Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
haag - heg, heining, omheining 
haagappelboom - elsbesseboom
haagberk - zilverberk
haagbezie - braam
haagbloem - winde 
haagbos - doornstruik, struikgewas
haagboterbloem - speenkruid 
haagdoorn - meidoorn, meidoren  
haageik - steeneik 
haagloper - spijbelaar 
haagmus - bastaardnachtegaal
haagpuit - boomkikvors
Haags romanschrijver - Couperus, Emants
Haagse meester - Allebé, Artz, Bisschop, Blommers, Bosboom, Gabriel, Israëls, Jongkind, Maris, Mauve, Mesdag, Neuhuys, Poggenbeek, Roelofs
haagspel - rederijkersfeest
haagstruik - liguster
haagvors - boomkikvors 
haagwinde - klokwinde
haai - bocht, bijdehand, kraakbeenvis, roofvis, schrokker, schrokop 
haaiachtige - aalhaai, doornhaai, hamerhaai, haringhaai, hondshaai, isuridae, mensenhaai, neushaai, reuzehaai, ruwehaai, sphyrnidaeste, gostoma, triakidae, voshaai, zaaghaai, zebrahaai, zeeengel,
haaibaaj - feeks, kenau, mannetjesputter, manwijf
haaieleer - chagrinleer
haaien - ruziën
haaiensoort - alopias
haaienvel - segrijn
haaiig - pinnig
haailuis - remoza
haairog - spitsmuil
haak - accolade, agrafe, angel, bootshaak, gesp, gesphaak, hoek, klamp, klauwier, kram, ophang, sluitbeugel, spang, vishaak, windhaak, winkelhaak, zandplaat
haak (scheepst.) - bootshaak, grondhaak, kathaak, puthaak, slempershaak
haak aan een roer - roerhaak
haak (versierde) aankledingstuk - agraaf, gesp, haaksluiting
haak in T-vorm - ferlet
haak met drie omgebogen tanden - krauwel 
haak met ring - palter
haak met veer - musketon
haak of hang - kram
haak om balken te kenteren - palter
haak om een schip aan te klampen - enterhaak
haak om papier vast te prikken - liashaak
haak ter bevestiging - gesp
haak van een letterzetter - ferletpapier, kroes, kruk, zethaak
haak van een zonnewijzer - gnomon
haakbord - waterpas
haakfiguur - accolade
haakje - haakpen,  krasje, schrapje
haakje tot verbinding van regels -  accolade, akkolade
haakjes - insluitingsteken 
haaklelie - amarillis
haaknaald - haakpen
haakring - duimeling
haaks - dwars, rechthoekig
haaks zetten - zweren
haaksleutel - loper, slothaak
haakspeld - sevigne
haakspijker - klauwier
haaksteek - losse, vaste
haaks zetten - zweien
haaktang - nijptang
haak ter bevestiging - gesp
haakvormig voorwerp - klauw 
haakwal - spit, strandhaak 
haakijzer - gaffel, krauwel, kromme
haal - dor, droog, heugel, houw, kras, loon, lijn, overtoom, pennenstreek, ruk, streek, streep, trek, uithaal, veeg
haalbaar - bereikbaar, uitvoerbaar
haal met de tong - lik
haal met een borstel - veeg
haal met een pen - kras, trek
haal met een visnet - trek
haal of kras - streep
haal over de huid - krab
haalendje - jaaglijntje
haalmes - kuipersmes, plaan, rietmes, trekmes
haaltje - trekje
haaltje aan bonen - blees
haam - achter schenkel, gareel, halsjuk, knieboog, trektuig, voorschoft
haan - cantecleer, gareel, hoender, kapoen, mannetjeskip, weerhaan, windhaan
haan, gecastreerde - kapoen
haan om gemest te worden - kapoen
haan van een geweer - trekker
haantje de voorste - belhamel 
haantje op de toren - weerhaan
haar - dos, heidegrond, kleinigheid, lanugo, manen, pels, pruik, vacht, vezel, watergewas
haar afsnijden - scheren
haar borstelen - kappen
haar kammen - kappen
haar onder de neus - moustache, snor
haar op de opperhuid van planten - trichoom
haar van dieren - manen, pels, wol
haar van een haas - rool 
haar van een paard - manen 
haar van een schaap - wol
haarachtige dekking - poil
haarband - anadeem,  bandeau, diadeem, haarwrong, lint, peel
haarbos - dot, knot, krul, kuif, lok, vlecht 
haarbos bij paarden - manen
haarbosje aan de onderlip - sik 
haarbosje voor het oor - tochtlat 
haarbos met vlecht - streng
haarbos op voorhoofd - kuif
haarbundel - krul, lok
haard - brandpunt, broeinest, centrum, convector, kachel, oven, schouw, stookplaat, stookplaats, vuurbron, vuurplaats 
haard van een aardbeving - epicentrum
haarddeel - haardkuil 
haardijzer - pook, rakel, vuurijzer
haardoek - kalmoek, kalmuk
haardos -baard, bakkebaard, pruik, sik, snor, toupet 
haardos aan kin - baard
haardos onder de neus - snor
haardot - knoedel
haardracht - kapsel, krul, pony, pruik, tres, vlecht, wrong
haardroog apparaat - droogkap, föhn
haarfijn - accuraat, capillair, fijnvezelig, minutieus, nauwkeurig, precies, precieus, ragfijn
aarglans van een dier - angel
haargras - aira, struisgras
haargroei - lok, sik, baard
haardstede - stookplaats, vuurplaats, woonplaats 
haarfijn - minutieus, nauwkeurig, precies, procleus
haargolven - onduleren 
haargolving - ondulatie 
haargras - aira
haargroei - baard, beharing, lok, sik, snor
haarkleur - asblond, blond, bruin, donkerblond, grijs, platina, rood, ros, rossig, wit, zwart
haarkleuring - spoeling 
haarkleurmiddel - haarkleursel, haarverf, henna, kleurshampoo, kleurspoeling, kleurversteviger
haarkloven -beknittelen, bevitten, chicaneren, ergoteren, harrewarren, muggenziften, pikken, pointilleren, twisten, uitpluizen, vitten
haarklover - muggenzifter, sofist, vitter
haarkloverij - beuzelarij, byzantinisme, casuïstiek, chicane, muggenzifterij, sofisme 
haarknipmachine - tondeuse 
haarknipper - coiffeur, kapper
haarknoedel - chignon, knoet, wrong
haarkrans bij een konijn - rozet
haarkroon - zaadpluis
haarkruid - dwergvlas, venushaar
haarkrul - boekel, lok 
haarkruller - krultang
haarkuif - aigrette 
haarkunstenaar - stylist
Haarlemmerhout, van hem staat een beeld in de - Hildebrand
Haarlems voetbalelftal - Edo 
Haarlemse meester - Berkheijde, Bouts, Brouwer, Claez, Codde, Duck, Dusart, Freck, Hals, Heda, Leyster, Palamedesz, Pot, Ruysdael
haarlint - strik
haarlok - haarkrul
haarloos - glad, kaal, onbehaard
haarmiddel - brillantine, haarlak, pommade
haarmos - vedermos
haarmuts - berenmuts 
haarolie - brillantine 
haar onder de neus – knevel, snor
haaropmaken - kappen
haarpijn - kater 
haarplakmiddel - brillantine 
haarplukken - harrewarren, twisten
haarrook - heidedamp, veendamp 
haarscheurtjes in glazuur - craquelé
haarsieraad - diadeem 
haarsnijden - knippen
haarsnijder - barbier, coiffeur, friseur, kapper, scheerbaas
haarsnijmachine - tondeuse
haarsnit - coupe
haarsnoer - haarband, tres, vlecht, wrong 
haarspeld - schuifspeld
haarstreng -  tres, vlecht, wrong
haarstuk - postische, pruik
haarstukje - touoet
haartangetje - pincet
haartje - pluisje
haartooi - coiffure, kapsel
haartrimmen - scheren 
haaruitval - alopecia, kaalheid, psilosis, rui
haar van sommige dieren - manen, wol 
haarvat - ader, capillair, haarbuis 
haar verliezen - kalen
haarversiering - aigrette, diadeem, spang 
haarversteviging - hairspray
haarverzorger - coiffeur, kapper
haarvlecht - klis, streng, tres, wrong
haarvlecht (Sanskriet) - juta
haarvogel - buulbuul
haarwasmiddel - shampoo 
haarwassen - shamponeren 
haarwater - lotion 
haarwerk van vals haar - allongepruik, krulpruik,pruik, staartpruik, toupet, stukje
haarwerker - posticheur, pruikenmaker
haarworm - draadworm, huidziekte, trichine
haarwrong - chignon, dot, knoedel,  knot, kondee, streng, toet
haarzalf - pommade
haarzeef - teems
haarziekte - favas, herpes, microsporie, trichophytie
haas - berghaas, duinhaas, grasbuik, heihaas, heiknapper, kleihaas, koolhaas, langoor, lendestuk, moer, moerhaas, rammelaar, sneeuwhaas, veldhaas, voedster, zandhaas
haasachtigen - leporiden
haasje - dupe
haaskonijn - leporide
haassoort - fluithaas, moer, pika, rammelaar, voedster 
Haas, ster uit het sterrenbeeld de - Arneb
haast - amper, bijkans, bijna, gauw, gezwind, gezwindheid, hurrie, kippedrift, ongeduld, overijld, schier, spanning, spoed, spoedig, vaart, weldra, ijl,
haast hebben - presseren
haast hebbend - gejaagd, gehaast, gepresseerd 
haast maken - opschieten, reppen
haast niet of haast nooit - zelden
haast u langzaam (Lat.) - festina, lente
haastelijk - dra, snel
haasten - draven, drijven, jachten, jagen, jakkeren, opdrijven, opschieten, presseren, rennen, reppen, snellen, spoeden, voortmaken, ijlen
haastig - angstig, driftig, dringend, gehaast, flansen, gejaagd, gejacht, inderhaast, jachtig, koortsachtig, koortsig, metterhaast, ongeduldig, onrustig, opvliegend, overhaast, overijld, rap, ras, rusteloos, schichtig, schielijk, snel, spannend, spoedeisend, spoedig, terloops, vlot, voorbarig, vlug, vluchtig, voortvarend, weldra, ijlings, zenuwachtig
haastig (muz) - precipitando, presto, tosto
haastig aanbrengen - flansen
haastige beet - snak
haastig en vlug – snel, vlot
haastig hapje - snack
haastigheid - drift, haast, overijling
haastig lopen naar - toesnellen
haastig spreken - raffelen
haastig wegkomen - jachten, reppen, ritsen, spoeden, voortmaken
haastig zonder zorg in elkaar zetten - flansen
haastig (muz.) - accelerato, precipitando, tosto, presto
haastige beet - snak
haastigheid - drift, haast, overijling
haast of spoed - ijl
haasvreter - angsthaas, bangerd, bangerik, bloodaard, wezel
haat - afgrijzen, afgunst, afkeer, afschuw, animositeit, hekel, hostiliteit, nijd, octium, odium, pik, rancune, ressentiment, verbittering, vete, vijandschap, walg, wrok
haat koesteren - wrokken
haat opwekkend - gehaat, hatelijk
haat tegen al wat vreemd is - xenofobie
haatcampagne - hetze
haatdragend - hostiel, koppig, onverzoenlijk, rancuneus, vijandig, wrokkig, wrokzuchtig 
haatgevoel - rancune
haatster - vijandin
habbekra(t)s - kleinigheid
habiel - bedreven bekwaam, vaardig
habijt - gewaad, kleed, monnikskleed, opperkleed, ordekleed, pij, toga, 
habiliteit - bedrevenheid, bekwaamheid, handelingsbevoegdheid, vaardigheid 
habitué - klant, kroeglopen, stamgast
habitueel - aangewend, gemeenzaam, gewoonlijk, 
habitus - gedaante, gedrag, houding, kleur, manieren, uiterlijk
Habsburgse huis, lid van het - Albrecht, Ferdinant, Frederik, Karel, Leopold, Maria, Maximiliaan, Rudolf
habijt - gewaad, kleding, kleed, monnikskleed, opperkleed, ordekleed, pij
hach - waagstuk
hachee - vleesgerecht
hachelijk - benard, benauwd, bezwaarlijk, delicaat, epineus, gevaarlijk, gewaagd, grillig, kies, kritiek, lastig, lichtgeraakt, misselijk, moeilijk, netelig, ongewis, onveilig, onzeker, penibel, periculeus, precair, pijnlijk, riskant, veeg
hachelijk stuk - waagstuk
hachelijke kans - gevaar, risico, 
hachelijke onderneming - waagstuk, risico
hachelijke situatie - dreiging, gevaar, nood, risico 
hachelijke toestand - benardheid, crisis, ellende, gevaar, nood, penarie, perikel
hachje - jantje lichaam, leven, matroos,  waaghals
hachjesdag - smuldag
haciëda - farm
Hades - afgrond, Dis, hel, onderwereld, Orcus
haematiet - bloedsteen, glaskop, roodijzersteen
haemomanie - bloedroes, bloedwaan
haf - baai, eendagsvlieg, efemeride, fjord, inham, kreek, kustmeer, oeveraas, strandmeer 
hafachtig  zoutmeer - etang 
hafachtige riviermonding - liman
hafnium - hf
haft - dagsvlieg, eendagsvlieg, ephemera, oeveraas 
haften - ephemeriden
hagedisachtige -
 4   teju, worm
 5   agame, gekko, skink, tokeh, tokke
 6   agamen, iguana, tokkeh, sauria, varaan, waraan
 7   lacerta, leguaan, tjitjak
 8   basilisk, daggekko, kameleon
 9   hazelworm, heloderma
10  dinosaurus, steengekko
11  gilamonster, muurhagedis
12  brontosaurus,  franjevinger, komodovaraan, 
      ruïnehagedis
13  ijzerslangetje, gigantosaurus
hagedis der oude wereld - agame
hagedisachtig dier - gekko, kameleon, leguaan, salamander, toke
hagedisachtige - hardoen, sauria
hagedisstaartvogel - archeopterin
hagedoorn - meidoorn
hagel - ijskorrel, zwerm
hagelkorrel - hagelsteen
hagelnieuw - fonkelnieuw, splinternieuw
hagelwit - spierwit
Haiman, hoofdstad van - Hoihow
hairstylist - kapper
Haïti, eiland behorende tot - Tortuga
Haïti, eiland waarop - is gelegen - Hispaniola
Haïti, hoofdstad van - Port-au-Prince
Haïti, munteenheid op - gourde
Haïti, rivier op - Artibonite
Haïti, stad op - Gonaives, Jacmel, Jeremie, Port-au- Prince, Port-de-Paix, Saint-Marc
Haïti, zeldzaam zoogdier, voorkomend op - agouta
Haitiche munt - gourde
hak - afgunst, bijlslag, haat, hak, hiel, houw(eel), kerf, nijd, pik, pikhouweel, slag, snede, wrok
hak (Ind.) - patjol
hakbaar - oogstbaar 
hakbeitel - fermoor, hakguts 
hakbos - eikehakhout, kreupelbos, kreupelhout
hakbijl - (a)aks 
haken - begeren, grijpen, handwerken, haperen, knopen, naaldvak, naaldwerken, reikhalzen, smachten, snakken, strikken, talen, vasthechten, verlangen 
hakende naar afwisseling - ongedurig
hakenkruis - swastika 
haker - gierzwaluw 
hakerig - lastig, netelig
hakgereedschap - bijl
hakhout - schaarhout, slaghout, strubben
hakhout onder hoog bos - middenbos
hakkebord - cimbaal, fries, tympaan, zimbalon
hakkebord der zigeuners - zimbalon
hakkelaar - hakkelkees, stamelaar, stotteraar
hakkelen -  haperen, inkepen, inkerven, insnijden, stamelen, stotteren, uithakken, uitsnijden
hakken - aanmerken, afgeven, delen, fijnmaken, rooien, haarkloven, houwen, kappen, kerven, kloven, losmaken, rooien, sabelen, slaan, splijten, vellen, vitten
hakkenei - telganger, damespaard 
hakkepoffer - motorbootje, moterfiets
hakker - houwer, vitter
hakker van rijsthout - griendhakker
hakketakken - krakelen, vitten
hakken van eenzijdige groeven, in natuursteen - frijnen 
hakmes - golok, heep, hiep, kapmes, (Mal. Parang), wiedmes 
haksel - kort, kortover (vee) 
haksel van tabak - binnengoed, kort
hakselmachine - hakselaar
haktakken - hakken, hakketakken, krakelen, vitten
hakwerktuig - aks, beitel, bijl, golok, hakmes, houweel, kapmes
hal - portaal, portiek, vestibule
hal in een burcht - binnenzaal, ridderzaal
hal van een hotel - lounge
halcyoon - ijsvogel
halen - afhalen, apporteren, bereiken, langen, ontbieden, ophalen, trekken, verkrijgen, verschaffen
halen uit - puren
half - deels, demi, gedeeltelijk, medio, meta, semi
half (muz) - mezzo 
halfaap - 
 4   lori, maki vari
 5   indri, katta, lemur, potto
 6   adapis, aye-aye, galago, ooraap, sifaka, vosaap
 7   katmaki, koekang, oormaki, toepaja, wolmaki
 8   babaketo, beermaki, busbagy, muismaki
 9   spookdier
10  angwantibo, kobaltmaki, spookaapje, vingerdier
13 boomspitsmuis
half ambtelijk - officieus, onofficieel, semi-officieel
half bedorven - goor
half bloed - grikna
half bolvormig - koepelvormig
half doorschijnend marmer - albast
half doorzichtige glassoort - opaline
half dozijn - zes
half edelgesteente - agaat, ametist, topaas
half ezel - dziggetai
half fluweel - pluche
halfgod - sater
half goud - semilor
half hoge kolbak - talpa, talpak
half katoen - satinet
half mens, half paard - centaur
half mens, half stier - minotaurus
half mens, half vis - Dagon, Sirene, zeemeerman, zeemeermin
half metaal - antimonium
half ontwikkeld kristal - hemiedrie
half ronde uitbouw - absis, abside
half schaduw - penumbra
half sopraan - mezzosopraan
half vasten - laetare
half vrouw, half vis - meermin, sirene, zeemeermin
half wild paard - bronco
half wilde paarden in Zuid-Amerika - cimarrones
half wol, half katoen - satinet 
halfaap - lori, maki, ooraap, spookaap, vosaap
halfagras - espartogras, steppegras
halfbakken - gebrekig, halfgaar, halfslachtig, stumperig 
halfbakken wijsgeer - filofaster
halfblindheid - hemianopsie, heminiopie,
halfbloed - bastaard, cabocio, chichi, creool, grikna, halfkaste, indo, kee, kleurling, mesties, mulat, sinjo, zambo
halfbloed (Ind.) - sinjo
halfbloed van Chinees - maliko
halfbloed van een blanke en  een Indiaan in Brazilië - caboclo
halfbloed van blanke en zwarte - mulat
halfbolvormig. overwelving van een gebouw - koepel
halfbroer - stiefbroer
halfbroer van Atreus - Chrysippus
halfcirkelvormig bovenlicht - lunet
halfcirkelvormige boog in Romaanse stijl - rondboog
halfdek - gangboord 
halfdonker - schemer(ing )
halfdoorlaatbaar - semi-permeabel 
halfdoorschijnend edelgesteente - agaat, cacholong
halfdoorschijnend marmer - albast
halfdoorzichtig glas - opaline 
halfdrogende olie - raapolie
halfdronken - beschonken, tipsy 
halfduister - schemer
halfedelsteen - agaat, amethist, chalcedoon, jaspis, onyx, opaal, topaas 
halfedelgesteente - agaat, amethist, cacholong, chalcrdon, chrysoberil dioptaas, granaat, hoornsteen, jade, jaspis, katoog, kornalijn, kwarts, maansteen, nalijn, onyx, opaal, robijn, topasoliet, turkois, zeeagaat,    Zie ook edelgesteente
halfezel - dzjiggetai, ghor-khar, kiang, koelan, onager 
halfgaar - gek, halfzachtuitgeput 
halfgekamd wollen garen - sajet 
halfgesteveld - halfwitbeen
halfgod - bosgod, demon (Gr.), Faun, Heracles, Heros, Pan, Prometheus, sater, titan, veldgod,
halfgoden - Heroën
halfgoden der Gothen - anses
halfgodin - hemithea, molpadia, nimf
halfgoud - bladgoud, schijngoud, semilor, similor, tomba, tombak 
halfhemdje - frontje)
halfhoevige - cacia,  mara 
halfhoge kolbak - talpa 
halfjaar - semester 
halfjaarlijkse wind - moesson, passaat
halfjarig - semestraal, semestrieel
halfjarige stier - pinkbul
halfjonker - page 
halfhatoen - satinet
halfkoepelvormige nis - abside, absis, apsis
halfmaan - e.k, l.k, raagbol,  ragebol
half mens, half paard - centaur
half mens, half stier - minotaurus
half mens, half vis - zeemeermin
halfmudsmand - kin(netje), kun
halfparasiet - dolik, ratelaar, zwartkoren
halfporselein - favence
halfrond - hemisfeer 
halfrond snijmes sikkel
halfronde schouwplaats met oplopende zitplaatsen - amfitheater
halfrondvormig - ovaal 
halfrijm - assonantie, klinkerrijm, obsonant,
half slapen - dommelen, dutten, soezen
halfschaduw - penumbra 
halfslaap - doezel, dommel
halfslachtig - aarzelend, besluiteloos, halfhartig, onzeker, weifelend
halfslachtig wezen - hermafrodiet
halfslachtigheid - onzekerheld, weifeling
half stuk - deel, helft
halftime - pauze, rust
halftint - nuance, schakering, tussentint
halfvasten - Laetare 
halfvette melk - halvamel
halfverheven beeldwerk - anaglyfen, bas-reliëf
halfvlak - hemiëder 
halfvleugeligen - hemiptera, hemipteroidea, luizen, schildluizen, wantsen
halfvloeibaar kooksel - brij, gelei, pudding, pap, vla 
halfvloeibare stof - stroop
halfvolwassen - aankomend 
halfvrije - horige, laat, lijfeigenen, slaaf, slavin
halfvrije grondbezitter - leenlaat
halfwarm - lauw 
halfwas - adolescent, leerjongen, leerling, melkmuil, puber
halfwas knecht op steenhoven - schabul
halfweg - halverwege, halverwegen 
halfwijs - kinds
halfwind - dwarswind
halfwollen stof - flanel
halfwollen stofsoort - molton
halfzacht - dwaas, halfgaar, mallotig 
halfzijde - damast, filozel, floret, flos
halfzijde stof - satijn, satinet 
halfzijden gaasachtig weefsel - grenadine
halfzijdige verlamming - hemiplegi
half zingend, halfsprekend - recitando, recitatief 
halfzoete Spaanse wijs - xeres(wijn), sherry
halfzoolganger - wezel
halfzuster - stiefzuster
halfzuster van Abraham - Sara
halide - 
 6   haliet
 7   boleïet, kalomel, sylviet
 8   cryoliet, fluoriet, rinneïet
 9   atacamiet
10  carnalliet, ralstoniet
11  cerargyniet
12  tachyhydriet, terlinguaïet
halleluja - hallal, juichkreet, lofkreet, lofzang
halletoren - belford
hallo - aanroep, goedendag, uitroep
hallucinatie - gebazel, zinsbegoocheling 
halm - aar, fluit, helm, korenaar, spier, spriet, stengel, zier
halm van bloeiend graan - aar
halm van de buntgras - smeeltje
halmen - korenaren
halmoverblijfsel - stoppel
halmen van gedorst koren - stro 
halo - maankring, zonnekring 
halogeen - broom, chloor, fluor, jodium
haloragacee - myriophyllum, vederkruid
haloverschijnsel van de maan - tegenmaan
hals - cervix, domkop, goedbloed, goedzak, gorgel,  keel, kluns, kraag, nek, onnozele, stakker, stumper, sufferd, sukkel, sul
halsband - halsriem
hals, deel van de - keel, nek, strottenhoofd
hals over kop - abrupt, acuut, ineens, onverwacht, opeens, pardoes, plots, plotseling, subiet
hals van de Dortse zuil - hypothri
halsband - collier, halsketen, halssnoer, keten, riem
halsbandzwijn - navelzwijn, pekari
halsbedekking - boa, boord, col, das, halsdoek, kraag, labaar, shawl, sjaal
halsheugel voor vee - kelf, kennef, kennewe
halsbont - boa, halsbedekking, kat, nerts, stola, vos , wolfspels
halsboord - col, klaproos, kol, kolgans, kraag 
halsbrekende sprong - salto 
halsdas - bouffante
halsdoek - bef, das, fichu, foulard, guimpe, labaar, omknoopdoek, shawl, sjaal, stola
halsdoek in driekantige vorm - fichu 
halsdoek van floretzijde - foulard
halsdoek van linnen - labaar
halsdoek van tule met baleintjes - guimpe
halsdoek voor dames de schouders bedekkend -  fichu
halsdoekje - tissu 
halsgezwel - krop, struma, wen 
halsgordel - breidel, gareel, greel,  grim, haam, halsjuk, halster
halshout - halsklos
halshout voor vee - klaaf 
halsijzer - boei, pang
halsijzer aan een schandpaal - prang
halsjuk - gareel, greel, grim, haam, halsgordel, halster
halsketting - collier, halsband, halssnoer, riem, snoer 
halskraag - boord, col, lub
halskwab - kossem, wam
halskwab van runderen - kossem
halslap - bef
halsoverkop - acuut, ineens, onverwacht, pardoes, plots, plotseling 
halsrecht - terechtstelling  
halsrechter - beul
halsrechtplaats - galg, guillotine, schavot 
halsreep - halshoep
halsriem - halsband, halster, hoofdstel
halsriem voor paarden - halster 
halssieraad - bajadère, collier, halsband, halsring, halssnoer, karkant, parelsnoer
halsslap - bef 
halsslagader - halsader, hersenslagader, strotader, strotslagader
halsslipje - bef
halssnoer - collier, halsketting, karkant, keten, ketting, rivière
halssnoer van (edel)gesteenten - karkant
halsstarrig - bekrompen, eigenwijs, eigenzinnig, wars, hardnekkig, hoofdig, koppig, obstinaat, onbuigzaam, onverzettelijk, onwillig, opiniater, stroef, stug, stijfhoofdig, vasthoudend, weerspannig
halsstarrigheid - hardnekkigheid, koppigheid,  onbuigzaamheid, onverzettelijkheid, steilte, tenaciteit 
halsstarrig mens - stijfkop
halsstraf - doodstraf
halster - halsriem, hoofdriem, hoofdstel, paardentuig
halswervel - atlas, draaier, drager  
halsijzer aan een schandpaal - prang
halt - genoeg, ho, hola, hu, ophouden, sta, stil, stop, stopteken, werda
halte - aanhoud (Z.Afr.), aanlegplaats, abri, pleisterplaats, relais, rustplaats, stopplaats, wachtlokaal, wachtlokaaltje
halteplaats - bushalte, halte, statie, station, stop, stopplaats
halter - handstaaf, hefgewicht
halt houden - remmen, stoppen
hal van een huis - portaal 
halve aardbol - halfrond, hemisfeer
halve baan - parttime
halve bikini - monokini
halve boog - hemicyclus
halve cent - detje 
halve cirkel - halrond
halve cirkel in graden verdeeld - graadboog
halve delen - helften 
halve eindstrijd - demifinale
halve gare - onnozele, onwijze
halve gek - jool, maniak 
halve kilo - pond
halve klanktrap - gis
halve koets - coupé 
halve laars - bottine
halve leugen - menistenleugen
halve liter - pint
halve maan - e.k., l.k. , n.m., v.m.
halve maansbeen - oslunatum
halvemaanschans - ravelijn
halvemaanvorming - luniform, semilunair, sikkelvormig
halve maanvormig bolwerk - ravelijn
halvemaanvormig broodje - croissant
halvemaanvormig lichaam - meniscus
halve maanvormig snijmes - sikkel
halvemaanvormige zeis - snit
halve maat rust - sospiro
halve middellijn - radius, straal
halve rekening - conto, meta
halveren - delen, dedoubleren
halve stuiver - groot, plak
halve toonafstand - chroma 
halve versregel - hemistiche, hemistichon
halve waarheid - menistenwaarheid
halve wil die niet tot daad komt - aanvechting
halverwege - halfweg, medio, midden
halzerig - onnozel, stumperig
ham - achterbout, bacon, bil, dij, hesp, schink 
hamamelidacee - amberboom, hamamelis, toverhazelaar
hamamelis - toverhazelaar 
Hamansfeest - poerem, purimfeest
Hamei - slagboom, sluitboom
hameibrug - wipbrug  
hamel - emelt, engerling, muggenlare, ram, schaap, slagboom, sluitboom, traliehek, veram, weerschaap
hamer - beuker, klauwhamer, klopper, kwelgeest, marteel, moker, sleg, slegel, slegge, slei, vuist 
hamer in gehoororgaan - malleus
hamer om de drukballen op te slaan - balhamer
hamer om een zeis te scherpen - penhamer, zeishamer
hamer van de boekbinders - slaghamer
hamer van de goudslagers - slaghamer
hamer van de koperslagers - schelijzer
hamer van een scheepssmid - vuist
hamer van Thor - Mjollnir
hamer voor het inslaan van palen - sleeg, sleg, slegge
hamer voor kolfspel - kliek, malie 
hamerdoek - lawn, linon
hameren - slaan , spijkeren, timmeren
hamerschelp - malleus
hamerslag tegen hoofd van een rund - kol
hamertje in een piano - tangent
hamster - korenwolf 
hamsteren - inslaan
hamsterhaas -pika
hand - jat, knuist
hand, deel van de - duim, erwtebeen, kootje, maanbeen, muis, palm, pink, vinger
hand in bepaalde vorm houdend - knuist, vuist 
hand van een anker - vloei, wem
handbeugel - boei 
handbeweging - gebaar, manueel 
handblusser met pomp - annihilator
handboei - bracelet, kluister, knevel 
handboeien - menotten, paternoster 
handboek - dagboek, leidraad, manuaal, naslagwerk, vademecum, vraagbaak, woordenboek, zakboek
handboek voor de eredienst - agenda, liturgie, rituaal
handboord - manchet 
handboekje (Gr.) - enchiridion
handboekje (Lat.) - vademecum
handboekje voor het geestelijk leven - lekenspiegel
handbril - lorgnon
handdoek - droogdoek
handdynamo - knijpkat 
handel - business, greep, handvat, hefboom, koopwaar, kramerij, kruk, negotie, nering, (Eng.) omzet, trade, transactie, verkoop, zaken, zwengel
handel (Barg.) - massematten
handel betreffende - mercantiel, mercantieel
handel en wandel - gedrag
handel in aandelen - actiehandel
handel in geestelijke goederen - simonie
handel met ongeoorloofde winst - woekerhandel
handel (scheepsterm) - hens
handelaar – businessman, dealer, handelsman, koopman, kramer, markkt(koopman), negotiant, opkoper, slijter, trafikant, venter verkoper, winkelier, zakenman 
handelaar aan huis - venter
handelaar in antiek - antiquair
handelaar in bier - bottelaar, bottelier
handelaar in bloemen - bloemist
handelaar in edelstenen,  goud en zilver - juwelier
handelaar in geslacht gevogelte - poelier
handelaar in gevogelte - poelier
handelaar in huizen - makelaar
handelaar in linnen en wollen stoffen - manufacturier
handelaar in oude boeken - antiquaar
handelaar in runderen - veekoper
handelaar in tweedehands goed - uitdrager
handelbaar - billijk, gedwee, gemoedelijk, getemd, gewillig, handzaam, inschikkelijk, kneedbaar, mak, maniabel, makkelijk, meegaand, rechtvaardig, redelijk, rustig, tam, tractabel, verstandig, 
handeldrijven - negotiëren 
handeldrijven in geestelijke ambten - simonie
handelen - ageren, optreden, verkopen, volgen, 
handelen naar omstandigheden - opportunisme
handelen naar voorbeeld - navolgen, navolging
handelend - actief
handelend optreden - ageren 
handelend persoon – subject
handel en wandel – gedrag, leven
handeling - act, actie, acte, afgehandelde, akte,  aktie, bedrijf, contract, daad, ergernis, factum, feit, gang, gebeurtenis, gedrag, handelwijze, koop, lafheid, manoeuvre, manifestatie, manipulatie, operatie, overeenkomst, overweging, proces, schandaal, slag, vaardigheid, verrichting, verslag, werking, werkwijze, zaak
handeling in schaakspel  - zetten, slaan 
handeling op een boerderij - bemesten, dorsen, eggen, hooien, karnen, maaien, melken, mesten, oogsten, opladen ploegen, zaaien
handelingen - akta  acta 
handelingsbekwaam - mondig
handel in lompen - voddenhandel
handelwijze - gedrag, gedraging(en) 
handelsagent - commissionair, facteur, factoor, filiaalhouder, inkoper, waarnemer, zaakvoerder
handelsartikelen - handel,  koopwaar
handelsbetrekking - relatie 
handelsbeurs - exchange
handelsbevoegd - habiel
handelsbevoegdheid - habiliteit
handelscentrum - beurs
handelscombinatie - b.v., compagnie, c.v., fa, firma, maatschap, n.v., trust, vennootschap 
handelscrisis - baisse, depressie, krach,  slapte, stilstand
handelsexpositie – beurs, show
handelsfirma - handelshuis 
handelsgebouw - beurs 
handelsgebruik - usance, usantie 
handelsgeest - handelsaanleg 
handelsgemeenschap - vennootschap
handelsgenoot - associé
handelsgewas - aardappelen, bloembollen, bloemen, gerst, koolzaad, planten, rogge, suikerbiet, suikerbieten, tuinbouwprodukten, vlas, tarwe,
handelsgewicht - netto, rabat, stone, tarra
handelsgewicht op Java - katti, pikol, pikoel
handels god - Hermes, Mercurius 
handelsgoed - artikel,  koopwaar, positie, winkelgoed
handelsgoederen - handel, waren
handelshuis - emissiebedrijf, etablissement, firma, kantoor, koopmansbureau, verkoophuis, verzendhuis, zaak 
handelsinrichting - kantoor, office, succursale
handelskantoor - factorij
handelskunstjes in de effectenhandel - agiotage
handelsmachtiging - licentie, octrooi
handelsman - alleenhandel, alleenverkooprecht, handelaar, handelsmonopolie, koopman, venter, zakenman
handelsmonopolie - alleenverkooprecht
handelsmonopolie van de staat - regie
handelsnaam - firma, raison  
handelsnaam voor cocosvezels - coir
handelsnaijver - mededinging, concurrentie
handelsonderneming - affaire, B.V., cie, concern, cooperatie, fa., firma, handelshuis, maatschappij, N.V. , tarievenoorlog, zaak
handelsovereenkomst -  a.g., BV, firma, koop, N.V., SA, transactie
handelspapier - accept, ceel, cheque, cognossement, promesse, wissel
handelspapier verhandelen - negotiëren
handels pas - ferman 
handelsplaats - beurs, markt 
handelsrecht - octrooi
handelsreiziger - agent, vertegenwoordiger 
handelsscheepvaart - koopvaardij
handelsschip - koopvaardijschip
handelsspeculant - agioteur
handelsstad - koopsrad
handelsstad aan zee - zeehaven
handelstaal - Engels
handelstak - branche
handelsterm - anbieding, agio, aval, baisse, b.r.o. b.t.w., bruto, crediet, credit, c.w.t., debet, disago, factuur, franco, f.o.b., gedaan, hausse, koop, korting, laten, latus, leverantie, loco, manco, netto, n.t.o., offerte, overname, petto, rabat,  reductie, tarra, toonder, transito, trust, uso,
handelsterm (afk.) - cif
handelstractaat - handelsverdrag
handelstrein - karavaan
handelstrein (in de woestijn) - ezel, kameel, karavaan
handelsvaartuig - kraak
handelsvennoot - aandeelhouder, compagnon, deelhebber, lid, partner
handelsverdrag - traktaat 
handelsverkeer - commercie
handelsvertegenwoordiger - agent, agentuur, dealer, handelsreiziger, zaakvoerder
handelsvloot - koopvaardijvloot
handelsvolmacht - procuratie
handelsvoorwaarde op beurs - beurscondities
handelsvoorwerp - artikel, goed, waar
handelsvorm - b.v.,firma, holding, n.v.
