester, dekofficier, depothouder, dermatoloog, deurwaarder, eekschiller, elektricien, fruitkweker, gareelmaker, garderobier, geweermaker, gezaghebber, godgeleerde, groenteboer, grondwerker, gynaecoloog, haarsnijder, haringkaker, heelkundige, heelmeester, heilgymnast, herenkapper, hofprediker, hotelhouder, hotelkruier, huidenkoper, huismeester, hutbediende, hypnotiseur, illustrator, impresario, industrieel, informateur, instructeur, kaapvaarder, kamprechter, kastenmaker, kerkdienaar, kermisklant, ketelbikker, ketelboeter, ketellapper, keurmeester, keursoldaat, kistenmaker, kolendrager, kolonisator, koordanser, koperslager, knopengieter, leermeester, lexicograaf, lijstenmaker, magazijn-chef, magnetiseur, mandenmaker, mattenmaker, meteoroloog, meubelmaker, missionaris, modelbouwer, motordrijver, motorrenner, nageljongen, onderwijzer, operazanger, orgelbouwer, ormithiloog, orthopedist, paardenkoper, parelduiker, parelvisser, parlevinker, persattaché, pianoleraar, plaat-snijder, plaatwerker, postmeester, preparateur, propagandist, programmeur, pijpenlooier, raffinadeur, echercheur, rentmeester, rozenkweker, satijnwerker, scheepsarts, schildwacht, schoenmaker, schoolhoofd, schoonmaker, seinwachter, sloten-maker, snelschrijver, stalmeester, standbouwer, strandwerker, steenbakker, steenhouwer, stoffeer-der, straatmaker, straatveger, taalkundige, tafelwer-ker, tapijtwever, tegelbakker, tegelzetter, telegra-fist, theeplanter, touwslager, translateur, turftrapper valsemunter, varensgezel, vatenwasser, veldwach-ter, vellenkoper, venduhouder, vervrachter, verzekeraar, vioolbouwer, vioolspeler, vlasspinner, vleeshouder, vrachtrijder, vrouwenarts, waagmees-ter, wafelbakker, waterschout, watervitter, weerkundige, wegenbouwer, werkmeester, wildstroper, zaalwachter, zeekapitein 12 aalmoezenier, accordeonist, armenverzorger, bacterioloog, bakkersgezel, balletdanser, bankbediende, banketbakker, beschermheer, boekverko-per, boerenknecht, boetprediker, bollenkweker, bordenwasser, borstelmaker, brandmeester, brandweerman, brillenmaker, burgemeester, cari-caturist, conferencier, constructeur, dactylograaf, degenslikker, dierentemmer, distillateur, duiven-melker, fietsenmaker, flessenmaker, floormana-ger, functionaris, garagehouder, gedeputeerde, geldschieter, gemeentebode, gerechtsbode, gezagvoerder, gildemeester, gildepatroon, glazenwas-ser, grenswachter, handarbeider, handelsagent, handwerksman, haringpakker, havenmeester, hel-derziende, horlogemaker, hotelportier, huisbediende, huiseigenaar, huisschilder, incasseerder, installateur, jagermeester, kamerdienaar, kantoor-klerk, kapelmeester, kapittelheer, kareelbakker, karikaturist, karrevoerder, kassenbouwer, kippenfokker, klarinettist, klokkenmaker, klom-penmaker, koraalvisser, kornetblazer, koudslach-ter, kraandrijver, kunstschilder, landarbeider, let-terzetter, lichtmatroos, lijkschouwer, manegehou-der, marechaussee, marktkoopman, marktmeester, messenslijper, metaalgieter, meteropnemer, mu-ziekleraar, mijningenieur, nachtportier, neurochi-rurg, notarisklerk, orgeldraaier, orkestleider, pale-ontoloog, pannenbakker, parkeerwacht, pasteima-ker, pensionhouder, pianostemmer, polderjongen, politieagent, pompbediende, poolreiziger, potten-bakker, propagandist, pruikenmaker, raadadvi-seur, radiomonteur, referendaris, restaurateur, thaumatoloog, röntgenoloog, rubbertapper, rijks-advocaat, schaapherder, schade-expert, scharen-sliep, scheepsagent, scheepsklerk, scheikundige, schillenboer, schoenlapper, schrijnwerker, siga-renmaker, sluiswachter, snelschrijver, snelteke-naar, spuitmeester, stadhuisbode, stafofficier,steendrukker, stempelmaker, straatzanger, strand-jutter, strandvonder, stratenmaker, stuntvlieger, taalgeleerde, tabakskerver, touroperator, tulpen-kweker, turfschipper, uurwerkmaker, veehande-laar, veerschipper, veldprediker, vendumeester, verificateur, verlofhouder, verslaggever, vece-ad-miraal, vishandelaar, vlagofficier, vrederechter, vrachtrijder, wagenmeester, wijnhandelaar 13 aandeelhouder, aardappelboer, aartsbisschop, autohandelaar, bakkersknecht, balletmeester, bankdirecteur, bedrijfsleider, betaalmeester, beursbediende, beurtschipper, boedelmeester, boekhandelaar, bonthandelaar, brillendokter, bril-lenslijper, broodbezorger, cabaretzanger, cinema-tograaf, commissionaris, concertzanger, confectio-nair, correspondent, correspondent, diamantslijper, diamantwerker, diamantzetter, douanebeambte, fi-liaalhouder, filmoperateur, filmproducent, flessen-blazer, fotohandelaar, garde-officier, geneeskun-dige,groentekweker, havenarbeider, hellebaardier, historiograaf, hoofdarbeider, hoofdofficier, huisbe-waarder, huisjesmelker, hulpbesteller, jachtopzie-ner, jeneverstoker, kaashandelaar, kabinetwerker, kantinehouder, kantonrechter, kaperkapitein, kel-dermeester, kinderrechter, koffieplanter, krantenjongen, krullenjonen, kunstschilder, ladingmeester, leeuwentemmer, letterkundige, liedjeszanger, lom-merdhouder, lompengaarder, lompenkoopman, machinezetter, magazijnknecht, manufacturier, meesterknecht, mededirecteur, mederedacteur, melkhandelaar, metaaldraaier, middenstander, modeontwerper, muziekmeester, oliehandelaar, onder-officier, opvoedkundige, orkestmeester, paarden-slager, pakhuisknecht, pensionhouder, persfotograaf, pillendraaier, postbesteller, postdirecteur, psychometrist, pijpenopsteker, radio-omroeper, ruimtevaarder, rijksambtenaar, salonbediende, schapenfokker, schapenhouder, scharenslijper, scheepsbouwer, scheepsexpert, scherprechter, schoenpoetser, schoolmeester, schout-bij-nacht, schriftkenner, slagersjongen, sponsenduiker, spon-senvisser, stadsadvocaat, stoelenmatter, straat-koopman, tabaksplanter, tamboer-majoor, land-techniker, taxichauffeur, tekstschrijver, tuinarchi-tect, turfschipper, vaartschipper, varkensfokker, verkeersagent, verloskundige, vice-president, vod-denkoopman, vuurwerkmaker, wederverkoper, zaakwaarnemer 14 aapjeskoetsier, adjunct-commies, administra-teur, armenverzorger, autoverhuurder, beursspecu-lant, bibliothecairs, binnenschipper, bioscoophou- der, boerenarbeider, boodschaploper, boterhande-laar, buffetbediende, concertmeester, consul-gene-raal, diamantslijper, elektromonteur, filmverhuur-der, frescoschilder, fruithandelaar, fysiotherapeut, garnalenvisser, gecommitteerde, generaal-majoor, graanhandelaar, grondspeculant, groothandelaar, handelsattaché, hoofdambtenaar, hoofdredacteur, huisonderwijzer, hypotheekgever, hypotheekne-mer, kleinhandelaar, kolenhandelaar, kunsthande-laar, legerpredikant, legioensoldaat, linnenjuffrouw, logementhouder, magazijnmeester, melkcontro-leur, metaalbewerker, onderdirecteur, onderluite-nant, oudheidkundige, paardenkoopman, pakhuis-meester, parlementariër, pluimveehouder, postcommandant, putjesschepper, radiohandelaar, rechtsgeleerde, rijksaccountant, rijksarchivaris, rijschoolhouder, scheidsrechter, schriftkundige, schoolopziener, sergeant-majoor, sierkunstenaar, sluikhandelaar, soldaat-commies, sportredacteur, straatmuzikant, tabaksmakelaar, terrazzowerker, toonkunstenaar, trambestuurder, tramconducteur, veilingmeester 15 aardrijkskundige, advocaat-fiscaal, bouwvakarbeider, concessiehouder, detailhandelaar, dia-mantbewerker, dierenhandelaar, effectenmake- laar, equipagemeester, gerechtsdienaar, geschied-kundige, geslachtkundige, handelsbediende, har-monicaspeler, hoofdconducteur, hoofdinspecteur, hoofdonderwijzer, hypotheekhouder, instrumen-talist, instrumentmaker, kamerverhuurder, kapi-tein-ter-zee, kleinkunstenaar, kloosterbroeder, korpscommandant, kroniekschrijver, kunsthisto-ricus, landbouwkundige, legercommandant, loge-menthouder, luitenant-ter-zee, magazijnbediende, obligatiehouder, portretschilder, productieleider, raadspensionaris, reclameschilder, reclameteke-naar, rijwielhandelaar, scheepskapitein, spoor-wegbeambte, straathandelaar, tabakshandelaar, tabaksimporteur, tandheelkundige, textielarbei-der, treinconducteur, tuinbouwkundige, tussen-handelaar, varkensslachter, vicaris-generaal, woninginrichter, ziekenverpleger, zuivelconsulent 16 adjunct-directeur, admiraal-generaal, advocaat generaal, auditeur-militair, brievenbesteller, cere-moniemeester, fietsenbewaarder, elektrotechnicus, evangeliedienaar, fabrieksarbeider, geluidstech-nicus, geschiedschrijver, grootindustrieel, horos-cooptrekker, huwelijksmakelaar, kapitein-adju-dant, kapitein-generaal, kostschoolhouder, lantarenopsteker, loco-burgemeester, logementhouder, luitenant-kolonel, ondercommissaris, opperbevel-hebber, oppergezaghebber, plaatscommandant, procuratiehouder, rijwielhersteller, scenario-schrijver, scheepstimmerman, schoolinspecteur, schoorsteenveger, sectie-commandant, sigaretten-fabrikant, staatssecretaris, theaterdirecteur, victu-alie-meester, vuurtorenwachter 17 assistent-resident, bestuursambtenaar, bestuursassistente, bloembollenkweker, brigade-commandant, cavalerie-officier, directeur-gene-raal, divisiecommandant, gemeenteambtenaar, ge-meenteontvanger, gevangenbewaarder, kapitein-ingenieur, kapitein-luitenant, landbouwingenieur, landbouwconsulent, landschapschilder, luitenant-adjudant, luitenant-admiraal, luitenant-generaal, noordpoolreiziger, opperwachtmeester, ordonnans officier, politie-inspecteur, procureur-generaal, scheepsbevrachter, tuinbouwconsulent, veeteelt-consulent, vertegenwoordiger, verzekeringsagent 18 adjunct-commissaris, artillerieofficier, aspirant-controleur, assistent-apotheker, belastingconsulent, oodschappenjongen, catechiseermeester, evange-lieprediker, gemeentearchivaris, gemeentesecreta- ris, gouverneur generaal, hypotheekbewaarder, in-specteur generaal, karikatuurtekenaar, luitenant ingenieur, politiecommissaris, rechter commissa-ris, scheepsbouwkundige, secretaris generaal, sub-stituut griffier, substituut officier 19 apothekersassistent, bataljonscommandant, bin-nenhuisarchitect, commies verificateur, commis-saris generaal, compagniecommandant, districts-commandant, gezantschapsattaché, ontdekkings- reiziger, regimentscommandant, substituut-procu- reur 20 begrafenisondernemer, boordwerktuigkundige, districtscommissaris, garnizoenscommandant, handelscorrespondent, oorlogscorrespondent, voordrachtskunstenaar, waterstaatsingenieur 21 adjudant onderofficier, adjunct administrateur 22 gezantschapssecretaris, gouvernementsambte-naar, scheepswerktuigkundige, volksvertegenwoor-diger 23 kapitein kwartiermeester 24 luitenant kwartiermeester 26 arrondissements-commissaris, 29 arrondissements-schoolopziener beroepen, vrouwelijke- 3 non, min 4 hoer, meid 5 baker, minne 6 agente, boerin, kokkin ,pilote, zuster 7 actrice, barones, cheffin, docente, hofdame, hos-pita, juriste, kapster, lerares, modiste, pakster, porster, prinses, priores, typiste, waardin 8 acrobate, advocate, analiste, artieste, breister, cassière, celliste, coupeuse, danseres, danseuse, dentiste, dienares, diëtiste, dokteres, drogiste, etnologe, filmster, firmante, geograve, harpiste, herderin, juffrouw, kamenier, kelnerin, koningin, kookster, kopiiste, manicure, naaister, ouvreuse, pedagoge, pedicure, pianiste, ponseuse, serveuse, spinster, studente, theologe, violiste, voedster, wasvrouw, werkster, zangeres 9 adviseuse, astrologe, astronome, ballerina, bureliste, caissière, coiffeuse, dichteres, dirigente, fluitiste, fotografe, gitariste, grafologe, huisvrouw, kookvrouw, koopvrouw, kostvrouw, laborante, mannequin, markiezin, molenarin, mosselwijf, neurologe, organiste, radiologe, sociologe, soubrette, spoelster stripster strijkster tailleuse tekenares vocaliste wijkzuster 10 ambtenares, arbeidster, architecte, bewaakster, calligrafe, cardiologe, chauffeuse, componiste, costumière, dienstbode, directrice, dramaturge, fabrikante, facturiste, inkoopster, interniste, keukenmeid, komediante, koorzuster, kweke-linge, lokettiste, melkmeisje, omroepster, predi-kante, psychologe, publiciste, raadsvrouw, regisseuse, schilderes, schrijfster, scriptgirl, souffleuse, stenografe, stewardess, strijkvrouw, vroedvrouw, zendelinge 11 colportrice, conductrice, controleuse, dans-lerares, decoratrice, detailliste, filmactrice, gou- vernante, inspectrice, journaliste, kamermeisje, kasteleinse, logopediste, metereologe, ontwerpster, pianolerares, ponstypiste, redactrice, ser-veerster, telefoniste, uitgeefster, verkoopster, vertaalster, waarzegster 12 ambassadrice, archivaresse, bacteriologe, bel-lenmeisje, boekhoudster, bontwerkster, caféhoud- ster, chansonnière, chiropodiste, dameskapster, declamatrice, dienstmeisje, ekwilibriste, exami-natrice, groentevrouw, handwerkster, heilgym-naste, huishoudster, huisnaaister, informatrice, instructrice, juwelierster, kaartlegster, kamenier-ster, kantwerkster, keukenmeisje, kindermeisje, linnenmeisje, onderwijzeres, orthopediste, pornpnaaister, reumatologe, scheidsvrouw, secretaresse, steno typiste, verdedigster, ver-pleegster, vlasspinster 13 ateliermeisje, beeldhouwster, bloemenmeisje, hotelhoudster, illustratrice, keukenprinses, koorddanseres, koppelaarster, marketentster, operazangeres, persfotografe, pottenbakster, propagandiste, taillewerkster, verloskundig, 14 balletdanseres, beschermvrouwe, buffetjuf-frouw , correspondente, fabrieksmeisje, herber-gierster, hoedenmaakster, huisbewaarster, kinderjuffrouw, kleuterleidster, kloosterzuster, koffiejuffrouw, linnenjuffrouw, marktkoopvrouw, nettenboetster, pensionhoudster, schoonmaakster, toiletjuffrouw, verkeersagente, winkeljuffrouw, 15 administratrice, concertzangeres, costuum-naaister, filiaalhoudster, kleuterleidster, pension-houdster, speldenwerkster, verslaggeefster, wijkverpleegster 16 bibliothecaresse, instrumentaliste kamerverhuurster 17 garderobejuffrouw 18 fabrieksarbeidster 19 belastingconsulente, vertegenwoordigster 20 apothekersassistente, binnenhuisarchitecte 21 voordrachtkunstenares 22 schoonheidsspecialiste 24 bewaarschoolonderwijzeres beroepen – convoceren beroep in de tropen – planter beroep in de winter – baanveger beroeping – benoeming, nominatie, vocatie beroep op hogere rechter – appel beroep van makelaar - makelarij beroeps – prof beroepsbezigheden vaarwel zeggen – afdeinzen retireren, terugtrekken beroepsdanser – balletdanser, gigolo, playboy beroepsdanser in danshuizen – gigolo bertoepsdanseres – ballesteuse, figuurdanseres, ronggeng, serimpi, taledek (Ind.) beroepsfotograaf - vakfotograaf beroepsgenoot – collega, confrater, confrère beroepshalve – e.o., e.p, .r.o. beroepskleding livrei, overall, tenue, uniform, werkkleding beroepsonderwijs – vakonderwijs beroepsorganisatie - vakbond beroepspaardrijder jockey beroepsspeler – professional beroepssportbeoefenaar – professional beroepssportman – prof., professional beroepstaal - (vak)jargon beroepsuitoefening – praktijk beroepsverandering - omscholing beroepsverenigig – gilde, vakbond beroepswerkzaamheden – praktijk beroepswerkzaamheid – bezigheden beroepszielte – loodvergiftiging, silicose beroepsziekte van steenhouwers - silicose beroerd akelig, belabberd, deplorabel, ellendig, erg, gammel, hopeloos, lam(lendig), lammenadig, lamlendig, lelijk, lui, misselijk, miserabel, naar, onaangenaam, ongedisponeerd, ongestels, onlekker, onpasselijk, onwillig, slecht, treurig, vervelend beroerd geval – lelijkerd beroerde vent – lammeling, naarling beroerdigheid – akeligheid, ellende, misère, narigheid beroeren - aanraken, aangrijpen, ontstellen, turberen, verontrusten beroering – aandoening, aanraking, agitatie, beweging, deining, emotie, fermentatie, gisting, onrust, ontsteltenis, opwinding, perturbatie, rel, rep, roerte, sensatie, tumult beroerling – bliksemstraal, ellendeling, etre, lelijkerd, mispunt, naarling, rotzak beroerte – aanval, apoplexie, attaque, bloeduitstorting(hersenen), onrust, paraly(i)se, toeval, verlamming beroerten – onlusten, rustverstoring beroest – rauw, schor, verroest berokkenen – aandoen, teweegbrengen, veroorzaken, verschaffen beroofd berold, bestolen, platzak, uitgeschud, verstoken beroofd van – verstoken beroofd van verstand – ontzind, verdwaasd beroofd van zijn zinnen – dwaas, onbesuisd, razend berooid arm(oedig), armzalig, bekaaid, blut, haveloos, kaal, ledig, leeg, miserabel, platzak, uitgeput berooid persoon – armoedzaaier, kalis, schooier, vagebont berouw – bekering, bezinning, boetvaardigheid, droefheid, deemoed, gebrokenheid, (gewetens)wroeging, gewetensknaging, hartzeer, inkeer, leedwezen, metanola, naberouw, schuldbesef, spijt, wroeging, zielskwelling, zondebewustzijn berouwen spijten berouw gevoelen - inkeren berouw hebben – spijten berouwhebbend door schuldgevoel – bezorgd, bekommerd, ,bezwaard berouwhebbebde in deemoed en oprechtheid des harten - tollenaar berouw uit vrees voor straf - attritie berouwvol – boetvaardig, deemoedig, ootmoedig, rouwaardig berouwvolle belijdenis - biecht beroven – bestelen, doden, ontnemen, ontstelen, opsluiten, plukken, plunderen, priveren, rampokken, uitkleden berovend - privatief beroving – plundering, privatie beroving van nationaliteit denaturalisatie berrie baar, brancard, burie, disselboom, draagbaar, drek, hooiraam, katafalk, lamoen, slat berst – barst, scheur(tje), spleet bersten – creveren, (vaneen)splijten bertram – duizendblad, kwijlwortel berucht- bekend, kwaadwillig, kwalijk, notoir, slacht, ongeacht, ongeëerd, openbaar berucht gangster Al Capone, Dillinger, Lamothe, Landru berucht legeraanvoerder - Tilly berucht moordenaar – Landru berucht moordenaar (bijbel) - Barabbas berucht Romeinse keizer Nero berucht staatsman Franco, Hitler, Napoleon, Stalin berucht uit de 80 jarige oorlog Alva beruchte buurt – gribus beruchte dief (begin 18e eeeuw in Parijs) - Cartouche beruchte Duitse organisatie - SD beruchte verleider Casanova, Don Juan beruchte ziekte cholera, kanker, lepra, pest, pokken, polio, t.b.c., tering, tumor berusten – baseren, resigneren, schikken, steunen, verblijven berusten in - neerleggen berustend geduldig, gedwee, gelaten, geresigneerd, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, passief, stoïsch berustend op – votief berustend op de rede – rationeel, redelijk, verantwoord, weldoordacht, zakelijk berustend op de wet – legitiem berustend op ervaring – empirisch berustend op experimenten – proefondervindelijk berustend op geschiedenis – historisch berustend op vertrouwen – fiduciair, trouwhartig, vertrouwelijk berusting – bewaring, bezit, fatalisme, geduld, gelatenheid, lijdzaamheid, onderworpenheid, overgave, resignatie, stoicisme, zenoïsme berijder van een auto – chauffeur berijder van een olifant – kornak berijder van een paard – ruiter berijder van een wagen – menner, voerman berijder van een zeker dier – kameelruiter berijdster van een paard – amazone berylistiek - spiegelwaarzeggerij beryllium – Be berijmd verhaal – sproke berijmde kunstproza van Arabische oorsprong - makame berijmen - versmaat bes – aalbes, bei, beier(rozenkrans), bezie, b (verlaagd), bosbes, braam, oudje besant – medaille, penning besappel - bloeiheester beschaafd – beleefd, correct, fatsoenlijk, fijn, geciviliseerd, gecultiveerd, gedistingeerd, gemanierd, keurig, net(jes), ontwikkeld, poliet, urbaan, (wel)gemanierd, welopgevoed, wellevend beschaafde man – gentleman, heer beschaafde mensen – adel, dames, elite, herenedelen beschaafde vrouw – dame, douarièrte, edeldame, freule, gravin, hertogin, mevrouw beschaafde vrouw van losse zeden - Hetraere beschaafdheid – beleefdheid, fatsoen, verfijning, wellevendheid beschaafd persoon – aristocraat beschaamd – bekaaid, blozende, confuus, honteus, schaamachtig, schaamtevol, verlegen, (ver)schut, beschaamdheid – confusie, schaamt, verlegenheid beschaamd maken - praam beschadigd – aangeslagen, bedorven, defekt, gedegradeerd, gehavend, gekneusd, gekreukt, gemultileerd, gescheurd, geschonden, geteisterd, kaduuk, kapot, ongaaf, ontrampeneerd, romp, slecht, toegetakeld, stuk, vervallen, verwoest, wankel, ziek beschadigd schip wrak beschadigen – aantasten, bederven, besmetten, gescheurd, havenen, kneuzen, krenken, kreukelen, misvormen, mutileren, ontheiligen, ontwijden, ramponeren, schenden, scheuren, teisteren, toerichten, toetakelen, verknoeien, vernield, vernielen, verwoesten, beschadiging averij, barst, breuk, deuk, gat, kras, laesie, molest, schade, schending beschadiging aan schepen – averij beschadiging van een graf – grafschennis beschaduwd – lommerrijk beschaduwen – belommeren, ombrageren beschamen - mortificeren beschamend – genant, mortifiant, vernederend beschaming – mortificatie, schande beschaven civiliseren, cultiveren, gladmaken, humaniseren, ontwikkelen, polijsten, verlichten, vormen beschaving – beleefdheid, civilisatie, cultuur, hoffelijkheid, kultuur, ontwikkeling, techniek, veredeling bescheid – akte, antwoord, bericht, (bewijs)stuk, document, inlichting, kondschap, responsum, uitleg bescheid doen – repliceren bescheid geven - antwoorden bescheiden – bedeesd, bleu, deemoedig, discreet, eenvoudig, eerbaar, gering, ingetogen, kuis, matig, modest, nederig, onaanzienlijk, ongunstig, onopvallend, ootmoedig, schadelijk, sober, verlegen, voorzichtig, zedig bescheiden beknorren, berispen bescheidenheid eenvoud, discretie, ingetogenheid, modestie, nederigheid, soberheid, voorzichtigheid bescheid geven - antwoorden beschenden belasteren beschenken - begiftigen bescheren – toebedelen beschering - beschikking beschermbeeld schutsbeeld, palladium beschermd – behoed, beschut, beveiligd, bewaakt, geborgen, safe, veilig beschermd gebied domein, reservaat beschermd geleide - konvooi beschermd jachtgebied – revier, warande beschermd landschap – natuurgebied beschermd natuurgebied in Nederland – Biesbos, Wadden beschermeling(e) – begunstigde, cliënt, protégé(e), pupil beschermende huisgoden penaten, laren beschermeling protégé beschermen afdekken, bedekken, behoeden, beschutten, beveiligen, bewaken, bewaren, dekken, hoeden, patroneren, protegeren, verdedigen, waren beschermend – beschuttend, veveiligendtutelair beschermend geleidster – chaperonne beschermend jachtterrein – waranda beschermend omhulsel – bekleding, integument, omkleedsel, omwinding, verpakking beschermende huisgoden – laren, penaten beschermende kleuraanpassing mimicry, schutkleur beschermende penning – amulet, talisman beschermer – begunstiger, (be)hoeder, borg, goed, lijfwacht, patroon, protectorschutsheer, toeverlaat, tuteur, tutor beschermer (bevorderaar) – voorstander beschermer der artsen – Esculaap beschermer der boogschutters - Sebastiaan beschermer der brandweerlieden - Barbara beschermer der Engelsen – Joris beschermer der gehuwde vrouwen – Anna beschermer der leren – Patrick, Patricius beschermer der jagers – St. Hubertus beschermer der politie – Hermandad beschermer der schilders – Lucas, Lukas beschermer der schoenmakers – Chrispijn beschermer der timmerlieden – Jozef beschermer der tuinders – Adam beschermer der vissers - Petrus beschermers van een vorst garde, lijfwacht beschermgeest – Ariël, fee, geleigeest, genius, goeroepatroon, peri, goeroe beschermgod – totem beschermgodin – schutspatrones beschermgodin van de bronnen en (kl) rivieren – najade beschermgodin van de paarden – Epona (Rom.) beschermgodin van kunsten en wetenschappen – muze, zanggodin beschermgodin van Rome - Egera beschermheer patroon, protector, schutspatroon beschermheerschap patrocinium, patronaat, patronage beschermheer van een rederijkerskamer – keizer beschermheerschap – patronaat, patronage, protectie, protectoraat beschermheilige – schuts(patroon), schutsheer, schutsvrouw beschermheilige van Ierland Patrick bescherming – aegis, asiel, auspiciën, beschermgod, beschutting, beveiliging, bewaarengel, bewaring, geleide, hoede, protectie, schuilplaats, schutsengel, schutsel, steun, toeverlaat, toevlucht, voorspraak, vrijwaring bescherming burgerbevolking - bb beschermingsplaat - asbalans bescherming tegen de wind – rietmat bescherming tegen de wind – zeewering bescherming tegen de zon – markies, parasol bescherming van staatshoofd – garde, lijfwacht bescherminstantie van oude bouwwerken - monumentenzorg beschermschap – patronaat beschermster - patrones beschermvrouwe – beschermheilige, patrones, protectrice, schutsheilige, schutsvrouw beschermvrouw der gehuwde vrouwen – Anna schutsvrouwe van Parijs - Genoveva beschermwal – berm, brandmuur, contregarde bescheten – bekaaid, krenterig, slecht, verkeerd beschieten - afsluiten, bekleden, betekenen, opleveren, vorderen beschieten met een machinegeweer – mitrailleren beschieten uit de lucht – bombarderen, platgooien beschieting – bambrezering, beschot, bombardement, kanonnade beschijnen – verlichten beschik - bestel, regeling beschikal - bemoeial beschikbaar – aanwezig, disponibel, vacant, veil, verkrijgbaar, voorhanden, voorradig, vrij beschikbaar aantal – bestand, collectie beschikbaar stellen – aanbieden beschikbaar worden – loskomen, vrijkomen beschikbaarheid - disponibiliteit beschikken – beredderen, beslissen, besluiten, besturen, bezorgen, determineren, disponeren, distineren, inwilligen, ordenen, ordonneren, regelen beschikking – arrest, bepaling, beslissing, besluit, bestel, bestemming, decisie, decreet, destignatie, determinatie, dispositie, doel, lot, maatregel, noodlot, oekase, ordening, regeling, resolutie, slotsom, testament, uitspraak, ukase, wil(sbeschikking) beschilderd aardewerk - gleiergoed beschilderen – begiftigen, bemalen, beschamen, decoreren, kleuren, decoreren, kleuren, ridderen, verven beschildering van het gelaat - grime beschimmeld - beschaamd, bleek, kamig, muf, onfris, oud, schimmelig, verlegen beschimmelen - kamen beschimpen – smaden, smalen, beledigen, (be)spotten, honen, opproberen, schrollen, uitjoelen, uitjouwen, (uit)schelden beschimper – belediger, bespotter, smaler, uitschelder beschimping – belediging, eerkrenking, hoon, ignominie, injurie insult, opprobatie, schimpwoord, smaad, spot beschoeing – damwant, schot, wand beschonken – bezopen, dronken, lazarus, onbekwaam, sikker, teut, toeter, zat beschonkenheid - dronkenschap beschoren toebedeeld beschot afscheiding, afschutting, bekleedsel (hout)houten, lambrisering, opbrengst (veldvruchten), paneel, schutting beschotwerk – paneelwerk, lambrizering beschouwelijk – bespiegelend, contemplatief beschouwelijkheid - contemplatie beschouwen - aanzien, bekijken, beoordelen, considereren, gadeslaan, keuren, observeren, overwegen, waarnemen beschouwen als – aanmerken, aanrekenen beschouwend – contemplatief, beoordelend, bespiegelend, meditatief, overpeinzend, beschouwer - spectator, speculant, speculateur, waarnemer beschouwing – contemplatie, denkbeeld, denkwijze, terugblik beschouwingswijze – gezichtspunt, oogpunt, standpunt, zienswijze beschrijfbare huid van schapen – perkament beschrijvende volkenkunde - etnografie beschrijven - afbeelden beschrijvend – descriptief beschrijver (statistische -) van een volk – demograaf beschrijver van eigen leven - autobiograaf beschrijver van insekten - entomograaf beschrijver van volken - etnograaf beschrijving - schets, signalement, tekst, verhaal beschrijving der dieren – zoögrafie beschrijving der steensoorten - petrografie beschrijving van bibliotheken – bibliothecografie beschrijving van bomen - dendrografie beschrijving van de aarde geografie beschrijving van de aardlagen – stratigrafie beschrijving van de oceanen - oceanografie beschrijving van de spieren - myografie beschrijving van de sterrenhemel uranografie beschrijving van een boek - bibliografie beschrijving van eigen leven – autobiografie beschrijving van gebergten - orografie beschrijving van gesteenten petrografie beschrijving van heiligenleven hagiografie beschrijving van het heelal – kosmografie beschrijving van het leven der heiligen - hagiografie, legende beschrijving van het oor – otografie beschrijving van houtsoorten - xylologie beschrijving van iemands leven biografie beschrijving van iemands uiterlijk signalement beschrijving van insecten – entomografie beschrijving van iets - descriptie, tekst, omschrijving, verklaring, beschrijving van vissen - ichtyografie beschrijving van volksgroepen sociografie beschrijving van vogels - ornithografie beschrijving van volken - demografie, etnografie beschrijving van volksgroepen - sociografie beschroomd – angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, bleu, blo(de), eenkennig, laf(hartig), schroomvallig, schuchter, schuw, sip, timide, verlegen, vreesachtig beschroomdheid bedeesdheid, blohartigheid, bloheid, timiditeit, verlegen(heid) beschroomd mens - bloodaard beschuitbol – bestel, bolder, mastel beschuitbol met anijs - bestel beschuitbus - trommel beschuitgelei - honingzoet beschuldigde – aangeklaagde, beklaagde, verdachte beschuldigen – aanbrengen, aangeven, aanklagen, aantijgen, accuseren, belasten, betichten, crimineren, inculperen, taxeren, verwijten beschuldiger aanklager beschuldiging aanklacht, aantijging, accusatie, betichting, incriminatie, inculpatie, last, tenlastelegging, verwijt beschut aegide, afgeschermd, beschermd, beveiligd, geborgen, gevrijwaard, luw, veilig, windvrij beschut tegen de wind – luwte, windvrij beschutte ligplaats van schepen opper beschutten – beschermen, beveiligen, dekken beschuttende bomen en struiken – manteling beschutter - phylax, protector beschutting abri, afdak, asiel, atap, bedekking, bescherming, beschutsel, beveiliging, dak, dek, dekkleed, deken, (kamer)scherm, luwte, mat, overdekking, overtrek, protectie, raster, rietmat, scherm, schild, schuil, schuilplaats, schut, schutsel beschutting tegen de felle kou - anorak, beremuts, bontjas, oorkleppen, oorlap, oorwarmer beschutting zoeken - schuilen besef begrip, benul, bewustzijn, bezinning, denkbeeld, doorzicht, erkenning, gevoel, gewaarwording, idee, inzicht, kennis, notie, positie, verstand, voorstelling, weet, beseffen – achten, begrijpen, blijken, inzien, onderkennenrealiseren, vatten, weten beseffend – bewust besef hebbend - bewustzijn besef hebbend van - bewust besef van de juistheid van iets – erkentenis besef van eigen eer – eergevoel besef van goed en kwaad - geweten besef van het bestaan erkentenis besef van hetgeen de eer vereist – eergevoel besef van juistheid van iets - erkentenis besef van schuld - berouw, gewetenswroeging besef van zedelijke verbondenheid - plichtsbesef besef van zijn verantwoordelijkheid - plichtsbesef beseffeloosheid - bewusteloosheid beseffen - achten, begrijpen, blijken, houden, waarnemen, identificeren, inzien, kennen, mededelen, rekenen, vasten, verstaan, waarnemen, weten, zien besheide - kraaiheide beseffeloos bewusteloos besje – bestemoer, grootmoeder besjoemelen – manipuleren, neppen beslaan bedekken, bekleden, kanten, tengelen, vervullen beslabberaar - morskriek beslag aanhouding, arrest, bekleding, belegsel, bekleedsel, deeg, hoefijzr, oogst, veestapel, versiering beslag aan de staart van een affuit - staartbeslag beslag leggen op - saississeren beslag op neutrale schepen - angarie beslag op schepen embargo beslagen - onderlegd beslagleggen - accapareren, sekwestreren beslaglegger - deurwaarder beslaglegging aanhaling, aanhouding, angarie, arrest, arrestatie, benadering, beslag, bezitneming, confiscatie, embargo, saisine, sekwestratie beslaglegging op gebied – annexeren beslagleggen op goederen – benaderen beslaglegging op neutraal schip in oorlogstijd - angarie beslagnagel hoefspijker beslagwerk – rijswerk beslapen van een vrouw - paren beslechten beslissen, bijleggen, vereffenen, uitmaken beslechting - beslissing, vereffening beslissen – afdoen, beklinken, beslechten, besluiten, bepalen, decideren, oordelen, uitmaken, uitwijzen, vonnissen, beslissend afdoende, apodictisch, decisoir, definitief, genoeg beslissend antwoord uitsluitsel beslissend kenmerk – criterium, maatstaf, toets beslissend ogenblik keerpunt beslissend stadium - crisis beslissende extra partij barrage beslissende rit bij wielrennen belle beslissing beslechting, besluit, conclusie, decisie, decisief, dispositief, doorslag, eindoordeel, oplossing, resolutie, uitsluitsel, uitspraak, vonnis, voornemen beslissing van gezworenen - verdict beslist absoluut, afdoend, apert, bepaald, besloten, doortastend, duidelijk, echt, gedecideerd, gewis, ongetwijfeld, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, onversaagd, perse, pertinent, stellig, uitdrukkelijk, uitgemaakt, uitgesproken, vastberaden, volstrekt, waarachtig, waarlijk, welbewust, werkelijk, wilskrachtig, wis, zeker beslist en stellig – waarlijk ,zeker beslistheid aplomb, flinkheid, pertinentie, stelligheid, zekerheid beslist nodig - noodzakelijk beslommering besogne, bezigheid, drukte, moeite, omslag, soesa, rompslomp, zorg besloten – afgesloten, beslist, besloten, gereserveerd, geresolveerd, gesloten, intiem, ommuurd, ratus, besloten erf rondom boerenwoning heem besloten gezelschap club, corps, coterie, ensemble, krans(je), kring, sociëteit, soos besloten koliek - darmafsluiting beslotenheid - vastberadenheid besloten vereniging club, corps, sociëteit, soos besluit afloop, beschikking, beslissing, conclusie, consultum, decisie, decreet, determinatie, edict, eind(e), end, irade, maatregel, narede, oekaze, order, resolutie, resultaat, slot, slotsom, vaststelling, voornemen, wet besluit nemen – beslissen besluit tot analogie - analogiebesluit besluit van de sultan irade besluit van de tsaar oekaze besluit van een geschrift narede besluit van een vergadering motie, resolutie besluit van het haringseizoen - nateelt besluit van overheidswege - decreet besluiteloos aarzelend , grillig, halfslachtig, huiverig, (in)suspendo, irresoluut, onbestendig, onstandvastig, onzeker, slap, talmend, twijfelachtig, twijfelmoedig, twijfelend, wankelmoedig, weifelachtig, weifelend, weifelmoedig, wispelturig, besluiteloos mens twijfelaar besluiteloosheid onzekerheid, twijfel besluiteloos persoon - slappeling, twijfelaar, besluiteloos zijn - aarzelen, balanceren, twijfelen, vacilleren besluiteloosheid - aporie, onzekerheid, schromen, suspensie, twijfel, weifelen, besluiten afmaken, beëindigen, beslissen, beschikken, besussen, concluderen, decideren, determineren ,einden, eindigen, omsluiten, omvatten, resolveren, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitlopen, uitmaken, vaststellen, voltooien, voornemen besluiten trekken - syllogiseren besluitvaardig doortastend, resoluut, vastberaden besluitvorming – stemming beslijken - bemodderen besmelde - aardbeispinazie besmeren bemorsen, bestrijken, bevuilen, bezoedelen, boteren besmeren met pek - asepsis,bepekken besmet – aangestoken, bevlekt, geïnfecteerd, gevlekt, infect, onrein, verboden besmet met de geest des kwaads - onrein besmettelijk aanstekelig, aanstekelijk, bezoedelend, contagieus, infectieus besmettelijke kinderziekte kinkhoest, mazelen, rode hond besmettelijke veeziekte - boutvuur, miltvuur, (mond en) klauwzeer, koepok besmettelijke ziekte alastrim, cholera, epidemie, favus, influenza, lepra, longontsteking, pest, pokken, roodvonk, schurft, t.b.c. tering, tyfus, tuberculose besmettelijke ziekte van het hoofd - favus, kletskop besmetten aansteken, bemorsen, bevlekken, bevuilen, bezoedelen, infecteren, verontreinigen besmetting contagie, infectie besmettingsangst - bacterievrees besmeurd – bezoedeld, zwart besmeuren - bezoedelen besmuikt - geniepig, verdoken besnaard gevoelig besnaard toetsinstrument (18e) eeuw clavecimbel, klavechord besnijdenis - circumcisie besnijder mohel besnoeien afsnijden, bekrimpen, beperken,bezuinigen, inkorten, knippen bes-of knobbelachtige opzwelling - aambei besogne aangelegenheid, beslommering, zaak, besognes - rompslomp bespannen voertuig calèche, huifkar, karos, koets, landauer, ossenwagen besparen – overhouden, uitsparen, uitzuinigen bespat besmeurd bespat met slijk – bemodderd, beslikt, beslijkt, besmeurd bespeuren – bekennen, bemerken, merken, ontdekken, ontwaren, opmerken, waarnemen bespieden – afloeren, begluren, beloeren, bespioneren, gadeslaan, observeren, schouwen, spioneren, waarnemen bespieder – gluurder, observator, spion, waarnemer bespieding – observatie, spionage bespiegelen contempleren,mediteren, overdenken bespiegeling aanschouwing, beschouwing, contemplatie, mediteren, overpeinzing bespiegeling meditatie bespioneren - bespieden bespoedigen verhaasten, versnellen bespot persoon - risee bespottelijk absurd, belachelijk, dol, dwaas, eigenaardig, gek, idioot, krankzinnig, lachwekkend, mal, ridicuul, vreemd, zot bespottelijk iets paskwil, pasquinade bespottelijk nadoen - parodiëren bespotten – aanfluiten, honen, aanfluiten, uitlachen bespotting – aanfluiting, caricatuur, hoon, ludificatie, parodie, paskwil, risee, smaad, spot(prent) bespraakt - eloquent, welsprekend bespreken - bediscussere, beraadslagen, bestellen, recenseren, vermaken, verzeggen bespreking conferentie, congres, kritiek, overleg, palaver, recensie, vergadering, verhandeling bespreking van en boek - beoordeling, kritiek, resensie besprenkelen - bevochtigen besproeide vruchtbare vlakte in Spanje huerta, vega besproeien – aangieten, arroseren, begieten, bespuiten, bevloeien, bewateren, irrigeren besproeiing - irrigatie besproken - bewust bespuiten - besproeien bespijkering - spijkerhuid bessen afstropen - rissen bessen (bruin ) mispel bessendrank - cassis bessen (groen) kruisbes bessenjenever - rood bessen (rood) niet giftig: aalbes, bergvlier, berendruif, dakkruid, framboos, hondrood, hulst, meelbes, taxus, veenbes giftig, bitterzoet, boksdoorn, heggenrank, lelietjesvandalen, lijsterbes, peperboompje, slangenwortel bessenvlinder - harlekijn bessen (wit) mistletoe, sneeuwbes bessen (zwart) niet giftig: bosbraam, jeneverbes, klimop, krentenboompje kruidvlier, liguster, rijsbes, sleedoorn, vogelkers, wegedoorn, vlier, vuilboom, zoetekers, giftig: eenbes, kraaiheide, salomonszegel, wolfkers, zevenboom best – betrouwbaar, braaf, eminent, excellent, flink, goed(ig), lekker, leuk, nut(tig), puik, prima, rechtschapen, solide, uitnemend, uitstekend, uitmuntend, voordeel, wonderwel bestaan – aanzijn, dasein, durven, kostwinning, leven, omvatten, wezen, wagen, zijn bestaanbaar mogelijk bestaand aanwezig, actueel, concreet, echt, innig, levend, reëel, vast, voorkomend, waar, werkelijk, zijnde bestaande op zichzelf - autonoom, integraal bestaande toestand status quo bestaande uit reeksen – serieel bestaansmiddelen - inkomen, loon, salaris, soldij, wedde bestaansreden – zin bestaat - is bestand akkoord, conventie, entente, opgewassen, overeenkomst, resistent, schikking, sterk, traktaat, verdrag, vergelijk, wapenstilstand bestand kunnen bieden - resistent bestand tegen aantasting - hecht bestand tegen chemische invloeden - loogvast bestand tegen rumoer - geluiddicht bestand tegen warmte - hittebestendig bestand tegen water waterdicht, waterproef bestanddeel element, grondstof, ingrediënt, onderdeel bestanddeel van aardolie – benzine, petroleum bestanddeel van de aloë – aloïne bestanddeel van de alsem plant - absintine bestanddeel van Amerikaanse petroleum - pentaan bestanddeel van bier - gerst, gruit, hop bestanddeel van bloed bloedwei, hemoglobine, plasma, water bestanddeel van buskruit – houtskool, salpeter, zwavel bestanddeel van bijenwas – cerine bestanddeel van een cel - cellulose, cytoplasma, klem, protoplasma bestanddeel van deeg gist, meel, bloem bestanddeel van fruit en verse groenten - ascorbinezuur bestanddeel van het ei - dooier, eiwit bestanddeel van groene zeep - hennepolie bestanddeel van groentesoep - selderieknol bestanddeel van het lichaam – bloed, (kraak)been, merg, proteïne, specie bestanddeel van een kaarsen - stearine bestanddeel van koffie – coffeïne bestanddeel van koolteer - creosoot bestanddeel van lucht neon, argon helium, stikstof, koolzuur(gas), zuurstof bestanddeel van melk en kaas eiwit, lebenzym, room, vet bestanddeel van oliën – oleïne bestanddeel van palmolie - palmitine bestanddeel van papier - cellulose bestanddeel van pepermuntolie – menthol bestanddeel van petroleum pentaan