Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
waadbare plaats - wed
waadplaats - drenkplaats, wad, wed
waadvogel - (aal)reiger, agami, eiber, flamingo, griel, griet, grutto, houtsnip, ibis, kemphaan, kievi(e)t, kluut, kraan(vogel), kwak, lepelaar, maraboe, meerkoet, ooievaar, pelikaan, plevier, pluvier, ral, rijger, roerdomp, ruiter, snip, steltloper, strandloper, trapgans, tureluur, uiver, waterhoen, wulp
waag - gok, kàns, risico, waaggebouw, waagstuk, weeghuis,  weegschaal, weegtoestel
waagdrager - sjouwer(man)
waaghals - branie, desperado, durfal, hagje, roekeloze, stuntman, vermetele
waagspel - gokspel, hazard, hazardspel, kansspel, periculum, roulette, toeval, waagstuk
waagstuk - durf, gok, kans, risico, stunt, waagspel, waag
waai - bries, broodje, kolk, plas, waai, wade, wind, zefyr
waaien - stormen,wapperen
waaien, hard - stormen
waaier - aanjager, fan, flabelium, punka, scherm, ventilator
waaier, grote - poenka
waaierboom - latboom, leiboom
waaierbord - pauwebord
waaiereend - mandarijneend
waaieren - wapperen
waaierpalm - nipa, palmyra
waak - wacht
waakhond - bandrekel, cerberus, heemhond, hofhond, hokhond, kettinghond
waaks - oplettend, waakzam
waakzaam   alert, alerte, attent, attentief, bijdehand, gewarig (Z.N.), hoede, hoedend, nauwlettend, oplettend, opmerkzaam, paraat, vigilant, waaks, wakker, zorgvuldig, zorgzaam,
opmerkzaam zijn - vigileren
waakzaamheid   acht, alertie, attentie, bescherming, hoede oplettendheid, vigilantie, zorgzaamheid
waal - kers, kolk, mal, paling, vormplaat, wiel, (z)weel
Waalse boon - tuinboon
Waalsgezinde - Wal(l)ingant
Waals steenkolenbekken - Borinage
waan   begoocheling, droom, droombeeld, dwaling, hersenschim, idee-fixe, illusie, inbeelding, manie, schim, spint, verbeelding, 
waandenkbeeld   dwangvoorstelling, hersenschim, idee, idee-fixe, (waan)idee
waanidee - hersenschim 
waanvoorstelling - chimère, droom, droombeeld, dwangdenkbeeld, dwangvoorstelling, exaltatie, fatamorgana, fantasie, fantasiedenkbeeld, fantasma, fantoom,  gedachtenbeeld, geest, hallucinatie, illusie, luchtkasteel, nachtmerrie, obsessie, schim, schijnbeeld, spook, utopie, verbeelding, waan, zelfbedrog, zelfbegoocheling, zielebeeld, zielsbeeld, zinsbegoocheling
waanwijs - aanmatigend,  arrogant, eigengereid, eigenwijs, eigenwijze, ingebeeld, ingenomen, mallotig, neuswijs, pedant, pedante, presumptueus, pretentieus, verwaand, verwaten, wijsneus, wijsneuzig
waanwijsgeer - filosofist
waanwijsheid - alweterij, betweterij, pedanterie, trots, verwaandheid
waanwijze   alweter, betweter, wijsneus 
waanzieke - psychotica, psychoticus
waanzin   bezetenheid, delire, delirium, dementie, dolheid, dwaasheid, frenesie, gekte, idioterie, idiotie, kolder, krankzinnigheid, manie, monomanie, onwaarheid, onzin, paranoia, razernij,
waanzinnig   absurd, bezeten, dol, dolzinnig, dwaas, frenetiek, frenetisch, gek, idioot, krankzinnigmal, mateloos, monomaan, razend, zot
waanzinnige - energumeen, krankzinnige
waanzinnigheid - delirium
waar - artikel, authenthiek, bestaand, dicht, diep, echt, eerlijk, eigenlijk, emmes(barg.), gewis, goederen, handel, heus, innig, juist, waarachtig, welgemeend, nauw, negotie, ongelogen, oprecht, realistisch, reëel, spul, vast, veritabel, verus, welgemeend, werkelijk, wezenlijk, zeker koopmansgoed, (koopmans)goederen, zuiver
waar bepaalde wagens gestald worden   remise
waar de flarden bij hangen - veilig
waar de mens geen invloed op heeft   fatum, lot, lotsbeschikking
waar geen levende aanwezig is of zijn - levenloos
waar geen tweede van is - enig
waar gepreekt wordt   kerk 
waar gymnasium en HBS toebehoren   M.O., V.W.O.
waar het goed toeven is   eden, eldorado, paradijs,  walhalla
waar het om draait   as, centrum, kern, spil, 
waar het op aan komt   kern 
waar het vuil is - stal
waar iedereen dagelijks voorstaat - dagtaak
waar iedereen over praat   topic 
waar iemand in uitblinkt   fort 
waar iets ophoudt - eind, einde
waar men moet beginnen   meet 
waar men naar streeft   doel, doeleinde
waar men niet meer bij kan - vol
waar men nut van heeft   les. 
waar men zich aan vasthoudt   leuning, lus, lijn
waar men niet meer bij kan   vol 
waar niet over mag worden gesproken - taboe
waar onder - oa
waar spel beoefend wordt - speelterrein
waar sprake van is -  i.c.
waar te nemen - observabel
waar van sprake is - bewust
waar veel mensen wonen - dichtbevolkt
waar verkopen - handel
waar vogeltje uitkomt   ei
waar water in wijn veranderde - Kana, Kanaan
waar weinig water staat   ondiep 
waaraan de vleet wordt bevestigd - reep
waaraan niet te ontkomen valt - noodlot
waaraan niets ontbreekt - volledig, volmaakt
waarachtig - authentiek, beslist, eerlijk, echt, heus, inderdaad, integer, oprecht, stellig, waarachtig, waarlijk, waratje, warempel, warentig, werkelijk, wezenlijk, zeker, zowaar
waarachtigheid - echtheid, oprechtheid, waarheid, werkelijkheid
waarborg - beschutting, borg, borgstelling, borgtocht, cautie, dekking, essaai,  garant, garantie, hypotheek, obligo, octrooi, (onder)pand, onderzetting, pandbeslag, sanctie, veiligheid, verzekering, vrijwaring, vuistpand, zekerheid,  zekerheidsstelling
waarborg van fabrieksmerken - garantie, warrant
waarborgbrieven - reversalen
waarborgen - beveiligen, garanderen, goedspreken, instaan, sanctioneren, verzekeren, vrijwaen
waarborgkapitaal - waarborgfonds
waarborgmaatschappij - assurantiemaatschappij
waarborg papier   certificaat
waarborgsom - borgtocht, cautie, garantie, handgeld, onderpand, pand, staangeld, verzekering, verzekeringssom
waarborgstempel - certificaat, keurgeld, keurstempel
waarbij iemand belang heeft - aanbelangend
waarbij in een huwelijk de vrouw niet deelt in de adellijke krachten van de man - morganatisch
waarbij men moet aanvangen - begin
waard – cafehouder, dierbaar, gelag, gelaghouder, griend, herbergier, hospes, hotelier, houder, herbergier, kastelein, kroegbaas, lief, gelaghouder, mannetjeseend, polder, tapper, terp, uiterwaard, wertel, wierd, woerd, woord, word, wortel,
waard bemind te worden   aantrekkelijk, beminnelijk, lieflijk
waard genoemd te worden - noemenswaardig,
vermeldenswaard
waard om bekeken te worden -  bezienswaard
waard om genoemd te worden - meldenswaard,
noemenswaard
waard om overwogen te worden - considerabel, belangrijk
waard om te leren - leerrijk
waard zijn - gelden, valeren
waarde - aandeel, alliage, allooi, belang, betekenis, effect, gehalte, hoedanigheid, invloed, legering, norm, nut, prix, prijs, strekking, tijdsduur (muz.), valeur, valuta, wilg, zin
waarde (Fr.)   expertise, schatting, taxatie, valeur, valuta, waardij
waarde (van) - belang, betekenis, gangbaar, geldig, juist, nuttig, valabel
waarde aanslaan - priseren
waarde hechten aan - tellen
waarde van een schuldbekentenis - nominaal
waarde verminderen - depreciëren
waarde volgens de inhoud - nominaal
waarde vriend - amice
waardebepaler - taxateur
waardebepaling - determinatie,  expertise, schatting, tax, taxatie, taxe, valentie, valorisatie, waardij
waardebrief - bon
waardeerder - arbiter, makelaar, priseur, priseerder, schatter, taxateur
waardefilosofie - axiologie
 waardeherstel - rehabilitatie, revalorisatie
waardeleer - axiologie
waardeloos - naatje, nep, nietig, nutteloos, onbruikbaar, ondeugdelijk, ongeldig, onnuttig,, prullig, slecht, snert, knudde
 waardeloos ding   lor, niemendalletje, prul,vod tod, 
waardeloos goed   afval, brandhout, rommel, vodden, vuilnis 
waardeloos graanafval   kaf 
waardeloos lapje   leur, lor, nesterij, onding, prul, slet, tod, vod
waardeloos lot - niet
waardeloos materiaal   kaf 
waardeloos papiertje   niet, snipper 
waardeloos rondhout - barring
waardeloos spul - afval
waardeloos stukje papier - snipper
waardeloos voorwerp - prul, prutserij
waardeloze bagage   ballast 
waardeloze belasting van schepen en luchtballon - ballast
waardeloze boel - rommel, troep, vullis, vuilnis
wardeloze dingen - rommel
waardeloze last - ballast, lomp, lor, prul, vod
waardeloze pronk - klatergoud
waardeloze rommel - afval, rubbish, shit
waatdeloze spullen - rommel
waardeloze substantie   kaf 
waardemeter   calorimeter 
waarde of regel - norm
waardepapier   aandeel, bankbiljet, cheque, effect, leenbrief, obligatie, polis, schuldbekentenis, schuldbrief,
waarderen   achten, apriciëren, begroten, bogen, dwepen, eerbiedigen, eren, loven, prijzen, ramen, respecteren, roemen, schatten, stellen, taxeren, toetsen, valueren,-valveren, verafgoden, vereren
waarderend - lovend, prijzend
waardering   achting, appreciatie, bijval, dank, determinatie, dunk, eerbied, erkenning, estimatie, evaluatie, goedkeuring,  instemming, lof, respect, schatting, sympathie, taxatie, waardebepaling
waardeschatting - evaluatie
waarde van aankoop - prijs
waardevast - hard
waardeverhouding tussen twee munteenheden   valuta
waardevermeerdering - deflatie
waardevermindering - baisse, depreciatie,disagio,inflatie, schade, prijsverlaging, waardedaling
waardevermindering van geld - achteruitgang, depreciatie, devaluatie, inflatie 
waardevol - belamgrijk, gewichtig, kostbaar
waardevol papier   aandeel, bon, coupon, diploma, effect, lot, lot, reçu
waarde vriend - amice
waardgelders - huurlingen, huursoldaten
waardig – aanzienlijk, achtbaar, bedreven, deftig, degelijk, doorluchtig, edel, eerbaar, eerbiedig, ernstig, geacht, gezien, groot(s), heilig, hoogstaand, illuster, imponerend, nobel, notabel, plechtig, ridderlijk, roemrijk, roemruchtig, roemvol, serieus, statig,voornaam verheven, welvoeglijk
waardigheid   aanzien, decanaat, decorum, deftigheid, digniteit, drostambt, edelheid, egard, ereambt, erepost, graad, grootheid, fatsoen grandezza, majesteit, merite, prelatuur, rang, sultanaat, valentie, vorstelijk
waardig stappen - schrijden
waardin   hospita
waardoor iets van eigenaar verandert   cadeau, gave, geschenk, gift, inkoop, koop, ruil, verkoop
waardoor men wilde bomen veredelt   enten
waardschap - bezoek, gastmaal
waardij - prijs, waarde
waardijn - essayeur, keurmeester, muntmeester
waar een beeld op staat - sokkel
waarheen gaat gij - quo vadis
waarheid - echtheid, eerlijkheid, realiteit, veritas, werkelijkheid
waarheid als een koe   truïsme 
waarheidsliefde   veraciteit
waarheidslievend - eerlijk, oprecht
waarin men zich uitdrukt   spraak, taal
waarlijk   aar, authentiek, beslist, degelijk, echt, effectief, eigenlijk, feitelijk, gewis, goed, heus, inderdaad, (Ind.) betoel, inderdaad, objectief, ongetwijfeld, reëel, stellig, veritabel, voorwaar, waarachtig, waarentig, warendig, waarlijk, warempel, werkelijk, wezenlijk, zowaar, zeker
waarlijk (Ind.) - betoel
waarmaken - bekrachtigen, bewijzen, realiseren, staven, verifiëren
waarmee het is afgelopen   einde, end
waarmee niets is te vergelijken - unicum
waar men op schrijft - papier
waarmerk - brandmerk, cachet, fabrieksmerk, garantiebewijs, handtekening, keur, paraaf, signatuur, stempel, ijk, zegel,
waarmerken   bekrachtigen, bestempelen, ijken, legaliseren, tekenen
waarnaar gestreefd wordt   doel 
waarnaast, geen betere bestaat - enig, uniek
waarneembaar   hoorbaar, kennelijk, merkbaar, observabel, percptibel,  tastbaar, voelbaar, zichtbaar, zienderogen
waarneembaar verschijnsel - fenomeen
waarnemen - aanhoren, aanschouwen, behartigen, bekijken, bekleden, bemerken, benutten, beschouwen, bespieden, besteden, betrachten, constateren, gadeslaan, gewaarworden, horen, identificeren, kijken, luisteren, mededelen, merken, nagaan, observeren, ontdekken,  opletten, opmerken, percipiëren, registreren, rekenen, remarkeren, remarqueren, signaleren, verhoren, vervangen, vervullen, verzorgen, voelen, zien
waarnemend   a.i., ingevallen, interim, loco, tijdelijk, uitoefenen, vervangend, wnd. 
waarnemend burgemeester   loco 
waarnemen met de handen - voelen
waarnemen met de oren - horen
waarnemer - beschouwer,  bespieder, observator, verkenner, vervanger 
waarneming - aanschouwing, administratie, aperceptie(f), bekleding, beschouwing, functie, inachtneming, observatie, perceptie, uitoefening,
waarneming, eigen - autopsie
waarneming (uit de - afgeleid begrip) - abstractie
waarneming in de geest - perceptie
waarneming na onderzoek - bevinding, uitkomst
waarneming van eigen innerlijk - introspectie
waarnemingsgrens - limes
waarnemingsstation - observatorium
waarnevens - naast, welk
waar niets meer bij kan - vol
waarom - oorzaak, reden, vanwege, weshalve
waarom gestreden wordt - omstreden
waarom men iets doet   reden
waaronder - oa
waarop geen uitzonderingen voorkomen - doorgaans
waarover men spreekt   onderwerp 
waarover verschil van mening bestaat - omstreden
waarschijnlijk - aannemenlijk, denkelijk, misschien, mogelijk, moneren, vermoedelijk
waarschuwen   admoneren, alarm, alarmeren, manen, mededelen, tippen, (ver)manen, verwittigen
waarschuwend teken - wenk
waarschuwende herinnering - rappel
waarschuwing - aanmaning, aanschrijving, aanwijzing, aanzegging, alarm, alarm(sein), avis, bel, bericht, berisping, herinnering, hint, les, melding, monitie, naricht, premonitie, preventie, rappel, reclamatie, sein, seintje, sommatie, stormsein, teken, tijding, tip, vermaan, vermaning, verwittiging, vingerwijzing, wenk
waarschuwingsinstrument   alarm, bel, claxon, fluit, hoorn, misthoorn, radar, schel, sirene, zoemer
waarschuwingsinstrument bij mist -brulboei, misthoorn, radar
waarschuwingsinstrument bij voertuigen   bel, claxon, hoorn, sirene
waarschuwingskleur - rood
waarschuwingssein - bel, fluit, sein, zoemer
waarschuwingssein van zeker vervoermiddel - claxon, fluit, hoorn, sirene, trambel
waarschuwingssein voor zeelieden - alarmschot, baak, baken, belboei, boei, brulboei, fluit, misthoorn, raket, schot (vóór de boeg), sirene,  stormsein, vuurpijl, vuurtoren
waarschuwingsteken - alarmsignaal, stormsein
waarschuwingsteken voor wolven - wolfsangel
waarschuwingstoestel - bel, claxon,fluit, hoorn, schel, sirene, zoemer
waarschuwingstoestel bij mist - brulboei, misthoorn
waarschijnlijk -aannemelijk, apparent, blijkbaar, denkbaar, denkelijk, geloofwaardig, misschien, mogelijk, plausibel, probabel, veeleer, vermoedelijk, wellicht
waarschijnlijk achten - vermoeden, veronderstellen
waarschijnlijker - eer, eerder, veeleer
waarschijnlijkheid - apparentie, kans, mogelijkheid,  probabiliteit, vermoeden, wens
waarschijnlijkheid van onheil - gevaar
waarschijnlijkheidsleer - probabilisme
waarschijnlijkheidsrekening - statistiek
waarschijnlijkheidswet - toevalswet
waartegen men leunt - leuning
waarteken - waarmerk
waarvan geen betere bestaat - beste, onovertroffen, prima, uitnemend, uitmuntend, uitstekend
waarvan geen tweede bestaat - enig, unicum, uniek
waarvan gesproken is - bewust
waarvan het eerst gesproken is - bewust, eerstgenoemd
waarvan mindere kwaliteit - pacotille
waarvan sprake is   i.c. 
waarzeggen   divineren, profeteren, voorspellen, wikken
waarzeggen uit handlijnen - chiromantie
 waarzeggen uit tochtverschijnselen - aeromantie
 waarzeggen uit magische kringen - gyromantie
 waarzeggen uit offerwijnen - oenomantie
 waarzeggen uit schaduwen - sciamantie
 waarzeggen uit spiegels - beryllistiek
 waarzeggen uit urine - urinomantie
 waarzeggende vrouw - Cassandra, clairvoyante, divineren,  profetes, Pythia, somnambule, Sybille, zieneres, waarzegster
waarzegger   astroloog, augur, lotwichelaar, profeet, waarzeggerskunst - mantiek, vogelwichelaar, voorspeller, wichelaar, ziener 
waarzeggerij - chresmologie, dactylomantie, gyromantie, handlijnkunde, mantiek, profetie, prosopomantrie, psychomantie, sciamantie, voorspelling, waarzegging, wichelarij 
waarzeggerij door het oproepen van geesten - necromantie
waarzeggerij door middel van de bijbel - bibliomantie
waarzeggerij omtrent de levensduur - biomantie
waarzeggerij uit handlijnen   chiromantie
waarzeggerij uit as   tephromantie 
waarzeggerij uit cirkels - gyromantie
waarzeggerij uit de offerwijnen - oenomantie
waarzeggerij uit de stand van de sterren - astrologie,
sterrenwichelarij
waarzeggerij uit getallen - aritmomantie
waarzeggerij uit handlijnen - chiromantie
waarzeggerij uit lichtverschijnselen - aëromantie
waarzeggerij uit spiegels - beryllistiek
waarzeggerij uit urine   urinomantie 
waarzegging door het oproepen van geesten   necromantie
waarzegkunst - aëromantie, astrologie (sterren), cartomantie (uit kaarten), chiromantie (uit handlijnen, horoscopie(sterren, zonnepunt),  mantica, mantiek, nigromantie (geesten),  sterrenwichelarij, tovenarij, toverij, wichelarij
waarzegster   cassandra, clairvoyante, gitana, heidin, kaartlegster, profetes, pythia, pythonissa, somnambule, sybille, zieneres 
waarschuwingssein - bel, fluit, zoemer
waarschuwingssein van zeker vervoermiddel - claxon, hoorn, sirene, trambel
waarschuwingstoestel bij nevelig weer - brulboei, misthoorn
waarschijnlijk - probabel, stochastisch, vermoedelijk, wsch
waarschijnlijkheid van onheil   gevaar
waarzeggen - voorspellen
waarzegger - profeet, voorspeller
waarzeggerskunst - mantiek
waarzeggerij uit boeken - bibliomantie
waarzeggerij uit handlijnen - chiromantie
waarzeggerij uit spiegels - beryllistiek
waarzegkunst - aeromantiek
waarzegster - pythia, sybille
waarzeil - reservezeil
waas   mist, damp, dauw, mist, nevel, schim, schijn, slaak, sluier, stoom, vlies, vocht, wasem, zweem
wabberig - los, slobberig
wabvogel - lokvogel
wacht - bewaker, garde, kwartier, lijfgarde, lijfwacht, piket, schildwacht, surveilance, waak, waaktijd, wachtpost, wake(n), waker,
wacht bij vorst   garde, lijfgarde 
wacht houden - (be)waken, opletten, posten 
wacht te paard - vedetta, vedette
wacht van 0-4 uur - hondenwacht
wacht van 4-8 uur - dagwacht, morgenwacht
wacht van 12-16 uur - middagwacht
wacht van 16-20 uur - platvoetwacht
wacht van krijgslieden   garde 
wachtdoend onderofficier - planton
wachtel - kartel
wachtelkoning - griet, kwartelkoning
wachten -  behoeden, beiden, bewaken, darren, dralen, marren, ophouden, sarren, talmen, tarten, verbeiden
wachten voor men wordt  toegelaten - antichambreren
wachter - bewaarder, bewaker, bijplaneet, cipier, handlanger, maan, oppasser, Phylax, portier, post, satelliet, schildwacht, strandwachter,  toeven torenwachter, verwachten, waker, zwerven, 
wachterlied - dagelied
wachtglas - zandloper
wachthoudend - waaks
wachthuisje - abri, posthuis, schilderhuis
wachthuisje (Ind.) - gubu
wachthuisje bij een viersprong of bij de ingang van een dorp op Java   gerdoe, gardoe
wachthuisje op rijstveld   goeboek, gubuk
wachthuisje voor de politie - posthuis
wachtkoning - griet, kwartelkoning
wachtmeester bij de  marechaussee - opper
wachtpost - fylacterion, planton, schildwacht, uitkijkpost
wachtsman - waker
wachtronde   patrouille 
wachtteken - rustteken, stopteken
wachttoren - barbacane, belfort, beffroi, donjon, minaret,
uitkijk, uitkijktoren
wachtwoord - code, consigne, devies, herkenningswoord, leus, leuze, motto, parool,  signaal, vaan, werda, zinspreuk,
wad - ondiepte, wed, zwin 
waddeneiland   Ameland, Rottum, Rottumeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland 
waddengeul - balg
wade - baarkleed, kleed, knieholte, knieschijf, (lijk)kleed, laken,  linnen, sleepnet, sluier, treknet, trekvisnet, waai
wadem - damp, nevel
waden - lobberen
waduw - sluier
wafel - biscuit, oublie, oblie
wafeltje - biskwie, koeé, oblie, oublie, prauwel, semprong
waffel   bek, mond, muil, snater, snavel, wauwel
wagen   auto, avonturen, blootstellen, diligence, durven, gokken, hazarderen, kar, kiereboe, koets, mikken, ondernemen, pointeren, proberen, riskeren, rijtuig, schrijfmachinedeel, slee, sterrenbeeld, voertuig
wagen te doen - bestaan
wagen of riskeren - durven, gokken
wagen voor het vervoer van artilleriemunitie - caisson
wagen voor kolenvervoer - tender
wagen voor mestvervoer   mestkar 
wagen voor olievervoer   tankauto 
wagenbestuurder   conducteur, chauffur, machinist
wagenboom - lamoen, lemoen
wagenhuis   remise
wagenkap - huif
wagenloods - remise, wagenschuur
Wagenman   Auriga 
wagenmenner - koetsier, voerman
wagenpark - autopark
wagenreep - leireep, trekreep
wagenslag - wagenspoor
wagensmeer - boter
wagenspoor - groeve, karrespoor, leze, loopgraaf, mollerit, tra, vore, wielendruk, wielslag
wagentje (Ind.)   sado
wagentje   brik, gig, kipkar, lorrie, roda, sado
wagentje voor draverij - sulky
wagenvol - karrenvracht
wagenvracht   lading, last, voer 
wagenvrees - amaxofobie
wagenwip - crick, dommekracht, krik
wagenzeil - dekkleed
wager - durfal, weger
wagge - slobkous
waggelen – lobberen, schommelen, wankelen, zwanken, zwikken 
waggelend - onvast, onzeker, wankelend
waggelende vogel   eend, gans, kalkoen, zwaan
waggeling - libratie
wagon   spoorwagen
wagon lit   slaapwagen 
wagonvormige laadbak - container
wajang - poppenspel
wajangvertoner   dalang
wak   bijt, druilerig, druilig, gat in ijs, nevelachtig, onvast, opening, plat, regenachtig, vochtig
wake - wacht
wakel - jeneverbes
wakelenhout - vuilboom
waken   oppassen, wacht
waken over - behoeden, beschermen, bewaken, bewaren, opletten, oppassen, schutten, toezien, zorgen
waker   bewaker, curator, herder, hoeder, nachtwaker, oppasser, pastoor, portier, suppoost, wacht(er), wachtsman, zeedijk 
wakerstok - vleugelspil
wakker   actief, adrem, alert, bijdehand, energiek, ferm, flink, handig, helder, kien, kloek, krachtig, kwiek, kordaat, leep,levendig, monter, ontwaakt, opgewekt, slapeloos, slim, snarig, snugger, uitgeslapen, vief, vigilant, vlug, ijverig, waakzaam
wakker blijven - waken
wakker en levendig - helder
wakker maken - wekken
wakker of slim - kien
wakker worden – ontwaken
wakkeren - opsteken, opwekken
wakkerende vlam - laai
wal - boord, dijk, enceinte, kaai, ka(de), laadplaats, losplaats, muur, oever, omwalling, schans, vestingmuur, waterkant, zoom,
wal aan de windzijde - opperwal
wal ter beveiliging - borstwering
wal zonder voorland - schoorwal
walaffuit - vestingaffuit
walang - sprinkhaan
walangsangit - stinksprinkhaan
walbaas - ladingmeester
walbeschoeing - plating
Walcheren, plaats op - Domburg, Middelburg, Ritten Veere, Vlissingen
Walchersepaal - walling
waldhoornist - waldhoornblazer
waldhoren - cordechasse,  frenchhorn, jachthoorn
waldieper - baggerman
waldijker - graver
waldmeester - lievevrouwebedstro
walduiker - tapuit
walen   draaien, kenteren, keren, wankelen, weifelen  
Walenland - Wallonië
Wales, graafschap in - Flintshire
Walenstreek - Walenland
walg - afgrijzen, afkeer, afschuw, antipathie,  dégoût, geschil,  gruwel, haat, hekel, nijd, octium, tegenzin, walging, wanbedrijf, weerzin, wrok
walgelijk   afkeerwekkend, afschuwelijk, degoûtant, lebbig, misselijk, naar, onsmakelijk, tedieus, verpestend, vete, vies, weerzinwekkend
walgelijk ruiken - stinken
walgelijk vielen - likken
walgelijk vleien - flikvlooien, likken
walgelijke reuk - stank
walgen - afgrijzen, kaken, kokhalzen, tegengaan
walgen van - repugneren
walging   afgrijzen, afkeer, afschuw, aversie, dégoôt, fastidium, gruwel, haat, misselijkheid,  nijd, tegenzin, weerzin
walgingwekkend   repugnant, stuitend, weerzinwekkend
walglijk - garstig, nauseus, tedieus
walgvogel   dodaars, dodo, dronte,
walhaak - heinhaak
walhalla - elysium, hemel, paradijs
walhoofd - bruggenhoofd
waling - draaiing, kentering, weifeling
walkant - ka(de), oever, rivierkant, waterkant 
walken - vollen
walkhaar - volhaar
walkie talkie   portofoon
walkmolen - volmolen
walkruid - kleefkruid, walstro
walktafel - voltafel
Walkyre - Alanteiria, Brunhilde, Haeva, Nehalennia
wallaat - walvisaas
wallaby - kangoeroe
wallaroo - buideldier
wallebak - losbol, zwierbol
wallebakken - zwieren
walledistel - kruisdistel
wallekant - walkant, waterkant
wallen - wellen
wallingant - Waalsgezinde
Wallonië - Walenland
walm - blaak, bundel, damp, dekstro(Z.N.), kwalm, rook, smook, smoor, stoom, wasem, 
walmen - dampen, kwalmen, roeten, roken, smokem, stomen, wasemen
walmgat - stoomlek, zoggat
walm of nevel - mist
walmte - damp, gloed, wasem
walnoot - okkernoot
walnoteboom - okkernootboom
walrand - berm
walrif - damrif
walrus   odobenida, rob, zeerob
wals - dans, lamineren,  pletrol, pletter, uitslaan, valse,
walschipper - dambaas, walkapitein
walschot - bitterzoet, spermaceti 
walsen - dansen, lamineren, pletten, ronddraaien, verpletteren
walser - pletter
walsertot - spermaceet, spermaceti
walsen - dansen, pletten, wegverharden
walserij   pletterij walshout - bitterzoet
walsla - veldsla
walslurp - landrot
walstro - galium, kleefkruid
walswerktuig - walsmachine
walvast - landvast
wal van aarde - ophoging
wal van een haven - havenmuur
walverbinding - brug
walvis - cetus, ork, zwaardwalvis
walvisaas - wallaat, zeekapel
walvisachtig dier   noordkaper
walvisachtige   baardvis, bots, bruinvis, buts, butskop, cachelot, cetaceeen, doejong, dolfijn, eenhoornvis,  grindewal (rondkopdolfijn), narwal, noordkaper, nijlpaard, ork, orka, potvis, tuimelaar, vinvis, walrus, zeekoe, zeepaard
walvitachtige zoogdieren - cetaceeen
walvisafscheiding   amber 
walvisbaard   balein
walvis, blauwe - vinvis
walvisdoder - butskop, noordkaper
walvishersens - spermaceti
walvisjager   harpoenier
walvisjagers gereedschap - harpoen, lens
walviskanon - harpoenkanon 
walvisolie - traan
walvispok - walvisluis
walvissoort - ork, amber, (lever)traan, spek
walvissoort met tanden in de onderkaak - catodon
walvisspek - blubber
