Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
na - achter, bij, dichtbij, later, volgend
na (Lat.) - post
na aan het hart - bemind,geliefd, dierbaar 
na afloop - achteraf, nadat
na afloop praten - napraten
na aftrek van de kosten - netto 
na bepaalde tijd - later
na bloedverwant - namaag
na Christus - A.D.,N.C.
na de dood - hiernamaals, postuum
na de dood plaats hebbend - post-mortaal
na de dood verschijnend - postuum
na de geboorte - postnataal
na de stichting van de stad (Rome) - A.U.C, (ab urbe condita)
na de tijd dat - nadat
na de uitval gepareerd te hebben - riposteren
na dezen - hierna
na die dag - na dato
na die tijd - daarna, dan, nadat, nadien, toen, verder, vervolgens, voorts
na dit - post hoc
na dit leven - hiernamaals
na dit of dat - hierna
na één jaar - p.a. (postannum) 
na elkaar - achtereenvolgend
na elkander - achtereenvolgens
na gewone tijd - laat
na het eten gezellig blijven - napraten, natafelen
na het genoemde gebeuren - nadat
na kennisneming bekrachtigd - gezien
na rijp beraad - achteraf, later, naderhand, weloverwogen
na twaalf uur - n.m., (Eng.) p.m. 
na vergelijking - coll (collatis)
na verloop van - na(dat)
na verloop van tijd - daarna, later,  nadat
na verloop van zekere tijd - later, mettertijd, nadat
na zekere tijd - daarna, nadien, nadat, later
naad - hechting, kier, las, reet, scheiding, spleet, torn, voeg
naad in rok - spleet
naad tussen twee beenderen - sutuur
naadloze gewalste buis - mannesmannbuis
naadspant - naadlijst
naaf - aad, as, aspunt, spil
naafring - naafband
naaidoosje - necessaire
naaidopje - vingerhoed
naaien - handwerken, hechten, herstellen,, naaldwerken, passen, verstellen
naaies (Z.N.) - naaister
naaietui - menagère, necessaire
naaigarnituur - etui
naaigereedschap - draad, garen, garnituur, haak, naald, oog, schaar , speld, speldenkussen, stopnaald, vingerhoed
naaigerei - centimeter, draad, garen, garnituur, haak(je), knoop(je), naaimachine, naald, naaldenkoker, oog, rokmeter, rijggaren, schaar, speld, speldenkussentje, stopnaald, vingerhoed
naaijuffrouw - coupeuse, modinette, naaimeisje, naaister
naaimug
naaimand - handwerkmand
naairing - kleermakersduimring
naaisel - naaiwerk
naaisteek - matrassteek, rijgsteek, zigzagsteek
naaister - costumière, coupeuse, grisette, handwerkster, machinestikster, mestikster, midinette, modinette
naaister in confectie-atelier - coupeuse, modinette
naaister in een Parijs atelier - midinette
naaistertje - grisette
naaiwerk - verstelwerk
naakt - adamskostuum, bar, bloot, kaal, onbedekt, onbegroeid, onbehaard, onbekleed, onbeschut, ontbloot, ongekleed, ontkleed, poedelnaakt
naakt figuur - nuditeit
naakt hollen - streaken
naakt kieuwige weekdieren - eoliden
naakt lopen - nudisme
naaktbloeier - herfsttijloos 
naaktbloemig - nudiflorus 
naaktcultuur - nudisme
naakte slak (huisloos) - aardslak
naaktheid - adamskostuum, nuditeit, paradijskostuum
naaktkieuwige weekdieren - eoliden
naaktkieuwige zeeslak - aeolis
naaktlopen - streaken
naaktloper - adamiet, naturist, nudist
naaktloperij - nudisme
naaktstudie - naaktschilderij 
naaktvarens - polypdiaceën
naaktzadig - gymnosperm
naaktzadigen - coniferen, ceder, cypres, den, gymnospermen, jeneverbes, jeneverstruik, lork, mastboom, naaldboom, pijn(boom), spar, taxis, varen .
naald - compaswijzer, dennenaald, evenaar (balans), gedenknaald, gedenkteken, gedenkzuil, naainaald, obelisk, priem, pijnboomnaald, speld, spits, stift, stopnaald, torenspits, wijzer, zuil (spitstoelopend)
naald van Cleopatra - eremurus
naald van een balans - evenaar
naaldaar - setaria
naald van een balans - evenaar
naaldboom - conifeer, ceder, cypres, den, ijf, jeneverstruik, lariks, lork, mastboom, pijn(boom), spar, taxus, varen
naaldbomenaanplant - pinetum
naaldbomenhout - dennehout, naaldhout, vurehout
naaldbomenwoud in Siberië - taïga
naaldboom - ceder, conifeer, cypres, den, denneboom, green, jeneverbes, jeneverstruik,  lariks, lork, mastboom, pijnboom, spar, sparreboom, taxis, taxus, varen, ijf, ijfel
naaldbos - dennenbos
naaldenkervel - scandix
naaldgaatje - oog(je)
naaldgewas - denneappel
naaldhouder - acaternaculum
naaldinfectie - serumhepatitis
naaldkunst - borduurkunst, borduurwerk, broderie
naald of priem - als
naaldscherp - puntig, spits, venijnig, vlijmscherp
naaldsteek - acupunctuur 
naàldtekening - ets, gravure 
naaldvak - borduren, breien, haken, naaien
naald van een balans - evenaar
naald van een klok - wijzer
naaldvis - inktvis, nautulus, snaper, sneper, zeenaald, zeepaardje
naaldvissen - syngmathidae, zeenaalden, zeepaardjes
naaldvormig - puntig, pyramidaal, spits
naaldvormige schelp - terebra
naaldvormige steen - monoliet, obelisk
naaldwerken - borduren, breien, haken,  naaien 
naaldwoud (Siberië) - taiga
naam - aanduiding, bekendheid, benaming, beroemdheid, betiteling, eer, faam, name, noemen, nomen, renommee, reputatie, publiciteit, roep, roem, titel, van
naam aanduiden - noemen
naam , Arab. - Ali, Omar
naam betreffende (de) - nominaal
naam geven - bestempelen, dopen, heten, noemen
naamgeving - benaming, doop
naam gevormd naar de naam van de moeder - metronymicum
naam in Openbaring genoemd - Magog
naam letterkeer - anagram 
naam, naar de - nominaal
naam uit de Griekse mythologie -  Agamemnon, Aprhodite, Iphigenia
naam uit de mythologie - Parthenia
naam van Amerikaans president – Coolidge, Eisenhower, Johnson, Kennedy, Lincoln, Nixon, Obama, Rooseveld, Truman,
Washington, Wilson 
naam van Amerikaanse volkszangeres - Baez
naam van apostelen - Andreas, Bartholomeus, Filippus, Jacobus, Johannes, Lucas, Mattheus, Nathanaël, Paulus, Petrus, Simon, Thaddeus, Thomas 
naam van Arabisch vorst - AIi, Omar 
naam van bekende diamant - Cullinan, Excelsior, Florentijner, Grootmogel, Kohinoor, Orlow, Paragon, Regent, Shah,  Sancy, Wittelsbach
naam van bekend Italiaans geslacht - Borghese, Medici, Orsini
naam van bekend vorst over Palestina - Herodes
naam van de blauwe reiger - aalpadreiger
naam van de duivel - mefisto(teles)
naam van de duivel uit boek Tobias - asmodeus
naam van de keizer van Ethiopië - Negus
naam van de vierde planeet - Mars
naam van diamanten die meer dan 100 karaat wegen - paragon
naam van een bekende dierentuin - Artis, Blijdorp, Burgers, Ouwehand
naam van belasting - grondbelasting, inkomstenbelasting, loonbelasting, successierechten
naam van Belgische toneelspeler - Sion
naam van Ceres - Demeter
naam van de eerste letter van het Griekse alfabet - alpha
naam van dertien pausen - Leo
naam van de keizer van Duitsland - Wilhelm, Otto, Karel, Ferdinand, Frederik, Sigismund
naam van de Keizer van Ethiopië - Negus
naam van de laatste letter van het Griekse alfabet -  Omega 
naam van de Messias  - Immanuel 
naam van een belasting voor 1789 - taille
naam van een bioscoop  - City, Odeon, Apollo, Tuschinski
naam van een boek - titel
naam van een Boheems geestelijke - Hus 
naam van een bos - 1o, 1oo, woud 
naam van een dagblad - A.D., Handelsblad, Parool, Trouw, Waarheid, Telegraaf, Volkskrant, 
naam van een diamant - kohinoor
naam van een Engels koningshuis - Tudor, Stuart, Windsor, Hannover
naam van een Engelse koning - George, Hendrik, Henry, Karel, Richard
naam van een Engelse koningin - Elizabeth,  Mary, Victoria
 naam van een film - thriller, western
naam van een Franse koning  - Charles, François, Henri, Louis, 
naam van een gebouw in Amsterdam  - Beurs, Munt, Paleis, Rai, Rijksmuseum, Westertoren
naam van een gebouw in Granada - Alhambra
naam van een gebouw in Leiden - Lakenhal
naam van een gebouw in Madrid - Prado 
naam van een gebouw in Milaan  - Scala
naam van een gebouw in Rotterdam - Doelen, Euromast
naam van een gebouw in Utrecht  - Domtoren, Jaarbeursgebouw
naam van een geheime bond in Sicilië - maffia
naam van een gewrichtsziekte - leewater
naam van een graaf  - Dirk, Filips, Floris, Jan, Karel, Willem
naam van een gravin - Ada, Amalia, Jacoba, Margaretha
naam van een heldendicht - Aeneis, Beowulf, Edda, Ilias, Odyssee
naam van een hoogte - berg, donk, gaast, geest, hil, terp, top, vluchtheuvel, wierd, woerd
naam van een in Frankrijk voor de revolutie geheven belasting - taille
naam van een Indische eilandengroep - Banda
naam van een joodse wijk - ghetto
naam van een kalief - Ali, Omar, Haroen
naam van een kerkhervormer - Calvijn, Luther, Hus, Wiclif, Zwingli,
naam van een kleine stroom - Aa, Ee
naam van een kozakkenhoofdman - hetman
naam van een kunststijl - barok, gotiek, rococo, tudor
naam van een legendarische Engelse koning - Lear
naam van een meteorenkrater - arizona, aouelloul, boxhole, dalgaranga, henbury, kaalyaru, lingava, odessa,  ries, toengoeska,  wabar
naam van een  meteorenzwerm - Andromediden, Arietiden, Cepheïden, Cygniden, Draconiden, Geminiden, Leoniden, Lyriden, Orioniden, Perseïden, Quadrantiden, Tauriden, Ursiden
naam van een Mexicaanse minister- Casperios
naam van een Mexicaanse schrijver - Reyes
naam van een museum in Amsterdam - Rijksmuseum, Tropenmuseum
naam van een museum in Den Haag - Mauritshuis, Mesdag
naam van een museum in Leningrad - Hermitage
naam van een museum in Londen - Tate
naam van een museum in Rotterdam - Boymans
naam van een museum in Utrecht - Brandweermuseum, spoorwegmuseum
naam van een muskietengeslacht - anofeles
naam van een muzikale compositie - tarantella
naam van een onderscheiding op filmgebied - Oscar
naam van een opera - Aida, Carmen, Faust, Fidelio, Manon, Tosca, Othello, Oberon, Zauberflöte
naam van een operagebouw - odeon
 naam van een papegaai - lorre
naam van een planeet - Aarde, Mars, Mercurius, Neptunus, Jupiter, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus
naam van een paus - Alexander,  Anastatus, Benedictus, Bonefacius, Christophorus, Clemens,  Gelasius, Hadrianus, Honorius, Innocentius,  Johannes, Lando,  Leo, Lucius, Marinus,  
Paschalis, Pius, Romanus, Sergius, Stephanus, Sylvester, Theodorus, Urbanus, Victor
naam van een persoon tussen 15-20 jaar - tiener
naam van een planeet - aarde, Jupiter, Mercurius, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus
naam van een plein - Dam, Malieveld
naam van een priestervereniging - oratorium 
naam van een reusachtig dier - Behemot(h)
naam van een R.K. vereniging tegen alcoholisme - Sobriëtas
naam van een Romeins keizer -  Antonius, Augustus, Claudius, Galigula, Hadrianus, Nero, Severus, Titus, Tiberius, Trajanus 
naam van een rustoord - elim
naam van een schildersfamilie - Breughel, Israëls, Maris, Toorop 
naam van een Spartaanse koning - Leonidas
naam van een Spartaanse koningin - Agis
naam van een staat in Oceanië - Maori
naam van een stekelige heester - berberis, braam
naam van een ster - Acharnach, Alcor, Aldebaran, Algol, Altair, Antares, Arcturus, Betelgeuze, Capella, Castor, Deneb, Denebola, Fomalhout, Gemma, Mira, Mizar, Pollux, Poolster, Procyon, Regulus, Rigel, Sirius, Spica, Unuk, Wega
naam van een sterrenbeeld - Adelaar (of Arend), Andromega, Boötes (of Berenhoeder), Cassiopeia, Dolfijn, Draak, Hercules,
Jachthonden, Kreeft, Leeuw, Lier, Maagd, Melkweg, Orion, Pegasus, Perseus, Plejaden, Ram, Schorpioen, Schutter, Steenbok, Stier, Tweelingen, Vissen, Wagen, Wagenman, Walvis, Waterman, Weegschaal, Zevengesternte, Zwaan, Zuidervis
naam van een Thebaans koning - Oedipus
naam van een vaste ster - rigel
naam van een volk in de oudheid - Assyriërs, Azteken, Babyloniërs, Etrusken, Foeniciërs, Inca's, Meden, Perzen
naam van een Zweeds koningshuis - Wasa, Bernadotte 
naam van Engeland  - Albion 
naam van Engelse koning - Hendrik, Richard, George, Henry, Karel
naam van Engelse koningin - Mary, Elizabeth, Victoria 
naam van  evangelisatiegebouwen - elim
naam van film - thriller, western
naam van Frankrijk - Marianne 
naam van geheime bond in Sicilië - Maffia
naam van God bij de moslims - Allah
naam van gereedschappen - kaliber
naam van heilige stukjes - relikwie
naam van Indische eilandengroep - Banda 
naam van Israël - Jacob, Palestina
naam van Jacob - Israël
naam van Jahwe - Adonai (Israël)
naam van Javaans bestuursambtenaar - wedana
naam van keizer van Ethiopië - Negus
naam van Klein-Azië - Anatolië
naam van kleine stromen - Aa. Ee
naam van meerdere rivieren - Aa, Ee 
naam van museum in München - Pinakothek
naam van Odin - Alvader
naam van oud-Egyptische stad - Busiris .
naam van padvindersbijeenkomst - jamboree
naam van Pausen - Alexander, Benedictus, Bonifacius, Celestinus, Clemens, Gregorius, Innocentius, Johannes, Leo, Paulus, Pius, Stephanus, Sixtus, Urbanus
naam van Romeinse keizer - Antonius, Augustus, Claudius, Hadrianus, Nero, Severus,Tiberius, Titus
naam van 5 Spartaanse overheidspersonen die toezicht moesten uitoefenen op de naleving van de wetten - eforen
naam van tijdschriften - magazine 
naam van verschillende aromatische verbindingen - fenol
naam van verschillende zouten - nitraten, salpeter
naam van volk in de oudheid - Assyriërs, Azteken, Foeniciërs, Inca's, Meden
naam van zeer oude stad - Ur 
naam voor barnsteen - elektron
naam voor Christus - Emanuel,Immanue,  Messias
naam voor de stoffen met vitaminewerking - ergon
naam voor een bos - loo
naam voor een fiets - kar
naam voor een losstaand stuk rietland - bod
naam voor een nors man - nabal
naam voor een ontginning - rade, rode
naam voor een rustoord - Elim
naam voor een stekelige heester - braam, berberis 
naam voor Noach - Noë 
naam voor oud-Turkse waardigheid.- Beg, Beij
naam voor oud-Zweedse waardigheid - Cöspërs
naamboek - onomasticon 
naambord - naamplaat
naambord boven een winkel - uithangbord
naamcijfer - monogram
naamdag - verjaardag
naamdicht - acrostichon 
naamgenoot - genan, genant, genante, homoniem
naamgever - eponymus
naamgever aan een werelddeel - Amerigo 
naamgeving - benaming, benoeming, bestempeling, denominatie, doop, kwalificatie, noeming, nomenclatuur, titulatuur,
naamgeving volgens vaste regels - nomenclatuur
naamindeling - nomenclatum 
naamkunde - onomastiek
naamlijst - index, kohier, nomenclatuur, onomasticon, register, rol, tabel 
naamlijst op een schip - monsterrol
naamloos - anoniem, onbekend, ongetekend, n.n. 
naamloosheid - anonimiteit
naamloze vennootschap - N.V., (Eng.) Ltd, (Frans) SA, (Duits) AG.
naamlijst - catalogus, index, klapper, ledenlijst, nominatie, onomasticon, register, rol,tabel
naamplaat - naambord 
naamregister - nomenclatuur 
naamroof - diffamatie, eerroof, laster
naamrovend - lasterlijk
naamsoverdracht - metonymie 
naamspeldje - badge, insigne, kenteken
naamsverandering - antonomasia,  metonymia
naamsverzwijging - anonimiteit
naamtekening - handtekening, signatuur, ondertekening
naamtrek - paraaf
naamval - ablatief, accusatief, casus; datief, genitief, nomen, nominatief, vocatief
naamval, 1e -  nominatief
naam verandering - omdopen
naamvers - acrostichon, naamdicht,
naamwisseling - antonomasia, metonymie
naamwoord - nomen 
naamwoordelijk - nominaal 
naamwoordelijk deel van het gezegde - predikaatsnomen
na-apen - imiteren, nabootsen, nadoen, navolgen
na-aper - imitator
na-aperij - imitatie, nabootsing, navolging 
naar - affreus, akelig, bar, belabberd, benauwd, beroerd, doods, droevig, ellendig, eng, erg, guur, lam, lamentabel,lamlendig, lastig, luguber, luidens, misselijk, onaangenaam, onbehaaglijk, onfris, onpasselijk, onprettig, onwel, rot, slecht, vervelend, somber, treurig, triest(ig), vervelend, volgens, walgelijk, wee, ziekelijk, zoals
naar aanleiding van - n.a.v., ingevolge, tengevolge
naar achteren - achteruit, terug
naar adem snakken - hijgen
naar alle kanten - her, overal, rommentom, rondom,
naar alle waarschijnlijkheid - allicht
naar bed gaan - rusten, slapen
naar behoren - behoorlijk, betamelijk, correct, fatsoenlijk, goed, juist, netjes, patent, terdege, terecht, voldoende
naar behoren inrichten - ordenen, rangschikken, regelen
naar believen - desgewenst
naar beneden - afdalen, afgaan, dalen, neder, neer, neerdalen, neerwaarts, omlaag, terneder, terneer
naar beneden buigen - hellen, neigen
naar beneden gaan - (af)dalen, dalen, neer, neergaan, omlaag, teneer, zakken
naar beneden gekrompen mensenteen - hamerteen
naar beneden glijden - afglijden
naar beneden komen - afkomen, dalen, neerdalen, vallen
naar beneden laten - aflaten, neerlaten
naar beneden slaan - neerslaan, omslaan
naar beneden stoten - neerstoten
naar beneden trekken - halen, trekken
naar billijkheid - e,a.e.b.
naar binnen - erin
naar binnen buigen - inbuigen
naar binnen gaan - ingaan
naar binnen gericht - introvert 
naar binnen geslagen deel van boekomslag - flap
naar binnen gevouwen rand - inslag
naar binnen halen - inhalen
naar binnen rijden - inrijden
naar binnen slaan - verzwelgen
naar binnen toekeren - devotie
naar binnengekeerdheid - introversie, introvertie
naar boven - braken, grootbrengen, meevoeren, omhoog,  opbrengen, opgeven,  opleveren, opmalen, opperdan, opvoeden, op(waarts), voortbrengen
naar boven (Lat.) - sursum
naar boven gaan - klimmen, rijzen,  stijgen, 
naar boven gericht - gestegen, omhoog, op, opgaand, opwaarts
naar boven klauteren - klimmen
naar boven smaller toelopend - tops (houthandel)
naar boven toelopend - taps
naar boven trekken - hijsen
naar boven uit steken - opsteken
naar bruin zwemend donkergrijs - taupe
naar buiten - eruit
naar buiten brengen - uiten
naar buiten doen - luchten
naar buiten gaan - uittreden
naar buiten gekeerd - extravert
naar buiten gericht - extravert 
naar buiten kijken - uitzien
naar buiten uitstekend - prominent
naar de aarde gericht - geotropisch
naar de afzender terugsturen - retourneren
naar de andere wereld helpen - vermoorden
naar de eis - patent
naar de galg - adpatibulum
naar de geest - mentaal
naar de gewoonte - gebruikelijk, gemeenlijk, usueel
naar de hel verwijzen - verdoemen
naar de hoogte strijken - opstrijken
naar de kant - opzij
naar de kelder zenden - kelderen
naar de laatste mode - hip, modieus
naar de laatste smaak - modieus
naar de leer van Plato - platonisch
naar de letter - letterlijk, scrupuleus 
naar de linkerzijde - linksom
naar de mens - adnominem
naar de mode - modieus
naar de moeder genoemd - metronymisch
naar de mond praten - huichelen, lijmen, slijmen, vleien
naar de mond toe - oraal
naar de naam - nominaal
naar de oude mode - ouderwets
naar de overkant gaan - oversteken
naar de regel - gebruikelijk, gewoon, normaal, normaliter,
naar de regel der kunst - l.a. (leges artis)
naar de regelen der kunst - s.a. 
naar de schijn - schijnbaar, zogenaamd
naar de stad - stadwaarts
naar de stijl van Rembrandt - rembrandtiek
naar de toon - tonaal
naar de vorm - formeel
naar de vijand overlopen - deserteren
naar de vorm - formeel
naar de waarheid - eerlijk, oprecht
naar de wind richten - brassen
naar deze plaats - hierheen
naar deze zijde - hierheen
naar die zijde - daarginder, daarheen, derwaarts, ginds
naardien - aangezien, omdat, vermits
naar die plaats - daarheen
naar een aangewezen plaats brengen - aanbrengen
naar een ander land verhuizen - emigreren
naar een betrekking dingen - solliciteren
naar een komende toe - tegemoet
naar een punt kijken - staren
naar een strafkolonie brengen - deporteren
naar een voorbeeld drukken - nadrukken
naar een voorbeeld haken - nahaken
naar eer en billijkheid -  fair
naar eer en deugd - billijkheid, fair
naar elders vluchten - wegvlieden
naar elkaar toe - ineen
naar en ziekelijk - akelig
naar evenredigheid - betrekkelijk, navenant, proportioneel, rata, rato
naar evenredigheid verdelen - quoteren
naargeestig - akelig, bekommerd, droevig, luguber, somber, treurig
naar gelang  - naarmate, navenant, overeenkomstig
naar gelijk - zo
naar genoegen - goed, tevreden, voldaan
naar gewoonte - gewoonlijk, usueel
naar ginds - gindsheen
naar goeddunken - ad libitum.
naar goedvinden - ad libitum
naar graden afdelen - gradueren
naar graden indelen - gradueren
naar hartelust te werk gaan - grasduinen
naar hedendaagse opvattingen inrichten - moderniseren
naarheid - akeligheid, ellende
naar het aantal - numerair
naar het gebruik van de dag - modieus
naar het genoemde - ernaar
naar het genoemde toe - erheen
naar het getal - numerair
naar het hoogste - climax
naar het kompas richten - oriënteren
naar het licht toegroeien - fototaxis
naar het middelpunt - centripetaal,  middelpuntzoekend
naar het midden toe - mediaal 
naar het nummer - numeriek
naar het punt van uitgang - retour, retro, terug 
naar het vaderland terugkeren - repatriëren
naar hun mening - h.i., n.h,m.
naar iemand noemen - vernoemen
naar iemand roepen - toeroepen
naar iemand rook blazen - aanblazen
naar iemand toe dragen - aandragen
naar iets overhellen -  inclineren, neigen
naar iets snakken - dorsten
naar iets streven - ijveren
naar iets toe buigen - aanbuigen
naar iets toe dingen - aspireren
naar ik meen - m.i.
naar kerkgebruik - liturgisch
naar keuze - arbitrair, facultatief, vrijwillig
naar kind - drein, nest, kreng, serpent
naarling -  beroerling, engerd, etre, etter, klier, lelijkerd, loeres, mispunt, secreet, spook
naar links - linksaf
naar mate van - naargelang
naar meisje - nest
naar mens - aterling, ellendeling, être, etter, gemenerik, lammeling, kreng, lammelot, loeder, naarling, sekreet
naar mijn bescheiden mening - n.m.b.m.
naar mijn mening - n.m.m.
naar mijn mening - m.i.
naar omhoog (Lat).- sursum, hemelwaarts, omhoog, stijgen
naar omhoog gaan - stijgen
naar omhoog leiden - opleiden 
naar omlaag - dalen, neder, neer, teneer, terneder, terneer 
naar onze mening - o.i., n.o.m.
naar opzij - zijwaarts
naar ouder gewoonte - traditioneel
naar persoon - naarheid, naarling, naaroog
naar punt van uitgang - terug
naar raad luisteren - horen
naar rechts - rechtsaf
naar schepsel - engerd, etre, naarling
naar sla smakende en komkommerachtige plant - bernage
naar te hopen is - hopelijk
naar toe - heen
naar twee kanten - bilateraal
naar twee zijden - bilateraal
naar vaste maatstaf gemaakt - gestandaardiseerd
naar verhouding - advenant, avenant, betrekkelijk, gelang, navenant, relatief, evenredig, proportioneel,  pro rata,
naar verhouding verdelen - cotiseren,  quotiseren
naar verkiezing - facultatief
naar voren brengen - aanvoeren, opperen
naar waarheid - eerlijk, fair, ongelogen, oprecht 
naar welgevallen (muz.) - piacevole
naar wij menen - o.i.
naardien - omdat, naar, aangezien, daar
naargeestig - akelig, beklemmend, bekommerd, doods, droef, droefgeestig, hypochonder, luguber, melancholiek, mistroostig, 
neerslachtig, somber, treurig, triest, zwaargeestig, zwaarmoedig,
naargeestigheid - hypochondrie 
naargelang - naarmate, navenant, overeenkomstig
naarheid - akeligheid, afgrijselijkheid, ellende
naar het getal - numerair
naar het punt van uitgang - terug
naarling - aterling, être, engerd, etter, etterling, klier, loeres, mispunt, spook 
naarmate - naargelang, volgens 
naar omlaag - neder
naarstig – actief, arbeidzaam, diligent, diligence, fervent, gehaast, laboreus, nijver, onverdroten, werkzaam, noest, ijverig, vlijtig, vlug
naarstigheid - vlijt, ijver 
naar te hopen is  hopenlijk
naar twee kanten - bilateraal
naar twee kanten gericht - polair
naar verhouding - advenant, betrekkelijkevenredig, relatief 
naar verhouding gelijk – evenredig
naar voen brengen - lanceren
naar waarheid - eerlijk, oprecht
naar wat – waarheen
naar wens – goed, wel
naar wezen – etre
naar zich toehalen - trekken
naast – afzijdig, benevens, bezijden, dichtbij, dichtst, intiemst, kortst, mis, nabij, neven, nevens
naastbestaande - bloedverwant, familielid
naast de deur - vlakbij 
naast de wervels - paravertebraal
naast elkaar beschouwen - monsteren
naast elkaar bestaan - coëxistentie, coëxisteren
naast elkaar op dezelfde lijn plaatsen - juxtaponeren
naaste - buur, evennaaste, evenmens, geloofsgenoot, medebroer, medemens, volksgenoot 
naaste bloedverwanten van moederszijde - cognaten, spillemagen
naaste bloedverwanten van vaders zijde - agnaten
naast elkaar op dezelfde lijn plaatsing - juxtapositie
naast elkaar schikken - vlijen
naast of langs - terzijde
naaste medewerkers - staf
naasten - annexeren, inpikken, toe-eigenen
naastenliefde - caritas
naaste omgeving - heem, omtrek 
naaste omgeving van Amsterdam - Amstelland
naaste omgeving van Arnhem - Veluwe(zoom)
naaste omgeving van Breda - Baronie 
naaste omgeving van Groningen - Ommelanden
naaste omgeving van Hilversum  - Gooi(land)
naaste omgeving van Parijs - Banlieu
naaste omgeving van 's-Hertogenbosch - Meierij
naaste omgeving van Zutphen ¬ - Graafschap 
naaste stand ener planeet bij de zon - perihelium, (verste is Afelium)
naaste (ten - bij) - bijkans, bijna, haast, nagenoeg
naasten - aanboorden, annexeren, buren, toe-eigenen
naastenliefde - agapé, altruïsme, caritas, charitas, mensenliefde
naast gelegen - aangrenzend, belendend
naasting - annexatie
naasting van kerkelijke goederen - secularisatie
naast wonende - buur (man), buurjongen, buurmeisje, buurvrouw, nabuur,  vrouw 
naat - dubbelkristal
naatje - pet, waardeloos
nabauwen - herhalen
na bepaalde tijd - later
naber - buur, buurman, nabuur
nabericht - bijvoegsel, narede, naschrift, postscriptum, P.S.
