Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/
Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L
Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T
Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
waadbare plaats - wed
waadplaats - drenkplaats, wad, wed
waadvogel - (aal)reiger, agami, eiber, flamingo, griel, griet, grutto, houtsnip, ibis, kemphaan, kievi(e)t, kluut, kraan(vogel), kwak, lepelaar, maraboe, meerkoet, ooievaar, pelikaan, plevier, pluvier, ral, rijger, roerdomp, ruiter, snip, steltloper, strandloper, trapgans, tureluur, uiver, waterhoen, wulp
waag - gok, kàns, risico, waaggebouw, waagstuk, weeghuis, weegschaal, weegtoestel
waagdrager - sjouwer(man)
waaghals - branie, desperado, durfal, hagje, roekeloze, stuntman, vermetele
waagspel - gokspel, hazard, hazardspel, kansspel, periculum, roulette, toeval, waagstuk
waagstuk - durf, gok, kans, risico, stunt, waagspel, waag
waai - bries, broodje, kolk, plas, waai, wade, wind, zefyr
waaien - stormen,wapperen
waaien, hard - stormen
waaier - aanjager, fan, flabelium, punka, scherm, ventilator
waaier, grote - poenka
waaierboom - latboom, leiboom
waaierbord - pauwebord
waaiereend - mandarijneend
waaieren - wapperen
waaierpalm - nipa, palmyra
waak - wacht
waakhond - bandrekel, cerberus, heemhond, hofhond, hokhond, kettinghond
waaks - oplettend, waakzam
waakzaam alert, alerte, attent, attentief, bijdehand, gewarig (Z.N.), hoede, hoedend, nauwlettend, oplettend, opmerkzaam, paraat, vigilant, waaks, wakker, zorgvuldig, zorgzaam,
opmerkzaam zijn - vigileren
waakzaamheid acht, alertie, attentie, bescherming, hoede oplettendheid, vigilantie, zorgzaamheid
waal - kers, kolk, mal, paling, vormplaat, wiel, (z)weel
Waalse boon - tuinboon
Waalsgezinde - Wal(l)ingant
Waals steenkolenbekken - Borinage
waan begoocheling, droom, droombeeld, dwaling, hersenschim, idee-fixe, illusie, inbeelding, manie, schim, spint, verbeelding,
waandenkbeeld dwangvoorstelling, hersenschim, idee, idee-fixe, (waan)idee
waanidee - hersenschim
waanvoorstelling - chimère, droom, droombeeld, dwangdenkbeeld, dwangvoorstelling, exaltatie, fatamorgana, fantasie, fantasiedenkbeeld, fantasma, fantoom, gedachtenbeeld, geest, hallucinatie, illusie, luchtkasteel, nachtmerrie, obsessie, schim, schijnbeeld, spook, utopie, verbeelding, waan, zelfbedrog, zelfbegoocheling, zielebeeld, zielsbeeld, zinsbegoocheling
waanwijs - aanmatigend, arrogant, eigengereid, eigenwijs, eigenwijze, ingebeeld, ingenomen, mallotig, neuswijs, pedant, pedante, presumptueus, pretentieus, verwaand, verwaten, wijsneus, wijsneuzig
waanwijsgeer - filosofist
waanwijsheid - alweterij, betweterij, pedanterie, trots, verwaandheid
waanwijze alweter, betweter, wijsneus
waanzieke - psychotica, psychoticus
waanzin bezetenheid, delire, delirium, dementie, dolheid, dwaasheid, frenesie, gekte, idioterie, idiotie, kolder, krankzinnigheid, manie, monomanie, onwaarheid, onzin, paranoia, razernij,
waanzinnig absurd, bezeten, dol, dolzinnig, dwaas, frenetiek, frenetisch, gek, idioot, krankzinnigmal, mateloos, monomaan, razend, zot
waanzinnige - energumeen, krankzinnige
waanzinnigheid - delirium
waar - artikel, authenthiek, bestaand, dicht, diep, echt, eerlijk, eigenlijk, emmes(barg.), gewis, goederen, handel, heus, innig, juist, waarachtig, welgemeend, nauw, negotie, ongelogen, oprecht, realistisch, reëel, spul, vast, veritabel, verus, welgemeend, werkelijk, wezenlijk, zeker koopmansgoed, (koopmans)goederen, zuiver
waar bepaalde wagens gestald worden remise
waar de flarden bij hangen - veilig
waar de mens geen invloed op heeft fatum, lot, lotsbeschikking
waar geen levende aanwezig is of zijn - levenloos
waar geen tweede van is - enig
waar gepreekt wordt kerk
waar gymnasium en HBS toebehoren M.O., V.W.O.
waar het goed toeven is eden, eldorado, paradijs, walhalla
waar het om draait as, centrum, kern, spil,
waar het op aan komt kern
waar het vuil is - stal
waar iedereen dagelijks voorstaat - dagtaak
waar iedereen over praat topic
waar iemand in uitblinkt fort
waar iets ophoudt - eind, einde
waar men moet beginnen meet
waar men naar streeft doel, doeleinde
waar men niet meer bij kan - vol
waar men nut van heeft les.
waar men zich aan vasthoudt leuning, lus, lijn
waar men niet meer bij kan vol
waar niet over mag worden gesproken - taboe
waar onder - oa
waar spel beoefend wordt - speelterrein
waar sprake van is - i.c.
waar te nemen - observabel
waar van sprake is - bewust
waar veel mensen wonen - dichtbevolkt
waar verkopen - handel
waar vogeltje uitkomt ei
waar water in wijn veranderde - Kana, Kanaan
waar weinig water staat ondiep
waaraan de vleet wordt bevestigd - reep
waaraan niet te ontkomen valt - noodlot
waaraan niets ontbreekt - volledig, volmaakt
waarachtig - authentiek, beslist, eerlijk, echt, heus, inderdaad, integer, oprecht, stellig, waarachtig, waarlijk, waratje, warempel, warentig, werkelijk, wezenlijk, zeker, zowaar
waarachtigheid - echtheid, oprechtheid, waarheid, werkelijkheid
waarborg - beschutting, borg, borgstelling, borgtocht, cautie, dekking, essaai, garant, garantie, hypotheek, obligo, octrooi, (onder)pand, onderzetting, pandbeslag, sanctie, veiligheid, verzekering, vrijwaring, vuistpand, zekerheid, zekerheidsstelling
waarborg van fabrieksmerken - garantie, warrant
waarborgbrieven - reversalen
waarborgen - beveiligen, garanderen, goedspreken, instaan, sanctioneren, verzekeren, vrijwaen
waarborgkapitaal - waarborgfonds
waarborgmaatschappij - assurantiemaatschappij
waarborg papier certificaat
waarborgsom - borgtocht, cautie, garantie, handgeld, onderpand, pand, staangeld, verzekering, verzekeringssom
waarborgstempel - certificaat, keurgeld, keurstempel
waarbij iemand belang heeft - aanbelangend
waarbij in een huwelijk de vrouw niet deelt in de adellijke krachten van de man - morganatisch
waarbij men moet aanvangen - begin
waard – cafehouder, dierbaar, gelag, gelaghouder, griend, herbergier, hospes, hotelier, houder, herbergier, kastelein, kroegbaas, lief, gelaghouder, mannetjeseend, polder, tapper, terp, uiterwaard, wertel, wierd, woerd, woord, word, wortel,
waard bemind te worden aantrekkelijk, beminnelijk, lieflijk
waard genoemd te worden - noemenswaardig,
vermeldenswaard
waard om bekeken te worden - bezienswaard
waard om genoemd te worden - meldenswaard,
noemenswaard
waard om overwogen te worden - considerabel, belangrijk
waard om te leren - leerrijk
waard zijn - gelden, valeren
waarde - aandeel, alliage, allooi, belang, betekenis, effect, gehalte, hoedanigheid, invloed, legering, norm, nut, prix, prijs, strekking, tijdsduur (muz.), valeur, valuta, wilg, zin
waarde (Fr.) expertise, schatting, taxatie, valeur, valuta, waardij
waarde (van) - belang, betekenis, gangbaar, geldig, juist, nuttig, valabel
waarde aanslaan - priseren
waarde hechten aan - tellen
waarde van een schuldbekentenis - nominaal
waarde verminderen - depreciëren
waarde volgens de inhoud - nominaal
waarde vriend - amice
waardebepaler - taxateur
waardebepaling - determinatie, expertise, schatting, tax, taxatie, taxe, valentie, valorisatie, waardij
waardebrief - bon
waardeerder - arbiter, makelaar, priseur, priseerder, schatter, taxateur
waardefilosofie - axiologie
waardeherstel - rehabilitatie, revalorisatie
waardeleer - axiologie
waardeloos - naatje, nep, nietig, nutteloos, onbruikbaar, ondeugdelijk, ongeldig, onnuttig,, prullig, slecht, snert, knudde
waardeloos ding lor, niemendalletje, prul,vod tod,
waardeloos goed afval, brandhout, rommel, vodden, vuilnis
waardeloos graanafval kaf
waardeloos lapje leur, lor, nesterij, onding, prul, slet, tod, vod
waardeloos lot - niet
waardeloos materiaal kaf
waardeloos papiertje niet, snipper
waardeloos rondhout - barring
waardeloos spul - afval
waardeloos stukje papier - snipper
waardeloos voorwerp - prul, prutserij
waardeloze bagage ballast
waardeloze belasting van schepen en luchtballon - ballast
waardeloze boel - rommel, troep, vullis, vuilnis
wardeloze dingen - rommel
waardeloze last - ballast, lomp, lor, prul, vod
waardeloze pronk - klatergoud
waardeloze rommel - afval, rubbish, shit
waatdeloze spullen - rommel
waardeloze substantie kaf
waardemeter calorimeter
waarde of regel - norm
waardepapier aandeel, bankbiljet, cheque, effect, leenbrief, obligatie, polis, schuldbekentenis, schuldbrief,
waarderen achten, apriciëren, begroten, bogen, dwepen, eerbiedigen, eren, loven, prijzen, ramen, respecteren, roemen, schatten, stellen, taxeren, toetsen, valueren,-valveren, verafgoden, vereren
waarderend - lovend, prijzend
waardering achting, appreciatie, bijval, dank, determinatie, dunk, eerbied, erkenning, estimatie, evaluatie, goedkeuring, instemming, lof, respect, schatting, sympathie, taxatie, waardebepaling
waardeschatting - evaluatie
waarde van aankoop - prijs
waardevast - hard
waardeverhouding tussen twee munteenheden valuta
waardevermeerdering - deflatie
waardevermindering - baisse, depreciatie,disagio,inflatie, schade, prijsverlaging, waardedaling
waardevermindering van geld - achteruitgang, depreciatie, devaluatie, inflatie
waardevol - belamgrijk, gewichtig, kostbaar
waardevol papier aandeel, bon, coupon, diploma, effect, lot, lot, reçu
waarde vriend - amice
waardgelders - huurlingen, huursoldaten
waardig – aanzienlijk, achtbaar, bedreven, deftig, degelijk, doorluchtig, edel, eerbaar, eerbiedig, ernstig, geacht, gezien, groot(s), heilig, hoogstaand, illuster, imponerend, nobel, notabel, plechtig, ridderlijk, roemrijk, roemruchtig, roemvol, serieus, statig,voornaam verheven, welvoeglijk
waardigheid aanzien, decanaat, decorum, deftigheid, digniteit, drostambt, edelheid, egard, ereambt, erepost, graad, grootheid, fatsoen grandezza, majesteit, merite, prelatuur, rang, sultanaat, valentie, vorstelijk
waardig stappen - schrijden
waardin hospita
waardoor iets van eigenaar verandert cadeau, gave, geschenk, gift, inkoop, koop, ruil, verkoop
waardoor men wilde bomen veredelt enten
waardschap - bezoek, gastmaal
waardij - prijs, waarde
waardijn - essayeur, keurmeester, muntmeester
waar een beeld op staat - sokkel
waarheen gaat gij - quo vadis
waarheid - echtheid, eerlijkheid, realiteit, veritas, werkelijkheid
waarheid als een koe truïsme
waarheidsliefde veraciteit
waarheidslievend - eerlijk, oprecht
waarin men zich uitdrukt spraak, taal
waarlijk aar, authentiek, beslist, degelijk, echt, effectief, eigenlijk, feitelijk, gewis, goed, heus, inderdaad, (Ind.) betoel, inderdaad, objectief, ongetwijfeld, reëel, stellig, veritabel, voorwaar, waarachtig, waarentig, warendig, waarlijk, warempel, werkelijk, wezenlijk, zowaar, zeker
waarlijk (Ind.) - betoel
waarmaken - bekrachtigen, bewijzen, realiseren, staven, verifiëren
waarmee het is afgelopen einde, end
waarmee niets is te vergelijken - unicum
waar men op schrijft - papier
waarmerk - brandmerk, cachet, fabrieksmerk, garantiebewijs, handtekening, keur, paraaf, signatuur, stempel, ijk, zegel,
waarmerken bekrachtigen, bestempelen, ijken, legaliseren, tekenen
waarnaar gestreefd wordt doel
waarnaast, geen betere bestaat - enig, uniek
waarneembaar hoorbaar, kennelijk, merkbaar, observabel, percptibel, tastbaar, voelbaar, zichtbaar, zienderogen
waarneembaar verschijnsel - fenomeen
waarnemen - aanhoren, aanschouwen, behartigen, bekijken, bekleden, bemerken, benutten, beschouwen, bespieden, besteden, betrachten, constateren, gadeslaan, gewaarworden, horen, identificeren, kijken, luisteren, mededelen, merken, nagaan, observeren, ontdekken, opletten, opmerken, percipiëren, registreren, rekenen, remarkeren, remarqueren, signaleren, verhoren, vervangen, vervullen, verzorgen, voelen, zien
waarnemend a.i., ingevallen, interim, loco, tijdelijk, uitoefenen, vervangend, wnd.
waarnemend burgemeester loco
waarnemen met de handen - voelen
waarnemen met de oren - horen
waarnemer - beschouwer, bespieder, observator, verkenner, vervanger
waarneming - aanschouwing, administratie, aperceptie(f), bekleding, beschouwing, functie, inachtneming, observatie, perceptie, uitoefening,
waarneming, eigen - autopsie
waarneming (uit de - afgeleid begrip) - abstractie
waarneming in de geest - perceptie
waarneming na onderzoek - bevinding, uitkomst
waarneming van eigen innerlijk - introspectie
waarnemingsgrens - limes
waarnemingsstation - observatorium
waarnevens - naast, welk
waar niets meer bij kan - vol
waarom - oorzaak, reden, vanwege, weshalve
waarom gestreden wordt - omstreden
waarom men iets doet reden
waaronder - oa
waarop geen uitzonderingen voorkomen - doorgaans
waarover men spreekt onderwerp
waarover verschil van mening bestaat - omstreden
waarschijnlijk - aannemenlijk, denkelijk, misschien, mogelijk, moneren, vermoedelijk
waarschuwen admoneren, alarm, alarmeren, manen, mededelen, tippen, (ver)manen, verwittigen
waarschuwend teken - wenk
waarschuwende herinnering - rappel
waarschuwing - aanmaning, aanschrijving, aanwijzing, aanzegging, alarm, alarm(sein), avis, bel, bericht, berisping, herinnering, hint, les, melding, monitie, naricht, premonitie, preventie, rappel, reclamatie, sein, seintje, sommatie, stormsein, teken, tijding, tip, vermaan, vermaning, verwittiging, vingerwijzing, wenk
waarschuwingsinstrument alarm, bel, claxon, fluit, hoorn, misthoorn, radar, schel, sirene, zoemer
waarschuwingsinstrument bij mist -brulboei, misthoorn, radar
waarschuwingsinstrument bij voertuigen bel, claxon, hoorn, sirene
waarschuwingskleur - rood
waarschuwingssein - bel, fluit, sein, zoemer
waarschuwingssein van zeker vervoermiddel - claxon, fluit, hoorn, sirene, trambel
waarschuwingssein voor zeelieden - alarmschot, baak, baken, belboei, boei, brulboei, fluit, misthoorn, raket, schot (vóór de boeg), sirene, stormsein, vuurpijl, vuurtoren
waarschuwingsteken - alarmsignaal, stormsein
waarschuwingsteken voor wolven - wolfsangel
waarschuwingstoestel - bel, claxon,fluit, hoorn, schel, sirene, zoemer
waarschuwingstoestel bij mist - brulboei, misthoorn
waarschijnlijk -aannemelijk, apparent, blijkbaar, denkbaar, denkelijk, geloofwaardig, misschien, mogelijk, plausibel, probabel, veeleer, vermoedelijk, wellicht
waarschijnlijk achten - vermoeden, veronderstellen
waarschijnlijker - eer, eerder, veeleer
waarschijnlijkheid - apparentie, kans, mogelijkheid, probabiliteit, vermoeden, wens
waarschijnlijkheid van onheil - gevaar
waarschijnlijkheidsleer - probabilisme
waarschijnlijkheidsrekening - statistiek
waarschijnlijkheidswet - toevalswet
waartegen men leunt - leuning
waarteken - waarmerk
waarvan geen betere bestaat - beste, onovertroffen, prima, uitnemend, uitmuntend, uitstekend
waarvan geen tweede bestaat - enig, unicum, uniek
waarvan gesproken is - bewust
waarvan het eerst gesproken is - bewust, eerstgenoemd
waarvan mindere kwaliteit - pacotille
waarvan sprake is i.c.
waarzeggen divineren, profeteren, voorspellen, wikken
waarzeggen uit handlijnen - chiromantie
waarzeggen uit tochtverschijnselen - aeromantie
waarzeggen uit magische kringen - gyromantie
waarzeggen uit offerwijnen - oenomantie
waarzeggen uit schaduwen - sciamantie
waarzeggen uit spiegels - beryllistiek
waarzeggen uit urine - urinomantie
waarzeggende vrouw - Cassandra, clairvoyante, divineren, profetes, Pythia, somnambule, Sybille, zieneres, waarzegster
waarzegger astroloog, augur, lotwichelaar, profeet, waarzeggerskunst - mantiek, vogelwichelaar, voorspeller, wichelaar, ziener
waarzeggerij - chresmologie, dactylomantie, gyromantie, handlijnkunde, mantiek, profetie, prosopomantrie, psychomantie, sciamantie, voorspelling, waarzegging, wichelarij
waarzeggerij door het oproepen van geesten - necromantie
waarzeggerij door middel van de bijbel - bibliomantie
waarzeggerij omtrent de levensduur - biomantie
waarzeggerij uit handlijnen chiromantie
waarzeggerij uit as tephromantie
waarzeggerij uit cirkels - gyromantie
waarzeggerij uit de offerwijnen - oenomantie
waarzeggerij uit de stand van de sterren - astrologie,
sterrenwichelarij
waarzeggerij uit getallen - aritmomantie
waarzeggerij uit handlijnen - chiromantie
waarzeggerij uit lichtverschijnselen - aëromantie
waarzeggerij uit spiegels - beryllistiek
waarzeggerij uit urine urinomantie
waarzegging door het oproepen van geesten necromantie
waarzegkunst - aëromantie, astrologie (sterren), cartomantie (uit kaarten), chiromantie (uit handlijnen, horoscopie(sterren, zonnepunt), mantica, mantiek, nigromantie (geesten), sterrenwichelarij, tovenarij, toverij, wichelarij
waarzegster cassandra, clairvoyante, gitana, heidin, kaartlegster, profetes, pythia, pythonissa, somnambule, sybille, zieneres
waarschuwingssein - bel, fluit, zoemer
waarschuwingssein van zeker vervoermiddel - claxon, hoorn, sirene, trambel
waarschuwingstoestel bij nevelig weer - brulboei, misthoorn
waarschijnlijk - probabel, stochastisch, vermoedelijk, wsch
waarschijnlijkheid van onheil gevaar
waarzeggen - voorspellen
waarzegger - profeet, voorspeller
waarzeggerskunst - mantiek
waarzeggerij uit boeken - bibliomantie
waarzeggerij uit handlijnen - chiromantie
waarzeggerij uit spiegels - beryllistiek
waarzegkunst - aeromantiek
waarzegster - pythia, sybille
waarzeil - reservezeil
waas mist, damp, dauw, mist, nevel, schim, schijn, slaak, sluier, stoom, vlies, vocht, wasem, zweem
wabberig - los, slobberig
wabvogel - lokvogel
wacht - bewaker, garde, kwartier, lijfgarde, lijfwacht, piket, schildwacht, surveilance, waak, waaktijd, wachtpost, wake(n), waker,
wacht bij vorst garde, lijfgarde
wacht houden - (be)waken, opletten, posten
wacht te paard - vedetta, vedette
wacht van 0-4 uur - hondenwacht
wacht van 4-8 uur - dagwacht, morgenwacht
wacht van 12-16 uur - middagwacht
wacht van 16-20 uur - platvoetwacht
wacht van krijgslieden garde
wachtdoend onderofficier - planton
wachtel - kartel
wachtelkoning - griet, kwartelkoning
wachten - behoeden, beiden, bewaken, darren, dralen, marren, ophouden, sarren, talmen, tarten, verbeiden
wachten voor men wordt toegelaten - antichambreren
wachter - bewaarder, bewaker, bijplaneet, cipier, handlanger, maan, oppasser, Phylax, portier, post, satelliet, schildwacht, strandwachter, toeven torenwachter, verwachten, waker, zwerven,
wachterlied - dagelied
wachtglas - zandloper
wachthoudend - waaks
wachthuisje - abri, posthuis, schilderhuis
wachthuisje (Ind.) - gubu
wachthuisje bij een viersprong of bij de ingang van een dorp op Java gerdoe, gardoe
wachthuisje op rijstveld goeboek, gubuk
wachthuisje voor de politie - posthuis
wachtkoning - griet, kwartelkoning
wachtmeester bij de marechaussee - opper
wachtpost - fylacterion, planton, schildwacht, uitkijkpost
wachtsman - waker
wachtronde patrouille
wachtteken - rustteken, stopteken
wachttoren - barbacane, belfort, beffroi, donjon, minaret,
uitkijk, uitkijktoren
wachtwoord - code, consigne, devies, herkenningswoord, leus, leuze, motto, parool, signaal, vaan, werda, zinspreuk,
wad - ondiepte, wed, zwin
waddeneiland Ameland, Rottum, Rottumeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland
waddengeul - balg
wade - baarkleed, kleed, knieholte, knieschijf, (lijk)kleed, laken, linnen, sleepnet, sluier, treknet, trekvisnet, waai
wadem - damp, nevel
waden - lobberen
waduw - sluier
wafel - biscuit, oublie, oblie
wafeltje - biskwie, koeé, oblie, oublie, prauwel, semprong
waffel bek, mond, muil, snater, snavel, wauwel
wagen auto, avonturen, blootstellen, diligence, durven, gokken, hazarderen, kar, kiereboe, koets, mikken, ondernemen, pointeren, proberen, riskeren, rijtuig, schrijfmachinedeel, slee, sterrenbeeld, voertuig
wagen te doen - bestaan
wagen of riskeren - durven, gokken
wagen voor het vervoer van artilleriemunitie - caisson
wagen voor kolenvervoer - tender
wagen voor mestvervoer mestkar
wagen voor olievervoer tankauto
wagenbestuurder conducteur, chauffur, machinist
wagenboom - lamoen, lemoen
wagenhuis remise
wagenkap - huif
wagenloods - remise, wagenschuur
Wagenman Auriga
wagenmenner - koetsier, voerman
wagenpark - autopark
wagenreep - leireep, trekreep
wagenslag - wagenspoor
wagensmeer - boter
wagenspoor - groeve, karrespoor, leze, loopgraaf, mollerit, tra, vore, wielendruk, wielslag
wagentje (Ind.) sado
wagentje brik, gig, kipkar, lorrie, roda, sado
wagentje voor draverij - sulky
wagenvol - karrenvracht
wagenvracht lading, last, voer
wagenvrees - amaxofobie
wagenwip - crick, dommekracht, krik
wagenzeil - dekkleed
wager - durfal, weger
wagge - slobkous
waggelen – lobberen, schommelen, wankelen, zwanken, zwikken
waggelend - onvast, onzeker, wankelend
waggelende vogel eend, gans, kalkoen, zwaan
waggeling - libratie
wagon spoorwagen
wagon lit slaapwagen
wagonvormige laadbak - container
wajang - poppenspel
wajangvertoner dalang
wak bijt, druilerig, druilig, gat in ijs, nevelachtig, onvast, opening, plat, regenachtig, vochtig
wake - wacht
wakel - jeneverbes
wakelenhout - vuilboom
waken oppassen, wacht
waken over - behoeden, beschermen, bewaken, bewaren, opletten, oppassen, schutten, toezien, zorgen
waker bewaker, curator, herder, hoeder, nachtwaker, oppasser, pastoor, portier, suppoost, wacht(er), wachtsman, zeedijk
wakerstok - vleugelspil
wakker actief, adrem, alert, bijdehand, energiek, ferm, flink, handig, helder, kien, kloek, krachtig, kwiek, kordaat, leep,levendig, monter, ontwaakt, opgewekt, slapeloos, slim, snarig, snugger, uitgeslapen, vief, vigilant, vlug, ijverig, waakzaam
wakker blijven - waken
wakker en levendig - helder
wakker maken - wekken
wakker of slim - kien
wakker worden – ontwaken
wakkeren - opsteken, opwekken
wakkerende vlam - laai
wal - boord, dijk, enceinte, kaai, ka(de), laadplaats, losplaats, muur, oever, omwalling, schans, vestingmuur, waterkant, zoom,
wal aan de windzijde - opperwal
wal ter beveiliging - borstwering
wal zonder voorland - schoorwal
walaffuit - vestingaffuit
walang - sprinkhaan
walangsangit - stinksprinkhaan
walbaas - ladingmeester
walbeschoeing - plating
Walcheren, plaats op - Domburg, Middelburg, Ritten Veere, Vlissingen
Walchersepaal - walling
waldhoornist - waldhoornblazer
waldhoren - cordechasse, frenchhorn, jachthoorn
waldieper - baggerman
waldijker - graver
waldmeester - lievevrouwebedstro
walduiker - tapuit
walen draaien, kenteren, keren, wankelen, weifelen
Walenland - Wallonië
Wales, graafschap in - Flintshire
Walenstreek - Walenland
walg - afgrijzen, afkeer, afschuw, antipathie, dégoût, geschil, gruwel, haat, hekel, nijd, octium, tegenzin, walging, wanbedrijf, weerzin, wrok
walgelijk afkeerwekkend, afschuwelijk, degoûtant, lebbig, misselijk, naar, onsmakelijk, tedieus, verpestend, vete, vies, weerzinwekkend
walgelijk ruiken - stinken
walgelijk vielen - likken
walgelijk vleien - flikvlooien, likken
walgelijke reuk - stank
walgen - afgrijzen, kaken, kokhalzen, tegengaan
walgen van - repugneren
walging afgrijzen, afkeer, afschuw, aversie, dégoôt, fastidium, gruwel, haat, misselijkheid, nijd, tegenzin, weerzin
walgingwekkend repugnant, stuitend, weerzinwekkend
walglijk - garstig, nauseus, tedieus
walgvogel dodaars, dodo, dronte,
walhaak - heinhaak
walhalla - elysium, hemel, paradijs
walhoofd - bruggenhoofd
waling - draaiing, kentering, weifeling
walkant - ka(de), oever, rivierkant, waterkant
walken - vollen
walkhaar - volhaar
walkie talkie portofoon
walkmolen - volmolen
walkruid - kleefkruid, walstro
walktafel - voltafel
Walkyre - Alanteiria, Brunhilde, Haeva, Nehalennia
wallaat - walvisaas
wallaby - kangoeroe
wallaroo - buideldier
wallebak - losbol, zwierbol
wallebakken - zwieren
walledistel - kruisdistel
wallekant - walkant, waterkant
wallen - wellen
wallingant - Waalsgezinde
Wallonië - Walenland
walm - blaak, bundel, damp, dekstro(Z.N.), kwalm, rook, smook, smoor, stoom, wasem,
walmen - dampen, kwalmen, roeten, roken, smokem, stomen, wasemen
walmgat - stoomlek, zoggat
walm of nevel - mist
walmte - damp, gloed, wasem
walnoot - okkernoot
walnoteboom - okkernootboom
walrand - berm
walrif - damrif
walrus odobenida, rob, zeerob
wals - dans, lamineren, pletrol, pletter, uitslaan, valse,
walschipper - dambaas, walkapitein
walschot - bitterzoet, spermaceti
walsen - dansen, lamineren, pletten, ronddraaien, verpletteren
walser - pletter
walsertot - spermaceet, spermaceti
walsen - dansen, pletten, wegverharden
walserij pletterij walshout - bitterzoet
walsla - veldsla
walslurp - landrot
walstro - galium, kleefkruid
walswerktuig - walsmachine
walvast - landvast
wal van aarde - ophoging
wal van een haven - havenmuur
walverbinding - brug
walvis - cetus, ork, zwaardwalvis
walvisaas - wallaat, zeekapel
walvisachtig dier noordkaper
walvisachtige baardvis, bots, bruinvis, buts, butskop, cachelot, cetaceeen, doejong, dolfijn, eenhoornvis, grindewal (rondkopdolfijn), narwal, noordkaper, nijlpaard, ork, orka, potvis, tuimelaar, vinvis, walrus, zeekoe, zeepaard
walvitachtige zoogdieren - cetaceeen
walvisafscheiding amber
walvisbaard balein
walvis, blauwe - vinvis
walvisdoder - butskop, noordkaper
walvishersens - spermaceti
walvisjager harpoenier
walvisjagers gereedschap - harpoen, lens
walviskanon - harpoenkanon
walvisolie - traan
