Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting
daad van het bidden   gebed 
daad van geeuwen - geeuw
daad van geven   gift 
daad van geweld - exces, feitelijkheid
daad van lenen -lening
daad van roof - roverij
daad van stelen - diefstal
daad van strafbaar feit   misdaad, overtreding
daadkracht   effect, energie, fut 
daadloos - passief
daadwerkelijk – doeltreffend, dramatisch, effectief, eigenlijk, feitelijk, inderdaad, metterdaad, reëel, werkelijk, wezenlijk
daags   dagelijks, gewoon, overdag, per dag
daai - diamant, knikker
daal   bezinksel, neerslag, pompbuis 
daalderschurft -  haarschimmel, tater,
daaps – doof, gek
daar   aangezien, aldaar, costi, dewijl, er, ginder, ginds, omdat, terwijl, vermits
daar is altijd ruzie - oremus
daar tegen inbrengen - repliceren
daar valt mij juist in – apropos
daaraan gelegen - naast, neven
daaraan toevoegend   plus 
daaraanvolgend   daarna, d.a.v. 
daarbenevens - bovendien, daarenboven
daarbij – als, bovendien, daarenboven, nog, ook, plus, samen, tegelijk, tevens, zowel 
daarenboven – alsmede, benevens, bovendien, buitendien, daarbij, nog, ook, verder
daardoor - doordat, mitsdien
daareven -  net, pas, zoeven, zojuist
daarmee is de zaak beslist -  afdoend
daarna - achteraf, alsdan, alsnu, daarop, dan, hierna, hierop, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens voorts
daarentegen   andersom, omgekeerd, d.e.t, integendeel 
daareven   juist, net, zoeven, zojuist, zonet, zopas
daargelegen - ginds
daarginds   ginder 
daarheen – derwaarts, ginds
daarjuist - zonet
daar lopen de kippen in - ren
daarna – alsdan, daaropvolgend, dan, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens,  voorts 
daarnaast - daarnevens, dichtbij
daarnet – daar, daareven, straks, zoeven, zostraks
daarnevens - bovendien, daarnaast, ook, tevens
daarom   aangezien, alzo, bijgevolg, derhalve, des, desondanks, deswege, dierhalve, dies, dus, ergo, gevolgelijk, mitsdien, vandaar, wegens 
daaromtrent – daarover, dienaangaande  
daarop   daarna, toen, vervolgens 
daaropvolgend – daarna
daarstraks -  daareven, daarnet, net, pas, zoeven, zojuist, zonet, zopas
daartegenover - daarentegen
daartoe   daarom, (Lat) ergo 
daartoe aangewezen - ahd (ad hoc deputatus)
daartoe dienstig - goed
daartussendoor -  intussen, middelerwijl, ondertussen
daarvandaan - daarvan, dientengevolge
daarvoor - aleer, daartoe, daarvoor, destijds, eens, eer, eerder, gewezen, indertijd, oudtijds, tevoren, voordien, voorheen,
voorleden, voormalig, vroeger, wijlen, weleer,
daas   gek, kletsmeier, mal, onnozel, onwijs, aardenvlieg, runderhorzel, steekvlieg, verdwaasd, versuft, warhoofd
dabben - stampen
dactylograaf - typist
dactylografie – machineschrijven, typen, vingertaal 
dactylologie   chirologie, vingerrekenkunst, vingerspraak, vingertaal
dadaïst   Aragon, Ball, Breton, Cocteau, Picabia, Schwitters, T 
dadel boom - dadelpalm, palm
dadelijk   aanstonds, direct, direkt, dra, fluks, gezwind, illico, meteen, ogenblikkelijk, onmiddellijk, onverwijld, paraat, rap, snak, snel, spoedig, staandevoets, straks, strakjes, subiet, temee, temet, terstond, voetstoots, voorts, zo, zodadelijk,
dadelijk (Lat.) – illico
dadelijk beschikbaar - paraat
dadelijk ter beschikking - gereed
dadelijk vereffenbaarheid - liquiditeit
dadelijk weer hervatten - riposteren
dadelijkheden - gevecht, handtastelijkheden, slagen
daden - facta, feiten, gebeurtenissen
daden en de akten daarvan - acta(Lat)
daden in opeenvolgende existenties – karma
dadendrang - ergotropie
daden ten teken van berouw - boetedoening
dader   bedrijver, delinquent, pleger, schuldige, uitvoerder, zondaar
daderes - bedrijfster
dading   akkoord, beëindiging, bijlegging, regeling, schikking, transactie, vergelijk
dag – ade, adi, adieu, aju, adio, bonjour, dageraad, daglicht, etmaal, (ge)groet, goedendag, goodbye, saluut, tabee, tijdseenheid, tijdperk, voegijzer
dag (Franse kalender)   decade, duodi, nonidi, octidi, primidi, quartidi, quintidi, septidi, sextidi, tridi
dag aanduiding – datum, eergisteren, gister, gisteren, morgen, overmorgen, vandaag 
dag (13 of 15 van de maand) - idus(Rom.)
dagbericht   bulletin 
dagblad  avondblad, blad, courant, gazet, Journal, krant, morgenblad, morgeneditie, newspaper, nieuwsblad, orgaan, periodiek, persorgaan
dagbladartikel - leader, asterisk, driestar,entrefilet, hoofdartikel
dagblad in Nederland   Algemeen Dagblad, De Volkskrant, De Waarheid, Haagse Courant, Het Parool, Het Vaderland, Het Vrije Volk, Handelsblad, N. R. C., Telegraaf, Trouw
dagbladpers - rotatiepers
dagbladschrijver – columnist, journalist, redacteur, reporter
dagbladwezen   pers, krantenwereld 
dagblindheid   nyctalopie 
dagbloem - haagwinde, purperwinde, tijgerlelie
dagboek   agenda, diarium, handboek, journaal, kladboek, krant, koopmansboek, kroniek, logboek, manuaal, memorandum, memoriaal, register
dagboek van een koning (oud hist.) - ephemerides
dagboekschrijver – diarist
dag dat vriespunt nadert - ijsdag
dag der vriendschap - Valentijnsdag
dag der wrake - bijltjesdag 
dag des Heren   oordeelsdag
dagdief   doeniet, luiaard, luieren, luilak, leegloper, luiwammes, lijntrekker, nietsdoener
dagdieven - leeglopen, lijntrekken,  luieren, nietsdoen, verluieren  
dagdienstbode   dagmeisje 
dagdromer – fantast
dag en nacht - altijd, etmaal
dag en nachtevening - aequihoetium, equinox
dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt - naamdag
dag in het verleden – (eer)gisteren
dag van algemeen gebed - bededag, biddag, dankdag
dag van bezinning - gedenkdag
dag van bijeenkomst van kwartier- en groepsafgevaardigden - 
kwartierdag
dag van de wereldbroederschap - St. Jorisdag (padvinders)
dag van het feestvieren - hartjesdag
dag van potverteren - teerdag  
dag van toorn - dies, irae
dagelijks – alledag, daags, dag, geregeld, regelmatig, voortdurend 
dagelijks bestuur - d.b.
dagelijks bestuur van een classis   moderamen
dagelijks brood   eten, voedsel 
dagelijks gebruikt filtertje   theezeefje
dagelijks voedsel – brood, eten 
dagelijks werk - dagtaak
dagelijkse drank – koffie, thee
dagelijkse gast   dagblad, krant, zon
dagelijkse lectuur – krant
dagelijkse pot – ordinaris
dagelijkse Turkse gebeden – namaz
dagement – dagvaarding, exploot, sommatie,
dag en nacht   altijd, etmaal
dag en nachtevening   equinox 
dagen   aanbreken, gloren, dagvaarden, dag worden, ontbieden, oproepen 
dagen waarop recht wordt gesproken - sti
dager   eiser
dageraad   Aurora, begin, dag worden , krieken, morgenrood, morgenschemering, morgenstond, ochtend, ochtendgloren, ochtendkrieken, ochtendstond, voorbode
dageraadsgedicht - albe, aube
dageraad (Hebr.) - hasjsjachar
dag in het verleden   (eer)gisteren 
dagge   dolk, ponjaard, pook, voegijzer
daggebed (R.K.) - none
daggelder   dagloner 
daging - dagen, dagvaarding
dag gesternte   zon 
daghelder - giorno
daghit   dagmeisje 
daghuur   dagloon 
daghuurders plaatsje   keuterboerderij, keuterij
dagijzer – dagge, ponjaard, voegijzer0
dag in, dag uit – contenue, voortdurend
dag in het verleden – (eer)gisteren
daging   dagen, dagvaarding 
dagleerling - cursist,  scholier
daglelie - haagwinde
daglicht   zonlicht 
dagloner – arbeider, daggelder, koelie, los werkman
daglook - huislook
dagmaat –ammaat,  deim(a)t
dagmars –dagtraject, etappe 
dagmeisje – daghit, dienstbode, dienstmaagd, duizendpoot
dagorde   agenda 
dagorder – afkondiging, bekendmaking, bevel 
dagregister   dagboek, journaal, manuaal 
dagreis - etappe
dagroofvogel – adelaar, arend, buizerd, gier, havik, kiekendief, koningswouw, kuikendief, milaan, muizenvalk, wauw, zwaluwstaart
dagschotel - plat du jour
dagslaper   geitenmelker, nachtzwaluw
dagster   morgenster, Orion, zon
dagtaak - arbeid, dagwerk, werk
dagtekenen – dateren, ontstaan 
dagtekening   data, datering, datum, kalender
dagtekening van de werkelijke opstelling - antidatering
dagtoorts   zon 
dagtraject - dagmars, etappe
daguil - sneeuwuil, sperweruil, steenuil
dagvaarden – citeren, dagen, indagen, oproepen,  
dagvaardigen   intimeren, sommeren, uitnodigen
dagvaardiging – inspectie, libel
dagvaarding   aanzegging, akte, assignatie, citatie, dagement, daging, deurwaardersakte, exploot, indaging, oproep, oproeping, sommatie, vocatie,
dag van onheil   doemdag, ongeluksdag, pechdag 
dag van toorn   dies, irae 
dagverhaal   journaal 
dagvlieg   eendagsvlieg, haft, oeveraas
dagvlinders   admiraal, argusvlinder, atalanta, blauwtje, blauwneusje, citroenvlinder, citroenvlinder, dagpauwoog, dikkopje, distelvlinder, heivlinder, hesoeridae, kapel, knollenwitje, koninginnenpage, koningsmantel, koolwitje, lycaenidae, non, nummervlinder,  nymphalinae,  oranjetipvlinder, page, papillionidae,  parelmoervlinder, pieridae, satyrinae, schoenlapper, vuurvreter, witje, zandoogje 
dag voor vandaag - gisteren
dagvorstin - zon
dagwaak   reveille, wektrommel
dag waarop geen beurs wordt gehouden - beursvacantie
dag waarop er mis is – misdag
dagwerk - arbeid, dagloner, dagtaak, dagwerker, landarbeider
dagwijdte   doorgangsruimte 
dagwijzer   agenda, almanak, kalender
dag worden - dagen, dageraad, gloren, krieken
dagzitting - seance
dag- of nacht vóór een R.K. feestdag - vigilie
dagzijde van een muuropening   kantelaaf
dagzijde van een voorgevel – buitenkant
dahlia - knolgewas
dahliasoort - bizarre, deca, hart, pompette
Dahomey, bevolkingsgroep in - Adja, Aizo, Bariba, Fon, Joroeba, Peuhl, Somba
Dahomey, haven in - Cotonou
Dahomey, hoofdstad van - Porto-Novo
Dahomey, stad in - Abomey, Kotonoe, Ouidah
Daidalos, schepping van - Labyrint
Daidalos, zoon van - Ikaros
daim   hertenleer
daimino (Jap.)   edelman, grootgrondbezitter
Dajak; s, activiteit van de - koppensnellen
dak   bedekking, beschutting, daklaag, dek, dekstuk, geveldak, harddak, helmdak, kap, kerkdak, leidak, overdekking, pannendak, puntdak, rietdak,  strodak, tectum, tegmentum, tentdak, terrasdak, torendak, weekdak, zaagdak, zodendak
dak boven denkvermogen - hersenkas, hersenpan, kruin,
schedeldak
dak van de middenhersenen - vierheuvelplaat
dak van de wereld - Pamir (gebergte)
dak van zeildoek - velum
dakbalk   bint, dwarsbal, hanenbalk, spant 
dakbedekking – asfalt, atap(Ind.), beverstaart, daklei, dakpan, deklei, eterniet, glas, glui, golfijzer, lei, lood, mastiek, net, pan, plaatijzer, riet, sirap, stro, zink
dakbedekking voor schuren - golfplaat
dak, deel van een - bebording, beschieting, dakschild, dakvlak, gebint, goot, gording, hoekkeper, kap, kil(leper), nok (lijn), panlat, schotwerk, spant
dakdekker – pannelegger, rietdekker 
dakgebint – hanenbalk, kapspant, spant
dakgoot - regenafvoer
dakhaas   kat,  (lapjes)kat, poes 
dakkamer - akkeneel, arkeneel, arkenijl, mansarde
dakkapel   arkel, dagvlinder, dakkoekoek, dakvenster, erker, koekoek, zolderlicht
daklat – panlat
daklei - schalie
daklook   huislook 
dakloze – bedelaar, clochard, thuisloze,  zwerver
dakoverkoepeling - roef
dakoversteking - afdak
dakpan – tichel, vorstpan
dakpanstrowis - dok
dakraampje   koekoek 
dakrand   goot, nok, vorst 
dakrib van de binnenhoek van twee dakschilden - kielkeper
dakruiter   koepel 
daksoort - lessenaarsdak, platdak, schilddak, sheddak, tentdak, zaagdak, zadeldak
dakspan – beverstaart, hanenbalk, kapgebint, spantrib
dakspant - hanenbalk, kapgebint
dakspar - keper, spoor
daksteun - hanenbalk
dakstoel –  kapspant
dakterras – daktuin
daktorentje – dakruiter, pinakel
dak van een huis - kap
dakvenster - abatjour, 11daklantaren, 7koekoek, koekuit, kijkuit,
lucarne, oeideboeuf (rond), vallicht
dakverblijf - terras
dakvorm   kegeldak, kruisdak, lessenaardak, mansardedak, schilddak,  sheddak, tentdak, torendak, wolfsdak, zaagdak, zadeldak 
dakvormige overkoepeling   roef 
dal   aarde(fig.), canyon, canon, del, diepte, doline, inzinking, ketel, keteldal, laagte, tranendal, vallei
dal bij Düsseldorf - Neanderdal
dal bij Jeruzalem - Gehenna
dal in een eertijds vergletsjerd gebied - trogdal
dal in een woestijngebied - aroyo wadi
dal in Israël – Zebulon
dal in Limburg - Geuldal, Maasdal 
dal in oud-Griekenland - Nemea
dal in Thessalië - Tempe
dal in Zwitserland - Engadin
dalbergia – blackwood, rozehout
dalen   afkomen, afnemen, afzakken, belanden, landen, neergaan, neerkomen, omlaaggaan, ondergaan, teruglopen, vallen, verminderen, (weg)zakken, zinken,
dal bij Dusseldorf waarin een fossiel menselijk skelet werd gevonden - Neanderdal 
dalend – afgaand, neergaand
dalen in water - zinken
dalgedeelte waarover geen water meer stroomt   torso, terras
dal in de duinen   del, duinpan 
dal in een eertijds vergletsjerd gebied   trogdal
dal in een woestijngebied   wadi, aroyo
dal in Limburg   Geuldal, Maasdal 
dal in Thessalië   Tempe 
dal in Zwitserland   Engadin 
dal tussen de duinen – del
daling - afdaling, arsis, beweging, helling, regressie, vermindering
daling (dichtk.) - thesis
daling van barometer - depressie
daling van de geldwaarde - inflatie
daling van koersen   baisse, krach 
dalkruid   salomonszegel
dalles – armoe(de)
(alles of) dalles   niets
Dalmatisch zeeschip - liburne
Dalmatische eilanden, een van de - 
3 Krk, Pag, Rab, Vis
4 Brac, Cres, Hvar
5 Mjlet
7 Korcila, Lastovo
dalopvulling   aggradatie, alluvium 
daltonisme - kleurenblindheid
dalven – bedelen, zwerven
dalver - zwerver
dalveren   bedelen, schooieren, slenteren, zwerven
dalvorm   canon, kloof, trogdal, vallei
dam - afsluiting, dijk, erf, grondgebied, keerdam, lee, penant, plein, schijf (dambord), stuw, stuwdam, waterkering
dam in de richting van de loop van de rivier - strekdam
dam in zee - pier, golfbreker
dam met sleephelling - overtoom
dam of keerdam in vaarwater - stuw
dam om de stroom in een  rivier te breken - krib, stroombreker
dam om de stroom van een rivier te leiden - krib
damar – hars
damast – tafellinnen
damastachtig linnen – grenadine
dambaas - schuurbaas, walschipper
dambezie - jeneverbes
dame   lady, madame, mevrouw, njonja, nonna, tafeldame, vrouw
dame die een der schone kunsten beoefent - kunstenares
dame die niet ten dans wordt gevraagd   muurbloem(pje)
dame du palais   hofdame
dame van gemengd bloed    (Ind..) nonna
dame op leeftijd - matrone
dame te paard - amazone, paardrijdster
dame van gemengd bloed - (Ind.) nonna
dame van verdachte zeden - del, hoer, lichtekooi, prostituee
dame (Indiase) van hoge rang - Begum
damesbaret - toque 
damesblad - Eva, Libel, Libelle, Margriet, Opzij, Story, Viva
damesbloesje zonder mouwen - figaro
damesborstspeld - sevigne
damesdracht - Boa, japon, queue, rok, voile, zie ook kledingstukken
dameshalsbont - boa
dameshalsdoekje   tissu 
dameshalskraag - frees (geplooid), gorgerette
dameshandschoen - mitaine
dameshandwerk - breien
dameshoed   baret, chasseur, kapothoedje, matelot, toque
dameshoedje - kapje
dameshondje - 
4    Ruby
8    Blenheim, maltezer, pinscher
9    brabançon, chihuahua, dwergkees, pekingees
10  chichauhuam, pomoranian
11  dwergpoedel, leeuwhondje, schippertee
13   dwergépaneul, dwergpinscher, vlinderhondje 
14   dwergschnauzer
damesjakje   bolero, figaro, spencer 
damesjapon   robe
damesjas - mantel
dameskamer   boudoir 
dameskapsel (zeker) - bergere
dameskapster   coiffeuse 
dameskleding – beha, blouse, boa, japon, jurk, rok,slip, toilet
dameskleed - sak
dameskleermaakster - coupeuse
dameskostuum – mantelpak(je) 
dameskous – nylon, panty 
damesmantel, met bont afgezet - pellies
damesmantel, wijde - swagger
damesmanteltje   anorak, bolero, bontjas, mantiila (mouwloos), paletot, topper
damesmodekleermaker - couturier
damesmutsje   paresseuse, toque 
damesonderbroekje - slipje
damesondergoed – B.H., beha, bra, broek, chemise, dessous, directoire, korset, lingerie, onderjurk, onderlijfje, panty, slip,  stepin
damespaard   hakkenei, telganger 
damesparaplu – naaldparaplu, ombrelle, tompoes, (kort), umbrella
damesparasol   ombrelle 
damesschoen   flat, opank, pump 
damesschoen met hoge hak - pump
damesschoudermantel - pelerine 
damessluier - volle
damestasje -  reticule 
damestrui - jumper
damestrui met vest – twinset
damesvertrek - boudoir
dame te paard - amazone
damherten - dama
damhertleer - daim
damiaatjes   kerkklokjes 
dam in het water - lee, stuw, waterkering
dam in zee – golfbreker, hoofd, strekdam, pier
dammaat - dagmaat, deimt
dammen   damspelen 
dammer   damspeler 
damp - mist, nevel, rook, smook, smoor, stoom, uitwaseming vapeur(Fr), waas, walm, wasem
damp van zich geven - roken
dampafzuiger - wasemkap
dampbad – fumigatie, sauna, stoombad
dampbron   fumarole, (zwavel), mofette (koolzuur), solfatore (zwavelwaterstof)
dampen   misten, roken, smoken, smoren, stomen, uitwasemen, walmen, (uit)wasemen 
dampig – dompig, dijzig, heiig, kortademig, mistig, nevelig, vochtig, wasemig, wazig, zerig,
dampkap - afzuigkap
dampkring   atmosfeer, bovenlucht, ether, ionosfeer, luchtlaag, lucht, luchtruim, luchtzee, sfeer, stratosfeer
dampkring, laag in de - exosfeer, ionosfeer, mesosfeer, stratopauze, stratosfeer, thermosfeer, tropopauze, troposfeer
dampkring, samenstellend deel van de - argon, dadon, helium, jodium, koolzuur, krypton, neon, ozon, stikstof, waterstof, zuurstof
dampkringbeschrijving – aërografie
dampkringkunde - atmosferologie
damklank - vloedplank
dampost   post
dampvormig element - gas
damspel, onderdeel van het - bord, schijf
damspeler - dammer
damspelvariant – salta
damspiegel - penantspiegel
damsteen   damschijf
damstuk   bord dam, steen, schijf
damterm   bord, dam, damslag, meerslag, remise, ruit, schijf, slaan, slag, steen, verlies, winst, zet
damwand – beschot, beschoeiing
dan - behalve, bovendien, daarbij, daarna, doch, echter, eventueel, evenwel, immers, judograad, toch, verder, vervolgens, voorts
Danaërs   Araiven
dancing – balzaal, dansgelegenheid, danszaal, nachtclub
dandy   fat, heertje, modegek, modejonker, pronker, saletjonker 
danig    bar, deerlijk, degelijk, duchtig, ernstig, flink, erg, ernstig, fel, flink, geducht, grondig, hevig, intiem, nogal, terdege, vertrouwelijk, zeer
dank   erkentelijkheid, erkentenis, neiging,  waardering, zin
dank betuigen - danken
dankbaar   erkentelijk, lonend, verplicht 
dankbaar gestemd - erkentelijk
dankbaar voor diensten - erkentelijk
dankbaarheid   erkentelijkheid 
dankbetuigen - bedanken, danken, dankzeggen
danken - bedanken, bidden, dankbetuigen, dankzeggen
dankgebed   dankzegging, gratias
dankhymne - tedeum
dank je - bedankt, merci
danklied   Te Deum, hymne, lofzang, paean  
dankmaaltijd - slamatan
dankstond   bidstond, dankdag
dankzeggen – danken, bedanken
dankzegging   dankbetuiging
dans – 
3    bop, fox, gig, hay, jig, oek, ole, rag, rei, son, tap, yop,
4    baya, blue, cura, duda, giba, giga, horo, hula, jara, Java,
      jazz, jigg, jive, jota, kolo,lego, loer, mars, otla, piva, polo,
      raks, reel, rock, siva, slow, solo, step, susa, wals,
5    ballo, bamba, banda, bayon, bebop, berra, blues, chica, choro,
      conga, creep, danza, doeda, folia, friss, gedra,galop, gigue, 
      glide, gopak, hambo, hoela, horra, jaleo, jazza, koevi, kolle, 
      laska, lassu, loure, mambo, polka, queco, raspa, ratza, raymi, 
      rinka, rueda, rumba, samba, soesa, tango, toffa, trata, twist, 
      valse, volta, waltz, winti, zamba, bolero, cancan, menuet, 
6    agoera, apsara, ballet, ballos, basque, bedaja, bocane, boelka,
      bolero, boogie, boston, branle, branlo, bagaku, calata, cancan,       carola, carole, chahut, chaine, chakra,  chassé, choroi, choros,
      danzon, double, dreher, ductia,  esomb, ezpata, ganger,
      gitana, govert, honkie, horra(h), kagura, kanoen, kathin,
      ketana, kindia, kordax, kouyou, kukari, landia, lassan, lekuri, 
      letkis, maxixe, menari, menuet, pavane, polska, radowa, 
      rhumba, righil, romeca, shimmy, srimpi, syrtos, talian, talion, 
      tamuré, tandak, tendak, tirana, toemba, topeng, trepak, trezza,
      triori, tro'ika, tabuan, valeta, veleta, wajang, walzer, wireng
7    anthema, aparima, baborak, ballato, beguine, berline, bourrée, 
      boutade, cachuca, calypso, cidaris, coranta, csardas, czardas,
      denjola, estampa, farucca, fondaga, forlana, forlane, foxtrot, 
      furiana, furiant, furioso, furiana, galoppe, gavotte, geranos, 
      gidaris, golubez, hofdans, kagoera, lancers, landler, larengo, 
      lekveri, macaber, madison, masurek, mazurka, mechola,
      milonga, moresca, moreske, muneira, musette, norgali, 
      obertas, paduana,paduane, palotas, ragtime, redoute,                     regdowa, reidans, rigodon, romaika, rondena, rondeel,                  sardana, slowfox, soraica, strasak, syncopa, szardas, tapdans,        tedesca, teskoto, toembra, tordion, zoronga
8    aggarao, alegrias, balinese, bamboela, bayadans, bergerie,
      berjozka, bernoise, boegakoe, bretagne, buikdans, cachucha,
      cakewalk, correnta, corrente, cosaccia, cotillon, courante, 
      cyklopea, doekdoek, dolkdans, eierdans, elegante, estampie, 
      fandango, flamengo, galadans, galopade, habanera, horlepijp,
      hornpipe, houssard, hulahula, hussarde, kotillon, kujawiak, 
      kulikuta, lanciers, menuette, meringue, menuetto, moresque, 
      morisque, munneira, murciana, olivette, paardans, padovona, 
      perkoell, pertsuli, polianka, polkafox, rigaudon, ringdans,
      rutscher, rijendans, saltatio, saraband, sardanes, slowstep,
      soleares, solodans, spaguola, springar, stapdans, stepdans,
      stijldans, swingfox, tapdance, tourdion, tsamikos, tsardasj,
      tuindans, valsette, vararisj, vingaker, vuurdans, walsstep, 
      zarandea, zortzico
9    allemande, arabesque, bossanova, caballero, cameltrot, 
      cha-cha-cha, cramignon, doublefox, ecossaise, elfendans,
      esmeralda, espagnole, farandole, francaise, gagliarde, 
      gaillarde, gallegada, galoppada, godendans, guimbarde,
      hongroise, houssarde, hulladans, jitterbug, kringdans, 
      krijgsdans, lentedans, madrilena, malaguena, maroesjka,
      marspolka, matachins, matelotte, mommedans, monferina, 
      naaktdans, offerdans, oogstdans, panaderos, pasadoble,
      passepied, pauwedans, perchoeli, polonaise, quadrille, 
      quickstep, rasputana, romaneske, rondedans, sabotiere,
      salondans, sarabande, schibwani, scottisch, sevillana, siciliana,
      siciliano, skatpolka, spagnuola, spitsdans, stagdance
      tampdans,stantipes, steltdans, tafeldans, tandakken, tarantula,
      vilanella, vitusdans, volksdans, waltzstep, wapendans, 
      zarabanda, zarabande
10  balletdans, baskendans, baydatoeri, bergamasca, bergerette, 
      bassarabka, boerendans, boogywoogy, bostonwals, 
      bruidsdans, carmagnole, charleston, dardanella, driekusman,
      espringzal, espungerie, fakkeldans, farandolle, figuurdans, 
      galicienne, geishadans, gewijdedans, gillisdans, gitanerius,
      granadinos, heksendans, hindoedans, hoelahoela, hoepeldans, 
      hokeypokey, honkietonk, hullygully, huppeldans, kafferdans,
      karoledans, knekeldans, kruispolka, markerdans, maskerdans, 
      mocancoutz, moorsedans, morrisdans, nimfendans, menlange,
      passacaile, passamezzo, pauwendans, polonaises, poolsedans,
      regdowaika, sanghyang, saroegakoe, sauterelle, seguidilla,
      sicilienne, spokendans, springdans, straatdans, stranddans, 
      tarantella, tarantelle, tempeldans, tlrolienne, toneeldans,
      tyrolienne, valselente, villanella, vossendans, waaierdans, 
      wajangdans, wandeldans, wienerwals, wisseldans, wisselwals,
      zapateados, zwaarddans  
zie ook gezelschapsdans
dans bij de wijnoogst - epilenios
dans, Braziliaanse - mattchine, maxixe
dans, Caribische - calypso
dans, Poolse - krakoviak, mazurka
dans, Tsjechische - polka, redowa
dansant (Fr.)   dansend 
dansavond   soirée 
dansavondje aan huis - sauterie
dansen – huppelen, swingen, twisten, walsen,zwieren 
dansend bewegen - dribbelen
dansend naderen - aandansen
dansen in de openlucht   reien 
dansen in de paartijd   balderen 
dansen van dieren   balderen 
danser   ballerino, danseur, twister
danseres   ballerina 
danseur - danser
danseuse   (beroeps)danseres 
dansfeest   bal 
dansgelegenheid – balzaal, dancing, danszaal, disco(theek)  
dansgenoot – partner
danshuis   alcazar, danslokaal 
dansinrichting   dancing, dansschool 
dansinstituut   balletschool 
dansklepper   castagnet 
danskunst - ballet
danslied - ballade, ballata, estampida 
danslokaal - dancing, danstent
dansmeester ( Zuid Ned.)   fat, pronk
dansmeisje    ballerina, danseres, geisha
dansmeisje op Bali – legongs
dansmelodie - wals
dansmuziek - ragtime
dansontwerp - bozzetta
dans op schaatsen  - ijsdans
dansorkest - band
danspartij   bal, soirée 
danspartner - danseur
danspas   broise, cabriole, chat(te), coupé, glijpas, glissade, step 
dansrokje -  tutu
dansschoen   balschoen 
dansschool - dansinstituut
danstent – dancing, disco, 
dansvloer – plankier
dansvoorstelling - ballet, dansdemonstratie, dansvoorstelling
demonstratie
danswoede   Sint-Veitsdans, Sint- Vitusdans, tarantisme 
danszaal   balroom, balzaal, dancing
Dante’s dochter - Antonia
Dante's geboorteplaats   Florence 
Dante's geliefde – Beatrice 
Dante's leermeester - Giotto
Dante's rustplaats   Ravenna 
Dante's vrouw - Gemma
Dante's werk - Conzaniere, Commedia, Convivio, Rime
Dante's zoon - Jacopo, Piero
Danzig - Gdansk
dapper   bluf, boud, braaf, branie, courageus, driest, drukte, ferm, fier, flinkheid, funk, geducht, heldhaftig, heroïek, kloek, kloekmoedig, koelbloedig, koen, kordaat, kranig, krijgshaftig, manhaftig, (man)moedlg, mannelijk,  onbeducht, onbevreesd, ondernemend, onversaagd, onverschrokken, onverschrokkenheid onvervaard, parmantig, resoluut, stoer, stout(moedig), terdege, trots, vermetel, vrijmoedig, wakker
dapperheid - courage, onversaagdheid
dapper krijgsman - held
dapper man – held, zeeheld
dapper en stoer - flink
dapperheid   bravoer, bravoure, courage, flinkheid, heroïsme, kloekheid, koenheid, kordaatheid, kranigheid, lef, manhaftigheid, moed, moedigheid, onversaagdheid, onverschrokkenheid prouesse
dapper strijder – geloofsheld, Gideon, held, ijzervreter
dappere daad – heldendaad, prouesse
dappere ridder (Gr.) - Amadis(Sp.), Paladijn
dappere vrouw – amazone, kenau, heldin
dapperste held van Troje - Ajax
dar – bij, mannetjesbij, werkbij
Dardanellen   Hellespont 
darg   veengrond 
darm   colon, enteron, duodenum, ingewand, rectum, spijsverteringskanaal
darm met vlees en kruiden gevuld   rolpens 
darmaandoening   colitis, darmbloeding, diarree, enteritis 
darmaanhangsel   appendix, blindedarm 
darmafsluiting – ileus
darmbacterie - colibacil
darmbacteriën - darmflora
darmcatarre   enteritis, darmontsteking
darmgas – flatus, wind
darminspuiting - klysma, lavement
darmjicht - ileus, koliek, miserere
darmkramp   darmvernauwing, koliek
darmkronkel - darmkink, darmknelling, ileus, miserere, volvulus
darmlymfe – chylus
darmnet - darmvlies
darmontsteking - buikloop, darmcatarre, dysenterie, enteritis
darmparasiet - lintworm
darmpek - meconium
darmpijn - koliek
darmscheil – mesenterium
darmslijmvliesontsteking – dysenterie, enteritis
darmspoeling   clysma, klisteer, lavement
darmspuiting – lavement
darmsteen - dreksteen
darmvlies - scheil
darmvliesontsteking - catarrhe, enteritis
darmwindzucht - meteorisme
darmziekte   appendicitis, buikloop dysenterie
darren   dolen, rondlopen, sarren, tarten, wachten, zeuren, zwerven 
dartel   beweeglijk, druk, flink, hups, jolig, kalverachtig, kras, kregel, kriel, lascief, levendig, levenslustig, licentieus, loszinnig, monter, ongebonden, opgeruimd, opgewekt, overmoedig, petulant, sexy, speels, springerig, stoeiziek, tierig, uitgelaten, vrolijk, weelderig, welig, wellustig, wierig, woelig, wuft, wulps
dartel hondje - snoopy
dartel kind - veulen
dartel stoeien - mallen
dartelen   huppelen, ronddansen, rondspringen, spotlust, springen, stoeien 
dartelheid   joligheid,  lasciviteit, levendigheid, opgeruimdheid, petulantie, speelsheid, spotlust, uitgelatenheid, wulpsheid
darwinisme - afstammingsleer
das   cache-nez, (Eng tie), foulard, halsdoek, hondensoort, roofdier, shawl, sjaal, strikje, stropdas, vlinderdasje, zelfbinder
das uit Reinaert epos - Grimbert
dasein   bestaan, existentie
dashboard   instrumentenbord
dashond   taks, teckel, terriër  
dashouder - dasspeld
dassensoort - ratel, teledoe
dasymeter   luchtdichtheidsmeter 
dat   zoiets, zulks
dat (Lat.) – hoc
dat beduidt - h.e.
dat betrekken - pertineren
dat woord - av
dat zij zo - amen, soit, waarbij
data   datums, feiten, gegevens
dateren   dagtekenen 
datering – dagtekening, 
datgene – hetgeen
datgene waarin iets rust (mast, vlaggestok) - stoel
datgene wat - hetgeen
dat is - d.i.,i.e.
dat is te dol – absurd, bespottelijk, gek, dwaas, onzinnig
datje   aanmerking 
dato   heden, nu, vandaag 
datum   dagtekening, dat, tijdstip 
datumboek – agenda, almanak 
datum van geboorte   geboortedatum, geboortedag, verjaardag
datum van kroning   kroningsdag 
datum van sterven   sterfdag 
datum van trouwen   trouwdag 
datum van verjaren   verjaardag 
datum van vertrek   vertrekdag 
datumwijzer - kalender
dat waar iemand bijzonder in is - fort
dat waarmee een levend wezen wordt aangeduid -  naam
dat wat een mens doet handelen - reden
dat is te zeggen   althans
dat zij zo   amen 
dauphin   kroonprins 
dauphine - kroonprinses
dauw   mist, mistaanslag, morgennevel, neerslag, nevel, ochtendnevel, rijm, rijp, stoom, waterdamp 
dauwachtige bedekking - waas
dauwbloempje - drosera
dauwdruppel - parel
dauwel - doetje, slome, sufferd, treuzel
dauwelen   aarzelen, stoeien, treuzelen 
dauwig – mistig
dauwmeter - drosometer, drososcoop
dauwnetel - hennepnetel
dauwpier   regenworm 
dauwworm   eczeem, gezichtsuitslag, regenworm
daver   schok, schudding, trilling 
daveren    bulderen, denderen, drenzen, dreunen,  schudden, trillen
daverend – dreunend, eclatant, prachtig 
daverende grap – dijenkletser
davering - dreuning, schudding
daviaan – mijnlamp, veiligheidslamp 
dazen   bazelen, doordrammen, doorpraten, kletsen, leuteren, uitstaan, ijlen, zotteklap, zwammen, zwetsen
dazig – onnozel
de aal vissen - aalachtig
de aalsteek hebben - aalsteek
de aan de pot vastzittende korst - aanbrandsel
de aandacht spannend – boeiend
de aandacht trekken – opvallen
de aandacht trekkend voorwerp - blikvanger
de aandacht vestigen - afleiden, bezighouden, boeien, storen, trekken, vermoeien
de aandacht vestigen op - aanduiden, betonen, releveren,
signaleren
de aangedijkte gronden - aandijking
de aanwezige mensen – publiek
de aanwezigheid tonen - aantonen
de aanzienlijksten - eersten, upperten
de aard van een element - elementair
de aard van iets - begrijpen
de aard van vuur - vurig
de aarde – bol, globe
de aarde - bol
de aardkorst - litosfeer
de adel – adeldom, edelen
de adelstand - edelen
de adem toeblazen -  aanademen
deadline – tijdslimiet
deadwight (Eng.) – draagvermogen
de afbeelding van een dier – totem
de afloop van een zaak - uiteinde
de afwas – vaat
deal – overeenkomst, transactie
dealen - handelen
dealer   agent, agentschap, filiaalhouder,vertegenwoordiger
de algehele inzet – pot
de allerliefste – minnaar
de allernieuwste mode - dernier
de alleroudste tijd – oertijd
de alles schenkende - Pandora
de alpen betreffende - alpine
de andere kant - keerzijde, overkant, overzijde
de andere kant op – andersom
de andere mogelijkheid - alternatief
de andere van twee mogelijkheden -  alternatief
de atomen betreffende - atomair
de baas over iemand zijn - bazen
de baas spelen – bazen, heersen, overheersen, tiranniseren
de baas spelende – bazig
de baas willen spelen - bazig
de baas worden - overweldigen
debacle – fiasco, ineenstorting, mislukking, ondergang, ramp, sof, val
debacle van de bank   krach
de balans opmaken – afwegen, overegen
de bal trappen – schieten
de bal is out - af, uit
debarkatie   ontscheping, landing
debarkement   discussie, polemiek, redetwist
debarkeren - ontschepen
debat - discussie, dispuut, gedachtewisseling, redekaveling, redetwist, woordenwisseling
debatteren   discussiëren, polemiseren, redetwisten, twisten 
debauche (Fr.)   uitspatting, losbandigheid
de bedoeling uitleggen - verklaren
de beest uithangen - klieren
de begane grond – aarde, b.g.
de beginselen betreffende - dementair, elementair, principieel
de beheerser der onderwereld - Hades
de bekwaamste kan falen - struikelen
de belastingheffing betreffende - fiscaal
de berg der wetgeving - Sinaï
de benen nemen – vluchten
de beroemdste stad der oudheid - Rome
de beste worden behandeld - her
de betekenis van iets - begrijpen
debet   tegoed, schuld(ig), verschuldigd 
de betrekkelijke zwaarte der stoffen - s.g.
de beweging van iets - remmen, tegenwerken
de bewoners van en land – bevolking, volk
de bewijsgronden doen zien - aantonen
debiel - achterlijk, sloom, zwakzinnig
debiel kind   mongooltje 
debiet - afzet, opbrengst, productie, watervoering
de bijzonderheden - finesse
debitant - slijter, verkoper
debiteren - opdissen, verkopen, vertellen
debiteur – schuldenaar
de blaasbalg bewegen - treden
de blinde god der duisternis - Hodur
de bloemengodin - flora
deblokkeren - ontzetten, opheffen, vrijgeven, vrijmaken
de bodes der goden - Hermes, Iris, Mercurius
de boeg richten naar – aanboegen
de bons geven - afdanken, ontslaan
de boogwijze van een opstaande dakschildrand - aandak
de borst betreffend - pectoraal
de boze - duivel
de brassen aanhalen  - aanbrassen
debrayeren   ontkoppelen
de breedte van een hand – handbreed
de buik betreffend - abdominaal
de buik van de vis opensnijden en reinigen - wammen
de buitenlijn - deci, decla, decor, omtrek
debutant - beginneling, eersteling, nieuweling
debuteren   beginnen
debuut - intrede
deca   tienmaal
decaan – deken
decade - tiental
decadent - blasé, gedegenereerd, krachteloos, ontaard, passief, verworden, willoos, wuft
decadentie - achteruitgang, inzinking, ontaarding, passiviteit, verval, willoosheid
decaliter   dl.
decameter   dam
decamperen   afbreken, opbreken, vertrekken
decanaat   gebied, waardigheid
decanteren   afgieten, klaren
decastére   das, (10m3)
december - wintermaand
decemvir   tienman 
decent   betamelijkheid, eerbaarheid, fatsoenlijk, keurig, kuis, net, netjes, welgemanierdheid, welvoeglijk, zedig
decente - schouwing, plaatsopneming
decentie - betamelijkheid, fatsoen, eerbaarheid, welgemanierdheid,
welvoeglijkheid
decentralisatie   (ver)spreiding 
deceptie   ontgoocheling, stelling, tegenvaller, teleurstelling
decharge   kwijting, ontheffing, opheffing, vrijspreking
dechargeren   ontheffen, ontlasten, vrijspreken
deci   tiende
decibel   d. b
decideren - beslissen, besluiten, ombrengen, vaststellen 
decigram   d. g., borrel, korrel 
deciliter – d.l., maatje
decimaal – tiendelig, tientallig 
decimaalteken – komma, punt
decimale breuk van een logarithme - mantisse
decimeren - ombrengen, uitdunnen, verminderen
decimeter   d. m.
decisie   beslissing, besluit, uitspraak
decisief   afdoend, beslissend, stellig
declamatie – ontboezeming, voordracht
declamator     voordrachtskunstenaar, voordrager
declamatorische zang   recitatief
declameren – opzeggen, reciteren, voordragen
declaratie - aangifte, cedel, ceel, (liefdes)verklaring, opgave, rekening
declareren   aangeven, opgeven
declasseren - diskwalificeren, schrappen
declassering - verval
declinatie   afwijking, afwijzing, verbuiging
declineren   afwijken, afwijzen, kleineren, verbuigen
decoderen   ontcijferen
decor – achtergrond, background, coulise, omgeving, toneeluitrusting, versiering
decorateur   stoffeerder, toneelbouwer, toneelontwerper, toneelschilder
decoratie – lintje, onderscheidingsteken, ordeteken, versiering
decoratie in België   oorlogskruis 
decoratie in Engeland   V.C. (Victoria Cross), M.B.E. (Member of the British Empire)
decoratie in Frankrijk   M. M. (Mëdaille
Militaire), L. d. H. (Legion d'Honneur)
decoratie in Nederland   M. W. 0. (Militaire Willemsorde)
decoratie in de U.S.A.   D. S. C. (Distinquished Service Cross)
decoratief   versierend
decoratietechniek - barbotine
decoratieve versiering   ornament
decorateur   toneelbouwer, toneelschilder, toneelontwerper
decoreren – beschilderen, edelen, eren, opsieren, verlenen, versieren
decorum   stijl, waardigheid, welvoeglijkheid
decoupage – verknipping
de courante maat hebbend - maats
decreet – afkondiging, besluit, bevel, edict, irade, oekaze, ukase, raadsbesluit, verordening
decreet van een sultan - irade
decrepiditeit - ouderdomszwakte
decrescendo   afnemend, verminderend
decreteren   afkondigen, besluiten, uitvaardigen, verordenen
de dag na heden – morgen
de daad van aandrijven - aandrijving
de daad van aanvaarden – aanvaarding
de daad van het kiezen - keus
de daad van het lenen – lening
de daad volvoeren – begaan
de dageraad - krieken
de dag van heden - nu, vandaag
de dag breekt aan - aanbreken
de dag hierna – morgen
de dag te voren - daags
de dag voor heden – gisteren
dedaigneus (Fr.)   geringschattend, minachtend, vernederend
dedain   minachting
de dans ontspringen – vluchten
de dato   d.d., gedagtekend
deder – huttentut
de derde innemend - tertiair
de derde toon van de grondtoon af - terts
de derde troef - basta
de deugdzaamste kan falen - struikelen
de deur uit – weg
de deur uitgaan - gat
dedicatie   opdracht, toewijding
de diepte bepalen – peilen
de diepte meten - peilen
de diepte opnemen - peilen
de diepte van een schip - holte
de diepte van een wonde onderzoeken - sonderen
de diepzee betreffend - abyssaal, pelagisch
de doop toedienend – dopen
de drie schikgodinnen – nornen
de drie schone gezellinnen van Venus - gratiën
deduceren   afleiden, beslissen, besluiten, concluderen
deductie   afleiding, conclusie
deductief   afleidend, besluitend, concluderend
de dunk hebben - menen
de edelen - adeldom
de een of ander – iemand
de dunk hebben - menen
de eerste beginselen betreffende - elementair
de eerste catamanke - zondeval
de eerste grondslag bevattende - elementair
de eerste halswervel - atlas
de eerste industriestad in Japan - Osaka
de eerste mens – Adam
de eerste minister - kanselier
de eerste moeder – Eva
de eerste plaats innemend - primair
de eerste stappen - initiatief
de eerste vlieger – Ivarus
de eerste zijn – primeren
de eetlust opwekkend - deegknijper, deegroller
de eigendom aan iemand ontnemen - onteigenen
de eigenlijke bevruchting - impregnatie
de eigenlijke kuil - aatje
de eilanden betreffende - insulair
de engere zin van de literatuur- letteren
de Franse Republiek - Mananne
de facto - feitelijk, werkelijk
de fraaie letteren beminnend - letterlievend
de Germaanse goden - Asen
de geboorte betreffende - nataal
de geest betreffende - mentaal
de geest bezig houdend - boeiend
de geestigheid van een zet - pointe
de geestigheid van het nieuwe in de maatschappij - modernisme
de gehele aarde - oecumene
de geluksgodin - geluk, fortuin, vermogen, voorspoed
de gemene bolderik - bolder, bolderd
de gemiddelde ontwikkeling - trend
de genadeslag geven - nekken
de genadeslag toe brengen - nekken
de gesteldheid opnemen - verkennen
de getakte horens van een hert - gewei
de gewone ezel - steenezel
de gewoonte hebben - plegen
de gezamenlijke afwas - vaat
de gezamenlijke bedienden - personeel
de gezamenlijke bloedverwanten – aanverwanten, familie,
maagschap,
de gezamenlijke burgerij - gemeente
de gezamenlijke dieren - gedierte
de gezamenlijke diersoorten - fauna
de gezamenlijke edellieden - adel, adeldom, adelstand,  nobiliteit,
noblesse
de gezamenlijke hoeveelheid - alles
de gezamenlijke inwoners - volk
de gezamenlijke inzet - pot
de gezamenlijke journalisten - pers
de gezamenlijke klanten -  klandizie, cliëntèle, 
de gezamenlijke liefdegevoelens - erotiek
de gezamenlijke ministers - kabinet
de gezamenlijke musici - orkest
de gezamenlijke plantensoorten - flora
de gezamenlijke pot - inzet
de gezamenlijke redacteuren - redactie
de gezamenlijke sterren - gesternte
de gezamenlijke strijdkrachten en middelen - weermacht
de gezamenlijke verwanten – sibbe
de gezamenlijke werknemers - personeel
d e gezondheid betreffende - sanitair
d e glans temperen - matteren
de goede geesten des huizes - penaten
d e goede naam aantastend - faamrovend
d e goede vorm geven - fatsoeneren
de goede vormen - etikette, etiquette
de graad betreffende - gradueel
de graankorrels uit de aren slaan - dorsen
de groeikracht der haren - haargroei
de grondbeginselen betreffend - elementair, fundamenteel
de grondbeginselen omvattend - elementair
de grondslag betreffende - dogmatisch, elementair, fundamenteel
principieel
de grondslag leggen - baseren, funderen, grondvesten stichten
de grondslagen omvattende - elementair
de grondwet betreffende - grondwettelijk, statutair,
de grootste der oorrobben - zeeleeuw
de grootste intensiteit bereikend - uiterst
de grootste waarde - maximum
de grote hoop - gros
de grote massa - menigte
de grote wereld  - monde, society
de halzen der zeilen losgooien - opsteken
de halzen of hals uitrekken - reikhalzen
de hand geven - reiken
de hand naar iets uitstrekken - reiken
de handel betreffend - commercieel
de handel betreffende - zakelijk
de handeling van trekken - haal
de handen verzorgen - manicuren
de heffe des volks - janhagel
de Heiland - Joel
de heilige bloem der boeddhisten - lotus
de heilige maagd - madonna
de heilige schrift - bijbel
de heilige schrift der moslims - koran
de Heilige stad - Jeruzalem, Rome
de hele boel - santenkraam
de hele rommel - santenkraam
de hele stad betreffende - stedelijk
de helft - dimidium
de hemel - sfeer
de hemelse Vader - Alvader
de hemelsfeer - kreits
de heren - hh
de hoeveelheid hebben van - bedragen
de Hondsster - Sirius
de hoofdpunten - principaal
de hoogste kringen - society, 8upperten
de horens omhoog richten - opsteken
de huig betreffende - uvulaar
de indeling der verzen - versmaat
de inhoud van spuitbussen - aërosol
de inslagdraden verwijderen – kerven
de Javaanse boer – kromo
de jongere - jr., junior, minor
de juiste wijze van zich in het Latijn uit te drukken - latiniteit
de juistheid vaststellen - verifiëren
de jure - rechtens
de kaken - kakement
de keel afsnijden - egorgeren
de keel betreffend - gutturaal
de keel klokkend spoelen - gorgelen
de keel toe snoeren - wurgen
de keerkringen - tropen
de kerk - ecclesia
de kern - quintessens
de klankladder zingen – solfegiëren, solmiseren
de kleur niet bijspelen - renonceren
de kleuren van de regenboog - iriseren vertonen
de knop aan horloge - remontoir
de koersen wegen tegen elkaar op - pari
de koningin der goden - Hera
de koof van een oxaal - lampet
de kroningsstad der oude Franse koningen - Reims
de kunst om de volksmassa te leiden - demagogie
de kunst van waarzeggen - mantiek
de kusten van Klein-Azië - Levant
de laatste der maand - ultimo
de landingsplaats van Noach - Ararat
de leer der welsprekendheid - retorica
de leer van Mohammed - islam
de lendenen betreffende - lumbaal
de letter Y - igreg
de letters in volgorde noemen - spellen
de levenloze delfstoffen - levenloos
de levering van benodigdheden - aanbesteden
de lezer heil - l.s.
de lichtste kleur - wit
de lier draaien - lieren
de lieveling van Venus - Adonis
de literatuur - letteren
de loop der dingen -  legertros, loop, train
de maan - luna
de maand der grote vasten van de islam - ramadan
de maangodin - Diana, Luna, Selene
de maat - versmaat
de maat te boven gaande - overmatig
de macht hebben - vermogen
de made van de langbenige  mug - hamel
de man die kolen in de machinekamer brengt - tremmer
de mantel uitvegen - afstraffen
de massa - volk
de mast van een vaartuig neer leggen - reggen
de meerderheid - gros
de meester spelen over - beheersen
de melk van de room ontdoen - romen
de mensen - men, publiek
de mensenwereld - mensenmaatschappij
de mindere blijken - verliezen
de mindere schepelingen - janhagel
de minister van defensie - ai
de moed benemen - ontmoedigen, terneerslaan
de moed hebben - durven
de moed verliezen - versagen
de moeite waard zijn - lonen
de mogelijkheid om bewustheid te krijgen van de gelijkheid - 
kenvermogen
de mond - gat
de mond betreffende - oraal
de mond roeren - kletsen
de mond samentrekkende - wrang
de mond wijd openen - gapen
de naam betreffende - nominaal
de naam noemen - vernoemen
de naam van een bezoeker melden - aandienen
de nacht doorbrengen - overnachten
de nadruk leggen op - accentueren, betonen
de nagels verzorgen - manicuren
de natie betreffend - nationaal
de nationaliteit ontnemen – denationaliseren,  denaturaliseren
de negende toontrap - none
de nek omdraaien - nekken
de nekslag geven -  nekken
de nodige kennis bijbrengen - inlichten
de nodige straf toedienen - afstraffen
de nodige volmacht geven - machtigen
de nijverheid betreffende - industrieel
de ogen gebruiken - kijken
de omgekeerde dactylus - anapest
de omgeving waar in een mens leeft - milieu
de onbekende - anonymus, n.n., vreemde
de ondergang nabij - rand
de onderwereld - hades, hel
de ongehuwde staat - agamie
de ontbrekende kleur - renonce
de oogst binnen halen - oogsten
de oorspronkelijke mens - oermens
de oorzaak zijn van - veroorzaken
de Oostlndische archipel - Insulinde
de openbare mening - men, opinie
de opgooi verrichten - tossen
de oppergod - Odin, Wodan
de oppergod van de antieke Grieken - Zeus
de oppergod van Rome - Jupiter
de oratorianen - oratorium
de oren spitsen - opsteken
de ouderdom - levensavond
de oudere - nestor, senior sr.