nabestaande - bloedverwant, dochter, familielid, kind, kleinkind, naverwant, maag,  zoon
nabetalen - aanzuiveren, postnumereren
nabetrachting - beschouwing, epiloog, meditatie, nabeschouwing, narede, overdenking
Nabloes - Nabelus, Sichem
nabij - naast, dichtbij, ongeveer, omtrent
nabijgelegen - aangrenzend
nabijheid - buurt, dichtbijzijn, nabuurschap,omgeving, omtrek, proximiteit
nabijliggend - dichtbij
nablaffen - naschreeuwen, nalopen 
nablijven - overblijven, schoolblijven
nablikken - naoben
nabloeien - epigonisme
nabloeier - epigoon
nabob - onderkoning, gouverneur 
nabootsen - imiteren,  na-apen, nadoen, nastreven, navolgen, namaken, parodiëren, pasticheren, reproduceren, simuleren
nabootsen door gebarenspel - mimeren
nabootsen van een toestand - simulatie
nabootsend woord - onomatopee 
nabootsende uitbeelding in de kunst - mimesis
nabootser - copiist, epigoon, imitator, kopiist, naaper, nabloeier
nabootsing - afbeelding, bedrog, beeld, conterfeitsel, copie, facticiteit, imitatie, konterfeitsel, mimesis,  na-aperij, namaak, navolging, parodie, persiflage, reproductie, simulatie, surrogaat
nabootsing der aarde - georama, globe
nabootsing, luchtige - parodie
nabootsing van een draperie als decor - lambrekijn
nabootsing van een kunstwerk - pastiche
nabootsing van een rol perkament - cedel, ceel
nabootsing van een tekening - facsimile, reproductie
nabootsing van het binnenste van de aarde - georama
nabootsing van het geluid van de kwartel  - kwikmedit
nabootsing van het geluid van een stoot of slag - pof
nabootsing van kippengeluid - tok
nabootsing van klank in woord – onomatopee
nabootsing van mens of dier in hout, metaal enz. - beeld 
naboth - stijfkop 
nabout - koppelbout, spanbout
naburig - aangrenzend, aanliggend, belendend, contigu, dichtbij, naastgelegen, nabijgelegen, omliggend
nabuur - buur, buurman
nabuur van Nederland - België, Duitsland
nabuurschap - nabijheid,  proximiteit
nabij - aangrenzend, belendend, dichtbij, naast, nabijgelegen, naburig
nabij de luchtpijp - peribronchiaal
nabij de Zuidpool gelegen - antarctisch
nabijgelegen - aangrenzend, aanliggend, belendend, naastgelegen, naburig
nabijliggend - dichtbij
nabijheid - buurt, dichtbijzijn, entourage, nabuurschap, omgeving, proximiteit
nacalculatie - naberekening
nacht - (Lat) nox, duisternis
nacht met volle maan - maannacht 
nacht of dag vóór een hoge R.K. feestdag - vigilie
nacht van 30 april op 1 mei - Walpurgisnacht
nachtaap - mirikina
nachtanker - plechtanker
nachtasiel - baaierd
nachtbel - nachtschel
nachtblaar - nachtgezwel
nachtblindheid - hemeralopie 
nachtbloeiers - nyctaginaceae
nachtbloem - nachtschade, hyctanthes, teunisbloem
nachtbraken - lucubratie, lucubreren, pierewaaien
nachtbraker - doorzakker, fuifnummer, labberlot, nachtvlinder, nostambule 
nachtbroek - slaapbroek
nachtclub - bar, dancing, disco, floorshow
nachtdienst - nachtwake, wacht
nachtdier - kalong, vampier, vleermuis, uil 
nachtdoek - nachtdas
nachtduivel - incubus, nachtmerrie
nachtegaal - filomeel, philomele
nachtegaal rietzanger - snor 
nachtelijk - duister, donker, nocturne
nachtelijk feest van heksen -  heksensabbat
nachtelijk feestmaal - reveillon
nachtevening - aequinocition
nachteveningspunt - herfstpunt,  lentepunt
nachtfeest - reveillon
nachtgast - slaapgast
nachtgeest - spook
nachtgelegenheid - dancing, nachtclub
nachtgewaad - babydoll, hansop, nachthemd, nachtjapon, nachttoilet, negligé, pon, py(j)ama, slaapmuts 
nachtgezicht - nachtvisioen,
nachtgezwel - nachtblaar
nachtglas - nachtkijker, zandloper
nachtgoed - nachtgewaad
nachthagedis - gekko, tokeh
nachthemel - sterrenhemel
nachthemellicht - airglow
nachthuis - nachtcafé, speelhuis 
nachthuisje - kompaskast 
nachtkastje - nachttafeltje
nachtkleding - hansop, nachtgewaad, nachthemd, pon, pyama, pyjama
nachtkoekoeksbloem - melandrium
nachtkot - nachtkroeg
nachtkras - nachtkrabbel
nachtkwartier - caravan, hotel, kooi, logement, logies, motel, nachtverblijf, nest, onderdak
nachtlamp - nachtlicht
nachtlampje - pelita, veilleuse
nachtleger - bed, bivak, brits, hangmat, kantonnement, kermisbed, kooi, ledikant, legerplaats, slaapplaats, slaapzak, sponde, nachtverblijf, opklapbed, veldbed
nachtleger van soldaten - bivak
nachtleger van vliegend wild - roest 
nachtleger voor mensen - bed
nachtlichtje - nachtpit
nachtloopster - del, slet
nachtloper - lichtmis
nachtmaal - avondmaal, H.A.
nachtmaalsbeker - avondmaalsbeker
nachtmannetje - duivel, geest, spook
nachtmerrie - alf, angstdroom, bietebauw, cauchemar, drud, elf, incubus, kwelgeest, maar, mare, schrikbeeld
nachtmuts - mopmuts, slaapmuts
nachtmuziek - serenade, nocturne 
nachtorchis - platanthera
nachtpak - piama, pyjama
nachtpauwoog - saturnia
nachtpermissie (mil.) - nachtverlof 
nachtraaf - kwak, nachtreiger
nachtratel - nachtzwaluw
nachtreiger - kwak
nachtronde - patrouille
nachtroofdier - hyena, jakhals
nachtroofvogel - kerkuil, steenuil, torenuil, velduil, uil
nachtrust - slaap
nachtschade - aardappel, solanum
nachtschade-achtige plant - aardappel, bilzenkruid, doornappel, dolkruid, petunia, tabak, tomaat, wolfskers
nachtschadeachtigen - solanaceeën
nachtschaden - solanaceeën
nachtschel - nachtbel
nachtschone - mirabilis, wonderbloem
nachtschuif - nachtknip, nachtschoot
nachtserenade - nocturne
nachtsok - bedsok
nachtspiegel - po, pot, waterpot
nachtstuk - nocturne
nachtstudie - lucubratie
nachttafeltje - nachtkastje
nachtteken - Kreeft, Maagd, schorpioen, Steenbok, Stier, Vissen
nachttoilet - nachtgewaad
nachtuil - nachtvlinder, stommerik, nachtwaker
nacht van 30 April op 1 Mei - Walpurgisnacht
nachtverblijf - bed, logement, logies, hotel, motel, herberg, slaapkamer 
nachtverblijf in de open lucht - bivak, kampement, tent
nachtverblijf van een leger - bivak, kampement, kwartier
nachtverblijf verlenen - huisvesten, herbergen 
nachtviool - damastbloem
nachtvliegtuig - moonliner
nachtvlinder - bladroller, chilo, clix, kol, lichtmot, nachtkapel, nachtpauwoog, nachtwaker, nachtwitje, pistooltje, plusia, ratelaar, rietuil, roesje, straathoer, uiltje
nachtvlinders - heterocera 
nachtvogel - geitenmelker, kerkuil, nachtzwaluw, oehoe, ransuil, uil
nachtvorst - lucifer
nachtwaak - inspanning
nachtwacht - klepper, klepperman, nachtwaker
nachtwake bij een dode - vigilie
nachtwandeling - noctambulisme, somnambulisme
nachtwens - welterusten
nachtwerk – lucubratie, nachtarbeid
nachtwerker - rioolruimer, ruimer, sekreetruimer 
nachtwikke - vogelwikke
nachtwitje - nachtvlinder, nachtwolk, paarlemoerwolk
nachtwijzer - nocturiabium
nachtzwaluw - caprimulgus, dagslaper, geitenmelker, nachtratel, ratelaar 
nacre - paarlemoerachtig
nacijferen - uitrekenen, nagaan
nadagen – herfst
nadat - daarna
nadat de stad Rome gesticht is - P.R.C.
na de dood - postuum
nadeel - afbreuk, averij, bezwaar, damnum, derving, desavantage, detriment, gebrek, gemis, klauw, koersdaling, kwade, letsel, maar, perte, prejudice, scha(de), schaduwzijde, strop, tegen, verlies, waardevermindering
nadeel lijden - verliezen
nadeel ondervinden - lijden
nadeel toebrengen - prejudiciën
nadeel toebrengend - benadelend
nadelig - detrimenteus,  ongunstig , onvoordelig, ruïneus, schadelijk, verderfelijk
nadelig resultaat - verlies
nadelig saldo - deficit, kastekort, tekort, verlies
nademaal - aangezien, daar, naardien, omdat, vermits
nadenken - beraden, bespiegelen, bezinnen, contempleren, filosoferen, mediteren, nagaan, overleggen, overpeinzen, peinzen, piekeren, overdenken, overwegen, prakkezeren, reflecteren verzinnen 
nadenkend - bespiegelend, contemplatief, mijmerend,  pensief, peinzend, reflectief
naden van een schip dichtslaan - kalamaaien
nadenkend – pensief
nadenken over - overwegen
naden lossnijden - tornen
nader - dichterbij, juister, korter, nauwkeuriger, subsidiair, uitvoeriger, verder
nader beding - clausule
nader brengen - rapprocheren
nader omschrijven - preciseren
nader overeenkomen - naregelen 
nader tot de heilige tafel - communiceren
naderbij - dichterbij
naderbij komen - naderen, naken, genaken
nadere beschrijving - detaillering, omschrijving, particulariteit, signalement, toelichting
nadere omstandigheid - bijzonderheid,  eigenaardigheid, toevalligheid
nadere toelichting - adstructie
naderen – aankomen, approcheren, (ge)naken, komen,  lopen, nabijkomen, opdagen, opdoemen, toetreden, verschijnen,
naderend - dreigend
nadernd onheil - gevaar, onheil
naderende komst - advent
naderen met grote stappen - aanbenen
naderhand - achteraf, achterna, daarna, later, mettertijd, nadien, naken, volgend, ulterieur, vervolgens
nadering - aankomst, aantocht, advent, applaus, genaking, komst, verschijning
naderingswerken - approches
nadezen - hierna, later
nadien - achteraf, daarna, erna, later, naderhand, sedertdien, vervolgens
na die tijd - nadat
nadir - voetpunt
na dit leven - hiernamaals
nadoen - imiteren, naäpen, nabootsen, navolgen
nadoener - epigoon, naaper, naloper
nadoenerij - navolging, naäperij 
nadoenerij in de kunst - epigonisme
nadruk - aandrang, accent, emfase, emfasis, herdruk, inflexie, klem, klemtoon, kracht, reprint, reproductie, thesis
nadruk (muz.) - thesis
nadruk leggen - accentueren, beklemtonen, benadrukken
nadrukkelijk - dringend, emphatisch, energiek, exores, expressief, gewichtig, instantelijk, krachtig, pertinent, pregnant, stellig, stringent, vigoureus
nadrukkelijk (muz.) - marcato 
nadrukkelijke verklaring - belofte, eed, gelofte
nadrukken - reprinten
nadrukleggen - accentueren
na-eter - ketelaar
nafta - petroleumether
naftaleen - naftaline, naftaling
naftaleenpapier - mottenpapier
naftanon, derivaat van - nafteenzuur
naftol - hydroxynaftaleen
naga - brilslang, cobra, naja
nagaan - achtergaan, achterlopen, behartigen, beloeren, bepeinzen, bespieden, bespioneren, bewaken, checken, controleren, examineren, inspecteren, monsteren, nadenken, nazien, nazitten, onderzoeken; overdenken, overwegen, overzien, volgen, wikken
nagaan van het juiste muntgewicht - justeren
nagalm - echo, resonance, resonantie, weerklank
nagalmen - echoën, resoneren, weerklinken
nagapen - nastaren
nagebed - dankzegging
nageboorte - moederkoek, placenta 
nageboorte van een merrie - haal 
nageboortenleer - deuteroiogie 
nagebootst - nagemaakt
nagebootst antiek - novantiek 
nagebootst kippenei - nestei 
nagebootst schrift - plastografie
nagebootst zwart glas - git
nagebootste handtekening - falsiteit
nagedachte - nadenken, overweging
nagedachtenis - aandenken, herinnering, memoriam, memorie, necrologie, piëteit, souvenier
nagedachtenis (ter) - in memoriam 
nagekomen - gestand
nagel - bout, klinkbout, kruidnagel, naald, onyx, pen, pin, sering, spie, spijker, stift, unguis 
nagel ijzer - doorslag, drevel
nagelaandoening - leukonychie, onychrogryphosis, paronychie
nagelaten - gemist, vergeten, verzuimd
nagelaten indruk - moet, spoor
nagelbloem - anjelier, anjer, bolderik, giroffel, korenroos, sering
nagelboom - kruidnagelboom
nagelborstel - polissoir
nagelbijten - onychofagie
nagelen - vastspijkeren
nagelijzer - doorslag
nagelkaas - komijnenkaas
nagelkleurmiddel - henna
nagelkruid - egelkruid, geum, muizeoor, penningkruid, sering (Z.N.), wederik
nagellak - hyacint
nagelolie - kruidnagelolie
nagelpijn - onychia 
nagels (dier zonder - op de tenen) - salamander
nagelsmid - spijkermaker
nagelsteen - onyx, nagellak - hyacint
nageltak - hyacint
nageltang - clipper, nageltrekker, nijptang, pincet
nageltrekker - nageltang, nijptang
nagelvast - aardvast, spijkervast
nagelvoor hout - spijker
nagelwater - (kruid)nageldrank
nagelziekte - onychoses
nagemaakt - artificieel, geimiteerd, imitatie, kunstmatig, nageaapt, nagebootst, onecht, postiche, pseudo, synthetisch, vals
nagemaakt goud - doublé
nagemaakt haar - postiches, toupet, pruik
nagemaakt ivoor - eburine
nagemaakte bloemen - kunstbloemen
nagemaakte valk (als lokaas) - leur
nagenoeg - bogus, bijkans, bijna, factice, feitelijk, gekopieerd, omstreeks, ongeveer, schier, temee, temet, zo goed als, vrijwel
nagenoemd - onderstaand
nagerecht - blanc-manger, dessert, flensje, fruit, gebak, kaas, hangop, koffie, kwark, pap, pudding, rabarber, sorbet, taart, toespijs, toetje,  vla, ijs, vruchten, watergruwel
nageslacht - afstammeling, dochter, kind, kleindochter, kleinzoon, nakomeling, nakomelingen, nakomelingschap, oir, oor, telg, zoon, nazaat, na(kroost), zaad
nagevoelen - medeleven, meeleven
nagewas - nateelt
na gewone tijd - laat
nagieren - naschreeuwen
naglans - fosforescentie
nagluren - bespieden, bespioneren
nagras - etgras, etgroede, etgroen, nasnede, toemaat
nagrashooi - nahooi
nagroen - etgras
nahalen - natrekken
nahersenen - metencephalon
nahooi - nagrashooi
nahouden - nageven, verwijten
nahijgen - najagen
naïef - argeloos, eenvoudig, goedgelovig, ingenu, kinds, kinderlijk, kunsteloos, natuurlijk, onbedorven, ongekunsteld, onnozel, onschuldig, onrijp, simpel, trouwhartig 
naïef meisje - ingénue
naïveteit - argeloosheid, eenvoud, openhartigheid, ongekunsteldheid, onnozelheid, onschuld, onschuldigheid
naja - brilslang, cobra, naga
najaar - herfst
na een jaar - p.a.
najaarsdag - herfstdag
najaarshooi - nahooi, toemaathooi
najaarslover - herfstbladeren
najaarsmarkt - herfstmarkt
najaarsmis - herfstmis
najaarsschoonmaak - uithaal
najaarsstorm - herfststorm, novemberstorm
najaarstint - herfsttint, najaarskleur 
najaarsweer - herfstweer
najaarszon - herfstzon
najadacee - nimfkruid
najade-  bronnimf, nimf, waternimf 
Najaden - Oceaniden
najagen - achternazitten, achtervolgen, ambiëren, begeren, nalopen, nazitten, poursuiveren, streven, vervolgen
najagen van nieuwe dingen - neofilisme
najager - strever, ijveraar
najas - nimfkruid
najool - napret 
najouwen - naroepen, naschreeuwen, uitjouwen
nakaarten - napraten
nakallen - napraten, papegaaien
nakauwen - herkauwen
naken - naderbijkomen, naderen, genaken, komen
nakend - bloot, genakend, naakt, naderend, ongekleed
nakie - adamscostuum, blootje
nakijken - controleren, corrigeren, inspecteren, kontroleren, korrigeren, naogen, nastaren, nazien
naklank - echo, galm, nagalm, nawerking, resonantie, weerklank
naklinken - meeklinken, resoneren, weergalmen
naklinkend geluid - echo, nagalm, weerklank
nakomeling - afstammeling, aver, descendant, dochter, kind, nageslacht, naneef, nanicht, nazaat, oir, spruit, telg, zaad, zoon 
nakomelingen - kroost
nakomeling van Europeanen in een ander werelddeel - creool, mulat
nakomeling van Ezau (Edom) - Edomiet
nakomeling van Ismaël - Ismaëliet 
nakomeling van Israël - Israëliet 
nakomeling van Levi - Leviet 
nakomeling van Moab – Moabiet
nakomeling van Napoleon - Napoleoniden
nakomeling van Noach - Hamiet, Semiet 
nakomeling van Odin - Ase
nakomeling van Sem - Semiet
nakomelingen - nageslacht
nakomelingschap - descendentie,  nageslacht, (na)kroost, oir, oor,
posteriteit, progenituur, zaad
nakomelingschap uit één organisme - kloon
nakomen - houden, naleven, vervullen, volbrengen, volgen 
nakomen van een verplichting - kwijten
nakomer - spadeling 
nakomertje - benjamin
nakoming - nakomen, naleven, naleving
nakraam - verlossing
nakrassen - nagraveren
nakroost - afstammeling, aver, nageslacht, nakomelingschap, nazaat, oir, oor, telg
nakruien - nabrengen
nakrijsen - naschreeuwen
nakuieren - nawandelen
nakijken - corrigeren, herzien, inspecteren, kontroleren, korrigeren, nazien, onderzoeken, overzien, reviseren
nalaten - achterlaten, laten, legateren, legeren, omitteren, vergeten, veronachtzamen, verwaarlozen, verzuimen 
nalaten van erfgenamen - erfmaking
nalatenis - erfenis, nalatenschap
nalatenschap - boedel, erfenis, erfgoed, legaat, successie, versterf
nalatenschap/deel van... - erfdeel, kindsdeel 
nalatenschap krijgen - erven
nalatig - achteloos, ingebreke, laks, lichtzinnig, negligent, nonchalant, onachtzaam, schuldig, sloffig, slordig, traag, vergeetachtig, zorgeloos
nalatiger worden - relacheren, verslappen
nalatigheid - achteloosheid, incurie, laxiteit, negligentie, nonchalance, omissie, onachtzaamheid, onvoorzichtig, slordigheid, uitlating, vergeetachtigheid, verzuim, weglating, zorgeloosheid
nalating - remise
nalatingsvergrijp - omissie
naleefbaar - observabel
naleen - achterleen
naletten - naloeren, naspieden, nazien
naleven - gehoorzamen, inachtnemen, nakomen, houden, observeren, opvolgen, respecteren, vervullen, volbrengen, voortbestaan, voortleven
naleving - inachtneming, observantie
nalezing (van gemengde opstellen) -  analecta, bloemlezing
naleving van kloosterregel - observantie
nalezen - doorzoeken, herlezen, overlezen, uitzoeken
nalichting - fosforescentie
naloop - moeite, zorg
nalopen - achterlopen, achternalopen, achtervolgen, behartigen, controleren,  inspecteren, nakomen, narennen, volgen, zoeken
naloper - gunstbejager, vleier, vereerder
nalopertje - krijgertje
namaak - fake, imitatie, kopie, nabootsing, nep, pastiche, pseudo, surrogaat, vals, vervalsing
namaakastrakan - krimmer
namaakbaar - imitabel
namaakdiamant - glasdiamant
namaakfluweel - velvet
namaak glacé - nappa
namaakgoud - doublé, klatergoud, semilor, similor, talmigoud 
namaakhoorn - galaliet
namaakivoor - eburine,  ivoride
namaakjuweel - stras 
namaakkoffie - cichorei
namaakmarmer - scagliola
namaakpapier - lederpapier, skai
namaakschilderij - oleografie 
namaaksel - imitatie
namaakzilver - alpaca, pleet
namaals - hierna, later
namaken - copiëren, imiteren, kopiëren, nabootsen, reproduceren
namaking - imitatie
namaz - salât
namelijk - n.l., (Lat.) sc, tw., immers, want
nameloos - anoniem, erg, groot, onnoemelijk, onuitsprekelijk, onzegbaar, overladen, overstelpend, sterk
namen uit de Germaanse  mythologie - 
 2  Ve
 3  Elf, Ran, Sif, Tin, Tyr, Urd, Var, Ziu
 4  Alve, Asen, Bara, Boor, Dufa, Frey, Froh, Hela, Isis, Loki,           Modi, Nixe, Odin, Odur, Saga, Thor, Trol, Udur, Vala, Vili,         Ymir
 5  Aegir, Aesir, Braga, Donar, Dwerg, Freyr, Gerda, Hadda,             Hodur, Holda, Hrönn, Hugin, Iduna, Imin, Kolga, Magni,             Mimir, Munin, Nanna, Niörd, Skadi, Sylfe, Ulier, Vanir,                Wodan
  6  Balder, Bestla, Bylgia, Druïde, Fenrir, Frigga, Mertha, Jotüns,       Kobold, Mannus, Normen, Oberon, Ostara, Roskva, Saxnôt,
      Skulfd, Surtur, Tuïsco
   7 Alfadur, Asinnen, Forseti, Gungnir, Hefring, Hermode,                 Hingsaz, Miolner, Nerthus, Tanfana, Thialfi
   8 Audhumla, Heimdall, Orgelmir, Ragnarök, Sleipnir, Sylfiden,
      Thingsus, Verdanda, Walkyren
   9 Bergelmir, Brunhilde, Erminonen, Modsognir, Yggdrasil
 10 Himinglafa, Nehalennia
 11 Thrudgelmir, Hrimthursen
 12 Jömongandur
 namen uit de Griekse en Romeinse mythologie - 
   3 Ate, Gea, Nox, Nyx, Ops, Pan, Sol
   4 Ajax, Amor, Ares, Dike, Echo, Eris, Eros, Hebe, Hera, Myas,
      Iris, Juno, Keto, Klio, Kora, Lara, Leda, Leto, Luna, Maia,
      Mars, Mors, Nike, Rhea, Zeus
   5 Aeson, Aides, Argus, Atlas, Ceres, Chloë, Diana, Dione,               Erato, Eurus, Fatum, Flora, Gorgo, Hades, Horen, Hymen,
      Irene, Janus, Jason, Keren, Koios, Laius, Laren, Liber, Libya,       Liten, Manen, Medea, Metis, Midas, Minos, Moira, Momus,         Muzen, Niobe, Notus, Pales, Paris, Pluto, Remus, Sinis,                Suada, Talus, Tyche, Venus, Vesta
  6 Adonis, Aeneas, Aeolus, Aglaia, Aigeus, Aineus, Aiolos,               Aithra, Alekto, Apollo, Aquilo, Arioon, Athene, Augias,               Aurore, Auster, Baucis, Biceps, Boreas, Cupido, Daphne,
     Echoos, Eirene, Epione, Europa, Faunus, Furiën,  Hekate,            Hektor, Helena, Helios, Hermes, Hestia, Hyaden, Hypnos,            Icarus, Ismene, Karpos, Kastor, Klotho, Kreüsa, Kronos,
     Latona, Mavors, Medusa, Megera, Moiren, Nereus, Nessus,          Nestor, Pallas, Parcen, Peleus, Pelias, Peneus, Perses, Phoebe,
     Phyton, Plutus, Pollux, Pamona, Prokne, Pyrrha, Selene,                Semele, Semnai, Skylla, Somnus, Tellus, Thalia, Themis,                Thetis, Tydeus, Urania, Uranus,  Zephir,
7   Achates, Admetus, Africus, Alkides, Amulius, Arachne,                 Ariadne, Artemis, Atriden, Atropos, Bacchus, Bellona, Bifrons,
   Cheiron, Chloris, Chronos, Cynthia, Demeter, Dryaden,                 Elektra, Epaphos, Erinyen, Eumonia, Euryale, Euterpe,                  Fortuna, Geminus, Glaucus, Gratiën, Harpijen, Himeros,                Hygiela, Inachus, Lokaste, Jupiter, Kalchas, Koronis, Laërkes,       Laërtes, Laokoon, Machaon, Minerva, Naiaden, Nemesis,              Numitor, Oreaden, Orestes, Orpheus, Pandora, Pegasus,                Penaten, Perseus, Phaeton, Phoebus, Phorkys, Pleione, Pluvius,
     Priamus, Priapus, Proteus, Pylades, Robigus, Romulus, Silenus,
     Sirenen, Skeiron, Stheino, Theseus, Titanen, Tritons, Ulysses,        Undinen
  8 Achilles, Adreastos, Afrodite, Amazonen, Amphioon, Anchises,
   Antigone, Ascanius, Cerberus, Chrysaor, Cyclopen, Daedalus,
      Damastes, Danaïden, Etrokles, Giganten, Gorgonen, Herakles,
      Hercules, Hyperion, Justitia, Kalliope, Kapaneus, Labdakus,
      Lachesis, Libertas, Maenaden, Meleager, Menelaos, Morpheus,
      Mulciber, Neptunus, Nereïden, Odysseus, Oidipoes, Pandarus,
      Penelope, Philemon, Pieriden, Poseidon, Saturnus, Tantalus,
      Terminus, Thanatos, Tiresias, Typhoeus, Victoria, Vulcanus,
      Zephyrus
   9 Aegisthos, Agamemnon, Androgeos, Andromeda, Asklepios,         Bucentaur, Centauren, Cephissus, Charubdus, Deianeira,
      Dionysios, Discordia, Endumioon, Eumeriden, Ganymedes,            Idomeneus, Kytheseia, Lykomedes, Melpomene, Mercurius,
      Mnemosyne, Nareissus, Okeaniden, Patroklos, Phantasos,              Philomele, Polynices, Promachos, Rhamnusia, Sylphiden,
      Tisiphone, Tyndareus, Vertumnus                  
10  Abundantia, Amphiaraos, Amphitrite, Andromache,                        Argonauten, Antomedoon, Deukalioon, Dioskoeren,
   Epimetheus, Erechtheus, Euphrosune, Hephaistos, Hesperiden,       Hyacinthus, Iphigeneia, Minotaurus, Peirithous, Periphetes,
      Persephone, Podalirius, Polyhemnia, Prokrustes, Prometheus,        Proserpine, Telemachos
 11 Aesculapius, Hippodameia, Philoktetes, Terpsichore,
 12  Klytemnestra, Psychopompus,
 14  Hekatoncheiren
namenkunde - onomastiek, onomatologie
namenlijst - onomasticon
namens - vanwege
namiddag - achternoen, nanoen, n.m., p.m.