walvispok - walvisluis
walvissoort - ork, amber, (lever)traan, spek
walvissoort met tanden in de onderkaak - catodon
walvisspek - blubber
walvisspijs - wallaat, walvisaas
walvistraan - levertraan
walvisvaarder – factorij, spouter
walvisvaardersgerei harpoen
walvisvaart - nering
walvisvanger catcher
walvuur - hekvuur
walwortel - smeerwortel
wam - halskwabbe, kossem, walvisbaard
wambuis - pijfekker
wambuis van huzaren - dolman
wambuis zonder mouwen - kolder
wamen - knoeien, morsen
wammes - wambuis
wan - gat, korenzeef, lek(age), mand, nutteloos, onvolkomen, schadelijk, scheepslek, schutmand, slecht, verkeerd, zeef, zift
wanbedrijf - misdrijf, octium, walging, weerzin
wanbegrip - dwaling, misvatting, misverstand, waan
wanbeleid in de economie - waneconomie
wanbof - déveine, pech, tegenslag, tegenspoed, tegenvaller
wanboffer - ongeluksvogel, pechvogel
wand - afscheiding, boord, muur, paries,
wandaad - misdaad
wand van bamboe - bilik
wand van de uier - bord, uierboord, uurboord
wand van opgestapelde turven - loeg
wandaad - misdaad, vergrijp, zonde
wandbeer - wandluis
wandbekleding - behang, gobelin, lambrizering, tegel
wandcontactdoos - stopcontact
wanddoos - stopkontakt
wandel - gedrag, handelwijze, leefwijze
wandelaar - flaneur, tippelaar, trekker, voetganger
wandeldek - promenade, promenadedek
wandeldreef - allée, avenue, laan, lustbos, warande
wandelen drentelen, flaneren, kachelen, kuieren, lopen, promeneren, slenteren, spatsieren, stappen, tippelen, voortbewegen
wandelend - ambulatorisch, lopend
wandelende Jood - Ahasverus
wandelende nier - nefroptosis
wandelende tak - carausius
wandelevenement vierdaagse
wandelgang - couloir, lobby, pergola (open)
wandelgang in tuin pergola
wandelhoofd pier
wandeling - circulatie, kuier(ing), loop, loopje, ommetje, omloop, promenade, tippel, tocht, toer, tror(Z.N.), uitje, verkeer, voetreis, wandeltocht
wandelingetje - loopje, ommetje
wandellaan allée, dreef, promenade
wandelpad bospad, voetpad, stoep, trottoir
wandelpad met loof overdekt - berceuse
wandelpad tussen de bossen - bospad
wandelpark - warande
wandelpark in Wenen Prater
wandelpieren - verschansingleiers
wandelplaats allee, boulevard, corso, esplanada, laan, park, plantage, plantsoen, plein, promenade, terras, vrijthof, wandeldreef, wandelpark, warande
wandelplaats in Italië - corso
wandelplein esplanade
wandelreis - voetreis, wandeling
wandelschoen - stapper
wandelschoenen - stappers
wandelspieren - verschansinggleiers
wandelstok - badine, gaanstok, rotting, staf
wandeltocht - vierdaagse, voetreis, wandeling
wandeltuin - park
wandelvoetje - ambulacraalvoetje
wandelwagen - buggy
wandelweg allee, avenue, boulevard, dreef, laan, pad, prado, promenade, trottoir, voetpad
wandelweg langs zee boulevard
wandelweg met bomen - laan
wandelzaal - foyer
wandervogel - trekker
wandgedierte - wandluizen
wandhagedis - gekko.tokkè, tjitjak
wandkleed - gobelin, tapijt
wandklok - handklok
wandlamp - sierlamp
wandluis bedwants, hemiptere, kakkerlak, punaise, rus, tjaplak, weegluis
wandnet - trommel
wandpilaster ante
wandpijler - pilaster
wandrekje - etagere
wandsieraad ets,bord, mozaïek, schild, schilderij,
wandtapijt - gobelin, tapisserie, wandkleed
wand van steen - muur
wandversiering ets, schilderij
wandversiering om kleinigheden op te plaatsen etagère
wandvlak tussen twee vensters - trumeau
wanen - menen, verbeelden, voorstellen
wang - bucca, dam, dijk, kaak, koon
wangbeen onder het oog jukbeen
wangebruik - misbruik
wangedrag - inconduite (Fr.), misdraging, ongemanierdheid
wangedrocht mismaakte, monster, monstrum, mormel, wangestalte
wangen van kabeljauw - kibbeling
wanglijst - canthus
wengestalte - monster
wangspier - trompetterspier
wangunst - afgunst, jaloezie, naijver, nijd
wangzakeekhoorn - chipmunk
wanhebbelijk - invoegzaam, ongepast, slordig
wanhoop - ellende, radeloosheid, vertwijfeling
wanhopen - des(es)pereren, vertwijfelen
wanhopig - bevreesd, desesperé, desperaat, gebroken, hopeloos, hulpeloos, machteloos, mistroostig, moedeloos, ontmoedigd, ontredderd, ontroostbaar, radeloos, rampzalig, reddeloos, troosteloos, uitzichtloos, versaagd, vertwijfeld
wankant - bleshout
wankel - aarzelend, beschadigd, besluiteloos, beverig, grillig, hachelijk, instabiel, kwetsbaar, labiel, los, onbestendig, onevenwichtigheid, ongewis, onstabiel, onstandvastig, onvast, onzeker, romp, slecht, talmend, tuimel, tuitelig, twijfelachtig, twijfelend, twijfelmoedig, veranderlijk, wankelbaar, wankelmoedig, wispelturig, wisselvallig, wrak, wuft, ziek, zwak
wankelbaar labiel, onstabiel, onvast, onzeker
wankelbaarheid - labiliteit, onbestendigheid,
wankelen - aarzelen, vacilleren, waggelen, walen, weifelen, wiebelen
wankelend - waggelend
wankel en teer - zwak
wankel en zwak - gammel
wankeling - aarzeling, besluiteloosheid
wankelmoedig - aarzelend, besluiteloos, onzeker, twijfelmoedig, weifelend
wankelmotor, uitvinder van de - Wankel
wanklank asymfonie, diafonie, discordantie, disharmonie, dissonant, kakofonie, misklank
wanklinkend dissonerend, kakofonisch
wanluidend – cacophonisch, dissonerend, kakofonisch, slechtklinkend, vals
wanluidendheid kakofonie, dissonant
wanlust - onlust, tegenzin
wanneer als, indien, ingeval, mits, zo
wannen – zeven, zuiveren
wanorde - ataxie, baaierd, beestenboel, bende, chaos, confusie, desorde, disorde, keet, onordelijkheid, ontreddering, ordeloos, ordeloosheid, rommel, rotzooi, troep, verwarring, verwardheid, warboel, warwinkel
wanordelijk ongeregeld, onnet, onordelijk, ordeloos, rommelig, rumoerig, slordig, verward
wanordelijkheid ongeregeldheid
wanprestatie - contractbreuk
wanprestatie (in -) - mora
wanproduct - misbaksel
wanschepsel - gedrocht, monster, monstrum
wanstaltig deform, difform, gedrochtelijk, inform, mismaakt, misvormd, monsterachtig, monsterlijk, monstrueus, wanschapen,
wanstaltigheid - difformiteit, informiteit, mismaaktheid, misvormdheid, misvorming, monstruositeit
wanstand - misstaan, misstand
want aangezien, daar, defiance, handschoen, immers, naardien, namelijk, omdat, touwwerk, tuigage, vermits, vuisthandschoen
wantrouwen achterdocht, argwaan, diffidentie, mistrouwen, twijfel, verdenken, verdenking
wantrouwend - achterdochtig, agwanend, diffident, kopschuw, mistrouwend, ombrageus, schichtig, soupconneus, soupqonneus, suspicieus, verdenkend, wantrouwig
wantrouwig - achterdochtig, argwanend
wants - hemiptera, heterophera, heteropterum, wantluis, weegluis
wantsensoort - capsus
wantsnijder - lakenkoper
wanverhouding - ametrie, anomalie, disproportie
wanvoegelijk - onbehoorlijk, ongepast, onvoegzaam
wanvrucht - misgeboorte
wanzeil - zeefdoek
wapen (wapenkunde) embleem
wapen -
3 aks, bom, bijl, dag, gun, mes, pijl
4 bola, boog, buks, colt, dolk, kris, lans, obus, piek, roer, sten,
tank
5 blijde, couse, dagge, degen, gleve, jarid, kanon, kling, knots,
raket, runka, sabel, speer, spies
6 dagger, floret, geweer, mauser, musket, parang, rammei,
rapier, rondas, spetum, spiets, zwaard
7 bajonet, brengun, flobert, geschut, granaat, haakbus, jatagan,
javelijn, karabijn, kartets, kartouw, klewang, kortjan, landmijn,
mortier, pistool, sponton, stengun, torpedo, werpbijl, yatagan
8 armborst, assegaai, atoombom, brandbom, browning, katapult,
partizan, pistoletponjaard, raketbom, revolver, strijdbijl, tomahawk, tommygun, werpijzer
9 blaasroer, boemerang, degendolk, dieptebom, francisca,
houwitser, kruisboog, puntstaaf, schiavona, strijdkolf
10 hellebaard, kromzwaard, morgenster, strijdhamer, strijdknots
11 hartsvanger, jachtgeweer, mitrailleur
12 bommenwerper, mensenvanger, pantservuist
13 machinegeweer
wapen (herald.) - blazoen
wapen(wapenkunde) - embleem
wapenbroeder - achates, commilito, commiltone, krijgsmakker, medestrijder, metgezel, rotgezel, strijdmakker-wapen van insekt angel
wapen van vrouw tong
wapenbode heraut
wapenboek armoriaal
wapenbord - rouwkas, schild
wapenbroeder - commiltone, medestrijder, strijdmakker
wapenbijfiguur - barensteel, besant, bol, fret, penning, tournooikraag
wapendrager - page, schildknaap, spinner, tenant
wapenen - armeren, behandelen, beoefenen, bezigen, gebruiken, handwerk, toerusten, uitoefenen, uitrusten, verplaatsen, versterken
wapenfeest - toernooi, prestatie
wapenfeit - heldendaad, krijgsstuk, krijgsverrichting
wapenfiguur - dwarsbalk, gaffel, keper, kruis, molenijzer, paal, punt, schildhoofd, schildvoet, schuinbalk, vrijkwartier, wapenbeeld, zoom
wapenfiguur met drie fazen - hamel
wapenfirma - Vickers
wapengeluk - oorlogskrans
wapenhandvat - gevest
wapenhelm - vizierhelm
wapenheraut - wapenkoning
wapenhouder - holster
wapenhuis - arsenaal, tuighuis, wapenkamer
wapening armatuur, harnas, uitrusting, versterking
wapenkamer - arsenaal, hoplotheek
wapenkleur - azuur, keel, sabel, sinopel
wapenknecht krijgsman, militair, page, schildknaap, soldaat, strijder
wapenkoning - heraut, herautenhoofd, staatsheraut, wapenheraut
wapenkreet leus, oorlogskreet
wapenkunde heraldiek
wapenkundig - heraldisch
wapenkundige - heraldicus
wapenkundige term ante, balk, cimier, ente, faas, gefaast, gegageerd, gegareerd, gegeerd, leeuwarend, liebaard, maanroos, maarle (zonder bek of poten), vaar, veld
wapenmagazijn - arsenaal, rustkamer, wapendepot, wapenkamer, wapenzaal
wapenmakker - krijgskameraad
wapenpaal - totempaal
wapenplaats - exercitieveld
wapenregister - wapenboek
wapenrek - geweerrek, panoplie, ratelier
wapenriem - bandelier
wapenroem - krijgsroem
wapenrok uniform
wapenrusting - armatuur, harnas, kuras, maliënkolder, panopli, schild
wapenrijm - wapendicht
wapens om de heup vastbinden - omgorden
wapenschild - blazoen, veldteken
wapnschild, klein - ecusson
wapenschorsing - bestand
wapenschouw defilé, inspectie, monstering, parade, revue
wapenschouwing - defilé, inspectie, monstering (zeew.)parade, revue
wapenspel - steekspel, toernooi
wapenspreuk devies
wapenstandaard - krijgsvaan, vaan
wapenstilstand armistice, bestand, godsvrede
wapenstok - bullenpees, degenstok, gummistok, knots, matrak
wapentooi aan zegetekens - armatuur
wapentuig cesuur, maatsnede (dicht), oorlogswerktuigen,
rusting
wapenuitrusting - harnas
wapen van insecten - angel
wapper - bascule, wip
wapperen flabberen, fladderen, flapperen, vendelen, waaien
war - knoest, kast, verward
war (in de - zitten) - malen, piekeren, ploeteren, sukkelen, tobben
war (in de - raken) - tissen, onthutsen, ontredderen, verdwazen
waranda - aanbouw, veranda
warande - dierenpark, diergaarde, jachtgebied (beschermd), park, wandeldreef, wandelpark,
waratje - waarachtig, warempel
warboel baaierd, bende, chaos, janboel, keet, labyrintrt, pan, paniek, rommel, rompslom, rotzooi, troep, verarring, wanorde, warboel, warklomp, warnest, warnet, warwinkel
ware naam van Chaplin Spencer
ware naam van Doris Day Kappelhoff
ware naam van Den Doolaard - Spoelstra
ware naam van Gorki Pesjkow
ware naam van Gijsen Goris
ware naam van Havank van Kallen
ware naam van Hildebrand Beets
ware naam van Kronkel Carmiggelt
ware naam van Multatuli Douwes Dekker
ware naam van Novalis Hardenburg
ware naam van Romy Schneider - Albach
ware naam van Stendhal Beyle
ware naam van Van Deijssel - Thijm
warboel chaos, keet, mikmak, paniek, rommel, rotzooi, troep, wanorde, warwinkel
wareloos - nalatig, onachtzaam, onoplettend, verkwistend
warempel inderdaad, toch, waarachtig, waarlijk, zowaar
waren dolen, dwalen, spoken
waren tegen andere waren - ruilen, verruilen
warenhuis - baza(a)r, verkoophuis, winkelbedrijf
warenhuis (Ind.) - toko
warenhuis met zelfbediening - supermarkt
warentig - waarachtig, warendig
waren verscheidenheid - assortiment, sortering, sortiment
warf - hoogte, terp
wargeest - terp
wargeestig - verward
warhoofd - chaoot, daas, domoor, dwaas, haspelaar, idioot, kletsmeier, onnozel, onwijs, wargeest
warhoofdig gek, dwaas, krankzinnig, vreemd,
warhoop - warboel, gangboord (op kleine schepen), halfdek
waring - boordpad, overloop, wegering
waringin - vijgeboom
war in hout - kwast
warklomp - chaos, klis, klit, rommel, rompslomp, slomp
warkop - wargeest
warkruid - cuscuta, duivelsnaaigaren, rui(e), ruide
warm - aangenaam, bestaand, dicht, diep, diepst, drukkend, echt, enthousiast, geestdriftig, gloeiend, gul, hartelijk, hartstochtelijk heet, hevig, innig, intiem, mouterig (vochtigwarm), nauw, panas (Mal.), teder, vurig, zwoel
warmbeitel - kapbeitel, stokbeitel
warmbloedig - driftig, temperamentvol, vurig
warmbloedpaard - Arabier, Hackney, Hannoveraan, Oldenburger
warm broodje met gehakt - hamburger
warm deel van de aarde - tropeng
warm hapje - snack
warm houden - bakeren
warm ijzer bewerken - smeden, vervormen
warm laten worden broeien, koken, verhitten
warm maken - broeien, heten, stoken, opwarmen, verhitten, verwarmen, warmen
warm persen - extruderen
warm zeepsop - broei
warm zijn gloeien
warme baden thermen
warme bron - geiser, springgeiser, therme
warme bronnen of baden betreffende - thermaal
warme drank - anijsmelk, chocola, chocolademelk, groc, kandeel, koffie, kwast, negus, punch, salep, slemp, thee
warme droge valwind in het Alpengebied - föhn
warme gekruide drank - grog
warme genegenheid affectie, hartelijk, liefde, passie
warme glans - gloed
warme kruidenwijn - bisschopswijn, kandeel, negus
warme luchtkamer (Rom.) - tepidarium
warme luchtstreek - tropen
warme maaltijd - diner
warme omslag - foment
warme opstijgende luchtstroom - thermiek
warme springbron geiser
warme stof flanel, wol
warme toegenegenheid liefde
warme wind - bohorok, chamsin, chinook, föhn, harmattan, samoem, sirocco
warme wijn kandeel, negus,
warme luchtkamer (Rom.) - tepidarium
warmen - verhitten
warmen met een beddepan - bassineren
warmoes moeskruid, bladgroente, groente
warmoezenier - groentekweker, tuinder
warmoezerij kwekerij, tuinbouw
warmte - gloed, hartelijkheid, hitte, sympathie, temperatuur, vuur
warmte (samenstelling) - thermo
warmte afstaand exotherm, stralend
warmte isolerende stof - amiant, asbest, steenvlas
warmte opnemend endotherm
warmtebewegingsleer thermodynamica
warmtebron haard, hoogtezon, kachel, lamp, vuur, zon
warmte eenheid calorie, cal.
warmte-electricitteit - thermo-electra
warmtegevend - thermogeen
warmtegraad temperatuur
warmtekussen - thermofoor
warmteleer - thermiek
warmtemeter - calorimeter, (koorts-, maximum, minimum-) thermometer
warmteminnend thermofiel
warmtemaand van de Franse republikeinse kalender thermidor
warmteoverdracht door stroming - convectie
warmteregelaar - thermostaat
warmtestralen doorlatend - diathermaan
warmte straling - gloed, hitte
warmte verliezen - bekoelen
warmteverwekkend warmte gevend, thermogeen
warmtewisselaar - recuperator, warnest
warmwaterkruik - bedwarmer
warmwaterreservoir - goiler, geiser
warmwatertoestel - boiler, geiser
warmwaterzak - thermofoor
warnest - doolhof, warboel, warwinkel
warnet - chaos, rommel
warong - eethuis, eetstalletje, kraampje, winkel
warrant - octrooi, patent, veemceel, volmacht
warrelen - wervelen
warrelig - verward
warreling van gedachten - malerij
warrelkluwen - baaierd
warrig - koppig, twistziek, verward
warrige drukte - (ge)roezemoes
wars afkerig
wars van alle laagheid - edel, edelaardig, edelmoedig, nobel
wars van hygiëne smeerpoets, viespeuk, vuilpoets
wars van laagheid edel
wars van oneerlijkheid edel, oprecht
Warschau - Warszawa
wartaal abracadabra, brabbeltaal, flauwekul, galimatias, gebazel, gebrabbel, gekheid, gezanik, gewauwel, gezeur, gezwam, kletskoek, koek, kul, larie, lulkoek, mallepraat, nonsens, onzin, ijltaal, zotteklap
wartel draaihaak, wervel,
wartelblok - draaiblok, draaihaak, nahanger
warwinkel chaos, rommel, warboel, wanorde
was aanwas, aanzwelling, cera, groei, stijging, toename, toeneming, vermeerdering, wasgoed, wed, zwin
wasachtige stof - paraffine
wasartikel - spons
wasautomatiek - wasserette
wasbaas - bleker, wasser
wasbak bekken, fontijn, kom, lampet, lavet, teil, tobbe, wasplaats
wasbal - savonet
wasbeer - panda, procyonida
wasbeertje - koala
wasbekken bidet, lavabo
wasbenzine - tetra
wasboetseerkunst - caroplastiek
wasdag - maandag
wasdom gewas, groei(sel), ontwikkeling
wasdroger - centrifuge, droogtrommel
wasem adem, damp, doom, mist, nevel, smog, stoom, vleug, waas, waterdamp, zweem
wasemen - dampen, stomen, walmen
wasemig - dampig
wasemkap - afzuigkap
wasem of nevel - mist
wasgelegenheid - bad(cel), badhuis, badkamer, douche, lavet, teil, wasserette, wastafel
wasgerei - emmer, baddoek, handdoek, spons, zeem, zeep, teil, tobbe puimsteen, washandje
waskan - lampetkan
waskom lampet(kan), wasbak
waskuip bad, lavet, tobbe
waslijn - drooglijn
wasmachine - wasautomaat
wasmachine in papierfabriek - leviathan
wasman - bleker
wasmiddel ammonia, borax, soda, water, zeep(poeder)
wasmolen - droogmolen
waspapier - stencil
wasplaats - badkamer, douche, wasbak, wasserette
wasrol - waspit
wassalon - wasserette
wasschilderkunst - encaustiek
wasschijf - waskoek
wassen - afwassen, boenen, gedijen, groeien, kuisen, lappen, laveren, meieren, opschieten, poedelen, reinigen, schoonmaken, spoelen, stijgen, tieren, toenemen, vermeerderen, zuiveren, zwellen
wassenbeeldenspel panopticum
wassende maan - wassenaar
wasser - wasbaas
wasserette - wassalon
wassing ablutie, afspoeling, friction
wassing van artsen - lotie
wastafelplaat - planchet
wastafeltje - tabula
waste - afval, verkwisting, vernieling, verspilling, verwoesting
wastobbe - wasbak
waswater sop
wat - beetje, enige, enigszins, iet, iets, ietwat, quod, weinig, zeer
wat aangeboden kan worden - presentabel
wat aan het einde komt slot, staart
wat afgeleid is - derivatie
wat begin nog einde heeft - eeuwig
wat behoort tot de kookkunst - culinair
wat betaald moet worden debet
wat betreft aangaande, ad, betreffend, qua
wat betreft het aantal - numeriek
wat betrekking heeft op het denkvermogen - intellectueel, verstandelijk
wat bewezen moet worden - probandum, q.e.d.
wat beweerd wordt - bewering
wat bitter is - alsem
wat boven de grond is - dag
wat de geboorte betreft nataal
wat de grondslag betreft - elementair
wat de handvaardigheid betreft - manueel
wat de hersenen betreft - cerebraal
wat de hoofdzaak van het geding betreft - principaal
wat de koophandel betreft - mercantiel
wat de ogen zeggen - ogentaal
wat de rest betreft - overigens
wat de sterren aangàat astraal
wat de toon betreft - tonaal
wat dient tot invulling - formulier
wat doet genieten - genot
wat doet verbazen - verbazend
wat doet ijzen - ijzingwekkend
wat door een kring omsloten wordt - kreits
wat dronken zijn - snor
wat echtgenoten meebrengen aanbreng, inbreng
wat een werking doet ontstaan - oorzaak
wat ergens in zit - inhoud
wat erg klein is - kriel
wat er kan worden afgenomen - afneembaar
wat ernstig maakt ernst
wat geërfd wordt - erfenis
wat geleerd wordt - leer
wat gesleept wordt - sleep
wat gesmolten kan worden - smeltbaar
wat gevraagd kan worden - vereiste
wat het aantal betreft - numeriek
wat het andere deel betreft - anderdeels
wat het ene deel betreft - eensdeels
wat het leed verzacht - balsem
wat hoop geeft - lichtstraal
wat ieder past - allemansgading
wat iemand bezit bezitting, eigendom, goed, have
wat iemand raakt - belang
wat iemand toegedeeld wordt - kavel, kaveling, perceel,
wat iemand raakt - belang
wat iemand toegedeeld wordt - kavel, kaveling, perceel, stuk
wat iemand raakt - belang
wat iets ten gevolge moet hebben - oorzaak
wat ik zeggen wilde - apropos
wat ingevoegd wordt - invoegsel
wat is dat - rara
wat klein is - kriel
wat koortsig - subfebriel
wat los samengevoegd is - agglomeratie
wat mankeert er aan - haperen
wat men drinkt - drank
wat men gebruikt - middel
wat men nodig heeft - behoef, gemak, genot, gerief
wat men nog te vorderen heeft - tegoed stuk
wat men op reis meeneemt bagage
wat men ten volle meent - ernst
wat men toepast - middel
wat men uit - uiting
wat men veroverd heeft - buit
wat men zich kan voorstellen - denkbaar
wat men zich ten doel stelt - streven
wat moet worden afgekeurd - verwerpelijk
wat mij weer betreft - mijnenthalve
wat niet deugt - kwaad
wat niet gemist kan worden - nodige, noodzakelijke
wat niet hedendaags is antiek, ouderwets, verdaagt
wat nog niet algemeen bekend is - nieuwtje
wat om de motor van een auto gebouwd is - carter
wat onderwezen wordt - les
wat ontbreekt - gemis, overschot, rest, restant, tekort
wat onteert - schandvlek
wat op de spijsvertering in de maag of ingewanden
betrekking heeft - gastrisch
wat op een terrein gebouwd is - opstal
wat op til is - gaal
wat scheelt er aan - haperen
wat sleept - slepend
wat te benijden is - benijd
wat toebereid is - preparaat
wat tot bedekking dient - deksel
wat tot camoufleren dient - camouflage
wat verondersteld wordt - veronderstelling
wat voor de tweede keer verkocht wordt - tweedehands
wat voor een soort - hoedanig
wat voor vergoeding of vergelijk vatbaar is - compensabel
wat vooraf gaat - voorloper
wat waard is bezien te worden - bezienswaardigheid
watelen - klateren, atelen
water aqua, baai, beek, diep, eendebier (scherts), gemeentepils, golf, gouw, gracht, kanaal, kreek, laak, lee, majem, meer, oceaan, plas, plomp, poel, rivier, sloot, stortbeek, stroom, singel, vaart, vliet, vloeistof, vijver, vocht, wetering, zee
water bij Abcoude Gein
water bij Amersfoort Eem
water bij Amsterdam Amstel, IJ
water bij Appingedam Apt
water bij Denemarken Sont
water bij Haarlem Liede, Spaarne
water bij Meppel Reest
water in Amsterdam - Amstel, Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rokin, Singel, IJ,
water in Aziatisch Turkije - Tigris
water in België - Albertkanal, Dender, Herk, IJzer(kanaal),
Kemmelbeek, Moervaart, Neer, Netekanaal
water in Drenthe - Beilervaart, Drostendiep, Eelderdiep, Hunzevaart, Leekstermeer, Oosterdiep, Oranjekanaal, Peizerdiep, Vledderdiep
water in Duitsland Eems, Elbe, Main, Moezel, Neckar, Saar, Rijn,
water in Flevoland - Eemmeer, Hogevaart, Keteldiep, Lagevaart, Veluwemeer, Wolderwijd
water in Friesland - Bergumermeer, Ee, Heegermeer, Jeltesloot, Ketelmeer, Koningsdiep, Linde, Louwerdmeer, Pikmeer, Slotermeer, Snekermeer, Tjeukemeer, Waddenzee, Zwettevaart
water in Gelderland - Berkel, Griftkanaal, Linge, Ijssel, Veluwemeer, Waal
water in Groningen - Boterdiep, Damsterdiep, Eemskanaal, Lauwersmeer, Musselkanaal, Oosterdip, Reitdiep, Rietdiep, Ruitenkanaal, Stadskanaal, Waddenzee
water in Limburg - Geleen, Geul, Helenavaart, Maas, Molenbeek, Mook, Niers, Noordervaart, Roer
water in Nederland - Amstel, Botlek, Eem, Eemskanaal, Haringvliet, Hollandsdiep, IJmeer, Ijssel(meer), Ketelmeer, Maas, Kil, Krammer, Kreekerak, Markermeer, Merwede, Regge, Rotte, Rijn, Schelde, Sloe, Spaarne, Waddenzee, Veluwemeer, Waal
water in Noord Amerika Eriemeer
water in Noord-Brabant - Aa, Amer, Beerze, Dieze, Dommel, Donge, Gender, Gilze, Mark, Run,Volkerak, Weerijs, Zoom
water in Noord-Holland - Amstel, Amsteldiep, Amstelmeer, Drecht, Gaasp, Gein, Liede, Markermeer, Marsdiep, Naardermeer, Ijsselmeer, Waddenzeel, IJ, Zaan
water in Overijssel - Dinkel, Reest, Regge, Twentekanaal, Vecht, Zwartemeer, Zwartewater
water in Utrecht - Eem, Gein, Grift, Eemmeer, Lek, Vecht
water in West Duitsland Eems, Ems, Rhein, Rijn
water in Zeeland - Arne, Grevelingen, Krammer, Mastgat, Oostgat, Sloe, Volkerak, Westgat, Wielingen, Zijpe
water in Zuid-Holland - Aar, Gouwe, Rotte, Grevelingen, Haringvliet, Krammer, Ringvaart, Rotte, Schie, Vliet, Volkerak,
water in Zwitsertand Rhône
water onder nul ijs
water ophalen - putten
water tussen Europa en Azië Bosporus
water tussen Marken en het vaste land Gouwzee
Water tussen Zweden en Denemarken - Sont
Water waarnaar een grote stad is genoemd - Amstel, Rotte
water wegscheppen hozen
wateraantrekkend - hydrofiel, hygroscopisch
wateraardbei - voet, waterhanepoot
waterachtig - sereus, soeperig
waterachtig land - moeras
waterachtig vocht - hui, wei
waterafsluitend - dam, dijk
waterader - bronader, lymfevat, spreng, springader
wateraffodil - beenbreek
waterafstotend - hydrofoob
waterafvoer afvoerkanaal, goot, put, riool, rioolstelsel, spui, spuigat, spijgat, uitmonding, waterval
waterahorn - esdoorn
wateralant - esdoorn
wateraloë - scheren, krabbescheer
waterananas - watersalade
waterandoorn - wolfspoot
waterarm - dor, droog
waterbaar - golf
waterbad - bain-marie
waterbak - reservoir, urinoir
waterbassin - piscine, waterbekken
waterbeemdgras - liesgras
waterbekken bassin, meer, piscine, reservoir, vijver
waterbel - blaas, bobbel
waterbes - aardbei, hanepoot, waterbezie
waterbeschrijving - hydrografie
waterbetonie - helmkruid
waterbeweging - getij
waterbewoner - kikker, kikvors, kwal, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeehond, zeeleeuw
waterbies - heleocharis
waterbint - watersloof
waterbitter - wateraloë
waterblaasje - bel
waterblazer - dolfijn
waterbloem - boterbloem, dotterbloem, pinksterbloem, plomp, waterranonkel
waterbok - reduncinus
waterbot - waterloot
waterboterbloem dotterbloem, plomp, waterranonkel
waterbouwkunst - hydrotechniek
waterbreuk - hydrocele
waterbuffel - arni
waterbunge - bleekpunge
watercloset toilet, w.c.