bestanddeel van stoomtrein tender bestanddeel van teer – beenstof, hout, kurk, steenkool, turf, xylol bestanddeel van thee - teïne bestanddeel van urine xanthine bestanddeel van vet - stearine bestanddeel van voedsel eiwit, vet zetmeel bestanddeel van een cel cellulose cytoplasma, protoplasma bestanddeel van een kaars stearine bestanddeel van een klokhuis – blees, vruchtenpit bestanddeel van een lucifer – fosfor, hout bestanddeel van een sediment fractie, korrel, partikel bestanddeel van een stengel - vezel bestanddeel van een stollingsgesteente – bergkristal, fenokrist, kristal, kwarts bestanddeel van het lichaam (kraak)been, bloed, merg, specie, proteïne bestandslijn – demarcatielijn beste hennep - kol beste het – eersterangs, bloem, elite, keur, optimum, puik beste kamer - latrine, privaat, retirade secreet besteden aanwenden, gebruiken, consumeren, opmaken, spenderen, uitgeven besteding – aanwending, gebruik, uitgaaf, uitgave, verbruik bestedingsbeperking - bezuiniging besteedbaar inkomen - koopkracht besteedster - verhuurster, vroegpreek besteend rijshoofd nol, nolle, strandhoofd besteekband - kapitaalbandje bestek – bouwplan, couvert, eetgerei, geraamte, kader, lepel, mes, omvang, opstand, plan, ruimte, schets, soeplepel, tafelgerei, tekening, tijdruimte, vismes, vork bestek voor een aanbesteding - lastkohier bestekamer closet, cour, gemak, toilet, w.c., beste kwaliteit - puik besteker - botenbaas bestekkoepel - astrodome bestel beheer, beschikking, bestuur, drukte, leiding, regeling, opzet, orde, ordening, regime, schikking, verordning bestelen – beroven ontroven bestelfiets - bakfiets bestellen – aanvragen, bezorgen ontbieden, overhandigen, regelen, thuisbezorgen, besteller – bezorger, (post)bode bestelling aankoop, aanvraag, commissie, lastgeving, leiding, levering, ontbieding, opdracht, order, (ver)koop bestelloon - port(o) bestelvrachtfiets - carrier bestemd – bepaald, geschikt bestemd voor ingewijden - esoterisch bestemmen aanwijzen, bepalen, beschikken bestemming – aankomst, adres, destinatie, doel, einddoel, fatum, levenslot, levensweg, lot, noodlot, reisdoel, roeping, voorland, bestemoer - besje, grootmoeder, oma bestempelen brandmerken, kwalificeren bestendig aanhoudend, almaar, blijvend, constant, degelijk, duurzaam, klamp, langdurig, pal, pen, stabiel, standvastig, steeds, steevast, sterk, strak, stijf, onbeweeglijk, onveranderlijkheid, onverzettelijk, onwrikbaar, pal, regelmatig, standvastig, stijf, vast, volhardend, voortdurend bestendigheid - durabiliteit, duurzaamheid, onveranderlijkheid, stabiliteit bestendiging - fixatie bestendig motief - draad bestendige duur - sempiterniteit bestendigen - aanhouden, eterniseren, handhaven, perpetueren, vereeuwigen, vervolgen, voortzetten best en fijn – puik beste prestatie – record besterd - versierd besterven - afsterven, sterven, tenietgaan bestevaer - grootvader, opa bestevenen - bezeilen, koersen bestiaal – beestachtig, dierlijk, gemeen bestialiteit – beestachtigheid, sodomie bestiarium – dierenboek bestiarius – stierenvechter, toreador, bestier - bestuur bestieren - besteden, besturen, leiden best mogelijk – optimaal bestippelen bestoft - stoffig bestolen – beroofd bestoken – aanvallen, beschieten, bombarderen bestorming – aanloop, assout, expugnatie, overstelpen, run, stormloop, toeloop bestorming van een stadsmuur met behulp van ladders - escalade bestorven kind - weeskind bestoven - stoffig bestraffen – beknorren, berispen bestraffende toespraak - strafpreek bestraffing – berisping, boete, celstraf, degradatie, lijfstraf, penaliteit bestralen - asfalteren, plaveien bestraling beschijning, hoogtestraling, irradiatie, zandstraling bestraling door de zon - insolatie bestraten asfalteren, plaveien, verharden bestrate wallekant - kade bestrating - asfalt, beton, klinkers, plaveisel, steen bestratingsmateriaal asfalt, beton, keien, kinderhoofdjes, klinkers, steen bestruiven - bevuilen, bezwangeren bestrijdbaar – discutabel bestrijden aanvallen, bekampen, betwisten, contesteren, opponeren, tegengaan, tegenspreken, tegenwerpen, weerleggen, bestrijder antagonist, contradictor, opponent, tegenpartij, tegenstander bestrijding – aanvechting, antagonisme, tegenstreving bestrijdingsmethode - therapie bestrijdingsmiddel - D.D.T., harpuis, pesticide bestrijken – manipuleren, rapen, smeren bestrijkend – rasant bestseller - succesboek bestuderen - doornemen bestudeerd - gemaakt, onnatuurlijk bestudeerde houding – pose bestudering der fraaie letteren - bellettristiek bestudering der klassieken als grondslag van de opvoeding - humanisme bestuiving - polinatie, pollinisatie bestuiving door insecten entomogamie bestuiving door slakken malacogamie bestuiving door vleermuizen chiropterogamie bestuiving door vogels ornithografie besturen – aanvoeren, administreren, begaan, beheren, beschikken, bestieren, dirigeren, gouverneren, heersen, leiden, mennen, regelen, regeren, tomen, besturend college raad besturend lichaam - kabinet, raad, regering volksvertegenwoordiging besturing - beheren, dirigeren, leiden, moderamen, regelen, regeren, stuur besturingssysteem bij aanhangwagens - molenbesturing bestuur aanvoering, beheer, beleid, bestel, bewind, college, controle, directie, directoraat, gemeente, gestie(rt), gouvernement, heerschappij, leiding, macht, moderamen, opperbewind, opperleiding, overheersing, overheid, patronaat, regeling, regering, regime(nt), ressort, roer, staatsbestel, terreur, terrorisme, toezicht, vroedschap bestuur en toezicht – beheer bestuurbaar luchtschip - zeppelin bestuurbare slee – bob, bobslee bestuur van beurs - beurscommité bestuur van classis moderamen bestuur van genootschap comité bestuur van klooster prioraat bestuur van land kabinet, ministerie, regering, regime, bestuur van studentencorps collegium, senaat bestuur van universiteit curatorium, presidium, senaat bestuur van directeuren – directorium bestuur van een aalmoezeniershuis – aalmoezenierskamer bestuur van een hogeschool - senaat bestuur van een land- kabinet, ministerie, regering bestuur van een polder - polderstoel bestuur van een staat - regering, regiem, staatsbestel bestuurder – baas, beheerder, bewindvoerder, chauffeur, directeur, dirigent, functionaris, gouverneur, leider, manager, minister, moderateur, overste, rector, regeerder, regent, resident, senator, voerder, voerman, voogd bestuurder van een Engelse stad - alderman bestuurder van een gilde olderman bestuurder van een klooster abdes, abt, overste, prior, priores, priorin, regent, bestuurder van een polder – dijkgraaf bestuurder van een stoomwerktuig – machinist bestuur van een universiteit - curatorium, presidium, senaat, bestuurder van een vliegtuig – piloot bestuurder van Gallilea - Antipas, Herodes bestuurder van Israël - Richter bestuurder van Venetië doge bestuurdersruimte – cabine, cockpit bestuurlijk – administratief bestuurlijk gebied - gemeente, gewest, provincie bestuurlijk gewest – departement bestuurlijke leiding - moderamen bestuursambtenaar baljuw, drost, gezaghebber, ruwaard, schout bestuurscollege directie, gemeenteraad, presidium, raad, senaat bestuurscollege van de generale staf – gs bestuurseenheid - gemeente bestuursfunctie - penningmeester, praeses, scriba, secretaris, voorzitter bestuurskamer van een weeshuis - regentenkamer bestuurslichaam college, decemviraat, directie, directorium, gemeenteraad, polderbestuur, raad, senaat, senaattienmanschap, stadsbestuur bestuurslid - abactis, bewindsman, commisaris, conrector, penningmeester, praesis, rector, scribent, secretaris, senator, thesaurier, (vice)voorzitter bestuurslid van een hofje - regent bestuurslid van een studentenvereniging - abactis (secretaris) bestuurslid van een gemeente – wethouder bestuurster regentes bestuurster van een abdij - abdis bestuurster van een nonnenklooster - abdis bestuur van een genootschap - comite bestuur van een staat – regering, regime bestuur van universiteit - senaat bestuurswerkzaamheid - gouvernementsdienst bestwil – belang besuikeren - vleien, verzachten betaalbaar - payabel betaalbaar bij een bank - bankabel betaalbaar - payabel betaalbaar stellen - ordonnanceren betaalbewijs – bon, factuur, kwitantienota, rekening betaalbon – bewijs, rekening betaalbriefje – bon, cheque, mandaat betaald voldaan betaaldag – pree., kazem, soldij, soldijdag, tractementsdag, vervaldag, werkloon, zakgeld betaald bedrag - prijs betaald antwoord r.p. betaald kunnende worden - betaalbaar betaald sportman prof(essional) betaald zetten inpeperen, vergelden wreken, betaalde danser in dancing gigolo betaalde onruststoker - provocateur betaalde som – overdracht, uitkering betaaldienst – bank, giro betaald minnaar - gigolo betaalkantoor kas betaalkrachtig - solvabel, solvent betaalloket – kassa betaalmeester - intendant, kassier, kwartiermeester, penningmeester, purser, thesaurier, tresorier betaalmeester aan boord - purser betaalmiddel – bankbiljet,bon, cheque, geld, giro, munt betaalpas met pincode – chipknip, pinpas betaalplaats – kas(sa) betaalstaat - loonlijst betaalt men bij Burgerlijke Stand leges betalen – afdoen, afrekenen, afschuiven, bekopen, bekostigen, belonen, besjolmen, bloeden, boeten, delegeren, dokken, fourneren, gireren, honoreren, kwijten, lonen, nantiseren, neerleggen, opdokken, overdragen, overmaken, remitteren, schokken, schuiven, storten, uitgeven, uitkeren, vereffenen, vergelden, vergoeden, verrekenen, voldoen betalen aandringen - manen betalen per bank - overmaken betaling – afdoening, afrekening, delegatie, fournissement, geldoverdracht, girering, kwijting, payment, solutie, storting, uitkering, vereffening, vergelding, verrekening, voldoening betaling bij ontvangst – COD, rembours betalingen doen - last betaling met gesloten beurs - clearing betaling uit vergissing – indebitum betaling van overheidsdiensten - leges, registratiekosten, retributie betaling van schuld - presteren betaling van verrichte diensten - loon betaling vragen manen, aanmanen betaling zonder verplichting - indebitum betalingsaanwijzing assignatie betalingsbewijs bon, girobewijs, kassabon, kwitantie, nota, reçu, stortingsbewijs betalingsmethode - bankgiro, giro, postwissel betalingsoverdracht - cheque, mandaat betalingstermijn – paayement betalingstermijn verlengen - paaiement, prolongeren betalingsuitstel – indult, krediet betalingsvermogen - solvabiliteit betalingswijze bank, betalkaart, cash, cheque, contant, bankgiro, kontant, postwissel betamelijk behoorlijk, convenabel, decent, eerbaar, eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, gepast, keurig, kies, net(jes), oirbaar, oorbaar, passend, rechtgeaard, voeglijk, voegzaam, welvoeglijk zedelijk betamen behoren, competeren, erkennen, horen, inwilligen, passen, schenken, toegeven, toestaan, toewijzen, vergunnen, verschaffen, voegen betamelijkheid – decentie, gepastheid, fatsoen betasten – aankomen, aanraken, bevoelen, duwen, manipuleren palperen, stoten, toucheren betasten (med.) - palperen betaster – voeler betasting – aanraking, manipulatie, touche betasting bij onderzoek – palpate bètavakken – natuurkunde, scheikunde, wiskunde bete hap(je), beet bête dom, naïef, onnozel, schaapachtig betegelen - oplaveien betekenen – beduiden, designeren, notificeren betekening – exploot, notificatie betekenis bedoeling, beduidenis, begrip, belang, draagwijdte, gewicht, inhoud, invloed, nut, omvang, portée, relevantie, strekking, waarde, zin betekenisaanduiding significatie betekenis (in) tegengesteldheid - antagonisme, tegenstrijdigheid betekenis van - belangrijk, gewichtig, relevant betekenis van geen - irrelevant betekenisleer semantiek, semasiologie, semiotiek, signific betel pinang, sirih betelen – bebouwen, telen betelnoot - arekanoot, pinang betelpalm - areca, pinang betel pruim - sirihpruim beter – betrouwbaargeheeld, genezen, hersteld, opgeknapt, superieur beter dan nooit – laat beter maken - kureren, opknappen, verbeteren beter wetend eigenwijs beter worden herstellen, genezen betere functie krijgen - promoveren beteren – aansterken, genezen, helen, herstellen beterend convalescent betering - genezing, herstel, schadeloosstelling beterschap herstel, verbetering beteugelen betomen, bedwingen, breidelen, inhouden, intomen, onderdrukken, ringeloren, temmen, tomen beteugelend - intomend, repressief beteugeling - afremming, bedwang, belemmering, beperking, betoming, breidel, inhouding, inkorting, intoming, matiging, toom, repressie, versperring beteuterd – angstvallig, bedremmeld, beduusd, bedwelmdm, benepen, betoeterd, onthutst, sip, sippig, verlegen, verwezen betichte - beklaagde betichten – beschuldigen, verwijten betichting – aanklacht, beschuldiging, verwijt betiel - plateel betijen - begaan betimmering - lambrisering betingeld - bezeten, verzot betingsteunder - steekspeen bêtise blunder, domheid, enormiteit, onnozelheid, stommiteit betitelen - aanspreken, noemen, tituleren betiteling B. l. Dr., Mr, Dra., Drs., Ir., Mr., Prof., W. I:, Z.D., Z D H., Z E., Z.em., Z.Exc., Z.H., Z.H.E., Z.H.E.G., Z.H.G., Z.K.H., Z.K.M. Z.M. betiteling van bisschop – monseigneur betiteling van hoogleraren - prof. betiteling van minister - excellentie betiteling van vorstelijk persoon – majesteit, sire betittelaar - vitter betjah - fietstaxi betjoegd betjoecht, betjoekt, geslepen, leep, listig, slim betjoend betoverd betoel inderdaad, waarlijk,werkelijk betoeterd - beteuterd, sip, verdwaasd betogen aantonen, argumenteren, beweren, demonstreren, manifesteren, oreren, redeneren, spreken, uiten betoger demonstrant, manifestant, protestant, provo betoging demonstratie, manifestatie, optocht, redenatie, redenering, betomen bedwingen, beheersen, beteugelen, betrachten, betuigen, breidelen, inhouden, intomen, offenen betonen accentueren beklemtonen, benadrukken, betuigen, bewijzen, blijkgeven, kronen betonie - betonica betoning - betoon betonmachine - betonmolen, betonstamper betonnen geschutsvloer - bedding betonnen onderkomen - bedding, bunker betonstaal - wapeningsijzer betonnen balk - kesp betonnen zinkbak – caisson, zinkstuk betoningsstelsel - bebakening betontimmerman - bekister betoog argument(atie), bewijs(voering), manifest, opstel, pleidooi, redekaveling, rede(natie), redenering, redevoering, relaas, sermoen, uiteenzetting, verhandeling, verdrag, vertoog betooggrond - argument betoogtrant argumentatie, redeneerwijze, redenering betoon betoning, bewijs, blijk betoonde lettergreep in een versvoet arsis betoonde lettergreep - arsis betoonde verzen - vers betoon van droefheid - rouw betoon van trouw – hulde betoppen - bedotten, bedriegen betoverd betjoend betoveren beheksen, bekoren, bezeren, biologeren, boeien, enchanteren, fascineren, incarteren verrukken betoverend behekst, boeiend, fascinerend, magisch, poëtisch, ravissant, verrukkelijk betoverende invloed - ban betovering ban, beheksing, bekoring, bezwering, charme, fascinatie, seductie, verblinding, verrukking betoveringsmiddel - amulet, talisman betraand - behuild betrachten - behartigen, beoefenen, betonen, bevorderen, bijhouden, doen, nakomen, naleven, oefenen, opvolgen, vervullen, volbrengen betrachting - meditatie, oefening, overdenking, vervulling betrachting van het geloof in de mens - geloofsleven betrappen arresteren, attraperen, deprehenderen, frapperen, snappen, overlopen, overrompelen, overvallen, pakken, snorren, verrassen betrapping - deprehensie betrapt – gesnapt, verrast betreden – begaan, belopen, binnengaan, ingaan, intreden, klimmen, opgaan, treden, betreffen aangaan, belangen, concerneren, ontmoeten, raken, regarderen, treffen betreffend – bewust, nopens betreffende aangaande, geding, hoofd, inzake, nopens, omtrent, over, principaal, rakende, t.a.v., wegens, w.b. betreffende de beschavingsgeschiedenis – cultuurhistorisch betreffende de endeldarm - rectaal betreffende de groei van het organisme – vegatief betreffende de koophandel – mercantiel betreffende de luchtwegen - bronchiaal betreffende de meter - metriek betreffende de natuur - fysiek, fysisch, physisch betreffende de ritus ritueel betreffende de sterren - sideraal, siderisch betreffende de zeevaart maritiem betreffende de zon - solair betreffende het gehalte kwalitatief betreffende het klimaat - klimatologisch betreffende het leenstelsel - feodaal, feudaal betreffende het ontstaan en de ontwikkeling ener zaak - genetisch betreffende het weer - meteorologisch betreffende het zien - visueel betrekkelijk – distributief, nogal, relatief, tamelijk betrekkelijk klein of gering beperkt betrekkelijk korte damesmantel - swagger betrekkelijk voornaamwoord dat, die, dewelke, hetgeen, hetwelk, relativum, wat, welke, wie, wiens, wier betrekkelijke hoeveelheid - gehalte betrekkelijke zwaarte van stoffen s.g. betrekkelijkheid - relativiteit betrekking ambt, baan, connectie, contact, dienst, emplooi, job, officie, post, positie, relatie, verband, verhouding, werkkring betrekking hebben op aangaan, betreffen, reageren, strekken betrekking hebbend op de gehoorswaarneming auditief betrekking hebbend op de gezichts waarneming visueel betrekking hebbend op bestaan existentieel betrekking hebbend op de - axilliair, oksels betrekking hebbend op de tastzin - tactiel betrekking hebbend op het bestaan - existentieel betrekking hebbend op het zintuiglijk waarnemen - sensorisch betrekking tussen volzinnen – onderling, zinsverband betreuren bejammeren, beklagen, beschreien, bewenen, regretteren, spijten betreurenswaardig – deplorabel, droevig, erg, jammer(lijk), miserabel, naar, regrettabel, treurig, zielig, betrokken bedekt, bewolkt, bleek, flets, lusteloos ongezond, somber, pips, treurig, ziekelijk, zwak betrouwbaar – authentiek, best, beter, bonafide, braaf, degelijk, deugdzaam, eerlijk, fair, fideel, fijn, geloofbaar, geloofwaardig, geschikt, getrouw, gezellig, goed, integer, leuk, onkreukbaar, onschendbaar, oprecht, prettig, probaat, rechtgeaard, rechtschapen, rechtvaardig, safe, solide, sympathiek, tof, zeker betrouwen - toevertrouwen, vertrouwen, betten bevochtigen, deppen, dopen, indompelen, natten, soppen betuigde eerbied - knieval betuigen – betomen, bewijzen, protesteren, verklaren, verzekeren betuiging blijk, testificatie, uiting betuiging van eer eerbetoon betuiging van eerbied groet, knieval, reverentie betuiging van erkentelijkheid bedankbrief, dankbrief, dankwoord, dankbetuiging, betuiging van genegenheid – aai, dankbrief, dankwoord, kus, liefkozing, omhelzing, streling, zoen betuin - schaars betuining - heg, mandewerk, (om)heining betuline - berkekamfer betuttelaar - muggenzifter, vitter Betuwe, stad in de - Tiel Betuwse vrucht - kers betweter eigenwijs, frik, pedant, pruttelaar (Z.N.), waanwijze, wijsneus betweterig - beter weten, bedillerig, betweterij, eigenwijs, neuswijs, pedanterig, waanwijs, wetend, verwaand, waanwijsheid, wijsneuzig(heid) betweterij - bedilzucht betwist - litigieus, omstreden betwistbaar – aanvechtbaar, discutabel, disputabel, exceptionabel, kwestieus, litigieus, problematisch, twijfelachtig betwistelaar - contestabel betwiste zaak - lis betwisten aanvechten, bestrijden, betwijfelen, contesteren, ontzeggen, tegenspreken, tegenwerpen betwisting - contest, contestatie betijen - otteren beu – afkerig, blasé, moe, (spuug)zat beu, iets - zijn - blasé, moe beug – vislijn, vistuig beugel – haak, handvat, klem, knip, pothaak, sluitschalm, stijgbeugel beugelbaan - kolfbaan beugel die tot steun dient - steunbeugel beugelhoorn – klaroen beugel van een elektrische tram of bus - trolley beugel van een emmer - hengsel beugvis - kabeljauw, schelvis beuk - fagus, haagbeuk beukenboom - beukelaar, koek beukei - beukenoot beukelaar – beukeboom, rondas beuken – bonken, bonzen, braken, bulken, meppen, hameren, kloppen, rammeien, rammen, slaan, stompen, stoten beukennoot - beukel beukhamer - beuker beukpaal – ram rammei, stormram beukvaren - nephrodium, phegopteris beul – carnifex, folteraar, hangman, henker, onmens, ravenkok, scherprechter, wreedaard beulemaal - galgemaal beulen - aftuigen, doodwerken, mishandelen, sloven, zwoegen beuling – bloedworst, rondstaaf, wrong, beun bak, ben, bun, (vis)kaar, kanis, rugkorf, viskaar, vliering, vlonder , zoldering beunhaas brekebeen, charlatan, dilettant, falsaris, kluns, knoeier, kreukelaar, kwakzalver, leek, onbevoegde, onderkruiper, ondeskundige, prutser, renegaat, roffelaar, sufferd, zolderhaas, beunhazen – knoeien, prutsen beuren innen, lichten, ontvangen, (op)heffen, (op)tillen beuren van geld - innen beurs aangestoken, bedorven, blamot, buidel, buikziek, geldbuidel, geldtas, geldzak, Messe(D.), handelsgebouw, overrijp, portefeuille, portemonnee, stipendium, studiefonds, week beursagent - makelaar beursbelasting – beurszegel beursbengel – beursklok beursdaling - baisse beurs en zacht – overrijp, zacht beursgezwel - wen beursgokker speculant beurshokje - nis beursje – portomonnee, zakje beursjeskruid - herderstasje beursklok beursbengel beursontwrichting (hevige) - krach beursprijs koers beursspeculant - agioteur, beursgokker, jobber, beursspel – agiotage speculatie beursspel drijven - agioteren beursspeler agioteur, gokker, jobber, speculant speculateur beursstudent beneficiarius, bursaal beursstijging - hausse beursstudent - beneficiarus, b eurstelegraaf, bursaal, tikker beursterm account, agio, banco, G.B., gi, G.L., koers, pari(teit), tape, wissel beurs van een student – stipendium beurs voor de graanhandel – korenbeurs beurs voor studiedoeleinden - stipendium beurs (met gesloten � betalen) - toebeurs beurstikker – koerstelegraaf beurszegel - beursbelasting beurt - dienst, figuur, predikbeurt, (bij)afwisseling, rang(orde), schoonmaak, taak, toer, tour, volgorde, wisselkeer beurtelings achtereen, afwisselend, alternatief, keer-om-keer, overhand (Z.N.), rotelings (Z.N.), roulerend, variërend beurtelings handelen – afwisselen beurtgesprek - dialoog beurt in een spel - zet beurtschipper pontschipper, veerman beurt volgens vastgestelde volgorde – toerbeurt beurtwisseling - alternatie beurtzang antifoon, canon, keerzang, leis, tegenzang, wisselzang beurzensnijder - dief, oplichter, zakkenroller beuzel – geklets, kletspraat, larie, leugen, onwaarheid beuzelaar futselaar, lanterfanter, talmer, sukkel beuzelachtig kinderachtig, onbeduidend, peuterig beuzelachtigheid - niaserie beuzelarij – len, bagatel, kletsen, krikkemik, larie, nesterij, nietigheid beuzelen – bazetalmen, femelen, frutselen, haarkloven, huichelen, keffen, kletsen, kwezelen, lanterfanten, peuteren, pietlutten, pointilleren, raaskallen, raffelen, suilen, talmen, treuzelen, tutten beuzeling bagatel, futiliteit, larie, leugen, lor, nesterij, wissewas beuzelpraat apekool, bakerpraatje, franje, geleuter, kinderpraat, larie, nonsens, onzin bevaarbaar – navigabel, water bevaarbaar maken van een rivier - kanaliseren bevallen - aanstaan, accoucheren, baren, behagen, bekoren, kramen, lijken, verlossen bevallig aanlokken, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, aardig, abel, bekoorlijk, bekoren, bekwaam, charmant, elegant, geestig, goed, goeddunken, gracieus, gratieus, grazioso, innemend, keurig, knap, levendig, lief, lief(e)lijk, lieftallig, lusten, monden, mooi, net, nuver, prettig, rank, sierlijk, smaakvol, strelen, vleiend, zwierig bevallig (muz) gentile, gradevole, graziose bevallige schenkster - hebe bevalligheid - agrement, bekoorlijkheid, bekoring, charme, elegantie, élégance, gratie, lieflijkhid, netheid, sierlijkheid, zwier, bevalling accouchement, baren, baring, geboorte, partus, verlossing bevangen – aangaan, aanvatten, beklemd, benauwd, kortademig, omvangen, overmeesterd, schuchter, verlegen bevanging - schrik bevaren matroos - paai, oorlam, pekbroek, pikbroek bevattelijk begrijpelijk, duidelijk, geleerd, intelligent, knap, pienter, slim, snugger bevatten begrijpen, behelzen, hebben, (in)houden, snappen, omsluiten, (om)vatten bevatting begrip, behelzing, benul, conceptie, doorzicht, idee, inhoud, intelligentie, portee, verstand bevattingsvermogen – begrip, bevechten, intellect, verstand bevechten – bekampen, bestrijden, comprehensie, veroveren bevechter - strijder, voorvechter bevederd - vederachtig bevedering - verenkleed beveiligd - beschut beveiligen – aarden, behoeden, beschermen, beschutten, borgen, hoeden, preserveren, privilegiëren, secureren, versterken, waarborgen, zekeren beveiligende bedekking - vernis beveiliging alarm, bescherming, beschutting, bewaking, borg, dekking, hek, preservatie, radar, schut beveiliging tegen harde slagen - harnas, pantser beveiliging tegen stoten - helm beveiliging tegen wateroverlast - dijk beveiliging van een spoorwegovergang - ahob, aki, spoor(bomen) beveiliging voor het scheepvaartverkeer - baken, brulboei, betonning, vuurtoren beveiligingsinstallatie – alarmsysteem, beveiligingspen, pal, pin, radar, spie bevel – aanschrijving, aanvoering, bepaling, commandement, commando, decreet, doe, eet, eruit, ga, gebod, halt, ho, hu, koest, kommando, last, lastgeving, mandaat, oekaze, opdracht, opgelet, order, ordonnantie, sta, sommatie, stil, stop, verordening, voorschrift, voort, vort, vuur, weg, bevel (Eng.) - hands up bevel aan een hond – af, opport, koest, lig, volg bevel van de sultan – ferman bevel vooraf - commando, waarschuwing bevelen – aanzeggen, betitelen, commanderen, decreteren, gebieden, geboden, gelasten, heten, kwalificeren, noemen, opdragen, ordonneren, sommeren, verklaren, verordenen, verordineren bevelend - gelasten, imperatief bevelgever - lastgever bevelhebber – admiraal, aga chef, chief, commandant, commandeur, dux, emi(e)r, gezagvoerder, hoofdman, imperator, legeraanvoerder, officier, overste, veldheer bevelhebber over duizend - chiliarch bevel om te shieten – vuur bevelhebber van een leger - legerhoofd bevelhebber van het leger - veldheer bevelhebber (Turks) - aga bevelschrift edict, ferman, lastbrief, Irade, mandaat, mandement, oekaze, order, ordonnantie, plakkaat, ukase, verordening bevelschrift tot aanhouding - arrestatiebevel bevelschrift tot betalen mandaat bevelschrift van de sultan irade bevelschrift van de tsaar oekaze bevel om te schieten - vuur bevel tot opstappen - eruit bevelsuitvaardiging - decreet bevel van een schildwacht - sta, werda bevelvoerder - aanvoerder, bevelhebber, chief, commandant, generaal, bevelhebber, gezaghebber, hoofdman, leider, opperhoofd, veldheer bevelvoeren - commanderen, bevelen, gebieden bevelvoering - commando, leiding bevel vooraf - waarschuwingscommando beven bibberen, huiveren, kwakkelen, popelen, schudden, sidderen, trembleren, tremor, (t)rillen, vibreren bevend rillend, (muz.) tremolo, vibrato bevende toon - tremolo, tremulant, triltoon, vibrato, bever (Lat.) Castor (fiter) bever - koorts, schrik, triller beverbont - bbiberette bevergeil - castoreum beverhaar vilt, kastoor, pimpernel beverig – beefachtig, koorstachtig, trillerig, vibrerend beverig zingen - tremoleren, tremuleren bevernel - pimpernel, pimpinella, sorbenkruid beverrat – moerasbever, moerasrat, nutria bevertien - moleskin bevertjes - trilgras bevervilt - beverhaar, kastoor bevestigd - vast bevestigen – aangorden, aanhangen, aanspannen, affirmeren, attesteren, beamen, bedillen, bekrachtigen, besturen, bezegelen, certificeren, confirmeren, fixeren, hechten, klampen, knopen, monteren, opsluiten, plakken, singelen, solderen, solideren, stabileren, staven, vasthechten, vastmaken, versterken, verzegelen, verzekeren, waarmaken bevestigend - affirmatief, assertoir, bekrachtigend, confirmatief, positief, toestemmend bevestiging affirmatie, assertie, bekrachtigen, bekrachtiging, confirmatie, eed, erkenning, fixatie, fortificatie, installatie, ja, jawel, jazeker, jegens, knik, obsignatie, oke, sanctie, sanotie, speld, staving, toestemming, vasthechting, verzekering, wel, zeker bevestiging in een ambt installatie bevestigingsmiddel anker, band, bout, gesp, gom, haak, kabel, keg, keil, keten, ketting, klamp, klink, klinknagel, knoop, knijper, koord, kram, lacet, lijn, malie, moer, nagel, neet, niet, pal, pen, pin, pol, paperclip, punaise, riem, schroef, snoer, spang, speld, spie, spijker, talie, tengel, touw, trens, tros, veter, wervel, wig bevestigingsvoet - fels bevinden - ervaren bevindt zich langs de spoorbaan seinpaal, spoorboom bevinding - conclusie, slotsom beving aardschok, bibber, bibberatie, oscillatie,rilling, seisis, siddering, tremolo, tremor, trilling, vibrato, vibratie bevitten – bebabbelen, bedillen bevlekken – bekladden, besmetten, besmeuren, bevuilen, ontreinigenvuilmaken bevlekking - pollutie, bezoedeling bevlekt - besmet bevlieging aanval, aanvechting, bui, caprice, begeerte, caprie, drift, frats, gril, inval, kuur, lust, manie, nuk, opwelling, rage, razernij, scheut, stormloop, verlangen, vlaag bevloeide rijstvlakte huerta(Sp.), sawah, sawa bevloeide vlakte in Spanje huerta, vega bevloeien – besproeien, bewateren, irrigeren, onderlopen bevloeiing drenking, irrigatie bevloering - klankier bevochtigen benatten, besproeien, betten, deppen, dopen, druppelen, gieten, humecteren, invochten bevochtigen met lapje – betten bevochtiger - natmaker bevoegd aangewezen, bekwaam, competent, erkend, gediplomeerd, geldig, gemachtigd, gerechtigd bevoegde - licentiaat bevoegdheden - regalia, regaliën bevoegdheid – competentie, recht bevoegdheidsschema - kruiskaart bevoegd persoon – kenner bevoegd waarnemer – provisor bevoelen aanraken, betasten, palperen, tasten bevolking populatie bevolkingsafname door sterfte - mortualiteit bevolkingscentrum city, metropool, plaats, stad bevolkingsgroei door geboorte - nataliteit bevolkingsgroep – etnie, middenstand bevolkingsgroep in India kaste bevolkingsklasse stand bevolkingsleer - biostatie, demografie, demologie bevolkt – volkrijk bevolktheid – bezettingsgraad bevoogdend - paternalistisch bevoogding paternalisme bevoordelen - avantageren, begunstigen bevoordelen van verwanten bij het vergeven van - nepotisme bevooroordeeld eenzijdig, gepreoccupeerd, partijdig, prevenu, subjectief, vooringenomen bevooroordeeldheid - preoccupatie bevoorraden - provianderen, ravitailleren bevoorrading - ravitaillering bevoorradingsofficier - foerier, fourier bevoorrecht – favoriet, geprivilegieerd, preferent, toekennen voorgetrokken bevoorrechte vrouw - kadin (harem) bevoorrechten – privilegiëren bevoorrechting - 9nepotisme, privilegiëren, voorrang, bevorderaar begunstiger, bepleiter, beschermer, fautor, manager, patroon, promotor, propagandist, verdediger, voorstander, ijveraar bevorderd worden – overgaan, promoveren bevorderde - promotus bevorderen aanbevelen, aankweken, aanmoedigen, begunstigen, bespoedigen, dienen, pousseren, promoveren, stimuleren, verhaasten, verhogen, versnellen, voorstaan, vooruitbrengen, vooruithelpen, ijveren bevordering - avancement, begunstiging, bloei, ontwikkeling, opbouw, promotie, stimulering, stijging, verhoging bevordering van een zachte dood euthanasie bevorderingswedstrijd - promotiewedstrijd bevorderlijk - aanbevolen, dienstbaar, dienstig, goed, gunstig, nuttig bevorderlijk zijn - baten, helpen, meewerken bevorens (al)eer, tevoren, vooraf, voordat , vroeger bevracht - geladen bevrachten – beladen, laden, belasten, stuadoren bevrachter – aflader, afscheper, cargadoor, expediteur, lader, reder, stuwadoor, verscheper bevrachting – ballast, charter, lading, last bevredigd content, contenteren, klaar, tevreden, voldaan, verzadigd, zat bevredigen apaiseren, boeten, bedaren, dempen, pacificeren, radouceren, stellen, stillen, tevredenstemmen, vergenoegen, verzachten, verzoenen, voldoen bevredigend – lonend, tevredenstellend, voldoend, voldoeninggevend bevrediger - pacificateur, pacificator, vredestichter bevrediging 11pacificatie, perversiteit, voldoening, satisfactie bevreemd - verbaasd, verrast, verwonderd bevreemden - frapperen, opvallen, verbazen, verrassen, verwonderen bevreemdend - raar, verwonderlijk, vreemd, zonderling bevreemd, zeer - stupéfait bevreemding – suprise, verbazing, verwondering bevreesd – afkerig, angstgevend, angstig, angstvallig, bang, bangelijk, beangst, beducht, beklemd, benauwd, 10beschroomd,bezorgd, biberachtig, bunzig, kleinhartigk, moedeloos, ongerust, onrustig, opschuw, schuw, timide, schichtig, schuchter, versaagd, vervaard, vreesachtig bevreesd maken – intimideren bevreesd persoon - bangerd bevreesdheid – angst, bangheid bevriend - amicaal bevriend meisje – vriendin bevriezen - congelatie bevriezing - congelatie bevrijd gered, ontzet, verlost bevrijden – ontbinden, ontdoen, ontketenen, ontwarren, ontzetten, uithelpen, verlichten, verlossen, vinciceren, vrijlaten, vrijmaken, vrijstellen bevrijder liberator, redder, verlosser bevrijding delivrance, liberalisatie, ontheffen, ontzet, ontzetten, ontzetting, redding, relevatie, verlossing, vrijmaking bevrijdingsleger van igus - geallieerden bevroeden begrijpen, bevatten, denlen, geloven, inzien, menen, vermoeden, verwachten bevroeding - begrip, inzicht, vermoeden bevroren - steenkoud bevroren afdruipend water pegel, ijspegel, ijstap bevroren dauw rijm, rijp, ijzel bevroren neerslag – hagel, ijzel bevroren plek in de grond hal bevroren regen ijzel bevroren water hagel, pegel, rijm, rijp, sneeuw, ijs, ijsbloemen, bevroren waterdamp - sneeuwkegel bevrucht – gedekt, gepaard, zwanger bevruchte eicel - zygote bevruchten - bestuiven, fecunderen, bezwangeren bevruchtend - seminaal bevruchting - conceptie, fecundatie, fertilisatie, ontvangenis bevruchting zonder geslachtsverkeer - inseminatie , k.i., bévue - bok, flater, misslag bevuilen – bekladden, bemorsen, besmeren, besmeuren, bezwalken, bevlekken, bezoedelen, ontreinigen, tateren, vuilmaken bevuild – modderig, vies bewaarder – bewaker, cipier, conservator, wachter bewaarder van gevangenen - cipier bewaarder van in beslag genomen goederen sequester, sekwester bewaarengel – engelbewaarder bewaargever - deponent bewaargeving – consignatie, deponering, depot, safe, stalling, bewaargeving van geld deposito bewaarheiden - affirmeren, bevestigen, staven, vervullen, waarmaken bewaarplaats – aktentas, archief, baal, bak, ben, blik, boet, brandkast, bureau, bus, cassette, depot, doos, dossier, entrepot, etui, fietsenhok, garage, garderobe, hoes, hok, kaar, kanis, kast, kelder, kist, kluis, koelcel, koelkast, koffer, kolenhok, la, lade, magazijn, mand, pakhuis, pot, remise, reservoir, safe, schrijn, schuur, silo, spaarpot, spinde, stalling, ton, trommel, urn, vat, ijskast, zak bewaarplaats van papier – doos bewaarplaats van de kas - thesaurus bewaarplaats van heilige zaken - sacrarium bewaarplaats van het Allerheiligste (r.k.) - tabernakel bewaarplaats van vis - beun, kaar bewaarplaats voor afval asemmer, vuilnisbak bewaarplaats voor bescheiden archief, dossier bewaarplaats voor curiositeiten - rariteitenkabinet bewaarplaats voor de laatste as urn, columbarium bewaarplaats voor drukletters – letterkast bewaarplaats voor een sleutel - sleutelring bewaarplaats voor eieren - eiernet bewaarplaats voor fietsen - 15fietsenstalling, 14rijwielstalling, bewaarplaats bewaarplaats voor geld - bank, beurs, brandkast, kas, kluis, kous, muik, portefeuille, portemonnaie, pot, safe, spaarpot, spaarvarken, bewaarplaats voor geschriften archief bewaarplaats voor goederen depot, entrepot, magazijn, stapelplaats bewaarplaats voor graan silo bewaarplaats voor kleren van kinderen crèche, kapstok, garderobe, kleerkast, kindergarten, mottenzak, vestiaire bewaarplaats voor kleren – garderobe bewaarplaats voor koopmansgoederen - depot, entrepot, magazijn, opslagplaats, pakhuis, stapelplaats, veem bewaarplaats voor kostbaarheden - kluis, safe bewaarplaats voor kunstwerken museum bewaarplaats voor levensmiddelen garderobe, diepvries, kleerkast koelkast, provisiekast, ijskast bewaarplaats voor lijkurnen in nissen van een oud Romeins grafgewelf - columbine bewaarplaats voor olie - tank bewaarplaats voor reisgoed - bagagedepot, bagagekluis bewaarplaats voor urnen bij een crematorium - columbarium bewaarplaats voor vis – aquarium, beun, kaar, kanis bewaarplaats voor vleeswaren - diepvries(kast), frigidaire, koelkast bewaarplaats voor vis kaar, beun, bun bewaarplaats voor wijn - kelder bewaarplaats voor zeker broodbelegsel - kaasstolp bewaarplaats voor zout - saline, zoutkeet bewaarplaats voor zuigelingen en kleuters – crèche, kindergarten bewaarschool – kleuterschool bewaarschoolhoudster - matres bewaarstelling - consignatie bewaarstuk - gok bewaken behoeden, beschermen, garderen, hoeden, nagaan, oppassen, survailleren, toezien, wachten, wachthouden bewaker – agent, behoeder, bewaarder, cipier, conciërge, gevangenbewaarder, herder, hoeder, koddebeier, leidsman, nachtwacht, oppasser, opzichter, ordonnans, politieagent, portier, post, predikaat, priester, provoost, schepper, stokbewaarder, stokkenknecht, schildwacht, suppoost, surveillant, toezichthouder, veldwachter, wacht, wachter, wachtsman, wachtpost, waker, zaalwachter bewaker (Mal.) - djaga bewaker in een museum - custos, suppoost bewaker van de goede zeden - moralist, zedemeester bewaker van de Hades - Cerberus bewaker van de openbare orde - politie bewaker van de Tartarus - Ceberus bewaker van een brug - brug(ge)wachter bewaker van een harem - eunuch bewaker van het orakel Delphi - Pythia bewaker van lo - Argus bewaker van strijdperk - krijtbewaarder bewaker van tol tolbaas, tollenaar bewaker van vroeger verkeersobstakel tolbaas bewaking beveiliging, garde, hoede, oppas, opzicht, surveillance, toezicht, wacht bewapenen – uitrusten, wapenen bewapening - armatuur, wapening bewaren (be)hoeden, behouden, beschermen, conserveren, handhaven, opbergen, opsparen, overhouden, preserveren, reserveren, responeren, toezien, verzorgen bewaring – behoud, bescherming, conservatie, gijzeling, hechtenis, preservatie bewaring van betwist goed - sekwestratie, sequestratie bewassen - begroeien bewateren besproeien, bevloeien, irrigeren beweeg - drukte beweegbaar - los, mobiel, roerend, verplaatsbaar beweegbaarheid – mobiliteit beweegbaar schot – luik beweegbaar stuk aan een schipbrug - aanbrug beweegbare afsluiting - deur beweegbare balk - heiblok, ramsteven beweegbare beugel - hengsel beweegbare ledepop androïde, marionet, robot beweegbare lucht - wind beweegbare verbinding - scharnier beweeggrond agiel, beweegrede, drang, drangrede, drijfveer, grond, moment, motief, ratio, overweging, rede(n), roersel beweeggrond van een handeling – principe beweeginrichting - waag beweegkracht - aandrijving, benzine, elektriciteit, locomotief, machine, mechaniek, moment, motor, stoom, straalaandrijving turbine beweeglijk – agiel, bewogen (licht), dartel, driest, druk, impuls(ie), kwiek, levendig, los mobiel, ongedurig, onrustig, orageus, roerig, speels, tierig, verplaatsbaar, vlug, volubel, volubiliteit, vrij, week, woelig beweeglijkheid - lichtheid, mobiliteit, motiliteit, beweeglijk in bed - woelig beweeglijk kind draaitol beweegreden – beweeggrond, drijfveer, grond, motief, motivering, oorzaak, overweging, ratio beweerschrift - memorie bewegelijk - los, mobiel bewegen – aangrijpen, beroeren, commoveren, dansen, deinen, draaien, gepriegel, motiveren, moveren, ontroeren, optreden, overhalen, overreden, permoveren, popelen, roeren, schokken, schudden, stampen, trillen, verroeren, vertederen, vertoeven, zwaaien, zwermen, zwieren bewegende beelden – film bewegende lucht - stormwind bewegen tot - drijven beweging aandrang, aandrift, actie, arsis, beroering, bombarie, buiging, circulatie, commotie, daling, dans, deining, draai, drukte, emotie, gang, gebaar, gedoente, gedrag, gedraging, getier, gewoel, gisting, heffing, lawaai, locomotie, loop, mobiliteit, motie, motoriek, motus, mouvement, onrust, ontroering, ophef, oploop, opschudding, roering, rumoer, statisch, stroming, sprong, stroming, stroom, trilling, vaart, val, vertier, werking, woeling, zwaai beweging in 1930/1940 - nazisme