Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
waadbare plaats - wed waadplaats - drenkplaats, wad, wed waadvogel - (aal)reiger, agami, eiber, flamingo, griel, griet, grutto, houtsnip, ibis, kemphaan, kievi(e)t, kluut, kraan(vogel), kwak, lepelaar, maraboe, meerkoet, ooievaar, pelikaan, plevier, pluvier, ral, rijger, roerdomp, ruiter, snip, steltloper, strandloper, trapgans, tureluur, uiver, waterhoen, wulp waag - gok, kàns, risico, waaggebouw, waagstuk, weeghuis, weegschaal, weegtoestel waagdrager - sjouwer(man) waaghals - branie, desperado, durfal, hagje, roekeloze, stuntman, vermetele waagspel - gokspel, hazard, hazardspel, kansspel, periculum, roulette, toeval, waagstuk waagstuk - durf, gok, kans, risico, stunt, waagspel, waag waai - bries, broodje, kolk, plas, waai, wade, wind, zefyr waaien - stormen,wapperen waaien, hard - stormen waaier - aanjager, fan, flabelium, punka, scherm, ventilator waaier, grote - poenka waaierboom - latboom, leiboom waaierbord - pauwebord waaiereend - mandarijneend waaieren - wapperen waaierpalm - nipa, palmyra waak - wacht waakhond - bandrekel, cerberus, heemhond, hofhond, hokhond, kettinghond waaks - oplettend, waakzam waakzaam alert, alerte, attent, attentief, bijdehand, gewarig (Z.N.), hoede, hoedend, nauwlettend, oplettend, opmerkzaam, paraat, vigilant, waaks, wakker, zorgvuldig, zorgzaam, opmerkzaam zijn - vigileren waakzaamheid acht, alertie, attentie, bescherming, hoede oplettendheid, vigilantie, zorgzaamheid waal - kers, kolk, mal, paling, vormplaat, wiel, (z)weel Waalse boon - tuinboon Waalsgezinde - Wal(l)ingant Waals steenkolenbekken - Borinage waan begoocheling, droom, droombeeld, dwaling, hersenschim, idee-fixe, illusie, inbeelding, manie, schim, spint, verbeelding, waandenkbeeld dwangvoorstelling, hersenschim, idee, idee-fixe, (waan)idee waanidee - hersenschim waanvoorstelling - chimère, droom, droombeeld, dwangdenkbeeld, dwangvoorstelling, exaltatie, fatamorgana, fantasie, fantasiedenkbeeld, fantasma, fantoom, gedachtenbeeld, geest, hallucinatie, illusie, luchtkasteel, nachtmerrie, obsessie, schim, schijnbeeld, spook, utopie, verbeelding, waan, zelfbedrog, zelfbegoocheling, zielebeeld, zielsbeeld, zinsbegoocheling waanwijs - aanmatigend, arrogant, eigengereid, eigenwijs, eigenwijze, ingebeeld, ingenomen, mallotig, neuswijs, pedant, pedante, presumptueus, pretentieus, verwaand, verwaten, wijsneus, wijsneuzig waanwijsgeer - filosofist waanwijsheid - alweterij, betweterij, pedanterie, trots, verwaandheid waanwijze alweter, betweter, wijsneus waanzieke - psychotica, psychoticus waanzin bezetenheid, delire, delirium, dementie, dolheid, dwaasheid, frenesie, gekte, idioterie, idiotie, kolder, krankzinnigheid, manie, monomanie, onwaarheid, onzin, paranoia, razernij, waanzinnig absurd, bezeten, dol, dolzinnig, dwaas, frenetiek, frenetisch, gek, idioot, krankzinnigmal, mateloos, monomaan, razend, zot waanzinnige - energumeen, krankzinnige waanzinnigheid - delirium waar - artikel, authenthiek, bestaand, dicht, diep, echt, eerlijk, eigenlijk, emmes(barg.), gewis, goederen, handel, heus, innig, juist, waarachtig, welgemeend, nauw, negotie, ongelogen, oprecht, realistisch, reëel, spul, vast, veritabel, verus, welgemeend, werkelijk, wezenlijk, zeker koopmansgoed, (koopmans)goederen, zuiver waar bepaalde wagens gestald worden remise waar de flarden bij hangen - veilig waar de mens geen invloed op heeft fatum, lot, lotsbeschikking waar geen levende aanwezig is of zijn - levenloos waar geen tweede van is - enig waar gepreekt wordt kerk waar gymnasium en HBS toebehoren M.O., V.W.O. waar het goed toeven is eden, eldorado, paradijs, walhalla waar het om draait as, centrum, kern, spil, waar het op aan komt kern waar het vuil is - stal waar iedereen dagelijks voorstaat - dagtaak waar iedereen over praat topic waar iemand in uitblinkt fort waar iets ophoudt - eind, einde waar men moet beginnen meet waar men naar streeft doel, doeleinde waar men niet meer bij kan - vol waar men nut van heeft les. waar men zich aan vasthoudt leuning, lus, lijn waar men niet meer bij kan vol waar niet over mag worden gesproken - taboe waar onder - oa waar spel beoefend wordt - speelterrein waar sprake van is - i.c. waar te nemen - observabel waar van sprake is - bewust waar veel mensen wonen - dichtbevolkt waar verkopen - handel waar vogeltje uitkomt ei waar water in wijn veranderde - Kana, Kanaan waar weinig water staat ondiep waaraan de vleet wordt bevestigd - reep waaraan niet te ontkomen valt - noodlot waaraan niets ontbreekt - volledig, volmaakt waarachtig - authentiek, beslist, eerlijk, echt, heus, inderdaad, integer, oprecht, stellig, waarachtig, waarlijk, waratje, warempel, warentig, werkelijk, wezenlijk, zeker, zowaar waarachtigheid - echtheid, oprechtheid, waarheid, werkelijkheid waarborg - beschutting, borg, borgstelling, borgtocht, cautie, dekking, essaai, garant, garantie, hypotheek, obligo, octrooi, (onder)pand, onderzetting, pandbeslag, sanctie, veiligheid, verzekering, vrijwaring, vuistpand, zekerheid, zekerheidsstelling waarborg van fabrieksmerken - garantie, warrant waarborgbrieven - reversalen waarborgen - beveiligen, garanderen, goedspreken, instaan, sanctioneren, verzekeren, vrijwaen waarborgkapitaal - waarborgfonds waarborgmaatschappij - assurantiemaatschappij waarborg papier certificaat waarborgsom - borgtocht, cautie, garantie, handgeld, onderpand, pand, staangeld, verzekering, verzekeringssom waarborgstempel - certificaat, keurgeld, keurstempel waarbij iemand belang heeft - aanbelangend waarbij in een huwelijk de vrouw niet deelt in de adellijke krachten van de man - morganatisch waarbij men moet aanvangen - begin waard – cafehouder, dierbaar, gelag, gelaghouder, griend, herbergier, hospes, hotelier, houder, herbergier, kastelein, kroegbaas, lief, gelaghouder, mannetjeseend, polder, tapper, terp, uiterwaard, wertel, wierd, woerd, woord, word, wortel, waard bemind te worden aantrekkelijk, beminnelijk, lieflijk waard genoemd te worden - noemenswaardig, vermeldenswaard waard om bekeken te worden - bezienswaard waard om genoemd te worden - meldenswaard, noemenswaard waard om overwogen te worden - considerabel, belangrijk waard om te leren - leerrijk waard zijn - gelden, valeren waarde - aandeel, alliage, allooi, belang, betekenis, effect, gehalte, hoedanigheid, invloed, legering, norm, nut, prix, prijs, strekking, tijdsduur (muz.), valeur, valuta, wilg, zin waarde (Fr.) expertise, schatting, taxatie, valeur, valuta, waardij waarde (van) - belang, betekenis, gangbaar, geldig, juist, nuttig, valabel waarde aanslaan - priseren waarde hechten aan - tellen waarde van een schuldbekentenis - nominaal waarde verminderen - depreciëren waarde volgens de inhoud - nominaal waarde vriend - amice waardebepaler - taxateur waardebepaling - determinatie, expertise, schatting, tax, taxatie, taxe, valentie, valorisatie, waardij waardebrief - bon waardeerder - arbiter, makelaar, priseur, priseerder, schatter, taxateur waardefilosofie - axiologie waardeherstel - rehabilitatie, revalorisatie waardeleer - axiologie waardeloos - naatje, nep, nietig, nutteloos, onbruikbaar, ondeugdelijk, ongeldig, onnuttig,, prullig, slecht, snert, knudde waardeloos ding lor, niemendalletje, prul,vod tod, waardeloos goed afval, brandhout, rommel, vodden, vuilnis waardeloos graanafval kaf waardeloos lapje leur, lor, nesterij, onding, prul, slet, tod, vod waardeloos lot - niet waardeloos materiaal kaf waardeloos papiertje niet, snipper waardeloos rondhout - barring waardeloos spul - afval waardeloos stukje papier - snipper waardeloos voorwerp - prul, prutserij waardeloze bagage ballast waardeloze belasting van schepen en luchtballon - ballast waardeloze boel - rommel, troep, vullis, vuilnis wardeloze dingen - rommel waardeloze last - ballast, lomp, lor, prul, vod waardeloze pronk - klatergoud waardeloze rommel - afval, rubbish, shit waatdeloze spullen - rommel waardeloze substantie kaf waardemeter calorimeter waarde of regel - norm waardepapier aandeel, bankbiljet, cheque, effect, leenbrief, obligatie, polis, schuldbekentenis, schuldbrief, waarderen achten, apriciëren, begroten, bogen, dwepen, eerbiedigen, eren, loven, prijzen, ramen, respecteren, roemen, schatten, stellen, taxeren, toetsen, valueren,-valveren, verafgoden, vereren waarderend - lovend, prijzend waardering achting, appreciatie, bijval, dank, determinatie, dunk, eerbied, erkenning, estimatie, evaluatie, goedkeuring, instemming, lof, respect, schatting, sympathie, taxatie, waardebepaling waardeschatting - evaluatie waarde van aankoop - prijs waardevast - hard waardeverhouding tussen twee munteenheden valuta waardevermeerdering - deflatie waardevermindering - baisse, depreciatie,disagio,inflatie, schade, prijsverlaging, waardedaling waardevermindering van geld - achteruitgang, depreciatie, devaluatie, inflatie waardevol - belamgrijk, gewichtig, kostbaar waardevol papier aandeel, bon, coupon, diploma, effect, lot, lot, reçu waarde vriend - amice waardgelders - huurlingen, huursoldaten waardig – aanzienlijk, achtbaar, bedreven, deftig, degelijk, doorluchtig, edel, eerbaar, eerbiedig, ernstig, geacht, gezien, groot(s), heilig, hoogstaand, illuster, imponerend, nobel, notabel, plechtig, ridderlijk, roemrijk, roemruchtig, roemvol, serieus, statig,voornaam verheven, welvoeglijk waardigheid aanzien, decanaat, decorum, deftigheid, digniteit, drostambt, edelheid, egard, ereambt, erepost, graad, grootheid, fatsoen grandezza, majesteit, merite, prelatuur, rang, sultanaat, valentie, vorstelijk waardig stappen - schrijden waardin hospita waardoor iets van eigenaar verandert cadeau, gave, geschenk, gift, inkoop, koop, ruil, verkoop waardoor men wilde bomen veredelt enten waardschap - bezoek, gastmaal waardij - prijs, waarde waardijn - essayeur, keurmeester, muntmeester waar een beeld op staat - sokkel waarheen gaat gij - quo vadis waarheid - echtheid, eerlijkheid, realiteit, veritas, werkelijkheid waarheid als een koe truïsme waarheidsliefde veraciteit waarheidslievend - eerlijk, oprecht waarin men zich uitdrukt spraak, taal waarlijk aar, authentiek, beslist, degelijk, echt, effectief, eigenlijk, feitelijk, gewis, goed, heus, inderdaad, (Ind.) betoel, inderdaad, objectief, ongetwijfeld, reëel, stellig, veritabel, voorwaar, waarachtig, waarentig, warendig, waarlijk, warempel, werkelijk, wezenlijk, zowaar, zeker waarlijk (Ind.) - betoel waarmaken - bekrachtigen, bewijzen, realiseren, staven, verifiëren waarmee het is afgelopen einde, end waarmee niets is te vergelijken - unicum waar men op schrijft - papier waarmerk - brandmerk, cachet, fabrieksmerk, garantiebewijs, handtekening, keur, paraaf, signatuur, stempel, ijk, zegel, waarmerken bekrachtigen, bestempelen, ijken, legaliseren, tekenen waarnaar gestreefd wordt doel waarnaast, geen betere bestaat - enig, uniek waarneembaar hoorbaar, kennelijk, merkbaar, observabel, percptibel, tastbaar, voelbaar, zichtbaar, zienderogen waarneembaar verschijnsel - fenomeen waarnemen - aanhoren, aanschouwen, behartigen, bekijken, bekleden, bemerken, benutten, beschouwen, bespieden, besteden, betrachten, constateren, gadeslaan, gewaarworden, horen, identificeren, kijken, luisteren, mededelen, merken, nagaan, observeren, ontdekken, opletten, opmerken, percipiëren, registreren, rekenen, remarkeren, remarqueren, signaleren, verhoren, vervangen, vervullen, verzorgen, voelen, zien waarnemend a.i., ingevallen, interim, loco, tijdelijk, uitoefenen, vervangend, wnd. waarnemend burgemeester loco waarnemen met de handen - voelen waarnemen met de oren - horen waarnemer - beschouwer, bespieder, observator, verkenner, vervanger waarneming - aanschouwing, administratie, aperceptie(f), bekleding, beschouwing, functie, inachtneming, observatie, perceptie, uitoefening, waarneming, eigen - autopsie waarneming (uit de - afgeleid begrip) - abstractie waarneming in de geest - perceptie waarneming na onderzoek - bevinding, uitkomst waarneming van eigen innerlijk - introspectie waarnemingsgrens - limes waarnemingsstation - observatorium waarnevens - naast, welk waar niets meer bij kan - vol waarom - oorzaak, reden, vanwege, weshalve waarom gestreden wordt - omstreden waarom men iets doet reden waaronder - oa waarop geen uitzonderingen voorkomen - doorgaans waarover men spreekt onderwerp waarover verschil van mening bestaat - omstreden waarschijnlijk - aannemenlijk, denkelijk, misschien, mogelijk, moneren, vermoedelijk waarschuwen admoneren, alarm, alarmeren, manen, mededelen, tippen, (ver)manen, verwittigen waarschuwend teken - wenk waarschuwende herinnering - rappel waarschuwing - aanmaning, aanschrijving, aanwijzing, aanzegging, alarm, alarm(sein), avis, bel, bericht, berisping, herinnering, hint, les, melding, monitie, naricht, premonitie, preventie, rappel, reclamatie, sein, seintje, sommatie, stormsein, teken, tijding, tip, vermaan, vermaning, verwittiging, vingerwijzing, wenk waarschuwingsinstrument alarm, bel, claxon, fluit, hoorn, misthoorn, radar, schel, sirene, zoemer waarschuwingsinstrument bij mist -brulboei, misthoorn, radar waarschuwingsinstrument bij voertuigen bel, claxon, hoorn, sirene waarschuwingskleur - rood waarschuwingssein - bel, fluit, sein, zoemer waarschuwingssein van zeker vervoermiddel - claxon, fluit, hoorn, sirene, trambel waarschuwingssein voor zeelieden - alarmschot, baak, baken, belboei, boei, brulboei, fluit, misthoorn, raket, schot (vóór de boeg), sirene, stormsein, vuurpijl, vuurtoren waarschuwingsteken - alarmsignaal, stormsein waarschuwingsteken voor wolven - wolfsangel waarschuwingstoestel - bel, claxon,fluit, hoorn, schel, sirene, zoemer waarschuwingstoestel bij mist - brulboei, misthoorn waarschijnlijk -aannemelijk, apparent, blijkbaar, denkbaar, denkelijk, geloofwaardig, misschien, mogelijk, plausibel, probabel, veeleer, vermoedelijk, wellicht waarschijnlijk achten - vermoeden, veronderstellen waarschijnlijker - eer, eerder, veeleer waarschijnlijkheid - apparentie, kans, mogelijkheid, probabiliteit, vermoeden, wens waarschijnlijkheid van onheil - gevaar waarschijnlijkheidsleer - probabilisme waarschijnlijkheidsrekening - statistiek waarschijnlijkheidswet - toevalswet waartegen men leunt - leuning waarteken - waarmerk waarvan geen betere bestaat - beste, onovertroffen, prima, uitnemend, uitmuntend, uitstekend waarvan geen tweede bestaat - enig, unicum, uniek waarvan gesproken is - bewust waarvan het eerst gesproken is - bewust, eerstgenoemd waarvan mindere kwaliteit - pacotille waarvan sprake is i.c. waarzeggen divineren, profeteren, voorspellen, wikken waarzeggen uit handlijnen - chiromantie waarzeggen uit tochtverschijnselen - aeromantie waarzeggen uit magische kringen - gyromantie waarzeggen uit offerwijnen - oenomantie waarzeggen uit schaduwen - sciamantie waarzeggen uit spiegels - beryllistiek waarzeggen uit urine - urinomantie waarzeggende vrouw - Cassandra, clairvoyante, divineren, profetes, Pythia, somnambule, Sybille, zieneres, waarzegster waarzegger astroloog, augur, lotwichelaar, profeet, waarzeggerskunst - mantiek, vogelwichelaar, voorspeller, wichelaar, ziener waarzeggerij - chresmologie, dactylomantie, gyromantie, handlijnkunde, mantiek, profetie, prosopomantrie, psychomantie, sciamantie, voorspelling, waarzegging, wichelarij waarzeggerij door het oproepen van geesten - necromantie waarzeggerij door middel van de bijbel - bibliomantie waarzeggerij omtrent de levensduur - biomantie waarzeggerij uit handlijnen chiromantie waarzeggerij uit as tephromantie waarzeggerij uit cirkels - gyromantie waarzeggerij uit de offerwijnen - oenomantie waarzeggerij uit de stand van de sterren - astrologie, sterrenwichelarij waarzeggerij uit getallen - aritmomantie waarzeggerij uit handlijnen - chiromantie waarzeggerij uit lichtverschijnselen - aëromantie waarzeggerij uit spiegels - beryllistiek waarzeggerij uit urine urinomantie waarzegging door het oproepen van geesten necromantie waarzegkunst - aëromantie, astrologie (sterren), cartomantie (uit kaarten), chiromantie (uit handlijnen, horoscopie(sterren, zonnepunt), mantica, mantiek, nigromantie (geesten), sterrenwichelarij, tovenarij, toverij, wichelarij waarzegster cassandra, clairvoyante, gitana, heidin, kaartlegster, profetes, pythia, pythonissa, somnambule, sybille, zieneres waarschuwingssein - bel, fluit, zoemer waarschuwingssein van zeker vervoermiddel - claxon, hoorn, sirene, trambel waarschuwingstoestel bij nevelig weer - brulboei, misthoorn waarschijnlijk - probabel, stochastisch, vermoedelijk, wsch waarschijnlijkheid van onheil gevaar waarzeggen - voorspellen waarzegger - profeet, voorspeller waarzeggerskunst - mantiek waarzeggerij uit boeken - bibliomantie waarzeggerij uit handlijnen - chiromantie waarzeggerij uit spiegels - beryllistiek waarzegkunst - aeromantiek waarzegster - pythia, sybille waarzeil - reservezeil waas mist, damp, dauw, mist, nevel, schim, schijn, slaak, sluier, stoom, vlies, vocht, wasem, zweem wabberig - los, slobberig wabvogel - lokvogel wacht - bewaker, garde, kwartier, lijfgarde, lijfwacht, piket, schildwacht, surveilance, waak, waaktijd, wachtpost, wake(n), waker, wacht bij vorst garde, lijfgarde wacht houden - (be)waken, opletten, posten wacht te paard - vedetta, vedette wacht van 0-4 uur - hondenwacht wacht van 4-8 uur - dagwacht, morgenwacht wacht van 12-16 uur - middagwacht wacht van 16-20 uur - platvoetwacht wacht van krijgslieden garde wachtdoend onderofficier - planton wachtel - kartel wachtelkoning - griet, kwartelkoning wachten - behoeden, beiden, bewaken, darren, dralen, marren, ophouden, sarren, talmen, tarten, verbeiden wachten voor men wordt toegelaten - antichambreren wachter - bewaarder, bewaker, bijplaneet, cipier, handlanger, maan, oppasser, Phylax, portier, post, satelliet, schildwacht, strandwachter, toeven torenwachter, verwachten, waker, zwerven, wachterlied - dagelied wachtglas - zandloper wachthoudend - waaks wachthuisje - abri, posthuis, schilderhuis wachthuisje (Ind.) - gubu wachthuisje bij een viersprong of bij de ingang van een dorp op Java gerdoe, gardoe wachthuisje op rijstveld goeboek, gubuk wachthuisje voor de politie - posthuis wachtkoning - griet, kwartelkoning wachtmeester bij de marechaussee - opper wachtpost - fylacterion, planton, schildwacht, uitkijkpost wachtsman - waker wachtronde patrouille wachtteken - rustteken, stopteken wachttoren - barbacane, belfort, beffroi, donjon, minaret, uitkijk, uitkijktoren wachtwoord - code, consigne, devies, herkenningswoord, leus, leuze, motto, parool, signaal, vaan, werda, zinspreuk, wad - ondiepte, wed, zwin waddeneiland Ameland, Rottum, Rottumeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland waddengeul - balg wade - baarkleed, kleed, knieholte, knieschijf, (lijk)kleed, laken, linnen, sleepnet, sluier, treknet, trekvisnet, waai wadem - damp, nevel waden - lobberen waduw - sluier wafel - biscuit, oublie, oblie wafeltje - biskwie, koeé, oblie, oublie, prauwel, semprong waffel bek, mond, muil, snater, snavel, wauwel wagen auto, avonturen, blootstellen, diligence, durven, gokken, hazarderen, kar, kiereboe, koets, mikken, ondernemen, pointeren, proberen, riskeren, rijtuig, schrijfmachinedeel, slee, sterrenbeeld, voertuig wagen te doen - bestaan wagen of riskeren - durven, gokken wagen voor het vervoer van artilleriemunitie - caisson wagen voor kolenvervoer - tender wagen voor mestvervoer mestkar wagen voor olievervoer tankauto wagenbestuurder conducteur, chauffur, machinist wagenboom - lamoen, lemoen wagenhuis remise wagenkap - huif wagenloods - remise, wagenschuur Wagenman Auriga wagenmenner - koetsier, voerman wagenpark - autopark wagenreep - leireep, trekreep wagenslag - wagenspoor wagensmeer - boter wagenspoor - groeve, karrespoor, leze, loopgraaf, mollerit, tra, vore, wielendruk, wielslag wagentje (Ind.) sado wagentje brik, gig, kipkar, lorrie, roda, sado wagentje voor draverij - sulky wagenvol - karrenvracht wagenvracht lading, last, voer wagenvrees - amaxofobie wagenwip - crick, dommekracht, krik wagenzeil - dekkleed wager - durfal, weger wagge - slobkous waggelen – lobberen, schommelen, wankelen, zwanken, zwikken waggelend - onvast, onzeker, wankelend waggelende vogel eend, gans, kalkoen, zwaan waggeling - libratie wagon spoorwagen wagon lit slaapwagen wagonvormige laadbak - container wajang - poppenspel wajangvertoner dalang wak bijt, druilerig, druilig, gat in ijs, nevelachtig, onvast, opening, plat, regenachtig, vochtig wake - wacht wakel - jeneverbes wakelenhout - vuilboom waken oppassen, wacht waken over - behoeden, beschermen, bewaken, bewaren, opletten, oppassen, schutten, toezien, zorgen waker bewaker, curator, herder, hoeder, nachtwaker, oppasser, pastoor, portier, suppoost, wacht(er), wachtsman, zeedijk wakerstok - vleugelspil wakker actief, adrem, alert, bijdehand, energiek, ferm, flink, handig, helder, kien, kloek, krachtig, kwiek, kordaat, leep,levendig, monter, ontwaakt, opgewekt, slapeloos, slim, snarig, snugger, uitgeslapen, vief, vigilant, vlug, ijverig, waakzaam wakker blijven - waken wakker en levendig - helder wakker maken - wekken wakker of slim - kien wakker worden – ontwaken
wakkeren - opsteken, opwekken wakkerende vlam - laai wal - boord, dijk, enceinte, kaai, ka(de), laadplaats, losplaats, muur, oever, omwalling, schans, vestingmuur, waterkant, zoom, wal aan de windzijde - opperwal wal ter beveiliging - borstwering wal zonder voorland - schoorwal walaffuit - vestingaffuit walang - sprinkhaan walangsangit - stinksprinkhaan walbaas - ladingmeester walbeschoeing - plating Walcheren, plaats op - Domburg, Middelburg, Ritten Veere, Vlissingen Walchersepaal - walling waldhoornist - waldhoornblazer waldhoren - cordechasse, frenchhorn, jachthoorn waldieper - baggerman waldijker - graver waldmeester - lievevrouwebedstro walduiker - tapuit walen draaien, kenteren, keren, wankelen, weifelen Walenland - Wallonië Wales, graafschap in - Flintshire Walenstreek - Walenland walg - afgrijzen, afkeer, afschuw, antipathie, dégoût, geschil, gruwel, haat, hekel, nijd, octium, tegenzin, walging, wanbedrijf, weerzin, wrok walgelijk afkeerwekkend, afschuwelijk, degoûtant, lebbig, misselijk, naar, onsmakelijk, tedieus, verpestend, vete, vies, weerzinwekkend walgelijk ruiken - stinken walgelijk vielen - likken walgelijk vleien - flikvlooien, likken walgelijke reuk - stank walgen - afgrijzen, kaken, kokhalzen, tegengaan walgen van - repugneren walging afgrijzen, afkeer, afschuw, aversie, dégoôt, fastidium, gruwel, haat, misselijkheid, nijd, tegenzin, weerzin walgingwekkend repugnant, stuitend, weerzinwekkend walglijk - garstig, nauseus, tedieus walgvogel dodaars, dodo, dronte, walhaak - heinhaak walhalla - elysium, hemel, paradijs walhoofd - bruggenhoofd waling - draaiing, kentering, weifeling walkant - ka(de), oever, rivierkant, waterkant walken - vollen walkhaar - volhaar walkie talkie portofoon walkmolen - volmolen walkruid - kleefkruid, walstro walktafel - voltafel Walkyre - Alanteiria, Brunhilde, Haeva, Nehalennia wallaat - walvisaas wallaby - kangoeroe wallaroo - buideldier wallebak - losbol, zwierbol wallebakken - zwieren walledistel - kruisdistel wallekant - walkant, waterkant wallen - wellen wallingant - Waalsgezinde Wallonië - Walenland walm - blaak, bundel, damp, dekstro(Z.N.), kwalm, rook, smook, smoor, stoom, wasem, walmen - dampen, kwalmen, roeten, roken, smokem, stomen, wasemen walmgat - stoomlek, zoggat walm of nevel - mist walmte - damp, gloed, wasem walnoot - okkernoot walnoteboom - okkernootboom walrand - berm walrif - damrif walrus odobenida, rob, zeerob wals - dans, lamineren, pletrol, pletter, uitslaan, valse, walschipper - dambaas, walkapitein walschot - bitterzoet, spermaceti walsen - dansen, lamineren, pletten, ronddraaien, verpletteren walser - pletter walsertot - spermaceet, spermaceti walsen - dansen, pletten, wegverharden walserij pletterij walshout - bitterzoet walsla - veldsla walslurp - landrot walstro - galium, kleefkruid walswerktuig - walsmachine walvast - landvast wal van aarde - ophoging wal van een haven - havenmuur walverbinding - brug walvis - cetus, ork, zwaardwalvis walvisaas - wallaat, zeekapel walvisachtig dier noordkaper walvisachtige baardvis, bots, bruinvis, buts, butskop, cachelot, cetaceeen, doejong, dolfijn, eenhoornvis, grindewal (rondkopdolfijn), narwal, noordkaper, nijlpaard, ork, orka, potvis, tuimelaar, vinvis, walrus, zeekoe, zeepaard walvitachtige zoogdieren - cetaceeen walvisafscheiding amber walvisbaard balein walvis, blauwe - vinvis walvisdoder - butskop, noordkaper walvishersens - spermaceti walvisjager harpoenier walvisjagers gereedschap - harpoen, lens walviskanon - harpoenkanon walvisolie - traan walvispok - walvisluis walvissoort - ork, amber, (lever)traan, spek walvissoort met tanden in de onderkaak - catodon walvisspek - blubber walvisspijs - wallaat, walvisaas walvistraan - levertraan walvisvaarder – factorij, spouter walvisvaardersgerei harpoen walvisvaart - nering walvisvanger catcher walvuur - hekvuur walwortel - smeerwortel wam - halskwabbe, kossem, walvisbaard wambuis - pijfekker wambuis van huzaren - dolman wambuis zonder mouwen - kolder wamen - knoeien, morsen wammes - wambuis wan - gat, korenzeef, lek(age), mand, nutteloos, onvolkomen, schadelijk, scheepslek, schutmand, slecht, verkeerd, zeef, zift wanbedrijf - misdrijf, octium, walging, weerzin wanbegrip - dwaling, misvatting, misverstand, waan wanbeleid in de economie - waneconomie wanbof - déveine, pech, tegenslag, tegenspoed, tegenvaller wanboffer - ongeluksvogel, pechvogel wand - afscheiding, boord, muur, paries, wandaad - misdaad wand van bamboe - bilik wand van de uier - bord, uierboord, uurboord wand van opgestapelde turven - loeg wandaad - misdaad, vergrijp, zonde wandbeer - wandluis wandbekleding - behang, gobelin, lambrizering, tegel wandcontactdoos - stopcontact wanddoos - stopkontakt wandel - gedrag, handelwijze, leefwijze wandelaar - flaneur, tippelaar, trekker, voetganger wandeldek - promenade, promenadedek wandeldreef - allée, avenue, laan, lustbos, warande wandelen drentelen, flaneren, kachelen, kuieren, lopen, promeneren, slenteren, spatsieren, stappen, tippelen, voortbewegen wandelend - ambulatorisch, lopend wandelende Jood - Ahasverus wandelende nier - nefroptosis wandelende tak - carausius wandelevenement vierdaagse wandelgang - couloir, lobby, pergola (open) wandelgang in tuin pergola wandelhoofd pier wandeling - circulatie, kuier(ing), loop, loopje, ommetje, omloop, promenade, tippel, tocht, toer, tror(Z.N.), uitje, verkeer, voetreis, wandeltocht wandelingetje - loopje, ommetje wandellaan allée, dreef, promenade wandelpad bospad, voetpad, stoep, trottoir wandelpad met loof overdekt - berceuse wandelpad tussen de bossen - bospad wandelpark - warande wandelpark in Wenen Prater wandelpieren - verschansingleiers wandelplaats allee, boulevard, corso, esplanada, laan, park, plantage, plantsoen, plein, promenade, terras, vrijthof, wandeldreef, wandelpark, warande wandelplaats in Italië - corso wandelplein esplanade wandelreis - voetreis, wandeling wandelschoen - stapper wandelschoenen - stappers wandelspieren - verschansinggleiers wandelstok - badine, gaanstok, rotting, staf wandeltocht - vierdaagse, voetreis, wandeling wandeltuin - park wandelvoetje - ambulacraalvoetje wandelwagen - buggy wandelweg allee, avenue, boulevard, dreef, laan, pad, prado, promenade, trottoir, voetpad wandelweg langs zee boulevard wandelweg met bomen - laan wandelzaal - foyer wandervogel - trekker wandgedierte - wandluizen wandhagedis - gekko.tokkè, tjitjak wandkleed - gobelin, tapijt wandklok - handklok wandlamp - sierlamp wandluis bedwants, hemiptere, kakkerlak, punaise, rus, tjaplak, weegluis wandnet - trommel wandpilaster ante wandpijler - pilaster wandrekje - etagere wandsieraad ets,bord, mozaïek, schild, schilderij, wandtapijt - gobelin, tapisserie, wandkleed wand van steen - muur wandversiering ets, schilderij wandversiering om kleinigheden op te plaatsen etagère wandvlak tussen twee vensters - trumeau wanen - menen, verbeelden, voorstellen wang - bucca, dam, dijk, kaak, koon wangbeen onder het oog jukbeen wangebruik - misbruik wangedrag - inconduite (Fr.), misdraging, ongemanierdheid wangedrocht mismaakte, monster, monstrum, mormel, wangestalte wangen van kabeljauw - kibbeling wanglijst - canthus wengestalte - monster wangspier - trompetterspier wangunst - afgunst, jaloezie, naijver, nijd wangzakeekhoorn - chipmunk wanhebbelijk - invoegzaam, ongepast, slordig wanhoop - ellende, radeloosheid, vertwijfeling wanhopen - des(es)pereren, vertwijfelen wanhopig - bevreesd, desesperé, desperaat, gebroken, hopeloos, hulpeloos, machteloos, mistroostig, moedeloos, ontmoedigd, ontredderd, ontroostbaar, radeloos, rampzalig, reddeloos, troosteloos, uitzichtloos, versaagd, vertwijfeld wankant - bleshout wankel - aarzelend, beschadigd, besluiteloos, beverig, grillig, hachelijk, instabiel, kwetsbaar, labiel, los, onbestendig, onevenwichtigheid, ongewis, onstabiel, onstandvastig, onvast, onzeker, romp, slecht, talmend, tuimel, tuitelig, twijfelachtig, twijfelend, twijfelmoedig, veranderlijk, wankelbaar, wankelmoedig, wispelturig, wisselvallig, wrak, wuft, ziek, zwak wankelbaar labiel, onstabiel, onvast, onzeker wankelbaarheid - labiliteit, onbestendigheid, wankelen - aarzelen, vacilleren, waggelen, walen, weifelen, wiebelen wankelend - waggelend wankel en teer - zwak wankel en zwak - gammel wankeling - aarzeling, besluiteloosheid wankelmoedig - aarzelend, besluiteloos, onzeker, twijfelmoedig, weifelend wankelmotor, uitvinder van de - Wankel wanklank asymfonie, diafonie, discordantie, disharmonie, dissonant, kakofonie, misklank wanklinkend dissonerend, kakofonisch wanluidend – cacophonisch, dissonerend, kakofonisch, slechtklinkend, vals wanluidendheid kakofonie, dissonant wanlust - onlust, tegenzin wanneer als, indien, ingeval, mits, zo wannen – zeven, zuiveren wanorde - ataxie, baaierd, beestenboel, bende, chaos, confusie, desorde, disorde, keet, onordelijkheid, ontreddering, ordeloos, ordeloosheid, rommel, rotzooi, troep, verwarring, verwardheid, warboel, warwinkel wanordelijk ongeregeld, onnet, onordelijk, ordeloos, rommelig, rumoerig, slordig, verward wanordelijkheid ongeregeldheid wanprestatie - contractbreuk wanprestatie (in -) - mora wanproduct - misbaksel wanschepsel - gedrocht, monster, monstrum wanstaltig deform, difform, gedrochtelijk, inform, mismaakt, misvormd, monsterachtig, monsterlijk, monstrueus, wanschapen, wanstaltigheid - difformiteit, informiteit, mismaaktheid, misvormdheid, misvorming, monstruositeit wanstand - misstaan, misstand want aangezien, daar, defiance, handschoen, immers, naardien, namelijk, omdat, touwwerk, tuigage, vermits, vuisthandschoen wantrouwen achterdocht, argwaan, diffidentie, mistrouwen, twijfel, verdenken, verdenking wantrouwend - achterdochtig, agwanend, diffident, kopschuw, mistrouwend, ombrageus, schichtig, soupconneus, soupqonneus, suspicieus, verdenkend, wantrouwig wantrouwig - achterdochtig, argwanend wants - hemiptera, heterophera, heteropterum, wantluis, weegluis wantsensoort - capsus wantsnijder - lakenkoper wanverhouding - ametrie, anomalie, disproportie wanvoegelijk - onbehoorlijk, ongepast, onvoegzaam wanvrucht - misgeboorte wanzeil - zeefdoek wapen (wapenkunde) embleem wapen - 3 aks, bom, bijl, dag, gun, mes, pijl 4 bola, boog, buks, colt, dolk, kris, lans, obus, piek, roer, sten, tank 5 blijde, couse, dagge, degen, gleve, jarid, kanon, kling, knots, raket, runka, sabel, speer, spies 6 dagger, floret, geweer, mauser, musket, parang, rammei, rapier, rondas, spetum, spiets, zwaard 7 bajonet, brengun, flobert, geschut, granaat, haakbus, jatagan, javelijn, karabijn, kartets, kartouw, klewang, kortjan, landmijn, mortier, pistool, sponton, stengun, torpedo, werpbijl, yatagan 8 armborst, assegaai, atoombom, brandbom, browning, katapult, partizan, pistoletponjaard, raketbom, revolver, strijdbijl, tomahawk, tommygun, werpijzer 9 blaasroer, boemerang, degendolk, dieptebom, francisca, houwitser, kruisboog, puntstaaf, schiavona, strijdkolf 10 hellebaard, kromzwaard, morgenster, strijdhamer, strijdknots 11 hartsvanger, jachtgeweer, mitrailleur 12 bommenwerper, mensenvanger, pantservuist 13 machinegeweer wapen (herald.) - blazoen wapen(wapenkunde) - embleem wapenbroeder - achates, commilito, commiltone, krijgsmakker, medestrijder, metgezel, rotgezel, strijdmakker-wapen van insekt angel wapen van vrouw tong wapenbode heraut wapenboek armoriaal wapenbord - rouwkas, schild wapenbroeder - commiltone, medestrijder, strijdmakker wapenbijfiguur - barensteel, besant, bol, fret, penning, tournooikraag wapendrager - page, schildknaap, spinner, tenant wapenen - armeren, behandelen, beoefenen, bezigen, gebruiken, handwerk, toerusten, uitoefenen, uitrusten, verplaatsen, versterken wapenfeest - toernooi, prestatie wapenfeit - heldendaad, krijgsstuk, krijgsverrichting wapenfiguur - dwarsbalk, gaffel, keper, kruis, molenijzer, paal, punt, schildhoofd, schildvoet, schuinbalk, vrijkwartier, wapenbeeld, zoom wapenfiguur met drie fazen - hamel wapenfirma - Vickers wapengeluk - oorlogskrans wapenhandvat - gevest wapenhelm - vizierhelm wapenheraut - wapenkoning wapenhouder - holster wapenhuis - arsenaal, tuighuis, wapenkamer wapening armatuur, harnas, uitrusting, versterking wapenkamer - arsenaal, hoplotheek wapenkleur - azuur, keel, sabel, sinopel wapenknecht krijgsman, militair, page, schildknaap, soldaat, strijder wapenkoning - heraut, herautenhoofd, staatsheraut, wapenheraut wapenkreet leus, oorlogskreet wapenkunde heraldiek wapenkundig - heraldisch wapenkundige - heraldicus wapenkundige term ante, balk, cimier, ente, faas, gefaast, gegageerd, gegareerd, gegeerd, leeuwarend, liebaard, maanroos, maarle (zonder bek of poten), vaar, veld wapenmagazijn - arsenaal, rustkamer, wapendepot, wapenkamer, wapenzaal wapenmakker - krijgskameraad wapenpaal - totempaal wapenplaats - exercitieveld wapenregister - wapenboek wapenrek - geweerrek, panoplie, ratelier wapenriem - bandelier wapenroem - krijgsroem wapenrok uniform wapenrusting - armatuur, harnas, kuras, maliënkolder, panopli, schild wapenrijm - wapendicht wapens om de heup vastbinden - omgorden wapenschild - blazoen, veldteken wapnschild, klein - ecusson wapenschorsing - bestand wapenschouw defilé, inspectie, monstering, parade, revue wapenschouwing - defilé, inspectie, monstering (zeew.)parade, revue wapenspel - steekspel, toernooi wapenspreuk devies wapenstandaard - krijgsvaan, vaan wapenstilstand armistice, bestand, godsvrede wapenstok - bullenpees, degenstok, gummistok, knots, matrak wapentooi aan zegetekens - armatuur wapentuig cesuur, maatsnede (dicht), oorlogswerktuigen, rusting wapenuitrusting - harnas wapen van insecten - angel wapper - bascule, wip wapperen flabberen, fladderen, flapperen, vendelen, waaien war - knoest, kast, verward war (in de - zitten) - malen, piekeren, ploeteren, sukkelen, tobben war (in de - raken) - tissen, onthutsen, ontredderen, verdwazen waranda - aanbouw, veranda warande - dierenpark, diergaarde, jachtgebied (beschermd), park, wandeldreef, wandelpark, waratje - waarachtig, warempel warboel baaierd, bende, chaos, janboel, keet, labyrintrt, pan, paniek, rommel, rompslom, rotzooi, troep, verarring, wanorde, warboel, warklomp, warnest, warnet, warwinkel ware naam van Chaplin Spencer ware naam van Doris Day Kappelhoff ware naam van Den Doolaard - Spoelstra ware naam van Gorki Pesjkow ware naam van Gijsen Goris ware naam van Havank van Kallen ware naam van Hildebrand Beets ware naam van Kronkel Carmiggelt ware naam van Multatuli Douwes Dekker ware naam van Novalis Hardenburg ware naam van Romy Schneider - Albach ware naam van Stendhal Beyle ware naam van Van Deijssel - Thijm warboel chaos, keet, mikmak, paniek, rommel, rotzooi, troep, wanorde, warwinkel wareloos - nalatig, onachtzaam, onoplettend, verkwistend warempel inderdaad, toch, waarachtig, waarlijk, zowaar waren dolen, dwalen, spoken waren tegen andere waren - ruilen, verruilen warenhuis - baza(a)r, verkoophuis, winkelbedrijf warenhuis (Ind.) - toko warenhuis met zelfbediening - supermarkt warentig - waarachtig, warendig waren verscheidenheid - assortiment, sortering, sortiment warf - hoogte, terp wargeest - terp wargeestig - verward warhoofd - chaoot, daas, domoor, dwaas, haspelaar, idioot, kletsmeier, onnozel, onwijs, wargeest warhoofdig gek, dwaas, krankzinnig, vreemd, warhoop - warboel, gangboord (op kleine schepen), halfdek waring - boordpad, overloop, wegering waringin - vijgeboom war in hout - kwast warklomp - chaos, klis, klit, rommel, rompslomp, slomp warkop - wargeest warkruid - cuscuta, duivelsnaaigaren, rui(e), ruide warm - aangenaam, bestaand, dicht, diep, diepst, drukkend, echt, enthousiast, geestdriftig, gloeiend, gul, hartelijk, hartstochtelijk heet, hevig, innig, intiem, mouterig (vochtigwarm), nauw, panas (Mal.), teder, vurig, zwoel warmbeitel - kapbeitel, stokbeitel warmbloedig - driftig, temperamentvol, vurig warmbloedpaard - Arabier, Hackney, Hannoveraan, Oldenburger warm broodje met gehakt - hamburger warm deel van de aarde - tropeng warm hapje - snack warm houden - bakeren warm ijzer bewerken - smeden, vervormen warm laten worden broeien, koken, verhitten warm maken - broeien, heten, stoken, opwarmen, verhitten, verwarmen, warmen warm persen - extruderen warm zeepsop - broei warm zijn gloeien warme baden thermen warme bron - geiser, springgeiser, therme warme bronnen of baden betreffende - thermaal warme drank - anijsmelk, chocola, chocolademelk, groc, kandeel, koffie, kwast, negus, punch, salep, slemp, thee warme droge valwind in het Alpengebied - föhn warme gekruide drank - grog warme genegenheid affectie, hartelijk, liefde, passie warme glans - gloed warme kruidenwijn - bisschopswijn, kandeel, negus warme luchtkamer (Rom.) - tepidarium warme luchtstreek - tropen warme maaltijd - diner warme omslag - foment warme opstijgende luchtstroom - thermiek warme springbron geiser warme stof flanel, wol warme toegenegenheid liefde warme wind - bohorok, chamsin, chinook, föhn, harmattan, samoem, sirocco warme wijn kandeel, negus, warme luchtkamer (Rom.) - tepidarium warmen - verhitten warmen met een beddepan - bassineren warmoes moeskruid, bladgroente, groente warmoezenier - groentekweker, tuinder warmoezerij kwekerij, tuinbouw warmte - gloed, hartelijkheid, hitte, sympathie, temperatuur, vuur warmte (samenstelling) - thermo warmte afstaand exotherm, stralend warmte isolerende stof - amiant, asbest, steenvlas warmte opnemend endotherm warmtebewegingsleer thermodynamica warmtebron haard, hoogtezon, kachel, lamp, vuur, zon warmte eenheid calorie, cal. warmte-electricitteit - thermo-electra warmtegevend - thermogeen warmtegraad temperatuur warmtekussen - thermofoor warmteleer - thermiek warmtemeter - calorimeter, (koorts-, maximum, minimum-) thermometer warmteminnend thermofiel warmtemaand van de Franse republikeinse kalender thermidor warmteoverdracht door stroming - convectie warmteregelaar - thermostaat warmtestralen doorlatend - diathermaan warmte straling - gloed, hitte warmte verliezen - bekoelen warmteverwekkend warmte gevend, thermogeen warmtewisselaar - recuperator, warnest warmwaterkruik - bedwarmer warmwaterreservoir - goiler, geiser warmwatertoestel - boiler, geiser warmwaterzak - thermofoor warnest - doolhof, warboel, warwinkel warnet - chaos, rommel warong - eethuis, eetstalletje, kraampje, winkel warrant - octrooi, patent, veemceel, volmacht warrelen - wervelen warrelig - verward warreling van gedachten - malerij warrelkluwen - baaierd warrig - koppig, twistziek, verward warrige drukte - (ge)roezemoes wars afkerig wars van alle laagheid - edel, edelaardig, edelmoedig, nobel wars van hygiëne smeerpoets, viespeuk, vuilpoets wars van laagheid edel wars van oneerlijkheid edel, oprecht Warschau - Warszawa wartaal abracadabra, brabbeltaal, flauwekul, galimatias, gebazel, gebrabbel, gekheid, gezanik, gewauwel, gezeur, gezwam, kletskoek, koek, kul, larie, lulkoek, mallepraat, nonsens, onzin, ijltaal, zotteklap wartel draaihaak, wervel, wartelblok - draaiblok, draaihaak, nahanger warwinkel chaos, rommel, warboel, wanorde was aanwas, aanzwelling, cera, groei, stijging, toename, toeneming, vermeerdering, wasgoed, wed, zwin wasachtige stof - paraffine wasartikel - spons wasautomatiek - wasserette wasbaas - bleker, wasser wasbak bekken, fontijn, kom, lampet, lavet, teil, tobbe, wasplaats wasbal - savonet wasbeer - panda, procyonida wasbeertje - koala wasbekken bidet, lavabo wasbenzine - tetra wasboetseerkunst - caroplastiek wasdag - maandag wasdom gewas, groei(sel), ontwikkeling wasdroger - centrifuge, droogtrommel wasem adem, damp, doom, mist, nevel, smog, stoom, vleug, waas, waterdamp, zweem wasemen - dampen, stomen, walmen wasemig - dampig wasemkap - afzuigkap wasem of nevel - mist wasgelegenheid - bad(cel), badhuis, badkamer, douche, lavet, teil, wasserette, wastafel wasgerei - emmer, baddoek, handdoek, spons, zeem, zeep, teil, tobbe puimsteen, washandje waskan - lampetkan waskom lampet(kan), wasbak waskuip bad, lavet, tobbe waslijn - drooglijn wasmachine - wasautomaat wasmachine in papierfabriek - leviathan wasman - bleker wasmiddel ammonia, borax, soda, water, zeep(poeder) wasmolen - droogmolen waspapier - stencil wasplaats - badkamer, douche, wasbak, wasserette wasrol - waspit wassalon - wasserette wasschilderkunst - encaustiek wasschijf - waskoek wassen - afwassen, boenen, gedijen, groeien, kuisen, lappen, laveren, meieren, opschieten, poedelen, reinigen, schoonmaken, spoelen, stijgen, tieren, toenemen, vermeerderen, zuiveren, zwellen wassenbeeldenspel panopticum wassende maan - wassenaar wasser - wasbaas wasserette - wassalon wassing ablutie, afspoeling, friction wassing van artsen - lotie wastafelplaat - planchet wastafeltje - tabula waste - afval, verkwisting, vernieling, verspilling, verwoesting wastobbe - wasbak waswater sop wat - beetje, enige, enigszins, iet, iets, ietwat, quod, weinig, zeer wat aangeboden kan worden - presentabel wat aan het einde komt slot, staart wat afgeleid is - derivatie wat begin nog einde heeft - eeuwig wat behoort tot de kookkunst - culinair wat betaald moet worden debet wat betreft aangaande, ad, betreffend, qua wat betreft het aantal - numeriek wat betrekking heeft op het denkvermogen - intellectueel, verstandelijk wat bewezen moet worden - probandum, q.e.d. wat beweerd wordt - bewering wat bitter is - alsem wat boven de grond is - dag wat de geboorte betreft nataal wat de grondslag betreft - elementair wat de handvaardigheid betreft - manueel wat de hersenen betreft - cerebraal wat de hoofdzaak van het geding betreft - principaal wat de koophandel betreft - mercantiel wat de ogen zeggen - ogentaal wat de rest betreft - overigens wat de sterren aangàat astraal wat de toon betreft - tonaal wat dient tot invulling - formulier wat doet genieten - genot wat doet verbazen - verbazend wat doet ijzen - ijzingwekkend wat door een kring omsloten wordt - kreits wat dronken zijn - snor wat echtgenoten meebrengen aanbreng, inbreng wat een werking doet ontstaan - oorzaak wat ergens in zit - inhoud wat erg klein is - kriel wat er kan worden afgenomen - afneembaar wat ernstig maakt ernst wat geërfd wordt - erfenis wat geleerd wordt - leer wat gesleept wordt - sleep wat gesmolten kan worden - smeltbaar wat gevraagd kan worden - vereiste wat het aantal betreft - numeriek wat het andere deel betreft - anderdeels wat het ene deel betreft - eensdeels wat het leed verzacht - balsem wat hoop geeft - lichtstraal wat ieder past - allemansgading wat iemand bezit bezitting, eigendom, goed, have wat iemand raakt - belang wat iemand toegedeeld wordt - kavel, kaveling, perceel, wat iemand raakt - belang wat iemand toegedeeld wordt - kavel, kaveling, perceel, stuk wat iemand raakt - belang wat iets ten gevolge moet hebben - oorzaak wat ik zeggen wilde - apropos wat ingevoegd wordt - invoegsel wat is dat - rara wat klein is - kriel wat koortsig - subfebriel wat los samengevoegd is - agglomeratie wat mankeert er aan - haperen wat men drinkt - drank wat men gebruikt - middel wat men nodig heeft - behoef, gemak, genot, gerief wat men nog te vorderen heeft - tegoed stuk wat men op reis meeneemt bagage wat men ten volle meent - ernst wat men toepast - middel wat men uit - uiting wat men veroverd heeft - buit wat men zich kan voorstellen - denkbaar wat men zich ten doel stelt - streven wat moet worden afgekeurd - verwerpelijk wat mij weer betreft - mijnenthalve wat niet deugt - kwaad wat niet gemist kan worden - nodige, noodzakelijke wat niet hedendaags is antiek, ouderwets, verdaagt wat nog niet algemeen bekend is - nieuwtje wat om de motor van een auto gebouwd is - carter wat onderwezen wordt - les wat ontbreekt - gemis, overschot, rest, restant, tekort wat onteert - schandvlek wat op de spijsvertering in de maag of ingewanden betrekking heeft - gastrisch wat op een terrein gebouwd is - opstal wat op til is - gaal wat scheelt er aan - haperen wat sleept - slepend wat te benijden is - benijd wat toebereid is - preparaat wat tot bedekking dient - deksel wat tot camoufleren dient - camouflage wat verondersteld wordt - veronderstelling wat voor de tweede keer verkocht wordt - tweedehands wat voor een soort - hoedanig wat voor vergoeding of vergelijk vatbaar is - compensabel wat vooraf gaat - voorloper wat waard is bezien te worden - bezienswaardigheid watelen - klateren, atelen water aqua, baai, beek, diep, eendebier (scherts), gemeentepils, golf, gouw, gracht, kanaal, kreek, laak, lee, majem, meer, oceaan, plas, plomp, poel, rivier, sloot, stortbeek, stroom, singel, vaart, vliet, vloeistof, vijver, vocht, wetering, zee water bij Abcoude Gein water bij Amersfoort Eem water bij Amsterdam Amstel, IJ water bij Appingedam Apt water bij Denemarken Sont water bij Haarlem Liede, Spaarne water bij Meppel Reest water in Amsterdam - Amstel, Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rokin, Singel, IJ, water in Aziatisch Turkije - Tigris water in België - Albertkanal, Dender, Herk, IJzer(kanaal), Kemmelbeek, Moervaart, Neer, Netekanaal water in Drenthe - Beilervaart, Drostendiep, Eelderdiep, Hunzevaart, Leekstermeer, Oosterdiep, Oranjekanaal, Peizerdiep, Vledderdiep water in Duitsland Eems, Elbe, Main, Moezel, Neckar, Saar, Rijn, water in Flevoland - Eemmeer, Hogevaart, Keteldiep, Lagevaart, Veluwemeer, Wolderwijd water in Friesland - Bergumermeer, Ee, Heegermeer, Jeltesloot, Ketelmeer, Koningsdiep, Linde, Louwerdmeer, Pikmeer, Slotermeer, Snekermeer, Tjeukemeer, Waddenzee, Zwettevaart water in Gelderland - Berkel, Griftkanaal, Linge, Ijssel, Veluwemeer, Waal water in Groningen - Boterdiep, Damsterdiep, Eemskanaal, Lauwersmeer, Musselkanaal, Oosterdip, Reitdiep, Rietdiep, Ruitenkanaal, Stadskanaal, Waddenzee water in Limburg - Geleen, Geul, Helenavaart, Maas, Molenbeek, Mook, Niers, Noordervaart, Roer water in Nederland - Amstel, Botlek, Eem, Eemskanaal, Haringvliet, Hollandsdiep, IJmeer, Ijssel(meer), Ketelmeer, Maas, Kil, Krammer, Kreekerak, Markermeer, Merwede, Regge, Rotte, Rijn, Schelde, Sloe, Spaarne, Waddenzee, Veluwemeer, Waal water in Noord Amerika Eriemeer water in Noord-Brabant - Aa, Amer, Beerze, Dieze, Dommel, Donge, Gender, Gilze, Mark, Run,Volkerak, Weerijs, Zoom water in Noord-Holland - Amstel, Amsteldiep, Amstelmeer, Drecht, Gaasp, Gein, Liede, Markermeer, Marsdiep, Naardermeer, Ijsselmeer, Waddenzeel, IJ, Zaan water in Overijssel - Dinkel, Reest, Regge, Twentekanaal, Vecht, Zwartemeer, Zwartewater water in Utrecht - Eem, Gein, Grift, Eemmeer, Lek, Vecht water in West Duitsland Eems, Ems, Rhein, Rijn water in Zeeland - Arne, Grevelingen, Krammer, Mastgat, Oostgat, Sloe, Volkerak, Westgat, Wielingen, Zijpe water in Zuid-Holland - Aar, Gouwe, Rotte, Grevelingen, Haringvliet, Krammer, Ringvaart, Rotte, Schie, Vliet, Volkerak, water in Zwitsertand Rhône water onder nul ijs water ophalen - putten water tussen Europa en Azië Bosporus water tussen Marken en het vaste land Gouwzee Water tussen Zweden en Denemarken - Sont Water waarnaar een grote stad is genoemd - Amstel, Rotte water wegscheppen hozen wateraantrekkend - hydrofiel, hygroscopisch wateraardbei - voet, waterhanepoot waterachtig - sereus, soeperig waterachtig land - moeras waterachtig vocht - hui, wei waterafsluitend - dam, dijk waterader - bronader, lymfevat, spreng, springader wateraffodil - beenbreek waterafstotend - hydrofoob waterafvoer afvoerkanaal, goot, put, riool, rioolstelsel, spui, spuigat, spijgat, uitmonding, waterval waterahorn - esdoorn wateralant - esdoorn wateraloë - scheren, krabbescheer waterananas - watersalade waterandoorn - wolfspoot waterarm - dor, droog waterbaar - golf waterbad - bain-marie waterbak - reservoir, urinoir waterbassin - piscine, waterbekken waterbeemdgras - liesgras waterbekken bassin, meer, piscine, reservoir, vijver waterbel - blaas, bobbel waterbes - aardbei, hanepoot, waterbezie waterbeschrijving - hydrografie waterbetonie - helmkruid waterbeweging - getij waterbewoner - kikker, kikvors, kwal, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeehond, zeeleeuw waterbies - heleocharis waterbint - watersloof waterbitter - wateraloë waterblaasje - bel waterblazer - dolfijn waterbloem - boterbloem, dotterbloem, pinksterbloem, plomp, waterranonkel waterbok - reduncinus waterbot - waterloot waterboterbloem dotterbloem, plomp, waterranonkel waterbouwkunst - hydrotechniek waterbreuk - hydrocele waterbuffel - arni waterbunge - bleekpunge watercloset toilet, w.c. watercultuur - aquacultuur waterdam - dijk, pier, slaper, havenhoofd waterdamp - dauw, stoom, vapeur, wasem waterdelen van het bloed - wei waterdicht hermetisch, impermeabel, impenetrabel, ondoordringbaar, waterproef, waterproof waterdicht leer - vetleer waterdicht maken - breeuwen, kalfaten waterdichte betimmering van een schacht bekuiping waterdichte stof - gabardine, loden waterdiep - kolk waterdiepte - kil, kolk, mui waterdiepte tussen zandbanken - kil waterdier - aal, bever, eend, haai, kaaiman, kikker, kikvors, krokodil, kwal, leviathan (monster), meerkoet, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeeegel, zeehond, zeeleeuw, zeester waterdieren - hydrozoën, vissen waterdiertje - waterinsekt, watervlo waterdoorlatend lek waterdracht - doepgang waterdrieblad - bitterklaver, moerasplant, waterklaver, waterviolier waterdruppel - spet waterduizendblad - blaasjeskruid, vederkruid wateremmer - aker, puts wateren - drenken, plassen watereppe - sium wateren pissen, plassen, urineren waterfiets - pedalo waterfitter - loodgieter waterfluiter - regenwulp watergang - greppel, kanaal, sloot, vaart watergedrocht in de bijbel leviathan watergeeltje - watergentiaan watergeest ariël, hydrogenium, meermin, meernimf, mimer, naias, najade, nereide, nikker, nixe, ossaart, sirene, undine, waternimf, waterstof watergeest (vr.) - ondine, undine watergeil - spurrie watergeneeskunde - hydriatiek, hydropathie hydrotherapie watergentianen - menyathaceeën watergeul kil watergezwel - hygroma, oedeem waterglad - geslepen watergod - Neptunus, Poseidon, Triton, watergodin - najade, nereïde watergolf - baar watergolving - moiré watergoudsbloem - dotterbloem watergraaf - dijkgraaf watergras - greppelrus, mannagras, watervlotgras waterguichelheil - waterereprijs waterhamer - polshamer waterheid - zeeheld waterhelder kwarts kristal waterhemel - waterlucht waterhen - waterhoen waterhennep - leverkruid waterhoen - ral waterhond - poedel waterhoning - hydromei waterhoofd - hydrocefalus, hydrocephalus waterhoos - nekstaart waterhoudend aluminium - bolus, silicaat waterhoudend magnesiumsilicaat - talk waterhoudend mineraal - gips waterhouder - bad, bassin, reservoir, tank, waterreservoir waterhout - kardinaalmuts waterig - futloos, laf, nat, slap waterig land beemd, broek, moeras, peel waterige kleurstof - beits, waterverf waterige oplossing van artsenijmiddelen - elixer waterige verf - beits, witsel watering - besproeiing, gouw, hoofdsloot, laak, lee(de), sloot, waterloop, waterschap, wetering, zijl waterjuffer glazenmaker, glazenmakertje, libel, libelle, rombout waterkaarde - duitblad, scheren, sifon, waterkan karaf, lampetkan, lampet waterkannetje - mok waterkanker aan de wang - noma waterkannetje met oor - mok waterkanon - brandspuit waterkant - boord, ka, kaai, kade, oever, wal, walkant waterkeer dam, duiker, dijk, sluis waterkeer in Zeeland Sloedam waterkegel - watereend waterkering - dam(wand), dijk, duiker, havenhoofd, keerdam, lee, rijt, rivierdijk, sas, sluis, spui, stenen beer, strandhoofd, strekdam, stroombreker, stuw(dam), zeewering, waterkers - nasturium waterkervel - watertorkruid waterketel bouillore, fluitketel, moor waterkever - hydrophillida waterkieken - waterhoen waterkippetje - waterhoen waterkisting - kistdam waterklaar - waterhelder waterklaver - waterdrieblad waterklierkruid - waterbetonie waterkliever - verkeerdsnavel waterklokje - waterlobelia waterknoop - schildknoop waterknotsen - lisdodde waterkolf - dod, dodde waterkolk - rioolput, waal waterkom - bassin, dobbe, kom, lampetkan, visvijver, vijver, zoel waterkoud - kil waterkraan - tap waterkrachtcentrale - hydrocentrale waterkrachtleer hydrodynamica waterkrachtmachine - waterdrukmotor, waterrad, waterturbine waterkresse - waterkers waterkroos - azolla, eendekroos, moeraslinze, waterlinze waterkruid - ruiterkruid, scheren, schern waterkruik -martavaan, urn(e) waterkunde - hydrologie waterkuur - watergeneeswijze waterland - beemd, broek, moeras waterland met rijshout - griend waterlander - traan waterland met rijshout - griend waterleer - hydrologie waterleeuwerik - waterpieper waterleiding - afvoer, aquaduct, buis, drinkwater, gemeentepils (schertsend), riool, zijp waterlelie kroos, lis, lotus, plomp waterlelies - nymphaeaceeën waterlicht - holmeslicht waterlint - egelskop waterlinze azolla, eendekroos, kroos, moeraslinze, waterkroos waterlis - zonnebloem waterloof waterblad waterlook watergamander waterloop aa, beek, ee, kil, lede, lee, ril, rivier(tje), sloot, stroom, watering, wetering, zijl waterloop bij Appingedam Apt waterloop in .het land van Altena. Alm waterloop om kasteel - gracht waterloop tussen buitendijkse gronden kil waterloopje - beek, sprank waterloopkunde - hydomechanica waterloos - dor, droog waterloosheid - anhydrie waterlopers gerridae, hydrometrida, ploteres waterlozing afvoer, afwatering, diurese, lee, spui, zijl waterluis - watervlo waterlijn - vergure waterlijster - waterspreeuw watermachine - krachtmachine waterman aquarius watermanderkruid - gamander watermeetkunde - hydrometrie watermeloen (Ind.) - semangka watermerk A.P., NAP., filagram, filigram, veek watermeter -areometer, hydrometer, vochtweger watermeting - hydrometrie watermol - desman watermolen onderslagmolen, seinmolen watermonster - leviathan watermot - kokerjuffer, schietmot watermuur - malachium watermuur aan een riviermonding bij opkomende vloed - bore watermijn - zeemijn watermol - desman watermolen - gemaal, seinmolen, staartmolen, strijkgemaal watermonster - leviathan watermortel - waterkalk watermos - conferven watermot - kokerjuffer, schietmot watermuis - spitsmuis watermijt - hydrachnella waternavel - hydsrocotyle waternikker - watergeest waternimf juffer, lorelei, meermin, naias, najade, nereïde, sirene, waterjuffer waternimfachtige - najadaceeën water of plas - meer water om kasteel - gracht, singel water onder nul - ijs wateronkruid - drijftil, krag, kroos, ladde waterontharder - calgon wateropaal - adulaar, maansteen wateropeenhoping in lichaam blaar, blaas, oedeem, weigat wateropening - welgat water ophalen - putten waterorganisme plankton, nekton waterpaardenkracht W.P.K. waterpalm - nipapal waterpas - belbuis, horizontaal, libel, niveau, pas, paslood, schietlood waterpas maken - nivelleren, waterpassen waterpas met luchtbel - libel waterpas van een glazenmaker - libel waterpas van glas - libel waterpasinstrument met spiegel - libelspiegel waterpassen - nivelleren waterpeil A.P., NAP., stand waterpeper - bitterplant, bittertong waterpest - elodea waterpeterselie - watereppe waterpilaar - watergarf waterpimpernel - waterereprijs waterpinksterbloem - waterviolier waterplaats pissoir, toilet, urinoir, w.c. waterplant alge, azolla, bies, boterkarn, dod, dodde, duitbladdullen, dullen, eendekroos, egelskop, eppe, flap, fontein, iris, kalmoes, kankerbloem, kroos, kruid, lad, ladde, lelie, lies, lis, lisbloem, lisdodde, lisgras, lisriet, lotus, moerasandoorn, moeraslinze, najade, nimfkruid, oeverkruid, palmiet, palmkool, pijlkruid, plomp, riet, ruppia, rus, rijt, schimmel, sium, spanriet, sterrekroos, waterboterbloem, waterereprijs, waterlelie, waterlinze, waterplant, waterroos, watertulp, waterviolier, waterweegbree, wier, zanichella, zeemaan, zeeruppia, zosteria waterplant met ronde bladeren - centenblad, duitblad, kikkerbeet, kikkerkruid waterplanten - hydrophyten waterplantjes - kroos waterplas meer, oceaan, poel, ven, wed waterplas op de heide - slat, ven waterpokken - varicella, windpokken waterporie emissatie waterpostelein - peplis waterpot - kamerpot, matula waterproef - waterdicht waterput cisterne, kolk, regenbak, regenton, vate, waterreservoir, wel waterpijl - wp waterpijp nargileh waterraaf aalscholver, kormoraan, schollevaar waterraket - akkerkers waterral - schriek waterrat - muskusrat waterreptiel - krokodil waterreservoir - bassin, bekken, cisterna, cisterne, tank waterriet - zegge waterrietgras - blaaszegge waterroofdier - haai, otter, snoek waterrot - waterrat waterruit - spoelruit waterrus - waterbies waterrijk land - beemd, broek, delta, dras, drasland, moeras waterrijk weiland beemd, broek, dras, moeras waterrijk woestijngebied - oase waterrijke laagte oase waterrijkste rivier ter wereld - Amazone waterrijst - tuscarorarijst watersalade - waterananas watersalamander triton waterschap - afwateringskanaal, heemraadschap, wetering waterschapbesluit - verordening, watervenkel waterscheerling - dollekervel waterscheiding sloot, laak waterscher - waterral waterscheut - waterloot waterschuwheid - watervrees waterslang hydra, zeeslang waterslangekruid - slangewortel watersnaffel - watertoom watersnip - poelsnip watersnip (jagersterm) - hemelgeit watersnood - overstroming, vloed watersnijder - waterkliever waterspatjes opgeven - spetten waterspiegel - niveau, zeespiegel waterspin - argyroneta waterspoeling - closet waterspook die jonge mensen tot zich lokt en laat verdrinken (Germ. myth.) Nixe watersport kanoën, roeien, skullen, surfrioïng, waterpolo, waterskiën, zeilen, zwemmen watersportbeoefenaar roeier, zwemmer, zeiler watersport op een plank - surfen watersporttentoonstelling Hiswa waterspreeuw - cinclida waterspuit - brandspuit waterspurrie - hard bloem waterspuwer - gargouille waterstand A.P., eb, NAP., niveau, tij, peil, vloed waterster - ruiterkruid, scheren watersterrekruid - zeeaster, zulte waterstoep - walstoep, vlonder waterstoepje - bart waterstof H., hydrogeen, hydrogenium waterstofbom - H-bom waterstofbronaat - broomzuur waterstof exponent - ph waterstofgas tritium waterstof-peroxyde - porthydrol watertand broek, moeras watertank - reservoir watertje beek, kreek, sloot, watering waterton - regenbak watertoom - watergebit watertorkruid - waterkervel wateruurwerk - clepsydra, hydroscoop waterval cascade, cataract, Niagara, Victoriawaterval waterval in Amerika - Niagara waterval in Finland Imatta watervast multiplex en triplex - hechthout watervenkel - watertorkruid waterverbinding hydraat waterverf - gouache waterverfschilder - aquarellist waterverfschilderij - aquarel waterverlies - lek, verdamping waterverplaatsing van een schip - deplacement waterversperring - stuwdam waterviolier - hottonia watervlak - vochtvlek watervlakte meer, oceaan, plas, rivier, ven, vijver, zee watervlakte in bos - ven watervliegtuig glijboot, hydroplaan watervlo - dafnia watervloed (Mal.) ban(d)jir watervlooien - cladicere, cladocera watervlotgras - brongras watervogel aalduiker, aalscholver, albatros, alk, dompelaar, eend, eidereend, fuut, gans, griet, grut, grutto, kapmeeuw, koet, meerkoet, meeuw, nonnetje, pelikaan, pinguin, plevier, pluvier, ral, rotgans, schollevaar, slobeend, smient, snip, stern, stormmeeuw, taling, uiver, visdief(je), waterhoen, watervogel woerd, zwaan watervolk - zeelui watervrees hydrofobie watervrij natriumhydrosulfaat - blankiet watervrij nikkelarsenaat - aërugiet watervrije oxyde van titanium rutiel, rutilium watervrije soda - sodex waterweegbree - alisma, oeverkruid waterweegbreeachtigen - alismataceeën waterweegkunde hydrostatica waterweg – beek, kanaal, rivier, stroom, (trek)vaart waterweg in Nederland Zijpe waterweger hydrogeenmeter waterwel - bron waterwerk brug, dam, dijk, fontein, sluis, stuwdam, waterkering waterwied kroos waterwilg - veenwortel waterwolfsmelk - zeewolfsmelk waterzoogdier - baardwalvis, beloega, bever, bruinvis, buts, butskop, cachelot, doejong, dolfijn, dorade, eenhoornvis, gibbar, grind(ewal), jupitervis, katidon, lamentijn, manaat, manatus, meerzwijn, narwal, nijlpaard, otter, potvis, rob, tuimelaar, vinvis, walrus, walvis, zeehond, zeekoe, zeeleeuw, zeeolifant, zeerund, zeevarken, zwaardvis waterzucht - hydromanie, hydrops(ie), hydrarthon, hydratosis, oedeem waterzuchtige - hydropicus waterzuchtige zwelling oedeem waterzwijn tapir wat iemand bezit - bezitting, eigendom, goed, have watje - wiek watjekouw - dreun, klap, mep, klap, oplawaai, stomp wat men kookt - kooksel wat men op reis meeneemt - bagage wat men uit - uiting wat men vindt - vondst wat niet hedendaags is - antiek, ouderwets watt w. wauwel - babbel, kletskous, kletser, prater, waffel wauwelaar - leuteraar, kletsmeier, leuterkous wauwelen -baqueteren, bavarderen, bazelen, kauwen, kletsen, leuteren, zaniken, zeuren, zeveren wauwel of bek - mond wazig - dampig, dof, dijzig, mistig, gedempt, gevoileerd, mistig, nebuleus, nevelachtig, nevelig, onduidelijk, onhelder, onscherp, spakerig, spokerig, vaag, vaporeus wazig maken - troebleren, versluieren, voileren W.c. bestekamer, cour, privaat, plee, secreet, toilet w.c. te velde latrine web - net, rag, spinneweb, spinrag, spinsel, weefsel webben weghalen - ragen weck - inmaak wecken - inmaken, steraliseren wed drenkplaats, drinkplaats, waadplaats, wad wedde bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, jaargeld, loon, pensioen, salaris, toelage, traktement, verdienste, vergoeding wedden - gokken, pariëren weddenschap gok, pari, toto wede - isatis weder - nogmaalsopnieuw, terug, weerom wederaangroei van lichaamsdelen - regeneratie wederantwoord - dupliek, repliek wederantwoorden - dupliceren wederbekomen - herkrijgen wederbetaalbaar - aflosbaar wederdoper anabaptist, doopsgezinde wederdoperij - anabaptisme wederga - partuur, portuur wedergade - gelijke wedergave teruggave wedergeboorte palingenese, regeneratie, renaissance, renovatio, reïncarnatie, wederverschijning wedergeboren - herboren wederhelft dulcinea, e(e)ga, echtgeno(o)t(e), ga(de), gemaal, gemalin, man, partner, vrouw wederhouden - beletten wederik - boswederik, lysimachia, penningkruid, sleutelbloem, teunisbloem wederinkomst - rentree wederinkoop - pandjeshuis wederinstelling - retablissement wederinstorting - recidief, recidive wederkeer - terugkeer wederkeerlijk - terugvallend wederkerend reflexief wederinstorting - recidief, recidive wederkeer - terugkeer wederkeerlijk - terugvallend wederkerend voornaamwoord elkander, haar, je, me, mekaar, ons, zich wederkerig elkaar, elkander, malkaar, malkander mekaar, mutueel, onderling, reciproque, respectief, wederzijds wederkerige invloed - mutueel, wisselwerking wederkerigheid -mutualiteit, reciprociteit wederkerig voornaamwoord elkaar, elkander, mekaar, wederkopen - terugkopen wederkrijgen - terugontvangen wederlegging - repliek wederom – alwe(d)er, andermaal, bis, herhaald, nogeens, nogmaals, opnieuw, terug, weer wederopbouw - constructie, herbouw, heropbouw, herstel, reconstructie, restauratie, wederopheffing - relevatie wederopkomen - herrijzen wederopkomend - herrijzend, retour wederoprichter - restaurateur wederoprichting - hernieuwing, herstel, relevatie wederopstanding herrijzenis, resurrectie wederopvoering (toneel) - reprise wederpartij(der) - tegenstander, tegenstrever wederrechtelijk - illegaal, illegitiem, illiciet, ongeoorloofd, onrechtmatig, onwettig, verboden wederrechtelijk bezetten usurperen wederrechtelijk bezetter usurpator wederrechtelijk in bezit nemen - usurperen wederrechtelijk toe-eigenen dieven, gappen, jatten, pakken, pikken, stelen wederrechtelijke bezetting - usurpatie wederrechtelijke inbezitneming - usurpatie wederrechtelijke toeëigeningen - naasten wederrechtelijkheid - onrechtmatigheid wederroepelijk - herroepelijk wederroepen - herroepen wederspannig - obstinaat, ongehoorzaam, rebels wederspoed - tegenspoed we(d)erspraak - antwoord, tegenspraak we(d)erstand - verzet wederstrever - antipode, opponent, tegenstander wederuitbetaling - renumeratie we(d)ervaren - avontuur, belevenis, gebeuren, lotsbestel, lotgeval, lotgevallen, overkomen wederverenigd - hereend wedervergelden retaliëren wedervergelding represaillemaatregel, retaliatie, retorsie, talio, vergelding, weerwraak, wraak, wederverhuring - relocatie wederverkrijging - recuperatie wederverpachting - onderhuur, sublocatie wederverschijning - palingenese, reïncarnatie wedervleeswording reïncarnatie wedervoortbrenger - reproducent wedervoortbrenging - neogenese, regeneratie, reproductie wederwaardig - rampspoedig, weerstrevend wederwaardigheid - avonturen, ervaring, gevaar, kruis, leed, onaangenaamheid, onzelfzuchtig, ramp, risico, tegenspoed, tribulatie wederwoord antwoord, dupliek, repliek, tegenspraak wederwoord geven antwoorden, repliceren wederzang - palinodie wederzeggen - herzeggen, tegenspreken wederzending - renvooi wederzien - terugzien wederzijde - keerzijde, tegenzijde wederzijds bilateraal, elkaar, elkander, muteel, mutueel, onderling, respectief, tegenmaatregel, wederkerig wederzijds verband - rapport wederzijds verbindend - bilateraal wederzijdse betrekking - correlatie, interrelatie wederzijdse relatie - correlatie wederzijdse verhouding - correlatie wederzijdsheid - mutualiteit, reciprociteit wedewinde - klimop, tormentil wedgelegenheid bingo, lotto, sweepstake, totalisator, toto wedgooi - toss wedinrichting - gokautomaat, gokhal, totalisator, toto wedinrichting bij paarden - totalisator wedloop - estafette, hindernisloop, race, run, sprint, veldloop, wedren, wedren, wedstrijd wedloop met hindernissen - hordenloop, hordenrace wedmiddel lotto, toto wedren - corso, hardrijderij, koers, omnium, race, racing, ren, run, sprint, wedloop wedren met een prijs - sweepstake wedren over korte afstand - sprint wedren van paarden - koers wedren van paarden zonder berijder - corsa wedren voor alle soorten van paarden - omnium wedrennen - racen wedrenwagentje sulky wedspel - toto wedstrijd agoo)n, concours, drive, duel, game, heengaan, kamp, krijt, match, motorwedstrijd, omheining, omnium, partij, prijskamp, rally, race, roeiwedstrijd, strijdperk, tenniswedstrijd, toernooi, tournooi, tweekamp, wedloop, wielerwedstrijd wedstrijd bij Griekse feesten - agon wedstrijd in een stad - derby wedstrijd in hardlopen - maraton wedstrijd in het afleggen van een bepaalde afstand - distantierit wedstrijd in het schermen - assaut wedstrijd met gondels regatta wedstrijd met voorgift - handicap wedstrijd ten bate van - benefiet wedstrijd tussen twee landen - interlandwedstrijd wedstrijdfunctionaris - arbiter, fluitist, grensrechter, rondenteller, scheidsrechter, starter wedstrijd voor amateurs - amateurswedstrijd wedstrijd voor paarden - draverij wedstrijdauto - racewagen wedstrijdbaan - circuit, parcours, wielerbaan wedstrijdbaan voor auto's - circuit wedstrijdbeker cup wedstrijddeel game, heat, helft, manche, ronde, set wedstrijder - kampvechter wedstrijdfunctionaris - arbiter, fluitist, grensrechter, rondenteller, scheidsrechter, speaker, starter, timer, tijdwaarnemer, vlagger wedstrijdje spelen - partijtje wedstrijdleider arbiter, scheidsrechter wedstrijdloper - racer wedstrijd onderdeel - game, head, manche, ronde, ronde, serie, set wedstrijdpaard - harddraver wedstrijdpauze - rust wedstrijdplan - tactiek wedstrijdprijs - beker, cup, medaille, plak wedstrijdroute parcours wedstrijdserie - heat, manche wedstrijdslede - bob wedstrijd van gondels in Venetië - regatta wedstrijd van paarden - draverij wedstrijduitslag - score wedstrijdverlenging - barrage, belle weduwaal - wielewaal weduwe Vve (veuve), wed., weeuw weduwe (Du.) Witwe weduwe die zich met het lijk van haar man laat verbranden sutti weduwe van adel douairière weduwengeld lijfrente, douarie weduweverbranding suttiisme weduwgoed douarie weduwvogel - kaffervink - wida wedijver - concurrentie, emulatie, mededinging, naijver, rivaliteit, ijverzucht wedijveren certeren, concenteren, concurreren, dingen, emuleren, kampen, mededingen, rivaliseren wee akelig, angst, draaierig, droefheid, flauw(hartig), futloos, kramp, lamlendig, leed, misselijk, naar, narigheid, nood, ongeluk, onheil, ontsteltenis, onwel, pijn, ramp, slap, smart, verdriet, zeer
weedas - potas weedom - droefheid, leed, smart, verdriet weefblad - weefkam weefgoed - textiel weefkam - schacht weefpatroon - keper weefsel rag, web, doek, katoen weefsel - 2 zij 3 net, rag, taf, tijk, web 4 baai, baar, cord, doek, dril, gaas, jute, kant, kaki, krip, lame, rips, sits, taft, trijp, tule, vilt, zijde 5 ajour, atlas, bafta, batik, cocos, crêpe, drill, gonje, grein, jeans, kelim, keper, laken, keper, loden, moire, nappa, nylon, orlon, sanel, satijn, serge, tafzij, tetra, tissu, tweed 6 barkan, batist, biaise, blasse, canvas, cloqué, cotelé, damast, dralon, dromby, duffel, flanel, frotté, jaeger, katoen, linnen, luster, madras, mohair, molton, nylon, pluche, poplin, ratiné, sameet, tartan, tissue, tricot, velvet 7 brokaat, cheviot, enkalon, fluweel, gobelin, manking, matting, organda, ribcord, satinet, textiel, trielje, velours 8 astrakan, bombazijn, chenille, coteline, cretonne, floconné, kamgaren, merinos, nanking, organdie, popeline, shantung, stramien, taffetas, zeildoek 9 cachemire, crepeline, gabardine, kunstzijde, lancaster, neteldoek 10 damastzijde, graslinnen, manchester, mousseline, ribfluweel, vlaslinnen 11 napolitaine weefsel met gouddraad - brokaat weefsel met kleuren en figuren - batik, damast, katoen, sits weefsel met strepen in de lengte - rayé weefsel met zilver- of gouddraad - lamé weefsel ter vervanging van glas - testarium weefsel uit turfvezels - berandine weefsel van ananasvezels - pinas weefsel van drad - gaas weefsel van een spin rag, web weefsel van kamgaren moreen weefsel van lagere cryptogamen - loof weefsel van planten tussen bast en hout cambium weefsel van vlas linnen weefsel voor borduurwerk - aida weefsel voor voering - bambazijn weefsel afsterven gangreen, infarct, necrose weefsel, geruwd - flanel weefsel, grof wollen - pilo weefsel, kleuig - ikat weefsel openbewerkt - ajour weefseldraad rafel weefselkokertje - cocon, weefseltonnetje weefselleer histologie weefselprop - nop weefseltonnetje cocon weefselvocht lymfe weefselverharding eelt, sclerose weefselvernietigende stoffen - caustica weefselverslapping - atonie weefselversterf gangreen, infarct, necrose weefselvloeistof - lymfe weefselvocht - lymfe weefstoel - spindel, weefgetouw weefstoffen - textiel
weefterm - inslag, schering weeftoestel getouw, lintmolen, spindel, stoel, weefgetouw, weefstoel weefwijze - keper weeg - beschot weegapparaat balans, bascule, brievenweger, brug, haak, ponder, schaal, snelweger, (stads)waag, unster, weegschaal weegbaar - ponderabel weegbree - breukkruid, kraaievoet, plantagi, reie (zeeweegbree), tonge weegbreeachtigen - plantaginaceeën weegbrug - bascule weeggebouw, plaats - (stads)waag weegglas - aerometer, vochtmeter weeghaak - unster weeghefboom - balans weeghuis waag weegkunde - statica weegloon - wikgeld weegluis - insekt, wandluis, wants weegplaats - waag weegschaal balans, baroscoop, bascule, libra, snelweger, unster, waag weegtoestel balans, bascule, brug, haak, schaal, unster, waag, weegschaal week – aandoenlijk, beurs, dras, drassig, gevoelig, klef, krachteloos, lobberig, mals, moerassig, mollig, morbide, murw, onvast, pasteus, plat, sentimenteel, slap, slijmerig, smeltend, smelterig, teder, teer, teergevoelig, tets, vertroeteld, verwijfd, wee, weekhartig, willoos, zacht, zwak week. (muz.) - pastoso week maken - malaxeren, vermurwen week metaal - lood, natrium week vet - reuzel, smout weekdier - 4 abra, clio, kwal, slak, toot, wulk 5 abida, acera, argus, conus, doris, echel, gaper, harpa, kauri, mitra, na�de, oliva, patje, sepia 6 aaaltje, aeolis, anomie, deaena, cassis, chiton, corbis, herudo, kalmar, molusk, mossel, najada, nerene, oester, patjet, salpen, taenia, toredo, voluta, zaagje, zeekat zeeoor 7 achtarm, aplysia, artemis, astarte, avicula, batissa, bivalve, boeboek, bolworm, bontoog, cypraea, distoma, draaier, geoduck, goerita, gribbel, inktvis, kalmare, karakol, kokhaan, kreukel, meshelft, mollusk, octopus, oxyuris, patella, pholade, pompong, purpura, pijlworm, terebel, tubifex, veelarm, wegslak, zeekwal, zeemuis, zeerups, zeeslak, zeevonk, zeeworm 8 aardslak, aardworm, aarsmade, aarsworm, acephale, achtvoet, alikruik, amalthea, ammoniet, argonaut, aricieën, ascaride, bandworm, boomslak, boorworm, broedval, buccinun, buisworm, caracole, darmworm, dauwworm, diepslak, haliotis, harpslak, helicide, helmslak, hermione, houtworm, janthina, leverbot, lintworm, lijklaken, meerslak, meshelft, nautulus, nephelis, paalworm, paludina, pholades, platworm, poelslak, strombus, trichine, trichino, univalve, veldslak, vermetus, warmslak 9 agaatslak, anneliden, arkmossel, armpoliep, ascariden, belemniet, blaasworm, boorhoorn, dadelslak, draadworm, eikeltong, hoornslak, kammossel, kegelslak, keverslak, kinkhoren, koordworm, littorina, messchede, molluseum, paalworm, plooislak, regenworm, reuzenoor, schijfslak, traphoren, tijgerslak, soentoeng, spoelworm, spuitworm 10 aaldiertje, azijnaaltje, boekenkuif, boomoester, boormossel, borstelrog, boternapje, enterozoën, hartschelp, helminthen, meikoester, moerasslak, nerietslak, noordhoorn, platwormen, pijlinktvis, purperslak, rondwormen, ringwormen, sluierslak, stekelslak, tepelhoorn, wenteltrap, wervelstorm, xylophagus, zandoester, zandschelp, zeeamandel, zeetrompet 11 ammonshoorn, bloedzuiger, borsteldier, borstelworm, heesterslak, korenaaltje, lazurusklep, parelmossel, schaalhoorn, slinkerworm, stekelhoren, strandgaper, tarweaaltje, tolhoorntje, vleugelslak 12 bietenaaltje, echinococcus, eendenmossel, hoornzeeslak, manteldieren, pelikaanvoet, rivieraaltje, tritonshoren, wortelaaltje, wijngaardslak, zwanenmossel, armschelpdier, bisschopsmuts, borstelstaart, forminiferen, drijfhoornslak, ingewandsworm, knieschijfslak, maagzakdieren, porceleinslak, stengelaaltje. stijfselaaltje, viooltjesslak 13 bisschopsmuts 14 agaathoornslak, amberhoornsiak, blaashoornslak, bloeddraadworm, bloemhoornslak, boorschelpdier, draaihoornslak 15 achterkieuwigen, hersenblaasworm, kraalsprietworm, nemathelminthes, platyhelminthes, zoetwatermossel, zoetwaterpoliep, 18 moerasdrijfhoorntje, 21 dwergdraalhoornslakje weekblad - magazine, periodiek, tijdschrift week en sappig - mals week en slap - zwak week en zacht - mals, teder week gemaakt - murw week maken - vermurven week mengsel deeg, moes, pasta, specie, tras week mengsel met meel - deeg week of vochtig - klef week van tien dagen van de Franse republikeinse kalender decade week vet - smout week worden - smelten weekgeld - loon weekeinde - weekend weekendhuisje - buitenhuisje weekendhuwelijk - latrelatie weekhartig medelijdend, ontroerd, slap, teer, zachtaardig weekheid - lafheid, morbiditeit, slapheid, slapte, verwijfdheid, weekhartigheid, zachtheid weekheid van gevoel - sentimentaliteit weekhout berk, els, linde, populier, wilg weekkaart - abonnementskaart weeklacht ach, elegie, jammerklacht, jeremiade, lamentatie, wee weeklagen - jammeren, jeremieren, kermen, klagen, lamenteren, steunen, treuren, zuchten weeklagen over - beklagen weekloon - pee, weekgeld weekmoedig - teerhartig, weekhartig, zachtmoedig weekoverzicht - weekjournaal, weekstaat weekplaats voor vlas - reet, root, roterij weekvinnige roofvis - forel, meerval, smelt, sneep, visduivel, wentelaar, zeelt weekvinnige vis forel, kabeljauw, malacopterygius, meerval , schelvis, sneep, wijting weekvinnige zeevis – schelvis weekijzer aan de polen van een hoefmagneet - armatuur weekijzer met laag koolgehalte - smeedijzer weelde