namiddagdiensten - vespers 
namiddagslaapje - siësta
nandoe - loopvogel, rhea, struis (Z.Am.)
naneef - achterneef, telg, nakomeling, nazaat 
naneming - rembours
naneuzen - onderzoeken, uitpluizen
nangka - zuurzak
nanicht - achternicht
nanisme - dwerggroei,  nanosomie
nano - miljardste (gedeelte)
nanoen - namiddag
naogen – nakijken, nastaren, nazien, volgen
Naomi, schoondochter van - Orpa, Ruth
nap - bak, bakje, beker, drinkschaal, kom, kroes, mok, napje, schaal, schotel
napalm - geleiachtige benzine
napeinzen - reflecteren, terugdenken
Napels - Napolitaans
Napels, armenwoningen in - bassi
Napelse ziekte - syfilis 
Napelsgeel - loodantimonaat 
napeuren - nalopen
napikkelen - nahinken
napje - bekertje
napjesdrager - berk, beuk, eik, els, hazelaar, kastanje
napjesdragenden - cupuliferen, fagaceeën
napjesdrager - berk, beuk, cupuliferae, cupuliferen, els, fagaceae, hazelaar, kastanje, kurkeik, moseik, steeneik, treurbeuk, wintereik, zomereik
napjesslak - patella
naplakken - naschrijven, spieken
napluizen - nasporen, navorsen, onderzoeken, snuffelen, uitzoeken, vorsen
napluizer - snuffelaar
Napolitaans bedelaar - lazzarone 
Napolitaans geheim genootschap - camorra
Napolitaanse dans - tarantella 
napluk - naoogst
Napoleon - Bonaparte
Napolitaans bedelaar - lazzarone
Napolitaanse dans - tarantella
nappa - ledersoort,  nappaleder
napraat - herhaling, herzegging
napraten - nakaarten, papegaaien
naprater - nakaarter, nazegger
napraterij - psittacisme
napret - najool
napschelp - schotelschelp
napvormig - komvormig
napijn - nawee, weerpijn
nar - clown, dwaas, geinmaker, gek, grapjas, grapjurk, grappenmaker, guit, hansworst, harlekijn, joker, klown, komiek, kwant, lolbroek, olijkerd, paljas, pias, pierrot, potsenmaker, snaak, zot
narcis - jonquille, paasbloem
narcis achtige plant - agave, amaryllis, amarylidaceeën, clivia, jonquille, sneeuwklokje
narcisaaltje - tylenchus
narcisachtige sierplant - amaryllis
narcisachtigen - amaryllidaceeën
narcislelie - sneeuwklokje
narcisme - eigenliefde
narciszwam - narcisridderzwam
narcoanalyse - hersenspoeling 
narcose - anaesthesie, anesthesie, bedwelming, gevoelloosheid, verdoving
narcoseleer - anesthesiologie
narcosemasker - (narcose)kapje
narcosemiddel - an(a)estheticum, chloroform, ether, opian, opium
narcosis - narcose
narcotica - alcohol, anesthetica, cocaïne, hasj, hennep, marihuana, mescaline, morfine, opium
narcoticum - alcohol, cocaïne, drug, hennep, mescaline, morfine, nicotine, opium, stuff
narcotiden - acethyleen, chloroform, diethylether, ethyleen, methaan
narcotische drank - kawa
narcotine - narcosine, opian, opianine
narcotisch - bedwelmend, slaapwekkend
narcotiseren - bedwelmen, verdoven
narcotiseur - anaesthesist,  anesthesist
narduszaad - nigelle
nare vent - lammeling
nare zaak - gruwel, schanddaad, wandaad
narede - epiloog, nabericht, nawoord, peroratie, postscriptum, slotbeschouwing, slotrede, slotwoord, sluitrede
narekenen - chechen, controleren, natellen
narennen - achtervolgen, nalopen, nazitten
nare vent - lammeling
nargil (Perz.) - kokosnoot
nargileh - waterpijp
naricht - bericht, governo, waarschuwing
narigheid - akeligheid, ellende, ellendig, getob, knudde, kommer, last, leed, malaise, misère, naarheid, nood, puree, sacherijn, sores, trammelant, trubbel, verdriet
naroepen - najouwen
narren - jennen, pesten, plagen, pruttelen, sarren, treiteren 
narrenattributen - kei, marot, zotskap, zotskolf
narrenbisschop - ezelpaus 
narrengereedschap - kei, marot, zotskolf
narrenkap - kaproen, narrenmuts, zotskap
narrenkledij - narrendracht
narrenkleding - zotskap
narrenmuts - zotskap
narrenpoets - boert, gekkernij, grap, gril, narrenpots
narrenpots - boert, gekkernij, grap
narrenscepter - marot
narrenstaf - marot, zotskolf
narrenstok - manie, marot, stokpaardje, zotskolf
narrenwerk - gekkenwerk
narrerij - dwaasheid, gekheid, gril
narreslee - arreslee
narrig -  bits, chagrijnig, drenzerig, gemelijk, gram, huilerig, knorrig, kribbig, lastig, verdrietig 
narthex - voorhal, (kerk)portaal
narijden - nazitten, vervolgen
naroepen - najouwen
narwal - eenhoornvis, walvis
nasaal - neusklank
nasalis - neusspier
naschafter - ketelaar
naschallen - naklinken
naschalter (marine) - ketelaar
naschelden - naschimpen, uitjouwen
nascheut - naloot
naschieten - naijlen
naschilderen - imiteren, kopieren
naschimpen - naschelden
naschouwen - nakijken
naschreeuwen - nablaffen, nagieren
naschrift -  n.s., nabericht, postscriptum, p.s.,  toevoegsel
naschrijven - overschrijven, kopiëren, spieken
naschrijverij - plagiaat
naseinen - telegraferen
naseizoen - herfst, nateelt
nasi - rijst, padi
naslaan - nakijken, nazien, opzoeken
naslag - nadreun
naslagwerk - adresboek, boek, encyclopedie, flora, gids, handboek, lexicon, Oosthoek, puzzelwoordenboek, register, Standaard E., telefoonboek, vademecum, woordenboek, W.P., E.N.S.I.E., 
nasleep - effekt, gevolg, staart, stoet, uitvloeisel 
naslepen - naslieren
nasnede - etgroen, nagras, toemaat 
nasnellen - naspoeden
nasnorren - nasporen, nazoeken, vorsen
nasnuffelaar - vorser
nasnuffelen - nagaan, nasnorren, opsporen, onderzoeken
nasnijden - nagraveren
naspel - coda, epiloog, finale, gevolg, postludium, staartje
naspeuren - nagaan, nasporen, peilen, recherche, uitzoeken, vervolgen
naspeuring - recherche
naspeurlijk - doorgrondelijk
naspoeden - nasnellen
nasporen - navissen, onderzoeken, perquireren, speuren, volgen, uitzoeken, vorsen
nasporing - onderzoek, investigatie, navorsing, perquisitie,
naspreken - nazeggen
nasprokkeling - nalezing
naspui - agger, mui
naspijs - dessert
nastaren - nagapen, nakijken, naogen
nasteek - nastoot, riposte
nasteken - nagraveren
nastevenen - achternazitten, achtervolgen, navaren, nazeilen
nastoot - nasteek, riposte, tegenstoot
nastreven - beijveren, bereiken, najagen
nasturen - nazenden
nasturtium - waterkers
nat - bevochtigd, doordrenkt, doorweekt, dras{sig), druipnat, klam, kletsnat, regenachtig, sap, sijp, vloeibaar, vloeistof, vocht(ig)
nat grasland - dries
nat maken - afkoelen, besprenkelen, bevochtigen, natten, sproeien
nat rijstveld - sawa
nat tot op de huid - doornat
natachtig - regenachtig, vochtig
nataliteit - geboortecijfer
nateelt - naseizoen
natekenen - uittekenen, overtrekken
naterkruid - adderkruid
natertong - addertong, speerkruid
natgieten - begoeten
nathals - drinkebroer
natheid - humiditeit, vochtigheid
nataliteit - geboortecijfer 
naterkruid - adderkruid
natertong - speerkruid, addertong 
nathals - dronkelap, drinkebroer 
nathuis - looihuis
natie - gebied, land, mogendheid, rijk, staat, volk, volksstam
natief - geboortig, ongekleurd, onveranderd
nationaal - nat., landelijk
nationaal gerecht in Italië - spaghetti
nationaal gerecht in Marokko - koeskoes
nationaal gerecht in Nederland - erwtensoep, snert
nationaal heldendicht (Skr.) -ramayana
Nationaal Indonesisch leger - T.N.I.
Nationale industrie - volksnijverheid 
nationaal lied - hymne, volkslied 
nationaal park - reservaat
nationaal park in Canada - Algonkin
nationaal park in de Verenigde Staten - Josemite, Yellowstone
nationaal park in Nederland - Veluwezoom, Hoge Veluwe
nationaal park in Zuid-Afrika - Kruger-Wildpark
nationaal socialist - bruinhemd
Nationaal Socialistische Beweging  - N.S.B. 
nationaal spel der Japanners - go 
nationaal symbool - koningshuis, vlag
nationaal teken voor Nederlandse vliegtuigen - PH
nationaal voedsel in Italië - spaghetti
nationale drank in Peru - pisco
nationale drank van Frankrijk - wijn 
nationale hymne - volkslied 
nationale hymne van België - Brabançonne
nationale hymne van Frankrijk  - Marseillaise 
nationale hymne van Nederland  - Wilhelmus
nationale lied van Israël -hatikwah
nationale Poolse dans - mazurka
nationale schuld - staatsschuld
nationale sport der Basken - pelote
nationaliseren - naasten
nationalistisch streven van dejoden - zionisme
nationaliteitsbewijs - pas{poort), toeristenkaart, vrijbrief,
nationaliteitsbewijs van een koopvaardijschipper – zeepas
nativiteit - geboortencijfer
natkou - kil
natmaken – (be)sproeien, betten, bevochtigen, drenken, humecteren, sprenkelen
Natoena-eilanden, een der - Boengoeran, Padjang
natrekken - achterna reizen, checken, controlerennaspelen
natrekking - accessio
natrekpapier - calqueerpapier 
nat rijstveld - sawa
natrium - na. 
natriumcarbonaat - natriet, soda,  zuiveringszout
natriumchloride - keukenzout, steenzout, zout
natriumhydroxide - natron{loog),  
natriumhydroxydeoplossing - natronloog
natriumnitraat - salpeter, chilisalpeter
natriumsilicaat - waterglas
natriumsulfaat - glauberzout 
natriumtetraboraat - borax 
natriumveldspaat - albiet, orthoklaas
natriumzout - borax
matonaluminiumsilicaat - natroliet
natriumzout van citroenzuur - natriumcitraat
natron - soda, natriet 
natronsalpeter - natriumnitraat, chilisalpeter
natronveldspaat - orthoklaas
natte moeson - embrocatio, regentijd
natte omslag - kompres
natte verf bekloppen -  tamponeren
natte vuiligheid - smurrie
natte waar - bier, melk, olie, wijn
natte, weke aarde - dras
natten - natmaken, bevochtigen 
nattig - dras{sig), klam, klef, vochtig 
nattig, bij brood - klef
nattigheid - vocht, vloeistof
nattigheid (voelen) - gevaar, moeilijkheid, perikelen (merken)
nattig koed – kil
nat tot op het bod – kletsnat
nat uit vruchten - sap
natura artis magistra - NAM., Artis 
naturalibus, in - (moeder)nacht
naturel - inlander, inboorling, kleurling, mulat, onvermengd, puur, zuiver
naturen - nakijken, naogen
naturist - naaktloper, nudist, zonnevriend
natuur - aanleg, aard, geaardheid, gestel, groeikracht, inborst, innerlijk, instinct, karakter, leven, natura, temperament, wezen
natuurarts - fysiater
natuurbad - Boekelo, Lido 
natuurbeginsel - (Chin.) yin, yang, (Grieks) element
natuurbescherming - natuurbehoud, milieubescherming, milieuhygiëne
natuurbeschrijving - fysiografie
natuurbos - woud
natuurboter - roomboter
natuurdrift - appetentie, instinct
natuurdrift betreffend - autoplastiek, instinctief, natuurdruk
natuurfilosofie - kosmologie 
natuurgas - aardgas
natuurgebied - natuurmonument, reservaat
natuurgeest -  alf, elf, fee, kabouter, trol
natuurgeneeskunde - fysiatrie 
natuurgenezer - fysiater, kruidendokter
natuurgenoot – evenmens, medemens,  medeschepsel
natuurgetrouw - gelijkend
natuurgetrouwe weergave - eerlijk, facsimilé, levensecht, realistisch, werkelijk
natuurgodin van rijkdom en overvloed - Ops
natuurgodsdienst - naturalisme
natuurgroen - chromaatgroen
natuurkenner - biochemicus, bioloog, chemicus, fysicus, natuurkundige, scheikundige
natuurkennis - biologie
natuurkennis van de mens - antropologie
natuurkracht - hysiocratie 
natuurkunde - fysica, natuurwetenschap
natuurkunde van de atoomkern - atoomkernfysica, nucleonica
natuurkunde term - p.k. s.g., uitzettingscoëfficiënt, veerkracht, zwaarte¬kracht
natuurkundig - fysiek
natuurkundig instrument - aërometer, barometer, thermometer, thermostaat
natuurkundige - fysicus,  natuuronderzoeker
natuurkundige - Ampère, Archimedes, Bohr, Celsius, Einstein, Fahrenheit, Fermi, Heisenberg, Huygens, Josephson, Lorentz, Newton, Ohm, Oppenheimer, Pascal, Planck, Réaumur, Schrödinger, Torricelli, Volta, Zernike 
natuurkundige begrippen - aberratie, adhesie, amplitudo, arbeid, breking, buiging, capaciteit, coherent, cohesie, demping, diffractie, energie, fase, gewicht, inductie, impuls, impulsie, krachtstoot, lading, massa, moment, refractie, resonantie, rotatie, s.g., snelheid, straling, translatie, trilling, turbulentie, vector, vermogen, versnelling, verstrooiing, viscositeit, weerstand, zwaarte
natuurkundige methode - afkoelingsmethode, bevriezingsmethode
natuurkundige term - endosmose, exosmose, fysica, gel, osmose, vriespunt
natuurleer - fysiologie
natuurlijk - aangeboren, allicht, begrijpelijk, eenvoudig, eigen, fysiek, genuin, gezond, ingeschapen, landelijk, menselijk, naïef, natuurlijkerwijze, normaal, ongedwongen, ongekunsteld, ongewrongen, onnozel, uiteraard, vanzelf, vanzelfsprekend, verklaarbaar, werkelijk, zeker
natuurlijk bekleedsel - huid, pels, vacht
natuurlijk bos - woud
natuurlijk getal - een, twee, enz.
natuurlijk rood op de wangen - blos
natuurlijk vermogen om te groeien – groeikracht-natuurlijk waterbekken - baai, beek, golf, meer, oceaan, plas, rivier, zee
natuurlijk waterbekken door land ingesloten - meer, ven, plas, poel 
natuurlijke aanleg - gaaf, gave, genie, naturel, talent
natuurlijke aanleg om te begrijpen - bevattingsvermogen
natuurlijke afkeer - antipathie
natuurlijke begaafdheid - aanleg, gave, talent
natuurlijke dam onder water - aalstal
natuurlijke depressie - polje, uvala, bekken, doline, krater
natuurlijke geaardheid - gestel
natuurlijke depressie in China – Toerfan
natuurlijke erven - lijfserven
natuurlijke geaardheid - gestel, temperament
natuurlijke gelaatskleur - blos
natuurlijke - gemoedsgesteldheid,  temperament
natuurlijke geschiktheid - aanleg, geaardheid, gestel
natuurlijke historie - aardkunde, delfstofkunde, dierkunde, plantkunde
natuurlijke inzinking - bekken, doline, krater, polje, uvala, verzakking
natuurlijke inzinking in China - toerfan
natuurlijke kleur hebbend - naturel 
natuurlijke kloof - canon, dal, ravijn, canyon
natuurlijke krul - naturel 
natuurlijke lichtbron - ster, zon
natuurlijke logaritme - ln. 
natuurlijke meststof - compost, humus
natuurlijke nis - haan
natuurlijke omgeving - biosfeer, habitaat 
natuurlijke omschrijving - definitie
natuurlijke ongevoeligheid - flegma, inertie, lamlendigheid, traagheid, willoosheid
natuurlijke openhartigheid - naïviteit 
natuurlijke parafine - bergtalk
natuurlijke reactie - reflex
natuurlijke selectie - teeltkeus
natuurlijke toestand/In. . . zijn - landelijk, natura, rustiek
natuurlijke verheffing - berg, heuvel, gebergte
natuurlijke verhevenheid - bult
natuurlijke vlotheid - flair, ongedwongenheid
natuurlijke warmtebron - zon 
natuurlijke waterkering - duin
natuurlijke waterloop - geul, ril, wetering
natuurlijkheid - echtheid, eenvoud, ongedwongenheid, ongekunsteldheid, ingenuïteit
natuurmens - naturalist, natuurliefhebber 
natuurmonument - reservaat; zie ook nationaal park
natuurmonument in Drente - Brandeveen, Uffelterveen Wapserveld, 
natuurmonument in Friesland - Rengersmiede
natuurmonument in Gelderland - Hengstdal, Loohuis, Veluwezoom
natuurmonument in Groningen - Metbroek, Westerbroek, Weenderbosch
natuurmonument in Limburg - Genhoes, Mookerheide
natuurmonument in Noord-Brabant - Kampina 
natuurmonument in Noord-Holland - IJdoorn, Slufter, Gooilust, Naardermeer, Corversbosch, Spanderswoud
natuurmonument in Overijssel - Wieden, Friezenberg, Buurserzand 
natuurmonument in Utrecht - Botshol, Soesterveen
natuurmonument in Zuid-Holland - Merrevliet, Vlietlanden
natuurmonument op Texel - Slufter
natuuronderzoeker - botanicus, bioloog, chemicus, Darwin, fysicus, geomorfoloog, (natuur)vorser, pedoloog, zoöloog
natuurprodukt - hout, leer, rubber, traan, vrucht
nonatuurprodukt dat op 'n fossiel gelijkt - schijnfossiel
natuurramp - aardbeving,natuurgebied, natuurmonument, natuurreservaat, orkaan, springvloed, tornado
natuurreservaat - natuurmonument
natuurreservaat in Nederland - Biesbos, Deelerwoud,  Engbertsdijkvenen, Griend, korenburgerveen, Krijthelling-graslanden, Meynweg, Veluwezoom, Wadden
natuursteen bewerken tot er putjes ontstaan - boucharderen
natuursteensoort - basalt, graniet, kalksinter, kalksteen, kwartsiet, lei(steen), marmer, mergel, travertin, travertijn tufsteen, zandsteen 
natuur van de mensen - aard
natuurverschijnsel - aardbeving, aardschok, aardverschuiving, avondrood, bliksem, damp, dauw, donder, dooi, eb, eclips, golf, hagel, halo, ijs, ijsregen, ijzel, jachtsneeuw lawine, licht, maanlicht, meteoor, mist, morgenrood, motregen, nacht, nevel,  noorderlicht, onweer, regen, regenboog, rijm, rijp, schaduw, sneeuw, sneeuwjacht, sneeuwstorm, storm, straalbreking, vloed, vorst, wind, wolk
natuurvolken - primitieven
natuurvorser - natuuronderzoeker
natuurwetenschap - aardkunde, biologie, delfstofkunde, fysica,
mechanica, natuurkunde, scheikunde, sterrenkunde
natuurwetenschappen - realia
natijd - herfst, najaar, naseizoen 
na twaalf uur - n.m.
na twaalf uur (Eng.) - p.m.
naumachie - scheepsgevecht, scheepsstrijd
Naupaktos - Lepanto
nausea - braakneiging, misselijkheid, onpasselijkheid
nautiek - scheepswezen, zeevaartkunde
nauw - beklemd, bekneld, bekrompen, benard, benauwd, benepen, bestaand, dicht, dichtopeen, diep, diepst, eng, innig, intiem, juist, karig, knellend, krap, kwellend, nauwelijks, mondjesmaat, net, nijpend, oprecht, precies, schaars, schriel, smal, streng, strikt, verlegenheid, werkend, zee-engte, zeestraat
nauw begrensd - bekrompen,beperkt, eng 
nauw dal - canon, canyon, kloof, ravijn
nauw verbonden - compact, een, innig, inherent, samenhangend
nauw aansluitende broek + kousen - panty, maillot 
nauwe doorgang - bergpas, engte, kloof, pas, slop, spleet,steeg, zeeëngte
nauwe doorgang tussen zandbanken - priel, vaargeul
nauwe kiel - buis
nauwe opening - kier, reet, spleet, split 
nauwe opening in de huid - porie
nauwe straat - impasse, slop, steeg
nauwe verwantschap - affiniteit,  maagschap, parentage,
proximiteit  
nauwe vriendschap - affiniteit, liefde 
nauwe weg - defilé, pad 
nauwe zeestraat - zeeengte
nauwelijks - amper, bijkans, bijna, eerst, even, haast, juist, krap, krapjes, kwalijk, nauw, nagenoeg, net, node, pas, schier, scrupuleus, temet, ternauwernood, vrijwel, welhaast
nauw en eng - smal
nauwgezet - accuraat, angstvallig, behoedzaam, betrouwbaar, consciëntieus, exact, getrouw, getrouwelijk, gewetensvol, juist, krek, lastig, letterlijk, maltentig, minutieus, nauwkeurig, nauwlettend, netjes, precies, prompt, punctueel, scrupuleus, secuur, sekuur, strikt, stipt, streng, volkomen, zorgvuldig
nauwgezet gelovige - puritein
nauwgezetheid - accuratesse, acribie, exactitude, precisie, scrupulositeit, striktheid
nauwgezetheid bij taalkundig werk - acribie
nauwkeurig - aandachtig, accuraat, correct, exact, juist, nauwgezet, nauwlettend, net, precies, prompt, secuur, stipt, strikt, volkomen, zorgvuldig
nauwkeurig afmeten - afpassen
nauwkeurig bepalen - definiëren, exactitude, limiteren, vaststellen
nauwkeurig doorzien - doorsnuffelen, perlustreren
nauwkeurig gezet - kaarsrecht
nauwkeurig lopend uurwerk - chronometer
nauwkeurig omschrijven - definiëren 
nauwkeurig onderzoek - analyse, ontleding
nauwkeurig onderzoeken - analyseren .
nauwkeurig opgeven - detailleren, preciseren
nauwkeurig spreken - articuleren
nauwkeurig vaststellen - limiteren
nauwkeurige beschouwing - perlustratie
nauwkeurige beschrijving van een werk - bestek, rapport 
nauwkeurige omschrijving - definitie 
nauwkeurige orde - tabulatuur
nauwkeuriger - beter, juister, korter, later, nader, uitvoeriger, verder
nauwkeurigheid - accuratesse, accuratie, acribie, akribie, exactitude, precisie, punctualiteit, securiteit, stiptheid, zorgvuldigheid
nauwlettend – aandachtig, exact, juist, krek, nauwgezet, opmerkzaam, precies, secuur, strikt, stipt, waakzaam,
nauwsluitend - eng, getailleerd, krap, strak
nauwsluitend bovenlijf - jak 
nauwsluitend damesmantelpak  - tailleur
nauw straatje – slop, steeg
nauwte - angst, benauwdheid, bergengte, engte, krapte, zee-engte; 
nauwtjes - schriel
nauw verbonden - compact, een, inherent, innig, samenhangend
nauw verwant - adherent
Navarino - Pylos
navel - litteken, omfalicus, omfalos, umbilicus
navel betreffend - umbilicaal
navelbreuk - omfalocele, omphalocele
navelontsteking - ompfalitis, omfalitis
navelpunt - ombiliek, umbilicaalpunt
navelstreng - funiculus 
navelzaad - kleefkruid
navelzwijn - muskuszwijn, pekari
navenant - evenredig, overeenkomstig, proportioneel,
na verloop van - nadat
na verloop van zekere tijd – dan, later, nadat, nadien
navet - treinreis; weversspoel, schietspoel
navicert - handelspaspoort
navigabel - bevaarbaar
navigatie - besturing, scheepvaart, stuurmanskunst, zeevaart
navigatiemiddel - baken, backton, brulboei, dieplood, distantiemeter, kompas, radar, roer, sextant, telerant, zonneschieter
navigatieschool - zeevaartschool
navigeren - bevaren,  sturen
navlieden - navluchten
navliegen - achternaijlen
navoelen - begrijpen
navolgbaar - imitabel
navolgen - dienen, imiteren, na-apen, nabootsen, nadoen, vervolgen, nazitten, volgen
navolgend - hierna
navolgenswaardig - voorbeeldig
navolger - discipel, epigoon, imitator, naaper, nabootser,  parodist, volgeling 
navolging - epigonisme, imitatie, naaperij, nabootsing, na-aperij
parodie
navolging op komische wijze - parodie, persiflage
navolgingswaard - voorbeeldig
navolgster - zijhamer
navorderen - eisen, modelleren, navormen
navorsen - napluizen, navragen, onderzoeken, uitvinden 
navorsend - zetetisch
navorser - onderzoeker, requirant, requirent, uitvinder 
navorsing - disquisitie, exploitatie, informatie, investigatie,  napluizing, nasporing, nazoek, onderzoek, research, uitpluizing,
navorsing van een - schadeclaim, expertise
navraag - informatie, onderhoud
navraag bij een onderzoek van de recherche - buurtonderzoek
navragen - informeren
navrant - allerdroevigst, bedroevend, hartverscheurend, pijnlijk, schrijnend
navijlen - bijwereken
navy - marine, zeemacht
nawaggelen - volgen
nawandelen - navolgen
nawaren - nakijken
nawee - kater, napijn
naweek - weekeinde, weekend
naweide - etgras, etgroen, nagras, toemaat
nawerk - nageboorte, opruimen, schoonmaken, sluiten
nawitten - overwitten 
nawerking - effect, invloed
nawoord - epiloog, narede, slotrede, slotwoord
nawroeten - doorwroeten, uitpluizen
nawuiven - uitzwaaien
naijlen - narennen
naijver - afgunst, animositeit, emulatie, jaloersheid, jaloezie, kif, nijd, rivaliteit, wangunst, wedijver, ijverzucht
naijveren - nastreven 
naijverig - afgunstig, jaloers
Nayarit, haven van - San Blas
Nayarit, hoofdstad van - Tepik
nazaat - afstammeling, aver, kind, nageslacht, nakomeling, nakroost, oir, telg
nazakken - inklinken
nazakking - inklinking
nazang - epode, refrein, slotzang, toezang, zwanezang
Nazarener - Jezus, Christus 
nazaten - oir
nazeggen - herhalen, napraten
nazenden - nasturen
nazetten - achtervolgen, nazitten, vervolgen
nazi - nationaal-socialist
nazicht - uso
nazileer - nazisme
nazileider - Bormann, Goering, Goebbels, Hess, Hitler
Nazireeër - Samuel, Simson
nazien - controleren, corrigeren, doorgaan, doornemen, herstellen, inspecteren, nagaan, nakijken, naogen, onderzoeken, overkijken, repasseren, revideren, viseren
nazien en verbeteren - repasseren
nazien in een boek - naslaan
nazien van een motor - reviseren
naziener - revisor
nazingen - nadeunen
nazisme - nazileer
nazitten - achtervolgen, nagaan, najagen, nazitten,  navolgen, vervolgen
nazoek - navorsing, onderzoek
nazoeken - navorsen, opzoeken
nazomer - herfst
nazwaaien - uitwuiven
neartrose - schijngewricht
neb - bek, mond, snater, snavel, snebbel, vogelbek
nebaal - nebbeling
nebbeling - aal, nebaal
Nebraska, hoofdstad van - Lincoln
Nebraska, Indianenstam die oorspronkelijk woonde in - Cheyennes, Omaha, Pawnee, Ponca
nebuleus - mistig, nevelig
necessaire -  étui, reisetui, (reis)tas, reiskistje, toiletetui, toilettas, toilettasje
necessiteit - noodwendigheid, noodzaak, noodzakelijkheid
necrologie - levensgeschiedenis 
nacrologium - obituarium
necropolis - begraafplaats, caere, cerveteri, dodenstad, kerkhof
necropsie - autopsie, lijkopening,  lijkschouwing
nectar - ambrosia, ambrozijn, godendrank 
nectariën - honingklieren
neder - afwaarts, benedenwaarts, neer(waarts), omlaag, terneer 
nederbotsen - neerbonzen
nederdaling - descensie, landing
nederdruipen - afdruipen, aflopen
Nederduits - ND
nederhouwen - neersabelen
nederig - bescheiden, deemoedig, gering,  ingetogen, kuis,  modest, onaanzienlijk, onderdanig, onderworpen, ongunstig, ootmoedig, schadelijk, serviel, slaafs, sober
nederige onderworpenheid - deemoed, slaafsheid; serviliteit nederige woning - hut, stulp 
nederigheid - bescheidenheid, deemoed, deemoedigheid, humiliteit, ingetogenheid, onderdanigheid, onderworpenheid, ootmoed, ootmoedigheid, serviliteit, soberheid, soberte,
nederig huis - hut, kot, krot
nederig vragen - smeken
nederknieling - genuflexie, kniebuiging, knieval, prosternatie, prostratie, voetval
nederlaag - debacle, defaite, ondergang, onderspit, verlies 
nederlaag - depot, magazijn
Nederland - Holland, Ned., NL, Kikkerland
Nederlander - Achterhoeker, Brabander, Drent, Fries, Gelderlander, Groninger, Hollander, Limburger, Noordhollander, Twentenaar, Utrechter, Zeeuw, zuidhollander
Nederlands - Hollands
Nederlands architect - Bakema, Berlage, Dudok, Oud, Rietveld, Staal
Nederlands astronoom - Elzisinga, (Christiaan) Huygens
Nederlands automerk - DAF., daf 
Nederlands beeldhouwer - Altrop
Nederlands eiland - Ameland, Griend, Rottum, Rottumeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Tiengemeten, Vlieland
Nederlands eiland, voormalig - Beveland, Duiveland, Marken, Schokland, Schouwen, Tholen, Urk, Walcheren, Wieringen
Nederlands eiland in West-Indië - Saba, Aruba, Bonaire, Curaçao 
Nederlands etser - Allard
Nederlands fysicus - Snellius
Nederlands Hervormd - N.H.