de oudste - nestor
de oudste der Griekse koningen voor Troje - 6Nestor
de oudste der Titanen - Oceanus, pr, sr,
de overheid - gezag, magistraat
de partij der Hohenstaufen - Ghibellijnen
de partij gewonnen geven - abandonneren
de persoonlijkheid vaststellen van - identificeren
de planeet Venus - avondster, morgenster
de pool betreffende - polair
de poolster - tramontane
de prik- of negenoog - lamprei
de proef op de som nemen - beproeven, experimenteren, testen
de raas langsscheeps richten - aanbrassen
de rechtbank - balie
de redactie voeren - redigeren
de regels betreffende - reglementair
de rekening vereffenen - afrekenen
de ritus betreffende – ritueel
de rug betreffende - dorsaal
de rust herstellen - pacificeren
de Schepper – God
de schikgodinnen - Nornen
de schoonheid benadelen - ontsieren
de schuine rand van een gevel – aandak
de slag bij Kortrijk - guldensporenslag
de slang uit het bijbelverhaal - paradijsslang
de Spaanse vloot van 1588 - Armada
de spieren soepel maken - masseren
de staat van man en vrouw die ongehuwd zijn en samenleven 
agamie
de stangen van het eerste jaar - spies
de stem betreffende - vocaal, vokaal
de stem ten opzichte van klank en toon - orgaan
de sterren betreffende - astraal, sideraal, stellair
de sterrenkunde betreffende - astronomisch
de Stille Zuidzee - Pacific
de straf betreffende - penaal
de tanden ergens inzetten - bijten
de tarra vaststellen - tarreren
de tastzin betreffende - haptisch
de te volgen weg - route
de techniek van het etsen - etstechniek
de tegenstelling uitdrukkend - tegenstellend
de tegenstoot toebrengen - riposteren
de telgang gaan - tellen
de teugels aandoen - tomen
de titel en het ambt van imam - imamaat
de toehoorders - gehoor
de toepassing van de telefoon - telefonie
de toon aangeven - intoneren
de toon betreffende - tonaal
de toon plaatsen op - betonen
de toonkunst betreffende - filharmonisch
de toonsoort betreffend - tonaal
de top afsnijden - knotten
de toss verrichten - tossen
de trom slaan - trommelen
de tucht betreffende - disciplinair
de tuin bearbeiden - tuinieren
de tweede plaats innemend - secundair
de tijd die nog komen moet - toekomst
de tijd doorbrengen - verdoen
de tijd opmeten van - timen
de tijd snelt - hora
de tijd van de vroege morgen - morgenstond
de tijd verbeuzelen - lanteren, leeglopen, rondslenteren
de uiterste waarde - extrenum
de uitgekeerde som - uitkering
de uitvoering van werk - aanbesteden
de Vlaamse omroep - NIR
de verdediging voeren - pleiten
de vereiste kleren dragend - gekleed
de vereiste sterkte hebbend - voltallig
de veren uittrekken - plukken
de verspinbare vezels van de abelmos - abelmoshennep
de vervaltijd later stellen - renoveren
de verzorging - oppas
de verzorging van handen en nagels - manicure
de vier weken voor Kerstmis - Advent
de vijf boeken van Mozes - Pentateuch
de vijftiende dag van de maand maart - idus
de vijftig dochters van Danaus - Danaiden
de vlucht van Mohammed - hegira
de voeten krachtig neerzetten - treden
de voeten naslepen - slepend
de voeten verplaatsen - treden
de voeten zetten op - betreden, trede, treden    
d e volkenbond – SN 
de volksaard ontnemen - denationaliseren
de voltooiing nabij - vergevorderd
de voorgestelde wijziging - amendement
de voorkeur geven aan – prefereren, verkiezen
de voorkeur gevend aan - liever
de voorkeur verdienend - preferabel
de voorname families van een land - aristocratie
de voorraad open maken - aanbreken
de voorrang hebben - voorgaan
de voorrang hebbende - prevalent, primeren
de vorm betreffende - formeel
de vormverandering weergeven - vervoegen
de vorst is niet fel meer - gat
de vrede herstellen - verzoenen
de vrome uithangen - femelen
de vrijheid belemmeren van - knevelen, vastbinden
de vrijheid hebben - mogen
de vrijheid hergeven - invrijheidstelling
de vrijmetselarij betreffende - maconniek
de waarde bepalen - waarderen
de waarde beseffen - kennen
de waarde hebben van - betekenen
de waarheid van iets - erkentenis
de waarnemende - minister
de wacht houden - waken
de wandelende jood - Ahasverus
de warme luchtstreken - tropen
de waterspiegel verlagen - aflaten
de weemoed teweeg brengen - ontroeren
de wereld - kreits
de wijze waarop een vraagstuk wordt aangevat - probleem
de wind indraaien - aanboegen
de wisselvalligheid van de oorlog - krijgskans
de wortel van een gewei - gewas
de zaligheid verschaffend - zaligmakend
de zang minnende - filomeel
de zeden betreffende - moreel
de zee - pekelplas
de zee betreffende -  maritiem
de zeilen de juiste stand geven - brassen
de zeilen hijsen - opsteken
de zeilen kleiner maken - reven
de zeis scherpen -  haren
de zeventiende-eeuwse  theoloog - Gomarus
de zonnegod – Apollo, Febus
dealerschap - agentschap
debarkatie - landing, ontscheping
debat - discussie,  dispuut, polemiek, redetwist
debatteerkunst (Gr.) - eristiek
debatteren - discussiëren, polemiseren, redetwisten
debacle - krach, mislukking, ondergang, ramp, val
debet - deb, schuld, schuldig, tegoed
debiel kind - mongooltje
debiet - afzet, opbrengst, produktie
debiteren - afzetten, verkopen, vertellen
debiteur - schuldenaar
deboursement - uitbetaling
debrayatie - frictie, koppeling, ontkoppeling
debutant - beginneling, nieuweling
debuut - maidenspeech
deca - tienmaal
decaan - deken
decadent - blasé, wuft, ontaard, passief, vervallen, verworden, willoos 
decamperen - afbreken, opbreken, vertrekken
decanaat - gebied, waardigheid
decanteren - afgieten, klaren
decatlon - tienkamp
december - wintermaand
decembermaand - kerstmaand
decemvir - tienman, tienmanschap
decendentieleer - afstammingsleer
decubitut - doorliggen
dedaigneus (Fr.) - geringschattend, minachtend, vernederend
dedain - minachting
deder - huttentut, vlasdodder
dedicatie - opdracht, toewijding
deduceren - afleiden, besluiten, concluderen
deductie - (afgeleide) waarheid, afleiding, conclusie, gevolgtrekking
deductief - afleidend, besluitend, concluderend
deeg    bakmengsel, beslag, meelmengsel, pasta
deeg knijpen - kneden
deegachtig – kleems(ch), klef, tets
deegbak - trog
deegbal   knoedel
deeg dooreenwerken – kneden
deegkneder - meesterknecht
deeg knijpen – kneden
deegkneder - meesterknecht
deeg reepje - mie, noedel, vermicelli
deegroller - rolstok
deeg van klei en water – paat
deeg voor pannenkoeken - beslag
deeg voor pasteikorsten – korstdeeg
deegwaar - mie
deel   aandeel, afdeling, brok, dorsvloer, eind, eindje, end, episode, erf, flard, fractie, fragment, gedeelte, helft, homp, kardeel, kavel, kwart, lid, moot, mop, none, part, partie, partij, plak, plank, portie, quotum, rantsoen, reep, segment, stalvloer, strek, strook, stuk, tak, vleugel
deel (Gr.) - meros
deel (med) - portio
deelarbeid - partime
deelbaar – splitsbaar 
deel dat wezenlijk tot het geheel behoort – integreren
deel der aarde - Afrika, Amerika, Australië, Azië, Europa, pool, subtropen, tropen, zone
deel der kerkelijke getijden - lauden, laudes
deel der wiskunde - meetkunde
deelgenoot   co., compagnon, kameraad, maat, lid, partner, vennoot
deelhebben in nalatenschap - erven
deelhebber - participant, vennoot
deel hout - plank
deellijn   bissectrice
deelname – deelneming, participatie
deelnemen – meedoen
deelnemend – medelijdend
deelnemer – kandidaad, medewerker
deelnemer aan  damspel – dammer
deelnemer aan debat – debatter
deelnemer aan een reünie - reünist
deelnemer aan snelheidswedstrijd   coureur, racer, stayer,
deelnemer aan zeker spel - bridger, dammer, kaarter, schaker
deelneming   condolance, interesse, medeleven, medelijden, rouwbeklag 
deelpunt   splitsingspunt 
deels   gedeeltelijk, half, partieel 
deelstaat (Mal.) - negara
deelteken – trema
deel tussen onderlijf en  bovenbeen - lies
deeltijdwerker - parttime
deeltje – fractie, partikel, stukje
deeltjesversneller   bevatron, comsmotron, cyclotron 
deel uit een nalatenschap - erfdeel
deelwoord   participium
deemoed   berouw, eenvoud, nederigheid, onderworpenhwid, ootmoed
deemoedig    berouwvol, nederig, onderdanig, ootmoedig, soumis
deel uitmaken – behoren
deel van aalfuik - ink., kub, kubbe
deel van aambeeld – apeer, hoorn
deel van aarde aan de Noordpool - Arctica
deel van aarde aan  Zuidpool - Antarctica
deel van accu - cel
deel van Achter-lndië - Annam, Assam, Laos, Malakka, Siam
deel van Afrika - Algerië, Angola, Benin, Biafra, Columbia, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Goudkust, Guinee (Fr.), Ivoorkust, Kameroen, Katanga, Kenia, Liberia, Libië, Mali, Marokko, Natal, Niger, Nigeria, Nubië, Oeganda, Oranjevrijstaat, Rhodesia, Sahara, Senegal, Soedan, Tanganjika, Togo, Transvaal, Tunesië, Volta, Zanzibar, Zuid-Afrika
deel van aftrekking - min, rest, verschil
deel van de Algerijnse Sahara - Mzab
deel van altaar - retabel, tabernakel, tombe
deel van ambtsgewaad - bef, sjerp
deel van Amerika   Alabama, Alaska, Argentinië, Arizona, Brazilië, Canada, Chili, Columbia, Ecuador, Mexico, Oregon, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay, U. S. A., Venezuela
deel van Amsterdam – Overtoom
deel van anker - hals, kruis (bovendeel), tand
deel van Arabië - Egypte, Irak, Jordanië, Koeweit, Libanon, 
Lybië, Marokko, Oman, Syrië, Tunesië
deel van Argentinië   Chaco, Cordova, Corientes, Estero, Formosa, Mendosa, Pampa, Patagonië, Salta, Santiago
deel van arm – biceps, bovenarm, elleboog, ellepijp, onderarm,   spaakbeen
deel van arrondissement - kanton
deel van artikel - sub.
deel van artsuitrusting - oogspiegel, stethoscoop
deel van de Atlantische-Oceaan – Noordzee
deel van de atmosfeer – stratosfeer
deel van atoom - elektron, elektronenwollepols, kern, neutron, nucleon, proton
deel van Australië   Arnhemland, Tasmanië, Queensland, Victoria
deel van Azië – Afghanistan, Anam, Arabië, Armenië, Assam, Birma, Ceylon, China, Dekan, Goa, India, Indonesië, Irak, Iran,  Israël, Japan, Jordanië, Korea, Laos, Libanon, Libië, Mongolië, Nepal, Pakistan, Koeweit, Pakistan, Perzië, Siam, Siberië, Tibet, Turkije, Vietnam
deel van de baan bij zeilwedstrijden  - rak
deel van baggermolen - noria, paternosterwerk
deel van bakkerij - oven
deel van balans - gewicht, juk, lastarm, mes, ruiter, schaal
deel van ballon - anker, ballast, hals, mand, net, omhulsel, schuitje, ventiel
deel van bandopname apparaat – opnamekop, spoel, wiskop
deel van bastion - oreillon
deel van batterij - cel, element, pool
deel van bed - deken, kussen, laken, matras, peluw, sloop, spiraal
deel van been - bovenbeen, dij, enkel, kuit, kuitbeen, knie, scheen, scheenbeen, teen, voet
deel van beenderen - merg, specie
deel van beitel - aar, faas
deel van bekertoernooi – finale, ronde
deel van België   Antwerpen, Ardennen, Borinage, Brabant, Henegouwen, Kempen, Limburg,  Lotharingen, Luik,  Namen, Vlaanderen, Wallonië
deel van berg - helling, piek, top, voet
deel van de beurs  - fonds, hoek
deel van biljartkeu - pomerans
deel van blaasinstrume nt - riet(je)
deel van blad - ader, bladnerf, bladschijf, bladsteel, nerf
deel van bladzijde - alinea, kantlijn, letter, marge, regel, wit, woord
deel van bloed - bloedcel, bloedlichaampje, bloedplasma,
haemoglobine,
deel van bloem - blad, buis, bijkelk, bijkroon, helmdraad, keel, kelk, kroon, meeldraad, schutblad, stamper, steel, stempel, stijl,  vruchtbeginsel, zoom
deel van Boedapest   Boeda, Pest
deel van bol of cirkel - segment
deel van boom - bast, blad, kruin, kwast, lover, schors, spint, stam,  tak, twijg, wortel, zijstam
deel van borstkas - borstbeen, rib, ruggegraat
deel van bouwwerk – architraaf, beuk, boog, fiaal, fries, fronton, impost, kroonlijst, latei, liseen, muur, risaliet, schalk, zwik, travee,
deel van breedtecirkel - lengtegraad
deel van breuk - breukstreep,  decimaalteken, deelstreep, deeltal, 
deler, noemer, teller
deel van breukband - pelote
deel van breviergebed - metten
deel van bridgewedstrijd – deelscore, manche, robber
deel van bril - arm, been, glas, lepel, montuur, neussteun, rand
deel van Brits Indië (voormalig)    Assam, Burma, Orissa
deel van broedmachine - kunstmoeder
deel van broek - achterzak, band, gulp, klep, knie, pijp, sluiting, zak
deel van brouwerij - beslagkuip, brouwketel, eestoven, filter,
gistkuip, hopzeef,  kiemtrommel, legtank, moutkuip, silo, wachttank, weekkuip, wortketel
deel van brug - balustrade, leuning, overspanning, pijler, wegdek
deel van bruidstoilet - boeket, sleep, sluier
deel van buik - alvleesklier, darmen, galblaas, lever, maag, milt, nier(en),
deel van bungalowtent - binnentent, buitentent, geraamte, grondzeil, haring, scheerlijn, slaapcabine   
deel van bijbel - bijbelboek, evangelie, n.t.,o.t., pentateuch, psalmen, testament
deel van bijenkorf – honingraat, raat, vlieggat
deel van camera – diafragma, filter, lens, sluiter, zoeker
deel van Canada   Alberta, Labrador, Mackenzie, Manitoba, Newfoundland, Ontario, Quebec
deel van Celebes   Badah, Boni, Doeri, Kendari, Loewoe, Menado, Mori, Posso
deel van Centraal-Azië - Pamir
deel van cel - celwand, chromosoom, kern, protoplasma
deel van celdeur - schaftluik
deel van celkern – gen
deel van de cirkelomtrek - graad
deel van circus - piste
deel van circusvoorstelling - acrobatiek, clownerie,
trapezewerk
deel van cirkel - boog, diameter, graad, koorde, kwadrant,
middellijn, middelpunt, omtrek, periferie, radiaal, sector, segment,
straal
deel van classis- ring
deel van computer - geheugen
deel van concertzaal - loge, podium, stalles
deel van Constantinopel - Pera
deel van contract - dagtekening, datering, handtekening, 
signatuur
deel van Cookeilanden   Atiu, Aitutali, Mangaia, Rarotonga
deel van correspondentie materiaal - ballpen, ballpoint, blocnote,
carbon, envelop, papier, potlood, schrijfmachine, pen,  vulpen
deel van cursus - semester, trimester
deel van dag - avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, namiddag, nanacht, nanoen, noen,
ochtend, seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag
deel van dak - balk, bedekking, bint, dakpan, gebint, goot, hanebalk, kapel, koekoek, leer, lijst, nok, raam, ruiter, spant, stoel, terras, tuin, venster, vorst
deel van dakpan - pannestuk
deel van dal - dalbodem, dalwand, glooiing, helling, talud, terras
deel van dampkring - ionosfeer, ozonosfeer, sfeer, stratosfeer,
troposfeer
deel van damspel - bord, damschijf, damsteen 
deel van decimale breuk – decimaalteken, periode
deel van delfstoffenrijk - bauxiet, erts, gas, goud, koper,  kwikzilver, olie, steenkool, tin, zilver
deel van Denemarken   Aerö,  Als, Falster, Funen, Fyn, Jutland, Langeland, Lolland, Mön, Odense, Sjaelland, Sealand
deel van dier - bek, hals, hoef, klauw, kop, mond, muil, nek, oog, oor, poot, romp, rug, slurf, snoet, snuit, snavel, staart, vleugel,
uier
deel van dierenwereld - amfibieën, reptielen, tweeslachtigen,
vissen, weekdieren, zoogdieren
deel van dikke darm - appendix, blindedarm   
deel van de dikke darm – endeldarm
deel van dobber - sim
deel van dok - ponton
deel van dorp - brink, hoofdstraat, kerkplein, kom, markt, straat
deel van draagmuur - voeting
deel van draaibank – rijkop
deel van drachme - obool
deel van Drenthe   Ellertsveld, Hondsrug, Noordenveld, Oostermoer
deel van driehoek - basishoek, bissectrice, hoek, hoogtelijn, hoogtepunt, hypotenusa, rechthoekszijde, tophoek, zwaartelijn, zwaartepunt, zijde
deel van drukpers - degel, frisket, inktrol, raam, ronde, timpaan,
verschet
deel van duikboot - mangat, periscoop
deel van Duitsland   Baden, Beieren, Brandenburg, Breisgau, Eifel, Harz, Hessen, Holstein, Lüneburgerheide, Mecklenburg, Munsterland, Oostfriesland, Pruisen, Ruhrgebied, Rijnland, Saarland, Saksen, Sauerland, Sleeswijk, Thüringen, Westfalen, Württemberg
deel van de dunne darm - ileum, jejunum
deel van dijk - aarde, bazaltsteen, glooiing, keileem, kruin, talud, voet, zinkstuk
deel van dynamo – anker, koolborstel, veldwikkeling
deel van Edda – Havamal
deel van eendenkooi – kolk
deel van eetwaren - aardappel, boter, brood, gevogelte, groente, margarine, vet, vis, vlees, wild
deel van effect - coupon, mantel, talon
deel van egge - egraam  
deel van Egypte - Nijldelta, Sinaï
deel van Egypte (oud) – Gosen
deel van ei - eiermelk, dooier, door, dop, dun, eierschaal, eigeel, pel, schaal, schaalvlies, schil, snoer, zuivel
deel van elektriciteitscentrale - dynamo, turbine, schakelstation
deel van elektronisch instrument – condensator, transistor,
weerstand
deel van Engeland    Cornwall, Essex, Hampshire, Kent, Midlands, Sussex, Wales, Yorkshire
deel van erfenis – erfdeel, legaat
deel van Ethiopië – Ogaden
deel van etmaal - avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, nanacht, nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur,
voormiddag
deel van Europa   Albanië, Alpen, Andorra, Apulië, Balkan, Bretagne, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Eire, Erin, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Iberië, Ierland, Italië, Joegoslavië, Jutland, Karinthië, Kaukasus, Kola, Krim, Lapland, Liberië, Lichtenstein, Luxemburg,  Monaco, Nederland, Noorwegen, Normandië  Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal, Povlakte, Rivièra, Roemenië, San Marino, Spanje,
Tsjechoslowakije, Zweden
deel van evenredigheid – term
deel van Eysden -  Breust, Mesch, Oost
deel van ezelshoofd (scheepsbouw) – 4 mars, 2 ra, slothout,  steng, zaling
deel van fabricage - controle, produktie, voorbereiding
deel van familie - tak
deel van flatgebouw - galerij, kelderbox, lift, liftkoker, trap, trappenhuis
deel van fles - buik, hals, kroonkurk, kurk, sluiting, stop, ziel
deel van folterkamer - beenschroef, brodequin, duimschroef, polei, rad
deel van fornuis - afdekplaatje, asla, bakoven, bakplaat, brander, deksel, grill, oven, ovenlicht, ovenplaat, pijp, ring, rooster, 
spaarbrander, waakvlam
deel van fototoestel – diafragma, filter, lens, sluiter, statief, zoeker
deel van Frankrijk   Auvergne, Brenne, Bretagne, Bourgogne, Causses, Champagne, Dauphine, Elzas, Gascogne, Guyenne, Landes, Languedoc, Lotharingen, Medoc, Midi, Normandië, Picardië, Provence, Rivièra, Savoye, Touraine, Vogezen, Vendee
deel van Friesland   Ameland, Bildt, Gaasterland, Haskerland, Lemsterland,  Ooststellingwerf, Opsterland,  Schiermonnikoog, Smallingerland, Terschelling, VIieland, Weststellingwerf, Wonseradeel, Zevenwouden
deel van fuik - ink, kub
deel van gamelan – kendang
deel van garenklos – kruis
deel van gasmeter – rotameter
deel van gebed - none(r.k.)
deel van gebit - brug, gehemelteplaat, hoektand, kies, kroon, maaltand, melktand, oogtand, tand, verstandskies, vulling
deel van gedicht – refrein, strofe, vers
deel van geheel - deel, element, gedeelte, helft, kwart, lid, onderdeel, part, stuk
deel van gehemelte - huig, raak, uvula
deel van gehoorgang - aambeeld, doolhof, gehoorbeentje, hamer, labyrinth, oorsmeer, oorvlies, otoliet, slakkenhuis, stijgbeugel, talgkliertjes, trommelvlies, wolhaartjes
deel van gelaat - jukbeen, kaak, kin, koon, lip, mond, neus, neusvleugel, oog, ooglid, oor, slaap, voorhoofd, wang, wenkbrauw, wimper
deel van Gelderland   Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Graafschap, Liemers, Lijmers, Montferland, Nederbetuwe, Overbetuwe, Tielerwaard, Veluwezoom, Veluwe, Veluwemeer
deel van geneeskunde - an(a)esthesie, chirurgie, gyn(a)ecologie, heelkunde, neurologie, oogheelkunde, orthopedie, psychiatrie
deel van geraamte - been, bekken, borstwervels, bot, dijbeen, ellepijp, heiligbeen, knieschijf, ledematen, middenhandsbeentje, rib, schaambeen, schedel, schouderblad, sleutelbeen, spaakbeen, vingerkootjes, wervel
deel van geschrift - alinea, bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf, passage 
deel van geslacht – generatie
deel van getal – breuk
deel van gevangenis – cel
deel van gevel - deur, erker, kozijn, pui, raam
deel van geweer - grendel, haan, haft, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, tromp, vizier
deel van gewei - gaffel, rozestok, spits, stang, tak, vertakking
deel van geweerloop - vizierkorrel, vizieropstand
deel van gezichtsorgaan – hoornvlies, iris, kegeltjes, lens, netvlies, oogbal, pupil, staafjes
deel van glasfabriek – koeloven
deel van gletsjer - eindmorene, gletsjerspleet, gletsjertafel, middenmorene, morene, zijmorene
deel van de godgeleerdheid – patristiek
deel van godsdienstoefening - gebed, meditatie
deel van gordijn - glijder, haakje, koord, lat, rabat, rail, ring, roede
deel van gouw – grietenij
deel van graad - minuut, seconde
deel van grammofoon - arm, armlift, as, bedieningshandel, chassis, contragewicht, draaischijf, element, luidspreker, naald, speaker, stroboscoop, toonarm, toonkop, versterker, weergever
deel van grendel - stuit
deel van Griekenland   Achaia, Aetiolia, Arcadia, Argolis, Attica, Boeotië, Cycladin, Elis, Enos, Epirus, Euboea, Locris, Macedonië, Magnesië, Peleponnesus, Sparta, Sporaden, Thessalië 
deel van de Grote-Antillen - Haïti
deel van Groot Brittannië   Engeland, Schotland, Wales, zie: ook deel van Engeland
deel van gulden - cent, dubbeltje, heitje, kwartje, spie, stuiver
deel van haan van een geweer – borst
deel van haard - asla, deur, haardkuil, haardplaat, vulklep
deel van hals - adamsappel, atlas, halsslagader, halswervel, keel, nek, spon, strot 
deel van hamer - blad, bol, huis, klauw, kop, ruin, pin, steel, ringvinger,
deel van hand - duim, handpalm, middenvinger, muis, palm, pink, rug, vinger, wijsvinger
deel van hart - boezem, hartebloed, hartklepje, hartkuil, hartspier, hartzakje, kamer, klep, linkerboezem, linkerkamer, rechterboezem, rechterkamer 
deel van haven – aanlegsteiger, dam, damwand, kade, kraan,
deel van de Hawaii-Eilanden - Hawaii, Kahoolawe, Kauai,  Lanai, Maui, Molokai, Nilhau, Oahu
deel van heiboom – lastarm
deel van heilige mis - epistel
deel van hekwerk - deurtje, gaas, opening, post, raster, reling, spijl
deel van helm - kam, timber, vizierklep
deel van hemellichaam - meteoor
deel van hengel – dobber, reel, sim, snoer,
deel van hengelsnoer - opslag (puntdobber)
deel van heraldiek - kleur, kwartier, schild
deel van hertegewei – rozestok
deel van heuvel – helling, top, voet
deel van de Himalaya – Tibet
deel van historie - periode, tijdvak
deel van hoed - bol, rand
deel van Holland   zie: deel van Noord Holland en: deel van Zuid Holland
deel van hondekop - bek, oog, oor, snoet, snuit, tong
deel van Hongarije   Alföd,  Békes, Bihar, Nograd, Pest,
Sopron, Tolna, Vas
deel van honkbalveld - hek, honk, scorebord, thuishonk, werpheuvel, werpplaat
deel van honkbalwedstrijd - inning, slagbeurt
deel van hoofd - achterhoofd, achterhoofdsbeen, achterhoofdsgat, bovenkaak, gebit, gelaat, gezicht, haar, hanekam, jukbeen, kaak, kaakbeen, kin, koon, kruin, lip, mond, neus, neusbeen, onderkaak, oog, oor, ploegbeen, rotsbeen, schedel, slaap, slaapbeen, voorhoofd, voorhoofdsboezem wang, wangbeen, wenkbrauw, wiggebeen, zadelbeen, zeefbeen  
deel van hoofdstuk - alinea, paragraaf, vers
deel van hooggebergte - dal, keten, piek, ravijn, spits, steilte
top,vlakte
deel van hoogovenbedrijf – staalwalserij, ijzergieterij, ijzersmelterij
deel van horloge - anker, balans, dagwijzer, deksel, drijf, gangwerk, glas, kalor, kam, kas, kettingrad, knop, kompas, kroon, naald, onrust, pal, plaat, raderwerk, schakel, secondewijzer spiraalveer, uur, veer, wissel,wijzer, wijzerplaat
deel van hotel - badkamer, balzaal, eetzaal, hal, kamer, keuken, lounge, receptie,  restaurant  
deel van houten beschot - paneel 
deel van huis - appartement, badkamer, balkonkamer, bovenverdieping, dak, deur, douchecel, eetkamer, erker, etage, gang, gevel, gootkamer, hal, huiskamer, kap, kelder, keldertrap, keuken, koekoek, logeerkamer, mansarde, nok, pannen, parterre, portaal, pui, raam, salet, salon, serre, slaapkamer, suite, toilet, trap, venster, W.C., zolder, zoldertrap,
deel van hunebed - kei, zwerfsteen
deel van huwelijksdag - bruiloft, inzegening, jawoord, receptie
deel van hijskraan - stuurhut, zwaaiarm
deel van hijswerktuig - katrol, takel
deel van Ierland - Cavan, Clare, Cavan, Clare, Connaught, Cork, Dublin, Galway, Kerry, Kildare, Kilkenny, Laotyhis, Leinster, Leitrim, Limerick, Longford,Mavo, Meath, Munster, Offaly, Roscommon, Tipperary, Ulster, Waterford, Westmeath, Wexford
deel van iets - aandeel, onderstel, partij
deel van Illyrië - Liburnia       
deel van India   Assam, Bangka, Bengalen, Bihar, Billiton, Birma, Bombay, Borneo, Celebes, Ceram, Dekan, Flores, Halmahera, Hyderabad, Kashmir, Kerala, Lombok, Madras, Molukken, Nepal, Oekan, Orissa, Punjab, Timor, Soemba, Sumatra 
deel van Indo China   Birma, Laos, Thailand, Vietnam
deel van Indonesië   Ambon, Bali, Bangka, Billiton, Borneo, Buru, Celebes, Ceram, Flores, Halmahera, Java, Lombok, Molukken, Soemba, Soembawa, Sumatra, Timor
deel van ingesneden orgaan (plantk.) - slip, slipje
deel van ingewandenm - darm, lever maag, milt
deel van inktvis - vangarm
deel van insektenlijf - abdomen
deel van instrument – pedaal, snaar, toets
deel van inwendig oor - aambeeld, doolhof, hamer,  
slakkehuis, stijgbeugel, trommelvlies 
deel van Istanboel   Atikali, Aykapi, Balat, Besiktas, Beykoz, Carsamba, Cihangir, Eminonu, Fatih, Karakoy, Kasimpasa, Kumkapi, Maqka, Pera, Sehrimini, Sirkeci, Tepebasi, Topkapi, Unkipani,
deel van Italië   Abruzzen, Alentina, Apenijnen, Apulië, Calabrië, Campanië, Emilia, Elba, Friuli, Lombardije, Maremma, Phanar, Piemond, Sardinië, Sicilië, Taboliëre, Toscane, Trente, Trentino, Umbrië, Venetië
deel van jaar -  dag, grasmaand, herfst, jaargetijde, kalenderjaar, kwartaal, lente, lentemaand, maaimaand, maand, mei, najaar, nalente, naseizoen, nawinter, nazomer, oogstmaand, rijpmaand, semester, slachtmaand, sprokkelmaand, trimester, voorjaar, week, wintermaand, zomermaand
deel van jaarinkomen - gratificatie, tantiëme, vakantiegeld
deel van Japan   Abasjiri, Aitje, Aomori, Ehima, Foekoe, Foekoesjima, Gawa, Hidaka, Hirosjima, Hoeri, Hokaido, Hokkaido, Honsjoe, Hijama, Isjikari, Isjikawa, Iwate, Jamagata, Jamagoetji, Jamanasji, Joekoeoka, Kamikawa, Kana, Kioesjoe, Kioto, Koesjironokoeni Kotji, Mijagi, Mijazaki, Nagano, Nagasaki, Nagoja,Nara, Nemoero, Niigata, Oita, Okajama, Osjima, Roemoi, Saga, Saitama, Sjiga, Sjikokoe, Sjiroeoka, Soja, Soratje, Tjiba, Tojama, Tokatje, Totjigi, Tottori
deel van japon - bolero, centuur, kraag, lijfje, mouw, sloop
deel van jas - achterpand, belegsel, binnenkraag, binnenzak, borstzak, knoopsgat, lapel, mouw, pand, revers, rugpand, schoot, split, voering, voorpand, zijzak
deel van Java   Bantam, Banten, Kedoe, Lebak, Priangan, Prianger, Tegal  
deel van Joegoslavië   Bosnië, Dalmatië, Herzegowina, Istrië,  Kroatië,  Montenegro, Servië, Slavonië, Slovenië
deel van kaakbeen - gebit, kies, kin, kinnebak, koon, tand   
deel van kaapstander - handboom,handspaak
deel van kaarsepit - dief
deel van kaart - areaal, equator, evenaar, kaartvak, lengenda, linie, merediaan
deel van kaartspel - aas, boer, harten, heer, klaveren, ruiten,
schoppen, troef, troefkleur, vrouw
deel van kachel - asla, deksel, deur, kachelpijp, klep, lade, mantel,
plaat, pijp, rooster, vulklep
deel van kalender - blad, schild
deel van kamera – geelfilter, lens, sluiter, telelens,
deel van kampeeruitrusting - bed, deken, grondzeil, haring, tent
deel van kanon - affuit, aftrekinrichting, kulas, loop, rampaard (onderstel), remschoen, sluitstuk, vizier, zundgat
deel van kapgebint - dakgebint, dakspant, dakstoel, schraagstoel 
deel van kapiteel (Dorisch) - abacus, echinus
deel van kassa - geldla, telstrook, toets
deel van kast - deur, la, lade, plank, slot
deel van kasteelmuur - kanteel, trans
deel van kegel - grondvlak, mantel, top
deel van kerk - absis, bank, beuk, kansel, koor, nis, oksaal,
schip, steunbeer, toren, zijbeuk
deel van kermis - botsauto, draaimolen, spookhuis,  vlooientheater 
deel van kerncentrale - reactor
deel van ketel - deksel, fluit, handvat, tuit
deel van ketting - kraal, schakel, schalm, slot
deel van keuken - aanrecht, fornuis, gasstel, gootsteen, grill, kast, koelkast, kraan, oven, pannenrek
deel van kinderschedel - fontanel
deel van kippenhok - nachthok, ren, roest, stok
deel van klarinet - beker, klep, mondstuk, tussenstuk 
deel van klassiek Griekenland   Attica, Doris, Elis, Sparta
deel van kleding - boord, knoop, kraagvoering, naad, pand, revers, zoom
deel van kledingstuk - boord, kraag, mouw, pand, pijp, rok,
voering 
deel van Klein-Azië - Anatolië, Turkije
deel van klok - anker, bengel, binnenwerk, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, klepel, knop, naald, onrust, palrad, pendule, plaat, rad, raderwerk, schappement, slagveer, slinger, spiraalveer, trommel, veer, wijzer, wijzerplaat,
deel van klooster - boekerij, calefactorium, cel, dormitorium, eetzaal, hospitum, kruisgang, refectorium, refter, scriptorium
deel van koeiemaag - boekmaag, lebmaag, mutsmaag, netmaag, pens
deel van koestal - boes, deel
deel van komeet - kern, staart
deel van kompas - huis, naald, roos, windroos, windstreek
deel van Koninkrijk der Nederlanden - Antillen, Bonaire, Curacao, Nederland, Saba, Suriname
deel van Konstantinopel – Pera
deel van koolplant - blad, bloem, steel, stronk
deel van kop van hond - snoet
deel van de koran - soera , sura, sure
deel van korenhalm – aar
deel van kostuum – boord, broek, colbert, jas, pantalon, vest
deel van kous - hiel, naad, teen, voet
deel van kozijn - afzaat, dorpel, drempel
deel van krant - advertentierubriek, artikel, beursnieuws, bijvoegsel, hoofdartikel, kolom, necrologie, pagina, rubriek
deel van krantenoplage - editie
deel van krantepagina - artikel, cursief(je), kolom, kop, rubriek
deel van krater - bodem, keel, pijp, rand, wand
deel van kroonlijst - architraaf
deel van kruiskerk - viering
deel van kruisweg - statie  
deel van kijker - lens, occulair, omkeerprisma
deel van laboratorium - balans, brander, reageerbuis, werktafel 
deel van ladder - sport, stijl, trede, tree
deel van lamoen - traam, treme (Z.N.)
deel van lamp - bol, brander, fitting, gloeidraad, kous, lampeglas, lampekap, (lamp)voet, pendel, pit
deel van Limburg   Geuldal, Maasdal,  Mijnstreek, Peel
deel van land - arrondissement, dorp, gebied, gemeente, gewest, graafschap, kanton, provincie, stad, streek
deel van leger - administratietroepen, artillerie, bataljon, brigade, cavalerie, commando, divisie, eenheid, eskadron, garde, genie, grenadiers, groep, infanterie, jager, kompagnie, korps, landmacht, luchtafweer, luchtlandingstroepen luchtmacht, marechaussee, marine, militie, mitrailleurs, patrouille, peloton, regiment, sectie, squadron, stoottroepen, troep
deel van leger in Romeinse tijd - centurie, cohort, legioen, manipel
deel van legioen - cohort, falanx
deel van lening - tranche
deel van lepel - blad, steel
deel van letter - been, krul, lichaam, neerhaal, omhaal, oog, ophaal, staart
deel van lied - couplet, koepiet, refrein, strofe, vers
deel van Limburg - Geuldal, Maasdal, Mijnstreek, Peel
deel van locomotief - tender
deel van Londen   Chelsea, City, Eastend, Soho, Westend, Westminster, Wimbledon
deel van long - kwab(be)
deel van lijn - lijnstuk, segment
deel van luchtpomp - recipiënt
deel van maaginhoud - maagzuur
deel van maaltijd - aardappelen, gang, gevogelte, groente, hoofdgerecht, nagerecht, soep, vis, vlees, voorgerecht, wild
deel van machine - as, kruk, krukas, lager, pal, tandwiel, vliegwiel
deel van machtsverheffing - grondtal, kwadraat, macht 
deel van Malakka - Djohore, Kedah, Kelantan, Kra, Pahang, Perak, Perlis, Selangor, Trenganu
deel van mantel - bontrand, capuchon, mouw
deel van de mast - ra, rijbed, steng
deel van match - ronde
deel van matrozenpak - braniekraag
deel van medische wetenschap - cardiologie, dermatologie, geriatrie, gyn(a)ecologie, neurologie, osteologie, pediatrie
deel van meeldraad - helmbindsel, helmdraad, helmknop, pollen, stuifmeel
deel van melk - room
deel van mes - angel, arend, bandhecht, draad, heft, hiel, lemmer, lemmet, negge, punt, rug, scherp, snede, staart
deel van meubel - arm, bekleding, blad, la, leuning, poot, veer, zitting
deel van microfoon - magneet, membraan, spoel, trilplaat
deel van microscoop - objectief, occulair, spiegel, statief
deel van middelbare school - aula, lerarenkamer, leslokaal, rectorskamer
deel van midden Amerika - Cuba, Guatemala, Honduras, Nicaraqua, Panama, Quatamala
deel van Midden-Java - Kedoe
deel van middenoor - aambeeld, kamer, stijgbeugel, trommelvlies, voorhof
deel van militaire straf - arrest, consigne, degradatie, detentie, fusillade, strafexercitie, verzwaard, zwaar
deel van minuut - seconde
deel van de mis - Benedictus, canon, consecratie, epistel, evangelie, gebed, gloria, graduale, kyrie, offerande, offertorium, Sanctus, tractus
deel van misgewaad - albe, amict, manipel, singel, stola, stool
deel van molecuul - anion, atoom, ion
deel van molen - kap, molensteen, rad, treem, tremel,  vang, wiel, zeil
deel van de mond - gebit, gehemelte, huig, kaak, kies, lip, tanden, tand, tong, tongriem, velum, verhemelte
deel van mondstuk - riet(je)
deel van motor - bougie, carburateur, cilinder, fan, klep, krukas, lager, magneet, nokkenas, ontsteking, rotor, startmotor, tuimelaar, verdeler, zuiger
deel van muuranker - ankersleutel
deel van muziekinstrument - klankbord, mondstuk, snaar
deel van muziekmaat (onbeklemtoond) – opmaat
deel van muziekschrift - bassleutel, bindteken, kruis, mol, rust
deel van muziekstuk - allegro, andante, cadens, kop, kruis, largo, lento, menuet, partij, presto, rondo, scherzo
deel van mijn - deksel, galerij, gang, lading, schacht, slagpijp, slagpin
deel van naaimachine - garen, naald, pedaal, spoel
deel van naald - kop, oog, punt, stift
deel van natuurkunde - mechanica, optica, quantummechanica, stromingsleer
deel van Nederland   Betuwe, Drente, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Noordoostpolder, Overijssel,  Peel, Twente, Utrecht, Veluwe, Zeeland, Zuid-Holland
deel van Nederlands leger - Irenebrigade
deel van nek - hals, nekwervel
deel van New York - Bronx, Brooklyn, Harlem, Hoboken, Hudson, Manhattan, Richmond
deel van nier - bed, kelk, piramide, schors 
deel van Nieuw Guinea   Vogelkop 
deel van Nieuw-Zeeland - Auckland, Canterbury, Marlborough, Nelson, Otaga, Southland, Taranaki, Wellington, Westland
deel van Noord Afrika   Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Sahara, Tunesië
deel van Noord Amerika   Alaska, Canada, Labrador, 
V. S., 
deel van Noord Brabant   Baronie, Biesbosch, Kempen, Langstraat, Meijerij,  Peel  
deel van Noord Europa   Denemarken, Finland, Karelië, Lapland, Noorwegen, IJsland, Zweden
deel van Noord Holland   Beemster, Gooi, Haarlemmermeerpolder, Kennemerland, Langedijk, Purmer, Schermer, Streek, Texel, Waterland, Wieringermeerpolder, Wormer, Zaanstreek
deel van Noorwegen   Akershus, Bergen, Finmark, Haloga-land, Hamar, Hordaland, Nordland, Stavanger, Telemark, Tröndelag, Vestfold,
deel van Nijl (blauwe) - Abai
deel van obligatie - coupon, talon
deel van onderbuik - lies
deel van onderlichaam - been, bil, dij, lies, voet
deel van ondermast - onderra
deel van oog - hoornvlies, iris, kristallens, lens, netvlies, oogbal, oogkas, ooglid, pupil, regenboogvlies retina, traanbuis, traanklier, wimper
deel van oogstopbrengst - tiend
deel van oor - aambeeld, antihellx, antitragus, doolhof, hamer, helix, lel, oorlel, schelp, slakkenhuis, stijgbeugel, tragus, trommelvlies
deel van oorlogsschip - kanon, mitrailleur, periscoop, raket, torpedo
deel van oorlogsvloot - duikboot, eskader, fregat, jager, kanonneerboot, kruiser, mijnenveger, smaldeel, vliegdekschip
deel van Oost Azië   Japan, Korea, Philippijnen, Taiwan (Formosa)Vietnam
deel van Oost-Duitsland - Brandenburg, Mecklenburg, Pruisen, Saksen, Saksenanhalt, Salzburg, Thüringen
deel van Oostenrijk   Burgenland, Galicië, Gorz, Karinthië, Salzburg, Stiermarken, Tirol, Vorarlberg
deel van Oost Europa   Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litauen, Polen, Roemenië, Rusland
deel van de opbrengst - B.T.W., gewas, tiende
deel van opera - akte, bedrijf, ouverture, slotscène
deel van ophaalbrug - hamei
deel van optelling – plus, som
deel van orgel - klavier, manuaal, 8orgelpijp, 6pedaal, positief, prestant, pijp, register, speeltafel, toetsenbord
deel van orgelpijp - lip
deel van orkest - blazers, slagwerk, strijkers
deel van Oud-Egypte - Gosen
deel van ouderwets geweer - laadstok
deel van Oud Griekenland   Attica, Doris, Elis, Peleponesis, Sparta
deel van oven - ovengat, ovenplaat
deel van Overijssel   Ramspol, Salland, Twente, Tubantia 
deel van paardehoofdstel - bit, gareel, halster, oogklep, 
deel van paardenfokkerij - box, haver, halsterketting, kist, krib, latierboom, paardestro, roskam, ruif, stal
deel van paardetoom - bit, gebit, kinketting, leidsel, leireep, mondstuk, stang, trens
deel van paardetuig - broek, frontdeel, frontstuk
deel van paddenstoel - buisje, hoed, knol, manchet, mycelium, plaatje, ring, schede, schubben, steel, stekel, zwamdraad 
deel van padvindersgroep - horde, stam, troep
deel van pagina - alinea, kantlijn, kolom, marge, regel
deel van Pakistan   Assam, Bengalen, Punjab, Sind
deel van Palestina   Galilea, Gilead, Judea, Perea, Samaria
deel van papierfabriek - likkamer, papiermolen
deel van papiermachine - natpers
deel van paragraaf - alinea
deel van paraplu - balein, scherm
deel van parlement - afgevaardigde, fractie, gekozene, kamer, lid, partij, senaat
deel van partij - fractie, kavel
deel van Peleponnesus - Elis
deel van Pentateuch - Deuteronomium, Exodus, Genesis, Leviticus, Numeri
deel van periode - fase, phase
deel van pers - blok, cilinder, matrijs, ram
deel van peulvrucht - boon, dop, erwt, vlies
deel van piano - hamer, kast, klep, pedaal, snaar, snarenkord, toets, toetsenbord
deel van plafond - balk, band, engeltje, haak, lamp, mortel, rozet,
deel van plan - concept
deel van plant - blad, bloem, knoop, knop, oksel, steel, stengel, voederwortel, wortel
deel van ploeg - dompelstuk, kip, kouter, ploegas, ploegbalk, ploegboom, ploegbord, ploegbout, ploegdissel, ploeghak, ploegschaar, riester, rister, schaar, schaarijzer, snede, staart, startbord, steel, stok, strijkbord, voet,
deel van poffertjespan - oog
deel van Polen – Bydgoszcz, Galicië, Gdansk, Gora, Gzczecin, Katowice, Kielce, Koszal, Krakow, Liblin, Olsztyn, Opole, Rzeszow, Silezië, Sudeten, Warszawa, Wroclaw, Zielona
deel van Portugal   Alentejo, Algarvië, Beira
deel van politie - agent, agente, brigade, brigadier, commissaris, hoofdcommissaris, recherche, rechercheur,
deel van pomp - bek, gek, mik, pompbuis, zuigbuis, zuiger, zwengel
deel van popgroep - basgitarist, drummer, gitarist, organist, sologitarist, zanger
deel van Portugal - Alentejo, Algarve, Beira
deel van priesterlijk gewaad - albe, amict, bonnet, humeraal, kazuifel, manipel, parament, schouderdoek, singel, stola, stool, toga, toog
deel van programma - nummer
deel van prot. Kerk -  ruim
deel van pijp - dop, kop, mondstuk, steel
deel van rad - naaf, spaak
deel van radiotoestel - detector
deel van radio-installatie - antenne, kanton, ontvanger, zendapparatuur, zender, zendmast
deel van rechtbank - balie, griffie, parket, raadskamer
deel van rechtsgebied   arrondissement
deel van reeks - term
deel van Roemenië   Dobruja, Transsylvanië, Walachije 
deel van regiment – peloton
deel van reglement - art., artikel, clausule, paragraaf
deel van rekenkundige bewerking - aftrekking, deeltal, deler, optelling, produkt, quotiënt, rest, som, vermenigvuldiging, verschil
deel van rem - blok, pedaal, schoen, remcylinder, remkabel, remolie, remschoen, remschijf
deel van reukorgaan - brug, neusbeen, neusgat, neuspunt, neusvleugel, tussenschot
deel van ring - diamant, parel, ringkas, steen
deel van riool - uitloop
deel van rioolstelsel - zinkput
deel van rivier - arm, benedenloop, bocht, bovenloop, krib, linkeroever, meander, middenloop, oever, rechteroever, strekdam, stroombed, stroomversnelling, waterval, winterbed, zomerbed
deel van rivierpijler – voeting
deel van R.K. kerk - koor, oksaal
deel van roeiboot - boeg, boord, docht, dol, ketting, kiel, riem, roeipen, stander 
deel van roeiriem - peel (Eng.)
deel van Roemenië - Dobruja, Muntenia, Oltenia, roeipen, schacht, Transsylvania, Walachije
deel van roer - blad, haak, klomp, kop, pen, spaan, talie
deel van Rome - Prati, Trastevere, Vaticaan, Vaticaanstad 
deel van Romeins kamp - gracht, intervallum, palissade, poort, wal
deel van Romeinse woning - atrium, patio
deel van romp - borst, borstbeen, buik, heup, leest, middel, rib, rug, schouderblad, sleutelbeen, wervel
deel van roos - blad, bottel, doorn, steel, stekel
 deel van Rotterdam    Alexanderpolder, Blijdorp, Charlois, Crooswijk, Hillegersberg, Hoogvliet, Katendrecht, Kralingen, Lombardijen, Ommoord, Overschie, Pendrecht, Prins Alexanderpolder, Schiebroek, Spangen, Wittedorp, lJselmonde, Zuidwijk
deel van rozekrans - beier
deel van rug - lende, ruggewervel, schouderblad, wervelkolom,
deel van ruimteschip - cabine, capsule, raket
deel van rund - biefstuk, lendestuk, rollade, rolpens
deel van rupee - anna(16e)
deel van Rusland   Armenië, Azerbeidzjan, Garelie, Karelië, Kaukasus, Kazakstan, Krim, Moldavië, Oekraïne, Oeral, Siberië
deel van rijsttafel - ketjap, koetswerk, kroepoek, sambal, trassi
deel van rijtuig - bok, dissel, huis, kap, lamoen, rong, wiel
deel van sabel - gevest, kling
deel van samenhangend geheel – gedeelte
deel van schaakpartij - eindspel, middenspel, opening
deel van schaakspel - bord, dame, kasteel, koning, koningin, loper, paard, pion, raadsheer, stuk, toren, veld
deel van Scandinavië- Lapland
deel van schaakterminologie - dameverlies damewinst, mat, opgeven, pat, remise, verlies, winst
deel van schedel - achterhoofdsbeen, fontanel, slaapbeen
deel van scheepsromp - karkas, spant
deel van scheepsschroef - naaf, schroefas, vleugel
deel van scheepstuig - ra, tuigage, want
deel van scheepswerf - helling
deel van scheikunde - analyse, anorganisch, biochemie, colloïdchemie, elektrochemie, kristalkunde, organisch, reactiekinetiek, synthese, technologie, thermo
deel van schietschijf - roos
deel van schildersuitrusting - doek, ezel, kwast, linnen, palet, verf
deel van schoen - binnenzool, bovenstuk, hak, hielstuk, komfoor(t), naaldhak, neus,  rubberhak, sleehak, teenstuk,veter, zool
deel van scholengemeenschap - Atheneum, Gymnasium, HAVO, MAVO
deel van school - bank, bord, gang, gymnastiekzaal, hal, klas, leraarskamer, lokaal, schoollokaal
deel van schooljaar - semester, trimester
deel van schoorsteen - pijp, rookgat, rookkanaal
deel van schouwburg - balcon, balkon, balconfauteuil, brandscherm, coulisse, decor, doek, engelenbak, fauteuil, foyer, frontloge, garderobe, loge, orkestbak, parket, parterre, rang, scherm, stalles, toneel,  vestaire, zijbalcon, zijloge
deel van schriftletter - ligatuur, neerhaal, ophaal, stok
deel van schrijfmachine - gummirol, lint, tabulator, wagen 
deel van schroef - draad, kop, oog, ring, schoep, spil, tap, vin, winding
deel van sekonde - tertie
deel van sestertius – denarius, quinarius 
deel van sigaar - binnengoed, binnenwerk, dekblad, dekgoed, inleg, omblad
deel van sigaret - filter, mondstuk, tabak, vloei, vloeitje
deel van skelet - been, bekken, bot, bovenarmbeen, bovenkaak, dijbeen, ellepijp, handbeentje, heupbeen, kaak, koot, kuitbeen, onderarmbeen, onderkaak, rib, rugwervel, schedel, schenkel, 
schouderblad, stuitbeen, voetbeentje, wervel
deel van slachthuis - bouwblok, kolbijl, schietmasker, slachtbank, spekmes, vleespriem
deel van slaghoedje - aambeeld
deel van sleutel - baard, pij, ring, schacht
deel van slokdarm van vogels - krop
deel van slot - binnenplaats, brug, gracht, kanteel, muur, poort, schoothuis, toren, tuimelaar
deel van sluis - deur, kolk, rinket
deel van sluisdeur - achterhar, broekbalk, taats, tempel
deel van snaarinstrument - zadel
deel van snavel  - lel
deel van Soedan    Bahr, Darfoer, Gezira, Kordofan, Nubië, Soedd
deel van sommige japonnen - tuniek
deel van sonate - adagio, allegro, andante, finale, menuet, rondo, scherzo
deel van sonnet - cesuur, kwatrijn, octaaf, sextet, terzine
deel van Sowjet Unie   zie deel van Rusland
deel van spade - dil, dille
 deel van Spanje   Andalusië, Aragon, Asturië, Avilla, Baskenland, Castilië, Catalonië, Galicië, Granada, Kastillië, Leon, Murcia, Navarra, Taragone
deel van speelpot - inleg
deel van speer - blad, hout, ijzer, punt, schacht, schoen
deel van spel - akte (ton.)