luister, luxe, opschik, overdaad, overmaat, overvloed, praal, pracht, ruim, rijkdom, rijkheid, schittering, tooi, weids, welig, wellust weelderig epicurisch, exuberant, fastueus, grootscheeps, lucullisch, luxueus, overdaad, overdadig, overstelpend, overvloedig, plantureus, prachtig, royaal, rijk, somptueus, somptuositeit, sybarietisch, voluptueus, weelderig, weids, welig, wellustig, wulps weelderig levende - satraap weelderig maal - lucullusmaal weelderige bladergroei - superfoliatie weelderige pracht - somptuositeit weelderigheid somptuositeit weemoed - mistroostigheid weemoed (muz.) - voglia weemoedig - aangedaan, droevig, elegisch, maestoso, melancholiek, (muz.)mesto, mistroostig, teergevoelig, zachttreurig weemoedig (muz.) - dolendo, dolente, maestosó, mesto weemoedig zingen - kwelen ween - teen, wilgentak weenderik - mannetjeseend, woerd wee of pijn - zeer wee of verdriet - leed Weens musicus - Strauss Weens park Prater Weens schilder - Makart Weense populaire muziek schrammelmuziek Weense stadswijk - Grinzing weep - wesp weeps - flauw, heetbloedig, laf, zouteloos weer alweer, alweder, andermaal, her, nogmaals, opnieuw, terug, weerom, weder(om) weer aaneen sluiten - opsluiten weer aangroeien - regenereren weer adem scheppen - verademen weer afslaan - recederen weer beginnen - hervatten weer bezielen - reanimeren weer bruikbaar maken - regenereren weer bijeen brengen - herenigen weer doen aangroeien - regenereren weer doen opleven - reactiveren weer een lichamelijke gestalte geven - reïncarneren weer eens - weerom weer eens worden - raccorderen weer goed maken - boeten, herstellen, rectificeren, redresseren weer in orde maken - repareren weer inlijven reïncorporeren weer kopen (bijbels) - lossen weer langs komen - repasseren weer levendig worden - opveren weer naar punt van uitgang terug weer op adem komen - respireren weer op krachten brengen - reconforteren weer op orde stellen saneren weer opbloeien - refloreren, refloresceren weer openen - recluderen weer opkrullen refriseren, refrizeren weer opvatten hervatten weer opwekken - herscheppen, regenereren weer opwekking van de levensgeesten reanimatie weer ordenen - saneren weer samen brengen - herenigen weer scheep gaan - reëmbarkeren, rembarqueren weer tot bloei komen - opleven weer uitbetalen - renumereren weer valide maken - revalideren weer verenigd - hereend weer verenigen reuniëren, herenigen weer verzamelen - ralliëren weer voortbrengen - regenereren weer werkend maken - reactiveren weeraal - donderaal, modderkruiper weerachtig - eeltachtig weerbaar dapper, geharnast, gewapend, houdbaar, paraat, slagvaardig, strijdbaar, strijdvaardig, valide, verdedigbaar weerbarstig dwars, hardnekkig, koppig, ongedwee, onhandelbaar, recalcitrant, renitent, stijf(hoofdig), stug, tegendraads, weerspannig weerbarstigheid - dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, koppigheid, onhandelbaarheid, recalcitrantie, stijfhoofdigheid, weerbeeld - spiegelbeeld weerboompje - zeemos weerdak - afdak weerdbos - griendhout, waardhout weerder - verdediger weerdruk - doordruk weerga - evenbeeld, gelijke weergaaf - wedergave, weergave weergalm - echo, resonantie, weerklank weergalm geven - naklinken, resoneren weergalmen echoën, galmen, resoneren, weerklinken weergalmend - resonant weergaloos - enig, gadeloos, ongeëvenaard, onvergelijkelijk, uitstekend, uniek, voorbeeldig weergang - borstwering, kooromgang, kring, omloop, rand, tinnen, torenomgang, trans, weergave - afbeelding, copie, reproductie weergave van het geluid - hifi weergeld - zoengeld weergeven - afbeelden, onthullen, teruggeven, uitbeelden, uitdrukken, uiten, vertalen, vertolken weerglans - afstraling, luister, reflex, roem, terugkaatsing, terugstraling, vermaardheid, weerschijn weerglas - barometer, baroscoop weerhaak - anker weerhaan - anemoscoop, windwijzer weerhouden - tegenhouden, terughouden weerhout - bitterzoet weerhuisje - hygrometer weerjaarboek - almanak weerkaatsen - botsen, botten, echoën, reflecteren, terugkaatsen weerkaatsend glas - spiegel(glas) weerkaatsing reflectie weerkaatsing van het geluid - resonantie weerkant - tegenzijde weerkeer - terugreis weerkenner - meteoroloog, weerkundige weerkeren - terugkomen weerklank echo, effect, ingang, na(galm), naklank, reactie, repliek, resonans, resonantie, respons, weergalm, weerslag weerklank vinden - resoneren weerklinken - echoen, resoneren, weergalmen weerklinkend - resonant weerkruipertje - hondsdraf weerkunde aërologie, atmosferologie, meteorologie, weervoorspelling(wetenschappelijke) weerkundig - meteorologisch weerkundig instituut KN.M.I. weerkundige meteoroloog weerkundige term - bewolking (afnemend, cycloon, koufront, krimpen (van de wind), maximum, minimum, neerslag, ruimen weerlam - watersnip weerleggen bestri|den, confuteren, dupliceren, rescontreren, refuteren, repliceren, responderen, tegenspreken, verdedigen weerlegging - confutatie, repliek, refutatie, refuus weerlicht bliksem, bliksemflits, bllksemschicht, bliksemstraal, drommel, flits, hemelvuur weerlichten - bliksemen weerloos - hulpeloos, machteloos, onbeschermd, onmachtig, teer, zwak weermacht armee, défensie, krijgsmacht, leger, militie weerom - andermaal, weer, weder, terug weeromstuit - afstuit, reactie weeroog strontje, gerstekorrel weerschaap - hamel weerschappij- heemraadschap weerschijn lichtweerkaatsing, luister, reflectie, reverberat, reverberatie, terugstraling weersgesteldheid klimaat, temperatuur, weer weerslag - ongeluk, reactie, tegenslag, terugslag, tegenspoed, weerkaatsing, weeromstuit weersmaak - afkeer, tegenzin, walging weerspannig afkerig, balorig, balsturig, eigenzinnig, koppig, kwaadwillig, obstinaat, ongehoorzaam, onhandelbaar, onwillig, oproerig, rebels, recalcitrant, refractair, renitent, stijfhoofdig, tegenstrevend, weerbarstig weerspannige muiter, oproerling, oproermaker, opstandige, rebel, refractair weerspannigheid - ballorigheid, balsturigheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, obstinaatheid, onhandelbaarheid, onwil, rebellie, recalcitrantie weerspiegelen - reflecteren, terugkaatsen weerspiegeling - reflectie weerstaan - trotseren, resisteren, verzetten weerstand - afweer, beschutting, onwil, protest, rebellie, reluctantie, rem, resistentie, rheostaat, tegenstand, tegenkantig, verzet weerstand bieden - resisteren, verweren Weerstand van wisselstroom - impedantie weerstandslijn linie weeratandsmeter - ohmmeter weerstandsvermogen - energie, kracht, resistentie, sterkte, taaiheid weerstreven - tegenkanten, tegenspartelen, trotseren weerstrever - antagonist, opponent, opposant, tegenstander weerstuit - reactie weersverschijnsel - elm(u)svuur weervis - barometervis, donderaal, smeerling weervoorspeller - almanak, barometer, meteoroloog, weeran weerwerk - reactie, respons, tegenspel weerwil onwil, spijt, tegenzin weerwolf - Lamia(Gr.), manwolf (nachtrover) weerwolfziekte - lycantropie weerwoord - antwoord, repliek weerwraak revanche weerwijzer - meteoroscoop, weerglas weerzien - hereniging, revoir, terugzien weerzin - afgrijzen, afkeer, afschuw, antipathie gruwel, hekel, node, tegenzin, walg, walging weerzin voelen voor - repugneren weerzinig - afkerig weerzin of afkeer - walging weerzinwekkend - afgrijselijk, afschuwelijk, execrabel, repugnant, revoltant, walgingwekkend, walgelijk, stuitend wees ouderloze wees gegroet - ave, salve wees worden - verliezen wees zo goed - gelieve weesboom - ponder weesboontje - paternostererwt weesgegroetje Ave-Maria, avemarij weeshuis - armhuis weet - kennis, kennisgeving, wetenschap weet hebben van - bewustzijn weetal - veelweter, wijsneus weetgierig - leergierig weetgierigheid - leergierigheid weetlust - leerlust weetniet - domoor, ezel, stommeling weeuw - regenwulp, weduwe, weeuwplant weeuwenaarspijn - weduwnaarspijn weeuwtje - nonnetje, zaagbekeend weewater - hartwater weewinde - kamperfoelie, tormentil weewortel - tormentil weg absent, afwazig, apo (Gr.), autoweg, baan, bergweg, bosweg, dreef, foetsie, gegaan, gevlogen, heen, henen, hiervandaan, hoofdweg, koers, kwijt, laan, landweg, loop, lijdensweg, menne(weg), oprit, pad, pleite, reisroute, richting, route, rijweg, spoorloos, spoorweg, steeg, straat, straatweg, uit, uithuizig, uitweg, verdwenen, verloren, vertrokken, verzonden, via, voetweg, voort, voorwaartswandelweg, waterweg, weggegaan, zeeweg, zoek, zijpad, zijweg weg af of uit nemen - afladen weg alleen voor autoverkeer - autostrade weg banend - baanbrekend weg langs watering gouw weg met - abas weg met bomen allee, avenue, dreef, laan weg sturen - lozen weg tussen twee punten - afstand weg van behandeling van leerstof - leergang weg van het al - tao weg voor fietsers fietspad, rijwielpad weg voor te drijven - drift weg voor voertuigen - rijbaan weg waarlangs men ergens komt - toegang wegaanleg plan - tracé wegafsluiting barrière, boom, obstakel, tol, tolhek, versperring wegbannen - verjagen weg bedekking asfalt, beton, bitumen, grint tegel, kassei, keien, klinkers, macadam, straatstenen wegbereider baanbreker, pionier, voorloper, wegbergen - opbergen, opruimen, opsteken wegberm kant, talud wegbijten - aantasten wegbliksemen - wegdonderen wegblijven - verzuimen wegboenen - wegjagen wegbonjouren - afpoeieren, wegsturen wegbranden - uitbijten wegbreken - slopen wegbrengen - bezorgen, vervoeren wegbrokkelen - uitbreken wegbrug - spoorwegbrug, viaduct wegbijten - eroderen wegcijferen - elimineren wegcircuit - parkoers wegdistel - ezelsdistel wegdoen - afdanken, afschaffen, ruimen, asfalt, opbergen, opruimen, opzeggen, plaveisel, uitwissen, verkopen, verwijderen, wegbrengen, weggeven, wegsluitenwegvegen wegdoezelen - indommelen wegdragen - meedragen, verkrijgen wegdrijven - verdrijven wegduwen verdrijven, verdringen, verwijderen wegebben - afnemen wegebladen - weegbree wegedoornbes - duinbes wegedoornfamilie - wegedoornachtigen wegel - pad, weg, wegje wegen - wikken wegenbelasting - aangaande, betreffende, daarom, door, inzake, om, per, vanwege, waarom, weggeld wegens aangaande, betreffende, daarom, door, ingevolge, inzake, nopens, om,vanwege, waarom, wegens hem - zijnentwege wegens hen hunnentwege wegens mij - mijnentwege wegens verzuim verschuldigd - moratoir wegenschender - straatrover, struikrover wegenschenderij - struikroverij wegenwacht - A.N.W.B., autohulp, W.W., wegedoornachtigen - rhannaceeën wegen met een unster - ponderen wegenschender - straatrover, struikrover weggaan - afgaan, afnokken, afreizen, discessie, gat, heengaan, inrukken, opbonjouren, opduvelen, ophoepelen, opkrassen, opstappen, opstijgen, pleite, smeren, uitgaan, verdwijnen, verlaten, vertrekken, verwijderen, verzwinden, wieberen weggappen - wegdieven, wegnemen wegge - weg weggebruikers - verkeer, wandelaar weggekropen - verscholen weggeld - wegenbelasting weggelopen - gedeserteerd, gedrost, gesmeerd weggelopen negerslaaf in Suriname - marron, marroon weggestopt - verborgen weggetje - pad, paadje, voetpad, wegel, wegweling (Z.N.) weggeven aanbieden, legateren, schenken, trakteren, uitdelen, vermaken, wegdoen weggevoerde - gedeporteerde weggeworpen voorwerp - projectiel weggeworpen voorwerp terugbrengen - apporteren weggieten - uitgieten wegglijden - slippn weggooien - afdanken, vergooien, wegwerpen weggooifles - monofles weggras - varkensgras weggraven - uitgraven weggrijpen - grissen weghakken - verwijderen weghalen - meenemen, struinen weghouden - afhouden, verstoppen weging - wik weging op de stadswaag - wik wegjagen - chasseren, ontslaan, opjagen, verdrijven, wegsturen, wegzenden wegjatten - wegroven wegkant berm, strook, talud wegkapen - dieven, gappen, graaien, jatten, moeren, pikken, ratsen, roven, snaaien, snezen, stelen wegkappen - weghakken wegkeilen - wegsmijten wegkloppen - uitkloppen wegknagen - afsterven, eroderen, wegteren wegknippen - snoeien wegkomen - ontkomen, ontsnappen, verdwijnen wegkrabben - raderen wegkrimpen - ineenkrimpen wegkruid - varkensgras wegkruien - wegvoeren wegkruipen - versteken, verstoppen, wegduiken wegkruipertje - verstoppertje wegkruising - kruispunt, overweg, viaduct wegkuieren - heenkuieren wegkwijnen afsterven, atrofiëren, smachten, teren, verkommeren, vermageren, wegteren wegkwijning - atrofie, uittering weg langs een sloot - gouw weglaten elideren, exileren,omitteren, overslaan, supprimeren, uitlaten, vergeten weglating - elisie, nalatigheid, omissie, supprimatie, uitlating, verzuim weglating van èèn letter of lettergreep - haplografie weglating van een onbeklemtoonde klank - elisie weglating van een spraakklank - aferesis, apocope, syncope, weglating van klank - elisie, verzuim weglating (van letters of woorden) - apocope, elisie, omissie, overslag, verzuim weglating van woorden in een volzin ellips weglatingsteken - afkoppelingsteken, apostrof(e) wegleggen - opbergen, sparen wegleggen van geld - reponeren, reserveren, sparen wegleiden - wegvoeren weglopen deserteren, drossen, dwepen, echapperen, heengaan, ontsnappen, smeren, spankeren, vluchten weglopen uit dienst - desertie wegloper - deserteur wegmaaien - weglopen wegmaken - distribueren, verliezen, zoekmaken weg met bomen - allee, dreef, laan wegmeter - hodometer, pedometer wegmoffelen - afdoen, afnemen, afruimen, afzetten, camouflage, camoufleren, deroberen, enleveren, escamotage, escamoteren, gappen, graaien, grissen, jatten, kapen, klauwen, pikken, roven, snaaien, stelen, struinen, wegfrommelen, wegnemen weg naar garage - oprij weg naar woning - dreef, oprijlaan wegnemen - afnemen, gappen, jatten, kapen, klauwen, ontfutselen, ontnemen, ontvreemden, opheffen, opnemen, pakken, pikken, roven, snaaien, stelen, uitrukken, vergrijpen, verwijderen wegnemen van een orgaan ablatie wegnemen van gezwellen extirpatie wegnemen van lichaamsdelen - ablatie, amputeren weg of zoek - kwijt weg om een stad - rondweg wegpakken - gappen, jatten, kapen, pikken, stelen, wegnemen wegpoetsen - afvegen, schoonmaken wegraking - bezwijming wegrand berm, talud wegreizen - vertrekken wegrennen - weglopen wegrijden - vertrekken wegrotten rotten, vergaan, verrotten wegroven grissen, jatten, rampassen, rampokken, snaaien, stelen wegruimen - opruimen, removeren wegschenken - aanbieden, weggeven wegschieten - afvuren wegschoppen - verwijderen wegslingeren - smijten wegsluiten - opsluiten wegsmijten - weggooien, wegwerpen wegsnellen - vluchten, wegijlen wegspoelen - wegdrijven wegsprinten - demarreren wegstelen - gappen, kapen, pikken wegsterven - verkwijnen wegstervend (muz.) diluendo, espirando, estinguendo, morendo, moriente, smorendo, snorzando wegstoppen - verbergen wegstoten - verwerpen wegstouwen - opbergen wegstromen - uitvloeien wegstuffen - uitgommen wegstuiven - wegsnellen wegsturen - afdanken, verzenden, wegbonjouren, wegzenden wegteren - atrofie, uitteren, wegkwijnen wegtrekken - afreizen, wegdrijven, wegnemen weg tussen weilanden - landweg wegvagen - uitwissen wegvallen - uitvallen wegvallen van een klank aan het begin van een woord aferesis wegvallen van een lettergreep aan het einde van een woord - apocope wegvaren - uitzeilen wegvegen - uitvagen, uitpoetsen, uitwissen wegverbinding - traject wegverharding asfalt, bestrating, beton, grint, keislag, kiezel, macadam, puin, split, steenslag wegvlakken - raderen, uitvagen wegvloeien - lekken wegvloeing - suatie wegverhoging berm, talud wegvoeren - afvoeren, deporteren, transporteren weg voor fietsers - fietspad, rijwielpad weg voor snelverkeer - autobaan, snelweg wegvreten - verorberen, verzuren wegwedstrijd - criterium, giro, parcours, ronde, tour wegwerken - elimineren, gelijkmaken, opruimen, uitschakelen, verwijderen wegwerker kantonnier wegwerking - eliminatie, opruiming wegwerpen weggooien, wegsmijten wegwezen - nokken wegwijzer baken, cicerone, geleider, gids, guide, handwijzer, kompas, leidsman, paddestoel, pijl, reisgids, verkeersbord wegzakken - dalen, verzakken wegzakken in water - zinken wegzenden - lozen, versturen, verzenden, wegjagen, wegsturen wegzenden van personeel ontslaan wegzending - relegatie, versturing wegzetten - opbergen, verplaatsen wegzinken - zakken, verdwijnen, verzakken wei alm, beemd, bergwei, bloedwater, broek, weide, dries, etlandgreed, grasland, grasveld, greid, groenland, hui, made, meers, serum, veld, weide, weiland wei in het hooggebergte - alm weiachtig - sereus, waterachtig weidblad - weimes Weichsel - Wisa Weichsel/oostmond van de Nogat weide - beemd, dries, grasland, grasvlakte weide in het hooggebergte alm weide met vruchtbomen - boomgaard weide voor gemeenschappelijk gebruik meent, mient, park weidebloem - boterbloem, madeliefje weidedier geit, koe, schaap weidedieren vee weidegewas - gras weidegrond langs beken of rivieren - beekbezinking, groengrond weidekervel - silaus weidekringzwam - steelzwam weideland - grasland weidemaand - prairial weideman - jager weiden - grasen, hoeden weideplant - agrimonie, boterbloem, madelief, paardebloem, pinksterbloem weiderij - veehouderij weideveld -grasland weidman jager weidmes - jachtmes, weimes weids breed, deftig, glansrijk, grandioos, groots, grootscheeps, heerlijk, hoogdravend, imponeren, kloek, kostbaar, luisterrijk, magistraal, monumentaal, pompeus, prachtig, roemrijk, ruim, schitterend, statig, stralend, trots, subliem, uitgebreid, verheven, verrrukkelijk, voornaam, vorstelijk, weelderig, zwierig weids (muz.) - largo weidsheid - luister, praal, pracht weidspel jachtvermaak, weispel weidwerk - jacht weifelachtig aarzelend, besluiteloos, dubieus, onzeker, twijfelend weifelen - aarzelen, aarzelen, dralen, treuzelen, walen, wankelen weifelend aarzelend, besluiteloos, dralend, onvast, onzeker, schoorvoetend weigelia - sierheester weifeling aarzeling, besluiteloosheid, dubio, dubium, hesitatie, weifelmoedig - onbestendig, veranderlijk weigerachtig - weerbarstig weigeren - afschrijven, afslaan, afstammen, afwijzen, afwimpelen, bedanken, ketsen, ontzeggen, refuseren, terugwijzen, verbieden, versmaden, vertikken, verwerpen weigeren te accepteren - rebuteren weigeren te doen - vertikken weigeren te verrichten - vertikken weigeren van een pistool - ketsen weigerend antwoord - afwijzing, rebut, repuls weigerend bevel - verbod weigerig - weigerachtig weigering - abnegatie, afkeuring, afslag, afwijzing, bedanking, bedenking, bezwaar, hapering, nee, objectie, ontzegging, recusatie, refuus, regres, regressie, repulsie, tegenwerping, verwerping weigering van aangeboden wissel - protest weigerlijk - behoedzaam, zorgzaam weigras - weidegras weigroen - grasgroen weigrond - weidegrond weihnachtstolle - kerstbrood weiland beemd, broek, dries, etland, grasland, ham, hooiland, meers, schaar, veld, wei, weide weiland (drassig) dries weiland (gemeenschappelijk) - meent. mient weiland (maaigras) made weiland (Vlaams) mars, meers weiland aan water beemd weiman - jager weimes - jachtmes weinig beetje, druppel, enig, enigszins, even, gering, grijpstuiver, habbekrats, iets, ietsje, ietwat, karig, kwalijk, lichtelijk, louw (barg.), luttel, matig, min, mondjesmaat, obligo (Gr.), oligos, onaanzienlijk, onbeduidend, parum (Lat.), schaars, schraal, schijntje, schril, sikkepit(je), snars, spaan, spat, sprankje, vingerbreed, wat, wolkje, zelden, zeldzaam, zuinig weinig (in aantal) - enige, enkel, gering, iets, wat weinig aandacht op geestelijk gebied - steriel weinig beduidend - onbeduidend weinig bekend - minbekend weinig belangrijk bijzaak, futiel weinig betekenend - onbeduidend weinig bevleesd benig weinig bezittend arm, armoedig, sjofel, sober weinig buigzaam - stug weinig diepgang - vlotgang weinig doortastend - indolent, laks, sloom weinig duizelig - licht weinig eenvoudig - ingewikkeld weinig eten en drinken - vasten weinig flink persoon - doetje weinig gebruiken - vasten weinig geld - grijpstuiver weinig gevorderd - mingevorderd weinig hoop - sprankje weinig in aantal enige, enkele, gering weinig indrukwekkend spreker - tirade weinig ingewikkeld - eenvoudig, simpel weinig inspanning vergend - licht weinig kostbare halfedelsteen - siersteen weinig kunnende verdragen - kittelorig, lichtgeraakt, onsterk, prikkelbaar, teer, zwak weinig lauw - lierlauw weinig levendig - saai weinig lichthartig - lichtjes weinig naam hebbende - onbekend weinig nadenkend onberaden, ondoordacht, onvoorzichtig weinig nat - klam, vochtig weinig of geen vruchten voortbrengend - steriel weinig omgang - discours weinig omzet (handel) - eb weinig ontbrekend - bijna, onvoltallig weinig ontvankelijk - koel, koud, onverschillig, stug, roerloos, steriel weinig ontwikkeld - dom weinig reactieve vloeistof - ether weinig samengesteld ongecompliceerd, simpel, eenvoudig weinig samenhandig - rul weinig sap bevattend - voos weinig sprekend - gesloten, stil, zwijgzaam weinig sprekende - zwijgzaam weinig streng - clement weinig substantieel - iel, teer, ijl weinig thuis onhuiselijk, uithuizig weinig tijd - even weinig verbruikende gasbrander - spaarbrander weinig verlicht - donker, duister, schemerig weinig vet - mager weinig vleiende opmerking - hatelijkheid, sneer, steek (onder water) weinig voorhanden - schaars weinig voorkomend - alledaags, boers, enig, gemeen, gewoon, grof, ongemanierd, zeldzaam weinig voornaam onbeschaafd, ongeciviliseerd, ordinair, plat, plomp, vulgair weinig vooruit gekomen - mingevorderd weinig vraag in de handel - loom weinig vroeg laat weinig vrijheid latend - gebonden weinig vrijheid veroorlovend - streng weinig warm - koud, lauw weinig werk - sinecure weinige - enkele, paar, stel weinige hoedanigheid - eenvoud weinigen enigen, enkelen, sommigen weinigje - lutje, snars, zier weinigte - ongenoegzaamheid weispel jacht(vermaak), weidspel weit mais, tarwe, zandhaver, zwartkoren weit, valse - zandhaver weitakker - tarweakker weitas - jagerstas weitestro - bloem, brood, koek, korrel, meel weithalm - korenaar weitschoof - korenschoof weiveld - weideveld weivlies - amnion, serosa wekamine - amfetamine, pervitine wke aarde - blubber, dras, moeras weke grond - dras weke, half vloeibare stof - brij, pap weke harssoort - balsem weke klomp vlees - kwab weke massa - brij, deeg, gelei, moes, pasta, pulpa weke massa vet kwab weke modder - slik, slobber, slijk weken van hennep of vlas - roten weke spijs brij, moes, pap weke stof - merg, pasta, smeer weke vettige stof merg, smeer wekeling sybariet wekelijk - sybarietisch, verwijfd wekelijks verschijnend - hebdomadair wekelijkse optocht van de sultan naar de moskee - salemnik weken - macereren, meuken, roten weken van hennep of vlas - roten weking - maceratie wekken - aansporen, aanzetten, alarmeren, duwen, kloppen, opwekken, poken, porren, reveille, porren, roepen, veroorzaken, verwekken wekker - porder, verklikker, wekkerklok weksein - reveille wekster - porster wektoon - oproepsignaal wel asjeblieft, bron, gezond, goed, inderdaad, kwel, lekker, oorsprong, pletrol, put, spreng, uitstekend, waarschijnlijk, weliswaar, zeer wel bekome het u proost, prosit, santé wel doorschijnend maar niet doorzichtig glas matglas wel overwogen - rijp welaan kom, komaan, sa welbehagen believen, eigenlijk, euforie, feitelijk, genoegen, genot, goeddunken,goedkeuren, goedvinden, lust, smaak, welbeschouwd, welgevallen, welnemen, wil, willekeur welbeminde (de) - liefste welberaden - bedachtzaam, bezonnen, overwogen, raadzaam, weloverwogen welbeschouwd - eigenlijk, feitelijk, tenslotte welbespraakt eloquent, rap, rederijk, welsprekend, woordenrijk welbespraaktheid - elocutie, eloquentie, loquaciteit, spreektrant wel bewoond - welbevolkt welbewust - beslist welboor - grondboor weldaad - zegen, zegening weldaden bewijzen - weldoen weldaden versprijden - helpen, weldoen weldadig aangenaam, goed, gul, heilzaam, liefdadig, liefderijk, mild, milddadig, offervaardig, verkwikkend, vrijgevig, zalig weldadige geest (Perz.) - peri weldenkend - redelijk weldoen - goeddoen, helpen, Onder(steunen) weldoende - liefdadig, nobel weldoener - euergeet, gegiftiger, gever weldoorschijnend maar niet doorzichtig materiaal - matglas weldoordacht - beredeneerd, doorwrocht, grondig, rationeel, redelijk, uitgekiend, welberaden, weloverwogen weldoorvoed dik, gezet, vet weldra aanstonds, aldra, alras, altemet, binnenkort, dra, eerdaags, eerlang, eerstdaags, gauw, haastig, ras, snel, spoedig, straks, temee, temet, welhaast, wellicht, zo weledelachtbare heer - burgemeester, wethouder weledelgestrenge heer - advocaat, notaris weledelzeergestrenge heer - doctor weleens eens, ereis, ooit, soms, somtijds, temet, zelden weleer eertijds, olim, toen, voorheen, vroeger, wijlen weleer een keizerrijk tussen de Gele en Japanse zee - Korea weleerwaarde heer - dominee, kapelaan, rabbijn welfsel - gewelf, verwulf welgeaard - braaf, goed, rechtschapen welgebouwd - atletisch, flink, sterk, stoer welgedaan - corpulent, dik, doorvoed, groizaam, vet, welig, wulps welgedaanheid - embonpoint welgelegen riant welgelukken - succes welgemanierd beleefd, beschaafd, bon-ton, civiliteit, fatsoenlijk, geciviliseerd, hoffelijk, netjes, opgevoed, poliet, urbaan, wellevend, welvoeglijk welgemanierdheid - bonton, civiliteit, hoffelijkheid, politesse welgemeend eerlijk, hartelijk, innig, openhartig, oprecht, waar, warm welgemoed blij, goedsmoeds, opgeruimd, opgewekt, vrolijk welgeordende kennis kunde, theorie,wetenschap welgeordende staatsinrichting - eunomie, uno welgesteld bemiddeld, gegoed, gezeten, goed, in bonis, opulent, rijk, vermogend welgevallen behagen, genoegen, goeddunken, goedvinden, welbehagen welgevallig aangenaam, aardig, behaaglijk, goed, goeddunken, sierlijk, toestemmend welgevallig zijn - behagen welgevoed - doorvoed welgevoeglijk - beleefd, beschaafd, betamelijk, dies, galant, gemanierd, gepast, kies, net, hoffelijk, passend, ridderlijk, voorkomend, welgemanierd, welvoeglijk