walvisspijs - wallaat, walvisaas
walvistraan - levertraan
walvisvaarder – factorij, spouter 
walvisvaardersgerei   harpoen 
walvisvaart - nering
walvisvanger   catcher
walvuur - hekvuur
walwortel - smeerwortel
wam - halskwabbe, kossem, walvisbaard
wambuis - pijfekker
wambuis van huzaren - dolman
wambuis zonder mouwen - kolder
wamen - knoeien, morsen
wammes - wambuis
wan - gat, korenzeef, lek(age), mand, nutteloos, onvolkomen, schadelijk, scheepslek, schutmand, slecht, verkeerd, zeef, zift
wanbedrijf - misdrijf, octium, walging, weerzin
wanbegrip -  dwaling, misvatting, misverstand, waan
wanbeleid in de economie - waneconomie
wanbof - déveine, pech, tegenslag, tegenspoed, tegenvaller
wanboffer -  ongeluksvogel, pechvogel
wand - afscheiding, boord, muur, paries, 
wandaad - misdaad
wand van bamboe - bilik
wand van de uier - bord, uierboord, uurboord
wand van opgestapelde turven  - loeg
wandaad - misdaad, vergrijp, zonde
wandbeer - wandluis
wandbekleding - behang, gobelin, lambrizering, tegel
wandcontactdoos - stopcontact
wanddoos - stopkontakt
wandel - gedrag, handelwijze, leefwijze
wandelaar - flaneur, tippelaar, trekker, voetganger
wandeldek - promenade, promenadedek
wandeldreef - allée, avenue, laan, lustbos, warande
wandelen   drentelen, flaneren, kachelen, kuieren, lopen, promeneren, slenteren, spatsieren, stappen, tippelen, voortbewegen
wandelend - ambulatorisch,  lopend
wandelende Jood - Ahasverus
wandelende nier - nefroptosis
wandelende tak - carausius
wandelevenement   vierdaagse 
wandelgang - couloir, lobby, pergola (open)
wandelgang in tuin   pergola 
wandelhoofd   pier
wandeling - circulatie, kuier(ing), loop, loopje, ommetje, omloop, promenade, tippel, tocht, toer, tror(Z.N.), uitje, verkeer, voetreis, wandeltocht
wandelingetje - loopje, ommetje
wandellaan   allée, dreef, promenade 
wandelpad   bospad, voetpad, stoep, trottoir
wandelpad met loof overdekt - berceuse
wandelpad tussen de bossen - bospad
wandelpark - warande
wandelpark in Wenen   Prater 
wandelpieren - verschansingleiers
wandelplaats   allee, boulevard, corso, esplanada, laan, park, plantage, plantsoen, plein, promenade, terras, vrijthof, wandeldreef, wandelpark, warande
wandelplaats in Italië - corso
wandelplein   esplanade
wandelreis - voetreis, wandeling
wandelschoen - stapper
wandelschoenen - stappers
wandelspieren - verschansinggleiers
wandelstok - badine, gaanstok, rotting, staf
wandeltocht - vierdaagse, voetreis, wandeling
wandeltuin - park
wandelvoetje - ambulacraalvoetje
wandelwagen - buggy
wandelweg   allee, avenue, boulevard, dreef, laan, pad, prado, promenade, trottoir, voetpad 
wandelweg langs zee   boulevard 
wandelweg met bomen - laan
wandelzaal - foyer
wandervogel - trekker
wandgedierte - wandluizen
wandhagedis - gekko.tokkè, tjitjak
wandkleed - gobelin, tapijt
wandklok - handklok
wandlamp - sierlamp
wandluis   bedwants, hemiptere, kakkerlak, punaise, rus, tjaplak, weegluis
wandnet - trommel
wandpilaster   ante 
wandpijler - pilaster
wandrekje - etagere
wandsieraad   ets,bord, mozaïek, schild, schilderij, 
wandtapijt - gobelin, tapisserie, wandkleed 
wand van steen - muur
wandversiering   ets, schilderij 
wandversiering om kleinigheden op te plaatsen   etagère
wandvlak tussen twee vensters - trumeau
wanen - menen, verbeelden, voorstellen
wang - bucca, dam, dijk, kaak, koon
wangbeen onder het oog   jukbeen
wangebruik - misbruik
wangedrag - inconduite (Fr.), misdraging, ongemanierdheid
wangedrocht   mismaakte, monster, monstrum, mormel, wangestalte
wangen van kabeljauw - kibbeling
wanglijst - canthus
wengestalte - monster
wangspier - trompetterspier
wangunst - afgunst, jaloezie, naijver, nijd
wangzakeekhoorn - chipmunk
wanhebbelijk - invoegzaam, ongepast, slordig
wanhoop - ellende, radeloosheid, vertwijfeling
wanhopen - des(es)pereren, vertwijfelen
wanhopig - bevreesd, desesperé, desperaat, gebroken, hopeloos, hulpeloos, machteloos, mistroostig, moedeloos, ontmoedigd, ontredderd, ontroostbaar, radeloos,  rampzalig, reddeloos, troosteloos, uitzichtloos, versaagd, vertwijfeld
wankant - bleshout
wankel - aarzelend, beschadigd, besluiteloos,  beverig, grillig, hachelijk, instabiel, kwetsbaar, labiel, los, onbestendig, onevenwichtigheid, ongewis, onstabiel, onstandvastig, onvast, onzeker, romp, slecht, talmend, tuimel, tuitelig, twijfelachtig, twijfelend, twijfelmoedig, veranderlijk, wankelbaar, wankelmoedig, wispelturig, wisselvallig, wrak, wuft, ziek, zwak
wankelbaar   labiel, onstabiel, onvast, onzeker  
wankelbaarheid - labiliteit, onbestendigheid,
wankelen - aarzelen, vacilleren, waggelen, walen, weifelen, wiebelen
wankelend - waggelend
wankel en teer - zwak
wankel en zwak - gammel
wankeling - aarzeling, besluiteloosheid
wankelmoedig - aarzelend, besluiteloos, onzeker, twijfelmoedig, weifelend
wankelmotor, uitvinder van de - Wankel
wanklank   asymfonie, diafonie, discordantie, disharmonie, dissonant, kakofonie, misklank
wanklinkend   dissonerend, kakofonisch
wanluidend – cacophonisch, dissonerend, kakofonisch, slechtklinkend, vals
wanluidendheid   kakofonie, dissonant 
wanlust - onlust, tegenzin
wanneer   als, indien, ingeval, mits, zo 
wannen – zeven, zuiveren
wanorde - ataxie, baaierd, beestenboel, bende, chaos, confusie, desorde, disorde, keet, onordelijkheid, ontreddering, ordeloos, ordeloosheid, rommel, rotzooi, troep, verwarring, verwardheid, warboel, warwinkel
wanordelijk   ongeregeld, onnet, onordelijk, ordeloos, rommelig, rumoerig, slordig, verward
wanordelijkheid   ongeregeldheid 
wanprestatie - contractbreuk
wanprestatie (in -) - mora
wanproduct - misbaksel
wanschepsel - gedrocht, monster, monstrum
wanstaltig   deform, difform, gedrochtelijk, inform, mismaakt, misvormd, monsterachtig, monsterlijk, monstrueus, wanschapen,
wanstaltigheid - difformiteit, informiteit, mismaaktheid, misvormdheid, misvorming, monstruositeit
wanstand - misstaan, misstand
want   aangezien, daar, defiance, handschoen, immers, naardien, namelijk, omdat, touwwerk, tuigage, vermits, vuisthandschoen  
wantrouwen   achterdocht, argwaan, diffidentie, mistrouwen, twijfel, verdenken, verdenking 
wantrouwend - achterdochtig, agwanend, diffident, kopschuw, mistrouwend, ombrageus, schichtig, soupconneus, soupqonneus, suspicieus, verdenkend, wantrouwig
wantrouwig - achterdochtig, argwanend
wants - hemiptera, heterophera, heteropterum, wantluis, weegluis
wantsensoort - capsus
wantsnijder - lakenkoper
wanverhouding - ametrie, anomalie, disproportie
wanvoegelijk - onbehoorlijk, ongepast, onvoegzaam
wanvrucht - misgeboorte
wanzeil - zeefdoek
wapen (wapenkunde)   embleem 
wapen - 
3   aks, bom, bijl, dag, gun, mes, pijl
4   bola, boog, buks, colt, dolk, kris, lans, obus, piek, roer, sten,
     tank
5   blijde, couse, dagge, degen, gleve, jarid, kanon, kling, knots, 
     raket, runka, sabel, speer, spies
6   dagger, floret, geweer, mauser, musket, parang, rammei, 
     rapier, rondas, spetum, spiets, zwaard
7   bajonet, brengun, flobert, geschut, granaat, haakbus, jatagan,
     javelijn, karabijn, kartets, kartouw, klewang, kortjan, landmijn,
     mortier, pistool, sponton, stengun, torpedo, werpbijl, yatagan
8   armborst, assegaai, atoombom, brandbom, browning, katapult, 
     partizan, pistoletponjaard, raketbom, revolver, strijdbijl,                 tomahawk, tommygun, werpijzer
9   blaasroer, boemerang, degendolk, dieptebom, francisca, 
      houwitser, kruisboog, puntstaaf, schiavona, strijdkolf
10  hellebaard, kromzwaard, morgenster, strijdhamer, strijdknots
11  hartsvanger, jachtgeweer, mitrailleur
12  bommenwerper, mensenvanger, pantservuist
13  machinegeweer
wapen (herald.) - blazoen
wapen(wapenkunde) - embleem
wapenbroeder - achates, commilito, commiltone, krijgsmakker, medestrijder, metgezel, rotgezel, strijdmakker-wapen van insekt   angel 
wapen van vrouw   tong 
wapenbode   heraut 
wapenboek   armoriaal 
wapenbord - rouwkas, schild
wapenbroeder - commiltone, medestrijder, strijdmakker
wapenbijfiguur - barensteel, besant, bol, fret, penning, tournooikraag
wapendrager - page, schildknaap, spinner, tenant
wapenen - armeren, behandelen, beoefenen, bezigen, gebruiken, handwerk, toerusten, uitoefenen, uitrusten, verplaatsen, versterken
wapenfeest - toernooi, prestatie
wapenfeit - heldendaad, krijgsstuk, krijgsverrichting
wapenfiguur - dwarsbalk, gaffel, keper, kruis, molenijzer, paal, punt, schildhoofd, schildvoet, schuinbalk, vrijkwartier, wapenbeeld, zoom
wapenfiguur met drie fazen - hamel
wapenfirma - Vickers
wapengeluk - oorlogskrans
wapenhandvat - gevest
wapenhelm - vizierhelm
wapenheraut - wapenkoning
wapenhouder - holster
wapenhuis - arsenaal, tuighuis, wapenkamer
wapening   armatuur, harnas, uitrusting, versterking
wapenkamer - arsenaal, hoplotheek  
wapenkleur - azuur, keel, sabel, sinopel
wapenknecht   krijgsman, militair, page, schildknaap, soldaat, strijder
wapenkoning - heraut, herautenhoofd, staatsheraut, wapenheraut
wapenkreet   leus, oorlogskreet 
wapenkunde   heraldiek 
wapenkundig - heraldisch
wapenkundige - heraldicus
wapenkundige term   ante, balk, cimier, ente, faas, gefaast, gegageerd, gegareerd, gegeerd, leeuwarend, liebaard, maanroos, maarle (zonder bek of poten), vaar, veld
wapenmagazijn - arsenaal, rustkamer, wapendepot, wapenkamer, wapenzaal
wapenmakker - krijgskameraad
 wapenpaal - totempaal
wapenplaats - exercitieveld
wapenregister - wapenboek
wapenrek - geweerrek, panoplie, ratelier
wapenriem - bandelier
wapenroem - krijgsroem
wapenrok   uniform 
wapenrusting - armatuur, harnas, kuras, maliënkolder, panopli, schild 
wapenrijm - wapendicht
 wapens om de heup vastbinden - omgorden
wapenschild - blazoen, veldteken
wapnschild, klein - ecusson
wapenschorsing - bestand
wapenschouw   defilé, inspectie, monstering, parade, revue 
wapenschouwing - defilé, inspectie, monstering (zeew.)parade, revue
wapenspel - steekspel, toernooi
wapenspreuk   devies 
wapenstandaard - krijgsvaan, vaan
wapenstilstand    armistice, bestand, godsvrede
wapenstok - bullenpees, degenstok, gummistok, knots, matrak
wapentooi aan zegetekens -  armatuur
wapentuig   cesuur, maatsnede (dicht), oorlogswerktuigen, 
rusting
wapenuitrusting - harnas
wapen van insecten - angel
wapper - bascule, wip
wapperen   flabberen, fladderen, flapperen, vendelen, waaien
war - knoest, kast, verward
war (in de - zitten) - malen, piekeren, ploeteren, sukkelen, tobben
war (in de - raken) - tissen, onthutsen, ontredderen, verdwazen
waranda - aanbouw, veranda
warande - dierenpark, diergaarde, jachtgebied (beschermd), park, wandeldreef, wandelpark,
waratje - waarachtig, warempel
warboel   baaierd, bende, chaos, janboel, keet, labyrintrt, pan, paniek, rommel, rompslom, rotzooi, troep, verarring, wanorde, warboel, warklomp, warnest, warnet, warwinkel
ware naam van Chaplin   Spencer 
ware naam van Doris Day   Kappelhoff
ware naam van Den Doolaard - Spoelstra
ware naam van Gorki   Pesjkow 
ware naam van Gijsen   Goris 
ware naam van Havank   van Kallen
ware naam van Hildebrand   Beets 
ware naam van Kronkel   Carmiggelt
ware naam van Multatuli   Douwes Dekker
ware naam van Novalis   Hardenburg
ware naam van Romy Schneider - Albach
ware naam van Stendhal   Beyle 
ware naam van Van Deijssel - Thijm
warboel   chaos, keet, mikmak, paniek, rommel, rotzooi, troep,  wanorde, warwinkel
wareloos - nalatig, onachtzaam, onoplettend, verkwistend
warempel   inderdaad, toch, waarachtig, waarlijk, zowaar
waren   dolen, dwalen, spoken
waren tegen andere waren - ruilen, verruilen
warenhuis - baza(a)r, verkoophuis, winkelbedrijf
warenhuis (Ind.) - toko
warenhuis met zelfbediening - supermarkt
warentig - waarachtig, warendig
waren verscheidenheid -  assortiment, sortering, sortiment
warf - hoogte, terp
wargeest - terp
wargeestig - verward
warhoofd - chaoot, daas, domoor, dwaas, haspelaar, idioot, kletsmeier, onnozel,  onwijs, wargeest
warhoofdig   gek, dwaas, krankzinnig, vreemd,
warhoop - warboel, gangboord (op kleine schepen), halfdek
waring - boordpad, overloop, wegering
waringin - vijgeboom
war in hout - kwast
warklomp - chaos, klis, klit, rommel, rompslomp, slomp
warkop - wargeest
warkruid - cuscuta, duivelsnaaigaren, rui(e), ruide
warm - aangenaam, bestaand, dicht, diep, diepst, drukkend, echt, enthousiast, geestdriftig, gloeiend, gul, hartelijk, hartstochtelijk heet, hevig, innig, intiem, mouterig (vochtigwarm), nauw, panas (Mal.), teder, vurig, zwoel
warmbeitel - kapbeitel, stokbeitel
warmbloedig - driftig, temperamentvol, vurig
warmbloedpaard - Arabier, Hackney, Hannoveraan, Oldenburger
warm broodje met gehakt - hamburger
warm deel van de aarde - tropeng
warm hapje - snack
warm houden - bakeren
warm ijzer bewerken - smeden, vervormen
warm laten worden   broeien, koken, verhitten
warm maken - broeien, heten, stoken, opwarmen, verhitten, verwarmen, warmen
warm persen - extruderen
warm zeepsop - broei
warm zijn   gloeien
warme baden   thermen
warme bron - geiser, springgeiser, therme
warme bronnen of baden betreffende - thermaal
warme drank - anijsmelk, chocola, chocolademelk, groc, kandeel, koffie, kwast, negus, punch, salep, slemp, thee
warme droge valwind in het Alpengebied - föhn
warme gekruide drank - grog
warme genegenheid   affectie, hartelijk, liefde, passie
warme glans - gloed
warme kruidenwijn - bisschopswijn, kandeel, negus
warme luchtkamer (Rom.) - tepidarium
warme luchtstreek - tropen
warme maaltijd - diner
warme omslag - foment
warme opstijgende luchtstroom - thermiek
warme springbron   geiser
warme stof   flanel, wol
warme toegenegenheid   liefde 
warme wind - bohorok, chamsin, chinook, föhn, harmattan, samoem, sirocco
warme wijn   kandeel, negus, 
warme luchtkamer (Rom.) - tepidarium
warmen - verhitten
warmen met een beddepan - bassineren
warmoes   moeskruid, bladgroente, groente
warmoezenier - groentekweker, tuinder 
warmoezerij   kwekerij, tuinbouw
warmte - gloed, hartelijkheid, hitte, sympathie, temperatuur, vuur
warmte (samenstelling) - thermo
warmte afstaand   exotherm, stralend
warmte isolerende stof - amiant, asbest, steenvlas
warmte opnemend   endotherm 
warmtebewegingsleer   thermodynamica
warmtebron   haard, hoogtezon, kachel, lamp, vuur, zon
warmte eenheid   calorie, cal. 
warmte-electricitteit - thermo-electra
warmtegevend - thermogeen
warmtegraad   temperatuur 
warmtekussen - thermofoor
warmteleer - thermiek
warmtemeter - calorimeter, (koorts-, maximum, minimum-) thermometer
warmteminnend   thermofiel
warmtemaand van de Franse republikeinse kalender   thermidor 
warmteoverdracht door stroming - convectie
warmteregelaar - thermostaat
warmtestralen doorlatend - diathermaan
warmte straling - gloed, hitte
warmte verliezen - bekoelen
warmteverwekkend   warmte gevend, thermogeen
warmtewisselaar - recuperator, warnest
warmwaterkruik - bedwarmer
warmwaterreservoir - goiler, geiser 
warmwatertoestel - boiler, geiser
warmwaterzak - thermofoor
warnest - doolhof, warboel, warwinkel
warnet - chaos, rommel
warong - eethuis, eetstalletje, kraampje, winkel
warrant - octrooi, patent, veemceel, volmacht
warrelen - wervelen
warrelig - verward
warreling van gedachten - malerij
warrelkluwen - baaierd
warrig - koppig, twistziek, verward
warrige drukte - (ge)roezemoes
wars   afkerig
wars van alle laagheid - edel, edelaardig, edelmoedig, nobel
wars van hygiëne   smeerpoets, viespeuk, vuilpoets
wars van laagheid   edel
wars van oneerlijkheid   edel, oprecht 
Warschau - Warszawa
wartaal   abracadabra, brabbeltaal, flauwekul, galimatias, gebazel, gebrabbel, gekheid, gezanik, gewauwel, gezeur, gezwam, kletskoek, koek, kul, larie, lulkoek, mallepraat, nonsens, onzin, ijltaal, zotteklap
wartel   draaihaak, wervel, 
wartelblok - draaiblok, draaihaak, nahanger
warwinkel   chaos, rommel, warboel, wanorde
was   aanwas, aanzwelling, cera, groei, stijging, toename, toeneming, vermeerdering, wasgoed, wed,  zwin
wasachtige stof - paraffine
wasartikel - spons
wasautomatiek - wasserette
wasbaas - bleker, wasser
wasbak   bekken, fontijn, kom, lampet, lavet, teil, tobbe, wasplaats
wasbal - savonet
wasbeer - panda, procyonida
wasbeertje - koala
wasbekken   bidet, lavabo
wasbenzine - tetra
wasboetseerkunst - caroplastiek
wasdag - maandag
wasdom   gewas, groei(sel), ontwikkeling
wasdroger - centrifuge, droogtrommel
wasem   adem, damp, doom, mist, nevel, smog, stoom, vleug, waas, waterdamp, zweem
wasemen - dampen, stomen, walmen
wasemig - dampig
wasemkap - afzuigkap
wasem of nevel - mist
wasgelegenheid - bad(cel), badhuis, badkamer, douche, lavet, teil, wasserette, wastafel
wasgerei - emmer, baddoek, handdoek, spons, zeem, zeep, teil, tobbe puimsteen, washandje
waskan - lampetkan
waskom   lampet(kan), wasbak
waskuip   bad, lavet, tobbe
waslijn - drooglijn
wasmachine - wasautomaat
wasmachine in papierfabriek - leviathan
wasman - bleker
wasmiddel   ammonia, borax, soda, water, zeep(poeder)
wasmolen - droogmolen 
waspapier - stencil
wasplaats - badkamer, douche, wasbak, wasserette
wasrol - waspit
wassalon - wasserette
wasschilderkunst - encaustiek
wasschijf - waskoek
wassen - afwassen, boenen, gedijen, groeien, kuisen, lappen, laveren, meieren, opschieten, poedelen, reinigen, schoonmaken, spoelen, stijgen, tieren, toenemen, vermeerderen, zuiveren, zwellen
wassenbeeldenspel   panopticum 
wassende maan - wassenaar
wasser - wasbaas
wasserette - wassalon
wassing   ablutie, afspoeling, friction
wassing van artsen - lotie
wastafelplaat - planchet
wastafeltje - tabula
waste - afval, verkwisting, vernieling, verspilling, verwoesting
wastobbe - wasbak
waswater   sop
wat - beetje, enige, enigszins, iet, iets, ietwat, quod, weinig, zeer
wat aangeboden kan worden - presentabel
wat aan het einde komt   slot, staart  
wat afgeleid is - derivatie
wat begin nog einde heeft - eeuwig
wat behoort tot de kookkunst - culinair
wat betaald moet worden   debet 
wat betreft   aangaande, ad, betreffend, qua
wat betreft het aantal - numeriek
wat betrekking heeft op het denkvermogen - intellectueel, verstandelijk
wat bewezen moet worden - probandum, q.e.d.
wat beweerd wordt - bewering
wat bitter is - alsem
wat boven de grond is - dag
wat de geboorte betreft   nataal 
wat de grondslag betreft - elementair
wat de handvaardigheid betreft - manueel
wat de hersenen betreft - cerebraal
wat de hoofdzaak van het geding betreft - principaal
wat de koophandel betreft - mercantiel
wat de ogen zeggen - ogentaal
wat de rest betreft - overigens
wat de sterren aangàat   astraal 
wat de toon betreft - tonaal
wat dient tot invulling - formulier
wat doet genieten - genot
wat doet verbazen - verbazend
wat doet ijzen - ijzingwekkend
wat door een kring omsloten wordt - kreits
wat dronken zijn - snor
wat echtgenoten meebrengen   aanbreng, inbreng
wat een werking doet ontstaan - oorzaak
wat ergens in zit - inhoud
wat erg klein is - kriel
wat er kan worden afgenomen - afneembaar
wat ernstig maakt   ernst
wat geërfd wordt - erfenis
 wat geleerd wordt - leer
wat gesleept wordt - sleep
wat gesmolten kan worden - smeltbaar
wat gevraagd kan worden - vereiste
wat het aantal betreft - numeriek
wat het andere deel betreft - anderdeels
wat het ene deel betreft - eensdeels
wat het leed verzacht - balsem
wat hoop geeft - lichtstraal
wat ieder past - allemansgading
wat iemand bezit   bezitting, eigendom, goed, have 
wat iemand raakt - belang
wat iemand toegedeeld wordt - kavel, kaveling, perceel,
wat iemand raakt - belang
wat iemand toegedeeld wordt - kavel, kaveling, perceel, stuk
wat iemand raakt - belang
wat iets ten gevolge moet hebben - oorzaak
wat ik zeggen wilde - apropos
wat ingevoegd wordt - invoegsel
wat is dat - rara
wat klein is - kriel
wat koortsig - subfebriel
 wat los samengevoegd is -  agglomeratie
wat mankeert er aan - haperen
wat men drinkt - drank
wat men gebruikt - middel
wat men nodig heeft - behoef, gemak, genot, gerief
wat men nog te vorderen heeft - tegoed stuk
wat men op reis meeneemt   bagage
wat men ten volle meent - ernst
wat men toepast - middel
wat men uit - uiting
wat men veroverd heeft - buit
wat men zich kan voorstellen - denkbaar
wat men zich ten doel stelt - streven
wat moet worden afgekeurd - verwerpelijk
wat mij weer betreft - mijnenthalve
wat niet deugt - kwaad
wat niet gemist kan worden - nodige, noodzakelijke
wat niet hedendaags is   antiek, ouderwets, verdaagt
wat nog niet algemeen bekend is - nieuwtje
wat om de motor van een auto gebouwd is - carter
wat onderwezen wordt - les
wat ontbreekt - gemis, overschot, rest, restant, tekort
wat onteert - schandvlek
wat op de spijsvertering in de maag of ingewanden
betrekking heeft - gastrisch
wat op een terrein gebouwd is - opstal
wat op til is - gaal
wat scheelt er aan - haperen
wat sleept - slepend
wat te benijden is - benijd
wat toebereid is - preparaat
wat tot bedekking dient - deksel
wat tot camoufleren dient - camouflage
wat verondersteld wordt - veronderstelling
wat voor de tweede keer verkocht wordt - tweedehands
wat voor een soort - hoedanig
wat voor vergoeding of vergelijk vatbaar is - compensabel
wat vooraf gaat - voorloper
wat waard is bezien te worden - bezienswaardigheid
watelen - klateren, atelen
water   aqua, baai, beek, diep, eendebier (scherts), gemeentepils, golf, gouw, gracht, kanaal, kreek, laak, lee, majem, meer, oceaan, plas, plomp, poel, rivier, sloot, stortbeek, stroom, singel, vaart, vliet, vloeistof, vijver, vocht, wetering, zee 
water bij Abcoude   Gein
water bij Amersfoort   Eem
water bij Amsterdam   Amstel, IJ
water bij Appingedam   Apt 
water bij Denemarken   Sont 
water bij Haarlem   Liede, Spaarne 
water bij Meppel   Reest
water in Amsterdam - Amstel, Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rokin, Singel,  IJ, 
water in Aziatisch Turkije - Tigris
water in België - Albertkanal, Dender, Herk, IJzer(kanaal),
Kemmelbeek, Moervaart, Neer, Netekanaal
water in Drenthe -  Beilervaart, Drostendiep, Eelderdiep, Hunzevaart, Leekstermeer, Oosterdiep, Oranjekanaal, Peizerdiep, Vledderdiep
water in Duitsland   Eems, Elbe, Main, Moezel, Neckar, Saar, Rijn, 
water in Flevoland - Eemmeer, Hogevaart, Keteldiep, Lagevaart, Veluwemeer, Wolderwijd
water in Friesland - Bergumermeer, Ee, Heegermeer, Jeltesloot, Ketelmeer, Koningsdiep, Linde, Louwerdmeer, Pikmeer, Slotermeer, Snekermeer,  Tjeukemeer, Waddenzee, Zwettevaart
water in Gelderland - Berkel, Griftkanaal, Linge, Ijssel, Veluwemeer, Waal
water in Groningen - Boterdiep, Damsterdiep, Eemskanaal, Lauwersmeer, Musselkanaal, Oosterdip, Reitdiep, Rietdiep, Ruitenkanaal, Stadskanaal, Waddenzee 
water in Limburg - Geleen, Geul, Helenavaart, Maas, Molenbeek, Mook, Niers, Noordervaart, Roer
water in Nederland - Amstel, Botlek, Eem, Eemskanaal, Haringvliet, Hollandsdiep, IJmeer, Ijssel(meer), Ketelmeer, Maas, Kil, Krammer, Kreekerak, Markermeer, Merwede, Regge, Rotte, Rijn, Schelde, Sloe, Spaarne, Waddenzee, Veluwemeer, Waal
water in Noord Amerika   Eriemeer 
water in Noord-Brabant - Aa, Amer, Beerze, Dieze, Dommel, Donge, Gender, Gilze, Mark, Run,Volkerak, Weerijs, Zoom
water in Noord-Holland - Amstel, Amsteldiep, Amstelmeer, Drecht, Gaasp, Gein, Liede, Markermeer, Marsdiep, Naardermeer, Ijsselmeer, Waddenzeel, IJ, Zaan
water in Overijssel - Dinkel, Reest, Regge, Twentekanaal, Vecht, Zwartemeer, Zwartewater 
water in Utrecht - Eem, Gein, Grift, Eemmeer, Lek, Vecht
water in West Duitsland   Eems, Ems, Rhein, Rijn
water in Zeeland - Arne, Grevelingen, Krammer, Mastgat, Oostgat, Sloe, Volkerak, Westgat, Wielingen, Zijpe
water in Zuid-Holland - Aar, Gouwe, Rotte, Grevelingen, Haringvliet, Krammer, Ringvaart, Rotte, Schie, Vliet, Volkerak,
water in Zwitsertand   Rhône
water onder nul   ijs
water ophalen - putten
water tussen Europa en Azië   Bosporus
water tussen Marken en het vaste land   Gouwzee
Water tussen Zweden en Denemarken - Sont
Water waarnaar een grote stad is genoemd - Amstel, Rotte
water wegscheppen   hozen 
wateraantrekkend - hydrofiel, hygroscopisch
wateraardbei - voet, waterhanepoot
waterachtig - sereus, soeperig
waterachtig land - moeras
waterachtig vocht - hui, wei
waterafsluitend - dam, dijk
waterader - bronader, lymfevat, spreng, springader
wateraffodil - beenbreek
waterafstotend - hydrofoob
waterafvoer   afvoerkanaal, goot, put, riool, rioolstelsel, spui, spuigat, spijgat, uitmonding, waterval
waterahorn - esdoorn
wateralant - esdoorn
wateraloë - scheren, krabbescheer
waterananas - watersalade
waterandoorn - wolfspoot
waterarm - dor, droog
waterbaar - golf
waterbad - bain-marie
waterbak - reservoir, urinoir
waterbassin - piscine, waterbekken
waterbeemdgras - liesgras
waterbekken   bassin, meer, piscine, reservoir, vijver
waterbel - blaas, bobbel
waterbes - aardbei, hanepoot, waterbezie
waterbeschrijving - hydrografie
waterbetonie - helmkruid
waterbeweging - getij
waterbewoner - kikker, kikvors, kwal, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeehond, zeeleeuw
waterbies - heleocharis
waterbint - watersloof
waterbitter - wateraloë
waterblaasje - bel
waterblazer - dolfijn
waterbloem - boterbloem, dotterbloem, pinksterbloem, plomp, waterranonkel
waterbok - reduncinus
waterbot - waterloot
waterboterbloem   dotterbloem, plomp, waterranonkel 
waterbouwkunst - hydrotechniek
waterbreuk - hydrocele
waterbuffel - arni
waterbunge - bleekpunge
watercloset   toilet, w.c. 
