Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
u - ge, gij, gijlieden, ulieden, 
uberbretil - kleinkunsttoneel
überhaupt   eigenlijk, geheel, helemaal,  toch,
bermensch - oppermens
uberteit   overvloed, rijkdom,volheid, vruchtbaarheid
ubi - waar
ubiquitair - alomtegenwoordig
ubiquiteit - alomtegenwoordigheid
uboot - onderzeeër
uchtend - ochtend (Z.N.)
uchtendkrieken - dageraad
udang - garnaal
udograal - regenmeter
udometer   regenmeter
uedele - ued
Uganda, hoofdstad van - Entebbe
Ugandees meer - Costarmeer, Edwardmeer
uggav - fluit
ui   ajuin, bak, bawang, bieslook, bolgewas, grap, grol, juin, knoflook, mop, prei,siepel, kwinkslag, misslag, look
ui van een rist - ristui
uiachtige plant - look
uiengerecht - haché
uiensaus, dikke - soubise
uientapper - uienverkoper
uier - edder, elder, melkklier 
uierontsteking - aamt, droop, mastitis
uierpuistje   koepok
uiervlees - uierboord
uierzwelling - aamt
uieschil - rok
uigewas   affodil(le), ajuin, aloë, asperge, bieslook, juin, knoflook, look, siepel
uiig   grappig, komisch, komiek, leutig, lollig, moppig, schalks snaaks
uil   bosuil, domkop, domoor, kerkuil, oehoe, steenuil, stommeling, striges
uil van muizen levend - katuil, kerkuil, torenuil
uil zonder oorpluimpjes - katuil
uilaap   kuifaap, makaak, meerkat
uilachtig - aartsdom, uilig
uilebaard - kipperas
uilegat - uilebord
uilejong - uilskuiken
uilekop - domoor, houtsnip
uilenbord - ganzenbord
uilenspiegel   grapjas, grappenmaker, guit, schalk, snaak 
uilejong - uilskuiken
uilen - soeen, striges, suffen
uilensoort - bosuil, kerkuil, oehoe, ransuil, steenuil, velduil, visuil
uilenspiegel - guit, schalk
uilevlucht - halfdonker, schemerdonker (fig.)
uilig   achterlijk, dom, indom, oerdom, oliedom, stom, stupide, uilachtig 
uilskuiken   domoor, ezel, knuppel, sufferd 
uiltje   agrotida, avondvlindertje, dutje, slaapje 
uiltje, soort - gamma-uil, huismoeder, monnikskap, pistooltje
uilvalk - sperweruil
uit   af, afgelopen, afwezig, basta, buiten, door, ex, fini, gedaan, gedoofd, geëindigd, herkomstig (van), klaar, op, per, verbroken, weg 
uit Algiers afkomstig   Algerijns 
uit Amerika ingevoerde dans   jive, rumba, samba, step, tango
uit Amsterdam afkomstig   Amsterdams, Mokums 
uit beginsel - principieel
uit beleefdheid geven - aanbieden
uit België afkomstig   Belgisch 
uit bladstelen bestaand gerecht - rabarber
uit bed komen - opstaan
uit brandewijn of kruiden getrokken - absint
uit cellen bestaand   cellulair
uit Ceylon afkomstig   Singalees 
uit cijferschrift overbrengen - dechiffreren
uit de armenkas ontvangen - bedeling
uit de diepe aardkorst - abyssaal
uit de doeken doen - blootleggen, ontplooien, ontvouwen, uitleggen, verklaren
uit de diepe aardkorst   abyssaal 
uit de diepe zee   abyssaal
uit de droom helpen - detromperen
uit de dwaling helpen - desabuseren
uit de grondwet voortvloeiend - organiek
uit de haak - scheel
uit de hogere stand - deftig, elegant
uit de hoogte   hautain, hooghartig, laatdunkend, trots,
uit de hoogte toegeworpen gift - aalmoes
uit de Kaap de Goede Hoop   Kaaps 
uit de knoop doen - ontwarren
uit de knop komen - ontbotten, uitlopen
uit de kunst - gaaf, beweldig
uit de laatste tijd   jong, modern, pas, recent
uit de lucht grijpen - vangen
uit de mode - antiek
uit de nood helpen - bijstaan, redden
uit de ondiepe zee - neritisc
uit de rails lopen   derailleren, ontsporen
uit de stad - stads
uit de tijd - antiek, ouderwets, passé, verouderd, voorbij
uit de toon - vals 
uit de volle zee - pelagisch
uit de weg gaan - mijden, ontlopen, uitwijken,
uit de weg ruimen - afschaffen, effenen, elimineren, liuideren opruimen, supprimeren, vermoorden
uit de wind - beschutmjjj
uit Denemarken afkomstig   Deens 
uit dienst treding - ontslag
uit drie delen bestaand boek   trilogie
uit drie delen bestaand schilderij - drieluik, triptiek
uit drie gedeelten bestaand werk - drieluik, triologie
uit drie leden bestaand muziekgezelschap - trio
uit duigen samengestelde ton   vat
uit Duitsland afkomstig   Duits
uit duivelsdrek verkregen geneesmiddel - asafoetida
uit een ambt ontzetten - amoveren
uit een andere verkregen stof - derivatie
uit één ei ontstaan - ééneiig
uit een muur vooruitstekend deel waarop een balk rust - 
console, neut
uit een stam ontwikkeld - monofylitisch
uit een vloeistof neerslaan - bezinken
uit een zaak iets afleiden - abstraheren
uit eigen aandrang - spontaan
uit eigen aandrang handelen - spontaniteit
uit eigen beweging   arbitrair, eigenmachtig,  facultatief, gewillig, ongedwongen, spontaan, vanzelf, willekeurig, zelfstandig 
uit eigen opwelling - spontaan
uit elkaar - dia (Gr.), uiteen, vaneen
uit elkaar halen - demonteren
uit elkaar namen - demonteren, slopen
uit Engeland afkomstig   Brits, Engels
uit en klaar - basta
uit en over - afgelopen, voorbij 
uit en te na - diepgaand, grondig
uit eten gaan - uitgaan
uit gevaar helpen - redden
uit granaatappelpitten bereide drank - grenadine
uit Griekenland afkomstig   Grieks, Helleens
uit grove wol geweven stof - ras
uit gunst   p.f. (par faveur) 
uit het geheugen verdwijnen   ontschieten, ontsnappen, vergeten
uit het binnenste voortkomend   endogeen 
uit het buitenste voorkomend - exogeen
uit het hoofd leren   memoriseren 
uit het hoofd praten - afraden, ontraden
uit het land verdreven zijn   ballingschap
uit het land verdrijven - expatriëren
uit het land zelf - autochtoon, inheems
uit het lichaam verwijderen - lozen
uit het lichaam zelf afkomstig - endogeen
uit het niet voortbrengen - scheppen
uit het niet voortgebracht - schepping
uit het ongerijmde - apagogisch
uit het oosten - oriëntaal
uit het spel - out
uit het veld geslagen - confuus, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, overstuur, paf, perplex, verschrokken, verslagen, verward, verwezen
uit het vlak gebogen - scheef, scheel, scheluw
uit hogere stand - chic, rijk
uit Hongarije afkomstig   Hongaars
uit houtas gewonnen loogzout - kaliloog, potas
uit iets volgen - proflueren
uit jeneverbessen gestookte drank - gin
uit Indonesië afkomstig   Indonesisch
uit Israël afkomstig   Israëlisch
uit Italië afkomstig   Italiaans
uit kiezelzuur bestaande - kwarts
uit lagen bestaande   gelaagd
uit lagen samenstellen - lamineren
uit leem verwekte mens   golem 
uit lettersvormen - spellen
uit logeren gaan - waardschappen
uit Madrid afkomstig   Madrileens 
uit Marokko afkomstig   Marokkaans 
uit melasse verkregen drank - dram
uit metaal (leer, blik, rubber) slaan - ponsen, stansen
uit Monaco afkomstig   Monagaskisch
uit moreel oogpunt - correct, korrekt
uit Moskou afkomstig   Moskovitisch 
uit mijn naam - mijnentwege
uit naam van   namens
uit nalatenschap verkrijgen   erven 
uit Noorwegen afkomstig - Noors
uit of weg - afwezig
uit orangebloesem gedistileerde olie - neroli
uit oude tijden afkomstig - antiek
uit papier geknipte figuur   knipsel 
uit planten bereid kleurmiddel - henna
uit planten ontstaan - fytogeen
uit Polen afkomstig   Pools
uit Portugal afkomstig   Portugees 
uit protest zitten blijven - sitdownstaking
uit rijst gebrouwen drank   arak, saké
uit Rome afkomstig   Romeins
uit sadisme handelend - sadistisch, wreed
uit schroom zich weerhouden - schromen, weifelen
uit Spanje afkomstig   Spaans
uit stof bestaande - concreet, lichamelijk, materieel, stoffelijk, wezenlijk, zakelijk
uit suiker en specerijen bestaande drank - negus
uit Suriname afkomstig   Surinaams 
uit Tsjecho-Slowakije afkomstig - Slowaaks, Tsjechisch
uit veel details bestaande - veelledig
uit vier delen bestaande - quaternair
uit vier leden bestaand muziekgezelschap - kwartet, quartet
uit vulkaan geworpen stoffen - lava
uit Wenen afkomstig - Weens
uit zichzelf - autogeen, ongedwongen, spontaan
uit zorg voor uw welzijn - bestwil
uit Zweden afkomstig   Zweeds
uit Zwitserland afkomstig   Zwitsers
uit zijn humeur - geluimd (slecht), gemelijk, landerig, ontstemd, verdrietig, verstoord
uit zijn op - najagen
 uitademen - expireren, uitwasemen
uitademing - exhalatie, expiratie, uitwaseming
uitasemen - uitademen
uitbabbelen - verklappen
uitbaggeren - mergelen, slatten, opslatten
uitbakenen - uitzetten
uitbaliën - leeghozen, uithozen
uitbannen   belezen, bezweren, exorciseren, overhalen, verdrijven, verjagen, wegjagen 
uitbanning van boze geesten - exorcisastie, exorciseren, exorcisme
uitbarsten - exploderen
uitbarsting - eruptie, explosie, ontploffing
uitbarsting van een vulkaan   eruptie 
uitbarstingsmond van een vulkaan - krater
uitbaten   benutten, exploiteren, melken
uitbater - exploitant
uitbating   exploitatie 
uitbazuinen - bekendmaken, rondvertellen,  rondschallen, verkondigen
uitbeelden - schetsen, verbeelden, vereeuwige, vertolken, voorstellen, weergeven
uitbeelding - afbeelding, afschildering, beeld, nabootsing, plaat, portret, prent, representatie schets, schildering, tekening, verbeelding, vertolking, voorstelling
uitbeelding van tekst of muziekfiguren in choreografisch lijnenspel - eurythmie
uitbeeldingsvermogen - plastiek
uitbenen - melken
uitbetalen - uitkeren
uitbetaling -  déboursement, payement, uitkering
uitbetalingsformulier - cheque, loonlijst, loonstrook
uitbikijzer - voegbeitel
uitbillen - uithollen
uitbindsel - uitsluitsel
uitblazen – doven, rusten, uitdoen, (uit)rusten, verwijderen
uitblinken   excelleren, overtreffen, schitteren, uitmunten, uitsteken 
uitblinkend   briljant, excellent, exquis, volmaakt, preëminent, uitmuntend, weergaloos
uitblinker   bollebof, bolleboos, coryfee, favoriet, feniks, genie, grootmeester, kampioen, kei, kraan, maestro, matador, ster, topper, übermensch 
uitblinker (Eng.) - ace, crack
uitblinker (sport)   crack, kampioen 
uitbloeien - uitlopen
uitbloemen - uitbloeien
uitblussen - doven, extingeren, verstikken
uitblussing - extinatie, extinctie
uitblussing (boeddh.) - nirvana, nirwana
uitblijven - tarderen, wegblijven
uitboegseren - uitslepen
uitboenen   reinigen, schoonmaken 
uitboezeming - confidentie
uitbollen - puilen
uitborreling - opborreling
uitborstelen - verwijten
uitbotten   ontkiemen, ontspruiten, uitkomen, uitlopen
uitbouw   annex, arkel, arkeneel, balkon, bijkeuken, erker, luifel, saillant, serre, terras, veranda, vleugel
uitbouw aan een dakvenster - koekoek
uitbouw aan een huis - erker, serre
uitbouw aan een voorgevel   luifel 
uitbouw aan een woning - veranda
uitbouw van een koor - arsis
uitbouwen - uitputten, vergroten
uitbouwsel aan een gevel - arkel, arkeneel
uitbraak - ontsnapping
uitbraak van dieven - vlucht
uitbrabbelen - uiten
uitbraken - kotsen, overgeven, vomeren 
uitbranden van wonden - cauteriseren
uitbrander   algarade, bekattering, berisping, rapplement,  reprimande, schrobbering, standje, vermaning, verwijt,
uitbreiden - aanwas, aanwassen, dilateren, elargeren, expanderen, expansie, extenderen,openen, uitleggen, uitstrekken, vaneenleggen, verbreiden, vergroten, vermeerderen, verruimen, verspreiden
uitbreiden van geldcirculatie - reflatie
uitbreiding   ampli(fic)atie, dilatatie, disseminatie, expansie, extensie, dilatatie, ontwikkeling, proliferatie, propagatie, toename, toepassing, toewas, uitzetting, verbreiding, vergroting, vermeerdering, verrruiming, verspreiding,
uitbreiding van een oorlog   escalatie
uitbreiding van stad   uitleg, uitlegging
uitbreken - losbarsten, losmaken, ontsnappen, openspringen, vluchten
uitbrengen - afgeven, lanceren, leveren, openbaren, profereren, spuien, uiten, verraden, zeggen
uitbrengen van een toost - proosten, toosten
uitbrengzaak - detailzaak
uitbrieven - bekendmaken
uitbroeden - bedenken, verzinnen
uitbroedsel - kuiken
uitbuffelen - uitkafferen, uitschelden