deel van spiegel - biseau, facet, foelie, paneel, rug
deel van spier - pees
deel van spoorbaan - baan, biels, rails, traject, vak
deel van spoortrein - loc, locomotief, tender, wagon, wiel
deel van spoorweg -  rails
deel van sporeplant - sporehouder
deel van spijsverteringskanaal - darm, endeldarm, maag, slokdarm
deel van staande want - pardoen, perdoen
deel van staat - dorp, gemeente, sprovincie, tad
deel van stad - brink, buurt, centrum, dreef, huizen, laan, nieuwbouw, plein, straat, wijk
deel van stadion - tribune, veld 
deel van stadswijk - buurt 
deel van stamper - stempel, stigma, stijl, vruchtbeginsel
deel van Staten-Generaal - parlement, senaat
deel van steiger - aanbinder, bulsem, bulsterhout, juffer, korteling, maashout, planket, schraag, steigerplank
deel van stengel - geleiding, knoop, knop, lid
deel van stereo-installatie - microfoon, pick-up, recorder, speaker, tuner, versterker
deel van stoel - bekleding, leuning, poot, zitting
deel van stoep - balustrade, bordes, leuning, trede, tree
deel van stoomketel - mangat, vlamoven, vlampijp 
deel van stoommachine - adamsklep, alarmfluit, baanbed, balans, bosklep, bosveer, bovenspiegel, brijnkraan, brijnpan, buizenketel, cilinder, drijfas, drijfstang, drijfzuiger, excentriekstang, gangwiel, geleibaan, indicateur, kast, kofferketel, kolderschijf, kookbuis, krukas, krukstang, mangat, mantel, pakking(bus), peilglas, piston, 
pijpenketel, regulateur, schoorsteen, schuif, stoomfluit, stoomkamer, stoomketel, veiligheidsklep, vlamketel, vlampijp, vliegwiel, vlotter, voorwarmer, vuurgang, vuurhaard,vuurkast, wekker, zuiger, zuigerstang, zwenkrad
deel van stoomtrein - bagagewagen, coupé, kolenwagen, loc, locomotief, passagierswagen, postwagen, tender
deel van stoomturbine - rotor
deel van strik - knoop, lus 
deel van strijdkrachten - artillerie, A.T., bataljon, compagnie, divisie, genie, K.L, legerafdeling, luchtmacht, marine, regiment,
veldleger
deel van strijkinstrument - hals, kam, klankkast, sleutel, snaar
deel van strijkstok - haar, hout, punt, slof
deel van studie - doctoraal, kandidaats, M.O., propedeuse
deel van studiejaar - semester, trimester
deel van stuk - akte, bedrijf, scène
deel van stijl - aanslag
deel van Sumatra   Atjeh, Banka, Benkoelen, Billiton, Deli, Djambi, Palembang, Riouw, Siak, Tapanoeli
deel van Suriname   Brokopondo, Commewijne, Coronie, Marowijne, Nickerie, Saramacca
deel van syllogisme - betoog, conclusie, premisse
deel van tabak - nicotine
deel van tabel - kolom
deel van tafelbestek - dessertlepel, lepel, mes, soeplepel, voorsnijmes, vork
deel van takel - gijnblok, talie
deel van tand - been, cement, glazuur, hals, holte, kas, kiem, kroon, merg, plombeersel, tak, vulling, wortel, zenuw 
deel van tandartsuitrusting -  mamalgaan, boor, stoelspoelbak
deel van tang -  bek
deel van Tanzania - Mwanza
deel van telefoon - draaischijfhaak, hoorn, kiesschijf, snoer
deel van telegraaf - seinsleutel, sleutel
deel van televisietoestel - afstemknop, beeldbuis, beeldscherm
deel van tennispartij - game, set
deel van Texel   Eierland, Slufter 
deel van textielfabriek - spinnerij, tricotage, weverij
deel van Thailand - Siam
deel van theater - balkon, engelenbak, fauteuil, frontloge, galerij, loge, parket, parterre, stalles, toneel, zijloge
deel van thee - Theeïne
deel van theeservies - lepelvaasje, melkkan(netje), roomkan, suikerpot, theeglazen, theeïne, theekopjes, theemuts, theepot, theeschoteltjes, theewarmer, zeefje
deel van Tsjechoslowakije   Bohemen, Moravië, Slowakije
deel van Turkije - Armenië
deel van tijdschrift - aflevering,nummer
deel van toneeldecor - coulisse
deel van toneelstuk - akte, bedrijf, rei, scène
deel van toren - draaitrap, haan, kruis, spits, torenvenster, trans, wenteltrap, windwijzer
deel van touw - streng, tamp, vezel
deel van tragedie - catharsis, peripetie
deel van tram - achterbalkon, balkon, coupé, locomotief, looppad, lus, restauratie, slaaprijtuig, staanplaats, treeplank, voorbalkon, wagon, zitplaats
deel van trap - leuning, traparm, traploper, trede, tree,
deel van trein  bagagenet, buffer, noodrem, portier, rijtuig
deel van treurspel - koor
deel van trompet - mondstuk, piston, ventiel
deel van tros - tamp
deel van Tsjechoslowakije - Bohemen, Moravië, Slowakije
deel van tuig - broek, gareel, halster, hoofdstel, leidsel
deel van tuigage  giek, gei, ra, streng, want
deel van tuin - bed, gazon, grasveld, perk, prieel
deel van Turkijem - Anatolië (Azië), Armenië, Taurus, Thracië (Eur.),
deel van Tweede Kamer - fractie, kamerlid, partij
deel van uitgave - band, bd.
deel van uitlaat - knalpot, pijp
deel van uitwendig oor - lel, schelp
deel van USA - Ohio
deel van Utrecht   Eemland, Gooi, Sticht
deel van uurwerk - anker, balans, gewicht, glas, hamer, kast, ketting,  knop, minuutwijzer, naald, palrad, pendule, plaat, rad, secondewijzer, slagwerk,slinger, snek, spiraalveer, trommel, uurwijzer, wijzer
deel van vaatwasmachine - bestekbak, glansspoelinjector, pannenrek, sproeier, thermostaat,verwarmingsspiraal, zeepbak
deel van varken - fricandeau, haas, ham, karbonade, schenkel, spek, staart, varkenspoot, varkensvlees
deel van vat - deuvik, duig, hoepel, spongat, sponning
deel van Vaticaanstad - Lateraan
deel van veer - baard(je), schaft, spoel, vlag
deel van venster - dorpel, kozijn, luik, raam, ruit, spanjolet, vleugel
deel van verbrandingsmotor - bougie, nokkenas, tuimelaar, verdeler
deel van Verenigde Staten - zie: Amerikaanse Staat
deel van Verenigd Koninkrijk - Engeland, Schotland, Ulster, Wales
deel van vereniging - bestuur, leden 
deel van verhaal - climax, clou, epiloog, episode, hoofdstuk, inleiding, ontknoping, passage, proloog
deel van verkennersgroep - A.P.L, hopman, patrouille, P.L, vaandrig
deel van verkoop - kaveling, kavel
deel van vermenigvuldiging - factor, keer, maal, produkt
deel van vertrek - deur, erker, muur, plafond, plint, raam, vensterbank, vloer, zolder
deel van vesting - bastion, kanteel, muur, poort, ravelijn, rideau, rondeel, tinne, toren, wal
deel van vestingwal - bastion, bolwerk, parapet, rondeel
deel van Vietnam - Annam
deel van vinger - gewricht, kneukei, knokkel, koot(je), lid, nagel, nagelriem, vingertop
deel van Voor Indië   Assam, Bengalen, Dekam, Goa, zie ook deel van India
deel van viool - bodem, hals, kam, klankbodem, klankbord, krul, sleutel, snaar, sordino, stok, toets
deel van vis - buikvin, graat, kieuw, kop, rugvin, schub, scib(be), staartvin, vin
deel van visnet - inkel, keel, kub
deel van vistuig - dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, schepnet, sim, snoer
deel van visvangst - bra
deel van vlag - baan, veld, wimpel
deel van vliegtuig - aanloopwiel, aanrechthoek, achterbagageruim, achtersteven, afstandskompas, aileron, bagageruimte, cockpit, bakboordlicht, bakboordmotor,
bochtaanwijzer, brandstoftank, dashboard, debarkeertrap, deltavleugel,
draagschroef, draagvlak, draagvleugel, drukkabine, gyrorector, heklicht, hekmotor, hoogteroer, instrumentenbord, kabine, kajuit, kombuis, kop, ladingsklep, landingsgestel, landingslicht, ladingswijzer, langsligger, linkervleugel, luchtschroef, machmeter, mengselmeter, middenmotor, middenstuk, motor, motorgondel, neus, neusradar, neusrib, neusvleugel, neuswiel, onderstel, parachute, propeller, propjet, provisiekamer, radarantenne, radiokamer, radiokompas, radiopeiler, radiotafel, rechtervleugel, regulateurschroef, remklep, richtingsroer, rolroerkabels, rolstuur, romp, rompplaatwerk, schaalromp, schietstoel, schokbreker, schokdemper, schroef, schroefmotor, slaapstoel, sleepschijf, pleetklep, spleetvleugel, spreilicht, springscherm, staart, staartlicht, staartsteun, staartvlak, staartwiel, statoskoop, stermotor, straalmotor, stuurautomaat, stuurboordlicht, s stuurboordmotor,
stuurinrichting, tuurkabine, stuurklok, stuurhut, stuurkabel, stuurknuppel, stuurkolom, stuurrad, stuurstok, stuurwiel, stijgmeter, toerenteller, tuimelaar, valnaald, valscherm, valschermlicht, valschut, veiligheidsgordel,vleugel, vleugelklep, vluchtmeter, vleugelrib, vleugeltip, voetstuur, voorbagageruim, wiek, wiel, wielrem, windscherm, ijsbestrijder
deel van vloot - eskader, eskadrille, flotille, smaldeel
deel van voertuig - as, band, chassis, cilinder, klep, krukas, lager, motor, rem, stuur, vliegwiel, wiel, zuiger
deel van voet - enkel, hak, hiel, teen, voetholte, wreef, zool
deel van voetbalveld - cornervlag, doel, doelgebied, doelpaal, goal, grasmat, krijtlijn, middencirkel, net, penaltystip, strafschopgebied, zijlijn, zijnet
deel van vogelkleed - pen, pluimage, veer
deel van volzin - zinsnede
deel van voormalig Brits-lndië - Assam, Burma, Orissa
deel van voormalig Duitsland - Pommeren
deel van vork - steel, tand
deel van vrachtwagen - bak, cabine, laadbak, oplegger
deel van vroeger IJsselmeer   Flevoland, Markerwaard, 
N. O .P., Wieringermeerpolder
deel van vrouwenmuts - luifel
deel van vrucht - klokhuis, part, pit, schil, steel, vruchtvlees
deel van vulkaan - caldeira, kegel, krater, mantel
deel van vulpen - clip, houder, inkt, patroon
deel van vuurmond - kulas
deel van vuurwapen - haan, kolf, loop, magazijn, trekker, vizier
deel van wagen - as, band, bok, boom, dak, laadbak, lamoen, motor, rad, rem, wiel
deel van wagon - compartiment, rong
deel van Wales - Brecknock, Caernavon, Cardigan, Flint, Glamorgan, Ladner, Lamathern, Montgomery, Monmauth, Rembroke, Shropshire
deel van walvis - baard, balein, spek, staart, traan, vlees
deel van wandelstok - knop
deel van wapenuitrusting - geweer, harnas, helm, koppel, lans, musket, patroontas, schild, speer, vuurroer
deel van wasautomaat - afvoerslang, centrifuge, keuzeknop, keuzetoets, kuip, thermostaat, toevoerslang, trommel, zeepbak
deel van wasinrichting - blekerij, drogerij, stomerij, strijkerij, wasserij
deel van wasmachine - trommel, wringer
deel van waterput - bascule, deksel, galg, gek, haak, kuip, rad, touw, zwengel
deel van watervliegtuig - drijver
deel van wedstrijd - game, helft, ronde, rust, set,
deel van weefgetouw - palei, paleibalk, paleiriem, plei, polei
deel van weefsel - cel, draad, neg, inslag, schering, zelfkant
deel van weegtoestel - arm, as, balk, evenaar, gewicht, hefboom,  juk, last, naald, opstap, schaal, wijzer
deel van weg - berm, middenberm,   talud, wegas
deel van weiland - bocht (melkplaats)
deel van welpenhorde - akela, nest, welp
deel van werkwoord - deelwoord, infinitief, persoonsvorm, stam,
uitgang
deel van wervelkolom - atlas, heiligbeen, stuit, wervel
deel van wet - art., artikel
deel van wetenschap - discipline, vakgebied
deel van wiel - as, band, flens, naaf, spaak, velg
deel van wielerwedstrijd - etappe, manche, ronde
deel van windas - draaispil, handspaak
deel van windmolen - vang, wieken, zeil
deel van winkel - etalage, kassa, rekken, standaard, toonbank
deel van wiskunde - algebra, analyse, goniometrie, meetkunde, planimetrie, stereometrie
deel van woestijn - bajada, duin, oase, plaja, zoutmeer
deel van woonhuis - appartement, badkamer, douchecel, erker, etage, gang, hal, kamer, kelder, keuken, meterkast, slaapkamer, werkkast, zolder
deel van woonwijk - buurthuis, flat, huis, laan, straat, winkelcentrum, wijkgebouw
deel van woord - achtervoegsel, affix, deelwoord, foneem, letter, lettergreep, persoonsvorm, prefix, stam, syllabe, voorvoegsel
deel van wortel - haarwortel, knol
deel van worteltrekking - exponent, index, macht
deel van wijk - buurt
deel van ijskast - eierrek, flessenrek, groentela, koelelement, vriesvak
deel van zaag - handvat, spanraam, tand 
deel van zadel - blad, boog, boom, dak, kleed, knop, riem, tas, wolf
deel van Zeeland   Beveland, Duiveland, Filipsland, Schouwen, Tholen, Walcheren
deel van zeeschip - brug, commandobrug, dek, lounge, promenadedek, ruim
deel van zeil - dirk, fok, mast, reef, rif, schoot, stag, steng, val
deel van zeilboot - bakstag, begijnenra, beretand, berghout, bezaan, boegspriet, bolder, dirk, fok, fokkemast, fokval, gaffeltopzeil, grootbramzeil, helmstok, kiel, klik, kluisgat, kluiver, kluiverleider, kluiverval, koekoek, kop, kruismast, lij, mastkoker, nokval, roer, roerhengsel, schoot, stagfok, stagzeil, stamstag, vlieger, want, zeilval, zwaard
deel van zeilschip - achtersteven, fok, giek, gijk, kiel, mast, roer,
voorsteven, zwaard
deel van zeiltuig - dirk, fok, mast, schoot, stag, steng, val
deel van zeis - dol, mes, zen
deel van zendstation - antenne, microfoon
deel van zenuw - dendriet, ganglion, neuriet, neuron
deel van zenuwcel - dendriet
deel van ziekenhuis - kraamafdeling, mortuarium, operatiekamer, polikliniek, zaal
deel van ziekte - behandeling, besmetting, crisis, herstel, revalidatie
deel van zijdegetouw - sempel
deel van zin - bepaling, bijzin, gezegde, hoofdzin, leesteken, onderwerp, voorwerp, woord, zin(s)deel, zinsnede
deel van zitvlak - bil
deel van zolder (apart verhuurd) - vink
deel van zonnestelsel - aarde, maan, planeten, planetoïden, sterren, sterrebeelden
deel van zonneweg - aphelium, apogeum, perigeum
deel van Zuid Afrika   Betsjoeanaland,  Kaapprovincie, Natal, Oranjevrijstaat, Transvaal
deel van Zuid Amerika   Argentinië,  Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guyana, Paraguay, Panama, Peru, Suriname, Uruguay, Venezuela
deel van Zuid Holland   Beierland , Delfland, Goeree,  Rozenburg, Overflakkee, Putten, Rijnland, Voorne, Westland, Ijselmonde
deel van Zuidzee – Koraalzee
deel van zuil – architraaf, fries, kapiteel, kolom, kornis, kroonlijst, piedestal, sokkel, voetstuk
deel van zwaard - gevest, greep, heft, kling, lemmer, lemmet
deel van Zweden   Blekinge, Dalarna, Gotland, Jämtland,  Lapland, Medelpad, Norland, Schonen, Skane, Smaland, Soealand, Svealand, Uppland
deel van Zwitserland   Aargau, Appenzell, Baselland, Bern, Bribourg, Engadin, Fribourg, Glarus, kanton, Luzern, Mittelland, Schwijz, Ticino, Tessin, Thurgau, Uri, Vaud, Waadt, Wallis
deel van de aalfuik   kub, kubbe
deel van de aarde   Afrika, Amerika, Australië, Azië, Europa, pool, subtropen, tropen, zone 
deel van de aarde tussen de keerkringen - tropen
deel van Afrika - Angola, Algerië, Egypte, Ethiopie, Eritrea, Gabon, Ghana, Guinea, Goudkust, Gambia, Ifni, Ivoorkust, Kenia, Kameroen, Libye,  Liberia,  Mali,  Marokko, Madagaskar, Natal, Niger, Nigeria, Nubië, Oeganda, Rhodesië, Sahara, Senegal, Sierra Leone, Sahara, Soedan, Tanganjika, Togo, Transvaal, Tunesië, Volta, Zanzibar, Zuid Afrika
deel van de aardkorst - aardlaag
deel van de arm   biceps, bovenarm, elleboog, ellepijp,  
hand, onderarm, pols, spaakbaan 
deel van de beenderen   merg, specie
deel van de bijbel   bijbelboek, evangelie, N.T., O.T., Pentateuch,  psalmen,  testament
deel van de bloementuin   bed, border, gazon, pad, perk
deel van de boerderij - achterhuis, afdak, deel, erf, hok, hooimijt, koestal, loods, paardenstal, stal, schuur, voorhuis
deel van de boom    bast, blad, kroon, kruin,  lover, schors, spint, stam, tak, twijg, wortel
deel van de borst - tepel
deel van de borstkas   borstbeen, rib, ruggengraat
deel van de brouwerij   beslagkuip, brouwketel, eestoven, filter, gistkuip, hopzeef, kiemtrommel, legtank, moutkuip, moutsilo, silo, wachttank, weekkuip, wortketel  
deel van de buik - darmen, lever, maag, milt, navel
deel van de cursus   semester, trimester
deel van de dampkring   argon, ionosfeer, ozon,  ozonosfeer, troposfeer
deel van de dierenwereld   amfibieën, geleedpotigen, reptielen, tweeslachtigen, vissen, vogels,  weekdieren,  zoogdieren
deel van de eetwaren   aardappel, boter, brood, gevogelte, groente, margarine, vet, vis, vlees, wild
deel van de gamelan   kendang
deel van de gasmeter   rotameter
deel van de geneeskunde - chirurgie, orthopedie
deel van de hals   adamsappel, atlas, halsslagader, halswervel, keel, nek, strot
deel van de hals - adamsappel, halswervel, keel, nek, strot
deel van de hand - duim, middelvinger, muis, palm, pink, ringvinger, wijsvinger 
deel van de haven   aanlegsteiger, dam, damwand, kade, kraan, loods, steiger
deel van de helm - kam, kinriem, riem
deel van de heraldiek    kleur, kwartier, schild
deel van de ingewanden   darm, lever, maag, milt
deel van de kaak - kaakholte
deel van de keel – huig, keelholte, strot
deel van de keuken   aanrecht, fornuis, gasstel, gootsteen, kast, koelkast, kraan, pannenrek
deel van de kleding   boord, knoop, kraag, mouw, naad, pand, pijp, revers, voering, zoom
deel van de kop van hond   snoet
deel van de match - ronde, speelhelft
deel van de meeldraad   helmbindsel, helmdraad, helmhok, helmknop, stuifmeel, pollen
deel van de melk   room
deel van de mond   gebit, gehemelte, huig, kies, lip, tand, tong, tongriem, verhemelte  
deel van de nek   hals, nekwervel, strot
deel van de onderbuik   kruis, lies
deel van de opbrengst   tiende, B.T.W.
deel van de Peleponnesus   Elis
deel van de politie   agent, agente, brigade, brigadier, commissaris, hoofdcommissaris, recherche, rechercheur 
deel van de rechtbank – balie, griffie, parket, raadskamer
deel van de r.k. kerk - koor, oksaal
deel van de romp   borst,  borstbeen, heup, buik, rib, rug,
sleutelbeen, schouderblad, wervel
deel van de romp van lastdieren – kroep
deel van de schedel - schedelbasis
deel van de slokdarm van vogels    krop
deel van de strijdkrachten   artillerie, A. T.,  bataljon, compagnie, K. L., divisie, genie, landmacht, legerafdeling, luchtmacht, marine, regiment, veldleger,
deel van de telefoon   draaischijf, druktoets, haak, hoorn, kiesschijf, snoer
deel van de telegraaf   seinsleutel, sleutel
deel van de toom - leireep
deel van de toren   draaitrap, haan, kruis, spits, torenvenster, trans, wenteltrap, windwijzer
deel van de tram   achterbalkon, balkon, looppad, lus, staanplaats, treeplank, voorbalkon, zitplaats
deel van de trap   laaf, leuning, trede, tree
deal van de tuigage   gei, giek, ra, steng, want, zeil
deel van de uitgave   band, bd., deel
deel van de Verenigde Arabische Republiek    Egypte, Jemen
deel van de  Verenigde Staten   Nevada, zie Amerikaanse staat
deel van de verkoop   kavel, kaveling
deel van de visvangst voor eigen gebruik - bra
deel van de Waddenzee - Lauwers
deel van de wagen   as, band, dak, motor, rem, wiel
deel van de wandelstok   knop
deel van de wedstrijd   game, helft, rondo, rust, set, speeltijd
deel van de week   dag, etmaal, dinsdag, donderdag, maandag, vrijdag, weekend, woensdag, zaterdag, zondag
deel van de weg   berm, middenberm, rijbaan, talud, wegas
deel van de wereld   Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, continent, Europa
deel van de wereldbevolking   Afrikaners, Arabieren, Aziaten, Chinezen, Eskimo's, Europeanen, Indiërs, Indianen, Japanners, Javanen, Joden, Maleiers,  Mongolen, Turken
deel van de zonneweg    aphelium, afelium, apogeum, perigeum, winterkeerpunt, zomerkeerpunt
deel van een afscheiding - raster
deel van een altaar   retabel, tabernakel
deel van een ambtsgewaad - stool
deel van een arrondissement   kanton 
deel van een artikel – lid, sub 
deel van een atoom - elektron, neutron, nucleon, proton
deel van een auto   accu, bumper, carrosserie, claxon, dak, handrem,  koplamp, koppeling, motor, rem, portier, radiator, starter, stuur, uitlaat, wiel, zuiger
deel van een autobus – afstap, koplamp
deel van een baan bij zeilwedstrijden – rak
deel van een babyschedel – achterhoofdsbeen, fontanel, voorhoofdsbeen, wandbeen
deel van een baggermolen   noria 
deel van een bakkerij   oven 
deel van een balans   gewicht, lastarm, mes
deel van een batterij   cel, pool
deel van een bedrijf - akte
deel van een been - bil
deel van een begroting   post 
deel van een beitel   aar, faas
deel van een berg    flank, helling, piek, top, voet
deel van een betoog - zinsnede
deel van een bijenkorf – honingraat, raat, vlieggat
deel van een biljartkeu - Pomerans
deel van een blaasinstrument - klep, lob, mondstuk, piston, ventiel
deel van een blad   ader, bladmoes, bladschijf, bladsteel, lob, nerf
deel van een bladzijde   alinea, kantlijn, marge, regel
deel van een bloem   blad, bloemblad, bloembodem, bloemdek, buis, bijkelk, bijkroon, keel, kelk, kelkblad, kroon, kroonblad, meeldraad, stamper, steel, stempel, stengel, stijl, schutblad, vruchtbeginsel, zoom
deel van een boek   band, besteekband, blad, bladzij, kaft, katern, omslag, pagina, rug, schutblad
deel van een boekomslag - flap
deel van een boekwerk - vol, volume
deel van een boerderij - veestal
deel van een bokking    graat, hom, kuit
deel van een bokswedstrijd – ronde
deel van een boom - bladeren, kroon
deel van een boorinstallatie   boorgat, boortoren, bordes,   kroonblok, leibuis, spoelingspomp, spoelkop, zuigbuis
deel van een boortoren – draaitafelsteek, gareelsteek, haaksteek,
mastworp, schootsteek, topreepsteek, trompetsteek, zitsteek
deel van een boot - steven
deel van een boot of schip - railing, reeling
deel van een bouwwerk   architraaf, beuk, boog, fiaal,  fries, fronton, impost, kroonlijst, latei, liseen, risaliet, schalk, tafelement, travee, zwik
deel van een breuk   breukstreep, decimaalteken, deeltal, deler, noemer, teller
deel van een breukband - pelote 
deel van een breviergebed - metten
deel van een bril   arm, been, glas, montuur, poot, rand
deel van een broedmachine   kunstmoeder
deel van een broek   band, pijp, knie, knoop, sluiting
deel van een brouwerij - klaringskuip, legertank, moutsilo,
uitslagkuip,
deel van een brug   balustrade,  leuning, overspanning, pijler, wegdek
deel van een bruiloftstoilet - sleep, voile
deel van een café - gelagkamer
deel van een camera   diafragma, filter, geelfilter, lens, sluiter, statief, zoeker
deel van een ceintuur - gesp
deel van een cel   chromosoom, kern, poollichaampje, protoplasma
deel van een celkern   gen
deal van een cirkel     diameter, graad, koorde, middellijn, middelpunt, omtrek, periferie, radiaal, sector, segment, straal
deel van een cirkelvak – cirkelsector, graad, koorde, segment
deel van een circus - piste
deel van een compagnie - groep, peloton, staf
deel van een concertzaal – podium
deel van een corset - balein
deel van een  costuum - jas, pantalon
deel van een coupon - talon
deel van een  dag   am, avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, nanacht, namiddag, n.m.,  nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag, vm  
deel van een dakconstructie - dakgebint, kapgebint, kapspant
deel van een dakgeraamte – dakspant, dakspar
deel van een decimale breuk   decimaalteken, periode
deel van een deur   beslag, grendel, klink, knip, knop, paneel, post, scharnier, slot, stijl, vleugel 
deel van een deurkozijn – deurpost
deel van een dierlijk lichaam – bek, kop, muil, poot, romp
deel van een dobber   sim
deel van een dorp   brink, dijk, hoofdstraat, huis, kerk, kern, kom, laan, markt,  plein, school, steeg, stoep, straat, voorstraat, wijk
deel van een driehoek   basis, bissectrice, hoek, hoogtelijn, hoogtepunt, hypotenusa, loodlijn, rechthoekszijde, tophoek, zwaartelijn, zwaartepunt, zijde
deel van een drukpers   degel, frisket, timpaan, verschet
deel van een dynamo - anker, koolborstel, rotor, veldwikkeling
deel van een dijk    aarde, bazaltsteen, glooiing, keileem, kruin, talud, voet, zinkstuk
deel van een eetservies - terrine
deel van een effect   coupon, mantel, talon
deel van een eg - egraam, egtand
deel van een ei   dooier, dop,  eierdop, eierdooier, eierschaal, eigeel, eiwit, schaal
deel van een elektrisch toestel - transistor
deel van een elektrische – tram, trolley
deel van een erfenis   legaat
deel van een etmaal - a.m., avond, avonduur, dag, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, n.m., nanacht, nanoen, noen, ochtend, p.m., seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag
deel van een evenredigheid   reden, term
deel van een fagot - baspijp, beker, 4buis, dubbelrietblad, klep, pen, vingergat
deel van een fiets   achterlicht, as, bagagedrager, band, bel, dynamo, frame, kamrad, ketting, kettingkast, lamp, lantaarn, naaf, pedaal, rem, remnaaf, spaak, spatbord, stuur, terugtraprem, trapper, velg, versnelling, zadel
deel van een fles   buik, hals, kurk, nek, ziel
deel van een fornuis   afdekplaatje, asla, brander, deksel, oven, pijp, ring, rooster, spaarbrander
deel van een fort - bastion
deel van een fototoestel   diafragma, filter, lens, sluiter, statief, zoeker
deel van een fuik - inkel, kubbe
deel van een gaslamp - gloeikousje
deel van een gebonden boek - katern
deel van een gebouw - dak, etage, kamer, kelder, keuken, sousterrain, verdieping, zolder
deel van een geheel   element, fractie, gedeelte, lid, onderdeel, part, stuk
deel van een  geschrift   deel alinea, blad, bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf, regel
deel van een geschut - affuit, broek, kulas
deel van een gevangenisdeur - schaftluik
 deel van een gevechtsterrein - etappegebied
deel van een gevel   aandak, deur, erker, kozijn, pui, raam
deel van een gewei - tak
deel van een gletsjer    eindmorene, gletsjerspleet, gletsjertafel, middenmorene, morene, zijmorene
deel van een graad   minuut, seconde
deel van  een haard   asla deur, haardkuil, haardplaat, rookvang, vulklep, vuurkorf 
deel van een ham - hesp
deel van een hand   duim, muis, palm, pink, vinger
deel van een handpers - degel
deel van een handvuurwapen - drukpunt
deel van een harmonica - balg
deel van een harnas - kniestuk
deel van een hefboom – lastarm
deel van een helikopter - rotor, rotorblad, staartschroef
tandwielkast
deel van een hengel   dobber, haak, lood, molen, reel, sim, snoer
deel van een heuvel   helling, top, voet
deel van een hijswerktuig   kabel, katrol, takel 
deel van een hoed   bol, rand
deel van een hondenkop    bek, oog, oor, snoet, snuit, tong
deel van een hoofdstuk   alinea, letter, paragraaf, vers, woord
deel van een hoogtecirkel van een ster die onder de horizon ligt - depressie
deel van een horloge   anker, band, batterij, glas, kas, knop, plaat, radertje, raadje, veer, wijzer,
deel van een hotel   badkamer, balzaal, eetzaal, hal, kamer, keuken, lounge, receptie, restaurant
deel van een huis   appartement, badkamer, dak, deur, douchecel, eetzaal, erker, etage, gang, gevel, goot, hal, kamer, kap, kelder, keuken, koekoek, muur, nok, pannen, portaal, pui, raam, receptie, restaurant, serre, suite, toilet, trap, venster, verdieping, woonkamer,zolder, zolderraam  
deel van een hunebed   kei, zwerfsteen 
deel van een hijswerktuig - giek, takel
deel van een inspan - disselboom
deel van een instrument – embouchure, pedaal, piston, snaar, toets, ventiel
deel van een japon   lijf, lijfje, kraag, lapel, mouw, omslag, pand, rever, sleep, voering 
deal van een jas   achterpand, kraag, lapel, mouw, pand, rever, voering, voorpand
deel van een  kaart   areaal, lengende, kaartvak, meridiaan, evenaar, linie, equator
deel van een kaartsysteem - tabkaart
deel van een kabel - streng
deel van een kachel   asla, deur, mantel, plaat, pijp, rooster, vulklep 
deel van een kalender - blad, dag, maand, schild, week
deel van een camera - cassette, diafragma, draagriem, filter, flitslicht, lens, sluiter, tas 
deel van een kampeeruitrusting   bed, deken, grondzeil, haring, tent
deel van een kamwiel - tand
deel van een kanon   affuit, loop, ziel
deel van een kast   deur, Ia, lade, plank, slot
kanteel, steen, trans
deel van een kegel   grondvlak, mantel, top
deel van een kerk   bank, beuk, kansel, koor, oksaal, schip, steunbeer, toren 
deel van een ketel   deksel, fluit, handvat, tuit
deel van een ketting   kraal, ring, schakel, schalm, slot 
del deel van een kippenhok   nachthok, ren, roest, stok 
deel van een klarinet   beker, klep, mondstuk, tussenstuk 
deel van een kinderschedel - fontanel
deel van een kledingstuk   boord, kraag, mouw, pand, plastron, pijp, rok voering, voorklep
deel van een klok   echappement, gewicht, klepel, schakelrad, slinger, veer, veerregelaar, wijzerplaat
deel van een klokketoren - galmgat 
deel van een klooster   boekerij,  calefactorium, cel, dormter, dormitorium, eetzaal, hospitium, kruisgang, refectorium, refter, scriptorium
deel van een  knie – knieschijf
deel van een koeienmaag   boekmaag, lebmaag, netmaag, pens
deel van een koeieuier – uierkwartier
deel van een koffiepot – tuit
deel van een kolenkachel - asla
deel van een komeet   coma, koma, kern, staart
deel van een kompas    naald, roos, windstreek
deel van een koolplant  blad, bloem steel, stronk,wortel
deel van een koor - rei
deel van een koran – soera
deel van een korenhalm   aar, graan, steel
deel van een kostuum   broek, colbert, jas, pantalon, vest, 
deel van een kous   boord, hiel, kuit, naad, teen, voet
deel van een kozijn - afzaat, kalf
deel van een kralenketting - kraal
deel van een krant   advertentie artikel, bijvoegsel, kolom, pagina, rubriek 
deel van een krantenpagina   artikel, cursief(je), kolom, kop, rubriek
deel van een krater   bodem, keel, pijp
deel van een kristalontvanger - detector
deel van een kruisweg   statie
deel van een kuilnet - aatje
deel van een ladder   sport, stijl, trede, tree
deel van een lamp   bol(lamp), brander,fitting, gloeidraad, voet
deel van een land   arrondissement, country, dorp, gemeente, graafschap, kanton, kreis, provincie, stad, streek
deel van een landbouw werktuig – egraam
deel van een legioen - cohorte, kohorte
deel van een lengtecirkel - lengtegraad
deel van een lening – tranche
deel van een levend wezen – orgaan
deel van een lichaam - borst
deel van een liturgiesch gewaad – maanipel
deel van een locomotief - ketel
deel van een lijn   lijnstuk, segment
deel van een maand - week
deel van een machine   as, kruk, krukas, lager, pal, tandwiel, vliegwiel
deel van een mantel   bontrand, capuchon, kraag, mouw, puntmuts, zoom
deel van een marszeil - holte
deel van een mast – mars, ra, steng
deel van een mes   hecht, heft, lemmet,punt, rug, snede 
deel van een metaalfabriek - gieterij
deel van een meubel   arm, bekleding, blad, la, leuning, poot, veer, zitting
deel van een microfoon – beschermingsrooster, conus, elektrode,
huis, isolatie, poolplaat
deel van een minuut   seconde 
deel van een mis - canon, gloria, graduale, tractus 
deel van een misgewaad   albe, amict, humeraal, manipel, schoudervelum, singel, stola, stool
deel van een missiegewaad – gordel
deel van een modieuze damesschoen – naaldhak
deel van een moerbout - kop, moer, schroefdraad 
deel van van molecuul   atoom, ion 
deel van een molen    as, kap, klapspaan, maalwerk, molensteen, rad, roede, rotor, stator, taflement, trechter, treem, tremel, vang, wiek, wiel, zeil
deel van een molenwiek - vang
deel van een motor   bougie, brandstofpomp, carburateur, cilinder, klep, knalpot, krukas, lager, magneet, nokkenas, ontsteking, rotor, tuimelaar, verdeler, verstuiver, zuiger
deel van een muntpers - aanlanger, handje
deel van een muziekstuk    allegro, andante, argo, cadens,  lento, menuet, partij, presto, rondo, scherzo
deel van een mijn    galeri,j gang, schacht
deel van een mijn    deksel,  drukontsteker, lading, slagpijp, slagpin
deel van een nijptang - bek
deel van een obligatie – talon
deel van een ontploffingsmotor - magneet
deel van een oorlogsschip   kanon, mitrailleur, periscoop, raket, torpedo 
deel van een oorlogsvloot   duikboot, eskader, fregat, kanonneerboot, kruiser, mijnenveger, smaldeel
deel van een opera – aria
deel van een orgel - corpus, fluitprestant, labiaalpijp, violon,
vioolprestant, vulstem, woudfluit, zwelkast
deel van een orkest   blazers, dirigent, slagwerk, strijkers
deel van een oude Rom. woning - atrium
deel van een ouderwets geweer   laadstok, loop
deel van een overhemd -  boord
deel van een overspanning – aanbrug
deel van een paar schoenen - linkerschoen, rechterschoen
deel van een paardetuig - buikriem, gareel, gebit, halster, keelriem, koonstuk, neusriem, oorklep, steng, teugels
deel van een paddestoel   buisje, hoed, knol, lamel, manchet, mycelium, plaatje, ring, schede, schubben, stekel, steel, zwamdraad
deel van een pagina   alinea, kolom, letter, woord, zin
deel van een papierfabriek - papiermolen
deel van een paraplu   balein, scherm
deel van een periode   fase
deel van een pers   blok, cylinder, degel, inktrol, letterraam, matrijs, ram
deel van een peulvrucht    boon, dop, erwt, vlies
deel van een piano   hamer, kast, klep, pedaal, snaar, tangent, toets, toetsenbord
deel van een plaats - straat
deel van een  plant   blad, bloem, knoop, knop, oksel, steel, stekel, stengel, wortel
deel van een ploeg   kouter, riester, schaar, snede, staart
deel van een pomp   bek, gek, hefboom, mik, pompbuis, tuit, uitloper, zuigbuis, zuiger, zwengel 
deel van een preekstoel - kuip
deel van een priesterlijk gewaad   albe, amict, bonnet, cingel, huneraal, kazuifel, manipel, mantel, parament, schouderdoek, singel, stola, toga, toog
deel van een publiekrecht – strafrecht
deel van een puntige plant - stekel
deel van een pijp - dop, kop, roer, steel
deel van een radio installatie   antenne, ontvanger, zendapparatuur, zender, zendmast
deel van een reeks - term
deel van een regiment   bataljon, compagnie, peleton
deel van een reglement - alinea
deel van een rekenkundige bewerking    aftrekking, deeltal, deler, deling, optelling,  produkt, quotient, rest, som, vermenigvuldiging, verschil
deel van een rem   blok, pedaal, remkabel, remolie, remschoen, remschijf, remsegment
deel van een repeterende breuk - repetent
deel van een rijsttafel   ketjap, kroepoek, rijst, sambal, saté, trassi 
deel van en ring   briljant, diamant, goud, parel, saffier, steen, zilver
deel van een rivier   bedding, benedenloop, bocht, bovenloop, krib, linkeroever, meander, middenloop, monding, oever, rechteroever, strekdam, stroombed, stroomdraad, stroomversnelling, waterval, winterbed, zomerbed
deel van een roeiboot   boeg, docht, dol, kiel, riem, roeipen
deel van een roer - klik, koning
deel van een  roos   blad, bottel, doorn, steel, stekel
deel van een rund   biefstuk, lendestuk, riblap, rollade, rolpens
deel van een rijwiel - frame
deel van een samenhangend geheel – gedeelte
deel van een schaalverdeling - graad
deel van een schedel   achterhoofds been, fontanel, slaapbeen, voorhoofdsbeen  
deel van een scheepstouw - tamp
deel van een schietschijf   roos
deel van een schip   anker, achterdek, achteronder,  bak, bakboord, bezaan, boeg, boegbeeld, boom, bram, bramra, breefok, brug, bootsanker, bunker, campagne, davit, dek, dolboord, fok, fokkenmast, fokra, gaffel, gangspil, geerde, giek, halfdek, hel, hennegat, hospitaal, hut, kaartenkamer, kombuis, kajuit, kampagne, katander, kiel, kimkiel, kluisgat, kluiver, kompas, kooi, kraaienest, laadboom, lenspomp, lij, loglijn, luik, lijzeil, loopplank, marszeil, mess, misthoorn, nok, onderlijk, pantry, patrijspoort, peddel, piek, ra, reling, riem, roef, roeipen, roer, ruim, scheg,  schoot, sloep, spant, stagzeil, steven, spuigaten, stuurboord, stuurjuk, stuurpen, stuurrad, stuwblok, takel, talie, tros, topreep, tuig, tuigage, uitkijk, valreep, vlotdek, voetlijk, voorlijk, vooronder, want, werpanker, wimpel, windas, zegen, zeerecht,  zeil, ziekenboeg, zog, zwabber
deel van een schipbrug - aanbrug
deel van een schoen - contrefort, hak, hielstuk, neus, oog, punt, riem, veter, zool
deel van een  school   bank, bord, gang, gymnastiekzaal,  hal, klas, leraarskamer, lokaal
deel van een schoorsteen   pijp, rookgat, rookkanaal
deel van een schouwburg   balcon, brandgang, decor,  doek, fauteuil, foyer, garderobe, loge, orkestbak, parket, parterre, rang, stalles, toneel, vestiaire
deel van een schriftletter    ligatuur, neerhaal, ophaal, stok
deel van een schroef - naaf
deel van een schuin dak - nok
deel van een schrijfmachine - tabulator, toets, wagen
deel van een servies - bord, melkkan, schotel, terrine
deel van een set bij tennis - game
deel van een skelet   been, bot, elleplip, jukbeen, koot, rib, schedel, schenkel, wervel
deel van een slachtdier - kwartier
deel van een sleutel   baard, lip, pijp, ring, schacht
deel van een slot   kruk, schoothuis, sleutel, sleutelplaat, slotplaat, tuimelaar 
deel van een sluis   deur, kolk, rinket 
deel van een sluisdeur   achterhar, broekbalk, taats, tempel
deel van een sonate   adagio, allegro, andante, finale, menuet, rondo, scherzo
deel van een spatbord – spatlap
deel van een speelpot   inleg 
deel van een spier   pees
deel van een  spoorbaan   baan, baanvak, biels, overweg, rails, trajekt, vak
deel van een spoortrein   loc, locomotief, tender, wagon 
deel van een spoorweg   baanvak, biels, rails, traject 
deel van een staalfabriek - gieterij
deel van een staande want   pardoen, perdoen
deel van een staat   dorp, gemeente, gewest, provincie, stad, streek
deel van een staat op vreemd gebied - enclave
deel van een stad - buurt, centrum, kom. laan, plein, steeg, stoa, straat, wijk
deel van een stadswijk   buurt
deel van een stamper – integument, nugellus, poortje, stempel, stigma, stijl, vruchtbeginsel, zaadlijst
deel van een station – emplacement, perron
deel van een stengel   geleding, knoop, knop, lid
deel van een stoel   armsteun, bekleding, leuning, poot, sport, zitting 
deel van een stoep   balustrade, bordes, leuning, trede, tree
deel van stoomketel    mangat,vlampijp
deel van een stoommachine   ketel, regulator
deel van een stoomschip - ketelruim
deel van een stoomtrein   loc, tender
deel van een strijkinstrument    bodem, hals, kam, klankbord, klankkast, sleutel, snaar, sordino, strijkstok, toets, 
deel van een strijkstok    haar, hout, punt, slof, talon
deel van een strik   knoop, lus
deel van een stroomgetij - benedenrivier
deel van een stuk   akte, bedrijf, scène
deel van een suite - badinerie, bourree, canarie, chaconne, cosaque, forlane, gavotte, gigue, menuet, musette, passacaille passepied, pavane, rigaudon, sarabande, tamboerin, toccata,
tricotet
deel van een syllogisme   conclusie, premisse
deel van een systeemkaart - tab
deel van een tabel   kolom 
deel van een tafel – blad, lade, poot
deel van een takel   gijnblok, talie
deel van een tang   arm, bek
deel van een telefoon - telefoonhaak
deel van een tennisbaan - tra
deel van een tennispartij   game, set
deel van een textielfabriek - linnenweverij
deel van een theeservies - bord
deel van een toets - wel
deel van een toga - bef
deel van een toneelstuk   akte, bedrijf, rei, scène
deel van een topgevel - aandak
deel van een touw   tamp, streng, vezel
deel van een traptrede - wel
deel van een trein   bagagenet, buffer, coupé, locomotief, noodrem, portier, rijtuig, wagon
deel van een  trompet   mondstuk, piston, ventiel
deel van een tros - tamp
deel van een tuin   bed, gazon, grasveld, perk, priëel
deel van een uitlaat   achterpijp, knalpot, pijp, spruitstuk, voorpijp 
deel van een uur - minuut, sec, tel
deel van een uurwerk   ambre, anker, balans, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, knop, minuutwijzer, naald, palrad, pendule, plaat, rad, secondewijzer slinger, slagveer, slagwerk, snek, slagveer, spiraalveer, trommel, uurwijzer, veer, wijzer
deel van een vaartuig - dek, ruim
deel van een vaarwater - rak
deel van een varken   haas, ham, hesp, kotelet, staart, spek, vlees
deel van een vat   duig, hoepel, spongat, sponning
deel van een vereerd persoon - relikwie
deel van een verhaal   clou, climax, epiloog, episode, epistel,  hoofdstuk, inleiding, ontknoping, proloog
deel van een verkoop - winst
deel van een vertrek   deur, erker, muur, plafond, punt, raam, vensterbank, vloer, zolder
deel van een vesting   bastion, binnentalud, escarpe, kanteel, muur, poort, ravelijn, rideau, rondeel, tinne, toren, wal 
deel van een vestingwal   bastion
deel van een vinger    gewricht, koot, lid, nagel, top
deel van een viool    bodem, hals, kam, klankbord, krul, snaar, sleutel, sordino, stok, toets
deel van een vis – aarsvin, borstvin, kieuw, kop, staart, schubbe, vin 
deel van een visfuik - kub
deel van een visnet   inkel, keel, kub, vleugel
deel van een vissersvaartuig - kee
deel van een visvangst voor de bemanning -bra
deel van een vlag   baan, veld, wimpel 
deel van een vliegtuig   aileron, beuk, buik, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, motor, neus, remklep, romp, staart, staartvlak, vleugel
deel van een vloot   eskader, smaldeel 
deel van een voet   enkel, hak, hiel, middenvoetsbeentje, teen, wreef, zool
deel van een vork   tand, steel 
deel van een vrachtwagen   bak, cabine, huif, laadbak, oplegger
deel van een vrucht   klokhuis, part, pit, schil, steel,  vruchtvlees
deel van een vulkaan   caldeira, eruptiekanaal, kegel, kegelmantel, krater, kratermond, kraterwal, mantel
deel van een vuurwapen   haan, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, velden, vizier
deel van een walvisbaard - balein
deel van een wapenrusting   geweer, harnas, helm, koppel, lans, musket,  patroontas, schild, speer, vizier, vuurroer
deel van een wapenschild   kwartier 
deel van een wasinrichting   blekerij, drogerij, stomerij, strijkerij, wasserij
deel van een watermolen - scheprad
deel van een wasmachine     trommel, wringer
deel van een weefsel   cel, draad, inslag, neg, schering, zelfkant
deel van een weegtoestel   arm, as, balk, evenaar, gewicht, hefboom, juk, last, naald, opstap, schaal, wijzer
deel van een werkwoord   deelwoord, participium, stam, uitgang 
deel van een werphengel - reel
deel van een wervelkolom   atlas, heiligbeen, stuit, wervel
deel van een wet – artikel
deel van een wetsartikel - alinea
deel van een wiel   as,  band, naaf, spaak, velg
deel van een windas   draaispil, handspaak
deel van een windmolen   vang, wieken, zeil
deel van een winkel   etalage, kassa, rekken, standaards, toonbank
deel van een woestijn   bajada,  duin, oase, plaja, zoutmeer
deel van een woonhuis   appartement, badkamer, douchecel, erker, etage, gang, hal, kamer, kelder, keuken, meterkast, slaapkamer, werkkast, zolder
deel van een woning - gevel
deel van een woord   foneem, letter, lettergreep, stam, syllabe
deel van een wortel   haarwortel, knol
deel van een wijk   buurt, straat, weg
deel van een zaag   handvat, spanraam, tand
deel van een zeeschip   brug, dek, lounge, promenadedek, ruim
deel van een zeil - rif
deel van een zeilboot   bakstag,  bazaan, begijnenra, beretand, berghout, bezaan, boegspriet, bolder, dirk, fok, fokkemast, fokval, gaffeltopzeil, grootbramzeil,  helmstok,  kop, kiel, klik, kluiver, koekoek, kluisgat, kruismast, kluiver, kluiverval, kluiverleider, lij, mastkoker, nokval, roer, roerhengsel, scheg, schoot, stag, stagfok, stagzeil, stampstok, stamstag, val, vlieger, voorscheg, voorsteven, want, zetboord, zeil, zeilval, zwaard
deel van een zeil oprollen – reven
deel van een zelfstandig verhaal - episode
deel van een zendstation   antenne,microfoon
deel van een zin   bepaling, bijwoord, bijzin, gezegde, hoofdzin, leesteken, onderwerp, voorwerp, woord, zinsdeel, zinsnede
deel van een zolder - zolderkamer
deel van een zuil   kapiteel
deel van een zwaard   blad, gevest, greep, heft, kling, lemmet, lemmer
deel van het alfabet - letter
deel van het ambtsgewaad   bef, stool
deel van het bed  deken, kussen, laken, matras, peluw, sloop, spiraal, sprei
deel van het bedrijfskapitaal - aandeel
deel van het been   dij, dijbeen, enkel, kuit, kuitbeen, knie, scheen,  scheenbeen, teen, voet, wreef  
deel van het bestek   lepel, mes, vork
deel van het biljart   bal,  band, keu, krijt, laken, lei
deel van het bovenlichaam - hals, oksel, scalp, skalp
deel van het celplasma - achromatine
deel van het chromosoom - gen
deel van het circus   piste, tribune
deel van het correspondentiemateriaal    ballpen, balpen, ballpoint, bloknoot, blocnote, carbon, envelop,  papier, pen,, potlood, schrijfmachine, vulpen
deel van het daglicht – hemellicht, zonlicht
deel van het dak    balk, bedekking, bint, dakpan, gebint, goot, hanenbalk, kapel, kapgebint, kapspant, koekoek, leer, lijst, moerbalk, nok, raam, ruiter, spant, stoel, terras, tuin, venster, vorst
deel van het dal   dalbodem, dalwand, glooiing, talud, terras
deel van het damspel   bord, damschijf, damsteen
deel van het delfstoffenrijk   bauxiet, erts, gas, goud, koper,  olie, steenkool, tin, zilver, kwikzilver
deel van het dierenlichaam   bek, hoef, klauw, kop,  muil, poot, romp, snavel, staart, vleugel
deel van het evenwichtsorgaan - utriculus
deel van het gebit   brug, gehemelteplaat, hoektand, kies, kroon, melktand, oogtand, tand, verstandskies, vulling
deel van het  gehemelte   huig, kaak, uvula, wervel
deel van het gelaat   gelaat, jukbeen, kaak, kin, koon, lip, mond, neus, neusvleugel, oog, ooglid, oor, slaap, voorhoofd, wang,  wenkbrauw, wimper
deel van het  geraamte   been, bekken, bot, rib, schede,l wervel
deel van het geweer   bajonet, borgveer, greep, grendel, haan, kamer, kolf, korrel, lade, loop, magazijn, patroonhouder, slagpin, sluiter, trekker, tromp, vizier
deel van het gezicht   zie: deel van gelaat
deel van het gezichtsorgaan   hoornvlies, iris, lens, netvlies, oogbal, pupil
deel van het hart   hartenbloed, hartklepje, hartspier, hartkuil, linkerboezem, linkerkamer, rechterkamer
deel van het hekwerk   deurtje, draad, gaas, opening, paal, poort, post, raster, reling, spijl
deel van het hoofd   gebit, gelaat, haar, kaak, kin, kruin, lip, mond, neus, oog, oor, oorschelp, schedel, slaap, wang, wenkbrauw, wimper
deel van het hooggebergte - dal, del, top, keten, piek, ravijn, rots, spits, steilte, vlakte, waterval
deel van het inwendig oor   aambeeld, doolhof, hamer, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvlies
deel van het jaar   dag, herfst, jaargetijde, kwartaal, lente, maand, najaar, nazomer, seizoen, semester, trimester, voorjaar, voorzomer, week, winter, zomer
deel van het leger   artillerie, bataljon, brigade, commando, compagnie, divisie, genie, groep, infanterie, kavalerie, kompagnie, korps, landmacht, legerkorps, luchtmacht, marine, militie, peleton, regiment, sectie, stoottroepen
deel van het lichaam   arm, been,borst, bovenarm, bovenlijf, buik, hals, hand, hart, heup, hoofd, keel, leest, lendenen, lever, lid, lies maag, milt, nek, oksel, onderlijf, rug, slokdarm, stuit, torso, voet
deel van het lichaam tussen onder- en bovenlijf – middel
deel van het maagsap - maagzuur
deel van het middenoor  aambeeld, kamer, stijgbeugel, trommelvlies, voorhof
deel van het Midden-Oosten - Arabië, Irak, Iran
deel van het onderlichaam   been, bil, dij, enkel, hiel, knie, kruis, kuit, lies, scheenbeen, teen, voet
deel van het oog   corona,  hoornvlies, iris, lens, lid, netvlies, oogbal, ooglid, retina, traanklier, wenkbrauw, wimper
deel van het oor   aambeeld, doolhof, hamer, lel, oorbuis, oorlel, schelp, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvlies
deel van het orgel    klavier, manuaal, pedaal, positief, pijp, register, speeltafel, zwelkast
deel van het parlement   afgevaardigde, fractie, gekozene, kamer, lid, partij, senaat
deel van het pentateuch – Deuteronomium, Exodus, Genesis,  Leviticus, Numeri
deel van het priesterlijk parament - stool
deel van het  reglement   art., artikel, clausule, paragraaf
deel van het reukorgaan   neusbeen, neusgat, neuspunt, neusvleugel, tussenschot
deel van  het roer   blad, klik, roerpen, schacht
deel van het  scheepstuig   ra, want, tuigage
deel van het schoeisel   hak, hiel, neus, punt, riem, veter, zool
deel van het schooljaar   semester, trimester
deel van het skelet- opperarmbeen
deel van het slot - binnenplaats, brug, gracht, kanteel, kelder, muur, poort, toren, vertrek
deel van het spijsverteringskanaal    darm, maag, slokdarm
deel van het station   bagageruimte, hal, loket, perron, restauratie, restauratiezaal, spoor, wachtkamer
deel van het strottehoofd - adamsappel
deel van het theater   deur,  foyer, loge, podium, toneel, zaal
deel van het theeservies   kopje, lepel, lepelvaasje, melkkan,  schoteltje, suikerpot, theepot
deel van het toneeldecor   coulisse 
deel van hetuitwendig oor   lel, schelp
deel van het tuig   broek, gareel, halter, hoofdstel, leidsel deel van het vistuig   dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, schepnet, sim, snoer
deal van het voertuig   as, band, chassis, cilinder, klep, krukas, lager, motor, rem, ruit, stuur, vliegwiel, wiel, zuiger deel van het vogelkleed   pen, pluimage, veer
deel van het weefgetouw   palei, paleibalk, paleiriem, plei, polei
deel van het zeefbeen - hanekam
deel van het zeiltuig   dirk, fok, mast, schoot, stag, steng, val
deel van het zonnestelsel   aarde, maan, planeten,  planetoïden,  sterren, sterrenbeelden
deelbaar - divisibel
deelcel - merocyt
deelgenoot aan vereniging - lid
deelhebben aan - participeren
deelhebber - aandeelhouder, compagnon, participant, partner, vennoot
deelhebbers - partes, posteriora
deellijn - bissectrice, bissectrix, hoogtelijn, middelloodlijn, zwaartelijn
deelnemen aan iets - meedoen
deelnemen in iemands verdriet - medeleven
deelnemer aan een betoging - manifestant
deelnemer aan een debat - debater
deelnemer aan een wielerwedstrijd - stayer
deelnemer aan een zeker spel - dammer, bridger, kaarter
deelnemer aan snelheidswedstrijd - racer, coureur
deelneming - compassie, condoleance, deelname, participatie, sympathie
deelneming gevoelen - sympathiseren
deelneming tonen - belangstellen
deelpunt - splitsingspunt
deels - gedeeltelijk, half, partieel
deelstaat - kanton
deelstaat in Maleisië - Negara
deelstaat van India - Nagaland
deelstreep - afbeelding, bladwijzer, breukstreep, index
deelstuk - gedeelte
deelswijze - partieel
deelteken - trema
deeltje van een atoomkern - proton
deeltje van een hobo - riet
deeltje van een stof - vezel
deeltje van wol - vlok
deeltjes die men niet ziet met ultra-microscoop – amicronen
deeltjesversneller - cyclotron
deelweefsel - meristeem
deelwoord - participium
deemoed -  berouw, eenvoud, nederigheid, onderworpenheid,  ootmoed
deemoedig - berouwvol, eenvoudig, kruiperig, nederig, onderdanig, onderworpen, ootmoedig, slaafs, soumis
deemoedig vragen - bedelen
deemoedigen - vernederen
deemoedigheid - nederigheid, ootmoed
deemster - donker, duister, duisternis
deemsterig - donker, nevelig
Deens aardkundige - Steno
Deens amtshoofdstad - 
4   Ribe, Soro
5   Arhus, Ronne, Vejle
6   Abenra, Alborg, Odense, Roskilde
8   Hillerot, Nykobing, Roskilde
10 Ringkobing
Deens beeldhouwer - Thorwalsen
Deens chemicus - Bohr
Deens componist - Bentzon, Berggreen, Bruhns, Gade, Jeppesen, Riisager, Schytte
Deens Eiland   Aerö, Amager, Anholt, Bornholm, Falster, Funen, Langeland, Lapland, Lolland, Mön, Saltholm, Samsô, Seeland, Sjaelland
Deens fysicus   Bohr
Deens historicus – Arup
Deens koningsgeslacht - Estrididen
Deens natuurkundige - Oersted
Deens paard - draveros
Deens parlement   folketing
Deens schiereiland   Amager, Jutland
Deens schrijver   Aakjaer, Andersen
Deens sprookjesdichter - Andersen
Deens taalkundige - Hjelmslev, Rask
Deens theoloog   Kierkegaard
Deense dieptemaat – favn
Deense dog - molos
Deense drank – aquavit
Deense eerste kamer - Landsthing
Deense haven   Aarhuus, Esbjerg, Kopenhagen
Deense hond - dog
Deense hoofdstad - Kobenhavn, Kopenhagen
Deense koning - 
3   Dan
4   Erik, Gorm, Knut, Olaf, Sven
5   Johan, Niels
6   Herald
7   Godfred
8   Frederik, Waldemar
10 Christiaan
11 Christoffel
Deense letterkundige - Pontoppidan
Deense Luchtvaartmaatschappij - Danair 
Deense munt   krone, kroon, öre
Deense plaats   zie plaats in Denemarken
Deense poolreiziger - Rasmussen
Deense Provincie - amt
Deense schilder - Agger
Deense schrijver - Dons
Deense sprookjesverteller – Andersen
Deense staatsman - Struensee
Deense stad - Aalborg, Aarhus, Esbjerg, Kopenhage, Odense, Ribe
Deense vlag - Danebrog
deerlijk   bedroevend, danig, ellendig, erg, geducht, jammerlijk, schrijnend, ziekelijk (gew), zeer, zwak (gew) 
deerlijk gehavend - ontrampeneerd
deerlijk verzwakt - uitgeput
deern   dochter, hier, jongedochter maagd, maagdelijn, meid, meisje, mokkel, vrijster
deerne   meid, sloerie 
deernis   begaan, bewogenheid, compassie, ellende, erbarmen, erbarming, mededogen, medegevoel, medeleven, medelijden,  ontferming, ontroering
deerniswaardig   beklagenswaardig, pitoyable, zielig
deerniswekkend   beklaaglijk, deerniswaard(ig), defalcatie delaitistisch dom, ellendig, erbarmelijk, hartbrekend, jammerlijk, meelijwekkend, mismoedig, moedeloos, piteus, rampzalig, stakkerig, stom, zielig
defalcatie - korting, mindering
de facto   feitelijk, werkelijk 
defaitisme - moedeloosheld, vertrouwenloos  
defaitistisch   mismoedig, moedeloos, vertrouwenloos
defecatie - ontlasting, stoelgang 
defect   beschadigd, beschadiging, caduc,  feil, gebrek, gebroken, geschonden, kaduuk, kapot, mankement, ondeugdelijk,  onklaar, storing, stuk
defectief   gebrekkig, ontbrekend, onvolledig
defensie   afweer, verdediging, verweer, weermacht
defensief   afwerend verdedigend, verwerend
defensief verband   NATO, NAVO, SEATO, ZOAVO, Warschau pact
deferentie   achting, eerbied, onderscheiding, ontzag 
deferentitis - funicullitis
deficiëntie - gebrek, tekort
deficiëntie-ziekte - avitaminose
deficit   gemis, kastekort, manco, tekort
defilé   bergpas, corso, optocht, parade
definiëren   bepalen, omlijnen, omschrijven
definitie   begripsbepaling, bepaling, omschrijving
begripsomschrijving 
definitief   afdoende, blijvend, finaal, positief,uiteindelijk, vast, voorgoed, zeker  
definitief zijn - vaststaan
definitieve regeling - beslag
deflatie   waardevermeerdering 
deflegmatie - condensatie
deformeren   vervormen, misvormen 
deformatie   misvorming, vervorming
defraudant (Fr.)   bedrieger, belastingontduiker, smokkelaar
deftig   aanzienlijk, achtbaar,  afgemeten, chic, doctoraal, eerwaardig, ernstig, fatsoenlijk (Z.N.), fier, gegoed, gekleed, gewichtig, grandig (barg.), grave, honorabel, hoofs, imposant, officieel, parmantig,  plechtig, pompeus, prat, serieus, sjiek, statelijk, statig, stijf, voornaam, vormelijk, waardig, wellevend  
deftig, geleerd - doctoraal
deftig woord voor reeds   alreeds. alrede
deftig en fier - parmantig
degtig kleed - gewaad
deftig kostuum - smoking
deftig rijtuig - galakoets
deftig woord voor reeds - alrede, alreeds
deftige bril - lorgnon
deftige dame   douairière, freule, matrone, vrouwe
deftige dans - sarabande
deftige danspartij   galabal 
deftige en bedaagde dame - matrone
deftiger dan eer - aleer
deftige tijdsbepaling   stond, stonde. ure
deftige vrouw   dame 
deftige wijk in Londen   Mayfair 
deftigheid   air, aristocratie, graviteit, noblesse, plechtigheid, plechtstatigheid, statie, statigheid, voornaamheid, waardigheid
dégagement - dienstgang
de geboorte betreffend - nataal
degelijk   betrouwbaar, beproefd, braaf,  bruikbaar, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, duurzaam, eerlijk, fidel, funk,  gedegen, geducht, goed, grondig, hecht, keurig, rondig, solide,  stevig, terdege, tof, waarlijk
degelijk voedsel -  erwtensoep, hutspot, snert, stamppot, winterkost
degelijke kennis - kunde
degelijkheid   boniteit, gedegenheid, hechtheid, soliditeit, sterkte
degelijke kennis - kunde
degelijk en goed - prima
degelpers - drukpers
degen   dagge, fleuret, floret, kling, rapier, sabel, schermwapen, zwaard
degen (Sp.) - espada
degene aan wiens order een wissel is gesteld - nemer
degene die bekeurt - verbalisant
degene die op betaling aandringt - maner
degene wiens orderwissel gesteld is - nemer
degeneratie - achteruitstelling, decadentie, ontaarding, terugzetting, verbastering, verdorvenheid, verlaging, verval 
degenereren   ontaarden, verwilderen
degenhanger - bandelie, ceintuurr, koppel 
degenkwast - dragon, troetel
degenstok - stekade, wapenstok
degenvis - pijlstaartrog
de gewoonte hebben   plegen 
de grondbeginselen omvattende    elementair
de grote hoop   gros 
de grote massa - publiek
de grote wereld   monde, society 
de hand lezen - waarzeggen
de helft - half
de hielen lichten - vluchten
de hoogste waarde - maximum
de jongere   jr. junior 
de jure   rechtens
de knop aan horloge   remontoir 
de lezer heil   l.s.