watercultuur - aquacultuur
waterdam - dijk, pier, slaper, havenhoofd
waterdamp - dauw, stoom, vapeur, wasem
waterdelen van het bloed - wei
waterdicht   hermetisch, impermeabel, impenetrabel, ondoordringbaar, waterproef, waterproof
waterdicht leer - vetleer
waterdicht maken - breeuwen, kalfaten
waterdichte betimmering van een schacht   bekuiping
waterdichte stof - gabardine, loden 
waterdiep - kolk
waterdiepte - kil, kolk, mui
waterdiepte tussen zandbanken - kil
waterdier - aal, bever, eend, haai, kaaiman, kikker, kikvors, krokodil, kwal, leviathan (monster),  meerkoet, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeeegel, zeehond, zeeleeuw, zeester
waterdieren - hydrozoën, vissen
waterdiertje - waterinsekt, watervlo 
waterdoorlatend   lek
waterdracht - doepgang
waterdrieblad - bitterklaver, moerasplant, waterklaver, waterviolier  
waterdruppel - spet
waterduizendblad - blaasjeskruid, vederkruid
wateremmer - aker, puts
wateren - drenken, plassen
watereppe - sium
wateren   pissen, plassen, urineren
waterfiets - pedalo
waterfitter - loodgieter
waterfluiter - regenwulp
watergang - greppel, kanaal, sloot, vaart
watergedrocht in de bijbel   leviathan
watergeeltje - watergentiaan
watergeest   ariël, hydrogenium, meermin, meernimf, mimer, naias, najade, nereide, nikker, nixe, ossaart, sirene, undine, waternimf, waterstof
watergeest (vr.) - ondine, undine
watergeil - spurrie
watergeneeskunde - hydriatiek, hydropathie hydrotherapie 
watergentianen - menyathaceeën
watergeul   kil
watergezwel - hygroma, oedeem
waterglad - geslepen
watergod - Neptunus, Poseidon, Triton,
watergodin - najade, nereïde
watergolf - baar
watergolving - moiré
watergoudsbloem - dotterbloem
watergraaf - dijkgraaf
watergras - greppelrus, mannagras, watervlotgras
waterguichelheil - waterereprijs
waterhamer - polshamer
waterheid - zeeheld
waterhelder kwarts   kristal
waterhemel - waterlucht
waterhen - waterhoen
waterhennep - leverkruid
waterhoen - ral
waterhond - poedel
waterhoning - hydromei
waterhoofd - hydrocefalus, hydrocephalus
waterhoos - nekstaart
waterhoudend aluminium - bolus, silicaat
waterhoudend magnesiumsilicaat - talk
waterhoudend mineraal - gips
waterhouder - bad, bassin, reservoir, tank, waterreservoir
waterhout - kardinaalmuts
waterig - futloos, laf, nat, slap
waterig land   beemd, broek, moeras, peel
waterige kleurstof - beits, waterverf
waterige oplossing van artsenijmiddelen - elixer
waterige verf - beits, witsel
watering - besproeiing,  gouw, hoofdsloot, laak, lee(de), sloot, waterloop, waterschap, wetering, zijl
waterjuffer   glazenmaker, glazenmakertje, libel, libelle, rombout
waterkaarde - duitblad, scheren, sifon,
waterkan   karaf, lampetkan, lampet
waterkannetje - mok
waterkanker aan de wang - noma
waterkannetje met oor - mok
waterkanon - brandspuit
waterkant - boord, ka, kaai, kade, oever, wal, walkant
waterkeer   dam, duiker, dijk, sluis
waterkeer in Zeeland   Sloedam 
waterkegel - watereend
waterkering - dam(wand), dijk, duiker, havenhoofd, keerdam, lee, rijt, rivierdijk, sas, sluis, spui, stenen beer, strandhoofd, strekdam, stroombreker, stuw(dam), zeewering,
waterkers - nasturium
waterkervel - watertorkruid
waterketel   bouillore, fluitketel, moor
waterkever - hydrophillida
waterkieken - waterhoen
waterkippetje - waterhoen
waterkisting - kistdam
waterklaar - waterhelder
waterklaver - waterdrieblad
waterklierkruid - waterbetonie
waterkliever - verkeerdsnavel
waterklokje - waterlobelia
waterknoop - schildknoop
waterknotsen - lisdodde
waterkolf - dod, dodde
waterkolk - rioolput, waal
waterkom - bassin, dobbe, kom, lampetkan, visvijver, vijver, zoel
waterkoud - kil
waterkraan - tap
waterkrachtcentrale - hydrocentrale
waterkrachtleer   hydrodynamica 
waterkrachtmachine - waterdrukmotor, waterrad, waterturbine
waterkresse - waterkers
waterkroos - azolla, eendekroos, moeraslinze, waterlinze
waterkruid -  ruiterkruid, scheren, schern
waterkruik -martavaan, urn(e)
waterkunde - hydrologie
waterkuur - watergeneeswijze
waterland - beemd, broek, moeras
waterland met rijshout - griend
waterlander - traan
waterland met rijshout - griend
waterleer - hydrologie
waterleeuwerik - waterpieper
waterleiding - afvoer, aquaduct, buis, drinkwater, gemeentepils (schertsend), riool, zijp
waterlelie   kroos, lis, lotus, plomp
waterlelies - nymphaeaceeën
waterlicht - holmeslicht
waterlint - egelskop
waterlinze   azolla, eendekroos, kroos, moeraslinze, waterkroos
waterlis - zonnebloem
waterloof   waterblad
waterlook   watergamander 
waterloop   aa, beek, ee, kil, lede, lee, ril, rivier(tje), sloot, stroom, watering, wetering, zijl
waterloop bij Appingedam   Apt 
waterloop in .het land van Altena.    Alm
waterloop om kasteel - gracht
waterloop tussen buitendijkse gronden   kil
waterloopje - beek, sprank
waterloopkunde - hydomechanica
waterloos - dor, droog
waterloosheid - anhydrie
waterlopers   gerridae, hydrometrida, ploteres
waterlozing   afvoer, afwatering, diurese, lee, spui, zijl
waterluis - watervlo
waterlijn - vergure
waterlijster - waterspreeuw
watermachine - krachtmachine
waterman   aquarius
watermanderkruid - gamander
watermeetkunde - hydrometrie
watermeloen (Ind.) - semangka
watermerk   A.P., NAP., filagram, filigram, veek 
watermeter -areometer, hydrometer, vochtweger
watermeting - hydrometrie
watermol - desman
watermolen   onderslagmolen, seinmolen
watermonster - leviathan
watermot - kokerjuffer, schietmot
watermuur - malachium
watermuur aan een riviermonding bij opkomende vloed - bore
watermijn - zeemijn
watermol - desman
watermolen - gemaal, seinmolen, staartmolen, strijkgemaal
watermonster - leviathan
watermortel - waterkalk
watermos - conferven
watermot -  kokerjuffer, schietmot
watermuis - spitsmuis
watermijt - hydrachnella
waternavel - hydsrocotyle
waternikker - watergeest
waternimf   juffer, lorelei, meermin, naias, najade, nereïde, sirene, waterjuffer 
waternimfachtige - najadaceeën
water of plas - meer
water om kasteel - gracht, singel
water onder nul - ijs
wateronkruid - drijftil, krag, kroos, ladde
waterontharder - calgon
wateropaal - adulaar, maansteen
wateropeenhoping in lichaam   blaar, blaas, oedeem, weigat
wateropening - welgat
water ophalen - putten
waterorganisme   plankton, nekton 
waterpaardenkracht   W.P.K.
waterpalm - nipapal
waterpas - belbuis, horizontaal, libel, niveau, pas, paslood, schietlood
waterpas maken - nivelleren, waterpassen
waterpas met luchtbel - libel
waterpas van een glazenmaker - libel
waterpas van glas - libel
waterpasinstrument met spiegel - libelspiegel
waterpassen - nivelleren
waterpeil   A.P., NAP., stand
waterpeper - bitterplant, bittertong
waterpest - elodea
waterpeterselie - watereppe
waterpilaar - watergarf
waterpimpernel - waterereprijs
waterpinksterbloem - waterviolier
waterplaats   pissoir, toilet, urinoir, w.c.
waterplant   alge, azolla, bies, boterkarn, dod, dodde, duitbladdullen, dullen, eendekroos, egelskop, eppe, flap, fontein, iris, kalmoes, kankerbloem, kroos, kruid, lad, ladde, lelie, lies, lis, lisbloem, lisdodde, lisgras,  lisriet, lotus, moerasandoorn, moeraslinze, najade, nimfkruid, oeverkruid, palmiet, palmkool, pijlkruid, plomp, riet, ruppia, rus, rijt, schimmel, sium, spanriet, sterrekroos, waterboterbloem, waterereprijs, waterlelie, waterlinze, waterplant, waterroos, watertulp, waterviolier, waterweegbree, wier, zanichella, zeemaan, zeeruppia, zosteria
waterplant met ronde bladeren - centenblad, duitblad, kikkerbeet, kikkerkruid
waterplanten - hydrophyten
waterplantjes - kroos
waterplas   meer, oceaan, poel, ven, wed
waterplas op de heide - slat, ven
waterpokken - varicella, windpokken
waterporie   emissatie
waterpostelein - peplis
waterpot - kamerpot, matula
waterproef - waterdicht
waterput   cisterne, kolk, regenbak, regenton, vate, waterreservoir,  wel
waterpijl - wp
waterpijp   nargileh
waterraaf   aalscholver, kormoraan, schollevaar
waterraket - akkerkers
waterral - schriek
waterrat - muskusrat
waterreptiel - krokodil
waterreservoir - bassin, bekken,  cisterna, cisterne, tank
waterriet - zegge
waterrietgras - blaaszegge
waterroofdier - haai, otter, snoek
waterrot - waterrat
waterruit - spoelruit
waterrus - waterbies
waterrijk land - beemd, broek, delta, dras, drasland, moeras
waterrijk weiland   beemd, broek, dras, moeras 
waterrijk woestijngebied - oase
waterrijke laagte   oase
waterrijkste rivier ter wereld - Amazone
waterrijst - tuscarorarijst
watersalade - waterananas
watersalamander   triton
waterschap - afwateringskanaal, heemraadschap, wetering
waterschapbesluit - verordening, watervenkel
waterscheerling - dollekervel
waterscheiding   sloot, laak
waterscher - waterral
waterscheut - waterloot
waterschuwheid - watervrees
waterslang   hydra, zeeslang 
waterslangekruid - slangewortel
watersnaffel - watertoom
watersnip - poelsnip
watersnip (jagersterm) - hemelgeit
watersnood - overstroming, vloed
watersnijder - waterkliever
waterspatjes opgeven - spetten
waterspiegel - niveau, zeespiegel
waterspin - argyroneta
waterspoeling - closet
waterspook die jonge mensen tot zich lokt en laat 
verdrinken (Germ. myth.)   Nixe
watersport   kanoën, roeien, skullen, surfrioïng, waterpolo, waterskiën, zeilen, zwemmen 
watersportbeoefenaar   roeier, zwemmer, zeiler 
watersport op een plank - surfen
watersporttentoonstelling   Hiswa
waterspreeuw - cinclida
waterspuit - brandspuit
waterspurrie - hard bloem
waterspuwer - gargouille
waterstand   A.P., eb, NAP., niveau, tij, peil, vloed
waterster - ruiterkruid, scheren
watersterrekruid - zeeaster, zulte
waterstoep - walstoep, vlonder
waterstoepje - bart
waterstof   H., hydrogeen, hydrogenium 
waterstofbom - H-bom
waterstofbronaat - broomzuur
waterstof exponent - ph
waterstofgas   tritium
waterstof-peroxyde - porthydrol
watertand   broek, moeras
watertank - reservoir
watertje   beek, kreek, sloot, watering
waterton - regenbak
watertoom - watergebit
watertorkruid - waterkervel
wateruurwerk - clepsydra, hydroscoop
waterval   cascade, cataract, Niagara, Victoriawaterval
waterval in Amerika - Niagara
waterval in Finland   Imatta 
watervast multiplex en triplex - hechthout
watervenkel - watertorkruid
waterverbinding   hydraat 
waterverf - gouache
waterverfschilder - aquarellist
waterverfschilderij - aquarel
waterverlies - lek, verdamping
waterverplaatsing van een schip - deplacement
waterversperring - stuwdam
waterviolier - hottonia
watervlak - vochtvlek
watervlakte   meer, oceaan, plas, rivier, ven, vijver, zee  
watervlakte in bos - ven
watervliegtuig   glijboot, hydroplaan
watervlo - dafnia
watervloed (Mal.)   ban(d)jir 
watervlooien - cladicere, cladocera
watervlotgras - brongras
watervogel   aalduiker, aalscholver, albatros, alk, dompelaar, eend, eidereend, fuut, gans, griet, grut, grutto, kapmeeuw, koet, meerkoet, meeuw, nonnetje, pelikaan, pinguin, plevier, pluvier, ral, rotgans, schollevaar, slobeend, smient, snip, stern, stormmeeuw, taling, uiver, visdief(je), waterhoen, watervogel woerd, zwaan
watervolk - zeelui
watervrees   hydrofobie
watervrij natriumhydrosulfaat - blankiet
watervrij nikkelarsenaat - aërugiet
watervrije oxyde van titanium   rutiel, rutilium
watervrije soda - sodex
waterweegbree - alisma, oeverkruid
waterweegbreeachtigen - alismataceeën
waterweegkunde   hydrostatica 
waterweg – beek, kanaal, rivier, stroom, (trek)vaart
waterweg in Nederland   Zijpe 
waterweger   hydrogeenmeter 
waterwel - bron
waterwerk   brug, dam, dijk, fontein, sluis, stuwdam, waterkering
waterwied   kroos
waterwilg - veenwortel
waterwolfsmelk - zeewolfsmelk
waterzoogdier - baardwalvis, beloega, bever, bruinvis, buts, butskop, cachelot, doejong, dolfijn, dorade, eenhoornvis, gibbar, grind(ewal), jupitervis, katidon, lamentijn, manaat, manatus, meerzwijn, narwal, nijlpaard, otter, potvis, rob, tuimelaar, vinvis, walrus, walvis, zeehond, zeekoe, zeeleeuw, zeeolifant, zeerund, zeevarken, zwaardvis
waterzucht - hydromanie, hydrops(ie), hydrarthon, hydratosis, oedeem 
waterzuchtige - hydropicus
waterzuchtige zwelling   oedeem 
waterzwijn   tapir
wat iemand bezit - bezitting, eigendom, goed, have
watje - wiek
watjekouw - dreun, klap, mep, klap, oplawaai, stomp
wat men kookt - kooksel
wat men op reis meeneemt - bagage
wat men uit - uiting
wat men vindt - vondst
wat niet hedendaags is - antiek, ouderwets
watt   w.
wauwel - babbel, kletskous, kletser, prater, waffel
wauwelaar - leuteraar, kletsmeier, leuterkous
wauwelen -baqueteren, bavarderen,  bazelen, kauwen, kletsen, leuteren, zaniken, zeuren, zeveren
wauwel of bek - mond
wazig - dampig, dof, dijzig, mistig, gedempt, gevoileerd, mistig, nebuleus, nevelachtig, nevelig, onduidelijk, onhelder, onscherp, spakerig, spokerig, vaag, vaporeus
wazig maken - troebleren, versluieren, voileren
W.c.   bestekamer, cour, privaat, plee, secreet, toilet
w.c. te velde   latrine
web - net, rag, spinneweb, spinrag, spinsel, weefsel
webben weghalen - ragen
weck - inmaak
wecken - inmaken, steraliseren
wed   drenkplaats, drinkplaats, waadplaats, wad
wedde   bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, jaargeld, loon, pensioen, salaris, toelage, traktement, verdienste, vergoeding
wedden - gokken, pariëren
weddenschap   gok, pari, toto
wede - isatis
weder - nogmaalsopnieuw, terug, weerom
wederaangroei van lichaamsdelen - regeneratie
wederantwoord - dupliek, repliek
wederantwoorden - dupliceren
wederbekomen - herkrijgen
wederbetaalbaar - aflosbaar
wederdoper   anabaptist, doopsgezinde
wederdoperij - anabaptisme
wederga - partuur, portuur
wedergade - gelijke
wedergave   teruggave 
wedergeboorte   palingenese, regeneratie, renaissance, renovatio, reïncarnatie, wederverschijning
wedergeboren - herboren
wederhelft   dulcinea, e(e)ga, echtgeno(o)t(e), ga(de), gemaal, gemalin, man, partner, vrouw
wederhouden - beletten
wederik - boswederik, lysimachia, penningkruid, sleutelbloem, teunisbloem
wederinkomst - rentree
wederinkoop - pandjeshuis
wederinstelling - retablissement
wederinstorting - recidief, recidive
wederkeer - terugkeer
wederkeerlijk - terugvallend
wederkerend   reflexief
wederinstorting - recidief, recidive
wederkeer - terugkeer
wederkeerlijk - terugvallend
wederkerend voornaamwoord   elkander, haar, je, me, mekaar,  ons, zich 
wederkerig   elkaar, elkander, malkaar, malkander mekaar, mutueel, onderling, reciproque, respectief, wederzijds
wederkerige invloed - mutueel, wisselwerking
wederkerigheid -mutualiteit, reciprociteit
wederkerig voornaamwoord   elkaar, elkander, mekaar, 
wederkopen - terugkopen
wederkrijgen - terugontvangen
wederlegging - repliek
wederom – alwe(d)er, andermaal, bis, herhaald, nogeens, nogmaals, opnieuw, terug, weer
wederopbouw - constructie, herbouw, heropbouw, herstel, reconstructie, restauratie,
wederopheffing - relevatie
wederopkomen  - herrijzen
wederopkomend - herrijzend, retour
wederoprichter - restaurateur
wederoprichting - hernieuwing, herstel, relevatie
wederopstanding   herrijzenis, resurrectie
wederopvoering (toneel) - reprise
wederpartij(der) - tegenstander, tegenstrever
wederrechtelijk - illegaal, illegitiem, illiciet, ongeoorloofd, onrechtmatig, onwettig, verboden
wederrechtelijk bezetten   usurperen
wederrechtelijk bezetter   usurpator 
wederrechtelijk in bezit nemen - usurperen
wederrechtelijk toe-eigenen   dieven, gappen,  jatten, pakken, pikken, stelen
wederrechtelijke bezetting - usurpatie
wederrechtelijke inbezitneming - usurpatie
wederrechtelijke toeëigeningen - naasten
wederrechtelijkheid - onrechtmatigheid
wederroepelijk - herroepelijk
wederroepen - herroepen
wederspannig - obstinaat, ongehoorzaam, rebels
wederspoed - tegenspoed
we(d)erspraak - antwoord, tegenspraak
we(d)erstand - verzet
wederstrever - antipode, opponent, tegenstander
wederuitbetaling - renumeratie
we(d)ervaren - avontuur, belevenis, gebeuren, lotsbestel, lotgeval, lotgevallen, overkomen
wederverenigd - hereend
wedervergelden   retaliëren
wedervergelding    represaillemaatregel, retaliatie, retorsie, talio, vergelding, weerwraak, wraak,
wederverhuring - relocatie
wederverkrijging - recuperatie
wederverpachting - onderhuur, sublocatie
wederverschijning - palingenese, reïncarnatie
wedervleeswording   reïncarnatie
wedervoortbrenger - reproducent
wedervoortbrenging - neogenese, regeneratie, reproductie
wederwaardig - rampspoedig, weerstrevend
wederwaardigheid - avonturen, ervaring, gevaar, kruis, leed, onaangenaamheid, onzelfzuchtig, ramp, risico, tegenspoed, tribulatie
wederwoord   antwoord, dupliek, repliek, tegenspraak
wederwoord geven    antwoorden, repliceren
wederzang - palinodie
wederzeggen - herzeggen, tegenspreken
wederzending - renvooi
wederzien - terugzien
wederzijde - keerzijde, tegenzijde
wederzijds   bilateraal, elkaar, elkander, muteel, mutueel, onderling, respectief, tegenmaatregel, wederkerig
wederzijds verband - rapport
wederzijds verbindend - bilateraal
wederzijdse betrekking - correlatie, interrelatie
wederzijdse relatie - correlatie
wederzijdse verhouding - correlatie
wederzijdsheid - mutualiteit, reciprociteit
wedewinde - klimop, tormentil
wedgelegenheid   bingo, lotto, sweepstake, totalisator, toto
wedgooi - toss
wedinrichting -  gokautomaat, gokhal, totalisator, toto
wedinrichting bij paarden - totalisator
wedloop - estafette, hindernisloop, race, run, sprint, veldloop, wedren, wedren, wedstrijd 
wedloop met hindernissen - hordenloop, hordenrace
wedmiddel   lotto, toto
wedren - corso, hardrijderij, koers, omnium, race, racing, ren, run, sprint, wedloop
wedren met een prijs - sweepstake
wedren over korte afstand - sprint
wedren van paarden - koers
wedren van paarden zonder berijder - corsa
wedren voor alle soorten van paarden - omnium
wedrennen - racen
wedrenwagentje   sulky
wedspel - toto
wedstrijd   agoo)n, concours, drive, duel, game, heengaan, kamp, krijt, match, motorwedstrijd, omheining, omnium, partij, prijskamp, rally, race,  roeiwedstrijd, strijdperk, tenniswedstrijd, toernooi, tournooi, tweekamp, wedloop, wielerwedstrijd 
wedstrijd bij Griekse feesten - agon
wedstrijd in een stad - derby
wedstrijd in hardlopen - maraton
wedstrijd in het afleggen van een bepaalde afstand - distantierit
wedstrijd in het schermen - assaut
wedstrijd met gondels   regatta 
wedstrijd met voorgift - handicap
wedstrijd ten bate van - benefiet
wedstrijd tussen twee landen - interlandwedstrijd
wedstrijdfunctionaris - arbiter, fluitist, grensrechter, rondenteller, scheidsrechter, starter
wedstrijd voor amateurs - amateurswedstrijd
wedstrijd voor paarden - draverij
wedstrijdauto - racewagen
wedstrijdbaan - circuit, parcours, wielerbaan
wedstrijdbaan voor auto's - circuit
wedstrijdbeker   cup
wedstrijddeel   game, heat, helft, manche, ronde, set
wedstrijder - kampvechter
wedstrijdfunctionaris - arbiter, fluitist, grensrechter, rondenteller, scheidsrechter, speaker, starter, timer, tijdwaarnemer, vlagger
wedstrijdje spelen - partijtje
wedstrijdleider   arbiter, scheidsrechter 
wedstrijdloper - racer
wedstrijd onderdeel - game, head, manche, ronde, ronde, serie, set
wedstrijdpaard - harddraver
wedstrijdpauze - rust
wedstrijdplan - tactiek
wedstrijdprijs - beker, cup, medaille, plak
wedstrijdroute   parcours 
wedstrijdserie - heat, manche
wedstrijdslede - bob
wedstrijd van gondels in Venetië - regatta
wedstrijd van paarden - draverij
wedstrijduitslag - score
wedstrijdverlenging - barrage, belle
weduwaal - wielewaal
weduwe   Vve (veuve), wed., weeuw 
weduwe (Du.)   Witwe 
weduwe die zich met het lijk van haar man laat verbranden   sutti 
weduwe van adel   douairière 
weduwengeld   lijfrente, douarie 
weduweverbranding   suttiisme 
weduwgoed   douarie
weduwvogel - kaffervink - wida
wedijver - concurrentie, emulatie, mededinging, naijver, rivaliteit, ijverzucht
wedijveren   certeren, concenteren, concurreren, dingen, emuleren, kampen, mededingen, rivaliseren
wee   akelig, angst, draaierig, droefheid, flauw(hartig), futloos, kramp, lamlendig, leed, misselijk, naar, narigheid, nood, ongeluk, onheil, ontsteltenis, onwel, pijn, ramp, slap, smart, verdriet, zeer 
 weedas - potas
weedom - droefheid, leed, smart, verdriet
weefblad - weefkam
weefgoed - textiel
weefkam - schacht
weefpatroon - keper
weefsel   rag, web, doek, katoen 
weefsel - 
2    zij
3    net, rag, taf, tijk, web
4    baai, baar, cord, doek, dril, gaas, jute, kant, kaki, krip, lame,
      rips, sits, taft, trijp, tule, vilt, zijde
5    ajour, atlas, bafta, batik, cocos, crêpe, drill, gonje, grein, jeans, 
      kelim, keper, laken, keper, loden, moire, nappa, nylon, orlon, 
      sanel, satijn, serge, tafzij, tetra, tissu, tweed
6    barkan, batist, biaise, blasse, canvas, cloqué, cotelé, damast, 
      dralon, dromby, duffel, flanel, frotté, jaeger, katoen, linnen, 
      luster, madras, mohair, molton, nylon, pluche, poplin, ratiné, 
      sameet, tartan, tissue, tricot, velvet
7    brokaat, cheviot, enkalon, fluweel, gobelin, manking, matting,       organda, ribcord, satinet, textiel, trielje, velours
8    astrakan, bombazijn, chenille, coteline, cretonne, floconné,  
      kamgaren, merinos, nanking, organdie, popeline, shantung, 
      stramien, taffetas, zeildoek
9    cachemire, crepeline, gabardine, kunstzijde, lancaster, 
      neteldoek
10  damastzijde, graslinnen, manchester, mousseline, ribfluweel,          vlaslinnen
11  napolitaine
weefsel met gouddraad - brokaat
weefsel met kleuren en figuren - batik, damast, katoen, sits
weefsel met strepen in de lengte - rayé
weefsel met zilver- of gouddraad - lamé
weefsel ter vervanging van glas - testarium
weefsel uit turfvezels - berandine
weefsel van ananasvezels - pinas
weefsel van drad - gaas 
weefsel van een spin   rag, web 
weefsel van kamgaren   moreen 
weefsel van lagere cryptogamen - loof
weefsel van planten tussen bast en hout   cambium
weefsel van vlas   linnen 
weefsel voor borduurwerk - aida
weefsel voor voering - bambazijn
weefsel afsterven   gangreen, infarct, necrose
weefsel, geruwd - flanel
weefsel, grof wollen - pilo
weefsel, kleuig - ikat
weefsel openbewerkt - ajour
weefseldraad   rafel 
weefselkokertje - cocon, weefseltonnetje  
weefselleer   histologie 
weefselprop - nop
weefseltonnetje   cocon 
weefselvocht   lymfe 
weefselverharding   eelt, sclerose 
weefselvernietigende stoffen - caustica
weefselverslapping - atonie
weefselversterf   gangreen, infarct, necrose
weefselvloeistof - lymfe
weefselvocht - lymfe
weefstoel - spindel, weefgetouw
weefstoffen - textiel
weefterm - inslag, schering
weeftoestel   getouw, lintmolen, spindel, stoel, weefgetouw, weefstoel
weefwijze - keper
weeg - beschot
weegapparaat   balans, bascule, brievenweger,  brug, haak, ponder, schaal, snelweger, (stads)waag, unster, weegschaal
weegbaar - ponderabel
weegbree - breukkruid, kraaievoet, plantagi, reie (zeeweegbree), tonge
weegbreeachtigen - plantaginaceeën
weegbrug - bascule
weeggebouw, plaats - (stads)waag
weegglas - aerometer, vochtmeter
weeghaak - unster
weeghefboom - balans
weeghuis   waag
weegkunde - statica
weegloon - wikgeld
weegluis - insekt, wandluis, wants
weegplaats - waag
weegschaal   balans, baroscoop, bascule, libra, snelweger, unster, waag
weegtoestel   balans, bascule, brug, haak, schaal, unster, waag, weegschaal  
week – aandoenlijk, beurs, dras, drassig, gevoelig, klef, krachteloos, lobberig, mals, moerassig, mollig, morbide, murw, onvast, pasteus, plat, sentimenteel, slap, slijmerig, smeltend, smelterig, teder, teer, teergevoelig, tets, vertroeteld, verwijfd, wee, weekhartig, willoos, zacht, zwak
week. (muz.) - pastoso
week maken - malaxeren, vermurwen
week metaal - lood, natrium
week vet - reuzel, smout
weekdier - 
4    abra, clio, kwal, slak, toot, wulk
5    abida, acera, argus, conus, doris, echel, gaper, harpa, kauri,            mitra, na�de, oliva, patje, sepia
6    aaaltje, aeolis, anomie, deaena, cassis, chiton, corbis, herudo,
      kalmar, molusk, mossel, najada, nerene, oester, patjet, salpen, 
      taenia, toredo, voluta, zaagje, zeekat zeeoor
7    achtarm, aplysia, artemis, astarte, avicula, batissa, bivalve,              boeboek, bolworm, bontoog, cypraea, distoma, draaier, 
      geoduck, goerita, gribbel, inktvis, kalmare, karakol, kokhaan, 
      kreukel, meshelft, mollusk, octopus, oxyuris, patella, pholade, 
      pompong, purpura, pijlworm, terebel, tubifex, veelarm, 
      wegslak, zeekwal, zeemuis, zeerups, zeeslak, zeevonk, 
      zeeworm
8   aardslak, aardworm, aarsmade, aarsworm, acephale, achtvoet,
     alikruik, amalthea, ammoniet, argonaut, aricieën, ascaride, 
     bandworm, boomslak, boorworm, broedval, buccinun,
     buisworm, caracole, darmworm, dauwworm, diepslak, haliotis,
     harpslak, helicide, helmslak, hermione, houtworm, janthina,
     leverbot, lintworm, lijklaken, meerslak,  meshelft, nautulus, 
     nephelis, paalworm, paludina, pholades, platworm, poelslak, 
     strombus, trichine, trichino, univalve, veldslak, vermetus,
     warmslak
 9  agaatslak, anneliden, arkmossel, armpoliep, ascariden, 
     belemniet, blaasworm, boorhoorn, dadelslak, draadworm,
     eikeltong, 
     hoornslak, kammossel, kegelslak, keverslak, kinkhoren, 
     koordworm, littorina, messchede, molluseum, paalworm, 
     plooislak, regenworm, reuzenoor, schijfslak, traphoren,                  tijgerslak, soentoeng, spoelworm, spuitworm
10 aaldiertje, azijnaaltje, boekenkuif, boomoester, boormossel,
   borstelrog, boternapje, enterozoën, hartschelp, helminthen,
     meikoester, moerasslak, nerietslak, noordhoorn, platwormen, 
     pijlinktvis, purperslak, rondwormen, ringwormen, sluierslak,
     stekelslak, tepelhoorn, wenteltrap, wervelstorm, xylophagus, 
     zandoester, zandschelp, zeeamandel, zeetrompet
11 ammonshoorn, bloedzuiger, borsteldier, borstelworm,
     heesterslak, korenaaltje, lazurusklep, parelmossel, schaalhoorn,
     slinkerworm, stekelhoren, strandgaper, tarweaaltje, 
     tolhoorntje, vleugelslak
12 bietenaaltje, echinococcus, eendenmossel, hoornzeeslak,
     manteldieren, pelikaanvoet, rivieraaltje, tritonshoren,
     wortelaaltje, wijngaardslak, zwanenmossel, armschelpdier,
     bisschopsmuts, borstelstaart, forminiferen, drijfhoornslak,
     ingewandsworm, knieschijfslak, maagzakdieren, porceleinslak,
     stengelaaltje. stijfselaaltje, viooltjesslak 
13 bisschopsmuts
14 agaathoornslak, amberhoornsiak, blaashoornslak,
     bloeddraadworm, bloemhoornslak, boorschelpdier,
     draaihoornslak
15 achterkieuwigen, hersenblaasworm, kraalsprietworm,
     nemathelminthes, platyhelminthes, zoetwatermossel,
     zoetwaterpoliep,
18 moerasdrijfhoorntje,
21 dwergdraalhoornslakje
weekblad - magazine, periodiek, tijdschrift
week en sappig - mals
week en slap - zwak
week en zacht - mals, teder
week gemaakt - murw
week maken - vermurven
week mengsel   deeg, moes, pasta, specie, tras
week mengsel met meel - deeg
week of vochtig - klef
week van tien dagen van de Franse republikeinse kalender   decade
week vet - smout
week worden - smelten
weekgeld - loon
weekeinde - weekend
weekendhuisje - buitenhuisje
weekendhuwelijk - latrelatie
weekhartig   medelijdend, ontroerd, slap, teer, zachtaardig
weekheid - lafheid, morbiditeit, slapheid, slapte, verwijfdheid, weekhartigheid, zachtheid
weekheid van gevoel - sentimentaliteit
weekhout   berk, els, linde, populier, wilg
weekkaart - abonnementskaart
weeklacht   ach, elegie, jammerklacht, jeremiade, lamentatie, wee
weeklagen - jammeren, jeremieren, kermen, klagen, lamenteren, steunen, treuren, zuchten 
weeklagen over - beklagen
weekloon - pee, weekgeld
weekmoedig - teerhartig, weekhartig, zachtmoedig
weekoverzicht - weekjournaal, weekstaat
weekplaats voor vlas -  reet, root, roterij
weekvinnige roofvis - forel, meerval, smelt, sneep, visduivel, wentelaar, zeelt
weekvinnige vis   forel, kabeljauw, malacopterygius, meerval , schelvis, sneep, wijting
weekvinnige zeevis – schelvis
weekijzer aan de polen van een hoefmagneet - armatuur
weekijzer met laag koolgehalte - smeedijzer
weelde   luister, luxe, opschik, overdaad, overmaat, overvloed, praal, pracht, ruim, rijkdom,  rijkheid, schittering, tooi, weids, welig, wellust
weelderig   epicurisch, exuberant, fastueus, grootscheeps, lucullisch, luxueus, overdaad, overdadig, overstelpend, overvloedig, plantureus, prachtig, royaal, rijk, somptueus, somptuositeit, sybarietisch, voluptueus, weelderig, weids, welig, wellustig, wulps
weelderig levende - satraap
weelderig maal - lucullusmaal
weelderige bladergroei - superfoliatie
weelderige pracht - somptuositeit
weelderigheid   somptuositeit  
weemoed - mistroostigheid
weemoed (muz.) - voglia
weemoedig - aangedaan, droevig, elegisch, maestoso, melancholiek, (muz.)mesto, mistroostig, teergevoelig, zachttreurig
weemoedig (muz.) - dolendo, dolente, maestosó, mesto
weemoedig zingen - kwelen
ween - teen, wilgentak
weenderik - mannetjeseend, woerd
wee of pijn - zeer
wee of verdriet - leed
Weens musicus - Strauss
Weens park   Prater
Weens schilder - Makart
Weense populaire muziek   schrammelmuziek
Weense stadswijk - Grinzing
weep - wesp
weeps - flauw, heetbloedig, laf, zouteloos
weer   alweer, alweder, andermaal, her, nogmaals, opnieuw, terug, weerom, weder(om)
weer aaneen sluiten - opsluiten
weer aangroeien - regenereren
weer adem scheppen - verademen
weer afslaan - recederen
weer beginnen - hervatten
weer bezielen - reanimeren
weer bruikbaar maken - regenereren
weer bijeen brengen - herenigen
weer doen aangroeien - regenereren
weer doen opleven - reactiveren 
weer een lichamelijke gestalte geven - reïncarneren
weer eens - weerom
weer eens worden - raccorderen
weer goed maken - boeten, herstellen, rectificeren, redresseren
weer in orde maken - repareren
weer inlijven   reïncorporeren
weer kopen (bijbels) - lossen
 weer langs komen - repasseren
 weer levendig worden - opveren
weer naar punt van uitgang   terug 
weer op adem komen - respireren
weer op krachten brengen - reconforteren
weer op orde stellen   saneren 
weer opbloeien - refloreren, refloresceren
weer openen - recluderen
weer opkrullen   refriseren, refrizeren
weer opvatten   hervatten
weer opwekken - herscheppen, regenereren
weer opwekking van de levensgeesten   reanimatie
weer ordenen - saneren
 weer samen brengen - herenigen
 weer scheep gaan - reëmbarkeren, rembarqueren
weer tot bloei komen - opleven
weer uitbetalen - renumereren
weer valide maken - revalideren
weer verenigd - hereend
weer verenigen   reuniëren, herenigen 
weer verzamelen - ralliëren
weer voortbrengen - regenereren
weer werkend maken - reactiveren 
weeraal - donderaal, modderkruiper
weerachtig - eeltachtig
weerbaar   dapper, geharnast, gewapend, houdbaar, paraat, slagvaardig, strijdbaar, strijdvaardig, valide, verdedigbaar
weerbarstig   dwars, hardnekkig, koppig, ongedwee, onhandelbaar, recalcitrant, renitent, stijf(hoofdig), stug, tegendraads, weerspannig 
weerbarstigheid - dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, koppigheid, onhandelbaarheid, recalcitrantie, stijfhoofdigheid,
weerbeeld - spiegelbeeld
weerboompje  - zeemos
weerdak - afdak
 weerdbos - griendhout, waardhout
 weerder - verdediger
 weerdruk - doordruk
weerga - evenbeeld, gelijke
weergaaf - wedergave, weergave
weergalm - echo, resonantie, weerklank
weergalm geven - naklinken, resoneren
weergalmen   echoën, galmen, resoneren, weerklinken 
weergalmend - resonant
weergaloos - enig, gadeloos, ongeëvenaard, onvergelijkelijk,  uitstekend, uniek,  voorbeeldig
weergang - borstwering, kooromgang, kring, omloop, rand, tinnen, torenomgang, trans,
weergave -  afbeelding, copie, reproductie
weergave van het geluid - hifi
weergeld - zoengeld
weergeven - afbeelden, onthullen, teruggeven, uitbeelden, uitdrukken, uiten, vertalen, vertolken 
weerglans - afstraling, luister, reflex, roem, terugkaatsing, terugstraling, vermaardheid, weerschijn
weerglas - barometer, baroscoop
weerhaak - anker
weerhaan - anemoscoop, windwijzer
weerhouden - tegenhouden, terughouden 
weerhout - bitterzoet
 weerhuisje - hygrometer
weerjaarboek - almanak
weerkaatsen - botsen, botten, echoën, reflecteren, terugkaatsen
weerkaatsend glas - spiegel(glas)
weerkaatsing   reflectie
weerkaatsing van het geluid - resonantie
weerkant - tegenzijde
weerkeer - terugreis
weerkenner - meteoroloog, weerkundige
weerkeren - terugkomen
weerklank   echo, effect, ingang, na(galm), naklank, reactie, repliek, resonans, resonantie, respons, weergalm, weerslag
weerklank vinden - resoneren
weerklinken - echoen, resoneren, weergalmen
weerklinkend - resonant
 weerkruipertje - hondsdraf
weerkunde    aërologie, atmosferologie, meteorologie,  weervoorspelling(wetenschappelijke)
weerkundig -  meteorologisch
weerkundig instituut   KN.M.I. 