uitbuiten - afpersen, benutten, bovenmatig, enthousiast, exploiteren, exuberant, melken, misbruiken, ongeremd, overmoedig, profiteren, uitkleden, uitermate, uitgelaten, uitzuigen
uitbuiter - profiteur, uitzuiger
uitbulderen - uitrazen
uitbundig   bovenmatig, buitengewoon, hevig, ongeremd, opgewonden, overmoedig, uitgelaten, zeer,
uitbundig lachen - gieren
uitbundig lachend - gierend
uitbundig prijzen - bewieroken, ophemelen
uitbundige vreugde - exaltatie
uitbundigheid - xuberantiee
uitbijten - aanvreten, corroderen, etsen, uitetsen
uitbijting - aantasting, corrosie, etsing
uitcijferen - berekenen, opmaken, ramen, uitknobbelen, uitrekenen, vaststellen
uitcijfering - berekening, uitrekening
uitdaagbrief - uitdagingsbrief
uitdag - uitgaansdag
uitdagen - defiëren, oproepen, opvorderen, pesten, provoceren, sarren, tarten, tergen, trotseren, uittarten, uitzoeken, verzoeken, vorderen
uitdagend   pestend, provocerend, sarrend, tartend, tergend, uitlokkend
uitdagende jongere - provo
uitdagend plagen - tergen
uitdaging   defi, provocatie
uitdagingsbriefje (duel) - cartel
uitdampen - evaporeren, uitwasemen
uitdamping - emanatie, evaporatie, exhabatie, exhalatie, uitwaseming, verdamping
uitdamping van koolzuur uit de grond - mofette
uitdamping van rottende stoffen - miasme
uitdelen   distribueren, ronddelen, uitgeven, uitreiken, verdienen, weggeven
uitdelgen   amortiseren, tenietdoen, uitbannen, uitroeien, verdelgen
uitdelging   amortisatie, extinctie, extirpatie, obliteratie, uitblussen, uitblussing, uitsterven, vereffening
uitdeling - distributie, ronddeling, verdeling 
uitdelven   opgraven, uitgraven 
uitdenken   bedenken, smeden, ontwerpen, uitpeinzen, uitvinden, verzinnen 
uitdenker - ontwerper, uitvinder
uitdiepen - baggeren, onderzoeken, slatten, uitgraven
uitdijen   uitzetten, zwellen
uitdoen   afleggen, delven, doorhalen, doven, ontkleden, rooien, uitblazen, uitdraaien, uittrekken, uitvinden, uitwissen, vaststellen
uitdokteren - bedenken, uitkienen, uitzoeken
uitdossen - aankleden, uitmonsteren, verkleden
uitdossing - opschik, sier, tooi
uitdoven   blussen, dompen, extingeren, smoren, uitgaan 
uitdover - domper
uitdovend - diluendo
uitdovend (muz.)   stringendo 
uitdraai - output, print, uitvoer
uitdragen - verbreiden, verkondigen
uitdrager -  opkoper
uitdrijven (van geesten) - exorciseren, uitstorten, zuiveren 
uitdrinken - legen, ledigen, leegmaken, opdrinken
uitdrogen   uitteren, verdorren, verdrogen, verleppen, verwelken 
uitdrogend middel - exsiccantium
uitdroging - desiccatie, xerosis
uitdruk - beeltenis, vorm
uitdrukkelijk   bepaald(elijk), bepaaldheid, beslist, duidelijk, echt, expliciet, expres, expresselijk, flagrant, formeel, nadrukkelijk, opzettelijk, pertinent, stellig, stelligheid 
uitdrukkelijkheid - bepaaldheid, stelligheid
uitdrukken - aanduiden, besluiten, doven, eindigen, enunceren,  exprimeren, luiden, preciseren, sterven, uiten, uitgaan, uitknijpen, uitlopen, uitpersen, verwoorden, voltooien, weergeven, zeggen
uitdrukking   bewering, bewoording, expressie, formule, formulering, frase, gelaatstrek, gevoel, gezegde, impressie, leven, locutie, mime, passage, spreuk, spreekwijze, preekwoord, term, uiting, zegswijze, ziel, zinswending
uitdrukking op de rand - glos, marginalia, kanttekening
uitdrukking van gedachten door woorden - rede
uitdrukking van het gelaat   mime 
uitdrukkingsmiddel - pers,  taal
uitdrukkingsvermogen - artisticiteit, expressiviteit
uitdrijven van geesten - elimineren, uitbannen
uitdrijven (van geesten) - exorciseren
uitdrijving - eliminatie, exmissie
uitduiden - aanwijzen, expliceren,  omschrijven, signaleren,  tonen, uitleggen, verklaren
uitduiding - beschrijving, explicatie, omschrijving, verklaring
uitdunnen - effileren, ruimen
uitdijen - expanderen, uitzetten, zwellen
uitduwen - doven, uitstoten
uiteen   gescheiden, los, vaneen, wijd 
uiteenbarsten   exploderen, ontploffen
uiteenbarsting   explosie, ontploffing
uiteengaan - scheiden, splitsen
uiteengevallen - ingestort, vergaan
uiteenhouden   onderscheiden 
uiteenjagen - afzonderen, separeren, verspreiden
uiteenleggen - uitvouwen
uiteenlopen - afwijken, divergeren
 uiteenlopen van twee lijnen - divergentie
uiteenlopend   afwijkend, allerlei, divergent, divergerend, divers, tegenstrijdig, verschillend
uiteennemen - demonteren, scheiden
uiteenrafelen   analyseren, ontwarren
uiteenrafelen van wollen lompen - drousseren
uiteenslaan - uiteenstuiven, verspreiden
uiteenspatten - exploderen, ontploffen, uiteenspringen
uiteentrekkend - verscheurend
uiteenvallen   desintegratie, splitsen, verbrokkelen, verbrokkeling, verstrooien, verstrooiing,
uiteenvloeien - divergeren
uiteenwerping - disjectie
uiteenwijken - divergentie
uiteenwijkend - divergent
uiteenwijking - divergentie
uiteenwijking van beenderen - diastase
uiteenzetten   dijen, expliceren, exponeren, uitleggen, verklaren
uiteenzetting - beredenering, betoog, explicatie, exposé, expositie, uitleg(ging), uitleg, verklaring, voordracht
uiteinde   acra, advies, afloop, (as)tap, dood, end, extremiteit, nok, punt, slot, spits, staart, staartstuk, stip, tamp, timp, tip, tomp, top, uiterste, uitsteeksel,  wenk,
uiteinde bij vogels - staart
uiteinde der denkbeeldige aardas - pool
uiteinde van de as der ellipsvormige planetenloopbaan - 
 apsis
uiteinde van een buis - mof, sok
uiteinde van een kuilnet - aatje
uiteinde van een magneet - pool
uiteinde van een niet rechtopstaand rondhout - nok
uiteinde van een scheepstouw - tamp
uiteinde van een tros - tamp
uiteinde van geologische lagen - dagzoom
uiteinde van iets - end
uiteinde van rechtop staand hout - nok
uiteinde van rondhout - nok
uiteinde van spier   pees
uiteinde van staart   pluim
uiteindelijk   definitief, finaal, tenminste, tenslotte, terminaal, ultiem 
uiten - afvuren, beleiden, belijden, betogen, doen, kennisgeven, loslaten, luchten, mededelen, ontboezemen, openbaren, plegen, profereren, razen, slaken, stichten, tieren, uitdrukken, uitlaten, uitspreken, uitwerken, ventileren (ter opluchting), volvoeren, woeden 
uitentena -  expliciet, grondig, instantelijk, nadrukkelijk, onophoudelijk, onverflauwd, pertinent, stellig, uitdrukkelijk
uitentreuren - alsmaar, frequent, grondig, langdurig, 
uiteraard - bijgevolg, dus, logisch, natuurlijk, onontkomelijk, vanzelf, vanzelfsprekend,  zeker
uiterdijk - uiterland
uiterlands - buitendijks
uiterlijk - aanblik, aangezicht, aanschijn, aanzien, buitenkant, buitenzijde, bexterieur, extern, exterieur, extrinsiek, gedaante, gelaat, gezicht, hoogstens, maximaal, schijn, type, uit, uitwendig, ultimo, ultra, vertoon, voorkomen, vorm 
uiterlijk braaf - uitgestreken
uiterlijk karakter - wezen
uiterlijk voorkomen - aanblik, aangezicht, aanschijn, aspect,  buitenzijde, exterieur, gedaante, gestalte,  gezicht,  habitus, pralerij, vorm, zondaarsgezicht, zondagsgezicht
uiterlijk voorkomen (scheepsterm) - stroking
uiterlijk (voorkomen) beschrijving - prosopografie
uiterlijk vertoon   bluf, demonstratie, exhibitionisme, gepraal, optocht, ostentatie, parade, praal, praalzucht, pracht, pralerij,
 pronk, schijn, show, slot, staatsie, statie, zicht
uiterlijke gedaante   aanschijn, fysiognonie, lichaam, verschijning, voorkomen, vorm
uiterlijke praal - staatsie
uiterlijke schijn - vernis
uiterlijke tekenen van waardigheid - machtinsignes
uiterlijke vorm - formaliteit, gebruik, regel
uiterlijke vormen - contouren, decorum, formaliteiten,  omtrekken
uiterlijke vormen in acht nemen - formaliseren
uiterlijke waardigheid - decorum, deftigheid, grootheid, verhevenheid
uiterlijkheid - vorm
uitermate   buitengemeen, buitengewoon, criant, excessief, extreem, fameus, hoogst, reuze, zeer
uitermate droevig   indroevig, tragisch
uitermate duur - kostbaar, peperduur
uitermate goedkoop - spotgoedkoop
uiterst   ergst, extreem, grootst, hoogst, laatst, limiet, maximaal, meest, optimaal, supreem, ultra, verst, verwijderd
uiterst correct - impeccabel
uiterst fel - fanaat
uiterst fijne opening - porie
uiterst gelukkig - overgelukkig, welzalig, zalig, zielsgelukkig
uiterst gering - miniem
uiterst gevoelig - sensibel
uiterst glad - aalglad
uiterst goed - best, meerderwaardig, opperbest, superieur
uiterst klein - miniem, minimaal, nietig
uiterst krachtig - ersterk
uiterst links - rood
uiterst nauwkeurig - minutieus
uiterst net   innet, keurig, netjes
uiterst onhartelijk - cru, ijskoud 
uiterst ontwikkeld - af, perfect, volmaakt
uiterst precies - haarfijn, minutieus, nauwkeurig, zorgvuldig
uiterst snel (muz.)   prestissimo 
uiterst streng - rigoreus
uiterst volmaakt wezen - God
uiterst weinig -  miniem, zier
uiterst zorgvuldig - minutieus, pijnlijk
uiterste   acro (Gr), dood, eind, einde, eindpunt, ergste, extreme, extremiteit, grens, hel, hemel, limiet, laatste, maximum, oordeel, uiteinde 
uiterste (in het geval) - desnoods, hoogstens
uiterste (tot het - gaan) - radicalisme
uiterste correctheid   impeccabiliteit 
uiterste datum - deadline
uiterste eindpunt - extremiteit
uiterste eis - ultimatum
uiterste gestrengheid - rigorositeit
uiterste gezichtsgrens - einder, horizon
uiterste. grens   limiet, rand
uiterste nauwkeurigheid - acribie, oplettendheid, precisie,  punctualiteit, stiptheid, zorgvuldigheid
uiterste nood - nooddwang
uiterste post - ruiterwacht, schildwacht (te paard), vedette
uiterste prestatie - record, rekord
uiterste prijs - limiet
uiterste punt - eindpunt, pool, toppunt
uiterste puntje - timp
uiterste rand   grens, kant(lijn), limiet, periferie
uiterste redmiddel - noodgreep
uiterste verbazing - stupefactie
uiterste wanhoopsdaad - zelfmoord
uiterste wil   codicil, testament 
uiterste wilsbeschikking - codicil, testament
uiterwaard -  buitendijk, griend
uitetsen - uitbijten, wegbijten
uitflappen - uitkramen
uitfluiten - bespotten, siffleren
uitfoeteren - uitkafferen, uitschelden, uitvaren
uitfrezen - kotteren
uitgaaf - editie
uitgaan - besluiten, doven, eindigen, emaneren, stappen, sterven, uitdoven, uitdrukken, uitlopen, voltooien, weggaan 
uitgaand - extern
uitgaande van de echtgenoot - maritaal
uitgaansdag - verlof, vrijaf
uitgaansverbod - avondklok
uitgaansverlof   avondpermissie 
uitgalmen - galmen
uitgang   einde, exit, exitus, exodus, opening, poort, sortie, uitloop, uitrit, uittocht, uittreding,  uitweg, zij(deur)
uitgang in tuin - poort
uitgang van de maag naar vijfvingerige darm - pylorus
uitgang van een rivier - delta, monding
uitgang van een woord - terminatie
uitgang van overtreffende trap   ste 
uitgang voor wagens   uitrit 
uitgangsdag - uitgaansdag
uitgangshouding - startpositie
uitgangspunt   axiona, basis, begin, beginsel, fundament, grondslag, grondstelling, meet, premisse, principe, rudiment, start, these
uitgangsstoffen van kunststoffen - mengpolymeren
uitgave - aanwending, besteding, druk, ed(editio), editie, gebruik, oplage, publicatie, vertering  
uitgave met verschillende aantekeningen van schrijvers - variorum
uitgaven   expensen, impensen, kosten, (ver)tering 
uitgave van een boek - editie
uitgaven voor levensonderhoud - huishoudkosten, kosten, menagegeld, onderhoudskosten, tering, vertering,
uitgebaggerde diepte(veen) - trekgat
uitgebakken spek - kaan
uitgebouwde deel van een kamer - erker, veranda
uitgebrande kool   as, sinder, sintel, sinter, slak 
uitgebreid   ampel, breed, extensief, groot, omstandig, omvangrijk, ruim, uitgestrekt, uitvoerig, veelomvattend, voortgezet, weids, wijd, wijdlopig 
uitgebreid zangstuk - cantate
uitgebreider - nader
uitgebreidheid - ruimte
uitgebreid lager onderwijs   ulo 
uitgebreid zangstuk   cantate 
uitgebreide bloeding onder de huid - ecchymose
uitgebreide kennis - eruditie, geleerdheid
uitgebreide maaltijd - diner
uitgebreide technische school - U.T.S.
