Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
ka - haaibaai, kaai, kauw, kade, kenau, steiger, waterkant kaaf - schoorsteen, schouw kaafijzer - haardijzer, schoorsteenplaat kaag - polder kaai – aanlegplaats, gier, ka(de), losplaats, rede, ree, perron, waterkant kaaiman - alligator, boeaja, kelderfles, krokodil kaaimansnoeken - lepisosteidae kaailoper - baliekluiver, straatslijper kaairidder - bootwerker kaak bovenkaak, cake, kaakbeen, kakebeen, kieuw, kinnebak, koekje, onderkaak, schandpaal, scheepsbeschuit, straf, wang kaakafwijking - hazenlip, wolfsmond kaakbeen - kevel kaakbeenderen - kevels kaakbevestiging - amfistylie, autosylie, hyostylie kaakje - kiscuit, biskwie kaakklem - kaakkramp, trismus kaakklier - oorspeekselklier kaakkramp - mondklem, trismus kaaklozen - agnatha, prikken, rondbekken kaakslag - muilpeer kaakspier - kauwspier kaak van een vis - kieuw kaak zonder tanden kevel kaal arm, armelijk, armetierig, armoedig, armzalig, bar, bekaaid, berooid, bladerloos, blak, bloot, blut, dor, geknipt, geplukt, geschoren, glad, glimmend, haarloos, haveloos, karig, naakt, onbedekt onbegroeid, onbehaard, onbekleed, ontbloot, pover, schamel, schraal, schriel, schunnig, sjofel, sober, uitgedroogd, versleten, verveloos, woest, zuinig kaalduin - kling kaal en glad - vlak kaal gemaakt - geplukt kaalheid - alopecia, armoede, geldeloosheid, haarloosheid, madorosis, naaktheid, onbedektheid, psilosis, kaal hoofd - biljartbal, kaalkop, kletshoofd, kletskop kaalkin melkmuil kaalkruid - schubwortel kaal schapenvel ploot kaalte - kaalheid, onbegroeidheid kaaltjes - armoedig, onbegoeid kaal worden - kalende kaam griet, kaamsel, kaan, kim, reuzel, schimmel, vlies kaamsel - schimmel kaan - bootje, buitenkansje, griet, reuzel, schuitje, uitgebakken spek kaantje reuzel kaap Athos (Gr.), belvedàre, Comorin (India), Finistere, Horn (Am.), klip, kijktoren, Nao(Andalusië), Noordkaap, oord, plaats, plek, roof, rots, rotspunt, Skagen (Skand), uithoek, vlak, voorgebergte, zeeroof, zilvermeeuw kaap (Lt.) - Capo kaap aan zuidpunt van Voor Indië Comorin kaap bij Afrika - Barbas, Blanc, Bon, Corrientes, Cross, Delgado, Frio, Lopez, Mirik, Palmas, Verde kaap bij Amerika - Blanco, Canaveral, Charles,Cod, Fear, Henry, Romain kaap bij Arabië - Fartak, Noes, Soukira kaap bij Argentinië - Blanco, Corrientes, Raso kaap bij Australië - Adieu, Anderson, Arnhem, Bedfort, Byron, Cuvier, Direction. Flattery, Fort, Grafton, Grenville, Hay, Howe, Leeuwin, Leveque, Naturaliste, Otway, Pasley, Spencer, Stewart, Talbot, Thouin, Wilson, York kaap bij Brazilië - Maguari kaap bij Canada - Adair, Chidley, Christian, Dufferin, Dyer, Gaspe, Hopes, Kater, Race, Raper, Sable kaap bij Chili - Carranza, Dyer, Hoorn, Pillar, Quedal, Quilan, kaap bij Groenland - Farvel, Lövenörn, Mösting, Nansen kaap bij Italië - Berta, Cimiti, Circeo, Colonne, Cozzo, Licosa, Linaro, Mene, Miseno, Rizzuto, Spartivento, Suvero, Vado, Verde kaap bij Japan - Asjzoeri, Ezan, Hino, Inoebo, Jerimo, Kijoga, Nodjima, Oma, Omaje, Rokoego, Satano, Sjakotano, Sjiretoko, Sjirija, Soja, kaap bij Java - Bantenan, Genteng, Indramaju, Krawang, Patjenan, Putjut, Tangkah kaap bij Mexico - Catoche kaap bij Nieuw-Zeeland - Egmont, Foulwind, Noordkaap, Oostkaap, Palliser, Providence, Turnagain, Zuidkaap kaap bij Noord-Europa - Noordkaap kaap bij Portugal - Carvoeiro,Espichel, Mondego, Roca kaap bij Rusland - Kanin, Swjatoi kaap bij Sardinië - Altano, Caccia, Comino, Falcone, Ferrato, Ferro, Figari, Mannu, Marrargiu, Negretto, Palmeri, Pecora, Pula, Spartivento, Testa, Teulada kaap bij Sicilië - Bianco, Calava, Campolato, Finale, Findaro, Gallo, Granitola, Milazzo, Ognina, Passero, Ramo, Rasocolmo, Rossello, Scaramia, Schiso kaap bij Spanje - Finisterre, Gata, Nao, Ortegal, Penas, Tortosa kaap bij Venezuela - Mocomoco kaap bij Verdische eilanden - Fago, Sal kaap in Amerika Hoorn kaap in Andalusië Nao kaap in Griekenland Athos kaap in Groot-Brittannië - Landsend kaap in Iberië Finisterre, Gibraltar kaap in India Comorin kaap in Nieuw-Zeeland - Westkaap kaap in Noorwegen – Noordkaap kaap in Scandinavië Noordkaap, Skagen kaap in Zuid Amerika - Hoorn kaap onder Spanje Gibraltar Kaapprovincie, hoofdstad van de - Kaapstad kaapschip - kaperschip, piratenschip Kaapse eland - elandantilopek Kaapse ezel zebra kaapse hyacint - galtonia kaapse schildpad - zonneschildpad kaapstander aardwind, gangspil, lier, windas Kaapstroom - Agulhasstroom kaapvaart - commissievaart, kaperij Kaapverdische eilanden, een der - Antoa, Boavista-Nicalao, Branco, Brava, Fogo, Maio, Razo, Rei, Rombo, Sal, Santiago, Sao, Tiago, Kaapverdische eilanden, haven van de - Praia Kaapverdische eilanden, hoofdstad van de - Praia kaar bak, ben, beun, bloot, bun, korf, kuip, mand, nis, rugkorf, viskaar kaard - kaardebol, rib kaarde - artisjok, kaardedistel, preisteel, rib, weverskaardebol, wolkam kaardeachtigen - dipsacaceeën kaardebol - dipsacus kaarden - r(o)uwen kaardekruid - kaardebol, kaardedistel kaarderol - egel kaardwol - duivel kaars - bloempiramide (kastanjeboom), bougie, k., lichteenheid, lisdodde, toorts, verlichtingsmiddel, vruchtkogel (paardebloem) kaarsdrager blaker, kandelaar, kandelaber, kastanjeboom, lantaarn kaars, materiaal waaruit wordt gemaakt - Bijenwas, parafine, spermaceti, stearina kaars met 3 pitten - drielicht kaars van vet - vetkaars kaars voor een armkandelaar - girandole kaarseknipper - snuiter kaarsenbank (R.K.) - retabel kaarsenbestanddeel - aardwas, ozokruit, stearine kaarsendover - domper kaarsenhouder - blaker, kandelaar, kandelaber kaarsenknipper - snuiter kaarsenpit - diefje, lemmet kaarsenstandaard - blaker kaarsrecht - fier, lijnrecht, ongebogen,ongeknakt, rechtop kaarssterkteëenheid - candela, cd., kaarsvet - ongel, smeer, stearine, talk kaars van vet - vetkaars kaart aas, ansicht, blad, carte, entreebiljet, karton, lidmaatschapskaart, nel, plattegrond, prent, spadille, speelkaart, toegangskaart, troef, wandkaart, kaart die boven andere uitgaat - troef kaart in het quadrillespel spadille kaart met een onderwerp - tekst kaart van de maan - maankaart kaart waarop de waterstanden vermeld staan - peilkaart kaarten afnemen - couperen kaarten tekenen - mapperen kaartenboek album, atlas kaarter - bridger, kaartspeler, klaverjasser, pokeraar, speler kaartfiguur aas, boer, harten, heer, klaver, koning(in), ruiten, schoppen, vrouw kaarthoek - argument, kaartazimut kaartje - biljet, entreebewijs, biljet, reisbiljet, plaatsbewijs, ticket, toegangsbewijs kaartje voor de terugreis - retourbiljet kaartje voor openbaar vervoer - tramkaart kaartjes knipper - conducteur kaartjesverkoper - bure(au)list kaartkleur harten, klaver, ruiten, schoppen, rood en zwart kaartleggen - cartonancie kaartlegster waarzegster kaartlezer - waarzegger kaartspel 4 brag, faro, king, rami, scat, skat 5 banco, belot, farao, macao, omber, piket, poker, skaat, tarok, whist, wient 6 ambigu, boston, brelan, bridge, dikzak, domino, écarté, hombre, jassen, liegen, loterij, pesten, ramsen, tienen, toepen 7 bézique, canasta, dispuut, geerten, jokeren, manilla, pandoer, pokeren, stakker, tontine, toepen, zwikken 8 baccarat, bassette, crapette, kruisjas, marjolet, patience, veldslag 9 imperiaal, klaverjas, kwajongen, pandoeren, quadrille 10 kwartetten, opschepper 11 hartenjagen, koningsspel, kruisjassen, leentjebuur, miezemauzen, potverteren, schutjassen, smousjassen, vijfhonderden, 12 klaverjassen, miezemaus(z)en , zwartepieten kaartspelen - kaarten kaartspeler - kaarter kaartspel voor kinderen - kwartet kaartspel voor 4 personen - bridge, quadrille kaartspel zonder een slag te halen - misère kaartsysteem cartotheek, kaartregister, kartotheek, register kaarttekenaar - cartograaf kaarttekens legenda kaartterm aas, bank, bieding, bod, boer, club, codille, coup, couperen, dame, double, hand, harten, heer, honneur, invité, inzet, klaver, kleur, koning, levee, manche, manille, mars, moker, nel, oost, partij, partner, pas, pique, ponto, pot, redouble, renonce, renonceren, riek, robber, roem, ruiten, sans, schoppen, score, slag, slem, staart, talon, tien (enz.), toe(u)rnooi, trek, trick, troef, troeven, voorhand, vrouw, wassen kaasbereidingsstof - leb, stremsel kaasgebakje - ramequin kaasgebrek - pok kaasgerecht -fondue, kaasomelet, tosti kaasglas - stolp kaashoed - bolhoed kaasjeskruid - maluwem alva kaaskleurstof – olean,orleaan kaaskruiden - komijnanatto, kaasmassa - wrongel kaasmat - kaashorde, kaasmijt, made, memel kaas met grote gaten - gruyére kaas met grote scheuren knijper kaasmijt memel kaassnijder - opschepper kaas uit Normandië - camembert kaas van afgeroomde melk - loereman, weikaas kaas van hui weikaas kaas van Texel - potkaas kaassoort - 4 bleu, brie 5 herve 6 chèvre, Friese, glarus, Goudse, Leidse, volvet 7 angelot, chedder, chester, dagkaas , daneblu, demi-sel, Edammer, Gruyère, hervese, kernhem, meikaas, munster, rodamur, stilton 8 bleufort, cheshire, hooikaas, roomkaas, tilsiter 9 broodkaas, camenbert, komijnkaas, kruidkaas, limburgse, maroilles, nagelkaas, neuchâtel, provolone, reblochon, Roquefort, Zwitserse 10 boerenkaas, gorgonzola, kanterkaas, komijnekaas, mazzarella, parmigiano, schabziger 11 parmesaanse, petit-suisse kaassoort, Deense - daneblu kaassoort, Engelse - chedder, cheshire, chester, derby, stilton kaassoort, Franse - Brie, Camembert, cantal, gervais, roquefort kaassoort, Italiaanse - bel-paese, fontina, grana, Parmesaanse, gorgonzola kaassoort, Zwitserse - emmentaler, Gruère, schabziger kaasstof caseïne, wrongel kaasstof in melk - caseïne kaasstremsel leb(be), runsel kaastobbe - stremvat kaas van taptemelk - weikaas kaasvorm - kaasnap, kaastop kaats - klap, slag kaatsbaan tra kaatscentrum - Franeker kaatsen - kaatseballen, opstuiten, terugveren, weerkaatsen, kaatsnet raket kaatspartij - partuur kaatsplankje palet kabaal - bombarie, drukte, gedoe, gedrang, geduvel, geraas, geschreeuw, getier, getoeter, herrie, heibel, keet, kift, kuiperij, lawaai, leven, omhaal, omslag, opschudding, rumoer, stampei, trammelant, tumult, twist kabaalmaker - herrieschopper, kabaalschopper kabaalschopper - druktemaker, ruziemaker kabaan hut, hokje, loofhut kabaja - jasje, kabaal kabanes - kast, keet, krot kabas - armkorf, hengselmand, reismandje kabbelen - klateren, klotsen, schiften kabel - ankertouw, draad, gijn, lording, streng, touw, tros kabelbaan zeilbaan, zweefbaan kabelbericht - telegram kabelgaren - kardeel kabelgast - matroos kabeljauw - beenvis, beugvis, heek, klipvisleng, tros Kabeljauwen, tegenstanders van de - Hoeken kabeljauw, gezouten - labberdaan kabeljauwachtige - dwergbolk, heek, kabeljauw, koolvis, kwabaal, leng, meun, pollak, schelvis, steenbolk, vorskwab, wijting kabeljauwvisser dogger kabel jauwvistuig - beug kabelspoorbaan - funiculaire kabanes kast, keet, krot kabinet kast, kunstzaal, ladenkast, pronkkast, regering, studeerkamer, werkvertrek kabinet, Spaans - papelera, vargueno kabinetkever - museumkever kabinetmaker - schrijnwerker kabinetorgel - orchestrion kabinetskever - muzeumkever kabinetstuk pronkstuk kabinetsvakantie reces kabinetwerker meubelmake,r schrijnwerker kabiren - kabeiroi kabouter aardgeest, aardmannetje, alver, alverman, bunzing, duimling, duimpje, dwerg, gnoom, huisgeest, kobolt, padvinder, padvindster, schelp, stinkdier, trol, ulk, uk, ukkie, wulk, kabouters - gnomen kabouterverblijf haagte kabuis - kopkool, kropkool, sluitkool kachel convector, dronken, fornuis, haard, kooktoestel, oven, potkachel, stoof, vergasser kachelen kuieren, wandelen kachelglans potlood, zwartsel kachelglans of glimmer - mica kachelpook - ratel kadans - ritme, rithme kadaster grondbeschrijving kadaver aas, dode, kreng, lijk kade - aanlegplaats, dijk, havenmuur, ka, kaai, kant, laadwal, losplaats, oever, steiger, wal kader - afdeling, bestek, frame, lijst, kern, omlijsting, raam, rand, plan, rand, ruimte, speelvak kaderverhaal - decamerone, raamvertelling kadet – bolletje, broodje kadet bij de marine adelborst kadetje bolletje kadi - rechter kadijk - tragel kadraai parlevinker, scheepszoetelaar kaduciteit - bouwvalligheid, nietigheid kadul - gezel, kameraad kaduuk - afgeleefd, beschadigd, bouwvallig, caduc, gebrekkig, gemoerd, gemold, kapot, oud, stuk, versleten Kaenozoïcum, periode uit het - kwartair, tertiair kaf afval, bolster, duist, rommel, schil, schutbast kaf van uitgedorste vlasbollen bolkaf kaffer boer, hufter, lomperd, stommerd, vlegel, Zoeloe kafferdorp kraal kafferen - tieren, uitvaren kafferhut - rondavel kafferkoren doerra, kapitorie, koffertorie, sorgho, sorghum, zwarte gierst kafferpokken alaas, alastrim kafir – ongelovige kafje - blees kafmolen - wanmolen kafnaald - angel kafnaald van de gerst - gerstebaard kaft bandage, belasting, boekomslag, compres, couvert, enveloppe, jacket, lapel, map, omkleedsel, omslag, rand (omgeslagen) kajak - kano, oemiak Kajefas - hoogpriester kajuit achteronder, cabine hut, roef kak aanstellerij, bluf, drek, poep, praats kakadoris - kwakzalver kakebeen - kinnebak kakel kletskous, kletsmeier, kletsmajoor kakelaar - babbelaar, kletskous, kwebbel, opsnijder, praatjesmaker, ruziemaker, snoever kakelbont - bont, overladen, schreeuwerig, veelkleurig kakelen caqueteren, kabbelen, kleppen, klessen, kletsen, kwakelen, kwaken, kwekken, praten, ratelen, rellen, snateren, snebben kakement - kaken, mond kaken - kapen, kokhalzen, walgen kakhuis - gemak, sekreet, stilletje, toilet, W.C. kaki - grauwgeel kaki-appel - diospyros kakker - bloodaard kakkerlak - albino, bakkerstor kakkerij - brani, buikloop, diarree, drukte kakmaker - druktemaker, pocher kakofonisch - wanluidend kakografie - wanprodukt kakschool - bewaarschool, kleuterschool kale zie kaal kala-azar - leishmaniosis kalach - Kalchoë, Nimrod kalamijn - galmei, zinkerts kalamijnsteen - galmei, zinkerts kalander - glansmachine, glansmangel, korenbijter, korenworm, mijt, stofglanzer, tocht kalandersteen - glaassteen kalbas - kabas, karebies kalciumsulfaat - gips kaldoe(Ind.) - bouillon, vleesnat kalefakker - duivelstoejager, handlanger, knul, praatjesmaker kale - kaalkop, knikker kale schapevacht - ploot kale streep in laken gaal, galle, glee kalebas cucerbita, kauwoerdel, kolokwint, pompoen, pronkappel, pronkpeer kalebasachtige klimplant - kolokwint kalebasachtige plant komkommer kalebasachtige vrucht - kolokwint, komkommer, kwintappel kalefaten - dichten, opknappen kalefateren breeuwen, dichten, opknappen, oplappen, prutsen kale duinheuvel - kling kale duintop - blinkerd kale jonker - cirsium kalen - aftakelen, aftuigen, onttakelen kalender agenda, almanak, annalen, bedelderwisj, dagwijzer, tijdrekening kalender (Perz.) - derwisj kalender van kerkelijke feesten - heortologium kalenderopsteller - computist kales caleche, karos koets, rijtuig, vigilante kale streep in laken - gaal, galle kale vlakte – llano, pampa, savanne, steppe, woestenij, woestijn kalf drachtig, dwarshout, glashout, heiblok, koppelbalk, poet, vaars, veulen kalf deels gevoed met ondermelk - ondermelker, sopper kalf van een jaar enter kalfaatijzer - breeuwijzer kalfaten - breeuwen, herstellen, opknappen, oplappen, prutsen kalfskop - botterik, domoor kalfskruid - bitterzoet kalfslapje - escalope, kalfsoester kalfsmuil - tuinleeuwenbek kalfsoog - margriet, moederkruid, spiegelbanket kalfspoot - aronskelk, splijthoef kalfssnuit - leeuwenbek kalfsvoet - aronskelk kalfziekte - moerziekte kali - kunstmest, loogkruid, meststof kaliber - aard, afmeting, allooi, boring, diameter, doorsnede, formaat, gehalte, gewicht, grootte, middellijn, model, omvang, patroon, slag, soort, teneur, waard, wijdte, zwaarte kaliber van een cilinder - boring kalief van Bagdad - 5 al Tai 6 al Amin, al Hadi, al Kaim, al Radi 7 al Kadir, al Kahir, al Mahdi, al Nasir, al Zahir 8 al Mamoen, al Rasjid, al Wathik 9 al Mansoer, al Moetazz 10 al Moehtadi, al Moektadi, al Moektafl, al Moestadi, al Moestain, al Moetadid, al Moetamid, al Moetasim, al Moettaki 11 al Moektadir, al Moentasir, al Moestakfi, al Moestasim 12 al Moestansir, al Moestazhir 13 al Moestandjid, al Moestarsjid, al Moetawakkil kalief van Cordoba - 6 Hisjam 7 al Hakam 8 Abdallah, Mohammed 10 al Moendhir, al Moertada 12 al Moestazhir kalief van Damascus 5 Jazid 6 Hisjam, Marwan 7 al Walid, Ibrahim, Moeawya 9 Soelaiman kalief van Egypte - 6 al Adid, al Amir, al Aziz, al Faiz 7 al Hafiz, al Hakim, al Zafir, al Zahir 8 al Moeizz 10 al Moestali 12 al Moestansir kalief van Medina - 3 Ali 4 Omar 5 Osman kaliefenambt kalifaat kaliefenrijk - kalifaat kaliefentitel Oman kalfaat Cordova kaliglas - hardglas kaliglimmer - muscoviet kalligrafie pennenkunst, schoonschrijfkunst Kalimantan - Borneo Kalimantan , oorspronkelijke bewoner van - Daja(k) kalimeststof - kaïniet, kalizout, patentkali Kalinin - Tverj Kaliningrad - Koningsbergen kaliplant - aardappel, peen, tabak kalis armoedzaaier, bedelaar, schooier, stakker, stumper, vagebond, zwerver kalisalpeter - kaliumnitraat kalissehout - zoethout kalissewater - dropwater kalium alkalimetaal, k., metaal, potas, potassim kaliumcarbonaat - potas, loogzout kaliumchloride - KCI., zoutzuur kaliumcyanide - cyaankalium kaliumferricyanide - roodbloedloogzout kaliumhydroxide - kali kaliumnitraat kalisalpeter, salpeter, salpeterzuur, steenzout kaliumrhodanide - KCNS kaliumwaterglas - opaal kaliumzout - meststof (verbinding van zuren met kalium) kaliveldspaat - kaliumsilicaat, maansteen, orthoklaas kalizout - kainiet kalk calcium, krijt, kunstmest, metselspecie, mortel, pleister, stuc, witsel kalk met zand cement, mortel,specie kalk, koolzure - calciumcarbonaat kalk, ongebluste - CaO kalkaarde - calciumoxyde kalfachtig gruis graveel kalkachtig maken - calcineren kalkachtig zandgesteente - macihno kalkachtige aardsoort - mergel, perelle kalkachtige delfstof - krijt, mergel kalkachtige stof - krijt, sepia kalkafzetting, in een ketel ketelsteen kalkbak - metselbak, mouw kalkbord - raapbord kalkbranden - calcineren kalkbranderij - kalkoven kalken - gipsen, pleisteren, schrijven, stukadoren, witten kalketrip - sterredistel kalkgebergte Helvetiden, karst kalkgesteente - dolomiet, kalkspaat, karaat, krijt, lias, marmer, mergel, nummuliet, mummuliticum, muntsteen, schelp kalkgroeve - kalksponning kalkhoudend oker - omber kalkhoudende grond - kalkgrond, krijtgrond kalkhoudende klei - mergel kalkkist - blusbak kalkklieren (med.) - favus, kletskop kalkklopper - kloet kalkmengsel - plaaster, pleister kalkmeststof - cartonslib, dolokal, dolomietmergel, kalikiezelkalk, kalkmergel, kencica, landbouwkalk, landbouwpoederkalk, magnesiakalkmergel, marmer magnesiakiezelkalk, magnesiapoederkalk, schuimaarde kalkmengsel - pleister kalkmetaal - calcium kalknaad voeg kalkplant - aarddistel, bergdravik, driedistel, duindoorn, engbloem, kruisdistel, nachtsilene, vliegenarchis, wondklaver kalkrijk - hard kalkschelp - troffel kalkschepper - troffel kalksinter - kalktuf, travertijn kalksoort - calx kalkspaat - calciet kalksteen - ooliet kalksteen van fijne korrel - marmer kalksteensoort - dolomiet, liaskalk kalkstikstof - calciumcyaanamide kalkstok kloet kalktuf - kalksinter kalktufsteen - travertijn, travertine kalle - kraai kallen - praten, redeneren kalligraaf - schoonschrijver kalligraferen - schoonschrijven kalligrafie - pennekunst, schoonschrijfkunst kalm bedaard, bedachtzaam, beheerst, bezadigd, evenwichtig, flegmatiek, gedeisd (barg.), gedekt, geduldig, gelijkmatig, gematigd, gerust, gezapig, goedig, ingetogen, koel, koelbloedig, koelzinnig, koest, lakoniek, lauw, lijdzaam, mak, ongestoord, placide, rustig, sereen, stil, tam, vast, voorzichtig, vredig, vreedzaam, zacht, zacht(jesaan), zeeg (gew.) kalm en beraden - nuchter kalm en helder - sereen kalm en koel - nuchter kalm en lieflijk vredig kalm en onbewolkt - sereen kalm en ongestoord - sereen, vredig kalm en rustig - stil kalm en verstandig - bezadigd, koelzakelijk, naïef, nuchter, onnozel kalm mens - stoïcijn kalme berusting geduld, gelatenheid, lijdzaamheid, onderwerping, stoïcisme, zenoïsme kalme gemoedstoestand - berusting, geduld kalmeren - bedaren, luwen, matigen, stillen, sussen, troosten, wiegen kalmerend - sedatief, sedativum kalmerend middel - adaline, bromide, broom, injectie, kinine, librium, narcofin, sedatief, sedativum, sigaret, tablet, valeriaan, valium kalmerende drank voor of van bromiden - broomdrank kalmer worden - bekoelen, luwen kalmoes - kalmus, zwanenbloem, zwanenbrood kalmoesolie, bestanddeel van - eugenol kalmpjes - bedaard, onberoerd, onbewogen, ongestoord, onverschillig, rustig kalmpjes aan - largo, lento, moderato kalmte bedaardheid, beheerstheid, bezadigdheid, bezinning, flegma, geduld, gelatenheid, gemak, gematigdheid, gerustheid, koelheid, laconisme, placiditeit, rust, sereniteit, stilte, stoïcisme, vrede kalmte en rust - gemak Kalmuks epos - Djangaride kalmweg - doodleuk, gemoedereerd kalomel - kwikchloride kalot bolkap, muts, pruik Kalvarie - Golgotha kalven - baren, braken, overgeven kalverachtig dartel, kinderachtig, onnozel, speels kalverknieën - X-benen kalverkramp bloei, brul, bulk, lal kalveroog - madelief kalverziekte - bloei, brul, bulk, colibacillose, lal, polyarthritis kalvijn - rammelappel, kam bergrug, christa, graat, hanekam, luishark, roskam, ruguitwas (op rug van slang), weverskam Kama - Mara Kama, vrouw van - Rati kamblad - weverskam kamduiker - kuifeend kameel alpaca, dromedaris, guanaco, kemel, lama kameelgeit - lama kameelhaar - mohair kameelhalsvliegen - rhaphidides kameelharen stof - camel, kamelot kameelkleurig - camel kameelruiter - meharist kameelschaap - lama kameleon - anolis, calotes, chamacleo, hagedis kamen - beschimmelen kamenier kamerjuffer kamenier in harem odalisk kamenierster - kamermeisje kamer afdeling, appartementlokaliteit, ruimte, salon, suite, oda (Turks), vertrek, woonruimtezaal kamer met planten - serre kameraad - amice, anti, boezemvriend, compeer, deelgenoot, gabber, genoot, gezel, kokkei, kornuit, krijgsmakker, lotgenoot, maat, makker, medescholier, medestudent, metgezel, trawant, vriend, vrind kameraadschap - cameraderie, fraterniteit, sodaliteit, vriendschap kameralistiek - cameralisme kamerbediende - bode kamercloset - stilletje, w.c. kamerden - araucaria kamerdienaar lakei, lijfbediende, valet kamerdoek - batist, klaterkatoen, lijnwaad (fijn) kameren - mainteneren kamerfiets - hometrainer kamergemak - stilletje kamergenoot - contubernaal kamerheer camerlengo (paus, hof), edelman (in hofdienst), euneuch, eunuuk, hoveling, kamerling kamerheer van de Paus camerlengo kamerjapon - housecoat kamerjas chamberloek, kimono, negligé, peignoir, sjamberloek kamerjongen - huisbediende, huisknecht kamerjuffrouw kamenier, soubrette kamerkruid - moerasspiraea kaderlid afgevaardigde, parlementariër, senator kamerling - eunuch kamermeisje binnenmeisje, kamenierster kamermeisje in een harem odalisk, odaliske kamer met planten - serre kamermuil - pantoffel Kameroen, berg in - Etinde, Fako Kameroen, bevolkingsgroep in - Bamiliké, Bamoen, Bassa, Doeala, Foelbe, Hauss's, Mpangwe, Pahouin Kameroen, hoofdstad van - Yaoende Kameroen, oorspronkelijke bewoners van - Pygmeeën Kameroen, plaats in - Edea Kameroen, rivier in - Cross, Moengo kamerorgel - harmonium kamerplanten - abutilon, agave, anthurium, aronskelk, asparagus, aspedistra, azalea, balsemien, begonia, bladbegonia, bougainvillea, bromelia, bruidsbloem, cactus, camelia, cineraria, cissus, clivia, colchica, coleus, chrysanthemum, croton, cyclaam, cyperus, digitalis, euphorbia, ficus, fuchsia, geranium, gloxinia, hedera, hertshoorn, hertshoornvaren, hibiscus, hortensia, kamerlinde, kerstroos, kerstster, knolbegonia, lidcactus, lobelia, moederplant, nestvaren, oleander, parapluplant, sanseferia, sierasperge, siernetel, sierpeper, venushaar, vetplant, vingerplant kamerpot - nachtspiegel, po, stilletje kamerrot - boekenwurm, kamergeleerde kamerscherm kamerschut, paravent, tochtscherm kamerspeler - acrobaat, toneelspeler kamerstoel - kakdoos, stilletje kamertemperatuur, op laten komen - chambreren kamerterm amendement, interpellatie, reces, repliek, M.v.A., V.V. kamertje cel, hokje, kabinet kamertje boven de stal - hild, hilt kamer van Koophandel - K. v. K. kamertje voor examinandi - zweetkamertje kamertje voor passagiers - hut kamerverhuurder hospes, kostbaas, ploert kamerverhuurster hospita kamervogel kanarie, parkiet, piet kamervoorstel - motie kamerzalf - opodeldoc kamerzuur - zwavelzuur kamferballetje - mottenbal kamferboom - dryobalanops kamferbrandewijn - kamferspiritus kamferzalf - opodeldoc(h) kamgaren - etamine, gabardine, popeline kamgaren weefsel - gabardine, popeline, moreen, travers kamgier condor kamhagedis leguaan , veraan kamhout - schegbord kammen harken, ontwarren, uitkammen kamig - schimmel(acht)ig kamille - matricaria kamille (stinkende) - koedille, paddenbloem, stinkbloem kamizool - borstrok, onderlijfje kamkever - schallebijter kamkieuwwormen - pectinaria kamlijster - kransvogel kammen - harken, ontwarren, uitkammen kamneus - hoefijzerneus kamoes gemzenleer kam op strijkinstrument - ponticello kam van een molenwiel - boetkam kam van een snaarinstrument - scagnello kamp afgescheide, bivak, camping, castra, effen, gelijk, gevecht, honk, hooiland, kampement, kavel(grondstuk), krijg, lager, kantonnement, leger, legering, legerkamp, legerplaats, oorlog, quitte, race, slag, strijd, toernooi, tweegevecht, tweekamp, wedstrijd, wijk, worsteling kampaan - kapiteel, klokvaas kampeerauto - caravan kampeerder - recreant, trekker kampeergerei bestek, grondzeil, haring, kroes, luchtbed, mok, primus, shelter, slaapzak, tent, watertank kampeerkaart - kampkaart kampeermiddel - tent kampeertent - shelter kampeerterrein camping kampeerverblijf caravan, hondehokje, shelter, tent camping kampeerwagen - camper, caravan, karavaan kampement – bivak, kazerne, legerplaats kampen ageren, knokken, strijden, vechten, wedijveren, worstelen kampen (het - der oudheid in Thracië) - abdera kampen of twisten - strijden kamper - kampioen, strijder, vechter, verdediger, worstelaar kamperen legeren kamperfoelie balroos, boksblad, geiteblad, geitenklaver, lonisera, memmekenskruid, sneeuwbes, vlier, zevenblad kamperfoelieachtige plant - vledder, vlier kampernoelie - champignon, paddestoel, zwam kampersteen - koraalspons, zwamsteen kampioen - kampvechter, overwinnaar, primus, recordhouder, titelhouder, uitblinker, voorvechter, winnaar kampioenschap - meesterschap, titel, titelstrijd kampkaart - kampeerkaart kamplant - kaardedistel kamponderkomen - tent kampong - buurtschap, dessa, dorp, gehucht, negorij kamponghoofd (Ind.) - gladakker, kapala kampplaats arena, bivak, camping, krijt, piste, ring, slagveld, stadion, strijdperk, strijdterrein, strijdveld, toernooiveld, vechtplaats kamprechter - arbiter, referee, scheidsman, scheidsrechter kampspel - toernooi kampstrijd - tweegevecht kampterrein van het leger - legerkamp kampvechter atleet, gladiator, kampioen, pugilist,strijder, verdediger kamrad - kamwiel, tandrad, tandwiel kamspier - schammbeenspier Kamtsjatka, bewoners van - Aleoeten, Itelmenen, Korjaken Kamtsjatka, hoofdstad van - Petropavlovsk kam van een snaarinstrument scagnello kamvorming - pectinaat kamwiel - kamrad, kamwiel, tandrad kan heer, herberg (oosterse), kit, kruik, lampetkan, liter, markt, melkkan, pink, pint, pot, pul, snel, steekkan, stoop, tul, urn, vaatwerk, vorst (Arab.), kan dodelijk zijn - gasvergiftiging kan met deksel - flak, flapkan kan met schenkpijp - tuitkan kan niet onmogelijk kan of kop - liter kan voor bier - pul kan voor waswater lampetkan kanaal aorta, bron, buis, delft, diep, dilve, doorvaart, ductus, gracht, grift, leiding, maar, pijp, trekvaart, vaart, waterweg, wetering, zeeëngte kanaalbeambte - bruggewachter, sluiswachter Kanaaleilanden, een van de - Alderney, Breechou, Guernsey, Herm, Jersey, Jethou, Lithou, Sark Kanaanitische- Fenicische godin - Anat kanaal geschikt voor scheepvaart waterweg kanaal gevormd door wervelholten - wervelkanaal kanaal in België - Albertkanaal, Leopoldkanaal kanaal in Brabant - Mark kanaal in Drenthe - Beilervaart, Drostendiep, Loodiep, Norgervaart, Oranjekanaal, Stieltjeskanaal kanaal in Egypte - Suezkanaal kanaal in Friesland - Boorn, Ee, Engelenvaart, Herensloot, Tjongerkanaal, Zwettekanaal kanaal in Gelderland - Bylandskanaal kanaal in Groningen - Boterdiep, Damsterdiep, Eemskanaal, Hoendiep, Oosterdiep, Reitdiep, Winschoterdiep kanaal in Groot-Brittannië - Caledoniankanaal kanaal in Limburg - Julianakanaal, Noordervaart kanaal in Nederland Beatrixkanaal, Damsterdiep, Dedemsvaart, Drechtkanaal, Eemskanaal, Enservaart, Halomavaart, Heerensloot, Heimanswetering, Hoendiep, Julianakanaal, Kolonelsdiep, Kuindervaart, Lemstervaart, Markkanaal, Merwedekanaal, Noordervaart, Noordzeekanaal, Passageule, Reitdiep, Ringvaart, Schonebekerdiep, Stadskanaal, Twentekanaal, Urkervaart, Valleikanaal, Vlaardingervaart, Winschoterdiep, Wilhelminakanaal kanaal in Noord-Brabant - Beatrixkanaal, Eindhovenskanaal, Wilhelminakanaal kanaal in Noord-Holland - Hoofdvaart, Noordhollandskanaal Noordzeekanaal, Ringvaart, Weespertrekvaart kanaal in Overijssel - Creilervaart, Meppelerdiep, Urkervaart, Willemsvaart kanaal in Roemenië - Begakanaal kanaal in Utrecht - Merwedekanaal kanaal in Zuid-Holland - Giessen, Zijl kanaal in Zweden - Falsterbokanaal kanaal tussen twee plantages - trens kanaal (urineleider) - ureter kanaal zonder sluizen niveaukanaal kanaalpeil k.p. kanaalstelsel voor drinkwater in Rome - aquaduct kanalje - gepeupel, janhagel Kananga-olie - ylang-ylang-olie Kanarees - Kannada kanarie geelvink, piet(je), politieagent (Ind.) kanarieboom - kenari kanariekruid - kruiskruid kanariepokken - gaapziekte kanarievogel - piet kanarieorgeltje - serinette Kanarische eilanden, een der - Algeranza, Ferro, Fuerteventura, Gomera, Grasiosa, Hierro, Lanzarote, Palma, Tenerife Kanarische eilanden, oorspronkelijke bewoners van - Guanchen kanaster - knaster, korf riet, krandjang (Ind.) Kandeel - drank (warm), kruidenwijn kandelaar armkandelaar, armluchter, blaker, boom, girandole, kaarsdrager, kandelaber, kroon, kroonluchter, lichter, lichtdrager, lichtkroon, luchter, luister, luster, menora (liturg.), kandelaber armluchter, kroonkandelaar kandidaat cand., candidatus, dinger, examinandus, gegadigde, proponent, sollicitant kandidaat predikant proponent kandidaatsexamen kantjes kandidatenlijst groslijst, nominatie kandiet kaoliniet kandij (suiker)klontje kaneel-aldehyde - fenyl-propenal kaneelappek - annona kaneelbast - pijpkaneel kaneelbloemen - kassiabloemen kaneelkleurig - bruin Kaneelolie, Chinese - Kassia-olie kaneelsteen - hessoniet kaneelwijn bruidstranen, hipocras kanefas canvas kangoeroe buideldier, buidelmuis, pademelon, springhaas, walaby, walaroe kangoeroerat - potoroe kanis - beun, ben, kaar, kubbe, vissersmandje, viskorf kanjer bom, knoert, kokkerd, kolos, loei, neus, kankeraar mopperaar kankerblaren - waterlelie kankerbloem - akkerwinde, dotterbloem, duizendblad, klaproos, paardenbloem, waterlelie, waterranonkel, weegbree kankeren klagen, mopperen, toeteren, zeuren kankergezwel - carcinoom, sarcoma, woekering kankerpit - kankeraar, mopperaar kankerroos - klaproos kankervrees - carcinofobie kan met een tuit - schenkkan kanneberg - veenbes kanneboenders - kaardebol, lisdodden kannetje - pul, kannekenskruid - bekerplant, nepent(hes) kannewassers - kaardebol, lisdodden, schaafstro kannibaal antropofaag, menseneter, wilde, woesteling, wreedaard kannibalisme - antropofagie, menseneterij kano - kajak kanoet - strandloper kanoetvogel - knot kanon canon, geschut, houwitser, kn, kartouw, kettingzang, mortier, regel, snelvuurkanon, stuk, veldkanon, vuurmond, wet, kanon - geschut, vuurmond kanon, gegoten - goteling kanon, inwendige van een - ziel kanon, licht - falconet kanon, onderstel van een - affuit kanon, ouderwets - coluvrijn, kulverijn kanonbank - barbete kanonieke wet - kerkwet kanonikes - stiftsjuffer kanonisatie - heiligverklaring kanonmondstuk - tromp kanonnade - beschieting, feestdronk, gebulder, geschutvuur, toost kanonneren - beschieten, bombarderen kanonnier - artillerist kanonnierplantje - donderplantje kanonskogel - granaat, projectiel kanonskogelboom - bertholletia kanonvuur - beschieting, bombardement kans fortuin, gelegenheid, geluk, gelukje, gevaar, geval, gok, hazard, kijk, lot, mogelijkheid, risico, toeval, tref, uitzicht, wisselvalligheid kansbiedend - speculatief kansbriefje - lot Kansas, hoofdstad van -Topeka kansel - ambo, bema(Gr.), katheder, praatstoel, preekstoel, pulpitum kansel in moskee - mimbar kanselarij - griffie kanselrede homilie, leerrede, preek, predikatie, sermoen kanselredenaar dominee, homileet, predikant, prediker kanselvoordracht - homilie kans of gok - waaggokken kans op onheil – gevaar kansspel bingo, canasta, farao, faro, geluksspel, hazard, kaarten, loterij, lotspel, lotto, poker, roulette, saturnus, toto, trio, waagspel kansspeler - gokker, pokeraar, speler, wedder kant aspect (van een zaak), boord, buitenrand, facet, flank, flink, gat, gedeelte, gereed, grens, (kant)stof, knap, lijst, neg, oever, plaats, plek, rand, randje, richting, rugsnede, strook, uiteinde, vlak, vleugel, zoom, zij, zijde, zijvlak kant aan een muts van de minste soort - langet kant aan water - kade kant maken - kanten, kantklossen kant, soort - blonde, guipure kantbeschikking - apostil kant van de pagina kantlijn, marge kant van de deur post, stijl kant van de weg berm, talud kant van de zaak aspect kanteel - tinne, trans kantelen kanten, kapseizen kenteren, kiepen, knel, omrollen, omslaan, omvallen, overladen, uitkepen, uittanden, wentelen kantelig - labiel, onvast, wankel kanteloep knobbelmeloen, wratmeloen kanten pelerine - berthe kanten plooisel - jabot kanthaak - kenterhaak kanthalf linksachter, rechtsachter kantiek - kerkgezang kantig gebeente graat kantine - clubgebouw, koffiekamer, mess, overblijflokaal, schaftlokaal kantinebeheer van het leger - cadi kantinepersoneel - messbedienden kantlijn - marge, ribbe kantje - randje, vaatje kantjeboord - nippertje kantje haring - vaatje kantjil - dwerghert kant langs water - oever kantlid - buitenstaander kantlijn - marge, ribbe, rooi kantlijn betreffend - marginaal kantlijntekening - apostille, conimentaar, glosse kantmaakster speldenwerkster kanton - provincie, rechtsgebied kanton in Zwitserland Aargau, Appelzell, Bern, Fribourg, Glarus, Graub�nden, Luzern, Schwyz, Tessin, Thurgau, Ticino,Uri, Url, Valais, Vaud,Waadt, Wallis, Zug Zürich, Zie Zwitsers kanton kantonnier wegwerker kantoor – agentschap, bureel, bureau , comtoir, factorij, nederzetting, schrijfkamer, werkkamer, werkplaats, werkvertrek kantoor van vertegenwoordigers van een handelmaatschappij in vreemde landen factorij kantoor voor ambachtswerkzaamheden bureau kantooragenda - almanak kantoorbediende boekhouder, commies, correspondent, employé, functionaris, kantoorklerk, klerk, loper, pennenlikker, schrijver, typist, kantoorbehoeften ballpoint, cahier, inkt, kasboek, ordner, paperclip, papier, pen, vulpen, potlood kantoorboek - grootboek, journaalboek, kasboek kantoorjas stofjas kantoormachine boekhoudmachine, computer, duplicator, nietmachine, perforator, ponsmachine, printer, puntensluiper, rekenmachine, schrijfmachine, telex, telmachine, typemachine kantoormeubel - bureau, kantoorstoel kantoorschrijver - klerk kantoor van een agent - agentuur kantoorwerk - boekhouden, handelsrekenen, kopiëren, stencilen, steno, stenograferen, tikken, typen kantruimte - marge kantschrift - commentaar, glos kantstrook souche kantstijl van een ladder - schalier kanttekenaar - commentator kanttekening - aantekening, annotatie, apostille, commentaar, glosse, noot, opmerking, renvooi, voetnoot kanttekening op akte - apostille kanttekeningen - marginalia, marginaliën kanttekeningen maken - emargeren kant van de weg - berm, talud, wegberm kant van de zaak - aspect kantverbetering renvooi kantvrucht - handklaver, venusspiegel kantwerk - frivolité, klossen, naaldwerk, teneriffe kantwerk maken - kanten kantwerkster - kantklosster kantwit van aantekening - marge kan voor waswater - lampet kantzuil prisma kanunnik domheer, kapittelheer, koorheer kaolien - aluminiumsilicaat, hoge berg (Chinees), porseleinaarde kaoliniet - kandiet kap - autodak, bedekking, capuce, capuchon, dak, droogkap, hoofddeksel, hooibergdak, huif, huisdak, korst(je), lampekap, molenkap, motorkap, muts, overdekking, rijtuigdak, uiteinde, wagenkap, zotskap kap afgerichte valk - huif kap (bomen) - houw, slag kap, deel van een - aanloper, blokkeel, daktengel, makelaar, muurplaat, nokgording, panlat, sloop, spant(been), trekplaat kapdoos - toiletdoos kap, gewatteerd - theemuts kap over een lamp - lampekap kap van een mantel - capuchon, huik, kovel kap van een monnik - keuvel, kovel kap van een preekstoel - klankbord kap van een vogel - kuif kap van een wieg - hemel kap op schoorsteen - gek, monnikskap kap van kloosterlingen - keuvel, kovel kapbeitel - koubeitel,steekbeitel, warmbeitel kapdoos - toiletdoos kapel bedehuisje, cupel, dagvlinder, kerk(je), muziekkorps, tempel, vlinder kapelaan - kapelpriester, onderpastoor kapelaanswoning kapelanie, kapelanij kapelmeester - dirigent, orkestleider kapelruimte onder een kerk crypt, krocht kapen - buitmaken, gappen, jatten, naasten, pakken, pikken, roven, snaaien, stelen, struinen, wegnemen, wegpakken kaper boekanier, hoofddeksel, muts, perkan, piraat, (zee)rover, zeeschuimer kaperbrief - commissiebrief kaperschip raider kaper van vroeger - noorman kaperwerkwijze - enteren kaperij - piraterij, zeeroverij kapgebint dakgebint, kapspant, spant kaphamer bilhamer kapitaal aanzienlijk, balans, belangrijk, bezit, eigendom, fonds, fortuin, geld, goud, groot, hoofdletter, hoofdsom, rijkdom, som, vermogen , voornaam, voortreffelijk kapitaal beleggen - investeen kapitaalbelasting - vermogensheffing kapitaalbezitter - kapitalist kapitaalkrachtig rijk, opulent, vermogend, welgesteld kapitaalopbrengst dividend, interest, rente, winst kapitale beginletter unciaal kapitalist nabob, plutocraat, rijkaard kapitalistische partij in Nederland - V.V.D. kapiteelvorm acanthuskapiteel, bladkapiteel, blokkapiteel, Dorisch, Gotisch, lonisch, kelkkapiteel, knopkapiteel, kussenkapiteel, Romaans, teerlingkapiteel, volutenkapiteel kapitein aanvoerder, bevelhebber, compagniescommandant, gezagvoerder, hoofdman, hopman, kapt., kapitein, officier, ouwe, schipper kapitein de cavalerie - ritmeester kapitein ter zee - waterkop kapitein van de Nautilus - Nemo kapitein van een zeilschip - vetleer kapitorie - boekomslag, kaft kapittel afdeling, chapiter, caput, hoofdstuk, onderwerp, standje kapittelen berispen, bestraffen, onderhouden kapittelheer - domheer, kanunnik kapje - broodkorst, circoflexe, kalotje, kipa kapje brood - kontje, timp kapjesmorielje - zakzwam kapkamer - kleedkamer kapkar - huifkar, tentwagen kaplaken - primage kapmantel caban, cape, burnoe, huik, peignoir kapmeeuw kokmeeuw, lachmeeuw kapmes - bijl, bijlmes, golok, hakmes, heep, hiep, houmes, machette kapmes (groot gebogen) in Z. Am. - machete kapmes (Ind.) - parang kapoen deugniet, guit, mesthaan, schavuit kapoeres (Hebr.) - dood, kapot, verloren, weg kapoets - monnikskap kapok - boomwol, zaadpluis kap op hoofd - muts kap op paardenkar - huif kapot afgemat, beschadigd, caduc, defect, dood, doodgaan, doodop, gebroken, gescheurd, geschonden, kaduk, kapores, kapoeres, onbruikbaar, ondeugdelijk, onklaar, ontdaan, rappig, stuk, vaneen, verloren, verslagen, weg, kapot (barg.) - kapoeres, prak (in de), stuk kapotgaan - bezwijken, breken, stukgaan kapotje - condoom, kapothoedje, voorbehoedsmiddel kapot maken - breken, moeren, mollen, nekken, ruïneren, stukmaken, vernielen, vernietigen kappelen - schiften kappen afhakken, borstelen, coifferen, hakken, houwen, kammen, kerven, omhakken, omzagen, stoppen, vellen kapper barbier, coiffeur, figaro, friseur, haarknipper, haarsnijder, haarstyler, scheerbaas kapperkool - kabuiskool kappersgerei borstel, droogkap, fohn, kam, kwast, roller, schaar, scheermes, scheerzeep, spiegel, tondeuse, wetriem kapperswinkel - coiffurie, capriool, kapperszaak - kapsalon kapriool - bokkesprong, luchtsprong kaproen - bijenkap, kap, kaphout, muts, visagière kaproen, deel van een - guleron, lamfer kapsalon - kapperszaak kapseizen kantelen, omslaan, omvallen kapsel coiffure, frisuur, hoofdtooisel, permanent, pruik, toilet, watergolf kapselband beursband kapsellancet - cystioom kapsel, soort - allongepruik, chignon, hoofdtooisel, korumbos, krulpruik, lampadion, paardestaart, pony, pijpekrul, rouleau, statiepruik, toupet, vlecht, wrong kapsies maken - tegenstribbelen kapsnede - valkerf kapsones - drukte, ophef, praatjes, spatsies kapsonesmaker - druktemaker, opschepper, praatjesmaker kapspant - dakgebint, dakstoel, kapgebint kapstander mutsenbol kapster coiffeuse, friseuse kapstok - jassenboom, kleerhanger, klerenhanger, klerenstandaard, sta(a)nder kaptafel - toillettafel kapucijn - O. M. C. Kapucijnen, behorende tot de - OFM kapucijner monnik - bedelmonnik kapucijner non - kapucines kapucijner orde - O.M.C. (Ordinis Minorum Capucinorum) kapucijners - raasdonders kap van een mantel - kovel kap van een scoorsteen - gek kap van kloosterlingen - keuvel, kovel kapvenster dakvenster kapwerk van een dak dakstoel, gebint, spant kapwerktuig - bijl kapzaag toffelzaag kar auto(mobiel), brik, fiets, rijtuig, voertuig, wagen karaat (afk.) kt, essaai, kar., goudgehalte karabies koffertje, mand, tas karabijn - geweer, musketon karabijnfoedraal - holster karabijnriem - bandelier karakal - woestijnlynx Karakalpakië, bewoners van - Karakalpaken, Kazachen, Oezbeken Karakalpakië, hoofdstad van - Noekoes karaf fles, flacon, karos, sierfles, tafelfles, waterkan karakal - woestijnlynx karakiet - acrocephalus karakol - wijngaardslak karakter - aanleg, aard, cachet, eren, figuur, geaardheid, geest, gemoed, gemoedsaard, genius, gestel, grondtrek, inborst, kenmerk, letter, letterteken, naturel, natuur, psyche, ras, temperament, trek, type, uiterlijk, vorm, zielskracht karakterbepaling naar oude handschriften - paleografologie karakterbepaling uit handschrift - grafologie karakterbeschrijving - karakterologie karaktereigenschap - egoïsme, egotisme, eerlijkheid, gemakzucht, hoedanigheid, kenmerk, koppigheid, laagheid, luiheid, omschrijven, trek, typeren, valsheid karakteriseren kenmerken, kenschetsen, schetsen karakteristiek - beschrijving, eigenaardig, eigenschap, kenmerk, kenmerkend, tekenend, schets, schetsend, typerend, typisch karakterkunde - karakterologie, psychologie karakterloos - alledaags, banaal, conventioneel, eerloos, laag, min, slap, week karakterloos mens - dégéneré karakterologie - karakterkunde karakterschets - kenmerk karaktersterk - koppig, pricipieel karaktertrek - aanleg, aard, eigenschap, inslag, kenmerk, beschrijving, schets karakterkunde karakterologie karateren - alliëren , legeren karamel - toffee, ulevel karateterm - karateka, kihon karavaan gevolg, handelstrein, sleep, stoet, troep karavaan van Mekkagangers - mahmal karbeel - balksleutel, korbeel, kraagsteen, steunpunt karbies - handkoffer, handtas, klepmand, mand, reismandje, tas , valies, karbolzuur fenol, phenol karbonade - cotelet, ribstuk, runderrib, varkensrib karbonkel - kanteloep, meloen, negenoog, puist, robijn karbonkelneus - drand, kneus, jeneverneus karbouw - bizon, buffel kardinaal - camerlengo (kamerheer van de paus), kerkheer, kerkvoog, kerkvorst, prelaat kardinaal-infant - Ferdinant kardinaalsbloem - purperbloem kardinaalschap - kardinalaat kardinaalsmuts - euonymus, luizenboom, papenmuts, spilboom, kardinaalstitel eminentie, em., z.e kardoes gors, grove, huls, krulhond, kwelder, nes, papiersoort, poedelhond, schor kareel - soort pijl, tichelsteen kareki elastiek, et - rietvink karet - kret, rubber(boom), schildpad, zeeschildpad karhengst – lomperik kariatide pilaster, schraagbeeld, zuilbeeld kariatiden - boötiden kariboe armoedig, - rendier (N.Am.) karig armzalig, bekrompen, eenvoudig, frugaal, gering, gierig, krap, krenterig, luttel, mager(tjes), matig, minetjes, nauw, ongaarne, pover, schaars, schamel, schraal, schriel, sober, weinig, zuinig karigheid - armoedigheid, parcimonie, schaarste, schrielheid, zuinigheid karikatuur - kartoon, spotbeeld, spotprent karikatuurtekenaar - karikaturist Karinthië - Kärnten Karinthië hoofdstad van - Klagenfurt- Karinthië, rivier in - Drau karkant collier, halssnoer, ketting, snoer karkas frame, gebeente, geraamte, gestel, lichaam, overschot, ribbekast, rif, skelet karkiet - rietlijster, rietvink, rietzanger Karl-Marx-Stadt - Chemnitz karmeliet o.c. Karmil - huttentut karmozijn karmijn, purper, purperverf, scharlaken, wijnrood karmozijnrood - purper karnvat - boterkuip, boterton, botervat, karnemelkgerecht - hangop karnen - boteren karner - botermaker karonje feeks, helleveeg, kreng, prij, serpent karoot - kroot, peen karos kales, karaf, koets, reiswagen, vigilante Karpaten, top in de - Djumbiz, Fageras, Gerlachovka, Gierlach, Goverla, Halicz, Lrivan, Rysy, Tatra karper 4 barm, blei, meun, ruis, tink 5 alver, bliek, danio, gront, gruis, labeo, sneep, vetje, voorn, winde, zeelt 6 barbus, brasem, dorade, elrits, giebel, harder, karper, mesvis, witvis 7 barbeel, grondel, kolblei, puntius, rasbora, weeraal 9 donderaal, goudbaars, hesseling, rietvoorn, ruisvoorn, windvoorn, 10 blankvoorn, karperzalm 11 bittervoorn, kroeskarper, steenkarper 13 modderzalm, riviergrondel karperachtige zeevis - wimber karperkoning - spiegelkarper karperzalm - caribo, piranha, rio, spatzalm, tetra karpet – tapijt, vloerkleed karreboom – dissel karrelen – ineenlopen, korrelen, schiften karreman - venter, voerman, vuilnisman karren – rijden, fietsen kartel cannelure, inkeping, insnijding, keep, kerf, overeenkomst, snee, snede, trust kartelblad – pedicularis karreboom – dissel karrenvracht – wagenvol kart – skelter kartelen - greineren, inkepen, kerven kartelig - gekarteld, geschift kartelrand (postzegel) – dentelure kartels aanbrengen - kerven kartets - granaat kartodroom - scelterbaan karton board, bordpapier karton-steendruk - papyrografie kartuizers, stichter der – Bruno karviel - hijsblok karwats gesel, knoet, rijzweep, zweep karwei arbeid, corvee, job, klus, opdracht, slachtafval, taak, toer, werk karweitje akkefietje, klusje, toetast karwij - hofkomijn, komijn, kummel, wedzaad karwijlikeur kummel karwij-olie - kummel karwijsoort - aardkastanje karwijzaadolie - carvon kas bergplaats, betaalplaats, broeibak, broeikas, contanten, cash, doos, éénruiter, geld, geldbergplaats, geldvoorraad, kassa, broeikas, kweekkas, kweekplaats, omhulsel (van een horloge), oogholte, serre, telmachine, warenhuis kasba citadel, vesting kasbestelling - peculaat kasboek - boekhouding kasgeld - cash, contanten, kontanten kashouder - kassier kashoudster - caissiere Kasische taal - Elamitisch, Hettitisch, Lydisch, Lykisch, Mittannisch, Soemerisch Kasjgar - Sjoefoe Kasjmir, volk in - Balti Kasjmir en Jammu, hoofdstad van - Jammu, Srinagar Kasjoebisch - Lechisch kaskenade - beweging, drukte, gasconnade, ophef kasmiddelen - contanten, geld, kontanten Kaspische zee, eiland in de - Artem kassa - betaalplaats, telmachine kassei - straatsteen kasseien - plaveien kasseilegger - straatmaker kassian - medelijden, ocharm kassier - incasseerder, kashouder, ontvanger, rekeningdoende, rekeninghouder, rendant kassiersafdeling bij de gemeente e.d. - comptabiliteit kassiersbriefje - cheque kassiersloon incasso kassierswerk - incasseren, uitbetalen kast - berging, bergmeubel, buffet, gevangenis, hangkast, kolommenkast, kussenkast, latafel, linnenkast, schapraai, schrijn, troonkast, vitrine, wandmeubel kast met deuren - kabinet kast met gaten voor de aalvangst - aalgeerkaar kast voor het bewaren van relikwieën - relikwieënkast kast voor verboden boeken - hel kast waarin krukas - carter kastanje - castanea kastanjeachtie - hippo-castanaceeën kastanjebruin - roodbruin kastanjekleurig - donkerbruin kastanje, omhulsel van de - cupula kaste groep, jati, klasse, stand kaste, lid van een - brahmaan, ksatriya, sjoedrah, vaisya kasteel burcht, burg, citadel, slot, sterkte, toren, vesting kasteel 4 Berg, Bom, burg, Dael, Goor, Haar, Heer, slot 5 Aerdt, Arcen, Asten, Bosch, Breda, Dever, Donck, Doorn, Horst, Horte, Rhoon, toren, Voorn, Weert, Wisch, Zeist 6 Ampsen, Baarlo, Beesde, burcht, Dussen, Egmond, Gemert, Hatert, Hoenlo, Kelder, Keppel, Kessel, Limmel, Malsum, Medler, Ruurlo, Vorden, Wychen, Zoelen, Zuilen 7 citadel, Echteld, Spieker, Twickel, Ulenpas, Vleuten, vesting, Warmelo, Warmond 8 Nijenrode, Soestdijk 9 Amerongen, Assumburg, Brederode, Doorwerth, Duurstede, Endegeest, Molencate, Rozendaal, Zijpendaal, Zorgvliet 10 Amstenrade, Diepenheim, Drakestein, Middachten, Muiderslot, Randebroek, Windesheim 11 Hartelstein, IJsselstein, Loenersloot, Loevenstein, Riemersbeek, Schaffelaar, Slangenburg, Sparrendaal kasteel behorende aan een geslacht - stamslot kasteelheer baron, burchtheer, heer, kastelein, slotheer kasteel in Drenthe - Oldengaerde kasteel in Friesland - Stins kasteel in Gelderland - Doorwerth, Loevestein, Terhorst kasteel in Limburg - Horn, Hoensbroek, Valkenburg, Wittem kasteel in Noord-Brabant - Bouvigne kasteel in Noord-Holland - Brederode, Muiderslot kasteel in Utrecht - Drakestein, Nijenrode, Soestdijk kasteel in Zuid-Holland - Duivenvoorde, Poelgeest kasteel van oudsher - stamslot kasteelbeheerder - slotvoogd kasteelheer - slotheer, slotvoogd, (namens een persoon of overheid) burchtheer kastegoed saldo kastekort - deficit, nadelig saldo kastelein burchtheer, gelaghouder, herbergier, kasteelheer, kroegbaas, slotheer, slotvoogd, waard kasteleines - herbergierster, kasteleinse, waardin kasteleinsvrouw - herbergierster, kroegbazin, waardin kasteloze - paria kastelijntje - gedachtenstreepje kastenmaker - abenist, schrijnwerker kasterolie - castorolie, wonderolie kastje - etagère kastje met relikwieën - reliekschrijn, schrijn kastlijntje - gedachtenstreepje kast met deuren - kabinet kastmeubel - buffet, credens, credenzone, dressoir kastoor beverhaar, bevervilt kastplant - schap kastraat - euneuch, gelubde, ontmande kastratie - ontmanning kastreren - lubben, ontmannen kastreren van huisdieren - lubben kastrol - braadpan, kasserol kastvakje - loket kast van het oog - oogholte kastijden afrossen, geselen, martelen, mortificeren, pijnigen, ranselen, slaan, straffen, tuchtigen kastijding afranseling, bestraffing, castigatie, geseling, mortificatie, slaag, straf, tuchtiging kastype - eenruiter, serre, warenhuis kasuaris emoe kasueel - casueel, toevallig kat – 3 gib, kat, los, torn 4 lynx, manx, pers, poes 5 cyper, felis, kater, katje, kazan, leeuw, matou, poema, pussy, smoke, tabby, tijger 6 angora, boskat, fokkat, gambia, gepard, gibcat, kattin, kitten, manoul, nubi�r, ocelot, panter, poesje, raskat, serval, tomcat, 7 abessijn, bergkat, burmaan, burmees, caracal, catling, cheetah, civette, cyperse, dakhaas, huiskat, jagoear, karakal, manxkat, minneke, minette, muiskat, pelskat, poolkat, siamees, sierkat, stalkat, tijgerin, tuinkat 8 cavalier, civetkat, dekkater, dwergkat, fokkater, genetkat, langhaar, luipaard, mauwerik, mexicaan, moetjing, neutraal, pampakat, raskater, tijgerkat 9 angorakat, bergleeuw, havanakat, ichneumon, kafferkat, kattepoes, kartuizer, lapjeskat, manoulkat, marterkat, moederkat, muizenkat, muskuskat, nestkatje, soedanees, wijfjeskat, zolderkat 10 chinchilla, paraguakat, scheepskat, steppenkat 11 nevelpanter, woestijnlynx 7 archangelkat, koningstijger, muizenvanger, 13 annamietenkat, jachtluipaard 14 sneeuwluipaard, wilhelminaskat kataas - kattenvoer katabolisme - afbraak, dissimilatie katachtig - felien, lenig, zals, vinnig katachtig dier 3 kat, los 4 lynx 5 felis, irbis, leeuw, poema, tijger 6 bobkat, gepard, jaguar, manoel, margay, ocelot, panter, serval 7 caracal, cheetah, goudkat, huiskat, luiaard 8 acinonyx, dwergkat, luipaard, neofelis, panthara, tijgerkat 9 bergleeuw 11 nevelpanter, woestijnlynx 12 jagoearoendi, zwartvoetkat 13 jachtluipaard 14 sneeuwluipaard katachtig roofdier - leeuw, jaguar, ocelot katafalk baar, berrie, praalbed, schraag katakombe - krypte, nekropolls katalogus - lijst, register katalysator bij biologische processen - enzyme katalysator van chemische reacties - enzym, ferment katapult - mangneel Katar, hoofdstad van - Doha, Dohe katarakt - staar, waterval katastrofaal - fataal, noodlottig, rampzalig katastrofe ramp, onheil katbeer panda kategorie - afdeling, genre, groep, soort katei'e golfbreker, krib, strandhoofd kateker - eekhoren (gewst.) katerlicht - schemerduister katern - papiervellen (6 ineengevouwen) katern van 3 dubbele bladen - ternio Kathai - China katharsis loutering, reiniging katheder - kansel, kateder, leerstoel, spreekgestoelte, preekstoel kathedraal basiliek, dom, kerk katheter - aftapbuis kathode elektrode katholiek - algemeen, rooms katholiek geestelijke abdis, abt, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, kardinaal, mère, non, overste, pastoor, pater, paus, prelaat, priester katholiek geestelijke (Fr.) abbé katholiek opleidingsinstituut seminarie katholieke feestdag Allerheiligen, Allerzielen, Aswoensdag, Driekoningen, Hemelvaart, Kerstmis, Mariaboodschap, Mariageboorte, Pasen, Pinksteren, Sacramentsdag, Septuagesima, Vastenavond katholieke geestelijke - aalmoezenier katholieke leer - papisme Katholieke Radio Omroep K.R.O. Katholieke Volkspartij K.V.P. katholiekenhater - antipapist katje - dropje katjesdragend gewas berk, els, gagel, hazelaar, luidkruid, possem, post, vlooienkruid, wilg katoen calico(t), boomwol, kapas, kapok, sits, textiel katoen in olielamp - pit, kous, lont katoen afkoken - beuken, kierkoken katoenbatist - naturel, percal, perkaal katoendiefje - paradijsraaf katoenen geglansde satijnweefsel - satinet katoenenkiel - hes katoenen molton - bevertien katoenen schortendoek - warp katoenen stof of weefsel 4 aida, pilo, sits 5 denim, jeans, kelim, pilou, piqué, zefir 6 diemit, flammé, madras, molton 7 calidot, epinglé, evalist, gingang, nanking, naturel, paramat 8 astrakan, bombazijn, everlast, jaconnet, organdie, tarlatan, tobralco 9 bevertien, lancaster, madapolam, shantoeng, velveteen 10 andrinopel, manchester, salemporis, watertwist 11 everlasting 12 duivelssterk katoenen stof voor hemden - reforce katoenen vulling - bombast katoenen weefsel met zijde - pope, popeline katoen in een olielamp kous, pit katoenflanel - barchent katoenfluweel corduroy, manchester, pilo, ribfluweel, velveteen katoengaren - etamine, twist katoengras - wollegras katoenklos - spindel katoenpapier - sitspapier katoenplant - gossypium katoensoort - makko katoenspinnerij-machine - baalbreker katoenvouwer line, rectometer katoenweefsel - nanking, piqué katoenzuiveringsmachine - baaibreker katpardel - panterkat katrol blok, bok, donkey, geiblok, gijn, hijsblok, karviel, katrol, kraan, lier, lift, palei, pedaal, plei, poelie, polei, takel, talie, tui, winch, windas, wipper katrolblok - gewand katrolletje - poelie kattebelletje (vouw)briefjes katten - afkammen kattendoorn brem, duindoorn, gaal, gaspeldoorn hulst, stalkruid, stekelbrem kattengeluid – blazen, mauwenmiauwen, spinnen kattengoud glimmer, mica kattenhout - kraakwilg katteklauw - kleefkruid kattekop - membraanpomp kattenkroeg melksalon kattenkruid amberkruid, ezelskruid, mastikkruid, neppe, nepeta, nippe, prangwortel, stalkruid, valeriaan kattenkwaad baldadigheid, deugnieterij, guiterij, kwajongensstreek, ondeugd, schelmerij katenmaartje - hitje katteoog - knikker, kwarts kattensoort - angora, cyperse, pers, siamees kattespoor - klimlat, scheepsbint kattenvoer - kataas katteoog - chrysoberil, kwarts katteras - Siamees, Cyperse, Pers katterig - misselijk kattestaart - amarant, contrasein, duizendschoon, heermoes, lythrum, scheepsklamp, slangebloem, unjer, vijl, wilgenroosje kattestaartachtigen - lythraceeën kattezoet - valeriaan kattig bits, pinnig, snibbig, vals, vinnig kattigheid - vinnigheid kattig meisje - snib katuil kerkuil, ransuil, torenuil katwilg - bindwilg katzwijm flauwte kaugek - zeezwaluw Kauh-sioeng - Takao Kaukasisch snaarinstrument tar Kaukasische berg Elbroez Kaukasische mantel - boerka Kaukasische mousserende melkwijn kefir Kaukasische stam koerden Kaukasische taal Abchazisch, Adyghe, Armeens, Avaars, Azerbeidzjaans, Dargwa, Georgisch,Ingoesj, Kabardijns, Lak, Lezgisch, Tabasaraans, Tsjerkessisch, Tsjetsjeens Kaukasus, pas in de - Kloechor, MamisonNachar, Soenami Kaukasus, schiereiland in de - Apsjeron, Taman Kaukasus, top in de - Alagöz, AragatsArarat, Dyych-Taoe, Elbroes, Fisjt, Kasbek, Kosjtan-Taoe, Oeilpata, Sjichara Kaunas - Kovno kausaal - oorzakelijk Kaustische alkali - KOH, NaOH kaustobioliet - antraciet, bruinkool, steenkool kauter - ploeg, ploegmes kautie - borgtocht kautle borgtocht kauw dole, ka, kraai, kerkkraai, torenka, torenkraai kauwen - kweernen, leuteren, manducatie, masticatie, wauwelen, zeuren kauwer - kauwijzer, breeuwijzer kauwgebit - drenkgebit, watertoom kauwoerde kalebas kauproces - masticatie Kavalla - Neapolis kavalerie ruiterij kavel - deel, grondstuk, kaveling, keep, kieuw, perceel, scheur, schrap, spleet, stuk kavelboom schalm kavelen verdelen kaveling - gedeelte, kavel, koop, partij, perceel, stuk, verdeling kabelingen maken - verkavelen kaviaar - steurkuit kaviaarleverancier steur Kazachstan, bevolking van - Kazachen Kazachstan, hoofdstad van - Alma Ata kazak - boezeroen, jas kazemat - bed, bunker, legerveste, schuilkelder, onderkomen (mil. beton) kazerne - kampement, legerkamp, kazerne (Ind.) - tangsi kazernebrood - kommiesbrood, kuch kazernewoning - huurkazerne kazuaris emoe kasuaris, ked hit, kedde, ket, kid, pony kee - Chinees keel - gorgel, hals, kol, larynx, luchtweg, rood, stem, strot keelaanoening - angina, heesheid, hoest, schorheid, verkoudheid keel in de heraldiek rood keelamandelen - tonsillen keelarts - laryngoloog keelbeweging slikken keelgat - strot keelgeluid - gutturaal, hoest, hoesten, kuch, kuchen, rochel, schraap, schrapen keelgezwel - krop keelholte farynx keelholteontsteking - faryngitis keelklank gutturaal keelklier - bijschildklier, schildklier keelknobbel - adamsappel keelkruid - liguster keellelletje - epiglottis keelletter - gutturaal, laryngaal keelontsteking angina, diphterie, kroep, laryngitis keelontsteking bij paarden worg keellijst - talaan keelput - halskuiltje keelspiegel laryngoscoop keeltriller - gorgheggio keelvleesziekte - angina, diphterie, difteritus, keelontsteking, keelvliesontsteking of ziekte - kroep keelwortel - smeerwortel keelziekte angina, difterie, difteritis, hartbeklemming keen barst, kerf, kiem, kloof, reet, scheur, spleet, stok keep insnijding, gleuf, groef, kartel(ing), kavel, kieuw, kerf, krap, portie, schram, schrap, schreef, sleuf, snede, snee, snip, keep in een duig - gergel, inkeping, inkerving, kroos keeper doelman, doelverdediger, doelwachter, goalie keer beurt, draai, eens, kans, kentering, kruk, maal, male, omkeer, ommekeer, toer, torn, verandering, wending, wenteling, werf, zwenk keer dat iets pulseert - pulsatie keer dat men aait - aai, aaien, streling keer dat men veegt - veeg keerdam - schut, stuw, stuwdam keerdicht keervers, refrein, retrograde, rondeel, stok, keergaan(te) - donderen, toeteren, veteren keerkring - parallelcirkel, trope, tropicus keerkringen kreeftskeerkring, noorderkeerkring, steenbokskeerkring, tropen, zuiderkeerkring keerkringgebieden - tropen keerkringsjaar - zonnejaar keerkringslanden tropen keerkringsvogel faeton, phaëthon keermuur - kaai(muur), walmuur keernet - schutwant keer op keer - telkens, voortdurend keerpaal - schamppaal keerpunt - crisis, kentering, toppunt, wending keerpunt bij een ziekte - crisis keerrijm - refrein, stokregel keersluis - rabot, stuw keert maken - omkeren, teruggaan keervers antifoon, keerrijm, refrein, retrogade, rondeel, stokregel keerwerk - stuw keerwissel - ritratta keerzijde avers, dorso, envers, ommekant, ommezijde, revers, schaduwzijde, tegenzijde, verso keerzijde van penning revers keerzijde van wissel dorso keerzijden - tegenkant keerzijden van een medaille - aversie kees - keeshond, spitshond, wolfshond keeshond fik, spits keeshondachtige - chowchow, huskie, poolhond, samojeed, schipperke, spits keest geest, kiem, merg, pit, scheut keet barak, beestenstal, bende, boel, boet, drukte, heibel, herrie, hut janboel, kabaal, kabanes, lawaai, leven, lol, loods, rommel, rotzooi, rumoer, schuur, spektakel, troep, tumult, wanorde, warboel, werkplaats, zooi, zoutziederij keet of bende – zooi keet of chaos – bende keet of hok – barak keet of rumoer - stampei keetschopper - geinmaker, herriemaker, herrieschopper, lolbroek Kefallinia, berg op - Ainos Kefallinia, stad op - Argostoli keffen blaffen, clabauderen, kijven, snappen keffer - druktemaker keg boterham, kegge, luns, peg, pin, spie, wig kegel - conus, denneappel, dennekegel, flesvormig, konus, voorwerp, ijskegel, ijspegel kegelbaan - bolbaan kegeldragend - naaldgewas kegeldragende boom - dama (Ind.), den, naaldboom, pijn, spar kegeldragende boom in Z.-Europa - savelboom kegeldragende plant conifeer kegelaar - kegelspeler kegelen - omvallen kegelen, Amerikaans - bowling kegelkoning negenman kegelopzetter - kegeljongen kegelplank - kegel bord kegelschelp - punt, rolschelp, toot, tuit kegelsnede cirkel, ellips, hyperbool, parabool kegelspeler - kegelaar kegelvormig - conisch, conus, konisch, taps kegelvormig aanhangsel aan week verhemelte - huig kegelvormig doofhoedje - domper kegelvormig flesje - amplet kegelvormig onderdeel van uurwerk snek kegelvormig toelopend conisch, konisch, taps kegelvormig uitsteeksel van een aambeeld - hoorn, speer kegelvormige glazen kolf met platte bodem - erlenmeuer kegelvormige punt - kegelpunt kegelzand - kiezelzand kegge - keg, keil, peg, pin, spie, wig kegje - keganker, keggetje, werpanker kei – bolleboos, geweldenaar, keisteen, kiezelsteen, klinker, rolblok, rolsteen, steen, straatsteen, uitblinker, zwerfblok, zwerfsteen keiaarde - kiezelaarde, kiezelzuur keier - glasblazer, plukker keihard - meedogenloos, onaandoenlijk, steenhard, versteend, wreed keihard schot - knaller, knoert keiharde klap - dreun, loei, optater kei keg, spie, wig keik - herik, kiek, radijs keil - keg(ge), spie, wig keileem - keimergel keilen - gooien, kiskassen, kriskrassen, smijten, werpen keiltje - borrel keimergel - keileem keisteen - straatsteen, vlint, vuursteen, zwerfsteen, keizand, grint keizand - grint keizer Augustus, caesar, cesar, Caligulaempereur, empereur, heerser, imperator, kaiser, khan, loper, negus, Nero, pontifex, sjah, tsaar, (czaar) keizer en koning - I. R. keizer van Ethiopië Haile (Selassie) keizer van Japan Hirohito keizer van Rome Augustus, Caesar, Caligula Nero, Tiberius, Titus, Trajanus keizerin van Hongarije Gisela keizerlijk bevelschrift oekaze, ukase keizerlijk decreet (Turks) irade keizerrijk imperium, empire keizerrijk in Achter Indië Annam keizerrijk in Azië Iran (Perzië), Thailand (Siam) keizersalade - dragon keizershuis Habsburg, Hohenzoilern keizerskaars - verbascum keizerskroon - imperiaal keizersnede - hysterotomie, metrotomie, moedersnede keizerstitel in Ethiopië negus keizerstitel in Japan mikado keizerstitel in Rusland tsaar keker - bluffer, cecer, schreeuwer kelderen vergaan, ondergaan, slinken, verongelukken, zinken kelderkoorts - drankzucht kelderkoud kil, klam keldermeester bottelier, cellarius keldermot pissebed kelderverdieping souterrain kelderwinde dommekracht kelen - afmaken, doden, slachten, vermoorden kelim - tapijt kelk beker, bokaal, calyx, glas, graal, offerbeker, ro(e)mer, wijnglas kelk (hostie) - ciborie kelk van een bloem - colix kelkblad - sepaal kelkbloemig - kelkstandig kelkdoekje - purificatorium kelkgras - handjesgras, henjegras kelkkleedje - velum kelner ober, garcon, waiter kelk of beker - bokaal kellner - bediende, cafebediende, garcon, ober, serveerder kelp - wier, zeewier Kelten - Galli Keltisch volk - Bituriges Keltische begraafplaats - cairn Keltische dichter/zanger bard Keltische gevechtswagen - essed Keltische godheid 3 Ler, Lug 4 Bodb, Gwyn, Leir, Llen, Llyr 5 Artio, Epona, Macha, Pwyll 6 Andata, Brigit,Dagdae, Gobban, Ogmios 7 Belenus, Goibniz, Gwydion, Morrigu, Taranis 8 Massanan 9 Smertrios Keltische oorlogsgod - Britovius Keltische priester druïde Keltische taal Bretons, Brits, Cornisch, Gaelic, Gaelisch, Iers, Kymrich, Manx, Welsh Keltische zanger - bard Kemal Pasja - Ataturk kemel - bok, kameel kemp - hennepklaver, klaver, klister kemphaan - twistzoeker, vechtjas kempvis - betta kenari - kanarieboom kenau - haaibaai, helleveg, ka, tang kenbaar - bekend, blijkbaar, gekend, medegedeeld, merkelijk, onderkend, openbaar kenbaar makend - distinctief, relevant kendang - slaginstrument kenen kiemen, ontspruiten kengetal - netnummer Kenia, bevolkingsgroep in - Balaya's,Kamba's, Kikoejoe, Loeo Kenia, hoofdstad van - Nairobi Kenia, rivier in - Iana, Sabaki kenleer - gnoseologie, noëtiek kenmerk - cachet, criterium, distinctief, eigenschap, feature, getuigenis, indruk, indruksel, insigne, karater, kenteken, litteken, maatstaf, merk, merkteken, moet, signatuur, stempel, symbool, symptoom, trek, type, zegel kenmerk bij voorouders - atavisme kenmerk van verlegenheid blos, schaamrood kenmerken - aanduiden, karakteriseren, kenschetsen, merken, stempelen, typeren kenmerken noemend van zelfstandig heden - bijvoeglijk kenmerkend typerend, typisch kenmerkende trek - symptoom, typering kennel - hondenfokkerij, hondenhok, hondenhuis, honderen kennelijk apert, bekend, blijkbaar, duidelijk, herkenbaar, klaarblijkelijk, merkbaar, onderkenbaar, onloochenbaar, onmiskenbaar, waarneembaar, zeker, zichtbaar kennen - achten, beheersen, beseffen, weten, kenner connaisseur, deskundige, expert, fijnproever, technoloog, vakman kenner der kerkgebruiken - ritualist kenner der mythologie - mytholoog kenner der paleografie - paleograaf kenner der oosterse talen - oriëntalist kenner der topologie - topoloog kenner (beoefenaar) der volkenbeschrijving - etnograaf kenner van beenderen - osteoloog kenner van beesten - dierenkenner kenner van delfstoffen mineraloog kenner van dieren - bioloog, zoöloog kenner van fossielen paleontoloog kenner van gerechten gastronoom kenner van godsdienstwetenschappen - theoloog kenner van Grieks - classicus, graecist, graecus kenner van handschrifteigen schappen - grafoloog kenner van handschriften codiocoloog, paleograaf kenner van honden kynoloog kenner van Indonesië - indoloog kenner van klankleer - foneticus kenner van Latijn - classicus, latinist kenner van lichaamsbouw - anatoom kenner van literatuur - literatuurhistoricus kenner van logica - filosoof, logicus kenner van middeleeuwse geschiedenis - mediëvist kenner van muziek - musicoloog, muzikant kenner van Nederlandse taal en letterkunde - neerlandicus, neerlandist kenner van Oosterse talen - oriëntalist kenner van oude gedrukte boeken - biblioloog, incunabelist kenner van oude geschreven handschriften - manuscriptoloog kenner van oude geschriften - paleograaf kenner van oude taaifasen - filoloog kenner van oude talen - classicus kenner van paddestoelen - mycoloog kenner van politiek - politicoloog kenner van Portugees - lusitanist kenner van Romaanse talen romanist kenner van Spaans - hispanist, hispanoloog kenner van schoonheidsleer - estheticus kenner van slangen ofioloog enner van spraakkunst - grammaticus kenner van strafrecht - criminalist, criminoloog kenner van stuifmeel - palynoloog kenner van taalkunde - grammaticus, linguïst, talenkenner kenner van talen - talenkenner kenner van toneel - dramatoloog, dramaturg kenner van vergiften - toxicoloog kenner van vissen ichtyoloog kenner van vogels ornitholoog kenner van volkeren - antropoloog kenner van waterverschijnselen - hydrograaf kenner van woordafleiding - etymoloog kenner van woordvormen - morfoloog kenner van wijnsoorten - wijnkenner kenner van zeer oude handschriften - papyroloog kenner van zinstrukturen - syntacticus kenner van zwammen mycoloog kenner van de aardrijkskunde - geograaf kenner van de Arabische taal arabist kenner van de biologie - bioloog kenner van de cellenbouw - cytoloog kenner van de Chinese taal sinoloog kenner van de Egyptische oudheden - egyptoloog kenner van de etnografie - etnograaf kenner van de geneesmiddelen - farmaceut, farmacoloog kenner van de Germaanse talen - germanicus, germanist kenner van de godsdienst - theoloog kenner van de Griekse taal - graecist, graecus, hellenist, humanist kenner van de jazz - hepcat kenner van de keuken – fijnproever, gastronoom, gourmand, gourmet, lekkerbek, kenner van de Latijnse taal latinist kenner van de leer der levensverschijnselen - bioloog kenner van de levensleer - bioloog kenner van de maatschappij socioloog kenner van de metafysica - metafysicus kenner van de middeleeuwen mediëvist kenner van de moderne talen - neofiloloog kenner van de moraal - moralist kenner van de muziek musicoloog kenner van de oude Griekse taal en cultuur graecist, graecus, hellenist, humanist kenner van de oude geschriften - paleograaf kenner van de oudste handschriften papyroloog kenner van de oudste talen classicus kenner van de politieke wetenschappen politicoloog kkenner van de Spaanse cultuur, letterkunde en taal - hispanoloog kenner van de statistieken - statisticusenner van de Romaanse talen romanist kenner van de taal - linquïst kenner van de talmoed - talmoedist, talmudist kenner van het burgerlijk recht - civilist kenner van het Chinees sinoloog kenner van het Engels anglist kenner van het Frans romanist kenner van het Fries frisicus kenner van het Grieks graecus, graecist kenner van het Hebreeuws hebraïcus kenner van het humanistenlatijn - neolatinist kenner van het Nederlands neerlandicus kenner van het Sanskriet sanskritist kenner van het Spaans hispanist, hispanoloog kennis – begaafdheid, begrip, bekende, bekendheid, besef, bewustzijn, broddelen, connectie, ervarenheid, gnosis, inzicht, kunde, kundigheid, medeweten, notitie, relatie, verbinding, verhouding, verkering, vermogen, verstand, riend, weet, weten, wetenschap, wijsheid, kennis bezittend - weetal kennis der bladmossen - bryologie kennis der kerkvaders patrologie kennis der landen landkunde kennis der lichaamscellen cytologie kennis der medicijnen acognosie kennis der vergiften toxicologie kennis der ziekten pathologie kennis van boeken - bibliognosie kennis van God theognosie kennis van oude zeden – folklore kennis van postwezen - filatelie kennis van spectrumfoto's spectrografie kennis van vogels ornithologie kennis van vruchten ooftkunde, pomologie kennis van zinstrukturen - syntaxis kennis van de Chinese taal - sinologie kennis van de Engelse taal - anglistiek kennis van de Germaanse talen germanistiek kennis van de Nederlandse taal - Neerlandistiek kennisgeven van - aankondigen, denonceren kennis van het paard - hippiatrie kenner van het Sanskriet - sanskritist kenner van het Spaans - hispanist, hispanoloog kennisgeven - berichten kennisgeving aangifte, aankondiging, aanmelding, advertentie, advies, anonce, bekendmaking, bericht, boodschap, circulaire, communicatie, convocatie, convocaat, edict, mededeling, notificatie, openbaring, plakkaat, publicatie, tijding, verwittiging kennis hebben - weten kennisleer - epistemologie, criteriologie, gnoseologie kennisnemen van - cognoceren, notificeren kennisneming -cognitie, inzage, notificatie, onderzoek kenschets - karakteristiek, typering kenschetsen aanduiden, beschrijven, illustreren, karakteriseren, kenmerken, kwalificeren, omschrijven, typeren kenschetsend - tekenend kenspreuk adagium, aforisme blazoen, devies, emblema, leus, leuze, motto, zinspreuk Kent, badplaats in - Deal, Margate, Ramsgate Kent, hoofdstad van - Maidstone Kentaur - Cheiron, Folos, paardmens kenteken aanduiding, attribuut, badge, certificaat, criterium, distinctief, eigenschap, indruk(sel), insigne, karakter, kenmerk, litteken, maatstaf, mark, merk(teken), moet, naamspeldje, nummerplaat, signatuur, stempel, stigma, symptoom, type, ijk, (voet)spoor, zegel, zie autokenteken kentekenen - aanmerken, bestempelen, kenmerken kentekenplaat - nummerbord, nummerplaat kenteren kantelen, keren, omrollen, omslaan, overladen, veranderen, weden kenterhaak kanthaak, balkhaak kentering keer, omdraaiing, omkeer, ommekeer, omslag, verandering, wending, kenvermogen - cognitie, verstand kenzaad - keem, kiem keper balk, bint, paal, spant, stof keperstof paramat keperstol - paramat keping in een schor - slenk keppe - keppekind, lieveling kepie – sjakopet, uniformpet Kerala, deel van - Cochin, Madras, Travancore Kerala, hoofdstad van - Trivandrum keramiek - aardewerk, pottenbakkerskunst keramisch produkt aardewerk, faience, gres, majolica, pot, porselein, steengoed, vaas kerargyriet - hoornzilver keratine - hoornstof kerel bink, boom, broger (barg), figuur, gabber, golem, gozer, knul, man, manspersoon, individu, mens, orang(Ind.), personage, persoon, sujet, vent kerel (Ind.) - orang kereltje - dwerg, knaapje, manneke, mannetje, uk, ventje, priemel keren - afwenden, afweren, draaien, omdraaien, kenteren, pareren, reinigen, tourneren, vegen, walen, wankelen, weifelen, wenden, wentelen, zwenken keren van een vloot - evolueren kerf bluts, ceen, gergel (in duigen), gleuf, groef, inkeping, insnee, insnijding, kartel, keen, keep, kerte (Z.N.), kloof, krap, kroos, neut, schaard (in snijwerktuigen), sleuf, snede, snee, spoor kerfbeitel - keepmes kerfbijl snit kerfje in drukletters - signatuur kerfstok - geweten, foelie, foelielat kering - draai, keer, revolutie, versie, wending, wenteling kerk basiliek, bedehuis, dom, ecclesia, gemeente, gezindte, Godshuis, kapel, kathedraal, moskee, secte, synagoge, tempel kerk gewijd aan Maria - onze lieve vrouwekerk kerk in Istanboel Aya Sophia kerk met middenschip en 24 middenschepen - hallenkerk kerk met verhoogd middenschip basiliek kerk met verhoogd middenschip zonder vensters pseudobasiliek kerk te Den Bosch - Sint Janskerk kerkarmen verzorger - diaken kerkbaljuw suisse kerkban - anathema kerkbank - gestoelte kerkbank (afgesloten voor meerdere personen) - bocht (gew.) kerkbanier kerkvaan kerkbeambte in Alexandrië - arius kerkbediende - koster kerkbestuur kerkenraad, kerkregering, (kerk)voogdij kerkbestuurder - kerkmeester, kerkrentmeester, ouderling kerkbestuurder (Isr.) - parnas kerkbewaarder baljuw, custor, custos, koster, sacristein, suisse kerkbezoek - kerkgang kerkbibliotheek librije kerkbode - gemeenteblad, predikbeurtenblad kerkboek - bijbel, gebedenboek, gezangboek, psalmboek, rituaal, kerkcenten - collectegeld kerkdak - leidak kerkdeel - abside, altaar, schip, toren, zijbeuk kerkdief kerkrover kerkdienaar - koster, liturg, misdienaar, onderkoster kerkdienst avondmaal, bidstond, dienst, liturgie, lof, middagdienst, mis, preek, voorlezen, voorzingen, vesperdienst vespers kerkdienst met een bepaald doel bidstond(e), dankstond(e) kerkdienst verrichten - ministreren, voorgaan kerkdorp gemeente, kerkgemeente, kerspel, parochie kerkekamer - consistorie, sacrestie kerkeknecht - hondenslager, suisse kerkelijk belijdend, clericaal, confessioneel, ecclesiastisch kerkelijk armenverzorger - diaken kerkelijk besnijder - mohel kerkelijk bestuurder - kerkmeester, ouderling kerkelijk bestuurder der buitenprovinciën - exarch, metropoliet kerkelijk dienaar - acoliet kerkelijk dienstgewaad - aprament kerkelijk district bisdom, classis, diocees, ring kerkelijk gebod - vasten kerkelijk gebruik cultus, doop, huwelijksinzegening, inzegening, kerkformulier, kerkorde, kerkvormen, mis, rite, ritueel, ritus, liturgie, eredienst, vasten kerkelijk gerechtshof Rota kerkelijk gewaad albe, kazuifel, parament, toga kerkelijk gewest (Ind.) - statie kerkelijk gezind - klerikaal, religieus kerkelijk griffier - actuaris kerkelijk hof - curie kerkelijk hoofd - bisschop,pastoor kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder - kardinaal, prelaat kerkelijk intendant van de patriarch - exarch, metropoliet kerkelijk koor - koraal kerkelijk Latijns zangstuk - motet kerkelijk lied - antiphoon, gezang, litanie, lof, lofzang, psalm kerkelijk sacrament - celibaat, doop, doopsel, huwelijk, vormsel kerkelijk toezicht - censuur kerkelijk vaan - oriflamme kerkelijk vonnis - anathema, ban, banvloek, excommunicatie kerkelijk zangstuk - cantate, gezang, koraal, motet, psalm kerkelijke armenzorg caritas, diakonie kerkelijke banvloek anathema kerkelijke ceremonie - ritus kerkelijke feestdag - vierdag kerkelijke feesten, kennis van de - heortologie kerkelijke gemeente - bisdom, dekenaat, devanaat, diocees, district, kerspel, parochie, wijkgemeente kerkelijke gewadenkennis - paramentiek kerkelijke (sterk-)gezindheid - clericaiisme kerkelijke handeling - bidden, doop, zingen kerkelijke hoogwaardigheids bekleder - prelaat kerkelijke inkomsten - annaten kerkelijke kalender - heortologium kerkelijke koorzang - koraal kerkelijke ommegang processie kerkelijke oproeping - indictie kerkelijke parochie - kerspel kerkelijke partij - C.D.A., G.P.V., R.P.F., S.G.P. kerkelijke plechtigheid - aanneming, avondmaal, belijdenis, communie, doop, evangelie, liturgie, mis kerkelijke rechtbank - geloofsgericht, inquisitie, rota kerkelijke regeringsvorm - theocratie kerkelijke schrijvers - apologeten kerkelijke straf anathema, ban, banvloek, boetedoening, excommunicatie, interdict, penitentie kerkelijke tekstverklaring - exegese, homilie kerkelijke uitvaartplechtigheden - exequiën kerkelijke vaan - oriflamme kerkelijke vergunning - dispensatie kerkelijke vervloeking - anathema kerkelijke voorschriften riten kerkelijke vrijstelling dispensatie kerkelijke wet - canon, decreet, zendbrief kerkenraad - kerkbestuur kerkenraadslid - diaken, dominee, ouderling,pastoor kerkeputje - graf kerker cachot, carcer, cel, gevang, gevangenhuis, gevangenis, kelder, lik, nor kerkeraad - diaconie, diakonie, kerkbestuur, presbyterium kerkeraadskamer - consistorie, consistoriekamer, sacristie kerkeraadslid - diaken, kerkrentmeester, ouderling kerkerhol - gevangenishok kerkeroos - pioen(roos) kerkervoogd - cipier kerkgang - kerkbezoek kerkgebouw basiliek, dom, godshuis, kathedraal, kapel, kerk, moskee, pagode, synagoge, tempel kerkgebruiken - liturgie, riten, ritueel, ritus kerkgemeente - classis, kerspel, kudde, parochie kerkgenootschap - anglicaans, apostolisch, cleresie, cleresij, evangelisch, gereformeerd, hervormd, katholiek, luthers, orthodox, presbyteriaans, protestants, rooms kerkgewaad - kazuifel, soutane kerkgezang gezang, Gregoriaans, hymne, kerklied, koraal, koraalgezang, miserere, motet, psalm, requiem, tractus kerkgezang van Amerikaanse negers - gospel, spiritual kerkheer - collator, prelaat kerkhervormer Calvijn, Huss, Luther, Zwingli kerkhervorming reformatie kerkhof begraafplaats, catacombe, dodenakker, dodenstad, necropolis, rustplaats kerkje - kapel kerkkauw - ka kerkklokjes in Haarlem damiaatjes kerkkoor - cantorij kerkkraai - kauw, torenkraai kerkleer - ecclesiastiek kerkleraar dominee, pastor, predikant kerklied - gezang, hymne, kerkgezang, koraal, psalm kerklied der negers - gospel, spiritual kerkluiklok - bourdon, sampaan kerkmuziek - koraalmuziek, meserere kerkorde kerkwet kerkplechtigheid - belijdenis, bevestiging, doop kerkprovincie bisdom, classis, diocees kerkredenaar - prediker kerks godsdienstig, kerkelijk, religleus, vroom kerksacrament - doop kerkscheuring - schisma, tweespalt kerkschrift textura kerksgezind - godsdienstig, vroom kerkslavisch - oudbulgaars kerksleutel - primula kerksplitsing afscheiding, doleantie kerkstraf - ban, banvloek, boetedoening, excommunicatie, penitentie kerktaal der orthodoxe kerk - kerkslavisch, oudbulgaars kerkuil katuil, torenuil kerkvaan gonfalon, kerkbanier, kerkvlag kerkvader pater, paus, Ambrosius, Anselmus, Augustinus, Basilius, Gregorius, Chrysostomus, Hiëronymus kerkvaders patres kerkvaders, kennis van de - patrologie kerkvaders, afkomstig van de - patristisch kerkvergadering concilie, synode kerkvlag kerkbanier, kerkvaan kerkvoogd - bisschop, kardinaal, kerkvorst, paus, prelaat kerkvoogd (Isr.) - parnas kerkvorst aartsbisschop, kardinaal, Paus kerkwachter suisse kerkwet kerkorde Kerkyra - Kprfoe kerkzakje - collectezakje, klingelbuidel kerkzang - kerklied, koraal Kerkzwaluw - gier, gierzwaluw, steenzwaluw Kermadec-eilanden, een van de - Raoul kermen jammeren, klagen, kreunen, steunen, weeklagen kermis bissing, braderie (Z.N.), dorpskermis, foor, jaarmarkt, lunapark, volksfeest kermisachtige markt -braderie kermisattractie achtbaan, botsauto, cakewalk, carrousel, draaimolen, mallemolen, poffertjeskraam, rutsch, schiettent, waarzegster, zweefmolen kermisbed noodbed, veldbed kermiseettent - pofertjeskraam kermisgebak oliebol, oublie, poffertjes, wafel kermisgerecht paling, poffertjes kermispop pronkster kermisrutsbaan achtbaan, tobogan kermistent brak, kraam, rarekiek kermisterrein - braderie, kermismarkt, lunapark kern beginsel, binnenste, brandpunt, centrum, elite, essentie, geest, hart, hoofdgroep, hoofdpunt, hoofdzaak, innerlijk, inwendige, keest, keur, kiem, korrel, kruin, merg, middelpunt, middelste, nudeuspit, pit, pittigheid, quintensence, uitgangspunt, zaad, ziel kern van een partij kader kern van een waterstofatoom - proton kern van een zaak - essentie, kwintessens kern van komeet of atoom - nucleus kernachtig bondig, centraal, energiek, epigrammatig, gespierd, grondig, kort, krachtig, lakoniek, lapidair, leerrijk, pittig, pregnant, sententieus, snedig, sterk, substantieel, zinrijk kernachtig gezegde aforisme, motto, parool, sententie, spreuk kernbijter - appelvink kernbom atoomborn, H bom kerndeeltje neutron, proton kerndeling - amitose kernenergie atoomenergie, atoomkracht kernfysicus - atoomgeleerde, atoomfysicus kerngesteente - graniet kerngezond - kiplekker kernhout - karrel kernleer - croupons, nucleolus kernlichaampje nucleolus kernlis - chromosoom, kernstaafje kernooft - appel, kers, peer, pruim kernpunt - essentie kernreactor - atoomzuil kernreactor in Nederland Petten kernschaduw - slagschaduw kernschede - endodermis kernspreuk - adagium, aforisme, devies, leus, motto, parool, sentenie kern van been - merg kernvrucht - pitvrucht kernwapen atoombom, H bom, waterstofborn kernwetenschap - atomistiek kerria - jodenbloempje kers - akkerkers, amorel, bitterkers, cerise, knapkers, kraker, kriek, meikers, morel, noordkers, prunus, tuinkers, waterkers kersenbijter - appelvink, dikbek, kersenvink kersenboom - kriekelaar kersenlikeur kirsch, maraskijn, marasquin kersengom - cerasine kersenkleurig - cerise kersenlimonade - cerise kersenmand - baander, hoenderik kersenpikkertje - tuinfluiter kersensoort - bigaro, kriek kersouw - madeliefje kerspel kerkdorp, kerkgemeente, parochie kerspendoek - floers, lamfer kersrood cerise kerst - kerstfeest, kerstbloem - kerstroos, kerstster kerstboom den, spar kerstboomversiering - bal, engelenhaar, kaarsjes, piek, slinger kerstbrood - duivekater, krentenbrood, stol kerstenen bekeren, beschaven, dopen, verchristelijken kerstening - christianisatie kerstevangelie kerstverhaal kerstgeschenk - kerstgave kerstlied carol, leis, noël Kerstmis (Frans) noël kerstroos - euphorbia, helleborus kerstster - eophorbia kerstster (kamerplant) poinsettia kerstverhaal kerstevangelie kerstversiering kerstboom, mistletoe, sparrentak kerven - doorhakken, doorsnijdenhakken, hakken, inkepen, insnijden, kappen, kartelen kerving - spleet kesp buikstuk, draagbalk, dwarslegger, slikhout ket hit, ked, kid, pony ketel aker, boiler, dal, gamel, pin, tank, vat ketelaar na eter ketelbink - varensgast ketelboeter ketellapper keteldal - klove, kluse ketelhaak beugel ketelhuis machinekamer, stookruimte ketellapper blikslager, ketelboeter, koperslager ketellappers werktuig - bordeerhamer ketelpak overall ketelsteen - incustatie keteltje gamel keteltrom atabal, pauk, timpaan keteltrommelslager - paukenist, pauker ketelvormig dal - dalketel ketelvormige inzinking in gesteenten maar, mare keten boei, handboei, ketting, kluister, kordon, reeks, rij, schakeling , serie, snoer, trein keten van bodems catena keten van militairen - cordon ketenen boeien, vastbinden, vastklinken vrijdenker ketjap - sojasaus ketjoe (Ind.) - rover(s)bende keton-alcoholen - ketonen kets (hooi)opper ketsen afstuiten, afschampen, afspringen, kletteren, weigeren ketter afvallige, ariaan, bogger, geloofsverzaker, ongelovige, raskolnik, renegaat, vrijdenker ketterachtig - ketters ketteren kiften, kijven, razen, schelden, tieren, twisten, uitvaren, vloeken kettergericht - autodafé, geloofsrechtbank, inquisitie ketterhemd sanbenito ketterjacht - heksenjacht, inquisitie ketterjager - grootinquisiteur, inquisiteur kettermeester - geloofsonderzoeker, inquisiteur, kettervervolger ketters eucheten, heterodox, massalianen, onrechtzinnig ketterij dwaalleer, dwaling, haeresie, heresie ketting boei, collier, keten, kluister, snoer, streng kettingbrug ophaalbrug kettingdraad – schering kettingfluweel - velvet kettingganger dwangarbeider kettinghond – rekel, waakhond kettinglijn - catenaria kettingloze fiets acatène ketting met emmers noria ketting van een molen - bezetketting ketting voor vee op stal staande - grampel ketting waaraan de ketel boven het vuur hangt - haal ketting zonder eind - bakkentrijs, noria, paternoster, rozenkrans kettingbloem - paardebloem kettingbrief - sneeuwbal kettingbrug - ophaalbrug kettingdraadje in een uurwerk snek kettingring schakel, schalm kettingstraf - dwangarbeid kettingtricot - milsnsise kettingwinkel filiaalbedrijf ketting zonder einde noria, rozenkrans, paternoster kettingzang canon, kanon keu biljartstok, big, rij, stok, varken, zwijn keuen - biljarten keuken – cuisine, komguis keukenbediende - vatenwasser keuken betreffende culinair keukenboter - margarine keukendoekje – aanvattertje, pannenlap keukengerei 3 kan, mes, pan, pot, rek 4 blik, bord, oven, rasp teil, vork, zeef 5 emmer, garde, grill, ketel, lepel, mixer, tobbe 6 hakmes, opener, sachaal, treef 7 bakoven, fornuis, gasstel, klopper, klutser, schotel, vergiet 8 braadpan, koekepan, pollepel, snijplank, steelpan 9 beslagkom, braadslee, keukenrol, koekenpan, melkkooer, pannenlap, soeplepel, vleesvork 10 blikopener, afdruiprek, deegroller, eierwekker, fluitketel, weegschaal 11 citroenpers, dunschiller, gehaktmolen, koffiemolen, roomklopper, schuimspaan, snelkookpan 12 afwasmachine, matteklopper, pannekoekmes 14 vaatwasmachine keukenhulp - keukenmeid keukenkachel – fornuis keukenkleding - schort keukenkluster - garde Keukenkruid - 2 ui 3 tijm 4 anijs, prei 5 amoon, dille, karwij, komijn, lavas, salie, sesam 6 amomum, borago, dragon, foelie, hyssop, kaneel, kerrie, kervel, mierik, sjalot, venkel 7 kamille, mosterd, oregano, selderij, snijlook, wijnruit 8 bieslook, bernagie, knoflook, maanzaad, majoraan, tuinkers 9 basilicum, bonekruid, komijnzaad, koriander, marjolein, pepermunt, pimpernel, rozemarijn 10 kattekruid, kruidnagel, kruizemunt, peterselie 11 nootmuskaat 12 citroenkruid, scharenkruid 13 mirikswortel 14 citroenmelisse keukenlepel - pollepel keukenmeester kok keukenmeid – dienstbode, keukenhulp keukenpiet - pottenkijker keukenschel - wildemanskruid keukentje - pentry keukenzout cloornatrium, jozo, natriumcloride, nezo, steenzout keule bonenkruid Keulen - domstad keur bloem, elite, essaai, electie, handvest, indruk, keuze, merk, oorkonde, puik, r.k. selectie, stempel, stempelmerk, top, verordening, ijk keurbende elite, falanx, garde, keurkorps, legioen, puik, stoottroep keurder beoordelaar, controleur, (fijn)proever, ijker, kijker, taxateur keuren beoordelen, beproeven, controleren, essaieren, inspecteren, monsteren, onderzoeken, proeven, roemen, schatten, schouwen, taxeren, testen, toetsen keuren van eten – proeven keurgroep - elite keurig behoorlijk, beleefd, betamelijk, chic, correct, fair, fatsoenlijk, gepast, jofel, korrekt, mooi, net, netjes, onberispelijk, oppassend, ordelijk, passend, perfect, proper, rein, schoon, smaakvol, subliem, verzorgd, volmaakt, voorbeeldig keurig en ontwikkeld – beschaafd keurig en schoon – rein keurigheid – gepastheid keur in artikelen - merk keuring beoordeling, ijking, inspectie, onderzoek, oordeel, schouwing, keuring van ambtenaren, instantie voor de - gezondheidscommissie keurkorps elite, elitekorps, garde, keurbende keurmeester (dijken) schouwer keurmeester (gewichten) – controleur, ijker , inspecteur keurmeester (goud en zilver) essaieur, essayeur keurmeester (in het algemeen) controleur, criticus, inspecteur, jurylid keurmerk - ijkteken, stempel keurregiment garde keurs korset, lijfje, rijglijf keurslijf bedwang, dwangbuis, korset keursoldaat - grenadier keursoldaat der vroegere Egyptische sultans mammeluk keurstempel ponsoen keurteken - stempel, waarborgteken keurtroep bloem, elite, garde, keurbende, stoottroep keurvorst - elector, rijkvorst keus elite, keuze, mogelijkheidoptie, selectie, sortering, voorliefde, uitverkiezing, voorkeur, voorliefde, uitverkiezing keus van kleding – smaak keus van onaangename zaken - dilemma keutelaar – draler, talmer keuvelaar - babbelaar keuvelen babbelen, kletsen, kouten, praten, spreken keuze alternatief, electie, keur, keus, optie, selectie, sortering, variatie, verkiezing, verscheidenheld, voorkeur keuze boven het ander voorkeur keuze doen, een - opteren keuze uit gedichten anthologie kevel - kaalbeen kevelen mummelen kever aastor, boktor, duinkever, domkop, domoor, glimworm, goudhaan, kalander, kniptor, meeltor, achtvlinder, scarabee, scharrebijter, spektor, stekworm, tor, watertor, zandkever, keveren - maffen kever met zeer lange sprieten boktor Khoisamiden - Bosjesmannen, Hottentotten kibbelen bekvechten, harrewarren, herriën, kibbelen, kiften, kijven, krakelen, ruziën, strijden, strubbelen, twisten, vitten kibbelpartij dispuut, geharrewar, gekissebis, heibel, krakeel, onmin, ruzie, twist kidang - muntjak kidde - hit kidnap - ontvoering kidnappen - ontvoeren kidnapper - kinderrover, mensenrover, ontvoerder kidnapping - kinderroof, ontvoering kiek foto, opname, plaat, prent kiekdoos - kijkdoos kieken - fotograferen, knippen kiekendief - rietwouw, schor kiekje - foto, opname kiekkast - rarekiek kiel - bloes, blouse, bodembalk, borzeroen, buis, hes, jak, mots, motse kiel met lange mouwen - boezeroen kielbalk - buitensteven, voorsteven kielen kielhalen kielklos - slemphout kielman - dagloner, kruier, sjouwer, witkiel kielvaartuig zonder vlerken - orembaai kielwater - zog kielzog - spoor, vaartuigspoor kielzuur zout - silicaat kielzuurpreparaat - silicagel kiem aanleg, afkomst, bacil, bacterie, begin, beginsel, bron, cel, ei, eicel, eikiem, embryo, foetus, gameet, germe, grondslag, keen, keest, kern, knol, microbe, ontstaan, oorsprong, oorzaak, ovum, pit, spruit, treedsel, uitloper, wortel, zaad kiemblaas(je) - blastula kiemblad - blasoderma, zaadlob kiemcel - eicel, geslachtscel, ovum, spore kiemdrager - suspensor kiemen - germineren, kenen, ontkiemen, ontbotten, ontspruiten, uitlopen, uitspruiten kiem in een ei treedsel, hanentree kiem van granen - keest kiemklier - geslachtsklier, gonade kiemkorrel - spore kiemmaand germinal kiemschijf - blastoderm kiemstof - blasteem, enzym, ferment kiemvlies - blastoderma, hymenium kiem van graan keest kiemvrij steriel, ontsmet kiemwortel - radicula kien - alert, bijdehand, geraffineerd, gewiekst, gis, handig, pienter, slagvaardig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, wakker kienspel - bingo, lotto kiep korf, hengselmand, mars kiepen - kantelen, omslaan kieperen gooien, kapseizen, omslaan, tuimelen, vallen kier reet, spleet, opening, voeg kier of spleet - naad kies behoorlijk, bescheiden, betamelijk, delicaat, discreet, eerbaar, fatsoenlijk, fijn (gevoelig), gepast, hachelijk, keurig, kieskeurig, maaltand, nauwnemend, net, netelig, oorbaar, preuts, tactisch, tactvol, teer, zwak, zedig kies molenaar kies van een spil - koeklauw, pal, pen, zetter kiesbaar - eligibel kiesgebied district, kiesdistrict kiesgerechtigde - stemmer kiesheid betamelijkheid, delicatesse, discretie, fijngevoeligheid, gekuistheid, ingetogenheid, keurigheid, kieskeurigheid, takt, welvoeglijkheid, zedigheid kiesheid vereisend - behoorlijk, delicaat, discreet, fatsoenlijk, fijngevoelend, fijngevoelig, kieskeurig, nauwnemend, welvoeglijk, kieskauwen - leuteren, wauwelen, zeuren kieskauwer - chicaneur, langtand, langtong, treuzel, zeur kieskeurig - delicaat, kreen(gew.), nauwlettend, scrupuleus, susceptibel, veeleisend, vies kieskring - district kiespijn - odontalgie kiespijnmiddel - tilmentor kiesrecht vrouw - suffragette kiesschijf - kiezer, nummerschijf kiesstelsel e.v. kiesstelsel in Engeland - districtenstelsel kiesstem - votum kiesstemmen - vota kiet - even, gelijk, onbeslist kietelen - kittelen, kriebelen kieuw - kakebeen, kavel kieuw van een vis - kaak kieuwdeksel - branchiostegiet kieuwslak - 4 wulk 5 kauri 6 zeeoor 7 slipper, zeehaas 8 aliktuuk, penhoren, sterslak 9 fuikhoren, tijgerslak, wadslakje 10 kegelhoren, moerasslak, purperslak, tepelhoren 11 schaalhoren, vleugelslak 12 cassisschelp, tritonshoren, zeenaaktslak 13 bisschopsmuts, pelikaansvoet kieuw van een vis - kaak kievit kieft kievitsbloem - fritillaria, pinksterbloem kiezel gres, grind, grint, kruimel, kwarts, silicium kiezelaarde - siliciumdioxyde kiezelaardeverbinding - silicide kiezelachtig gesteente - hoornsteen, kiezelgoer, kiezelsintel kiezelalgen - diatomeeën kiezelgesteente (vulk., heldergrijs) - trachiet kiezelgoer - bergmeel, diatomeeënaarde, infusoriënaarde kiezellei - lydiet kiezels - grind kiezelsoort - hoornsteen, kwarts, kwartsiet kiezelsteen - agaat, biggel, gries, grint, keitje, kwarsiet, kwarts, zandsteen kiezelverbinding - silicaat kiezelwoestijn serir kiezelwand gries, grind, grint kiezelwier - diatomee kiezelwieren - diatomeeën, infusioriën kiezelwoestijn - serir kiezelzand - gaspeldoorn, genst, ginst, gres,gries, grind, grint, heidebren kiezelzandsteen - gres, grauwakkeien kiezelzure kalkstof - speksteen kiezelzure potas - waterglas kiezelzuur - kwarts kiezelzuur mineaal - silicaat kiezelzuur zout - silicaat, silikaat kiezen - aanwijzen, opteren, selecteren, uitzoeken kiezen en tanden gebit kiezen met stembriefjes - scrutinium kiezen van nieuwe leden - coöptatie kiezen van regering - stemmen kiezentrekker - pelikaan kiezentrekkerstang - polikaan kiezer - electeur, elector, keurvorst, stemgerechtigde stemvee, votant kiezer van een telefoon - kiesschijf, nummerschijf, nummerschijf kiezerskorps electoraat kiezersvolk electoraat kift - afgunst, herrie, jaloezie, nijd, ongenoegen, ruzie kiften bekvechten, herriën, kibbelen, kijven, krakelen, ruziën, twisten keivage - gekibbel kikken reppen kikker grondstamper (automatische), kikvors , klamp (steigerpaal), pui, puid, puit, rana, vors, wervel(tje) kikkerbeet - duitblad, hydrocharis kikkerbil - puibil kikkerbloem - duitblad, koekoeksbloem, zwanebloem kikkerdril - rit kikkereieren - kuit kikkereitjes dril, rit, kikkerrit kikkerig - kil, verkleumd kikkerkruid - duitblad, kikkerbeet, pijlkruid kikkerkuit - kikkerdril, kikkereieren, kikkerrit, rit kikkerland - Nederland kikkerlarve dikkop, kikkervisje, klabotskop, tjeblong kikkerrit - kikvorseschot, rit kikkerspog - koekoeksspog, lenteschuim kikkerstoelen - watervenkel, waterviolier kikkertje - borrel kikkervet - kwikzalf kikkervisje - dikkop, donderkopje kikvors kikker, puit, vors, work kikvorsachtigen - 3 pad 5 padde 6 hylida, kikker, ranida 7 kikvors 8 klauwpad 9 gifkikker, heikikker 10 boomkikker, bruikikker 11 boomkikvors, brulkikvors, fluitkikker, hoornkikker, klauwkikker, knoflookpad, microhylida, rhacophorus, tlmatobius, vuurbuikpad 12 buidelkikker, hoornkikvors, staartkikker 15 geelbuikvuurpad, vroedmeesterpad kikvorsman - duiker kikvorsgezwel - ranulia kikvorsman - duiker, galvani kil - baai, boezem, doods, fris, gat, guur, haven, huiverig, kalm, kelderkoud, koel, koud, nattig, onaangenaam, onbehaaglijk, onhartelijk, onverwarmd, rivierbed, riviertoegang, schraal, stroombed, vochtig, waterdiepte, waterkoud, wetering, ijzig kil gevoel - killing kil worden - killen kilheid - frigiditeit, huiverigheid, kil, kilte, koelheid, onbewogenheid kilkoud - rillerig, vochtig, waterkoud kille hoogvlakte in Z.Am. - puna Kilipico – Nano killen – doden, vermoorden killer - moordenaar kilocalorie - kcal. kilogram kg kilogrammeter - arbeidseenheid, kgm kilogrammolecule - kilomol kilohertz khz kiloliter stére, wisse kilometer km kiloton - megaton kilovolt kv kilovolt ampère kva kilowatt kw kilowattuur kwh kilte - frisheid, guurte, kelderkou, klamheid, koelte, kou, koude kim einder, evenaar, gezichtseinder, horizon, kaam, kaamsel, kaan, kant, linie, rand, schimmel kim (Eng.) - bilge kimduiking - depressie kimono - judojas, kamerjas, negligé, ochtendjas, peignoir kimonogordel - obi, sjitajime kinbaardje - sik kind afstammeling, aver, baby, blaag, boorling, boreling, dochter, dreumes, infans, jong, jongen, kleuter, koter, kregel, kriel, meisje, nageslacht, nakomeling, nazaat, oir, oor, peuter, spruit, telg, uk, wicht, zaad, zoon, zuigeling kind (Barg.) - koter, kind met teveel praatjes - blaag kind dat bij iemand in de kost is - kostkind kind dat een klas doubleert - zittenblijver kind dat gedoopt wordt - dopeling kind dat steeds huilt huilebalk kind dat veel zorgen baart - zorgenkind kind van blanke en Indonesiër - indo kind van blanke en indiaan cabocio, cafuso, mesties kind van blanke en Javaanse - liplap kind van blanke en Mesties - fustie kind van blanke en negerin - mulat kkind van eigen zoon of dochter - kleinkind kind van creool en mulattin - tercerone kind van Europeaan en inlander - indo kind van europeaan en Inlandse - sinjo kind van Europese ouders geboren in Zuid-Amerika - creool kind van Gaucho en Indiaanse - chino kind van Indiaan en negerin - cafuso kind van mannelijk geslacht - zoon kind van mulat en mesties tercerone kind van mulat en mulattin - casco kind van neger en mulattin - griffio kind van neger en indiaanse - zambo kind van Odin en Friggia - Ase kind van roodhuid en negerin - bok kind van zambo en negerin - mango kind van zelfde vader met tweede moeder - agnaat kind zonder ouders wees kinderachtig - beuzelachtig, candide, ergfeëriek, flauw, infantiel, kinderlijk, kinds, laf, mal, naïef, onbeduidend, onbeholpen, onbenullig, pueriel, stumperig, zeer kinderarts - pediater kinderbewaarplaats - crèche, dagverblijf kinderdagverbljf - creche kinderdoek luier kinderen - grut, kroost, nazaten kinderen grootbrengen - opvoeden kinderen van Odin Asen kinderfluitje - mirliton kindergeneeskunde pediatrie kindergroet da, tata, dada kinderhand - knuistje kinderhoofddeksel - kaper kinderhoofdje - straatkei kinderjodium - mercurochroom kinderjuffrouw baboe, bonne, duenna, gouvernante, juf, njonja, nurse kinderkleding hansop, luier, trappelzak kinderkunde pedalogie kinderledikantje - bedje kinderlijk - argeloos, eenvoudig, filiaal, infantiel, kinderachtig, kinds, lichtgelovig, menselijk, naïef, natuurlijk, onbedorven, onbevangen, onnozel, onschuldig, oprecht, onvolwassen, pueriel kindermeid baboe, baker, nurse, kindermeisje - bonne kindermeisje(Ind.) - baboe kinderoppasser babysitter kinderpek - meconium kinderpoeder - lycopodium kinderpokken - variolen kinderroof kidnapping kinderschrik - boeman, bouwdoos, bullebak, krulleboes, walhond kinderspeelgoed autoped, bal, beer, bikkel, blokken, blokkendoos, bromtol, diabolo, draaitol, hobbelpaard, hoepel, jojo, kienen, knikker, legkaart, lego, lotto, meccano, pop, poppenhuis, poppenwieg, puzzel, rammelaar, rolschaatsen, schommel, teddybeer, springtouw, stelten, step, stuiter, toeter, tol, trein, vlieger, wip kinderspeelplaats speeltuin, zandbak kinderspel aftellen, ballen, bikkelen, blindeman, blokkendoos, bokspringen, bouwdoos, buten, diabolo, haasje-over, hinkelen, hinken, hoepelen, honken, jellen, jonassen, kiekeboe, kienen, knikkeren, koten, krijgertje, legkaart, lotto,overlopertje, puzzel, schommelen, steltlopen, steppen, tikkertje, tollen, wippen, vliegeren, zakdoekje-leggen kindertrompetje - toeter kinderuitroep ta, da kinderverblijf - box,crèche, loophek, zandbak kinderverlamming polio(myelitis) kindervermaak - poppenkast, spelen kinderverzorgster baker, nurse kindervoorwerp dot, speen kinderziekte - bof, difterie, kinderverlamming, kinkhoest, kroep, mazelen, pokken, roodvonk, tetanus kinderzitplaats – kinderstoel kindje - baby kindoekje - barbette kinds - gaga, gage, geheugenloos, halfwijs, kierewiet, kinderachtig, kinderlijk, naief, onnozel, seniel, suf kindsheid begin, dementie, jeugd, onnozelheid, seniliteit, sufheid kind zonder ouders - wees kinematograaf -cinematograaf, filmtoestel kinesthesie - bewegingszin kinetica - kinetiek kinine bevattend mineraalwater - tonic kinine, morfine en nicotine - alkaloïden kinine, dervaat van - euchinine kink beletsel, bezwaar, bocht, draai, kronkel, slag, stomp, stoot, vuistslag kinkel - boer, botterik, guil, loebas, lomperd, pummel, vlegel, vlerk kinkhoest - pertussis klinkhoorn - wulk, zeehoorn, zeetrompet kinkhorentje - kauri kinnebak - kaak, kin, onderkaak kinnebakspier - kauwspier kino - looistof kinstoot - uppercut Kioesjoe, haven op - Jawata, Modji, Nagasaki kiosk - paviljoen kioskbedrijf A.K.O., bruna, l.L.A. kip band, barnevelder, hen, hoen(der), hoepel(tje), kloek, krat, leghen, leghorn, pel, poulet, tiet, wijandot kipkar – kipwagen, lorrie, stortkar kip met kuikens kloek kiplekker kerngezond kippekalkvoer - grit kippekoorts - pip kippenbruggetje - kwakel kippeneigenschap leg , rui kippengeluid – kakelen, tokken kippenhok hoenderhok, polder, ren kippenloop ren kippenluis - dermanyssus kippenprodukt ei kippenras - barnevelder, kriel, krik, leghorn, pel, wyandotte, zilverpel kippenrustplaats nest, roest kippensoort Barneveider, kriel, leghorn, pel wyandot, kippenstal roest kippenstok roest kippenverblijf - hok, ren kippenvoer graan, grit, koren, mais, tarwe kippenziekte - coccidiose, coccidiosis, dikte, piep, pip, pokken, pullorum, snot, t.b.c., tuberculose, verlammingsziekte kippig bijziend, kortzichtig, myoop kipwagen kipkar, stortkar Kirgizië, hoofdstad van - Froenze Kirov - Vjatka kirren koeren, korren kissen - aanhitsen, tergen, kissebissen - beuzelen, prutsen kist bak, doos, koffer, krat, vat, vliegtuig kist met stenen tafelen en wetsrollen - ark, arke kist van latwerk - kip, krat kist voor bagage - koffer kist voor kleren - koffer kist voor relieken schrijn kistje voor geld - cassette kistverpakking - fustage kit aker, bak, draagemmer, draagvat, emmer, gom, kan, kleefmiddel, kolenemmer, kolenkit, kroeg, kruik, kuf, lijm, opiumkit, schenkvat, vat Kitara - Nyoro kitlijm - kleefmiddel, mastiek kits - best, goed, grindhoop, o.k., oké, plezier, prima, puik kitsbok - bokkalf kitch - leonisch, prullaria kitsen - braken, ketsen, keilen, kiskassen, overgeven, spugen kittelaar - clitoris kittelachtig - lichtgeraakt kittelen - kietelen, kriebelen, prikkelen, strelen kitteling - prikkel, prikkeling kittelorig - balorig, driftig, ketelachtig, kregel(ig), kriegel, lastig, levendig, lichtgeraakt, neetoor, ongeduldig, ongemakkelijk, prikkelbaar, vurig kittelorig mens - neetoor kitten - plakken kitter - lijmer kittig aantrekkelijk, aardig, alert, bijdehand, energiek, fel, flink, keurig, kras, kwiek, levendig, lief, net, pittig, puntig, rap, vief, vinnig, vurig kittig meisje - kwikje kit voor kolen - kolenemmer kiwi - snipstruis klaagdicht - elegie, klaagzang, treurdicht klaaggeschrei - gejammer, weeklacht klaaglied elegie, jammerklacht, jeremiade, klachtlied, klaagdicht, klaagzang, lamentatie, litanie, treurlied, treurzang klaagliederen van Jeremia - echa klaaglijk - klagend klaaglijk gieren - huilen klaagschrift bezwaarschrift, doleantie, libel, pamflet, schotschrift, smeekschrift klaagster - eiseres, reclamante klaagzang - elegie, treurdicht klaagzang (muz.) lamento klaar af, afgelopen, afgemaakt, afgerond, afgewerkt, al, bedreven, begrijpelijk, behendig, bereid, bevredigd, blos, blijkbaar, duidelijk, gedaan, gepiept, gereed, gereedgemaakt, gezwind, (glas)helder, klankrijk, licht, lucide, lumineus, melden, mobiel, onvermengd, paraat, puur, ready, ree, reisvaardig, schoon, sereen, stralend, uit, vaardig, verstaanbaar, vlug, voltooid, wakker, ziezo, zuiver klaarblijkelijk apert, blijkbaar, evident, duidelijk, flagrant, glashelder, kennelijk, kristalhelder, natuurlijk, notoir, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, onweerlegbaar, ostensibel, ostentatief, tastbaar, visibel, zeker, zonneklaar klaarblijkelijkheid - apertheid, evidentie, kennelijkheid klaar en helder - apert klaargemaakt middel preparaat klaargemaakte - bereide klaargemaakte kip - poulet klaarheid - duidelijkheid, glans, helderheid, klaarte, licht, limpiditeit, liquiditeit, transparentie, zuiverheid klaarheid van geest - luciditeit klaarkomen - slagen klaarkrijgen - fiksen, klaarspelen, redden klaarlicht helder(licht), zonneklaar klaarmaken - aangorden, bereiden, gereedmaken, liquideren, opleiden, prepareren, preparatie, regelen, toebereiden, toebereiding, voltooien, voorbereiden, voorbereiding klaar met iets - gereed klaar of gereed - bereid klaar om te beginnen - startklaar klaar om te vertrekken - reisvaardig, startklaar klaaroog - veldsla klaarover - verkeersbrigadiertje klaarspelen - afwerken, bolwerken, fiksen, kroppen, lappen, leveren, oeroesen, regelen, rooien, schikken, voltooien klaarte duidelijkheid, helderheid, klaarheid klaasje - speculaasje Klaas Vaak zandman klabak agent, bink, diender, juut, politieagent, smeris, tuut klabakarium - politiebureau klacht aanklacht, ach, beklag, bezwaar, bezwaarschrift, doleantie, eilaas, geklaag, grief, helaas, klaagschrift, lamentatie, litanie, och, plainte, reclamatie, reclame, smet, spat, vlek, wee, klacht in behandeling nemen - rechtsingang (verlenen) klacht indienen - klagen klad - flard, inktvlek, laster, mop, piek, plakkaat, smet, spat, spet, veeg, vlek, inktmop, inktspat, klodder, klont, ontwerp, plek, schema, spetter, vod klad, ontwerp van een brief - brouillion (Fr.), minuut kladblaadje - brouillon kladblok - blocnote kladboek - memoriel, werkboek kladden kalken, kladderen, kliederen, knoeien, morsen, sabberen, slonzen, smeren, smetten, uitvlakken, vlekken, vloeien kladder - kladsen, klodder, kluit, knoeier, prulschilder, slordig, vlek kladderaar - knoeier kladderen - klodderen, knoeien kladderig - morsig, slordig, vuil kladderij - knoeiwerk, morserij kladdig - bevlekt, kladderig, morsig, slijkerig kladschilderen - knoeien, rotzooien kladwerk - knoeiwerk klagen - grieven, jammeren, kermen, kreunen, kuimen, mokken, mopperen, murmureren, reclameren, stenen, steunen, tobben, treuren, urmen, zaniken, zeuren, zuchten klagen zonder reden - klieren, queruleren, zaniken, zeuren klagend elegisch, kermend, klaaglijk, klagenlijk, klagerig, lacrimoso, lagrimoso, lamentabel, treurend klagend (muz.) dolendo, dolente, lamentoso, sospirando klagend schreeuwen - krijten klagend steunen - kreunen klagende geluiden maken - kermen, ste(u)nen klager - eiser, implorant, jammeraar, kwerulant, mopperaar, querulant, reclamant, urmer Klaipeda (Litauwen) - Memel klagerig elegisch, klagend klak - claque, gibus, inktmop, klodder, muts, pet, spat, tongbeweging, vlek klakhoed - gibus klakkebus proppenschieter klakkelings eensklaps, lukraak, plots, onverwachts, onvoorziens, plotseling klakkeloos - blindelings, lukraak, nauwelijks, ondoordacht, ongemotiveerd, onnadenkend, onverhoeds, onverwachts, onvoorziens, plotseling, stomweg, voetstoots, willekeurig, zomaar, zorgeloos klakker klepper, wentelteefje klakwilg - knotwilg klam - bezweet, dampig, domig, kelderkoud, kil, klamp, klef, kleverig, koud, nat, nattig, verkillend, vochtig, vochtigkoud, zweterig klamboe - muskietennet klamheid - vochtigheid klamp bindhout, bindlat, vlak, bindhout, bindlegstuk, bindijzer, blok, haak, hooischelf, juist, klam, klauw, klis, kloet, klos, koeklauw, lat, mijt, pal, pen, pin, puit, schelf, stapel, strak, stijf, verbindingsstuk, klamp aan een schip - bolder klamp om een rad vast te zetten - pal klampen - bevestigen, enteren, vastgrijpen, vastpakken klamp hooi - schelf klamp hout - stapel klamp op schepen - kikker klamppin - tichnagel, toognagel klampspijker - platkop klander - krab klandestien bedekt, heimelijk, illegaal, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen, verstolen, zwart klandestiene taxichauffeur snorder klandizie cliëntele, klanten, nering, winkelnering klank akkoord, echo, galm, gekendheid, geluid, gerucht, geruis, muziek, resonantie, stem, toon klankbeeld - reportage klankbekken cimbaal, gong klankbodem - resonans klankdemper - sordino, sourdine klanken vormen - spreken klankfilm geluidsfilm klankgehalte - timbre, tonaliteit klankgroep van een woord - lettergreep, silbe, syllabe klankherhaling - alliteratie, assonantie, echo, rijm, stafrijm, weerklank klankkleur timbre klankladder toonladder k klankloos - aphoon, hees, hol, insonoor, vol klankleer akoestiek, fonetiek, fonologie klankmaat cadans, ritme klankmeter - sonometer, tonometer klankmeting - echometrie, metrofonie klanknabootsend woord onomatopee klanknabootsing bam, bim, bom, bonsdzjeng, floep, hee, imitatie, koekoek krak, oehoe, oempa, onomatopee, paf, pang, pief, ping, plens, plof, poef, roetsj, tak, tik, tiktak, waf klankregisseur - toonmenger klankrijk - krachtig klankteken - accent, foneem, letter klanktint - timbre klanktrap - interval, kwart, kwint, none, terts klankverschuiving ablaut klankvol sonoor klankweerkaatsing echo, galm klankwijziging van klinkers - umlaut klankwisseling - ablaut klant - abonnee, afnemer, begunstiger, cliënt, kerel, kliënt, koning, koper, zonderling klanten - volk klantenkring clientèle klantenwerver acquisiteur klantenwerving acquisitie klap bons, dreun, ecplosiegepraat, klapper, klep, knal, labberdoedas, lel, mep, oorvijg, opdoffer, opduvel, oplawaai, pats, pets, slag, smak, stoot, tegenvaller, tik, uithaal, val, verlies klap achteraf - nastoot klapbes - kruisbes, linzeboom, sneeuwbes klapbrug ophaalbrug klapbus klakkebus, proppenschieter klapcilinderhoed - gibus klapdeksel - flap, flapkan, veldfles klapekster babbelaarster, babbelkous, klappei, klauwier klaphoed - cilinderhoed, gibus klaphoutje - klepper klapje - tikje klaplopen – bedelen, bietsen, bijloper, parasiteren, profiteren, schuimen, smarotsen, tafelschuimen, uitvreten klaploper afhaler, bietser, hommel, inhalige, nietsnut, pannenlikker, parasiet, profiteur, schuifelaar, schuimer, smakker, smarotser, sycofant, tafelschuimer, talie, uitvreter klapmuts - kletskous klapnet - slagnet klap op het or - oorveeg klappei - babbelaarster, klatskous, kwaadspreekster, kwebbel, lameer klappen - barsten, exploderen, klikken, ontploffen, praten, slaag, snateren klappen geven - lappen, matsen, slaan klappend geluid maken klapperen klappende zoen - pakkerd, smak, smok klappen geven - slaan klapper amorse, babbelaar, custode, custos, cocos, cocosnoot, dictaat, index, inschrijfboek, kelapa, klapperboom, klapspaan, klepper, kokos, kokosboom, kokospalm, legger, map, molenklep, palmboom, ratel, register, repertorium, slaghoedje, syllabes, verklikker, voetzoeker, zaakregister, zevenklapper klapper of ratel als kerkklok - zarbat klapperboom cocospalm, kalapa, kokospalm klappereend - bakelman, brilduiker klapperen - klepperen, ratelen klapperhoutje - klepper klapperkruid - dragon klappermannetje - braamsluiper klappermolen molik, stroman, stropop, vogelverschrikker klakkernoot - kokosnoot klapperolie - papaverolie klappersteen - adelaarssteen klapperrat - badjing, adelaarsteen klaproos aba, donderbloem, halsboord, kol, kolgans, kollebloem, kolleroos, korenroos, maankop, papaver, poppy, slaapbol klaprozenrood - ponceau klapstaart - goudrenet klapstuk – hoogtevrees klap van vuurwerk - knal klapvleugelvliegtuig - ornithoptère klapzoen pakkerd, smak, smok klare borrel, jajem, jan, jandoede, jenever klaren afdoen, clarificeren, decanteren, herstellen, klaarmaken, ophelderen, opknappen, redden, regelen, reinigen, schoonmaken,verlichten, zuiveren klarigheid - gereedheid, helderheid klarinetspeler - klarinettist klaring - clarificatie, regeling klaroen - trompet klas - afdeling, kl, klaslokaal klasgenoot - medeleerling klasse - afdeling, categorie, groep, hoedanigheid, kaste, kl., kwaliteit, leerjaar, orde, rang, rubriek, schoollokaal, soort, stand, strafbataljon klasse bij biljarten - libre klasse der draken - drakenklasse klasse in zeiljachten - drakenklasse, finjollen, valkenklasse klasse of stand - rang klasse van bezitlozen - proletariaat lasse van elementen - metaal, metaan, methaan klasse van mensen - volk klasse van roofdieren - apen, mensen, primaten, walvissen klasse van zoogdieren - apen, mensen, primaten, walvissen klassement indeling, ranglijst, rangschikking klassen - ophopen, stapelen, tassen klassenstelsel der Hindoes - kaste klasseren - indelen, rangscgikken, rubriceren klassiek antiek, uitstekend, voorbeeldig, voortreffelijk klassiek land in Griekenland - Arcadia klassiek muziekstuk - concertino, dubbelconcert, nocturne, ouverture, pavane, pianoconcert, prelude, rapsodie, requiem, romance, serenade, suite, symfonie, vioolconcert klassieke componisten Bach, Bartok, Beethoven, Berlioz, Brahms, Bruch, Chopin, Debussy, Dvorack, Glazounous, Grieg, Haydn, Korsakoff, Liszt, Mahler, Mendelsohn, Moessorgski, Mozart, Paganini, Purcell, Rachmaninow, Ravel, Rossini, Schumann, Strawinsky, Tsjaikowski, Verdi, Vivaldi, Wagner, Weber, klassieke God Amor, Jupiter, Venus, Zeus klassieke reeks van plagen - Ilias klassieke schrijvers Balzac, Beets, Brederode, Corneille, Euripides, Gershwin, Goethe, Hooft, Huygens, Lessing, Molière, Racine, Schiller, Shakespeare, Stendhal, Vondel klassieke uitroep - acept, dixi, eureka(heureka), nego, veni, veto, vici, vidi, klassikaal - klasgewijs klater - klad, rammelaar klaterabeel - ratelpopulier, trilpopulier klaterend - verblindend klaterpeppel - ratelaar Klausenburg - Cluj klauter - klim klauteren - klimmen, heisteren, schreeuwen, stoeien, wildspelen klauterpaal - klimmast, kokanjemast klautervis - klimbaars klauterijzer - klimspoor, klimijzer klauw - poot, tuinkark klauw van een dier - krauwel klauw van een roofvogel - haviksklauw klauwaard - lelieaard, Vlaming (Fr. gezind) klauwen - krabbelen, krabben, stelen, wegnemen klauwer - breeuwer, breeuwhamer, harker, ritsijzer klauwier - grijpstengeltje, haak, klapekster, klauwkikker, klauwpad, negendoder, rank, spijker, tuinekster, vinkenbijter, wachter, waldheer klauwieren - laniidae klauwkikker - xenopus klauwkoppeling - kluts klauwschelp - unguliet klauwtjes die een edelsteen omvatten - chaton klauwijzer koevoet klauwzeer bij schapen - rotkreupel clavecombel, soort - cembalospinet klaver esparcette, kemp, lucerne, luzerne, melote, serradella, trifolium klaverblad - trifolium klaverdoek - canvas, kanefas klaverenaas - basta klavervreter - bremraap (kleine), priem, spie klaverzuring hazenklaver, koekoeksbrood, oxalis, rolklaver, schapenklaver, schapenzuring klaverzuur - oxaalzuur klaverzuurachtigen - oxalis klaviatuur - toetsenbord klavier clavecimbel, clavichord, hand, orgel, piano, toetsenbord, vleugel klavierpennetje - tangent kledder - klodder, morspot, slet, vuilpoets kledderen - klodderen, knoeien, morsen kledderig - modderig, vies klederdracht kostuum