weerkundige   meteoroloog 
weerkundige term - bewolking (afnemend, cycloon, koufront, krimpen (van de wind), maximum, minimum, neerslag, ruimen
weerlam - watersnip
weerleggen   bestri|den, confuteren, dupliceren, rescontreren, refuteren, repliceren, responderen, tegenspreken, verdedigen
weerlegging - confutatie, repliek, refutatie, refuus 
weerlicht   bliksem, bliksemflits, bllksemschicht, bliksemstraal, drommel, flits, hemelvuur
weerlichten - bliksemen
weerloos - hulpeloos, machteloos, onbeschermd, onmachtig, teer, zwak
weermacht   armee, défensie, krijgsmacht, leger, militie 
weerom - andermaal, weer, weder, terug 
weeromstuit - afstuit, reactie
weeroog   strontje, gerstekorrel 
weerschaap - hamel
weerschappij- heemraadschap
weerschijn   lichtweerkaatsing, luister, reflectie, reverberat, reverberatie, terugstraling 
weersgesteldheid   klimaat, temperatuur, weer 
weerslag - ongeluk, reactie, tegenslag, terugslag, tegenspoed, weerkaatsing, weeromstuit
weersmaak - afkeer, tegenzin, walging
weerspannig   afkerig, balorig, balsturig, eigenzinnig, koppig, kwaadwillig, obstinaat, ongehoorzaam, onhandelbaar, onwillig, oproerig, rebels, recalcitrant, refractair, renitent, stijfhoofdig, tegenstrevend, weerbarstig
weerspannige   muiter, oproerling, oproermaker, opstandige, rebel, refractair
weerspannigheid - ballorigheid, balsturigheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, obstinaatheid, onhandelbaarheid, onwil, rebellie, recalcitrantie
weerspiegelen - reflecteren, terugkaatsen    
weerspiegeling - reflectie
weerstaan - trotseren, resisteren, verzetten
weerstand - afweer, beschutting, onwil, protest, rebellie, reluctantie,  rem, resistentie, rheostaat, tegenstand, tegenkantig, verzet
weerstand bieden - resisteren, verweren 
Weerstand van wisselstroom - impedantie
weerstandslijn   linie
weeratandsmeter - ohmmeter
weerstandsvermogen - energie, kracht, resistentie, sterkte, taaiheid
weerstreven - tegenkanten, tegenspartelen, trotseren
weerstrever - antagonist, opponent, opposant, tegenstander
weerstuit - reactie
weersverschijnsel - elm(u)svuur
weervis - barometervis, donderaal, smeerling
weervoorspeller - almanak, barometer, meteoroloog, weeran
weerwerk - reactie, respons, tegenspel
weerwil   onwil, spijt, tegenzin
weerwolf - Lamia(Gr.), manwolf (nachtrover)
 weerwolfziekte - lycantropie
weerwoord - antwoord, repliek
weerwraak   revanche
weerwijzer - meteoroscoop, weerglas
weerzien - hereniging, revoir, terugzien
weerzin - afgrijzen, afkeer, afschuw, antipathie gruwel, hekel, node, tegenzin, walg, walging
weerzin voelen voor - repugneren
weerzinig - afkerig
weerzin of afkeer - walging
weerzinwekkend - afgrijselijk, afschuwelijk, execrabel, repugnant, revoltant, walgingwekkend, walgelijk, stuitend  
wees   ouderloze
wees gegroet - ave, salve
wees worden - verliezen
wees zo goed - gelieve
weesboom - ponder
weesboontje - paternostererwt
weesgegroetje   Ave-Maria, avemarij
weeshuis - armhuis
weet - kennis, kennisgeving, wetenschap
weet hebben van - bewustzijn
weetal - veelweter, wijsneus
weetgierig - leergierig
weetgierigheid - leergierigheid
weetlust - leerlust
weetniet - domoor, ezel, stommeling
weeuw - regenwulp, weduwe, weeuwplant
weeuwenaarspijn - weduwnaarspijn
weeuwtje - nonnetje, zaagbekeend
weewater - hartwater
weewinde - kamperfoelie, tormentil
weewortel - tormentil
weg   absent, afwazig, apo (Gr.), autoweg, baan, bergweg, bosweg, dreef, foetsie,  gegaan, gevlogen, heen, henen, hiervandaan, hoofdweg, koers, kwijt, laan, landweg, loop, lijdensweg, menne(weg), oprit, pad, pleite, reisroute, richting, route, rijweg, spoorloos, spoorweg, steeg, straat, straatweg, uit, uithuizig, uitweg, verdwenen, verloren, vertrokken, verzonden, via, voetweg, voort, voorwaartswandelweg, waterweg, weggegaan, zeeweg, zoek, zijpad, zijweg
weg af of uit nemen - afladen
weg alleen voor autoverkeer - autostrade
weg banend - baanbrekend
weg langs watering   gouw 
weg met - abas
weg met bomen   allee, avenue, dreef, laan
weg sturen - lozen
weg tussen twee punten - afstand
weg van behandeling van leerstof - leergang
weg van het al - tao
weg voor fietsers   fietspad, rijwielpad 
weg voor te drijven - drift
weg voor voertuigen - rijbaan
weg waarlangs men ergens komt - toegang
wegaanleg plan - tracé
wegafsluiting   barrière, boom, obstakel, tol, tolhek, versperring
wegbannen - verjagen
weg bedekking   asfalt, beton, bitumen, grint tegel, kassei, keien, klinkers, macadam, straatstenen
wegbereider   baanbreker, pionier, voorloper,
wegbergen - opbergen, opruimen, opsteken
wegberm   kant, talud
wegbijten - aantasten
wegbliksemen - wegdonderen
wegblijven - verzuimen
wegboenen - wegjagen
wegbonjouren - afpoeieren, wegsturen
wegbranden - uitbijten
wegbreken - slopen
wegbrengen - bezorgen, vervoeren
wegbrokkelen - uitbreken
wegbrug - spoorwegbrug, viaduct
wegbijten - eroderen
wegcijferen - elimineren  
wegcircuit - parkoers
wegdistel - ezelsdistel
wegdoen - afdanken, afschaffen, ruimen, asfalt, opbergen, opruimen, opzeggen, plaveisel, uitwissen, verkopen, verwijderen, wegbrengen, weggeven, wegsluitenwegvegen
wegdoezelen - indommelen
wegdragen - meedragen, verkrijgen
wegdrijven - verdrijven
wegduwen   verdrijven, verdringen, verwijderen
wegebben - afnemen
wegebladen - weegbree
wegedoornbes - duinbes
wegedoornfamilie - wegedoornachtigen
wegel - pad, weg, wegje
wegen - wikken
wegenbelasting - aangaande, betreffende, daarom, door, inzake, om, per, vanwege, waarom, weggeld
wegens   aangaande, betreffende, daarom, door, ingevolge,  inzake, nopens, om,vanwege, waarom, 
wegens hem - zijnentwege
wegens hen   hunnentwege 
wegens mij - mijnentwege
wegens verzuim verschuldigd - moratoir
wegenschender - straatrover, struikrover
wegenschenderij - struikroverij
wegenwacht - A.N.W.B., autohulp, W.W.,
wegedoornachtigen - rhannaceeën
wegen met een unster - ponderen
wegenschender - straatrover, struikrover
weggaan - afgaan, afnokken, afreizen, discessie,  gat, heengaan, inrukken, opbonjouren, opduvelen, ophoepelen, opkrassen, opstappen, opstijgen, pleite, smeren, uitgaan, verdwijnen, verlaten, vertrekken, verwijderen, verzwinden, wieberen
weggappen - wegdieven, wegnemen
wegge - weg
weggebruikers - verkeer, wandelaar 
weggekropen - verscholen
weggeld - wegenbelasting
weggelopen - gedeserteerd, gedrost, gesmeerd
weggelopen negerslaaf in Suriname - marron, marroon
weggestopt - verborgen
weggetje - pad, paadje, voetpad, wegel, wegweling (Z.N.)
weggeven   aanbieden, legateren, schenken, trakteren, uitdelen, vermaken, wegdoen 
weggevoerde - gedeporteerde
weggeworpen voorwerp - projectiel
weggeworpen voorwerp terugbrengen - apporteren
weggieten - uitgieten
wegglijden - slippn
weggooien - afdanken, vergooien, wegwerpen
weggooifles - monofles
weggras - varkensgras
weggraven - uitgraven
weggrijpen - grissen
weghakken - verwijderen
weghalen - meenemen, struinen
weghouden - afhouden, verstoppen
weging - wik
weging op de stadswaag - wik
wegjagen - chasseren, ontslaan, opjagen, verdrijven, wegsturen, wegzenden
wegjatten - wegroven
wegkant   berm, strook, talud 
wegkapen - dieven, gappen, graaien, jatten, moeren, pikken, ratsen, roven, snaaien, snezen, stelen
wegkappen - weghakken
 wegkeilen - wegsmijten
 wegkloppen - uitkloppen
wegknagen - afsterven, eroderen, wegteren
wegknippen - snoeien
wegkomen - ontkomen, ontsnappen, verdwijnen
wegkrabben - raderen
wegkrimpen - ineenkrimpen
 wegkruid - varkensgras
 wegkruien - wegvoeren
wegkruipen - versteken, verstoppen, wegduiken
wegkruipertje - verstoppertje
wegkruising - kruispunt, overweg, viaduct
wegkuieren - heenkuieren
wegkwijnen   afsterven, atrofiëren, smachten, teren, verkommeren, vermageren, wegteren 
wegkwijning - atrofie, uittering
weg langs een sloot - gouw
weglaten   elideren, exileren,omitteren, overslaan, supprimeren, uitlaten, vergeten 
weglating - elisie, nalatigheid, omissie, supprimatie, uitlating,
verzuim
weglating van èèn letter of lettergreep - haplografie
weglating van een onbeklemtoonde klank - elisie
weglating van een spraakklank - aferesis, apocope, syncope,
weglating van klank - elisie, verzuim 
weglating (van letters of woorden) - apocope, elisie, omissie,
 overslag, verzuim
weglating van woorden in een volzin   ellips 
weglatingsteken - afkoppelingsteken, apostrof(e) 
wegleggen - opbergen, sparen
wegleggen van geld - reponeren, reserveren, sparen
wegleiden - wegvoeren
weglopen   deserteren, drossen, dwepen, echapperen, heengaan, ontsnappen, smeren, spankeren, vluchten
weglopen uit dienst - desertie
wegloper - deserteur
wegmaaien - weglopen
wegmaken - distribueren, verliezen, zoekmaken
weg met bomen - allee, dreef, laan
wegmeter - hodometer, pedometer
wegmoffelen - afdoen, afnemen, afruimen, afzetten, camouflage, camoufleren, deroberen, enleveren, escamotage, escamoteren, gappen, graaien, grissen, jatten, kapen, klauwen, pikken, roven, snaaien, stelen, struinen, wegfrommelen, wegnemen 
weg naar garage - oprij
weg naar woning - dreef, oprijlaan
wegnemen - afnemen, gappen, jatten, kapen, klauwen, ontfutselen, ontnemen, ontvreemden, opheffen, opnemen, pakken, pikken, roven, snaaien, stelen, uitrukken, vergrijpen, verwijderen 
wegnemen van een orgaan   ablatie 
wegnemen van gezwellen   extirpatie 
wegnemen van lichaamsdelen - ablatie, amputeren
weg of zoek - kwijt
weg om een stad - rondweg
wegpakken - gappen, jatten, kapen, pikken, stelen, wegnemen
wegpoetsen - afvegen, schoonmaken
wegraking - bezwijming 
wegrand   berm, talud 
wegreizen - vertrekken
wegrennen - weglopen
wegrijden - vertrekken
wegrotten   rotten, vergaan, verrotten
wegroven   grissen, jatten, rampassen, rampokken, snaaien, stelen
wegruimen - opruimen, removeren
wegschenken - aanbieden, weggeven
wegschieten - afvuren
wegschoppen - verwijderen
wegslingeren - smijten
wegsluiten - opsluiten
wegsmijten - weggooien, wegwerpen
wegsnellen - vluchten, wegijlen
wegspoelen - wegdrijven
wegsprinten - demarreren
wegstelen - gappen, kapen, pikken
wegsterven - verkwijnen
wegstervend (muz.)   diluendo, espirando, estinguendo, morendo, moriente, smorendo, snorzando 
wegstoppen - verbergen
wegstoten - verwerpen
wegstouwen - opbergen
wegstromen - uitvloeien
wegstuffen - uitgommen
wegstuiven - wegsnellen
wegsturen - afdanken, verzenden, wegbonjouren, wegzenden
wegteren - atrofie, uitteren, wegkwijnen
wegtrekken - afreizen, wegdrijven, wegnemen
weg tussen weilanden - landweg
wegvagen - uitwissen
wegvallen - uitvallen
wegvallen van een klank aan het begin van een woord   aferesis
wegvallen van een lettergreep aan het einde van een woord - apocope
wegvaren - uitzeilen
wegvegen - uitvagen, uitpoetsen, uitwissen
wegverbinding - traject
wegverharding   asfalt, bestrating, beton, grint, keislag, kiezel, macadam, puin, split, steenslag
wegvlakken - raderen, uitvagen
wegvloeien - lekken
wegvloeing - suatie
wegverhoging   berm, talud
wegvoeren - afvoeren, deporteren, transporteren 
weg voor fietsers - fietspad, rijwielpad
weg voor snelverkeer - autobaan, snelweg
wegvreten - verorberen, verzuren
wegwedstrijd - criterium, giro, parcours, ronde, tour 
wegwerken - elimineren, gelijkmaken, opruimen, uitschakelen, verwijderen
wegwerker   kantonnier 
wegwerking - eliminatie, opruiming
wegwerpen   weggooien, wegsmijten
wegwezen - nokken
wegwijzer   baken, cicerone, geleider, gids, guide, handwijzer, kompas, leidsman, paddestoel, pijl, reisgids,  verkeersbord
wegzakken - dalen, verzakken
wegzakken in water - zinken
wegzenden - lozen, versturen, verzenden, wegjagen, wegsturen
wegzenden van personeel   ontslaan 
wegzending - relegatie, versturing
wegzetten - opbergen, verplaatsen 
wegzinken - zakken, verdwijnen, verzakken
wei   alm, beemd, bergwei, bloedwater, broek, weide, dries, etlandgreed, grasland, grasveld, greid, groenland, hui, made, meers, serum, veld, weide, weiland
wei in het hooggebergte -  alm 
weiachtig - sereus,  waterachtig 
weidblad - weimes
Weichsel - Wisa
Weichsel/oostmond van de   Nogat 
weide - beemd, dries, grasland, grasvlakte
weide in het hooggebergte   alm 
weide met vruchtbomen - boomgaard
weide voor gemeenschappelijk gebruik   meent, mient, park
weidebloem - boterbloem, madeliefje
weidedier    geit, koe, schaap
weidedieren   vee 
weidegewas - gras
weidegrond langs beken of  rivieren -  beekbezinking, 
groengrond
weidekervel - silaus
weidekringzwam - steelzwam
weideland - grasland
weidemaand - prairial
weideman - jager
weiden - grasen, hoeden
weideplant - agrimonie, boterbloem, madelief, paardebloem,
pinksterbloem
weiderij - veehouderij
weideveld -grasland
weidman   jager
weidmes -  jachtmes, weimes
weids   breed, deftig, glansrijk, grandioos, groots, grootscheeps,  heerlijk, hoogdravend, imponeren, kloek, kostbaar, luisterrijk, magistraal, monumentaal, pompeus, prachtig, roemrijk, ruim, schitterend, statig, stralend, trots, subliem, uitgebreid, verheven, verrrukkelijk, voornaam, vorstelijk, weelderig, zwierig
weids (muz.) - largo
weidsheid - luister, praal, pracht
weidspel   jachtvermaak, weispel 
weidwerk - jacht
weifelachtig   aarzelend, besluiteloos, dubieus, onzeker, twijfelend
weifelen - aarzelen, aarzelen, dralen, treuzelen, walen, wankelen
weifelend   aarzelend, besluiteloos, dralend, onvast, onzeker, schoorvoetend  
weigelia - sierheester
weifeling   aarzeling, besluiteloosheid, dubio, dubium, hesitatie, 
weifelmoedig - onbestendig, veranderlijk
weigerachtig - weerbarstig
weigeren - afschrijven, afslaan, afstammen, afwijzen, afwimpelen, bedanken, ketsen, ontzeggen, refuseren, terugwijzen, verbieden, versmaden, vertikken, verwerpen
weigeren te accepteren - rebuteren
weigeren te doen - vertikken
weigeren te verrichten - vertikken
weigeren van een pistool - ketsen
weigerend antwoord - afwijzing, rebut, repuls
weigerend bevel - verbod
weigerig - weigerachtig
weigering - abnegatie, afkeuring, afslag, afwijzing, bedanking, bedenking, bezwaar, hapering, nee, objectie, ontzegging, recusatie, refuus, regres, regressie, repulsie, tegenwerping, verwerping
weigering van aangeboden wissel - protest
weigerlijk - behoedzaam, zorgzaam
weigras - weidegras
weigroen - grasgroen
weigrond - weidegrond
weihnachtstolle - kerstbrood
weiland   beemd, broek, dries, etland, grasland, ham, hooiland,  meers, schaar, veld, wei, weide 
weiland (drassig)   dries
weiland (gemeenschappelijk) - meent. mient
weiland (maaigras)   made 
weiland (Vlaams)   mars, meers 
weiland aan water   beemd 
weiman - jager
weimes - jachtmes
weinig   beetje, druppel, enig, enigszins, even, gering, grijpstuiver, habbekrats, iets, ietsje, ietwat, karig, kwalijk, lichtelijk, louw (barg.), luttel, matig, min, mondjesmaat, obligo (Gr.), oligos, onaanzienlijk, onbeduidend, parum (Lat.), schaars, schraal, schijntje, schril, sikkepit(je), snars, spaan, spat, sprankje, vingerbreed, wat, wolkje, zelden, zeldzaam, zuinig 
weinig (in aantal) - enige, enkel, gering, iets, wat
weinig aandacht op geestelijk gebied - steriel
weinig beduidend - onbeduidend
weinig bekend - minbekend
weinig belangrijk   bijzaak, futiel
weinig betekenend - onbeduidend
weinig bevleesd   benig
weinig bezittend   arm, armoedig, sjofel, sober
weinig buigzaam - stug
weinig diepgang - vlotgang
weinig doortastend - indolent, laks, sloom
weinig duizelig - licht
weinig eenvoudig - ingewikkeld
weinig eten en drinken - vasten
 weinig flink persoon - doetje
weinig gebruiken - vasten
weinig geld - grijpstuiver
weinig gevorderd - mingevorderd
weinig hoop - sprankje
weinig in aantal   enige, enkele, gering
weinig indrukwekkend spreker - tirade
weinig ingewikkeld - eenvoudig, simpel
weinig inspanning vergend - licht
weinig kostbare halfedelsteen - siersteen
weinig kunnende verdragen - kittelorig, lichtgeraakt, onsterk, 
prikkelbaar, teer, zwak
weinig lauw - lierlauw
weinig levendig - saai
weinig lichthartig - lichtjes
weinig naam hebbende - onbekend
weinig nadenkend   onberaden, ondoordacht, onvoorzichtig
weinig nat - klam, vochtig
weinig of geen vruchten voortbrengend - steriel
weinig omgang - discours
weinig omzet (handel) - eb
weinig ontbrekend - bijna, onvoltallig
weinig ontvankelijk - koel, koud, onverschillig, stug, roerloos, steriel
weinig ontwikkeld - dom
weinig reactieve vloeistof - ether
weinig samengesteld   ongecompliceerd, simpel, eenvoudig 
weinig samenhandig - rul
weinig sap bevattend - voos
weinig sprekend - gesloten, stil, zwijgzaam
weinig sprekende - zwijgzaam
weinig streng - clement
weinig substantieel - iel, teer, ijl
weinig thuis   onhuiselijk, uithuizig
weinig tijd - even
weinig verbruikende gasbrander - spaarbrander
weinig verlicht - donker, duister, schemerig
weinig vet - mager
weinig vleiende opmerking - hatelijkheid, sneer, steek (onder water)
weinig voorhanden - schaars
weinig voorkomend - alledaags, boers, enig, gemeen, gewoon, grof, ongemanierd, zeldzaam 
weinig voornaam   onbeschaafd, ongeciviliseerd, ordinair, plat, plomp, vulgair 
weinig vooruit gekomen - mingevorderd
weinig vraag in de handel - loom
weinig vroeg   laat
weinig vrijheid latend - gebonden
weinig vrijheid veroorlovend - streng
weinig warm - koud, lauw
weinig werk -  sinecure
weinige - enkele, paar, stel
weinige hoedanigheid - eenvoud
weinigen   enigen, enkelen, sommigen
weinigje - lutje, snars, zier
 weinigte - ongenoegzaamheid
weispel   jacht(vermaak),  weidspel
weit   mais, tarwe, zandhaver, zwartkoren
weit, valse - zandhaver
weitakker - tarweakker
weitas - jagerstas
weitestro - bloem, brood, koek, korrel, meel
weithalm - korenaar
weitschoof - korenschoof
 weiveld - weideveld
weivlies - amnion, serosa
wekamine - amfetamine, pervitine
wke aarde - blubber, dras, moeras
weke grond -  dras
weke, half vloeibare stof - brij, pap 
weke harssoort - balsem
weke klomp vlees - kwab
weke massa - brij, deeg, gelei, moes, pasta, pulpa
weke massa vet   kwab
weke modder -  slik, slobber, slijk
weken van hennep of vlas - roten
weke spijs   brij, moes, pap 
weke stof - merg, pasta, smeer
weke vettige stof   merg, smeer 
wekeling   sybariet
wekelijk - sybarietisch, verwijfd
wekelijks verschijnend - hebdomadair
wekelijkse optocht van de sultan naar de moskee - salemnik
weken - macereren, meuken, roten
weken van hennep of vlas - roten
weking - maceratie
wekken - aansporen, aanzetten, alarmeren, duwen, kloppen, opwekken, poken, porren, reveille,  porren, roepen,  veroorzaken, verwekken
wekker - porder, verklikker, wekkerklok
weksein - reveille
wekster - porster
wektoon - oproepsignaal
wel   asjeblieft, bron, gezond, goed, inderdaad, kwel, lekker, oorsprong, pletrol, put, spreng, uitstekend, waarschijnlijk, weliswaar, zeer
wel bekome het u   proost, prosit, santé
wel doorschijnend maar niet doorzichtig glas   matglas 
wel overwogen - rijp
welaan   kom, komaan, sa
welbehagen   believen, eigenlijk, euforie, feitelijk, genoegen, genot, goeddunken,goedkeuren, goedvinden, lust, smaak, welbeschouwd, welgevallen, welnemen, wil, willekeur
welbeminde (de) - liefste
welberaden - bedachtzaam, bezonnen, overwogen, raadzaam, weloverwogen
welbeschouwd - eigenlijk, feitelijk, tenslotte
welbespraakt   eloquent, rap, rederijk, welsprekend, woordenrijk
welbespraaktheid - elocutie, eloquentie, loquaciteit, spreektrant
wel bewoond - welbevolkt
welbewust - beslist
welboor - grondboor
weldaad - zegen, zegening
weldaden bewijzen - weldoen
weldaden versprijden - helpen, weldoen
weldadig   aangenaam, goed, gul, heilzaam, liefdadig, liefderijk, mild, milddadig, offervaardig, verkwikkend, vrijgevig, zalig
weldadige geest (Perz.) - peri
weldenkend - redelijk
weldoen - goeddoen, helpen, Onder(steunen)
weldoende - liefdadig, nobel 
weldoener - euergeet, gegiftiger, gever
weldoorschijnend maar niet doorzichtig materiaal - matglas
weldoordacht - beredeneerd, doorwrocht, grondig, rationeel, redelijk, uitgekiend, welberaden, weloverwogen
weldoorvoed   dik, gezet,  vet 
weldra   aanstonds, aldra, alras, altemet, binnenkort, dra, eerdaags, eerlang, eerstdaags, gauw, haastig, ras, snel, spoedig, straks, temee, temet, welhaast, wellicht, zo
weledelachtbare heer - burgemeester, wethouder
weledelgestrenge heer - advocaat, notaris
weledelzeergestrenge heer - doctor
weleens   eens, ereis, ooit, soms, somtijds, temet, zelden
weleer   eertijds, olim, toen, voorheen, vroeger, wijlen
weleer een keizerrijk tussen de Gele en Japanse zee - Korea
weleerwaarde heer - dominee, kapelaan, rabbijn
welfsel - gewelf, verwulf
welgeaard - braaf, goed, rechtschapen
welgebouwd - atletisch, flink, sterk, stoer 
welgedaan - corpulent, dik, doorvoed, groizaam, vet, welig, wulps
welgedaanheid - embonpoint
welgelegen   riant
welgelukken - succes
welgemanierd   beleefd, beschaafd, bon-ton, civiliteit, fatsoenlijk, geciviliseerd, hoffelijk, netjes, opgevoed, poliet, urbaan, wellevend, welvoeglijk
welgemanierdheid -  bonton, civiliteit, hoffelijkheid, politesse
welgemeend   eerlijk, hartelijk, innig, openhartig, oprecht, waar, warm
welgemoed   blij, goedsmoeds, opgeruimd, opgewekt, vrolijk 
welgeordende kennis   kunde, theorie,wetenschap
welgeordende staatsinrichting - eunomie, uno
welgesteld   bemiddeld, gegoed, gezeten, goed, in bonis, opulent, rijk, vermogend
welgevallen   behagen, genoegen, goeddunken, goedvinden, welbehagen 
welgevallig   aangenaam, aardig, behaaglijk, goed, goeddunken, sierlijk, toestemmend
welgevallig zijn - behagen
welgevoed - doorvoed
welgevoeglijk - beleefd, beschaafd, betamelijk, dies, galant, gemanierd, gepast, kies, net, hoffelijk, passend, ridderlijk, voorkomend, welgemanierd, welvoeglijk
welgevormd   fraai, geproportioneerdn, knap, mooi, ontwikkeld, sierlijk
welgezind - aardig, bereidwillig, genegen, goedgunstig, gunstig, toegenegen, vriendelijk, welwillig
welgezindheid - goed, goodwill, genegenheid, welwillendheid
welhaast - bijna, binnenkort, eerlang, spoedig wel(dra)
welig   dartel, fleurig, gelp, groeizaam, mals, overvloedig, rijk(elijk), sappig, tierig, voedzaam, vruchtbaar, vet, weelderig, welgedaan, wulps, zinnelijk  
welig gevuld - vol
welig groeien - gedijen, tieren
welig groeiend - gelp
welig vol - gevuld
welige groei   gelp, tier 
weliswaar   desondanks, toch 
welk - waarnevens
welk dan ook - enig
welke persoon - wie
welkom - aangenaam, bienvenue, gelegen, lief, salve, save, welgekomen, welgevallig
welkom (Lat.) - salvator
welkomgeschenk voor zeer jeugdige schilders - kleurboek
wellen   dringen, lassen, opborrelen, opkoken, opkomen, verhitten, opborrelen
wellevend   beleefd, beschaafd, correct, galant, gelegen, gemanierd, gracieus, hoffelijk, hoofs, hups, net, netjes, poli, poliet, urbaan, welgemanierd 
wellevendheid   etiquette, beschaving, gratie, fatsoen 
wellevenskunst - eubiotiek
wellicht   misschien, mogelijk(erwijs), soms
welling - aandrang, opborreling
welluidend   consonant, eufonisch, harmonieus, harmonisch, liefelijk, melodieus, melodisch, retorisch, sonoor, sonorisch, symfonisch, zangerig, zoet, zoetvloeiend
welluidendheid   eufonie, harmonie 
wellust - geneugte, genoegen, genot, lubriciteit, vreugde, wulpsheid, zielsgenot 
wellust (med.) - libido
wellusteling    boa (tig.), epicurist, priaap, sater, sensualist, smeerlap, sybariet, voluptueuse, wulpse
wellustig - dartel, hengstig, lubriek, luxurieus, opgeruimd, sybaritisch, tochtig, voluptueus, welgezind, wulps, zinnelijk 
wellustig mens   satyr, sybariet 
welmenend - goedgezind, oprecht
welnu - enfin
wel of spreng - bron
welopgevoed - beschaafd, gemanierd
wel overdacht   bedaagd, bezonken
weloverwogen - bedachtzaam, verantwoord
welp - padvinder
welpen - progenituur
welpenleider -  baghera,
welpenleidster   akela, baghera, baloe
welpomp - nortonpomp
welriekend - aromatisch, balsemiek, geurig, heerlijk, odorant, storax
welriekend bloem   jasmijn, lathyrus, lavendel, melatti, reseda, roos, sering 
welriekende (het) - odoraat
welriekende balsem   amoom, nardus 
welriekende gele zalf van Kurkuma (Ind.)   bórèh
welriekende hars   amber, mastiek, mirre 
welriekende hars uit amberboom - benzoë, storax, styrax
welriekende kruiderij   vanille 
welriekende lucht - geur
welriekende muntachtige plant - polei
welriekende olie - balsem, nardus
welriekende plant   jasmijn, lathyrus, lavendel, nardus, polei, reseda, roos, sering
welriekende schijnvrucht - kwee
welriekende stof - amber, benzoë, bisam, nardus
welriekende stoffen - aromaten
welriekende zalf - boreh, nardus
wels - meerval
welslagen - lukken, mazzel, succes, triomf, voorspoed, overwinning
welsmakend - delicaat, delikaat, fijn, gevoelig, heerlijk, kies, lekker, netelig, redelijk, teer, zwak,
welsprekend   bezielend, elokwent, eloquent, glad, meeslepend, rad, redekundig, redelijk, spraakzaam, vlot, welbespraakt, woordenrijk
welsprekend man - Cicero
welsprekend redenaar - Brugman, Cicero, guldenmond
welsprekend spreker - kanselredenaar,  redenaar
welsprekendheid    callilogie, elokwentie, eloquentie, redekunde, r(h)etorica, retoriek
welstand - gezondheid, prosperiteit, sanitas, saniteit, welvaren, welzijn, voorspoed
welster - varkensleer
welstuk - waterneus
welter - kluit, rol, stuk
welteverstaan - althans
weltevreden - vergenoegd
welvaart - bloei, heil, geluk, hoogconjunctuur, overvloed, prosperiteit, voorspoed, welstand, welzijn 
welvaartsleer   economie 
welvaren - bloei(en), gezondheid, voorspoed, vooruitkomen, welstand
welvarend - bloeiend, florerend, florissant, gegoed, gezond, kloek, in bonis, moedig, rijk, vermogend, voorspoedig 
welvarendheid - voorspoed
welvarend zijn - bloeien
welving - abside, absis, apsis, curve, gewelf, protuberantie, ronding, uitbouw, uiteinde, verhevenheid, welfsel
welving aan de scheepsspiegel - gilling
welving achter tenen en vingers - bal
welving van de waterspiegel   baar, golf, golving, roller
welvoeglijk   behoorlijk,  betamelijk, convenabel, decent, decorum, eerbaar, fatsoenlijk, gevoeligheid, honnet, kies, net, netjes, oirbaar, passend, welgemanierd
welvoeglijkheid   bienseance, decorum, fatsoen, gevoeglijk, ingetogenheid, keurigheid, kiesheid,
welvoeglijkheidshalve - welstaanshalve
welvoorzien - gespekt
welwater - grondwater
welwijs - verstandig
welwillend   aimabel, beleefd, beminnelijk, benevolent, clement, gedienstig, genegen, goedaardig, goedertieren,  goedgezind, goedgunstig, goedhartig, goedig, goedmoedig, gunstig, honnet, humaan, inschikkelijk, menselijk, mild, minzaam, tegemoetkomend, toegedaan, toegenegen, toeschietelijk, vaderlijk, voorkomend, vriendelijk, welgezind
welwillend gestemd - bereid, genegen
welwillend luisteren - gunstig
welwillende bejegening - tegemoetkoming
welwillende gezindheid - goodwill,  gunst
welwillende lezer    bl(benevole lector), L.S.
