Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
haag - heg, heining, omheining haagappelboom - elsbesseboom haagberk - zilverberk haagbezie - braam haagbloem - winde haagbos - doornstruik, struikgewas haagboterbloem - speenkruid haagdoorn - meidoorn, meidoren haageik - steeneik haagloper - spijbelaar haagmus - bastaardnachtegaal haagpuit - boomkikvors Haags romanschrijver - Couperus, Emants Haagse meester - Allebé, Artz, Bisschop, Blommers, Bosboom, Gabriel, Israëls, Jongkind, Maris, Mauve, Mesdag, Neuhuys, Poggenbeek, Roelofs haagspel - rederijkersfeest haagstruik - liguster haagvors - boomkikvors haagwinde - klokwinde haai - bocht, bijdehand, kraakbeenvis, roofvis, schrokker, schrokop haaiachtige - aalhaai, doornhaai, hamerhaai, haringhaai, hondshaai, isuridae, mensenhaai, neushaai, reuzehaai, ruwehaai, sphyrnidaeste, gostoma, triakidae, voshaai, zaaghaai, zebrahaai, zeeengel, haaibaaj - feeks, kenau, mannetjesputter, manwijf haaieleer - chagrinleer haaien - ruziën haaiensoort - alopias haaienvel - segrijn haaiig - pinnig haailuis - remoza haairog - spitsmuil haak - accolade, agrafe, angel, bootshaak, gesp, gesphaak, hoek, klamp, klauwier, kram, ophang, sluitbeugel, spang, vishaak, windhaak, winkelhaak, zandplaat haak (scheepst.) - bootshaak, grondhaak, kathaak, puthaak, slempershaak haak aan een roer - roerhaak haak (versierde) aankledingstuk - agraaf, gesp, haaksluiting haak in T-vorm - ferlet haak met drie omgebogen tanden - krauwel haak met ring - palter haak met veer - musketon haak of hang - kram haak om balken te kenteren - palter haak om een schip aan te klampen - enterhaak haak om papier vast te prikken - liashaak haak ter bevestiging - gesp haak van een letterzetter - ferletpapier, kroes, kruk, zethaak haak van een zonnewijzer - gnomon haakbord - waterpas haakfiguur - accolade haakje - haakpen, krasje, schrapje haakje tot verbinding van regels - accolade, akkolade haakjes - insluitingsteken haaklelie - amarillis haaknaald - haakpen haakring - duimeling haaks - dwars, rechthoekig haaks zetten - zweren haaksleutel - loper, slothaak haakspeld - sevigne haakspijker - klauwier haaksteek - losse, vaste haaks zetten - zweien haaktang - nijptang haak ter bevestiging - gesp haakvormig voorwerp - klauw haakwal - spit, strandhaak haakijzer - gaffel, krauwel, kromme haal - dor, droog, heugel, houw, kras, loon, lijn, overtoom, pennenstreek, ruk, streek, streep, trek, uithaal, veeg haalbaar - bereikbaar, uitvoerbaar haal met de tong - lik haal met een borstel - veeg haal met een pen - kras, trek haal met een visnet - trek haal of kras - streep haal over de huid - krab haalendje - jaaglijntje haalmes - kuipersmes, plaan, rietmes, trekmes haaltje - trekje haaltje aan bonen - blees haam - achter schenkel, gareel, halsjuk, knieboog, trektuig, voorschoft haan - cantecleer, gareel, hoender, kapoen, mannetjeskip, weerhaan, windhaan haan, gecastreerde - kapoen haan om gemest te worden - kapoen haan van een geweer - trekker haantje de voorste - belhamel haantje op de toren - weerhaan haar - dos, heidegrond, kleinigheid, lanugo, manen, pels, pruik, vacht, vezel, watergewas haar afsnijden - scheren haar borstelen - kappen haar kammen - kappen haar onder de neus - moustache, snor haar op de opperhuid van planten - trichoom haar van dieren - manen, pels, wol haar van een haas - rool haar van een paard - manen haar van een schaap - wol haarachtige dekking - poil haarband - anadeem, bandeau, diadeem, haarwrong, lint, peel haarbos - dot, knot, krul, kuif, lok, vlecht haarbos bij paarden - manen haarbosje aan de onderlip - sik haarbosje voor het oor - tochtlat haarbos met vlecht - streng haarbos op voorhoofd - kuif haarbundel - krul, lok haard - brandpunt, broeinest, centrum, convector, kachel, oven, schouw, stookplaat, stookplaats, vuurbron, vuurplaats haard van een aardbeving - epicentrum haarddeel - haardkuil haardijzer - pook, rakel, vuurijzer haardoek - kalmoek, kalmuk haardos -baard, bakkebaard, pruik, sik, snor, toupet haardos aan kin - baard haardos onder de neus - snor haardot - knoedel haardracht - kapsel, krul, pony, pruik, tres, vlecht, wrong haardroog apparaat - droogkap, föhn haarfijn - accuraat, capillair, fijnvezelig, minutieus, nauwkeurig, precies, precieus, ragfijn aarglans van een dier - angel haargras - aira, struisgras haargroei - lok, sik, baard haardstede - stookplaats, vuurplaats, woonplaats haarfijn - minutieus, nauwkeurig, precies, procleus haargolven - onduleren haargolving - ondulatie haargras - aira haargroei - baard, beharing, lok, sik, snor haarkleur - asblond, blond, bruin, donkerblond, grijs, platina, rood, ros, rossig, wit, zwart haarkleuring - spoeling haarkleurmiddel - haarkleursel, haarverf, henna, kleurshampoo, kleurspoeling, kleurversteviger haarkloven -beknittelen, bevitten, chicaneren, ergoteren, harrewarren, muggenziften, pikken, pointilleren, twisten, uitpluizen, vitten haarklover - muggenzifter, sofist, vitter haarkloverij - beuzelarij, byzantinisme, casuïstiek, chicane, muggenzifterij, sofisme haarknipmachine - tondeuse haarknipper - coiffeur, kapper haarknoedel - chignon, knoet, wrong haarkrans bij een konijn - rozet haarkroon - zaadpluis haarkruid - dwergvlas, venushaar haarkrul - boekel, lok haarkruller - krultang haarkuif - aigrette haarkunstenaar - stylist Haarlemmerhout, van hem staat een beeld in de - Hildebrand Haarlems voetbalelftal - Edo Haarlemse meester - Berkheijde, Bouts, Brouwer, Claez, Codde, Duck, Dusart, Freck, Hals, Heda, Leyster, Palamedesz, Pot, Ruysdael haarlint - strik haarlok - haarkrul haarloos - glad, kaal, onbehaard haarmiddel - brillantine, haarlak, pommade haarmos - vedermos haarmuts - berenmuts haarolie - brillantine haar onder de neus – knevel, snor haaropmaken - kappen haarpijn - kater haarplakmiddel - brillantine haarplukken - harrewarren, twisten haarrook - heidedamp, veendamp haarscheurtjes in glazuur - craquelé haarsieraad - diadeem haarsnijden - knippen haarsnijder - barbier, coiffeur, friseur, kapper, scheerbaas haarsnijmachine - tondeuse haarsnit - coupe haarsnoer - haarband, tres, vlecht, wrong haarspeld - schuifspeld haarstreng - tres, vlecht, wrong haarstuk - postische, pruik haarstukje - touoet haartangetje - pincet haartje - pluisje haartooi - coiffure, kapsel haartrimmen - scheren haaruitval - alopecia, kaalheid, psilosis, rui haar van sommige dieren - manen, wol haarvat - ader, capillair, haarbuis haar verliezen - kalen haarversiering - aigrette, diadeem, spang haarversteviging - hairspray haarverzorger - coiffeur, kapper haarvlecht - klis, streng, tres, wrong haarvlecht (Sanskriet) - juta haarvogel - buulbuul haarwasmiddel - shampoo haarwassen - shamponeren haarwater - lotion haarwerk van vals haar - allongepruik, krulpruik,pruik, staartpruik, toupet, stukje haarwerker - posticheur, pruikenmaker haarworm - draadworm, huidziekte, trichine haarwrong - chignon, dot, knoedel, knot, kondee, streng, toet haarzalf - pommade haarzeef - teems haarziekte - favas, herpes, microsporie, trichophytie haas - berghaas, duinhaas, grasbuik, heihaas, heiknapper, kleihaas, koolhaas, langoor, lendestuk, moer, moerhaas, rammelaar, sneeuwhaas, veldhaas, voedster, zandhaas haasachtigen - leporiden haasje - dupe haaskonijn - leporide haassoort - fluithaas, moer, pika, rammelaar, voedster