handelswaar - aandeel, artikel, effect, goed, handelsartikel, koopwaar, waar
handelsweg - route, stroom
handelszaak - b.v. cirkel, Comp..,  firma, N.V., ondernemer, zaak
handelszaken na sluitingstijd - nabeurs
handeltje - deal
handelwijs - liberaliteit, operatie, procedure
handelwijze - bereidingswijze, gedrag, gedraging, gedrang, gestie, handeling, kuur, manoeuvre, manipulatie, methode, operatie, procédé, werkmanier, werkwijze
handelwijze waarbij men gedachteloos de gewoonte volgt - sleur
handen (scheepsterm) - hens
handenarbeid - huisvlijt, slöjd 
handenspraak - chirologie
handentaal - chirologie
handen verheffen - opsteken
handen verzorgen - manicuren
handenverzorgster - manicure
handenwarmer - mof
handgebaar - geste, manuaal,  handbeweging
handgeklap - applaus, ovatie, salva
handgeld - goospenning, handgift, jatmoos, premie, steekpenning, werfgeld
handgemeen - gevecht, geworstel, handtastelijkheid, knokpartij, mêlée, slaags, vechtpartij, vuistgevecht
handgeweven tapijt - kelim
handgewricht - pols
handgift - handgeld
handgreep - bedrevenheid, behendigheid, beugel, foefje, greep, handigheid, handvat, handvol, heft, hengsel, klink, knop, kruk, kunstgreep, list, manipulatie, oor, slagvaardigheid, steel, truc
handgreep van een degen - gevest 
handhabiliteit - handigheid
handhaven - beschermen, bestendigen, mainteneren, onderhouden, persisteren, steunen, uithouden, verdedigen, volharden, volhouden, voorstaan
handhaver van de wet - politie, wetsdienaar 
handhaving - instandhouding 
handicap - belemmering, hindernis, hinderpaal, rem
handicappen - benadelen, belemmeren, hinderen 
handig - adrem, bedreven, behendig, bekwaam, bruikbaar, bijdehand, diplomatiek, gehaaid, gevat, gewiekst, goochem, habiel, handzaam, handvaardig, kien, kunstig, link, listig, nuttig, pienter, praktisch, schrander, slim, snedig, tactisch, vaardig, vlug, uitgekookt, uitgerekend, vindingrijk
handig en flink - redzaam
handig en geslepen - listig
handig man - diplomaat, gauwerd
handig meisje - tas
handige fopperij - mystificatie
handige streek - tuk
handige verrichting - foef, handgreep, kunstgreep, truc, vaardigheid
handigheid - aanleg, bedrevenheid, behendigheid, bekwaamheid, dexteriteit, flair, foef, gauwigheid, gave, habiliteit, hanteerbaarheld, kneep, kunst, kunstgreep, slag, tact, truc, vaardigheld
handigheidje - foefje 
handig-schrander mens - politicus
handig voor elkaar brengen - matsen
handig werken - manipuleren 
handijzer - breekijzer, handboei 
handjicht - chiragra,  handeuvel
handkar - handwagen
handklavier - manuaal
handkoffer - karbies
handkijker - chiromant, toneelkijker
handkijkkunst - chiromantrie
handkijkster - waarzegster
handklavier - manuaal
handknijptangetje - kraaiebek
handkoffer - citybag, karbies, valles
handlamp - zaklantaarn
handlanger - bijwagen, collaborateur, confrère, consort, gabber, heler, helper, kornet, maat, medeplichtige, mededader, rechterhand, satelliet, secondant, trawant
handlanger van prof. Lupardi - Yoto
handlantaren - knijpkat, slons(je), zaklantaren
handleiding - compendium, enchiridion, gids, handboek, leerboek, leidrand, toets, tractaat, vademecum
handlijnen - lineamenten
handlijnkunde - chiromantie
handlijnwaarzeggerij - chiromantie 
handlood - peillood
handmaaier - sikkel, zeis
handmitrailleur - sten(gun) 
handmolen - kweern 
handomdraai - ommezien, wip
handopheffing bij het maatslaan - arsis
handoplegging - inzegening, wijding
handpalm - muis 
handpenning - godspenning, handgeld-
handpersplaat - degel 
handpersraam - frisket 
handregenscherm - paraplu
handreiker - compère
handschermpje - waaier 
handschoen - glacé
handschoen zonder vingers - mitaine, mof, want
handschoenenleer - nappa
handschrift - autograaf, codex, geschrift, hs,  kopij, manuscript, ms.
handschriften - hss,mss
handschrift van de schrijver zelf - autograaf
handschrift voor de drukker - kopij, manuscript
handschrift (oud Germ.) - runen
handschriftkunde - codicologie, grafologie, paleografie
handschriftkundige - codicoloog, grafoloog, paleograaf
hand. off (Eng) - afblijven 
handspraak - spilboom, vingertaal, windboom 
handtas - karbies, reticule 
handtastelijk - handgemeen, palrabel, vechtend
handtekening - autogram, naamtekening, paraaf, signatuur 
handtekening plaatsen - signeren
handtekening van schilders - monogram
handtrekken - lineamenten
handtrommel - rinkelbom, taboret, tamboerijn, tamtam 
handvaardig - bekwaam, handig
hand van een anker - wem
handvat - beugel, draagbeugel, gesp, gevest, greep. handel, handgreep, hengsel, heft, klink, knop, kruk, manette, oor, steel 
handvatsel - beugel, e(i)nze, gevest, greep, handgreep, hecht, hengsel, heft, klink, knop, kruk, oor, steel
handvat aan een deur - klink
handvat aan een geweer - kolf
handvat aan een hark - steel 
handvat aan een kan - oor 
handvat aan een tas - beugel, greep 
handvat van een degen - gevest 
handvat van een sabel - sabelgevest
handvat van een zwaard - greep
handveger - stoffer
handverzorger - manicurist, chiropodist
handverzorging - manicure, chiropodie
handverzorgster - manicure
handvest - charter, grondslag, keur, oorkonde, pact, privilege, stuk
handvleugelig zoogdier - vleermuis 
handvol - gaps, greep, haffel, plok, pluk, toef
handvol haren - haarbos 
handvuurwapen - geweer, karabijn,  pistool, revolver, sten
handwagen - handkar
handwarmer - mof 
handweefsel - homespun
handweefstof - gordijnstof 
handweefwerk  Ind.) - ikat
handwerk - ambacht, bedrijf, behandelen, behandeling, beoefenen, beroep, bezigen, borduurwerk, breiwerk, haakwerk, metier, naaiwerk, professie, stiel, vacht, vak
handwerken - borduren breien, haken, kantklossen, knippen, knopen, macramé, mazen, merken, naaien, naaiwerk punniken, rijgen, stoppen
handwerksman - ambachtsman, gezel, goudsmid, hoefsmid, ketelbikker, ketelboeter, ketellapper, opperman, stielman, vakman, werkman, wever, zilversmid,
handwerkmand - naaimand
handwerksgezel - knecht
handwerksman - ambachtsman, gezel, werkman Zie ook ambten en beroepen
handwerktechniek - appliceren, borduren, breien, festonneren, filet, frivolité, haken, kantklossen, macramé, mazen, naaien, stoppen, vlechten, weven
handwerkster - arbeidster, naaister 
handwerk vrouwelijk - appliceren, borduren, breien, frivolité, haken, kantklossen, knippen, macramé, naaien, patchwork
handwijzer - wegwijzer 
handzaam - gedwee, gemakkelijk, geschikt, gunstig, handelbaar, handig, nuttig. praktisch, volgzaam
handzaamheid - gedweeheid
handzeel - halszeel
handzegel - cachet, signet
hanenbalk - dakbalk, dakgebint, daksteun
hanengekraai - kukeleku
hanengeluid - gekraai, kraaien
hanenkam - cantharel, dooierzwam, eikvaren, esparkette, kuif, ratelaar, reigersbek
hanenpoot - schoorpaal
haneschop - buizerd
hang - klamp, kram, neiging, rek, trek, verlangen, visokerij
hangar - loods 
hangbroek - dauwel, druil
hangebast - galgenbrok, hangop
hangend - onbeslist
hangende - gedurende, onafgedaan, onbeslist, tijdens
hangende druipsteenkegel - stalactiet
hangende pont - transbordeur
hang- en sluitwerk - dagschoot, fits, grendel, hengsel, knop, kruk, paumelle, scharnier, slot, taatspot
hangel - vuurijzer
hangen - treuzelen
hangende luchter - luster
hanger - bandelotte, medaillon
hanger van edelstenen - parure, pendeloque
hangerig - druilig, lamlendig, lusteloos
hangjuweel van dames - pedentief
hangkamer - insteek,  insteekkamer, entresol, opkamer
hanglamp - pendel
hanglip - pruillip
hangman - beul
hangnestvogel - troepiaal 
hang- en sluitwerk - beslag, dagschoot, grendel, hengsel, knop, kruk, paumelie, scharnier, slot, taatspot
hang of haak - kram
hangsieraad - breloque
hangt men gordijnen aan op - roe
Han-hai - Gobi
hanig - fel, geil, kijfachtig, vinnig, wulps
hank - ank, kolk, kreek, plas
hansop - kinderpyama, nachtgewaad, nachtkledingpiama,
hansworst - clown, dwaas, fratsenmaker, grappenmaker, harlekijn, komiekeling, kwast, nar, onverstand, paljas, pantalon, pias, pierrot, polichinel, potsenmaker, pulcinel, saltimbanque,  scaramouche
hansworst (Eng.) - punch
hansworst van het Franse toneel - Pierrot
hansworst (It.) - scaramouche
hansworstendans - pantalonnade  
hansworsterij - guiterij, potsenmakerij, zotternij
hanteren - aanwenden, behandelen, beoefenen, bezigen, gebruiken, manipuleren, verplaatsen, vervolgen, uitoefenen
Hanzestad - 
 5   Memel, Reval, Stolp, Wisby
 6   Berlijn, Bremen, Brugge, Danzig, Elburg, Kammin, Kampen,
      Keulen, Krakau, Kyritz, Londen, Lübeck, Windau,
      Zwolle
 7   Breslau, Hamburg, Kolberg, Munster, Prenlau, Rostok, Stettin
 8   Brunswijk, Deventer, Dortmund, Duisburg, Hanover,
      Prenziau,  Warchau
 9   Amsterdam, Antwerpen, Dordrecht, Enkhuizen, Frankfort
10  Braunsberg
11   Maagdenburg
13   Koningsbergen
hap - beet, bekvol, bete, kliekje, knauw, mondvol, restje, snak, snap, stuk, tuk,
haper - scheurtje, winkelhaak
haperen - dralen, falen, greineren, haken, hakkelen, hokken, horten, karrelen, kartelen, kerven, kloppen, klungelen, mankeren, ontbreken, schorten, steken, stokken, stoten, stotteren, sukkelen, talmen, tikken, tokken, vastzitten, wachten, zeuren
haperend - stotend, stoterig
hapering - horrel
hapje - bijgerecht, mondjevol, snack
haplografie - schrijffout
happen - bijten, snakken, snauwen
happening - huldiging
happig - begerig, belust, graag, gragig, gretig, tuk, verlangend 
happy - blij, gelukkig 
hapschaar - diender, dievenleider, penningmeester, vrek
har - harre, her, herre, duim, knier, scharnier 
harakiri - buikopenrijting, zelfmoord
hard -  cru, emotieloos, fel genadeloos, geplaveid, hardvochtig, harteloos, hel, hevig, intens, krachtig, koud, luid, luidkeels, massief, moeilijk, nijg, sterk, onbarmhartig, onbewogen, onbuigzaam, hardhandig, kalkhoudend, ongenadig, ongevoelig, onmeedogend, onvermurwbaar, onzacht, rigide, run, ruw, smartelijk, snel, sneu, snood, Spartaans, stevig, straf, streng, stijf, stug, verhard, wreed
hard (muz) - duramente, forte, fortissimo 
hard arbeiden - ezelen
hard bericht - jobstijding
hard binnen lopen - pezen, rennen
hard dierlijk vet - alg
harddraver - loper
harddraverij - drafsport
harddraverskar - sulky
harddrug - lsd
hard en glanzend metaal - mangaan
hard en niet vloeiend -  stotend
hard en rekbaar metaal - nikkel
hard en ruw - wreed
hard en star - streng 
hard gaan lopen - draf
hard gebakken steen - klinker
hard gegroefd hout - krispel
hard geloop - gedraaf, geren 
hard geluid - bons, detonatie, geschal, kabaal, klap, knal, ontploffing, tumult
hard gesteente - agaat, amaril, arduin, basalt, diamant, dioriet graniet, marmer rots, silex 
hard gevulkaniseerd caoutchouc - eboniet
hard geworden restant van weke massa - korst
hard glanzend staal - chroom
hard gooien - kegelen, kogelen
hard gras - borstelgras, helm
hard groen gesteente - dioriet 
hard gummi - eboniet
hard hollen - racen
hard ingespannen werken - pezen
hard klinkend - luid, forte, hardop, lawaaierig, luide,  rumoerig, tumulteus
hard lachen - gieren, schateren 
hard leren - blokken, sloven, zwoegen
hard leven - hondeleven
hard lopen - benen, draven, hollen, racen, rennen,  snellen, spankeren, spurten
hard lot - gelag
hard maken - harden
hard meelgebak - kaak
hard melksap - guttapercha
hard metaal - gallium (wit), korund, mangaan, staal, stelliet,  titanium, uranium, widia, wolfram
hard niezen - proesten 
hard, nors man (bijb.) - Nabal 
hard omhulsel - korst
hard oogvlies - selerotica
hard regenen - gieten, hozen, plenzen
hard roepen - gillen, schreeuwen
hard rijden - jakkeren, races, pezen, rennen, rossen, sprinten, spurten, vliegen 
hard schot - spetter
hard schreeuwen -  blèren, bulken, gillen, krijsen, loeien
hard slaan - beuken, dreunen, meppen, mokeren, stompen
hard stoten - rammen
hard studeren - blokken, ploeteren, vossen, zweten, zwoegen
hard trappen - raggen
hard trappen op de vloer - stampen
hard uitsteeksel aan de kop van verschillende dieren   - hoorn
hard vallen - smakken
hard vet - ongel, talg, talk
hard voorwerp - kei,  steen 
hard vreugdeloos mens - laodiceeër
hard vulkanisch gesteente - basalt
hard waaien - stormen
hard werken - beulen, blokken, ezelen, hijgen, pezen, ploeteren, sappelen, sjouwen, slaven, sloven, stompen, tobben, vossen, zeulen, zuchten, zweten, zwoegen
hard werkende vrouw - sloof
hard woord - grauw, snauw 
hard worden van vet - stollen
hard ijzer - staal
hard zoenen - smakken
hard zwart gesteente - graniet
hardaankomend - raak
hardbevroren plek in de aarde - hal
hardbevroren sneeuwbank - sastrugi
harde actie - boycot, staking
harde bal - pil, smash
harde beet - knauw 
harde blauwgrijze steensoort - arduin, bazalt
harde bouwstof - beton
harde bui  - gietbui, plasregen, plensbui, stortbui, slagregen, wolkbreuk
harde buitenkant - bast, bolster, korst, schil
harde delfstof - diamant, git, kolen, steenkool, erts 
harde doorschijnende stol - glas
harde droge oppervlakte - korst 
harde droge wind - mistral
harde duw - opstopper, por, stomp
harde geloofsvervolging - persecutie
harde handbezem - boender
harde hoornachtige verdikking van de  opperhuid - eelt
harde houtplek - knoest
harde kalksteen - arduin
harde klap - dreun, mep, poeierram, stomp, stoot
harde knobbel - knoers(t)
harde koolstengel - stronk 
harde kreet - gil
harde kunsthars - bakeliet
harde kus - smakker
harde loop - ren, draf, geren 
harde muurbedekking - granol
harde neerslag - stortregen
harde oorveeg - paardezoen
harde oppervlak - korst, schil 
harde pees - zeen
harde plaats - kwast, verharding
harde plek in hout - knoest, kwast
harde plof - smak
harde popmuziek - rock
harde puist - steenpuist
harde regen - gietbui, hoosbuistortbui, wolkbreuk
harde roep - gil
harde rubber - eboniet 
harde schil - bast
harde slaapplaats - brits, krib 
harde slag - bons, dreun, kink, klap, knal, mep, opdonder, pats, pets, plof, smak 
harde slag op hoge bal - smash
harde smeer - talk 
harde steensoort - arduin, basalt, bazalt, silex, vuursteen 
harde stengel van kool - stronk 
harde stof - eboniet, diamant, staal, ijzer
harde stomp - pug
harde val - smak, plot 
harde veldsport - rugby
harde vruchtepit - steen
harde vuistslag - opdonder, opstopper, stomp
harde wassoort - montaanwas
harde werkelijkheid - realiteit
harde werker - ploeteraarstomper, zwoeger
harde wind  - orkaan, storm,  tornado, tyfoon
harde woorden - grauwen, snauwen 
harde wrange peer - kroppeer
harde zwarte stof - eboniet, git 
harden - fineren, hardmaken, oefenen, stalen, trainen, trimmen, uithouden, verduren, versterken, volhouden
harden van ijzer - stalen
hardhandig - ruw, wreed
hardheid - rigueur, strengheid
hardheid van de grond door vorst - hal
hardheidsmeter - scleroscoop
hardhoofdig - bot, eigenwijs, halsstarrig, hardnekkig, koppig, onbuigzaam, stijfhoofdig, taai
hardhorend - doof, ongezeglijk
hardhorendheid, seniele - presbyacusis 
hardhorig - doof 
hardhuidig - ongevoelig
hardhuidige - koffervis
hardingsmiddel - lemnit
hardleers - bot, dom, eigenwijs, koppig
hardlijvigheid - constipatie, obstipatie, verstopping
hardlopen - draven, hollen, racen, rennen, sjezen, snellen, spurten
hardloper - atleet, doodloper, draver, holler, renbode, renner, sneller, sprinter, spurter, tachydroom 
hardloper, schoenen van een - spikes 
hardlijvigheid - constipatie, obstipatie, obstructie, verstopping
hardnekkig - bokkig, dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardhoofdig, koppig, obstinaat, onbuigzaam, onverzettelijk, onwillig, opiniaat, opiniater, star, steilorig, stug, stuurs, stijfhoofdig, volhoudend, weerbarstig, weerspannig  
hardnekkig zwijgen - mutisme, stomheid
hard, nors man - Nabal 
hardop - luid, luide, luidop, overluid
hardop en hel - luid
hardrijder - renner, sprinter, stayer, wielrenner 
hardsteen - arduin, ecosynsesteen, basalt, graniet, marmer, silex
hardvochtig - draconisch, gestreng, gevoelloos, koud, meedogenloos, onaandoenlijk, ongenadig, ongevoelig, rigide, rigoureus, ruw, streng, wreed, wreedachtig
hardvochtigheid - wreedheid, ongevoeligheid
hardvochtig mens - wreedaard
hardworm - engerling
Hare Doorluchtige Hoogheld - S. A. E. 
Hare Hoogheid - H.H., SA. 
Hare Keizerlijke Hoogheld - S.A.l. 
Hare Koninklijke Hoogheid - H.K.H. 
Hare Majesteit - H.M., S.M. 
harem - kamenade, serail, vrouwenverblijf
harembewaker - eunuch 
haremmeisje (slavin) - odalisk
haremwachter - eunuch
haremslavin - odalisk (e) 
haren - haardos, scherpen, verharen 
haren uittrekken - epileren
haren zeef - teems 
harig - behaard, borstelig, draderig, ongeschoren, onstuimig, ruig, ruw
harige gal op rozelaar - bedeg(u)argal
harig oppervlak - ruigte
harig sieraad bij mannen - baard, bakkebaard, sik, snor
harigheid - behaardheid, pilositeit
haringachtige  - ansjovis, elft, fint, houting, maraena, meerforel, meivis, sardine, spiering, sprot, vlagzalm, zalm
haring - zeebanket, zeevis
haringachtig visje - sardine, sprot 
haringachtige zeevis - elft, pelser
haringbuis - kwee 
haring, conserveren van - kaken
haring, gerookte of gestoomde - bokking
haringhaai - neushaai
haringingewand - gel
haringmaat - kantje (60 stuks), last (12 kantjes), tal (200 stuks)
haringmes - kaakmes
haring met augurk - rolmops
haringnet - vleet 
haringolie - haringtraan 
haringpakker - kuiper
haringpen - speet,  spijl
haringsoort (grote) - elft
haringsoort (kleine) - ansjovis, strandharing
haringtraan - haringolie 
haringvaart - nering
haringvaatje - kantje
haringvis - clupea 
haringwormziekte - anisakiasis
hark - klauw, persoen, raak, rakel, rasp, reek, riek, rijf,  schrepel
harken - klauwen, rakelen, raken, reken, rijven
harkerig - houterig, stijf
hark met beugel - rijf
harlekijn - clown, grapjas, hansworst, nar, paljas, pias, pierrot, potsenmaker
harmel - hermelijn
harmonica - accordeon, trekorgel 
harmonie - eendracht, eenheid, eensgezindheid, overeenstemming, samenklank, samenspel 
harmonieleer - harmoniek 
harmonikaboek - leporelloboek
harmonikadeur - vouwdeur
harmoniëren - klikken, overeenstemmen, samenklinken, stroken
harmonieus - evenredig, harmonisch, melodieus, overeenstemmend, sonoor, welluidend, zangerig
harmonisch - evenredig, overeenstemmend, welluidend
harmonisch bijeengeschaarde figuren - groep
harmonium - huisorgel, kamerorgel
harnas - anime, kolder, kuras, maliënhemd, maliënkolder, pantser, pantsering, rusting, wapenrusting
harnas, Grieks - Thorax
harnas, leren - lorica
harnas, onderdeel van een - kinstuk, knieplaat, okselschijf, salerde, schelp
harnas rijgen - collecteren
harp - graanzeef, psalter
harp door de wind bespeeld - eolusharp
harpachtig - arpeggio
Harpagon - gierigaard, vrek
harpij - feeks, heks, kol, prij
Harpij - Aello, Kelaino, Oikypete, Podarge 
harpist - harpspeler
harpoen - aalschaar, eens, lans, lens, spies, spiets, werpspies
harpoenier - walvisjager
harpspeler - David, harpist
harre - har, her, scharnier
harrewarren - kibbelen, krakelen, ruziën, steggelen, twisten
hars - amber, barnsteen, kopal, mirre, resine, resiniet
hars die een oxydase bevat - enzymhars
harsachtig - bitumineus, harsig, resineus
harsachtige stof - lak, storax
harsalcohol - resinel
harsen - resineren
harsleverancier - naald boom
harsoplossing - balsem
harssoort - abiëtine, acaroidhars, aloëhars, amber, ambriet, balsem, barnsteen (voorwereldlijk), benzoë, bitumen, brandhars, colophonium, damar, drakenbloed, duivedrek, elaterie, elemie, gummigut, guttegom (boom uit Siam),harpuis, hireine, katreen, kopal, mastiek, mirre,  nardus, pek (uit dennehout), perubalsem, pijnhars, resine, retiniet (fossiel), sandarak, slijmhars, storax, styrax, terpentijn, wierook,
harsspiritus - pinoline
harst - lendestuk
hars voor strijkstok - colofonium 
harszalf - balsem
harszure metaalverbinding - resinaat
hart - city, cor, binnenste, gemoed, innerlijk, kern, merg, middelpunt, pit, tikkertje
hart (Lat.) - cor
hart der harten - cor, cordium
hartaanval - apoplexie, attaque, beroerte, hartaandoening, hartinfarct, infarct
hartader van het verkeer - hoofdweg
hartafstand tussen twee tanden van een tandwiel - steek 
hartbeklemming - angina, keelziekte, stenocardie
hartboezem - atrium, hartkamer
hartbrekend - deerniswaardig, deerniswekkend, dieptreffend, ellendig, jammerlijk, hartroerend, meelijwekkend, treffend
hartdefect - acardie
hartebeest - antilope, gnoe, kama, kongoni, konzi, lelwel, tora
harteblad - zaadlob
hartendief - engel, lieveling, schat
hartegel - zandbal, zeeklit 
harteklop - pulsatie
hartelap - gunsteling, lieveling
hartelijk - aardig, amicaal, cordiaal, diep dierbaar, gevoelig, gul, innig, lief, ongeveinsd, opbeurend, openhartig, oprecht, spontaan, teder, vriendelijk, warmhartig, welgemeend, warm, zacht
hartelijk onthaal - warm
hartelijk ontvangst - onthaal
hartelijkheid - cordialiteit, innigheid, warmte 
harteloos - gevoelloos, gevoelloosheid, hard, hardvochtig, kil, koud, koudheid, medevoelend, onbarmhartig, ongevoelig, onmeedogenloos, onmeedogend, onverschillig, onverschilligheid, wreed  
harteloosheid - gevoelloosheid, koudheid, onverschilligheld
hartelijk - aardig, amicaal, beleefd, chaleureus, cordiaal, diep, dierbaar, gevoelig, gevoelvol, gul, gulhartig, heftigheid, heus, hoffelijk, innig, kordaat, lief, liefderijk, medelevend, ongeveinsd, oprecht, vriendelijk, warm, welgemeend, welwillend, zacht, zonder
hartelijkheid - cordialiteit, innigheid, vriendelijkheid, warmte
hartenaas uit het omberspel - ponto
hartenbreker - charmeur
hartendief - engel, lieveling, schat
hartenklop - pulsatie
hartenkoning - Pharao
hartgrondig - oprecht
hartenleed - hartzeer
hartenwens - ideaal
hartgrondig - innig, oprecht 
hartig - flink, gekruid, gepeperd, gezouten, krachtig, kras, kruidig, pikant, pittig, smakelijk, stevig, zout
hartroerend - aandoenlijk, treffend
hartige versiering - borrelgarnituur, fondu
hartigheid in hout - knoest
hartinfarct - myocardinfarct
hartkamer - ventrikel 
hartklep - aortaklep,  mitralisklep
hartklepontsteking - endocarditis
hartklopping - palpitatie
hartknaging - berouw, wroeging, zelfverwijt
hartkramp - hartvang, stenocardie
hartkunde - cardiologie
hartkwaal - endocarditis
hartlast - bombarie, drukte
hartlijn van een weg - wegas
hartontsteking - endocarditis
hartplank - hartdeel
hartpunctie - cardiocentese, carditis
hartroerend - aandoenlijk, ellendig, hartbrekend, jammerlijk, pathetisch, treffend 
hartrot - planteziekte (bieten, koolrapen)
hartsamentrekking - systole
hartschelp, eetbare - kokhaan,  kokkel
hartshoorn - hertshoorn
hartslag - palpitatie, pulsatie
hartslagmeter - cardiograaf 
hartsloof - slagersvoorschoot
hartspecialist - cardioloog 
hartspier - myocardium
hartspierontsteking - myocarditis
hartstikke dood - morsdood
hartstikke gek - knetter
hartstikke leuk - gaaf
hartstimulator - pacemaker
hartstocht - aandrang, aandoening, aandrift, affect, begeerte, begeestering, bezieling, drang, drift, extase, geestdrift, koortsgloed, lust, minnetocht, minnevuur, onstuimigheid, passie, stemming, vuur
hartstochtelijk - aandoenlijk, ardent, begeesterd, bezield, driftig, dweperig, fel, geestdriftig, gepassioneerd, heethoofdig, heftig, hevig, innig, onstuimig, opgewonden, opvliegend, passionato, pathetisch, verwoed, vurig, vurigheid, warmbloedig, ijverig
hartstochtelijk (muz) - appassionato, furioso  
hartstochtelijk beminnen -  aanbidden
hartstochtelijke liefhebber van muziek - melomaan
hartstochtelijkheid - aandoening, bezieling, passie, pathos, patos, vurigheid
hartstochten aanwakkeren - aanblazen
hartstochtelijk opwekken tot geestvervoering - exalteren
hartstochtelijke liefde - passie
hartstochtelijke liefhebber van muziek - melomaan
hartstochtelijkheid - bezieling, drang, onstuimigheid, pathos, vurigheid, vuur
hartstochtig - vurig
hartstuk - kruisstuk
hartvang - stenocardie
hartvergroting - hypertrofie
hartverheffend - edel
hartvernauwing - cardiostenose
hartverscheurend - allerdroevigst, bedroevend, bijtend, dramatisch, hartbrekend, jammerlijk, navrant, ontzettend, pathetisch, pijnlijk, schrijnend, smartelijk,  tragisch, treffend,
hartversterkend - bemoedigend, cordiaal, hartelijk,
medevoelend, troostend
hartversterkend middel - cardiotinica, digitaline
hartversterking - borrel, bemoediging, oorlam, opkikkertje, stimulans
hartversterking van een matroos - oorlam
hartvlies - endocardium 
hartvliesontsteking - pericarditis
hartvormig sieraad - medaillon 
hartvormige zeeklit - hartegel
hartwater - maagwater
hartwaterzucht - hydrocardie
hartzakje - pericardium
hartzeer - accablement, afflictie, droefheid, grief, hartenleed, hartepijn, hartewee, kommer, kwel, leed, smart, verdriet, zielelijden, zielenpijn, zielesmart  
hartziekte - hartkwaal
Harzgebergte,  een der toppen in het - Andreasberg, Auerberg,  Brocken
Harzgebergte,  plaats in het - Blankenburg, Goslar, Ilsenburg, Thale 
hasjisj - bang, candy, gandja, khan, kif, pot, stuff, tea, weed
Hasmonieën - Makkabeeën  
haspel - draadklos, garenwinder, stuntel, sukkel, tourniquet, windas, winder, wuit
haspelaar - afwinder, knoeier, tobber, twistzoeker 
haspelarij - gekibbel, moeite
haspelen - stuntelen
haspelwerk - gebroddel, gesukkel, getob, gewurm, knoeiwerk, peuterwerk 
hassebassen - harrewarren, kibbelen, zaniken, zeuren
hatelijk – boosaardig, cynisch, giftig, grievend, krenkend, nurks, nijdig, odieus, odium, onaangenaam, onhebbelijk, pikant, sarcastisch, schamper, scherp, spits, stekelig, verfoeilijk, vinnig, vijandig 
hatelijk iets - odiosum (odiosa) 
hatelijk lachen - grijnslachen
hatelijk persoon - nurk
hatelijke campagne - hetze 
hatelijke dingen - odiosa
hatelijke opmerking - glosse, insinuatie, schimpscheut, sneer, snibbigheid,speldeprik, steek
hatelijke toespeling - schimpscheut, verwijt
hartelijkheden - odiosa
hatelijkheid - gehoon, krenking, sneer, snier, speldeprik
hatelijk persoon - nijdas, nurk
haten - verafschuwen, verfoeien 
hattrick - drie doelpunten
hausse - koersstijging, prijsstijging, rage
haussier -  beursspeculant, speculant
hautain - arrogant, hooghartig, trots
hautbois - hobo, schalmei 
havannasigaar - londres
have - bezit, bezitting, eigendom, goed, goederen, possessie, vastgoed
have en goed - bezit
haveloos - arm, armetierig, armoedig, armzalig, berooid, kaal, krottig, onooglijk, onverzorgd, schamel, schunnig, shabby, sjofel, slons, slonzig, slordig, vellig, vervallen, verwaarloosd, verwilderd
haveloos bezit - armoe(de)
haveloos persoon - armoedzaaier, clochard, drommel, kalis, landloper, pauper, proletariër, schooier, slodder, zwerver
haveloze kerel - badraaf, patjakker
haveloze vent - badraaf
haveloze vrouw - slons
haven - aanlegplaats, binnenhaven, buitenhaven, havenstad, limen(Gr.), losplaats, port, puerto(Sp.), rio, rivierhaven, zeehaven, schuilplaats, wijkplaats
haven aan de Adriatische zee - Fiuma, Pola, Rimini, Triëst 
haven aan de Atlantische Oceaan  - Dakar, Lissabon
haven aan de Egeïsche zee - Enos
haven aan de Middellandse Zee  - Genua, Marseille, Ostia, Port Said 
haven aan de Noordzee - Antwerpen, Londen, Rotterdam, Vlissingen 
haven aan de Oostzee - Gdansk, Kiel, Leningrad, Riga, Rostock, Tallin, Wismar
haven aan de Rode Zee - Djeddah, Sue,
haven aan de Zwarte Zee - Odessa 
haven in Afrika - Algiers, Dakar, Oran, Rabat, Suez, Tanger
haven in Arabië - Aden 
haven in België - Antwerpen, Gent
haven in Brazilië - Bahia, Belem, Natal, Para, Pelotas, Rio, Santos  
haven in Chili - Arica, Lota, Tome
haven in China – Amoy, Macao, Kanton, Nanking, Ningpo
haven in Deli - Belawan
haven in Duitsland - Bremen, Cuxhaven, Emden, Hamburg, Kiel 
haven in Engeland - Bristol, Dover, Harwich, Hull, Liverpool, Londen, Southampton
haven in Frankrijk - Bordeaux, Brest, Calais, Dieppe, Le Havre, Marseille, Straatsburg, Toulon
haven in Irak - Basra 
haven in de Levant - echelle
haven in Marokko - Rabat 
haven in Mexico - Sisal 
haven in Nederland - Amsterdam, Delfzijl, Rotterdam, Vlissingen
haven in Nigeria - Lagos 
haven in Noorwegen - Bergen, Oslo, Stavanger, Trondheim
haven in Scandinavië - Bergen, Gotenburg, Hammerfest, Malmö, Oslo, Stavanger
haven in Oost-Friesland - Emden 
haven in Verre Oosten - Hongkong, Macao, Singapore
haven in Yucaytan - Sisal
haven op Sumatra - Sabang 
havenarbeider - bootwerker, dokwerker, lader, losser, stuwadoor, stuwer
havendam - hoofd, pier 
havendam in Italië - molo 
havendam in zee - hoofd, pier
havenen - beschadigen, ontredderen, toetakelen
havengeld - ankerage, liggeld 
havengids - loods
havenhoofd - pier, waterdam
havenmuur - wal
havenstoomboot - tender
havenwerker - bootwerker
havenwerktuig - bok, elevator, kraan  
havenwijk in Rotterdam - Katendrecht
haver - aat, avena, oot
haverdop - haverkaf 
havergort - grutten
haverklap - beuzeling, herhaald, kleinigheid, telkens
haversoort - aat, oot
haverzak - meuzel 
haverziekte - gelf
havezaat - hoeve, hofstede, ridderhofstede, ridderkasteel  
havezate - ridderhofstede 
havik - patrijsvogel
havikachtigen - accipitridae
 havikengeslacht - accipiter
havikskruid - hieracium, muizeoor, 
haviksnest - horst
haviksoort - sperwer
Hawaï-eilanden, een der - Hawaï, Kaholawan, Kauai, Lanai, Maui, Molokai, Niihai, Oahu
Hawaï-eilanden, hoofdstad der - Honoloeloe
Hawaï-eilanden, vulkaan op de - Haleakala, Kilaea, Mauna-Kea, Mauna-Loa
hazard - geluk, gok, kans, toeval 
hazardeus - gewaagd, hachelijk, onzeker
hazardspel - bingo, biribi, bouillotte, dobbelen, dobbelspel, farao, kansspel, poker, roulette
hazardspeler - gokker
haze - gewricht, knieboog, pees
hazeachterlopen - sprongen,
hazebloed - bloheid, lafheid, zweet
hazedistel - melkdistel
hazegrauw - schemerig
hazeharen - rooi, wol,
hazehuid - rok
hazekop - botterik, domoor
hazelaar - lambertsnoot
hazeleger - hazenest, heir, polk
hazelip - cheiloschisis
hazelnoot struik - hazelaar
hazelnotenkraker -  spechtmees
hazelnotenstruik - hazelaar
hazelworm - blindslang (soort hagedis)
hazelwortel - mansoor
hazen - leporiae
hazenbrood - trilgras, veldbies
hazendistel - melkdistel 
hazengras - duizendblad
hazengrauw - schemerig
hazenhart - bangerd 
hazenlatuw - akkerkool, graskool, hazesla
hazenleger - polk 
hazenonderdelen der lopers - sokken
hazenoog - lagofthalmus, spiegel
hazenoor - doorwas, lepel
hazenpad - vlucht
hazenslaap - dutje, tik
hazenspoor - prent
hazenverblijf - leger
hazenpootje - trifolium 
hazenpoten - lopers
hazenprent - hanenspoor, spoor
hazenslaapje - dutje, tukje
hazestaart - fluweelgras, pluim
hazeverblijf - leger
hazewindhond - barzoi, borzoi, levrier, whippet
hazenwortel - mansoor 
h-bom - waterstofbom
head-line - kopregel, krantenkop 
heat - manche, race, serie
heb lief - bemin
hebbelijk - aanwensel, bedrevenheid, behoorlijk, beleefd, draaglijk, fatsoenlijk, geschiktheid, gewoonte, hebbelijkheid (Z.N.), liefhebberij, manie, netjes
hebbelijkheid - aanwensel, deftigheid, fatsoen, gewoonte,  manie, tic  
hebben - begeren, bevatten, bezitten, dulden, eisen, gevoelen, houden, mogen, inhouden, ondervinden, tellen, toestaan, vertrouwen, wensen
hebben van aandeel in iets - participatie
hebberd - gulzigaard
hebberig - baatzuchtig, begerig, gierig, hebzuchtig, inhalig, schokkig, vrekkig
hebbig - bits
Hebe - Juventus
hebernakel - winterknop
Hebreeën - Israëlieten
Hebreeuws - Hebr., Ivriet 
Hebreeuws dialect - Aramees 
Hebreeuws huis - spiese
Hebreeuws muziekteken - sela 
Hebreeuws woord voor lier - nabla
Hebreeuwse bibliotheek in Amsterdam - Rosenthaliana
Hebreeuwse encyclopedie der oud joodse wetenschap - talmud
Hebreeuwse fluit - abbub
Hebreeuwse inhoudsmaat - bath, efa
Hebreeuwse lengtemaat - ammah
Hebreeuwse letter - 
2   he, pe
3   bet, jod, kaf, kof, mem, sin, taw, tet, waw
4   ajin, alef, chet, noen, resj, sjim
5   dalet, gimel, lamed, tsada, zajin
6   samech
Hebreeuwse lier - nabla
Hebreeuwse lofzang - hallel
Hebreeuwse munt - sikkel
Hebreeuwse naam voor de Mozaïsche wet - Thora
Hebreeuwse vechter - dajan
Hebreeuwse voorganger - chazan, chazen
Hebreeuwse vrouwennaam - Ester, Lea, Rachel, Rebecca, Sara,
Hebriden, een van de - 
4   Coll, Eigg, Iona, Jura, Kuck, Muck, Muil, , Skye
5   Barra, Islay, Lewis, Tyree
6   Pabbay, Staffa
7   Eriskay, Oronsay, Rockall, Sandray, Shiants
8   Berneray, Colonsay, Mingulay, Vatersay
9   Benbecula, treshnish
Hebriden, taal der - Gaelisch
hebzucht - baatzucht, begerigheid, cupiditeit, gierigheid, hebberigheid, inhaligheid, vrekkigheid 
hebzuchtig - baatzuchtig, begerig, gierig, hebberig, inhalig, vrekkig
hebzuchtig mens - afpitser, duitendief, erwtenteller, geldhond, geldwolf, gier, gierigaard, gortenteller, goudduivel, grabbelaar, grijpvogel, haai, harpagon, hondsvot, klaploper, kluiver, knar, knibbelaar, krent, kribbebijter(Z.N.), magerman, pannelikker, parasiet, schraalhans, schraper, schrokhals, schrokkend, shylock, tafelschuimer
hebzuchtigheid - gierigheid, hebberigheid, hebzucht, inhaligheid
hebzuchtig of gierig - vrekkig
hebzuchtige - vraat, vrek
hebzuchtige vrouw - vamp
hecatombe - bloedbad, offer, slachting 
hecht - aaneengesloten, compact, degelijk, dicht, duurzaam, greep, handvatsel, onverbrekelijk, pal, solide, stevig, vast
hechten – aandrukken, aanhaken, bevestigen, kleven, klinken,  krammen, lassen, lijmen, naaien, nieten, plakken, rijgen, schroeven, spijkeren, toekennen, trouwen, vastmaken, verbinden
hecht en sterk - stevig
hecht geheel - eenheid 
hecht maken - bevestigen, solideren
hecht samenhangend geheel - eenheid
hechtdraad (heelk.) - catgut, hechtwortel (pl.k), tentakel,
hechten met nagels - klinken
hechtenis - arrest, bewaring, celstraf, detentie, opsluiting, straf, vrijheidsstraf
hechter maken - verstevigen
hechtheid - compactheid, consistentie, dichtheid, duurzaamheid, onverbrekelijkheid, stevigheid,  soliditeit, stevigheid, vastheid
hechtlat - spalk
hechtmiddel - agrafe, bindgaren, bindtouw, catgut, cellotape, elastiek, gesp, gom, hechtsel, hechttang, keten, ketting, klamp, knoop, kram, las, leukoplast, lijm, nagel, niet, plakband, plak (sel), pleister, punaise, riem, schroef, snoer, soldeersel, speci, speld, spijker, strik, strop, veiligheidsspeld, veter
hechtnagel - kram 
hechtpennetje - neet, niet (je) 
hechtplant - klimop
hechtpleister - kleefpleister, leukoplast 
hecht samenhangend geheel - eenheid
hechtspijkertje - punaise
hechtstiftje - punaise
hechtwater - adhesiewater
hechtijzer - punteerijzer 
hectare - bunder, ha. 