Nederlands Instituut voor documentatie en registratuur - N.I.D.E.A. 
Nederlands Instituut voor opinie onderzoek - Nipo
Nederlands kasteel - Loevestein, Muiderslot, Twickel, Biljoen
Nederlands medicus - Boerhaave
Nederlands poppenspeler - Baartmans, Bosma, Brugmans, Bulthuis, Deth, Kooman
Nederlands schrijver - Beets, Bordewijk, Bredero, Bomans, Bruyn, Coolen, Claus, Couperus, Cremer, Dekker, Douwes, Emants, Falkland, Heijermans, Helman, Hermans,  Hildebrand, Huet, Klikspaan, Last, van Lennep, Martin, Mens, Mulisch, Multatuli, Naeff, Oltmans, Raes, Robbers, Staring Streuvels, Timmermans, Vestdijk, van het Reve, Vinkenoog, Walschap, Zernike
Nederlands schrijfster - Blaman, Boudier, Corsari, Deken, Gijsen, Haasse, Hadewijch, Naeff, Peypers, Philips, Smeding, Toussaint, Wolff 
Nederlands toneelspeler - Bouwmeester, Brusse, Croiset, Diels, Dikkers, Flink, Hoddes, Hermus, Huf, Kaart, Laseur, Lutz, Molenberg, Oster, Punt, Remmelts Richters, Royaards, Schmitz, Steenbergen, Tiemeijer, Verkade
Nederlands verbond van vakverenigingen - N.V.V., CNV
Nederlands volkslied - Wilhelmus
Nederlands voormalig eiland - Beveland, Marken, Urk, Walcheren, Wieringen
Nederlands waddeneiland - Ameland, Rottum, Rottemmeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland, 
Nederlands waterbouwkundige - Leeghwater, Thysse
Nederlands wijsgeer - Bolland, Heymans, Spinoza
Nederlands zeegat - Vlie
Nederlands zeeheld - Bontekoe, Doorman, Galen, Hein, Evertsen, Heemskerk, Kinsbergen, Kortenaer, Ruyter, Speyk, Tromp, Zoutman
Nederlandse aardrijkskundige - Ortelius, Varenius, Veth
Nederlandse admiraal - Doorman, Evertsen, Hein, Heemskerk, Houtman, De Ruyter, Tromp, Zoutman
Nederlandse Antillen, een der - Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba
Nederlandse Antillen, hoofdstad der - Willemstad
Nederlandse badplaats - Bergen, Cadzand, Callantsoog, Domburg, Egmond, Katwijk, Kamperduin, Noordwijk, Renesse, Rockanje, Scheveningen, Vlissingen,  Wijk,  Zandvoort, Zoutelande
Nederlandse beeldhouwer - Altorf, Andriessen, Damsté, Dupuis, Krop, Raedecker, Doosenburg, Zijl
Nederlandse boekdrukker - Plantin
Nederlandse cabaretier - Cox, Doderer, Elsink, Gaikema, Gratema, Halsema, Herfst, Hermans, Hugas, lbo, Janssen, Jongewaard, Kan, Manders, Mol, Muyselaar, Shaffy, Sonneveld, Walden, 
Nederlandse cabaretière - Bloemendaal, Blok, Huurdeman, Stuart, Vonk, 
Nederlandse Christelijke Radio Vereniging -  N.C.R.V.
Nederlandse componist - Andriessen, Badings, Diepenbroek, Dopper, Dresden, Hellendaal, Henkemans, Landré,  Lassus, Mengelberg, Monnickendam, Obrecht, Paap, Pijper, Schat, Snep, Steenhuis, Sweelinck, Verhulst, Schat, Vermeulen, Viotta, Voormolen, Wagenaar, Zweers
Nederlandse dichter - Aafjes, Achterberg, Andreas, Beets, Bellamy, Bilderdijk, Bloem, Bogaerts, Borger, Bredero, Boutens, Cats, Deken, Duinkerken, Gazelle, Genestet, Gorter, van Haren, Helmars, Hooft, Huygens, Kelk, Kinker, Kloos, Leopold, Loots, Lucebert, Marsman, Nyhoff, Paaltjens, Perk, Poot, Potgieter, Revius, Servaes, Staring, Tollens, Verwey, Vondel, Vroman
Nederlandse dieptemaat - vadem
Nederlandse dirigent - Mengelberg, Van Beinum, Haitink
Nederlandse geleerde - Donders, Erasmus, Gnoes,  Lorenz, Enthoven, Onnes, Zernike
Nederlandse geneeskundige - Boerhaave
Nederlandse geschiedkundige - Colenbrander,  Fruin, Geyl, Kernkamp, Mujens
Nederlandse gouden munt - gt (gouden tientje)
Nederlandse grensplaats - Bocholtz, Bourtange Clinge, Denekamp, Dinxperlo, Eede, Eysden, Gendringen, Glanerbrug, Groesbeek, 's-Heerenberg,  Koningsbosch, Megchelen, Netterden, Nispen, Overdinkel, Rekken, Siebengewald, Spijk, Vaals, 
Nederlandse grondsoort - dalgrond, duinzand, grindgrond, hoogveen, laagveen, loss, rivierklei,stuifzand, zandgrond, zeeklei
Nederlandse hoboïst - Stotijn
Nederlandse humanist - Agricola, Erasmus,
Nederlandse jazzmusicus - Jacobs, Mengelberg, Noordijk
Nederlandse judoka - Geesink, Ruska
Nederlandse koordirigent - Krelage
Nederlandse letterkundige - Bogaerts, Duinkerken, Feith, Ritter
Nederlandse liedjesdichter - Davids, Nijgh, Speenhoff
Nederlandse luchtvaartmaatschappij - KLM., N.LM., Martinair, Schreiner
Nederlandse militaire politie - mareschaussee, K.M.,
Nederlandse munt - cent, daalder, dubbeltje, dukaat, florijn, gulden, pieterman, rijksdaalder, kwartje, riks, stuiver, tientje, vijfje
Nederlandse musicus - Brandts, Duys, Diepenbrock, Leonardt, Nicolai,  Obrecht, Röntgen, Tussenbroek, Viotta, Wagenaar
Nederlandse mystieke schrijver - Herp
Nederlandse natuurkundige - Huygens, Leeuwenhoek, Lorentz, Swammerdam, Zernike
Nederlandse nobelprijswinnaar - Lorentz, Zeeman, Zernike
Nederlandse omroepstichting - NOS
Nederlandse omroepvereniging - AVRO, EO, KRO, NCRV, TROS, VARA, Veronica, VPRO
Nederlandse ontdekkingsreiziger  - Barentz, van Diemen, Heemskerk, Houtman, Lemaire, Tasman
Nederlandse organisatie voor zuiver wetenschapppelijk onderzoek - Z.W.O.
Nederlandse oudheidkundige - Eekhoff
Nederlandse overzeese trust maatschappij - not
Nederlandse padvindersvereniging - N.P.V.
Nederlandse pedagoog - Cele, Ligthart
Nederlandse pianist - Andriessen, Hengeveld, Henkemans
Nederlandse plantkundige - Linaeus, Treub
Nederlandse politicus - Beel, Biesheuvel, Colijn, Drees, Gerbrandy, Groen van Prinsterer, Hogendorp, Kuyper, Lohman, Marchant, Nieuwenhuis, Nolens, Oldenbarneveldt, Oud, Romme, Schaepman Schimmelpenninck, Talma, Tilanus, Thorbecke, Troelstra, Wibaut, Wijnkoop,  Thorbecke, Visser, De Witt
Nederlandse politieke partij - zie: politieke partij in Nederland
Nederlandse politikus - Vondeling
Nederlandse professor in de ontleed- en heelkunde (begin van deze eeuw) - (Thomas) Schwencke
Nederlandse Protestanten Bond  - N.P.B.
Nederlandse Provincie - Drenthe, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland
Nederlandse provinciehoofdstad - Almere, Arnhem, Assen, ´s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, ´s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Utrecht, Vlissingen, Zwolle
Nederlandse radio unie - nru
Nederlandse radiozendstation - Kootwijk, pcj
Nederlandse redenaar - Brugmans
Nederlandse regisseur - Hermus, Lensink, Lobo, Lutz, Oosthoek, Rademakers, Retel, Steenbergen 
Nederlandse registerton - nrt
Nederlandse Rode Kruis Hulpkorps - N.R.H.K.
Nederlandse rivier zie: rivier in Nederland
Nederlandse rundvee stamboom - nrs
Nederlandse schaakbond - K.N.S.B.
Nederlandse schaakmeester - Donner, Euwe
Nederlandse schaatsenrijder - Bols, Broekman, Eden, Huiskes, Verheyen, Verkerk, Schenk, 
Nederlandse schaatsenrijdster - Kaiser, Keulen-Deelstra, Schut, 
Nederlandse scheikundige - Oudemans, Zernike
Nederlandse schilder - Altink, Antum, Apol, Apon, Appel, Bakhuyzen, Bauer, Blommers, Bol, Bosboom, Breitner, Breughel, Dommersen, Dou, Du Jardin, Dusart, van Dijk, Engelman, Evertsen, Francken, Gorter, van Goyen, Hals, Haverman, Helmers, v.d. Helst, Hobbema, Honthorst, de Hoogh, van Hoven, Israëls, Jongkind, Jutte, de Klerk, Klombeek, Koch, Koekoek, de Koningh, Lamme, Lastman, Lavresse, Leikert, Lucebert, Maes, Maris, Mauve, de Meester, Mesdag, Metsu, Mierevelt, Millet, Mondriaan, Ostade, Potter, Rembrandt, Roelofs, Ruysdael, Sadee, Sande, Savrij, Schaap, Sluyters, Stark, Steen, Teniers, Toorop, Veldhoen, Vermeer, Vos, Weissenbruch, Wijnberg, Willink, Witsen, Wouwerman
Nederlandse schilder van het boerenleven - Breughel, Dou, Ostade, Teniers 
Nederlandse sopraan - Brouwensteyn, Deutekom, Driessen,Horna, Noordewier, Vincent
Nederlandse Spoorwegen - N.S.
Nederlandse staatsman - Beel, Drees, Kuyper, Nolens,
Oldenbarneveldt, Oud,Romme, Schaepman, Schimmelpenninck, Talma, Troelstra, De Wit, 
Nederlandse streek - zie: streek in Nederland
Nederlandse Televisie Stichting  - N.O.S.
Nederlandse toneelschrijver - Heijermans, Claus, Vondel
Nederlandse toneelspeelster - Wasserman, Vogel, Andersen, Janssens
Nederlandse vereniging - AJ.C.. C.O.C., AM.V.J., A.N.J.V., AV.V.L.. C.J.M.V., KN.V.B., N.C.R.V., N.V.V.R., K.N.S.B.
Nederlandse vervoermaatschappij - N.L.M., N.B.M., N.S., N.Z.H.V.M. O.A.D., - VAD.,
Nederlandse violist - Krebbers, Olof 
Nederlandse vlag - driekleur
Nederlandse werkelijke schuld  - N.W.S.
Nederlandse wielrenner - Post, Janssen, Eden, Schulte, Moeskops, Pellenaars, Pijnen burg, Wagtmans, Zoetemelk
Nederlandse wielrijdersbond - N.W.B.
Nederlandse zeeheld - Doorman, Evertsen, Hein, Kortenair, de Ruyter, Tromp, de With, Zoutman
Neder-Saksen, hoofdstad van – Hannover
nederwaarts gaan - zakken
nederwerping - voetval, prosternatie, knieval
nederzetting - dorp, kolonie, stad
nederzetting (Hebr.) - kibboets 
nederzetting in het buitenland - factorij, kolonie
nederzetting in Indië - dessa
nee - ontkenning, negatie, neen 
neef – broedersking, kozijn, oomskind, oomzegger
neef en schoonzoon van Mohammed - Ali
neef van Abraham - Lot
neef van Kain - Enos
neef van Mohammed - Ali
neef van Sem - Kanaän
neem (op recepten) - R., recipe 
neem aan - hier, stel
neem me niet kalijk – pardon, sorry
neen - ontkenning, nee
neep -  indruk, kneep, kreuk, nadeel, schade,  rimpel, plooi, vouw
neepjesmuts - hul, kornet
neer - afwaarts, dorsvloer, draaikolk, ere, kolk, maalstroom, neder, omlaag, ras, terneer, terneer, weinig, wiel, wieling
neerbuigen - knielen
neerbuigend - genadig
neerdrukken - deprimeren
neergaan - afzakken, dalen, omlaaggaan
neergang - daling, decadentie, val, verval
neergeslagen - knockout
neergezet - geplaatst
neergooien - afwerpen, neersmijten
neerhakken - doden, neersabelen
neerhalen - afkammen, slopen, strijken
neerhangend - sluik, verleppend, verwelkend
neerhangende druipsteenkegel - stalactiet
neerhangende oorschelp - hangoor 
neerhangende plooi – lob
neerhof – hoenderhof
neerkijken - afzien
neerkomen - dalen, landen, vallen,  zakken
neerkomen van vliegtuigen - landen, landing
neerkomen van sneeuw - sneeuwen 
neerkwakken - pletteren
neerlaten - zwichten
neerleggen - beëindigen, deponeren, plaatsen, vlijen
neerpennen - neerschrijven 
neerplassen - plensen 
neerschieten - fusilleren, neerleggen, neerpaffen, neerknallen
neerslaan - bezinken, omslaan, onderdrukken, vellen, vloeren
neerslachtig - bedroeft, bedrukt, down, droef, depressief, gedeprimeerd, lusteloos, mat, mismoedig, mistroostigmoedeloos, naargeestig, sip, treurig, triest, verdrietig, zwaarmoedig
neerslag - aanslag, dauw, hagel, hemelwater, herinnering, ijsnaalden, ijzel, motregen, nawerking, precipitaat, regen, residu, rijp, sedimentsneeuw, vocht, 
neerslag bij het maatslaan (muz.) - thesis
neerslag in vaste vorm - rijp, hagel, sneeuw
neerslag op schilderij - bleuté
neerslag van vlokken - gel 
neerslag van ijzel - rijp
neersmijten - flanzen, kwakken, neergooien, pletteren
neerstorten - (neer)vallen
neervleien - leggen
neerwaarts - neder, omlaag 
neerwerpen - dumpen, lozen, storten, strooienomvergooien
neerzetten - opstellen, plaatsen
neerzien op - minachten, verachten
neerzijgen - flauwvallen
neet - armoedzaaier, krammetje, klinknagel, klinknageltje, luizenei, niet
neetoor - brombeer, brompot, izegrim, kittelorig mens, nijdas, nurk
neetorig - humeurig, humeurig, vitziek
nee zeggen - weigeren
nefast - verderfelijk 
nefelien - elaeoliet, nevelsteen, smaragd
nefelometer - troebelingsmeter
neffens - bovendien, mis, nevens, ook, tevens,
nefoscoop - wolkenhark
nefralgie - nierkoliek, nierpijn,
nefriet - bittersteen, jade, nephriet, niersteen
neftritis - nierontsteking
nefrose - nierziekte
neg - zelfkant
negatie - loochening, nee(n), ontkenning
negatief - ontkennend
negatief geladen atoom - kation 
negatief geladen elektrisch deeltje - anion
negatief geladen ion - anion
negatief mens - pessimist, zwartkijker
negatief van drukvorm - cliché
negatief van een foto - cliché
negatiefteken - min
negatieve elektrode - kathode,  katode
negatieve kant - min
negatieve pool - kathode,  minuspool
negatieve vermogensbestanddelen - lasten, passiva, schulden
negatieve waardering - afkeuring, misprijzen
negen als speelkaart - nel
negen noten die zo lang duren als acht - novemole
negen stuks - negental
negenarmige zeester - negenvoeter
negendaagse gebedsoefening - noveen, novene
negende maand - ramadan, september
maand van het Mohammedaanse jaar - Ramadan
negende teken van de dierenriem - (boog)schutter
negende toon - none
negende uur - noen
negende zondag voor Pasen - Septuagesima
negendoder - klapekster, klauwier
negendubbel - negenvoudig
negenentwintig februari - schrikkeldag
negenenveertigste jaar (of 7e)gedurende hetwelk de akkers moeten braakliggen - vrijjaar (Israël)
negenhoek - enneagoon
negenhonderdjarige - Methusalem
negenkoppige waterslang - hydra
negenmaal - negenwerf
negenoog - antrax, carbunculum, karbonkel, lamprei, muggenzifter, prik, puist,  steenpuist
negenponder - kanon
negenstekken - negenhoeken
negental - enneade
negentienhonderd in Romeinse cijfers - MCM
negenvoudig - negendubbel
negenweker - zandaardappel
negenwerf - negenmaal
neger - Afrikaan, kaffer, kleurling, Moor, Moriaan, naturel, nikker, zwarte
neger die als slaaf dient - negerslaaf
neger in Afrika - kaffer
negerachtigen - negroïden
negerdorp - kraal, lokasie 
negerdynastie - Askia
negeren - koeioneren, kwellen, loochenen, mishandelen, ontkennen, pesten, sarren, treiteren
negergierst - kafferkoren
negergitaar - banjo
negerhut - rondavel (Z. Afr.)
negerij - gehucht
negerin - morin, zwarte
neger in Afrika - bantoe
negerknecht - boy
negerkoren - doerra, kafferkoren, sargho, sarghum
negerland - Afrika
negerlied - blues
negermuziek - soul
negermuziek uit Amerika (Afro-Amer.) - bues, gospel
negeropzichter (W.I.) - bastiaan
negeropzichter over slaven - blankofficier
negerrepubliek - Liberia, Niger, Tanzania
negerschaamrokje - paan
negerschort - schaamschort
negerschip - slavenhaler 
negerstam in Afrika - Bantoes
negerstam in West-Afrika - Agni, Akan, Bini, Brepo, Ewe, Grebo, Kagoro, Kroe, Lobi, Mende, Mossi, Soesoe
negertaal - 
3  Edo, Fik, Fon, Ibo, San, Vai
4  Akan, Amba, Anji, Bali, Baya, Bobo,Gbin, Kroe, Mina, Ngan, 
    Peul, Tsji, Wolf
5    Banda, Bissa, Fanti, Gerze, Mende, Mossi, Noepe, Sanjo, 
      Serer, Tinne, Voete, Zande
6    Baoele, Boessa, Bolewa, Goerma, Mandja, Soesoe
7    Banziri, Kambari, Kasselle, Senoefo, Songhai
8    Joeroeba, Koelango, Koeroema, Mandingo
9    Sarakolle
negertrommel - bamboela, tamtam 
negervergadering - palaver
negervolk - 
3    Ibo,
4    Agni,
5    Aloer, Aoeloe, Galla, Loeri, 
6    Amba(te), Amhara, Aoesji, Avikam, Ibibio, Omamba
7    Adiokoe
negervolk in Ethiopië - Sjankalla
negervriend - negrofiel 
negerwijk in New York - Harlem
negerij - dorpje, kampong
negerzoen - moorkop
negerzweet - koffie
Negev - koffie, woestijn
negge - meskant, zelfkant
neggen - naaien, passen, plaatsen
neggertje - pasband
negligé - chamberloek, kamerjas, kimono, ochtendjas, peignoir, 
sjamberloek
négligent - nalatig, slordig
negligentie - veronachtzaming 
negligeren - veronachtzamen, verwaarlozen, verzuimen
negorij - gehucht, kampong, oord, uithoek
negotiant - handelaar, koopman 
negotiatie - geldlening, koophandel
negotie - handel, kleinhandel, koopwaar, kramerij, massematten, nering, waar, zaken
Negride - Bantoe, Bosjesman, Ethiopiër, Hottentot, Niloot, Nubiër, Pygmeeër, Toeareg
negrografie - zwartdruk
Negro spiritualzanger - Hayes, Robeson, Burleigh
Negro spiritualzangeres - Jackson, Anderson
negus - keizer
nehrung - strandwal
neien - grijnzen
neigen - buigen, bukken, dalen, (over)hellen, neder(buigen), vooroverbuigen
neiging - aandrang, aandrift, aanleg, aanvechting, begeerte, bezieling, buiging, dispositie, drang, drift, genegenheid, geneigdheid, gezindheid, hang, impuls, inclinatie, lust, liefhebberij, reverentie, roeping, trend, tendens, trek, ontwikkelingslijn, opwelling, penchant, propensie, richting, tendentie, verlangen, vocatie
neiging tot brandstichting - pyranie
neiging tot groepsvorming - esoterisme
neiging tot waardevermindering - inflatie
neiging tot zwaarlijvigheid - adipositas
neiging tot zwaarmoedigheid - hypochondrie
neiging van planten naar het licht - fototropie
nek - hals
Neisse - Nisa
nekharen van dieren - manen 
nekken - doden, knauwen, vernielen 
nekker - duivel
nekkramp - meningitis
nekschot - genadeschot, genadeslag
nekslag - genadeslag
nekstaart - waterhoos
nekstijfheid - meningisme
nektar - ambrosia, godendrank
nel - troefkaart (negen)
nematode - aaltjes, aarsmade, mijnworm, spoelworm
nemen - aanpakken, aanvaarden, beetpakken, bemachtigen, grijpen, huren, inpikken, kopen, langen, nuttigen, opvatten, pakken, reiken, stelen, toetasten, vastgrijpen, vatten, veroveren 
nemen van proeven - experimenteren
nenia - lijkzang, treurdicht
neo - nieuw
neo-Brahmanisme - Hindoeïsme
neodymium - nd
neofiet - nieuwbekeerde,  nieuwgedoopte
Neogeen, deel van het - Mioceen, Piloceen
neologisme - taalnieuwigheid
neon - ne, reclamelicht
neoplatonisme, grondlegger van het - Sakkas
neoromantiek - kunstrichting
nep - afzetterij, bedriegerij, bedrog, namaak, onecht, oplichterij, surrogat, vals
Nepal, bergtop in - Kantsjindsjanga, Himalaya
Nepal, bevolkingsgroep in - Gurang, Gurkha´s, Magar, Newars
Nepal, deel van - Tarai
Nepal, historisch boek van - Vamsavali
Nepal, taal van de bewoners van - Nepali
Nepalees soldaat - ghurka 
Nepalese bouwmeester - Aniko
Nepalese drager - sherpa
Nepalese hoofdstad - Katmandoe 
Nepalese munt - rupee
nepent - kannekenskruid
nepent(hes) - hasjiesj, kannekenskruid, kattenkruid
nephriet - jade, niersteen
nep of bedrog - zwendel
nepotisme - vriendjespolitiek
neppe - nippe, kattekruid
neppen - afzetten, bedotten, bedriegen, beetnemen, flessen, foppen, knoeien, misleiden, oplichten, vervalsen 
nepper - afzetter, bedrieger, misleider, zwendelaar
nepperij - fraude
neptunium - np.
