Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
ka - haaibaai, kaai, kauw, kade, kenau, steiger, waterkant
kaaf - schoorsteen, schouw
kaafijzer - haardijzer, schoorsteenplaat
kaag - polder
kaai – aanlegplaats, gier, ka(de), losplaats, rede, ree, perron, waterkant
kaaiman - alligator, boeaja,  kelderfles, krokodil
kaaimansnoeken - lepisosteidae
kaailoper - baliekluiver, straatslijper
kaairidder - bootwerker
kaak   bovenkaak, cake, kaakbeen, kakebeen, kieuw, kinnebak, koekje, onderkaak, schandpaal, scheepsbeschuit, straf, wang
kaakafwijking - hazenlip, wolfsmond
kaakbeen - kevel
kaakbeenderen - kevels
kaakbevestiging - amfistylie, autosylie, hyostylie
kaakje - kiscuit, biskwie
kaakklem - kaakkramp, trismus
kaakklier - oorspeekselklier
kaakkramp - mondklem, trismus
kaaklozen - agnatha, prikken, rondbekken
kaakslag - muilpeer
kaakspier - kauwspier
kaak van een vis - kieuw
kaak zonder tanden   kevel 
kaal   arm, armelijk, armetierig, armoedig, armzalig, bar, bekaaid, berooid, bladerloos, blak, bloot, blut, dor, geknipt, geplukt, geschoren, glad, glimmend, haarloos,  haveloos, karig, naakt, onbedekt onbegroeid, onbehaard, onbekleed, ontbloot, pover, schamel, schraal, schriel, schunnig, sjofel, sober, uitgedroogd, versleten, verveloos, woest, zuinig 
kaalduin - kling
kaal en glad - vlak
kaal gemaakt - geplukt
kaalheid - alopecia, armoede, geldeloosheid, haarloosheid, madorosis, naaktheid, onbedektheid, psilosis,
kaal hoofd - biljartbal, kaalkop, kletshoofd, kletskop
kaalkin   melkmuil 
kaalkruid - schubwortel
kaal schapenvel   ploot 
kaalte - kaalheid, onbegroeidheid
kaaltjes - armoedig, onbegoeid
kaal worden - kalende
kaam   griet, kaamsel, kaan, kim, reuzel, schimmel, vlies
kaamsel - schimmel
kaan - bootje, buitenkansje, griet, reuzel, schuitje, uitgebakken spek
kaantje   reuzel
kaap   Athos (Gr.), belvedàre, Comorin (India), Finistere, Horn (Am.), klip, kijktoren, Nao(Andalusië), Noordkaap, oord, plaats, plek, roof, rots, rotspunt, Skagen (Skand), uithoek, vlak, voorgebergte, zeeroof, zilvermeeuw
kaap (Lt.) - Capo
kaap aan zuidpunt van Voor Indië   Comorin
kaap bij Afrika - Barbas, Blanc, Bon, Corrientes, Cross, Delgado, Frio, Lopez, Mirik, Palmas, Verde
kaap bij Amerika - Blanco, Canaveral, Charles,Cod, Fear, Henry, Romain
kaap bij Arabië - Fartak, Noes, Soukira
kaap bij Argentinië - Blanco, Corrientes, Raso
kaap bij Australië - Adieu, Anderson, Arnhem, Bedfort, Byron, Cuvier, Direction. Flattery, Fort, Grafton, Grenville, Hay, Howe, Leeuwin, Leveque, Naturaliste, Otway, Pasley, Spencer, Stewart, Talbot, Thouin, Wilson, York
kaap bij Brazilië - Maguari
kaap bij Canada - Adair, Chidley, Christian, Dufferin, Dyer, Gaspe, Hopes, Kater, Race, Raper, Sable
kaap bij Chili - Carranza, Dyer, Hoorn, Pillar, Quedal, Quilan,
kaap bij Groenland - Farvel, Lövenörn, Mösting, Nansen
kaap bij Italië - Berta, Cimiti, Circeo, Colonne, Cozzo, Licosa, Linaro, Mene, Miseno, Rizzuto, Spartivento, Suvero, Vado, Verde
kaap bij Japan - Asjzoeri, Ezan, Hino, Inoebo, Jerimo, Kijoga,
Nodjima, Oma, Omaje, Rokoego, Satano, Sjakotano, Sjiretoko, Sjirija, Soja,
kaap bij Java - Bantenan, Genteng, Indramaju, Krawang, Patjenan, Putjut, Tangkah
kaap bij Mexico - Catoche
kaap bij Nieuw-Zeeland - Egmont, Foulwind, Noordkaap, Oostkaap, Palliser, Providence, Turnagain, Zuidkaap
kaap bij Noord-Europa - Noordkaap
kaap bij Portugal - Carvoeiro,Espichel, Mondego, Roca
kaap bij Rusland - Kanin, Swjatoi
kaap bij Sardinië - Altano, Caccia, Comino, Falcone, Ferrato, Ferro, Figari, Mannu, Marrargiu, Negretto, Palmeri, Pecora, Pula, Spartivento, Testa, Teulada
kaap bij Sicilië - Bianco, Calava,  Campolato, Finale, Findaro, Gallo, Granitola, Milazzo, Ognina, Passero, Ramo, Rasocolmo, Rossello, Scaramia, Schiso
kaap bij Spanje - Finisterre, Gata, Nao, Ortegal,  Penas, Tortosa
kaap bij Venezuela - Mocomoco
kaap bij Verdische eilanden - Fago, Sal
kaap in Amerika   Hoorn 
kaap in Andalusië   Nao 
kaap in Griekenland   Athos
kaap in Groot-Brittannië - Landsend
kaap in Iberië   Finisterre, Gibraltar
kaap in India   Comorin 
kaap in Nieuw-Zeeland - Westkaap
kaap in Noorwegen – Noordkaap
kaap in Scandinavië   Noordkaap, Skagen
kaap in Zuid Amerika - Hoorn
kaap onder Spanje   Gibraltar 
Kaapprovincie, hoofdstad van de - Kaapstad
kaapschip - kaperschip, piratenschip
Kaapse eland - elandantilopek
Kaapse ezel   zebra 
kaapse hyacint - galtonia
kaapse schildpad - zonneschildpad
kaapstander   aardwind, gangspil, lier, windas
Kaapstroom - Agulhasstroom
kaapvaart - commissievaart, kaperij
Kaapverdische eilanden, een der - Antoa, Boavista-Nicalao, Branco, Brava, Fogo, Maio, Razo, Rei, Rombo, Sal, Santiago, Sao, Tiago,
Kaapverdische eilanden, haven van de - Praia
Kaapverdische eilanden, hoofdstad van de - Praia
kaar   bak, ben, beun, bloot, bun, korf, kuip, mand, nis, rugkorf, viskaar
kaard - kaardebol, rib 
kaarde - artisjok, kaardedistel, preisteel, rib, weverskaardebol, wolkam
kaardeachtigen - dipsacaceeën
kaardebol - dipsacus
kaarden - r(o)uwen
kaardekruid - kaardebol, kaardedistel
kaarderol - egel
kaardwol - duivel
kaars - bloempiramide (kastanjeboom), bougie, k., lichteenheid, lisdodde, toorts, verlichtingsmiddel, vruchtkogel (paardebloem)
kaarsdrager   blaker, kandelaar, kandelaber, kastanjeboom, lantaarn
kaars, materiaal waaruit wordt gemaakt - Bijenwas, parafine, spermaceti, stearina
kaars met 3 pitten - drielicht
kaars van vet - vetkaars
kaars voor een armkandelaar - girandole
kaarseknipper - snuiter
 kaarsenbank (R.K.) - retabel
kaarsenbestanddeel - aardwas, ozokruit, stearine
kaarsendover - domper
kaarsenhouder - blaker, kandelaar, kandelaber
kaarsenknipper - snuiter
kaarsenpit - diefje, lemmet
kaarsenstandaard - blaker
kaarsrecht - fier, lijnrecht, ongebogen,ongeknakt, rechtop
kaarssterkteëenheid - candela, cd.,
kaarsvet - ongel, smeer, stearine, talk
kaars van vet - vetkaars
kaart   aas, ansicht, blad, carte, entreebiljet, karton, lidmaatschapskaart, nel, plattegrond, prent, spadille, speelkaart, toegangskaart, troef, wandkaart,
kaart die boven andere uitgaat - troef
kaart in het quadrillespel   spadille 
kaart met een onderwerp - tekst
kaart van de maan - maankaart
kaart waarop de waterstanden vermeld staan - peilkaart
kaarten afnemen - couperen
kaarten tekenen - mapperen
kaartenboek   album, atlas 
kaarter - bridger, kaartspeler, klaverjasser, pokeraar, speler
kaartfiguur   aas, boer, harten, heer, klaver, koning(in), ruiten, schoppen, vrouw 
kaarthoek - argument, kaartazimut
kaartje - biljet, entreebewijs, biljet, reisbiljet, plaatsbewijs, ticket, toegangsbewijs
kaartje voor de terugreis - retourbiljet
kaartje voor openbaar vervoer - tramkaart
kaartjes knipper - conducteur
kaartjesverkoper - bure(au)list
kaartkleur   harten, klaver, ruiten, schoppen, rood en zwart
kaartleggen - cartonancie
kaartlegster   waarzegster 
kaartlezer - waarzegger
kaartspel   
  4  brag, faro, king, rami, scat, skat
  5  banco, belot, farao, macao, omber, piket, poker, skaat, tarok,        whist, wient
  6  ambigu, boston, brelan, bridge, dikzak, domino, écarté,                  hombre, jassen, liegen, loterij, pesten, ramsen, tienen, toepen
  7  bézique, canasta, dispuut, geerten, jokeren, manilla, pandoer,         pokeren, stakker, tontine, toepen, zwikken
8    baccarat, bassette, crapette, kruisjas, marjolet, patience,                 veldslag
9    imperiaal, klaverjas, kwajongen, pandoeren, quadrille
10  kwartetten,  opschepper
11  hartenjagen, koningsspel, kruisjassen, leentjebuur,                          miezemauzen, potverteren, schutjassen, smousjassen,                    vijfhonderden,
12  klaverjassen, miezemaus(z)en , zwartepieten
kaartspelen - kaarten
kaartspeler - kaarter
kaartspel voor kinderen - kwartet
kaartspel voor 4 personen - bridge, quadrille
kaartspel zonder een slag te halen - misère
kaartsysteem   cartotheek, kaartregister, kartotheek, register 
kaarttekenaar - cartograaf
kaarttekens   legenda 
kaartterm   aas, bank, bieding, bod, boer, club, codille, coup, couperen, dame, double, hand, harten, heer, honneur, invité, inzet, klaver, kleur, koning,  levee, manche, manille, mars, moker, nel, oost, partij, partner, pas, pique, ponto, pot, redouble, renonce, renonceren, riek, robber, roem, ruiten, sans, schoppen, score, slag, slem, staart, talon, tien (enz.), toe(u)rnooi, trek, trick, troef, troeven, voorhand, vrouw, wassen
kaasbereidingsstof - leb, stremsel
kaasgebakje - ramequin
kaasgebrek - pok
kaasgerecht -fondue, kaasomelet, tosti
kaasglas - stolp
kaashoed - bolhoed
kaasjeskruid - maluwem
alva
kaaskleurstof – olean,orleaan
kaaskruiden - komijnanatto,
kaasmassa - wrongel
kaasmat - kaashorde, kaasmijt, made, memel
kaas met grote gaten - gruyére
kaas met grote scheuren   knijper 
kaasmijt   memel 
kaassnijder - opschepper
kaas uit Normandië - camembert
kaas van afgeroomde melk - loereman, weikaas 
kaas van hui   weikaas 
kaas van Texel - potkaas
kaassoort - 
 4   bleu, brie
 5   herve
 6   chèvre, Friese, glarus, Goudse, Leidse, volvet
 7   angelot, chedder, chester, dagkaas , daneblu, demi-sel, 
      Edammer, Gruyère, hervese, kernhem, meikaas,
      munster, rodamur, stilton
 8   bleufort, cheshire, hooikaas, roomkaas, tilsiter
 9   broodkaas, camenbert, komijnkaas, kruidkaas,
      limburgse, maroilles, nagelkaas, neuchâtel, provolone,
      reblochon, Roquefort, Zwitserse
10  boerenkaas, gorgonzola, kanterkaas, komijnekaas,
      mazzarella, parmigiano, schabziger
 11 parmesaanse, petit-suisse
kaassoort, Deense - daneblu
kaassoort, Engelse - chedder, cheshire, chester, derby, stilton
kaassoort, Franse - Brie, Camembert, cantal, gervais, roquefort
kaassoort, Italiaanse - bel-paese, fontina, grana, Parmesaanse, gorgonzola
kaassoort, Zwitserse - emmentaler, Gruère, schabziger
kaasstof   caseïne, wrongel
kaasstof in melk - caseïne
kaasstremsel   leb(be), runsel
kaastobbe - stremvat 
kaas van taptemelk - weikaas
kaasvorm - kaasnap, kaastop
kaats - klap, slag
kaatsbaan   tra 
kaatscentrum - Franeker
kaatsen - kaatseballen, opstuiten, terugveren, weerkaatsen,
kaatsnet   raket 
kaatspartij - partuur
kaatsplankje   palet 
kabaal - bombarie, drukte, gedoe, gedrang, geduvel, geraas, geschreeuw, getier, getoeter, herrie, heibel, keet, kift, kuiperij, lawaai, leven, omhaal, omslag, opschudding, rumoer, stampei, trammelant, tumult, twist
kabaalmaker - herrieschopper, kabaalschopper
kabaalschopper - druktemaker, ruziemaker
kabaan   hut, hokje, loofhut 
kabaja - jasje, kabaal
kabanes - kast, keet, krot
kabas - armkorf, hengselmand, reismandje
kabbelen - klateren, klotsen, schiften
kabel - ankertouw, draad, gijn, lording, streng, touw, tros
kabelbaan   zeilbaan, zweefbaan
kabelbericht - telegram
kabelgaren - kardeel
kabelgast - matroos
kabeljauw - beenvis, beugvis, heek, klipvisleng, tros
Kabeljauwen, tegenstanders van de - Hoeken
kabeljauw, gezouten - labberdaan
kabeljauwachtige - dwergbolk, heek, kabeljauw, koolvis, kwabaal, leng, meun, pollak, schelvis, steenbolk, vorskwab, wijting
kabeljauwvisser   dogger 
kabel jauwvistuig - beug
kabelspoorbaan - funiculaire
kabanes   kast, keet, krot 
kabinet   kast, kunstzaal, ladenkast, pronkkast, regering, studeerkamer, werkvertrek
kabinet, Spaans - papelera, vargueno
kabinetkever - museumkever
kabinetmaker - schrijnwerker
kabinetorgel - orchestrion
kabinetskever - muzeumkever 
kabinetstuk   pronkstuk 
kabinetsvakantie   reces 
kabinetwerker   meubelmake,r schrijnwerker
kabiren - kabeiroi
kabouter   aardgeest, aardmannetje, alver, alverman, bunzing, duimling, duimpje, dwerg, gnoom, huisgeest, kobolt,  padvinder, padvindster, schelp, stinkdier, trol, ulk, uk, ukkie, wulk,  
kabouters - gnomen
kabouterverblijf   haagte 
kabuis - kopkool, kropkool, sluitkool
kachel   convector, dronken, fornuis, haard, kooktoestel, oven, potkachel, stoof, vergasser
kachelen   kuieren, wandelen 
kachelglans   potlood, zwartsel
kachelglans of glimmer - mica
kachelpook - ratel
kadans - ritme,  rithme
kadaster   grondbeschrijving 
kadaver    aas, dode, kreng, lijk
kade - aanlegplaats, dijk, havenmuur, ka, kaai, kant, laadwal, losplaats, oever, steiger, wal
kader - afdeling, bestek, frame, lijst, kern, omlijsting, raam, rand, plan, rand, ruimte, speelvak
kaderverhaal - decamerone, raamvertelling
kadet – bolletje, broodje
kadet bij de marine   adelborst 
kadetje   bolletje
kadi - rechter
kadijk - tragel
kadraai   parlevinker, scheepszoetelaar
kaduciteit - bouwvalligheid, nietigheid
kadul - gezel, kameraad
kaduuk - afgeleefd, beschadigd, bouwvallig, caduc, gebrekkig, gemoerd, gemold, kapot, oud, stuk, versleten
Kaenozoïcum, periode uit het - kwartair, tertiair
kaf   afval, bolster, duist, rommel, schil, schutbast
kaf van uitgedorste vlasbollen   bolkaf
kaffer   boer, hufter, lomperd, stommerd, vlegel, Zoeloe
kafferdorp   kraal 
kafferen - tieren, uitvaren
kafferhut - rondavel
kafferkoren   doerra, kapitorie, koffertorie, sorgho, sorghum,  zwarte gierst
kafferpokken   alaas, alastrim 
kafir – ongelovige
kafje - blees
kafmolen - wanmolen
kafnaald - angel
kafnaald van de gerst - gerstebaard
kaft   bandage, belasting, boekomslag, compres, couvert, enveloppe, jacket, lapel, map, omkleedsel, omslag, rand (omgeslagen)
kajak - kano, oemiak
Kajefas - hoogpriester
kajuit   achteronder, cabine hut, roef
kak   aanstellerij, bluf, drek, poep, praats
kakadoris - kwakzalver
kakebeen - kinnebak
kakel    kletskous, kletsmeier, kletsmajoor
kakelaar - babbelaar, kletskous, kwebbel, opsnijder, praatjesmaker, ruziemaker, snoever
kakelbont - bont, overladen, schreeuwerig, veelkleurig
kakelen   caqueteren, kabbelen, kleppen, klessen, kletsen, kwakelen, kwaken, kwekken, praten, ratelen, rellen, snateren, snebben
kakement - kaken, mond
kaken - kapen, kokhalzen, walgen
kakhuis - gemak, sekreet, stilletje, toilet, W.C.
kaki - grauwgeel
kaki-appel - diospyros
kakker - bloodaard
kakkerlak - albino, bakkerstor
kakkerij - brani, buikloop, diarree, drukte
kakmaker - druktemaker, pocher
kakofonisch - wanluidend
kakografie - wanprodukt
kakschool - bewaarschool, kleuterschool
kale   zie kaal 
kala-azar - leishmaniosis
kalach - Kalchoë, Nimrod
kalamijn - galmei, zinkerts
kalamijnsteen - galmei, zinkerts
kalander - glansmachine, glansmangel, korenbijter, korenworm, 
mijt, stofglanzer, tocht
kalandersteen - glaassteen
kalbas - kabas, karebies
kalciumsulfaat - gips
kaldoe(Ind.) - bouillon, vleesnat
kalefakker - duivelstoejager, handlanger, knul, praatjesmaker
kale - kaalkop, knikker
kale schapevacht - ploot
kale streep in laken   gaal, galle,  glee
kalebas   cucerbita, kauwoerdel, kolokwint, pompoen, pronkappel, pronkpeer
kalebasachtige klimplant - kolokwint
kalebasachtige plant   komkommer 
kalebasachtige vrucht - kolokwint, komkommer, kwintappel
kalefaten - dichten, opknappen
kalefateren   breeuwen, dichten, opknappen, oplappen, prutsen
kale duinheuvel - kling
kale duintop - blinkerd
kale jonker - cirsium 
kalen - aftakelen, aftuigen, onttakelen
kalender   agenda, almanak, annalen, bedelderwisj, dagwijzer,  tijdrekening
kalender (Perz.) - derwisj
kalender van kerkelijke feesten - heortologium
kalenderopsteller - computist
kales   caleche, karos koets, rijtuig, vigilante 
kale streep in laken - gaal, galle
kale vlakte – llano, pampa, savanne, steppe, woestenij, woestijn
kalf   drachtig, dwarshout, glashout, heiblok, koppelbalk, poet, vaars, veulen
kalf deels gevoed met ondermelk - ondermelker, sopper
kalf van een jaar   enter 
kalfaatijzer - breeuwijzer
kalfaten - breeuwen, herstellen, opknappen, oplappen, prutsen
kalfskop - botterik, domoor
kalfskruid - bitterzoet
kalfslapje - escalope, kalfsoester
kalfsmuil - tuinleeuwenbek
kalfsoog - margriet, moederkruid, spiegelbanket
kalfspoot - aronskelk, splijthoef
kalfssnuit - leeuwenbek
kalfsvoet - aronskelk
kalfziekte - moerziekte
kali - kunstmest, loogkruid, meststof
kaliber - aard,  afmeting, allooi, boring, diameter, doorsnede, formaat, gehalte, gewicht, grootte, middellijn, model, omvang, patroon, slag, soort, teneur, waard, wijdte, zwaarte
kaliber van een cilinder - boring
kalief van Bagdad -
 5   al Tai
 6   al Amin, al Hadi, al Kaim, al Radi
 7   al Kadir, al Kahir, al Mahdi, al Nasir, al Zahir
 8   al Mamoen, al Rasjid, al Wathik
 9   al Mansoer, al Moetazz
10  al Moehtadi, al Moektadi, al Moektafl, al Moestadi,
      al Moestain, al Moetadid, al Moetamid, al Moetasim,
      al Moettaki
11  al Moektadir, al Moentasir, al Moestakfi, al Moestasim 
12  al Moestansir, al Moestazhir 
13  al Moestandjid, al Moestarsjid, al Moetawakkil
kalief van Cordoba -
 6   Hisjam
 7   al Hakam
 8   Abdallah, Mohammed
10  al Moendhir, al Moertada
12  al Moestazhir
kalief van Damascus
 5   Jazid
 6   Hisjam, Marwan
 7   al Walid, Ibrahim, Moeawya
 9   Soelaiman
kalief van Egypte - 
 6   al Adid, al Amir, al Aziz, al Faiz
 7   al Hafiz, al Hakim, al Zafir, al Zahir
 8   al Moeizz
10  al Moestali
12  al Moestansir
kalief van Medina - 
 3   Ali
 4   Omar
 5   Osman
kaliefenambt   kalifaat 
kaliefenrijk -  kalifaat
kaliefentitel   Oman 
kalfaat   Cordova 
kaliglas - hardglas
kaliglimmer - muscoviet
kalligrafie   pennenkunst, schoonschrijfkunst
Kalimantan - Borneo
Kalimantan , oorspronkelijke bewoner van - Daja(k)
kalimeststof - kaïniet, kalizout, patentkali
Kalinin - Tverj
Kaliningrad - Koningsbergen
kaliplant - aardappel, peen, tabak
kalis   armoedzaaier, bedelaar, schooier, stakker, stumper, vagebond, zwerver
kalisalpeter - kaliumnitraat
kalissehout - zoethout
kalissewater - dropwater
kalium   alkalimetaal, k., metaal, potas, potassim 
kaliumcarbonaat - potas, loogzout
kaliumchloride - KCI., zoutzuur
kaliumcyanide - cyaankalium
kaliumferricyanide - roodbloedloogzout
kaliumhydroxide - kali
kaliumnitraat   kalisalpeter, salpeter, salpeterzuur,  steenzout
kaliumrhodanide - KCNS
kaliumwaterglas - opaal
kaliumzout - meststof (verbinding van zuren met kalium)
kaliveldspaat - kaliumsilicaat, maansteen, orthoklaas
kalizout - kainiet
kalk   calcium, krijt, kunstmest, metselspecie, mortel, pleister, stuc, witsel
kalk met zand   cement, mortel,specie
kalk, koolzure - calciumcarbonaat
kalk, ongebluste - CaO
kalkaarde - calciumoxyde
kalfachtig gruis   graveel 
kalkachtig maken - calcineren
kalkachtig zandgesteente - macihno
kalkachtige aardsoort - mergel, perelle
kalkachtige delfstof - krijt, mergel
kalkachtige stof - krijt, sepia
kalkafzetting,  in een ketel   ketelsteen
kalkbak - metselbak, mouw 
kalkbord - raapbord
kalkbranden - calcineren
kalkbranderij - kalkoven
kalken -  gipsen, pleisteren, schrijven, stukadoren, witten
kalketrip - sterredistel
kalkgebergte   Helvetiden, karst 
kalkgesteente - dolomiet, kalkspaat, karaat, krijt, lias, marmer, mergel, nummuliet, mummuliticum, muntsteen, schelp
kalkgroeve - kalksponning
kalkhoudend oker - omber
kalkhoudende grond - kalkgrond, krijtgrond
kalkhoudende klei - mergel
kalkkist - blusbak
kalkklieren (med.) - favus, kletskop
kalkklopper - kloet
kalkmengsel - plaaster, pleister
kalkmeststof - cartonslib, dolokal, dolomietmergel, kalikiezelkalk, kalkmergel, kencica, landbouwkalk, landbouwpoederkalk, magnesiakalkmergel, marmer magnesiakiezelkalk, magnesiapoederkalk, schuimaarde
kalkmengsel - pleister
kalkmetaal - calcium
kalknaad   voeg 
kalkplant - aarddistel, bergdravik, driedistel, duindoorn, engbloem, kruisdistel, nachtsilene, vliegenarchis, wondklaver
kalkrijk - hard
kalkschelp - troffel
kalkschepper - troffel
kalksinter - kalktuf, travertijn
kalksoort - calx
kalkspaat - calciet
kalksteen - ooliet
kalksteen van fijne korrel - marmer
kalksteensoort - dolomiet, liaskalk
kalkstikstof - calciumcyaanamide
kalkstok   kloet 
kalktuf - kalksinter
kalktufsteen - travertijn, travertine
kalle - kraai
kallen - praten, redeneren
kalligraaf - schoonschrijver
kalligraferen - schoonschrijven
kalligrafie -  pennekunst, schoonschrijfkunst
kalm   bedaard, bedachtzaam, beheerst, bezadigd, evenwichtig, flegmatiek, gedeisd (barg.), gedekt, geduldig, gelijkmatig, gematigd, gerust, gezapig, goedig, ingetogen, koel, koelbloedig, koelzinnig, koest, lakoniek, lauw, lijdzaam, mak, ongestoord, placide, rustig, sereen, stil, tam, vast, voorzichtig, vredig, vreedzaam, zacht, zacht(jesaan), zeeg (gew.)
kalm en beraden - nuchter
kalm en helder - sereen
kalm en koel - nuchter
kalm en lieflijk   vredig 
kalm en onbewolkt - sereen
kalm en ongestoord - sereen, vredig
kalm en rustig - stil
kalm en verstandig - bezadigd, koelzakelijk, naïef, nuchter, onnozel
kalm mens - stoïcijn
kalme berusting   geduld, gelatenheid, lijdzaamheid, onderwerping, stoïcisme,  zenoïsme
kalme gemoedstoestand - berusting, geduld
kalmeren - bedaren, luwen, matigen, stillen, sussen, troosten, wiegen
kalmerend - sedatief, sedativum
kalmerend middel - adaline, bromide, broom, injectie,  kinine, librium, narcofin, sedatief, sedativum, sigaret, tablet, valeriaan, valium
kalmerende drank voor of van bromiden - broomdrank
kalmer worden - bekoelen, luwen
kalmoes - kalmus, zwanenbloem, zwanenbrood
kalmoesolie, bestanddeel van - eugenol
kalmpjes - bedaard,  onberoerd, onbewogen, ongestoord, onverschillig, rustig 
kalmpjes aan - largo, lento, moderato
kalmte   bedaardheid, beheerstheid, bezadigdheid, bezinning, flegma, geduld, gelatenheid, gemak, gematigdheid, gerustheid, koelheid, laconisme, placiditeit, rust, sereniteit, stilte, stoïcisme, vrede
kalmte en rust - gemak
Kalmuks epos - Djangaride 
kalmweg - doodleuk, gemoedereerd
kalomel - kwikchloride
kalot   bolkap, muts, pruik
Kalvarie - Golgotha
kalven - baren, braken, overgeven
kalverachtig   dartel, kinderachtig, onnozel, speels
kalverknieën - X-benen
kalverkramp   bloei, brul, bulk, lal
kalveroog - madelief
kalverziekte - bloei,  brul, bulk, colibacillose, lal, polyarthritis 
kalvijn - rammelappel, 
kam   bergrug, christa, graat, hanekam, luishark, roskam, ruguitwas (op rug van  slang), weverskam
Kama - Mara
Kama, vrouw van - Rati
kamblad - weverskam
kamduiker - kuifeend
kameel   alpaca, dromedaris, guanaco, kemel, lama
kameelgeit - lama
kameelhaar - mohair
kameelhalsvliegen - rhaphidides
kameelharen stof - camel, kamelot
kameelkleurig - camel
kameelruiter - meharist
kameelschaap - lama
kameleon - anolis, calotes, chamacleo, hagedis
kamen - beschimmelen
kamenier   kamerjuffer 
kamenier in harem   odalisk 
kamenierster - kamermeisje
kamer   afdeling, appartementlokaliteit, ruimte, salon, suite, oda (Turks), vertrek, woonruimtezaal 
kamer met planten - serre
kameraad - amice, anti, boezemvriend, compeer, deelgenoot, gabber, genoot, gezel, kokkei, kornuit, krijgsmakker, lotgenoot, maat, makker, medescholier, medestudent, metgezel, trawant, vriend, vrind
kameraadschap - cameraderie, fraterniteit, sodaliteit, vriendschap
kameralistiek - cameralisme
kamerbediende - bode
kamercloset - stilletje, w.c.
kamerden - araucaria
kamerdienaar   lakei, lijfbediende, valet
kamerdoek - batist, klaterkatoen, lijnwaad (fijn)
kameren - mainteneren
kamerfiets - hometrainer
kamergemak - stilletje
kamergenoot - contubernaal
kamerheer   camerlengo (paus, hof), edelman (in hofdienst), euneuch, eunuuk, hoveling, kamerling 
kamerheer van de Paus   camerlengo
kamerjapon - housecoat
kamerjas   chamberloek, kimono, negligé, peignoir, sjamberloek
kamerjongen - huisbediende, huisknecht
kamerjuffrouw   kamenier, soubrette
kamerkruid - moerasspiraea 
kaderlid   afgevaardigde, parlementariër, senator
kamerling - eunuch
kamermeisje   binnenmeisje, kamenierster 
kamermeisje in een harem   odalisk, odaliske 
kamer met planten - serre
kamermuil - pantoffel
Kameroen, berg in - Etinde, Fako
Kameroen, bevolkingsgroep in - Bamiliké, Bamoen, Bassa, Doeala, Foelbe, Hauss's, Mpangwe, Pahouin
Kameroen, hoofdstad van - Yaoende
Kameroen, oorspronkelijke bewoners van - Pygmeeën
Kameroen, plaats in - Edea
Kameroen, rivier in - Cross, Moengo
kamerorgel - harmonium
kamerplanten - abutilon, agave, anthurium, aronskelk, asparagus, aspedistra, azalea, balsemien, begonia, bladbegonia, bougainvillea,  bromelia, bruidsbloem, cactus, camelia, cineraria,  cissus, clivia, colchica, coleus, chrysanthemum, croton, cyclaam, cyperus, digitalis, euphorbia, ficus, fuchsia, geranium, gloxinia, hedera, hertshoorn, hertshoornvaren, hibiscus, hortensia, kamerlinde, kerstroos, kerstster, knolbegonia, lidcactus, lobelia, moederplant, nestvaren, oleander, parapluplant, sanseferia, sierasperge, siernetel, sierpeper, venushaar, vetplant, vingerplant
kamerpot - nachtspiegel, po, stilletje
kamerrot - boekenwurm, kamergeleerde
kamerscherm   kamerschut, paravent, tochtscherm
kamerspeler - acrobaat, toneelspeler
kamerstoel - kakdoos, stilletje
kamertemperatuur, op laten komen - chambreren
kamerterm   amendement, interpellatie, reces, repliek, M.v.A., V.V.
kamertje   cel, hokje, kabinet  
kamertje boven de stal - hild, hilt
kamer van Koophandel - K. v. K.
kamertje voor examinandi - zweetkamertje
kamertje voor passagiers - hut
kamerverhuurder   hospes, kostbaas, ploert
kamerverhuurster   hospita 
kamervogel   kanarie, parkiet, piet
kamervoorstel - motie
kamerzalf - opodeldoc
kamerzuur - zwavelzuur
kamferballetje - mottenbal 
kamferboom - dryobalanops
kamferbrandewijn - kamferspiritus
kamferzalf - opodeldoc(h)
kamgaren - etamine, gabardine, popeline
kamgaren weefsel - gabardine, popeline, moreen, travers
kamgier   condor 
kamhagedis   leguaan , veraan
kamhout - schegbord
kammen   harken, ontwarren, uitkammen
kamig - schimmel(acht)ig
kamille - matricaria
kamille (stinkende) - koedille, paddenbloem, stinkbloem
kamizool - borstrok, onderlijfje
kamkever - schallebijter
kamkieuwwormen - pectinaria
kamlijster - kransvogel
kammen - harken, ontwarren, uitkammen
kamneus - hoefijzerneus
kamoes   gemzenleer
kam op strijkinstrument - ponticello
kam van een molenwiel - boetkam
kam van een snaarinstrument - scagnello
kamp   afgescheide, bivak, camping, castra, effen, gelijk, gevecht, honk, hooiland, kampement, kavel(grondstuk), krijg, lager, kantonnement, leger, legering, legerkamp, legerplaats, oorlog, quitte, race, slag, strijd, toernooi, tweegevecht, tweekamp, wedstrijd, wijk, worsteling
kampaan - kapiteel, klokvaas
kampeerauto - caravan
kampeerder - recreant, trekker
kampeergerei   bestek, grondzeil, haring, kroes, luchtbed, mok, primus, shelter, slaapzak, tent, watertank
kampeerkaart - kampkaart
kampeermiddel - tent
kampeertent - shelter
kampeerterrein   camping
kampeerverblijf   caravan, hondehokje, shelter, tent camping
kampeerwagen - camper, caravan, karavaan
kampement – bivak, kazerne, legerplaats
kampen   ageren, knokken, strijden, vechten, wedijveren, worstelen
kampen (het - der oudheid in Thracië) - abdera
kampen of twisten - strijden
kamper - kampioen, strijder, vechter, verdediger, worstelaar
kamperen   legeren
kamperfoelie   balroos, boksblad, geiteblad, geitenklaver, lonisera, memmekenskruid, sneeuwbes, vlier, zevenblad
kamperfoelieachtige plant - vledder, vlier
kampernoelie - champignon, paddestoel, zwam
kampersteen - koraalspons, zwamsteen
kampioen - kampvechter, overwinnaar, primus, recordhouder, titelhouder,  uitblinker, voorvechter, winnaar
kampioenschap -  meesterschap, titel, titelstrijd
kampkaart - kampeerkaart
kamplant -  kaardedistel
kamponderkomen - tent
kampong - buurtschap, dessa, dorp, gehucht, negorij
kamponghoofd (Ind.) - gladakker, kapala
kampplaats   arena, bivak, camping, krijt, piste, ring, slagveld, stadion, strijdperk, strijdterrein, strijdveld, toernooiveld, vechtplaats
kamprechter - arbiter, referee, scheidsman, scheidsrechter
kampspel - toernooi
kampstrijd - tweegevecht
kampterrein van het leger - legerkamp
kampvechter   atleet, gladiator, kampioen, pugilist,strijder, verdediger
kamrad - kamwiel, tandrad, tandwiel
kamspier - schammbeenspier
Kamtsjatka, bewoners  van - Aleoeten, Itelmenen, Korjaken
Kamtsjatka, hoofdstad van - Petropavlovsk
kam van een snaarinstrument   scagnello
kamvorming - pectinaat
kamwiel - kamrad, kamwiel, tandrad
kan   heer, herberg (oosterse), kit, kruik, lampetkan, liter, markt, melkkan, pink, pint, pot, pul, snel, steekkan, stoop, tul, urn, vaatwerk, vorst (Arab.),
kan dodelijk zijn - gasvergiftiging
kan met deksel - flak, flapkan
kan met schenkpijp - tuitkan
kan niet   onmogelijk
kan of kop - liter
kan voor bier - pul
kan voor waswater   lampetkan
kanaal   aorta, bron, buis, delft, diep, dilve, doorvaart, ductus, gracht, grift, leiding, maar, pijp, trekvaart, vaart, waterweg, wetering, zeeëngte
kanaalbeambte - bruggewachter, sluiswachter
Kanaaleilanden, een van de - Alderney, Breechou, Guernsey, Herm, Jersey, Jethou, Lithou, Sark
Kanaanitische- Fenicische godin - Anat
kanaal geschikt voor scheepvaart   waterweg
kanaal gevormd door wervelholten - wervelkanaal
kanaal in België - Albertkanaal, Leopoldkanaal
kanaal in Brabant - Mark
kanaal in Drenthe - Beilervaart, Drostendiep, Loodiep, Norgervaart, Oranjekanaal, Stieltjeskanaal
kanaal in Egypte - Suezkanaal
kanaal in Friesland - Boorn, Ee, Engelenvaart, Herensloot, Tjongerkanaal, Zwettekanaal
kanaal in Gelderland - Bylandskanaal
kanaal in Groningen - Boterdiep, Damsterdiep, Eemskanaal, Hoendiep, Oosterdiep, Reitdiep, Winschoterdiep
kanaal in Groot-Brittannië - Caledoniankanaal
kanaal in Limburg - Julianakanaal, Noordervaart
kanaal in Nederland   Beatrixkanaal, Damsterdiep, Dedemsvaart, Drechtkanaal, Eemskanaal, Enservaart, Halomavaart, Heerensloot, Heimanswetering, Hoendiep, Julianakanaal, Kolonelsdiep, Kuindervaart, Lemstervaart, Markkanaal, Merwedekanaal, Noordervaart, Noordzeekanaal, Passageule, Reitdiep, Ringvaart,
Schonebekerdiep, Stadskanaal, Twentekanaal, Urkervaart,
Valleikanaal, Vlaardingervaart, Winschoterdiep, Wilhelminakanaal
kanaal in Noord-Brabant - Beatrixkanaal,  Eindhovenskanaal, Wilhelminakanaal
kanaal in Noord-Holland - Hoofdvaart, Noordhollandskanaal
Noordzeekanaal, Ringvaart, Weespertrekvaart
kanaal in Overijssel - Creilervaart, Meppelerdiep, Urkervaart, Willemsvaart
kanaal in Roemenië - Begakanaal
kanaal in Utrecht - Merwedekanaal
kanaal in Zuid-Holland - Giessen, Zijl
kanaal in Zweden - Falsterbokanaal
kanaal tussen twee plantages - trens
kanaal (urineleider) - ureter
kanaal zonder sluizen   niveaukanaal
kanaalpeil   k.p.
kanaalstelsel voor drinkwater in Rome - aquaduct
kanalje - gepeupel, janhagel
Kananga-olie - ylang-ylang-olie
Kanarees - Kannada
kanarie   geelvink, piet(je), politieagent (Ind.)
kanarieboom - kenari
kanariekruid - kruiskruid
kanariepokken - gaapziekte
kanarievogel - piet
kanarieorgeltje - serinette
Kanarische eilanden, een der - Algeranza, Ferro, Fuerteventura, Gomera, Grasiosa, Hierro, Lanzarote, Palma, Tenerife
Kanarische eilanden, oorspronkelijke bewoners van - Guanchen
kanaster - knaster, korf riet, krandjang (Ind.)
Kandeel - drank (warm), kruidenwijn
kandelaar   armkandelaar, armluchter, blaker, boom, girandole, kaarsdrager, kandelaber, kroon, kroonluchter, lichter, lichtdrager, lichtkroon, luchter, luister, luster, menora (liturg.),
kandelaber   armluchter, kroonkandelaar
kandidaat   cand., candidatus, dinger, examinandus, gegadigde, proponent, sollicitant 
kandidaat predikant   proponent 
kandidaatsexamen   kantjes
kandidatenlijst   groslijst, nominatie 
kandiet   kaoliniet
kandij   (suiker)klontje
kaneel-aldehyde - fenyl-propenal
kaneelappek - annona
kaneelbast - pijpkaneel
kaneelbloemen - kassiabloemen
kaneelkleurig - bruin
Kaneelolie, Chinese - Kassia-olie
kaneelsteen - hessoniet
kaneelwijn   bruidstranen, hipocras
kanefas   canvas 
kangoeroe   buideldier, buidelmuis, pademelon,  springhaas, walaby, walaroe
kangoeroerat - potoroe 
kanis - beun, ben, kaar, kubbe, vissersmandje, viskorf
kanjer   bom, knoert, kokkerd, kolos, loei, neus,
kankeraar   mopperaar 
kankerblaren - waterlelie
kankerbloem - akkerwinde, dotterbloem, duizendblad, klaproos, paardenbloem, waterlelie, waterranonkel,  weegbree
kankeren   klagen, mopperen, toeteren, zeuren
kankergezwel - carcinoom, sarcoma, woekering
kankerpit - kankeraar, mopperaar
kankerroos - klaproos
kankervrees - carcinofobie
kan met een tuit - schenkkan
kanneberg - veenbes
kanneboenders - kaardebol, lisdodden
kannetje - pul, 
kannekenskruid - bekerplant, nepent(hes)
kannewassers - kaardebol, lisdodden, schaafstro
kannibaal   antropofaag, menseneter, wilde,  
woesteling, wreedaard
kannibalisme - antropofagie, menseneterij
kano - kajak
kanoet - strandloper
kanoetvogel - knot
kanon   canon, geschut, houwitser, kn, kartouw, kettingzang, mortier, regel,  snelvuurkanon, stuk, veldkanon, vuurmond, wet, 
kanon - geschut, vuurmond
kanon, gegoten - goteling
kanon, inwendige van een - ziel
kanon, licht - falconet
kanon, onderstel van een - affuit
kanon, ouderwets - coluvrijn, kulverijn
kanonbank - barbete
kanonieke wet - kerkwet
kanonikes - stiftsjuffer
kanonisatie - heiligverklaring
kanonmondstuk - tromp
kanonnade - beschieting, feestdronk, gebulder, geschutvuur, toost
kanonneren - beschieten, bombarderen
kanonnier - artillerist
kanonnierplantje - donderplantje
kanonskogel - granaat, projectiel
kanonskogelboom - bertholletia
kanonvuur - beschieting, bombardement
kans   fortuin, gelegenheid, geluk, gelukje, gevaar, geval, gok, hazard, kijk, lot, mogelijkheid, risico, toeval, tref, uitzicht, wisselvalligheid
kansbiedend - speculatief
kansbriefje - lot
Kansas, hoofdstad van -Topeka
kansel - ambo, bema(Gr.), katheder, praatstoel, preekstoel, pulpitum
kansel in moskee - mimbar
kanselarij - griffie
kanselrede   homilie, leerrede, preek, predikatie, sermoen  
kanselredenaar   dominee, homileet, predikant, prediker 
kanselvoordracht - homilie
kans of gok - waaggokken
kans op onheil – gevaar
kansspel   bingo, canasta, farao, faro, geluksspel, hazard, kaarten, loterij, lotspel, lotto, poker, roulette, saturnus, toto, trio, waagspel
kansspeler - gokker, pokeraar, speler, wedder
kant   aspect (van een zaak), boord, buitenrand, facet, flank, flink, gat, gedeelte, gereed, grens, (kant)stof, knap, lijst, neg, oever, plaats, plek, rand, randje, richting, rugsnede, strook, uiteinde, vlak, vleugel, zoom, zij, zijde, zijvlak
kant aan een muts van de minste soort -  langet
kant aan water - kade
kant maken - kanten, kantklossen
kant, soort - blonde, guipure
kantbeschikking - apostil
kant van de pagina   kantlijn, marge
kant van de deur   post, stijl
kant van de weg   berm, talud
kant van de zaak   aspect 
kanteel - tinne, trans
kantelen   kanten, kapseizen kenteren, kiepen, knel, omrollen, omslaan, omvallen, overladen, uitkepen, uittanden, wentelen
kantelig - labiel, onvast, wankel
kanteloep   knobbelmeloen, wratmeloen 
kanten pelerine - berthe
kanten plooisel - jabot
kanthaak - kenterhaak 
kanthalf   linksachter, rechtsachter 
kantiek - kerkgezang
kantig gebeente   graat 
kantine - clubgebouw, koffiekamer, mess, overblijflokaal, schaftlokaal 
kantinebeheer van het leger - cadi
kantinepersoneel - messbedienden
kantlijn - marge, ribbe 
kantje - randje, vaatje
kantjeboord - nippertje
kantje haring - vaatje
kantjil - dwerghert
kant langs water - oever
kantlid - buitenstaander
kantlijn - marge, ribbe, rooi
kantlijn betreffend - marginaal
kantlijntekening - apostille, conimentaar, glosse
kantmaakster   speldenwerkster 
kanton - provincie, rechtsgebied
kanton in Zwitserland   Aargau, Appelzell, Bern, Fribourg, Glarus, Graub�nden, Luzern, Schwyz, Tessin, Thurgau, Ticino,Uri, Url, Valais, Vaud,Waadt, Wallis, Zug Zürich, Zie Zwitsers kanton
kantonnier   wegwerker 
kantoor – agentschap, bureel, bureau , comtoir, factorij, nederzetting, schrijfkamer, werkkamer, werkplaats, werkvertrek
kantoor van vertegenwoordigers van een   handelmaatschappij in vreemde landen   factorij 
kantoor voor ambachtswerkzaamheden   bureau
kantooragenda - almanak
kantoorbediende   boekhouder, commies, correspondent, employé, functionaris, kantoorklerk, klerk, loper, pennenlikker, schrijver, typist,
kantoorbehoeften   ballpoint, cahier, inkt, kasboek, ordner, paperclip, papier, pen, vulpen, potlood 
kantoorboek - grootboek, journaalboek, kasboek
kantoorjas   stofjas 
kantoormachine   boekhoudmachine, computer, duplicator, nietmachine, perforator, ponsmachine, printer, puntensluiper, rekenmachine, schrijfmachine, telex, telmachine, typemachine
kantoormeubel - bureau, kantoorstoel
kantoorschrijver - klerk
kantoor van een agent - agentuur
kantoorwerk - boekhouden, handelsrekenen, kopiëren, stencilen, steno, stenograferen, tikken, typen
kantruimte - marge
kantschrift - commentaar, glos
kantstrook   souche 
kantstijl van een ladder - schalier
kanttekenaar - commentator
kanttekening - aantekening, annotatie, apostille, commentaar, glosse, noot, opmerking, renvooi, voetnoot
kanttekening op akte - apostille
kanttekeningen - marginalia, marginaliën
kanttekeningen maken - emargeren
kant van de weg - berm, talud, wegberm
kant van de zaak - aspect
kantverbetering   renvooi 
kantvrucht - handklaver, venusspiegel
kantwerk - frivolité, klossen, naaldwerk, teneriffe
kantwerk maken - kanten
kantwerkster - kantklosster
kantwit van aantekening - marge
kan voor waswater - lampet
kantzuil   prisma 
kanunnik   domheer, kapittelheer, koorheer
kaolien - aluminiumsilicaat, hoge berg (Chinees), porseleinaarde 
kaoliniet - kandiet 
kap - autodak,  bedekking, capuce, capuchon, dak, droogkap, hoofddeksel, hooibergdak, huif, huisdak, korst(je), lampekap, molenkap, motorkap, muts, overdekking, rijtuigdak, uiteinde, wagenkap, zotskap 
kap afgerichte valk - huif
kap (bomen) - houw, slag
kap, deel van een - aanloper, blokkeel, daktengel, makelaar, muurplaat, nokgording, panlat, sloop, spant(been), trekplaat
kapdoos - toiletdoos
kap, gewatteerd - theemuts
kap over een lamp - lampekap
kap van een mantel - capuchon, huik, kovel
kap van een monnik - keuvel, kovel
kap van een preekstoel - klankbord
kap van een vogel - kuif
kap van een wieg - hemel
kap op schoorsteen - gek, monnikskap
kap van kloosterlingen -  keuvel, kovel 
kapbeitel - koubeitel,steekbeitel, warmbeitel
kapdoos - toiletdoos
kapel   bedehuisje, cupel, dagvlinder, kerk(je), muziekkorps, tempel, vlinder
kapelaan - kapelpriester, onderpastoor
kapelaanswoning   kapelanie, kapelanij
kapelmeester - dirigent, orkestleider  
kapelruimte onder een kerk   crypt, krocht
kapen - buitmaken, gappen, jatten, naasten, pakken, pikken, roven, snaaien, stelen, struinen, wegnemen, wegpakken 
kaper   boekanier, hoofddeksel, muts, perkan, piraat, (zee)rover, zeeschuimer 
kaperbrief - commissiebrief
kaperschip   raider 
kaper van vroeger - noorman
kaperwerkwijze - enteren
kaperij - piraterij, zeeroverij
kapgebint   dakgebint, kapspant, spant
kaphamer   bilhamer 
kapitaal   aanzienlijk, balans, belangrijk, bezit, eigendom, fonds, fortuin, geld, goud, groot, hoofdletter, hoofdsom, rijkdom, som, vermogen , voornaam, voortreffelijk
kapitaal beleggen - investeen
kapitaalbelasting - vermogensheffing
kapitaalbezitter - kapitalist
kapitaalkrachtig   rijk, opulent, vermogend, welgesteld
kapitaalopbrengst   dividend, interest, rente, winst
kapitale beginletter   unciaal 
kapitalist   nabob, plutocraat, rijkaard 
kapitalistische partij in Nederland - V.V.D. 
kapiteelvorm   acanthuskapiteel, bladkapiteel, blokkapiteel, Dorisch, Gotisch, lonisch, kelkkapiteel, knopkapiteel, kussenkapiteel, Romaans, teerlingkapiteel, volutenkapiteel 
kapitein   aanvoerder, bevelhebber, compagniescommandant, gezagvoerder, hoofdman, hopman, kapt., kapitein, officier, ouwe, schipper
kapitein de cavalerie - ritmeester
kapitein ter zee - waterkop
kapitein van de Nautilus - Nemo
kapitein van een zeilschip - vetleer
kapitorie - boekomslag, kaft
kapittel   afdeling, chapiter, caput, hoofdstuk, onderwerp, standje
kapittelen   berispen, bestraffen, onderhouden 
kapittelheer - domheer, kanunnik 
kapje - broodkorst, circoflexe, kalotje, kipa
kapje brood - kontje,  timp
kapjesmorielje - zakzwam
kapkamer - kleedkamer
kapkar - huifkar, tentwagen
kaplaken - primage
kapmantel   caban, cape, burnoe, huik,  peignoir
kapmeeuw   kokmeeuw, lachmeeuw 
kapmes - bijl, bijlmes, golok, hakmes, heep, hiep, houmes, machette 
kapmes (groot gebogen) in Z. Am. - machete
kapmes (Ind.) - parang
kapoen   deugniet, guit, mesthaan, schavuit
kapoeres (Hebr.) - dood, kapot, verloren, weg
kapoets - monnikskap
kapok - boomwol, zaadpluis
kap op hoofd - muts
kap op paardenkar - huif
kapot   afgemat, beschadigd, caduc, defect, dood, doodgaan, doodop, gebroken, gescheurd, geschonden, kaduk, kapores, kapoeres, onbruikbaar, ondeugdelijk, onklaar, ontdaan, rappig, stuk, vaneen, verloren, verslagen, weg,
kapot (barg.) - kapoeres, prak (in de), stuk
kapotgaan - bezwijken, breken, stukgaan 
kapotje -  condoom, kapothoedje, voorbehoedsmiddel
kapot maken - breken, moeren,  mollen, nekken, ruïneren, stukmaken, vernielen, vernietigen
kappelen - schiften
kappen   afhakken, borstelen, coifferen, hakken, houwen, kammen, kerven, omhakken, omzagen, stoppen, vellen
kapper   barbier, coiffeur, figaro, friseur, haarknipper, haarsnijder, haarstyler, scheerbaas
kapperkool - kabuiskool
kappersgerei   borstel, droogkap, fohn, kam, kwast, roller, schaar, scheermes, scheerzeep, spiegel, tondeuse, wetriem
kapperswinkel - coiffurie, capriool,
kapperszaak - kapsalon
kapriool - bokkesprong, luchtsprong
kaproen - bijenkap, kap, kaphout, muts, visagière
kaproen, deel van een - guleron, lamfer
kapsalon - kapperszaak 
kapseizen   kantelen, omslaan, omvallen 
kapsel   coiffure, frisuur, hoofdtooisel, permanent, pruik, toilet, watergolf
kapselband   beursband 
kapsellancet - cystioom 
kapsel, soort - allongepruik, chignon, hoofdtooisel, korumbos, krulpruik, lampadion, paardestaart, pony, pijpekrul, rouleau, statiepruik, toupet, vlecht, wrong
kapsies maken - tegenstribbelen
kapsnede - valkerf
kapsones - drukte, ophef, praatjes, spatsies
kapsonesmaker - druktemaker, opschepper, praatjesmaker
kapspant - dakgebint, dakstoel, kapgebint 
kapstander   mutsenbol  
kapster   coiffeuse, friseuse 
kapstok - jassenboom, kleerhanger, klerenhanger, klerenstandaard, sta(a)nder 
kaptafel - toillettafel
kapucijn - O. M. C.