welgevormd fraai, geproportioneerdn, knap, mooi, ontwikkeld, sierlijk welgezind - aardig, bereidwillig, genegen, goedgunstig, gunstig, toegenegen, vriendelijk, welwillig welgezindheid - goed, goodwill, genegenheid, welwillendheid welhaast - bijna, binnenkort, eerlang, spoedig wel(dra) welig dartel, fleurig, gelp, groeizaam, mals, overvloedig, rijk(elijk), sappig, tierig, voedzaam, vruchtbaar, vet, weelderig, welgedaan, wulps, zinnelijk welig gevuld - vol welig groeien - gedijen, tieren welig groeiend - gelp welig vol - gevuld welige groei gelp, tier weliswaar desondanks, toch welk - waarnevens welk dan ook - enig welke persoon - wie welkom - aangenaam, bienvenue, gelegen, lief, salve, save, welgekomen, welgevallig welkom (Lat.) - salvator welkomgeschenk voor zeer jeugdige schilders - kleurboek wellen dringen, lassen, opborrelen, opkoken, opkomen, verhitten, opborrelen wellevend beleefd, beschaafd, correct, galant, gelegen, gemanierd, gracieus, hoffelijk, hoofs, hups, net, netjes, poli, poliet, urbaan, welgemanierd wellevendheid etiquette, beschaving, gratie, fatsoen wellevenskunst - eubiotiek wellicht misschien, mogelijk(erwijs), soms welling - aandrang, opborreling welluidend consonant, eufonisch, harmonieus, harmonisch, liefelijk, melodieus, melodisch, retorisch, sonoor, sonorisch, symfonisch, zangerig, zoet, zoetvloeiend welluidendheid eufonie, harmonie wellust - geneugte, genoegen, genot, lubriciteit, vreugde, wulpsheid, zielsgenot wellust (med.) - libido wellusteling boa (tig.), epicurist, priaap, sater, sensualist, smeerlap, sybariet, voluptueuse, wulpse wellustig - dartel, hengstig, lubriek, luxurieus, opgeruimd, sybaritisch, tochtig, voluptueus, welgezind, wulps, zinnelijk wellustig mens satyr, sybariet welmenend - goedgezind, oprecht welnu - enfin wel of spreng - bron welopgevoed - beschaafd, gemanierd wel overdacht bedaagd, bezonken weloverwogen - bedachtzaam, verantwoord welp - padvinder welpen - progenituur welpenleider - baghera, welpenleidster akela, baghera, baloe welpomp - nortonpomp welriekend - aromatisch, balsemiek, geurig, heerlijk, odorant, storax welriekend bloem jasmijn, lathyrus, lavendel, melatti, reseda, roos, sering welriekende (het) - odoraat welriekende balsem amoom, nardus welriekende gele zalf van Kurkuma (Ind.) bórèh welriekende hars amber, mastiek, mirre welriekende hars uit amberboom - benzoë, storax, styrax welriekende kruiderij vanille welriekende lucht - geur welriekende muntachtige plant - polei welriekende olie - balsem, nardus welriekende plant jasmijn, lathyrus, lavendel, nardus, polei, reseda, roos, sering welriekende schijnvrucht - kwee welriekende stof - amber, benzoë, bisam, nardus welriekende stoffen - aromaten welriekende zalf - boreh, nardus wels - meerval welslagen - lukken, mazzel, succes, triomf, voorspoed, overwinning welsmakend - delicaat, delikaat, fijn, gevoelig, heerlijk, kies, lekker, netelig, redelijk, teer, zwak, welsprekend bezielend, elokwent, eloquent, glad, meeslepend, rad, redekundig, redelijk, spraakzaam, vlot, welbespraakt, woordenrijk welsprekend man - Cicero welsprekend redenaar - Brugman, Cicero, guldenmond welsprekend spreker - kanselredenaar, redenaar welsprekendheid callilogie, elokwentie, eloquentie, redekunde, r(h)etorica, retoriek welstand - gezondheid, prosperiteit, sanitas, saniteit, welvaren, welzijn, voorspoed welster - varkensleer welstuk - waterneus welter - kluit, rol, stuk welteverstaan - althans weltevreden - vergenoegd welvaart - bloei, heil, geluk, hoogconjunctuur, overvloed, prosperiteit, voorspoed, welstand, welzijn welvaartsleer economie welvaren - bloei(en), gezondheid, voorspoed, vooruitkomen, welstand welvarend - bloeiend, florerend, florissant, gegoed, gezond, kloek, in bonis, moedig, rijk, vermogend, voorspoedig welvarendheid - voorspoed welvarend zijn - bloeien welving - abside, absis, apsis, curve, gewelf, protuberantie, ronding, uitbouw, uiteinde, verhevenheid, welfsel welving aan de scheepsspiegel - gilling welving achter tenen en vingers - bal welving van de waterspiegel baar, golf, golving, roller welvoeglijk behoorlijk, betamelijk, convenabel, decent, decorum, eerbaar, fatsoenlijk, gevoeligheid, honnet, kies, net, netjes, oirbaar, passend, welgemanierd welvoeglijkheid bienseance, decorum, fatsoen, gevoeglijk, ingetogenheid, keurigheid, kiesheid, welvoeglijkheidshalve - welstaanshalve welvoorzien - gespekt welwater - grondwater welwijs - verstandig welwillend aimabel, beleefd, beminnelijk, benevolent, clement, gedienstig, genegen, goedaardig, goedertieren, goedgezind, goedgunstig, goedhartig, goedig, goedmoedig, gunstig, honnet, humaan, inschikkelijk, menselijk, mild, minzaam, tegemoetkomend, toegedaan, toegenegen, toeschietelijk, vaderlijk, voorkomend, vriendelijk, welgezind welwillend gestemd - bereid, genegen welwillend luisteren - gunstig welwillende bejegening - tegemoetkoming welwillende gezindheid - goodwill, gunst welwillende lezer bl(benevole lector), L.S. welwillende spot - scherts welwillendheid - benevolentie, clementie, faveur, genegenheid, goedertierendheid, goedgezindheid, goedgunstigheid, goedhartigheid, goedheid, gunst, humaniteit, minzaamheid, tegemoetkomendheid, toeschietelijkheid, vriendelijkheid welwijs - verstandig welzalig - gelukzalig welzand drijfzand, leem, zavel welzijn geluk, gezondheid, heil, voorspoed, welstand, welvaart welzijnswerker - helper wemelen - krioelen wen - ankerhand wendbaar - lenig, soepel wendbaarheid - souplesse wendelboom - wielboom wendeltrap - wenteltrap wenden draaien, kenteren, keren, omdraaien, omkeren, roteren, tourneren, tornen, wentelen, zwenken wenden van schepen - evolueren wenden tot - vervoegen wenden, zich-tot - benaderen wending crisis, draai, drama, keer(punt), kering, kromte, omdraaiing, omkeer, omkering, ommedraai, ommekeer, peripetie, revirement, rotatie, toer, tournure, tropos, verandering, versie, volte, zwaai, zwenk(ing) wending van een schip - manoeuvre wendingen maken evolueren wendingspunt - keerpunt wenen huilen, krijten, schreien, snikken Wenen, district van – Alsergrund, Brigittenau, Döbling, Favoriten, Floridsdorf, Hernals, Hietzing, Jozefstadt, Kloster-Neuburg, Landstrasse, Leopoldstadt, Liesing, Margareten, Mariahilf, Meiding, Mödling, Ottakring, Ruolfsheim, Schwechat, Simmering, Währing, Wieden wenen over - betreuren, bewenen wenend - larmoyant wenk - aanbeveling, aanwijzing, advies, gebaar, hint, knik, knipoog, lonk, monitie, neuma, oogwenk, raad, sein, signaal, stip, teken, tip, waarschuwing wenk geven - wenken wenkbrauw - supersilium wenken - seinen wenk geven – wenken wenkje - knipoog, seintje wenk met het hoofd - knik wenk of tip - hint wenkvlies - knipvlies wennen aanpassen, aarden, adapteren, gewennen wens ave, begeerte, believen, desideratum, eis, felicitatie, gelukwens, heil, heilbede, heilwens, leve, lust, verlangen, wil, zin wens bij heildronk - gezondheid, proost, santé, skoll, toast wens om iets te doen - wil wensdroom - begoocheling, droombeeld, hersenschim, ideaal, illusie wenselijk - desirabel, geraden, gewenst, mogen, raadzaam wenselijkheid - raadzaamheid wensen begeren, bieden, eisen, hopen, opteren, souhaiteren, toesteken, toewensen, verkiezen, verlangen, willen, zeggen, wensend - optatief wensende wijs optatief wensenswaard - desirabel wenst - aanwensel, gewoonte, heimwee, verlangen wentel - konijnenhol, konijnennest wentelaar kaardtrommel, meerval, poedel, wentelbroodje - wentelteefje wentelen - draaien, kantelen, kenteen, keren, omkeren, ommedraai, rollen, ronddraaien, roteren, volveren wentelen in bed - woelen wentelen in de melk - paneren wentelend voortbewegen - rollen wenteling draai, draaing, kanteling, keer, (om)kering, ommekeer, ommezwaai, rotatie, toer, torn, wentelteefje - boerenwafel wenteltrap - draitrap wentelwiek - helikopter wepel - leeg, vacant wepeldoornknop - rozespons werd bij aderlaten gebruikt laatmes werd vervangen door huisbel - klopper wereld aardbol, aarde, aardrijk, globe, heelal, kosmos, mensdom, mensheid, monde (Fr.), mondiaal, mundiaal, mundus, natuur, ongewijd, tijdelijk, universum wereld der heidenen - heidenwereld wereld in het groot - heelal, macrocosmos wereld in het klein - microcosmos wereld meteorologische organisatie - wmo wereldas - aardas ereldbedwinger -Alexander, Caesar, Napoleon wereldberg - mandara wereldberoemd - kunstgewrocht, wereldwonder wereldbeschouwing - filosofie, ideologie, kapitalisme, marxisme, materialisme wereldbeschrijving - kosmografie wereldboom - Ygdrasil (heilig) wereldbol - aardbol, globe, sfeer wereldbond V.N., U.N.O. wereldbouwer - demiurg wereldbrand - armageddon, conflagratie, wereldoorlog, wereldstrijd wereldburger cosmopoliet, kosmopoliet werelddeel Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, Europa werelddeel - continent wereldgebouw - universum wereldgezondheid - mondaniteit wereldgodsdiensten Brahmanisme, Boeddhisme, Christendom, Hindoeïsme, Islam wereldheer - seculier wereldkaart - atlas, mappemonde wereldkundig bekend, openbaar, ruchtbaar wereldkundigheid - notoriteit, ruchtbaarheid wereldlijk - aards, mundaan, profaan, seculair, sekulier, temporeel wereldlijk geestelijke abbé, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, pastoor, seculier wereldlijk leven - seculariteit wereldlijke inkomsten. van de geestelijkheid temporalia wereldnaam wereldreputatie wereldorganisatie FAO, UNESCO, UNICEF, UNO, V.N., WHO wereldorganisatie van - Israëlieten - agoedas, jisro�il wereldorganisatie voor handel - gatt wereldorganisatie voor het geldwezen - imf wereldorganisatie voor het krediet - wereldbank wereldreiziger globetrotter wereldrijk China, U.S.A., U.S.S.R., werelds aards, ijdel, frivool, lichtvaardig, lichtzinnig, mondain, mundaan, ongewijd, profaan, tellurisch, tijdelijk, wuft wereldslang - Jormungand werelds loon ondank wereldsgezind mondain wereldsgezindheid mondaniteit wereldslang - jormundard wereldsmart Weltschmerz wereldspil wereldas wereldstad metropolis, metropool wereldstelsel - heelal wereldstreek zone wereldtaal Chinees, Engels, Esperanto, Frans, Ido, interlingua, interlinggue, novial, occidental, Russisch, Spaans, Volapük wereldverbeteraar - holkideoloog wereldverzakend - ascetisch wereldwijd - mondiaal wereldwijd computternetwerk - internet wereldwijs - levenswijs wereldzee oceaan weren - afhouden, afslaan, afwenden, bouwterrein, buurtschap, keren, tegenhouden, verbieden werf - bezitting, dries, helling, hoeve, kaai, kielzog, landgoed,lastage, overtoom, terp, waterwilg, werkplaats (schepen), zate wering - exclusie, muur wering van infectie - antibioticum, asepsie, asepsis, aseptie werk - ambacht, arbeid, baan, beroep, besogne, bezigheid, creatie, daad, emplooi, gebouw, gewrocht, henneppluis (breeuwen), inspanning, karwei, kinderwerk, kunstwerk, moeite, mouvement, taak, oeuvre, opdracht, (muz.)opus, pluk, schepping, trafiek, taliewerk, vak, vesting, want, werk dat een onderwerp behandelt - monografie werk dat thuis wordt gedaan - huisarbeid, huiswerk werk neerleggen - staken werk onderbreken - pauseren, rusten, staken werk op het land eggen, graven, landarbeid, maaien, melken, mesten, oogsten, ploegen, spitten, veeteelt, wieden, zaaien werk op de weide - maaien werk van componist opera, opus werk van een loodgieter - solderen werk van glas - mozaiek werk van Goethe - Faust werk van Ibsen - Nora werk van Shakespeare - Hamlet, Macbeth, Othello werk van toondichter - opus werk van Voltaire - Candide werk van Zola - Nana werkbaas - chef, meesterknecht, voorman werkbezoek - excursie werkbuil - werkzak werkbus - bus, cilinder werkcollege - seminaar werkdadig - praktisch, werkzaam werkdadigheid - werkzaamheid werkdag maandag t/m zaterdag werkdienst - corvee werkdier - trekpaard werkdoos - naaidoos werkelijk - actueel, beslist, bestaand, concreet, dadelijk, deugdelijk, echt, effectief, eigenlijk, essentieel, feitelijk, gewis, heus, historisch, inderdaad, (Ind.) betoel, klokzeef, metterdaad, nominaal, objectief, positief, reaal, realistischrealiter, realiter, reëel, stellig, tactisch, toch, virtualiter, waarachtig, warempel, waar(lijk), werkdadig, wezenlijk, wis, zakelijk, zeker, zowaar werkelijk afkomstig - authentiek werkelijk bestaan - concreet werkelijk bestaand concreet werkelijk bestaande - wezenlijk werkelijk bezit - actief, activa werkelijk mogelijke - relatief werkelijke koerswaarde - reële waarde werkelijkheid actualiteit, ernst, feitelijkheid, gestemdheid, leven, realiteit, waarheid werkelijkheid weergevend - realistisch werkelijkheidsbesef - werkelijkheidszin werkelijkheidsleer - realisme werkelijkheidsmens - realist werkelijkheidswijs - indicatief werkelijkheidszin - realisme werkeloos - brodeloos, inactief, indifferent, nonactief, passief werkeloos inkomen - intrest, rente, steun werkeloosheid - inactiviteit, ledigheid, nonactiviteit werkeloosheidswet - W.W., W.W.V. werken - ageren, arbeiden, bedrijven, opereren, optreden, ploeteren, verrichten werken aan - knutselen werken (bargoens) - pezen werken van Heracles - Erga werken voor - dienen werkend - actief, arbeidend, bestaand, bewegend, devoot, dicht, diep, diepst, handelend, operatief, vormend werkend beginsel - (re)agens werkend in iets - innig werkend middel - agens werkende - bezig werkende in andere plaats forens werkende kracht - agens, energeia werkende kracht van iets - ziel werkende middelen - agentiën werkende verbruiken - verwerken werkende vulkaan Etna, Stromboli, Vesuvius werken met de schop - graven, spitten werker - arbeider werker in een drukkerij - drukker, zetter werker in fijne kalk - stukadoor, pleisteraar werkezel - assepoester, ploeteraar, sjouwer, sloof, zwoeger werkgast - leerjongen, werkman werkgebied - rayon werkgeefster - bazin, directrice, patrones werkgeest - gnoom, kabouter werkgerei - werktuigen werkgeld - loon, salaris werkgever baas, broodheer, chef, directeur, hoofd, patroon, principaal werkgroep - ploeg, team werkhout - timmerhout werkhuis - fabriek, werkplaats werking actie, beweging, effect, functie, invloed, loop, operatie, proces, reactie, uitwerking, verloop, voortgang, werkzaamheid werking der golven op het schip - aandrang werking doend - operatief werking van ferment zymose werking van iets opheffen - neutraliseren werking van stromend ijs exaratie werking van stromend water erosie werkingssfeer actieradius, bereik werkinrichting - fabriek werkje - akkevietje, klusje werkje (lat.) opusculum werkkaart - arbeidskaart werkkam - hedekam werkkamer atelier, bureau, kantoor, laboratorium, studeerkamer, studeervertrek, studio werkkamer van kunstenaar - atelier, studio werkkapitaal - bedrijfskapitaal werkkiel - boezeroen, morskiel werkkleding - kiel, overal, stofjas, uniform, werkpak werkkracht - ambtenaar, arbeider, beambte, energie, fut, leraar, lerares, medewerker, meester, onderwijzer, potentie, vermogen, vitaliteit, werkman, werknemer werkkrachtig - energiek werkkring ambt, baan(tje), beroep, emplooi, functie, offici, positie, post, rayon, sfeer, taak werklieden - arbeiders werkloods - keet werkloon - arbeidsloon, betaaldag, dagloon, gage, jaarwedde, loon, maandloon, pree (Z.N.), salaris, soldij, tractement, uurloon, wedde, weekloon, zakgeld werkloos - inactief werkloosheid - inactiviteit werkloze - steuntrekker werklust ambitie, energie, fut, vlijt, werkzin, ijver, werkzin werklustig - arbeidzaam werklijst - dienstrooster, program, rooster werkman ambachtsman, arbeider, bouwvakker, daggelder, dagloner, electricien, fitter, glasblazer, loodgieter, loonarbeider, metselaar, monteur, smid, stukadoor, timmerman, werknemer werkman die de eerste laag specie op riet of steengas aanbrengt - raper werkman die de koppen van heipalen afzaagt - koppensneller werkman die de pas geschepte vellen aflegt - aflegger, koetser werkman die geblazen dingen verzorgt - pleger werkman die stript - stripper werkman die stro splijt - strosplitter werkman in de metaalindustrie - carrouseldraaier, frezer, trotter (boorder) werkman in een drukkerij - linieerder werkman in een molen - molenaar werkman in een papierfabriek - koetser werkman in een pijpenfabriek - tremmer werkman in een steenbakkerij - perser werkman in een textielfabriek - reder, ruwer, spinner,volder, wever werkman in glasfabriek - glasblazer, pleger werkman in lijnbaan - baangast werkmanier - procédé werkmansbond - werkliedenvereniging werkmansondergoed - bambazijn werkmanssloof - boezel werkmeester - baas, leider, ploegbaas, voorman werknemer - arbeider, arbeidscontractant, loonwerker, werkkracht, werkman werknemers - arbeiders, personeel werknemersorganisatie CNV, NV.V., NKV, vakbond werkonwillige - staker werkorder - wo werkos - trekos, werkezel werkovereenkomst - arbeidscontract werkpak overall, stofjas werkplaats atelier, bureau, drukkerij, garage, gieterij, fabriek, kantoor, kopergieterij, koperslagerij, lab., laboratorium, pletterij, schoenmakerij, smederij, smidse, studio, walserij, werf, ijzergieterij, zetterij werkplaats van een touwslager - lijnbaan werkplaats voor het glanzen kalanderij, kalandermolen werkplaats voor natuurkundige laboratorium, lab werkplaats voor typografen zetterij werkplan - ontwerp werkruimte - kapsalon werkruimte met camera - studio werkruimte van een administratief werker - kantoor werkschema - rooster werkschort - boezelaar, eva, slonde, sloof, voorschoot werkschuw laks, lanterfantend, loom, indolent, inert, lui, traag, vadsig werkseizoen campagne werkstaking in veenderijen bolle werkster - arbeidster, dienst(bode), dienstmeisje, hit, meid werkstuk - constructie, karwei, opgave, opus, probleem, produktie, scriptie werktafel van een goudsmid - stavelier, stavelij werkterrein – rayon werktijd - arbeidsduur werktuig orgaan, instrument, toestel werktuig - 3 aks, bijl, els, juk, mal, mes, spa 4 boor, cric, fret, guts, pers, pomp, pons, pook, rasp, riek, slag, tang, vang, vork, zaag, zeef, zeis 5 bezem, burijn, degel, elger, frees, greep, hamer, hekel, hevel, kwast, leest, moker, naald, nagel, palet, pipet, ploeg, priem, repel, schep, schop, sonde, spade, spuit, takel, veger, vijzel, zicht 6 beitel, bikkel, bouwel, drevel, filter, gaffel, hakmes, haspel, heugel, holpijp, kaarde, kapmes, kompas, kouter, lijmpot, omslag, orgaan, passer, roskam, schaaf, schaar, sikkel, spatel, spijker, treeft, vlegel 7 aalgeer, avegaar, bascule, borstel, deegrol, gaspook, gilette, harpoen, heiblok, houweel, hijsblok, inktrol, koevoet, lineaal, loopkat, losspil, magneet, nijptang, spuiter, toestel, trekpen, verfmes, zethaak 8 aambeeld, aanbeeld, aanjager, aardvork, balkhaak, bilhamer, blaaspijp, buigtang, driehoek, drilboor, drukraam, hooivork, lenspomp, lintzaag, maatglas, meetband, mestvork, ponstang, pootstuk, rijgnaald, schoffe,l spanzaag, tondeuse 9 aanzetvijl, bandkraal, beslagbijl, blaasbalg, boorbijtel, reinaald, datumtang, draaibank, fietspomp, graadboog, haarhamer koubeitel, loodlepe,l navergaar, slijpsteen, smeltoven, strijkbout, teerkwast, tempermes, verfkwast, verfspuit, voorhamer 10 blikopener, dorsvlegel, figuurzaag, glassnijder, klauwhamer, plamuurmes, vingerhoed 11 bankschroef, moersleutel 12 kurketrekker 15 schroevedraaier werktuig in de landbouw combine, eg(ge), hark, hooivork, ploeg, traktor, trekker, zeis werktuig om elektrische spanning te meten - elektrometer werktuig om gasspanningen te meten manometer werktuig om iets fijn te drukken - pers werktuig om koren te zuiveren - wan werktuig om lasten te verplaatsen - kraan, talie werktuig om lengten nauwkeurig te meten - nonius werktuig om mee te breken - braak, breekijzer werktuig om schapen te scheren - tondeuse werktuig om schip te enteren enterhaak werktuig om te graven draglinespade, schep, schop werktuig om te hijsen takel, kraan werktuig om te schiften zeef werktuig om teken te geven bel, zoemer, fluit, hoorn, sirene werktuig op veeboerderij - karn werktuig tot ophalen van water - noria werktuig tot scherping van zeis - haarhamer, strekel werktuig tot verplaatsing van lasten kraan, talie, takel, hijskraàn werktuig van betonwerker cementbeitel werktuig van graveur graveerstift werktuig van kuiper trekhaak werktuig van kunstenaar - opus, oeuvre werktuig van landman eg, egge, ploeg. zeis, hark, riek, vork werktuig voor bandenspanning - pomp werktuig voor boterbereiding - karn, karnton werktuig voor graafwerk schop, spade werktuig voor gaten - boor werktuig voor het larderen van vlees lardeerpriem werktuig voor het meten van de spanning manometer werktuig voor korenzuivering - wan werktuig voor middelpuntvliedende kracht centrifuge werktuig voor nauwkeurige metingen nonius werktuig voor slijpen van zeis - haarhamer werktuig voor visvangst kor, net werktuig voor zware lasten - hijskraan, kraan, takel, talie werktuig waarmee balken uit water worden gehaald penter werktuig waarmee zeis wordt gescherpt strekel werktuigen - utensilia, utensilien werktuigkunde - mechanica werktuigkundig - mechanisch werktuigkundige - mecanicien, mechanicus, technicus werktuiglijk - automatisch, machinaal, mechanisch werktuiglijke vakkennis - techniek werktuigmachine - gereedschapsmachine werkvermogen - kracht werkverschaffing - werkeloosheidsbestrijding werkvertrek - atelier, kabinet, lab, laboratorium, studeerkamer, studio, werkplaats werkvlot - kielvlot werkvrouw - werkster werkwals - drukwals werkweigeraar - staker werkweigering - staking werkwillige bij staking - maffer, onderkruiper werkwijze manier, methode, procede, systeem werkwoord verbum werkwoord met lijdend voorwerp bij zich - transitief (w.w.) werkwoord van herhaling - iteratie werkwoordsvorm - o.t.t., o.v.t., v.v.t., o.t.t.t, o.v.t.t., v.t.U, v.v.t.t., infinitief, participium, verbuiging werkwijze - arbeidsmethode, handelwijze,methode, procédé, procedure, produktiemethode werkzaal - werkplaats werkzaam actief, arbeidend, arbeidzaam, bedrijvig, bezig, deligent, doende, druk, effectief, efficiënt, handelend, laborieus, naarstig, noest, nijver, onledig, oppassend, vlijtig, werkdadig, ijverig werkzaam bestanddeel van thee - theïne werkzaam zijn - ageren, postuleren werkzaamheden verschaffen - bezighouden