de mensen   men 
de moed benemen   ontmoedigen 
de naam betreffende   nominaal 
de onbekende   n.n. 
de Oost   Indië
de openbare mening   men 
de oudere   senior, sr. 
de vijf boeken van Mozes   Pentateuch
degoutant (Fr.) - afschuwelijk, onsmakelijk, walgelijk
dagoûtant - afschuwelijk, onsmakelijk, walgelijk
degradatie   achteruitgang, achteruitstelling, terugstelling, terugzetting, verlaging
degraderen   achteruitstellen, terugstelllen, terugzetten, verlagen 
degoût (Fr.)   afkeer, walging
degressie   afneming, daling
degressief   afnemend, dalend
dehydrateren - ontwateren
dehydreren - draineren
dehydrogeneren - oxyderen
deïficatie - vergoddelijking
Dei Gratia   D. G.
deiktisch - aanwijzend
deimt - dagmaat
dein - stijfkop
deinen   golven, kabbelen, wiegelen, wiegen  
deinen van water - kabbelen
deiner - stijfkop
deining   beroering , beweging, branding, drukte, golfbeweging, golving, onrust, opschudding, remous, rolling,  rumoer, trammelant, wiegeling, zeegang
deinmachine - jigger
deinoor - stijfkop
deinzen   afgaan, teruggaan, weggaan, wijken 
deinzing - aftocht, terugwijking
dejeuneetje   ontbijtstel
dejeuner (Fr.)   koffiemaal, lunch, ontbijt
dejeuneren - lunchen
de jongere – junior
de juiste maat - passend
dejure - rechtens
dek   bedekking, deken, kleed, laken, plaid, scheepsvloer, sneeuwdek, sneeuwkleed, sprei, wade 
dek om de benen te warmen - plaid
dek over een bed - sprei, sierdeken
de kat uit de boom kijken - wachten
dek van verschillende lapjes   bedelaarsdeken, lappendeken 
dekaliter - dal
dekbalk   architraaf, sloof 
dekbed   bovenbed 
dekblad – plaat, schutblad 
de keerkringslanden - tropen
deken   beschutting, decaan, decanus, dek, dekkleed, doyen, hoofd(man), oudste, overman, overste, paardedeken, plaid, priester, reisdeken, sierdeken, sprei, tienman, winterdeken, zomerdeken
deken der Mexicaanse ruiters - sarape
deken van verschillende lapjes - bedelaarsdeken, lappendeken
dekenvlag - flab
deken, wollen - plaid, sarg(i)e, serge
dekgroen - chromaatgroen
dekken - afsluiten, bedekken, behoeden, beschermen, beschutten, bespringen, bevruchten, goedmaken, schutten, verbergen, vergoeden, waarborgen
dekking   bedekking, bescherming, beveiliging, bevruchting terreinverheffing, zekerheid
dekkleed   couverture, dek, deken, hoes, kleed, plaid, presenning, sprei, tafellaken, wagenzeil 
dekkleed op bed - sprei
dekkleed van paarden - maankap, schabrak
dekknecht   runner 
deklaag   bovenlaeg 
deklaag van de hoornwand van een paardehoef - glazuurlaag
de klankladder zingen - solfeggiëren, solmiseren
de klemtoon leggen - accentueren
deklijst - neuslijst
dekmantel   façade, masker, mom, schijn, voorwendsel
deknaam - pseudoniem, schuilnaam
dek op bed - deken
dek op matras - laken
dekplaat - sluitsteen, vloersteen, vloertegel, zerk
dekplaat van een kapiteel - abacus
dekplaatje -  schub
dekriet   dakbedekking, glui, glei, gleis, halriet
dekschild   vleugelschild 
dekschoor - dekstijl
deksel - afsluiter, afsluiting, hul, klap, klep, lid, sluiting 
deksel boven de onrust in een uurwerk   kalot
deksel of klep - luik
deksel van een doodkist - roef
deksel van een miskelk - panteen
deksels   bliksems, donders, drommels, duivels, verdomd, verduiveld
dekstier - rijstier, springbul
dekbed - bovenbed
dekblad - bovenblad, schutblad
dekstoel - mailstoel
dekstof - mineraal
dekstro voor planten - mulch
dekstuk - dak
dekstuk van een cementen put - kruinstuk
de kuierlatten nemen - vluchten
dek van verschillende lapjes - lappendeken
dekverf - menie
dekvogeltje - baardmees
dekvrucht - bovenvrucht
dekwerk - blindering
dekwit - litopoon
dekzwabber - stormstagzeil
de kunst van waarzeggen - mantiek 
de kunst van Klein-Azie - Levant
dekwerk   blindering
del   corrosiedal, dal, duinvallei, flap, flard, kuil, laagte, lellebel, slet, slons, vallei, vod
del tussen twee banken langs de kust - mui
de laatse wedstrijd - finale
de landingsplaats van Noach - Ararat
delatie - aanbrenging, verklikking
Delaware, hoofdstad van – Dover
deleator - weglatingsteken
delegatie   afvaardiging, commissie, deputatie, opdracht, overdracht
delegeren   afvaardigen, deputeren, overdragen
delen - doorhakken, halveren, rekenen, scheiden, splijten, splitsen, verdelen
delen (med.) - schisma
delen van een etmaal - uren
delen van de provincie Groningen - Ommelanden
delen van een legering   gehalte, karaat
delen van lichaam   leden, ledematen, organen
delf   gracht, greppel, sloot
delfhamer - pikhamer
delfinium   ridderspoor 
delfisch - orakelachtig, raadselachtig
delfplaats   groeve, mijn
delfplaats van een steensoort - marmergroeve
delfster - graafster
delfstof – aardolie, amaril, bariet, bauxiet, bruinsteen, edelgesteente, edelsteen, erts, gesteente, gips, git, glimmer, gneis, goud, grafiet, graniet, griffellei, koln, kopererts, lei, mangaan, meerschuim, mergel, metaal, mica, mineraal, natron, nefriet, oer, paragoniet, radium, salpeter, smergel, spaat, spiegelerts, spiegelspaat, steen, tin, uraan, uranium, veldspaat, ijzer, zilverzwavel, zwavel
delfstof voor kunstvoorwerpen - jade
delfstof die metaal bevat - erts
delfstofbeschrijving - mineralografie
delfstoffelijk - mineraal
delfstoffenrijk - mineralenrijk
delfstofhoudend – mineraal
delfstof van Banka   tin 
delfstofkunde   mineralogie 
delfstofkundig - mineralogisch
delfstofkundige   mineraloog 
Delftenaar - kalfschieter
Delfts aardewerk - plateel
Delftsblauw - plateel
Delfts orakel - Grotius
Delftse plateelsoort - clapmut
Delfts schilder - Vermeer
delfwerk - graafwerk
delg uit - dele (Lat.)
delgen   afbetalen, aflossen, amortiseren, mortificeren, tenietdoen, voldoen
delgen door betaling van schulden - amortiseren
delging    afbetaling, aflossing, vereffening
delging van een schuld   amortisatie 
delgingsfonds - amortisatiefonds 
delguit - dele
Deli, stad in - Medan
deliberatie   beraadslaging, overleg, overweging, redenering, weegschaal
delibereren   afwegen, beraadslagen, overleggen, redeneren,
delicaat    broos, delicieus, frêle, fijn, gevoelig, fijn voelend, hachelijk, heerlijk, kies, kieskeurig, lekker, moeilijk, nauwnemend, netelig, te(d)er, teertjes, tenger, welsmakend, welsprekend, zwak 
delicatesse   fijnheid, fijnkost, kiesheid, lekkernij, tederheid
de lichtste kleur - wit
delicieus   déli, (over)heerlijk, kostelijk, verrukkelijk
delict   misdaad, misdrijf, misstap, overtreding, vergrijp 
delimitatie   afbakening, begrenzing, grensbepaling
delimiteren   afbakenen, begrenzen 
delineatie   afbakening, grondtekening, omlijning, plan, schets, tekening
deling   deelsom, divisie, halvering, scheiding, schisma, verdeling 
delingsuitkomst   quotient 
delinquent   boosdoener, dader, misdadiger, overtreder, schuldige 
delireren   ijlen
delirium – dronkemanswaanzin, razernij, waanzin, waanzinnigheid, ijlkoorts
delirium tremens   dronkemans waanzin
dellig - deluw
delling   glooiing, kuil, laagte, put
del of slet - sloerie
deloyaal - oneerlijk, onoprecht, ontrouw
delta - rivierarm
deltavormig - deltoïdeus
delte - hooischelf, hooizolder
deluw - beschut
delven   graven, opgraven, rooien, (uit)spitten, woelen, wroeten 
delver   graver, spitter 
de maat opnemen - opmeten
demagnetiseren - degaussen, relegatie, verbanning
demagogie   volksbedrog, volksmisleiding, volksverleiding 
de man die de kosten mag dragen - Sijmen
demagogie - volksbedrog, volksmisleiding
demagogisch - oproerstokend
demagoog    opruier, stoker, tiran, volksbedrieger, volksleider, volksmenner, volksmisleider
demarcatie   afbakening, grens, grensscheiding, 
demarcatielijn   grenslijn, scheidingslijn, grenslijn
demarcatietroepen - grenstroepen
demarche   poging, stap
demarkeren   afbakenen, delimiteren, ontmaskeren, ontsnappen
demarreren   uitlopen, versnellen
demaskeren - ontmaskeren
dematerialisatie - ontstoffelijking
demee   temet 
de mensen - publiek
de mensenmoordenaar onder de paddenstoelen - amaniet
dement – afgetakeld, zwakzinnig
dementeren   logenstraffen, ontkennen, tegenspreken
dementi – loochenen, logenstraffing, loochening 
dementie - aftakeling
demi - herenjas, overjas
de mindere – minor
demimondaine - courtisane
demissie   ontslag 
demissionair   aftredend 
demitteren - ontslaan
demiurg - wereld bouwer
democratie   volksregering 
de moed benemen - ontmoedigen
de moed hebben - durven
de moeite waard - lonend
demografie - volksbeschrijving
demolitie - afbraak, sloping
demon   belzebub, droes, duivel, duivelskind, geest, ikker, monster, nikker, satan, slechtaard, spook, wezen 
demon in wolfsgedaante - fenrir, fenris, fenriswolf
demon van de Annamieten - malai
demonie - bezetenheid
demonisch   diabolisch, duivels, sardonisch, satanisch
demonisch wezen   sirene 
demonstrant   betoger 
demonstratie  betoging, show 
demonstratie bij het schermen - assaut
demonstratief   aantonend 
demonstratieve bijeenkomst - toogdag
demonstreren   aantonen, aanwijzen, betogen
demontabel - uitneembaar
demontage   ontmanteling 
demonteren – ontmantelen, slopen
demoraliseren   afstompen, ontmoedigen
dempen   afzwakken, bedwingen, dichtgooien, dichtmaken, dimmen, doven, onderdrukken, plempen, plompen, temperen, volgooien, uitmaken, volstorten, vullen
dempen van licht - dimmen
dempen van vuur - smoren
demper - dimmer, (muz) sordino 
demper bij muziekinstrument - etouffoir, sordino, sourdine
demper bij vuurwapen - knaldemper
dempingsvlak - stabilo
dempig - aamborstig
demulgeren - ontmengen
den   bergvloer, bergzolder, dorsvloer, spar
den lezer heil (Lat.) -  l.s.
de naam betreffende - nominaal
denappel   dennekop, dennepeer, pijnappel 
denarius (Rom.)   zilvermunt 
denderen - daveren, dreunen, schokken, rammelen, trappelen
denderend     geweldig,  heerlijk, knal, prachtig
dendriet met afbeeldingen van planten, dieren enz. – nemoliet
dendrograaf - boombeschrijver
dendrologie - boomkunde
Denemarken, eiland behorende tot - 
3   Als, fyn
4   Aerö, Fanö, Manä, Moën, mors, Romö
5   Alsen, Funen, Laëso
6   Amager, Anholt
7   Faeroër, Falster, Laaland, Lolland, Seeland
8   Bornholm
9   Groenland,Langeland, Slaelland
Denemarken, stad in - Aarhus, Kopenhagen, Odense
dengue - knokkelkoorts
denigreren   geringschatten, kwaadspreken, zwartmaken
de nieuwe volkenbond - UNO, VN
denim - katoen
denk - mening
denkbaar - bestaanbaar, denkbeeldig, mogelijk, voorstelbaar 
denkbeeld    beeld, begrip, beschouwing, besef, droombeeld, dunk, gedachte, idee, inval, mening, notie, opvatting, plan, utopie, verbeelding, voornemen, voorstelling, zinsbegoocheling
denkbeeldig - abstract, fictief, ideaal, ideëel, illusoir, ingebeeld, imaginair, irreëel, onecht, onwerkelijk virtueel, visionair, verzonnen 
denkbeeldig boze man - boeman
denkbeeldig gebied   sfeer 
denkbeeldig gelukkige staat - Utopia
denkbeeldig land   Lilliput, Luilekkerland, Utopia
denkbeeldig punt aan de  horizon -  zenit
denkbeeldig spook - boeman
denkbeeldige cirkel om de aarde   equator, evenaar, keerkring, linie, meridiaan, parallel, poolcirkel
denkbeeldige lijn   equator, evenaar, grens, meridiaan,  r.g.
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde diepte   isobaat
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde hoogte   contour, hoogtelijn, isohypse 
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde luchtdruk   isobaar
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde temperatuur   isotherm
denkbeeldige lijn over plaatsen met even grote afwijking van de kompasnaald   isogoon
denkbeeldige lijn over plaatsen met even grote versnelling van de zwaartekracht   isogamme
denkbeeldige  lijn  over  plaatsen waarbinnen  eenzelfde  taalverschijnsel voorkomt - isoglosso
denkbeeldige lijn over toestanden met dezelfde entropie (natuurk.) - isentroop
denkbeeldige lijn over toestanden met hetzelfde volume (natuurk.) - isochoor
denkbeeldige lijn tussen in evenwicht verkerende toestanden (natuurk.) - nodenlijn
denkbeeldige spil   aardas 
denkbeeldige staat   Utopia 
denkbeeldige stof die bij verbranding ontwijkt - flogiston
denkbeeldige winst -  imaginair
denkelijk    misschien, mogelijk, vermoedelijk, waarschijnlijk, wellicht
denken   menen, mijmeren, onderstellen, oordelen, peinzen, piekeren, vermenen, vermoeden
denken aan – herinneren
denken en leven als één beschouwend - exiphentieel
denken over - nadenken, zinnen
denker   filosoof, geleerde, intellektueel, Plato, peinzer, wijsgeer, wijsgerige, Zeno 
denkkracht - intelligentie
denkleer   logica, noëtica, redeleer, redeneerkunst
denkrichting - stroming
denkrichting die alles aanvaardt wat met het verstand kan worden begrepen - rationalisme
denkrichting die alles beoordeelt naar het nut voor de mensen - utilitarisme
denkrichting die leert dat alle kennis betrekkelijk is - relativisme
denkrichting die leert dat ervaring de enige bron is van alle kennis - empirisme
denkrichting waarin alle nadruk valt op het individu en zijn bestaan - existentialisme
denksport   dammen, kaarten, puzzelen, schaken
denkstoornis - dwaling
denkverlegenheid - aporie
denkvermogen   brein, denkkracht, denkwerk, doorzicht, hersenarbeid, intellekt, intelligentie, inzicht, logos, ratio, rede, verstand
denkverlegenheid   aporie 
denkwijze   gevoelen, idee, mening, mentaliteit, oordeel, opinie, opvatting, psyche, richting, sentiment, tijdgeest, zienswijze
denkwijze als levensopvatting - bolsjewisme
denkwijze die zich niet aan de wetten wil onderwerpen - 
antimonisme
denkwijze in een bepaalde periode – tijdgeest
denk-en voorstellingsvermogen - geest
den lezer heil   (Lat.) L.S. 
dennenappel - naaldgewas
dennenboom   den, naaldboom, pijnboom 
dennenbos   naaldbos, pijnbos 
dennenhout - grene
dennekop - denneappel, pijnappel
dennemoorder - dennewortelzwam 
denneolie - kienolie
dennepaal   perkoen, perkoenpaal
dennepapegaai - kruisbek
dennenpijnboom -  mast
dennestam gedeeltelijk vierkant beslagen - ellen(s), juffer
dennewortelzwam - dennemoorder
denning - moutzolder
denominatie - naamgeving, sekte
denonceren   aangeven, kennisgeven, verklikken
densimeter   dichtheidsmeter 
densiteit   dichtheid 
dentaal   tandletter 
dentist   tandarts, tandheelkundige 
denudatie   blootlegging, ontbloting
denunciateur  - aanbrenger, aangever, verklikker, verrader
denunciëren - aangeven, verklikken
den voor kerstfeest - kerstboom
deodorant - reukwater
deontologie - plichtenleer
de oudere - major, senior
de oudste brieven hebben - voorrang
departement   Dep., Dept.,gewest, ministerie, provincie
departementshoofd (Fr.)   prefect 
departitie   omslag, overslag 
depêche (Fr.)   bericht, mededeling, telegram
dependance   bijgebouw, filiaal 
dependentie   afhankelijkheid 
dependeren  - afhangen
de plaat poetsen - vluchten
deplorabel   betreurenswaardig, jammerlijk
depilatoria - ontharingsmiddelen
deplaceren - extraheren, uittrekken
depletie - lediging
deployeren - ontwikkelen
deponent - bewaargever
deponeren   neerleggen, neerzetten, overleggen, plaatsen
deportatie   relegatie, verbanning 
deportatie naar overzeese gebiedsdelen    relegatie 
deportatieoord   bagno, concentratiekamp, strafkolonie
deporteren   wegvoeren 
depositie   getuigenis, verklaring 
deposito - inbewaargeving, inleg
depot - agentschap, arsenaal, bergplaats, bergruimte, bewaargeving, bewaring, bezinksel, filiaal, magazijn, nederlaag, opslagplaats 
depot van legergoederen - dump
depotwinkel - filiaal
depouilleren - beroven, uitkleden
deppen   betten 
depravatie - ontaarding
depreciëren - devalueren
depreciatie   waardevermindering, geringschatting 
depressie    bekken, crisis, gedruktheid, inzinking, kommer, melancholie, onderdruk, storing, zwaarmoedigheid
depressie van de horizon - kimduiking
depressief   neerslachtig 
depressieverschijnsel   barometerdaling, bewolking, mist, regen, storm
deprimeren   neerdrukken, ontmoedigen
deputaat   afgevaardigde 
deputatie   afvaardiging, bezending, delegatie 
deputeren   afvaardigen, delegeren 
deraillement   ontsporing 
derailleren   hinderen, ontsporen, storen 
derailleur - fietsversnelling
derangeren   afsluiten, belemmeren, beletten, eindigen, hinderen, onderbreken, ontrieven, ophouden, staken, storen, ontrieven, tegengaan, uitscheiden, verbreken, verhinderen, vernietigen, versperren, verstoren, verwoesten
derde - buitenstaander, tertium  
derde (het) - tertiair
derde jaargetij - herfst
derde letter van het Griekse alfabet   gamma
derde maag - bladmaag, boekmaag, boekpens
derde maag van herkauwer - boekmaag
derde maand - lentemaand, maart,
derde maand in het republ. jaar in Frankrijk - rijpmaand, trimaire
derde macht - kubiek
derde naamval   datief, dativus 
derde part - derde deel
derdepartij in een strijkkwartet - alt(viool)
derde persoon - het, hij, zij
derde planeet van ons zonnestelsel   aarde 
derde prijs   brons
derde seizoen - herfst, najaar
derde stand   bourgeois, bourgeoïs, burgerij, poorters
derde toon van de grondtoon af - terts
derde toon van de toonladder   mi 
derde wissel - tertia
derde woord in sprookjes - eens
derde zondag in juni - vaderdag
derde zondag na de vasten - oculi
derde zoon van Adam - Seth
derde zoon van Jacob en Lea    Levi 
derdepart   derdedeel 
deren -  beletten, hinderen, kwaaddoen, kwetsen, schaden, verdrieten, verwonden, wonden 
derf - klef, ongaar
dergelijk   danig, diergelijk, dusdanig, overeenkomstig, soortgelijk, zodanig, zoiets, zulk 
dergelijk voorwerp - zoiets
dergelijke - derg, dgl, soortgelijk
derhalve - bijgevolg, daardoor, daarom, des, deswege, dies, dus, ergo, igitur, mitsdien, vandaar, zo
de rit uitzitten - volharden
derivaat   afgeleide, afleiding 
derivaat van aardolie   benzine
derivaat van kinine - euchinine
derrivaat van petroleum - vaseline 
derivatie - afgeleid, afleidend, afleiding, afwijking, woordafleiding
derma - huid
dermate   diermate, dus, dusdanig,  zo, zodanig, zulks
dermatologie   huidgeneeskunde 
dermatoloog   huidarts 
dernier   laatste
derogatoir - afschaffend, vernietigend
de ronde doen - omlopen
derrick (Eng.) - boortoren
derrie - bagger, blubber, darg, darink, drek, modder, slijk, slik, veen, vuil
derrière   achterste, achterwerk, billen, kont, zitvlak
dertien - boerendozijn,  ongeluksgetal 
dertien dagen na Kerstmis - Driekoningen
dertien regelig gedicht   rondeel 
dertienavond   driekoningen, Epifanie
dertiendag - Driekoningen, Epifanie
dertiende toon van de diatonische toonladder - tredecima
dertiger - volwassene
dertig hectoliter   last 
dertig hl rogge - roe
dertigponder - zoldernagel
derven   missen, ontberen, verliezen 
derving   gebrek, gemis, ontbering, tekort
derving van rente   renteverlies 
derwaarts - daarheen, ginds 
derwijze    zo, zodanig, zozeer
derwisj   (bedel)monnik 
des - daarom, derhalvedus, drukte, dus, ergo, leven, plezier
desa   kampongzie dessa
desalniettemin     toch,  evenwel, nochtans
desastreus   heilloos, noodlottig, rampspoedig, rampzalig vernietigend 
desavoueren   wraken, loochenen 
desbetreffend - adhoc, daartoe
Descartes. Beroems werk van - Geometrie
descedent - afstammeling, 
descendentie - afstamming, nakomeling
descendentieleer - afstammingsleer, transformatietheorie,  transmutatietheorie
descriptief - beschrijvend
des duivels - hels
desem   gist, zuurdeeg
des namiddags (afk) - pm (post meridiem)
des te eerder - geredelijk, gereder,
des te minder - veelmin
des voormiddags - am
deserteren   drossen, overlopen, weglopen 
deserteur - drosser, glipper, overloper, wegloper
desesperen   wanhopen 
desgelijks   dito, (even)zo, idem, id
deshabillë - achtgewaad
desideratum   wens, verlangen 
de sigaar zijn - pineut
designatie - aanwijzing
desillusie   ontgoocheling, strop, tegenvaller, teleurstelling
desinfecteren   ontsmetten 
desinfecterend - antiseptisch
desinfecterend middel   alcohol, antisepticum, carbol, carboline, carbolineum, carbolzuur, formaline, jodium, lysol, paraform, phenol, formol, sublimaat
desinfecterend mondwater   odol 
desintegratie   splitsing 
desintegrator - slingermolen
desintegreren   splitsen, uiteenvallen
desistement - afstand, intrekking
desisteren - intrekken
deskundig   abel, bedreven, bekwaam, capabel, ervaren, expert, kenner, onderlegd, specialist 
deskundig leider - supervisor
deskundig onderzoek   expertise 
deskundig onderzoek van de vingertoplijnen - dactyloscopie
deskundig raadgever - consulent
deskundig speurwerk - research
deskundige – autoriteit, competente, consulent, expert, insider, kenner, meester, onderlegde, specialist, vakman, 
deskundige arbeider - vakman
deskundige inzake bacteriën   bacterioloog
deskundige inzake delfstoffen - mineraloog
deskundige op het gebied van de zielkunde - psycholoog
deskundige op het gebied van de zielsziekten - psychiater
des namiddags - p.m.
desniettegenstaande   desniettemin, echter, evenwel, maar, toch
desnoods - eventueel
desolaat   bedroefd, berooid, droevig, evenzogoed, failliet, ontrederd, ontroostbaar, troosteloos, verlaten, weliswaar, woest
desondanks - desalniettemin, desniettemin, echter, evenwel, niettemin, nochtans, toch, trots
desorde - verwarring, wanorde
desorder   wanorde, verwarring 
desorganisatie   ontbinding 
desoxydatie - reductie
despectief - geringschattend
desperaat   hopeloos, radeloos, wanhopig
desperado   waaghals, wanhopige 
despoot   alleenheerser, autarch, autocraat, dictator, diktator, dwingeland,  gebieder, heerser, machthebber, onderdrukker, overheerser, tiran
despotisme   alleenheerschappij, dictatuur, dwingelandij
desquamatie - afschilfering
dessa   kampong 
dessajongen - koetjiah
dessert   gebak, fruit, kaas, nagerecht, naspijs, pudding, toetje, toespijs, vla 
dessertvrucht   ananas,  meloen, peer, perzik, druif, pruim, noot.
dessin   ontwerp, patroon, tekening 
dessin van kleine ruitjes - pepita
dessous - achtergrond, lingerie, ondergoed
de sterren betreffende - astraal
destijds - indertijd, toen, toenmaals, toentertijd, voorheenvroeger 
destilleerkolf - alambiek, kolffles, kromhals, retort 
distileren - brouwen, slijten, stoken
destinatie   beschikking, bestemming, doel, lot
destineren - beschikken, bestemmen 
destroyer   torpedobootjager 
destructie   vernietiging, verwoesting
destructief   vernietigend, verwoestend
destijds - eertijds, indertijd, toen, toenmaals, toentertijd, voorheen, voormaals
detachement - troepenafdeling
detacheren - legeren, stationeren
detachering - legering, stationering
detacheringstijd - stage, stagiaat
deswege - daarom, vandaar 
detail   bijzonderheid, finesse, klein, onderdeel
detailhandel   kleinhandel 
detaillist - kleinhandelaar
detailprijs   kleinhandelprijs 
detective – onderzoeker, politiespeurder, rechercheur, rus, 
speurder, stille
detective, nodig voor - combinatievermogen, deductievermogen
detectiveroman - speurdersroman
detectiveschrijvers - Baantjes, Ivans, Simenon
detective uit Havank - Carlier, Schaduw, Silvere
detentie   opsluiting, hechtenis, gevangenisstraf
detergens - wasmiddel
determinatie   bepaling, besluit, vaststelling
determinatief - bepalend, bepalingaankondigend
determineren   bepalen, bestemmen, vaststellen
determinisme - noodwendigheidsleer
detestabel   afschuwelijk, verfoeilijk
de toekomst voorspellen - waarzeggen
detonatie - explosie, ontploffing 
detonator - ontploffer
detoneren - exploderen, ontploffen 
detremperen - ontharden
detriment   nadeel, schade 
detritie - ablatie
deugd   braafheid, eerlijkheid, goedheid, rechtschapenheid, virtus, zedigheid 
deugdelijk - afdoend, beproefd, betrouwbaar, bondig, braaf, bruikbaar, degelijk, eerlijk, excellent, geducht, gegrond, geldig, geschikt, gezond, goed, grondig, krachtig, kredietwaardig massief, opperbest, prima, probaat, safe, stevig, valide, solide, uitstekend, vast, werkelijk, zeker
deugdelijkheid - boniteit, eminentie, fermiteit, flink, grootheid, kwaliteit, perfectie, soliditeit, zekerheid
deugden in praktijk brengen - oefenen
deugdleer -  aretologie
deugdzaam - betrouwbaar, braaf, braafheid, bravigheid, degelijk, deugdelijk, deugdelijkheid, deugdzaamheid, eerzaam, geschikt, goed, oppassend, plichtmatig, rechtgeaard, rechtschapen, rekel, vroom, zedelijk, zedig 
deugdzaamheid   braafheid, deugdelijkheid
deugniet – aap, apenkop, aterling, belhamel, bengel, boef, boosdoener, booswicht, brak, brak, doerak, fielt, galgenaas, galgebrok, gamin (Fr.), guit, kapoen , kataas, kwajongen, lammeling, leur, lomp, lorejas, losbol, misdadiger, ondeugd, onverlaat, polisson, pook (Z.N.), prul, rabauw, raddraaier, rakker, rekel, reu, schalk, schavuit, schelm, scherts, schimpnaam,-schobbejak, schoft, schooier, schurk, snoodaard, stouterd, vlegel, vlerk, vos, wolf
deugnieterij - schelmerij
deuk   bluts, buil, bult, buts, dut, gleuf, holligheid, indruksel, induw, instulping, knak, schaarde
deuken   butsen, inbuigen, knauwen
deukje - pik
deun    air, armoedig, doorn, gierig, haagdoorn, inhalig, last, lied(je), melodie, moeite, smartlap, straatliedje tune, wijs(je) 
deunen - klinken
deunheid - gieribheid, karigheid
deuntje - air, liedje, wijsje
deur – afsluiting, binnenloop, doorgang, entree, ingang, toegang, poort, uitgang, uitloop, val
deur aan de voorkant - voordeur
deur aan de zijkant - zijdeur
deur in een grote poortdeur - klinket, winket 
deur in een sluis - rinket
deurbeslag   grendel, hengsel, plaatwerk, slot 
deurboogveld - timpaan
deurgat - deuropening
deurgrendel - knip
deurhanger - knier, scharnier
deurhengsel - heng
deurik - pin, stop
deurknop   klink, kruk, kunk 
deurlijst - stijl
deurmat - voetveeg
deurnis   portaal  
deuropening   deurgat 
deur-of muurvlak - paneel 
deurtje is sluisdeur - rinket
deurpost   stijl
deurraampje   guichet, klinket, loket 
deurschel - gel
deurslot met een ronselslot - pookwilslot
deursluiting - klink, knop, kruk, slot
deurstijl   deurpost 
deurtelefoon - parlofoon
deurvoorhang - porti�re
deurwaardersexploit - assignatie
deurvlak   paneel 
deurwachter   concierge, janitor, portier
deur aan de achterkant   achterdeur 
deur aan de voorkant   voordeur
deur aan de zijkant   zijdeur 
deurtje in grote deur   klinket 
deur van een auto   portier 
deurvlak - paneel
deurwachter - concierge, portier
deutel - pin, plug, schroefbout, schroefpin, vatstop
deuterium - waterstofisotoop
deuterium, kern van - deut(er)on
deuvekater - kerstbrood
deuvekaters - drommels
deuvik - pen, plug, stop, tap
deuvikwortel - peen
deuzig - duizelig
devaluatie   ontwaarding, waardevermindering
deveine   ongeluk, strop, tegenslag, tegenspoed, tegenvaller wanbof
Deventer koek - kruidkoek
devesteren - ontzetten
deviatie   afwijking, koersverandering, ombuiging, omlegging
devies   blazoen, emblema, kernspreuk, leenspreuk, lemma, leus, leuze, lijfspreuk, motto, parool, spreuk, trefwoord, wachtwoord, wissel, zin(spreuk )
devies van infanterie   nulli cedo 
deviezen - valuta
devolveren - afwentelen
Devoon, etages van het - Eifelien, Emsien, Famennien, Frasnien, Givetien
De voorste zijn - eerste
devoot   dicht, diep, diepst, godvruchtig, innig, intiem, kwezel, pieus, toegewijd, vroom
devotie   godsvrucht, piëteit, vroomheid
de vroege mogenuren - morgenstond
de weg wijzen - leiden
de wijk nemen - vluchten
dewijl   daar, omdat
dextrose - druivesuiker
de zak geven - ontslaan
deze keer - dit maal
dezelfde - eigenste, enerlei, idem, id., item, it.
deze niet alleen - k.a. 
deze of gene - niemand
dezer dagen - binnenkort, eerdaags, laatst, onlangs 
deze wereld vol ellende - tranendal
dezelfde betekenis hebbend - analoog
dezelfde hoeveelheid als boven recepten - ana
dezelfde hoofdpersonen bevattende boeken - trilogie
dezelfde mening hebben - samengaan
dezer dagen - laatst, onlangs
dezer maand   d.m. 
dezes jaars   d.j.
de ziel - geest
dia - diapositief, lichtbeeld 
diabaas - doleriet
diabetes   suikerziekte 
diabolisch   duivels, hels, sardonisch, satanisch
diaconaat - armenzorg
diacones - liefdezuster, pleegzuster
diaconie - armenzorg
diaconiehuis - arm(en)huis
diaconieschool - armenschool
diacoon - verplager
diacritisch - onderscheidend
diadeem - haarsieraad, haartooisel, hoofdtooi, kroon, sieraad
diafaan - doorschijnend
diaforese -  uitwaseming
diafragma - middenrif
diafragmapomp - kattekop
diagonaal - hoekpuntslijn, overdwars, schuin, 
diagonaal weefsel   keper 
diagonaalsgewijs - hoekswijs, overdwars, overhoeks, schuin
diagram   grafiek, notenbalk, schema, schets
diaken - armenverzorger
diakonie - armenverzorging, 
dialekt - Amsterdams, boerenspraak,boerentaal, gewestspraak, gewesttaal, gouwspraak, Haags, ideoom, patois, plat, Rotterdams, spraak, streekspraak, streektaal, tongval, volksspraak, volkstaal, zeemanstaal
dialect in België - Wars
dialectenwoordenboek - idioticon
dialectkunde - dialectologie
dialektiek   denkleer, logica, redeneerkunde, 
dialektleer - dialectologie
dialekt Nederlands - Achterhoeks, Betuws, Brabants, Drents, Flakkees, Gronings, Overijssels, Saksisch, Stadfries, Stellingswerfs, Twents, Utrechts, Veluws, Westfries, Twents, Zeeuws, Zuid-Limburgs
dialectwoord voor nabuurschap - naberschop
dialoog   discussie, gesprek, samenspraak, tweespraak, tweegesprek
dialysetoestel - dialysator
diamant - adamant, briljantnaat
diamant die dubbel kristal is - naat
diamantafval - afslijpsel, boort,  broos
diamant, beroemde - Adamant, Cullinan, Excelsior, Grootmogol, Koh-i-noor, Orlow, Regent, Shah
diamantbewerker   klover, roosjesslijper, splijter 
diamantgewicht - grein, karaat
diamanthandelaar - diamantair
diamantkever - briljantkever, juweelkever
diamantleverancier - Angola, Brazilië, Ghana, Ivoorkust, Kongo, Liberia, Tanzania, Venezuela, Zuid-Afrika
diameter - doorsnede, middellijn 
diamantleverancier, een der voornaamste - Ghana, Kongo, Zuid-Afrika
diamantpoeder - boort
diamantslijpsel - afval, boort, katteersel
diamantslijping - briolet
diamantslijpschijf - cadran
diamantslijpsel - boort
diamantspaat - korund
Diana   Artemis
diameter - doorsnede, middenlijn
diametraal - tegenovergesteld
diapause - rustperiode
diapositief - dia
diarium - dagboek, journaal, legger
diarree - buikloop, loop, loslijvigheid
diascopie - doorlichting
diaspora   verstrooiing 
diastimeter - afstandsmeter
diatomeeën - kiezelwieren
diatomeeënaarde - diatomiet, infusoriënaarde, kiezelgoer
diatomiet - diatomeeënaarde, infusoriënaarde, kiezelgoer
diatonische toonreeks - tirade
diatribe - betoog, voordracht
dichotomisch - gegaffeld
dicht   aaneengesloten, (af)gesloten, bestaand, compact, consistent, diepst, echt, gedicht, gesloten, innig, intiem, kompakt, luchtdicht, madrigaal, massief, nauw, ongeopend, ondoorzichtbaar opeen, poëzie, solide, toe, vol, vurig, waterdicht,
dicht aaneen - aaneengesloten, samengetrokken
dichtader - inspiratie
dichtbij - na, naast, nabij, naburignader
dichtbij (Du.) - nah
dichtbij (Eng.) - near
dicht bij elkaar   ineen, knus, opeen, samengepakt 
dicht bij elkaar liggende rails    smalspoor
dichtdoen - luiken, sluiten
dicht ineen   compact, gecomprimeerd, kompres, vast  
dicht ineen gedrongen - kompakt
dicht oerwoud   broesse, jungle, rimboe, selva
dicht oerwoud in Z. Amerika   selva 
dicht struikgewas   maquis 
dichtader - inspiratie
dichtbij - heinde, naburig, nabij, nader, vlakbij
dichte menigte - drom, knoop, legioen, massa, myriade, toeloop, troep, volksoploop, zwerm 
dichte mist   smog
dichte rook    smook, walm
dichte samenklonting (van bacteriën, bloedlichaampjes e.d.) - agglutinatie
dichte wollen stof - loden
dichten - dichtdoen, dichtgaan, rijmen, sluiten, sperren, stoppen, toedoen, tokkelen (fig.), verzinnen
dichten van een schip - kalfaten
dichten van een sloot - dempen
dichten van naden - breeuwen, kalfaten 
dichter   bard, epicus, fabeldichter, hekeldichter, kunstenaar, leerdichter, lierdichter, lofdichter, minnedichter, nader, odendichter, poëet, poëtaster, pruldichter, rapsodie, rijmer, rijmelaar, troubadour, verzenmaker, verzensmid, zanger
dichter - zie auteur
dichter (Ned.) - Aafjes, Andreus, Beets, Bilderdijk, Bloem, Boutens, Bredero, Bijns, Campert, Cats, Claus, Feith, Genestet,
Gezelle, Gorter, Hooft, Hoornik, Huygens, Kemp, Kloos, Lucebert, Paaltjens, Perk, Poot, Revius, Tollens, Vroman
dichter (Scand.) - skald
dichter bij de wind zeilen - loeven
dichter van de Ilias - Homerus
dichter van een heldendicht - epicus
dichterbij - juister, korter, nabij,  nader(bij)
dichter bijeen - aanschikken
dichterbij komen   benaderen, inhalen, inlopen, naderen, nadering, naken
dichterlijk - dramatisch, gevoelig, lyrisch, poëtisch, verheven
dichterlijk woord voor laat - spa, spade 
dichterlijk woord voor schaduw    schauw
dichterlijke taal - parnastaal
dichterlijkheid - poëzie
dichte rook - fog, smog, smook, walm
dichtersfeest in Wales  - eisteddfod
dichtervleugelen - fenikspennen
dichterzanger   bard, chansonnier, meistreel, minnezanger, minstreel, rapsode, skald, troubadour, volkszanger  
dichter/zanger bij de kelten - bard
dichte wollen stof - leden, vilt
dicht gaan - sluiten, toegaan
dicht gekruld haar - kroeshaar
dichtgesinterd aardewerk   gres
dichtgesloten hand - vuist
dichtgooien - dempen 
dichtheid - densiteit, hechtheid, samenhangend 
dichtheidsmeter - densimeter, pyknometer
dicht ineen - compact, vast 
dicht ineen duwen - proppen 
dichting van weefsels   stop 
dichtkunst   epiek, lyriek, luit (fig.), poëtica, poëzie 
dichtkunst (leer der)   poëtica, poëtiek, versleer 
dichtkunst op toneel - toneelpoëzie
dicht lakken  - cachetteren, scelleren, verzegelen
dichtmaat - amfibrachys, anapest, dactylus, jambe, metrum, poëzie, spondee
dicht maken - afsluiten, alexandrijn, dactylus, dempen, dichten, heptameter, hexameter, pentameter, sluiten, stoppen
dichtmaken der naden - breeuwen, kalfaten
dichtmaken met een knoop - knopen
dichtmaken van gaten in tanden - plomberen
dicht oeroud - broesse, jungle, rimboe, selva
dicht op elkaar - opeen, opeengepakt
dichtregel - vers, versregel 
dichtschaven - rabatten
dchtslaan (van de grond) - slempen
dichtslempen - dichtslibben
dichtslibben - dichtslempen
dichtsmeren - strijken
dichtsmeren met kleefdeeg - luteren
dichtsoort - ballade, barcarolle, boerde, ecloge, elegie, epigram, epode, epopee, epos, fabel, hymne, lyriekode, madrigaal, ode, romance, rondeel, satire, sonnet, sproke, villanelle
dichtstbijzijnde   naast 
dichtstuk - retrograde ballade, cantate, elegie, gedicht, limmerick, poema, poemata, rijm, sonnet, triolet, vers, verso,
dichttrekken - toehalen
dichtvorm   epos, lied, sonnet, stanza, vers, 
dichtvorm (Arab.) - ghazele
dichtvorm (Pers.) - ghazele
dichtwerk -  poema, poëem
dichtwerk van Homerus - Ilias, Odyssee
dichtwerk van Vergilius - Aeneïs, Aeneïde
dicotylen - tweezaadlobbigen
dictaat - klapper, speloefening 
dictator - alleenheerser, despoot, dwingeland, 
machthebber, overheerser, tiran
dictatoriaal - despotisch, eigenmachtig
dictatorschap - dictatuur 
dictatuur   alleenheerschappij, dwingelandij, tirannie
dictee - taaloefening
dicteermachine   dictafoon 
dicteren - opgeven, voorschrijven, voorzeggen
dictie   voordracht, uitdrukking, zegging
dictionaire   woordenboek 
dictum - gezegde, slotsom
 didacticus - leraar, leerdichter
didactiek - leerzaam, onderwijs 
didactisch   leerzaam, lerend, onderwijzend
die aan de beurt is - e.v.