Kapucijnen, behorende tot de - OFM
kapucijner monnik - bedelmonnik
kapucijner non - kapucines
kapucijner orde - O.M.C. (Ordinis Minorum Capucinorum)
kapucijners - raasdonders
kap van een mantel - kovel
kap van een scoorsteen - gek
kap van kloosterlingen - keuvel, kovel 
kapvenster   dakvenster 
kapwerk van een dak   dakstoel, gebint, spant 
kapwerktuig - bijl 
kapzaag   toffelzaag 
kar   auto(mobiel), brik, fiets, rijtuig, voertuig, wagen 
karaat   (afk.) kt, essaai, kar., goudgehalte 
karabies   koffertje, mand, tas
karabijn - geweer, musketon
karabijnfoedraal - holster
karabijnriem - bandelier
karakal - woestijnlynx
Karakalpakië, bewoners van - Karakalpaken, Kazachen, Oezbeken
Karakalpakië, hoofdstad van - Noekoes
karaf   fles, flacon, karos, sierfles, tafelfles, waterkan
karakal - woestijnlynx
karakiet - acrocephalus
karakol - wijngaardslak
karakter - aanleg, aard, cachet, eren, figuur, geaardheid, geest, gemoed, gemoedsaard, genius, gestel, grondtrek, inborst, kenmerk, letter, letterteken, naturel, natuur, psyche, ras, temperament, trek, type, uiterlijk, vorm, zielskracht
karakterbepaling naar oude handschriften - paleografologie
karakterbepaling uit handschrift - grafologie 
karakterbeschrijving - karakterologie
karaktereigenschap - egoïsme, egotisme, eerlijkheid, gemakzucht, hoedanigheid, kenmerk, koppigheid, laagheid, luiheid, omschrijven, trek, typeren, valsheid
karakteriseren   kenmerken, kenschetsen, schetsen 
karakteristiek - beschrijving, eigenaardig, eigenschap, kenmerk, kenmerkend, tekenend, schets, schetsend, typerend, typisch
karakterkunde - karakterologie, psychologie
karakterloos - alledaags, banaal, conventioneel, eerloos, laag, min, slap, week
karakterloos mens - dégéneré
karakterologie - karakterkunde
karakterschets - kenmerk
karaktersterk - koppig, pricipieel
karaktertrek - aanleg, aard, eigenschap, inslag, kenmerk, beschrijving, schets
karakterkunde   karakterologie 
karateren - alliëren , legeren
karamel - toffee,  ulevel 
karateterm - karateka, kihon
karavaan   gevolg, handelstrein, sleep, stoet, troep
karavaan van Mekkagangers - mahmal
karbeel - balksleutel, korbeel, kraagsteen, steunpunt
karbies - handkoffer, handtas, klepmand, mand, reismandje, tas , valies, 
karbolzuur   fenol, phenol 
karbonade - cotelet, ribstuk, runderrib, varkensrib
karbonkel - kanteloep, meloen, negenoog, puist, robijn 
karbonkelneus - drand, kneus, jeneverneus
karbouw - bizon, buffel 
kardinaal - camerlengo (kamerheer van de paus), kerkheer, kerkvoog, kerkvorst, prelaat
kardinaal-infant - Ferdinant
kardinaalsbloem - purperbloem
kardinaalschap - kardinalaat
kardinaalsmuts - euonymus, luizenboom, papenmuts, spilboom,
kardinaalstitel   eminentie, em., z.e 
kardoes   gors, grove, huls, krulhond, kwelder, nes, papiersoort, poedelhond, schor
kareel - soort pijl, tichelsteen
kareki elastiek, et - rietvink
karet - kret, rubber(boom), schildpad, zeeschildpad
karhengst – lomperik
kariatide   pilaster, schraagbeeld, zuilbeeld
kariatiden - boötiden
kariboe armoedig, - rendier (N.Am.)
karig   armzalig, bekrompen, eenvoudig, frugaal, gering, gierig, krap, krenterig, luttel, mager(tjes), matig, minetjes, nauw, ongaarne, pover, schaars, schamel, schraal, schriel, sober, weinig, zuinig
karigheid - armoedigheid, parcimonie, schaarste, schrielheid, zuinigheid
karikatuur - kartoon, spotbeeld, spotprent
karikatuurtekenaar - karikaturist
Karinthië - Kärnten
Karinthië hoofdstad van - Klagenfurt- 
Karinthië, rivier in - Drau
karkant   collier, halssnoer, ketting, snoer 
karkas   frame, gebeente, geraamte, gestel, lichaam, overschot, ribbekast, rif, skelet
karkiet - rietlijster, rietvink, rietzanger
Karl-Marx-Stadt - Chemnitz
karmeliet   o.c.
Karmil - huttentut
karmozijn   karmijn, purper, purperverf,  scharlaken,  wijnrood
karmozijnrood - purper 
karnvat - boterkuip, boterton,  botervat,
karnemelkgerecht - hangop
karnen - boteren
karner - botermaker
karonje   feeks, helleveeg, kreng, prij, serpent
karoot - kroot, peen
karos   kales, karaf, koets, reiswagen, vigilante 
Karpaten, top in de - Djumbiz, Fageras, Gerlachovka, Gierlach, Goverla, Halicz, Lrivan, Rysy, Tatra
karper   
 4   barm, blei, meun, ruis, tink
 5   alver, bliek, danio, gront, gruis, labeo, sneep, vetje,
      voorn, winde,  zeelt
 6   barbus, brasem, dorade, elrits, giebel, harder, karper, mesvis,
      witvis
 7   barbeel, grondel, kolblei, puntius, rasbora, weeraal
 9   donderaal, goudbaars, hesseling, rietvoorn, ruisvoorn,                   windvoorn,
10  blankvoorn, karperzalm
11   bittervoorn, kroeskarper, steenkarper
13  modderzalm, riviergrondel
karperachtige zeevis - wimber
karperkoning - spiegelkarper
karperzalm - caribo, piranha, rio, spatzalm, tetra
karpet – tapijt, vloerkleed
karreboom – dissel
karrelen – ineenlopen, korrelen, schiften
karreman - venter, voerman, vuilnisman
karren – rijden, fietsen
kartel   cannelure, inkeping, insnijding, keep, kerf, overeenkomst,  snee, snede, trust
kartelblad – pedicularis
karreboom – dissel
karrenvracht – wagenvol
kart – skelter
kartelen - greineren, inkepen, kerven
kartelig - gekarteld, geschift
kartelrand (postzegel) – dentelure
kartels aanbrengen - kerven 
kartets - granaat
kartodroom - scelterbaan
karton   board, bordpapier
karton-steendruk - papyrografie
kartuizers, stichter der – Bruno
karviel - hijsblok
karwats   gesel, knoet, rijzweep, zweep
karwei   arbeid, corvee, job, klus, opdracht, slachtafval, taak, toer, werk
karweitje   akkefietje, klusje, toetast
karwij - hofkomijn, komijn, kummel, wedzaad
karwijlikeur   kummel 
karwij-olie - kummel
karwijsoort - aardkastanje
karwijzaadolie - carvon  
kas   bergplaats, betaalplaats, broeibak, broeikas, contanten, cash, doos, éénruiter, geld, geldbergplaats, geldvoorraad, kassa, broeikas, kweekkas, kweekplaats, omhulsel (van een horloge), oogholte, serre,  telmachine, warenhuis
kasba   citadel, vesting 
kasbestelling - peculaat
kasboek - boekhouding
kasgeld - cash, contanten, kontanten
kashouder - kassier
kashoudster - caissiere
Kasische taal - Elamitisch, Hettitisch, Lydisch, Lykisch, Mittannisch, Soemerisch
Kasjgar - Sjoefoe
Kasjmir, volk in - Balti
Kasjmir en Jammu, hoofdstad van - Jammu, Srinagar
Kasjoebisch - Lechisch
kaskenade - beweging, drukte, gasconnade, ophef
kasmiddelen - contanten, geld, kontanten
Kaspische zee, eiland in de - Artem
kassa - betaalplaats, telmachine
kassei - straatsteen
kasseien - plaveien
kasseilegger - straatmaker
kassian - medelijden, ocharm 
kassier - incasseerder, kashouder, ontvanger, rekeningdoende, rekeninghouder, rendant 
kassiersafdeling bij de gemeente e.d. - comptabiliteit
kassiersbriefje - cheque
kassiersloon   incasso 
kassierswerk - incasseren, uitbetalen
kast - berging, bergmeubel, buffet, gevangenis, hangkast, kolommenkast, kussenkast, latafel, linnenkast, schapraai, schrijn, troonkast, vitrine, wandmeubel
kast met deuren - kabinet
kast met gaten voor de aalvangst - aalgeerkaar
kast voor het bewaren van relikwieën - relikwieënkast
kast voor verboden boeken - hel
kast waarin krukas - carter
kastanje - castanea
kastanjeachtie - hippo-castanaceeën
kastanjebruin - roodbruin
kastanjekleurig - donkerbruin
kastanje, omhulsel van de - cupula
kaste   groep, jati, klasse, stand
kaste, lid van een - brahmaan, ksatriya, sjoedrah, vaisya
kasteel   burcht, burg, citadel, slot, sterkte, toren, vesting
kasteel   
4  Berg, Bom, burg, Dael, Goor, Haar, Heer, slot
5  Aerdt, Arcen, Asten, Bosch, Breda, Dever, Donck, Doorn,            Horst, Horte, Rhoon, toren, Voorn, Weert, Wisch, Zeist
6  Ampsen, Baarlo, Beesde, burcht, Dussen, Egmond, Gemert,          Hatert, Hoenlo, Kelder, Keppel, Kessel, Limmel, Malsum,             Medler, Ruurlo, Vorden, Wychen, Zoelen, Zuilen
7  citadel, Echteld, Spieker, Twickel, Ulenpas, Vleuten, vesting,        Warmelo, Warmond
8   Nijenrode, Soestdijk
9   Amerongen, Assumburg, Brederode, Doorwerth, Duurstede,         Endegeest, Molencate, Rozendaal, Zijpendaal, Zorgvliet
10 Amstenrade, Diepenheim, Drakestein, Middachten, Muiderslot,      Randebroek, Windesheim
11 Hartelstein, IJsselstein, Loenersloot, Loevenstein, Riemersbeek,      Schaffelaar, Slangenburg, Sparrendaal
kasteel behorende aan een geslacht - stamslot
kasteelheer   baron, burchtheer, heer, kastelein, slotheer 
kasteel in Drenthe - Oldengaerde
kasteel in Friesland - Stins
kasteel in Gelderland - Doorwerth,  Loevestein, Terhorst
kasteel in Limburg -  Horn, Hoensbroek, Valkenburg, Wittem
kasteel in Noord-Brabant - Bouvigne
kasteel in Noord-Holland - Brederode, Muiderslot
kasteel in Utrecht - Drakestein, Nijenrode, Soestdijk
kasteel in Zuid-Holland - Duivenvoorde, Poelgeest
kasteel van oudsher - stamslot
kasteelbeheerder - slotvoogd
kasteelheer - slotheer, slotvoogd,  (namens een persoon of
overheid) burchtheer
kastegoed   saldo 
kastekort - deficit, nadelig saldo
kastelein   burchtheer, gelaghouder, herbergier, kasteelheer, kroegbaas, slotheer, slotvoogd, waard
kasteleines - herbergierster, kasteleinse, waardin
kasteleinsvrouw - herbergierster, kroegbazin, waardin
kasteloze - paria
kastelijntje - gedachtenstreepje
kastenmaker - abenist, schrijnwerker
kasterolie - castorolie, wonderolie 
kastje - etagère
kastje met relikwieën - reliekschrijn, schrijn
kastlijntje - gedachtenstreepje
kast met deuren - kabinet 
kastmeubel - buffet, credens, credenzone, dressoir
kastoor   beverhaar, bevervilt
kastplant - schap
kastraat - euneuch, gelubde, ontmande
kastratie -  ontmanning
kastreren - lubben, ontmannen
kastreren van huisdieren - lubben
kastrol - braadpan, kasserol
kastvakje - loket
kast van het oog - oogholte
kastijden   afrossen, geselen, martelen, mortificeren, pijnigen, ranselen, slaan, straffen, tuchtigen
kastijding    afranseling, bestraffing, castigatie, geseling, mortificatie, slaag, straf, tuchtiging
kastype - eenruiter, serre, warenhuis
kasuaris   emoe 
kasueel - casueel, toevallig
kat – 
3  gib, kat, los, torn
4  lynx, manx, pers, poes
5  cyper, felis, kater, katje, kazan, leeuw, matou, poema, pussy,         smoke, tabby, tijger
6  angora, boskat, fokkat, gambia, gepard, gibcat, kattin, kitten,        manoul, nubi�r, ocelot, panter, poesje, raskat, serval, tomcat,
7  abessijn, bergkat, burmaan, burmees, caracal, catling, cheetah,
    civette, cyperse, dakhaas, huiskat, jagoear, karakal, manxkat,        minneke, minette, muiskat, pelskat, poolkat, siamees, sierkat,        stalkat, tijgerin, tuinkat
8   cavalier, civetkat, dekkater, dwergkat, fokkater, genetkat,             langhaar, luipaard, mauwerik, mexicaan, moetjing, neutraal,          pampakat, raskater, tijgerkat
9   angorakat, bergleeuw, havanakat, ichneumon, kafferkat,                kattepoes, kartuizer, lapjeskat, manoulkat, marterkat,                    moederkat, muizenkat, muskuskat, nestkatje, soedanees,               wijfjeskat,  zolderkat
10  chinchilla, paraguakat, scheepskat, steppenkat
11  nevelpanter, woestijnlynx
7 archangelkat, koningstijger, muizenvanger, 
 13  annamietenkat, jachtluipaard
 14  sneeuwluipaard, wilhelminaskat
kataas - kattenvoer
katabolisme - afbraak, dissimilatie
katachtig - felien, lenig, zals, vinnig
katachtig dier   
 3   kat, los
 4   lynx
 5   felis, irbis, leeuw, poema, tijger
 6   bobkat, gepard, jaguar, manoel, margay, ocelot, panter,  serval
 7   caracal, cheetah, goudkat, huiskat, luiaard
 8   acinonyx, dwergkat, luipaard, neofelis, panthara, tijgerkat
 9   bergleeuw
11  nevelpanter, woestijnlynx
12  jagoearoendi, zwartvoetkat
13  jachtluipaard
14  sneeuwluipaard
katachtig roofdier - leeuw, jaguar, ocelot
katafalk   baar, berrie, praalbed, schraag
katakombe - krypte, nekropolls
katalogus - lijst, register
katalysator bij biologische processen - enzyme
katalysator van chemische reacties - enzym, ferment
katapult - mangneel
Katar, hoofdstad van - Doha, Dohe
katarakt - staar, waterval
katastrofaal - fataal, noodlottig, rampzalig
katastrofe    ramp, onheil
katbeer   panda 
kategorie - afdeling, genre, groep, soort
katei'e   golfbreker, krib, strandhoofd
kateker - eekhoren (gewst.)
katerlicht - schemerduister
katern - papiervellen (6 ineengevouwen)
katern van 3 dubbele bladen - ternio
Kathai - China
katharsis   loutering, reiniging
katheder - kansel, kateder, leerstoel, spreekgestoelte, preekstoel
kathedraal   basiliek, dom, kerk
katheter - aftapbuis
kathode   elektrode
katholiek - algemeen, rooms
katholiek geestelijke    abdis, abt, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, kardinaal, mère, non, overste, pastoor, pater, paus, prelaat, priester
katholiek geestelijke (Fr.)    abbé
katholiek opleidingsinstituut   seminarie
katholieke feestdag   Allerheiligen, Allerzielen, Aswoensdag, Driekoningen, Hemelvaart,  Kerstmis,  Mariaboodschap, Mariageboorte, Pasen, Pinksteren, Sacramentsdag, Septuagesima, Vastenavond 
katholieke geestelijke - aalmoezenier
katholieke leer - papisme
Katholieke Radio Omroep   K.R.O. 
Katholieke Volkspartij   K.V.P.
katholiekenhater - antipapist
katje - dropje
katjesdragend gewas   berk, els, gagel, hazelaar, luidkruid,  possem, post, vlooienkruid, wilg 
katoen   calico(t), boomwol, kapas, kapok, sits, textiel
katoen in olielamp - pit, kous, lont
katoen afkoken - beuken, kierkoken
katoenbatist - naturel, percal, perkaal 
katoendiefje - paradijsraaf
katoenen geglansde satijnweefsel - satinet
katoenenkiel - hes
katoenen molton - bevertien
katoenen schortendoek - warp
katoenen stof of weefsel   
 4   aida, pilo, sits
 5   denim, jeans, kelim, pilou, piqué, zefir
 6   diemit, flammé, madras, molton
 7   calidot, epinglé, evalist, gingang, nanking, naturel, paramat
 8   astrakan, bombazijn, everlast, jaconnet, organdie, tarlatan,             tobralco
 9   bevertien, lancaster, madapolam, shantoeng, velveteen
10  andrinopel, manchester, salemporis, watertwist
11  everlasting
12  duivelssterk
katoenen stof voor hemden - reforce
katoenen vulling - bombast
katoenen weefsel met zijde - pope, popeline
katoen in een olielamp   kous, pit
katoenflanel - barchent
katoenfluweel   corduroy, manchester, pilo, ribfluweel, velveteen
katoengaren - etamine, twist
katoengras - wollegras
katoenklos - spindel
katoenpapier - sitspapier
katoenplant - gossypium
katoensoort - makko
katoenspinnerij-machine - baalbreker
katoenvouwer    line, rectometer
katoenweefsel - nanking, piqué
katoenzuiveringsmachine - baaibreker
katpardel - panterkat
katrol   blok, bok, donkey, geiblok, gijn, hijsblok, karviel, katrol, kraan, lier, lift, palei, pedaal, plei, poelie, polei, takel, talie, tui, winch, windas, wipper
katrolblok - gewand
katrolletje - poelie
kattebelletje   (vouw)briefjes
katten - afkammen
kattendoorn   brem, duindoorn, gaal, gaspeldoorn hulst, stalkruid, stekelbrem 
kattengeluid – blazen, mauwenmiauwen, spinnen
kattengoud   glimmer, mica
kattenhout - kraakwilg
katteklauw - kleefkruid
kattekop - membraanpomp
kattenkroeg   melksalon
kattenkruid   amberkruid, ezelskruid, mastikkruid, neppe, nepeta, nippe, prangwortel, stalkruid, valeriaan
kattenkwaad   baldadigheid, deugnieterij, guiterij, kwajongensstreek, ondeugd, schelmerij
katenmaartje - hitje
katteoog - knikker, kwarts
kattensoort - angora, cyperse, pers, siamees
kattespoor - klimlat, scheepsbint
kattenvoer - kataas
katteoog - chrysoberil, kwarts
katteras - Siamees, Cyperse, Pers
katterig - misselijk
kattestaart - amarant, contrasein, duizendschoon, heermoes, lythrum, scheepsklamp, slangebloem, unjer, vijl, wilgenroosje
kattestaartachtigen - lythraceeën
kattezoet - valeriaan
kattig   bits, pinnig, snibbig, vals, vinnig
kattigheid - vinnigheid 
kattig meisje - snib
katuil   kerkuil, ransuil, torenuil 
katwilg - bindwilg
katzwijm   flauwte
kaugek - zeezwaluw
Kauh-sioeng - Takao
Kaukasisch snaarinstrument   tar 
Kaukasische berg   Elbroez
Kaukasische mantel - boerka
Kaukasische mousserende melkwijn   kefir
Kaukasische stam   koerden 
Kaukasische taal   Abchazisch, Adyghe, Armeens, Avaars, Azerbeidzjaans, Dargwa, Georgisch,Ingoesj, Kabardijns, Lak, Lezgisch, Tabasaraans, Tsjerkessisch, Tsjetsjeens 
Kaukasus, pas in de - Kloechor, MamisonNachar, Soenami
Kaukasus, schiereiland in de - Apsjeron, Taman
Kaukasus, top in de - Alagöz, AragatsArarat, Dyych-Taoe, Elbroes, Fisjt, Kasbek, Kosjtan-Taoe, Oeilpata, Sjichara
Kaunas - Kovno
kausaal - oorzakelijk
Kaustische alkali - KOH, NaOH
kaustobioliet - antraciet, bruinkool, steenkool
kauter - ploeg, ploegmes
kautie - borgtocht
kautle   borgtocht
kauw   dole, ka, kraai, kerkkraai, torenka, torenkraai
kauwen - kweernen, leuteren, manducatie, masticatie, wauwelen, zeuren 
kauwer - kauwijzer, breeuwijzer
kauwgebit - drenkgebit, watertoom 
kauwoerde   kalebas
kauproces - masticatie
Kavalla - Neapolis
kavalerie   ruiterij 
kavel - deel, grondstuk, kaveling, keep, kieuw, perceel, scheur, schrap, spleet, stuk
kavelboom   schalm 
kavelen   verdelen
kaveling - gedeelte, kavel, koop, partij, perceel, stuk, verdeling
kabelingen maken - verkavelen
kaviaar - steurkuit
kaviaarleverancier   steur
Kazachstan, bevolking van - Kazachen
Kazachstan, hoofdstad van - Alma Ata
kazak - boezeroen, jas
kazemat - bed, bunker, legerveste, schuilkelder, onderkomen (mil. beton)
kazerne - kampement, legerkamp, 
kazerne (Ind.) - tangsi
kazernebrood - kommiesbrood, kuch
kazernewoning - huurkazerne
kazuaris   emoe kasuaris,
ked   hit, kedde, ket, kid, pony
kee - Chinees
keel - gorgel, hals, kol, larynx, luchtweg, rood, stem, strot 
keelaanoening - angina, heesheid, hoest, schorheid, verkoudheid
keel in de heraldiek   rood 
keelamandelen - tonsillen
keelarts - laryngoloog
keelbeweging   slikken 
keelgat - strot
keelgeluid - gutturaal, hoest, hoesten, kuch, kuchen, rochel, schraap, schrapen
keelgezwel - krop 
keelholte   farynx 
keelholteontsteking - faryngitis
keelklank   gutturaal 
keelklier - bijschildklier, schildklier
keelknobbel - adamsappel
keelkruid - liguster
keellelletje - epiglottis
keelletter - gutturaal,  laryngaal
keelontsteking   angina, diphterie, kroep, laryngitis
keelontsteking bij paarden   worg 
keellijst - talaan
keelput - halskuiltje
keelspiegel   laryngoscoop 
keeltriller - gorgheggio
keelvleesziekte - angina, diphterie, difteritus, keelontsteking, 
keelvliesontsteking of ziekte - kroep
keelwortel - smeerwortel
keelziekte   angina, difterie, difteritis, hartbeklemming
keen   barst, kerf, kiem, kloof, reet, scheur, spleet, stok
keep   insnijding, gleuf, groef, kartel(ing), kavel, kieuw, kerf, krap, portie, schram, schrap, schreef, sleuf, snede, snee, snip,
keep in een duig - gergel, inkeping, inkerving, kroos
keeper   doelman, doelverdediger, doelwachter, goalie 
keer   beurt, draai, eens, kans,  kentering, kruk, maal, male, omkeer, ommekeer, toer, torn, verandering, wending, wenteling, werf, zwenk
keer dat iets pulseert - pulsatie
keer dat men aait - aai, aaien, streling
keer dat men veegt - veeg 
keerdam - schut, stuw, stuwdam
keerdicht   keervers, refrein, retrograde, rondeel, stok,
keergaan(te) - donderen, toeteren, veteren
keerkring - parallelcirkel, trope, tropicus
keerkringen   kreeftskeerkring, noorderkeerkring, steenbokskeerkring, tropen, zuiderkeerkring
keerkringgebieden - tropen
keerkringsjaar - zonnejaar
keerkringslanden   tropen 
keerkringsvogel   faeton, phaëthon 
keermuur - kaai(muur), walmuur
keernet - schutwant
keer op keer - telkens, voortdurend
keerpaal - schamppaal
keerpunt - crisis, kentering, toppunt, wending
keerpunt bij een ziekte - crisis
keerrijm - refrein, stokregel
keersluis - rabot, stuw 
keert maken - omkeren, teruggaan
keervers   antifoon, keerrijm, refrein, retrogade, rondeel, stokregel
keerwerk - stuw
keerwissel - ritratta
keerzijde   avers, dorso, envers, ommekant, ommezijde, revers, schaduwzijde, tegenzijde,  verso
keerzijde van penning   revers 
keerzijde van wissel   dorso 
keerzijden - tegenkant
keerzijden van een medaille - aversie
kees -  keeshond, spitshond, wolfshond
keeshond   fik, spits
keeshondachtige - chowchow, huskie, poolhond, samojeed, schipperke, spits
keest   geest, kiem, merg, pit, scheut
keet   barak, beestenstal, bende, boel, boet, drukte, heibel, herrie, hut janboel, kabaal, kabanes, lawaai, leven, lol, loods, rommel, rotzooi, rumoer, schuur, spektakel, troep, tumult, wanorde, warboel, werkplaats, zooi, zoutziederij
keet of bende – zooi
keet of chaos – bende
keet of hok – barak
keet of rumoer - stampei
keetschopper - geinmaker, herriemaker, herrieschopper, lolbroek
Kefallinia, berg op - Ainos
Kefallinia, stad op - Argostoli
keffen   blaffen, clabauderen, kijven, snappen 
keffer - druktemaker
keg    boterham, kegge, luns,  peg, pin, spie, wig 
kegel - conus, denneappel, dennekegel, flesvormig, konus,  voorwerp, ijskegel, ijspegel 
kegelbaan - bolbaan
kegeldragend - naaldgewas
kegeldragende boom - dama (Ind.), den, naaldboom, pijn, spar
kegeldragende boom in Z.-Europa - savelboom
kegeldragende plant   conifeer 
kegelaar - kegelspeler
kegelen - omvallen
kegelen, Amerikaans - bowling
kegelkoning   negenman 
kegelopzetter - kegeljongen
kegelplank - kegel bord
kegelschelp - punt, rolschelp, toot, tuit
kegelsnede   cirkel, ellips, hyperbool, parabool
kegelspeler - kegelaar
kegelvormig - conisch, conus, konisch,  taps
kegelvormig aanhangsel aan week verhemelte - huig
kegelvormig doofhoedje - domper
kegelvormig flesje - amplet
kegelvormig onderdeel van uurwerk   snek
kegelvormig toelopend   conisch, konisch, taps
kegelvormig uitsteeksel van een aambeeld - hoorn, speer
kegelvormige glazen kolf met platte bodem - erlenmeuer
kegelvormige punt - kegelpunt
kegelzand - kiezelzand
kegge - keg, keil, peg, pin, spie, wig
kegje - keganker, keggetje, werpanker
kei – bolleboos, geweldenaar, keisteen, kiezelsteen, klinker, rolblok, rolsteen, steen, straatsteen, uitblinker, zwerfblok, zwerfsteen  
keiaarde - kiezelaarde, kiezelzuur
keier - glasblazer, plukker
keihard - meedogenloos, onaandoenlijk, steenhard, versteend, wreed
keihard schot - knaller, knoert 
keiharde klap - dreun, loei, optater
kei   keg, spie, wig
keik - herik, kiek, radijs
keil - keg(ge), spie,  wig
keileem - keimergel
keilen - gooien, kiskassen, kriskrassen, smijten, werpen
keiltje - borrel
keimergel - keileem
keisteen - straatsteen, vlint, vuursteen, zwerfsteen, keizand,  grint
keizand - grint
keizer   Augustus, caesar, cesar, Caligulaempereur, empereur, heerser,  imperator, kaiser, khan, loper, negus, Nero, pontifex, sjah, tsaar, (czaar)
keizer en koning - I. R.
keizer van Ethiopië   Haile (Selassie) 
keizer van Japan   Hirohito 
keizer van Rome   Augustus, Caesar, Caligula Nero, Tiberius, Titus, Trajanus
keizerin van Hongarije   Gisela 
keizerlijk bevelschrift   oekaze, ukase 
keizerlijk decreet (Turks)   irade 
keizerrijk   imperium, empire 
keizerrijk in Achter Indië   Annam 
keizerrijk in Azië   Iran (Perzië), Thailand (Siam) 
keizersalade - dragon
keizershuis   Habsburg, Hohenzoilern
keizerskaars - verbascum
keizerskroon - imperiaal
keizersnede - hysterotomie, metrotomie, moedersnede
keizerstitel in Ethiopië   negus 
keizerstitel in Japan   mikado 
keizerstitel in Rusland   tsaar 
keker - bluffer, cecer, schreeuwer
kelderen   vergaan, ondergaan, slinken, verongelukken, zinken
kelderkoorts - drankzucht
kelderkoud   kil, klam
keldermeester   bottelier, cellarius 
keldermot   pissebed 
kelderverdieping   souterrain 
kelderwinde   dommekracht
kelen - afmaken, doden, slachten, vermoorden
kelim - tapijt  
kelk   beker, bokaal, calyx, glas, graal, offerbeker, ro(e)mer, wijnglas
kelk (hostie) - ciborie
kelk van een bloem - colix
kelkblad - sepaal
kelkbloemig - kelkstandig
kelkdoekje - purificatorium
kelkgras - handjesgras, henjegras
kelkkleedje - velum
kelner   ober, garcon, waiter 
kelk of beker - bokaal
kellner - bediende, cafebediende, garcon, ober, serveerder
kelp - wier, zeewier
Kelten - Galli
Keltisch volk - Bituriges
Keltische begraafplaats - cairn
Keltische dichter/zanger   bard 
Keltische gevechtswagen - essed
Keltische godheid   
 3   Ler, Lug
 4   Bodb, Gwyn, Leir, Llen, Llyr
 5   Artio, Epona, Macha, Pwyll 
 6   Andata,  Brigit,Dagdae, Gobban, Ogmios
 7   Belenus, Goibniz, Gwydion, Morrigu, Taranis 
 8   Massanan
 9   Smertrios
Keltische oorlogsgod - Britovius
Keltische priester   druïde
Keltische taal    Bretons, Brits, Cornisch, Gaelic, Gaelisch,  Iers, Kymrich, Manx, Welsh
Keltische zanger - bard
Kemal Pasja - Ataturk
kemel - bok, kameel
kemp - hennepklaver, klaver, klister
kemphaan - twistzoeker, vechtjas
kempvis - betta
kenari - kanarieboom
kenau - haaibaai, helleveg, ka, tang
kenbaar - bekend, blijkbaar, gekend, medegedeeld, merkelijk, onderkend, openbaar
kenbaar makend - distinctief, relevant
kendang - slaginstrument
kenen   kiemen, ontspruiten 
kengetal - netnummer
Kenia, bevolkingsgroep in - Balaya's,Kamba's, Kikoejoe, Loeo
Kenia, hoofdstad van - Nairobi
Kenia, rivier in - Iana, Sabaki
kenleer - gnoseologie, noëtiek
kenmerk - cachet, criterium, distinctief, eigenschap, feature, getuigenis, indruk, indruksel, insigne, karater, kenteken, litteken, maatstaf, merk, merkteken, moet, signatuur, stempel, symbool, symptoom, trek, type, zegel
kenmerk bij voorouders - atavisme
kenmerk van verlegenheid   blos, schaamrood
kenmerken - aanduiden, karakteriseren, kenschetsen, merken, stempelen, typeren 
kenmerken noemend van zelfstandig heden - bijvoeglijk
kenmerkend   typerend, typisch
kenmerkende trek - symptoom, typering
kennel - hondenfokkerij, hondenhok, hondenhuis, honderen
kennelijk   apert, bekend, blijkbaar, duidelijk, herkenbaar, klaarblijkelijk, merkbaar, onderkenbaar, onloochenbaar, onmiskenbaar, waarneembaar,  zeker, zichtbaar
kennen - achten, beheersen, beseffen, weten, 
kenner   connaisseur, deskundige, expert, fijnproever, technoloog, vakman
kenner der kerkgebruiken - ritualist
kenner der mythologie - mytholoog
kenner der paleografie - paleograaf
kenner der oosterse talen - oriëntalist
kenner der topologie - topoloog
kenner (beoefenaar) der volkenbeschrijving - etnograaf
kenner van beenderen - osteoloog
kenner van beesten - dierenkenner
kenner van delfstoffen   mineraloog 
kenner van dieren - bioloog, zoöloog
kenner van fossielen   paleontoloog 
kenner van gerechten   gastronoom 
kenner van godsdienstwetenschappen - theoloog
kenner van Grieks - classicus, graecist, graecus
kenner van handschrifteigen schappen - grafoloog
kenner van handschriften   codiocoloog, paleograaf
kenner van honden   kynoloog 
kenner van Indonesië - indoloog
kenner van klankleer - foneticus
kenner van Latijn - classicus, latinist
kenner van lichaamsbouw - anatoom
kenner van literatuur - literatuurhistoricus
kenner van logica - filosoof, logicus
kenner van middeleeuwse geschiedenis - mediëvist
kenner van muziek - musicoloog, muzikant
kenner van Nederlandse taal en letterkunde - neerlandicus, neerlandist
kenner van Oosterse talen - oriëntalist
kenner van oude gedrukte boeken - biblioloog, incunabelist
kenner van oude geschreven handschriften - manuscriptoloog
kenner van oude geschriften - paleograaf
kenner van oude taaifasen - filoloog
kenner van oude talen - classicus
kenner van paddestoelen - mycoloog
kenner van politiek - politicoloog
kenner van Portugees - lusitanist
kenner van Romaanse talen   romanist
kenner van Spaans - hispanist, hispanoloog
kenner van schoonheidsleer - estheticus
kenner van slangen   ofioloog 
enner van spraakkunst - grammaticus
kenner van strafrecht - criminalist, criminoloog
kenner van stuifmeel - palynoloog
kenner van taalkunde - grammaticus, linguïst, talenkenner
kenner van talen - talenkenner
kenner van toneel - dramatoloog, dramaturg
kenner van vergiften - toxicoloog
kenner van vissen   ichtyoloog 
kenner van vogels   ornitholoog 
kenner van volkeren - antropoloog
kenner van waterverschijnselen - hydrograaf
kenner van woordafleiding - etymoloog
kenner van woordvormen - morfoloog
kenner van wijnsoorten - wijnkenner
kenner van zeer oude handschriften - papyroloog
kenner van zinstrukturen - syntacticus
kenner van zwammen   mycoloog
kenner van de aardrijkskunde - geograaf
kenner van de Arabische taal   arabist
kenner van de biologie - bioloog
kenner van de cellenbouw - cytoloog
kenner van de Chinese taal   sinoloog
kenner van de Egyptische oudheden - egyptoloog
kenner van de etnografie - etnograaf
kenner van de geneesmiddelen - farmaceut, farmacoloog
kenner van de Germaanse talen - germanicus, germanist
kenner van de godsdienst - theoloog
kenner van de Griekse taal - graecist, graecus, hellenist, humanist
kenner van de jazz - hepcat
kenner van de keuken – fijnproever,  gastronoom, gourmand, gourmet,  lekkerbek,
kenner van de Latijnse taal   latinist 
kenner van de leer der levensverschijnselen - bioloog
kenner van de levensleer - bioloog
kenner van de maatschappij   socioloog
kenner van de metafysica - metafysicus
kenner van de middeleeuwen   mediëvist
kenner van de moderne talen - neofiloloog
kenner van de moraal - moralist
kenner van de muziek   musicoloog 
kenner van de oude Griekse taal en cultuur    graecist, graecus, hellenist, humanist
kenner van de oude geschriften - paleograaf
kenner van de oudste handschriften   papyroloog
kenner van de oudste talen   classicus
kenner van de politieke wetenschappen   politicoloog
kkenner van de Spaanse cultuur, letterkunde en taal - hispanoloog
kenner van de statistieken - statisticusenner van de Romaanse talen   romanist
kenner van de taal - linquïst
kenner van de talmoed - talmoedist, talmudist
kenner van het burgerlijk recht - civilist
kenner van het Chinees   sinoloog 
kenner van het Engels   anglist 
kenner van het Frans   romanist 
kenner van het Fries   frisicus 
kenner van het Grieks   graecus, graecist
kenner van het Hebreeuws   hebraïcus
kenner van het humanistenlatijn - neolatinist
kenner van het Nederlands   neerlandicus
kenner van het Sanskriet   sanskritist
kenner van het Spaans   hispanist, hispanoloog
kennis –  begaafdheid, begrip, bekende, bekendheid, besef, bewustzijn, broddelen, connectie, ervarenheid, gnosis, inzicht, kunde, kundigheid, medeweten, notitie, relatie, verbinding, verhouding, verkering, vermogen, verstand, riend, weet, weten, wetenschap, wijsheid, 
kennis bezittend - weetal
kennis der bladmossen - bryologie
kennis der kerkvaders   patrologie 
kennis der landen   landkunde 
kennis der lichaamscellen   cytologie 
kennis der medicijnen   acognosie 
kennis der vergiften   toxicologie 
kennis der ziekten   pathologie 
kennis van boeken - bibliognosie
kennis van God   theognosie 
kennis van  oude zeden – folklore
kennis van postwezen - filatelie
kennis van spectrumfoto's   spectrografie
kennis van vogels   ornithologie 
kennis van vruchten   ooftkunde, pomologie
kennis van zinstrukturen - syntaxis
kennis van de Chinese taal - sinologie
kennis van de Engelse taal - anglistiek
kennis van de Germaanse talen   germanistiek
kennis van de Nederlandse taal - Neerlandistiek
kennisgeven van - aankondigen, denonceren
kennis van het paard - hippiatrie
kenner van het Sanskriet - sanskritist
kenner van het Spaans - hispanist, hispanoloog
kennisgeven - berichten
kennisgeving   aangifte, aankondiging, aanmelding, advertentie, advies, anonce, bekendmaking, bericht, boodschap, circulaire, communicatie,  convocatie, convocaat, edict, mededeling, notificatie, openbaring, plakkaat, publicatie, tijding, verwittiging
kennis hebben - weten
kennisleer - epistemologie, criteriologie, gnoseologie
kennisnemen van - cognoceren, notificeren
kennisneming -cognitie, inzage, notificatie, onderzoek
kenschets - karakteristiek, typering
kenschetsen   aanduiden, beschrijven, illustreren, karakteriseren, kenmerken, kwalificeren, omschrijven, typeren 
kenschetsend - tekenend
kenspreuk   adagium, aforisme blazoen, devies, emblema, leus, leuze, motto, zinspreuk
Kent, badplaats in - Deal, Margate, Ramsgate
Kent, hoofdstad van - Maidstone
Kentaur - Cheiron, Folos, paardmens
kenteken   aanduiding, attribuut, badge, certificaat, criterium, distinctief, eigenschap, indruk(sel), insigne, karakter, kenmerk, litteken, maatstaf, mark, merk(teken), moet, naamspeldje, nummerplaat, signatuur, stempel, stigma, symptoom, type, ijk, (voet)spoor, zegel, zie autokenteken
kentekenen - aanmerken, bestempelen, kenmerken
kentekenplaat - nummerbord, nummerplaat 
kenteren   kantelen, keren, omrollen, omslaan, overladen, veranderen, weden
kenterhaak   kanthaak, balkhaak 
kentering   keer, omdraaiing, omkeer, ommekeer, omslag, verandering, wending,
kenvermogen - cognitie, verstand
kenzaad - keem, kiem
keper   balk, bint, paal, spant, stof 
keperstof   paramat 
keperstol - paramat
keping in een schor - slenk
keppe - keppekind, lieveling
kepie – sjakopet, uniformpet
Kerala, deel van - Cochin, Madras, Travancore
Kerala, hoofdstad van - Trivandrum
keramiek - aardewerk, pottenbakkerskunst
keramisch produkt   aardewerk, faience, gres, majolica, pot, porselein, steengoed, vaas
kerargyriet - hoornzilver
keratine - hoornstof
kerel    bink, boom, broger (barg), figuur, gabber, golem, gozer, knul, man, manspersoon, individu, mens, orang(Ind.), personage, persoon, sujet, vent 
kerel (Ind.) - orang
kereltje - dwerg, knaapje, manneke, mannetje, uk, ventje, priemel
keren - afwenden, afweren, draaien, omdraaien, kenteren, pareren,  reinigen, tourneren, vegen, walen, wankelen, weifelen, wenden, wentelen, zwenken 
keren van een vloot - evolueren
kerf   bluts, ceen, gergel (in duigen), gleuf,  groef, inkeping,  insnee, insnijding, kartel, keen, keep, kerte (Z.N.), kloof, krap, kroos, neut, schaard (in snijwerktuigen), sleuf, snede, snee, spoor
kerfbeitel - keepmes
kerfbijl   snit
kerfje in drukletters - signatuur
kerfstok - geweten, foelie, foelielat
kering - draai, keer, revolutie,  versie, wending, wenteling
kerk   basiliek, bedehuis, dom, ecclesia, gemeente, gezindte, 
Godshuis, kapel, kathedraal, moskee, secte, synagoge, tempel
kerk gewijd aan Maria - onze lieve vrouwekerk
kerk in Istanboel   Aya Sophia 
kerk met middenschip en 24 middenschepen - hallenkerk
kerk met verhoogd middenschip   basiliek
kerk met verhoogd middenschip zonder vensters   pseudobasiliek
kerk te Den Bosch - Sint Janskerk
kerkarmen verzorger - diaken
kerkbaljuw   suisse 
kerkban - anathema
kerkbank - gestoelte
kerkbank (afgesloten voor meerdere personen) - bocht (gew.)
kerkbanier   kerkvaan 
kerkbeambte in Alexandrië - arius
kerkbediende - koster
kerkbestuur   kerkenraad, kerkregering, (kerk)voogdij
kerkbestuurder - kerkmeester, kerkrentmeester, ouderling
kerkbestuurder (Isr.) - parnas
kerkbewaarder   baljuw, custor, custos, koster, sacristein, suisse
kerkbezoek - kerkgang
kerkbibliotheek   librije 
kerkbode - gemeenteblad, predikbeurtenblad
kerkboek - bijbel, gebedenboek, gezangboek, psalmboek, rituaal,
kerkcenten - collectegeld
kerkdak - leidak
kerkdeel - abside, altaar, schip, toren, zijbeuk
kerkdief   kerkrover 
kerkdienaar - koster, liturg, misdienaar, onderkoster
kerkdienst   avondmaal, bidstond, dienst, liturgie, lof, middagdienst, mis, preek, voorlezen, voorzingen, vesperdienst vespers
kerkdienst met een bepaald doel   bidstond(e), dankstond(e)
kerkdienst verrichten - ministreren, voorgaan
kerkdorp   gemeente, kerkgemeente, kerspel, parochie
kerkekamer - consistorie, sacrestie
kerkeknecht - hondenslager, suisse
kerkelijk   belijdend, clericaal, confessioneel, ecclesiastisch
kerkelijk armenverzorger - diaken
kerkelijk besnijder - mohel
kerkelijk bestuurder - kerkmeester, ouderling
kerkelijk bestuurder der buitenprovinciën - exarch, metropoliet
kerkelijk dienaar - acoliet
kerkelijk dienstgewaad - aprament
kerkelijk district   bisdom, classis, diocees, ring
kerkelijk gebod - vasten
kerkelijk gebruik   cultus, doop, huwelijksinzegening,  inzegening, kerkformulier, kerkorde, kerkvormen, mis, rite, ritueel, ritus, liturgie, eredienst, vasten
kerkelijk gerechtshof   Rota 
kerkelijk gewaad   albe, kazuifel, parament, toga
kerkelijk gewest (Ind.) - statie 
kerkelijk gezind - klerikaal, religieus
kerkelijk griffier - actuaris
kerkelijk hof - curie
kerkelijk hoofd - bisschop,pastoor
kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder - kardinaal, prelaat
kerkelijk intendant van de patriarch - exarch, metropoliet
kerkelijk koor - koraal
kerkelijk Latijns zangstuk - motet
kerkelijk lied - antiphoon, gezang, litanie, lof, lofzang, psalm
kerkelijk sacrament - celibaat, doop, doopsel, huwelijk, vormsel
kerkelijk toezicht - censuur
kerkelijk vaan - oriflamme
kerkelijk vonnis - anathema, ban, banvloek, excommunicatie
kerkelijk zangstuk - cantate, gezang, koraal, motet, psalm 
kerkelijke armenzorg   caritas, diakonie
kerkelijke banvloek   anathema 
kerkelijke ceremonie - ritus
kerkelijke feestdag - vierdag
kerkelijke feesten, kennis van de - heortologie
kerkelijke gemeente - bisdom, dekenaat, devanaat, diocees, district, kerspel, parochie, wijkgemeente
kerkelijke gewadenkennis - paramentiek
kerkelijke (sterk-)gezindheid - clericaiisme
kerkelijke handeling - bidden, doop, zingen
kerkelijke hoogwaardigheids bekleder - prelaat
kerkelijke inkomsten - annaten
kerkelijke kalender - heortologium
kerkelijke koorzang - koraal
kerkelijke ommegang   processie
kerkelijke oproeping - indictie
kerkelijke parochie - kerspel
kerkelijke partij - C.D.A., G.P.V., R.P.F., S.G.P.