Haas, ster uit het sterrenbeeld de - Arneb haast - amper, bijkans, bijna, gauw, gezwind, gezwindheid, hurrie, kippedrift, ongeduld, overijld, schier, spanning, spoed, spoedig, vaart, weldra, ijl, haast hebben - presseren haast hebbend - gejaagd, gehaast, gepresseerd haast maken - opschieten, reppen haast niet of haast nooit - zelden haast u langzaam (Lat.) - festina, lente haastelijk - dra, snel haasten - draven, drijven, jachten, jagen, jakkeren, opdrijven, opschieten, presseren, rennen, reppen, snellen, spoeden, voortmaken, ijlen haastig - angstig, driftig, dringend, gehaast, flansen, gejaagd, gejacht, inderhaast, jachtig, koortsachtig, koortsig, metterhaast, ongeduldig, onrustig, opvliegend, overhaast, overijld, rap, ras, rusteloos, schichtig, schielijk, snel, spannend, spoedeisend, spoedig, terloops, vlot, voorbarig, vlug, vluchtig, voortvarend, weldra, ijlings, zenuwachtig haastig (muz) - precipitando, presto, tosto haastig aanbrengen - flansen haastige beet - snak haastig en vlug – snel, vlot haastig hapje - snack haastigheid - drift, haast, overijling haastig lopen naar - toesnellen haastig spreken - raffelen haastig wegkomen - jachten, reppen, ritsen, spoeden, voortmaken haastig zonder zorg in elkaar zetten - flansen haastig (muz.) - accelerato, precipitando, tosto, presto haastige beet - snak haastigheid - drift, haast, overijling haast of spoed - ijl haasvreter - angsthaas, bangerd, bangerik, bloodaard, wezel haat - afgrijzen, afgunst, afkeer, afschuw, animositeit, hekel, hostiliteit, nijd, octium, odium, pik, rancune, ressentiment, verbittering, vete, vijandschap, walg, wrok haat koesteren - wrokken haat opwekkend - gehaat, hatelijk haat tegen al wat vreemd is - xenofobie haatcampagne - hetze haatdragend - hostiel, koppig, onverzoenlijk, rancuneus, vijandig, wrokkig, wrokzuchtig haatgevoel - rancune haatster - vijandin habbekra(t)s - kleinigheid habiel - bedreven bekwaam, vaardig habijt - gewaad, kleed, monnikskleed, opperkleed, ordekleed, pij, toga, habiliteit - bedrevenheid, bekwaamheid, handelingsbevoegdheid, vaardigheid habitué - klant, kroeglopen, stamgast habitueel - aangewend, gemeenzaam, gewoonlijk, habitus - gedaante, gedrag, houding, kleur, manieren, uiterlijk Habsburgse huis, lid van het - Albrecht, Ferdinant, Frederik, Karel, Leopold, Maria, Maximiliaan, Rudolf habijt - gewaad, kleding, kleed, monnikskleed, opperkleed, ordekleed, pij hach - waagstuk hachee - vleesgerecht hachelijk - benard, benauwd, bezwaarlijk, delicaat, epineus, gevaarlijk, gewaagd, grillig, kies, kritiek, lastig, lichtgeraakt, misselijk, moeilijk, netelig, ongewis, onveilig, onzeker, penibel, periculeus, precair, pijnlijk, riskant, veeg hachelijk stuk - waagstuk hachelijke kans - gevaar, risico, hachelijke onderneming - waagstuk, risico hachelijke situatie - dreiging, gevaar, nood, risico hachelijke toestand - benardheid, crisis, ellende, gevaar, nood, penarie, perikel hachje - jantje lichaam, leven, matroos, waaghals hachjesdag - smuldag haciëda - farm Hades - afgrond, Dis, hel, onderwereld, Orcus haematiet - bloedsteen, glaskop, roodijzersteen haemomanie - bloedroes, bloedwaan haf - baai, eendagsvlieg, efemeride, fjord, inham, kreek, kustmeer, oeveraas, strandmeer hafachtig zoutmeer - etang hafachtige riviermonding - liman hafnium - hf haft - dagsvlieg, eendagsvlieg, ephemera, oeveraas haften - ephemeriden hagedisachtige - 4 teju, worm 5 agame, gekko, skink, tokeh, tokke 6 agamen, iguana, tokkeh, sauria, varaan, waraan 7 lacerta, leguaan, tjitjak 8 basilisk, daggekko, kameleon 9 hazelworm, heloderma 10 dinosaurus, steengekko 11 gilamonster, muurhagedis 12 