uitgedoofde ster   planeet 
uitgedorste halmen   stro 
uitgedroogd   dor, kaal, saploos, schraal, verdord, verschrompeld
uitgedrukt in een breukgetal - gefractioneerd
uitgegraven aarde wegruimen - deblayeren
uitgehekeld dotwerk van hennep - baardsel
uitgehekelde hennep - Karl
uitgeholde boomstam (als vaartuig in Guyana) -  korjaal
uitgekamde wol - borat, brat
uitgekapte woeste grond voor de rijstbouw - ladang
uitgekiend - berekendlistig, vernuftig
uitgekomen - vers, verschenen
uitgekookt   gehaaid, geslepen, gewiekst, goochem, kien, handig, leep, loos, slim, sluw, uitgerekend, uitgeslapen
uitgekookt en slim - kien, leep
uitgekozen   keur, keus, select, geselecteerde, uitgezocht, (uit)verkoren, voortreffelijk
uitgekozen deel - bloem, elite, keur, puik
uitgekrabde plaats in een handschrift - rature, rasuur, ratuur
uitgelaten   baldadig, bandeloos, blij(de), brooddronken, corybantisch, dartel, (dol)blij, jolig, lollig, losgebroken, luidruchtig, opbruisend, petulant, uitbundig, vrolijk, wild, wispelturig 
uitgelaten blij - dolblij
uitgelaten van pret - dol
uitgelaten vrolijk   dartel
uitgeleend - verpand
uitgeleide doen - escorteren
uitgelezen   exquis, geselecteerd, gesorteerd, keur(ig), puik, select, selekt, uitgezocht, uitmuntend, uitstekend, uit(verkoren), verkozen, voortreffelijk
uitgelezen deel   bloem, elite, keur, pit, puik, upper ten
uitgelezen legerafdeling   garde, genie, keurbende, keurkorps, keurtroepen
uitgelezen troep soldaten - garde, partizanen
uitgelezenen - elite
uitgelezenste - puik
uitgeloofde beloning – premie, prijs 
uitgemaakt   afgedaan, beslist, gedoofd, onbetwist, vast, verbroken, voldongen, zeker
uitgemaakt zijn - vaststaan
uitgemergeld   doodop, fytloos, hongerig, krachteloos, machteloos, mager, ontkracht, ontzenuwd, uitgeput 
uitgenodigde - invites
uitgeperst koolzaad - slijk
uitgeperst suikerriet - ampas, bagasse
uitgeperste beetwortel   pulp 
uitgeperst suikerriet - tras
uitgeplozen touw   werk
uitgeput – aangeslagen, afgedraaid, afgejakkerd, afgeleefd, afgemat, afgepeigerd, afgesloofd, afgetobd, amechtig, bekaf, doodmoe, doodop, krachteloos, ledig, leeg, mat, moe, moede, op, opgebruikt, teut, uitgemergeld, vermoeid, verzwakt 
uitgerafeld touwwerk - pluis
uitgerangeerd - nonactief, uitgeschakeld
uitgerekend -  berekend, bijdehand, correct, exact, gewiekst, goochem, handig, juist, kien, leep, pienter, precies, slim, uitgekookt, uitgeslapen
uitgerekt - gestrekt, langgerekt
uitgerust - fit, geoutilleerd, gis, verkwikt 
uitgeslagen goud – bladgoud, klatergoud, messing
uitgeslapen - alert, bijdehand, doortrapt, gewiekst, gis, goochem, kien, leep, link, listig, pienter, schrander, slim, sluw, snedig, spits, uitgekookt, uitgerekend, wakker
uitgesleten   slof
uitgesloten - exclusief, onmogelijk
uitgesloten aansprakelijkheid   u,a. 
uitgesmolten dierlijk vet   ongel 
uitgesmolten stukje vet   kaan 
uitgesneden vis - filet
uitgespogen slijm   rochel, zwadder 
uitgesponnen vergelijking - allegorie
uitgesproken - afdoend, bepaald, beslist, bitter, definitief, doorslaand, duidelijk, geprononceerd, onbetwistbaar, onmiskenbaar, overtuigend, positief, verklaard
uitgestorven   doods, eenzaam, fossiel, leeg, levensloos, onbewoond, onbevolkt, onbewoond, stil, verlaten
uitgestorven dier - dinosaurus, dodo
uitgestorven hagedisachtig dier - saurus
uitgestorven hertesoort - eucladoceros
uitgestorven Indianenstam - Mohikanen
uitgestorven landstreek - woestijn
uitgestorven olifant - aarddier, mammoet, mastodont
uitgestorven paard - tarpan
uitgestorven paardachtig dier - quagga
uitgestorven paarden soort   tarpan
uitgestorven reuzenhagedis - dinosaurus
uitgestorven stad - spookstad
uitgestorven struisvogel - moa
uitgestorven taal - Hittitisch, Tochaars
uitgestorven vogel   aepyornis, archaeopteryx, dodaars, dodo, dronte, moa, reuzenalk, walgvogel
uitgestotene   balling, outcast, paria, verschoppeling
uitgestoven - geërodeerd
uitgestreken   effen, glad, hypocriet, kalm, onberoerd, onbewogen, schijnheilig, strak
uitgestrekt - effen, gestrekt, glad, groot, kalm, lang, omvangrijk, onafzienbaar, onbegrensd, onmetelijk, ruim, schijnheilig, statieus, strak, uitgebreid, veelomvattend, ver, weids, wijd 
uitgestrekt gebergte   Alpen, Andes, Atlas, Oeral 
uitgestrekt gebied - areaal
uitgestrekt land - Canada, Chili, China, Rusland
uitgestrekt landoppervlak - continent
uitgestrekt reptiel - slang
uitgestrekt zijn - liggen
uitgestrekt zoutwater - zee
uitgestrekte beenhouding - spagaat
uitgestrekte bergstreek - hoogland
uitgestrekte boomloze steppe - Llano 
uitgestrekte grasvlakte - pampa, steppe
uitgestrekte grasvlakte in Amerika - prairie
uitgestrekte mosvlakte in Rusland - toendra
uitgestrekte rivier - Amazone
uitgestrekte ruit - losange (heral.)
uitgestrekte vlakte   delta, llano, pampa, paramos, poesta, prairie, savanne, steppe, toendra, woestijn
uitgestrekte zee - oceaan
uitgestrektheid - areaal, extentie, grootte, hoogvlakte, laagvlakte, lengte, omvang, oppervlak, steppe, terrein, toendra, vlakte, woestijn, uitgebreidheid
uitgestrektheid met zacht mos - mostapijt
uitgestrektheid zout water - zee
uitgestrektste - langste
uitgestudeerd - afgestudeerd, gediplomeerd, volleerd, uitgeleerd
uitgeteerd - vermagerd
uitgeteld - afgepeigerd, doodop, knockout, uitgeput, verslagen
uitgetrokken - uitgerekt
uitgetrokken bosje - plukje
uitgetrokken onkruid - ruit
uitgetrokken vlokje - plukje
uitgevast   uitgeput, uitgeteerd
uitgeven   afgeven, bekostigen, besteden, betalen, depenseren, editeren, openbaarmaken, opmaken, publiceren, ronddelen, spanderen, spenderen, uitdelen, verspreiden, verstrekken, verteren 
uitgeven van aandelen - emitteren
uitgeven van ge�nd geld - renumeratie
uitgeven van nieuwe aandelen - emitteren
uitgever - auteur, editeur, editor, letterkundige, uitgeverij,
uitgeversfirma  
uitgever van aandelen - emittant
uitgever van nieuwe aandelen - emittent
uitgeversfirma - uitgeverszaak
uitgeversmaatschappij - urn
uitgeverij - uitgeverszaak
uitgeverij in Nederland - Bruna, Bijleveld, Callenbach,  Contact, Dishoeck, Donker, Driehoek, Duwaer,  Eekhoorn, Elmar, Elsevier, Forel, Forum, Gaade, Gottmer, Helmond, Hollandia, Kluitman, Luitingh, Meulenhof, N.V.S.H., Nijhoff, Oisterwijk, Paris, Ploegsma, Rap, Sara, Stafleu, Teleboek, Thieme, Tijdstroom,Vuga, Winands, Wyt
uitgevoerd in  - barok
uitgevoerd in een soort stijl - barok
uitgevouwen strook - inslag
uitgewekene   d.p., balling, emigrant, refugié, vluchteling 
uitgewerkt - gedoofd, leeg
uitgewerkt opstel - lezing, verhandeling
uitgewerkt plan - blauwdruk
uitgewerkt schema - plan
uitgewerkte aantekeningen   dictaat, notulen 
uitgewerkte beeldspraak - allegorie
uitgewerkte opsomming - specificatie
uitgewoond - haveloos, vervallen
uitgeworpene   balling, paria 
uitgewoond huis - kavalje
uitgezet bloedvat - spatader
uitgezette lijn   grens, limiet, linie, raai, rooi
uitgezette post - schildwacht
uitgezocht   exquis, geselecteerd, gesorteerd, keurig, select, uitgekozen, uitgelezen, uitstekend, uitverkoren, verfijnd, voortreffelijk
uitgezocht gezelschap - elite, keur, selectie
uitgezochte lekkernij - delicatesse, delice
uitgezochte slimheid - raffinement
uitgezochte sluwheid - raffinement
uitgezochte verzameling - anthologie, assortiment, bloemlezing, collectie, keurcollectie, sortering, keuze, selectie, voorraad, winkelgoed
uitgezondene - afgezant, koerier, legaat, (ren)bode, representant, vertegenwoordiger, zendeling
uitgezonderd   behalve, behoudens, buiten, diffunderen, exclusief, exc., excl., ook, uitgenomen
uitgieten - ledigen, plengen, schenken, sproeien, storten, uitstorten
uitgieting - profusie
uitgifte   editie, emissie, verspreiding
uitgifte van aandelen - emitteren
uitgifte van loten - collecte
uitgifte van nieuwe aandelen - emissie
uitgifte van effecten - emissie
uitgifte van waardepapieren   emissie
uitglibberen - uitglijden, wegschieten
uitgloeien - calcineren
uitglijden - slippen, vallen
uitgommen - wegstuffen
uitgooien - ledigen, legen, verwijderen
uitgooiing - dropping
uitgors - kwelder, voorland
uitgraven - diepen, opgraven, rooien, spitten, uitdelven, uitdiepen
uitgraving - excavatie, uitholling
uitgraving van slotgracht - cunet(te)
uitgroei bij lintwormen - botridie
uitgroeiing - excrescentie
uitgroeisel - uitwas
uitgroeven - cannelere, canneleren
uithaal - galm, klap, mep, najaarsschoonmaak, praal, slag, zwieper
uithaal met de voet - schop, trap
uithaaltafel - schuiftafel
uithakken - beitelen, bikken, houwen
uithakken van een stuk bast bij bomen - aanbikken
uithalen - doen, meppen, mergelen, psalmodiëren, reinigen, schoonmaken, slaan, uithalen, uitpakken, uitvoeren, uitvreten, uitvoeren, verbreken, verstoren
uithalen (med.) - extraheren
uithaler - pijpewisser, pijpewroeter, reier
uitham   landtong, nes
uithangbord - bred, enseigne, uiterlijk, voorkomen
uithangsel van een gestopte pijp - pruik
uithangteken - etiket, gaper, paardekop, scheerbekken, uithangbord
uithangteken van een barbier - scheerbekken
uithangteken van drogist   gaper 
uitheems - buitenlands, exotisch, heterochthoon, onbekend, ongewoon, raar, vreemd
uitheems dier - kangoeroe, lama, leeuw, olifant, tapir, tijger
uitheems hoofddeksel - fez
uitheems kunstvoorwerp - rariteit
uitheems woord - exotismetisch
uitheems zoogdier - kangoeroe, lama, leeuw, olifant, tapir, tijger
uitheemse - vreemdeling, vreemdelinge
uitheemse kruiderij   foelie, peper, specerij 
uitheemse plant - eierplant
uitheemse vrucht   amandel, ananas, banaan, cacao, citroen, cocos, dadel, djamboe, djeroek, doekoe, doerian, gember, grapefruit, kalebas, katjang, kemiri, klapper, koffie, kokos, kokosnoot, mandarijn, manga, mangistan, mango, maniok, muskaat, nangka, olijf, papaja, paprika, piment, pinang, pinda,  pisang, pompelmoes, sinaasappel, vijg, zuidvrucht, zuurzak,
uitheemsheid - exotisme
uitheffen - verheffen
uitheinig - dol, uitgelaten
uithelper - redder
uithevelen - ledigen, leegmaken
uithoek   gat, gehucht, kaap, landtong, negorij
uithoesten - expectoratief, opgeven
uithof - buitenpost, hofstede
uitholling   erosie, gat, gleuf, grot, hol(te), impressie,  kas, kuil, nes, nis, put(je),  sleuf,
uitholling in de grond - kuil, sleuf
uitholling in een zuil -  cannelure, gleuf, groef, ribbeling
uitholling in muur - nis
uitholling in rots - grot 
uitholling in zand - kuil
uitholling in zuil   cannelure 
uitholling van gesteente door stromend water - erosie, eversie
uithongeren - affameren
uithoren - polsen, ondervragen, sonderen, uitvragen
uithouden   doorstaan, duren, gedogen, handhaven, harden, lijden, toestaan, verdragen, verduren, volhouden 
uithouder - balk, koker, spier, volharder
uithoudingsvermogen - conditie, duurkracht, wilskracht
uithoudingsvermogen (Duits) - Ausdauer
uithouwen - beitelen, bikken, houwen
uithozen - leegscheppen
uithuizig - buitenshuis, weg
uiting   ai, expressie, gezegde, gewag, gil, kreet, lach, lafheid, loosheid, lucht, mededeling, melding, ontboezeming,  ontmoediging, openbaring, opmerking, teken, uitdrukking, uitlating, uitroep, uitstorting, verzuchting, woord, zin
uiting van. ..   zie ook: uitroep van 
uiting van afkeuring   ba, foei, oei
uiting van afschuw of koude - br