kerkelijke plechtigheid - aanneming, avondmaal, belijdenis, communie, doop, evangelie, liturgie, mis
kerkelijke rechtbank - geloofsgericht, inquisitie, rota 
kerkelijke regeringsvorm - theocratie
kerkelijke schrijvers - apologeten
kerkelijke straf   anathema, ban, banvloek, boetedoening, excommunicatie, interdict, penitentie
kerkelijke tekstverklaring - exegese, homilie
kerkelijke uitvaartplechtigheden - exequiën
kerkelijke vaan - oriflamme
kerkelijke vergunning - dispensatie
kerkelijke vervloeking - anathema
kerkelijke voorschriften   riten 
kerkelijke vrijstelling   dispensatie 
kerkelijke wet - canon, decreet, zendbrief 
kerkenraad - kerkbestuur
kerkenraadslid - diaken, dominee, ouderling,pastoor
kerkeputje - graf
kerker   cachot, carcer, cel, gevang, gevangenhuis, gevangenis, kelder, lik, nor
kerkeraad - diaconie, diakonie, kerkbestuur, presbyterium
kerkeraadskamer - consistorie, consistoriekamer, sacristie
kerkeraadslid - diaken, kerkrentmeester, ouderling
kerkerhol - gevangenishok
kerkeroos - pioen(roos)
kerkervoogd - cipier
kerkgang - kerkbezoek
kerkgebouw   basiliek, dom, godshuis, kathedraal, kapel, kerk, moskee, pagode, synagoge, tempel
kerkgebruiken - liturgie, riten, ritueel, ritus 
kerkgemeente - classis, kerspel, kudde, parochie
kerkgenootschap - anglicaans, apostolisch, cleresie, cleresij, evangelisch, gereformeerd, hervormd, katholiek, luthers, orthodox, presbyteriaans, protestants, rooms
kerkgewaad - kazuifel, soutane
kerkgezang   gezang, Gregoriaans, hymne, kerklied, koraal, koraalgezang, miserere, motet, psalm, requiem, tractus
kerkgezang van Amerikaanse negers - gospel, spiritual
kerkheer - collator, prelaat
kerkhervormer   Calvijn, Huss, Luther, Zwingli
kerkhervorming   reformatie 
kerkhof    begraafplaats,  catacombe, dodenakker, dodenstad, necropolis, rustplaats
kerkje - kapel
kerkkauw - ka
kerkklokjes in Haarlem   damiaatjes 
kerkkoor - cantorij
kerkkraai - kauw, torenkraai
kerkleer - ecclesiastiek
kerkleraar   dominee, pastor, predikant
kerklied - gezang, hymne, kerkgezang, koraal, psalm
kerklied der negers - gospel, spiritual
kerkluiklok - bourdon, sampaan 
kerkmuziek - koraalmuziek, meserere
kerkorde   kerkwet 
kerkplechtigheid - belijdenis, bevestiging, doop
kerkprovincie   bisdom, classis, diocees
kerkredenaar - prediker
kerks   godsdienstig,  kerkelijk, religleus, vroom
kerksacrament - doop
kerkscheuring - schisma,  tweespalt
kerkschrift   textura 
kerksgezind - godsdienstig, vroom
kerkslavisch - oudbulgaars
kerksleutel - primula
kerksplitsing   afscheiding, doleantie
kerkstraf - ban, banvloek, boetedoening, excommunicatie, penitentie
kerktaal der orthodoxe kerk - kerkslavisch, oudbulgaars
kerkuil   katuil, torenuil 
kerkvaan   gonfalon, kerkbanier, kerkvlag 
kerkvader   pater, paus,  Ambrosius, Anselmus, Augustinus, Basilius, Gregorius, Chrysostomus, Hiëronymus
kerkvaders   patres 
kerkvaders, kennis van de - patrologie
kerkvaders, afkomstig van de - patristisch
kerkvergadering   concilie, synode 
kerkvlag   kerkbanier, kerkvaan 
kerkvoogd - bisschop, kardinaal, kerkvorst, paus, prelaat
kerkvoogd (Isr.) - parnas
kerkvorst   aartsbisschop, kardinaal, Paus
kerkwachter   suisse 
kerkwet   kerkorde 
Kerkyra - Kprfoe
kerkzakje - collectezakje, klingelbuidel
kerkzang - kerklied, koraal
Kerkzwaluw - gier, gierzwaluw, steenzwaluw
Kermadec-eilanden, een van de - Raoul
kermen   jammeren, klagen, kreunen, steunen, weeklagen
kermis   bissing, braderie (Z.N.), dorpskermis, foor, jaarmarkt, lunapark,  volksfeest
kermisachtige markt -braderie
kermisattractie   achtbaan, botsauto, cakewalk, carrousel,   draaimolen, mallemolen, poffertjeskraam, rutsch, schiettent, waarzegster, zweefmolen
kermisbed   noodbed, veldbed 
kermiseettent - pofertjeskraam
kermisgebak   oliebol, oublie, poffertjes, wafel
kermisgerecht   paling, poffertjes 
kermispop   pronkster 
kermisrutsbaan   achtbaan, tobogan 
kermistent   brak, kraam, rarekiek 
kermisterrein - braderie, kermismarkt, lunapark
kern   beginsel, binnenste, brandpunt, centrum, elite, essentie, geest, hart, hoofdgroep, hoofdpunt, hoofdzaak, innerlijk, inwendige, keest, keur, kiem, korrel, kruin, merg, middelpunt, middelste, nudeuspit, pit, pittigheid, quintensence, uitgangspunt, zaad, ziel 
kern van een partij   kader 
kern van een waterstofatoom - proton
kern van een zaak - essentie, kwintessens
kern van komeet of atoom - nucleus
kernachtig   bondig, centraal, energiek, epigrammatig, gespierd, grondig, kort, krachtig, lakoniek, lapidair, leerrijk, pittig, pregnant, sententieus, snedig, sterk, substantieel, zinrijk
kernachtig gezegde   aforisme, motto, parool, sententie, spreuk
kernbijter - appelvink
kernbom   atoomborn, H bom
kerndeeltje   neutron, proton
kerndeling - amitose
kernenergie   atoomenergie, atoomkracht
kernfysicus - atoomgeleerde, atoomfysicus
kerngesteente - graniet
 kerngezond - kiplekker
kernhout - karrel
kernleer - croupons, nucleolus
kernlichaampje   nucleolus 
kernlis - chromosoom, kernstaafje
kernooft - appel, kers, peer, pruim
kernpunt - essentie
kernreactor - atoomzuil
kernreactor in Nederland   Petten 
kernschaduw - slagschaduw
kernschede - endodermis
kernspreuk - adagium, aforisme, devies, leus, motto, parool, sentenie
kern van been - merg
kernvrucht - pitvrucht
kernwapen   atoombom, H bom, waterstofborn
kernwetenschap - atomistiek 
kerria - jodenbloempje
kers - akkerkers, amorel, bitterkers, cerise, knapkers, kraker, kriek, meikers, morel, noordkers, prunus, tuinkers, waterkers 
kersenbijter - appelvink, dikbek, kersenvink
kersenboom - kriekelaar
kersenlikeur   kirsch, maraskijn,  marasquin
kersengom - cerasine
kersenkleurig - cerise
kersenlimonade - cerise
kersenmand - baander, hoenderik
kersenpikkertje - tuinfluiter
kersensoort - bigaro, kriek
kersouw - madeliefje
kerspel   kerkdorp, kerkgemeente, parochie 
kerspendoek - floers, lamfer
kersrood   cerise 
kerst - kerstfeest, 
kerstbloem - kerstroos, kerstster
kerstboom   den, spar 
kerstboomversiering - bal, engelenhaar, kaarsjes, piek, slinger
kerstbrood - duivekater, krentenbrood, stol
kerstenen   bekeren, beschaven, dopen, verchristelijken 
kerstening - christianisatie
kerstevangelie   kerstverhaal 
kerstgeschenk - kerstgave
kerstlied   carol, leis, noël 
Kerstmis   (Frans) noël 
kerstroos - euphorbia, helleborus
kerstster - eophorbia
kerstster (kamerplant)   poinsettia 
kerstverhaal   kerstevangelie 
kerstversiering   kerstboom, mistletoe, sparrentak 
kerven - doorhakken, doorsnijdenhakken, hakken, inkepen, insnijden, kappen, kartelen 
kerving - spleet 
kesp   buikstuk, draagbalk, dwarslegger, slikhout 
ket   hit, ked, kid, pony
ketel   aker, boiler, dal, gamel, pin, tank, vat 
ketelaar   na eter
ketelbink - varensgast 
ketelboeter   ketellapper 
keteldal - klove, kluse 
ketelhaak   beugel 
ketelhuis   machinekamer, stookruimte 
ketellapper   blikslager, ketelboeter, koperslager
ketellappers werktuig - bordeerhamer
ketelpak   overall 
ketelsteen - incustatie
keteltje   gamel 
keteltrom   atabal, pauk, timpaan 
keteltrommelslager - paukenist, pauker
ketelvormig dal - dalketel
ketelvormige inzinking in gesteenten   maar, mare
keten   boei, handboei, ketting, kluister, kordon, reeks, rij, schakeling , serie, snoer, trein
keten van bodems   catena 
keten van militairen - cordon
ketenen   boeien, vastbinden, vastklinken  vrijdenker
ketjap - sojasaus
ketjoe (Ind.) - rover(s)bende
keton-alcoholen - ketonen 
kets   (hooi)opper 
ketsen   afstuiten, afschampen, afspringen, kletteren, weigeren
ketter   afvallige, ariaan, bogger, geloofsverzaker, ongelovige, raskolnik, renegaat, vrijdenker 
ketterachtig - ketters
ketteren   kiften, kijven, razen, schelden, tieren, twisten, uitvaren, vloeken 
kettergericht - autodafé, geloofsrechtbank, inquisitie
ketterhemd   sanbenito 
ketterjacht - heksenjacht, inquisitie
ketterjager - grootinquisiteur, inquisiteur
kettermeester - geloofsonderzoeker, inquisiteur, kettervervolger
ketters   eucheten,  heterodox, massalianen, onrechtzinnig 
ketterij   dwaalleer, dwaling, haeresie, heresie
ketting    boei, collier, keten, kluister, snoer, streng 
kettingbrug   ophaalbrug 
kettingdraad – schering
kettingfluweel - velvet
kettingganger   dwangarbeider 
kettinghond – rekel, waakhond 
kettinglijn - catenaria
kettingloze fiets   acatène
ketting met emmers   noria
ketting van een molen - bezetketting
ketting voor vee op stal staande - grampel
ketting waaraan de ketel boven het vuur hangt - haal
ketting zonder eind - bakkentrijs, noria, paternoster,
rozenkrans
kettingbloem - paardebloem
kettingbrief - sneeuwbal
kettingbrug - ophaalbrug
kettingdraadje in een uurwerk   snek
kettingring   schakel, schalm 
kettingstraf - dwangarbeid
kettingtricot - milsnsise
kettingwinkel   filiaalbedrijf 
ketting zonder einde   noria, rozenkrans, paternoster
kettingzang   canon, kanon
keu   biljartstok, big, rij, stok, varken, zwijn
keuen - biljarten
keuken – cuisine, komguis
keukenbediende - vatenwasser
keuken betreffende   culinair 
keukenboter - margarine
keukendoekje – aanvattertje, pannenlap
keukengerei   
 3   kan, mes, pan, pot, rek
 4   blik, bord, oven, rasp teil, vork, zeef
 5   emmer, garde, grill, ketel, lepel, mixer, tobbe
 6   hakmes, opener, sachaal, treef
 7   bakoven, fornuis, gasstel, klopper, klutser, schotel, vergiet
 8   braadpan, koekepan, pollepel, snijplank, steelpan
 9   beslagkom, braadslee, keukenrol, koekenpan, melkkooer,
      pannenlap, soeplepel, vleesvork
10  blikopener, afdruiprek, deegroller, eierwekker, fluitketel,               weegschaal
11  citroenpers, dunschiller, gehaktmolen, koffiemolen,
      roomklopper, schuimspaan, snelkookpan
12  afwasmachine, matteklopper, pannekoekmes
14  vaatwasmachine
keukenhulp - keukenmeid
keukenkachel – fornuis
keukenkleding - schort 
keukenkluster - garde
Keukenkruid - 
 2   ui
 3   tijm
 4   anijs, prei
 5   amoon, dille, karwij, komijn, lavas, salie, sesam
 6   amomum, borago, dragon, foelie, hyssop, kaneel, kerrie,
      kervel, mierik, sjalot, venkel
 7   kamille, mosterd, oregano, selderij, snijlook, wijnruit
 8   bieslook, bernagie, knoflook, maanzaad, majoraan,
      tuinkers
 9   basilicum, bonekruid, komijnzaad, koriander, marjolein,
      pepermunt, pimpernel, rozemarijn
10  kattekruid, kruidnagel, kruizemunt, peterselie
11  nootmuskaat
12  citroenkruid, scharenkruid
13  mirikswortel
14  citroenmelisse
keukenlepel - pollepel
keukenmeester   kok 
keukenmeid – dienstbode, keukenhulp
keukenpiet - pottenkijker
keukenschel - wildemanskruid
keukentje - pentry
keukenzout   cloornatrium, jozo, natriumcloride, nezo,  steenzout 
keule   bonenkruid 
Keulen - domstad
keur   bloem, elite, essaai, electie, handvest, indruk, keuze, merk, oorkonde, puik, r.k. selectie, stempel, stempelmerk, top, verordening, ijk
keurbende   elite, falanx, garde, keurkorps, legioen, puik, stoottroep  
keurder   beoordelaar, controleur, (fijn)proever, ijker, kijker, taxateur
keuren   beoordelen, beproeven, controleren, essaieren, inspecteren, monsteren, onderzoeken, proeven, roemen, schatten, schouwen, taxeren, testen, toetsen
keuren van eten – proeven
keurgroep - elite
keurig   behoorlijk, beleefd, betamelijk, chic, correct, fair, fatsoenlijk, gepast,  jofel, korrekt, mooi,  net, netjes, onberispelijk,  oppassend, ordelijk, passend, perfect, proper, rein, schoon, smaakvol, subliem, verzorgd, volmaakt, voorbeeldig
keurig en ontwikkeld – beschaafd
keurig en schoon – rein
keurigheid – gepastheid
keur in artikelen - merk
keuring   beoordeling, ijking, inspectie, onderzoek, oordeel, schouwing, 
keuring van ambtenaren, instantie voor de  - gezondheidscommissie
keurkorps   elite, elitekorps,  garde, keurbende
keurmeester (dijken)   schouwer 
keurmeester (gewichten) – controleur,  ijker , inspecteur
keurmeester (goud en zilver)   essaieur, essayeur
keurmeester (in het algemeen)   controleur, criticus, inspecteur, jurylid
keurmerk - ijkteken, stempel
keurregiment   garde 
keurs   korset, lijfje, rijglijf 
keurslijf   bedwang, dwangbuis, korset 
keursoldaat - grenadier
keursoldaat der vroegere Egyptische sultans   mammeluk
keurstempel   ponsoen 
keurteken - stempel, waarborgteken
keurtroep   bloem, elite, garde, keurbende, stoottroep
keurvorst - elector, rijkvorst 
keus   elite, keuze, mogelijkheidoptie, selectie, sortering, voorliefde, uitverkiezing, voorkeur, voorliefde, uitverkiezing 
keus van kleding – smaak
keus van onaangename zaken - dilemma
keutelaar – draler, talmer
keuvelaar - babbelaar
keuvelen   babbelen, kletsen, kouten, praten, spreken
keuze   alternatief, electie, keur, keus, optie, selectie, sortering, variatie, verkiezing, verscheidenheld, voorkeur
keuze boven het ander   voorkeur 
keuze doen, een - opteren
keuze uit gedichten   anthologie 
kevel - kaalbeen
kevelen   mummelen 
kever   aastor, boktor, duinkever, domkop, domoor, glimworm, goudhaan, kalander, kniptor, meeltor, achtvlinder, scarabee, scharrebijter, spektor, stekworm, tor, watertor, zandkever, 
keveren - maffen
kever met zeer lange sprieten   boktor
Khoisamiden - Bosjesmannen, Hottentotten
kibbelen   bekvechten, harrewarren, herriën, kibbelen, kiften, kijven, krakelen, ruziën, strijden, strubbelen, twisten, vitten  
kibbelpartij   dispuut, geharrewar, gekissebis, heibel, krakeel, onmin, ruzie, twist
kidang - muntjak
kidde - hit
kidnap - ontvoering
kidnappen - ontvoeren
kidnapper - kinderrover, mensenrover, ontvoerder
kidnapping - kinderroof, ontvoering
kiek   foto, opname, plaat, prent
kiekdoos - kijkdoos
kieken - fotograferen, knippen
kiekendief - rietwouw, schor
kiekje - foto, opname
kiekkast - rarekiek
kiel - bloes, blouse, bodembalk, borzeroen, buis, hes, jak, mots, motse 
kiel met lange mouwen - boezeroen
kielbalk - buitensteven, voorsteven
kielen   kielhalen 
kielklos - slemphout
kielman - dagloner, kruier, sjouwer, witkiel
kielvaartuig zonder vlerken - orembaai
kielwater - zog
kielzog - spoor, vaartuigspoor 
kielzuur zout - silicaat
kielzuurpreparaat - silicagel
kiem   aanleg, afkomst, bacil, bacterie, begin, beginsel, bron, cel, ei, eicel, eikiem, embryo, foetus, gameet, germe, grondslag, keen, keest, kern, knol, microbe, ontstaan, oorsprong, oorzaak, ovum, pit, spruit, treedsel, uitloper, wortel, zaad
kiemblaas(je) - blastula
kiemblad - blasoderma, zaadlob
kiemcel -  eicel, geslachtscel, ovum, spore
kiemdrager - suspensor
kiemen - germineren, kenen, ontkiemen, ontbotten, ontspruiten, uitlopen, uitspruiten
kiem in een ei   treedsel, hanentree 
kiem van granen - keest
kiemklier - geslachtsklier, gonade
kiemkorrel - spore
kiemmaand   germinal 
kiemschijf - blastoderm
kiemstof - blasteem, enzym, ferment
kiemvlies - blastoderma, hymenium
kiem van graan   keest 
kiemvrij   steriel, ontsmet 
kiemwortel - radicula
kien - alert, bijdehand, geraffineerd, gewiekst, gis, handig, pienter, slagvaardig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, wakker
kienspel - bingo, lotto 
kiep   korf, hengselmand, mars 
kiepen - kantelen, omslaan
kieperen   gooien, kapseizen, omslaan, tuimelen, vallen
kier   reet, spleet, opening, voeg
kier of spleet - naad 
kies   behoorlijk, bescheiden, betamelijk, delicaat, discreet, eerbaar, fatsoenlijk, fijn (gevoelig), gepast, hachelijk, keurig, kieskeurig, maaltand, nauwnemend, net, netelig, oorbaar, preuts, tactisch, tactvol, teer, zwak, zedig
kies   molenaar 
kies van een spil - koeklauw, pal, pen, zetter
kiesbaar - eligibel
kiesgebied   district, kiesdistrict 
kiesgerechtigde - stemmer
kiesheid   betamelijkheid, delicatesse, discretie, fijngevoeligheid, gekuistheid, ingetogenheid,  keurigheid, kieskeurigheid, takt, welvoeglijkheid, zedigheid
kiesheid vereisend - behoorlijk, delicaat, discreet, fatsoenlijk, fijngevoelend, fijngevoelig, kieskeurig, nauwnemend, welvoeglijk,
kieskauwen - leuteren, wauwelen, zeuren
kieskauwer - chicaneur, langtand, langtong, treuzel, zeur
kieskeurig - delicaat, kreen(gew.), nauwlettend, scrupuleus, susceptibel, veeleisend, vies 
kieskring - district
kiespijn - odontalgie
kiespijnmiddel - tilmentor
kiesrecht vrouw - suffragette
kiesschijf - kiezer, nummerschijf
kiesstelsel   e.v. 
kiesstelsel in Engeland - districtenstelsel
kiesstem - votum
kiesstemmen - vota
kiet -  even, gelijk, onbeslist
kietelen - kittelen, kriebelen
kieuw - kakebeen, kavel
kieuw van een vis - kaak
kieuwdeksel - branchiostegiet
kieuwslak - 
 4   wulk
 5   kauri
 6   zeeoor
 7   slipper, zeehaas
 8   aliktuuk, penhoren, sterslak
 9   fuikhoren, tijgerslak, wadslakje
10  kegelhoren, moerasslak, purperslak, tepelhoren
11  schaalhoren, vleugelslak
12  cassisschelp, tritonshoren, zeenaaktslak
13  bisschopsmuts, pelikaansvoet
kieuw van een vis - kaak
kievit   kieft
kievitsbloem - fritillaria, pinksterbloem
kiezel   gres, grind, grint, kruimel, kwarts, silicium
kiezelaarde - siliciumdioxyde
kiezelaardeverbinding - silicide
kiezelachtig gesteente - hoornsteen, kiezelgoer, kiezelsintel
kiezelalgen - diatomeeën
kiezelgesteente (vulk., heldergrijs) - trachiet
kiezelgoer - bergmeel, diatomeeënaarde, infusoriënaarde
kiezellei - lydiet 
kiezels - grind
kiezelsoort - hoornsteen, kwarts, kwartsiet
kiezelsteen - agaat, biggel, gries, grint, keitje, kwarsiet, kwarts, zandsteen 
kiezelverbinding - silicaat
kiezelwoestijn   serir 
kiezelwand   gries, grind, grint 
kiezelwier - diatomee
kiezelwieren - diatomeeën, infusioriën
kiezelwoestijn - serir
kiezelzand - gaspeldoorn, genst, ginst, gres,gries, grind, 
grint, heidebren
kiezelzandsteen - gres, grauwakkeien
kiezelzure kalkstof - speksteen
kiezelzure potas - waterglas
kiezelzuur - kwarts
kiezelzuur mineaal - silicaat 
kiezelzuur zout - silicaat, silikaat
kiezen - aanwijzen, opteren, selecteren, uitzoeken
kiezen en tanden   gebit 
kiezen met stembriefjes - scrutinium
kiezen van nieuwe leden - coöptatie
kiezen van regering - stemmen
kiezentrekker - pelikaan
kiezentrekkerstang - polikaan
kiezer - electeur, elector, keurvorst, stemgerechtigde stemvee, votant
kiezer van een telefoon - kiesschijf, nummerschijf, nummerschijf
kiezerskorps   electoraat 
kiezersvolk   electoraat 
kift - afgunst, herrie, jaloezie, nijd, ongenoegen, ruzie 
kiften   bekvechten, herriën,  kibbelen, kijven, krakelen, ruziën, twisten
keivage - gekibbel
kikken   reppen 
kikker   grondstamper (automatische), kikvors , klamp (steigerpaal), pui, puid, puit, rana, vors, wervel(tje)
kikkerbeet - duitblad, hydrocharis
kikkerbil - puibil
kikkerbloem - duitblad, koekoeksbloem, zwanebloem
kikkerdril - rit
kikkereieren - kuit
kikkereitjes   dril, rit, kikkerrit 
kikkerig - kil, verkleumd
kikkerkruid - duitblad, kikkerbeet, pijlkruid
kikkerkuit - kikkerdril, kikkereieren, kikkerrit, rit
kikkerland - Nederland
kikkerlarve   dikkop, kikkervisje, klabotskop, tjeblong
kikkerrit -  kikvorseschot, rit
kikkerspog - koekoeksspog, lenteschuim
kikkerstoelen - watervenkel, waterviolier
kikkertje - borrel
kikkervet - kwikzalf
kikkervisje - dikkop, donderkopje
kikvors   kikker, puit, vors, work 
kikvorsachtigen - 
 3   pad
 5   padde
 6   hylida, kikker, ranida
 7   kikvors
 8   klauwpad
 9   gifkikker, heikikker
10  boomkikker, bruikikker
11  boomkikvors, brulkikvors, fluitkikker, hoornkikker,                        klauwkikker, knoflookpad, microhylida, rhacophorus,                    tlmatobius, vuurbuikpad
12  buidelkikker, hoornkikvors, staartkikker
15  geelbuikvuurpad, vroedmeesterpad
kikvorsman - duiker
kikvorsgezwel - ranulia   
kikvorsman - duiker, galvani
kil - baai, boezem, doods, fris, gat, guur, haven, huiverig, kalm, kelderkoud, koel, koud, nattig, onaangenaam, onbehaaglijk,  onhartelijk, onverwarmd, rivierbed, riviertoegang, schraal, stroombed, vochtig, waterdiepte, waterkoud, wetering, ijzig
kil gevoel - killing
kil worden - killen
kilheid - frigiditeit, huiverigheid, kil, kilte, koelheid,
onbewogenheid
kilkoud - rillerig, vochtig, waterkoud
kille hoogvlakte in Z.Am. - puna
Kilipico – Nano
killen – doden, vermoorden
killer - moordenaar
kilocalorie - kcal.
kilogram   kg 
kilogrammeter - arbeidseenheid,  kgm 
kilogrammolecule - kilomol
kilohertz   khz 
kiloliter   stére, wisse 
kilometer   km 
kiloton - megaton
kilovolt   kv 
kilovolt ampère   kva 
kilowatt   kw 
kilowattuur   kwh 
kilte - frisheid, guurte, kelderkou, klamheid, koelte, kou, koude 
kim   einder, evenaar,  gezichtseinder, horizon, kaam, kaamsel, kaan, kant, linie, rand, schimmel
kim (Eng.) - bilge
kimduiking - depressie
kimono - judojas, kamerjas, negligé, ochtendjas, peignoir
kimonogordel - obi, sjitajime
kinbaardje - sik
kind   afstammeling, aver, baby, blaag, boorling, boreling, dochter, dreumes, infans, jong, jongen, kleuter, koter, kregel, kriel, meisje, nageslacht, nakomeling, nazaat, oir, oor, peuter, spruit,  telg, uk, wicht, zaad, zoon, zuigeling
kind (Barg.) - koter, 
kind met teveel praatjes - blaag
kind dat bij iemand in de kost is - kostkind
kind dat een klas doubleert - zittenblijver
kind dat gedoopt wordt - dopeling
kind dat steeds huilt   huilebalk 
kind dat veel zorgen baart - zorgenkind 
kind van blanke en Indonesiër - indo
kind van blanke en indiaan   cabocio, cafuso, mesties
kind van blanke en Javaanse - liplap
kind van blanke en Mesties - fustie
kind van blanke en negerin - mulat
kkind van eigen zoon of dochter - kleinkind
kind van creool en mulattin - tercerone
kind van Europeaan en inlander - indo
kind van europeaan en Inlandse - sinjo
kind van Europese ouders geboren in Zuid-Amerika - creool
kind van Gaucho en Indiaanse - chino
kind van Indiaan en negerin - cafuso
kind van mannelijk geslacht - zoon
kind van mulat en mesties   tercerone
kind van mulat en mulattin - casco
kind van neger en mulattin - griffio
kind van neger en indiaanse - zambo
kind van Odin en Friggia - Ase
kind van roodhuid en negerin - bok
kind van zambo en negerin - mango
kind van zelfde vader met tweede moeder - agnaat
kind zonder ouders   wees 
kinderachtig - beuzelachtig, candide, ergfeëriek, flauw, infantiel, kinderlijk, kinds, laf, mal, naïef, onbeduidend, onbeholpen, onbenullig, pueriel, stumperig, zeer
kinderarts - pediater
kinderbewaarplaats - crèche,  dagverblijf
kinderdagverbljf - creche
kinderdoek   luier 
kinderen - grut, kroost, nazaten
kinderen  grootbrengen - opvoeden
kinderen van Odin   Asen 
kinderfluitje - mirliton
kindergeneeskunde   pediatrie
kindergroet   da, tata, dada 
kinderhand - knuistje
kinderhoofddeksel - kaper
kinderhoofdje - straatkei
kinderjodium - mercurochroom
kinderjuffrouw   baboe, bonne, duenna, gouvernante,  juf, njonja, nurse 
kinderkleding   hansop, luier, trappelzak
kinderkunde   pedalogie 
kinderledikantje - bedje
kinderlijk - argeloos, eenvoudig, filiaal, infantiel, kinderachtig, kinds, lichtgelovig, menselijk, naïef, natuurlijk, onbedorven, onbevangen, onnozel, onschuldig, oprecht, onvolwassen, pueriel
kindermeid   baboe, baker, nurse,
kindermeisje - bonne
kindermeisje(Ind.) - baboe
kinderoppasser   babysitter 
kinderpek - meconium
kinderpoeder - lycopodium
kinderpokken - variolen
kinderroof   kidnapping 
kinderschrik - boeman, bouwdoos, bullebak, krulleboes, walhond
kinderspeelgoed   autoped, bal, beer, bikkel, blokken, blokkendoos, bromtol, diabolo, draaitol, hobbelpaard, hoepel, jojo, kienen, knikker, legkaart, lego, lotto, meccano, pop, poppenhuis, poppenwieg, puzzel, rammelaar, rolschaatsen, schommel, teddybeer, springtouw, stelten, step, stuiter, toeter, tol, trein, vlieger, wip 
kinderspeelplaats   speeltuin, zandbak
kinderspel   aftellen, ballen, bikkelen, blindeman, blokkendoos, bokspringen, bouwdoos, buten, diabolo, haasje-over,  hinkelen, hinken, hoepelen, honken, jellen, jonassen, kiekeboe, kienen, knikkeren, koten, krijgertje, legkaart, lotto,overlopertje, puzzel, schommelen, steltlopen, steppen, tikkertje, tollen, wippen, vliegeren, zakdoekje-leggen
kindertrompetje - toeter
kinderuitroep   ta, da 
kinderverblijf - box,crèche, loophek, zandbak
kinderverlamming   polio(myelitis)
kindervermaak - poppenkast, spelen 
kinderverzorgster   baker, nurse 
kindervoorwerp   dot, speen 
kinderziekte - bof, difterie, kinderverlamming, kinkhoest, kroep, mazelen, pokken, roodvonk, tetanus
kinderzitplaats – kinderstoel
kindje - baby
kindoekje - barbette
kinds - gaga, gage, geheugenloos, halfwijs, kierewiet, kinderachtig, kinderlijk, naief, onnozel, seniel, suf
kindsheid   begin, dementie, jeugd, onnozelheid, seniliteit, sufheid
kind zonder ouders - wees
kinematograaf -cinematograaf, filmtoestel
kinesthesie - bewegingszin
kinetica - kinetiek
kinine bevattend mineraalwater - tonic
kinine, morfine en nicotine - alkaloïden
kinine, dervaat van - euchinine
kink   beletsel, bezwaar, bocht, draai, kronkel, slag, stomp, stoot, vuistslag
kinkel - boer, botterik, guil, loebas, lomperd, pummel, vlegel, vlerk
kinkhoest - pertussis
klinkhoorn - wulk, zeehoorn, zeetrompet
kinkhorentje - kauri
kinnebak - kaak, kin, onderkaak
kinnebakspier - kauwspier
kino - looistof
kinstoot - uppercut
Kioesjoe, haven op - Jawata, Modji, Nagasaki
kiosk - paviljoen
kioskbedrijf   A.K.O., bruna, l.L.A. 
kip   band, barnevelder, hen, hoen(der), hoepel(tje), kloek, krat, leghen, leghorn, pel, poulet, tiet, wijandot
kipkar – kipwagen, lorrie, stortkar
kip met kuikens   kloek 
kiplekker   kerngezond 
kippekalkvoer - grit
kippekoorts - pip
kippenbruggetje - kwakel
kippeneigenschap   leg , rui
kippengeluid – kakelen, tokken 
kippenhok   hoenderhok, polder, ren 
kippenloop   ren 
kippenluis - dermanyssus
kippenprodukt   ei 
kippenras - barnevelder, kriel, krik, leghorn, pel, wyandotte, zilverpel
kippenrustplaats   nest,  roest
kippensoort   Barneveider, kriel, leghorn, pel wyandot,
kippenstal   roest 
kippenstok   roest 
kippenverblijf - hok, ren 
kippenvoer    graan, grit, koren, mais, tarwe
kippenziekte - coccidiose, coccidiosis, dikte, piep, pip, pokken, pullorum, snot, t.b.c., tuberculose, verlammingsziekte
kippig   bijziend, kortzichtig, myoop 
kipwagen   kipkar, stortkar 
Kirgizië, hoofdstad van - Froenze
Kirov - Vjatka
kirren   koeren, korren 
kissen - aanhitsen, tergen,
kissebissen - beuzelen, prutsen
kist   bak, doos, koffer, krat, vat, vliegtuig 
kist met stenen tafelen en wetsrollen - ark, arke
kist van latwerk - kip, krat 
kist voor bagage - koffer
kist voor kleren - koffer
kist voor relieken   schrijn
kistje voor geld - cassette
kistverpakking - fustage
kit   aker, bak, draagemmer, draagvat, emmer, gom, kan, kleefmiddel, kolenemmer, kolenkit, kroeg, kruik, kuf, lijm, opiumkit, schenkvat, vat 
Kitara - Nyoro
kitlijm - kleefmiddel, mastiek
kits - best, goed, grindhoop, o.k., oké, plezier, prima, puik
kitsbok - bokkalf
kitch - leonisch, prullaria
kitsen - braken, ketsen, keilen, kiskassen, overgeven, spugen
kittelaar - clitoris
kittelachtig - lichtgeraakt
kittelen - kietelen, kriebelen, prikkelen, strelen
kitteling - prikkel, prikkeling
kittelorig - balorig, driftig, ketelachtig, kregel(ig), kriegel, lastig, levendig, lichtgeraakt, neetoor, ongeduldig, ongemakkelijk, prikkelbaar, vurig
kittelorig mens - neetoor
kitten - plakken
kitter - lijmer
kittig   aantrekkelijk, aardig, alert, bijdehand, energiek, fel, flink, keurig, kras, kwiek, levendig, lief, net, pittig, puntig, rap, vief, vinnig, vurig
kittig meisje - kwikje
kit voor kolen - kolenemmer
kiwi - snipstruis
klaagdicht - elegie, klaagzang, treurdicht
klaaggeschrei - gejammer, weeklacht
klaaglied   elegie, jammerklacht, jeremiade, klachtlied, klaagdicht, klaagzang, lamentatie, litanie, treurlied, treurzang
klaagliederen van Jeremia - echa
klaaglijk - klagend
klaaglijk gieren - huilen
klaagschrift   bezwaarschrift, doleantie,  libel, pamflet, schotschrift, smeekschrift 
klaagster - eiseres, reclamante
klaagzang - elegie, treurdicht 
klaagzang (muz.)   lamento 
klaar   af, afgelopen, afgemaakt, afgerond, afgewerkt, al, 
bedreven, begrijpelijk, behendig, bereid, bevredigd, blos, blijkbaar, duidelijk, gedaan, gepiept, gereed, gereedgemaakt, gezwind, (glas)helder, klankrijk, licht, lucide, lumineus, melden, mobiel, onvermengd, paraat, puur, ready, ree, reisvaardig, schoon, sereen, stralend,  uit, vaardig, verstaanbaar, vlug, voltooid, wakker, ziezo, zuiver 
klaarblijkelijk   apert, blijkbaar, evident, duidelijk, flagrant, glashelder, kennelijk, kristalhelder, natuurlijk, notoir, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, onweerlegbaar, ostensibel, ostentatief, tastbaar, visibel, zeker, zonneklaar
klaarblijkelijkheid - apertheid, evidentie, kennelijkheid
klaar en helder - apert
klaargemaakt middel   preparaat 
klaargemaakte - bereide
klaargemaakte kip - poulet
klaarheid - duidelijkheid, glans, helderheid, klaarte, licht, limpiditeit, liquiditeit, transparentie, zuiverheid 
klaarheid van geest - luciditeit
klaarkomen - slagen
klaarkrijgen - fiksen, klaarspelen, redden
klaarlicht   helder(licht), zonneklaar
klaarmaken - aangorden, bereiden, gereedmaken, liquideren, opleiden, prepareren, preparatie, regelen, toebereiden, toebereiding, voltooien, voorbereiden, voorbereiding
klaar met iets - gereed
klaar of gereed - bereid
klaar om te beginnen - startklaar
klaar om te vertrekken - reisvaardig, startklaar
klaaroog - veldsla
klaarover - verkeersbrigadiertje
klaarspelen - afwerken, bolwerken, fiksen, kroppen, lappen, leveren, oeroesen, regelen, rooien, schikken, voltooien
klaarte   duidelijkheid, helderheid, klaarheid 
klaasje - speculaasje 
Klaas Vaak   zandman
klabak   agent, bink, diender, juut, politieagent, smeris, tuut
klabakarium - politiebureau
klacht   aanklacht, ach, beklag, bezwaar, bezwaarschrift, doleantie, eilaas, geklaag, grief, helaas, klaagschrift, lamentatie, litanie, och, plainte, reclamatie, reclame, smet, spat, vlek, wee,
klacht in behandeling nemen - rechtsingang (verlenen)
klacht indienen - klagen
klad - flard, inktvlek, laster, mop, piek, plakkaat, smet, spat, spet, veeg, vlek, inktmop, inktspat, klodder, klont, ontwerp, plek, schema, spetter, vod
klad, ontwerp van een brief - brouillion (Fr.), minuut
kladblaadje - brouillon
kladblok - blocnote
kladboek - memoriel, werkboek
kladden   kalken, kladderen, kliederen, knoeien, morsen, sabberen, slonzen, smeren, smetten, uitvlakken, vlekken, vloeien
kladder - kladsen, klodder, kluit, knoeier, prulschilder, slordig, vlek
kladderaar - knoeier
kladderen - klodderen, knoeien 
kladderig - morsig, slordig, vuil
kladderij - knoeiwerk, morserij
kladdig - bevlekt, kladderig, morsig, slijkerig
kladschilderen - knoeien, rotzooien
kladwerk - knoeiwerk
klagen - grieven, jammeren,  kermen, kreunen, kuimen, mokken, mopperen, murmureren, reclameren, stenen, steunen, tobben, treuren, urmen, zaniken, zeuren, zuchten
klagen zonder reden - klieren, queruleren, zaniken, zeuren
klagend   elegisch, kermend,  klaaglijk, klagenlijk, klagerig, lacrimoso, lagrimoso, lamentabel, treurend
klagend   (muz.) dolendo, dolente, lamentoso, sospirando
klagend schreeuwen - krijten
klagend steunen - kreunen
klagende geluiden maken - kermen, ste(u)nen
klager - eiser, implorant, jammeraar, kwerulant, mopperaar, querulant, reclamant, urmer
Klaipeda (Litauwen) - Memel
klagerig    elegisch, klagend
klak - claque, gibus, inktmop, klodder, muts, pet, spat, tongbeweging, vlek
klakhoed - gibus
klakkebus   proppenschieter 
klakkelings   eensklaps, lukraak, plots, onverwachts, onvoorziens, plotseling 
klakkeloos - blindelings, lukraak, nauwelijks, ondoordacht, ongemotiveerd, onnadenkend, onverhoeds, onverwachts, onvoorziens, plotseling, stomweg, voetstoots, willekeurig, zomaar, zorgeloos
klakker   klepper, wentelteefje
klakwilg - knotwilg
klam - bezweet, dampig, domig, kelderkoud, kil, klamp, klef, kleverig, koud, nat, nattig, verkillend, vochtig, vochtigkoud, zweterig
klamboe - muskietennet
klamheid - vochtigheid
klamp   bindhout, bindlat, vlak, bindhout, bindlegstuk, bindijzer, blok, haak, hooischelf, juist, klam, klauw, klis, kloet, klos, koeklauw, lat, mijt, pal, pen, pin, puit, schelf, stapel, strak, stijf, verbindingsstuk, 
klamp aan een schip - bolder
klamp om een rad vast te zetten - pal
klampen - bevestigen, enteren, vastgrijpen,  vastpakken
klamp hooi - schelf
klamp hout - stapel
klamp op schepen - kikker
klamppin - tichnagel, toognagel
klampspijker - platkop
klander - krab
klandestien   bedekt, heimelijk, illegaal, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen, verstolen, zwart
klandestiene taxichauffeur   snorder 
klandizie  cliëntele, klanten, nering, winkelnering
klank   akkoord, echo, galm, gekendheid, geluid, gerucht, geruis, muziek, resonantie, stem, toon 
klankbeeld - reportage
klankbekken   cimbaal, gong
klankbodem - resonans
klankdemper - sordino, sourdine 
klanken vormen - spreken
klankfilm   geluidsfilm 
klankgehalte - timbre, tonaliteit 
klankgroep van een woord - lettergreep, silbe, syllabe
klankherhaling - alliteratie, assonantie, echo, rijm, stafrijm, weerklank
klankkleur   timbre
klankladder   toonladder
k klankloos - aphoon, hees, hol, insonoor, vol
klankleer   akoestiek,  fonetiek, fonologie
klankmaat   cadans,  ritme
klankmeter - sonometer, tonometer
klankmeting - echometrie, metrofonie
klanknabootsend woord   onomatopee
klanknabootsing   bam, bim, bom, bonsdzjeng, floep, hee, imitatie, koekoek krak, oehoe, oempa, onomatopee,  paf, pang, pief, ping, plens, plof, poef, roetsj, tak, tik, tiktak, waf
klankregisseur - toonmenger
klankrijk - krachtig
klankteken - accent, foneem, letter
klanktint - timbre
klanktrap - interval, kwart, kwint, none, terts
klankverschuiving   ablaut 
klankvol   sonoor
klankweerkaatsing   echo, galm
klankwijziging van klinkers - umlaut
klankwisseling - ablaut
klant - abonnee, afnemer, begunstiger, cliënt, kerel, kliënt, koning, koper,  zonderling
klanten - volk
klantenkring   clientèle
klantenwerver   acquisiteur 
klantenwerving   acquisitie
klap   bons, dreun, ecplosiegepraat, klapper, klep, knal,  labberdoedas, lel, mep, oorvijg, opdoffer, opduvel, oplawaai, pats, pets, slag, smak, stoot, tegenvaller, tik, uithaal, val, verlies
klap achteraf - nastoot 
klapbes - kruisbes, linzeboom, sneeuwbes
klapbrug   ophaalbrug
klapbus   klakkebus, proppenschieter
klapcilinderhoed - gibus
klapdeksel - flap, flapkan, veldfles
klapekster    babbelaarster, babbelkous, klappei, klauwier
klaphoed - cilinderhoed, gibus
klaphoutje - klepper
klapje - tikje
klaplopen – bedelen, bietsen, bijloper, parasiteren, profiteren, schuimen, smarotsen, tafelschuimen, uitvreten
klaploper   afhaler, bietser, hommel, inhalige,  nietsnut, pannenlikker, parasiet, profiteur, schuifelaar, schuimer, smakker, smarotser, sycofant, tafelschuimer, talie, uitvreter 
klapmuts - kletskous
klapnet - slagnet
klap op het or - oorveeg
klappei - babbelaarster, klatskous, kwaadspreekster, kwebbel, lameer
klappen - barsten, exploderen, klikken, ontploffen, praten, slaag, snateren
klappen geven - lappen, matsen, slaan
klappend geluid maken   klapperen 
klappende zoen - pakkerd, smak, smok
klappen geven - slaan
klapper   amorse, babbelaar, custode, custos, cocos, cocosnoot, dictaat, index, inschrijfboek, kelapa, klapperboom, klapspaan, klepper, kokos, kokosboom, kokospalm, legger, map, molenklep, palmboom, ratel, register, repertorium, slaghoedje, syllabes, verklikker, voetzoeker, zaakregister, zevenklapper
klapper of ratel als kerkklok - zarbat
klapperboom   cocospalm, kalapa, kokospalm 
klappereend - bakelman, brilduiker
klapperen - klepperen, ratelen
klapperhoutje - klepper
klapperkruid - dragon
klappermannetje - braamsluiper
klappermolen   molik, stroman, stropop, vogelverschrikker 
klakkernoot - kokosnoot
klapperolie - papaverolie
klappersteen - adelaarssteen
klapperrat - badjing, adelaarsteen
klaproos   aba, donderbloem, halsboord, kol, kolgans, kollebloem, kolleroos, korenroos, maankop, papaver, poppy, slaapbol
klaprozenrood - ponceau
klapstaart - goudrenet
klapstuk – hoogtevrees
klap van vuurwerk -  knal
klapvleugelvliegtuig - ornithoptère
klapzoen   pakkerd, smak, smok
klare   borrel, jajem, jan, jandoede, jenever
klaren   afdoen, clarificeren, decanteren,  herstellen, klaarmaken, ophelderen, opknappen, redden, regelen, reinigen, schoonmaken,verlichten, zuiveren
klarigheid - gereedheid, helderheid
klarinetspeler - klarinettist
klaring - clarificatie, regeling
klaroen - trompet
klas - afdeling, kl, klaslokaal
klasgenoot - medeleerling
klasse - afdeling, categorie, groep, hoedanigheid, kaste, kl., kwaliteit, leerjaar, orde, rang, rubriek, schoollokaal, soort, stand, strafbataljon   
klasse bij biljarten - libre
klasse der draken - drakenklasse
klasse in zeiljachten - drakenklasse, finjollen, valkenklasse
klasse of stand - rang
klasse van bezitlozen - proletariaat
lasse van elementen - metaal, metaan, methaan
klasse van mensen - volk
klasse van roofdieren - apen, mensen, primaten, walvissen
klasse van zoogdieren - apen, mensen, primaten, walvissen
klassement   indeling, ranglijst, rangschikking 
klassen - ophopen, stapelen, tassen
klassenstelsel der Hindoes - kaste
klasseren - indelen, rangscgikken, rubriceren
klassiek   antiek, uitstekend, voorbeeldig, voortreffelijk
klassiek land in Griekenland - Arcadia
klassiek muziekstuk - concertino, dubbelconcert, nocturne, ouverture, pavane, pianoconcert, prelude, rapsodie, requiem, romance, serenade, suite, symfonie, vioolconcert
klassieke componisten   Bach, Bartok, Beethoven, Berlioz, Brahms, Bruch, Chopin, Debussy, Dvorack, Glazounous, Grieg, Haydn, Korsakoff, Liszt, Mahler, Mendelsohn, Moessorgski, Mozart, Paganini, Purcell, Rachmaninow, Ravel, Rossini, Schumann, Strawinsky, Tsjaikowski, Verdi, Vivaldi,  Wagner, Weber,
klassieke God   Amor, Jupiter, Venus, Zeus
klassieke reeks van plagen - Ilias
klassieke schrijvers   Balzac, Beets, Brederode, Corneille, Euripides, Gershwin, Goethe, Hooft, Huygens, Lessing, Molière, Racine,  Schiller, Shakespeare, Stendhal, Vondel
klassieke uitroep - acept, dixi, eureka(heureka), nego, veni, veto, vici, vidi,
klassikaal - klasgewijs
klater - klad, rammelaar
klaterabeel - ratelpopulier, trilpopulier
klaterend - verblindend
klaterpeppel - ratelaar
Klausenburg - Cluj
klauter - klim
klauteren - klimmen, heisteren, schreeuwen, stoeien, wildspelen
klauterpaal - klimmast, kokanjemast
klautervis - klimbaars
klauterijzer - klimspoor, klimijzer
klauw - poot, tuinkark
klauw van een dier - krauwel
klauw van een roofvogel - haviksklauw
klauwaard - lelieaard, Vlaming (Fr. gezind)
klauwen -  krabbelen, krabben, stelen,  wegnemen
klauwer - breeuwer, breeuwhamer, harker, ritsijzer
klauwier - grijpstengeltje, haak, klapekster, klauwkikker, klauwpad, negendoder, rank, spijker, tuinekster, vinkenbijter, wachter, waldheer
klauwieren - laniidae
klauwkikker - xenopus
klauwkoppeling - kluts
klauwschelp - unguliet
klauwtjes die een edelsteen omvatten - chaton
klauwijzer   koevoet
klauwzeer bij schapen - rotkreupel
clavecombel, soort - cembalospinet
klaver   esparcette, kemp, lucerne, luzerne, melote, serradella, trifolium 
klaverblad - trifolium
klaverdoek - canvas, kanefas
klaverenaas - basta
klavervreter - bremraap (kleine), priem, spie
klaverzuring   hazenklaver, koekoeksbrood, oxalis, rolklaver, 
schapenklaver, schapenzuring
klaverzuur - oxaalzuur
klaverzuurachtigen - oxalis
klaviatuur - toetsenbord
klavier   clavecimbel, clavichord, hand, orgel, piano, toetsenbord, vleugel
klavierpennetje - tangent 
kledder - klodder, morspot, slet, vuilpoets
kledderen - klodderen, knoeien, morsen
kledderig - modderig, vies
klederdracht   kostuum 
kleden - bedekken, dossen, kostumeren
kleden volgens de mode van enige tijd - kostumeren
klederdracht - kledij, kostuum
kledij   dos, dracht, gewaad, kleding, kleren, kostuum, pak, uniform
kleding - avondtoilet, baltoilet, dos, dracht, equipage, gala, galapak, garderobe, gewaad, goed, klederdracht, kledij, klerage, kleren, kloffie, kloft, kostuum, lap, middagtoilet, pak, pakkie, pelsjas, plunje, regenkleding, skikleding, sportkostuum, tenue, textiel, toilet, uniform, werkpak, winterkleding, zomerkleding,
kleding aan doen - kleden
kledingbergplaats - garderobe, vestiaire
kleding bij officiële gelegenheid   gala, jacquet, rok, smoking
kledinghanger - haak, kapstok, knaapje
kledingkleur - jeans, kaki
kledingstukken - 
 2   bh, pij
 3   bef, col, das, eva, fez, hes, hul, jak, jas, lob, lub, lijf,
      mof, pak, pet, pon, rok, sok
 4   alba, albe, buis, busc, cape, coat, demi, flep, frak, galg,
      hemd, hoed, hoos, huif, hulk, jurk, kepi, kiel, klit, kous,
      lint, muts, riem, robe, slab, toga, toog, trui, vest, want
 5   amict, atour, baret, bloes, boord, broek, caban, cappa,
      falie, habijt, japon, keurs, kleed, kraag , lubbe, luier,
      lijfje, nylon, palla, panty, parka, pyama, shawl, whirt,
      short, sjaal, sjako, stola, stool, strik
 6   abolla, alpino, anklet, anorak, atilla, baadje, badjas,
      badjoe, badpak, binini, blazer, blous,e boerka, bolero,
      bonker, bonnet, bretel, caraco, casula, chiton, corset,
      duffel, duster, gewaad, gordel, jekker, jopper, jumper,
      kimono, korset, mantel, overal, panama, panier, peplos,
      rijglijf, sarong, schort,  schulk, slabbe,slipje, sluier,
      step in, tartan, t shirt, topper, tunica, tuniek, ulster, 
      wammes
 7   almutia, aumusse, badmuts, baljurk, brarobe, calotte,
      chemise, chlamys, colbert, coltrui, complet, costuum,
      cravate, dophoed, halsdas, handmof, jacquet, kalotje,
      keursje, koorkap, kostuum, manchet, morslap, oliejas,
      overall, overjas, paenula, paletot, paltrok, pellies,
      petasos, polsmof, rokvest, rijbroek, saroeng, singlet,
      smoking, soutane, spencer, stofjas, swagger, sweater,
      tabberd, tanktop, twinset, uniform, vest rok, wambuis,
      windjak, zwempak
 8   almaviva, babydoll, badbroek, beremuts, bluejean, 
      boernoes, bontcape, borstrok, broekpak, camisole,
      chaperon, chasseur, ceintuur, corselet, damesjak,
      flambard, flaphoed, gummijas, halfhemd, halsdoek,
      herendas, herenjas, jarretel, kamerjas, kamizool,
      keurslijf, koorhemd, kraagjas, miskleed, morsdoek,
      morsjurk, nachtpon, onderrok, overhemd, overjurk,
      palatine, pantalon, peignoir, pelerine, plus four,
      pluviale, pofbroek, pullover, regenjas, slipover,
      slobkous, sombrero, strohoed, tabbaard, truivest,
      werkkiel, windjack, zomerjas
 9   alpinopet, avondjurk, berenmuts, boezelaar, boezeroen,
      bouffante, brassière, crinoline, halsboord, halskraag,
      hoepelrok, hoofddoek, huisjapon, huisjasje, kapmantel,
      kapothoed, kniebroek, kraaghemd, manteljas, mantelpak, 
      nachtmuts, overjurk, overkleed, pardessus, parricoat,
      plus tour, slaapmuts, slobbroek, sportkous, werkbroek, 
      winterjas, zwembroek
10  alpinemuts, avondjapon, boerenkiel, bontmantel,
      bovenbroek, chemisette, damesjakje, demi saisson,
      handschoen, jarretelle, lendenband, nachtjapon,
      ochtendjas, omslagdoek, onderbroek, onderkleed,
      opperkleed, pandjesjas, stofmantel, voorschoot 
11  bustehouder, damesmantel, hoofddeksel, onderblouse
      pelerinejas, sjamberloek, sokophouder, spijkerbroek
12  chamber cloak, cocktailjurk, dinner jacket, kousophouder,
      ochtendjapon
13  knickerbocker, overhemdbloes
14  pelerinemantel, schoudermantel
kleding van ambtsdrager   ornaat ,toga, toog
kleding van bediende   livrei
kleding van geestelijke   toga, toog, pij, habijt
kleding van militair   dress, tenue, tuniek, uniform
kleding van de astronaut - ruimtepak
kleding van een dienstmeid - meidenkleren
kledingstuk van Eskimo - anorak
kleding voor zeker jaargetijde - winterkleding, zomerkleding
kleding waarin men zwemt   bikini, monokini, slip, zwembroek, zwempak
kledingmagazijn - klerenwinkel
kledingstuk, Egyptisch - kalasiris
kledingstuk, der Grieken - chiton, chlaina, chlamys, himation, paplos