hectogram - hg. , ons
hectoliter - hl. , mud
hectometer - hm.
hectowatt - hw
hede - hennepafval, tors, vlasafval
heden - dato, momenteel, nou, nu, tegenwoordig, thans, vandaag
hedenavond - vanavond 
hedendaags - aktueel, contemporain, huidig, modern, nieuwerwets, recent, tegenwoordig, thans
hedendaags Grieks - Nieuwgrieks
hedendaags nieuws - actueel
hedendaagse Spaanse schilder - Picasso
hedenmiddag - vanmiddag 
hedenmorgen - vanmorgen 
hedennacht - vannacht 
Hedera helix - klimop
hederik - (knop)herik, krodde
hee - hennepafval, vlasafval 
heef - gebbe, zuurdeeg
heefsel - zuurdeeg
heeft aangebeden - aanbidden
heeft aangebroken - aanbreken
heeft aangelegen - aantijgen
heeft aangetogen - aantijgen
heeft dit geschilderd - px, pinx, pinxit (Lat.)
heeft geen humor - spenen
heeft gefermenteerd - fermenteren
heeft geriposteerd - riposteren
heeft geïntegreerd - integreren
heeft hem aanbevolen - aanbevelen
heeft het gegraveerd - scripsit, se
heeft het gemaakt - fecit, fee
heeft het geschilderd - pinx, pinxit
heeft het geschreven - scr, scripsit 
heeft het getekend - del., delineavit
heeft het ontworpen - inv., invenit
heeft het uitgegeven - ed., edidit
heek - srokvis
heel - compleet, effen, erg, gaaf, geheel, groot, helemaal, intact, lang, omvangrijk, onbeschadigd, ongebroken, ongedeerd, ongerept, ongeschonden, onverdeeld, volkomen, volledig, zeer
heel begaafd - geniaal, intelligent
heel blij - opgetogen
heel boos - razend, spinnijdig, toornig, woedend
heel duidelijk - apert, onmiskenbaar, zonneklaar
heel dun - broodmager, fijn, fragiel, ragfijn 
heel erg - bitter, bloedig, inzakking, onmenselijk, ontneming, ontwrichting, ontzettend, ontzetting, schrik, vreselijk
heel flink - kranig
heel gauw - meteen, snel, subietvlug
heel goed - best, uitnemend
heel goed doen - presteren
heel goed gedaan - prestatie
heel groot - enorm
heel hard regenen - plenzen, stromen 
heel klein - nietig
heel klein stukje - kriezel, piezel, snipper, splinter 
heel mooi - beeldig, fraai
heel onbeleefd - bot, grof, lomp, onbehouwen
heel onverwachts komen - inwaaien
heel oud - stokoud, vergrijsd 
heel sterk - oersterk
heel streng - rigoureus 
heel veel - boel, hoop, massa, menigte, talloos
heel wat - boel, hoop, massa, menigte
heel wat keren - dikwijls, vaak 
heel weinig - pietsie, schijntje
heel zakelijk - nuchter
heelal -  aardrijk, al, cosmos, kosmos, natuur, oneindigheid, ruimte, schepping, universum, wereld,  
heelal, het- betreffend - kosmisch, universeel
heelalbeschrijving - kosmografie 
heelbaar - curabel, geneesbaar, geneeslijk, herstelbaar, reparabel
heelbeen - holosteum
heelhuids - behouden, ongedeerd, onverlet
heelkunde - chirurgie 
heelkundig - chirurgisch 
heelkundig instrument - snepper
heelkundige - arts, chirurg, dokter
heelkundige behandeling van kinderen - pediatrie
heelkundige doorsnijding van  een pees - tenofomie
heelkundige ingreep - operatie 
heelkundige bewerking - massage 
heelkunst - geneeskunde
heelmeester - chirurg (ijn), wondheler
heelmeesterswerktuig - schedelboor, trepaan
heelmiddel - pleister
heem - erf, erve, heim, hoeve, hof, huis 
heemdeur - staldeur 
heemhond - hofhond 
heemraadschap - polder, waterschap
Heemskinderen - Adelaert, Reinout, Ritsaert, Writsaert
heemst – althaea
heemstede - boerderij
heemstwortel, afkooksel van de - althaeastroop
heen - daarheen, foetsie, gegaan, henen, hierheen,regge, verdwenen, vertrokken, voorbij, weg, zeebies
heendragen - wegdragen
heen en terug – retour, vice versa, v.v.
heen en weer - retour, v.v. 
heen en weer bewegen – rammelen, schommelenwiebelen
heen en weer gegooi - gesol 
heen en weer lopen – ijsberen
heen en weer reizen – pendelen
heen en weer trekken - sollen
heen en weer trekkend - ambulant, nomadisch
heengaan - afscheid, doodgaan, opduvelen, overlijden, sterven, verdwijnen, verscheiden, vertrek,  vertrekken, weggaan, weglopen
heentrekken - wegreizen, wegtrekken
heen vliegen - wegsnellen, wegvliegen
heep - kapmes , (snoei)mes
heer - aga, caballero, gebieder, gentleman, hr, koning, leger, lord, man, manspersoon, meester, menigte, monsieur, signor, sir, sahib, senor, toean, vorst
heer (Eng.) - Gentleman, Lord, Sir
heer (Fr.) - monsieur, seigneur
heer (Kaartspel - Koning
heer (Sp.) – caballero, senor, signor
heer (Turks) - aga
heerbaan - hoofdverbindingsweg 
heerd - haard
heer der Asen - Freyr
heerlijk - aangenaam, briljant, brillant, delicaat, denderend, enig, excellent, fijn, glorieus, goddelijk, grandioos, groots, hemels, ideaal, imperiaal, jofel, koninklijk, kostelijk, lekker, lief, luisterrijk, magnifiek, majestueus, meesterlijk, mieters, mooi, plezierig,  prachtig, prettig, reuze, roemrijk, schitterend, schoon, smakelijk,  super, superbe, uniek, verrukkelijk, voortreffelijk, vorstelijk, zalig 
heerlijk bezit - domein
heerlijk en fraai - mooi 
heerlijk, gelukkig verblijf - dorado, eden, eldorado, hemel, nirwana, paradijs, walhalla
heerlijk gerecht - godenspijs
heerlijk, kostelijk - enig, uniek
heerlijk om te zien - riant, rijkelijk
heerlijk onthalen - regaleren
heerlijk, prachtig - groots
heerlijk smakend - exquis, delicieus, tongstrelend,  verrukkelijk,
heerlijk verblijf - Eden, Eldorado, Dorado, hemel, paradijs
heerlijke maaltijd - godenmaal, smulpartij
heerlijkheid – aanzien, glans, glorie, grootsheid,  lekkers, luister, pracht, schittering,  verhevenheid, zaligheid
heerlijkheid bij Breda - Baarle 
heerlijkheidsrechten - regalia 
heerlijk maal – festijn
heerlijk smakend – lekker, verrukkelijk
heermoes - robol
heeroom - pastoor 
heerschaar - leger, legerschaar, legioen, legerbende, menigte, oorlogsmacht
heerschap - manspersoon
heerschappij - autoriteit, beheer, bestuur, directie, gebied, gezag, macht, regering, regiment, rijk
heerschappij der ambtenaren - bureaucratie, burokratie 
heerschappij van vreemdelingen - heterarchie, xenocratie
heerschappij voeren - besturen, heersen, regeren
heersen - besturen, domineren, gebieden, regeren
heersend - algemeen 
heersende besmettelijke ziekte - epidemie
heersende volksziekte - endemie 
heerser - archont, despoot, dictator, farao, gebieder, geront, imperator, inca, keizer, koning, landsheer, machthebber, monarch, perator, regeerder,  tiran, tsaar, vorst
heerser uit de historie - Alva, Attila, Barbarossa, Caesar, Carlemagne, Hannibal, Hitler, Mussolini, Napoleon, Nero, Stalin
heerser over Egypte - Farao, Pharao 
heerser over Rusland - tsaar 
heersersblik - adelaarsblik 
heersersstaf - Scepter
heerszuchtig - tiraniek
heerszuchtig iemand - despoot, dwingeland, pasja, potentaat, tiran
heerszuchtig persoon - dragonder
heertje - dandy, fat, jonker, saletjonker 
heervaart - krijgstocht 
hees - klankloos, rauw, schor 
heesheid - afonie
heester - balroos, berberis, blauweregen, bolroos, bosbes, braamstruik, brem, camelia, egelantier, eiloof, gagel, gaspeldoorn, genst, ginst,  gewas, goudenregen, hagedoorn, hazelaar, jeneverbes, jeneverstruik, kamperfoelie, kardinaalsmuts, klimop, kornoelje, kraaiheide,  kruisbes, kruisdoorn, lavendel, liguster, magnolia, maretak, meidoorn, mirte, mistletoe, oleander, papenmuts, plant, rododendron, rozelaar, rozemarijn, sering, slee, sleedoorn, sneeuwbal, struik, taxis, struikroos, veil, violier, wijnruit
heesterachtig gewas - bamboe, ginst
heesterachtige naaldboom - taxus
heester met bessen - bosbes, hulst, jeneverbes, klapbes, kruisbes
heester met geurige bloemen - jasmijn, lavendel, sering
heester met lelieachtige bloemen - magnolia
heester met tulpvormige bloemen - magnolia
heester uit O.Azië - camelia
heesterachtig gewas - bamboe
heesterachtige berk - dwergberk, treurberk
heesterachtige boom - kinaboom, savel
heesterachtige plant - brem, ginst, heidebrem, kamperfoelie, wegedoorn
heesterbosje - struweel
heestersoort - mirt
heestertje - lavendel 
heet - brandend, geil, gepeperd, gloeiend, heet, hevig, hitsig, kokend, verhit, vurig, warm, ziedend,  
heet(Mal.) - pedis
heet, graag - begerig, tuk
heet bad - calidarium
heet water - broei (voor het varken)
heetgebakerd - driftig, gepassioneerd, kittelorig, kortaangebonden, korzelig, lichtgeraakt, nauwnemend, ongeduldig, ongeduldig, oplopend, opvliegend, pointilleus, prikkelbaar, susceptibel
heetgebakerd persoon - driftkikker, driftkop
heetheid - hitte, warmte
heethoofd - cholericus, driftkop, ultra 
heethoofdig - cholereus, driftig, onbezonnen, onstuimig, opvliegend, voortvaardig, voortvarend,  vurig 
heethoofdigheid - drift
heet maken - verhitten, warmen
heetwaterbad - caldarium
heetwatertoestel - boiler, geiser
heet zeepsop - broei 
Hefaistos - Vulcanus
hef - bezinksel, droesem, uitschot, grondsop, heffe, uitschot, uitvaagsel
hefboom - domp, handel, hevel, koevoet, machtarm, zwengel
hefboom voor voetbediening – pedaal
hefboomsarm - lastarm
hefbrug - autolift, ophaalbrug
heffe - bezinksel, droesem,  gepeupel, gist, grauw, grondsop, schuim uitvaagsel  
heffen - beuren, hijsen, innen, opbeuren, opleggen, oplichten, optillen, retribueren
heffing - accijns, (in)vordering, inning, leges, recognitie, retributie
heffing (muz.) - arsis
heffing in natura - tiend
heffing van belastingen - aanslag
heffing van geld door staat of gemeente - belasting
heffing voor schepen - bakengeld
hefgewicht - halter 
hefhaak - platine
hefijzer - koevoet
hefnerkaars - hk. 
hefnet - kruisnet, totebel 
hefschroefvliegtuig - helikopter,  wentelwiek
heft - greep, handvat,  steel
heftang - elevatorium
heftig -cholerisch, driftig,  fel, furioso(muz.), gespannen, geweldig, hevig, hooglopend, kwaadaardig, onstuimig, onzacht, opvliegend, ruw, scherp, verbeten, verbitterd, violent, virulent, vurig, wild
heftig (muz.) - feroce, furioso
heftig branden - laaien, loeien 
heftig dispuut - polemiek 
heftig gebarend - gesticulerend 
heftig prediker - Boanerges
heftig verlangen - haken, smachten, snakken
heftig begeren - hunkeren, snakken
heftige beroering - oproer
heftige democraat - Jacobijn
heftige drang - rage 
heftige gemoedsbeweging - affect, emotie
heftige neiging - drift, woede 
heftige ontsteking - actinomycose
heftige strafrede - filippica 
heftige uitbarsting - explosie, paroxisme 
heftige uiting - drift
heftige vervolging – pogrom
heftiger maken - tergen
heftigheid - eleriteit, onstuimigheid, violente, virulentie
heftigheid van gevoelens - temperament
heftruck - hefwagen 
hefwagen - bok, katrol, kraan, lier, takel 
hefwerktuig - autocrick, bok, crik, dommekracht, haspel, hevel, er, hijstoestel, katrol, kelderwind, koevoet, kraan, lier, lift, krik, takel, vijzel
hefwerktuig voor auto’s - krik
heg - afheining, afscheiding, afschutting, afsluiting, haag, heining, omheining, omtuining, scheiding,  tuinhaag
hegemonie – heerschappij, overwicht
heggenmus - bastaardnachtegaal 
heggemussen - prunelidae
heggenrank - bosdruif, bryonia, clematis, duivelskers, haagwinde, wingerd 
hei - heide, heiblok, plant, stamper 
heiaal - hazelworm, ringslang
heibel - drukte, gekijf, geraas, getier, herrie, kabaal, keet, kijf, lawaai, leven, rel, rumoer, ruzie, soesa, tumult, tweedracht 
heibelen - kijven, razen, schelden, tieren
heiboer - heikneuter
heideachtigen - ericaceeën
heideachtige plant - alpenroos, azalea, beredruif, bergroos, bosbes, dopheide, erica, moeraspalm, rododendron, rijsbes, trosveenbes
heidebezem - schrobber
heidebloem - erica
heidebrem - genista, genst, ginst
heidehopper - tapuit
heidekruid - erica 
heidemeer - ven 
heiden - afgoddienaar, atheïst, barbaar, goi, gojiem, humanist, landloper, ongelovige, onchristen, paganist
heidenapostel - Paulus, zendeling
heidenbode - zendeling
heidendom - afgodendienst, heidenwereld, paganisme
heidenen - infideles
heidens - afgodisch, paganistisch, profaan, verschrikkelijk
heidens heiligdom - afgodstempel
heideplag - schadde
heideplantje - calluna, dopheide, erica
heidepluis - lok
heidesoort - erica
heidevogel - boomleeuwerik, fazant, graspieper, klapekster, korhoen, kuifleeuwerik, patrijs, wulp, 
heidezangvogeltje - kneu
heidezode - heideplag, tors
heihaan - korhoen
heiig - dampig, dijzig, mistig, nevelig, onhelder, wazig 
heikneuter -boer, kneu, pummel 
heil - ave, baat, geluk, groet, hosanna, leve, nut,  redding, salus, saluut, toeverlaat, troost, verlossing, voordeel, voorspoed, welzijn, welvaart, wens, zaligheid, zaligmaking, zegen, zegewens
heil (Ind.) - slamat
Heiland - bevrijder, Goël, Messias, redder, redemptor, salvator, verlosser, verzoener, Zaligmaker
heilandsleer - soteriologie
heilbede - zegenwens
heildronk - cheerio, feestdronk, proost, salut, santé, toast, toost 
heil de lezer - ls (lectori salutem) 
heilgymnastiek - mensendieck
heilig - geheiligd, gewijd, Godgewijd, hagio, hiëro, onkreukbaar, onschendbaar, onzondig, pieus, rein, sacraal, sacrosanct, sanctus, sint, taboe, verheven, volmaakt, zalig
heilig beeld - ikoon
Heilig Avondmaal - H.A. 
heilig boek - bijbel, koran, mormon, schrift, sutra, talmoed, talmud, thora (chr), veda (s)
heiligboek der Joden - thora
heilig boek der oude Perzen - Zend-Avesta
heilig boek van de gemeenschap der sikhs - adi-granth, granth-sahib
heilig boek van het hindoeïsme - bhagavadgita, upanishad, veda
heilig boek van de islam - Koran
heilig boek van de joden - Talmoed, Talmud
heilig boek van het parsisme - Avesta
heilig dier- apis, kat, koe, krokodil, lam, rund, scarabee, stier
heilig dier (Chr.) - lam
heilig dier der Egyptenaren - apis, ibis, kat, krokodil, scarabee, stier
heiligdom - altaar, kerk, moskee, relekwie, reliek, tabernakel, tempel
heiligdom in Mekka - Kaba, Kaäba
heilig en gewijd - sacrosanct
heilig gebouw - kerk
heilig getal - drie
heilig graf - kramat 
heilig handelen - Liturgie, ritueel, ritus, sacrament
heilig jaar - jubeljaar
heilig land - Israël, Kanaän, Palestina
heilig leven - hagiografie
heilig maken - sacrosancteren
heilig offerbrood - hostie
heilig oliesel - sacramenten
heilig putje - sacrarium
heilig reukwerk - wierook 
heilig sacrament in de R.K.kerk - oliesel
 heilig symbool bij primitieve volken - totem
heilig verklaarde bisschop - Ignatius
heilig verklaren - canoniseren, heiligen, santifiëren 
heilig voedsel der Israëlieten - manna
heilig voorwerp - altaar, amulet, ark, fetisj, kaäba, reliek, relikwie, reliquie, sacrament, talisman,  totem
heilig voorwerp der Indianen - totem 
heilig voorwerp der Israëlieten - ark 
heilig voorwerp der Mohammedanen - kaäba
heilig vuur - mbitie, eerzucht, ijver
heilig woord - logos
heilig woud van Zeus - altis
heiligbeen - cocype, kruisbeen, staartbeen, stuit
heiligdom - altaar, bedehuis, cathedraal, Kaaba (Arab.), kerk, loofhut, pagode, paladium, poera, reliek, relikwie, sanctuarium, tabernakel, tempel
heiligdom (Ind.) - poeri
heiligdom der Arabieren - Kaaba, Kaba
heiligdom in Mekka - Kaäba, Kaba 
heiligdom van Hephaistos - Theseion
heiligdom van Hera – Heraion
heiligdommen - sacra
heilige - agnes, patroon, saint, sant, sint, st, zalige 
heilige - Barbara
heilige apesoort in Voor-lndië - hulman
heilige banier van St. Denis - Oriflamme
heilige berg - Sinaï
heilige berg van Japan - Foedsijama
heilige bescherming - patronaat
heilige bloem der Boeddhisten - lotus 
heilige boeken der hindoes - veda
heilige boeken met leer van Zoroaster -  zendavesta
heilige boom (Germ.) - eik, linde
heilige brilslang - naga
heilige brilslang als God in Hindoestan vereerd - perim
heilige der laatste dagen - Mormon
heilige dieren van Hera - koekoek, kraai,  pauw
heilige drieëenheid - triniteit
heilige Egyptische kever - scarabee
heilige ernst - graviteit
heilige gave - offer
Heilige Geest - pneuma
heilige geschriften - hagiografie
heilige handeling - liturgie, rite, ritme, ritueel, sacrament
heilige hostie - offerbrood
heilige huisjes - taboes
heilige kandelaar - menoran
heilige kever (Egypte) - scarabee
heilige kluizenaar (Gent 7e eeuw) - Bavo
heilige land - Palestina
heilige maagd - madonna, Maria 
heilige maken - sanctioneren
heilige onder wiens bescherming een  dopeling gesteld wordt - 
beschermheilige, naamheilige, patroonheilige
heilige plaats - Bethlehem, Jeruzalem, Mekka, Nazareth, Rome 
heilige plant - affodille
heilige rivier - Ganges, Indus, sangam
heilige roeping tot het apostelambt - apostolaat
Heilige Roomse rijk - H.R.R. 
heilige schotel - graal
heilige slang - naga, naja
heilige schrift - H. S., Bijbel
heilige schrift der Mohammedanen - Koran
heilige stad - Benares, Bethlehem, Jeruzalem, Lhasa, Lourdes, Mekka, Nazareth, Rome, Utah 
heilige stad der Boeddhisten - Pali 
heilige stad der mohammedanen - Medina
heilige stad in Voor-lndië - Benares
heilige steen - kaaba
heilige stier - apis, nandi
heilige stier der Egyptenaren - apis
heilige stier uit Egypte – boechis
heilige stoel - Vaticaan
heilige taal der Boeddhisten - pali, sanskriet
heilige taal in Zuid-lndia - Pali
heilige taal v.d. oude Indiërs - Sanskriet
heilige tempel - pagode
heilige tor - scarabee 
heilige torens in het Verre Oosten - pagaden
Heilige Vader - paus
heilige vogel - Ibis, garoeda 
heilige voorwerpen - sacra´s 
heilige vrouw - Afra, Agnes, Alena
heilige vijgeboom der Indiërs - asjwattha
heilige zaken - sacra
heiligen - cononiseren, sacraceren, sancteren, sanctifi(c)eren, wijden, zalven
heiligenbeeld - Icoon , Ikoon
heiligenbeeldje - santje
heiligenbeeldjeswinkel - santenboetiek
heiligenbeen - kruisbeen 
heiligenbeschrijving - hagiografe 
heiligenleer - hagiologie
heiligenleven - hagiografie 
heiligelevensbeschrijver - hagiograaf
heiligenprentje - bidprentje, santje
heiligenschrijn - reliek
heiligheid - gewijdheid, godvruchtigheid, zondeloosheid
heiligheid verlenen – aanwijden
heiliging - sanctificatie
heiligmaking - heiliging
heiligschennend - ongewijd, oningewijd, profaan
heiligschennende taal uitslaan - blasfemeren, godslastering, ketteren, ontheiligen,ontwijden, profaneren, sakkeren, vloeken
heiligschennis - blasfemie, ontering, ontheiliging, profanatie, sacrilegie, simonie, vloek
heiligheid - gewijdheid, zondeloosheid, godvruchtigheid
heiligverklaring -canonisatie, sanctificatie  
heilrijk - gelukkig, zegenrijk
heilloos - desastreus, ellendig, fataal, funest, goddeloos, noodlottig, ongelukkig, onzalig, rampspoedig,  rampzalig, slecht, snood,  verderfelijk 
heilsleer - evangelie
Heilsleger - (afk.) SA 
heilsmiddel - sacrament 
heilstaat - dorado, Utopia 
heilwens - ave, cheers, cheerio,dronk, felicitatie, gelukwens, gratulatie, groet,  leve, proost, prosit, saluut, santé, santjes, skol, toast, zegenbede, zegenwens 
heilwensen uitbrengen - drinken, gelukwensen, feliciteren, klinken, toasten, toosten
heilzaam - gelukbrengend, geneeskrachtig, geschikt, gezond, goed, nuttig, salutair, verkwikkend, voordelig, weldadig, zegenrijk
heim - erf, erve, heem, huis 
heimachine - heitoestel, heiwerktuig
heimelijk - achterbaks, bedekt, clandestien, duister, furtief, geheim, gemeen, geniep, gluiperig, gluips, huichelachtig,  illegaal, kruipelings, onderduims, ondergronds, onderhands, oneerlijk, ongemerkt, onopgemerkt, oogluikend, privatim, slinks, sluik, smeulend, steels, steelsgewijze stiekem, stil, stilletjes, tersluiks, tortueus, valselijk, verborgen, verholen, verkapt, verstolen 
heimelijk afluisteren - luistervinken
heimelijk beluisteren - afluisteren
heimelijk kijken - gluren, loeren, spieden, spieken
heimelijk lachen - gniffelen, gnuiven 
heimelijk omkopen - suborneren
heimelijk oppositie voeren - fronderen, mokken
heimelijk praten - smoezen
heimelijk regelen - bekokstoven
heimelijk stoppen - moffelen
heimelijk vals - geniepig
heimelijk vertrekken - opsteken
heimelijk voorbereiden - bekonkelen, bekokstoven
heimelijk waarnemer - spion
heimelijk wegnemen - roven, ontvreemden, stelen
heimelijke aanklacht - delatie
heimelijke dienstverlating - desertie
heimelijke hatelijkheid -  speldeprik
heimelijke indringer - inbreker, insluiper, sluiper
heimelijke valsheid - geniep
heimelijkst - bestaand, devoot, dicht, diep, diepst, innig, intiem,
warm
heimwee - nostalgie,  nostomanie, stalziek
heinde - dichtbij 
heining - afbakening, afrastering, afscheiding, afsluiting, afzetting, glint, balustradehaag, hamei, heg, hek,latwerk, schutsel, schutting
heining van struiken - haag
heiningbes - framboos
heinsel - slootruigte
heipaal - pilotis
heir - armee, drom, krijgsmacht, leger, legerschaar, menigte, myriade, strijdmacht, troepenmacht
heisa - drukte, herrie, kabaal, omhaal, omslag
heisteren - ploeteren, rommelen, klimmen, klauteren, stoeien
heitje - kwartje
heitoestel - stoomhei
hek - afbakening, afrastering, afscheiding, afsluiting, afzetting, balustrade, barriere, glint, grilje, haag, tralie, hamel, heg, hekraam, latwerk, omheining, scheiding, schutting, slagboom, traliewerk, hamei, wagenkrat
hek met punten van onderen, dat wordt neergelaten - hamel
Hekabe - Hercuba
Hekabe, nakomeling van - Deifobos, Hektor, Helenos, Kassandra, Paris, Polyxena
hekel - afkeer, afschuw, antipathie, aversie, gruwel, haat, nijd, rancune, 
tegenzin, weerzin, wrok
hekel - afgrijzen, afschuw, antipathie, degout, geschil, grilje, gruwel, haat, horreur, horror, nijd, octium, pest, rancune, ruzie, tegenzin, twist, vete, vlaskam, walg, walging, weerzin, wrok
hekelaar - gisper, momus
hekelachtig - hekelig, vitterig
hekeldicht - epigram, hekelvers, parodie, puntdicht, satire, schimpdicht, spotdicht, xenie
hekeldicht van Vondel - Roskam
hekeldichter - satiricus, satirist, sillograaf, spotdichter
hekelen - doorhalen, geselen, gispen, ioniseren, parodiëren, repelen, steken
hekelen van vlas - affineren
hekelend - bits, satiriek, spotachtig, scherp, spottend, stekelig
hekelig - bits, scherp, vinnig, vitterig 
hekeling -  afranseling, afrossing, berisping, bestraffing, geseling, gisping, satire 
hekel of afschuw – walging
hekelschrift - libel, pamflet, satire, smaadschrift, spotschrift
heknagel - drieling
heks - eunjer, fee, feeks, harpij, helleveeg, kol, kolrijdster, prij, spin, tang, toverkol, tovenares, trol 
heks (Germ.) - droede, druïde
heksen - toveren 
heksenattribuut - bezem, kat 
heksendans - wolfsklauw, heksenkrans
heksenfeestnacht - Walpurgisnacht 
heksengerei - bezem, kat 
heksenhazelaar - hamamélis
heksenketel - baaierd, chaos,  hel, inferno
heksenkrans - wolfsklauw
heksenkunst - toverij
heksenmast - zeeden
heksenmeester - drud, duivelskunstenaar, tovenaar
heksenproef - waterproef 
heksentoer - hekserij, karwei 
heksenvervoermiddel - bezem 
heksenwaan - heksengeloof 
heksenwerk - karwei, toverij
hekserij - toverij 
hekwerk - afschiding, balie, balustrade, estacade, grille, hamei, latten, latwerk, leuning, omheining, railling, raster, reling, staket, 
staketsel, traliewerk, ijzerwerk
hekwerk voor een brug - hamei
hekwieler - raderboot
hel - blinkend, dodenrijk, doordringend, erebus, gehenna, fel, gene, Hades, hard, Hinnomsdal, inferno,  klinkend, kwelling, luid, luidklinkend, Nilfheim, onderwereld, orcus, scherp, schel, scherp, schimmenrijk, schitterend, schol, Tartarus, venijnig, verblindend, verdoemenis
hel (onderwereld) - infernum, nilfheim
helaas - ach, och, ocharm, eilaas, eilacie, jammer, jammergenoeg, spijtig, zonde
helblauw - ultramarijn
held - dappereheros, hoofdpersoon
held uit drama van Shakespeare - Hamlet, Romeo
heldendaad - exploot
heldendicht - aeneide, aeneis, edda, epopee, epos, lliade, Ilias, Odyssee, Ilias
heldendicht, Grieks - Ikade, llias, Odyssee
heldendicht der Hindoes - Mahabharata, Narak
heldendicht, oud-Engels - Beowulf
heldendicht, oud-Indisch - Mahabharata
heldendicht, Romeins - Aeneïde, Aeneis
heldendicht van Humerus - Ilias, Odyssee
heldendicht van Vergilius - Aeneade, Aeneïde
Aeneïs, Eneïs
heldendicht van Voltaire - Henriade
heldendichter - Ariosto, Bilderdijk, heldenzanger, Homerus, skald, Vergilius, Virgilius
heldendom - heroïsme
heldenepos - heldendicht 
heldenmoed - durf, feeling, heldhaftigheid, heroïsme,  onbetwistbaar, pralend, pronkend
helder - begrijpelijk, blank, brandschoon, brilland, doorzichtig, duidelijk, fel, fris, glad, glanzend, klaar, klankvol, levendig, licht, lichtend, limpide (Gr.), limpidus, liquide, lucide, lumineus, net, onbewolkt, ostensief, pienter, proper, rein, schel, scherpzinnig, schitterend, schoon, schrander, sereen, sluw, smetteloos, sonoor, stralend, verlicht, vlekkeloos, wakker, zindelijk, zonneklaar, zonnig, zuiver
helder besef - bezinning
helder blauw - lazuur
helder doen worden - bleken
helder en duidelijk besef - bewustzijn
helder en kalm - sereen
helder en klaar - apert
helder en vlug tikken - rikketicken
helder en zuiver - rein
helder geluid - glasklank, ping
helder geluid geven - klateren
helder glas - kristalglas
helder inzicht - perspicaciteit
helder klinken - klateren
helder klikkend - hel, schoon, sonoor, welluidend, zuiver 
helder klikkend (It.) - sfogato
helder licht - flonkerlicht, klaarlicht, schitterlicht
helder maken - klaren, uitleggen, verlichten, zuiveren
helder van geest - lucide
helder van geluid - schel
helder van kleur - licht
helder van licht - lucide
helder verlicht - stralend
helder wit - blank
helder worden - klaren, opklaren, ophelderen, verhelderen
helder zichtbaar - ostensibel, saillant
helder zingen - orgelen
helder zingen van vogels - doorslaan
helder zijn - lichten
heldere bouillon - consommé
heldere geluiden geven - kletteren
helderblauwe verfstof - kobaltblauw
helderdenkend - lucide, onbevooroordeeld, verlicht
helderder maken - verduidelijken
heldere blik - perspicaciteit
heldere geluiden geven - kletteren
heldere luide klank - galm
heldere morgenvroegte - aurora
heldere ster - lucida
helderheid - doorzichtigheid, duidelijkheid, frisheid, glans, klaarheid, klaarte, klankvolheid, kristal, licht, limpiditeit, luciditeit, magnitude, properheid, puriteit, reinheid, schoonheid, sereniteit, sonoriteit, volheid, zindelijkheid, zuiverheid 
helderheid van geest - klaarheid, luciditeit, presentie
helderheidenkalmte - sereniteit
helderrood - scharlaken, vermiljoen
helderrood koraal - bloedkoraal
helderste planeet - Jupiter 
helderste ster - Sirius, Wega
helderste ster in sterrenbeeld draak - Etamin
helderste ster uit sterrenbeeld zuidervis - Fomalhaut
helderste ster van de Lier - Wega
helderwit - blank
helderwit marmer - albast
helderziend - klaarziend, lucide
helderziende - clair-voyante, paragnost, psychoscopist, somnambule, telepaat, ziener
helderziende door de magnetische slaap - somnambule
helderziendheid - clair-voyantce, paragnostie, proskopie, telescopie, telepat(h)ie, telethesie, 
helderzingen (van vogels) - orgelen
heldhaftig - boud, dapper, eroïco, ferm, heroïek, heroïsch, koen, kloek, kordaat, manhaftig, manmoedig, moedig, onversaagd, onvervaard, stoer
heldhaftig verhaal - epos
heldhaftigheid - bravoure, dapperheid, heldenmoed, heroïsme, kloekheid, moed, onversaagdheid 
heldin - virago
held uit Troje - Hector, Aeneas
held voor Troje - Achilles, Ajax, Diodemes, Patroklos
heleboel - legio, massa, menigte, hoop, veel
helegaar - geheel, helemaal
heleline - alantkamfer
helemaal - alles, compleet, finaal, gans, geheel, helegaar, holocrien, integraal, ongedeeld, radicaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt
helemaal beneden - onderin
helemaal gevuld - vol
helemaal niets - barst, geeneens, niemendal,  spier
helemaal niks - niets, niemendal, noppes 
helen - beteren, boeten, geheimhouden, genezen, herstellen, remediëren, repareren, snezen, verbergen, verhelpen, verzwijgen
hel en blinkend - fel
hel en hoorbaar - luid
hele Piet - kei
helend - officinaal, officineel
heler - diefjesmaat, opkoper, snees, snezer 
helerszaak - plattekit (barg.)