werkzaamheid actie, activiteit, aktie, arbeid, arbeidzaamheid, bedrijvigheid, bezigheid, dienst, diligentie, druk, efficiënte, gestie (Lat.), leven, levendigheid, loopbaan, naarstigheid, oefening, vacatie, vlijt, ijver werkzaamheid van water erosie werkzaamheid verschaffen bezighouden werkzaamste deel van een atoom - celkern werkzakje - reticule werkzoekende - sollicitant, werkloze werkzuster - lekezuster werkzijde - borduurzijde werpanker - dreg, dregge, enterdreg werpbol - bolder werpdraad - inslag werpen - afschieten, afvuren, baren, borduren, flansen, gooien, jongen (krijgen), kegelen, keilen, kogelen, kwakken, lanceren, mikken, slingeren, smakken, smijten, stikken, storten, wegwerpen werpen (het) - projectie werpen met dobbelstenen - dobbelen werpen van een geldstuk - toss, tossen werpen, op de knieën - knielen werpen, ter aarde - omvergooien, omverstoten werpen van kruis of munt tossen werpen, voor de voeten - verwijten werper – gooier, pitcher werpgaren - inslaggaren, werpdraad werpgat in middeleeuwse vestingbouw - machicoulis werpgeschut (in de oudheid en middeleeuwen) blijde werphout boemerang werpkoord bola, lasso, werpstrik werplood - dieplood, peillood werpnet - geel werpnet met kuil voor aalvangst - aalgeerjaagnet werp of steekwapen - speer werpriem - lasso, werpkoord werpschicht - javelijn, werppijl werpschijf - discus, palet werpspeer - werplans werpspel met pijltjes - darts werpspies assegaai, harpoen, javeline, javelijn, lans, mes, passagaai, sagaai, speer, spies werpspies met weerhaken - harpoen werpstok - werphout werpstrik bola, lasso werptoestel - projecteur werptol - triktol werptop - werptol werptouw - bola, lasso werptuig anker, assegaai, balista, blijde, boemerang, bola(s), francesca, harpoen, javelin, javid, lans, lasso, mes, projectiel, sagaai, slinger, slingertuig, speer, spies, spiets, steekwapen, stormtuig, tuimelaar, werpbijl, werphout, werpkoord, werplans, werpstok, werpijzer werptuig in Middeleeuwen - blijde wertel - woerd wervel atlas, borstwervel, bot, draaier, draaihoutje, graat, halswervel, heiligbeenwervel knook, krap, lendewervel, promotorium, rugbeentje, t sluitmiddel, snarenspanpen, tourniquet, vertebra, wartel, wervelbeen wervel, eerste - atlas wervel (Lat.) - vortex wervel, tweede - draaier wervel waarom het hoofd draait - atlaswervel, draaier wervelaandoening - bochel, hernia, kyfose, skoliose wervelen - draaien, kolken, roteren, warrelen wervelend - bruisend wervelhout - wilgenhout werveling - rotatie wervelkolom - ruggengraat, spina wervelschijf - ferrarisschijf wervelstorm - cycloon, hoos, pampero, tyfoon, tornado wervelstorm in de Zuidchinese Zee - taifoen, tyfoon wervelstorm op de Filippijnen - bagnio, baquio wervelwaarde - waterwilg, wilg wervelwind cycloon, dwarrel, hoos, kringstorm, storm, taifoen, tornado, taifoen, typhoon wervelziek - ijlhoofdig werven - aanbrengen, aantrekken, overhalen, rekruteren, ronselen, winnen werver - ronselaar werving - recrutering werwaarts - waarheen werzel - woeling, verwarring werzelen - woelen werzelgat - woelwater werzelig - verward wes - waarom weshalve waarom wesp - aalbessenwesp, bloemwesp, boswesp, fruitenier, graafwesp, hommel, hoornaar, kroonwesp, leemwesp, moerwesp, paardenwesp, papierwesp, rodewesp, rupsendoder, vespida, zaagwesp, zandwesp wesp die koningin is - moerwesp wespenboom - kardinaalsmuts, papenmuts wespendief - bijenarend wespeneter - bijeneter wespenorchis - epipactis wespensoort - hoornaar wespenvalk - wespendief wespesteek - straal wespvlieg - milesia West W., Antillen, Suriname, West Indië West-Australië, haven in - Fremantle West-Australië, hoofdstad van - Perth Westaziatisch zoogdier (plantenetend) - klipdas Westberlijns vliegveld - Tempelhof Westduits gebergte - Eifel Westduitse hoofdstad - Bonn Westduitse inlichtingen dienst - bnd West-Duitsland - Bondsrepubliek, BRD westelijk occidentaal westelijke eilandengroepen van Oceanië - Melanesië Westen - Avondland, Occident westen van Noord Amerika FarWest westenwind - zefier, zephyr, Zephyrus, western - wildwestfilm Westers - occidentaal Westerschelde - Hont(e) Westfaals zwart roggebrood - pompernikkel West-Friese stad - Enkhuizen, Hoorn, Medenblik West-Indisch eiland - Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba Westindische banaan - bavoce Westindische boom - galimettaboom, geelhart, kwassie, letrieboom, tonkaboom Westindische bosneger - maron Westindische mais - karoe Westindische pad - pipa Westindische taal - papiamento Westindische vrucht - alligatorpeer westkoor westbouw Westland, dorp in het - Monster, Naaldwijk, Wateringen West Lothian, hoofdstad van - Linlithgow West Lothian, rivier in - Avon Westmongoolse stam - Kalmukken West Virginia, hoofdstad van - Charleston West Vlaanderen, arrondissement in - Brugge, Diksmuide, Leper, Kortrijk, Oostende, Roeselare, Tielt, Veurne West Vlaanderen, hoofdstad van - Brugge westijl - nomologie weswege - waarom wet - bepaling, besluit, canon, code, codex, gebod, edict, handvest, instructie, keur, maatregel, norm, ordonnantie, regel(ing), reglement, richtsnoer, verordening, voorschrift, (Lat.) lex, (Eng.) law wet, ontduiken van de - frauderen wet van Mozes - Pentateuch, Tora(h) wetboek B.W., code, codex, W.v.K., W.v.S. wetboek van kerkrecht canon Wetboek van Koophandel W.v.K. Wetboek van Mohammed - Koran weten - begrijpen, beseffen, bewustzijn, inzien, kennen, kennis, kunde, snappen weten (Hind.) - veda wetend - bewust wetens - opzettelijk wetenschap bekendheid, demologie, doctrine, geleerdheid kennis, kunde, leer, studie, weet, weten, wijsheid wetenschap der bovenzinnelijke verschijnsele - metafysica wetenschap der grensvragen - filosofie wetenschap der metaalsmederij - metallurgie wetenschap der munten - numismatiek, penningkunde wetenschap der muziek - musicologie wetenschap der wijsbegeerte - filosofie wetenschap der zeeën - oceanografie wetenschap die erfelijke eigenschappen bestudeert - eugenetiek wetenschap die getallengegevens verwerkt statistiek wetenschap die zich bezig houdt met de problemen van de veroudering - gerontologie wetenschap die zich bezig houdt met de structuur van de talen - fonologie wetenschap die zich met het oor bezighoudt - otologie wetenschap van de aarde - geografie wetenschap van de bewustzijnsverschijnselen - psychologie wetenschap van de Chinese taal - sinologie wetenschap van de geloofswaarheden - dogmatiek wetenschap van de mens en zijn lichamelijke eigenschappen - antropologie wetenschap van de prediking - homiletiek wetenschap van de Romaanse talen - romanistiek wetenschap van de samenstelling der bevolking - demologie wetenschap van de taal en letteren - philologie wetenschap van de woordbetekenis en de betekenisassociaties - significa wetenschap van de woordenschat - lexicologie wetenschap van het ontstaan en de betekenis van kerkelijke feesten - heortologie wetenschap van het zielsleven - psychologie wetenschap van lucht en gassen - aerostatica wetenschap van oorlog en vrede - polemologie wetenschap voor de samenstelling der bevolking - demologie wetenschap voor de voedingsmiddelen - voedingsleer wetenschap voor het onderzoek van Germaanse schrifttekens - wetenschappelijk - scientifiek wetenschappelijk onderlegd landbouwer - agronoom, landhuishoudkundige runologie wetenschappelijk onderzoek - research, studie wetenschappelijk opstel scriptie wetenschappelijk opstel van een student - skriptie wetenschappelijk woordenboek - encyclopedie, lexicon wetenschappelijke behandeling van de geloofsleer - dogmatiek wetenschappelijke beschouwing - theorie wetenschappelijke delfstoffenbeschrijving - mineralografie wetenschappelijke instelling hogeschool, laboratorium, universiteit wetenschappelijke kinderstudie - pedologie wetenschappelijke metaalbeschrijving - metallografie wetenschappelijke onderzoeker van de pauselijke regering - curie wetenschappelijke organisatie - tak wetenschappelijke publicatie dissertatie, these wetenschappelijke stroming - school wetenschappelijke studie voor de vrede - irenologie wetenschappelijke verhandeling - dissertatie, essaai, memoire, monografie, opstel, proefschrift wetenschappelijke voordracht college, referaat wetenschappelijkheid - weten wetenschapper - geleerde wetenschappelijkheid - weten wetenschapsman - geleerde wetenswaardig - belangwekkend, interessant wetering - beek(je), geul, gleuf, grensscheiding, kanaal, kil, laak, lee, lede, poel, rijt, ril, sloot, stroom, tochtsloot, treksloot, vaart, water(loop), zijp wetgeleerde advocaat, jurist, legalist, legist, rechtsgeleerde, wettenkenner, wetgeleerde (bijbel) - farizeeër, wetgeleerdheid juristerij wetgevend - legislatief wetgevend lichaam congres, legislatuur, parlement wetgevend lichaam in IJsland AIthing wetgevende macht latuur, legislatie, legislatuur, legiste, parlement, wetgeving wetgevende vergadering - constituante, landdag, legislatuur wetgevende vergadering in de Duitse Bondsrepubliek - Bondsdag wetgever - legislator, parlement wetgever (Gr.) nomotheet wetgever der Atheners - Solon wetgever der Grieken Solon wetgever der Joden Mozes wetgever der Spartanen - Lycurgus wetgever in Athene - Solon wetgeving - legislatie wethouder assessor, gemeenteraadslid, schepen wetkenner - rechtsgeleerde, wetgeleerde wetkundige - advokaat, jurist, legist wetleer - aanzetriem wetplank - slijpplank wetpriem - wetstaal wetrol - t(h)ora wetsartikel - term wetsbepaling - artikel wetsconflict - collisie wetsdelict misdaad, misdrijf, overtreding wetsdienaar - agent wetsdokter - politiearts wetsonderzoek - midrasj wetsovertrteding - delict, misdaad, moord, transgressie, vergrijp wetstaal - slagersstaal, slijpstaal, terminologie wetsteen slijpsteen, strekel, oliesteen wetsverandering - novelle, wetswijziging wetsvoorstel - voorslag, voorstel, wetsontwerp wetteloos - regeringloos wetteloosheid - anarchie, anarchisme wettelijk juidisch, legaal, legitiem, rechtmatig, wettig wettelijk bepalen - verordenen wettelijk erfdeel - legitima wettelijke aansprakelijkheid w.a. wettelijke bekrachtiging - sanctie wettelijke opsomming - enuntiatief wettelijke vertegenwoordiger, van een gemeente - burgemeester wetteloosheid - anarchie wetten aanzetten, leges, regels, scherpen, slijpen wetten stellend - nomothetisch wettenrecht - gewoonterecht wettig echt, erkend, geldig, gerechtvaardigd, juridisch, legaal, legiem, legitiem, officieel, rechtsgeldig, rechtmatig, valide, wettelijk wettig betaalmiddel bank, bankbiljet, cheque, giro, munt, wettig bewijsschrift acte, diploma , identiteitsbewijs, paspoort, rijbewijs wettig bewijsstuk - akte, brevet, diploma, identiteitsbewijs, kentekenbewijs, legitimatiebewijs, licentie, paspoort, rijbewijs wettigen - bekrachtigen, bezegelen, echten, ijken, legitimeren, verklaren, waarmerken wettig in omloop - gangbaar wettig maken - legaliseren wettig uitstel van betaling - moratorium wettig verklaren echten wettige macht - autoriteit wettige verklaring - legalisatie wettige woonplaats - domicilie wettigen - bekrachtigen, bevestigen, echten, erkennen, legaliseren, legitimeren wettigheid - geldigheid, legaliteit, legitimatie, legitimiteit wettigheid van regering of geboorte - legitimiteit wettiging - bekrachtiging, echting, geldigverklaring, legalisatie, legitimatio, rechtvaardiging, sanctie wettig laten verklaren - echten wettisch letterlijk, precies, stipt wet van Mozes - tora wevel - klander, kettingdraad weveldraad - ketting wevelingen - weeflijnen weven - mengen, spinnen, vlechten wever - tapisseerder weversboom - kettingboom weversgereedschap - bobijnklos, draadteller, drom, effenaar, haak, kam, ketting(draad), machine, pop, raam, scheerklos, scheerstok, schietspoel, spanram, spoelbeugel, stok, tafel, telhaspel,walkmachine, weefgetouw weverskaarde - kaardedistel weverskam - weefkam weversklos spoel . weversschietspoel - inslagspoel weversspoel - schieter weversterm getouw, inslag, kaarde, ketting, klos, schering, spoel weverstoestel - getouw wevervogel - ploceida wezel - hermelijn, lafaard wezel, grote - hermelijn wezelachtig - bang, bevreesd wezen aard, bestaan, creatuur, demon, duivel, entiteit, essentie, être, geest, innerlijk, karakter, natuur, schepsel, zijn wezen van een zaak - essentie wezenheid - aard, essentie wezenloos - afwezig, suf, verdwaasd wezenloos kijken - staren wezenloos zijn - afwezig wezenlijk diopatisch, echt, effectief, eigenlijk, essentieel, feitelijk, fundamenteel, heus, inderdaad, innerlijk, innig, intrinsiek, materieel, natuurlijk, oprecht, positief, reeel, stellig, stoffelijk, substantieel, voorwaar, waar(lijk), werkelijk, zakelijk, zeker, zowaar wezenlijk bestaan entiteit, realiteit, wezenlijkheid wezenlijke - essentiele wezenlijke betekenis etymon, werkelijkheid wezenlijke (het) - bestaan, clou, essentie, kern,werkelijkheid wezenlijke inhoud - essentie, substantie wezenlijkheid actualiteit, entiteit, essentie, realiteit, substantialiteit, werkelijkheid wezenlijkheid, oprechtheid - gemeendheid, innigheid, vurigheid wezen of schepsel - mens wezenstrek - gelaatstrek wherry - roeiboot whisky - korenbrandewijn whisky met sodawater split whist - kaartspel whistler - fluiter, knaagdier, marmot wichelaar - goëet, waarzegger wichelares - alruin, waarzegster, wikster wichelarij - divinatie, toekomstvoorspelling wichelen - voorspellen, voorzeggen, wikken wichelroedekunst - rabdomantie wichelroedeloper - r(h)abdomant, roedeloper wichelstok - wichelroede wicht - gewicht, kindje, meisje, nest, pondereus, schepsel, wezen, wichtig aanzienlijk, belangrijk, voornaam, zwaar, zwaarte wichtje - kind wie daar - werda wie eist - eiser wie in een geheim deelt ingewijde wie kosteloos een proces voert - prodeaan wie vervalsing pleegt falsaris, fraudeur wie zich voorbereidt - preparandus wie zonder testament sterft intestaat wiebelen - tuimelen, wankelen wiebemaand - juni wieberen - weggaan wiedauw - wilgetenen, wissen wiedbloem - paardebloem wieden - puinen, schoffelen, schrepelen, zuiveren wiedes - begrijpelijk wiedhaak - schrepel, wiedijzer wiedmachine - extirpateur wiedoord - wiedhaak wiedijzer - schrepel wieg - babybedje, bakermat, krib, kribbe, wiegedruk - incunabel, paleotype wiegelen - hobbelen, schommelen, sussen wiegelied berceau, berceuse, (Eng.) lullaby, slaapliedje wiegeliedje - slaapliedje wiegen - deinen, dodijnen, schommelen, stillen, sussen, wiegelen wiegenkind - baby wiegewacht - babysit, oppas wiek dot, dotje, lampepit, lathyrus, lemmet, pit, stuk, vlerk, vleugel, watje, wikke, windvanger (molen) wiekel, blauwe - boomvalk wiekel, rode - torenvalk wiel - kolk, rad, ras, wagenrad wiel met kammen kamrad wiel van draaiorgel lierrad wielboom - haagbeuk wielboor - avegaar wieldeel as, band, naaf, spaak, velg, ventiel wielen - kolken wielen, in de-rijden - dwarsbomen, tegenwerken wielen, tussen de- zitten - reizen wielerbaan - piste, velodroom wielerronde koers, omnium, tour wielerwedstrijd criterium, koers, omloop, omnium, ronde wielewaal gouw, goudmerel, oriolida wieling draaikolk, kolk, maalstroom, neer, ras, sas, wiel wielkrans - flens wielloos voertuig ar, boot, draagstoel, lift, slee, schip wielomloop - velg wielrennen - hardrijden, racen wielrenner - coureur, hardrijder, racer, sprinter, stayer wielrijden fietsen wielrijder fietser, pedaalridder wielschaats - skeeler wielschaatsen - skeeleren wielslag - wagenspoor wielstaafje - spaak wieltje onder een schuifdeur - rolslot wielvorming - trochoïde wielwerk - raderwerk wielwilg - wielboom wieme - rookplaats wiepedoren - hondsroos wier- alg, alge, blaaswier, bruinwier, draadwier, kelp, wiersoda, zaagwier, zeegras wier, geoogst - kelp, varec wier, stof uit- bereid - algine, mucus, norgine wierd - waard wierde - heuvel, kleiheuvel, terp wieren algen wierig - beweeglijk, dartel, levendig, vlug wiering - hooikade Wieringen, dorp op - Hippolytishoef Wieringermeer, dorp op - Kreileroord, Middenmeer, Slootdorp, Wieringerwerf wierkruid - rosmarijnkruid wierook - doepa (Indon.), gomhars, reukwerk wierookdoosje - acerra wiersel - tril, zweel wiersoda - kelp, kelpsoda wiewouter - vlinder wierzwammen - phymocytes wieuwen - miauwen wiewouw, gele - wielewaal wig keg, kegge, keil, kooi, luns, pin, plug, scheg, schegge, schie, spalk, spie, spij, stelspie, stelwig wig om hout te kloven keg wiggelen - wankelen, Wight, hoofdplaats op - Newport wigvormend hout - keg, scheg, spie wigvormig - sfenoidaal wigvormig stuk doek geer wik - weging wika - letterwoord wikgeld - weegloon wikke duinboon, Vicia, vogelwikke wikkelen - (om)hullen, inrollen, volveren, winden wikkeljongen - bosjesmaker wikkelneus - rolstaartbeer wikken nagaan, (over)wegen, overwegen, tillen, wichelen, waarzeggen wikken en wegen rumineren wikkerij - wichelarij wikster - wichelares wil bedoeling, begeerte, beschikking, eis, energie, geestkracht, geneigdheid, intentie, kracht, lust, pit, testament, verkiezing, verlangen, wens, zin wil (Lat.) - voluntas wil om te leven (Boeddh.) - tanha wil (Lat.) - voluntas wild – baldadig, balsturig, bandeloos, barbaars, dol, driest, druk, eigenzinnig, enthousiast, erg, grillig, heftig, jachtbuit, natuurstaat, onbebouwd, onbeschaafd, onbesuisd, ongebreideld, ongeorganiseerd (staking), ongeregeld, ongetemd, ongezeglijk, onordelijk, onstuimig, ontembaar, opgetogen, razend, rebels, ruig, rumoerig, ruw, toestemming, tomeloos, uitgelaten, vermogen, weer, wanordelijk, wildheid, woedend, woelig, woest, zeer wild bos - jungle, oerwoud wildbraad - gebraad, reebout wilddief - stroper wild dier - aap, adelaar, ai, beer, bizon, ever, gier, giraffe, gnoe, hert, ijsbeer, leeuw, nijlpaard, oerangoetang, olifant, panter, poema, ree, slang, tapir, tijger, wolf, zebra wilddieven - stropen wilddieverij - dtroperi wilddoder - jager wild gevangen jachtvogel - haker wild gewas - jungle, rimboe, ruigte wild gras - kweek wild kind - robbedoes wild levend plantengeslacht - klis wild mens - barbaar, woestaard wild opzetten - sperren wild paard - broncho, mustang wild paard (Californië) broncho wildpad - wissel wild rund anoa, banteng, bizon, oeros wild schaap - moeflon, muffeldier, steenschaap wild spelen - ravotten, stoeien wild springen - hossen wild teker gaan - rauzen wild vervolgen - jagen wild vervolger - jager wild vlees - akestoom, granuloma, luxurians wild vullen - farceren wild, zeer kwaad woest wild zoethout - dolbessenkruid wild zwijn ever wildbraad - fazant, reebout, reerug, venizoen wilddief stroper wilddoder - jager wildgebraad - reerug wildgerecht - salmi wilde - barbaar, dolleman, onbeschaade, ongetemde, wilde aardappel - alfrank wilde alruin - alruinwortel wilde andijvie - askruid wilde appel of peer - wildeling wilde asperge - spargel wilde baard - haardos wildebeest - gnoe wilde beestenspel - menagerie wilde berggeit - klipgeit wilde bewogenheid - razernij, toorn, woede wilde boekweit - zwaluwtong wilde bomen veredelen - enten wildebras - woelwater, woesteling wilde bij - aardbij, zandbij wilde christusogen - avondkoekoeksbloem wilde dieren africhten - dresseren, temmen wilde draaiing - dooreengewoel, gekrioel, gewemel, warreling wilde drift - razernij wilde duif tortel wilde eend - kooier, krak, kreest, krust, roepeend, smient, taling wilde ezel - onager wilde ezel (Tibet) - kiang wilde framboos hennebraam wilde gans - kolgans, zeegans wilde geit - gems, klipgeit wilde haver aat, oot, vloghaver wilde hoen auerhoen wilde hond - adjak, dingo wilde hond (Australië) - dingo, warragal wilde houtduif - ring(el)duif wilde hulst maté wilde iep (olm) - veldiep wilde jazz - hot-jazz wilde jongen - robbedoes wilde jongen of meisje - wildebras wilde kamille - akkerkamille, osseoog wilde kamperfoelie - mammetjes, mammenskruid, mee(uw), winde wilde kastanjeboom - paardekastanje wilde kat boskat wilde kers - kriek, morel wilde klavier - wildzang wilde kleine pruim - vogelkers wilde knaap - hekkenspringer, kwant, robbedoes, snuiter, wildebras, woesteling wilde komijn - karwij wilde kriek vogelkers wilde latuw - leverdistel wilde man - driftkop, woestaard, woesteling wilde marjolijn - orego wilde moordbui - amok wilde mosterd herik, hederik, krodde wilde muziek - rock wilde olijfboom - oleaster wilde papaver - ababa wilde perzik - perkei wilde peterselie - hondspeterselie kroontjeskruid, wrattenkruid wilde plant brem, hei, helm, saxia, varen wilde radijs - hederik, keik, herik, kiek, rodde wilde reseda - wouw wilde roos - eglantier, egelantier, egelantine, hageroos, hondsroos, rozelaar wilde salie - gamander, veldsalie wilde elderij - eppe, juffrouwmerk wilde sering - vogelkers wilde spurrie - galgeil, strikke, watergal, watergeil wilde stier - oeros wilde suikerriet - glagah wilde Turkse of rode lelie - berglelie, bloedlelie wilde tijm - kwendel wilde vaart - trampvaart wilde vlier - drieblad, flierflinkruid, ganzerik, geitepoot, gerardskruid, hanepoot, heers, hirs, tormentil, zevenblad wilde vlucht van vee - stampede wilde vrucht - slee wilde vijgeboom - oleaster wilde weit - dolik, halfparasiet, paardebloem, zwartkoorn, zwartkoren wilde wikke - krok wilde wilg - duizendknoop wilde wingerd - ampelopsis, bosdruif, brionie, clematis, haagwinde, heggerank wilde wintereend - toppereend wilde woudezel onager wilde wijt - koekruid wilde zee branding, springvloed, stormvloed wilde zwaan - deen, hoelzwaan wildebeest - gnoe wildebras - hekkenspringer, robbedoes, wilde wildeman - driftkop, woestaard, woesteling wildemanskruid - anemoon wildernis broesse, bushbush, jungle, oerwoud, rimboe, woesternij wildgebraad - reerug wildhandelaar poelier wildheid - ferociteit, sauvagerie wildjager in Canada - trapper wildkleur - agoeti wildkoren - duist wildling - zaailing wildpad - wissel wildpark - reservaat wildpastei paté wildsaus - poivrade wildschaar - tafelschaar wildstroper - wilddief wildtuin - wildpark wildvang - wildzang wildwestfilm - western wilg katwilg, knotwilg, salix, treurwilg, ween wilgachtigen - salicaceeën wilgachtige plant abeel, esp, katwilg, knotwilg, peppel, populier, treurwilg wilgboktor - rozebok wilgenloot - teen wilgeluis - bladluis wilgemug - galmug wilgenhout - hoephout, waardhout wilgenpijp salicionaal wilgensijsje bosrietzanger wilgentak - ween Wilhelmus - volkslied wilgkever wilgenboktor wilgkruid bloedkruid willekeur - eigenzinnigheid, gril(ligheid), handelwijze, tirannie, verkiezing, welbehagen, wil (vrije), willekeurig arbitrair, despotisch, eigendunkelijk, eigenmachtig, facultatief, grilligheid, klakkeloos, moedwil, onbepaald, onverschillig, tirannie, tiranniek, toevallig, wispelturig willekeurig heersend - tiranniek willekeurig heerser - despoot, dictator, potentaat, satraap, tiran willekeurige lust - luim willekeurige verbinding van muziek stukjes potpourri willempje - tienguldenstuk willen - bedoelen, begeren, beweren, eisen, gelieven, kunnen, verkiezen, verlangen, wensen, zullen willen zeggen - betekenen willende doen - bereid, klaar, paraat willen hebben – believen, verlangen willen zeggen - beduiden, betekenen willens - opzettelijk willens voorbij laten gaan - vergooien willig - begeerd, bereid, geforceerd, gehoorzaam, genegen, gewillig, gezocht, inschikkelijk, instemmend, in trek, leven, levendig, plooibaar, volgzaam willigheid bereidheid, genegenheid williglijk - ongedwongen willoos - apatisch, bewegingloos, daadloos, decadent, futloos, indolent, inert, lusteloos, ongenegen, traag, week willoosheid - aboulie willoos maken - hypnotiseren willoos mens - ledepop willoos slachtoffer - dupe, speelbal willoos werktuig ledeman, ledepop, leeman, marionet, slaaf, stroman willoosheid - abolie, aboulie, inertie wilp - wulp wilsbeschikking - testament wilskracht - energie, geestkracht, wilskrachtig beslist, doorzettend, energiek, flink, krachtig, resoluut, zeker wilster - goudpluvier, pluvier, zilverpluvier wilsverlies - aboulie wilsvrijheid - arbitrium, liberum wilvaardig - bereidwillig wimpel - banderol, banier, scheepsvaan, standaard, vaan, vaandel, vlag wimpel aan lans pennoen wimpel op de hoogste steng topstander wimpeldrager - paradijsvogel wimpelpunt - spitstong wimper - ooghaar, pinker wimpers - cilia, ciliën wimperzwartsel - mascara, maskara, masquara winactie adverteren, colportage, propaganda, reclame, strooibiljet winbaar exploitabel winch - lier Winchester - magazijngeweer wind anemo, bergwind, blizzard, bries, darmgas, flatus, fohn, hazewind (hond), hoos, koelte, landwind, lucht(stroom), luchtverplaatsing, opschepperij, orkaan, pampero, pneuma, storm, stormwind, taifoen, tocht, tornado, trek, valwind, veest, venti, vlaag, wervelwind, zeewind, zefier, zeng, zuchtje, zuigwind, wind, door de - overstag wind, harde - orkaan, storm wind in Afrika harmattan wind in Italië sirocco wind in Zuid Frankrijk autan, mistral wind in de Alpen - foeha, föhn wind in de tropen passaat, moesson wind in de-slaan - negeren, veronachtzamen wind in de zeilen - voorspoed, welvaart wind waarbij de molens in top malen - topzeilskoelte windfvoer bij een orgel - evacuant windas - draaispil, haspel, kaap(stander), lier, losspil, spil windas in een molen - lui windbescherming - rietmat windbuil - leeghoofd, snoever, opsnijder, opschepper, pochhans, grootspreker windbloem bosanemoon, ranonkel, wildemanskruid windboom - handspaak, spilboom windbord - buitenluik, windscherm windbreker - pocher, snoever windbreking - opschepperij, snoeverij windbuil - brani, opsnijder, pochhans, snoever windbuilen - netelzucht winddoren - beeneter winddrift - driftstroom winde - convolvulus, garenhaspel, haagbloem, windas windeachtigen - cornvolvulaceeën windel - haagwinde, katrol, lamprei, luier, prik, zwachtel windelen - inbakeren winden - wikkelen, zwachtelen winden laten veesten windepijlstaart - pijlstaartvlinder winder haspel winderig - bar, blufferig, flatulent, gezwollen, guur, ijdel, koud, onstuimig, opblazend, opgeblazen, opschepperig, opsnijdend, schraal, tochterig winderig koud guur winderosie deflatie winde, zwarte - zwaluwtong windgat - wak windgod eolus windgoud - bladgoud windhalm - apera, smele windhandel - agiotage, beursspel, speculatie windharp - aeolus, eolusharp, teorbe windhaver - oot windhond barzoi, borzoi, deerhound, greyhound, hazewindhond, saluki, whippet windhondsoort - slougui, whippet windhoos - slurf, slurp, storm, wervelwind windjak - anorak, blouson, parka windjack met capuchon - anorak, parka windje, stevig - bries windkant - loef, loefzij windkanter - windkei windketel van een brandspuit - luchtkamer, luchttrommel windklep - luchtklep, ventiel windkoppel - kruirad windkracht in het orgel - pneumatiek windkruid - anemoon windkunde - anemologie wind, lokale - 4 Bora, Föhn, Kaus 5 Autan, Barat, Noord, Zonda 6 Boeran, Kharif, Meltem, Nortes, Sjamal, Solamo 7 Bohorok, 'Broeboe, Gending, Khamsin, Maestro, Mistral, Pampero, Seistan, Sirocco 8 Baliwind, Blizzard, Gregales, Koembang, Levanter, Libeccio, Northers, Scirocco 9 Elephanta, Harmattan, Williwaws 10 Karaboeran, Tramontane 11 Lleventades 12 Brickfielder windmaand - vendose windmaker - opsnijder, pocher, snoever windmeter anemograaf, anemometer windmolen - beltmolen, bergmolen, binnenkruier, bovenkruier, buitenkruier, grondzeiler, kokermolen, paltrokmolen, spinnekop, standerdmolen, srellingmolen, tjasker, torenmolen, walmolen, wipmolen windom - akkerwinde, zwaluwtong wind op het zeil - tegenwind windpokken varicellen, waterpokken windrad - windmotor windrichtingregistrerend apparaat - anemograaf windrichting – Noord(en), NNO, NO, ONO, Oost(en), OZO, ZO, ZZO, Zuid(en), ZW, WZW, West(en), WNW, NW, NNW windring - luchtkussen windroer - blaaspijp, windbuks windroos - bosanemoon, kompas, kompasroos windscherm abrivent, paravent, rietmat, windschut windschoor - spanrib windsediment dekzand, löss, stuifzand windsel band, bandage, doek, fascia, lap, ligament, luier, mitella, slinger, verband, verband(stof), windel (gew.), zwachtel windsel - akkerwinde, haagwinde windsnelheidsmeter - anemometer windsor, lid van het huis - 4 Anne, John, Karl, Mary, Maud 5 Alice, David, Harry, Maria, Sarah 6 Albert, Alfred, Andrew, Arthur, EduardGeorge, Helena, Louise 7 Charles, Leopold, Michael, Richard, William 8 Beatrice, Margaret, Nicolaas, Victoria 9 Alexandra, Elizabeth windspaak - spilboom, windboom windspil - kaapstander windstil bladstil, luw windstille ligplaats - opper(d) windstille plaats - loef, opper, luwte, lij(zijde) windstille plek op de Atlantische Oceaan Doldrums windstilte - accalmie windstoot vlaag windstreek - kompalstreek, Noord, Oost, West, Zuid windturbine - windmotor windvaan - anemoscoop, mastvlaggetje, windwijzer windvang - ventilator windvanger - ventilatiebuis, windhapper wind, veel-maken - pochen, snoeven windveer - cirrus, verderwolk windverhitter - cowpertoren windvlaag rafale, rukwind, ruk, stoot, windstoot windvleugel - regulator windvrij beschut, luw windvrije plaats luwte windwanner - torenvalk Windward, Islands, een van de - Grenada Windwering - scherm, schut windwijzer vaan, vaantje, weerhaan, windhaan, windvaan, windzak windzaadkruid - aurikel windzak - balg, branie,grootspreker, luchtzak, snoever, tympanie windzeel - windas wind, zeer