kledingstuk  der Grieken en Romeinen - palla, toga, tunica
kledingstuk   (Ind.) kabaai, kabaja, sarong, slendang
kledingstuk der meden - kandys
kledingstuk in Schotland  - kilt
kledingstuk voor baby’s - luier, trappelzak
kledingstuk voor een soldaat - kepi, tuniek
kledingstuk voor jonge personen - luier
kledingstuk van Eskimo   anorak (windjak met capuchon)
kleding voor kinderen - babykleren, kinderkleren
kledij - dos, kostuum, rijkleed
kleed - bedekking, bovenkleed, dek, deken, gewaad, habijt, japon, jurk, karpet, kostuum, lijkwade (wit), mat, overtrek, plaid, robe, sprei, tafelkleed, tapijt, tenue, toog, vloerkleed, 
wade
sprei, tapijt,tenue, wade
kleed van een geestelijke   habijt, kovel, pij
kleedgeld - epingles, speldengeld
kleedhokje - cabine
kleedhout - beschoeiing
kleedje   antimakassar, haardkleedje, mat, tapijt, vloerkleedje
kleedje in de badkamer   badmat 
kleed in de gang - loper
kleedje over (rug)leuning van stoel - antimakassar
kleed (lang) - soutane
kleed van diaken en subdiaken bij het assisteren - dalmatica
kleed van een boeteling - boetekleed
kleed van een priester - habijt
kleed van Griekse vrouw - pepion, peplos, peplum
kleed van koeien, paarden enz. - dek, deken
kleed van veren - verenkleed
kleed voor bedekking - wade
kleedje op stoelleuning   antimakassar
kleedje van kloosterling - habijt, keuvel, kovel, monnikskap, monniksrok, pij, talaar
kleedkamer   garderobe, gerfkamer, vestiaire
kleed op bed - dekel, laken, sprei 
kleed voor de deur - mat
kleedwijze   mode, stijl 
kleef - adh(a)esie
kleefband - tape
kleefdeeg - cement, klei, lijm,lutum, specie, tras
kleefgrond - vollersaarde
kleefkracht - adhesie
kleefkruid - klevergoed, klit, tongel, walstro 
kleefmiddel   bisonkit, cellotape, dextrine, gelatine, gom, gluten, gluton, hars, hechtmiddel, houtlijm, kit, kleefpasta, koudlijm, lijm, navelzaad, pap, papsel, plakband, plakmeel, plak(sel), pleister,  solutie, stijfsel , titanol, velpon, vislijm
kleefmiddel in de fotografie - collodion
kleefpleister   plakker, leukoplast 
kleefstof   dextrine, gluton, gom, kit, lijm, plakmeel 
kleefstof uit de eiwitdelen van graankorrels - gluten
kleefstrook - pleister
kleefzand - löss
kleems - klef, kleverig
kleens - filtreerdoek, teems, test,vergiettest, zeef, zijgdoek
kleerbewaarplaats   garderobe, vestiaire
kleerhaak - kapstok
kleerhanger   haakje, hoepel(tje), kapstok, knaapje, stander  
kleerkamer - garderobe
kleerkast   garderobe 
kleermaakster - coupeuse, tailleuse
kleermaker   afperser, broekenmaker, coupeur, grootwerker,  kleermakersgezel - pompier, snijdersgezel
kleermakersloon - naailoon, stukloon 
kleermand - baliemand, wasmand snijder, tailleur, tailor
kleerstandaard   kapstok, knaapje, stander 
klef   klam, kleems, kleverig, lijmerig, nat, nattig, taai, tets, tetsig, week
klef en neit hard - week
klei - aarde (vettige), beekbezinking, rivierklei, zeeklei
klei voor dakpannen - walk
klei voor het bakken van plateel - plateelaarde
klei voor plateelbakker - plateelaarde
klei voor pottenbakker - chamotte
klei (opgedolven) over het land verspreid - woelklei
kleiaarde - bolus, kaolien, oker,  zegelaarde
kleiachtig gesteente - kaolien, kleischiefer, leem
keiachtig stuk bouwland   kleiakker 
klei bevattend   kleiig 
kleiduiven schieten - skeet
kleiheuvel - hil(ZL), terp, vliedberg, vluchtberg (Zl.), wart, wierde
kleiïg -  kleems
kleiïge veen - darg
kleiïge veengrond - darggrond
kleikneder - walker
kleilei - leisteen
klei met zand   zavel 
kleiminnende paardestaart - rijt
kleimineraal   anauxiet, dickiet, gibsiet, glauconiet, halloysiet, hectoriet, illiet, kandiet, kaoliniet, nacriet, sanconiet, saponiet, smectiet, montmoriloniet, vermiculiet
klein - beknopt, bekrompen, beperkt, eng,  gedrongen, gering, gewoon, iel, jong, kleen, kort, laag, licht, luttel, mager, matig, micro, min, miniem, miezerig, nauw, nietig, oligo, onaanzienlijk, onbeduidend, onbelangrijk, ondergeschikt, petieterig, peuterig, pieterig, popperig, poppig, smal
klein aambeeldje - taats,  tas
klein aantal - enige, weinig
klein aapachtig dier - spookdier
klein achterlijk stadje - gat
klein afgebroken stukje - kruimel
klein afgeslagen stuk   flard, flinter 
klein afgestoten stuk - flinter, schilfer
klein afluisterapparaat - bug
klein anker - dreg, kat, katanker 
klein Azië   Anatolië, Perzië,Turkije
Klein-Azië, oorspronkelijke bewoner van - Ciliciër, Kariër, Lyciër, Pisidiër, Proto-chattiër
klein balletje - pil, propje
klein bed - bedje, kinderbedje, ledikantje
klein bedrag   fooi, habbekrats, prik 
klein bedrijvig vrouwelijk persoon - daghit, hittepetit
klein beetje   aasje, dropje, druppel, enigermate, enigzins, greintje, griezel, gruizel, habbekrats, hapje, ideetje, iets, ietsje, ietwat, krats, kriezel, kruimel, lik, schijntje, sikkepitje, snippertje snuifje, spoortje, stukje, tamp, tekkeltje, vezeltje, wat, weinig, wolkje, ziertje
klein besteend rijshoofd bij zeeweringen - nol
klein bierglas - deukje
klein blijk - bewijsje
klein boek - pocket
klein boekformaat - duodecimo
klein boortje - keuter
klein bootje - nap
klein bolletje   pi1
klein briefje   babbel, babbeltje, biljet, kattebel 
klein broodje   bol, kadet, puntje, trimp 
klein brokje steen - bruizel
klein bros meelgebakje - koekje
klein burgerlijk – bekrompen
klein cafe - tapperij
klein concert   concertino 
klein dakvenster - koekoek, koekuit, kijkuit
klein damesbroekje - slipje
klein deeltje     atoom, elektron, foton, fractie, iets, ion, korrel, microbe, molecuul, partikel, partje, pro, rinket, splinter, stukje, ton
klein deurtje in grote - klinket, loket, winmet
klein dienstmeisje - duizendpoot, hitje
klein diertje - vogelijn
klein ding - dingetje, dwergje, kleuter, neut, peuter, prulletje, 
klein dorp   gat, gehucht, negorij, nest, vlek, uithoek
klein drukwerk - smout
klein drijvend tonnetje   breel, joon
klein duwtje - stootje
klein en zwak - nietig
klein epos - epyllion
klein eskader - eskadrille
klein Europees land - Andorra, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Monaco, San Marino, Vaticaanstad
klein feestmaal - etentje
klein flauw geluid - kik
klein gebakje - koekje, petitfour
klein gebed   ave(marij), schietgebed
klein gebrek - mankement, ongerechtigheidje
klein gedicht - kwatrijn
klein gewicht - gram, grein 
klein glas - glaasje
klein goed - grut, kriel 
klein graafdiertje - mol
klein grendeltje - knip, knipje    
klein handvat - oortje
klein helder meer   ven 
klein hert   ree 
klein heuveltje   duin, butte, hil
klein houten vaartuig - kano
klein huisje   hut, stulp 
klein huisorgel met registers   serafine
klein karweitje   akkefietje, gevalletje, klus, klusje, peuleschilletje, toetast,  zaakje
klein kereltje - aardmannetje, dwerg, gnoom, kabouter, lilliputter, pygmee
klein kind   apekop, baby, bakerkind, bengel, blaag, borstkind,  broertje, ding, dot, dreumes, dreutel, dwerg, engeltje, hummel, hummeltje, kindeke, kleine, kleuter, knaapje, liefje, liliputter, petiter, peuter,  puk, uk, ukje, ukkepuk, ventje, veulen, wicht, wurm, wurmpje, zuigeling, zusje
klein knaagdier - muis
klein konijn - pooltj
klein koopvaardijschip - galeas, galjas
klein kroegje - estaminet
klein krijgen - temmen
klein kuilnet - aatje
klein landhuis - cottage
klein levend organisme - amoebe, bacil, bacterie, microbe, micro-organisme
klein land in Europa   Andorra, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, San Marino, Vaticaanstad
klein licht - dimlicht, fietslampje, schemerlampje, schemerlichtje
klein lied - canzone
klein liedje   canzonetta 
klein, lief en mooi - doddig
klein luchtschip - blimp
klein luxe broodje - amandelbroodje, kadetje, saucijzebroodje
klein maar fors gebouwd - gedrongen
klein maatje - micron
klein mannetje   aardmannetje, dreutel, dwerg, kabouter, lilliputter, neutel, pygmee,
klein meelgebakje - koekje
klein meer   etang, lagune, plas, ven,  vijver, zoutmeer
klein mens   aardappel (fig.), aardmannetje, baby, deumes, dwerg, kabouter, kind, kindeke, kriel, lilliputter, manneke, neutel, uk, peuter, pigmee, potjerol, priegel, puk, ventje
klein metaaldeeltje - spaan, splinter
klein model   makette, maquette,  monster, zakformaat
klein molentje als windwijzer bij een grote molen   staartmolen
klein muziekgezelschap   band, combo, duo, kwartet, kwintet, trio 
klein muziekstuk - bagatelle, étude 
klein of gering - beperkt
klein onbuigbaar rededeel - partikel
klein onderdeel - detail
klein ongeladen deel - ion
klein oorlogsschip   fregat, korvet  
klein organisme - microbe
klein orgel - organetto, positief, serafine
klein orkest   band, combo, kapel, kamerorkest
klein orkestje - strijkje
klein oud vrouwtje   besje, neut 
klein paardje - hit, ket, kid, pony, 
klein persoon   dwerg, kleuter , kriel, lilliputter, pygmee, uk
klein pinnetje - deutel
klein paard   hit, ked, kedde, ket, kid, kidder, pony 
klin pakje - pakket
klein persoon - dwerg, puk
klein plantje   mos, alg
klein plat dak - platje
klei plat vaartuig - polster, vlet, vlot
klein projektiel   kogel, granaat 
klein raampje - loket
klein restaurant - bistro
klein rond broodje - bol
klein rond tuinhuisje - koepel
klein roofdier - bunzing, das, fret, hermelijn, vos
klein rotseiland - scheer
klein rond tuinhuis   koepel 
klein schaap - lam
klein schietwapen - pistool
klein schilderstuk   miniatuur
klein schip - bootje, notendop, scheepje
klein servet - slabbetje
klein sieraad - bijou
klein siertorentje - dakruiter, minaret, pinakel
klein sigaartje - cigarillo, sigretto
klein slaapje - dutje, uiltje
klein slokje - nipje, teugje
klein soort aal - kataal
klein soort dagvlinder   page 
klein soort haan - krielhaan
klein soort kreeft   garnaal 
klein soort paard - hit, kid, pony
klein soort schar - krit
klein soort steur - sterlet
klein Spaans vartuig - patas
klein springend bladkevertje - aardvlo
klein staafje - pin
klein staatje aan de Spaanse grens - Andorra
klein standje - scène
klein steekwapen - dolk
klein sterrenbeeld - pijl
klein strandmeer   étang, lagune 
klein stromend water   beek, vliet 
klein stukje   beetje, brok, kriezel, kruimel, moot, snipper, splinter 
klein stukje loopgraaf   nest 
klein stukje papier - snipper
klein tandwiel - ronsel
klein toilet - zaknecessaire
klein toneelstuk - eenakter, schets
klein teugje   nip
klein touw   taliereep 
klein tuinhuis    gloriëtte, koepel, priëel 
klein uitje - sjalot
klein vaartuig - blazer, bootje, jol, kajak, kano, oemiak, patas, praam, punter, roeiboot, sloep, vlet, zeilboot Zie ook schepen en vaartuigen
kklein van gestalte - piot, soldaat
klein van breedte - nauw
klein van stuk   kort, kriel, nietig
klein varken - big
klein veldkanon - falkonet, mortier
klein ventje - petieter
klein verblijf - cel, optrek
klein vertrek   alkoof, cel, kabinet, optrek 
klein vestingwerk - tenaillon
klein vezeltje - fibrille
klein visgerei - aas, dobber, haakje, tros
klein visje - ansjovis, pos, sardinesprot
klein vissersvaartuig   blazer 
klein vlaggetje aan boegspriet - geus
klein vlak dak   plat 
klein vlindertje - mot, uiltje
klein voertuig - trekkar
klein voetstuk - sokkel
klein voorwerp - neut, stukje
klein vorstendom in Europa   Monaco, Liechtenstein
klein vrouwtje - neutel
klein vuurapen - pistool, revolver
klein wezen - kriel
klein wild - eend, fazant, gans, haas, konijn, korhoender, patrijs, snip,
klein wittebrood - knip
klein woord van veel betekenis - jawoord
klein zangloopje - volate, volatin klein werpanker - dreg
klein zangspel   operette 
klein zeeschip - brik
klein zeil aan voorste mast - bril, fok,
klein zeil op achtersteven van een schip - druil
klein zeilschip - pinas
klein zeilvaartuig - jol
klein zetwerk   smout 
klein zwembroekje - tanga
kleine aal - kataal
kleine aalduiker - aalboerduiker
kleine aantekening - notitie
kleine aap   ion, javaanaap, kapucijneraapje, leeuwaapje, lori, magot, maki, oeistiti, penseelaapje, resusaap
kleine aardappel - drieling, kriel, poter 
kleine aarden wal of verschansing   rideau
kleine adder - basilisk
kleine afdeling soldaten   peloton, rot, sectie
kleine afgelegen plaats   negorij, gat, gehucht
kleine afstand - dichtbij, kort
kleine ahorn   aak 
kleine almanak - zakagenda, zakalmanak
kleine antiloop - duikerbok
kleine aria   ariëtte 
kleine baai - inham, kreek, wik 
kleine baarsvis   pos 
kleine badkuip - lavet
kleine bal - balletje, pil, prop
kleine bedrijvige vrouw   hittepetit 
kleine bel - schel
kleine beleefdheidsdienst - attentie
kleine bes - aalbes,  schoenlapper, vlierbes
kleine bikinie - minikini
kleine bles - kol
kleine boer   keuter, keuterboer 
kleine boerenwoning - hut, stulp
kleine boomhagedis   basilisk
kleine boor - fret
kleine boot - nap
kleine borrel - neutje, slaapmutsje
kleine botter met ronde bodem - kubboot
kleine brandspuit - baby(brand)spuit
kleine breuk - barst, scheur
kleine bril - monocle
kleine broeikas - eenruiter
kleine brokjes - gruis
kleine bron - spreng
kleine brutale jongen - snotaap
kleine buiging - knik
kleine bunzing - fret
kleine bijzonderheid   detail, finesse
kleine canapé - sofa
kleine citroen, zoet van smaak - limmetje, limoen
kleine console onder dakgoot - modilion
kleine dagvlinder - berkevlinder, page
kleine damesparasol - ombrelle
kleine das - butterfly, vlinderdasje
kleine degen - ponjaard, stilet
kleine depressie - doline, storing
kleine deur in poort - klinket, loket 
kleine diamant - roosje
kleine dief   gapper, kruimeldief 
kleine diefstal - buit, hoop, massa, poet(je)
kleine dikke zuil - dok
kleine dingen zelf maken - knutselen
kleine dog - mops, puk
kleine dolfijn - bruinvis, tuimelaar, varken
kleine dolk - stilet, stiletto
kleine dolle kervel - hondspeterselie
kleine draaghemel - umbrella
kleine drukletter ter grootte van 6 punten   nonparel
kleine duif - tortel
kleine dunne aal - kataal
kleine eend - krakeend, taling 
kleine eenheden   ionen 
kleine eg - hark, reek, riek
kleine Engelse doghond - mops
kleine ensemble - combo 
kleine esdoom   aak 
kleine flap - flapje
kleine fluit - ottavine, piccolo 
kleine fuga - fuguette
kleine fuut   dodaars 
kleine galei met 16 of 20 riemen - galjoot
kleine gemeente - dorp, gehucht
kleine gewichtshoeveelheid - centigram, decigram, gram, grein, lood, miligram, ons
kleine gier - aasgier
kleine golf - baai, baar, wik
kleine gouden schotel - pateen (altaar)
kleine gracht   sloot 
kleine grendel   knip
kleine groep musici - band, ensemble, kwartet, kwintet, octet, septet, sextet,  trio
kleine groep uitgelezenen   clique, coteriw, elite, keurbende
kleine haan   krielhaan 
kleine handtrom - tamboerijn
kleine haringachtige zeevis - pelser
kleine harp - clarsach, sambuca 
kleine haven - kom
kleine hen - krielhen
kleine herberg - kroeg
kleine hersenen   cerebellum 
kleine heuvel - butte
kleine hoeveelheid   bagatel, beetje, dosis, gram, grein, iet, iets, kluts, krats,kruimel,  lik, pietsie, pits, schijntje, snars, snufje, wat,  zier
kleine holte - follikel
kleine holtedieren - koraal, poliepen, sponzen
kleine huidopening - porie
kleine inham   kreek
kleine Instrumentale compositie   romance
kleine invoeging in een krant - inseraat
kleine jongen - bambino, broekeman, kereltje, knaap, ventje, 
kleine kabeljauw - gul
kloeine kajuit - roef
kleine kamer    alkoof, cel, salet
kleine kap   kalotje, mutsje
kleine kapel, rk - oratorium
kleine kegelvormige uitwas op bloembladeren - papil
kleine kinderen - grut
kleine kip - krielkip
kleine klimvogel - blauwe, blauwspecht, boomklever, brabandertje, specht, spechtmees
kleine kogel - posy
kleine komkommer   augurk
kleine kreeft - ecrivisse, garnaal, snel, vlotkreeft
kleine lamp - mignonlamp
kleine legerauto - jeep
kleine letter - minuscuul, minuskel
kleine lettersoort - brevier, galjard, nonparel, parel
kleine list - foefje, slenter
kleine lopende hond - briquet
kleine mantel - jak
kleine mededeling in de krant - inseraat
kleine militaire stelling - nest
kleine modewinkel - boetiek
kleine moerasbloem - bes, helmkruid, veen, wollegras
kleine mortier - kattekop
kleine neger - negrito
kleine Noordzeevis - puf
kleine ontwateringsluis - verlaat
kleine opening - barst, gaatje, kier, reet, porie, scheur
kleine ossenboer - keuter
kleine oude vrouw - besje, neutje
kleine padinder - welp
kleine pepernoot - kriek
kleine plaats   dorp, gehucht, negorij, vlek
kleine planeet   asteroïde, planatoïde
kleine plantjes - kroos
kleine plas - ven
kleine platvis - schar
kleine pluvier - citroenvogeltje
kleine polder   kaag, koog
kleine profeet uit het O.T.   Amos, Jona, Micha, Nahum
kleine pruim - kroos
kleine punt - stipje
kliene racewagen - scelter
kleine reigersoort - kwak
kleine reis - trip
kleine republiek in Europa   Andorra 
kleine rivier   beek, kreek, vliet 
kleine rivierkrib - rits
kleine roerdomp   wouwaapje 
kleine ronde pruim   bels, kroosje
kleine ronde vlek - punt, stip
kleine ronde vijl - rattestaart
kleine roos - stokroos
kleine rozijn zonder pit   krent 
kleine ruimte   cel, kabinet
kleine ruitjes - pepita
kleine samenhangende massa   vlok 
kleine samenleving   dorp
kleine scharretjes - kret, krit
kleine schelvis - molenaar, pieper, radio,
kleine schol - keu, schar
kleine schram - krabbel
kleine schroefboor   fret
kleine schutsluis   verlaat
kleine sierlijke plantjes - mos
kleine sieraad - snuisterij
kleine sigaar   cigarillo, sigretto
kleine sinaasappel - mandarijn 
kleine slanke vogel - kwikstaart
kleine slanke zuil - colonnet
kleine sloep - jol, roeiboot
kleine slok - nip, teug
kleine sloot - greppel
kleine sluis   sas, verlaat
kleine Soenda ellanden   Bali 
kleine som geld   krats
kleine sonate   sonatine
kleine soort haan - krielhaan
kleine soort wilde eend - wintertaling
kleine soort zalm - schot, zeeforel
kleine spanzaag - figuurzaag
kleine speculatie - gok
kleine speet - speetje
kleine springerige haarlok - krulletje
kleine staat aan een groot rijk - randstaat
kleine stad - plaats
kleine stadsvesting - bolwerk, burcht, citadel
kleine stap - pasje
kleine steen - kiezel
kleine steen onder een stijl - neut
kleine steentjes - grind, grint, kiezel
kleine stem (muz.) - vocina
kleine stenen zuil - cippus
kleine ster van de Grote Beer - alcor, snipper
kleine steur - sterlet, zeelt
kleine stip - stippel
kleine stukjes van  iets   gruis, poeder
kleine stukjes papier - confetti, snippers 
kleine tang   pincet
kleine terts - mineur
kleine teug - nip 
kleine ton   breel, joon
kleine toom   trens
kleine trap   muizetrap \
kleine trommel - tamboeret, tabouret, tamboerijn 
kleine twist - bisbilles
kleine ui   rocambole, sjalot, zilverui
kleine uiting van verdriet - snik
kleine valdeur - rinket
kleine valk - boomvalk
kleine veranderingen maken in - wijzigen
kleine verhandeling - traktaatje
kleine verschansing - rideau
kleine veldschans - lunet, redoute 
kleine versiering - pompon
kleine vesting - citadel
kleine villa - chalet
kleine viool - kwartsviool
kleine vis   katvis, pos, sardine, spiering, stekelbaars, voorn, witvis
Zie ook vissen.
kleine visotter afkomstig uit Noord Amerika -  nerts
kleine vissoort - pos, spiering, stekelbaarsvoorn, witvis
kleine vlag op de boegspriet - geus, vaantje
kleine vleierij - compliment
kleine vloot - flottielje
kleine vochtmaat - mudje
kleine vogel uit Afrika - honingzuiger
kleine vogel uit Australië   honingzuiger
kleine vogel uit Zuid Amerika   kolibrie
kleine vouw in bladzijde - ezelsoor
kleine watermolen   staartmolen, standaardmolen
kleine waterval   cascade
kleine weidebloem - boterbloem, madelief, paardebloem, 
pinksterbloem, vergeetmijniet
kleine wereld - microcosmos
kleine werkplaats - boet, hok, schuur, werkhok
kleine wig - spie
kleine windhond - whippet
kleine windmolen - tjasker
kleine wilde eend   krakeend, krast, roepertje
kleine winkel - boetiek
kleine wolk als voorbode van  slecht weer - osseoog
kleine woning - huisje, optrek
kleine woongemeenschap in Indonesië - kampong
kleine wortel - alruin
kleine ijzerwaren - mitraille
kleine zalm - schot, zeeforel
kleine zee - morbihan
kleine zeeboezem   baai
kleine zeediertjes   radiolariën, straaldiertjes
kleine zeekreeft - garnaal
kleine zeis   pik, sikkel, zicht
kleine zeis met breed handvat   zicht 
kleine ziekteverwekker - bacterie, schimmel, virus
kleine zonde   peccadille, pekelzonde
kleine zuil - cippus, colonnet
kleinachten - geringschatten, minachten
kleinburger   filister
kleinburgerlijk   armhartig, bekrompen, bourgeois, enghartig,  kortzichtig, zielig
kleinburgerlijk iemand - proleet
kleinburgerlijk persoon - bekrompene, filister
kleinburgerlijkheid   bekrompenheid, filisterij
kleindenkend - benepen
kleindochter van David   Ada 
kleindochter van Herodes de Grote - Herodias
klein en tenger - pieterig
kleiner - geringer, minder, minor
kleineren - miskennen, ontgroenen
kleiner maken - inkrimpen, korten, verminderen
kleiner worden van stof - atrofiëren, krimpen, minderen
kleiner wordend - krimpend, schrompelend
kleiner wordende inham - hop
kleineren - afkammen, demoraliseren, denigreren, intimideren, neerhalen, onteren
kleineren van nieuw aangekomen studenten - ontgroenen
kleinerend - geringschattend, minachtend, schamper, spottend
kleingeestig - armhartig, bekrompen, benepen, chicaneus, dun, enghartig, geborneerd, gering, gierig, klein, kleinzielig, knijperig, kortzichtig, krenterig, lichtgeraakt, maltentic, mesquin, min, minutieus, pietluttig, schriel, sikkeneurig, smal, vitziek,
kleingeestig afdingen - pingelen
kleingeestig bedillen - vitten
kleingeestig bekrompen mens - krent, pietlut, zeurkous, zeurpiet
kleingeestig boekbeoordelaar - letterzifter
kleingeestig, mal gehaarklover, doe - chinoiserie
kleingeestig  mens   haarklover, krent, krentenweger, kruidenier, kruimelaar, pietlut, vitter
kleingeestig persoon - krent, pietlut
kleingeestig vitten - krenten
kleingeestige aanmerking - bedilling, chicane, haarkloverij, vitterij
kleingeestige beoordelaar van letterkundige arbeid - letterzifter
kleingeestige kritiek - chicane, letterzifterij, muggenzifterij, vitterij
kleingeestige schoolmeester - frik
kleingeestige vitter   haarklover, muggenzifter 
kleingeld - cent, moos, munt, pasmunt, wisselgeld, zakgeld 
kleingeld voor lopende zaken - zakgeld
kleingoed - allerhande, bijgoed, gebakje, grut, kinderen, kindertjes, koekje, kramerij, kriel, peuzelwerk, prullaria, snuisterij, taartje, uitschot,
klein graafdier - mol
kleinhandel - debiet, detail, detailhandel, markthandel, negotie, nering, slijterij, straathandel, winkelnering
kleinhandelaar - debitant, detaillist, kramer, marktkoopman, neringdoende, parievinker (op het water), scharrelaar, sjacheraar, standhouder, standwerker, venter, winkelier
kleinhandelaar op het water - parlevinker
kleinhandelsprijs - detailprijs
kleinhartig   angstig, bang, bevreesd, kleinmoedig, laf, lafhartig
kleinigheidje    akkefietje, bagatel, beetje, beuzeling, frutje, habbekrats, iet, krats, niemendal, nietigheid, peulenschil, wissewasje
kleinheidswaan - micromanie
kleinheidswaanzin - micromanie
kleinhoofdig - kleinschedelig, microcefaal
kleinhoofdigheid - microcefalie
kleinhout - glassponde, vensterroede
kleinigheden - beuzelarijen, prullen, quisquiliën, vodderijen
kleinigheden beïnvloeden - luisteren
kleinigheden beredderen - kissebissen
kleinigheden wegkapen - struinen
kleinigheid -akkefietje, bagatel, beuzelarij, beuzeling, dem, frutje, futiliteit, gries, habbekrats, iet, iets, inari, jota, kriezel, krats, leur, lomp, niemendal, niemendalletje, nietigheid, nulliteit, onbeduidendheid, prul, peul(e)schilletje, pokje, snars, sners, tikkel, trunt(gewest.), vod, wissewas, zier, ziertje
kleinigheidje - krats, tripje, wissewasje
kleinkind - dochterskind, zoonskind
kleinkinderschool - matresseschool
kleinkunst   cabaret, revue, variété 
kleinkunstartiest   cabaretier 
kleinmaken - breken
kleinmoedig - bang, bekrompen, benepen, laf, minnetjes, pusillaniem, verlegen, versaagd
kleinmoedig man - armhart
kleinmoedigheid - pusillaniemie, pusillanimiteit
kleinodiënschrijn - juwelenkistje
kleinood   bijou, bijoujuweel, diamant, juweel, kostbaaheid, parel, ring, sieraad
kleinschedelig - kleinhoofdig, microcefaal, microcephaal
kleinschrift - minuskels
kleinst - minst
kleinste afstand van de aarde tot de zon - perihelium
kleinste beentje van de hand - handwortelbeentje
kleinste der sycladen - delos
kleinste bodemdeeltje   klei 
kleinste gemene veelvoud   k.g.v. 
kleinste levende wezen - bacterie, microbe, virus
kleinste lichtdeeltje - foton, lichtquantum 
kleinste hoeveelheid   minimum 
kleinste provincie van de Unie van Zuid-Afrika - Natal
kleinste stofdeeltje - atoom
kleinste stofdeeltje met negatieve lading - elektron
kleinste vertrek - toilet, W.C.
kleinste vinger - pink
kleinste waarde   minimum 
kleinsteeds   bekrompen, burgerlijk, provinciaal
kleinsteedse bekrompenheid - provincialisme
kleintje - uk, baby
kleintjes - laf
kleintjes (de) - grut, kinderen
kleinvee - geiten, schapen, varkens
kleinzerig - hiep, overgevoelig
kleinzielig   beklemd, bekrompen, benepen, burgerlijk, kleingeestig, knijperig, krenterig, mesquin, min, un, pietluttig
kleinzoon van Adam   Enos 
kleinzoon van Ezau   Amalek 
kleinzoon van Hillel   Gamaliël 
kleinzoon van Noach   Aram
kleinzoon van Ruth en Boaz   Isai
Cleio - Clio
kleipap (vette) - kies
kleisoort - almagra, bolus, knik, loss
klem - aandrang, accent, angel, beklemming, beknelling, betekenis, clip, clips, drang, druk, gewicht, greep, knel, knip, knijper, kracht, mandring, nadruk, neep, praam, pressie, schuif, tetanus, val, vat, voetangel, werk
klem van een molen - molenraam, rem, vang
klemhaak - klemschroef, pranger, ringtang, schroef bout
klem van een windmolen   vang 
klemmen   knellen, knijpen, prangen
klemmend   afdoend, drukkend, knellendsterk 
klmmend houtj voor de was - knijper
klemmetje - clip
klemming   aandrang, accent, drang, druk, knel, gewicht, knelling, nadruk, onera, prang
klemtoon   accent, inflexie, intonatie, nadruk, stembuiging
klem van een windmolen - vang
klemziekte - tetanus
klem zitten - vast
klens - filtreerdoek, teems, zeef, zijgdoek
klep - afsluiter, bek, belegstuk, blad, deksel, duinklep, duinpan, klap, lats, lid, luik, molenklapper, mond, oogklep, oorklep, plaat, sluiting, sluitstuk, val (duivenhok), valvula, vizierklep, zuigklep
klep in het hart - mitralisklep
klepbrug - basculebrug, ophaalbrug
klepel - bengel, tong
klepmand - karbies, korf
klep of deksel - luik
kleppel - knuppel
kleppen - babbelen, beieren, kletsen, kwekken, roddelen, snateren, tampen
kleppen van klokken - beieren, gebeier
klepper - babbelkous, castagnet, draver, klap, klapperman, klepperman, nachtwacht, nachtwaker, rammelaar, ratel, ratelman, rijpaard, 
klepperen   ratelen
klepperman - nachtwacht, nachtwaker, ratelman 
kleptomaan - dief, steelzuchtige
klep van een kist - deksel
klep van een openhaard - aanjager
klepvliezen - valculae
kleren - kledij, kleding
kleren aandoen - aankleden
klerenbergplaats   garderobe, vestiaire
klerenhanger - kapstok, knaap, knaapje 
klerenkast   garderobe
klerenstaander - knaap
klerenstandaard - kapstok
klerikaal   geestelijk
klerk   bediende, commies, pennenlikker, pennist, schrijver
kles - haarvlecht
klessebessen - babbelen, keuvelen, kouten
klet -  kleefkruid, klit
klets - baf, lariefarie, geleuter, gerucht, klap, klats, kletsnat, kletspraat, kwak, larie, lariekoek, mallepraat, nonsens,  onzin, pats, pets, praatje, slag, smoes, quatsch
kletsen - babbelen, bazelen, beuzelen, bomen, dazen, kakelen, kauwen, keuvelen,  kouten, kwebbelen, kwekken, lariën, lasteren, leuteren, lellen, lullen, oreren, praten, raaskallen, radoteren, razen, roddelen, sabberen, snateren, spreken, smoezen, talmen, vertellen, wauwelen, zaniken,  zeggen, zeuren, zwammen, zwetsen, 
kletsende slag   klets, pats, pets
kletsende slag - pats, pets
kletser -  babbelaar, kwebbelaar, tater, veelprater, wauwel
kletskoek - apekool, flauwekul, gebabbel, geklets, geleuter, gerucht, gewauwel,  kletsica, kletspraat, larie, lariekoek, lulkoek, mallepraat, nonsens, onzin, praatjes, wartaal
kletskous - babbel(aar), babbelaar(ster), flappei, klapmuts,  flapuit, kakel, klapmuts, klappei, kletser, kletsmajoor, kletsmeier, kletstante, kwebbel, kwek, lariemoer, lasteraar, leuteraar, leutertol, praatal, praatjesmaker, prater, ratel, snapper, snapster, theetante, wauwel, zwamneus, zwetser
kletsmajoor - kakel, leuter(aar)
kletsmeier - leuteraar
kletsnat - doornat, doorwaternat, doorweekt, druipnat, drijfnat, kledder, sliknat
klets op het oor - oorveeg
kletspraat   achterklap, beuzelpraat, borrelpraat, fabel, geleuter, gewauwel, kletskoek, larie, leuter, mythe, onzin, praat, zwets
kletstante - kletskous
kletteren - ketsen, klateren, kletsen, knetteren
kleumen   blauwbekken
kleunen - kloppen, peunen, slaan, vechten
kleur –
3  ros, wit
4  blos, geel, goud, grijs,kaki, keel, lila, oker, olijf, rood, roze, tint
5  azuur, beige, blauw, blond, brons, bruin, cr�me, ebben, geluw,      grauw, groen,  malve, mouve, opaal, paars, prune, sabel, sepia,      taupe,teint, terra, zaluw, zwart
6  asgrijs, bister, cerise, chroma, dofwit, eigeel, fraise, greige,             idigo, izabel, karmijn, kobalt, lazuur, oranje, paille, purper,             reseda, rossig, sienna, soumon, violet, zilver
7  amarant, asblond, asgrauw, chamois, dofgeel, dofrood, grijswit,
    havanna, koralijn,krijtwit, leigrijs, matgeel, melkwit, ponceau,        rosgeel, rosvaal, sinopel, smaragd, vaalwit, wasgeel, wijnrood,
    zeegrijs
8 amarillo, dofblauw, dofgroen, dofzwart, galgroen, geelgrijs,           geeloker, geelrood, gitzwart, goudgeel, grauwwit, grijsgeel,           hagelwit, hardgeel, hardrood, helblauw, helbrond, hooggeel,          karmozijn, kersrood, knalgeel, knalrood, leliewit, loodgrijs,
  molbruin, mosgroen, muisgrijs, okergeel, oudblauw, 
   oudgroen, parelwit, pikzwart, roodbont, roodgeel, rozerood,
   saffraan, spierwit, strogeel, vaalgeel, vaalgrijs, vaalrood,
    vuurrood, zeegroen
9  ambergrijs, aquamarga, berggroen, blauwgrijs, bleekgeel,               bleekrood, bleumarin, bloedrood, botergeel, bruingeel,
    bruinrood, colombine,  diepblauw, geelbleek. geelblond,                 geelbruin, geelgroen, glasgroen, goudblond, goudbrons,                 goudbruin, grasgroen, grauwgeel, groengeel, grijsblauw,                grijsbruin, grijsgrauw, grijsgroen, grijszwart, hardgroen,                  hoogblauw, hoogblond, hoogbruin, grijsgroen, grijszwart,              hardgroen, hoogblauw, hooggroen, inkarnaal, koolzwart,               koperrood, lichtgeel, grijsgroen, grijszwart, hardgroen,                   hoogblauw,  lichtgrijs, lichtrood, loodblauw, moorzwart,                muisgrauw, olijfbruin, olijfgroen, parelgrijs, pauwblauw,                 roodbruin, roodpaars, sneeuwwit, staalgrijs, steenrood,
     turksrood, vaalbruin, vaalgroen, zilverwit, zwartbont,                     zwartgeel, zwartrood
10 appelgroen, blauwgroen, blauwzwart, bleekblauw, bleekgroen,       bronsgroen, bruingroen, bruinzwart, donkergeel, donkergrijs,
     donkerrood, grauwbruin, grauwzwart, groenblauw, heldergeel,      honinggeel, indigorood, karmijnrood, koperbrons, kopergroen,
     koraalrood, korenblauw, leverbruin, lichtblauw, lichtbrons,             lichtbruin, lichtgroen, lichtpaars, omberbruin, paarsblauw,
     paarsbruin, purperrood, ravenzwart, roestbruin, scharlaken,            staalblauw, staalbruin, terra-cotta, ultramarijn, vermiljoen,
     vioolblauw, violetrood, zwartblauw, zwartbruin, zwavelgeel,          zwartgroen, zilvergrijs,    
1 1 bloedvervig, citroengeel, donkerblauw, donkerbruin,                      donkergroen, donkerpaars, granaatrood, helderblauw,
      hemelsblauw, indigoblauw, kanariegeel, kaneelbruin,                     koboltblauw, koffiebruin, lijstergrauw, marineblauw,                      pimpelpaars, roetkleurig, violetblauw, violetbruin,  zilvergrauw
12 chromaatgeel, emeraldgroen, fluweelzwart, schalieblauw,               saffierblauw, saffraangeel, smaragdgroen,
13 chromaatgroen, kastanjebruin, menistenblauw
14 chocoladebruin,
15 prinsessenblauw, scharlakenrood. 
kleur (wapenk.)   goud (geel), keel (rood), lazuur (blauw), sabel (zwart), sinopel (groen), zilver (wit)
kleur bekennen - erkennen, toegeen
kleur der heersers - purper
kleur die men aan onedele metalen geeft door verhitting - aanloopkleur
kleur krijgen - blozen
kleur op de wangen - blos
kleur van de boete   paars
kleur van de haat   geel
kleur van de hoop - groen
kleur van de huid - blank, donker, teint, wit, zwart
kleur van de huid na zonnen - bruin
kleur van de liefde   rood
kleur van de maagdelijkheid   wit 
kleur van de regenboog - blauw, geel, groen, indigo, oranje, rood, violet
kleur van de rouw   zwart
kleur van de trouw   blauw
kleur van het gezicht   tint, teint 
kleuraanpassend dier   kameleon 
kleuraanpassing - achromatopsie,  mimicry 
kleuraanpassing van dieren ter bescherming - schutkleur
kleurafwisseling   nuance 
kleurdrager - chromatofoor
kleurecht   kleurhoudend
kleureffect - kleurmenging, kleurschakering, koloriet,
schilderwijze
kleuren - blozen, enlumeren, enlumineren, monsteren,
tingeren, tinten
kleuren door middel van evenwijdige lijntjes - arceren
kleuren van een regenboog vertonen - iriseren
kleuren van een schild - email
kleuren van een schilderij - koloriet
kleurenband - spectrum
kleurenband verkregen door licht en glazen/prisma - spektrum
kleurenbeeld   kleurengamma, spectrum 
kleurenblindheid   achromatopsie, chromopsie, daltonisme, deuteranopie, dyschromatopsie, monochromasie, protanopie, tritanopie
kleurendruk   chromotypie, oleografie, typie
kleurendruk op doorschijnend tussen glas geplakt papier - diafanie
kleureneffect gezamenlijke kleuren van een schilderij -  koloriet
kleurenfilmsysteem   technicolor 
kleurenfotografie - chromofotografie, heliochromie 
kleurengamma   spectrum 
kleurengrondstof - aniline
kleurenharmonie - kleurenmuziek, koloriet
kleurenkijker - kaleidoscoop
kleurenleer - chromatiek, chromatologie
kleurenreeks - gamma
kleurenreproductie - oleografie
kleurenschifting - chromatisme, dispersie, kleurenspreiding, spectrum
kleurensteendruk - chromolithografie, lithochromie
kleurentoon - kleurgeving, koloriet, tint 
kleuren van schilderij - koloriet
kleurgeving   kleurenmenging, kleurschakering, koloriet
kleurgevoeligheid - fotochromasie
kleurgrondstof   aniline, lak, verf
kleurhoudend   batik, kleurecht
kleurig - bont, brutaal, genuanceerd, levendig, luchtig,vrolijk
kleurigheid - aantrekkelijkheid, geurigheid, jeu, luister, opschik, spel
kleur Ind. weefsel - batik
kleuring - liplap, lipper, tinctuur
kleurkrijt - bont, keurstift, pastel 
kleurling   creool, halfbloed, Indiaan, Indo, Maori,  mesties,  moor, mulat, mustie, naturel, neger, negrito, roodhuid, sinjo, tercerone, zambo
kleurlinge - mulattin, negerin, negering, negeringe
kleurlingenhater -  pigmentvreter
kleurloos   achromatisch, blank, bleek, dof, duf, flets, grauw, karakterloos, neutraal, saai, vaal, wit
kleurloos gas - aardgas, argon, cyaan, butaan, ethaan, etheen, ethileen, koolzuur, methaan, moerasgas, ozon, propaan, zuurstof
kleurloos mineraal - euklaas
kleurloos zout - ammoniumchloride,  salmiak, salmoniak 
kleurloosheid - achromatisme, albinisme, apathie, neutraliteit 
kleurloze olieachtige stof - creosoot
kleurloze vloeistof - aniline, water
kleurmenging   koloriet
kleur menselijke huid - bleek, carnaat, teint
kleurmiddel   aniline, beits, email, geelsel, henna, kleursel, lak, lakmoes, laksel, loodwit, menie, saffraan, verf, vernis, witsel, zwartsel, 
kleurnuance   sepia, tint
kleur op wangen - blos
kleurpotlood - verfstift
kleurrijk - bont 
kleurschakering   coloriet, koloriet, nuance, tint, toon
kleurschifting   dispersie, spectrum 
kleurschikking - schakering, tint
kleursel - beits, geelsel, kleurkrijt, kleurstof, pastei, waterverf
kleurspeling -  nuance, schakering, tint
kleurstift   krijtje, pastel
kleurstof - alkannine, aniline,  beits, emlamine, eosine, fuchsine, garancine, geelsel, henna, indigo, karmijn, lakmoes, meekrap, menie, oker, omber, orseille, pastel, pigment, saffraan, sepia,taan, verf, verfstof, vermiljoen, vernis, waterverf
kleurstof in de huid   pigment 
kleurstof in rode wijn - purpriet
kleurstof uit aardsoort   oker, omber, sien(n)a, terra
kleurstof voor de vervaardiging van indiennes - alapin
kleurstof voor hout - beits
kleurstofdragers - chromatoforen
kleur van de regenboog - blauw, geel, groen, indigo, oranje,  rood, violet
kleur van het gelaat - teint, tint
kleurveranderend dier - kamelion
kleuter   baby, dreumes, hummel, keutel, kind, kleintje, peuter, puk, uk, wurm  
kleuterschool - bewaarschool, Fröbelschool
kleuterspeelgoed - rammelaar
kleven - aanbakken, gommen, hechten, lijmen, plakken 
kleverig - glurinosus, glutineus, klam, kleems, klef, lijmerig, plakkerig, tets, vleierig
kleverig broodsmeersel - siroop, sptoop
kleverig plantensap - hars
kleverig speeksel - slijm
kleverige stof   bisonkit, gluton, gom, hars, kauwgom, kit, lijm, pek, pik, plaksel, slijm, stijfel, siroop, stroop, teer
kleverige plantensap - hars
kleverige vloeistof   lijm 
klewang - hakmes, sabel
klieder - morskont
kliederen   broddelen, kladden, klodderen, knoeien, modderen, morsen
kliek - bende, clan, club, coterie, etensrest, factie, groep, kamaraderie, karwij, kluit, klus, kongsi, kring, overschotje, prak, rest, staartje
kliekje - hapje, klusje, overschotje, prakje
klier   amandelen, bijnier, epifyse, ètre, glandula; gonade, hypofyse, lever, mispunt, naarling, schildklier, spinorgaan (spinnen), thymus, tonsil, zanik, zwezerik
klier tussen mond  en keelholte   amandel
klierachtig   glanduleus, scrofuleus
klierafscheiding - hormoon
klier bij het oog - traanklier
klierblaasje - acinus
klieren - pesten, zaniken, zeuren 
kliergezwel - adenoma, adenoom
klierig mens - mispunt
klierkruid - helmkruid
klierontsteking - adenitis
klierster - (bloem)bol, lijster
kliertje   papil(la)
klier van een mannetjesvis - hom
klierziekte   scrofulose
kliester   (bloem)bol, lijster
kliet - scholekster
klieven   divideren, doorhakken,  kloven, scheiden, splijten, splitsen
klif - steilte
klik - roerhaak
klikken - aanbrengen, klappen, verlinken, verklikken, verraden
klikspaan - aanbrenger, verklikker, verrader
klim - klauter, steilte
klimaat - luchtstreek, weer
klimaatgordel - luchtstreek,  (sub)tropen, noordpool, zuidpool
klimaatkamer - fytotron 
klimaatkunde   klimatologie 
klimaatkundige   klimatoloog 
klimaatsindeling   Köppen, Thorntwaite
klimaatstation in België   Ukkel 
klimaattype   bergklimaat, gematigd, landklimaat, moessonklimaat, polair, steppe-klimaat, subtropisch, tropisch, warm-gematigd, vastelandsklimaat, woestijnklimaat, zeeklimaat
klimbrander - vergasser
klimbuideldier - koala, koeskoes, koesoe
klimkers - kanariekers, tropeulum
klimmen - betreden, klauteren,  omhooggaan, rijzen, steigeren, stijgen 
klimmende peperplant in  Zuidoost-Azië - betel
klimmen in een touw - touwklimmen
klimmiddel - lader, leer, trap
klimop - boom,  boomveil, eifte, eiloof (Eng.), ifte, ivy, klimmerkruid, klijf, veil
klimopachtigen - araliaceeën
klimopstaf - thyrsus
klimplant  - boomveil, bruidssluier, clematis, eiloof, geiteblad, iefie, ifte, hop, kamperfoelie, klimboon, klimmer, klimmerkruid, klimop, klimroos, lathyrus, liaan, liane, moffepijp, olifantsvoet, siererwt, sterkers, tuinkers, veil, wingerd, winterjasmijn, wijnstok
klimstaf (myth.)   thyrsus 
klimstok voor bonen   bonenstaak, staak
klimtoestel   ladder, leer, trap, trapleer
klimtol  - jojo
klimtouw bij leerlingmatrozen - dag
klimvis - klautervis, klimbaars
klimvogel   boomklever, boomkruiper, hop, ijsvogel, jako, kaketoe, koekoek, lachvogel, parkiet, papegaai, specht  
klimvogel (kleine) - boomklever
klimwerktuig   ladder, leer, trap, trapleer
kling - bajonet, degen, heuvel, lemmer, lemmet,  zwaard
Klingalees - kodja
klingel - bel, belletje, schel, schelletje
klingelen  - beieren, bellen
klingmaker   zwaardveger
kliniek - hositaal, inrichting,  verpleeghuis, ziekenhuis
klink   aars, bout, deurknop, fazel, grendel, handvat, handgreep, inklinking,  knop, kruk, naad, oorveeg,reet, scheur, sluitijzer, valijzer, voeg
klinkbout   bout, klinknagel, nagel, overval 
klinkdicht   sonnet
klinken - betekenen, bevestigen, boeien, dreunen, galmen, hechten, hoorbaar, ketenen,  lassen, luiden, nieten, toasten,  toosten, vastnagelen, vastsmeden, vastspijkeren
klinkend - hel, sonoor, weids,
klinkende klap - klets
klinkende munt   specie
klinkende slag   klets, pats, pets, tets
klinker   assonant; baksteen, kei, metselsteen, mop, (straat)steen, vocaal
klinker die onvoldoende is gebakken - blekerd
klinkerrijm - assonantie, halfrijm
klinkerverandering - umlaut
klinkerweg - straat
klinkhamer - schelijzer
klinket - deurraampje, sluipdeurtjevaldeurtje
klinkklaar - onvermengd, puur, rein, zuiver
klinkklank - klatergoud
klinkklare onzin - klateren
klinkletter - vocaal
klinknagel - bout, neet, niet, spijker, tivet
klinknageltje   klinkbout, neet, niet 
klinksteen - fonoliet
klip   beletsel, hindernis, hinderpaal, kaap, koraal, rif, rots, scheer, zandhoogte, zandverstuiving
klipdas - hyrax
klipdas (Zuid Afrikaans zoogdier)   procavia
klipdassen - hyracoidae
klipgeit - gems, steengeit, 
klipgrond - rotsbodem
klipkop - alpenraaf, steenraaf
klipkous - porseleinhoorn
klipper - driemaster
klipvis - chaetodon
klipzout - steenzout
klipzwaluw - gierzwaluw, salangaan
klis   arctium, dot, kladdebos, klamp, klit, knoop, winkelschuld 
klissen - kleefkruid
klisteer - clysma, darmspoeling, lavement
klister - bijbol, bolknop
klit - dod, knoop, strengtis,
klits - kklis, nikker, streng
klitten - kleven, vasthechten
klitworten - arctium
kloakadier -vogelbekdier
klodde - los, vod
klodder - kladder, klak, klompje, klont, klonter, massa, plakkaat, smet, spat, vlek 
klodderen - kliederen, knoeien, morsen, smeren
kloek   dapper, energiek, ferm, fier, fiks,  flink, fors, geducht, geestkracht, gezond, groot, hen, hooghartig, kip, klokhen, koen, kordaat, krachtig, kranig, manhaftig, moed, moedig, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, opperbest, robust, robuust, schrander, sterk, stevig, stoer, stoutmoedig, struis, trots, verstandig, voedzaam, waker, wakker, welgebouwd, welvarend, wijs
kloek (statig) - luisterrijk, weids
kloek en flink - wakker
kloek en kranig - kordaat
kloek en sterk - fors
kloek gebouwd - struis
kloekhartig - moedig, onversaagd
kloekheid - dapperheid, durf, kordaatheid, lef, moedigheid
kloekmoedig - dapper, kloekhartig, manhaftig, moed, onversaagd, strijdbaar
kloekmoedigheid - drift, gemoed, intrepiditeit, moed, onverschrokkenheid, onversaagdheid, stemming, verbolgenheid, zogestemd
kloek persoon - kerel, man
kloekzinnig - verstandig
kloen   bos, kluwen, knot, lomperd, lumel
kloen wol - kluwen
kloet   baars, dissel, glijgoot,  kalkstok, klamp, klomp, klos, lomperd, polsstok, schippersboom, stok, sul
kloffie - kledij, kostuum, pak
klojo – kluns,  slungel, sufferd, sukkel
klok   ankerhorloge, bel, dameshorloge, Friese klok, hangklok, herenhorloge, horloge, kerkklok, keukenklok, koekoek, pendule, polshorloge, remontoir, schoorsteenklok, slingerklok, staartklok, stolp, torenklok, tijdmeter, uurwerk, wandklok, wekker, zakhorloge
klok, deel van een - bengel, klepel, wijzer
klok die geluid wordt als de beurs aanvangt   beursbengel
klok- en hamerspel - schimmelspel
klok in Londen   Big Ben
klok van glas - stolp
klok van luchtpomp   recipiënt 
klok zonder lepel - timbre
klokbloem - akelei, alpenklokje, petunia
klokdiertje   afgietseldiertje 
klokgelui   gebeier, klinkklank
klokhen - broedkip, kloek 
klokhuis - kernhuiskreus, kroos,
klokje - angelus, bengel
klokjes (muz.) - sonaglio
klokjesachtigen - campanulaceeën .