beweging in de rondte rotatie beweging van - kinetisch beweging in de richting van zeker voorwerp - heen, naar beweging om een as rotatie, toer, wenteling beweging van een vloeistof vloeiing, stroming beweging van water deining, stroming, stroom bewegingen maken gebaren bewegingloos dood, immobiel, lam, roerloos, star, stil, stijf, vast bewegingsgedrag - motoriek bewegingskunst - euritmie bewegingsleer – kinetica, kinetiek bewegingsleer der elektrische stromen - elektrodynamica bewegingsleer der gassen - aërodynamica bewegingsleer der vloeistoffen - hydrodynamica bewegingsorgaan van een vis vin bewegingsstoring - ballisme bewegingsvrijheid armslag beweid grasland - etland bewenen - betreuren beweren – aannemen, aanvoeren, betogen, pretenderen, stellen, sustineren, volhouden, verdedigen, voorgeven, vorderen, zeggen bewerend - assertoir bewering - asser(ta)tie, gezag, mening, positum, stelling, teweegbrenging, theorie, these, uitdrukking, uitspraak, verklaring, verzekering, voorwendsel bewerkelijk – arbeidsintensief, ingewikkeld, laborieus, tijdrovend, bewerken - bearbeiden, behandelen, beïnvloeden, eggen, fijnmaken, gladmaken, herzien, manipuleren, negotiëren, ompraten, opereren, overhalen, ploegen, snijden, teweegbrengen, veroorzaken, versieren, bewerken van een muziekstuk - arrangeren bewerken van land – bemesten, bouwen, eggen, kultiveren, ploegen, schoffelen, spitten, zaaien bewerken van melk - karnen bewerken van vlas – hekelen, repelenroten, bewerken van voedsel bakken, braden, inmaken, koken, stoven, stomen, roken, wekken bewerker - meester bewerker van dierehuiden - looier bewerker van kostbare metalen - edelsmid bewerker van kwaad – aanstichter, dader bewerker van metaal - smid bewerking adaptatie, bearbeiding, behandeling, lezing, manipulatie, operatie, parafrase, uitwerking, versie bewerking (muz.) arrangement, zetting bewerking in de rekenkunde - aftrekken, delen, kwadrateren, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken bewerking van dierenhuid – looien bewerking van land – bemesten, bouw, eggen, kultuur, ploegen, spitten bewerking van melk karnen bewerking van muziek voor een orkest arrangement, instrumentatie, orkestratie, zetting bewerking van vlas - reten, roten bewerking van voedsel - inmaken bewerking (muz.) – arrangement, zetting bewerkstelligen effectueren, maken, realiseren, uitvoeren, verwezenlijken, volbrengen, wrochten bewerkt besneden, geciseleerd, gevormd, bewerkt achterstuk van een altaar retabel bewerkt een schoenmaker - le(d)er bewerkt stuk hout lat, plank bewerkte huid leder, leer, perkament, zeem, bewerkte huid met haar – bont bewerkte klei los steken - opsteken bewerkte pantoffel van gekleurd leer - mocassin (Indianen) bewerkte vuursteen – silex bewerkte vuursteen uit voorhistor. tijd - artefact bewerktuigd - organisch bewerktuiging - machinalisering , mechanisatie, organisatie, techniek bewezen – liquide, bewieroken prijzen bewieroking – incensatie bewilligen – concederen, inwilligen, toestaan, toestemmen, vergunnen bewilliging - accordatie, lint, toestemming, versiersel bewimpelen - bemantelen, palliëren, verbloemen, verhelen bewimpeling - bemanteling, geheimhouding, palliatie, verbloeming bewind - aanvoering, beheer, beleid, bestel, bestier, bestuur, controle, directie, directoraat, gemeentebestuur, gezag, gouvernement, junta, leiding, macht, moderamen, opperbewind, patronaat, regering, regiem, regine, regiment, ressort, roer, terreur, terrorisme, toezicht, vroedschap bewind over anderen - gezag bewind van anderen gezag, bewind van drie mannen directoire, triumviraat bewind van tien mannen decemviraat bewindhebber bestuurder, gezagsdrager, regent bewindsel - omslag bewindsman beheerder, magistraat, minister, president, regeerder, regent, staatsman bewindvoerder - beheerder, bestuurder, bevelvoerder, curator, gemachtigde, leider, plaatsvervanger bewindvoering – administratie, beheer, bestuur bewogen aandoening, aangedaan, geëmotioneerd geroerd, getroffen, ontroerd bewogen (muz.) agitato bewogenheid - emotie, ontroering bewogenheid missende - levenloos bewolkt – bedekt, betrokken, grijs, mistig, nebuleus, nevelachtig, somber bewolkt worden - betrekken bewonderaar – aanbidder, admirateur, fan, minnaar, supporter, vereerder, vrijer bewonderen – aanbidden, aanschouwen, aanstaren, admireren bekijken, bezien bewondering admiratie, applaus, eerbied, goedkeuring, respect bewonderingswaardig – admirabel, mooi, schitterend, voortreffelijk bewonen - habiteren, inhabiteren bewoner inboorling, ingezetene, burger, inwoner bewoner van Afrika Bantoe, Berber, Boer, Bosjesman, Hamiet, Hottentot, Kaffer, Moor, Neger, Niloot, Pygmee, Zoeloe bewoner van Amerika - Amerikaan, Apache, Indiaan bewoner van Baltische republiek Est, Let, Litauer, Litouwer bewoner van Beieren - Beier bewoner van België Waal, Vlaming bewoner van Borneo Daja, Dajakker bewoner van Celebes Barreïr, Boeginees, Boniër, Makassaar, Menadonees, Toradja bewoner van Centraal Afrika neger bewoner van Ceylon – Ceylonnees, Dravida, Singalees, Tamil, Vaddah, Weddah bewoner van Duitsland Beier, Germaan, Hes, Pruis, Saks(er) bewoner van Eire Ier bewoner van Frankrijk Breton, Fransman, Gascogner, Parisien, Provençaal bewoner van Groenland Eskimo bewoner van grote plaats – stedeling bewoner van Hellas - Griek, Helleen bewoner van India – Dravida, bewoner van Indonesië - Ambonees, Atjeher, Balinees, Dajakker, Javaan, Papoea, Soendanees, Sumatraan, bewoner van Irak - Irakees bewoner van Japan - Aino, Ainu, Japanner bewoner van Klein Azië Anosdies, Armeniër, Osmaan, Ottomaan, Turk bewoner van Kreta Kretenzer bewoner van Kreta - Kretenzer bewoner van Kroatië - Kroaat bewoner van Lapland - Laplander bewoner van Libanon - Libanees bewoner van Lombok Sasak bewoner van Madoera – Madoerees bewoner van Madrid - Madrileen bewoner van Majorca – Majorcaan bewoner van Makassar - Makassaar bewoner van Malta Maltezer bewoner van Marseille - Marseillaan bewoner van Mauritaniė – moor bewoner van Melanesië – Melanesiër bewoner van Midden Borneo - Dajak, Dajakker bewoner van Milaan - Milanees bewoner van Monaco Monegask bewoner van Montenegro – Montenegrijn bewoner van Napels - Napolitaan bewoner van Nederland zie bij streek in.... bewoner van Nederlands eiland Marker, Terschellinger, Vlielander bewoner van Nepal - Nepalees bewoner van Nieuw Guinea - Papoea bewoner van Nieuw Zeeland Maori bewoner van Noord Europa Est, Fin, Lap, Let, Litouwer, Noor, Zweed bewoner van Noordpoolgebied – Eskimo bewoner van Ociana - Maori bewoner van ons werelddeel – Europeaan bewoner van Oost Europa Bulgaar, Hongaar, Joegoslaaf, Kozak, Pool, Roemeen, Rus, Slaviër,Tsjech bewoner van Oost Pakistan - Bengalees bewoner van oud Nederland Bataaf, Germaan, Kaninefaat, Saks bewoner van Pakistan - Pakistani bewoner van Peru Inka, Peruviaan bewoner van Perzië Pers bewoner van Roemenië - Roemeen bewoner van Schotland - Schot bewoner van Slowakije – Slowaak bewoner van Sofia - Sofioot bewoner van Sovjet Unie Armeen, Georgiër, Ingerier, Kabardijn, Kareliër, Kirgies, Kozak, Maimuk, Moldavië, Tataar bewoner van Spanje - Andalusiër, Bask, Castillaan, Spanjaard bewoner van Sumatra Batak, Batakker, Sumatraan bewoner van Tibet - Tibetaan bewoner van Transvaal - Transvaler bewoner van Turkije Turk, Osmaan, Armeniër, Ottomaan bewoner van Twente - Tukker bewoner van Venezuela – Venezolaan bewoner van Voor Indië - Bombayer. Brahmaan, Ceylonnees, Hindoestaner, Pakistaner bewoner van West-Nederland - Hollander bewoner van Ijsland - IJslander bewoner van Zd.Afrika – bosjesman, damra, herero, kavango, kooko, mulat, ovambo, tswana bewoner van Zuid Europa Albanees, Griek, Italiaan, Portugees, Spanjaard bewoner van Z. W. Celebes – Makassaar bewoner van Zwitserland – Helvetiër, Zwitser bewoner van Z.W. Celebes - Boeginees bewoner van de Baltische republiek - Est, Let, Litauwer, Litouwer bewoner van de Levant - Levantijn bewoner van de Noordpool - Eskimo bewoner van de Pyreneeën Bask bewoner van de Sandwicheilanden - Kanaka bewoner van de U.S.S.R. Armeen, Armeniër, Est, Georgiër, Kalmuk, Kareliër, Kirgies, Kozak, Let, Litauer, Litouwer, Moldaviër, Oekraïner, Rus, Samojeed, Siberiër, Tartaar bewoners van de wereld – bevolking bewoner van een mark - markgenoot bewoner van een onzer provincies Drent, Fries, Zeeuw, Stichtenaar bewoner van een plaats met tegengestelde breedtegraad - antipode bewoner van een stad stedeling, poorter bewoner van een werelddeel Afrikaan, Amerikaan, Australiër, Aziaat Europeaan bewoner van een deel van Oost-Europa - Kozak bewoner van het land van de sprookjes van 1001 nacht – bewoner van het Midden Oosten - Arabier bewoner van het oude Griekenland - Spartaan bewoners – volk bewoners van Argos - Argiven, Danaïden bewoners van Hellas - Hellenen bewoners van de hel – duivelen bewoners van Medië - Meden bewoners van de Philippijnen Australië, Melanesië, Negrito, Polinesië bewoners van de zee – vissen bewoners van het sprookjesbos - alferman, dwerg, elf, fee, heks, kabouter, reus, tovenaar, trol bewoning - inhabitatie bewoonbaar habitabel, herbergzaam, logeabel bewoonster van een zelfde land - landgenote bewoording term, terminologie, uitdrukking bewust bekend, beseffend, besproken, doordrongen, expres, moedwillig, opzettelijk, weloverwogen, wetend bewust onderscheidingsvermogen kennis bewust waarnemen – appercipiëren bewuste ervaring - beleving bewuste tegenwerking - sabotage bewuste waarneming - apperceptie bewusteloos - bezwijmd, lens, onmachtig bewusteloosheid coma, flauwte, onmacht, syncope bewustheid - benul, besef, notie bewust streven - wil bewustwording – inzicht, precarist, rijping bewustzijn besef, bezinning, gevoel, consciëntie, kennis, verstand, weten, wetenschap bewustzijn van goed en kwaad - geweten bewustzijn veranderende middelen amfioen, ether, hasjiesj, heroïne, L.S.D, marihuana, mescaline, morfine, opium bewustzijnsverlaging – amentie bewustzijnsverruimende middelen - heroïne,L.S.D., mescaline bewijs aanwijzing, akte, alibi, argument, attest(atie), betoog, betoon, biljet, blijk, bon, bul, cedel, ceel, certificaat, diploma, document, ereblijk, getuigenis, keur, kwitantie, legitimatie, merk, navicert, oorkonde, paspoort, plaatskaart, probatie, proef, proeve, recu, reisbiljet, teken, toets, uitwijzing, verklaring, bewijs aan toonder in pakhuizen - cedel, ceel bewijsgrond argument bewijsje - snu(i)fje bewijsstuk akte, attest, bon, bul, cedel, ceel, diploma, document, geschrift, polis, reçu bewijs van achting - buiging, eerbied, eer, 5egard, groet, hulde, knieval, neiging, nik, reverentie bewijsstuk van benoeming – aanstellingsakte, geloofsbrief bewijsstuk van opslag - ce(d)el bewijs uit het ongerijmde apagogie bewijs van achting eer, egards bewijs van afwezigheid - alibi bewijs van bekwaamheid brevet, diploma, licentie, proef bewijs van beleefdheid groet bewijs van betaling bon, kwitantie, nota, reçu bewijs van bevoegdheid - brevet, diploma, getuigschrift bewijs van deelgenootschap aandeel bewijs van eer eerbetoon bewijs van eerbetoon aubade, hulde, knieval, krans, lint, saluut, serenade bewijs van eerbied buiging, eerbetoon, knieval bewijs van eigendom - acte, akte, koopakte bewijs van elders zijn alibi bewijs van gedeeltelijke storting op een aandeel - scrip bewijs van herkomst - geboorteuittreksel bewijs van identificatie – legitimatie bewijs van iemands aanspraken - legitimatie bewijs van kooprecht – bon, overeenkomst bewijs van lidmaatschap abonnementskaart, attestatie, diploma, inschrijvingskaart, oorkonde bewijs van liefde - kus, serenade, zoen, bewijs van nationaliteit paspoort bewijs van niet aanwezigheid alibi bewijs van nog niet uitbetaalde rente - scrip bewijs van onderpand hypotheekakte, lommerdbriefje bewijs van onschuld - alibi bewijs van ontvangst - betalingsbewijs, bon, kwitantie, kwijtbrief, ontvangstbewijs, recepis, reci(e)f, recief, bewijs van onschuld - alibi bewijs van ontvangst – bon, recu, bewijs van onvermogen tot betaling - faillietverklaring bewijs van onwaarheid - logenstraffing bewijs van opdrachtgeving - volmacht bewijs van opslag ceel, cedel bewijsalibi van slagen voor een examen diploma bewijs van smaak – proeve bewijs van staatsburgerschap - paspoort bewijs van te mogen passeren pas, paspoort, visum bewijs van toegang – kaartje, ticket bewijs van verdienste – ereketen bewijs van verdriet snik, traan, zucht bewijs van verering eerbetoon bewijs van voorkeursrecht claim bewijsgrond - argument bewijsgronden doen zien - aantonen bewijsgronden aanvoeren – argumenteren, staven bewijskrachtig maken - bezegelen bewijsmiddel - aanwijzing, argumentatie, bewijsrede, bewijsschrift, certificaat, getuigenis, oorkonde bewijsstuk - aandeel, akte, attest(atie), bewijsschrift, bon, cedel, ceel, certificaat, corpus delicti, geloofsbrief, getuigenis, getuigschrift, obligatie, ooggetuigeverslag, pand, promesse, rapport, referentie, repu, schuldbekentenis, schuldbrief, talon, verklaring, vingerafdruk bewijsstuk van benoeming – geloofsbrief bewijsstuk van bevoegdheid - geloofsbrief bewijsvoering – argumentatie, argumentering, betoog, demonstratie, ratiocinatie, redenatie, redenering, trant, vertoog bewijzen aandoen, aantonen, betogen, betonen, betuigen, evenceren, liquideren, prouveren, staven, streven, tonen, waarmaken bewijzen aanvoeren - adstrueren, staven beijveren (zich) - streven bezaagde balk - badding bezaaid met – bedekt bezaantje - breedlip, strombus bezadigd - bedaard, correct, gelaten, gematigd, gemoedelijk, geposeerd, gezapig, goedig, ingetogen, kalm, nuchter, rustig, rijp, wijs bezadigdheid – bedaardheid, gezapigheid, kalmte, moderatie, rust bezakken - inklinken bezaksel – bezinksel bezat - bezopen bezeerd - geblesseerd bezegelen – bekrachtigen, bevestigen bezegelend woord amen, eed, gelofte bezegeling - bekrachtiging, bevestiging, verzegeling, bezelaar - bessestruik bezem - veger bezemen boenen, kuisen , reinigen, schoonmaken, schrobben, vegen bezemkruid brem bezempje – akkerdistel, akkervederdistel bezemstruik - brem bezemvlas - studentenkruid, zomercypres bezending - gezantschap bezeren kneuzen, kwetsen bezering - kwetsuur, verwonding bezet arbeidend, bevrucht, bezig, druk, gebonden, geoccupeerd, gevuld, ingenomen, occupé, onledig, propvol, verhinderd, vol, bezet - hypotheek, legaat bezeten – betikkeld, (dol)driftig, duivels, dwaas, gek, geschift, idioot, krankzinnig, kwaad, verkikkerd, vernikkeld bezetene - energumeen, gek, idioot, krankzinnige, maniak, verslaafde, waanzinnige, woesteling bezetenheid – demonie, demotie, dolheid, frenesie, koorts, krankzinnigheid, manie, obsessie, rage, razernij bezetsel - belegsel, bepleistering, limbus bezetten - afzetten, bekleden, bemachtigen, innemen, occuperen, veroveren, vervullen bezetten van huizen – kraken bezetter – onderdrukker, overheerser bezetting – belegering, benauwdheld, garnizoen, overheersing bezichtigen - beschouwen, bezien bezetting (Sp.) - presidio bezichtiging adspectie, inspectie, rondleiding, schouw bezichtiging met Z-stralen - radioscopie bezichtigingsreis - perambulatie bezie bes bezield – begeesterd, begeestigd, bezeten, geanimeerd, geïnspireerd, levend(ig), treffend, vurig bezield (muz.) - animoso bezieldheid – aandrift, animo, elan, geestdrift, opwelling, vuur, bezielen – aanblazen, animeren, inspireren, stimuleren bezielend – gloed, levenwekkend, seminaal bezielende kracht - adem, animo, gloed, verve bezieler - animator bezieling animo, begeestering, elan, geestdrift, gloed, impuls, inspiratie, lust, neiging, verrukking, vuur bezien – aanschouwen, aanzien, bekijken, beoordelen, bewonderen, bezichtigen, overwegen, proberen, schouwen bezienswaard – spectabel bezienswaardigheid - attractie, attraktie, curiositeit bezienswaardigheid in Den Haag Gevangenpoort, Madurodam, Vredespaleis bezig actief, arbeidend, bedrijvig, bezet, diligent, doende, druk, geoccupeerd, noest, nijver, onledig, vlijtig, werkende, werkzaam bezigen – gebruiken, hanteren, uitoefenen, vervolgen bezigheden - allotria beziging - gebruik bezigheid affaire, arbeid, beslommering, besogne, doening, emplooi, gedoe, hobby, liefhebberij, occupatie, spel, verrichten, verrichting, werk bezigheid in vrije tijd – hobby bezighouden – absorberen, afleiden beziging - gebruik bezig met arbeid - werkende bezig zijnde - bezet bezijden langs, naast, nevens, opzij bezijden de waarheid onwaar, onjuist, gelogen bezinken – precipiteren bezinking - sedimentair bezinksel – aanzetsel, afzetting, daal, dik, drab(be), drasland, droes(em), gest, groef, grom(gew), grondsop, hef(fe), moer, moes, pinksel, precipitaat, prut, residu, run, schuim, sediment, slib, sop, uitvaagsel, veengrond, veenslik, zetsel bezinksel in een aftreksel dik, koffiedik bezinnen – beraden, mediteren, nadenken, overdenken, overwegen bezinning – bekering, beraad, berouw, besef, bewustzijn, bezonnenheid, contemplatie, ernst, inkeer, kalmte, meditatie, moratorium, overleg, overweging, possessie, reflectie, rust, spijt bezinning op het ethische – ethiek bezit – activa, bezitting, eigendom, fortuin, geld, genot, goed, goederen, have, kraak, leen, possessie, propriëteit, vermogen, vreugde, wellust bezit betreffende - possessief bezit dat iemand door erfenis verwerft - erfdeel bezit dat men niet in eigendom heeft – leen bezit van aardse goederen rijkdom bezit van een boer akker, grond, land, vee, wel, wei(de) bezit van het rijk – kroondomein, rijkseigendom bezit verwerven - geluk, vermogen, voorspoed bezitloos – arm, haveloos bezitloos arbeider – proletariër bezitloosheid - pauperisme bezitloze arme, armoedzaaier, have-not, proletariër bezitloze arbeider – proletariër, bezitloze klasse - proletariaat bezitsaanmatiging - usurpatie bezitster - eigenares bezitswisseling – annexatie, naasting, verkoop bezittelijk - possessief bezittelijk voornaamwoord haar, hare, hebben, hun, je, jouw, jullie, mijn, ons, onze, possessivum, uw, zijn bezitten – kennen, possederen bezittend - inert, inertie bezittende klasse adel, rijken, bourgeoisie bezitter eigenaar, heer, houder, meester, possessor, propriëtair bezitter ter bede – precarist bezitter van aandelen - aandeelhouder bezitter van een aangrenzend land – reegenoot bezitter van een waardepapier - aandeelhouder bezitter van produktiemiddelen - kapitalist bezitting boerenplaats, eigendom, goed, have, hoeve, kolonie, landgoed, possessie, propriëteit, rust, spul, staal, werf, zate, zetel bezitting waarop herendiensten rusten vroon bezittingen - activa, goederen, have, spullen bezit van een boer – akker, land, vee bezocht – gekweld, beproefd, geteisterd, getroffen bezoedeld - besmeurd bezoedelen besmetten, besmeuren, bevlekken, bevuilen, bezwadderen, bezwalken, onteren, smeuren, verontreinigen, bezoedeling – bevlekking, blaam, smet bezoek aanloop, eters, gasten, instuif, visitatie, visite, volk bezoek aan een volksvermaak - kermisbezoek bezoeken – aandoen, aankomen, aanlopen, aanwippen, opwachting, opzoeken, visiteren bezoeken in het voorbijgaan - aangaan bezoeker gast, logé, visite bezoeker van een badplaats - badgast bezoeker van een café - stamgast bezoekers – gasten, kopers, kijkers, loges, publiek, visiteurs, volk bezoeking beproeving, ellende, kwelling, ongeluk, onheil, plaag, penitentie, ramp, visitatie bezoldigd ambt zonder veel werk – sinecure bezoldigen – appointeren, belonen, jaargeld, loon, salariëren, salaris, soldij, traktement, wedde, bezoldiging appointement, beloning, gage, gagement, honorarium, loon, maandgeld, salariëring, salaris, soldij, traktement, verdiensten, wedde, weekloon, bezoldiging van scheepsvolk, acteurs, zangers – gage bezoldiging van soldaten – soldij, wedde bezoldiging van zeelieden – gage bezoles (barg.) - ziek bezolletje (barg.) - koopje bezonken - bedaard, overlegd, rustig, sedimentair, statisch, weloverdacht bezonken vloeistof afgieten - decanteren, klaren, bezonnen bedachtzaam, beraden, ernstig, overwogen, serieus, voorzichtig, welberaden, wijs bezonnenheid apprehensie, beraad, beraad, beradenheid, bezinning, bezorgdheid, ernst, kommernis, ongerustheid, preoccupatie, vrees, wijsheid bezonning - isolatie bezopen – beschonken, dronken, dwaas, idioot, stomdronkem, tipsy, zat bezorgd bang, bedrukt, bezwaard, ongerust bezorgdheid - (be)kommer(nis), onrust, vrees bezorgen – aanreiken, afgeven, afgifte, afleveren, beredderen, bestellen, brengen, leveren, procureren, sturen, toevoeren, veroorzaken, verschaffen, verstrekken, wegbrengen bezorger besteller, koerier, leverancier, postbode, bezorging – aanlevering, afgifte, aflevering, bestelling, distributie, leverantie, levering, verschaffing, verstrekking bezuiden zuidwaarts bezuinigen – afslanken, bekrimpen , beperken, beknibbelen, besnoeien, besparen, miniseren, ombuigen, uitsparen bezuinigend – restringerend, uitsparend bezuren - boeten, ontgelden, opbreken, bezwaar bedenking, beletsel, captie, gravamen, gravamina (Lat mv), grief, inconvenient, kapsie, kapsones, klaagschrift, klacht, last, maar, moeilijkheid, moeite, nadeel, objectie, oppressie, opwerking , opwerping, protest, reclame, strubbeling, tegen, tegenwerping bezwaar (Lat) gravamen bezwaar indienen reclameren bezwaar maken tegenwerpen bezwaard beangstigd, bedrukt, bekommerd, beladen, belast, bezorgd, drukkend, gegriefd bezwaarlijk – kwalijk, lastig, moeilijk, moeilijk, moeitevol, nauw(elijks), problematisch bezwaar maken – protesteren, reclameren bezwaarschrift adres, beklag, doleantie, klacht, petitie, protest, reclame, reclamatie, tegenbetoog bezwadderen – belasteren bezwalker - lasteraar bezwangerd - doortrokken, overtogen bezwaren beladen, belasten, bepakken, onera, onereren bezwaren indienen - doleren, reclameren bezwaren met last - beladen bezwarend belastend, drukkend, genant, lastig, moeilijk, onereus, ongunstig bezwarende verklaring - beschuldiging, verdachtmaking bezwaring - last bezwaring met een last - belasting, tol bezweerder – conjurator, (duivel)banner, exorcist, tovenaar bezweet – domig, klam bezwendelen - bedriegen bezweren aanroepen, afwenden, belezen, beloven, betoveren, exorciseren, incarteren, keren, overreden, verzekeren, voorkomen, wagen bezweren van boze geesten - exorciseren bezwering ban, betovering, eed, gelofte, toverspreuk bezweringsformule – ban bezworen verklaring - eed bezwijken barsten, afleggen, breken, onderdoen, ondergaan, sterven, succumberen, toegeven, zwichten bezwijmen - flauwvallen bezwijming flauwte, kwalijkheid, onmacht, syncope, toeval bezworen verklaring eed bezijden - langs, naast, nevens, opzij bezijden de waarheid - gelogen, onjuist, onwaar, Bhoetan, hoofdstad van - Thimboe Bhoetan, stad in - Paro Bhoetan, taal in - Dzongkha, Sarsjapkha biappen – liften bias - vertekening, vervorming bibber – bibberatie, huiver, koorts bibberaar - triller bibberachtig - angstig, bevreesd, huiverachtig, huiverend, huiverig, rillerig, vreesachtig bibberatie - angst, huivering, koorts, rilling, vrees bibberen beven, huiveren, sidderen, (t)rillen biberette - beverbont biblia - bijbel bibberig – bevend, beverig, onvast, trillerig, wankel bibelot galanterie, snuisterij bibliofilie - boekenliefhebberij bibliognosie – boekenkennis bibliognost - boekenkenner bibliograaf - boekenbeschrijver bibliografie - boekbeschrijving bibliolatrie - bijbelverering bibljoraft - brievenordener bibliothecaris in een klooster - librarius bibliotheek boekerij, leeszaal, librije bibliotheek van dagbladen enz. - hemerotheek bibliotheek van grammofoonplaten - discotheek bibliotheek van tijdschriften – hemerotheek biblist – bijbelkenner biblistiek – bijbelkennis, bijbelkunde biceps – armspier biconcaaf - dubbelhol biconvex – dubbelbol bid (Lat.) - urgie bid(t) (lat.) ora, oremus bidbank - knielbank biddeman - bedelaar bidden – aanroepen, bedelen, danken, nodigen, prijzen, smeken, verzoeken, vragen bid en werk ora et labora biddeman - bedelaar bidden - smeken, verzoeken bidden en smeken - soebatten biddend vragen – smeken biddende figuur orans biddende vrouwenfiguur orans, orante bidder aanspreker, kraai bidelot - aapje bidet zitbad, wasbekken bidkapel - langgar bidmachine – gebed(s)molen bidnis in Moskee – mihrab bidon - veldfles bidonville - krottenwijk bidplaats – bedeplaats, kapel, kerk, moskee, overal, tempel bidriem - gebedsriem bidsnoer paternoster, rosarium, rozenkrans bidstoel - knielbank bidstond – bedestond bidstonden - horea bidvertrek – oratorium bidvertrek met altaar - kapel, oratorium bidwiel - gebedsmolen (joods) bie - bijdehand, bijzonder bieboer bijenboer, iemker, imker biecht bekentenis, belijdenis, betekenis, confessie, penitentie biechtboek - poenitentiaal biechten bekennen, belijden biechteling biechtkind, boeteling, penitent biechten – bekennen, belijden biechtgeld – biechtpenning biechtgewaad van priester - biechtstool biechtkamertje - biechtstoel biechtstoel - confessionale, confessionaris, fluisterhokje biechtvader – pastoor, priester biechtzegel biechtgeheim bieden – aanbieden, aankomdigen, marchanderen, toekeren, toesteken, wensen, zeggen bieding bod biedt zich aan b.z.a. bief – biefstuk biefsluiter - cachet biefstuk - steak biefstuk van de haas – chateaubriand, tournedos biek - paard, varken biel – dwarslegger biema - almemor bier aal, ale, blonde, bock bier, donker, ee1, faro, fator, gerstenat, grolsch, jopenbier, lager, lambiek, licht, münchener, pannebier, patersbier, paulaner, peterman, pils, pilsener, porter, seef, seve, stout, vatbier, wort(gehopt) bier azijn - moutazijn bierbereiden - brouwen bierbezinksel - dik, droesem, moer bierbrouwerij - brasserie bierdraf bostel bierfabriek - brouwerij bierfles – pul, pijpje biergist – gijl, malt bierglas – pint, pul bierhuis café, estaminet, herberg, knijp, kroeg, staminé, taveerne bierkan botte, pul biermaat - kapper biermerk Amstel, Grolsch, Heineken, Oranjeboom, Z.H.B., bierschenken - tappen bierschuim - kraag biersoort aal, ale, donker, faro, lager, lambiek, pils, seef, seve biertapperij bierhuis bierton biervat, fust, biervat - rondeel bies – galon, trens, schelf, scirpus bieslook – (gras)look biest – colostrum, zog biesvaren - isoeter bies(water) – bloembies, rus, veldbies biet beetwortel, boemanknol, kroot, mangelwortel, pee, peen, suikerbiet, wortel bieteaaltje - draadworm bietebouw boeman, bullebak, kinderspook, nachtmerrie bietenafval – pulp bietensap - melasse bietenziekte hartrot bietsen bedelen, jatten, klaplopen, (in)pikken, stelen, vragen bietser – bedelaar, klaploper, parasiet, profiteur bietsijsje - grassijsje biezebras - lisdodde biezen mand ben, kalebas, kanaster, korf bifora - tweelingvenster big bagge, biggen, keu, recruut, varken(tje), viggen bignoniacee - catalpa, prachtrank, trompetbloem biggekruid – biggekruid, hypochoeris bignonia – hypochoeris - trompetbloem biggel kiezelsteen biggelen – stromen, vloeien biggelzand kiezelzand bignonia - trompetbloem bigot femelachtig, 12kinderachtig, kwezelachtig, sullig bihemineuze lei - kuckersiet bij ad, dar, hommel, honingbij, ieme, imk, imme, wolbij bij met, nabij, tijdens bij afslag verkopen mijnen bij afwisseling - beurtelings bij aldien - indien, ingeval bijartikel - afvalproduct, bijproduct bijbal - epididymitis bijbank - succursaal, succursale bijbehorend - aanhorig, annex bijbehorende onderdelen - appendages bijbehorende zaken - appertinentiën bijbehorend gebouw - dependance bijbehorende zaken accessoires, bijbel biblia, H.S., Schrift bijbelboek 3 Job, 4 Amos, Ezra, Joel, Jona, Ruth, 5 Ester, Hosea, Jonas, Jozua, Judas, Lucas, Micha, Nahum, Titus 6 Daniël, Esther, Exodus, Haggai, Jesaja, Marcus, Numeri, Obadja, Petrus, Samuël 7 Filemon, Galaten, Genesis, Habakuk, Jacobus, Jeremia, Nehemia, Psalmen, Sefanja, 8 Efeziërs, Ezechiël, Hebreeën, Hooglied, Johannes, Koningen, Maleachi, Mattheus, Prediker, Romeinen, 9 Kronieken, Leviticus, Richteren, Timotheus, Zacharias 10 Korinthiërs, Openbaring, 11 Filippenzen, Handelingen, Kolossenzen, 13 Deuteronomium, Klaagliederen, 16 Thessalonicenzen bijbeldeel 0.T., N.T., Brieven, Evangeliën bijbel der mohammedanen - koran bijbelen - kaartspelen bijbelhandschrift - codex bijbelkenner exegeet, schriftgeleerde, biblist bijbelkennis biblistiek, bijbelvastheid bijbelplaats tekst, vers bijbelse figuren 2 Ada, Ai, Ar, Er, No, Og, Ou, So, Ur, Uz 3 Abi, Ada, Age, Asa, Bel, Ben, Bul, Buz, Cos, Dan, Dor, Efa, Ela, Eva, Evi, Gad, Goa, Gob, Gog, Gur, Ham, Hen, Hor, Hur, Ion, Job, Kir, Kis, Koa, Kun, Lea, Lod, Lot, Lud, Luz, Mep, Nijl, Nob, Nod, Nol, Nun, Ono, Puil, Pul, Put, Ram, Rei, Saf, Sem, Sen, Sin, Soa, Suf, Sur, Tob, Toï, Uri, Zif, Zin, Ziv, Ziz, Zuf, Zur 4 Abba, Abel, Abia, Abib, Adam, Adar, Adna, Afek, Afra, Agag, Agur, Ahia, Ahio, Ajja, Akko, Amma, Ammi, Amon, Amos, Amoz, Aner, Anna, Arad, Aram, Arje, Asaf, Aser, Aisa Aven, Avva, Azal, Baäl, Beer, Bela, Beor, Beia, Boaz, Buzi, Cham, Dina, Dodo, Doëg, Duma, Dura, Ebal, Ebed, Eden, Edom, Efaï, Egla, Ehud, Elam, Elia, Elim, Eloï, Elon, Elul, Enak, Enan, Enos, Esau, Esek, Etam, Ezau, Ezer, Ezra, Gaäl, Gadi, Gath, Gaza, Geba, Gera, Gilo, Hefa, Hena, Heth, Hiël, Hira, Hoba, Hosa, Husa, Iddo, Irad, Isaï, Ivva, Izak, Jaär, Jaël, Jafo, Jaïr, Jake, Jedo, Jehu, Jeüs, Joab, Joas, Joël, Jona, Jood, Juda, Juta, Kaïn, Kana, Kore, Laël, Laïs, Levi, Loïs, Maon, Mara, Meni, Mesa, Moab, Moré, Musi, Myra, Nain, Nebo, Obal, Obed, Oded, Ofel, Ofir, Ofra, Ohad ,Omri, Onan, Oreb, Orpa, Peor, Pers, Pura, Rafa, Rafu, Rama, Reba, Rehu, Rome, Ruma, Ruth, Salu, Sara, Saul, Seba, Seïr, Seja, Sene, Seth, Silo, Sion ,Sira, Sobi, Suah, Susa, Tema, Tohu, Ufaz,Ulai, Uria, Uzal, Uzza, Zela, Zera, Zeus, Ziba, Zoan, Zoar, Zora 5 Aäron, Abana, Abdon, Abïam, Abida, Abiël, Abihu, Abner, Abram, Absai, Achab, Achan, Achar, Achaz, Achis, Achor, Achsa, Adaja, Adama, Addan, Addon, Adnah, Aenon, Afiah, Ahava, Ahïam, Ahira, Ahoah, Ajath, Akkad, Amana, Amasa, Ammon, Amnon, Amram, Anaja, Anath, Annas, Araba, Argob, Ariël, Arius, Amon, Aroër, Arpad, Aruma, Arvad, Asaël, Asaja, Asdod, Asera, Asima, Assir, Assur, Assus, Attaï, Aviet, Azeka, Azmon, Azuba, Azzur, Baäla, Baäna, Babel, Baëna, Baësa, Balak, Barak, Basan, Beëri, Behon, Berea, Bered, Besor, Bezek, Bezer, Bikri, Bilha, Birsa, Bozez, Bozra, Bukki, Chlos, Chloö, Creta, Cyrus, Dagon, David, Debir, Dedan, Demas, Derbe, Dibou, Dibri, Dikla, Dimon, Ebzan, Edri, Efron, Eglon, Ekron, Elasa, Elath, Eldad, Eliab, Eliam, Elias, Elihu, Elisa, Elkos, Eloth, Emiet, Endor, Erech, EskoI, Ethan, Farao, Felix, Funon, Gajus, Gareb, Gasmu, Gebal, Gebim, Gedor, Gerar, Gesem, Gesur, Gezer, Glach, Glbea, Glhon, Glmzo, Golan, Gomez, Goaen, Gozan, Griek, Habor, Hadad, Hadar, Hadid, Hagar, Halah, Haman, Hanan, Hanes, Hanna, Hanun, Harad, Haron, Harod, Haruz, Hasra, Hazer, Hazor, Habel, Heber, Heter, Hegai, Helam, Helba, Helek, Helem, Helon, Heman, Hemor, Hiram, Hobab, Hodia, Hodsi, Hofni, Hofra, Hogla, Hoham, Holon, Horam, Horeb, Horma, Hosea, Hulda, Huram, Husai, Lezer, Immer, Indië, Isaäk, Ittai, Jabal, Jabes, Jabez, Jabin, Jabné, Jafia, Jahaz, Jahza, Jakob, Jamin, Jareb, Jason, Javan, Jebus, Jefta, Jeiël, Jered, Jeria, Jesse ,Jesua ,Jetur, Jezer, Jezus, Jimla, Jimna, Jisvi, Jitra, Jobab, Jodin, Joppe, Joram, Joses, Josia, Jotba, Jozef, Jozua ,Jubal, Judas, Judéa, Julia, Jutta, Kades, Kaleb, Kalme, Kalno, Kamon, Kamos, Karmi, Kebar, Kedar, Kedes, Kedma, Kenan, Kenaz, Kewan, Kezia, Kidon, Kison, Kores, Kozbi, Krith, Kusch, Kutha ,Laban, Lasea, Lechi, Lesem, Libna, Libni, Libye, Linus, Lucas, Lyrië, Lydda, Lydia, Machi, Madai, Madon, Magog, Mahli, Malta, Mamre, Maoch, Maria, Massa, Matri, Meara, Medad, Meden, Mebië, Merab, Merom, Meroz, Micha, Milka, Millo, Minni, Mizpa, Modin, Moria, Mozes, Mysië, Naäma, Nabal, Nadab, Nahas, Nahor, Nahum, Naomi, Necho, Neria, Negeb, Niger, Nimsi, Nisan, Noach, Nobah, Nogah, Oboth, Ohola, Orion, Oman, Othni, Palti, Paran, Pekah, Pekod, Peleg, Perez, Perge, Petra, Phebe, Pisga, Pison, Pniël, Pnuël, Rabba, Raema, Rahab, Rebob, Rekem, Rezef, Rezin, Rezon, Rhode, Ribla, Rizpa, Rogel, Ruben, Rufus, Sabta, Safan, Safat, Safir, Salem, Salim, Samir, Samma, Samos, Sarai, Saron, Sceva, Scyth, Sebat, Sebna, Sechu, Seïra, Semer, Senir, Sesai, Sibma, Sidon, Sifra, Sihon, Sihor, Silas, Silla, Simea, Simeï, Simon, Sinaï, Sisak, Sitna, Sobab, Socho, Sodom, Sorek, Suhiet, Sumer, Sunem, Sudan, Syrië, Tabor, Tamar, Tebez, Tekoa, Teman, Terah, Teres, Thola, Tibni, Timna, Timon, Tiras, Tirza, Titus, Tobia, Tofel, Troas, Tubal, Tyrus, Uriël, Uzzia, Zadok, Zenas, Zered, Zibja, Zilla, Zilpa, Zimri, Zofar, Zohar 6 Abarim, Abidan, Abiram, Abisag, Abisaï, Abital, Achaje, Achbor, Achsaf, Achzib, Adalja, Adleël, Adonia, Adoram, Adriël, Aeneas, Afarsa, Agabus, Ahazia, Ahikam, Ahilud, Ahiman, Ahiram, Ahitub, Ajalon, Amalek, Amarja, Amasia, Amazia, Ammiel, Apphia, Aquila, Arabië, Ararat, Arauma, Azetas, Arioch, Arkiet, Ar moab, Armoni, Asjjéra, Asnath, Athene, Atthaï. Avviet, Azalia, Azalja, Azaria, Azarja, Azazel, Azriel, Baälis, Bamoth, Baruch, Belial, Banaja,, Ben-oni, Beroth, Betach, Bethel, Bidkar, Bigtan, Bildad, Bileam, Binnui, Bislam, Bochim, Buziet, Carpus, Cephas, Chesed, Chezib, Chonja, Chuzas, Clauda, Cuidus, Cyprus, Cyrene, Daniël, Daniet, Darius, Dathan, Debora, Delaja, Delila, Dodava, Dorcas, Dothan, Efraïm, Efrath, Eglaïm, Eleale, Elifaz, Elisua, Elizur, Eljada, Elkana, Elymas, Emmaus, Engedi, Epheze, Estaol, Esther, Eunice, Euodia, Festus, Gadiet, Galaat, Gallim, Gallio, Gaziet, Gohazi, Gersom, Gerson, Gibeon, Gideom, Gideon, Gibboa, Gilead, Gilgal, Gudgod, Hadlai, Haëzel, Haggai, Hamath, Hanani, Harhas, Hauran, Havila, Hazaël, Hebron, Heldai, Henoch, Hermas, Hermes, Hermon, Hesbon, Heviet, Hexion, Hezion, Hilkia, Hillel, Hinnom, Hizkia, Horiet, Hosaja, Idumea, Ikabod, Ismaël, Israel, Italië, Iturea, Izebel, Jabbok, Jachin, Jaddua, Jaëzer, Jafeth, Jaairus, Jannes, Janoch, Jarach, Jattir, Jedaja, Jedida, Jehlël, Jehudi, Jenima, Jemuël, Jeruël, Jerusa, Jesaja, Jether, Jethro, Jibhar, Jigeal, Jisbak, Jizhar, Joahaz ,Jojada, Joktan, Joséba, Jotham, Juchal, Judith, Julius, Junias, Justus, Kattor, Kahath, Kanaän, Kareah, Karkor, Karmel, Kedron, Kefira, Kehath, Kehila, Kenath, Keniet, Ketura, Kidron, Kileab, Kilmad, Kimham, Kisleu, Kittim, Klopas, Kohath, Kolaja, Korach, Kusaja, Lachis, Lachmi, Lamech, Lebona, Lemuël, Leviet, Lo ammi, Lucius, Ludiet, Luhith, Lysias, Lydiër, Lystra, Maächa, Machir, Mahath, Halham, Halkia, Mammon, Manaëh, Manoah, Marcus, Maresa, Maroth, Martha, Mattan, Meduba, Melite, Merari, Meriba, Mesach, Mesech, Michal, Midian, Migdol, Mogron, Milete, Milkom, Mirjam, Misaël, Mnason, Moséra, Musiet, Naäman, Naboth, Nachon, Najoth, Nathan, Nereus, Nergal, Netofa, Nibhaz, Nimrim, Nimrod, Ninevé, Noadja, No amon, Nympha, Obadja, Ochran, Paddan, Paphos, Parpar, Pashur, Patava, Patmos, Patiël Paulus, Pedaja Peleth, Penuël, Persis, Pethor, Petrus, Pichol, Piream, Pithom, Plethi, Pontus, Prisca, Pudens, Putiël, Rachab, Rachel, Ramoth, Rechab, Refaim, Rehuël, Rhodus, Rimmon, Rithma, Rompha, Saänan, Salcha ,Salisa, Sallum, Salman, Salmon, Salomé, Salomo, Samgar, Sammua, Samuël, Sardes, Sargon, Saulus, Schavé, Scheba, Semaja, Seraja, Sesach, Sethur, Sichar, Sichem, Siddim, Siloah, Siloam, Simcon, Simson, Sineab, Sinear, Siniet, Sirjon, Sisera, Sikhri, Sittim, Smyrna, Sobach, Syrtis, Tabbat, Tabeal, Tabeël, Tadmor, Talmai ,Tammuz, Tarsis ,Tarsus, Tartak, Tebeth, Thomas, Tideal, Tifsah, Tigris, Timens, Tofeth, Uzriël, Vasthi, Zalmon, Zanoah, Zeboïm, Zeloot, Zereda ,Zeruja, Zichri, Zifiet, Ziklag, Zippor, Zuriet 7 Abaddon, Abiasaf, Ablëze,r Abigaïl, Abilene, Abinoam, Abraham, Absalom, Adoraïm, Adullam, Adummim, Agagiet, Agrippa, Ahiëzer, Ahimaäz, Ahinoam, Ahohiet, Aholiab, Alpheüs, Amittai, Amiihud, Ammihur, Amoriet, Amrafel, Ananias, Andreas, Andipas, Apelles, Apollos, Artemas, Artemis, Asafiet, Aseriet, Askelon, Askenaz, Aspenaz, Astarte, Ataroth, Athalia ,Athalja, Attalia, Azrikam, Baälath, Baäl, gad, Babylon, Bahurim, Baladan, Bazluth, Beëroth, Ben ammi, Benhail, Beracha, Bernice, Berseba, Beth kar, Beth san, Bethuël, Blastus ,Bor asan, Bozkath, Candace ,Chaldea, Chelbon, Chereth, Chiljon, Choresa ,Cilicië, Claudia, Clemens, Colosse, Crispus, Damaris, Dan jaän, Diblaim ,Didymus, Di zahab, Efratha, Elamiet, Eleazar, Elhanan, Eliezer, Elifele, Elisama ,Eliseba, Eljakim ,Eljasaf, Ellasar, EI paran, Elzafan, Emakiet, En semes, Erastus, Estemoa, Esthaol, Ethanim, Ethbaäl, Eubulus, Eufraat, Fereziet, Gabriël, Galatië, Galilea, Gathiet, Gattiet, Gedalja, Gemalli, Gemarja, Gerizim, Gibliet, Gideoni, Girriet, Goliath, Gomorra, Habakuk, Hachila ,Hadassa, Hadoram, Hadrach, Haggith, Hammath, Hamutal, Hananja, Harbona, Hasabja, Hathach, Henadad, Herodes, Hethiet, Hethlon, Iconium, lezriet, Lllyrië, Ithamar, Jabniël, Jacobus, Jaïriet, Jambres, Jarmuth, Jedidja, Jeremia, Jericho, Jeroham, Jezanja, Jibleam, Jizreël, Joaddam, Jogbeha, Johanan, Johanna, Jojakim, Jonadab, Jordaan, Josafat, Josifja, Jotbath, Jozabad ,Jozadak Kadmiël, Kajafas, Kenaäna, Kenanja, Kerioth, Kir moab, Kithron, Kleopas, Kuschan, Lazarus, Letusiet, Libanon, Libniet, Lodebar, Machlon, Madmena, Magadan, Magdala, Mahliet, Makkeda, Malchus, Malluch, Manasse, Mattana, Matchan, Mefaäth, Megiddo, Memphis, Memokan, Menahem, Messias, Meüniet, Michaël, Michaja, Michnus, Minnith, Mizraïm, Moabiet, Naftali, Nahalal, Nehemia, Nicanor, Nisroch, Oholiba, Olympas, Othniël, Parthen, Parvaïm, Pathros, Pedazur, Pekahia, Pelatja, Pennina, Perazim, Pethuël, Phanuël, Phlegon, Phoenix, Phrygië, Pilatus, Pinehas, Pisidië, Pontius, Potifar Publius, Puteeër, Peteoli, Pyrrhus, Quartus, Raamses, Rafidim, Rakkath, Rameses, Rebekka, Refaiet, Remalia, Rhegium, Rogelim, Ruchama, Sabeeër, Sadrach, Sahalim, Sakkuth, Salamis, Salmone, Samaria, Sarepta, Sarexer, Sarfath, Schebam, Sefarad ,Selemja, Semarja ,Sibraïm, Sifmoth, Simeath, Simëiet, Sopater, Stachys, Sukkiet, Sukkoth, Suzanna, Taänach, Tabeëra, Tabitha, Tekoïet, Tel abib, Theudas, Timnata, Tirhaka, Tisbiet, Togarma ,Urbanus, Zacheüs, Zalmona, Zalmuna, Zarfath, Zebadja, Zebaoth, Zebulon, Zedekia, Zefanja, Zefatha, Zippora, Zoutzee 8 Aäroniet, Abednego, Abel Maïm, Abialbon, Ablchail, Abinadab, Abisalom, Abjathar, Achaïcus, Achmetha, Adoniram, Ahinadab, Ahuzzath, Akeldama, Ammoniet, Amramiet, Anathoth, Apollyon, Arameeër, Arvadiet, Asdodiet, Asnapper, Assuriet, Assyriër, Astaroth, Astoreth, Augustus, Azarjahu, Azmareth, Baäl Meon, Baäl Peor, Barabbas, Bar Jezus, Barnabas, Bathseba, Beër elim, Belsazar, Benhadad, Benjamin, Berechja, Berothai, Bethanië, Beth aven, Beth bara, Beth eden, Bethseda, Bath meon, Bath peor, Beth saan, Bezaleël, Bithynië, Caesarea, Chesalon, Chonanja, Chorazim, Claudius, Corinthe, Crescens, Damaskus, Dedaniet, Drusilla, El-berith, EI bethel, Elifelet, Elisafat, Elizafan, Elkosiet, Elnathan, Elon tabor, En eglaïm, En Gannim, En Mispat ,En Rimmon, Epaphras, Epenetus, Epheziër Esthemoa Eutychus Ezrahiet Filistea Filistijn, Gabbatha, Gadpoort, Galilees, Gamaliël, Genubath, Gesuriet, Giloniet ,Gitthaim, Golgotha, Hachalja, Hanameël, Haraziet, Haroseth, Hazeroth, Hebreeër, Hefsibah, Hemaniet, Herodias, Herodion, Hiddekel, Horonaim, Horoniet, Immanuël, Isboseth, Iskariot, Jaäzanja ,Jahaziël, Jebusiet, Jecholia, Jechonja, Jeduthun, Jehizkia, Jerimoth, Jeroboam, Jigdalja, Jithream, Jochebed, Johannes, Jojachin, Jonathan, Josabath, Kalebiet, Karkemis, Kedariet, Kedemoth, Keniziet, Kir Heres, Kittiërs, Kuschiet, Laodicea, Lehabiet, Libertijn, Lysanias, Maächath, Maäseja, Machpela, Machseja, Mahalath, Mahanaïm, Maleachi, Malkisua, Mattanja, Mattheus, Matthias, Mea qoren, Mehujael, Me jarkon, Merariet, Merodach, Mesullam, Minjamin, Mitylene, Moseroth, Nahaliël, Nahesson, Nazareth, Neapolis, Nebajoth, Nehustan, Nethanja, Nicolaus, Nineviet, Obed edon, Olijfberg, Onesimus, Parmenas, Patrobas, Pergammum, Phenicië, Philemon, Philetus, Philippi, Phygelus, Pi