koude - blizzard, poolwind windzitter - windscheider windzucht - meteorisme, trommelzucht windzijde loef, loefzijde winend - buitenzwei wing - vleugel wingerd - druiveboom, heggerank, wijngaard, wijnstok wingewest nederzetting, volksplanting, kolonie wink - rietgans winkel - hoek winkel bakkerswinkel, bazar, bazaar, boekwinkel, boetiek, drogisterij, groentewinkel, handelszaak, kruidenierswinkel, loopzaak, magazijn, slagerij, slijterij, supermarkt, shop, toko, warenhuis, zaak winkel (Ind.) - toko winkel met zelfwerkende bediening - automatiek winkel van oude boeken - antiquariaat winkel van reukwerk - parfumwinkel winkel voor kledingartikelen - bonnetterie winkelbank - toonbank winkelbediende - caissière, etaleur, loopjongen, pakster, verkoopster, verkoper, winkelknecht winkelbedrijf - warenhuis winkelbetimmering - opstand winkelbord - gevelbord, uithangbord winkeldief - ladenlichter winkelgalerij - passage winkelgoed - inventaris winkelhaak - bochel, haper, rechthoek, scheur, zwee, zwei winkelhaak met beweegbare armen - zwaakhaak, zwei winkelhouder - winkelier winkelier - antiekhandelaar, antiquair, apotheker, bakker, banketbakker, bloemist, boekhandelaar, debitant, depothouder, detailhandelaar, detaillist, drogist, filiaalhouder, groenteboer, kruideker, kruidenier, leverancier, melkboer, middenstander, neringdoende, negotiant, opticien, parfumerieverkoper, schoenmaker, slager, slijter, winkelhouder, zakenman winkelinrichting opstand winkeljuffrouw - verkoopster winkelkast - etalage winkelknecht - magazijnknecht, winkelbediende winkelnering -begunstigers, klanten, klandizie, klantenkring, kleinhandel, kopers winkelpand - zaak, zakenpand winkelprijs - winkelwaarde winkelraam etalage, vitrine winkelruit - etalageraam winkel van oudheden - antiquariaat winkelschuld - klis winkeltent - kraam winkeltje - boetiek, halletje, kiosk winkel voor wijn - slijterij winkelweek - braderie winket - loket, sluipdeurtje winnaar - kampioen, overwinnaar winnen - aanwerven, behalen, obtineren, opwerken, rinnen, verdienen, verkrijgen, verslaan, werven, zegevieren winning - pachthoeve winning aan de oppervlakte - dagbouw winplaats van erts mijn winst - aandeel, avance, avantage, baat, bate, belang, gewin, lucrum, massematten, mazzel, nut, opbrengst, oentoeng, overschot, overwinning, profijt, provenu, rebbes (Hebr.), rendement, rente, resultaat, snaai, surplus, tantième, verdienste, voordeel winstaandeel - dividend winst afwerpen - profiteren winst belovend - lucratief winst door berekening - imaginair winst geven - renderen winst- of verliespunt bij sport - hole winst opleveren renderen winst opleverend rendabel winstaandeel bonus, dividend, extra, gratificatie, provisie, tantième, toegift, uitkering winstbejag - speculatie winstbejager - speculant, speculateur winstgevend fertiel, lucratief, productief, profitabel, rendabel, renderen, vet, voordelig, vruchtbaar winstgevend maken beleggen, exploiteren winstje - mazzel winstopleveren - renten winststreven bejag winstuitdeling - divident, tantieme winstuitkering - tantieme winter - najaar,natijd, stookseizoen winteraconiet - eranthis winterappel rabauk, rabouw, renet, reinet winterbloeier - chimonanthus winterboter - hooiboter, stalboter wintereend - toppereend winterfeest kerst(mis), nieuwjaar, oudjaar, silvester, sinterklaas winterfeest van de oude Germanen joelfeest wintergoed - winterbloemen, wintervruchten wintergroen - pirola, pyrola wintergroenachtigen - pyrolaceeën wintergroente - prei, spruiten winterhanden,-voeten - perniones winterhemel - winterlucht winterjas - duffel, jekker, ulster winterkers - barbarakruid, jodenkers winterkoning - Thialf, troglodytida winterkoninkje - wipstaart, zangvogeltje winterkoolzaad - geelbloem winterkost anijs, boerenkool, erwtensoep, kool, hutspot, snert, spek, stamppot, zuurkool winterkruid - barbarakruid winterlakooi - stokviolier winterlelie - kerstroos winterling dollekervel winterlucht - vrieslucht winterlijster - kramsvogel, wijnlijster wintermaand - december, februari, januari wintermat - krammat wintermeeuw - stormmeeuw winterooft - winterfruit winterpostelein - doorwas winterpret - arren, schaatsen, skiën, sleeën winterprovisie - wintervoorraad winterraapzaad - aveelzaad winterroos chrysant winters voertuig slee, slede, ar, arrenslee, bobslee wintersemester - winterhalfjaar winterslaap - hibernatie wintersoep snert wintersport - arren, bobben, curling, schaatsen, skiën, sleeën, ijshocky wintersportartikel bob, ski, schaats, slee winterdtof - ratine winters voertuig - ar, slede, slee wintertaling - krik, krikeend, kroet, stareend wintertarwe - wintergraan wintertuin - orangerie winterverlof - kerstvakantie wintervermaak - arren, skiën, schaatsen, sleetjerijden, sleden, ijsvermaak, ijszeilen winterverschijnsel hagel, ijzel, koude, sneeuw, vorst, winterversiering op de ruiten - ijsbloem winterviolier – muurbloem wintervoertuig - ar, arre, arreslee, slee, slede wintervoorraad - aveelzaad wintervoorraad aan groenten - inmaak wintervoorraad groenten - inmaak, weck winterwortelen - winterpeen winterzanger - bastaardnachtegaal, heggemus winterzwammetje - plaatzwam winziek - winzuchtig wip balans, braakstok(voor vlas), evenwicht, handomdraai, sprong, tuimelbank, wipplank, zwengel (put), zwingel, wipbalk - draaibalk wipbrug - basculebrug, hamelbrug, ophaalbrug wipgalg - wip wipgebint - hamelgebint wipje - hup wipklep - hefboomklep wipkooi - slagkooi wipkraan - hijskraan wipmolen - spinbol wippen - huppelen wipper - hijstalie wipperen - wankelen, wiebelen wipperig onvast, wankel wippertje - borreltje wippertoestel - broek wipstaart kwikstaart, winterkoninkje wipstoel schopstoel wiptoestel - wippertoestel wipwap - toonbankbascule, wip wire-recorder - magnetofoon wirwar - doolhof, kluwen, labyrint, netwerk, verstrengeling, verwarring, warnet wis beslist, gewis, ongetwijfeld, pertinent, precies, secuur, stellig, teen, twijg, vast, veegdoek, waarlijk, werkelijk, wislap, zeker Wisconsin, hoofdstad van - Madison wisdoek - vaatdoek wisent - bizon, oeros, veros wis en waarachtig - absoluut, beslist, ongetwijfeld, pertinent, stellig, vast, zeker wiskunde - mathematica, mathesis wiskunde vak algebra, differentiaalrekenen, goniometrie, logica, mathesis, meetkunde, planimetrie, rekenkunde, statistiek, stereo-metrie wiskundig - mathematisch, mathesie wiskundig adviseur - actuaris, aktuaris wiskundig begrip algoritme, bissectrice, cosinus, cotangens, deellijn, hoek, logaritme, log, logarithme, loodlijn, lijn, lijnstuk, macht, oneindige, punt, secans sinus, tanges, wortel wiskundig getal - eenterm, pi wiskundig lichaam - bol, cilinder, kegel, kubus, ruit, parallelogram, trappezium wiskundig symbool - 2 ch, im, in, re, sh, tg, th 3 arg, cos, csc, cot, ctg, cth det, div, exp, inf, lim, log, max, min, rot, sec, sin, sup, tan, tgh 4 cosh, cotg, coth, cotn, curl, grad, sinh, tanh 5 cosec 6 arcsim, arccos, arctan wiskundige Boole, Brouwer, Descartes, Euclides, Euler, Frege, Gauss, Heyting, Leibnizj, Pascal, Peirce wiskundige aan computer programmeur wiskundige aardrijkskunde - geometrie, kosmografie wiskundige bij verzekering actuaris wiskundige einduitkomst - resultante wiskundige grootheid integraal wiskundigelijn - kromme wiskundige term - cotangens, macht, radix, wortel wiskundige uit de oudheid Euclides wiskundige uitkomst - resultante wiskundige vorm term wiskunstenaar - mathematicus wispelen - kwispelen, schudden wispelturig eigenzinnig, grillig, kameleontisch, lichtvaardig, nukkig, onbestendig, onevenwichtig, ongedurig, ongestadig, onstandvastig, uitgelaten, veranderlijk, versatiel, wildpad, willekeurig, wisseling, wisselvallig, wuft wispelturig mens - proteus wisse - kilometer wissel - akte, appoint, cambion, change, cheque(als betaalmiddel), exchange, hefboominrichting(rails), keer, oorkonde, overgang, ruil, sola, traite, valuta, verandering, wisselbrief, wissel aan een ander overdragen - endosseren wissel aanvaarden - accept wissel betaling - riscontro wissel in een enkel exemplaar - sola wissel borg - avalist wisselaar - platenspeler wisselbaar - variabel, veranderlijk wisselbegrip - correlaat wisselbeker bokaal, cup wisselborgtocht aval wisselbrief - cambio, sola wisseldiertje - amoebe, oerdiertje wisselen - cambiëren, echangeren, omruilen, rangeren, ruilen, troqueren, variëren, veranderen, verruilen, verwisselen wisselend - gevarieerd, onzeker wisselen van geld change wisselen van stem - mutatie wisselend - alternatief wisselgebed litanie wisselgebruik - aval, uso wisselgeld - pasmunt wissel handel drijven - cambiëren wissel houder - endossant, remittent wisselijk - zeker wisseling - change, kentering, mutatie, onbestendigheid, overgang, ruil, ruiling, verandering, verloop, verruiling wisseling van eb en vloed tij, getij, kentering wisseling van geluk en ongeluk - lot, lotsbedeling, lotsbeschikking wisseling van haarveren rui wisseling van huid vervellen wisselinner - loper wisseljaren climacterium, overgangsjaren wisselkeer - beurt, toerbeurt wisselklank (taalk.) mutant wisselloon - agio, provisie wisselloop estafette wisseloverdracht - endossement wisselprijs - wisselkoers wissel recht - cambiaalrecht wisselrekening - arbitrage wisselruiter - bedrieger wisselspeler - invaller wisselstroommotor alternator wisselstuk - wisseltong wisseltrekker - trassant wisselusantie - wisselgebruik wisselvallig aleatoir, huiverig, onberekenbaar, onbestendig, ongewis, onstabiel, onzeker, slomp, variabel, veranderlijk, wankel, wankelbaar wisselvalligheid - kans, onbestendigheid, veranderlijkheid wisselverlies disagio wisselvorm van haar der, er wisselwaarde valuta wisselwerking correlatie, interactie wisselwind - moesson wisselwoord anagram wisselzang - antiphoon, beurtzang wissen - afvegen, kuisen, reinigen, schoonmaken, schoonvegen, vegen, wrijven wissewasje bagatel, beuzeling, kleinigheid, nietigheid wisteria - blauweregen wit - albus(Lat.), blan(co)k, bleek, kleurloos, mikpunt, onbedrukt, oogpunt, sneeuwwit, vlekkeloos wit bier - seef wit bloedlichaampje fagocyt, leukocyt, lymfocyt wit bloempje met jasmijngeur - melati wit doen worden - bleken wit glas - melkglas wit (Gr.) - leukos wit hard metaal - gallium, palladium wit hars kamfer, sandarak wit hout - grenehout, vurehout wit koorhemd - albe wit laken - wade wit linnen doek - corporale wit looderts - cerussiet wit los weefsel- linon wit maken - witten wit marmeren knikker - alikas wit metaal - aluminium, indium, iridium, molybdeen wit mineraal - hyaliet wit miskleed - albe, koorhemd wit paard - schimmel wit priesterkleed - albe wit priesterlijk opperkleed - dalmatica wit vlees van vogels - spier witachtig bleek witachtige steen - jade, nefriet witbaard pekari - bisamzwijn witblad - abeel, populier witbloedigheid - leucaemie, leukemie witbol - holcus witbuikje - witstaartje witgatje - huiszwaluw witglanzend blank witgoud platina witharigheid - albinisme witheer - Norbertijn witheet zijn - gloeien withoen - sneeuwhoen witijzer - pamor witjas - laborant witje - dubbeltje witjes - bleek, bedeesd, flets, inbleek, pips witkalk - gips, witsel witkeeltje - blauwborstje, waternachtegaal witkiel - commissionair, kruier, (pakjes)drager, sjouwer witkoper - argentaan witkopzeearend, Amerikaanse - eagle witland - Albion witling - albino witlof - brusselslof witloof - cichorei witlijn - interlinie wit of flets – pips witpluim - konijn witrot - uilenveer witsel kalksel, witkalk witstaart - tapuit wit amber spermaceet, walschot wit met zwarte vlekjes - belton wit tafellinnen - damast Wit Rusland, hoofdstad van - Minsk Wit Rusland, rivier in - Dnjepr, Duna wit wegtrekken - verbleken wit worden - bleken witte amber - spermaceet, walschot witte armen - bakkersarmen witte biersoort - prinsessenbier witte bloedlichaampjes - fagocyten, leukocyten, lymfocyten, monocyten witte bourgogne - chablis witte doek (projectie)scherm witte doek (het) - screen witte dolfijn - beloega witte dovenetel hondsnetel witte Franse wijn - bergerac witte ganzenvoet modderkwaad witte hazelaar - waan witte Jura - Malm witte kaas - kwark witte katoenen stof - dril witte klaver kemp witte kleefpasta - gluton witte koe met zwarte blaar - zwartbont witte kool boeskool, buiskool, kabuiskool, kropkool witte kristallijnen stof - meta witte kwikstaart - akkermannetje, bouwmannetje witte laag rondom vuurstenen - patina witte magnesiumlegering - elektron witte man - blanda, blanke witte marmeren knikker - alikas witte mier termiet, (Ind.) rajap witte mier met vleugels - laron witte muuruitslag - muurkanker witte neerslag - sneuw witte neus van een paard - sneb witte peen - pastinak witte plek op paardenhoofd - bles, kol witte plek op de kop van koeien - blaar witte populier abeel, esp, klaterabeel witte potas - parelas witte raaf avis, rara witte rand om de drukspiegel - marge witte schuimende wijn - champagne witte spirea - sneeuwspirea witte stok van een verkeersagent - baton witte suiker melis witte uitslag op gemetselde muren - muurkanker witte veren van de maraboe - maraboeveren witte verfstof loodwit witte vlek op een paardekop - kol witte vlek op hoornvlies - albugo witte vlokkige stof op wijn - kaam witte walvis - beloega, baluga witte wezel - hermelijn witte wortel - pastinaak witte wijn Bergerac, champagne, falerner, graves, muscat, niersteiner, pagne (gemeenz.) witte wijn uit Dordogne - bergerac witte ijzersoort - pamor wittebroodsweken - honeymoon witteling albino, pigmentloze witten stukadoren witter stukadoor witter worden - aanbleken witvis - alver, blei, bliek, brasem, katvis, voorn witvoetmuis - woelmuis witwangstern - moerasstern witijzer - pamor witz - geestigheid, grap, mop witzaad - kanariezaad witzijdedolfijn - langsnuitdolfijn Wodan - Moenin, Odin wodka - brandewijn woede boosheid, dolheid, drift, ergernis, fureur, furie, furor, gebelgdheid, (gram)schap, grim, grimmig, grimmigheid, kwaadheid, manie, nijd, rabiës, rage, razernij, toorn, venijn, verbittering, verwoedheid, woede, wrevel, wrok woeden - grasseren, heersen, razen, tekeergaan, tieren, toornen, zieden woedend boos, driftig, duivels, gebeten, dol, furieus, gramstorig, grimmig, hellig, hels, hoorndol, kwaad, laaiend, nijdig, onstuimig, rabiaat, razend, toornig, verbolgen, vertoornd, verwoed, wild, woest, ziedend woedend (muz.) - furloso woedend worden - opsteken woedend zijn - toornen woedende aanval amok woedende razernij - amok woedend of razend - ziedend woedend zijn - koken woede opwekken - irriteren woeker - rebbes(Hebr.), rente (onmatig hoge), usure, winst (onwettige), woekeraar - aflegger, afperser, knevelaar, onderdrukker, shylock, vrek, vampier, uitzuiger woekerachtig opkoper - accapareur woekerdier of woekerplant - luis, parasiet woekeren - afleggen, parasiteren, tieren woekeren tieren, parasiteren woekering - gewas, gezwel, granulatie, honingzwam, kanker, klavervreter, loranthus, mistletoe, plantengroei, plantenleven, proliferatie, rafflesia, vogellijm, vegetatie, warkruid, wildgroei woekerklank svarabhaktivocaal woekerplant bremraap, maretak, orchidee, parasiet, ratelaar, vogellijn, warkruid woelachtig - onrustig, woelig woeleg cultivator woelen - bewegen, draaien, keren, kolken, roeren, schimen, spoken, tobben, wentelen, wroeten woelen in aarde - delven woelgeest oproermaker woelhout knevel woelig beweeglijk, dartel, druk, onrustig, onstuimig, orageus, roerig, roezig, rumoerig, rusteloos, turbulent, uitbundig, wanordelijk, wild, woelachtig woelige bewegingen maken - stommelen woelige knaap - wildebras woeligheid beweging, drukte, gewoel, onrust, turbulentie woeling - kolking, onlust, onrust, rellen, tuimeling, werzel woelmachine - woelploeg woelmuis - lemming woelrat - waterrat woelsel - woeling woelstok - woelhout woelwater - wildebras woelziek onrustig, oproerig woelzucht oproerigheid woensdag voor Pasen schortelwoensdag, schorselwoensdag woerd - erpel, mannetjeseend, waard woerhaan fazantenhaan woerhen fazantenhen woest barbaars, boos, braak, corybantisch, desolaat, dol, furieus, gewelddadig, hels, kolderig, kwaad, ledig, lomp, losbandig, nijdig, onbebouwd, onbeschaafd, onbesuisd, onbewoond, ongetemd, onherbergzaam, onontgonnen, onordelijk, onstuimig, ontembaar, ontoombaar, rauw, razend, roekeloos, ruw, ruig, tomeloos, toornig, verlaten, verwilderd, wild, woedend, wreed, wreedaard, woestaard – sater, wildeman, woesteling woestaardig - barbaars woest (muz.) - feroce woest drinkgelag - bacchanaal woest en verlaten - onherbergzaam woest gebied - wildernis woest geschreeuw getier woest land - onland woest mens - roeland woest rijden - jakkeren, rossen woest te keer gaan - roezemoezen woestaard - sater woestaardig barbaars woeste bende - chaos, horde, keet, ravage, troep woeste boel bende, horde, keet woeste dansmuziek boegie, galop, ragtime woeste streek - woesternij, wildernis, woestijn woeste vernieler - vandaal woesteling - barbaar, beest, beestmens, bezetene, bruut, cycloop, energumeen, kanibaal, lomperd, rabouw, razende, vandaal, vechtersbaas, wildebras, wildeman, woestaard, wreedaard, woesternij - wildernis woestheid - ferociteit, sauvagerie woestijn - zandvlakte woestijn (Arab.) ham(m)ada woestijn in Afrika Igidi, Kalahari, Namib, Sahara woestijn in Australië - Gibson, Victoria woestijn in Azië Gobi woestijn in Chili Atacama woestijn in Egypte Sinaï woestijn in Israël Negeb woestijn in Noord Afrika Sahara woestijn in Zuid Afrika Kalahari woestijnbewoner Berber, Toeareg woestijndal - wadi woestijndemon - Azazel woestijndier - dromedaris, kameel, kemel, woestijnduivel - moloch woestijngebied - bahada woestijnplant - jerichoroos woestijnrivier wadi woestijntype hammade, serir woestijnvos - fennek woestijnweg - piste woestijnwind chamsin, harmattan, samoem, sirocco woestijnwind uit Afrika - solano woffer - woudaapje wol - lana wolaap - kapucijnaap wolafval - kammeling wolboom - vilt boom wol die na het slachten verwijderd wordt - blootwol, huidwol, mamazetwol, plootwol wol die uitgekamd is - borat, brat woldistel - kaardedistel, weverskaarde woldoren - kapokboom woldragend gewold woldragend dier in Amerika - paco wol kloppen - vlaken wolf - bijenwolf, canis, deugniet, draaikolk, izegrim, kanis, korenworm, korenzwam, lupus, rekel, reu, vlegel, vos, wolf (zeew.) draaikolk wolf aan de tanden cariës wolfluweel pluche, velours wolfraamcarbid - widia wolframiet - tungsteen wolframium - wolfraam, wolframiet wolfsangel - wolfsklem wolfsbeet - sluitappel wolfsbes - eenbes wolfsboom - boksboom wolfsboon - hemelsleutel, lupine wolfsdak - schilddak wolfsdood - monnikskap wolfsdoorn - kruisbes wolfshond - barzoi, kees wolfskers belladonna, doodkruid wolfsklauw - lycopodium, kolfsmos wolfsklauwen - lycopodiaceeën wolfskruid - christoffelkruid wolfsmairove - wolfspoot wolfsmelk - euphorbia wolfsmelkachtige plant - beugelkruid, bingelkruid wolfsmelkachtigen - euforbiaceae, euphorbiaceeën wolfspoot - lycopus wolfsspin - jachtspin, tarantel wolfstand - moederkoorn wolfsveest - bovist, stuifbal wolfsvlieg - roofvlieg wolfswortel - eenbes, winterakoniet wolfvorm - (alto)cumulus, (alto)stratus, arcus, cirrostratus, cirrus, cumulonimbus, numbostratus, stratocumulus wolk - nevelmassa wolkam kaarde wolken dicht bij de grond mist, nevel wolkenformatie cirrostratus, Cirrus, Cumulus, donderkop, Stratus, Nimbus, stapelwolk, Cumulonimbus wolkenkrabber - skycraper wolkenloos - helder wolkenschilder - nebulist wolkig - bewolkt, onklaar, troebel wolkjes/In. .. opgaan kringelen wolkvorm - cirrus, culumus, donderkop, nimbus, stratus wollaag - stapel wollen bol pompoen, knot wollen bolkwast - pompon wollegras - eriophorum, flok, heidepluis, monnikspruik, veenpluis wollen keperstof - everlast wollen kledingstuk - trui wollen of katoenen weefsel - tweed wollen sportvest met hoge kraag - sweater wollen stof aba, baai, batist, biset, b(o)rat, borda, borde, bukskin, carisel, cheviot, duffel, eskimo, etamine, evalist, everlast(ing), kalamink, kalmink, laken, loden, merinos, ratine, serge, stamet, tweed wollen stof, dunne - stamet wollen stof (fijne) - espagnolet wollen stof (gekeperde) - cheviot, everlast, karsai, laken, ras wollen tricot - jaeger wollen weefsel - baad, flanel, jaeger, laken, napolitaine, ratine wollen weefsel met noppen ratiné wollig - zacht wollige bol op schoeisel - pompon wollige viervoeter - schaap wolmachine - spinnewiel wolmuis - chinchilla, wolchinchilla wol ontwarren - kaarden wolpluisje nop wolplukker - lakenrouwer wolreiniger - snar wolsajet - borat, brat wolsoort - merinoswol wolvenmoeder in de jungle - akela wolverlei - arnica, heiligkruid, luciaanskruid, valkruid, vrouwenkruid, wondkruid wolvezelmeter - cirometer wolvet lanoline wolvin - lupa wolvlokje nop, pluis(je) wombat - buideldier, phascolomida wond - beenwond, beet, blessure, blessuur, droefheid, hoofdwond, houw, krab, krauw, kwetsure, kwetsuur, leed, letsel, schram, smart, snede, snee, snijwond, steek trauma, verwonding, verwonding, vulnera, wond(e) wondarts - chirurg, heelmeester wondbedekking compres, kompres, pleister, verband wonden - beledigen, blesseren, blutsen, ergeren, grieven, kneuzen, krenken, kwetsen, verwonden wonder - buitengewoon, mirage, mirakel, vreemd, zonderling wonderbaar - onbegrijpelijk, toverachtig, vreemd, wonderlijk wonderbaarlijk miraculeus, verbazend, vreemd, wonderlijk, zonderling wonderbaarlijk feit mirakel wonderboom - christuspalm, doornappel, kruisboom, mollekruid, mollenboom, ricinusboom wonderdadig miraculeus, verbazingwekkend, wonderbaar,wonderbaarlijk, wonderdoend wonderdoende persoonlijkheid - kramat wonderdoener charlatan, genezer, kramat, kruidendokter, kwakzalver, magiër, oliekoop, tovenaar, thaumaturg, wonderdokter wonderdoenster - tovenares wonderdokter bachsji, kwakzalver, medicijnman, orvitaan wonderdraaier - thaumatroop wonderen - prodigiën wondergezwel teratoom wonderkruid, heidens - guldenroede, kruiskruid, sintjanskruid wonderlamp - toverlamp wonderlijk - apart, barok, bizar, buitengewoon, buitensporig, dwaas, eigenaardig, fantastisch, fenomenaal, gek, grillig, grotesk, merkwaardig, onbegrijpelijk, ongemeen, ongewoon, prodigieus, raar, singulariteit, singulier, treffend, verbazend, verrassend, verwonderlijk, vreemd, vreemdsoortig, wonderbaar, zeldzaam, zonderling wondermiddel - panacee wonderolie castorolie, kastorolie, purgatief, purgeermiddel, ricinusolie wonderschoon - buitengemeen, merveilleus, zeldzaam wonderspreuk paradox wonderspreuk(ig) - orakelspreuk, paradox(aal), zonderling wonderstuk - wonderdaad wonderteken mirakel, prodigium wondertuin - tovertuin wonderverhaal - teratologie wondervogel - feniks, fenix wonderwel - best, uitmuntend, uitstekend, voortreffelijk wonderwerk - merveille, mirakel wonderwerken - prodigiën wonderzalf - opodeldoc, perubalsem, spijker, toverzalf wonderzout - glauberzout wondhaakje - agrafe, kram wondheelkunde chirurgie wondheelkundige - chirurg, heelmeester wondheler - chirurg, heelmeester wondje - pik wondklaver - anthyllis, wondkruid wondkorst - roof wondkramp - tetanus wondkruid - arnica, heiligkruid, liciaanskruid, valkruid, vrouwenkruid, wolverlei wondkussentje kompres wondmiddelen - traumatica wondroos - belroos, erysipelas wondtang pincet wondteken litteken, stigma, stigmata, stigmatum wondvocht bloed, etter, hui, lymfe, pus, wei wondvocht afscheiden - etteren wondijzer - sonde wonen huizen, leven, logeren, nestelen, resideren, verblijven wonen in - bewonen wonend - gehuisvest woning bungalo, domicilie, landhuis, flat, haard, haardstede, habitatie, home, huis, hut, kwartier, logement, mansio, nest, onderdak, onderkomen, pand, perceel, residentie, stulp, tehuis, thuis, verblijf, villa, woonhuis, woonste(d)e, zetel woning des vredes (Hebr.) - Jeruzalem woning met alle vertrekken gelijkvloers - bungalow, flat woning van aanzienlijk Javaan balem woning van een eskimo - iglo woning van een Indiaan - wigwam woning van een non - klooster woning van een onderpastoor - kapelanie woning van een ridder - burcht, kasteel woning van een vorstelijk persoon - kasteel, paleis woning van Freyja – folkwang woning van geestelijke - pastoorswoning, pastorie, pastorij, proosdij woning waar men vertoeft - thuis woningarchitectuur - binnenhuisarchitectuur woningbekleder - stoffeerder woningcomplex blok, flat, stad, wijk woningdeel appartement woningdief - krakern woningen - huize woninginrichting - binnenhuisarchitect woon - thuis, woning woonachtig gedomicilieerd, gevestigd, gezeteld, wonende woonachtig zijn - domicilie woonboot - ark, drijfhuis, woonschip, woonschuit woonde vroeger op het Muideslot - drost woongeld - huur woongelegenheid - camper, caravan, flat, huis, tent, woonark, woonboot, woonwagen woonhuis - apartement, bungalo, villa, woning woonkamer - huiskamer, woonvertrek woonkosten - huur woonlaag - etage, flat, verdieping woonlasten - huur woonopbouw urbanie woonplaats adres, domicilie, dorp, gehucht, gemeente, ghetto, metropool, plaats, residentie, sedes, stad, stee, verblijf, vlek, woonstee, zetel woonplaats (vaste - hebbend) - sessiel woonplaats der engelen - hemel woonplaats der goden - Olympus woonplaats der Noorse goden - asgard woonplaats van Abraham Hebron woonplaats van een vorst residentie woonplaats van hoenders - ren woonrecht - habitatie woonruimte kamer(s), krot, huis, woning woonschip ark, aak, woonboot woonschuit - woonark woont aan de Oostzee - Balt, Est, Fin, Let, Zweed woonsilo - torenflat woonstede - adres, domicilie, sedes,woonstee, zetel woonstee - woonplaats woonstreek - buurt, heem, wijk woonvertrek - appartement, huiskamer, kamer, woonkamer, zitkamer woonvlot - rakit woonvrijheid