hele verandering - omkeer, ommekeer
helft - demie, gedeelte, half, meta, semi
helft (Ital.) - meta
helft van een peloton of batterij - sectie, sektie
Helgoland, eilandje bij - Düne
helhond - Cerberus
Helicon - Zagora
Helicon, hoogste top van de - Palaiovuna 
helikopter - hefschroefvliegtuig, wentelwiek
heling - genezing, verberging 
Heliopolis - Baälbek
helios - sol, zon, zonnegod
helioscoop - verrekijker, zonnekijker
heliotroop - meetwerktuig, parfum, reukwater, sierplant
heliotropien - piperonal
heliozoa - zonnedieren
helium - he , zonnegas
helix - schroef, spiraal
helklinkend geluid maken - rinkelen
Hellas - Griekenland
hellebaard - houwwapen, lans, steekwapen, strijdbijl, 
hellebaardier - lijfwacht, vemenbewaker
hellegod - Hades, Pluto
hellehond - Cerberus
Helleen - Griek
hellen - aflopen, afwijken, enigen, glooien, neigen, overhangen, overhellen, plangeren, zulmen
hellend - scheef, schuin
hellend of glooiend maken - taluteren
hellend oplopende weg - oprit
hellend pad - afgang, afrit, opril, oprit
hellend vlak - berg, dijk, duin, opritstoep, talud
hellend vlak van een horizontale lijst - afzaat
hellende baan voor skispringen - springschans
hellende maken - adosseren
hellende sledebaan - rodelbaan
hellende weg - afrit, oprit
hellerechter - Minos
hellerivier - Styx
helleschipper - Charon
Hellespont - Dardanellen
helleveeg - belial, dierage, driedekker, duivel, feeks, furie, harpij, heks, hellevorst, huiskruis, karonje, kat, kenau, kol, kreng, manwijf, nest, prij, satan, serpent, slang, tang, virago, xantippe
hellevorst - duivel, satan 
hellewicht - booswicht, monster, verdoemde 
hellig - boos, hels, kwaad, nijdig, toornig, vurig, wild, woedend, woest
helling - afgang, afloop, afschot, beloop, dossering, glooiing, inclinatie, piedmont, schoot, schuinte, steilrand, steilte, steilwand, stoep, talud, talutage, werf
helling der schoepen van een scheprad - afschot
helling langs spoorweg - talud 
helling onder aan een borg - piedmont
helling tussen twee vlakke terreingedeelten - steilrand, steilwand
helling van een berg - terras
helling van een dijk - beloop, glooing 
helling van een glooiing - dossering
hellingmeter - clinometer, eclimeter, klinometer  
hellos - zon
helloscoop - zonnekijker 
hellotropine - piperonal
hellozoa - zonnedieren, serpent, virago, Xantippe
helm - distileerkolfdeksel, duingras, duinplant, gilia, heimet,  hoofddeksel, kerktorenkap, kolf, kolffles, kromhals, retort, rietgras, schoorsteenboezem, stampersteel(papierbereiding), tropenhelm, vleugel, ijl
helm (Afr.) - topi
helmbindsel - connectief 
helmbloem - copydalis, monnikskp
helmdraad - filament, zandzegge
helmen - galmen, weerklinken 
helmgat - galmgat 
helmhok - theca 
helmhout - helmstok, roerpen
helmkleed - lambrekijn, lambrequin
helmklep - vizier
helmknop - anthere
helmkruid - scorpgularia, aambeienkruid, aambeiwortel
helm, lichte - barbute
helmriet - ijl
helm, soort - armet, basginet, bekkeneel, hondsgurgel, isenhut, morion, noormannenhelm, pothelm, salade, spangenhelm
helmstok - inspit, helmhout, onderdrukte, roerpen, stuurstok 
helmstok van het roer - roerhaak
helmtop - timber
helmversiering - wrong
heloot - onderdrukte, slaaf
helpen - assisteren, baten, bedienen, beschermen, bijdragen, bijspringen, bijstaan, dienen, gerieven, meewerken, ondersteunen, opereren, redden, secoureren, secunderen,  steunen, tegemoetkomen, verlichten, verplegen, verzorgen, weldoen
helpen bij metselen – opperen
helpen bij nood - redden
helper - adlatus, assistent, bediende, coadjutor, dienaar, handlanger, heler, hulp,  knecht, (ind.) kornet, maat, medestander, medewerker, rakker, redder, secondant, trawant, vazal, volgeling
helper bij het jagen - brak, drijfhond,  drijver, jachthond
helper in lab. - amanuensis
helper in de nood - redder 
helper in een laboratorium - amanuensis
helper uit de nood - redder
helper van draaiorgelman - manser 
helper van een schout - rakker
helper van een spinner - oploper
helpers - aanhang 
helpster – assistente, dienstbode, dienster, hulp  
helpster bij een diner - dienster, serveerster
hels – afschuwelijk, duivels, demonisch, diabolisch, hellig, infernaal, kwaad, oorverdovend, razend, satanisch, slecht, verschrikkelijk, vreselijk, woedend, woest
hels lawaai - kabaal, pandemonium 
hels wijf - feeks 
helse furie - Megera 
helse geest - Belial,  duivel, satan
helse machine - tijdbom 
helse steen - lapis, zilvernitraat 
Helsingfors - Helsinki
Helvetië - Zwitserland
hematiet - bloedsteen, roodijzersteen 
hematoom - bloeduitstorting
hemd - baadje, chemise, onderkleed, shirt 
hemd (Mal) - baadje
hemd waarin ketters werden verbrand -  sanbenlto
hemdachtig kleed van de Arabieren - gandoera
hemdsboord - bef
hemdsbroek - combinaison
hemel - azuur, baldakijn, dampkring, ether, gewelf, firmament, hemelruim, lazuurgewelf, lucht, paradijs, trans, uitspansel  zwerk 
hemel - Asga(a)rd, paradijs, walhalla 
hemelangst - uranofobie
hemelbeschrijving - uranoscopie
hemelbestormer - Atlas, Titan
hemelbestormers - 
hemelbewoner - engel, God 
hemelbode - engel, Godsgezant
hemelbol - aarde, dwaalster, hemelglobe, hemellichaam, komeet, maan, nevelster, planeet, satelliet, sfeer, staartster, ster, zon, 
hemelboog - gewelf
hemelboom - ailanthus
hemelbrood - manna 
hemelburger - gezaligde, zalige 
hemeldak - firmament, uitspansel
hemeldauw - regen 
hemelen - overlijden, sterven
hemelgeest - aartsengel, cherubijn, dewata, engel, serafijn, seraf 
hemelgeit - watersnip
hemelgewelf - azuur, firmament, hemel, koepel, uitspansel, 
zwerk
hemelglobe - sfeer
hemelgod - Anoe, Dyanspitar, Jupiter, Sjanti, Zeus
hemelheir - engelenscharen 
hemelhof - eden, paradijs
hemelhoog tussen op- en ondergangspunt van de zon - amplitude, amplitudo
hemeling - engel, gelukzalige, hemeltelg, zalige
hemelkenner - astronoom 
hemelkoningin - Juno, Maria
hemelkring - sfeer
hemelkunde - uranologie
hemelkijker - uranoscoop
hemellichaam - aarde, avondster, Castor, Corona, dubbelster, Jupiter, komeet, maan, Mars, Mercurius, meteoor, Mizar, planeet, planetoïde, planeet, Polaris, Pollux, Regulus, satelliet, Saturnus, Spica, ster, Vega, Venus, Wega, zon 
hemelpool - equatorpool
hemelruim - hemel, kosmos, luchtruim
hemels - bovenaards, celest, goddelijk, heerlijk, onaards, prachtig, verrukkelijk, zalig
hemelblauw - azuur, lazuur,  lichtblauw, ultramarijn
hemelsblauwe verf - bergblauw
hemelsbreed - disparaat, immens
hemels brood - hostie, manna
hemelschip - raket, ruimtevaartuig
hemelsfeer - kreits
hemelsgezind - godvruchtig, heilig, vroom
hemels rijk - China 
hemels rijk, zoon van het - Chinees
hemelsteen - meteoor, meteoriet 
hemelstreek - luchtstreek, noord, oost, sfeer, streek, west, windstreek, zuid,
hemels wezen - cherubijn,engel, fee, seraf, serafijn
hemelse gave -hemelbrood, manna
hemelse heerscharen - zebaoth
hemelse verschijning - schoonheid
hemelse vorstin - Hera
hemelsfeer - hemelgewelf, keerkring, kreits
hemelsgezind - godvruchtig, heilig, vroom
hemelsleutel - hertshooi,primulaveris, sleutelbloem
hemelsteen - meteoor, meteoriet
hemelstreek - luchtstreek, poolstreek,  tropen, windstreek
hemelt - emelt, engerling, meikeverlarve
hemeltergend - ergerlijk, goddeloos , weerzinwekkend
hemeltoorts - zon
Hemelvaartsdag, gebruik op - dauwtrappen, dauwtreden, hemelvaren
hemelverschijnsel - bliksem, hemelvuur, komeet,  maansverduistering, meteoor, noorderlicht, regenboog, weerlicht, zonsverduistering
hemelvorstin - Hera
hemelvuur - bliksem, weerlicht 
hemelwater - motregen, neerslag, regen(bui), stortbui, stortregen
hemiëder - halfvlak
hemidor - regen (bui) 
hemiparasiet - melampyrum, viscum
hemisfeer - halfrond
hemofilie - bloederziekte 
hemorroïden - aambeien
hen - hoen,  hoender, kip, kloek
hen met kuikens - kloek
hendel - hefboom(pje), manette 
Henegouwen - Hainaut
Henegouwen, arrondissement in - Aat, Ath, Bergen, Charleroi, Doornik, Moeskroen, Mons, Mouscron, Soigniesm Thuin, Tournai, Zinnik
Henegouwen, mijngebied in - Borinage
hengel - beugel, boshorde, greep, handvat, hengsel, lee, paardebloem (gele), scharnier, visgerei, vistuig, zwartkoorn
hengelaar - visser 
hengelaarsuitrusting - aas, dobber, haak,  hengel, leefnet, lijn, molen, schepnet, snoer
hengelaarsvis - hozemond, zeeduivel
hengelaas - deeg, spinner, pier, vlieg, worm
hengelen - vissen
hengelsnoer - sim 
hengelsport - vissen
hengelstok - hengelroede 
hengeltouw - staartlijn
hengeltrommeltje - hengelmolen, reel 
hengsel - beugel, draagbeugel, eins, einze, greep, handgreep, handvat, lee, oor, scharnier
hengselbout - hang
hengselmand - ben, haander, kabas, kalebas, korf 
hengseltas - karbies
hengst - etalon, glazenmaker, grasspriet, haardijzer, hooihark (grote), ruin, trekkanaal (in kalkoven), vaderpaard, waterjuffer, zalm (die naar zee terugkeert)
hengst, gesneden  - ruin 
hengstebron - Hippocrene 
hengsten - beuken, slaan
hengstig - paarzuchtig, ritsig, tochtig, wellustig
henker - beul, scherprechter, satan 
henna - kleurmiddel, verfplant
hennegat - cockpit
hennep - bambayhennep, braakhennep, cannabis, gelling, jutehennep, kemp, manillahennep, zaailing 
hennepachtigen - cannabaceeën
hennepafval - hede, hee,  scheef, werk
hennepbraak - rete, reep, repel, reet, rete, blouwel 
hennepbraken - blouwelen
hennepnetel - galeopsis, dauwnetel, raai
hennepplant - sisal
hennepsoort - abaca (manillahennep), femel, gelling, kemp, kennep, pelhennep, sisal
hennepvezels (grote) - hee, hede
hennepvink - kneutje, kneuter, robijntje, tukker, vlamsijs
hennepworteleinde - blees
hennepzaad - kempzaad
hennetasker - keukenpiet
hens - hands (Eng.), handen 
Hephaistos - Vulcanus
her - geleden, herexamen, hier, hierheen, opnieuw, overal, sedert
Hera - Juno
Hera (Juno) kwelde haar door een horzel - lo
herademen - bijkomen, opluchting  
herademing - oplichting
Herakleïden, stamland der - Peloponnesus
Herakles - Hercules 
heraldicus - wapenkundige
heraldiek - wapenkunde
heraldiek stuk - herautstuk
heraldiek wapen - blazoen
heraldische figuur - bemmel, geer
heraldische bijfiguur - berensteel, lambel, palesteel
heraldisch teken - lelie
heraldisch vogeltje - maarle, meerle, merel,merlet
heraldisch wapen - schild
heraldische kleur - email (rood, groen, blauw en  sabel (zwart), purper en zwart), goud (geel), keel (rood), lazuur (blauw), sinopel (groen), zilver (wit)
heraldische penning - besant, bezant
heraldische ruit - losange
heraldische term - afsnijding, balk, barensteel,blok, draak, ecusson, flank, geer, hart, inhoeking, kanton, kruis, kwartier, polesteel, punt, tenant, voet 
heraut - aankondiger, aanzegger, bekendmaker, krijgsgezant, uitroeper, wapenkoning
herautstaf - caduceus
heraut van wapenen - wapenkoning
heraut voor Troje - stentor 
herba - h., kruid 
herbarium - plantenverzameling 
herbarist - kruidenkenner
herbebossing - reboisatie
herberg - auberge, bierhuis, cabaret, café, doening, drankhuis, estaminet, hotel, hotelletje, kroeg, logement, osteria, staminee, tapperij, staminet, taveerne, taverne, uitspanning, venta,
herberg (Eng.) - pub
herberg (It.) - osteria
herberg (Sp.) - fonda
herberg in de Hongaarse poesta - csarda
herberg in het oosten - kan
herberg in het Romeinse Rijk - termopolium
herberg(verblijf) voor karavanen - karavansera(i)
herbergen - huisvesten, onderbrengen opnemen
herbergier - gelaghouder, kastelein, kroegbaas, tapper, waard
herbergierster - kasteleines, kasteleinse, waardin 
herbergierszoon die koning werd - Murat
herberging van soldaten - kwartier
herbergklant - kroegloper 
herbergzaam - bewoonbaar, gastvrij
herbergzaamheid - hospitaliteit
herbewapenen - remilitariseren
herbivoor - planteneter, vegetariër 
herboriseren - botaniseren
herborist - kruidenzoeker, plantenverzamelaar
herbouw - wederopbouw
herbouwen - reconstrueren, verbouwen 
herbouwer van Babylon - Asarhaddon
herbouwing - reconstructie
Hercules - Alaides, Herakles 
herculeskever - dynastes
herculeswerk - reuzenwerk
herculisch - gespierd 
Hercuul - atleet, kermisworstelaar
herdenken - gedenken, herinneren, memoreren, vieren
herdenking - gedachtenis,  viering
herdenking van de geboortedag - verjaardag
herder - bewaker, herdershond, hoeder, kuddehoeder, oppasser, pastor, pastoor, predikant, priester, schaper, scheper, senn, veehoeder, waker
herder die de Trojanen bedroog - Simon
herder in de Alpen - Senn
herder in Pfrygië - Atys
herderin - bergère, predikante
herderlijk - arcadisch, bucolisch, geestelijk, idyllisch, landelijk, pastoraal
herderlijke brief - mandement
herderlijk schrijven - encycliek, mandement
herderschop - mak
herdersdicht - bebergerie, ecloge, idylle,  pastorale, villanelle
herdersfluit - Panfluit, fluit, rietfluit, rietpijp, schalmei, veldfluit, veldschalmei
herders god - Pan
herdershond soort - eloga, ecloge
 4   puli, pumi
 5   corgi
 6   briand, collie, kuvasz
 7   bobtail, bouvier, sheltie
 8   hovawart, komondor
 9   beauceron, Mechelaar
10  rottweiler, sennenhund
11  schapendoes
12  Groenendaler
herders hut in de Alpen - Sennhut
herders- of jagersfiguur - endymion, herdersknaap
herderskout - eloga, ecloge
herdersleven - idylle
herderslied - bergerette, pastorale
herdersminnedicht - madrigaal
herdersroman - arcadia
herdersschop - mak
herdersspel - arcadia, pastorale
herdersspin - hooiwagen
herdersstammen - nomaden
herderstasje - beurskruid, boerenkers, capsella, lepelblad, tasjeskruid, taskers, wisselkruid
herdersvolk - Nomaden
herderszang - ecloge
herdoop - wederdoop
herdubbelen - redoubleren
hereditair - erfelijk
herediteit - erfelijkheid
heremiet - anachoreet, asceet, eenzaat, kluizenaar, solitair
heremietkreeft - kluizenaarskreeft
her en der - alom, altijd, overal
her- en derwaarts zwerven - dolen
heren - hh.
herenboon - sperzieboon
herendienst - corvee
hernhuis - villa
herenhuis in Friesland – state, stins
herenigen - raccorderen, reconciliëren
hereniging - reünie, samenvoeging, verzoening ,weerzien
herenjas - frak, jacquet
herenjasje - colbert
herenkamerjas - chambercloak
herenkapper - barbier, coiffeur, figaro, stylist
herenkledingstuk  - anklet, boord, bretel, colbert, costuum, das, frak, jasje, jekker, jopper, kamerjas, kostuum, ochtendjas, overhemd, overjas, pantalon, pullover, sjamberloek, smoking, sok, vest
herenknecht - butlerlakei
herenmantel - raglan
herenoverjas - demi, jekker, jopper, ulster 
herenpaard - luxepaard 
herenrijwiel - herenfiets 
herenrok - frak
heresiarch - aartsketter
herensok - anklet 
heresiarch - aartsketter 
heresie - dwaalleer, ketterij
herfst - najaar, seizoen
herfstbloem - amarant, aster, biggekruid, chrysant, chrysantemum, herfsttijloos, najaarsbloem
herfstdag - najaarsdag
herfstgetijde - najaar
herfsthyacint - tuberoos
herfstig - herfstachtig
herfstknol - herfstraap
herfstleeuwetand - zevenbloem
herfstmaand - september 
herfstmijt - leptus,  trombiculidae
herfstmis - najaarsmis, najaarsmarkt 
herfstraap - zandraap 
herfstroos - stamroos, stokroos 
herfstsering - flok
herfsttijloos - biggenkruid, colchicum, draagbloeier, nachtbloeier, nachtejuffer
herfstweer - guur, mistig, winderig 
hergeven - teruggeven
herhaald - frequentatief, gedurig, iteratief, nogmaals, opnieuw,  telkens, wederom
herhaalde oefening - repetitie
herhaalde overdenking - ruminatie
herhaalde versregel - refrein 
herhaalde wedstrijd - barrage
herhaaldelijk - almaar, dikwijls, frequent, menigmaal, reeds, steeds, telkenmale, telkens, vaak, veelvuldig
herhaalde wedstrijd - barrage
herhalen - bis, bisseren, encore, herzeggen, itereren, nogmaals, opnieuw, overdoen, overzeggen, recapituleren, recidiveren, renoveren, repeteren, reproduceren,  verdoen,
herhalend - frequentatief, iteratief 
herhalende decimaal - repetent 
herhaling - bis, da capo, echo, hervatting, ïteratie, recidive, reditie, reiteratie, repetitie, reprise, suminatie, tautologie
herhaling van de betekenis van een gebruikt woord - pleonasme
herhaling van de hoofdinhoud - recapitulatie
herhaling van misdrijf - recidive
herhaling van een toon - echo
herhaling van een woord - palillogie
herhaling van het thema - ritornel
herhaling van hetzelfde woord in andere betekenis - diafora
herhaling van versregels - refrein
herhalingsthema - refrein, ritornel 
herhalingswerkwoord - frequentatief
her inenten - revaccineren 
herinneren - commoneren, gedenken, herdenken, heugen, memoreren, moneren, rappeleren, rappelleren, terugdenken
herinnering - aandenken, aanmaning, anamnese, commemoratie, gedachtenis, geheugen, heugenis, memento, memorie, paramnesie, rappel, reminiscentie, souvenir, voorstelling
herinneringen - memorabilia
herinneringsboek - memoriaal
herinneringsbord - gedenkbord 
herinneringsbriefje - aanmaning, rappel, waarschuwing
herinneringsdag der vergankelijkheid - asdag, Aswoensdag, kruisjesdag (R.K.)
herinneringsgeschenk - souvenier
herinneringskunst - mnemoniek, mnemotechniek
herinneringsmedaille - gedenkpenning
herinneringsstaf - reagens
herinneringsvermogen - gedachtenis, geheugen, heugenis, memorie, mneme, 
herinneringsvermogen voor feiten - zaakgeheugen
herinneringswoord - consigne, erewoord, leuze, parool, schibboleth, wachtwoord, werda
herinrichting - reorganisatie
herik -  boerenkers, onkruid
herkansing - barrage, repêchage
herkauwen - kweernen, merycisme, rumineren
herkauwend zoogdier - kemel
herkauwend zoogdier met een bultrug - kameel
herkauwer - alpaca (bergschaap, Peru), alpensteenbok, angorageit, antilope, bantèng, beisa, bergbok, berggeit, bergschaap, bizon, blesbok, bok, brandhert, buffel, bultrund, cheetah, damhert, bultos, dromedaris, dwerghert, edelhert, eland, gaffelbok, gaffelhert, garm, gazelle, geit, gems, giraf(fe), gnoe, hamel, hartebeest,  hert, hinde, kalf, kameel, karbauw, kemel, klipgeit, koe, koedoe, lakenvelder, lam, lama, merinoschaap, moeflon, muskusos, oeros, oerrund, okapi, ooi, os, pink, ram, ree, reebok reegeit, rendier, rund, sapi, schaap, schot, sik, steenbok, stier, schaap, springbok, twenter, vaars, var, yak, waterbok, wildebeest, wisent, zeboe, zebu 
herkauwers - ruminantia
herkauwersfamilie - eeltpotigen, giraffen, herten,  runderen
herkauwersmaag - pens
herkauwer voor teling - fokstier
herkauwing - ruminantia
herkavelen - herverdelen
herkenbaar - kennelijk
herkennelijk - herkenbaar
herkenning - reconnaissance
herkenningsbewijs - identiteitsbewijs, legitimatiebewijs, paspoort
herkenningsmelodie - tune
herkenningspapier - identiteitsbewijs, legitimatiebewijs, persoonsbewijs
herkenningsplaatje - oorlogsidentiteitsbewijs
herkenningsteken - armband, badge, embleem, formule, insigne, kenteken, logo, merkteken, symbool, vignet, vingerafdruk
herkenningswoord - parool, sjibbolet, wachtwoord 
herkleden - omkleden, verkleden
herkomst - afkomst, afstamming, bron, gewoonte, oorsprong, origine
herkomstig van - uit
herkoop - wederinkoop
herkrijgen - recouvreren, terugkrijgen
herkrijging - herstel, herwinning, recuperatie, teruggave
herkuul - beroepsworstelaar, hercules
herleefd - herboren, herrezen, redivivus 
herleidbaar - reducibel
herleiden - omrekenen, overbrengen, reduceren, terugbrengen, veranderen 
herleiding - reductie 
herleven - herrijzen, opleven, terugkeren 
herleving - herrijzenis, herrijzing, opbloeiing, opleving, palingenese, regeneratie, renaissance, reïncarnatie, resurrectie, reveil, verrijzenis, wedergeboorte
herleving (Eng) - revival
herleving van kunst en wetenschappen - renaissance
hermafrodiet - interseks, tweeslachtig 
hermelijn - harmel
hermelijnachtig dier - mink
hermelijnbont - roselet
hermeneutiek - bijbeluitlegging, exegese, schriftverklaring, uitlegkunde
Hermes - Mercurius
Hermes, beeld van - Herme
hermetisch - luchtdicht 
hermetisch gesloten - potdicht
hermitage - kluizenaarshut,  kluizenaarswoning
hermoes - akkerpaardestaart
hermopolis , Asjmienein
hernemen - terugnemen
hernhutter - zandgebakje
hernia - breuk
hernieuwd leven - regeneratie, wedergeboorte
hernieuwde aanval - recidief, recidive
hernieuwen - renoveren, restaureren, vernieuwen
hernieuwer - modernist, restaurateur
hernieuwing - herinrichting, herstelling, instauratie, renovatie, reorganisatie, restauratie, vernieuwing, wederoprichting
hernieuwing van levensopvatting - renaissance
heroïne - dracetylmorfine
heroïsch - dapper, heldhaftig
heroïsme - heldenmoed, heldhaftigheid
heropleiden - omscholen 
heros - Castor, halfgod; held, Heracles, Hercules, Pollux, Prometheus, Theseus
herovering - reprise
heroïek - dapper, dracetylmorfine,  heldhaftig
heroïne - narcoticum
herosch - heldhaftig, heroïek
heroïsch werk - titanenarbeid
heroïsme - heldenmoed, heldhaftigheid
herpsel - onzuiverheid, uitzeefsel
herrie - bonje, drukte, gedoe, gedrang, gedruis, geduvel, geraas, geschreeuw, getier, getoeter, heibel, heisa, hommeles, kabaal, keet, kift, krakeel, lawaai, krakeel, leven, onmin, opschudding, pan, rumoer, ruzie, spats, spektakel, stampei, trammelant, tumult, twist 
herrie maken - krakelen, razen, rumoeren, ruziën, twisten
herriemaker - lawaaischopper, levenmaker
herrieschopper - herriemaker, keetmaker, levenmaker, opspeler, raasbol, schreeuwer
herroepbaar - revocabel
herroepen - annuleren, intrekken, revoceren, terugnemen 
herroeping - abrogatie, annulering, intrekking, repeal, retractatie, revocatie, terugneming
herroeping van een aantijging - palinodie
herrijzen - herleven, oprijzen 
herrijzenis - herstel, opstanding, resuscitatie, resurrectie
herschatten - retaxeren
herschatting - hertaxatie, retaxatie 
herscheppen - metamorfoseren, recreëren, regenereren, veranderen, verjongen
herschepping - gedaanteverwisseling, hernieuwing, metamorfose, regeneratie, transformatie
herse - gierst, heers
hersenaanhangsel - hypofyse, pijnappelklier
hersenarbeid - geestesarbeid
hersenbeeld - hersenschim, waanbeeld
hersenblaasworm - bolworm
hersenbloeding - apoplexie, attaque, beroerte
hersenbouwleer - phrenologie
hersenbreuk - cefalocele
hersendeel - achterhoofdskwab, epifyse, hersenbalk, hersenbrug, hersenschors, hersenstam, hersenvlies, hypofyse, slaapkwab, ventrikel, voorhoofdskwab
hersendoorboring - trepanatie
hersenen - brein, cerebrum, denkraam, geest, rede, verstand
hersenen (scherts) - kersepit
hersenen, deel der - achterhoofdskwab, epifyse, hersenbalk, hersenbrug, hersenschors, hersenstam, hersenvlies, hypofyse, slaapkwab, ventrikel, voorhoofdskwab
hersengezwel - glioom, tumor
hersengymnastiek - denksport, puzzelen, quiz
hersenkamer - ventrikel
hersenklier - hypofyse, pijnappelklier
hersenkoraal - malandra
hersenkwab - lob
hersenloos - dom, leeghoofdig, stom, zin(ne)loos
hersenmantel - pallium 
hersenoedeem - zwelling
hersenontsteking - cefalitis, encefalitis, meningitis 
hersenpan - bekkeneel, schedel
hersenpan doorboren - trepanatie
hersenpinsel - gedachtenweefsel
hersenproduct - bedenksel, uitdenksel
hersens - brein, verstand
hersens betreffend - cerebraal
hersenschim - begoocheling, chimaera, chimère, droombeeld, fantasie, fantasma, fantasmagorie, fantoom, illusie, inbeelding, luchtkasteel, ontgoochelen, schaduwbeeld, schijn, schijnbeeld, spook(beeld), utopie, verbeelding, visioen, waan(beeld), wanbegrip, zinsbedrog
hersenschimmig - denkbeeldig, ingebeeld, imaginair, onwezenlijk
hersenschudding - commotio
hersenspinsel - gedachtenweefsel 
hersentumor - hersengezwel 
hersenverweking - encefalomalacie
hersenverzwakking - collapsus
hersenvlies - arachnoïden, leptomeninx, pachymeninx
hersenvliesontsteking -  encefalitis, meningitis, nekkramp
hersenwerk - denkarbeid, denkwerk, onderzoek 
hersenwerk verrichten - denken
hersenziektes bij het vee - kolder
herspellen - translitteren
herstel - analeptie, beterschap, correctie, emendatie, genezing, opleving, rectificatie, recuperatie, redres, redressering, regeneratie, rehabilitatie, renovatie, reparatie, restauratie, restitutie, revalutisatie (valuta),  sanatie, verbetering, vernieuwd, wederoprichting
herstelbaar - reparabel
herstelboekerij - storno
herstel van een fout in handelsboeken - ritorno
herstel van een ziekte - reconvalescentie
herstel van eer - eerherstel, genoegdoening, rehabilitatie, satisfactie
hersteld - beter, gemaakt, genezen, gerestaureerd, naturel, vernieuwd 
hersteld in vroegere staat - gerehabiliteerd
herstellen - beteren, bijwerken, boeten, breeuwen, corrigeren, dresseren, genezen, goedmaken, helen, herzien, kalfaten, lappen, maken, ondergaan, opflikken, opknappen, oplappen,  reconstrueren, rectificeren, recupereren, redresseren, rehabiliteren, renoveren, repareren, renoveren, repareren, restaureren, restitueren, stoppen, verbeteren, vergoeden, verhelpen, vernieuwen, verstellen
herstellen na ziekte - aansterken
herstellen van kleding - lappen
herstellend - beterend, genezend, opknappend, reconvalescent
hersteller - boeter, lapper, maker, restaurateur, reparateur
hersteller van beschadigde kunstwerken - restaurateur
hersteller van de muren van Jeruzalem  - Nehemia
hersteller van rijwielen - fietsenmaker
hersteller van visnetten - nettenboeter
herstelling - boete, genezing, opheffing, ordening, renovatie, reparatie, restauratie, rehabilitatie, reparatie, tenietdoening, vernieuwing
herstellingsoord - kliniek, rusthuis, sanatorium 
herstellingsteken - naturel
herstelling van eer - rehabilitatie 
herstelplaats - dok, garage, gasthuis, hospitaal, kliniek, remise 
rusthuis, sanatorium, uitdeukerij, ziekenhuis 
herstelplaats voor auto’s - garage, plaatwerkerij
herstelplaats voor schepen - dok, werf
herstelwerk - reparatiewerk, restauratiewerk
herstelwerkplaats - atelier
herstemming - ballotage
hert - antilope, damhert, edelhert, eland, gazelle, gnoe, hinde, kalf, ree, reebok, rendier, spitser
hert (Eng,) - deer
hert, driejarig - zesender
hert, eenjarig - spieshert
hert, tweejarig - gaffelhert
hert, vrouwelijk - hinde
hertachtig dier - 
 3   elk, ree
 4   gnoe, milu
 5   eland, moose
 6   cervus, heumul, kidang, poedoe, reebok, sambar, wapiti
 7   damhert, gazelle, kariboe, muntjak, reegeit, rendier, 
      takhert
 8   antilope, axishert, blafhert, deikahert, edelhert, kuifhert,
      lierhert, sikahert, waterree
 9   barasinga, dwerghert, paardhert, spieshert, waterhert,                    zwijnhert
10  davidshert, muskusdier, pampashert, sambahert
12  virginiahert 
15  aristoteleshert 
hertaxatie - herschatting 
hertebuffel - buffelantilope
hertenkalf (vr.) - smaldier
hertenleer - daim 
hertengroep - roedel, sprong
hertenhorens - gewei
hertenkruid - kraaievoet
hertenpaard - gnoe, wildebeest
hertensoort uit Klein-Azië - damhert 
hertentruffel - zakjeszwam
hertenziekte - stijfkramp, rechtstijvigheid
's-Hertogenbosch in carnavalstijd - Oeteldonk
hertog - doge, duke, dux
hertogin - duchesse
hertog uit de historie - Alva 
hertshooi - hypericum, sintjanskruid
hertshoorn - wolfsklauw (pl.k.)
hertshoornkers - varkenskers
hertshoornvaren - platycerium
hertshoornzout - ammoniumkarbonaat
hertstong - adderwortel, tongvaren
hertzwijn - babiroessa
hertz - Hz. 
heruitzenden - relayeren
hervatting - resuscitatie
hervertoning - reprise 
herverzekeren - reassureren
hervinden - terugkrijgen, terugvinden
hervormd Esperanto - Ido 
hervormen - altereren, herscheppen, herzien, reformeren, reorganiseren, veranderen, verbeteren, wijzigen
hervormer - Calvijn, Hus, Luther, reformateur, reformator, vernieuwer, Savonarola, Zwingli 
hervorming - metamorfose, reform, reformatie, transformatie, verandering
heruitzending - relais
herwaardering - revalorisatie, revaluatie 
herwissel - restorno, ricambio, ritratta  
herzeggen - herhalen, repeteren
herzien - bewerken, herstellen, hervormen, omwerken, overdoen, overmaken, revideren, veranderen, verbeteren, wijzigen
herziening - redres, revisie, verbetering ,wijziging
hes  blouse, kiel 
hesp - bil, dij, ham
Hesperus - avondster, Venus
hesseling - kopvoorn, serpeling
Hessen, hoofdstad van - Wiesbaden
hessoniet - kaneelsteen
het aanbermen - aanberming
het aanbestede werk - aanbesteding
het aanbiddelijke meisje - aanbiddelijkheid
het aanbidden - aanbidding
het aanbieden - aanbod, aanbieding
het aanbieden van vredesvoorwaarden - vredesaanbod
het aanblazen - aanblazing
het aanbouwen - aanbouw
het aanbranden - aanbranding
het aanbreken - aanbraak
het aanbrengen - aanbreng, aanbrenging, aanbrengst, aandragen, berichten, verklikken
het aanbrengen van onderdelen in de techniek - installatie
het aandammen - aandamming
het aan de markt brengen - uitgifte
het aandoenlijke treffende in uitdrukking - patos
het aandringen - aandrang, drang
het aandrijven - aandrijving
het aangebodene - aanbieding, aanbod
het aangebrachte ten huwelijk - aanbreng
het aangekochte - aankoop
het aangeven - denunciatie
het aangrijpen - aantasting, aanval
het aangrijpende van een voorval - tragiek
het aanhoudend daveren - gedaver
het aanhoudend denderen - gedaver, gedender
het aanhoudend razen - geraas
het aanhoudend rijden - gerij
het aanhoudend samendringen - gedrang
het aanhoudend trappen - getrap
het aanjagen van schrik - intimidatie
het aankomen - aankomst
het aankopen - aankoop, aanschaffing
het aanmerken - aanmerking
het aannemen - aanname, geloofsaanneming, spekulatie, transactie
het aannemen van een wissel - wisselaccept
het aannemen van kinderen - adopteren
het aanroepen - aanroep, geroep
het aanschouwen - aanblik
het aanstoot geven - ergernis
het aantal bepaald - geteld
het aantal exemplaren van een werk - oplage
het aantal opmaken - tellen
het aantekenen - noteren, optekenen
het aanvallen - aanval
het aanvatten - aantasting
het aanvoelen - feeling
het aanvoeren - aanvoer
het aanwenden van handgrepen - manipulatie
het aanwezig zijn - kenmerken
het aanwezig zijn elders - alibi 
het aanzien - aanblik
het aardse slijk - geld 
het abc - alfabet
het achtvoetig ros van Odin - Sleipnir
het administreren - administratie
het afgeleide - derivaat
het afkeuren - tegen
het aflaten - respijt
het aflopen der zee - eb
het afpassen van een hoeveelheid - doseren
het afschaffen - supprimering
het aftreden - heengaan, weggaan
het afwezig zijn - verstek
het afwijken van de wet - derogatie
het alfabet - abc
het allerfijnste - crème
het alles bijeengenomen bedrag - somma, summarum
het alles met de hoogste lof - summa
het Amerikaanse herstelplan voor Europa - ECA
het anoniem zijn - anonimiteit
het antwoord vinden op - oplossen
het apart zijn - apartheid
het arrangeren van een muziekstuk voor orkest - instrumentatie
het arriveren - aankomst
het asgat onder de haard - hel
het atonaal zijn - atonaliteit
het avondland - Hesperië, Hesperia
het avondmaal gebruiken - souperen
het babbelen - gepraat, gesnap
het bare - numerair
het bebouwen - aanbouw
het bed uit - op, opgestaan
het bed verlaten - opstaan
het bedekken - bedekking
het bedelen - bedelarij, bedeling
het bederven - gruit
het bedrag van de belasting - aanslag
het bedriegen - bedrog
het bedrijf van landbouwer doen - boeren
het begeerde onthouden - spenen
het begeleiden - geleide
het begin van een nieuw organisme - kiem
het beginnen bij - van
het beginnen met iets - treden
het beginnen op een nieuwe regel - alinea
het begrijpen - intellect
het be�nvloeden van getuigen - subordinatie
het bekend staan - reputatie
het bekende - gegeven
het beklagen - beklag
het bekronen - bekroning
het bekwaam maken door herhaling - oefening
het belachelijk maken van iets - bespotten,spot, spotten,
ridiculiseren
het belang van een gewest - streekbelang
het beleg voeren - belegeren
het beleggen - belegging
het beloofde doen - inlossen
het beloofde land - Kanaan, Palestina
het bemalen met molens - bemaling
het bepaald zijn van iemands lot - karma
het bepalen van een aantal - telling
het bepalen van gehalte van zuren - titrage
het bereikte - einddoel, resultaat
het berekenen van kansen - kansberekening
het besef van de juistheid van iets - erkentenis
het besef van hetgeen de eer eist - eergevoel
het besprenkelen met afval van tabaksbladeren - betuneren
het best - optimaal
het bestaan billijken - erkennen
het bestaan doen opmerken - aantonen
het beste - bloem, elite, keur, puik, uitverkorene
het beste, krachtigste van iets - kern
het beste uitkiezen (als wijsgeer) - eclecticisme
het bestraten - bestrating
het bestrijden - tegen
het bestuur van een classis - moderamen
het betasten - voeling
het beter zijn - superioriteit
het betonen - betoon, betoning
het betonen van macht - machtsbetoon
het betrouwbare - waarheid
het bevaarbaar maken - kanaliseren
het beven - tremor
het bevoegde gerecht - forum
het bevoelen - palperen, tast, tasten
het bevreesd maken - intimidatie
het bewaken - hoeden
het bewaren - opslaan
het bewerken van akkers - akkerbouw
het bewijs dienende - apodictisch
het bewind voeren - regeren
het bewonen - bewoning
het bewust streven - wil
het bewust worden van indrukken - gewaarwording
het bewust zijn - weten
het bewuste streven - wil
het bezien waard - bezienswaardig
het bezit - genot
het bezit betreffende - possessoir
het binnenste - kern
het blijkt - liquet
het boek Prediker - ecclesiastes
het boven de grond gebouwde - opstal
het bovenste gedeelte van een topgevel - aandak
het boze oog - malocchio 
het Britse rijk - Albion
het doel bereiken - aankomen, arriveren, komen
het doodgaan - sterfte, sterven 
het door ondervinding geleerde – ervaring
het eerst arriverend - a.s., e.k. 
het eerste -  primair, primeur
het eeuwige licht - luxperpetua
het egaliseren - egalisatie
het eigen ik tot het middelpunt maken - egocentrisch
het eigendom zijn van - toebehoren
het einde kroont het werk - fco
het eisen - geëis
het elders aanwezig zijn - alibi
het elders zijn' geweest - alibi 
het elegant zijn - elegantie
het elementaire bestanddeel van organismen - cel, vezel
het ene in het andere - ineen
het er mee eens zijn - instemmen
het erbij laten zitten - afweten, opgeven
het erfdeel toekomend - competent
het ergeren - irriteren
het erkennen - erkenning
het ervan nemen - genieten, profiteren
het erven - erving
het ervoor houden - aannemen, menen 
het ervoor nemen - menen 
het essentiële - clou, wezen
het eten - eterij
het eten bereiden - koken
het eten van mensen door mensen - kannibalisme
het etsen - etsing
het etteren - ettering
het euvel duiden - kwalijk
het even optrekken van de nevel - blinkend
het evenaren - evenaring
het evengenoemde - dito, hetzelfde
het evenwicht betreffende - statisch 
het evenwicht verliezen - struikelen
het fabriceren van melkprodukten -  zuivelbereiding
het failleren - faillissement
het flakkeren der vlammen - gelaai, laaien
het fotograferen der hemellichamen - astrofotografie
het fijne - essentie, finesse, juiste, precisie 
het fijnste - beste, krachtigste, kwintensens
het fijnste van meel - bloem
het ga U goed - bene vale, B.V.