welwillende spot - scherts 
welwillendheid - benevolentie, clementie, faveur, genegenheid, goedertierendheid, goedgezindheid, goedgunstigheid, goedhartigheid, goedheid, gunst, humaniteit, minzaamheid, tegemoetkomendheid, toeschietelijkheid, vriendelijkheid
welwijs - verstandig
welzalig - gelukzalig
welzand   drijfzand, leem, zavel
welzijn   geluk, gezondheid, heil, voorspoed, welstand, welvaart
welzijnswerker - helper
wemelen - krioelen
wen - ankerhand
wendbaar - lenig,  soepel
wendbaarheid - souplesse
wendelboom - wielboom
wendeltrap - wenteltrap
wenden   draaien, kenteren, keren, omdraaien, omkeren, roteren, tourneren, tornen, wentelen, zwenken 
wenden van schepen - evolueren
wenden tot - vervoegen
wenden, zich-tot - benaderen
wending   crisis, draai, drama, keer(punt), kering, kromte, omdraaiing, omkeer, omkering, ommedraai, ommekeer, peripetie, revirement, rotatie, toer, tournure, tropos, verandering, versie, volte, zwaai, zwenk(ing)
wending van een schip -  manoeuvre
wendingen maken   evolueren 
wendingspunt - keerpunt
wenen   huilen, krijten, schreien, snikken
Wenen, district van – Alsergrund, Brigittenau, Döbling, Favoriten, Floridsdorf, Hernals, Hietzing, Jozefstadt, Kloster-Neuburg, Landstrasse, Leopoldstadt, Liesing, Margareten, Mariahilf, Meiding, Mödling, Ottakring, Ruolfsheim, Schwechat, Simmering, Währing, Wieden
wenen over - betreuren, bewenen
wenend - larmoyant
wenk - aanbeveling, aanwijzing, advies, gebaar, hint, knik, knipoog, lonk, monitie, neuma, oogwenk, raad, sein, signaal, stip, teken, tip, waarschuwing 
wenk geven - wenken
wenkbrauw - supersilium
wenken - seinen
wenk geven – wenken
wenkje - knipoog, seintje
wenk met het hoofd - knik
wenk of tip - hint
wenkvlies - knipvlies
wennen   aanpassen, aarden, adapteren, gewennen 
wens   ave, begeerte, believen, desideratum, eis, felicitatie, gelukwens, heil, heilbede, heilwens, leve, lust, verlangen, wil, zin
wens bij heildronk - gezondheid, proost, santé, skoll, toast
wens om iets te doen - wil
wensdroom - begoocheling, droombeeld, hersenschim,
ideaal, illusie
wenselijk - desirabel, geraden, gewenst, mogen, raadzaam
wenselijkheid - raadzaamheid
wensen   begeren, bieden, eisen, hopen, opteren, souhaiteren, 
toesteken, toewensen, verkiezen, verlangen, willen, zeggen,
wensend - optatief
wensende wijs   optatief 
wensenswaard - desirabel
wenst - aanwensel, gewoonte, heimwee, verlangen
wentel - konijnenhol, konijnennest
wentelaar   kaardtrommel, meerval, poedel,
wentelbroodje - wentelteefje
wentelen - draaien, kantelen, kenteen, keren, omkeren, ommedraai, rollen, ronddraaien, roteren, volveren
wentelen in bed - woelen
wentelen in de melk - paneren
wentelend voortbewegen - rollen
wenteling   draai, draaing, kanteling, keer, (om)kering, ommekeer, ommezwaai, rotatie, toer, torn, 
wentelteefje - boerenwafel
wenteltrap - draitrap
wentelwiek - helikopter
wepel - leeg, vacant
wepeldoornknop - rozespons
werd bij aderlaten gebruikt   laatmes
werd vervangen door huisbel - klopper
wereld   aardbol, aarde, aardrijk, globe, heelal, kosmos, mensdom, mensheid, monde (Fr.), mondiaal, mundiaal, mundus,  natuur, ongewijd, tijdelijk, universum
wereld der heidenen - heidenwereld
wereld in het groot - heelal, macrocosmos
wereld in het klein - microcosmos
wereld meteorologische organisatie - wmo
wereldas - aardas
ereldbedwinger -Alexander, Caesar, Napoleon
wereldberg - mandara
wereldberoemd - kunstgewrocht, wereldwonder
wereldbeschouwing - filosofie, ideologie, kapitalisme,
marxisme, materialisme
wereldbeschrijving - kosmografie
 wereldboom - Ygdrasil (heilig)
wereldbol - aardbol, globe, sfeer 
wereldbond   V.N., U.N.O. 
wereldbouwer - demiurg
wereldbrand - armageddon, conflagratie, wereldoorlog, 
wereldstrijd
wereldburger   cosmopoliet, kosmopoliet 
werelddeel   Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, Europa
werelddeel - continent
wereldgebouw - universum
wereldgezondheid - mondaniteit
wereldgodsdiensten   Brahmanisme, Boeddhisme, Christendom, Hindoeïsme, Islam
wereldheer - seculier
wereldkaart - atlas, mappemonde
wereldkundig   bekend, openbaar, ruchtbaar
wereldkundigheid - notoriteit, ruchtbaarheid
wereldlijk - aards, mundaan, profaan, seculair, sekulier, temporeel
wereldlijk geestelijke   abbé, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, pastoor, seculier
wereldlijk leven - seculariteit
wereldlijke inkomsten. van de geestelijkheid   temporalia 
wereldnaam   wereldreputatie 
wereldorganisatie   FAO, UNESCO, UNICEF, UNO, V.N., WHO 
wereldorganisatie van - Israëlieten - agoedas, jisro�il
wereldorganisatie voor handel - gatt
wereldorganisatie voor het geldwezen - imf
wereldorganisatie voor het krediet - wereldbank
wereldreiziger   globetrotter 
wereldrijk   China,  U.S.A., U.S.S.R., 
werelds   aards, ijdel, frivool, lichtvaardig, lichtzinnig, mondain, mundaan, ongewijd, profaan, tellurisch, tijdelijk, wuft
wereldslang - Jormungand
werelds loon   ondank 
wereldsgezind   mondain 
wereldsgezindheid   mondaniteit 
wereldslang - jormundard
wereldsmart   Weltschmerz 
wereldspil   wereldas
wereldstad   metropolis, metropool 
wereldstelsel - heelal
wereldstreek   zone
wereldtaal   Chinees, Engels, Esperanto, Frans, Ido, interlingua, interlinggue, novial, occidental, Russisch, Spaans, Volapük
wereldverbeteraar - holkideoloog
wereldverzakend - ascetisch
wereldwijd - mondiaal
wereldwijd computternetwerk - internet
wereldwijs - levenswijs
wereldzee   oceaan
weren - afhouden, afslaan, afwenden, bouwterrein, buurtschap, keren, tegenhouden, verbieden
werf - bezitting, dries, helling, hoeve, kaai, kielzog, landgoed,lastage, overtoom, terp, waterwilg, werkplaats (schepen), zate
wering - exclusie, muur
wering van infectie - antibioticum, asepsie, asepsis, aseptie
werk - ambacht, arbeid, baan, beroep, besogne, bezigheid, 
creatie, daad, emplooi, gebouw, gewrocht, henneppluis (breeuwen),  inspanning, karwei, kinderwerk, kunstwerk, moeite, mouvement, taak, oeuvre, opdracht, (muz.)opus, pluk, schepping, trafiek, taliewerk, vak, vesting, want,
werk dat een onderwerp behandelt - monografie
werk dat thuis wordt gedaan - huisarbeid, huiswerk
werk neerleggen - staken
werk onderbreken - pauseren, rusten, staken
werk op het land   eggen, graven, landarbeid, maaien, melken, mesten, oogsten, ploegen, spitten, veeteelt, wieden, zaaien 
werk op de weide - maaien
werk van componist   opera, opus
werk van een loodgieter - solderen
werk van glas - mozaiek
werk van Goethe - Faust
werk van Ibsen - Nora
werk van Shakespeare - Hamlet, Macbeth, Othello
werk van toondichter - opus
werk van Voltaire - Candide
werk van Zola - Nana
werkbaas - chef, meesterknecht, voorman
werkbezoek - excursie
werkbuil - werkzak
werkbus - bus, cilinder
werkcollege - seminaar
werkdadig - praktisch, werkzaam
werkdadigheid - werkzaamheid
werkdag   maandag t/m zaterdag 
werkdienst - corvee
werkdier - trekpaard
werkdoos - naaidoos
werkelijk - actueel, beslist, bestaand, concreet, dadelijk, deugdelijk, echt, effectief, eigenlijk, essentieel, feitelijk, gewis, heus, historisch, inderdaad, (Ind.) betoel, klokzeef, metterdaad, nominaal, objectief, positief, reaal, realistischrealiter, realiter, reëel, stellig, tactisch, toch, virtualiter, waarachtig, warempel, waar(lijk), werkdadig, wezenlijk, wis, zakelijk, zeker, zowaar
werkelijk afkomstig - authentiek
werkelijk bestaan - concreet
werkelijk bestaand   concreet 
werkelijk bestaande - wezenlijk
werkelijk bezit - actief, activa
werkelijk mogelijke - relatief
werkelijke koerswaarde - reële waarde
werkelijkheid   actualiteit, ernst, feitelijkheid, gestemdheid, leven, realiteit, waarheid
werkelijkheid weergevend - realistisch
werkelijkheidsbesef - werkelijkheidszin
werkelijkheidsleer - realisme
werkelijkheidsmens - realist
werkelijkheidswijs - indicatief
werkelijkheidszin - realisme
werkeloos - brodeloos, inactief, indifferent, nonactief, passief
werkeloos inkomen - intrest, rente, steun 
werkeloosheid - inactiviteit, ledigheid, nonactiviteit
werkeloosheidswet - W.W., W.W.V.
werken - ageren, arbeiden, bedrijven, opereren, optreden, ploeteren, verrichten
werken aan - knutselen
werken (bargoens) - pezen
werken van Heracles - Erga
werken voor - dienen
werkend - actief, arbeidend, bestaand, bewegend, devoot, dicht, diep, diepst, handelend, operatief, vormend
werkend beginsel - (re)agens 
werkend in iets - innig
werkend middel - agens
werkende - bezig
werkende in andere plaats   forens 
werkende kracht - agens, energeia 
werkende kracht van iets - ziel
werkende middelen - agentiën
werkende verbruiken - verwerken
werkende vulkaan   Etna, Stromboli, Vesuvius
werken met de schop - graven, spitten
werker - arbeider
werker in een drukkerij - drukker, zetter
werker in fijne kalk - stukadoor, pleisteraar
werkezel - assepoester, ploeteraar, sjouwer, sloof, zwoeger
werkgast - leerjongen, werkman
werkgebied - rayon
werkgeefster - bazin, directrice, patrones
werkgeest -  gnoom, kabouter
werkgerei - werktuigen
werkgeld - loon, salaris
werkgever   baas, broodheer, chef, directeur, hoofd, patroon, principaal
werkgroep - ploeg, team
werkhout - timmerhout
werkhuis - fabriek, werkplaats
werking   actie, beweging, effect, functie, invloed, loop, operatie, proces, reactie, uitwerking, verloop, voortgang, werkzaamheid
werking der golven op het schip - aandrang
werking doend - operatief
werking van ferment   zymose 
werking van iets opheffen - neutraliseren
werking van stromend ijs   exaratie 
werking van stromend water   erosie
werkingssfeer   actieradius, bereik
werkinrichting - fabriek
werkje - akkevietje, klusje
werkje (lat.)   opusculum 
werkkaart - arbeidskaart
werkkam - hedekam
werkkamer   atelier, bureau, kantoor, laboratorium, studeerkamer,  studeervertrek, studio
werkkamer van kunstenaar - atelier, studio
werkkapitaal - bedrijfskapitaal
werkkiel - boezeroen, morskiel
werkkleding - kiel, overal, stofjas, uniform, werkpak
werkkracht - ambtenaar, arbeider, beambte, energie, fut, leraar, lerares, medewerker, meester, onderwijzer, potentie, vermogen, vitaliteit, werkman, werknemer
werkkrachtig - energiek 
werkkring   ambt, baan(tje), beroep, emplooi, functie, offici, positie, post, rayon, sfeer, taak
werklieden - arbeiders
werkloods - keet
werkloon - arbeidsloon, betaaldag, dagloon, gage, jaarwedde, loon, maandloon, pree (Z.N.), salaris, soldij, tractement, uurloon, wedde, weekloon, zakgeld
werkloos - inactief
werkloosheid - inactiviteit
werkloze - steuntrekker
werklust   ambitie, energie, fut, vlijt, werkzin, ijver, werkzin
werklustig - arbeidzaam
werklijst - dienstrooster, program, rooster
werkman   ambachtsman, arbeider, bouwvakker, daggelder, dagloner, electricien, fitter, glasblazer, loodgieter, loonarbeider, metselaar, monteur, smid, stukadoor, timmerman, werknemer
werkman die de eerste laag specie op riet of steengas aanbrengt - raper
werkman die de koppen van heipalen afzaagt - koppensneller
werkman die de pas geschepte vellen aflegt - aflegger, koetser
werkman die geblazen dingen verzorgt - pleger
werkman die stript - stripper
werkman die stro splijt -  strosplitter
werkman in de metaalindustrie - carrouseldraaier, frezer, trotter (boorder)
werkman in een drukkerij - linieerder
werkman in een molen - molenaar
werkman in een papierfabriek - koetser
werkman in een pijpenfabriek - tremmer
werkman in een steenbakkerij - perser
werkman in een textielfabriek - reder, ruwer, spinner,volder, wever
werkman in glasfabriek - glasblazer, pleger
werkman in lijnbaan - baangast
werkmanier - procédé
werkmansbond - werkliedenvereniging
werkmansondergoed - bambazijn
werkmanssloof - boezel
werkmeester - baas, leider, ploegbaas, voorman
werknemer - arbeider, arbeidscontractant, loonwerker, werkkracht, werkman
werknemers - arbeiders, personeel
werknemersorganisatie   CNV, NV.V., NKV, vakbond
werkonwillige - staker
werkorder - wo
werkos - trekos, werkezel
werkovereenkomst - arbeidscontract
werkpak   overall, stofjas 
werkplaats   atelier, bureau, drukkerij, garage, gieterij, fabriek, kantoor, kopergieterij, koperslagerij, lab., laboratorium, pletterij, schoenmakerij, smederij, smidse, studio, walserij, werf, ijzergieterij, zetterij
werkplaats van een touwslager - lijnbaan
werkplaats voor het glanzen   kalanderij, kalandermolen
werkplaats voor natuurkundige   laboratorium, lab
werkplaats voor typografen   zetterij 
werkplan - ontwerp
werkruimte - kapsalon
werkruimte met camera - studio
werkruimte van een administratief werker - kantoor
werkschema - rooster
werkschort - boezelaar, eva, slonde, sloof, voorschoot
werkschuw   laks, lanterfantend, loom, indolent, inert, lui, traag, vadsig
werkseizoen   campagne 
werkstaking in veenderijen   bolle 
werkster - arbeidster, dienst(bode), dienstmeisje, hit, meid
werkstuk - constructie, karwei, opgave, opus, probleem, produktie, scriptie
werktafel van een goudsmid - stavelier, stavelij
werkterrein – rayon
werktijd - arbeidsduur
werktuig   orgaan, instrument, toestel
werktuig -
3    aks, bijl, els, juk, mal, mes, spa
4    boor, cric, fret, guts, pers, pomp, pons, pook, rasp, riek, slag, 
      tang, vang, vork, zaag, zeef, zeis
5    bezem, burijn, degel, elger, frees, greep, hamer, hekel, hevel, 
      kwast, leest, moker, naald, nagel, palet, pipet, ploeg, priem, 
      repel, schep, schop, sonde, spade, spuit, takel, veger, vijzel, 
      zicht
6    beitel, bikkel, bouwel, drevel, filter, gaffel, hakmes, haspel,
      heugel, holpijp, kaarde, kapmes, kompas, kouter, lijmpot, 
      omslag, orgaan, passer,  roskam, schaaf, schaar, sikkel, spatel, 
      spijker, treeft, vlegel
7    aalgeer, avegaar, bascule, borstel, deegrol, gaspook, gilette, 
      harpoen, heiblok, houweel, hijsblok, inktrol, koevoet, lineaal, 
      loopkat, losspil, magneet, nijptang,  spuiter, toestel, trekpen, 
      verfmes, zethaak
8    aambeeld, aanbeeld, aanjager, aardvork, balkhaak, bilhamer, 
      blaaspijp, buigtang, driehoek, drilboor, drukraam, hooivork, 
      lenspomp, lintzaag, maatglas, meetband, mestvork, ponstang, 
      pootstuk, rijgnaald, schoffe,l spanzaag, tondeuse
9    aanzetvijl, bandkraal, beslagbijl, blaasbalg, boorbijtel,
      reinaald, datumtang, draaibank, fietspomp, graadboog, 
      haarhamer koubeitel, loodlepe,l navergaar, slijpsteen, 
      smeltoven, strijkbout, teerkwast, tempermes, verfkwast, 
      verfspuit, voorhamer
10  blikopener, dorsvlegel, figuurzaag, glassnijder, klauwhamer,          plamuurmes, vingerhoed
11  bankschroef, moersleutel
12  kurketrekker
15  schroevedraaier
werktuig in de landbouw   combine, eg(ge), hark, hooivork, ploeg, traktor, trekker, zeis
werktuig om elektrische spanning te meten - elektrometer
werktuig om gasspanningen te meten   manometer
werktuig om iets fijn te drukken - pers
werktuig om koren te zuiveren - wan
werktuig om lasten te verplaatsen - kraan, talie
werktuig om lengten nauwkeurig te meten - nonius
werktuig om mee te breken - braak, breekijzer
werktuig om schapen te scheren - tondeuse
werktuig om schip te enteren   enterhaak
werktuig om te graven   draglinespade, schep, schop
werktuig om te hijsen   takel, kraan 
werktuig om te schiften   zeef 
werktuig om teken te geven   bel, zoemer, fluit, hoorn, sirene
werktuig op veeboerderij - karn
werktuig tot ophalen van water - noria
werktuig tot scherping van zeis - haarhamer, strekel
werktuig tot verplaatsing van lasten   kraan, talie, takel, hijskraàn
werktuig van betonwerker   cementbeitel
werktuig van graveur   graveerstift 
werktuig van kuiper   trekhaak 
werktuig van kunstenaar - opus, oeuvre
werktuig van landman   eg, egge, ploeg. zeis, hark, riek, vork
werktuig voor bandenspanning - pomp
werktuig voor boterbereiding - karn, karnton
werktuig voor graafwerk   schop, spade
werktuig voor gaten - boor
werktuig voor het larderen van vlees   lardeerpriem
werktuig voor het meten van de spanning   manometer 
werktuig voor korenzuivering  - wan 
werktuig voor middelpuntvliedende kracht   centrifuge
werktuig voor nauwkeurige metingen   nonius
werktuig voor slijpen van zeis - haarhamer 
werktuig voor visvangst   kor, net 
werktuig voor zware lasten - hijskraan, kraan, takel, talie
werktuig waarmee balken uit water worden gehaald   penter
werktuig waarmee zeis wordt gescherpt   strekel 
werktuigen - utensilia, utensilien
werktuigkunde - mechanica
werktuigkundig - mechanisch
werktuigkundige -  mecanicien, mechanicus, technicus
werktuiglijk - automatisch, machinaal, mechanisch
werktuiglijke vakkennis - techniek
werktuigmachine - gereedschapsmachine
werkvermogen - kracht
werkverschaffing - werkeloosheidsbestrijding
werkvertrek - atelier, kabinet, lab, laboratorium, studeerkamer, studio, werkplaats
werkvlot - kielvlot
werkvrouw - werkster
werkwals - drukwals
werkweigeraar - staker
werkweigering - staking
werkwillige bij staking - maffer, onderkruiper 
werkwijze   manier, methode, procede, systeem
werkwoord   verbum
werkwoord met lijdend voorwerp bij zich - transitief (w.w.)
werkwoord van herhaling - iteratie
werkwoordsvorm - o.t.t., o.v.t., v.v.t., o.t.t.t, o.v.t.t., v.t.U,
v.v.t.t., infinitief, participium, verbuiging
werkwijze -  arbeidsmethode, handelwijze,methode, procédé, procedure, produktiemethode
werkzaal - werkplaats
werkzaam   actief, arbeidend, arbeidzaam, bedrijvig, bezig, deligent, doende, druk, effectief, efficiënt, handelend, laborieus,  naarstig, noest, nijver, onledig, oppassend, vlijtig, werkdadig, ijverig  
werkzaam bestanddeel van thee - theïne
werkzaam zijn - ageren, postuleren
werkzaamheden verschaffen - bezighouden 
werkzaamheid   actie, activiteit, aktie, arbeid, arbeidzaamheid,  bedrijvigheid, bezigheid, dienst, diligentie, druk, efficiënte, gestie (Lat.), leven, levendigheid, loopbaan, naarstigheid, oefening, vacatie, vlijt, ijver
werkzaamheid van water   erosie
werkzaamheid verschaffen   bezighouden 
werkzaamste deel van een atoom - celkern
werkzakje - reticule
werkzoekende - sollicitant, werkloze
werkzuster - lekezuster
werkzijde - borduurzijde
werpanker - dreg, dregge, enterdreg
werpbol - bolder
werpdraad - inslag
werpen - afschieten, afvuren, baren, borduren, flansen, gooien, jongen (krijgen), kegelen, keilen, kogelen, kwakken, lanceren, mikken, slingeren, smakken, smijten, stikken, storten, wegwerpen
werpen (het) - projectie
werpen met dobbelstenen - dobbelen
werpen van een geldstuk - toss, tossen
werpen, op de knieën - knielen
werpen, ter aarde - omvergooien, omverstoten
werpen van kruis of munt   tossen 
werpen, voor de voeten - verwijten
werper – gooier, pitcher
werpgaren - inslaggaren, werpdraad
werpgat in middeleeuwse vestingbouw - machicoulis
werpgeschut (in de oudheid en middeleeuwen)   blijde 
werphout   boemerang
werpkoord   bola, lasso, werpstrik
werplood - dieplood, peillood
werpnet - geel
werpnet met kuil voor aalvangst - aalgeerjaagnet
werp of steekwapen - speer
werpriem - lasso, werpkoord
werpschicht - javelijn, werppijl
werpschijf - discus, palet
werpspeer - werplans
werpspel met pijltjes - darts
werpspies   assegaai, harpoen, javeline, javelijn, lans, mes, passagaai, sagaai, speer, spies
werpspies met weerhaken - harpoen
werpstok - werphout
werpstrik   bola, lasso
werptoestel - projecteur
werptol - triktol
werptop - werptol
werptouw - bola, lasso
werptuig   anker, assegaai, balista,  blijde, boemerang, bola(s), francesca, harpoen, javelin, javid, lans, lasso, mes, projectiel, sagaai, slinger, slingertuig, speer, spies, spiets, steekwapen, stormtuig, tuimelaar, werpbijl, werphout, werpkoord, werplans, werpstok, werpijzer
werptuig in Middeleeuwen - blijde
wertel - woerd
wervel   atlas, borstwervel, bot, draaier, draaihoutje, graat, halswervel, heiligbeenwervel knook, krap, lendewervel, promotorium, rugbeentje, t sluitmiddel, snarenspanpen, tourniquet, vertebra, wartel, wervelbeen
wervel, eerste - atlas
wervel (Lat.) - vortex
wervel, tweede - draaier
wervel waarom het hoofd draait - atlaswervel, draaier
wervelaandoening - bochel, hernia, kyfose, skoliose
wervelen - draaien, kolken, roteren, warrelen
wervelend - bruisend
wervelhout - wilgenhout
werveling - rotatie
wervelkolom - ruggengraat, spina
wervelschijf - ferrarisschijf
wervelstorm - cycloon, hoos, pampero, tyfoon, tornado
wervelstorm in de Zuidchinese Zee - taifoen, tyfoon
wervelstorm op de Filippijnen - bagnio, baquio
wervelwaarde - waterwilg, wilg
wervelwind   cycloon, dwarrel, hoos, kringstorm, storm, taifoen, tornado,  taifoen, typhoon
wervelziek - ijlhoofdig
werven - aanbrengen, aantrekken, overhalen, rekruteren, ronselen, winnen
werver - ronselaar
werving - recrutering
werwaarts - waarheen
werzel - woeling, verwarring
werzelen - woelen
werzelgat - woelwater
werzelig - verward
wes - waarom
weshalve   waarom
wesp - aalbessenwesp, bloemwesp,  boswesp, fruitenier, graafwesp, hommel, hoornaar, kroonwesp, leemwesp, moerwesp, paardenwesp, papierwesp, rodewesp, rupsendoder, vespida, zaagwesp, zandwesp
wesp die koningin is - moerwesp
wespenboom - kardinaalsmuts, papenmuts
wespendief - bijenarend
wespeneter - bijeneter
wespenorchis - epipactis
wespensoort - hoornaar
wespenvalk - wespendief
 wespesteek - straal
wespvlieg - milesia
West   W., Antillen, Suriname, West Indië
West-Australië, haven in - Fremantle
West-Australië, hoofdstad van - Perth
Westaziatisch zoogdier (plantenetend) - klipdas
Westberlijns vliegveld - Tempelhof
Westduits gebergte - Eifel
Westduitse hoofdstad - Bonn
Westduitse inlichtingen dienst - bnd
West-Duitsland - Bondsrepubliek, BRD
westelijk   occidentaal
westelijke eilandengroepen van Oceanië - Melanesië
Westen - Avondland, Occident
westen van Noord Amerika   FarWest
westenwind - zefier, zephyr, Zephyrus, 
western - wildwestfilm
Westers - occidentaal
Westerschelde - Hont(e)
Westfaals zwart roggebrood - pompernikkel
West-Friese stad - Enkhuizen, Hoorn, Medenblik
West-Indisch eiland - Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba
Westindische banaan - bavoce
Westindische boom - galimettaboom, geelhart, kwassie,
letrieboom, tonkaboom
Westindische bosneger - maron
Westindische mais - karoe
Westindische pad - pipa
Westindische taal - papiamento
Westindische vrucht - alligatorpeer
westkoor   westbouw
Westland, dorp in het - Monster, Naaldwijk, Wateringen
West Lothian, hoofdstad van - Linlithgow
West Lothian, rivier in - Avon
Westmongoolse stam - Kalmukken
West Virginia, hoofdstad van - Charleston
West Vlaanderen, arrondissement in - Brugge, Diksmuide, Leper, Kortrijk, Oostende, Roeselare, Tielt, Veurne
West Vlaanderen, hoofdstad van - Brugge
westijl - nomologie
weswege - waarom
wet - bepaling, besluit, canon, code, codex, gebod, edict, handvest, instructie, keur, maatregel, norm, ordonnantie, regel(ing), reglement, richtsnoer, verordening, voorschrift, (Lat.) lex, (Eng.) law
wet, ontduiken van de - frauderen
wet van Mozes - Pentateuch, Tora(h)  
wetboek   B.W., code, codex, W.v.K., W.v.S. 
wetboek van kerkrecht   canon 
Wetboek van Koophandel   W.v.K. 