watercultuur - aquacultuur
waterdam - dijk, pier, slaper, havenhoofd
waterdamp - dauw, stoom, vapeur, wasem
waterdelen van het bloed - wei
waterdicht hermetisch, impermeabel, impenetrabel, ondoordringbaar, waterproef, waterproof
waterdicht leer - vetleer
waterdicht maken - breeuwen, kalfaten
waterdichte betimmering van een schacht bekuiping
waterdichte stof - gabardine, loden
waterdiep - kolk
waterdiepte - kil, kolk, mui
waterdiepte tussen zandbanken - kil
waterdier - aal, bever, eend, haai, kaaiman, kikker, kikvors, krokodil, kwal, leviathan (monster), meerkoet, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeeegel, zeehond, zeeleeuw, zeester
waterdieren - hydrozoën, vissen
waterdiertje - waterinsekt, watervlo
waterdoorlatend lek
waterdracht - doepgang
waterdrieblad - bitterklaver, moerasplant, waterklaver, waterviolier
waterdruppel - spet
waterduizendblad - blaasjeskruid, vederkruid
wateremmer - aker, puts
wateren - drenken, plassen
watereppe - sium
wateren pissen, plassen, urineren
waterfiets - pedalo
waterfitter - loodgieter
waterfluiter - regenwulp
watergang - greppel, kanaal, sloot, vaart
watergedrocht in de bijbel leviathan
watergeeltje - watergentiaan
watergeest ariël, hydrogenium, meermin, meernimf, mimer, naias, najade, nereide, nikker, nixe, ossaart, sirene, undine, waternimf, waterstof
watergeest (vr.) - ondine, undine
watergeil - spurrie
watergeneeskunde - hydriatiek, hydropathie hydrotherapie
watergentianen - menyathaceeën
watergeul kil
watergezwel - hygroma, oedeem
waterglad - geslepen
watergod - Neptunus, Poseidon, Triton,
watergodin - najade, nereïde
watergolf - baar
watergolving - moiré
watergoudsbloem - dotterbloem
watergraaf - dijkgraaf
watergras - greppelrus, mannagras, watervlotgras
waterguichelheil - waterereprijs
waterhamer - polshamer
waterheid - zeeheld
waterhelder kwarts kristal
waterhemel - waterlucht
waterhen - waterhoen
waterhennep - leverkruid
waterhoen - ral
waterhond - poedel
waterhoning - hydromei
waterhoofd - hydrocefalus, hydrocephalus
waterhoos - nekstaart
waterhoudend aluminium - bolus, silicaat
waterhoudend magnesiumsilicaat - talk
waterhoudend mineraal - gips
waterhouder - bad, bassin, reservoir, tank, waterreservoir
waterhout - kardinaalmuts
waterig - futloos, laf, nat, slap
waterig land beemd, broek, moeras, peel
waterige kleurstof - beits, waterverf
waterige oplossing van artsenijmiddelen - elixer
waterige verf - beits, witsel
watering - besproeiing, gouw, hoofdsloot, laak, lee(de), sloot, waterloop, waterschap, wetering, zijl
waterjuffer glazenmaker, glazenmakertje, libel, libelle, rombout
waterkaarde - duitblad, scheren, sifon,
waterkan karaf, lampetkan, lampet
waterkannetje - mok
waterkanker aan de wang - noma
waterkannetje met oor - mok
waterkanon - brandspuit
waterkant - boord, ka, kaai, kade, oever, wal, walkant
waterkeer dam, duiker, dijk, sluis
waterkeer in Zeeland Sloedam
waterkegel - watereend
waterkering - dam(wand), dijk, duiker, havenhoofd, keerdam, lee, rijt, rivierdijk, sas, sluis, spui, stenen beer, strandhoofd, strekdam, stroombreker, stuw(dam), zeewering,
waterkers - nasturium
waterkervel - watertorkruid
waterketel bouillore, fluitketel, moor
waterkever - hydrophillida
waterkieken - waterhoen
waterkippetje - waterhoen
waterkisting - kistdam
waterklaar - waterhelder
waterklaver - waterdrieblad
waterklierkruid - waterbetonie
waterkliever - verkeerdsnavel
waterklokje - waterlobelia
waterknoop - schildknoop
waterknotsen - lisdodde
waterkolf - dod, dodde
waterkolk - rioolput, waal
waterkom - bassin, dobbe, kom, lampetkan, visvijver, vijver, zoel
waterkoud - kil
waterkraan - tap
waterkrachtcentrale - hydrocentrale
waterkrachtleer hydrodynamica
waterkrachtmachine - waterdrukmotor, waterrad, waterturbine
waterkresse - waterkers
waterkroos - azolla, eendekroos, moeraslinze, waterlinze
waterkruid - ruiterkruid, scheren, schern
waterkruik -martavaan, urn(e)
waterkunde - hydrologie
waterkuur - watergeneeswijze
waterland - beemd, broek, moeras
waterland met rijshout - griend
waterlander - traan
waterland met rijshout - griend
waterleer - hydrologie
waterleeuwerik - waterpieper
waterleiding - afvoer, aquaduct, buis, drinkwater, gemeentepils (schertsend), riool, zijp
waterlelie kroos, lis, lotus, plomp
waterlelies - nymphaeaceeën
waterlicht - holmeslicht
waterlint - egelskop
waterlinze azolla, eendekroos, kroos, moeraslinze, waterkroos
waterlis - zonnebloem
waterloof waterblad
waterlook watergamander
waterloop aa, beek, ee, kil, lede, lee, ril, rivier(tje), sloot, stroom, watering, wetering, zijl
waterloop bij Appingedam Apt
waterloop in .het land van Altena. Alm
waterloop om kasteel - gracht
waterloop tussen buitendijkse gronden kil
waterloopje - beek, sprank
waterloopkunde - hydomechanica
waterloos - dor, droog
waterloosheid - anhydrie
waterlopers gerridae, hydrometrida, ploteres
waterlozing afvoer, afwatering, diurese, lee, spui, zijl
waterluis - watervlo
waterlijn - vergure
waterlijster - waterspreeuw
watermachine - krachtmachine
waterman aquarius
watermanderkruid - gamander
watermeetkunde - hydrometrie
watermeloen (Ind.) - semangka
watermerk A.P., NAP., filagram, filigram, veek
watermeter -areometer, hydrometer, vochtweger
watermeting - hydrometrie
watermol - desman
watermolen onderslagmolen, seinmolen
watermonster - leviathan
watermot - kokerjuffer, schietmot
watermuur - malachium
watermuur aan een riviermonding bij opkomende vloed - bore
watermijn - zeemijn
watermol - desman
watermolen - gemaal, seinmolen, staartmolen, strijkgemaal
watermonster - leviathan
watermortel - waterkalk
watermos - conferven
watermot - kokerjuffer, schietmot
watermuis - spitsmuis
watermijt - hydrachnella
waternavel - hydsrocotyle
waternikker - watergeest
waternimf juffer, lorelei, meermin, naias, najade, nereïde, sirene, waterjuffer
waternimfachtige - najadaceeën
water of plas - meer
water om kasteel - gracht, singel
water onder nul - ijs
wateronkruid - drijftil, krag, kroos, ladde
waterontharder - calgon
wateropaal - adulaar, maansteen
wateropeenhoping in lichaam blaar, blaas, oedeem, weigat
wateropening - welgat
water ophalen - putten
waterorganisme plankton, nekton
waterpaardenkracht W.P.K.
waterpalm - nipapal
waterpas - belbuis, horizontaal, libel, niveau, pas, paslood, schietlood
waterpas maken - nivelleren, waterpassen
waterpas met luchtbel - libel
waterpas van een glazenmaker - libel
waterpas van glas - libel
waterpasinstrument met spiegel - libelspiegel
waterpassen - nivelleren
waterpeil A.P., NAP., stand
waterpeper - bitterplant, bittertong
waterpest - elodea
waterpeterselie - watereppe
waterpilaar - watergarf
waterpimpernel - waterereprijs
waterpinksterbloem - waterviolier
waterplaats pissoir, toilet, urinoir, w.c.
waterplant alge, azolla, bies, boterkarn, dod, dodde, duitbladdullen, dullen, eendekroos, egelskop, eppe, flap, fontein, iris, kalmoes, kankerbloem, kroos, kruid, lad, ladde, lelie, lies, lis, lisbloem, lisdodde, lisgras, lisriet, lotus, moerasandoorn, moeraslinze, najade, nimfkruid, oeverkruid, palmiet, palmkool, pijlkruid, plomp, riet, ruppia, rus, rijt, schimmel, sium, spanriet, sterrekroos, waterboterbloem, waterereprijs, waterlelie, waterlinze, waterplant, waterroos, watertulp, waterviolier, waterweegbree, wier, zanichella, zeemaan, zeeruppia, zosteria
waterplant met ronde bladeren - centenblad, duitblad, kikkerbeet, kikkerkruid
waterplanten - hydrophyten
waterplantjes - kroos
waterplas meer, oceaan, poel, ven, wed
waterplas op de heide - slat, ven
waterpokken - varicella, windpokken
waterporie emissatie
waterpostelein - peplis
waterpot - kamerpot, matula
waterproef - waterdicht
waterput cisterne, kolk, regenbak, regenton, vate, waterreservoir, wel
waterpijl - wp
waterpijp nargileh
waterraaf aalscholver, kormoraan, schollevaar
waterraket - akkerkers
waterral - schriek
waterrat - muskusrat
waterreptiel - krokodil
waterreservoir - bassin, bekken, cisterna, cisterne, tank
waterriet - zegge
waterrietgras - blaaszegge
waterroofdier - haai, otter, snoek
waterrot - waterrat
waterruit - spoelruit
waterrus - waterbies
waterrijk land - beemd, broek, delta, dras, drasland, moeras
waterrijk weiland beemd, broek, dras, moeras
waterrijk woestijngebied - oase
waterrijke laagte oase
waterrijkste rivier ter wereld - Amazone
waterrijst - tuscarorarijst
watersalade - waterananas
watersalamander triton
waterschap - afwateringskanaal, heemraadschap, wetering
waterschapbesluit - verordening, watervenkel
waterscheerling - dollekervel
waterscheiding sloot, laak
waterscher - waterral
waterscheut - waterloot
waterschuwheid - watervrees
waterslang hydra, zeeslang
waterslangekruid - slangewortel
watersnaffel - watertoom
watersnip - poelsnip
watersnip (jagersterm) - hemelgeit
watersnood - overstroming, vloed
watersnijder - waterkliever
waterspatjes opgeven - spetten
waterspiegel - niveau, zeespiegel
waterspin - argyroneta
waterspoeling - closet
waterspook die jonge mensen tot zich lokt en laat
verdrinken (Germ. myth.) Nixe
watersport kanoën, roeien, skullen, surfrioïng, waterpolo, waterskiën, zeilen, zwemmen
watersportbeoefenaar roeier, zwemmer, zeiler
watersport op een plank - surfen
watersporttentoonstelling Hiswa
waterspreeuw - cinclida
waterspuit - brandspuit
waterspurrie - hard bloem
waterspuwer - gargouille
waterstand A.P., eb, NAP., niveau, tij, peil, vloed
waterster - ruiterkruid, scheren
watersterrekruid - zeeaster, zulte
waterstoep - walstoep, vlonder
waterstoepje - bart
waterstof H., hydrogeen, hydrogenium
waterstofbom - H-bom
waterstofbronaat - broomzuur
waterstof exponent - ph
waterstofgas tritium
waterstof-peroxyde - porthydrol
watertand broek, moeras
watertank - reservoir
watertje beek, kreek, sloot, watering
waterton - regenbak
watertoom - watergebit
watertorkruid - waterkervel
wateruurwerk - clepsydra, hydroscoop
waterval cascade, cataract, Niagara, Victoriawaterval
waterval in Amerika - Niagara
waterval in Finland Imatta
watervast multiplex en triplex - hechthout
watervenkel - watertorkruid
waterverbinding hydraat
waterverf - gouache
waterverfschilder - aquarellist
waterverfschilderij - aquarel
waterverlies - lek, verdamping
waterverplaatsing van een schip - deplacement
waterversperring - stuwdam
waterviolier - hottonia
watervlak - vochtvlek
watervlakte meer, oceaan, plas, rivier, ven, vijver, zee
watervlakte in bos - ven
watervliegtuig glijboot, hydroplaan
watervlo - dafnia
watervloed (Mal.) ban(d)jir
watervlooien - cladicere, cladocera
watervlotgras - brongras
watervogel aalduiker, aalscholver, albatros, alk, dompelaar, eend, eidereend, fuut, gans, griet, grut, grutto, kapmeeuw, koet, meerkoet, meeuw, nonnetje, pelikaan, pinguin, plevier, pluvier, ral, rotgans, schollevaar, slobeend, smient, snip, stern, stormmeeuw, taling, uiver, visdief(je), waterhoen, watervogel woerd, zwaan
watervolk - zeelui
watervrees hydrofobie
watervrij natriumhydrosulfaat - blankiet
watervrij nikkelarsenaat - aërugiet
watervrije oxyde van titanium rutiel, rutilium
watervrije soda - sodex
waterweegbree - alisma, oeverkruid
waterweegbreeachtigen - alismataceeën
waterweegkunde hydrostatica
waterweg – beek, kanaal, rivier, stroom, (trek)vaart
waterweg in Nederland Zijpe
waterweger hydrogeenmeter
waterwel - bron
waterwerk brug, dam, dijk, fontein, sluis, stuwdam, waterkering
waterwied kroos
waterwilg - veenwortel
waterwolfsmelk - zeewolfsmelk
waterzoogdier - baardwalvis, beloega, bever, bruinvis, buts, butskop, cachelot, doejong, dolfijn, dorade, eenhoornvis, gibbar, grind(ewal), jupitervis, katidon, lamentijn, manaat, manatus, meerzwijn, narwal, nijlpaard, otter, potvis, rob, tuimelaar, vinvis, walrus, walvis, zeehond, zeekoe, zeeleeuw, zeeolifant, zeerund, zeevarken, zwaardvis
waterzucht - hydromanie, hydrops(ie), hydrarthon, hydratosis, oedeem
waterzuchtige - hydropicus
waterzuchtige zwelling oedeem
waterzwijn tapir
wat iemand bezit - bezitting, eigendom, goed, have
watje - wiek
watjekouw - dreun, klap, mep, klap, oplawaai, stomp
wat men kookt - kooksel
wat men op reis meeneemt - bagage
wat men uit - uiting
wat men vindt - vondst
wat niet hedendaags is - antiek, ouderwets
watt w.
wauwel - babbel, kletskous, kletser, prater, waffel
wauwelaar - leuteraar, kletsmeier, leuterkous
wauwelen -baqueteren, bavarderen, bazelen, kauwen, kletsen, leuteren, zaniken, zeuren, zeveren
wauwel of bek - mond
wazig - dampig, dof, dijzig, mistig, gedempt, gevoileerd, mistig, nebuleus, nevelachtig, nevelig, onduidelijk, onhelder, onscherp, spakerig, spokerig, vaag, vaporeus
wazig maken - troebleren, versluieren, voileren
W.c. bestekamer, cour, privaat, plee, secreet, toilet
w.c. te velde latrine
web - net, rag, spinneweb, spinrag, spinsel, weefsel
webben weghalen - ragen
weck - inmaak
wecken - inmaken, steraliseren
wed drenkplaats, drinkplaats, waadplaats, wad
wedde bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, jaargeld, loon, pensioen, salaris, toelage, traktement, verdienste, vergoeding
wedden - gokken, pariëren
weddenschap gok, pari, toto
wede - isatis
weder - nogmaalsopnieuw, terug, weerom
wederaangroei van lichaamsdelen - regeneratie
wederantwoord - dupliek, repliek
wederantwoorden - dupliceren
wederbekomen - herkrijgen
wederbetaalbaar - aflosbaar
wederdoper anabaptist, doopsgezinde
wederdoperij - anabaptisme
wederga - partuur, portuur
wedergade - gelijke
wedergave teruggave
wedergeboorte palingenese, regeneratie, renaissance, renovatio, reïncarnatie, wederverschijning
wedergeboren - herboren
wederhelft dulcinea, e(e)ga, echtgeno(o)t(e), ga(de), gemaal, gemalin, man, partner, vrouw
wederhouden - beletten
wederik - boswederik, lysimachia, penningkruid, sleutelbloem, teunisbloem
wederinkomst - rentree
wederinkoop - pandjeshuis
wederinstelling - retablissement
wederinstorting - recidief, recidive
wederkeer - terugkeer
wederkeerlijk - terugvallend
wederkerend reflexief
wederinstorting - recidief, recidive
wederkeer - terugkeer
wederkeerlijk - terugvallend
wederkerend voornaamwoord elkander, haar, je, me, mekaar, ons, zich
wederkerig elkaar, elkander, malkaar, malkander mekaar, mutueel, onderling, reciproque, respectief, wederzijds
wederkerige invloed - mutueel, wisselwerking
wederkerigheid -mutualiteit, reciprociteit
wederkerig voornaamwoord elkaar, elkander, mekaar,
wederkopen - terugkopen
wederkrijgen - terugontvangen
wederlegging - repliek
wederom – alwe(d)er, andermaal, bis, herhaald, nogeens, nogmaals, opnieuw, terug, weer
wederopbouw - constructie, herbouw, heropbouw, herstel, reconstructie, restauratie,
wederopheffing - relevatie
wederopkomen - herrijzen
wederopkomend - herrijzend, retour
wederoprichter - restaurateur
wederoprichting - hernieuwing, herstel, relevatie
wederopstanding herrijzenis, resurrectie
wederopvoering (toneel) - reprise
wederpartij(der) - tegenstander, tegenstrever
wederrechtelijk - illegaal, illegitiem, illiciet, ongeoorloofd, onrechtmatig, onwettig, verboden
wederrechtelijk bezetten usurperen
wederrechtelijk bezetter usurpator
wederrechtelijk in bezit nemen - usurperen
wederrechtelijk toe-eigenen dieven, gappen, jatten, pakken, pikken, stelen
wederrechtelijke bezetting - usurpatie
wederrechtelijke inbezitneming - usurpatie
wederrechtelijke toeëigeningen - naasten
wederrechtelijkheid - onrechtmatigheid
wederroepelijk - herroepelijk
wederroepen - herroepen
wederspannig - obstinaat, ongehoorzaam, rebels
wederspoed - tegenspoed
we(d)erspraak - antwoord, tegenspraak
we(d)erstand - verzet
wederstrever - antipode, opponent, tegenstander
wederuitbetaling - renumeratie
we(d)ervaren - avontuur, belevenis, gebeuren, lotsbestel, lotgeval, lotgevallen, overkomen
wederverenigd - hereend
wedervergelden retaliëren
wedervergelding represaillemaatregel, retaliatie, retorsie, talio, vergelding, weerwraak, wraak,
wederverhuring - relocatie
wederverkrijging - recuperatie
wederverpachting - onderhuur, sublocatie
wederverschijning - palingenese, reïncarnatie
wedervleeswording reïncarnatie
wedervoortbrenger - reproducent
wedervoortbrenging - neogenese, regeneratie, reproductie
wederwaardig - rampspoedig, weerstrevend
wederwaardigheid - avonturen, ervaring, gevaar, kruis, leed, onaangenaamheid, onzelfzuchtig, ramp, risico, tegenspoed, tribulatie
wederwoord antwoord, dupliek, repliek, tegenspraak
wederwoord geven antwoorden, repliceren
wederzang - palinodie
wederzeggen - herzeggen, tegenspreken
wederzending - renvooi
wederzien - terugzien
wederzijde - keerzijde, tegenzijde
wederzijds bilateraal, elkaar, elkander, muteel, mutueel, onderling, respectief, tegenmaatregel, wederkerig
wederzijds verband - rapport
wederzijds verbindend - bilateraal
wederzijdse betrekking - correlatie, interrelatie
wederzijdse relatie - correlatie
wederzijdse verhouding - correlatie
wederzijdsheid - mutualiteit, reciprociteit
wedewinde - klimop, tormentil
wedgelegenheid bingo, lotto, sweepstake, totalisator, toto
wedgooi - toss
wedinrichting - gokautomaat, gokhal, totalisator, toto
wedinrichting bij paarden - totalisator
wedloop - estafette, hindernisloop, race, run, sprint, veldloop, wedren, wedren, wedstrijd
wedloop met hindernissen - hordenloop, hordenrace
wedmiddel lotto, toto
wedren - corso, hardrijderij, koers, omnium, race, racing, ren, run, sprint, wedloop
wedren met een prijs - sweepstake
wedren over korte afstand - sprint
wedren van paarden - koers
wedren van paarden zonder berijder - corsa
wedren voor alle soorten van paarden - omnium
wedrennen - racen
wedrenwagentje sulky
wedspel - toto
wedstrijd agoo)n, concours, drive, duel, game, heengaan, kamp, krijt, match, motorwedstrijd, omheining, omnium, partij, prijskamp, rally, race, roeiwedstrijd, strijdperk, tenniswedstrijd, toernooi, tournooi, tweekamp, wedloop, wielerwedstrijd
wedstrijd bij Griekse feesten - agon
wedstrijd in een stad - derby
wedstrijd in hardlopen - maraton
wedstrijd in het afleggen van een bepaalde afstand - distantierit
wedstrijd in het schermen - assaut
wedstrijd met gondels regatta
wedstrijd met voorgift - handicap
wedstrijd ten bate van - benefiet
wedstrijd tussen twee landen - interlandwedstrijd
wedstrijdfunctionaris - arbiter, fluitist, grensrechter, rondenteller, scheidsrechter, starter
wedstrijd voor amateurs - amateurswedstrijd
wedstrijd voor paarden - draverij
wedstrijdauto - racewagen
wedstrijdbaan - circuit, parcours, wielerbaan
wedstrijdbaan voor auto's - circuit
wedstrijdbeker cup
wedstrijddeel game, heat, helft, manche, ronde, set
wedstrijder - kampvechter
wedstrijdfunctionaris - arbiter, fluitist, grensrechter, rondenteller, scheidsrechter, speaker, starter, timer, tijdwaarnemer, vlagger
wedstrijdje spelen - partijtje
wedstrijdleider arbiter, scheidsrechter
wedstrijdloper - racer
wedstrijd onderdeel - game, head, manche, ronde, ronde, serie, set
wedstrijdpaard - harddraver
wedstrijdpauze - rust
wedstrijdplan - tactiek
wedstrijdprijs - beker, cup, medaille, plak
wedstrijdroute parcours
wedstrijdserie - heat, manche
wedstrijdslede - bob
wedstrijd van gondels in Venetië - regatta
wedstrijd van paarden - draverij
wedstrijduitslag - score
wedstrijdverlenging - barrage, belle
weduwaal - wielewaal
weduwe Vve (veuve), wed., weeuw
weduwe (Du.) Witwe
weduwe die zich met het lijk van haar man laat verbranden sutti
weduwe van adel douairière
weduwengeld lijfrente, douarie
weduweverbranding suttiisme
weduwgoed douarie
weduwvogel - kaffervink - wida
wedijver - concurrentie, emulatie, mededinging, naijver, rivaliteit, ijverzucht
wedijveren certeren, concenteren, concurreren, dingen, emuleren, kampen, mededingen, rivaliseren
wee akelig, angst, draaierig, droefheid, flauw(hartig), futloos, kramp, lamlendig, leed, misselijk, naar, narigheid, nood, ongeluk, onheil, ontsteltenis, onwel, pijn, ramp, slap, smart, verdriet, zeer
weedas - potas
weedom - droefheid, leed, smart, verdriet
weefblad - weefkam
weefgoed - textiel
weefkam - schacht
weefpatroon - keper
weefsel rag, web, doek, katoen
weefsel -
2 zij
3 net, rag, taf, tijk, web
4 baai, baar, cord, doek, dril, gaas, jute, kant, kaki, krip, lame,
rips, sits, taft, trijp, tule, vilt, zijde
5 ajour, atlas, bafta, batik, cocos, crêpe, drill, gonje, grein, jeans,
kelim, keper, laken, keper, loden, moire, nappa, nylon, orlon,
sanel, satijn, serge, tafzij, tetra, tissu, tweed
6 barkan, batist, biaise, blasse, canvas, cloqué, cotelé, damast,
dralon, dromby, duffel, flanel, frotté, jaeger, katoen, linnen,
luster, madras, mohair, molton, nylon, pluche, poplin, ratiné,
sameet, tartan, tissue, tricot, velvet
7 brokaat, cheviot, enkalon, fluweel, gobelin, manking, matting, organda, ribcord, satinet, textiel, trielje, velours
8 astrakan, bombazijn, chenille, coteline, cretonne, floconné,
kamgaren, merinos, nanking, organdie, popeline, shantung,
stramien, taffetas, zeildoek
9 cachemire, crepeline, gabardine, kunstzijde, lancaster,
neteldoek
10 damastzijde, graslinnen, manchester, mousseline, ribfluweel, vlaslinnen
11 napolitaine
weefsel met gouddraad - brokaat
weefsel met kleuren en figuren - batik, damast, katoen, sits
weefsel met strepen in de lengte - rayé
weefsel met zilver- of gouddraad - lamé
weefsel ter vervanging van glas - testarium
weefsel uit turfvezels - berandine
weefsel van ananasvezels - pinas
weefsel van drad - gaas
weefsel van een spin rag, web
weefsel van kamgaren moreen
weefsel van lagere cryptogamen - loof
weefsel van planten tussen bast en hout cambium
weefsel van vlas linnen
weefsel voor borduurwerk - aida
weefsel voor voering - bambazijn
weefsel afsterven gangreen, infarct, necrose
weefsel, geruwd - flanel
weefsel, grof wollen - pilo
weefsel, kleuig - ikat
weefsel openbewerkt - ajour
weefseldraad rafel
weefselkokertje - cocon, weefseltonnetje
weefselleer histologie
weefselprop - nop
weefseltonnetje cocon
weefselvocht lymfe
weefselverharding eelt, sclerose
weefselvernietigende stoffen - caustica
weefselverslapping - atonie
weefselversterf gangreen, infarct, necrose
weefselvloeistof - lymfe
weefselvocht - lymfe
weefstoel - spindel, weefgetouw
weefstoffen - textiel
weefterm - inslag, schering
weeftoestel getouw, lintmolen, spindel, stoel, weefgetouw, weefstoel
weefwijze - keper
weeg - beschot
weegapparaat balans, bascule, brievenweger, brug, haak, ponder, schaal, snelweger, (stads)waag, unster, weegschaal
weegbaar - ponderabel
weegbree - breukkruid, kraaievoet, plantagi, reie (zeeweegbree), tonge
weegbreeachtigen - plantaginaceeën
weegbrug - bascule
weeggebouw, plaats - (stads)waag
weegglas - aerometer, vochtmeter
weeghaak - unster
weeghefboom - balans
weeghuis waag
weegkunde - statica
weegloon - wikgeld
weegluis - insekt, wandluis, wants
weegplaats - waag
weegschaal balans, baroscoop, bascule, libra, snelweger, unster, waag
weegtoestel balans, bascule, brug, haak, schaal, unster, waag, weegschaal
week – aandoenlijk, beurs, dras, drassig, gevoelig, klef, krachteloos, lobberig, mals, moerassig, mollig, morbide, murw, onvast, pasteus, plat, sentimenteel, slap, slijmerig, smeltend, smelterig, teder, teer, teergevoelig, tets, vertroeteld, verwijfd, wee, weekhartig, willoos, zacht, zwak
week. (muz.) - pastoso
week maken - malaxeren, vermurwen
week metaal - lood, natrium
week vet - reuzel, smout
weekdier -
4 abra, clio, kwal, slak, toot, wulk
5 abida, acera, argus, conus, doris, echel, gaper, harpa, kauri, mitra, na�de, oliva, patje, sepia
6 aaaltje, aeolis, anomie, deaena, cassis, chiton, corbis, herudo,
kalmar, molusk, mossel, najada, nerene, oester, patjet, salpen,
taenia, toredo, voluta, zaagje, zeekat zeeoor
7 achtarm, aplysia, artemis, astarte, avicula, batissa, bivalve, boeboek, bolworm, bontoog, cypraea, distoma, draaier,
geoduck, goerita, gribbel, inktvis, kalmare, karakol, kokhaan,
kreukel, meshelft, mollusk, octopus, oxyuris, patella, pholade,
pompong, purpura, pijlworm, terebel, tubifex, veelarm,
wegslak, zeekwal, zeemuis, zeerups, zeeslak, zeevonk,
zeeworm
8 aardslak, aardworm, aarsmade, aarsworm, acephale, achtvoet,
alikruik, amalthea, ammoniet, argonaut, aricieën, ascaride,
bandworm, boomslak, boorworm, broedval, buccinun,
buisworm, caracole, darmworm, dauwworm, diepslak, haliotis,
harpslak, helicide, helmslak, hermione, houtworm, janthina,
leverbot, lintworm, lijklaken, meerslak, meshelft, nautulus,
nephelis, paalworm, paludina, pholades, platworm, poelslak,
strombus, trichine, trichino, univalve, veldslak, vermetus,
warmslak
9 agaatslak, anneliden, arkmossel, armpoliep, ascariden,
belemniet, blaasworm, boorhoorn, dadelslak, draadworm,
eikeltong,
hoornslak, kammossel, kegelslak, keverslak, kinkhoren,
koordworm, littorina, messchede, molluseum, paalworm,
plooislak, regenworm, reuzenoor, schijfslak, traphoren, tijgerslak, soentoeng, spoelworm, spuitworm
10 aaldiertje, azijnaaltje, boekenkuif, boomoester, boormossel,
borstelrog, boternapje, enterozoën, hartschelp, helminthen,
meikoester, moerasslak, nerietslak, noordhoorn, platwormen,
pijlinktvis, purperslak, rondwormen, ringwormen, sluierslak,
stekelslak, tepelhoorn, wenteltrap, wervelstorm, xylophagus,
zandoester, zandschelp, zeeamandel, zeetrompet
11 ammonshoorn, bloedzuiger, borsteldier, borstelworm,
heesterslak, korenaaltje, lazurusklep, parelmossel, schaalhoorn,
slinkerworm, stekelhoren, strandgaper, tarweaaltje,
tolhoorntje, vleugelslak
12 bietenaaltje, echinococcus, eendenmossel, hoornzeeslak,
manteldieren, pelikaanvoet, rivieraaltje, tritonshoren,
wortelaaltje, wijngaardslak, zwanenmossel, armschelpdier,
bisschopsmuts, borstelstaart, forminiferen, drijfhoornslak,
ingewandsworm, knieschijfslak, maagzakdieren, porceleinslak,
stengelaaltje. stijfselaaltje, viooltjesslak
13 bisschopsmuts
14 agaathoornslak, amberhoornsiak, blaashoornslak,
bloeddraadworm, bloemhoornslak, boorschelpdier,
draaihoornslak
15 achterkieuwigen, hersenblaasworm, kraalsprietworm,
nemathelminthes, platyhelminthes, zoetwatermossel,
zoetwaterpoliep,
18 moerasdrijfhoorntje,
21 dwergdraalhoornslakje
weekblad - magazine, periodiek, tijdschrift
week en sappig - mals
week en slap - zwak
week en zacht - mals, teder
week gemaakt - murw
week maken - vermurven
week mengsel deeg, moes, pasta, specie, tras
week mengsel met meel - deeg
week of vochtig - klef
week van tien dagen van de Franse republikeinse kalender decade
week vet - smout
week worden - smelten
weekgeld - loon
weekeinde - weekend
weekendhuisje - buitenhuisje
weekendhuwelijk - latrelatie
weekhartig medelijdend, ontroerd, slap, teer, zachtaardig
weekheid - lafheid, morbiditeit, slapheid, slapte, verwijfdheid, weekhartigheid, zachtheid
weekheid van gevoel - sentimentaliteit
weekhout berk, els, linde, populier, wilg
weekkaart - abonnementskaart
weeklacht ach, elegie, jammerklacht, jeremiade, lamentatie, wee
weeklagen - jammeren, jeremieren, kermen, klagen, lamenteren, steunen, treuren, zuchten
weeklagen over - beklagen
weekloon - pee, weekgeld
weekmoedig - teerhartig, weekhartig, zachtmoedig
weekoverzicht - weekjournaal, weekstaat
weekplaats voor vlas - reet, root, roterij
weekvinnige roofvis - forel, meerval, smelt, sneep, visduivel, wentelaar, zeelt
weekvinnige vis forel, kabeljauw, malacopterygius, meerval , schelvis, sneep, wijting
weekvinnige zeevis – schelvis
weekijzer aan de polen van een hoefmagneet - armatuur
weekijzer met laag koolgehalte - smeedijzer
weelde luister, luxe, opschik, overdaad, overmaat, overvloed, praal, pracht, ruim, rijkdom, rijkheid, schittering, tooi, weids, welig, wellust
weelderig epicurisch, exuberant, fastueus, grootscheeps, lucullisch, luxueus, overdaad, overdadig, overstelpend, overvloedig, plantureus, prachtig, royaal, rijk, somptueus, somptuositeit, sybarietisch, voluptueus, weelderig, weids, welig, wellustig, wulps
weelderig levende - satraap
weelderig maal - lucullusmaal
weelderige bladergroei - superfoliatie
weelderige pracht - somptuositeit
weelderigheid somptuositeit
weemoed - mistroostigheid
weemoed (muz.) - voglia
weemoedig - aangedaan, droevig, elegisch, maestoso, melancholiek, (muz.)mesto, mistroostig, teergevoelig, zachttreurig
weemoedig (muz.) - dolendo, dolente, maestosó, mesto
weemoedig zingen - kwelen
ween - teen, wilgentak
weenderik - mannetjeseend, woerd
wee of pijn - zeer
wee of verdriet - leed
Weens musicus - Strauss
Weens park Prater
Weens schilder - Makart
Weense populaire muziek schrammelmuziek
Weense stadswijk - Grinzing
weep - wesp
weeps - flauw, heetbloedig, laf, zouteloos
weer alweer, alweder, andermaal, her, nogmaals, opnieuw, terug, weerom, weder(om)
weer aaneen sluiten - opsluiten
weer aangroeien - regenereren
weer adem scheppen - verademen
weer afslaan - recederen
weer beginnen - hervatten
weer bezielen - reanimeren
weer bruikbaar maken - regenereren
weer bijeen brengen - herenigen
weer doen aangroeien - regenereren
weer doen opleven - reactiveren
weer een lichamelijke gestalte geven - reïncarneren
weer eens - weerom
weer eens worden - raccorderen
weer goed maken - boeten, herstellen, rectificeren, redresseren
weer in orde maken - repareren
weer inlijven reïncorporeren
weer kopen (bijbels) - lossen
weer langs komen - repasseren
weer levendig worden - opveren
weer naar punt van uitgang terug
weer op adem komen - respireren
weer op krachten brengen - reconforteren
weer op orde stellen saneren
weer opbloeien - refloreren, refloresceren
weer openen - recluderen
weer opkrullen refriseren, refrizeren
weer opvatten hervatten
weer opwekken - herscheppen, regenereren
weer opwekking van de levensgeesten reanimatie
weer ordenen - saneren
weer samen brengen - herenigen
weer scheep gaan - reëmbarkeren, rembarqueren
weer tot bloei komen - opleven
weer uitbetalen - renumereren
weer valide maken - revalideren
weer verenigd - hereend
weer verenigen reuniëren, herenigen
weer verzamelen - ralliëren
weer voortbrengen - regenereren
weer werkend maken - reactiveren
weeraal - donderaal, modderkruiper
weerachtig - eeltachtig
weerbaar dapper, geharnast, gewapend, houdbaar, paraat, slagvaardig, strijdbaar, strijdvaardig, valide, verdedigbaar
weerbarstig dwars, hardnekkig, koppig, ongedwee, onhandelbaar, recalcitrant, renitent, stijf(hoofdig), stug, tegendraads, weerspannig
weerbarstigheid - dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, koppigheid, onhandelbaarheid, recalcitrantie, stijfhoofdigheid,
weerbeeld - spiegelbeeld
weerboompje - zeemos
weerdak - afdak
weerdbos - griendhout, waardhout
weerder - verdediger
weerdruk - doordruk
weerga - evenbeeld, gelijke
weergaaf - wedergave, weergave
weergalm - echo, resonantie, weerklank
weergalm geven - naklinken, resoneren
weergalmen echoën, galmen, resoneren, weerklinken
weergalmend - resonant
weergaloos - enig, gadeloos, ongeëvenaard, onvergelijkelijk, uitstekend, uniek, voorbeeldig
weergang - borstwering, kooromgang, kring, omloop, rand, tinnen, torenomgang, trans,
weergave - afbeelding, copie, reproductie
weergave van het geluid - hifi
weergeld - zoengeld
weergeven - afbeelden, onthullen, teruggeven, uitbeelden, uitdrukken, uiten, vertalen, vertolken
weerglans - afstraling, luister, reflex, roem, terugkaatsing, terugstraling, vermaardheid, weerschijn
weerglas - barometer, baroscoop
weerhaak - anker
weerhaan - anemoscoop, windwijzer
weerhouden - tegenhouden, terughouden
weerhout - bitterzoet
weerhuisje - hygrometer
weerjaarboek - almanak
weerkaatsen - botsen, botten, echoën, reflecteren, terugkaatsen
weerkaatsend glas - spiegel(glas)
weerkaatsing reflectie
weerkaatsing van het geluid - resonantie
weerkant - tegenzijde
weerkeer - terugreis
weerkenner - meteoroloog, weerkundige
weerkeren - terugkomen
weerklank echo, effect, ingang, na(galm), naklank, reactie, repliek, resonans, resonantie, respons, weergalm, weerslag
weerklank vinden - resoneren
weerklinken - echoen, resoneren, weergalmen
weerklinkend - resonant
weerkruipertje - hondsdraf
weerkunde aërologie, atmosferologie, meteorologie, weervoorspelling(wetenschappelijke)
weerkundig - meteorologisch
weerkundig instituut KN.M.I.