het gebabbel - klappernij
het gebakkene - baksel
het geboren worden - geboorte
het gebruik - primeur
het gebruiken van de wegen - weggebruik
het gebruiken van homoniemen als woordspeling
 - paronomasia
het gedurig rillen - gedaver, geril
het gedurig stenen - gesteen
het geestesleven betreffende - spiritueel
het geeuwen - geeuw
het gehalte bepalen - titreren
het gehalte betreffend - qualitatief
het genezen door gebed - eddyisme
het gebruiken van de handen - manueel
het geseponeerd worden - sepot
het gewicht bepalen - wegen
het gewone niet kritische publiek - goegemeente
het gewone te buiten gaan - afwijkend, extravagant, mateloos, onmatig
het gewijd worden - wijding
het gezaaide - zaad
het gezantschap - legatie
het gezicht betreffende - visueel
het geziene - avis, bericht, mening, opinie, raad
het gissen - gis, rooi
het gisten - gisting
het gloeien van een lichaam in luchtdicht gesloten ruimten, tussen houtskool - cementatie
het goed opnemen - instemming, respons
het goede - wel
het gokken - atonaal, gegok
het gorgelen - gorgeling
het goudland - eldorado, Ofir
het grauw - gepeupel
het graveren op staal - staalgravure
het griezelen - ijzing
het groeien - plantengroei, plantenleven, toename, vegetatie, woekering
het gronden - gronding
het groot zijn - aanzien, grootheid
het grootste gedeelte - merendeel
het grootste strijkinstrument - bas
het groter worden - aanwas, groei
het grijpen met de hand naar beneden -  ondergreep
het gunstigst - optimaal
het haar - kapsel
het haar in de krul zetten - friseren
het haar omhoog stellen - opsteken
het haar opmaken - kappen
het haar uit de war halen - kammen
het haar van achteren kort knippen - bobben
het haar van honden behandelen - trimmen
het halve deel - helft
het handelen zonder bepaald beginsel - opportunisme
het handgeklap - applaus
het handig aanleggen - manoeuvreren
het haperde - hapering
het hazenpad kiezen - vluchten
het hebben van een aandeel in iets - participatie
het hebben van idealen - idealisme, utopisme
het heelal - macrocosmos, universum
het heelal als geordend geheel - cosmos, kosmos
het heelal betreffende - kosmisch
het heengaan - aftreden, sterven
het hoofd bieden - volharden
het hoogste - summum, top, toppunt 
het inkuilen - ensilage
het in omloop brengen - uitgifte
het in rust zijn - inactiviteit, slapen
het in scène zetten - ensceneren
het in stand houden - staven
het in veiligheid brengen - berging
het in werking brengen - aanzetten, exploitatieopenen, starten
het inbreken - inbraak
het inbrengen - taxis
het indelen - indeling
het indelen van het zetsel - opmaak
het Indonesische leger - tni, tri
het ingekochte - inkoop
het ingelaste - inseraat
het ingelaste, bekendmaking in de krant - insertum
het ingelegde - inleg
het ingesopte - insopping
het ingrijpen - ingreep
het inkepen - kerving
het inkopen - inkoop
het inkrimpen - inkrimping
het inleggen - inlaag, inleg
het inleggen of bekleden met platen van kostbare steen - incrustratie
het inlopen - inloop
het inmaken - inmaak
het innaaien van een boek - cartonnage
het innemen - innamen, inneming
het innemend zijn - innemendheid
het innerlijk besef van goed en kwaad - geweten
het innerlijk leven - gemoedsleven
het innerlijke in de mens - ziel
het innerlijke leven - geestesleven, zielsleven
het inprikken op de huid - tatoeëren
het inprikken van figuren op de huid - tatoeage
het inrijden - inrit
het inruilen - inruil
het inslapen - insluimering
het inspannend pogen - streven
het interen - intering
het invoeren - invoer, invoering
het invoeren van een idee in iemands hersenen  - suggestie
het inwendige - binnenste, interieur, intern
het inwonen van de goddelijke geest in de  natuur - immanentie
het inzien - inzage
het is daar jammerlijk - oremus
het is daar naar gesteld - oremus
het is evident - kennelijk
het is geoorloofd - licet
het is nevelachtig weer - misten
het is niet pluis - aak
het isoleren - afzonderen
het is tijd - h. e. , hora est 
het jong zijn – jeugd, jeugdig
het karakter geven van een grote stad - verstedelijken
het kiezen – keus, keuze
het laagst gelegen – onderste
het lef hebben - durven
het leggen van de nadruk - accentueren
het leiden - leiding
het lenen - lening
het lenen van geld - lening
het leren voor een examen - examenstudie
het lessen - lessing
het leven als solitair - solitarisme
het leven betreffend - zotisch
het leven betreffende - vitaal
het leven der herders - herdersleven
het leven, het zijn - bestaan
het leven van een varensgast - zeemansleven
het licht dempen - dimmen, dimpen
het licht terugkaatsen - spiegelen
het lid zijn - lidmaatschap
het liefhebben - dilettantisme
het lieftallig zijn - lieftalligheid
het loeien der sirenes - sirenegeloei
het loeien van de storm - stormgeloei
het loof van de bomen - lover
het loten - loting
het luiden van een klok - gelui
het luchtledige - vacuum
het Maleise schiereiland - Malakka
het maakt totaal - facit(Lat.), som, uitkomst
het maken van dwarsgroeven in glad afgesleten autobanden - aderiseren, aderizeren
het maken van voorwerpen van klei, karton, of hout bij het onderwijs - slòjd
het masker af doen - ontmaskeren
het masseren - massage
het medewerken - medewerking
het mee doen aan - deelname
het mee nemen - medeneming
het meest binnenwaarts gelegen - innig
het meest nabij - naast
het meest ongunstige - uiterst
het meest uitkomend - flagrant
het meest verwijderd - uiterst
het meetrillen van lucht in nabijzijnde ruimten - resonantie
het merendeel - gros
het met kracht tussenbeide komen - ingreep
het meten - meting
het meten van lichtsterkte - astrofotometrie
het meubelmaken - meubelmakerij
het mevrouw zijn -  mevrouwschap
het middelste - centrum, medium
het Midden-Oosten - Oriënt
het midden zoeken - centreren
het mikken - aanslag, rooi
het mikken in de juiste richting - rooi
het minder worden - slinking
het minderen - mindering
het minste - minimum
het naar het oog gerichte glas in een optisch instrument
- oculair, okulair
het naast elkaar bestaan - coëxistentie
het Nabije Oosten - Levant
het nationale spel der Japanners - go
het niet voldoen - wanbetaling
het niet voorhanden zijn - ontstentenis
het niet waker zijn - gedrooms, slaap
het niet willen kennen - verloochening
het nietig verklaren - nietigverklaring
het niets doen - lediggang, luieren, luiwammesen, nietsdoen, nietsdoening, niksen 
het nieuwste snufje - dernier
het niveau van een kind - infantilisme
het nodige voedsel - levensbehoefte, nooddruft,
het normaal zijn - normaliteit
het normaliseren - normalisatie
het nummeren van bladzijden - pagineren
het nijpen der ellende - aandrang
het oculeren - oculatie
het oefenen - oefening
het ogenblik van sterven - stervensuur
het omgekeerde - tegendeel
het omheinen - omheining
het omkleden - omkleding
het omleggen - omlegging
het omrijden - omrit
het onbekend zijn - anonimiteit
het onbevrijde Italië - irredenta
het onderdrukken - verdrukking
het onderste deel van de rug - stuit
het onderste gedeelte - onderdeel, ondereind
het onderstuk - gewas
het oneens zijn - discorderen
het ongelegen zijn - ongelegenheid
het ongewone - nieuw
het onmiddellijk overgaan van vaste in damptoestand - sublimatie
het onnodig verdoen - verspilling
het ontaarden - bederf
het ontbreken van de naam - anonimiteit
het ontbreken van een geordend bestuur - anarchie
het ontbrekende bijvoegen - aanvullen
het ontladen van innerlijke spanningen - afreageren
het ontsluiten - openen, opening
het ontstaan van een beschermende laag - incrustatie
het ontstaan van levende uit niet levende substanties - 
abiogenesis
het ontzien - egard
het onverschillig zijn - onverschilligheid
het onvrij zijn - gebondenheid
het 'Onze Vader' - paternoster
het onzichtbaar maken - camouflage
het oog betreffende - auriculair, oculair
het oorspronkelijke model - prototype
het oosten - levant, morgenland, orient
het opgeven - afstellen
het opsporen - opsporing
het opstapelen van turf - vletten
het optellen - additie, telling
het opwinden - opwinding
het opzetten van dieren - taxidermie
het opzwellen der uiers - uren
het oriënteren - oriëntatie
het origineel of iets anders waardig -  adequaat, zie gelijkwaardig
het Oude Griekenland - Hellas
het over de vaal gelegen land - trans
het over iets denken - aandacht
het overhalen van iemand tot het doen of laten van iets
- overreding
het overheersen - dominantie
het overige - cetera, eet
het overnemen - overname
het overplaatsen - overplaatsing
het overtroeven - overtroeving
het overtuigen - overtuiging
het overwonnen worden - nederlaag
het overzien - overzicht
het past - oportet
het pellen - pel
het pikken - pik
het pips zien - pipsheid
het plan opnemen - voornemen
het plan opvatten - voornemen
het plegen van bedrog - bedriegerij
het plegen van overspel - echtbreuk
het plotseling binnendringen - inval
het plotseling binnenkomen - inval
het plotseling optreden van kenmerken van  voorouders - atavisme
het plukken - bosje, plok, plokgeld, pluk, plokje, toef
het prediken - prediking
het presteren - prestatie
het primitief zijn - primitiviteit
het prijzen - lof
het publiek - menigte
het puik - parel
het pulseren - pulsatie
het raken der biljartballen - carambole
het recht hebben - mogen
het recht maken van een rivierbocht - doorsteek
het recht om aal te steken - aalsteek
het recht om te mogen voorgaan - voorrang
het recht van handel - handelsrecht
het recht van medebestuur - medezeggenschap
het rechtens verbonden zijn - gecontracteerd, verbintenis
het redeneren - redenering
het refereren - referentie
het regelmatig maken - normalisatie
het registreren - registratie
het reglement betreffend - reglementair
het reizen als ontspanning - toerisme
het Romeinse Rijk - I.R., R.I.
het ruime sop - zee
het schrijven - schrift
het spijt mij - pardon
het spreken - gesprek
het steeds ritselen - geritsel
het steil zijn - steilte
het steken van aal - aalsteek
het stelsel van de dubbele standaard - bimetallisme
het sterke zelfgevoel - hoogmoed, trots
het stil zwijgen - silentium
het stilzwijgen - mutisme
het storen - storing
het stranden - stranding
het streven - aspiratie
het streven naar behoud van de vrede - pacifisme
het streven naar hereniging van gebied met het  stamland - irredentisme
het streven naar hoger - aspiratie
het streven naar iets - pogen
het studeren voor een examen - examenstudie
het stuwen of opdringen - aandrang
het talmen - cunctatie, dralen, getalm, toeven
het talrijk maken - vermenigvuldiging
het tegendeel van een ontkenning - wel
het tegengestelde van boven - beneden
het tegengestelde van een vraag - aanbod
het tegengestelde van niet - wel
het tegengestelde van vivat - pereat
het tegenover het zenith staande voetpunt - nadir
het tegenovergestelde - tegendeel
het tegenovergestelde van boos - goed
het tegenovergestelde van kwaad - goed
het tegenspreken - tegenspraak
het te gronde gaan - ondergang
het teken (Spaans) - tilde
het te kennen geven - betuiging
het te leen geven - terleengeving
het telefoneren - telefonie
het telen van gewassen - kweek, teelt
het telkens joelen - gejoel
het telkens kermen - gesteen
het telkens lellen - gelel
het telkens opvoeren van de tarieven - tarievenoorlog
het telkens roken - gerook
het tellen - getel, tel, telling
het temen - geteem
het teniet gaan - verjaren, verjaring
het tenietdoen van een stapel - ontstapeling
het ter inzage leggen - openlegging
het ter wereld komen - geboorte
het terrein opnemen - verkennen
het terug keren - terugkeer
het terugbrengen tot vroegere waardigheid - rehabilitatie
het ter zake dienende - relevant(ie)
het teveel - overmaat 
het te veel betaalde - surplus
het toegegooide pakken - vangen
het uitgebrachte stemmenaantal - kiesdeler
het uitgelezen gedeelte - bloem, elite, keur
het uitgestrekene - uitstrijk
het uitgevoerde werk - aanleg
het uitkiezen - selectie, selektie
het uitlaten - uitlating
het uitroeien met wortel en tak - extirpatie
het uitrusten en exploiteren van schepen - rederij
het uitspansel - trans
het uitstralen - uitstraling
het uittrekken van tanden - extractie
het uitvallen - dissociatie
het uitwijken - uithaal
het vaal zijn - vaal
het vaderland - patria
het vaderland verlaten - expatriëren
het vaderland voorgoed verlaten - emigreren
het van de lading ontdoen - ontlading
het van gewicht of betekenis zijn - relevantie
het van nature innig verbonden zijn - inherentie
het van te voren zorgen - voorzorg
het vangen - vangst
het vangen van één bepaalde vissoort - haringvangst,
walvisvangst
het vangen van walvissen - walvisvangst
het varen en vliegen op geluidsseinen - sonar
het vaste land - wal
het vasten - voedselonthouding
het vasthouden - greep
het vatten van kou - kouvatten
het veilig zijn - veiligheid
het venten - colporteren
het verbieden - verbod
het verbinden van twee dingen - aanbinden
het verbod - veto
het verbodene doend - genieping
het verborgen zijn - verborgenheid
het verborgene - dekken
het verbouwen - aanbouw
het verdelen in fasen - faseren
het verdragen - mogen
het veren - vering
het vereren van relikwieën - relikwieenverering
het vergezellen - geleide
het vergissen - vergissing
het verkavelen - verkaveling
het verkopen -  vente, verkoop
het verkopen van geestelijke ambten - simonie
het verlatijnsen - latinisering
het verliezen van een gevecht - nederlaag
het verliezen van een strijd - nederlaag
het verstand gebruiken - denken
het verst van het midden gelegen gedeelte - uiteinde 
het voorstellen van begrippen door tekens - ideografie
het voortdurend keffen - gekef
het voortdurend krassen - gekras
het voortdurend morren - gemor
het voortdurend murmelen - gemurmel
het voortdurend razen - geraas
het voortdurend rollen - gerol
het voortdurend sarren - gesar
het voortdurend sollen - gesol
het voortdurend stommelen - gestommel
het voortdurend tateren - getater
het voortdurend tobben - getob
het voortdurend trekken - getrek
het voortdurend verontrusten, afmatten en plagen van de vijand  - harceleren
het voortgebrachte - opbrengst
het voortleven in de gedachten -  aandenken
het voortplanten - teelt
het vooruitlopen op iets - anticipatie
het voorzien van oplegsels - garnering
het vroeger genoemde - desgelijks, dito, ditto, eender, evenzeer, gelijk, hetzelfde
het vroegere Reval - Tallin
het vurig zijn - vurigheid
het vijandelijk aantasten - aanval
het vijfde teken in de dierenriem - leo, leeuw
het waken - wacht
het ware - waarheid
het wassen - groei
het waterpas maken - nivellering
het wedden - weddenschap
het weder inplanten - replantatie
het weer aangroeien van lichaamsdelen - regeneratie
het weer adem scheppen - herademing
het weer dichterbij komen - nadering
het weer geschikt maken tot arbeid - revalidatie, revalideren
het weer gezond maken – revalidatie
het weer interen - intering
het weer lid zijn - lidmaatschap
het weer zichtbaar worden van een ster - emersie
het weerklinken - naklinken, resoneren, weergalmen, weerklank
het weg gaan - vertrek
het weg laten - supprimering
het wegvallen van een klank aan het begin van een  woord - aferesis
het welriekende - odoraat
het wenken - gewenk
het wereldlijk maken - secularisatie
het werk neerleggen - staken 
het werk van een schrijver aanhalen - citeren
het werkelijk bestaan - entiteit, wezenlijkheid
het werken beu - lui
het werken met de areometer - 0areometrie
het westen - avondland, avondstreek, occident
het worde afgedrukt - imprimatur
het worde gemengd - misc. 
het worde herhaald - iter. 
het worde ingelast – f. i.
het wreken – wraak
het zedelijke gedrag - moraal 
het zien - zicht
het zit in dit - hierin
het zolderen - zoldering
het zonder moeten doen - verstoken
het zonder tussenpozen spreken - geratel
het zuidelijk deel van Palestina - Judea
het Zuidpoolgebied - antarctis
het zuur als men het zuur heeft - zo
het zweten - transpiratie
het zij zo - amen, enfin, fiat, goed, soit, toegegeven,  toegeven, van
het zijn - bestaan, esse(Lat), esta(Lat.),
identiteit, leven,
het zijn welgezinde mensen - goed
hetacombe - bloedbad, stierenoffer
hetaere - courtisane, hoer, lichtekooi
hete bliksem - appelprol 
hete broek - hotpant
hete damp - stoom
hete drank -groc  
hete droge wind - chamsin, harmattan, khamsin, samoem, sirocco
hete luchtbad - sauna
hete luchtstreek - tropen 
hete springbron - geiser 
hete toespijs bij nasi - sambal
hete waterdamp - stoom, wasem
hete wind - bohorok, chamsin, harmattan, samoen,
samum(Afr.), sirocco, woestijnwind
hete wind op Westafrikaanse kust - harmattan
hete woestijnwind - chamsin, ghibil, samoen, samoem
heten - betitelen, bevelen, gebieden, gelasten, kwalificeren, noemen, verklaren
hetere - courtisane
heterodox - onrechtzinnig
heterodoxie - onrechtzinnigheid
heterogeen - ongelijksoortig, verschillend
heterogeniteit - ongelijksoortigheid
heterodox - onrechtzinnig 
heterodoxie – onrechtzinnigheid
hetgeen - datgene
hetgeen betekent - q.e. (quod est)
hetgeen bewezen moest worden - q.e.d.
hetgeen bewezen moet worden - probandium
hetgeen de onzekerheid bij het gaan veroorzaakt - evenwichtsstoornis
hetgeen erbij komt - adnex, annex
hetgeen geleerd moet worden - leerstof
hetgeen gewoonlijk geschied - regel
hetgeen iemand toebehoort - eigendom
hetgeen iets maakt tot wat ik ben - wezen 
hetgeen ik getuig - q.a. (quod attestor) q.t (quod testor)
hetgeen men verdienst - inkomen, loon
hetgeen verbeterd moet worden - corrigendum
hetgeen voorhanden is - voorraad
hetman - aanvoerder, hoofdman 
Hettitische godheid - Arinna, Ea
hetwelk - dat, hetgeen, wat
hetwelk betekent - q.e. (quod est) 
hetze - drijfjacht, ophitsing
hetzelfde - dito, eender, eveneens, evenzo, gelijk, id(em), identiek, ongewijzigd 
hetzelfde aantal - evenveel 
hetzelfde 'tempo (muz.) - istesso 
heug - lust, zin
heugen - herinneren
heugenis - aandenken, gedachtenis, geheugen, herinnering, memorie, reminiscentie 
heuglijk – blij, gedenkwaardig, onvergetelijk, opgewekt, verblijdend, verheugend 
heukeling - hooiopper
heuken - sukkelen, tobben
heul - baat, bijstand, dakgoot, duiker (onder brug of  weg), heil, heulbol, hulp, lafenis, papaver, riool, slaapbol, steun, straatgoot, toevlucht, troost, verlichting
heulder - klompenboorder
heulen - collaboreren, samenspannen
heulenteer - vlierboom
heulsap - amfioen, opium
heup - coxa
heup, uitholling in de - acetabulum, azijnnapje
heupbeenderen - darmbeen, schaambeen, zitbeen
heupgewricht - hesp
heupgewrichtenontsteking - coxitis
heupgordel - draagband
heupjicht - ischias, coxagra
heupontwrichting - heupluxatie
heupwee - heupjicht
heurat - mallejan
heus - beleefd, beslist, echt, gegarandeerd, heuzig (gmz.), hoffelijk, inderdaad, kuis, oprecht, serieus, stellig, terecht, trouwhartig, vriendelijk,  waar, waarachtig, waarlijk, wel, werkelijk, wezenlijk , zeker 
heus (Ind.) - betoel
heusheid - beleefdheid, compliment, echtheid, eerlijkheid, hoffelijkheid, oprechtheid, vriendelijkheid
heuvel - belt, berg(je), blinkerd, boekit, bult, duin, helm, hil, holm, hoogte, lee, nol, terp, verhevenheid, verhoging, wierd(e)
heuvel (Arab.) - teil
heuvel (Sp.) - cerro
heuvel bij Troje - Hissarlik
heuvel in Gelderland - Imbosch
heuvel te Jeruzalem - Sion
heuvel in Limburg - Sint Pietersberg
heuvel in Overijssel - Holterberg, Lemelerberg
heuvel in Rome - Aventino, Esquilijn, Kapitool, Moria, Palatinus, Palatijn, Quirinaal, Quirinale, Vaticaan, Viminale
heuvel van Ares - Areopagus
heuvelachtig - geaccidenteerd, golvend, oneffen, ongelijk 
heuvelland in België - Ardennen
heuvelland in Frankrijk - Bourgogne, Langres
heuvelland in Nederland - Limburg
heuvelrij - heuvelkling, kling , rug
heuvelrug bij Zürich - Ultei
heuvelrug bij Z�rich - Ultei
heuvelrug in Drenthe - Hondsrug
heuvels in Denemarken - Alheden
heuvels in Rome - Aventius, Caelius, Capitolinus, Esquilinus, Platinus, Quirlnalis, Viminalis
heuvels, stad der zeven - Rome
heuveltje - nol, terp, wierde 
heuveltop - kruin, 
heuvel tussen twee ijsmassa´s - karne
hevel - hefboom, kamdraad (in weverskam), koevoet, overtapbuis, sifon, stankafsluiter, syphon
hevelen - overtappen
hevelfles - sifon
hevig - acuut, bar, beduidend, brutaal, danig, duchtig, erg, ernstig,  fel, fervent, fiks, geducht, gewldadig, geweldig, hard, heftig, hooglopend, impetueus, intens, knal, krachtig, lastig, ongenadig, onstuimig, overmatig, scherp, schromelijk, spannend, sterk, strabant, tuk, uitbundig, uiterst, vehement, verregaand, verwoed, vinnig, violent, vreselijk, vurig, wild, zeer, zwaar
hevig aangedaan - geladen
hevig afkammen - afkraken
hevig beven - sidderen
hevig kloppen - bonzen 
hevig kwellen - martelen
hevig onweer - noodweer
hevig pausgezind - ultramontaans
hevig razen - woeden, zieden 
hevig razen en tieren - woeden
hevig rillen - bibberen
hevig schreien - gieren, huilen, snikken, uithalen  
hevig slaan - pletten
hevig spatten - spetteren
hevig stoten - botsen 
hevig trillen - sidderen
hevig uitvaren - fulmineren
hevig van iets vervuld - smoor
hevig verlangen - azen, begeren, branden, dorsten, haken, hunkeren, popelen, reikhalzen, smachten, snakken 
hevige - erge
hevige aanval - paroxisme
hevige afkeer - afgrijnzen, afgrijzen, gruwel, haat, walging
hevige angst - paniek
hevige begeerte - dorst, haken, hartstocht, honger, koorts,
smachten, snakken
hevige beursontwrichting - reuzenkraak
hevige beving - siddering
hevige botsing - conflict
hevige buikpijn - koliek
hevige emotie - shock
hevige gramschap - toorn, woede
hevige inspanning - tortuur
hevige korte wervelwind - wind(hoos)
hevige kramp - stuip
hevige noordoostenwind in Rusland - buran
hevige orkaan - cycloon, tornado, tyfoon
hevige regenbui - wolkbreuk 
hevige schrik - ontzetting, paniek, verbijstering
hevige schudding - schok 
hevige storm - blizzard, cycloon, orkaan, tornado, tyfoon, wervelstorm 
hevige stormwind - orkaan
hevige strafrede - filippica
hevige trilling - aardbeving,  aardschok
hevige vloek - paardevloek
hevige wervelstorm - tyfoon
hevige wervelwind - cycloon, tornado, tyfoon, (wind)hoos
hevige wind - orkaan, storm 
hevige windhoos - tornado
hevige wind in Rusland - boeran, buran 
hevige wind in Zuid-Amerika - pampero
hevige woede - razernij
hevige woordenstrijd, vechtpartij - mêlée
hevige zielsaandoening - shock, trauma
heviger - erger 
heviger worden - toenemen
hevigheid -  felheid, ferventie, geweld, intensie, intensiteit,  kracht, sterkte, vinnigheid, violentie
hexaan - koolwaterstof
hexaanzuur - captonzuur
hexachloorbenzeen - gammexaan
hexacorallia - actinaria, antipatharia, ceriantharia, doornkoralen, madreporaria, rifkoralen, zeeanemonen, zoantharia
hexaëder - kubus, zesvlak
hexagonaal - zeshoekig 
hexagoon - zeshoek 
hexamethyleentetramine - urotropine
hexameter - zesmaat  (van gedichten)
hexamethyleentetramine - urotropine
hexaniet, bestanddeel van - aluminium, hexyl, trotyl
hexogeen – cycloniet, RDX
hexoronzuur - ascorbinezuur
hiaat - bres, gaping, gebrek, gemis, lacune, leegte, leemte, opening, spening
hibernatie - winterslaap 
hibernia - wintervlinder
hidalgo (Sp.) - edelman 
hidrotica (Gr.) - zweetmiddelen 
hiel - hak, galon, verzenen
hielbeen - bikkel, calcaneus, koot, teenlid, vingerlid 
hield men vroeger kleine kinderen mee zoet - dot, speen
hielen - (bijbels) verzenen
hielenlikken - vleien
hielenlikker - vleier
hielpees (dikke) - achillispees
hielstuk in een schoen - konfoort, konterfo(o)rt, konterfoor(t)
hieltje van een ham - hasp, hesp 
hieltouw - spiertouw 
hiel van de voet – hak
hiel van een kous - hak
hiep - hakmes, heep, kapmes
hier - alhier, her
hier (fr.) - ici
hier (lat.) - hic
hiëratisch - priesterlijk, streng, verheven
hierbenevens - bij, met, naast
hier en boven - bovendien, ook, tevens
hier en daar – ergens, plaatselijk, verspreid
hierheen - her(waarts)
hier ligt begraven - hj. (hic jacet)., h.j.s.(hic jacet sepultus) h.s. (hic situs)
hierna – later, nogmaals
hiëroglief - anch
hiëroglifisch - onleesbaar, raadselachtig
hier noch daar - nergens 
hier op aarde - beneden
hier te land. - h.tl. 
hierbij - hieraan, eraan
hierna - later, namaals
hiernamaals - dodenrijk, hemel, Nirwana, Walhalla
hiërodull - tempelslaaf
hiëroglief - beeldschriftteken, raadselachtig
hiervoor - a. h.
hieuwen - inhalen, opwinden
hil - rietveld, terp, vluchtheuvel
hilariteit - gelach, vrolijkheid
hilebil - draaigat
hinde - hert, ree
hik - nik, nok, snik, singultus 
hikkend schreien – snikken
hil – hoogte, terp, vluchtheuvel
hilariteit - gelach, vrolijkheid
hilt - zoldertje 
Himalaya, top in de - Annapurna, Api, Badrinath, Chumalhari, Dhaulagiri, Gosainthan, Kanchenjuga, Kulhakengri, Makula, Nunkun
Himas, koning der - Kabaka
hinde - hert, ree
hinder - aanstoot, belemmering, beletsel, ergernis, gène, hinderpaal, incommodatie, inconviëntie, last, letsel, mishand, moeilijkheid, molest, molestatie, nadeel, ongemak, ongerief, overlast, plaag, schade, stoornis, storing, stremming, struikelblok, trubbel, valstrik, verdriet
hinderen - afleiden, belemmeren, beletten, bemoeilijken, benadelen, beperken, bezwaren, derailleren, deren, disturberen, drukken, dwarsbomen, dwarsdrijven, dwarszitten, ergeren, generen, grieven, handicappen, irriteren, lastigvallen, letten, mishandelen, ophouden, plagen,  remmen, schaden, schorten, storen, stremmen, tegengaan, tegenhouden, tegenwerken, tergen, verlegen, verstoren, weerstaan, 
hindering - storing
hinderlaag - embuscade, guetapens, laag, lage, val, valstrik, wolfskuil 
hinderlijk - belemmerend, bezwaarlijk, ergerlijk, gênant, irritant, irriterend, kwaad, lastig, lelijk, moeilijk, onaangenaam, onverdraaglijk, opdringerig, ongemakkelijk, schadelijk, storend, stotend, stuitend, vervelend
hinderlijk dier - mug, wesp
hinderlijk persoon - bemoeial, être, genante,  lastpak, lastpost, stuipekop 
hindering - belemmering, storing
hinderlaag - strik, val
hinderlijk - belemmerend, ergerlijk, genant, lastig, onvrij, schadelijk, storend, vervelend
hinderlijk zijn - kwellen, plagen, storen
hinderlijke onderbreking - storing
hindernis - barriëre, belemmeren, belemmering, beletsel, blokkade, bembarras, drawback, empechement, handicap, hinderpaal, horde, impediment, klip, knel, obstakel,  verhindering
hinderpaal, horde, incident, klip, obstakel, rem, slagboom, staket, staksel, stoornis, zwarigheid
hindernis in de ruitersport - oxer
hindernisrace - hordenloop
hinderniswedstrijd - cyclecros
hinderpaal - belemmering, beletsel, handicap, hindernis, horde, impediment, klip,obstakel, sta in de weg
Hindi-epos - padumavati, Ramayana
Hindischriftsoort - devanagari
Hinditaal - Bihari, Rajasthani, Urdi
Hindoeasceet - sadhoe
Hindoegodheid - siwa
Hindoe-sekte - Sikhs
Hindoe uit de laagste klasse - paria
Hindoes, eerbiedwaardige personen bij de - guru
Hindoes Heilig boek - Veda
Hindoese God - Agni, Asoeras, Avatar, Boeddha, Brahma, Cri, Deva, Doerga, Ganesja, Indra, Kama, Koebera, Krisjna, Manoe, Rama, Sarasvati, Sjiwa, Skanda, Soerja, Trimoerti, Varuna, Varoena, Visjnoe, Visjnoe, Yama, Wisjnoe, 
Hindoeïsme - Brahmanisme
Hindoeïsme, begrip uit het - bhakti, brahman, dharma, isvarna, marga, sjiva, visjnoe, yoga
Hindoeïsme, god van het vuur in het - Agni, 
Hindoepriester - pandit, Brahmaan 
Hindoes heilig boek -  Veda
Hindoese geleerde - pandit
Hindoese God - Agni, Avatar, Brahma, Asoeras, Boeddha, Cri, Deva, Doerga, Ganesja, Indra, Kama, Koebera, Krisjna, Manoe, Rama, Sarasvati, Skanda, Soerja, Varoena, Wisjnoe, Yama
Hindoese heldenfiguur - Krisjna, Rama
Hindoese kluizenaar - fakier, fakir
Hindoestan in Arabisch schrift - Oerdoe
Hindoese oorlogsgod - Skanda 
Hindoese zonnegod - Soerja
Hindoestan - Voor-Indië
Hindoestaans kluizenaar - fakir 
Hindoetaal - Hindoestani, Sanskriet
Hindoetempel op Java - Boroboedoer
Hindoetempel op Midden Java - Mendoet
hinken - hinkelen, kwalijk, strompelen
hinkend - claudicant, kreupel, mank 
hinkelbaan – hinkperk 
hink(e)poot - manke
hinkjambe - choliambus
hinnebes - framboos
hint - aanwijzing, raad, seintje, tip, vingerwijzing, waarschuwing, wenk
Hiob - Job
hip - blits, modern, snol
hippe centra in Amsterdam - Fantasio, Kosmos, Paradiso
hippen - huppelen, huppen
hippiatrie - paardenziektenleer
hippocastanacee - aesculus, paardenkastanje, paria
hippocrene - hengstenbron
hippodroom - paardenspel, piste, renbaan, rijtent
hirs - zevenblad
Hispanië - Spanje
histologie - weefselleer
historicus - geschiedkundige
historie - gebeurtenis, geschiedenis, verhaal, verleden, vertelling, voorval, zaak,  
historieschrijver - analist, geschiedschrijver, historiograaf
historie van de beschaving - cultuurgeschiedenis
historietje - verdichtsel
historiografie - geschiedschrijving 
historisch - echt, gebeurd, verleden, waar, werkelijk
historisch concertgebouw - Odeon
historisch district van het Duitse rijk - kreis
historisch gebied in midden Europa - Moravië
historisch graf - mausoleum, piramide, tombe
historisch vaartuig - pinas
historisch verhaal - legende
historisch voorval - anekdote
historische figuur - Alva, Atilla, Augustus, Erasmus, Hannibal, Napoleon
historische figuur uit de Franse revolutie - Danton, Fouché, Marat, Robes-pierre
historische figuur uit de godsdiensttwisten - Arminius, Gomarus
historische figuur uit de 80 jarige oorlog - Albertus, Alva, Anjou, Filips, Huygens, Isabella, Lumey, Leicester, Maurits, Oldenbarnevelt, Parma, Tromp, Willem
histirische soldaat - musketier
historische zeevaarder - Barendsz, Columbus, Cook,
Heemskerk, Hudson, Magelhaën, Tasman
historische zitkamer - kemenade
hit - dagmeisje, dienstmeisje, ked, kedde, ket, kid, kidde, paard, pony, schlager, succes, succesnummer, topper, treffer
hitje - dienstbode, kedde, kid, neg, pony
hitsen - aandrijven, aanvuren, aanzetten, opruien, opstoken, opzetten, opzwepen
hitsig - driftig, heet, hengstig, krols, krolziek, loops, muntig, paarlustig, paarzuchtig, ritsig, teeldriftig, tochtig, vurig, wulps 
hitte - drift, gloed, heetheid, hette, onstuimigheid, vuur, warmte 
hitte afgeven - blaken
hitte afstralen - gloeien
hitte bestendig - onbrandbaar
hittegraadmeter - flogoscoop
ho - halt, stop 
hobbel - bobbel, hulte, knobbel, oneffenheid, ongelijkheid 
hobbelaar - blokschaaf, scharrelaar
hobbelen - wiegelen 
hobbelig - bobbelig, bultig, geaccidenteerd, oneffen, ongelijk,  rul, ruw, scabreus 
hobbelig ijs - rulijs
hobbelstoel - schommelstoel 
hobbig - slap, week
hobo, soort - 
 4   kuan
 5   gaita,  zurna 
 6   rhaita, zoerna
 7   gallega, pibcorn, piffera
 8   bombarde, hautbois, schalmei, slompret, tarompet,
      tontarde
 9   hitsjirki
10  charoemela
hobo (Fr.) - oboe
hoboblazer - hoboïst
hobby - bezigheid, liefhebberij, stokpaardje
hobbyist - knutselaar
hockeystick - slaghout
hockeyterm - bully, goal, stick 
hoc est -  h.e.
hoc loco - hier, h.l. 