klokjesachtige plant - akkerklokje, bel, campanula, duivelsnaaigaren, grasklokje, rapunzel, venusspiegel, vrouwenspiegel, weideklokje, zandblauwtje, zandklokje
klokjesbloem   akelei, campanula 
klokken - timen
klokkend spoelen - gorgelen
klokkengieter   Hemony
klokkenist   beiaardier
klokkenmaker - horlogier, horlogemaker, uurwerkreparateur
klokkenolie - amandelolie
klokkenspel   beiaard(concert), bierd, carillon,  speelwerk
klokkenspeler - beiaardier
klokkenstoel - luidstoel
klokketong - klepel
klokkentoren - belfort, campanile 
klokkentouw - hijstouw, klokkereep, klokzeel, luitouw, zeel
klokvan glas - stolp
klokvormig neteldier - kwal, poliep, zeeanemoon
klokwinde - hagewinde
klokzeel - klokkentouw
klomp   blok, bonk, brok, holsblok, hacht, homp, klodder, kloef, kloet, klont, klot, kluit, massa, mop, stol, stuk, turf, wegge 
klomp goud - baar, pepite
klomp klei - bezoen (metselaarsstenen), walk (voor dakpannen)
klomp klei of potaarde - kloet
klomp grond - kluit
klomp planten   pol, zode
klomp ruw blok - bonk
klomp viseieren - kuit
klomp vlees   homp, kwab
klompenmaker - kloefmaker
klompenschool   armenschool 
klompenvolkje - canaille, grauw, plebs
klompje - klodder, klonter
klompje planten met de wortels en de aardkluit - pol
klompje protoplasma met kern - cel
klompje stuifmeel - pollen
klompvis   beenvis, kogelvis, maanvis
klompvoet - horlevoet, paardevoet
klont   blokje, bonk, brok, homp, klodder, klomp, kluit, klonter, mop
klonter   klont, klodder 
klonteren   schiften, stremmen, verdikken
klonters vormen - klonteren
klontje - brokje
klontjes suiker - kandij
klontjesgruis - kandijgruis
kloof   afgrond, afstand, barst, breuk, canon, canyon, fissura, gaping, groef, keen, kerf, klove, kluft, opening, ravijn, reet, rhagus, rima, rotsdal, scheiding, scheur, snee, spleet, split, verwijdering
kloofbijl - houthakkersbijl
klooflip   hazenlip
kloofsel - diamant
klooi - sufferd
klooien - klunzen, lummelen
klooier - stuntel, zeur
kloon - ééncelcultuur
klooster   abdij, convent, hospitium, konvent, monasterium, munster, priorij, sticht, stift
kloosterachtige opsluiting - clausuur
kloosterbewoner - broeder, kloosterling, monnik, non, novice, zuster
kloosterbibliotheek   boekerij, librije
kloosterbinnenplaats, zuilengang om de - claustrum
kloosterbinnenplaats   pandhof 
kloosterbroeder    fra, frater, monnik 
kloostercongregatie - 
 2   AA. CM, CP, FC,PA, SM, SS
 3   FMS, FSC, FSG, MSC, OMI, SCI, SMM, SSS,SVD
 4   CSSp, CSSR, SSCC
 8   Maristen
10  Lazaristen, Salesianen
11  Marianisten
12  Montfortianen, Passionisten
13  Salvatorianen
14  Redemptoristen
15  Assumptionisten
kloostercour   pandhof 
kloostereetzaal   refter
kloostergang - claustrum 
kloostergeestelijke   zie: kloosterling 
kloostergehoorzaal   auditorium 
kloostergelofte, iemand die de - heeft afgelegd - profes
kloostergemeente - congregatie
kloostergenootschap - Barnabieten
kloostergewaad   habijt, pij 
kloosterhoofd   abt, abdis, overste, prior, priores
kloosterkerk - domkerk, munster 
kloosterkind - oblaat
kloosterkleed   habijt, pij
kloostrleven - monastiek
kloosterling   abt, asceet, Augustijner, barnabiet, Benedictijn, Bernardijn, broeder, camiliaan, capucijner, celestijn, cenobiet, Cistercliëner, conventueel, Dominicaan, Franciscaan, frater, Jezuïet,  Karmeliet, Karthuizer, kruisheer, Minderbroeder, monnik, Norbertijn, observant, pater, priester, regulier, Trappist, 
kloosterling in proeftijd - novice, postulant
kloosterlinge   abdis, benedictines, bernardijne, non, noviet, zuster
kloosterlijk - claustraal
kloosterlijke gehoorzaamheid - obsequium
kloostermaagd - non 
klooster met en abt - abdij
kloostermoeder   abdis, moeder overste, overste, priores
kloosterorde  
 2   OP, SJ
 3   OCD,CR, OFM, OSA, OSB, OSC, OSM, SOC
 5   OCram, OCart
 6   OFMCap, OPraem
 8   Jesuaten
 9   Clarissen, Jezuïeten, Kapucijnen, Servieten, Ursulinen
10  Augusijnen, Kartuizers, Kruisheren, Trappisten
11  Casperianen Dominicanen, Karmelieten, Witte Paters 
12  Benedictijnen, Conventuelen, Franciscanen,
      Montfortanen, Witte Zusters,
14  Cistercienzers, Minderbroeders
15  Delfsche Zusters
kloosteroverste   abt, abdis, gardiaan, prior
kloosteroverste, vrouwelijk - abdis, priores
kloosterpand   klooster, kruisgang 
kloosterproeftijd   postulaat 
kloosterraad   kapittel 
kloosterschrijfzaal   scriptorium 
kloosterslaapzaal   dormitorium, dormter, dormtoir
kloostervader - abt, prior
kloostervergadering - convent
kloostervertrek   boekerij, cel, dormter, refter
kloostervoogd   abdis, abt, archimantriet, overste, prior, priores, proost, superior
kloostervoogdes - priores, priorin
kloosterzuster - lekenzuster, non
kloot - aarbol, bol, kogel, (teel)bal
klop   begijn, bons, dreun, slag, tik 
klopboor - muurboor
klopgeestenrij   spiritisme
klophout - dresseerplank, klaphout
klopjacht - drijfjacht, razzia
klopje – tik(je)
klopkever   boorkever, doodkloppertje, houtkever, kloptor 
klop op de deur - bons, bonzen
kloppartij   vechtpartij
kloppen   aanzetten, afranselen, beuken, bonken, bonzen, duwen, hameren, klappen, klutsen, overeenkomen, overwinnen, palpiteren, percuteren, poken, popelen, pulseren, rijmen, slaan, tikken, uitkomen, verslaan,  wekken
kloppen van eiern - klutsen
kloppen van het hart - pulseren
kloppend - pulsatief
klopper - drijver, porder 
klopper of garde - klutser
klopping - palpitatie, pulsatie
kloptor - klopkever
klopvogel - specht
klos   bal, beugel, beugelbal, bobijn, bobine, bocage, dupe, klamp, kloet, (mislukt) biljartstoot, rolletje, sigaar, spindel,  spoel
klos met twee uitsteeksels - klamp
kloskant (soort) - rosaline
klot - klomp, turf
klotsen - botsen, kabbelen
kloven   barsten, kenen, klieven, splijten, splitsen
klovenier   (boog)schutter, busschieter
klown - clown, dwaas, grapjas, guit, kwant, nar, olijkerd, pias, snaak, zot, zie ook: clown
klub   vereniging, zie ook: club
klucht   aardigheid, blijspel, boerde, boert, burleske, clute,  comedie, esbattement, farce, gag(Amer.), grap, harlekinade, klute, komedie, poets, pots, snakerij, sotternie, vertoning, zotternij, zwerm,
kluchtig   aardig, aardigheid, boertig, burlesk, grappig, koddig, komiek, komisch, lachwekkend,  leuk, potsierlijk, snaaks, vertoning, zonderling, zot
kluchtig verhaal - boerde
kluchtige nabootsing van iets    parodie
kluchtspel   sotternie, burleske 
kluif   beentje, been, bonk,  bot, hand(en), karwei, klauw, knar, macht,
kluiffok - kluiver
kluifje - beentje  
kluifjeszwam - helvella
kluis   brandkast, cel, ermitage, geldkast, gevangenis, graf, grafkelder, loket, safe 
kluisgat - ankergat
kluister - band, boei, gareel, handboei, keten
kluisteren - binden
kluit - aardklont, blok, brok, dod, geldstuk, homp, kliek, kloet, klomp, klont, klot, kluut, massa, plag, plant, pol, stol, stuk, troep, turf, veel(geld), vogel(pluvierachtige), wortelbrok
kluit boter - klompstul (Z.N.), wegge
kluitden - polmast
kluit planten - pol
kluiven   afbijten, afknagen, aftrekken, knabbelen, knagen, knauwen, nibbelen
kluivend zuigen - sabbelen
kluiver   fok, kluiffok, stagzeil, zeil
kluizenaar   anachoreet, asceet, eenzaat, eremiet, heremiet, maraboet (moh.), monnik, nonvlinder, recluse(r.k.), solitair
kluizenaar in een klooster - recluse
kluizenaar in N.W.-Afrika - marabout
kluizenaarschap, Hindoes - asjran
kluizenaarshut - eremitage,ermitage, hermitage, kluis
kluizenaarskrab - heremietkreeft, kokerluit 
kluizenaarster die zich heeft laten  inmuren   recluse
kluizenaarskreeft   (h)eremietkreeft 
kluizenaarswoning   cel, ermitage, hermitage, kluis, kluizenaarshut
klungel   beuzelaar, domoor, ezel, kluns, knoeier, lap, lapzwans, lomp, oen, straatloopster, straatmeid, stumperd, slungel, sukkel, vod,
klungelaar - knoeier, prutser
klungelen   broddelen, knoeien, otteren, prutsen, rondhangen, slungelen, stumperen,  sukkelen, treuzelen, verbeuzelen, verspillen,
klungelwerk - knoeierij
kluns - domoor, klojo, klungel, oen, knoeier, stuntel, sufferd, sukkel,
klunzen - klooien, stumperen, stuntelen
klunzig - knullig, krukkig, onhanig, stuntelig
klusje   groepje, karweitje, kliekje, overschot, prutserijtje, prutswerkje, schnabbeltje, troepje, werkje
kluster - boel, keten
klutsen - kloppen, slaan
klutser - klopper, mixer
kluut - kluitvogel, raan, sabelbek
kluwen   bal, bol, bos, bosje, kloen, knoedel, knot, wrong
kluwen wol - knot
kluwenen - kloenen
kluwentje - knot
klijnsnijden - stuksnijden
klysma - lavement
k.m.a. - kilacadmon
kmeson - kaon
knaagbuideldier - wombat
knaagdier   
 3   rat
 4   egel, fret, haas, mara, muis, paca, paka, trui,
 5   bever, bisam, cavia, konijn, moere,
 6   agoeti, dakrat, kamrat, knager, marmot, molrat, pekari,                 zakrat, ziesel
 7   bosmuis, goffer, hamster, heihaas, kerkrat, lamprei, langoor,         lemming, neusrat, pinegel, relmuis, renmuis, rilmuis, trekrat,          veldrat, wipmuis, woelrat, zakmuis
 8   aardmuis, beverrat, bremhaas, civetkat, duinhaas, eekhoorn,          hokkonijn, huismuis,  kleihaas, lampreel, landmuis, leporida,          moerhaas, pacarama, veldmuis, voedster, voskonijn, waterrat,       whistler, woelmuis, zandhaas, zwijnegel
 9   buidelrat, duinkonijn, dwergmuis, eikelmuis, hazelmuis,                 kelderrat, moerkonijn, muskusrat, rammelaar, slaapmuis,               spitsmuis, waterzwijn, wortelrat, zeevarken
10  boomslaper, chinchilla, heiknapper, klapperrat, mormeldier,           sneeuwhaas, springhaas, springmuis, tuinslaper,
      wangzakrat, woestijnrat
8 oudhamster, knagelijntje, prairiehond, rattenbever,                zevenslaper, zilverkonijn
9 aardeekhoorn,  stekelvarken
14   brandneuskonijn,
15   guinees biggetje,
16   boomstekelvarken
knaagdier in Zd. Amerika - agoeti
knaagdieren - buidelrat, konijn, rodentia
knaagdierenfamilies   eekhoorns, hazen, muizen, ratten knaagdierenziekte   tularaemie 
knaak - rijksdaalder
knaap   beuker, boodschapper, efebe, hefboom (wagenlichter), jongen, jongeling, kerel, klampje (scheepsterm), kleerhanger, knoert, schildknaap, tafeltje (driepotig, klein), vent, wapendrager,
knaapje   jongetje, kind, klerenhanger, klerenstaander
knaapjeskruid - standelkruid
knabbelen - knagen, knibbelen
knagen - knabbelen
knaging - inbijting, invreting
knaging van het geweten - spijt, wroeging
knak   barst, breuk, nadeel, schade, scheur
knakenpoetser - duitendief, vrek
knakken   breken, knikken, kreuken, verwoesten, zwikken
knakkend geluid - krak
knakker - kerel, vent
knakworst - Frankforter, knakje,
knal   detonatie, explosie, klap, ontploffing , plof, pof, slag 
knalbonbon - pedofiel, pistache, sodomieter
knaldemper - knalpot
knalgasbacterie - Hydrogenomonas
knalgoed - dondergoud, donderpoeder, goudpoeder, goudzand,
knalgoud - dondergoud
knalkwik - kwikfulminaat
knallen   dichtslaan, exploderen, paffen, ploffen, schieten, slaan
knallend geluid voortbrengen   exploderen, knetteren, ontploffen, ploffen 
knalpoeder - buskruit
knalpot - demper, uitlaat
knalsignaal bij de spoorwegen - pétard
knal van een vuurwapen - paf
knalzilver - donderpoeder, donderzilver
knap   aardig, abel, bedreven, begaafd, behoorlijk, bekoorlijk, bekwaam, bevallig, engsluitend, ervaren, fatsoenlijk, flink, fraai, geleerd, geluid, geniaal, goed,  intelligent, kranig, kundig, lief, mooi, nauw, netjes, nogal, onderlegd, onderwezen, ontwikkeld, schoon, schrander, slag, snedig, verstandig, vlug, welgemaakt, welgesteld, welgevormd, wijs
knap stukje werk - prestatie
knapenliefde - pederastie
knapenschender - pederast
knap gevonden oplossing - trouvaille
knaphandig - bekwaam, waardig
knapheid - geleerdheid, netheid, vaardigheid
knap iemand - bolleboos
knapjes   flink, krap, netjes, proper, vlug, zeer
knap meisje - schone, spetter
knap mens - bol, bolleboos, genie, kei, knapperd, kraan, uitblinker
knappe jongen - adonis, spetter
knappe kerel - bollebof
knappe kerel (jongeling) - adonis, mooierd
knappe kop - geleerde, genie, kei 
knappe rekenaar - rekenmeester
knappen   breken, barsten, knetteren, splijten, springen
knappen met heldere klank - knitteren
knappend - croquant, krokant
knappend breken - afknappen
knappend geluid voortbrengen - knetteren
knapperen - knetteren, petilleren
knapperend - knetterend, petillant
knapperig - bros, brokkelend, crepitatie, croquant, geroosterd knappend
knap redenaar - Cicero, Demosthenes
knapste - primus
knapzak - eetzak, ransel, stikzak, voedseltas
knar   boomtronk, gierigaard, gortenteller, hoofd, kluif, kop, kraakbeen, krent, schonk, (s)tronk, vrek
knarpen - knarsen, knerpen, knoerpen, kraken
knarren - knerpen
knars - knarsebeen, knor, kraakbeen
knarsbeen - kraakbeen
knarsen - knarpen, knerpen, knierpen, knoerpen, knirpen, knisperen, zaniken, zeuren
knarsend - knarsetanden, krakend, krassend, krakend, krijzeltanden, schurend
knautia - honingbloem, scabieuse
knauw   beet, beschadiging, bete, druk, grauw, hap, knak, knoei, nadeel, snauw
knauwen - beschadigen, bijten, happen, knagen, knakken, nekken, toetakelen
knecht   bediende, bode, butler, dienaar, gezel, handlanger, handwerksgezel, helper, hulp, krijgsknecht, lakei, oppasser, slaaf,
knechtelijk - onderworpen, slaafs
knechten   bedwingen, knevelen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven
knechts - slaafs
knechtschap - dienstbaarheid, slavernij
kneden   boetseren, drukken, knijpen, malaxeren, masseren, petrissage, wringen
kneden bij masseren   petrissage 
kneedbaar - buigzaam, handelbaar, lenig, smedig, smeuig, smijdig, soepel
kneedbaar materiaal   deeg, klei, pasta
kneedbaarheid   buigzaamheid, handelbaarheid, plasticiteit
kneedbak - deegkom, trog 
kneedbare massa - magma 
kneedtrog - moel
kneep    duw, foef, gleuf, greep, handigheid, indruk, kunst,  kunstgreep, list, moeilijkheid, neep, plooi, slag, trick, truc, tuk, vouw, zet 
kneipkuur - koudwaterkuur
knekel   been, bot, doodsbeen, kneutel, knook, os
knekelhuis   beenderhuis, ossuarium 
knekelman   (de) dood, geraamte, skelet 
knekerig - armzalig, bekrompen, gering, vrekkig
knel   beknelling, klem, klemming, moeilijkheid,  prang , val, verlegenheid
knellen   benauwen, drukken, klemmen, knijpen, kwellen, nijpen, presseren, prijken, spannen
knellend   benauwd drukkend, klemmend, nauw, nijpend
knelling - benauwing
knelpunt   bottleneck
knetter - gek, métier
knetteren - decrepiteren, knapperen, knisteren, mopperen,  petilleren, ritselen, vloeken
kneukei - knokkel, vinger
kneukelijzer - boksbeugel
kneuteren - brommen, kniezen, knorren
knettergek   dwaas, onzinnig, stapelgek
kneuterig - behaaglijk, gezellig, knus
kneuzen   benadelen, beschadigen, bezeren, blutsen, froisseren, indeuken, krenken, kwetsen, kwetteren
kneuzing   bluts, buil, confusie, contussie, deuk, kneus, kwetsing, kwetsuur,  letsel, verstuiking
knevel - handboei, mondprang, moustache, snor, snorbaard, snorrebaard, spanstok, woekeraar
knevelaar   geldafperser, knijper, uitzuiger, woekeraar
knevelarij - afpersing,  extorsie, concussie, vexatie
knevelen - afpersen,binden, boeien, garrotteren, knechten, knijpen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven 
knevelen van een paard - pramen
knibbelaar   ruziemaker, vrek
knibbelachtig - ruzieachtig, ruziemakerig, vitterig
knibbelen – afdingen, haarkloven, knabbelen, krakelen, twisten
knibbelziek - twistziek, vitterig
knie - genu
knie van een pomp - gek, mik
kniebeschermer - knielap
knieblessure - meniscus
knieboog van een paard   haam, ham, schenkel, schink, voorschoft
kniebroek   culotte, knickerbocker, plusfour 
kniegewrichtontsteking - gonarthritis
knieholte - wade
kniekuil - ham
kniejicht   gonagra
kniekraakbeen - meniscus
knielap   kniebeschermer 
knielbank   bidbank, bidstoel 
knielbankje - schabel
knielen - buigen, bukken, neerbuigen
knieling - kniebuiging, prosternatie, voetval
kniepantalon - plusfour
knieontsteking - gonitis
kniepijn - gonalgie
knier - deurhengsel, har, her, scharnier
kniertje   cunera
knieschijf   meniscus, patella, waai, wade
kniesoor   chagrijn, hypochonder, iezegrim, izegrim, neetoor, pessimist, piekeraar, temer, zeur
kniesorig   gemelijk
knietje - voetbalknie
knieval - buiging
knievedel   gamba, cello
knievers - extempore
knieviool - cello, gamba, violoncel
kniezen - brommen, mokken, piekeren
kniezer - grimbek, grompot, grijn, hartevreter, huilebalk, hypogronder, iezegrim, kniesoor, knorrepot, neetoor, pessimist, pruttelaar, treiteraar (Z.N.), zuurmuil
kniezerig   gemelijk, kniezend, zeurderig
kniezerig mens   grijn, kniesoor, neetoor, pessimist 
knijp   angst, engte, kroeg, verlegenheid,
knijpbril - lorgnet, monocle, pince-nez
knijpdokter - masseur
knijpen – klemmen, kneep, knellen, nijp, pinceren, pinsen, samendrukken
knijpend bewerken - kneden
knijper   clip, klem, klip, kneep, knevelaar, knipvrek, spie, wasspeld
knijperig   gierig, inhalig, kleinzielig, vrekkig
knijpkat   handdynamo
knik   bocht, breuk, buiging, knak, nijging, nik
knik in de weg - bocht
knikkebollen - soezelen, soezen, suffen
knikken   beamen, bevestigen, breken, (door)buigen, goedkeuren, groeten, knakken, nikken, toestemmen
knikker - alikas, bal, hoofd, jabroer, stuiter
knikkeren - kegelen
knikkerputje - loch
knip   beursgrendel, beugel, deurgrendel, duivenslag, geldbuidel, gesp, klem, portemonnee, schuif(bout), slot, sluitbeugel, val, zakbeurs
knipbeugel - klem, praam
knipbeugel op deur - schuif
knipgereedschap - schaar
knipkaart - abonnementskaart
knipkooi - vinkenslag
knipluis - akkermunt, kleermaker, veldmunt
knipmachine - tondeuse
knipmes   knijf, lierenaar (Z.N.),  stiletto, zakmes
knipmessen   buigen
knipmuts - neepjesmuts
knipmutsje - goudpapaver
knip of schuif - grendel
knipoog   lonk, wenkje
knippatroon - model
knippen   couperen, doorsnijden,  haarsnijden, snoeien, snijden, trimmen 
knippen van hond   trimmen 
knipperbol   voetgangersbaken 
knipperlicht   clignoteur
kniptor - elasterida, elater, ritnaald, springkever, springtor
kniptor, larve van de - ritnaald
kniptorren - elateridae
kniptorrensoort - elater
knirpen - knarpen, knarsen, knierpen, woede, zaniken, zeuren
knisperen - kraken
knob - brilduiker
knobbel - aanleg (natuurlijke), bobbel, buil, bult, gezwel, knoest, knor, uitwas, verdikking, knornoest, knort, kwast, protuberantie, tophus, tuberkel, tumor, uitsteeksel, uitwas, verhevenheid 
knobbel aan de enkel - enkelknobbel
knobbelen   dobbelen, gokken 
knobbelgras - watervlotgras
knobbelig - knoestig, nodeus, noestig
knobbeligheid - tuberositeit
knobbeljicht - arthritis, deformans, reumatiek
knobbelmelaatsheid - elefantiasis
knobbels - bulten
knobbeluitwas - gezwel, knol, zwelling
knobbelziekte - rachitis, T.B., tuberculose
knobbelzwaan - roodbekzwaan
knobbelzwijn - wratzwijn
knobelen - dobbelen, gokken
knock out - neergeslagen, uitgeteld
knodde - knoest
knoedel   deegbal, dot, kluwen, knoet, knot, meelbal, wrong
knoedel haar - knot
knoedel wol - kluwen
knoei   angst, benauwdheid, bezorgdheid, verlegenheid
knoeiboel   bedrog, geknoei, knoeiwerk, rommel, troep, zwendel 
knoeien - aanmodderen, bedriegen, beunhazen, broddelen, flodderen, gacheren, haspelen, kladden, kledderen, kliederen, klodderen, klungelen, lee, lorsen, matsen, modderen, morrelen, morsen, muilen, oplichten, pripoteren,  pronselen, prossen, prutsen, rommelen, sabberen, schutteren, sjoemelen, slonzen, smeren, stuntelen, totteren, triefelen, zwendelen
knoeien met iets nattigs - kliederen
knoeiend ruilen - kwakzalven, kwanselen
knoeier - bedrieger, beunhaas, bink, brekebeen, broddelaar, charlatan, dilettant, falsaris, fraudeur, haspelaar, intrigant, jobber, kladder, kladderaar, klungel, kluns, koekebakker, konkelaar, knoeipot, kruk, kuiper, kwakzalver, lapper, lomperd, modderaar, moocher(Z.N.), morser, morskont onderkruiper, oplichter, prutser, roffelaar, sufferd, vervalser, zwendelaar
knoeierig - slecht, slordig, stumperig 
knoeierige ruilhandel - gekwansel, gesjacher, kwanselen, sjacheren
knoeierige ruiling - kwansel
knoeierij   bedriegerij, bedrog, gebroddel, gekladder, gehaspel, 
geklungel, geknoei, gekonkel, gemodder, gepeuter, haspelwerk, knoeiwerk, kuiperij, list, malversatie, slordigheid, verduistering, vervalsing
knoeierijen - malversatie
knoeipot - knoeier
knoeister - lapster, morsebel, sloofster (gewest.)
knoeiwerk - gebroddel, haspelwerk, ketellapperswerk, kladwerk, lapwerk, leurwerk, roffelwerk, tapperij
knoerpen - knarpen, knarsen
knoerst - uitwas
knoert - knaap, kanjer
knoest   homp, knodde, kwast, war
knoest in hout   knobbel, knodde, kwar, kwarrel, kwast, noest, war
knoestig - knobbelig, kwastig, nodeus, noesterig, noestig, vlijtig, ijverig
knoet    bosje, bundel, gesel, haarknoedel, karwats, lomperd, stok, vlegel, zweep
knoet in het haar - haarwrong
knoetje - toet
knoetstraf - geseling
knoflook - ook, teentje
knoflook (Fr.) - ail
knoflookworst - salami
knok - been, bot, knook
knokkel - gewrichtsknobbel, kneukei
knokkig - benig, mager, sterk, vingergewricht
knokkelkoorts - dengue
knokken   bakkeleien, matten, slaan, vechten
knokker - vechter, vechtersbaas
knolamaniet, giftige stof in de - falline
knokploeg   K.P.
knol   aardappel, aardpeer, biet, bink, gat (in kous), guil (oud paard), kroo, peen, raap, ramenas, wortel
knolgewas   aardappel, aardbrood, biet, duivelstoejager, horloge, knolraap, knolselderie, koolraap, kroot, lobak, opstoker, paard, peen, prik (plantkunde), raap, radijs, rammenas, rossinant, selderij, venkel
knollen - stengelknol, wortelknol
knollenwitje - boterkapel, dagvlinder
knolletje - radijs
knolraap - raapkool
knolradijs   rammenas 
knolvoet - vingerziekte
knolvormig spruitje - teentje
knook   been, bot, gebeente, graat, knekel, knok, knuist, rib, wervel
knoop   band, kruisknoop, kink, kinkel, klis, klit, knobbel, knorf, knooppunt, kruisknoop, lis, lus, moeilijkheid, nop, rustpunt, sluiting, snelheidsmaat, steek, stengelverdikking, strik, verbinding, vissersknoop, vloek
knoop in een stengel - knorf
knoopdrop   katjes(drop) 
knoopgras - varkensgras
knoopje - bouton, strikje
knoopjes verwijderen - noppen
knoopkruid   santorie
knooplaars - bottine
knooplook - knoflook, knoplook
knooppunt   centrum, kruising, kruispunt, verenigingspunt
knoopschrift - quipus
knoopsteek - festonneersteek
knoopwerk   filigraanwerk, macramé, net 
knoopwerktechniek - frivolité
knoot - knotwilg
knop   bladknop, bloemknop, greep, handgreep, handvatsel, kruk, klink, knoop (Z.N.), oculus, oog (even zichtbaar),
knop aan een deur - kruk
knop aan een vaarboom - kloet
knop aan horloge   remontoir 
knop aan een polstok - kloet
knop van schakelaar - bouton
knop als sieraad - eikel
knop van een gordijnkoord - eikels
knopen - breien, lassen, mastworp, nokken, strikken, timmersteek, vastbinden, verbinden, verkortingssteek, weversknoop
knopen leggen - knopen
knopendraaier - bedrieger, flikflooier
knopherik - hederik, herik
knopje op een priktol   non 
knopkruid - galinsoga
knoplook - knoflook
knoppen - botten, uitbotten
knoppen krijgen - botten
knoppenbijter - wijngaardkever
knop van een deur - kruk
knop voor het oor - oorbel
knopvormig uitsteeksel - tepel
knopvreter -  bloedvink, dikbek
knor - balksteen, homp, klomp, knobbel, kraakbeen, kwast, nihillist, uitwas
knorbuffel - jak
knort - bonk, knobbel, verharding
knorhaan - poon, roodbaard, schorpioenvis, zeehaan, zeedonderpad
knoros - yak
knorren   brommen, foeteren, grommen, klagen, kneuteren,  mopperen, morren, murmureren, peuteren, pruttelen, razen, snurken, sputteren, toeteren, uitvaren, vloeken,
knorrepot   brombeer, brompot, grol, grompot, hurk, nijdas, nurk, nurks, Izegrim, mopperaar, nurks, pruttelaar, rommelpot, zeur
knorrig   boos, brommerig, gemelijk, grijnig, humeurig, kregel, kwaad, misnoegd, mopperig, morrig, mijterig, narrig, neetorig, nurks, nors, onaangenaam, ontstemd, preutelig, pruttelig, riemig, wrevelig
knorrig mens   brombeer, brompot, chagrijn, iezegrim, knorrepot, nork, nurks
knorrig mompelen - morren
knorrige oude vrouw - kween
knot - bol, bosje, (haar)bos, dot, haarwrong, kanoevogel, kluwen, kloen, knoedel, streng,
knoteren - mopperen, pruttelen
knots   berg, bobbel, boetoe, dwaas, gek, huig, kodde, mats, idioot, knobbel, knuppel, reuze, slaghout, stapelgek, (wapen)stok
knots met ijzeren punten - goedendag, morgenster
knotsboom - duivelsboom
knotsdrager   Hercules
knotten - afsnijden, breken, fnuiken, inkorten, kortwieken, verkleinen, verminderen, verzwakken
knotwilg - knoot, kopwilg
knot wol - kluwen, streng
knudde - droevig, geklungel, geknoei, niets, pet, prutswerk, sof, triest, waardeloos 
knuist - hand, knook, vuist
knuistje - kinderhand
knuffeldier - troeteldier, teddybeertje
knuffelen - frunniken, liefkozen, troetelen, vrijen
knuit - groenling
knul - bink, gozer, kerel, loeres, lomperd, lummel, man, snuiter, sufferd, sukkel, sul, vent, vrijer
knullig - amateuristisch, lummelig, onnozel, suf
knullig gedoe - gestuntel 
knuppel - gummistok, knoet, knop, knots, kodde, kolf, mats, pummel, roer, slaghout, stok, stuurstang,  talhout, uilskuiken
knuppelen - slaan
knurft - stommeling
knus   aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, comfortabel, enig, fideel, gemoedelijk, genoeglijk, geschikt, gezellig, huiselijk, intiem, kneuterig, knussig, knutterig, leuk, lief, prettig, vrolijk
knus en aardig - lief
kuntselaar - prutser
knutselen - dokteren, fabriceren, maken, neuzelen, prutsen, sleutelen
knijp - ang
knijpend bewerken - kneden
knijper - clip, kevelaar, nijptang, pen paperclips, penwortel, pin, prang, ravebek, spie, tang, vrek, wasknijper
koala   buidelbeertje
kobalt   Co
kobaltbloem - erytriet
kobaltchroom/wolfram legering - stelliet
kobalterts - saffloek
kobaltglas    smalt
kobaltkalk    saffloer
kobaltkies   kobaltmangaanerts 
kobbe   spinnenkop, zilvermeeuw
kobold   aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, huisgeest, kwelgeest, trol 
kodak   handcamera
kodde   knots, knuppel, stok
koddebeier   boswachter,  jachtopziener, veldwachter
koddig - aardig, boertig, burlesk, burlesque, dwaas, grappig, grimas, guitig  humoristisch, komiek, komisch, kluchtig, kunst, kuur, leutig, luimig, olijk, oubollig, schalks, snaaks
koddige nabootsing   parodie 
koddig gezegde - frats
koe   blaar, blaarkop, bles, bonte, kalfkoe, kipkoe, kween, lakenvelder, manskoe, pink, rund, vaars
koe-antilope - blesbok, bontebok, dikdik, gnoe, hartebeest, klipspringer, oribi, sassaby, witstaartgnoe
koe-antilopen - alcelaphinae, neotragini
koeboer - veehouder, veedrijver
koe, jonge - vaars
koe, die nog maar een keer gekalfd heeft - schotter, schotvaars
koedokter   veearts, veterinair
koegras - duivekervel
koeienaanhangsel - uier
koeienbloem - madelie
koeiengeluid - bulken, geloei, loeien
koeienketting - rampel
koeienmaag   bladmaag, boekmaag, leb, lebmaag, netmaag,  pens
koeienstal   boes, koes
koeientouw - koezeel
koeienziekte - aant
koeioneren   bedillen, kwellen, negeren, sarren, treiteren
koek   baksel, gebak, ontbijtkoek, veekoek 
koekalf   kalf, kui, wijfjeskalf
koekang - lori
koekeloer - sul
koekeloeren - gluren, kirren, koeren, kraaien, spieden, uitkijken
koeken - aanbakken
koekje   biscuit, bokkepoot, botersprits, cake, eierkoek, heiligmaker, kaakje, krakeling, kransje, makaron, makron, mop, pol, rondo, speculaasje, sprits, sucadekoek, taai-taai
koekebak - pannekoek
koek en zoopje - ijstent, kraampje
koekje met suiker en meel - makaron, makron
koekoek - cuculus, dakkapel, dakvenster, zolderlicht
koekoekraampje - zolderlicht
koekoeksbloem - kraaie(n)bloem, lychnis, melandrium, pinksterbloem, silene,
koekoeksbrood - klaverzuring
koekoeksbij - nomada
koekoekshommel - psihyrus
koeksoort   zie: koekje
koektrommel - biscuitblik
koekvulling - spijs
koel   bedaard, flegmatiek, frigide, fris, gematigd, gereserveerd, kalm, kil, klam, koud, koudjes, lauw, luchtig, nuchter, onaandoenlijk, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, onverschillig, onvriendelijk, vlakaf, zakelijk
koelak (Rus.) - boer
koelan - dzjiggetai
koelbak   condensor, koeler, lestrog 
koelbloedig - bedaard, (dood)kalm, koudbloedig, moed, onaangedaan, onbewogen, onverschillig, onverschrokken
koelbloedigheid - kalmte, sangfroid
koelbox - koeler
koele drank - sorbet
koele onbevangenheid - nuchterheid
koelen - lessen, natten, stillen
koel en helder - fris
koele onbevangenheid   nuchterheid 
koeler - condensor, frigidaire, koelinstallatie, koelbak, koelmachine, kouder, radiator, ijsboks, ijsemmer, ijsemmertje, ijskast,
koeler in auto’s - radiator
koeler worden - koelen
koelheid   bedaardheid, beheerstheid, frisheid, koudheid, onverschilligheid, onhartelijkheid, onaandoenlijkheid
koelie   loonslaaf, sjouwer
koeling - frigidaire, ijskast 
koelinstallatie   diepvries
koelkamer - refrigerator
koelkast   frigidaire, ijskast, vrieskast
koelmachine - ijskast
koelte   bries, frisheid,  kou, windje, zucht
koeltje   briesje, windje, zuchtje
koeltjes - koud,nuchter, onbewogen, onhartelijk
koeltoestel - radiateur, radiator
koeltoren - koelinstallatie
koelweg - koudweg, onverschillig
koel zakelijk - nuchter
koemaag   leb, pens
koemestvocht - aalt, gier
koempel   mijnwerker
koen – boud, dapper, dapperheid, driest, ferm, flink, gedurfd, kloek, kordaat, kranig, (man)moedig, onbedeesd, onbevreesd, onversaagd, onvervaard, stoer, stoutheid, stout(moedig), strijdbaar, temerair, vermetel, vrijmoedig
koenheid   dapperheid, dapperte, flinkheid, moed, moedigheid,  onversaagdheid, stoutheid, temeriteit, vermetelheid
koe of os - rund
koeogig (Gr.) - boöpis
koeogige godin - Hera
koepeen - mangelwortel
koepel - dakkap, dakruiter, (Frans) dôme, fornix, gewelf, hemelgewelf, overkapping, stoomdom, tuinhuisje
koepel boven een kerk   kruiskoepel 
koepel onder een vliegtuig - uier (radar)
koepelachtig gewelf - meloengewelf
koepeldak - paraplu (fig.)
koepelvormige berg - kloepelberg
koeplet   strofe, vers
koepokinenting - vaccinatie
koepokstof - variola
koer - binnenplaats, duif, speelplaats
koeras   blaar, blaarkoe, Hollander, lakenvelder
koeras (Eng.) - korthoornkoe
koeren - kirren, koekeloeren
koerier   besteller, bode, boodschapper, estafette, ijlbode, loper, ordenans, overbrenger, postbode, renbode
koerier van de tsaar - strogoff
koerierster   klopje 
Koerillen, een van de - Itoeroep, Koenasjir, Oeroep, Onekatan, Simoesjir, Sjoemsjoe
Korillen, vulkaan op de - Tjatja
koers   cours, gangbaarheid, hoogte, leergang, loop, marktprijs, notering, omloop, reisweg, richting, (reis)route, vaarroute, vaart, vaarweg, valuta, wedren, weg, wielerronde 
koers van deviezen - valuta
koers van uitgifte - emissiekoers
koers zetten - boegen, stevenen
koersaanwijzer - axiometer
koersabel - gangbaar
koersauto   raceauto 
koersbaken - radiobaken
koersberekening   evaluatie 
koersdaling - baisse, koersverlies, slump
koersen   begroten, klaarspelen, ramen, schatten, stevenen, richten 
koersleggen - stevenen
koerslijst - notering
koersfluctuatie   koersschommeling 
koershoudend - vast
koersleggen - stevenen
koerslijst - notering
koersopgave   notering 
koersspeculant   baissier, haussier
koersstijging - avance, hausse, koersavans, koersstijging koerswinst
koers van uitgifte   emissiekoers
koersverandering - deviatie, koersverlegging
koersverlaging   baisse, koersdaling 
koersverschil   differentie , (dis)agio, ecart
koersverschil tussen vaste en premieaffaires - ecart
koerswijzer - axiometer
koers zetten - stevenen
koeskoes - gierstepap, koesi, koesoe
koesoort   blaar, bontkop, lakenvelder
koest - af, chut, getemd, rustig, st., stil, zwijg
koestal met verdiepingen - koetel
koesteren   onderhouden, opkweken, pampalen, verplegen, vertroetelen, verwarmen, verwennen, verzorgen, voeden
koet - lafaard (Z.N.), ralvogel, zeekoet
koetarwe - koekruid
koeter - koejongen, zeeëgel
koetertaai - koeterwaals     
koeterwaals   brabbelig, brabbeltaal, jargon, kromtaal, onverstaanbaar, vreemd
koets   bedstee, calèche, kales, karos, landauer, rijtuig, sonde, vigilante
koetsbediende - koetsier, palfrenier, stalknecht
koetshuis - garage, loods, remise, stal
koetsier - menner, snorder, voerman, wagenmenner
koetsiersbank - bok 
koetsiershelper - palfrenier, stalknecht
k oetsiersplaats - bok
koetsiertje   borreltje, cognacje
koetsje - cab, krakeling 
koetswerk   carrosserie
koevoet – breekijzer, handspaak, hefboom, hefijzer, hevel
koewachtertje   grasmus
Koeweitse munt   anna, dinar, rupee
koezeel   koetouw
koffer   bed, bergplaats, kist, reistas, trunk, valies
kofferboot - kofferdekschip
kofferdek - trunk
kofferdrager - kruier
kofferetiket   adreskaartje, label
kofferschacht - trunk
koffertje   kar(a)bies, valies
koffer voor op reis - bagage
koffie   koffiemaaltijd, leut, mokka, troost
koffie (barg.) - leut, mokka, slemp, slobber
koffie met cognac - halfom, poester
koffie met melk - leut
koffie met Selterswater en cognac - mazagran (Marokko)
koffie met slagroom - wiener melange
koffie uit Arabië - mokka
koffiebezinksel   dik, drab,  koffiedik
koffiebitter   cafeïne
koffieblad   dienblad, schenkblad, serveerblad
koffieboer   koffieplanter
koffiebriefje - loodsbriefje
koffiebruin - matbruin
koffiedik - draf, dras, prut
koffiedrinker   (koffie)leut
koffieheester - koffieboom
koffiehuis   café, koffiebar, konditorei 
koffiekamer   foyer, kantine, lobby, restauratie 
koffiekamer in een bios of schouwburg - foyer
koffieketel - konkel, perculator
koffiekleurig - bruin
koffieland   Brazilië
koffiemaaltijd   lunch
koffiemeisje - bedienster, serveerster
koffie met cognac - poester
koffieonderneming - koffieplantage
koffiepot - pruttelaar
koffiepraatjes houden - konkelen
koffieprut - koffiedik
koffierat - civetkat, loewak, moesang
koffiestroop   buisman
koffiesoort - espresso, santos
koffiesurrogaat   cichorei, civetkat, koffiestroop, nescafé, peekoffie
koffietuin   koffieplantage
koffie uit Arabië - mokka
koffievat (Jav.) - loewak
kofschip - galjoot
kogel   bal, brisantgranaat, dijspier (van een slachtdier), geweerprojectiel, granaat (kartets), kanonskogel, karabijn, kloot, knikker, kogelgewricht, patroon, pistool, projectiel, revolverkogel, (schiet)patroon, voetbal, voetbalschot,
kogelbaan   parabool
kogeldistel - echinops
kogelen   gooien, schieten, smijten 
kogelgewricht - artrodie, balhoofd
kogelklep - balklep
kogelkruis - appelkruis, bolkruis
kogelkussen - kogellager, lager, wentellager
kogelkwal - pleurobrachia
kogellager - kussenblok
kogelmaat - kaliber
kogelpen - ballpoint, balpen
kogelpuntpen   balpen, ballpoint, kogelpen
kogelregen - spervuur
kogelvanger   zandheuvel 
kogelvorm - bolvorm, rond
kogelvormig - globuleus, rond, sferisch
kogelvormig lichaam   bal,  bol, rond
kogelvrij   ondoordringbaar
kogge   koopvaardijschip
kohier   belastingregister
kok - etenbereider, fazanthaan, hotelkok, scheepskok, spijzenbereider,  streptokok
kok voor koude schotels - gardemanger
kok   fazantenhaan
kokanjesland   luilekkerland 
kokanjemast - klimpaal
kokarde - hoofdversiersel, lintje, rozet 
kok bij de marine - kanenpieper
koken - pruttelen, zieden
kokend - gloeiend,  heet, ziedend
koker- buis, cilinder, etui, foedraal, hoes, holster, huls, las, mof, omhulsel, rol, pijp, schacht, schede, tas, tube 
koker bij vuurmond - laadkoker
koker onder een dam   duiker 
koker van bont   mof
koker voor het inlaten van water    duiker
kokertje met gebrand linnen - tondeldoos
kokertje van zacht metaal   tube 
kokervormige doorgang - tunnel
kokerworm - stekaas
koket   behaagziek, ijdel, nuffig, pronkziek 
koketteren   behagen, bekoren
koketterie   behaagzucht
kokhaan - alikruik, kokkel
kokhalzen - kaken, walgen
kokkel - hartschelp (eetbaar),  kokhaan
kokkerd - kanjer
kokkie - keukenmeid, kokkin
kokmeeuw   kapmeeuw, lachmeeuw
kokon van een vlinder   pop 
kokos   klapper
kokosboom - klapperboom, palmboom
kokosmelk - klappermelk
kokosnoot - klapper, liplap (groene), Upper
kokosnotenvlees   copra,  kopra
kokospalm - klapperboom
kokosvet - klapperolie, kokosolie, palmine 
kokosvezel als stof - coir
kokosvlees - copra, kopra 
kokrodua - afrormosia
koksgast - koksjongen
kokshulpje - aide
koksjongen - koksmaat
koksmaat - koksjongen, varensgast
kol   bles,  boord, feeks, halsboord, halskraag, heks, helleveeg, keel, klaproos, kolgans, kollebloem, prij, stem, tang, tovenares, toverkol, vistuig
Kolariërs, taal van de - Mundari
kolbak   beremuts, talpa(k),  huzarenmuts
kolbei - kolbliek, kolfoog, koloog, platter
kolder   absurditeit, dolheid, dwaasheid, gekheid, harnas, hersenziekte, kuras (leren), onzin, paardeziekte, waanzin
kolderachtig - dwaas, nonsensicaal, onzinnig
kolderen - raaskallen
koldermolen - kollergang
kolderiek - lachwekkend, onzinnig
kolderig - dol
kolen   brandslof, steenkolen 
kolenaak - kolenschip
kolen afvalhoop   stortberg
Kolen en Staalgemeenschap   K.S.G. 