bezeth, Pirathon, Plejaden, Potifera, Rehabeam, Rehoboth, Rubeniet, Sanherib, Sapphira, Secundus, Seleucië, Selomith, Selumiël, Senassar, Sidonïër, Siloniet, Silvanus, Stoïcijns, Syntyche, Syracuse, Temaniet, Thaddeüs, Thathnai, Thyatira, Tiberias, Tiberius, Tryphena, Tryphosa, Tychicus, Tyrannus, Vispoort, Waizatha, Zacharia ,Zacharja, Zebedeüs, Zecharja, Zemariet, Zoheleth 9 Abiëzriet, Abimelech, Achitofel, Ahasveros, Alexander, Amalekiet, Amminadab, Ampliatus, Antiochië, Appollonia, Archelaüs, Archippus, Areopagus, Arfachsad, Arpachsad, Arimathea, Aschuriet, Asdodisch, Aserpoort, Baäl Hamon, Baäl Hazor, Baël Tamar, Baël Sefon, Baäl Zebub, Baäle juda, Baracheel, Barbillai, Barsabbas, Bartimeus, Bechorath, Beëlzebub, Beltsazar, Ben hinnom, Beth abara, Beth anath, Beth arbel, Betheliet, Beth gamul, Beth.haram, Beth Heked, Beth horon, Beth kerem, Bethlemen, Beth millo, Beth minra, Bethphage, Beth rehob, Bethsaïda, Beth semes Beth sitta, Boanerges, Bronpoort, Chaldeeër, Cornelius, Cretenzer, Cyreneeër, Decapolis, Demetrius ,Dionysius, Dioscuren, Efraimiet, Efrathiet, Elimelech, Elisabeth, Curaquilo, Farizeeër, Cadarenen, Gath hefer, Gerasenen, Gersoniet, Gibeoniet, Gileadiet, Girgasiet, Hadadezer, Hagarenen, Hamathiet, Hasabneja, Hazar enon, Herodiaan, Hookpoort, Husathiet, Hymenaeüs, Ismaëliet, Issaschar, Jerubbaäl, Jeschurun, Jizhariet, Judapoort, Kadmoniet ,Kafdoriet, Kanäniet, Kapernaum, Karmeliet, Kasluhiet, Kehathiet, Kenchreae, Kerithiet, Kittieten, Korachiet ,Lachai Roi, Lappidoth, Leviathan, Levipoort, Lo ruchama, Mahane dan, Manessiet, Mattithjan, Mazzaroth, Merathaim, Mercurius, Methusaël, Midianiet, Morastiet, Mordechai, Naftaliet, Narcissus, Nathanaël, Nazarener, Nazoreeër, Nethaneël, Nicodemus, Nicolaiet, Nicopolis, Oostpoort, Pamphilië, Perez Uzza, Philippus, Phrygisch, Priscilla, Prochorus, Ptolemaïs, Quirinius, Rechabiet, Sanballat, Schelfzee ,Sealthiël, Sefarvaim, Sefarviet, Sesbazzar, Silbechai, Sibboleth, Sidonisch, Sosipater, Sosthenes, Stephanes, Stephanus, Tachpenes,Tertullus, Timotheus, Trophimus ,Tubal Kain, Zacharias, Zuidpoort 10 Abel Mehola, Abel Sittim, Achimelech, Adoni bezek, Adoni zedek, Adullamiet, Beërothiet, Beth cherem, Beth haëzel, Beth maëcha, Beth semiet, Bloedakker, Cappadodië, Chaldeeuws ,Chinnereth, Corinthiër, Cyreneïsch, Damaskener, Diotrephes, Ebed melech, Eben haëzer, Efes-Dammim, Esarhaddon, Fortunatus, Gethsemane, Habazzimja, Hammoth dor, Harmagedon, Hermogenes, Hiërapolis, Jeberechja, Jerachmeël, Jozefpoort, Koningsdal, Methusalah, Migdal eder, Mithredath, Naämathiet, Nebusazban, Noordpoort, Paddan aram, Philologus, Rubenpoort, Sadduceëër, Salmaneser, Samaritaan, Samothrace, Tachpanhes, Theophilus, Wachtpoort, Waterpoort, Wilgenbeek, Zamzummiet, Zerubbabel, Zuiderland 11 Abel mizraïm, Adrammelech, Adramyttium, Anethothiet ,Aristarchus, Aristobulus, Arthahsasta, Atroth Sofan, Baäl perazim, Babylonisch, Ben abinadab, Benjaminiet, Bileamsloon, Dalmanoetha, Davidsdozen, Edomlotisch, Efraïmpoort, Epicurëïsch, Gennesareth, Hadad Rimmon, Hazarmaveth, Jaäre oregim, Jedduthniet, Jerubbêseth, Kades Barnea, Kedorlaomer, Kir hareseth, Kirjath arba ,Kirjath baäl, Mesech tubal, Mesillemoth, Mesopotamië, Mesullemeth, Moabietisch, Nathan melech, Nebuzaradan, Nechelamiet, Netofathiet, Onesiphorus, Pi hachiroth ,Pirathoniet, Ramathlechi, Ramath mispa, Regemmelech, Simeonpoort, Slangenbron, Tekoretisch, Trachonitis 12 Ammonietisch, Bakoventoren, Bartholomeus, Beth halachmi, Beth jesimoth, Bethlehemiet, Epaphroditus, Evil merodach, Geruth kimham, Hazor Hadatta, Jerahmeëliet, Kerenhappuch, Kibroth taäva ,Kirjath sefer, Lithostrotos, Moreseth gath, Naftalipoort, Nebudkadnezar, Nebukadrezar, Paardenpoor,t Philadelphila, Phililpenzer, Roofgebergte, Schaapspoort, Sunamietisch, Thessalonica, Timnath heres, Timnath serah, Zebulonpoort 13 Benjaminpoort,Gevangenpoort, Hananeeël toren, Hazeron thamar, Kanaänietisch, Karmelietisch, Kirjath jearim, Micianietisch, Misrefoth maïm, Navel des Lands, Nergalsarezer, Schear jaschlub, Scheldelplaat, Schervenpoort, Sukkoth benoth, Sulamietisch, Terebinteldal, 14 Abel beth maächa, Beth diblathaïm, fundamentpoort, Issacharpoort, Jegar sahadutha, Jizreilietisch ,Kirjath Huzroth, Midianietisch, Ramathaïm zofim, Tiglath pileser, 15 Asteroth karnaïm, Berodach baladan, Schorpioenenpas, Syro phenicische, Tilgath pilneser, Zafnath Paäneach, 16 Scharie Kirjathaïm ,Thessalonicenzer, 17 Beeroth bene jaakan, Kuschan rischataïm, 19 Mahler Schalal chaz bar, Waarzeggersterebint bijbels land - Kanaan bijbels vaartuig ark bijbelse held Gideon, Simson bijbelse belastinginner - tollenaar bijbelse berg - Horeb, Karmel, Sion bijbelse hogepriester Eli bijbelse hoofdstad Jeruzalem, Samaria bijbelse koning - David, Saul bijbelse leiders profeten, richteren bijbelse maat - bath bijbelse munt bekah, drachme gera, kikkar, manen, sikkel, stater, talent, bijbelse plaats Achor, Aduilam, Afek, Al, Aja, Ajalon, Anathoth, Aratat, Arnon, Asdod, Askelon, Astharoth, Basan, Bazan, Berseba, Bethaniê, Bethiehem, Bethsaîda, Caesarea, Colosse, Dan, Dothan, Ebal, Eden, Efreze, Efratha, Ekron, Elath, Endor, Erech, Galatië, Galilea, Gath, Gaza, Gebal, Gerar, Gerizim, Gethsemane, Gibeâ, Gibeon, Gihon, Gilead, Gilgal, Golgotha, Gomorra, Gosen, Hazor, Hebron, Hermon, Jabbok, Jabes, Jericho, Jeruzalem, Jizreël, Joppe, Jafo, Jaffa, Jordaan, Kades, Kaparnaûm, Karmel, Kidron, Lachis, Machpela, Mizpa, Nazareth, Paddan, Peor, Ribia, Samaria, Saron, Scheba, Seïr, Smal, Horeb, Sinear, Sodom, Sunem, Taânach, Tarsus, Thabor, Thekoa, Thessalonica, Tiberias, Tirza, Tofet, Ur, Uz, Zion bijbelse reus Enak, Goliath bijbelse vrijstad Bezer, Gol, Hebron, Kades, Ramoth, Sichem, bijbelterm - tekst bijbeluitleg anagoge, exegese bijbeluitlegger - exegeet bijbelverering - bibliolatrie bijbelverklaring exegese bijbelvertaling itala, pessjitto, vulgaat bijbelwoord – schriftwoord, tekst bijbenadering – approximatief,globaal, grofweg bijbetalen supleren, bijpassen bijbetaling – toeslag bijbetaling op aandelen - assesment bijblad bijvoegsel, inlegvel, supplement bijblijven - aanblijven bijbol - klister bijbouwen - aanbouwen bijbrassen bijdraaien bijbreien - meerderen bijbrengen – aandammen, leren bij dag - daags, overdag bij dat woord a.v. bij de geboorte nataal bij de hand - adrem, behendig, brutaal, gehaaid, gevat, gewiekst, handig, kien, leep, levendig, link, pienter, plat, schrander, slim, snugger, uitgeslapen, vigilant, vlug, waakzaam, wakker bijdehands - linker bijdehante vrouw feeks, xantippe, wijf bij de pinken – knap, pienter, snugger bij de tijd - pienter bij de vleet – genoeg, talloos, zat bijdicht - episode bijdoen - aanvullen, toevoegen bijdrage – aandeel, artikel, contingent, contributie, donatie, gave, geschenk, gift, opstel, som, subsidie bijdragen – aanbrengen, bijspringen, geven, helpen, medewerken, opbrengen, steunen, toeleggen, tegemoetkomen, verschaffen bij eb droogvallend. grond – kwelder, plaat, schor, wad bijeen – saam, samen, tegader, tezamen bijeen behorend geheel - collectie, klasse, set, span, stel, bijeen behorend stel - span bijeen behorende voorwerpen garnituur, set, stel bijeen behorende schepen vloot bijeenbrengen inzamelen, lezen, opzamelen, vergaderen, verzamelen, wannen, zamelen bijeengaren – rapen, verzamelen bijeengeveegd stof - veegsel bijeenharken - aanharken bijeenhorend geheel – collectie, klasse, set, stel, bijeenhorend stel - span bijeenkomen – aantreden, reuniëren vergaderen bijeenkomen om iets te bespreken - vergaderen bijeenkomst - conferentie, congres, feest, meeting, rally, receptie, rendez-vous, reünie, samenzijn, seance, treffen, vergadering bijeenkomst, sektarische - conventikel bijeenkomst op hogeschool - academie-vergadering, faculteitsvergadering bijeenkomst van cowboys rodeo bijeenkomst van geliefden rendez-vous bijeenkomsten houden - oefenen bijeenrapen - verzamelen bijeenroepen – alarmeren, beleggen, convoceren, oproepen, optrommelen, samenbrengen, samenroepen, verzamelen bijeenroeping - convocatie bijeen schikken - groeperen, opmaken bijeentellen – adderen bijeentellend - optellend bijeenvoegen – adderen, koppelen, lijmen, mengen, mixen, pakken, paren, summeren bijeenvoeging - suminatie bijeenzoeken – assorteren, schikken bij elkaar opeen, saam, samen, tezamen bij elkaar behorend vaatwerk servies bij elkaar behorende voorwerpen garnituur bijenboer - iemker bijenbijter - libel bijengift – apitoxine bijenhars - propolis bijenhouder – bijker, iemker, imker, ymker bijenhuif bijenkorf, bijenkap bijenkoningin moer bijenkorf – stok bijenkruid - melisse bijenmasker - bijenkap bijen product honing, raat, was bijensoort - anthocopa, behangersbij, graafbij, groefbij, bijenteelt – apicultuur bijenvolk - bijenzwerm bijenziekte - bijenroer, roerziekte, vuilbroed bijenzwerm imme bijfiguur - figurant bijgaand – bijgevoegd, ingesloten bijgat lom bijgebouw annex, appendance, dependance, paviljoen bijgebouw van een hotel - dependance bij gedeelten - deels, partieel, deelsgewijs bijgedachte bijbedoeling bijgeloof superstitie bijgelovig - lichtgelovig, superstitieus bijgeluid piepen, ruis, schal bijgeluid van een radio - ruis bijgenaamd - alias bij gelegenheid p. ooc. bijgestaan - gered, gereed bij geval – indien, misschien, ook, soms(tijds), toevallig bijgeven – naspelen bijgevoegd - adjectief, subjunctief bijgevoegd stuk bijlage bijgevolg – aldus, alzo, daarom, derhalve, dus, ergo, igitur, uiteraard bijgezant - subdelegaat bijhangsel aanhangsel bij het volk geliefd - populair bijhouden – bijbenen, betrachten bijjou – juweel, parel bij iets doen mengen, (toe)voegen bijkans – bekant bijna, haast, nagenoeg, ongeveer, schier, vrijwel, zowat bijkantoor – agentschap, filiaal bijkelk - epicalyx bijker bijenhouder, iemker, ijmker bijkeuken - kooknis bijknippen - trimmen bijknippen van haa r - punten bijkoetsier - palfrenier bijkomen – herademen, inhalen, kastijden, ontwaken, straffen bijkomend aanvullend, accessoir, accessorisch, accidenteel, additief, additioneel, extra, intercurrent bijkomende kosten - onkosten bijkomende ziekte complicatie bijkoming - herleving bijkomstig - accidenteel bijkomstige bate emolument bijkomstigheden – accidentiën, imponderabilia bijl (a)aks, dissel bijlaan zijlaan bijlage aanhangsel, aanvulling, addenda, acclusum, bijvoegsel, inseraat, supplement, toelichting bijlage achter in een boek addenda bijldrager (in Rome) lictor bijleggen - beslechten, bijdoen, goedmaken, vereffenen, uitpraten bijlegger – bladwijzer, leeswijzer bijlegging beslechting, schikking, vereffening bijleveren - bijzenden bijlhout - walaba bijlhouwer – timmerman bijlichten - aflaten bijliggend - bijgaand, ingesloten bijligger – bijschip bijlmes kapmes bijl met gekromde punt – enterbijl bijl met twee sneden - labrys bijloop aanhang, gevolg bijloper hulp, klaploper, leerjongen, leerling, loopjongen bijlslag - hak bijlsteen - nephriet bijmaag - netmaag bij machte - capabel bijnaam – paraselena, parhelium, spotnaam, toenaam bijna – amper, bekant, bijkans, bijster, feitelijk, haast, nagenoeg, omtrent, ongeveer, practisch, schier, temee, temet, temets, vrijwel, welhaast, zowat bijna alle - meest, meeste bijna altijd - meestal, voornamelijk bijna bloot - topless bijna dood - halfdood bijna gehuwde vrouw - bruid bijna loodrecht steil bijna niet - kwalijk bijna niets – kleinigheid, nauwelijks, weinig bijna nooit schaars, sporadisch, zelden, zeldzaam bijna rakend rakelings bijna rechte sabel in Indië - golok bijnaam - alias, epitheton, pseudoniem, spotnaam, toenaam bijnaam van Aphrodite Pontia bijnaam van Apollo - Paean bijnaam voor Artemis Delia bijnaam voor Athene Palias bijnaam van Brits soldaat - Tommy bijnaam van Duitse keizer Frederik 1 Barbarossa bijnaam van De Ruyter Bestevaar, bestevaer bijnaam van Diana Cynthia bijnaam van een Brits soldaat Tommy bijnaam van een Londenaar cockney bijnaam van een olifant jumbo bijnaam van Eisenhouwer ike bijnaam van Ezau Edom bijnaam van Frederik de Vijfde - winterkoning bijnaam van Hecate Trivia bijnaam van Helius - Titan bijnaam van Homerus - Maonides bijnaam van Jakob Israël bijnaam van kantoorbediende - pennelikker bijnaam van universiteit - Alma, Mater bijnaam van de vroegere koning van Bohemen – winterkoning bijnaam van een keurvorst - winterkoning bij name - nominatimbij opslag verkopen - mijnen bijna zwartekers - kriek bijou - parel bijpassen – aanzuiveren, bijbetalen, suppleren bijplaneet maan, satelliet, trawant, wachter bijproduct van gasfabriek cokes, teer bijprodukt van petroleum - pacura bijprijs – bonus, premie bij raming – globaal, ongeveer bijrijder - meerijder bijrivier - zie zijrivier bijrivier van de Elbe - Iser bijscherm - cyma bijscherpen – afpennen bijschikkend - nevenschikkend bijschildklier - epitheellichaampje bijschip - bijlegger, bijligger bijslaap – bedgenoot, coitus bijslaapster - bedgenote, concubine bijslag - extra, toegift, toemaat bijslaper - bedgenoot bijsmaak - smaakje bijspeler - figurant bijspringen - helpen, (onder)steunen, secoureren bijspijkeren - bijbetalen, goedmaken, herstellen, inhalen, opknappen bijstaan assisteren, bijspringen, helpen, seconderen, secoureren, secunderen, sterken, (onder)steunen, stijven, subveniëren bijstand assistentie, heul, hulp, ministerie, onderstand (onder)steuning, raad, secours, steun, subventie, uitkering bijstand verlenen - secunderen bijstellen - aanpassen bijstelling appositie bij stemming toeslaan voteren bijster - bijzonder, erg, kwijt, onbestendig, zeer, zoek bijstorting – suppletie bijstukken - pertinentiën bijt gat, lom opening, wak bijtak - waterloot bijtak van bergketen uitloper bijten branden, happen, kluiven, knabbelen, knagen, prikkelen bijtend bits, bitter, caustisch, cynisch, grievend, incisief, invretend, kwetsend, onvriendelijk, prikkelend, sarcastisch, schamper, scherp, snibbig, stokend, stotend, vinnig bijtend middel soda, natron, pyrotica, vitriool, loogzout bijtend scherp - mordant bijtende oplossing loog bijtende opmerking sneer bijtende scherpte - mordaciteit bijtende soda - loog bijtende stof - natron, soda, vitriool bijter - tand bijterig - agressief bij tijden - soms bijtijds tijdig, op tijd, vroeg, vroegtijdig bijt in ijs – gat, wak bijtitel – ondertitel bijtmiddel - mordant bijtmug muskiet, mosquito, steekmug bij toeval - onvoorzien bijtoon – boventoon, ondertoon bijtorgaan gebit, kies, tand bij tussen tijd a.i. (ad interim) bij uitzondering – zelden bijtvermogen - mordacitiet bijval – adhesie, applaus, acclamatie, goedkeuring, instemming, steun, succes, toejuiching, waardering bijvallen - instemmen bijvalletje - buitenkansje bijverdienste – snabbel, schnabbel bijverdiensten accidentiën, emolumenten bij vergissing – abusievelijk bijverzoekschrift vragen - rekestreren bijvoegen - aanvullen, adderen, toevoegen, (ver)meerderen bijvoegend additief bijvoeglijk - adjectivisch bijvoeglijk naamwoord – adjectief, bn bijvoegsel aanhangsel, aanvulling, aanvulsel, accessorium, addenda, appendix, bijblad, bijlage, supplement, toelichting bijvoegsels - addenda bij volmacht p.p., p.o. bij voorbaat - provisoir bij voorbeeld bv., bijv., e..e., e.g., p.e., p, ex, zoals bij voorkeur – gaarne, graag, liefst, liever bij voortduring – aldoor, almaar, nog, steeds, voortdurend bij vordering vaststellen - reglementeren bijvrouw van Abraham - Hagar bijweg - zijpad bijwagen – aanhangwagen, oplegger bijwerken herstellen, restaureren, retoucheren bijwerking van een foto retouche bijwezen - tegenwoordigheid bijwijlen – ongeregeld, soms, somtijds, temet bijwinkel – filiaal bijwinst - premie bijwonen beleven, meemaken bijwoner - getuige bijwoord 2 af, al, er, na, nu, om, te, zo 3 aan, dan, dra, erg, hoe, mee, nog, nou, ook, tel, toe 4 alom, daar, door, ergo, eens, haar, hier, mede, nabij, ooit, open, toch, toen, weer, zeer 5 aldra, aldus, alsof, doods, edoch, eerst, elders, eraan, ereis, ertoe, evenzo, ginds, heden, immer, meest, midden, nadat, nadien, nooit, omheen, overal, reeds, sedert, sinds, temee, temet, terug, tevens, thans, weder zelden 6 achter, alevel, alsdan, ergens, gereed, ginder, gister, immers, laatst, straks, weerom, zozeer 7 alreeds, altemet, beneden, dermate, eertijds, eenmaal, nergens, onderen, onderin, telkens, vroeger, wederom 8 achteraf, andersom, desnoods, helemaal, ondereen, voorheen 9 hierboven, niettemin, voormaals, waartegen 10 allereerst, enigermate bijwoordelijk - adverbaal bijwoord van beweging af bijwoord van graad al, bijna, erg, meer, schier, te, uiterst, veel, zeer bijwoord van modaliteit beslist, denkelijk, geenszins, graag, misschien, mogelijk, ongetwijfeld, stellig, toch bijwoord van plaats daar, er, ergens, ginds, hier, hiernaast, nergens, te bijwoord van reden bijgevolg, daarom, derhalve, dientengevolge, dus, hierom bijwoord van tijd altijd, dan, eindelijk, gisteren, laatst, later, nog, nooit, nu, ooit, soms, straks, tegelijk, telkens, toen, vaak, vandaag bijwijlen ongeregeld, soms, somwijlen, somwijls, temet bij wijze van gunst - precario bijzaken - allotria bijzakken - bedaren, bijkomen bijzettafeltje bijzetje, mini, piedestal, stommeknecht bijzetteugels - martingale bijzetten - toevoegen bij zich doen komen halen, ontbieden bijziende kippig, kortzichtig, myoop, myopisch bijziendheid kippigheid, myopie, plesiopsie bijzig - onstuimig, tochtig, winderig bijzit - concubine, maîtresse bijzijn aanwezigheid, presentie, tegenwoordigheid bijzitter assessor bijzon parhelium bijzonder afzonderlijk, anders, apart, bovenmate, buitengewoon, eigen, eigenaardig, enorm, erg, exclusief, extra, geweldig, intens, intiem, inzonderheid, markant, merkwaardig, noemenswaard, ongewoon, onwijs, opmerkelijk, particulier, privaat, privé, raar, singulier, speciaal, supra, uiterst, uitzonderlijk, vooral, vreemd, wonderlijk, zeer, zeldzaam bijzonder aantrekkelijk - riant bijzonder begaafd geniaal bijzonder begaafd iemand - fenomeen, genie bijzonder begaafd man genie bijzonder goed – prima, uitmuntend, uitnemend, uitstekend bijzonder goed uitkomend - markant bijzonderheid detail, eigenaardigheid, finesse, inzonderheid, selectheid, specialiteit bijzonder hoge mate – extreem, zeer bijzonder lief bloemzoet bijzonder mooi meisje beeld, beeldje, engel bijzonder pauselijk gezant – ablegaat bijzonder studievak - specialiteit bijzonder uitkomend – markant bijzonder vlug - overhaast bijzonder zuur inzuur bijzondere aanleg - flair bijzondere beloning – premie bijzondere eigenschap - eigenaardigheid bijzondere handigheid - flair bijzondere kleding - livrei bijzondere taalles – dictee bijzondere naam - eigennaam bijzondere omstandigheden - particulariteiten bijzondere werkkamer van een minister - kabinet bijzonderheden personen betreffende - personalia bik houweel, laadkraan, puin, steenafval, steengruis, steenslag, bikhamer - kaphamer bikkel – hieltik, hoed, kei, koot, kootbeentje, pikhouweel, stuiter, stoere knaap bikkelbal stuiter, speelbal bikkelen – eten, koten, zwoegen bikken - eten, hakken, uithakken bikker – pooier bikkerbal - speelbal, stuiter, bil – dijspier, ham, hesp bilateraal tweezijdig bilbord ankervoering bilharziosis - schistosomiasis bilinguïsme tweetaligheid biljarten stoten, queuën biljartspel met zakken – snooker biljartstok keu biljartterm acquit, amortiseren, bandstoten, bricole, carambole, doorschieten, effect, kader, libre, massé, nastoot, piqueren, pomerans, trekbal, trekstoot biljet – affiche, afgiftebewijs, bewijs, briefje, formulier, kaartje, lap biljetje – kaartje biljet van f. 10,- - joetje biljet van f. 100,- - meier biljet van f.25,- - geeltje biljet van inschrijving – aannemingsbiljet biljoenvoud - tera billen - achterste, achterwerk, bibs, bips, kont billenkoek – slaag billentikker – pandjesjas, slipjas billen van kleine kinderen - bolus billetdoux - minnebriefje billijk behoorlijk, betamelijk, eerlijk, fair, fatsoenlijk (fig.), genadelijk (Z.N.), genadig, gerechtvaardigd, goed, goedkoop, handelbaar, juist, mak, moderaat, onbevooroordeeld, onpartijdig, oorbaar, raisonnabel, rechtmatig, rechtvaardig, redelijk, recht, schappelijk, schikkelijk, terecht, verstandig billijken - goedkeuren billijkheid – (recht)vaardigheid, redelijkheid billijkheid in aanmerking nemende - billijkerwijs bilnaad – perineum bilstuk van een slachtdier - biefstuk biltong - pemmican bilzenkruid - dolappel, dolkruid, hyoscyamus, malkruid, malwillempjeskruid bimbambeieren - klokgelui bimbammen – luiden, luien bims –bimszand, lavazand, luiden, puimsteengruis binair dubbel, paarsgewijs, tweedelig, tweeledig, tweevoudig bindbalk - dwarsbalk, zolderbalk bindbies - raffia binde - akkerwinde bindeenheid - katern binden – boeien, knevelen, snoeren, strikken, vasthechten, vastmaken, verbinden bindend dwingend, gebiedend, imperatief, normatief bindend meel maizena, sago bindend voorschrift – reglement, richtlijn, wet bindende grondregels axioma, principe, richtlijnen, statuten bindende regel – wet bindgaren - bindtouw, hennepgaren bindhout of bindlat klamp binding (gevoels)band, koppeling , ohesie bindlaag rand bindlat klamp bindmateriaal – bandijzer, paktouw, plakband, raffia bindmiddel – aardappelmeel, asfalt, cement, bloem, garen, gips, gom, kalk, kit, koord, kunsthars, lasso, lint, lijm, maïzena, meel, mixtion, pasta, raffia, riem, sago, singel, snelbinder, specie, tapioca, touw bindmiddel uit zeewier - agaragar (Indon.), cement bindmiddel voor cement – gips bindmiddel voor naden in ijzerwerk - ijzercement bindplaat strip bindsel van touwwerk - duizendpoot bindsellijn(zeew) – beslagseizing, steeklijn bindstok – ponderboom, weesboom, bindstuk – klamp bindteken – koppelteken indvliesontsteking - conjunctivitus bindvlies van het oog conjunctiva bindweefsel - collenchijm, 9parenchijm, 12steunweefsel, stroma, bindweefselband - ligament, ligamentum bindweefselgezwel – fibroma, fibroom bindweefselvlies fascia, fascie bindweefselzakje dat het hart omsluit pericard, pericardium, hartzakje bindwilg - katwilg bindwijze - oblong bindzool sandaal bineren – verdubbelen bingelkruid - smeerwortel bink – beenkap, bonk, botterik, broekspijp, gozer, knoeier, knol, knul, lomperd, macho, man, paard, politieagent, stuk, vent, vlegel binken - spijbelen binnen – binnenshuis, in, inter, intern, intra (Lat), inwendig, rijk, thuis binnenaanzicht – interieur binnenafkomstig - endogeen binnen afzienbare tijd – binnenkort, eerlang binnenbekleding voering binnenbekleedsel – voering binnen bepaalde grenzen beperken - begrenzen, beperken, inperken, inrijgen, insnoeren, lokaliseren binnenbeursje – horlogezakje binnenblad - omblad binnenbreken - inbreken, penetreren binnenbrengen - inhalen binnen de cellen intercellulair binnendijk - dromer, slaper(dijk) binnendijkse kolk (overgebleven na overstroming) - wiel binnendringen – inbreken binnendringen (het) - penetratie binnendringer - dief, inbreker, spion binnengaan – betreden, ingaan, inkomen, intreden, intrekken binnengoed van sigaar bosje, inleg binnengrachtsboord - escarpe binnenhalen oogsten, inhalen, inpalmen binnenhalen van gewas oogsten binnenhandvlakte - palm binnen het bedrijf - intern binnenhof binnenplaats , (Spa) patio, (Vla) koer binnenhuis interieur binnenin –ntern binnenjaloezie – luxaflex, store binnenjongen - huisknecht binnenkleding - voering binnenkomen - inkomen, invallen binnenkomst entree, inkomst, intre(de)e binnenkoorts sluipkoorts binnenkort – aanstonds, alras, dra, eerdaags, eerstdaags, eerlang, gauw, ras, spoedig, strakjes, straks, weldra, welhaast, binnen korte tijd alras, binnenkort, dra, gauw, ras, snel, spoedig, vlug binnenkring van een gemeente kom binnenlands - nationaal binnenlandsbestuur b. b. binnenlandse strijdkrachten – bs binnenleiden - inleiden, introduceren binnenleiding introductie binnenloop – deur, poort binnenoor – doolhof binnenpad - landweggetje binnen perken houden - inhouden binnenplaats – binnenhof, cour (koer), patio binnenplaneet Aarde, Mars, Mercurius, Venus binnenplein - atrium, binnenplaats, slotplein binnenschip aak, bok, botter, bijlander, duwboot, eiker, hengst, kaag, kempenaar, kog, kraag, kraak, lichter, mas, poon, praam, punter, rivierschip, schokker, schouw, snauw, snik, steilsteven, tjalk, trekschuit binnenshuis - indoor (E), intern binnenslaan - verorberen binnensmonds dof, mompelend, onduidelijk, onverstaanbaar binnensmonds zeggen murmelen mompelen binnensmonds zingen neuriën binnensport badminton, basketbal, volleybal, zaalhandbal, zaalsport, zaalvoetbal binnenstad centrum, city, kern binnenstad (Ind.) - kota binnenste - centrum, gemoed, geweten, hart, innerlijk, inwendige, kern, klokhuis, merg, pit, vulling, vulsel binnenstebuiten – omgekeerd binnenste buiten keren – omstulpen binnenste deel kern, merg, pit binnenste der aarde aardkern, magma binnenste van bot merg binnenste van brood kruim binnenste van sigaar inleg binnenste van een appel - klokhuis binnenste van een boomstam - pit binnenste van een mens - gemoed, geweten, hart, binnenste van een sigaar - dekblad, inleg, omblad, pop binnenste van een vrucht - pit binnenste van zaak kern binnenste vlak van een paneel - kussen binnenstof – voering binnenstromen - binnenglooiing, binnentalud, instromen binnentalud van een vesting escarpe binnentreden – ingaan, inschrijden binnentrekken – binnenhalen, inhalen, inhaleren binnenvaart (soort) - duwvaart, trekvaart binnenvaartuig aak, eiker, hengst, kaag, rijnaak, steilsteven binnenvaren – invaren binnenvest - binnengracht binnenvlakte van de hand – palm binnenvoeren van schepen – loodsen binnenwaard - polder binnenwaarts – introvert, inwaarts binnenwaarts gekeerd zijn - introversie binnenwaarts gericht - introvert binnenwater – boezem, kanaal, meer, plas, poldervaart, polderwater, riviertocht, sloot, trekvaart, vaart, ven, vliet, wetering binnenwater dat als boezem dient - binnenboezem binnenwater in heide - ven binnenwerk – interrieur binnenwindse zijde - lijzij, lijzijde binnenzaal - hal binnenzee in Europa Kaspischezee, IJsselmeer, Zuiderzee binnenzool - belegstuk binnenzijde - binnenkant, innerlijk,inwendige binocle verrekijker, toneelkijker binominaal - dubbelnamig, tweetermig binomisch - tweetermig binomium - tweeterm bint balk, dwarsbalk, keper, kesp, later, paal, spant bintanker - balkanker bintbalk – zolderbalk biocenose - levensgemeenschap biogene sedimenten - biolieten biograaf levensbeschrijver biografie - levensbeschrijving biografie van martelaren - martyrologie biografisch register v/e dagblad - morgue bio-industrie – veebedrijf, veeteelt biokatalysator - enzym, hormoon, vitamine biologeren - hypnotiseren, suggereren biologie – levensleer biologie van de akkerbodem - agrobiologie biologie van de binnenwateren - limnologie biologisch - natuurlijk biologisch afbreekbaar – biogradabel biologische term – gen biomantie - waarzeggerij bioscoop bios, cinema, chineac, (film)theater, kino, theater bioscoopbedrijf - cinema biosfeer, deel van de - biocyclus, biotoop biotiek - levensleer biplane tweedekker bipolair - tweepolig Birmaanse munt kjat, pjas Birmaanse staat Sjan bips – achterste, derriere, gat, kont, bis andermaal, encore, herhalen, nogeens, nogmaals, opnieuw, tweemaal, wederom, weer, weerom bis roepen - bisseren bisam muskus bisbillen - gehaspel, gekibbel biscuit - kaakje, wafel(tje) biscuitblik - koektrommel bisdom diocees, diocese, episcopaat, sticht bisdom in missiegebied vicariaat biseksueel - amfogeen bisette - boerenkant biskwie - koekje Bismarckarchipel, district van de - Manus Bismarckbruin - fenylbruin, vesuvine bismut – Bi, aslood, astin, spiegeltin, bismutkoperloodsulfide - Aciculiet, patriniet bismutoker - bismiet bismutsulfotelluride - borniet, tetradymiet Bissagoseilanden, een van de - Bolama bison – buffel, karbouw, oeros, yakbizon, wisent bisschop – kerkvoogd, pontifex, prelaat bisschop (tot) gekozen maar nog niet gewijd - elect bisschop der Goden Ufilas, Wulfila bisschop van een diocees - ordinaris bisschop van Pergamus – Entipas bisschoppelijk manteltje - mazet(ta) bisschoppelijk plichtenboek - pontificatie bisschoppelijk schrijven mandement bisschoppelijke brief mandement bisschoppelijke waardigheid – episcopaat bisschopsgewaad – pontificaal, tabbaard, tabberd, bisschopshoed mijter, mitra bisschopskleed - tunica bisschopskruid - steeneppe bisschopsmanteltje - camail bisschopsmijter - infula bisschopsmouw - gigotmouw, hammouw bisschopmuts olijfslak bisschopsraad - domkapittel bisschopsstaf – baculus, kromstaf, bisschopsstoel - faldistorium bisschopszetel – bema, diocees, katheder bissectrice deellijn, bisectrix bisseren herhalen bissinge - drukte, jaarmark,t kermis bister - roestbruin bistouri - operatiemes, scalpel bistro – eethuis, restaurant bit breidel, gebit, mondstuk bit en leidsel toom bits afgebeten, bijtend, chagrijnig, hekelig, kattig, kortaf, kribbig, luimig, narrig, nors, nuffig, nijdig, onvriendelijk, pikant, pinnig, scherp, snar, snauwachtig, snibbig, spijtig, spits, stekelig, stug, tranchant, venijnig, vinnig, vitterig, wrevelig bits spreken – afsnauwen, blaffen, grauwen, houwen, snauwen bits toespreken – afsnauwen, blaffen bitsheid – scherpheid, vinnighei bitstuk - loefhouder bits woord - snak bitter alsem, bijtend, elixer, erg, gallig, grievend, hatelijk, kroppig, myrrhe, scherp, smartelijk, snerpend, spijtig, verdrietig, wrang, wrevelig, wrevelmoedig, zuur bitterappel - bitteraugurk, kolokwint, bitterbast - kwassiehout bitterblad - ridderzuring bitter bestanddeel van alsem – sinitine bitterbloem - egelboterbloem bitter gevoel - haat, wrok bitter hout - quassta bitter medicijn - kina, kinine bitter plantesap - elixer, elixir bitter steen - jade, nefriet bitter vocht - alsem, azijn, elixer, gal bittere afgunst nijd, haat, wrok bittere borrel - rotterdammer bittere ernst - echt, gemeend, nadrukkelijk bittere ervaring - alsemdronk bittere gemoedsstemming - gal, wrevel bittere gentiaan - amarel bittere haat – wrok bittere kers - tuinkers bittere oranjeappel - pomerans bitteren - borrelen bitternoot - pecannoot bittere plant alsem bittere scherts - galgenhumor bittere smart – alsem bittere spaat - dolomiet bittere spot hoon, sarcasme, smaad bittere steen - jade bittere stemming - wrevel bittere stof – acerbiteit, alsem, amara, gal bittere wortel - chichorei, gentiaanwortel bitteraarde - magnesia, magnesiumoxyde bitterappel kolowint bittergarnituurtje - borrelhapje bitterglas - borrelglaasje bitterheftig maar beheerst - verbeten bitterheid alsem, gal, rancune, wrevel, wrok, bitterhout kwassiehout bitterkalk dolomiet bitterkers - sterkes, sterrekers, tuinkers bitterklaver - waterdrieblad bitterkoekje makaron bitterkruid – alsem, amarel bitterlijk - deerlijk, erg, hevig bitterling - chlora bitterlijk – deerlijk, hevig, bitter medicijn – kina, kinine bitterpee - chichoreiwortel bitterplant – bitterling, cichorei, waterpeper bitterspaat - dubbelzout bitterstof - acorine bitterstoffen - amara bittertje - aperitief, borrel(tje), neutje pikketanesie bittertje (Mal.) – pait bittertong - waterpeper bitter vocht alsem, azijn, elixer, gal bittervoorn – rui bitterwortel - chichorei, gentiaanwortel, quassia, bitterzoet – afdrank, alfrank, dolbessenkruid, elfrank, elgjeshout, hoelangerhoeliever, hondebeishout, kersthout, kwalster, oerhout, rekop, sluchter, weerhout, walshout, bitterzout – Epsonzout, magnesiumsulfaat bitumen aardolie, aardpek, asfalt, bergteer bitumenhoudend materiaal – asfalt bitumineus harsachtig bitumineus hout ligniet bitumineuse strijklak - enamel bivalent tweewaardig bit van een paard – mondstuk bivak – kampement, legerkamp, loegerplaats, nachtleger bivalent - tweewaardig bizar barok, buitennissig, gek, grillig, grotesk, nukkig, vreemd, wonderlijk, zonderling bizarre - tijbloem bizarrerie - grilligheid, vreemdheid bizon buftel, bultos, oeros, wisent b-kruit - boniet blaadje - foliolum blaadje hout fineer blaadje metaal blik, folie, lamel(le) blaadje papier ceel, vel blaadje van bloemkroon petaal blaag – kind, kwajongen, rakker, rekel, snotjongen, snotneus, vlegel, wijsneus blaai - drukte, ophef blaaimaker - druktemaker, oproerkraaier blaak - pips, wit(jes), walm blaam afkeuring, brandmerk, berisping, laak, lak, opprobatie reproche, schande, smet, verwijt, vlek blaam verdiend - berispelijk, laakbaar blaamloos – onberispelijk, smetteloos, zuiver blaar blaasje, bel, blein, bles, bloedblaar, bobbel, bulla, huidblaas, huidzwelling, klein, knobbel, knol, kol, lichtekooi (Z.N.), malloot (Z.N.), opzwelling, papula, pok, puist, veeziekte blaarkoorts - pemflgus blaarkop - koe blaar of buil – bobbel blaarschors - garoebast blaartje – peukel blaartrekkend gas lewisiet blaartrekkend middel - garoe, garve, gifgas, mosterdgas, muurpeper blaartrekkend poeder cantharide blaartrekkende boterbloem – eppe blaartrekkende kever – oliekever blaaruitslag - rupia blaarvormig compartiment tegen scheepswand - bilster, bulge blaas – adem, bel, blaar, bladder, bobbel, cyste, galblaas, kolk, luchtbel, urineblaas, vesica, zak, zwemblaas blaasachtige zwelling van huid blaar blaasboom – blazenstruik, colutea blaascatarh – cystitis blaaserwt - hartezaad blaasgezwel cyste blaashoorn kornet blaas in gietwerk - holte blaasinstrument 3 sax 4 hobo, tuba 5 aulos, bugel, fagot, fluit, hoorn, orgel 6 bazuin, cornet, kornet, piston, sjofar, toeter 7 bariton, clarino, klaroen, ocarina, piccolo, trompet 8 aërofoon, althoorn, bashoorn, klarinet, saxhoorn, saxofoon, schalmei, trombone 9 accordeon, blokfluit, bombardon, doedelzak, harmonica, harmonium 10 alpenhoorn 11 bassethoorn blaasinstrument voor joodse godsdienstoefening sjofar blaasje bel, blaar blaasje met, bedekt - papuleus blaasjeskruid - lentibulariacee, urtricularia blaasjesuitslag - herpes blaasjes van een vloeistof - schuim blaaskaak bluffer, branie, karabas, opschepper, opsnijder, pocher, praalhans, snoever blaaskaken - opsnijden, snoeven blaaskakerij - pocherij, snorkerij blaaskaking - bluf blaasontsteking –blaascatarre, cystitis blaasproef - ademtest blaasspiegel – cytoscoop blaaspijp - blaasroer, poester, roer blaaspotigen - dondervliegjes blaasrob - klapmuts blaasspiegel - cytoscoop blaassteek - punctie blaassteen graveel blaastoestel – balg, ventilator blaasvis - kogelvis blaasvocht - urine blaasworm fin, vin blaasworm, aan.... lijdend garstig, gortig, vinnig blabla – geklets, gezwam blac-out – stoornis, vergissing blad avondblad, blz., boomblad, ceel, courant, dagblad, dienblad, folio, folium, humus, kaart krant, kroniek, loof, lover, magazine, orgaan, pag(ina), papier, periodiek, planteblad, schro, schrooi, tabaksblad, teelaarde, theeblad, tong (Z.N.), tijdschrift, vel bladaaltje - draadworm bladaarde humus, teelaarde bladader – bladrib, nerf bladaderen – nervatuur bladafdruk in stenen - biblioliet bladbegin – knop bladcactus - phyllocactus bladder – blaas, verfblaasje bladerdeegpasteitje – bouchée bladerdek - bladeren, gebladerte, lommer, loof,lover, bladeren van bomen - groen, lover, loof bladerdek bladeren, gebladerte, lommer, loof, lover bladerloos - kaal bladergroen chlorofyl, chloroplast bladerloos - kaal bladgroente andijvie, boerenkool, kool, namenia, postelein, prei, sla, snijbiet, spinazie, spitskool, spruitkool, veldsla, witlof bladgoud - boekje, foelie bladgroente - andijvie, kool, moesgroente, postelijn, raapstelen, salade, 3sla, spinazie, warmoes bladhoender – jacanae bladkever - aardvlo, meikever bladhoning - honingdauw bladkant - marge bladkers - goudhaan bladkoper – koperblik, latoen bladlitteken - bladmerk bladlood - loodfoelie bladmaag boekmaag, boekpens bladeren met rondachtige tanden - gekarteld blad met ronde rand – lob blad of bloemversiering - hogel bladmetaal blik, foelie, folie, latoen bladmoer - vleugelmoer bladmoes - mesofiel, parenchyn bladmos - barbula bladnerf ader bladnervenbouw - nervatuur blad papier vel bladplant – klaver, sla bladpotigen - phyllopode bladrozet – rosula bladrijk - frondeus bladschijf - bladvlakte, bloemzoom, lamina, limbus, bladschimmel - oidium bladskelet - nervatuur bladsnijder - behangersbij bladspringer - cicade bladsteel - periolus bladstil loofstil, windstil bladteken custos, custode bladtin - foelie (spiegels), staniol, staminool, zilverpapier bladtin bij spiegels foelie blad van altaar - retabel blad van anker – hand bladereneter - fyllofaag bladeren van bomen - lover blad van de N.V.S.H. Sextant blad van de Telegraaf Telekleur blad van de paardenbloem molsla blad van een aalbes - aalbesseblad blad van een atlas kaart blad van een boek – folio, pagina blad van een hamer - kruin blad van een koopmansboek - folio blad van een paardenbloem - molsla blad van roeiriem – peddel, peel (Eng.) blad van een schaar - wang blad van een schroef - vleugel blad van een sleutel - baard blad van een varenplant - veer bladvet van varken reuzel bladvezel van agave sisal bladvezels van een bananeboom - abaca bladvlinder – kallima bladvlo - psylla bladvogel - iora bladvorm drietallig, drielobbig, ei, eivormig, gaafrandig, gaaf, gegolfd, gekarteld, gelobd, geschulpt, getand, geveerd, gevind, gezaagd, hand, handdelig, handlobbig, handnervig, handspletig, handvormig, hartvormig, lancet, lancetvormig, lijnvormig, naald, niervormig, pijl, pijlvormig, randig, ruit, ruitvormig, schild, schildvormig, spatel, spatelvormig, speer, spiesvormig, uitgeknaagd, veerdelig, veerlobbig, veernervig, veerspletig, voetvormig bladvormig loofwerk - acanthus (Corintische zuilen), akant bladvormige versiering acant, akant, acanthus bladwachter - custos, oppasser (bij bibliotheken) bladwijzer - boekenlegger, blijlegger, 10deelstreep, index, inhoudsopgave, kapittelstokje (bijbel), leeswijzer, luswijzer, register, signet, tabel, tafel bladijzer - stort bladziekte – roest bladzij - bl bladzijde 3pag., pagina, folio, latus, titelpagina bladzijde waarop titel is afgedrukt titelblad, titelpagina bladzijden doorlopend – nummeren, pagineren blaffen aanslaan, bassen, dassen, heffen, keffen, snauwen blaffer - hond, kantoorkladboek, klapper, opschepper, pistool, register, revolver, schieter, vuurwapen blaffetuur - vensterluik blafhert – muntjak blague – grootdoenerij, grootspraak, lef blagueren - bluffen, grootspreken, opscheppen, opsnijden blagueur - opsnijder, snoever, zwetser blafhoest – pseudokroep blaf kaken - blaaskaken, snoeven blak - bloot, effen, kaal, open, vlak blaken – branden, gloeien, glunder, grootspraak, lef, smeulend, stralend blakend blij, brandend, groeiend, vurig, smeulend, stralend, vurig, blaker – kaarsdrager, kaarsenstandaard, kandelaar blakeren – branden, flamberen, roosteren, schroeien, smeulen, zengen blakstil - bladstil, vlak, windstil blakvis - inktvis, sepia blamabel - afkeurenswaard(ig), berispelijk, laakbaar blamage – afgang, blaam, oneer, schande, smet, vlek, blameren - berispen, laken blamot - beurs, gekneusd blanc fixe - barietwit blanceren - beitsen, (glad)schaven blanco – leeg, onbedrukt, onbeschreven, oningevuld, open(gelaten), wit blancseing – blanket blanda - blanke, Hollander, vreemdeling blank bleek, blinkend, helder, maagdelijk, onbeschreven, onbevlekt, ongeverfd, rein, rijmloos, smetteloos, spiegelend, wit blanke (Ind.) – blanda blank van een sabel – kling blankblauw - staalblauw blanke – bleekgezicht blanke doorschijnende slof - albast blanke haremdienares odalisk blanke lak – vernis blanke niet joden - Ariërs, Indogermanen blanke wilster - zilverpluvier blank en schoon - rein blanketsel (Ind.) bedak, gezichtspoeder blankheid - reinheid blaren - balken, blaten, bulken, loeien, schreeuwen blaren (verbleekte) van de chichorei - (wit)lof blarenbijter - glazenmaker, libelle blaren of bulken - blaten blas – flets, zacht blasé beu, moe, vermoeid, zat blasfemie - godslastering blastoporus - oermond blastula - kiemblaas blaten - blaren, blèren, bulken, loeien, mekkeren, schreeuwen blauw (l)azuur, bleu blauwachtig – blauwig, livide, pimpelpaars blauwachtig gas - ozon blauwachtig wit metaal - antimonium blauwachtige