hoc tempore - ht
hockeyteam - negental
hockeyterm - bully, goal, sticks
hodologie - zenuwleer
hoed - bolhoed, dop, flambard, garibaldi, hoofddeksel, kiep, mijter, sombrero, steek, stetson
hoedaap - meerkat
hoed met brede rand - sombrero 
hoedanigheid - aard, allooi, deugd, eigenschap, functie, gehalte, gesteldheid, kwaliteit, legering, macht, positie, soort, staat, stand, status, waarde, waardigheid
hoedanigheid (in de - van) - als, qua
hoedanigheid bepalen - meten 
hoede - behoedzaamheid, bescherming, bewaking, bewaring, protectie, steun, toezicht, voorspraak, waakzaamheid, wacht, zorg
hoeden - behoedzaamheid, beschermen, beveiligen, bewaken, bewaking, bewaren, bewaring, dwalen, geleide, protectie, protegeren, rondgaan, steun, toezicht, verzekeren, voorspraak, waakzaamheid, wacht, wachten, waken, zorg, zorgen, waken, waren, zorgen
hoede (op je) - qui vive
hoedeband - lint
hoedenfabriek - chapellerie
hoedenmaakster - modiste
hoedenmaker - Gibus
hoedenmakersboog - slagboog
hoedenstof - vilt
hoedenstrik - kokarde
hoedenstro - bakoe, batu 
hoedenzaak - hoedenwinkel
hoeder - beschermer, bewaker, herder,leidsman, oppasser, pastor, schepper, waker
hoe de vork in de steel zit - begrijpen
hoe deerlijk -  owee
hoedje - bonnet
hoedje om een kaars - bobèche
hoedjesijzer - gootijzer
hoedkwal - chrysaora
hoedsieraad - bloem, kokarde, lint, veer
hoedster van een kudde - herderin
hoedversiersel - kokarde 
hoeën - jouwen
hoef - dierenvoeteinde, hark, hoeve, hofstede, hoornschoen, poot, klauw
hoef (van een hert, ree etc.) - schaal
hoefachterdeel van een paard - bal
hoefblad - paardeklauw, stinkblad
hoefbladen - dokkeblaren
hoefdier - alpaca, antilope, banteng, bizon, bok, buffel, damhert, dromedaris, eland, ezel, ever, gazelle, geit, gems, giraffe, gnoe, hert, kameel, karbouw, koe, koedoe, lama, muildier, muilezel, neushoorn, nijlpaard, oeros, okapi, os, paard, ree, rinoceros, rund, sapi, schaap, stier, tapir, tarpan, varken, wisent, yak, zeboe, zebra, zeug, zwijn
hoefdieren - ungulata
hoefdierensoort - evenhoevigen, onevenhoevigen
hoefijzer - schaarijzer, voetijzer
hoefijzer met één kalkoen - strijkijzer
hoefijzerneus - vleermuissoort
hoefijzerpunt - kalkoen
hoefijzers - beslag
hoefijzers aanbrengen - beslaan
hoefijzervormig bevestigingsmiddel - kram
hoefmes - veegmes
hoefschoen - solea
hoefslag - cavel, dijkonderhoudskosten, kavel, keep, paarde(hoef)spoor, rijslag, schrap
hoefslager - smid
hoefsmid - paardensmid
hoefsmidsmes - renet
hoefsmisvijl - rasp
hoefstal - hoefsmederij, noodstal, travalje
hoefziekte - bokhoef, klem, knolhoef, nageltred, plathoef, rotstraal, steengal, volhoef
hoek - angel, corner, gat, gonia, haak, honk, kaap, oksel, oord, 
plaats (eff. beurs), punt, slip, spleet, split, stip, stoot (worstelen), streek, tip, vishaak, windstreek, winkel
hoek aangeslibd land - ham
hoekbalkon - erker
hoek door twee delen van een plaat gevormd - oksel
hoek in een soort richting - hora
hoek tussen stengel en blad - oksel
hoek van - verstek
hoek van hellend vlak met de horizon - hellingshoek
hoek van een lijn met haar horizontale projectie - elevatie
hoek waaronder een kanon gericht wordt - elevatie
hoekdeellijn - bissectrice, bissectrix 
hoeker - transportschip, vissersschip
hoekerbuis - kwee 
hoekig - angulair, kantig, ongemakkelijk, puntig, scherp, stroef, stijf, stug, stuntelig, vierkant
hoekig bolwerk - bastion, ravelijn
hoekig en kantig getande vlinder - nymfale
hoekje - plekje
hoeklijn - diagonaal
hoekmaat - graad, minuut, seconde 
hoekmeetinstrument - boussole, equerre 
hoekmeetinstrument met magneetnaald - boussole
hoekmeetkunde - goniometrie 
hoekmeter - astrolabium, boussole, coniometer,  equerre, goniometer, gradenboog, grafometer, rapporteur, sextant, theodoliet, transporteur
hoekmeter van 15'- micromega
hoekpijler - ante
hoekpilaster - ante, hoekpijler 
hoekpuntslijn - diagonaal,  hoekpijler
hoekschop - corner
hoeksteen - steunpilaar
hoekstuk (bouwk.) - zwik
hoektafeltje - stommeknecht 
hoektand - oogtand
hoekvatter - zwei
hoekwantachtig vistuig - dogger
hoelok - gibbon
hoelzwaan - oelder
hoempa - straatmuzikant
hoen - hen, kip, kloek, patrijs, pel
hoender - hen, leghorn, pel
hoenderachtige vogel - ancone,auerhaan, auerhoen, bankivahoen, barnevelder, brahma, congopauw, diamantfazant, dorking, faverolle, fazant, goudfazant, hamerhoen hazelhoen, hen, hoen, kalkoen, kip, kochin, kwartel, koningsfazant, korhoen, kraaikop, kuifhoen kuifkwartel, leghorn, maleo, orpington, patrijs, parelhoen, pauw, patrijsleghorn, sneeuwhoen, uilebaard, welsummer, wyandotte, zilverfazant 
hoenderbeet - lamium, murik, muur, vogelmier
hoenderhof - neerhof
hoenderhok - ren
hoenderkoet - anioema
hoenderkorf - kippenmand
hoenderpark - hoenderfokkerij
hoenderpest - vogelcholera, vogelpest
hoenderras - pel
hoenders - pluimvee
hoenderslaapplaats - roest
hoendersoort - barnevelder, cochin, kriel, pel 
hoenderstok - roest
hoenderverkoper - poelier
hoendervogel - fazant, frankolijn, hokkop, kalkoen, kip, kwartel, panier, patrijs
hoenderziekte - leukose, snot  
hoepel - band, bandel, reep, ring, sluitband, speeltuig
hoepel om een vat - band, brevier
hoepel om zeil op te drogen - merkel
hoepelaar - reper
hoepeldans - hoelahoep
hoepelolie - copaivabalsem
hoepelrok - crinoline, farthingale, panier, tournure, verdugo, vertugardin 
hoepeltje - kip
hoephout - griendhout, reephout, reepstok, rijshout, wilgenhout
hoepland - griendland
hoer - lichtekooi, prostituee
hoera - hoezee
hoera (Jap.) - banzai
hoerageroep - cheer, gejoel, gejuich
hoerebakkerd - knikker
hoerhuis - bordeel
hoes - autopyjama, bedovertrek, cover, etui, foedraal, huls, koker, omhulsel, overtrek, sluif, tas
hoest - tussis, verkoudheid
hoestaanval - hoestbui
hoestballetje - dropje, hoestpastille 
hoestbonbon - gombal, jujube
hoestbui - hoestaanval 
hoesten - blaffen, kuchen, tussis
hoestmiddel - abdijsiroop, borsthoning, codeïne, drop (water), gorgeldrank, haverpastille, hoestdrank, (hoest)pastille, hoestpoeder, jujube, koekje, kruid, pillen
hoetelaar - beuzelaar, broddelaar, treuzelaar, twijfelaar
hoeve - bezitting, boerderij, boerenwoning, doening (Z.N.), farm, hacienda, havezaat, hofstede, landgoed, werf, state, stee, zate
hoeve in Mexico - hacienda
hoeve in Spanje - rancho
hoeve of landhuis in de Provence - bastide
hoeveelheid -
 3     iet, mud, ons, tal, som, ton, vim
4 baal, berg, boel, deel, drom, gros, hoop, iets, keer, kilo, knot,
       kwak, maat, mate, paar, pluk, riem, stel, unit, veel
 5     anker, dosis, dozijn, getal, massa, mille, partij, plens,
        snees, zwerm 
 6     aantal, portie, stapel 
 7     aandeel, kwantum, menigte, miljoen, tiental, viertal  
 8     eetlepel, rantsoen, regiment
 9     grootheid
10    kwantiteit
11    intensiteit
hoeveelheid bepalen - doseren
hoeveelheid breiwol - knot
hoeveelheid die ontbreekt - gebrek, manco, tekort
hoeveelheid, die over is - overschot, rest
hoeveelheid eten - portie
hoeveelheid garven - vim
hoeveelheid haring - kantje
hoeveelheid kolen - mud
hoeveelheid koopwaar - partij, zending
hoeveelheid medicijn - dosis 
hoeveelheid Noors hout - ellen
hoeveelheid papier - boek, riem,vel
hoeveelheid tabak om duizend sigaren te dekken - dekkracht
hoeveelheid van een geneesmiddel - dosis
hoeveelheid vlas - root
hoeveelheid vloeistof - gulp guts, puts, straal
hoeveelheid vocht - plens
hoeveelheid voedsel - portie, rantsoen
hoeveelheid water - gulp, puts, straal
hoeveelheid water van een scheprad (watermolen)  - kriel
hoeveelheid werk - karwei, taak 
hoeven - behoren, dienen, moeten
hoevenaar - agrariër, boer, bouwman, landman
hoewel - al, alhoewel, hoezeer, kwantum, quantum, ofschoon, schoon
hoezee - oi, hoera, leve  
hoezeer - alhoewel, hoewel,zoals
hof - cour, eden, erf, gaard(e), hoeve, hofhouding, hofstede, koer, lustoord, mansio, pachthoeve, paleis, paradijs privaat, rechtbank, siertuin, tuin, tuinparadijs voorplein 
hof om een tepel - areola
hofambtenaar - dignitaris 
hofbal – gala, galabal
hofcabaal - intrigue, kuiperij 
hofbediende - lakei 
hofdame - eredame
hofdignitaris - waardigheidsbekleder
hofedelman - paladijn
hoffeest - gala(bal), tuinfeest 
hoffelijk - attent, beleefd, beschaafd, civiel, complimenteus, fijngemanierd, galant, gracieus, heus, hoofs, oprecht, ridderlijk, trouwhartig, urbaan, voorkomend, welgemanierd, wellevend
hoffelijk gezegde - galanterie
hoffelijk mens - ridder
hoffelijke ridder - paladijn
hoffelijkheid - beleefdheid, civiliteit, courtoisie, galanterie, hoofsheid, politesse, urbaniteit, voorkomendheid, wellevendheid
hofgat - afrit, oprit
hofgebruik - etiquette
hofhond - heemhond
hofhouding - cour 
hofhouding, opzichter over de - hofmeier
hofjesbewoner - begijn, provenier
hofjonker - page 
hofkabaal- intrige, kuiperij
hofkliek - camarilla 
hofkruid - moeskruid, tuingroente
hofmakerij - flirt, flirtation, galanterie, verliefdheid
hofmeester - bottelier, drost, intendant, kamelaar, purser, steward 
hofmeester aan boord van een schip - purser steward, victualiemeester
hofmeester van Condé -  Vatel
hofmeesteres - airhostess, stewardess
hofmeier der Merovingers - majordomus, pepijn 
hofnar - bouffon 
hofpartij - hoffeest,raout, staatspartij
hofridder - pair
hofslang - paradijsslang
hofstad - Den Haag, 's Gravenhage, residentie
hofstede - boerderij, boerenwoning, doening (Z.N.), farm, gedoe, hoeve, hoef, state, stee, zate
hofstee - boerderij
hofstippel - tracheïde (vezels)
hofstoet - gevolg
hof van Eden - paradijs
hofwachter - tuinbewaarder
hofzanger - braamsluiper, citroentje, fitis, geelbuikje, spotvogel, tuinfluiter
hoge - officier, oppervogel
hoge adel - nobility
hoge adellijke titel - pair 
hoge afkomst - adel 
hoge ambtenaar - kanselier
 hoge bal (cricket) - lob
hoge begaafdheid - genie, intelligentie, talent
hoge belastingen - belastingdruk 
hoge berg - alm, alp, top
hoge berg in Europa - Elbroes, Jungfrau, Kasbek, Matterhorn, Mont-Blanc, Olympus
hoge boord met punten - vadermoordenaar
hoge bouwakker - enk
hoge doeleinden - idealen 
hoge duintop - blinkert, hil, kopje 
hogedrukgebied - anticycloon
hoge dunk van zichzelf - eigendunk, eigenwaan, verwaandheid
hoge ex-figuur van de Nato - Luns
hoge functionaris - ome
hoge geboorte - adel 
hoge geestelijke - prelaat 
hoge golf - breker, klopzee,  roller, slag
hoge hoed - cilinderhoed, kachelpijp, klak
hoge hoed met veren - klak
hoge huizen - torenflats
hoge indrukbare hoed - claque, klak
hoge kaart - troef
hoge kale duintop - blekker, blinkerd 
hoge koersen - hausse 
hoge kolbak - talpa
hoge kuif - toupet
hoge, laag in atmosfeer - exosfeer ionosfeer, ozonosfeer, stratosfeer
hoge laars - lieslaars, stevel, stiefel 
hoge landpunt - kaap
hoge leeftijd - bejaard, oud, ouderdom
hoge lichaamstenperatuur - koorts
hoge loofboom - populier
hoge luchtlaag - stratosfeer
hoge mannenstem - falset, tenor 
hoge militaire rang - generaal, kapitein, luitenant, officier
hoge paal - mast
hoge prijzen - boom, duurte 
Hoge Raad - H.R.
hoge raad der joden - Sanhedrin 
hoge rente - woeker 
hoge rug – bochel, bult
hoge ruiterlaars - rijlaars
hoge schoen - bottine,  laars
hoge staande boord – vadermoorder
hoge stand - adel
hoge stem - falset, sopraan, tenor
hoge stoep – bordes
hoge titel – hoogheid
hoge vierkante zuil - obelisk
hoge visserslaars - hoos 
hoge vrouwenstem - mezzo, sopraan 
hoge zangstem – kopstem, sopraan
hoge zetel – troon
hoge zuil - obelisk
hoger – boven, super, supra, superieur
hoger beroep - appel(latie) 
hoger beroep in, gaan - appelleren
hoger dan a - ais, bes
hoger den C - cis, des
hoger dan d - dis, es 
hoger dan f -  fis, ges
hoger dan g - as, gis 
hoger dan de huizen - flat, toren
hoger gelegen bouwland - enk
hogerhand, van – overheidswege
hoger personeel – kader, staf
hoger worden - groeien, rijzen, wassen
hogere - meerdere 
hogere aardbodem - heuvel
hogere burgerschool - HBS
hogere in rang - meerdere, superieur
hogere luchtlaag - stratosfeer
Hogerhuis lid - lord, peer 
Hoger Onderwijs - H. O., Universiteit
hoger personeel - kader, staf 
hogestand - ereplaats, rechterzijde
hogere officier - admiraal, generaal, luit5enant, majoor, 
Hogere Technische school - H. T. S.
hogepriester - Aaron, Eli, Kajafas, patriarch, Samuel
hogeschool - academie, universiteit
hogeschool in Delf - T.H. 
hogeschool in Rotterdam - E.H. 
Hoggar - Agahar
hok – berging, bergplaats, cel, kooi, kot, nor, ren, schuilplaats, schuurtje, stal, vak 
hokje – cabine, vakje
hokken – greineren, haperen, samenleven, samenwonen, stokken, stuiten
hok of keet – barak
hok voor dieren – kooi, stal
hol - concaaf, grot, ijdel, ledig, leeg, loos, nietszeggend, ongevuld, polk, spelonk
hol - grot, schuilplaats, spelonk 
hol dekseltje van een flas - dop
hol der ontucht - bordeel 
hol en leeg – ijdel, loos
hol gebogen zolderwerk - gewelf 
hol geslepen - concaaf 
hol gezegde - banaliteit, cliché, frase
hol in een berg – grot
hol maken - uithollen
hol metalen voorwerp - bel, klok, vat 
hol schepje - schulp
holbeitel - guts 
holbewoner - troglodiet 
holbol - periscopisch
holbuik - gulzigaard, veelvraat
holderdeholder - halsoverkop overhoop
holenkunde - speleologie 
holenkundige - speleoloog 
holenvis - amblyopsis
hol gebogen zolderwerk - gewelf
Holland, graaf van - Albrecht, Arnolf, Dirk, Filips, Floris, Gerulf, Fan, Karel, Willem
Hollander - Nederlander
Hollander (Ind.) - blanda, totok
Hollandse graaf - Arnout, Floris, Jan, Willem
Hollandse gravin - Ada
Hollandse munt - cent, dubbeltje, gulden, knaak, kwartjeriks, rijksdaalder, stuiver, vijfje
Hollandse munt van 10 duiten - braspenning
holle beitel - guts 
holle binnenkant - holte
holle bodem van een fles - ziel 
holle boorcilinder - grondboor, pons, puls
holle deel van een aard- of terreinplooi - plooidal, trog
holle frase - tirade 
holle gezegden - frasen 
holle gietvorm - mal, matrijs 
holle klanken - rimram
hollelijst - talaan , talsan (bwk.)
holle praat - frasen 
holle retoriek - bombast, frase
holle ruimte - holteleegte 
holle ruimte in de stoel van een schoorsteen - nis
holle spiegel - reverbere 
holle spier - hart 
holle tand bij slangen - giftand
holletje - kuiltje
holle uitdrukking - frase 
holle vorm - matrijs
Holle, vrouw - Holda
holle weg - kloof, ravijn
holle woordenstroom - bombast
hol gebogen zolderwerk - gewelf 
holheid - ledigheid
holhoornig dier - antilope, geit, gems, rund, schaap
hollen - draven, hardlopen, inkerven, lopen, racen,  rennen, snellen, uithollen, ijlen, vliegen
holligheid - buts, deuk
holmium - ho 
holocaan - alluvium
holocaust - brandoffer
holothuriën - zeekomkommers
holpijp - equisetum, pijpheermoes, rijt
holrond - concaaf,  holvormig
holronde overkapping - boog
holsblok - huift, klomp,  holblok
holspaat - chiastholiet, kruissteen
holster - foedraal,  koker, pistoolkoker, wapenhouder
holte - antrum, cavitas, caviteit, cavum, deuk, diepte, excavatie, excavatio, fossa, fovea, gaping, gat, geul, gleuf, grot, hiaat, holte, inzinking, kuil(tje), nis, kas, koker, kuiltje, lacune, leegte, leemte, oksel, oogkas, pistoolkoker, porie, put, ril, sinus, sleuf, spelonk, spleet, spouw, timus,
holte boven de kuit - wade 
holte bij het gieten in een voorwerp - gietgal
holte binnen de wervelkolom - wervelkanaal
holte boven de kuit - knieholte, wade
holte in de kaak - tandholte 
holte in de longen - caverne
holte in een kerkmuur boven een graf - grafnis
holte in de schedel - oogkas
holte in gegoten ijzer - gal 
holte in kies - caviteit 
holte in muur - nis
holte onder de arm - oksel 
holte onder de knie - wade 
holte onderin de fles - ziel
holte van een buis (med.) - lumen
holte van een tand - tandkas 
holte van het oog - kas 
holtedier - bezaantje, boonspons, buiskwal, gorgelpijp, haarkwal, klokjespoliep, koraal, kwal, poliep, spons, waaierspons, zeeanemoon, zeepaddestoel, zeerasp, zeeroos, zeespriet
holtedieren - coelenterata
holten in het binnenoor - scala
holting - marktgenootschap, marktgerecht
holvormig - concaaf
holijzer - guts
hom - bef, jabot ,hommer, mannetjesvis
hombaars - mannetjesbaars
hombokking - mannetjesbokking
home - honk, tehuis, thuis
home country - Berkshire, Buckinghamshire, Essex, Hertfordshire, Kent, Surrey 
home rule - zelfbestuur
homerisch - bovenmenselijk, gigantisch onbedaarlijk, schaterend
homerisch gedicht - Ilias
homileet - kanselredenaar 
homille - kanselrede, leerrede 
hommel - dar, klaploper, mannetjesbij 
hommeles - bonje, herrie, mis, ruzie
hommer -  geltharing, hummer, mannetjesvis, zeekreeft, 
homo - mens, homoseksueel
homofiel - homoseksueel
homofielenvereniging - c.o.c.
homo novus - parvenu
homogeen - gelijkslachtig, gelijksoortig, verwant
homogeen verloden - loodbranden
homolie - kanselrede, leerrede
homologeren - bekrachtigen, goedkeuren
homoloog - gelijkluidend, gelijknamig, overeenstemmend
homonoptera - bladluis, motluis, schildluis
homonovus - parvenu
homonymie - gelijkluidendheid 
homoptera - bladluis, cicade, motluis, schildluis
homothetisch - gelijkstandigheid
homo sapiens - mens
homoseksueel - homo, homofiel, poot
homoseksuele man - nicht
homoseksuele vroew - lesbienne
homothetisch - gelijkvormig
homp - bokaal, bonk, brok, drinkglas (groot), keg, knoest, klont, kluit, scheg, stuk 
homp brood - pil, keg, kèchie, keggetje, kegje, klamp, stik 
hompel - kreupele
hompelen - hinken, strompelen
homunculus - gedrocht, kunstmens
hom van vis - melk, melte, milt
homvis - hommer 
hondachtige - 
 3   dog, fik, reu, vos
 4   brak, does, hond, kees, mops, taks, teef, wolf
 5   adjak, boxer, dhole, dingo, dino, poedel, rekel
 6   buldog, collie, coyote, fennek,  herder, lobbes, poedel,
      setter
 7   blaffer, boshond, bouvier, dashond, griffon, jakhals,
      pincher, poolvos, spaniel, terriër
 8   Bernhard, chow-chow, hazewind, Maltezer, patrijshond,                Pekinees, Warrigal, Windhond,  Pekinees
 9   alpenhond, hyenahond, lepelhond, manenwolf
10  foxterriër, marterhond, patrijshond, viervoeter, woestijnvos 
11   Falklandvos, wasbeerhond
14   newfoundlander
hond van Odymus - Argos 
hond van Orion - Sirius 
hond voor de jacht - basset, beagle, bloedhond, dasbrak, dashond (teckel),  griffon, griffon, heidewachter, parforce, patrijshond, poedelpointer, pointer, steenbrak, tekkel, terriër
hondalarm - geblaf 
hondenbewaarplaats - asiel, kennel 
honden geluid - blaf, geblaf, waf, woef
hondengras - raaigras
hondenhok - kennel
hondenjong - puppy
hondenkapper - trimmer 
hondenkenner - kynoloog 
hondenkot - hondehok
hondennaam - fik, herta
hondennest - mand
hondenfokkerij - kennel
hondengaarde - kennel
hondenkapper - trimmer
hondenkenner - kynoloog
hondenkennis - kynologie
hondenkervel - duizendblad
hondenras. - 
 3   dog, fox,
 4   brak, does, foks, kees, puck, puli
 5   carn, dingo, husky, laiki
 6   barbet, barzoi, basset, beagie, bouvier, buldog, collie,
      herder, huskie, poedel, setter, spaniël, teckle, teckel
 7   airdale, basenja, bobtail, borgnet, bouvier, dashond,                       pincher, pointer, spaniel, terriër, whippet
 8   chowchow, elkhound, hazewind, keeshond, pekinees,
      poolhond, spiljoen, warrigal, windhond
 9   deerhound, doberman, greyhound, jachthond, schnauzer, 
      stabyhoun, steenbrak
10  bul-terriër, eskimohond, patrijshond, rottweiler,
      schapendoes, schipperke, sennenhund
11   Appenzeller, herdershond, prairiehond, schippertje, 
       Sint-Bernhard
12   gordonsetter,
13   cocker-spaniel, poedel-pointer
hondenrenbaan - kynodroom
hondenrib - bullebak, donderaar
hondenriem - koppel, lijn, leis(t)
honden van een slipjacht - meute
hondenvel - schavuit, schelm
hondenverblijf - asiel, hok, kennel
honderd - centiem
honderd are - ha
honderd centen - gulden
honderdduizend gulden - ton
honderd gram - hg, ons
honderdgulden biljet - meier
honderd jaar - eeuw, seculem 
honderd kilo - centenaar 
honderd man - centurio 
honderd procent - geheel,  totaal, volledig
honderd vier en veertig - gros
honderd vierkante meter - are 
honderdduizend - ton 
honderdjarig - seculair 
honderdjarig feest - eeuwfeest
honderdogige - Argus 
honderdste deel - centi, percent, procent
honderdste gedeelte van een ons - gram
honderdtal - vim 
honderdtallig – centesimaal
honderdvoud - hecto 
honds - bar,  brutaal, cru, erg, grof, lomp, onbeschoft, ruw
hondsaap - baviaan 
hondsboom - vogelkers, vuilboom 
hondsbossen - smele, bentgras 
hondsdolheid - lyssa, rabiës 
hondsdraf - aardveil, glechoma
hondshaaien - scyliorhinidae
hondskopaap - baviaan
hondsmelk - kattendoorn
hondsoor - slimkarbeel 
hondspeterselie - eppe 
hondsribbe - weegbree 
homdsrozelaar – wilde rozenstruik 
hondenrozespoos - bedeguar 
hondsster - Sirius 
hondsvot (figuurlijk) - schurk 
Hondurassiche munt - lempira 
Hondurassiche hoofdstad - Tegucigalpa
Hondurassiche mestiezen - ladinos
honen - affronteren, beledigen, bespotten, smaden, smalen, sneren, schimpen, uitschelden  
honend – beledigend, kwetsend, schamper, smadend, vernederend
honend spreken - smaden, smalen, sneren
honende grijnslach - sneer, snier
honende opmerking – sneer
honende scherts – ironie, spot 
Hongaar - Magyar, Magyaar 
Hongaars gerecht - goulash, goelasj
Hongaars meer - Balaton, Plattensee 
Hongaars vleesgereht - goulash
Hongaarse componist - Lehar, List, Bartok, Heller, Kalman, Kéler, Kodály, Seiber, Szervánszky
Hongaarse dans - czardas, tjardas, verbunkos
Hongaarse dichter - Ady
Hongaarse graafschap - Komitat
Hongaarse grassteppe - poesta
Hongaarse hoofdstad - Boedapest
Hongaarse huzarenhoofddeksel - kalpa
Hongaarse infanterist - haiduk
Hongaarse jeugdorganisatie - KISZ
Hongaarse munt - filler, forint, pengö
Hongaarse musicus - Barok, Erkel, Kodály, List
Hongaarse piano - zongaro
Hongaarse provincie - Békes, Bihar, N6grad, Pest, Sopron Tolna, Vas
Hongaarse rivier - Duna, Tisza
Hongaarse rode peper - paprika 
Hongaarse ruiter - lovas 
Hongaarse schrijver - Agai, Dery
Hongaarse soldaat - honvéd 
Hongaarse stad - Ajka, Baja, Bekes, Boedapest, Debrecen, Györ, Miskolc Pécs, 
Hongaarse uitroep - éljen 
Hongaarse voornaam - Arpád, Gabi, György, János, Jenö, József, Lájos, Lászió, Sándor, Tibor
Hongaarse wapenknecht - pandoer
Hongaarse wijn - tokayer 
Hongaarse zwijnenhoeder - konda 
Hongarije - Magyar 
honger - appetijt, begeerte, eetlust, lust, smaak, trek, zin
hongerig - begerig, graag, gretig, inhalig, ondervoed, schrokkerigverlangend
hongerlijder - armoedzaaier, stakker
hongerloon - bloedgeld 
hongersnood - gebrek
hongerwespen - evaniidae
Hongkong, hoofdstad van - Victoria
Hongkongse munt - dollar 
honing - bijen product, honig 
honingaanwijzer - indicator
honingazijn - oxymel 
honingbij - apis, houtbij, ieme, imme, imk 
honingbloem - bijen blad 
honingcel - raat 
honingdas - ratel
honingdrank - hydromel, mede, mee 
honinggras - witbol 
honinggroefje - honingbakje 
honingheide - dopheide 
honingklaver - melilotus
honingkleuren - nectariën 
honingklier - nektarie
honingschijf - honingklier, honingraat
honingsteen - melliet
honingvogels – nectarinidae
honingzoet - vleiend
honingzuiger - tui
honingzuigers - meliphagidae
honingzwam - armillariella
honk - hoek, home, huis,  meet, schuilplaats, thuis
honkbal - base ball
honnepon – liefje schatje, snoes, 
honneponnig - allerliefst, honnigsnoezig, 
honnet - beleefd, fatsoenlijk, net
honorair lid - erelid 
honneurdagen - honordagen, respijtdagen
honneurs - eerbewijzen
honnig - allerliefst, snoeperig, snoezig
honorabel - eervol
honorarium - beloning, bezoldiging, gage, loon, salaris, wedde
honorarium voor dokter - sostrum 
honoreren - accepteren, betalen
honoris causa - eershalve
Honsjoe - Hondo
hoofd - aanlegplaatsaanvoerder, baas, bol, captain, caput(Lat.), chef, chief, deken, gezicht, golfbreker, havendam, kop, leider, meester, opschrift, overman, overste, schedel, taats, test, tete(fr.)
hoofd van een afdeling - baas, chef
hoofd van een bewaarschool - matres
hoofd van een departement - minister
hoofd van een Frans departement - prefect
hoofd van een gezin - vader 
hoofd van een gilde - deken
hoofd van een groep arbeiders - ploegbaas, voorman
hoofd van een klooster - abt, abdis, gardiaan, prior
hoofd van een moskee - imam
hoofd van een onderwijsinstelling - directeur, rector
hoofd van een orde in een kerkprovincie - provinciaal
hoofd van een parochie - parochus
hoofd van een reisgezelschap - courier, geleider, gids, leidsman, guide, reisleider, reisleidster
hoofd van een republiek - president
hoofd van een schip - kapitein
hoofd van een school - bovenmeester, directeur, rector, schoolhoofd
hoofd van een spoorwegstation - stationschef
 hoofd van een stad - burgemeester
hoofd van een stam - hoofdman, opperhoofd, sheik, stamhoofd
hoofd van een vrouwenklooster - dis, priorin
hoofdafdeling van een universiteit - faculteit
hoofd van een tribus bij de oude Romeinen - tribuun
hoofd van een vendel - hopman
hoofd van een vrouwenklooster - abdis, mater, moederoverste, priores, priorin
hoofd van ieder der rechtscholen - imam
hoofd van mohammedaanse sekte - aga, khan
hoofdader - aorta, slagader
hoofdafdeling - klasse
hoofdafdeling in het plantenrijk - euglenofyta
hoofdafdeling van universiteit - faculteit
hoofdagent - brigadier
hoofdambtenaar - referendaris
hoofdarbeider - intellectueel 
hoofdartikel in een krant - grondartikel, kop, leader, leading
hoofdbalk - bintbalk, moer
balkhoofdartikel - leader
hoofdband - bandeau, diadeem, mijter, mitra 
hoofdbedekking - alpino, baret, doek, haar, hoed, kalot, kap, muts, pet, pruik, toupet,  zie ook hoofddeksel
hoofdbedekking van de bedoeïenen - agaal
hoofdbedrijf in het Westland - tuinbouw
hoofdbeginsel - principe
hoofdbescherming - helm, paraplu, parasol, strohoed, valhelm, zuidwester
hoofdbestanddeel van de betelpruim - gambir
hoofdbestanddeel van metselspecie - kalk
hoofdbescherming van een racer - valhelm, valkap
hoofdbestanddeel van olie - elaïne 
hoofdbestanddeel van pepermunt - menthol
hoofdbestanddeel van vetten - stearine
hoofdbestuurder - overste
hoofdbestuurder van Venetië - doge 
hoofdbeuk - middenschip
hoofdbewerking van het rekenen - aftrekken, delen, kwadrateren, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken,
hoofdboek - grootboek, journaal, rekening-courant
hoofdboor - trepaneerboor
hoofdbuis - moerbuis
hoofdburcht in Oud Rome - Kapitool
hoofdcommissaris - H.C.