weerkundige meteoroloog
weerkundige term - bewolking (afnemend, cycloon, koufront, krimpen (van de wind), maximum, minimum, neerslag, ruimen
weerlam - watersnip
weerleggen bestri|den, confuteren, dupliceren, rescontreren, refuteren, repliceren, responderen, tegenspreken, verdedigen
weerlegging - confutatie, repliek, refutatie, refuus
weerlicht bliksem, bliksemflits, bllksemschicht, bliksemstraal, drommel, flits, hemelvuur
weerlichten - bliksemen
weerloos - hulpeloos, machteloos, onbeschermd, onmachtig, teer, zwak
weermacht armee, défensie, krijgsmacht, leger, militie
weerom - andermaal, weer, weder, terug
weeromstuit - afstuit, reactie
weeroog strontje, gerstekorrel
weerschaap - hamel
weerschappij- heemraadschap
weerschijn lichtweerkaatsing, luister, reflectie, reverberat, reverberatie, terugstraling
weersgesteldheid klimaat, temperatuur, weer
weerslag - ongeluk, reactie, tegenslag, terugslag, tegenspoed, weerkaatsing, weeromstuit
weersmaak - afkeer, tegenzin, walging
weerspannig afkerig, balorig, balsturig, eigenzinnig, koppig, kwaadwillig, obstinaat, ongehoorzaam, onhandelbaar, onwillig, oproerig, rebels, recalcitrant, refractair, renitent, stijfhoofdig, tegenstrevend, weerbarstig
weerspannige muiter, oproerling, oproermaker, opstandige, rebel, refractair
weerspannigheid - ballorigheid, balsturigheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, obstinaatheid, onhandelbaarheid, onwil, rebellie, recalcitrantie
weerspiegelen - reflecteren, terugkaatsen
weerspiegeling - reflectie
weerstaan - trotseren, resisteren, verzetten
weerstand - afweer, beschutting, onwil, protest, rebellie, reluctantie, rem, resistentie, rheostaat, tegenstand, tegenkantig, verzet
weerstand bieden - resisteren, verweren
Weerstand van wisselstroom - impedantie
weerstandslijn linie
weeratandsmeter - ohmmeter
weerstandsvermogen - energie, kracht, resistentie, sterkte, taaiheid
weerstreven - tegenkanten, tegenspartelen, trotseren
weerstrever - antagonist, opponent, opposant, tegenstander
weerstuit - reactie
weersverschijnsel - elm(u)svuur
weervis - barometervis, donderaal, smeerling
weervoorspeller - almanak, barometer, meteoroloog, weeran
weerwerk - reactie, respons, tegenspel
weerwil onwil, spijt, tegenzin
weerwolf - Lamia(Gr.), manwolf (nachtrover)
weerwolfziekte - lycantropie
weerwoord - antwoord, repliek
weerwraak revanche
weerwijzer - meteoroscoop, weerglas
weerzien - hereniging, revoir, terugzien
weerzin - afgrijzen, afkeer, afschuw, antipathie gruwel, hekel, node, tegenzin, walg, walging
weerzin voelen voor - repugneren
weerzinig - afkerig
weerzin of afkeer - walging
weerzinwekkend - afgrijselijk, afschuwelijk, execrabel, repugnant, revoltant, walgingwekkend, walgelijk, stuitend
wees ouderloze
wees gegroet - ave, salve
wees worden - verliezen
wees zo goed - gelieve
weesboom - ponder
weesboontje - paternostererwt
weesgegroetje Ave-Maria, avemarij
weeshuis - armhuis
weet - kennis, kennisgeving, wetenschap
weet hebben van - bewustzijn
weetal - veelweter, wijsneus
weetgierig - leergierig
weetgierigheid - leergierigheid
weetlust - leerlust
weetniet - domoor, ezel, stommeling
weeuw - regenwulp, weduwe, weeuwplant
weeuwenaarspijn - weduwnaarspijn
weeuwtje - nonnetje, zaagbekeend
weewater - hartwater
weewinde - kamperfoelie, tormentil
weewortel - tormentil
weg absent, afwazig, apo (Gr.), autoweg, baan, bergweg, bosweg, dreef, foetsie, gegaan, gevlogen, heen, henen, hiervandaan, hoofdweg, koers, kwijt, laan, landweg, loop, lijdensweg, menne(weg), oprit, pad, pleite, reisroute, richting, route, rijweg, spoorloos, spoorweg, steeg, straat, straatweg, uit, uithuizig, uitweg, verdwenen, verloren, vertrokken, verzonden, via, voetweg, voort, voorwaartswandelweg, waterweg, weggegaan, zeeweg, zoek, zijpad, zijweg
weg af of uit nemen - afladen
weg alleen voor autoverkeer - autostrade
weg banend - baanbrekend
weg langs watering gouw
weg met - abas
weg met bomen allee, avenue, dreef, laan
weg sturen - lozen
weg tussen twee punten - afstand
weg van behandeling van leerstof - leergang
weg van het al - tao
weg voor fietsers fietspad, rijwielpad
weg voor te drijven - drift
weg voor voertuigen - rijbaan
weg waarlangs men ergens komt - toegang
wegaanleg plan - tracé
wegafsluiting barrière, boom, obstakel, tol, tolhek, versperring
wegbannen - verjagen
weg bedekking asfalt, beton, bitumen, grint tegel, kassei, keien, klinkers, macadam, straatstenen
wegbereider baanbreker, pionier, voorloper,
wegbergen - opbergen, opruimen, opsteken
wegberm kant, talud
wegbijten - aantasten
wegbliksemen - wegdonderen
wegblijven - verzuimen
wegboenen - wegjagen
wegbonjouren - afpoeieren, wegsturen
wegbranden - uitbijten
wegbreken - slopen
wegbrengen - bezorgen, vervoeren
wegbrokkelen - uitbreken
wegbrug - spoorwegbrug, viaduct
wegbijten - eroderen
wegcijferen - elimineren
wegcircuit - parkoers
wegdistel - ezelsdistel
wegdoen - afdanken, afschaffen, ruimen, asfalt, opbergen, opruimen, opzeggen, plaveisel, uitwissen, verkopen, verwijderen, wegbrengen, weggeven, wegsluitenwegvegen
wegdoezelen - indommelen
wegdragen - meedragen, verkrijgen
wegdrijven - verdrijven
wegduwen verdrijven, verdringen, verwijderen
wegebben - afnemen
wegebladen - weegbree
wegedoornbes - duinbes
wegedoornfamilie - wegedoornachtigen
wegel - pad, weg, wegje
wegen - wikken
wegenbelasting - aangaande, betreffende, daarom, door, inzake, om, per, vanwege, waarom, weggeld
wegens aangaande, betreffende, daarom, door, ingevolge, inzake, nopens, om,vanwege, waarom,
wegens hem - zijnentwege
wegens hen hunnentwege
wegens mij - mijnentwege
wegens verzuim verschuldigd - moratoir
wegenschender - straatrover, struikrover
wegenschenderij - struikroverij
wegenwacht - A.N.W.B., autohulp, W.W.,
wegedoornachtigen - rhannaceeën
wegen met een unster - ponderen
wegenschender - straatrover, struikrover
weggaan - afgaan, afnokken, afreizen, discessie, gat, heengaan, inrukken, opbonjouren, opduvelen, ophoepelen, opkrassen, opstappen, opstijgen, pleite, smeren, uitgaan, verdwijnen, verlaten, vertrekken, verwijderen, verzwinden, wieberen
weggappen - wegdieven, wegnemen
wegge - weg
weggebruikers - verkeer, wandelaar
weggekropen - verscholen
weggeld - wegenbelasting
weggelopen - gedeserteerd, gedrost, gesmeerd
weggelopen negerslaaf in Suriname - marron, marroon
weggestopt - verborgen
weggetje - pad, paadje, voetpad, wegel, wegweling (Z.N.)
weggeven aanbieden, legateren, schenken, trakteren, uitdelen, vermaken, wegdoen
weggevoerde - gedeporteerde
weggeworpen voorwerp - projectiel
weggeworpen voorwerp terugbrengen - apporteren
weggieten - uitgieten
wegglijden - slippn
weggooien - afdanken, vergooien, wegwerpen
weggooifles - monofles
weggras - varkensgras
weggraven - uitgraven
weggrijpen - grissen
weghakken - verwijderen
weghalen - meenemen, struinen
weghouden - afhouden, verstoppen
weging - wik
weging op de stadswaag - wik
wegjagen - chasseren, ontslaan, opjagen, verdrijven, wegsturen, wegzenden
wegjatten - wegroven
wegkant berm, strook, talud
wegkapen - dieven, gappen, graaien, jatten, moeren, pikken, ratsen, roven, snaaien, snezen, stelen
wegkappen - weghakken
wegkeilen - wegsmijten
wegkloppen - uitkloppen
wegknagen - afsterven, eroderen, wegteren
wegknippen - snoeien
wegkomen - ontkomen, ontsnappen, verdwijnen
wegkrabben - raderen
wegkrimpen - ineenkrimpen
wegkruid - varkensgras
wegkruien - wegvoeren
wegkruipen - versteken, verstoppen, wegduiken
wegkruipertje - verstoppertje
wegkruising - kruispunt, overweg, viaduct
wegkuieren - heenkuieren
wegkwijnen afsterven, atrofiëren, smachten, teren, verkommeren, vermageren, wegteren
wegkwijning - atrofie, uittering
weg langs een sloot - gouw
weglaten elideren, exileren,omitteren, overslaan, supprimeren, uitlaten, vergeten
weglating - elisie, nalatigheid, omissie, supprimatie, uitlating,
verzuim
weglating van èèn letter of lettergreep - haplografie
weglating van een onbeklemtoonde klank - elisie
weglating van een spraakklank - aferesis, apocope, syncope,
weglating van klank - elisie, verzuim
weglating (van letters of woorden) - apocope, elisie, omissie,
overslag, verzuim
weglating van woorden in een volzin ellips
weglatingsteken - afkoppelingsteken, apostrof(e)
wegleggen - opbergen, sparen
wegleggen van geld - reponeren, reserveren, sparen
wegleiden - wegvoeren
weglopen deserteren, drossen, dwepen, echapperen, heengaan, ontsnappen, smeren, spankeren, vluchten
weglopen uit dienst - desertie
wegloper - deserteur
wegmaaien - weglopen
wegmaken - distribueren, verliezen, zoekmaken
weg met bomen - allee, dreef, laan
wegmeter - hodometer, pedometer
wegmoffelen - afdoen, afnemen, afruimen, afzetten, camouflage, camoufleren, deroberen, enleveren, escamotage, escamoteren, gappen, graaien, grissen, jatten, kapen, klauwen, pikken, roven, snaaien, stelen, struinen, wegfrommelen, wegnemen
weg naar garage - oprij
weg naar woning - dreef, oprijlaan
wegnemen - afnemen, gappen, jatten, kapen, klauwen, ontfutselen, ontnemen, ontvreemden, opheffen, opnemen, pakken, pikken, roven, snaaien, stelen, uitrukken, vergrijpen, verwijderen
wegnemen van een orgaan ablatie
wegnemen van gezwellen extirpatie
wegnemen van lichaamsdelen - ablatie, amputeren
weg of zoek - kwijt
weg om een stad - rondweg
wegpakken - gappen, jatten, kapen, pikken, stelen, wegnemen
wegpoetsen - afvegen, schoonmaken
wegraking - bezwijming
wegrand berm, talud
wegreizen - vertrekken
wegrennen - weglopen
wegrijden - vertrekken
wegrotten rotten, vergaan, verrotten
wegroven grissen, jatten, rampassen, rampokken, snaaien, stelen
wegruimen - opruimen, removeren
wegschenken - aanbieden, weggeven
wegschieten - afvuren
wegschoppen - verwijderen
wegslingeren - smijten
wegsluiten - opsluiten
wegsmijten - weggooien, wegwerpen
wegsnellen - vluchten, wegijlen
wegspoelen - wegdrijven
wegsprinten - demarreren
wegstelen - gappen, kapen, pikken
wegsterven - verkwijnen
wegstervend (muz.) diluendo, espirando, estinguendo, morendo, moriente, smorendo, snorzando
wegstoppen - verbergen
wegstoten - verwerpen
wegstouwen - opbergen
wegstromen - uitvloeien
wegstuffen - uitgommen
wegstuiven - wegsnellen
wegsturen - afdanken, verzenden, wegbonjouren, wegzenden
wegteren - atrofie, uitteren, wegkwijnen
wegtrekken - afreizen, wegdrijven, wegnemen
weg tussen weilanden - landweg
wegvagen - uitwissen
wegvallen - uitvallen
wegvallen van een klank aan het begin van een woord aferesis
wegvallen van een lettergreep aan het einde van een woord - apocope
wegvaren - uitzeilen
wegvegen - uitvagen, uitpoetsen, uitwissen
wegverbinding - traject
wegverharding asfalt, bestrating, beton, grint, keislag, kiezel, macadam, puin, split, steenslag
wegvlakken - raderen, uitvagen
wegvloeien - lekken
wegvloeing - suatie
wegverhoging berm, talud
wegvoeren - afvoeren, deporteren, transporteren
weg voor fietsers - fietspad, rijwielpad
weg voor snelverkeer - autobaan, snelweg
wegvreten - verorberen, verzuren
wegwedstrijd - criterium, giro, parcours, ronde, tour
wegwerken - elimineren, gelijkmaken, opruimen, uitschakelen, verwijderen
wegwerker kantonnier
wegwerking - eliminatie, opruiming
wegwerpen weggooien, wegsmijten
wegwezen - nokken
wegwijzer baken, cicerone, geleider, gids, guide, handwijzer, kompas, leidsman, paddestoel, pijl, reisgids, verkeersbord
wegzakken - dalen, verzakken
wegzakken in water - zinken
wegzenden - lozen, versturen, verzenden, wegjagen, wegsturen
wegzenden van personeel ontslaan
wegzending - relegatie, versturing
wegzetten - opbergen, verplaatsen
wegzinken - zakken, verdwijnen, verzakken
wei alm, beemd, bergwei, bloedwater, broek, weide, dries, etlandgreed, grasland, grasveld, greid, groenland, hui, made, meers, serum, veld, weide, weiland
wei in het hooggebergte - alm
weiachtig - sereus, waterachtig
weidblad - weimes
Weichsel - Wisa
Weichsel/oostmond van de Nogat
weide - beemd, dries, grasland, grasvlakte
weide in het hooggebergte alm
weide met vruchtbomen - boomgaard
weide voor gemeenschappelijk gebruik meent, mient, park
weidebloem - boterbloem, madeliefje
weidedier geit, koe, schaap
weidedieren vee
weidegewas - gras
weidegrond langs beken of rivieren - beekbezinking,
groengrond
weidekervel - silaus
weidekringzwam - steelzwam
weideland - grasland
weidemaand - prairial
weideman - jager
weiden - grasen, hoeden
weideplant - agrimonie, boterbloem, madelief, paardebloem,
pinksterbloem
weiderij - veehouderij
weideveld -grasland
weidman jager
weidmes - jachtmes, weimes
weids breed, deftig, glansrijk, grandioos, groots, grootscheeps, heerlijk, hoogdravend, imponeren, kloek, kostbaar, luisterrijk, magistraal, monumentaal, pompeus, prachtig, roemrijk, ruim, schitterend, statig, stralend, trots, subliem, uitgebreid, verheven, verrrukkelijk, voornaam, vorstelijk, weelderig, zwierig
weids (muz.) - largo
weidsheid - luister, praal, pracht
weidspel jachtvermaak, weispel
weidwerk - jacht
weifelachtig aarzelend, besluiteloos, dubieus, onzeker, twijfelend
weifelen - aarzelen, aarzelen, dralen, treuzelen, walen, wankelen
weifelend aarzelend, besluiteloos, dralend, onvast, onzeker, schoorvoetend
weigelia - sierheester
weifeling aarzeling, besluiteloosheid, dubio, dubium, hesitatie,
weifelmoedig - onbestendig, veranderlijk
weigerachtig - weerbarstig
weigeren - afschrijven, afslaan, afstammen, afwijzen, afwimpelen, bedanken, ketsen, ontzeggen, refuseren, terugwijzen, verbieden, versmaden, vertikken, verwerpen
weigeren te accepteren - rebuteren
weigeren te doen - vertikken
weigeren te verrichten - vertikken
weigeren van een pistool - ketsen
weigerend antwoord - afwijzing, rebut, repuls
weigerend bevel - verbod
weigerig - weigerachtig
weigering - abnegatie, afkeuring, afslag, afwijzing, bedanking, bedenking, bezwaar, hapering, nee, objectie, ontzegging, recusatie, refuus, regres, regressie, repulsie, tegenwerping, verwerping
weigering van aangeboden wissel - protest
weigerlijk - behoedzaam, zorgzaam
weigras - weidegras
weigroen - grasgroen
weigrond - weidegrond
weihnachtstolle - kerstbrood
weiland beemd, broek, dries, etland, grasland, ham, hooiland, meers, schaar, veld, wei, weide
weiland (drassig) dries
weiland (gemeenschappelijk) - meent. mient
weiland (maaigras) made
weiland (Vlaams) mars, meers
weiland aan water beemd
weiman - jager
weimes - jachtmes
weinig beetje, druppel, enig, enigszins, even, gering, grijpstuiver, habbekrats, iets, ietsje, ietwat, karig, kwalijk, lichtelijk, louw (barg.), luttel, matig, min, mondjesmaat, obligo (Gr.), oligos, onaanzienlijk, onbeduidend, parum (Lat.), schaars, schraal, schijntje, schril, sikkepit(je), snars, spaan, spat, sprankje, vingerbreed, wat, wolkje, zelden, zeldzaam, zuinig
weinig (in aantal) - enige, enkel, gering, iets, wat
weinig aandacht op geestelijk gebied - steriel
weinig beduidend - onbeduidend
weinig bekend - minbekend
weinig belangrijk bijzaak, futiel
weinig betekenend - onbeduidend
weinig bevleesd benig
weinig bezittend arm, armoedig, sjofel, sober
weinig buigzaam - stug
weinig diepgang - vlotgang
weinig doortastend - indolent, laks, sloom
weinig duizelig - licht
weinig eenvoudig - ingewikkeld
weinig eten en drinken - vasten
weinig flink persoon - doetje
weinig gebruiken - vasten
weinig geld - grijpstuiver
weinig gevorderd - mingevorderd
weinig hoop - sprankje
weinig in aantal enige, enkele, gering
weinig indrukwekkend spreker - tirade
weinig ingewikkeld - eenvoudig, simpel
weinig inspanning vergend - licht
weinig kostbare halfedelsteen - siersteen
weinig kunnende verdragen - kittelorig, lichtgeraakt, onsterk,
prikkelbaar, teer, zwak
weinig lauw - lierlauw
weinig levendig - saai
weinig lichthartig - lichtjes
weinig naam hebbende - onbekend
weinig nadenkend onberaden, ondoordacht, onvoorzichtig
weinig nat - klam, vochtig
weinig of geen vruchten voortbrengend - steriel
weinig omgang - discours
weinig omzet (handel) - eb
weinig ontbrekend - bijna, onvoltallig
weinig ontvankelijk - koel, koud, onverschillig, stug, roerloos, steriel
weinig ontwikkeld - dom
weinig reactieve vloeistof - ether
weinig samengesteld ongecompliceerd, simpel, eenvoudig
weinig samenhandig - rul
weinig sap bevattend - voos
weinig sprekend - gesloten, stil, zwijgzaam
weinig sprekende - zwijgzaam
weinig streng - clement
weinig substantieel - iel, teer, ijl
weinig thuis onhuiselijk, uithuizig
weinig tijd - even
weinig verbruikende gasbrander - spaarbrander
weinig verlicht - donker, duister, schemerig
weinig vet - mager
weinig vleiende opmerking - hatelijkheid, sneer, steek (onder water)
weinig voorhanden - schaars
weinig voorkomend - alledaags, boers, enig, gemeen, gewoon, grof, ongemanierd, zeldzaam
weinig voornaam onbeschaafd, ongeciviliseerd, ordinair, plat, plomp, vulgair
weinig vooruit gekomen - mingevorderd
weinig vraag in de handel - loom
weinig vroeg laat
weinig vrijheid latend - gebonden
weinig vrijheid veroorlovend - streng
weinig warm - koud, lauw
weinig werk - sinecure
weinige - enkele, paar, stel
weinige hoedanigheid - eenvoud
weinigen enigen, enkelen, sommigen
weinigje - lutje, snars, zier
weinigte - ongenoegzaamheid
weispel jacht(vermaak), weidspel
weit mais, tarwe, zandhaver, zwartkoren
weit, valse - zandhaver
weitakker - tarweakker
weitas - jagerstas
weitestro - bloem, brood, koek, korrel, meel
weithalm - korenaar
weitschoof - korenschoof
weiveld - weideveld
weivlies - amnion, serosa
wekamine - amfetamine, pervitine
wke aarde - blubber, dras, moeras
weke grond - dras
weke, half vloeibare stof - brij, pap
weke harssoort - balsem
weke klomp vlees - kwab
weke massa - brij, deeg, gelei, moes, pasta, pulpa
weke massa vet kwab
weke modder - slik, slobber, slijk
weken van hennep of vlas - roten
weke spijs brij, moes, pap
weke stof - merg, pasta, smeer
weke vettige stof merg, smeer
wekeling sybariet
wekelijk - sybarietisch, verwijfd
wekelijks verschijnend - hebdomadair
wekelijkse optocht van de sultan naar de moskee - salemnik
weken - macereren, meuken, roten
weken van hennep of vlas - roten
weking - maceratie
wekken - aansporen, aanzetten, alarmeren, duwen, kloppen, opwekken, poken, porren, reveille, porren, roepen, veroorzaken, verwekken
wekker - porder, verklikker, wekkerklok
weksein - reveille
wekster - porster
wektoon - oproepsignaal
wel asjeblieft, bron, gezond, goed, inderdaad, kwel, lekker, oorsprong, pletrol, put, spreng, uitstekend, waarschijnlijk, weliswaar, zeer
wel bekome het u proost, prosit, santé
wel doorschijnend maar niet doorzichtig glas matglas
wel overwogen - rijp
welaan kom, komaan, sa
welbehagen believen, eigenlijk, euforie, feitelijk, genoegen, genot, goeddunken,goedkeuren, goedvinden, lust, smaak, welbeschouwd, welgevallen, welnemen, wil, willekeur
welbeminde (de) - liefste
welberaden - bedachtzaam, bezonnen, overwogen, raadzaam, weloverwogen
welbeschouwd - eigenlijk, feitelijk, tenslotte
welbespraakt eloquent, rap, rederijk, welsprekend, woordenrijk
welbespraaktheid - elocutie, eloquentie, loquaciteit, spreektrant
wel bewoond - welbevolkt
welbewust - beslist
welboor - grondboor
weldaad - zegen, zegening
weldaden bewijzen - weldoen
weldaden versprijden - helpen, weldoen
weldadig aangenaam, goed, gul, heilzaam, liefdadig, liefderijk, mild, milddadig, offervaardig, verkwikkend, vrijgevig, zalig
weldadige geest (Perz.) - peri
weldenkend - redelijk
weldoen - goeddoen, helpen, Onder(steunen)
weldoende - liefdadig, nobel
weldoener - euergeet, gegiftiger, gever
weldoorschijnend maar niet doorzichtig materiaal - matglas
weldoordacht - beredeneerd, doorwrocht, grondig, rationeel, redelijk, uitgekiend, welberaden, weloverwogen
weldoorvoed dik, gezet, vet
weldra aanstonds, aldra, alras, altemet, binnenkort, dra, eerdaags, eerlang, eerstdaags, gauw, haastig, ras, snel, spoedig, straks, temee, temet, welhaast, wellicht, zo
weledelachtbare heer - burgemeester, wethouder
weledelgestrenge heer - advocaat, notaris
weledelzeergestrenge heer - doctor
weleens eens, ereis, ooit, soms, somtijds, temet, zelden
weleer eertijds, olim, toen, voorheen, vroeger, wijlen
weleer een keizerrijk tussen de Gele en Japanse zee - Korea
weleerwaarde heer - dominee, kapelaan, rabbijn
welfsel - gewelf, verwulf
welgeaard - braaf, goed, rechtschapen
welgebouwd - atletisch, flink, sterk, stoer
welgedaan - corpulent, dik, doorvoed, groizaam, vet, welig, wulps
welgedaanheid - embonpoint
welgelegen riant
welgelukken - succes
welgemanierd beleefd, beschaafd, bon-ton, civiliteit, fatsoenlijk, geciviliseerd, hoffelijk, netjes, opgevoed, poliet, urbaan, wellevend, welvoeglijk
welgemanierdheid - bonton, civiliteit, hoffelijkheid, politesse
welgemeend eerlijk, hartelijk, innig, openhartig, oprecht, waar, warm
welgemoed blij, goedsmoeds, opgeruimd, opgewekt, vrolijk
welgeordende kennis kunde, theorie,wetenschap
welgeordende staatsinrichting - eunomie, uno
welgesteld bemiddeld, gegoed, gezeten, goed, in bonis, opulent, rijk, vermogend
welgevallen behagen, genoegen, goeddunken, goedvinden, welbehagen
welgevallig aangenaam, aardig, behaaglijk, goed, goeddunken, sierlijk, toestemmend
welgevallig zijn - behagen
welgevoed - doorvoed
welgevoeglijk - beleefd, beschaafd, betamelijk, dies, galant, gemanierd, gepast, kies, net, hoffelijk, passend, ridderlijk, voorkomend, welgemanierd, welvoeglijk
welgevormd fraai, geproportioneerdn, knap, mooi, ontwikkeld, sierlijk
welgezind - aardig, bereidwillig, genegen, goedgunstig, gunstig, toegenegen, vriendelijk, welwillig
welgezindheid - goed, goodwill, genegenheid, welwillendheid
welhaast - bijna, binnenkort, eerlang, spoedig wel(dra)
welig dartel, fleurig, gelp, groeizaam, mals, overvloedig, rijk(elijk), sappig, tierig, voedzaam, vruchtbaar, vet, weelderig, welgedaan, wulps, zinnelijk
welig gevuld - vol
welig groeien - gedijen, tieren
welig groeiend - gelp
welig vol - gevuld
welige groei gelp, tier
weliswaar desondanks, toch
welk - waarnevens
welk dan ook - enig
welke persoon - wie
welkom - aangenaam, bienvenue, gelegen, lief, salve, save, welgekomen, welgevallig
welkom (Lat.) - salvator
welkomgeschenk voor zeer jeugdige schilders - kleurboek
wellen dringen, lassen, opborrelen, opkoken, opkomen, verhitten, opborrelen
wellevend beleefd, beschaafd, correct, galant, gelegen, gemanierd, gracieus, hoffelijk, hoofs, hups, net, netjes, poli, poliet, urbaan, welgemanierd
wellevendheid etiquette, beschaving, gratie, fatsoen
wellevenskunst - eubiotiek
wellicht misschien, mogelijk(erwijs), soms
welling - aandrang, opborreling
welluidend consonant, eufonisch, harmonieus, harmonisch, liefelijk, melodieus, melodisch, retorisch, sonoor, sonorisch, symfonisch, zangerig, zoet, zoetvloeiend
welluidendheid eufonie, harmonie
wellust - geneugte, genoegen, genot, lubriciteit, vreugde, wulpsheid, zielsgenot
wellust (med.) - libido
wellusteling boa (tig.), epicurist, priaap, sater, sensualist, smeerlap, sybariet, voluptueuse, wulpse
wellustig - dartel, hengstig, lubriek, luxurieus, opgeruimd, sybaritisch, tochtig, voluptueus, welgezind, wulps, zinnelijk
wellustig mens satyr, sybariet
welmenend - goedgezind, oprecht
welnu - enfin
wel of spreng - bron
welopgevoed - beschaafd, gemanierd
wel overdacht bedaagd, bezonken
weloverwogen - bedachtzaam, verantwoord
welp - padvinder
welpen - progenituur
welpenleider - baghera,
welpenleidster akela, baghera, baloe
welpomp - nortonpomp
welriekend - aromatisch, balsemiek, geurig, heerlijk, odorant, storax
welriekend bloem jasmijn, lathyrus, lavendel, melatti, reseda, roos, sering
welriekende (het) - odoraat
welriekende balsem amoom, nardus
welriekende gele zalf van Kurkuma (Ind.) bórèh
welriekende hars amber, mastiek, mirre
welriekende hars uit amberboom - benzoë, storax, styrax
welriekende kruiderij vanille
welriekende lucht - geur
welriekende muntachtige plant - polei
welriekende olie - balsem, nardus
welriekende plant jasmijn, lathyrus, lavendel, nardus, polei, reseda, roos, sering
welriekende schijnvrucht - kwee
welriekende stof - amber, benzoë, bisam, nardus
welriekende stoffen - aromaten
welriekende zalf - boreh, nardus
wels - meerval
welslagen - lukken, mazzel, succes, triomf, voorspoed, overwinning
welsmakend - delicaat, delikaat, fijn, gevoelig, heerlijk, kies, lekker, netelig, redelijk, teer, zwak,
welsprekend bezielend, elokwent, eloquent, glad, meeslepend, rad, redekundig, redelijk, spraakzaam, vlot, welbespraakt, woordenrijk
welsprekend man - Cicero
welsprekend redenaar - Brugman, Cicero, guldenmond
welsprekend spreker - kanselredenaar, redenaar
welsprekendheid callilogie, elokwentie, eloquentie, redekunde, r(h)etorica, retoriek
welstand - gezondheid, prosperiteit, sanitas, saniteit, welvaren, welzijn, voorspoed
welster - varkensleer
welstuk - waterneus
welter - kluit, rol, stuk
welteverstaan - althans
weltevreden - vergenoegd
welvaart - bloei, heil, geluk, hoogconjunctuur, overvloed, prosperiteit, voorspoed, welstand, welzijn
welvaartsleer economie
welvaren - bloei(en), gezondheid, voorspoed, vooruitkomen, welstand
welvarend - bloeiend, florerend, florissant, gegoed, gezond, kloek, in bonis, moedig, rijk, vermogend, voorspoedig
welvarendheid - voorspoed
welvarend zijn - bloeien
welving - abside, absis, apsis, curve, gewelf, protuberantie, ronding, uitbouw, uiteinde, verhevenheid, welfsel
welving aan de scheepsspiegel - gilling
welving achter tenen en vingers - bal
welving van de waterspiegel baar, golf, golving, roller
welvoeglijk behoorlijk, betamelijk, convenabel, decent, decorum, eerbaar, fatsoenlijk, gevoeligheid, honnet, kies, net, netjes, oirbaar, passend, welgemanierd
welvoeglijkheid bienseance, decorum, fatsoen, gevoeglijk, ingetogenheid, keurigheid, kiesheid,
welvoeglijkheidshalve - welstaanshalve
welvoorzien - gespekt
welwater - grondwater
welwijs - verstandig
welwillend aimabel, beleefd, beminnelijk, benevolent, clement, gedienstig, genegen, goedaardig, goedertieren, goedgezind, goedgunstig, goedhartig, goedig, goedmoedig, gunstig, honnet, humaan, inschikkelijk, menselijk, mild, minzaam, tegemoetkomend, toegedaan, toegenegen, toeschietelijk, vaderlijk, voorkomend, vriendelijk, welgezind
welwillend gestemd - bereid, genegen
welwillend luisteren - gunstig
welwillende bejegening - tegemoetkoming
welwillende gezindheid - goodwill, gunst
welwillende lezer bl(benevole lector), L.S.