vale kleur - leikleur blauwachtige verkleuring van gezicht - cyanose blauwbaard wreedaard, vrouwenbeul blauwbekken - kleumen blauwbes - bosbes, klokkebei blauwbloem – korenbloem blauw bloempje - akkerereprijs, akkererepreis blauwboekje libel, pamflet, schotschrift, vlugschrift, volksboek blauwdruk - cyanotypie, ijzerdruk blauwe boerenkiel - hes blauwe boon - kogel blauwe boter - kwikzalf blauwe edelsteen - saffier blauwe hanenschrobber - blauwvalk blauwe klauwier - klapekster blauwe kleur-of verfstof - aniline, azuur, blauwsel, indigo, lakmoes, ultramarijn blauwe knoop - duivelsbeet blauwe nachtreiger - kwak blauwe papaver - blauwmaanzaad blauwe plek - sugillatie blauwe pruim - eierpruim, kwets blauwe reiger - aalreiger, ielregel, ielreiger blauwe steen – lazuur blauwe vleesvlieg – aasvlieg, dol, blauwe vlinder - blauwtje blauwe werkkiel – blouse, hes, overall, blauwen opdoemen blauwgas waterglas blauw glazuur email, smalt blauwgroen - cyaan blauwgrijs - leikleurig blauwgrijs metaal - lood blauwgroen - mosgroen, zeegroen blauwgroene delfstof – kopergroen, malachiet blauwhout - vampèchehout blauwkiel - arbeider, sjouwerman blauwkieltje – blauwborstje blauwkopmees – pimpelmees, vink blauwkous blue, savante, stocking blauwmaan - maanzaad blauwmees - pimpelmees blauwmeter - cyanometer blauw mineraal – euklaas blauwmuts - Leidenaar blauwneusje - houting blauwolie – aniline blauwpaapje - roodstaartje blauwpaardje - glazenmaker, libel blauwpaars - lila blauwpieper - bastaard, (hegge)mus, nachtegaal blauwscheuten - spataders blauwschild - kuikendief blauwschuit – scheurbuik blauwsel - smalt blauwspecht – boomklever blauwsteen - azuursteen blauwtje – afwijzing, carbon(papier) blauwvalk - boomvalk, kiekendief, sperwer, stiervalk blauwvinger – Zwollenaar blauw vlindertje - blauwtje blauwvoet - kwastelvalk, steenvalk, stormvogel, zeemeeuw blauwwit metaal – lood, osmium, tin blauwwitte opaal - chalcedon blauwziekte - cyanose blauwzucht cyanose blauwziekte – cyanose blauwzuur - cyaan, cyaankali, cyaanwaterstof, Pruisisch zuur blauwe boerenkiel hes blauwe boon - kogel blauwe kleur ultramarijn blauwe kleurstof anilineblauw, azuur, blauwsel, indigo, indogotine, lakmoes, ultramarijn blauwe meer der Russen Aral blauwe regen glycine blauwe steen arduinsteen, azuursteen, lazuur blauwe verfstof indigo, lakmoes, ultramarijn blauwe vleesvlieg dol blauwe vlinder blauwtje blauwe werkkiel blouse, overall blauwen - opdoemen blazen – puffen, schieten, schuifelen, souffleren, toeten, toeteren, waaien blazen op een blaasinstrument - toeten blazen op hoorns getoet blazen op trompetten - toeten blazen van de wind waaien blazer fluiter, fluitist, fagottist, hoboïst, hoorn, jasje, klarinettist, pocher, saxofonist, sportjas, toeter(aar), trombonist, trompettist blazoen banier, devies, embleem, emblema, kenspreuk, leuze, motto, vaandel, veldteken, wapen(schild) bleek – bekrompen, betrokken, blank, chamois, deluw, dor, dun, eng, flauw, flets, geeps, grasveld, iel, ijl, kleimoedig, lichtgrauw, kleurloos, lusteloos, mager, mat, minnetjes, ongezond, ontkleurd, pallidus, pips, vaal, verlegen, wit, witachtig, witjes, ziekelijk, zonder blos, zwak bleek van kleur - vaal bleekblauw - bleumerant, bloemerant bleekbruin - vaal vaalbleek en mager – zwak bleekgeel chamois, flets, geeps, vaal bleekgezicht blanke bleekgroen - celadon bleekmiddel chloorkalk, soda, waterstofperoxyde bleek (ongekookt Belgisch bier) - kazes bleekpoeder chloor(kalk) bleekrood rose, roze, saumon, vaal, zalmkleurig bleekzout - bleekkali bleekzucht anemie, bloedarmoede, chlorose, clorox, leukopethie, blees kafje, rietpluim blei - bliek, witvis blein bel, blaar, draaiziekte bleinenbijter - glazenwasser, waternimf blekbos - schaarbos bleken – cloren, ontkleuren bleker – wasbaas, wasman blekhol - hel blèren - blaten, brullen, huilen, krijsen, schreeuwen bles – blaar, haarlok, hol, kol, paard, schorsloze plek blèren of loeien - blaten blesseren – kwetsen, verwonden, wonden blessuur – breuk, kwetsuur, letsel, wonde bleten - blaten, hullen, schreien bletten - pletten bleu – angstig, beangst, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, eenkennig, lichtblauw, pips, schuchter, schuw, sip, timide, verlegen, zachtblauw blij bleuheid – verlegenheid blèren - tieren bliek blei, sprot, witvis blieven – lusten, moeten, willen - gelukkig, happy, heuglijk, ingenomen, jolig, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, tevreden, uitgelaten, verblijd, vergenoegd, verheugd, vrolijk, welgemoed blik bladmetaal blik – aanzien, bakvorm, bladmetaal, inzicht, kan, kijk, lonk, ogentaal, oog, oogopslag, open, plaatijzer, stofblik, uitzicht, vue, blikgroente - conserven blikje - tinnetje blikken glinsteren, kijken, lonken, ogen, zien blikken bus - doos blikken doos bus, trommel blikken drinkbakje - mok blikken eetgerei gamel, (mess)tin bliksem - hemelvuur, licht, weerga, weerlicht bliksem zonder donder weerlicht bliksemen flikkeren, fulguratie, lichten, onweren, schitteren, weerlichten bliksemflits schicht, bliksemschicht blikseming - schittering, straling bliksems duivels, erg, geweldig, zeer bliksemsnel - fulminans, siderans bliksemschicht flits, straal bliksemstraal - bliksemflits, bliksemschicht deugniet, flits, lammeling, schicht, weerlicht blikvanger - lokkertje blikveld - gezichtsveld blind gesloten, hol, leeg, loos, noodlot, onbegrensd, ondervloer, onzichtbaar, rolluik, toeval, vals, (venster)luik blindaas - steekvlieg blindage - blindering blind dier – mol blindedarm - appendix, coecum blindedarmontsteking – appendicitis blinde geloofsijver – zelotisme blinde god der duisternis Hodur, blinde ijver – dweepzucht, fanatisme, blindelings - klakkeloos, lukraak, onbezonnen blinde in het kaartspel dummy blinde insecteneter - mol blinde passagier verstekeling blinde plek scotoom blinde schacht neerbraak blinde woede - razernij blimderen - pantseren blinde steeg keerweer blindenschrift – brailleschrift blinderen - luiken, pantseren blindheid - ablepsie blinde vink - paupiette blinde woede – amok, razernij blind gemaakt - verblind blindkap - oogklep blind voor het raam – luik blindworm - hazelworm blink glans, glanzend, gloed, schittering blinken glanzen, glimmen, glinsteren, gloren, schitteren, stralen blinkend blank, fel, hel, glanzend, poliet, schitterend blinkend glad - blank blinkend helder proper blinkend schoon – kraakwit blinkerd - duintop, 13snoeklepeltje , (Zuidn.) snoever, blinkvet - schoensmeer blinkworm - glimworm blister - bulge blits – hip, modern, modieus blitzlicht - flits, magnesiumlicht blizzard barber, blode, boeran, buran, sneeuwjacht, sneeuwstorm blo – angstig, bangelijk, bedeesd, beschroomd, laf, schuchter, verlegen, vreesachtig blocnote – schrijfboekje blodaard - bangerd, bangerik, haasvreter, poltron, blode – angstig, bang, bangelijk, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bleu, blo, flauwhartig, laf, lafhartig, schuchter, verlegen, versagen, vreesachtig bloed – hals, levenssap, sanguis, hals, stumper, sufferd, sukkel, sul bloed (met bezoedelde) - Ares, Mars bloedaandrang - congestie bloedader – ader, aorta, arterie, bloedbuis, bloedvat, darmader, dijader, haarvat, holader, hoofdader, kransslagader, lymf(e)ader, vat, vena, venae (Lat.), vene bloedaftapping – aderlating bloedarmoede - anemie, bleekzucht, bloedbaan, bloedsomloop bloedappel - sinaasappel bloedarmoede anemie, bleekzucht bloedbaar - blein bloedbad hecatombe, hekatombe, massacre, massaker, massamoord, mensenslachting, moordpartij, slachting bloedbad aanrichten – massacreren bloedbeeld - hemogram bloed, bestanddeel van het - erytrocyt, hemoglobine, leukocyt, lymfocyt, trombociet bloedbeuling bloedworst bloedblein – bloedblaar, bloedvin, puist (roodpuntig), vin, bloedbraken hematemesis bloedbruiloft - St. Bartholemeusnacht bloedbuis (slag)ader, aorta, arterie, vene bloedcellen – agranulocyten, erythrocyten, granylocyten, leukocyten, lymfocyten, monocyten, trombocyten, bloeddiarree dysenterie bloeddoop - marteldood bloeddorst - moordlust bloeddorstig barbaars, homicide, moorddadig, moordlustig, moordzuchtig, sanguinair, wreed bloeddorstige razernij - amok bloeddrukmeter - tensiemeter bloeddrukperiode - diastole, systole bloedverhoging - hypertensie bloeddrukverlaging hypotonie, hypotensis bloedeigen verwant bloedeiwit - albumine, fibrinogeen, globuline bloedeloos armetierig, slap bloedeloosheid – anemie bloeder - hemofiel bloederig volksdrama - melodrama bloederwit fibrinogeen bloederziekte - hemofilie bloedgeld - moordloon bloedgetuige martelaar bloedgever donor bloedgierig - bloeddorstig, moordlustig bloedhoesten - h(a=emoptoë bloedhond – woekeraar, wreedaard bloedhout - campêchehout, vuilboom bloedig - fel, geweldig, hard, moorddadig bloeding - h(a)emorr(h)agie bloedje - schaap bloedjong - pril bloedkanker - leuk(a)emie bloedkleurstof hemoglobine, heem bloedkruid - addertong, drakenbloed, duizendknoop, herderstas, knoopgras, partijke, pimpernel, sorbenkruid, varkensgras, zuring bloedkruik – morel bloedleer - hematologie bloedlichaampje, rood - erythrocyt bloedlichaampje, wit – leukocyt bloedloop – bloedontlasting, persie bloedneus – epistaxis bloedontlasting – aderlating bloedontvanger - acceptor bloedoverbrenging - cryptogamen, transfusie bloedparasiet trypanosoom bloedparasiet bij dieren - piroplasma bloedplaatje trombocyt bloedplasma, bestanddeel van het - bicarbonaat, calcium, chloride, fosfaat, kalium, magnesium, natrium, sulfaat bloedprop embolie, embolus bloedprijs - moordloon bloedrijk apoplectisch, sanguineus bloedrode harssoort - drakebloed bloedrood hoogrood, scharlakenrood bloedrijk - apoplectisch, sanguineus bloedrijkdom – turgescentie bloedschande incest bloedschending - incestueus bloedschennig - incestueus bloedschennis incest bloedserum bloedwei bloedspuwing - h(a)emoptoë bloedsteen – hematiet, sardis bloedstelpend - adstringerend, styptich bloedstelpend middel – adrenaline, aluin, ergotine, gaas, tampon, verband bloedstelping hemostase bloedstolling trombose bloedstolsel fibrine bloedstuwing congestie bloedsuiker - glucose bloeduitstorting – extravasaat, hematoom bloeduitstorting in een gewricht - hemarthros bloedvaatgezwel - hemangioma bloedvat ader, angio, aorta, arterie, slagader, vene bloedvatgezwel - hemangioom bloedvatverstopping embolie, trombose bloedverdunnend middel - aloë bloedverdunning - hydremie bloedvergieten – afslachten, doden, moorden, oorlog bloedvergiftiging py(a)emie, sepsis, septicemie, septik(la)emie, toxemie, uremie bloedverwant aanhorige, aanverwant, betrekking, broer, broeder, cognatus, eigen, familie(lid), goei, maag, moeder, nabestaande, neef, nicht, oma, oom, opa, tante, vader, verwant(e), zuster bloedverwanten - familie bloedverwanten in opgaande lijn ascendenten bloedverwantenmoord - parricidium bloedverwanten van moederszijde cognaten, spillemagen bloedverwanten van vaderszijde agnaten, zwaardmagen bloedverwantschap parentage bloedvet - cholesterol bloedvezelstof - fibrine bloedvin blein, bloedzweer bloedvink - goudvink bloedvlekziekte - purpura bloedvloeistof – lymfe bloedvocht - (bloed)wei, hui, plasma, serum bloedvormend geneesmiddel – hematogeen bloedvormend vocht – chijl, gijl bloedvorming – hemopoiese bloedvrees - hematofobie bloedwater sera bloedwateren - hemaeturie, hematurie bloedwei plasma, serum bloedwet - militiewet bloedwraak vendetta bloedwreker Goël bloedziekte anemie, hemofilie, leuk(a)emie, hemopathie, polycytemie, trombopemie bloedzuigende mug - knijt bloedzuigende vleermuis - vampier bloedzuiger - echel, laken, mug, muskiet, patjet, teek, uitzuiger (fig.), vampier, vlo, wandluis, woekeraar bloedzuiverend middel sarsaparilla bloedzweer – bloedvin, furunkel, karbonkel, lamprei, negenoog, steenpuist, vin, zevenoog bloedzweten hematohydrosis bloei fleur, hausse, kracht, krits, mei (fig.), ontplooiing, opgang, opkomst, opleving, prosperiteit, tier, voorspoed, vooruitgang, welvaart bloei van riet - pluis bloeien floreren, pronken, prospereren bloeiend fleurig, florisant, fris, gezond, tierig, voorspoedig bloeiend grasplantje - smeel, smele bloeiende tak – bloeiheester, mei, ribes, seringeboom bloeihormoon - florigeen bloeikolf spadix bloeimaand mei bloeischede spahta bloeitijd bloeiperiode, mei, fleur, hoogtij, voorspoed bloei van riet - pluis bloeiwijze 3 aar, 4 cyma, kolf, tros, tuil 5 conus, katje, kegel, maske, pluim, speer, spica, trant 6 bloem, aartje, hoofdje, korfje, scherm, schicht, sikkel, spadix, spatha, waaier 7 amentum, anthela, bloeikolf, bloemkoek, bloemkorf, bloesem, bijscherm, hoofdje, schicht, schroef, umbella 8 aarpluim, corumbus, panicula 9 bijscherm, bloeikolf, bloemkoek, bloemkorf, capitulum, cincinnus, dichasium, drepanium, rhipidium 11 schijnscherm, schijnkrans 12 bloemhoofdje, pleiochasium bloem anjer, aster, blom, elite, erica, flos, iris, keur, lelie, lis, lotus, meel, puik, roos, tulp, bloemen, bomen, gewassen, heesters en planten 2 es, ui, ijf 3 aak, aat, alg, asp, bes, den, eik, els, esp, hei, hop, iep, ive, lis, mos, olm, oot, pee, poa, pijn, rus, sal, sla, tijm, zea 4 acer, aira, alfa, aloë, ammi, anijs, arum, arve, asam, bent, berk, beta, beuk, bles, biet, boon, brem, brya, bunt, coix, cora, anex, eppe, erwt, espe, esua, flox, geum, gort, gras, helm, herk, ilex, iris, juin, kemp, kers, klis, klit, kool, knol, kwee, lens, look, lork, mais, mast, mede, mier, mirt, munt, muur, noot, olijf, palm, pari, peen, peer, peul, prei, raai, raap, reie, rhus, riet, roos, rosa, ruit, ruta, rijst, sawo, sida, sium, slee, sona, spar, teil, thijm, tulp, uchi, ulex, vlas, wede, weit, wier, wilg, wouw, zwam 5 abeel, abies, abrus, abusa, acant, acioa, adoxa, agati, agave, ahorn, ajuga, ajuin, akant, alant, alnus, alsem, amoon, anjer, anoda, apera, apios, apium, appel, aster, avena, azima, balsa, batis, betel, biota, boldo, braam, braya, briza, buxus, calla, canna, carex, carum, carya, ceder, cicer, cocos, coula, cycas, dadel, dicer, delia, dille, dolik, doorn, draba, dreps, druif ,duist, emmer, erica, evene, gagel, fagus, ficus, fomes, fungi, gagea, gagel, genst, gerst, gilia, glaux, gouwe, hakea, halfa, haver, heide, herik, hosta, hulst, hysop, inula, karwij, keker, kleef, komijn, krent, kroos, kroot, kweek, kwets, lappa, larix, latuw, lavas, ledum, lelie, lemna, liaan, linde, linum, linze, lotus, macis, madia, majer, malus, malva, melde, miere, morel, morus, murik, nagel, netel, nonea, obero, orego, oryza, oxera, panax, paris, patig, patik, pavia, pekea, peper, phlox, picea, pilea, pinus, piont, pirus, pisum, plomp, polei, popel, pruim, pyrus, radijs, raket, ramee, rameh, ramie, rheum, rhoeo, ribes, rogge, rotan, rozijn, rubia, rubus, rumex, sabal, sabia, salie, salix, sawoe, sodum, senne, sereh, sesam, sisal, smeel, smele, soria, spart, spelt, stipa, sumak, tabak, tajer, tamus, tarwe, taxus, thuja, tilia, trapa, tsuga, tunic, typha, ulmus, varen, vicia, vinca, viola, viool, vitis, vlier, wikke, winde, zegge, zulte 6 aalbes, abobra, acacia, aceras, achras, acorus, actaea, adenia, adonis, akebia, akelei, alaria, alisma, allium, alruin, althea, alyxia amarel, amyris, ananas, andira, anemia, annona, arabis, arenga, annona, arabis, amica, aronia, arundo, asarum, atropa, aucuba, augurk, axyris, azalea, azolla, bacove, baeria, bamboe, banaan, bassia, bataat, bauera, bellis, betula, bidens, bifora, blakea, bletia, blitum, blumea, boleet, bombax, borago, bosbes, bovist, bromus, brunel, bunias, bunium, bijvoet, cactus, cakile, caltha, carapa, cassia, cedrus, cersis, chlora, cicuta, cipres, citrus, clivia, cnicus, cobaea, conium, cordia, cornus, cosmea, cosmos, cotula, crambe, crepis, crocus, cynara, cypres, dahlia, daphne, datura, daucus, diodia, distel, dobera, dophei, dragon, dravik, ebinus, ebulum, echium, eenbes, eiloof, elegia, elisma, elodea, elsbes, elymus, emilia, eracum, fatsia, filago, fiorin, foelie, fresia, funkia, galega, gallum, gember, gierst, gifbes, ginkgo, hedera, heemst, hengel, hennep, holcus, holpijp, hotela, huriki, hydnum, hyssop, iberis, isatus, jasmijn, juncus, kalmia, kaneel, karwei, katoen, kennep, kerria, kerrie, kervel, klaver, klimop, klokje, kochia, krodde, lamium, lariks, laurus, lidrus, lilium, lolium, lupine, luzuta, lycium, malope, maluwe, meloen, melica, mellea, mentha, mibora, mierik, milium, millet, mimosa, mispel, molsla, montia, moseik, mycelis, myrica, narcis, nardus, nepeta, nerium, neslia, nonnea, nuphar, obione, ocimum, ononis, ophrys, opilia, orchis, orlaya, orobus, ostrya, owenia, ozouga, pandan, papaya, pappel, parkia, payena, pekden, pentas ,peplis, peppel, persea, perzik, pessem, phleum, picris, piment, pirola, pistia, pituri, pitrus, porama, portea, possem, pothos, premna, prinus, protea, prunus, psamma, ptelea, pteris, pyrola, radula ,rahmeh, randia, raphia, rengas, reseda, restio, rhapis, rotala, royena, rudgea, ruppia, rijsbes, sagina, salade, salvia, sapium, schima, scilla, secale, selago, semele, sering, seseli, shorea, sicyos, siepel, silaum, silene, simaba, sjalot, sorbus, sparre, spirea, stekel, sticta, striga, styrax, suaeda, tapura, tecoma, thymus, tolpis, tomaat, toorts, tragus, trebol, tulipa, urtica, venkel, viscum, vulpia, witbol, witlof, wortel, zeeden, zeesla, zinnia, zuring 7 abronia, acinete, aeonium, aethusa, affodil, afzelia, akoniet, alfrank, algoede, alkanna, alonsoa, aloysia, althaea, alyssum, amandel, amaniet, amanita, amarant, amorpha, anchusa, andoorn, andoren, andijvie, anemone, anemoon, anethum, apeboom, arctium, armeria, arnebia, asimina, asperge, astilbe, attalea ,aurikel, averuit, baetris, ballota, ballote, bambusa, banksia, barosma, basella, bedstro, begonia, bennoot, bergden, bergpijn, bernage, bertram, betonie, blighia, blysmus, boletus, bomarez, boreava, boronia, bosrank, brummel, bryonia, butomus, calluna, camelia, campsis, carduus, carlina ,catyota, cascara, catalpa, celosia, chayote, cascare, catalpa, celosia, chloris, circaea, cirsium, citroen, cladium, clarkia, clethra, colutea, comarum, corylus, corypha, cotinus, crupina, cucumis, cumimum, cuphaea, ciscuta, cyclaam, cyclame, cydonia ,cynodon, cyperus, cytisus, daklook, dambeer, daslook ,deutzia, doorwas, doperwt, douglas, drosera, edelden, elatine, elfrank, ereprijs, erodium, esdoorn, esparto, euterpe, festuca, ficaria, fopzwam, freesla, fuchsia, fijnspar, lumaria, galnoot, geaster, genista, geonoma, glycine, godetia, goejave, gomboom, granaat, gunnera, haageik, halesia ,halisum, hanekam, hazesla, hemlock, heulbol, holzaad, hordeum, hyacint, ipomoea, isoëtes, jasione, juglans, kalebas, kalmoes, kamgras, kamille, kardoen, katalpa, katwilg, kickxia, klapbes, klapper, knautia, kropaar, kurkeik, kwassie, lactula, lagurus, lakboom, lactuca, lagurus, lamsoor, lappula, lapsana, latirus, laurier, leersia, lepotes, liatris, linarra, linnaea, liparis, listera, lobelia, lucerne, lunaria, lupinus, luzerne, lychnis, lycopus, lijnzaad, lythrum, maankop, mahonia, malaxis, malrove, mansoor, maretak, meekrap, meelbes, melissa, melisse, meratia, mimulus, modiola, moerbei, molboon, molinia, monarad, morille, mosroos, mosterd, motillo, moscari, muskaat, muursla, myagrum, myrrhis, negundo, nemesia, neottia, nigella, nigelle, onoclea ,opuntia, osmunda, othonna, ouratea, ourisia, pachira, paeonia, pagamea, pangium, panicum, papaver, paprika, papyrus, pavetta, pavonia, peganum, pellaea, pentace, peponia, perilla, persica, petunia, phlomis, pimelea, pimenta, plataan, pluchea, pompoen, populus, potalia, prangos, prepusa, primula, procris, pronker, pijlriet, pijnboom, pijpboom, pijpekop, quercus, radiola, radulae, rajania, ramenas, ramonda, rapaena, raphanus, ravenea, rebutia, rhamnus, ribzaad, ricinus, rinorea, robinia, romneya, torippa, roselle, roupala, rubinia, ruellia, rumulea, russula, rutidea, sabicea, salacia, salsola, samanea, samolus, sanikel, saphout, sapkelk, scandix, schinus, schotia, scirpus, sechium, sekgras, selderij, selinum, senecio, sequoia, sesanum setaria, shortia, silybum, sinapis, skimmia, sleebes, sloanea, sloetia, slofhak, solanum, sonchus, sophora, sorghum, spiraea, sporkel, spurrie, stachys, stemona ,sturmia, succisa, suikerij, synnema ,syringa, tagetes, taluama, talinum, talipot, tamarix, telekia, tellima, thesium, thlaspi, tillaea, torilis, triodia, truffel, ulmaria, vanille, veenbes, veldiep, veldsla, verbena, vetblad, vetmuur, violier, vogelia, vuurpijl, walnoot, walstro, waspalm, wederik, weigela, wingerd, witblad, witboom, witspar, wolffia, wolgras, wijnruit, wijnstok, zebrina, zeebies, zeegras, zeekool, zeepijn, zeewilg, zenobia, zostera, zuurbes 8 aardaker, aardbuil, aardnoot, aardpeer, aardrook, aardster, aardtong, abrikoos, abutilon, acalypha, acanthus, achillea, aconitum, adiantum, aegilops, aesculus, afrikaan, agrarius, ageratum, agrostis, akkersla, albizzia, alliaria, allionia ,alpenbes, alpenden, alpensla, amarella, ambrosia, ammobium, namirta, angelica, anjelier, anthemis, antiaris, appelbes, arenaria, arenpalm, argemone, artisjok, asperugo, asperula, aspidium, athyrium, atriplex, aubrieta, azorella, azijnboom, barbarea, basilima, bauhinia, begijntje, bekermos, bentgras, berberis, berenoor, bergamot, bergenia, berglook, bergroos, bergvlas, bergwilg, bernagie, berteroa, berzelia, beshulst, bevernel, bieslook, bindwilg, blauwbes, blechnum, blimbing, bocconia, boekweit, bolderik, boltonia, borassus, bosdruif, boskriek, bossalie, bowlesia, braambes, brassiea, bremraap, brodiaea, bromelia, brongras, brunella, buddleja, buksboom, buntgras, calenthe, calepina, camelina, cannebis, cansjera, cantarel, capsella, capsicum, caragena, carmadon, carpinus, castanea, caucalis, cenchrus, cerinthe, ceterach, chrysant, cicendia, cichorei, clematis, colchium, collomia, collybia, conifeer, coprinus, crabboom, crassula, crithmum, cutandia, cyclamen, dactylis, dagbloem, daglelie, dalkruid, danthus, dicentra, dielytra, dipsacus, dodonaea, dolappel, dolkruid, dopheide, driebast, drieblad, duinriet, echenops, edelweis, eenkoorn, egelskop, eikvaren, eleusine, empetrum, endymion, engbloem, eranthis, eremurus, erigeron, erophila, eryngium, erysimum, euonymus, eupteris, evonymus, falcaria, farsetia, fragaria, framboos, frangula, fraxinus, galigaan, galtonia, gamander, ganzerik, gardenia, gaudinia, geastrum, geelster, gentiaan, gentiana, geranium, gladiool, glaucium, glechoma, gloxinia, glyceria, gomplant, goodyera, goudlork, goudveil, graskers, graskool, gratiola, guizotia, gynerium, haagbeuk, hanepoot, hardgras, harlekijn, hazelaar, heelbeen, heermoes, helenium, helmgras, hepatica, hesperis, heuchera, hibiscus, hippuris, hoefblad, hondsbes, hooigeur, hosackia, hottonia, hulsloof, huislook, hypecoum, hyssopus, imperata, inktboom, inktzwam, isnardia, isolesis, jasminum, kadsura, kamerden, kamvaren, kastanje, klaproos, knoflook, knopbies, knotwilg, koekruid, koeleria, koolraap, koolzaad, korensla, korstmos, kromhals, kruisbes, krulzoom, kweepeer, laburnum, laccaria, lampsana, lathraea, lathyrus, lavatera, lavendel, legousia, leonurus, lepidium, lepturus, leucojum, levermos, lidsteng, liergras, liesgras, liguster, limonium, lisdodde, lonicera, luawigia, lycopsis, lygodium, macleaya, magnolia, majoraan , majorana, marentak, margriet, mariscus, martynia, mauritia ,medicago, meibloem, meelboom, meidoorn, melkeppe, melkwied, melkzwam, merremia, mespilus, moenchia, moeslook, monsonia, morielje, myosotis, myosurus, naaldaar, nassella, nicandra, noteboom, nymphaea, oenanthe, oleander, oliepalm, olijfboom, olijfwilg, opopanax, orbignya, orchidee, origanum, oroxylum, ossetong ,otophora, palisota, paliurus, palmboom, pandorea, parinari, paspalum, patrinia ,pekanjer, pekbloem, pereboom, perelaar, pereskia, pericome, phacelia, phalaris, pholiota, phormium, physalis, piekgras, pilkruid, pilvaren pilzegge, pistacia, plantago, platanus, platzaad, pluimiep, plumbago, plumeria, poelruit, polygata, polymnia, poncyrus, pongamia, populier, poterium, prikneus, prunella, psiadium, psilotum, ptilotus, puibloem, pulegium, pijlkruid, pijpbloem, pijpje lak, pijpkruid, raaigras, raapzaad, rabarber, rammenas, ranonkel, rapunzel, rasamala, ratanhia, ratelaar, reukgras, reynosia ,rhodiola, ridolfia, riempjes, rietgras, roemeria, roodbeen, rosmarijn, rotskers, rotswilg, rozelaar, russelia, ruwkruid, rijstgras, sabbatia ,saffloer, saffraan, sagopalm, salvinia, sambucus ,sanicula, santalum, santorie, sapindus, satuerja, saurauia, sauropus, saururus, scabiosa, scaevola, scharlei, scheelaa, scherlei, schimmel, schismus, schizaea, schoenus, scolopia, scolymus, scopolia, selderie, serjania, sesbania, sesleria, sidalcea ,sierkers, silphium, slaapbol, slijkgras, smyrnium, sojaboon, solidago, sorbaria, spartina, spartium, spergula, spigelia, spinacia, spinazie, stamroos, steeleik, steeliep, steeneik, steranijs, sterkers, stofzaad, stokroos, syzygium, tabebuia, tacsonia, talkboom, tamarisk, tandzaad, taxodium, teenhout, teutrium, thrincia, tigridia, timothee, torkruid, tribulus, trilgras, trisetum, triticum, tritonia, trollius, troskers, tuberoos, tuinboon, tuinkers, turgenia, turmerie, turritis, tweebast, vaccaria, valkruid, veldbies, veldkers, verfbrem, veronica, vetkruid, vetplant, viburnum, viltroos, viscaria, voetblad, vlotgras, vogellijm, vossebes, vuilboom, vijgeboom, warkruid, wasbloem, weegbree, weigelia, windhalm, windroos, wistaria, wolkruid, xanthium, ijzerhard, zaagblad, zandkool, zandmuur, zeeaster, zeekraal, zeeraket, zegeltje, zoethout, zomereik, zoethout, zoutgras, zuurling 9 aardappel, aardeikel, addermoes, addertong, affodille, agaatroos, agonandra, agrimonia, agropyton, ailanthus, akkerkers, akkerkool, akkermunt, akkerrood, akkerroos, allocarya, alpengras, alpenroos, amaryllis, amberboom, ammadenia, ammochloa, ammophila, amsinckia, amygdalus, anacyclus, anagallis, ananasbes, anaphalis, andrachne, andromeda, angelonia, anthurium, anthylis, appelboom, aquilegia, araucaria ,armoracia, arnoseris, aronskelk, aronsstaf, artemisia, asclepias, asparagus, asplenium, astrantia, aubergine, avicennia, baardgras, balsamina, balsemien, basilicum, beekpunge, beemdgras, beenbreek, behennoot, bellardia, bereklauw, beukvaren, biesvaren, biezenkop, blaaswier, blauwgras, bloemkool, bloemriet, boksdoorn, bonekruid, boomvaren, bosliefje, boterkarn, brilkruid, bupleurum, calamintha, calendula, campanula, cantharel, capucijner, cardamine, carthamus, catabrosa, ceanothus, centaurea, centaurie, cerastium, cicerbita, cichorium, cineraria, citrullus, claytonia, colchicum, commelina, conringia, coreopsis, coronaria, coronilla, coronopus, corydalis, crataegus, cucubalus, cucurbita, cupressus, cynanchum, cynosurus, cypergras, cyrtonium, dadelpalm, dagschone, danthonia, dauwnetel, dictamnus, diervilla, digitalis, digitaria, diospyros, diplachne, doddegras, doornzaad, doronicum, dovenetel, drakenkop, duifkruid, duikelaar, duindoorn, dwerggras, dwergspar, dwergvlas, ecballium, echinaria, edelweiss, elaeagnus, elytrigis, emerkoorn, epilobium, epimedium, epipactis, equisetum, erythraea, erythrina, euchlaena, euclidium, euphoribia, euphrasia, ezelsoren, agopyrum, forsythia, frankeinia, fijnstraal, galanthus, galeopsis, galinsoga, ganzerik, ganzevoet, gemshoren, geweiboom, gipskruid, gladiolus, glaskruid, glidkruid, goudhaver, graslelie, grevillea, grindelia, grondster, grijskruid, haagdoorn, haagwinde, haynaldia, azelatuw, hazelnoot, hedypnois, hedysarum, eelkruid, heggemuur, eggerank, helmbloem, helmkruid, hemelboom, hemizonia, heracleum, herminium, herniaria, hertshooi, hertsmunt, hieracium, hippophaë, holosteum, holwortel, honckenya, ondsdraf, hondstand, ondstong, hoornblad, hopklaver, ortensia, huttentut, hydrangea, hypiricum, hypholoma, impatiens, jezusgras, odenkers, judasboom, juniperus, karadebol, kalanchoë, kalfsvoet, kalketrip, kamerpalm, kanteloep, kersappel, kerseboom, kerstroos, kerstster, knarkruid, knikbloem, kniphofia, knipherik, knopkruid, koeienoog, kogelboom, kokospalm, komkommer, komijnzaad, koornroos, koriander ,kornoelje, kortsteel, kraagroos, kraailook, kraanhals, kransspar, kringzwam, kruidkers, kruipbrem, kruipwilg, lactarius, lagoseris, lamarckia, lavendula, lederboom, leeuwebek, leontodon, lepelblad, lepelboom, lepigonum, lespedeza, libanotis, lidcactus, ligustrum, limosella ,lobularia, longkruid ,loodkruid, loogkruid, lotosboom, lijsterbes, maanvaren, magnifera, malachium, malcolmia, mannagras, marjolein, marrublum, mutthiola, melitolus, melkkruid, mentzelia, microcala, minuartia, mirabilis, mistletoe, moeraseik, moffenpijp, monolepis, monotropa, muizenoor, mulgedium, muurbloem muurpeper muurvaren, myricaria, naaldboom, narcissus, neophila, nephelium, nestvaren, nevelgras, nevelzwam, nicotiana, nieskruid, niesvaren, nimfkruid, odontites, oenethera ,ogenklaar, okkernoot, onopordum, oreopanax, orobrance, ortgiesia, oryzopsis, osmanthus, oxyanthus, oxybaphus, oxycoccus, oxylobium, oxymitria, oxystigma, paasbloem, paaslelie, palaquium, palmlelie, parelgras, parelzaad, parnassia, passerina, pasteraak, pastinaak, pastinaca, potiëntia, paullinia, paulownia, pellionia, peltandra, penstemon, peperboom, peperkers, pepermunt, peperomia, periploca, Pernettya, persoonia, petasites, pharbitis, phaseolus, pholiurus, phyllitis, piluparia, pimpernel, pioenroos, pluimboom, pluimgras, pedolepis, polygonum, polypogon, polyporus, popelboom, portulaca, postelein, prestonia, prinsepia, pronkboon, pronkerwt, pteridium, pulicaria, pijlwortel, pyrethrum, radijskool, rafflesia, ramischia, rapistrum, rauwolfia, reaumuria, regenboom, rehmannia, restrepia, rhabarber, rhamnella, rhipsalis, rhodanthe, richardia, rodgersia, roegneria, rolklaver, rosientje, rosularia, roystonea, rozemarijn, rozetblad, rucbeckia, saccharum, sagoplant, salvadora, santolina, sapodilla, saponaria, sassafras, savelboom, saxifraga, scabieuse, schoberia, schrebera, schijngras, scleropoa, senebiera, serratula, sevenboom, sherardia, sideritis, sierappel, sitkaspar, slangekop, sleedoorn, sleedoren, sleepruim, slijkgroen, smilacina, sneeuwbal, sneeuwbes, soldaatje, spathodea, spruitjes, stalkaars, stalkruid, steelzaad ,steenbeuk, steenkers, steenroos, steenruit, steenthijm stekelbes, stenactis, stephania, stereulia, stinkblad, stinkboom, stinkroos, stinkzwam, strobloem, struikhei, stuifzwam, styphelia, subularia, succulent, symphonia, symphytum, symplocos, syngonium, taguaboom, tamarinde, tanacetum, taraxacum, tarwegras, taxusboom, teesdalia, thujopsis, tongvaren, tormentil, tripolium, treurbeuk, treurwilg, trifolium, tripmadam, triteleia, tuberaria, tuinmelde, tulpeboom, tweekoorn, uiversbek, valeriaan, vedergras, veenpluis, veldgerst, veldsalie, ventenata, venushaar, verbascum, verbesina, viltkruid, lambloem, vlasdolik, vlaskruid, vlieszaad, vlotvaren, voerbloem, vogelkers, vogelmelk, vossenbes, vuurbloem, vuurdoorn, wakholder, waterbies, watereppe, waterkers, watermunt, watermuur, waternoot, waterpest, wegdistel, wegedoorn, whitlavia, wintereik, wolfskers, wolfsmelk, wolfspoot, wollegras, wolverlei, wormkruid, ijzerkruid, ijzervaren, zandanjer, zandbloem, zandhaver, zandraket, zeedistel, zeepkruid, zeevenkel, zeezuring, zenegroen, zevenblad, zevenster, zilverden, zonnedauw, zoutkruid, zwavelkop, zwenkgras, zijdeplant 10 aardappel, aarddistel, acajouboom, achtermeel, aegopodium, agapantnus, agrostemma, akeleiruit, akkerkruid, akkerwinde, alang alang, alchimella, alopecurus, alpenaster, amaranthus, amelanchier, amethystea, anacamptis, ananaskers, anacardium, anastatica, antennaria, anthericum, anthocerus, anthriscus, armilliria, ascomyceet, asphodelus, aspidistra, asteriscus, astragalus, bazielkruid, beemdhaver, beetwortel, bekerplant, belladonna, berendruif, berenklauw, bergdrank, bezemkruid, biscutella, bitterling, bitternoot, bitterzoet, blaasvaren, blauwbloem, boerenkers, boerenkool, bonenkruid, bosaardbei, bosandoorn, bosanemoon, boshyacint, boswalstro, boswederik, boterbloem, botrychium, brandnetel, breukkruid, bijenorchis, calliopsis, calystegia, catananche, catapodium, centaurium, champignon, chimaphila, chondrilla, chorispora, cladanthus, cochlearia, coriandrum, corrigiola, cortadoris, crypthanta, cymbopogon, delphinium, diplotaxis, darwintulp, donderblad ,dooierzwam, doornappel, douglasden, draaibloem, driedistel, droogbloem, druifkruid, dryopteris, dubbelkelk, dubbelloof, duinroosje, duivelskop, dwergbloem, eendekroos, egelantier, eleocharis, eragrostis, eremopyrum, eriophorum, erucastrum, esparcette, essenkruid, eupatorium fakkelgras fioringras foeniculum gaillardia, gaffeltand, ganzebloem, gastridium, geelhartje, geelwortel, geitebaard, genistella, gierstgras, globularia, gnaphalium, goudsbloem, goudscherm, grasklokje, greppelrus, gymnadenia, gypsophila, haakdistel, halianthus, hangsilene, hartgespan, hauwklaver, hazepootje, hazestaart, heggewikke, heggewinde, heidekruid, heksenmelk, helianthus, heliotroop, helipterum, helleboru,s helminthia ,hemlockden, hiba cypres, hierochloë, hokjespeul, holodiscus, hondskruid, honingzwam, hoornbloem, hyacinthus, hoyscyamus, illecebrum, immortelle, indigofera, jeneverbes, jobstranen, kaneelroos, kappertjes, kartelblad, kattedoorn, kikkerbeet, kleefkruid, knoopkruid, kogelbloem, kollebloem, korenbloem, kraaiheide, kranssalie, kromstaart, kroonkruid, kroosvaren, kruidnagel, kruipvaren, kruisdoorn, kruiskruid, kruizemunt, kwetspruim, leeuwenbek, leeuwetand, lepionurus, levensboom, leverkruid, levisticum, liefdegras, littorella, lontarpalm, lophantus, lycoperdon, lycopodium, lysimachia, maagdepalm, mactotomia, madeliefje, matricaria, mattenbies, natteuccia, meconopsis, melampyrum, melandrium, melkdistel, meloenboom, menyanthes, metroxylon, miscanthus, moehringia, moeraskers, monnikskap, ontbretia, morgenster, muurdravik moricandia ,naaktvaren, naaldvaren, nagelbloem, nagelkruid, narthecium, nasturtium, nymphoides, oeverkruid, oeverzegge, ogentroost, omphalodes, onobrychis, ophiopagon, oplismenus, ornithopus, otacanthus, oxydendrum, paardeboom, paardegras, pachyveria paddebloem, paddekruid, pampasgras, papenbloem, papenkruid, papierberk, parelkruid, parietaria, parochetus, paronychia, parthenium, patersonia, passiflora, pakwegerst, pelliciera, pennisetum, pentstemon, peperkruid, perzikboom, pestwortel, peterselie, peucedanum, peulvruch,t phagangium, phragmites, phytolacca, pimentboom, pimpernoot, pimpinella, pinangboom, pinguicula, piorieroos, platanthera, platycarya, platycodon, pluimvaren, pluimzegge, polemonium, polycarpon, polycnemum, polypodium, pompebloem, potentilla, prachtrank, prachtriet, prenanthes, priemkruid, pronkwinde, pruikeboom, pruimeboom, pruimelaar, pseudosasa, pterocarya, pulmonaria, pulsatilla, purperwilg, puschkinia, pyracantha, raffiapalm, ranunculus, rapistrum, ratelabeel, reigersbek, rendiermos, rhinantus, rhodotypos, rhynchosia, ridderzwam, rietorchia, rimpelroos, ringboleet, roggebloem, rosmarinus, rotscactus, rozenmelde, rubberboom, ruigklokje, rupsenboom, rupsklaver, sagittaria, salicornia, salieplant, salpichroa, sandelboom, sarcanthus, sarcocolla, sarracenia, sarradelle, sauromatum, sauvagesia, sawomanila, schaafgras, schaafstro, schapenoor, scheefkelk, scheerling, schefflera, scherpgras, schietwilg, schildzaad ,schinopsis, schisandra, schotkruid, schubkruid, schubvaren, schuimblad, schijnraket, scindapsus, scorpiurus, scorzonera, semecarpus, senestruik, serradelle, setcreasia, shepherdia, sieglingia, siepenhout, sisymbrium, slaapkruid ,slaaplelie, slangeblad, slangelook, slootveren, smeerkruid, snavelbies, sneeuwroem, sneeuwwilg, soldanella, sparganium, sparreboom, specularia, speenkruid, spekwortel, spilanthes, splitbloem, spoorbloem, sporkeboom, sporkehout, springzaad, spruitkool, steenahorn, steenbloem, steenbraam, steenbreek, steendoorn, steendoren, steennetel, steenvaren, steenviool, stekelbrem, stekelnoot, stekelzaad, stekelzwam, steppegras, sterremuur, sterrenmos, stinkbloem, stinknetel, storaxboom, straatgras, stratiotes, streepzaad, strelitzia, strombosia ,struisgras, struisriet, suikerbiet, suikerriet, suikermais, suikerpalm, thalictrum, torenkruid, tragopogon, trientalis, triglochin, trigonella, tropaeolum, trosdravik, trosnarcis, tulpenboom, tijgerbloem, tijgerlelie, vaderplant, vederkruid, veenworte,l veldzuring, vingergras, vinkenzaad, vogelwikke, vroegeling, vroeghaver, waterlelie, waternavel, waterpeper, waterpunge, weide kruid, wolfsklauw, wonderboom, wondklaver, zeeviolier, zilverspar, zilverwilg, zonnebloem, zonnekroon, zuilcactus, zwaluwtong, zwartkoren, zwartsteel 11 aardamandel, aardbeiboom, achterbloem, adderwortel, afgodskruid, akkerdistel, akkerdravik, akkerklaver, akkerklokje, akkerscherm, alpenklokje, amandelboom, amandelwilg, anthoxantum, antirrhinum, arabidopsis, arundinaria, asphodeline, bazielkruid, besanjelier, biggenkruid, blizenkruid, bingelkruid, bitterkruid, blaassilene, blackstonia, bloedgierst, borstelbies, borstelgras, bosvogeltje, braamstruik, brassicella, bulbocodium, buphthalmum, calandrinia, calceolaria, callitriche, calycanthus, centunculus, chaenomeles, cheiranthus, chelidonium, henopodium, chionanthus, citroengras, clinopodium, convallaria, convolvulus, corispernum, cornucopiae, cotoneaster, crucianella, cryptomeria, cynoglossum, cypripedium, cystopteris, amastbloem, eschampsia, descurainia, dessertblad, dodecatheon, donderkruid, dotterbloem, duivekervel duizendblad dwergmispel, echinochloa, echiondorus, eigenheimer, engelwortel, erythronium, espartogras, filipendula, fluitekruid, fritillaria, galeobdolon, gaspeldoorn, genadekruid, giersmelde, gleditschia, glycyrrhiza, goudenregen, guichelheil, guldenroede, gymnocladus, handjesgras, hemelroosje, havikskruid, heksenkruid, heleocharis, helichrysum, helleborine, haverwortel, hennepnetel, hoenderbeet, hydrocharis, hydrocotyle, hypochoeris, incarvillea, indigobloem, ionopsidium, ivoordistel, kafferlelie, kaimastruik, kanariegras, kanariekers, kanariezaad, kankerbloem, karmozijnbes, kattendoorn, kattenkruid, kattestaart, kentranthus, keverorchis, knolamaniet, kogeldistel, kompasplant, kruisdistel, kuifhyacint, kweldergras, leeuwentand, lenteklokje, leycesteria, limoenkruid, liquidambar, longenkruid, loroglossum, maagdenpalm, maianthemum, mantelanjer, mariadistel, mariahartje, maskerbloem, menispermum, mercurialis, mexicaantje, moederkruid, moederplant, moerasvaren, mosbloempje, mottenkruid, muizengerst, muizestaart, muskuskruid, nachtorchis, nachtschade, nachtsilene, negergierst, nephrolepis, nootmuskaat, oranjebloem, orleaanboom, orthocarpus, paardebloem, paardeklauw, paardengras, pachyphytum, pachypodium, pachyrhizus, pachysandra, palmboompje, palmyrapalm, papierbloem, parapluboom, parasolboom, parelgierst, parnaskruid, passiebloem, patrijskruid, pedicularis, pelargonium, penningblad, perzikkruid, phegopteris, pieterselie, platycerium, pluimakelei, pluimakolei, pluimgierst, polygonatum, polystichum, potamogeton, prachtappel, prachtkaars, pruikenboom, pseudolarix, pseudotsuga, puccinellia, purperwinde, rattenkruit, reigerbloem, retinispora, reuzenlelie, rhagadiolus, ridderspoor, ringelwikke, rododendron, rouwviolier, rozelaurier, rubberplant, rupsenkruid, sanguinaria, sanguisorba, sansevieria, sapotilboom, sarcocaulon, sawoemanila, chaamkruid, schaduwgras, schapengras, scheefbloem, schelwortel, schermbloem, scherpkruid, schizanthus, schorseneer, schroefboom, schroefpalm schubwortel, schuimkruid, sciadopitys, scleranthus, sclerochloa, scutellaria, selaginella, sempervivum, seringeboom, sierasperge, sikkelkruid, sinaasappel, slangebloem, slangekruid, smeerwortel, sophiekruid, speerdistel, speerwortel, spergularia, sporkenhout, steenklaver, stekeldoorn, stekeldoren, stekelvaren, sterhyacint, sterrekroos, sterrekruid, stoelenbies, strandkruid, stranvaesia, streepvaren, strophantus, struikheide, struikwinde, struisvaren, suikerahorn, suikernetel, tambourissa, tandjesgras, tasjeskruid, tazatnarnis, teunisbloem, theeboompje, thelesperma, thelypodium, thysselinum, topineamber, trompetboom, utricularia, varkensgras, varkenskers, vingerplant, vleugelnoot, vliegenzwam, vogelgierst, vogelnestje, vogelpootje, vossestaart, vrouwenhaar, waardenhout, waterklaver, waterstruik, weidekervel, weymouthpijn, wiedemannia, wintergroen, wonderbloem, wrangwortel, wijfjesvaren, xanthoceras, zilverhaver, zomerklokje, zonneroosje, zwaardvaren, zwanenbloem, zwavelkopje 