hoofddeel van de bijbel - N.T. (nieuwe testament), O.T. (oude testament)
hoofddeel van een toneelstuk - akte, bedrijf
hoofddeksel - 
 3   cap, dop, fez, hul, kap, pet
 4   buis, doek, flap, flep, helm, hoed, huif, kain, kepi, kiep, kipa,         klak, koof, kuka, lint, muts, pots, toot,  topi, tuit
 5   agaal, baret, bever, bibis, bulla, derby, dopje, gibus, hulle,              kales, kalot, kaper, kapje, kapot, kepie, kroon, mijter, pruik,
      sjako, steek, strik, talpa, tiaar, tiara, topee, toepa, toque,               toupet, tudor, tzako, voile 
 6   alpino, basket, basnet, bolero, bonnet, breton, capote, capuce,       casque, castor, claque, cloche, cornet, czanka, czapka, derby,        doesje, heimet, kalpak, kolbak, keuvel, kiepje, kolbak, kornet,       panama, pileus, poetse, ponpon, rigolo, schako, sjapka, skipet,       talpak, tophat, toppet, turban, ijsmuts
 7   badmuts, basenet, basinet, bergere, biretta, bolhoed, calotte,          caproen, carocha, chapeau, chapero, chaplet, chechia, cidaris,        dophoed, drietip, gekskap, haarnet, kalotje, kapoets, kapotje,        kaproen, kapuits, karpoes, kastoor, matelot, mopmuts,
      netmuts, panache, petasus, pillbox, pinhelm, pothoed, pruikje,
      pijpmuts, reispet, sierkam, sjeesja, soemada, solidee, songkok,       tapabor, tarbush, tipmuts, tiroler, tulband, tunhoed, valhelm,
      valhoed, zeilpet, zotskap
 8   alpenpet, balonpet, bascinet, biermuts, bontmuts, calyptra,             canotier, capeline, capuchon, carcasse, chaperon, cilinder,             deukhoed, drietuit,balmoral, baigneux, flambard, flaphoed,            fontagne, haarmuts, helmhoed, jollycap, kapeline, kapertje,            karpoets, klakbord, klakhoed, klaphoed, klapmuts, klokhoed,        knipmuts, koksmuts, kuifmuts, mambrino, mantilla, mantille,         manshoed, pachlevi, pelsmuts, pileolus, pluumpje, punthelm,         puntmuts, regenkap, reismuts, rouwhoed, sjakopet, sombrero,       sportpet, strohoed, tarboush, toedoeng, toefmuts, trekmuts,          tuinhoed, tuithoed, veldmuis, vilthoed
9    alpenhoed, alpenmuts, alpientje, bakkertje, berenmuts,                   bevermuts, bivakmuts, credemnon, dienstpet, driekroon,
      garibaldi, glengarry, gleufhoed, gluiphoed, herenhoed,                   hoofddoek, huilebalk, jagerspet, jockeypet, kabotseke,
      kapothoed, karlijntje, luchthoed, modelhoed, mutslaget,                nachtmuts, narrenkap, nonnekap, ondermuts, oorwarmer,
      pannekoek, pinnemuts, plooimuts, pluimmuts, regenhoed,              rigoletto, slaapmuts, stormhoed, strobaret, trouwhoed,
      vaderlief, vlieghelm, zomerhoed, zonnehoed, zijdenhoed
10  baskenmuts, bellenmuts, biermutsje, cowboyhoed, dubbelmuts,       duikerhelm, gravenhoed, figuurmuts, incroyable, jagershoed,
      jagersmuts, jardinière, kachelbuis, kantenmuts, kapuismuts,            kapoetmuts, kapuismuts, karkasmuts, karolijntje, kettermuts,
      kindermuts, kornetmuts, langetmuts, monnikskap,                          panamahoed, paresseuse, poffermuts, pijpjesmuts, strandhoed,       tropenhelm, uniformpet, winterhoed, wintermuts, zuidwester
11  bagijnenmuts, bakkersmuts, bombonniere, bruidskrans,                  chasseurtje, doctorsmuts, duivelsmuts, floddermuts,                       laddermuts, hoofddeksel, kapothoedje, kapuitsmuts,
      kwakershoed, marinebaret, marinesteek, matrozenpet,
      neepjesmuts, overslagpet, pausenkroon, pelgrimskap,                     pirothoedje, pluimmutsje, politiehelm, tirolerhoed,                         toppershoed, vleugelmuts, vrouwenmuts, zeemanshoed    
12  boerinnenkap, cilinderhoed, fantasiehoed, matrozenhoed,
      neepjeskapje, officierspet, pelgrimsmuts, priesterhoed,
      schipperspet, winterhoedje
13  bisschopshoed, bisschopsmuts, boerinnenhuif, boerinnenmuts,
      chauffeurspet, dragondermuts, grenadiermuts, halleluiahoed,
      jacobijnenmuts, ministersteek, napoleonsteek, sparteriehoed
14  kardinaalshoed, padvindershoed
15  herderinnenhoed
hoofddeksel van de paus - tiaar, tiara
hoofddeksel van de sint - mijter
hoofddeksel van een huzaar - kolbal, talpa 
hoofddeksel van priester - bonnet, solidee, solideetje
hoofddeksel van rechtsers en professoren - baret
hoofddeksel van vrouwen - kap
hoofddeksel, vrouwelijk - guimpe, hennin
hoofddeksel wordt gedragen bij keerkringen - tropenhelm
hoofddekseltje - mutsje
hoofddoek - agral (bedoeïenen), falie, madras, tulband
hoofddoek der Arabieren - samada
hoofdeling - jonker
hoofdeloos - dom, zinloos
hoofdelijk - correaal, solidair
hoofdelijkheid - solidariteit
hoofdengel - aartsengel, Gabriël, seraf
hoofd der afdeling - baas, chef, leider
hoofddoek - falie 
hoofdengel - aartsengel, seraf, serafijn
hoofd- en schouderdoek - falie
hoofdfacet van een diamant - bezeel
hoofdfiguur uit een dierenepos - krekel, mier, raaf, Reinaert, hoofdfiguur uit poppenkast - dief, Katrijn, koningin
hoofdfiguur uit roman van F. Timmermans - Pallieter, Reintje, Reinaerde
hoofdgedachte - thema
hoofdgedachte van een muziekstuk - gegeven, thema
hoofdgedachten - onderwerp, tema, verbinding
hoofdgeld - belasting, captatie, schatting
hoofdgeld ( Arab. ) - djija 
hoofdgestel - tafelment
hoofdgetal - een 
hoofdgod (Germ.) - Odin
hoofdgod (Gr.) - Zeus
hoofdgod van de Hindoes - siwa
hoofdgroep bij wegwielerwedstrijd - peloton
hoofdgroet - knik, nik
hoofdhuid - scalp
hoofdig - achterlijk, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, koppig, nukkig 
hoofdingang - portaal
hoofdje - broeiwijze, capitulum, kopje, korfje, opschrift, zult
hoofdkaas - preskop, zult
hoofdkantoor - centrale
hoofdkap - capuchon
hoofdkerk van een bisdom - basiliek, dom, cathedraal, kathedraal 
hoofdkussen - oorkussen, peluw 
hoofdkwartier -  pretorium, stafverblijf  
hoofdkwartier (mil.) - headquarter
hoofdletter - initiaal, kapitaal, majuskel
hoofdluis - pietje, piot, pioot, piotter
hoofdman - aanvoerder, Atilla (Hunnen), centurio, chef, commandant, deken, gids, hetman,hopman, kapitein, leider, opperhoofd, oppersterichter (Israël)
hoofdman der Kazakken - hetman 
hoofdman op Java - wedono, wedana
hoofdman over tien - decaan, decanus
hoofdman van een Romeinse legereenheid - centurio, decurio 
hoofdmatras - peluw 
hoofdmelodie - obligaat 
hoofdofficier - admiraal, commandeur, generaal, kolonel, majoor, overste 
hoofdopzichter - beheerder
hoofdorgelpijp - prestant
hoofdorgel register - prestanten
hoofdpersoon - antagonist, held, principaal, protagonist
hoofdpijn - cefalalgie, koppijn, kopzeer, migraine
hoofdpijn, schele - koppijn, migraine 
hoofdpijp van orgel - prestant 
hoofdpersoon - held 
heefdplaats - hoofdstad
hoofdpost - centrale, hoofdkantoor
hoofdpunt - clou, essentie, glanspunt, kern, moment, principaal, spil 
hoofdregister van een orgel - principaal
hoofdrichting - frontaal, sagitaal, transversaal 
hoofdriem - halster
hoofdroos - schin, seborrhoea
hoofdschout - baljuw
hoofdsieraad - diadeem, kroon, oorbel, oorijzer, strik, tiara
hoofdslagader - aorta 
hoofdsluier van Spaanse dames - mantille, mantilla
hoofdsom - kapitaal 
hoofdstad in Oman - Maskate 
hoofdstad van Afghanistan - Kaboel 
hoofdstad van Alabama - Montgomerie
hoofdstad van Alaska - Juneau 
hoofdstad van Albanië - Tirana 
hoofdstad van Algerije - Algiers 
hoofdstad van Angola - Luanda 
hoofdstad van voormalig Annam - Hué
hoofdstad van Argentinië - Buenos-Aires
hoofdstad van Armenië - Jerivan 
hoofdstad van Assyrië - Ninivé 
hoofdstad van Australië – Canberra
hoofdstad van Azerbeidjan - Bakoe
hoofdstad van Babylonië -  Babel
hoofdstad van Bahama’s - Zassau
hoofdstad van Banglades - Dacca 
hoofdstad van Barbados - Bridgetown
hoofdstad van Beiern - Munchen
hoofdstad van België - Brussel
hoofdstad van Bengalen - Dacca
hoofdstad van Bermuda eilanden -Hamilton
hoofdstad van Bhutan - Punakha 
hoofdstad van Biafra - Enoegoe, Enugu
hoofdstad van Birma - Rangoon 
hoofdstad van Boeotië - Thebe 
hoofdstad van Boeroendi. Boejoemboera
hoofdstad van Bolivia - La Paz
hoofdstad van Bosnië -Serajevo
hoofdstad van Botswana - Mafeking
hoofdstad van Brazilië - Rio
hoofdstad van Brits Guyana - Georgetown
hoofdstad van Bulgarije - Sofia 
hoofdstad van Burundi - Usumbura 
hoofdstad van Cambodja - Pnompenh
hoofdstad van Cameroun - Yaoundré
hoofdstad van Canada - Ottawa 
hoofdstad van Ceylon - Colombo 
hoofdstad van Chili - Santiago 
hoofdstad van China - Peking 
hoofdstad van Columbia - Bogota 
hoofdstad van Costa Rica - San José
hoofdstad van Cuba - Havanna 
hoofdstad van Cyprus - Nicosia 
hoofdstad van Denemarken - Kopenhagen
hoofdstad van Duitsland - Berlijn
hoofdstad van Ecuador - Quito 
hoofdstad van Egypte - Caïro 
hoofdstad van EI Salvador - San Salvador
hoofdstad van Engeland - Londen
hoofdstad van Estland - Tallin 
Ethiopië - Addis Abbeba
hoofdstad van Falkland eilanden - Port Stanley
hoofdstad van Filippijnen - Manilla
hoofdstad van Finland - Helsinki 
hoofdstad van Formosa - Taipei 
hoofdstad van Frankrijk - Parijs 
hoofdstad van Frans Guyana - Cayenne
hoofdstad van Gabon - Libreville
hoofdstad van Ghana - Accra
hoofdstad van Gambia - Bathurst 
hoofdstad van Georgia - Atlanta 
hoofdstad van Ghana - Accra 
hoofdstad van Griekenland - Athene 
hoofdstad van Groenland - Godthaab 
hoofdstad van Groot-Brittannië.-Londen
hoofdstad van Guatemala - Guatemala
hoofdstad van Guinee - Conakry 
hoofdstad van Hai'ti - Port du Prince
hoofdstad van Honduras - Tegucigalpa
hoofdstad van Hongarije - Boedapest
hoofdstad van India - Delhi 
hoofdstad van Indonesië - Djakarta 
hoofdstad van Ierland - Dublin 
hoofdstad van IJsland - Reykjavik 
hoofdstad van Irak - Bagdad 
hoofdstad van Iran - Teheran 
hoofdstad van Israël – Jeruzalem
hoofdstad van Istrië - Pola
hoofdstad van Italië – Rome
hoofdstad van Ivoorkust - Abidjan 
hoofdstad van Jamaica - Kingston 
hoofdstad van Japan - Tokio 
hoofdstad van Jemen - Sanaa 
hoofdstad van Joegoslavië - Belgrado, Beograd
hoofdstad van Jordanië - Amman 
hoofdstad van Kalimantan - Bafldjarmasin
hoofdstad van Kameroen - Yaoundé 
hoofdstad van Kasjmir en Jammu - Srinagar
hoofdstad van Katar - Doha 
hoofdstad van Kenia - Nairobi 
hoofdstad van Koeweit - Koeweit
hoofdstad van Kongo (voormalig Belgisch) - Kinsjasa (Kinshasa)
hoofdstad van Kongo (voormalig Frans) - Brazzaville
hoofdstad van Korea - Seoel 
hoofdstad van Laconia - Sparta
hoofdstad van Laos - Vientiane 
hoofdstad van Letland - Riga
hoofdstad van Libanon - Beiroet 
hoofdstad van Liberia - Monrovia 
hoofdstad van Libië - Tripoli 
hoofdstad van Liechtenstein -Vaduz
hoofdstad van Limburg - Maastricht
hoofdstad van Litouwen - Wilna 
hoofdstad van Luxemburg - Luxemburg
hoofdstad van Malediven - Male
hoofdstad van Malagassië - Tananarive
hoofdstad van Malakka - Malakka
hoofdstad van Malawi - Zomba 
hoofdstad van Maleisië - Kuala Lumpur
hoofdstad van Mali - Bamako 
hoofdstad van Malta - La Valetta 
hoofdstad van Marokko - Fez, Tetuan
hoofdstad van Mauretanië – Nouakchott
hoofdstad van Mexico – Mexico
hoofdstad van Monaco - Monaco
hoofdstad van Mongolië - Oelanbator
hoofdstad van Montenegro - Titograd
hoofdstad van Moravië - Brno
hoofdstad van Muskat en Oman - Muskat
hoofdstad van Namibi - Windhoek
hoofdstad van Nederland - Amsterdam
hoofdstad van Nederlandse Antillen - Willemstad
hoofdstad van Nepal - Katmandu 
hoofdstad van New Yersey - Trenton
hoofdstad van Nicaragua - Managua 
hoofdstad van Nieuw-Zeeland - Wellington
hoofdstad van Niger - Niamey 
hoofdstad van Nigeria - Lagos 
hoofdstad van Noord-Ierland  - Belfast
hoofdstad van Noord-Korea - Pjongjang
hoofdstad van Noord-Vietnam - Hanoi
hoofdstad van Noorwegen - Oslo 
hoofdstad van Oekraïne - Kiew
 hoofdstad van Oman - Maskat
hoofdstad van Oostenrijk - Wenen 
hoofdstad van Opper-Volta -Ouagadougou
hoofdstad van Pakistan - Karachi, Rawalpindi
hoofdstad van Palestina - Jeruzalem
hoofdstad van Panama - Panama
hoofdstad van Paraguay - Asuncion 
hoofdstad van Peru - Lima 
hoofdstad van Perzië - Teheran 
hoofdstad van Polen - Warschau 
hoofdstad van Puetto Rico - San Juan
hoofdstad van Portugal - Lissabon 
hoofdstad van Portugees - Guinee - Bissao
hoofdstad van Portugees-Timor - Dilly
hoofdstad van Rhodesia - Salisbury 
hoofdstad van Roemenië - Boekarest 
hoofdstad van Ruanda - Kigali 
hoofdstad van Rusland - Moskou 
hoofdstad van San Merino - San Marino
hoofdstad van Saoedi Arabië - Er, Riaad / Mekka 
hoofdstad van Serawak - Kuching 
hoofdstad van Senegal - Dakar
hoofdstad van Sierra Leone - Freetown
hoofdstad van Sikkim - Gangtok 
hoofdstad van Soedan - Khartoem 
hoofdstad van Somalië - Mogadiscio 
hoofdstad van Spanje - Madrid 
hoofdstad van Suriname - Paramaribo
hoofdstad van Syrië - Damascus 
hoofdstad van Tai-Wan - Taipei 
hoofdstad van Tanzania - Dar-es-Salaam
hoofdstad van Thailand - Bangkok 
hoofdstad van Thessalië - Larissa
hoofdstad van Tibet - Lhasa 
hoofdstad van Tsjecho-Slowakije - Praag
hoofdstad van Tirol - Innsbruck
hoofdstad van Togo - Lome 
hoofdstad van Transjordanië - Amman
 hoofdstad van Transsylvanië - Sibiu
hoofdstad van Trucial Oman - Dubai 
hoofdstad van Tsjechoslowakije - Praag
hoofdstad van Tunesië - Tunis 
hoofdstad van Turkije - Ankara 
hoofdstad van Ubangl-Shari - Bangui 
hoofdstad van Uganda - Entebbe
hoofdstad van Uruguay - Montevideo 
hoofdstad van Venezuela - Caracas 
hoofdstad van Vietnam - Hanoi (nrd.) Saigon (zd.)
hoofdstad van voormalig Annam - Hué 
hoofdstad van West-Duitsland - Berlijn 
hoofdstad van Wight - Newport 
hoofdstad van Zambia - Lusaka 
hoofdstad van Zuid-Afrika - Pretoria
hoofdstad van Zuid-Korea - Seoel 
hoofdstad van Zuid-Vietnam - Saigon 
hoofdstad van Zweden - Stockholm 
hoofdstad van Zwitserland - Bern 
hoofdstad van de Bahama-eilanden - Nassau
hoofdstad van de Bahrein-eilanden - Manama
hoofdstad van de Bermuda-eilanden - Hamilton 
hoofdstad van de Falkland-eilanden - Stanley
hoofdstad van de Filippijnen - Manilla
hoofdstad van de Hawaï-eilanden - Honolulu
hoofdstad van de Kaapverdische eilanden - Praia
hoofdstad van de Libanon - Beiroet 
hoofdstad van de Nederlandse Antillen - Willemstad
hoofdstad van de Seychellen - Victoria
hoofdstad van de Soedan - Khartum,  Chartoem
hoofdstad van de Sovjet-Unie - Moskou
hoofdstad van de Unie van Zuid-Afrika - Pretoria
hoofdstad van de Verdragskust - Dubai
hoofdstad van de Verenigde Arabische Republiek - Kaïro
hoofdstad van de Verenigde Staten - Washington
hoofdstel - halster
hoofdstelling - propositie
hoofdsteun - kussen
hoofdstuk - afdeling, caput, cap, chap, chapiter, kapittel, paragraaf
hoofdstuk in de Koran - sura(h),  soera
hoofdstijl aan een trapleuning - pilaster
hoofdtak van een gewei - stang 
hoofdtak van een gewelf - stang
hoofdtelwoord - hoofdgetal 
hoofdtooi - diadeem, kroon, strik, tiaar, tiara
hoofdtooisel - kapsel
hoofdtoon - dominant, grondtoon, hoofdschakering,  motief, toonaard
hoofdtrainer - coach
hoofdtroef in kaartspel - matador
hoofdtype van het Arabisch schrift - koefisch, naschi
hoofdtype van ondergrondse spoorlijn - metro
hoofd van een afdeling - baas, chef, voorman
hoofd van een bedrijf - baas, chef
hoofd van een bewaarschool - matres
hoofd van de brandweer - brandweercomandant
hoofd van een departement - minister
hoofd van een gezin - vader
hoofd van een gilde - deken
hoofd van een grietenij - grietman
hoofd van een groep arbeiders - ploegbaas
hoofd van de huisknechten - butler
hoofd van de keuken - chefkok
hoofd van een klooster - abt, gardiaanoverste, prior
hoofd van een moskee - imam
hoofd van een nonnenklooster - abdes, abdis, priores, priorin
hoofd van een onderwijsinstelling - rector
hoofd van een reisgezelschap - gids(e), reisleider(ster) 
hoofd van een school - directeur, rector
hoofd van een stam - sheik
hoofdvlees - zult
hoofdwacht - Kortegaard
hoofdwal van een vesting - enceinte
hoofdwapen van het leger - artillerie
hoofdwerk - hersenwerk 
hoofdwerk van de Kabbala Sokar (lichtglans) -  Zokar
hoofdworm - bolworm 
hoofdzaak - attractie, belangrijkste, clou, essentie, gewichtigste,  glanspunt, hoofdpunt, kern, principaal, wezen
hoofdzakelijk - bovenal, essentieel, grotendeels, meest, overwegend, principaliter, principieel, substantieel, vooral, voornamelijk,  voorop
hoofdzeer - bergfavus, favus, hoofdroos, hoofdziekte, kletskop, paradel (barg.), roos, schimmelziekte
hoofdzeil - grootzeil
hoofdzetel van de effectenhandel - actiebeurs
hoofdzonde - gierigheid, gramschap, gulzigheid, haat, hebzucht, hoogmoed, hovaardigheid, luiheid, nijd, onkuisheid, onmatigheid, traagheid
hoofs - beleefd, galant, hoffelijk, vormelijk, wellevend
hoofse Parijse juffer uit de 17e eeuw - precieuse
hoog - verheven
hoog aan de wind - krap
hoog aanzien - achting, eer, egard, ere, grootwaardigheid
hoog achten - considereren, eren, vereren
hoog achting - eerbied, verering
hoog adelijke titel - pair
hoog akkerland - es
hoog ambtenaar - administrateur, burgemeester, generaal, gouverneur(generaal), minister, palarinus, palatijn, referendaris,
staatssecretaris
hoogbedaagd - bejaard
hoog begaafd - geniaal
hoog bejaard - oud, stokoud
hoog bejaarde - grijsaard
hoog bestuurslichaam - directie, parlement, senaat 
hoog bevel - ferman, firman, irade, oekase, oekaze, ukaze
hoogborstig - trots, verwaand
hoog bouwwerk - dom, flat, kathedraal, toren, torenflat, wolkenkrabber
hoog boven iets uitsteken - torenen 
hoog conjunctuur - boom
hoog doel - ideaal 
hoogdravend - bombast, gezwollen, pompeus, retorisch 
hoogdruk - boekdruk, reliëfdruk
hoog en smal - slank
hoog gaande bal - lob
hooggeleerde - hoogleraar prof, professor,  
hoog gelegen afvoerkanaal - dakgoot
hooggelegen akker - es
hoog geleden bouwland - eng, enk
hoog gelegen droge zandgrond - geest
hooggelegen plaats - trans
hoog geluid - piepen
hooggeplaatst - voornaam
hooggeroemd - fameus
hooggewaardeerd - best, prima, puik
hoog gras met bloempluim - riet
hoog in prijs - duur, kostbaar prijzig
hoog land - enk 
hoog nest van een roofvogel - horst
hoog ontwikkeld zoogdier - primaat
hoog opgeven - pochen
hoog priesterlijk - pontificaal
hoog schoeisel - kaplaars, laars, stevel, stiefel, lieslaars
hoog spel - risico 
hoog water - vloed 
hoog woord - praats, praatjes 
hoogachten - eren, estimeren, respecteren, vereren 
hoogachting - aanzien, eerbied, respect, verering
hoog adellijke titel - pair 
hoogbedaagd - bejaard 
hoogblauw - lazuur
hoogblond - goudblond, rossig  
hoogbootsman - opperbootsman
hoogborstig - trots, verwaand 
hoogbouw - flatbouw, toren, torenflat 
hoogdravend - (muz.) pomposo 
hoogdravend - bombast, bombastisch, gezwollen, opgeblazen, opgeschroefd, opgesmukt, pathos, pompeus, pomposo (muz.), retorisch, statig, weids
hoogdravende taal - bombast, brallen, parnastaal
hoogdrukprocédé - flexografie
hoogeerwaarde - reverendissimus
hoogetsing in zink - zincotypie
hoogfrequent - h.f. 
hooggaand - hevig, hooglopend 
hooggeleerde - hoogleraar, prof, professor
hooggelegen afvoerkanaal - dakgoot 
hooggelegen bouwland - enk 
hooggelegen droge zandgrond - gaart, geest
hooggelegen heideveld - haar
hooggelegen korenveld - korenes
hooggelegen plaats - trans
hooggelegen punt in een waard - donk
hooggelegen rijstveld - gaga
hooggelegen stuk land - krocht
hooggelegen vlakte - hoogvlakte, terras
hooggelegen zandgrond - gaast, geest
hooggeroemd - arrogant, bijzonder, fameus, gerenommeerd, uitermate
hooggezind - hooghartig 
hooghartig - arrogant, fier, groots, hautain, kloek, laatdunkend, trots, verwaand
hooghartigheid - aanmatiging, air, fier, fierheid, grandezza, hoogmoed, kapsones, trots
hooghartige houding - air, kapsones
hoogheid - aanzien, altesse, fierheid, gezag, grandeur, grootheid, heerlijkheid, majesteit, trots, verhevenheid, voornaamheid
hoogheemraadschap in Holland - Delfland, Rijnland, Schieland
hoogheemraadschap, voorzitter van een - dijkgraaf
hoogheidsrecht - regaal
hoogheidsrechten - regalia, regaliën
hoogheilig - sacrosanct 
hoogklinkende taal - declamatie, woordenpraal
hoogkoor - priesterkoor 
hoogkijker - vieroog, zeepaap
hoogland - hoogvlakte, plateau 
hoogland in Afrika - karo 
hoogland in Centraal-Azië - Pamir, Tibet
Hooglander - schot
hooglands schaap - merino
hoogleraar - docent, professor, prof., hoogl. 
hoogleraarschap - leerstoel, professoraat 
Hooglied - cant (cantica), hymne,  ode
Hooglied van Salomo - Cantica 
hooglijk - zeer 
hooglopend - fel, heftig, hevig, overmoed
hoogmoed - eigendunk, eigenwaan, fierheid, hovaardij, hybris, trots, verwaandheid 
hoogmoedig - arrogant, eigenwaan,  fier, houtain, hovaardij, hybris, laatdunkendheid, minachtend, opgeblazenheid, prat, pratheid, trots, verwaand
hoogmoedige houding - adeltrots 
hoogmogendheden, Hunne - Staten
hoognodig - dringend, noodzakelijk, urgent
hoogoven, afval van de - slakken
hoogovenslakken - ijzerslakken
hoogrode kleur - inkarnaat 
hoogrode purperverf - karmozijn
hoogrode robijn - karbonkel
hoogrood - bloedrood, incarnaat, ponceau
hoogrozerood - inkarnaat
hoogschatten - achten, eren, her, hoogachten, respecteren, roemen, vereren, waarderen
hoogst - hevig, optimaal, supreem, uitermate, uiterst,  zeer
hoogstaand - chique, edel, edelaardig,  integer, nobel, verheven
hoogstammige boom - esp
hoogstapwlaar - vorkheftruck
hoogst bedreven in het kwaad - slim, sluw, uitgeslapen
hoogst begaafd - geniaal
hoogst begaafd mens - genie 
hoogst begaafde - genie 
hoogst begaafde aardbewoner - mens
hoogst gunstig - optimaal
hoogst beminnelijk - adorabel 
hoogst in aantal - allermeest
hoogstaand - chique edel, integer, verheven
hoogstens - maximaal
hoogste - climax, opperst, optimaal, record, summum, summus, top,(punt), uiterst, zenith
hoogste berg in Afrika - Kilimandzjaro, Kilimanjaro,
hoogste berg in Australië  - Kossiuzko
hoogste berg in Azië - Everest
hoogste berg in Engeland - Snowdon
hoogste berg in Europa - elbroes
hoogste berg in Nederland - Vaalserberg
hoogste berg in Noord-Amerika - McKinly
hoogste berg in Zuid-Amerika - Aconcagua
hoogste berg op Ceylon - Adamspiek
hoogste berg ter wereld - Everest
hoogste berggroep der Karpaten - Tatra
hoogste bestuur in Carthago - sufeet 
hoogste bevel - opperbevel
hoogste bod waartoe men gemachtigd is - limiet
hoogste deel - piek, top 
hoogste (de - macht hebbend) - gebiedend, oppermachtig
hoogste deel van een gebouw - nok
hoogste Engelse ridderorde - kouseband
hoogste gebod - liefde
hoogste gedeelte - nok
hoogste gerechtshof in Drente tot 1791 - etstoel
hoogste gerechtshof in het oude Athene - Areopagus 
hoogste gezag hebben - predomineren
hoogste godheid (Hind.) - brahman
hoogste goed - leven
hoogste graad - superlatief
hoogste graad van begaafdheid - genie
hoogste graad van woede - paroxisme
hoogste hoogland ter wereld - pamir
hoogste (in de - mate) - allermeest, meest, uitermate
hoogste in het veen - haar
hoogste in rang - baas, chef, directeur, leider, maarschalk, patroon, president
hoogste luchtlaag - stratosfeer
hoogste macht - God, oppermacht
hoogste mannenstem - tenor 
hoogste meer op aarde - Titicacameer
hoogste militaire rang - admiraal, generaal, (veld)maarschalk
hoogste officiersrang bij de land-en luchtmacht - generaal
hoogste officiersrang bij de marine - admiraal
hoogste onderofficiersranf - adjudant
hoogste overheidspersoon in Venetië - doge
hoogste prestatie - record
hoogste punt - culminatie, kruin, nok, top, toppunt,  zenit, zenith
hoogste punt in Afrika - Kilimandzjaro
hoogste punt in Amerika - Aconcagua
hoogste punt in Australië - Koscluszko
hoogste punt in Azië - Everest 
hoogste punt in Europa - Elbruz (Elbroes)
hoogste rand van een dak - nok 
hoogste punt van een berg- top
hoogste punt van een huis - nok
hoogste rand van een dak - nok
hoogste rang bij cultuurmaatschappijen - superintendent
hoogste rang van een ridderorde - commandeur
hoogste register van een zangstem - falset, kopstem
hoogste ridderorde (G.B.) - garter
hoogste score - topscore
hoogste snaar op viool - chanterelle,  kwint
hoogste speelkaart - troefaas
hoogste staatsdienar - minister
hoogste staatsdienar (Frankrijk) – consul
hoogste stand - aristocratie
hoogste stem - sopraan
hoogste stem van een vrouw - bovenstem, discant, sopraan
hoogste ten - hoogstens, maximaal
hoogste titel in Venetië - doge
hoogste top van de Harz - Broeken
hoogste top van het Verenigd Koninkrijk - Snowden
hoogste toren in Nederland - Dom
hoogste troef in het quadrillespel - matador, spadille
hoogste vorstentitel - keizer
hoogste vrouwenstem - sopraan
hoogste vulkaan in Europa - Etna 
hoogste waardigheidsbekleder - primaat
hoogste wat bereikt is - maximale, record 
hoogste waterstand - noodpeil
hoogste waterstand van een boezem - maalpeil
hoogstwaardige - reverendissimus
hoogstwaarschijnlijk - licht
hoogstwellustig - lascief
hoogte - alp, altitudo, belt, berg, duin, heuvel, hil, kluft, kopje, niveau, nol, plateau, terp, trans, verheffing, verhevenheid, werf, wierde
hoogte bezet met struikgewas - horst
hoogtegrens - plafond
hoogte in heide - haar
hoogte in prijs - duurte 
hoogtekaart - altitudenmap
hoogtelijn - isobaar, loodlijn, vertikaal
hoogtemerk - pegel, peil,  vloedpeil, vloedstand
hoogtemeter - altimeter, barograaf, clinometer, eclimeter, graphometer, hypsometer, statoscoop  
hoogtemeter in de sterrenkunde - octant, sextant
hoogtemeting - altimetrie, hypsometrie  
hoogtepeil - A.P., N.A.P. 
hoogtepunt - acme, climax, clou, culminatie, glans, glanspunt, maximum, meridiaan, record, summum, top, toppunt, zenith
hoogtepunt joods paasfeest - seideravond
hoogtepunt van een spannend verhaal - climax
hoogtepunt van een vertaling - climax
hoogtepunt van een ziektetoestand - acme, crisis
hoogte tussen twee voren - ril
hoogte van aarde - heuvel
hoogte van een wagenspoor - ril
hoogte van water - peil
hoogteverschil - niveau
hoogtevrees - akrofobie, dinofobie, hypofobie
hoogte waarop een vocht staat - niveau
hoogtij - bloeitijd, feestdag, vloed 
hoogverraad - landverraad 
hoogvlakte - dekan, plateau, tafelland,  terras
hoogvlakte in Centraal Azië - Pamir
hoogvlakte in Duitsland - Lechveld
hoogvlakte in Kaapland - Karo
hoogvlakte in Midden-Azië - Pamir
hoogvlakte in Nw. Armenië - Ararat
hoogvlakte in Peru - Puna
hoogvlakte in Turkije - Ararat
hoogvogel - oppergaai
hoogwaardig - eerwaardig, verheven
hoogwaardige benzine - super
hoogwaardigheidsbekleder - exarch, hofdignitaris, prelaat
hoogwaardigheidsbekleder, religieuze - pontifex
hoogwaardigheidsbekleder in Servië -  ban 
hoog water - vloed, volzee
hoog woord - praats
hoogzaal - oxaal 
hoogzeilen - inkrimpen
hooi - langvoer, rei
hooiafval - ort
hooibak - ruif
hooibeen - rechterbeen
hooibeestje - donderbeestje, nonympha, vlinder
hooiberg - barg, mijt, opper, rook, vim  
hooiberg boven deel - balkerd
hooiberg met beweegbare kap - kap(berg)
hooibergplaats in een stal - delt(e), dilt(e)
hooibloem - koekoeksbloem
hooiboom - ponder, ponter
hooibouwwerktuig - harkkeerder
hooi bijeen harken - zwelen
hooihark - hengst, rijf 
hooi (het - binnen hebben) - dronk
hooihoop - opper, rook, schelf, schoof 
hooikade - wiering
hooikoorts - pollinosis
hooiland - hooislag, made 
hooimaand - juli 
hooimijt - opper
hooiopper - kets
hooiraam - berrie
hooirek - ruiter 
hooiruimte - dilt 
hooischelf - klamp, mijt, tas
hooistapel - hooiberg, hooiklamp, hooimijt, hooischelf, kets, mijt,opper, rook, schelf, vim (Z.N.)