Neptunus - Poseidon
neptunusbeker - reuzenspons 
neptunusvork - drietand
neptunuswagen - plooihorenslak
Nereïde - Galatea, waternimf, zeegodin, zeemeermin, zeenimf
nerf - aar, ader, bladader, groef, zenuw 
nergens - nievers
Nergensland - Utopia
nering - bedrijf, doening (Z.N.), gedoe, handel, klandizie, kleinhandel, koopmanschap, kostwinning, kramerij, leurder, magazijn, massematten (barg.), negotie, onderneming, trafiek, venterswaar, vertierwinkel, zaak
neringdoende - debitant, depothouder,  kleinhandelaar, koopman, kramer, leveraar, leverancier, marktkramer, venter, winkelier, zakenman
neringhuis - ambachtshuis, gildehuis
neroli - oranjebloesemolie
nerts - pelswerk, visotter
nervatuur - nervenstelsel
nerve - zenuw
nerven - greineren
nerveus - gefronst, gejaagd, geprikkeld, gespannen, gevoelig, kopschuw, onrustig, zenuwachtig
nerveuze opwinding - agitatie, nervositeit
Nerviërs, hoofdstad der  - bagacum, Bavay
nervig - generfd
nervositeit - zenuwachtigheid
nervus - pees, zenuw
nervus rerum - geld
nes - aanslibbing, dwaas, gors, kardoes, kwelder, landtong, onnozel, schor
nest - afkomst, bed, broedplaats, broedsel, horst, leger, nuf, polk, ruzie, toom, warwinkel, worp
nest van een haas - leger
nest van een roofvogel - horst 
nest van wilde konijnen - leger
nestblijver - nestzitter
nestvlieder - eend, hoender, kip, meeuw, patrijs
nestel - lacet, malie, rijgsnoer, snoertje,  veter
nestelaar - draier, talmer
nestelbeslag - malie 
nestelen - huwen, inrichten, nesse, nest bouwen,  paren, talmen, verblijven, vestigen, wonen,
nestelgat - vetergat
nesteling - alver, nestel, veter
nestelkruid - zeegras
nestelnaald - lias
nesterig - nuffig, ondeugend, vervelend
nesterij - bagatel, beuzelarij, beuzeling, larie, wissewas
nesthaar - dons
nesthond - pup
nestig - kribbig, luimig, nietig, nuffig, onbetekenend, wrevelig, 
nestor - grijsaard, oudste, wijze
nestorpapegaai - kea
nestparasiet - koekoek
nestvlieder - eend, gans, hoender, kip, meerkoet, meeuw, patrijs, zwaan
net - accuraat, beschaafd, correct, eerbaar, even, fatsoenlijk, flouw, fuik, haam, helder, juist, keurig, knapjes, kor, korre, kortgeleden, krek, kuis, laagnet, mooi, nauwkeurig, netjes, onlangs,  oppassend, ordentelijk, pas, precies, punctueel,  proper, weefsel, schoon, sierlijk, tiras, totebel, treil, vleet, vlouw, wade, web, welgevoeglijk, wellevend, zegen,  zindelijk, zoeven, zopas, zorgvuldig
net - fuik, korre, kubbe, kuil, visgerei, weefsel, web, zegen, zoeven 
net aan gaffelstuk - gebbe
net aan palen voor aal of paling - stalnet
net doen als - volgen
net in een fuik - inkel
net niet te laat - bijtijds, intijds, nippertje, tijdig, vroegtijdig
net om vogels te vangen - valstrik
net, ooglijk - toonbaar
net precies - daarnet, zoëven, zojuist
net, soort - balfuik, trommel
nestor - grijsaard, oudste
net van aderen - lacis
net van nerven in de bladeren - nervatuur
net voor botvisserij - praamnet
net voor garnalenvangst - garnalennet
net voor patrijzen - zegen
net zo - evenzo, idem, item, krek
net zo lang als een seconde - tel
net zo min - evenmin
net zo veel - evenveel
net zoals - als, eender, evenals, eveneens, evenzo, gelijk, juist 
net zo goed - evengoed
netel - onkruid
netelachtig - netelig
netelachtigen - urticalceeën
netelachtige plant - brandnetel, gelling, harrel, hennep, hop, kemp, pelhennep, rameh, zaailing
neteldier - armpoliep, bezaantje, bloedkoraal, boorspons, broodspons, buiskwal, domansduim, haarkwal, haringgraat, inktvis, kersenkoraal, klokjespoliep, knolkwal, knotsdraad, komp, sterkoraal, koraal, kwal, neptunusbeker, oogkoraal, oorkwal,  orgelkoraal, parelspons, poliep, pijppoliep, spons, sponskoraal, straaldier, tandkoraal, waaierkoraal, waaierspons, zeeanemoon, zeeanjelier, zeedalia, zeedraad, zeekwal, zeepadden, zeeveer, zeewaaier, zeilkwal, zoetwaterpoliep, zoetwaterspons
neteldier met ribvormige zwemplaatjes - ribkwal
neteldieren - cnidaria
neteldoek - mousseline, weefsel
netelen - prikken 
netelhaar - brandhaar
netelig - bedenkelijk, benauwd, benard, delicaat, delikaat, doornig, epineus, gevaarlijk, gevoelig, grillig, hachelijk, hinderlijk, intricaat, korzelig, kritiek, lastig, lichtgeraakt moeilijk, penibel, precair, stekelig, veeg, zwak
netelig vraagstuk - dilemma, impasse
netelige plant in de troepen - ramee
netelige positie - impasse
netelige stof - ramee, rameh
netelige toestand - avontuur, benardheid, complicatie, difficulteit, dilemma, ellende, embarras, gebrek, heksentoer, impasse, implicatie, knel, knelpunt, kommer, kwadratuur, labyrinth, moeilijkheid, monnikenwerk, nood, onmogelijkheid, penarie, perikel, wespennest  
netelige zaak - hangijzer, wespennest
neteligheid - vinnigheid, moeilijkheid, korzeligheid
netelkoorts - netelroos
neteloor - knorrepot
netelplant - ramee
netelroos - galbulten, netelkoorts, netelzucht, urticaria
net en eerbaar - kies
net en fraai - proper
netenkam - neetoor
netenkop - neetoor
net gebeurd - pas, recent, zojuist
netheid - accuratesse, gepastheid, keurigheid, orde, ordelijkheid, properheid, zindelijkheid
netjes - aardig, accuraat, behoorlijk, beleefd, braaf, chic, clean, correct, eerbaar, fatsoenlijk, fraai, fijntjes, keurig, knap, korrekt, nauwkeurig, ordelijk, precies, proper, puntelijk, regelmatig, rein, sierlijk, verzorgd, zindelijk
netjes (Eng.) -  square
netjes neerleggen - neerleggen, plaatsen, schikken, vlijen, voegen
netknoop -  maas
netleuver - strop
netmaag - huif, koeienmaag, muts
netmaag (Lat.) - reticulum
net niet raak - rakelings
netnummer - kengetal 
netpyton - reuzenslang
netstrop - netleuver
nette man - heer
nette vrouw - dame
netten - bevochtigen, natmaken, reinigen,
schoonmaken
netten bewerker - taander
netten knopen - peuteren, pulken,   punniken
nattigheid - netheid
netto - nto, rein, schoon, zuiver
netvleugeligen - neuroptera
netvleugelig insekt - doornrups, eendagsvlieg, elzenvlieg, gaasvlieg, haft, libel, mierenleeuw, oeveraas, waterjuffer 
netvleugeligen - neuroptera
netvlies - retina
netvliesontsteking - retinitis 
netvorming - reticulair
netvormig weefsel - filet, gaas, tule
netwerk - filet, lijnen, liniatuur, patroon, raster, rooster, samenweefsel, staven,
netwerk van bloedvaten of zenuwen - plexus
netwerk van lijnen - raster
net zo – dito, evenzo, gelijk, idem, identiek 
net zo erg als een dief - heler
net zo lang als een seconde - tel
neuk - stomp, stoot
neuken - foppen, stompen, zaniken, zeuren
neuker - zeurkous
neulen - zaniken, zeuren
neum - gebaar,  wenk
neuralgie - zenuwpijn
neuralgische ziekte - ischias
neurasthenie - overspannenheid, zenuwzwakte 
neurie - voedsel
neuriën - lullen, neuren, zingen
neuritis - zenuwontsteking
neurologie - zenuwkunde  
neuron - zenuwcel 
neuroloog - zenuwarts
neurose - geestesziekte, zenuwziekte
neuroticus - zenuwlijder
neurotisch - zenuwziek
neus - gevel, gok, kokker(d), punt, reukorgaan, reukvermogen,  rhino, scheg, snotkoker, snufferd, snuit, zintuig
neus met ingezonken neusbeen - zadelneus
neus ophalen - snotteren, snuffelen, snuffen
neus, rode - couperose
neus van een schip - sneb, (vóór)steven
neus van een schoen - teenstuk
neusamandel - adenoïde
neusarts - rhinoloog
neusbeer - koati
neusbloeding - epitaxis, rhinorrhagie
neusbloeding veroorzakend - hypertensie
neusbrandertje - neuswarmertje
neusdier - neusbeer
neusdoek - zakdoek
neusgat in de snavel van vogels - nebgat
neushaai - haringhaai
neushoorn - badak, r(h)inoceros 
neushoornvlies - naseus
neushoornvogel - bucterotida, hoornsnavel, jaarvogel, rangkok, pepervreter, toekan
neusje (het) - beste, fijnste, kleinste, lekkerste 
neusje (van een appel) - navel 
neuskeelholte - nasofarynx
neusklank - nasaal
neusklem voor dieren - pranger
neusklinker - nasaal 
neusknijper - klemhaak, knijpbril, lorgnet, nijpijzer, praam, prang(er)
neuskundig - nasologisch
neuslap - zakdoek
neusonderzoek - rinoscopie
neuspranger - knijpbril, neusknijper
neuspijn - rinalgie
neusslijmvliesontsteking - rinitis 
neusspiegeltje - rinoscoop
neusspier - nasalis
neusspraak - rinolalie 
neusuitwas - neuspoliep
neus van een schip – boeg
neus van een schoen - teenstuk
neusverkoudheid - coryza
neusverzwering - ozaena, stinkneus
neusvis - schoorsteenveger, sneep, snijdersnoek, steenmeeuw, tabaksroker
neusvocht - snot
neusvogel - neushorenvogel, toekan
neuswarmertje - neusbrandertje
neuswijs - betweterig, eigenwijs, nieuwsgierig, scherpzinnig, slim, verwaand, waanwijs, wijsneuzig
neut - afzakkertje, borrel, glaasje, oorlam, snaps 
neut, in de - dronken
neutel - dreutel, mannetje 
neutelen - talmen
neutelig - gemelijk, korzelig, zeurig
neutje - borrel
neutjesschelpen - nucula
neutraal - afzijdig, kleurloos, onbevooroordeeld, ongebonden, onpartijdig, onzijdig, vrij
neutraliseren - opheffen, verhinderen
neutraliteit - onpartijdigheid, onzijdigheid
neutrum - onzijdig
neuzelen - besnuffelen, dralen, peuzelen, snuffelen, snuffelen
neuzelend - nasaal
neuzelwerk - peuterwerk
neuzen - kijken, loeren, rondloeren, snuffelen, speuren, zoeken
nevel - damp,  dauw, mist, nevelvlek, rook,  sluier, smook, smoor, smuik, spiraalnevel, stoom, veenrook, waas, wasem, waterdamp
nevelachtig - bewolkt, buiig, dampig, mistig, mottig, nebuleus, nevelig, onduidelijk, vaag, wazig
nevelachtig (muz.) - zeffiroso
nevelapparaat - nevelaar
nevelbank - mistbank
nevelcamera - nevelkamer
nevelen - misten
nevelig - dampig, dijzig, heiig, mistig, mottig, nebuleus, nevelachtig, vaag, wasemig, wazig
nevelige onderwereld - niflheim  
neveling - nevel
nevelkamer - wilsoncamera
nevelmaand - november 
nevelmassa -wolk
nevelmassa die de kern van een komeet aan alle zijden omgeeft - coma
nevelsluier - waas, zweem
nevelsteen - nefeliet, nefeline
neven -  naast, neffens
nevenkamer - zijkamer
nevenkrater - bocca
nevenliggend - aangrenzend, belendend
nevenoplossing van een schaakprobleem - dual
nevens - behalve, (er)naast, neffens, neven
nevenschikken - bijschikken, coördineren
nevenschikkend voegwoord - als, en, maar, mits, of
nevenschikking - bijschikking, coördinatie, parataxis
nevenschikking vanvolzinnen - coördinatie
nevenschikking van woorden van dezelfde of tegengestelde betekenis - parataxis 
nevensdien - daarenboven
nevensgaand - bijgevoegd
nevensluiting - shunt
nevenvertrek - zijkamer, zijvertrek
nevenvestiging - filiaal
new Hampshire, hoofdstad van - Concord
New Jersey, hoofdstad van - Trenton
New Mexico, hoofdstad van - Santa Fe
newton - n.
nexus - polarisator, samenhang, verband
Niam-niam -  Azande
Nibelungen, vorst der - Hagen, Högni
Nibelungenlied, held uit het - Siegfriet
Nicaragua, berg in - Momotombo, Ometeoe, Viejo
Nicaraguaanse stad - Leon, Managua
Nicaraguaanse munt - centavo, cordoba
Nice - Nizza 
nicht – broederskind, homoseksueel, kozijn, oomshind, oomzegger
Nicobaren, een der - Camotra, Katsjal, Nunkauri
Nicobaren, palmsoort op de - nidaton, orania, rimifon
Nicolaas - Nico, Niek
nicotianine - tabakskamfer, tabaksplant
nicotine - tabakgif
nicotinevergiftiging - nicotianisme
niello - zwartsel
niemand - alleen, geen, gene, nemo
niemand uitgesloten - allen, iedereen
niemand uitgezonderd - allen, allemaal, elk, elkeen, ieder, iedereen
niemendal - niets, nihil, niks, noppes
nierafscheiding - adrenaline
nierbekkenontstekking - pyelitus
nier- en lendepijn - nephralgie, nierkoliek
nieren - renes
nieren betreffende - renaal
niergras - zoutgras
niergruis - graveel, graveelzand
nierharst - nierstuk
nierhout - graveelhout
nierkoliek - nefralgie,  nierpijn
nierkunde - nefrologie
nierpijn - nefralgie
nierontsteking - nefritis
niersteen - graveel, jade, nefriet, uroliet
nierstuk - nierharst
nierverettering - pyonefrose
niervergiftiging – uremie
niervocht - urine
niervormig - boonvormig
nierziekte - nefrose, nefritis, nefralgie
niese - dame, meid
nieskruid – helleborus, niespoeder, snuiftabak, wrangwortel
nieskruid, groen - wrangwortel
nieskruid, zwart - kerstroos
niesmiddel - saponine
nieswortel - nieskruid, veratrum
niet - geen, (klink)nagel, luis, neet, nihil, niks, nil, niemandal,  noppes, nul, pen, pennetje, zero
niet aan anderen - eigen
niet aan bederf onderhevig - inalterabel
niet aan belasting onderworpen - belastingvrij, onbelastbaar
niet aan denken – vergeten
niet aan een - los
niet aan één stuk door - onderbroken
niet aangedaan - onbewogen
niet aangenaam - lastig, onbehaaglijk, vervelend
niet aangenaam klinkend - onharmonisch, onwelluidend
niet aangenaam om naar te luisteren - gejeremieer, geleuter, gewauwel, gezeur, gelul, kletskoek
niet aangeraakt - onaangeraakt, onaangeroerd, onberoerd 
niet aangeroerd – intact
niet aangevallen - onbestreden
niet aanhouden – uittrekken
niet aankomen – afblijven
niet aannemen – afwijzen, bedanken, weigeren
niet aanraken - afblijven
niet aanstaan – mishagen, weigeren
niet aantasten - ontzien
niet aanvaarden - weigeren
niet aanwezig - absent, afwezig, foetsie, heen, uit, verdwenen, weg
niet abstract - concreet
niet actief -  b.d., emeritus, indolent, inert, laks, lui, passief, traag, 
niet af – onaf, onvoltooid
niet afgemaakt – onvoltooid
niet aflatend - continu
niet afschaffen - handhaven
niet aftreden - aanblijven
niet algemeen – bijzonder, buitengewoon, ongewoon, opmerkelijk, particulier, speciaal, vreemd, zonderling
niet alledaags - byzonder, ongemeen, ongewoon
niet alles - deel(s), gedeeltelijk, iets, parttieel 
niet altijd - soms
niet-amateur - beroeps, prof(essional), semi-prof 
niet ambtelijk - onofficieel, privaat 
niet amusant – eentonig, saai
niet anders - hetzelfde
niet authentiek - apocrief, onecht 
niet balsturig - gezeglijk
niet bang - moedig
niet barbaars - beschaafd, menselijk
niet barmhartig - genadeloos, wreed
niet bedaard - opvliegend, wild
niet bedeesd - brutaal ,vrijpostig
niet bedekt - bloot, openlijk
niet bedorven - bruikbaar, eetbaar, vers
niet bedreven - onervaren, onhandig
niet bedroefd - opgewekt, vrolijk 
niet begerig - tevreden
niet begrens- onbeperkt, uitgebreid, uitvoerig
niet begroeid - dor, bloot, kaal, naakt 
niet bekend – onbekend, vreemd
niet bekend gemaakt - geheim
niet bekrompen - breed, open, ruim
niet bekwaam -  incompetent
niet beladen - leeg, ontlast
niet bemind - gehaat, impopulair
niet beoogd – onbedoeld, ongewild
niet bepaalde hoeveelheid van iets - deel, part
niet beroeps - amateur, dienstplichtig, dilettant, reserve 
niet beschaafd – onbeschoft, onnet
niet bescheiden - brutaal, indiscreet, opdringerig, vrijpostig
niet beschikbaar – indisponibel
niet beschonken - nuchter
niet beschreven - blanco, wit
niet beslist – onbeslist
niet best – knudde, slecht
niet bestaand - irreëel, onwerkelijk
niet bestand tegen warmte – thermolabiel
niet betaald – onafgelost, schuldig
niet betrouwbaar – louche
niet bevestigd – los, onzeker
niet bevloeid bouwland voor de droge rijstbouw (Ind.) - ladang 
niet bevoegd – incompetent
niet bevreesd – dapper, koen, onvervaard
niet bewust – onbewust, wezenloos
niet bezadigd – jong, mal 
niet bezet – vrij
niet billijk - onredelijk
niet bindend - informeel, vrijblijvend 
niet binnen - buiten
niet binnendoor - achter langs ,buitenom
niet binnen om – buitenom
niet blank - gekleurd
niet blijvend - tijdelijk, voorbijgaand
niet bot - scherp
niet boven - beneden, onder
niet breed - smal
niet buigzaam - stram
niet buiten - binnen, in
niet buitenom - binnendoor
niet bijdehand - bekrompen, eigenwijs, koppig, stroef, 
niet chaotisch - geordend
niet charmant - onaantrekkelijk 
niet chemisch - natuurlijk
niet-christen - boeddhist, heiden, Islamiet, jood, Mohammedaan,
ongelovige, paganist
niet chronisch - acuut
niet cirkelvormig - driehoekig, hoekig, ellipsvormig, vierkant
niet comme-il-faut - onbehoorlijk, onfatsoenlijk, ongepast, schandelijk
niet compact - diathermaan, dun, fijn, hol, licht, los, luchtig, poreus, spongieus, ijl
niet concreet - abstract
niet conform - afwijkend
niet conservatief - progressief, vooruitstrevend
niet contra - voor, pro
niet-corpslid - boef, boender, knor
niet correct - stijlloos
 niet cursieve schrijfletter - blokletter
niet daarginds - hier
niet dadelijk - later, straks 
niet dapper - laf
niet de eerste - laatste
niet deelbaar - ondeelbaar, priem
niet deelbaar door twee - oneven, on 
niet deelbaar getal - priem(getal)
niet degelijk - onsolide
niet de kortste weg - omweg
niet de moeite lonend - beneden
niet de rechter - linker
niet deskundig - incapabel, incompetent, leek, onbevoegd, ongeschikt
nietdeskundige - leek
niet deugen - rammelen
niet devoot - ontoegewijd
niet de ware gedaante - mom
niet deze - andere, die, gene
niet deze plaats - daar, ginder, ginds 
niet dezelfde - ander(e)
niet dezelfde plaats - anders, elders, ergens
niet dicht - aan, iel, lek, licht, los, luchtig, ontsloten, open
niet dichtbij - afgelegen, onna, ver(af, verwijderd
niet dicht opeen staande - iel
niet die - deze
niet dienstplichtig - beroeps, reserve, vrijwillig.