uiting van angst   gil, kreet, schreeuw
uiting van berusting - tja
uiting van blijdschap   lach
uiting van droefheid   ach, och, huilen, rouw, snikken, tranen
uiting van ergernis - gemor 
uiting van geestdrift   applaus, hoezee, ode, ovatie 
uiting van genegenheid   aai, kus, streling, zoen 
uiting van goedheid   aalmoes, weldaad
uiting van goedkeuring   bravo, goedzo
uiting van herkenning - groet
uiting van instemming   ja, zeker 
uiting van koude   bibberen, br, rillen, trillen 
uiting van kritiek - opmerking
uiting van leedvermaak   hoon, ironie 
uiting van liefde   kus, omhelzing, zoen
uiting van macht – geweld
uiting van misnoegen - beklag
uiting van ongeloof   oele
uiting van ontevredenheid   klacht, reclame
uiting van pijn   ai, au, kreunen 
uiting van pret   lach
uiting van schrik   gil, kreet
uiting van smadelijke vreugde - hoongelach  
uiting van smart - ai, geween, rouw, snik, tranen 
uiting van spot   hoon
uiting van verdriet   huilen, snik, tranen, wenen
uiting van vermoeidheid - geeuw
uiting van verrassing - aha
uiting van verzet   demonstratie, protest, verzet
uiting van vreugde   dans, gelach, lach, sprong 
uiting van vrolijkheid   lach, gelach, lachen 
uiting van warmte   transpiratie 
uiting van welwillendheid   glimlach 
uitingsmiddel   orgaan
uitingsmogelijkheid - expressie
uitje   reisje, trip, uitgangetje,  uitstapje, verzetje
uitjouwen   beschimpen, bespotten, jouwen, schelden, schimpen, siffleren, uitjoelen, uitschelden
uitkafferen - rondklappen, schelden, uitjouwen, uitkakelen, uitschelden
uitkammen - zuiveren
uitkant - uithoek
uitkappen - beitelen, bikken
uitkepen - kantelen
uitkeping - kerf
uitkeren - betalen, uitbezemen, uitvegen, vergoeden
uitkering - afgifte, annuiteit, betaling, bonus, distributie, dividend, lijfrente, payement, pensioen, tantieme, vergoeding
uitkering aan ouden van dagen - aow
uitkering bij echtscheiding   alimentatie
uitkering van bijzondere aard - bonus
uitkerven - Insnijden, losrafelen, ontrafelen
uitkerving - gat, holte
uitketteren - razen, tieren, uitjouwen, uitkafferen, uitschelden
uitkiemen - ontspruiten, uitbotten, uitlopen
uitkienen - bewerkstelligen, klaarspelen,uitdokteren, uitrekenen, uitzoeken
uitkieperen - uitgooien
uitkiezen - keuze, selecteren, selectie, selektie, uitpikken, verkiezen
uitkiezend - eclectisch,  selectief
uitkippen - uitkiezen, uitkijk - post, wachtpost
uitkitsen - uitspuwen
uitklappen - openen, openslaan, overbrengen, verklikken
uitklauteren - uitklimmen
uitkleden - beroven, ontbloten, ontkleden, plunderen, uitbuiten
uitkletsen - rondbabbelen
uitklimmen - uitklauteren
uitklinken - omroepen, rondklinken
uitklinker - omroeper
uitkloken - uithoren, uitpeuteren
uitkloker - pijpenwroeter, pijpuihaler
uitklokken - uitdrinken
uitkloppen - uithameren
uitknagen - uithollen
uitknippen - uitsnijden
uitknobbelen - bevinden, uitkienen, uitvissen, uitzoeken
uitknokken - uitvechten
uitknijpen - sterven, uitdrukken, uitpersen, uitsnijden, vaststellen, wringen
uitkoken - steriliseren
uitkom - lente
uitkomen -ontkiemen, ontluiken, ontspruiten, treffen, uitbotten, uitlopen, uitspruiten, verschijnen
uitkomen boven iets - torenen
uitkomen voor - bekennen
uitkomst   afloop, bedrag, besluit, bevinding, conclusie, indcijfer, eindbedrag, einde, facit (lat.), gat, hulp, ontknoping, ontraadseling oplossing, optelling, redding, rest, resultaat, resultante (wisk.), saldo, slotsom, soelaas, som, uitslag, uitweg, verlossing
uitkomst bij rekenen   GGD, K.G.V., kwadraat, product, quotiënt, rest, som, verschil, wortel
uitkomstbrenger   Heiland, redder
uitkoop   afkoopsom, losgeld, vrijkoop
uitkopen - vrijkopen
uitkoteren - reinigen, uitjagen
uitkotsen - vomeren, uitbraken
uitkrabben - raderen schrapen
uitkramen - opdissen, uitflappen, verkondigen, vertellen
uitkrassen - raderen
uitkristalliseren - neerslaan, precipiteren
uitkrijgen - leegdrinken  
uitkuisen - reinigen, schoonmaken, uitdrinken, uiteten,   zuiveren
uitkijk - post, uiterlijk, uitzicht, wachtpost
uitkijken - alert, deizen (bargoens), loeren, spieden, opletten, oppassen, turen, uitzien, wachten, zoeken,
uitkijkplaats - loer, observatiepost, observatorium, vedette
uitkijkpost - kraaiennest, observatorium, voorpost 
uitkijktoren - belvédère
uitkijktoren gebruiken - alert, alerte
uitlaat - demper, knalpijp, knalpot, uitstek
uitlachen   bespotten, honen, ridiculiseren, derideren
uitlachend - moquant
uitladen - afladen, lossen, ontladen
uitlander - buitenlander, vreemdeling
uitlandig - buitenlands
uitlangen - uitdrinken, uitlappen, uitreiken
uitlaten - elideren, geleiden, luchten, omitteren, spuien, uiten, uitleiden, uitspreken, vergezellen
uitlating - elisie, ellips, gemis, gezegde, lacune, leemte, nalatigheid, omissie, opmerking, uitgeleide, uitspraak, verzuim, weglating, woord
uitlating van een of meer woorden - ellips
uitlatingsteken   afkappingsteken, apostrof, apostrophe, caret, deleatur, weglatingsteken
uitlebberen - leegdrinken, opdrinken
uitleenbibliotheek - leesbibliotheek
uitleencentrum voor beeldende kunst - artotheek
uitleg - bescheid, commentaar, exegese, explicatie, exposé, glos, glosse, inleg, interpretatie, opheldering, spitsvondigheid, toelichten, uitbreiding, uitlegbaar, uitlegging, verduidelijken, vergroten, verklaarbaar, verklaring, verruiming
uitleggen   blootleggen, duiden, expliceren, gereedleggen, interpreteren, spreiden, ontvouwen, ophelderen, toelichten, uitbreiden, uitduiden, uiteenzetten, uitspreiden, verduidelijken verklaren 
uitleggend   exegetisch, verklarend
uitlegger   commentator, exegeet, explicateur, interpreteur, scholiast, toelichter, verklaarder, wachtschip
uitlegging   exegese, exegetiek, explanatie, explicatie, exposé,commentaar, interpretatie, opheldering, toelichting, verduidelijking, verklaring, vertolking
uitlegging van de bijbel - anagoge, hermeneutiek
uitlegkunde   exegese, hermeneutiek
uitlegkundig - exegetisch
uitlegkundige - exegeet
uitleiden -  uitzetten
uitleiding - uitwijzing
uitlekken - uitdruipen, ventileren
uitlekstandaard - druiprek
uitlenen - terleengeving
uitlengen - aanlengen, uitleggen, verdunnen
uitlepelen - ledigen
uitlepperen - uitlebberen
uitlessen - blussen
uitleuren - rondventen, venten, verkopen
uitleven - botvieren, overgeven, uitteren
uitleveren - overgeven
uitlevering - extraditie, overdracht, overgave
uitlezen - sorteren, triëren, uitkiezen
uitlezer - electicus (wijsgeer)
uitlezing - selectie, triage
uitlichten - uitheffen
uitloeien - uitschreeuwen
uitlokkelijk - aanlokkelijk
uitlokken - engageant, provoceren, sarren, tarten, uitdagen, verleiden, verlokken
uitlokkend - provocerend, uitdagend
uitlokker - provocateur, verleider, verlokker
uitlokking - uitdaging, uittarting, verlokking
uitloop   afvoer, afvoerbuis,  monding, rent, ank, riool, riviermond, schot, spruit, vieren
uitloop van water - afvoer
uitlooppoging - demarrage
uitlooppijp -  rioolbuis, spuier
uitloopster - straatloopster
uitlopen - botten, demarreren, (ont)kiemen, spruiten, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitkomen, uitspruiten
uitlopen in - uitmonden
uitlopen op - aangaan
uitlopend in 2 punten - gevorkt
uitlopende tak - ent
uitloper   bijtak, kiem, loot, pierewaaier, rank, scheut, spruit, uitspruitsel,  zwierbol
uitloper van zenuwcel   neuriet 
uitlopers van de zee - zeearm
uitloting - trekking
uitloven - doneren
uitloving - premie
uitlozen - spuien
uitluchten - doorhalen, uitmaken
uitluisteren - afluisteren, toehoren
uitmaken   afbreken, bepalen, beslissen, besluiten, betekenen, blussen, doven, formeren, uitschelden, verbreken, vormen, wegmaken,
uitmalen - droogmaken, leegpompen
uitmars - terugtrekking  
uitmelken - afzetten, uitbuiten
uitmergelen   afmatten, emacereren, uitputten 
uitmergeling - afmatting, maceratie
uitmesten - reinigen
uitmeten - uitvallen
uitmiddelpuntig   exentriek, excentrisch
uitmiddelpuntigheid - excentriciteit
uitmikken - afpassen, uitgooien
uitmoeren - uitvenen
uitmonden - uitlopen
uitmonding - monding (rivier), orificium, ostium
uitmonding van de Rijn bij Katwijk - Rijnmond
uitmonding van een dakgoot - spuier, spuwer (middeleeuws), uitloospijp
uitmonsteren - afkeuren, opschikken, optooien, tooien, uitdossen, verfraaien, versieren 
uitmonstering - opschik, tooi
uitmoording -  genocide, volkenmoord
uitmunten   excelleren, emineren, brilleren, lichten, onderscheiden, overtreffen, schitteren, uitblinken, uitsteken
uitmuntend - best, bravissimo, briljant, edel, eminent, excellent, exceptioneel, exquis, geniaal, kranig, meesterlijk, onovertroffen, opperbest, patent, perfect, preminent, prestant, prima, schitterend, subliem, uitgelezen, uitnemend, uitstekend, uniek, voortreffelijk, weergaloos, wonderwel 
uitmuntend door verstand   geniaal, intelligent 
uitmuntend in zijn soort - transcendant
uitmuntendheid - eminentie, excellentie, genialiteit,
superioriteit, voortreffelijkheid
uitnaadje - postuurnaadje
uitneembaar - demontabel, demonteerbaar
uitnemen - afladen, uitdraaien
uitnemend - best, eminent, excellent, mooi, perfect, prima, puik, superieur, uitstekend
uitnemendheid - excellentie, genialiteit, voortreffelijkheid
uitnemer - souteneur
uitnoden - uitnodigen
uitnodigen   bescheiden, dagvaarden, engageren, inviteren, noden, nodigen, ontbieden, verlokken, verzoeken, vragen  
uitnodiging - convocatie, invitatie, oproep, oproepen, verzoek 
uitnodiging tot verklaring   motie 
uitnijpen - uitpersen, wringen
uitnijper - nijpvorm
uitoefenaar van de geneeskunde - arts, chirurgijn, dokter
uitoefenen   bedrijven, behandelen, beïnvloeden, beoefenen, bezigen, doen, gebruiken, handwerk, praktiseren, verplaatsen, verrichten, vervolgen, wapenen
uitoefenend - praktiserend, praktisch
uitoefening - praktijk
uitoefening van recht   rechtspleging 
uitpakken - uithalen
uitpad - uitweg
uitpakken - deballeren, ledigen, ontdoen, onthullen, uitvaren
uitpakking - deballage
uitpeinzen - bedenken, uitdenken, verzinnen 
uitpellen - schillen
uitpersen - pletten, uitbuiten, uitdrukken, wringen
uitpersen - exprimeren, uitdrukken, uitknijpen, wringen
uitpersen met de voeten - treden
uitpiekeren - uitdenken
uitpikken - uithaken, uitkiezen
uitpitter - uitbrander
uitpluizen - doorwroeten, nasnorren, naspeuren, noppen, onderzoeken, ontraadselen, subtiliseren
uitplukken - uitpluizen
uitplunderen - beroven, spoliëren
uitplundering - beroving, expoliatie, leegplundering, spoliatie
uitpoetsen - raderen, onderschatten (fig.), uitwissen, uitwrijven, wegvegen
uitpooien - uitdrinken
uitporren - opkloppen, wekken
uitpoten - zaaien
uitpraten - afspreken, bijleggen, oplossen, rondvertellen
uitproberen - beproeven, testen
uitproesten   schateren, schaterlachen 
uitpuilen - uitsteken
uitpuilende ogen - exofthalmus, koeieogen
uitpuiling - protrusie
uitputten - afbeulen, afjakkeren, afmatten, aftappen, aftobben, draineren, ledigen, slopen
uitputtend   afmattend, intensief, moordend, vermoeiend, volledig 
uitputting   afmatting, defatigatio, dialyse, emaciatie, enervatie, exhaustie, inanitie,  krachteloosheid, lediging, recessus, verzwakking
uitputtingsoorlog - slijtageslag
uitpuzzelen - nagaan, oplossen, uitzoeken
uitraderen - wegkrabben
uitrafelen - analyseren, determineren, ontleden, uitpluizen