die aanbidt - aanbidder
die aanbindt - aanbinder
die aanbrengt - aanbrenger
die aandeel in de zaak heeft - aandeelhebber, aandeelhouder
die aandrijft - aandrijver
die aardig is - grappenmaker, leukerd
die alles durft - durfal, held
die alles durft - durfal
die alles goed vindt - goedzak
die bier maakt - brouwer
die daarginds   gene 
die de werken van Mozart genummerd heeft   Köchel
die dode dieren vilt - vilder
die een debat voert - debater
die een ding aanwijst - toner
die een eis instelt - rekwirant
die een goed als leen uit gaf - leenheer
die een kromme hals heeft - kromhals
die een stijve nek heeft - kromhals
die in bewaring geeft - deponent
die op alles let - negenoog
die op de hoogte is van zekere zaak - adept, ingewijde
die op niets uit liep - abortief
die precisie najaagt - decadent
die van alles de schuld krijgt - zondebok
die veel en druk praat - snaterbek
die zaak betreffende - dienaangaande
die zich onthoudt - abstinent
die ziekte voorwendt - simulant
diëder - tweevlakshoek
dieet   eetregel, leefregel, leefwijze, regiem, regime 
dieet houden - kuren, lijnen
dief   afkaper, bandiet, bedrieger, boosdoener, gannef(barg.), gapper, guit, heler, hotelrat, inbreker, indringer, jatter, jutter, kaper, kleptomaan, ladelichter, leperd, marwieger, misdadiger, oplichter, pickpocket, piraat, plunderar, rover, schelm, steler, stroper, (zee)rover
dief (It.) - ladrone
diefachtig - diefs, furtief, heimelijk, steels, verholen, vingervlug
diefje met verlos - krijgertje
dief in een hotel   hotelrat 
diefjesmaat   handlanger, heler, mededader, medeplichtige
diefstal   roof, (in)braak, plunderingroverij, vergrijp,  
diehard   fanatiekeling 
diëlectricum - isolator
die leuk is - leukerd
die maant - maner
dienaar   assistent, beambte, bediende, butler, edelknaap, famulus, getrouwe, helper, hofbediende hulpje, kamenier, knecht, koelie, lakei, loopjongen, minister, onderdaan, page, pedel, serviteur, suppoost, slaaf
dienaar (Arab.) - abd
dienaar aan het hof - lakei, opperstelmeester, stalmeester
dienaar van het Woord - dominee, pastoor, predikant, priester,
dienaar van Hypnus - Morfeus
dienaar van Neptunus - Triton
dienaar van Thor - Thialf
dienares - dienster, dienstmeisje, gedienstige 
dienares der goden - Iris
dienblad - theeblad
diender   agent, bink, bobby, klabak, koddebeier, politieagent, smeris, tuut, veldwachter 
dienen   behoren, bevorderen, gerieven, helpen, moeten, vereren, voorstaan,
dienend - behulpzaam, dienstbaar
dienst   ambt, baan, bediening, betrekking, bezigheid, corvee, dienstplicht, emplooi, funatie, functie, gemak, genot, gerief, ministerie, officie, plaats, post, service, werk, werkzaamheid
dienst bewijzen - obligeren
dienst bij de spoorwegen - tractie
dienst controleren van maten en gewichten - ijkwezen
dienst zonder loon - corvee
dienstbaar   dienend, hulpvaardig, nuttig, ondergeschikt, onderworpen, serviel, werkzaam
dienstbaarheid - dwang, servituut, slavernij
dienstbaar maken - onderwerpen
dienstbaar man   boer, horige, laat, leenman, lijflaat, vrijlaat, 
dienstbeeïndiging - ontslag
dienstbetoon - hulpbetoon,  hulpvaardigheid, service
dienstbetekking - ambt, functie
dienstbode - bonne, daghit, dienstmaagd, dienstmeid, dienster, domestiek, gedienstige, helpster, hit, hulp, hulpje, keukenmeid, linnenmeid, maagd, meid, linnenmeid, werkster 
dienstbodenverhuurster - besteedster
dienstbrief - missive, zendbrief
dienstcontrole van maten en gewichten - ijkwezen
dienst doen - dienen, functioneren
dienstdoend ambtenaar - officiant
dienstdoende - actief, d.d. bedienend
dienstdoener - bureaucraat, dienstklopper
dienster - dienares, dienstbode, helpster,  hulp, serveerster
dienstgang - dégagement
dienstgang in een kerk - triforium
dienstgeheim   ambtsgeheim 
dienstig   algemeen, bruikbaar, dienstvaardig geraden, geraden, geschikt, goed, gunstig, nuttig, oorbaar, raadzaam
dienstig zijn - lijken, pas, strekken
dienstig zijn tot - nutten
dienstigheid - nut
dienstijver - empressement
dienstjaar - boekjaar
dienstkleding   ambtskleding, apenpak, livrei, overall, tenue, toga, uniform 
dienstkleding mannelijke bediende - livrei
dienstklopper - dienstdoener, uitslover 
dienstknecht - dienaar, ondergeschikte
dienstkring - ambtsgebied, rayon, ressort
dienstloon - huur
dienstmaagd - dienstbode, meid 
dienstmaagd van Odysseus - Eurykleia
dienstmeisje   bode, bonne, daghit, hit, werkster
dienstondergeschiktheid - obediëntie
dienstonttrekking - desertie
dienstorder   consigne, instructie, voorschrift
dienstpersoneel - boden, booien
dienstregeling - spoorboekje
dienstreis van een ambtenaar - tournee
dienstterm op telegram poste restante - gp
diensttijd - carrière
dienstvaardig - bereidvaardig, bereidwillig, dienstwillig, gedwee, gewillig, behulpzaam, beleefd,  bereidwillig, dv., gedienstig, gehoorzaam, goedwillig, hoffelijk, hulpvaardig, nederig, obligeant, onderdanig, voorkomend
dienstverband   betrekking, engagement, verbintenis
dienst voor openbaar of openbare veiligheid - politie
dienstvoorschrift - instructie, reglement, voorschrift
dienstwagentje - lorrie
dienstweigeraar - refractair
dienstweigering - insubordinatie
dienstwerk   ambtswerk, beroepswerkzaamheden
dienstwillig   gedwee, gedienstig, gewillig, dw., onderdanig
dienstwoning   ambtswoning 
dienst zonder loon   corvee 
dient bij broodbereiding   deeg, gist, meel, oven
die omhoog klimt - klimmer
dient om iets fijn te maken   rasp 
dientafel in het priesterkoor - credenstafel
dientengevolge - daardoor
dient ter reiniging   soda, zeep 
diep   bestaand, devoot, dicht, diepgaand, diepst, diepte, doordringend, echt, geul, grondig, hartgrondig, hevig, indringend, innig, intens, intiem, kanaal, laag, nauw, teder, vaargeul, vaarwater, vaart, vast, ver, vertrouwelijk, vurig, warm, water
diep bedroefd - gebroken, desolaat, diepdroevig, kapot, onttroostbaar, troosteloos
diep blauw   hemelsblauw 
diep dal   canyon, canon, dal, ketel, keteldal, kloof,
diepdruktechniek - rotogravure
diepen - baggeren, loden, uithalen
diep erosiedal   canon 
diep gevoeld - intens
diep gevoelde teleurstelling - frustratie
diep geworteld - ingekankerd
diep inademen door de neus - opsnuiven
diep ingrijpend - radicaal
diep krenkend - mortifiant
diep liggend - ingeworteld
diep ongelukkig - noodlottig, onzalig, rampzalig, wanhopig
diep ontroerd - aangedaan, geroerd, getroffen
diep rivierdal   canon, kloof, canyon 
diep rondom ingesloten dal - keteldal
diep steilwandig erosiedal - canon (Sp.), canyon
diep treurig - bedroevend, ellendig, jammerlijk, miserabel, navrant, noodlottig
diepe afkeer - haat, minachting, verachting
diepe bas - bourdon
diepe bewusteloosheid - coma
diepe buiging - revérence, serviteur, strijkage
diepe coma - carus
diepe droefheid - desolatie, verslagenheid, verwoesting
diepe ellende - afgrond, poel
diepe genegenheid - affectie, gunst,liefde
diepe geul   greb, greppel, vore 
diepe groef (med.) - fissuur
diepe inham - fjord
diepe inzinking in de zeebodem - plooidal, trog
diepe kennis van de religieuze waarheden - gnosis
diepe krenking - mortificatie, vernedering
diepe kuil    kolk, put
dieper - baggeraar
diepe rivierbedding   canon 
diepe schaal   kom
diepe schotel   bak, kom, nap, schaal, teel, teil
diepe slaap   lethargie, sopor, treek
diepe snede - glop, jaap
diepe teleurstelling - ontgoocheling
diepe vernedering - mortificatie
diepe voor   greb, grebbe, greppel 
diepe waterkolk - waal, wiel
diepe wrok - haat, vete
diepdenkend - filosofisch, wijsgerig
diepen - baggeren, loden, uitgraven, uithalen
diepere redenen - achtergrond, dessous
diepgaand   doordringend, gedegen, grondig, indringend, intensief, penetrant, secuur, uiteenliggend  
diepgangsmerk - Plemsol-merk
diepgang van een schip - laadvlot
diepgangmeter - differentiemeter
diepgrondig - diepgaand, diepzinnig
diepingrijpend - radicaal
diepliggend - hol, radicaal 
dieplood - peillood
diepst - bestaand, dicht, diep, echt, heimelijkst, innig, intiem, nauw, teder, vast, verborgenst, vurig, warm, werkend,
diepte - afgrond, bodem, canon, dal, del, gat, geul, grondigheid, kolk, kuil, laagte, perspectief, profunditeit, put, vallei, wijdte,
diepte bepalen   loden, peilen
dieptebepaling   peiling 
diepte in een strang - slenk
diepte in water   kil, kolk, mui, wad, 
diepte maat - vaam, vadem
diepte, met-tekenen - perspectieftekenen
dieptemeter - bathymeter,bathometer 
diepte opnemen - loden, peilen 
diepte tussen bergen - vallei
diepte tussen twee heuvels - vallei
diepte tussen zandbanken   mui 
diepte van een schip   diepgang 
diepte van een wond peilen - sonderen
dieptegesteente   bathaliet, dioriet, gabbro, graniet, syeniet  
dieptelijn - isobaar
dieptelijnen   isobaten 
dieptemaat   vaam, vadem 
dieptemeter - bathometer, dieplood, echolood,
peilstok 
dieptemeting - profundimetrie
diepte opnemen - loden, peilen
dieptepsycholoog    Adler, Freud, Jung
diepte tussen zandbanken - mui
dieptreffend - aandoenlijk, hartroerend, hartstochtelijk, pathetisch
diep verdorven - goddeloos
diep verdriet - smart
diepvries - vrieskast, vrieskist 
diepvriezen - conserveren
diepzee betreffend   abyssaal, pelagisch
diepzeedieren - businga, eupaguri, euplectella, kiezelsponzen, umbellula, zeelelies
diepzeekijker - pelagoscoop
diepzeevaartuig, naam van een - Aluminant, Alvin, Archimede, Asherah, Deep-queest, Deepstar, Kuroshio, Star, Trieste
diepzinnig   diepdenkend, peinzend 
dier - beest, rover, schepsel
dier (Gr.) - ther
dierage - gedierte
dier bestemd om lasten te dragen - ezel, lastdier
dier dat een wagen trekt - trekdier
dier, dat levende jongen ter wereld brengt - zoogdier
dier, dat op de hele voet loopt - zoolganger
dier, dat op tenen loopt - teenganger
dier dat soms een stekelige bal lijkt - egel, stekelvarken
dier, dat van krengen leeft - aasdier, aasgier, hyena 
dier geboren uit verschillende soorten - bastaard, basterd
dier met gladde huid   aal, pier, slang, worm
dier met korte slurf   tapir
dier met krulstaart - varken
dier met lange nek - giraf, giraffe
dier met platte staart en zwemvliezen - otter
dier met slurf   olifant 
dier met uitwendig skelet   schaaldier
dier met zes poten - spin, tor
dier uit de fabelleer - griffioen
dier uit de sagen - draak, eenhoorn, griffioen, sleipnir, vuurhaan, weerwolf
dierbaar   bemind, duur(baar), gehecht, geliefd, gevoelig, hartelijk, innig, kostbaar, lief, liefderijk, precieus, uitverkoren, verknocht, vroom, waard, zacht
dierbaarste bezit   oogappel 
dierehaar - manen, vacht, wol
dierehuid - pels, vacht
dierelijk - kreng
dieremond - bek, muil, snavel
dierevet - ongel, reuzel, smout,spek, talk,
dieren - vee
dieren uit de fantasiewereld - draak, eenhoorn, griffioen weerwolf,  zeeslang
dieren zonder pigment - albino
dierenaanbidding - zoölatrie
dierenafbeelding - zoögrafie
dierenarts - artist(Z.N.), beestendokter, hippoloog, koedokter, paardenarts, rijksarts, stadsarts, veearts, veterinair
dierenbeen - pook
dierenboek - bestiarium
dierenepos - Reinaert de Vos
diereneten - voeder, voervreten, 
dierengeluid - balken, be, blaffen, blaten, blazen, boe, briesen, brommen, brullen, bulken, fluiten, geblaf, grommen, huilen, ia, janken, hinnikken, kakelen, keffen, kirren, knorren, koeren, krijsen, kwaken, loeien, mauwen,  mekkerenmiauwen, piepen, sissen, spinnen, tjerpen, waf, woef, zingen 
dierenkam - roskam
dierenfabelschrijver - Aesopus
dierengeneeskunde - zoötherapie
diergaarde   Artis, Blijdorp, Burgers, dierenpark, dierentuin, Ouwehand, warande, zoo
diergelaat - snoet, snuit
diergeneeskunde - veeartsenijkunde
diergeneeskundige - paardenarts, paardenmeester veearts, veterinair
dierhalve - daarom, derhalve
dierkunde   zoölogie 
dierkundige   bioloog, veearts, zoöloog 
dierlijk   animaal, beestachtig, bestiaal, onmenselijk, zinnelijk
dierlijke aandrift - instinkt
dierlijk afwerend middel - angel, gif, hoorn, slagtand
dierlijk lichaamsdeel   bek, hoef, hoorn, horen, kieuw, klauw, kop, muil, neb, poot, slurf, snavel, snuit, staart, teen, vin, vlerk, vleugel, voet
dierlijk hard vet - talg, talk
dierlijk liefkozen - likken
dierlijk magnetisme - mesmerisme
dierlijk product   bont, ei, elp, elpenbeen, ivoor, leer, melk, vlees, wol
dierlijk steekwapen - angel
dierlijk uitsteeksel - angel, gewei, horen, niervet, staart, tentakel
dierlijk vet - kransvet, ongel, reuzel, smeer, smout, spek, talk
dierlijk voedsel   aardappelen, aas, bieten, gras, haksel, haver, hooi, knollen, pulp, maïs, mangelwortel, mengvoer, spoeling, vlees, voer, zaad
dierlijk zetmeel - glycogeen, spiersuiker
dierlijke levenskracht - zotica
dierlijke vezel - wol, zijde
dierlijkheid - bestialiteit
diersoort   
6   vissen, vogels, wormen
7   aaltjes, kwallen, slakken, spinnen, sponzen
8   insecten, kreeften
9   amfibieën, oerdieren,  reptielen
10  amfibieën, armpotigen, inktvissen, ringwormen,
     weekdieren, zoogdieren
11 eencelligen, holtedieren, mosdiertjes
12 bloedzuigers, schaaldieren
13 geleedpotigen, radardiertjes, zweepdiertjes
14 sporendeeltjes, stekelhuidigen
diersoorten waartoe kwallen behoren - neteldieren
dieren - vee
dierenarts   veearts, veterinair 
dierenboek   bestiarium 
dierenepos   Reinaert 
dierenfabelschrijver   La Fontaine,  Aesopus
dierengelaat   snoet, snuit 
dierengeluid   bèi blaffen, blaten, boe, geblaf, geblaat, gekakel, gekir, ia,  kakelen, kraaien, kirren, piep, waf, woef
dierengezicht - snoet, snuit
dierenhaar   manen, vacht, wol 
dierenhuid   pels, vacht 
dierenkam - roskam
dierenleer - zoölogie
dierenmaag - pens
dierenmond   bek, muil, snavel
dierennest - leger
dierenontleding - zoötomie
dierenpark - diergaarde, dierentuin
dierenplaag - veepest
dierenren - kooi, loop
dierenriem   zodiak 
dierenriem, teken van de - 
3   Leo, Ram
5   Aries, leeuw, Libra, maagd, stier, Virgo
6   Cancer, Gemini, Kreeft, Pisces, Taurus, vissen
7   Scorpio
8   Aquarius, schutter, Scorpius, steenbok, tweeling, Waterman 
10 schorpioen, tweelingen, weegschaal
11 Capricornus, Sagitarius
12 boogschutter 
dierenrijk   fauna 
dierensage - fabel
dierenspoor - piste
dierensymbool   duif, lam
dierentemmer - dompteur, dresseur 
dierentemster - dompteuse, dresseuse 
dierentuin   Artis, Blijdorp, Burger, Noorder, Ouwehands, zoo
dierentuin in Berlijn - Tiergarten
dieren uit de fantasiewereld    draak, eenhoorn, griffioen, weerwolf, zeeslang
dieren uit sagen - draak, griffioen, eenhoorn, weerwolf
dierenverblijfplaats   asiel, box, duiventil, geitestal, hok, hol, hondehok, horst, kennel, kippenhok, koeienstal, kooi, kot, kraal, leger, mand, nest, paardenstal, potstal, ren, schaapskooi, stal, til, voliëre, 
dierenverhaal - fabel
dierenverhuizing - migratie, trek
dierenverzameling - vee
dierenvet   ongel, reuzel, smout, talk 
dierenvleeseter   zoöfaag 
dierenvleeseters   zoöfagen 
dierenvoeder - aas, avondvoer, beetwortel, beukemeel, biet, draf, fourage, gras, haksel, haver, hooi, klaver, lijnkoek, mais, mast,  pulp, slobber, snijtsel, spoeling, stalvoer, varkensvoer,  voederbiet, voederstro, voer, voermeel, vogelzaad, vreten, zaad
dierenvrees   zoöfobie 
dierenvriend   zoöfiel 
dierenwereld   fauna 
dierenwoning   zie dierenverblijfplaats
dierenziekte - aamt, blein (schapen), droes, droop, 
(nierontsteking schapen), kolder, mok (paardebenen), pip, roer, scherp, snotworg (paarden), worg (paarden), zwoeg
dier in een web - spin
diersoort - insect, reptiel
diertje met lange poten - hooiwagen
diertjes in organische stoffen - aaltjes
diertjes van de familie draadwormen - aaltjes
dier met vochtig verdedigingsmiddel - bunzing, lama, mier
dies   daarom, derhalve, des, ergo, zodoende
dies   dag
dies natalis   stichtingsdag 
diesel - dieseltrein, motor 
dieselmotorvoertuig - autorail
die spelletjes doet - speler
diëtetiek - dieetleer
diëtist(e) - dieetkundige
diets   duidelijk, Hollands, Nederlands, wijd, wijs 
diets maken - wijsmaken
Diets   Nederlands, Hollands, Middel Nederlands
dievegge - kleptomane, steelster
dieven   gappen, jatten, kapen,  plunderen, roven, stelen, wegkapen 
dievenbende - roversbende
dievenbende (Eng.) - gang
dievenlantaarntje - slonsje
dievenleider - hapschaar, rakker
dievenslot - nachtslot
dieventaal   argot, bargoens, cant, jargon, koeterwaals, slang
dieventroep - dievenbende
dieventronie   dievengezicht 
dievenvolk - tuig
dievenwagen   celwagen, gevangenwagen
dieverij - diefstal
die voor niets deugd - niksnut
diezig - nevelig
diffamatie - eerroof, laster
different   anders, onderscheiden, verschillend
differentiaal quotiënt - afgeleide
differentiatie   onderscheid, verscheidenheid, verschil, 
differentie - koersverschil, onderscheiding, verschil
differentiemeter - diepgangmeter
difficiel   lastig, moeilijk (te voldoen) vitterig  
difficulteit - moeilijkheid, zwarigheid
diffidentie - wantrouwen
diffractie   buiging 
diffunderen - vermengen
diffuus   duister, verspreid, verstrooid, wijdlopig 
difterie   slijmvliesontsteking 
diftong   tweeklank 
digereren - verteren
digestie   spijsvertering 
diggel   bikkel, scherf, stuk 
diggelschuit - ottenschuit
digitalis   vingerhoedskruid 
dignitaris   (hoog)waardigheidsbekleder
digniteit - afwijking, omhaal, uitweiding
digressie   afwijking, omhaal, uitweiding
dik – bezinksel, corpulent, dicht, doorvoed, drab, gebonden, gevuld, gezet, gezwollen,  lijvig, lobberig, log, mollig, omvangrijk, opgeblazen, opgezet, overladen, paff(er)ig, papperig, pappig, plomp, poen, prollig, ruim, rijk, slordig, vet, vlezig, volumineus, weldoorvoed, zwaarlijvig
dikbek - appelvink
dik bezinksel van vloeistoffen - koffiedik, modder (gew.),
wrongel,
dikbloedig - flegmatisch
dik boek   pil, foliant 
dikbuikig - corpulent, gezet
dikbuikig glas - angster
dikbuikig jeneverflesje - bobbel
dik buikje   embonpoint 
dikdoener - bluffer, grootdoener, opsnijder, patser, pocher, poen, poehamaker, praalhans, snoever
dik doen worden - stremmen
dik eind touw (zeew.)   dag 
dik en breed - vet
dik en gezet - vlezig 
dik en grof wollen weefsel - baai
dik en log – lijvig
dik en lui - vadsig
dik en sterk - stevig
dik en trillend - lobberig
dik en zwaar   log 
dik krullig weefsel - astrakan,  ratine
dik ondergronds stengeldeel - knol
dik opgebracht - pasteus
dik persoon – papzak, pafzak
dik rond kussen - poef
dik speeksel - slijm
dik stevig leer - zoolleer
dik stuk hout   balk, blok, paal, stam 
dik stuk boom - stam
dik touw - kabel, tros 
dik touw (verouderd) - greling, kabeltouw
dik van vruchtensap   gelei 
dik van zure melk - hangebast, hangop, hot, kwark
dik vloeibare oplossing van hars - balsem
dik vruchtemoes - rob
dikbek - appelvink
dikbuikig jeneverflesje - bobbel
dikbuikigefles - kolf
dikbuikige koffiekan (Z.N.) - maraboe, maraboet
dikdoen   bluffen, opscheppen 
dikdoende bureaucraat - mamamouchi
dikdoener   adonis, blaaskaak, bluffer, clagueur, geurmaker, grootbroek, grootdoener, pagadet, patser, pauw, piet, pochemaker, pocher, pochhans, poehamaker, poen, poffer, prol, protser, snob, snoefster, snoever, windbuil, zwetser
dikdoenerig - opschepperig, pocherig, poenig, pompeus, protserig
dikdoenerij - grootdoenerij,  opschepperij
dikheid - corpulentie, gezetheid, zwaarlijvigheid
dikhuid - olifant
dikhuidig   bot, calleus, gevoelloos, koud, onbeschaamd, ongevoelig, pachyderm, pachydermisch, stompzinnig,
dikhuidig dier - hippopotamus neushoorn, nijlpaard, olifant, onverschillig, pachidermen, rinoceros, tapir
diknek - rijkaard 
dikke aal   lebaal 
dikke bonen - cement (Z.N.)
dikke boomtak - spinze
dikke boterham   homp, pil
dikke brij - moes, pap, prol
dikke brijachtige stof - prut
dikke brok - bonk
dikke damp   kwalm, smook, walm
dikke darm - endeldarm, karteldarm
dikke eiken plank - krommerplaat
dikke halsdas   bouffante
dikke darm - colon
dikke homp brood   pil 
dikke huid   olifantshuid 
dikke jas - duffel, ulster
dikke kabel - tros
dikke kleverige vloeistof - appelstroop, drab, gelei, gom, lijm, marmelade, pek, siroop, stroop, teer
dikke korte jas - bolkvanger, jekker
dikke laag sneeuw - pak
dikke likeur - creme
dikke lijn - streep
dikke lijnolie - standolie
dikke naald   pook 
dikke olieachtige stof   balsem
dikke overjas   duffel, jekker, ulster, winterjas
dikke paling   lebaal 
dikke pap   brij, gelei, moes, prol
dikke plank - balk, plaat
dikke ronde lat - paal
dikke rook - blaak, kwalm, walm
dikke saus bij vleesspijzen - blatjang (Z.Afr.), dipsaus
dikke sigaar - bolknak
dikke stok   balk, knuppel, knots, ploertendoder 
dikke stok (of touw) met loden bol (knop) - ploertendoder
dikke stopnaald - pook
dikke straal - golf, gulp, guts, puts
dikke tak - stok
dikke topzware stok - knots, stok
dikke touwen of staaldraden - stag (scheepst.)
dikke trui   sweater
dikke verstikkende rook - walm
dikke vette rook - smook
dikke vettige damp - kwalm
dikke vla - brij
dikke vloeibare hars - balsem
dikke vrouw    machoch, machocel, machoechel,machol, mafkoe, mokkel, molenpaard, natiepaard
dikke wollen stof - baai, duffel
dikke zalf   pasta
dikke zoen - pakkerd, smakkerd
dikker maken - aandikken
dikke zwarte vloeistof   asfalt, pek, teer
dikkerd    beer, bul, dikzak, gofferd, papzak, vetzak
dikke rook - blaak, walm
dikker worden - aankomen
dik kooksel - brij
dikkop - bobberd, borrel (grote), distelsoort, donderpad, dwarskop, kikkervisje, kikvorslarve, speerdistel, stommeling, tarwesoort, tarwevariëteit, vederdistel, vlindersoort 
diklijvig - gezet, dikbuikig, zwaarlijvig
diklijvige vrouw - dikkerd, dikzak, hobbezak, machol, machochel, mafkoe(Z.N.), potjerol, schommel,
dikmaals   dikwijls
diknek - rijkaard
diktator   alleenheerser, despoot, dwingeland, gezaghebber (onbeperkt), tiran
diktatuur   alleenheerschappij despotisme, dwingelandij,  tirannie 
dikte   bobbel, breedte, buil, corpulentie, densiteit, dichtheid, dikheid, gezetheid, omvang, puist, stevigheid, torulus, vetheid, zwelling 
dikte van een drukletter - corps, corpus
dikte van een vacht - wollaag, (wol)stapel
diktemeter (van spiegelglas)   pachometer
diktepasser - dansmeester, taster, timmermanspasser
diktongig - onverstaanbaar
diktongige hagedis - agame
dikvloeiende zoete massa   melasse 
dikwandig gietijzer - gus
dikwerf   dikwijls, meestal, menigmaal, vaak
dikwijls   dikwerf, doorgaans, frequent, gedurig, gemeenlijk, geregeld, gewoonlijk, herhaald, herhaaldelijk, meermaals, meermalen, meestal, meestentijd, meesttijds, menigmaal, telkenmale, telkens, vaak, veel(al), veelmaals, veelvoudig, veelvuldig
dikwijls voorkomend - frekwent, frequent, herhaaldelijk, veelvuldig
dik worden - stremmen
dikzak   beer, bobber, bul, dikkerd, gofferd, pafferd,  papzak
dilatatievoeg - uitzetvoeg
dilatoir - opschortend
dilemma - keuze, tweestrijd, vraagstuk
dilettant   amateur, charlatan, knoeier, liefhebber, stuntel, stuntelaar 
dilettantisme   amateurisme 
diligence   postkoets, postwagen, reiswagen 
diligent   naarstig, toegewijd, vlijtig, werkzaam, ijverig, 
dille – meisje, steelhuis
dille, olie uit - anetolie
dilt - hooidilt, hooizolder
diluviaal mensenras - negroïde
diluvium   (grind, leem), overstroming, pleistoceen, zondvloed 
dimensie   afmeting
dimentylbenzol - xylol 
diminuendo - dim
diminuendo (muz.) - afnemend
diminutief   verkleinwoord 
dimmen   dempen (van licht) 
dimmer - demper
dimorfisme - tweevormigheid
diner – avondmaak, banket, dis, disjunare(Lat), feestmaaltijd, feestmalen, maal, middagmaal middagmalenl 
dineren   eten,  middageten, tafelen
ding   artikel, gebeurtenis, meisje, object, voorwerp, zaak
ding zonder waarde - lor, prul, vod 
dingbank - gerecht
dingen   afdingen, ambiëren, aspireren, beknibbelen, marchanderen, solliciteren, streven, wedijveren
dingen naar een ambt   kandidatuur 
dingen naar een  betrekking   solliciteren
dinger naar een  betrekking   aspirant, kandidaat, gegadigde, sollicitant 
dingetjes - prullaria
dingsig   aangedaan, droevig, gemelijk, ontstemd, verdrietig
dingsigheid - begeerte, lust, verlangen, zin
dingspel   rechtsgebied 
dingstig - onenig
dingstigheid - onenigheid, twist, vitterij
dingtaal   pleidooi 
ding van een dag - eendagsvlieg
dinosaurus - 
9   iguanodon, trachodon
10 diplodocus, saurischia
11 stegosaurus, triceratops
12 ankylosaurus, camptosaurus, omithischia
13 brachiosaorus, compsognathus, ornitholestes, tyrannosaurus
diocees   bisdom 
diode - radiolamp
Dionysesfeest - anthesteriën
dioptaas   kopersmaragd
diopter   doorziener, kijkspleet, vizier
diorama   kijkkast 
dioriet - groensteen
Dioscuren   Castor, Pollux 
diploma   acte, akte, bewijsstuk,  brevet, bul, document, oorkonde 
diplomaat - ambassadeur, ambtenaar, attache, consul, gezant, onderhandelaar, oorkonde, radicaal, rijbewijs, sluw, staatsman testimonium, zaakgelastigde 
diplomatie - tact
diplomatiek   behoedzaam, handig, omzichtig, slim, tactvol, voorzichtig 
doplomatiek ambtenaar - ambassadeur, attaché, gezant 
diplomatiek stuk   nota 
diplomatieke nota - memorandum
diplomatieke onderhandeling - negotiatie
diplomatieke stap - démarche
diplomatieke verhandeling - memorandum
Diplopoda, miljoenpoten - Glomeris, Julus, Poltdesmus
dippelolie - beenderolie
dippen - dopen, indopen
dipsacacee - dipsacus, duifkruid, kaardebol, knautia
dipsomanie   drankzucht 
diptera - tweevleugeligen
diptiek   tweeluik 
direct   aanstonds, dadelijk, illico, ineens, meteen, ogenblikkelijk, omgaand, onmiddellijk, onverwijld, prompt, rechtstreeks, regelrecht, spoedig, strakjes, straks, subiet, temee, terstond
directe aanleiding   oorzaak 
directe betaling - contant
directe kerndeling - amitose
directeur   baas, bestuurder, bewindvoerder chef, dirigent, dirk, hoofd, hoofdleider, leider, manager, ondernemer,  president, rector
directeurschap - directoraat
directeur van een gevangenis - bollebof (barg.)
directeur van een gymnasium - rector
directeur van een kostschool - instituteur
directeur van een lyceum - rector 
directeur van een moskee - panghoeloe
directie   bestuur, bewind, leiding, opperleiding, opzicht, richting, toezicht
directief - richtlijn, voorschrift
directiekeet   bouwhut, bouwkeet 
direct op televisie - live
directoraat   directeurschap 
directorium - bestuurslichaam, kalender
direkt - aanstonds, dadelijk, ineens, meteen, onmiddellijk, rechtstreeks, regelrecht, strakjes, straks, temee, terston
dirigeerstokje   baguette, baton, maatstok 
dirigent - aanvoerder, bestuurder, kapelmeester, koorleider, orkestleider, orkestmeester, leider, orkestleider
dirigent van een muziekkorps - kapelmeester
dirigeren   besturen, leiden, richten, zenden
dirk - directeur, piekenval 
dirkkraan - hijskraan
dis - etenstafel (gedekt), feestdiner, maal, maaltijd, tafel
disaccoord - onenigheid, twist
discant - bovenstem, sopraan
discipel    apostel, leerling, navolger, volgeling
discipel van Boeddha - Ananda 
discipel van Christus - apostel
disciplinair   krijgstuchtelijk 
disciplinaire maatregel - tuchtmaatregel, tuchtstraf
discipline   boetegeest, gehoorzaamheid, (krijgs)tucht, orde, zelftuchtiging
discipline in het leger - krijgstucht
disiplineren - kastijden, tuchtigen
disco - danstent, nachtclub
discontabel - solide
disconteren - verzilveren
discontinu   onderbroken 
discontinuïteit - onderbrokenheid
disconto - disc, escompte
discordantie - tegenstrijdigheid
discotheek   bewaarplaats 
discount - supermarkt
discours - conversatie, gesprek, onderhoud, rede 
discreet   bescheiden, geheim, kies,onopvallend, recht, voorzichtig, zacht,
discrepantie - afwijking
discretie - bescheidenheid, geheimhouding, kiesheid
discretiedagen - respijtdagen
discriminatie - onderscheiding
disculpatie - buitenvervolgingstelling, verontschuldiging
disculperen - redeneren
discus   (werp)schijf
discussie – aanvaring, debat, diskussie, dispuut, gedachtewisseling, gesprek, overweging, redekaveling, redetwist
discussiëren - debatteren, redetwisten
discutabel - aanvechtbaar
disgenoot   meeëter, tafelgenoot, tafelvriend 
disharmonie   onenigheid, tweedracht, vriendschapsbreuk, wanklank
disjunctie - scheiding, tegenstelling
diskette – floppy, floppydisk
diskwalificatie   ongeschiktverklaring, uitsluiting
dislocatie (dislokatie)   decentralisatie, onderbreking, ontwrichting, verandering (in ligging), spreiding, storing, verplaatsing
disloceren   (dislokeren), verleggen, verplaatsen, verrekken, verzwikken 
disorde   wanorde 
dispache   averijregeling 
disparaat   ongelijk, verschillend 
disparaatheid   ongelijkheid 
dispensatie   ontheffing, vrijstelling 
dispensatorium - receptenboek
dispenseren - ontheffen
displezier   last, spijt,  verdriet
disponeren   beschikken, regelen
disponibel   beschikbaar 
dispositie   aanleg, beschikking, disp., gemoedsstemming, gesteldheid, lust, neiging, vatbaarheid
dispositief - beschikkend, regelend
disproportie   wanverhouding 
disputant - twistvoerder
disputatie   redetwist 
disputeerkunst - dialestiek
disputeren - twisten
dispuut   geredekavel, redekaveling, geschil, debat, debatclub, redestrijd, redetwist, twistgesprek, woordentwist  
dissectie - lijkopening, ontleding
dissel - baars, disselboom, dwarsbijl, glijgoot, kloet, kuip, lamoen, sukkel, sul, trekboom
disselboom   baar, berrie, disselraam, inspan, lamoen
disselboomwagen - mallejan
disselhamer   marteel 
disselraam - lamoen
disselsjees - beugelsjees, disselwagen (voor tweespan). gig
disseltang - schamel
disselwagen   beugelsjees,  gig
dissenter - andersdenkende
dissertatie   proefschrift, verhandeling
dissident   andersdenkende, scheurmaker
dissimilatie - huichelarij, veinzerij, vermomming
dissolvant - oplosmiddel
dissonant   dissonance, wanklank 
distantie     afstand, verte, verwijdering
distel     dauwdistel,  doornzaad, dostelkruid, onkruid
distelachtige plant - artisjok, kaarde, kardoen
distelen - dwarsdrijven, harrewarren, stribbelen, tegenwerken, vitten
distelgewas   cardon, kardoen 
distelhaak - distelschaar
distelig - netelig, weerbarstig
distelsoort - artisjok, dikkop, kardoen 
distelvink   barnsijs, frater, kanarie, kletter, kneu, putter, sijsje
distichon - vers
distillateur   brander, sterkedrankmaker, stoker
distillatie - overhaling
distillatieprodukt - alcohol, jenever
distillatieprodukt van wijndruiven - beermost
distilleerder - brander, distillateur, stoker 
distilleerderij - stokerij
distilleerkolf - alambiek, overhaalglas, pelikaan, retort
distilleertoestel - alembiek
distilleervat - retort
distilleervat (glazen) - pelikaan
distilleren - afleiden, branden, destilleren, stoken
distinctie   beschaving, cachet, onderscheid, standing, voornaamheid 
distinctief   onderscheidingsteken, rangteken
distingeren - onderscheiden
distorsie   draaiing, verstuiking,verwarring
distract   afgetrokken, verstrooid 
distractie   afgetrokkenheid, verstrooidheid
distribueerwals - inktrol
distribueren   ronddelen, uitdelen, verdelen 
distribuering - ronddeling, verdeling 
distributie   bedeling, ronddeling, verdeling, uitdeling, verspreiding 
district   afdeling, ambtsgebied, arrondissement, distr., gebied, rechtsgebied, kanton, kieskring, kreits, kring, kwartier, onderafdeling, rayon, ressort, revier, ring 
district (Arab.) - moekim
district (jachtgebied) - revier
district (vero) - ambacht
district in Delhi - Simla
district in Frankrijk - Orne
district in Hongkong - Chiulung Kowloon
district in Portugal - Comarca, Evora
districthoofd op Java   wedana, wedano
dit   hoc, zulks 
dit is   d.i, i.e., ziehier 
dithyrambe - bacchuslied
dithyrambisch - vurig
dito   dergelijk, eender, evenzo, gelijk, hetzelfde, idem
ditorsie - draaiing, verstuiking, verwarring
diurese - urinelozing
diurnaal - gebedenboek
diva   (film)actrice, ster, star
divagatie   afdwaling, onzin, uitweiding
divageren   afdwalen, bazelen, temen, uitweiden
divan - ligbank, ottomane, rustbank, rustbed, sofa 
divankleed - kelim
divergent   strijdig, uiteenlopend 
divergentie   strijdigheid 
divergeren - uiteenwijken
divers - allebei, gevarieerd, onderscheiden, ongelijksoortig strijdig, uiteenlopend, verschillend
diversen    allerhande, allerlei, gevarieerde, varia, van alles, verschillende
diversiteit - verscheidenheid
diverteren   vermaken, verlustigen 
divertissement   amusement, ontspanning, vermaak 
dividatie - traktatie, verzetje
dividend - div., rente, uitkering, winstaandeel 
divideren - delen, verdelen
divinatie   voorspellingsgave 
diviniteit   goddelijkheid
divisie - afdeling, koppelteken
divisiecommandant   generaal 
dizzy - duizelig
djati   teak 
djatihout - teakhout
djimat - amulet, talisman
dobbelaar   gokker, rijfelaar, speler, tuiser, waaghals
dobbelen - rijfelen, teerlingen
dobbelhuis - speelhol
dobbelspel   duizenden, gokspel, gooien, hazard, honderden, knobbele, passedies, poker, tiktak, triktrak
dobbelsteen   alea, daal, kaaba, kubus, lot, teerling
dobbelsteenspel - tritsen
dobbelsteentje van peperkoek - pepernoot
dobbelsteenvormig - kubiek
dobbelsteenvormig voorwerp - ank
dobbelterm   beker, steen, ogen
dobber   drijver, sim, vistuig
dobberen - aarzelen, flotteren, fluctueren, fluktueren, rondzwalken, spelevaren, vlotten, weifelen, zwalken, zweven
dobberen op het water - drijven
dobbertje - ophouder, vlotlijn
docent   hoogleraar, lector, leerkracht, leermeester,  leraar, meester, onderwijzer  
docente - leares, leerkracht, onderwijzeres
decent op middelbare school   leraar
decent op universiteit   lector 
doceren - instrueren,  leren, lesgeven, onderrichten,  onderwijzen
doch    echter, evenwel, maar
docht - roeibank
dochter - kind, meisje
dochtergezwel - metastase 
dochter van - zie familie betrekkingen
dochters zoon - kleinkind
dociel   gedwee, leerzaam, mak, meegaand, volgzaam  
dociliteit - meegaandheid
doctor   dr.
doctor in beide rechten   d.j.u. 
doctor in de heil - godgeleerdheid, std.