niet dienstplichtige - vrijwilliger
niet diep genoeg om te varen - krap
niet dierlijk - mineraal, plantaardig
niet dik - dun, iel, ijl, mager, schriel, slank, teer, tenger
niet dikwijls - soms, zelden
niet direct - indirect, later, straks 
niet doeltreffend - ineffectief
niet doen - afzien, (na)laten
niet dof - blinkend, helder
niet dom - geleerdgewiekst, gehaaid, knap, leep, slim
niet donker – licht
niet doordacht - loszinnig
niet doorgaan - ophouden, stoppen, vervallen 
niet doorlopen - stilstaan
niet doorwaadbaar - diep
niet drachtig - gust, vaar
niet dronken - nuchter
niet droog – klamk, nat, vochtig
niet druk - bedaard, flauw, kalm, rustig
niet druk kind – lichtjas, onak
niet dubbel - enkel
niet dun - corpulent, dik, gebonden, gezet, mollig, vet
niet duur - goedkoop, voordelig 
niet dwalend – doelgericht, feilloos
niet echt – imitatie, nep, surrogaat, vals
niet economisch - inefficiënt
niet een - geen, gene, niemand
niet een uitgezonderd - allemaal, allen, elk, ieder(een)
niet eens - meermalen, vaker, oneens
niet been uitgezonderd – allen, allemaal, elk, ieder(een),  
niet eenvoudig - gecompliceerd 
niet eenzaam afgelegen - dichtbij
niet eerlijk - gemeen, onecht, oneerlijk, slinks, unfair, vals
niet eervol - deshonerabel
niet eetbaar - giftig 
niet effen - geplooid, inegaal, oneffen, ruw
niet egaal - hobbelig, oneffen, ongelijk, ruw
niet eigenaardig - gewoon
niet eigenwijs - sociaal, verstandig
niet elastisch - onrekbaar, stijf
niet elegant - lomp
niet energiek - gemakzuchtig, slap
niet eng - breed, ruim
niet enkel - dubbel, meervoudig
niet enkelvoudig - samengesteld
niet erbuiten - erin
niet erg - niets
niet erg veel - weinig
niet erg vrolijk - mineur
niet erg warm - lauw
niet erkend als echt - apocrief 
niet erkend bijbelboek - apocrief
niet erkennen - desavoueren, loochenen, miskennen, verstoten
niet erkennen van de wet - anomie
niet erkenning (bij wedstrijden) - diskwalificatie, diskwalificeren
niet erkentelijk - ondanlbaar
niet ernstig - licht, lichtvaardig
niet ernstig bedoelde hofmakerij - flirt
niet ernstig mens - spotter, spotvogel
niet ervaren - nieuw, onbedreven, onhandig
niet ervaren mens - beginneling 
niet ervaren werkman - ongeschoolde
niet eten - vasten
niet even - langdurig, oneven, on
niet evenwichtig - labiel, wankel 
niet exact - onnauwkeurig
niet fair - oneerlijk, onnet, onsportief, unfair
niet fatsoenlijk - onbehoorlijk, onbeschoft
niet flauw - geestig, pit, pittig, snedig
niet flexibel - onbuigzaam
niet flink - loom, mem, slaphartig, slepend, suf
niet flink aanpakken - slabakken
niet flink neerzetten - slepend
niet flink oplichten - slepend
niet fors - dun, iel(ig), klein, miezerig
niet fout - goed
niet fraai - lelijk
niet fris - bedompt, duf, flets, gemeen, muf, onfris, ongezond, onlekker, rot, vaal, verlept 
niet fijngevoelig - bot, grof, indelicaat, ongemanierd, onkies, ruw
niet gaaf - bedorven, beschadigd, geschonden, onzuiver, verlept, vervallen, wrak
niet gaarne doen - node
niet galant - ongalant, onridderlijk
niet gangbaar - incourant
niet gastvrij - ongastvrij
niet geaccepteerd - geweigerd
niet gebogen - plat, recht
niet gebonden - los, neutraal, vrij
niet gecompliceerd - eenvoudig, simpel
niet gedaan wat men doen moest - nalatig
niet geestelijke - leek
niet geestig - flauw, laf
niet geheel - deels, gedeeltelijk, partieel
niet geheel verstandig - halfwijs
niet geheel waterdicht - lek(kend), poreus 
niet geheel zuivere smaak - bijsmaak
niet geheim - bekend, openbaar, publiek
niet gejaagd - bedaard, gerust, kalm, rustig
niet gekleed - bloot, naakt
niet gekookt - rauw
niet geladen deeltje atoomkern - neutron
niet geldig - nietig
niet geleed - ongeleed
niet geleidend - isolerend 
niet-geleider - isolator
niet gelijk - afwijkend, oneffen, ongelijk, verdeeld
niet gelijkvormig - anders, incongruent
niet gemist kunnen worden - nodig, noodzakelijk, onmisbaar
niet genoeg gekookt - ongaar
niet genoemd - anoniem
niet geoorloofd - verboden
niet gepaste houding bij een persoon - parmant
niet geraakt - mis
niet gerechtvaardigd - ongegrond, onterecht
niet gering - duchtig, goed, krachtig, stevig
niet geroerd - intact, onaangedaan, ongetroffen
niet geschaad - ongedeerd
niet geslaagd - struikelen
niet gesloten - open, toegankelijk, openhartig, mededeelzaam
niet gesloten zijn - openstaan
niet gespannen - lenig, slap, ontspannen, rustig
niet gestadig - grillig, inconstant, soms
niet gestand doen - lossen
niet gesteld op mensen - eenzelvig, schuw
niet gesteld op veel mensen - eenkennig, eenzelvig
niet gestemd tot spot - ernst, ernstig
niet getekend - anoniem, naamloos
niet getroffen - onaangedaan, ernaast, gemist, mis
niet gevarieerd - beperkt
niet geveinsd - realistisch
niet geven - achterhouden, onthouden
niet gevouwen bedrukt vel - plano 
niet gevuld - hol, ijdel, ledig, leeg
niet gevulde ruimte - holte, leegte, vacuüm 
niet gewaardeerd - miskend
niet gewichtig - licht, nietig,  onbelangrijk
niet gewijde rooms-katholieke prelaat - elect
niet gewild - incourant, impopulair, ongewenst
niet gewilde ruzie - misverstand 
niet gewoon - dooreen, ondereen, ongemeen
niet gezegd - ongenoemd, verzwegen
niet gezien - impopulair
niet gezond - ziek
niet gezongen - gelezen
niet glad - bobbelig, inegaal, oneffen, ruw, stroef
niet blad verlopen - stroef
niet glimmend - dof, mat
niet glanzend - dof, mat, troebel
niet glinsterend - mat
niet glijdend - stroef
niet goed - fout, gematigd, kwalijk, onwel, slecht, verrot
niet goed bij zijn hoofd - malende
niet goed bij zijn verstand - getikt, getroebleerd
niet goed doorbakken - kleems, klef, ongaar tets
niet goed droog - klam, nat, vochtig
niet goed gaar - kleems, klef
niet goed gekookt - ongaar
niet goed samengesteld - onbruikbaar, ondeugdelijk
niet goed sluitend - rap
niet goed snik - gek, lijp, mesjogge
niet goed snik zijn - veeg 
niet goed te keuren - afkeurenswaardig, blamabel, laakbaar
niet goed wijs -  achterlijk, dom, gek, geschift, halfgaar
niet graag - node, ongaarne, onwillig 
niet graag gewild - ongewenst
niet grappig - onaardig
niet grof - fijn
niet groot - gering, klein, minuscuul, nietig, onaanzienlijk
niet gunnen - misgunnen
niet haaks - scheef
niet haastig - rustig, bedaard, kalm 
niet hard - langzaam, murw, week, zacht
niet hartig - flauw
niet hebben - gebrek, gemis, ontbering
niet heel – gebroken, kapot, stuk
niet helder – mat, dof, drab, goor, onrein, troebel vies, vuil
niet helder van kleur - flets, goor
niet helder van stem - hees
niet helderwit - gelig, goor
niet helemaal - bekant, bijna, deels, gedeeltelijk, haast, partieel
niet hetzelfde - anders, ongelijk 
niet hier - daar, der, elders, ginder, ginds 
niet hoger - gelijk
niet hol - gevuld, massief
niet hoog - laag
niet hoog in prijs - goedkoop
niet hoogstaand - banaal, platvloers 
niet horend - doof
niet iedereen - enigen, enkelen, weinigen
nietig - armzalig, futiel, gering, iel, klein, luimig, luizig, luttel, mager, min, mizerig, nul, onaanzienlijk, onbeduidend, ongeldig, popperig, prullig, waardeloos
nietigheid - bagatel, beuzeling, lor, nulliteit, onbeduidendheid, prul, vergankelijkheid, wissewasje
niet imaginair - realistisch, reëel, werkelijk
niet "In" - ongewild, ongezocht
niet in aanzien zijnde - onaanzienlijk
niet in de haak - incorrect, onbehoorlijk
niet in de stad - buiten
niet in dichtvorm - proza 
niet in druk verschenen - onuitgegeven 
niet in een bepaalde doorgaande toonaard gecomponeerd - atonaal
niet in geld - natura
niet in het bezit van - zonder
niet in het geheim - openlijk
niet in het middelpunt gelegen - excentrisch
niet in het openbaar - binnenskamers, onder(s)hands
niet in huis - buiten
niet in orde - defect, geschokt, kapot, mankerende, onklaar, onpasselijk, onwel, overstuur, voos
niet in overeenstemming - verdeeld
niet in rechte stand - scheef
niet in staat te denken - dol
niet in staat te horen - doof
niet in staat te zien - blind
niet in staat tot - onbekwaam, onmachtig
niet in te denken - ondenkbaar, onvoorstelbaar
niet in trek - impopulair
niet in werkelijke dienst - non-aktief 
niet in woorden uit te drukken -  onuitsprekelijk
niet inbegrepen - exclusief
niet incidenteel - principaal
niet individueel - gemeen, massaal, schappelijk
niet ingeslapen - wakker
niet ingetogen - vrijmoedig, vrijpostig
niet ingevuld - blanco 
niet-ingewijde - buitenstaander, leek
niet ingewikkeld - eenvoud, eenvoudig
niet ingewijde - buitenstaander, leek, outsider
niet ingezet - aangeknipt 
niet inhouden - laten
niet inschikkelijk - incoulant
niet invorderbare schuld - nonvaleur
niet inwonend - extern
niet-Israëliet - goj, gojim
niet jong - bedaagd, bejaard, bezadigd, oud
niet jong meer - bedaagd, bejaard, oud
niet-Jood - goj, gojim
niet juist - fout(ief), incorrect, kwalijk
niet kalm - ongedurig, onrustig, woelig
niet kapot - gaaf, heel, intact
niet karig - royaal, vrijgevig
niet kerkelijk - profaan
niet kerkelijk aangelegd - neutraal 
niet kerkelijk gekleurd - neutraal
niet kernachtig - slap
niet keurig - incorrect, onbeleefd
niet kies - ongevoelig, tactloos
niet kinderachtig - grootmoedig, ruimdenkend, volwassen
niet klaar - onaf
niet kleingeestig - onbekrompen
niet komen - afzeggen, uitblijven, wegblijven
niet kort - lang
niet krachtig - slap, zwak
niet krenterig - coulant
niet krom - recht
niet kunnende afwachten - ongeduldig
niet kunnende betalen - insolvabel, insolvent 
niet kunnende gebeuren - onmogelijk
niet kunnende horen - doof
niet kunnende zien - blind
niet kunnende zwijgen - loslippig 
niet kwaad - aardig, vriendelijk
niet kwaadaardige pokken ziekte - alastrim
niet laag - eerlijk, hoog
niet landelijk - dorps, regionaal, stads, stedelijk, steeds
niet lang - even, kort(stondig), moment
niet lang geleden - kortelings, onlangs, pas
niet langer geldig zijn - verlopen, vervallen
niet lange tijd - moment
niet langzaam - rad, rap, ras, kwiek, snel
niet leerzaam - indociel
niet legaal - illigaal, illegetiem, onwettelijk
niet lek - dicht
niet lekker - onbehaaglijk, onsmakelijk, vies, wee
niet lenig - stijf, houterig, stram 
niet letterlijk - figuurlijk
niet leuk - naar, naargeestig, onaardig
niet levend - dood, gestorven, overleden, wijlen
niet levendig - dommelig, flauw, mat, saai, slaperig, slapend, soezig, soezerig, suf, traag, vervelend
niet levenslustig - triest, zielig
niet levensvatbaar zijn - abiosis
niet levensvatbare misvormingen aan benen - sirenevorming
niet licht - donker, kwalijk, ongemakkelijk, zwaar
niet licht te achten - ernstig, kritiek
niet licht te ontroeren - onaandoenlijk
niet licht te schatten - ernstig
niet liggend - staand
niet liniair - hoekig, krom, rond
niet log - licht, luchtig
niet logisch - grillig, inept, inkonsekwent, irrationeel, ongerijmd, onlogisch, willekeurig
niet logisch geredeneerd - inconsequent, onlogisch, verward
niet lonend - improduktief, onrendabel, onvruchtbaar   
niet los - immobiel,onbeweeglijk, onvrij, vast
niet loslaten - vasthouden
niet loslaten (van gedachten) - obsederen
niet lui - arbeidzaam, energiek, vlijtig, ijverig
niet lukken - falen, misgaan
niet machtig - klein, slap, zwak
niet mager - corpulent, dik, gezet, vet
niet makkelijk  - moeilijk
niet materieel - onstoffelijk
niet matig - royaal, verkwistend 
niet matroos - baar
niet mededeelzaam - gesloten, stil, zwijgzaam
niet meegaand - steil (fig.), streng
niet meegevend - hard, onbuigbaar, taai, wreed
niet meer aanwezig - weg
niet meer bevroren - ontdooid
niet meer dan - simpel
niet meer dan dat - slechts
niet meer doen - nalaten
niet meer doen gelden - verliezen
niet meer erkennen - verstoten
niet meer gebruiken - stal
niet meer geldig - ongeldig,  verlopen
niet meer gewend - ontwend
niet meer hier - daar, elders, heen, vertrokken, weg
niet meer in de mode - ouderwets
niet meer in functie - b.d., em, emeritus, ex 
niet meer in het bezit van - kwijt
niet meer in het bezit willen houden - loslaten
niet meer kopen van - boycotten
niet meer kunnen - verliezen
niet meer kunnende lopen - lam
niet meer levend - dood
niet meermalen - eenmalig, eens, ereis
niet meer met iets inlaten - onttrekken
niet meer te gebruiken - versleten
niet meer te koop - uitverkocht 
niet meer wetend - bijster, radeloos
niet meer willen - afzien, bedanken
niet meer ziek - beter
niet-metaal - metalloïde
niet met wat - zonder
niet-militaire dienst - burgerdienst
niet-mis - raak
niet modern – klassiek
niet moe - fit
niet moedig - angstig, bang, enghartig, laf(hartig) 
niet-Mohammedaan - giaur, kafir (scheldnamen)
niet moeilijk - eenvoudig, makkelijk
niet mooi - afschuwelijk, lelijk
niet moreel - immoreel
niet muzikaal - amuzikaal
niet naakt - gekleed
niet nakomen - afzien, nalaten
niet na te gaan - oncontroleerbaar 
niet na te volgen - nimitabel, onnavolgbaar
niet nader genoemd persoon - kwidam
niet nakomen - verzuimen
niet naleven - verzaken
niet nauw - breed, ruim, wijd
niet nauw rekenend - gul, mild, onbekrompen, royaal
niet nauwgezet - inaccuraat, onnauwkeurig, rommelig, slordig
niet nauwkeurig - inaccuraat, slordig
niet nederig - hautain, hooghartig, pedant, trots 
niet neerslachtig - blij, levenslustig, opgewekt, vrolijk
niet negatief - positief
niet net - onnet
niet netjes - incorrect, indecent, onbehoorlijk, oneerlijk, onfatsoenlijk, onnet, rommelig, unfair, slordig, vies, vuil
niet nietig - dik, enorm, groot, zwaar
niet nieuw - antiek, gebruikt, oud, tweedehands
niet nobel - onedel
niet nodig - genoeg, luxe, misbaar, nodeloos, onnodig, overbodig, voorzien
niet nu - eens, eerder,  eerlang, ereis,  later, ooit, straks
niet nuchter - dronken, emotioneel
niet officieel - officieus, informeel
niet oirbaar - indecent, onbetamelijk, onfatsoenlijk
niet omstandig - beknopt
niet om te kopen - eerlijk, onkreukbaar
niet omkeerbaar - irreversibel
niet omkoopbaar - eerlijk, onkreukbaar
niet omstandig - beknopt
niet onaanmerkelijk - onbeduidend
niet onbemiddeld - vermogend
niet ondergeschikt - superieur
niet onderling - alleen, allenig
niet ondertekend - ongetekend
niet onderwezen - ongeleerd
niet ongeoefend - getraind, paraat 
niet ongesteld - goed
niet onpartijdig - bevooroordeeld, vooringenomen
niet ontaard - onverbasterd
niet ontmoedigd - onverdroten
niet ontnemen - laten
niet ontploft projectiel - blindganger 
niet ontvankelijk - immuun, ongeschokt, onvatbaar
niet ontzien - prodigeren
niet onwel - goed
niet onwettig - legaal
niet oorlogvoerend - non-belligerent 
niet oorspronkelijk - afdruk, afschrift, imitatie, namaak
niet op de gewone tijd - tussentijds
niet op de juiste waarde schatten -  miskennen
niet op deze manier - anders
niet op deze plaats - elders, ergens, ergens-anders
niet op deze wijze - anders
niet op dit ogenblik - later, straks 
niet open - dicht, gesloten, toe
niet openbaar - besloten, geheim, intiem, particulier, privaat, privé
niet openbaren - verhelen
niet openhartig - gesloten
niet openlijk - bedekt, geheim, heimelijk, tersluiks, verborgen
niet opgeloste zaak - raadsel, probleem
niet opgeruimd - zuur
niet opgeven - volhouden
niet opgewekt - hangerig, loom
niet ophouden - doorgaan
niet oplettend - onattent
niet oppervlakkig - diepzinnig, serieus
niet oprecht - oneerlijk, vals
niet op tijd - laat, vroeg
niet opzichtig - bescheiden, ingetogen, stemmig
niet ordelijk - rommelig 
niet oud - jong, nieuw, vers
niet overdreven - gematigd, matig
niet over een nacht ijs gaan - voorzichtig
niet overhaast - bedachtzaam
niet overstemmend - neerslachtig
niet overvloedig - afkerig, arm, eenvoudig, karig, onopgesmukt, schraal, sober
niet overijld - bedachtzaam
niet parkeren - N.P.
niet passend - incongruent, inconvenabel, onbetamelijk, ongelegen, ongelijk, ontijdig 
niet patriciër - plebejer
niet patricisch - plebejisch
niet persoonlijk - zakelijk
niet pienter - dom
niet pittig - lenig, ontspannen, slap
niet plaatsen - uitlaten
niet plechtig - informeel, onofficieel
niet plezierig - akelig, naar, onaangenaam, onprettig, vervelend
niet plooibaar - eigengereid, stijf, stug
niet pluis - gevaalijk, link, riskant, verdacht
niet populair - tappen
niet positief - negatief
niet pover - rijkelijk, weelderig
niet prettig - akelig, naar, onaangenaam, onplezierig, onprettig, vervelend
niet principieel - drukkend, los, lauw, rechtgeaard,  slof, traag, zwoel
niet privé - openbaar, publiek
niet pro - contra
niet productief - inactief, smoezelig, werkeloos
niet progressief - conservatief
niet proper - onnet, vies, vuil
niet publiek - besloten, heimelijk, onderhands, onderonsje, particulier, privé
niet puntig - bot, stomp
niet puur - gemengd, onzuiver
niet raadzaam - afkeurenswaardig
niet raak - ernaast, mis(ser), naast, rakelings
niet rakelings - pal
niet raken - missen
niet rank - dik, gezet
niet reagerend - inert, inertie
niet recht - gebogen, gekromd, krom, scheef, schuin
niet rechts - links
niet rechtschapen - oneerlijk, vals
niet rechtsom - linksom
niet rechtstreeks - dadelijk, getrapt, indirect, middellijk, via, zijdelings
niet rechtvaardig - onbillijk, onrechtvaardig
niet redelijk verklaarbaar - onbedacht, onberedeneerd, onbezonnen
niet religieus - bijgeloof
niet ridderlijk - laag, onedel, unfair
niet rimpelig - glad
niet roerig - rustig stil
niet roestend - edel
niet romantisch - prozaïsch
niet ronduit handelen - konkelen
niet ruim - belemmerd, benauwd
niet-rijder - loper, wandelaar
niet rijmend - blank, rijmloos
niet samengesteld - eenvoudig, enkel, enkelvoudig, simpel 
niet scheef - recht
niet scherp - bot, ongeslepen, stomp
niet scherp omlijnd - flauw, vaag
niet schikkende - ongelegen
niet schoon - onfris, onrein, smerig, vies, vuil 
niet schuin - recht
niet serieus - frivool
niet serieuze affaire - amourette 
niet slagen - bakken, falen, fiasco, mislukken, stralen, zakken
niet slap - strak
niet slapend - wakker
niet slecht - gaat wel, goed, redelijk, tamelijk
niet slim - dom, stom
niet sluiten - openlaten
niet schuldig meer - kiet
niet snel - langzaam, traag
niet snugger - dom, stom
niet somber - blij, opgewekt, vrolijk
niet soortzuiver - bastaard, hybried 
niet sprekend - stom
niet sterk - slap, teer, week, zwak
niet stevig - insolide, labiel
niet stiekem - onverholen, openhartig
niet stoffelijk - geestelijk, ideëel, spiritueel
niet stoffelijk, zinnelijk of lichamelijk - geestelijk
niet stoffig - geestelijk, spiritueel
niet strak -  los, ontspannen, slap
niet straks - nu, nou
niet streng - drukkend, goedertieren,  klement, liberaal, los, slof, traag, zacht, zwoel
niet streng van zeden - laks
niet stroef - effen, egaal, glad, vlak
niet strijdende militair - non-combattant
niet student - burger, filister, philister, philistijn, proleet, vero
niet stuk - gaaf, heel, intact
niet stijf - buigzaam, los, luchtig, slap
niet stijfdeftig - gemoedelijk, gezellig, onvormelijk
niet subjectief - objectief
niet summier - lang, langdradig, uitgebreid
niet symbolisch - direct, onomwonden,
rechtstreeks
niet taai -  bros, mals
niet talrijk - nauwelijks, onbeduidend, schaars, ternauwernood, zelden, zeldzaam
niet te bedwingen - ontembaar, tomeloos
niet te begrijpen - abracadabra, onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk, onverklaarbaar, vreemd
niet te geloven - ongelooflijk
niet tegen - pro, voor
niettegenstaande - echter, hoewel, nochtans, ofschoon, ongeacht, ondanks, toch, trots 
niettegenstaande dat - desondanks, ofschoon, ondanks, toch
niet tegenwoordig - absent, afwezig
niet te goeder trouw - oneerlijk, vals 
niet te groot - matig
niet te innen - oninbaar
niet te lessen - onlesbaar
niet te lezen - onleesbaar
niet te meten - onmeetbaar
niettemin - alevel, algelijk, desondanks, echter, evenwel, intussen, nochtans, toch
niet te missen - nodig, noodzakelijk, onmisbaar
niet te noemen - anoniem, naamloos, nameloos  
niet te ontgaan - onvermijdelijk
niet te opereren - inoperabel
niet te overdenken - onverdacht, onverhoeds, onvermoed 
niet te overwinnen - onoverkomelijk
niet te rechter tijd - ontijdig,  voortijdig
niet te redden - reddeloos
niet te temmen - ontembaar
niet terughoudend - gul
niet terzake - irrelevant
niet te scheiden - innig, inseparabel, onlosmakelijk
niet te stuiten - tomeloos
niet te tellen - ontelbaar, talloos
niet te temmen  - ontembaar
niet te vermijden - noodzakelijk
niet te veroveren - onneembaar
niet thuis - uit, weg
niet telkens veranderend - bestendig, duurzaam, stabiel
niet tevreden - onbevredigd, onvoldaan
niet toegankelik - afgesloten, dicht, toe
niet toegestaan - taboe, verboden
niet toegevend - streng
niet toereikend - onvoldoende
niet toestaan - afwijzen, onthouden, verbieden, weigeren
niet tot een bepaald geslacht behorend -  halfslachtig, hermafrodiet
niet tot het wezen der zaak behorende -  extrinsiek
niet tot ontwikkeling gekomen - rudimentair
niet tot rust komend - onbedaarlijk,  onophoudend, rusteloos
niet tot scherts geneigd - ernstig, serieus
niet tot schipperen bereid - halsstarrig, principieel, vasthoudend
niet tot spot geneigd - ernstig
niet tot volledige ontwikkeling komend - abortief
niet tot werking laten komen - suppressie 
niet totaal - deels, gedeeltelijk, partieel
niet traag - kwiek, rap, snel, vlug
niet transparant - ondoorzichtbaar, ondoorzichtig
niet treffen - missen
niet treffend - mis, naast
niet treuzelen - opschieten
niet troebel - helder, klaar, zuiver 
niet twee maal - eenmalig, eens
niet twijfelachtig - ontwijfelbaar, indubitabel, 
stellig, vast, wis, zeker
niet uit een wettig huwelijk geboren - bastaard, basterd
niet uit kristallen opgebouwd - amorf
niet uitdagend - nederig, onderwerpend,  ootmoedig
niet uitgebreid - onbeduidend
niet uitgegroeide vrucht - kwar, kwarrel
niet uitheems - binnenlands, inheems, inlands, nationaal
niet uitputtend - oppervlakkig
niet uitscheidend - onophoudelijk 
niet uitslaande brand - binnenbrand 
niet uitvoerig - beknopt, bondig, concies, kort, kortaf, lapidair lapide, summier
niet uitwaaiende lamp - stormlamp 
niet uitwendig - innerlijk, interieur, inwendig,
niet uitwonend - intern
niet uniek - algemeen, veelvuldig 
niet vaak - eenmaal, eens, ooit, soms, zelden, zeldzaam
niet vaardig - dilettanterig, onbeholpen, onhandig
niet vacant - bezet, opgevuld, voorzien
niet-vakman - amateur, beunhaas, leek, ongediplomeerde,
zolderhaas
niet vallend onder - exempt
niet van beginselen afwijkend - beginselvast, principieel, standvastig
niet van belang - irrelevant, onbelangrijk
niet van energie getuigend - loom, slap
niet van hetzelfde gevoelen - oneens 
niet van mij - Uw, zijn, haar, jouw 
niet van ophouden weten - doordouwen, doorgaan
niet van pas - ongelegen
niet van zijn beginsel afwijkend - beginselvast, principieel, standvastig 
niet vast - inconstant, los, onafhankelijk, onbestendig,  ongewis, onzeker, rul, veranderlijk, vrij, wankel
niet vast bepaald - onzeker
niet vaster –  losser
niet vasthouden – loslaten
niet vast op de benen – wankel
niet vast staan - wankelen
niet vatbaar voor infecties - immuun 
niet veel - iet(s), luttel, onbeduidend, wat, weinig 
niet veel doen – lummelen, luieren
niet veel voorkomend - schaars
niet ver - dichtbij, nabij, vlakbij
niet veraf - nabij
niet verboden - geoorloofd, toegestaan
niet verdeeld - een
niet verdeeld zijn - eenheid
niet verder dan - tot
niet verder gaan - stoppen, verijlen
niet verdorven - onbedorven, rein, zuiver
niet vereist - overbodig, overtollig
niet vergeten - gedenken
niet vergezeld - alleen, isolaat, zelfstandig
niet verheven - alledaags, prozaïsch
niet verheugd - terneergeslagen, triest
niet verheven - alledaags, nuchter, prozaïsch
niet verjaard - pas gebeurd, recent
niet verkoopbaar - incourant
niet verkort - uitgerekt, verlengd
niet verlegen - koen, onbedeesd, stoutmoedig
niet vermaard - onbekend
niet vermengd - louter, ongedegen, onversneden, puur, rein, zuiver
niet verminderd - onverminderd 
niet vermoeid - fit, helder
niet vermogend - onbemiddeld
niet verplaatsbaar - onroerend
niet verplicht - facultatief, ongedwongen, vrij, vrijwillig 
niet verpoot - onverspeend
niet verrekenbaar - illiquide (fondsen), onzuiver
niet vers - belegen, geconserveerd, ingemaakt, oud, oudbakken 
niet verschenen - verstek
niet verschijnen - verstek, verzuimen
niet versneden - zuiver
niet versterkt - onversterkt
niet vervalst - autentiek
niet vervolgen - seponeren
niet vervuld worden - openblijven
niet vervulde betrekking - vacature 
niet verwacht - onvermoed, onverwachts, verrassend
niet verwachte handeling - parmantig
niet ver weg - vlakbij
niet verwijfd - Spartaans
niet verzadigd - onvoldaan
niet verzorgd - slordig
niet vet - dun, iel, mager
niet vet niet mager - doorregen
niet vitaal - bloedeloos, lamlendig, lusteloos, slap, indolent
niet vloeibaar - dik, vast
niet vlijtig - lui
niet vloeibaar - dik
niet vlot - saai, stroef
niet vlot voort gaan - haperen
niet vlug - langzaam, traag
niet vlug van voor bevatting - onintelligent
niet vochtig - droog
niet voldaan - ontevreden
niet voldoen - nonbetaling, wanbetaling
niet voldoende - insuffisant
niet voldoende gekookt - ongaar
niet volgens de leer - heterodox, onorthodox
niet volgens recht - onrechtmatig
niet volgroeid - onrijp, onvolwassen
niet volledig - gebrekkig, incompleet, onvolkomen
niet volmaakt - gebrekkig, onvoltooid
niet volstrekt - betrekkelijk, relatief
niet voltallig - gedeeltelijk, incompleet, onaf
niet voltooid - onaf
niet voor - achter(af), anti, na, neutraal, tegen
niet voor de grap - ernstig, serieus 
niet voor en niet tegen - neutraal
niet voorgoed - tijdelijk
niet voor iedereen - exclusief
niet voortbrengend - improductief
niet voorzien geval - toeval
niet vragen - passen
niet vreemd - bekend, gewend, gewoon, normaal
niet vrij - gebonden
niet vrijstaand - steunend
niet vrijstaande pilaar - pilaster
niet vrijwillig -  gedwongen, node, ongaarne, onwillig
niet vrijzinnig - illiberaal
niet vroeg - laat
niet vroeger - later, nu, toekomstig
niet vrolijk - pruims, zuur
niet vruchtbaar - steriel
niet vuil - schoon
niet vurig - ongeïnteresseerd
niet voordelig - duur, prijzig, kostbaar
niet voortbrengend - improduktief 
niet voortmaken - lijntrekken, talmen, treuzelen
niet voor iedereen - exclusief
niet voor de waarheid uitkomen  - draaien
niet waakzaam - dromerig, slaperig
niet waar - nietes, onwaar
niet waarderen - miskennen
niet waardig persoon - klungel
niet wakker zijn - gedroom, gesuf, slaap
niet wankelbaar - bestendig, constant, duurzaam, stabiel, zeker
niet warm - koud
niet warm zittend - luchtig
niet warmte geleidend - adiabatisch
niet waterdicht - doordringbaar, doorlatend, lek, poreus, vochtdoorlatend
niet week - hard 
niet weelderig - eenvoudig, sober, Spartaans
niet wegdoen - bewaren, houden
niet weggaan - thuisblijven
niet weggelaten mogen worden - obligaat, verplicht
niet weggeven - hoeden
niet weifelachtig - kordaat, zeker
niet weinig - overdadig, overvloedig, plenty, veel, voldoende, volop
niet wel - bezwaarlijk, kwalijk, onpasselijk
niet wel bij het hoofd - getroubleerd
niet wel bij het hoofd zijn - gons
niet wel bij het verstand - getroebleerd
niet welgemanierd - onbeschaafd, onbeschoft
niet wel gevoelend - onwel
niet wel gezind - kwaadwillig, vijandig
niet weldadig - pover
niet welgemanierd - onbeschaafd, onbeschoft,
niet welgevallig - onaangenaam, ongewenst
niet welig - dof, mager,onvruchtbaar, schraal, spaarzaam
niet welkom - onaangenaam, ongelegen, ongenood
niet welopgevoed - onwellevend
niet welwillend - ongunstig
niet wereldwijs - ingénu, wereldvreemd
niet werkelijk - denkbeeldig,  fictief, ideeel, imaginair, irreëel, onecht, onwaar, onwezenlijk, vals, verzonnen, wezenloos
niet werkelijk bestaand - illusoir
niet werkelijk bestaande - onwezenlijk
niet werken - luieren, verletten
niet werkend - defekt, inert, kaduc, kapot, lui; onklaar, ontregeld, werkeloos
niet werkzaam - inert
niet weten - ignoreren
niet weten te waarderen - miskennen
niet wetend - onbewust
niet weter - agnosticus
niet wettelijk - illegaal, illegitiem 
niet wettig - abstract, buitenechtelijk, illegaal, oneerlijk, onecht, ongeldig, ongewettigd
niet wezenlijk - illusoir, inessentieel, irreëel, onecht, onwerkelijk
niet wijd - nauw, smal
niet wijd zittend - krap
niet wijs - dom, idioot, mal, onverstandig, stom
niet wild - tam
niet wisselvallig - bestendig
niet wraakzuchtig - vergevensgezind 
niet ijzerhoudend - non-ferro
niet zacht - hard
niet zachtzinnig - streng
niet zeeman - landrot
niet zeker - onvast, wisselvallig
niet zichtbaar - latent, verborgen
niet ziek - gezond
niet zinken - drijven
niet zo - anders
niet zoet - dry, hartig, zuur
niet zout - flauw
niet zo veel - minder
niet zuiver - loens, oneerlijk, vals
niet zwaar - licht
nieten - hechten, haken, klinken, krammen, bevestigen, vastmaken, samenklinken
nietig - beuzelachtig, beuzelig, flatulent, frivool, futiel, iel, gering, leurig, luimig, luttel, klein, mager, min, miniem, nestig, nuffig, nul, nietswaardig, onaanzienlijk, onbeduidend, onwettig, pygmeeïsch, prullig, vergankelijk, wrevelig, ijdel, zwak,
nietig gedierte - gewormte
nietigheid - bagatel, beuzelarij, beuzeling, caduciteit, futiliteit, inaniteit, kaduciteit, kleinheid, kleinigheid, lor, niemendalletje,  nulliteit, onbeduidendheid, ongeldigheid, prul, snars, sners, trunt (gewest.), vergankelijkheid, wissewasje, ijdelheid
nietig of prutsig - tierelantijntje, tierlantijntje
nietig verklaren - casseren, liquideren, nullificeren, opheffen, rescinderen, tenietdoen
nietigs - kleins
nietig verklaren van een vonnis - casseren
nietigverklaring - annihilatie, anulering
nietje - krammetje
nietje of haakje - kram
nietmachine - nietapparaat, nieter
nietnakoming - verzuim
niets - dalles (dieventaal), dem (Z.N.), louw (barg.), nebbis (barg.), niemendal, nihil, niks, nirvana, nirwana, noppes (barg.), nul, priem (Z.N.), sikkepit, snars, zero
niets beduidend - nietsbetekenend
niets betekenend - nietsbeduidend,  waardeloos
niets bewijzend - nietszeggend
niets dan - louter
niets (Russ.) - nitschewo
nietsdoen - dagdieven, flierefluiten, lanterfanten, lediggang, luieren, luilakken, niksen, werkeloosheid
niets doend - luilak, werkeloos
niets doende personen - dagdief, doeniet, leegloper, luiaard, 
lijntrekker
nietsdoener - baliekluiver, bootafhouder, doeniet, kaailoper, lanterfant(er), ledigganger, leegaard, leegloper, lijntrekker, luiaard, luilak, sjappie, slampamper, straatslijper
niets gelovende - nihilist
niets horend - stokdoof
niets in de Boeddhistische godsdienst - nirwana, nirvana 
niets kwaads vermoedende - argeloos, goed, goedgelovig, onschuldig
niets laten blijken - stiekem
niets meer bezittend  blut, rut 
niets meer kunnend - onmachtig 
niets meer schuldig - kiet
niets opbrengend - improduktief, improfitabel,onvoordelig, onvruchtbaar
niets opleverend - improduktief
niets uitgesloten - al, allen, alles
niets uitgezonderd - alles, totaal 
nietsnut - baliekluiver, doeniet, flierefluiter, lanterfanter, ledigganger, leegloper, luiaard, luierik, luilak, luiwammes,  nul, nulliteit, onnut, slampamper, smeerpoes (Z.N.), straatslijper
niets uitvoeren - luieren, niksen,  rentenieren
niets vermoedend - argeloos
niets voortbrengend - improduktief, improfitabel, onvoordelig, onvruchtbaar
niets waard - knudde, nietswaardig, pet, snert, waardeloos
niets waardig - armzalig, beuzelachtig, frivool, futiel, gemeen, knoop (Z.N.), knudde, laag, lorrig, luizig, min, nietig, onbeduidend, pet, prul, slecht, snert,  soeps, zaaks
nietswaardig manspersoon - lap
nietswaardig mens - lor
nietswaardig persoon - deugniet (Z.N.), doeniet, klungel, lanterfanter, leur (Z.N.), lomp, nietsnut, prul, puim, snertkerel, snertvent, strop
nietswaardig voorwerp - klungel, lap, loer,  lor, prul, slet, tod, vod 
nietswaardige praatjes - apekool, 
nietszeggend - alledaags, banaal, flauw, hol, ledig, leeg, onbeduidend, stom, waardeloos, ijdel, zinledig, zinloos, zwijgend
nietszeggende uitspraak - bombast, clichéfrase, laag, miserabel, 
nietszeggende zin - frase, cliché, leuze
niettegenstaande - desondanks, niettemin, ondanks, ongeacht, ofschoon, trots
niettegenstaande dat - desalniettemin, echter, nochtans, ofschoon, toch, trots, hoewel, ondanks
niettemin - alevel, alhoewel, desalniettemin, desondanks, echter, eveneens, evenwel, hoewel, intussen, nochtans, ofschoon, ondanks, toch
nieuw - actueel, fris, jong, modern, neo, net, nova, novum, onervaren, ongebruikt, ongewoon, origineel, uptodate, pas, recent, vreemd, nieuwerwets, oorspronkelijk
nieuw (Gr.) - neos
nieuw aangebreid gedeelte - aanbreidsel
Nieuw Amsterdams Peil - NAP. 