kleden - bedekken, dossen, kostumeren kleden volgens de mode van enige tijd - kostumeren klederdracht - kledij, kostuum kledij dos, dracht, gewaad, kleding, kleren, kostuum, pak, uniform kleding - avondtoilet, baltoilet, dos, dracht, equipage, gala, galapak, garderobe, gewaad, goed, klederdracht, kledij, klerage, kleren, kloffie, kloft, kostuum, lap, middagtoilet, pak, pakkie, pelsjas, plunje, regenkleding, skikleding, sportkostuum, tenue, textiel, toilet, uniform, werkpak, winterkleding, zomerkleding, kleding aan doen - kleden kledingbergplaats - garderobe, vestiaire kleding bij officiële gelegenheid gala, jacquet, rok, smoking kledinghanger - haak, kapstok, knaapje kledingkleur - jeans, kaki kledingstukken - 2 bh, pij 3 bef, col, das, eva, fez, hes, hul, jak, jas, lob, lub, lijf, mof, pak, pet, pon, rok, sok 4 alba, albe, buis, busc, cape, coat, demi, flep, frak, galg, hemd, hoed, hoos, huif, hulk, jurk, kepi, kiel, klit, kous, lint, muts, riem, robe, slab, toga, toog, trui, vest, want 5 amict, atour, baret, bloes, boord, broek, caban, cappa, falie, habijt, japon, keurs, kleed, kraag , lubbe, luier, lijfje, nylon, palla, panty, parka, pyama, shawl, whirt, short, sjaal, sjako, stola, stool, strik 6 abolla, alpino, anklet, anorak, atilla, baadje, badjas, badjoe, badpak, binini, blazer, blous,e boerka, bolero, bonker, bonnet, bretel, caraco, casula, chiton, corset, duffel, duster, gewaad, gordel, jekker, jopper, jumper, kimono, korset, mantel, overal, panama, panier, peplos, rijglijf, sarong, schort, schulk, slabbe,slipje, sluier, step in, tartan, t shirt, topper, tunica, tuniek, ulster, wammes 7 almutia, aumusse, badmuts, baljurk, brarobe, calotte, chemise, chlamys, colbert, coltrui, complet, costuum, cravate, dophoed, halsdas, handmof, jacquet, kalotje, keursje, koorkap, kostuum, manchet, morslap, oliejas, overall, overjas, paenula, paletot, paltrok, pellies, petasos, polsmof, rokvest, rijbroek, saroeng, singlet, smoking, soutane, spencer, stofjas, swagger, sweater, tabberd, tanktop, twinset, uniform, vest rok, wambuis, windjak, zwempak 8 almaviva, babydoll, badbroek, beremuts, bluejean, boernoes, bontcape, borstrok, broekpak, camisole, chaperon, chasseur, ceintuur, corselet, damesjak, flambard, flaphoed, gummijas, halfhemd, halsdoek, herendas, herenjas, jarretel, kamerjas, kamizool, keurslijf, koorhemd, kraagjas, miskleed, morsdoek, morsjurk, nachtpon, onderrok, overhemd, overjurk, palatine, pantalon, peignoir, pelerine, plus four, pluviale, pofbroek, pullover, regenjas, slipover, slobkous, sombrero, strohoed, tabbaard, truivest, werkkiel, windjack, zomerjas 9 alpinopet, avondjurk, berenmuts, boezelaar, boezeroen, bouffante, brassière, crinoline, halsboord, halskraag, hoepelrok, hoofddoek, huisjapon, huisjasje, kapmantel, kapothoed, kniebroek, kraaghemd, manteljas, mantelpak, nachtmuts, overjurk, overkleed, pardessus, parricoat, plus tour, slaapmuts, slobbroek, sportkous, werkbroek, winterjas, zwembroek 10 alpinemuts, avondjapon, boerenkiel, bontmantel, bovenbroek, chemisette, damesjakje, demi saisson, handschoen, jarretelle, lendenband, nachtjapon, ochtendjas, omslagdoek, onderbroek, onderkleed, opperkleed, pandjesjas, stofmantel, voorschoot 11 bustehouder, damesmantel, hoofddeksel, onderblouse pelerinejas, sjamberloek, sokophouder, spijkerbroek 12 chamber cloak, cocktailjurk, dinner jacket, kousophouder, ochtendjapon 13 knickerbocker, overhemdbloes 14 pelerinemantel, schoudermantel kleding van ambtsdrager ornaat ,toga, toog kleding van bediende livrei kleding van geestelijke toga, toog, pij, habijt kleding van militair dress, tenue, tuniek, uniform kleding van de astronaut - ruimtepak kleding van een dienstmeid - meidenkleren kledingstuk van Eskimo - anorak kleding voor zeker jaargetijde - winterkleding, zomerkleding kleding waarin men zwemt bikini, monokini, slip, zwembroek, zwempak kledingmagazijn - klerenwinkel kledingstuk, Egyptisch - kalasiris kledingstuk, der Grieken - chiton, chlaina, chlamys, himation, paplos kledingstuk der Grieken en Romeinen - palla, toga, tunica kledingstuk (Ind.) kabaai, kabaja, sarong, slendang kledingstuk der meden - kandys kledingstuk in Schotland - kilt kledingstuk voor baby’s - luier, trappelzak kledingstuk voor een soldaat - kepi, tuniek kledingstuk voor jonge personen - luier kledingstuk van Eskimo anorak (windjak met capuchon) kleding voor kinderen - babykleren, kinderkleren kledij - dos, kostuum, rijkleed kleed - bedekking, bovenkleed, dek, deken, gewaad, habijt, japon, jurk, karpet, kostuum, lijkwade (wit), mat, overtrek, plaid, robe, sprei, tafelkleed, tapijt, tenue, toog, vloerkleed, wade sprei, tapijt,tenue, wade kleed van een geestelijke habijt, kovel, pij kleedgeld - epingles, speldengeld kleedhokje - cabine kleedhout - beschoeiing kleedje antimakassar, haardkleedje, mat, tapijt, vloerkleedje kleedje in de badkamer badmat kleed in de gang - loper kleedje over (rug)leuning van stoel - antimakassar kleed (lang) - soutane kleed van diaken en subdiaken bij het assisteren - dalmatica kleed van een boeteling - boetekleed kleed van een priester - habijt kleed van Griekse vrouw - pepion, peplos, peplum kleed van koeien, paarden enz. - dek, deken kleed van veren - verenkleed kleed voor bedekking - wade kleedje op stoelleuning antimakassar kleedje van kloosterling - habijt, keuvel, kovel, monnikskap, monniksrok, pij, talaar kleedkamer garderobe, gerfkamer, vestiaire kleed op bed - dekel, laken, sprei kleed voor de deur - mat kleedwijze mode, stijl kleef - adh(a)esie kleefband - tape kleefdeeg - cement, klei, lijm,lutum, specie, tras kleefgrond - vollersaarde kleefkracht - adhesie kleefkruid - klevergoed, klit, tongel, walstro kleefmiddel bisonkit, cellotape, dextrine, gelatine, gom, gluten, gluton, hars, hechtmiddel, houtlijm, kit, kleefpasta, koudlijm, lijm, navelzaad, pap, papsel, plakband, plakmeel, plak(sel), pleister, solutie, stijfsel , titanol, velpon, vislijm kleefmiddel in de fotografie - collodion kleefpleister plakker, leukoplast kleefstof dextrine, gluton, gom, kit, lijm, plakmeel kleefstof uit de eiwitdelen van graankorrels - gluten kleefstrook - pleister kleefzand - löss kleems - klef, kleverig kleens - filtreerdoek, teems, test,vergiettest, zeef, zijgdoek kleerbewaarplaats garderobe, vestiaire kleerhaak - kapstok kleerhanger haakje, hoepel(tje), kapstok, knaapje, stander kleerkamer - garderobe kleerkast garderobe kleermaakster - coupeuse, tailleuse kleermaker afperser, broekenmaker, coupeur, grootwerker, kleermakersgezel - pompier, snijdersgezel kleermakersloon - naailoon, stukloon kleermand - baliemand, wasmand snijder, tailleur, tailor kleerstandaard kapstok, knaapje, stander klef klam, kleems, kleverig, lijmerig, nat, nattig, taai, tets, tetsig, week klef en neit hard - week klei - aarde (vettige), beekbezinking, rivierklei, zeeklei klei voor dakpannen - walk klei voor het bakken van plateel - plateelaarde klei voor plateelbakker - plateelaarde klei voor pottenbakker - chamotte klei (opgedolven) over het land verspreid - woelklei kleiaarde - bolus, kaolien, oker, zegelaarde kleiachtig gesteente - kaolien, kleischiefer, leem keiachtig stuk bouwland kleiakker klei bevattend kleiig kleiduiven schieten - skeet kleiheuvel - hil(ZL), terp, vliedberg, vluchtberg (Zl.), wart, wierde kleiïg - kleems kleiïge veen - darg kleiïge veengrond - darggrond kleikneder - walker kleilei - leisteen klei met zand zavel kleiminnende paardestaart - rijt kleimineraal anauxiet, dickiet, gibsiet, glauconiet, halloysiet, hectoriet, illiet, kandiet, kaoliniet, nacriet, sanconiet, saponiet, smectiet, montmoriloniet, vermiculiet klein - beknopt, bekrompen, beperkt, eng, gedrongen, gering, gewoon, iel, jong, kleen, kort, laag, licht, luttel, mager, matig, micro, min, miniem, miezerig, nauw, nietig, oligo, onaanzienlijk, onbeduidend, onbelangrijk, ondergeschikt, petieterig, peuterig, pieterig, popperig, poppig, smal klein aambeeldje - taats, tas klein aantal - enige, weinig klein aapachtig dier - spookdier klein achterlijk stadje - gat klein afgebroken stukje - kruimel klein afgeslagen stuk flard, flinter klein afgestoten stuk - flinter, schilfer klein afluisterapparaat - bug klein anker - dreg, kat, katanker klein Azië Anatolië, Perzië,Turkije Klein-Azië, oorspronkelijke bewoner van - Ciliciër, Kariër, Lyciër, Pisidiër, Proto-chattiër klein balletje - pil, propje klein bed - bedje, kinderbedje, ledikantje klein bedrag fooi, habbekrats, prik klein bedrijvig vrouwelijk persoon - daghit, hittepetit klein beetje aasje, dropje, druppel, enigermate, enigzins, greintje, griezel, gruizel, habbekrats, hapje, ideetje, iets, ietsje, ietwat, krats, kriezel, kruimel, lik, schijntje, sikkepitje, snippertje snuifje, spoortje, stukje, tamp, tekkeltje, vezeltje, wat, weinig, wolkje, ziertje klein besteend rijshoofd bij zeeweringen - nol klein bierglas - deukje klein blijk - bewijsje klein boek - pocket klein boekformaat - duodecimo klein boortje - keuter klein bootje - nap klein bolletje pi1 klein briefje babbel, babbeltje, biljet, kattebel klein broodje bol, kadet, puntje, trimp klein brokje steen - bruizel klein bros meelgebakje - koekje klein burgerlijk – bekrompen klein cafe - tapperij klein concert concertino klein dakvenster - koekoek, koekuit, kijkuit klein damesbroekje - slipje klein deeltje atoom, elektron, foton, fractie, iets, ion, korrel, microbe, molecuul, partikel, partje, pro, rinket, splinter, stukje, ton klein deurtje in grote - klinket, loket, winmet klein dienstmeisje - duizendpoot, hitje klein diertje - vogelijn klein ding - dingetje, dwergje, kleuter, neut, peuter, prulletje, klein dorp gat, gehucht, negorij, nest, vlek, uithoek klein drukwerk - smout klein drijvend tonnetje breel, joon klein duwtje - stootje klein en zwak - nietig klein epos - epyllion klein eskader - eskadrille klein Europees land - Andorra, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Monaco, San Marino, Vaticaanstad klein feestmaal - etentje klein flauw geluid - kik klein gebakje - koekje, petitfour klein gebed ave(marij), schietgebed klein gebrek - mankement, ongerechtigheidje klein gedicht - kwatrijn klein gewicht - gram, grein klein glas - glaasje klein goed - grut, kriel klein graafdiertje - mol klein grendeltje - knip, knipje klein handvat - oortje klein helder meer ven klein hert ree klein heuveltje duin, butte, hil klein houten vaartuig - kano klein huisje hut, stulp klein huisorgel met registers serafine klein karweitje akkefietje, gevalletje, klus, klusje, peuleschilletje, toetast, zaakje klein kereltje - aardmannetje, dwerg, gnoom, kabouter, lilliputter, pygmee klein kind apekop, baby, bakerkind, bengel, blaag, borstkind, broertje, ding, dot, dreumes, dreutel, dwerg, engeltje, hummel, hummeltje, kindeke, kleine, kleuter, knaapje, liefje, liliputter, petiter, peuter, puk, uk, ukje, ukkepuk, ventje, veulen, wicht, wurm, wurmpje, zuigeling, zusje klein knaagdier - muis klein konijn - pooltj klein koopvaardijschip - galeas, galjas klein kroegje - estaminet klein krijgen - temmen klein kuilnet - aatje klein landhuis - cottage klein levend organisme - amoebe, bacil, bacterie, microbe, micro-organisme klein land in Europa Andorra, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, San Marino, Vaticaanstad klein licht - dimlicht, fietslampje, schemerlampje, schemerlichtje klein lied - canzone klein liedje canzonetta klein, lief en mooi - doddig klein luchtschip - blimp klein luxe broodje - amandelbroodje, kadetje, saucijzebroodje klein maar fors gebouwd - gedrongen klein maatje - micron klein mannetje aardmannetje, dreutel, dwerg, kabouter, lilliputter, neutel, pygmee, klein meelgebakje - koekje klein meer etang, lagune, plas, ven, vijver, zoutmeer klein mens aardappel (fig.), aardmannetje, baby, deumes, dwerg, kabouter, kind, kindeke, kriel, lilliputter, manneke, neutel, uk, peuter, pigmee, potjerol, priegel, puk, ventje klein metaaldeeltje - spaan, splinter klein model makette, maquette, monster, zakformaat klein molentje als windwijzer bij een grote molen staartmolen klein muziekgezelschap band, combo, duo, kwartet, kwintet, trio klein muziekstuk - bagatelle, étude klein of gering - beperkt klein onbuigbaar rededeel - partikel klein onderdeel - detail klein ongeladen deel - ion klein oorlogsschip fregat, korvet klein organisme - microbe klein orgel - organetto, positief, serafine klein orkest band, combo, kapel, kamerorkest klein orkestje - strijkje klein oud vrouwtje besje, neut klein paardje - hit, ket, kid, pony, klein persoon dwerg, kleuter , kriel, lilliputter, pygmee, uk klein pinnetje - deutel klein paard hit, ked, kedde, ket, kid, kidder, pony klin pakje - pakket klein persoon - dwerg, puk klein plantje mos, alg klein plat dak - platje klei plat vaartuig - polster, vlet, vlot klein projektiel kogel, granaat klein raampje - loket klein restaurant - bistro klein rond broodje - bol klein rond tuinhuisje - koepel klein roofdier - bunzing, das, fret, hermelijn, vos klein rotseiland - scheer klein rond tuinhuis koepel klein schaap - lam klein schietwapen - pistool klein schilderstuk miniatuur klein schip - bootje, notendop, scheepje klein servet - slabbetje klein sieraad - bijou klein siertorentje - dakruiter, minaret, pinakel klein sigaartje - cigarillo, sigretto klein slaapje - dutje, uiltje klein slokje - nipje, teugje klein soort aal - kataal klein soort dagvlinder page klein soort haan - krielhaan klein soort kreeft garnaal klein soort paard - hit, kid, pony klein soort schar - krit klein soort steur - sterlet klein Spaans vartuig - patas klein springend bladkevertje - aardvlo klein staafje - pin klein staatje aan de Spaanse grens - Andorra klein standje - scène klein steekwapen - dolk klein sterrenbeeld - pijl
klein strandmeer étang, lagune klein stromend water beek, vliet klein stukje beetje, brok, kriezel, kruimel, moot, snipper, splinter klein stukje loopgraaf nest klein stukje papier - snipper klein tandwiel - ronsel klein toilet - zaknecessaire klein toneelstuk - eenakter, schets klein teugje nip klein touw taliereep klein tuinhuis gloriëtte, koepel, priëel klein uitje - sjalot klein vaartuig - blazer, bootje, jol, kajak, kano, oemiak, patas, praam, punter, roeiboot, sloep, vlet, zeilboot Zie ook schepen en vaartuigen kklein van gestalte - piot, soldaat klein van breedte - nauw klein van stuk kort, kriel, nietig klein varken - big klein veldkanon - falkonet, mortier klein ventje - petieter klein verblijf - cel, optrek klein vertrek alkoof, cel, kabinet, optrek klein vestingwerk - tenaillon klein vezeltje - fibrille klein visgerei - aas, dobber, haakje, tros klein visje - ansjovis, pos, sardinesprot klein vissersvaartuig blazer klein vlaggetje aan boegspriet - geus klein vlak dak plat klein vlindertje - mot, uiltje klein voertuig - trekkar klein voetstuk - sokkel klein voorwerp - neut, stukje klein vorstendom in Europa Monaco, Liechtenstein klein vrouwtje - neutel klein vuurapen - pistool, revolver klein wezen - kriel klein wild - eend, fazant, gans, haas, konijn, korhoender, patrijs, snip, klein wittebrood - knip klein woord van veel betekenis - jawoord klein zangloopje - volate, volatin klein werpanker - dreg klein zangspel operette klein zeeschip - brik klein zeil aan voorste mast - bril, fok, klein zeil op achtersteven van een schip - druil klein zeilschip - pinas klein zeilvaartuig - jol klein zetwerk smout klein zwembroekje - tanga kleine aal - kataal kleine aalduiker - aalboerduiker kleine aantekening - notitie kleine aap ion, javaanaap, kapucijneraapje, leeuwaapje, lori, magot, maki, oeistiti, penseelaapje, resusaap kleine aardappel - drieling, kriel, poter kleine aarden wal of verschansing rideau kleine adder - basilisk kleine afdeling soldaten peloton, rot, sectie kleine afgelegen plaats negorij, gat, gehucht kleine afstand - dichtbij, kort kleine ahorn aak kleine almanak - zakagenda, zakalmanak kleine antiloop - duikerbok kleine aria ariëtte kleine baai - inham, kreek, wik kleine baarsvis pos kleine badkuip - lavet kleine bal - balletje, pil, prop kleine bedrijvige vrouw hittepetit kleine bel - schel kleine beleefdheidsdienst - attentie kleine bes - aalbes, schoenlapper, vlierbes kleine bikinie - minikini kleine bles - kol kleine boer keuter, keuterboer kleine boerenwoning - hut, stulp kleine boomhagedis basilisk kleine boor - fret kleine boot - nap kleine borrel - neutje, slaapmutsje kleine botter met ronde bodem - kubboot kleine brandspuit - baby(brand)spuit kleine breuk - barst, scheur kleine bril - monocle kleine broeikas - eenruiter kleine brokjes - gruis kleine bron - spreng kleine brutale jongen - snotaap kleine buiging - knik kleine bunzing - fret kleine bijzonderheid detail, finesse kleine canapé - sofa kleine citroen, zoet van smaak - limmetje, limoen kleine console onder dakgoot - modilion kleine dagvlinder - berkevlinder, page kleine damesparasol - ombrelle kleine das - butterfly, vlinderdasje kleine degen - ponjaard, stilet kleine depressie - doline, storing kleine deur in poort - klinket, loket kleine diamant - roosje kleine dief gapper, kruimeldief kleine diefstal - buit, hoop, massa, poet(je) kleine dikke zuil - dok kleine dingen zelf maken - knutselen kleine dog - mops, puk kleine dolfijn - bruinvis, tuimelaar, varken kleine dolk - stilet, stiletto kleine dolle kervel - hondspeterselie kleine draaghemel - umbrella kleine drukletter ter grootte van 6 punten nonparel kleine duif - tortel kleine dunne aal - kataal kleine eend - krakeend, taling kleine eenheden ionen kleine eg - hark, reek, riek kleine Engelse doghond - mops kleine ensemble - combo kleine esdoom aak kleine flap - flapje kleine fluit - ottavine, piccolo kleine fuga - fuguette kleine fuut dodaars kleine galei met 16 of 20 riemen - galjoot kleine gemeente - dorp, gehucht kleine gewichtshoeveelheid - centigram, decigram, gram, grein, lood, miligram, ons kleine gier - aasgier kleine golf - baai, baar, wik kleine gouden schotel - pateen (altaar) kleine gracht sloot kleine grendel knip kleine groep musici - band, ensemble, kwartet, kwintet, octet, septet, sextet, trio kleine groep uitgelezenen clique, coteriw, elite, keurbende kleine haan krielhaan kleine handtrom - tamboerijn kleine haringachtige zeevis - pelser kleine harp - clarsach, sambuca kleine haven - kom kleine hen - krielhen kleine herberg - kroeg kleine hersenen cerebellum kleine heuvel - butte kleine hoeveelheid bagatel, beetje, dosis, gram, grein, iet, iets, kluts, krats,kruimel, lik, pietsie, pits, schijntje, snars, snufje, wat, zier kleine holte - follikel kleine holtedieren - koraal, poliepen, sponzen kleine huidopening - porie kleine inham kreek kleine Instrumentale compositie romance kleine invoeging in een krant - inseraat kleine jongen - bambino, broekeman, kereltje, knaap, ventje, kleine kabeljauw - gul kloeine kajuit - roef kleine kamer alkoof, cel, salet kleine kap kalotje, mutsje kleine kapel, rk - oratorium kleine kegelvormige uitwas op bloembladeren - papil kleine kinderen - grut kleine kip - krielkip kleine klimvogel - blauwe, blauwspecht, boomklever, brabandertje, specht, spechtmees kleine kogel - posy kleine komkommer augurk kleine kreeft - ecrivisse, garnaal, snel, vlotkreeft kleine lamp - mignonlamp kleine legerauto - jeep kleine letter - minuscuul, minuskel kleine lettersoort - brevier, galjard, nonparel, parel kleine list - foefje, slenter kleine lopende hond - briquet kleine mantel - jak kleine mededeling in de krant - inseraat kleine militaire stelling - nest kleine modewinkel - boetiek kleine moerasbloem - bes, helmkruid, veen, wollegras kleine mortier - kattekop kleine neger - negrito kleine Noordzeevis - puf kleine ontwateringsluis - verlaat kleine opening - barst, gaatje, kier, reet, porie, scheur kleine ossenboer - keuter kleine oude vrouw - besje, neutje kleine padinder - welp kleine pepernoot - kriek kleine plaats dorp, gehucht, negorij, vlek kleine planeet asteroïde, planatoïde kleine plantjes - kroos kleine plas - ven kleine platvis - schar kleine pluvier - citroenvogeltje kleine polder kaag, koog kleine profeet uit het O.T. Amos, Jona, Micha, Nahum kleine pruim - kroos kleine punt - stipje kliene racewagen - scelter kleine reigersoort - kwak kleine reis - trip kleine republiek in Europa Andorra kleine rivier beek, kreek, vliet kleine rivierkrib - rits kleine roerdomp wouwaapje kleine ronde pruim bels, kroosje kleine ronde vlek - punt, stip kleine ronde vijl - rattestaart kleine roos - stokroos kleine rozijn zonder pit krent kleine ruimte cel, kabinet kleine ruitjes - pepita kleine samenhangende massa vlok kleine samenleving dorp kleine scharretjes - kret, krit kleine schelvis - molenaar, pieper, radio, kleine schol - keu, schar kleine schram - krabbel kleine schroefboor fret kleine schutsluis verlaat kleine sierlijke plantjes - mos kleine sieraad - snuisterij kleine sigaar cigarillo, sigretto kleine sinaasappel - mandarijn kleine slanke vogel - kwikstaart kleine slanke zuil - colonnet kleine sloep - jol, roeiboot kleine slok - nip, teug kleine sloot - greppel kleine sluis sas, verlaat kleine Soenda ellanden Bali kleine som geld krats kleine sonate sonatine kleine soort haan - krielhaan kleine soort wilde eend - wintertaling kleine soort zalm - schot, zeeforel kleine spanzaag - figuurzaag kleine speculatie - gok kleine speet - speetje kleine springerige haarlok - krulletje kleine staat aan een groot rijk - randstaat kleine stad - plaats kleine stadsvesting - bolwerk, burcht, citadel kleine stap - pasje kleine steen - kiezel kleine steen onder een stijl - neut kleine steentjes - grind, grint, kiezel kleine stem (muz.) - vocina kleine stenen zuil - cippus kleine ster van de Grote Beer - alcor, snipper kleine steur - sterlet, zeelt kleine stip - stippel kleine stukjes van iets gruis, poeder kleine stukjes papier - confetti, snippers kleine tang pincet kleine terts - mineur kleine teug - nip kleine ton breel, joon kleine toom trens kleine trap muizetrap \ kleine trommel - tamboeret, tabouret, tamboerijn kleine twist - bisbilles kleine ui rocambole, sjalot, zilverui kleine uiting van verdriet - snik kleine valdeur - rinket kleine valk - boomvalk kleine veranderingen maken in - wijzigen kleine verhandeling - traktaatje kleine verschansing - rideau kleine veldschans - lunet, redoute kleine versiering - pompon kleine vesting - citadel kleine villa - chalet kleine viool - kwartsviool kleine vis katvis, pos, sardine, spiering, stekelbaars, voorn, witvis Zie ook vissen. kleine visotter afkomstig uit Noord Amerika - nerts kleine vissoort - pos, spiering, stekelbaarsvoorn, witvis kleine vlag op de boegspriet - geus, vaantje kleine vleierij - compliment kleine vloot - flottielje kleine vochtmaat - mudje kleine vogel uit Afrika - honingzuiger kleine vogel uit Australië honingzuiger kleine vogel uit Zuid Amerika kolibrie kleine vouw in bladzijde - ezelsoor kleine watermolen staartmolen, standaardmolen kleine waterval cascade kleine weidebloem - boterbloem, madelief, paardebloem, pinksterbloem, vergeetmijniet kleine wereld - microcosmos kleine werkplaats - boet, hok, schuur, werkhok kleine wig - spie kleine windhond - whippet kleine windmolen - tjasker kleine wilde eend krakeend, krast, roepertje kleine winkel - boetiek kleine wolk als voorbode van slecht weer - osseoog kleine woning - huisje, optrek kleine woongemeenschap in Indonesië - kampong kleine wortel - alruin kleine ijzerwaren - mitraille kleine zalm - schot, zeeforel kleine zee - morbihan kleine zeeboezem baai kleine zeediertjes radiolariën, straaldiertjes kleine zeekreeft - garnaal kleine zeis pik, sikkel, zicht kleine zeis met breed handvat zicht kleine ziekteverwekker - bacterie, schimmel, virus kleine zonde peccadille, pekelzonde kleine zuil - cippus, colonnet kleinachten - geringschatten, minachten kleinburger filister kleinburgerlijk armhartig, bekrompen, bourgeois, enghartig, kortzichtig, zielig kleinburgerlijk iemand - proleet kleinburgerlijk persoon - bekrompene, filister kleinburgerlijkheid bekrompenheid, filisterij kleindenkend - benepen kleindochter van David Ada kleindochter van Herodes de Grote - Herodias klein en tenger - pieterig kleiner - geringer, minder, minor kleineren - miskennen, ontgroenen kleiner maken - inkrimpen, korten, verminderen kleiner worden van stof - atrofiëren, krimpen, minderen kleiner wordend - krimpend, schrompelend kleiner wordende inham - hop kleineren - afkammen, demoraliseren, denigreren, intimideren, neerhalen, onteren kleineren van nieuw aangekomen studenten - ontgroenen kleinerend - geringschattend, minachtend, schamper, spottend kleingeestig - armhartig, bekrompen, benepen, chicaneus, dun, enghartig, geborneerd, gering, gierig, klein, kleinzielig, knijperig, kortzichtig, krenterig, lichtgeraakt, maltentic, mesquin, min, minutieus, pietluttig, schriel, sikkeneurig, smal, vitziek, kleingeestig afdingen - pingelen kleingeestig bedillen - vitten kleingeestig bekrompen mens - krent, pietlut, zeurkous, zeurpiet kleingeestig boekbeoordelaar - letterzifter kleingeestig, mal gehaarklover, doe - chinoiserie kleingeestig mens haarklover, krent, krentenweger, kruidenier, kruimelaar, pietlut, vitter kleingeestig persoon - krent, pietlut kleingeestig vitten - krenten kleingeestige aanmerking - bedilling, chicane, haarkloverij, vitterij kleingeestige beoordelaar van letterkundige arbeid - letterzifter kleingeestige kritiek - chicane, letterzifterij, muggenzifterij, vitterij kleingeestige schoolmeester - frik kleingeestige vitter haarklover, muggenzifter kleingeld - cent, moos, munt, pasmunt, wisselgeld, zakgeld kleingeld voor lopende zaken - zakgeld kleingoed - allerhande, bijgoed, gebakje, grut, kinderen, kindertjes, koekje, kramerij, kriel, peuzelwerk, prullaria, snuisterij, taartje, uitschot, klein graafdier - mol kleinhandel - debiet, detail, detailhandel, markthandel, negotie, nering, slijterij, straathandel, winkelnering kleinhandelaar - debitant, detaillist, kramer, marktkoopman, neringdoende, parievinker (op het water), scharrelaar, sjacheraar, standhouder, standwerker, venter, winkelier kleinhandelaar op het water - parlevinker kleinhandelsprijs - detailprijs kleinhartig angstig, bang, bevreesd, kleinmoedig, laf, lafhartig kleinigheidje akkefietje, bagatel, beetje, beuzeling, frutje, habbekrats, iet, krats, niemendal, nietigheid, peulenschil, wissewasje kleinheidswaan - micromanie kleinheidswaanzin - micromanie kleinhoofdig - kleinschedelig, microcefaal kleinhoofdigheid - microcefalie kleinhout - glassponde, vensterroede kleinigheden - beuzelarijen, prullen, quisquiliën, vodderijen kleinigheden beïnvloeden - luisteren kleinigheden beredderen - kissebissen kleinigheden wegkapen - struinen kleinigheid -akkefietje, bagatel, beuzelarij, beuzeling, dem, frutje, futiliteit, gries, habbekrats, iet, iets, inari, jota, kriezel, krats, leur, lomp, niemendal, niemendalletje, nietigheid, nulliteit, onbeduidendheid, prul, peul(e)schilletje, pokje, snars, sners, tikkel, trunt(gewest.), vod, wissewas, zier, ziertje kleinigheidje - krats, tripje, wissewasje kleinkind - dochterskind, zoonskind kleinkinderschool - matresseschool kleinkunst cabaret, revue, variété kleinkunstartiest cabaretier kleinmaken - breken kleinmoedig - bang, bekrompen, benepen, laf, minnetjes, pusillaniem, verlegen, versaagd kleinmoedig man - armhart kleinmoedigheid - pusillaniemie, pusillanimiteit kleinodiënschrijn - juwelenkistje kleinood bijou, bijoujuweel, diamant, juweel, kostbaaheid, parel, ring, sieraad kleinschedelig - kleinhoofdig, microcefaal, microcephaal kleinschrift - minuskels kleinst - minst kleinste afstand van de aarde tot de zon - perihelium kleinste beentje van de hand - handwortelbeentje kleinste der sycladen - delos kleinste bodemdeeltje klei kleinste gemene veelvoud k.g.v. kleinste levende wezen - bacterie, microbe, virus kleinste lichtdeeltje - foton, lichtquantum kleinste hoeveelheid minimum kleinste provincie van de Unie van Zuid-Afrika - Natal kleinste stofdeeltje - atoom kleinste stofdeeltje met negatieve lading - elektron kleinste vertrek - toilet, W.C. kleinste vinger - pink kleinste waarde minimum kleinsteeds bekrompen, burgerlijk, provinciaal kleinsteedse bekrompenheid - provincialisme kleintje - uk, baby kleintjes - laf kleintjes (de) - grut, kinderen kleinvee - geiten, schapen, varkens kleinzerig - hiep, overgevoelig kleinzielig beklemd, bekrompen, benepen, burgerlijk, kleingeestig, knijperig, krenterig, mesquin, min, un, pietluttig kleinzoon van Adam Enos kleinzoon van Ezau Amalek kleinzoon van Hillel Gamaliël kleinzoon van Noach Aram kleinzoon van Ruth en Boaz Isai Cleio - Clio kleipap (vette) - kies kleisoort - almagra, bolus, knik, loss klem - aandrang, accent, angel, beklemming, beknelling, betekenis, clip, clips, drang, druk, gewicht, greep, knel, knip, knijper, kracht, mandring, nadruk, neep, praam, pressie, schuif, tetanus, val, vat, voetangel, werk klem van een molen - molenraam, rem, vang klemhaak - klemschroef, pranger, ringtang, schroef bout klem van een windmolen vang klemmen knellen, knijpen, prangen klemmend afdoend, drukkend, knellendsterk klmmend houtj voor de was - knijper klemmetje - clip klemming aandrang, accent, drang, druk, knel, gewicht, knelling, nadruk, onera, prang klemtoon accent, inflexie, intonatie, nadruk, stembuiging klem van een windmolen - vang klemziekte - tetanus klem zitten - vast klens - filtreerdoek, teems, zeef, zijgdoek klep - afsluiter, bek, belegstuk, blad, deksel, duinklep, duinpan, klap, lats, lid, luik, molenklapper, mond, oogklep, oorklep, plaat, sluiting, sluitstuk, val (duivenhok), valvula, vizierklep, zuigklep klep in het hart - mitralisklep klepbrug - basculebrug, ophaalbrug klepel - bengel, tong klepmand - karbies, korf klep of deksel - luik kleppel - knuppel kleppen - babbelen, beieren, kletsen, kwekken, roddelen, snateren, tampen kleppen van klokken - beieren, gebeier klepper - babbelkous, castagnet, draver, klap, klapperman, klepperman, nachtwacht, nachtwaker, rammelaar, ratel, ratelman, rijpaard, klepperen ratelen klepperman - nachtwacht, nachtwaker, ratelman kleptomaan - dief, steelzuchtige klep van een kist - deksel klep van een openhaard - aanjager klepvliezen - valculae kleren - kledij, kleding kleren aandoen - aankleden klerenbergplaats garderobe, vestiaire klerenhanger - kapstok, knaap, knaapje klerenkast garderobe klerenstaander - knaap klerenstandaard - kapstok klerikaal geestelijk klerk bediende, commies, pennenlikker, pennist, schrijver kles - haarvlecht klessebessen - babbelen, keuvelen, kouten klet - kleefkruid, klit klets - baf, lariefarie, geleuter, gerucht, klap, klats, kletsnat, kletspraat, kwak, larie, lariekoek, mallepraat, nonsens, onzin, pats, pets, praatje, slag, smoes, quatsch kletsen - babbelen, bazelen, beuzelen, bomen, dazen, kakelen, kauwen, keuvelen, kouten, kwebbelen, kwekken, lariën, lasteren, leuteren, lellen, lullen, oreren, praten, raaskallen, radoteren, razen, roddelen, sabberen, snateren, spreken, smoezen, talmen, vertellen, wauwelen, zaniken, zeggen, zeuren, zwammen, zwetsen, kletsende slag klets, pats, pets kletsende slag - pats, pets kletser - babbelaar, kwebbelaar, tater, veelprater, wauwel kletskoek - apekool, flauwekul, gebabbel, geklets, geleuter, gerucht, gewauwel, kletsica, kletspraat, larie, lariekoek, lulkoek, mallepraat, nonsens, onzin, praatjes, wartaal kletskous - babbel(aar), babbelaar(ster), flappei, klapmuts, flapuit, kakel, klapmuts, klappei, kletser, kletsmajoor, kletsmeier, kletstante, kwebbel, kwek, lariemoer, lasteraar, leuteraar, leutertol, praatal, praatjesmaker, prater, ratel, snapper, snapster, theetante, wauwel, zwamneus, zwetser kletsmajoor - kakel, leuter(aar) kletsmeier - leuteraar kletsnat - doornat, doorwaternat, doorweekt, druipnat, drijfnat, kledder, sliknat klets op het oor - oorveeg kletspraat achterklap, beuzelpraat, borrelpraat, fabel, geleuter, gewauwel, kletskoek, larie, leuter, mythe, onzin, praat, zwets kletstante - kletskous kletteren - ketsen, klateren, kletsen, knetteren kleumen blauwbekken kleunen - kloppen, peunen, slaan, vechten kleur – 3 ros, wit 4 blos, geel, goud, grijs,kaki, keel, lila, oker, olijf, rood, roze, tint 5 azuur, beige, blauw, blond, brons, bruin, cr�me, ebben, geluw, grauw, groen, malve, mouve, opaal, paars, prune, sabel, sepia, taupe,teint, terra, zaluw, zwart 6 asgrijs, bister, cerise, chroma, dofwit, eigeel, fraise, greige, idigo, izabel, karmijn, kobalt, lazuur, oranje, paille, purper, reseda, rossig, sienna, soumon, violet, zilver 7 amarant, asblond, asgrauw, chamois, dofgeel, dofrood, grijswit, havanna, koralijn,krijtwit, leigrijs, matgeel, melkwit, ponceau, rosgeel, rosvaal, sinopel, smaragd, vaalwit, wasgeel, wijnrood, zeegrijs 8 amarillo, dofblauw, dofgroen, dofzwart, galgroen, geelgrijs, geeloker, geelrood, gitzwart, goudgeel, grauwwit, grijsgeel, hagelwit, hardgeel, hardrood, helblauw, helbrond, hooggeel, karmozijn, kersrood, knalgeel, knalrood, leliewit, loodgrijs, molbruin, mosgroen, muisgrijs, okergeel, oudblauw, oudgroen, parelwit, pikzwart, roodbont, roodgeel, rozerood, saffraan, spierwit, strogeel, vaalgeel, vaalgrijs, vaalrood, vuurrood, zeegroen 9 ambergrijs, aquamarga, berggroen, blauwgrijs, bleekgeel, bleekrood, bleumarin, bloedrood, botergeel, bruingeel, bruinrood, colombine, diepblauw, geelbleek. geelblond, geelbruin, geelgroen, glasgroen, goudblond, goudbrons, goudbruin, grasgroen, grauwgeel, groengeel, grijsblauw, grijsbruin, grijsgrauw, grijsgroen, grijszwart, hardgroen, hoogblauw, hoogblond, hoogbruin, grijsgroen, grijszwart, hardgroen, hoogblauw, hooggroen, inkarnaal, koolzwart, koperrood, lichtgeel, grijsgroen, grijszwart, hardgroen, hoogblauw, lichtgrijs, lichtrood, loodblauw, moorzwart, muisgrauw, olijfbruin, olijfgroen, parelgrijs, pauwblauw, roodbruin, roodpaars, sneeuwwit, staalgrijs, steenrood, turksrood, vaalbruin, vaalgroen, zilverwit, zwartbont, zwartgeel, zwartrood 10 appelgroen, blauwgroen, blauwzwart, bleekblauw, bleekgroen, bronsgroen, bruingroen, bruinzwart, donkergeel, donkergrijs, donkerrood, grauwbruin, grauwzwart, groenblauw, heldergeel, honinggeel, indigorood, karmijnrood, koperbrons, kopergroen, koraalrood, korenblauw, leverbruin, lichtblauw, lichtbrons, lichtbruin, lichtgroen, lichtpaars, omberbruin, paarsblauw, paarsbruin, purperrood, ravenzwart, roestbruin, scharlaken, staalblauw, staalbruin, terra-cotta, ultramarijn, vermiljoen, vioolblauw, violetrood, zwartblauw, zwartbruin, zwavelgeel, zwartgroen, zilvergrijs, 1 1 bloedvervig, citroengeel, donkerblauw, donkerbruin, donkergroen, donkerpaars, granaatrood, helderblauw, hemelsblauw, indigoblauw, kanariegeel, kaneelbruin, koboltblauw, koffiebruin, lijstergrauw, marineblauw, pimpelpaars, roetkleurig, violetblauw, violetbruin, zilvergrauw 12 chromaatgeel, emeraldgroen, fluweelzwart, schalieblauw, saffierblauw, saffraangeel, smaragdgroen, 13 chromaatgroen, kastanjebruin, menistenblauw 14 chocoladebruin, 15 prinsessenblauw, scharlakenrood. kleur (wapenk.) goud (geel), keel (rood), lazuur (blauw), sabel (zwart), sinopel (groen), zilver (wit) kleur bekennen - erkennen, toegeen kleur der heersers - purper kleur die men aan onedele metalen geeft door verhitting - aanloopkleur kleur krijgen - blozen kleur op de wangen - blos kleur van de boete paars kleur van de haat geel kleur van de hoop - groen kleur van de huid - blank, donker, teint, wit, zwart kleur van de huid na zonnen - bruin kleur van de liefde rood kleur van de maagdelijkheid wit kleur van de regenboog - blauw, geel, groen, indigo, oranje, rood, violet kleur van de rouw zwart kleur van de trouw blauw kleur van het gezicht tint, teint kleuraanpassend dier kameleon kleuraanpassing - achromatopsie, mimicry kleuraanpassing van dieren ter bescherming - schutkleur kleurafwisseling nuance kleurdrager - chromatofoor kleurecht kleurhoudend kleureffect - kleurmenging, kleurschakering, koloriet, schilderwijze kleuren - blozen, enlumeren, enlumineren, monsteren, tingeren, tinten kleuren door middel van evenwijdige lijntjes - arceren kleuren van een regenboog vertonen - iriseren kleuren van een schild - email kleuren van een schilderij - koloriet kleurenband - spectrum kleurenband verkregen door licht en glazen/prisma - spektrum kleurenbeeld kleurengamma, spectrum kleurenblindheid achromatopsie, chromopsie, daltonisme, deuteranopie, dyschromatopsie, monochromasie, protanopie, tritanopie kleurendruk chromotypie, oleografie, typie kleurendruk op doorschijnend tussen glas geplakt papier - diafanie kleureneffect gezamenlijke kleuren van een schilderij - koloriet kleurenfilmsysteem technicolor kleurenfotografie - chromofotografie, heliochromie kleurengamma spectrum kleurengrondstof - aniline kleurenharmonie - kleurenmuziek, koloriet kleurenkijker - kaleidoscoop kleurenleer - chromatiek, chromatologie kleurenreeks - gamma kleurenreproductie - oleografie kleurenschifting - chromatisme, dispersie, kleurenspreiding, spectrum kleurensteendruk - chromolithografie, lithochromie kleurentoon - kleurgeving, koloriet, tint kleuren van schilderij - koloriet kleurgeving kleurenmenging, kleurschakering, koloriet kleurgevoeligheid - fotochromasie kleurgrondstof aniline, lak, verf kleurhoudend batik, kleurecht kleurig - bont, brutaal, genuanceerd, levendig, luchtig,vrolijk kleurigheid - aantrekkelijkheid, geurigheid, jeu, luister, opschik, spel kleur Ind. weefsel - batik kleuring - liplap, lipper, tinctuur kleurkrijt - bont, keurstift, pastel kleurling creool, halfbloed, Indiaan, Indo, Maori, mesties, moor, mulat, mustie, naturel, neger, negrito, roodhuid, sinjo, tercerone, zambo kleurlinge - mulattin, negerin, negering, negeringe kleurlingenhater - pigmentvreter kleurloos achromatisch, blank, bleek, dof, duf, flets, grauw, karakterloos, neutraal, saai, vaal, wit kleurloos gas - aardgas, argon, cyaan, butaan, ethaan, etheen, ethileen, koolzuur, methaan, moerasgas, ozon, propaan, zuurstof kleurloos mineraal - euklaas kleurloos zout - ammoniumchloride, salmiak, salmoniak kleurloosheid - achromatisme, albinisme, apathie, neutraliteit kleurloze olieachtige stof - creosoot kleurloze vloeistof - aniline, water kleurmenging koloriet kleur menselijke huid - bleek, carnaat, teint kleurmiddel aniline, beits, email, geelsel, henna, kleursel, lak, lakmoes, laksel, loodwit, menie, saffraan, verf, vernis, witsel, zwartsel, kleurnuance sepia, tint kleur op wangen - blos kleurpotlood - verfstift kleurrijk - bont kleurschakering coloriet, koloriet, nuance, tint, toon kleurschifting dispersie, spectrum kleurschikking - schakering, tint kleursel - beits, geelsel, kleurkrijt, kleurstof, pastei, waterverf kleurspeling - nuance, schakering, tint kleurstift krijtje, pastel kleurstof - alkannine, aniline, beits, emlamine, eosine, fuchsine, garancine, geelsel, henna, indigo, karmijn, lakmoes, meekrap, menie, oker, omber, orseille, pastel, pigment, saffraan, sepia,taan, verf, verfstof, vermiljoen, vernis, waterverf kleurstof in de huid pigment kleurstof in rode wijn - purpriet kleurstof uit aardsoort oker, omber, sien(n)a, terra kleurstof voor de vervaardiging van indiennes - alapin kleurstof voor hout - beits kleurstofdragers - chromatoforen kleur van de regenboog - blauw, geel, groen, indigo, oranje, rood, violet kleur van het gelaat - teint, tint kleurveranderend dier - kamelion kleuter baby, dreumes, hummel, keutel, kind, kleintje, peuter, puk, uk, wurm kleuterschool - bewaarschool, Fröbelschool kleuterspeelgoed - rammelaar kleven - aanbakken, gommen, hechten, lijmen, plakken kleverig - glurinosus, glutineus, klam, kleems, klef, lijmerig, plakkerig, tets, vleierig kleverig broodsmeersel - siroop, sptoop kleverig plantensap - hars kleverig speeksel - slijm kleverige stof bisonkit, gluton, gom, hars, kauwgom, kit, lijm, pek, pik, plaksel, slijm, stijfel, siroop, stroop, teer kleverige plantensap - hars kleverige vloeistof lijm klewang - hakmes, sabel klieder - morskont kliederen broddelen, kladden, klodderen, knoeien, modderen, morsen kliek - bende, clan, club, coterie, etensrest, factie, groep, kamaraderie, karwij, kluit, klus, kongsi, kring, overschotje, prak, rest, staartje kliekje - hapje, klusje, overschotje, prakje klier amandelen, bijnier, epifyse, ètre, glandula; gonade, hypofyse, lever, mispunt, naarling, schildklier, spinorgaan (spinnen), thymus, tonsil, zanik, zwezerik klier tussen mond en keelholte amandel klierachtig glanduleus, scrofuleus klierafscheiding - hormoon klier bij het oog - traanklier klierblaasje - acinus klieren - pesten, zaniken, zeuren kliergezwel - adenoma, adenoom klierig mens - mispunt klierkruid - helmkruid klierontsteking - adenitis klierster - (bloem)bol, lijster kliertje papil(la) klier van een mannetjesvis - hom klierziekte scrofulose kliester (bloem)bol, lijster kliet - scholekster klieven divideren, doorhakken, kloven, scheiden, splijten, splitsen klif - steilte klik - roerhaak klikken - aanbrengen, klappen, verlinken, verklikken, verraden klikspaan - aanbrenger, verklikker, verrader klim - klauter, steilte klimaat - luchtstreek, weer klimaatgordel - luchtstreek, (sub)tropen, noordpool, zuidpool klimaatkamer - fytotron klimaatkunde klimatologie klimaatkundige klimatoloog klimaatsindeling Köppen, Thorntwaite klimaatstation in België Ukkel klimaattype bergklimaat, gematigd, landklimaat, moessonklimaat, polair, steppe-klimaat, subtropisch, tropisch, warm-gematigd, vastelandsklimaat, woestijnklimaat, zeeklimaat klimbrander - vergasser klimbuideldier - koala, koeskoes, koesoe klimkers - kanariekers, tropeulum klimmen - betreden, klauteren, omhooggaan, rijzen, steigeren, stijgen klimmende peperplant in Zuidoost-Azië - betel klimmen in een touw - touwklimmen klimmiddel - lader, leer, trap klimop - boom, boomveil, eifte, eiloof (Eng.), ifte, ivy, klimmerkruid, klijf, veil klimopachtigen - araliaceeën klimopstaf - thyrsus klimplant - boomveil, bruidssluier, clematis, eiloof, geiteblad, iefie, ifte, hop, kamperfoelie, klimboon, klimmer, klimmerkruid, klimop, klimroos, lathyrus, liaan, liane, moffepijp, olifantsvoet, siererwt, sterkers, tuinkers, veil, wingerd, winterjasmijn, wijnstok klimstaf (myth.) thyrsus klimstok voor bonen bonenstaak, staak klimtoestel ladder, leer, trap, trapleer klimtol - jojo klimtouw bij leerlingmatrozen - dag klimvis - klautervis, klimbaars klimvogel boomklever, boomkruiper, hop, ijsvogel, jako, kaketoe, koekoek, lachvogel, parkiet, papegaai, specht klimvogel (kleine) - boomklever klimwerktuig ladder, leer, trap, trapleer kling - bajonet, degen, heuvel, lemmer, lemmet, zwaard Klingalees - kodja klingel - bel, belletje, schel, schelletje klingelen - beieren, bellen klingmaker zwaardveger kliniek - hositaal, inrichting, verpleeghuis, ziekenhuis klink aars, bout, deurknop, fazel, grendel, handvat, handgreep, inklinking, knop, kruk, naad, oorveeg,reet, scheur, sluitijzer, valijzer, voeg klinkbout bout, klinknagel, nagel, overval klinkdicht sonnet klinken - betekenen, bevestigen, boeien, dreunen, galmen, hechten, hoorbaar, ketenen, lassen, luiden, nieten, toasten, toosten, vastnagelen, vastsmeden, vastspijkeren klinkend - hel, sonoor, weids, klinkende klap - klets klinkende munt specie klinkende slag klets, pats, pets, tets klinker assonant; baksteen, kei, metselsteen, mop, (straat)steen, vocaal klinker die onvoldoende is gebakken - blekerd klinkerrijm - assonantie, halfrijm klinkerverandering - umlaut klinkerweg - straat klinkhamer - schelijzer klinket - deurraampje, sluipdeurtjevaldeurtje klinkklaar - onvermengd, puur, rein, zuiver klinkklank - klatergoud klinkklare onzin - klateren klinkletter - vocaal klinknagel - bout, neet, niet, spijker, tivet klinknageltje klinkbout, neet, niet klinksteen - fonoliet klip beletsel, hindernis, hinderpaal, kaap, koraal, rif, rots, scheer, zandhoogte, zandverstuiving klipdas - hyrax klipdas (Zuid Afrikaans zoogdier) procavia klipdassen - hyracoidae klipgeit - gems, steengeit, klipgrond - rotsbodem klipkop - alpenraaf, steenraaf klipkous - porseleinhoorn klipper - driemaster klipvis - chaetodon klipzout - steenzout klipzwaluw - gierzwaluw, salangaan klis arctium, dot, kladdebos, klamp, klit, knoop, winkelschuld klissen - kleefkruid klisteer - clysma, darmspoeling, lavement klister - bijbol, bolknop klit - dod, knoop, strengtis, klits - kklis, nikker, streng klitten - kleven, vasthechten klitworten - arctium kloakadier -vogelbekdier klodde - los, vod klodder - kladder, klak, klompje, klont, klonter, massa, plakkaat, smet, spat, vlek klodderen - kliederen, knoeien, morsen, smeren kloek dapper, energiek, ferm, fier, fiks, flink, fors, geducht, geestkracht, gezond, groot, hen, hooghartig, kip, klokhen, koen, kordaat, krachtig, kranig, manhaftig, moed, moedig, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, opperbest, robust, robuust, schrander, sterk, stevig, stoer, stoutmoedig, struis, trots, verstandig, voedzaam, waker, wakker, welgebouwd, welvarend, wijs kloek (statig) - luisterrijk, weids kloek en flink - wakker kloek en kranig - kordaat kloek en sterk - fors kloek gebouwd - struis kloekhartig - moedig, onversaagd kloekheid - dapperheid, durf, kordaatheid, lef, moedigheid kloekmoedig - dapper, kloekhartig, manhaftig, moed, onversaagd, strijdbaar kloekmoedigheid - drift, gemoed, intrepiditeit, moed, onverschrokkenheid, onversaagdheid, stemming, verbolgenheid, zogestemd kloek persoon - kerel, man kloekzinnig - verstandig kloen bos, kluwen, knot, lomperd, lumel kloen wol - kluwen kloet baars, dissel, glijgoot, kalkstok, klamp, klomp, klos, lomperd, polsstok, schippersboom, stok, sul kloffie - kledij, kostuum, pak klojo – kluns, slungel, sufferd, sukkel klok ankerhorloge, bel, dameshorloge, Friese klok, hangklok, herenhorloge, horloge, kerkklok, keukenklok, koekoek, pendule, polshorloge, remontoir, schoorsteenklok, slingerklok, staartklok, stolp, torenklok, tijdmeter, uurwerk, wandklok, wekker, zakhorloge klok, deel van een - bengel, klepel, wijzer klok die geluid wordt als de beurs aanvangt beursbengel klok- en hamerspel - schimmelspel klok in Londen Big Ben klok van glas - stolp klok van luchtpomp recipiënt klok zonder lepel - timbre klokbloem - akelei, alpenklokje, petunia klokdiertje afgietseldiertje klokgelui gebeier, klinkklank klokhen - broedkip, kloek klokhuis - kernhuiskreus, kroos, klokje - angelus, bengel klokjes (muz.) - sonaglio klokjesachtigen - campanulaceeën . klokjesachtige plant - akkerklokje, bel, campanula, duivelsnaaigaren, grasklokje, rapunzel, venusspiegel, vrouwenspiegel, weideklokje, zandblauwtje, zandklokje klokjesbloem akelei, campanula klokken - timen klokkend spoelen - gorgelen klokkengieter Hemony klokkenist beiaardier klokkenmaker - horlogier, horlogemaker, uurwerkreparateur klokkenolie - amandelolie klokkenspel beiaard(concert), bierd, carillon, speelwerk klokkenspeler - beiaardier klokkenstoel - luidstoel klokketong - klepel klokkentoren - belfort, campanile klokkentouw - hijstouw, klokkereep, klokzeel, luitouw, zeel klokvan glas - stolp klokvormig neteldier - kwal, poliep, zeeanemoon klokwinde - hagewinde klokzeel - klokkentouw klomp blok, bonk, brok, holsblok, hacht, homp, klodder, kloef, kloet, klont, klot, kluit, massa, mop, stol, stuk, turf, wegge klomp goud - baar, pepite klomp klei - bezoen (metselaarsstenen), walk (voor dakpannen) klomp klei of potaarde - kloet klomp grond - kluit klomp planten pol, zode klomp ruw blok - bonk klomp viseieren - kuit klomp vlees homp, kwab klompenmaker - kloefmaker klompenschool armenschool klompenvolkje - canaille, grauw, plebs klompje - klodder, klonter klompje planten met de wortels en de aardkluit - pol klompje protoplasma met kern - cel klompje stuifmeel - pollen klompvis beenvis, kogelvis, maanvis klompvoet - horlevoet, paardevoet klont blokje, bonk, brok, homp, klodder, klomp, kluit, klonter, mop klonter klont, klodder klonteren schiften, stremmen, verdikken klonters vormen - klonteren klontje - brokje klontjes suiker - kandij klontjesgruis - kandijgruis kloof afgrond, afstand, barst, breuk, canon, canyon, fissura, gaping, groef, keen, kerf, klove, kluft, opening, ravijn, reet, rhagus, rima, rotsdal, scheiding, scheur, snee, spleet, split, verwijdering kloofbijl - houthakkersbijl klooflip hazenlip kloofsel - diamant klooi - sufferd klooien - klunzen, lummelen klooier - stuntel, zeur kloon - ééncelcultuur klooster abdij, convent, hospitium, konvent, monasterium, munster, priorij, sticht, stift kloosterachtige opsluiting - clausuur kloosterbewoner - broeder, kloosterling, monnik, non, novice, zuster kloosterbibliotheek boekerij, librije kloosterbinnenplaats, zuilengang om de - claustrum kloosterbinnenplaats pandhof kloosterbroeder fra, frater, monnik kloostercongregatie - 2 AA. CM, CP, FC,PA, SM, SS 3 FMS, FSC, FSG, MSC, OMI, SCI, SMM, SSS,SVD 4 CSSp, CSSR, SSCC 8 Maristen 10 Lazaristen, Salesianen 11 Marianisten 12 Montfortianen, Passionisten 13 Salvatorianen 14 Redemptoristen 15 Assumptionisten kloostercour pandhof kloostereetzaal refter kloostergang - claustrum kloostergeestelijke zie: kloosterling kloostergehoorzaal auditorium kloostergelofte, iemand die de - heeft afgelegd - profes kloostergemeente - congregatie kloostergenootschap - Barnabieten kloostergewaad habijt, pij kloosterhoofd abt, abdis, overste, prior, priores kloosterkerk - domkerk, munster kloosterkind - oblaat kloosterkleed habijt, pij kloostrleven - monastiek kloosterling abt, asceet, Augustijner, barnabiet, Benedictijn, Bernardijn, broeder, camiliaan, capucijner, celestijn, cenobiet, Cistercliëner, conventueel, Dominicaan, Franciscaan, frater, Jezuïet, Karmeliet, Karthuizer, kruisheer, Minderbroeder, monnik, Norbertijn, observant, pater, priester, regulier, Trappist, kloosterling in proeftijd - novice, postulant kloosterlinge abdis, benedictines, bernardijne, non, noviet, zuster kloosterlijk - claustraal kloosterlijke gehoorzaamheid - obsequium kloostermaagd - non klooster met en abt - abdij kloostermoeder abdis, moeder overste, overste, priores kloosterorde 2 OP, SJ 3 OCD,CR, OFM, OSA, OSB, OSC, OSM, SOC 5 OCram, OCart 6 OFMCap, OPraem 8 Jesuaten 9 Clarissen, Jezuïeten, Kapucijnen, Servieten, Ursulinen 10 Augusijnen, Kartuizers, Kruisheren, Trappisten 11 Casperianen Dominicanen, Karmelieten, Witte Paters 12 Benedictijnen, Conventuelen, Franciscanen, Montfortanen, Witte Zusters, 14 Cistercienzers, Minderbroeders 15 Delfsche Zusters kloosteroverste abt, abdis, gardiaan, prior kloosteroverste, vrouwelijk - abdis, priores kloosterpand klooster, kruisgang kloosterproeftijd postulaat kloosterraad kapittel kloosterschrijfzaal scriptorium kloosterslaapzaal dormitorium, dormter, dormtoir kloostervader - abt, prior kloostervergadering - convent kloostervertrek boekerij, cel, dormter, refter kloostervoogd abdis, abt, archimantriet, overste, prior, priores, proost, superior kloostervoogdes - priores, priorin kloosterzuster - lekenzuster, non kloot - aarbol, bol, kogel, (teel)bal klop begijn, bons, dreun, slag, tik klopboor - muurboor klopgeestenrij spiritisme klophout - dresseerplank, klaphout klopjacht - drijfjacht, razzia klopje – tik(je) klopkever boorkever, doodkloppertje, houtkever, kloptor klop op de deur - bons, bonzen kloppartij vechtpartij kloppen aanzetten, afranselen, beuken, bonken, bonzen, duwen, hameren, klappen, klutsen, overeenkomen, overwinnen, palpiteren, percuteren, poken, popelen, pulseren, rijmen, slaan, tikken, uitkomen, verslaan, wekken kloppen van eiern - klutsen kloppen van het hart - pulseren kloppend - pulsatief klopper - drijver, porder klopper of garde - klutser klopping - palpitatie, pulsatie kloptor - klopkever klopvogel - specht klos bal, beugel, beugelbal, bobijn, bobine, bocage, dupe, klamp, kloet, (mislukt) biljartstoot, rolletje, sigaar, spindel, spoel klos met twee uitsteeksels - klamp kloskant (soort) - rosaline klot - klomp, turf klotsen - botsen, kabbelen kloven barsten, kenen, klieven, splijten, splitsen klovenier (boog)schutter, busschieter klown - clown, dwaas, grapjas, guit, kwant, nar, olijkerd, pias, snaak, zot, zie ook: clown klub vereniging, zie ook: club klucht aardigheid, blijspel, boerde, boert, burleske, clute, comedie, esbattement, farce, gag(Amer.), grap, harlekinade, klute, komedie, poets, pots, snakerij, sotternie, vertoning, zotternij, zwerm, kluchtig aardig, aardigheid, boertig, burlesk, grappig, koddig, komiek, komisch, lachwekkend, leuk, potsierlijk, snaaks, vertoning, zonderling, zot kluchtig verhaal - boerde kluchtige nabootsing van iets parodie kluchtspel sotternie, burleske kluif beentje, been, bonk, bot, hand(en), karwei, klauw, knar, macht, kluiffok - kluiver kluifje - beentje kluifjeszwam - helvella kluis brandkast, cel, ermitage, geldkast, gevangenis, graf, grafkelder, loket, safe kluisgat - ankergat kluister - band, boei, gareel, handboei, keten kluisteren - binden kluit - aardklont, blok, brok, dod, geldstuk, homp, kliek, kloet, klomp, klont, klot, kluut, massa, plag, plant, pol, stol, stuk, troep, turf, veel(geld), vogel(pluvierachtige), wortelbrok kluit boter - klompstul (Z.N.), wegge kluitden - polmast kluit planten - pol kluiven afbijten, afknagen, aftrekken, knabbelen, knagen, knauwen, nibbelen kluivend zuigen - sabbelen kluiver fok, kluiffok, stagzeil, zeil kluizenaar anachoreet, asceet, eenzaat, eremiet, heremiet, maraboet (moh.), monnik, nonvlinder, recluse(r.k.), solitair kluizenaar in een klooster - recluse kluizenaar in N.W.-Afrika - marabout kluizenaarschap, Hindoes - asjran kluizenaarshut - eremitage,ermitage, hermitage, kluis kluizenaarskrab - heremietkreeft, kokerluit kluizenaarster die zich heeft laten inmuren recluse kluizenaarskreeft (h)eremietkreeft kluizenaarswoning cel, ermitage, hermitage, kluis, kluizenaarshut klungel beuzelaar, domoor, ezel, kluns, knoeier, lap, lapzwans, lomp, oen, straatloopster, straatmeid, stumperd, slungel, sukkel, vod, klungelaar - knoeier, prutser klungelen broddelen, knoeien, otteren, prutsen, rondhangen, slungelen, stumperen, sukkelen, treuzelen, verbeuzelen, verspillen, klungelwerk - knoeierij kluns - domoor, klojo, klungel, oen, knoeier, stuntel, sufferd, sukkel, klunzen - klooien, stumperen, stuntelen klunzig - knullig, krukkig, onhanig, stuntelig klusje groepje, karweitje, kliekje, overschot, prutserijtje, prutswerkje, schnabbeltje, troepje, werkje kluster - boel, keten klutsen - kloppen, slaan klutser - klopper, mixer kluut - kluitvogel, raan, sabelbek kluwen bal, bol, bos, bosje, kloen, knoedel, knot, wrong kluwen wol - knot kluwenen - kloenen kluwentje - knot klijnsnijden - stuksnijden klysma - lavement k.m.a. - kilacadmon kmeson - kaon knaagbuideldier - wombat knaagdier 3 rat 4 egel, fret, haas, mara, muis, paca, paka, trui, 5 bever, bisam, cavia, konijn, moere, 6 agoeti, dakrat, kamrat, knager, marmot, molrat, pekari, zakrat, ziesel 7 bosmuis, goffer, hamster, heihaas, kerkrat, lamprei, langoor, lemming, neusrat, pinegel, relmuis, renmuis, rilmuis, trekrat, veldrat, wipmuis, woelrat, zakmuis 8 aardmuis, beverrat, bremhaas, civetkat, duinhaas, eekhoorn, hokkonijn, huismuis, kleihaas, lampreel, landmuis, leporida, moerhaas, pacarama, veldmuis, voedster, voskonijn, waterrat, whistler, woelmuis, zandhaas, zwijnegel 9 buidelrat, duinkonijn, dwergmuis, eikelmuis, hazelmuis, kelderrat, moerkonijn, muskusrat, rammelaar, slaapmuis, spitsmuis, waterzwijn, wortelrat, zeevarken 10 boomslaper, chinchilla, heiknapper, klapperrat, mormeldier, sneeuwhaas, springhaas, springmuis, tuinslaper, wangzakrat, woestijnrat 8 oudhamster, knagelijntje, prairiehond, rattenbever, zevenslaper, zilverkonijn 9 aardeekhoorn, stekelvarken 14 brandneuskonijn, 15 guinees biggetje, 16 boomstekelvarken knaagdier in Zd. Amerika - agoeti knaagdieren - buidelrat, konijn, rodentia knaagdierenfamilies eekhoorns, hazen, muizen, ratten knaagdierenziekte tularaemie knaak - rijksdaalder knaap beuker, boodschapper, efebe, hefboom (wagenlichter), jongen, jongeling, kerel, klampje (scheepsterm), kleerhanger, knoert, schildknaap, tafeltje (driepotig, klein), vent, wapendrager, knaapje jongetje, kind, klerenhanger, klerenstaander knaapjeskruid - standelkruid knabbelen - knagen, knibbelen knagen - knabbelen knaging - inbijting, invreting knaging van het geweten - spijt, wroeging knak barst, breuk, nadeel, schade, scheur knakenpoetser - duitendief, vrek knakken breken, knikken, kreuken, verwoesten, zwikken knakkend geluid - krak knakker - kerel, vent knakworst - Frankforter, knakje, knal detonatie, explosie, klap, ontploffing , plof, pof, slag knalbonbon - pedofiel, pistache, sodomieter knaldemper - knalpot knalgasbacterie - Hydrogenomonas knalgoed - dondergoud, donderpoeder, goudpoeder, goudzand, knalgoud - dondergoud knalkwik - kwikfulminaat knallen dichtslaan, exploderen, paffen, ploffen, schieten, slaan knallend geluid voortbrengen exploderen, knetteren, ontploffen, ploffen knalpoeder - buskruit knalpot - demper, uitlaat knalsignaal bij de spoorwegen - pétard knal van een vuurwapen - paf knalzilver - donderpoeder, donderzilver knap aardig, abel, bedreven, begaafd, behoorlijk, bekoorlijk, bekwaam, bevallig, engsluitend, ervaren, fatsoenlijk, flink, fraai, geleerd, geluid, geniaal, goed, intelligent, kranig, kundig, lief, mooi, nauw, netjes, nogal, onderlegd, onderwezen, ontwikkeld, schoon, schrander, slag, snedig, verstandig, vlug, welgemaakt, welgesteld, welgevormd, wijs knap stukje werk - prestatie knapenliefde - pederastie knapenschender - pederast knap gevonden oplossing - trouvaille knaphandig - bekwaam, waardig knapheid - geleerdheid, netheid, vaardigheid knap iemand - bolleboos knapjes flink, krap, netjes, proper, vlug, zeer knap meisje - schone, spetter knap mens - bol, bolleboos, genie, kei, knapperd, kraan, uitblinker knappe jongen - adonis, spetter knappe kerel - bollebof knappe kerel (jongeling) - adonis, mooierd knappe kop - geleerde, genie, kei knappe rekenaar - rekenmeester knappen breken, barsten, knetteren, splijten, springen knappen met heldere klank - knitteren knappend - croquant, krokant knappend breken - afknappen knappend geluid voortbrengen - knetteren knapperen - knetteren, petilleren knapperend - knetterend, petillant knapperig - bros, brokkelend, crepitatie, croquant, geroosterd knappend knap redenaar - Cicero, Demosthenes knapste - primus knapzak - eetzak, ransel, stikzak, voedseltas knar boomtronk, gierigaard, gortenteller, hoofd, kluif, kop, kraakbeen, krent, schonk, (s)tronk, vrek knarpen - knarsen, knerpen, knoerpen, kraken knarren - knerpen knars - knarsebeen, knor, kraakbeen knarsbeen - kraakbeen knarsen - knarpen, knerpen, knierpen, knoerpen, knirpen, knisperen, zaniken, zeuren knarsend - knarsetanden, krakend, krassend, krakend, krijzeltanden, schurend knautia - honingbloem, scabieuse knauw beet, beschadiging, bete, druk, grauw, hap, knak, knoei, nadeel, snauw knauwen - beschadigen, bijten, happen, knagen, knakken, nekken, toetakelen knecht bediende, bode, butler, dienaar, gezel, handlanger, handwerksgezel, helper, hulp, krijgsknecht, lakei, oppasser, slaaf, knechtelijk - onderworpen, slaafs knechten bedwingen, knevelen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven knechts - slaafs knechtschap - dienstbaarheid, slavernij kneden boetseren, drukken, knijpen, malaxeren, masseren, petrissage, wringen kneden bij masseren petrissage kneedbaar - buigzaam, handelbaar, lenig, smedig, smeuig, smijdig, soepel kneedbaar materiaal deeg, klei, pasta kneedbaarheid buigzaamheid, handelbaarheid, plasticiteit kneedbak - deegkom, trog kneedbare massa - magma kneedtrog - moel kneep duw, foef, gleuf, greep, handigheid, indruk, kunst, kunstgreep, list, moeilijkheid, neep, plooi, slag, trick, truc, tuk, vouw, zet kneipkuur - koudwaterkuur knekel been, bot, doodsbeen, kneutel, knook, os knekelhuis beenderhuis, ossuarium knekelman (de) dood, geraamte, skelet knekerig - armzalig, bekrompen, gering, vrekkig knel beknelling, klem, klemming, moeilijkheid, prang , val, verlegenheid knellen benauwen, drukken, klemmen, knijpen, kwellen, nijpen, presseren, prijken, spannen knellend benauwd drukkend, klemmend, nauw, nijpend knelling - benauwing knelpunt bottleneck knetter - gek, métier knetteren - decrepiteren, knapperen, knisteren, mopperen, petilleren, ritselen, vloeken kneukei - knokkel, vinger kneukelijzer - boksbeugel kneuteren - brommen, kniezen, knorren knettergek dwaas, onzinnig, stapelgek kneuterig - behaaglijk, gezellig, knus kneuzen benadelen, beschadigen, bezeren, blutsen, froisseren, indeuken, krenken, kwetsen, kwetteren kneuzing bluts, buil, confusie, contussie, deuk, kneus, kwetsing, kwetsuur, letsel, verstuiking knevel - handboei, mondprang, moustache, snor, snorbaard, snorrebaard, spanstok, woekeraar knevelaar geldafperser, knijper, uitzuiger, woekeraar knevelarij - afpersing, extorsie, concussie, vexatie knevelen - afpersen,binden, boeien, garrotteren, knechten, knijpen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven knevelen van een paard - pramen knibbelaar ruziemaker, vrek knibbelachtig - ruzieachtig, ruziemakerig, vitterig knibbelen – afdingen, haarkloven, knabbelen, krakelen, twisten knibbelziek - twistziek, vitterig knie - genu knie van een pomp - gek, mik kniebeschermer - knielap knieblessure - meniscus knieboog van een paard haam, ham, schenkel, schink, voorschoft kniebroek culotte, knickerbocker, plusfour kniegewrichtontsteking - gonarthritis knieholte - wade kniekuil - ham kniejicht gonagra kniekraakbeen - meniscus knielap kniebeschermer knielbank bidbank, bidstoel knielbankje - schabel knielen - buigen, bukken, neerbuigen knieling - kniebuiging, prosternatie, voetval kniepantalon - plusfour knieontsteking - gonitis kniepijn - gonalgie knier - deurhengsel, har, her, scharnier kniertje cunera knieschijf meniscus, patella, waai, wade kniesoor chagrijn, hypochonder, iezegrim, izegrim, neetoor, pessimist, piekeraar, temer, zeur kniesorig gemelijk knietje - voetbalknie knieval - buiging knievedel gamba, cello knievers - extempore knieviool - cello, gamba, violoncel kniezen - brommen, mokken, piekeren kniezer - grimbek, grompot, grijn, hartevreter, huilebalk, hypogronder, iezegrim, kniesoor, knorrepot, neetoor, pessimist, pruttelaar, treiteraar (Z.N.), zuurmuil kniezerig gemelijk, kniezend, zeurderig kniezerig mens grijn, kniesoor, neetoor, pessimist knijp angst, engte, kroeg, verlegenheid, knijpbril - lorgnet, monocle, pince-nez knijpdokter - masseur knijpen – klemmen, kneep, knellen, nijp, pinceren, pinsen, samendrukken knijpend bewerken - kneden knijper clip, klem, klip, kneep, knevelaar, knipvrek, spie, wasspeld knijperig gierig, inhalig, kleinzielig, vrekkig knijpkat handdynamo knik bocht, breuk, buiging, knak, nijging, nik knik in de weg - bocht knikkebollen - soezelen, soezen, suffen knikken beamen, bevestigen, breken, (door)buigen, goedkeuren, groeten, knakken, nikken, toestemmen knikker - alikas, bal, hoofd, jabroer, stuiter knikkeren - kegelen knikkerputje - loch knip beursgrendel, beugel, deurgrendel, duivenslag, geldbuidel, gesp, klem, portemonnee, schuif(bout), slot, sluitbeugel, val, zakbeurs knipbeugel - klem, praam knipbeugel op deur - schuif knipgereedschap - schaar knipkaart - abonnementskaart knipkooi - vinkenslag knipluis - akkermunt, kleermaker, veldmunt knipmachine - tondeuse knipmes knijf, lierenaar (Z.N.), stiletto, zakmes knipmessen buigen knipmuts - neepjesmuts knipmutsje - goudpapaver knip of schuif - grendel knipoog lonk, wenkje knippatroon - model knippen couperen, doorsnijden, haarsnijden, snoeien, snijden, trimmen knippen van hond trimmen knipperbol voetgangersbaken knipperlicht clignoteur kniptor - elasterida, elater, ritnaald, springkever, springtor kniptor, larve van de - ritnaald kniptorren - elateridae kniptorrensoort - elater knirpen - knarpen, knarsen, knierpen, woede, zaniken, zeuren knisperen - kraken knob - brilduiker knobbel - aanleg (natuurlijke), bobbel, buil, bult, gezwel, knoest, knor, uitwas, verdikking, knornoest, knort, kwast, protuberantie, tophus, tuberkel, tumor, uitsteeksel, uitwas, verhevenheid knobbel aan de enkel - enkelknobbel knobbelen dobbelen, gokken knobbelgras - watervlotgras knobbelig - knoestig, nodeus, noestig knobbeligheid - tuberositeit knobbeljicht - arthritis, deformans, reumatiek knobbelmelaatsheid - elefantiasis knobbels - bulten knobbeluitwas - gezwel, knol, zwelling knobbelziekte - rachitis, T.B., tuberculose knobbelzwaan - roodbekzwaan knobbelzwijn - wratzwijn knobelen - dobbelen, gokken knock out - neergeslagen, uitgeteld knodde - knoest knoedel deegbal, dot, kluwen, knoet, knot, meelbal, wrong knoedel haar - knot knoedel wol - kluwen knoei angst, benauwdheid, bezorgdheid, verlegenheid knoeiboel bedrog, geknoei, knoeiwerk, rommel, troep, zwendel knoeien - aanmodderen, bedriegen, beunhazen, broddelen, flodderen, gacheren, haspelen, kladden, kledderen, kliederen, klodderen, klungelen, lee, lorsen, matsen, modderen, morrelen, morsen, muilen, oplichten, pripoteren, pronselen, prossen, prutsen, rommelen, sabberen, schutteren, sjoemelen, slonzen, smeren, stuntelen, totteren, triefelen, zwendelen knoeien met iets nattigs - kliederen knoeiend ruilen - kwakzalven, kwanselen knoeier - bedrieger, beunhaas, bink, brekebeen, broddelaar, charlatan, dilettant, falsaris, fraudeur, haspelaar, intrigant, jobber, kladder, kladderaar, klungel, kluns, koekebakker, konkelaar, knoeipot, kruk, kuiper, kwakzalver, lapper, lomperd, modderaar, moocher(Z.N.), morser, morskont onderkruiper, oplichter, prutser, roffelaar, sufferd, vervalser, zwendelaar knoeierig - slecht, slordig, stumperig knoeierige ruilhandel - gekwansel, gesjacher, kwanselen, sjacheren knoeierige ruiling - kwansel knoeierij bedriegerij, bedrog, gebroddel, gekladder, gehaspel, geklungel, geknoei, gekonkel, gemodder, gepeuter, haspelwerk, knoeiwerk, kuiperij, list, malversatie, slordigheid, verduistering, vervalsing knoeierijen - malversatie knoeipot - knoeier knoeister - lapster, morsebel, sloofster (gewest.) knoeiwerk - gebroddel, haspelwerk, ketellapperswerk, kladwerk, lapwerk, leurwerk, roffelwerk, tapperij knoerpen - knarpen, knarsen knoerst - uitwas knoert - knaap, kanjer knoest homp, knodde, kwast, war knoest in hout knobbel, knodde, kwar, kwarrel, kwast, noest, war knoestig - knobbelig, kwastig, nodeus, noesterig, noestig, vlijtig, ijverig knoet bosje, bundel, gesel, haarknoedel, karwats, lomperd, stok, vlegel, zweep knoet in het haar - haarwrong knoetje - toet knoetstraf - geseling knoflook - ook, teentje knoflook (Fr.) - ail knoflookworst - salami knok - been, bot, knook knokkel - gewrichtsknobbel, kneukei knokkig - benig, mager, sterk, vingergewricht knokkelkoorts - dengue knokken bakkeleien, matten, slaan, vechten knokker - vechter, vechtersbaas knolamaniet, giftige stof in de - falline knokploeg K.P. knol aardappel, aardpeer, biet, bink, gat (in kous), guil (oud paard), kroo, peen, raap, ramenas, wortel knolgewas aardappel, aardbrood, biet, duivelstoejager, horloge, knolraap, knolselderie, koolraap, kroot, lobak, opstoker, paard, peen, prik (plantkunde), raap, radijs, rammenas, rossinant, selderij, venkel knollen - stengelknol, wortelknol knollenwitje - boterkapel, dagvlinder knolletje - radijs knolraap - raapkool knolradijs rammenas knolvoet - vingerziekte knolvormig spruitje - teentje knook been, bot, gebeente, graat, knekel, knok, knuist, rib, wervel knoop band, kruisknoop, kink, kinkel, klis, klit, knobbel, knorf, knooppunt, kruisknoop, lis, lus, moeilijkheid, nop, rustpunt, sluiting, snelheidsmaat, steek, stengelverdikking, strik, verbinding, vissersknoop, vloek knoop in een stengel - knorf knoopdrop katjes(drop) knoopgras - varkensgras knoopje - bouton, strikje knoopjes verwijderen - noppen knoopkruid santorie knooplaars - bottine knooplook - knoflook, knoplook knooppunt centrum, kruising, kruispunt, verenigingspunt knoopschrift - quipus knoopsteek - festonneersteek knoopwerk filigraanwerk, macramé, net knoopwerktechniek - frivolité knoot - knotwilg knop bladknop, bloemknop, greep, handgreep, handvatsel, kruk, klink, knoop (Z.N.), oculus, oog (even zichtbaar), knop aan een deur - kruk knop aan een vaarboom - kloet knop aan horloge remontoir knop aan een polstok - kloet knop van schakelaar - bouton knop als sieraad - eikel knop van een gordijnkoord - eikels knopen - breien, lassen, mastworp, nokken, strikken, timmersteek, vastbinden, verbinden, verkortingssteek, weversknoop knopen leggen - knopen knopendraaier - bedrieger, flikflooier knopherik - hederik, herik knopje op een priktol non knopkruid - galinsoga knoplook - knoflook knoppen - botten, uitbotten knoppen krijgen - botten knoppenbijter - wijngaardkever knop van een deur - kruk knop voor het oor - oorbel knopvormig uitsteeksel - tepel knopvreter - bloedvink, dikbek knor - balksteen, homp, klomp, knobbel, kraakbeen, kwast, nihillist, uitwas knorbuffel - jak knort - bonk, knobbel, verharding knorhaan - poon, roodbaard, schorpioenvis, zeehaan, zeedonderpad knoros - yak knorren brommen, foeteren, grommen, klagen, kneuteren, mopperen, morren, murmureren, peuteren, pruttelen, razen, snurken, sputteren, toeteren, uitvaren, vloeken, knorrepot brombeer, brompot, grol, grompot, hurk, nijdas, nurk, nurks, Izegrim, mopperaar, nurks, pruttelaar, rommelpot, zeur knorrig boos, brommerig, gemelijk, grijnig, humeurig, kregel, kwaad, misnoegd, mopperig, morrig, mijterig, narrig, neetorig, nurks, nors, onaangenaam, ontstemd, preutelig, pruttelig, riemig, wrevelig knorrig mens brombeer, brompot, chagrijn, iezegrim, knorrepot, nork, nurks knorrig mompelen - morren knorrige oude vrouw - kween knot - bol, bosje, (haar)bos, dot, haarwrong, kanoevogel, kluwen, kloen, knoedel, streng, knoteren - mopperen, pruttelen knots berg, bobbel, boetoe, dwaas, gek, huig, kodde, mats, idioot, knobbel, knuppel, reuze, slaghout, stapelgek, (wapen)stok knots met ijzeren punten - goedendag, morgenster knotsboom - duivelsboom knotsdrager Hercules knotten - afsnijden, breken, fnuiken, inkorten, kortwieken, verkleinen, verminderen, verzwakken knotwilg - knoot, kopwilg knot wol - kluwen, streng knudde - droevig, geklungel, geknoei, niets, pet, prutswerk, sof, triest, waardeloos knuist - hand, knook, vuist knuistje - kinderhand knuffeldier - troeteldier, teddybeertje knuffelen - frunniken, liefkozen, troetelen, vrijen knuit - groenling knul - bink, gozer, kerel, loeres, lomperd, lummel, man, snuiter, sufferd, sukkel, sul, vent, vrijer knullig - amateuristisch, lummelig, onnozel, suf knullig gedoe - gestuntel knuppel - gummistok, knoet, knop, knots, kodde, kolf, mats, pummel, roer, slaghout, stok, stuurstang, talhout, uilskuiken knuppelen - slaan knurft - stommeling knus aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, comfortabel, enig, fideel, gemoedelijk, genoeglijk, geschikt, gezellig, huiselijk, intiem, kneuterig, knussig, knutterig, leuk, lief, prettig, vrolijk knus en aardig - lief kuntselaar - prutser knutselen - dokteren, fabriceren, maken, neuzelen, prutsen, sleutelen knijp - ang knijpend bewerken - kneden knijper - clip, kevelaar, nijptang, pen paperclips, penwortel, pin, prang, ravebek, spie, tang, vrek, wasknijper koala buidelbeertje kobalt Co kobaltbloem - erytriet kobaltchroom/wolfram legering - stelliet kobalterts - saffloek kobaltglas smalt kobaltkalk saffloer kobaltkies kobaltmangaanerts kobbe spinnenkop, zilvermeeuw kobold aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, huisgeest, kwelgeest, trol kodak handcamera kodde knots, knuppel, stok koddebeier boswachter, jachtopziener, veldwachter koddig - aardig, boertig, burlesk, burlesque, dwaas, grappig, grimas, guitig humoristisch, komiek, komisch, kluchtig, kunst, kuur, leutig, luimig, olijk, oubollig, schalks, snaaks koddige nabootsing parodie koddig gezegde - frats koe blaar, blaarkop, bles, bonte, kalfkoe, kipkoe, kween, lakenvelder, manskoe, pink, rund, vaars koe-antilope - blesbok, bontebok, dikdik, gnoe, hartebeest, klipspringer, oribi, sassaby, witstaartgnoe koe-antilopen - alcelaphinae, neotragini koeboer - veehouder, veedrijver koe, jonge - vaars koe, die nog maar een keer gekalfd heeft - schotter, schotvaars koedokter veearts, veterinair koegras - duivekervel koeienaanhangsel - uier koeienbloem - madelie koeiengeluid - bulken, geloei, loeien koeienketting - rampel koeienmaag bladmaag, boekmaag, leb, lebmaag, netmaag, pens koeienstal boes, koes koeientouw - koezeel koeienziekte - aant koeioneren bedillen, kwellen, negeren, sarren, treiteren koek baksel, gebak, ontbijtkoek, veekoek koekalf kalf, kui, wijfjeskalf koekang - lori koekeloer - sul koekeloeren - gluren, kirren, koeren, kraaien, spieden, uitkijken koeken - aanbakken koekje biscuit, bokkepoot, botersprits, cake, eierkoek, heiligmaker, kaakje, krakeling, kransje, makaron, makron, mop, pol, rondo, speculaasje, sprits, sucadekoek, taai-taai koekebak - pannekoek koek en zoopje - ijstent, kraampje koekje met suiker en meel - makaron, makron koekoek - cuculus, dakkapel, dakvenster, zolderlicht koekoekraampje - zolderlicht koekoeksbloem - kraaie(n)bloem, lychnis, melandrium, pinksterbloem, silene, koekoeksbrood - klaverzuring koekoeksbij - nomada koekoekshommel - psihyrus koeksoort zie: koekje koektrommel - biscuitblik koekvulling - spijs koel bedaard, flegmatiek, frigide, fris, gematigd, gereserveerd, kalm, kil, klam, koud, koudjes, lauw, luchtig, nuchter, onaandoenlijk, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, onverschillig, onvriendelijk, vlakaf, zakelijk koelak (Rus.) - boer koelan - dzjiggetai koelbak condensor, koeler, lestrog koelbloedig - bedaard, (dood)kalm, koudbloedig, moed, onaangedaan, onbewogen, onverschillig, onverschrokken koelbloedigheid - kalmte, sangfroid koelbox - koeler koele drank - sorbet koele onbevangenheid - nuchterheid koelen - lessen, natten, stillen koel en helder - fris koele onbevangenheid nuchterheid koeler - condensor, frigidaire, koelinstallatie, koelbak, koelmachine, kouder, radiator, ijsboks, ijsemmer, ijsemmertje, ijskast, koeler in auto’s - radiator koeler worden - koelen koelheid bedaardheid, beheerstheid, frisheid, koudheid, onverschilligheid, onhartelijkheid, onaandoenlijkheid koelie loonslaaf, sjouwer koeling - frigidaire, ijskast koelinstallatie diepvries koelkamer - refrigerator koelkast frigidaire, ijskast, vrieskast koelmachine - ijskast koelte bries, frisheid, kou, windje, zucht koeltje briesje, windje, zuchtje koeltjes - koud,nuchter, onbewogen, onhartelijk koeltoestel - radiateur, radiator koeltoren - koelinstallatie koelweg - koudweg, onverschillig koel zakelijk - nuchter koemaag leb, pens koemestvocht - aalt, gier koempel mijnwerker koen – boud, dapper, dapperheid, driest, ferm, flink, gedurfd, kloek, kordaat, kranig, (man)moedig, onbedeesd, onbevreesd, onversaagd, onvervaard, stoer, stoutheid, stout(moedig), strijdbaar, temerair, vermetel, vrijmoedig koenheid dapperheid, dapperte, flinkheid, moed, moedigheid, onversaagdheid, stoutheid, temeriteit, vermetelheid koe of os - rund koeogig (Gr.) - boöpis koeogige godin - Hera koepeen - mangelwortel koepel - dakkap, dakruiter, (Frans) dôme, fornix, gewelf, hemelgewelf, overkapping, stoomdom, tuinhuisje koepel boven een kerk kruiskoepel koepel onder een vliegtuig - uier (radar) koepelachtig gewelf - meloengewelf koepeldak - paraplu (fig.) koepelvormige berg - kloepelberg koeplet strofe, vers koepokinenting - vaccinatie koepokstof - variola koer - binnenplaats, duif, speelplaats koeras blaar, blaarkoe, Hollander, lakenvelder koeras (Eng.) - korthoornkoe koeren - kirren, koekeloeren koerier besteller, bode, boodschapper, estafette, ijlbode, loper, ordenans, overbrenger, postbode, renbode koerier van de tsaar - strogoff koerierster klopje Koerillen, een van de - Itoeroep, Koenasjir, Oeroep, Onekatan, Simoesjir, Sjoemsjoe Korillen, vulkaan op de - Tjatja koers cours, gangbaarheid, hoogte, leergang, loop, marktprijs, notering, omloop, reisweg, richting, (reis)route, vaarroute, vaart, vaarweg, valuta, wedren, weg, wielerronde koers van deviezen - valuta koers van uitgifte - emissiekoers koers zetten - boegen, stevenen koersaanwijzer - axiometer koersabel - gangbaar koersauto raceauto koersbaken - radiobaken koersberekening evaluatie koersdaling - baisse, koersverlies, slump koersen begroten, klaarspelen, ramen, schatten, stevenen, richten koersleggen - stevenen koerslijst - notering koersfluctuatie koersschommeling koershoudend - vast koersleggen - stevenen koerslijst - notering koersopgave notering koersspeculant baissier, haussier koersstijging - avance, hausse, koersavans, koersstijging koerswinst koers van uitgifte emissiekoers koersverandering - deviatie, koersverlegging koersverlaging baisse, koersdaling koersverschil differentie , (dis)agio, ecart koersverschil tussen vaste en premieaffaires - ecart koerswijzer - axiometer koers zetten - stevenen koeskoes - gierstepap, koesi, koesoe koesoort blaar, bontkop, lakenvelder koest - af, chut, getemd, rustig, st., stil, zwijg koestal met verdiepingen - koetel koesteren onderhouden, opkweken, pampalen, verplegen, vertroetelen, verwarmen, verwennen, verzorgen, voeden koet - lafaard (Z.N.), ralvogel, zeekoet koetarwe - koekruid koeter - koejongen, zeeëgel koetertaai - koeterwaals koeterwaals brabbelig, brabbeltaal, jargon, kromtaal, onverstaanbaar, vreemd koets bedstee, calèche, kales, karos, landauer, rijtuig, sonde, vigilante koetsbediende - koetsier, palfrenier, stalknecht koetshuis - garage, loods, remise, stal koetsier - menner, snorder, voerman, wagenmenner koetsiersbank - bok koetsiershelper - palfrenier, stalknecht k oetsiersplaats - bok koetsiertje borreltje, cognacje koetsje - cab, krakeling koetswerk carrosserie koevoet – breekijzer, handspaak, hefboom, hefijzer, hevel koewachtertje grasmus Koeweitse munt anna, dinar, rupee koezeel koetouw koffer bed, bergplaats, kist, reistas, trunk, valies kofferboot - kofferdekschip kofferdek - trunk kofferdrager - kruier kofferetiket adreskaartje, label kofferschacht - trunk koffertje kar(a)bies, valies koffer voor op reis - bagage koffie koffiemaaltijd, leut, mokka, troost koffie (barg.) - leut, mokka, slemp, slobber koffie met cognac - halfom, poester koffie met melk - leut koffie met Selterswater en cognac - mazagran (Marokko) koffie met slagroom - wiener melange koffie uit Arabië - mokka koffiebezinksel dik, drab, koffiedik koffiebitter cafeïne koffieblad dienblad, schenkblad, serveerblad koffieboer koffieplanter koffiebriefje - loodsbriefje koffiebruin - matbruin koffiedik - draf, dras, prut koffiedrinker (koffie)leut koffieheester - koffieboom koffiehuis café, koffiebar, konditorei koffiekamer foyer, kantine, lobby, restauratie koffiekamer in een bios of schouwburg - foyer koffieketel - konkel, perculator koffiekleurig - bruin koffieland Brazilië koffiemaaltijd lunch koffiemeisje - bedienster, serveerster koffie met cognac - poester koffieonderneming - koffieplantage koffiepot - pruttelaar koffiepraatjes houden - konkelen koffieprut - koffiedik koffierat - civetkat, loewak, moesang koffiestroop buisman koffiesoort - espresso, santos koffiesurrogaat cichorei, civetkat, koffiestroop, nescafé, peekoffie koffietuin koffieplantage koffie uit Arabië - mokka koffievat (Jav.) - loewak kofschip - galjoot kogel bal, brisantgranaat, dijspier (van een slachtdier), geweerprojectiel, granaat (kartets), kanonskogel, karabijn, kloot, knikker, kogelgewricht, patroon, pistool, projectiel, revolverkogel, (schiet)patroon, voetbal, voetbalschot, kogelbaan parabool kogeldistel - echinops kogelen gooien, schieten, smijten kogelgewricht - artrodie, balhoofd kogelklep - balklep kogelkruis - appelkruis, bolkruis kogelkussen - kogellager, lager, wentellager kogelkwal - pleurobrachia kogellager - kussenblok kogelmaat - kaliber kogelpen - ballpoint, balpen kogelpuntpen balpen, ballpoint, kogelpen kogelregen - spervuur kogelvanger zandheuvel kogelvorm - bolvorm, rond kogelvormig - globuleus, rond, sferisch kogelvormig lichaam bal, bol, rond kogelvrij ondoordringbaar kogge koopvaardijschip kohier belastingregister kok - etenbereider, fazanthaan, hotelkok, scheepskok, spijzenbereider, streptokok kok voor koude schotels - gardemanger kok fazantenhaan kokanjesland luilekkerland kokanjemast - klimpaal kokarde - hoofdversiersel, lintje, rozet kok bij de marine - kanenpieper koken - pruttelen, zieden kokend - gloeiend, heet, ziedend koker- buis, cilinder, etui, foedraal, hoes, holster, huls, las, mof, omhulsel, rol, pijp, schacht, schede, tas, tube koker bij vuurmond - laadkoker koker onder een dam duiker koker van bont mof koker voor het inlaten van water duiker kokertje met gebrand linnen - tondeldoos kokertje van zacht metaal tube kokervormige doorgang - tunnel kokerworm - stekaas koket behaagziek, ijdel, nuffig, pronkziek koketteren behagen, bekoren koketterie behaagzucht kokhaan - alikruik, kokkel kokhalzen - kaken, walgen kokkel - hartschelp (eetbaar), kokhaan kokkerd - kanjer kokkie - keukenmeid, kokkin kokmeeuw kapmeeuw, lachmeeuw kokon van een vlinder pop kokos klapper kokosboom - klapperboom, palmboom kokosmelk - klappermelk kokosnoot - klapper, liplap (groene), Upper kokosnotenvlees copra, kopra kokospalm - klapperboom kokosvet - klapperolie, kokosolie, palmine kokosvezel als stof - coir kokosvlees - copra, kopra kokrodua - afrormosia koksgast - koksjongen kokshulpje - aide koksjongen - koksmaat koksmaat - koksjongen, varensgast kol bles, boord, feeks, halsboord, halskraag, heks, helleveeg, keel, klaproos, kolgans, kollebloem, prij, stem, tang, tovenares, toverkol, vistuig Kolariërs, taal van de - Mundari kolbak beremuts, talpa(k), huzarenmuts kolbei - kolbliek, kolfoog, koloog, platter kolder absurditeit, dolheid, dwaasheid, gekheid, harnas, hersenziekte, kuras (leren), onzin, paardeziekte, waanzin kolderachtig - dwaas, nonsensicaal, onzinnig kolderen - raaskallen koldermolen - kollergang kolderiek - lachwekkend, onzinnig kolderig - dol kolen brandslof, steenkolen kolenaak - kolenschip kolen afvalhoop stortberg