doctor in de medicijnen   dm 
doctoraal - deftig, geleerd
doctoraat - graad, waardigheid  
doctoranda - dra
doctorandus   drs 
doctoreren   promoveren 
doctrinair - leerstellig
doctrine   doctrina, leer, leerstelling, wetenschap
document   akte, bescheid, bewijsstuk, bul, diploma, geschrift, oorkonde, papier(en), pas, paspoort, stuk, trouwakte, volmacht
documenteren   bewijzen, outilleren, staven
dodaars - dronte, walgvogel, zoetwaterduiker
dodder     huttentut, radijs
dodderig - doddig, slaperig, suffig
doddig    aardig, dodderig, enig, lief, mollig, schattig, snoezerig, snoezig
dode   gestorvene, lijk, overledene
dode meander   hoefijzermeer 
dode rivierarm   strang 
dode stad - Vere
dode taal    Gotisch, Grieks, Hettitisch, Latijn, Sanskriet, Tochaars
dodecaëder   twaalfvlak 
dodekop - colcothar
dodelijk – fataal, letaal, noodlottig, vernietigend, zeer
dodelijk vermoeid - uitgeput
dodelijk wapen - atoombom, neutronenbom
dodelijke afloop - exitus
dodelijke stof - vergif
dodelijkheid - letaliteit, sterfte
doden    afmaken, elimineren, kelen, neerschieten, nekken, ombrengen, ontzielen, slachten, vellen, verdelgen, vermoorden, vernietigen
doden ter verlossing uit lijden -  euthanasie
dodenakker   begraafplaats,  kerkhof
dodenbezwering - necromantie
dodencultus - dodenverering
dodend - deleterisch
dodendag - Allerzielen
dodendal   stikvallei 
dodendans - macaber
dodeneiland (het oude) - Eire, Erim, Ierland
dodenfeest bij de Papoea´s - bis
dodengod der Egyptenaren -  Serapis
dodenhuisje - morgue
dodenliefde - necrofilie, necromanie
dodenlijst   dodenmars, necrologie, treurmars 
dodenmars   treurmars 
dodenmis   requiem
dodenmunt - obolus, obool
dodenrijk - erebus, Hades, onderwereld, schimmenrijk, sjeool, tartarus 
dodenrijk (Hindoes) - Nirwana
dodenrijk uit de Germaanse -  mythologie, Walhalla
dodenrijk uit de klassieke mythologie - Hades, Tartarus
dodenstad   begraafplaats, kerkhof, necropolis 
dodenverblijf   Erebus, Hades, hel, hemel, onderwereld, Orcus, Tartarus, vagevuur, Walhalla
dodenverering - manisme
dodenzang   nenia 
doder - keler, moordenaar, slachter
doderaal - aalpadpieper, doding,  mortificatie
dodo   doedoe, dodaars, dronte, walgvogel 
dodijnen - wiegen
doeal   factotum 
doedel - buidel, dot, doedelzak, knoedel, lisdodde
doedelen - fluiten
doedelzak - cornamuse,  loure, moezel, musette, ruispijp, zakpijp
doedelzakspeler - pijper, piper  
doedelzak , soort middeleeuwse   estive
doedelzak , uit Auvergne   cabretta
doedoe - dodo, struiskasuaris, walgvogel
doe-het-zelver – hobbyist, knutselaar, zelfdoener
doek   gordijn, draperie, handdoek, hoofddoek, laken, lap, linnen, omslag, omslagdoek, projectiescherm, scherm, schilderij, schilderstuk, servet, stilleven, tafeldoek, toneelgordijn, vaatdoek,vlag, wade, weefsel, zakdoek, zeil
doek (met) bekleden - bespannen, overtrekken
doek met leuzen - spandoek
doek om het middel van negers - paan
doek ter versiering   draperie, drapering
doek van linnen - zeil
doek voor schilderij   linnen 
doekje - bavetje, bef, dwaal (altaar), kwezeltje, slabbetje, lap, lapje, oorvatter, slab
doekje onder de kin   bef
doekje, open - applaus 
doekje tegen het bloeden - smoes, verzinsel, uitvlucht
doekoen (Ind.) - medicijnman, tovenaar, vroedvrouw
doekspeld - fibula
doekversiering - draperie, drapering,  gordijn, lijst, rand
doel   bedoeling, bestemming, but, buut, doeleinde, doelpunt, doelwit, eindpunt, goal, ideaal, mikpunt, object, oogmerk, oogwit, opzet, plan, richtpunt, roos, schietbaan, schietschijf, strekking, streven, target,wil
doel treffen - slagen
doel van het handelen - bestemmen
doelbereik - schootsveld
doelbewust - trefzeker
doeleinden   idealen, bestemmingen
doelen - bedoelen, beogen, mikken, munten, schietbaan, scoren, streven, zinspelen
doelen op - duiden, mikken, ogen, slaan
doelhokje bij cricketspel - wicket
doelloos - futiel, inefficiënt, lukraak, nietswaardig, nutteloos, zinloos 
doelloos aanwezig zijn - rondganger
doelloos ergens vertoeven - pierewaaien
doelloos lopen   drentelen, slenteren 
doelman   doelwachter, keeper, goalie
doelmatig   bekwaam, bruikbaar, dienstig, doeltreffend, efficiënt, geknipt, geschikt, nuttig, praktisch
doelmatig gevoerd beheer - rationalisatie
doelmatigheidsleer in de schepping - teleolegie
doeloorzaak - entelechie
doelpaal – staak, stol
doelpunt – goal, mikpunt, treffer 
doelpunt, een - maken - scoren
doelpunt maken - scoren
doelschop - doeltrap
doelstand   score 
doelstelling - bedoeling, considerans, objectief, 0oriëntatie, overweging, plan, streven
doelstreep - doellijn, schreef
doeltreffend - beslissend, comfortabel, doelmatig, efficiënt, effectief, geslaagd, nuttig, practisch, raak
doeltreffendheid - efficiency, efficiëntie
doelverdediger   doelman, doelwachter, goalie, keeper 
doelwit - doel, mikpunt, roos, schietschijf
doem   invloed, oordeel, stijl, veroordeel, vloek, vonnis
doemen - veroordelen
doemenswaard - verdoemelijk
doemwaardig - misdadig
doen - bedrijven, gegoed, handeldrijven, handelen, kosten, maken, overgaan, plegen, presteren, schoonmaken, stichten, uiten, uitvoeren, uitwerken, verrichten, volvoeren, welgesteld, werken
doen achteruitgaan - interen
doen afdwalen - afleiden
doen afgaan - lossen
doen alsof - acteren, gebaren, fingeren, huichelen, simuleren, spelen, veinzen, voorgeven, voorwenden
doen alsof men niets ziet - oogluikend
doenbaar - mogelijk, uitvoerbaar
doen bedaren - kalmeren koelen, sussen,  stillen
doen begrijpen - uitleggen
doen beseffen - doordringen, begrijpen
doen besluiten - overhalen
doen bijeenkomen - convoceren, samenroepen, verzamelen
doen binnengaan   binnenlaten, inlaten
doen blijken - achten, (be)tonen, bewijzen, kennen, prouveren, rekenen, waarnemen
doen doen   aanzetten 
doen drinken   drenken 
doen en laten - gedrag
doen gaan - sturen
doen gelden - vindiceren
doen geloven - wijsmaken
doen genieten - bekoren
doen glooien - dosseren
doen groeien   kweken, ontwikkelen, telen
doen kantelen   kenteren
doen lijden   martelen, pijnigen 
doen losbarsten - beginnen, loslaten, losmaken, ontketenen
doen mislukken - beletten, omverwerpen, saboteren, torpederen,
verhinderen, verijdelen, voorkomen
doen omslaan - kantelen
doen ontploffen - exploderen, ontploffen
doen ontstaan - genereren, kweken, telen, opwekken, verwerken
doen ontstellen - consterneren
doen ontvlammen - aanblazen
doen ophouden - stelpen, stoppen
doen opstijgen - oplaten
doen plaats hebben - leveren, maken 
doen schrikken - ontsteken
doen splijten - kloven
doen sterven   doden 
doen stikken   smoren 
doen stollen - stremmen
doen uiten - ontlokken
doen uitkomen - betonen, releveren
doen vallen - omverwerpen
doen verachten - beloven
doen verblijven - logeren
doen vergaan - verkwijnen, verteren
doen verjaren - prescriberen
doen verliezen - benemen, beslaan, innemen, ontnemen
doen vermoeden - suggereren
doen verrijzen - opwerpen
doen vervagen - verdoezelen
doen voortduren - bestendigen
doen waaien   blazen
doen walgen - afstoten
doen watertanden - tantaliseren
doen wegvloeien - lozen
doen wentelen - ronddraaien
doen weten - kennen, waarnemen
doen zien - aantonen, openbaren, tonen  
doenbaar - mogelijk, uitvoerbaar
doende   actief, bezig, onledig, werkzaam
doeniet - baliekluiver, lanterfanter, leegloper, luiaard, luierik,  luilak, luiwammes, ledigganger, nietsnut, uitvreter
doening   bezigheid, herberg, hoeve, negotie, nering, winkel
doenlijk   mogelijk, te doen, uitvoerbaar 
doerak   fielt, gewetenloze, loeder, schurk
doerra - kaffer, negerkoren
does   kardoes, poedel, sproeier, suf
doetje - sufferd
doezel   dommel, doezelaar, dutje, 
doezelaar   zeemleerrol 
doezelen   dommelen, estomperen, slapen, sluimeren, soezen, suffen, vervagen
doezelig - slaperig, suf, vaag 
dof   eenvoudig, flets, gedempt, geesteloos, gesmoord, getemperd, gevoileerd, glansloos, lusteloos, mat, onbeduidend, onverschillig, passief, stoot, suf, wazig
dof brommend klinken - gonzen
dof dreunen - rommelen
dof gedruis maken - stommelen
dof van geest   duf, lethargisch, suf
doffe onverschilligheid   lethargie 
doffer   duif
doffe slag   bons, dreun, klap, plof
doffe smak - bons, plof
dof geluid - bons, dreun, gestommel, pang, plof, poef, slag, smak, val
dof gonzend geluid geven - roezemoezen
dof maken - matten, matteren, ontglanzen voileren 
dof ruisen - zoeven
dof trillen - dreunen
dof van geest - doezelig, duf, slaperig, suf
dof van geest zijn - suffen
dof van kleur - mat
dof weerklinken - dreunen
doffe - matte
doffe geluiden maken - stommelen
doffe knal - pang
doffe onverschilligheid - letargie, lethargie
doffe slag - bond, bons, dreun, klap, klop, plof, plomp pof, smak,
doffe stem - keelstem
doffer - duif
doffigheid - matheid
doft   roeibank 
dofweg   lusteloos, rusteloos, onverschillig 
doge   hoofdbestuurder 
doggensoort - 
 5 boxer
 7 buldog, mastiff
 8 mopshond
10 Leonberger, Rottweiler
11 bulmastiff
14 Newfoundlander
dogger   kabeljauwvisser, vistuig 
doghondje met stompe neus - mop, mops
dogma   geloofsartikel, leer, leerstuk, leerstelling, stelregel
dogma van het Boeddhisme - Karma
dogmatiek - leerstelligheid
dogmatisch   apodictisch, droogdok, leerstellig, leerstelling, orthodox, precies, rechtzinnig, star, steil, stomp, vastomlijnd  
dok   dakpanstrowis, slag, strowis, stropop
dok, getrokken door grote sleepboot - zeesleep
dokken - betalen, schuiven,  pil,
dokker - dokwerker
doksaal - kosten, maken, verrichten
dokter   arts, chirurg, chirurgijn, esculaap, geneesheer, heelkundigehuisarts, medicus, medicijnman, therapeut
dokter die keuringen verricht - keuringsarts
dokter, Hongaarse - kwakzalver
dokter in vroegere tijden - chirurgijn
dokter voor badgasten - baddokter
dokteren - medicineren, prutsen, sleutelen
dokterspraktijk, bepaalde - armenpraktijk
doktersvoorschrift   recept 
dokwerker   bootwerker, dokker, havenarbeider
dol   absurd, bezeten, breinloos, bromvlieg, crazy, dolgezellig, dolprettig, dolzinnig, doorgedraaid, driest, dwaas, fanatiek, frenetiek, furieus, gek, geschift, idioot, kokend, kolderig, krankzinnig, lachwekkend, malende, mal, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, razend, roeiklamp, roeipen, spitsmuis, stapel, tierend, tureluurs, uitgelaten, uitzinnig, verwoed, vleesvlieg, wild, waanzinnig, woedend,  woest, zinneloos, ziedend, zot
dol op - verzot
dolaard   doler, vagebond, zwerver
dolage - ronddwaling
dolappel   doornappel 
dolbes - alfrank, bitterzoet, elfrank
dolce   zacht, liefelijk 
doldraaien - flippen
doldriest - extravagant, gejaagd, gewaagd, onbezonnen, onstuimig, uitgelaten, vermetel, wild 
doldriftig - bezeten, onbesuisd, ruw, wild, woedend, woest,
doldwaze - maniak
dole   kauw, kra, kraai, torenkraai
doleantie   afscheiding, bezwaarschrift, bezwaren, beklagen, klaagschrift, klacht, dwalwen
doleerschrift - bezwaarschrift
dolen   darren, doleren, dwalen, landlopen, loslopen, ronddwalen, rondgaan, rondzwerven, spoken, waren, zwalken, zwerven,
dolendo (muz.)   weemoedig 
dol en driest - wild
doler - dwaler, zwerver
doleus- bedrieglijk
dolfijn   butskop,  flipper, tandwalvis tuimelaar, 
dolfijnsoort - beloega, bruinvis, butskop, Flipper, gramper, griend, grindewal, narwal, noordkaper, rondkop, orka, tuimelaar, zeevarken, zwaardvis 
dolfijnsprong - schroef
dolfijn, witte - beloega
dolfijn, zwarte - griend
dolfijnenbad   dolfinarium 
dolfijnen   wiegen, wiegelen
dolheid   frenesie, krankzinnigheid, lyssa, rabiës, rage, razernij, waanzin,  zotheid 
dolheid van schapen - draaiziekte
dolichocefaal - langschedelig
dolik – hondsdravik, paardenbloem, raaigras, zaaigras, zwartkoren 
doline - dal
doling   dwaling, verkeerdheid 
dolk   dag(ge), kortelas, kortjan, kris, ponjaard, pook, stilet, stiletto
dolkmes (Ind.) - rentjong, kris
dolk (lange voor doodsteek) - misericordium
dolkoppig - onbesuisd, wild, woest, razend
dolkruid   bilzenkruid, bitterkruid, doodkruid, malkruid, nachtschade, papekul, walschot 
dollar (Ind.) - ringgit
dolle - gek
dolle grap - farce, klucht
dolle kervel - hondspeterselie, pijpkruid, ribzaad, scheerling, tuinscheerling, waterscheerling, winterling
dolle waanzin   frenesie, furie 
dolleman   gek, razende, wilde, ijlhoofd
dollemanspraat   gekkenpraat 
dolomiet - bitterkalk
dollen – gekscheren , ravotten, stoeien 
dolle streek - pots
dolletjes   zalig 
dolomiet   bitterkalk 
Dolomieten, bergtop in de - Antelao, Marmolada
doloos - opzettelijk
dol op   verzot
dolwoeste krijgsman - Roeland
dolwortel   eenbes, pariskruid, waterscheerling, wolfsbes
dol zijn op - verzot
dolzinnig   dwaas, gek, onbekookt, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, rabiaat
dolzinnigheden doen - kolderen
dom - aartsdom, achterlijk, basiliek, bedehuis, bekrompen, bête, bot, debiel, dwaas, ezelachtig, godshuis, hardleers, hardlerig, hersenloos, hoofdkerk, imbeciel, kathedraal, kerk(gebouw), koepel, kortzichtig, leeghoofdig, loborig, lomp, naïef, onbegrijpelijk, onbenullig, onbevattelijk, onbezonnen,ongeleerd, ongeletterd, onnadenkend, onnozel, onontwikkeld, onverstandig, onwetend, onwijs, redeloos, schaapachtig, stom, stompzinnig, stupide, suf, uilig, wezenloos, zot
dom vroom   bigot 
domein   bezit, gebied, erf, estate, kroongoed, landgebied, landgoed, rechtsgebied, state, streek, terrein, territorium, zone
domesticatie - veredeling
domgrappig persoon - abderiet,  hals
domheer - kanunnik, kapittelheer, stiftheer 
domheid   beotisme, bêtise, blunder, bok, dwaasheid, enormiteit, flater, hardleersheid idiotisme, ignorantie, imbeciliteit, misgreep, misslag, mistasting, onkunde, onnozelheid, onverstand, stommiteit, stupiditeit  
domheid begaan - blunderen
domicilie   huis, verblijf, woning, woonplaats, woonstede
domig - bezweet
dominant   overheersend 
dominatie - overheersing
domina   vrouwelijke predikant, da.
dominee - predikant, voorganger, zielenherder
domineese   domineevrouw 
dominees woning - pastorie
domineren - overheersen
dominicaan   op(ordinis praedicatorum), predikheer 
Dominicaanse munt   centavo, peso 
Dominicaanse Republiek - Haïti
Dominicaanse Republiek, oorspronkelijke bewoner van de - Ciguayo, Taino
dominion   Australië, Canada, Nieuw    Zeeland
dominion in N. Amerika   Canada 
dominospel - legspel, matadorspel
domino spelen - domineren
domkerk - kathedraal, kloosterkerk 
domkop - baars, botterik, dissel, domoor, ezel(skop), ezelsoor, ezelsveulen, glijgoot, kever, kloet, oen, slaapkop, stommerd, stumper, sufferd, sukkel, sul, uil 
domme - lekkere
domme fout   blunder, bok, flater, misgreep, mosslag 
domme goedzak   sul 
domme jongen - domoor, hannes, jorden, kalf, leunes, sul
dommekracht   aardwind, crick, haaf (van hooiberg), hefboom, kelderwind, koevoet, krik, takel, vijzel, wind
domme kunstrechter - Midas
domme koning uit de mythologie - Midas
domme logge vent - zoutzak
domme rijkaard - Midas, Nabob
domme streek - blunder, flater, idiotisme, imbeciliteit, niaiserie, sottise, stommiteit, stupiditeit
domme vroomheid - bigotterie
domme vrouw   gans, lut. tut, trien, trine, trut
domme weelderige rijkaard - midas
dommel   doezel, dut, halfslaap, siësta, sluimering, soes
dommelen - doezelen, dutten, loom, slapen
dommelend - sluimerig
dommelig   doezelig, gaperig, slaperig, soezerig, soezig, suf
dom mens - domoor, stomkop, stommeling, stommerd
dommerd - domoor, lomperd 
dommerik   ajuin, babok, Biotiër, bok, botmuil, botskop, cretin (fig.), domkop, dommigneid, domoor, eend, eendvogel, ezel, ezelachtigheid, ezelskop, ezelsoor, ezelsveulen, geit, golem (Hebr.), kaaskop, hals, kalf, kalfskop, karbouw, kever, kluns, loebas (Z.N.), loete, lomperd, lomperik, lummel, oen, onbenul, os, otter, schelvis, steenezel, stomkop, stommeling, stommerik, stupiditeit, sufferd, sukkel, sul, tut, uil, uilekop, uilskuiken
domme streek - stommiteit, stupiditeit
domme vroomheid - bigoterie
domme vrouw - gans, trien, lut
dom onwetend - onwijs
domoor - babok, botmuil, domkop, dommerik, domoor, eend, ezel, ezelsveulen, gans, kever, klungel, koe, kruk, kuiken, oen, os, otter, pecus, rund, schapenkop, stoffel, stomkop, stommeling, stommerd, stommerik, sufferd, sukkel, sul, uil, uilekop, uilskuiken, warhoofd, weetniet 
domp - hefboom, lisdodde
dompelaar - duiker, piongeur
dompelen   dopen, ondergaan 
dompeling - doop, doopsel, indoping
dompeling in water - doop
dompen   omslaan, uitdoven 
domper - anticlimax, duisterling, kaarsendover, obscurant, uitdover
dompig   bedompt, duf, klam, mistig, muf, somber, suf, vochtig
dompteur   africhter, dierentemmer, temmer 
dompteuse   africhtster, temster,
domstad   Utrecht 
domstom - onbenullig
domvroom - bigot, (domweg) gelovig, kwezelachtig
domvroomheid - bigotterie
don - heer
donaat - gever
donataris - begiftigde
donateur - begiftiger, begunstiger, schenker
donatie - decanie, gave, gift, schenking
donder - onweder, onweer
donderaal   aalpieper, meerpoet, modderkruiper, vis, weeraal, weervis
donderaar - Donar, dondergod, Jupiter, kweller, plager,Thor 
donderbaard - huislook
donderbeestje - onweersbeestje, thripsen
donderbeitel   duivelsvinger, lijnxsteen, pijlsteen
donderbloem - klaproos, valeriaan
donderbui   onweersbui, stortvloed 
donderen - onweren, rommelen, zaniken, zeuren
dondergod   Donar, Jupiter, Thor 
donderhamer van Thor - miôlner
donderjagen   mieren, moeren, opspelen,  razen, tieren, uitvaren, zaniken, zeuren
donderkop   cumulonimbus, stapelwolk
donderkopje - kikkervisje
donderkruid - donkerbaard, fijnstraal
donderpad   dikkop, kikkervisje 
donderpoeder - buskruit, knalgoud, knalzilver
donders   beroerd, buitengewoon, zeer 
donderslag - donderknal, onweer 
dondersteen   belemniet, bliksembuis, deugniet, donderbeitel, fulguriet, lammeling, meteoriet, zeeegel (versteende),
doneren - schenken
Don Juan - adonis, charmeur, hartenbreker, ladykiller, verleider, veroveraar, vrouwengek, vrouwenjager
donk   bundeltje, moeras, moer, strobundel, zandhoogte
donker   duister, obscuur, sinister, somber, zwart
donker (ondoorschijnend) - opaak
donker bier   bock, Münchener, oud-bruin, stout 
donker van kleur - fonce, maduro
donkerbaard - huislook
donkerblauw - diepblauw, indigo, marineblauw
donkerblauwe verfstof   indigo 
donkerbleek - bias
donkerbruin   tanig 
donkerbruin paard - zwartvos
donkerbruine aardsoort   omber 
donkerbruine bosbes - kroos, veenbes
denkerbruine pikante vloeistof   soma
donkerbruine stof - taan
donkerbruingrijs   taupe 
donker Engels bier - stout
donker paard - moor
donkerrode houtsoort - meranti
donker rood - purper
donkere harde houtsoort - palissander
donkerharige - brunette
donkere drijvende wolken - zwerk
donkere kamer - doka
donkere kers - kriek
donkere spaanse wijn - tint
donkere vorm - schaduw
donkere zolder in molens - hel
donkergele stof - nanking
donkergrijs - taupe, vaal
donkerheid - duisternis, obscuriteit, opaciteit
donkerpaars - aubergine, violet
donkerrode edelsteen - granaatsteen
donkerrode harssoort - drakenbloed
donkerrode wijn - tint
donkerrood - karmozijn,  purper
donkerrood of geelrood edelgesteente - zirkoon 
donkerkleurige Filippijn   negrito
donkerte - duisternis 
donkerzwart - diepzwart, git
donor - bloedgever, gever, schenker
dons   gevederte, nesthaar, veren, vlos
donsgans - eidergans
donzig - bevederd, donsachtig, pluimig, plumeus, vederachtig
donzig propje - dot
donzige waas op planten - dauw
dood - afgestorven, bewegingloos, gestikt, gestorven, Hein (magere), kapores, kapot, koud, levenloos, mors (Lat.), mortaliteit, mortuus, omgekomen, ontslapen, ontzield, overgang, overleden, renteloos (kapitaal), sterfgeval, uiteinde, verdronken, verloren, verscheiden, versterf, weg, wijlen, zeisman, ziellos 
dood, de - veroorzakend - dodelijk, lethaal
dood (de-nabij) - veeg
dood, ten gevolge van elektrische stroom - elektrocutie
dood aan het kruis - kruisdood
doodaf - op, uitgeput
doodat - doodop, uitgeput
doodarm - merode (barg.), straatarm
doodbidder - aanspreker, kraai, leedaanzegger 
doodbloeden - uitsterven
doodbranden van wonden - cauteriseren
dood dier   aas, kadaver, kreng, prij
dood door verstikking - asfyxiatie
dood (voor) verklaring - boycot
dooddoener - afdoener, argument, machtspreuk
doodeenvoudig - simpel
doodeter - leegloper, mispunt, nietsnut, opvreter
doodgaan - afsterven, creperen, inslapen, kreperen, omkomen, ontslapen, overlijden, peigeren (barg.), sneuvelen, sterven, sterfte, stikken, verdrinken
doodgewoon - eenvoudigweg, gewoonweg, kortweg, simpel
doodgoed - sullig
doodgoed mens - druif, hals, sukkel, stumper, sul 
doodgraver - aanspreker, aaskever, kraai
doodkalm   bedaard, doodleuk, gevoelloos, kalmweg, laconisch, lakoniek, leukweg, onverschillig, voorzichtig
doodkist - lijkkist, paletot, sarcofaag
doodkistenbaar - katafalk
doodknijpen - wurgen
doodkopaapje - kapucijnaap
doodkoud   onverschillig 
doodkruid - atropine, belladonna, nachtschade, wolfskers 
doodlaken - doodskleed, lijkkleed
doodleuk -gemoedereerd, kalmweg
doodlichaam - kadaver, kreng, lijk
doodlopen - stranden
doodlopend slop   impasse 
doodlopend straatje   slop 
doodlopende rivierarm - ank, hank, kil, kolk, kreek, plas
doodlopende steeg - impasse, keerweer keerweg, slop, steg
doodlopende straat - impasse
doodlopende weg   slop, keer, keerweg
doodloper - blindganger
dood maken - doden, dollen, doodschieten moorden, neervellen, ombrengen, ophangen, slachten, smoren
doodmoe - afgedraaid, afgemat, afgepeigerd, bekaf, beu, doodop, op, oververmoeid, uitgeput, zat,
doodop - afgepeigerd, bekaf, doodmoe, oververmoeid, uitgemergeld, uitgeput, uitgeteld
doodrijp   overrijp
doods   akelig, bar, eenzaam, kil, naar, saai, stil, somber, verlaten, vervelend, uitgestorven
doodsadvertentie   overlijdensadvertentie
doodsakte   overlijdensakte 
doodsbang zijn  - beven
doodsbed   sterfbed
doodsbeen   bot, knekel knook
doodsbeenderhuisje - knekelhuisje
doodsbleek - krijtwit, lijkwit
doodsbleek worden van schrik - besterven
doodschieten als militaire straf - fusilleren
doodschuim - doodzweet, reeuw
doodsengel - Asraël, Sammaël
doodsgevaar   levensgevaar 
doodsgewaad - doodskleed, lijkwade
doodshoofd - bekkeneel, schedel
doodshoofdaapje - monki
doodshoofdvlinder - pijlstaartvlinder
doodskleed   doodsgewaad, lijkkleed, lijkwade
doodskloppertje - houtworm, kloppertje, memel, mijt, tikker
doodsslaap - sterven
doodslag - aanslag, manslag, misdaad, moord
doodslag met voorbedachte rade - moord
doodslag plegen - moorden
doodslag pleger - moordenaar 
doodslager - matador
doodsliefhebberij - thanatofilie
doodskleur   lijkkleur 
doodsnood   stervensnood 
doodsschuim - reeuw
doodstraf door elektriciteit - elektrocutie
doodsstrijd   agonie 
doodsuur   stervensuur 
doodverklaren - negeren
doodverven - kenschetsen, voorbestemmen
doodwerken - beulen
doodszweet   reeuw 
doodzwijgen   negeren 
doof - daaps, hardhorend, hardhorig, slechthorend 
doof en stom - doofstom
doofheid - surditeit
doofhoedje   domper 
doofpot - test, vergeetboek, vuurpot
dooi van de bovenste laag ijs dooie - opdooi
dooien van sneeuw - smelten
dooie piet - droogpruim
dooier   eigeel 
dooierzak bij zoogdieren - navelblaasje
dooierzwam – cantharel, peperling
dooie visjes vreter   saaierd 
doolhof   dwaaltuin, dwaalweg, labirint, labyrint, slakkenhuis slingerbos, warnest, wirwar 
doolhofachtig - daedalisch
doolwortel - eenbes
doom   mist, wasem 
doon   klam, vochtig 
doop   dompeling, doopsel, inzegening, naamgeving, onderdompeling, saus 
doopakte - ceel
doopattest   doopbewijs 
doopattestatie   doopceel 
doopbekken   vont 
doopbeurt   doopdienst 
doopboek - doopregister
doopgeschenk - pillegeld, pillegift
doopgetuige - doopheffer, meter, peter, peet, peetdochter, peetoom, peettante, peetzoon, petemoei,
doopheffer   peter, peet 
doophefster   peettante 
doopkapel - baptisterium
doopleerling - catechumeen
doopmoeder   meter, meet, peettante 
doopnaam   voornaam 
doopregister   doopboek 
doopsel - doop
doopsel toedienen - dopen
doopsgezindte   baptist, menist, mennoniet
doopsgezinde kerkdienst - vermaning
doopsuiker - dragee
doopvader   peter, peet, peetoom
doopvont - baptisterium 
door - dia (Gr.), dmv, dooier, doren, ingevolge, met, middels, mits, per, tengevolge, vanwege ,via, wegens
door (Lat.) - ab, per
door aaltjes veroorzaakte gallen - aaltjesgallen
door aaltjesziekte in het gewas - aalziekte
door aanbermen aangebrachte grond - aanberming
door aandijking winnen - aandijken
door aanraking iets voelen - tasten
door Achilles doorboord - Priamus
door Afrodite beminde - Adonis
door afzender betaald   franco 
door afzetting - sedimentair
door Alva ingestelde raad - bloedraad
doorbakken - gaar
door bedekte aantijging te kennen geven - insinueren
door behoefe vereist - nodig
door beklopping onderzoeken (med.) - percuteren
door bemiddeling verzoenend - mediatorisch
door bewegen troebel maken - beroeren
door bewerking doen uitvloeien - tappen
door bezigheden zeer gevuld - bezet
door bezonnenheid gekenmerkt    ernstig
doorbijter - aanhouder
door binden bevestigen - aanbinden
door bladluizen afgescheiden vocht - mierenhoning
door blaffen bedreigen - aanblaffen
door blazen doen vlammen - aanblazen
door blazen leegmaken   uitblazen 
doorboete uitwissen - beteren
door bomen naderbij brengen - aanbomen
doorboord blokje ijzer met inwendig schroefdraad - moer
doorboren - doorsteken,  perforeren, priemen, speten
door boren raken - aanboren
doorboring - perforatie
doorbraak - breuk, bres, dijkbreuk, gat, opening
door breien verenigen - aanbreien, toevoegen
doorbrengen - beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verdoen, verkwisten
door brullen bedreigen - aanbrullen 
doorbuigen - knikken, meegeven, zwiepen
door de bank genomen - gemiddeld, gewoonlijk
door de behoefte vereist - nodig
door de beugel kunnen - passeren
door de daad zelf   ipso facto 
door de echtgenoot - maritaal
door de huid heen - percutaan
door de keel gieten - opgeven
door de lever afgescheiden vocht - gal
door de Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdi
door de mond   oraal 
door de natuur ontstaan - naturalis
door de neus gesproken   nasaal 
door de nood ertoe gebracht - noodgedwongen
door de noodzakelijkheid gedwongen - node
door de overheid geregelde verloting - staatsloterij
door de stroming gevormd bed - zelling
door de vingers zien (fig.) - vergeven
door de wet toegestaan - legaal, wettig, wettelijk
door de wind - eolisch
door de wind gevormde zeewering   duin 
door de wol geverfd - dubbelgebeid
door de zee gevormde steile wand   klif, klip, krijtrots
door diefstal ontnemen - ontstelen
door dieren vervaardigd voorwerp - beverdam, molshoop, nest, web  
door draaien in beweging  zetten - aandraaiing
door draaien vast maken - aandraaien
door dragen afslijten - afdragen
door dijken aanhechten - aandijken
door dijken omringd land - polder
door echtelijke verbinding verkregen - aanbreng
door een autocraat geregeerd land - autocratie
door een dam insluiten - indammen
door een dier in beweging gehouden molen - rosmolen
door een geslachtziekte aangestoken - aanbranden
door een kraan laten afvloeien - tappen
door een misstap het evenwicht verliezen - struikelen
door een muur heen dringen  - doorslaan
door een notaris opgemaakt - notarieel
door een rivier gevormd dal   canon, canyon, kloof
door elkaar genomen   dooreen, doorsnee, gemiddeld, globaal, ondereen
door een slag uiteen vallen - splijten
door een vloed van woorden  laten zwijgen - overbluffen
door een volksvertegenwoordiging  geregeerd land -  democratie
door een vreemd land omsloten gebied - enclave
door een worp verbrijzelen - ingooien
door elkaar - dooreen, doorelkander, gemengd, ondereen, promiscue, vermengd,
door elkaar gevlochten naamletters - monogram  
door elkaar halen - verwarren
door elkaar halen van uitdrukkingen - contamineren
door elkaar schudden - husselen, hutselen, mengen, 5mixen, wassen,vermengen
door elkander - kriskras
door en door slecht mens - satanskind
door en door vals - perfide, verdorven
door gebrande suiker omgeven amandel - dragee, praline
door geen enkel getal deelbaar    priem
door geld tot minder edele daden bewegen - omkopen
door gemeentebestuur geschonken titel - ereburger
door genade - precair
door geweld gedwongen   v.c. (vicoactus)  
door God toegezegd bezit - erfdeel
door Gods genade - D.G.
door goedgunstigheid - precair
door grenzen bepaalde ruimte    plaats
door hartzeer gekweld worden    kniezen, piekeren, treuren
door Hera veranderd in een koe (vaars) -  lo (myth.)
door het oog van de naald - ternauwernood
door het woord - mondeling, oraal, verbaal, woordelijk
door het ijs gevormde afzetting   morene, drumlin
door hoge bergen ingesloten deel - ketel, keteldal
door horzel gekwelde geliefde van Zeus - lo
door klieren afgescheiden stof    hormoon
door kou opgezwollen ledemaat   winterhand, wintervinger, wintervoet, winterteen
door kromme lijn begrensd vlak - periferie
door land ingesloten water   meer, plas, ven
door levende wezens uitgedreven lucht   adem, asem, wasem
door lever afgescheiden vocht - gal
door lokken overhalen - verlokken
door losgeld vrij maken - inlossen
door mensenhanden aangebracht - aanbouw
door met de voet tegen iets te stoten - struikelen
door met (Lat.) - per
door middel van   d.m.v., met, middels, pa(parami), per, via
door middel van de gedachte - mentaal
door middel van een borstel laten glimmen - poetsen
door middel van speeltuigen voortgebrachte muziek - 
instrumentaal
door middel van gesproken woord   mondeling
door mieren afgescheiden vocht - miere(n)zuur
door Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdi
door moordrazernij bevangen    mataglap (lnd.)
door nalatenschap gekregen iets   erfdeel, erfenis, erfgoed, erfstuk 
door nalatenschap verkrijgen   erven
door naspeuren te weten komen - uitkienen
door niets zich verraden - blijken
door nodige luchtdruk gedreven - pneumatisch
door nood er toe gebracht - gedwongen, noodgedwongen
door nood gedwongen - node
door operatie   operatief 
door omstandigheden- noodgedwongen
door ondervinding geleerde - ervaring
door ondiep water lopen - waden
door oorzaken van buitenaf ontstaan - exogeen
door opbeuren aangegeven - aanbeuren 
door operatie - operatief
door ouderdom aanzien hebben - eerwaardig
door ouders verlaten kind - vondeling
door overlevering voortgeplant - traditioneel
door Paris geschaakte vrouw - Helena
door Parijzenaars vernielde gevangenis - Bastille
door politie uitgevoerde drijfjacht - razzia
door regen mislukt - verregend
door rivier gevormd dal - canon, canyon, kloof
door roepen doen stil houden - aanroepen
door roest aangetast - roestig
door roesten vast gaan zitten - inroesten
door roof ontnemen - beroven
door sabelhouwen neervellen - omsabelen
door scheren verwijderen - afscheren
door schrijvers hand   (Lat) m.a. 
door schudden doen klinken - rammelen
door slaan iets breken - doorslaan
door slaan verjagen - afslaan
door slepen iets elders brengen - verslepen
door smeltwater gevormde afzetting   esker, kame
door snijden verbeteren - versnijden
door solist verzorgd programma - recital
door spannen wijder maken - rekken
door stekken voortplanten - stekken
door stomen reinigen - stomen
door strijd verwerven   veroveren 
door stromend water gevormd - fluviatiel
door studie vormen - ontwikkelen
door te groot verbruik minder maken - interen
door Theseus gedood monster - Minotaurus
door toverkracht   magisch 
door twee deelbaar   even 
door uitwendige prikkels veroorzaakt - paratonisch
door vee getreden pad - tra
door verdriet versteende koningin - Niobe
door verjaring verkrijgen - usucapiëren
door verwonding ontstane zielsaandoening - trauma
door vreemd land omsloten gebied   enclave
door vriendenhand bezorgd   n.m. 
door vulkaan uitgeworpen gesteente   lava, magma
door vulkaan verwoeste stadm – Pompeji
door vuur verwoeste stad   Gomorra, Sodom
door water omgeven land   eiland 
door waterstromen gevormd   fluviatiel
door wind afgezet - eolisch
door woede verblind (Ind.) - mataglap
door wrijven aanbrengen - aanwrijven
door wrijven verwijderen - vagen
door ijs dichtliggend water - toewater
door ijs gevormde afzetting - drumlin, morene
door ijswerking afgezet - glaciaal
door ijver gedreven - fanatiek
door zachte overreding verleiden - tronen
door zalving inhuldigen - wijden
door zee gevormde steile wand - klif, krijtrots
door Zeus veranderd in een nachtegaal - Aedon
door ziekte voortgebracht - morbeus
door zuilen gedragen galerij - colonnade, empoor, gaanderij, stoa  
doorbladeren - feuilleteren
doorboord ijzeren blokje met schroefdraad - moer
doorboorde stop   tap 
doorboren   doorsteken, perforeren, priemen
doorboring   perforatie
doorbraak   gat, barst, bres, breuk, dijkbreuk, 
opening, scheur, verandering
doorbrander - salamander
doorbrengen   beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verkwisten  
doorbuigen   knikken, meegeven 
doordacht - beraden, gedegen, verstandig, weloverwogen
doordat - aangezien, daardoor, omda, terwijl
doordien   daar, omdat 
doordraaien   opmaken, pierewaaien, verkwisten
doordraaier - barrel, brasser, lichtmis, losbol, opmaker, patser, verkwister, zwierbol
doordraven - doorslaan, raaskallen
doordrenken - imbiberen, impregneren
doordrenkt - nat
doordrijven - doorzetten, forceren  
doordrijven tot het uiterste   extremisme
doordrijver - doorzetter, extremist, fanaticus, heethoofd, , ultra, volhouder
doordringbaar   permeabel, penetrabel
doordringbaarheid   permeabiliteit, penetrabiliteit 
doordringen   doorgronden, infiltreren, ontsluiten, overtuigen, penetreren, vervullen 
doordringen van vloeistoffen door poreuze wanden - osmose
doordringend   fel, nijpend, penetrabel, penetrant, schel, scherp, snijdend
doordringend van toon - hel
doordringende blik - arendsblik, valkeblik
doordringing - penetratie
doordrongen   bewust, overtuigd, zeker
doordrongen van iets - overtuigd
doordruk   doorslag, duplicaat, kopie
doorduwer - streber
dooreen   chaotisch, doorelkaar, gemiddeld, ondereen, overhoop, verward
dooreen gekneed mengsel   deeg 
dooreengemengde stoffen - mengsel
dooreengenomen - gemiddeld
dooreen gestampt eten   stamppot 
dooreengestampt middageten - ratjetoe
dooreen gestampte kost   ratjetoe, ratatouille, ratatoelje
dooreen gevlochten letters   monogram
dooreenknijpen - kneden
dooreen mengeling   mengsel, warreling
dooreen mengen - klutsen, meieren, mengelen, (om)roeren 
dooreenroeren - mengen
dooreen schudden - hussen, hutsen
dooreenwarreling   wirwar 
dooreenwarreling - doolhof, warwinkel, wirwar
dooreenwarren - warrelen
dooreenwerken - kneden, mengen
dooreenwerken van stoffen   kneden, mengen, mixen
door elkaar - dooreen, overhoopverward
door elkaar bewegen - krielenkrioelen, wemelen
door elkaar genomen - dooreen, doorsnee,  gemiddeld, globaal
door elkaar halen - poespassen
door en door - helemaal, puur
door en door lui - lui
door en door nat - kletsnat
doorgaan   aanhouden, aansluiten, doorlopen, geschieden, lopen, opengaan, passeren, transiteren, verdergaan, vervolgen, voortduren, voortgaan, voortzetten
doorgaan van het geluid als het beeld (van de T.V.) al  weg is - overlap
doorgaand - aanhoudend, continu, doorlopend, opgaand 
doorgaande bas (afk) - bc (basso continuo)
doorgaans   altijd, dikwijls, doorgaand, doorlopend, gemeenlijk, geregeld, gewoonlijk, meest, meestal, meestentijds, vaak, veelal
doorgaan voor - gelden
doorgang -  bres, beurt (Z.N.), deur, doorbraak, doorkomst, doorloop, doortochtgat, gat, opening, overloop, pas, passage, poort, transito, tunnel
doorgang onder water - tunnel
doorgangsgevangenis - amigo, baaierd
doorgang tussen bergen - pas
doorgangsgevangenis - amigo,baaierd
doorgang tussen twee rijen   gangpad, looppad
doorgang van zon of ster door de meridiaan - culminatie
doorgangshuis   passantenhuis 
doorgeefkast - doorschuifkast
doorgeefluik - loket
doorgefourneerd - bijdehand, uitgeslapen
doorgehaalde plaats (in manuscript) - ratuur
doorgeprikte tekening - spons
doorgestikte deken - dekbed
doorgestoken kaart - fopperi], nep, oplichterij
door getallen uitgedrukt - numeriek
doorgevoerd worden - transiteren
doorgewinterd   doorgefourneerd, ervaren, geroutineerd, geslepen, routine, slim, overtuigd, routineus, uitgeslapen
doorgewinterd persoon   rot, routiné, slimmerd
doorgieter   broes (douche), inker(netwerk), treem, trechter, tremel, zeef 
doorgroeid – doorregen, perfolaat
doorgronden   begrijpen, doorhebben, doorzien, doorhebben, peilen, ramen
doorgronder - kenner
doorgronding - penetratie
doorhakken - delen, kerven, klieven, scheiden, splitsen, splijten
doorhalen   berispen, cancelen, cancelleren, effaceren, foppen, doorstrepen, obliteren, royeren, schrappen, uitwissen 
doorhalen van een post in een rekening - radiatie
doorhaling - obliteratie, radiatie, rature, ratuur, schreef
doorhebben - begrijpen, doorgrondn, doorzien, verstaan
doorkijken - snuffelen
doorklieven - splijten
doorkneed - bedreven, bekwaam, doortrapt, ervaren, geraffineerd, geroutineerd
doorjagen   doorbrengen, doorlappen, opmaken, verkwisten
doorklinkende toon - orgelpunt
doorkomen - passeren
doorkruisen   bereizen, bezeilen dwarsbomen, tegenwerken
doorkruising - decussatie
doorlaat   passage, sluis, tol
doorlaatbaar   permeabel
doorlatend - permeabel, poreus, sijpelen
doorlekken - sijpelen
doorlekkend water   lekwater 
doorleven   meemaken 
doorlichting - diascopie
doorlichting van lichaamsdelen    radioscopie
doorliggen - decubitus
doorloop - gang, steeg
doorlopen -doorgaan, moeven
doorlopen van een zin van de ene in de andere versregel - enjambement     
doorlopend - aanhoudend, doorgaand, doorgaans, geregeld, gewoonlijk, onafgebroken, steeds, voortdurend
doorlopende entreekaart - passepartout
doorlopende huurovereenkomst - erfpacht
doorlopende ketting - noria, paternoster 
doorlopende order - legerorder
doorloper - schaats
doorluchtig   aanzienlijk, beroemd, edel, illuster, roemrijk, roemwijze, uitstekend, voornaam, verheven, vriendelijk
doormaken - meemaken
doormengen - doorslaan
doorn   stekel 
doornachtige plant - akant, bereklauw
doornachtige sierplant - akant
door middel van - met, middels, per, via
doormidden hakken - kerven
doormidden snijden - halveren
door moordzucht verblind - mataglap
door nalatenschap verkrijgen - erven
doornappel - dolappel, mollekruid
doornat - drijfnat, druipend, druipnat, kletsnat, verregend
doornbekken - acanthopelus
doornbes - meidoorn
doorngras - spinifex
doornemen   bestuderen, lezen, nazien
doornhaai   speerhaai
doornig - epineus, lastig, netelig, stekelig
doornige heester - gaspeldoorn, meidoorn
doornkruiper - bastaardnachtegaal
door ondervinding geleerde - ervaring
door optelling ontstaan getal - som
doorpraten - dazen
doorpriemen - doorsteken
doorregen - gelardeerd
doorreis - doortocht
doorreizen - passeren
doorreizende - passant
doorroeren - doorslaan, mengen
door roof ontnemen - beroven
doorrijp - overrijp
doorsluiper - duinvogel, griel, scharluip
doornstruik - gaspeldoorn, gaspelstruik, ginst, heibrem, meidoorn, steekbrem
doorschijnend   diafaan, doorzichtig, dun, helder, hyalien, ijl, iel, 
kristal, licht, luchtig, mineraal, opaak, transparant
doorschijnend en hard (aardappel) - glazig, glazerig
doorschijnend mineraal - kristal
doorschijnend papier - pergamijn 
doorschijnende afbeelding - diorama
doorschijnende steen   glas, kristal 
doorschijnende stof - glas, kamfer, kristal
doorschijnende veldspaat - maansteen
doorschijnendheid - transludiciteit, transparantie
doorschouwd   ontmaskerd 
doorschrappen - doorhalen, royeren
doorschrijfpapier - carbon
doorseinen - telegraferen
doorslaan - bekennen, overdrijvenponsen, slippen, voortgaan
doorslaand   afdoende, voldoende 
doorslag - afdruk, afschrift, beslissing, doordruk, drevel, kopie, nagelijzer, overwicht, pons, ponsoen, stempel, vergiettest 
doorslaggevend   beslissend , cruciaal, overwegend
doorslagpapier - carbonpapier
doorsmeerder - monteur, olieman
doorsnede   diameter, doorsnijding, intersectie, kaliber, kruising, middellijn, snijpunt, snijvlak
doorsnede van hout   mal 
doorsnee - gemiddeld sciografie  
sciografie
doorsnuffelen - doorneuzen, perlustreren
doorsnijden - kerven, zagen
doorsnijding - discussie, doorsnede, intersectie, kruising, snijpunt
doorsteken   priemen 
doorspekken - larderen
doorspelen - sluizen
doorstaan - dragen, dulden, lijden, meemaken, ondergaan, toelaten, uithouden, uitstaan, verdragen, verduren, verteren
doorstappen - aanbenen, doorlopen, stevelen
doorsteken - lensen, priemen
doorstralende geestigheid - geestig
doorstrepen - doorhalen
doorstroomopening in waterkering - overlaat
door strijd verwerven - veroveren
doorstrijken - oblitereren
doorstrijking - obliteratie
doorstuiven - ponceren
doorsturen - verwijzen, wegsturen
doorsijpelen - distilleren, infiltreren, transsuderen, zijgen, zijpen
doorsijpeling - (in)filtratie, lekkage
doortastend - beslist, rastisch, energiek, ferm, flink, grondig, kordaat, krachtig, resoluut, stoer, terdege, voortvarend
doortastendheid -  resolutie
doortocht - binnenlating, doorgang, pas, passage 
doortocht verlenend document   vrijbrief
doortochtgeld   tol 
doortocht op een berg - pas
door toverkracht - magisch
doortrapt   arg, arglistig, bestiaal, erg, gemeen, geraffineerd, geslepen, gewiekst,  doorkneed, kwaad, leep, link, listig, olijk, onguur, panurgisch, plat, reppig, slecht, slim, slinks, sluw, uitgeslapen, vals, vuig
doortrapt mens - panurg
doortrapte schavuit   panurge
doortrapte schurk - fielt
doortraptheid   gemeenheid, geslepenheid, panurgie, slimheid, sluwheid, uitgeslapenheid 
doortrek - passage
doortrekken - passeren, wegspoelen
doortrekken met vocht - inpregneren
doortrekpapier - calqueerpapier, carbonpapier
door twee deelbaar - even
doorvaart   kanaal, passage,  sluis, vlie
doorvaren - passeren
doorvoed – dik, welgevoed 
doorvoelen - doorzoeken
doorvoer   transito 
doorvoerbrief   geleidebrief 
doorvoerhandel   transito, transitohandel, transitoverkeer, tussenhandel,, 
doorvoerrecht - doortochtgeld, tol
doorvoer van goederen - transito
door vreemdland ingesloten - enclave
doorwaadbare plaats   drecht, voorde, voord(e), wad, wed
doorwandeling - perambulatie
doorwas - goudscherm, waterpostelein
doorwaternat - drijfnat, kletsnat
door water omgeven land - eiland
doorweekt   doornat, dras, drassig, druipnat, drijfnat, kletsnat, nat, trempé,  
doorweekte grond - dras
doorwerken - aanpoten
doorwoelen - wroeten
doorwrocht   degelijk, doordacht, geleerd, grondig
doorzagen - zeuren
doorzeefd - doorboord
doorzenden   doorsturen 
doorzetten - doordrijven, pousseren, volharden, voortzetten
doorzetter - aanhouder, animator, doordouwer, doordrijver
doorzettingsvermogen   perseverantie, persistentie, volharding, volhardingsvermogen, volhardendheid, volhouding
doorzeuren - drammen
doorzicht   begrip, beleid, benul, besef, bevatting, intelligentie, inzicht, notie, perspectief, perspicaciteit, schranderheid, verstand
doorzichtig - doorschijnend, duidelijk, glashelder, ijl, helder, limpide (Fr.), limpidus, transparant 
doorzichtig papier - pergamin
doorzichtig weefsel   gaas, tule, voile
doorzichtige afscheiding   glas,  mica, micavenster, raam, ruit, venster
doorzichtige draadvormige diertjes - aaltjes
doorzichtige schildering - diorama, kijkspel
doorzichtige stof   cellofaan, diofaan, gaas, glas, kaasdoek, mica, organdie, plastic, plastiek, plexiglas, tarlatan, tule, vensterruit, water
doorzichtige vloeistof - water
doorzichtkunde - perspectiefleer
doorzichtkundig - perspectivisch
doorzien   begrijpen, doorgaan, doorgronden, doorhebben, doorzijging, filtrering inzien, kle(i)zing, nalezen, narekenen, overlezen, rediveren, snappen 
doorzifting - colatuur, filtrage,
doorzoeken   doorvoelen, fouilleren, onderzoeken, visiteren
doorzoeken van een land   exploreren
doorzoeking - exploratie, fouillering, inspectie, nasporing, onderzoek, recherche
doorzoeking van een onbekend gebied   exploratie
doorzouten - gepekeld
doorzweten - transsuderen
doorzweten van scheidingswanden - endosmose
doorzweting - endosmose, transsudatie
doorzijgen - filtreren
doorzijging - filtratie, percolatie
doos   bak, bus, gevangenis, karton, koker, scatula, schoenendoos, trommel
doosbarometer - aneroïde-barometer
doos (langwerpige) met sigarettenpakjes - slof
doos met verbandmiddelen - verbandtrommel, zakapotheek
doosje in eikelvorm - aker
doosje voor de bril - etui, koker
doosvrucht   capsule, cardamon, hauw, kardemon, kokervrucht, papaver, peul, viooltje 
doosvrucht (Ind.)   kardemom 
dooswaterpas   doosniveau, libel, luchtbelwaterpas
dop   afsluiting, bast, bol(ster), capsule, eierdop, hoed, kurk, omhulsel, pel, schaal, schil, stop, sloester(Z.N.),
dop van een biervat - spondop, sponschroef
dop van biljartkeu   pomerans 
dop van bladlood   capsule 
dop van een noot - schil, sloester 
dope - drug, bijmengsel, pepmiddel, stimulans
dopen - bevochtigen, dompelen, indompelen, kerstenen 
doper   baptist, doopsgezinde, mennis, wederdoper
doperwt - dopper, peul
dopheide   erica 
dophoed - garibaldi
dopje (kruid) voor ontsteking van vuurwapens - slaghoedje
dop(je) over een kurk - capsule
dopje van bladtin   capsule 
doppen - betten, pellen, ontmantelen, schillen
dopper - doperwt
dopijzer - center
dor - aride, aried, bar, bleek, droog, dun, flets, furgaal, mager,  saai, schraal, onvruchtbaar, pover, steriel, uitgedroogd, verdroogd, vervelend, verwelkt, waterarm
dorade - goudmakreel
dor duin   kling 
dor hout   sprokkelhout 
dor worden - verdrogen
dorade   goudmakreel
dorado   eden ,eldorado, goudland, lusthof, paradijs
doren   punt, stekel
dorheid - ariditeit, droogheid, droogte, onvruchtbaarheid, schraalte, steriliteit, xeronosus
dorhout - sprokkelhout
dorhout zoeken - sprokkelen
dormeuse   ligstoel, oorknop, slaapstoel
dormitief   slaapmiddel 
dorp - desa, gat, gehucht, gemeente, plaats, vlek
dorp (drie letters)   Ane, Ens, Epe, Erm, Erp, Est, Nes, Oss, Son
dorp (Ind.) - desa, dessa, kampong
dorp aan de grens - grensdorp
dorp aan de Linge - Asperen
dorp aan de Maas - Asselt, Bezel, Eisden, Itteren, Maaseik, Wessem
dorp aan het IJsselmeer   Andijk, Bunschoten, Edam, Elburg, Hindelopen, Katwoude, Makkum, Monnickendam, Nijkerk,  Putten, Spakenburg, Stavoren, Volendam, Warder, Workum
dorp bij Bloemendaal - Overveen
dorp bij Gelders Laren   Eksel
dorp bij Lienden - Ommeren
dorp in Achterhoek   Aalten, Beek, Bredevoort, Borculo, Didam, Eibergen, Geesteren, Gelsclaar, Groenlo, 's Heerenberg, Hengelo, Hummelo, Lichtenvoorde, Neede, Ruurlo, Steenderen, Terborg, Varseveld, Vorden, Zeddam, Zelhem 
dorp in de Betuwe - Hien, Ooy, Zetten
dorp in Brabant - Aalst, Alfen, Beek, Dongen, Erp, Gtilze, Goirle, Nispen, Oss, Rips, Rijen, Uden
dorp in de N.O.P.   Biddinghuizen, Dronten, Ens, Espel, Emmeloord, Lelystad, Swifterband, Ketelhaven
dorp in Drenthe    Beilen, Borger, Diever, Eelde, Gieten, Norg, Odoorn, Paterswolde, Rolde, Ruinen, Schoonoord, Sleen, Smilde, Veenhuizen, Zuidlaren Zuidwolde, Zweeloo
dorp in Friesland   Akkrum, Bakhuizen, Balk, Bergum, Blija, Bolsward, Donderbroek, Dronrijp, Franeker, Gaast, Grouw, Hindelopen, Kollum, Lemmer, Makkum, Noordwolde,  Oldeboorn, Pingjum, Sloten, Stiens, Tzum, Tijnje, Wyckel, Wierum, Wolvega, IJls
dorp in Gelderland    Barneveld, Beek, Beekbergen, 
Bruchem, Brummen, Culemborg, Deil, Doomspijk, Druten, Ede, Elburg, Elspeet, Elst,  Emst, Epe, Geldermalsen, Groesboek, Heelsum, Heerde, Heest, Kerkwijk, Kesteren, Laren, Lienden, Loenen, Lunteren, Neede, Nunspeet, Ochten, Oosterbeek, Putten, Rumpt, Tiel, Vaassen, Velp, Voorst, Voorthuizen, Wehl, Wisch, Zetten
dorp in Groningen   Baflo, Beerta, Bierum, Ezinge, Godlinze, Grijpskerk, Haren, Heiligerlee, Leek, Leens, Marum, Meeden, Nieuwwolda, Nuis, Roodeschool, Scheemda, Slochteren, Uithuizen, Ulrum, Warffum, Wilp, Winsum, Zuidbroek, Zuidhorn, Zoutkamp
dorp in Limburg   Amby, Beek, Born, Echt, Eisden, Epen, Gulpen, Heel, Horn, Linne, Maasbracht, Margraten, Meersen,
Mook, Neer, Nuth, Slenaken, Sittard, Stein, Susteren, 
Tegelen, Vaals, Venray, Weert, Wijlre
dorp in de Lijmers - Didam, Duiven, Lathum, Weel
dorp in Noord Brabant   Aalst, Almkerk, Andel, Boxtel, Chaam, Deurne, Dongen, Geertruidenberg, Geldrop, Gemert, Gilze, Goirle, Helmond, Kaatsheuvel, Klundert, Kuyk,  Moerdijk, Oss, Ravenstein, Roosendaal, Rijen, Son, Sprang, Steenbergen, Uden, Vught, Waalwijk, Werkendam, Willemstad, Woensdrecht, Zevenbergen
dorp in Noord Holland   Andijk, Bennebroek, Blaricum,  Bussum, Castricum, Graft, Heemskerk, Heiloo, Hoofddorp, Huizen, Ilpendam, Jisp, Krommenie, Laren, Limmen, Muiden, Naarden, Obdam, Ouderkerk, Overveen, Petten, Purmerend,  Santpoort, Schagen, Twisk, Uitgeest, Weesp, Wormer, Zwaag, Zijpe
dorp in Overijssel   Ane, Blokzijl, Boekelo, Borne,  Dedemsvaart, Diepenheim, Diepenveen, Enter, Goor, Gramsbergen, Haaksbergen, Hasselt, Hardenberg, Heino, Holten, Hulst, Markelo, Olst, Ommen, Raalte, Rijssen, Staphorst, Tubbergen, Vollenhove, Vriezenveen,  Vroomshoop, Wijhe, Zwartsluis
dorp in Utrecht   Baarn, Abcoude, Benschop, Bunschoten, Breukelen, Doom, Loenen, Driebergen, Harmelen, Houten, Leersum, Linschoten, Lopik, Maarn, Maarsbergen, Maarsen, Maartensdijk, Montfoort, Odijk, Renswoude, Soest, Spakenburg, Vinkeveen, Vreeswijk, Wilnis, Woudenberg, IJsselstein, Zeist
dorp in Zeeland   Aardenburg,  Abeele, Axel, Bath, Biervliet, Breskens, Bruinisse, Cadzand, Colijnsplaat, Domburg, Goes, Haamstede, Hansweert, Hoek, Huist, Koewacht, Kortgene, Kruiningen,  Nisse, Oostburg, Renesse, Ritthem, Sluis, Stavenisse, Tholen, Veere, Waarde, Wemeldinge, Westkapelle, Zaamslag, Zierikzee
dorp in Zuid Holland   Aarlanderveen, Berkel, Bodegraven, Boskoop, Brielle, Dirksland, Goudswaard, Hillegom, Leiderdorp, Lisse, Middelharnis, Naaldwijk, Nieuwkoop, Oegstgeest, Ooltgensplaat, Oostvoorne, Ouddorp,  Piershil, Poeldijk, Poortugaal, Puttershoek, Reeuwijk, Rhoon, Rijnsaterwoude, Sassenheim, Sommelsdijk, Stolwijk, Strijen, Vilet, Voorhout, Warmond, Woerden, Woubrugge  
dorp op Schouwen - Ellemeet
dorp op de Veluwe    Beekbergen, Eerbeek, Ede, Elspeet, Epe, Ermelo, Emst, Garderen, Harskamp, Hoenderloo, Kootwijk, Loenen, Nunspeet, Otterlo, Schaarsbergen, Stroe, Uddel, Vaassen, Vierhouten, Wekerom
dorpachtig - dorps
dorp bij Gelders Laren - Eksel
dorpeling   dorpsbewoner 
dorpelwachter   deurwachter 
Dorpje bij Eindhoven - Son
dorpje ten zuiden van Venlo - Steil, Tegelen
dorp op Java - desa
dorp tegenover Velp - Lathum
dorp van kaffers - kraal
dorp waar water in wijn werd veranderd - Kana
dorpscentrum - brink, kom
dorpsgemeenschap op Java - desa, dessa, kampong
dorpshoofd op Java - Loera(h)
dorpel   drempel
dorpeling - buitenman, dorpsbewoner, plattelander
dorpelwachter - deurwachter
dorper - dorpsbewoner
dorpje - buurtschap, gehucht
dorpje in Friesland - Blesse, Ureterp, Steggerda
dorps - bekrompen, kleinsteeds, landelijk, plattelands 
dorpsbewoner - dorper, dorpeling
dorpsgemeenschap in Israël - kibboets
dorpsgemeenschap in Rusland - mir
dorpsgemeente op Java - desa
dorpshoofd - bekel(Java), loerah (Java), starost (Polen), petinggi(Mal.)