nieuwavond (Z.N.) - oudejaarsavond
nieuwbakken - pril, splinternieuw, vers
nieuw bedenksel - uitvinding
nieuw bekeerde - neofiet, nieuweling,  proseliet
nieuw calvinisme - neocalvinisme
nieuwdag (Z.N.) - nieuwjaarsdag
nieuw feit - novum
nieuweling - aankomeling, beginner, boar, debutant, groentje, junior, neofiet, novice, noviet
nieuw gedoopte - neofiet
nieuw gevormd weefsel - neoplasma
nieuwgevormd woord - neologisme
nieuw gewijd priester - neomist
Nieuw-Guinea - Irian
Nieuw-Guinea, eilandje bij - Biak, Komoran, Noemfoor, Salawati, Waigeo 
Nieuw-Guinea, rivier op - Digul
nieuw hulpmiddel bij navigatie - radar
nieuw iets najagen - neofilisme
nieuw kompas - silmanal
nieuw leven - hernieuwing, renovatie, schepping
nieuw matroos - baar
nieuw meubel - novantiek
nieuw modeartikel - nouveaut
nieuw naturalisme - neorealisme
nieuw ontgonnen - novaal
nieuw priester - neomist
nieuw romantiek - neoromantiek
nieuw soldaat - rekruut
nieuw soort gas - neon 
nieuw taalgebruik - neologisme
nieuw testament - evangelie
nieuw vormen - scheppen
nieuwvorming - neologisme 
nieuw woord - neologisme
nieuwe bewering of omstandigheid - novum
nieuwe dans - raspa, rumba, samba, twist 
nieuwe (het) - noviteit
nieuwe maan - n.m.
nieuwe matroos - baar
nieuwe naam voor Abessinië - Ethiopië
nieuwe naam voor Basutoland - Lesoto
nieuwe naam voor Bechuanaland - Botswana
nieuwe naam voor de Goudkust - Ghana
nieuwe naam voor Madagascar - Malagasië
nieuwe naam voor Nieuw-Guinea  - Irian
nieuwe naam voor Noord-Rhodesië - Zambia
nieuwe naam voor Nyassaland - Malawi
nieuwe naam voord Perzië - Iran 
nieuwe naam voor Siam - Thailand 
nieuwe naam voor Tanganyika en Zanzibar - Tanzania
Nieuwe Hebriden, een der - Ambryn, Api, Arba, Erromanga, Maiwo, Malekula, Santo, Tanna, Vate
nieuwe oplaag - herdruk
nieuwe regel - alinea
nieuwe rekening - n.r.
nieuwe romantiek - neoromantiek
nieuwe rijke - parvenu
nieuwe soldaat - rekruut
nieuwe soort - mutant
nieuwe spelling - neografie
nieuwe ster - nova
nieuwe stijl - n. s.
Nieuwe Testament - N.T.
Nieuwe variëteit - conquest
nieuwe vinding - ontdekking, radar, straalmotor 
nieuwe volkenbond - U.N.O., VN., 
nieuwe wereld - Amerika
nieuwe wereldtaal - ido
nieuwe wijn - most
nieuwe zegswijze - neologisme
nieuweling - baar, beginneling, beginner, big, debutant, feut, noviet, groen,  groentje, neofiet, neovist, norenbaar, novice, novies, orimbaar, recruut, totok
nieuweling (op zee) - baar 
nieuwelingschap - noviciaat
nieuwerwets - eigentijds, modern, modieus
nieuwerwetsheid - hedendaags, moderniteit
Nieuw-Guinea - Irian
nieuwigheden invoeren - innoveren
nieuwigheid - innovatie, nieuwlichterij, nieuwmodisch, nieuwtje, nova, noviteit, nouveauté, novum, snufje, uitvinding, vondst
nieuwigheid (taal) - neologisme 
nieuwjaar (Islam.) - Muharram
nieuwjaarsvogel - koekoek
nieuws - actualiteit, bekendmaking, mare, tijding, bericht, gerucht, informatie, journaal, nouvelle, vers
nieuwsbericht - bulletin, krantenbericht, radionieuws, televisienieuws, tijding
nieuwsblad - courant, dagblad, gazet, journaal, krant, weekblad
nieuwsblad - AD, N.A.C., Handelsblad, Parool, Telegraaf, Volkskrant, Trouw, Waarheid
nieuwsbureau - Aneta. AN.P., HavasReuter, TASS, UPI, Ceteka 
nieuwsfilm - journaal 
nieuwsgaarder - journalist
nieuwsgierig - benieuwd, curieus, kijkgraag, neuswijs, onbescheiden, vraagachtig, vraagziek, weetgraag
nieuwsgierig aanstaren - aangapen
nieuwsgierige - indringer, pottenkijker, weetgierige, wijsneus
nieuwsgierige vrouw - Aagje 
nieuwsgierigheid wekken - benieuwen
nieuwsjager - journalist, reporter
nieuwsopsteller - redacteur
nieuwstijding - mare, nieuwsbericht,  nieuwtje, nouvelle
nieuwtje - nieuwigheid, nouveaut, noviteit, novum, primeur
nieuwvormen - scheppen
nieuwvormig - celvormig, gezwelvormig
nieuwvorming - neologisme, neoplasia
nieuw woord - neologisme
Nieuw-Zeeland, stad in - Auckland, Cristchurch, Wellington
Nieuw-Zeelandse munt - pond 
nieuwzilver - alpaca, argentaan, argental, argentine, argyroliet,  christoffelmetaal, electrum, nikkelkoper, packfong
Nieuw-Zuid-Wales, hoofdstad van - Sydney
nievers - nergens (Z.N.)
niezen - niesen, proesten
Nigeriaanse houtsoort - apa
Nigeriaanse munt - pond 
Nigeria, hoofdstad van - Lagos
Nigeria, oud rijk in - Bornu, Kano, Nupe, Sura
Nigeria, stad in - Ibadan, Ife, Jos, Kano, Lagos, Ogbomosko
nigromantie - toverij, zwartekunst 
nihil - nil, niks, niemendal, niets, nul, zero 
nihilist - knor
nik - buiging; groet, knik, nijging
nikethamide - coramine
nikkel - ni
nikkel-aluminiumlegering - alumel 
nikkelen geldstuk - nikkeltje
nikkelerts - garneriet, magneetkies 
nikkeiglans - nikkelarseenkies
nikkelijzer - nife
nikkelkies - messinggeel, milleriet
nikkelkoper - argentaan, nieuwzilver 
nikkellegering - alcapa, alumel, argentaan, calido, constantaan, elinvar, iconel, monelmetaa,l nichroom, nieuwzilver, nikkeline, packfong, permalloy, platiniet, rhometaal, thermoperm, zilvernikkel
nikkelijzeraccu - edisonaccu 
nikken - knikken, nijgen
nikker - demon, droes, duivel, ikker, satan
niks - knudde,  niemendal, niets, nihil, nil, noppes, nul 
niksen - lanterfanten, luieren
niksnut - baliekluiver, lapzwans, leegloper, luiaard, slampamper
nil - niets, nihil, nul
Nilotenvolk - Dinka, Nuer, Sjilloek
nimbostratus - wolkendek
nimbus -  cumulonimbus, glans, godin (lagere rang), kalypso, lichtkrans, luister, regenwolk; stralenkroon
nimf - algina, argina, boomnimf, bosnimf, dryade, larf, larve, meermin, najade, nereide, sirene,  zeemeermin
nimf die Apollo ontvluchte - Boline
nimf die Zeus op Kreta met geitenmelk grootbracht - Amalthea 
nimfen die Dionysus grootbrachten - Hyaden
nimf in het paradijs van Mohammed - hoeri
nimfkruid - najas
nimmer bestudeerd of betreden - maagdelijk
nimmer(meer) - nooit
nimmerzat - ibis
nimrod - weideman, jager
Niobe der Natiën - Rome
niobium - nb., columbium
nip - punt, stip, teug
nipa - moeraspalm, palmboom
nipje - slokje, teugje
nippe - neppe, kattekruid
nippel - verbindingspen, smeerpunt
nippen - borrelen, drinken
nippertje, op het - net, ternauwernood
Nippon - Japan
nirken - herkauwen
nis - aedicula, bak, ben, beun, beurshokje, bun, holte, kaar, mihrab, muurholte, rugkorf, uitholling, viskaar
nis in een kerk - koornis
nis (nisvormige afsluiting) - absis, apsis, beeldnis, instulping,
muurholte, uitsparing, urnnis
nis waaruit gletsjerwater komt - kaar
Nisan - Abib
nisbus - schoorsteenbus, kachelbus
nisdop - nisbus
nisvormige afsluiting - apsis
nisvormige uitbouw aan de oostgevel van een kerk - koornis 
niton - radon, rd.
nitrificatie - salpetervorming
nitrillen - cyaniden
nitrocellulose - pyroxyline, schietkatoen
nitrofosfaat - meststof
nitrogelatine - springgelatine
nitrogenium - n., stikstof
nitroglycerol - glyceroltrinitraat, springstof
nitroliet - gasburet 
niveau - basis, gehalte, grondslag, hoogte, peil, plan, rang, standing, terras, waterpas, waterspiegel
niveaulijn - hoogtelijn
niveau van water - peil
niveauverandering van de zeespiegel - ingressie, overstroming, regressie, transgressie, vloed,  zeespiegel
niveauverlaging van een rivier - insnijding
niveauverschil - hoogteverschil 
niveauvlak - waterpasvlak 
nivelleerwerktuig - flesjeswaterpas 
nivelleren -egaliseren, gelijkmaken, vervlakken, vlakmaken
nivellering - gelijkmaking, vervlakking, waterpasmaking
nivometer - sneeuwmeter
nivose - sneeuwmaand 
nix - watergeest
njo(aik.) - jongeheer, sinjo
Noach - Noë, Noah
Noachs zoon - Sem, Cham, Japhet 
nobel - edel, edelmoedig, edelaardig, goed, hoogstaand, rechtschapen, statig, schoon, voornaam, weldoend
nobel van inborst - edelaardig, edelmoedig
nobelheid van karakter - grootheid
nobele handeling - weldaad
Nobelprijswinnaar, Belgische - Beernaert, Bordet, Heymans, Maeterlinck
Nobelprijswinnaars -
V = Vredesprijs  N = Natuurkunde
L  = Letterkunde  S = Scheikunde
G = Geneeskunde en E = Economie
F  = Fysiologie
   3 Dam(G), Lee (N)
   4  Bohr (G), Bohr (N), Böll (L), Bom (N), Buch (L), Cori (G),
       Dale (G), Gide (L), Hahn (S), Hess (G), Hess (N), Hill(G),
       Huil (V), Katz (G), King (V), Koch (G), Kuhn (S), Lamb (N),
       Mann (L), Mott (N), Mott (V), Neel (N), Pire (V), Rabi (N),
       Root (V), Ross (G), Rous (G), Ryle (N), Shaw (L),Tamm 
       Adler (S), Agnon (L), Alven (N), Arber (G), Arrow  (E), 
       Asser (V), Aston (S), Bajer (V), Balch (V), Bassow (N),
       Begin (V), Bethe (N), Bloch (G), Bloch (N), Bosch (S),
       Bothe (N), Bovet (G),  Bragg (N), Braun (N), Camus (L),
       Chain (G), Crick (G), Curie (N), Dalen (N), Debye (S), Diels 
       (S), Dirac (N), Dorsey (G), Eliot (L), Esaki (N), Fermi (N),
       Flory (S), Frank (N), Fried (V), Gabor (N), Gobat (V), 
       Godoy (L), Golgi (G), Haber (S), Hench (G), Hertz (N),
       Hesse (L), Heyse (L), Hicks (E), Jacob (G), Korgh (G),
       Krebs (G), Kusch (N) Lamas (V), Lange (V), Léger (L), 
       Lewis (L), Libby (S), (N), Todd (S), Urey (S), Wald (G), 
       Wien(N), Ying (N), Loewi (G), Lwoff (G), Lijnen (G), 
       Meade (E), Minot (G), Moniz (G), Monod (G), Natta (S), 
       Oehoa (G), Ohlin (E), Passy (V), Pauli (N), Pregl (S), 
       Ramon (N), Sachs (L), Sadat , (V), Segre (N), Simon (E), 
       Soddy (S),Stark (N), Stern (N), Tatum (G), Temin (G), 
       Vleck (N), White (L), Yalow (G), Yeats (L)
 6    Addams (V), Andric (L), Angell (V), Barany (G), Barkla (N),
       Becket (L), Bellow (L), Boenin (L), Bordet (G), Brandt (V),
       Briand (V), Bunche (V), Butler (V), Calvin (S), Carrel (G),
       Claude (G), Cremer (V), Domagk (G), Dunant (V), 
       Eccles (G), Enders (G), Eucken (L), Eykman (G), Finsen              (G), Fisher (S), Florey (G), France (L,) Franck (N), Frisch 
       Frisch (G), Gasset (G,) Glaser (N), Granit (G), Hamsun (L), 
       Harden (S), Hevesy (S), Hewish (N), Huxley (G), Jensen (L), 
       Jensen (N), Joliot (5), Karrer (5), Kocher (G), Kossel (G), 
       Landau (N), Leloir (5), Lenard (N), Lorenz (G), Moneta (V),       Muller (G),  Murphy (G), Myrdal (E), Nernst (5), Neruda (L),
      o 'Neill(L), Pavlov (G), Perrin (N), Perutz (5), Planck (N), 
      Porter (G), Porter (5), Powell (N), Prelog (5), Quidde (V,) 
      Ramsay (5), Richet (G,) Sanger (5), Sartre (L), Singer (L), 
      Sumner (5), Townes (N), Undset (L), Walton (N), 
      Watson (G), Weller (G), Wigner (N), Wilson (N), Wilson (V)
 7   Axelrod (G), Banting (G), Bardien (N), Bergius (5), 
      Bergson (L), Buchner (5, Buisson (V), Burnett (G), 
      Compton (N), Deledda (L), Edelman (G), Ehrlich (G), 
      Feynman (N), Fibiger(G), Fischer (5), Fleming (G), 
      Glauque (S), Haworth (S), Haymans (G), Hodgkin (G), 
      Hopkins (G), Houssay (G), Huggins (G,) Jimenez (L),
       Joekawa (N), Johnson (L), Jouhaux (V), Kastier (N), 
      Kellogg (V), Kendell(G), Kendrew (S), Kipling (L), 
      Kuznets (E)  Laveran (G), Laxness (L), Lipmann (G), 
      Lorentz (N), Luthuli (V), Macleod (G), Marconi (N),
      Mauriac (L), Medanar (G), Mistral (L), Moisson (S), 
      Mommsen (L), Montale (L), Nathans (G), Nicolle (G),
      Ostwald (S), Pauling (S), Pauling (V), Pearson (V), 
      Penzias (N), PureelI (N), Renault (V), Reymont (L), 
      Richter (N), Robbins (G), Rolland (L), Röntgen (N), 
      RusselI (L), Ruzicka (S), Schally (G), Seaborg (S), 
      Seferis (L), Siaever (N), Spemann (G), Stanley (S,) 
      Sheiler (G), Thomson (N), Waksman (G), Wallaeh (S), 
      Warburg (G), Whlpple (G), Wieland (S), WiJking (G), 
      Windaus (S), Zernike (N), Ziegier (S)
 8   Aleayaga (L), Anderson (N), Appleton (N), Asturias (L), 
     Bjornson (L), Blaekett (N), Blumberg (G), Borlaugh (V),
     Branting (V), Brattain (N), Bridgman (N), Cardueei (L), 
     Chadwick (N,) Corrigan (V), Cournand (G), Davisson (N),
     Delbeeeo (G,) Ducommun (V), Einstein (N), Erlanger (G), 
     Faulkner (L,) Forssman (G), Friedman (E), Gajdusek (G),
     Grignard (S,) Hartline (G), Herzberg (S), Kapitska (N),
     Koopmans (E), Kornberg (G), Lagerlöf (L), Langmuir (S), 
     Laurenee (N), Leontief (E), Lippmann (N), Lipseomb (S),
     Marshall (V), MeMilian (S), Meyerhof (G), Millikan (N),
     Mitehell (S), Mulliken (S), Northrop (S), Rayleigh (N),
     Rlchards (G), Rlchorda (5), Roblnaon (5), Sabotler (5),
     Sacharov (V), Semjonov (5), Shockley (N), Siegbahn (N),
     Svedberg (5), Theorell (G), Tiselius (5), Tomonaga (N),
     Virtanen (5), Williams (V), Woodward (5)
 9   Arnoldsen (V), Arrhenius (5), Baltimore (L), Becquerel (N),
      Beernaert (V), Benavente (L), Bourgeois (V), Butenandt (5),
      Churchill (L), Cockcroft (N), Cornforth (5), Echegaray (L),
      Einthoven (G), Gjellerup (L), Guillaume (N), Guillemin (G),
      Hauptmann (L), Heisenberg (N), Hemingway (L), 
      Henderson (V), Heyrowski (5), Josephson (N), Karlfeldt (L), 
      Kissinger  (V), Lederberg (G), Martenson (L), Michelson (N), 
      Mossbauer (N), Mottelson (N), Pasternak (L), Pripogine (5,)
      Prochorov (N,) Quasimodo (L), Rainwater (N),
      Samuelson (E), Sjolochov (L), Söderblom (V), Steinbeck (L),       Tinbergen (E), TInbergen (G), Wllkinson (S,) Zsigmondy (S)
      Alelxandre (L), Chamberlin (N), Gullstrand (G),
      Hofstadter(N), Lagerkvist (L), Pirandello (L), Reichstein (G),
      Richardson  (N), Rutherford (S), Schuringer(N), 
      Schwietzer (V), Staudinger (S), Stresemann (V), 
      Sutherland (G), Tsjerenkow (N), Chamberlain (V,) 
      Galsworthy (L), Hinshelwood (S), Landsteiner (G), 
      Maeterlinck (L), Pontoppidan (L), Schrödinger (N), 
      Sherrington (G), Sienkiewicz (L), WiIIstätter (S)
12  Kantorovitsj (E), Solzjenitsin (L)
13  Hammerskjoeld (V)
nobiliteit - adel, adeldom, adelstand, ridderschap, ridderstand
nobility (Eng.) - adel, adelstand
noblesse - adeldom, adelstand
noch - (Frans) ni.
nochtans -  alevel, allevel, desalniettemin,  echter, evenwel, niettemin, toch
noctambule - slaapwandelaar 
noctambulisme - slaapwandelen
nocturne - muziekstuk, nachtstuk
node - amper, gedwongen, kwaadschiks, nauwelijks, ongaarne, onwillig, overbodig, pas, ternauwernood
nodeloos - nutteloos, onnodig, overbodig, tevergeefs, vergeefs
nodeloos uitgeven - verdoen, verkwisten
nodeloos verbruiken - verboden
nodeloze herhaling - tautologie
nodeloze omhaal van woorden - omweg
noden - inviteren, uitnodigen, verzoeken, vragen
nodig - dringend, gewenst, noodwendig, noodzakelijk, onafwendbaar, onmisbaar, onontbeerlijk, onontkoombaar, onvermijdelijk, urgent, vereist, verplicht
nodig bij elektrische geleiding - stekker, kontakt
nodig bij soep - lepel
nodig bij zuivelbereiding - karn, karnton
nodig hebben - benodigen
nodig om vis te bakken - olie
nodig voor uitrusting van schip - tuig, tuigage
nodig voedsel - gerak, nooddruft 
nodig zijn - strekken
nodige uitgaven kunnen doen - rondkomen
nodige voedsel - gebak, levensbehoefte, nooddruft
nodigen - inviteren, noden, uitnodigen, verzoeken, voceren,
nodigend - vragend
nodiger - verzoeker
nodiger ter begrafenis - aanspreker, doodbidder, kraai
nodiging - invitatie, verzoek
nodulair - knobbelachtig, sferoïdaal
Noë - Noach, Noah
noël (Fr.) - kerstlied
noemen - aanduiden, bevelen, betitelen, heten, opnoemen, vermelden, zeggen
noemen naar - vernoemen
noemenswaard - belangrijk, bijzonder, verklaren, vermeldenswaard
noemer - nominatief, nominator
noemer van een breuk - nominator
noen - middag
noenmaal - lunch, middagmaal
noenzon - middagzon
noenslaap - namiddagslaapje
noenzaal - lunchroom, melksalon
noes - schuin 
noest - arbeidzaam, bedreven, kwast, naarstig, nijver, ijver, ijverig, vlijtig
noeste vlijt - arbeidzaamheid, naarstigheid, ijver
noestig - knoestig, kwastig, vlijtig, ijverig
noest in hout - knoest, kwast, war
noesterig - knoestig, kwastig
noëtiek - denkleer, kennisleer
nog - alsnog, andermaal, bovendien, buitendien, daarenboven, meer, ook, opnieuw, tevens, verder, voortdurend, voorts
nogal - behoorlijk, danig, redelijk, tamelijk, vrij, zozo
nogal koel - fris(jes)
nogal veel - menig
nogal  zwak  -  zozo
nog eenmaal - encore
nog eens - ancora(muz.), alweer, andermaal, bis, her, nogmaals, opnieuw, wederom, weer
nog eens beschouwen - herzien 
nog eens lezen - herlezen, overlezen
nog flink en krachtig - kras, vitaal
nog in natuurstaat - maagdelijk, onbetreden, ongerept, onontgonnen, woest
nog juist rendabel - marginaal
nogmaals - alweder, andermaal,  bis, eens, encore, herhalen, nog, nogeens, opnieuw, wederom, weer
nog maar net - amper, pas
nog minder dan nul - negatief
nog minder dan weinig - niets
nog niet bewezen - n.l. (non liquet)
nog niet gewijde bisschop - elect 
nog niet tot volle wasdom gekomen - onrijp, onvolwassen
nog onrijpe druiven - agrest
nog onzeker - onbeslist
nog te betalen geldsom - schuld
nog te vorderen - tegoed
nog voorhanden - aanwezig, overgebleven, over(ig), verkrijgbaar, voorradig 
nog weten - herinneren
nok - dakrand, hik, snik, top, uitsteeksel, vorst
nokbint - nokbalk
nokken - afnokken, ophouden, snikken, stoppen
nokkeval - piekeval
noklood - vorstlood
nokpan - vorstpan
nokplaat - nokbalk
nol - bult, duin, heuvel, hoogte, nolle, rijshoofd, strandhoofd,  zandberg, zandheuvel
noli me tangere - kruidje-roer-me-niet
noma - waterkanker
nomade - bohémien, zwerver
nomaden - bedoeïenen, Hunnen, Massageten, parthen, Pygmeë, Sarmaten, Scythen, zigeuners, zwervers
nomaden in de Arabische woestijn - Bedoeïenen, Chaldeeën 
nomadenstam - Turkomanen
nomadenvolk in Ethiopië - Somali
nomadisch ruitervolk - Hunnen
nom de plume - pseudoniem, schuilnaam
nomen - naam, naamwoord
nomenclatuur - naamgeving, naamlijst, naamregister
nomen nesclo - n.n
nominaal - à pari., extrinsiek, naamwoordelijk, nom
nominale vorm van het werkwoord - supinum
nominale waarde - pari, pariteit
nominalisme - geldwaardetheorie
nominatie - aanstelling,  benoeming, voordracht
nominatief - eerste naamval
nomineren - benoemen
nomisch - leidend, richtend
nommer - nummer, nr, getal
non - benedictines, claris, franciscanes, nonvlinder, religieuze, soeur, tol, top, zuster 
non-usus - ongebruik
non van de orde van St. Dominicus -  dominicanes
nona - slaapziekte
nonchalance - nalatigheid, onverschilligheid, veronachtzaming 
nonchalant - achteloos, laks, later, los, losjes, nalatig, onachtzaam, slordig,  zorgeloos
non-conformist - dissenter
none - interval, negende toonladder,  toonafstand, toontrap 
nongans - brandgans
non-figuratief - abstract
nonnefortje - schuimpje
nonkel - oom
nonnenfortje - schuimpje
nonnengang - triforium
nonnemees - moerasmees
nonsens - brabbeltaal, dwaasheid, gekkenpraat, geraaskal, klets(koek), kolder, kul, larie(koek), lulkoek, mallepraat, onzin, quatsch, raaskallerij, wartaal, zotteklap
nonsensicaal - onzinnig
nontonnen - bal, concert, voorstelling
non worden - intreden
nonwoven textielproduct - naaldvilt
nood -  armoe, behoefte, dwang, ellende, gebrek, gemis, gevaar, jammer, kommer, krimp, last (fig.), misère, miserie, narigheid, nooddruft, ongeluk, onraad, onrust, peine, penarie, penurie, periculum, prang, ramp, watersnood, zorg 
noodanker - plechtanker
noodbed - kermisbed, stretcher
noodbrug - hulpbrug
nooddrang - nooddwang, urgentie
nooddruft - armoe, armoede, armoedig, behoefte, behoeftig, ellende, ellendig, gebrek, gebrekkig, hulpbehoevend, kommer, kommervol, levensmiddelen, miserabel, narigheid, ontbering, penarie, voedsel
nooddruftig - arm, behoeftig, berooid, calamiteus, ellendig, hulpbehoevend 
noodgebouw - barak, loods
noodgedwongen - node, ongaarne
noodgeschrei - noodkreten 
nood Gods - Pietà
noodhaven - vluchthaven
noodhelper - Achatius, Aegidius, Barbara, Catharine, Christophorus, Cyriacus, Dionysius, Erasmus, Eustachius, Georgius, Margaretha, Pataleon, Vitus
noodkering - waterkeringl
noodkeus - alternatief
noodklok - alarmklok, brandklok, stormknop
noodknop voor treinbestuurder -  dodenmansknop
noodkreet - alarm, angstkreet, help, sos
noodkreten - noodgeschrei
noodlijdend - arm, behoeftig, gebrekkig, noodlottig
noodlot - anange, atropos, beschikking, bestemming, catastrofe, destinatie, fataliteit, fatum, fortuin, destinatie, kwaad, lot, lotsbedeling, moire, ongeluk, onheil, predestinatie, rampspoed, rampzaligheid, voorbeschikking
noodlot (Ar.) - kismet
noodlotsleer - fatalisme 
noodlottig - catastrofaal, desastreus, dodelijk, droevig, ellendig, fataal, fataliteit, fnuikend, funest, heilloos, nefast, noodlottigheid, omineus, ongelukkig, onzalig, rampspoedig, rampzalig, schadelijk, tragisch, triest, verderfelijk
noodlottigheid - fataliteit
noodlijdend - arm, behoeftig, gebrekkig
noodlijdende - behoeftige
noodmast - jurriemast
noodmateriaal - palen, rijshout
noodpenning - spaarpenning
noodrantsoen - reservevoedsel
noodroer - hulproer
noodschot - kanonschot
noodsein - alarm, mayday, s.o.s. 