12 aardkastanje, abrikozeboom, affodillelie, akkerbedstro, akkerereprijs, akkerkamille, alstroemeria, anacampseros, apenhoutboom, aristolochia, baillonklokje, barbarakruid, bergsteentijm, berkenboleet, bessenstruik, blaadjeheide, blazenkruid, boerenjasmijn, bokkenorchis, borstelkrans, brachypodium, bruidssluier, callistephus, centranthus, cephalanthus, cephalotaxus, chaerofolium, chamagrostis, chimonanthus, citroenkruid, coeloglossum, corallophira, corynephorus, dennenorchis, droogbloeier, druifhyacint, duivenkervel, duizendknoop, echinopsilon, fonteinkruid, heelblaadje, heesterpioen, helianthemum, heliotropium, helosciadium, hennepvreter, herderstasje, herfstsering, herfsttijloos, hirschfeldia, holoschoenus, honingklaver, hoornpapaver, jacobsladder, januariplant, judaspenning, kaasjeskruid, karnperfoelie, kandelaartje, keizerskroon, kievitsbloem, klavervreter, klaverzuring koelreuteria, koningskaars ,koningsvaren, koraalstruik, koraalwortel, krabbescheer, kwispelgerst, lambertsnoot, lampionplant, leeuwenklauw, leontopodium, limnanthemum, liriodendron, lithospermum, mammoethboom, mangelwortel, moerascypres, moerasklokje, moerasscherm, mottenkoning, muggenorchis, muriophyllum, haaldekervel, muggenorchis, myriophyllum, naaldenkoker, nachtviolier, olifantsgras, ooievaarsbek, ophioglossum, ornithogalum, paardenbloem, paardestaart, pachystroma, pantoffeltje, pedicellaria, penningkruid, peperboompje, pinksterroos, pistacheboom, pluimasperge, pluimhyacint, poppenorchis, populierboom, prachtklokje, prachtspirea, profeetplant provenceroos, psorospermum, purperklokje, purperdistel, pijlkruidkers, pijpestrootje, radermachera, randjesbloem, raphanistrum, reuzencactus, rhododendron, rhynchospora, robertskruid, rozegeranium, rozenkransje, sabadelkruid , salpoglossis, satansboleet, schapedistel, schapekervel, schapeklaver, schapenbloem, schapezuring, scharenkruid, scheuchzeria, schorrekruid, schubkamille, schijfkamille, schijnspurrie, scrofelkruid, schrophularia ,serpentslook, siegesbeckia, sikkelklaver, sisyrinchium, slakkeklaver, slangenkruid ,slangewortel, sleutelbloem, snavelruppia, sneeuwklokje, sphenopholis, standelkruid, steenviolier, stekelaugurk, stenophragma, stenotaphrum, stippelvaren, straalscherm, tamariskboom, timotheegras, tradescantia, trichophorum, trompetbloem, tuingeranium, tuintjesgras, valerianella, vincetoxicum, vlooienkruid wateraardbei waterkaarden, waterviolier, weichselboom, wespenorchis, weverskaardje, wilgenroosje, winterjasmijn, wrattenkruid, xanthorrhiza, zandblauwtje, zannichellia, zantedeschia, zeepostelein, zilverdistel, zilverschoon 13 aardbeiklaver, adelaarsvaren, akkerhanevoet, lternanthera, arrhenatherum, bastaardsenne, blaasjeskruid, borstelscherm, bougainvillea, bruinnetteken ,calamogrostis, cardaminopsis, cephalanthera, ceratophyllum, chaenorrhinum, haerophyllum, chaemzecyparis, christusdoorn, chrysanthemum, dennenmoorder, dieffenbachia, dimorphotheca, draad gentiaan, dracocephalum, drie urenbloem, duizendschoon, chinosperhum ,flamingoplant, heiligenbloem, ndigoboompje, kanneboenders, kentrophyllum, klaverboompje, naapjeskruid, koekoeksbloem, kruisjesplant, lampenpoetse,r lavendelheide, kroosjespruim, lepeltjesheide, lepeltjesdief, meloenboompje, mierikswortel, moerasandijvie, moerbezieboom, nuehlenbergia, muskusplantje, aaldenkervel, orleaanstruik, papiermoerbei, parentucellia, pinksterbloem, pinksterlelie, pinksternakel, piptochaetium, prachtlobelia, provincieroos, psittacanthus, ratelpopulier, reizigersboom, reuzenkalebas ,reuzenpapaver, ietzwenkgras, salomonszegel, schorrenkruid, schroeforchis, schijnhazelaar schijnviooltje, scolopendrium, int jansbloem, sint janskruid, seringestruik, slangenwortel, specerijstruik, spiegelklokje, spiraalruppia, steenrotskers, stekelboompje, strandkamille, strandviolier, streptocarpus, strophostyles, stijfselbloem, suikeresdoorn, tamarindeboom, toverhazelaar, rachyspermum, varkenskervel, vergeet me niet, liegenorchis vrouwenmantel, vuurwerkplant, waterdrieblad, atergentiaan, waterhanepoot, waterranonkel, waterweegbree, interakoniet, zanddoddegras, zandroerkruid, 14 duinreigersbek, hondstarwegras, ooievaarsbloem, paardkastanje, pantoffelbloem, papegaaiekruid, apunzelklokje, saffraancrocus, sappanhoutboom, scharnierbloem, scharnierplant, schildpadbloem, slangkomkommer, sneeuwvlokboom, stinkganzevoet, 15 sinaasappelboom, tuinridderspoor bloemaar van lisdodde - sigaar bloembed – border, parterre, perk, rabat bloembegin – albastrum, knop bloembolgewas anemoon, borliris, gladiool, hyacint, iris, krokus, lelie, narcis, ranonkel, sneeuwklokje, tulp, vogelmelk, sneeuwklokje bloembekleedsel - periant bloembiesachtigen - juncaceeën bloembodem – torus bloembollencentrum Keukenhof bloembollenkweker - bollenbaas bloembos boeket, corsage, ruiker, tuil bloem, deel van een - 4 kelk, stijl 5 kroon, ovula, steel, torus 6 bijkelk, discus, pollen, sepaal, stylus, tepaal 7 athere, loculus, avarium, stamper, stempel, stengel 8 bloemdek, epicalex, gynofoor, helmknop, kelkblad, perianth, staminum, stigmata 9 gynaecium, helmdraad, kroonblad, meeldraad, nectarium, pastillum, stuifmeel 10 androecium, hypanthium, pedicellus 11 honingklier, staminodium 12 receptacullum, zaadbeginsel 14 vruchtbeginsel bloem der onsterfelijkheid - amarat bloem van een fuchsia - bag, bel bloem van een hyacint - nagel bloem van een vruchtboom - bloesem bloem van roggemeel - mik bloemencorso - optocht bloemendek perigonium bloemendekblad - tepaal bloem der onsterfelijkheid amarat bloemdier - koraal(dier), zeeanemoon, zeester, zeelelie, bloemdieren anthozoa bloemdragend – bloeiend bloemen en bladeren - festoen bloemenetend - anthofaag bloemenfeest Floralia bloemenhandelaar – bloemist, bloemverkoper, kweker bloemenhof rosarium, siertuin bloemenhouder - vaas bloemenkweker - bloemist, florist bloemenkluwen – glomerumus bloemenminnend - anthofiel bloemenoptocht – corso bloemenornament - festoen, feston, fleuron bloemenpoeder – stuifmeel bloemenprikker – bastaard, honingvogel bloemenrand border bloemenring - krans bloemenslinger festoen, guirlande bloementafel jardinière bloemententoonstelling - floriade bloementooi bloesem bloemenvaas kostbare jardinière bloemengodin Flora bloemetje – boeket bloemetjes buitenzetten - feestvieren bloemfeest – floralia bloemfeest in oud Rome - floralia bloemfestoen - guirlande, krans, slinger bloemgarnering - corsage bloemgestel - aar, katje, inflorescentie, tros bloemgodin - Flora bloemgras - muurbloem bloemhof - bloementuin bloemhoofdje van de bij - klis bloemig - bebloemd, bloemrijk, droog, kruimig, melig bloem in de weide - boterbloem, pinksterbloem bloemist – florist, kweker, bloemenhandelaar, bloemkweker bloemisterij – kwekerij bloemklokje - klokbloem, woudnarcis bloemknop albastrum bloemkoek - caenanthium, hypanthodium bloemkoolziekte boren, klemhart, schift, waterziek bloemkrani - kroon, wrong bloemkroon corolla bloemkroonblad petaal bloemkoolneus - rinofyma bloemkroonachtig - petaloïd bloemkweker – bloemist, florist bloemlezing analecta, anthologie, antologie, chrestomathie, heul, krestomat(h)ie, bloemmotief arabesk bloemornament feston bloemperk in een tuin – bed, rabat bloempje - madelief, melati, viooltje bloempje uit de bergen - alpenklokje bloemplant – anthofyta, bloeier bloemriet - canne bloemrijk – beeldend, polyanthisch bloemrijk feest - corso bloemruiker - boeket bloemschede - spata bloemsierkunst, (Jap.) - ikebana bloemslingers guirlandes bloemsteker - snuittor bloemstuk boeket, corsage, krans, ruiker bloemsijsje - barnsijs bloemsoort - buisbloem, lipbloem, muilbloem, steelschaalbloem, sterbloem, vlinderbloem, windbloem bloemtros bel bloemtuil ruiker bloemvak perk bloem van meel - donst bloem van roggemeel mik bloemvormig ornament fleuron bloemzoet - lief, vriendelijk bloemzoom - limbus bloesem dragen - bloeien bloesem van zekere vruchtboom perenbloesem, kersenbloesem, appelbloesem, pruimenbloesem blohartig bang, beschroomd, laf(hartig), schuchter, bloheid lafheid, schuchterheid blok – boomschacht, complex, figuur, huizengroep, katrol, klamp, klomp (Z.N.), klos, offerblok, onderstel, partijgroep, patroon, pootkluister, stapel, stronk, stuk, tronk blok (scheepsterm) katrol blok (fig.) last, lastpost blok aan een paardenbeen – bengel blok brandhout - stomme blok dat twee palen bijeen houdt ezelshoofd blok, deel van een - nagel, neut, wang, wartel blokdruk – xylografie blokhaak - kruishaak, winkelhaak blok hout – klomp blok hout onder paardehoeven - trip blokhuis – citadel, seinhuisje, wachthuisje blokje – klos, klont blokje brandstof - briket blok kalksteen - clint blok staal – bram blokje steen onder een kozijn - neut blokje van een strijkstok - slof blok turf – briket blok ijzer waaruit blik wordt geperst - bram blokkade afsluiting, beleg(ering), belemmering, blokkering, hindernis, insluiting, vastlegging blokkadebreker runner blokken afsluiten, blokkeren, sloven, studeren, vossen, zwoegen blokkeren - afsluiten, caleren, stremmen, verhinderen blokkering – afsluiting, blokkade, insluiting, omsingeling, versperring blokkeringscondensator - sperring blokleem - keileem blokmaker - chemigraaf, clichémaker blok om te hijsen – katrol blokschaaf - gerfschaaf, roffel, voorloper blokschoen – klomp blokvorming - coalitie, pact blokwalsen - blooming blokwerk - fluitregister blond - licht blond meisje blondine, blondje bloodaard bangerd, lafaard bloosangst - erytrofobie bloot – adamskostuum, baar, blik, eenvoudig, enkel, kaal, naakt, onbedekt, ongekleed, ongewapend, ontkleed, open, poedelnaakt blootgesteld aan - onderhevig, onderworpen blootleggen – denuderen, exponeren, ontdekken, onthullen, openbaren blootlegging - denudatie, ontbloting blootgelegd openbaar blootstellen – riskeren blootwol - plootwol blootsvoets – barrevoets, ongeschoeid blos fleur, gloed, (schaam)rood, tint blotelijk - alleen, eenvoudig, enkel bloter - ploter bloterik - naaktloper, nudist blouse – bovenlijfje, jongensbuisje, kiel, shirt, werkkiel blouson - windjak blouwel - hennepbraak blowen - roken blozen bleken, kleuren blubber – bagger, derrie, dras, modder, prut, slib, slik, slijk blubberen – baggeren, modderen blubberig - modderig bluf – blague, bluffen, boerenbedrog, branie, dapper, durf, fanfaronnade, gepoch, grootspraak, humbug, lust, moed(ig), muf, onverschrokkenheid, opschepperij, ostentatie, pocherij, poeha, poempa, pompa, praal(zucht), pralerij, poeha, puf, renommage, snoeverij, trek, vertoon, vertoonmaking, zwetserij bluffen bogen, geuren, grootspreken, opscheppen, opsnijden, pochen, pralen, protsen, roemen, snoeven, steunen, trots bluffer blaaskaak, blageur, bramarbas, branie, dikdoener, grootspreker, keker, opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, proleet, proneur, snoever, zwetser, blufferig - astentatisch, dikdoenerij, grootsprakig, opschepperig, pocherig, protserig, snoeverig, winderig blufferij – grootsprekerij, opschepperij, snoeverij blunder – betise, bok, domheid, enormiteit, flater, fout, miskleun, poedel, stommiteit, vergissing blusapparaat – brandblustoestel, brandslang, poederblusser, sprinkler(installatie) blusmiddel – brandkraan, brandslang, doofpot, extincteur, schuim, schuimblusser, spuit, stikstof, water, zand bluspot - doofpot blussen doven, lessen, smoren, uitdoen, uitmaken blusser – brandweerman blustoestel - annihilator blut – arm, berooid, gust, kaal, platzak, rut bluts braam, buil, deuk, eschaard, kneuzing, kwetsuur, schaard, blutsen – kneuzen, kwetsen blij - blakend, glunder, heuglijk, ingenomen blij(de) - ballista, blijgeestig, blijmoedig, gelukkig, heuglijk, monter, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk, verblijd(end), vergenoegd, verheugd, verrukt blijde boodschap - Evangelie, verkondiging blijdschap - genoegen, plezier, pret, voldoening vreugde blijft na het kaas maken over - wei blijgeestig - gulhartig, opgeruimd, opgewekt, vrolijk, joviaal, blijheid - levenslust, blijdschap, opgetogenheid, opgewektheid, verheugenis, vreugde, vrolijkheid, blijk - betoon, bewijs, geloof, geschenk, kenteken, merk, proef, proefteken, proeve, teken, uiting blijde - opgewekt blijde boodschap evangelie, verkondiging blijdschap – blijheid, genoegen, vreugde blij en jolig - vrolijk blijft er na brand over - as, sintels, verbrandingsproduct blijft er na het kaasmaken van de melk over - wei blijf staan – halt, ho, stop blijgeestig hartelijk, joviaal, levenslustig, opgeruimd, opgewekt, verheugd, vrolijk blijheid blijdschap, blijgeestigheid, geestigheid, levenslust, opgewektheid, vrolijkheid blijk betoon, betuiging, bewijs, proef, teken blijkbaar – apert, blijkend, duidelijk, evident, kenbaar, kennelijk, klaar, merkelijk, ogenschijnlijk blijken – aantonen, beseffen blijkens volgens blijkens de akten – t.a. blijkens het voorafgaande derhalve, dus, ergo blijk geven - betonen, uiting blijk van aandacht - attentie blijk van aandacht attentie blijk van erkentelijkheid – dank, dankbaarheid blijk van genegenheid - gunst, kus, liefde, omhelzing, present blijk van hoogachting – eerbewijs, egard blijk van innerlijk vuur - vurig blijk van tevredenheid - beloning blijk van verdienste - erekruis, ridderorde blijk van verering – eerbetoon, eerbetuiging eerbewijs, ereblijk, groet, knieval, referentie blijk van vroegere aanwezigheid spoor blijk van waardering beloning blijkbaar - apert, blijkend, duidelijk, evident, kennelijk, klaar, manifest, merkelijk, ongetwijfeld, onmiskenbaar, tastbaar blijkens - volgens blijkgevende van gebrek aan inzicht - onoordeelkundig blijkgevende van gezond oordeel - oordeelkundig blijmoedig - opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk blijmaken – plezieren, verblijden, blijmoedig opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk blijspel klucht, komedie, treurspel blijspel van Hooft - warenar blijven – standhouden, toeven, voortbestaan blijven aandringen – persistentie, persisteren, perseveren, volharden, volhouden blijvend bestendig, definitief, duurzaam, immer, passend, permanent, stabiel, standhoudend, stationair, voorgoed blijven hangen – lijmen, plakken blijven plakken - kleven blijven slapen – logeren, overnachten blijven steken haperen, stagneren, ophouden, stokken, stoppen blijven zitten – doubleren blijvend - aanhoudend, aldoor, altijddurend, bestemd, definitief, durabel, duurzaam, eeuwig, onophoudelijk, permanent, stabiel, standhoudend, stationair, vast, voortdurend blijvend deel ven een gewei - rozestok blijvend verwijderen van haren - epileren blijvende haargolf permanent blijvende waarde - klassiek blijvende ziekte kwaal boa – bontsjaal, halsbont, koningsslang, serpent, slang, verenbont bob – slede, slee, thuisbrenger bobbekop bullebak, dikkop, dwarskop, waterhoofd bobbel bal, bel, blaar, blaas, buil, buit, bult, gezwel, knobbel, oneffenheid, pukkel, zwelling bobbelig - hobbelig bobbeltje – bultje, puistje, pukkel bobbeltjesstof everglaze bobben - bobsleeen bobberd dikkop, dikzak, lomperd bobberen - poperen bobby - politieagent bobine – inductie(klos) bobijn - klos, spoel bobo – kopstuk, voorman bobslee rijden bobben bocaja - apache, boef, (Mal.) kaaiman bocconia - macleaya bochel - bult, bultenaar, gebochelde, gibbositas, gibbositeit, kyfose bochelen - ranselen bocht afval, baai, boezem, boog, bot, buiging, curve, detour, draai, draaiing, flexuur, golf, inbuiging, inham, knie, kink, knik, kromming, kromte, kronkel, kronkeling, krul, meander, melkplaats, ontuig, pacotille, slag (om een paal), sinus, slinger, strip, trend (Eng.), uitschot, wending, wikkeling, winding, uitschot, zwenking bocht in de endeldarm - sigma bocht van het been - ham bochtig angelus, ingewikkeld (fig.), kronkelend, kronkelig, tortueus, verwrongen, bochtig deel - meander bochtige kronkelende streep ader bochtige weg kronkelpad bod aanbieding, aanbod, annonce, kooppoging, offerte, propositie, prijsopgave bod, een-doen - bieden bodder - assepoester, sloof, werkezel bode afgezant, agent, bediende, berichtgever, besteller, boodschapper, brenger, dienstmeisje, facteur, gezant, koerier, lakei, loper, nuntius, overbrenger, pedel, postbezorger, vrachtrijder, werkster bode aan een universiteit - pedel bode der goden Hermes, Iris, Mercurius bode van een academie pedel bode van vrede en geluk - arkduif bodega bar, taverne, wijnhuis, wijnkelder, wijnlokaal bodeloon – transportkosten, vrachtloon, vrachtprijs bodem aarde, aardkorst, aardoppervlakte, basis, bedding, bodemafzetting, fond, fundus, grond, grondgebied, land, grondvlak, minimumprijs (beurs), onderkant, onderstuk, oorlogsbodem, prijslimiet, schip, schoot (der aarde), sediment, substraat, terrein, vlakte, vloer bodemademhaling - aëratie bodemafzetting sediment, sedimentatie bodemgesteldheid - reliëf bodemgroef - gergel, glee, inkrozing, kroost, bodemhorizont (ijzer)oerlaag, koffiebank, loodzand bodeminzinking depressie, ponor, slenk bodeminzinking in Azië Dode Zee, Toerfan bodemkunde pedologie bodemkundige pedoloog bodemlaag – aardkorst, bed, bedding bodemloos - grondeloos, onverzadelijk bodemloos vat - danaïdevat bodemopening – gat, put bodemprofiel podzol, tsjernozom bodemrijkdom - erts, mineraal, olie bodemrijzing bijhoudend – antecedent bodemslijtage - erosie bodemsoort - podsol, podzal bodemsoorten - duingronden, geestgronden, kleibodem, veenbodem, zandbodem bodemverheffing - berg, bergketen, duin, hoogte, klif, steilte bodemverschijnsel erosie, inspoeling, profielvorming, uitspoeling, verkitting, verwering ,verzakking bodemverzakking - slenk bodemvlak - grondvlak bodemvloeiing - solifluctie bodemvorming – pedogenese bodemwater – grondwater, kwelwater, welwater bodemziekte - boutvuur, klem, miltvuur bodes der goden - Iris bod op een veiling – inzet bodverhoger – (op)bieder body – corpus, lichaam, lijf bodyguard – bewaker, lijfwacht boeba - boeman, bietebauw Boeddha - Gautama (Ind. prins), Fo, Mo, (bij de Chinezen) Boeddha, leer van - boeddhisme, dharma Boeddha, neef en leerling van - Ananda Boeddhisme, soort - hinajana, mahajana, theravada Boeddhisme, stichter van het - Boeddha Boeddhistisch begrip Nirwana, Nirvana Boeddhistisch dogma – karma Boeddhistisch geschrift Soetra Boeddhistisch heiligdom – Boroboedoer, pagode, stoepa tempel Boeddhistisch hiernamaals - Nirvana, Nirwana Boeddhistisch ideaaltoestand - Nirvana Boeddhistisch monument - dagob(a) Boeddhistisch monument op Java Djago, Dsjago Boeddhistisch nieuwjaar Thet Boeddhistisch oerprincipe - brahman Boeddhistisch stadium - kalpa, nirvana Boeddhistische bedelmonnik bhiksjoe Boeddhistische canonieke boeken - santri Boeddhistische concentratie - samadhi Boeddhistische geestelijke - bonze Boeddhistische gemeenschap - sangha Boeddhistische heilige Bodhisattva Boeddhistische heilige stad Lhasa Boeddhistische kerk tera Boeddhistische kuisheid - ahimsa Boeddhistische kwade geest Mara Boeddhistische leek - spasaka Boeddhistische literatuur - gatha Boeddhistische meditatie samadhi Boeddhistische moeder Maya Boeddhistische monnik - arhat, bo, bonze, bhiksjoe, lama, sthavira, thera Boeddhistische monnikenleven - bhiksjoe Boeddhistische monnikenorde - Sangha Boeddhistische onsterfelijkheld Nirvana, Nirwana boeddhistische priester - bachsji boeddhistische priester in Tibet - lama Boeddhistische school - sjinto, tantra, tendai, tientai, vinaja, yoga, zen Boeddhistische taal – pali Sanskriet Boeddhistische tempel – pagod, dagob, dagoba, stoepa, tjandie Boeddhistische tempel op Java Boroboedoer Boeddhistische titel Mahatma Boeddhistische tucht - vinaja Boeddhistische weg naar de ideale toestand - yoga Boeddhistische wet - dharma Boeddhistische zaligheidstoestand - nirvana boedel erfenis, huisraad, inboedel, inventais, legaat, meubilair, nalatenschap, vermogen boedelbeschrijving inventaris boedelceel - inventaris boedelkamer weeskamer boedellijst - ce(d)el boedelrechter curator boedelverkoping – veiling boederie - gemak, gepruil boef bandiet, belhamel, boosdoener, deugniet, galeiboef, guit, misdadiger, rakker, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, straatjongen, niet-korpslid (stud), vagebont boefje deugniet, rakker, schelmpje, stouterd, straatbengel boeg – neus, paardeborst, steven, voorschip boegbeeld - schegbeeld boegen - koersen, varen, zeilen boegseren - remorqueren boegslag - scheepswending, slagboeg, boegspriet kluifhout boeg van een schip - punt boei baak, baakjoon, baken, bank, belboei, breel, brulboei, dobber, joon, halsijzer, hand(voet)beugel, keten, kluister, knevel, lichtboei, prang, ton boei aan een net joon boeien - betoveren, bezighouden, binden, captiveren, fascineren, interessant, interesseren, ketenen, kluisteren, knevelen, manchetten, vastbinden, vinculeren boeien losmaken - slaken boeiend – fascinerend, interessant, onderhoudend, pakkend, spannend, verrukkelijk boeilicht – holmeslicht boeiton op de beug - breel boek band, bundel, encyclopedie, foliant, geschrift, lectuur, naslagwerk, novelle, roman, turf, volume, woordenboek boek Hebr. sefer boek dat geslachtswapens beschrijft – armoriaal boek der boeken - bijbel boek der getallen – Numeri boek der Hindoes - veda boek der Mohammedanen – koran boek der liederen sje-ting boek der oorkonden - sjoe-ting boek der riten litji boek der veranderingen – itjing boek met gebeden - brevier, getijdenboek boek met kaarten atlas boek met lege bladen – album boeken met monsters - staalboeken boek met reisgegevens baedeker, reisgids boeken om te lezen - lectuur boek over de Britse adel – debrett boek over dieren en hun eigenschappen - bestiarium boek , groot foliant boek voor verzamelingen – album boek van de notariële akten - protocol boek van groot formaat folio boek van Mozes - Deuteronomium, Exodus, Genesis, Numeri, Leviticus boek van M. Twain – Tom Sawyer boek van voor de uitvinding der boekdrukkunst - codex, handschrift boek uit de beginperiode der boekdrukkunst - incunabel, wiegedruk boekaankondiging - bespreking, recensie boekachtig – onnatuurlijk, stijf boekanier buffeljager, filibuster, kaper, piraat, vrijbuiter, wilddief, wildstroper, zeerover boekband – omslag boekband met ribbels - ribbeband boekbandversiering – kapitaalbandje boekbeoordelaar - recensent boekbeoordeling - bespreking, recensie boekbeschrijver bibliograaf boekbeschrijving - bibliografie boekbespreker - referent boekbespreking recensie, kritiek boekbewaarder - bibliothecaris boekbindersleer - kunstleer boekbinderslinnen - bougram, buckram boekbinderstempel filet boekbindersterm folio, katern, kwarto, oblong, octavo boekbinderswerktuig dunmes boekdeel band, boekwerk, tomus, volume boekdruk - hoogdruk boekdrukkersfamilie Blaeu, Elsevier, Plantijn boekdrukker - typograaf boekdrukkerswerktuig – ferlet, kruk, kruis, tenakel boekdrukkunst typografie boekdrukterm - toestel boekdrukzethaak - ferlet boekeboom - beuk, beukeboom boekehout - beukehout boekel – haarkrul boekelegger - leeswijzer boeken aantekenen, bespreken, debiteren, inschrijven, noteren, optekenen, registreren, turven boeken (de 5) - pentateuch boekenafschrijver - kopiist boekenbeschrijver - bibliograaf boekenbezit bibliotheek boekenclub - lezerskring boekengek – biliofiel, bibliomaan boekenkamer – boekerij boekenkenner - bibliograaf boekenkennis - bibliologie, bibliognosie boekenlegger lees en bladwijzer boekenliefhebber - bibliofiel boekenlijst - catalogus boekenmens - kamergeleerde boekenplank – regaal boekenrek - boekenplank, regaal, boekenschrijver - auteur boekenstandaard – lessenaar boekentas - map boeken ter verstrooiing - ontspanningslectuur boeken uitleenbedrijf - stuiversbibliotheek boekenverzameling – bibliotheek, boekerij, kloosterboekerij, librije, stadsboekerij boekenvriend bibliofiel boekenwurm - student boekenzot - bibliomaan boekerij bibliotheek, leeszaal boeket – bloemstuk, bos, bosje, dot, kuif, pluk, ruiker, toef, tuil, tuiltje, wijngeur boeket bloemen - bloemetje, ruiker boekformaat duodecimo, folio, kwarto, kwartijn, oblong, octavo, octodecimo, sextesimo boekhouddiploma - P.D., S.P.D. boekhouder – klerk, pennelikker boekhouding inzake lonen - loonadministratie boekhoudkundige accountant boekhoudmethode - rekensysteem boekhoudplan - rekeningstelsel boekhoudterm balans, bank, budget, calculatie, credit, debet, deficit, giro, kas, kasgeld, kruispost, post, rente, saldo boeking – inschrijving, registratie boekit (Mal.) - berg, heuvel boekje – aantekenboekje, (zak)agenda, boekje dat tekst van opera of operette bevat - libretto boekje met examenopgaven - toetsnaald boekje van postpapier - katern boekje voor diverse dingen - livret boekmaag – bladmaag, boekpens, omasus boekmerk - ex-libris boek met gedichten - bundel boek met landkaarten - atlas boeknaam titel boekomslag – coverstofomslag, kaft boekonderdeel band, katern boekorgel - harmonika boeksharing - bokking boekslot - krap boekstaven opschrijven, noteren boekteken - ex-libris boek ter beoordeling - recensie-exemplaar boek van de schrijver - auteursexemplaar boek van groot formaat - foliant boek van Mohammed – koran boek voor loonadministratie - loonboek boek voor verzamelingen - album boekvergrendeling - krap boekverhaal roman boekverluchter - illustrator boekverzameling bibliotheek boek voor verzamelingen – album boek waarin gegevens over de adelstand staan - adelboek boek waarin voorname bezoekers hun naam zetten - guldenboek boekweit - graansoort boekweit breken - grutten boekweitgort - grutten boekweitkruid - zwaluwtong boekweitvergiftiging - fagopyrie boekwerk boekdeel, bundel, foliant, last, novelle, paperback, roep, roman, volume boekwinst - imaginair boel brui, dingen, drukte, herrie, hoop, inboedel, massa, menigte, ordeloosheid, rataplan, reut, rommel, troep, veel, wanorde, zooi, zwik boelage - minnerij, overspel boeldag - veiling, verkoopdag boel die overhoop is - bende, rommel boeleerder – minnaar, overspelige boeleerster - hoer, prostituee boelen – hokken, samenwonen boeleren – hokken, samenwonen boelig rommelig, wanordelijk boelhuis – veiling, verkoophuis boelkenskruid - agrimona, koninginnekruid, leverkruid boelmansvorke - waterboelkenskruid boeltje – rommel(tje), zwikje boelijnspruit - hanepoot boelijnsteek - ankersteek boeman bietebauw, bullebak, spook boemel - stoptrein boemelaar - bamser, flierefluiter, fuifnummer, kroegloper, losbol, pierewaaier boemelen – bambrocheren, brassen, dweilen, pierewaaien, wallebakken, zwieren boemeltrein boemel, stoptrein boemerang - werphout boender – borstel, luiwagen, schrobber, schuier boendergras – bentgras, smele boenen kuisen, rossen, poetsen, reinigen, rossen, schoonmaken, schrobben, verdrijven, wassen, wegjagen, wrijven boenmiddel - poeder, was, zeep Boeotië, hoofdstad van - Thebe Boeotië, stad in - Tanagra boer Afrikaan, agrariër, akkerman, bouwman, buitenman, dorpeling, farmer, heiboer, heikneuter, hoevenaar, huisman, kaffer, keuterboer, kinkel, landbouwer, landman, lomperd, oprisping, plattelander, ploeger, ructatie, ructus, veehouder boer, kleine - keuter boer (Arab.) fellah boer (ind.) tani boer (Rusl.) – koelak, moejik boer in kaartspel enz, - Jack, Piet, pion, zwartepiet, boer in U.S.A. farmer boer met kleinbedrijf keuter boerachtig - boers boerderij – bedoening, boerenhoeve, boerenhuis, boerenwerf, farm, gedoe, havezate, heem, heemstede, heemstee, hoef, hoeve, hof, hofstede, keuterij, landhoeve, ranch, State (Fries), stede, stee, stel, stulp, stolphuis, zate boerderij, deel van een - boenhok, dars, deel, hooivak, karnhuis, karnmolen, koehuis, melkkelder, schuur, stal, voorhuis, wisch boerderij in Amerika - farm boerderij in Friesland - state boerderij in Z.Am. – estancia, hacienda boerderijtype - hoeve, langgeveltype, los-hoes, stelp, stolp boeren – eructatie, landvolk, oprispen boerenaal paling, aal boerenbedrieger – kwakzalver boerenbedrog - humbug, kwakzalverij, oogverblinding boerenbedrijfje - keuterij, kolchoz boerenbende - troep boerenbezit – landgoed, zate boerenboon - tuinboon boerenbuis - kiel boerendans – klompendans, villanelle boerendochter - deern(e) boerendoening – boerderij, hoeve boerendozijn dertien boerendracht - kiel boerenerf – brink, heem boerenfluit – herdersfluit, schalmei boerenhengst - boerenlul, kinkel, lomperik, pummel boerenhoeve - boerderij, hofstede boerenhofstede havezaat, bisette boerenhooi - zate boerenhufter – botterik, kaffer, kinkel, lomperd, lomperik, pummel boerenkant - bisette boerenkers – herik, tasjeskruid, veldkruidkers boerenkiel boezeroen, hes, kazak, smock (Eng.) boerenkinkel kinkel, lomperd, loebas, pummel boerenknecht - boerenarbeider (inw), boever, landarbeider, (Sp.) peon boerenknoop - (bargoens) rijksdaalder, hielingsteek boerenkool - kruikooi boerenkool slijpen - beunhazen, knoeien boerenland - platteland boerenleenbank - Rabo, Raiffeisenbank boerenlook - kraailook boerennachtegaal - basterdnachtegaal, (hegge)mus, huismus, kikvors boerenopstand (van 1358 in Frank rijk) – Jacquerie boerenpartij - bp boerenplaag – akkerdistel, vederdistel boerenplaats - hoeve, landgoed, 4stee, stolp, stuip, werf, zate boerenpummel – kinkel boerenroos - pioen, pioenroos boerensjees - tilbury boerenspraak - patois, plattelandsdialekt boerentrien – totebel, troela, trut boerenvlegel - kinkel, pummel boerenvoertuig - boerensjees, boerenslede, beugelsjees, bolderwagen, disselsjees, sjees boerenvrouw - boerin boerenwafel wentelteefje boerenwagen (4 wielen) voor landbouwgebruik - brak boerenwerktuig – dorsvlegel, eg(ge), gaffel, hark, hooivork, kam, karn, kouter, nek, pikkel, ploeg, reek, riek, sikkel, vlegel, vork, wan, zeis boerenwoning heem, hoeve, hofstee, boerderij, havezaat boerenwoning met alles onder één dak – taswoning boerenwormkruid - ganzebloem, reinevaar, steenvaren boerenzwaluw – zwaalf boerig – boers boerin - boerenvrouw, dorpelinge boerinachtige vrouw - trien boerinnenkostuum in Oostenrijk en Zuid-Duitsland - dirndl boer met klein bedrijf - keuter Boeroendi, bevolkingsgroep in - Hutu, Toetsi, Twa boerig boers boers – agrest, arcadisch, boerachtig, boerig, dorps, grof, landelijk, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaamd, ongemanierd, plat, plomp, ruraal, rustiek, smakeloos boerschap buurt, gehucht boerse lompe vrouw - trien boers en grof - lomp boersheid - lompheid, platheid, rusticiteit, ruwheid boers en grof - lomp boersheid - platheid boert aardigheid, anecdote, bak, badinage, farce, geestigheid, gein, gekheid, grap, gril, grol, jen, jocus, jokkernij, klucht, kortswijl, kuur, kwinkslag, leut, loer, lolletje, luim, mop, poets, pots, raillerie, scherts, snakerij, spot, ui, zwank (Z.N.) boertachtig - kluchtig, schertsend boerten - gekscheren, jokken, mallen, schertsen, schetsen boertend – schertsenderwijs boerterij - boert boertig aardig, burlesque, gekscheren, grappig, guitig, kluchtig, komisch, luimig, olijk, oubollig, plat, snaaks boertige nabootsing – parodie boertigheid - scherts boertje - plattelander boesman - bosjesman boet schuur, loodsje, poena, vuurtoren boete – bekeuring, bon, expiatie, geldstraf, penaal, pene, penetentie, poena, poene, straf boetedoend kluizenaar fakier, fakir boetedoening expiatie, penitentie boetedoening van 40 dagen - quadrageen boetedrank - poenitet boetekleed - cilicium boeteling bekeerling, penitent boetemonnik - fakir boeten aanleggen, bekopen, betalen, bevredigen, bezuren, genezen, goed, helen, herstellen, lappen, lessen, lijden, maken, ontgelden, ontsteken, repareren, voldoen boetende bedelmonnik – fakir boetezang - miserere boethuis - boede boetiek – modewinkel, winkel boetpredikatie - strafsermoen boetprofeet - Jeremia, Jona boetseerdeeg – plasticine boetseerder - beeldmaker, modelleur, modelmaker, vormgever, vormer boetseerhoutje – ébauchoir boetseerklei - chamotte boetseerkunst plastiek boetseerstof - plastiline boetseerstokje – mirette, ebouchoir boetseerwerktuig - mirette boetseren – modelleren, vormen boetserend - plastisch boetvaardig berouwvol, deemoedig, ootmoedig, penitent boetvaardige zondares Magdalena boevenbende gang, dieventroep boevennet - enternet, vinkenet boeventaal - argot, bargoens, dieventaal boeventuig - penose boevenwagen – gevangeniswagen boevenwereld - onderwereld boever - boerenknecht boeverig – schelmenstreek boezel - boezelaar, werkmanssloof boezelaar eva, schort, sloof, voorschoot boezem atrium, borst(en), buste, gemoed, golf, gremium, (in)borst, inham, schoot, sinus, spui, watercomplex, zeeboezem boezem van het hart – atrium, boezemrib, steekbalk boezeroen van wol - onderbaadje boezemvriend bel ami, intimus, kameraad boezemvriend van Achilles - Patrochus boezeroen – buis, hemd, kazak, kiel, overhemd, shirt, werkkiel boezeroen van wol onderbaadje bof buitenkansje, geluk, klap, meevaller, plons, slag, stoot, toeval, tref(fer) boffen – treffen, zwijnen boffer geluksvogel, mazzelaar bofje - luk bofkont – geluksvogel, mazzelaar bogaard - boomgaard bogen – bluffen, pochen, pralen, pronken, roemen, schitteren bogengaanderij – arcade, portiek bogengalerij – arcade, berceaux, bogengang bogger - fielt, smeerlap, sodomiet Boheems aardewerk - sideroliet Boheems glas - filiglas, kaliglas, kalkkristal Boheems musicus - Smetana Boheemse broeders - hernhutters Boheemse dans - polka, regdona bohemiene Boheemse berg - Jeseniky, Snezka Boheems gebergte - Kirkonôse, Sumara Boheems glas - kaliglas, kalkkristal Boheems musicus - Benda Boheemse dans - polka Boheemse nationale dans polka Boheemse sekte voor Abraham’s besnijdenis - Abrahamieten Boheemse sterrenkundige - Kepler Boheemse zomerschoen opank Bohemen, rivier in - Berounka, Bilina, Labe, Ohoe, Sazara, Tepla, Vltava Bohémien artiest, zwerver Bohol, hoofdstad van – Tagbilaran Boisering - beschot, boisage, lambrizering bok blunder, domkop, ezel, flater, fout, geit, lomperd, misslag, sik, stommiteit, takel, vergissing bok van hijswerk dirkkraan bokaal beker, kelk, poculum, ro(e)mer, wijnglas, wisselbeker bokachtig - bokkig, koppig, lomp, onbeleefd, ruw bokkalf kitsbok bokkebaard - boksbaard, puntbaard, sik bokkekruid - tuinheester bokken - pruilen bokkenpoot – teerkwast bokkepit - beukenootje, bokkepoot, koekje, teerkop, teerkwast bokkerig - humeurig, knorrig, kregel, nors bokkerij - stotig bokkesprong - kuitenflikker bokkensprongen – cabriolen, capriolen, luchtsprongen bokkever - boktor bokkig nors, koppig, lomp, nors, ritsig, stuurs, tochtig, hardnekkig, tegendraads bok of blunder – flater bok of sik - geit bokkraan - brugkraan bokleer - marokijn boks – duw, stoot boksbaard – morgenster, salzafij boksbeugel - kneukelijzer boksbom - lupine, waterdrieblad boksboon - lis, lupine, waterdrieblad boksen – knokken, pugileren, vechten, vuistvechten boksenpoffer - broekeman bokser – pugilist, vuistvechter boksersoor - bloemkooloor boksharing - bokking bokspartij - pugilist, vuistgevecht bokspeterselie - pimpernel bokspodium - ring bokspoot – duivel, faun, pan, sater, bokspotige Pan - Aegipan boksstoot – kopstoot, k.o.stoot, linkse, rechtse, swing, uppercut boksterm bantam-, clinch, counter, blokken, clinch, counter, directe, groggy, hoekstoot, nastoot, halfzwaar-,licht-, midden-veder-, welter-, zwaargewicht, hoek, k.o., linkse, opstoot, punch, rechtse, ring, ronde, stoot, uppercut boksvoet - duivel, Pan, sater bokswedstrijd voor het kampioenschap titelgevecht boktor - acrocinus, bokkever, clytus, macrotoma boksijzer - boksbeugel bol – aardbol, bal, broodje, bul, cilindervormig, convex, globe, hemellichaam, hoed, hoofd, kluwen, kogelvormig, kraan, opgezet, pafferig, plantenstengel, pof, prop, rond, sfeer, stier, zaaddoos bol gedeelte van een fles buik bol naar buiten uitsteken - uitpuilen bol zijn - puilen bola - lasso bolder - belder, brileend, duikereend, werpbol bolderik - brileend bola – lasso, werpkoord boleet - buiszwam, eekhoorntjesbrood bolgewas – amaryllis, bieslook, crocus, eslook, hyacint, knoflook, krokus, look, lelie, narcis, nerine (Z.A.), rammenas, saffraan, siepel, sjalot, sneeuwklokjes, sneeuwroem, tulp, ui bolheid - gevuldheid, rondheid, weldoorvoedheid bolhoed – derby, garibaldi, kaasbolletje, pothoed bolhol - concaaf, convex bolide - vuurbal Boliviaanse berg - llampu, llimani, Musurata, Ollaqué, Sajama, Tacora Boliviaanse hoofdstad – Sucre Boliviaanse letterkundige - 4 Diaz, Lara 5 Fabre, Finot, Pinto 6 Echazu, Freyre, Geurra, Tamayo 7 Aquirre, Alarcon, Cerruto, Coimbra, Gerruto, Jimenez, Mendoza, Mercado, Ramallo, Torrico 8 Bedregal, Cespedes, Reynolds Boliviaans meer - Poöpomeer, Titicacameer Boliviaanse munt boliviano, centavo, peso Boliviaanse munt, oude - sueldo Boliviaanse rivier - Beni, Irénez, Mamoré, Potosi Boliviaanse staatsman - Sucre Boliviaanse staatsmijnen - Comibol Boliviaanse vallei - yunga bolkap kalot bolknak - sigaar bolknop bijbol, klister bolkruid - wolfsmelk bolkwast - pompon bolleboos – heksenmeester, kei, kraan, uitblinker bollebuisje poffertje bollen - zwellen bollepraat - larie, nonsens, onzin boller worden opzetten, zwellen bolletje - kadet bolletje papier - propje bolletreeboom – balata bolletriehout - paardevleeshout bolle vorm - ronding, sfeer, sferisch bollig - tochtig bol maken bomberen, rondzetten, welven boloferiet - hedenbergier bolplant - tulp bolrond – convex, sferisch bolrond horloge - savonet bolrond zaad - erwt bol staan - uitpuilen bolstaande plooi - pof bolster bast, buitenschil, bulster, dop, kaf, korst, omhulsel, palie, pel, peul, peluw, schil, sloester bolster van graan - zemel bolus aardkluit, billen, gebak, kleiaarde, stroopballetje, strooppil, zegelaarde bolvorm – kogelvorm bolvormig bol, convex, globosus, globuleus, rond, sferisch bolvormig dak koepel bolvormig lichaam - knop bolvormig omhulsel ballon bolvormig voorwerp bal, knikker, stuiter bolvormige bacterie - kok, coccus bolvormige driehoek - boldriehoek bolvormige koek - oliebol bolvormige opwelving dome bolvormige uitwas - knobbel bolvormige verharding of verhevenheid knobbel bolvormige versiering - ponpon bolwerk bastion, boulevard, burcht, fort, lunet, paalwerk (zeedijk), ravalijn, redoute, reduit, rondeel, schans, vesting, versterking bnolwerken - klaarspelen bolwerksgordijn - courtine bol wol – kluwen, knot bolwolk - globule bom - projectiel, raket bom die niet ontploft is - blindganger bom die op bepaalde diepte explodeert - dieptebom bom van een vat - bommel, spon bomaanval - bombardement, luchtaanval bombarde bromwerk in orgels, steengeschut bombarderen – aanvallen, beschieten bombardeerschip - bombarda, bombarder bombardon - bastuba bombarie beweging, bombast, drukte, getier, gezwets, grootspraak, heibel, herrie, klatergoud, klink, klank, lawaai, misbaar, ophef, opschudding, poeha, sensatie, spektakel, tamtam, vertoon bombast – bombarie, gezwollen, hol, kletskoek, larie, nonsens, retoriek, woordenpraal bombastisch - gezwollen, hoogdravend, retorisch bombaxachtige - adansonia, cerbo, durio, pachira bombazijn – moleskin, pilou bomberen - bollen, buigen, rondzetten, welven bom die niet ontploft - blindganger bomen – keuvelen, kletsen, redekavelen bomen inkorten – toppen bomen kappen – vellen bomen merken voor de verkoop – aanbikken bomen of vaten met brandijzer merken - ritsen bomen omhakken – kappen, vellen bomentuin park bomen veredelen – enten bomentuin - arboretum, park, stadstuin, wildpark bomentuin ten dienste van de wetenschap - arboretum bomgat galmgat, spongat bommel – spon bommen gooien - bombarderen bommenwerper - bombardier bommerd - kanjer, kokker(d) bomvol - eivol, gortvol, overvol, propvol, stampvol bomvrij gewelf bunker, cazamat, kazemat, onderkomen (mik), poterne, schuilkelder bomvrije gang – poterne bon – afgiftebewijs, bekeuring, bewijs, cedel, ceel, kwitantie, nota, prent, reçu, teken bonaf - goed af bonafide – betrouwbaar, eerlijk Bonaire, hoofdplaats van - Kralendijk bonbon - lekkernij, praline, rumboon bonbon waar van men het uitpakt een knal geeft – knalbonbon bonbondoosje - bonbonnière bonbonschaaltje - bonbonnière bond alliantie, club, federatie, genootschap, Hansa, Hanze, liga, genootschap, organisatie, unie, verbond, verdrag, vereniging bond van handelssteden Hanze, Hansa bond van Ned. Architekten - BNA bond van rovers op Sicilië - Maffia bond van samenwerkende verenigingen – federatie bond van schilders - bent bond van verenigingen - federatie bondboek - Pentateuch, O.T. bondel – bundel, spon bondgenoot alliance, alliantie, geallieerde, helper, medestander, statenbond bondgenoot bij ede - eedgenoot bondgenoot (Lat.) - socius bondgenootschap alliantie, combinatie, federatie ,statenbond, Zwitserse kantons bondgenootschappelijk – federaal, federatief bondgenoten – geallieerden bondgenoten (Lat.) - socii bondig afdoende, beknopt, concies, degelijk, deugdelijk, duurzaam, essentieel, essentioneel, geserreerd, gewichtig, ingrijpend, kernachtig, klemmend, kort, kortaf, krachtig, lapide, leerrijk, pittig, samenhangend, sententieus, solide, stringent, summair, summier, vast, zaakrijk, zakelijk bondigheid - afdoendheid, beknoptheid, concisie, degelijkheid, gespierdheid, kracht, zakelijk, zaaklijkheid, bondsbesluurlijk stelsel - federalisme bondskist – ark bondsrepubliek - Duitsland bondsvolk - Israël bonen afhalen – repen bonenbrood - driekoningenbrood bonenhotel (barg.) - gevangenis bonenkruid keule, keune kruin, kuun bonenland - boonakker bonensoort - duivelbonen, paardebonen, pronkbonen, pronkers, pronksnijbonen, slabonen, spekbonen, (spek)snijbonen, sperziebonen, stam(sla)bonen, stok(sla)bonen, tuinbonen, veldbonen bonenstaak – slungel, klimstok bonenveld - boonakker bonenziekte - roest bonetvis - boniet bong - fuik bongel – knuppel, latierboom, pummel bonhomie jovialiteit bonificatie schadeloosstelling, vergoeding bongerd - boomgaard bonheur - salonkastje bonhomie - jovialiteit bonhomme - goedaardigheid, goedigheid, goedzak, gulhartigheid, hartelijkheid, jovialiteit, vriendelijkheid boni – batig, slot boniet - albikoor bonificatie – schadeloosstelling, vergoeding bonificeren – schadeloosstellen, vergoeden bonis gegoed, toeslag, welgesteld bonje - herrie, hot, ruzie, twist, bonjour – gegroet, goedendag bonjouren - wuiven bonk been, blok, bonk, bot, brok, kerel, klomp, klont, kluif, knok, knol, knook, knort, lomperd, schink, schonk, stuk bonkaarde - bonksel bonken – beuken, bonzen, kloppen, rammeien, slaan, stompen, stoten bonker – jekker, overjas, zeemansjas, veenarbeider bonket - banket, bolket, bonker, stuiter bonkig - benig, schonkig bonmarché – goedkoop bon-mot - kwinkslag bonne – dienstmeisje, kinderjuffrouw, kindermeisje, nurse bonnet - muts bon of factuur - nota bons dreun, klop, partijleider, plof, schok, slag, smak, val bont – afwisselend, allerlei, boa, dierenvel, erg, fleurig, gemengd, gespikkeld, gestreept, gevlekt, gortig, halskraag, kleurig, kleurrijk, luchtig, multicolor, opzichtig, pelterij, pels, pelswerk, polychroom, seal, veelkleurig, versicolor bont en blauw slaan – aftuigen bont gedrukt katoen - sits bont gekleurd kerngesteente – graniet bont gekleurde dagvlinder – schoenlapper, schoenmaker bont gekleurde edelsteen - toermalijn bont van Amerikaanse bunzing skunk bont van mongoolse lammeren - mongoline bont wollen weefsel - kelim bontbek pluvier - goudkieviet, goudpluvier bontjas – pels(jas) bonte kraai - schierroek bonte maki – vari bonte mengeling - mozaïek, staalkaart bonte piet – scholekster bonte vogel - ara (papegaai) bonte wilster - pluvier, zilverpluvier bonten muts kapoets, karpoets bontgekleurde nachtvlinder - oleander, pijlstaart bontjas pels bontjas der Finse soldaten - peski bontkleurig maken - bigarreren bontkoperwerk - borniet bontmanteltje - palatine bondmuts – sjapka bontpaard - agaattijger bontsjaal – boa, stola bontsoort boa, lam, mol, vos 4 kalf, mink, seal, vair 5 bever, bisam, iltis, konijn, nerts, otter, sabel, skunk, yemen 6 marter, mouton, murmel, nutria, ocelot, veulen 7 bunzing, caracul, genotte, hamster, karakul,krimmer, opossum, poolvos, roodvos, wasbeer, zeehond 8 antiloop, astrakan, beverlam, beverrat, blauwvos, eekhoorn, exotique, hermelijn, karakool, kolinsky, robbevel, sealskin, sobelfee, zeeotter 9 biberette, chevrette, fiberette, mongoline, persianer, petit-gris, sabelbont, whitecoat, zilvervos 10 chinchilla 11 breitschwanz, seal-electric bon-vivant - losbol, pretmaker bonttor - spektor bontwerk boa, pelterij, skunk, vos bontwinkel - pelleterie bonus gratificatie, extraatje, korting, premie, toegift, winstuitkering bonzen – beuken, bommen, bonken, dreunen, galmen, jagen, kloppen boodschap ambassade, bericht, brief, commissie, evangelie, inkoop, kennisgeving, konde, kondschap, last, mare, mededeling, melding, message, opdracht, tijding, taak, telegram, verklaring boodschappen - berichten, melden, overbrengen boodschappen doen - winkelen boodschappentas karbies boodschapper bode, expresse, Hermes,koerier, kruier, ordenans, profeet, Messias, verkondiger boodschapper der goden - Hermes, Mercurius boodschapper in het leger - ordonnans boodschapper van God - Gabriël boodschapster - koerierster boog absis, arc, arcus, armborst, bocht, curve, erepoort, gewelf, graadboog, kromming, ogief, overspanning, paander, poort, regenboog, schiettuig, schietwapen, strek (bouwkunde), uitspansel, verwelf, wapen boogbal - lob boog of welving - ronding boog van een gewelf – draagbalk, ogief, toog boog van ijf- of taxushout - ijfel boog voorzien van hor. welflijn – boogbord, strek, tangentbord boogbrug - viaduct boogfries - boogtafel, booggang berceau, pergola booggang met loof overdekt in tuinen - pergola booggewelf arcade booggewijze opgaande randen boven dakschilden – aandak booghout - ahorn, esdoren boog houtboom - haagbeuk boogkrab - steeloog booglamp - koolspits booglamp met ultraviolette, stralen - hoogtezon boogschutter Sagittarius boogsprong - courbette boogtrommel timpaan boogveld - timpaan boogvenster boograam boogvormen - ezelsrug, hoefijzerboog, klokboog, korfboog, 10 lancetboog, rondboog, spitsboog, steekboog, tudorboog boogvormig - 5ovaal, rond boogvormig bot - rib, ribbe boogvormig overhangend van bloemen 8knikkend boogvormige doorgang pergola, poort boogvormige insnijding – holte boogwelving - archivolt boogzaag – amputatiezaag, spanzaag boogzaag amputatie zaag, spanzaag bookmaker – totalisator boom balk, mast, paal, zie bomen boom - gezwel, hause, koersstijging, poliep, uitwas boom des doods - taxus(boom) boom des levens – sumakboom boom in het oude volksleven - linde boom op Java rasamala boom met luchtwortels waringin boom steunend op luchtwortels - waringin boom uit Amerika en Z. Azië – tamarinde boom uit de familie der peulgewassen - dadap boom uit Syrië ceder boom uit de Libanon ceder boom van een ladder - traam boom van het volksleven - linde boom voor pijlengif – upasboom boom waaruit welriekende, hars of skyrase vloeit - amberboom boomachtige struik - heester boomarm gebied - savanne boombast schors, schinde boombast als verpakking - seroen boombeschrijver - dendrograaf boombeschrijving dendrografie boombewoner – arboricool boomduif - houtduif, ringduif boomezel – mallejan, oets boomgaard bogerd, bogaard, bongerd boomhagedis – basilisk, fabeldier, leguaan boomhagedisje (Z.A.) - basilisk boomkangoeroe - dendrolagus boomkant boskant boomkever - houtbokje, meikever, molenaar boomkikvors - haagpuit boomklever - blauwspecht, brabander, klimvogel, spechtmees boomkrekel - cicade boomkruiper - klampvogel boomkunde dendrologie boomknoest boomkwast, knoop boomkweekkunst - arboricultuur boomkwekerij - arboretum, nterij, enthof, pépinière boomloos landschap - steppe boomloot ent boomloze hoogvlakte (Skand.) Fjeld boomloze vlakte bamba, llano, pampa, poesta, prairie, savanne, steppe boomloze hoogvlakte in de Andes - poena boomloze vlakte in Z. Amerika liano, pampa, poesta, steppe boomloze mosvlakte – toendra boomloze vlakte Z.Amerika - llano, pampa boommarter - edelmarter boommees - boomklever boommes - haalmes boommeter dendrometer boom met sterk riekende bloemen - linde boommiereneter tamandoea boommus - ringmus boomnimf (hama)dryade boomolie – klapperolie, olijfolie, slaolie boompalm - buksboom boom parasiet - maretak, mistletoe, vogellijm boompollen A. P. boomring - jaarring boomschacht - blok boomscheut – ent, loot, lot, poot, spruit, tak boomscheutje – telg boomschimmel - els, es, esdoorn, esp, garoe, gebang, hazelaar, iep, laris, linde, lork, olm, olijf, palm, plataan, popel, populier, stuifmos, tamarinde, waringin,wilg boomschors bast, eek boomslag – paardenpoot boomsoort - loofboom boomspecht - boomhakker boomstam balk, mast, paal, schacht boomstam (zonder wortels top en takken) - dolk(bink) boomstek – telg boomsteppe - savanne boomstomp – hach, stob(be), stomp, stronk boomstronk knar, stobbe, tronk boomtak branke, ent, rijs boomtop – kruin boomtuin - boomgaard boomtijger – nevelpanter boomuitwas - hardigheid (in hout), knoest, 5kwast boomvalk – bailler boomvarens - cycadofilices boomveil - eiloof, iefte, klimop boomveller - houthakker boomvrucht appel, banaan, beukennoot, citroen, cocosnoot, dadel, denappel, doeren, eikel, kastanje, kers, klappernoot, manga, mispel, morel, noot, okkernoot, peer, pisang, pruim, sawoe, sinaasappel, sparappel, vijg, boom waarvan pijlengif wordt gemaakt – upasboom boomwagen – mallejan, oets boomweefsel bast, floëem, hout, kurk, schors, xyleem boomwol kapok, katoen, zaadpluis boomwortel - stronk boomzij - bombazijn boon – peul boonboom - acacia, goudenregen boonerwt – dopboon boonkoek - driekoningenbrood boonvormige klier nier boor aardboor, avegaar, bomboor, borium, centerboor, dril, drukboor, eensnitboor, effer, egger, effer, fret, grondboor, holboor, klepboor, lepelboor, moerboor, nagelboor, navegaar, slagboor, veenboor boor met dwarsstang - avegaar, effer, egger, navegaar boor met holle cilinder - puls boor voor grote gaten - centerboor booras boorspil boorbeitel - bit boorbok - boortoren boorbuis – casing boorcilinder - puls boord - belegsel (hals) kraag, col, kant, kraag, oever, omtrek, omzetsel, rand, richel, scheepswand, wal, waterkant, zoom boord aan de leizijde - leiboord boord van een rivier - oever boord van een stroom - oever boord van een toga - bef boorden - (om)zomen boordevol – eivol, propvol, stampvol, tjokvol boordjournaal - logboek boordsel - agrement, belegsel, bies, fabbala, franje, galon, garneersel, koord, lint, paspel, passement, passepoil, shenille, tres boordsel aan de rand van zeil lijk boordtelegraaf – navigator boordtelegrafist - marconist, radiotelegrafist boord van een overhemd - manchet boord van kleding – rand boordwerktuigkundige – boordwever, mechanicien boordwever - passementwever booreiland - platvorm boorgruis boorsel boorijzer dril, boor, drilboor boorinstallatie, deel van een - boortafel, kelly, kroontafel, slikpomp, slikseperator, sliktank, spoelkop, takelblok , toren boorkever - tikker boor met dwarsstang avegaar boor met holle cilinder puls boorschaaf - sponningsschaaf boorschelpdier - paalworm, steenboorder boorspil - booras boorstaal boorijzer boort - diamantafval boortoren - pyloon boor voor grote gaten centerboor boorworm paalworm boorwortel - zuigwortel boorzure soda - borak, borax boorzuur – boraxzuur, sassoline boorzuur, zoet van - boraat boos – aangebrand, aangeslagen, arg, bits, boosaardig, dol, drammoedig, duivels, erg, fel, gebelgd, gebeten, geergerd, geïndigneerd gepikeerd, geprikkeld, geraakt, gevaarlijk, giftig, gramstorig, grimmig, hellig, hels, krachtig, kregel, krieuwelig, kwaad(aardig), lelijk, misnoegd, nors, nijdig, onstuimig, ontstemd, ontsticht, razend, sacherijnig, serpentig, slecht, snauwachtig, snood, snoodaard, toornig, venijnig, verbolgen, verderfelijk, verdorven, vergramd, verstoord, vertoornd, verwoed, vilein, vinnig, vreeswekkend, woedend, woest, wrevelig, zondig, zorgelijk boosaardig – arglistig - boos, duivels, gemeen, geniepig, hatelijk, infernaal, kwaad, kwaadaardig, kwaadwillig, kwelziek, malicieus, misdadig, nijdig, sadistisch, sarrig, schrander, serpentig, slecht, snood, stug, tergziek, venijnig, verderflijk, virulent, vijandig, verderfelijk, verdorven boosaardig en pinnig - venijnig boosaardigheid – venijn boosaardig instinct – kwaadwillig, misdadig, slechtheid, vals, wraaklust boosaardig plezier leedvermaak boosaardige aanval aanranding boosaardige vrouw carogne, feeks, furie, heks, helleveeg, karonje, megera prij, tang, xantippe boosaardige watergeest – nikker, nix, nixe boosaardigheid - arglistigheid, malice, venijn boos, hard man Nabal boosdoener aanrander, boef, booswicht, deugniet, dief, galgenbrok, inbreker, misdadiger, onverlaat, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, zondaar boosheid gramschap, grimmigheid, kwaadheid, nijd, ontstemming, onverlaat, schurk, slechtheid, snoodaard, toom, verdorvenheid, woede boos kind - dierage boos maken – indisponeren, irriteren, pesten, plagen, tergen, treiteren boos van opzet – arglistig, baldadigheid, moedwillig booswicht – aterling, boosdoener, bram, deugniet, ètre, guit, hellebrok, hellekind, helleking, Ixion (mythe), misdadiger, naarling, onverlaat, prikkelen, schurk, snoodaard boos wijf - feeks, prij, tang, xantippe boot aak, ark, bark, boeier, botter, coaster, fregat, galjoen, giek, gondel, jacht, jol, jonk, kaan, kano, kogge, korvet, kotter, kruiser, logger, monitor, m.s., praam, prauw, punter, roeiboot, schip, schuit, sleper, sloep, s.s.,stomer, tanker, trawler, tjalk, tjotter, trawler, vlet, zie vaartuigen bootafhouder - luiaard, lijntrekker, uitsteller boot der Argonauten argo boot die 's nachts vertrekt - nachtboot boot in Lapland - eka boot met plat dek - schietschouw, schietschuit boot van bosnegers - korjaal boot van een uitgeholde boomstam - korjaal boot voor beugvisserij - nap boot voor olievervoer - tanker bootafhouder – lijntrekker bootje kano, pont, prauw, sloep bootschaar - haarblok, haarsplt bootsen – modelleren, naäpen, nabootsen, nadoen bootsgezel - matroos, varensgezel bootsman – boots, reepgast, schepeling, varensgezel bootsmannetje - waterwants bootsmansmaat - onderbootsman boottocht per luxeboot - cruise boot van bosnegers – korjaal bootvolk - bemanning,matrozen bootwerker – dokwerker, havenarbeider bora - valwind bora, kleine - borino Bora Bora, hoofdstad van - Vaitape boraginacee - borago, echium, heliotroop, hondstong, lappula, ossentong, parelzaad, scherpkruid, wasbloem borat brat, sajet(garen), stopsajet borax - natriumzout boraxzuur boorzuur bord – aanplakbord, berd, bred, dambord, eetschotel, etensbord, ganzenbord, plaat, plank, schaakbord, schoolbord, soepbord, teiloor, teljoor (Z.N.), uithangbord, verkeersbord bord van een waterrad - schoep bordeauxwijn - medoc bordeel – erocentrum, hoerenkast, hoerhuis, kot, lupanarium, ontuchthuis, sexhuis bordeelhouder - hoerenwaard bordenwasser – casseroller, teljoorlikker bordenwisser - afwasborstel border bloembed, perk, perron, rabat, rand, zoom borderel ceel, lijst, staat borderen - omzomen bordes estrade, laadvloer, opstap, palier, palter, perron, platvorm, pui, stoep, stoepportaal, stijger, vloertje bordes in station - perron bord eten - maal bordnet planknet, schrobnet bordpapier ganzenbord, karton, kartonpapier, pergument, scrabble, strobord(papier), strokarton, turfkarton bordspel - bingo, damspel, ganzenbord, go, gobang, halma, lotto, monopoly,schaak, schaken, scrabble, stratego borduren – handwerken, naaldwerken, opsmukken, overdrijven, stikken borduurgaas canvas, ètamine, stramien borduurgerei - merklap borduurketting - cantille borduuroefening merklap borduurraam - tamboerijn, tamboereerraam borduurrand - feston borduursel agrement, borduurwerk, broderie, tres, passement, pointlace, verdichtsel, (lintvlechtwerk), verdichtsel, versiersel borduursteek – festonneersteek, festonsteek, kettingsteek, kruissteek, platsteek borduurtechniek - festonneren borduurwerk broderie, merklap boreaal arctisch, noordelijk boreling - baby, zuigeling boren – drillen, pulsen, steken boren door de hersenpan - trepaneren borend vuur - plongeervuur borg cautie, cavant, garant, garantie, (onder)pand, sponsor, waarborg , zekerheid borg blijven caveren, goedspreken, instaan, responderen borg voor emigranten - sponsor borg zijn - instaan borgen – beren, beveiligen, krediet geven, lenen, waarborgen borgpen - contrapen borgsom – cautie, onderpand borgspreking – borgtocht, cautie borgstaan – instaan borgstellen – cautioneren, garanderen, waarborgen borgsteller - borger borgstelling - borgtocht, cautie, garantie, impegno, obligo, vadimonium, verpanding, zekerheid borgtekening op wissel aval borgtocht aval, cautie, delcredere, evictie, garantie, impegno, onderpand, vadimonium, waarborg(som) boring – kaliber borium - IB. Borneo - Kalimantan, Sarawak Borneo, deel van - Brunei, Kalimantan, Sabah, Sarawak Borneo, rivier op - Barito, Busang, Kajan, Kapuas, Makahan, Murung Borneo , stad op - zie stad op Borneo Borneo, sultanaat op - Brunei Borneo, volk op - Bajao, Dajaks born bron, bronwater bornen opborrelen, opwellen borneren - afpalen, begrenzen, bespreken bornput - welput bornwater - bronwater borocalciet - bechiliet boronatrocalciet - ulexiet bornput welput bornwater bronwater borrel – afzakkertje, aperatief, dikkop, drupje, drup(pel), gasbel, glaasje, hassebasje, jajem(barg.), jenever, jonge, klare, keiltje, kleintje, lel, neut(je), oorlam, opkikkertje, ouwe, part, propje, slaapmuts, slikje, slokje, snaps, spaan, spatje, taaie, tikkertje, waterbobbel borrelen babbelen, bitteren, bobbelen, drinken, nippen, opwellen borrelpraat dronkemanspraat, kletspraat, onzin borreltje - bittertje borreltje vóór het eten - aperitief borreltje - (Mal.) - pait borst - boezem, gezel, jongeman, maat, thorax borstbeeld buste, torso borstbeen – rib, sternum borstbeenklier - thymus(klier), zwezerik borstbeklemming - astma borstbes – jujube borstbeschermer - kuras, plastron, steekblad borstbescherming (schermen) plastron borstel boender, haarborstel, kleerborstel, kwast, lola, ragebol, schuier, stoffer, vege,r werkborstel borstel (Fr.) – brosse borsteldier - egel, stekelvarken, zwijn borstelen - bakkeleien, rossen, schoonmaken, schuieren, strubben, vechten borstelgordeldier - peludo borstelgras nardus borstelig behaard, hang, ruig(harig), ruig, rul, ruw, stekelig borstelig zoogdier egel, ever, stekelvarken borstelworm - aardworm, duizendpoot, regenworm, zeemuis, zeepier, zeepiet borsten - boezem borsthanger - pendentief borstharnas kuras, pantser borsthoedje - zuigglas borstkas – ribbenkast, thorax borstkind - baby, boreling, zuigeling borstklier van een kalf - zwezerik borstklierader - melkgang borstklierontsteking - mastitis borstklier van een kalf zwezerik borstklontjes kandij borstmiddel - pectoraal borstnaad - postuurnaad borstpijn sternalgie borstplaat kurasplaat borstrok – hemdrok, kamizool, wolletje borstspeldje broche, doekspeld borststem - falset borststrook van een overhemd - jabot borststuk – pectorale, plastron borst, van de... nemen spenen borstversiering - pectorale borstvlies pleura borstvliesontsteking pleuritis, pleuresie borstvliesoperatie – pleurotomie borstwsaterzucht - hydrothorax borstwering balustrade, epaulement, kooromgang, kring, leuning, loopgraaf, parapet, rand, rempart, tinne, torenomgang trans, verschansing, vestingwal, weergang borstzuur - boorzuur bort - boor(t)s, cholerine bos bos, boeket, bundel, buidel, dot, foreest, geboomte, hout, jungle, kluwen, knot, kuif, loo, maquis, oerwoud, pak, panache, pluimbos, pluk, rimboe, ris, tas, toef, tros, tuil(tje), veerbos, woud bos bij Breda - Liesbos bos bijeen gebonden bloemen - ruiker bos bloemen - ruiker bos hakhout - schaarbos bos met dicht struikgewas - jungle, maquis, oerwoud bos riet of stro voor dakbedekking - glei bos van rijshout - griend bos aanwas boomgroei bosachtig - boomrijk bosantilope - bongo bosbeheerder - houtvester bosbes - blauwbes, bleek, braam, klokkebei, kraakbes, nunbes, rijstbes, veenbes, vossebes, waldbeer, waterbes bos bloemen – boeket, ruiker bosbloem anemoon, speenkruid bosbouw - sylvicultuur bosdruif - heggenrank bosduif - houtduif, ringduif, tortel, valduif(Z.N.), woudduif bosduivel - mandril bosgang tra bosgewas bosbes, varen bosgod faun(us), pan, sater, satyr, sylvanus bosgod met herdersfluit - Pan bosgodin - nimf bos haar – dos boshoen - auerhaan, korhoen, sneeuwhoen bos in samenstelling - Lo(o) bosje - bos, dot, kluwentje, knot, kuif, plok, pluk, toef bosje haar – boeket, bundeltje, dot, krul, lok, plukje, staart, struik, tuil(tje), vlecht bosje haar in de nek - staart bosje planten - pol bosje reigerveren – aigrette, eigrette, bosje rijshout – gard, griend bosjes - struweel bosje samenhangende planten pol bosje stro - strowis bosje wol - knot boskat serval boskant rand, zoom boskar - blokwagen, mallejan, oets boskat - serval boskever – schallebijter boskip - ajamalas, berkhoen, korhaan, korhen, korhoen, moerhoen bos landschap (in Noord Z.) Amerika savanne bosmens - chimpansee, orang-oetang bos met dicht struikgewas - jungle, maquis, oerwoud bosneger in Suriname dryade, marron bosnimf bosgodin, Betty , diade bosolifant – rondoor bosplant - angelica, engelwortel bosplanten – nemorosen bosproduct hout, rotan, rottan, rubber bos met dicht struikgewas jungle, maquis, oerwoud bosrank - clematis, meelbloem bosrietzanger - wilgensijsje bos rijshout - wiep bosruiter - snip bosseerder - collectant bosseren - boucharderen, collecteren, kollekteren, spitsen bosspin - vogelspin bosspook - pontianak bos van rijshout griend bostel - (bier)draf, spoeling bostijloos - sleutelbloem bosvink kwaker bos vlasstengels - boot bosvogel ekster, gaai, houtduif, houtsnip, specht bosvrucht - nraam boswachter – houtvester, koddebeier, ranger,schut, vorster boswachterij - houtvesterij bosweide – laar, savanne boswinde - kamperfoelie boszanger fitis, fluiter, tjiftjaf bot – afgestompt, been, geraamte, gebeente, grof, hardleers, knekel, knook, kortaf, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, ongemanierd, onscherp, onvriendelijk, ploertig, plomp, rib, stomp, tactloos, uitspruitsel, wervel, zuur bot been, bonk, dom, ellepijp, gebeente, geraamte, heup, knekel, knok, knop, knook, lomp, obtuus, onbehouwen, onbeleefd, onderarmbeen, onscherp, onverwachts, platvis, plomp(weg), plotseling, rib, schenkel, schonk, schouderbeen, scok (Z.N.), slee, sleeuw, sleutelbeen,stomp, stoot (Z.N.), stupide, touwtje, uitspruitsel, wervelbeen, ijlbot bot aan beide zijde donker - kol bot vangen - slip botaf - beslist, kortaf, plompverloren, plompweg botanica - botanie, plantkunde botanicus plantkundige botanie – plantkunde botanisch - plantkundig botanische tuin - hortus botanist - plantenkenner botenbaas - besteker botenbergplaats boothuis boterazijnzuur - Propionzuur boterbloem egelkolen (gr), hanevoeten, hanepoten, ranonkel, veldbloem boterbloemachtige waterplant dotterbloem boterbrief - belastingbiljet, rekening boterbriefje – trouwakte boter bij de vis - cash, contant, kontant boteren besmeren, gedijen, gelukken, karnen, klikken, slagen, vlotten boterham - broodmaaltijd, brugge, keg, sandwichsnee, stuit boterhambeleg - (appel)stroop, chocopasta, ei, gelei, honing, jam, kaas, leverkaas, leverpastei, marmelade, omelet, pindakaas, suiker, vlees, worst boterhammenzak - knik boterham met roggebrood en kaas housnip boterkapel – knollenwitje, koolwitje boterkuip karn (ton), boterton boterland - wolkenformatie boterletter - banketletter boter maken - karnen botermaker karner botermelk - karnemelk boterolie bakolie botersaus (Fr.) – blanche boterspeet - boterspaan boterstof – butyrine boterstok - karnpols boterton karn, karnton botervat – boterton, botervlinder, broodje (van bladerdeeg) botheid domheid, stommiteit, stupiditeit bothol – watervenkel botontkalking - osteoporose botpikker - bloedvink, dikbek, botridie - fyllidium botrioliet - datoliet bots schok, slag, stoot, weerstuit botsen aanbonzen, aanrijden, aanvaren, collideren, klotsen, rammen, stoten, stuiten, totteren botsing – aanrijding, aanvaring, collisie, conflict, crash, gevecht, ongeluk, oorlog, schok, stoot, strijd, treinbotsing, (verkeers)ongeluk botsing der meningen conflict botsing met schepen - aanvaring Botswana, bevolkingsgroep in - Bakgatla, Bakwena, Bamalete, Bamangwato, Bangwaketse, Barolong, Batawana, Batlokwa Botswana, eerste president van - Khama Botswana, hoofdstad van - Gaberones botte - bierkan botte gewoonte - sleur bottel - fles bottelarij - wijnmakerij bottelier – hofmeester, keldermeester, wijnmaker Botteloef – loefboom bottelroos – egelantier, hondsroos botten - uitspruiten botte ontkenning - nee botten – beenderen, knoppen, weerkaatsen botterik bink, boer, botmuil, domkop, domoor, hufter, kinkel, loeres, loer, lomperd, stommeling, stommerd, stompzinnige bottig – schonkig bottine – knooplaars, rijglaars bottleneck flessenhals, knelpunt botvieren inwilligen, toegeven, uitleven bot voor de hond - kluif botweg kortweg, onverholen, onvoorziens, openhartig, plomp, plompweg, plotseling, resoluut, ronduit, ruw boucharderen - bosseren, grotten, spitsen, stokken boud dapper, driest, ferm, flink, gedurfd, heldhaftig, koen, moedig, onverschrokken, onversaagd, onvervaard, sterk, stoer, (stout)moedig, term bouderen mokken, pruilen boudweg - onbevreesd, ronduit, stout, zomaar bouffon – grappenmakerij, hansworst, potsenmaker bougie – kaars, vonker, vonkbrug bouillabaisse - bouilloire (Fr.), bouilloire (Fr.), schenkketel, theeketel, vissoep bouillon – aftreksel, aspic, beeftea, consommé, goud(zilver)draadrol, maggi, vleesextract, vleesnat bouillon van schapenvlees - weernat boulangeriet - jamesoniet, plumosiet boulevardblad - roddelkrant, schandaalkrantje boulevardier - flaneur bouquet – ruiker, tuil bourdon basenaar, luidklok bourgeois - (klein)burgerlijk bourgeoisie - burgerij bourgognewijn beaujolais, brouilly, chablis, Chambertin, chassagne, Beaujolais, chenas, Chassagno, fleurie, fuissé, juliènas, Mâcon, Meursault, morgon, Montrachet, Pommard, pouilly, vergisson bout – achterpoot, duivelstoejager eendvogel, ham, hartje, klink, klinknagel, kluif, liefste, nagel, pen, pin, plug, politieagent (barg.), schatje, schroef, sluitboom, soldeerijzer, staafnagel, staaf (ijzer), spie, stang, strijkijzer, poot, vogelgebraad, voorpoot, bout waarop iets ronddraait - pin boutade gril, saillie, uitval boutig - aanvallig, mollig bouton –knoopje, (sier)knop boutschutter – eendenjager bouvier - koehond bouw bahoe, bouwland, bouwtrant, constructie, frame, geraamte, gestel, hol, maaksel, nest, net, oogst, opbouw, oppervlakte, organisme, structuur, textuur, welving bouwaarde - humus bouwakker - enk bouwakker waarop men producten voor eigen gebruik teelt – kostgrond bouwarbeider - bouwvakker, metselaar, stukadoor, tegelzetter, timmerman bouwbaas – uitvoerder bouwbenodigdheden - bouwmaterialen bouwbij - waszweetster bouwdeel - element bouwen bewerken, construeren, kweken, maken, oprichten, samenstellen, stichten, vesten, vestigen, zetten bouwer aannemer, architect, constructeur, maker, oprichter, ploeger, stichter, uitvoerder bouwer van een houten paard – Epeus bouwer v/e bekende toren in Parijs - Eiffel bouwer van labyrint Daedalus bouwerij - boerderij, bouw, bouwbedrijf, landbouw, pachthoeve bouwfeest – oogstfeest bouwheer - principaal bouwheer van het heelal - Schepper bouwkarton bouwplaat bouwkundig - architectonisch bouwkundig Ingenieur b.i. bouwkundig model - holmal, maquette bouwkundig ontwerper – architect bouwkundig ornament - holm bouwkundige aannemer, architect bouwkundige versiering – architraaf, eierlijst, 9eierstaaf, fries, , kapiteel, kornis, sokkel, zuil (dorisch, Ionisch), bouwkunst - architectuur bouwkunstenaar - architect bouwkunstig architectonisch bouwland akker, dries, eng, enk, es, farm, goed, griend, ink, korenland, kouter, 7kwekerij, land, landouw, plantage, roggeveld, veld, valg bouwland bij een dorp – enk bouwland in Indonesië - sawah(nat), tegalan (droog) bouwland ontlasten van overtollig water - draineren bouwlieden - metselaars, timmerlui bouwman - boer, landbouwer, landman bouwmanswoning – boerenwoning, boerderij, hoeve bouwmateriaal baksteen, beton, board, cement, hout, kalk, mortel, specie, steen, tegel, tras bouwmeester architect bouwmeester onder de dieren - bever bouwmeester van labyrint – Daedalus bouwmeester van het rijksmuseum - Cuypers bouwmeester van Troje - Laomedoon bouwmeester (Gr.) – tekton bouwopzichter - erfscheider, rooimeester bouworde bouwstijl, model, stijl, wijze bouwplaats - boerderij bouwplaats voor schepen helling, werf bouwplan bestek bouwschets - trace bouwsel als eerbewijs - erepost bouwsteen tuf, tufsteen bouwsteen van een molecuul - atoom bouwsteiger stellage, stelling bouwstelling - steiger, stellage bouwstijl architectuur, barok, classicisme, dorisch, got(h)iek, ionisch, korinthisch, orne, renaissance , rococo, romaans, tudor bouwstijl tijdens Lodewijk de 14e - rococo bouwstof(fen) materiaal bouwterrein voor schepen - werf bouwvakarbeider betonwerker, heier, metselaar, opperman, schilder, stukadoor, tegelzetter, timmerman bouwvakker - metselaar bouwval – krot, puinhoop, ruïne bouwvallig caduc, kaduk, gammel, kaduuk, onvast, oud, ruïneus, vervallen, wankel, wrak bouwvallig huis - krot bouwvallig worden vervallen bouwwerk burcht, blok, dom, flat, fort, gebouw, huis, kasteel, kerk, molen, opstal, paleis, tempel, toren, slot bouwwerk (Boedd.) Stoepa bouwwerk in Athene - Akropolis, Parthenon bouwwerk in Den Haag - Mauritshuis bouwwerk in Egypte - piramide bouwwerk in Florence - Dom, Scala bouwwerk in Parijs Eifeltoren, Elysée, Louvre bouwwerk in Perganum altaar bouwwerk in Rome Colosseum, Kapitool, Pantheon bouwwerk op Java Boroboedoer bouwwerk te Haliarnassus in KleinAzië Mausoleum bouwwijze - baksteenconstructie, vakwerkconstructie boven de wind - afwindig boven het gewone - extra boven het gewone uit - supernormaal boven hoger, over, super, supra bovenaan – eerst, op, super, supra bovenaards – goddelijk, hemels, zalig bovenaardse wezens engelen, geesten, goden, godheid, grotendeels, duivels, fee bovenal – allereerst, allermeest, bepaaldelijk, bovenaan, inzonderheid, vooral, voornamelijk, voorop boven alle klassen groots bovenarm – opperarm bovenarmbeen – dij, schonk bovenarmspier biceps bovendek - dekbed bovenbeen – dijbeen bovenbil van kalf - biefstuk bovenblad – dekblad bovenbouw op een schip - dekhuis bovenbramzeil - bovengrietje bovendeel – boveneinde, kroon, nok, top, bovendeel van een anker - kruis bovendeel van een muur - tinne bovendek – overloop bovendek van een brug - brugdek, rijvoering bovendek van een schip - opperdek boven de geluidssnelheid gelegen - supersonisch boven de werkelijkheid verheffen - idealiseren bovendien - alsmede, alsook, behalve, benevens, buitendien, daarbij, daarenboven, dat, eveneens, extra, nog, ook, overigens, tegelijk, tevens, verder, voorts, wijders, zomede, zowel bovendorpel - bovenregel, kalf, bovendraad van weefsel - rijdraad bovengalerij - travee (kerk) bovengei - nokgordijn bovengemeld - vorenstaand bovengewaad (Jap.) kimono bovengoed - blouse, bovenkleren, 5broek, jas, jurk, mantel, overhemd, pantalon bovengrens – plafond bovengrietje - bovenbramzeil bovengrondse ontginning - dagbouw bovenhalswervel - atlas bovenhand – overhand bovenhand krijgen - winnen, zegevieren boven het normale extra bovenhoek van een zeil - nok bovenkaak maxille bovenkamer - bovenvertrek bovenkant – hoofd bovenkeurs - rok bovenkastletter – kapitaal bovenkleren – overgoed bovenkorst van het veen - bonksel bovenkruiszeil - grietje bovenlaag -elite, puikje, top bovenlaag van een weg wegdek, slijtlaag bovenlander - Oostfries, Westfaling bovenlangs - over bovenleiding - catena bovenlicht - abat-jour, lampekap, vallicht, waaier, zonneblind bovenlicht (half cirkelvormig) – linet bovenlijf tors(o) bovenlipversiering snor bovenlucht - aether, dampkring, ether bovenlijf - tors(o) bovenlijst – kroonlijst bovenmaans - translunarisch bovenmate – bar, buitengewoon, bijzonder, enorm, erg, extravagant, extreem, heel, intens, mateloos, reuze, super, supra, uiterst, zeer bovenmatig buitengewoon, bijzonder, enorm, extravagant, extreem, mateloos, overtollig, uitbundig, uitermate, zeer bovenmatig groot - reusachtig bovenmatig vleien - bewieroken bovenmatige verering - vergoding bovenmatigheid - bijzonderheid, enormiteit, excessiviteit, extremiteit, mateloosheid, overdrijving, overtolligheid, uitbundigheid bovenmenselijk - titanisch bovenmenselijk wezen – god bovennatuurkunde - metaphysica bovennatuurlijk – metafysisch, paranormaal, transcedent bovennatuurlijk feit – mirakel,wonder bovennatuurlijk wezen - demon, engel, geest, God, godheid, satan bovennatuurlijke gave – charisma, genade bovennatuurlijke macht - magie bovenomloop van een toren - trans bovenplaats in de scheepsmast - kraaienest bovenraam – lunet bovenrand - trans bovenrand van een gebouw – kanteel, tinne, trans bovenschrift - kop, rubriek bovenst - opperst bovenstaand - bovenvermeld, eerder, hoger bovenste balk - hanebsik bovenste balk in de nok - nok bovenste balk in een bouwwerk - hanebalk bovenste balk van een kap – nok bovenste dakrand – nok bovenste deel – bovendeel, dak, kap, kop, kroon, kruin, nok, spits, top(punt) bovenste deel van de bil van een rund - biefstuk bovenste deel van een breuk - teller bovenste deel van een huis - kap bovenste deel van een kasteelmuur - kanteel, tinne bovenste deel van een kerk - spits bovenste deel van een klomp – roof bovenste deel van een kroonblad – vlag bovenste deel van een laag met veen bedekte zee - spier bovenste deel van een rots – punt bovenste deel van een toneeldecoratie - fries bovenste deel van een zuil kapiteel bovenste deel van de bil van een rund – biefstuk bovenste deel van kasteelmuren tinnen, transen, kantelen bovenste eind - toppunt bovenste galerij scheilinkje bovenste halswervel atlas bovenstem - discant, falset, kopstem bovenste maagopening cardia bovenste molensteen - loper bovenste sliblaag in de wadden - blets bovenste verdiping – zolder bovenste windvanger - topzeil bovenstuk van versierde gevel – fries bovenstuk van een voorgevel - frontispice, frontispies boventallig aangesteld ambtenaar - surnumerair boventijdruimtelijk - metafysisch bovenverdieping - etage bovenvlak van borstwering - plongé bovenstuk van kleding - lijf bovenvlak van raamkozijn - afzaat Bovenwindse eilanden, een der - Anttigua, Barmuda, Bominica, Guadeloupe, Martinique, Nevis, Saba bovenwindse zijde loef, loever (t) bovenzicht van een juweel - applique bovenzijde van een penning - obvers bovenzijde van een briljant - bezeel bovenzijde van een penning obvers bovenzinnelijk - metafysisch, transcedent, boven zitplaats op voertuig – imperiaal bovist - bovista, lycoperdon, scleroderma box – autostallinggarage, loophek, postbus boy – joch, jongen, huisbediende, knaap, knul boycot – embargo, sanctie, uitsluiting boycotten – buitensluiten, verhinderen, weren boze duivel, kwade, kwaaie, satan, slechte boze bedoeling – arglist boze daden - melaficia boze geest a(h)riman, alf, alve, azazel, cacodemon, demo(o)n, djinn, duivel, eunjer, geest, genius, genus, Heintje, kakodemon, larve, nixe, pik, Samiëllsatan, satan, spook, pontianak, troli boze kabouter kobold boze man boeman, Nabal boze oog malocchio boze opzet arglist boze stemming - gal, gril, kuur, nuk boze vrouw harpij, helleveeg, ka, ogresse, Xantippe boze watergeest - nixe boze woudgeest – pontianak bra - b.h., bustehouder braad – braadschol, schar braadaal - speetaal braadharing - panharing braad je - extraatje braadoven - grill braadpan casserole, kastrol, stoofpot braadrooster – grill braadschol - braad braadslee – braadschotel braadstuk - braai, gebraad braadworst - metworst, saucijs, braadijzer braadstaaf, grill, rooster, spit braaf – betrouwbaar, danig, dapper, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edelaardig, eerbaar, eerbiedwaardig eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, flink, gehoorzaam, goed, goedhartig, integer, kloek, lief, loyaal, mooi, net, nuttig, oppassend, rechtschapen, solide, suf, welgeaard, zedelijk, zoet braafheid flinkheid, deugd, goedheid braaf man - virbonus braaf zijn - deugen braafheid - deugd, eerlijkheid, goedheid, integriteit, loyaliteit, oprechtheid braai braadstuk, kuit braak afbraak, breekwerktuig, doorbraak, dijkbreuk, inbraak, kolk, ledig, nutteloos, onbebouwd, ongebruikt, onnut, onontgonnen, wiel, woest braakhennep - gelling braakjaar - sabbatsjaar braakliggende akker – braakland, dries braakmiddel – emetica, emeticum, vomitief braakneiging - nausea braaknoot – kraanoog braaksel – overgeefsel, vomitas, braakstok zwingel braa kwekkend - walgelijk braakwortel - ipecacuaha braam baard, braambes, braamstruik, braamvis, doornstruik, zeebrasem, zelfkant braambes braam, brummel braam op snede van een mes – graat braamsluiper - garendiefje, grasmus, molenaar, tuinfluiter braamvis - koningsvis, zeebrasem Brabant, hoofdstad van - Brussel, Bruxelles Brabantse heideland Kempen Brabantse minnezanger - Ademet Brabantse mirt gagel, luiskruid, pos, possem, post, vlooienkruid Brabants riviertje - Beerse, Diese, Dommel, Brabants veenland Peel brabbeling - beuzelpraat, brabbeltaal brabbeltaal – bastaardtaal, galimatias, jargon, koeterwaals, larie, nonsens, onzin, patois, wartaal, zotteklap brabbeltaal spreken - koeterwalen bracelet armband, handboei brachycefaal - kortschedelig bractee - schutblad braden – bakken, grillen, roosteren braden door middel van straalwarmte – grilleren braden en gaar maken – sauteren braden (het) - roostering braderij - braderie, gaarkeuken braderie – winkelweek Braga’s vrouw - Iduna brageren - geuren, pronken Brahma (Jap). – Bonten Brahmaan - Hindoe Brahmaanse ascese - Yoga Brahmaanse commentaren - bhasjya Brahmaanse filosofie - darsjawa Brahmaanse godheid - Brahma, deva, Sjiva, Visjnod Brahmaanse heilige formules - mantra Brahmaanse mystieke beschouwing - bhakti Brahmaans inzicht - djnawa Brahmaanse rite - poedja Brahmaans rijdier - vahana Brahmaanse verering - poedja Brahmaanse verlossing - moksja Brahmaanse voorschriften - soetra brahmaanse ziel - atman brahmapriester brahmaan braille - blindenschrift brainwave – idee, inval braiseren - smoren brak – bengel, deugniet, guit, jachthond, rakker, zilt, zout(ig) brak water brijn brakel - bengel, deugniet braken – keveren, kitsen, kotsen, meevoeren, opvoeden, opbrengen, opgeven, opvoeden, overgeven, spugen, spuwen, uitwerpen, vomeren, vomitus braken van hennep – blouwelen brakkeman - kermisgast, kermisreiziger Brakna, hoofdstad van – Aleg brakwater - brijn brallen bluffen, lallen, pochen, pronken, snoeven braller - pocher, snoever bram - druktemaker bramarbas - grootspreker, snoever bramzeil van de bezaammast - grietje brancard (draag)baar, draagbed, burrie brancard op wielen - raderbaar branche - afdeling, handelstak, tak, vak brand fik, gloed, huidontsteking, inflammatie, laai, uitslag, vlak, vlam, vlammenzee, vuur(gloed), vuur(zee) brand veroorzakend - brandbaar, ontvlambaar brandal - muiter, oproerling Brandaris vuurtoren brandbaar - combustibel, flogistisch, ontvlambaar brandbaar aardolieproduct - napalm brandbaar gas - ethaan brandbaar gas uit de grond aardgas, acetyleen, brongas, moerasgas brandbaar koord lont brandbaar lint lont brandbaar mengsel (licht) - sas, slagsas brandbaar metaal - vanadium brandbaar zeer