dorpshoofdman (Ind.) - atel
dorpskern - brink, centrum, kom 
dorpslogement - dorpsherberg
dorpsmuzikant - vedelaar
dorpsplein   brink, dries, forum, laar, markt, (Oud-Rome) markt
dorpsplein met kramen - markt
dorpspleintje   dries 
dorpsrechter in Spanje -alcalde
dorpsweide - meent
dorp van Kaffers - kraal
dorre berg - Horeb(o.t.)
dorre heuvel - kling
dorre maand - maart
dorre plant - hei
dorre vlakte   hei, heide, heidegrond, heideveld, heidezand, poesta, savanne, steppe, toendra, woestijn, zandvlakte, zandzee 
dorren   verdrogen, verdorren 
dorsdeel   dorsvloer
dorsen - stampen, vlegelen, ontzaden
dorsgereedschap - dorsmachine, vlegel, 
dorst   begeerte, lust, verlangen 
dorst doen ophouden - lessen
dorst hebbend - dorstig
dorst, hevige - anadipsie
dorst naar eer - eerzucht
dorst naar kennis - leerlust, weetgierigheid, werklust
dorsten   begeren, haken, hunkeren, smachten, verlangen
dorstend naar kennis - leergierig
dorst hebbend - dorstig
dorstend naar roem - eergierig, eerzuchtig
dorstend naar wraak - wraakzuchtig
dorstig - smachtend
dorstig mens - drinkebroer, drooglever
dorst lessen - drinken, laven
dorst of trek - lust
dorst stillen - drinken, laven, lessen
dorsvis   lom
dorsvloer - (dors)deel, neer
dorswerktuig - machine, vlegel
dorte - dorheid, schraalheid
dortoir - dormter, slaapzaal
dor worden - verdrogen
dos    bruidsschat, dres, gewaad, kleed, kleding, opsmuk, ornaat, plechtgewaad, sier, tenue
doseren – afwegen, bepalen (hoeveelheid), verdelen 
dosering   gift, verdeling
dosis   gift, hoeveelheid, kwantum, portie
dosis bepalen   doseren
dossen - kleden, opschikken, opsieren, versieren
dossier - strafblad
dot    boeket, bos(je), bundel, bundeltje, haarvlecht, haarwrong, kilt, klis, klit, kluit, knot, kuif, pluk, schat, snoes, speen, toef, tuil, tuiltje, wrong, zuigspeen 
dotatie   begiftiging, gave, schenking
dot bloemen - bos
dot haar - klit, pluk, wrong
dot kuif - toef
dotatie - begiftiging, gave, schenking
doteren   begiftigen, geven, schenken 
doterminatie - bepaling, vaststelling
dotje   schat, snoes
dotje papier - propje
dotskop   domkop, lomperd, lummel 
dotterbloem - boterbloem, plomp, waterboterbloem
dottig - snoezig
dot wol - knot
douane - grenspolitie, grenswacht, tolbeambte, tolwacht
douanebeambte   commies, douanier, grenswachter, kommies
douanehuisje   tolkantoor
douanekantoor - grenskantoor
douanewerkzaamheid - inklaren, uitklaren
douanier - grensbeambte, tolbeambte, commies
doublé - geelkoper, namaakgoudschijngoud
double   dubbelganger
doubleren   omzeilen, rekken, verdubbelen, voeren
doubleren, een jas - voeren
doubleren, een kaap - omzeilen
doubleur   zittenblijver 
douceur   extraatje, fooi, tip
douche - regenbad, shower, sproeibad, stortbad
douchebad - lavet
douchen - baden
doven   blussen, dempen, lessen, smoren, uitdoen, uitdoven, uitgaan
dovenetel - hoenderbeet, hondsnetel, melkbloem, suikernetel 
dovig - hardhorend
douw - duw, por
down   depressief, mineur, mismoedig, moedeloos, neerslachtig, ontmoedigd, putterig, terneergeslagen
doxologie - gloria, lofprijzing
dozijn   twaalftal, dz. 
dozijndichter   prulpoëet 
dra - aanstonds, alras, binnenkort, eerdaags, eerlang, gauw, ras, snel, spoedig, terstond, vlug, weldra, wekhaast
draad   filum, garen, gouddraad, licium, samenhang, snaar, snoer, spinsel, streng, verband, zilverdraad
draad in kabel   ader 
draad van een kaars - pit
draad van een verhaal - lijn, samenhang
draad van hout - nerf
draad van merinoswol - merinosgaren
draad van metaal - snaar
draad van passementwerk - cantille
draad van spinnenweb   rag 
draad van overbrenging van prikkels   zenuw
draadachtig ondier - leviathan
draadbericht   telegram, telex 
draadgewicht - dernier
draadhalm - dwerggras
draadje - pluisje, vezel
draadkam - streler
draadklos - haspel
draadklos voor elektromagneet - solenoïde (Gr.)
draadledepop - marionet
draadloos - ongebonden, wireless
draadloze   radio 
draadloze omroep   radio 
draadloze telefonie   mobilofoon, radio, walkie-talkie
draadnagel - spijker
draadomroep - radiodistributie
draadspoelen - opwinden
draadtang - kniptang
draad van metaal - snaar
draadversperring - prikkeldraad
draadvorm - aaltje
draadvormig - filiform
draadvormig deeltje - vezel
draadvormig metaal   ijzerdraad 
draadvormig vormpje - aaltje
draadweefsel - mycelium
draadwerk van zilver enz. -filigraan, filigrain, filigrein
draadwieren - conferven
draadworm   aaltje, haarworm, made, nemotode, spoelworm, trichine 
draadwormen - nematode
draadwormziekte - filariasis
draagbaar   baar, berrie, brancard, burrie, hooiraam, portable portatief, tandoe 
draagbaar draaiorgel - lier
draa gbaar orgel - portatief, regaal 
draagbaar toestel - portable
draagbalk - dwarslegger, keper, kesp, latei, legger, ligger, onderslag, stander, stembalk, steunbalk, stut, stijl, tafel, toog
draagbamboe - pikoelan
draagband - autogordel, bandelier, bretel, buikband, ceintuur, degenriem, draagdoek, galg, gordel, koppel, leizeel, lus, mitella, singel, sling, sautoir, suspensoir, zeel
draagband over de borst - sjerp
draagband voor arm   mitella 
draagband voor broek - bretel, galg
draagband voor matrasveren - singel, zeel
draagband voor patronen - bandelier
draagbare afschutting   scherm 
draagbare lamp - looplamp
draagbare poppenkast   ronzebons 
draagbare radio   portable, transistor, walkman
draagbare schrijfmachine - portable
draagbare wieg - reiswieg
draagbare zend- enontvangapparatuur - mobilofoon, portofoon
draagbed - baar, brancard
draagbeugel - greep, handvat, hengsel, oor, scharnier
draagboom - draagstok
draagboom met dwarshouten met belletjes - schelleboom, zie ook 'belleman'
draagdoek   armverband, brassard, mitella, schouderdoek
draagdoek (lnd.)   slendang 
draagemmer - kit, kolenkit, vuilnisbak
draaggeld - kruigeld, portage
draaggestel - draagezel, ezel, juk, schraag, steiger, stelling
draagezel - schraag
draaghemel - baldakijn, pergola
draaghout - juk
draagjuk (Ind.) - pikolan
draagklamp - kasdoes, steunklamp
draagkoets - draagstoel, palankijn, rosbaar, tandoe
draagkorf - hot, kiep, mars, schepkorf
draagkracht - draagvermogen, draagwijdte, lift, portee  
draagkracht van een schip - laadvermogen
draagkrachtig   rijk, vermogend 
draagkrachtmeter   forometer 
draaglijk   duldbaar, houdbaar, matig, tamelijk, vrijwel 
draaglantaarn - looplantaarn, zaklantaarn
draaglat - draagklos, draaglijst(je), pikolan (Ind.), wouteman
draagloon - portage
draagloon (Ind.)   pikolgeld 
draaglijk - duldbaar, passabel, redelijk, supportabel, tamelijk, tolerabel, vrijwel
draagmand - bagge, ben, korf 
draagmap - tas
draag paard - lastpaard
draagpenning   draagmedaille 
draagpot - kamp, kogelkussen, kogellager, lager
draagraam - frame
draagrek op auto's - imperiaal
draagrekje voor flessen - draagkarton, flessenrek
draagriem  bandelier, disselriem, hang, helpzeel, singel, zeel
draagsjerp   slendang 
draagspeld   insigne 
draagsteen   console, karyatide
draagstoel   baar, berrie, draagbaar, latierboom, palankijn, rosbaar (van paard en muilezel), sedan, tandoe 
draagstoel (Jap.) - morimono
draagstok - draagboom, pikolstok
draagstok (Ind.) - pikolan
draagstuk   latei
draagt men aan de voeten - klomp, kous, laars, pantoffel, sandaal, schoen, slipperslof, sok 
draagtoestel - baar, draagbaar
draagtuig - juk
draagvat   aker, emmer, kit, kolenemmer, kolenkit, schenkvat
draagverband - mitell, suspensoira 
draagvermogen   draagkracht, tonnage 
draagvlak - vleugel
draagvleugelboot - hydrofoil
draagwerktuig - baar, berrie, draagbaar, draagberrie, draagjuk, draagkoets, draagriem, draagstoel, draag(toe)stel, emmerjuk, ezel, palankijn, pikolan, tandoe,
draagwijdte   afstand, afstandsbereik, belang, betekenis, invloed, omvang, portee, schootsverheid, strekking
draagwijdte van een kanon - portee
draagzeel - draagband
draagzetel - palankijn, rosbaar
draai   akkerwinde bocht, draaiing, gier, keer, kentering, kink, klap, kolk, konkel, krinkel,  kronkel, omkeer, omkering, ommekeer, omslag, omwenteling, oorveeg, oorvijg, pirouette, plezier, rotatie, slag, toer, volte, wending, wenteling, zwaai, zwenk(ing), zwier 
draai bij het dansen - pirouette
draai in een touw - klink
draai om de oren   dril, lel, oorveeg, oorvijg
draaibaar - wendbaar
draaibaar hek - wring
draaibaar houtje als sluitmiddel - wervel
draaibaar onderstel - bogie
draaibaar onderstel onder spoorwagen of vrachtauto   truck 
draaibaar raam - klapraam, klepraam
draaibaar radiobaken - consolbaken
draaibaar sluithoutje - wervel
draaibank - carrouselbank
draaibare aardbol - globe
draaibare boekenkast - boekenmolen
draaibare boekenstandaard - boekenmolen
draaibare boom van een takelwagen - gijk
draaibare cilinder met gebedsrol - bidwiel
draaibare geschutstoren (schip) - barbette
draaibare haak - wartel
draaibare koppeling   scharnier 
draaibare rails - wissel
draaibare roeipen   dol 
draaibare schalm - wartel
draaibare spiegel - draaispiegel, psycha,
draaibare verbinding   scharnier 
draaibeitel   slechtbeitel 
draai bij het dansen - pirouette
draaiboek   scenario 
draaibord - roulette
draaibout - tap
draaideur - tourniquet
draaien   kenteren, keren, kronkelen, malen, omkeren, roeren, rollen, roteren, tollen, torderen, torqueren, tourneren, veranderen, verdraaien, walen, wenden, wentelen, wervelen, wringen, zwaaien, zwenken, 
draaiend   roterend 
draaiend lichaam - rotor
draaiend persen   wringen 
draaiend voorwerp - rotor
draaiende figuur bij het dansen - swing
draaiende gedeelte in een dynamo - rotor
draaiende schoorsteenkap   gek 
draaiende trommel voor wolzuivering - snar
draaien in bed - woelen
draaien van water - kolken
draaier - bankwerker, veinzer, zwengel 
draaierig - duizelig, misselijk, wee
draaierig worden - duizelen
draaierij - prevaricatie, veinzerij
draaiglas - petinetglas
draaigroei - torsie, wrong
draihaak - wartel
draaihals - mierenjager
draai in de weg - bocht
draaiing - bocht, duizeling, kentering, kering, omwenteling, polarisatie, rotatie, spin, tolvlucht, torsie, vrille, waling, wending, wenteling
draai inrichting   draaikruis, draaimolen, har, molen, scharnier, tourniquet  
draaikanon - draaibas, lila (smal, Ind.), lilla
draaikever - schrijverke, schrijvertje
draaikevertje - schrijvertje,waterkarretje
draaiklos (in buis voor opwekking magnetisme) - solenoïde
draaikolk   kolk, maalstroom, neer, ras, wiel, wieling
draaikolk bij Sicilië - Charybdis, Scylla
draaikolk in de lucht - remous
draaikruis   draaihaspel, garenwinder haspel, kantoorstoel kruisrad, tourniquet 
draaikruk - krukarm, pianostoel, slinger, zwengel
draaimolen   carrousel, draairad, mallemolen, zweefmolen, zweefrad,
draaiorgel   lier, pierement, straatorgel
draaiorgelman - liereman, lierman, orgeldraaier
draaipistool - blaffer (barg.), revolver
draaiplan - draaiboek, scenario
draaipunt - keerpunt
draairoede - espagnolet, spagnolet, spanjolet 
draairollen om zware lasten te verplaatsen - mosterdpotten
draaischalm - wartel
draaischijf   kiesschijf, plateau, pottenbakkersschijf, roulette
draaispiegel   psyche 
draaispil   windas 
draaisprong   pirouette, salto 
draaistang   as, spil 
draaistel - bogie
draalstroom   kolk, maalstroom 
draaistorm - cycloon, wervelstorm
draaistroom - kolk,maalstroom
draaistijl - har
draaitafel - grammofoon
draaitoestel van een kleinedeur -  speun
draaitol - non
draaitrap   spiltrap, wenteltrap 
draaiziekte - blein, gyratie
draaiziekte bij schapen - blein, dolheid
draak - dragon, gedrocht, lastigerd, lastpak, leviathan, melodrama, monster, monstrum, ondier, vlieger,
draakachtig dier - basilisk, leviathan
draak van een mens - mispunt
draakvis - zeeaap
draal - wartel 
drab - bezinksel, blubber, dik, drabbe, drabbig, droesem, grondsop, modder, modderig, moer, prut, troebel,
drabbe - droesem, grondsop
drabbig - modderig, troebel 
drab van koffie - koffiedik, prut
dracht - kledij, kleding, kostuum, pak, portee, zwangerschap 
dracht der onschuld - wit
drachtig   etterend, neurend, zwanger
drachtige koe   kalfkoe 
dracht van militairen - uniform
drachtigheid - zwangerschap
draconisch   streng
draconitisch jaar - eclipsjaar
draden - afhalen
draden aftrekken - repen
draden loslaten - rafelen
draden losmaken - rafelen
draden maken   spinnen 
draden uitpluizen - rafelen
draden van mosselen - byssus
draden verwerken   weven 
draderig - dradig, stokkerig, vezelig 
dradig - draderig, stokkerig, vezelig
dradig deeltje   vezel
dragaat - duindoren 
draf   bostel, galop, gang, loop, looppas, spoeling, spurt,  stap, trot
draf of  gang - loop
drafsport - draverij, paardensport
draf van een paard - galop, trot 
dragant - duindoorn
dragee   pil, tablet 
dragelijk   houdbaar, matig
dragen   aanhebben, beuren, brengen, doorstaan,dulden, etteren, gebruiken, lijden, meenemen, ondersteunen, opnemen, reiken, sjouwen, steunen, strekken, tillen, torsen, uitstaan, verdragen, verduren, zeulen, zweren
dragend - phoros
dragend deel van bruggen - pijler
dragende mannenfiguur - Atlas, Atlant
dragende vrouwenfiguur - Caryatide
drager   atlas, boodschapperbrenger, houder, ordonnans, overbrenger, pijler, toonder, vehikel  
drager van erfelijke eigenschappen   chromosoom, gen, kernlis, kernstaafje
drager van dezelfde naam - naamgenoot
drager van een eigenschap in de celkern - gen
drager van een zeker kerkelijk ambt - diaken
drager van occulte verschijnselen - astraal
drager van wereldbol - Atlas
drager van zware lasten - koelie, pakkendrager, sjouwer(man), witkiel, zakkendrager
dragline - graafmachine, sleepschop, sleepgraver, trekgraver
dragon - sabelkwast, slangenkruid, keizersalade 
dragonder   cavalerist, huzaar, manwijf, ruiter
dragoniet   bergkristal 
draineerbuis (Zuidn.)   kannenbuis
drakebloed - bloedzuring
drakedoder - Joris, Walewein
drakenkruid - bloedkruid, pimpernel
drakerig - afschuwelijk, lelijk
dralen   aarzelen, kriemelen, leuteren, lunderen, marren, procrastineren, sammelen, slenteren, talmen, temen, temporiseren, tergiverseren, toeven, traineren, treuzelen, wachten, weifelen, zaniken, zeuren
dralend - temerig
draler - cuntator, onzekere, treuzelaar, weifelaar
draling - aarzeling, temporisatie 
drama   omkeer, peripetie, spel, toneelspel, toneelstuk, tragedie, treurspel, verandering, wending 
drama van Brederode - Griane, Lucelle, Moortje
drama van Bredero   Angeniet, Griane, Lucelle, Moortje 
drama van Euripides   Alcestis,  Helena,  Heracliden, Hippolytus, Iphigenia, Medea, Orestes, Phaedra
drama van Goethe   Faust 
drama van Hooft   Baeto
drama van Ibsen   Brand,  De wilde eend, Gynt, Nora, Peer Spoken,
drama van Shakespeare   Cymbeline (kimbelijn), Coriolanus, Hamlet, Lear, Macbeth, Othello, Pericles, 
drama van Sophocles    Aias, Antigone,  Electra, Oedipus
drama van Vondel   van Aemstel Gijsbrecht, Jeptha, Leeuwendalers, Lucifer, Palamedes, Pascha 
dramafoon   draadmagnetofoon
dramatiek   toneelkunst 
dramatisch - tragisch
dramatisch toonstuk - oratorium
dramaturg - Albee, Beckett, Fry, Goethe, Heyermans, Hochhuth, Ibsen, Lonesco, Miller, Osborne, Pinter, Racine, Schiller, Shakespeare, Shaw, Strinberg, Vondel, Whesker 
toneeldichter, toneelkenner, toneelschrijver
drammen - aanhouden, dwingen, (door) zeuren
drammer - zanik, zeur
dsrammerig - zeurderig
drang   aandrang, aandrift, aspiratie, begeerte, behoefte, bezieling, drift, druk, hartstocht, impuls, instinct, klem, neiging, opwelling, opzwelling, pressie, rage, streving, stuwing
drang der omstandigheden - urgentie
drangknier   spiraalscharnier 
drangwater   kwelwater 
drank   advocaat, ale, arak, bessengenever, bessenjenever, bier, borrel, brandewijn, cacao, citroen, cola, eel, fladderak, gin, grenadine, grok, jenever, kandeel, klare, 
koemelk, koffie, kummel, kwast, limonade, likeur, melk, most, mee, mokka, orangeade, pile, port, punch, ranja, rum, salep, sec, sherry, slemp, soda, stout, thee, vermouth, whisky,wodka, wijn
drank (Ind.) - angur, bebek, puf
drankbestrijder - geheelonthouder
drank bij kraambezoek,   kandeel 
drank bij Tartaren - kefir
drank der Goden   nectar 
drank der oude Germanen   mee, mede
drank op graanbasis   arak, bier, gin, jenever
drank op oudjaar   punch, slemp 
drank uit cognac etc., bereid met heet water, suiker en citroen - grog
drank uit de wortel van een aard-orchidee - salep
drank uit de wortels van de peperstruik - kana
drank uit druivensap   wijn 
drank uit mout en hop   bier 
drank uit sap van het suikerriet (melasse)   rum
drank uit vruchten   vruchtenwijn, tweedrank
drank uit vruchtensap - cider
drank van in melk gekookte bladeren   salle
drank van koolzuurhoudend water - tonic
drank van suikerriet - cana
drank van Vikingen - mjoed
drankbestrijder - geheelonthouder
drankflesje met matwerk - mattekeesje
drankgelegenheid - bar, herberg, kroeg
drankkast - bar
drankhuis - bar, café, dranklokaal, herberg, kit, kief,kroeg, saloon (Am.), pub (Eng.), tapperij, taveerne, wijnhuis 
drankkast - bar
drankkoeler - ijsemmer
dranklokaal   bar, bierhal, bodega, café, herberg, knijp, kroeg, proeflokaal, staminee, tapperij, taveerne
drankoffer - lebatie, plengoffer
drankorgel - drinkebroer, dronkaard, dronkelap, zuiplap, zuipschuit 
dranksalon   bar 
drankvat   dronkaard, plengoffervaas
drankverkoper - slijter
drankwagen   dronkaard 
drankwinkel   slijterij 
drankzucht   alcoholisme, dipsomanie, ebriositeit, potomanie
drapeau (Fr.)   vaandel, vlag 
drapenier - lakenbereider
draperen   behangen, omhangen, plooien, schikken 
draperie aan vensters, hemelbed, enz.   lambrekijn
draperie boven troon - baldakijn, lambrekijn
dras - blubber, doorweekt, modder, moeras(achtig) , nattig, slijk
draskolk   poel 
drasland - beemd, bezinksel, broek, droesem, grondsop, moer, moeras, moerland, peelland, run
drassig   lobberig, moerassig, nat, slijkerig, week, zacht
drassig grasland   dries 
drassig land - broek, dries, marsgrond, mieland, moer, moeras, veen 
drassig waterachtig land - moeras
drassige grond ophogen - aandammen
drassige gronden - onland
drassige riviermond   lagune, liman 
drastisch   doortastend, ingrijpend, krachtig, snelwerkend, streng
draven - galopperen, haasten, hardhollen, hardlopen, hollen, lopen, rennen, snellen, stiefelen, trotten, trotteren
dravend naderen - aandraven
dravend paard - draver
draver - harddraver, klepper, loper, renner, rijpaard, 
draverij   harddraverij, koers,  paardensport, rensport 
draverijkar – sulky
draverik - drep
Dravidivolk in India - Bhil
Dravidiche taal - Kanarees
dravik - zwenkgras
draw - gelijkspel, remise
drecht - kreek
dreef   allee, beemd, laan, landouw, landweg, slag, streek, wandellaan, warande 
dreef met bomen - laan
dreg - vishaak, werpanker 
dreg met punthaken - enterdreg
dreggen - opvissen
dreigement - bedreiging
dreigen - gevaarlopen, muiken, riskeren
dreigen met - bedreigen
dreigen te braken - kokhalzen, misselijk
dreigend - briek, gevaarlijk, imminent, nakend, onheilspellend, veeg, vreesaanjagend 
dreigend boven het hoofd hangen - imminent
dreigend kijken - blikken
dreigend onheil - gevaar, onheil, onraad
dreigend vooruitzicht - bedreiging, gevaar, onheil
dreigende vijandschap - spanning
dreiging - gevaar, risico
dreiging uitdrukkend - dreigend
drein - zeurkous
dreinen   drenzen, jengelen, mieren, mokken, pesten, plagen, temen, treiteren, zaniken, zeuren
dreinerig - drenzerig, jankerig, jengelig, zeurderig
dreinerig kind - drens
drek   aal(t), bagger, beer, derrie, faeces, gier, mest, modder, prut, slik, slijk, uitwerpselen, vuil, vuiligheid, vuilnis
drek van beesten - mest
drekboom - stinkboom
drekbraking - darmjicht, misairere
drekgod - Beëlzebub
drekgoot - riool
drekstenen - koprolieten
drekstof - beer, pootaarde
drel   del, lap, leur, slons, totebel, vod
dremmen - dreinen, drenzen, jagen, overhaasten, zeuren
drempel - dorpel, drommer, limes, ondiepte, verhoging 
drenkbak - drenktrog, lestrog
drenken - doordrenken, doortrekken, imbiberen, impregneren, wateren
drenken in kreosoot - kreosoteren
drenkgebit   kauwgebit, watertoom 
drenking - infiltratie
drenkplaats   dobbe, waadplaats, wed 
drenkplaats voor paarden - wed
drens - zeurder, zeurkous
drentelen - flaneren, kuieren, planeren, rondhangen, slenteren, trappelen, zwerven 
Drenthe, bestuurlijke eenheid in - kerspel
Drenthe, gemeenschappelijke grond in - marke
Drenthe, grootste gemeente in - Emmen
Drenthe, heuvelrug in - Hondsrug
Drenthe, hoofdstad van - Assen
Drenthe, plaats in - 
3 Een, Elp
4   Anlo, Anne, Eext, Elim, Norg
5   Assen, Dalen, Eelde, Emmen, Erica, Exloo, Peize, Roden, 
     Sleen, Vries
6   Beilen, Buinen, Diever, Gieten, Meppel, Odoorn, Ruinen,
     Smilde, Valthe, Wijster 
7   Havelte, Vledder, Zweelo
8   Coevorden, Hoogeveen
Drenthe, riviertje in - Beilerstroom, Drostendiep, Eelderdiep, Hunze, Peizerdiep, Reest
Drenthe, sportgebeuren in - TT
Drenthe, vliegveld in - Eelde
Drenthe, wat men vindt in - hei, hunebed, rust
Drents brinkdorp - Annen
Drents dorp   zie dorp in Drenthe 
Drents gerecht - etstoel
Drents rechtscollege - etstoel
Drents sportevenement - T.T.
Drents oud gebied - dingspel, dingspil
Drents vliegveld   Eelde 
Drentse grote schuurdeur - baander, Bansde(u)r, banser
Drentse hoofdstad - Assen
Drentse hoofdvaart - Smildevaart
Drentse thee - gagel, luiskruid, possum, pos(t), vlooienkruid
Drentse toeristische attractie - hei, hunebed
drenzen   donderjagen, dreinen, jengelen, plagen, treiteren, zaniken, zeuren
drenzerig - narrig
dresseren   africhten, afrijden, drillen, stileren, temmen 
dressoir - buffet
dressuur   africhting, dierentemmer, dril, opmaking, 
dreumes - broekeman, hummel, kereltje, kind, kleuter, peuter, puk, uk, ventje  
dreun   bons, klap, klop, lel, megaton, mep, opdoffer, oplawaai,pats, poeier, schok, schudding, slag, smak, stoot, val, watjekouw 
dreunen   bonzen, daveren, denderen, schokken, smakken  
dreunend geluid   donder 
dreunend gezang - psalmodie
dreunend schokken   denderen 
dreunende klap   bons 
dreutel - kleuter, neutel
drevel   doorslag, drijver, drijfijzer, nagelijzer, pen, pin, pons, stempel, zethamer
drevelen – ponsen
dribbelaar - pingelaar
drie azen - trits
drie, in voorvoegsels    tri 
drieblad - koortskruid
driebladige kromme - trefolium
drie boeken in één - trilogie
drie bijeen horende personen of zaken  - triade, trio
drie dagen   triduüm 
driedelig gebed - angelus
driedelig grijs - kostuum
drieëenheid - triniteit
driegen - hechten
drie dichtstukken - trilogie
drie maanden   kwartaal
drie met hetzelfde aantal ogen - trits
drie naast elkaar uitkomende nummers - terne
drie noten met tijdswaarde van 2of 4 noten   triool
drie november - Hubertusdag
drie of meerhoekig raamwerk -  stoma
drie opeenvolgende nummers in de loterij   terne
drie sterren in Orion - Napoleongesternte(gelukster)
drie wijzen (de) - Driekoningen (Balthasar, Caspar, Melchior)
drie zonen van Judas - Maccabeeërs
driebasisch zuur - aconietzuur
drieblad - drieluik, klaver, trifolium, waterklaver, zevenblad
driebladige kromme - trifolium
driedaags tijdvak - triduüm
driedagskoorts - malaria
driedelig - trichotomie, tripartitie
driedelig schilderij - triptiek
driedelig versvoet - dactylus
driedelige jambische strofe - terzine
driedeling - trisectie
driedistel - carlina, evenwortel
driedraads geglansd linnengoed - trielje
driedraads touw - marlijn, marling
drieeenheid   triade,triniteit 
drieëenheidsbelijders - trinitariërs
driefasenpunl - tripelpunt
driegezang - terzet
driegodendom - tritheïsme
drieheerschappij - triarchie
drieheid - drievoudigheid, triade, trias, tribadie, triniteit
driehoek - triangel, triangulum, trias
driehoekig   trigonaal, triangel, triangulair,  trigonisch
driehoekig bootzeil - druil, fok, klapmuts, kluiffok, kluiver, latijnzeil
driehoekig bouwsel, behorende bij de gotische stijl – frontaal 
driehoekig bouwwerk - piramide
driehoekig bovenstuk van een gevel   fronton, timpaan 
driehoekig hoofddeksel - driekant, steek
driehoekig slaginstrument   triangel
driehoekig stuk aan de enkel van een kous - klink
driehoekig versiersel   tronton 
driehoekig voorwandig raamwerk - spant
driehoekig voorzeil - fok
driehoekig zeil -  druil, emmerzeil, fok, kluiver, latijnzeil
driehoekig zeil van de boegspits - kluiffok
driehoekige papieren zak - puntzak
driehoekige vliegtuigvleugel - deltavleugel
driehoekige voorschans - ravelijn
driehoekige zijkant van een duig - sneper
driehoeksmeetkunde   trigonometrie, triangulatie 
driehoeks zenuw - trigeminus
driehoevig dier - neushoorn
driehoofdige hond - Cerberus
driejaarlijks - triënnaal
driejarig - triënnaal 
driejarig hert - gaffel, gaffelhert
driejarige koe - twinter
driejarige ree - rekke
driekamp - triatlon
driekant metalen slagbekken in een orkest - triangel
driekante draagdoek - mitella
driekantig gereedschap - vijl
driekantig slaginstrument - triangel
driekantig vrouwenhalsdoekje - fichu
driekantig zeil - druil, kluiver 
driekantig vrouwenhalsdoekje - ficgu
driekantige draagdoek - mitella
drieklank - majeur
drieklankdicht   triolet 
driekleur - dundoek, tricolore (Fr.) , vlag 
driekleurendruk - trichomotypie, trichomie
driekleurig   tricolor
driekleurig viooltje - pensee, schoenlapper, schoenmaker, tricolor 
driekleurige kat- lapjeskat
Driekoningen - dertienavond, Epifanie, Balthasar, Caspar, Melchior
driekoningen kaars - drielingkaars
Driekoningen, naam van een der - Balthazar, Casper, Melchior  
driekoppige helhond   Cerberus 
driekroon   tiaar, tiara 
driekwart baksteen - drieklezoor
drieledig - trinomisch, trinomium, tripte, triplo
drieledig gebed   Angelus 
drielettergrepige versvoet - anapest
drielingsrijm - terzine
drieluik   drieblad, tripticon, triptiek 
driemaal - driewerf, tri
driemaal (Lat.) - ter
driemaal nemen - tripliceren
drieman - triumvir
driemanschap   triarchie, trio, triumviraat 
driemaster - bark, fregat, klipper,  schoener
drie opeenvolgende nummers in de loterij - terne
driepoot - bok, driestal, drievoet, 'm', schamel, schraag, statief, treeft, tripode
driepotig hijswerktuig -  krikkemik
driepuntig raken - osculeren
drieregelig lied - ritornel
drieregelig vers - tristichon
drieregelige strofe   terzet, terzine 
drieriemige lasso - bola
dries   erf,  plein, schapenwei, wel, wei(de), weiland, werf
driespan - trigarium
driest – aanmatigend, astrant, brutaal, dapper, dol, dwaas, gedurfd, koen, krankzinnig, mal, moedig, onbesuisd, onbevreesd, onbezonnen, overmoedig, roekeloos, stout(moedig), vermetel, vrijmoedig, vrijpostig
driestal   driepoot, schoenmakerszetel
driestemmige compositie voor solo instrumenten   trio
driestemmig zangstuk - terzet
driestheid   vermetelheid, (over)moed 
drietal   trio, trits, triade 
drietal bezette nummers - terne
drietal goden - triade
drietallig   ternair, triadisch
drietand - gaffel, mestvork, tridens, trident,  
drietenige loopvogel   emoe, kasuaris, nandoe, nandu, trap
drietenige luiaard   ai 
drietenige struisvogel   emoe, emeu, nandoe, nandu
drievlak - triëder
drievoet - driepikkel, driepoot, driestal, schraag, staander, staar, statief, tabel, treeft, tripode, voerstuk 
drievoud   triplo 
drievoudig   driestal, tripel, triple(x) 
drievoudig letterkundig - product, trilogie
drievoudige (het) - triplum
drievoudigheid - tripliciteit
drievuldigheidsbloempje - drievuldigheidsviooltje
drievoudige kroon   tiara 
driewaardig - trivalent
driewieler - tricycle
driewielige auto - cyclonette
driewielige transportfiets - bakfiets, carrier
driezang - samenspraak, terzet,trilogie 
driezijdig   piramidaal, trilateraal 
driezijdig geslepen glas   prisma 
drift – aandrift, afdrijving, begeerte, beweging, drang, dreef, elan, geestdrift, gemoed,  gloed, haast, hartstocht, haast, hartstocht, heftig, hitte,  instinct, jacht, kregelig, kudde,  landweg, libido, menigte, meute, moed, neiging, onbesuisd, ongeduld, opgewektheid, opvliegend, opwinding, passie, razernij, spoed, stemming, stroming, toorn, troep, verve, vurig, woede, ijver, zogestemd
driftbui - opwelling, uitval
driftig    choleriek, bruusk, cholerisch, fel, gramstorig, haastig, hartstochtelijk, heetgebakerd, heethoofdig, heftig, hitsig, ijverig, jachtig, kittelorig, koortsachtig, koleriek,  kregel, kregelig, lichtgeraakt, nijdig, onbeheerst, onbesuisd, onstuimig, opgewonden oplopend, opvliegend, prikkelbaar, rabiaat, schielijk, toornig,vurig, woedend
driftig maken - opinden
driftig (muz.)   tocoso 
driftig mens - sanguinias
driftig worden - opstuiven
driftkop - cholericus, dolkop, heethoofd, ultra, wildeman
driftsneeuw   dwarrelsneeuw, jachtsneeuw
dril   africhting, boorijzer, dressuur, drilboor, gelei, keperstof, lil, metaalboor, steenboor,vleesnat 
drilboor - fiedel
drilbout   schroefbout 
drilkultuur - rijenbouw
drillen   africhten, beven, boren, dresseren, ringeloren, schudden, trillen
driller - africhter, exercitiemeester, instructeur  
drilmeester   africhter, instructeur, oefenmeester, trainer  
dringen - doordrukken, drommen, drukken, drijven,duwen, nopen, pressen, prijken, pijnen, steken, uiterst, wellen
dringend   acuut, brandend, broodnodig, bijtend, expresse, fel, haastig, nadrukkelijk, nodig, noodzakelijk, nijpend, pressant, spoed, spoedeisend, terstond, urgent 
dringend (muz)   instante, prestamente 
dringend aanbieden - leuren
dringend geval - behoefte, exigentie, noodzaak
dringend nodig - hoognodig
dringend noodzakelijk - hoognodig, nijpend, urgent
dringend verlangen - eis, eisen
dringend verzoek   aandrang, bede, bee, instantie, rek(w)est, smeekbede, smeekschrift  
dringend verzoeken - smeken
dringende behoefte - nood, nooddruft
dringende maanbrief - brandbrief
dringende mensenmenigte   drom, gedrang, massa, troep
dringende noodzaak   urgentie 
dringende noodzakelijkheid - necessiteit, urgentie
dringende omstandigheid -  noodzaak
dringende oproep tot hulp   noodsein
dringende reden - drangreden
dringende vraag - bede
dringendheid - urgentie
drinkbaar vocht   drank 
drinkbak   kopje, kroes, kom, kop, nap
drinkbakje   kom, kop, kopje, mok, nap 
drinkbare vloeistof - drank
drinkbeker – bak, beker, bokaal, berkenmeier, ciborie, hostiekelk kelk, kom, kop, kroes, mok, nap, roemer, romer,
drinkbeker, groot - hanap
drinkbeker op voet - bokaal
drinkebroer   alkoholist, bierbuik, borrelaar, combido, drankneus, drankorgel, drinker, dronkaard, dronkelap, dronkeman, dweil, heffer, heiser, kroegloper, nathals, palul, pimpelaar, roodneus, slampamper, zatterik, zuiper, zwierbol
drinken – bitteren, borrelen, feppen, gulpen, hijsen, innemen, klokken, laven, lebben, lebberen, likken, lurken, peren, pimpelen, pinten, pooien, slobberen, slurpen, tetteren, zuipen, zwelgen
drinken geven   drenken, laven
drinker - alcoholist, brasser, dronkaard, pimpelaar, pinter, potator, slemper, smuller, zuiper, zuiplap,
drinkfles - bidon, thermosfles, veldfles
drinkgelag   bacchanaal, braspartij, dronkemanspartij, gelag, libatie, orgie, slemperij, zwelgpartij
drinkgeld   fooi, gelag, pourboire, tip, verval
drinkgelegenheid   bar, café, kroeg, restauratie, salon, staminee, taveerne, theehuis
drinkgerei   beker, bokaal, glas, kelk, kom, kop(je), kroes, mok, nap, pint,  pul, ro(e)mer
drinkkolk voor vee   dobbe 
drinkkom - nap
drinkkroes   drinkbeker 
drinklust - filoposie
drinkplaats   wed 
drinkpartij   drinkgelag 
drinkschaal   nap, tazza 
drinktrog   drinkbak
droef - bedrukt, droevig, mismoedig, mistroostig, neerslachtig, smartelijk, somber, tragisch, treurig, triest, verdrietig, 
droefenis   afflictie, bedroefd, bedroeving, bedrukt, diepbedroefd, down, droef, droefgeestig, droefheid, droevig, gemelijk, klaaglijk, kommervol, leed, luguber, lusteloos, miezerig, moroos, scrupuleus, somber, treurig, treurigheid, triest, verdriet, verdrietig, weemoedig,  
droefgeestig   bedroefd, droef, melancholiek, mistroostig, morose, naargeestig, neerslachtig, pessimistisch, scrupuleus, somber, treurig, zwartgallig, zwaarmoedig, zwaartillend
droefgeestig lied - nocturne
droefgeestig mens - melancholicus
droefgeestige muziek   elegie, nocturne, requiem, treurmars
droefheid   affectie, berouw, droefenis, droevig, hartzeer, leed, narigheid, nijd, ongeluk, ontsteltenis, pijn, rampnijd, rouw, smart, tragedie, tragiek, treurigheid, verdriet, weedom, 
droefheid (It.) - tristezza
droes    bezinksel, demon, drab, duivel, ikker, nikker, Satan, paardenziekte, zaksel
droesem   bezinksel, dik, drab, droes, grondsop, heffe, moer, residu, zaksel
droevig - aangedaan, bedroefd, dingsig, droef, ellendig, erbarmelijk, klaaglijk, mistroostig, naar(geestig), navrant, somber, tragisch, treurig, triest, (muz) triste, treurig, verdrietig
droevig gestemd - mineur, weemoedig
droevige gebeurtennis   catastrofe, ongeluk, ongeval, ramp
droevige (het) - tragiek, tragisch
droevige muziek   elegie, klaaglied, mineur, nocturne, requiem, treurmars
droevige toestand - behuiling
droevigheid - treurigheid
droevig zijn - treuren
drogbeeld   chimère, eidolon, fata morgana, schijn 
droge - droogkomiekdroogstoppel, oever, zandbank
droge aarde   mul, pulver, rul 
droge biscuit - cracker
droge grasvlakte   llano, pampa, steppe, poesta, prairie
droge grasvlakte in Hongarije - poesta, steppe
droge grasvlakte in Rusland - steppe
droge grasvlakte in Zuid-Amerika - campo, pampa
droge halmen   stro 
droge kleurstof - pastel
droge korte hoest   kuch 
droge koude wind - mistral
droge landstreek - woestijn
droge noordoosten wind in de Adriatische Zee - bora
droge noordwestelijke wind om Zuid-Franse kust - mistral
droge rivierbedding   dalbodem, wadi
droge rivierbedding in Afrika - donga
droge ronde biscuit - Mariakaakje
droge saaie vent - stokvis
droge scheisloot - greppel
droge sloot - ( grep)pel
droge stijfsel - amelonk, amidon
droge turfstof - molm
droge valwind in Canada - chinook
droge verfstift - viltstift
droge wind - bohorok (Sumatra), Bora, Borra (Adriat. Zee), föhn (west, wind van de Alpen), Harmattan (Guinea), mistral(droge koude wind Z.O. Frankrijk), Sirocco (Italië)
droge wind om de Middellandse Zee - chamsin, sirocco
droge woestijnwind - samoem, chamsin
droge wijn - secdroge 
droge wind om de Middellandse Zee   harmattan, khamsin, Sirocco
droge zuidoostelijke wind rond de Middellandse Zee - Sirocco
drogredenaar   sofist 
drogredenen - schijngrond, sofisme 
drog redenering - sofisterij
drogen - afwissen, droogmaken, eesten
drogen in een eest - eesten
drogende olie - hennepolie, lijnolie, oiticicaolie, papaverolie, perillaolie, saffloerolie, sojaolie, zonnebloemolie
droger - centrifuge
drogist - apotheker
drogisterij, symbool van de - gaper
drollenvanger - pofbroek
drolligheid - grap, klucht
drom   bende, dreun, hoop, horde, massa, menigte, mensenmassa, meute, troep, zwerm
dromedaris   mehari 
dromedaris als rijdier - megari, mehari
dromen - mijmeren, peinzen, slapen, suffen, verbeelden
dromer   binnendijk, fantast, druiloor, peinzer, slaaphof, slaper, soezer, suffer, sufferd 
dromerig - afgetrokken, dommelig, lodderig, sikkerig, slaperig, sloom, suf, verstrooid 
dromerig muziekstuk   rêverie
dromerij   begoocheling, fantasie, hersenschim,  mijmering, rêveri
drommel - drevel, duivel
drommels  - deksels, sapperloot, sapristi, seldrement,verduiveld, weerga, zeer
drommels (Fr.) - morbleu
drommen - dringen
dronk   cheers, cheerio, gulp, proost, prosit, slok, salut, santé, santjes, toast, teug, toost, zwelg 
dronkaard   alcoholist, doordraaier, drinkebroer, drankorgel, drinker, dronkelap, dweil, fout, gebrek, kroegvlieg, lap, misslag,  nathals, pimpelaar,  ploert, vergissing, zatladder, zatlap, zatterik, zuiper, zuiplap
dronkaard (Fr.) - ivrogne
dronkaard (Lat.) - potator
dronkelap – alcoholist, drinker, dronkaard, nathals, zatladder, zatlap, zatterik, zuiper, zuiplap 
dronkemansgezicht - oliebol, oliekop
dronkemanspraat - borrelpraat, gebral, gelal, gezwets, larie 
dronkemanstaal uitslaan -  lallen
dronkemanswaanzin   delirium, oenomanie
dronken - aangeschoten, beneveld, bepimpeld, beschonken, bezopen, brom (in hebben), buis, groggy, hooi(binnen hebben), kachel, kijl, laveloos, lazarus, leuter, lorum, meloet, mirakel, onbekwaam, olie, overladen, peer, pegel,  sela(barg.), s(j)ikker(barg.), smoordronken, starnakel, stomdronken, teut, tipsy, vet, zat 
dronken (dieventaal) - kanes, kanis
dronken grijsaard (myt.) - Silenus
dronken langs de straat lopen - dweilen
dronken vrouw   bacchante 
dronkenschap   beschonkenheid, bezopenheid, lorum, roes, temulentie, zatheid 
droog   aride, bar, beschut,  bros, dor, dry, flegmatiek, haal (gewest.),  kaal, koud, lens, melig, mul, ongesmeerd (brood), onvriendelijk, rul, saai, scherpwrang, schraal, sec, secco, sek, siccus, spakerig (hout), spreu, vervelend, vochtvrij, voos, waterarm, waterloos 
droog (Ital.) - secco
droog en bros - spreu
droog en afgezaagd - saai
droog en bros - spreu
droog en dor - aride, schraal
droog en verlept - verdord
droog gras   hooi
droog haar - sclerothrix
droog hoesten - kuchen
droog koekje   biscuit, biskwie
droog kommiesbrood - kuch
droog rijstveld - ladang, tegal, tipar
droog van wijn - sec
droog (dor)weer - haal
droogbloeier - herfsttijloos 
droogbloem - heiroosje, rozenkrans, sierbloem
droogdoek - handdoek, theedoek
droogdraad - waslijn
drooggelegd land - kavel
droogheid - aviditeit, dorheid
drooginrichting - ast, eest, oven, wasdroger
droogkap - haardroger
drooghuis bij boekdrukkers - feriet
drooghuis voor tabak - zweethuis
drooginrichting - ast, eest, eestoven
droogkamer - drogerij
droogkomiek - droge
drooglap - zeemlap
drooglat - strijk
drooglijn   waslijn
droogleggen - bemalen, draineren, droogmaken, droogmalen
drooglegger van Schermer en Beemster - Leeghwater
droogmaken -  (af)drogen, bemalen, droogleggen, inpolderen, leegmalen
droogmakerij - Beemster, Haarlemmermeer, polder, Purmer, Schermer, Wormer
droogmalen - droogleggen, ontwateren
droogmiddel   kalkaarde, siccatief 
droogmolen - wasmolen
droogoven - ast, droogkamer, droogplaats, droogzolder, eest, est, oven, reet, reute, root, stoof 
droogplaats   ast, eest, oven 
droogrek voor hooi - ruiter
droogplaats voor mout   eest 
droogplaats veer tabak   schuur, zweethuis 
droog ijstveld - ladang
droogscheerder - drapenier, lakenbereider
droogschuur - logie
droogstaande (vee)   gust 
droogstempel   reliëfstempel 
droogstof - siccatief
droogstok - zolderstok
droogstoof - ast
droogte - ariditeit, dorheid
droogtrommel - wasdroger
droogvallend land   wad 
droogvloer   ast, deel, eest
droogveld - bleek
droogvloer - ast, eest
droogwater   soda 
droogweg   onaandoenlijk 
droogweide - bleek
droogworden - dorren
droogzolder   eest 
droom - begoocheling, dut, fantasie, hersenschim, ideaal, illusie, mooi (sprookjesachtig), mijmerij, mijmering, reve, reverie, visioen, waan 
droombeeld   begoocheling, chimaera, droomgezicht, fantasie, fantasiebeeld, fantoom, geest, hersenschim, ideaal, illusie, nachtgezicht, nachtmerrie, ontgoochelen, schim, schijnbeeld, spook, toverbeeld, utopie, verbeelding, visioen, waan, waanvoorstelling, wanbegrip, wensdroom 
droombeeld dat men graag verwezenlijkt ziet - ideaal, wens
droomgezicht - droomverschijning, hallucinatie, hersenschim,
visie, visioen
droomgod - Morpheus
droomkunde - oneirologie
droomland - Utopia
droomtoestand   schemertoestand, trance
droomuitlegging - oneirokritiek, oneiromantie
droop - wrang
drop   snoep
drop – borrel, droppel, drup, druppel(tje), dubbelzout, 
salmiak, snoep, snoepgoed, spat, traan 
drop van zoethout - jap(Z.N.)