welwillende spot - scherts
welwillendheid - benevolentie, clementie, faveur, genegenheid, goedertierendheid, goedgezindheid, goedgunstigheid, goedhartigheid, goedheid, gunst, humaniteit, minzaamheid, tegemoetkomendheid, toeschietelijkheid, vriendelijkheid
welwijs - verstandig
welzalig - gelukzalig
welzand drijfzand, leem, zavel
welzijn geluk, gezondheid, heil, voorspoed, welstand, welvaart
welzijnswerker - helper
wemelen - krioelen
wen - ankerhand
wendbaar - lenig, soepel
wendbaarheid - souplesse
wendelboom - wielboom
wendeltrap - wenteltrap
wenden draaien, kenteren, keren, omdraaien, omkeren, roteren, tourneren, tornen, wentelen, zwenken
wenden van schepen - evolueren
wenden tot - vervoegen
wenden, zich-tot - benaderen
wending crisis, draai, drama, keer(punt), kering, kromte, omdraaiing, omkeer, omkering, ommedraai, ommekeer, peripetie, revirement, rotatie, toer, tournure, tropos, verandering, versie, volte, zwaai, zwenk(ing)
wending van een schip - manoeuvre
wendingen maken evolueren
wendingspunt - keerpunt
wenen huilen, krijten, schreien, snikken
Wenen, district van – Alsergrund, Brigittenau, Döbling, Favoriten, Floridsdorf, Hernals, Hietzing, Jozefstadt, Kloster-Neuburg, Landstrasse, Leopoldstadt, Liesing, Margareten, Mariahilf, Meiding, Mödling, Ottakring, Ruolfsheim, Schwechat, Simmering, Währing, Wieden
wenen over - betreuren, bewenen
wenend - larmoyant
wenk - aanbeveling, aanwijzing, advies, gebaar, hint, knik, knipoog, lonk, monitie, neuma, oogwenk, raad, sein, signaal, stip, teken, tip, waarschuwing
wenk geven - wenken
wenkbrauw - supersilium
wenken - seinen
wenk geven – wenken
wenkje - knipoog, seintje
wenk met het hoofd - knik
wenk of tip - hint
wenkvlies - knipvlies
wennen aanpassen, aarden, adapteren, gewennen
wens ave, begeerte, believen, desideratum, eis, felicitatie, gelukwens, heil, heilbede, heilwens, leve, lust, verlangen, wil, zin
wens bij heildronk - gezondheid, proost, santé, skoll, toast
wens om iets te doen - wil
wensdroom - begoocheling, droombeeld, hersenschim,
ideaal, illusie
wenselijk - desirabel, geraden, gewenst, mogen, raadzaam
wenselijkheid - raadzaamheid
wensen begeren, bieden, eisen, hopen, opteren, souhaiteren,
toesteken, toewensen, verkiezen, verlangen, willen, zeggen,
wensend - optatief
wensende wijs optatief
wensenswaard - desirabel
wenst - aanwensel, gewoonte, heimwee, verlangen
wentel - konijnenhol, konijnennest
wentelaar kaardtrommel, meerval, poedel,
wentelbroodje - wentelteefje
wentelen - draaien, kantelen, kenteen, keren, omkeren, ommedraai, rollen, ronddraaien, roteren, volveren
wentelen in bed - woelen
wentelen in de melk - paneren
wentelend voortbewegen - rollen
wenteling draai, draaing, kanteling, keer, (om)kering, ommekeer, ommezwaai, rotatie, toer, torn,
wentelteefje - boerenwafel
wenteltrap - draitrap
wentelwiek - helikopter
wepel - leeg, vacant
wepeldoornknop - rozespons
werd bij aderlaten gebruikt laatmes
werd vervangen door huisbel - klopper
wereld aardbol, aarde, aardrijk, globe, heelal, kosmos, mensdom, mensheid, monde (Fr.), mondiaal, mundiaal, mundus, natuur, ongewijd, tijdelijk, universum
wereld der heidenen - heidenwereld
wereld in het groot - heelal, macrocosmos
wereld in het klein - microcosmos
wereld meteorologische organisatie - wmo
wereldas - aardas
ereldbedwinger -Alexander, Caesar, Napoleon
wereldberg - mandara
wereldberoemd - kunstgewrocht, wereldwonder
wereldbeschouwing - filosofie, ideologie, kapitalisme,
marxisme, materialisme
wereldbeschrijving - kosmografie
wereldboom - Ygdrasil (heilig)
wereldbol - aardbol, globe, sfeer
wereldbond V.N., U.N.O.
wereldbouwer - demiurg
wereldbrand - armageddon, conflagratie, wereldoorlog,
wereldstrijd
wereldburger cosmopoliet, kosmopoliet
werelddeel Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, Europa
werelddeel - continent
wereldgebouw - universum
wereldgezondheid - mondaniteit
wereldgodsdiensten Brahmanisme, Boeddhisme, Christendom, Hindoeïsme, Islam
wereldheer - seculier
wereldkaart - atlas, mappemonde
wereldkundig bekend, openbaar, ruchtbaar
wereldkundigheid - notoriteit, ruchtbaarheid
wereldlijk - aards, mundaan, profaan, seculair, sekulier, temporeel
wereldlijk geestelijke abbé, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, pastoor, seculier
wereldlijk leven - seculariteit
wereldlijke inkomsten. van de geestelijkheid temporalia
wereldnaam wereldreputatie
wereldorganisatie FAO, UNESCO, UNICEF, UNO, V.N., WHO
wereldorganisatie van - Israëlieten - agoedas, jisro�il
wereldorganisatie voor handel - gatt
wereldorganisatie voor het geldwezen - imf
wereldorganisatie voor het krediet - wereldbank
wereldreiziger globetrotter
wereldrijk China, U.S.A., U.S.S.R.,
werelds aards, ijdel, frivool, lichtvaardig, lichtzinnig, mondain, mundaan, ongewijd, profaan, tellurisch, tijdelijk, wuft
wereldslang - Jormungand
werelds loon ondank
wereldsgezind mondain
wereldsgezindheid mondaniteit
wereldslang - jormundard
wereldsmart Weltschmerz
wereldspil wereldas
wereldstad metropolis, metropool
wereldstelsel - heelal
wereldstreek zone
wereldtaal Chinees, Engels, Esperanto, Frans, Ido, interlingua, interlinggue, novial, occidental, Russisch, Spaans, Volapük
wereldverbeteraar - holkideoloog
wereldverzakend - ascetisch
wereldwijd - mondiaal
wereldwijd computternetwerk - internet
wereldwijs - levenswijs
wereldzee oceaan
weren - afhouden, afslaan, afwenden, bouwterrein, buurtschap, keren, tegenhouden, verbieden
werf - bezitting, dries, helling, hoeve, kaai, kielzog, landgoed,lastage, overtoom, terp, waterwilg, werkplaats (schepen), zate
wering - exclusie, muur
wering van infectie - antibioticum, asepsie, asepsis, aseptie
werk - ambacht, arbeid, baan, beroep, besogne, bezigheid,
creatie, daad, emplooi, gebouw, gewrocht, henneppluis (breeuwen), inspanning, karwei, kinderwerk, kunstwerk, moeite, mouvement, taak, oeuvre, opdracht, (muz.)opus, pluk, schepping, trafiek, taliewerk, vak, vesting, want,
werk dat een onderwerp behandelt - monografie
werk dat thuis wordt gedaan - huisarbeid, huiswerk
werk neerleggen - staken
werk onderbreken - pauseren, rusten, staken
werk op het land eggen, graven, landarbeid, maaien, melken, mesten, oogsten, ploegen, spitten, veeteelt, wieden, zaaien
werk op de weide - maaien
werk van componist opera, opus
werk van een loodgieter - solderen
werk van glas - mozaiek
werk van Goethe - Faust
werk van Ibsen - Nora
werk van Shakespeare - Hamlet, Macbeth, Othello
werk van toondichter - opus
werk van Voltaire - Candide
werk van Zola - Nana
werkbaas - chef, meesterknecht, voorman
werkbezoek - excursie
werkbuil - werkzak
werkbus - bus, cilinder
werkcollege - seminaar
werkdadig - praktisch, werkzaam
werkdadigheid - werkzaamheid
werkdag maandag t/m zaterdag
werkdienst - corvee
werkdier - trekpaard
werkdoos - naaidoos
werkelijk - actueel, beslist, bestaand, concreet, dadelijk, deugdelijk, echt, effectief, eigenlijk, essentieel, feitelijk, gewis, heus, historisch, inderdaad, (Ind.) betoel, klokzeef, metterdaad, nominaal, objectief, positief, reaal, realistischrealiter, realiter, reëel, stellig, tactisch, toch, virtualiter, waarachtig, warempel, waar(lijk), werkdadig, wezenlijk, wis, zakelijk, zeker, zowaar
werkelijk afkomstig - authentiek
werkelijk bestaan - concreet
werkelijk bestaand concreet
werkelijk bestaande - wezenlijk
werkelijk bezit - actief, activa
werkelijk mogelijke - relatief
werkelijke koerswaarde - reële waarde
werkelijkheid actualiteit, ernst, feitelijkheid, gestemdheid, leven, realiteit, waarheid
werkelijkheid weergevend - realistisch
werkelijkheidsbesef - werkelijkheidszin
werkelijkheidsleer - realisme
werkelijkheidsmens - realist
werkelijkheidswijs - indicatief
werkelijkheidszin - realisme
werkeloos - brodeloos, inactief, indifferent, nonactief, passief
werkeloos inkomen - intrest, rente, steun
werkeloosheid - inactiviteit, ledigheid, nonactiviteit
werkeloosheidswet - W.W., W.W.V.
werken - ageren, arbeiden, bedrijven, opereren, optreden, ploeteren, verrichten
werken aan - knutselen
werken (bargoens) - pezen
werken van Heracles - Erga
werken voor - dienen
werkend - actief, arbeidend, bestaand, bewegend, devoot, dicht, diep, diepst, handelend, operatief, vormend
werkend beginsel - (re)agens
werkend in iets - innig
werkend middel - agens
werkende - bezig
werkende in andere plaats forens
werkende kracht - agens, energeia
werkende kracht van iets - ziel
werkende middelen - agentiën
werkende verbruiken - verwerken
werkende vulkaan Etna, Stromboli, Vesuvius
werken met de schop - graven, spitten
werker - arbeider
werker in een drukkerij - drukker, zetter
werker in fijne kalk - stukadoor, pleisteraar
werkezel - assepoester, ploeteraar, sjouwer, sloof, zwoeger
werkgast - leerjongen, werkman
werkgebied - rayon
werkgeefster - bazin, directrice, patrones
werkgeest - gnoom, kabouter
werkgerei - werktuigen
werkgeld - loon, salaris
werkgever baas, broodheer, chef, directeur, hoofd, patroon, principaal
werkgroep - ploeg, team
werkhout - timmerhout
werkhuis - fabriek, werkplaats
werking actie, beweging, effect, functie, invloed, loop, operatie, proces, reactie, uitwerking, verloop, voortgang, werkzaamheid
werking der golven op het schip - aandrang
werking doend - operatief
werking van ferment zymose
werking van iets opheffen - neutraliseren
werking van stromend ijs exaratie
werking van stromend water erosie
werkingssfeer actieradius, bereik
werkinrichting - fabriek
werkje - akkevietje, klusje
werkje (lat.) opusculum
werkkaart - arbeidskaart
werkkam - hedekam
werkkamer atelier, bureau, kantoor, laboratorium, studeerkamer, studeervertrek, studio
werkkamer van kunstenaar - atelier, studio
werkkapitaal - bedrijfskapitaal
werkkiel - boezeroen, morskiel
werkkleding - kiel, overal, stofjas, uniform, werkpak
werkkracht - ambtenaar, arbeider, beambte, energie, fut, leraar, lerares, medewerker, meester, onderwijzer, potentie, vermogen, vitaliteit, werkman, werknemer
werkkrachtig - energiek
werkkring ambt, baan(tje), beroep, emplooi, functie, offici, positie, post, rayon, sfeer, taak
werklieden - arbeiders
werkloods - keet
werkloon - arbeidsloon, betaaldag, dagloon, gage, jaarwedde, loon, maandloon, pree (Z.N.), salaris, soldij, tractement, uurloon, wedde, weekloon, zakgeld
werkloos - inactief
werkloosheid - inactiviteit
werkloze - steuntrekker
werklust ambitie, energie, fut, vlijt, werkzin, ijver, werkzin
werklustig - arbeidzaam
werklijst - dienstrooster, program, rooster
werkman ambachtsman, arbeider, bouwvakker, daggelder, dagloner, electricien, fitter, glasblazer, loodgieter, loonarbeider, metselaar, monteur, smid, stukadoor, timmerman, werknemer
werkman die de eerste laag specie op riet of steengas aanbrengt - raper
werkman die de koppen van heipalen afzaagt - koppensneller
werkman die de pas geschepte vellen aflegt - aflegger, koetser
werkman die geblazen dingen verzorgt - pleger
werkman die stript - stripper
werkman die stro splijt - strosplitter
werkman in de metaalindustrie - carrouseldraaier, frezer, trotter (boorder)
werkman in een drukkerij - linieerder
werkman in een molen - molenaar
werkman in een papierfabriek - koetser
werkman in een pijpenfabriek - tremmer
werkman in een steenbakkerij - perser
werkman in een textielfabriek - reder, ruwer, spinner,volder, wever
werkman in glasfabriek - glasblazer, pleger
werkman in lijnbaan - baangast
werkmanier - procédé
werkmansbond - werkliedenvereniging
werkmansondergoed - bambazijn
werkmanssloof - boezel
werkmeester - baas, leider, ploegbaas, voorman
werknemer - arbeider, arbeidscontractant, loonwerker, werkkracht, werkman
werknemers - arbeiders, personeel
werknemersorganisatie CNV, NV.V., NKV, vakbond
werkonwillige - staker
werkorder - wo
werkos - trekos, werkezel
werkovereenkomst - arbeidscontract
werkpak overall, stofjas
werkplaats atelier, bureau, drukkerij, garage, gieterij, fabriek, kantoor, kopergieterij, koperslagerij, lab., laboratorium, pletterij, schoenmakerij, smederij, smidse, studio, walserij, werf, ijzergieterij, zetterij
werkplaats van een touwslager - lijnbaan
werkplaats voor het glanzen kalanderij, kalandermolen
werkplaats voor natuurkundige laboratorium, lab
werkplaats voor typografen zetterij
werkplan - ontwerp
werkruimte - kapsalon
werkruimte met camera - studio
werkruimte van een administratief werker - kantoor
werkschema - rooster
werkschort - boezelaar, eva, slonde, sloof, voorschoot
werkschuw laks, lanterfantend, loom, indolent, inert, lui, traag, vadsig
werkseizoen campagne
werkstaking in veenderijen bolle
werkster - arbeidster, dienst(bode), dienstmeisje, hit, meid
werkstuk - constructie, karwei, opgave, opus, probleem, produktie, scriptie
werktafel van een goudsmid - stavelier, stavelij
werkterrein – rayon
werktijd - arbeidsduur
werktuig orgaan, instrument, toestel
werktuig -
3 aks, bijl, els, juk, mal, mes, spa
4 boor, cric, fret, guts, pers, pomp, pons, pook, rasp, riek, slag,
tang, vang, vork, zaag, zeef, zeis
5 bezem, burijn, degel, elger, frees, greep, hamer, hekel, hevel,
kwast, leest, moker, naald, nagel, palet, pipet, ploeg, priem,
repel, schep, schop, sonde, spade, spuit, takel, veger, vijzel,
zicht
6 beitel, bikkel, bouwel, drevel, filter, gaffel, hakmes, haspel,
heugel, holpijp, kaarde, kapmes, kompas, kouter, lijmpot,
omslag, orgaan, passer, roskam, schaaf, schaar, sikkel, spatel,
spijker, treeft, vlegel
7 aalgeer, avegaar, bascule, borstel, deegrol, gaspook, gilette,
harpoen, heiblok, houweel, hijsblok, inktrol, koevoet, lineaal,
loopkat, losspil, magneet, nijptang, spuiter, toestel, trekpen,
verfmes, zethaak
8 aambeeld, aanbeeld, aanjager, aardvork, balkhaak, bilhamer,
blaaspijp, buigtang, driehoek, drilboor, drukraam, hooivork,
lenspomp, lintzaag, maatglas, meetband, mestvork, ponstang,
pootstuk, rijgnaald, schoffe,l spanzaag, tondeuse
9 aanzetvijl, bandkraal, beslagbijl, blaasbalg, boorbijtel,
reinaald, datumtang, draaibank, fietspomp, graadboog,
haarhamer koubeitel, loodlepe,l navergaar, slijpsteen,
smeltoven, strijkbout, teerkwast, tempermes, verfkwast,
verfspuit, voorhamer
10 blikopener, dorsvlegel, figuurzaag, glassnijder, klauwhamer, plamuurmes, vingerhoed
11 bankschroef, moersleutel
12 kurketrekker
15 schroevedraaier
werktuig in de landbouw combine, eg(ge), hark, hooivork, ploeg, traktor, trekker, zeis
werktuig om elektrische spanning te meten - elektrometer
werktuig om gasspanningen te meten manometer
werktuig om iets fijn te drukken - pers
werktuig om koren te zuiveren - wan
werktuig om lasten te verplaatsen - kraan, talie
werktuig om lengten nauwkeurig te meten - nonius
werktuig om mee te breken - braak, breekijzer
werktuig om schapen te scheren - tondeuse
werktuig om schip te enteren enterhaak
werktuig om te graven draglinespade, schep, schop
werktuig om te hijsen takel, kraan
werktuig om te schiften zeef
werktuig om teken te geven bel, zoemer, fluit, hoorn, sirene
werktuig op veeboerderij - karn
werktuig tot ophalen van water - noria
werktuig tot scherping van zeis - haarhamer, strekel
werktuig tot verplaatsing van lasten kraan, talie, takel, hijskraàn
werktuig van betonwerker cementbeitel
werktuig van graveur graveerstift
werktuig van kuiper trekhaak
werktuig van kunstenaar - opus, oeuvre
werktuig van landman eg, egge, ploeg. zeis, hark, riek, vork
werktuig voor bandenspanning - pomp
werktuig voor boterbereiding - karn, karnton
werktuig voor graafwerk schop, spade
werktuig voor gaten - boor
werktuig voor het larderen van vlees lardeerpriem
werktuig voor het meten van de spanning manometer
werktuig voor korenzuivering - wan
werktuig voor middelpuntvliedende kracht centrifuge
werktuig voor nauwkeurige metingen nonius
werktuig voor slijpen van zeis - haarhamer
werktuig voor visvangst kor, net
werktuig voor zware lasten - hijskraan, kraan, takel, talie
werktuig waarmee balken uit water worden gehaald penter
werktuig waarmee zeis wordt gescherpt strekel
werktuigen - utensilia, utensilien
werktuigkunde - mechanica
werktuigkundig - mechanisch
werktuigkundige - mecanicien, mechanicus, technicus
werktuiglijk - automatisch, machinaal, mechanisch
werktuiglijke vakkennis - techniek
werktuigmachine - gereedschapsmachine
werkvermogen - kracht
werkverschaffing - werkeloosheidsbestrijding
werkvertrek - atelier, kabinet, lab, laboratorium, studeerkamer, studio, werkplaats
werkvlot - kielvlot
werkvrouw - werkster
werkwals - drukwals
werkweigeraar - staker
werkweigering - staking
werkwillige bij staking - maffer, onderkruiper
werkwijze manier, methode, procede, systeem
werkwoord verbum
werkwoord met lijdend voorwerp bij zich - transitief (w.w.)
werkwoord van herhaling - iteratie
werkwoordsvorm - o.t.t., o.v.t., v.v.t., o.t.t.t, o.v.t.t., v.t.U,
v.v.t.t., infinitief, participium, verbuiging
werkwijze - arbeidsmethode, handelwijze,methode, procédé, procedure, produktiemethode
werkzaal - werkplaats
werkzaam actief, arbeidend, arbeidzaam, bedrijvig, bezig, deligent, doende, druk, effectief, efficiënt, handelend, laborieus, naarstig, noest, nijver, onledig, oppassend, vlijtig, werkdadig, ijverig
werkzaam bestanddeel van thee - theïne
werkzaam zijn - ageren, postuleren
werkzaamheden verschaffen - bezighouden
werkzaamheid actie, activiteit, aktie, arbeid, arbeidzaamheid, bedrijvigheid, bezigheid, dienst, diligentie, druk, efficiënte, gestie (Lat.), leven, levendigheid, loopbaan, naarstigheid, oefening, vacatie, vlijt, ijver
werkzaamheid van water erosie
werkzaamheid verschaffen bezighouden
werkzaamste deel van een atoom - celkern
werkzakje - reticule
werkzoekende - sollicitant, werkloze
werkzuster - lekezuster
werkzijde - borduurzijde
werpanker - dreg, dregge, enterdreg
werpbol - bolder
werpdraad - inslag
werpen - afschieten, afvuren, baren, borduren, flansen, gooien, jongen (krijgen), kegelen, keilen, kogelen, kwakken, lanceren, mikken, slingeren, smakken, smijten, stikken, storten, wegwerpen
werpen (het) - projectie
werpen met dobbelstenen - dobbelen
werpen van een geldstuk - toss, tossen
werpen, op de knieën - knielen
werpen, ter aarde - omvergooien, omverstoten
werpen van kruis of munt tossen
werpen, voor de voeten - verwijten
werper – gooier, pitcher
werpgaren - inslaggaren, werpdraad
werpgat in middeleeuwse vestingbouw - machicoulis
werpgeschut (in de oudheid en middeleeuwen) blijde
werphout boemerang
werpkoord bola, lasso, werpstrik
werplood - dieplood, peillood
werpnet - geel
werpnet met kuil voor aalvangst - aalgeerjaagnet
werp of steekwapen - speer
werpriem - lasso, werpkoord
werpschicht - javelijn, werppijl
werpschijf - discus, palet
werpspeer - werplans
werpspel met pijltjes - darts
werpspies assegaai, harpoen, javeline, javelijn, lans, mes, passagaai, sagaai, speer, spies
werpspies met weerhaken - harpoen
werpstok - werphout
werpstrik bola, lasso
werptoestel - projecteur
werptol - triktol
werptop - werptol
werptouw - bola, lasso
werptuig anker, assegaai, balista, blijde, boemerang, bola(s), francesca, harpoen, javelin, javid, lans, lasso, mes, projectiel, sagaai, slinger, slingertuig, speer, spies, spiets, steekwapen, stormtuig, tuimelaar, werpbijl, werphout, werpkoord, werplans, werpstok, werpijzer
werptuig in Middeleeuwen - blijde
wertel - woerd
wervel atlas, borstwervel, bot, draaier, draaihoutje, graat, halswervel, heiligbeenwervel knook, krap, lendewervel, promotorium, rugbeentje, t sluitmiddel, snarenspanpen, tourniquet, vertebra, wartel, wervelbeen
wervel, eerste - atlas
wervel (Lat.) - vortex
wervel, tweede - draaier
wervel waarom het hoofd draait - atlaswervel, draaier
wervelaandoening - bochel, hernia, kyfose, skoliose
wervelen - draaien, kolken, roteren, warrelen
wervelend - bruisend
wervelhout - wilgenhout
werveling - rotatie
wervelkolom - ruggengraat, spina
wervelschijf - ferrarisschijf
wervelstorm - cycloon, hoos, pampero, tyfoon, tornado
wervelstorm in de Zuidchinese Zee - taifoen, tyfoon
wervelstorm op de Filippijnen - bagnio, baquio
wervelwaarde - waterwilg, wilg
wervelwind cycloon, dwarrel, hoos, kringstorm, storm, taifoen, tornado, taifoen, typhoon
wervelziek - ijlhoofdig
werven - aanbrengen, aantrekken, overhalen, rekruteren, ronselen, winnen
werver - ronselaar
werving - recrutering
werwaarts - waarheen
werzel - woeling, verwarring
werzelen - woelen
werzelgat - woelwater
werzelig - verward
wes - waarom
weshalve waarom
wesp - aalbessenwesp, bloemwesp, boswesp, fruitenier, graafwesp, hommel, hoornaar, kroonwesp, leemwesp, moerwesp, paardenwesp, papierwesp, rodewesp, rupsendoder, vespida, zaagwesp, zandwesp
wesp die koningin is - moerwesp
wespenboom - kardinaalsmuts, papenmuts
wespendief - bijenarend
wespeneter - bijeneter
wespenorchis - epipactis
wespensoort - hoornaar
wespenvalk - wespendief
wespesteek - straal
wespvlieg - milesia
West W., Antillen, Suriname, West Indië
West-Australië, haven in - Fremantle
West-Australië, hoofdstad van - Perth
Westaziatisch zoogdier (plantenetend) - klipdas
Westberlijns vliegveld - Tempelhof
Westduits gebergte - Eifel
Westduitse hoofdstad - Bonn
Westduitse inlichtingen dienst - bnd
West-Duitsland - Bondsrepubliek, BRD
westelijk occidentaal
westelijke eilandengroepen van Oceanië - Melanesië
Westen - Avondland, Occident
westen van Noord Amerika FarWest
westenwind - zefier, zephyr, Zephyrus,
western - wildwestfilm
Westers - occidentaal
Westerschelde - Hont(e)
Westfaals zwart roggebrood - pompernikkel
West-Friese stad - Enkhuizen, Hoorn, Medenblik
West-Indisch eiland - Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba
Westindische banaan - bavoce
Westindische boom - galimettaboom, geelhart, kwassie,
letrieboom, tonkaboom
Westindische bosneger - maron
Westindische mais - karoe
Westindische pad - pipa
Westindische taal - papiamento
Westindische vrucht - alligatorpeer
westkoor westbouw
Westland, dorp in het - Monster, Naaldwijk, Wateringen
West Lothian, hoofdstad van - Linlithgow
West Lothian, rivier in - Avon
Westmongoolse stam - Kalmukken
West Virginia, hoofdstad van - Charleston
West Vlaanderen, arrondissement in - Brugge, Diksmuide, Leper, Kortrijk, Oostende, Roeselare, Tielt, Veurne
West Vlaanderen, hoofdstad van - Brugge
westijl - nomologie
weswege - waarom
wet - bepaling, besluit, canon, code, codex, gebod, edict, handvest, instructie, keur, maatregel, norm, ordonnantie, regel(ing), reglement, richtsnoer, verordening, voorschrift, (Lat.) lex, (Eng.) law
wet, ontduiken van de - frauderen
wet van Mozes - Pentateuch, Tora(h)
wetboek B.W., code, codex, W.v.K., W.v.S.
wetboek van kerkrecht canon
Wetboek van Koophandel W.v.K.