uitrammelen - uitsmijten
uitrangeren - uitschakelen, wegpromoveren
uitrapen - afzonderen, sorteren
uitrazen - tieren, uitbulderen
uitreden - gereedmaken, uitrusten
uitredding - verlossing
uitreiken   distribueren, overhandigen, ronddelen, uitdelen 
uitreiken van eremetaal - huldigen
uitreiking   distributie, overhandiging, uitdeling 
uitreiking van doctorsbul - promotie
uitreiking van gaven aan de armen - bedeling
uitreis - vertrek
uitreispapieren - toeristenkaart, visum
uitrekbaar - elastisch
uitreis   vertrek
uitrekenen - becijferen, bepalen, berekenen, nagaan, uitkienen, uitcijferen, uitknobbelen, vaststellen 
uitrekken - lengen, oprekken, spannen, strekken, verlengen
uitrekking - distentie, distractie, evulsie, extasie, extensie
uitrichten   bewerken, doen, verrichten
uit rijst gebrouwen drank - arak, sake
uitrit - uitgang
uitroeien - afmaken, deracineren, elimineren, exterminatie, extermineren, extriperen, genocide, ombrengen, uitdelgen, verdelgen, vernietigen
uitroeiing - annihilatie, eliminatie, extirpatie, massacre, uitdelging, verdelging, vernietiging
uitroep   ach, aha, ai, ala, au, ba, boe, br, eh, eureka, foei, gil, ha, hallo, he, heila, ho, hu, jeminé, komaan, kreet, och, oef, oh, oei, roep, sa, schreeuw, voort, welaan, ziedaar
uitroep   exclamatie
uitroep bij bacchusfeesten   evoë 
uitroep bij bepaald spel - bingo, kien,  mat, schaak
uitroep tot aansporing   tsa, komaan, voort
uitroep tot afkeer   ba(th), foei, jakkes, jasses
uitroep van Archimedes   eureka 
uitroep van benauwdheid   oef, ai 
uitroep van bewondering   bravo 
uitroep van blijdschap   aha, ha, heisa, hoera
uitroep van Duitse schildwacht - werda
uitroep van geestdrift - hoera
uitroep van huivering   br, hu
uitroep van instemming   bravo 
uitroep van medelijden   ach, och 
uitroep van minachting   ba, foei 
uitroep van ongeloof   oele, kom
uitroep van opluchting - hehe, oef
uitroep van pijn   ai, au
uitroep van schildwacht   halt, werda, wiedaar
uitroep van schrik   ai, oei, oh
uitroep van spijt - helaas
uitroep van teleurstelling - jammer
uitroep van verrassing   aha, hé, oh 
uitroep van verwondering - gom
uitroep van vreugde   aha, ha, fijn, heila, hoera, hoezee, leve
uitroep van walging - ba, jakkes
uitroepen   aankondigen, bekendmaken, proclameren
uitroepteken - exclamandum, exclamatieteken
uitrollen - losrollen, openrollen
uitrollen van bladeren - epinastie
uitrollen van metalen - walsen
uitromen - ontromen
uitronken - uitslapen
uitrotten - wegrotten
uitrozen - uitslapen
uitruilen - herverkavelen, uitwisselen
uitrukken - arracheren, doden, uittrekken, vernietigen, vernietiging, verwijderen, wegnemen
uitrukking - evulsie
uitrusten - aangorden, armeren, bekomen, bemannen,bewapenen, bijkomen, equiperen, herstellen, outilleren, relaxen, slapen, toerusten, uitblazen, verademen, verpozen, voorzien, wapenen,
uitrusten met motoren - motoriseren
uitrusten op bed - slapen
uitruster in leger   foerier
uitruster van schepen - fabrikant,  reder 
uitrusting   accommodatie, armatuur, benodigde, equipage, equipment, installatie, monstering, outillage, outfit, rusting, toerusting, uitzet
uitrusting van een schip - takelage, takeling, takelwerk, toetakeling, tuigage
uitrusting van een toerist - bagage
uitrusting van een zeilschip - takelage
uitrusting van kleren - uitzet
uitrusting van schepen - takelage
uitrusting van soldaten - P.S.U.
uitrijden -  uitploegen, uitslijten
uitrijzen - uitvallen
uitschakelen   afzetten, elimineren, gelijkmaken, opzijzetten, stopzetten, uitdoen, uitrangeren, verslaan, verwijderen
uitschakeling - eliminatie, integratie, terzijdeschuiving, terzijdestelling
uitschateren - schaterlachen, uitproesten
uitschaven - raderen, uithollen
uitscheiden   afscheiden, aflaten, afzonderen, beëindigen, belemmeren, beletten, bevatten, eindigen, intomen, ophouden, stoppen, storen
uitscheiding - afscheiding,  excretie, intomen, secretie
uitscheidingsholte bij vogels - cloaca
uitscheidingsprodukt - excrement
uitscheidingsstoffen - extre(men)ten
uitschelden   beledigen, beschadigen, beschimpen, bespotten, honen, kwetsen, misvormen, onteren, ontheiligen, ontwijden, overtreden, smaden, toetakelen, uitjouwen, uitfoeteren, uitjouwen, verbreken, vernielen
uitschenken -  leeggieten, uit(gieten)
uitscheppen - leegmaken
uitscheuren - uithalen
uitschieten - botten, spuiten
uitschietende lichtbundel - flits, lichtstraal, straal 
uitschiften - ontmengen, uitvlokken
uitschilderen - konterfeiten, portretteren
uitschitteren - excelleren
uitschoffelen - wieden
uitschoppen - uitschieten, uittrappen
uitschot   afval, barrel, bocht, gepeupel, gespuis, geteisem, kaf, krens(Z.N.), kriel, kroet, matschudding, onbruikbare (het), ontuig, rammelant, rap, rebuut, rommel, rotzooi, samenraapsel, schorem, schrot, schuim, stek, tuig, uitgeschifte, uitvaagsel, vuil
uitschot van fruit   kroet, schrot, stek 
uitschrabben - uitschrapen
uitschrapen - leegmaken
uitschrappen - raderen, wegkrabben
uitschreeuwen - exclameren, kraaien, uitroepen 
uitschrobben - reinigen, wegnemen, wegvoeren
uitschrijven - bekendmaken, instellen, proclameren,  verordenen
uitschrijven van een vergadering - bijeenroepen, convoceren 
uitschrijving - requisitie, samenroeping
uitschudden - afleggen, devaliseren, plunderen
uitschudding - beroving
uitschuieren – uitborstelen
uitschuifbaar   telescopisch 
uitschuifbare ladder   magirusladder 
uitschuiftafel - trektafel
uitschuring van rotsen - erosie
uitseinen - bekendmaken
uitserveren - voordienen
uitslaan - ontplooien, ontvouwen, pletten, walsen
uitslaapkamer - recovery
uitslag   afloop, bevinding, brand, calori, debiet, einde, gevolg, levering, opbrengst, overmaat, overwicht, poes, puistjes, resultaat, schimmel, score, slotsom, uitkomst, uitsluitsel, uitvloeisel,  uitwerking, verkoop, vlekjes, vrucht
uitslag aan het gelaat - krent
uitslag op mond of kin - krentenbaard
uitslag op muren - salpeter
uitslag van de huid   ekseem,  exceem, exantheem, knobbel, mazelen, netelroos, puist, pukkel, roodvonk, vlek, vlektyfus, wrat
uitslag van een slinger - slingerwijdte
uitslag van het gelaat - krent, puist  
uitslagwerk - stanswerk
uitslapen - luilakken
uitslepen - wegslepen
uitslibberen - uitglibberen
uitslingeren - centrifugeren
uitslobberen - ledigen
uitsloven - inspannen
uitslover - braniemaker, dienstklopper, opschepper, strooplikker
uitsluitelijk - uitsluitend
uitsluiten   afzonderen, boycotten, buitensluiten, excluderen, onterven, precluderen, secluderen, uitzonderen, verbannen, weren, 
uitsluiten van een genootschap - proscriberen
uitsluiten van lidmaatschap - royeren
uitsluitend   alleen, enig, enkel, excl, exclusief, gereserveerd, louter, preclusief, puur, speciaal
uitsluitend een bezit van dieren - staart
uitsluitende bevoegdheid tot iets - monopolie
uitsluiting   afwijzing, afzondering, ban, boycot, buitensluiting,  eliminatie, exclusie, forclusie, interdict, lockout, onterving, ontzegging, preclusie, royement, seclusie, uitwerping, uitzondering, verbanning, wering
uitsluiting in een wedstrijd   diskwalificatie
uitsluiting van deelname - schorsing
uitsluiting van geloofsgemeenschap - anathema, ban, excommunicatie
uitsluiting van het maatschappelijk verkeer - boycot
uitsluiting van kerkelijke bedieningen - interdict
uitsluiting van opvolging - seclusie
uitsluiting van rechtsbescherming - ban
uitsluitsel - antwoord, beslissing, opheldering, verklaring
uitslijpen - eroderen
uitslijten - eroderen, eroseren, uitslijpen
uitslijting - exclusie
uitslijting door stromend water - erosie
uitsmeden - pletten, rekken
uitsmeren -  spreiden, strijken, verdelen
uitsmelten (van metaal)   louteren 
uitsmijten - amoveren, uitkaaien
uitsmijter - buitenzetter, patser, pooier, portier, souteneur, uitkaaier
uitsnorren - nazoeken, ontdekken, opsporen
uitsnijden - excideren, excisie, fileren, graveren, snoeien
uitsnijden van een stukje vlees voor microscopie - biopsie
uitsnijden van een wond - excisie
uitsnijding   excisie
uitsorteren - uitlezen
uitspannen - losmaken
uitspanning   amusement, boog, delectatie, divertissement, gewelf, hemel, herberg, pleisterplaats, plezier, recreatie, relache, toog, trans, vermaak, vermakelijkheid, zwerk
uitspansel   azuur, cosmos, firmament, gewelf, heelal, hemel, hemelboog, hemeldak, hemelgewelf, hemelgordel, hemelkoepel, hemelstaat, kosmos, lucht, sterrengewelf, sterrenhemel, trans(literair), zwerk
uitsparen - besparen, bezuinigen, economiseren, ontsparen, uitwinnen
uitsparing - bezuiniging, nis, openlating, reserve, uitzuiniging
uitsparing in muur   nis
uitspatten - extravageren
uitspatting - buitensporigheid, debauche, estrapade, exces, libertinage, licentie, lichtmisserij, lichtzinnigheid, losbandigheid, onbehoorlijkheid, ongebondenheid, orgie, overdrijving
uitspitten - onderzoeken, ontrafelen, ordenen, terechtbrengen
uitsplitsing - atomiseren, uitschiften, uitsplijten, uitzuinigen
uitspoelen   ondermijnen, reinigen, schoonmaken, uithollen 
uitspoeling - irrigatie
uitspoken - uitvreten
uitspraak - arrest, attest, articulatie, beslissing, bewering, citaat, decisie, dialect, dicta, dictie, elocutie, eloquentie, gewijsde,  judicium, ontboezeming, oordeel, prononciatie, sententie, spreekwijze, tongval, uitlating, uiting, verdict, verklaring, vonnis, voordracht, votum (van een stemming), zegging
uitspraak bij stemming   votum 
uitspraak doen over - beslissen, prononceren
uitspraak in een moeilijk geschil - Salomonsoordeel
uitspraak in geschil - arbitrage
uitspraak van een scheidsrechter - laudum
uitspraak van Gerechtshof   arrest 
uitspraak van kantongerecht - vonnis
uitspraak van rechtbank - vonnis
uitspraakleer - orthoëpie
uitspreiden - etaleren, uitleggen, uitstallen
uitspreken   articuleren, bekendmaken, prononceren, uiten, uitpraten, vellen, verklaren, zeggen 
uitspringen - vooruitsteken
uitspringend gedeelte - nok
uitspringende hoek - saillant
uitspringende steen waarop een balk rust - korbeel
uitsprong - uitstek
uitsprong van een gevel   saillie 
uitspruiten - botten, germineren,  ontkiemen, opslaan, uitbotten, uitkomen, uitlopen
uitspruiting - germinatie
uitspruitsel   blaadje, bot,  flits, knopje, loot, opslag, schoot, spruit, tak, uitloper, wortel, (wortel)scheut,  
uitspuiten - lozen
uitspuwen - uitwerpen
uitstaan - dulden, lijden, uitsteken, velen, verdragen, verduren
uitstaand rokje van een balletdanseres - tutu
uitstaande geldelijke verplichting - uitschuld
uitstaande plooi - pof
uitstaande schuld - passief
uitstaande schulden - actiefschuld
uitstaande vordering - actiefschuld
uitstalkamer - toonzaal
uitstalkast   etalage, pronkkast, toog, uitstalling, vitrine
uitstalkastje - etagère, pronkkastje
uitstallen - etaleren, exhiberen, opstellen, vertonen,
uitstalling - marktkraam, show
uitstalraam - etalage, vitrine
uitstallen - etaleren, exhiberen, vertonen
uitstalling   etalage, exhibitie, expositie, show, tentoonstelling
uitstalraam - etalage, toonraam, vitrine, winkelraam
uitstalruimte   etalage, museum, pronkkast, showroom, toonkamer, vitrine
uitstapje   escapade, estrapade, excursie, plezierreis, reis, reisje, rit, ritje, slippertje, tocht, tochtje, toer, trip, uitje