Wetboek van Mohammed - Koran
weten - begrijpen, beseffen, bewustzijn, inzien, kennen, kennis, kunde, snappen
weten (Hind.) - veda
wetend - bewust
wetens - opzettelijk
wetenschap   bekendheid, demologie, doctrine, geleerdheid kennis, kunde, leer, studie, weet, weten, wijsheid
wetenschap der bovenzinnelijke verschijnsele - metafysica
wetenschap der grensvragen - filosofie
wetenschap der metaalsmederij - metallurgie
wetenschap der munten - numismatiek, penningkunde
wetenschap der muziek - musicologie
wetenschap der wijsbegeerte - filosofie
wetenschap der zeeën - oceanografie
wetenschap die erfelijke eigenschappen bestudeert - eugenetiek
wetenschap die getallengegevens verwerkt   statistiek
wetenschap die zich bezig houdt met de problemen van de veroudering - gerontologie
wetenschap die zich bezig houdt met de structuur van de talen
- fonologie
wetenschap die zich met het oor bezighoudt - otologie
wetenschap van de aarde - geografie
wetenschap van de bewustzijnsverschijnselen - psychologie
wetenschap van de Chinese taal - sinologie
wetenschap van de geloofswaarheden - dogmatiek
wetenschap van de mens en zijn lichamelijke eigenschappen - 
antropologie
wetenschap van de prediking - homiletiek
wetenschap van de Romaanse talen - romanistiek
wetenschap van de samenstelling der bevolking - demologie
wetenschap van de taal en letteren - philologie
wetenschap van de woordbetekenis en de    betekenisassociaties - significa
wetenschap van de woordenschat - lexicologie
wetenschap van het ontstaan en de betekenis van kerkelijke feesten - heortologie
wetenschap van het zielsleven - psychologie
wetenschap van lucht en gassen - aerostatica
wetenschap van oorlog en vrede - polemologie
wetenschap voor de samenstelling der bevolking - demologie
wetenschap voor de voedingsmiddelen - voedingsleer
wetenschap voor het onderzoek van Germaanse schrifttekens - 
wetenschappelijk - scientifiek
wetenschappelijk onderlegd landbouwer - agronoom,
landhuishoudkundige runologie
wetenschappelijk onderzoek - research, studie
wetenschappelijk opstel   scriptie
wetenschappelijk opstel van een student - skriptie
wetenschappelijk woordenboek - encyclopedie, lexicon
wetenschappelijke behandeling van de geloofsleer - dogmatiek
wetenschappelijke beschouwing - theorie
wetenschappelijke delfstoffenbeschrijving - mineralografie
wetenschappelijke instelling   hogeschool, laboratorium, universiteit
wetenschappelijke kinderstudie - pedologie
wetenschappelijke metaalbeschrijving - metallografie 
wetenschappelijke onderzoeker van de pauselijke regering -  curie
wetenschappelijke organisatie - tak
wetenschappelijke publicatie   dissertatie, these
wetenschappelijke stroming  - school
wetenschappelijke studie voor de vrede - irenologie
wetenschappelijke verhandeling - dissertatie, essaai, memoire, monografie, opstel, proefschrift
wetenschappelijke voordracht   college, referaat
wetenschappelijkheid - weten
wetenschapper - geleerde
wetenschappelijkheid - weten
wetenschapsman - geleerde
wetenswaardig - belangwekkend, interessant
wetering - beek(je), geul, gleuf, grensscheiding, kanaal, kil, laak, lee, lede, poel, rijt, ril, sloot, stroom, tochtsloot, treksloot, vaart, water(loop), zijp 
wetgeleerde   advocaat, jurist, legalist, legist, rechtsgeleerde, wettenkenner, 
wetgeleerde (bijbel) - farizeeër, 
wetgeleerdheid   juristerij 
wetgevend - legislatief 
wetgevend lichaam   congres, legislatuur, parlement
wetgevend lichaam in IJsland   AIthing
wetgevende macht   latuur, legislatie, legislatuur, legiste, parlement, wetgeving
wetgevende vergadering - constituante, landdag, legislatuur
wetgevende vergadering in de Duitse Bondsrepubliek - Bondsdag
wetgever - legislator, parlement
wetgever (Gr.)   nomotheet 
wetgever der Atheners - Solon
wetgever der Grieken   Solon 
wetgever der Joden   Mozes 
wetgever der Spartanen - Lycurgus
wetgever in Athene - Solon
wetgeving - legislatie
wethouder   assessor, gemeenteraadslid,  schepen
wetkenner - rechtsgeleerde, wetgeleerde
wetkundige -  advokaat, jurist, legist
wetleer - aanzetriem
wetplank - slijpplank
wetpriem - wetstaal
wetrol - t(h)ora
wetsartikel - term
wetsbepaling - artikel
wetsconflict - collisie
wetsdelict   misdaad, misdrijf, overtreding
wetsdienaar - agent
wetsdokter - politiearts
wetsonderzoek - midrasj
wetsovertrteding - delict, misdaad, moord, transgressie, vergrijp
wetstaal - slagersstaal, slijpstaal, terminologie
wetsteen   slijpsteen, strekel, oliesteen 
wetsverandering - novelle, wetswijziging
wetsvoorstel - voorslag, voorstel, wetsontwerp
wetteloos - regeringloos
wetteloosheid - anarchie, anarchisme
wettelijk   juidisch, legaal, legitiem, rechtmatig, wettig 
wettelijk bepalen - verordenen
wettelijk erfdeel - legitima
wettelijke aansprakelijkheid   w.a. 
wettelijke bekrachtiging - sanctie
wettelijke opsomming - enuntiatief
wettelijke vertegenwoordiger, van een gemeente - burgemeester
wetteloosheid - anarchie
wetten   aanzetten, leges, regels, scherpen, slijpen
wetten stellend - nomothetisch
wettenrecht - gewoonterecht
wettig   echt, erkend, geldig, gerechtvaardigd, juridisch, legaal, legiem, legitiem, officieel, rechtsgeldig, rechtmatig, valide, wettelijk
wettig betaalmiddel   bank, bankbiljet, cheque, giro, munt, 
wettig bewijsschrift   acte, diploma , identiteitsbewijs, paspoort, rijbewijs
wettig bewijsstuk - akte, brevet, diploma, identiteitsbewijs, kentekenbewijs,  legitimatiebewijs, licentie, paspoort, rijbewijs
wettigen - bekrachtigen, bezegelen, echten, ijken, legitimeren, verklaren, waarmerken
wettig in omloop - gangbaar
wettig maken - legaliseren
wettig uitstel van betaling - moratorium
wettig verklaren   echten 
wettige macht - autoriteit
wettige verklaring - legalisatie
wettige woonplaats - domicilie
wettigen - bekrachtigen, bevestigen, echten, erkennen,
legaliseren, legitimeren
wettigheid - geldigheid, legaliteit, legitimatie, legitimiteit 
wettigheid van regering of geboorte - legitimiteit
wettiging - bekrachtiging, echting, geldigverklaring,  legalisatie, legitimatio, rechtvaardiging, sanctie
wettig laten verklaren - echten
wettisch   letterlijk, precies, stipt
wet van Mozes - tora
wevel - klander, kettingdraad
weveldraad - ketting
wevelingen - weeflijnen
weven - mengen, spinnen, vlechten
wever - tapisseerder
weversboom - kettingboom
weversgereedschap - bobijnklos, draadteller, drom, effenaar,
haak, kam, ketting(draad), machine, pop, raam, scheerklos, scheerstok, schietspoel, spanram, spoelbeugel, stok, tafel, telhaspel,walkmachine, weefgetouw
weverskaarde - kaardedistel
weverskam - weefkam
weversklos   spoel .
weversschietspoel - inslagspoel
weversspoel - schieter
weversterm   getouw, inslag, kaarde, ketting, klos, schering, spoel
weverstoestel - getouw
wevervogel - ploceida
wezel - hermelijn, lafaard
wezel, grote - hermelijn
wezelachtig - bang, bevreesd
wezen   aard, bestaan, creatuur, demon, duivel, entiteit, essentie, être, geest, innerlijk, karakter, natuur, schepsel, zijn
wezen van een zaak - essentie
wezenheid - aard, essentie
wezenloos - afwezig, suf, verdwaasd
wezenloos kijken - staren
wezenloos zijn - afwezig
wezenlijk   diopatisch, echt, effectief, eigenlijk, essentieel, feitelijk, fundamenteel, heus, inderdaad, innerlijk, innig, intrinsiek, materieel, natuurlijk, oprecht, positief, reeel, stellig, stoffelijk, substantieel, voorwaar, waar(lijk), werkelijk, zakelijk, zeker, zowaar
wezenlijk bestaan   entiteit, realiteit, wezenlijkheid
wezenlijke - essentiele
wezenlijke betekenis   etymon, werkelijkheid 
wezenlijke (het) - bestaan, clou, essentie, kern,werkelijkheid
wezenlijke inhoud - essentie, substantie
wezenlijkheid   actualiteit, entiteit, essentie, realiteit, substantialiteit, werkelijkheid
wezenlijkheid, oprechtheid -  gemeendheid, innigheid, vurigheid
wezen of schepsel - mens
wezenstrek - gelaatstrek
wherry - roeiboot
whisky - korenbrandewijn
whisky met sodawater   split 
whist - kaartspel
whistler - fluiter, knaagdier, marmot
wichelaar - goëet, waarzegger
wichelares - alruin, waarzegster, wikster
wichelarij - divinatie, toekomstvoorspelling
wichelen - voorspellen, voorzeggen, wikken
wichelroedekunst - rabdomantie
wichelroedeloper - r(h)abdomant, roedeloper
wichelstok - wichelroede
wicht - gewicht, kindje, meisje, nest, pondereus, schepsel, wezen,  wichtig   aanzienlijk, belangrijk, voornaam, zwaar, zwaarte
wichtje - kind
wie daar - werda
wie eist - eiser
wie in een geheim deelt   ingewijde 
wie kosteloos een proces voert - prodeaan
wie vervalsing pleegt   falsaris, fraudeur
wie zich voorbereidt - preparandus
wie zonder testament sterft   intestaat
wiebelen - tuimelen, wankelen
wiebemaand - juni
wieberen - weggaan
wiedauw - wilgetenen, wissen
wiedbloem - paardebloem
wieden - puinen, schoffelen, schrepelen, zuiveren
wiedes - begrijpelijk
wiedhaak - schrepel, wiedijzer
wiedmachine - extirpateur
wiedoord - wiedhaak
wiedijzer - schrepel
wieg - babybedje, bakermat, krib, kribbe, 
wiegedruk - incunabel, paleotype
wiegelen - hobbelen, schommelen, sussen
wiegelied   berceau, berceuse, (Eng.) lullaby, slaapliedje
wiegeliedje - slaapliedje
wiegen - deinen, dodijnen, schommelen, stillen, sussen, wiegelen
wiegenkind - baby
wiegewacht - babysit, oppas
wiek   dot, dotje, lampepit, lathyrus, lemmet, pit, stuk, vlerk, vleugel, watje, wikke, windvanger (molen) 
wiekel, blauwe - boomvalk
wiekel, rode - torenvalk
wiel - kolk, rad, ras, wagenrad
wiel met kammen   kamrad
wiel van draaiorgel   lierrad 
wielboom - haagbeuk
wielboor - avegaar
wieldeel   as, band, naaf, spaak, velg, ventiel
wielen - kolken
wielen, in de-rijden - dwarsbomen, tegenwerken
wielen, tussen de- zitten - reizen
wielerbaan - piste, velodroom 
wielerronde   koers, omnium, tour
wielerwedstrijd   criterium, koers, omloop, omnium, ronde
wielewaal   gouw, goudmerel, oriolida 
wieling   draaikolk, kolk, maalstroom, neer, ras, sas, wiel
wielkrans - flens
wielloos voertuig   ar, boot, draagstoel, lift, slee, schip
wielomloop - velg
wielrennen - hardrijden, racen
wielrenner - coureur, hardrijder, racer, sprinter, stayer
wielrijden   fietsen
wielrijder   fietser, pedaalridder
wielschaats - skeeler
wielschaatsen - skeeleren
wielslag  - wagenspoor 
wielstaafje - spaak
wieltje onder een schuifdeur - rolslot
wielvorming - trochoïde
wielwerk - raderwerk
wielwilg - wielboom
wieme - rookplaats
wiepedoren - hondsroos
wier- alg, alge, blaaswier, bruinwier, draadwier, kelp, wiersoda, zaagwier, zeegras
wier, geoogst - kelp, varec
wier, stof uit- bereid - algine, mucus, norgine
wierd - waard
wierde - heuvel, kleiheuvel, terp 
wieren   algen
wierig - beweeglijk, dartel, levendig, vlug
wiering - hooikade
Wieringen, dorp op - Hippolytishoef
Wieringermeer, dorp op - Kreileroord, Middenmeer, Slootdorp, Wieringerwerf  
wierkruid - rosmarijnkruid
wierook - doepa (Indon.), gomhars, reukwerk
wierookdoosje - acerra
wiersel - tril, zweel
wiersoda -  kelp, kelpsoda
wiewouter - vlinder
wierzwammen - phymocytes
wieuwen - miauwen
wiewouw, gele - wielewaal
wig   keg, kegge, keil, kooi, luns, pin, plug, scheg, schegge, schie, spalk, spie, spij, stelspie, stelwig
wig om hout te kloven   keg 
wiggelen - wankelen, 
Wight, hoofdplaats op - Newport
wigvormend hout - keg, scheg, spie
wigvormig - sfenoidaal
wigvormig stuk doek   geer 
wik - weging
wika - letterwoord
wikgeld - weegloon
wikke   duinboon, Vicia, vogelwikke
wikkelen - (om)hullen, inrollen, volveren, winden
wikkeljongen - bosjesmaker
wikkelneus - rolstaartbeer
wikken   nagaan, (over)wegen, overwegen, tillen, wichelen, waarzeggen
wikken en wegen   rumineren 
wikkerij - wichelarij
wikster - wichelares
wil   bedoeling, begeerte, beschikking, eis, energie, geestkracht, geneigdheid, intentie, kracht, lust, pit, testament, verkiezing, verlangen, wens, zin  
wil (Lat.) - voluntas
wil om te leven (Boeddh.) - tanha
wil (Lat.) - voluntas
wild – baldadig, balsturig, bandeloos, barbaars, dol, driest, druk, eigenzinnig, enthousiast, erg, grillig, heftig,  jachtbuit, natuurstaat, onbebouwd, onbeschaafd, onbesuisd, ongebreideld, ongeorganiseerd (staking),  ongeregeld, ongetemd, ongezeglijk, onordelijk, onstuimig, ontembaar, opgetogen, razend, rebels, ruig, rumoerig, ruw, toestemming, tomeloos, uitgelaten, vermogen, weer, wanordelijk, wildheid, woedend, woelig, woest, zeer
wild bos - jungle, oerwoud
wildbraad - gebraad, reebout
wilddief - stroper
wild dier - aap, adelaar, ai, beer, bizon, ever, gier, giraffe, gnoe, hert, ijsbeer, leeuw, nijlpaard, oerangoetang, olifant, panter, poema, ree, slang, tapir, tijger, wolf, zebra 
wilddieven - stropen
wilddieverij - dtroperi
wilddoder - jager
wild gevangen jachtvogel - haker
wild gewas - jungle, rimboe, ruigte
wild gras - kweek
wild kind - robbedoes
wild levend plantengeslacht - klis
wild mens - barbaar, woestaard
wild opzetten - sperren
wild paard - broncho, mustang
wild paard (Californië)   broncho 
wildpad - wissel
wild rund   anoa, banteng, bizon, oeros
wild schaap - moeflon, muffeldier, steenschaap
wild spelen - ravotten, stoeien
wild springen - hossen
wild teker gaan - rauzen
wild vervolgen - jagen
wild vervolger - jager
wild vlees - akestoom, granuloma, luxurians
wild vullen - farceren
wild, zeer kwaad   woest
wild zoethout - dolbessenkruid
wild zwijn   ever 
wildbraad - fazant, reebout, reerug, venizoen
wilddief   stroper 
wilddoder - jager
wildgebraad - reerug
wildgerecht - salmi
wilde - barbaar, dolleman, onbeschaade, ongetemde, 
wilde aardappel - alfrank
wilde alruin - alruinwortel
wilde andijvie - askruid
wilde appel of peer - wildeling
wilde asperge - spargel
wilde baard - haardos
wildebeest - gnoe
wilde beestenspel - menagerie
wilde berggeit - klipgeit
wilde bewogenheid -  razernij, toorn, woede
wilde boekweit - zwaluwtong
wilde bomen veredelen - enten
wildebras - woelwater, woesteling
wilde bij - aardbij, zandbij
wilde christusogen - avondkoekoeksbloem
wilde dieren africhten - dresseren, temmen
wilde draaiing - dooreengewoel, gekrioel, gewemel, warreling
wilde drift - razernij
wilde duif   tortel
wilde eend - kooier, krak, kreest, krust, roepeend, smient, taling 
wilde ezel - onager
wilde ezel (Tibet) - kiang
wilde framboos   hennebraam 
wilde gans - kolgans, zeegans
wilde geit - gems, klipgeit
wilde haver   aat, oot, vloghaver
wilde hoen   auerhoen 
wilde hond - adjak, dingo
wilde hond (Australië) - dingo, warragal
wilde houtduif - ring(el)duif
wilde hulst   maté
wilde iep (olm) - veldiep
wilde jazz - hot-jazz
wilde jongen - robbedoes
wilde jongen of meisje - wildebras
wilde kamille - akkerkamille, osseoog
wilde kamperfoelie - mammetjes,  mammenskruid, mee(uw), winde
wilde kastanjeboom - paardekastanje
wilde kat   boskat
wilde kers - kriek, morel
wilde klavier - wildzang
wilde kleine pruim - vogelkers
wilde knaap -  hekkenspringer, kwant,  robbedoes, snuiter, wildebras, woesteling
wilde komijn - karwij
wilde kriek   vogelkers
wilde latuw - leverdistel
wilde man - driftkop, woestaard, woesteling
wilde marjolijn - orego
wilde moordbui - amok
wilde mosterd   herik, hederik, krodde
wilde muziek - rock
wilde olijfboom - oleaster
wilde papaver - ababa
wilde perzik - perkei
wilde peterselie - hondspeterselie kroontjeskruid, wrattenkruid
wilde plant   brem, hei, helm, saxia, varen  
wilde radijs - hederik, keik, herik, kiek, rodde
wilde reseda - wouw
wilde roos - eglantier, egelantier, egelantine,  hageroos, hondsroos, rozelaar 
wilde salie - gamander, veldsalie
wilde elderij - eppe, juffrouwmerk
wilde sering - vogelkers
wilde spurrie - galgeil, strikke, watergal, watergeil
wilde stier - oeros
wilde suikerriet - glagah
wilde Turkse of rode lelie - berglelie, bloedlelie
wilde tijm - kwendel
wilde vaart - trampvaart
wilde vlier - drieblad, flierflinkruid, ganzerik, geitepoot, gerardskruid, hanepoot, heers, hirs, tormentil, zevenblad
wilde vlucht van vee - stampede
wilde vrucht - slee
wilde vijgeboom - oleaster
wilde weit - dolik, halfparasiet, paardebloem, zwartkoorn, zwartkoren
wilde wikke -  krok
wilde wilg - duizendknoop
wilde wingerd - ampelopsis, bosdruif, brionie, clematis, haagwinde, heggerank
wilde wintereend - toppereend
wilde woudezel   onager
wilde wijt - koekruid
wilde zee   branding, springvloed, stormvloed 
wilde zwaan - deen, hoelzwaan
wildebeest - gnoe
wildebras - hekkenspringer, robbedoes, wilde
wildeman - driftkop, woestaard, woesteling
wildemanskruid - anemoon
wildernis   broesse, bushbush, jungle, oerwoud, rimboe, woesternij 
wildgebraad - reerug
wildhandelaar   poelier
wildheid - ferociteit, sauvagerie
wildjager in Canada - trapper
wildkleur - agoeti
wildkoren - duist
wildling - zaailing
wildpad - wissel
wildpark - reservaat
wildpastei   paté
wildsaus - poivrade
wildschaar - tafelschaar
wildstroper - wilddief
wildtuin - wildpark
wildvang - wildzang
wildwestfilm - western
wilg   katwilg, knotwilg, salix, treurwilg, ween 
wilgachtigen - salicaceeën
wilgachtige plant   abeel, esp, katwilg, knotwilg, peppel, populier, treurwilg
wilgboktor - rozebok
wilgenloot - teen
wilgeluis - bladluis
wilgemug - galmug
wilgenhout - hoephout, waardhout
wilgenpijp   salicionaal
wilgensijsje   bosrietzanger 
wilgentak - ween
Wilhelmus - volkslied
wilgkever   wilgenboktor
wilgkruid   bloedkruid
willekeur - eigenzinnigheid,  gril(ligheid), handelwijze, tirannie, verkiezing, welbehagen, wil (vrije),
willekeurig   arbitrair, despotisch, eigendunkelijk, eigenmachtig, facultatief, grilligheid, klakkeloos, moedwil, onbepaald, onverschillig, tirannie, tiranniek, toevallig, wispelturig 
willekeurig heersend - tiranniek
willekeurig heerser - despoot, dictator, potentaat, satraap, tiran
willekeurige lust - luim
willekeurige verbinding van muziek stukjes   potpourri
willempje - tienguldenstuk
willen - bedoelen, begeren, beweren, eisen, gelieven, kunnen, verkiezen, verlangen, wensen, zullen
willen zeggen - betekenen
willende doen - bereid, klaar, paraat
willen hebben – believen, verlangen
willen zeggen - beduiden, betekenen
willens - opzettelijk
willens voorbij laten gaan - vergooien
willig - begeerd, bereid, geforceerd, gehoorzaam, genegen, gewillig, gezocht, inschikkelijk, instemmend, in trek, leven, levendig, plooibaar, volgzaam
willigheid   bereidheid, genegenheid
williglijk - ongedwongen
willoos - apatisch, bewegingloos, daadloos, decadent, futloos,  indolent, inert, lusteloos, ongenegen, traag, week 
willoosheid - aboulie
willoos maken - hypnotiseren
willoos mens - ledepop
willoos slachtoffer - dupe, speelbal
willoos werktuig   ledeman, ledepop, leeman, marionet, slaaf, stroman
willoosheid - abolie, aboulie, inertie
wilp - wulp
wilsbeschikking - testament
wilskracht - energie, geestkracht,
wilskrachtig   beslist, doorzettend, energiek, flink, krachtig, resoluut, zeker
wilster - goudpluvier, pluvier, zilverpluvier
wilsverlies - aboulie
wilsvrijheid - arbitrium, liberum
wilvaardig - bereidwillig
wimpel - banderol, banier, scheepsvaan, standaard, vaan, vaandel, vlag 
wimpel aan lans   pennoen 
wimpel op de hoogste steng   topstander
wimpeldrager - paradijsvogel
wimpelpunt - spitstong
wimper - ooghaar, pinker
wimpers - cilia, ciliën
wimperzwartsel - mascara, maskara, masquara
winactie   adverteren, colportage, propaganda, reclame, strooibiljet
winbaar   exploitabel
winch - lier
Winchester - magazijngeweer
wind   anemo, bergwind, blizzard, bries, darmgas, flatus, fohn, hazewind (hond), hoos, koelte, landwind, lucht(stroom), luchtverplaatsing, opschepperij, orkaan, pampero, pneuma, storm, stormwind, taifoen, tocht, tornado, trek, valwind, veest, venti, vlaag, wervelwind, zeewind, zefier, zeng, zuchtje, zuigwind,
wind, door de - overstag
wind, harde - orkaan, storm
wind in Afrika   harmattan
wind in Italië   sirocco
wind in Zuid Frankrijk   autan, mistral
wind in de Alpen - foeha, föhn
wind in de tropen   passaat, moesson
wind in de-slaan - negeren, veronachtzamen
wind in de zeilen - voorspoed, welvaart 
wind waarbij de molens in top malen - topzeilskoelte
windfvoer bij een orgel - evacuant
windas - draaispil, haspel, kaap(stander), lier, losspil, spil
windas in een molen - lui
windbescherming - rietmat
windbuil - leeghoofd, snoever, opsnijder, opschepper, pochhans, grootspreker
windbloem   bosanemoon, ranonkel, wildemanskruid
windboom - handspaak, spilboom
windbord - buitenluik, windscherm
windbreker - pocher, snoever
windbreking - opschepperij, snoeverij
windbuil - brani, opsnijder, pochhans, snoever
windbuilen - netelzucht
winddoren - beeneter
winddrift - driftstroom
winde - convolvulus, garenhaspel, haagbloem, windas
windeachtigen - cornvolvulaceeën
windel - haagwinde, katrol, lamprei, luier, prik, zwachtel
windelen - inbakeren
winden - wikkelen, zwachtelen
winden laten   veesten
windepijlstaart - pijlstaartvlinder
winder   haspel
winderig - bar,  blufferig, flatulent, gezwollen, guur, ijdel, koud, onstuimig, opblazend, opgeblazen, opschepperig, opsnijdend, schraal, tochterig
winderig koud   guur
winderosie   deflatie
winde, zwarte - zwaluwtong
windgat - wak
windgod   eolus
windgoud - bladgoud
windhalm - apera, smele 
windhandel - agiotage, beursspel, speculatie
windharp - aeolus, eolusharp, teorbe
windhaver - oot
windhond   barzoi, borzoi, deerhound, greyhound, hazewindhond, saluki, whippet
windhondsoort - slougui, whippet 
windhoos - slurf, slurp, storm, wervelwind
windjak - anorak, blouson, parka 
windjack met capuchon - anorak, parka
windje, stevig - bries
windkant - loef, loefzij
windkanter - windkei
windketel van een brandspuit - luchtkamer, luchttrommel
windklep - luchtklep, ventiel
windkoppel - kruirad
windkracht in het orgel - pneumatiek
windkruid - anemoon
windkunde - anemologie
wind, lokale - 
4    Bora, Föhn, Kaus
5    Autan, Barat, Noord, Zonda
6    Boeran, Kharif, Meltem, Nortes, Sjamal, Solamo
7    Bohorok, 'Broeboe, Gending, Khamsin, Maestro, Mistral, 
      Pampero, Seistan, Sirocco
8    Baliwind, Blizzard, Gregales, Koembang, Levanter,  
      Libeccio, Northers, Scirocco
9    Elephanta, Harmattan, Williwaws
10  Karaboeran, Tramontane
11 Lleventades
12 Brickfielder
windmaand - vendose
windmaker - opsnijder, pocher, snoever
windmeter   anemograaf, anemometer 
windmolen - beltmolen, bergmolen, binnenkruier, bovenkruier, buitenkruier, grondzeiler, kokermolen, paltrokmolen, spinnekop, standerdmolen, srellingmolen, tjasker, torenmolen, walmolen, wipmolen
windom - akkerwinde, zwaluwtong
wind op het zeil - tegenwind
windpokken  varicellen, waterpokken
windrad - windmotor
windrichtingregistrerend apparaat - anemograaf
windrichting – Noord(en), NNO, NO, ONO, Oost(en), OZO, ZO, ZZO, Zuid(en), ZW, WZW, West(en), WNW, NW, NNW
windring - luchtkussen
windroer - blaaspijp, windbuks
windroos - bosanemoon, kompas, kompasroos
windscherm   abrivent, paravent, rietmat, windschut 
windschoor - spanrib
windsediment   dekzand, löss, stuifzand
windsel   band, bandage, doek, fascia, lap, ligament, luier, mitella, slinger, verband, verband(stof), windel (gew.), zwachtel 
windsel - akkerwinde, haagwinde
windsnelheidsmeter - anemometer
windsor, lid van het huis - 
4    Anne, John, Karl, Mary, Maud
5    Alice, David, Harry, Maria, Sarah
6    Albert, Alfred, Andrew, Arthur, EduardGeorge, Helena, 
      Louise
7    Charles, Leopold, Michael, Richard, William
8    Beatrice, Margaret, Nicolaas, Victoria
9    Alexandra, Elizabeth
windspaak - spilboom, windboom
windspil - kaapstander
windstil   bladstil, luw
windstille ligplaats - opper(d)
windstille plaats - loef, opper, luwte, lij(zijde)
windstille plek op de Atlantische Oceaan   Doldrums
windstilte - accalmie
windstoot   vlaag
windstreek - kompalstreek, Noord, Oost, West, Zuid
windturbine - windmotor
windvaan - anemoscoop, mastvlaggetje, windwijzer
windvang - ventilator
windvanger - ventilatiebuis, windhapper
wind, veel-maken - pochen, snoeven
windveer - cirrus, verderwolk
windverhitter - cowpertoren
windvlaag   rafale, rukwind, ruk, stoot, windstoot 
windvleugel - regulator
windvrij   beschut, luw
windvrije plaats   luwte
windwanner - torenvalk
Windward, Islands, een van de - Grenada
Windwering - scherm, schut
windwijzer   vaan, vaantje, weerhaan, windhaan, windvaan, windzak
windzaadkruid - aurikel
windzak - balg, branie,grootspreker, luchtzak, snoever, tympanie
windzeel - windas
wind, zeer koude - blizzard, poolwind
windzitter - windscheider
windzucht - meteorisme, trommelzucht
windzijde   loef, loefzijde 
winend - buitenzwei
wing - vleugel
wingerd - druiveboom, heggerank, wijngaard, wijnstok
wingewest   nederzetting, volksplanting, kolonie
wink - rietgans
winkel - hoek
winkel   bakkerswinkel, bazar, bazaar, boekwinkel, boetiek, drogisterij, groentewinkel, handelszaak, kruidenierswinkel, loopzaak, magazijn, slagerij, slijterij, supermarkt, shop, toko, warenhuis, zaak 
winkel (Ind.) - toko
winkel met zelfwerkende bediening - automatiek
winkel van oude boeken - antiquariaat
winkel van reukwerk - parfumwinkel
winkel voor kledingartikelen - bonnetterie
winkelbank - toonbank
winkelbediende - caissière, etaleur, loopjongen, pakster, verkoopster, verkoper, winkelknecht
winkelbedrijf - warenhuis
winkelbetimmering - opstand
winkelbord - gevelbord, uithangbord
winkeldief - ladenlichter
winkelgalerij - passage
winkelgoed - inventaris
winkelhaak - bochel, haper, rechthoek, scheur, zwee, zwei 