Wetboek van Mohammed - Koran
weten - begrijpen, beseffen, bewustzijn, inzien, kennen, kennis, kunde, snappen
weten (Hind.) - veda
wetend - bewust
wetens - opzettelijk
wetenschap bekendheid, demologie, doctrine, geleerdheid kennis, kunde, leer, studie, weet, weten, wijsheid
wetenschap der bovenzinnelijke verschijnsele - metafysica
wetenschap der grensvragen - filosofie
wetenschap der metaalsmederij - metallurgie
wetenschap der munten - numismatiek, penningkunde
wetenschap der muziek - musicologie
wetenschap der wijsbegeerte - filosofie
wetenschap der zeeën - oceanografie
wetenschap die erfelijke eigenschappen bestudeert - eugenetiek
wetenschap die getallengegevens verwerkt statistiek
wetenschap die zich bezig houdt met de problemen van de veroudering - gerontologie
wetenschap die zich bezig houdt met de structuur van de talen
- fonologie
wetenschap die zich met het oor bezighoudt - otologie
wetenschap van de aarde - geografie
wetenschap van de bewustzijnsverschijnselen - psychologie
wetenschap van de Chinese taal - sinologie
wetenschap van de geloofswaarheden - dogmatiek
wetenschap van de mens en zijn lichamelijke eigenschappen -
antropologie
wetenschap van de prediking - homiletiek
wetenschap van de Romaanse talen - romanistiek
wetenschap van de samenstelling der bevolking - demologie
wetenschap van de taal en letteren - philologie
wetenschap van de woordbetekenis en de betekenisassociaties - significa
wetenschap van de woordenschat - lexicologie
wetenschap van het ontstaan en de betekenis van kerkelijke feesten - heortologie
wetenschap van het zielsleven - psychologie
wetenschap van lucht en gassen - aerostatica
wetenschap van oorlog en vrede - polemologie
wetenschap voor de samenstelling der bevolking - demologie
wetenschap voor de voedingsmiddelen - voedingsleer
wetenschap voor het onderzoek van Germaanse schrifttekens -
wetenschappelijk - scientifiek
wetenschappelijk onderlegd landbouwer - agronoom,
landhuishoudkundige runologie
wetenschappelijk onderzoek - research, studie
wetenschappelijk opstel scriptie
wetenschappelijk opstel van een student - skriptie
wetenschappelijk woordenboek - encyclopedie, lexicon
wetenschappelijke behandeling van de geloofsleer - dogmatiek
wetenschappelijke beschouwing - theorie
wetenschappelijke delfstoffenbeschrijving - mineralografie
wetenschappelijke instelling hogeschool, laboratorium, universiteit
wetenschappelijke kinderstudie - pedologie
wetenschappelijke metaalbeschrijving - metallografie
wetenschappelijke onderzoeker van de pauselijke regering - curie
wetenschappelijke organisatie - tak
wetenschappelijke publicatie dissertatie, these
wetenschappelijke stroming - school
wetenschappelijke studie voor de vrede - irenologie
wetenschappelijke verhandeling - dissertatie, essaai, memoire, monografie, opstel, proefschrift
wetenschappelijke voordracht college, referaat
wetenschappelijkheid - weten
wetenschapper - geleerde
wetenschappelijkheid - weten
wetenschapsman - geleerde
wetenswaardig - belangwekkend, interessant
wetering - beek(je), geul, gleuf, grensscheiding, kanaal, kil, laak, lee, lede, poel, rijt, ril, sloot, stroom, tochtsloot, treksloot, vaart, water(loop), zijp
wetgeleerde advocaat, jurist, legalist, legist, rechtsgeleerde, wettenkenner,
wetgeleerde (bijbel) - farizeeër,
wetgeleerdheid juristerij
wetgevend - legislatief
wetgevend lichaam congres, legislatuur, parlement
wetgevend lichaam in IJsland AIthing
wetgevende macht latuur, legislatie, legislatuur, legiste, parlement, wetgeving
wetgevende vergadering - constituante, landdag, legislatuur
wetgevende vergadering in de Duitse Bondsrepubliek - Bondsdag
wetgever - legislator, parlement
wetgever (Gr.) nomotheet
wetgever der Atheners - Solon
wetgever der Grieken Solon
wetgever der Joden Mozes
wetgever der Spartanen - Lycurgus
wetgever in Athene - Solon
wetgeving - legislatie
wethouder assessor, gemeenteraadslid, schepen
wetkenner - rechtsgeleerde, wetgeleerde
wetkundige - advokaat, jurist, legist
wetleer - aanzetriem
wetplank - slijpplank
wetpriem - wetstaal
wetrol - t(h)ora
wetsartikel - term
wetsbepaling - artikel
wetsconflict - collisie
wetsdelict misdaad, misdrijf, overtreding
wetsdienaar - agent
wetsdokter - politiearts
wetsonderzoek - midrasj
wetsovertrteding - delict, misdaad, moord, transgressie, vergrijp
wetstaal - slagersstaal, slijpstaal, terminologie
wetsteen slijpsteen, strekel, oliesteen
wetsverandering - novelle, wetswijziging
wetsvoorstel - voorslag, voorstel, wetsontwerp
wetteloos - regeringloos
wetteloosheid - anarchie, anarchisme
wettelijk juidisch, legaal, legitiem, rechtmatig, wettig
wettelijk bepalen - verordenen
wettelijk erfdeel - legitima
wettelijke aansprakelijkheid w.a.
wettelijke bekrachtiging - sanctie
wettelijke opsomming - enuntiatief
wettelijke vertegenwoordiger, van een gemeente - burgemeester
wetteloosheid - anarchie
wetten aanzetten, leges, regels, scherpen, slijpen
wetten stellend - nomothetisch
wettenrecht - gewoonterecht
wettig echt, erkend, geldig, gerechtvaardigd, juridisch, legaal, legiem, legitiem, officieel, rechtsgeldig, rechtmatig, valide, wettelijk
wettig betaalmiddel bank, bankbiljet, cheque, giro, munt,
wettig bewijsschrift acte, diploma , identiteitsbewijs, paspoort, rijbewijs
wettig bewijsstuk - akte, brevet, diploma, identiteitsbewijs, kentekenbewijs, legitimatiebewijs, licentie, paspoort, rijbewijs
wettigen - bekrachtigen, bezegelen, echten, ijken, legitimeren, verklaren, waarmerken
wettig in omloop - gangbaar
wettig maken - legaliseren
wettig uitstel van betaling - moratorium
wettig verklaren echten
wettige macht - autoriteit
wettige verklaring - legalisatie
wettige woonplaats - domicilie
wettigen - bekrachtigen, bevestigen, echten, erkennen,
legaliseren, legitimeren
wettigheid - geldigheid, legaliteit, legitimatie, legitimiteit
wettigheid van regering of geboorte - legitimiteit
wettiging - bekrachtiging, echting, geldigverklaring, legalisatie, legitimatio, rechtvaardiging, sanctie
wettig laten verklaren - echten
wettisch letterlijk, precies, stipt
wet van Mozes - tora
wevel - klander, kettingdraad
weveldraad - ketting
wevelingen - weeflijnen
weven - mengen, spinnen, vlechten
wever - tapisseerder
weversboom - kettingboom
weversgereedschap - bobijnklos, draadteller, drom, effenaar,
haak, kam, ketting(draad), machine, pop, raam, scheerklos, scheerstok, schietspoel, spanram, spoelbeugel, stok, tafel, telhaspel,walkmachine, weefgetouw
weverskaarde - kaardedistel
weverskam - weefkam
weversklos spoel .
weversschietspoel - inslagspoel
weversspoel - schieter
weversterm getouw, inslag, kaarde, ketting, klos, schering, spoel
weverstoestel - getouw
wevervogel - ploceida
wezel - hermelijn, lafaard
wezel, grote - hermelijn
wezelachtig - bang, bevreesd
wezen aard, bestaan, creatuur, demon, duivel, entiteit, essentie, être, geest, innerlijk, karakter, natuur, schepsel, zijn
wezen van een zaak - essentie
wezenheid - aard, essentie
wezenloos - afwezig, suf, verdwaasd
wezenloos kijken - staren
wezenloos zijn - afwezig
wezenlijk diopatisch, echt, effectief, eigenlijk, essentieel, feitelijk, fundamenteel, heus, inderdaad, innerlijk, innig, intrinsiek, materieel, natuurlijk, oprecht, positief, reeel, stellig, stoffelijk, substantieel, voorwaar, waar(lijk), werkelijk, zakelijk, zeker, zowaar
wezenlijk bestaan entiteit, realiteit, wezenlijkheid
wezenlijke - essentiele
wezenlijke betekenis etymon, werkelijkheid
wezenlijke (het) - bestaan, clou, essentie, kern,werkelijkheid
wezenlijke inhoud - essentie, substantie
wezenlijkheid actualiteit, entiteit, essentie, realiteit, substantialiteit, werkelijkheid
wezenlijkheid, oprechtheid - gemeendheid, innigheid, vurigheid
wezen of schepsel - mens
wezenstrek - gelaatstrek
wherry - roeiboot
whisky - korenbrandewijn
whisky met sodawater split
whist - kaartspel
whistler - fluiter, knaagdier, marmot
wichelaar - goëet, waarzegger
wichelares - alruin, waarzegster, wikster
wichelarij - divinatie, toekomstvoorspelling
wichelen - voorspellen, voorzeggen, wikken
wichelroedekunst - rabdomantie
wichelroedeloper - r(h)abdomant, roedeloper
wichelstok - wichelroede
wicht - gewicht, kindje, meisje, nest, pondereus, schepsel, wezen, wichtig aanzienlijk, belangrijk, voornaam, zwaar, zwaarte
wichtje - kind
wie daar - werda
wie eist - eiser
wie in een geheim deelt ingewijde
wie kosteloos een proces voert - prodeaan
wie vervalsing pleegt falsaris, fraudeur
wie zich voorbereidt - preparandus
wie zonder testament sterft intestaat
wiebelen - tuimelen, wankelen
wiebemaand - juni
wieberen - weggaan
wiedauw - wilgetenen, wissen
wiedbloem - paardebloem
wieden - puinen, schoffelen, schrepelen, zuiveren
wiedes - begrijpelijk
wiedhaak - schrepel, wiedijzer
wiedmachine - extirpateur
wiedoord - wiedhaak
wiedijzer - schrepel
wieg - babybedje, bakermat, krib, kribbe,
wiegedruk - incunabel, paleotype
wiegelen - hobbelen, schommelen, sussen
wiegelied berceau, berceuse, (Eng.) lullaby, slaapliedje
wiegeliedje - slaapliedje
wiegen - deinen, dodijnen, schommelen, stillen, sussen, wiegelen
wiegenkind - baby
wiegewacht - babysit, oppas
wiek dot, dotje, lampepit, lathyrus, lemmet, pit, stuk, vlerk, vleugel, watje, wikke, windvanger (molen)
wiekel, blauwe - boomvalk
wiekel, rode - torenvalk
wiel - kolk, rad, ras, wagenrad
wiel met kammen kamrad
wiel van draaiorgel lierrad
wielboom - haagbeuk
wielboor - avegaar
wieldeel as, band, naaf, spaak, velg, ventiel
wielen - kolken
wielen, in de-rijden - dwarsbomen, tegenwerken
wielen, tussen de- zitten - reizen
wielerbaan - piste, velodroom
wielerronde koers, omnium, tour
wielerwedstrijd criterium, koers, omloop, omnium, ronde
wielewaal gouw, goudmerel, oriolida
wieling draaikolk, kolk, maalstroom, neer, ras, sas, wiel
wielkrans - flens
wielloos voertuig ar, boot, draagstoel, lift, slee, schip
wielomloop - velg
wielrennen - hardrijden, racen
wielrenner - coureur, hardrijder, racer, sprinter, stayer
wielrijden fietsen
wielrijder fietser, pedaalridder
wielschaats - skeeler
wielschaatsen - skeeleren
wielslag - wagenspoor
wielstaafje - spaak
wieltje onder een schuifdeur - rolslot
wielvorming - trochoïde
wielwerk - raderwerk
wielwilg - wielboom
wieme - rookplaats
wiepedoren - hondsroos
wier- alg, alge, blaaswier, bruinwier, draadwier, kelp, wiersoda, zaagwier, zeegras
wier, geoogst - kelp, varec
wier, stof uit- bereid - algine, mucus, norgine
wierd - waard
wierde - heuvel, kleiheuvel, terp
wieren algen
wierig - beweeglijk, dartel, levendig, vlug
wiering - hooikade
Wieringen, dorp op - Hippolytishoef
Wieringermeer, dorp op - Kreileroord, Middenmeer, Slootdorp, Wieringerwerf
wierkruid - rosmarijnkruid
wierook - doepa (Indon.), gomhars, reukwerk
wierookdoosje - acerra
wiersel - tril, zweel
wiersoda - kelp, kelpsoda
wiewouter - vlinder
wierzwammen - phymocytes
wieuwen - miauwen
wiewouw, gele - wielewaal
wig keg, kegge, keil, kooi, luns, pin, plug, scheg, schegge, schie, spalk, spie, spij, stelspie, stelwig
wig om hout te kloven keg
wiggelen - wankelen,
Wight, hoofdplaats op - Newport
wigvormend hout - keg, scheg, spie
wigvormig - sfenoidaal
wigvormig stuk doek geer
wik - weging
wika - letterwoord
wikgeld - weegloon
wikke duinboon, Vicia, vogelwikke
wikkelen - (om)hullen, inrollen, volveren, winden
wikkeljongen - bosjesmaker
wikkelneus - rolstaartbeer
wikken nagaan, (over)wegen, overwegen, tillen, wichelen, waarzeggen
wikken en wegen rumineren
wikkerij - wichelarij
wikster - wichelares
wil bedoeling, begeerte, beschikking, eis, energie, geestkracht, geneigdheid, intentie, kracht, lust, pit, testament, verkiezing, verlangen, wens, zin
wil (Lat.) - voluntas
wil om te leven (Boeddh.) - tanha
wil (Lat.) - voluntas
wild – baldadig, balsturig, bandeloos, barbaars, dol, driest, druk, eigenzinnig, enthousiast, erg, grillig, heftig, jachtbuit, natuurstaat, onbebouwd, onbeschaafd, onbesuisd, ongebreideld, ongeorganiseerd (staking), ongeregeld, ongetemd, ongezeglijk, onordelijk, onstuimig, ontembaar, opgetogen, razend, rebels, ruig, rumoerig, ruw, toestemming, tomeloos, uitgelaten, vermogen, weer, wanordelijk, wildheid, woedend, woelig, woest, zeer
wild bos - jungle, oerwoud
wildbraad - gebraad, reebout
wilddief - stroper
wild dier - aap, adelaar, ai, beer, bizon, ever, gier, giraffe, gnoe, hert, ijsbeer, leeuw, nijlpaard, oerangoetang, olifant, panter, poema, ree, slang, tapir, tijger, wolf, zebra
wilddieven - stropen
wilddieverij - dtroperi
wilddoder - jager
wild gevangen jachtvogel - haker
wild gewas - jungle, rimboe, ruigte
wild gras - kweek
wild kind - robbedoes
wild levend plantengeslacht - klis
wild mens - barbaar, woestaard
wild opzetten - sperren
wild paard - broncho, mustang
wild paard (Californië) broncho
wildpad - wissel
wild rund anoa, banteng, bizon, oeros
wild schaap - moeflon, muffeldier, steenschaap
wild spelen - ravotten, stoeien
wild springen - hossen
wild teker gaan - rauzen
wild vervolgen - jagen
wild vervolger - jager
wild vlees - akestoom, granuloma, luxurians
wild vullen - farceren
wild, zeer kwaad woest
wild zoethout - dolbessenkruid
wild zwijn ever
wildbraad - fazant, reebout, reerug, venizoen
wilddief stroper
wilddoder - jager
wildgebraad - reerug
wildgerecht - salmi
wilde - barbaar, dolleman, onbeschaade, ongetemde,
wilde aardappel - alfrank
wilde alruin - alruinwortel
wilde andijvie - askruid
wilde appel of peer - wildeling
wilde asperge - spargel
wilde baard - haardos
wildebeest - gnoe
wilde beestenspel - menagerie
wilde berggeit - klipgeit
wilde bewogenheid - razernij, toorn, woede
wilde boekweit - zwaluwtong
wilde bomen veredelen - enten
wildebras - woelwater, woesteling
wilde bij - aardbij, zandbij
wilde christusogen - avondkoekoeksbloem
wilde dieren africhten - dresseren, temmen
wilde draaiing - dooreengewoel, gekrioel, gewemel, warreling
wilde drift - razernij
wilde duif tortel
wilde eend - kooier, krak, kreest, krust, roepeend, smient, taling
wilde ezel - onager
wilde ezel (Tibet) - kiang
wilde framboos hennebraam
wilde gans - kolgans, zeegans
wilde geit - gems, klipgeit
wilde haver aat, oot, vloghaver
wilde hoen auerhoen
wilde hond - adjak, dingo
wilde hond (Australië) - dingo, warragal
wilde houtduif - ring(el)duif
wilde hulst maté
wilde iep (olm) - veldiep
wilde jazz - hot-jazz
wilde jongen - robbedoes
wilde jongen of meisje - wildebras
wilde kamille - akkerkamille, osseoog
wilde kamperfoelie - mammetjes, mammenskruid, mee(uw), winde
wilde kastanjeboom - paardekastanje
wilde kat boskat
wilde kers - kriek, morel
wilde klavier - wildzang
wilde kleine pruim - vogelkers
wilde knaap - hekkenspringer, kwant, robbedoes, snuiter, wildebras, woesteling
wilde komijn - karwij
wilde kriek vogelkers
wilde latuw - leverdistel
wilde man - driftkop, woestaard, woesteling
wilde marjolijn - orego
wilde moordbui - amok
wilde mosterd herik, hederik, krodde
wilde muziek - rock
wilde olijfboom - oleaster
wilde papaver - ababa
wilde perzik - perkei
wilde peterselie - hondspeterselie kroontjeskruid, wrattenkruid
wilde plant brem, hei, helm, saxia, varen
wilde radijs - hederik, keik, herik, kiek, rodde
wilde reseda - wouw
wilde roos - eglantier, egelantier, egelantine, hageroos, hondsroos, rozelaar
wilde salie - gamander, veldsalie
wilde elderij - eppe, juffrouwmerk
wilde sering - vogelkers
wilde spurrie - galgeil, strikke, watergal, watergeil
wilde stier - oeros
wilde suikerriet - glagah
wilde Turkse of rode lelie - berglelie, bloedlelie
wilde tijm - kwendel
wilde vaart - trampvaart
wilde vlier - drieblad, flierflinkruid, ganzerik, geitepoot, gerardskruid, hanepoot, heers, hirs, tormentil, zevenblad
wilde vlucht van vee - stampede
wilde vrucht - slee
wilde vijgeboom - oleaster
wilde weit - dolik, halfparasiet, paardebloem, zwartkoorn, zwartkoren
wilde wikke - krok
wilde wilg - duizendknoop
wilde wingerd - ampelopsis, bosdruif, brionie, clematis, haagwinde, heggerank
wilde wintereend - toppereend
wilde woudezel onager
wilde wijt - koekruid
wilde zee branding, springvloed, stormvloed
wilde zwaan - deen, hoelzwaan
wildebeest - gnoe
wildebras - hekkenspringer, robbedoes, wilde
wildeman - driftkop, woestaard, woesteling
wildemanskruid - anemoon
wildernis broesse, bushbush, jungle, oerwoud, rimboe, woesternij
wildgebraad - reerug
wildhandelaar poelier
wildheid - ferociteit, sauvagerie
wildjager in Canada - trapper
wildkleur - agoeti
wildkoren - duist
wildling - zaailing
wildpad - wissel
wildpark - reservaat
wildpastei paté
wildsaus - poivrade
wildschaar - tafelschaar
wildstroper - wilddief
wildtuin - wildpark
wildvang - wildzang
wildwestfilm - western
wilg katwilg, knotwilg, salix, treurwilg, ween
wilgachtigen - salicaceeën
wilgachtige plant abeel, esp, katwilg, knotwilg, peppel, populier, treurwilg
wilgboktor - rozebok
wilgenloot - teen
wilgeluis - bladluis
wilgemug - galmug
wilgenhout - hoephout, waardhout
wilgenpijp salicionaal
wilgensijsje bosrietzanger
wilgentak - ween
Wilhelmus - volkslied
wilgkever wilgenboktor
wilgkruid bloedkruid
willekeur - eigenzinnigheid, gril(ligheid), handelwijze, tirannie, verkiezing, welbehagen, wil (vrije),
willekeurig arbitrair, despotisch, eigendunkelijk, eigenmachtig, facultatief, grilligheid, klakkeloos, moedwil, onbepaald, onverschillig, tirannie, tiranniek, toevallig, wispelturig
willekeurig heersend - tiranniek
willekeurig heerser - despoot, dictator, potentaat, satraap, tiran
willekeurige lust - luim
willekeurige verbinding van muziek stukjes potpourri
willempje - tienguldenstuk
willen - bedoelen, begeren, beweren, eisen, gelieven, kunnen, verkiezen, verlangen, wensen, zullen
willen zeggen - betekenen
willende doen - bereid, klaar, paraat
willen hebben – believen, verlangen
willen zeggen - beduiden, betekenen
willens - opzettelijk
willens voorbij laten gaan - vergooien
willig - begeerd, bereid, geforceerd, gehoorzaam, genegen, gewillig, gezocht, inschikkelijk, instemmend, in trek, leven, levendig, plooibaar, volgzaam
willigheid bereidheid, genegenheid
williglijk - ongedwongen
willoos - apatisch, bewegingloos, daadloos, decadent, futloos, indolent, inert, lusteloos, ongenegen, traag, week
willoosheid - aboulie
willoos maken - hypnotiseren
willoos mens - ledepop
willoos slachtoffer - dupe, speelbal
willoos werktuig ledeman, ledepop, leeman, marionet, slaaf, stroman
willoosheid - abolie, aboulie, inertie
wilp - wulp
wilsbeschikking - testament
wilskracht - energie, geestkracht,
wilskrachtig beslist, doorzettend, energiek, flink, krachtig, resoluut, zeker
wilster - goudpluvier, pluvier, zilverpluvier
wilsverlies - aboulie
wilsvrijheid - arbitrium, liberum
wilvaardig - bereidwillig
wimpel - banderol, banier, scheepsvaan, standaard, vaan, vaandel, vlag
wimpel aan lans pennoen
wimpel op de hoogste steng topstander
wimpeldrager - paradijsvogel
wimpelpunt - spitstong
wimper - ooghaar, pinker
wimpers - cilia, ciliën
wimperzwartsel - mascara, maskara, masquara
winactie adverteren, colportage, propaganda, reclame, strooibiljet
winbaar exploitabel
winch - lier
Winchester - magazijngeweer
wind anemo, bergwind, blizzard, bries, darmgas, flatus, fohn, hazewind (hond), hoos, koelte, landwind, lucht(stroom), luchtverplaatsing, opschepperij, orkaan, pampero, pneuma, storm, stormwind, taifoen, tocht, tornado, trek, valwind, veest, venti, vlaag, wervelwind, zeewind, zefier, zeng, zuchtje, zuigwind,
wind, door de - overstag
wind, harde - orkaan, storm
wind in Afrika harmattan
wind in Italië sirocco
wind in Zuid Frankrijk autan, mistral
wind in de Alpen - foeha, föhn
wind in de tropen passaat, moesson
wind in de-slaan - negeren, veronachtzamen
wind in de zeilen - voorspoed, welvaart
wind waarbij de molens in top malen - topzeilskoelte
windfvoer bij een orgel - evacuant
windas - draaispil, haspel, kaap(stander), lier, losspil, spil
windas in een molen - lui
windbescherming - rietmat
windbuil - leeghoofd, snoever, opsnijder, opschepper, pochhans, grootspreker
windbloem bosanemoon, ranonkel, wildemanskruid
windboom - handspaak, spilboom
windbord - buitenluik, windscherm
windbreker - pocher, snoever
windbreking - opschepperij, snoeverij
windbuil - brani, opsnijder, pochhans, snoever
windbuilen - netelzucht
winddoren - beeneter
winddrift - driftstroom
winde - convolvulus, garenhaspel, haagbloem, windas
windeachtigen - cornvolvulaceeën
windel - haagwinde, katrol, lamprei, luier, prik, zwachtel
windelen - inbakeren
winden - wikkelen, zwachtelen
winden laten veesten
windepijlstaart - pijlstaartvlinder
winder haspel
winderig - bar, blufferig, flatulent, gezwollen, guur, ijdel, koud, onstuimig, opblazend, opgeblazen, opschepperig, opsnijdend, schraal, tochterig
winderig koud guur
winderosie deflatie
winde, zwarte - zwaluwtong
windgat - wak
windgod eolus
windgoud - bladgoud
windhalm - apera, smele
windhandel - agiotage, beursspel, speculatie
windharp - aeolus, eolusharp, teorbe
windhaver - oot
windhond barzoi, borzoi, deerhound, greyhound, hazewindhond, saluki, whippet
windhondsoort - slougui, whippet
windhoos - slurf, slurp, storm, wervelwind
windjak - anorak, blouson, parka
windjack met capuchon - anorak, parka
windje, stevig - bries
windkant - loef, loefzij
windkanter - windkei
windketel van een brandspuit - luchtkamer, luchttrommel
windklep - luchtklep, ventiel
windkoppel - kruirad
windkracht in het orgel - pneumatiek
windkruid - anemoon
windkunde - anemologie
wind, lokale -
4 Bora, Föhn, Kaus
5 Autan, Barat, Noord, Zonda
6 Boeran, Kharif, Meltem, Nortes, Sjamal, Solamo
7 Bohorok, 'Broeboe, Gending, Khamsin, Maestro, Mistral,
Pampero, Seistan, Sirocco
8 Baliwind, Blizzard, Gregales, Koembang, Levanter,
Libeccio, Northers, Scirocco
9 Elephanta, Harmattan, Williwaws
10 Karaboeran, Tramontane
11 Lleventades
12 Brickfielder
windmaand - vendose
windmaker - opsnijder, pocher, snoever
windmeter anemograaf, anemometer
windmolen - beltmolen, bergmolen, binnenkruier, bovenkruier, buitenkruier, grondzeiler, kokermolen, paltrokmolen, spinnekop, standerdmolen, srellingmolen, tjasker, torenmolen, walmolen, wipmolen
windom - akkerwinde, zwaluwtong
wind op het zeil - tegenwind
windpokken varicellen, waterpokken
windrad - windmotor
windrichtingregistrerend apparaat - anemograaf
windrichting – Noord(en), NNO, NO, ONO, Oost(en), OZO, ZO, ZZO, Zuid(en), ZW, WZW, West(en), WNW, NW, NNW
windring - luchtkussen
windroer - blaaspijp, windbuks
windroos - bosanemoon, kompas, kompasroos
windscherm abrivent, paravent, rietmat, windschut
windschoor - spanrib
windsediment dekzand, löss, stuifzand
windsel band, bandage, doek, fascia, lap, ligament, luier, mitella, slinger, verband, verband(stof), windel (gew.), zwachtel
windsel - akkerwinde, haagwinde
windsnelheidsmeter - anemometer
windsor, lid van het huis -
4 Anne, John, Karl, Mary, Maud
5 Alice, David, Harry, Maria, Sarah
6 Albert, Alfred, Andrew, Arthur, EduardGeorge, Helena,
Louise
7 Charles, Leopold, Michael, Richard, William
8 Beatrice, Margaret, Nicolaas, Victoria
9 Alexandra, Elizabeth
windspaak - spilboom, windboom
windspil - kaapstander
windstil bladstil, luw
windstille ligplaats - opper(d)
windstille plaats - loef, opper, luwte, lij(zijde)
windstille plek op de Atlantische Oceaan Doldrums
windstilte - accalmie
windstoot vlaag
windstreek - kompalstreek, Noord, Oost, West, Zuid
windturbine - windmotor
windvaan - anemoscoop, mastvlaggetje, windwijzer
windvang - ventilator
windvanger - ventilatiebuis, windhapper
wind, veel-maken - pochen, snoeven
windveer - cirrus, verderwolk
windverhitter - cowpertoren
windvlaag rafale, rukwind, ruk, stoot, windstoot
windvleugel - regulator
windvrij beschut, luw
windvrije plaats luwte
windwanner - torenvalk
Windward, Islands, een van de - Grenada
Windwering - scherm, schut
windwijzer vaan, vaantje, weerhaan, windhaan, windvaan, windzak
windzaadkruid - aurikel
windzak - balg, branie,grootspreker, luchtzak, snoever, tympanie
windzeel - windas
wind, zeer koude - blizzard, poolwind
windzitter - windscheider
windzucht - meteorisme, trommelzucht
windzijde loef, loefzijde
winend - buitenzwei
wing - vleugel
wingerd - druiveboom, heggerank, wijngaard, wijnstok
wingewest nederzetting, volksplanting, kolonie
wink - rietgans
winkel - hoek
winkel bakkerswinkel, bazar, bazaar, boekwinkel, boetiek, drogisterij, groentewinkel, handelszaak, kruidenierswinkel, loopzaak, magazijn, slagerij, slijterij, supermarkt, shop, toko, warenhuis, zaak
winkel (Ind.) - toko
winkel met zelfwerkende bediening - automatiek
winkel van oude boeken - antiquariaat
winkel van reukwerk - parfumwinkel
winkel voor kledingartikelen - bonnetterie
winkelbank - toonbank
winkelbediende - caissière, etaleur, loopjongen, pakster, verkoopster, verkoper, winkelknecht
winkelbedrijf - warenhuis
winkelbetimmering - opstand
winkelbord - gevelbord, uithangbord
winkeldief - ladenlichter
winkelgalerij - passage
winkelgoed - inventaris
winkelhaak - bochel, haper, rechthoek, scheur, zwee, zwei