uitstapje naar buiten - picknick
uitstappen - debarkeren, uitstijgen, uittreden 
uitsteeksel   apsis, arkel, balkon, doorn, erker, estrade, knobbel, nis, nok, oversteeksel, overstek, protuberantie, punt, rand, saillie, spina, spriet, stip, tand, tentakel, timpaan, tip, trommel,  uitlaat, uitsprong, uitstek, uitwas,
uitsteeksel aan een kanon - tap
uitsteeksel aan gereedschap om de steel aan te bevestigen -arend
uitsteeksel op een spil   asnok
uitsteeksel op een ijzeren staaf - nok
uitsteeksel voor iets op te hangen - klamp
uitsteeksel waarop een stijl rust - neut
uitstek   arkel, balkon, buitengewoon, erker, estrade, kroonlijst, luifel, optred, saillie, uithoek, uitsteeksel
uitstek aan een bovenverdieping - balkon
uitsteken - helpen, puilen, uitblinken, uitstrekken, wegnemen,
uitsteken in iemands richting - toesteken
uitstekend   beroemd,  best, bravissimo, bravo, briljant, doorluchtig, edel, eersterangs, eminent, excellent, fameus, fantastisch, goed, heerlijk, illuster, ingoed, kostelijk, meesterlijk, mooi, nobel, oke, onnavolgbaar, onovertrefbaar, onovertroffen, oor, opperbest, patent, perfect, perfekt, picobello, prachtig, preë minent,prima, probaat, prominent, puik, puikbest, schitterend, subliem, superieur, suprême, supra, tiptop, uitgelezen, uitgezocht, uitmuntend, uitnemend, volkomen, volmaakt, voorbeeldig, voortreffelijk, vooruitspringend, weergaloos, wel, wonderwel
uitstekend dakgedeelte - euzie, oze, ozie, ozine
uitstekend dakvenster   koekoek 
uitstekend deel - tand
uitstekend deel van een vestingwal - bastion
uitstekend gedeelte op kant van een plank - messing
uitstekend hout - gijk
uitstekend puntje als versiering - picot
uitstekend reepje of strookje - tab
uitstekend strookje aan kaart   tab 
uitstekend voorwerp - hecht, heft
uitstekende balk aan de gevel om goederen op te hijsen - 
arkeneel, trijsbalk
uitstekende balk onder de kap van een molen - spruit
uitstekende landtong in zee - kaap, klip, nes, rots
uitstekende lichaamsdelen - ledematen
uitstekende lijst   richel
uitstekende pilaster   ante 
uitstekende punt   stekel, doorn 
uitstekende (sluit)rand   flens, richel 
uitstekende rand of lijst - flens, radkrans, ribbel, richel
uitstekende rand van een pijp - flens
uitstekende rots in zee - kaap
uitstekende sluitrand - flens
uitstekende top   piek
uitstekende zwemmer - waterrot, zwemkampioen
uitstekendheid - voortreffelijkheid
uitstel - aanhouding, adjourneren, crediet, differt, dilatie, indult (betaling), mora, moratorium, opschorting, prorogatie, protractie, remise, respijt, retardement, schorsing, surséance, suspentie, temporisatie, tijdverlies, verdaging, verlenging, verlet, verliezen, verschuiving, vertraging, verwijl,
uitstel geven - prolongeren
uitstel is gevaarlijk   p.i.m. (periculum in mora)
uitstel van betaling   dispensatie, indult, krediet, moratorium, remis, respijt, surceance
uitstel van betalingstermijn - remis
uitstel verlenen - opschorten, prolongeren, uitstellen
uitstellen - aanhouden, afgelasten, ajourneren, differeren, opschorten, opschuiven, postponeren, procrastineren prorogeren, protraheren, rekken, schorsen, transfereren, verdagen, verschuiven, vertragen, verzetten  
uitstellen tot een andere dag - verdagen
uitsterven - extingeren
uitstippelen   aanduiden, ontwerpen 
uitstorten   ejaculeren, ledigen, ontboezemen, openbaren, plenzen, uiten, uitgieten, uitwerpen, wegwerpen
uitstortend nat - gulp
uitstorting - effusie, mededeling, nederdaling, ontboezeming uitvloeiing
uitstoten - royeren, syncoperen, uitdrijven, uitwerpen, verbannen, verdrijven, verschoppen, verwijderen
uitstoten van een klinker aan het eind van een woord - elisie
uitstoting - dejectie, excommunicatie, royement,  verbanning, verdrijving
uitstralen - afschieten, emaneren, emitteren, gloeien, straling, schijnen, uitzenden
uitstralen van licht - bioluminescentie
uitstralend licht - schijnsel
uitstralende glorie - luister
uitstralende warmte   gloed 
uitstraling - aura, emanatie, emissie, eradiatie, irradiatie, radiatie, schijnsel, straalwerping
uitstraling van energie - radioactiviteit
uitstraling van pijn   irradiatie 
uitstralingspunt   radiant
uitstrekken - elargeren, extenderen, reiken, strekken, uitbreiden, uitrekken,  vergroten
uitstrekken naar - reiken
uitstrepen - doorhalen, schrappen
uitstromen - effunderen, emaneren, uitvloeien
uitstroming - effusie, emanatie, uitvloeiing
uitstroming van gas - effusie
uitstromingen - effluviën
uitstrooien - dissemineren, divulgeren, sprenkelen, uitzaaien, verspreiden
uitstrooiing - disseminatie, uitzaaiing, verspreiding
uitstrooisel - gerucht, praatje
uitstroomopening - osculum
uitstropen - uitzakken
uitstrijken - doorhalen, doorstrepen, gladmaken, gladstrijken, rekken (zeemleer), smeren, uitsmeren, verdelen
uitstuffen   gommen, uitvlakken 
uitstulping - diverticulum
uitstulping van de huid   bult, puist
uitstulping van een vliesbreuk - hernia
uitstijgen - uitstappen
uitstijgen boven - overtreffen
uitsijpelen - uitdruipen
uittanden - creleneren, kantelen, kartelen, kerven,
uittarten   oproepen, provoceren, tergen, uitdagen, vorderen
uittartend - bravade
uittarting - provocatie, uitdaging, uitlokking
uittekening - beschrijving, portret
uittellen - toetellen, uitbetalen
uitteren - verkwijnen, wegkwijnen
uittering - emaciatie, tabes, tabescentie, vermagering
uittering van het lichaam door verval van krachten - marasme
uittesten - proberen, testen, toetsen, uitbijten
uittieren - uitrazen
uittillen - uitheffen, uitlichten
uittocht   exodus, sortie, vertrek, vlucht
uittoeteren - uitbazuinen
uittellen - uitrazen
uittrappen - uitschieten, uitschoppen
uittreden - opstappen, treden, uittrappen
uittreding - bovenwaterkoming, emersie, opduiking
uittrekken   afleggen, begroten, enlargeren, excerperen, extenderen, lostrekken, pluizen, plukken, ramen, rekken, roppen, strekken, uitbreiden, uitdoen
uittrekken van kiezen   extraheren 
ulttrekse1   abrégé, aftreksel, begrip(Grieks), educt, epitome, excerpt, extract, fragment, overzicht, synopsis
uittreksel maken - excerperen
uittreksel uit boeken of geschriften - excerpt
uittreksel uit een akte - borderel
uittreksel van een geschrift - excerpt
uittreksel van vruchten - essence
uittrektafel - uitschuiftafel
uittrommelen - rondtrommelen
uittuilen - uitrazen
uitvaagsel   bezinksel, droesem, falderappes, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, geteisem, heffe, moer, plebs, rapalje, rebut, schorem, schorr(i)iemorrie, schuim, tuig, uitschot
uitvaardigen   afkondigen, bekendmaken, decreteren, lanceren, mededelen, promulgeren, verkondigen
uitvaardiging - afkondiging, decreet, promulgatie, verordening
uitvaart   begrafenis, lijkmis, plechtigheid
uitvaartmis - requiem
uitvaartplechtigheden - exequien
uitvagen - uitvegen, wegvegen, wegvlakken
uitval - aantasting, afval, boutade, diatribe, driftbui, losbarsting, snauw, sneer, sortie (oorlog), stoot,
uitval (scherpe) - diatribe, tirade
uitval van een schermer - passe
uitvallen - begeven, losbarsten, loslaten, nederstorten, succederen, verdwijnen, vervallen, wegvallen 
uitvallende haren - alopecieuitvaller - achterblijver
uitvalpoortje - potern
uitvaren - afreizen, foeteren, heisteren,  ketteren, knorren, mopperen, opspelen, peuteren, plagen, razen, schelden, tekeergaan, tieren, toeteren, vloeken
uitvaren en tekeergaan - ketteren
uitvaren tegen iemand - ketteren
uitvechten   beslechten, uitknokken, uitmaken 
uitvegen   afwissen, effaceren, gommen, reinigen, schoonvegen, uitvegen, uitwissen, uitwrijven, verwijderen
uitvenen - moeren, uitmoeren
uitverkiezing - electie, keus
uitverkocht - leeg, los 
uitverkoop    liquidatie, opruiming, solde
uitverkoren   bemind, dierbaar, geliefd, geselecteerd, uitgelezen, uitgezocht, verkoren
uitverkoren uitgezondene   afgezant, zendeling
uitverkoren volk Gods   Israëlieten
uitverkorene - beminde, geliefde, gunsteling, zalige
uitverkozen - verkoren
uitvertellen - rondvertellen
uitverzoeken - uitnodigen
uitveteren - berispen, schrobberen
uitvezelen - uitrafelen
uitvieren - uitlopen, uitwerken
uitvigileren - uitdenken
uitvinden - bedenken, inventeren,  ontdekken, uitdenken, verzinnen
uitvindend   creatief, inventief, scheppend
uitvinder - inventor, ontdekker
uitvinder van aceton - Derosne
uitvinder van accordeon   Buschmann
uitvinder van aceton - Takamine
uitvinder van altfluit   Böhm 
uitvinder van de achromatische verrekijker   Dollond
uitvinder van de aniline   Perkin 
uitvinder van de antenne - Popov
uitvinder van de areometer   Hypatia 
uitvinder van de atoombom   Compton
uitvinder van de auto   Daimler 
uitvinder van de barometer   Torricelli, Viviani,
uitvinder van de beeldtelegrafie - Kom 
uitvinder van de bioscoop   Lumière 
uitvinder van de bliksemafleider - Franklin
uitvinder van de boekdrukkunst - Gutenberg, Koster 
uitvinder van de brandspuit   v. d. Heijden
uitvinder van de bril   Franklin
uitvinder van de destillatie   Geber 
uitvinder van de differentiaalrekening   Leibnitz, Newton
uitvinder van de dieselmotor   Diesel 
uitvinder van de draadloze telegrafie   Marconi
uitvinder van de duikboot   Drebbel
uitvinder van de dynamo   Faraday 
uitvinder van de elektro dynamo - Faraday
uitvinder van de elevator   Otis 
uitvinder van de fiets -  MacMilan 
uitvinder van de film   Edison 
uitvinder van de fonograaf   Edison
uitvinder van de fotografie   Daguerre, Niepce
uitvinder van de gasverlichting - Murdoch 
uitvinder van de gloeilamp   Edison 
uitvinder van de grammofoon   Edison
uitvinder van de grasmaaimachine - Hills
uitvinder van de inductiespoel - Ruhmkorff 
uitvinder van de katrol   Archimedes 
uitvinder van de kleurenfotografie - Ives
uitvinder van de koepokinenting - Jenner
uitvinder van de kwikthermometer - Fahrenheit 
uitvinder van de lichtdruk   Albert 
uitvinder van de locomotief   Stephenson 
uitvinder van de luchtballon   Mongolfier
uitvinder van de luchtband   Dunlop 
uitvinder van de lucifers   Walker 
uitvinder van de metronoom   Maelzer
uitvinder van de microfoon   Hughes 
uitvinder van de microscoop   Leeuwenhoek
uitvonder van de motor - Siesel
uitvinder van de mijnlamp   Davy 
uitvinder van de naaimachine   Howe 
uitvinder van de onderzeeboot   Fulton, Drebbel, Bushnell
uitvinder van de penicilline   Fleming 
uitvinder van de piano   Christofori 
uitvinder van de postzegel   Kaiser 
uitvinder van de radar   Watt 
uitvinder van de radio   Marconi 
uitvinder van de rotatiepers   Applegarth
uitvinder van de rekenmachine - Pascal 
uitvinder van de saxofoon   Sax 
uitvinder van de scheepsschroef - Ericson, Ressel
uitvinder van de schrijfmachine - Sholes
uitvinder van de spoorweg   Stephenson
uitvinder van de steendruk   Senefelder
uitvinder van de stencildruk   Gestetner
uitvinder van de stereoscoop   Brewster
uitvinder van de sterrenwacht - Drake
uitvinder van de stethoscoop   Laennec
uitvinder van de stofzuiger   Noe 
uitvinder van de stoomketel   Papin
uitvinder van de stoommachine - Watt
uitvinder van de telefoon   Bell 
uitvinder van de telegraaf   Morse 
uitvinder van de televisie   Baird, Nipkof
uitvinder van de vaccinatie   Jenner 
uitvinder van de verrekijker   Drebbel
uitvinder van de vulpen   Mollet, Waterman .