licht gas - waterstof brandbare aardolie – nafta brandbare zelfstandigheid - pek, pik brandbare zwarte stof pek brandbalie brandemmer, slagputs brandblaas karbonkel brandblusapparaat – annihilator, extincteur, minmax, poederblusser, ramoneur, schuimblusser, schuimkanon, waterkanon brandblusinstallatie - sprinkler brandbom – brandgranaat, napalmbom, thermit brandbrazem - zwartstaart brandbuil – antrax, miltvuur brandekkel – brandnetel brandrmoris - brandewijn branden – aanflitsen, aanfloepen, blake(re)n, fikken, gloeien, (in)bijten, laaien, schroeien, snerpen, stralen, vlammen, vonken, (ver)zengen branden van tekeningen in hout - pyrografie branden zonder vlam - smeulen brandend – gloeiend, heet, vurig brandend gevoel in de maag pyrosis brander – bek, distilateur, pit, stoker, vlambek, vuurschip branderig – belust, gezwollen, koortsig, ontstoken, vurig branderig gevoel in de maag - pyrosis branderij - stokerij brandewijn aquavit, cognac, eaudevie, kirsch, sake, saki, vuurwater brandewijn, bier, eieren - twist brandewijndraf – droesem brandewijn met citroen en suiker - fladderak brandewijn met stukjes goudblad guldenwater brandewijn met suiker – flip brandewijn op alsem en anijs - absint brandewijn, Turks - raki brandgang – laar, tra brandgans - dondergans brandgierig - aartsgierig brandglas loep, vergrootglas brandhaard - vuur branding – golfbeweging, golfslag brandingsgolf - breker brandje – fik, vuurtje brandkast kluis, safe brandkastenmerk Lips brandklok – noodklok brandkluis – safe brandladder - magarijs brandmeester – bevelvoerder, spuitmeester brandmerk blaam, smet, stigma, vlek brandmerken - stigmatiseren brandnetel – tingel brandoffer - holocaustum brandpunt centrum, focus, middelpunt brandschilderen - emaileren brandschoon helder, kraakhelder, onbevlekt, rein brandspuit – poederblusser, schuimblusser, waterkanon brandspuitwagen – bluseenheid, autospuit brandstapel helsel, houtmijt, mutsaard brandstichter empressomaan, pyromaan brandstichting - pyromanie brandstof aardgas, antraciet, benzine, briket, bruinkool, cokes, gas, hout, kerosine, kolen, olie, papier, petroleum, steenkool, stookolie, turf brandstof innemen tanken brandstofopslagplaats olietank, reservoir, tank, vat brandstof uit veen - turf brandverf email, smalt brandvrij vertrek - kluis brandvrije kluis safe brandweergebouw - kazerne brandweerman – bevelvoerder, blusser, pompbediende, spuitgast brandy - brandewijn, cognac branie banjer, blaaskaak, bluf, bluffer, drukte(schopper), durfal, geurmaker, lef, opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, snoever, waaghals branieachtig - tof branieschopper banjer, druktemaker, lefgozer, opschepper, uitslover bras – hijstouw, rommel, steuntouw, tuig, trijs brasem blei, bliek braspartij bacchanaal, drinkgelag, gelag, orgie, overdadig, schuimen, slampampen, slemppartij, uitspatten brassard - armdoek brassen boemelen, dweilen, fuiven, gulzig, slempen, smullen, zwelgen, zwieren brasser – doordraaier, drinkebroer,drinker, slemper, smuller, zwelger brassière -bustehouder brat borat, sajet(garen) bravade - grootspraak brave borst - sul braveren - trotseren bravo - goed, mooi, uitstekend bravo (Jap.) - banzai bravoure bravoer, dapperheid, durf, lef, moed, schwung bravourestukje – stunt, truc Braziliaans eiland - Marajo Braziliaanse auteur - Assis Braziliaanse berg - Itatiara, Orgaos Braziliaanse dans samba Braziliaanse dichter - Abreu, Alves, Dias, Oliveira Braziliaanse gouden munt - peça Braziliaanse halfbloed - Caboclo Braziliaanse haven - Bahia, Belem, Manaos, Natal, Permambuco, Recife, Rio, Santos, Vitoria Braziliaanse hoofdstad - Brasilia Braziliaanse hoogvlakte - chapada, taboleira Braziliaanse Indianenstam - Arara, Pariri Braziliaanse rivier - Amazone, Apa, Igquaçu Braziliaanse schrijver - Assis Braziliaanse staat - Ba(h)ia Braziliaanse stad - Bagé, Bauru, Belem, Marajo, Monaus, Recife, Salvador Braziliaanse vis – arapaima Braziliaanse vrucht - calavo break – brik, interval, pauze brede afhangende band van Arabische hoofddoek - igaal brede band sjerp brede band (Ind) - bale-bale brede broekklep – lats brede ceintuur bij Japans – obi, vrouwenkleed brede diepe greppel - sloot brede gang hal brede gleuf - groeve brede grove latten raster brede hakbeitel - snik brede hoge vaas pul brede korte sabel - kortelas brede laan allee, avenue, boulevard brede landweg dreef brede moerassige riviermonding liman brede opening poort brede riem om het middel - koppelriem brede roeispaan - pagaai brede sjaal stola brede sloot lee, tocht, wetering brede straat allee, avenue, boulevard brede waterloop – graaf, rivier, sloot brede weg – allee, dreef, laan brede weg met bomen - laan breed ampel, groot, largetto, (muz)largo, omvangrijk , onbekrompen, ruim(denkend), uitvoerig, wijd, wild breed (muz) - largo breed beeld cinemascoop breed en hoog ruim breed en uitvoerig - ruim breed geschouderd - stoer breedhouder - tempel breed kort zwaard klewang, kortelas breed ontwikkeld - erudiet breed plat stuk hout - plank breedsprakig – breedvoerig breed strand - strandvlakte breed uitgroeien - stoelen breed uitlopend glas - kelk breed zoet water (Ind.) kali, kanaal, rivier breedgerande hoed - kwakershoed breedneuzige aap brulaap, leeuw aap, slingeraap breedscheermachine - warpmolen breedsprakig breedvoerig, diffuus, langdradig, praatziek, prolix, wijdlopig breedsprakigheid - diffusie, makrologie breedte – baan, latitude, latitudo breedtecirkel keerkring, parallel, poolcirkel breeduit - uitvoerig breedvoerig ampel, circumstantieel, extenso, gedetailleerd, omstandig, uitgebreid, uitvoerig, verbeus breedvoerigheid - omstandigheid breedvoerig praten bomen, uitweiden breed water - meer breekbaar brokkelig, broos, bros, fragiel, frêle, refrangibel, te(d)er, zwak breekbaar en broos - zwak breekbaarheid – fragiliteit, refrangibiliteit breekhamer – moker, vuist breekijzer – koevoet, sloopbeitel breel – boei, joon breeuwen – herstellen, kalefateren breeuwhamer - klauwer breeuwijzer - kalfaatijzer breiartikel borat, brat, (brei)naald, katoen, pen, sajet, wol breidel beperking, bit, censuur, gareel, halsgordel, juk, leidsel, teugel, toom breidelen beteugelen, intomen breidelloos - tomeloos breien – handwerken, knopen, vlechten breigaren – sajet breilap - morslap brein computer, denkvermogen, geest, hersens, koker, verstand breinaald - bout, knijper, pen, penwortel, pin, priem, spie, breinloos - dom, krankzinnig, onverstandig, prang, stom breipen - breinaal breiterm toer brekebeen beunhaas, knoeier, pijpkruid, stumper, sukkelaar breken barsten, begeven, bezwijken, brokkelen, knakken, knikken, kraken, nekken, stukslaan, zwikken breken van golven tegen het strand - branding breker – golf, roller breking (licht) deviatie, refractie brem bezemkruid, genst, ginst, heester, pekel, zout Bremergroen - bergklauw bremaapachtigen - orobranchaceën brempaap – paapje breng hier - apport brengen (aan)dragen, aanrukken, aanzetten, afleveren, bezorgen, deponeren, drijven, dringen, indoen, legeren, voeren brengen tot – nopen brengen tot doen – leren brengen van aarde op dalgrond - aandammen brenger bode, drager bres barst, breuk, doorbraak, gaping, gat, lek, opening, scheur, stormgat bretel – broekophouder, draagband, galg Bretagne, rivier in - Blavet, Scorff Bretonse doedelzak - biniou Bretonse haven - Brest Bretonse vissershaven - Lorient, St.Malo Bretonse zang - lai Bretons godsdienstig feest - pardon Bretons grafmonument dolmen breuk barst, bres, brook, fractie, fractuur, heir, hernia, knak, knik, krak, kwetsuur, opening, rhexis, ruptuur, scheur, tweedracht, verbreking breukig - bros breukband bandage breuk in de aardkorst druklaas breuk in weefsels ladder, scheur, winkelhaak breukkruid – sanikel breukoperatie - herniotomie ' brevet akte, diploma, getuigenis, getuigschrift, oorkonde, referentie, testimonium, vergunning breviarium brevier brevier breviarium, getijdenboek breviter kortweg bridgeterm bieden, bod, down, drive, harten, klaver, manche, robber, ruiten, schoppen, slem, sans, troef bridgewedstrijd - drive brief akte, couvert, epistel, letteren, missive, oorkonde, schrijven brief (Mal.) – soerat brief of exploot waarin aangemaand wordt - briefaanhef H.H., l.s., m.h. briefgeld - port briefhouder - ordner briefje – kesafie, memo briefje met uitdaging tot duel – kartel brief in zakelijke trant missive briefje van armbestuur – borgbriefje brief voor aanbevelingen – aanbevelingsbrief briefje voor geneesmiddel – recept brief waarin permissie wordt gegeven - verlofbrief briefkoord - lias briefkosten port, porto, verzendkosten briefomslag couvert, envelop(pe) briefopener vouwbeen briefopschrift - aanhef briefordner map, legger, dossier briefpost - mail briefvracht porto, port, verzendkosten briefwisseling correspondentie, post briefwisseling tussen zaken - handelscorrespondentie briek angstig, dreigend, gevaarlijk, krom, raar, scheef bries wind(je), zeilwind briesen –brullen, pruisen, razen, schreeuwen, tekeergaan briesen tegen - aanbriesen brieven - post brievenbesteller facteur, koerier, (post)bode, postillon, brievenbus - postbus brievenordner - biblioraft brievenpost mail brievensnoer lias brieventas – aktetas, map, portefeuille brigadier - brigges brij pap, kwak ,pudding, puree, vla brijachtige massa - trot brijig - troeterig brij van aardappelen puree brij van bieten – pulp brij van vruchten - moes brijn – pekel, zout brijzel - kruimel brik - baksten briket van kolengruis - fom bril fok, lorgnet, lorgnon, montuur, neusklem brilduiker - knob brileend - bolder briljant - diamant, geniaal glansrijk, glanzend, prachtig, schitterend, uitnemend briljante leerling - bolleboos brillantine – haarcreme, haarvet brillenglas - lens brillenmaker - opticien brilleren - schitteren bril met handvat lorgnon brilleren schitteren, uitmuntend brilslang cobra, lepelslang, naga, naja brilslang als god in Hindoestan vereerd - naja brink – boerenerf, dorpcentrum, dorpsplein, plein, markt brio - levendigheid brionie - heggenrank Brit Engelsman Brits Engels, Iers, Schots, Welsh brits bed, legerstede, nachtleger, rustbank, slaapplaats Brits eiland - Arran, Sark Brits eiland in de Straat van Bab-el-Mandeb - Perim Brits eiland in West-Indië - Dominica Britse eilandengroep - Orkaden Britse Gemenebest, lidstaat van het - 2 U,K, 5 Ghana, India, Kenia, Malta 6 Canada, Ceylon, Cypres, Gambia, Malawi, Tobago, Zambia 7 Jamaica, Lesotho, Nigeria, Oeganda 8 Barbados, Botswana, Maleisië, Tanzania, Trinidad 9 Australië, Mauritius, Singapore 11 Sierra Leone 12 Nieuw-Zeeland Britse havenstad in Azië Aden Brits-Indisch lengtemaat - cubit Brits kolenstation - Perim Britse kolonie - 6 Brunei, Cayman 7 Aldabra, Antiqua, Bahama´s, Bermuda, Granada 8 Dominica, Farquhan, Pitcaim 9 Ascension, Gibraltar 10 Montserrat, Seychellen Britse koning, legendarisch – Lear Britse luchtvaart maatschappij - BEA Britse marine navy, R. N. Britse typograaf - Morison Britse vesting Gibraltar Britse zeemansdans - horlepijp brocceli - bloemkool broche – sieraad, (sier)speld brocheren - innaaien brochette - roosterpen brochure boekje, folder, vlugschrift broddelaar – knoeier, prutser broddelen – kliederen, knoeien, klungelen, morsen, prutsen broddelaar knoeier, prutser brodeloos arm, behoeftig, failliet, haveloos, pover, werkeloos brodig - bloemig, kruimig broed broedsel broed waar darren uitkomen - darrenbroed broedbak kas broeden beramen, broedtijd, broeien, kweken, peinzen, telen, uitdenken broeder fra, frater, br., fr., diakoon, kloosterling, verpleger broedergemeente – Hernhutters broederliefde getuigend - agape broeder van Abel Kain, Seth broeder van Abraham Nahor broeder van Agamemnon Menelaos broeder van Atreus Thyestes broeder van Castor Pollux broeder van Elektra Orestes broeder van Eris - Ares, Mars broeder van Europa - Kadmos broeder van Hebe Ares broeder van Hector Paris, Troilus, Polydorus broeder van Helle Phrixus broeder van Kain Abel broeder van Mozes Aäron broeder van Romulus Remus broeder van Selene Helius broeder van Willem van Oranje Adolf, Hendrik, Jan, Lodewijk broederschap – genootschap, gilde, sodaliteit broederskind - neef, nicht broedkip - klokhen broedmachine - broeder, couveuse broedpest - vuilbroed broedplaats horst, nest broedse hen - kloek broedsel – broed, kweek, nest, toom broedziek - broeds broeibak – eenruiter, kas, kweekruimte, oranjerie broeibak met een ruit - eenruiter broeien branden, brieden, muiken broeiend zwoel broeierig – broeis, drukkend, zwoel broeihuis kas, serre, trekkas, warenhuis broeikas - eenruit, oranjerie, plantenhuis, serre, stookhuis, warenhuis broeinest – haard, kweekplaats broeiraam - eenruit broeisel - broed broek - boks, pantalon, broek - drasland, moeras, waterland broek met een gulp – gulpbroek broek met korte pijpen - kniebroek broekachtig - moerassig broekbalk - achterhar, penbalk broekdraagband bretel, galg broekekster gaai, meerkol broekenman – dreumesm, jochie broekenstof - pilo broekgalg draagband, bretel broekig - moerassig broekje - jongentje, ventje broekklep lats broekland veen, moeras broekopening - gulp broekophouder – bretel, galg broer van vader of moeder – oom broer van Eöos - Helicu, Helius broer van Numitor - Amulius broes trechter, schuim, sprinkler, sproeikop, spruit brok – bonk, deel, fragment, gedeelte, homp, klomp, klont, klonter, kluit, kriezel, mok, mop, moot, morzel, pompel, stuk brok aarde – kluit brok vis - moot brokje – klontje, stukje brokje geperst kolengruis – briket brokjes - gneis, gruis brokkelen breken, kruimelen, vallen brokkelig – bro(o)s, kruimelig brokkelig stukje - kruimel brokkel - brooddronken, hovaardig brokkelvloer - mozaïekvloer brokken steen - puin broksgewijs fragmentarisch brok steen - basaltblok brokstuk brok, deel, fragment, gedeelte brokstukken – afval, puin, schroot brok vis - moot brol - bocht, rommel bromargyriet - bromiet brombeer brompot, druiloor, iezegrim, knorrepot, mopperaar, neetoor, nurks, nijdas bromfiets brommer, plof, snorfiets bromijzer crembalum bromkever mestkever bromium broom, Br. brommel - braam brommen – babbelen, gemor, gonzen, grommen, kniezen, knorren, kneuteren, kreuken, kwinkeleren, mompelen, mopperen, morren, schrollen, snorken, snorren, straf uitzitten, zingen, zitten brommer brombas, bromfiets, brompijp, bromvlieg, moped, motorfiets, solex, standje, uitbrander brommerig knorrig, korzelig, ontevreden, pruttelig, wrevelig brommerig en kortaf - korzelig brommig – knorrig brompijjp - brommer brompot – brombeer, grompot, iezegrim, knorrepot, mopperaar, nors, neetoor, nurk, nurks, nijdas, pruiloor, bromvlieg – aasvlieg, brommer, dol, vleesvlieg bron – afkomst, beginselfontein, herkomst, oorsprong, oorzaak, origine, source, spreng, wel, zegsman bronforel - beekridder brongas – aardgas, moerasgas brongebied van Tigris en Eufraat - Armenië bronmaagd Salmacis bronnenleer pegiatrie bronnimf najade bron op de Helicon - Hengstebron bronsachtige zeevis - meun bronsperiode bronstijd bronst - paardrift, paartijd, paringsdrift bronstig – broeds, hengstig, krols, loops, ruizig, tochtig bronstijd – bronsperiode, paartijd bron van licht – lamp, zon bron voor water - geiser, geizer bronwater – welwater bronzen – maffen, slapen brood – artos, casino, kost, kuch, mik, stol broodbeleg gelei, ham, honing, jam, kaas, koek, lever, leverkaas, leverworst, pasta, pindakaas, smeerkaas, spek, stroop, suiker, vlees, worst broodbreking - avondmaal broodbrief - belastingbiljet brooddief - beunhaas, knoeier brooddronken baldadig, dartel, uitgelaten broodheer – baas, werkgever broodje – kadet(je), punt, slofje, stoet, stuit, timp broodje met krenten - deuvekater broodkast – spinde, provisiekast broodje knakworst – hotdog broodkar – bakkerskar provisiekast - spinde broodkast – broodkorf broodmand, paander, panier broodmaaltijd - lunch broodmand ben, broodkorf, paander, panier broodmeel - bloem brood met vlees en ei uitsmijter broodnijd - afgunst, jaloezie broodnodig dringend, noodzakelijk, perse broodpap – panade, pent broodslijter bakker broodsmeersel – boter, jam, pasta, pindakaas, broodsuiker melis broodtrog moel brood van fijn roggemeel - mik brood van waterdeeg - waterbrood brood, voor het gebakken is - deeg brood voor kerstmis - kerststol broodwinner – bonnet, kostwinner broodwortel cassave, maniok, yam broodzak – eetzak, knapzak broodziekte - leng broom - bromium broomverfdruk - pigmogravure broomvergiftiging - bromisme broomzuurresten - bromaat broomzuurzout - bromaat broos breekbaar, bros,cothurn, delicaat, fragiel, frêle, iel, mager, onvast, perissabel, ras, sprakerig, teer, tenger, zwak broos en breekbaar - zwak broosheid breekbaarheid, zwakheid bros breekbaar, brokkelig, croquant, droog, knappend, knapperig, schraal, spreu, teer bros gebakken deegstang bij soep - stereolet bros licht baksel - beschuit bros metaal – mangaan brossen - verzuimen bros tarwe gebak - beschuit brouille onenigheid, onmin brouillon klad, ontwerp, schema brousse – wildernis brouwen – bereiden, stichten brouwersterm beslaan, bottelen, brouwen, eesten, filtreren, gerstwassen, hoofdvergisting, hoppen, kiemen, koelen, koken, legeren, malen, mouten, navergisting, ontkiemen, roosteren, rijpen, tappen,wegen, weken brouwerij product - bier, mout, wort brouwfris - bottelvers brouwsel - bier, gerstenat brug – verbinding, vonder, watermerk brug, hoge stenen - heul, hoele brug over een weg viaduct brug, soort - aquaduct, baileybrug, balkbrug, basculebrug, boogbrug, cantileverbrug, draaibrug, gierbrug, hangbrug, hefbrug, kraanbrug, ophaalbrug, rolbrug, schipbrug, spoorbrug, staafboogbrug, vakwerkbrug, viaduct, wipbrug brugbalans bascule brugdek, gemakkelijk verplaatsbaar - bart brugdrager - ponton bruggenhoofd walhoofd bruggenlegger - pontonnier bruggeman brugwachter bruggetje – loopplank, til, vlonder, vondel, vlonder bruggetje van een paar planken - zijl brughagedis - hatteria, tuatera brugkanaal - aquaduct brug over een weg - viaduct brugschuit – pont, ponton brugspier - buiger brugsteun - pijler brugwachter - bruggeman brui slag, stoot bruid - vrouw bruid (Hebr.) Kalle bruidegom - man bruidegomscostuum - trouwpak bruidsjonker – page, paranimf bruidspenning - spelde(n)geld bruidsschat – bruidsgift, dos, uitzet bruikbaar bekwaam, degelijk, dienstig, gepast, geschikt, goed, nuttig, practicabel, praktisch bruikbaar gereedschap - utensiliën bruikbaarheid - nut, utiliteit bruiklening - commodaat bruiloft – huwelijk, trouwerij, trouwfeest, trouwpartij bruiloftsdicht epi(h)alamium bruiloftsdrank hipocras, hippocras bruiloftslied epistalaan, epi(h)alamium bruin tanig bruinachtige stof verkregen uit run - taan bruinachtige vernislak - schellak bruinachtige verfstof – sepia, taan bruinbank - zonnebank bruin braden onder voortdurend keren - sauteren bruinrood - mordore bruin plekje sproet bruinsteen – pyrolusiet bruinvis – dolfijn, meerzwijn bruine asbest - amosiet bruine beuk - bloedbeuk bruine bodemhorizont (ijzer)oerlaag, koffiebank bruine frisdrank - cola bruine ijzersteen limoniet bruine kleurstof omber, umber bruine koek - taaitaai bruine stof uit eikenschors taan bruine verfstof sepia, taan bruine bruine zeevis - meun bruine zwaluw - oeverzwaluw waterverf sepia bruingebraden spijzen - frituur bruingeel - tanig bruingeel worden - tanen bruingele verfstof - taan bruinhardhout - wacapou bruinkleurig - tanig bruinkool - lignet bruinkoolcokes, poedervormig - grude bruinkool producerend land - Australië, Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Joegoslavië, Polen, Rusland, Slowakije, Tsjechië bruinkoolwas - montaanwas bruinlooderts - saturniet bruinoogje - gaasvlieg bruinrood terracotta bruinrood beeldje tanagra, terracotta bruinspaat - ankerriet bruinsteen - glasblazerszeep, mangaan bruinverbrand tanig, gebronsd bruinvis tuimelaar bruinijzererts - goethiet bruis – schuim bruisen - borrelen, schuimen bruisend – erfervescens, petulant, spitant, swingend, wervelend bruistig - opvliegend, ruw, wild bruit - geluid, geruis brulboei - zeeboei brullen – briesen, bulken, bulderen, loeien gieren, schateren, schreeuwen, tekeergaan, trompen brullen van olifanten - trompen brulzieke koe - jachter brummel braambes brunchen - eten bruneren - bruinen bruskeren beledigen, kwetsen, stoten Brusselaar - kiekenfretter Brussels bier faro, lambiek Brussel, deel van - Anderlecht, Auderghem, Elsene, Evere, Etterbeek, Forest, Ganshoren, lxelles, Jotte. Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Schaerbeek, Uccle, Ukkel, Vorst Brussels lof witlof Brussels mengbier - faro brut - droog brutaal – aanmatigend, astrant, astranterig, bijdehand, driest, grof, hevig, honds, impertinent, insolent, krachtig, lastig, losbandig, luchtig, onbehoorlijk, onbeleefd, onbeschaamd, onbescheiden, onbeschoft, onbeschroomd, ondeugend, onhebbelijk, overmoedig, ruw, schitterend, stout, stoutmoedig, strabant, straf, vermetel, verwaand, (vrij)moedig, vrijpostig brutaalweg - astrant brutale jongen - batraaf, lomperd, rakker, rekel, vlegel brutaliseren schofferen brutaliteit gotspe, impertinentie, lompheid, onbeschoftheid, onhebbelijkheid bruto br., bt., bto. , onzuiver, vuil bruto min tarra - netto brutowinst - bijdrage, contributie, opbrengst bruusk eensklaps, grof, kortaf, nors, onverhoeds, (plots)eling bruut beest(achtig), gewelddadig, hard,onverlaat, ruw, woesteling, wreedaard bruutheid – geweld, ruwheid brij – boeboer, magma, pap, prol, puree brijachtige spijs - pent brijn - pekel brijzel - kiezel, kruimel brylcream - pommade bubbelbad – whirlpool bubbelen – borrelen buddy – helper buddyseat - zitting bubinga - kevazingo budget bedrag, begroting budgetteren –begroten, gerekenen, vaststellen buffel anoa, anoeang, arni, bison, butalis, jak, karbouw, kauprey, lomperd, syncerus, pamaroe, stomme(ling), os, vlegel, wisent buffelen – bunkeren, schransen, schrokken, zwelgen buffel in Noord-Amerika - bizon buffel in Tibet – yak buffen - steunen buffer – bumper, schokbreker, (stoot)kussen buffertank - expansievat buffet – bar, dressoir, schenkbank, tapkast, toog, toonbank buffethouder – barkeeper buffet in cafe – bar tapkast buffet voor sterke dranken bar, tapkast buffetje - abacus, pronktafeltje, speeltafeltje, telraam bugel – signaalhoorn buggy – zelfbouwauto bühne – podium, toneel bui bevlieging, caprice, frats, gril, humeur, kuur, luim, neerslag, nuk, opwelling, regenvlaag, stemming, vlaag buidel – baal, beurs, doedel, geldzak, tas, zak buidelbeer - koala buideldier (boom)kangoeroe, buidelbeer, buideldas, buidelduivel, buideleekhoorn, buidelmarter, buidelmiereneter, buidelmol, buidelmuis, buidelrat, buidelspitsmuis, buidelspringmuis, buidelwolf, dwergbuidelrat, honingmuis, kangoeroe, kangoeroerat, koeskoes, opossum, reuzekangoeroe, spitsbuidelrat, suikereekhoorn, voskoeskoes, waterbuidelrat, wombat, yapok buidelmuis - tafa buidelrat opossum buidel voor geld - geldzak buigbaar buigzaam, flexibel, plooibaar, soepel buigen – bukken, knikken, krommen, nik, nijgen, ployeren, buigen door de knieën – hurken buiger - rugspier buiging dienaar, diffractie, flexie, ham, knik, inflexie, kromming, kromte, nik, nijging, reverence, verdraaiing, wijziging buigtangetje ravebek buigzaam – flexibel, gedwee, handelbaar, inschikkelijk, lenig, lenigen, plooibaar, rank, smedig, smeu, soepel, slap, taai buigzaam dun hout – spaan, twijg buigzaam gewas riet buigzaamheid – lenigheid, souplesse buigzaam maar pezig - taai buigzaam wandelstokje - badine buigzame hoed - panama buigzame paal sliet buigzame tak rijs, twijg buiig ongestadig, onbestendigd, onstuimig, onvast, regenachtig, veranderlijk buik abdomen, hara, lapare, melis, onderlijf, pens, wam buik, maag van dieren (plat) - balg buik zonder ingewand van een vis - leb buikband - centuur, gordel, riem, singel buikbetreffend - abdominalis buikdienaar - gulzigaard, lekkerbek buikig corpulent, dik, gezet, zwaarlijvig buikig flesj - ampul buikje embonpoint buikklier - alvleesklier buikkramp - koliek buikloop diarree, dysenterie, loslijvigheid buikopening - harakiri, laxering, punctie buikriem – gordel, singel buikriem van een paard singel buikschild - plastron buiksnede – laparotomie buikspreekkunst – ventriloquentie buikspeekselklier - alvleesklier, pancreas buikspreker gastriloog, ventriloquist buikvlies - peritoneum buikvliesontsteking peritonitis buikwaterzucht - ascetes buikwind - veest buikzuiverend - purgorent buikzuivering - purgatie buil – bobbel, bult, bundel, buts, gezwel, puist, tumor, zakje, zwelling bui of frats – gril, kuur buis ader, cilinder, kanaal,kiel, koker, lamp, leiding, pijp, riool, tunnelkoker buis aan de dakgoot afvoerpijp, regenpijp buis met schaalverdeling buret buis om urine af te tappen cat(h)eter buis van een tabakspijp roer buisje ampul, dispenserpijpje, pipet, tube buisje met injectievloeistof ampul buis of pijp - leiding buisje om wonden open te houden canule buisje van buigzaam metaal tube buiskool kropkool buiskwal zeeblaas buister - beddenzak, strozak, tijk buis van een pomp - daal buis van Eustachius - oortrompet buisverbinding - nippel buis voorafwatering - afvoer buisvormig ingewand darm buiszwam - boleet, eekhoorntjesbrood buit – poet, prooi, prijs, roofgoed, vangst buit (Eng.) - spoil buitelen – culbuteren, duikelen, kraaien, rollen, rollebollen, totteren, tuimelen buiteling bankroet, duikeling, koprol, salto, smak, tuimel, tuimeling, val buiten behalve, extern, uitgezonderd, zonder buiten landgoed, landhuis villa buiten adem amechtig buitenbeentje - bastaard buitencafé - uitspanning bui8ten de lijn – out, uit buiten de perken buitensporig, extravagant, overdreven buiten de wet gestelde (Eng.) outlaw buitendien bovendien, daarenboven, nog, ook, tevens, verder, voorts buiten dienst b.d., inactief, non-actief , passief buitendokter - dorpsarts buiten proporties abnormaal, buitensporig buiten verband - los buiten zomerzonnescherm markies,store buitendijks aangeslibd land gors, hem, kaag, koog, nes, kwelder, schor, wad buitendijks grasland - borzing buitendijkse grond – nes, koog, kwelder, uiterland, uiterwaard, wad, waardland buitengerechtelijk - extrajudicieel buitengemeen – bijzonder, danig, ongemeen, uitermate, zeldzaam, zeer buiten gevaar - veilig buitengewone begaafdheid - genialiteit buitengewone blijheid uitgelatenheid buitengewone toelage – bonus, gratificatie, premie buitengewone verwarring - verbijstering buitengewoon bovenmatig, buitenmate, bovenmenselijk, bijzonder, donders, eigenhandig, enorm, extra, extrsvagant, kras, luizig, mateloos, merkwaardig, mirakel, onalledaags, ongebruikelijk, ongemeen, onregelmatig, ontzaglijk, ontzettend, overmatig, reuze, speciaal, uitbundend, uitermate, uitbundig, verbazend, wonderlijk, zeldzaam buitengewoon begaafd geniaal buitengewoon dividend bonus buitengewoon groot – enorm, matelijk buitengewoon lid van iets – erelid buitengewoon loon - premie buitengewoon spannend adembenemend buitengewoon streng draconisch buitengewoon zware arbeid - ledebraak buitengewone lof – apotheose, apoteose buitengras - gors buitenhaven rede, ree buitenhuis – bungalow, landhuis, villa, zomerverblijf buiten iemands weten – achterbaks, stiekem buitenissig afwijkend, bizar, excentriek, raar, vreemd, zonderling buitenissigheid - apartheid buitenkansje bof, fortuin, geluk, mazzel, meevaller, toeval, tref(fer), voordeel buitenkant – buitenzijde, exterieur, omtrek, periferie, rand, uiterlijk buitenkant van fruit – schil, pel buiten kennis - bewusteloos, onbekwaam, onmachtig buitenkeuken kombof buitenlaag bast, bolster, korst, kurklaag, schil, schors, buitenlaag van brood - korst buitenlander vreemdeling buitenlands vreemde, vreemd, uitheems buitenlandse munt zie vreemde munt buitenlandse titel don, lord, sir buitenleven landleven buitenlijn omtrek buitenman boer, dorpeling, landman buitenmate – akelig, bar, deerlijk, enorm, erg, heel, hoogst, intern, onwijs, sterk, uiterst, vreselijk, zeer buitenmatig – enord, gigantisch, immens, kolossaal, ontzaglijk buitenmens – plattelander buitenmodel - afwijkend buitenmuur façade, gevel, pui buitenomtrek – periferie buitenpartij picknick buitenplaneet Jupiter, Mars, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus buitenpost - uitwacht buitenrand – grens, grenskant, kant, oever, periferie, rand, randje, velg, buitenrand van een wiel velg buitenschil bast, bolster buitenshuis wonend extern buitenspel offside buitenspelers - vleugels buitenspiegeltje spion buitensporig – bar, bovenmatig, enorm, erg, extravagant, extreem, losbandig, onmatig, onredelijk, onzinnig, overdadig, overdreven, overmatig, tomeloos, uiterst, verbazend, verregaand, zeer buitensporigheid enormiteit, exes, losbandigheid, overdrijving, uiterste buitensporige voorstelling van iets overdrijving buitensporigheden excessen, strapatsen buitenstaander – buitengewoon, derde, leek, outlaw, outsider, vreemde buitenste atmosfeer van de zon - corona buitenste bast – bolster, schors buitenste borstwering glacis buitenste deel rand buitenste deel der grote hersenen schors, hersenschors buitenste harde rand - korst buitenste laag van de atmosfeer exosfeer buitenste laag van bomen – bast, schil, schos buitenste omtrek - rand buitenste rand – korst, omtrek buitenste van een sigaret - dekblad buitenverblijf buitenhuis, landgoed, villa, zomerhuis buitenwaarts uitzwellen – puilen buitenwal - voorwal buitenwal om een stad singel buitenwereldlijk - extramundaan buitenwesten - bewusteloos buiten wonend extern buitenwonende - forens buitenzedelijke overwegingen - amoreel buitenwoning – landhuis buitenzijde buitenkant, exterieur, uiterlijk, uitwendig buitenzitje op dak - terras buiten-zonnescherm - store buitmaken – kapen, prederen buitzoeker - avonturier buizennet - riolering buizerd – hanenschop, muizerd buizig - angstig, bevreesd, brommerig, ruw, verstoord bukken – buigen, stuipen buks (jacht)geweer, bosboom, palmboompje bul acte, dikkerd, dikzak, diploma, document, lomperd, lor, oorkonde, os, stier, vod bulachtig - lomp, stuurs bulderaar bulderbast bulderbast bulderaar bulderen – balderen, brullen, bulderend, daveren, lieien, razen, schreeuwen, tempestief, tieren bulderend naderen - aanbulderen buldog - bulhond buldozer - graafmachine Bulgaarse badplaats Albena, Boergas Verna Bulgaarse berg - Jel-Tepe, Moes-als, Perelik, Sjoetka, Vitosja, Witosa Bulgaarse drank - yoghurt Bulgaarse hoofdstad Sofia Bulgaarse ketterse sekte - Bogomielen Bulgaarse maat kune, lekha, oka Bulgaarse munt lev, leva, stotinka Bulgaarse nationale vergadering -sobranje Bulgaarse pruimengenever riha, rika Bulgaarse rivier - Arda, Isker, Kamptsjija, Lom, Mantsa, Ogost, Osma, Stroema, Toendsja Bulgaarse schrijver – Beron Bulgaarse staatsman - stamboelof Bulgaarse stad - Boergas, Pernik, Plewen, Plovdiv, Roese, Varna Bulgaarse tsaar - Boril bulge - blister bulhond – mastiff, rekel bulk – massa, stortgoed bulken – blaren, blaten, brullen, huilen, loeien, roepen, schreeuwen bulken van runderen - loeien bullebak - bietebauw, boeman, dwarskop, popans, tiran bullebijter - nijdas bullen – spulletjes bullepees - pezerik bulletin - dagbericht bullig - tochtig bulpezerik - lisdodde bulsum - korteling bult bobbel, bochel, buil, gezwel, huidzwelling, knobbel, nol, oneffenheid, pokkel, puist, stuit, tumor, verdikking, verhevenheid, zwelling bultachtig - gebocheld, oneffen bulten - knobbels bult in een weiland - nol, nolle bultenaar bochel, gebochelde, krates bultig – gebocheld, hobbelig bultje – bobbel, tubereus bultigheid - gibbositeit, tuberositeit bultos bizon, buffel, zebu bultrund zeboe, zebu bulwer - lytton bultzak strozak, strobed bumper buffer, stootbalk, schokbreker, stootkussen bun bak, ben, beun, korf, kaar, mand, rugkorf bundel – boek, bondel, bos, buil, bussel, dot,knot, nis, pak(ket), ris, schoof, tas, toef, tros bundel bloemen – bos, boeket, tuil bundel brandhout – poorter bundel dierenfabels - esopet bundel garen knot, streng bundel garven - hok bundel geconcentreerd licht - lazerstraal bundel graanhalmen garf, gave bundel grashalmen garf, garve, schoof bundel haar - streng bundel korenhalmen – garf, garve bundel aaneengeregen papier lias bundel rijshout fascine bundel stro – schoof bundel stukken - dossier bundel twijgen gard,roe(de) bundel vlasstengels - boot bundel vruchten – tros bundels moleculen - molecuulstralen bundel vuurpijlen girande bundelen – trossen, uniëren,verenigen bundeltje – donk, dot, vlok, wis bundeltje haar – dot, lok bundeltje vlas – wiek bundel wol – knot, streng bunder ha., hectare bungalow – buitenhuis, landhuis, zomerhuis bungelen – schommelen, slingeren bunker – fort, kazemat, kolenruim, schuilkelder, schuilplaats bunkeren – schranzen bun of korf - mand bunzing fret, kabouter, mud, schelp,skunk, stinkmarter, ulk, wulk buran boeran, blizzard, sneeuwstorm burcht bolwerk, borg, citadel, kasteel, slot, sterkte, veste toevluchtsoord, veste, vesting burchtheer – baron, kasteekheer, slotheer burcht (Ind.) - poeri burcht in Troje - pergama Burchten, kastelen en ruïnes in de Achterhoek – Kiefskamp bij - mits, nevens, para, per, sub bij Apeldoorn Het Loo, Cannenburgh bij Baarn Groeneveld bij Bakkeveen Slotplaats bij Barneveld Schaffelaar bij Bergen op Zoom Mattemburgh in de Betuwe (0) Doornenburg bij Breda Anneville, Bouvigne bij Breukelen Nijenrode bij Delden Twikkel bij Diepenheim Warmelo bij Doesburg Bingerden bij Domburg Westhove bij Driebergen Sterkenburg bij Dwingeloo Oldengaarde bij Ede Hoekelum ten zuiden van Eindhoven - Heeze in Gaasterland Kippenburg bij Geertruidenberg Dussen in het Gooi Groeneveld, Muiderslot bij Gorkum Loevestein bij Gulpen Neubourg bij Haerst Arnichem bij Hedel Ammersooien bij Heemskerk Assumburg, Marquette bij Heemstede Groenendaal te 's Heerenberg Bergh bij Heerlen Rivieren bij Heino Alerdinck bij Helmond Croy ten zuiden van 's Hertogenbosch Heeswijk bij Hoensbroek Amstenrade bij Hoonhorst Aalshorst bij Houten Heemstede bij Jelsum Dekemastate bij Lage Vuursche Drakensteyn, Pijnenburg in het Land van Maas en Waal Batenburg, Hernen bij Leek Nienoord bij Leersum Broekhuizen bij Leidschendam Duivenvoorde bij Lisse d'Ever, Keukenhof bij Lochem Ampsen . bij Maastricht Borgharen, Eisden, Kanne, Mheer bij Marssum Poptaslot te Medemblik Radboud bij Meppel Havixshorst bij Middelstum Ewsum bij Midwolda Ennemaborg in Noord Limburg Weil bij Nuis Coendersborg bij Nijkerk Olden Aller, Salentein bij Nijmegen Wiechen bij Oegstgeest Oud Poelgeest bij Oenkerk Heemstrastate bij Oisterwijk Nemelaer bij Olst Hoenlo bij Ommen Rechteren bij Oosterhesselen De Klencke bij Oud kerk Staniastate bij Renkum Doorwerth bij Roermond Hillenraad, Hom bij Santpoort Brederode bij Sassenheim Teylingen op Schouwen Duiveland - Moermont bij Sittard Stein bij Slochteren Fraeylemaborg bij Tiel Soelen bij Tietjerk Vijversburg bij Tubbergen Eeshof bij Uithuizen Menkemaborg bij Utrecht De Haar, Zuilen, Rhijnauwen bij Velp Biljoen, Rozendaal bij Vollenhove Vleuten Haarzuilens Toutenburg bij Voorschoten Duivenvoorde bij Vught Zwijnsbergen aan de Waal Doddendael aan Waal en Maas Loevestein op Walcheren Ter Hooge bij Wedde Wedderburcht in het Westland - Staelduyn aan de IJssel Middachten bij Zuid laren Laarwoud bij Zutphen Voorstonden, Vorden bij Zwagerveen - Fogelsanghstate burcht in Friesland stins burchtheer baron, kasteelheer, kastelein, slotheer burcht of slot - kasteel burcht op Bali - poeri burchttype - motte-et-bayle, ronding, slotsteen, stienhûs, stins burchtvoogd - slotheer bureau – bureel, buro, kantoor, office, secretarie, secretaire, schrijftafel, werkkamer, werktafel bureau tot het uitrusten van schepen – rederij bureau van de secretaris - secretariaat bureau van een commissaris - commissariaat bureau van een gezantschap kanselarij bureau voor administratie secretarie bureau voor muziekauteursrecht – Buma bureau voor uitrusten van schepen - podesta, podestaat, rederij bereel – bureau, kantoor, schrijftafel buren – naaste, omwoners burg citadel, burcht, kasteel, slot, veste burgemeester maire, burg., starost burgemeester (Eng.) mayor burgemeester (Sp.) alcalde burgemeester in de middeleeuwen en onder het fascisme (It.) podesta burger bourgeois, filister, ingezetene, onderdaan, plebejer, poorter, postieker, square burger van het oude Rome - Romein, quiriet burgerboterham - politiekje burgerdeugd – civisme burgerkleding - politiekje, postiek burgerleger - militie burgerlijk – bekrompen, bourgeois, civiel, eerbaar, fatsoenlijk, gewoon, netjes, square burgerlijk armbestuur - aalmoezenierskamer, ba burgerlijk recht - privaatrecht burgerlijk Wetboek B.W. burgerlijke dag - etmaal burgeroorlog - guerrilla burgerrecht - indigenaat burgerstand - bourgeoisie burgerij – bourgeoisie, gemeente burgerzin - civisme burggraaf vicomte, visc(ount) burijn graveernaald, stift, ponsoen burlesk grappig, kluchtig, koddig burin - buurvtouw Burmese munt kyat, pjas Burma, hoofdstad van - Rangoon Burma, rivier in - Awa, Irrawaddy, Sanlwin, Sittong Burma, stad in - Akyab, Ava, Bassein, Mandalai, Mulmay Burmese volksgroep - Karen, Mon, Pjoe, Thai burrie berrie, brancard, draagbaar, lamoen burijn –etsnaald, graveernaald, stift bus – autocar, blik, doos, fonds, koker, syrinx, trommel bus met chauffeur zonder conducteur - eenmanswagen bus met schroot en kogeltjes kartets busboom - buksboom, taxisboom bush-bush – jungle, oerwoud, rimboe, woldernis bushel bs. bussel - bos, bundel business –handel, zaak, zaken buskruit – pulver, trotyl, dynamiet , springstof buste boezem, borst(beeld), paspop bustehouder b.h., bra(ssière), beha, suspensorium bus voor kolen - kolenkit butaan - butagas butler bediende, dienaar, huisbediende, huisknecht, lakei, valet butoor lomperd, roerdomp buts bluts, bult, deuk butsen – deuken, uitdeuken butskop - stormvis button – badge, tekstplaatje butylalcohol - butanol buur buurman, naast wonende buurland van Israël Moab buurman buur, naber, nabuur buurschap - buurt, gehucht, kwartier, nabijheid buurt gehucht, kwartier, ongeving, omstreken, stadsdeel, werf, wijk buurt aan de Regge Eerde buurt bij Gelders Laren Eksel buurt bij Gramsbergen Ane buurt in Amsterdam Jordaan, Kattenburg, Pijp buurt in Rotterdam Charlois, Katendrecht buurt onder Borger Ees buurt onder Diemen Sniep buurten – bezoeken, opsteken buurtschap – dorpje, gehucht, maalschap, vlek, werf, wijk buurtschap (Fries) - hammerke, hamrik, hemrik buurtschap in n.w. Overijssel - onna buurtspoorweg – lokaalspoor, lokaaltrein buurvrouw – burin, naastwonende buut doel, mikpunt, oogmerk, wit Buzzer – zoemer bij de Romeinen de 15e in div. maanden - idus bij een openbare verkoping bij afslag koper worden - mijnen bij een rekening - summatie bij gelegenheid - okkasioneel bij het afromen van melk gebruikt vat - aad, ade bij het volk geliefd – populair bij name - nominatim bij- of verziendheid - ametropie bij overeenkomst - adjectum bij overeenkomst bepalen - bedingen bij vergissing - abusief, abusievelijk bij voorbaat - provisoir, provisioneel bij voorbaat wapenen - premuneren bij voortduring - nog bij wijze van voorzorg – precautioneel
Byzanthisme - haarkloverij, ogendienaar Byzantijns kruiperij, Oost-Romeins, slaafs Byzantijns apostel - Cyrillus, Methodius Byzantijns keizer(in) - 3 Leo, Zoë 5 Fokas, Irene, Izaak 6 Manuel, Zenoon 7 Alexios, Ariadne, Eudoxia, Michaël, Romanus 8 Arkadios, Basilios, Johannes, Justinus, Konstans, Leontios, Prokopia, Theodora, Tiberius 9 Alexander, Bascleios, Marcianus, Mauritius, Nikeforos, Theodorus, Theofilos 10 Anastasios, Andronikos, Filippikos, Herakleios, Konstantijn, Nikephoras, Staurakios, Theodosios, Theodosius, Theophilos 11 Justinianus Byzantijns keizerin – Irene Byzantijns kerk - Hagia, Katholikon, 12 Kloosterkerk, San Marco, Sphia, St. Vitale Byzantijns liturgische boek - euchologion Byzantijns motief - etimasia Byzantijns veldheer - Narses Byzantijns roei-oorlogsschip - dromone