kolenbergplaats - bunker, kolenhok, kolenkelder
kolenboer   kolenhandelaar 
kolenbrandersstapel - meiler
kolendamp   koolmonoxide 
kolenemmer   kolenbus, kolenkit, kolenvat, kit, troetel, 
kolengruis, gewassen - edelslik
kolenkalksteen – arduin
kolenkit - kolenemmer
kolenmijn in Belië - Flenu 
kolenmijn in Nederland    Beatrix, Domaniale, Maurits
kolennood - kolenschaarse
kolenruim (schip)   bunker 
kolensjouwer   tremmer
kolenslik   schlamn
kolensoort   antraciet, briket, bruinkool, cokes, eierkool, gaskolen, 
kolenvat   kit
kolenwagen   tender
kolf    bloeiwijze, fles, geweereinde, geweerkolf, knots, kolffles, kolfstok, mats, retort; slaghout
kolfbaan - maliebaan, tra
kolfbal - maliebal
kolffles - helm, kolfglas, kromhals, retort
kolfglas   retort
kolfhamer - malie
kolfhout - kolfstok, slaghout
kolfmos - wolfsklauw
kolgans - halsboord, klaproos, kol
kolibri - honingvogel
kolibrie - kolombijntje
koliek - buikkramp, darmkramp, kramp
kolk   afgrond, ank, draaikolk, hank, maalstroom, mui, neer, plas, poel, put, ras, sas, rioolput, schutsluis, sluis, sluiskolk, spui, verlaat, vijver, waai, waterdiepte, waterput, wel, wiel, wieling
kolken   draaien, neren, wervelen, wielen
kollebloem   klaproos, kolle 
kollega   confrater, konfrater 
kollege   raad 
kollekte  inzameling 
kollektie   verzameling
kollen - heksen, toveren
kollergang - koldermolen
kolom   ante, colonne, pilaar, pilaster, pijler, rij, schacht, spijl,
 styliet, zuil
kolom uit een stuk steen - monoliet
kolommendiagram - histogram
kolonel - hoofdofficier
kolonie   dierengroep, nederzetting, ontginning, vestiging, volksplanting, zwerm 
kolonie in Israël   kibboets
kolonie van pioniers - kibboets
kolonie van Portugal   Angola, Mozambique, Timor
kolonist   settler, volksplanter
kolonist (Eng.) - settler
koloriet - kleurgeving, tint, toon
kolos - bakbeest, colossus, enakskind, gevaarte, gigant, held, kanjer, reus 
kolossaal   enorm, geweldig, gigantisch, groot, groots, luizig, reusachtig, reuze, ruim
kolossus     bakbeest, gevaarte, kolos, mammoet, reus 
kolpitis - vaginitis
kolsem - tegenkiel, zaathout, zachthout
kolven - maliën
kolvenier   schutter, klovenier 
kom   allee (Fr.), bak, bassin, beker, bekken, centrum, dorpscentrum, haven(tje), komaan, komkom, kop, mok, nap, pint, schaal, stadskern, vijver
kom om bloed op te vangen - laatbekken
kom van een dorp of stad - brink, centrum, city
kom van een stadsgemeente (Ind.) - kota, kotta
kom waar in iets rust - holte
kom zonder oor - mok
koma - lichtkrans
komaan    alla, allé, allee, allo, hallo, hup, sa, toe, vooruit,  welaan, welnu
kom van een dorp   centrum
kom zonder oor   mok
komaf   afkomst, afstamming, boom, geboorte, herkomst
kombof - hokje, schuurtje
kombuis - scheepskeuken
komduiker - kuifeend
komediant   aansteller, acteur, blijspelspeler, grapjas, poseur, toneelspeler, veinzer
komedianterig - aanstellerig, toneelmatig
komedie - aanstellerij, blijspel, klucht, schouwburg, toneelspel, veinzerij 
komediegebouw - schouwburg, theater
komediespelen - acteren, simuleren, veinzen
komediespeler - komediant, toneelspeler, veinzaard
komediestuk - blijspel, komedie, toneelspel
komen   aanbreken, arriveren, geraken, lopen, naderen, naken, verschijnen
komen tot - aangaan, bereiken, naderen
komend - a.s., e.k., eerstkomend
komend jaar   a. f.
komende   aanstaande, toekomende, volgend, volgende
komende na iets - nieuw, vervangend
komeet   haarster, staartster
komeet - Biela, Daniel, Donati, Encke, Halley, Morehouse, Whipple 
kometennaam   Donati, Halley, Morehouse
kometenstaart   koma
kometenkop   koma
komfoor - gasbrander, stoof
komgrond - poel
komfort   comfort, gemak, geriefelijkheid
komfortabel   gemakkelijk, gerieflijk 
komiek - boertig, clown, grapjas, grappenmaker, grappig, grollenmaker, guit, hansworst, kluchtig, koddig, leuk, leukerd, nar, oubollig, paljas, pleziermaker, potsenmaker, potsierlijk, raar, snaak, snakerig, spotachtig, uiïg, vreemd, zonderling
komijn - karwij, kummel
komijnlikeur   kummel
komisch   butlesk, geinig, grappig, humoristisch, leuk, koddig, kluchtig, komiekerig, lachwekkend, potsierlijk, snaaks, uiig
komisch intermezzo - paso
komisch verhaal   boerde, humoreske, klucht 
komisch   (muz.) buffo
komkommerachtigen - cucurbiaceeën 
komkommerachtige plant - augurk, heggerank, kalebas, kolowint, komkommer, meloen, pompoen, pronkpeer
komkommerachtige vrucht - pompoen
komma   apostrof, decimaalteken, leesteken
kommapunt   leesteken
kommandant - baas, bevelhebber, bevelvoerder, chef, gezagvoerder, leider
kommando   bevel, ga, last, opdracht, order, sta
kommapunt - leesteken, puntkomma, semicolon
kommel   aardkluit, sneep
kommer   angst, armoe, armoede, bezorgdheid, druk,  ellende, gebrek, hazedrek, jammer, kopzorg, kwelling, leed, moeite, nood(zorg), onrust, ontbering, penarie, penurie, smart, verdriet, zorg
kommerlijk   armelijk, ellendig behoeftig,, bekommerd, gebrekkig, zorgelijk
kommernis   bekommerdheid, kommer, zorg 
kommer of pijn - leed, verdriet
kommervol - armelijk, armzalig, zorgvol
kommetje - kopje 
kommiesbrood   kazernebrood, kuch, soldatenbrood
kommode - latafel
kommunikatiemiddel    braille, brief, kattebelletje, krant, pers, radar, radio, telefoon, t.v., taal, telegraaf, televisie
Kommunistisch informatiebureau - Kominform
Kommunistisch verbond van de jeugd - Komsomol
Kommunistische internationale - Komintern
Kompaan - trawant
kompagnon - handelsgenoot
kompas  beginsel (fig.), boussole, hoekmeetinstrument, richtingbepaler, richtlijn, richtsnoer, windroos 
kompasrichting   windstreek 
kompasroos   windroos 
kompasschijf   windroos 
kompasstreek - windstreek, noorden, oosten, westen, zuiden 
kompastrommel   kompashuis 
kompel - mijnwerker
kompleet - voltallig
komplement   aanvulling 
kompliment - aanbeveling, pluim
komplot   combine, samenspanning, samenzwering 
komplotteren - samenspannen, samenzweren 
komponist - Bizet
komst   advent, intrede, nadering
komt na vorst - dooi
kom van een dorp - centrum
komt van een stadsgemeente (Ind.) - kota, kotta
komijn - cuminum, hofkomijn, karwij, kummel
komijnlikeur - kummel
komijnolie, bestanddeel van - cymeen
komvormige inzinking - doline, duinpan, pan
komvormige laagte in duin   pan, duinpan
kom zonder oor - mok
konceptie   bevatting, plan 
kond doen - bekendmaken, berichten, konden, verkondigen
konden - bekendmaken, verkondigen
kondgeving - afkondiging, bescheid, kondschap, promulgatie
kondschap    bericht, bescheid, informatie, inlichting
kondschapper - berichtgever, emissaire,  spion, verkenner, verspieder
konfessie - belijdenis
konfrater - ambtsgenoot, collega, kollega
konfijten - insuikeren
kongeraal   meeraal, zeeaal
Kongo, hoofdstad van - Brazzaville, Kinshasa
Kongo, koning der - ntotila
Kongo, stam behorende tot de - Mbata, Mpangu, Soendi, Solongo, Vili, Woyo
Kong-tse - Confusius
koning   gebieder, heer(ser), heer (kaarten, schaken), kaart, landsheer, machthebber, majesteit, monarch, regeerder, rex, schaakstuk, sjah(Perzië), staatshoofd, vorst
koning - rex
koning (Eg.)   farao
Koning keizer   Karel, R.I.
Koning stadhouder   Willem, William 
Koning van Albanië - Zog
koning van  Argos - Abas
koning van Asturië   Tavila, Alfonso 
koning van Babylonië   Nabuchodonosor, (Nebukadnezar)
koning van Bazan   Og
koning van Cyprus - Pygmalion
koning van Edom - Hadad
koning van Egypte   Farao
koning van Elis - Augias
koning van  Epeiros - Alketas
koning van Frygië   Midas
koning van Elis   Augias
koning van oud-Peru - inca, inka
koning van Oud Perzië   Darius 
koning van  India - Belhar
koning van Israël   Achab, David, Jerobeam, Omri, Salomo, Samuel, Saul, Zimri 
koning van  Jeruzalem - Almarik, Amalrik
koning van Judea   Herodes 
koning van Kolchis - Aeëtes
koning van Korinthe -Polybus
koning van Kreta   Idomeneus, Minos
koning van Mycene   Agamemnon 
koning van  loolkos - Pelias
koning van Lydië   Croesus
koning van oud-Perzië – Cyrus, Darius, Xerxes
koning van Pherae - Admetus 
koning van  Phrygië - Midas, Tantalus
koning van Roemenië   Michaël 
koning van Sparta   Leonidas 
koning van Thebe   Amphion, Kreon, Oedipus 
koning van Troje   PalamedesPriamus
koning van de Amelekieten - Apag
koning van de Assyriërs - Asenapper, Belus, Pul, Sargon
koning van de elfen   Oberon
koning van de Franken   Clovis 
koning van de Goten   Alarik
koning van de Hunnen   Attila 
koning van de Nederlanden   Lodewijk, Willem
koning van de poon - mul
koning van  de Visigoten - Eurik
koning van de West Goten   Alarik 
koning van het land der blinden    Eenoog
koningin   heerseres, landsmoeder, landsvrouwe, regina, reine, vorstin
koningin der aarde   pers
koningin der elfen – Oberon, Titania 
koningin der goden   Hera, Juno
koningin der onderwereld - Proserpina
koningin der Wessex   Ine
koninginnekruid - leverkruid
Koninginnepage - zwaluwstaart
Koningin-regentes - Emma
Kiningin van Assyrië - Semiramis
koningin van Egypte   Cleopatra 
koningin van Engeland   Elisabeth,  Victoria
koningin van Thebe   Niobe 
koningin van de Amazonen (myth.)- Hippolyte
koning met ezelsoren - midas
koningsadelaar - koningsarend
koningsappel - aagt, reinet, renet, rijksappel
Koningsbergen - Kaliningrad
koningsblauw   smalt
koningschap - royalty
koningsdag   Driekoningen (dag), Epifanie
koningsdochter uit Colchis - Medea
koningsgeel - operment, orpiment, zwavelarseen
koningsgeslacht uit Sparta - Agiaden, Eurypontiden
koningsgezind - royalistisch
koningsgezinde   monarchist, royalist
koningsgezindheid   royalisme 
koningsgier   condor
koningsgraf - mausoleum, piramide, praalgraf
koningsgraf in Egypte - piramide
koningshagedis - basilisk, slangendraak
koningshoofd - boekpens
koningshuis   dynastie, kasteel, paleis, slot
koningshuis betreffende   dynastiek 
koningshuis in Syrië - Seleuciden
koningsjager   jachtopziener, veldwachter,
koningskaars   aronsstaf, nachtkaars 
koningskind   dauphin, prins, prinses 
koningskleur - oranje, purper
koningskruid - basielkruid, basilicum, ocimum, wolkruid
koningsmantel - dagvlinder (prachtige), talaar
koningspalm - rooystonea
koningspruim   reine claude 
koningsschap -  Koningdom, koninkrijk, monarchie, regime
 vorstendom
koningsslang   anaconda, boa
koningssloep - statiesloep
koningsstaf   scepter, skepter
Koning-stadhouder, naam van - Willem
koningstitel   farao, inca, negus, sire, sjah
koningstitel in Oeganda - kabaka
koningsvaren - osmunda
koningsvazal - pair
koningsvis - goudmakreel
koningsvogel - paradijsvogel
koningszeer   geelzucht, heerlijk, krop, regaal, royaal, vorstelijk, waardig,  zweren,
koningszoon - prins
koningklijk - heerlijk, kon., majestueus, regaal, royaal, statig, vorstelijk, waardig 
koninklijk besluit   K.B.
koninklijk buitenverblijf - Buigenhoek, Huis ten Bosch, Porto Ercole
koninklijk hoofddeksel - koningskroon
koninklijk keizerlijk - kk
koninklijk militaire kapel - kmk
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut   K.N.M.I.
koninklijk verblijf   kasteel, paleis, slot 
koninklijk bond of vereniging in België - KACG, 
Koninklijke Bibliotheek - K.B.KBA, KBGB, KBKB, KABVB, KBWB
koninklijke bond of vereniging in Nederland - KIT, KNAC, KNAU, KNGV, KNKB, KNSB, KNUB, KNVB, KNZB
koninklijke familie - royalty
Koninklijk hoofddekdsel - kroon
Koninklijk hoofdtooisel - diadeem, kroon
Koninklijke Bibliotheek   K.B. 
koninklijke hoofdtooi   diadeem, kroon
Koninklijke Hoogheid   A.R. 
koninklijke landmacht   K.L
koninklijke luchtmacht - K.Lu.
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij   K.L.M.
Koninklijke Majesteit - R.M. (Regia Majestas)
Koninklijke Marine   K.M., (Eng.) R.N. 
Koninklijke Militaire Academie   KMA
Koninklijke Nederlandse Schaakbond   K.N.S.B.
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond   K.N.V.B.
koninklijke Nederlandse Toeristen Bond - ANWB
koninklijke of vorstelijke voorrechten - regalia, regaliën
koninklijke park. vaart mij - kpm
koninklijke psalmist - David
 koninklijke toestemming - placet
 koninklijke voorrechten - regalia, regaliën
koninklijke waardigheid - kroon, royalty, scepter, skepter
Koninklijke woning - paleis
Koninkrijk   monarchie, vorstendom 
Koninkrijk in Afrika   Marokko 
koninkrijk – monarchie, vorstendom
koninkrijk - Arabië, België, Denemarken, Engeland, Nederland, Noorwegen, Zweden
Koninkrijk in Azië   Arabië, Cambodja, Jordanië, Nepal,     Thailand
koninkrijk in Europa   België, Denemarken, Nederland, Noorwegen, Engeland,  Zweden
koninkrijk in de Hymalaya   Nepal 
koninkrijk in Mesopotamië   Irak
koninkrijk van Alexander de Grote   Macedonië
koninkrijk uit roman van Anth.Hope - Ruritania
konisch   kegelvormig, taps
konische bloeiwijze - kegel
konkel - draai, draaikolk, hol, kink, koffiepot, kwaadspreekster, kwaadspreekster, put, slag, spelonk, vaatdoek
konkelaar   intrigant, kuiper, knoeier,  stoker
konkelachtig - intrigerend, slonzig
konkelarij   gekonkel, intrige 
konkelen   bedriegen, bekokstoven, intrigeren, knoeien, kuipen, kwaadspreken, tripoteren
konkelpot - koffiepot, rommelpot, waterketel
konklusie - eindresultaat, slotsom
konnektie - connectie, kennis, verbinding
konstant   aldoor, altoos, altijd, bestendig, constant,  gestadig, liggend, onbuigzaam, onveranderlijk, standvastig, steeds, voortdurend
Konstandin opel - Istanboel
konstruktie   zie: constructie 
kont - achtereind, achterste, gat
kontant   cash
kontanten - kas
kontant geld   specie
kontante middelen   kas 
konterfeiten   afbeelden, uitschilderen
konterfeitsel   afbeelding, beeld, beeltenis, portret
konterfoort, contrefort - hielstuk (van een schoen)
kontramerk   sortie
kontroleren - inspecteren, nakijken, nazien,
konveniëren - afspreken, betamen, overeenkomen,passen, schikken
konvent   klooster
konvooi   bedekking, begeleiding, bescherming, karavaan, krijgsgeleide
konvooier - galeischip
konijn - keun, (Frans) lapin, lamprei, lampreel, langoor, rabbie, trui, voedster 
konijnenblad - weegbree
konijnenhol   ketel
konijnenkruid – melkdistel
konijnenmest - wentel
konijn, mannetje - ram, rammelaar
konijnenras - butterfly, chichilia, Hollands, Normandisch, ramskop, Russisch
konijnenziekte   myxomatosis 
koof - vrouwenmuts
koog - kaag
kooi – bed, bedstede, hangmat, hok, hut, keet, keg, kevie, kouw, legerstede, liftbak, muit, ren, schuur, sluithoutje, stal, vogelhuis, voliere, wig
kooi om vogels te vangen - klepkooi
kooi van een jachtvogel - muit, muite
kooi van vlechtwerk - kevie
kooianker - kortsluitanker
kooien - insluiten, opsluiten, vangen
kooier - eendenvanger, kooiker, kooiman
kooigoed - beddegoed
kooiker - eendenvanger, kooiman
kooiman - eendenvanger, kooiker
kookboek - culinarium, keukenboek, receptenboek
kookfornuis   keukenfornuis 
kookgas   aardgas, steenkolengas, 
kookgelegenheid - keuken
kookgerei   braadslee, friteuse, frituurpan, hakbijl, koekepan, lepel, maatbeker, mes, pan, ketel, pollepel, schaaf, schaal, vergiet, vleesplank, vork
koekenpan, pressure - cooker, vergiet
kookkachel   fornuis
kookketel - marmiet
kookkeuken aan boord van schepen - kombuis
kookkolf   retort
kookkunst   gastronomie 
kookkunst betreffende - culinair
kookmachine   kooktoestel
kooknat - sop
kookpan - pressure-cooker
kookplaats - keuken, kombuis
kookpot (Mal.) - dandang
kookpuntverhoging - ebullioscopie
kookschool - huishoudschool
kooksel   brij, pap, saus, vla, zooi
kookseltjes maken - kokkerellen
kookster - keukenmeid, kokkin
kookster (Ind.) - kokkie
kooktemperatuur - kookhitte
kooktoestel - braadslee, fornuis, gaskomfoor, gastoestel, gasstel, kachel, kolenfornuis, komfoor, kookkachel, kookplaat, plaat, primus, spiritusstel
kookwijze - au-bain-marie, kookmethode
kool   bruinkool, eierkool, koolraap, koolrabie, raapkool, rode kool, ssavoyekool, pruitjes, steenkool, wittekool, zuurkool
koolachtig gesteente   aardolie, asfalt, antraciet, bruinkool, steenkool, turf
koolarbeider - kompel, mijnwerker
koolbaars - pos
koolbakkerij - fopperij, snakerij
kool bevattende geologische formatie   carboon
kooldioxide - koolzuurgas
kooldruk   pigmentdruk
koolduif   bosduif, houtduif
koolhof - moestuin
koolhydraat   cellulose, drulvensuiker, fructose, glycogeen, gom, slactose, maltose, uiker, zetmeel 
koollong - anthracose
koolmees - plakker
koolmonoxyde   kolendamp, CO
kool poeder   noriet, norit
koolpreparaat - Nori(e)t
koolprodukt   carbol, creoline, teer 
koolraap - knolraap
koolsoort    bloemkool, boerenkool, broccelie, koolraap, koolrabi, raap, raapkool, rabi, rodekool, savooi(ekool,) sluitkool, spruitjes, spruitkool 
koolstof   carboneum, carbonum, carboon, grafiet, norit, roet, c.
kool(stof)dioxide - koolzuurgas
koolstofdisulfide - zwavelkoolstof
koolstofpoeder - norit
koolstof met metaal - carbid
koolteer   carbol, creoline 
koolteerprodukt - carbol, creoline
koolverkoper   fopper, grapjas,  grappenmaker
koolvlinder - koolwitje
koolwaterstof - acetyleen, alcohol, alkyl, alkyn, benzeen, benzol, butijn, hydrocarbon, heptaan, hexaan, methaan, netaan, octaan, pentaan, propaan
koolwaterstof uit petroleum - benzine, propaan
koolwaterstof uit steenkool - xylol
koolwaterstof uit steenkoolteer - benzol
koolwaterstof, aromatische - areen
koolwaterstoffen in de bodem - aaardolie, sfalt, bergteer, bitumen
koolwaterstofgas - butaan, butaangas, ethaan,  ethyleen,
koolwaterstofgesteente - gagaat, git
koolwaterstolgroep - ethyl
koolwaterstofverbinding   antraceen 
koolwaterstofverbindingen - aromaten
koolwitje - boterkapel
koolzaad - oliezaad, raps
koolziekte - knolvoet
koolzure ammoniak - ammoniumcarbonaat
koolzure natrium - soda
koolzuur bevattende bronwater - selterswater, spuitwater
koolzuurbron - antraceen, mofet, mofette
koolzuurgas - kooldioxyde
koolzuurgas in drank   prik 
koolzuurhoudend - gazeus
koolzuurhoudende drank - sodawater
koolzuurhoudende kalksteen - aragoniet, azoniet
koolzuurzout  - carbonaat, soda
koolzuurzout van lood   loodcarbonaat, loodkarbonaat
koolzwart - gitzwart, pekzwart, pikzwart
koon   kaak, kieuw, viskieuw, wang
koop - aankoop, aanwinst,  inkoop, kaveling, overname, transactie
koopakte - contract, koopcedel
koopacte van schip - bijlbrief
koopbaar - veil
koopbrief   koopakte
koopdag - boelgoed, boelhuis, vendutie
koopgod - handelsgod, Hermes, Mercurius
koopgraag   kooplustig, koopziek 
koophandel betreffende - mercantiel
koopje - buienkans, occasion, voordeeltje
koopjes - mitsiejes
koopkaarten - talon
kooplust - animo, interesse, koopzin, markt, vraag
koopman - grossier, handelaar, handelsman, koper, kramer, leurder, negotiant, opkoper, standwerker, venter, winkelier, zakenman
koopman in halfsleets scheepstuig - tagrijn
koopman in lompen - lorrenboer, voddenman
koopman in oud ijzer   tagrijn 
koopmansbeurs   handelsbeurs 
koopmansboek - dagboek, grootboek, handelsboek, journaal, kasboek, kladboek, memoriaal, register
koopmansbrief - handelsbrief, wissel
koopmanschap   handel, negotie
koopmansgilde - hansa, hanze
koopmansgoederen   handel, koopwaar, negotie,waar, waren 
koopmansstad   handelsplaats, handelsstad
Koopmansvereniging - Hanza, Hanze
koopprijs - aankoopsom 
koopster - afneemster
koopvaardij   handelsscheepvaart 
koopvaardijschip   bark (groot en 3 masten), brik, coaster, fregat, hoogaars, huik, klipper, kog, kogge, kotter, schoener, schokker, stoomboot, tjalk, vrachtschip 
koopvaardijschip met drie masten   bark, fregat, gaffelschoener, klipper, schoener, schoenerbark
koopvaardijschip uit middeleeuwen - kog, kogge
koopvaardijvloot - handelsvloot
koopverkeer - handel
koopvernietiging - redhibitie
koopwaar - goederen, handel, handelswaar, negotie, spul, waar
koopwaar aanbieden - venten
koopziekte   oniomanie
koor   groep, koorzang, rei, rondedans, zanggroep
koor der Griekse kerken - bema
koorafsluiting - septum
koorbank - gestoelte (in het koor), kanunikkenbank
koorcompositie - partituur
koord   draad, kabel, koordfluweel, lont, lijn, sim, snaar, snoer, streng strop, tali, touw, veter
koord om brieven aan te rijgen - lias
koord om te ontsteken   lont
koord van fluweel - chenille
koord van hennep - touw
koord voor het ontsteken van ontplofbare stoffen - lont
koord waaraan men zich op kan trekken - beddekwast, optrekkwast
koord van een leidsel   leidselkoord
koordachtige streep - ribbel
koordans - rei(dans) 
koordansen - reien
koorddanser   acrobaat, aquilibrist, funambulist, luchtspringer 
koordendraaier - touwslager
koordfluweel - corduroy, manchester, rib(fluweel)
koordicht - nocturne
koordmanchester   corduroy 
koordvormig weefsel   belegsel, boordsel, galon, passement
koordworm - snaarworm
koorgalerij   oksaal
koorgebed - officie, psalmodie
koorgewaad   misgewaad
koorgezang - kerkgezang, koraal, mis, motet, rei, requiem
koorheer   domheer, kanunnik
koorhemd   alba, albe, koorkleed, rochet, roket, superplie, surplis (Fr.),
koorheren van het heilig graf - sepulchrijnen
koorkap   cappa, koormantel, pluviale
koorknaap   akoliet, altaardienaar, koorzanger, koraal, koraaltje, misdienaar,  priesterhulp
koorkoster   kerkeknecht, sacristein
koorleider   dirigent
koorlessenaar - adelaarslessenaar, arendslessenaar, lutrijn
koorlezenaar - lutrijn
koorlied ter ere van Apoloon - paean, paien 
koormantel - koorkap, kovel
koornis   abside, absis, apsia
koornon - koorzuster
kooromgang - borstwering, kring, rand, trans
koorpand - kooromgang, koortrans
koorplaats voor kerkgangers - doksaal, doxaal
koorstoel - stalle
koorts - bibberatie, hartstocht, temperatuurverhoging
koorts (med.) - febris
koortsaanval - paroxisme
koortsachtig   beverig, driftig, febriel, gehaast, gejaagd, gloeiend, gloeierig, heftig, koortsig, onrustig,  rozig
koortsboom - eucalyptus
koortsdromen hebben   ijlen
koortshuivering - koortsrilling
koortsig   febriel, gejaagd, gloeiend, koortsachtig  
koortskruid - alsem, drieblad, kalmoeswortel
koortsmeter   temperatuurmeter, thermometer
koortsmiddel - kina, kinine
koorts opnemen - temperaturen
koortsthermometer - thermometer
koortsuitslag - herpes
koortsverdrijvende middelen - antifebrilia, pyretica
 koortsverwekkend - pyretogeen, pyrogeen
koortsvrij   afebriel
koortswerend - antipyretich, febrifugaal, koortsverdrijvend
koortswerend middel   acetanilide, antibioticum, antifibrine, antiperiticum, antipyrine, aspirine, kina, kinine, kwassihout, lactophenine, penicilline, phenacetine
koortswortel - valeriaan
koorvrouw - kanunnikes
koortsziekte   malaria
koorvrouw - kanunnikes
koorzang   koor, koraal, mis, motet, psalm, rei, requiem
koorzangen - reien
koorzanger   korist
koorzangeres - koriste
koosnaampje   dot, lief, lieverd, schat, troetelnaampje
kootbeentje - bikkel, hielbeen
kootje - phalanx
kootspel - bikkelen
kop - aanleg, beker, caput, dierehoofd, drinkkom(metje), geheugen, hoofd,  inhoudsmaat, kan, knar, leven, liter, top, verstand
kop in de krant - headline
kop van een bosgod - saterkop
kop van een draaibank - center
kop van een komeet - koma
kopal   barnsteen, harssoort
kopboom - knotwilg
kopen - aanschaffen, afnemen, inslaan, opdoen, overnemen, verkrijgen
kopen en verkopen   handel, negotie, nering
kopen en verkopen om winst te maken - speculeren
Kopenhagen , amusementspark in - Tivoli
kopen op crediet - poffen
kopen van wissel - disconteren
koper - aanschaffer, abonnee, afnemer, begunstiger, blazers, cliënt, consument, klant, koopman, mineraal,  nemer, orkestpartij
koper (scheik.)   Cu., cuprum 
koper van Jozef - Potifar
koper (metaal) - Cu., cuprum, geelkoper, latoen, messing, roodkoper, tombak,
koperblik - bladkoper
koperbus   helicon
koperdiepdruk   rotogravure 
koperdraad - metaaldraad
koperdruk - chalcotypie
koperen emmer - aker
koperen bekken - gong
koperen blaasinstrument - althoorn, bariton, bazuin, bombardon, bugel, hoorn, horen, klaroen, kornet, piston, saxofoon, schuiftrompet, trompet, trombone, tuba, waldhoorn 
koperen draadletters op de papiervorm - filagram, filigram, watermerk
koperen emmer - aker
koperen ketel - marmiet, marmite, vleesketel (Z.N.)
koperen munt in Nederland - cent, stuiver
koperen muziekinstrument - baroxyton, trompet, tuba, waldhoren
koperen Nederlandse munt uit 1700-1847 - duit
koperen of bronzen voorwerp - als
koperen ploert - zon
koperen stifje met platte kop - punaise
koperen stift in clavichord - tangent
kopererts - borniet, koperglazuur, koperkies, lazuursteen, malachiet
koperfolie - bladkoper
kopergeld - biljoen, rodeloop
kopergeld (schertsend) - aes, rodeloop
kopergieter - geelgieter
koperglans - chalkosien, redruthiet
koperglazuur - azuriet, chessyliet
kopergraveerkunst - chalcografie
kopergraveur - chalcograveur, etser, plaatsnijder
kopergravure - chalcograaf, koperdruk, kopersnee
kopergroen   koperoxyde, koperroest, malachiet, patina
koperhoudend erts - matte
koperkever   boorkever
koperkies - chalkopyrie
koperkleurig - koperrood
koperland - Chili
koperlazuur - kopererts
koperlegering   brons, messing, tombak
koperoxidule - cuproöxyde
koperrayon - bembergzijde
kopers - volk
koperskeus - k.k.
koperslager - blikslager, ketellapper
kopersmaragd - dioptaas
koper met tin - brons
koper of klant - afnemer
koper op crediet - pofklant
koperslager - bankwerker, ketellapper
kopersnede - kopergravure
kopersnijder - etser, kopergraveur
kopersstaking - boycot
kopersulfaat   kopervitriool 
kopertor - koperkever
kopertijd - aeneolithicum, chalkolithicum 
koper van gestolen goed - heler
kopervitriool - calcitarin, kopersulfaat
koperwiel - noorman
koperworm - engerling, hardworm, meikeverlarve, ritnaald
koper-zinkarsenaat - barthiet
kopglas - laatkop
kopie - afdruk, afschrift, copie, doordruk, doorslag, duplicaat, minuut, replica, reproductie, transcript
kopieerpapier - carbonpapier, calqueerpapier
kopieertoestel - hectograaf, printer, stencilmachine
kopieus - 1overvloedig, rijkelijk
kopiëren - namaken,naschilderen, naschrijven
kopiist   nabootser, naschrijver, overschrijver 
kopij - afdruk
kopje - capitulum, drinknap, heuvel, hoofdje, kom
kopje duikelen - buitelen
kopje kofie - leut, tas troost 
kopje zonder oor - kom
kopklepper - kopklepmotor
koplijst - deklijst,  entête
kopman - lijsttrekker
kop of hoofd - kanis
koppel   (draag)riem, duo, gespan, kudde, leis, menigte, paar, span, stel, team, toom, tweetal, vlucht, zwerm
koppelaar – makelaar
koppelaarster - alcahuete, huwelijksmakelaarster
koppelarij - proxenetisme
koppelbalk - kalf, ringbalk
koppeldicht - distichon
koppelen   aaneensluiten, aaneenschakelen, bijreenvoegen, combineren, copuleren, coupleren, embrayeren, gespan, lijmen, paren, samenbinden, samenvoegen, verbinden, verenigen 
koppel eenden - toom, vlucht
koppel herten - roedel
koppel honden - meute
koppel schapen - kudde
koppel vogels - toom, vlucht
koppelletter - ligament
koppeling  - copulatie, kluts, paring, samenvoeging, verbinding, vereniging 
koppelletter - ligament, ligatuur
koppel of paar - span
koppelriem voor jachthonden - ceintuur, leis
koppelstuk   koppeling, mof, nippel, verbindingsstuk
koppelstukje van een ritssluiting - kramp
koppelteken - divisie, hyphen, streepje, verbindingsteken 
koppeltouw - staartlis
koppelvers - distichon, koppeldicht 
koppelwerkwoord   blijken, blijven, dunken, heten, lijken, schijnen, voorkomen, worden, zijn
koppelwoord   copula
koppen zetten - scarificeren
koppensnellen - skalpjacht
koppensneller - Daja(k)
koppensnellersmes   mandan
koppensnellerszwaard - mandau
koppig - bokkig, dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardhoofdig, hardleers, hardnekkig, hoofdig, obstinaat, onbuigzaam, onhandelbaar, ontoegeeflijk, onwillig,  opiniater, recalcitrant, stijfhoofdig, stuurs, vasthoudend, warrig, weerbarstig, weerspannig
koppigheid   dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hoofdigheid onhandelbaarheid, onwilligheid,
stijfhoofdigheid, stijfkoppigheid, weerbarstigheid
koppig mens - dikkop, stijfkop
koppijn   hoofdpijn, migraine
koppotig weekdier   achtarm, ammoniet, bolemniet, cephalopoda,  cephalopoda, inktvis, nautilus, octopus, zeekat
koprol - buiteling
koproliet - dreksteen
kops - loodrecht
kopschurft bij schapen - moelrui
kopschuw - bang, bevreesd, nerveus, schichtig, wantrouwend 
kopspijkertje - taats, tengel
kopstation - beginstation, eindstation
kopstem - falset
kopstoot - masse
kopstuk   bolleboos, hoofd, hoofdman, kapiteel, kei, koppigaard, koppige, kraan, leider, mondstuk, sommiteit, summiteit, tap, vooraanstaande
kop van een bosgod - saterkop
kop van een draaibank - center
kopvoorn   hesseling, meun, viesvis, zeegrondel
kopvorming bij geleedpotigen - cefalisatie
kopwerk   hoofdarbeid, verstandswerk 
kopij - handschrift, tekst, zetmateriaal
kopijhouder - visorium
kopyhouder - tenakel
kopzeer - hoofdpijn
kopziekte - grastetanie
kopzorg - bekommering
kor   net, oesternet, schrobnet, sleepnet 
koraal   kerkgezang, koorgezang, koorknaap, koorzanger, koraalkalk, kraal, lithofiet, meisje, popje, psalm, gezang 
koraalbank - koraalrif,  rif
koraalboom - poliepenstok
koraaldieren - anthozoa, blauwkoraal, bloemdieren, bloempoliepen, neteldieren, orgelpijpkoraal, zeeanemoorf, zeeroos
koraaleiland   atol
koraalhout   kornel, kornoelje, koraal
koraalkleurig - rood 
koraalkruid - asperge, zeekraal
koraalmos - koralijn
koraalmuziek   kerkmuziek 
koraalpolyp   koraaldiertje
koraalrif   koraalbank 
koraalverstening - koraliet
koraalzwam - clavaria, knotszwamclavaria
Koran, eerste hoofdstuk van de - fatiha
Koran, hoofdstuk van de - soera 
Koran, vers uit de - aja
Koranschool - langgar
korbeel - balksleutel, karbeel, kraagsteen, steunpunt, steunsteen, zwing
kordaat   dapper, doortastend, energiek, ferm, flink, franciscaner, hartelijk, kloek, koen, kordelier, kranig, moedig, oprecht, resoluut, rond, ronduit, onversaagd, onverschrokken, stoer, trankiel, vlug, wakker
kordaatheid   dapperheid, kloekheid ,onversaagdheid
kordeller - franciscaner, kloosterling, minderbroeder
kordon - afsluitlijn, afzettinh, band, geweerriem, keten, lijn
Korè - Persefone
Koreaanse liederen - changga, hyangga, sijo
Koreaanse munt   hwan, won 
Koreaanse vechtsport - taekwondo
koren - boekweit, garven, gerst, gierst, graan, haver, maïs, rogge, tarwe
koren zuiveren - wannen
korenaar - halm
korenaarverband   zwachteling
korenakker - korenveld
korenbeurs   graanbeurs 
korenbloem - klaproos, roggebloem
korenbloem   centaurea, klaproos, roggebloem 
korenbloem, rode - klaproos
korenbijter   kalander, klander 
korenbrand   zwamziekte 
korenbrander   jeneverstoker 
korenbijter - kalander, klander, korentor
korendistel   akkervederdistel 
korenes - korenveld
korenfactor - graanmakelaar
korengras - kweek
korengras, zandig - zandhaver
korenharp - tochtmaker
korenheul   klaproos
korenhoop - mijt, schelf
korenkaf je   blees
korenkraai - roek
korenland   graanakker
korenmaat   (Eng.) bushel, halster, mud, schepel
korenmot, zwarte - klander 
korenomhulsel - blees, kaf
korenopper - schelf
korenpakhuis   silo
korenroos   bolderik, klaproos, papaver 
korenschoof   garf
korenschrijver   ortolaan 
korenschuur   graanschuur 
korensteen   molensteen
korentor   kalander, klander, korenbijter
korenveld - korenakker, korenes
korenvink - ortolaan
korenvlieg   fritvlieg
korenvoel - bosrietzanger
korenvogel   bosrietzanger 
korenwet   graanwet
korenwolf   graanhandelaar, hamster
korenworm - kalander, klander
korenziekte - brand,
korenzeef   treem, tremel, trijzel, wan, wanmolen 
Kores - Cyrus
korf   aalkorf, (Eng.) basket, ben, bun, bijenkorf, cabas, draagmand, hengselmand, kaar, kanis, karbies, kieps,  klepmnd, knaster, mand, mars, paander, seroen
korf in de mast - kraaienest
korf voor suiker - krandjang
korf voor tabak - kanaster, knaster, krandjang
korfdrager - marsdrager, marskramer, vleier
korffles - denijohn, mandfles
Korfoe - Kerkyra
Korfoe, een der eilanden behorende tot het district - Antipaxos, Ithaka, Kalamos, Leukas, Paxos
korf in de mast - kraaiennest
korf of ben - mand
korf voor verzending van tropische produkten   kanaster, knaster, krendjang 
korftabak - knaster
korfvoor vis - kaar
korfwagen - mandewagen
korhoen - berkhoen, korhaan, korhen, moerhoen
korfvormig visnet - fuik
korhaan - kokkei
korhoen - berkhoen, korhaan, korhen, moerhoen
koriander - coriandrum
korianderolie, bestanddeel van - koriandrol, limalool, pineen
koriskruid – akkerzenegroen
korist - zanger
Koritza - Korcë
kormoraan - aalscholver, waterraaf
kornalijn - edelsteen
kormalijn, rode variëteit van - karmeool
kornak   olifantsoppasser
kornet   aspirant officier, blaashoorn, hoorn, ruiterbende, standaard, trompet, vaandrig, vaartuig
kornis - kroonlijst
kornoelje - cornus
kornoeljeachtigen - cornaceeën
kornuit - gabber, genoot, gezel, kameraad, maat, makker, vriend
korporaal - brigadier, brigges, ritmeester
korporaal bij een bereden wapen    brigadier
korps   groep, legerafdeling, personen
korps scherpschutters - bersaglieri
korpulent   dik, dikbuikig, gezet
korpulentie   gezetheid, zwaarlijvigheid
korpus   lichaam
korre - oesternet
korrekt - keurig, onberispelijk, zuiver
korrektheid - juistheid, onberispelijkheid, zuiverheid
korrel   decigram, kruimel, graantje, grein, pit, vizierkorrel, ziertje, zaadpit
korrelachtig   granuleus, greinachtig, ruw
korrelen   granuleren, greineren 
korrelgrootte betreffend   granulair 
korrelig   gekorreld, granulatie, granuleus, greinig, kruimelig, los, mul, rul
korrelig gesteente - graniet
korrelig leer - segrijn
korrelig maken - granuleren
korrelig,  sneeuwijs   firn
korrelige bruine of grauwe graniet soort   porfier
koreling - granulatie
korrelklieren - speekselklieren 
korreltje - greintje, zaadje
korreltje brood - kruimel
korreltjes (hoofdzakelijk uit kwarts bestaande materie) - zand
korrelvorming - granulatie
korren - kirren
korretouw - korlijn
korrigeren   berispen, bestraffen, herstellen, nakijken, nazien, rectificeren, verbeteren 
korsak - steppevos
korset   keurs, keurslijf, rijglijf
korset met baleinen - baleinkorset
korsetje - stepin
korsetstaafje - balein
korst   bast. bolster, buitenkant, buitenlaag, roof je (wond), schil
korstige boterham - kapje
korst op of in kookpannen - ketelsteen
korst van de aarde   lithosfeer
korst van een wond   raf, roof
korst van huidziekte - rap
korstgrond (Sur.) - bouwgrond
korstmos - baardmos, bekermos, evernia, heikorst, koraalmos koralijn, leermos, lichen, lichenes, longkorstmos, rendiermos
korstmossen - lichenes
kort – afval, begrensd, beknopt, beperkt, bondig, bruusk, even, gedrongen, gezet, kortstondig, klein, laconiek, mini, pyknisch, succint, summier
kort (Eng.) - short
kort aangebonden   afgemeten, bars, beknopt, bits, bruusk, driftig, grof, heetgebakerd, kortaf, kregel, lakoniek, onverhoeds,
opvliegend
kortademig - aamborstig, astmatisch, dampig
kortaf - bits, bondig, bot, bruusk, kortweg, korzelig, laconiek, ronduit
kort, afdoende - peremtoir, peremtorisch
kort afgebroken - abrupt
kort afgebroken geluid   kets, kik
kort, afgeknot stuk - stomp
kort afsnijden   scheren
kort begrip - compendium, excerpt, overzicht, resumé, uittreksel 
kort bericht - precis, memorandum
kort bezoek - aanloop
kort bezoek brengen - aanwippen
kort breed zwaard - kortelas
kortbuikige fles - pul
kort dagbericht - bulletin
kort dagbladartikel   asterisk, cursiefje, driestar, entrefilet, rubriek
kort damesbovenkleed - tunica, tuniek
kort damesjasje - bolero, topper
kort damesmanteltje - camail, topper
kort dik mens - bulletje, dwerg, kriel, pad, padde, papzak, potjerol, propje
kort, dik persoon - balletje, pad, potjerol, prop, propje
kort, dik spijkertje - tengel
kort droog geluid - knak
kort dun riet - sluik
kort durende regenbui   gietbui, plensbui, stortbui
kort durende stemming   bevlieging, bui, drift, gril, nuk,
kort eindje - stompje
kort eind touw (dat blok draagt) - schinkel
kort en beknopt - bondig
kort en beslist - botweg
kort en bondig - botaf, beknopt, doodkalm, doodleuk, lakoniek, pittig, puntig
kort en breed gebouwd - gedrongen
kort en dik   bulletje
kort en droog hoesten   kuchen 
kort en gezet - pycnisch
kort en krachtig   bondig, gedrongen, gesmeerd, kernachtig, lakoniek,  lapide, lapidair, pittig, sententie
kort en krachtig gezegde - aforisme, kernspreuk, motto,
kort en pittig - doodkalm, doodleuk, kernspreukig,  laconiek, lakoniek
kort en suggestief geformuleerde bewering - slagzin, slogan
kort en zinrijk - epigrammatisch, scherp, stekelig
kort gebedje - prevelementje, schietgebedje
kort gedicht   epigram, kwatrijn, limerick, rondeel, puntdicht 
kort geding voor de president van de arrondissements rechtbank - réferé
kort, gedrongen van lichaamsbouw en met rond gelaat - pyknisch
kort behakt stro - haksel
kort geleden   daarnet, juist, net, onlangs, pas, recent, zoeven, zojuist, zonet
kort geweer - buks
kort hekeldicht   epigram
kort gewiekte zeevogel - zeeduiker
kort gewijde priester - neomist
kort grappig verhaaltje - anekdote
kort handschrift - M.S., manuscript
kort hekeldicht - epigram
kort herenjasje - colbert
kort hooiijzer - pook
kort humoristisch gedicht - humoresque
kort innig gedicht - madrigaal
kort Japans zwaard - wakizasji
kort jasje - buis, jack
kort kanon - mortier
kort, kernachtig van stijl - lapidair
kort koorhemd - rochet
kort levend insect - eendagsvlieg
kort levensbericht van een overlevende - necrologie
kort lyrisch gedicht - canzone
kort maar krachtig   lapidair
kort meerstemmig kerkelijk zangstuk   motet
kort moment   even, flits, ogenblik, tel 
kort moraliserend verhaal - fabel
kort officieel stuk   bulletin
kort ogenblik   amerij, even, eventjes, moment, mum, tel, oogwenk
kort overzicht - abrégé, aperçu, epitome, excerpt, geferaat, referaat, résumé, samenvatting, schema, syllabus, uittreksel
kort pittig gezegde - laconisme
kort prozaverhaal   novelle
kort pijpje - smeugeltje
kort reisje   trip
kort romantisch verhalend gedicht - ballade
kort samengevat - beknopt
kort samenvatten - abregeren, recapituleren, resumeren
kort samenvattend    resumerend, summier 
kort schriftelijk verslag van  hetgeen in een  vergadering behandeld is - notulen
kort spits stootwapen - dagge, dolk
kort spijkertje - tengel
kort stenen pijpje   neuswarmertje 
kort streepje - lijntje
kort stukje - eindje
kort toneelstuk - eenakter, klucht, novellette, sketch
kort tussentijds bericht - bulletin
kort tijdsbestek - even
kort uitstapje - minitrip
kort uitstel   respijt
kort uniformjasje - tuniek
kort van duur   even, kortstondig
kort van haar - kortharig
kort van stof - beknopt
kort vergaderingsverslag   notulen 
kort verhaal - anekdote, novelle
kort verhalend gedicht - ballade
kort vertelsel - apoloog
kort voor een zeker tijdstip - onlangs
kort wandelingetje   ommetje 
kort wit koorhemd - rochet
kort zicht - kz
kort zwaard - kortelas
kort zwaard (Jap.) - wakizasji
kortaangebonden - kregelig
kortademig   aamborstig, ademloos, amechtig, astmatisch, dampig, dempig, dyspnoe
kortademigheid   aamborstigheid 
kortademigheid van een paard - cornage 
kortaf   bondig, bruusk, lakoniek 
korte afstand   nabijheid, vlakbij
korte aria inzonderheid als slot van een recitatief - cavatine
korte badkuip   lavet
korte basaltzuil - kopsteen
korte beweging - hort, schok, stoot
korte blik - lonk
korte brede roeispaan - pagaai
korte brede sabel - klewang, kortelas
korte broek - culotte, kuitbroek, pants, plusfours
korte damesmantel - topper
korte degen    dag(ge), dolk, ponjaard
korte dikke man - poen
korte dikke stok - knuppel
korte dolk - dagge, stilet, stiletto
korte dracht - mini
korte droge hoest - kuch
korte duur - amerij, even, eventjes, kortstondig, moment, mum, ogenblik, oogwenk, poos(je), seconde, tel, tijdstip
korte eindsprint - spurt
korte filmopname - shot
korte fuik - kub
korte golf   k.g., breker
korte handstaaf - halter
korte harde regen – bui
korte hengel – mets
korte herenjas – bonker, jekker
korte herensok - anclet
korte herhaling   epanodos, recapitulatie
korte hevige bui – stortbui
korte hevige pijn - scheut
korte hevige windvlaag   rukwind 
korte hevige windvlaag met stortregen   travaat
korte inhoud   abrégé, compendium, excerpt, extract, resumé, summarium, uittreksel
korte jas   jekker, tuniek
korte klucht - mime
korte kous   sok
korte lans - javelijn
korte leuze - chrie (punten van een opstel), motto
korte lichtwerkingen - tinkelen
korte maand - februari
korte mansoverjas - paletot
korte mantel - chlamys, paletot
korte mededeling - memo
korte mededeling in een krant - entrefilet
korte mis - missa
korte muziekonderbreking - tussenspel
korte naam voor chr. feestdagen    Paas, Pinkster, Kerst
korte nota - memo
korte ondertekening - paraaf
korte opgave - overzicht
korte overjas   bonker, jack, jekker, paletot, windjack
korte piek met brede punt - partisaan
korte poos   amerij, even, eventjes, handomdraai, haverklap, kort, kortstondig, minuut, moment, ogenblik, oogwenk, pauze, seconde, tel, termijn, tussentijd, voorlopig
korte puntige degen - dagge, rapier
korte puntige gezegden - abrupta
korte regen - bui
korte ren - sprint, spurt
korte rijzing van zeewater   agger 
korte ronde vijl - rattenstaart
korte sabel   klewang, lat, ponjaard, slakkensteker
korte samenvatting   abrégé, compendium, referaat, résumé 
korte slag bij boksen - hoek
korte spurt - sprint
korte staaf - halter, stang
korte staking - prikactie
korte sterk gekroesde wol - kaardwol
korte stootbeweging - duw
korte stijging tijdens eb - naspui
korte tabakspijp - stommel
korte tak aan een spoorlijn - sliplijn
korte toespraak - allocutie, speech
korte tijd   even, minuut, moment, mum, ogenblik, oogwenk, poos, seconde, tel, wijl
korte tijdsruimte - even, moment, ogenblik, tel
korte tussenzang - graduale
korte uitdrukkingswijze - brachylogie
korte uitlegging - postille
korte uniformjas   tuniek
korte verhandeling   artikel, essay 
korte verklaring - motie
korte versregel - epode
korte visfuik - kub
korte voorslag (muz.) - acciacatura
korte vuurmond - mortier
korte wandeling - ommetje, rondje
korte warme overjas - bonker
korte wedren - sprint
korte weergave van de inhoud   excerpt, resumé, samenvatting, 
korte windvlaag met stortregen - travaat
korte wijsheid   adagium, aforisme, maxime
korte zeemansjas - jekker
korte zeis - pik
korte zinspreuk - aforisme, gnome, sententie
kortegaard - wachthuis
korteling - afval, bulsterhout, stomp
kortelings - binnenkort, daarnet, dewijl, dra, net, onlangs, pas, recent, omdat, onlangs, poos, redengevend, somtijds, terwijl, weldra, wijl, wijle
korten   afkorten, aftrekken, besnoeien, inhalen, inhouden, kortwieken, minderen, rabatteren
korter - dichterbij, nader
korter maken - bekorten, inkorten
kortgeleden   juist, kortelings, laatst, net, onlangs, pas, recent, zoeven, zojuist, zonet 
kortgeleden gewijd priester - neofiet, neomist
kortharige hond - dog, taks, schippertje, terriër
kortheid - beknoptheid
korting   aftrek, bekorting, bonus, defalcatie, disconto, mindering, prijsmindering, rabat, rafactie, reductie, remissie, tarra, verlaging
korting bij het inruilen van een auto - inruilwaarde
korting die is toegestaan - remissie
korting op belasting - remissie
korting op de prijs - rabat
korting op het gewicht   tarra 
korting op het gewicht, wegens beschadigde koop - rafractie, refractie
korting op wissel - disconto
korting voor vervroegde betaling    disconto
korting voor wederverkopers   rabat 
kortjan - matrozenmes, zakmes
kortlevend insekt - eendagsvlieg, oeveraas
Kortrijk - Coutrai
kortom - enfin, nou
kortsamenvattend - summier
kortschaaf   gerfschaaf, handschaaf
kortschedelig - brachysephaal
kortschrift     steno, stenografie, tachygrafie
kortschrijver - stenograaf
kortsluiting -  communicatiestoring, contactstoornis
kortst - naast
kortstaarten   angliseren, couperen
kortstaarten van paarden - angliseren
kortstaartige kreeft - krab
kortste - naaste
kortsteel - brachypodium
kortste weg tussen twee punten    afstand, hemelsbreed
kortsteel - appel, kriek, peer
kortstondig   efemeer, efemerisch, even, kort, momentaan, momenteel, ogenblikje, oligochronisch, tel, tijdelijk, vergankelijk, vluchtig, voorbijgaand
kortstondige aandoening - aanval, attaque
kortstondige huiduitslag - krab
kortstondige regenbui - bui
kortstondige rijzing van het zee water bij eb   agger
kortstondigheid   even, moment
kortstotend - staccato
kortweg - bepaald, botweg, breviter, eenvoudig, kortaf
kortswijl   badinage, boert, grap, joke, raillerie, scherts,  spot
kortwieken - fnuiken, knottenkorten, vleugellam maken
kortswijlen   boerten, railleren, schertsen
kortswijlig   grappig, vrolijk 
kortteken   paraaf
kortverbander - KV-er
kortverhalend gedicht - ballade
kortvleugelen - kortwieken
kortvleugelige steltloper - emoe, kasuaris, struisvogel
kortvoer   erwten, graan, haksel, haver
kortweg   bondig, breviter, eenvoudig, kortaf 
kortwieken   belemmeren, beperken, fnuiken, inbinden, inperken, knotten,
kortzichtig   bekrompen, bijziende, dom, geborneerd, kippig, myoop, onverstandig, stijf
kortzichtigheid - bijziendheid,  myopie
kortzichtig zijn - overdrijven
kortzwaard - kortelas
korvee - werk
korzelig   brommerig, driftig, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, grillig, humeurig, kortaf, kregel, kriegel, kregelig, lastig, lichtgeraakt, moeilijk, narrig, netelig, ontstemd, opvliegend, prikkelbaar, sporrelig, tips, wrevelig,
korzeligheid   kregeligheid, ontstemdheid
kosmetiek - haarplakmiddel, pommade, schoonheidsmiddel
kosmetisch artikel   lotion, nagellak, rouge 
kosmogonie - scheppingsleer
kosmonaut - astronaut, Gagarin
kosmopoliet - wereldburger, wereldreiziger 
kosmopolitisme   wereldburgerschap 
kosmos   al, heelal, hemelruim, universum, wereld (al)
kossaard - keuterboer
kost   eetwaar, eten, levensonderhoud, menage, spijs, spijze, voeding, voedsel
kost zonder vlees - gust
kostbaar   couteus, dier, dierbaar, dispendieus, duur, duurzaam, edel, geaffecteerd, gekunsteld, onschatbaar, kostelijk, prachtig, precieus, prijzig, sumptueus, waardevol
kostbaar bezit   juweel, kleinood, parel, rijkdom, schat
kostbaar bont   mink
kostbaar gesteente - edelgesteente, jade, lazuur, nefriet
kostbaarheden - preciosa
kostbaarheid - diamant, kleinood, parel, preciosum, schat 
kostbaar hoofdsieraad   diadeem 
kostbaar iets - schat
kostbaar iets van een bezitter - relikwie
kostbar lijfsieraad - juweel
kostbaar metaal - platina
kostbaar onstoffelijk goed   eer 
kostbaar reukwerk - amber, lodderein
kostbaar sieraad - pronkstuk
kostbaar tapijt - pers
kostbaar voorhoofsband - diadeem
kostbaar voorwerp - kleinood, pronkstuk
kostbaar weefsel - kamelot 
kostbaarheden   preciosa 
kostbaarheid   collier, diadeem, diamant, kleinood, parel, preciosum, ring, schat, sieraad
kostbaas - gastheer, hospes, waard
kostbare diepe schaal   graal 
kostbare degen - eredegen
kostbare delfstof - uranium
kostbare diepe schaal - graal
kostbare fraaie stof - kamelot
kostbare harssoort - mastiek
kostbare hoofdbedekking   diadeem, kroon, tiaar, tiara
kostbare schaal ten tijde van koning Arthur - graal
kostbare siersteen - saffier
kostbare steen   diamant, edelgesteente, edelsteen
kostbare stenen - gesteente
kostbare stof   brokaat, edelgesteente, elp, diamant goud, ivoor, paramat, platina, radium, uranium, zilver 
kostbare verzameling   schat 
kostbare voorhoofdsband - diadeem
kostbare zware stof - kamelot
kosteloos   cadeau, franco, gratis, kostvrij, omniet, present, tjoema, toegift, vrij
kostelijk - delicieus, enig, fijn, geestig, geweldig, heerlijk, kostbaar, lekker, mooi, onvergetelijk, overheerlijk, prachtig, precieus, rijkelijk, schitterend,  uniek, vermakelijk, voortreffelijk
kostelijk onthalen - regaleren
kostelijke spijs - godenspijs
kosten - eisen, gelden, leges, tering, uitgaven, vorderen
kosten van de aanleg - aanlegkosten
kosten van levensonderhoud - tering
kosten vergoeden - defrayeren
kosten voor het zegel - zegelkosten
kosten voor koper   k.k.