winkelhaak met beweegbare armen - zwaakhaak, zwei
winkelhouder - winkelier
winkelier - antiekhandelaar, antiquair, apotheker, bakker, banketbakker, bloemist, boekhandelaar, debitant, depothouder, detailhandelaar, detaillist, drogist, filiaalhouder, groenteboer, kruideker, kruidenier, leverancier, melkboer, middenstander, neringdoende, negotiant, opticien, parfumerieverkoper, schoenmaker, slager, slijter, winkelhouder, zakenman
winkelinrichting opstand
winkeljuffrouw - verkoopster
winkelkast - etalage
winkelknecht - magazijnknecht, winkelbediende
winkelnering -begunstigers, klanten, klandizie, klantenkring, kleinhandel, kopers
winkelpand - zaak, zakenpand
winkelprijs - winkelwaarde
winkelraam etalage, vitrine
winkelruit - etalageraam
winkel van oudheden - antiquariaat
winkelschuld - klis
winkeltent - kraam
winkeltje - boetiek, halletje, kiosk
winkel voor wijn - slijterij
winkelweek - braderie
winket - loket, sluipdeurtje
winnaar - kampioen, overwinnaar
winnen - aanwerven, behalen, obtineren, opwerken, rinnen, verdienen, verkrijgen, verslaan, werven, zegevieren
winning - pachthoeve
winning aan de oppervlakte - dagbouw
winplaats van erts mijn
winst - aandeel, avance, avantage, baat, bate, belang, gewin, lucrum, massematten, mazzel, nut, opbrengst, oentoeng, overschot, overwinning, profijt, provenu, rebbes (Hebr.), rendement, rente, resultaat, snaai, surplus, tantième, verdienste, voordeel
winstaandeel - dividend
winst afwerpen - profiteren
winst belovend - lucratief
winst door berekening - imaginair
winst geven - renderen
winst- of verliespunt bij sport - hole
winst opleveren renderen
winst opleverend rendabel
winstaandeel bonus, dividend, extra, gratificatie, provisie, tantième, toegift, uitkering
winstbejag - speculatie
winstbejager - speculant, speculateur
winstgevend fertiel, lucratief, productief, profitabel, rendabel, renderen, vet, voordelig, vruchtbaar
winstgevend maken beleggen, exploiteren
winstje - mazzel
winstopleveren - renten
winststreven bejag
winstuitdeling - divident, tantieme
winstuitkering - tantieme
winter - najaar,natijd, stookseizoen
winteraconiet - eranthis
winterappel rabauk, rabouw, renet, reinet
winterbloeier - chimonanthus
winterboter - hooiboter, stalboter
wintereend - toppereend
winterfeest kerst(mis), nieuwjaar, oudjaar, silvester, sinterklaas
winterfeest van de oude Germanen joelfeest
wintergoed - winterbloemen, wintervruchten
wintergroen - pirola, pyrola
wintergroenachtigen - pyrolaceeën
wintergroente - prei, spruiten
winterhanden,-voeten - perniones
winterhemel - winterlucht
winterjas - duffel, jekker, ulster
winterkers - barbarakruid, jodenkers
winterkoning - Thialf, troglodytida
winterkoninkje - wipstaart, zangvogeltje
winterkoolzaad - geelbloem
winterkost anijs, boerenkool, erwtensoep, kool, hutspot, snert, spek, stamppot, zuurkool
winterkruid - barbarakruid
winterlakooi - stokviolier
winterlelie - kerstroos
winterling dollekervel
winterlucht - vrieslucht
winterlijster - kramsvogel, wijnlijster
wintermaand - december, februari, januari
wintermat - krammat
wintermeeuw - stormmeeuw
winterooft - winterfruit
winterpostelein - doorwas
winterpret - arren, schaatsen, skiën, sleeën
winterprovisie - wintervoorraad
winterraapzaad - aveelzaad
winterroos chrysant
winters voertuig slee, slede, ar, arrenslee, bobslee
wintersemester - winterhalfjaar
winterslaap - hibernatie
wintersoep snert
wintersport - arren, bobben, curling, schaatsen, skiën, sleeën, ijshocky
wintersportartikel bob, ski, schaats, slee
winterdtof - ratine
winters voertuig - ar, slede, slee
wintertaling - krik, krikeend, kroet, stareend
wintertarwe - wintergraan
wintertuin - orangerie
winterverlof - kerstvakantie
wintervermaak - arren, skiën, schaatsen, sleetjerijden, sleden,
ijsvermaak, ijszeilen
winterverschijnsel hagel, ijzel, koude, sneeuw, vorst,
winterversiering op de ruiten - ijsbloem
winterviolier – muurbloem
wintervoertuig - ar, arre, arreslee, slee, slede
wintervoorraad - aveelzaad
wintervoorraad aan groenten - inmaak
wintervoorraad groenten - inmaak, weck
winterwortelen - winterpeen
winterzanger - bastaardnachtegaal, heggemus
winterzwammetje - plaatzwam
winziek - winzuchtig
wip balans, braakstok(voor vlas), evenwicht, handomdraai, sprong, tuimelbank, wipplank, zwengel (put), zwingel,
wipbalk - draaibalk
wipbrug - basculebrug, hamelbrug, ophaalbrug
wipgalg - wip
wipgebint - hamelgebint
wipje - hup
wipklep - hefboomklep
wipkooi - slagkooi
wipkraan - hijskraan
wipmolen - spinbol
wippen - huppelen
wipper - hijstalie
wipperen - wankelen, wiebelen
wipperig onvast, wankel
wippertje - borreltje
wippertoestel - broek
wipstaart kwikstaart, winterkoninkje
wipstoel schopstoel
wiptoestel - wippertoestel
wipwap - toonbankbascule, wip
wire-recorder - magnetofoon
wirwar - doolhof, kluwen, labyrint, netwerk, verstrengeling, verwarring, warnet
wis beslist, gewis, ongetwijfeld, pertinent, precies, secuur, stellig, teen, twijg, vast, veegdoek, waarlijk, werkelijk, wislap, zeker
Wisconsin, hoofdstad van - Madison
wisdoek - vaatdoek
wisent - bizon, oeros, veros
wis en waarachtig - absoluut, beslist, ongetwijfeld, pertinent, stellig, vast, zeker
wiskunde - mathematica, mathesis
wiskunde vak algebra, differentiaalrekenen, goniometrie, logica, mathesis, meetkunde, planimetrie, rekenkunde, statistiek, stereo-metrie
wiskundig - mathematisch, mathesie
wiskundig adviseur - actuaris, aktuaris
wiskundig begrip algoritme, bissectrice, cosinus, cotangens, deellijn, hoek, logaritme, log, logarithme, loodlijn, lijn, lijnstuk, macht, oneindige, punt, secans sinus, tanges, wortel
wiskundig getal - eenterm, pi
wiskundig lichaam - bol, cilinder, kegel, kubus, ruit, parallelogram, trappezium
wiskundig symbool -
2 ch, im, in, re, sh, tg, th
3 arg, cos, csc, cot, ctg, cth det, div, exp, inf, lim, log, max, min,
rot, sec, sin, sup, tan, tgh
4 cosh, cotg, coth, cotn, curl, grad, sinh, tanh
5 cosec
6 arcsim, arccos, arctan
wiskundige Boole, Brouwer, Descartes, Euclides, Euler, Frege, Gauss, Heyting, Leibnizj, Pascal, Peirce
wiskundige aan computer programmeur
wiskundige aardrijkskunde - geometrie, kosmografie
wiskundige bij verzekering actuaris
wiskundige einduitkomst - resultante
wiskundige grootheid integraal
wiskundigelijn - kromme
wiskundige term - cotangens, macht, radix, wortel
wiskundige uit de oudheid Euclides
wiskundige uitkomst - resultante
wiskundige vorm term
wiskunstenaar - mathematicus
wispelen - kwispelen, schudden
wispelturig eigenzinnig, grillig, kameleontisch, lichtvaardig, nukkig, onbestendig, onevenwichtig, ongedurig, ongestadig, onstandvastig, uitgelaten, veranderlijk, versatiel, wildpad, willekeurig, wisseling, wisselvallig, wuft
wispelturig mens - proteus
wisse - kilometer
wissel - akte, appoint, cambion, change, cheque(als betaalmiddel), exchange, hefboominrichting(rails), keer, oorkonde, overgang, ruil, sola, traite, valuta, verandering, wisselbrief,
wissel aan een ander overdragen - endosseren
wissel aanvaarden - accept
wissel betaling - riscontro
wissel in een enkel exemplaar - sola
wissel borg - avalist
wisselaar - platenspeler
wisselbaar - variabel, veranderlijk
wisselbegrip - correlaat
wisselbeker bokaal, cup
wisselborgtocht aval
wisselbrief - cambio, sola
wisseldiertje - amoebe, oerdiertje
wisselen - cambiëren, echangeren, omruilen, rangeren, ruilen, troqueren, variëren, veranderen, verruilen, verwisselen
wisselend - gevarieerd, onzeker
wisselen van geld change
wisselen van stem - mutatie
wisselend - alternatief
wisselgebed litanie
wisselgebruik - aval, uso
wisselgeld - pasmunt
wissel handel drijven - cambiëren
wissel houder - endossant, remittent
wisselijk - zeker
wisseling - change, kentering, mutatie, onbestendigheid, overgang, ruil, ruiling, verandering, verloop, verruiling
wisseling van eb en vloed tij, getij, kentering
wisseling van geluk en ongeluk - lot, lotsbedeling, lotsbeschikking
wisseling van haarveren rui
wisseling van huid vervellen
wisselinner - loper
wisseljaren climacterium, overgangsjaren
wisselkeer - beurt, toerbeurt
wisselklank (taalk.) mutant
wisselloon - agio, provisie
wisselloop estafette
wisseloverdracht - endossement
wisselprijs - wisselkoers
wissel recht - cambiaalrecht
wisselrekening - arbitrage
wisselruiter - bedrieger
wisselspeler - invaller
wisselstroommotor alternator
wisselstuk - wisseltong
wisseltrekker - trassant
wisselusantie - wisselgebruik
wisselvallig aleatoir, huiverig, onberekenbaar, onbestendig, ongewis, onstabiel, onzeker, slomp, variabel, veranderlijk, wankel, wankelbaar
wisselvalligheid - kans, onbestendigheid, veranderlijkheid
wisselverlies disagio
wisselvorm van haar der, er
wisselwaarde valuta
wisselwerking correlatie, interactie
wisselwind - moesson
wisselwoord anagram
wisselzang - antiphoon, beurtzang
wissen - afvegen, kuisen, reinigen, schoonmaken, schoonvegen, vegen, wrijven
wissewasje bagatel, beuzeling, kleinigheid, nietigheid
wisteria - blauweregen
wit - albus(Lat.), blan(co)k, bleek, kleurloos, mikpunt, onbedrukt, oogpunt, sneeuwwit, vlekkeloos
wit bier - seef
wit bloedlichaampje fagocyt, leukocyt, lymfocyt
wit bloempje met jasmijngeur - melati
wit doen worden - bleken
wit glas - melkglas
wit (Gr.) - leukos
wit hard metaal - gallium, palladium
wit hars kamfer, sandarak
wit hout - grenehout, vurehout
wit koorhemd - albe
wit laken - wade
wit linnen doek - corporale
wit looderts - cerussiet
wit los weefsel- linon
wit maken - witten
wit marmeren knikker - alikas
wit metaal - aluminium, indium, iridium, molybdeen
wit mineraal - hyaliet
wit miskleed - albe, koorhemd
wit paard - schimmel
wit priesterkleed - albe
wit priesterlijk opperkleed - dalmatica
wit vlees van vogels - spier
witachtig bleek
witachtige steen - jade, nefriet
witbaard pekari - bisamzwijn
witblad - abeel, populier
witbloedigheid - leucaemie, leukemie
witbol - holcus
witbuikje - witstaartje
witgatje - huiszwaluw
witglanzend blank
witgoud platina
witharigheid - albinisme
witheer - Norbertijn
witheet zijn - gloeien
withoen - sneeuwhoen
witijzer - pamor
witjas - laborant
witje - dubbeltje
witjes - bleek, bedeesd, flets, inbleek, pips
witkalk - gips, witsel
witkeeltje - blauwborstje, waternachtegaal
witkiel - commissionair, kruier, (pakjes)drager, sjouwer
witkoper - argentaan
witkopzeearend, Amerikaanse - eagle
witland - Albion
witling - albino
witlof - brusselslof
witloof - cichorei
witlijn - interlinie
wit of flets – pips
witpluim - konijn
witrot - uilenveer
witsel kalksel, witkalk
witstaart - tapuit
wit amber spermaceet, walschot
wit met zwarte vlekjes - belton
wit tafellinnen - damast
Wit Rusland, hoofdstad van - Minsk
Wit Rusland, rivier in - Dnjepr, Duna
wit wegtrekken - verbleken
wit worden - bleken
witte amber - spermaceet, walschot
witte armen - bakkersarmen
witte biersoort - prinsessenbier
witte bloedlichaampjes - fagocyten, leukocyten, lymfocyten, monocyten
witte bourgogne - chablis
witte doek (projectie)scherm
witte doek (het) - screen
witte dolfijn - beloega
witte dovenetel hondsnetel
witte Franse wijn - bergerac
witte ganzenvoet modderkwaad
witte hazelaar - waan
witte Jura - Malm
witte kaas - kwark
witte katoenen stof - dril
witte klaver kemp
witte kleefpasta - gluton
witte koe met zwarte blaar - zwartbont
witte kool boeskool, buiskool, kabuiskool, kropkool
witte kristallijnen stof - meta
witte kwikstaart - akkermannetje, bouwmannetje
witte laag rondom vuurstenen - patina
witte magnesiumlegering - elektron
witte man - blanda, blanke
witte marmeren knikker - alikas
witte mier termiet, (Ind.) rajap
witte mier met vleugels - laron
witte muuruitslag - muurkanker
witte neerslag - sneuw
witte neus van een paard - sneb
witte peen - pastinak
witte plek op paardenhoofd - bles, kol
witte plek op de kop van koeien - blaar
witte populier abeel, esp, klaterabeel
witte potas - parelas
witte raaf avis, rara
witte rand om de drukspiegel - marge
witte schuimende wijn - champagne
witte spirea - sneeuwspirea
witte stok van een verkeersagent - baton
witte suiker melis
witte uitslag op gemetselde muren - muurkanker
witte veren van de maraboe - maraboeveren
witte verfstof loodwit
witte vlek op een paardekop - kol
witte vlek op hoornvlies - albugo
witte vlokkige stof op wijn - kaam
witte walvis - beloega, baluga
witte wezel - hermelijn
witte wortel - pastinaak
witte wijn Bergerac, champagne, falerner, graves, muscat, niersteiner, pagne (gemeenz.)
witte wijn uit Dordogne - bergerac
witte ijzersoort - pamor
wittebroodsweken - honeymoon
witteling albino, pigmentloze
witten stukadoren
witter stukadoor
witter worden - aanbleken
witvis - alver, blei, bliek, brasem, katvis, voorn
witvoetmuis - woelmuis
witwangstern - moerasstern
witijzer - pamor
witz - geestigheid, grap, mop
witzaad - kanariezaad
witzijdedolfijn - langsnuitdolfijn
Wodan - Moenin, Odin
wodka - brandewijn
woede boosheid, dolheid, drift, ergernis, fureur, furie, furor, gebelgdheid, (gram)schap, grim, grimmig, grimmigheid, kwaadheid, manie, nijd, rabiës, rage, razernij, toorn, venijn, verbittering, verwoedheid, woede, wrevel, wrok
woeden - grasseren, heersen, razen, tekeergaan, tieren, toornen, zieden
woedend boos, driftig, duivels, gebeten, dol, furieus, gramstorig, grimmig, hellig, hels, hoorndol, kwaad, laaiend, nijdig, onstuimig, rabiaat, razend, toornig, verbolgen, vertoornd, verwoed, wild, woest, ziedend
woedend (muz.) - furloso
woedend worden - opsteken
woedend zijn - toornen
woedende aanval amok
woedende razernij - amok
woedend of razend - ziedend
woedend zijn - koken
woede opwekken - irriteren
woeker - rebbes(Hebr.), rente (onmatig hoge), usure, winst (onwettige),
woekeraar - aflegger, afperser, knevelaar, onderdrukker, shylock, vrek, vampier, uitzuiger
woekerachtig opkoper - accapareur
woekerdier of woekerplant - luis, parasiet
woekeren - afleggen, parasiteren, tieren
woekeren tieren, parasiteren
woekering - gewas, gezwel, granulatie, honingzwam, kanker, klavervreter, loranthus, mistletoe, plantengroei, plantenleven, proliferatie, rafflesia, vogellijm, vegetatie, warkruid, wildgroei
woekerklank svarabhaktivocaal
woekerplant bremraap, maretak, orchidee, parasiet, ratelaar, vogellijn, warkruid
woelachtig - onrustig, woelig
woeleg cultivator
woelen - bewegen, draaien, keren, kolken, roeren, schimen, spoken, tobben, wentelen, wroeten
woelen in aarde - delven
woelgeest oproermaker
woelhout knevel
woelig beweeglijk, dartel, druk, onrustig, onstuimig, orageus, roerig, roezig, rumoerig, rusteloos, turbulent, uitbundig, wanordelijk, wild, woelachtig
woelige bewegingen maken - stommelen
woelige knaap - wildebras
woeligheid beweging, drukte, gewoel, onrust, turbulentie
woeling - kolking, onlust, onrust, rellen, tuimeling, werzel
woelmachine - woelploeg
woelmuis - lemming
woelrat - waterrat
woelsel - woeling
woelstok - woelhout
woelwater - wildebras
woelziek onrustig, oproerig
woelzucht oproerigheid
woensdag voor Pasen schortelwoensdag, schorselwoensdag
woerd - erpel, mannetjeseend, waard
woerhaan fazantenhaan
woerhen fazantenhen
woest barbaars, boos, braak, corybantisch, desolaat, dol, furieus, gewelddadig, hels, kolderig, kwaad, ledig, lomp, losbandig, nijdig, onbebouwd, onbeschaafd, onbesuisd, onbewoond, ongetemd, onherbergzaam, onontgonnen, onordelijk, onstuimig, ontembaar, ontoombaar, rauw, razend, roekeloos, ruw, ruig, tomeloos, toornig, verlaten, verwilderd, wild, woedend, wreed, wreedaard,
woestaard – sater, wildeman, woesteling
woestaardig - barbaars
woest (muz.) - feroce
woest drinkgelag - bacchanaal
woest en verlaten - onherbergzaam
woest gebied - wildernis
woest geschreeuw getier
woest land - onland
woest mens - roeland
woest rijden - jakkeren, rossen
woest te keer gaan - roezemoezen
woestaard - sater
woestaardig barbaars
woeste bende - chaos, horde, keet, ravage, troep
woeste boel bende, horde, keet
woeste dansmuziek boegie, galop, ragtime
woeste streek - woesternij, wildernis, woestijn
woeste vernieler - vandaal
woesteling - barbaar, beest, beestmens, bezetene, bruut, cycloop, energumeen, kanibaal, lomperd, rabouw, razende, vandaal, vechtersbaas, wildebras, wildeman, woestaard, wreedaard,
woesternij - wildernis
woestheid - ferociteit, sauvagerie
woestijn - zandvlakte
woestijn (Arab.) ham(m)ada
woestijn in Afrika Igidi, Kalahari, Namib, Sahara
woestijn in Australië - Gibson, Victoria
woestijn in Azië Gobi
woestijn in Chili Atacama
woestijn in Egypte Sinaï
woestijn in Israël Negeb
woestijn in Noord Afrika Sahara
woestijn in Zuid Afrika Kalahari
woestijnbewoner Berber, Toeareg
woestijndal - wadi
woestijndemon - Azazel
woestijndier - dromedaris, kameel, kemel,
woestijnduivel - moloch
woestijngebied - bahada
woestijnplant - jerichoroos
woestijnrivier wadi
woestijntype hammade, serir
woestijnvos - fennek
woestijnweg - piste
woestijnwind chamsin, harmattan, samoem, sirocco
woestijnwind uit Afrika - solano
woffer - woudaapje
wol - lana
wolaap - kapucijnaap
wolafval - kammeling
wolboom - vilt boom
wol die na het slachten verwijderd wordt - blootwol, huidwol, mamazetwol, plootwol
wol die uitgekamd is - borat, brat
woldistel - kaardedistel, weverskaarde
woldoren - kapokboom
woldragend gewold
woldragend dier in Amerika - paco
wol kloppen - vlaken
wolf - bijenwolf, canis, deugniet, draaikolk, izegrim, kanis, korenworm, korenzwam, lupus, rekel, reu, vlegel, vos,
wolf (zeew.) draaikolk
wolf aan de tanden cariës
wolfluweel pluche, velours
wolfraamcarbid - widia
wolframiet - tungsteen
wolframium - wolfraam, wolframiet
wolfsangel - wolfsklem
wolfsbeet - sluitappel
wolfsbes - eenbes
wolfsboom - boksboom
wolfsboon - hemelsleutel, lupine
wolfsdak - schilddak
wolfsdood - monnikskap
wolfsdoorn - kruisbes
wolfshond - barzoi, kees
wolfskers belladonna, doodkruid
wolfsklauw - lycopodium, kolfsmos
wolfsklauwen - lycopodiaceeën
wolfskruid - christoffelkruid
wolfsmairove - wolfspoot
wolfsmelk - euphorbia
wolfsmelkachtige plant - beugelkruid, bingelkruid
wolfsmelkachtigen - euforbiaceae, euphorbiaceeën
wolfspoot - lycopus
wolfsspin - jachtspin, tarantel
wolfstand - moederkoorn
wolfsveest - bovist, stuifbal
wolfsvlieg - roofvlieg
wolfswortel - eenbes, winterakoniet
wolfvorm - (alto)cumulus, (alto)stratus, arcus, cirrostratus, cirrus, cumulonimbus, numbostratus, stratocumulus
wolk - nevelmassa
wolkam kaarde
wolken dicht bij de grond mist, nevel
wolkenformatie cirrostratus, Cirrus, Cumulus, donderkop, Stratus, Nimbus, stapelwolk, Cumulonimbus
wolkenkrabber - skycraper
wolkenloos - helder
wolkenschilder - nebulist
wolkig - bewolkt, onklaar, troebel
wolkjes/In. .. opgaan kringelen
wolkvorm - cirrus, culumus, donderkop, nimbus, stratus
wollaag - stapel
wollen bol pompoen, knot
wollen bolkwast - pompon
wollegras - eriophorum, flok, heidepluis, monnikspruik, veenpluis
wollen keperstof - everlast
wollen kledingstuk - trui
wollen of katoenen weefsel - tweed
wollen sportvest met hoge kraag - sweater
wollen stof aba, baai, batist, biset, b(o)rat, borda, borde, bukskin, carisel, cheviot, duffel, eskimo, etamine, evalist, everlast(ing), kalamink, kalmink, laken, loden, merinos, ratine, serge, stamet, tweed
wollen stof, dunne - stamet
wollen stof (fijne) - espagnolet
wollen stof (gekeperde) - cheviot, everlast, karsai, laken, ras
wollen tricot - jaeger
wollen weefsel - baad, flanel, jaeger, laken, napolitaine, ratine
wollen weefsel met noppen ratiné
wollig - zacht
wollige bol op schoeisel - pompon
wollige viervoeter - schaap
wolmachine - spinnewiel
wolmuis - chinchilla, wolchinchilla
wol ontwarren - kaarden
wolpluisje nop
wolplukker - lakenrouwer
wolreiniger - snar
wolsajet - borat, brat
wolsoort - merinoswol
wolvenmoeder in de jungle - akela
wolverlei - arnica, heiligkruid, luciaanskruid, valkruid, vrouwenkruid, wondkruid
wolvezelmeter - cirometer
wolvet lanoline
wolvin - lupa
wolvlokje nop, pluis(je)
wombat - buideldier, phascolomida
wond - beenwond, beet, blessure, blessuur, droefheid, hoofdwond, houw, krab, krauw, kwetsure, kwetsuur, leed, letsel, schram, smart, snede, snee, snijwond, steek trauma, verwonding, verwonding, vulnera, wond(e)
wondarts - chirurg, heelmeester
wondbedekking compres, kompres, pleister, verband
wonden - beledigen, blesseren, blutsen, ergeren, grieven, kneuzen, krenken, kwetsen, verwonden
wonder - buitengewoon, mirage, mirakel, vreemd, zonderling
wonderbaar - onbegrijpelijk, toverachtig, vreemd, wonderlijk
wonderbaarlijk miraculeus, verbazend, vreemd, wonderlijk, zonderling
wonderbaarlijk feit mirakel
wonderboom - christuspalm, doornappel, kruisboom, mollekruid, mollenboom, ricinusboom
wonderdadig miraculeus, verbazingwekkend, wonderbaar,wonderbaarlijk, wonderdoend
wonderdoende persoonlijkheid - kramat
wonderdoener charlatan, genezer, kramat, kruidendokter, kwakzalver, magiër, oliekoop, tovenaar, thaumaturg, wonderdokter
wonderdoenster - tovenares
wonderdokter bachsji, kwakzalver, medicijnman, orvitaan
wonderdraaier - thaumatroop
wonderen - prodigiën
wondergezwel teratoom
wonderkruid, heidens - guldenroede, kruiskruid, sintjanskruid
wonderlamp - toverlamp
wonderlijk - apart, barok, bizar, buitengewoon, buitensporig, dwaas, eigenaardig, fantastisch, fenomenaal, gek, grillig, grotesk, merkwaardig, onbegrijpelijk, ongemeen, ongewoon, prodigieus, raar, singulariteit, singulier, treffend, verbazend, verrassend, verwonderlijk, vreemd, vreemdsoortig, wonderbaar, zeldzaam, zonderling
wondermiddel - panacee
wonderolie castorolie, kastorolie, purgatief, purgeermiddel, ricinusolie
wonderschoon - buitengemeen, merveilleus, zeldzaam
wonderspreuk paradox
wonderspreuk(ig) - orakelspreuk, paradox(aal), zonderling
wonderstuk - wonderdaad
wonderteken mirakel, prodigium
wondertuin - tovertuin
wonderverhaal - teratologie
wondervogel - feniks, fenix
wonderwel - best, uitmuntend, uitstekend, voortreffelijk
wonderwerk - merveille, mirakel
wonderwerken - prodigiën
wonderzalf - opodeldoc, perubalsem, spijker, toverzalf
wonderzout - glauberzout
wondhaakje - agrafe, kram
wondheelkunde chirurgie
wondheelkundige - chirurg, heelmeester
wondheler - chirurg, heelmeester
wondje - pik
wondklaver - anthyllis, wondkruid
wondkorst - roof
wondkramp - tetanus
wondkruid - arnica, heiligkruid, liciaanskruid, valkruid,
vrouwenkruid, wolverlei
wondkussentje kompres
wondmiddelen - traumatica
wondroos - belroos, erysipelas
wondtang pincet
wondteken litteken, stigma, stigmata, stigmatum
wondvocht bloed, etter, hui, lymfe, pus, wei
wondvocht afscheiden - etteren
wondijzer - sonde
wonen huizen, leven, logeren, nestelen, resideren, verblijven
wonen in - bewonen
wonend - gehuisvest
woning bungalo, domicilie, landhuis, flat, haard, haardstede, habitatie, home, huis, hut, kwartier, logement, mansio, nest, onderdak, onderkomen, pand, perceel, residentie, stulp, tehuis, thuis, verblijf, villa, woonhuis, woonste(d)e, zetel
woning des vredes (Hebr.) - Jeruzalem
woning met alle vertrekken gelijkvloers - bungalow, flat
woning van aanzienlijk Javaan balem
woning van een eskimo - iglo
woning van een Indiaan - wigwam
woning van een non - klooster
woning van een onderpastoor - kapelanie
woning van een ridder - burcht, kasteel
woning van een vorstelijk persoon - kasteel, paleis
woning van Freyja – folkwang
woning van geestelijke - pastoorswoning, pastorie, pastorij, proosdij
woning waar men vertoeft - thuis
woningarchitectuur - binnenhuisarchitectuur
woningbekleder - stoffeerder
woningcomplex blok, flat, stad, wijk
woningdeel appartement
woningdief - krakern
woningen - huize
woninginrichting - binnenhuisarchitect
woon - thuis, woning
woonachtig gedomicilieerd, gevestigd, gezeteld, wonende
woonachtig zijn - domicilie
woonboot - ark, drijfhuis, woonschip, woonschuit
woonde vroeger op het Muideslot - drost
woongeld - huur
woongelegenheid - camper, caravan, flat, huis, tent, woonark, woonboot, woonwagen
woonhuis - apartement, bungalo, villa, woning
woonkamer - huiskamer, woonvertrek
woonkosten - huur
woonlaag - etage, flat, verdieping
woonlasten - huur
woonopbouw urbanie
woonplaats adres, domicilie, dorp, gehucht, gemeente, ghetto, metropool, plaats, residentie, sedes, stad, stee, verblijf, vlek, woonstee, zetel
woonplaats (vaste - hebbend) - sessiel
woonplaats der engelen - hemel
woonplaats der goden - Olympus
woonplaats der Noorse goden - asgard
woonplaats van Abraham Hebron
woonplaats van een vorst residentie
woonplaats van hoenders - ren
woonrecht - habitatie
woonruimte kamer(s), krot, huis, woning
woonschip ark, aak, woonboot
woonschuit - woonark
woont aan de Oostzee - Balt, Est, Fin, Let, Zweed
woonsilo - torenflat
woonstede - adres, domicilie, sedes,woonstee, zetel
woonstee - woonplaats
woonstreek - buurt, heem, wijk
woonvertrek - appartement, huiskamer, kamer, woonkamer, zitkamer
woonvlot - rakit
woonvrijheid privacy
woonwagen - caravan, kermiswagen
woord belofte, erewoord, formule, logo, logos, parool, rede, term, woerd (Z.N.)