uitvinder van de wandtapijten   Gobelin
uitvinder van de wringbalans   Coulombe 
uitvinder van de zeilwagen   Stevin 
uitvinder van de zetmachine   Mergenthaler
uitvinder van de zonnewijzer   Anazimander
uitvinder van het blindenschrift - Braille
uitvinder van het buskruit   Schwarz 
uitvinder van het duikerpak   Borelli 
uitvinder van het dynamiet   Nobel 
uitvinder van het esperanto   Zamenhof
uitvinder van het gasgloeilicht - Weisbach
uitvinder van het haringkaken - Beukelsz(oon)
uitvinder van het kompas   Gioja 
uitvinder van het kortschrift   Groote 
uitvinder van het kasregister   Ritty 
uitvinder van het plastic   Hyatt 
uitvinder van het slingeruurwerk - Huygens
uitvinder van het spinnewiel   Jurgens
uitvinder van het telegraafschrift - Morse
uitvinder van het vulkaniseren - Goodyear
uitvinder van het zakuurwerk   Henlein
uitvinder van het zweefvliegtuig - Lillienthal
uitvinging - inventie
uitvinding uit de laatste wereldoorlog   atoombom, radar 
uitvindster van het kantklossen - Uttmann
uitvissen - controleren, navorsen, nazoeken, onderzoeken
uitvlakken - raderen, uitgommen, uitstuffen, verwaarlozen
uitvliegen -  emaneren, verlaten, wegvliegen
uitvloeien - wegstromen
uitvloeien van lava   extrusie, effusie 
uitvloeiing   ecoulement, emanatie, monding, uitstroming, verspreiding, wegstroming
uitvloeiingsgesteente   basalt, kwartsporfier, lipariet, melafier, ryoliet 
uitvloeiing van licht - straling
uitvloeisel   afloop, consequentie, effect, emanatie, gevolg, nasleep, resultaat, uitkomst, uitslag, uitwerking 
uitvlokken   coaguleren
uitvlokking   coagulatie
uitvlucht   detour, elusie, evasie, excuus, flous, ontsnapping, ontwijking, salvo, smoes(je), subterfugium, verdichtsel, verzinsel, voorwendsel, uitwijking, vinding
uitvluchten zoeken   dralen, tergiverseren
uitvoer - export, output, sortie, uitdraai, uitvoering, 
uitvoerbaar - doenlijk, executoir, executoriaal, exportabel, faisabel, haalbaar, mogelijk, practicabel, praktisch, realiseerbaar
uitvoeren   doen, exporteren 
uitvoerder - aannemer, bouwbaas, executant, executeur
uitvoerder van bouwwerken   aannemer
uitvoerder van een testament   executeur
uitvoerder van een vonnis - beul
uitvoeren   doen, effectueren, executeren, exporteren, ondernemen, presteren, realiseren, toepassen, volbrengen, verrichten
uitvoerend -  executief, executoriaal
uitvoerend bewind   executieve
uitvoerend kunstenaar   acteur, danser, declamator, dirigent, cellist, dirigent, klarinettist, musicus, trompetist, violist, zanger, 
uitvoerend kunstenares - actrice, balletdanseres,     declamatrice, zangeres
uitvoerend orgaan v/h Atlantisch pact - NATO
uitvoerende macht   keizer, koning,  kroon
uitvoerhandel - export
uitvoerig   ampel, breed(voerig), extensief, gedetailleerd, gerekt, grondig, in extenso, langdradig, langgerekt, omstandig, praktijk, prolix, uitgebreid, wijdlopig
uitvoerig overdacht - beredeneerd
uitvoerig toegelicht - beredeneerd
uitvoerig verslag   rapport, relaas
uitvoerige nabeschouwingen houden - naborduren
uitvoeriger - dichterbij, juister, korter, later, nader,   nauwkeuriger, nieuwer, verder
uitvoeriger gedachte uit een zetting - amplificatie
uitvoerigheid - omstandigheid, omvattendheid, 
uitgebreidheid
uitvoering   afwerking, concert, executie, toneelstuk, vertoning, voltrekking, voorstelling
uitvoering - afwerking, bewerking, concert, lezing, opera,  toneelstuk, versie, voltrekking, voorstelling
itvoering van een vonnis - executoriaal, testamentair
uitvoering van operamuziek - operaconcert
uitvoeringsbevel - opdracht, voort, voorwaarts, weg
uitvoerlijk - uitvoerbaar
uitvoersaldo - uitvoeroverschot
uitvoervergunning   consent 
uitvorsen   deterreren, doorgronden, naspuren, onderzoeken, opdiepen, opsporen, perquireren, rechercheren, scrutineren, sonderen
uitvorsend   penetrant, scherpzinnig
uitvouwen - uiteenleggen
uitvragen - ontlokken, uithoren
uitvreten - uitbijten
uitvretend - bijtend, verterend
uitvreter   bietser, klaploper, parasiet, tafelschuimer, uithaler, uitspoker
uitvijlen - losmaken, verwijderen, wegnemen
uitwaaien   wapperen
uitwaaiing - nirwana
uitwaarts - buitenwaarts
uitwacht - buitenpost
uitwannen - zuiveren
uitwas - abces, exces, excrescentie, extuberatie, gezwel, groei, knobbel, knoers, knoerst, protuberantie, stekel, uitgroeisel, uitsteeksel, uitstek, wen, wrat, zwelling, uitgroeisel
uitwas aan bomen - knoest, zwam
uitwas aan een boom - knoest
uitwas aan eikenbladeren   galnoot 
uitwas aan kop van dieren - gewei, hoorn, horen
uitwas bij planten   gal
uitwas op de huid - bobbel, buil, bult, eczeem, gezwel, puist, pukkel, uitslag, wrat
uitwas op kop van dieren   gewei, hoorn, horen
uitwas op snavel van jonge vogels - eitand
uitwas van een vlierstruik - judasoog
uitwas van eikebladeren - galnoot, neuspoliep
uitwasemen - dampen, evaporeren, exhaleren, transpireren, zweten   
uitwaseming    evaporatie, exhalatie, stoom, transpiratie 
uitwaseming van rottende stoffen - miasma
uitwassen - reinigen, zuiveren
uitwateren - lozen, monden, spuien, uitlozen
uitwatering - afvoerbuis, rijt,  riool, spuigat, suatie, suatiekanaal, waterlozing 
uitwatering van een kanaal - rijt
uitwatering van een stroom - rijt
uitwateringsduiker - duikersluis
uitwateringskanaal   suatiekanaal 
uitwateringslijn - waterlijn
uitwateringsmerk - Plimsollmerk
uitwateringssluis - suatiesluis, zijl
uitweg - exit, expedient, gat, oplossing, redding, uitgang, uitkomst 
uitweg (geen - ziende) - radeloos, vertwijfeld, wanhopig
uitweiden - divageren, temen, treden
uitweiding   amplificatie, breedvoerigheid, digressie, divagatie, elaboratie, excursie, omhaal, tirade, wijdlopigheid
uitweiding vooraf - preambule
uitwendig   extern, exterieur, extrinsiek, uiterlijk
uitwendig gebruik   u.e.
uitwendig geneesmiddel - balsem, smeersel, zalf
uitwendig heelmiddel - pleister
uitwendig voorkomen - apparentie, apparitie
uitwendige   exterieur 
uitwendige aanzetting - agglomeraat
uitwendige vorm of gedaante - stal
uitwendigheid   voorkomen 
uitwerken - afdoen, bedrijven, berekenen, bewerkstelligen, doen, effectueren, ontwikkelen, oplossen, plegen, stichten, uiten, uitsnijden, volvoeren,  
uitwerker - bewerker
uitwerking   amplificatie, berekening, effect, elaboratie, gevolg, invloed, inwerking, ontwikkeling, oplossing, resultaat, uiteenzetting
uitwerking hebbend - operatief
uitwerking van het persen - persing
uitwerking verhinderen of opheffen - neutraliseren
uitwerkingsgebied - invloedssfeer
uitwerksel - gevolg
uitwerkster - bewerkster
uitwerpen   braken, lozen, reprouveren, spuwen, uitbannen, uitstorten, uitstoten, verstoten
uitwerping - eruptie, neerlating, uitwijzing, uitbanning,
uitbarsting, uitsluiting
uitwerpsel - faecaliën, faeces
uitwerpsel van de mens -  faecaliën
uitwerpsel van wild - gewei, geweide
uitwerpselen - drekstoffen, exorementen, fecaliën, faeces, ontlasting
uitwerpselen van een dier   drek, keutel, mest, plak, stront, vijg
uitwerpspier - sluitspier
uitwinden - loswinden, ontrollen
uitwinnen - bekorten, besparen, uitsparen
uitwinning - evictie, excussie
uitwisselen - echangeren, ruilen
uitwisseling - echange, ruil
uitwissen   doorhalen, effaceren, obliteren, raderen, uitpoetsen, uitdoen, uit(vegen)
uitwissing - deletie, obliteratie
uitwoelen - uithollen
uitwonend - extern, forens
uitwonende - extern(ist), forens
uitwortelen - ontwortelen
uitwroeten - uithollen
uitwrijven - poetsen, reinigen, uiteenwrijven uitvegen, uitwissen,
uitwuiven - uitzwaaien
uitwijden - divageren, temen
uitwijkeling - balling, emigrant
uitwijken - afwijken
uitwijking - emigratie, evasie, landverhuizing, uithaal, uitslag, uittocht, uitvlucht, voorwendsel
uitwijzen – aantonen, bannen, vonnissen
uitwijzing - verbanning
uitzaad - zaaigoed, zaaigraan 
uitzaaien - dissemineren, verbreiden, verspreiden, uitstrooien, 
uitzaaiing (med.) - metastase
uitzaaiing - misseminatie
uitzagen - verwijderen
uitzakken van emulsies - ontmengen
uitzakking (geneesk.) - prolaps
uitzakking van een lichaamsdeel - prolaps
uitzeggen - rondvertellen, uitspreken, verraden
uitzeilen - vertrekken, voorbijzeilen, wegvaren, wegzeilen,
uitzenden - omroepen, wegsturen
uitzenden (radio) - omroepen
uitzending - (e)missie, programma
uitzendkok - restaurateur
uitzet - dilatatie, kleren, linnengoed
uitzet van een bruid - trousseau
uitzetbaar - dilatabel, ductiel, elastisch, expansief, rekbaar, taai
uitzetbaarheid - expansibiliteit
uitzetijzer - veer
uitzetscharnier - uitzethengsel
uitzetten - aftekenen, dilateren, dijen, expanderen, ontschepen, toenemen, traceren, uitbreiden, uitdijen, uitmeten, wijken, zwellen
uitzetten van geld - beleggen, investeren
uitzetten van zaaiplantjes - pikeren
uitzettend - expansief
uitzetting   diastole, dilatatie, ectasie, evacuatie, expansie, expulsie, toename, uitbakening, uitbreiding, uitdijing, uitwijding, uitwijzing, vergroting, verwijdering, zwelling 
uitzetting van een ader - aderspat
uitzetting van een woning - exmissie
uitzettingsklep - expansieklep
uitzettingskracht   elasticiteit, spankracht
uitzeven   afscheiden
uitzeveren   uitkwijlen
uitzicht   kijk, panorama, perspectief, prospect, vergezicht, vue
uitzicht benemen - maskeren
uitzicht in de toekomst - aspect, aspekt, perspectief
uitzichttoren - belvédère, uitkijktoren
uitzieden - uitkoken
uitzieken - uitvieren
uitzien - uitkijken
uitzien naar - haken, spitsen, verheugen, verlangen
uitziften - uitpluizen
uitzingen - volhouden
uitzinnig   dol, doldriest, dwaas,  enorm, furieus, idioot, krankzinnig, onzinnig, razend, redeloos, onbesuisd
uitzinnige   dolleman, idioot, krankzinnige 
uitzinnigheid   dolheid, idioterie, razernij
uitzitten - ondergaan 
uitzoedelen - uitventen
uitzoeken   assorteren, kiezen, lezen, schiften, selecteren, sorteren, triëren, uitdokteren, uitkienen, uitknobbelen, uitpluizen, uitvissen, uitvossen
uitzoeker   lezer, selecteur 
uitzonderen   excipiëren, uitsluiten 
uitzondering - afzondering, exceptie, exclusie,  terzijdeplaatsing, uitsluiting, voorbehoud,
uitzondering (bij) - exceptioneel
uitzondering van een regel of wet - anomalie
uitzonderingsmaatregel -  uitzonderingsgeval
uitzonderlijk   apart, bijzonder, enig, exceptioneel, extravagant, extreem, geniaal, uiterst, uniek, vreemd, zeldzaam 
uitzonderlijk begaafd - geniaal
uitzonderlijk raar - apart
uitzonderlijke begaafdheid - genie
uitzuchten - uitblazen
uitzuigen - afpersen, onderdrukken, uitbuiten, uitputten
uitzuiger - aasgier, afperser, knevelaar, profiteur, uitbuiter, vampier, woekeraar
uitzuiging - bekrimpen, exsudatie, knevelarij, woeker
uitzuinigen - (be)sparen, bezuinigen, overhouden, uitsparen 
uitzuipen - leegdrinken
uitzwaaien - uitwuiven
uitzweetsel - exsudaat
uitzwellen - puilen
uitzwemmer - aquarium
uitzwermen - tirailleren, verspreiden
uitzweten - bezuren, transpireren, uitwasemen
uitzweten van een pathologische vloeistof – exsudaat
uitzweting - exsudatie
uitzijgen - afscheiden, zuiveren
uiver   eiber, eidebaar, ooievaar
uiversbek - reigersbek
uiversbloem - pinksterbloem
uk   baasje, dreumes, dwerg, hummel, kereltje, kind, kleintje, kleuter, peuter
ukelele - tokkelinstrument
ukje - baasje
ukkepuk - peuter
ukkie - dreumes
ulaan   lansier, lans(ruiter)
ulceratie - verettering, verzwering
ulcereren   etteren, zweren
ulcereus - etterig, zwerend
ulcus - zweer
ulevel - babbelaar, karamel, suikergoed, zuurtje
ulimanniet - NiSbS
ulk - bunzing, kabouter, skunk
ullage - wan
ulier - ullr
ulling - bunzing
Ullr, woonplaats van - Ydalir
Ulmacee - celis, iep. Olm, ulmus
ulo - mavo
ulster - overjas, winterjas
ulterieur - later, naderhand
ultiem - uiteindelijk
Ultima Thule - IJsland 
ultimatissimum - allerlaatste
ultimo - uit
ultimum - laatste
ultra - doordrijver, extreem, extremist, heethoofd, overdreven, uiterst
ultramarijn   bergblauw
ultramarijngeel - barietgeel
ultramicrobe - virus
ultraviolet licht - uviollicht
Ulysses - Odyssee, Odysseus
umbellifeer -
4    anijs, peen, sium
5    apium, carum, dille, karwij, komijn
6    bunium, dicuta, cicuta, conium, daucus, kervel, venkel
7    doorwas, holzaad, myrrhis, scandix, selderij
8    amyrrhis, bevernel, drieblad, pijpkruid, torkruid
9    bereklauw, doornzaad, heelkruid, komijnzaad, koriander,              pasteraar, zevenblad
10  peterselie, scheerling, waternavel
11  fluitekruid, kruisdistel
umbelliform - schermvormig
umbilicus -  middelpunt, navel
umbra - omber, schaduw, schim
umbrella - draaghemel,  scherm
umlautteken - trema
umoristico - grappig, luimig
umpire - arbiter, referee, scheidsrechter
una corda   u.c.