kostenberekening - begroting, declaratie
kostencurve - kromme
kostenlijst - prijslijst
kostenopgave - tarief
koster - blaker, custos, kerkbewaarder, opzichter, sacristien,
koster van een synagoge - sjammes
kosteres   kerkbewaarster, kostersvrouw
kosterswoning   kosterij 
kosterij - kostershuis, kosterswoning
kostganger   commensaal, contubernaal ,medewonende, pensionair, pensiongast, samenwoner,
kostgast - kostganger
kostgeld - pension
kosthuis   pension 
kosthuishoudster - hospita,  pensionhoudster
kostjuffrouw   hospita
kostkruid - boerenwormkruid
kostleerling - pensionair, pupil
kostkruid   boerenwormkruid 
kostprijsberekening   calculatie 
kostscholier - kostleerling, pensionair, pupil
kostschool   alumnaat, college, instituut, internaat, pensionaat
kostschoolhouder - instituteur
kostuum   completdracht, kleding, kloffiepak, tenue
kostuumnaaister   costumière 
kostuumpop   mannequin 
kostvrouw   hospita
kostwinner   broodwinner 
kostwinning   baan, beroep, bestaan, broodwinning, nering, stiel
kot   berghok, gat, gevangenis, hok, hut, kooi, krot, nor, opening, stal, schuurtje, verblijfplaats (voor dieren)
kotelet   krab, ribstuk, ribbestuk, ribbetje
koten - bikkelen
koter - kind
koteraar - pook
koteren - wroeten
kots - braaksel, luchtziek, misselijk, overgeefsel
kotsen - braken, overgeven, spugen
kou   kilte, koelte
koubekken   blauwbekken
koud   bar, dood, emotieloos, flauw, flegmatiek, frigide, fris, guur, harteloos,  huivering, kalm, kil, koel, liefdeloos, onaangedaan, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, onverschillig, rillerig, stygisch, ijzig, verkleumd, zouteloos
koudbewerking - hameren, persen, trekken, walsen
koud dessert - ijs
koud en vochtig    kil, klam
koud gerecht - slaatje, sla, salade
koud, hard - rigoreus, streng
koud vlees in dril - aspic
koud vlees met dril - gelatine
koud vleesgerecht - filet, paté
koud vuur - fagedaena
koudbewerking   hameren, persen, trekken, walsen
koudbloed   koudbloedpaard 
koudbloedig   koelbloedig 
koudbloedig dier - hagedis, kikker, kikvors, slang, vis
koudbloedigen - amfibieën
koude   algor, kilte
koude drank   chocomel, fosco, frisdrank, tweedrank, ijswater 
koude drank met ijs - sorbet
koude drukte - bombarie, kapsones, lawaai, omslag, opschepperij, poeha 
koude klimaatsperiode   ijstijd 
koude lekkernij - ijs
koude mengdrank - sorbet
koude minnend - psychrofiel
koude noordwestenwind. in Frankrijk   mistral
koude pampawind - pampero
Koudepool - Oimekon, Werchojansk
koude pudding   chipolata, diplomaatpudding
koude sneeuwstorm   blizzard 
koude stoffige wind - pamperio, pampero
koude streek   pool(streek),Siberië 
koude tafel - collation
koudetherapie - Kryotherapie
koude valwind   bora
koude visgelei - spica
koude wind   bora, mistral,  pampero, papero
kouder worden - killen, strengen
koudheid   indifferentie, koelheid, onverschilligheid
koudjes - onverschillig
koud maken - kelen, vermoorden, wurgen
koudmakend - cryogeen, osteogangreen,  verfrissend, verkoelend
koudslachter - vilder
koud vleesgerecht - filet, paté
koud vlees met dril - galantine
koudvuur   afsterving, gangreen, sphacelus
koudvuur in de beenderen - osteogangreen
koudwatergeneeskunde - hydrotherapie
koudwaterkuur - kneippkuur
koudweg - koel, onaangedaan
kous - anklet, katoen, kledingstuk, lampenkatoen, pit
kous(je) - gloeikous, kabelbekleedsel, lampewiekje, nylon, pit, ring (in strop), veldslade, zijgdoek 
kousenband - elastiek
kousenbroekje - maillot, panty
kous of anklet - sok
kousophouder - jaretel
kout   conversatie, gebabbel, gekeuvel, geklets, gekwebbel, gepraat
kouten   babbelen, converseren, keuvelen, kletsen, praten, spreken, zeggen
kouter   ploegmes, ploegijzer
kouw – vogelkooi
kouwe drukte - kapsones
kouwelijk   kleums
kozakkendorp   stanitsa
kozakkeneenheid   sotnia
kozakkenhoofdman   ataman, hetman , Jermak, mazeppa
kozakkenmantel   boerka 
kozakkenzweep   knoet
kozen   aaien, liefkozen, minnekozen,  strelen, strijken, vleien, vrijen
kozen of aaien - strelen, strijken
kozijn   omlijsting, raamwerk, venster
Kozhikode - Calicut
kozijnhout - bestekhout, ribhout
kozijnstijl - deurpost, raampost
kraag - bef, boord, col, hals, keel 
kraagbeer - koema
kraagduiker - kuifduiker
kraagmanteltje - pelerine
kraaglijster - beflijster, kraagmerel
kraagomslag van een jas - lapel
kraagplooisel - lob
kraagsteen   karbeel, korbeel
kraagstuk   zinkstuk
kraag van een koorknaap   bef 
kraai - aanspreker, corvus, doodbidder, ka, kalle, kauw, raaf, roek
kraaiachtige vogel - ekster, gaai, kauw, kitta, kraai, notekraker, raaf, roef
kraaiachtige zangvogel - notekraker
kraaibessen - wegedoorn
kraaidoorn - kraaidoren, stalkruid
kraaiebloem - koekoeksbloem
kraaien - uitroepen, uitschreeuwen
kraaienmars blazen - doodgaan, sterven, verscheiden
kraaiennest - mastkorf, uitkijkpost
kraaien van hanen - kukelen
kraaiheide - empetrum
kraaivogels - corvidae
kraak   bezetting, diefstal, inbraak
kraakbeen   cartilago, chondros, hyaline, knar, knars, knarsebeen knor 
kraakbeenachtig - cartilagineus
kraakbeenachtige beenschijf in de knie - meniscus
kraakbeengezwel   chondroom 
kraakbeenlijm   chondrine 
kraakbeenschijf in knie – meniscus
kraakbenige vis - doornhaai, driestaart, doornrog, haai, holocefalus, haringhaai, kathaai, mensenhaai, rog, selachius, sidderrog, spijkerrog, steur, zeekat, zaagvis, 
kraakbenige vissen    chimaerae, chondrichtyes
elasmobranchii, haaiachtigen, holocephali, roggen
kraakbenige zeevis - haai, rog 
kraakhelder - brandschoon
kraaknet - krakend
kraakschoon - brandschoon, kraakzindelijk, zindelijk
kraakijs - bomijs
kraak of diefstal - inbraak
kraakschoon   brandschoon, kraakzindelijk, zindelijk
kraakzindelijk - brandhelder, brandschoon, helder, maltentig
kraal - git, kafferdorp
kraal van een rozenkrans - beier
kraalboom -  kralenboom, lijsterbes
kraallijst - astragaal
kraam   stalletje, tent, kermistent, kinderbed, marktent, spul, stal, stand, winkeltent 
kraambed   puerperium 
kraambezoek - kraamvisite
kraamdrank - kandeel
kraamhulp - baker
kraampje – stalletje
kraamschut - kamerscherm
kraamvertrek - kraamkamer
kraamverzorgster - baker
kraamvisite  - kraambezoek
kraamvrouw   baker, moeder, puerpera, zuster
kraamvrouwendrank – kandeel
kraam waar men friet bakt - frituur
kraan - afsluiter, bol,  bolleboos, hijstuig, kei, knapperd, kraanvogel, tap, uitblinker 
kraanauto   takelwagen
kraanboor   centerboor, cirkelboor
kraandrijver   kraanbestuurder, kraanmachinist 
kraanhals - reigersbek, zwanehals
kraankind - sjouwer
kraan met grijper - dragline
kraanoog   braaknoot, oogjesgoed 
kraansleutel - mannetje
kraantjelek   tapperij
kraantjeskan - koffiekan
kraanvalk   secretarisvogel 
kraanvogel -  grus, ibis, kroonreiger
kraanvogel (Austr.) - brolga
kraanvogelpoot - pedegree
kraanwagen - hijskraan, takelauto
kraanzomer   nazomer
krab   haal, krabbel, krap, kras, krauw, schaaldier(IO-potig), schram, schrap, spinkrab
krabbedieverij - gapperij, gegap
krabbekop - favus, hoofdzeer
krabbel - aantekening, haal, hanepoot, krab, notitie, schram
krabbelen - klauteren, klauwen, krabben, peuteren, wurmen
krabbelpootje - kriebelschrift
krabbelschrift - pataraffe
krabbeltje - kattebelletje
krabben   brachyura, krabbelen, krauwen, rooien
krabbenduiker - alk
krabber - breekijzer, knoeier, krabijzer, schrabijzer, schraper, schrapper
krabbescheer - stratiotes
krabsel - schraapsel
krabvogel   auerhaan, fazant, haan, hen, hoen, kapoen, kalkoen, korhoen, kieken, kip, kipsel, kriel, kuiken, kwakkel, kwartel, mesthoen, patrijs, pauw, veldhoen
krabwerktuig bij de chirurgie - raspatorium
krabijzer - krabber, krauwel, schraper, schrapper
krach   bankbreuk, debacle, ineenstorting 
kracht - betekenis, bloei, capaciteit, energie, force, fut, geest, geestkracht, geweld, heftigheid, inspanning, intensiteit, jeugd, leerkracht, macht, nadruk, pit, potentie, potestaat, resultante, spirit, sterkte, vaag, vermogen, vigueur, (lat.) vis, werking, werkkracht, werknemer, zenuw (fig.), zwaartekracht
kracht der moleculen - adhesie
kracht geven - bemoedigen, opjutten, sterken, stijven
kracht van de wind - windsterkte
kracht van redenering - betoogkracht
krachtaanduiding - p.k., (Eng.) h.p.
kracht bijzetten - stevigen, versterken
krachtbron   aanhangmotor, benzinemotor, dieselmotor, elektromotor, explosiemotor, gasmotor, gasturbine, locomobiel, locomotief, machine, motor, oliemotor, turbine, turbinemotor, windmolen 
krachtdadig - energiek, fors, krachtig
krachtdadigheid - flinkheid, geweld
krachteenheid   dyne, dn., energie, erg., paardekracht, pk. 
krachteenheid van geschut - meterton, mt
krachteloos   adynamisch, afgemat, afgetakeld, asthenisch, flauw, futloos, kras, lam, lamlendig, lens, maf, mat, meeps, onmachtig, slap, sloom, uitgemergeld, uitgeput, versleten, week, zwak
krachteloos maken - paralyseren, verzwakken
krachteloosheid - afgemat, astenie, asthenie, debiel, debiliteit, futloosheid, impotent, inanitie, infirmiteit, invalide, slapheid, slapte, uitputting, versleten, verzwakking, week(heid), zwakte, zwakheid
krachteloze - lamme
krachten afstand - bereik
krachten in een vaste stol - spanningen
krachtenleer   dynamica
krachtens   ingevolge, luidens,  pro, vanwege, volgens 
krachtensbeginsel - principieel
krachtens bevel - a.m. (ad mandatum)
krachtens gelofte   e.v. (ex voto)
krachtgas - generatorgas
krachtgeven - bemoedigen, opjutten, sterken, stijven
krachtgordel van Thor -  meningjard
krachthebbend - geldend, gezaghebbend, vigerend, wettig
krachtgevend - versterkend
krachtig   afdoend, bondig, boos, degelijk, deugdelijk, doortastend, drastisch, duchtig, energiek, fiks, flink, fors, geducht, geestig, genoegzaam, gespierd, (ge)streng, gewelddadig, geweldig, gezond, handelend, hard, hartig, heftig, hevig, intens, intensief, kernachtig, kloek, kordaat, kras, lastig, levendig, machtig, mergachtig, moedig, nadrukkelijk, ongemakkelijk, onstuimig, opperbest, pezig, pittig, potent, potig, rapponisch, robuust, snedig, sterk, stevig, stoer, strabant, straf, stringent, struis, substantieel, taai, terdege, valide, vast, vehement, vigoureus, vitaal, vurig, zinrijk
krachtig (muz.) - energico, fortissimo, forto, vigoroso, vuri- 
krachtig aaien - poetsen, wrijven
krachtig aftreksel   essence 
krachtig buigzaam - taai
krachtig doorzetten - aanbinden, volhouden
krachtig en flink - fors
krachtig en hoorbaar uitademen - zuchten
krachtig en kort gezegde - aforisme, kernspreuk, sententie
krachtig en snelwerkend - drastisch
krachtig en sterk - robuust
krachtig gebouwd - gespierd
krachtig gewas - fenegriek
krachtig handelend   doortastend, energiek, ingrijpend, krachtdadig 
krachtig ingrijpend   drastisch 
krachtig in te grijpen - doortastend
krachtig streven   ijveren
krachtig van groei   welig
krachtig schijnen - laaien
krachtig streven - ijveren
krachtig tegen iets stoten - aanbotsen, botsen
krachtig tussenbeide komen - ingrijpen, interveniëren
krachtig uittreksel van aromatische stoffen - essence
krachtig van groei - welig
krachtig van toon - drastisch, hard, luide
krachtig van voedsel - stevig, substantieel, voedzaam
krachtig voedsel - leeuwemerg
krachtig volhoudend   taai, volhardend
krachtig voor iets werken - nijveren
krachtig werkend middel - paardemiddel
krachtig uitademen - blazen
krachtige aanmoediging - aandrang, aandrift, prikkelss poorslag, stimulans
krachtige bevestiging - ozo
krachtige electrische stroom - sterkstroom
krachtige hulp - medewerking, rug(ge)steun 
krachtige luchtstroom - wind
krachtige ontwikkeling   bloei
krachtige spijs   bonen, erwten, krachtvoer, leeuwemerg, spek 
krachtige stoot   por, schop, trap 
krachtiger - sterker
krachtiger maken   stalen, sterken
krachtigheid - succulentie
krachtmachine   motor, turbine
krachtmens - atleet, bodybuilder, oermens
krachtmeter   argosstaat, dynamometer 
krachtpatser   bodybuilder, oermens
krachtseenheid   dn., pk.
kractsinspanning - moeite, nooddwang, toer, torn 
krachtspieren - biceps
krachtsport   atletiek, boksen, gewichtsheffen, judo,  karate, kogelstoten, simo, touwtrekken, worstelen
krachtsportwerktuig   halter 
krachtstation   centrale
krachtterm   sacristie, sapperloot, sapristie, uitroep, vloek
krachtvermindering van spieren - hemiparese
krachtwerktuig - bulldozer, dieselmotor, motor, (hef)kraan, elevator, machine, turbine
kragenmaker - kemphaan
krag   drijftil, rietzodde
krak - barst, breuk, knak, krakeend, scheur
krakeel - gekibbel, gekijf, geschreeuw, herrie, kijf, onenigheid, onmin, ruzie, twist 
krakeend - krust
krakelen   bakkeleien, bekvechten, hakketakken, harrewarren, kibbelen, kiften, kijven, plukharen, querelleren, ruziën, twisten
krakeling - koekje, nachtvlinder 
kraken   bezetten, breken, fijnmaken, inbreken, knarsen, openbreken, piepen, verdrukken
krakend   knarsend
krakend geluid   (ge)krak, gekraak
krakende stem - kraakstem
kraken van huizen - inbreken
kraken van papier - knisperen
krakepit - sukkelaar
kraker - inbreker, succesnummer
krakkemikkig - oud, versleten, oud
krakken - barsten, breken, knakken, scheuren
kralen (gitten) snoer - bajadère
kralen insnoeren - rijgen
kram   agraaf, agrafe, dook, kaak, garde, gesphaak, hecht, krap, nest, niet, spang 
kram om water te putten   puthaak
kram waarop een hengsel draait - gonde
kramer - handelaar, koopman, venter, verkoper 
kramerslatijn - potjeslatijn
kramerij - mercerie
krammen   hechten, nieten, vastmaken 
krammetje   neet, niet
kramp   clonus, darmpijn, hik, koliek, krimping, spasme, spierpijn, stuip, tetanus 
kramp van de slokdarm - oesofagisme
kramp van het middenrif   hik 
krampachtig - convulsief, fanatiek, spasme, spasmisch, spasmodisch, spastisch, stuipachtig, stijf, vergeten, verkrampt
krampachtig huilen - snikken
krampachtige pijn - koliek
krampachtige samentrekking    spasma, spasme
krampachtige spiersamentrekking    hik, kramp, stuip
krampachtigheid bij dieren - hanetred
krampbetreffend - spastisch
kramp in de buik - koliek
kramprog - sidderrog
krampstillend - antispasmodisch
krampstillend middel - antispasmodisch, latuwsap,
latuwsiroop, valeriaan
kramptrekking - spasmus
krampvuur - bontvuur
kramsvogel   kamlijster, schallijster, tjaklijster, veldlijster 
kranebek - naaldekervel
kranig   branie, dapper, ferm, flink, kloek, knap, koen, moedig, schrander
kranig en kloek - kordaat
kranigheid - branie, dapperheid, flinkheid, moedigheid,  onversaagdheid
kranig persoon - branieschopper
krank    lijdend, ongesteld, ziek, zwak
kranke   zieke, lijder(es)
krankheid - kwaal, ongesteldheid, ziekte, zwakheid
krankzinnig   absurd, bespottelijk, bezeten, dol, driest, dwaas, frenetiek, geestesziek, gek, gestoord, idioot, krankiorum, krankjorum, mal, mesjoche, mesjoege, onwijs, waanzinnig, warhoofdig, zot
krankzinnigheid   alienatie, bezetenheid, demence, dementie, dwaasheid, folie, frenesie, gekheid, gestoordheid, dilheid, idioterie, lycantropie, onzinnigheid, paranoia, razernij, verdwaasdheid, waanzin, zotheid, zinsverbijstering
krans   aureool, bloemenring, corona, gordel,  kring, kroon, ring
kransader - kroonader
kransbloem - akkerboterbloem, margriet, vleugeltjesbloem
kransen - lauweren
kransje   côterie, kliek
kranskruid - marjolein
krans ter ere - erekrans
kransnaad - voorhoofdsnaad
kransuil - kerkuil
krans van bladeren - rozet
kranswieren - charas
krant   blad, bode, courant, dagblad, flik, gazet, journaal, nieuwsblad, orgaan, periodiek, persorgaan, stem, tijdschrift
krant (z.n.) - gazet
krantenartikel - asterisk, bericht, commentaar,
krantenbedrijf - pers
krantenhuisje - kiosk
krantenkiosk - aubet
krantenkop   headline
krantenleiding   redactie, red. 
krantenman   journalist 
krantenhuisje   kiosk 
krantenjongen - camelot
krantenleiding - hoofdredactie, red., redactie
krantenkiosk - aubet
krantenopschrift - kop
krantenrubriek - rubriek
krantenverkoper   ako 
krantenwereld - pers
krantenwezen - dagbladpers
krantenzuil - kolom
krap   amper, bekrompen, benard, beteugeld, boekslot, eng, groef, inkeping, insnijding, karig, keep, kerf, kram, nauw, nauwelijks, nauwsluitend, schaars, schraal, slot, sluithaak, strak, ternauwernood
krap en eng - nauw
krapgeel - xanthine
krapjes   armoedig, benauwd, eng
krapte   gebrek, engte, nauwte, schaarste
kraprood - alizarini
kras   aantrekkelijk, aardig, buitengewoon, dartel, energiek, fel, flink, gezond, haal, kittig, kloek, krachtig, krap, kras, kwiek, lief, onderbaas, ongehoord, pittig, ploegbaas, rap, rits, schram, schrap, sterk, stevig, streep, streng, taai, vinnig, vitaal, vurig, wulps
kras en kwiek - vief
krasgat - split
kreeftachtig voorwereldlijk dier - trilokiet
kreeftachtigen - crustacea
kreeftcocktail - lobster
kreeftegang - cancricato
kreeftegang maken - achteruitgaan, achteruitvoeren, terugkrabbelen
kreefteschaar - knijper
kreeftkruid - heliotroop
kreeftsbloem - heliotroop
kreeftskeerkring - noorderkeerkring
kreek - beek, drecht, inham, kil, rivier, spreng, zwamp
kreen - nauwlettend, precies
kreet - cri, devies, gil, schreeuw, (uit)roep, yell
kreet van medeleven - ach, gut
kreet van pijn - ai, au
kreet van smart - smartkreet
kreet van vreugde - ha, hoera, hoi, io
kregel - boos, flink, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, klein, knorrig, korzelig, kriel, kwaad, lichtgeraakt, nijdig, ontstemd, pittig, prikkelbaar, weerbarstig, wrevelig
krash - debacle (van een bank)
krasheid   felheid,  flinkheid, gestrengheid, kracht, scherpte, sterkte
krasje in de huid (geneesk.) - kruis
kras of haal - krab
kras stukje - stunt
krasselaar - krabbelaar, sukkelaar
krassen -  graveren, griffen, zagen
krassen op een viool - ziegezagen
krat   bak, kist, kret, lattenkist, skeleton 
krat voor varkensvervoer - ren
krater   bocca, mengvat, vulkaan, opening
krater met water - kratermeer
krater van grote afmeting   calde(i)ra 
kratermeer - maas
krateropening met trechtervorm    calde(i) ra
kraterpijp van een vulkaan - diatribe
kratertje   bocca, kawah
kratokbonen - maanbonen
krats   bagatel, habbekrats, kleinigheid
kratswol   wolafval, vlokwol, slagwol 
krauw - krab, schram
krauwen   krabben, krabbelen, kriebelen, kriewelen, ruisen, schoonmaken, schrammen, schuren, schurken, wrijven
krauw of kras - krab
kraval - das
krawaken - nachtbraken
kreatie - creatie, schepping
krediet - lening, schuld, tegoed, pof, vertrouwen
kredietbank - kredietinstelling
kredietbrief - acrreditief
kredietinstelling - bank
krediet verschaffen - accrediteren
kredietwaardig - solide, solvabel
kree - krap, nauwelijks, oprolbaar zonnescherm
kreefdicht - retrogade
kreeft - cancer, heremietkreeft, hommer, klapperdief, langoest(ine)
kreeft zonder scharen - langoest
kreeftachtig diertje - eendenmossel, garnaal, pissebed, strandvlo, trilobiet, watervlo, zeepok 
kreeftcocktail - lobster 
kreeftdicht - retrogade
kreeftengang  -  cancricato
kreeftengang maken - achteruitboeren, achteruitgaan, terugkrabbelen 
kreeftenkleur - rood
kreeftenschaar - knijper
kreeftensoort - anomura, cambanus
kreeftskeerkring - noorderkeerkring
kreeft zonder scharen - langoest
kreek - beek, rivier, spreng
kreen - schrikkerig, schuw
kreet - cri, gil, yell, riedel, schreeuw, slagzin, (uit)roep 
kreet van pijn - au, ai
kreet van smart - smartkreet
kreet van vreugde - ha, hoera, hoi
kregel - boos, driftig, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, kittelorig, knorrig, korzelig, kribbig kriegel, kwaad, lichtgeraakt, misnoegd, nijdig, ontstemd, pittig, prikkelbaar, weerbarstig, wrevelig
kregelheid - knorrigheid, prikkelbaarheid
kregelig - driftig, korzelig
kreits - kring
krek   even, evenals, juist, net, precies 
krekel   boor, eimke, grylloïdae, gryllus, heempje, ieme, kriek(ske), veenmol, wiel, wielboor
krekelen - knarsen, knorren, piepen
krekels - grylidae
krem - valkvogels
krempen - afnemen, krimpen, sukkelen
kremper - koukleum, lafaard, onderblijfsel, sukkel
kremser wit   loodwit
kreng   aas, carogne, etre,  feeks, gemenerd, helleveeg, kadaver, karonje, kwaadaardige vrouw,  lichaam, lijk, prij, ravenaas, serpent, tang
krengtor - aastor, doodgraver
krenken - aanranden, affronteren, beledigen, benadelen,  beschadigen, beledigen, benadelen, benaderen, blesseren, froisseren, grieven, kwetsen, mortificeren, pijnigen, pikeren, plagen, steken, vernederen, verwonden,
krenkend - beledigend, grievend, bitter, bijtend, hatelijk, schenden, scherp, kwetsend, hatelijk
krenkend behandelen - affronteren
krenking   afbreuk, affront, grief, benadeling, belediging, inbreuk, kwetsing, laster, mortificatie, toornis, smaad, vernedering
krent   achterste, erwtenteller, gierigaard, gortenteller, knar, krententeller, pietlut, rozijn (gedroogde), vrek, zitvlak
krentenbaard - baardvin
krentenbol - stoet
krentenboompje   alpenbes, junibes
krentenbrood   deuvekater, duivekater, kramik, krentenmik, mik
krentenbroodje - deuvekater
krentenkakker - gierigaard, vrek
krententeller - gierigaard
krentenweger - erwtenteller, gierigaard, kruidenier, vrek
krenterig - afgemeten, bekrompen, gierig, karig, kleingeestig, kleinzielig, mesquin, schriel, zuinig
krenterigheid - gierigheid
krenterig persoon - gortenteller
krepel   invalide, kreupel, mank 
kret   karet, zeeschildpad
Kreta, bergtop op - Ida, Theodoro, Theodorus
Kreta, hoofdstad van - Chania, Kanez
Kreta, stad op - Irakilon
Kretensisch boogschutter - Alkoon
krets   huidziekte, krab, schram, schurft
kreuk   beschadiging, ezelsoor, frommel, frons, fronsel, knak, knauw, kreukel, neep, plooi, rimpel, vouw 
kreukel   alikruik, frommel, frons, knauw, knak, knuffel, krukel, prooi, rimpel
kreukelaar - beunhaas, prutser, scharrelaar
kreukelen - beschadigen, frommelen, knakken, rimpelen
kreukelig - knuffelig,  verfrommeld,verkreukt, verkronkeld
kreukels - wrakken
kreukels maken - frommelen
kreuken - beschadigen, frommelen, knakken, kniezen, knorren, kreukelen, rimpelen, chiffonneren
kreuk in de huid - rimpel
kreukvrij - effen, egaal, glad
kreunen   gekerm, grijnen, kermen, klagen, krochen, stenen, steunen, tobben, urmen, zaniken
kreunend klagen - kermen
kreupel   ellendig, gebrekkig,  invalide, krepel, mank 
kreupel (It.) - zoppo
kreupel gedichten maken - rijmelen
kreupel maken - estropiëren
kreupelbos - schaarbos
kreupele - jacobsganger, krates, manke
kreupelhout - akkermaalshout, gagel, heg, hegge, strubben
krevel - gekriewel
krib   bed, kribbe, ledikant, leger, legerstede, leidam, nest, rits, rivierdam, sponde, voederbak, wieg 
kribbe - bed, rijsdam
kribbel - bits, kribbig, nestig
kribben   harrewarren, krakelen, ruziën, tegenstribbelen, twisten
kribbenbijter - klopper, neetoor, nijdas, vrek
kribbig   driftig, grillig, humeurig, korzelig, kregel, kregelig, kriegel, lastig, lichtgeraakt, narrignestig, nuffig, prikkelbaar, twistziek, wrevelig 
kribbig meisje   katje
kribbige vrouw   kat
kriebel - jeuk, prikkeling
kriebelen   jeuken, kietelen, krabbelen, priegelen, prikkelen
kriebelig   geprikkeld, jeukerig, kriebel, krieuwelig, peuterig, tureluurs 
kriebelmug - simulia
kriebelziekte   ergotisme
kriegel - geprikkeld, gramstorig, korzelig, kregel, kribbig, misnoegd, wrevelig
kriek   kers,krekel
kriekelaar - kersenboom
krieken - aanbreken, dageraad, gloren, morgenstond 
kriel - dartel, grut, kind, kip, kleingoed, uitschot, uk, ukkie
krielen - krioelen, wemelen
krielhaan - dwerghaan
krielkip - krik
krieuwelen  - dooreenkrioelen , jeuken, kriebelen
krik   brandewijn, dommekracht, jenever, wintertaling 
krikkemik - bok
krikkemikkig - kaduuk, onsolide, onvast
Krim, badplaats op de - Jalta
Krim, hoofdstad van de - Simferopol
kriminaliteit - misdadigheid
krimineel -  misdadig, snood
krimp - afname, armoede, gebrek, gemis, nood, tekort, vers,
krimpen   achteruitkrabbelen, afnemen, krommen, samentrekken, schrompelen, slinken, teruglopen (van de wind), toegeven, verminderen
krimpen van de wind - inkrimpen
krimpvrij maken van stoffen   sanforiseren
kring   cirkel, corona, coterie, cyclus, district, gebied, gezelschap, gordel, groep, krans, kooromgang, kreits, milieu, orbis, rand, rayon, reeks, ring, ronde, rondheid, rondte, sfeer, stand, tinne, toer, trans, vereniging, weergang, zone  
kring om de zon en maan - corona, halo 
kring van paddestoelen   heksenkring
kringetje   cirkelgang, cyclus, ootje, rondje, 
kringetjes spugen - baliekluiven, lanterfanten
kringloop   circuit, circulatie, cirkelgang, cyclus, omloop, periode, proces, rondgang, recycling, tijdkring
kringlijster - beflijster, kraagmerel
kringmeting - cyclometrie
kringvormig   circulair, orbiculair, ovaal, rond 
kringvormig voorwerp - rad,  ring, wiel
kringziekte - aardappelziekte
krinkel - bocht, kronkel
krinkelen   kronkelen, krullen 
krioelen - fourmilleren, grimmelen, krielen, leven, ritselen,wemelen
krip - rouwfloers
Krisjna, geliefde van - Radha
Kristal - kwarts
kristalglas - flint, (loodhoudend) glas, stras, vlint
kristalkunde   kristallografie 
kristalkijker - scryer
kristallografisch veelvlak - hamieder
kristallijn - syeniet
kristallijn gesteente   bazalt, glimmer, gneis, graniet, kwarts, porfier, schisten, syeniet, veldspaat
kristallose - saccharine
kristalmeting - kristallometrie
kristalsoda - huishoudsoda, soda
kristalstof (witte) - meta
kristalversterker   transistor 
kristalvorm - hexagonaal, kubisch, monoclien, monoklien,
orthorombisch, triklien
kristalvormig   kristallijn
kristalvormige delfstof - salpeter
kristalwieren - diatomeeën, kiezelalgen
kristalziener - scryer
krit   schar
kritiek   aanmerking, afkeuring, bedenkelijk, benard, beoordeling, epineus, ernstig, gevaarlijk, hachelijk, netelig, oordeel, opmerking, precair, recensie, zorgelijk, zorgwekkend
kritiekloos - domweg
kritische beschouwing - commentaar
kritische uiteenzetting - commentaar
kritiseren - bedillen, beoordelen, recenseren
Kroatië, hoofdstad van - Zagreb
krodde - duizendknoop, hederik, herik, knopherik, pad, perzikkruid
kroeg   bar, bierhuis, bodega, café, doening, drankhuis, dranklokaal, estaminet, fut, herberg, kit, knijp, kot, kuf, osteria, pub, sociëteit, soos, staminee, taphuis, tapperij, taveerne, 
taverne, wijnhuis, wijnlokaal
kroegbaas    gelaghouder, kastelein, herbergier, waard
kroeghouder - herbergier, kroegbaas, tapper, waard 
kroegloper   boemelaar,drinkebroer, habitué, stamgast
kroep - difterie, kruis
kroepoek, grondstof voor - ikan, kerbo, melindjo, oedang
kroes   beker, drinkbak, brinkbeker, gekruld, kom, kruik, mok, nap, pint, pot, vat
kroesharige bewoner van Melanesië - papoea
kroesharige hond   poedel
kroeskarper   giebel, steenkarper
kroeskop - krullenkop
kroet - appelstroop, wintertaling
kroezelig - gekroesd, gekruld, kroezig
kroezen - kronkelen,  krullen
kroezig   gekruld, krullerig 
krok - hooizaad, kreukel, kronkel, plooi, vogelwikke
krokkeling - zeeweegbree
krokodil   alligator, boeaja, gangesgaviaal, gaviaal, kaaiman, lijstkrokodil, nijlkrokodil, reptiel
krokodil met lange smalle bek - aviaal, snavelkrokodil
krokodil (Ind.) - boewaja
krokodillendoder   ichneumon
krokodillensoort - alligator, boeaja, brilkrokodil, ganges, gaviaal, kaaiman, lijstkrokodil, nijlkrokodil
krokus - saffraan
krollen - lollen
krols   hitsig, loops, paarlustig, paarzuchtig 
krom   gebogen, gebrekkig, onrechtvaardig, scheef, slecht, verdraaid
krom gedeelte van een touw - bocht (touwtje springen)
krom praten - tatewalen
krom spreken - koeteren
krom wezen - gedrocht
krom worden - krommen
kromachtig - bochtig, krom
krom gebeente - rib
krombaan geschut   houwitser, mortier 
krombeen - o-been
krombek - inbrekerswerktuig, peulen, smidstang
kromgebogen buis der bloemkroon - kromhals
kromgebogen glazen kolf - retort
kromgebogen mes - renet
kromhals - helm, kolf, koffles, retort
kromhoorn - keratine
kromhout - knie, steven
kromme   curve
kromme blaashoorn   kornet 
kromme dolk of kort zwaard   jatagan
kromme hoorn - kornet
kromme klephoorn - kornet
kromme lijn   boog, cirkel, curve, kegelsnede, parabool, spiraal
kromme lijn die zich om een middelpunt slingert   spiraal 
kromme nagel - klauw,  krauwel
kromme Poolse ruitersabel - sarras
kromme sabel - klewang
kromme Turkse dolksabel - jatagan
kromme vrucht - banaan
krommen - buigen, kronkelen
krommesprong - buiteling, tuimeling
krommig - bocht, boog, zeeg, kronkeling, meander, ronding, rondte, slingerlijn
kromming   bocht, boog, buiging, curve, curvatuur, flexuur, krinkel, kromonocline, kronkel
krommingsbeweging van plantendelen - nastie
kromp - cyprina
kromsnavel - duikeend
kromstaf - krootse
kromtaal   boerentaal, brabbeltaal, koeterwaals, dieventaal, jargon, potjeslatijn, vaktaal
kromtong - brabbelaar, hakkelaar, koeteraar, koeterwaal, kromprater, stotteraar
kromte   kromheid
kronen   bekransen, bekronen, belonen, betonen, eren, gravenkroon, hertogskroon, keizerskroon, koningskroon, prijzen, ridderskroon, verheerlijken
kroniek   annalen, annuarium, blad, dagboek, geschiedenis, geschiedverhaal, jaarboek, jaarverslag, journaal, maandblad, tijdsrelaas, tijdschrift, periodiek, verhaal, verslag, wereldkroniek
kroniekblad - historieblad
kronieken - paralipomena
kroniek van een Jaar   annalen ,
kronieken van een jaar - annalen
kroniekschrijver - chroniqueur, teboeksteller
kroning - bekransing, bekroning
kroningsinsigne - rijksinsigne
kroningsstad der Duitse keizers    Trier 
kroningsstad der Franse Koningen   Reims
kroningsstad der Nederlandse vorsten en vorstinnen   Amsterdam
kronkel   bocht, draai, kink, krinkel, kromming  
kronkelberg   omloopberg
kronkeldarm - ileum
kronkelen   buigen, draaien, kapittelen, krinkelen, krommen, serpenteren, slingeren
kronkelend - meandrisch
kronkelende laan - slingerlaan
kronkelige haal - sliert, slinger
kronkelige stengel   rank 
kronkeling - arabesk, crispatie, meander, versiering
kronkellijn - meander, slingerlijn
kronkelpad   slingerpad
kronologie - tijdrekenkunde
krontjong - gitaar
kroon   bloemkroon corona, diadeem, heerschappij, kr, krans, kruin, luister, lichtkroon, munt, regering, tiaar, tiara, top, voortreffelijkheid
kroon der pausen   tiara 
kroon van de stedemaagd (voorstellende muren en torens der stad) - stedekroon
kroon van een hertog - hertogskroon
kroon van een hertogin - hertoginnenkroon
kroon van een tand - corona
kroon van het dal bij Los Angeles - Pasadena
kroonappel   aagt
kroonblad - bloemblaadje, petaal,  vlag
kroonbladloze plant   abeel, berk, betel, beuk, biet, boekweit, brandnetel, cassave, duindoorn, eik, els, esp, gagel, hazelaar, hennep, hop, iep, kamfer, kaneel, kastanje, kattenstaart, knotwilg, laurier, melde, muskaat, notenboom, olijf, wilg, olm, peper, plataan, populier, postelein, rabarber, spinazie, treurwilg, vijgenboom, vogellijm, wilg, wolfsmelk, zuring, 
kroondomein - kroongoed
kroonduif - goüra
kroonduiker   fuut
kroongoed - domein, kroondomein
kroonjaar   feestjaar 
kroonkandelaar - armluchter, luchter, luster
kroonkolonie - gemenebest
kroonkraan - kroonreiger
kroonkruid - coronilla
kroonkurk - flessendop
kroonluchter - armkandelaar, kandelaar, kandelaber, kroon,  kroonkandelaar, kroonlamp, lichtkroon
kroonlijst - corniche, kornis, uitstek
kroonlijstversiering - attiek
kroonopvolger - kroonprins
kroonopvolgster - kroonprinses
kroonprins (Frans)   dauphin 
kroonprinses   dauphine
kroon ranonkel   akkerboterbloem, kransbloem
kroonreiger - kroonkraan
kroonslagader   kransslagader 
kroonstuk - dekstuk
kroontjeskruid - wrattenkruid
kroonvogel   kroonduif, kroonfazant, kroonkraan, kroonreiger
kroonvorderaar - pretendent
kroos   bosbes, eendekroos, gergel, glee, gorgel, gruit, lemma, linze, moeras, moeraslinze, veenbes, waterlelie, waterlinze 
kroosje - kriek (gew.), mirabel, mirabelle, pruim
kroost   afkomst, afstammelingen, hielenlikker, kinderen, mansoir, nageslacht, nakomelingen, ogendienaar, oir, onderkruiper, strooplikker, zaad
kroot   beetwortel, biet, pee, peen
krop   andijviestruik, hals, halsgezwel, sla, struma, voormaag
kropaar - dactylis
kropduif - kropper
kropgans   pelikaan
kropgezwel   struma, wen 
kropkool   buiskool
kropmens - cretin
kropooievaar   maraboe, marabout 
kroppen - doorzetten, mesten, samenpakken, verduren,  voederen
kropper - kropduif
kroppig   bitter, haatdragend, wrang, wrokkig
krotter - beunhaas
kruiden   dille, foelie, kamille, komijn, laurier, nootmuskaat, peper, saffraan, salep, sesam, specerij, thijm, vanille, venkel
zie ook keukenkruid
kruidenboek - herbarium
kruidendokter - kwakzalver
kruidendrank - thee
kruidenier - grutter, krentenweger, winkelier 
kruidenier op het water - parlevinker
kruidenierswinkel   grutterij, komenij 
kruiden leer   rizologie
kruidensuiker - conserf
kruidenthee   tisane 
kruidentuin - plantentuin
kruldenverkoper   drogist 
kruidenwijn   kandeel, hippocras 
kruidenzoeker - herborist
kruiderij   anijs, foelie, kaneel, komijn, kruidnagel, laurier, lavas, mosterd,  muskaat, nootmuskaat,  tijm, zie ook keukenkruid
kruidig - geurig pittig
kruidige geur   aroma, bouquet, boeket
kruidkaas - komijnekaas, nagelkaas
kruidkunde - botanie
kruidkundige - botanicus
kruidmoes - groenmoes, kruudjemous, melkmoes
kruidnagelolie, bestanddeel van - eugenol
kruidnoot – pepernoot
kruidworteldrank - salep
kruien   opstapelen (ijs), vervoeren, verslepen 
kruier   kofferdrager, pakjesdrager, sjouwer, witkiel
kruihaspel - molenwindas
kruik   amfora, bedwarmer, fles, kan, kubbe, pul, tul, urn, vaas
kruikje-roer-me-niet – mimosa
kruikje voor as - urn
kruik, geglazuurde, van aardewerk - baardman
kruim - pit, verstand
kruimel   beetje, gremel, korrel, stukje, ziertje
kruimelaar - gierigaard, prutser
kruimelarij   gierigheid
kruimelen   afbrokkelen, brokkelen, peuteren, prutsén
kruimig - bloemig, jeuig, korrelig
kruin   bladeren, boomtop, bovendeel, gebladerte, hoofd, kroon, schedel, top
kruinoot - nootmuskaat, pepernoot
kruinpunt - schedelpunt
kruinschering - tonsuur
kruintje van een appel - navel
kruipen - sluipen
kruipend - slaafs
kruipend dier   adder, anaconda, boa, hagedis, krokodil, pier, reptiel, slak, slang, worm
kruipelings - heimelijk, steelsgewijs
kruipende tarwe   kweek 
kruiper - ogendienaar
kruiperig    deemoedig, onderdanig, serviel, slaafs, vleiend 
kruiperig doen - slijmen 
kruiperig persoon   hielenlikker, kruiper, ogendienaar, onderkruiper, slaaf, slijmerd, strooplikker, vleier 
kruiperig vleien - aduleren, flikflooien, pluimstrijken
kruiperige gediensligheid - serviliteit
kruiperige verering   byzantinisme 
kruiperij   byzantisme, intrige, nederigheid, ogendienst, onderdanig, onderwerping,  serviel,  servilisme, slaafsheid, vleierij
kruipertje - muizegerst
kruiphaantje - krielhaantje
kruiphennetje - krielhennetje
kruiphol - sluiphol
kruipkoren - kweek
kruiplank   badding, richter 
kruipplant - maagdenpalm
kruipvogels - certhiïdae
kruipwilg - geil
kruireep - kruitoord
kruiriem - kruizeel
kruis   broekdeel, crux, kop, leed, lendenstreek, lijden, muntteken, muziekteken ordeteken, plaag, ramp, stuit, wederwaardigheid 
kruisarm   dwarsbalk
kruis in de vorm van een letter T   Antonius, St. Antoniuskruis
kruis van een broek - spier (Z.N.)