noodsignaal - alarm
noodslaapplaats - kermisbed,  veldbed
noodsprong - salto (mortale)
noodstal - travalje
noodtalie - grondtalie 
noodteken - alarm, noodsein, s.o.s.
nooduitgang - vluchtweg
noodvoorraad - noodrantsoen, reserve
noodweer - blizzard, cycloon, onweer, orkaan, sneeuwstorm, storm, taifoen, tegenweer, tornado,  typhoon, verdediging, watersnood, windhoos, zelfverdediging
noodwendig - nodig, noodzakelijk, onvermijdelijk
noodwendigheid - noodzaak
noodwendigheidsleer - determinatie
noodzaak - behoefte, exigentie, indispensabel, moet,
noodwendigheid, noodzakelijkheid, verplichting
noodzaken - behoeften, doemen dwingen, nopen
noodzakelijk - beslist, broodnodig, dringend, dwingend, nodig, noodwendig, onontbeerlijk, onmisbaar, per se, stellig, urgent, vereist, verplicht 
noodzakelijkheid - dwang, moet
noodzakelijk iets - vereiste 
noodzakelijk levensonderhoud - nooddruft
noodzakelijk onderdeel van een geheel - bijbehorend
noodzakelijk principe - postulaat
noodzakelijke eigenschap - requisiet, vereiste
noodzakelijkerwijs - onafwendbaar, onontkoombaar, onvermijdelijk
noodzakelijkheid - moet, neccessiteit, noodzaak, onvermijdelijkheid, urgentie
noodzaken - compelleren, doemen, dwingen, eisen, forceren, moeten, necessiteren, nopen, obligeren, pressen, verplichten
noodzaken tot - aansporen, nopen
noodzakend - dwingend
noodzorg - kommer
nooit - nimmer(meer), tegenertijd
nooit falend - onfeilbaar
nooit ophoudend - eindeloos
Noordafrikaan - Algerijn, Moor, Berber, Egyptenaar, Libiër, Marokkaan, Tunesiër
Noordafrikaans land - Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Tunesië
Noordafrikaanse haven -Algiers, Oran 
Noordafrikaanse ruiter - spahi
Noordafrikaanse stad - Agadir, Algiers, Alexandria, Bizertïro, Caïro,  Casablanca, Constantine, Derna, Fez, Meknès, Oran, Rabat, Safi, Sfax, Solloem, Sousse, Tanger, Tobroek, Tunis, Tripoli
Noordafrikaanse volksstam - Berbers, Kabylen
Noord-Amerikaan - Yankee 
Noord-Amerikaans land - V.S., U.S.A., Alaska, Canada, Mexico
Noord-Amerikaans meer - Bovenmeer, Erie, Huron, Michigan, Ontario
Noordamerikaans rendier - karabab, karaboe
Noord-Amerikaans schiereiland - Alaska, Californië, Florida, Labrador 
Noord-Amerikaans zoogdier - bizon 
Noordamerikaanse buffel - bison
Noordamerikaanse commando  luchtverdediging - NORAD
Noordamerikaanse den - pitchpine
Noord Amerikaanse goudmunt - eagle
Noord-Amerikaanse herkauwer - bizon
Noordamerikaanse salamander - aalpadsalamander
Noord-Amerikaanse trapper - vallenzetter
Noordamerikaanse vink - kardinaalvogel
Noord-Atlantische Verdrags Organisatie - N.A.V.O., NATO., OTAN
Noordbevelands dorp - Colijnsplaat, Kamperland, Kats, Kortgene, Wissekerke
Noordbrabants visnet voor de aalvangst - aalsgeweer
Noord-Brabantse gemeente - Asten, Bladel, Boxtel, Breda,  Deurne, Dongen, Eindhoven, Gemert, Goirle, Helmond, Hilvarenbeek, Made, Oisterwijk, Oosterhout, Oss, Roosendaal, Someren, Sterksel, Tilburg, Uden, Valkenswaard, Waalwijk
Noord -Brabantse rivier - AA, Dieze, Dintel, Dommel, Donge, Gender Maas, Mark
Noord -Brabantse stad - Breda, Eindhoven, Geertruidenberg, Helmond, Tilburg,
Noord -Brabantse streek - Baronie, Kempen, Meierij, Peel
Noord -Bevelands dorp - Kats, Kortgene, Colijnsplaat, Wissekerke, Kamperland
Noord-Carolina, hoofdstad van - Releigh
Noord-Dakota, hoofdstad van - Bismarck
noordelijk - arctisch, boreaal, noords, septentrionaal
noordelijk deel van Dordtse kil - Mallegat
noordelijk deel van Groningen - Hogeland
noordelijk deel van Groot-Brittannië - Schotland 
noordelijk deel van Ierland - Ulster 
noordelijk deel van Scandinavië - Lapland
noordelijk dier - rendier, walrus, ijsbeer, zeehond
noordelijk eiland - Ellesmeere, Groenland, Spitsbergen
noordelijk gebied van Israël - Galilea
noordelijke provincie van Chili - Tarapaca
noordelijke zee - Barentszee, Karazee, Poolzee, IJszee 
noordelijkste punt van Europa - Noordkaap
noordelijkste stad op aarde - Hammerfest
noorden - n., noord
noordenwind - Boreas, horsmakreel, mistral, tramontane , n. b.
Noorderbreedte -  n. b.
noorderkeerkring - kreeftskeerkring
noorderkroonster - Gemma 
noorderkwartier - nk
noorderlicht - poollicht
noorderzon -  middernachtszon
Noordeuropeaan - Engelsman, Eskimo, Est, Fin, Lap, Let, Noor, 
Noordeuropeesland - Denemarken, Duitsland, Engeland, Finland, Holland, Ierland, N.H.,  Polen, Rusland,
Samojeed, IJslander, Zweed
noordewind - boreas
Noord-Friese eilanden een der - Anrum, Föhr, Halligen, Helgoland, Nordstrand, Pellworm, Sylt
Noord-Holland - N.H. 
Noord-Holland, deel van - Amstelland, Beemster, Gooi, Haarlemmermeer, Kennemerland, Purmer, Schermer, Waterland, Westfriesland, Wieringermeer, IJpolders
Noord -Hollands dorp - zie: dorp in Noord-Holland
Noord -Hollands eiland - Texel, (Tessel), Marken, Pampus
Noord -Hollandse gemeente - Aalsmeer, Alkmaar, Amsterdam, Blaricum, Bloemendaal, Bussum, Diemen, Edam, Enkhuizen, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Hoorn, Huizen, Jisp, Laren, Monnikendam, Muiden, Naarden, Opmeer, Purmerend, Schagen, Volendam, Waarland, Weesp, Wormerveer, Zaandam, Zandvoort 
Noord -Hollandse neepjesmuts - hul
Noord -Hollandse polder - Beemster, Haarlemmermeer, Purmer, Schermer, Wieringermeer, Wieringerwaard, Wormer ,IJpolder
Noord -Hollandse streek - Gooi, Kennemerland, Koegras, Streek, Wieringen, West-Friesland, Zijpe
Noord -Hollands water - Amstel, Drecht, Langereis, Noordzeekanaal, IJ, Zaan
Noord-Ierland - Ulster
Noord-Ierland, hoofdstad van - Belfast 
noordkant - noordzijde
noordkaper - botskop, butskop
noordkers - morel 
noordkriek - morel
noordkromp - schelpdier
noordnoordoosten - N.N.O, 
noordnoordwesten - N.N.W.
noordoosten - N.O. 
noordoosten wind in de Adriatische zee - bora
noordoosten wind op Malta - gregale
Noordpoolbewoner -  Eskimo
noordpoolcirkel - breedtecirkel
Noordpoolgebied - Arctis 
Noordpoolgebied, deel van het - Baffenland, Banksland, Ellesmereland, Groenland, Spitsbergen
Noordpoolreis - expeditie
Noordpoolreiziger - Armundsen, Byrd, Hall, Kane, Nansen, Nobile, Peary
Noordsijs - barmsijsje
Noordster - baak, gids, leidsman, poolster"
noordvink - bergvink, keep
noordwesten - N.W.
noordwind - t'amontana
Noordzeeoester - koroester
Noordzee, ondiepte in de - Doggersbank
Noordzeevis - haring, knorhaan, meun, pollak,  poon, tong, wijting
Noorman - Viking, Wareg 
Noors auteur - Bojer, Boo, Brun, Hoel, Ibsen, Lie
Noors blaasinstrument - lure
Noors componist - Grieg
Noors district - Telemark, Troms, Opland
Noors elfenhuis - Alfheim
Noorse godin - Laga
Noors hout van bepaalde afmeting  - ellen
Noors overzees gebiedsdeel - Bereneiland, Spitsbergen
Noors parlement - Storting 
Noorse bergvlakte - fjeld
Noorse boze geest - trol
Noorse dans - halling
Noorse dichter - Bjerke, Bragi
Noorse God - Aegir, Balder, Braga, Bragi, Freyr, Loki, Njord, Odin, Thor, Vidar, Wodan
Noorse godheid - Asen
Noorse Inham - fjord
Noorse jongensnaam - Arne, Lars, Roald
Noorse koning - Haakon
Noorse meisjesnaam - Berit, Inger, Kari, Kirsti, Lisbeth, Sigfrid 
Noorse munt - krone, kroon, öre 
Noorse mythen in dichtvorm - Edala, Edda 
Noorse naam - Haakon, Inge, Olof 
Noorse naam voor Donar - Thor 
Noorse ontdekkingsreiziger - Amundsen
Noorse rivier - Alte, Alten, Glamma, Glommer, Munkelv, Namsen, Tana
Noorse sagenepos - Edda
Noorse schelvis - roodbaars 
Noorse schrijver - Ibsen
Noorse strijder - Viking
Noorse voornaam - Inge, Olaf
Noorse vorstin - Asa
Noorse woeste bergvlakte - fjeld
Noorwegen - Norge
Noorwegen, berg in - Gausta, Glittertind, Snöhetta
Noorwegen, eilandengroep voor de kust van - Lofoten, Vesteralen
Noorwegen, inham in de kust van - Fjord
Noorwegen, stad in  - Aas, Arendal, Bergen, Drammen, Hamar, Hammerfest, Haugesund, Kristiansand, Molde, Namsos, Narvik, Oslo, Skien, Stavanger, Trondheim, Tromso
nooslijk - jammer, spijtig
noot - aanmerking, aantekening, aardnoot, amandel, annotatie, hazelnoot, okker, okkernoot, paranoot, pinda, voetnoot, walnoot 
noot (muz.) - do, re, mi, fa, sol, la, si, ut
noot - aantekening, annotatie 
noot der redactie - nadruk
noot onderaan een bladzijde - voetnoot
nootgewricht - enartrose
nootmuskaat - pala
nootmuskaatfoelie - macis
nootmuskaatolie - bandazeep 
nootvormige uitwas - galnoot
nop - beet, knoop, pluis, prop, sti-
nopal - cactus
nopen - aandringen, aansporen, aanzetten, dwingen, pressen, manen, noodzaken, opwekken, prikkelen, steke
nopend - dwingend
nopens - aangaande, betreffend, inzake, omtrent, wegens
noppe - kattenkruid, neppe
noppen - uitpluizen
noppes - nemendal, niets, niks
noppig - genopt, oneffen, ongelijk
noptangetje - nopijzer
nor - bagno, bajes, bak, cachot, cel, gevangenis, gevang, kot, lik, petoet
norbertijn - opraem, premonstratenzer, witheer
Norbertijnen - Premonstratenzer, Witheren
Norfolk, hoofdstad van - Norwich
Norfolk, rivier in - Ouse, Yare, Waveney
noria - jakobsladder
noriet - koolstof
nork - brompot, knorpot, nurk
norm - beginsel, canon, criterium, gedragslijn, grondbeginsel,
grondregel, leidraad, maatstaf, model, regel, richtlijn, richtsnoer, schaal, staf, standaard, zede
norm scheppend - normatief
normaal - alledaags, doorsnee, gebruikelijk, gemiddeld, gewoon(lijk), gezond, normaliter, regelmatig
normaal (meetkundig) - loodlijn 
normaal gezichtsvermogen - emmetropie
Normaal hoogwater - N.H.W. 
Normaal laagwater - N.L.W. 
normaal profiel - n.p.
normaal voorkomend - endemisch
normaal waterpeil - NAP. 
normaalgewicht - standaardgewicht 
normaalhoogte - letterhoogte 
normaliseren - kanaliseren, regelen
normaliter - doorgaans, gewoonlijk
Normandië, deel van - Auge, Alençon, Bessin, Bocage, Bray, Caen, Lévin, Marches, Ouche
Normandië, haven in - Rouen
Normandisch departement - Calvados, Orne, Manche, Eure
Normandische,eilanden - Alderney, Guernsey, Jersey, Kanaaleilanden, Sark, 
normatief - maatgevend 
normatieve gewoonte - zede
normdienaar - normalist
normloosheid - anomie
nornen, een der - Atropos, Clotho, Lachesis, Parcen, Oerd, Skoeld, Skuld, Urd, Verdandi, Werdanti
nor of cel - bajes
nors - bars, bits, bok, bokkig, boos, brommerig, bruusk, gemelijk, grimmig, knorrig, koppig, kregel, lastig, lomp, mottig, neetorig, nurks, onaangenaam, onvriendelijk, snibbig, stroef, stuurs, stug. straf, toornig, verbeten, vreeswekkend Zuur
nors gezicht - pruil
nors man - Nabal, nurks
nors mens - brombeer, grompot, knorrepot, neetoor, nurk 
north east (afk.) - ne
norse grimmige vent - boeman
norse vent - strank
norsheid - grimmigheid
Northampton, rivier in - Avon, Cherwell, Nene, Ouse, Welland
Northumberland, rivier in - Tyne, Tweed
Nosairiërs - Alawieten
nosocomium - ziekenhuis, hospitaal 
nosologie - ziekteleer 
nossen - matadorren
nostalgie - heimwee, verlangen
Nostratisch - Japhetietisch
nostro conto - nc
nota – aantekening, bon, factuur, rekening, teken, verklaring (schriftelijk), verslag 
nota bene - let wel, n. b., warempel
nota betreffende de toestand van 's rijks financiën - miljoenennota
notabel - aanzienlijk, belangrijk, opmerkenswaardig, voornaam, verheven, vooraanstaand
notaboekje - notitieboekje
notariaat - notarispraktijk
notariële akte - grosse (afschrift), minuut (oorspronkelijk), 
testament
notarispraktijk - notariaat
notatie - notering
noten (veel) op zijn zang hebben - aanmatigend, exigeant, ingebeeld, kapsones, nuttig, pretentieus, veeleisend
notenbalken trekken - rastreren
notenboom - juglans, notelaar, okkernoot, walnoot
notenboek - muziekboek 
notendop - notenschil
noteneter - nucivoor
notengroepen - accoord, nonen 
notenlat in een klokkenspel - versteeklat
notenpapier - muziekpapier 
notenschil - notenbolster, notendop, pel 
notenschrift - notatie
notenschrijver - muziekschrijver
notensleutel - clavis
noteren - aantekenen, boeken, opschrijven, optekenen
notering - aantekening, koers, koerslijst, notatie, optekening, prijscourant, prijsbepaling, tarief
noteschelp - notedop
noteschil - notebolster, notedop
notesloester - notebolster
notie - begrip, benul, besef, bewustzijn, denkbeeld, dunk, idee, verstand, voorstelling
notie hebben van - begrijpen, vermoeden 
notificatie - aankondiging, aanzegging, bekendmaking, kennisgeving
notificeren - aankondigen, bekendmaken
notitie - aandacht, aantekening, krabbel, zorg
notitie maken - aantekenen, noteren, opschrijven
notitieboekje - calepin, carnet, agenda, aantekenboekje
notoir - bekend, duidelijk, evident, klaarblijkelijk, openbaar, publiek 
notulen - aantekeningen
notuleren - protocolleren
nou - heden, nu, thans, vandaag
nouveauté - nieuwigheid, nieuwtje
novatie - vernieuwing
novelle - prozaverhaal
november - nevelmaand, nov. slachtmaand, 
noviet - eerstejaars, foet(us), groen, nieuweling
noviteit - nieuwigheid
noviteiten - nova
novitiaat - groentijd
novitius - noviet
novum - nieuwtje, nouveauté
nozem - Halbstarke (Duits), teddyboy (Eng.)
nozen - spijten
N.S.B. leider - Mussert
n.v. - a.g. (Duits), s.a. (Fr.)
nu - heden, h.t. (Lat.), meteen, momenteel, ogenblikkelijk, onmiddelijk, tans, tegenwoordig, terstond, thans, vandaag
nu (volkstaal) - nou
nu bestaande - tegenwoordig
nu dan - welaan, welnu
nuance van een kleur - kleurspeling, onderscheid, schakering, tint
nuanceren - schakeren, tinten
nubiel - huwbaar, manbaar
Nubiërs - Barabra
nubiliteit - huwbaarheid, manbaarheid
nu eenmaal - nademaal
nuchter - alledaags, bedaard, bekwaam, beraden, bezadigd, eenvoudig, helder, kalm, koel, prozaïsch, realistisch, redelijk, reeel, sober, zakelijk
nuchter denkend iemand - realist
nuchter mens - realist
nuchterheid - matigheid, prora, soberheid, zakelijkheid
nuchterheid van opvatting - prozaïsme
nucleolus - kernlichaampje
nucleonica - atoomkernfysica
nucieus - kern, nucleon
nucleaire energie - kernenergie
nucleaire wapens - atoomwapens, kernwapens
nu dan - welaan, welnu
nudisme - naaktloperij, naturisme
nudist - naaktloper, naturist, zonaanbidder
nuditeit - naaktheid
nu eenmaal - nadermaal
nu en dan - altemet, anderdaags, bijwijlen, dewijl, incidenteel, kortelings, misschien, omdat, onlangs, ooit, poos, redengevend, soms, somtijds, somwijlen, temee, temet, temets (over)morgen, terloops, terwijl, tussenbeide, wijl, wijl
nu en dan optredend - sporadisch
nuf - aanstelster, modepop nest, 
nuffig - bits, ingebeeld, koket, kribbig, luimig, nesterig, nestig, nietig, preuts, prude, tutterig
nuffig lief doen - minauderen
nuffig meisje - nest
nuffig ondeugend - nesterig
nuffige jongedame - nest, saletpop
nugger - net, rein, zindelijk
nu is het uit - basta
nu niet - later, straks
nu niet en straks ook niet - nooit
nu nog - almaar, alsnog, steeds
nuk - bevlieging, bui, caprice, frats, gril, kuur, luim, vlaag
nukkig - eigenzinnig, grillig, hysterisch, lastig, luimig, wispelturig
nuk of frats - kuur
nul - nihil, niets, nil, zero
nul punten bij 't (tennis)spel - love
nul van een vent - kluns, miezer, niksnut, nullitei
nulbol - puntbol
nul koma nul - niets
nulleider - middenleider
nulliteit - nietigheid, nul, onbeduidendheid, ongeldigheid, onnozele, onwaarde,
nulmethode - compensatiemethode
nulpunt - zéro 
nulstreep - nullijn
nummer - no., nr., cijfer, getal 
numereren - nummeren, tellen
numeriek - opgewassen, paritair
numerieke waarde - getalwaarde
numero - no., nr., nummer 
numeroteren - nummeren
Numidisch vorst – Masinissa
Numidische rotsvesting - Cirta
numismaticus - muntkenner 
numismatiek - muntkunde, penningkunde
nummer - cijfer, druktemaker, getal, kabaal, kabaalmaker, no, nr, nommer, numero, numerus
nummer dat inslaat - succesnummer
nummer een - eerste, kampioen, vooraan, voorop, winnaar
nummer een zijn - primeren, winnen
nummer honderd - bestekamer, gemak, plee, toilet, w.c
nummerapparaat - numerator, numeroteur
nummerbord - kenteken, nummerplaat
nummer een - eers(t)e, kampioen, primus, winnaar
nummeren - coteren, umeroteren, pagineren, quoteren, tekenen
nummeren van bladzijden - paginatuur, pagineren, paginering
nummer van een telefoondistrict - kengetal
nummer 100 - bestekamer, gemak, plee, toilet,W.C.
nummering van de werken van Bach - WBV
nummering van de werken van Mozart - K.V.
nummering van de werken van Schubert - Deutsch
nummering van de werken van Vivaldi - Fanna, Pincherle nummermachine - pagineermachine 
nummerplaat - nummerbord
nummers - nrs
nummers geven - numeroteren, nummeren
nummerslot - cijferslot
nummer trekken - loten
nummervlinder - admiraalvlinder, atalanta, cijferkapel, dagvlinder, schoenlapper
nummuliet - muntsteen 
nun - pijpkan, tuitpot, zuigpijpje 
nu niet - later, straks
nu niet en straks ook niet - nooit, nimmer 
nu nog - alsnog
nuntiatuur - nuntiuswaardigheid
nuntius - bode, gezant
nurk - brompot, neetoor, nijdas, zeurkous
nurks - brombeer, brompot, grompot, hatelijk, iezegrim, kniesoor, knorrepot, knorrig, mopperaar; neetoor, nijdas, nors, onaangenaam, onvriendelijk, wrevelig, ijsbeer
nurks mens - brombeer, brompot, grompot, iezegrim, isegrim, knorrepot, kribbebijter, mopperaar, neetoor, nijdas, ijsbeer
nurse - baker, bonne, bruikbaarheid, kinderjuffrouw, kindermeisje, verpleegster
nut - baat, bate, betekenis, belang, commodum, dienst,  gemak, genot, gerief, geschiktheid, gewin, heil, opbrengst, profijt, utiliteit, voordeel, waarde, winst, zin
nut beogend - utilitair
nut hebbend - voorspoedig
nutatie - hemelpoolverplaatsing 
nutritief - voedend, voedzaam 
nutsfactor - rendement
nutteloos - braak, doelloos, lek, nadelig, nodeloos, onbruikbaar, ondienstig, onnodig, onnut, overbodig, slecht, vergeefs, verkeerd, verloren, vruchteloos, waardeloos, ijdel, wan, zinloos 
nutteloos gewas – onkruid
nutteloos geworden - afgedankt, uitgediend
nutteloos kruid – onkruid
nutteloos verbruiken - verdoen
nutteloze arbeid - sisyfusarbeid
nutteloze lading - ballast
nutteloze omhaal - rompslomp 
nutteloze sier - vertoon
nutten - baten
nuttig - afdoend, batig, best, beter, braaf, bruikbaar, convenabel, degelijk, dienstbaar, dienstig, doelmatig, doeltreffend, gepast, geraden, geschikt, goed, handzaam, heilzaam, leerzaam, praktisch, profitabel, raadzaam, verdienstelijk, voeglijk, voegzaam, voordelig
nuttig effekt - rendement, baat 
nuttig effekt opleveren - renderen, baten
nuttig gebruik - utilisatie
nuttig gebruik maken van - profiteren
nuttig huisdier - geit, koe, paard, schaap
nuttig insekt - bij, honingbij, imme, ieme
nuttige delfstof - erts, konen, mineraal
nuttige huisdieren - koeien, schapen, vee
nuttige maar onaangename stof - compost, mest
nuttige wenk - tip 
nuttigen - consumeren, eten, gebruiken, opeten, verorberen
nuttigen met bijzondere smaak - savoureren
nuttigen van voedsel - eten
nuttigheid beogend - nut, utilitair 
nuttigheidsgraad - werkingsgraad 
nuttigheidstheorie - utilitarisme 
nuttiging - gebruik, priestercommunie
nuttig zijn - bruikbaardienen, 
N.V. - naamloze vennootschap, (Fr.) s.a., (Duits) a.g. 
nijd - aandrift, afgrijzen, afgunst, afkeer, boorheid, haat, jaloezie, kift, naijver, neetoor, vete, vijandschap, walg, walging, woede, wrok
nijdas - brombeer, brompot, bullebijter, iezegrim, knorrepot, kribbebijter, kwel, neetoor, neteloor, nurks, sar, treiteraar
nijdassen - kwellen, plagen, sarren,  tergen, treiteren
nijdasserig - gemelijk, hatelijk, nijdig, treiterachtig
nijdig - aangebrand, afgunstig, bits, boos, driftig, fel, 
furieus, gebelgd, gebeten, geïrriteerd, giftig, hatelijk, kregel, kwaad, kwaadaardig, nijdassig, spinnig, spinnijdig, toornig, verbolgen, vergramd, verstoord, vinnig, vurig, vijandig, woedend
nijdigheid - vijandelijkheid
nijf - mes 
nijg - zeer
nijgen - buigen, (k)nikken
nijging - reveren
nijlboot - dah(a)bieh
Nijl, bronrivier van de - Kagera
nijlgau - antilope
nijlgroen - zeegroen
nijlpaard - behemoth, hippopotamus, rivierpaard
nijlkwastvinsnoek - bichir
nijlreiger - ibis
nijlsnoek - mormyrida, olifantsvis,  tapirvis
nijlstad - Caïro, Khartoem, Assoean 
nijlvogel - ibis
Nijmegen, oude naam van - Noviomagus
nijnagel - stroopnagel, nijdigaard 
nijpen - benauwen, drukken, knijpen, knellen, kwellen, snerpen
nijpend - nauw, knellend, kwellend, smartelijk, pijnlijk
nijpend gebrek - penarie, penurie
nijper - tang
nijptang - knijptang, splintertang
nijten - dwarsdrijven
nijver - actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezig, druk, naarstig, noest, vlijtig, ijverig, werkzaam
nijveraar - industrieel
nijver dier - bij, ieme, mier
nijver mens - werker, zwoeger 
nijverheid - arbeidzaamheid, fabriekswezen, ijver, industrie
nijverheidsonderwijs - n.o.
nijverheidsschool - I.t.s., u.t.s., h.t.s. 
nijverig - arbeidszaam
Nyctaginacee - bougainvilliea, jalapa, mirabillis, pisonia, waterlelie, wonderbloem
nyctinasie - planteslaap
nylongaren - bifil
nylonkous en -broekje - panty, maillot
Nylonkous en - broekje - panty
Nylonproduct - enkalon
nymf - bosnimf, dryade, hamadryade, najade, nereïde, oceanide, oreade, waternimf
nymfale - dagvlinder
nymfomaan - erotomaan, manziek