woord aan vreemde taal ontleend - leenwoord
woord dat een begrip uitdrukt - begripswoord
woord dat een hoeveelheid aanduidt - telwoord
woord dat een keer in teksten voorkomt - hapax
woord dat een ontkenning inhoud - nee, negatie
woord dat ook van achteren naar voren gelezen kan worden palindroom
woord dat te kennen geeft dat opsomming overbodig is - enzovoort
woord gebruikt ter aanduiding van naam of persoon - naam
woord gemaakt van twee woorden - koppeling, samenstelling
woord met klemtoon op laatste lettergreep - oxytonon
woord met speciale betekenis - term
woord met voor of achtervoegsel - afleiding
woord naar het Engels gevormd - anglicisme
woord, strijdig met het taaleigen - anglicisme, barbarisme, gallicisme, germanisme, latinisme
woord ter aanduiding naam
woord van achter naar voor hetzelfde - palindroom
woord van lof - compliment
woord van vier letters - tetragram
woord voor ontkenning negatie
woord waaronder iets is opgenomen - lemma
woord waarvan andere zijn afgeleid - stamwoord
woord achteraf - narede
woordafleider - etymoloog
woordafleiding - etymologie
woordafleidkunde etymologie
woordbetekenisleer semantiek
woordblindheid - alexie, dyslexie
woordbreukig - punisch
woordbuiging - conjugatie, declinatie, flexie, litteraal, tekstueel, verbuiging
woordelijk letterlijk, tekstueel, verbaal
woordeloos - stom, zwijgend
woorden - tekst, twist
woorden nauwkeurig uitspreken - articuleren
woorden van lof - compliment
woordenaar - lexicograaf
woordenboek dictionaire, encyclopedie, lexicon, naslagwerk, tolk, vademecum, vocabulaire, wdb,
woordenboek betreffende het geslacht van de zelfstandige naamwoorden - genus
woordenboek der Nederlandse taal - w.n.t.
woordenboek van dialect idioticon
woordenboek van regio - dialectwoordenboek
woordenboek, maker van een - woordenaar
woordenboekkunde lexicografie
woordenboekschrijver lexicograaf
woordenboek (woordafleidkundig) - etymologicon
woorden met een tegengestelde betekenis – antoniemen
woorden hebben - geaschil, kibbelen, ruzien, twisten,
woordenkeer - troop, trope
woordenkeus - woordkeus, terminologie
woordenkeus en zinsbouw - fraseologie
woordenlijst - glossarium, onomasticon, vocabulaire, vocabularium
woordenovervloed - pleonasme
woordenpraal - bombast, declamatie, ret(h)oriek
woordenraadsel - charade, logogrief
woordenreeks litanie, regel, tirade, verhaal, zin
woordenreeks in een krant - kolom
woordenrijk - spraakzaam, welsprekend
woordenrijkdom vocabulaire, woordenschat, verbositeit
woordenrijk iemand - ratel
woordenschat - thesaurus
woordenschat, wetenschap van de - lexicografie
woordenstrijd debat, geschil, discussie, dispuut, gekijf, mêlée (hevig),polemiek, rede(twist), tirade, woordentwist, woordenwisseling
woordentwist - logomachie
woordenvitter - purist
woordenvloed tirade
woordenwisseling altercatie, debat, discussie, gekrakeel, hypallage, twistgesprek
woordenzifterij - filoristie
woordgebruik - taal
woordgeslacht genus
woordgetrouw - letterlijk
woordgrondig - etymologie
woordherhaling - epifoor, pleonasme, tautologie,
woordinhoud - tekst
woordje van klein kind da, dada, ta, tata
woordkeus terminologie
woordkunst letterkunde, literatuur
woordleer lexicologie
woordletterraadsel - logogrief
woordloos - sprakeloos, stom
woordomkering - anagram
woordopvolgingsleer - topiek
woordovertolligheid bombast, pleonasme, redundantie, retoriek, tautologie
woordraadsel – cryptogram, logogrief
woordscheiding - spatie
woordschikking syntaxis
woordsoort adjectief, bijwoord, hulpwerkwoord, lidwoord, interjectie, koppelwerkwoord, naamwoord, nomen, (rang)telwoord, rededeel, substantief, tussenwerpsel, verbun, voegwoord, voorzetsel, (voor)naamwoord, werkwoord
woordtoon - accent, klemtoon
woorduitgang aard, ach, erd, er, es, held, ig, in, lijk, nis, schap, ste, te, telt, tig
woorduitlating - ellips, elisie
woord van eer - gelofte
woordverklaarder - lexicograaf
woordverklaring - explicatie, interpretatie
woordverkorting - syncope
woordverkwisting - anastrofe
woordverwisseling - hypallage
woordvoeging syntaxis
woordvoerder orator, redenaar, spreker, tolk
woordvoerder voor corps diplomatiek deken, doyen
woordvoeren oreren, redeneren, spreken, verklaren
woordvoorraad - woordenschat
woordvoorvoegsel - praefix, prefix
woordvorser - etymoloog, linguïst
woordzoeker - letter(puzzel)
worden - ontstaan
wording evolutie, geboorte, generatie, genese, genesis, ontstaan, vorming
wordingsgeschiedenis - ontogenese, ontologie
wordingsleer - ontologie
wordt gebruikt bij boterbereiding - karn, karnton
wordt gebruikt bij broodbereiding - deeg, gist
wordt gebruikt bij kaasbereiding - leb
wordt gebruikt bij naaien garen, naald, schaar, speld, vingerhoed
wordt gebruikt om te smeren boter, olie, vet
worg - benauwdheid, keelontsteking
worgen - smoren, stranguleren, stikken
worger - moordenaar
worging strangulatie
worgpeer kroppeer
worgvalk - klapekster, klauwier
work - kikvors
worken - kwaken
worm aaltje, aardworm, aarsmade, azijnaaltje, bloedzuiger, bolworm, haakworm, houtworm, leverbot, lintworm, maai, made, pier, priemstaartje, pringer, regenworm, spoelworm, trichine, witoog, wurm, zeepijl, zeeschede
worm (Afr.) - loa
worm (parasitaire) in de ingewanden - lintworm, spoelworm
wormbuil - abces
wormbuis - kokerworm
wormentros - poer
wormkruid, heidens - guldenroede, Solidago
wormmiddel - anthelminthicum
wormnagel - paalspijker
wormpje - memel
wormpje in de huid – meeëter
wormsalamander - gymnophionum
wormsgewijze - peristaltisch
wormstekig - madig, mijterig, pierig, vermolmd
wormverdrijvend middel - santonine, wormkoekje
wormvormig - peristaltisch, vermiform
wormtongig dier - kameleon
wormvormig aanhangsel appendix
wormwiel - schroefrad
worp gooi, klap, nest, pitch, projectie, slag, smeet, toom
worst beuling, leverkaas, salami, saucijs
worstbroodje saucijzenbroodje
worstelaar - kamper, strijder, vechter
worstelen plukharen, bakkeleien, kampen, stoeien, strijden, vechten
worstel en vuistkamp bij de oude Grieken pancratium
worstelgreep - nelson
worsteling gevecht, kamp, scrimmage, strijd
worstelmethode - judo
worstelpark arena, ring, palestra
worstelschool - palestra
worstelwedstrijd - pancratium
worstgerecht - hoofdkaas
worstkruid - marjolijn
worstsoort - bloedworst, cervelaat, kookworst, leverworst, metworst, rookworst, salami, snijworst, tongenworst
worstvergiftiging botulisme
worstvlees met
wortel basis, beginsel, biet, gemberwortel, grondslag, kroot, oorsprong, oorzaak, pee, peen, radix, rhiza, winterwortel
wortel (Lat.) radix
wortel in hutspot - pastina(a)k
wortel der mandragora - alruin
wortel schieten - aangaan
wortel van de mandragora - alruin
wortel van de stam - naald, nagel, pen, spie
wortel van een ipecacuanha - braakwortel
wortel van het nieskruid - nieswortel
wortel van standelkruid - salep
wortelboom mangrove, rizofoor
wortelbrok - kluit
worteldraad - wortelhaar
wortelen - radiceren, stoelen, vastzetten, wortelschieten
wortelen met uien - hutspot
wortleter - radicivoor
wortelgetal radix
wortelgroen - peenlof, wortelloof
wortel hoofd - stengelvoet
wortelig - wortelachtig
wortelknol knol, kroot, raap, radijs
wortelkruid - peen
wortelloof - peenlof
wortelmutsje - calypta
wortel of raap - knol
wortelpotige - rhizopodum
wortelrat - rhizomenida
wortels etend - radicivoor
wortelschieten - wortelen
wortelstok - rizoom, stengel, stobbe
wortelstok van een tropische plant - cassave, djaëdjahe, gember, ketella, ketellapohoon
wortelstokken met kleurstof - meekrap
wortelstronk - stobbe, stomp
wortels van een plant - wortelgestel
wortelvormig rhizomorf, rizoform
wortelwoord grondwoord, primitivum, radix, stamwoord, woordstam
woud bos, foreest, Loo, rimboe
woudaapje - woffer
woudanemoon - bosanemoon
woudbewoner - wouddier
woudbloem - valkruid, bosduif
woudbroeder kluizenaar, monnik
woudduif - bosduif
woudduivel - mandril
woudezel onager
woudforel - beekforel
woudgeest - pontianak (Ind), sileen
woudgod - bosgod, faun, Pan, sater, Sylvain, silvanus
woudgodin - dryade
woudhopje - woudaapje
woudkever schallebijter
woudknaap - faun
woudkoe anoa, snuitrund, tapir
woudkruid - hemelsleutel, valkruid
woudloper - jager, trapper
woudmens - pygmee
woudmier - bosmier
woudmos - etagemos
woudnimf - dryade, elf
woudplanten - nemorosen
woudrat - aardrat, aeneasrat
woudrund - tapir
woudslang - boomslang
woudsnip - houtsnip
woudstro - daslook
wouduil - bosuil
woudvaren - bosvaren
woudwilde - bosanemoon
would-be (Eng.) - zogenaamd
wouter - meerkol, woutermannetje
wouw - milaan, milvus, ringvalk, zwaluwstaart
wouwaapje - watervogel
wouwelen - bazelen, kletsen, zaniken
wouwou - langarmaap, mensaap
wraak - haat, rancune, represaille, retorsie, retributie, revanche, straf, talio, vendetta, vergelding, vete
wraakbaar - afkeurenswaard, censurabel, verwerpelijk
wraakgeest - Alastor
wraakgevoel ressentiment, wrok
wraakgevoelens - wrok
wraakgierig - vindicatief
wraakgodin Alastor, Alecto, Ara, Curea, Erinijen, erinyen, eumenide, eymeniden, furie, furiën, Maegera, Magen, Megera, Nemesis, Tisiphone
wraakgoed - uitschot
wraaklust - wrok
wraak nemen - wreken
wraak nemend - wrekend
wraakneming vindicatie
wraakzucht rancune, vete, wraakgierigheid, wrok
wraakzuchtig vindicatief
wraddel - kossem
wrak - bedorven, beschadigd, bouwvallig, gammel, krakkemikkig, onbruikbaar, ongaaf, slecht, vervallen, wankel, ziek, zwak
wrak (schip) - kavalje
wraken - afdrijven, afkeuren, censureren, desavoueren,
incrimineren, recuseren, taxeren, verlijeren, verwerpen
wrakgoed - rebut
wraking - banvloek, desaveu, exprobatie, improbatie, miswijzing, recusatie, reprobatie, verkettering, verwerping
wrakken - kreukels, stranddief
wrakker - stranddief,
wrakkig - gammel
wrakstuk - rebut, uitschot
wrang amper, bitter, eggerig, kroppig, rens, rins, scherp, slee, sleeuw, uierziekte (koeien), zerp, (zuur)achtig
wrang zuur - rins
wrange geestigheid - galgenhumor
wrangheid - acerbiteit, acrimonie
wrat papilloom, papilloma, uitwas, verruca
wratachtige - huidverhevenheid, papilla
wratje - lenticel
wratmeloen cantaloup, kanteloep, kantelope
wratsteen - druipsteen, stalagmiet
wrattenbijter - sabelsprinkhaan
wrattenkruid - kroontjeskruid, roomkruid
wrattenzwijn - pekari
wratvormig - papilliform, verruqueus
wrede daad - beulswerk
wrede heerser - Alva,barbaar, Caligula, despoot, Iwan, Nero,
onmens, tiran
wrede keizer Nero, Caligula
wrede kwelling - hel
wrede plaging - sadisme
wrede pijniging - marteling
wrede schrikaanjaging schrikbewind, terreur, terrorisatie
wrede vrouw - Medea (koningsdochter, myth.
wreder - ruwer
wreed - barbaars, beestachtig, beulachtig, bloeddorstig, cru, gemeen, genadeloos, gevoelloos, guur, hard, hardhandig, hardvochtig, harteloos, inhumaan, koud, medogenloos, moorddadig, onaandoenlijk, onbarmhartig, ongenadig, ongevoelig, onguur, onmeedogend, onmenselijk, onverbiddelijk, rauw, ruw, sadistisch, scherp, snood, streng, tiranniek, versteend, woest,
wreed behandelen - tiranniseren
wreed bepalen - cruditeren
wreed heerser despoot, tiran, wreedaard
wreed heerser in Rome Caligula, Commodus, Domitianus,
Nero, Selanus, Tiberius,
wreed landvoogd - Alva
wreed mans - barbaar, sadist
wreed systeem terreur
wreedaard - barbaar, beul, bruut, Caligula, despoot, monster, Nero, onmens, sadist, tiran, tijger (fig.), woesteling
wreedaardig - gevoelloos, hardvochtig, tiranniek, wreed
wreedheid - atrociteit, hardvochtig, inhumaniteit, kannibaals, onmenselijk, sadisme, sadistisch, strengheid, terreur, terrorisatie, tiranniek, woest
wreedzuchtig - kannibaals, onmenselijk, woest, wreedaar
wreken - revancheren, vergelden, wreedzuchtig
wrekend - vergeldend, vindicatief
wrekende gerechtigheid Themis
wrekende godin - Nemesis
wrekende tegenmaatregel - represaille
wreker - Goël, vergelder
wreking - wraak
wrensen hinniken
wrevel afkeuring , bitterheid, depit, gegriefd, gegriefdheid, gemelijkheid, gramschap, grimmigheid, kribbigheid, misdadig, misnoegd, misnoegdheid, misnoegen, moord, ontevredenheid, ontstemd, ontstemming, spijt, weerbarstig, wrevelig, wreveligheid
wrevelig - balorig, bits, bitter, boos, brommig, gegrief, gemelijk, geraakt, grimmig, grommig, knorrig, korzelig, kregel, kribbig, kriegel, luimig, maltentig, misnoegd, narrig, nestig, nietig, nuffig, nurks, ontstemd, timonisch, toornig, verbitterd
wriemelen krielen, krioelen, mieren, peuteren, plukken
wringbalans - torsiebalans
wringen - afpakken (door draaiing), draaien, drukken, duwen, haperen, knellen, samenpersen (al draaiende) uitwringen, wurgen
wringing - draaiing, gedraaidheid, spanning, torsie
wroegen - beschuldigen, verwijten
wroeging - bekering, berouw, bezinning, bitterheid, gewetensangst, inkeer, knaging (geweten), misnoegdheid,
naberouw, spijt
wrok - animositeit, depit, familiehaat, gevoel, gewrok, haat,
hak, horror, hostiliteit, misantropie, nijd, odium, piek, pik,
pikanterie, rancune, ressentiment, ruzie, verbittering, vete, vijandschap, wraak, wrake
wrokkig - haatdragend, rancuneus, verbitterd
wrong - bloemkrans, dot, gedraaidheid, kluwen, knoedel, knoet, knot, kondeh, leguaan, makaron, makron, toet, torsade (bij bomen), torsie, tres, tulband, vlecht,
wringing
wrongel - kaasstof, kwark
wrijfdokter masseur
wrijfgoed - politoer
wrijfhout glanshout, likhout, wil, zwik
wrijfkuur - massage
wrijfmolen - papiermolen
wrijfpaal - schurk, scheukpaal, schuurpaal, zondebok
wrijten - krakelen, tegenwerken, twisten
wrijter - twistzoeker, woelgeest
wrijven - aaien, boenen, frotten, frotteren, fijnmaken, gladmaken, krauwen, masseren, poetsen, politoeren, ruisen, schoonwrijven, schrobben, schuren, schurken, strijken, wissen
wrijven en poetsen - boenen
wrijven met zand, puinsteen of schuurpapier - schuren
wrijven of aaien - strelen
wrijving - frictie, frictie, frottement, geschil, massage, onenigheid, wassing, weerstand,
wrikbaar onvast
wrikken wiggelen
wringen - draaien, duwen, knellen, mangelen, persen, uitknijpen, wurgen
wringbalans torsiebalans
wringen draaien, torsen, wurgen
wringer - mangel
wringing torsie
wrochten creëren, maken, scheppen, werken
wroegen beschuldigen, kwellen, verwijten
wroeging - berouw, schuldbesef, spijt
wroeten doorwoelen doorzoeken,, graven, morrelen, opruien, peuren, peuteren, snuffelen, staven, stoken, woelen
wroeten in aarde - delven
wrok – afgunst, afkeer, bitterheid, grief, gruwel, haat, nijd, pik, rancune, ruzie, vete, vijandschap, walg, wraaklust, wraakzucht, wrong
wrokkig – haatdragend, kroppig
wrong bloemkrans, dot, kluwen, knoet, makaron, makron, toet, torsade, torsie, tres, tulband, vlecht
wrongel – kwark
wrong in het haar - haarknoet
wuft dartelfrivool, frivool, gewaagd, grillig, lichtzinnig, los, luchtig, onbestendig, ondegelijk, onstandvastig, oppervlakkig, veranderlijk, versatiel, wispelturig, wups
wuit luim, klus
wuiven - groeten, wenken, zwaaien
wulf - boeg, boog, gewelf, zoldering
wulfsel - gewelf
wulk bunzing, kabouterschelp, klinkhoren, stinkdier
wulp - regentuter, tuter, welp, wilp,
wulps brooddronken, dartel, flink, frivool, groeizaam, hanig, hitsig, kras, kregel, kriel, lascief, levenslustig, licentieus, lodderig, loszinnig, luxurieus, ongebonden, paarzuchtig, speels, vinnig, voluptueus, weelderig, welgedaan, welig, wellustig, zinnelijk, zedeloos
wulps gedragen - dartelen
wups wuft
wurgen garrotteren, smoren, stranguleren, vermoorden, worgen, wringen
wurger klauwier
worgkoord - strop
wurm - kindje, peur, pier, sukkelig, uk, worm,
wurmen mieren, morrelen, peuteren, ploeteren, sleutelen, sloven, tissen, urmen, zwoegen
wijbeeldje - exvoto
wijd - ampel, breed, gespreid, groot, lax, lobbig, omvangrijk, ruim, spatieus, uiteen, uitgebreid, uitgestrekt
wijdbeens - schrijlings
wijd bovenkleed - tabbaard, tabberd
wijd getande kam - roskam
wijd houten vat - kuip, tobbe
wijd open staan - gapen
wijd openzetten - sperren
wijdbloeiende plant - rus
wijde ader - sinus(Lat.)
wijde damesmantel - swagger
wijde herenmantel - raglan
wijde hoepelrok - crinoline, panier
wijde onderrok - petticoat
wijde ondiepe kom - bekken, schaal
wijde overbroek - mots
wijde pijp - buis, gasbuis, rioolbuis
wijde riviermonding - aestuarium, estuarium
wijde schippersbroek - kiel, mots, motse
wijde spleet - kloof
wijde tobbe - vloot
wijden - afzonderen, besteden, consacreren, geven, heiligen, inzegenen, offeren, opdragen, ordenen, sacreren, toewijden, zalven, (in)zegènen
wijden aan - offeren
wijden aan God - heiligen
wijder maken - ruimen, verbreden
wijders - bovendien, overigens verder
wijder worden - rekken
wijdgetande kam - roskam
wijding - consecratie, consacrering, consecrering, devotie, heiliging, inzegening, offering, oliesel, plechtigheid, toewijding, zalving, zegen(ing)
wijdlopig - ampel, breedsprakig, breed(voerig), gerekt, lang, langdradig, langwijlig, omslachtig, omstandig, profuus, sesquipedaal, uitvoerig, verbeus, vervelend
wijdlopigheid - verbositeit, omslachtigheid, prolixiteit
wijdte - afstand, amplitudo, breedte, diameter, dikte, doorsnede, kaliber, omvang, ruimte, spatting (scheepsterm), tussenruimte
wijdte tussen pijlers - dag
wijdte van de opening van een lens of spiegel - apertuur
wijer - molenvijver
wijf - echtgenote, feeks, toot, vrouw
wijf, oud - stokvis, zeezeelt
wijfje van roofdier - berin, leeuwin, tijgerin
wijfjesdier - apin, berin, ezelin, geit, hen, hinde, keu, koe, leeuwin, merrie, moer, moerhaas, moerkonijn, ooi, poes, pop, teef, trui, tijgerin, voedster, woerhen, wolvin, zeug
wijfjeshaas - moer, moerhaas, voedster
wijfjeshert - hinde, ouddier (na eerste paring), ree, reegeit, rekke (in het 3e jaar)
wijfjeshond - teef
wijfjeskat - poes
wijfjeskonijn - voedster
wijfjeslam - ooilam
wijfjespaard - merrie
wijfjesree in het derde jaar - rekke
wijfjesschaap - ooi
wijfjesvarken - keu, motte, zeug
wijfjesvis - kuiter
wijfjesvogel - pop
wijfjesvos - moervos
wijfjeswalvis - koe
wijfje van de fazant - woerhen
wijfje van een hond - teef
wijfje van een roofdier - berin, leeuwin, tijgerin
wijgeschenk - exvoto
wijk - buurt(schap), gemeenteafdeling, kamp, kwartier, rayon, sectie, stadsdeel, tocht, toevlucht, vlucht, zijkanaal (in veenkolonie),
wijkader - hoofdverkeersweg
wijken - decederen, deinzen, eculeren, retireren, terugdeinzen, teruggaan, terugtreden, toegeven, verdwijnen, vertrekken, verwijderen, vlieden, vluchten, weggaan, zwichten
wijkerblad - weegbree
wijkgeneesheer - stadsgeneesheer
wijk in Amsterdam - Binnenstad, Bijlmermeer, Eilanden, Goudkust, Jordaan, Pijp, Slotermeer, Zeedijk
wijk in Brussel - Marol
wijk in Eindhoven - Gestel ,Stratum, Strijp, Tongelre, Woensel
wijk in Istanboel - Pera
wijk in New Vork - BrookIyn, Harlem,
wijk in Rotterdam - Alexanderpolder, Charlois, Hillegersberg, Katendrecht, Ommoord, Overschie, Pendrecht, Tuindorp, Zuid, Zuidwijk
wijkloper - wijkbezorger
wijkmeester (Rom.) - tribuun
wijknummer - postcode
wijkplaats - abri, asiel, asyl, baai, reduit, refuge, retraite, schuilhoek, schuilkelder, schuilplaats, terp, toeverlaat, toevlucht(oord), vluchtheuvel,
vrijplaats
wijkpunt - verdwijnpunt, vluchtpunt
wijkruis - apostelkruis
wijkswijze - volgens
wijkzuster - wijkverpleegster
wijl - dewijl, kortelings, omdat, onlangs, poos, redegevend, sluier, terwijl, voile, wijle
wijle - dewijl, kortelings, omdat, onlangs, poos, redegevend, somtijds, terwijl, wijl
wijlen - dood, gestorven, overleden, toeven, zaliger
wijm - teen
wijmen - tenen
wijn - drank, druiven, druivenbloed, druivensap (gegist), most, port, wijnstok,
wijn (naar - smakende perzik) - wijnperzik
wijn uit de Gironde - bordeaux
wijn uit reeds eerder geperste druiven met water - leurwijn
wijn van de tintodruif - tint
wijn van droge druiven - sec
wijnaccijns - verbruiksbelasting
wijnazijnsaus - marinade
wijnbak - wijnkuip
wijnbelasting - wijnaccijns
wijnbereidingskunst - vinificatie
wijnberg - wijngaard
wijnbergslak - wijngaardslak
wijnbes - aalbes, druif
wijnbeschrijving - oenographie
wijnbezelaar - druiveboom, wingerd
wijnbezinksel - droes
wijnboer - wijnbouwer
wijnbouwkenner - oenoloog
wijnbouwleer - oenologie
wijndrab - depot, droesem, moer, raaps
wijndroesem - moer
wijnfles - bordelaise, karaf
wijnfles van twee liter - magnum
wijngaard - wingerd
wijngaardenier - wijnbouwer
wijngaardkever - knoppenbijter
wijngaardloof - wingerdbladeren
wijngaardlook - kraailook
wijngaardluis - druifluis
wijngaardrups - wijnmot
wijngaardslak - caracole, karakol, karkol
wijngeest - aethanol, aceton, essence, ethylalcohol, liquor, spiritus
wijnglas - bokaal, fluit, kelk, roemer, romer, tuimelaar, tumbler
wijngod - Bacchus, Dionysos
wijnheffe - droesem, moer
wijnhuis - bar, bodega, bordelaise, café, dranklokaal, kroeg, slijterij, tave(e)rne
wijnhuis in Spanje - bodega, taverne
wijnkan, antieke - lamé
wijnkelder - bottelier, sommelier
wijnkelder in Spanje - bodega
wijnklaarsel - bereidsel
wijnkunde - oenologie
wijnkundige - oenoloog
wijnlied - vinata, vinneta
wijnliefhebber - oenofiel, oenophiel
wijnlokaal - bar, bodega, proeflokaal, tapperij, taverne
wijnlucht - wijngeur
wijnluis - druifluis
wijnlijst - wijnkaart
wijnmaand - october
wijnmaat - aam, anker, kalkoentje, steekkan, toelast
wijnmaker - bottelier
wijnmakerij - bottelarij
wijnmeter - vinometer, wijnroeier
wijnmoer - droesem, grondsop, raaps, wijndrab
wijnoogstlied - vinata
wijnpeen - winterpeen
wijnpeiler - wijnroeier
wijnpenningen - plukgeld
wijnpers - druivenpers, pers
wijnplant - wingerd, wijnstok
wijnpluk - windpokken, wijnoogst
wijnpomp - (steek)hevel
wijnpomp - steek)hevel
wijnproeflokaal - bodega
wijnproeversschaaltje - tastevin
wijnpruim - klodder
wijnrode kleurstof - karmozijn
wijnrode verfstof - karmijn
wijnroemer - bokaal, wijnglas
wijnrood - karmozijn, karmijn
wijnsmaak - bouquet
wijnsoort -
3 sec
4 asti, este, most, port, rose
5 cider, douro, macon, medoc, porto, samos, tinto, xeres
6 barolo, beaune, corton, graves, madera, maduro, malaga,
moezel, rijnwijn, sherry
7 aligoté, chianti, clairet, elbling, madeira, muskaat, tokayer
8 bergerak, bordeaux, dadelwijn, falerner, vermouth
9 bourgogne, champagne, moezelwijn
10 beaujolais, chambertin, kruidenwijn
wijnstaart - pestvogel
wijnsteen - tartat(us)
wijnsteen (Ind.) - cachou
wijnsteengeest - wijnsteenzuur
wijnsteenpoeder - cremortalt
wijnsteker - wijnverkoper
wijnstok - druivelaar, druiveplant, pinot, rank, vitis, wingerd
wijnstokachtigen - vitaceeën
wijntapper - tapuit
wijntapperij - wijnbouw
wijn uit Toscane - chiabti
wijnvat - barrel
wijnverkoper - slijter
wijnverlater - kelderknecht
wijnwinkel - slijteij
wijnzuur - wijnsteenzuur
wij-olie - chrisma
wijpalm - taxusboom
wijs - aria, bedachtzaam, deun, ervaren, gebruik, geleerd, gewoonte, kloek, knap, manier, melodie, melos, modaliteit, moedig, onderwezen, prudens, prudenter, schrander, trant, verstandig, vroed, zangwijs,
wijs uit kunnende worden - begrijpen
wijsbegeerte - filosofie
wijsbek - wijsneus
wijs beleid - doorzicht, inzicht, prudentie
wijs grijsaard - nestor
wijselijk - verstandig
wijs inzicht/met - wijselijk, prudentie
wijs koning - Salomo(n)
wijsgeer - denker, filosoof
wijsgeer (middeleeuwen) Albertus, Anselmus, Bacon, Thomas
wijsgeer (modem) - Descartes, Hume, Hegel, James, Locke, Kant, Marx, James, Sartre, Spinoza
wijsgeer (niet westers) - Confucius, Laotse
wijsgeer (oosters) - Confusius, Laotse
wijsgeer (oudheid) - Aristoteles, Epicurus, Plato, Seneca, Socrates
wijsgeer (Portugees/joods) der ethica (Nederland) - Spinoza
wijsgeer uit Abdera - Democritus
wijsgerig - diepdenkend, filosofisch
wijsgerig stelsel - agnosticisme, empirisme, existentialisme, idealisme, naturalisme, objectivisme, pantheïsme, positivisme, wijsgerige bespiegelingen houden - filosoferen scholastiek, sensualisme, thomisme
wijsheid - geleerdheid, kennis, licht, wetenschap
wijsheidsleer - antroposofie
wijsje - deun(tje), liedje
wijsmaken - aandraaien, aannaaien, opsolferen
wijsneus - betweter, blaag, kwajongen, waanwijze, weetal
wijsneuzig - pedant
wijsvinger - afbeelding, bladwijzer, index
wijten - aanrekenen, betichten
wijtewagen - huifkar
wijting - schelvis
wijwatervat - vont, doopvont
wijze - bouworde, deun, gebruik, geleerde, genre, gewoonte, manier, melodie, methode, modaliteit, mode, modus, regel, ritus, smaak, sofi, stijl, trant, vroede, zede,
wijze (Lat.) - modus
wijze grijsaard - nestor
wijze leidsman - mentor
wijze manier - modus
wijzen - aanduiden, aangeven, openbaren, tonen
wijze uit China - Confucius, Laotse
wijze van betalen - bank, cash, cheque, contant, giro, kas
wijze van bouwen - bouworde
wijze van doen - gedrag, manier, procedure, techniek, vaardigheid
wijze van enten - oculeren
wijze van eredienst - doop, liturgie, rite, ritus, rouwdienst, trouwplechtigheid
wijze van gebeuren - proces, verloop
wijze van noteren - notatie, steno
wijze van onderzoek - methode
wijze van opbouw - structuur
wijze van optreden - air, allure, gedrag, houding, scène, tactiek
wijze van schilderen - peinture
wijze van spreken - spraak, spreekwijze, spreektrant
wijze van uitdrukken - stijl
wijze van uitspreken - prononciatie
wijze van voorstelling - bewerking, lezing, modaliteit, uitvoering
wijze van zangvoordracht - belcanto
wijze van zuiveren - filtreren, steriliseren
wijze van zijn - modaliteit
wijze waarop kennis nagestreefd wordt - methode.
wijze van zijn - modaliteit
wijzen - magi, pointeren, tonen, vellen
wijzer maken - Ieren, beleren, onderwijzen
wijzer van de klok - naald
wijzigen - aanbrengen, amenderen, hervormen, modificeren, muteren, ommekeer, revolutie, variëren, veranderen
wijziging - modificatie, mutatie, omwenteling, reorganisatie verandering
wijziging van de wet - amendement
wijziging voorstellen - amenderen
wijzigingswet - novelle