kruis van een paard - kroep
kruis van 2 balken (liggend) - St. Andreaskruis
kruis voor onbewaakte overweg    Andreaskruis
kruisafdoening   kruisafneming 
kruisarm - dwarsbalk
kruisbeeld   crucifix
kruisbeeld langs de openbare weg - devotiekruis
kruisbeen   heiligbeen
kruisbekken - loxia
Kruisberg   Calvarieberg , Golgotha
kruisbes - klapbes, stekelbes, whitesmith
kruisbestuving - allogamie, kruisbevruchting
kruisbeuk   transept, dwarsbeuk 
kruisbeuk aan een kruiskerk - transept
kruisbindsel - knoop, vloekwoord
kruisblad - kruiskruid, perzikkruid
kruisbladig gewas   radijs
kruisbloemig kruid - raket
kruisbloemig lepelblad - lepelblad
kruisbloemigen - cruciferen
kruisbloemige plant   akkerkool, arabis, aubretia, barbarakruid, bitterkers, bloemkool, boerenkers, cricufeer, damastbloem, dodder, hauw, herderstasje, herik, huttentut, judaspenning, kapper, knolraap, knopherik, kool, koolraap, koolzaad, krodde, kruidkers, lepelblad, mierik, mosterd, muurbloem, peperkers, peulraapzaad, pinkstrerbloem, raap,  raapkool, radijs, raket, ramenas, rapistrum, rodekool, scheefbloem, scheefkelk, schildzaad, (steen)raket, sterkers, tasjeskruid, torenkers, tuinkers, varkenskers, veldkers, vinkenzaad, violier, vlasdodder,  vroegeling, waterkers, wede, zeeraket
kruisbloemige woestijnplant   jerichoroos
kruisbloemigen - arabis, cruciferae, damastbloem, dubbelkruid, hauw, herderstasje, iberis, judaspenning, mierikswortel, mosterd, pinksterbloem, radijs, randjesbloem, scheefbloem, schildje, waterkers
kruisboog - armborst, ogief, schietboog, spitsboog
kruisboog met gewelf - diagonaalboog
kruisboog van een gewelf - ogief 
kruisboom - christuspalm, kruis, kruishout, mollenkruid, wonderboom
kruisbramzeil - grietje
kruisbroeder   flagellant, geselaar, geselbroeder, kruisheer, rampgenoot
kruisdistel   akker, dennendistel, eryngium, meer, veld, 
wallendistel, zeedistel
kruisdoorn - kruisbes
kruisdorenmoes - kruisbessenkost
kruisen - traverseren
kruisen bij wegontwerp - traverseren
kruiser   oorlogsschip
kruiser om berichten over te brengen - aviso
kruisgentiaan - kruisbladgentiaan
kruisgetuige - martelaar, martelares
kruisgewelf in een klooster - xystus
kruisgezant - apostel, zendeling
kruisheer - O.S.Cr.
kruisheuvel - Golgotha
kruishout - ritshout 
kruising   doorsnede, doorsnijding, intersectie knooppunt, kruispunt, paring, snijpunt
kruising tussen ezel en merrie - muildier, muilpaard
kruising tussen leeuw en tijger - liger, tigeon
kruising van bison en koe - beefalo
kruising van ezel en paard - halfezel, muildier, muilezel, muilos, onager, osmuil
kruising van haas en konijn - haaskonijn, leporide
kruising van hengst en ezelin - muilezel
kruising van spoorweg met gewone weg - overweg
kruising van wegen   driesprong, knooppunt, viersprong   
kruising van zebra en ezel - zezel
kruisjesdag   Aswoensdag 
kruisingsproduct - hybride
kruiskanarie - kruisbek
kruiskarper - kroeskarper, steenkarper
kruisklamp - belegstuk
kruiskool - houtskool
kruiskruid - senecio
kruislaan - dwarslaan
kruisletters - I.N.R.I.
kruismast - bazaanmast
kruismast op een driemaster - bezaan
kruismes - dolk
kruisnet - hefnet, ophaalnet, totebel
kruisopschrift - INRI
kruispunt - kruising, voersprong
kruisrad   draaikruis, tourniquet 
kruisschip - kruiser
kruissprong - kruispas
kruisstaf van de paus   ferula 
kruissteen - chiastholiet, holspaat
kruisstelling - chiasme
kruistocht – bedevaart, kruisvaart
kruisvaan - labarum
kruisvaart   kruistocht
kruisvormig   kruiselings 
kruiswant - bazaanswant
kruisweegss - kruiselings
kruisweg - statie
kruiswoordraadsel - cryptogram, doorloper, kruiswoordpuzzel, puzzel
kruiswortel - zeedistel
kruiswijze - decussatim
kruiswijze plaatsing - decussatie
kruitdoop   vuurdoop
kruitkoker - kardoes
kruitmengsel - sas
kruitmijnen aanleggen - mineren
kruitwagen - beschermer, caisson, kordewagen (Z.N.),
kruiven - kroezen, krullen
kruiwagen    kordewagen, kruikar, relatie
kruizing - hydridatie
kruk - brodelaar, deurknop, domoor, drievoet, dwarsstuk, greep, handel, handgreep, handvat, hefboom, klink, knoeier, knop, knuppel, schabel, schamel, sufferd, sukkel, taboeret, voertuig (met 1 wiel), voorspraak, voorthelper, zetel, zwengel 
kruk aan deur - klink
krukboor   avegaar, fretboor
krukel   alikruik, kreukel
krukje - stoeltje
krukkast - carter
krukken - stuntelen
krukkig   gebrekkig, knoeierig, onbekwaam, onhandig, stumperig, stuntelig, sukkelachtig, sukkelend, ziekelijk
krul - afschaafsel, gril, haarbos, kronkel, kuur, lok, nuk, pennentrek, schaafsel
krulfloers - crèpe
krul haar - lok
krulhond   poedel, spaan
krulkop - kroeskop, krullekop
krullatuw - kruisla
krullen - kroezen
krullenbol - kroezelbol
krullende bontsoort - astrakan, persianer
krullige stof - astrakan
krullerige stijl - rococo
krullige wollen stof   ratiné, ratijn 
krullijn - spiraal
krulpapiertjes in het haar - papillotten
krulspeld - roller
krultang - haarkruller
krulvormige zuilversiering - volute
krulijzer   friseertang
krulijzer van paarden - krepijzer
krijg   gevecht, kamp, oorlog,  slag, strijd
krijgen   aannemen, bekampen, bekomen, beuren, gewinnen, grijpen, langen,opdoen, strijden, ontvangen, verlangen, verwerven
krijger   combattant, krijgsman, milicien, militair, soldaat, strijder, vechter
krijgertje   nalopertje, tikje, tikkie, vangertje
krijgsbanier   oorlogsvlag, vaandel 
krijgsbehoefte   ammunitie 
krijgsbeschrijving - stratografie
krijgsbouwkunst   genie 
krijgsgehuil - oorlogskreet
krijgsgevangenkamp - stalag
krijgsgewoel - mêlee
krijgsgezang der Germanen - barditus
krijgsgezant   heraut
krijgsgezel - spitsbroeder, wapenbroeder
krijgsgezind - oorlogszuchtig
krijgsgod   Ares, Janus, Mars, Mavors
krijgsgodin   Ballona, Minerva, Walkure
krijgshaftig   dapper, martiaal, militant, guerriero (muz.), soldatesk, strijdlustig, strijdvaardig
krijgshaftigheid - dapperheid, krijgslustigheid, martialiteit, moed
krijgshandel - oorlogsbedrijf, oorlogvoering
krijgsheir - leger
krijgsknecht - militairsoldaat
krijgskunde - strategie,  tactiek
krijgkundig - strategisch
krijgskundige - strateeg, tacticus 
krijgskundige term - beleg, front, omsingeling
krijgslist - stratageem, stratagème
krijgsmacht   armee, divisie, heer, heir, leger, legerkorps, militie, troepen, troepenmacht, weermacht
krijgsmakker   slapie, spitsbroeder, strijdgenoot, wapenbroeder 
krijgsman – krijger, marinier, militair, soldaat, strijder
krijgsman uit vroeger tijd   dragonder, musketier, ruiter
krijgsoefening - exercitie, leeroefening, manoeuvre
krijgsoperatie uitvoeren - opereren
krijgsoverste   paladijn, veldheer 
krijgsraad   rechtbank, vergadering 
krijgsschool - H.K.S.,
krijgsstandaard - labarum
krijgsslagorde - falanx
krijgstocht   heervaart, raid, veldtocht 
krijgstoneel - slagveld
krijgstrompet bij de oude Egyptenaren   meleket
krijgstucht   discipline 
krijgstuchtgelijke straf   berisping, licht, streng, verzwaard
krijgsvaandel van het Romeinse leger   labarum
krijgsverrichting   krijgsbedrijf, oorlogshandeling, operatie
krijgsvolk   leger, legertros, militairen, soldaten
krijgswezen   leger, legermacht, militie
krijgszang - strijdlied
krijs - schreeuw
krijsen - bleren, gieren, gillen, jammeren, knarsen, krijten, razen, schreeuwen, snerpen,  tekenkrijt,
krijt   arena, delfstof, kalk, kampplaats, kleurkrijt, pastei, ring, schoolkrijt, strijdperk, witte delfstof
krijt, etage uit het - albien, aptien barremien, campanien, cenomanien, coniacien, hauterivien, maastrichtien, santonien, senonien, turonien, valanginien
krijtdiertjes - foraminiferen
krijten   gieren, gillen, huilen, krijsen, roepen, schreien, schreeuwen, wenen, witten
krijtend   schreeuwend
krijtkleur - bleek, wit
krijtrotsen op Wihgt - Needles
krijttekening - crayon
krijtwit   doodsbleek, lijkwit
kryoliet   ijssteen
krypt - hol, krocht, spelonk
krypton - kr., edelgas
ksi-deeltje - cascadedeeltje
ku - aars, achterste
kub - fuik, visfuik
kubbe - aalkorf, fuik
kubiek - derde macht, kubusvormig, teerlingvormig
kubiekecentimeter - cc., ccm.
kubieke maat - wisse
kubieke meter   stère
kubieke meter brandhout - wisse
kubiekwortel - derdemachtswortel
kubisch - kubiek, kubusvormig
kubus - dobbelsteen, hexaëder, teerling, zesvlak
kubus met startnummer en prestatiemededelingen - annoncekubus
kubusvormig dropje - griotje
kuch - commiesbrood, kazernebrood, hoest
kuchen - hoesten, kuimen
kudde   aantal, drift, horde, juk, koppel, mandra, massa, menigte, roedel, schaar, troep, vee, verzameling, zwerm
kuddedier - massamens
kuddedieren - vee
kudde herten - roedel
kuddehoeder - cowboy, herder
kudde hoedster - herderin
kuddemens - massamens
kudderen - ploeteren, wassen
kuf - bordeel, kroeg, stroschoen
kui - koekalf
kuier - ommetje, wandeling
kuieren - lopen, slenteren, stappen,  wandelen
kuiering - loopje, wandeling, slentering
kuierlatten - benen, kuierstokken
kuierstok - wandelstok
kuif   bos, bosje, boeket, dot, haarbos, haardos, pluk, pruikje, toef, toupet, tuiltje
kuifaap   meerkat
kuifarend   ruigpoothavik
kuifachtige tooi van edelstenen    aigrette, reigerskuif
kuifbal   volant
kuifeend - kamduiker,  topper, toppereend, veldduiker, winterduiker
kuifpotigenm - copepoda
kuif van een haan - hanenkam
kuiken   broed, domoor, kieken, poulet, pul
kuiken dat het laatst uitkomt - nestkuiken
kuikendief - blauwschild (gew.), wouw
kuikenvlees - poult
kuil   del, diepte, fossa, fovea, gat, graf, groef, groeve, holte, kolk, laagte, put, silo, uitholling, visnet, visvangst
kuil boven het sleutelbeen - jugulum
kuil in de flanken van magere dieren - lendengroeve
kuil in de weg - del
kuil waarin wilde zwijnen legeren - ketel
kuildek - tussendek
kuilen - inleggen, inmaken
Kuilenburg - Culemborg
kuil in de weg - del, put
kuilnet - kuil, treil
kuil van wilde zwijnen - ketel
kuiltje - holte
kuiltje bij golven - hole
kuilvoer - mais
kuimen - kermen, klagen, kuchen, zuchten
Kuinder - Tjonger
kuip   bad, badkuip, bak, balie, kaar, karn, stander,  teil, tob, tobbe, ton, trog, vat
kuip in badkamer - mandibak
kuip of trog om laken te walken en te weken - volkuip
kuipboter - margarine
kuipen   bedriegen, intrigeren, knoeien, konkelen, machineren,  stoken
kuiper - arglistig, haringpakker, intrigant, konkelaar, omkoper, tonnenmaker, vatenmaker
kuipersbijl - baars, dissel
kuipersdissel - hamerbijl
kuipersgereedschap - trekhaak
kuipersmes - bereimes, gergelmes, lasmes, reemes
kuipersterm - gergel, kroos
kuiperij   bedrog, gekonkel, geknoei, intrige, konkelarij, kunstgreep, list, machinatie, mollenwerk, servilisme, verwikkeling
kuiphout - duigen, klaphout, vathout
kuipje in badkamer - bidet, lavet, voetbad, zitbad
kuipplant - maagdenpalm
kuip voor de bereiding van boter    karn
kuis   bescheiden, eerbaar, ingetogen, kies, kuiskalf, maagdelijk, net(jes), preuts, proper, pudicus, pudiek, rein, sereen, zedelijk, zedig, zuiver 
kuise vrouw - Lucretia, Suzanne
kuisen    louteren, ontsmetten, reinigen, schoonmaken, zuiveren
kuiser - schoonmaker
kuisheid - castimonia, eerbaarheid, reinheid, preutsheid, pruderie, pudeur, pudiciteit, zedigheid
kuisheidgordel - venusband
kuisvrouw -  schoonmaakster, werkster
kuise vrouw - maagd
kuising - abrasio, opruiming
kuit - roge
kuit (Z.N.) - kijt
kuit van een inktvis - zeedruif
kuit van een vis - caviaar, kijt
kuit van steur - kaviaar
kuitbal - volant
kuitbeen - fibula
kuitbroek - plusfour
kuitenflikker - kruissprong
kuiter - kuitvis, wijfjesvis
kuitharing - roge
kuitschieten - paaien, scharen
kuitsteen – eiergesteente, eiersteen, granito, oöliet, tufsteen,
kuit van de steur - kaviaar
kuitvis - kuiter, wijfjesvis
kuitzak - eierstok
kukeleku - hanengekraai
kukelen - buitelen, kraaien, tuimelen, vallen
kul - roede, sul, teelbal
kulkoek - fopperij, kullage
kullebroer - fopper
kullen - bedriegen, beetnemen, foppen
kultuur   beschaving, teelt 
kultuurgewas   soja
kummel - karwij, komijn
kummelolie, bestanddeel van - carvon, limoneen
kunde   bekwaamheid, kennis, weten
kunde betreffende de holen - holenkunde
kundig   bedreven, bekend, bekwaam, capabel, deskundig, ervaren(heid), geleerd, geleerdheid, gis, kennis, knap, onderlegd, ontwikkeld, techniek, vaardigheid, weten, wetende 
kundig in de letteren - letterwijs
kundigheid   bedrevenheid, bekwaamheid, ervarenheid, geleerdheid, kennis, talent, vermogen 
kundigheid van een timmerman - sofia
kunne   geslacht, sekse, sexe
kunnen - bestaan, mogen, vermogen, weten 
kunnen hebben - verdragen, velen
kunnen leven - bestaan, existeren, subsisteren, zijn
kunnen plaatsen - begrijpen
kunnende bestaan   levensvatbaar 
kunnende betalen - solvent
kunnende gebeuren - eventueel
kunnende geschieden - mogelijk
kunnende leven - leefbaar
kunnende weerstaan - bestand
kunnende zien - ziende
kunst   arti, foef, frats, gebaar, gril, grimas, handigheid, kneep, koddig, kuur, truc, vaardigheid
kunst    (Lat) ars, (Fr.) art
kunst der kleurenmenging - chromatiek
kunst of leer van de stijl - stilistiek
kunstaas - spinner
kunstantraciet - syntraciet
kunstarm of been - prothese
kunstasfalt - mastiek
kunstbalein - balaniet
kunst om door opplakking van figuren op glaswerk porselein te imiteren   potichomanie
kunst om gezond en gelukkig te leven en ziekten te voorkomen   eubiotiek
kunst van het plaatsnijden   graveerkunst
kunst van het waarzeggen   mantiek 
kunstbeoefenaar uit liefhebberij   amateur, dilettant
kunstbeoordelaar   kunstcriticus 
kunstbeschermer - maecenas, mecenas,
kunstboter - margarine
kunstdiamant - stras
kunstdicht - romance
kunsteloos - eenvoudig, naïef
kunstenaar   acteur, artist, artiest, auteur, beeldhouwer, bohémien, componist, danser, dichter, dirigent, etser, filmer, fotograaf, graveur, kunstschilder, literator, maestro,  musicus, pianist, poëet,  portretschilder, pottenbakker, schilder, schrijver, solist, tekenaar, violist, virtuoos, zanger
kunstenaar van zekere richting    realist
kunstenares   artieste, diva,  schilderes, zangeres 
kunstenboek - goochelboek
kunstenmaker   aansteller (fig.), acrobaat, boeienkoning, clown, degenslikker, equilibrist, goochelaar, gymnast, jongleur, kermisgast, koorddanser, kunstspringer, saltimbanque, slangenmens, vuurvreter,
kunstenmakerij - aanstellerij, grimas 
kunstgebit   mondstuk, prothese, ratelier
kunstgesteente   eterniet 
kunstgevoel - esthetiek
kunstgevoelige   estheet, esteet 
kunstgips - seleniet
kunstglas - flexiglas, plexiglas, ijsglas
kunstgoud   doublé, oreid 
kunstgraniet - terrasso
kunstgreep   akal, foef(je), greep, intrige, handgreep, kneep, kunststuk, list, manier, manipulatie, toer, truc, vaardigheid
kunsthaar - pruik
kunsthaarstuk - toupet
kunsthars - bakeliet, filite
kunsthars uit koffie - cafelite
kunsthoorn - caseïneplastic
kunstharssoort - philiet
kunsthoorn - gelaliet, keratine
kunsthout - xylolieth
kunstig - artificieel, bedreven, handig
kunstige dans   ballet
kunstige sprong   salto
kunstig samengesteld werktuig - machine 
kunstig vaatwerk - vaas
kunstig vlechten - knopen
kunstivoor - eburine, ivorice, ivorine
kunstje -akal, foefje, kunstgreep, manipulatie, stunt, toer, truc
kunstkabinet - museum
kunstkenner - connaisseur, deskundige, expert
kunstledemaat    prothese 
kunstleer - boekbindersleer, lederdoek, lincrusta, pegamoid, skai, veritex, wasdoek 
kunstlichaamsdeel   prothese 
kunstlicht - baak, fanaal, faros, farus, vuurbaak
kunstlichtpapier - bromide, clorobromide
kunstlinnen - baai
kunstmaan   gaga, gemini, satelliet, spoetnik, telstar 
kunstmateriaal   plastic
kunstmatig   artificieel, factitius, gedwongen, mechanisch, nagemaakt, onnatuurlijk, synthetisch
kunstmatig element   americium(Am), curium(Cm), einsteirlium, fermium(Fm), mendelevium(Me),  neptunium(Np), plutonium(Pu) 
kunstmatige afwatering   drainage 
kunstmatig bereid graan - mout
kunstmatig bevloeide vlakte - vega
kunstmatig element - americium (am), curium (cm.), einsteinium, fermium (fm.), mendelevium (me.), 
kunstmatig gefabriceerd - cement, portlandcement
kunstmatig gekiemd graan - mout
kunstmatig gesteente - eterniet
kunstmatig gevormde taal - hulptaal
kunstmatig leidingkanaal - aquaduct
kunstmatig verwekte slaap - hypnose
kunstmatige afwatering - drainage
kunstmatige bevloeiing   irrigatie 
kunstmatige broedplaats - kweekbak
kunstmatige bron   fontein 
kunstmatige bron voor ultraviolette stralen - hoogtezon
kunstmatige etterwonde - fistel
kunstmatige haarbedekking - pruik, stukje
kunstmatige hartstimulator - pacemaker
kunstmatige hoofdbedekking - haarstukje, pruik, toupet
kunstmatige hoogte -  woerd
kunstmatige inseminatie - bevruchting, k.i. 
kunstmatige lichtbron bij de jacht - lichtbak
kunstmatige mens   homunculus, robot
kunstmatige moederkip - broedmachine
kunstmatige nier - kunstnier
kunstmatige overbrenging van organen - transplantatie
kunstmatige schijndood - abiose, gironde
kunstmatige slaap   hypnose 
kunstmatige springbron - fontein,  
kunstmatige taal   Esperanto, Ido, novial, occidental Volapuk
kunstmatige verdoving   narcose 
kunstmatige verzwering ter zuivering - fontanel
kunstmatige vezels - rayon
kunstmatige visteelt   piscicultuur 
kunstmatige voor ontleding weer gedroogd graan - mout
kunstmatige vruchtafdrijving - abortus provocatus
kunstmatige warmtebron   kachel, oven, centrale verwarming
kunstmatige waterkering – sluis
kunstmatige wonderlijke geroepen schijndood - abiose
kunstmatige zon - hoogtezon
kunstmens   androïde, golem(door toverspreuken van leem),
homunculus, robot 
kunstmest    ammoniumsulfaat, beendermeel, chilisalpeter, compost, fosfaat, fosforzuur, gonst, guano, kali, kaliumzout, kalk, patentkali, poudrette, salpeter, salpetersuperintendent,  schelpaarde, slakkenmeel, superfosfaat
kunstmiddel   handigheid, truc
kunstminnend - artificieel, kunstlievend
kunstmoeder - broedmachine, lepmoeder
kunstnaaldwerk - borduurwerk, kantkloswerk
kunstneus   prothese, rinoplastiek
kunstnijverheid begunstigend - filotechnisch
kunstoefening - performance
kunstperiode - classicisme
kunstprodukt   beeld, brug, compositie, doek, ets, etude, gebouw, gedicht, kerk, kopergravure, (kunstkjewrocht, kunststuk, kunstwerk, monument, plaat, plastiek, prent, roman, schilderij,  standbeeld, (steen)gravure, tekening, viaduct
kunstpuimsteen - litholiet
kunstrechter - aristarch, criticus, madis, recensent
kunstrichting   dada, dadaïsme, expressionisme, futurisme, impressionisme, naturalisme, realisme, surrealisme, zero
kunstrijder - voltigeur
kunstrijdster - amazone
kunstschilder - fijnschilder
kunstschildergereedschap - ezel, palet, penseel, verf
kunstschilderskwastje - penseel
kunstspelorgel - orchestrelle
kunststeen van geperste houtstof - xyloliet
kunststeen   granito
kunststijl   barok, classicisme, empire, gotiek, kubisme, maniërisme, rococo, romantiek 
kunststof   alpaca, celluloid, eboriet, nylon, plastic, plastiek, polyester, rekartan (voor sportvelden enz.), rubberoïd
kunststofweefsel - orlon
kunststuk -  behendigheid, foefje, kneep, kunstgreep, list, meesterstuk, stunt, toer,  treek, truc, trucje,
kunststukje - stunt, toer, treek, truc
kunsttaal   code, Esperanto, Ido, Volapük
kunsttanden - prothese
kunsttempel - kabinet, museum
kunsttempel (fig.) - parthenon
kunsttijdperk - renaissance
kunstuiting - beeld, ets, schilderstuk, schilderij, standbeeld
kunstuitleeninstelling - artoteek
kunstvaardig   artistiek, bekwaam, stunt, virtuoos
kunstvaardigheid - artisticiteit, articiteit, bedrevenheid, bravour, kundigheid, meesterschap, vakkennis, virtuositeit
kunst van waarzeggen - mantiek
kunstveiling - auctie
kunstvernieler - vandaal
kunstverrichting - stunt, toer
kunstverwoester - barbaar, beeldenstormer, bruut, cultuurbarbaar, vandaal
kunstvezel - acryldralon, acrylvezel, dacron, draion, echfalon, enkalon, lanital, melkwol, merkaklon, nylon, orlon, perlon, polyamiden, polyestervezel, rayon, terlenke, trevira, vinylvezel
kunstvliegen - stunten
kunstvlieger - stunter, stuntvlieger
kunstvlucht - stunt, vrille
kunstvoortbrengsel - artefact
kunstvoortbrengsels - manufacturen
kunstvoorwerp   beeld, bibelot, chinoiserie, ets, gravure, schilderij, urn, vaas
kunstvoorwerp (Chin.) - chinoiserie
kunstvriend - maecenas
kunstwaterwerk - fontein, vijver
kunstwereldtaal - esperanto
kunstwerk - aquarel, beeld, collage, compositie, creatie, drama, ets, gedicht, roman, schepping, schilderij
kunstwol - alpaca, lanital, melkwol, mungo
kunstwol uit lompen - mungo
kunstwoord - term
kunstwoordenleer - techniek
kunstzaal   galerie, galerij, kabinet, museum 
kunstzijde   delana, rayon, rayonne, travise
kunstzilver - argentaan, pleet
kunstzin   artisticiteit, smaak
kunstzinnig - artistiek, smaakvol
kunstzinnige smaak - artisticiteit
kunstzinnigheid - artisticiteit
kunstzweer - fistelzweer, fontanel
kunziet - spodumeen
kuras   borstpantser, borstharnas, harnas, pantser
kurassier   cavalerist, manwijf, ulaan
kuren   genezen, fratsen, parten
kurenmaker - august, clown, dwaas, gek, grimassenmaker, nar, pierrot, potsenmaker, zot
kurk - afsluiter, sim, stop, spon
kurk met kruid - knalkurk
kurk van hengel - sim
kurkarbeider - bekker
kurkcambium - fellogeen
kurkdroog   vochtvrij 
kurkensnijder - riemer, ronder
kurkenzak - stootkussen
kurkhout - flokhout
kurkjebreien - punniken
kurkstof - cutine, suberine
kurktapijt - linoleum
kurk van fles - sto
kurk van hengel   sim
kurkuma - geelwortel
kurkweefsel - felleem
kurkzeil - linoleum
kurkzuur - suberinezuur
kus  mokkel, pakkerd, smakkerd, smok, toot, zoen
kus (Eng.) - kiss
kus voor het slapen gaan   nachtkus, nachtzoen
kussen - peluw, zoenen
kussenblok - lager
kussenondersteuning - peluw
kussenovertrek   sloop, fluwijn, tijk
kussensloop   fluwijn, kussenovertrek
kussentje - tampon
kussentje van snoep - ulevel
kussenvulling - dons, - eierdons
kussenzetel - canapé, kussenstoel, ottomane, sofa
kust   grens, landstrook (langs de zee, grote rivier), lijwal, oever, rand, strand , wallekant, zeeoever, zoom
kust aan de Barentszzee - Timan
kust betreffende - litoraal
kust (It.) - riviera
kust (Sp.) - costa
kust van Kleln Azië   Levant 
kusteilanden - scheren
kusteilandjes voor Noorwegen   scheren
kuster - coaster, kustvaarder
kustgebied - duinen, strand
kustgebied van W.-Afrika - Guinea
kusthandel - cabotage
kusthandel drijven - caboteren
kusting   hypotheek
kustinsnijding - geleding, haf, inham, via
kustland - litoraal, riviëra
kustlicht - baken, bakenvuur, blinkvuur, fanaal, farus, havenlicht, lichtbaak, oeverlicht, vuurtoren 
kustmeer    etang, haf, lagune, tang
kust onder de wind - lijwal
kustplaats in Gelderland - Harderwijk
kuststreken - litoraal
kuststrook - strand
kustvaarder   coaster, kuster, smak, snauw, zie ook schepen en vaartuigen
kustvaart - cabotage
kustvaartuig - coaster, tartaan
kust van Klein-Azië - levant
kustvorm   cara, fjord, liman
kustwater - etang
kuur - aanstellerij, behandeling, bui, caprice, frats, gebaar, gebeuzel, geneeswijze, grap, gril, grimas, grol, koddig, krul, kunst, luim, nuk, pert, perte, remedie, streek, stuip, therapie, tureluur
kwaad   arg, bezeten, bits, boos, boosheid, chagrijnig, dol, doortrapt, duivels, erg, euvel, gebelgd, gebeten, gebrek, grammoedig, gramstorig, grimmig, hels, kregel, kwaal, laaiend, leed, lelijk, nors, nijdig, ontstemd, ontsticht, razend, schadelijk, serpentig,slecht, slim, snood, toornig, vals, venijnig, verbolgen, verderfelijk,verdorven, vergramd, verkeerd, verstoord, vertoornd, verontwaardigd, vinnig, woest, woedend, zondig, zorgelijk
kwaadaardig - agressief, boosaardig, gevaarlijk, heftig, helleveeg, maligne, nijdig, pernicieus, schadelijk, slecht, venijnig, verderfelijk, virulent 
kwaadaardig gezwel - aetenoma, saccoma, sarcoom, tumor
kwaadaardigheid - maligniteit
kwaadaardig roofdiertje   fret
kwaadaardig wijf - feks
kwaadaardige vrouw - feeks, kreng, prij
kwaad bejegenen - attaqueren, bedreigen, benadelen, dreigen
kwaad doen   deren
kwaaddenkend - achterdochtig, argwanend, ergdenkend, wantrouwig
kwaaddenkendheid - argwaan
kwaaddoener - boosaard, naarling, snoodaard, zondaar
kwaadgezind - vijandig
kwaadheid - toorn, woede
kwaad maken - stangen
kwaadsappig - kwaadbloedig
kwaadschiks - gedwongen, nolens, ongaarne
kwaadspreekster - klappei
kwaadspreken - achterklappen, bekallen, beschimpen,  klappen,  kletsen, konkelen, lasteren, misspreken, opstoken, roddelen
kwaadsprekend - laatziek
kwaadspreken over - belasteren
kwaadspreker - lasteraar, oorblazer, roddelaar 
kwaadsprekerij   achterklap, eerroof, geroddel, laster, lasterpraat, lastertaal, oorblazerij, roddel, smaad
kwaad te weeg brengen - berokkenen 
kwaad toewensen - verwensen
kwaad vermoeden   argwaan, verdenking 
kwaadwillig   boosaardig, gemeen, kwaadaardig, malicieus, opstandig, weerspannig
kwaadwillige beschuldiging   aantijging.
kwaadwilligheid - baldadigheid, euvelmoed, misdaad, moedwil, onwilligheid, opstandigheid, sabotage, vermetelheid, vernieling
kwaad worden - opwinden
kwaal - aandoening, astma, euvel, evel, gebrek, idioot, jicht, krankjorum, krankzinnig, mal, maladie, misstand, ongemak, ongesteldheid, podagra, spit, zenuwzinking, ziekte, zinking
kwab   Iel, lob, log, medusa, puitaal, wam, zaadbol, zaadlob
kwabaal - aalgeerkwab, aalkwab, aalpad, magaal, puitaal
kwab(be) - klomp, kossem, lel, lob{be), longdeel
kwabje (med.) - lobulus
kwade dank - ondank
kwade dunk - achterdocht
kwade geest   A(h)riman, Asmodee, demon, demoon, duivel, Lucifer, Mefisto, satan
kwade kans   gevaar, risico
kwade luim   balorigheid
kwade naam - miskrediet
kwade reuk   stank
kwade roep   diskrediet
kwade tijd   crisis, depressie, ontij 
kwade tijding – Jobspost
kwade toestand - gevaar
kwade trouw   arglist, dolus, malafide, opzet, verraad
kwadraat   machtsverheffing , vierkant, carré 
kwadraat x wortel van een getal - pronikgetal
kwadrant   cirkelsector, graadboog, hoekmeter, hoogtemeter, poolmeter 
kwajongen - aap, apenkop, beersem, belhamel, bengel, berebijt, blaag, deugniet, doerak, gannef, guit, hansop, loboor, loeder, lummel, ondeugd, rakker, rebel, rekel, schalk, schelm, slungel, snaak, snotaap, snotbaard, snotjongen, snotneus, straatjongen, snotkoker, vlegel, vlerk, wijsneus
kwak - palmwijn, slap, sukkel
kwaken - kwekken, snateren, worken
kwaker - schreeuwer
kwakkel - kwartel, kwek 
kwakkelen   sukkelen 
kwakkelkoning - riethoen
kwakken   gooien, neersmijten, ploffen, smijten, werpen
kwakzalver   amethodist, bedrieger, beunhaas, charlatan, fopper, kakadoris, knoeier, kwak, medicaster, medicijnman, oliekoop, oplichter, orvitaan, wonderdokter 
kwakzalver die geneesmiddelen uitvent - kakadoris
kwakzalver in Pakistan - hakim
kwakzalversmiddel - kwakzalf, lapzalf, nostrum, prulzalf
kwakzalverij - bedriegerij, boerenbedrog, charlatannerie,  fopperij
kwal - engerd, fluim, gal, lob, Medusa, mispunt, neteldier, verkeersoog
kwalificatie   benaming, betiteling, bevoegdheid, deugdelijkheid, eigenschapstoekenning, kenschetsing, proefwedstrijd 
kwalificeren - benoemen, beoordelen, betitelen, bevelen, evalueren, heten, kenschetsen, noemen
kwaliteit - aard, bekwaamheid, deugdelijkheid, eigenschap, functie, gehalte, genre, gesteldheid, hoedanigheid, klasse, rang, soort, staat, waardigheid 
kwaliteit van grond en opstand - boniteit
kwalm   damp, nevel, rook, walm
Kwangtsjou - Kanton
kwallen - cnidaria
kwalster - fluim, rochel, spuug
kwalsteren - kwijlen, spuwen
kwalijk - bezwaarlijk, gebrekkig, funest, kwaadwillig, min, misselijk, moeilijk, nauwelijks, onbehoorlijk, onpasselijk, onwel, onvolkomen, slecht, waardeloos 
kwalijk aangebracht - gedeplaceerd
kwalijke lucht - stank
kwalijk nemen - euvel, evel, duiden, kwaad, kwaal, misduiden
kwalijk persoon - mefisto
kwalijk riekend - garstig
kwalijk riekende lucht - stank
kwalijk ruiken - stinken
kwalijke lucht - stank
kwam - lob
kwanselaar - knoeier, scharrelaar, sjacheraar
kwanselen - knoeien, morsen, pronselen, roeren, schacheren tuisen, tuitelen
kwansuis   alsof, quasi, schijnbaar, zgn, zogenaamd 
kwanswijs - quasi, schijnbaar, verbeelden
kwant   achterblijver, cadee, clown, gast, gezel, grapjas, grappenmaker, guit, hekkesluiter, hekkespringer, klown, knoest, kwar, kwibus, jongeman, liefhebber, nar, olijkerd, pias, schalk, sinjeur, sijs, snaak, snuiter, vent, zonderling
kwantiteit   bedrag, grootte, hoeveelheid 
kwantum - aantal, dosis, hoeveelheid, part, portie
kwar - knoest
kwark - hangop, kwarrelig, misgroeidwittekaas, wrongel
kwarrelig -gedrongen, ineengegroeid, knoestig, misgroeid
kwart   kwartier, verrel, vierde, vierde maat, vierel, vierendeel  
kwart eindstrijd - kwartfinale
kwartaal - trimester,  vierendeeljaars
kwartaalcijfers - trimesterbalans
kwartanker - kwartje, wijnflessental
kwartboek - kwartijn
kwartel - kwakkel, patrijssoort, trekvogel, veldhoen, wachtel
kwartel hond - spaniël
kwartelkoning - griet, sprit, spriet, wachtelkoning
kwartet   viertal
kwartetten - kaarten
kwartgulden - kwartje
kwartier - buurt, maanfase, oord, stadsdeel, stadswijk, streek, wijk
kwartiermuts - soldatenpet, veldmuts
kwartileren   vierendelen
kwartje   heitje, maf, maffie , stalie
kwartje (Ind.) - stalie
kwartjesplant - judaspenning 
kwartjesvinder -flessentrekker, lokvogel, oplichter
kwartnoot - kwart
kwarts   kiezel, kristal
kwartsachtig mineraal - vuursteen
kwartshoudend gesteente - agaat, kwartsiet, zandsteen
kwartsporfier - liporiet, ryoliet
kwartsstof - dioxsil
kwartsvariëteit - prasem
kwartijn - kwarto, quarto
kwasie   alsof
kwasie antiek   novantiek
kwassiehout -  bitterhout, quassia
kwast   citroensap, dwaas, fat, flap, flapkan, gek, gesel, knoest, kwastelorum, kwibus, kwispel, lemmonsquash, limoensap, losbol, mallerd, malloot, modepop, nar, noest, pedant, penseel, snob, snoever, snuiter, troetel, veldfles, verfborstel, verfgerei, verkwister, war (in hout), ijdeltuit, zot
kwast aan een sabel - dragon
kwast als versiersel - sabelkwast, troetel
kwast in het hout - (k)noest, kwar, war
kwasten en smeren - verven
kwasterig   fatterig, ingebeeld, kakkineus, pedant, verwaand, zelfingenomen, zot
kwasterigheid - verwaandheid, zotheid
kwastig - ijverig, knoesterig, knoestig, noesterig, vlijtig 
kwast in hout   (k)noest, kwar, war
kwastje - penseel
kwast of zot - kwibus
kwast op uniform - troetel
kwab - kletskous
kwebbel - babbel, gekakel, kakelaar, kalle, klappei, kletskop, mondratel, snoever,
kwebbelaar - kletser, ratel, tatelaar, taterbek
kwebbelen - kletsen, ratelen, snateren, tateren
kwebbel of bek - mond
kwee   haringbuis, hoekerbuis, schijnvrucht
kweedoren   zuurbes
kweek   aanplant,  agropyron, cultuur, fok, jongen, tarwegras, teelt, verbouw
kweekbak   broeibak, kas, serre
kweekgras   kruipgras, lidgras, paan, palet, tarwegras
kweekhuis - broeikas, glashuis, kas, kweekkas, oranjerie, serre, stookkas, trekkas, warenhuis
kweekplaats   bed, broeikas, broeinest, kas, nursery, serre
kweekplaats van bepaalde gewassen in de tropen - plantage
kweekplaats van oesters - oesterbak, oesterbank
kweekplaats voor weekdieren - oesterbank
kweekplant   asperge
kweekplantje van rijst   bibit 
kweekruimte - broeibakkas, kas, serre, warenhuis
kweekschool - alumneum, pedagogische akademie
kweekschool voor priesters - seminarie
kweektuin - kruidentuin, kwekerij, plantentuin, planthof
kweekvijver - nursery
kweern - handmolen
kweernen - klauwen
kwek - kletskop, kletskous
kwekeling   aspirantonderwijzer, cadet, elève, pupil
kweken   aankweken, aanwakkeren, fokken, grootbrengen, opfokken, opleiden, opvoeden, produceren, teelt, telen, verbouwen, verwekken, verzorgen
kweken van bollen - bloembollencultuur
kweken van zuivere bacteriën - reincultuur
kweker   bloemist, fokker, planter, teler, tuinder, tuinman, verbouwer
kweker van een zekere sierplant - azaleakweker
kwekerij - bloemisterij, tuincentrum
kweking   aanplant
kweking van groenten en vruchten    teelt
kweking van zuivere bacteriën   reincultuur
kwekken   kakelen, kleppen, kletsen, kwaken
kwel - bron, hartzeer, hel, kwelling, kwelwater, plaag, smart, verdriet, wel
kweldam - binnendijksdam
kwelder   buitendijksgrond, gors, kardoes, nes, schor
kwelduivel - gnoom, plaag, plaaggeest
kwelen   zingen
kwelgeest - demon, guit, judas, kabouter, kobold, kwelduivel, kwelgast, kweller, larf, larve (Rom. myth.),loeder, lutin, nachtmerrie, plaagduivel, plaaggeest, sadist, sar, treiter
kwellage - kwelling, verdriet
kwellen - chagrineren, dringen, folteren, grieven, judassen, klemmen, knellen, koeieneren, kwetsen, martelen, negeren, nijdassen, pesten, pijnen, pijnigen, plagen, sarren, tanen, taquineren, teisteren, temperen, tenteren, tergen, tourmenteren, tormenteren, tortureren, treiteren, vexeren, vervolgen, verwonden,
kwellend - drukkend, nijpend, tergend, vexatoir
kwellende gedachte - berouw, dwangvoorstelling, kwelling, naberouw, obsessie, spijt, wroeging, zelfverwijt
kweller - folteraar, kwelgeest, pestkop, pijniger, sadist, sar
kwelling   foltering, grief, hartzeer, kommer, kwaal, last, marteling, moeite, molestatie obsessie, onrust, pijn, plaag, temptatie, torment, tortuur, tourment, verdriet, verzoeking, vexatie, wroeging, zorg
kwelling veroorzaken - vervelen
kwelm - grondwater, weiwater
kwelwater - drangwater, grondwater
kwelziek - plaagziek
kwelzucht - flagellantisme, sadisme
kwelzuchtig persoon - sadist
kwerulant   querulant, ruziezoeker, twistziek
kwestie - aangelegenheid, affaire, geschil, geschilpunt, onderwerp, onenigheid, onzekerheid, opgaaf, probleem, ruzie,  story, strijdpunt, strijdvraag, twijfel, twist, twistvraag, verwikkeling, vraagpunt, vraag(stuk), zaak
kwestie (Ind.) - perkara
kwestie van het hoogste belang - levenskwestie
kwestie waarbij niet het verstand maar het hart spreekt   gevoelszaak 
kwestieus - discutabel, dubieus, onzeker, twijfelachtig
kwets - pruim
kwetsbaar   bro(o)s, fragiel, gevoelig, kleinzerig, ontvankelijk, overgevoelig, susceptibel, teer, vulnerabel, zwak 
kwetsbaarheid   broosheid, brosheid, fragiliteit, gevoeligheid, overgevoeligheid, sensibiliteit, teerheid
kwetsbare deel van Achilles - hiel
kwetsbare plek   achilles, hiel 
kwetsen - beledigen, beschadigen, bezeren, blesseren, blutsen, deren, ergeren, grieven, kneuzen, krenken, kwellen, misvormen, ontheiligen, ontwijden, pijnigen, schaden, schenden, smaden, tergen, toetakelen, toucheren, uitschelden,  vernielen, verwonden, wonden
kwetsend - aanstotelijk, beledigend, bitter, bijtend, ergerlijk, grievend, honend, krenkend, scherp, smadelijk 
kwetsing - belediging, beschadiging, kneuzing, krenking, kwetsuur
kwetsuur - blessure, blessuur, bluts, breuk, kneuzing, laesie, letsel, snede, snee, trauma, verwonding, wond(e)
kwetteren - babbelen, keuvelen, schateren, tateren
kwezel   begijn, beuzelaar, dibbe, domvrome, femel, fezelaar, huilebalk, suffer, sul, zeurpiet 
kwezelachtig - beuzelachtig, bigot, femelig 
kwezelachtigheid - pruderie
kwezelarij - bigotterie
kwezelen - femelen
kwezelig   bigot, devoot
kwibus   clown, dwaas, fratsenmaker, gast, gek, grapjas, grappenmaker, guit, kwant, kwast, liefhebber, paljas, pias, potmus, snaak, snuiter, snijboon (rare), uilenspiegel, zot
kwiek - aantrekkelijk, aardig, energiek, fel, flink, gemakkelijk, kittig, kras, kwik, levendig, lief, opgewekt, pittig,  rap, snel, tierig, vief, vinnig, vlot, vlug, vrolijk, vurig, wakker, zwierig,
kwiekheid   levendigheid, zwierigheid
kwik - hg, beuzeling, levendig, mercurius, zief 
kwik- en metaallegering - amalgaan
kwikbarometer - bakbarometer, kwikkolom
kwikchloride - kalomel, mercurichloride, sublimaat
kwikdamplamp - uviollamp
kwikfulminaat - knalkwik
kwikkolom - kwikzuil
kwiklegering - emalgaan
kwikmedit - kwartel
kwikstaart   akkermannetje, bouwmeestertje, koevinkje, motacilla, wipstaartje
kwikstaartsoort - pieper
kwikstof   amalgaam
kwikvergiftiging - mercurialisme
kwikzilver - hg
kwikzwavelverbinding - cinnaber
kwinkeleren - babbelen, fluiten, kneuteren, tierelieren, zingen
kwinkslag   bonmot, geestigheid,  grap, joke, mop, scherts, ui
kwintaal   centenaar
kwintappel - bitteraugurk, kolokwint
kwintessens - fijnste, kern, keur
kwispedoor - spuwbakje
kwispel - gesel, kwast
kwispelen - geselen
kwistig   gul, mild, overvloedig, prodigaal, rijkelijk, royaal, ruim, verkwistend (fig.), vrijgevig
kwistigheid - gulheid, ontvangstbewijs, prodigaliteit, royaliteit, spilzucht, vrijgevigheid
kwitantie   acquit, kwijtbrief, kwijting, kwijtschrift
kwiteren - voldoen
kwijl - mondvocht, speeksel, spuug,  zever
kwijldoekje - slabbe, slab
kwijlen - kwalsteren, zeveren
kwijlwortel - bertram
kwijnen - afzwakken, etioleren, pratten, sukkelen, treuren, uitteren, (weg)teren, verflauwen, verminderen, versmachten, verteren, verwelken, verzwakken
kwijnend - armetierig, smachtend
kwijt - bijster, foetsie, los, ontheven, spoorloos, vergeten, verloren, vrij, weg, zoek
kwijtbrief - kwitantie
kwijten - betalen, kwijtschelden, ontheffen, ontlasten, vergeven, voldoen
kwijtgeraakt - verloren
kwijting - acquit, afdoening, afrekening, betaling, clearing, decharge, klaring, kwitantie, kwitering, nakomst, prestatie, storting, vereffening, verrekening, voldoening
kwijtraken - lozen, missen, spuien, verliezen, verspelen
kwijtschelden   absolveren, begenadigen, kwiteren, ontheffen, remitteren, vergeven  
kwijtschelding   abolitie, absolutie, aflaat, remise, vergeving 
kwijtschelding van schuld   abolitie, absolutie, vergeving, vergiffenis 
kwijtschelding van straf   amnestie, gratie, pardon 
kwijt zijn - missen, vermissen
kijf   geschil, heibel, jaloezie, nijd, onenigheid, ruzie, twist
kijfachtig - heibelig, querelant, snibbig, twistziek, vinnig
kijfachtige vrouw - haaibaai, ka
kyfose - bochel
kijfzieke vrouw   feeks, heibei, helleveeg, ka, katrijn
kijfzuchtig - snauwachtig
kijk   blik, doorkijk, gezicht, inzicht, mening, oordeel, opinie, uitkijk, uitzicht, vergezicht, visie, zienswijze
kijken - blikken, gluren, kans, loeken, loeren, neuzen, ogen, staren, turen, waarnemen, zien
kijken naar   aanzien, bekijken, ogen, opletten, overleggen, overwegen
kijker   aanschouwer, gluurder, loerder, oogglas, toeschouwer, verrekijker
kijkers - publiek, toeschouwers
kijkgat - diopter, sleutelgat, vizier
kijkglas - caleidoscoop, jumelle, kijker, lens, loep, loupe, lunet, oculair, vergrootglas  
kijkgraag - nieuwsgierig
kijkkast - kijkdoos, monitor, rarekiek 
kijk of begrip - inzicht
kijkspel   diorama, kaleidoscoop, kermistent, panorama, ronzebons, show, opera, operette, parade, poppenkast, rarekiek, revue, schouwspel
kijkspleet op een instrument   diopter, vizier
kijktoestel - televisie
kijktoren - belverdere, kaap, wachttoren
kijven - bekken, bekvechten,  harrewarren, herriën, kibbelen, 
kiften, krakelen, ruziën, schelden, twisten, uitvaren, vechten
kyfose   bochel
Kymrische taal - Welsh
kynologie   hondenkennis 
kynoloog   hondenkenner