dropje   griot, katje, katjesdrop, veterdrop 
droppel - drup
droppen - druppelen, lekken, parachuteren
drosera - zonnedauw
drossaard   baljuw, drost, schout, 
drossen - deserteren, weglopen 
drost   baljuw, drossaard, hofmeester, landdrost, rechter, schout
drudebvoet - pentagram
drug - cocaïne, dope, hasj, heroïne, morfine, narcoticum, opium, stuff
druggebruiker - flipper
druif - zonderling
druifhyacint - muscari
druifluis - fylloxera
druifvaren -  druifkruid, maanvaren
druitvormig - racemosus
druil - jool, kostwinner
druilen - sluimeren, soezen, suffen, talmen, zeuren
druilerig   buiig, futloos, lusteloos, miezerig, neerslachtig, regenachtig, slaperig, slof
druilig - buiig, druilerig, lusteloos, neerslachtig, nevelachtig, regenachtig, slof, wak
druiloor -  brombeer, domoor, dromer, lijs, slaper, suffer(d), trunte, zeur 
druipbad - douche, stortbad 
druipen - afvloeien, druppe(le)n, leep, lekken, lekkend, zijpen
druipend - doornat, doorweekt, druipnat, kletsnat, lekkend, verregend
druiper - gonorroe
druiphoning - lekhoning, taphoning
druipnat   doornat, doorweekt, druipoog, kletsnat, leepoog, verregend
druipneus - snotneus
druipogig - leep
druipoog - leepoog, trietoog 
druipsteen    leksteen, pistolet, stalactiet, stalagmiet
druipsteenkegel   stalactiet, stalagmiet, pisoliet
druivekern - druivepit, pit
druivekruid - druifkruid,  ganzevoet
druivelaar   wijnstok
druivenbloed   druivensap, wijn 
druivenbloem   torkruid 
druivenboom - druivelaar, struik, wijnstok
druivengod - Bacches, Dionysos
druivenjaar - druivenoogst
druivenperser - stuiker
druivenplukster - druivenleester
druivenrank - wingerd
druivenras - Coltman, Frankenthaler, Muscat, Royal
druivenschimmel - botrytis
druivensoort - muskadel
druivensteen - botry(olie)t
druivensap - agrest, most, racemus 
druivensuiker   dextrose, glucose 
druiventeler - wijngaardenier
druiventros - krap
druiventrossen dunnen   krenten 
druivenziekte - oidium, yuckeri
druiveplant - wijnstok
druivesap - agrest,  druivenmoes, most, racemus
druivesoort - riesling
druivezuur - wijnsteenzuur 
druiventuin - wijnberg, wijngaard
druk - aandrang, bazig, bedrijvig, beklant, beknelling, bekommernis, belasting (techniek), benauwing, beweeglijk, bezet, bezig, dartel, drang, drukwerk, dwang, editie, exemplaar, geanimeerd, geaffaireerd, gewicht, handdruk, ingespannen, kwelling, levendig, luidruchtig, oplaag, oplage, onledig, onordelijk, onrustig, oppressie, onstuimig, persing, pressie, pressuur, print, roerig, roezemoezig, rommelig, rumoerig, rusteloos, sappel, spanning, tapageus, uitgave, verdrukking, vertier, vrolijk, wanordelijk, werkzaam, wild, woelig, zorg, 
druk aan het werk – bezig
druk (van lucht)   atmosfeer 
druk babbelen – kakelen, ratelen
druk der luchtsoorten - pneumatica, pneumatika
druk doende - bezig
druk door fotomechanische overbrenging - lichtdruk
druk gepraat   gerel, roezemoes 
druk met behulp van cilinders   rotatiedruk
druk met behulp van fotografie   offset
druk met in elkaar lopende kleuren - irisdruk
druk ten gevolge van de werking der zeilen - aandrang
druk van een boek - editie, oplaag, uitgave
druk van 1 megadyne - megabar
druk praten - kakelen, kletsen, oreren, ratelen
druk uitoefenen   pressen 
druk uitoefening   pressie
druk voor blinden   braille 
druk zwammen   dazen
drukdoenerij - branie, kapsones
drukfout   drukfeil, erratum, error, misdruk, misstelling, zetfout
drukfouten, lijst van - errata
drukinkt (organische) - lakinkt
drukke beweging - rep
drukken - aandringen, aansporen, aanzetten, beangstigen, bedroeven, beklemmen, bezwaren, dringen,  duwen, imprimeren, klemmen, knellen, kwellen, muilen, nijpen, onera, persen, prangen, presseren, prijken, spannen 
drukken van landkaarten   typometrie
drukkend - afmattend, benauwd, broeierig, gespannen, hinderlijk, klemmend, knellend, kwellend, laks, loom, onereus 
drukkend dooreen mengen - kneden
drukkend heet   broeierig, zwoel
drukkend vochtig warm  - zoel
drukkend warm - bedompt, benauwd, zwoel
drukkend wrijven - schuren
drukkende dienstbaarheid zonder staatsrechterlijke of 
drukkende lasten - onera
burgerlijke rechten   slavernij
drukkende lasten   onera
drukker   boekdrukker, graficus, offsetdrukker, plaatdrukker, textieldrukker, typograaf, zelfdrukker
drukkersfamilie - Blaeu, Elsevier, Enschedé, Plantijn
drukketel - autoclaaf
drukkersfeest - Koppermaandag
drukkersgeslacht   Blaeuw, Elsevier, Plantijn
druk kind - robbedoes
drukking   drang, klemming, knelling, nood, persing, prang, pressie
drukking van de dampkring   atmosfeer, atm.
drukkingsmeter - piëzometer
drukletter   atlas, baskerville, bembo, bodoni, canon, cheops, corvinus, egmond, falstaff, futura, garamond,  gill, libra, lutetia, memphis, mercator, nobel, plantijn, romein, romulus, times, univers
drukletter (grofste, dikste) - sabon
drukletter (klein) - canon, diamant, elzevier, nonpareil parel, robijn
drukletter (middel) - mediaan
drukletter, oude - bastarda
drukletter (schuin) - cursief
drukletterdikte - corp(s)
druklettersoort - missaal
drukmachine - drukpers,  pers, rotatiepers 
drukmeter   aneroïdebarometer, barograaf, barometer, manometer
drukmeter van gassen - manometer
drukpers   degelpers, diepdrukpers, drukmachine, heidelberger, offsetpers, pers, rotatiepers, snelpers, 
drukplaat - cliché, stereotype
drukprocédé - diepdruk, hoogdruk, offsetdruk, vlakdruk, zeefdruk
drukraam - timpaan
drukregelaar - reduceerventiel
druksieraad - vignet
druksplijting - clivage
drukstempel - cliche
drukte   activiteit, agitatie, alarm, allegatie, alteratie, ambras, arbeidzaamheid, bereding, bedoening, bedrijvigheid, beroering, beslag, beslommering, bestel, beweging, bluf, bombarie, branie,  combustie, consternatie, deining, des(barg.), gedoe, gedoente, gedrang, gekijf, gehaspel, geraas, geroezemoes, getier, geweld, gewemel, gewoel, gisting, heibel, heisa, herrie, hilariteit, inspanning, kabaal, kapsones, keet, koet, last, lawaai, laweit, lef, leven, levendigheid, lol, menigte, misbaar, moedig, moeite, naloop, omslag, onthaal, onrust, ophef, oploop, opschudding, opwinding, opzien, ostentatie, poerem, poeha,  poespas, praats, reddering, regeling (fig.), roering, roersel, rompslomp, rumoer, rumoerigheid, ruzie, sensatie, soesa, spats, spektakel, stampei, standje, stennis, tamtam, toestand, trammelant, tumult, verkeer, vertier, vertoon, volksoploop, volte, warboel, warwinkel, werk, zorg
drukte (Maleis) - soesa
drukte maken - branie, tieren, protsen
drukte om niets - poeha
drukte op straat - verkeer
druktechniek -  boekdruk, diepdruk, hoogdruk, lichtdruk, mezzotint, offset, rotatie, steendruk, vlakdruk, zeefdruk
drukte maken - herrieschoppen, protsen, razen, tieren
druktemaker   banjer, bram, branie(schopper), charlatan, drukteschopper, heethoofd, kwast, lawaaimaker, lawaaischopper, lefgozer, lefschopper, liefhebber, opschepper, opspeler, patser, praatjesmaker, raasbol
drukte om niets - gedoe, poeha 
drukte op straat   verkeer
drukteschopper - levenmaker
druk uitoefenen - aanzetten, pressen, prikkelen
drukuitoefening - pressie
druk van een boek  editie, oplage, uitgave
druk van kwik - milibar
drukverband - kompres
drukverlof - imprimatur
drukversiering - vignet
drukvorm   cliché, matrijs, stiep, stype
drukvormen opslagruimte - regaal
drukwerk   biljet, folder. formulier, imprimé, printed-matter, prospectus, smout
drukwerk van 1501 -1540 - postincunabel
drukwerk vóór 1501 vervaardigd - incunabel, wiegedru-
drum - benzineblik, trom, (jazz)trommel
drummen - dringen, dromer, drommen, duwen, trommelen
drumband   slagwerkorkest
drummer   dromer, piekeraar, slagwerker, steunbeer, trommelaar
drumstel - trommelstel
drum voor olie - olievat 
druppel   drop, droppel, drup, gutta, parel, spat, spet, spetter, spikkel, sprenkel, traan
druppel vet op vloeistof - oog
druppelen - druipen,  lekken, regenen, spatten
druppelen van bladeren - guttatie
druppelend wegvloeien - tappelen
druppel oogvocht - traan
druppels (recepten)   gtt.
druppels afscheiden - huilen, lekken, spatten, spetten, tranen, zweten
druppelsgewijs afdruipen – siepelen
drijfhond (Eng.) - otterhound
druppelsgewijs nat houden - bedruppelen
druppels, neervallen - afdruipen, afdruppelen
druppeltje vet op vloeistof   oog 
drups   vruchtenzuurtjes
dry   droog, sec
dryade   boomnimf, bosnimf
drijfhout - vlothout
drijfijzer   drevel
drijfjacht   hetze, jachtpartij, klopjacht, razzia, strooptocht
drijfkracht - energie, machine, motor, propeller, stoommachine, turbine, water
drijfkracht voortbrengende machine   energie, motor
drijfland - drijftil, rietzode
drijflichaam - ponton 
drijfnaad - breeuwnaad
drijfnat   doornat, doorweekt, druipnat, kletsnat
drijfnet - drijfwant, vleet
drijfrad - turbine, vliegwiel 
drijfriemschijf - poelie, snaarschijf
drijftil   krag(ge), ladde, rietzodde,
drijftol - kokkerel (gew)
drijftonnetje -  breel
drijfveer - aanleiding, beweeggrond, beweegreden, grond, motief, oorzaak, prikkel, reden, ressort, roersel, springveer, stimulans
drijfwiel   vliegwiel 
drijfijs - kis
drijfijzer - drevel
drijfzand   loopzand, welzand
drijven - aanjagen, brengen, opjagen, stuwen, vlotten, zwemmen
drijven op een vloeistof - drift
drijven van metalen - bosseleren, ciseleren
drijvend baken - joon
drijvend eilandje   drijftil, krag, ladde,  rietzodde
drijvend hooiveld - kraggeveld
drijvend hotel - botel
drijvend naderen - aandrijven, aanspoelen
drijvend zeewier   sargasso 
drijvende houten palen - vlot
drijvende kracht   bezieler, motor, promotor
drijvende organismen in zeewater   plankton 
drijvende schotsen   drijfijs 
drijvende vochtweger - arëometer
drijvende watervaren    azolla 
drijvende ijsheuvel - toros
drijver - doordrijver, drevel, dweper, fanaticus, opjager, ponton, sas, streber, zethamer
drijver bij een klopjacht - klopper
drijver om te vissen - dobber
drijver van een stoommachine - flotteur
dualisme   tweeheidsleer
dubbel   binair, doublet, duplo, duplex, paarsgewijs, tweemaal, tweevoudig, tweezijdig
dubbel   (Lat) bi, (Eng) twin
dubbel (muz.)   doppio
dubbelbol - biconvex
dubbelboot - catamaran
dubbeldek - awningdek
dubbeldagen - Kerstmis, Pasen, Pinksteren
dubbeldradig - difilair
dubbel exemplaar   afschrift, doordruk, doorslag, doublet, duplicaat, duplo, kopie 
dubbel huwelijk   biandrie, bigamie 
dubbel kristal (diamant) - naat
dubbel kruis voor A (muz.) - aisis
dubbel laag water - agger
dubbel tweetallig - biconjugaat
dubbel van lenzen - biconcaaf
dubbel weefsel - ratiné,  tetra
dubbel zien   diplopie 
dubbele amandel - filippine
dubbele bezetting (toneelrol) - doubleure
dubbele damschijf - dam
dubbele fiets   tandem 
dubbele haak om touwen vast te maken - puit
dubbele kamer   suite 
dubbele kegel - diabolo
dubbele kijker   binocle, binoculair 
dubbele knoop - strik
dubbele mastworp - hielingsteek
dubbele muntstandaard -  bimetallisme
dubbele muur - spouwmuur
dubbele paarvormige echt - bigamie
dubbele piaster   dubloen 
dubbele polsslag - diorotie
dubbele punt   colon 
dubbele rij soldaten - haag                                 
dubbele rij turf - aanstort
dubbele schaakzet - rokade,rokeren
dubbele schijf   dam 
dubbele standaard - bimetallisme
dubbele verrekijker   binocle, jumelles 
dubbele uitdrukking - pleonasme
dubbele zet   rochado 
dubbelbol van lenzen   biconvex
dubbelen bij kaartspelen - doubleren
dubbelen van garen - twijnen
dubbelganger - double, doubleur, evenbeeld, sosios, sosie(Fr.)
dubbelgangers - menaechmi, menechmen
dubbelgeslagen touw (strop) om vaten e.d. te hijsen - leng
dubbelhartig   geveinsd, huichelachtig, vals, verradelijk 
dubbelheid - dualisme, tweevoudigheid
dubbelhol van lenzen   biconcaaf 
dubbelhuid - bolg, dubbelwand (scheepst.)
dubbelhuwelijk - biandrie, bigamie
dubbelkeper - batavia
dubbelklank   ui, ai, ei. oi, tweeklank
dubbelklank (verl. toon) - beses, oe
dubbelkoolzure soda - natriumbicarbonaat, zuiveringszout
dubbelkoolzuurzout - bicarnbonade
dubbelloof - ribvaren, stootvaren
dubbelpaneel - diptiek, tweeluik
dubbelpolig - bipolair
dubbelrietblad instrument - heckelfoon, piccoloheckelfoon
dubbelrietbladinstrument - hobo
dubbel schrijving - dittografie
dubbelslachtige - hermafrodiet
dubbelslachtigheid - hermafroditisme
dubbelstuk - dubloen
dubbeltal - paar, tweetal
dubbeltalig - bilinguaal
dubbeltaligheid - bilinguïsme
dubbeltje - beisje
dubbelvorm - doublet
dubbelwaardig - ambivalent, binominaal
dubbelwaardigheid - ambivalentie
dubbelwandige flacon - thermosfles
dubbelwandige fles - thermosfles
dubbel wigvormig kristal - bisfenoid
dubbelzang - duet
dubbelzegging - herhaling, pleonasme, tautologie
dubbelzet bij schaken - rochade, rokade
dubbelzien - diplopie
dubbelzijdige verlamming - paraplegie
dubbelzinnig - ambigu, ambiqu, dilogisch, equivogue, hormoniem, onbetamelijk, onbetrouwbaar, onduidelijk, onkies, onzedelijk, toespelend, verdacht,
dubbelzinnige uitdrukking - ambilogie
dubbelzinnigheid - ambiguïteit, dilogie, equivoque,
meerduidigheid, woordspeling
dubbelzout - aluin, aluminium, carbonaat, kalium, sulfaat
dubbelzout van wijnsteenzuur - bitartraat
dubbeltje   beisje 
dubbeltaligheid   bilinguïsme 
dubbelvorm   doublet 
dubbelwaardig   ambivalent 
dubbelwaardigheid   ambivalentie 
dubbelwandige flacon   thermosfles
dubbelweefsel - tetra
dubbelzang - duet
dubbelzinnigheid   ambigu, amphibool, equivogue, tweeledigheid, woordspelling
dubbelzout   aluin, aluminium, carbonaat, kaliumsulfaat, 
dubben   aarzelen, mijmeren, piekeren, soezen twijfelen, weifelen, 
dubieus   onvast, onzeker, twijfelachtig 
dubio - tweestrijd, twijfel
ducdalf - meerpaal, meerstoel 
duchten - schromen, rezen 
duchtig - danig, doortastend,  energiek, erg, flink, geducht, grondig, hevig, lirondig, kloek, krachtig, redoutabel, stevig, terdege, zeer 
duel - tweegevecht, tweekamp, tweestrijd 
duel van Duitse studenten - mensuur
dueluitdagingsbriefje - cartel
duet - dubbelzang, duo, tweezang
duf   bedompt, bekrompen, benauwd, beneveld, dompig, muf, onfris, lusteloos, saai, schimmelachtig, sloom, suf, verdorven, vervelend, vies, vochtig,  vuns(ig)
duffel - jas, winterjas
dufheid - dorheid, saaiheid, sufheid
duidelijk   apart, apert, apparent, baarlijk, begrijpelijk, bepaaldelijk, beslist, bevattelijk, blijkbaar, doorzichtig, evident, glashelder, goed, helder, kennelijk, klaar, levendig, licht, lumineus, manifest, merkbaar, onmisbaar, plat, simpel, saillant, sprekend, tastbaar, toelichten, uitdrukkelijk, uitleggen, verklaren, verstaanbaar, visibel, wel, zichtbaar, zonneklaar
duidelijk maken - duiden,wijzen,
duidelijk en helder - zuiver
duidelijkheid - evidentie, helderheid, klaarheid, klaarte, ondubbelzinnigheid 
duidelijk maken – beduiden, toelichten, tonen, uitleggen, verklaren, wijsmaken
duidelijk omschrijven   definiëren, bepalen, vaststellen
duidelijk spreken   articuleren 
duidelijk stellig - parmantelijk
duidelijk uitkomend - beslist, prononceren
duidelijk voelbaar - palpabel, tastbaar
duidelijk waarneembaar - merkbaar, zichtbaar, onmiskenbaar, zonneklaar
duidelijk zichtbaar   helder, open(lijk) 
duidelijke gelijkenis   evenbeeld 
duidelijke uiteenzetting - exposé
duidelijker doen uitkomen - releveren
duiden - aanwijzen, uitleggen, verklaren, zinspelen
duidt grens aan - R.G.
duidt een heilige aan - Sint, St.
duidt een voorwaarde aan - als, indien, zo
duif   doffer, duiver, draaier, hoornkapucijn, kropduif, non, pagadet, pauwstaart, smient, tortel, tuimelaar
duif met kuifje - kapduif
duikboot   onderzeeër 
duikboot in evenwichtbrengen - tremmen, trimmen
duikelaar - buitelaar, tuimelaar
duikelaartje - trip
duikelen - buitelen, rollen, tuimelen
duikeling - buiteling, salto, tuimeling 
duiker   alk, dodo, dompelaar, egelskop, fuut, heul, kikvorsman, onderduiker, pinguïn, piongeur, rioolkolk, zeekoet, zinker
duikereend - bolder, dodaars, fuut, lom, topper
duikergans - zaagbek
duikergerei   snorkel 
duikerkleding - scafander
duikerklok - caisson
duikerpak   scafander, skafander 
duikgerei - snorkel
duikvogel - eend, fuut, dodaars 
duikziekte - caissonziekte
duim   duimelot, har, inch, muurhaak 
duim of achtervinger van een jachtvogel - aasklauw
duim van een hengsel - har, her,herre
duim van een scharnier - har,harre, her,herre
duimafdruk   vingerafdruk
duimbreedte - inch
duimeling   duimelot, haakring, handschoenduim  
duimelot   duimeling 
duimendraaien – lanterfanter, luieren, lummelen, nietsdoen, niksen
duimkleppers - castagnetten
duimkruid - geld (scherts)
duimspijker   punaise 
duimstok - maatstok, meetlat
duin in de Sahara - seif
duim van een hengsel - har, her, herre
duimzuiger - duimelot, fantast 
duin - aardhoogte, heuvel, nol, nolle, hoogte, zandberg, zandheuvel
duinbes - duindoorn, wegedoorn
duindistel - zeedistel
duindoorn - gaspeldoorn, kattedoorn, wegedoorn
duindoren - dragant
duinduiker - tapuit
duinen - zeewering
duinensoort - barchanen, barkhanen, dwarsduinen, kamduinen, lengteduinen, paraboolduinen, sikkelduin, streepduinen
duingras - helm
duinheuvel - kling
duinhoop (hoge kale) - blinkerd
duinpan - del, duinvallei
duinplant - ananasbes, boksdoorn, dragant, duindoorn, genntiaan, helm, kattendoorn, kruisdoorn, purgeerdoorn, ratelaar, schijtbes, wegedoorn
duinputter - sneeuwgors
duinreep - kweek
duimsoort   barchaam, dwarsduin, lengteduin, sikkelduin, paraboolduin
duinvallei   del, delling, duindel, duinpan
duinvogel - doornsluiper, griel, scharlulp
duist - grassoort, kaf, scholm, smeel, vossenstaart
duister   abstruus, apocalyptisch, donker, geheim(zinnig), ingewikkeld, mysterieus, nebuleus, obscuur, onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk, ondoorzichtig, onduidelijk, oraculeus, raadselachtig, schemerig, sinister, somber, stikdonker, verward, zwart 
duister  deel  van  een  etmaal   avond, nacht
duister en verward geheel   labyrint 
duister geheel - labyrint
duister maken - benevelen, verduisteren
duister probleem - raadsel
duistere champagne - berkenwijn
duistere taal   bargoens, jargon, koeterwaals
duistere zaak   enigma, mysterie, raadsel, vraag 
duisterheid - duisternis, obscuriteit, onduidelijkheid, verwardheid
duisterling - domper, obscurant
duisternis - bijgeloof, donkerheid, donkerte, floers, kwaad, nacht, obscuriteit, schemering
duister probleem - raadsel
duit - cent, geld, munt
duitblad - centeblad, kikkerbeet, kikkerkruid
duiten - geld, pegulanten, pingping
duitendief - geldwolf, gierigaard
duitenpletterij - geldmakerij
Duits acteur   Moissi 
Duits architect - Frey, Gropius
Duits automerk - Audi, BMW, DKW, Goggo, Mercedes Benz, NSU, Opel, Porsche, Volkswagen
Duits betaalmiddel   D.M., R.M., mark, pfenning
Duitse componist   
 3  Egk
 4  Ahle, Bach, Berg
 5  Haydn, Lehar, Liszt, Reger, Weill
 6  Brahms, Händel, Mozart, Schütz
 7  Strauss
 8  Schubert, Schumann
 9  Beethoven, 
10 Mendelssohn
Duits dichter   Goethe, Heine, Hauptmann, Lessing, Rilke, Schiller, Uhland
Duits eiland - 
 5  Juist, Rügen
 6  Borkum, Mellum
 7  Baltrum, Fehmarn
 8  Bornholm, Langeoog
 9  Norderney
10 Spiekeroog, Wangerooge
Duits filosoof - Hegel, Kant, Schopenhauer 
Duits gebergte   Harz, Eifel, Taunus, Hunsbrück, Odenwald, Spessart
Duits Industriegebied   Ruhrgebied 
Duits kaartspel   skat 
Duits keizer - Barbarossa
Duits koningshuis   Habsburg, Hohenzollern
Duits lansier - Ulaan
Duits leesteken - umlaut
Duits lidwoord   das, der, die, eine, ein
Duits natuurkundige - Fahrenheit
Duits schilder   Cranach, Dürer, Holbein, Klee, Klimt, Leibl, Marc, Menzel, Thoma
Duits vorstendom   Palts
Duits vrachtschip - kaan
Duits wijsgeer - Fink, Hegel
Duits wiskundige   Euler, Gauss
Duits zilverstuk - Thaler
Duitse architectenschool - Bauhaus
Duitse astronoom - Gaoss, Kepler, Möbius
Duitse auteur - 
 4  Boie, Böll, Brod, Eich, Lenz, Mann
 5  Busch, Grass, Heine, Hesse, Kafka, Rilke, Weiss
 6  Andres, Bernus, Brecht, Frisch, George, Goethe, Moissi                Mörike, Werfe
 7  Athaus, Lessing, Plevier, Richter
 8  Schiller
Duitse badplaats   Ems, llmenau, Travemünde
Duitse brem - gaspeldoorn, gaspeldoren
Duitse champagne   sekt 
Duitse dans in driekwart maat     allemande
Duitse geheime politie - gestapo
Duitse godgeleerde - Spener (piëtisme)
Duitse grensplaats - Elten
Duitse havenstad   Bremen, Cuxhaven, Emden, Ems, Kiel, Hamburg
Duitse hoofdstad   Berlijn 
Duitse huzaar   ulaan 
Duitse ideoloog en politicus - Marx
Duitse Industriestad   Essen, Duisburg, Solingen
Duitse industrieel - Krupp
Duitse jaarbeurs - messe
Duitse kanselier (W.)   Brandt, Adenauer, Kiesinger
Duitse keizer - Otto, Wilhelm
Duitse kleuterschool - Kindergarten
Duitse luchtschipconstructeur  (en - vlieger) - H. Eckener
Duitse meesterzanger (dichter) - Saaks
Duitse munt - Groschen, Heller, Mark
Duitse musicus - Erk
Duitse N.V.   A.G.
Duitse politieke partij - CDU, CSU, FDP, KPD, NPD, SED, SPD
Duitse rivier   zie rivier in Duitsland
Duitse scheikundige - Hahn
Duitse schilder - Dũrer
Duitse schrijver - Arnold, Böll, Brecht, Grass, Goethe, Grimm, Heine, Hesse, Kafka, Kellermann, Lessing, Mann, Neumann, Rilke, Schiller, Weiss, Zweig 
Duitse staat - 
 3  BRD, DDR
 5  Baden
 6  Bremen, Hessen
 7  Beieren, Hamburg
 8  Saarland
11 Neder-Saksen, Würtenberg
12 Rijnland-Paltz
15 Sleeswijk-Holstein
17 Noordrijn-Westfalen
Duitse stad door de Romeinen gesticht - Aken
Duitse universiteitsstad - 
 4  Bonn, Jena, Kiel
 5  Halle,
 6  Berlijn, Bochum, Keulen, 
 7  Dresden, Hamburg, Konstanz, Leipzig, Marburg,
     München, Münster, Rostock,
 8  Dortmund, Freuburg,
 9  Frankfort, Göttingen, Tübbingen
10 Greifswald, Heidelberg, Neurenberg, Regensburg,  
     Saarbrücken,
Duitse uitvinder - Diesel
Duitse wijn   Moezel, Rijnwijn
Duitse zilveren munt, oude - Taler
Duitser    Beier, Boche, Germaan, Hes, mof, Pruis, Sakser
Duitsland - Germanië
Duitsland, stad in - 
 3  Ems, Ulm
 4  Aken, Bonn, Diez, Gera, Jena, Kiel 
 5  Hagen, Herne, Kleef, Mainz, Neuss, Tabar, Trier, Worms
 6  Berlijn, Bochum, Bremen, Erfurt, Kassel, Keulen, Lübeck, 
     Minden
 7  Bamberg, Bottrop, Dresden, Hamburg, Koblenz,  Krefeld,
    Leipzig, Mulheim, München, Münster, Postdam, Rostock
 8 Augsburg, Brunswijk, Dortmund, Duisburg, Freiburg,
     Hannover, Mannheim, Solingen, Würtzburg
 9 Bieleveld, Darmstadt, Flensburg, Frankfurt, Göttingen,
     Karlsruhe, Offenbach, Oldenburg, Osnabrück,  Remscheid,
     Stuttgart, Wiesbaden, Wuppertal
10 Baden-Baden, Dusseldorf, Heidelberg, Leverkusen,
     Neurenberg, Oberhausen, Regensburg, Salzgitter
11 Bremerhaven, Saarbrücken, Wanne-Eickel
12 Ludwigshafen
13 Gelsenkirchen, Wilhelmshaven
14 Recklingshausen
15 Münchengladbach
duiveboon - tuinboon
duivegeluid - kirren, koeren
duivekater   kerstbrood
duivenkervel - aardrook, grijzekom (gew.)  
duivel   asmodee, beëlzebub, beëlzebul, belial, boze,  demo(o)n, diable, diabolus, diavolo, droes, drommel, duvel, geest, ikker, joosje, joost, Lucifer, mefistofeles, Mepbisto, mieter, monster, satan,  sater, spuier, verleider, weerga, wezen 
duivelaanbidder - Jezidi
duivelarij   afgoderij, arglistig, demonisch, diabolisch, exorcisme, gezanik, gezeur, hels, last, woedend, 
duivelbanner - belezer, bezweerder, duivelbezweerder, duiveljager, exorcist
duivelbanning   exorcisme 
duivelbezweerder - duivelbanner, exorcist, duiveljager
duivelin - helleveeg
duivels   arglistig, boos, deksels, demonisch, diabolisch, diantre, duivelachtig, hels, infernaal, mefistofelisch, satanisch, satans, vervloekt, woedend 
duivelsbeet - smeerwortel
duivelsbezwering - exorcisme
duivelsboon - smeerwortel
duivelsbrood - champignon
duivelsdienaar   satanskind 
duivelsdozijn - dertien
duivelsdrek - wolfsmelk
duivelsgeweld - spektakel
duivelskaas - paddestoel
duivels karakter - demonie
duivelskers   heggenrank 
duivelsklauw - berenklauw, valeriaan
duivelskruid - doornappel, monnikskap
duivelskunst     hekserij magie, tovenarij, toverkunst
duivelskunstenaar - tovenaar
duivels mens - demon, satan
duivelsnaaigaren - rui, warkruid
duivelsoog - adonisroosje, zomeradonis
duivelsrog - zeeduivel
duivelsstok - lisdodde
duivelstoejager - bout(zeew.), brasser, factotum, doeal, marskramer, opstoker, schabul
duivelstoejager bij de zalmvisserij - slampamper
duivelvis   hozebek, hazenmond, zeeduivel
duivemandje - keef
duivengeluid - kirren, koeren
duivenhok - piere, til 
duivenhouder   duivenmelker
duivenkervel - remke
duivenras  
 6  tortel
 7  bosduif, carneau, kipduif, kropper, nonduif, nonneke
 8  hagenaar, houtduif, kropduif,  krulduif, lachduif, postduif, 
     papegaaiduif, rotsduif,  tandduif, trekduif, valkenet, 
     wratduif
 9  grondduif, holenduif, kraagduif, kroonduif, kruidduif,
     manenduif, meeuwduif, raadsheer, steenduif, treurduif, 
     tuimelaar
duivenslag - knip, voliëre
duiventil - duivenhok
duivenverblijfplaats - til
duiver - doffer
duizelen   dooreendraaien 
duizelig - deuzig, dizzy, draaiachtig, draaierig, onwel, zweverig 
duizelig van de slaap - slaapdronken
duizelig worden - doezelen, dutten, zwijmelen
duizeling - bocht, draai, draaiing, draaierigheid, roes, vertigo, zwijmel
duizelingwekkend - enorm
duizelkruid - wolverlei
duizend (Fran.)   mille
duizend (Tu) - bin
duizend in samenstellingen - kilo, milli
duizend ampères - kiloampère
duizend duizend - miljoen
duizend  elektrische eenheden    kW
duizend gram - kilo 
duizend jaar   millennium, miliade 
duizend kubieke meter - kilostère
duizend liter   k.l., ton 
duizend meter - kilometer
duizend miljarden - milliasse
duizend miljoen - miljard
duizend stère   kilostère 
duizend volt   k.v. 
duizend watt - k.w. 
duizendbeen - duizendpoot
duizendblad - millefolium
duizendgraan - breukkruid, dwergvlas
duizendguldenkruid - rits, santorie
duizendjarige periode   chiliade, millennium
duizendknoop - adderkruid, addertong, adderwortel, adelaarswortel, herik, kiek, krodde, penningkruid, pijlkruid, salomonszegel, serpentstong, slangenwortel, varkensgras
duizendmiljoen - miljard
duizendpoot - scolopander, veelpoot
duizendpoten - chilopodamyriopoden, 
duizendpotig insekt   duizendpoot, scolopander, veelpoot
duizendschoon - amarant, anjelier, klokjesgentiaan,
 koekoeksbloem
duizendste deel van een gram    milligram
duizendste deel van een meter    millimeter
duizendste deel van een seconde - milliseconde
duizendste mm - micron, mikron
duizendtal - chiliade
dukdalf   meerstoel, meerpaal 
Dulcinea   beminde, geliefde (van Don Quichot)
dul - boos
duldbaar - draaglijk, toelaatbaar, tolerabel 
duldeloos - ondraaglijk
dulden   accepteren, doorstaan, dragen, duren, gedogen, gehengen, gelaten, harden, lijden, maken, ondergaan, schikken, souffreren, toelaten, toestaan, tolereren, uithouden, uitstaan, velen, verdragen, verduren, verkroppen 
duldzaam - verdraagzaam
dulia - dienst, slavernij, slavendienst
dullen - lisdodde
dump - depot
dumpen - neerwerpen 
dun   doorschijnend, iel, kleingeestig, luchtig, mager, min, mul, riel, schraal, schriel, slank, smal, vliesachtig, vliezig, ijl
dun ankertouw - kabelaring
dun baksel - wafel
dun beslag - temper
dun bier - scharrebier
dun (bij dranken)  - waterig
dun bindgaren   raffia 
dun blad gesteente - lei
dun blad hout   fineer 
dun bladlood - heelood
dun blad metaal   blik, folie, lamelle, lamel 
dun bladmetaal - lemmer
dun blad tin   staniol, staniool 
dun buigzaam hout   rijs, spaan,  spaander, teen
dun en schel - schril
dun en schriel - smal
dun en slank - rank
dun en slap neerhangend iets   sliert
dun en vlak - plat
dundoek - banier, driekleur, spandoek, vlag
dun doorzichtig weefsel - organdie
dun gebak   ouwel
dun gepaneerd vlees - schnitsel
dun geplet metaal - blik
dun gesleten plek in weefsel - glee
dungesneden vis of vlees - filet
dun gestold laagje op een vloeistof   vliesje 
dun gezaaid - schaars
dun hout (van) - ellens (Noors), spanen
dun huidje   blees, membraan, pel, vlies 
dunk - denkbeeld, gedachte, idee, mening,  oordeel, opinie
dun katoenen weefsel - mul
dunken - geloven
dun koord - snoer
dun kwastje   penseel 
dun laagje hout - fineer
dun mesje   lancet
dun metaal - blik
dun metalen pennetje   pin, stift 
dun metalen plaatje - lamel, lamelle
dun metalen staaf - roe, roede
dun opgerold wafeltje   oblie, oublie 
dun plaatijzer - stort
dun plaatje metaal - laam, lamelle, lamette, lamet(Fr.)
dun pannekoekje   flensje 
dun plaatje   lamel 
dun plaatje aan vissenhuid   schub 
dun plaatstaal   stort, blik
dun plakje aardappel - chips 
dun plat gebak - ouwel, wafel
dun plat stuk   snee, snede 
dun pijpje om wonden open te houden - cannule, canule
dun scheepstouw voor weeflijnen - huiling
dun schijfje   flenter 
dun smal stuk hout - panlat
dun staafje potlood   stift 
dun stuk hout - lat, spaan
dun takje -  ent, klauwier, lot, loot, rank, roe, roede, rijs, rijsje, sliet, sprik, sprokkelhout, stek, teen, twijg zwik,
dun touw   lijn
dun touw om slag te spannen   talreep
dun tweesnijdig mesje - lancet
dun uiteinde van een boomstam - sliet
dun uitgeslagen metaal   folie, foelie
dun uitgesneden reep vlees of vis - filet
dun uitslaan van een zeis - haren
dun van klei gebakken steen - tegel
dun vlies - membraan
dun vlugschriftje - brochure
dun voorval - gebeurtenis
dun weefsel   gaas, organdie, rag, spinrag, tule
dun ijs - kis
dun bladig gesteente   lei 
dundoek   banier, driedoek, vlag 
dunheid - tenuïteit
dunk   denkbeeld, gedachte, idee, mening, oordeel, opinie, waardering, zienswijze 
dunne balk - ellen, richel, treef 
dunne draad -  garen snaar 
dunne gesleten plek   glee 
dunne grashalm - spriet
dunne houtplaat voor de schijn - fineer
dunne huid - membraan
dunne houtreep   spaander 
dunne ijskorst op de weg   ijzel
dunne ijzerkoek - prauwel, wafel
dunne koek - pannekoek
dunne kostuumstof - tropical
dunne laag olieverf - frottis 
dunne lamshuid als papier gebruikt – perkament,
dunne lange hoofddoek - sluier
dunne lap geroosterd vlees - bief, biefstuk
dunne lap vlees   biefstuk osselap, runderlap
dunne lat - rachel, tengel, tichel
dunne latten tussen zolderplanken - zolderveer
dunne mast - spier
dunne meelkoek - pannekoek
dunnen - schaven
dunne of kale plek in weefsel - glee
dunne overjas - demi
dunne paal - staak
dunne plaat om houtsoort te fineren - fineer
dunne plaats in weefsel - ril
dunne plank   lat, plint 
dunne platen hout - fineer
dunne platen in een raam opgesloten - paneel
dunne plek in een weefsel - gaal, glee
dunne reep - pingel, strook
dunne rietsoort - pitriet
dunne rouwsluier - lamfer, pleureuse, rouwfloers
dunner worden-– afslanken, vermageren
dunne saus - lawaai
dunne schijf - plaat, plak
dunne schroefboor - fret
dunne slijtplek   glee, ril 
dunne spijker   nagel 
dunne stam - sliet
dunne steen - tegel
dunne stengel - rank, twijg, zwik
dunne stof - gaas, hair, lustre, mohair, tule
dunne stok   staak 
dunne streep in een weefsel - gaal
dunne streng - chorda
dunne strohalm   strootje 
dunne strook - strip
dunne stroom vloeistof - straal
dunne taf - armozijn
dunne taille   wespentaille 
dunne tak   rol, teen, twijg
dunne twijg   rank, teen, zwik  
dunne van klei gebakken steen   tegel
dunne van klei of cement gemaakte steen - estrik, siertegel, tegel, vloertegel, wandtegel
dunne verhoging op een voorwerp - ribbel
dunne vloeibare aardolie - nafta, naphta
dunne wandelstok - badine, rotting
dunne wandsteen -  tegel
dunne weefselplek - sleet, sleetje
dunne zode - schol
dunne wollen stof - stamet
dunner maken - lengen
dunner mengen - versnijden
dunnetjes - lala, middelmatig, zozo
dunte - dunheid
duo - combinatie, duet, koppel, paar, set, span, stel, tweetal, tweezit, twee, twin
duodecimaal - twaalfdelig
dupe   bedrogene, benadeelde, gefopte, pineut, pisang, slachtoffer 
duperen - misleiden
duplex   dubbel, tweevoudig    
duplicaat   afschrift,  doordruk, doorslag, dubbele, kopie
dupliceermethode - galvanoplastiek
dupliceren - kopieren
duplo   tweevoud
dur (muz.)   majeur 
durabel   blijvend, duurzaam
dure delfstof – goud
dure geurstof - parfum
duren   aanhouden, dulden, blijven, lijden, voortbestaan, voorbijgaan, voortgaan
durend - blijvend, permanent
durende vijandschap - vete
durf - aplomp, bluf, branie, bravoure, dapperheid, drukte, heldenmoed, kloekheid,  lef, moed, stoutheid, vermetelheid, waagstuk 
durfal   branie, lefgozer, lefmaker, waaghals, wager 
durfniet   lafaard, lafbek 
durven   beproeven, bestaan, ondernemen, onderstaan, onderwinden, riskeren, verstouten, wagen
dus   aldus, alzo bijgevolg, daarom, derhalve, des, dies, ergo, igitur, ita, uiteraard, zo
dusdanig - dergelijk, dermate, zodanig, zulk
duster - huisgewaad, ochtendjas
dut - bluts, buts, deuk, gleuf, holligheid, induw, insluiping, schaarde
dutje - dommel, hazenslaapje, middagslaapje, poosken (Z.N.), siësta, slaapje, sluimering, tukje, uiltje 
dutten - slapen, sluimeren, soezen, suffen 
dutter - slaer, sluimeraar
duümviraat   tweemanschap 
duur   couteus, dier (dichterlijk), dispendieus, duurzaamheid, expensief, gepeperd, kostelijk, kostbaar, kwantiteit, loop, onvoordelig, periode, prijzig, termijn, tijd, tijdsduur, zwaar 
duur bij trage handel - luiduur
duurder worden - oplopen
duur en prijzig - peperig
duur glaswerk – kristal
duur kleed – pers
duur soort bont – nerts
duur soort kwarts - onyx
duur van dag en nacht   etmaal 
duur van eb en vloed   getij, tij
duur van een cursus   semester, trimester
duur van tijd - poos 
duurzaam   arduinen, bestendig, blijvend, consistent, degelijk, deugdelijk, durabel, hecht, houdbaar, kostbaar, lang, langdurend, langdurig, ordelijk, permanent, solide, stabiel, sterk, stevig, vast, voortdurend
duurzaam maken – consolideren
duurzaam en sterk - stevig 
duurzaamheid - consolidatie, durabiliteit, soliditeit, stabilisatie, stabiliteit, sterkte
duurzaam kalkgesteente - marmer 
duurzame depressieve stemming - hypothymie
duurzame stof - eterniet
duvelen - kwellen
duvelstoejager – factotu-
duw - aai, ouw, hort, kneep, opduvel, opstopper, por, stomp, stoot, zet 
duw in de rug (sport) - big
duwen - aanhitsen, aanzetten, betasten, douwen, dringen, drukken, kloppen, persen, poken, porren, steken, stoken, stoppen, stoten, wekken, wringen
duwtje - tikje 
dux - aanvoerder, hertog
dwaal - altaardoek, mappa
dwaalbegrip - misverstand
dwaalgeest   ketter 
dwaalleer   haeresie, heresie, heterodoxie, ketterij, pseudodoxie  
dwaallichtje - stalkaars
dwaalster   planeet 
dwaaltuin - doolhof, labyrinth 
dwaalzin - verblinding
dwaas   absurd, belachelijk, bespottelijk, bezeten, bezopen, burlesk, burlesque, clown,  daas, dol, dom, driest, dwazerik, gek, geschift, grillig, grotest, idioot, inept, kei, kletsmeier, knettergek, kolderiek, krankzinnig, kwibus, lachwekkend, laf, mal, malloot, mesjogge, mofel, nar, ongerijmd, onnozel, ontzind, onverstandig, onwijs, onzinnig, paljas, pias, potsierlijk, raar, rare, redeloos, simpel, stapelgek, stultus, suf, uitzinnig, waanzinnig, warhoofd, wonderlijk, zinneloos, zot
dwaas (Hebr.) - nabal
dwaas aanmatigend - waanwijs
dwaas gebabbel - klets
dwaas gepraat - gekkenpraat, geklets, kletspraat, nonsens, onzin
dwaasheid - absurditeit, allotria, apekool, beledigingen, beuzelerij, beuzeling, domheid, folie, gekheid, gekkenwerk, gekkigheid, idioterie, idiotisme, ineptie, klets,  kletskoek, kolder, kool, larie, malligheid, manie, nonsens, onverstand, onzin, onzinnigheid, sottise, waanzin, zot, zotheid, zotternij, 
dwaas mens   malloot 
dwaas toneelstuk - kluchtspel, sotternie
dwaas van droefheid - ontzind
dwaas verhaal   aardigheid, grol, kolder
dwaas vertoon - apekool
dwaasheden - allotria, kolder
dwaasheid   absurditeit, allotria, (apen)kool, gekheid, gekkigheid, idiotie, idioterie, kiets (koek), larie, malligheid, onzin
dwalen   dolen, falen, fout gaan, hoeden, mishebben, missen, ronddolen, ronddwalen, rondgaan, vergissen, waren, zwalken, zwerven
dwaling   aarzeling, aberratie, abuis, afwijking, doleantie, doling, erreur, error, ketterij, misgreep, misser, misslag, misstap, misvatting, paralogie, vergissing, verkeerdheid, waan
dwang   coactie, compulsie, drang, druk, gene, geweld, juk, machtsuitoefening, moet, moeten, nood, noodzaak, pressie, restraint, servituut, terreur, tucht, verplichting
dwang aandoen - generen
dwangarbeid   (ind) krakal 
dwangarbeider - kettingganger
dwangarbeid in Siberië   katorga 
dwang bekering - dragonnade
dwangbod (bridge) - forcing
dwangerfgenaam - legitimaris
dwanggedachte   anankasme, idee fixe, obsessie, waandenkbeeld
dwanggezag - despotisme, dwingelandij, tirannie, willekeur
dwangmaatregel - afpersing, chantage, coactie,(economisch), dwangmiddel, sanctie
dwangmiddel   afpersing, astreinte, chantage, dragonnade, sanctie 
dwangmolen - banmolen
dwangneurose - psychasthenie
dwangsom - astreinte  
dwang van onstandigheden - noodzaak
dwangvoorstelling   mentisme, obsessie,  waandenkbeeld
dwarrelen   draaien, fladderen, kolken, zweven, zwirrelen 
dwarrelsneeuw   driftsneeuw 
dwars - balorig, eigendunkelijk, eigengereid, eigenzinnig, haaks, halsstarrig, koppig, loodrecht, ongezeglijk, onhandelbaar, overdwars, overhoeks, recalcitrant, scheef, schuin, stijfhoofdig, tegenstrevend, transversaal, travers, weerbarstig
dwars doorlopen - traverseren
dwars op nerf (van hout) - kops
dwarsbalk   berkoen, bint, dwarsdrager, faas, gording, kesp, korteling, kruisarm, ligger, moerbalk,  pui, raveling, travers,  
dwarsbalk in schoorsteen - haalboom
dwarsbalk in steiger   bulsem, korteling 
dwarsbalk op wapenschild - faas
dwarsbenige kraakbeenvis - rog, sidderrog, zeevos 
dwarsbekvis   (doorn)haai, rog, zeevos
dwarsbeuk van een kerk   transept
dwarsbomen   belemmeren, benadelen, contrariëren, doorkruisen, dwarsdrijven, frustreren, handicappen, hinderen, tegenwerken, verijdelen, 
dwarsboming - boycot, obstructie
dwarsboom - sluitbalk, sluitboom, sluithaak
dwarsbijl - dissel
dwarsdraad - inslag
dwarsdrijven   tegenwerken, tegenspreken
dwarsdrijverij   obstructie 
dwarsfluit - fijfel
dwarsgang   zijgang 
dwarsheid - koppigheid
dwarshout - gording, kalf, kruishout, ra, schei, schemel, spant
dwarshout in de grond - dodeman
dwarshout op een heibeen - kattespoor
dwarshout tegen een rij balken - gording
dwarshout van een steiger - bulsem, 
dwarshout van een schip   ra, spant 
dwarshout van een steiger - bulsem, bulsinghout, bulsterhout, korteling 
dwarshout van een weefgetouw - kamhout
dwarshout van een wissel - harnas
dwarshuis - krukhuis
dwarsijzer - schei
dwarskabel - gierkabel (van ponten)
dwarsklamp   zaling 
dwarskop - bobbekop, bullebak, dikkop  
dwarskijker - spion, verklikker, zeurpiet
dwarslat - schei 
dwarslat in ladder   sport 
dwarslegger - biel(s), bint, ligger, slieper, spoorbalk, traverse 
dwarsligger   biels, biel, rebel, slipper, stijfkop 
dwarslijn   sneu, snijlijn, transversaal, travers 
dwarslopen - doorkruisen, traverseren
dwarsmast - ra
dwars op de nerf   (van hout) kops
dwarsoverhoeks - tranversaal
dwarspand van een kerk - transept
dwarsregel in een kozijn - kalf
dwarsscheepse bank in een boot - docht, doft
dwarssnede vertonend - kops
dwarsstang   travers 
dwarsstuk - keep
dwarsstuk op kop van heipaal   kesp
dwarsverbinding   travers (traverse)
dwarsvleugel van een gebouw - transept
dwarswal   travers, (traverse)
dwarsvleugel van een kruiskerk   transept
dwarswegen   zijpaden 
dwarszitten   contrariëren, hinderen, plagen, sarren, treiteren 
dwarszijde tonend - kops
dwaze - kwibus, kwidam
dwaze gewoonte   manie 
dwaze man   kwibus, malle, mallerd, malloot 
dwaze opschik - toetakeling
dwaze praat - apekool, dazen, gebabbel, gedaas, gekheid, gelal, kolder, lariekoek, nonsens, zottenpraat, zottenklap
dwaze praat uitslaan - dazen
dwaze praatjes - apekool
dwaze streek - bêtise, bokkesprong, domheid, escapade, geldverspilling, uitspatting
dwaze vertoning - harlekinade, klucht, komedie, pots  
dwaze verzotheid - rage
dwaze vrouw - gekkin, malloot, zottin
dweepachtig - enthousiast, fanatiek, romanesk 
dweepziek   bigot, fanatiek, idolaat, oorlogszuchtig, sentimenteel, verzot
dweepziek Engels patriot - jingo
zweepziek ijveraar - dyhard, enthousiasteling, fanaticus, geestdrijver, jingo (Eng.), zeloot 
dweepzucht   enthousiasme, exaltatie, fanatisme, geestdrijverij idolatrie, jingoïsme,
dweepzuchtig - fanatiek
dweil - dronkaard, dronkelap, dronkeman, fout, gebrek, misslag, opneemlap, sloerie, straatmeid, tekortkoming, verafgoding, vergissing, verzotheid, voetveeg, zelotisme, zwabber
dweilen - boemelen
dweper - drijver, fanaticus, fanatiekeling, geestdrijver, utopist,  
dwerg - aardgeest, aardmannetje, gnoom, huisgeest, kabouter, kobold, lilliputter, mannetje, mensje, pygmee, trol, uk
dwergachtig - pygmeeïsch
dwergbuffel - anoba, mindorobuffel  
dwergduiker - dwergantilope
dwerggras   draadhalm 
dwerggroei - cretinisme, microsomie, nanisme, nanosomia
dwerggroei met snelle veroudering - progeria
dwerghaan - krielhaan
dwerghert - kantijl
dwerghoen   krielhoen, krielkip 
dwergkokospalm - syagrus
dwergmuur - dwergbloem, dwergkruid, guichelmuur
dwergroosje - duinroos
dwergstaat   Andorra,  Liechtenstein
dwergvalk - merliet
dwergvlas - radiole
dwergvolk - pygmeeën
dwergvolk uit Voor-lndië -  alap
dwingeland   autocraat, despoot, despotisme, dictator, doordrijver, geweldenaar, landendwinger, nero, onderdrukker, overheerser, overweldiger, tiran, usurpator   
dwingelandij   despotisme, tirannie, overweldiging  
dwingen - aanzetten, compelleren, drammen, forceren, noodzaken, nopen, obligeren, opleggen, prangen, pressen, urgeren, verplichten 
dwingend   bindend, coactief, coërcitief, compusief, gebiedend, imperatief, noodzakelijk, nopend, urgent, verplicht, wettelijk
dwingend verlangen - eisen
dwingende kracht - klem
dwingerig huilen - jengelen
dij - bovenbeen, ham 
dijbeen - bovenbeen, femus
dijbeen in varkensham - ijsbeen
dijbeen(of onderbeen) met vlees - schenkel
dijen   groeien, uitzetten, tieren, zwellen
dijing - uitdijing, zwelling
dijk - aardhoogte, afsluiting, dam, dromer, slaper, wal, waterkering, zeewering, waker 
dijk aan zee   waker
dijk achter waker   dromer, slaper 
dijkbeheerder - dijkgraaf, heemraad, schout
dijkbekleding - bekramming, bematting, bezoding
dijkbelasting - hoefslag
dijkbescherming - krammat
dijkbestuur - dijkstoel, heemraad
dijkbovenvlak - kruin
dijkbreuk   doorbraak, opening
dijkdeel   glooiing, helling, kruin, voet
dijken onderhouden - stoelen
dijkgraaf   heemraad, schout
dijkgraafschap - heemraadschap
dijkgrondslag - zate
dijkheemraad - dijkbestuur
dijkhelling   glooiing
dijkje bij sawah en akkers - galengan
dijkje, smal en laag - kaag, kaaldijk 
dijklasten - dijkgeld
dijkonderhoud   hoefslag 
dijk om de sawa's - galengan
dijk om een gors - kaag
dijk, onderkant van het binnenbeloop van een  - hiel
dijkopzichter - strandmeester
dijkschepen - dijkheemraad
dijksoort - bandijk, dromer, schaardijk, slaper
dijk zonder uiterwaarden   schaardijk
dijk zonder voorland   kaaldijk, schoorwal
dijkschot   dijkbelasting 
dijkschouw   dijkcontrole 
dijkval - afbrokkeling, afkalving , dijkverzakking,
dijk van een rivier - bandijk, rivierdijk
dijk waarop een weg of spoorbaan is aangelegd - baandam
dijk zonder uiterwaarden gescheiden van de rivier - schaardijk
dijk zonder voorland - kaaldijk, schoorwal
dijkzwaluw - oeverzwaluw
dijspier   bil
dijzig   dampig, heiig, mistig, nevelig, wazig
dynamiek   bewogenheid, gedrevenheid, kracht, stuwkracht, vaart
dynamiet - nitroglycerine, springstof 
dynamisch - levendig, veerkrachtig, 
dynamo - electromotor, generator 
dynast   heerser, vorst
dynastie   vorstenhuis 
dynastie (Rusland) - Romanow
dyne   krachtseenheid, dn. 
dysenterie   darmontsteking, bloeddiarree, persloop
dyspepsie - verteringsstoornis
dyspnoe(a) - ademnood
dysprosium - dy
dijstuk - dijharnas, dijharst,schapebout