privacy woonwagen - caravan, kermiswagen woord belofte, erewoord, formule, logo, logos, parool, rede, term, woerd (Z.N.) woord aan vreemde taal ontleend - leenwoord woord dat een begrip uitdrukt - begripswoord woord dat een hoeveelheid aanduidt - telwoord woord dat een keer in teksten voorkomt - hapax woord dat een ontkenning inhoud - nee, negatie woord dat ook van achteren naar voren gelezen kan worden palindroom woord dat te kennen geeft dat opsomming overbodig is - enzovoort woord gebruikt ter aanduiding van naam of persoon - naam woord gemaakt van twee woorden - koppeling, samenstelling woord met klemtoon op laatste lettergreep - oxytonon woord met speciale betekenis - term woord met voor of achtervoegsel - afleiding woord naar het Engels gevormd - anglicisme woord, strijdig met het taaleigen - anglicisme, barbarisme, gallicisme, germanisme, latinisme woord ter aanduiding naam woord van achter naar voor hetzelfde - palindroom woord van lof - compliment woord van vier letters - tetragram woord voor ontkenning negatie woord waaronder iets is opgenomen - lemma woord waarvan andere zijn afgeleid - stamwoord woord achteraf - narede woordafleider - etymoloog woordafleiding - etymologie woordafleidkunde etymologie woordbetekenisleer semantiek woordblindheid - alexie, dyslexie woordbreukig - punisch woordbuiging - conjugatie, declinatie, flexie, litteraal, tekstueel, verbuiging woordelijk letterlijk, tekstueel, verbaal woordeloos - stom, zwijgend woorden - tekst, twist woorden nauwkeurig uitspreken - articuleren woorden van lof - compliment woordenaar - lexicograaf woordenboek dictionaire, encyclopedie, lexicon, naslagwerk, tolk, vademecum, vocabulaire, wdb, woordenboek betreffende het geslacht van de zelfstandige naamwoorden - genus woordenboek der Nederlandse taal - w.n.t. woordenboek van dialect idioticon woordenboek van regio - dialectwoordenboek woordenboek, maker van een - woordenaar woordenboekkunde lexicografie woordenboekschrijver lexicograaf woordenboek (woordafleidkundig) - etymologicon woorden met een tegengestelde betekenis – antoniemen woorden hebben - geaschil, kibbelen, ruzien, twisten, woordenkeer - troop, trope woordenkeus - woordkeus, terminologie woordenkeus en zinsbouw - fraseologie woordenlijst - glossarium, onomasticon, vocabulaire, vocabularium woordenovervloed - pleonasme woordenpraal - bombast, declamatie, ret(h)oriek woordenraadsel - charade, logogrief woordenreeks litanie, regel, tirade, verhaal, zin woordenreeks in een krant - kolom woordenrijk - spraakzaam, welsprekend woordenrijkdom vocabulaire, woordenschat, verbositeit woordenrijk iemand - ratel woordenschat - thesaurus woordenschat, wetenschap van de - lexicografie woordenstrijd debat, geschil, discussie, dispuut, gekijf, mêlée (hevig),polemiek, rede(twist), tirade, woordentwist, woordenwisseling woordentwist - logomachie woordenvitter - purist woordenvloed tirade woordenwisseling altercatie, debat, discussie, gekrakeel, hypallage, twistgesprek woordenzifterij - filoristie woordgebruik - taal woordgeslacht genus woordgetrouw - letterlijk woordgrondig - etymologie woordherhaling - epifoor, pleonasme, tautologie, woordinhoud - tekst woordje van klein kind da, dada, ta, tata woordkeus terminologie woordkunst letterkunde, literatuur woordleer lexicologie woordletterraadsel - logogrief woordloos - sprakeloos, stom woordomkering - anagram woordopvolgingsleer - topiek woordovertolligheid bombast, pleonasme, redundantie, retoriek, tautologie woordraadsel – cryptogram, logogrief woordscheiding - spatie woordschikking syntaxis woordsoort adjectief, bijwoord, hulpwerkwoord, lidwoord, interjectie, koppelwerkwoord, naamwoord, nomen, (rang)telwoord, rededeel, substantief, tussenwerpsel, verbun, voegwoord, voorzetsel, (voor)naamwoord, werkwoord woordtoon - accent, klemtoon woorduitgang aard, ach, erd, er, es, held, ig, in, lijk, nis, schap, ste, te, telt, tig woorduitlating - ellips, elisie woord van eer - gelofte woordverklaarder - lexicograaf woordverklaring - explicatie, interpretatie woordverkorting - syncope woordverkwisting - anastrofe woordverwisseling - hypallage woordvoeging syntaxis woordvoerder orator, redenaar, spreker, tolk woordvoerder voor corps diplomatiek deken, doyen woordvoeren oreren, redeneren, spreken, verklaren woordvoorraad - woordenschat woordvoorvoegsel - praefix, prefix woordvorser - etymoloog, linguïst woordzoeker - letter(puzzel) worden - ontstaan wording evolutie, geboorte, generatie, genese, genesis, ontstaan, vorming wordingsgeschiedenis - ontogenese, ontologie wordingsleer - ontologie wordt gebruikt bij boterbereiding - karn, karnton wordt gebruikt bij broodbereiding - deeg, gist wordt gebruikt bij kaasbereiding - leb wordt gebruikt bij naaien garen, naald, schaar, speld, vingerhoed wordt gebruikt om te smeren boter, olie, vet worg - benauwdheid, keelontsteking worgen - smoren, stranguleren, stikken worger - moordenaar worging strangulatie worgpeer kroppeer worgvalk - klapekster, klauwier work - kikvors worken - kwaken worm aaltje, aardworm, aarsmade, azijnaaltje, bloedzuiger, bolworm, haakworm, houtworm, leverbot, lintworm, maai, made, pier, priemstaartje, pringer, regenworm, spoelworm, trichine, witoog, wurm, zeepijl, zeeschede worm (Afr.) - loa worm (parasitaire) in de ingewanden - lintworm, spoelworm wormbuil - abces wormbuis - kokerworm wormentros - poer wormkruid, heidens - guldenroede, Solidago wormmiddel - anthelminthicum wormnagel - paalspijker wormpje - memel wormpje in de huid – meeëter wormsalamander - gymnophionum wormsgewijze - peristaltisch wormstekig - madig, mijterig, pierig, vermolmd wormverdrijvend middel - santonine, wormkoekje wormvormig - peristaltisch, vermiform wormtongig dier - kameleon wormvormig aanhangsel appendix wormwiel - schroefrad worp gooi, klap, nest, pitch, projectie, slag, smeet, toom worst beuling, leverkaas, salami, saucijs worstbroodje saucijzenbroodje worstelaar - kamper, strijder, vechter worstelen plukharen, bakkeleien, kampen, stoeien, strijden, vechten worstel en vuistkamp bij de oude Grieken pancratium worstelgreep - nelson worsteling gevecht, kamp, scrimmage, strijd worstelmethode - judo worstelpark arena, ring, palestra worstelschool - palestra worstelwedstrijd - pancratium worstgerecht - hoofdkaas worstkruid - marjolijn worstsoort - bloedworst, cervelaat, kookworst, leverworst, metworst, rookworst, salami, snijworst, tongenworst worstvergiftiging botulisme worstvlees met wortel basis, beginsel, biet, gemberwortel, grondslag, kroot, oorsprong, oorzaak, pee, peen, radix, rhiza, winterwortel wortel (Lat.) radix wortel in hutspot - pastina(a)k wortel der mandragora - alruin wortel schieten - aangaan wortel van de mandragora - alruin wortel van de stam - naald, nagel, pen, spie wortel van een ipecacuanha - braakwortel wortel van het nieskruid - nieswortel wortel van standelkruid - salep wortelboom mangrove, rizofoor wortelbrok - kluit worteldraad - wortelhaar wortelen - radiceren, stoelen, vastzetten, wortelschieten wortelen met uien - hutspot wortleter - radicivoor wortelgetal radix wortelgroen - peenlof, wortelloof wortel hoofd - stengelvoet wortelig - wortelachtig wortelknol knol, kroot, raap, radijs wortelkruid - peen wortelloof - peenlof wortelmutsje - calypta wortel of raap - knol wortelpotige - rhizopodum wortelrat - rhizomenida wortels etend - radicivoor wortelschieten - wortelen wortelstok - rizoom, stengel, stobbe wortelstok van een tropische plant - cassave, djaëdjahe, gember, ketella, ketellapohoon wortelstokken met kleurstof - meekrap wortelstronk - stobbe, stomp wortels van een plant - wortelgestel wortelvormig rhizomorf, rizoform wortelwoord grondwoord, primitivum, radix, stamwoord, woordstam woud bos, foreest, Loo, rimboe woudaapje - woffer woudanemoon - bosanemoon woudbewoner - wouddier woudbloem - valkruid, bosduif woudbroeder kluizenaar, monnik woudduif - bosduif woudduivel - mandril woudezel onager woudforel - beekforel woudgeest - pontianak (Ind), sileen woudgod - bosgod, faun, Pan, sater, Sylvain, silvanus woudgodin - dryade woudhopje - woudaapje woudkever schallebijter woudknaap - faun woudkoe anoa, snuitrund, tapir woudkruid - hemelsleutel, valkruid woudloper - jager, trapper woudmens - pygmee woudmier - bosmier woudmos - etagemos woudnimf - dryade, elf woudplanten - nemorosen woudrat - aardrat, aeneasrat woudrund - tapir woudslang - boomslang woudsnip - houtsnip woudstro - daslook wouduil - bosuil woudvaren - bosvaren woudwilde - bosanemoon would-be (Eng.) - zogenaamd wouter - meerkol, woutermannetje wouw - milaan, milvus, ringvalk, zwaluwstaart wouwaapje - watervogel wouwelen - bazelen, kletsen, zaniken wouwou - langarmaap, mensaap wraak - haat, rancune, represaille, retorsie, retributie, revanche, straf, talio, vendetta, vergelding, vete wraakbaar - afkeurenswaard, censurabel, verwerpelijk wraakgeest - Alastor wraakgevoel ressentiment, wrok wraakgevoelens - wrok wraakgierig - vindicatief wraakgodin Alastor, Alecto, Ara, Curea, Erinijen, erinyen, eumenide, eymeniden, furie, furiën, Maegera, Magen, Megera, Nemesis, Tisiphone wraakgoed - uitschot wraaklust - wrok wraak nemen - wreken wraak nemend - wrekend wraakneming vindicatie wraakzucht rancune, vete, wraakgierigheid, wrok wraakzuchtig vindicatief wraddel - kossem wrak - bedorven, beschadigd, bouwvallig, gammel, krakkemikkig, onbruikbaar, ongaaf, slecht, vervallen, wankel, ziek, zwak wrak (schip) - kavalje wraken - afdrijven, afkeuren, censureren, desavoueren, incrimineren, recuseren, taxeren, verlijeren, verwerpen wrakgoed - rebut wraking - banvloek, desaveu, exprobatie, improbatie, miswijzing, recusatie, reprobatie, verkettering, verwerping wrakken - kreukels, stranddief wrakker - stranddief, wrakkig - gammel wrakstuk - rebut, uitschot wrang amper, bitter, eggerig, kroppig, rens, rins, scherp, slee, sleeuw, uierziekte (koeien), zerp, (zuur)achtig wrang zuur - rins wrange geestigheid - galgenhumor wrangheid - acerbiteit, acrimonie wrat papilloom, papilloma, uitwas, verruca wratachtige - huidverhevenheid, papilla wratje - lenticel wratmeloen cantaloup, kanteloep, kantelope wratsteen - druipsteen, stalagmiet wrattenbijter - sabelsprinkhaan wrattenkruid - kroontjeskruid, roomkruid wrattenzwijn - pekari wratvormig - papilliform, verruqueus wrede daad - beulswerk wrede heerser - Alva,barbaar, Caligula, despoot, Iwan, Nero, onmens, tiran wrede keizer Nero, Caligula wrede kwelling - hel wrede plaging - sadisme wrede pijniging - marteling wrede schrikaanjaging schrikbewind, terreur, terrorisatie wrede vrouw - Medea (koningsdochter, myth. wreder - ruwer wreed - barbaars, beestachtig, beulachtig, bloeddorstig, cru, gemeen, genadeloos, gevoelloos, guur, hard, hardhandig, hardvochtig, harteloos, inhumaan, koud, medogenloos, moorddadig, onaandoenlijk, onbarmhartig, ongenadig, ongevoelig, onguur, onmeedogend, onmenselijk, onverbiddelijk, rauw, ruw, sadistisch, scherp, snood, streng, tiranniek, versteend, woest, wreed behandelen - tiranniseren wreed bepalen - cruditeren wreed heerser despoot, tiran, wreedaard wreed heerser in Rome Caligula, Commodus, Domitianus, Nero, Selanus, Tiberius, wreed landvoogd - Alva wreed mans - barbaar, sadist wreed systeem terreur wreedaard - barbaar, beul, bruut, Caligula, despoot, monster, Nero, onmens, sadist, tiran, tijger (fig.), woesteling wreedaardig - gevoelloos, hardvochtig, tiranniek, wreed wreedheid - atrociteit, hardvochtig, inhumaniteit, kannibaals, onmenselijk, sadisme, sadistisch, strengheid, terreur, terrorisatie, tiranniek, woest wreedzuchtig - kannibaals, onmenselijk, woest, wreedaar wreken - revancheren, vergelden, wreedzuchtig wrekend - vergeldend, vindicatief wrekende gerechtigheid Themis wrekende godin - Nemesis wrekende tegenmaatregel - represaille wreker - Goël, vergelder wreking - wraak wrensen hinniken wrevel afkeuring , bitterheid, depit, gegriefd, gegriefdheid, gemelijkheid, gramschap, grimmigheid, kribbigheid, misdadig, misnoegd, misnoegdheid, misnoegen, moord, ontevredenheid, ontstemd, ontstemming, spijt, weerbarstig, wrevelig, wreveligheid wrevelig - balorig, bits, bitter, boos, brommig, gegrief, gemelijk, geraakt, grimmig, grommig, knorrig, korzelig, kregel, kribbig, kriegel, luimig, maltentig, misnoegd, narrig, nestig, nietig, nuffig, nurks, ontstemd, timonisch, toornig, verbitterd wriemelen krielen, krioelen, mieren, peuteren, plukken wringbalans - torsiebalans wringen - afpakken (door draaiing), draaien, drukken, duwen, haperen, knellen, samenpersen (al draaiende) uitwringen, wurgen wringing - draaiing, gedraaidheid, spanning, torsie wroegen - beschuldigen, verwijten wroeging - bekering, berouw, bezinning, bitterheid, gewetensangst, inkeer, knaging (geweten), misnoegdheid, naberouw, spijt wrok - animositeit, depit, familiehaat, gevoel, gewrok, haat, hak, horror, hostiliteit, misantropie, nijd, odium, piek, pik, pikanterie, rancune, ressentiment, ruzie, verbittering, vete, vijandschap, wraak, wrake wrokkig - haatdragend, rancuneus, verbitterd wrong - bloemkrans, dot, gedraaidheid, kluwen, knoedel, knoet, knot, kondeh, leguaan, makaron, makron, toet, torsade (bij bomen), torsie, tres, tulband, vlecht, wringing wrongel - kaasstof, kwark wrijfdokter masseur wrijfgoed - politoer wrijfhout glanshout, likhout, wil, zwik wrijfkuur - massage wrijfmolen - papiermolen wrijfpaal - schurk, scheukpaal, schuurpaal, zondebok wrijten - krakelen, tegenwerken, twisten wrijter - twistzoeker, woelgeest wrijven - aaien, boenen, frotten, frotteren, fijnmaken, gladmaken, krauwen, masseren, poetsen, politoeren, ruisen, schoonwrijven, schrobben, schuren, schurken, strijken, wissen wrijven en poetsen - boenen wrijven met zand, puinsteen of schuurpapier - schuren wrijven of aaien - strelen wrijving - frictie, frictie, frottement, geschil, massage, onenigheid, wassing, weerstand, wrikbaar onvast wrikken wiggelen wringen - draaien, duwen, knellen, mangelen, persen, uitknijpen, wurgen wringbalans torsiebalans wringen draaien, torsen, wurgen wringer - mangel wringing torsie wrochten creëren, maken, scheppen, werken wroegen beschuldigen, kwellen, verwijten wroeging - berouw, schuldbesef, spijt wroeten doorwoelen doorzoeken,, graven, morrelen, opruien, peuren, peuteren, snuffelen, staven, stoken, woelen wroeten in aarde - delven wrok – afgunst, afkeer, bitterheid, grief, gruwel, haat, nijd, pik, rancune, ruzie, vete, vijandschap, walg, wraaklust, wraakzucht, wrong wrokkig – haatdragend, kroppig wrong bloemkrans, dot, kluwen, knoet, makaron, makron, toet, torsade, torsie, tres, tulband, vlecht wrongel – kwark wrong in het haar - haarknoet wuft dartelfrivool, frivool, gewaagd, grillig, lichtzinnig, los, luchtig, onbestendig, ondegelijk, onstandvastig, oppervlakkig, veranderlijk, versatiel, wispelturig, wups wuit luim, klus wuiven - groeten, wenken, zwaaien wulf - boeg, boog, gewelf, zoldering wulfsel - gewelf wulk bunzing, kabouterschelp, klinkhoren, stinkdier wulp - regentuter, tuter, welp, wilp, wulps brooddronken, dartel, flink, frivool, groeizaam, hanig, hitsig, kras, kregel, kriel, lascief, levenslustig, licentieus, lodderig, loszinnig, luxurieus, ongebonden, paarzuchtig, speels, vinnig, voluptueus, weelderig, welgedaan, welig, wellustig, zinnelijk, zedeloos wulps gedragen - dartelen wups wuft wurgen garrotteren, smoren, stranguleren, vermoorden, worgen, wringen wurger klauwier worgkoord - strop wurm - kindje, peur, pier, sukkelig, uk, worm, wurmen mieren, morrelen, peuteren, ploeteren, sleutelen, sloven, tissen, urmen, zwoegen wijbeeldje - exvoto wijd - ampel, breed, gespreid, groot, lax, lobbig, omvangrijk, ruim, spatieus, uiteen, uitgebreid, uitgestrekt wijdbeens - schrijlings wijd bovenkleed - tabbaard, tabberd wijd getande kam - roskam wijd houten vat - kuip, tobbe wijd open staan - gapen wijd openzetten - sperren wijdbloeiende plant - rus wijde ader - sinus(Lat.) wijde damesmantel - swagger wijde herenmantel - raglan wijde hoepelrok - crinoline, panier wijde onderrok - petticoat wijde ondiepe kom - bekken, schaal wijde overbroek - mots wijde pijp - buis, gasbuis, rioolbuis wijde riviermonding - aestuarium, estuarium wijde schippersbroek - kiel, mots, motse wijde spleet - kloof wijde tobbe - vloot wijden - afzonderen, besteden, consacreren, geven, heiligen, inzegenen, offeren, opdragen, ordenen, sacreren, toewijden, zalven, (in)zegènen wijden aan - offeren wijden aan God - heiligen wijder maken - ruimen, verbreden wijders - bovendien, overigens verder wijder worden - rekken wijdgetande kam - roskam wijding - consecratie, consacrering, consecrering, devotie, heiliging, inzegening, offering, oliesel, plechtigheid, toewijding, zalving, zegen(ing) wijdlopig - ampel, breedsprakig, breed(voerig), gerekt, lang, langdradig, langwijlig, omslachtig, omstandig, profuus, sesquipedaal, uitvoerig, verbeus, vervelend wijdlopigheid - verbositeit, omslachtigheid, prolixiteit wijdte - afstand, amplitudo, breedte, diameter, dikte, doorsnede, kaliber, omvang, ruimte, spatting (scheepsterm), tussenruimte wijdte tussen pijlers - dag wijdte van de opening van een lens of spiegel - apertuur wijer - molenvijver wijf - echtgenote, feeks, toot, vrouw wijf, oud - stokvis, zeezeelt wijfje van roofdier - berin, leeuwin, tijgerin wijfjesdier - apin, berin, ezelin, geit, hen, hinde, keu, koe, leeuwin, merrie, moer, moerhaas, moerkonijn, ooi, poes, pop, teef, trui, tijgerin, voedster, woerhen, wolvin, zeug wijfjeshaas - moer, moerhaas, voedster wijfjeshert - hinde, ouddier (na eerste paring), ree, reegeit, rekke (in het 3e jaar) wijfjeshond - teef wijfjeskat - poes wijfjeskonijn - voedster wijfjeslam - ooilam wijfjespaard - merrie wijfjesree in het derde jaar - rekke wijfjesschaap - ooi wijfjesvarken - keu, motte, zeug wijfjesvis - kuiter wijfjesvogel - pop wijfjesvos - moervos wijfjeswalvis - koe wijfje van de fazant - woerhen wijfje van een hond - teef wijfje van een roofdier - berin, leeuwin, tijgerin wijgeschenk - exvoto wijk - buurt(schap), gemeenteafdeling, kamp, kwartier, rayon, sectie, stadsdeel, tocht, toevlucht, vlucht, zijkanaal (in veenkolonie), wijkader - hoofdverkeersweg wijken - decederen, deinzen, eculeren, retireren, terugdeinzen, teruggaan, terugtreden, toegeven, verdwijnen, vertrekken, verwijderen, vlieden, vluchten, weggaan, zwichten wijkerblad - weegbree wijkgeneesheer - stadsgeneesheer wijk in Amsterdam - Binnenstad, Bijlmermeer, Eilanden, Goudkust, Jordaan, Pijp, Slotermeer, Zeedijk wijk in Brussel - Marol wijk in Eindhoven - Gestel ,Stratum, Strijp, Tongelre, Woensel wijk in Istanboel - Pera wijk in New Vork - BrookIyn, Harlem, wijk in Rotterdam - Alexanderpolder, Charlois, Hillegersberg, Katendrecht, Ommoord, Overschie, Pendrecht, Tuindorp, Zuid, Zuidwijk wijkloper - wijkbezorger wijkmeester (Rom.) - tribuun wijknummer - postcode wijkplaats - abri, asiel, asyl, baai, reduit, refuge, retraite, schuilhoek, schuilkelder, schuilplaats, terp, toeverlaat, toevlucht(oord), vluchtheuvel, vrijplaats wijkpunt - verdwijnpunt, vluchtpunt wijkruis - apostelkruis wijkswijze - volgens wijkzuster - wijkverpleegster wijl - dewijl, kortelings, omdat, onlangs, poos, redegevend, sluier, terwijl, voile, wijle wijle - dewijl, kortelings, omdat, onlangs, poos, redegevend, somtijds, terwijl, wijl wijlen - dood, gestorven, overleden, toeven, zaliger wijm - teen wijmen - tenen wijn - drank, druiven, druivenbloed, druivensap (gegist), most, port, wijnstok, wijn (naar - smakende perzik) - wijnperzik wijn uit de Gironde - bordeaux wijn uit reeds eerder geperste druiven met water - leurwijn wijn van de tintodruif - tint wijn van droge druiven - sec wijnaccijns - verbruiksbelasting wijnazijnsaus - marinade wijnbak - wijnkuip wijnbelasting - wijnaccijns wijnbereidingskunst - vinificatie wijnberg - wijngaard wijnbergslak - wijngaardslak wijnbes - aalbes, druif wijnbeschrijving - oenographie wijnbezelaar - druiveboom, wingerd wijnbezinksel - droes wijnboer - wijnbouwer wijnbouwkenner - oenoloog wijnbouwleer - oenologie wijndrab - depot, droesem, moer, raaps wijndroesem - moer wijnfles - bordelaise, karaf wijnfles van twee liter - magnum wijngaard - wingerd wijngaardenier - wijnbouwer wijngaardkever - knoppenbijter wijngaardloof - wingerdbladeren wijngaardlook - kraailook wijngaardluis - druifluis wijngaardrups - wijnmot wijngaardslak - caracole, karakol, karkol wijngeest - aethanol, aceton, essence, ethylalcohol, liquor, spiritus wijnglas - bokaal, fluit, kelk, roemer, romer, tuimelaar, tumbler wijngod - Bacchus, Dionysos wijnheffe - droesem, moer wijnhuis - bar, bodega, bordelaise, café, dranklokaal, kroeg, slijterij, tave(e)rne wijnhuis in Spanje - bodega, taverne wijnkan, antieke - lamé wijnkelder - bottelier, sommelier wijnkelder in Spanje - bodega wijnklaarsel - bereidsel wijnkunde - oenologie wijnkundige - oenoloog wijnlied - vinata, vinneta wijnliefhebber - oenofiel, oenophiel wijnlokaal - bar, bodega, proeflokaal, tapperij, taverne wijnlucht - wijngeur wijnluis - druifluis wijnlijst - wijnkaart wijnmaand - october wijnmaat - aam, anker, kalkoentje, steekkan, toelast wijnmaker - bottelier wijnmakerij - bottelarij wijnmeter - vinometer, wijnroeier wijnmoer - droesem, grondsop, raaps, wijndrab wijnoogstlied - vinata wijnpeen - winterpeen wijnpeiler - wijnroeier wijnpenningen - plukgeld wijnpers - druivenpers, pers wijnplant - wingerd, wijnstok wijnpluk - windpokken, wijnoogst wijnpomp - (steek)hevel wijnpomp - steek)hevel wijnproeflokaal - bodega wijnproeversschaaltje - tastevin wijnpruim - klodder wijnrode kleurstof - karmozijn wijnrode verfstof - karmijn wijnroemer - bokaal, wijnglas wijnrood - karmozijn, karmijn wijnsmaak - bouquet wijnsoort - 3 sec 4 asti, este, most, port, rose 5 cider, douro, macon, medoc, porto, samos, tinto, xeres 6 barolo, beaune, corton, graves, madera, maduro, malaga, moezel, rijnwijn, sherry 7 aligoté, chianti, clairet, elbling, madeira, muskaat, tokayer 8 bergerak, bordeaux, dadelwijn, falerner, vermouth 9 bourgogne, champagne, moezelwijn 10 beaujolais, chambertin, kruidenwijn wijnstaart - pestvogel wijnsteen - tartat(us) wijnsteen (Ind.) - cachou wijnsteengeest - wijnsteenzuur wijnsteenpoeder - cremortalt wijnsteker - wijnverkoper wijnstok - druivelaar, druiveplant, pinot, rank, vitis, wingerd wijnstokachtigen - vitaceeën wijntapper - tapuit wijntapperij - wijnbouw wijn uit Toscane - chiabti wijnvat - barrel wijnverkoper - slijter wijnverlater - kelderknecht wijnwinkel - slijteij wijnzuur - wijnsteenzuur wij-olie - chrisma wijpalm - taxusboom wijs - aria, bedachtzaam, deun, ervaren, gebruik, geleerd, gewoonte, kloek, knap, manier, melodie, melos, modaliteit, moedig, onderwezen, prudens, prudenter, schrander, trant, verstandig, vroed, zangwijs, wijs uit kunnende worden - begrijpen wijsbegeerte - filosofie wijsbek - wijsneus wijs beleid - doorzicht, inzicht, prudentie wijs grijsaard - nestor wijselijk - verstandig wijs inzicht/met - wijselijk, prudentie wijs koning - Salomo(n) wijsgeer - denker, filosoof wijsgeer (middeleeuwen) Albertus, Anselmus, Bacon, Thomas wijsgeer (modem) - Descartes, Hume, Hegel, James, Locke, Kant, Marx, James, Sartre, Spinoza wijsgeer (niet westers) - Confucius, Laotse wijsgeer (oosters) - Confusius, Laotse wijsgeer (oudheid) - Aristoteles, Epicurus, Plato, Seneca, Socrates wijsgeer (Portugees/joods) der ethica (Nederland) - Spinoza wijsgeer uit Abdera - Democritus wijsgerig - diepdenkend, filosofisch wijsgerig stelsel - agnosticisme, empirisme, existentialisme, idealisme, naturalisme, objectivisme, pantheïsme, positivisme, wijsgerige bespiegelingen houden - filosoferen scholastiek, sensualisme, thomisme
wijsheid - geleerdheid, kennis, licht, wetenschap wijsheidsleer - antroposofie wijsje - deun(tje), liedje wijsmaken - aandraaien, aannaaien, opsolferen wijsneus - betweter, blaag, kwajongen, waanwijze, weetal wijsneuzig - pedant wijsvinger - afbeelding, bladwijzer, index wijten - aanrekenen, betichten wijtewagen - huifkar wijting - schelvis wijwatervat - vont, doopvont wijze - bouworde, deun, gebruik, geleerde, genre, gewoonte, manier, melodie, methode, modaliteit, mode, modus, regel, ritus, smaak, sofi, stijl, trant, vroede, zede, wijze (Lat.) - modus wijze grijsaard - nestor wijze leidsman - mentor wijze manier - modus wijzen - aanduiden, aangeven, openbaren, tonen wijze uit China - Confucius, Laotse wijze van betalen - bank, cash, cheque, contant, giro, kas wijze van bouwen - bouworde wijze van doen - gedrag, manier, procedure, techniek, vaardigheid wijze van enten - oculeren wijze van eredienst - doop, liturgie, rite, ritus, rouwdienst, trouwplechtigheid wijze van gebeuren - proces, verloop wijze van noteren - notatie, steno wijze van onderzoek - methode wijze van opbouw - structuur wijze van optreden - air, allure, gedrag, houding, scène, tactiek wijze van schilderen - peinture wijze van spreken - spraak, spreekwijze, spreektrant wijze van uitdrukken - stijl wijze van uitspreken - prononciatie wijze van voorstelling - bewerking, lezing, modaliteit, uitvoering wijze van zangvoordracht - belcanto wijze van zuiveren - filtreren, steriliseren wijze van zijn - modaliteit wijze waarop kennis nagestreefd wordt - methode. wijze van zijn - modaliteit wijzen - magi, pointeren, tonen, vellen wijzer maken - Ieren, beleren, onderwijzen wijzer van de klok - naald wijzigen - aanbrengen, amenderen, hervormen, modificeren, muteren, ommekeer, revolutie, variëren, veranderen wijziging - modificatie, mutatie, omwenteling, reorganisatie verandering wijziging van de wet - amendement wijziging voorstellen - amenderen wijzigingswet - novelle