Kolen en Staalgemeenschap K.S.G. kolenbergplaats - bunker, kolenhok, kolenkelder kolenboer kolenhandelaar kolenbrandersstapel - meiler kolendamp koolmonoxide kolenemmer kolenbus, kolenkit, kolenvat, kit, troetel, kolengruis, gewassen - edelslik kolenkalksteen – arduin kolenkit - kolenemmer kolenmijn in Belië - Flenu kolenmijn in Nederland Beatrix, Domaniale, Maurits kolennood - kolenschaarse kolenruim (schip) bunker kolensjouwer tremmer kolenslik schlamn kolensoort antraciet, briket, bruinkool, cokes, eierkool, gaskolen, kolenvat kit kolenwagen tender kolf bloeiwijze, fles, geweereinde, geweerkolf, knots, kolffles, kolfstok, mats, retort; slaghout kolfbaan - maliebaan, tra kolfbal - maliebal kolffles - helm, kolfglas, kromhals, retort kolfglas retort kolfhamer - malie kolfhout - kolfstok, slaghout kolfmos - wolfsklauw kolgans - halsboord, klaproos, kol kolibri - honingvogel kolibrie - kolombijntje koliek - buikkramp, darmkramp, kramp kolk afgrond, ank, draaikolk, hank, maalstroom, mui, neer, plas, poel, put, ras, sas, rioolput, schutsluis, sluis, sluiskolk, spui, verlaat, vijver, waai, waterdiepte, waterput, wel, wiel, wieling kolken draaien, neren, wervelen, wielen kollebloem klaproos, kolle kollega confrater, konfrater kollege raad kollekte inzameling kollektie verzameling kollen - heksen, toveren kollergang - koldermolen kolom ante, colonne, pilaar, pilaster, pijler, rij, schacht, spijl, styliet, zuil kolom uit een stuk steen - monoliet kolommendiagram - histogram kolonel - hoofdofficier kolonie dierengroep, nederzetting, ontginning, vestiging, volksplanting, zwerm kolonie in Israël kibboets kolonie van pioniers - kibboets kolonie van Portugal Angola, Mozambique, Timor kolonist settler, volksplanter kolonist (Eng.) - settler koloriet - kleurgeving, tint, toon kolos - bakbeest, colossus, enakskind, gevaarte, gigant, held, kanjer, reus kolossaal enorm, geweldig, gigantisch, groot, groots, luizig, reusachtig, reuze, ruim kolossus bakbeest, gevaarte, kolos, mammoet, reus kolpitis - vaginitis kolsem - tegenkiel, zaathout, zachthout kolven - maliën kolvenier schutter, klovenier kom allee (Fr.), bak, bassin, beker, bekken, centrum, dorpscentrum, haven(tje), komaan, komkom, kop, mok, nap, pint, schaal, stadskern, vijver kom om bloed op te vangen - laatbekken kom van een dorp of stad - brink, centrum, city kom van een stadsgemeente (Ind.) - kota, kotta kom waar in iets rust - holte kom zonder oor - mok koma - lichtkrans komaan alla, allé, allee, allo, hallo, hup, sa, toe, vooruit, welaan, welnu kom van een dorp centrum kom zonder oor mok komaf afkomst, afstamming, boom, geboorte, herkomst kombof - hokje, schuurtje kombuis - scheepskeuken komduiker - kuifeend komediant aansteller, acteur, blijspelspeler, grapjas, poseur, toneelspeler, veinzer komedianterig - aanstellerig, toneelmatig komedie - aanstellerij, blijspel, klucht, schouwburg, toneelspel, veinzerij komediegebouw - schouwburg, theater komediespelen - acteren, simuleren, veinzen komediespeler - komediant, toneelspeler, veinzaard komediestuk - blijspel, komedie, toneelspel komen aanbreken, arriveren, geraken, lopen, naderen, naken, verschijnen komen tot - aangaan, bereiken, naderen komend - a.s., e.k., eerstkomend komend jaar a. f. komende aanstaande, toekomende, volgend, volgende komende na iets - nieuw, vervangend komeet haarster, staartster komeet - Biela, Daniel, Donati, Encke, Halley, Morehouse, Whipple kometennaam Donati, Halley, Morehouse kometenstaart koma kometenkop koma komfoor - gasbrander, stoof komgrond - poel komfort comfort, gemak, geriefelijkheid komfortabel gemakkelijk, gerieflijk komiek - boertig, clown, grapjas, grappenmaker, grappig, grollenmaker, guit, hansworst, kluchtig, koddig, leuk, leukerd, nar, oubollig, paljas, pleziermaker, potsenmaker, potsierlijk, raar, snaak, snakerig, spotachtig, uiïg, vreemd, zonderling komijn - karwij, kummel komijnlikeur kummel komisch butlesk, geinig, grappig, humoristisch, leuk, koddig, kluchtig, komiekerig, lachwekkend, potsierlijk, snaaks, uiig komisch intermezzo - paso komisch verhaal boerde, humoreske, klucht komisch (muz.) buffo komkommerachtigen - cucurbiaceeën komkommerachtige plant - augurk, heggerank, kalebas, kolowint, komkommer, meloen, pompoen, pronkpeer komkommerachtige vrucht - pompoen komma apostrof, decimaalteken, leesteken kommapunt leesteken kommandant - baas, bevelhebber, bevelvoerder, chef, gezagvoerder, leider kommando bevel, ga, last, opdracht, order, sta kommapunt - leesteken, puntkomma, semicolon kommel aardkluit, sneep kommer angst, armoe, armoede, bezorgdheid, druk, ellende, gebrek, hazedrek, jammer, kopzorg, kwelling, leed, moeite, nood(zorg), onrust, ontbering, penarie, penurie, smart, verdriet, zorg kommerlijk armelijk, ellendig behoeftig,, bekommerd, gebrekkig, zorgelijk kommernis bekommerdheid, kommer, zorg kommer of pijn - leed, verdriet kommervol - armelijk, armzalig, zorgvol kommetje - kopje kommiesbrood kazernebrood, kuch, soldatenbrood kommode - latafel kommunikatiemiddel braille, brief, kattebelletje, krant, pers, radar, radio, telefoon, t.v., taal, telegraaf, televisie Kommunistisch informatiebureau - Kominform Kommunistisch verbond van de jeugd - Komsomol Kommunistische internationale - Komintern Kompaan - trawant kompagnon - handelsgenoot kompas beginsel (fig.), boussole, hoekmeetinstrument, richtingbepaler, richtlijn, richtsnoer, windroos kompasrichting windstreek kompasroos windroos kompasschijf windroos kompasstreek - windstreek, noorden, oosten, westen, zuiden kompastrommel kompashuis kompel - mijnwerker kompleet - voltallig komplement aanvulling kompliment - aanbeveling, pluim komplot combine, samenspanning, samenzwering komplotteren - samenspannen, samenzweren komponist - Bizet komst advent, intrede, nadering komt na vorst - dooi kom van een dorp - centrum komt van een stadsgemeente (Ind.) - kota, kotta komijn - cuminum, hofkomijn, karwij, kummel komijnlikeur - kummel komijnolie, bestanddeel van - cymeen komvormige inzinking - doline, duinpan, pan komvormige laagte in duin pan, duinpan kom zonder oor - mok konceptie bevatting, plan kond doen - bekendmaken, berichten, konden, verkondigen konden - bekendmaken, verkondigen kondgeving - afkondiging, bescheid, kondschap, promulgatie kondschap bericht, bescheid, informatie, inlichting kondschapper - berichtgever, emissaire, spion, verkenner, verspieder konfessie - belijdenis konfrater - ambtsgenoot, collega, kollega konfijten - insuikeren kongeraal meeraal, zeeaal Kongo, hoofdstad van - Brazzaville, Kinshasa Kongo, koning der - ntotila Kongo, stam behorende tot de - Mbata, Mpangu, Soendi, Solongo, Vili, Woyo Kong-tse - Confusius koning gebieder, heer(ser), heer (kaarten, schaken), kaart, landsheer, machthebber, majesteit, monarch, regeerder, rex, schaakstuk, sjah(Perzië), staatshoofd, vorst koning - rex koning (Eg.) farao Koning keizer Karel, R.I. Koning stadhouder Willem, William Koning van Albanië - Zog koning van Argos - Abas koning van Asturië Tavila, Alfonso koning van Babylonië Nabuchodonosor, (Nebukadnezar) koning van Bazan Og koning van Cyprus - Pygmalion koning van Edom - Hadad koning van Egypte Farao koning van Elis - Augias koning van Epeiros - Alketas koning van Frygië Midas koning van Elis Augias koning van oud-Peru - inca, inka koning van Oud Perzië Darius koning van India - Belhar koning van Israël Achab, David, Jerobeam, Omri, Salomo, Samuel, Saul, Zimri koning van Jeruzalem - Almarik, Amalrik koning van Judea Herodes koning van Kolchis - Aeëtes koning van Korinthe -Polybus koning van Kreta Idomeneus, Minos koning van Mycene Agamemnon koning van loolkos - Pelias koning van Lydië Croesus koning van oud-Perzië – Cyrus, Darius, Xerxes koning van Pherae - Admetus koning van Phrygië - Midas, Tantalus koning van Roemenië Michaël koning van Sparta Leonidas koning van Thebe Amphion, Kreon, Oedipus koning van Troje PalamedesPriamus koning van de Amelekieten - Apag koning van de Assyriërs - Asenapper, Belus, Pul, Sargon koning van de elfen Oberon koning van de Franken Clovis koning van de Goten Alarik koning van de Hunnen Attila koning van de Nederlanden Lodewijk, Willem koning van de poon - mul koning van de Visigoten - Eurik koning van de West Goten Alarik koning van het land der blinden Eenoog koningin heerseres, landsmoeder, landsvrouwe, regina, reine, vorstin koningin der aarde pers koningin der elfen – Oberon, Titania koningin der goden Hera, Juno koningin der onderwereld - Proserpina koningin der Wessex Ine koninginnekruid - leverkruid Koninginnepage - zwaluwstaart Koningin-regentes - Emma Kiningin van Assyrië - Semiramis koningin van Egypte Cleopatra koningin van Engeland Elisabeth, Victoria koningin van Thebe Niobe koningin van de Amazonen (myth.)- Hippolyte koning met ezelsoren - midas koningsadelaar - koningsarend koningsappel - aagt, reinet, renet, rijksappel Koningsbergen - Kaliningrad koningsblauw smalt koningschap - royalty koningsdag Driekoningen (dag), Epifanie koningsdochter uit Colchis - Medea koningsgeel - operment, orpiment, zwavelarseen koningsgeslacht uit Sparta - Agiaden, Eurypontiden koningsgezind - royalistisch koningsgezinde monarchist, royalist koningsgezindheid royalisme koningsgier condor koningsgraf - mausoleum, piramide, praalgraf koningsgraf in Egypte - piramide koningshagedis - basilisk, slangendraak koningshoofd - boekpens koningshuis dynastie, kasteel, paleis, slot koningshuis betreffende dynastiek koningshuis in Syrië - Seleuciden koningsjager jachtopziener, veldwachter, koningskaars aronsstaf, nachtkaars koningskind dauphin, prins, prinses koningskleur - oranje, purper koningskruid - basielkruid, basilicum, ocimum, wolkruid koningsmantel - dagvlinder (prachtige), talaar koningspalm - rooystonea koningspruim reine claude koningsschap - Koningdom, koninkrijk, monarchie, regime vorstendom koningsslang anaconda, boa koningssloep - statiesloep koningsstaf scepter, skepter Koning-stadhouder, naam van - Willem koningstitel farao, inca, negus, sire, sjah koningstitel in Oeganda - kabaka koningsvaren - osmunda koningsvazal - pair koningsvis - goudmakreel koningsvogel - paradijsvogel koningszeer geelzucht, heerlijk, krop, regaal, royaal, vorstelijk, waardig, zweren, koningszoon - prins koningklijk - heerlijk, kon., majestueus, regaal, royaal, statig, vorstelijk, waardig koninklijk besluit K.B. koninklijk buitenverblijf - Buigenhoek, Huis ten Bosch, Porto Ercole koninklijk hoofddeksel - koningskroon koninklijk keizerlijk - kk koninklijk militaire kapel - kmk Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut K.N.M.I. koninklijk verblijf kasteel, paleis, slot koninklijk bond of vereniging in België - KACG, Koninklijke Bibliotheek - K.B.KBA, KBGB, KBKB, KABVB, KBWB koninklijke bond of vereniging in Nederland - KIT, KNAC, KNAU, KNGV, KNKB, KNSB, KNUB, KNVB, KNZB koninklijke familie - royalty Koninklijk hoofddekdsel - kroon Koninklijk hoofdtooisel - diadeem, kroon Koninklijke Bibliotheek K.B. koninklijke hoofdtooi diadeem, kroon Koninklijke Hoogheid A.R. koninklijke landmacht K.L koninklijke luchtmacht - K.Lu. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij K.L.M. Koninklijke Majesteit - R.M. (Regia Majestas) Koninklijke Marine K.M., (Eng.) R.N. Koninklijke Militaire Academie KMA Koninklijke Nederlandse Schaakbond K.N.S.B. Koninklijke Nederlandse Voetbalbond K.N.V.B. koninklijke Nederlandse Toeristen Bond - ANWB koninklijke of vorstelijke voorrechten - regalia, regaliën koninklijke park. vaart mij - kpm koninklijke psalmist - David koninklijke toestemming - placet koninklijke voorrechten - regalia, regaliën koninklijke waardigheid - kroon, royalty, scepter, skepter Koninklijke woning - paleis Koninkrijk monarchie, vorstendom Koninkrijk in Afrika Marokko koninkrijk – monarchie, vorstendom koninkrijk - Arabië, België, Denemarken, Engeland, Nederland, Noorwegen, Zweden Koninkrijk in Azië Arabië, Cambodja, Jordanië, Nepal, Thailand koninkrijk in Europa België, Denemarken, Nederland, Noorwegen, Engeland, Zweden koninkrijk in de Hymalaya Nepal koninkrijk in Mesopotamië Irak koninkrijk van Alexander de Grote Macedonië koninkrijk uit roman van Anth.Hope - Ruritania konisch kegelvormig, taps konische bloeiwijze - kegel konkel - draai, draaikolk, hol, kink, koffiepot, kwaadspreekster, kwaadspreekster, put, slag, spelonk, vaatdoek konkelaar intrigant, kuiper, knoeier, stoker konkelachtig - intrigerend, slonzig konkelarij gekonkel, intrige konkelen bedriegen, bekokstoven, intrigeren, knoeien, kuipen, kwaadspreken, tripoteren konkelpot - koffiepot, rommelpot, waterketel konklusie - eindresultaat, slotsom konnektie - connectie, kennis, verbinding konstant aldoor, altoos, altijd, bestendig, constant, gestadig, liggend, onbuigzaam, onveranderlijk, standvastig, steeds, voortdurend Konstandin opel - Istanboel konstruktie zie: constructie kont - achtereind, achterste, gat kontant cash kontanten - kas kontant geld specie kontante middelen kas konterfeiten afbeelden, uitschilderen konterfeitsel afbeelding, beeld, beeltenis, portret konterfoort, contrefort - hielstuk (van een schoen) kontramerk sortie kontroleren - inspecteren, nakijken, nazien, konveniëren - afspreken, betamen, overeenkomen,passen, schikken konvent klooster konvooi bedekking, begeleiding, bescherming, karavaan, krijgsgeleide konvooier - galeischip konijn - keun, (Frans) lapin, lamprei, lampreel, langoor, rabbie, trui, voedster konijnenblad - weegbree konijnenhol ketel konijnenkruid – melkdistel konijnenmest - wentel konijn, mannetje - ram, rammelaar konijnenras - butterfly, chichilia, Hollands, Normandisch, ramskop, Russisch konijnenziekte myxomatosis koof - vrouwenmuts koog - kaag kooi – bed, bedstede, hangmat, hok, hut, keet, keg, kevie, kouw, legerstede, liftbak, muit, ren, schuur, sluithoutje, stal, vogelhuis, voliere, wig kooi om vogels te vangen - klepkooi kooi van een jachtvogel - muit, muite kooi van vlechtwerk - kevie kooianker - kortsluitanker kooien - insluiten, opsluiten, vangen kooier - eendenvanger, kooiker, kooiman kooigoed - beddegoed kooiker - eendenvanger, kooiman kooiman - eendenvanger, kooiker kookboek - culinarium, keukenboek, receptenboek kookfornuis keukenfornuis kookgas aardgas, steenkolengas, kookgelegenheid - keuken kookgerei braadslee, friteuse, frituurpan, hakbijl, koekepan, lepel, maatbeker, mes, pan, ketel, pollepel, schaaf, schaal, vergiet, vleesplank, vork koekenpan, pressure - cooker, vergiet kookkachel fornuis kookketel - marmiet kookkeuken aan boord van schepen - kombuis kookkolf retort kookkunst gastronomie kookkunst betreffende - culinair kookmachine kooktoestel kooknat - sop kookpan - pressure-cooker kookplaats - keuken, kombuis kookpot (Mal.) - dandang kookpuntverhoging - ebullioscopie kookschool - huishoudschool kooksel brij, pap, saus, vla, zooi kookseltjes maken - kokkerellen kookster - keukenmeid, kokkin kookster (Ind.) - kokkie kooktemperatuur - kookhitte kooktoestel - braadslee, fornuis, gaskomfoor, gastoestel, gasstel, kachel, kolenfornuis, komfoor, kookkachel, kookplaat, plaat, primus, spiritusstel kookwijze - au-bain-marie, kookmethode kool bruinkool, eierkool, koolraap, koolrabie, raapkool, rode kool, ssavoyekool, pruitjes, steenkool, wittekool, zuurkool koolachtig gesteente aardolie, asfalt, antraciet, bruinkool, steenkool, turf koolarbeider - kompel, mijnwerker koolbaars - pos koolbakkerij - fopperij, snakerij kool bevattende geologische formatie carboon kooldioxide - koolzuurgas kooldruk pigmentdruk koolduif bosduif, houtduif koolhof - moestuin koolhydraat cellulose, drulvensuiker, fructose, glycogeen, gom, slactose, maltose, uiker, zetmeel koollong - anthracose koolmees - plakker koolmonoxyde kolendamp, CO kool poeder noriet, norit koolpreparaat - Nori(e)t koolprodukt carbol, creoline, teer koolraap - knolraap koolsoort bloemkool, boerenkool, broccelie, koolraap, koolrabi, raap, raapkool, rabi, rodekool, savooi(ekool,) sluitkool, spruitjes, spruitkool koolstof carboneum, carbonum, carboon, grafiet, norit, roet, c. kool(stof)dioxide - koolzuurgas koolstofdisulfide - zwavelkoolstof koolstofpoeder - norit koolstof met metaal - carbid koolteer carbol, creoline koolteerprodukt - carbol, creoline koolverkoper fopper, grapjas, grappenmaker koolvlinder - koolwitje koolwaterstof - acetyleen, alcohol, alkyl, alkyn, benzeen, benzol, butijn, hydrocarbon, heptaan, hexaan, methaan, netaan, octaan, pentaan, propaan koolwaterstof uit petroleum - benzine, propaan koolwaterstof uit steenkool - xylol koolwaterstof uit steenkoolteer - benzol koolwaterstof, aromatische - areen koolwaterstoffen in de bodem - aaardolie, sfalt, bergteer, bitumen koolwaterstofgas - butaan, butaangas, ethaan, ethyleen, koolwaterstofgesteente - gagaat, git koolwaterstolgroep - ethyl koolwaterstofverbinding antraceen koolwaterstofverbindingen - aromaten koolwitje - boterkapel koolzaad - oliezaad, raps koolziekte - knolvoet koolzure ammoniak - ammoniumcarbonaat koolzure natrium - soda koolzuur bevattende bronwater - selterswater, spuitwater koolzuurbron - antraceen, mofet, mofette koolzuurgas - kooldioxyde koolzuurgas in drank prik koolzuurhoudend - gazeus koolzuurhoudende drank - sodawater koolzuurhoudende kalksteen - aragoniet, azoniet koolzuurzout - carbonaat, soda koolzuurzout van lood loodcarbonaat, loodkarbonaat koolzwart - gitzwart, pekzwart, pikzwart koon kaak, kieuw, viskieuw, wang koop - aankoop, aanwinst, inkoop, kaveling, overname, transactie koopakte - contract, koopcedel koopacte van schip - bijlbrief koopbaar - veil koopbrief koopakte koopdag - boelgoed, boelhuis, vendutie koopgod - handelsgod, Hermes, Mercurius koopgraag kooplustig, koopziek koophandel betreffende - mercantiel koopje - buienkans, occasion, voordeeltje koopjes - mitsiejes koopkaarten - talon kooplust - animo, interesse, koopzin, markt, vraag koopman - grossier, handelaar, handelsman, koper, kramer, leurder, negotiant, opkoper, standwerker, venter, winkelier, zakenman koopman in halfsleets scheepstuig - tagrijn koopman in lompen - lorrenboer, voddenman koopman in oud ijzer tagrijn koopmansbeurs handelsbeurs koopmansboek - dagboek, grootboek, handelsboek, journaal, kasboek, kladboek, memoriaal, register koopmansbrief - handelsbrief, wissel koopmanschap handel, negotie koopmansgilde - hansa, hanze koopmansgoederen handel, koopwaar, negotie,waar, waren koopmansstad handelsplaats, handelsstad Koopmansvereniging - Hanza, Hanze koopprijs - aankoopsom koopster - afneemster koopvaardij handelsscheepvaart koopvaardijschip bark (groot en 3 masten), brik, coaster, fregat, hoogaars, huik, klipper, kog, kogge, kotter, schoener, schokker, stoomboot, tjalk, vrachtschip koopvaardijschip met drie masten bark, fregat, gaffelschoener, klipper, schoener, schoenerbark koopvaardijschip uit middeleeuwen - kog, kogge koopvaardijvloot - handelsvloot koopverkeer - handel koopvernietiging - redhibitie koopwaar - goederen, handel, handelswaar, negotie, spul, waar koopwaar aanbieden - venten koopziekte oniomanie koor groep, koorzang, rei, rondedans, zanggroep koor der Griekse kerken - bema koorafsluiting - septum koorbank - gestoelte (in het koor), kanunikkenbank koorcompositie - partituur koord draad, kabel, koordfluweel, lont, lijn, sim, snaar, snoer, streng strop, tali, touw, veter koord om brieven aan te rijgen - lias koord om te ontsteken lont koord van fluweel - chenille koord van hennep - touw koord voor het ontsteken van ontplofbare stoffen - lont koord waaraan men zich op kan trekken - beddekwast, optrekkwast koord van een leidsel leidselkoord koordachtige streep - ribbel koordans - rei(dans) koordansen - reien koorddanser acrobaat, aquilibrist, funambulist, luchtspringer koordendraaier - touwslager koordfluweel - corduroy, manchester, rib(fluweel) koordicht - nocturne koordmanchester corduroy koordvormig weefsel belegsel, boordsel, galon, passement koordworm - snaarworm koorgalerij oksaal koorgebed - officie, psalmodie koorgewaad misgewaad koorgezang - kerkgezang, koraal, mis, motet, rei, requiem koorheer domheer, kanunnik koorhemd alba, albe, koorkleed, rochet, roket, superplie, surplis (Fr.), koorheren van het heilig graf - sepulchrijnen koorkap cappa, koormantel, pluviale koorknaap akoliet, altaardienaar, koorzanger, koraal, koraaltje, misdienaar, priesterhulp koorkoster kerkeknecht, sacristein koorleider dirigent koorlessenaar - adelaarslessenaar, arendslessenaar, lutrijn koorlezenaar - lutrijn koorlied ter ere van Apoloon - paean, paien koormantel - koorkap, kovel koornis abside, absis, apsia koornon - koorzuster kooromgang - borstwering, kring, rand, trans koorpand - kooromgang, koortrans koorplaats voor kerkgangers - doksaal, doxaal koorstoel - stalle koorts - bibberatie, hartstocht, temperatuurverhoging koorts (med.) - febris koortsaanval - paroxisme koortsachtig beverig, driftig, febriel, gehaast, gejaagd, gloeiend, gloeierig, heftig, koortsig, onrustig, rozig koortsboom - eucalyptus koortsdromen hebben ijlen koortshuivering - koortsrilling koortsig febriel, gejaagd, gloeiend, koortsachtig koortskruid - alsem, drieblad, kalmoeswortel koortsmeter temperatuurmeter, thermometer koortsmiddel - kina, kinine koorts opnemen - temperaturen koortsthermometer - thermometer koortsuitslag - herpes koortsverdrijvende middelen - antifebrilia, pyretica koortsverwekkend - pyretogeen, pyrogeen koortsvrij afebriel koortswerend - antipyretich, febrifugaal, koortsverdrijvend koortswerend middel acetanilide, antibioticum, antifibrine, antiperiticum, antipyrine, aspirine, kina, kinine, kwassihout, lactophenine, penicilline, phenacetine koortswortel - valeriaan koorvrouw - kanunnikes koortsziekte malaria koorvrouw - kanunnikes koorzang koor, koraal, mis, motet, psalm, rei, requiem koorzangen - reien koorzanger korist koorzangeres - koriste koosnaampje dot, lief, lieverd, schat, troetelnaampje kootbeentje - bikkel, hielbeen kootje - phalanx kootspel - bikkelen kop - aanleg, beker, caput, dierehoofd, drinkkom(metje), geheugen, hoofd, inhoudsmaat, kan, knar, leven, liter, top, verstand kop in de krant - headline kop van een bosgod - saterkop kop van een draaibank - center kop van een komeet - koma kopal barnsteen, harssoort kopboom - knotwilg kopen - aanschaffen, afnemen, inslaan, opdoen, overnemen, verkrijgen kopen en verkopen handel, negotie, nering kopen en verkopen om winst te maken - speculeren Kopenhagen , amusementspark in - Tivoli kopen op crediet - poffen kopen van wissel - disconteren koper - aanschaffer, abonnee, afnemer, begunstiger, blazers, cliënt, consument, klant, koopman, mineraal, nemer, orkestpartij koper (scheik.) Cu., cuprum koper van Jozef - Potifar koper (metaal) - Cu., cuprum, geelkoper, latoen, messing, roodkoper, tombak, koperblik - bladkoper koperbus helicon koperdiepdruk rotogravure koperdraad - metaaldraad koperdruk - chalcotypie koperen emmer - aker koperen bekken - gong koperen blaasinstrument - althoorn, bariton, bazuin, bombardon, bugel, hoorn, horen, klaroen, kornet, piston, saxofoon, schuiftrompet, trompet, trombone, tuba, waldhoorn koperen draadletters op de papiervorm - filagram, filigram, watermerk koperen emmer - aker koperen ketel - marmiet, marmite, vleesketel (Z.N.) koperen munt in Nederland - cent, stuiver koperen muziekinstrument - baroxyton, trompet, tuba, waldhoren koperen Nederlandse munt uit 1700-1847 - duit koperen of bronzen voorwerp - als koperen ploert - zon koperen stifje met platte kop - punaise koperen stift in clavichord - tangent kopererts - borniet, koperglazuur, koperkies, lazuursteen, malachiet koperfolie - bladkoper kopergeld - biljoen, rodeloop kopergeld (schertsend) - aes, rodeloop kopergieter - geelgieter koperglans - chalkosien, redruthiet koperglazuur - azuriet, chessyliet kopergraveerkunst - chalcografie kopergraveur - chalcograveur, etser, plaatsnijder kopergravure - chalcograaf, koperdruk, kopersnee kopergroen koperoxyde, koperroest, malachiet, patina koperhoudend erts - matte koperkever boorkever koperkies - chalkopyrie koperkleurig - koperrood koperland - Chili koperlazuur - kopererts koperlegering brons, messing, tombak koperoxidule - cuproöxyde koperrayon - bembergzijde kopers - volk koperskeus - k.k. koperslager - blikslager, ketellapper kopersmaragd - dioptaas koper met tin - brons koper of klant - afnemer koper op crediet - pofklant koperslager - bankwerker, ketellapper kopersnede - kopergravure kopersnijder - etser, kopergraveur kopersstaking - boycot kopersulfaat kopervitriool kopertor - koperkever kopertijd - aeneolithicum, chalkolithicum koper van gestolen goed - heler kopervitriool - calcitarin, kopersulfaat koperwiel - noorman koperworm - engerling, hardworm, meikeverlarve, ritnaald koper-zinkarsenaat - barthiet kopglas - laatkop kopie - afdruk, afschrift, copie, doordruk, doorslag, duplicaat, minuut, replica, reproductie, transcript kopieerpapier - carbonpapier, calqueerpapier kopieertoestel - hectograaf, printer, stencilmachine kopieus - 1overvloedig, rijkelijk kopiëren - namaken,naschilderen, naschrijven kopiist nabootser, naschrijver, overschrijver kopij - afdruk kopje - capitulum, drinknap, heuvel, hoofdje, kom kopje duikelen - buitelen kopje kofie - leut, tas troost kopje zonder oor - kom kopklepper - kopklepmotor koplijst - deklijst, entête kopman - lijsttrekker kop of hoofd - kanis koppel (draag)riem, duo, gespan, kudde, leis, menigte, paar, span, stel, team, toom, tweetal, vlucht, zwerm koppelaar – makelaar koppelaarster - alcahuete, huwelijksmakelaarster koppelarij - proxenetisme koppelbalk - kalf, ringbalk koppeldicht - distichon koppelen aaneensluiten, aaneenschakelen, bijreenvoegen, combineren, copuleren, coupleren, embrayeren, gespan, lijmen, paren, samenbinden, samenvoegen, verbinden, verenigen koppel eenden - toom, vlucht koppel herten - roedel koppel honden - meute koppel schapen - kudde koppel vogels - toom, vlucht koppelletter - ligament koppeling - copulatie, kluts, paring, samenvoeging, verbinding, vereniging koppelletter - ligament, ligatuur koppel of paar - span koppelriem voor jachthonden - ceintuur, leis koppelstuk koppeling, mof, nippel, verbindingsstuk koppelstukje van een ritssluiting - kramp koppelteken - divisie, hyphen, streepje, verbindingsteken koppeltouw - staartlis koppelvers - distichon, koppeldicht koppelwerkwoord blijken, blijven, dunken, heten, lijken, schijnen, voorkomen, worden, zijn koppelwoord copula koppen zetten - scarificeren koppensnellen - skalpjacht koppensneller - Daja(k) koppensnellersmes mandan koppensnellerszwaard - mandau koppig - bokkig, dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardhoofdig, hardleers, hardnekkig, hoofdig, obstinaat, onbuigzaam, onhandelbaar, ontoegeeflijk, onwillig, opiniater, recalcitrant, stijfhoofdig, stuurs, vasthoudend, warrig, weerbarstig, weerspannig koppigheid dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hoofdigheid onhandelbaarheid, onwilligheid, stijfhoofdigheid, stijfkoppigheid, weerbarstigheid koppig mens - dikkop, stijfkop koppijn hoofdpijn, migraine koppotig weekdier achtarm, ammoniet, bolemniet, cephalopoda, cephalopoda, inktvis, nautilus, octopus, zeekat koprol - buiteling koproliet - dreksteen kops - loodrecht kopschurft bij schapen - moelrui kopschuw - bang, bevreesd, nerveus, schichtig, wantrouwend kopspijkertje - taats, tengel kopstation - beginstation, eindstation kopstem - falset kopstoot - masse kopstuk bolleboos, hoofd, hoofdman, kapiteel, kei, koppigaard, koppige, kraan, leider, mondstuk, sommiteit, summiteit, tap, vooraanstaande kop van een bosgod - saterkop kop van een draaibank - center kopvoorn hesseling, meun, viesvis, zeegrondel kopvorming bij geleedpotigen - cefalisatie kopwerk hoofdarbeid, verstandswerk kopij - handschrift, tekst, zetmateriaal kopijhouder - visorium kopyhouder - tenakel kopzeer - hoofdpijn kopziekte - grastetanie kopzorg - bekommering kor net, oesternet, schrobnet, sleepnet koraal kerkgezang, koorgezang, koorknaap, koorzanger, koraalkalk, kraal, lithofiet, meisje, popje, psalm, gezang koraalbank - koraalrif, rif koraalboom - poliepenstok koraaldieren - anthozoa, blauwkoraal, bloemdieren, bloempoliepen, neteldieren, orgelpijpkoraal, zeeanemoorf, zeeroos koraaleiland atol koraalhout kornel, kornoelje, koraal koraalkleurig - rood koraalkruid - asperge, zeekraal koraalmos - koralijn koraalmuziek kerkmuziek koraalpolyp koraaldiertje koraalrif koraalbank koraalverstening - koraliet koraalzwam - clavaria, knotszwamclavaria Koran, eerste hoofdstuk van de - fatiha Koran, hoofdstuk van de - soera Koran, vers uit de - aja Koranschool - langgar korbeel - balksleutel, karbeel, kraagsteen, steunpunt, steunsteen, zwing kordaat dapper, doortastend, energiek, ferm, flink, franciscaner, hartelijk, kloek, koen, kordelier, kranig, moedig, oprecht, resoluut, rond, ronduit, onversaagd, onverschrokken, stoer, trankiel, vlug, wakker kordaatheid dapperheid, kloekheid ,onversaagdheid kordeller - franciscaner, kloosterling, minderbroeder kordon - afsluitlijn, afzettinh, band, geweerriem, keten, lijn Korè - Persefone Koreaanse liederen - changga, hyangga, sijo Koreaanse munt hwan, won Koreaanse vechtsport - taekwondo koren - boekweit, garven, gerst, gierst, graan, haver, maïs, rogge, tarwe koren zuiveren - wannen korenaar - halm korenaarverband zwachteling korenakker - korenveld korenbeurs graanbeurs korenbloem - klaproos, roggebloem korenbloem centaurea, klaproos, roggebloem korenbloem, rode - klaproos korenbijter kalander, klander korenbrand zwamziekte korenbrander jeneverstoker korenbijter - kalander, klander, korentor korendistel akkervederdistel korenes - korenveld korenfactor - graanmakelaar korengras - kweek korengras, zandig - zandhaver korenharp - tochtmaker korenheul klaproos korenhoop - mijt, schelf korenkaf je blees korenkraai - roek korenland graanakker korenmaat (Eng.) bushel, halster, mud, schepel korenmot, zwarte - klander korenomhulsel - blees, kaf korenopper - schelf korenpakhuis silo korenroos bolderik, klaproos, papaver korenschoof garf korenschrijver ortolaan korenschuur graanschuur korensteen molensteen korentor kalander, klander, korenbijter korenveld - korenakker, korenes korenvink - ortolaan korenvlieg fritvlieg korenvoel - bosrietzanger korenvogel bosrietzanger korenwet graanwet korenwolf graanhandelaar, hamster korenworm - kalander, klander korenziekte - brand, korenzeef treem, tremel, trijzel, wan, wanmolen Kores - Cyrus korf aalkorf, (Eng.) basket, ben, bun, bijenkorf, cabas, draagmand, hengselmand, kaar, kanis, karbies, kieps, klepmnd, knaster, mand, mars, paander, seroen korf in de mast - kraaienest korf voor suiker - krandjang korf voor tabak - kanaster, knaster, krandjang korfdrager - marsdrager, marskramer, vleier korffles - denijohn, mandfles Korfoe - Kerkyra Korfoe, een der eilanden behorende tot het district - Antipaxos, Ithaka, Kalamos, Leukas, Paxos korf in de mast - kraaiennest korf of ben - mand korf voor verzending van tropische produkten kanaster, knaster, krendjang korftabak - knaster korfvoor vis - kaar korfwagen - mandewagen korhoen - berkhoen, korhaan, korhen, moerhoen korfvormig visnet - fuik korhaan - kokkei korhoen - berkhoen, korhaan, korhen, moerhoen koriander - coriandrum korianderolie, bestanddeel van - koriandrol, limalool, pineen koriskruid – akkerzenegroen korist - zanger Koritza - Korcë kormoraan - aalscholver, waterraaf kornalijn - edelsteen kormalijn, rode variëteit van - karmeool kornak olifantsoppasser kornet aspirant officier, blaashoorn, hoorn, ruiterbende, standaard, trompet, vaandrig, vaartuig kornis - kroonlijst kornoelje - cornus kornoeljeachtigen - cornaceeën kornuit - gabber, genoot, gezel, kameraad, maat, makker, vriend korporaal - brigadier, brigges, ritmeester korporaal bij een bereden wapen brigadier korps groep, legerafdeling, personen korps scherpschutters - bersaglieri korpulent dik, dikbuikig, gezet korpulentie gezetheid, zwaarlijvigheid korpus lichaam korre - oesternet korrekt - keurig, onberispelijk, zuiver korrektheid - juistheid, onberispelijkheid, zuiverheid korrel decigram, kruimel, graantje, grein, pit, vizierkorrel, ziertje, zaadpit korrelachtig granuleus, greinachtig, ruw korrelen granuleren, greineren korrelgrootte betreffend granulair korrelig gekorreld, granulatie, granuleus, greinig, kruimelig, los, mul, rul korrelig gesteente - graniet korrelig leer - segrijn korrelig maken - granuleren korrelig, sneeuwijs firn korrelige bruine of grauwe graniet soort porfier koreling - granulatie korrelklieren - speekselklieren korreltje - greintje, zaadje korreltje brood - kruimel korreltjes (hoofdzakelijk uit kwarts bestaande materie) - zand korrelvorming - granulatie korren - kirren korretouw - korlijn korrigeren berispen, bestraffen, herstellen, nakijken, nazien, rectificeren, verbeteren korsak - steppevos korset keurs, keurslijf, rijglijf korset met baleinen - baleinkorset korsetje - stepin korsetstaafje - balein korst bast. bolster, buitenkant, buitenlaag, roof je (wond), schil korstige boterham - kapje korst op of in kookpannen - ketelsteen korst van de aarde lithosfeer korst van een wond raf, roof korst van huidziekte - rap korstgrond (Sur.) - bouwgrond korstmos - baardmos, bekermos, evernia, heikorst, koraalmos koralijn, leermos, lichen, lichenes, longkorstmos, rendiermos korstmossen - lichenes kort – afval, begrensd, beknopt, beperkt, bondig, bruusk, even, gedrongen, gezet, kortstondig, klein, laconiek, mini, pyknisch, succint, summier kort (Eng.) - short kort aangebonden afgemeten, bars, beknopt, bits, bruusk, driftig, grof, heetgebakerd, kortaf, kregel, lakoniek, onverhoeds, opvliegend kortademig - aamborstig, astmatisch, dampig kortaf - bits, bondig, bot, bruusk, kortweg, korzelig, laconiek, ronduit kort, afdoende - peremtoir, peremtorisch kort afgebroken - abrupt kort afgebroken geluid kets, kik kort, afgeknot stuk - stomp kort afsnijden scheren kort begrip - compendium, excerpt, overzicht, resumé, uittreksel kort bericht - precis, memorandum kort bezoek - aanloop kort bezoek brengen - aanwippen kort breed zwaard - kortelas kortbuikige fles - pul kort dagbericht - bulletin kort dagbladartikel asterisk, cursiefje, driestar, entrefilet, rubriek kort damesbovenkleed - tunica, tuniek kort damesjasje - bolero, topper kort damesmanteltje - camail, topper kort dik mens - bulletje, dwerg, kriel, pad, padde, papzak, potjerol, propje kort, dik persoon - balletje, pad, potjerol, prop, propje kort, dik spijkertje - tengel kort droog geluid - knak kort dun riet - sluik kort durende regenbui gietbui, plensbui, stortbui kort durende stemming bevlieging, bui, drift, gril, nuk, kort eindje - stompje kort eind touw (dat blok draagt) - schinkel kort en beknopt - bondig kort en beslist - botweg kort en bondig - botaf, beknopt, doodkalm, doodleuk, lakoniek, pittig, puntig kort en breed gebouwd - gedrongen kort en dik bulletje kort en droog hoesten kuchen kort en gezet - pycnisch kort en krachtig bondig, gedrongen, gesmeerd, kernachtig, lakoniek, lapide, lapidair, pittig, sententie kort en krachtig gezegde - aforisme, kernspreuk, motto, kort en pittig - doodkalm, doodleuk, kernspreukig, laconiek, lakoniek kort en suggestief geformuleerde bewering - slagzin, slogan kort en zinrijk - epigrammatisch, scherp, stekelig kort gebedje - prevelementje, schietgebedje kort gedicht epigram, kwatrijn, limerick, rondeel, puntdicht kort geding voor de president van de arrondissements rechtbank - réferé kort, gedrongen van lichaamsbouw en met rond gelaat - pyknisch kort behakt stro - haksel kort geleden daarnet, juist, net, onlangs, pas, recent, zoeven, zojuist, zonet kort geweer - buks kort hekeldicht epigram kort gewiekte zeevogel - zeeduiker kort gewijde priester - neomist kort grappig verhaaltje - anekdote kort handschrift - M.S., manuscript kort hekeldicht - epigram kort herenjasje - colbert kort hooiijzer - pook kort humoristisch gedicht - humoresque kort innig gedicht - madrigaal kort Japans zwaard - wakizasji kort jasje - buis, jack kort kanon - mortier kort, kernachtig van stijl - lapidair kort koorhemd - rochet kort levend insect - eendagsvlieg kort levensbericht van een overlevende - necrologie kort lyrisch gedicht - canzone kort maar krachtig lapidair kort meerstemmig kerkelijk zangstuk motet kort moment even, flits, ogenblik, tel kort moraliserend verhaal - fabel kort officieel stuk bulletin kort ogenblik amerij, even, eventjes, moment, mum, tel, oogwenk kort overzicht - abrégé, aperçu, epitome, excerpt, geferaat, referaat, résumé, samenvatting, schema, syllabus, uittreksel kort pittig gezegde - laconisme kort prozaverhaal novelle kort pijpje - smeugeltje kort reisje trip kort romantisch verhalend gedicht - ballade kort samengevat - beknopt kort samenvatten - abregeren, recapituleren, resumeren kort samenvattend resumerend, summier kort schriftelijk verslag van hetgeen in een vergadering behandeld is - notulen kort spits stootwapen - dagge, dolk kort spijkertje - tengel kort stenen pijpje neuswarmertje kort streepje - lijntje kort stukje - eindje kort toneelstuk - eenakter, klucht, novellette, sketch kort tussentijds bericht - bulletin kort tijdsbestek - even kort uitstapje - minitrip kort uitstel respijt kort uniformjasje - tuniek kort van duur even, kortstondig kort van haar - kortharig kort van stof - beknopt kort vergaderingsverslag notulen kort verhaal - anekdote, novelle kort verhalend gedicht - ballade kort vertelsel - apoloog kort voor een zeker tijdstip - onlangs kort wandelingetje ommetje kort wit koorhemd - rochet kort zicht - kz kort zwaard - kortelas kort zwaard (Jap.) - wakizasji kortaangebonden - kregelig kortademig aamborstig, ademloos, amechtig, astmatisch, dampig, dempig, dyspnoe kortademigheid aamborstigheid kortademigheid van een paard - cornage kortaf bondig, bruusk, lakoniek korte afstand nabijheid, vlakbij korte aria inzonderheid als slot van een recitatief - cavatine korte badkuip lavet korte basaltzuil - kopsteen korte beweging - hort, schok, stoot korte blik - lonk korte brede roeispaan - pagaai korte brede sabel - klewang, kortelas korte broek - culotte, kuitbroek, pants, plusfours korte damesmantel - topper korte degen dag(ge), dolk, ponjaard korte dikke man - poen korte dikke stok - knuppel korte dolk - dagge, stilet, stiletto korte dracht - mini korte droge hoest - kuch korte duur - amerij, even, eventjes, kortstondig, moment, mum, ogenblik, oogwenk, poos(je), seconde, tel, tijdstip korte eindsprint - spurt korte filmopname - shot korte fuik - kub korte golf k.g., breker korte handstaaf - halter korte harde regen – bui korte hengel – mets korte herenjas – bonker, jekker korte herensok - anclet korte herhaling epanodos, recapitulatie korte hevige bui – stortbui korte hevige pijn - scheut korte hevige windvlaag rukwind korte hevige windvlaag met stortregen travaat korte inhoud abrégé, compendium, excerpt, extract, resumé, summarium, uittreksel korte jas jekker, tuniek korte klucht - mime korte kous sok korte lans - javelijn korte leuze - chrie (punten van een opstel), motto korte lichtwerkingen - tinkelen korte maand - februari korte mansoverjas - paletot korte mantel - chlamys, paletot korte mededeling - memo korte mededeling in een krant - entrefilet korte mis - missa korte muziekonderbreking - tussenspel korte naam voor chr. feestdagen Paas, Pinkster, Kerst korte nota - memo korte ondertekening - paraaf korte opgave - overzicht korte overjas bonker, jack, jekker, paletot, windjack korte piek met brede punt - partisaan korte poos amerij, even, eventjes, handomdraai, haverklap, kort, kortstondig, minuut, moment, ogenblik, oogwenk, pauze, seconde, tel, termijn, tussentijd, voorlopig korte puntige degen - dagge, rapier korte puntige gezegden - abrupta korte regen - bui korte ren - sprint, spurt korte rijzing van zeewater agger korte ronde vijl - rattenstaart korte sabel klewang, lat, ponjaard, slakkensteker korte samenvatting abrégé, compendium, referaat, résumé korte slag bij boksen - hoek korte spurt - sprint korte staaf - halter, stang korte staking - prikactie korte sterk gekroesde wol - kaardwol korte stootbeweging - duw korte stijging tijdens eb - naspui korte tabakspijp - stommel korte tak aan een spoorlijn - sliplijn korte toespraak - allocutie, speech korte tijd even, minuut, moment, mum, ogenblik, oogwenk, poos, seconde, tel, wijl korte tijdsruimte - even, moment, ogenblik, tel korte tussenzang - graduale korte uitdrukkingswijze - brachylogie korte uitlegging - postille korte uniformjas tuniek korte verhandeling artikel, essay korte verklaring - motie korte versregel - epode korte visfuik - kub korte voorslag (muz.) - acciacatura korte vuurmond - mortier korte wandeling - ommetje, rondje korte warme overjas - bonker korte wedren - sprint korte weergave van de inhoud excerpt, resumé, samenvatting, korte windvlaag met stortregen - travaat korte wijsheid adagium, aforisme, maxime korte zeemansjas - jekker korte zeis - pik korte zinspreuk - aforisme, gnome, sententie kortegaard - wachthuis korteling - afval, bulsterhout, stomp kortelings - binnenkort, daarnet, dewijl, dra, net, onlangs, pas, recent, omdat, onlangs, poos, redengevend, somtijds, terwijl, weldra, wijl, wijle korten afkorten, aftrekken, besnoeien, inhalen, inhouden, kortwieken, minderen, rabatteren korter - dichterbij, nader korter maken - bekorten, inkorten kortgeleden juist, kortelings, laatst, net, onlangs, pas, recent, zoeven, zojuist, zonet kortgeleden gewijd priester - neofiet, neomist kortharige hond - dog, taks, schippertje, terriër kortheid - beknoptheid korting aftrek, bekorting, bonus, defalcatie, disconto, mindering, prijsmindering, rabat, rafactie, reductie, remissie, tarra, verlaging korting bij het inruilen van een auto - inruilwaarde korting die is toegestaan - remissie korting op belasting - remissie korting op de prijs - rabat korting op het gewicht tarra korting op het gewicht, wegens beschadigde koop - rafractie, refractie korting op wissel - disconto korting voor vervroegde betaling disconto korting voor wederverkopers rabat kortjan - matrozenmes, zakmes kortlevend insekt - eendagsvlieg, oeveraas Kortrijk - Coutrai kortom - enfin, nou kortsamenvattend - summier kortschaaf gerfschaaf, handschaaf kortschedelig - brachysephaal kortschrift steno, stenografie, tachygrafie kortschrijver - stenograaf kortsluiting - communicatiestoring, contactstoornis kortst - naast kortstaarten angliseren, couperen kortstaarten van paarden - angliseren kortstaartige kreeft - krab kortste - naaste kortsteel - brachypodium kortste weg tussen twee punten afstand, hemelsbreed kortsteel - appel, kriek, peer kortstondig efemeer, efemerisch, even, kort, momentaan, momenteel, ogenblikje, oligochronisch, tel, tijdelijk, vergankelijk, vluchtig, voorbijgaand kortstondige aandoening - aanval, attaque kortstondige huiduitslag - krab kortstondige regenbui - bui kortstondige rijzing van het zee water bij eb agger kortstondigheid even, moment kortstotend - staccato kortweg - bepaald, botweg, breviter, eenvoudig, kortaf kortswijl badinage, boert, grap, joke, raillerie, scherts, spot kortwieken - fnuiken, knottenkorten, vleugellam maken kortswijlen boerten, railleren, schertsen kortswijlig grappig, vrolijk kortteken paraaf kortverbander - KV-er kortverhalend gedicht - ballade kortvleugelen - kortwieken kortvleugelige steltloper - emoe, kasuaris, struisvogel kortvoer erwten, graan, haksel, haver kortweg bondig, breviter, eenvoudig, kortaf kortwieken belemmeren, beperken, fnuiken, inbinden, inperken, knotten, kortzichtig bekrompen, bijziende, dom, geborneerd, kippig, myoop, onverstandig, stijf kortzichtigheid - bijziendheid, myopie kortzichtig zijn - overdrijven kortzwaard - kortelas korvee - werk korzelig brommerig, driftig, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, grillig, humeurig, kortaf, kregel, kriegel, kregelig, lastig, lichtgeraakt, moeilijk, narrig, netelig, ontstemd, opvliegend, prikkelbaar, sporrelig, tips, wrevelig, korzeligheid kregeligheid, ontstemdheid kosmetiek - haarplakmiddel, pommade, schoonheidsmiddel kosmetisch artikel lotion, nagellak, rouge kosmogonie - scheppingsleer kosmonaut - astronaut, Gagarin kosmopoliet - wereldburger, wereldreiziger kosmopolitisme wereldburgerschap kosmos al, heelal, hemelruim, universum, wereld (al) kossaard - keuterboer kost eetwaar, eten, levensonderhoud, menage, spijs, spijze, voeding, voedsel kost zonder vlees - gust kostbaar couteus, dier, dierbaar, dispendieus, duur, duurzaam, edel, geaffecteerd, gekunsteld, onschatbaar, kostelijk, prachtig, precieus, prijzig, sumptueus, waardevol kostbaar bezit juweel, kleinood, parel, rijkdom, schat kostbaar bont mink kostbaar gesteente - edelgesteente, jade, lazuur, nefriet kostbaarheden - preciosa kostbaarheid - diamant, kleinood, parel, preciosum, schat kostbaar hoofdsieraad diadeem kostbaar iets - schat kostbaar iets van een bezitter - relikwie kostbar lijfsieraad - juweel kostbaar metaal - platina kostbaar onstoffelijk goed eer kostbaar reukwerk - amber, lodderein kostbaar sieraad - pronkstuk kostbaar tapijt - pers kostbaar voorhoofsband - diadeem kostbaar voorwerp - kleinood, pronkstuk kostbaar weefsel - kamelot kostbaarheden preciosa kostbaarheid collier, diadeem, diamant, kleinood, parel, preciosum, ring, schat, sieraad kostbaas - gastheer, hospes, waard kostbare diepe schaal graal kostbare degen - eredegen kostbare delfstof - uranium kostbare diepe schaal - graal kostbare fraaie stof - kamelot kostbare harssoort - mastiek kostbare hoofdbedekking diadeem, kroon, tiaar, tiara kostbare schaal ten tijde van koning Arthur - graal kostbare siersteen - saffier kostbare steen diamant, edelgesteente, edelsteen kostbare stenen - gesteente kostbare stof brokaat, edelgesteente, elp, diamant goud, ivoor, paramat, platina, radium, uranium, zilver kostbare verzameling schat kostbare voorhoofdsband - diadeem kostbare zware stof - kamelot kosteloos cadeau, franco, gratis, kostvrij, omniet, present, tjoema, toegift, vrij kostelijk - delicieus, enig, fijn, geestig, geweldig, heerlijk, kostbaar, lekker, mooi, onvergetelijk, overheerlijk, prachtig, precieus, rijkelijk, schitterend, uniek, vermakelijk, voortreffelijk kostelijk onthalen - regaleren kostelijke spijs - godenspijs kosten - eisen, gelden, leges, tering, uitgaven, vorderen kosten van de aanleg - aanlegkosten kosten van levensonderhoud - tering kosten vergoeden - defrayeren kosten voor het zegel - zegelkosten kosten voor koper k.k. kostenberekening - begroting, declaratie kostencurve - kromme kostenlijst - prijslijst kostenopgave - tarief koster - blaker, custos, kerkbewaarder, opzichter, sacristien, koster van een synagoge - sjammes kosteres kerkbewaarster, kostersvrouw kosterswoning kosterij kosterij - kostershuis, kosterswoning kostganger commensaal, contubernaal ,medewonende, pensionair, pensiongast, samenwoner, kostgast - kostganger kostgeld - pension kosthuis pension kosthuishoudster - hospita, pensionhoudster kostjuffrouw hospita kostkruid - boerenwormkruid kostleerling - pensionair, pupil kostkruid boerenwormkruid kostprijsberekening calculatie kostscholier - kostleerling, pensionair, pupil kostschool alumnaat, college, instituut, internaat, pensionaat kostschoolhouder - instituteur kostuum completdracht, kleding, kloffiepak, tenue kostuumnaaister costumière kostuumpop mannequin kostvrouw hospita kostwinner broodwinner kostwinning baan, beroep, bestaan, broodwinning, nering, stiel kot berghok, gat, gevangenis, hok, hut, kooi, krot, nor, opening, stal, schuurtje, verblijfplaats (voor dieren) kotelet krab, ribstuk, ribbestuk, ribbetje koten - bikkelen koter - kind koteraar - pook koteren - wroeten kots - braaksel, luchtziek, misselijk, overgeefsel kotsen - braken, overgeven, spugen kou kilte, koelte koubekken blauwbekken koud bar, dood, emotieloos, flauw, flegmatiek, frigide, fris, guur, harteloos, huivering, kalm, kil, koel, liefdeloos, onaangedaan, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, onverschillig, rillerig, stygisch, ijzig, verkleumd, zouteloos koudbewerking - hameren, persen, trekken, walsen koud dessert - ijs koud en vochtig kil, klam koud gerecht - slaatje, sla, salade koud, hard - rigoreus, streng koud vlees in dril - aspic koud vlees met dril - gelatine koud vleesgerecht - filet, paté koud vuur - fagedaena koudbewerking hameren, persen, trekken, walsen koudbloed koudbloedpaard koudbloedig koelbloedig koudbloedig dier - hagedis, kikker, kikvors, slang, vis koudbloedigen - amfibieën koude algor, kilte koude drank chocomel, fosco, frisdrank, tweedrank, ijswater koude drank met ijs - sorbet koude drukte - bombarie, kapsones, lawaai, omslag, opschepperij, poeha koude klimaatsperiode ijstijd koude lekkernij - ijs koude mengdrank - sorbet koude minnend - psychrofiel koude noordwestenwind. in Frankrijk mistral koude pampawind - pampero Koudepool - Oimekon, Werchojansk koude pudding chipolata, diplomaatpudding koude sneeuwstorm blizzard koude stoffige wind - pamperio, pampero koude streek pool(streek),Siberië koude tafel - collation koudetherapie - Kryotherapie koude valwind bora koude visgelei - spica koude wind bora, mistral, pampero, papero kouder worden - killen, strengen koudheid indifferentie, koelheid, onverschilligheid koudjes - onverschillig koud maken - kelen, vermoorden, wurgen koudmakend - cryogeen, osteogangreen, verfrissend, verkoelend koudslachter - vilder koud vleesgerecht - filet, paté koud vlees met dril - galantine koudvuur afsterving, gangreen, sphacelus koudvuur in de beenderen - osteogangreen koudwatergeneeskunde - hydrotherapie koudwaterkuur - kneippkuur koudweg - koel, onaangedaan kous - anklet, katoen, kledingstuk, lampenkatoen, pit kous(je) - gloeikous, kabelbekleedsel, lampewiekje, nylon, pit, ring (in strop), veldslade, zijgdoek kousenband - elastiek kousenbroekje - maillot, panty kous of anklet - sok kousophouder - jaretel kout conversatie, gebabbel, gekeuvel, geklets, gekwebbel, gepraat kouten babbelen, converseren, keuvelen, kletsen, praten, spreken, zeggen kouter ploegmes, ploegijzer kouw – vogelkooi kouwe drukte - kapsones kouwelijk kleums kozakkendorp stanitsa kozakkeneenheid sotnia kozakkenhoofdman ataman, hetman , Jermak, mazeppa kozakkenmantel boerka kozakkenzweep knoet kozen aaien, liefkozen, minnekozen, strelen, strijken, vleien, vrijen kozen of aaien - strelen, strijken kozijn omlijsting, raamwerk, venster Kozhikode - Calicut kozijnhout - bestekhout, ribhout kozijnstijl - deurpost, raampost kraag - bef, boord, col, hals, keel kraagbeer - koema kraagduiker - kuifduiker kraagmanteltje - pelerine kraaglijster - beflijster, kraagmerel kraagomslag van een jas - lapel kraagplooisel - lob kraagsteen karbeel, korbeel kraagstuk zinkstuk kraag van een koorknaap bef kraai - aanspreker, corvus, doodbidder, ka, kalle, kauw, raaf, roek kraaiachtige vogel - ekster, gaai, kauw, kitta, kraai, notekraker, raaf, roef kraaiachtige zangvogel - notekraker kraaibessen - wegedoorn kraaidoorn - kraaidoren, stalkruid kraaiebloem - koekoeksbloem kraaien - uitroepen, uitschreeuwen kraaienmars blazen - doodgaan, sterven, verscheiden kraaiennest - mastkorf, uitkijkpost kraaien van hanen - kukelen kraaiheide - empetrum kraaivogels - corvidae kraak bezetting, diefstal, inbraak kraakbeen cartilago, chondros, hyaline, knar, knars, knarsebeen knor kraakbeenachtig - cartilagineus kraakbeenachtige beenschijf in de knie - meniscus kraakbeengezwel chondroom kraakbeenlijm chondrine kraakbeenschijf in knie – meniscus kraakbenige vis - doornhaai, driestaart, doornrog, haai, holocefalus, haringhaai, kathaai, mensenhaai, rog, selachius, sidderrog, spijkerrog, steur, zeekat, zaagvis, kraakbenige vissen chimaerae, chondrichtyes elasmobranchii, haaiachtigen, holocephali, roggen kraakbenige zeevis - haai, rog kraakhelder - brandschoon kraaknet - krakend kraakschoon - brandschoon, kraakzindelijk, zindelijk kraakijs - bomijs kraak of diefstal - inbraak kraakschoon brandschoon, kraakzindelijk, zindelijk kraakzindelijk - brandhelder, brandschoon, helder, maltentig kraal - git, kafferdorp kraal van een rozenkrans - beier kraalboom - kralenboom, lijsterbes kraallijst - astragaal kraam stalletje, tent, kermistent, kinderbed, marktent, spul, stal, stand, winkeltent kraambed puerperium kraambezoek - kraamvisite kraamdrank - kandeel kraamhulp - baker kraampje – stalletje kraamschut - kamerscherm kraamvertrek - kraamkamer kraamverzorgster - baker kraamvisite - kraambezoek kraamvrouw baker, moeder, puerpera, zuster kraamvrouwendrank – kandeel kraam waar men friet bakt - frituur kraan - afsluiter, bol, bolleboos, hijstuig, kei, knapperd, kraanvogel, tap, uitblinker kraanauto takelwagen kraanboor centerboor, cirkelboor kraandrijver kraanbestuurder, kraanmachinist kraanhals - reigersbek, zwanehals kraankind - sjouwer kraan met grijper - dragline kraanoog braaknoot, oogjesgoed kraansleutel - mannetje kraantjelek tapperij kraantjeskan - koffiekan kraanvalk secretarisvogel kraanvogel - grus, ibis, kroonreiger kraanvogel (Austr.) - brolga kraanvogelpoot - pedegree kraanwagen - hijskraan, takelauto kraanzomer nazomer krab haal, krabbel, krap, kras, krauw, schaaldier(IO-potig), schram, schrap, spinkrab krabbedieverij - gapperij, gegap krabbekop - favus, hoofdzeer krabbel - aantekening, haal, hanepoot, krab, notitie, schram krabbelen - klauteren, klauwen, krabben, peuteren, wurmen krabbelpootje - kriebelschrift krabbelschrift - pataraffe krabbeltje - kattebelletje krabben brachyura, krabbelen, krauwen, rooien krabbenduiker - alk krabber - breekijzer, knoeier, krabijzer, schrabijzer, schraper, schrapper krabbescheer - stratiotes krabsel - schraapsel krabvogel auerhaan, fazant, haan, hen, hoen, kapoen, kalkoen, korhoen, kieken, kip, kipsel, kriel, kuiken, kwakkel, kwartel, mesthoen, patrijs, pauw, veldhoen krabwerktuig bij de chirurgie - raspatorium krabijzer - krabber, krauwel, schraper, schrapper krach bankbreuk, debacle, ineenstorting kracht - betekenis, bloei, capaciteit, energie, force, fut, geest, geestkracht, geweld, heftigheid, inspanning, intensiteit, jeugd, leerkracht, macht, nadruk, pit, potentie, potestaat, resultante, spirit, sterkte, vaag, vermogen, vigueur, (lat.) vis, werking, werkkracht, werknemer, zenuw (fig.), zwaartekracht kracht der moleculen - adhesie kracht geven - bemoedigen, opjutten, sterken, stijven kracht van de wind - windsterkte kracht van redenering - betoogkracht krachtaanduiding - p.k., (Eng.) h.p. kracht bijzetten - stevigen, versterken krachtbron aanhangmotor, benzinemotor, dieselmotor, elektromotor, explosiemotor, gasmotor, gasturbine, locomobiel, locomotief, machine, motor, oliemotor, turbine, turbinemotor, windmolen krachtdadig - energiek, fors, krachtig krachtdadigheid - flinkheid, geweld krachteenheid dyne, dn., energie, erg., paardekracht, pk. krachteenheid van geschut - meterton, mt krachteloos adynamisch, afgemat, afgetakeld, asthenisch, flauw, futloos, kras, lam, lamlendig, lens, maf, mat, meeps, onmachtig, slap, sloom, uitgemergeld, uitgeput, versleten, week, zwak krachteloos maken - paralyseren, verzwakken krachteloosheid - afgemat, astenie, asthenie, debiel, debiliteit, futloosheid, impotent, inanitie, infirmiteit, invalide, slapheid, slapte, uitputting, versleten, verzwakking, week(heid), zwakte, zwakheid krachteloze - lamme krachten afstand - bereik krachten in een vaste stol - spanningen krachtenleer dynamica krachtens ingevolge, luidens, pro, vanwege, volgens krachtensbeginsel - principieel krachtens bevel - a.m. (ad mandatum) krachtens gelofte e.v. (ex voto) krachtgas - generatorgas krachtgeven - bemoedigen, opjutten, sterken, stijven krachtgordel van Thor - meningjard krachthebbend - geldend, gezaghebbend, vigerend, wettig krachtgevend - versterkend krachtig afdoend, bondig, boos, degelijk, deugdelijk, doortastend, drastisch, duchtig, energiek, fiks, flink, fors, geducht, geestig, genoegzaam, gespierd, (ge)streng, gewelddadig, geweldig, gezond, handelend, hard, hartig, heftig, hevig, intens, intensief, kernachtig, kloek, kordaat, kras, lastig, levendig, machtig, mergachtig, moedig, nadrukkelijk, ongemakkelijk, onstuimig, opperbest, pezig, pittig, potent, potig, rapponisch, robuust, snedig, sterk, stevig, stoer, strabant, straf, stringent, struis, substantieel, taai, terdege, valide, vast, vehement, vigoureus, vitaal, vurig, zinrijk krachtig (muz.) - energico, fortissimo, forto, vigoroso, vuri- krachtig aaien - poetsen, wrijven krachtig aftreksel essence krachtig buigzaam - taai krachtig doorzetten - aanbinden, volhouden krachtig en flink - fors krachtig en hoorbaar uitademen - zuchten krachtig en kort gezegde - aforisme, kernspreuk, sententie krachtig en snelwerkend - drastisch krachtig en sterk - robuust krachtig gebouwd - gespierd krachtig gewas - fenegriek krachtig handelend doortastend, energiek, ingrijpend, krachtdadig krachtig ingrijpend drastisch krachtig in te grijpen - doortastend krachtig streven ijveren krachtig van groei welig krachtig schijnen - laaien krachtig streven - ijveren krachtig tegen iets stoten - aanbotsen, botsen krachtig tussenbeide komen - ingrijpen, interveniëren krachtig uittreksel van aromatische stoffen - essence krachtig van groei - welig krachtig van toon - drastisch, hard, luide krachtig van voedsel - stevig, substantieel, voedzaam krachtig voedsel - leeuwemerg krachtig volhoudend taai, volhardend krachtig voor iets werken - nijveren krachtig werkend middel - paardemiddel krachtig uitademen - blazen krachtige aanmoediging - aandrang, aandrift, prikkelss poorslag, stimulans krachtige bevestiging - ozo krachtige electrische stroom - sterkstroom krachtige hulp - medewerking, rug(ge)steun krachtige luchtstroom - wind krachtige ontwikkeling bloei krachtige spijs bonen, erwten, krachtvoer, leeuwemerg, spek krachtige stoot por, schop, trap krachtiger - sterker krachtiger maken stalen, sterken krachtigheid - succulentie krachtmachine motor, turbine krachtmens - atleet, bodybuilder, oermens krachtmeter argosstaat, dynamometer krachtpatser bodybuilder, oermens krachtseenheid dn., pk. kractsinspanning - moeite, nooddwang, toer, torn krachtspieren - biceps krachtsport atletiek, boksen, gewichtsheffen, judo, karate, kogelstoten, simo, touwtrekken, worstelen krachtsportwerktuig halter krachtstation centrale krachtterm sacristie, sapperloot, sapristie, uitroep, vloek krachtvermindering van spieren - hemiparese krachtwerktuig - bulldozer, dieselmotor, motor, (hef)kraan, elevator, machine, turbine kragenmaker - kemphaan krag drijftil, rietzodde krak - barst, breuk, knak, krakeend, scheur krakeel - gekibbel, gekijf, geschreeuw, herrie, kijf, onenigheid, onmin, ruzie, twist krakeend - krust krakelen bakkeleien, bekvechten, hakketakken, harrewarren, kibbelen, kiften, kijven, plukharen, querelleren, ruziën, twisten krakeling - koekje, nachtvlinder kraken bezetten, breken, fijnmaken, inbreken, knarsen, openbreken, piepen, verdrukken krakend knarsend krakend geluid (ge)krak, gekraak krakende stem - kraakstem kraken van huizen - inbreken kraken van papier - knisperen krakepit - sukkelaar kraker - inbreker, succesnummer krakkemikkig - oud, versleten, oud krakken - barsten, breken, knakken, scheuren kralen (gitten) snoer - bajadère kralen insnoeren - rijgen kram agraaf, agrafe, dook, kaak, garde, gesphaak, hecht, krap, nest, niet, spang kram om water te putten puthaak kram waarop een hengsel draait - gonde kramer - handelaar, koopman, venter, verkoper kramerslatijn - potjeslatijn kramerij - mercerie krammen hechten, nieten, vastmaken krammetje neet, niet kramp clonus, darmpijn, hik, koliek, krimping, spasme, spierpijn, stuip, tetanus kramp van de slokdarm - oesofagisme kramp van het middenrif hik krampachtig - convulsief, fanatiek, spasme, spasmisch, spasmodisch, spastisch, stuipachtig, stijf, vergeten, verkrampt krampachtig huilen - snikken krampachtige pijn - koliek krampachtige samentrekking spasma, spasme krampachtige spiersamentrekking hik, kramp, stuip krampachtigheid bij dieren - hanetred krampbetreffend - spastisch kramp in de buik - koliek kramprog - sidderrog krampstillend - antispasmodisch krampstillend middel - antispasmodisch, latuwsap, latuwsiroop, valeriaan kramptrekking - spasmus krampvuur - bontvuur kramsvogel kamlijster, schallijster, tjaklijster, veldlijster kranebek - naaldekervel kranig branie, dapper, ferm, flink, kloek, knap, koen, moedig, schrander kranig en kloek - kordaat kranigheid - branie, dapperheid, flinkheid, moedigheid, onversaagdheid kranig persoon - branieschopper krank lijdend, ongesteld, ziek, zwak kranke zieke, lijder(es) krankheid - kwaal, ongesteldheid, ziekte, zwakheid krankzinnig absurd, bespottelijk, bezeten, dol, driest, dwaas, frenetiek, geestesziek, gek, gestoord, idioot, krankiorum, krankjorum, mal, mesjoche, mesjoege, onwijs, waanzinnig, warhoofdig, zot krankzinnigheid alienatie, bezetenheid, demence, dementie, dwaasheid, folie, frenesie, gekheid, gestoordheid, dilheid, idioterie, lycantropie, onzinnigheid, paranoia, razernij, verdwaasdheid, waanzin, zotheid, zinsverbijstering krans aureool, bloemenring, corona, gordel, kring, kroon, ring kransader - kroonader kransbloem - akkerboterbloem, margriet, vleugeltjesbloem kransen - lauweren kransje côterie, kliek kranskruid - marjolein krans ter ere - erekrans kransnaad - voorhoofdsnaad kransuil - kerkuil krans van bladeren - rozet kranswieren - charas krant blad, bode, courant, dagblad, flik, gazet, journaal, nieuwsblad, orgaan, periodiek, persorgaan, stem, tijdschrift krant (z.n.) - gazet krantenartikel - asterisk, bericht, commentaar, krantenbedrijf - pers krantenhuisje - kiosk krantenkiosk - aubet krantenkop headline krantenleiding redactie, red. krantenman journalist krantenhuisje kiosk krantenjongen - camelot krantenleiding - hoofdredactie, red., redactie krantenkiosk - aubet krantenopschrift - kop krantenrubriek - rubriek krantenverkoper ako krantenwereld - pers krantenwezen - dagbladpers krantenzuil - kolom krap amper, bekrompen, benard, beteugeld, boekslot, eng, groef, inkeping, insnijding, karig, keep, kerf, kram, nauw, nauwelijks, nauwsluitend, schaars, schraal, slot, sluithaak, strak, ternauwernood krap en eng - nauw krapgeel - xanthine krapjes armoedig, benauwd, eng krapte gebrek, engte, nauwte, schaarste kraprood - alizarini kras aantrekkelijk, aardig, buitengewoon, dartel, energiek, fel, flink, gezond, haal, kittig, kloek, krachtig, krap, kras, kwiek, lief, onderbaas, ongehoord, pittig, ploegbaas, rap, rits, schram, schrap, sterk, stevig, streep, streng, taai, vinnig, vitaal, vurig, wulps kras en kwiek - vief krasgat - split
kreeftachtig voorwereldlijk dier - trilokiet kreeftachtigen - crustacea kreeftcocktail - lobster kreeftegang - cancricato kreeftegang maken - achteruitgaan, achteruitvoeren, terugkrabbelen kreefteschaar - knijper kreeftkruid - heliotroop kreeftsbloem - heliotroop kreeftskeerkring - noorderkeerkring kreek - beek, drecht, inham, kil, rivier, spreng, zwamp kreen - nauwlettend, precies kreet - cri, devies, gil, schreeuw, (uit)roep, yell kreet van medeleven - ach, gut kreet van pijn - ai, au kreet van smart - smartkreet kreet van vreugde - ha, hoera, hoi, io kregel - boos, flink, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, klein, knorrig, korzelig, kriel, kwaad, lichtgeraakt, nijdig, ontstemd, pittig, prikkelbaar, weerbarstig, wrevelig krash - debacle (van een bank) krasheid felheid, flinkheid, gestrengheid, kracht, scherpte, sterkte krasje in de huid (geneesk.) - kruis kras of haal - krab kras stukje - stunt krasselaar - krabbelaar, sukkelaar krassen - graveren, griffen, zagen krassen op een viool - ziegezagen krat bak, kist, kret, lattenkist, skeleton krat voor varkensvervoer - ren krater bocca, mengvat, vulkaan, opening krater met water - kratermeer krater van grote afmeting calde(i)ra kratermeer - maas krateropening met trechtervorm calde(i) ra kraterpijp van een vulkaan - diatribe kratertje bocca, kawah kratokbonen - maanbonen krats bagatel, habbekrats, kleinigheid kratswol wolafval, vlokwol, slagwol krauw - krab, schram krauwen krabben, krabbelen, kriebelen, kriewelen, ruisen, schoonmaken, schrammen, schuren, schurken, wrijven krauw of kras - krab kraval - das krawaken - nachtbraken kreatie - creatie, schepping krediet - lening, schuld, tegoed, pof, vertrouwen kredietbank - kredietinstelling kredietbrief - acrreditief kredietinstelling - bank krediet verschaffen - accrediteren kredietwaardig - solide, solvabel kree - krap, nauwelijks, oprolbaar zonnescherm kreefdicht - retrogade kreeft - cancer, heremietkreeft, hommer, klapperdief, langoest(ine) kreeft zonder scharen - langoest kreeftachtig diertje - eendenmossel, garnaal, pissebed, strandvlo, trilobiet, watervlo, zeepok kreeftcocktail - lobster kreeftdicht - retrogade kreeftengang - cancricato kreeftengang maken - achteruitboeren, achteruitgaan, terugkrabbelen kreeftenkleur - rood kreeftenschaar - knijper kreeftensoort - anomura, cambanus kreeftskeerkring - noorderkeerkring kreeft zonder scharen - langoest kreek - beek, rivier, spreng kreen - schrikkerig, schuw kreet - cri, gil, yell, riedel, schreeuw, slagzin, (uit)roep kreet van pijn - au, ai kreet van smart - smartkreet kreet van vreugde - ha, hoera, hoi kregel - boos, driftig, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, kittelorig, knorrig, korzelig, kribbig kriegel, kwaad, lichtgeraakt, misnoegd, nijdig, ontstemd, pittig, prikkelbaar, weerbarstig, wrevelig kregelheid - knorrigheid, prikkelbaarheid kregelig - driftig, korzelig kreits - kring krek even, evenals, juist, net, precies krekel boor, eimke, grylloïdae, gryllus, heempje, ieme, kriek(ske), veenmol, wiel, wielboor krekelen - knarsen, knorren, piepen krekels - grylidae krem - valkvogels krempen - afnemen, krimpen, sukkelen kremper - koukleum, lafaard, onderblijfsel, sukkel kremser wit loodwit kreng aas, carogne, etre, feeks, gemenerd, helleveeg, kadaver, karonje, kwaadaardige vrouw, lichaam, lijk, prij, ravenaas, serpent, tang krengtor - aastor, doodgraver krenken - aanranden, affronteren, beledigen, benadelen, beschadigen, beledigen, benadelen, benaderen, blesseren, froisseren, grieven, kwetsen, mortificeren, pijnigen, pikeren, plagen, steken, vernederen, verwonden, krenkend - beledigend, grievend, bitter, bijtend, hatelijk, schenden, scherp, kwetsend, hatelijk krenkend behandelen - affronteren krenking afbreuk, affront, grief, benadeling, belediging, inbreuk, kwetsing, laster, mortificatie, toornis, smaad, vernedering krent achterste, erwtenteller, gierigaard, gortenteller, knar, krententeller, pietlut, rozijn (gedroogde), vrek, zitvlak krentenbaard - baardvin krentenbol - stoet krentenboompje alpenbes, junibes krentenbrood deuvekater, duivekater, kramik, krentenmik, mik krentenbroodje - deuvekater krentenkakker - gierigaard, vrek krententeller - gierigaard krentenweger - erwtenteller, gierigaard, kruidenier, vrek krenterig - afgemeten, bekrompen, gierig, karig, kleingeestig, kleinzielig, mesquin, schriel, zuinig krenterigheid - gierigheid krenterig persoon - gortenteller krepel invalide, kreupel, mank kret karet, zeeschildpad Kreta, bergtop op - Ida, Theodoro, Theodorus Kreta, hoofdstad van - Chania, Kanez Kreta, stad op - Irakilon Kretensisch boogschutter - Alkoon krets huidziekte, krab, schram, schurft kreuk beschadiging, ezelsoor, frommel, frons, fronsel, knak, knauw, kreukel, neep, plooi, rimpel, vouw kreukel alikruik, frommel, frons, knauw, knak, knuffel, krukel, prooi, rimpel kreukelaar - beunhaas, prutser, scharrelaar kreukelen - beschadigen, frommelen, knakken, rimpelen kreukelig - knuffelig, verfrommeld,verkreukt, verkronkeld kreukels - wrakken kreukels maken - frommelen kreuken - beschadigen, frommelen, knakken, kniezen, knorren, kreukelen, rimpelen, chiffonneren kreuk in de huid - rimpel kreukvrij - effen, egaal, glad kreunen gekerm, grijnen, kermen, klagen, krochen, stenen, steunen, tobben, urmen, zaniken kreunend klagen - kermen kreupel ellendig, gebrekkig, invalide, krepel, mank kreupel (It.) - zoppo kreupel gedichten maken - rijmelen kreupel maken - estropiëren kreupelbos - schaarbos kreupele - jacobsganger, krates, manke kreupelhout - akkermaalshout, gagel, heg, hegge, strubben krevel - gekriewel krib bed, kribbe, ledikant, leger, legerstede, leidam, nest, rits, rivierdam, sponde, voederbak, wieg kribbe - bed, rijsdam kribbel - bits, kribbig, nestig kribben harrewarren, krakelen, ruziën, tegenstribbelen, twisten kribbenbijter - klopper, neetoor, nijdas, vrek kribbig driftig, grillig, humeurig, korzelig, kregel, kregelig, kriegel, lastig, lichtgeraakt, narrignestig, nuffig, prikkelbaar, twistziek, wrevelig kribbig meisje katje kribbige vrouw kat kriebel - jeuk, prikkeling kriebelen jeuken, kietelen, krabbelen, priegelen, prikkelen kriebelig geprikkeld, jeukerig, kriebel, krieuwelig, peuterig, tureluurs kriebelmug - simulia kriebelziekte ergotisme kriegel - geprikkeld, gramstorig, korzelig, kregel, kribbig, misnoegd, wrevelig kriek kers,krekel kriekelaar - kersenboom krieken - aanbreken, dageraad, gloren, morgenstond kriel - dartel, grut, kind, kip, kleingoed, uitschot, uk, ukkie krielen - krioelen, wemelen krielhaan - dwerghaan krielkip - krik krieuwelen - dooreenkrioelen , jeuken, kriebelen krik brandewijn, dommekracht, jenever, wintertaling krikkemik - bok krikkemikkig - kaduuk, onsolide, onvast Krim, badplaats op de - Jalta Krim, hoofdstad van de - Simferopol kriminaliteit - misdadigheid krimineel - misdadig, snood krimp - afname, armoede, gebrek, gemis, nood, tekort, vers, krimpen achteruitkrabbelen, afnemen, krommen, samentrekken, schrompelen, slinken, teruglopen (van de wind), toegeven, verminderen krimpen van de wind - inkrimpen krimpvrij maken van stoffen sanforiseren kring cirkel, corona, coterie, cyclus, district, gebied, gezelschap, gordel, groep, krans, kooromgang, kreits, milieu, orbis, rand, rayon, reeks, ring, ronde, rondheid, rondte, sfeer, stand, tinne, toer, trans, vereniging, weergang, zone kring om de zon en maan - corona, halo kring van paddestoelen heksenkring kringetje cirkelgang, cyclus, ootje, rondje, kringetjes spugen - baliekluiven, lanterfanten kringloop circuit, circulatie, cirkelgang, cyclus, omloop, periode, proces, rondgang, recycling, tijdkring kringlijster - beflijster, kraagmerel kringmeting - cyclometrie kringvormig circulair, orbiculair, ovaal, rond kringvormig voorwerp - rad, ring, wiel kringziekte - aardappelziekte krinkel - bocht, kronkel krinkelen kronkelen, krullen krioelen - fourmilleren, grimmelen, krielen, leven, ritselen,wemelen krip - rouwfloers Krisjna, geliefde van - Radha Kristal - kwarts kristalglas - flint, (loodhoudend) glas, stras, vlint kristalkunde kristallografie kristalkijker - scryer kristallografisch veelvlak - hamieder kristallijn - syeniet kristallijn gesteente bazalt, glimmer, gneis, graniet, kwarts, porfier, schisten, syeniet, veldspaat kristallose - saccharine kristalmeting - kristallometrie kristalsoda - huishoudsoda, soda kristalstof (witte) - meta kristalversterker transistor kristalvorm - hexagonaal, kubisch, monoclien, monoklien, orthorombisch, triklien kristalvormig kristallijn kristalvormige delfstof - salpeter kristalwieren - diatomeeën, kiezelalgen kristalziener - scryer krit schar kritiek aanmerking, afkeuring, bedenkelijk, benard, beoordeling, epineus, ernstig, gevaarlijk, hachelijk, netelig, oordeel, opmerking, precair, recensie, zorgelijk, zorgwekkend kritiekloos - domweg kritische beschouwing - commentaar kritische uiteenzetting - commentaar kritiseren - bedillen, beoordelen, recenseren Kroatië, hoofdstad van - Zagreb krodde - duizendknoop, hederik, herik, knopherik, pad, perzikkruid kroeg bar, bierhuis, bodega, café, doening, drankhuis, dranklokaal, estaminet, fut, herberg, kit, knijp, kot, kuf, osteria, pub, sociëteit, soos, staminee, taphuis, tapperij, taveerne, taverne, wijnhuis, wijnlokaal kroegbaas gelaghouder, kastelein, herbergier, waard kroeghouder - herbergier, kroegbaas, tapper, waard kroegloper boemelaar,drinkebroer, habitué, stamgast kroep - difterie, kruis kroepoek, grondstof voor - ikan, kerbo, melindjo, oedang kroes beker, drinkbak, brinkbeker, gekruld, kom, kruik, mok, nap, pint, pot, vat kroesharige bewoner van Melanesië - papoea kroesharige hond poedel kroeskarper giebel, steenkarper kroeskop - krullenkop kroet - appelstroop, wintertaling kroezelig - gekroesd, gekruld, kroezig kroezen - kronkelen, krullen kroezig gekruld, krullerig krok - hooizaad, kreukel, kronkel, plooi, vogelwikke krokkeling - zeeweegbree krokodil alligator, boeaja, gangesgaviaal, gaviaal, kaaiman, lijstkrokodil, nijlkrokodil, reptiel krokodil met lange smalle bek - aviaal, snavelkrokodil krokodil (Ind.) - boewaja krokodillendoder ichneumon krokodillensoort - alligator, boeaja, brilkrokodil, ganges, gaviaal, kaaiman, lijstkrokodil, nijlkrokodil krokus - saffraan krollen - lollen krols hitsig, loops, paarlustig, paarzuchtig krom gebogen, gebrekkig, onrechtvaardig, scheef, slecht, verdraaid krom gedeelte van een touw - bocht (touwtje springen) krom praten - tatewalen krom spreken - koeteren krom wezen - gedrocht krom worden - krommen kromachtig - bochtig, krom krom gebeente - rib krombaan geschut houwitser, mortier krombeen - o-been krombek - inbrekerswerktuig, peulen, smidstang kromgebogen buis der bloemkroon - kromhals kromgebogen glazen kolf - retort kromgebogen mes - renet kromhals - helm, kolf, koffles, retort kromhoorn - keratine kromhout - knie, steven kromme curve kromme blaashoorn kornet kromme dolk of kort zwaard jatagan kromme hoorn - kornet kromme klephoorn - kornet kromme lijn boog, cirkel, curve, kegelsnede, parabool, spiraal kromme lijn die zich om een middelpunt slingert spiraal kromme nagel - klauw, krauwel kromme Poolse ruitersabel - sarras kromme sabel - klewang kromme Turkse dolksabel - jatagan kromme vrucht - banaan krommen - buigen, kronkelen krommesprong - buiteling, tuimeling krommig - bocht, boog, zeeg, kronkeling, meander, ronding, rondte, slingerlijn kromming bocht, boog, buiging, curve, curvatuur, flexuur, krinkel, kromonocline, kronkel krommingsbeweging van plantendelen - nastie kromp - cyprina kromsnavel - duikeend kromstaf - krootse kromtaal boerentaal, brabbeltaal, koeterwaals, dieventaal, jargon, potjeslatijn, vaktaal kromtong - brabbelaar, hakkelaar, koeteraar, koeterwaal, kromprater, stotteraar kromte kromheid kronen bekransen, bekronen, belonen, betonen, eren, gravenkroon, hertogskroon, keizerskroon, koningskroon, prijzen, ridderskroon, verheerlijken kroniek annalen, annuarium, blad, dagboek, geschiedenis, geschiedverhaal, jaarboek, jaarverslag, journaal, maandblad, tijdsrelaas, tijdschrift, periodiek, verhaal, verslag, wereldkroniek kroniekblad - historieblad kronieken - paralipomena kroniek van een Jaar annalen , kronieken van een jaar - annalen kroniekschrijver - chroniqueur, teboeksteller kroning - bekransing, bekroning kroningsinsigne - rijksinsigne kroningsstad der Duitse keizers Trier kroningsstad der Franse Koningen Reims kroningsstad der Nederlandse vorsten en vorstinnen Amsterdam kronkel bocht, draai, kink, krinkel, kromming kronkelberg omloopberg kronkeldarm - ileum kronkelen buigen, draaien, kapittelen, krinkelen, krommen, serpenteren, slingeren kronkelend - meandrisch kronkelende laan - slingerlaan kronkelige haal - sliert, slinger kronkelige stengel rank kronkeling - arabesk, crispatie, meander, versiering kronkellijn - meander, slingerlijn
kronkelpad slingerpad kronologie - tijdrekenkunde krontjong - gitaar kroon bloemkroon corona, diadeem, heerschappij, kr, krans, kruin, luister, lichtkroon, munt, regering, tiaar, tiara, top, voortreffelijkheid kroon der pausen tiara kroon van de stedemaagd (voorstellende muren en torens der stad) - stedekroon kroon van een hertog - hertogskroon kroon van een hertogin - hertoginnenkroon kroon van een tand - corona kroon van het dal bij Los Angeles - Pasadena kroonappel aagt kroonblad - bloemblaadje, petaal, vlag kroonbladloze plant abeel, berk, betel, beuk, biet, boekweit, brandnetel, cassave, duindoorn, eik, els, esp, gagel, hazelaar, hennep, hop, iep, kamfer, kaneel, kastanje, kattenstaart, knotwilg, laurier, melde, muskaat, notenboom, olijf, wilg, olm, peper, plataan, populier, postelein, rabarber, spinazie, treurwilg, vijgenboom, vogellijm, wilg, wolfsmelk, zuring, kroondomein - kroongoed kroonduif - goüra kroonduiker fuut kroongoed - domein, kroondomein kroonjaar feestjaar kroonkandelaar - armluchter, luchter, luster kroonkolonie - gemenebest kroonkraan - kroonreiger kroonkruid - coronilla kroonkurk - flessendop kroonluchter - armkandelaar, kandelaar, kandelaber, kroon, kroonkandelaar, kroonlamp, lichtkroon kroonlijst - corniche, kornis, uitstek kroonlijstversiering - attiek kroonopvolger - kroonprins kroonopvolgster - kroonprinses kroonprins (Frans) dauphin kroonprinses dauphine kroon ranonkel akkerboterbloem, kransbloem kroonreiger - kroonkraan kroonslagader kransslagader kroonstuk - dekstuk kroontjeskruid - wrattenkruid kroonvogel kroonduif, kroonfazant, kroonkraan, kroonreiger kroonvorderaar - pretendent kroos bosbes, eendekroos, gergel, glee, gorgel, gruit, lemma, linze, moeras, moeraslinze, veenbes, waterlelie, waterlinze kroosje - kriek (gew.), mirabel, mirabelle, pruim kroost afkomst, afstammelingen, hielenlikker, kinderen, mansoir, nageslacht, nakomelingen, ogendienaar, oir, onderkruiper, strooplikker, zaad kroot beetwortel, biet, pee, peen krop andijviestruik, hals, halsgezwel, sla, struma, voormaag kropaar - dactylis kropduif - kropper kropgans pelikaan kropgezwel struma, wen kropkool buiskool kropmens - cretin kropooievaar maraboe, marabout kroppen - doorzetten, mesten, samenpakken, verduren, voederen kropper - kropduif kroppig bitter, haatdragend, wrang, wrokkig krotter - beunhaas kruiden dille, foelie, kamille, komijn, laurier, nootmuskaat, peper, saffraan, salep, sesam, specerij, thijm, vanille, venkel zie ook keukenkruid kruidenboek - herbarium kruidendokter - kwakzalver kruidendrank - thee kruidenier - grutter, krentenweger, winkelier kruidenier op het water - parlevinker kruidenierswinkel grutterij, komenij kruiden leer rizologie kruidensuiker - conserf kruidenthee tisane kruidentuin - plantentuin kruldenverkoper drogist kruidenwijn kandeel, hippocras kruidenzoeker - herborist kruiderij anijs, foelie, kaneel, komijn, kruidnagel, laurier, lavas, mosterd, muskaat, nootmuskaat, tijm, zie ook keukenkruid kruidig - geurig pittig kruidige geur aroma, bouquet, boeket kruidkaas - komijnekaas, nagelkaas kruidkunde - botanie kruidkundige - botanicus kruidmoes - groenmoes, kruudjemous, melkmoes kruidnagelolie, bestanddeel van - eugenol kruidnoot – pepernoot kruidworteldrank - salep kruien opstapelen (ijs), vervoeren, verslepen kruier kofferdrager, pakjesdrager, sjouwer, witkiel kruihaspel - molenwindas kruik amfora, bedwarmer, fles, kan, kubbe, pul, tul, urn, vaas kruikje-roer-me-niet – mimosa kruikje voor as - urn kruik, geglazuurde, van aardewerk - baardman kruim - pit, verstand kruimel beetje, gremel, korrel, stukje, ziertje kruimelaar - gierigaard, prutser kruimelarij gierigheid kruimelen afbrokkelen, brokkelen, peuteren, prutsén kruimig - bloemig, jeuig, korrelig kruin bladeren, boomtop, bovendeel, gebladerte, hoofd, kroon, schedel, top kruinoot - nootmuskaat, pepernoot kruinpunt - schedelpunt kruinschering - tonsuur kruintje van een appel - navel kruipen - sluipen kruipend - slaafs kruipend dier adder, anaconda, boa, hagedis, krokodil, pier, reptiel, slak, slang, worm kruipelings - heimelijk, steelsgewijs kruipende tarwe kweek kruiper - ogendienaar kruiperig deemoedig, onderdanig, serviel, slaafs, vleiend kruiperig doen - slijmen kruiperig persoon hielenlikker, kruiper, ogendienaar, onderkruiper, slaaf, slijmerd, strooplikker, vleier kruiperig vleien - aduleren, flikflooien, pluimstrijken kruiperige gediensligheid - serviliteit kruiperige verering byzantinisme kruiperij byzantisme, intrige, nederigheid, ogendienst, onderdanig, onderwerping, serviel, servilisme, slaafsheid, vleierij