winkelhaak met beweegbare armen - zwaakhaak, zwei
winkelhouder - winkelier
winkelier - antiekhandelaar, antiquair, apotheker, bakker, banketbakker, bloemist, boekhandelaar, debitant, depothouder, detailhandelaar, detaillist, drogist, filiaalhouder, groenteboer, kruideker, kruidenier, leverancier, melkboer, middenstander, neringdoende, negotiant, opticien, parfumerieverkoper, schoenmaker, slager, slijter, winkelhouder, zakenman
winkelinrichting   opstand 
winkeljuffrouw - verkoopster
winkelkast - etalage
winkelknecht - magazijnknecht, winkelbediende
winkelnering -begunstigers, klanten, klandizie, klantenkring, kleinhandel, kopers
winkelpand - zaak, zakenpand
winkelprijs - winkelwaarde
winkelraam   etalage, vitrine
winkelruit - etalageraam  
winkel van oudheden - antiquariaat
winkelschuld - klis
winkeltent - kraam
winkeltje - boetiek, halletje, kiosk
winkel voor wijn - slijterij
winkelweek - braderie
winket - loket, sluipdeurtje
winnaar - kampioen, overwinnaar
winnen - aanwerven, behalen, obtineren, opwerken, rinnen, verdienen, verkrijgen, verslaan, werven, zegevieren
winning - pachthoeve
winning aan de oppervlakte - dagbouw
winplaats van erts   mijn 
winst - aandeel, avance, avantage, baat, bate, belang, gewin, lucrum, massematten,  mazzel, nut, opbrengst, oentoeng, overschot, overwinning, profijt, provenu, rebbes (Hebr.), rendement, rente, resultaat, snaai, surplus, tantième, verdienste, voordeel
winstaandeel - dividend
winst afwerpen - profiteren
winst belovend - lucratief
winst door berekening - imaginair
winst geven - renderen
winst- of verliespunt bij sport - hole
winst opleveren   renderen
winst opleverend   rendabel 
winstaandeel   bonus, dividend, extra, gratificatie, provisie, tantième, toegift, uitkering
winstbejag - speculatie
winstbejager - speculant, speculateur
winstgevend   fertiel, lucratief, productief, profitabel, rendabel, renderen, vet, voordelig, vruchtbaar
winstgevend maken   beleggen, exploiteren 
winstje - mazzel
winstopleveren - renten
winststreven   bejag
winstuitdeling - divident, tantieme
 winstuitkering - tantieme
winter - najaar,natijd, stookseizoen
winteraconiet - eranthis
winterappel   rabauk, rabouw, renet, reinet
winterbloeier - chimonanthus
winterboter - hooiboter, stalboter
wintereend - toppereend
winterfeest   kerst(mis), nieuwjaar, oudjaar, silvester, sinterklaas
winterfeest van de oude Germanen   joelfeest
wintergoed - winterbloemen, wintervruchten
wintergroen - pirola, pyrola
wintergroenachtigen - pyrolaceeën
wintergroente - prei, spruiten
winterhanden,-voeten - perniones
winterhemel - winterlucht
winterjas -  duffel, jekker, ulster
winterkers - barbarakruid, jodenkers 
winterkoning - Thialf, troglodytida
winterkoninkje - wipstaart, zangvogeltje
winterkoolzaad - geelbloem
winterkost   anijs, boerenkool, erwtensoep, kool, hutspot, snert, spek, stamppot, zuurkool
winterkruid - barbarakruid
winterlakooi - stokviolier
winterlelie - kerstroos
winterling   dollekervel 
winterlucht - vrieslucht
winterlijster - kramsvogel, wijnlijster
wintermaand - december, februari, januari 
wintermat - krammat
wintermeeuw - stormmeeuw
winterooft - winterfruit
winterpostelein - doorwas
winterpret - arren, schaatsen, skiën, sleeën
winterprovisie - wintervoorraad
winterraapzaad - aveelzaad
winterroos   chrysant
winters voertuig   slee, slede, ar, arrenslee, bobslee
wintersemester - winterhalfjaar
winterslaap - hibernatie
wintersoep   snert 
wintersport - arren, bobben, curling, schaatsen, skiën, sleeën, ijshocky
wintersportartikel   bob, ski, schaats, slee
winterdtof - ratine
winters voertuig - ar, slede, slee
wintertaling - krik, krikeend, kroet, stareend
wintertarwe - wintergraan
wintertuin - orangerie
winterverlof - kerstvakantie
wintervermaak - arren, skiën, schaatsen, sleetjerijden, sleden,
ijsvermaak, ijszeilen
winterverschijnsel   hagel, ijzel, koude, sneeuw, vorst, 
winterversiering op de ruiten - ijsbloem
winterviolier – muurbloem
wintervoertuig - ar, arre, arreslee, slee, slede
wintervoorraad - aveelzaad
wintervoorraad aan groenten - inmaak
wintervoorraad groenten - inmaak, weck
winterwortelen - winterpeen
winterzanger -  bastaardnachtegaal, heggemus
winterzwammetje - plaatzwam
winziek - winzuchtig
wip   balans, braakstok(voor vlas), evenwicht, handomdraai, sprong, tuimelbank, wipplank, zwengel (put), zwingel,
wipbalk - draaibalk
wipbrug - basculebrug, hamelbrug, ophaalbrug
wipgalg - wip
wipgebint - hamelgebint
wipje - hup
wipklep - hefboomklep
wipkooi - slagkooi
wipkraan - hijskraan
wipmolen - spinbol
wippen - huppelen
wipper - hijstalie
wipperen - wankelen, wiebelen
wipperig   onvast, wankel
wippertje - borreltje
wippertoestel - broek
wipstaart   kwikstaart, winterkoninkje
wipstoel   schopstoel
wiptoestel - wippertoestel
wipwap -  toonbankbascule, wip
wire-recorder - magnetofoon
wirwar - doolhof, kluwen, labyrint, netwerk, verstrengeling, verwarring, warnet
wis   beslist, gewis, ongetwijfeld, pertinent, precies, secuur, stellig, teen, twijg, vast, veegdoek, waarlijk, werkelijk, wislap, zeker
Wisconsin, hoofdstad van - Madison
wisdoek - vaatdoek
wisent - bizon, oeros, veros 
wis en waarachtig - absoluut, beslist, ongetwijfeld, pertinent, stellig, vast, zeker
wiskunde - mathematica, mathesis
wiskunde vak   algebra, differentiaalrekenen, goniometrie, logica, mathesis, meetkunde, planimetrie, rekenkunde, statistiek, stereo-metrie
wiskundig - mathematisch, mathesie
wiskundig adviseur - actuaris, aktuaris
wiskundig begrip   algoritme, bissectrice, cosinus, cotangens, deellijn, hoek, logaritme, log, logarithme, loodlijn, lijn, lijnstuk, macht, oneindige, punt, secans sinus, tanges, wortel
wiskundig getal - eenterm, pi
wiskundig lichaam - bol, cilinder, kegel, kubus, ruit, parallelogram, trappezium 
wiskundig symbool - 
2    ch, im, in, re, sh, tg, th
3    arg, cos, csc, cot, ctg, cth det, div, exp, inf, lim, log, max, min,
      rot, sec, sin, sup, tan, tgh
4    cosh, cotg, coth, cotn, curl, grad, sinh, tanh
5    cosec
6    arcsim, arccos, arctan
wiskundige   Boole, Brouwer, Descartes, Euclides, Euler, Frege, Gauss, Heyting, Leibnizj, Pascal, Peirce
wiskundige aan computer   programmeur
wiskundige aardrijkskunde - geometrie, kosmografie
wiskundige bij verzekering   actuaris  
wiskundige einduitkomst - resultante
wiskundige grootheid   integraal 
wiskundigelijn - kromme
wiskundige term - cotangens, macht, radix, wortel
wiskundige uit de oudheid   Euclides 
wiskundige uitkomst - resultante
wiskundige vorm   term 
wiskunstenaar - mathematicus
wispelen - kwispelen, schudden
wispelturig   eigenzinnig, grillig, kameleontisch, lichtvaardig, nukkig, onbestendig, onevenwichtig, ongedurig, ongestadig, onstandvastig, uitgelaten, veranderlijk, versatiel, wildpad, willekeurig, wisseling, wisselvallig, wuft
wispelturig mens - proteus
wisse - kilometer
wissel - akte, appoint, cambion, change, cheque(als betaalmiddel),  exchange, hefboominrichting(rails), keer, oorkonde, overgang, ruil, sola, traite, valuta, verandering, wisselbrief,
wissel aan een ander overdragen - endosseren
wissel aanvaarden - accept
wissel betaling - riscontro
wissel in een enkel exemplaar - sola
wissel borg - avalist
wisselaar - platenspeler
wisselbaar - variabel, veranderlijk
wisselbegrip - correlaat
wisselbeker   bokaal, cup
wisselborgtocht   aval
wisselbrief - cambio, sola
wisseldiertje - amoebe, oerdiertje
wisselen - cambiëren, echangeren, omruilen, rangeren, ruilen, troqueren, variëren, veranderen, verruilen, verwisselen 
wisselend - gevarieerd, onzeker
wisselen van geld   change  
wisselen van stem - mutatie
wisselend - alternatief
wisselgebed   litanie
wisselgebruik - aval, uso
wisselgeld - pasmunt
wissel handel drijven - cambiëren
wissel houder - endossant, remittent
wisselijk - zeker
wisseling - change, kentering, mutatie, onbestendigheid, overgang, ruil, ruiling, verandering, verloop, verruiling
wisseling van eb en vloed   tij, getij, kentering
wisseling van geluk en ongeluk - lot, lotsbedeling, lotsbeschikking
wisseling van haarveren   rui 
wisseling van huid   vervellen 
wisselinner - loper
wisseljaren   climacterium, overgangsjaren 
wisselkeer - beurt, toerbeurt
wisselklank (taalk.)   mutant 
wisselloon - agio, provisie
wisselloop   estafette 
wisseloverdracht - endossement
wisselprijs - wisselkoers
wissel recht - cambiaalrecht
wisselrekening - arbitrage
wisselruiter - bedrieger
wisselspeler - invaller
wisselstroommotor   alternator 
wisselstuk - wisseltong
wisseltrekker - trassant
wisselusantie - wisselgebruik
wisselvallig   aleatoir, huiverig, onberekenbaar, onbestendig, ongewis, onstabiel, onzeker, slomp, variabel, veranderlijk, wankel, wankelbaar
wisselvalligheid - kans, onbestendigheid, veranderlijkheid
wisselverlies   disagio
wisselvorm van haar   der, er
wisselwaarde   valuta 
wisselwerking   correlatie, interactie
wisselwind - moesson
wisselwoord   anagram
wisselzang - antiphoon, beurtzang
wissen - afvegen, kuisen, reinigen, schoonmaken, schoonvegen, vegen, wrijven
wissewasje   bagatel, beuzeling, kleinigheid, nietigheid
wisteria - blauweregen
wit - albus(Lat.), blan(co)k, bleek, kleurloos, mikpunt, onbedrukt, oogpunt,  sneeuwwit, vlekkeloos
wit bier - seef
wit bloedlichaampje   fagocyt, leukocyt, lymfocyt
wit bloempje met jasmijngeur - melati
wit doen worden - bleken
wit glas - melkglas
wit (Gr.) - leukos
wit hard metaal - gallium, palladium
wit hars   kamfer, sandarak
wit hout - grenehout, vurehout
wit koorhemd - albe
wit laken - wade
wit linnen doek - corporale
wit looderts - cerussiet
wit los weefsel- linon
wit maken - witten
wit marmeren knikker - alikas
wit metaal -  aluminium, indium, iridium, molybdeen
wit mineraal - hyaliet
wit miskleed - albe, koorhemd
wit paard - schimmel
wit priesterkleed - albe
wit priesterlijk opperkleed - dalmatica
wit vlees van vogels - spier
witachtig   bleek
witachtige steen - jade, nefriet
witbaard pekari - bisamzwijn
witblad - abeel, populier
witbloedigheid - leucaemie, leukemie
witbol - holcus
witbuikje - witstaartje
witgatje - huiszwaluw
witglanzend   blank
witgoud   platina
witharigheid - albinisme
witheer - Norbertijn
witheet zijn - gloeien
withoen - sneeuwhoen
witijzer - pamor
witjas - laborant
witje - dubbeltje
witjes - bleek, bedeesd, flets, inbleek, pips
witkalk - gips, witsel
witkeeltje - blauwborstje, waternachtegaal
witkiel - commissionair,  kruier, (pakjes)drager, sjouwer
witkoper - argentaan
witkopzeearend, Amerikaanse  - eagle
witland - Albion
witling - albino
witlof - brusselslof
witloof - cichorei
witlijn - interlinie
wit of flets – pips
witpluim - konijn
witrot - uilenveer
witsel   kalksel, witkalk
witstaart - tapuit
wit amber   spermaceet, walschot 
wit met zwarte vlekjes - belton
wit tafellinnen - damast
Wit Rusland, hoofdstad van - Minsk
Wit Rusland, rivier in - Dnjepr, Duna
wit wegtrekken - verbleken
wit worden - bleken
witte amber - spermaceet, walschot
witte armen - bakkersarmen
witte biersoort - prinsessenbier
witte bloedlichaampjes - fagocyten,  leukocyten, lymfocyten,    monocyten
witte bourgogne - chablis
witte doek   (projectie)scherm 
witte doek (het) - screen
witte dolfijn - beloega
witte dovenetel   hondsnetel
witte Franse wijn - bergerac
witte ganzenvoet   modderkwaad 
witte hazelaar - waan
witte Jura - Malm
witte kaas - kwark
witte katoenen stof - dril
witte klaver   kemp
witte kleefpasta - gluton
witte koe met zwarte blaar - zwartbont
witte kool   boeskool, buiskool, kabuiskool, kropkool 
witte kristallijnen stof - meta
witte kwikstaart - akkermannetje, bouwmannetje
witte laag rondom vuurstenen - patina
witte magnesiumlegering - elektron
witte man - blanda, blanke
witte marmeren knikker - alikas
witte mier   termiet, (Ind.) rajap 
witte mier met vleugels - laron
witte muuruitslag - muurkanker
witte neerslag - sneuw
witte neus van een paard - sneb
witte peen - pastinak
witte plek op paardenhoofd - bles, kol 
witte plek op de kop van koeien - blaar
witte populier   abeel, esp, klaterabeel
witte potas - parelas
witte raaf   avis, rara
witte rand om de drukspiegel - marge
witte schuimende wijn - champagne
witte spirea - sneeuwspirea
witte stok van een verkeersagent - baton
witte suiker   melis
witte uitslag op gemetselde muren - muurkanker
witte veren van de maraboe - maraboeveren
witte verfstof   loodwit
witte vlek op een paardekop - kol
witte vlek op hoornvlies - albugo
witte vlokkige stof op wijn - kaam
witte walvis - beloega, baluga
witte wezel - hermelijn
witte wortel - pastinaak
witte wijn   Bergerac, champagne, falerner, graves, muscat,  niersteiner, pagne (gemeenz.)
witte wijn uit Dordogne - bergerac
witte ijzersoort - pamor
wittebroodsweken - honeymoon
witteling   albino, pigmentloze 
witten   stukadoren
witter   stukadoor
witter worden - aanbleken
witvis - alver, blei, bliek, brasem, katvis, voorn
witvoetmuis - woelmuis
witwangstern - moerasstern
witijzer - pamor
witz - geestigheid, grap, mop
witzaad - kanariezaad
witzijdedolfijn - langsnuitdolfijn
Wodan - Moenin, Odin
wodka - brandewijn
woede   boosheid, dolheid, drift, ergernis, fureur, furie, furor, gebelgdheid, (gram)schap, grim,  grimmig, grimmigheid, kwaadheid, manie, nijd, rabiës, rage, razernij, toorn, venijn, verbittering, verwoedheid, woede, wrevel, wrok
woeden - grasseren, heersen, razen, tekeergaan, tieren, toornen, zieden
woedend   boos, driftig, duivels, gebeten, dol, furieus, gramstorig, grimmig, hellig, hels, hoorndol, kwaad, laaiend, nijdig, onstuimig, rabiaat, razend, toornig, verbolgen, vertoornd, verwoed, wild, woest, ziedend
woedend (muz.) - furloso
woedend worden - opsteken
woedend zijn - toornen
woedende aanval   amok 
woedende razernij - amok
woedend of razend - ziedend
woedend zijn - koken
woede opwekken - irriteren
woeker - rebbes(Hebr.), rente (onmatig hoge), usure, winst (onwettige),
woekeraar - aflegger, afperser, knevelaar, onderdrukker, shylock, vrek, vampier, uitzuiger 
woekerachtig opkoper - accapareur
woekerdier of woekerplant - luis, parasiet
woekeren - afleggen, parasiteren, tieren
woekeren   tieren, parasiteren 
woekering - gewas, gezwel, granulatie, honingzwam, kanker, klavervreter, loranthus, mistletoe, plantengroei, plantenleven, proliferatie, rafflesia, vogellijm, vegetatie, warkruid, wildgroei
woekerklank   svarabhaktivocaal 
woekerplant   bremraap, maretak, orchidee, parasiet, ratelaar, vogellijn, warkruid
woelachtig - onrustig, woelig 
woeleg   cultivator
woelen - bewegen, draaien, keren, kolken, roeren, schimen, spoken, tobben, wentelen, wroeten 
woelen in aarde - delven
woelgeest   oproermaker
woelhout   knevel
woelig   beweeglijk, dartel, druk, onrustig, onstuimig, orageus, roerig, roezig, rumoerig, rusteloos, turbulent, uitbundig, wanordelijk, wild, woelachtig 
woelige bewegingen maken - stommelen
woelige knaap - wildebras
woeligheid    beweging, drukte, gewoel, onrust, turbulentie
woeling - kolking, onlust, onrust, rellen, tuimeling, werzel
woelmachine - woelploeg
woelmuis - lemming
woelrat - waterrat
woelsel - woeling
woelstok - woelhout
woelwater - wildebras
woelziek   onrustig, oproerig 
woelzucht   oproerigheid 
woensdag voor Pasen   schortelwoensdag, schorselwoensdag 
woerd - erpel, mannetjeseend, waard
woerhaan   fazantenhaan
woerhen   fazantenhen
woest   barbaars, boos, braak, corybantisch, desolaat, dol, furieus, gewelddadig, hels, kolderig, kwaad, ledig, lomp, losbandig, nijdig, onbebouwd, onbeschaafd, onbesuisd, onbewoond, ongetemd, onherbergzaam, onontgonnen, onordelijk, onstuimig, ontembaar, ontoombaar, rauw, razend, roekeloos, ruw, ruig, tomeloos, toornig, verlaten, verwilderd, wild, woedend, wreed, wreedaard,
woestaard – sater, wildeman, woesteling
woestaardig - barbaars
woest (muz.) - feroce
woest drinkgelag - bacchanaal
woest en verlaten - onherbergzaam
woest gebied - wildernis
woest geschreeuw   getier 
woest land - onland
woest mens - roeland
woest rijden - jakkeren, rossen
woest te keer gaan - roezemoezen
woestaard - sater
woestaardig   barbaars
woeste bende - chaos, horde, keet, ravage, troep
woeste boel   bende, horde, keet 
woeste dansmuziek   boegie, galop, ragtime
woeste streek - woesternij, wildernis, woestijn
woeste vernieler - vandaal
woesteling - barbaar, beest, beestmens, bezetene, bruut, cycloop, energumeen, kanibaal, lomperd, rabouw, razende, vandaal, vechtersbaas, wildebras, wildeman, woestaard, wreedaard,
woesternij - wildernis
woestheid - ferociteit, sauvagerie
woestijn - zandvlakte
woestijn (Arab.)   ham(m)ada 
woestijn in Afrika   Igidi, Kalahari, Namib, Sahara
woestijn in Australië - Gibson, Victoria
woestijn in Azië   Gobi
woestijn in Chili   Atacama 
woestijn in Egypte   Sinaï
woestijn in Israël   Negeb 
woestijn in Noord Afrika   Sahara 
woestijn in Zuid Afrika   Kalahari 
woestijnbewoner   Berber, Toeareg
woestijndal - wadi
woestijndemon - Azazel
woestijndier - dromedaris, kameel, kemel,
woestijnduivel - moloch
woestijngebied - bahada
woestijnplant - jerichoroos
woestijnrivier   wadi
woestijntype   hammade, serir
woestijnvos - fennek
woestijnweg - piste
woestijnwind   chamsin, harmattan, samoem, sirocco
woestijnwind uit Afrika - solano
woffer - woudaapje
wol - lana
wolaap - kapucijnaap
wolafval - kammeling
wolboom - vilt boom
wol die na het slachten verwijderd wordt - blootwol, huidwol, mamazetwol, plootwol
wol die uitgekamd is - borat, brat
woldistel - kaardedistel, weverskaarde
woldoren - kapokboom
woldragend   gewold
woldragend dier in Amerika - paco
wol kloppen - vlaken
wolf - bijenwolf, canis, deugniet, draaikolk, izegrim, kanis, korenworm, korenzwam, lupus, rekel, reu, vlegel, vos,
wolf (zeew.)   draaikolk
wolf aan de tanden   cariës 
wolfluweel   pluche, velours 
wolfraamcarbid - widia
wolframiet - tungsteen
wolframium - wolfraam, wolframiet
wolfsangel - wolfsklem
wolfsbeet - sluitappel
wolfsbes - eenbes
wolfsboom - boksboom
wolfsboon - hemelsleutel, lupine 
wolfsdak - schilddak
wolfsdood - monnikskap 
wolfsdoorn - kruisbes
wolfshond - barzoi, kees
wolfskers   belladonna, doodkruid
wolfsklauw - lycopodium, kolfsmos
wolfsklauwen - lycopodiaceeën
wolfskruid -  christoffelkruid
wolfsmairove - wolfspoot
wolfsmelk - euphorbia
wolfsmelkachtige plant - beugelkruid, bingelkruid
wolfsmelkachtigen - euforbiaceae, euphorbiaceeën
wolfspoot - lycopus
wolfsspin - jachtspin, tarantel
wolfstand - moederkoorn
wolfsveest - bovist, stuifbal
wolfsvlieg - roofvlieg
wolfswortel - eenbes, winterakoniet
wolfvorm - (alto)cumulus, (alto)stratus, arcus, cirrostratus, cirrus, cumulonimbus, numbostratus, stratocumulus
wolk - nevelmassa
wolkam   kaarde
wolken dicht bij de grond   mist, nevel
wolkenformatie   cirrostratus, Cirrus, Cumulus, donderkop, Stratus, Nimbus, stapelwolk, Cumulonimbus
wolkenkrabber - skycraper
wolkenloos - helder
wolkenschilder - nebulist
wolkig - bewolkt, onklaar, troebel
wolkjes/In. .. opgaan   kringelen 
wolkvorm - cirrus, culumus, donderkop, nimbus, stratus
wollaag - stapel
wollen bol   pompoen, knot 
wollen bolkwast - pompon
wollegras - eriophorum, flok, heidepluis, monnikspruik, veenpluis
wollen keperstof - everlast
wollen kledingstuk - trui
wollen of katoenen weefsel - tweed
wollen sportvest met hoge kraag - sweater
wollen stof   aba, baai, batist, biset, b(o)rat, borda, borde, bukskin, carisel, cheviot, duffel, eskimo, etamine, evalist, everlast(ing), kalamink, kalmink, laken, loden, merinos, ratine, serge, stamet, tweed
wollen stof, dunne - stamet
wollen stof (fijne) - espagnolet
wollen stof (gekeperde) - cheviot, everlast, karsai, laken, ras
wollen tricot - jaeger
wollen weefsel - baad, flanel, jaeger, laken, napolitaine, ratine
wollen weefsel met noppen   ratiné 
wollig - zacht
wollige bol op schoeisel - pompon
wollige viervoeter - schaap
wolmachine - spinnewiel
wolmuis - chinchilla, wolchinchilla
wol ontwarren - kaarden
wolpluisje   nop
wolplukker - lakenrouwer
wolreiniger - snar
wolsajet - borat, brat
wolsoort - merinoswol
wolvenmoeder in de jungle - akela
wolverlei - arnica, heiligkruid, luciaanskruid, valkruid, vrouwenkruid, wondkruid
wolvezelmeter - cirometer 
wolvet   lanoline
wolvin - lupa
wolvlokje   nop, pluis(je)
wombat - buideldier, phascolomida
wond - beenwond,  beet, blessure, blessuur, droefheid,  hoofdwond, houw, krab, krauw, kwetsure, kwetsuur, leed, letsel, schram, smart, snede, snee, snijwond, steek trauma, verwonding, verwonding, vulnera, wond(e)
wondarts - chirurg, heelmeester
wondbedekking   compres, kompres, pleister, verband 
wonden - beledigen, blesseren, blutsen, ergeren, grieven, kneuzen, krenken, kwetsen, verwonden
wonder - buitengewoon, mirage, mirakel, vreemd, zonderling
wonderbaar - onbegrijpelijk, toverachtig, vreemd, wonderlijk 
wonderbaarlijk   miraculeus, verbazend, vreemd, wonderlijk, zonderling
wonderbaarlijk feit   mirakel 
wonderboom - christuspalm,  doornappel, kruisboom, mollekruid, mollenboom, ricinusboom
wonderdadig   miraculeus, verbazingwekkend, wonderbaar,wonderbaarlijk, wonderdoend
wonderdoende persoonlijkheid - kramat
wonderdoener   charlatan, genezer, kramat, kruidendokter,  kwakzalver, magiër, oliekoop, tovenaar, thaumaturg, wonderdokter
wonderdoenster - tovenares
wonderdokter   bachsji, kwakzalver, medicijnman, orvitaan
wonderdraaier - thaumatroop
wonderen - prodigiën
wondergezwel   teratoom 
wonderkruid, heidens - guldenroede, kruiskruid, sintjanskruid
wonderlamp - toverlamp
wonderlijk - apart, barok, bizar, buitengewoon, buitensporig, dwaas, eigenaardig, fantastisch, fenomenaal, gek, grillig, grotesk, merkwaardig, onbegrijpelijk, ongemeen, ongewoon, prodigieus, raar, singulariteit, singulier, treffend, verbazend, verrassend, verwonderlijk, vreemd, vreemdsoortig, wonderbaar, zeldzaam, zonderling 
wondermiddel - panacee
wonderolie   castorolie, kastorolie, purgatief, purgeermiddel, ricinusolie
wonderschoon - buitengemeen, merveilleus, zeldzaam
wonderspreuk   paradox 
wonderspreuk(ig) - orakelspreuk, paradox(aal), zonderling
wonderstuk - wonderdaad
wonderteken   mirakel, prodigium 
wondertuin - tovertuin
wonderverhaal - teratologie
wondervogel - feniks, fenix
wonderwel - best, uitmuntend, uitstekend, voortreffelijk
wonderwerk - merveille, mirakel
wonderwerken - prodigiën
wonderzalf - opodeldoc, perubalsem, spijker, toverzalf
wonderzout - glauberzout
wondhaakje - agrafe, kram
wondheelkunde   chirurgie 
wondheelkundige - chirurg, heelmeester
wondheler - chirurg, heelmeester
wondje - pik
wondklaver - anthyllis, wondkruid
wondkorst - roof
wondkramp - tetanus
wondkruid - arnica, heiligkruid, liciaanskruid, valkruid, 
vrouwenkruid, wolverlei
wondkussentje   kompres
wondmiddelen - traumatica
wondroos - belroos, erysipelas 
wondtang   pincet
wondteken   litteken, stigma, stigmata, stigmatum
wondvocht   bloed, etter, hui, lymfe, pus, wei 
wondvocht afscheiden - etteren
wondijzer - sonde
wonen   huizen, leven, logeren, nestelen, resideren, verblijven 
wonen in - bewonen
wonend - gehuisvest
woning   bungalo, domicilie, landhuis, flat, haard, haardstede, habitatie, home, huis, hut, kwartier, logement, mansio, nest, onderdak, onderkomen, pand, perceel, residentie, stulp, tehuis, thuis, verblijf, villa, woonhuis, woonste(d)e, zetel
woning des vredes (Hebr.) - Jeruzalem
woning met alle vertrekken gelijkvloers -  bungalow, flat
woning van aanzienlijk Javaan   balem 
woning van een eskimo - iglo
woning van een Indiaan - wigwam
woning van een non - klooster
woning van een onderpastoor - kapelanie
woning van een ridder - burcht, kasteel
woning van een vorstelijk persoon - kasteel, paleis
woning van Freyja – folkwang
woning van geestelijke - pastoorswoning,  pastorie, pastorij, proosdij
woning waar men vertoeft - thuis
woningarchitectuur - binnenhuisarchitectuur
woningbekleder - stoffeerder
woningcomplex   blok, flat, stad, wijk
woningdeel   appartement 
woningdief - krakern
woningen - huize
woninginrichting - binnenhuisarchitect
woon - thuis, woning
woonachtig   gedomicilieerd, gevestigd, gezeteld, wonende
woonachtig zijn - domicilie
woonboot - ark, drijfhuis, woonschip, woonschuit
woonde vroeger op het Muideslot - drost
woongeld - huur
woongelegenheid - camper, caravan, flat, huis, tent, woonark, woonboot, woonwagen
woonhuis - apartement, bungalo, villa, woning
woonkamer - huiskamer, woonvertrek
woonkosten - huur
woonlaag - etage, flat, verdieping
woonlasten - huur
woonopbouw   urbanie
woonplaats   adres, domicilie, dorp, gehucht, gemeente, ghetto, metropool, plaats, residentie, sedes, stad,  stee, verblijf, vlek, woonstee, zetel 
woonplaats (vaste - hebbend) - sessiel
woonplaats der engelen - hemel
woonplaats der goden - Olympus
woonplaats der Noorse goden - asgard
woonplaats van Abraham   Hebron 
woonplaats van een vorst   residentie 
woonplaats van hoenders - ren
woonrecht - habitatie
woonruimte   kamer(s), krot, huis, woning
woonschip   ark, aak, woonboot
woonschuit - woonark
woont aan de Oostzee - Balt, Est, Fin, Let, Zweed
woonsilo - torenflat
woonstede - adres, domicilie, sedes,woonstee, zetel
woonstee - woonplaats
woonstreek - buurt, heem, wijk
woonvertrek - appartement,  huiskamer, kamer, woonkamer, zitkamer
woonvlot - rakit
woonvrijheid   privacy
woonwagen - caravan, kermiswagen
woord   belofte, erewoord, formule, logo, logos, parool, rede, term, woerd (Z.N.)