unaniem   eendrachtig, eensgezind, eenparig, eenstemmig, unisono
unanimiteit - eenparigheid, eenstemmigheid
unanimiter - eenparig, eenstemmig
unbedingt - onvoorwaardelijk
unciform - haakvormig
uncle Sam   V.S., U.S.A.
unctie  zalving
underdog - misdeelde, stakker, zwakke
undergroundtekenaar - Crumb, Moscovo, Shelton
underwriter - verzekeraar
Undine - meermin, najade, nereïde, watergeest  (vrouwelijke)
undulatie   golving
undulatorisch - golfvormig
unduleren - golven
unfair   gemeen, oneerlijk, onnet, onsportief
unfug - onbetamelijkheid
unguentum - zalf
ungulata - hoefdieren
unheimisch - akelig, naar, ongezellig, somber
uni   éénkleurig, effen
unicaal - beginletter, schrijfletter
unicellulair - eencellig
unicorn - eenhoornig
unicum - uitzondering, uitzonderingsgeval
unie   alliantie, club, confederatie, eenheid, genootschap, liga, (ver)bond, vereniging
unie liberaal - ul
unie tussen de statenbond in Noord Borneo -  Maleisië
Unie van Socialistische Sowjet Republieken    Rusland, USSR
Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers - U.V.V.
uniek   apart, enig, heerlijk, kostelijk, merkwaardig, onvergetelijk, prachtig, uitmuntend, uitzonderlijk, zeldzaam
uniek in zijn soort - enig
uniek zijn - enigheid, uniciteit
uniëren - aaneensluiten, verenigen
uniform   eenvormig, evenveel, livrei, modelkleding, tuniek, tenue, wapenrok 
uniform (minachtend) - aperok
unilorme kleding - tenue
uniformiteit - eenheid, eensluidendheid, eentonigheid, eenvormigheid, gelijkvormigheid
uniform kleding - livrei, tenue, tuniek  
uniformjas   attila, tuniek
uniformpet   kepie, kolbak, sjako, talpa
uniformstof   kaki
uniformversiering   epauletten, galon, halssnoer, kwasten, sjerp, tres, verenpluim (op kepi)  
uniformweefsel - galon
unilateraal   eenzijdig
unimoleculair - monomoleculair
unisono   algemeen, eenstemmig, gelijkluidend
unit - eenheid
unitament - overeenstemmend
unitas   bond, eendracht, eenheid, unie
united - verbonden, verenigd
United Kingdom   Engeland, U.K. 
united nations - un
United Nations Organisation   UNO, V.N.
United States (of Amerika)   Amerika, U.S.A., V.S.
uniteit   eendracht, eenheid, eensgezindheid 
univalent - eerwaardig
univalven - schaaldieren
universal film agency - ufa
universalisme - alomvattendheid
universaliteit -  algemeenheid, alomvattendheid
universeel   algemeen, algeheel, alles, allesomvattend,  alzijdig 
allesomvattend
universeel middel   panacee 
universele decimale classificatie - U.D.C.
universieel bibliotheek - ub
universitair adviseur - dekaan, mentor
universitaire examens - kandidaats, doctoraal, kantjes, propaedeuse, propjes
universitaire les - college
universitaire rang - lector, professor
universitaire titel - dr., drs, ds., ir., mr.
universitaire voorzitter - decaan
universiteit   academie, algemeenheid , campus, hogeschool, Sorbonne (Fr.),
universiteit betreffend - universitair
universiteit in Amsterdam   V.U., G.U.
universiteit in de V.S.   Berkeley, Columbia, Harvard, Princeton, Vale
universiteit in Engeland - Cambridge, Oxford
universiteit van Parijs   Sorbonne 
uniformiteitsafdeling - faculteit
universiteitsbestuur   C.v.B., senaat, universiteitsraad
universiteitsbibliotheek   U.B. 
universiteitsbode   pedel 
universiteitscentrum bij Utrecht - Uithof
universiteitsfakulteit - godgeleerdheid, letteren, medicijnen,
 rechten, wijsbegeerte
 universiteitsgebouw - academiegebouw
universiteitsgemeenschap   civitas 
universiteitshoofd   R.M. (rector magnificus)
universiteitsraadsman   decaan, studentendecaan
universiteitsstad   academiestad
universiteitsstad (België)   Brussel, Gent, Leuven
universiteitsstad (Engeland)   Cambridge, Londen,Oxford
universiteitsstad (Frankrijk)   Montpellier, Parijs, Sorbonne
universiteitsstad (Irak)   Bagdad, Basra, Mosoel 
universiteitsstad (Israël)   Haifa, Jeruzalem, Ramat
universiteitsstad (Italië)   Florence,Padua, 
universiteitsstad (Nederland)   Amsterdam, Groningen, Leiden, Nijmegen, Utrecht
universiteitsstad, middeleeuws - 
3    Aix
4    Caen, Jena, Rome
5    Bazel, Mainz, Padua, Parijs, Pavia, Praag, Siena, Trier
      Turijn, Wenen
6    Arezzo, Cahors, Erfurt, Huesca, Keulen, Krakow, leiden,
      Leuvem, Modena, Nantes Napels, Oranje, Oxford
7    Avignon, Bologna, Bourges, Ciombra, Ferrara, Glasgow,
      Granada, Leipzig, Marburg, Orleans, Perugia, Rostock, 
      Salermo, Sevilla, Vicenza
8    Aberdeen, Bordeaux, Debrecen, Florance, Freiburg, Grenoble, 
      Palencia, Piacenza, Poitiers, Toulouse, Tübingen, Valencia,          Vercelli, Würzburg
9    Barcelona, Boedapest, Camgridge, Frankfurt, Perpignan,
      Salamanca
10  Heidelberg, Kopenhagen, Valladolid, Wittenberg
11  Fünfkirchen, Montpellier
13  Koningsbergen
universiteitsstad, voormalige Nederlandse - Franeker, Harderwijk
universiteitsterrein   campus 
universum   al, heelal, kosmos
UNO - VN
unjer - heermoes, kattestaart
unpoco - beetje, enigszins
unster - einsel, weeghaak, weegtoestel
unus - een
unusjudex - rechter
unverfroren - doodleuk, ijskoud
unvollendete - onvoltooide
uomo - mens
uppercut - kinstoot, opstoot
upper ten   aanzienlijksten, aristocratie, bloem, edelen, elite, keur
uppie - alleen, kleinigheid
ups and downs - schommelingen, tegenspoed,  verbeteringen, verslechteringen, voorspoed, wisselvalligheden
up-to-date - actueel, modern, nieuw
upupidae - hoppen
uraan - uranium
uraanpekerts - araniumoxyde
uraanzout - uranylzout
uraanzuur - uraniumtrioxyde
uraat - urinezout
uraatsteen - blaassteen
uraniet - torberniet, uraanpekerts, zeuneriet
uraniniet - pikblende, pukblende, uraanpikerts
uranisme - homoseksualiteit
uranium - uraan
uraniumerts - carnoliet, uraniniet
uraniumzout - uranylzout
uranoliet - luchtsteen, meteoor
uranologie - hemelkunde, hemelsterrenkunde
uranoloog - hemelkundige
uranometrie - hemelmeting
uranoscoop - hemelkijker, sterrenkijker
uranoscopie - hemelwaarneming
uranoscopus -  sterrenkijker, zeepaap
uranotantalium - samarskiet
Uranus, satelliet van - Oberon, Titania, Umbriël
urbaan   beleefd, beschaafd, galant, hoffelijk, stedelijk, welgemanierd, wellevend 
urbain - stedelijk
urbaine - huurrijtuig
urbanisatie   verstedelijking 
urbaniseren - versteedsen
urbanisme - stadscultuur, stedebouwkunde
urbaniteit   beschaving, galanterie, hoffelijkheid , stedelijkheid, welgemanierdheid, wellevendheid
urbisme - steedsheid
Urbs - stad
ure - stonde
uremie - bloedvergiftiging
ureter - urineleider
urethra - urinebuis, urinekanaal
ureum - carbamide
urgent   dringend, dwingend, hoognodig, nodig, noodzakelijk, spoedeisend
urgent zijn of maken - urgeren
urgentie - spoed, voorrang
urgeren - dringen
urial - schapesoort
urinaal - pisglas
urine - pis, plas
urine, bestanddeel van de - ureum
urineblaas - pisblaas
urinebuis   urethra, katheter
urinedrang - urineren
urinedrijvend middel - coffeïne, diureticum, diuretine, theocine
urineleider - ureter
urineonderzoek - uroscopie
urineren - lozen, pissen, plassen, wateren
urineren van bloed - hematurie
urinestof - ureum
urinevergiftiging - uremie
urinezak - urinaal
urinezuurzout - uraat
urinoir - pisbak, waterplaats
urmen - jammeren, klagen, kreunen, zaniken, zeuren, zwoegen
urn - asbus, aspotje, asvaas, canope, kruik, kutos, pul, stembus, tul vaas
urochordata - manteldieren
urocyst - urineblaas
uroscoop - urinebekijker 
uroscopie - urineonderzoek
urquelle - oorsprong
ursa - beer, berin
ursidae - beren
ursus - beer
ursushorribilis - grizzlybeer
urticacee - brandnetel, glaskruid, rameh
urticaria - netelroos
Uruguay, hoofsstad van - Montevideo
Uruguayse munt - peso
U.S,A, - Amerika
usage - gebruik, gewoonte
usance   gebruik, gewoonte, mos, rede, regel, zede
usantie - gebruik, gewoonte
usine - gebruik
uso - gebruik, gewoonte, wisselgebruik
usucapio - verjaring
usueel - gebruikelijk
usufructuarius - vruchtgebruiker
usufructus - vruchtgebruik
usureren - aanvreten
usurpatie - aanmatiging, inbezitneming, overweldiging
usurpatoir  - overweldigend 
usurpator - overweldiger    
usurperen  - overweldigen
usus - gebruik, gewoonte
ususfori - rechtsgebruik
ususfructus - vruchtgebruik
ususloquendi - spraakgebruik
usuur - aanvreting, afsluiting, slijtage, woeker, woekerwinst 
ut - do
uterus   baarmoeder
uteruscarcinoom  - baarmoederkanker
utilisatie - aanwending,  benutting, tenuttemaking
utiliseren -  benutten 
utilitair - nuttigheid
utiliteit   bruikbaarheid, nut
Utopia - heilstaat
utopie   droombeeld, illusie
utopisch - hersenschimmig, onbereikbaar
utopist - plannenmaker
utraquist - aanhanger, belijder
Utrecht - Bisschopsstad, Domstad, Sticht
Utrecht, plaats in - 
4    Elst, Odijk, Tuil
5    Baarn, Doorn, Graaf, Lopik, Maarn, Soest
6    Cabauw, Eemdijk, Eemnes, Loenen, Loerik, Rhenen, Wilnis,
      Zuilen
7    Abcoude, Kamerik, Leersum, Leusden, Spengen, Utrecht,
      Cleuten, Zegveld
8    Benschop, Blokland, Jutphaas, Maarsen, Mijdrecht Soestdijk, 
      Uithoorn
Utrecht, rivier in - Eem, Vecht
uur   H., hora, stonde
uuraanwijzer - klok, uurwerk
uurcirkel - declinatiecirkel   
uurgebeden   horae, horen
uurglas - tijdglas, zandloper
uurwerk – ankerhorloge, armbandhorloge, dameshorloge, gnomon, hangklok, herewnhorloge, horloge, kerkklok keukenklok, klesyda, klok, pendule, polshorloge, prikklok, remontoir, savonet, schoorsteenklok, slingerklok, stopwatch, torenklok, tijdmeter, uurwijzer, wandklok, wekker, zakhorloge, zandloper, zonnewijzer
uurwerk, deel van een -  echappement, slagwerk, slinger, wijzer
uurwerkhersteller   horlogemaker 
uurwerkraadje - snek
uurwijzer   zie uurwerk
uviolglas - bariumfosfaatglas
uviollamp - kwikdamplamp
u-vormig halshout om hoornvee vast te zetten - klaaf  
uvula - huig
uw huis - thuis, uwent
uxor - echtgenote, huisvrouw
Uzbeekse hoofdstad   Tasjkent