kruipertje - muizegerst kruiphaantje - krielhaantje kruiphennetje - krielhennetje kruiphol - sluiphol kruipkoren - kweek kruiplank badding, richter kruipplant - maagdenpalm kruipvogels - certhiïdae kruipwilg - geil kruireep - kruitoord kruiriem - kruizeel kruis broekdeel, crux, kop, leed, lendenstreek, lijden, muntteken, muziekteken ordeteken, plaag, ramp, stuit, wederwaardigheid kruisarm dwarsbalk kruis in de vorm van een letter T Antonius, St. Antoniuskruis kruis van een broek - spier (Z.N.) kruis van een paard - kroep kruis van 2 balken (liggend) - St. Andreaskruis kruis voor onbewaakte overweg Andreaskruis kruisafdoening kruisafneming kruisarm - dwarsbalk kruisbeeld crucifix kruisbeeld langs de openbare weg - devotiekruis kruisbeen heiligbeen kruisbekken - loxia Kruisberg Calvarieberg , Golgotha kruisbes - klapbes, stekelbes, whitesmith kruisbestuving - allogamie, kruisbevruchting kruisbeuk transept, dwarsbeuk kruisbeuk aan een kruiskerk - transept kruisbindsel - knoop, vloekwoord kruisblad - kruiskruid, perzikkruid kruisbladig gewas radijs kruisbloemig kruid - raket kruisbloemig lepelblad - lepelblad kruisbloemigen - cruciferen kruisbloemige plant akkerkool, arabis, aubretia, barbarakruid, bitterkers, bloemkool, boerenkers, cricufeer, damastbloem, dodder, hauw, herderstasje, herik, huttentut, judaspenning, kapper, knolraap, knopherik, kool, koolraap, koolzaad, krodde, kruidkers, lepelblad, mierik, mosterd, muurbloem, peperkers, peulraapzaad, pinkstrerbloem, raap, raapkool, radijs, raket, ramenas, rapistrum, rodekool, scheefbloem, scheefkelk, schildzaad, (steen)raket, sterkers, tasjeskruid, torenkers, tuinkers, varkenskers, veldkers, vinkenzaad, violier, vlasdodder, vroegeling, waterkers, wede, zeeraket kruisbloemige woestijnplant jerichoroos kruisbloemigen - arabis, cruciferae, damastbloem, dubbelkruid, hauw, herderstasje, iberis, judaspenning, mierikswortel, mosterd, pinksterbloem, radijs, randjesbloem, scheefbloem, schildje, waterkers kruisboog - armborst, ogief, schietboog, spitsboog kruisboog met gewelf - diagonaalboog kruisboog van een gewelf - ogief kruisboom - christuspalm, kruis, kruishout, mollenkruid, wonderboom kruisbramzeil - grietje kruisbroeder flagellant, geselaar, geselbroeder, kruisheer, rampgenoot kruisdistel akker, dennendistel, eryngium, meer, veld, wallendistel, zeedistel kruisdoorn - kruisbes kruisdorenmoes - kruisbessenkost kruisen - traverseren kruisen bij wegontwerp - traverseren kruiser oorlogsschip kruiser om berichten over te brengen - aviso kruisgentiaan - kruisbladgentiaan kruisgetuige - martelaar, martelares kruisgewelf in een klooster - xystus kruisgezant - apostel, zendeling kruisheer - O.S.Cr. kruisheuvel - Golgotha kruishout - ritshout kruising doorsnede, doorsnijding, intersectie knooppunt, kruispunt, paring, snijpunt kruising tussen ezel en merrie - muildier, muilpaard kruising tussen leeuw en tijger - liger, tigeon kruising van bison en koe - beefalo kruising van ezel en paard - halfezel, muildier, muilezel, muilos, onager, osmuil kruising van haas en konijn - haaskonijn, leporide kruising van hengst en ezelin - muilezel kruising van spoorweg met gewone weg - overweg kruising van wegen driesprong, knooppunt, viersprong kruising van zebra en ezel - zezel kruisjesdag Aswoensdag kruisingsproduct - hybride kruiskanarie - kruisbek kruiskarper - kroeskarper, steenkarper kruisklamp - belegstuk kruiskool - houtskool kruiskruid - senecio kruislaan - dwarslaan kruisletters - I.N.R.I. kruismast - bazaanmast kruismast op een driemaster - bezaan kruismes - dolk kruisnet - hefnet, ophaalnet, totebel kruisopschrift - INRI kruispunt - kruising, voersprong kruisrad draaikruis, tourniquet kruisschip - kruiser kruissprong - kruispas kruisstaf van de paus ferula kruissteen - chiastholiet, holspaat kruisstelling - chiasme kruistocht – bedevaart, kruisvaart kruisvaan - labarum kruisvaart kruistocht kruisvormig kruiselings kruiswant - bazaanswant kruisweegss - kruiselings kruisweg - statie kruiswoordraadsel - cryptogram, doorloper, kruiswoordpuzzel, puzzel kruiswortel - zeedistel kruiswijze - decussatim kruiswijze plaatsing - decussatie kruitdoop vuurdoop kruitkoker - kardoes kruitmengsel - sas kruitmijnen aanleggen - mineren kruitwagen - beschermer, caisson, kordewagen (Z.N.), kruiven - kroezen, krullen kruiwagen kordewagen, kruikar, relatie kruizing - hydridatie kruk - brodelaar, deurknop, domoor, drievoet, dwarsstuk, greep, handel, handgreep, handvat, hefboom, klink, knoeier, knop, knuppel, schabel, schamel, sufferd, sukkel, taboeret, voertuig (met 1 wiel), voorspraak, voorthelper, zetel, zwengel kruk aan deur - klink krukboor avegaar, fretboor krukel alikruik, kreukel krukje - stoeltje krukkast - carter krukken - stuntelen krukkig gebrekkig, knoeierig, onbekwaam, onhandig, stumperig, stuntelig, sukkelachtig, sukkelend, ziekelijk krul - afschaafsel, gril, haarbos, kronkel, kuur, lok, nuk, pennentrek, schaafsel krulfloers - crèpe krul haar - lok krulhond poedel, spaan krulkop - kroeskop, krullekop krullatuw - kruisla krullen - kroezen krullenbol - kroezelbol krullende bontsoort - astrakan, persianer krullige stof - astrakan krullerige stijl - rococo krullige wollen stof ratiné, ratijn krullijn - spiraal krulpapiertjes in het haar - papillotten krulspeld - roller krultang - haarkruller krulvormige zuilversiering - volute krulijzer friseertang krulijzer van paarden - krepijzer krijg gevecht, kamp, oorlog, slag, strijd krijgen aannemen, bekampen, bekomen, beuren, gewinnen, grijpen, langen,opdoen, strijden, ontvangen, verlangen, verwerven krijger combattant, krijgsman, milicien, militair, soldaat, strijder, vechter krijgertje nalopertje, tikje, tikkie, vangertje krijgsbanier oorlogsvlag, vaandel krijgsbehoefte ammunitie krijgsbeschrijving - stratografie krijgsbouwkunst genie krijgsgehuil - oorlogskreet krijgsgevangenkamp - stalag krijgsgewoel - mêlee krijgsgezang der Germanen - barditus krijgsgezant heraut krijgsgezel - spitsbroeder, wapenbroeder krijgsgezind - oorlogszuchtig krijgsgod Ares, Janus, Mars, Mavors krijgsgodin Ballona, Minerva, Walkure krijgshaftig dapper, martiaal, militant, guerriero (muz.), soldatesk, strijdlustig, strijdvaardig krijgshaftigheid - dapperheid, krijgslustigheid, martialiteit, moed krijgshandel - oorlogsbedrijf, oorlogvoering krijgsheir - leger krijgsknecht - militairsoldaat krijgskunde - strategie, tactiek krijgkundig - strategisch krijgskundige - strateeg, tacticus krijgskundige term - beleg, front, omsingeling krijgslist - stratageem, stratagème krijgsmacht armee, divisie, heer, heir, leger, legerkorps, militie, troepen, troepenmacht, weermacht krijgsmakker slapie, spitsbroeder, strijdgenoot, wapenbroeder krijgsman – krijger, marinier, militair, soldaat, strijder krijgsman uit vroeger tijd dragonder, musketier, ruiter krijgsoefening - exercitie, leeroefening, manoeuvre krijgsoperatie uitvoeren - opereren krijgsoverste paladijn, veldheer krijgsraad rechtbank, vergadering krijgsschool - H.K.S., krijgsstandaard - labarum krijgsslagorde - falanx krijgstocht heervaart, raid, veldtocht krijgstoneel - slagveld krijgstrompet bij de oude Egyptenaren meleket krijgstucht discipline krijgstuchtgelijke straf berisping, licht, streng, verzwaard krijgsvaandel van het Romeinse leger labarum krijgsverrichting krijgsbedrijf, oorlogshandeling, operatie krijgsvolk leger, legertros, militairen, soldaten krijgswezen leger, legermacht, militie krijgszang - strijdlied krijs - schreeuw krijsen - bleren, gieren, gillen, jammeren, knarsen, krijten, razen, schreeuwen, snerpen, tekenkrijt, krijt arena, delfstof, kalk, kampplaats, kleurkrijt, pastei, ring, schoolkrijt, strijdperk, witte delfstof krijt, etage uit het - albien, aptien barremien, campanien, cenomanien, coniacien, hauterivien, maastrichtien, santonien, senonien, turonien, valanginien krijtdiertjes - foraminiferen krijten gieren, gillen, huilen, krijsen, roepen, schreien, schreeuwen, wenen, witten krijtend schreeuwend krijtkleur - bleek, wit krijtrotsen op Wihgt - Needles krijttekening - crayon krijtwit doodsbleek, lijkwit kryoliet ijssteen krypt - hol, krocht, spelonk krypton - kr., edelgas ksi-deeltje - cascadedeeltje ku - aars, achterste kub - fuik, visfuik kubbe - aalkorf, fuik kubiek - derde macht, kubusvormig, teerlingvormig kubiekecentimeter - cc., ccm. kubieke maat - wisse kubieke meter stère kubieke meter brandhout - wisse kubiekwortel - derdemachtswortel kubisch - kubiek, kubusvormig kubus - dobbelsteen, hexaëder, teerling, zesvlak kubus met startnummer en prestatiemededelingen - annoncekubus kubusvormig dropje - griotje kuch - commiesbrood, kazernebrood, hoest kuchen - hoesten, kuimen kudde aantal, drift, horde, juk, koppel, mandra, massa, menigte, roedel, schaar, troep, vee, verzameling, zwerm kuddedier - massamens kuddedieren - vee kudde herten - roedel kuddehoeder - cowboy, herder kudde hoedster - herderin kuddemens - massamens kudderen - ploeteren, wassen kuf - bordeel, kroeg, stroschoen kui - koekalf kuier - ommetje, wandeling kuieren - lopen, slenteren, stappen, wandelen kuiering - loopje, wandeling, slentering kuierlatten - benen, kuierstokken kuierstok - wandelstok kuif bos, bosje, boeket, dot, haarbos, haardos, pluk, pruikje, toef, toupet, tuiltje kuifaap meerkat kuifarend ruigpoothavik kuifachtige tooi van edelstenen aigrette, reigerskuif kuifbal volant kuifeend - kamduiker, topper, toppereend, veldduiker, winterduiker kuifpotigenm - copepoda kuif van een haan - hanenkam kuiken broed, domoor, kieken, poulet, pul kuiken dat het laatst uitkomt - nestkuiken kuikendief - blauwschild (gew.), wouw kuikenvlees - poult kuil del, diepte, fossa, fovea, gat, graf, groef, groeve, holte, kolk, laagte, put, silo, uitholling, visnet, visvangst kuil boven het sleutelbeen - jugulum kuil in de flanken van magere dieren - lendengroeve kuil in de weg - del kuil waarin wilde zwijnen legeren - ketel kuildek - tussendek kuilen - inleggen, inmaken Kuilenburg - Culemborg kuil in de weg - del, put kuilnet - kuil, treil kuil van wilde zwijnen - ketel kuiltje - holte kuiltje bij golven - hole kuilvoer - mais kuimen - kermen, klagen, kuchen, zuchten Kuinder - Tjonger kuip bad, badkuip, bak, balie, kaar, karn, stander, teil, tob, tobbe, ton, trog, vat kuip in badkamer - mandibak kuip of trog om laken te walken en te weken - volkuip kuipboter - margarine kuipen bedriegen, intrigeren, knoeien, konkelen, machineren, stoken kuiper - arglistig, haringpakker, intrigant, konkelaar, omkoper, tonnenmaker, vatenmaker kuipersbijl - baars, dissel kuipersdissel - hamerbijl kuipersgereedschap - trekhaak kuipersmes - bereimes, gergelmes, lasmes, reemes kuipersterm - gergel, kroos kuiperij bedrog, gekonkel, geknoei, intrige, konkelarij, kunstgreep, list, machinatie, mollenwerk, servilisme, verwikkeling kuiphout - duigen, klaphout, vathout kuipje in badkamer - bidet, lavet, voetbad, zitbad kuipplant - maagdenpalm kuip voor de bereiding van boter karn kuis bescheiden, eerbaar, ingetogen, kies, kuiskalf, maagdelijk, net(jes), preuts, proper, pudicus, pudiek, rein, sereen, zedelijk, zedig, zuiver kuise vrouw - Lucretia, Suzanne kuisen louteren, ontsmetten, reinigen, schoonmaken, zuiveren kuiser - schoonmaker kuisheid - castimonia, eerbaarheid, reinheid, preutsheid, pruderie, pudeur, pudiciteit, zedigheid kuisheidgordel - venusband kuisvrouw - schoonmaakster, werkster kuise vrouw - maagd kuising - abrasio, opruiming kuit - roge kuit (Z.N.) - kijt kuit van een inktvis - zeedruif kuit van een vis - caviaar, kijt kuit van steur - kaviaar kuitbal - volant kuitbeen - fibula kuitbroek - plusfour kuitenflikker - kruissprong kuiter - kuitvis, wijfjesvis kuitharing - roge kuitschieten - paaien, scharen kuitsteen – eiergesteente, eiersteen, granito, oöliet, tufsteen, kuit van de steur - kaviaar kuitvis - kuiter, wijfjesvis kuitzak - eierstok kukeleku - hanengekraai kukelen - buitelen, kraaien, tuimelen, vallen kul - roede, sul, teelbal kulkoek - fopperij, kullage kullebroer - fopper kullen - bedriegen, beetnemen, foppen kultuur beschaving, teelt kultuurgewas soja kummel - karwij, komijn kummelolie, bestanddeel van - carvon, limoneen kunde bekwaamheid, kennis, weten kunde betreffende de holen - holenkunde kundig bedreven, bekend, bekwaam, capabel, deskundig, ervaren(heid), geleerd, geleerdheid, gis, kennis, knap, onderlegd, ontwikkeld, techniek, vaardigheid, weten, wetende kundig in de letteren - letterwijs kundigheid bedrevenheid, bekwaamheid, ervarenheid, geleerdheid, kennis, talent, vermogen kundigheid van een timmerman - sofia kunne geslacht, sekse, sexe kunnen - bestaan, mogen, vermogen, weten kunnen hebben - verdragen, velen kunnen leven - bestaan, existeren, subsisteren, zijn kunnen plaatsen - begrijpen kunnende bestaan levensvatbaar kunnende betalen - solvent kunnende gebeuren - eventueel kunnende geschieden - mogelijk kunnende leven - leefbaar kunnende weerstaan - bestand kunnende zien - ziende kunst arti, foef, frats, gebaar, gril, grimas, handigheid, kneep, koddig, kuur, truc, vaardigheid kunst (Lat) ars, (Fr.) art kunst der kleurenmenging - chromatiek kunst of leer van de stijl - stilistiek kunstaas - spinner
kunstantraciet - syntraciet kunstarm of been - prothese kunstasfalt - mastiek kunstbalein - balaniet kunst om door opplakking van figuren op glaswerk porselein te imiteren potichomanie kunst om gezond en gelukkig te leven en ziekten te voorkomen eubiotiek kunst van het plaatsnijden graveerkunst kunst van het waarzeggen mantiek kunstbeoefenaar uit liefhebberij amateur, dilettant kunstbeoordelaar kunstcriticus kunstbeschermer - maecenas, mecenas, kunstboter - margarine kunstdiamant - stras kunstdicht - romance kunsteloos - eenvoudig, naïef kunstenaar acteur, artist, artiest, auteur, beeldhouwer, bohémien, componist, danser, dichter, dirigent, etser, filmer, fotograaf, graveur, kunstschilder, literator, maestro, musicus, pianist, poëet, portretschilder, pottenbakker, schilder, schrijver, solist, tekenaar, violist, virtuoos, zanger kunstenaar van zekere richting realist kunstenares artieste, diva, schilderes, zangeres kunstenboek - goochelboek kunstenmaker aansteller (fig.), acrobaat, boeienkoning, clown, degenslikker, equilibrist, goochelaar, gymnast, jongleur, kermisgast, koorddanser, kunstspringer, saltimbanque, slangenmens, vuurvreter, kunstenmakerij - aanstellerij, grimas kunstgebit mondstuk, prothese, ratelier kunstgesteente eterniet kunstgevoel - esthetiek kunstgevoelige estheet, esteet kunstgips - seleniet kunstglas - flexiglas, plexiglas, ijsglas kunstgoud doublé, oreid kunstgraniet - terrasso kunstgreep akal, foef(je), greep, intrige, handgreep, kneep, kunststuk, list, manier, manipulatie, toer, truc, vaardigheid kunsthaar - pruik kunsthaarstuk - toupet kunsthars - bakeliet, filite kunsthars uit koffie - cafelite kunsthoorn - caseïneplastic kunstharssoort - philiet kunsthoorn - gelaliet, keratine kunsthout - xylolieth kunstig - artificieel, bedreven, handig kunstige dans ballet kunstige sprong salto kunstig samengesteld werktuig - machine kunstig vaatwerk - vaas kunstig vlechten - knopen kunstivoor - eburine, ivorice, ivorine kunstje -akal, foefje, kunstgreep, manipulatie, stunt, toer, truc kunstkabinet - museum kunstkenner - connaisseur, deskundige, expert kunstledemaat prothese kunstleer - boekbindersleer, lederdoek, lincrusta, pegamoid, skai, veritex, wasdoek kunstlichaamsdeel prothese kunstlicht - baak, fanaal, faros, farus, vuurbaak kunstlichtpapier - bromide, clorobromide kunstlinnen - baai kunstmaan gaga, gemini, satelliet, spoetnik, telstar kunstmateriaal plastic kunstmatig artificieel, factitius, gedwongen, mechanisch, nagemaakt, onnatuurlijk, synthetisch kunstmatig element americium(Am), curium(Cm), einsteirlium, fermium(Fm), mendelevium(Me), neptunium(Np), plutonium(Pu) kunstmatige afwatering drainage kunstmatig bereid graan - mout kunstmatig bevloeide vlakte - vega kunstmatig element - americium (am), curium (cm.), einsteinium, fermium (fm.), mendelevium (me.), kunstmatig gefabriceerd - cement, portlandcement kunstmatig gekiemd graan - mout kunstmatig gesteente - eterniet kunstmatig gevormde taal - hulptaal kunstmatig leidingkanaal - aquaduct kunstmatig verwekte slaap - hypnose kunstmatige afwatering - drainage kunstmatige bevloeiing irrigatie kunstmatige broedplaats - kweekbak kunstmatige bron fontein kunstmatige bron voor ultraviolette stralen - hoogtezon kunstmatige etterwonde - fistel kunstmatige haarbedekking - pruik, stukje kunstmatige hartstimulator - pacemaker kunstmatige hoofdbedekking - haarstukje, pruik, toupet kunstmatige hoogte - woerd kunstmatige inseminatie - bevruchting, k.i. kunstmatige lichtbron bij de jacht - lichtbak kunstmatige mens homunculus, robot kunstmatige moederkip - broedmachine kunstmatige nier - kunstnier kunstmatige overbrenging van organen - transplantatie kunstmatige schijndood - abiose, gironde kunstmatige slaap hypnose kunstmatige springbron - fontein, kunstmatige taal Esperanto, Ido, novial, occidental Volapuk kunstmatige verdoving narcose kunstmatige verzwering ter zuivering - fontanel kunstmatige vezels - rayon kunstmatige visteelt piscicultuur kunstmatige voor ontleding weer gedroogd graan - mout kunstmatige vruchtafdrijving - abortus provocatus kunstmatige warmtebron kachel, oven, centrale verwarming kunstmatige waterkering – sluis kunstmatige wonderlijke geroepen schijndood - abiose kunstmatige zon - hoogtezon kunstmens androïde, golem(door toverspreuken van leem), homunculus, robot kunstmest ammoniumsulfaat, beendermeel, chilisalpeter, compost, fosfaat, fosforzuur, gonst, guano, kali, kaliumzout, kalk, patentkali, poudrette, salpeter, salpetersuperintendent, schelpaarde, slakkenmeel, superfosfaat kunstmiddel handigheid, truc kunstminnend - artificieel, kunstlievend kunstmoeder - broedmachine, lepmoeder kunstnaaldwerk - borduurwerk, kantkloswerk kunstneus prothese, rinoplastiek kunstnijverheid begunstigend - filotechnisch kunstoefening - performance kunstperiode - classicisme kunstprodukt beeld, brug, compositie, doek, ets, etude, gebouw, gedicht, kerk, kopergravure, (kunstkjewrocht, kunststuk, kunstwerk, monument, plaat, plastiek, prent, roman, schilderij, standbeeld, (steen)gravure, tekening, viaduct kunstpuimsteen - litholiet kunstrechter - aristarch, criticus, madis, recensent kunstrichting dada, dadaïsme, expressionisme, futurisme, impressionisme, naturalisme, realisme, surrealisme, zero kunstrijder - voltigeur kunstrijdster - amazone kunstschilder - fijnschilder kunstschildergereedschap - ezel, palet, penseel, verf kunstschilderskwastje - penseel kunstspelorgel - orchestrelle kunststeen van geperste houtstof - xyloliet kunststeen granito kunststijl barok, classicisme, empire, gotiek, kubisme, maniërisme, rococo, romantiek kunststof alpaca, celluloid, eboriet, nylon, plastic, plastiek, polyester, rekartan (voor sportvelden enz.), rubberoïd kunststofweefsel - orlon kunststuk - behendigheid, foefje, kneep, kunstgreep, list, meesterstuk, stunt, toer, treek, truc, trucje, kunststukje - stunt, toer, treek, truc kunsttaal code, Esperanto, Ido, Volapük kunsttanden - prothese kunsttempel - kabinet, museum kunsttempel (fig.) - parthenon kunsttijdperk - renaissance kunstuiting - beeld, ets, schilderstuk, schilderij, standbeeld kunstuitleeninstelling - artoteek kunstvaardig artistiek, bekwaam, stunt, virtuoos kunstvaardigheid - artisticiteit, articiteit, bedrevenheid, bravour, kundigheid, meesterschap, vakkennis, virtuositeit kunst van waarzeggen - mantiek kunstveiling - auctie kunstvernieler - vandaal kunstverrichting - stunt, toer kunstverwoester - barbaar, beeldenstormer, bruut, cultuurbarbaar, vandaal kunstvezel - acryldralon, acrylvezel, dacron, draion, echfalon, enkalon, lanital, melkwol, merkaklon, nylon, orlon, perlon, polyamiden, polyestervezel, rayon, terlenke, trevira, vinylvezel kunstvliegen - stunten kunstvlieger - stunter, stuntvlieger kunstvlucht - stunt, vrille kunstvoortbrengsel - artefact kunstvoortbrengsels - manufacturen kunstvoorwerp beeld, bibelot, chinoiserie, ets, gravure, schilderij, urn, vaas kunstvoorwerp (Chin.) - chinoiserie kunstvriend - maecenas kunstwaterwerk - fontein, vijver kunstwereldtaal - esperanto kunstwerk - aquarel, beeld, collage, compositie, creatie, drama, ets, gedicht, roman, schepping, schilderij kunstwol - alpaca, lanital, melkwol, mungo kunstwol uit lompen - mungo kunstwoord - term kunstwoordenleer - techniek kunstzaal galerie, galerij, kabinet, museum kunstzijde delana, rayon, rayonne, travise kunstzilver - argentaan, pleet kunstzin artisticiteit, smaak kunstzinnig - artistiek, smaakvol
kunstzinnige smaak - artisticiteit kunstzinnigheid - artisticiteit kunstzweer - fistelzweer, fontanel kunziet - spodumeen kuras borstpantser, borstharnas, harnas, pantser kurassier cavalerist, manwijf, ulaan kuren genezen, fratsen, parten kurenmaker - august, clown, dwaas, gek, grimassenmaker, nar, pierrot, potsenmaker, zot kurk - afsluiter, sim, stop, spon kurk met kruid - knalkurk kurk van hengel - sim kurkarbeider - bekker kurkcambium - fellogeen kurkdroog vochtvrij kurkensnijder - riemer, ronder kurkenzak - stootkussen kurkhout - flokhout kurkjebreien - punniken kurkstof - cutine, suberine kurktapijt - linoleum kurk van fles - sto kurk van hengel sim kurkuma - geelwortel kurkweefsel - felleem kurkzeil - linoleum kurkzuur - suberinezuur kus mokkel, pakkerd, smakkerd, smok, toot, zoen kus (Eng.) - kiss kus voor het slapen gaan nachtkus, nachtzoen kussen - peluw, zoenen kussenblok - lager kussenondersteuning - peluw kussenovertrek sloop, fluwijn, tijk kussensloop fluwijn, kussenovertrek kussentje - tampon kussentje van snoep - ulevel kussenvulling - dons, - eierdons kussenzetel - canapé, kussenstoel, ottomane, sofa kust grens, landstrook (langs de zee, grote rivier), lijwal, oever, rand, strand , wallekant, zeeoever, zoom kust aan de Barentszzee - Timan kust betreffende - litoraal kust (It.) - riviera kust (Sp.) - costa kust van Kleln Azië Levant kusteilanden - scheren kusteilandjes voor Noorwegen scheren kuster - coaster, kustvaarder kustgebied - duinen, strand kustgebied van W.-Afrika - Guinea kusthandel - cabotage kusthandel drijven - caboteren kusting hypotheek kustinsnijding - geleding, haf, inham, via kustland - litoraal, riviëra kustlicht - baken, bakenvuur, blinkvuur, fanaal, farus, havenlicht, lichtbaak, oeverlicht, vuurtoren kustmeer etang, haf, lagune, tang kust onder de wind - lijwal kustplaats in Gelderland - Harderwijk kuststreken - litoraal kuststrook - strand kustvaarder coaster, kuster, smak, snauw, zie ook schepen en vaartuigen kustvaart - cabotage kustvaartuig - coaster, tartaan kust van Klein-Azië - levant kustvorm cara, fjord, liman kustwater - etang kuur - aanstellerij, behandeling, bui, caprice, frats, gebaar, gebeuzel, geneeswijze, grap, gril, grimas, grol, koddig, krul, kunst, luim, nuk, pert, perte, remedie, streek, stuip, therapie, tureluur kwaad arg, bezeten, bits, boos, boosheid, chagrijnig, dol, doortrapt, duivels, erg, euvel, gebelgd, gebeten, gebrek, grammoedig, gramstorig, grimmig, hels, kregel, kwaal, laaiend, leed, lelijk, nors, nijdig, ontstemd, ontsticht, razend, schadelijk, serpentig,slecht, slim, snood, toornig, vals, venijnig, verbolgen, verderfelijk,verdorven, vergramd, verkeerd, verstoord, vertoornd, verontwaardigd, vinnig, woest, woedend, zondig, zorgelijk kwaadaardig - agressief, boosaardig, gevaarlijk, heftig, helleveeg, maligne, nijdig, pernicieus, schadelijk, slecht, venijnig, verderfelijk, virulent kwaadaardig gezwel - aetenoma, saccoma, sarcoom, tumor kwaadaardigheid - maligniteit kwaadaardig roofdiertje fret kwaadaardig wijf - feks kwaadaardige vrouw - feeks, kreng, prij kwaad bejegenen - attaqueren, bedreigen, benadelen, dreigen kwaad doen deren kwaaddenkend - achterdochtig, argwanend, ergdenkend, wantrouwig kwaaddenkendheid - argwaan kwaaddoener - boosaard, naarling, snoodaard, zondaar kwaadgezind - vijandig kwaadheid - toorn, woede kwaad maken - stangen kwaadsappig - kwaadbloedig kwaadschiks - gedwongen, nolens, ongaarne kwaadspreekster - klappei kwaadspreken - achterklappen, bekallen, beschimpen, klappen, kletsen, konkelen, lasteren, misspreken, opstoken, roddelen kwaadsprekend - laatziek kwaadspreken over - belasteren kwaadspreker - lasteraar, oorblazer, roddelaar kwaadsprekerij achterklap, eerroof, geroddel, laster, lasterpraat, lastertaal, oorblazerij, roddel, smaad kwaad te weeg brengen - berokkenen kwaad toewensen - verwensen kwaad vermoeden argwaan, verdenking kwaadwillig boosaardig, gemeen, kwaadaardig, malicieus, opstandig, weerspannig kwaadwillige beschuldiging aantijging. kwaadwilligheid - baldadigheid, euvelmoed, misdaad, moedwil, onwilligheid, opstandigheid, sabotage, vermetelheid, vernieling kwaad worden - opwinden kwaal - aandoening, astma, euvel, evel, gebrek, idioot, jicht, krankjorum, krankzinnig, mal, maladie, misstand, ongemak, ongesteldheid, podagra, spit, zenuwzinking, ziekte, zinking kwab Iel, lob, log, medusa, puitaal, wam, zaadbol, zaadlob kwabaal - aalgeerkwab, aalkwab, aalpad, magaal, puitaal kwab(be) - klomp, kossem, lel, lob{be), longdeel kwabje (med.) - lobulus kwade dank - ondank kwade dunk - achterdocht kwade geest A(h)riman, Asmodee, demon, demoon, duivel, Lucifer, Mefisto, satan kwade kans gevaar, risico kwade luim balorigheid kwade naam - miskrediet kwade reuk stank kwade roep diskrediet kwade tijd crisis, depressie, ontij kwade tijding – Jobspost kwade toestand - gevaar kwade trouw arglist, dolus, malafide, opzet, verraad kwadraat machtsverheffing , vierkant, carré kwadraat x wortel van een getal - pronikgetal kwadrant cirkelsector, graadboog, hoekmeter, hoogtemeter, poolmeter kwajongen - aap, apenkop, beersem, belhamel, bengel, berebijt, blaag, deugniet, doerak, gannef, guit, hansop, loboor, loeder, lummel, ondeugd, rakker, rebel, rekel, schalk, schelm, slungel, snaak, snotaap, snotbaard, snotjongen, snotneus, straatjongen, snotkoker, vlegel, vlerk, wijsneus kwak - palmwijn, slap, sukkel kwaken - kwekken, snateren, worken kwaker - schreeuwer kwakkel - kwartel, kwek kwakkelen sukkelen kwakkelkoning - riethoen kwakken gooien, neersmijten, ploffen, smijten, werpen kwakzalver amethodist, bedrieger, beunhaas, charlatan, fopper, kakadoris, knoeier, kwak, medicaster, medicijnman, oliekoop, oplichter, orvitaan, wonderdokter kwakzalver die geneesmiddelen uitvent - kakadoris kwakzalver in Pakistan - hakim kwakzalversmiddel - kwakzalf, lapzalf, nostrum, prulzalf kwakzalverij - bedriegerij, boerenbedrog, charlatannerie, fopperij kwal - engerd, fluim, gal, lob, Medusa, mispunt, neteldier, verkeersoog kwalificatie benaming, betiteling, bevoegdheid, deugdelijkheid, eigenschapstoekenning, kenschetsing, proefwedstrijd kwalificeren - benoemen, beoordelen, betitelen, bevelen, evalueren, heten, kenschetsen, noemen kwaliteit - aard, bekwaamheid, deugdelijkheid, eigenschap, functie, gehalte, genre, gesteldheid, hoedanigheid, klasse, rang, soort, staat, waardigheid kwaliteit van grond en opstand - boniteit kwalm damp, nevel, rook, walm Kwangtsjou - Kanton kwallen - cnidaria kwalster - fluim, rochel, spuug kwalsteren - kwijlen, spuwen kwalijk - bezwaarlijk, gebrekkig, funest, kwaadwillig, min, misselijk, moeilijk, nauwelijks, onbehoorlijk, onpasselijk, onwel, onvolkomen, slecht, waardeloos kwalijk aangebracht - gedeplaceerd kwalijke lucht - stank kwalijk nemen - euvel, evel, duiden, kwaad, kwaal, misduiden kwalijk persoon - mefisto kwalijk riekend - garstig kwalijk riekende lucht - stank kwalijk ruiken - stinken kwalijke lucht - stank kwam - lob kwanselaar - knoeier, scharrelaar, sjacheraar kwanselen - knoeien, morsen, pronselen, roeren, schacheren tuisen, tuitelen kwansuis alsof, quasi, schijnbaar, zgn, zogenaamd kwanswijs - quasi, schijnbaar, verbeelden kwant achterblijver, cadee, clown, gast, gezel, grapjas, grappenmaker, guit, hekkesluiter, hekkespringer, klown, knoest, kwar, kwibus, jongeman, liefhebber, nar, olijkerd, pias, schalk, sinjeur, sijs, snaak, snuiter, vent, zonderling kwantiteit bedrag, grootte, hoeveelheid kwantum - aantal, dosis, hoeveelheid, part, portie kwar - knoest kwark - hangop, kwarrelig, misgroeidwittekaas, wrongel kwarrelig -gedrongen, ineengegroeid, knoestig, misgroeid kwart kwartier, verrel, vierde, vierde maat, vierel, vierendeel kwart eindstrijd - kwartfinale kwartaal - trimester, vierendeeljaars kwartaalcijfers - trimesterbalans kwartanker - kwartje, wijnflessental kwartboek - kwartijn kwartel - kwakkel, patrijssoort, trekvogel, veldhoen, wachtel kwartel hond - spaniël kwartelkoning - griet, sprit, spriet, wachtelkoning kwartet viertal kwartetten - kaarten kwartgulden - kwartje kwartier - buurt, maanfase, oord, stadsdeel, stadswijk, streek, wijk kwartiermuts - soldatenpet, veldmuts kwartileren vierendelen kwartje heitje, maf, maffie , stalie kwartje (Ind.) - stalie kwartjesplant - judaspenning kwartjesvinder -flessentrekker, lokvogel, oplichter kwartnoot - kwart kwarts kiezel, kristal kwartsachtig mineraal - vuursteen kwartshoudend gesteente - agaat, kwartsiet, zandsteen kwartsporfier - liporiet, ryoliet kwartsstof - dioxsil kwartsvariëteit - prasem kwartijn - kwarto, quarto kwasie alsof kwasie antiek novantiek kwassiehout - bitterhout, quassia kwast citroensap, dwaas, fat, flap, flapkan, gek, gesel, knoest, kwastelorum, kwibus, kwispel, lemmonsquash, limoensap, losbol, mallerd, malloot, modepop, nar, noest, pedant, penseel, snob, snoever, snuiter, troetel, veldfles, verfborstel, verfgerei, verkwister, war (in hout), ijdeltuit, zot kwast aan een sabel - dragon kwast als versiersel - sabelkwast, troetel kwast in het hout - (k)noest, kwar, war kwasten en smeren - verven kwasterig fatterig, ingebeeld, kakkineus, pedant, verwaand, zelfingenomen, zot kwasterigheid - verwaandheid, zotheid kwastig - ijverig, knoesterig, knoestig, noesterig, vlijtig kwast in hout (k)noest, kwar, war kwastje - penseel kwast of zot - kwibus kwast op uniform - troetel kwab - kletskous kwebbel - babbel, gekakel, kakelaar, kalle, klappei, kletskop, mondratel, snoever, kwebbelaar - kletser, ratel, tatelaar, taterbek kwebbelen - kletsen, ratelen, snateren, tateren kwebbel of bek - mond kwee haringbuis, hoekerbuis, schijnvrucht kweedoren zuurbes kweek aanplant, agropyron, cultuur, fok, jongen, tarwegras, teelt, verbouw kweekbak broeibak, kas, serre kweekgras kruipgras, lidgras, paan, palet, tarwegras kweekhuis - broeikas, glashuis, kas, kweekkas, oranjerie, serre, stookkas, trekkas, warenhuis kweekplaats bed, broeikas, broeinest, kas, nursery, serre kweekplaats van bepaalde gewassen in de tropen - plantage kweekplaats van oesters - oesterbak, oesterbank kweekplaats voor weekdieren - oesterbank kweekplant asperge kweekplantje van rijst bibit kweekruimte - broeibakkas, kas, serre, warenhuis kweekschool - alumneum, pedagogische akademie kweekschool voor priesters - seminarie kweektuin - kruidentuin, kwekerij, plantentuin, planthof kweekvijver - nursery kweern - handmolen kweernen - klauwen kwek - kletskop, kletskous kwekeling aspirantonderwijzer, cadet, elève, pupil kweken aankweken, aanwakkeren, fokken, grootbrengen, opfokken, opleiden, opvoeden, produceren, teelt, telen, verbouwen, verwekken, verzorgen kweken van bollen - bloembollencultuur kweken van zuivere bacteriën - reincultuur kweker bloemist, fokker, planter, teler, tuinder, tuinman, verbouwer kweker van een zekere sierplant - azaleakweker kwekerij - bloemisterij, tuincentrum kweking aanplant kweking van groenten en vruchten teelt kweking van zuivere bacteriën reincultuur kwekken kakelen, kleppen, kletsen, kwaken kwel - bron, hartzeer, hel, kwelling, kwelwater, plaag, smart, verdriet, wel kweldam - binnendijksdam kwelder buitendijksgrond, gors, kardoes, nes, schor kwelduivel - gnoom, plaag, plaaggeest kwelen zingen kwelgeest - demon, guit, judas, kabouter, kobold, kwelduivel, kwelgast, kweller, larf, larve (Rom. myth.),loeder, lutin, nachtmerrie, plaagduivel, plaaggeest, sadist, sar, treiter kwellage - kwelling, verdriet kwellen - chagrineren, dringen, folteren, grieven, judassen, klemmen, knellen, koeieneren, kwetsen, martelen, negeren, nijdassen, pesten, pijnen, pijnigen, plagen, sarren, tanen, taquineren, teisteren, temperen, tenteren, tergen, tourmenteren, tormenteren, tortureren, treiteren, vexeren, vervolgen, verwonden, kwellend - drukkend, nijpend, tergend, vexatoir kwellende gedachte - berouw, dwangvoorstelling, kwelling, naberouw, obsessie, spijt, wroeging, zelfverwijt kweller - folteraar, kwelgeest, pestkop, pijniger, sadist, sar kwelling foltering, grief, hartzeer, kommer, kwaal, last, marteling, moeite, molestatie obsessie, onrust, pijn, plaag, temptatie, torment, tortuur, tourment, verdriet, verzoeking, vexatie, wroeging, zorg kwelling veroorzaken - vervelen kwelm - grondwater, weiwater kwelwater - drangwater, grondwater kwelziek - plaagziek kwelzucht - flagellantisme, sadisme kwelzuchtig persoon - sadist kwerulant querulant, ruziezoeker, twistziek kwestie - aangelegenheid, affaire, geschil, geschilpunt, onderwerp, onenigheid, onzekerheid, opgaaf, probleem, ruzie, story, strijdpunt, strijdvraag, twijfel, twist, twistvraag, verwikkeling, vraagpunt, vraag(stuk), zaak kwestie (Ind.) - perkara kwestie van het hoogste belang - levenskwestie kwestie waarbij niet het verstand maar het hart spreekt gevoelszaak kwestieus - discutabel, dubieus, onzeker, twijfelachtig kwets - pruim kwetsbaar bro(o)s, fragiel, gevoelig, kleinzerig, ontvankelijk, overgevoelig, susceptibel, teer, vulnerabel, zwak kwetsbaarheid broosheid, brosheid, fragiliteit, gevoeligheid, overgevoeligheid, sensibiliteit, teerheid kwetsbare deel van Achilles - hiel kwetsbare plek achilles, hiel kwetsen - beledigen, beschadigen, bezeren, blesseren, blutsen, deren, ergeren, grieven, kneuzen, krenken, kwellen, misvormen, ontheiligen, ontwijden, pijnigen, schaden, schenden, smaden, tergen, toetakelen, toucheren, uitschelden, vernielen, verwonden, wonden kwetsend - aanstotelijk, beledigend, bitter, bijtend, ergerlijk, grievend, honend, krenkend, scherp, smadelijk kwetsing - belediging, beschadiging, kneuzing, krenking, kwetsuur kwetsuur - blessure, blessuur, bluts, breuk, kneuzing, laesie, letsel, snede, snee, trauma, verwonding, wond(e) kwetteren - babbelen, keuvelen, schateren, tateren kwezel begijn, beuzelaar, dibbe, domvrome, femel, fezelaar, huilebalk, suffer, sul, zeurpiet kwezelachtig - beuzelachtig, bigot, femelig kwezelachtigheid - pruderie kwezelarij - bigotterie kwezelen - femelen kwezelig bigot, devoot kwibus clown, dwaas, fratsenmaker, gast, gek, grapjas, grappenmaker, guit, kwant, kwast, liefhebber, paljas, pias, potmus, snaak, snuiter, snijboon (rare), uilenspiegel, zot kwiek - aantrekkelijk, aardig, energiek, fel, flink, gemakkelijk, kittig, kras, kwik, levendig, lief, opgewekt, pittig, rap, snel, tierig, vief, vinnig, vlot, vlug, vrolijk, vurig, wakker, zwierig, kwiekheid levendigheid, zwierigheid kwik - hg, beuzeling, levendig, mercurius, zief kwik- en metaallegering - amalgaan kwikbarometer - bakbarometer, kwikkolom kwikchloride - kalomel, mercurichloride, sublimaat kwikdamplamp - uviollamp kwikfulminaat - knalkwik kwikkolom - kwikzuil kwiklegering - emalgaan kwikmedit - kwartel kwikstaart akkermannetje, bouwmeestertje, koevinkje, motacilla, wipstaartje kwikstaartsoort - pieper kwikstof amalgaam kwikvergiftiging - mercurialisme kwikzilver - hg kwikzwavelverbinding - cinnaber kwinkeleren - babbelen, fluiten, kneuteren, tierelieren, zingen kwinkslag bonmot, geestigheid, grap, joke, mop, scherts, ui kwintaal centenaar kwintappel - bitteraugurk, kolokwint kwintessens - fijnste, kern, keur kwispedoor - spuwbakje kwispel - gesel, kwast kwispelen - geselen kwistig gul, mild, overvloedig, prodigaal, rijkelijk, royaal, ruim, verkwistend (fig.), vrijgevig kwistigheid - gulheid, ontvangstbewijs, prodigaliteit, royaliteit, spilzucht, vrijgevigheid kwitantie acquit, kwijtbrief, kwijting, kwijtschrift kwiteren - voldoen kwijl - mondvocht, speeksel, spuug, zever kwijldoekje - slabbe, slab kwijlen - kwalsteren, zeveren kwijlwortel - bertram kwijnen - afzwakken, etioleren, pratten, sukkelen, treuren, uitteren, (weg)teren, verflauwen, verminderen, versmachten, verteren, verwelken, verzwakken kwijnend - armetierig, smachtend kwijt - bijster, foetsie, los, ontheven, spoorloos, vergeten, verloren, vrij, weg, zoek kwijtbrief - kwitantie kwijten - betalen, kwijtschelden, ontheffen, ontlasten, vergeven, voldoen kwijtgeraakt - verloren kwijting - acquit, afdoening, afrekening, betaling, clearing, decharge, klaring, kwitantie, kwitering, nakomst, prestatie, storting, vereffening, verrekening, voldoening kwijtraken - lozen, missen, spuien, verliezen, verspelen kwijtschelden absolveren, begenadigen, kwiteren, ontheffen, remitteren, vergeven kwijtschelding abolitie, absolutie, aflaat, remise, vergeving kwijtschelding van schuld abolitie, absolutie, vergeving, vergiffenis kwijtschelding van straf amnestie, gratie, pardon kwijt zijn - missen, vermissen kijf geschil, heibel, jaloezie, nijd, onenigheid, ruzie, twist kijfachtig - heibelig, querelant, snibbig, twistziek, vinnig kijfachtige vrouw - haaibaai, ka kyfose - bochel kijfzieke vrouw feeks, heibei, helleveeg, ka, katrijn kijfzuchtig - snauwachtig kijk blik, doorkijk, gezicht, inzicht, mening, oordeel, opinie, uitkijk, uitzicht, vergezicht, visie, zienswijze kijken - blikken, gluren, kans, loeken, loeren, neuzen, ogen, staren, turen, waarnemen, zien kijken naar aanzien, bekijken, ogen, opletten, overleggen, overwegen kijker aanschouwer, gluurder, loerder, oogglas, toeschouwer, verrekijker kijkers - publiek, toeschouwers kijkgat - diopter, sleutelgat, vizier kijkglas - caleidoscoop, jumelle, kijker, lens, loep, loupe, lunet, oculair, vergrootglas kijkgraag - nieuwsgierig kijkkast - kijkdoos, monitor, rarekiek kijk of begrip - inzicht kijkspel diorama, kaleidoscoop, kermistent, panorama, ronzebons, show, opera, operette, parade, poppenkast, rarekiek, revue, schouwspel kijkspleet op een instrument diopter, vizier kijktoestel - televisie kijktoren - belverdere, kaap, wachttoren kijven - bekken, bekvechten, harrewarren, herriën, kibbelen, kiften, krakelen, ruziën, schelden, twisten, uitvaren, vechten kyfose bochel Kymrische taal - Welsh kynologie hondenkennis kynoloog hondenkenner