woord aan vreemde taal ontleend - leenwoord
woord dat een begrip uitdrukt - begripswoord
woord dat een hoeveelheid aanduidt - telwoord
woord dat een keer in teksten voorkomt - hapax
woord dat een ontkenning inhoud -  nee, negatie
woord dat ook van achteren naar voren gelezen kan worden   palindroom
woord dat te kennen geeft dat opsomming overbodig is - enzovoort
woord gebruikt ter aanduiding van naam of persoon - naam
woord gemaakt van twee woorden - koppeling, samenstelling
woord met klemtoon op laatste lettergreep - oxytonon
woord met speciale betekenis - term
woord met voor  of achtervoegsel - afleiding
woord naar het Engels gevormd - anglicisme
woord, strijdig met het taaleigen - anglicisme, barbarisme, gallicisme, germanisme, latinisme
woord ter aanduiding   naam 
woord van achter naar voor hetzelfde - palindroom
woord van lof - compliment
woord van vier letters - tetragram
woord voor ontkenning   negatie 
woord waaronder iets is opgenomen - lemma
woord waarvan andere zijn afgeleid - stamwoord
woord achteraf - narede
woordafleider - etymoloog
woordafleiding - etymologie
woordafleidkunde   etymologie 
woordbetekenisleer   semantiek 
woordblindheid - alexie, dyslexie
woordbreukig - punisch
woordbuiging - conjugatie, declinatie, flexie, litteraal, tekstueel,  verbuiging
woordelijk   letterlijk, tekstueel, verbaal
woordeloos - stom, zwijgend
woorden - tekst, twist
woorden nauwkeurig uitspreken - articuleren
woorden van lof - compliment
woordenaar - lexicograaf 
woordenboek   dictionaire, encyclopedie, lexicon, naslagwerk, tolk, vademecum, vocabulaire, wdb,
woordenboek betreffende het geslacht van de zelfstandige naamwoorden -  genus
woordenboek der Nederlandse taal - w.n.t.
woordenboek van dialect   idioticon 
woordenboek van regio -  dialectwoordenboek
woordenboek, maker van een - woordenaar 
woordenboekkunde   lexicografie 
woordenboekschrijver   lexicograaf
woordenboek (woordafleidkundig) - etymologicon
woorden met een tegengestelde betekenis – antoniemen
woorden hebben - geaschil, kibbelen, ruzien, twisten, 
woordenkeer - troop, trope
woordenkeus - woordkeus, terminologie
woordenkeus en zinsbouw - fraseologie
woordenlijst - glossarium, onomasticon, vocabulaire, vocabularium
woordenovervloed - pleonasme
woordenpraal - bombast, declamatie, ret(h)oriek
woordenraadsel - charade, logogrief
woordenreeks   litanie, regel, tirade, verhaal, zin 
woordenreeks in een krant - kolom
woordenrijk - spraakzaam, welsprekend
woordenrijkdom   vocabulaire, woordenschat, verbositeit 
woordenrijk iemand - ratel
woordenschat - thesaurus
woordenschat, wetenschap van de  - lexicografie
woordenstrijd   debat, geschil, discussie, dispuut, gekijf, mêlée (hevig),polemiek, rede(twist), tirade, woordentwist, woordenwisseling
woordentwist - logomachie
woordenvitter - purist
woordenvloed   tirade 
woordenwisseling   altercatie, debat, discussie, gekrakeel, hypallage, twistgesprek 
woordenzifterij - filoristie
woordgebruik - taal
woordgeslacht   genus 
woordgetrouw - letterlijk
woordgrondig - etymologie
woordherhaling - epifoor, pleonasme, tautologie, 
woordinhoud - tekst
woordje van klein kind   da, dada, ta, tata
woordkeus   terminologie 
woordkunst   letterkunde, literatuur 
woordleer   lexicologie 
woordletterraadsel - logogrief
woordloos - sprakeloos, stom
woordomkering - anagram
woordopvolgingsleer - topiek
woordovertolligheid   bombast, pleonasme, redundantie, retoriek, tautologie 
woordraadsel – cryptogram, logogrief 
woordscheiding - spatie
woordschikking   syntaxis
woordsoort   adjectief, bijwoord, hulpwerkwoord, lidwoord, interjectie, koppelwerkwoord, naamwoord, nomen, (rang)telwoord, rededeel, substantief, tussenwerpsel, verbun, voegwoord, voorzetsel, (voor)naamwoord, werkwoord
woordtoon - accent, klemtoon
woorduitgang   aard, ach, erd, er, es, held, ig, in, lijk, nis, schap, ste, te, telt, tig
woorduitlating - ellips, elisie
woord van eer -  gelofte
woordverklaarder - lexicograaf
woordverklaring - explicatie, interpretatie
woordverkorting - syncope
woordverkwisting - anastrofe
woordverwisseling - hypallage
woordvoeging   syntaxis 
woordvoerder   orator, redenaar, spreker, tolk
woordvoerder voor corps diplomatiek   deken, doyen
woordvoeren   oreren, redeneren, spreken, verklaren
woordvoorraad - woordenschat
woordvoorvoegsel - praefix, prefix
woordvorser - etymoloog, linguïst
woordzoeker - letter(puzzel)
worden - ontstaan
wording   evolutie, geboorte, generatie, genese, genesis, ontstaan, vorming
wordingsgeschiedenis - ontogenese, ontologie
wordingsleer - ontologie
wordt gebruikt bij boterbereiding - karn, karnton
wordt gebruikt bij broodbereiding - deeg, gist
wordt gebruikt bij kaasbereiding - leb
wordt gebruikt bij naaien   garen, naald, schaar, speld, vingerhoed
wordt gebruikt om te smeren   boter, olie, vet
worg - benauwdheid, keelontsteking
worgen - smoren, stranguleren, stikken
worger - moordenaar
worging   strangulatie 
worgpeer   kroppeer
worgvalk - klapekster, klauwier
work - kikvors
worken - kwaken
worm   aaltje, aardworm, aarsmade, azijnaaltje, bloedzuiger, bolworm, haakworm, houtworm, leverbot, lintworm, maai, made, pier, priemstaartje, pringer, regenworm, spoelworm, trichine, witoog, wurm, zeepijl, zeeschede
worm (Afr.) - loa
worm (parasitaire) in de ingewanden - lintworm, spoelworm
wormbuil -  abces
wormbuis - kokerworm
wormentros - poer
wormkruid, heidens - guldenroede, Solidago
wormmiddel - anthelminthicum
wormnagel - paalspijker
wormpje - memel
wormpje in de huid – meeëter
wormsalamander - gymnophionum
wormsgewijze - peristaltisch
wormstekig - madig, mijterig, pierig, vermolmd
wormverdrijvend middel - santonine, wormkoekje
wormvormig - peristaltisch, vermiform
wormtongig dier - kameleon
wormvormig aanhangsel   appendix 
wormwiel - schroefrad
worp   gooi, klap, nest, pitch, projectie, slag, smeet, toom 
worst   beuling, leverkaas, salami, saucijs
worstbroodje   saucijzenbroodje 
worstelaar - kamper, strijder, vechter
worstelen   plukharen, bakkeleien, kampen, stoeien, strijden, vechten  
worstel en vuistkamp bij de oude Grieken   pancratium
worstelgreep - nelson
worsteling   gevecht, kamp, scrimmage, strijd 
worstelmethode - judo
worstelpark   arena, ring, palestra 
worstelschool - palestra
worstelwedstrijd - pancratium
worstgerecht - hoofdkaas
worstkruid - marjolijn
worstsoort - bloedworst, cervelaat, kookworst, leverworst, metworst, rookworst, salami, snijworst, tongenworst
worstvergiftiging   botulisme 
worstvlees   met
wortel   basis, beginsel, biet, gemberwortel, grondslag, kroot, oorsprong, oorzaak, pee, peen, radix, rhiza, winterwortel
wortel (Lat.)   radix
wortel in hutspot - pastina(a)k
wortel der mandragora - alruin
wortel schieten - aangaan
wortel van de mandragora - alruin
wortel van de stam - naald, nagel, pen, spie
wortel van een ipecacuanha - braakwortel
wortel van het nieskruid - nieswortel
wortel van standelkruid - salep
wortelboom   mangrove, rizofoor 
wortelbrok - kluit
worteldraad - wortelhaar
wortelen - radiceren, stoelen, vastzetten, wortelschieten
wortelen met uien - hutspot
wortleter - radicivoor
wortelgetal   radix
wortelgroen - peenlof, wortelloof
wortel hoofd - stengelvoet
wortelig - wortelachtig
wortelknol   knol, kroot, raap, radijs
wortelkruid - peen
wortelloof - peenlof
wortelmutsje - calypta
wortel of raap - knol
wortelpotige - rhizopodum
wortelrat - rhizomenida
wortels etend - radicivoor
wortelschieten - wortelen
wortelstok - rizoom, stengel, stobbe
wortelstok van een tropische plant - cassave, djaëdjahe,  gember, ketella,  ketellapohoon   
 wortelstokken met kleurstof - meekrap
wortelstronk - stobbe, stomp
wortels van een plant - wortelgestel
wortelvormig   rhizomorf, rizoform
wortelwoord   grondwoord, primitivum, radix, stamwoord, woordstam
woud   bos, foreest, Loo, rimboe 
woudaapje - woffer 
woudanemoon - bosanemoon
woudbewoner - wouddier
woudbloem - valkruid, bosduif
woudbroeder   kluizenaar, monnik 
woudduif - bosduif
woudduivel - mandril
woudezel   onager
woudforel - beekforel
woudgeest - pontianak (Ind), sileen
woudgod - bosgod, faun, Pan, sater, Sylvain, silvanus
 woudgodin - dryade
woudhopje - woudaapje
woudkever   schallebijter
woudknaap - faun
woudkoe   anoa, snuitrund, tapir
woudkruid - hemelsleutel, valkruid
woudloper - jager, trapper
woudmens - pygmee
woudmier - bosmier
woudmos - etagemos
woudnimf - dryade, elf
woudplanten - nemorosen
woudrat - aardrat, aeneasrat  
woudrund - tapir
woudslang - boomslang
 woudsnip - houtsnip
 woudstro - daslook
 wouduil - bosuil
 woudvaren - bosvaren
 woudwilde - bosanemoon
 would-be (Eng.) - zogenaamd
 wouter - meerkol, woutermannetje
wouw - milaan, milvus, ringvalk, zwaluwstaart
wouwaapje - watervogel
wouwelen - bazelen, kletsen, zaniken
wouwou - langarmaap, mensaap
wraak - haat, rancune, represaille, retorsie, retributie, revanche, straf, talio, vendetta, vergelding, vete
wraakbaar - afkeurenswaard, censurabel, verwerpelijk
wraakgeest - Alastor
wraakgevoel   ressentiment, wrok 
wraakgevoelens - wrok
wraakgierig - vindicatief
wraakgodin   Alastor, Alecto, Ara, Curea, Erinijen, erinyen, eumenide, eymeniden, furie, furiën, Maegera, Magen, Megera, Nemesis, Tisiphone
wraakgoed - uitschot
wraaklust - wrok
wraak nemen - wreken
wraak nemend - wrekend
wraakneming   vindicatie 
wraakzucht   rancune, vete, wraakgierigheid, wrok 
wraakzuchtig   vindicatief
wraddel - kossem
wrak - bedorven, beschadigd, bouwvallig, gammel, krakkemikkig, onbruikbaar, ongaaf, slecht, vervallen, wankel, ziek, zwak
wrak (schip) - kavalje
wraken - afdrijven, afkeuren, censureren, desavoueren, 
incrimineren, recuseren, taxeren, verlijeren, verwerpen
wrakgoed - rebut
wraking - banvloek, desaveu, exprobatie, improbatie, miswijzing, recusatie, reprobatie, verkettering, verwerping
wrakken - kreukels, stranddief
wrakker - stranddief, 
wrakkig - gammel
wrakstuk - rebut, uitschot
wrang   amper, bitter, eggerig, kroppig, rens, rins, scherp, slee, sleeuw, uierziekte (koeien), zerp, (zuur)achtig
wrang zuur - rins
wrange geestigheid - galgenhumor
wrangheid -  acerbiteit, acrimonie
wrat   papilloom, papilloma, uitwas, verruca 
wratachtige - huidverhevenheid, papilla
wratje - lenticel
wratmeloen   cantaloup, kanteloep, kantelope
wratsteen - druipsteen, stalagmiet
wrattenbijter - sabelsprinkhaan
wrattenkruid -  kroontjeskruid, roomkruid
wrattenzwijn - pekari
wratvormig - papilliform, verruqueus
wrede daad - beulswerk
wrede heerser - Alva,barbaar, Caligula, despoot, Iwan, Nero,
onmens, tiran
wrede keizer   Nero, Caligula 
wrede kwelling - hel
wrede plaging - sadisme
wrede pijniging - marteling     
wrede schrikaanjaging   schrikbewind, terreur, terrorisatie
wrede vrouw - Medea (koningsdochter, myth.
wreder - ruwer
wreed - barbaars, beestachtig, beulachtig, bloeddorstig, cru, gemeen, genadeloos, gevoelloos, guur, hard, hardhandig, hardvochtig, harteloos, inhumaan, koud, medogenloos, moorddadig, onaandoenlijk, onbarmhartig, ongenadig, ongevoelig, onguur, onmeedogend, onmenselijk, onverbiddelijk, rauw, ruw, sadistisch, scherp, snood, streng, tiranniek, versteend, woest,
wreed behandelen - tiranniseren
wreed bepalen - cruditeren
wreed heerser   despoot, tiran, wreedaard 
wreed heerser in Rome   Caligula, Commodus, Domitianus, 
Nero, Selanus, Tiberius,
wreed landvoogd - Alva
wreed mans - barbaar, sadist
wreed systeem   terreur
wreedaard - barbaar, beul, bruut, Caligula, despoot, monster, Nero, onmens, sadist, tiran, tijger (fig.), woesteling
wreedaardig - gevoelloos, hardvochtig, tiranniek, wreed
wreedheid - atrociteit, hardvochtig, inhumaniteit, kannibaals, onmenselijk, sadisme, sadistisch, strengheid, terreur, terrorisatie, tiranniek, woest
wreedzuchtig - kannibaals, onmenselijk, woest, wreedaar
wreken - revancheren, vergelden, wreedzuchtig
wrekend - vergeldend, vindicatief
wrekende gerechtigheid   Themis 
wrekende godin - Nemesis
wrekende tegenmaatregel - represaille
wreker - Goël, vergelder
wreking - wraak
wrensen   hinniken
wrevel   afkeuring , bitterheid, depit, gegriefd, gegriefdheid, gemelijkheid, gramschap, grimmigheid, kribbigheid, misdadig, misnoegd, misnoegdheid, misnoegen, moord, ontevredenheid, ontstemd, ontstemming, spijt, weerbarstig, wrevelig, wreveligheid
wrevelig - balorig, bits, bitter, boos, brommig, gegrief, gemelijk, geraakt, grimmig, grommig, knorrig, korzelig, kregel, kribbig, kriegel, luimig, maltentig, misnoegd, narrig, nestig, nietig, nuffig, nurks, ontstemd, timonisch, toornig, verbitterd
wriemelen   krielen, krioelen, mieren, peuteren, plukken 
wringbalans - torsiebalans
wringen - afpakken (door draaiing), draaien, drukken, duwen, haperen, knellen, samenpersen (al draaiende) uitwringen, wurgen
wringing - draaiing, gedraaidheid, spanning, torsie
wroegen - beschuldigen, verwijten
wroeging - bekering, berouw, bezinning, bitterheid, gewetensangst, inkeer, knaging (geweten), misnoegdheid,
naberouw, spijt  
wrok - animositeit, depit, familiehaat, gevoel, gewrok, haat,
hak, horror, hostiliteit, misantropie, nijd, odium, piek, pik,
pikanterie, rancune, ressentiment, ruzie, verbittering, vete, vijandschap, wraak, wrake
wrokkig - haatdragend, rancuneus, verbitterd
wrong - bloemkrans, dot, gedraaidheid, kluwen, knoedel, knoet, knot, kondeh, leguaan, makaron, makron, toet, torsade (bij bomen),  torsie, tres, tulband, vlecht,
wringing 
wrongel - kaasstof, kwark
wrijfdokter   masseur
wrijfgoed - politoer
wrijfhout   glanshout, likhout, wil, zwik
wrijfkuur - massage
wrijfmolen - papiermolen
wrijfpaal - schurk, scheukpaal, schuurpaal, zondebok
wrijten - krakelen, tegenwerken, twisten
wrijter - twistzoeker, woelgeest
wrijven - aaien, boenen, frotten, frotteren, fijnmaken, gladmaken, krauwen, masseren, poetsen, politoeren, ruisen, schoonwrijven,  schrobben, schuren, schurken, strijken, wissen
wrijven en poetsen - boenen
wrijven met zand, puinsteen of schuurpapier - schuren
wrijven of aaien - strelen
wrijving - frictie, frictie, frottement, geschil, massage, onenigheid, wassing, weerstand,
wrikbaar   onvast
wrikken   wiggelen
wringen - draaien, duwen, knellen, mangelen, persen, uitknijpen, wurgen
wringbalans   torsiebalans
wringen   draaien, torsen, wurgen
wringer - mangel
wringing   torsie
wrochten   creëren, maken, scheppen, werken
wroegen   beschuldigen, kwellen, verwijten 
wroeging - berouw, schuldbesef, spijt
wroeten   doorwoelen doorzoeken,, graven, morrelen, opruien, peuren, peuteren, snuffelen, staven, stoken, woelen
wroeten in aarde - delven
wrok – afgunst, afkeer, bitterheid, grief, gruwel, haat, nijd, pik, rancune, ruzie, vete, vijandschap, walg, wraaklust, wraakzucht, wrong
wrokkig – haatdragend, kroppig
wrong   bloemkrans, dot, kluwen, knoet, makaron, makron, toet, torsade, torsie, tres, tulband, vlecht 
wrongel – kwark
wrong in het haar - haarknoet
wuft   dartelfrivool, frivool, gewaagd, grillig, lichtzinnig, los, luchtig, onbestendig, ondegelijk, onstandvastig, oppervlakkig, veranderlijk, versatiel, wispelturig, wups
wuit   luim, klus
wuiven - groeten, wenken, zwaaien
wulf - boeg, boog, gewelf, zoldering
wulfsel - gewelf
wulk   bunzing, kabouterschelp, klinkhoren, stinkdier
wulp - regentuter, tuter, welp, wilp, 
wulps   brooddronken, dartel, flink, frivool, groeizaam, hanig, hitsig, kras, kregel, kriel, lascief, levenslustig, licentieus, lodderig, loszinnig, luxurieus, ongebonden, paarzuchtig, speels, vinnig, voluptueus, weelderig, welgedaan, welig, wellustig, zinnelijk, zedeloos
wulps gedragen - dartelen 
wups   wuft
wurgen   garrotteren, smoren, stranguleren, vermoorden, worgen, wringen
wurger   klauwier
worgkoord - strop
wurm - kindje, peur, pier, sukkelig, uk, worm,
wurmen   mieren, morrelen, peuteren, ploeteren, sleutelen, sloven, tissen, urmen, zwoegen
wijbeeldje - exvoto
wijd - ampel, breed, gespreid, groot, lax, lobbig, omvangrijk, ruim, spatieus, uiteen, uitgebreid, uitgestrekt
wijdbeens - schrijlings
wijd bovenkleed - tabbaard, tabberd 
wijd getande kam - roskam
wijd houten vat - kuip, tobbe
wijd open staan - gapen
wijd openzetten - sperren
wijdbloeiende plant - rus
wijde ader - sinus(Lat.)
wijde damesmantel - swagger
wijde herenmantel - raglan
wijde hoepelrok - crinoline, panier
wijde onderrok - petticoat
wijde ondiepe kom - bekken, schaal 
wijde overbroek - mots
wijde pijp - buis, gasbuis, rioolbuis
wijde riviermonding - aestuarium, estuarium 
wijde schippersbroek - kiel, mots, motse 
wijde spleet - kloof
wijde tobbe - vloot
wijden - afzonderen, besteden, consacreren, geven, heiligen, inzegenen, offeren, opdragen, ordenen, sacreren, toewijden, zalven, (in)zegènen
wijden aan - offeren
wijden aan God - heiligen
wijder maken - ruimen, verbreden
wijders - bovendien, overigens verder 
wijder worden - rekken
wijdgetande kam - roskam
wijding - consecratie, consacrering, consecrering, devotie, heiliging, inzegening, offering, oliesel, plechtigheid, toewijding, zalving, zegen(ing) 
wijdlopig - ampel, breedsprakig, breed(voerig), gerekt, lang, langdradig, langwijlig, omslachtig, omstandig, profuus, sesquipedaal, uitvoerig, verbeus, vervelend
wijdlopigheid - verbositeit, omslachtigheid, prolixiteit
wijdte - afstand, amplitudo, breedte, diameter, dikte, doorsnede, kaliber, omvang, ruimte, spatting (scheepsterm), tussenruimte
wijdte tussen pijlers - dag
wijdte van de opening van een lens of spiegel - apertuur
wijer - molenvijver
wijf - echtgenote, feeks, toot, vrouw
wijf, oud - stokvis, zeezeelt
wijfje van roofdier - berin, leeuwin, tijgerin
wijfjesdier - apin, berin, ezelin, geit, hen, hinde, keu, koe, leeuwin, merrie, moer, moerhaas, moerkonijn, ooi, poes, pop, teef, trui, tijgerin, voedster, woerhen, wolvin, zeug
wijfjeshaas - moer, moerhaas, voedster
wijfjeshert - hinde, ouddier (na eerste paring), ree, reegeit, rekke (in het 3e jaar)
wijfjeshond - teef
wijfjeskat - poes
wijfjeskonijn - voedster 
wijfjeslam - ooilam
wijfjespaard - merrie
wijfjesree in het derde jaar - rekke 
wijfjesschaap - ooi
wijfjesvarken - keu, motte, zeug
wijfjesvis - kuiter
wijfjesvogel - pop
wijfjesvos - moervos
wijfjeswalvis - koe
wijfje van de fazant - woerhen
wijfje van een hond - teef
wijfje van een roofdier - berin, leeuwin, tijgerin
wijgeschenk - exvoto
wijk - buurt(schap), gemeenteafdeling, kamp, kwartier, rayon, sectie, stadsdeel, tocht, toevlucht, vlucht, zijkanaal (in veenkolonie),
wijkader - hoofdverkeersweg
wijken - decederen, deinzen, eculeren, retireren, terugdeinzen, teruggaan, terugtreden, toegeven, verdwijnen, vertrekken, verwijderen, vlieden, vluchten, weggaan, zwichten
wijkerblad - weegbree
wijkgeneesheer - stadsgeneesheer
wijk in Amsterdam - Binnenstad, Bijlmermeer, Eilanden, Goudkust, Jordaan, Pijp, Slotermeer, Zeedijk
wijk in Brussel - Marol
wijk in Eindhoven - Gestel ,Stratum, Strijp, Tongelre, Woensel 
wijk in Istanboel - Pera
wijk in New Vork - BrookIyn, Harlem, 
wijk in Rotterdam - Alexanderpolder, Charlois, Hillegersberg, Katendrecht, Ommoord, Overschie, Pendrecht, Tuindorp, Zuid, Zuidwijk
wijkloper - wijkbezorger
wijkmeester (Rom.) -  tribuun
wijknummer - postcode
wijkplaats - abri, asiel, asyl, baai, reduit, refuge, retraite, schuilhoek, schuilkelder, schuilplaats, terp, toeverlaat, toevlucht(oord), vluchtheuvel,
vrijplaats
wijkpunt - verdwijnpunt, vluchtpunt
wijkruis - apostelkruis
wijkswijze - volgens
wijkzuster - wijkverpleegster
wijl - dewijl, kortelings, omdat, onlangs, poos, redegevend, sluier, terwijl, voile, wijle
wijle - dewijl, kortelings, omdat, onlangs, poos, redegevend, somtijds, terwijl, wijl
wijlen - dood, gestorven, overleden, toeven, zaliger
wijm - teen
wijmen - tenen
wijn - drank, druiven, druivenbloed, druivensap (gegist), most, port, wijnstok,
wijn (naar - smakende perzik) - wijnperzik
wijn uit de Gironde - bordeaux
wijn uit reeds eerder geperste druiven met water - leurwijn
wijn van de tintodruif - tint
wijn van droge druiven - sec
wijnaccijns - verbruiksbelasting
wijnazijnsaus - marinade
wijnbak - wijnkuip
wijnbelasting - wijnaccijns
wijnbereidingskunst - vinificatie
wijnberg - wijngaard
wijnbergslak - wijngaardslak
wijnbes - aalbes, druif
wijnbeschrijving - oenographie 
wijnbezelaar - druiveboom, wingerd
wijnbezinksel - droes
 wijnboer - wijnbouwer
wijnbouwkenner - oenoloog 
wijnbouwleer - oenologie
wijndrab - depot, droesem, moer, raaps
wijndroesem - moer
wijnfles - bordelaise, karaf
wijnfles van twee liter - magnum 
wijngaard - wingerd
wijngaardenier - wijnbouwer
wijngaardkever - knoppenbijter
wijngaardloof - wingerdbladeren
wijngaardlook - kraailook
wijngaardluis - druifluis
wijngaardrups - wijnmot
wijngaardslak - caracole, karakol, karkol 
wijngeest - aethanol, aceton, essence, ethylalcohol, liquor, spiritus 
wijnglas - bokaal, fluit, kelk, roemer, romer, tuimelaar, tumbler
wijngod - Bacchus, Dionysos
wijnheffe - droesem, moer
wijnhuis - bar, bodega, bordelaise, café, dranklokaal, kroeg, slijterij, tave(e)rne 
wijnhuis  in Spanje - bodega, taverne
wijnkan, antieke - lamé
wijnkelder - bottelier, sommelier
wijnkelder in Spanje - bodega
wijnklaarsel - bereidsel
wijnkunde - oenologie 
wijnkundige - oenoloog 
wijnlied - vinata, vinneta
wijnliefhebber - oenofiel, oenophiel
wijnlokaal - bar, bodega, proeflokaal, tapperij, taverne
wijnlucht - wijngeur
wijnluis - druifluis
wijnlijst - wijnkaart
wijnmaand - october
wijnmaat - aam, anker, kalkoentje, steekkan, toelast
wijnmaker - bottelier
wijnmakerij - bottelarij
wijnmeter - vinometer, wijnroeier
wijnmoer - droesem, grondsop,  raaps, wijndrab
wijnoogstlied - vinata
wijnpeen - winterpeen
wijnpeiler - wijnroeier
wijnpenningen - plukgeld
wijnpers - druivenpers, pers
wijnplant - wingerd, wijnstok
wijnpluk - windpokken, wijnoogst
wijnpomp - (steek)hevel
wijnpomp - steek)hevel
wijnproeflokaal - bodega
wijnproeversschaaltje - tastevin
wijnpruim - klodder
wijnrode kleurstof - karmozijn
wijnrode verfstof - karmijn
wijnroemer - bokaal, wijnglas
wijnrood - karmozijn, karmijn
wijnsmaak - bouquet
wijnsoort -
3    sec
4    asti, este, most, port, rose
5    cider, douro, macon, medoc, porto, samos, tinto, xeres
6    barolo, beaune, corton, graves, madera, maduro, malaga,
      moezel, rijnwijn, sherry
7    aligoté, chianti, clairet, elbling, madeira, muskaat, tokayer
8    bergerak, bordeaux, dadelwijn, falerner, vermouth
9    bourgogne, champagne, moezelwijn
10  beaujolais, chambertin, kruidenwijn
wijnstaart - pestvogel
wijnsteen - tartat(us)
wijnsteen (Ind.) - cachou
wijnsteengeest - wijnsteenzuur
wijnsteenpoeder - cremortalt
wijnsteker - wijnverkoper
wijnstok - druivelaar, druiveplant, pinot, rank, vitis, wingerd
wijnstokachtigen - vitaceeën
wijntapper - tapuit
wijntapperij - wijnbouw
wijn uit Toscane - chiabti
wijnvat - barrel
wijnverkoper - slijter
wijnverlater - kelderknecht
wijnwinkel - slijteij
wijnzuur - wijnsteenzuur
wij-olie - chrisma
wijpalm - taxusboom
wijs - aria, bedachtzaam, deun, ervaren, gebruik, geleerd, gewoonte, kloek, knap, manier, melodie, melos, modaliteit, moedig, onderwezen, prudens, prudenter, schrander, trant, verstandig, vroed, zangwijs,
wijs uit kunnende worden - begrijpen
wijsbegeerte - filosofie
wijsbek - wijsneus
wijs beleid - doorzicht,  inzicht, prudentie
wijs grijsaard - nestor
wijselijk - verstandig
wijs inzicht/met - wijselijk, prudentie
wijs koning - Salomo(n)
wijsgeer - denker, filosoof 
wijsgeer (middeleeuwen)  Albertus, Anselmus, Bacon, Thomas
wijsgeer (modem) - Descartes, Hume, Hegel, James, Locke, Kant, Marx, James, Sartre, Spinoza
wijsgeer (niet westers) - Confucius, Laotse
wijsgeer (oosters) - Confusius, Laotse
wijsgeer (oudheid) - Aristoteles, Epicurus, Plato, Seneca, Socrates 
wijsgeer (Portugees/joods) der ethica (Nederland) - Spinoza
wijsgeer uit Abdera - Democritus 
wijsgerig - diepdenkend, filosofisch
wijsgerig stelsel - agnosticisme, empirisme, existentialisme, idealisme, naturalisme, objectivisme, pantheïsme, positivisme,  wijsgerige bespiegelingen houden - filosoferen scholastiek, sensualisme, thomisme
wijsheid - geleerdheid, kennis, licht, wetenschap
wijsheidsleer - antroposofie
wijsje - deun(tje), liedje
wijsmaken - aandraaien, aannaaien, opsolferen
wijsneus - betweter, blaag, kwajongen, waanwijze, weetal
wijsneuzig - pedant
wijsvinger - afbeelding, bladwijzer, index
wijten - aanrekenen, betichten
wijtewagen - huifkar
wijting - schelvis
wijwatervat - vont, doopvont
wijze - bouworde, deun, gebruik, geleerde, genre, gewoonte, manier, melodie, methode, modaliteit, mode, modus, regel, ritus, smaak, sofi, stijl, trant, vroede, zede,
wijze (Lat.) - modus
wijze grijsaard - nestor
wijze leidsman - mentor
wijze manier - modus
wijzen - aanduiden, aangeven, openbaren, tonen
wijze uit China - Confucius, Laotse 
wijze van betalen - bank, cash, cheque, contant, giro, kas
wijze van bouwen - bouworde
wijze van doen - gedrag, manier, procedure, techniek,  vaardigheid 
wijze van enten - oculeren
wijze van eredienst - doop, liturgie, rite, ritus, rouwdienst, trouwplechtigheid
wijze van gebeuren - proces, verloop
wijze van noteren - notatie, steno
wijze van onderzoek - methode 
wijze van opbouw - structuur 
wijze van optreden - air, allure, gedrag, houding, scène, tactiek 
wijze van schilderen - peinture
wijze van spreken - spraak, spreekwijze, spreektrant
wijze van uitdrukken - stijl
wijze van uitspreken - prononciatie
wijze van voorstelling - bewerking, lezing, modaliteit, uitvoering
wijze van zangvoordracht - belcanto
wijze van zuiveren - filtreren, steriliseren
wijze van zijn - modaliteit
wijze waarop kennis nagestreefd wordt - methode.
wijze van zijn - modaliteit
wijzen - magi, pointeren, tonen, vellen
wijzer maken - Ieren, beleren, onderwijzen  
wijzer van de klok - naald
wijzigen - aanbrengen, amenderen, hervormen, modificeren,  muteren, ommekeer, revolutie, variëren, veranderen
wijziging - modificatie, mutatie, omwenteling, reorganisatie verandering
wijziging van de wet - amendement 
wijziging voorstellen - amenderen 
wijzigingswet - novelle