hooivork - gaffel, opsteker, reek,  riek
hooivork met lange steel - opsteker
hooiwagen - bastaardspin, langbeen, steekmug, veldspin
hooiwagenboom - ponderboom
hooi-ijzer (kort) - pook
hooizolder - bolkerd, delte, dilt
hoon - affront, belediging, beschimping, bespotting, gesmaal, insult, laster, opprobatie, outrage, schimp, smaad, spot, spotlach, verachting
hoonlach - sneer 
hoop - optimisme, (Lat) spes, toeverlaat, uitzicht, vernedering, verwachting
hoop - belt, berg, boel, bult, massa, menigte, mijt, schare, slomp,  tas, stapel, troep
hoop grond - ophoping
hoop hebben - hopen
hoop hooi - opper, rook, schelf
hoop mijnsteen - steenberg, stort, stortplaats
hoop rommel - afvalhoo
hoop turf - bult, stobbe
hoop van 10.000 stuks turf - stobbe 
hoopje drek - keutel
hoopvol - moedgevend, radieus, rooskleurig, schoon, veelbelovend 
hoopvol teken - morgenrood 
hoop vuil - belt
hoor - luister 
hoorder - luisteraar
hoor eens - à propos 
hoorapparaat - hoortoestel, otofoon
hoorbaar - hardop, luid, luidkeels,  luidop, verneembaar, verstaanbaar, waarneembaar
hoorbaar ademhalen - hijgen, piepen, snurken
hoorbaar drinken - lebberen, slurpen 
hoorbaar en hel - luid
hoorbaar schuimen - borrelen, bruisen
hoorbaar slapen - snurken
hoorbaar zuigen - lurken
hoorbaar zuipen - slurpen
hoorbuis - otofoon, stethoscoop, statoscoop 
hoorn - autoclaxon, blazer, kornet, toeter, trompet
hoorn met kleppen - ventielhoorn
hoorn van porseleinslak - katje
hoornaar - hoorntje, horzel, wesp 
hoornaanbeeld - speerkaak 
hoornachtig verhard - eeltig, hoef 
hoornachtige stof - balein, keratine,  nag
hoornachtige verdikking der huid - eelt, eksteroog, likdoorn
hoornblad - ceratophyllum 
hoornbladachtigen - ceratophyllaceeën
hoornblazer - hoornist 
hoornblende - ampibole, oeralliet
hoornblendeschalie - amfibolet
hoornbloem - cerastium
hoorndol - gek, razend
hoorndrager - cocu 
hoornerts - chloorzilver, hoornklaver, trigonella
hoornkiezel - chert
hoornklaver - glaucium,  trigonella
hoorn met kleppen - ventielhoorn
hoornpapaver - glaucium
hoornperkament - kalfsperkament
hoornschoen - hoef
hoornsignaal - fanfare 
hoornslak - toot
hoornsteen - cryptokristallijn, kwarts
hoornstof - keratine
hoornstruisvogel - casuaris
hoornvlies - cornea, parchen
hoornvliesontsteking - creatitis, keratitis
hoorn van een auto - claxon, toeter
hoornvee - rundvee
hoornzilver - hoornerts, zilverchloride
hoorspel - klankbeeld, luisterspel 
hoortoestel - microfoon
hoort bij het schaakspel - bord, dame, kasteel, koning, loper, paard, pion, toren
hoort bij een zeem - spons
hoos - laars, trombe, visserslaars, waterlaars, wervelwind, windstoot
hop - aanslibbing, stinkhaan
hopbitter - lupuline
hopeahout - merawan
hopeloos - beroerd, desperaat, reddeloos, slecht, wanhopig 
hopeloosheid - desperatie,
hopen - opstapelen, verlangen, verwachten, wensen
hopje - ulevel
hopklaver - medicago
hopman - hoofdman, kapitein
hopper - baggerschuit, vultrechter
hopperzuiger - zandzuiger 
hor - gaasdeur, muggenraam, scherm, snorrebot
hora - h., uur
horde - bende, hindernis, kudde, massa, meute, obstakel, schare, slipjacht, troep, vulgus
Horeb - Sinaï
horecabedrijf - bar, bistro, bodega, café, cafetaria, herberg, hotel, kroeg, motel, restaurant-
horecaberoep - barkeeper, barman, gerant, hotelier, kelner 
horen -  aanhoren, behoren, bemerken, betamen, luisteren, opmerken, opletten, passen, serveerster, vernemen, verstaan, waarnemen 
horens van een rendier - gewei
horentje van hardhorende - otofoon 
horen van doven - liplezen
horen zeggen - opvangen
horig - afhankelijk, onvrij
horige - keurmedige, laat, lijfeigene, onvrije, onwijs, slaaf
horige boer - laat
horige (soort) - hofhorige, liet (mv. liten), lijfeigene
horigheid - afhankelijkheid, onvrijheid 
horizon - einder, horizon(t), kim, noorder, ooster,verschiet,  verschil, verte, westerkim, zuider
horizontaal - liggend, plat, vlak, waterpas 
horizontaal oversteken - traverseren
horizontaal vlak - niveau
horizontale balk - latei
horizontale balk in gebint - hanenbalk
horizontale balk van een ophaalbrug - hamel
horizontale band op wapenschild - balk
horizontale houding - liggend 
horizontale strook aan zeil - reef 
horizontale windas - lier
hork - hommel, lomperik, wesp
horlepijp - schalmei
horletoet - grondschaaf, trapboom
horloge - acatène, remontoir, tikkertje (barg.), uurwerk 
horloge met een bolronde vorm - savonet
horlogeband (antiek) - chatelaine
horlogeketting (barg.) - bengel
horlogekettinghaakje met veer - musketon
horlogemaker - horloger, uurwerkmaker
horlogezakje - binnenbeursje
hormat - eerbetoon
hormoon - ACTH, ADH
hormoon door de alvleesklier afgescheiden - glucagon, insuline 
hormoon door de bijnieren afgescheiden - adreline
hormoon door de darm afgescheiden - secretine
hormoon door de eierstok afgescheiden - progesteron
hormoon door de hypofyse afgescheiden - oxytocine, intermedine, prolactine, vasopressine
hormoon door de placenta afgescheiden - gonadotropinwn, progesteron
hormoon door de schildklier afgescheiden - parathormoon, thyoxine
hormoon door de testis afgescheiden - testosteron
hormoon vormend orgaan - borstbeenklier, thymus, zwezerik
hormoongroep - androgenen, corticosteroïde, estrogene, hormonen, thyroïde
hornpipe - horlepijp
horoscoop - prognosticum
horoscooptrekker - astroloog, sterrenwichelaar
horrel - bevlieging, geschil, hapering, onenigheid
horrelvoet - paardevoet
horreur - afgrijzen, afkeer, afschuw, haat, hekel, horror  
horribel - afgrijselijk, gruwelijk, ontzettend
horror - afgrijzen, afschuw, afkeer, haat, hekel, horreur, schrik
horrorfilm - griezelfilm
hors - marsbank, zandplaat
hors d´oeuvre - bijwerk, toegift, voorgerecht
horsel - hoornaar
horse power - hp 
horsmakreel - marsbanker , poer 
horst - vogelnest
hort - bots, duw, ruk, schok, stoot
horten - botsen, haperen, schokken, stoten
hortend - haperend, schokkend, schoksgewijs, stroef
hortend en stotend zich bewegen - strompelen
hortensia - hydrangea
hortologie - tuinbouwkunde
hortus - gaard, hof, tuin
hor voor ramen - inzetraam
horzel - biesbouw (gewest.), blindaas, brems, bremze hoornaar, runderdaas 
horzel (door een horzel gekwelde geliefde van Zeus) - lo
hosanna - heil
hospes - gastheer, herbergier, kostbaas, ploert, waard
hospita - gastvrouw, kostjuffrouw 
hospitaal - armhuis, gasthuis, infirmerie, kliniek, lazaret, nosocomium, nososodochium, ziekenhuis
hospitaal voor militairen - lazaret
hospitaalridders - Johannieters, Lazarieten
hospitaalsoldaat - hospik
hospitatliteit - gastvrijheid
hospitium - klooster
hostess - stewardess
hostie - oblaat, ouwel
hostiekelk - ciborie, monstrans, pixes
hostiel - vijandig
hostiehouder - pyxis
hostiekelk - ciborie, ciborium 
hostiel - vijandig 
hostieschotel - pateen
hostievat - pyxis
hot - draagkorf, haar, links, melkdik, rechts, rugkorf
hotel - herberg, logement, motel 
hotelbediende - chasseur, gerant, kelner, manager, ober, piccolo, portier, receptionis(te)
hotelbeheerder - gerant
hotelcafe - bar
hoteleoncern -  Alpha, Apollo, Hilton, Okura, Krasnapolsky
hoteldief - hotelrat
hotelhal - lounge, receptie
hotelhouder - hotelier
hotelier - hotelhouder,  waard
hotel in de woestijn - karavanserail
hoteljongen - liftboy, piccolo 
hotelrat - hoteldief
hotten - haperen, hokken, karrelen, kartelen, mislopen, schiften, stremmen
hou en trouw - loyaal
hou je stil - koest
houd op - aflaten, hola
houdbaar - bewaarbaar, draaglijk, duurzaam,  geconserveerd, tenabel, verdedigbaar
houden - handhaven, hebben, melken, verduren
houden van - liefhebben, lusten, mogen
houden voor - achten, blijken, identificeren, kennen, mededelen, menen, schatten, verslijten, verstaan, waarnemen, weten
houdend van - gesteld
houder - beheerder, beoordelen, bestuurder, bezitter, bus, censeren, drager, eigenaar, lijden, ondernemer, rechthebbende, reservoir, tank
houderschap - detentie
houdertje - dispenser
houder van duiven - duivenmelker
houder van een kostschool - instituteur, kostschoolhouder
houder van een plantage - planter
houder van een veiling - veilinghouder
houder van een vlotte bank van lening - lommerdhouder
houder van geldswaardig papier - toner, toonder
houder van verkopingen - auctionaris
houder voor banden en platen - cassette
houding - air, allure, attitude, contenance, gang, gedaante, gedrag, gesteldheid,  habitus, manieren, pose, positie, postuur, stand,  voorkomen
houding of pose - stand
houding van ruiter - zit
houding wijzigen - aanpassen 
houdt schip vast - anker 
house-boat - woonark, woonschip
House of Commons - Lagerhuis
Hous of Lords - Hogerhuis
houseboat - woonark, woonschip
hout - xyleen
hout aan voorsteven voor versterking loefhouder - bitstuk, loefhouder
hout behandelen - beitsen, boren, hakken, schaven, schilderen, schuren zagen
hout dat vergaan is - molm 
hout duurzaam verwerken -  kyaniseren
hout met fineerlaag - blindhout
hout impregneren - beitsen
hout of doek met plamuur bestrijken - plamuren
hout of ijzer ter ondersteuning van een luik - merkel
hout om zeis op te scherpen - strekel
hout onder de schors - spint 
hout opgebouwd uit drie lagen - triplex
hout opgebouwd uit meer dan drie lagen - multiplex
hout tot ondersteuning - merkel
hout van spar - vurehout
hout voor pijp - bruyère 
hout voor verbindingsklamp - klis
hout waaraan het zeil hangt - ra
hout waarlangs de reep schuift - bolder
hout waarvan spaken worden gemaakt - spaakhout, speekhout
houtachtig afval van hennep of vlas - scheef
houtachtig gewas - boom, heester, hei, heide, struik
houtachtige delen van een vlasstengel - liemen
houtafval - krul, spaan, spaanders, zaagsel 
houtalcohol - methylalcohol
houtazijn - azijnzuur
houtbederf - molm
houtbewerker - meubelmaker, schrijnwerker, timmerman 
houtbewerkingsmachine - cirkelzaag, kettingfrees
houtbok - boktor, zaagbok
houtboor - avegaar
houtboorder - boorschelp, paalworm
houtbijen - xylocopidae
houtcement - koolteer, scifarien
houtcultuur - xylocultuur
houtdraad - nerf
houtduif - bosduif
houten afscheiding - beschot
houten bak - kist, krat, nap, tobbe
houten bak met lage rand - imperiaal
houten bankje - schamel
houten been - prothese
houten beenverlenging - stelt 
houten bekleedsel - beschot, lambrisering, schot
houten belegstuk voor verbinding van latten - klamp
houten beschot - paneel
houten bevloering - laminaat, plankier 
houten blaasinstrument - bassethoorn, blokfluit, doedelzak, fagot, flageolet, fluit, hautbois, herdersfluit, hobo, klarinet, ocarina, panfluit, schalmei 
houten blad - bord 
houten blad voor te schilderen - paneel
houten blok - aambeeldsblok
houten blokhut - berghut, chalet, shack
houten bruggetje - vlonder 
houten broek - preekstoel
houten dakpan - sirap 
houten dansvloer - plankier
houten dwarsbalk - bint
houten fundering - onderslag
houten gebouw - barak, hok, keet, kot, loods, schuur
houten haak - mik 
houten halsbeugel (runderen) - kennewe (gewestelijk)
houten halsjuk - haam
houten hamer - moker, slegge, sleg, slei, slagel, slegel
houten handegge - hark, reek, riek
houten hekwerk - glint, schutting 
houten hemel boven preekgestoelte - klankbord
houten hok - schuur
houten hooihark - rijf 
houten hoorn - bassethoorn 
houten huis - chalet
houten huisje - kiosk
houten juk - haam
houten kastje met schuifladen - tabulet
houten keet - schuur
houten keukenlepel - pollepel, sleef
houten kikker - klamp
houten klepper - ratel 
houten knots - knuppel 
houten koffer - kist
houten kolf - malie
houten kolfhamer -  malie
houten kom - nap
houten kuip - tobbe
houten lepel - spaan
houten loods - barak, keet 
houten loopstok - stelt
houten mantel - katheder
houten met ijzer beslagen priem - taats
houten moker - sleg, slegge, slegel
houten muziekinstrument - bassethoorn, cello, contrabas, fluit, flageolet, fagot, guitaar, hautbois, herdersfluit, hobo, klarinet, mandoline, ocarina, panfluit, schalmei, viool 
houten nagel - pen, pin, plug
houten nagel om iets aan op te hangen - pin
houten nijptang - jacobstang, klaas
houten of ijzeren stijl - praam
houten omhulsel - ombouw
houten paaltje - piket
houten pen - plug, spie, stift 
houten pen in een sluisvloer - darnnagel
houten pen waaraan vis geregen wordt - speet
houten pennetje - bom,deutel, deuvel, mondstuk, peg (Z.N.) plug, stift, stop
houten pilaar - paal
houten pin - deuvel, peg (Z.N.), pen, plug, spie, zwik
houten pin in vat - zwik 
houten pollepel - sleef
houten post - paal
houten pop - ledenpop 
houten raam - kozijn, rek 
houten raam van een eg - egraam
houten raamwerk - kozijn 
houten rolletje - klos, spoel
houten ronde bak - tob, tobbe 
houten rijdek van een brug - rijvoering
houten schavot - stellage
houten scheiding - schot
houten schep - schepel, spaan 
houten schepje - leuter
houten schoeisel (Jap.) - geta
houten schoen - klomp
houten schoenpin - deutel, plug
houten schot - scherm,  glint, heining
houten schutting - glint
houten (be)schutting tegen de wind - beschot, manteling, windscherm
houten slagerspin - speet
houten spade - lep
houten spie - keg, peg, wig
houten spijker - peg
houten staaf - paal, steel, stok 
houten staak - paal, sliet, steng, vlaggestok
houten stang - barre
houten steel - stok 
houten stellage - bok, rek, steiger 
houten stok bij het kolfspel - klok, kolf, malie, maliestok
houten stok met voetsteun - stelt 
houten stok met ijzeren kam of vork - aalgeer, aalschaar, elger, riek, vork
houten stop - tapoen
houten tobbe - balie, kuip
houten toestel waarin de torenklok hangt - klokkegalg
houten tussenwand - schot
houten vaatje - but
houten vat - aad, fust, kuip, tob(be), ton
houten verdedigingsmuur - palank
houten verhoging - stellage
houten verpakking - kist
houten vloer - parket, plankier, vlonder
houten vloer als overloop in een schuit - laning
houten voetmodel - leest
houten vorm bij metselwerk - formeel
houten vijzelstamper - rolstok
houten wandbekleding - lambrisering
houten werktuig van metselaars en teenbakkers - plaan 
houten wasbak - kuip, tobb
houten werpspies - assagaai
houten wig - plug
houten ziekenloods - barak
houterig - gedwongen, harkerig, onbeholpen, onbehouwen, onhandig, star, stokkig, stokkerig, stram, stijf 
houterig persoon - dorper, hark, knol, knul, lomperd, spelbreker
houterig stijf meisje - tut
houtgedeelte der vaatbundels - xyleen
houtgeest - carbinol, methylalcohol, methanol
hout gladmaken - schaven, schuren
houtgewas - boom
houtgewas op griendgronden - lot
houtgraniet - spoelcement, xyloliet
houtgraveerkunst - xyloglyptiek
houtgraveur - xylograaf
houtgravure - xyloglief
houthandelaar - houtkoper
houtharmonica - xylofoon
houtig gewas - boon
houtje voor het zetten van manuscript - tenakel
houtje-touwtje jas - duffelcoat, montycoat
houting - adelvis
houtkaneel - cassia
houtkleurend middel - beits 
houtlijn - nerf
houtluis - doodskloppertje, houtkoper, meluw, mijt, termiet
houtmaat - stere, tal, tult, vim 
houtmaat, oude - riemduim
houtmijt - brandstapel
houtmijt om te branden - brandstapel
houtmozaïek - inlegwerk, intarsia
houtpap - pulp
houtpers voor het lijmen van houtlagen - fineerpers, fourneerpers
houtplaat - triplex 
houtplastiek - xyloglyptiek
houtraper - sprokkelaar
houtrolletje - klos
houtschaafsel - krul, krullen
houtschilfer - spaan
houtskool - amer, areng, bluskool, carbo,  kruiskool, norit
houtskoolrooster - barbecue
houtskoolstoker - kolenbrander
houtslijp - pulp
houtsneeprent - xylografie
houtsnijden - graveren
houtsnijder - graveur, xyiograaf, zegelsnijder
houtsnijkunst - xylografie, xyloglyptiek
houtsoort - 
 3   ako, apo, dao, oro, sao
 4   aloë, fuma, lara, pine, podo, sibo, sipo, tali, teak 
 5   abura, afara, azobé, belsa, bossé, cedar, ceder, coula,
      danta, djati, ebben,eiken, elzen, espen, essen, freijo,
      iepen, iroko, jarra, lauau, limba, locus, noten, opepe, 
      oleko, vala, ovoga, ozigo, ramin, rauli, tenen, vuren, 
      wengé
 6   abachi, acajou, alerce, aligna, baboen, bassam, berken,
      beuken,coigue, corail, dennen, esyris, grenen, ilomba,
      imbula, kabbes, kapoer, kersen, kotibé, krappa, kussam,
      kwariem, lariks, lerken, lorken, linden, makoré, meibau,
      obeche, peroba, poenak, redwood, sapeli, takien
 7   afzelia, avodoré, benauas, billinga, buften, doussie,
      esdoorn, hickory, kambala, kusambi, mahonie, pakoeli,
      pokhout, thingan, wacapou, zebrano
 8   adjoceba, amarante, campêeche, canthium, palmhout,
      roodhout, rozehout, santalum, sawohout, talkhout,
      ijzerhout
 9   angéligue, bangkirai, calembour, exocarpus, keroewing,
      kopiehout, kuvazingo, quebracho, satijnhout, sawoehout,
      stinkhout
10  afrormosia, basralocs, coromandel, grenadille, 
      guajakhout,
      kamferhout, leptomeria, sandelhout, sappanhout
11  palissander
houtspiritus -  houtgeest
houtstapel - mijt
houtstof - cellulose, molm, lignine, lignose
houtstof in plantecellen - lignose
houtstof in plantevezels - xyleem
houtverbinding - groefverband, haaklas, liplas, ploegverbinding, rabatnaad, tandlas, visbek, zwaluwstaart
houtvester - boswachter
houtvezelplaat - board
houtvink - vliegenvangertje
houtvlotdeel - tuit
hout voor beenbreuk - spalk
houtvormig - lignificatie
houtvreter - xylofagus
houtweefsel - paranchyn
houtwerker - meubelmaker,schrijnwerker, timmerman
houtwerkplaats - zagerij
houtwesp - sirex
houtwespen - siricidae
houtwolplaat - brandonite
houtworm - keverlarve, meker, memel, mijt, paalworm, xylofagus, xylophagus
houtzaagmolen - paltrok
houtzagerij - palter
houtzagersgereedschap - penter
houtzeep - panamabast
houtziekte - iepziekte, olmziekte, witrot
houtzwam - uilelever
houvast - balkhaak, greep, grip, steun
houw - dissel, espadon, hak, kalkkloet, kap, klap, klewang, sabreur, slag, wond
houwdegen - ijzervreter, sarras, strijdmakker, vechtjas 
houweel - bik, graafijzer, hak, laadkraan, pik
houwen - bedillen, hakken, harrewarren , kappen, sabelen, slaan, splijten, vellen, vitten, uithakken
houwer - kapmes, viskaar, zwaard
houwitser - krombaangeschut
houwmes - parang
houwwapen - sabel, schiavona, zwaard
hovaardig - bats (gewest.), fier, glorieus, groots, hautain, hoogmoedig, hoogvaardig, ingebeeld, laatdunkend, ondanks, ongenaakbaar, overmoedig, pochend, pracht, prat, roemrijk, spijt, statig, trots, trotsheid, verwaand, verwaten, zelfgevoel
hovaardij - hoogmoed, trots
hoveelzaad - aveel
hoveling - kamerheer, kamerling, kamenier, kruiper, vleier 
hovelingenkliek - camarilla
hoven - feestvieren, huisvesten
hovenier - gaardenier, tuinbaas, tuinier, tuinman 
hovenierhof - groentetuin, moestuin
hovenierskunst - tuinbouwkunde
hoveniersmes - snoeimes
hovenierstuin - groentetuin, moestuin
howea - kentia
hozebek - zeeduivel
hozen - besproeien, leegmaken, natgooien, uitscheppen
Hudsonbaailand - Alberta, Saskatchewan
hufter - boerenkaffer, hork, kaffer, lomperd, pummel
hui - bloedwei, plasma, wei
huiben - steenuil, stommerik, sukkel
huichelaar - farizeeër, femel, gluiper(d), hypocriet , imposteur, kwezelaar(ster), pilaarbijter, schijnheilige, slappeling, tartuffe, valsaard, veinzaard, veinzer
huichelachtig - bedrieglijk, dubbelhartig, gehuicheld, geveinsd, hui, hypocriet, hypocritisch, schijnheilig, vals, voorgewend, wei,
huichelachtige vrome taal - cant
huichelarij - dubbelhartigheid, femelarij, gehuichel, hypocrisie, schijnheiligheid, tartufferij, valsheid, veinzerij
huichelen - femelen, veinzen, voorwenden 
huid - balg, bast, derma (Gr.), jasje, leder, leer, pel, pels, schil, schilfer, spat, tegument, vacht, vel, vlek, vlies
huid als van een geplukte kip - kippevel
huid (met - en haar) - helemaal
huid met het haar van de hersenpan trekken - scalperen
huid met wol - vacht
huid of vel van een aal - aalsgeweerhuid
huid van een jong kalf - zuige
huid van varken - zwoerd
huid zonder pigment - albino
huidaandoening - baardschimmel, belroos, dermatose, eczeem, netelroos, roos, uitslag, zweer
huidaandoening op het hoofd - roos
huidachtig - veilig
huidademing - perspiratie
huidarts - dermatoloog
huidbedekking - dons, haar, haren, pels, schub, vacht, veren
huidblaas - blaar
huidbloedingen - purpura
huiden doen rotten - smarten
huidenbewerker - looier
huidgezwel - buil, puist
huidige dag - vandaag
huidigen dage, ten - nu, thans
huidbloeding - suffisio
huidbloedingen - purpura
huidje - pel, velletje
huidkanker - lupus
huidkleur - teint
huidkleurstof - pigment
huidkloven - rhagades
huidknobbel - wrat 
huidlaag - lederhuid, opperhuid
huidlepeltje - papil
huidmondje - porie, stoma
huidmondjes der planten - stoma(ta) 
huidolie - eierolie
huidongemak - acne, meeëter
huidontsteking - belroos, dermatitis, eczeem, gordelroos, wondroos
huidontsteking aan paardenbenen - mok
huidontsteking met blaasjes - gordelroos
huidontsteking, oppervlakkige - eczeem
huidopening - porie
huidpest - bubonenpest 
huidplooi - lies, rimpel
huidplooi bij runderen - kossem, wam
huidpoeder - dermatol
huidrand aan spek - zwoerd
huidschending - pok 
huidschub - squama
huidskleur - teint 
huidsmeer - talg, talk 
huidsmeerkliertje - talgklier
huidspecialist - dermatoloog
huidstreep - striem 
huidtekening - tatoeage 
huidtepeltje - papil
huidtuberculose - lupus
huiduitslag - acne, belroos, eczeem, exentheem , gordelroos, mazelen, netelroos, schimmel, wrat
huiduitwas - bult, exantheem,  lichen, wrat
huiduitwaseming - lichaamsvocht, okselvocht, perspiratie, transpiratie, zweet
huid van aardappel - schil
huid van een dier - pels
huid van een jong kalf - zuiger
huid van varken - zwoerd 
huidverdikking - eelt, elefantiasis, wrat 
huidverharding - callositeit, eelt
huidverzorgingsmiddelen - cosmetica
huidvet - talg
huidvetten - leerlooien
huidvlekje - gremel, moedervlek, sproet
huidvocht - zweet
huidwaseming - perspiratie
huidwaterzucht - anasarca
huidworm - draadworm, paardeziekte
huidzakdier - spons
huidziekte - acne, belroos, berg, dauwworm, dermatitis, eczeem, erysipelas, erythema, exanteem, favus, formicatie, framboesia, gletscherbrand, gordelroos, herpes, hoofdschub, hoofdzeer, huidwaterzucht, impetigo, krets, lepra, lupus, melaatsheid, netelkoorts, (netel)roos, netelzucht, ploon, pellagra, psoriasis, rap, ringworm, roodvonk, schimmel, schurft, sudamina, uitslag, vetpuist, xeroderma, wondroos
huidziekte bij baby's - dauwworm
huidziekte van vee - rap
huidziektekundige - dermatoloog 
huidziekteleer - dermatologie 
huidzwelling - blaar, buil, bult, puist, steenpuist 
huif - falie, kap, knikker, netmaag, rouwmantel
huif voor paarden - kaproen, wagendak
huifkar - kapkar, wijtewagen 
huig - lel, uvula, verhemelteaanhangsel
huik - hu(r)ik
huilebalk - grimbek, huichelaar, kniesoor, kwezel, rouwhoed (vilt), schreeuwer, zeurpiet
huilen - bleren, bulken, grienen, janken, krijten, loeien, narren, plagen, pruilen, pruttelen, sarren, schreeuwen, schreien, simmen, huilend om iets zeuren - dreinen, snikken, treiteren, wenen
huilerig - larmoyant, narrig, tranend
huilerig kind - drein
huilerig klagen - dreinen, zeuren
huilerig zeuren - dreinen
huilerig zeurig kind - drens
huis - bankiershuis, behuizing, boerderij, boerenbehuizing, boerenwoning, bungalow, clan, eengezinswoning, etui, familie, flat, flatgebouw, foedraal, gebouw, geslacht, gevangenhuis, handelshuis, heem, heim, honk, juweliershuis, kardoes, kasteel, koker, landhuis, omhulsel, onderdak, pand, pandjeshuis, perceel, roomhuis, slot, spiese, state, stee, stins, stulp, theehuis, tuinhuis, verblijf, verkoophuis, villa, vorstengeslacht, wachthuis, weeshuis, winkelhuis, winkelpand, woning, woonhuis, ziekenhuis
huis dat bij een ambt behoort - ambtswoning
huis des Heren - kerk, pagode, tempel
huis- en beschermgoden - penaten
huis Gods - Bethel
huis in Friesland - state, stins
huis in Maleisië - roema
huis met veel gezinnen - huurkazerne
huis of vertrek met veel ramen - kijkkast
huis van bewaring - gevang, gevangenis
huis van geestelijken - klooster
huis van ontucht - bordeel
huis voor aanbrengen van panden naar de bank
- aanbrenghuis
huis voor het aanbrengen van goederen - aanbrenghuis
huisanker - hechtijzer
huisapotheek - farmacotheek
huisarts - dokter
huisbaas - hospes, huiseigenaar, propriëtaire, verhuurder
huisbakken - alledaags, banaal, bekrompen, benepen, duf, gewoon
huisbedekking - atap, dak, kap
huisbedekking in Indonesië - atap
huisbediende - butler, boy, dienstbode, domestiek, lakei, livrei
huisbediende (Ind.) - djongos
huisbediende (Ned.) - domestiek
huisbewaarder - claviger, concierge, custos, huismeester, jongen, knecht, portier
huisblad - vislijm
huisboek - vademecum
huisbok - boktor
huisbraak - diefstal, inbraak
huisbrandstof - aardgas
huisbuffel - karbouw
huis des Heren - kerk, pagode, tempel
huisdier - bok, cavia, ezel (in), geit, hamster, hond, kanarie, kat, kater, kip, koe, konijn, marmot, melkkoe, paard, papegaaiparkiet, poes, rendier, reu,  ruin, stier, teef, varken, vee
huisdier aan de Noordpool - rendier 
huisdieren - vee 
huisdokter - huisarts
huiselijk - familiair, gemoedelijk, gezellig, huishoudelijk, intiem, knus, ongedwongen 
huiselijk feestje - onderonsje
huiselijk spel - dammen, dominoën,ganzeborden, halma, kaarten, monopolie schaken, scrabble, tafelbiljarten
huiselijke twist - herrie, krakeel, onmin, ruzie, scène, trammelant, woorden
huisgeest - kabouter, kobalt
huisgeest (Russ.) - domowoj
huisgenoot - medebewoner 
huisgewaad - dolman, duster, huispyjama, kamerjas, kimono, negligé, ochtendjas, peignoir, sjamberloek 
huisgezin - familie, huishouden 
huisgoden - laren, lares, penaten 
huishofmeester - butler
huishoen - kip
huishoudelijk - economisch, menacieus, ordelijk, spaarzaam, zuinig 
huishoudelijk artikel - roomlepel, stofzuiger
huishoudelijk voorwerp - bezem, bloempot, emmer, frituurpan, fruitschaal, koelkast, koffiepot, kookplaat, kop, lepel, pan, spoelbak, schrobber, soeplepel, spoelbak, spons, stoffer, stofzuiger, theemuts, theepot, tobbe, veger, wasautomaat, wasdroger,  zeem
huishoudelijke kleding - eva, schort
huishoudelijke mannelijke bediende - butler
huishouden - brandstichten, familie, gezin, huisraad, menage, moorden, plunderen, tekeergaan 
huishouding - familieleven, gezin, menage, menagerie 
huishoudkunde - economie 
huishoudster - concubine, hangkastje, menegère, njaai, njahi
huisindemniteit - tegemoetkoming
huis in Friesland - state, stins
huisjapon - duster
huisjas - casaquin, colbert, sjamberloek
huisjasje - coin-de-feu, dolman
huisje op rijstveld - goeboeg, gubuk
huisje van de bril - koker
huisje voor krantenverkoop - kiosk 
huisjesslak - caracole, karakol 
huisjesslakken - helicadae
huisjuffrouw - hospita
huiskamer - woonkamer, woonvertrek
huisknecht - butler, domestik
huiskrekel - bakkerstor, heimpje (gew.), kakkerlak,
huislinnen - morlaix
huislook - daklook, donderblad, sempervivum 
huis met buskruit - kardoes
huis met veel gezinnen - ark, huurkazerne
huismarter - steenmarter
huismeester - concierge
huis of onderkomen - verblijf
huisonderwijzer - gouverneur 
huisonderwijzeres - gouvernante 
huisorgel - harmonium, kamerorgel, serafine 
huispriester - poerahita
huisraad -  ameublement, inboedel, meubelen, meubels
huisraad wegnemen - degarneren, demeubileren, ontruimen
huisstofmijt - dermatophagoides 
huis van bewaring - gevang, gevangenis, zie: gevangenis
huis van ontucht - bordeel 
huistelefoon - intercom
huis van bewaring - gevangenis
huisvesten - herbergen, inkwartieren, onderbrengen, wonen
huisvesting - inkwartiering, inwoning, onderdak, onderkomen, verblijf, woning
huisvlijt - handenarbeid  
huisvogeltje - kanarie, papagaai, parkiet
huisvrouw - echtgenote, eega
huisvuil - afval, as, stof, vuilnis
huiszittend - sedentair
huiszoeking - visitatie, perquisitie
huiszwaluw - nonneke(Z.N.)
huiszwam - serpula
huiver - vrees 
huiveren - aarzelen, afgrijzen, beven, frissonneren, griezelen, gruwen, rillen, sidderen, terugdeinzen, trillen, vrezen,  ijzen
huiverig - aarzelend, angstig, bang, bevend, beverig,  bibberachtig, grillig, huiverachtig, kil, koud, luguber, rillerig, schroomvol, vreselijk
huivering - aarzeling, gruwel,  riI, rilling
huiveringwekkend - angstig, akelig, eng, gorginisch, griezelig, guur, luguber, macaber, macabre, naar, naargeestig, onguur, sinister, snel, somber, spookachtig, stygisch, ijselijk, ijzig, ijzingwekkend,  vreselijk
huizen - leven, logeren, verblijven, wonen
huizenverkoper – makelaar
hul - neepjesmuts
hulde - aubade, bewondering, eer(betoon), ovatie, serenade, verering  
huldebetoon  - apotheose, applaus, aubade, handgeklap, happening, hommage, huldeblijk, huldiging, lof, ovatie, serenade, toejuiching
huldeblijk - ovatie
hulde of roem - glorie
huldemuziek in de avond - serenade
huidigen - (ver)eren, erkennen 
huldiging - eerbetoon, huldebetoon, verering
hulk - magazijnschip
hullen - wikkelen 
hulp - assistentie, auxiliair, baat,  bediende, bemiddeling, bode, bijstand, dienstbode, dienster, handreiking, help(st)er, heul, hulpbetoon, medewerking, onderstand, ondersteuning, raad, rechterhand, redding, rug(ge)steun, secours, soelaas, steun, subsidie, subventie, toedoen, toelage, toeverlaat, toevlucht, uitkomst, verlichting 
hulp bij arbeid - assistent, helper, knecht
hulp bij rekenen - computer, telmachine, telraam
hulp geven - assisteren, bijstaan, helpen, laven, redden, steunen, troosten
hulp in de huishouding - dienstbode 
hulp in de keuken - bijkok 
hulp in de winkel - bediende
hulp in nood - redder, redding
hulp(je) van de eendenjager – waterhond
hulp van de stoker - tremmer 
hulp van de voorzitter - assessor
hulp van een ridder - jonker, page, schildknaap
hulpbatterij - accumulator 
hulpbehoevend - arm(lastig), gebrekkig, invalide 
hulpbetaalmiddel - fiche 
hulpbetoon - bijstand, dienstbetoon, ministerie
hulpboek - memoriaal
hulpbron - ressource
hulpeloos - machteloos, verlaten, weerloos
hulpeloosheid - abandon, aporie
hulphoogleraar - lector 
hulpeloze toestand - abandon
hulpgeestelijke - vicaris
hulpgeroep - noodkreet
hulpje - bijloper, dienaar, hit, meisje
hulpje bij golfspel - caddie 
hulpkantoor - bijkantoor, filiaal, succursale
hulpknecht in laboratorium - amanuensis, laborant
hulpkoetsier - palfrenier
hulpkracht in laboratorium - amanuensis, laborant
hulpmiddel - adminiculum, expediënt, ezelsbrug(getje),  hulpmiddel bij de navigatie - radar
hulpmiddel bij een talenstudie - woordenboek, leidraad, medium, ressource, remedie, werktuig
hulpmiddel bij het betalen - bank, cheque, giro,  reischeque, schuldbekentenis
hulpmiddel bij het graveren - etswas 
hulpmiddel bij het kijken - binocle, bril, kijker, leesbril, lens, loep, lorgnet, loupe, vergrootglas, verrekijker
hulpmiddel bij het lezen - bril
hulpmiddel bij het onthouden van iets -  agenda, ezelsbruggetje, knoop, notitie
hulpmiddel bij het opsporen van misdadigers -  vingerafdruk, voetafdruk
hulpmiddel bij het redden - reddingsboei
hulpmiddel bij het rekenen - computer, kassa, rekenmachine, rekentabel, telraam
hulpmiddel bij het stemmen - stemvork
hulpmiddel bij het tellen - rekenraam, telraam
hulpmiddel bij leesonderwijs - leesplank
hulpmiddel bij navigatie - loran
hulpmiddel bij radio-ontvangst - antenne, radiomast, versterker
hulpmiddel bij reizen - landkaart
hulpmiddel bij zangles - stemvork
hulpmiddel om te onthouden - ezelsbrug
hulpmiddel van metselaar - formeel
hulpmiddel voor muzieknotatie - notenbalk
hulpmiddelen maken - knutselen
hulppastoor - kapelaan
hulpprediker - vicaris 
hulppriester - coadjutor, kapelaan
hulprib - tierceron
hulproep - help, noodkreet, sein, s.o.s. 
hulpschaalverdeling - nonius
hulpschip bij een vloot - hulpkruiser, landingsschip, landingsvaartuig, moederschip
hulpstelling - lemma, lemux,  leus, lijkspreuk
hulpstoker - tremmer
hulptaal - Esperanto, Ido, volapuk 
hulptherapie van de natuurgeneeswijze - kruidentherapie, lichtbehandeling, waterbehandeling
hulpvaardig - behulpzaam, bereidwillig, complaisant, gedienstig, officieus, voorkomend 
hulpvaardige bejegening - bijspringing, tegemoetkoming, vergoeding
hulpvaardigheid - bereidwilligheid, dienstvaardigheid, dienstwilligheid, gedienstigheid 
hulp van de kok - koksmaat
hulp vragen - roepen
hulpwerkwoord - hebben, kunnen, laten, moeten, mogen,    schijnen, willen worden, zullen, zijn
hulpzeil - fok, lijzeil 
hulp zoeken - recurreren
hulpzoeker - recurrent
huls - foedraal, koker, omhulling
hulsel - bekleding, etui, koker, omhulsel, omkleding, zaadhuisje
hulst - ilex,  mat (wilde hulst)
hulst achtigen - aquifoliaceeen
hulte - hobbel, hoogte, knobbel
hulzeboom - hulst
hulzebos - hulst
hum -  sas
humaan - behoorlijk, billijk, eigenzinnig, handelbaar, menselijk,  menslievend, redelijk, verstandig, welwillend, zinnig
humanisme - levensbeschouwing, wereldbeschouwing
humanist - Agricola, Erasmus, menslievende,  ongelovige 
humaniteit - menselijkheid, menslievendheid
humbug - bedrog, bluf, boerenbedrog, larie, onzin,  schijnvertoon
humecteren - bevochtigen
humeraal - amikt
humeur - bui, gemoedsgesteldheid, gemoedsstemming, gril, hum, luim, ontstemming, stemming, temperament, vlaag 
humeur aan het begin van de dag - ochtendhumeur
humeurig - balorig, gemelijk, geprikkeld, grillig, grijnig, hysterisch, knorrig, korzelig, kregel, landerig, lichtgeraakt, luimig, neetorig, nukkig, onrustig, ontstemd, opvliegend, sagrijnig
humeurig mens - kniesoor, neetoor, nurks 
humeurige uitval - boutade 
humiliteit - nederigheid
hummel - dreumes, kind, kleuter, uk
hummer - hommer, zeekreeft
humor - boert, ernst (met luim), geest, geestigheid, gein, gijn, luim, scherts, vrolijkheid (met weemoed)  
humoren - bloed, gal, slijm 
humorist - conferencier, grollenmaker
humoristich - geestig, grappig, luimig, vermakelijk
humoristische tekening - cartoon
humorloos - afgezaagd
humus - aardmolm, bladaarde, molmgrond, teelaarde 
humusame verbindingen - humaten
humusrijke grond - oer, teelaarde
humuszure verbindingen - humaten
Hunnenkoning - Attila, Bleda, Roea
Hun Edelgrootachtbaren - H.E.G.A.
hun grootte uitdrukken - herleiden
hun volle wasdom bereikt hebben - rijp
hunebed - dolmen
hunker - verslaving
hunkeren - begeren, dorsten, haken, smachten, talen, verlangen, versmachten, uitzien 
Hunnenkoning - Attilla
huns inziens - h. i.
huppelen - dansen, dartelen, springen 
huppelwater - genever, jenever
hups - aardig, advenant, beleefd, dartel, flink, innemend, monter, net (jes), opgewekt, voorkomend, wellevend
huren - charteren,  pachten 
huren van een schip of vliegtuig - charteren
hurk - knorrepot
hurricane - cycloon
husky - eskomohond,  poolhond
hut - alpenhut, cabine, casa, chalet, hok, iglo, kabaan, kajuit, kluis, kot, passagiersverblijf, schuilplaats, schuur, sneeuwhut, stulp, woning 
hutsekluts - hutspot, rommel
hutspot - mengelmoes, potpourri, salmagundi, stamppot, warwinkel
huttentut - camelina, deder, dodder, dotter, radijs, tut,
hut van een schip - kajuit
huur - erfpacht, huursom, huurtijd, lease, pacht, rente, woonlasten 
huur van land - landpacht, pacht
huur voor een kerkstoel - stoelegeld
huurauto - taxi 
huurcontract - huurceel 
huurder - conductor, locotaire, pachter 
huurder bij huurstakingen - maffer
huurder van een huis - bewoner
huurgrond - leen, vroon
huurgrond in M. E. - leen
huurkazerne in Napels - fondaco
huurkoets - fiacre
huurkoetsier - cabby
huurkoop - afbetaling
huurling - huursoldaat, loondienaar, mercenair
huurpenning - godspenning, handpenning, medepenning
huurrijtuig - aapje, autotaxi, bidelot, deleman (Indon.), droschke, fiacre (Fr.), fiaker, huurvigilante
huursoldaat - lan(d)sknecht, soldenier, waardgelder
huurstee - pachthoeve
huur van land - pacht
huwbaar - nubiel, volwassen 
huwbaarheid - nubiliteit
huwelijk - bigamie, echt, echtverbintenis, echtverbond, echtvereniging, endogamie (eigen stam), exogamie (andere stam), hijlik, trouwerij, matrimonium, monogamie, trouwerij, verbintenis
huwelijk (tot een - aanzetten) - itten
huwelijk beneden stand - mesalliance
huwelijk betreffend - nuptiaal
huwelijk dat slechts formeel wordt aangegaan - schijnhuwelijk
huwelijk met de linkerhand - matrimonium, morganaticum
huwelijk met een vrouw uit de eigen stam - endogamie
huwelijk met een vrouw uit een vreemde stam - exogamie
huwelijk tussen man en  vrouw - monogamie
huwelijks - nuptiaal
huwelijksaankondiging - anonce, ban 
huwelijksafkeer - misogamie 
huwelijksbed - torus
huwelijksbeletsel - impediment
huwelijksduivel - Asmodee 
huwelijksfeest - bruiloft
huwelijksfeest in de Bartholomeusnacht - bloedbruiloft
huwelijksgemeenschap - connubium
huwelijksgift - bruidsschat, dot, huwelijksgeschenk
huwelijksgod - Hymen
huwelijksgoed of bezit door  de bruid meegebracht - bruidsschat, Hiaten
huwelijkshaat - misogamie
huwelijkshater - misogaam
huwelijkskandidaat - partij
huwelijksleven - matrimonium
huwelijksmakelaarster - koppelaarster, koppelares
huwelijks god - Hymen 
huwelijkspand - kind, ring
huwelijkspartner - echtgenoot, eega, gade, gemaal, gemalin,
man, vrouw
huwelijksverbintenis - partij
huwelijksverstoorder - asmodee
huwelijksvoltrekking - bruiloft
huwen - paren, treden, trouwen 
huzaar - cavaleriesoldaat, cavalerist, tanksoldaat
huzarenberemuts - kolbak, talpa, talpak
huzarenbuis - attica, attila
huzarenbuis met tressen - antilla, attila, dolman
huzarenhoofddeksel - kolbak, talpa, talpak 
huzarensalade - salmagundi
huzarensla - maceboine
huzarenstukje - stunt, waagstuk
huzarenwambuis - dolman
hij die geeft - gever 
hij die meedoet - deelnemer 
hij die ontvangt - ontvanger, penningmeester
hij die schrijft - secretaris
hij die sterker is dan een beer - Ursinus
hij heeft het gemaakt - fec. (fecit) 
hij heeft het gezien - Vt. (vidit) 
hij heeft het ontworpen - mv. (invenit)
hij heeft het zelf gemaakt - it (ipse fecit)
hij is dienend - dienstig
hij is overleden - ob. (obilt) 
hij ruste in vrede - R.I.P. (requiesca(n)t in pace)
hijgen – zuchten
hijgen naar adem – snakken
hijger - telefoongek
hijgerig - kortademig
hijsbalk - dovejut
hijsblok - gewand, karvielkatrol, takel 
hijsbok - kraan
hijsen - drinken, heffen, ophalen, opsteken, optakelen, omhoogtrekken, optrekken, sjorren, takelen
hijskamertje - lift
hijslijn - ankertouw, bras, touw, hijstouw, kabel, kabeltouw
hijstalie - wipper
hijstoestel - blok, blokschijf, bok, davit, dektalie, derdehand, dommekracht, donkey, elevator, gangspil, geiblok, gijn, haspel, hondefok, hijsblok, hijskraan, hijsmolen, kaapstander, karviel, katrol, katteblok, keerblok, keertouw, kelderwinde, klaploper, koevoet, kraan, krikkemik, laadboom, lier, lift, loopkat, loopkraan, losspil, palei, paternosterlift, pedaal, poelie, scheepskraan, slegtakel, staggarnaat, takel, talie, toptakel, trijs, trijsblok, tui, vierloper, winch, windas, wipper
hijstoestel op schip - davit 
hijstoestel voor personen - lift
hijstouw - bras, trijs, gijn
hijswerktuig - bok, elevator, her, katrol, kraan, lier, lift, takel, talie
hyacint - nageltak
Hyaden - beeknimf, vijvernimf
hyalien - glasachtig, helder
hyaliet -glassteen, lavaglas
hybride - bastaard, basterd, halfslachtig, kruising, vals 
hychobsie - waterzucht
hydrocharitacee - elodea, kikkerbeet, krabbescheer, stratiotes
hydra - waterslang, zoetwaterpoliep
hydrafyt - waterplant
hydrofobie - hondsdolheid, watervrees
hydrofoob - waterafstotend
hydrogenium - waterstof
hydrolasen - enzymen
hydrometer - snelheidsmeter, waterweger
hydrophyliacee - bosliefje, nemophila, phacelia
hydroplaan - watervliegtuig
hydropsie - oedeem, waterzucht
hydroxide - base
hydroxydicarbonzuur - appelzuur
hydroxyzine - atarax
hyena - jakhals, strandwolf
hyena-achtig dier - aardwolf, strandwolf
hyfen - zwamdraden
hygiëne - gezondheidsleer, zindelijkheid
hymne - lofdicht, loflied, lofzang, ode, volkslied, volkszang, zang
hymmendichter - hymnicus
hyper - zeer
hyperbolisch - overdreven, overdrijvend
hypericaceen -guttiferen
hypermetropie - verziendheid
hypnose - trance, zenuwslaap 
hypnotica - slaapmiddelen
hypnoticum - slaapmiddel 
hypnotische toestand - trance 
hypnotiseren - biologeren, mesmeriseren
hypnotisme - braidisme
hypo - fixeerzout
hypochondrie - droefgeestigheid, zwaarmoedigheid
hypocriet - huichelaar, schijnheilige, schijnvroom 
hypofyse - pijnappelklier
hypotheek - bezit, hyp, kusting,  legaat, mortgage
hypotheekakte - kusting
hypotheekhouder - hypothecaris
hypothese - theorie, (ver)onderstelling
hypothetisch - onzeker, (ver)onderstellend
hypsometer - hoogtemeter
hypsometrie - hoogtemeting 
hysterie - zenuwziekte
hysterisch - zenuwziek