brontosaurus, franjevinger, komodovaraan, ruïnehagedis 13 ijzerslangetje, gigantosaurus hagedis der oude wereld - agame hagedisachtig dier - gekko, kameleon, leguaan, salamander, toke hagedisachtige - hardoen, sauria hagedisstaartvogel - archeopterin hagedoorn - meidoorn hagel - ijskorrel, zwerm hagelkorrel - hagelsteen hagelnieuw - fonkelnieuw, splinternieuw hagelwit - spierwit Haiman, hoofdstad van - Hoihow hairstylist - kapper Haïti, eiland behorende tot - Tortuga Haïti, eiland waarop - is gelegen - Hispaniola Haïti, hoofdstad van - Port-au-Prince Haïti, munteenheid op - gourde Haïti, rivier op - Artibonite Haïti, stad op - Gonaives, Jacmel, Jeremie, Port-au- Prince, Port-de-Paix, Saint-Marc Haïti, zeldzaam zoogdier, voorkomend op - agouta Haitiche munt - gourde hak - afgunst, bijlslag, haat, hak, hiel, houw(eel), kerf, nijd, pik, pikhouweel, slag, snede, wrok hak (Ind.) - patjol hakbaar - oogstbaar hakbeitel - fermoor, hakguts hakbos - eikehakhout, kreupelbos, kreupelhout hakbijl - (a)aks haken - begeren, grijpen, handwerken, haperen, knopen, naaldvak, naaldwerken, reikhalzen, smachten, snakken, strikken, talen, vasthechten, verlangen hakende naar afwisseling - ongedurig hakenkruis - swastika haker - gierzwaluw hakerig - lastig, netelig hakgereedschap - bijl hakhout - schaarhout, slaghout, strubben hakhout onder hoog bos - middenbos hakkebord - cimbaal, fries, tympaan, zimbalon hakkebord der zigeuners - zimbalon hakkelaar - hakkelkees, stamelaar, stotteraar hakkelen - haperen, inkepen, inkerven, insnijden, stamelen, stotteren, uithakken, uitsnijden hakken - aanmerken, afgeven, delen, fijnmaken, rooien, haarkloven, houwen, kappen, kerven, kloven, losmaken, rooien, sabelen, slaan, splijten, vellen, vitten hakkenei - telganger, damespaard hakkepoffer - motorbootje, moterfiets hakker - houwer, vitter hakker van rijsthout - griendhakker hakketakken - krakelen, vitten hakken van eenzijdige groeven, in natuursteen - frijnen hakmes - golok, heep, hiep, kapmes, (Mal. Parang), wiedmes haksel - kort, kortover (vee) haksel van tabak - binnengoed, kort hakselmachine - hakselaar haktakken - hakken, hakketakken, krakelen, vitten hakwerktuig - aks, beitel, bijl, golok, hakmes, houweel, kapmes hal - portaal, portiek, vestibule hal in een burcht - binnenzaal, ridderzaal hal van een hotel - lounge halcyoon - ijsvogel halen - afhalen, apporteren, bereiken, langen, ontbieden, ophalen, trekken, verkrijgen, verschaffen halen uit - puren half - deels, demi, gedeeltelijk, medio, meta, semi half (muz) - mezzo halfaap - 4 lori, maki vari 5 indri, katta, lemur, potto 6 adapis, aye-aye, galago, ooraap, sifaka, vosaap 7 katmaki, koekang, oormaki, toepaja, wolmaki 8 babaketo, beermaki, busbagy, muismaki 9 spookdier 10 angwantibo, kobaltmaki, spookaapje, vingerdier 13 boomspitsmuis half ambtelijk - officieus, onofficieel, semi-officieel half bedorven - goor half bloed - grikna half bolvormig - koepelvormig half doorschijnend marmer - albast half doorzichtige glassoort - opaline half dozijn - zes half edelgesteente - agaat, ametist, topaas half ezel - dziggetai half fluweel - pluche halfgod - sater half goud - semilor half hoge kolbak - talpa, talpak half katoen - satinet half mens, half paard - centaur half mens, half stier - minotaurus half mens, half vis - Dagon, Sirene, zeemeerman, zeemeermin half metaal - antimonium half ontwikkeld kristal - hemiedrie half ronde uitbouw - absis, abside half schaduw - penumbra half sopraan - mezzosopraan half vasten - laetare half vrouw, half vis - meermin, sirene, zeemeermin half wild paard - bronco half wilde paarden in Zuid-Amerika - cimarrones half wol, half katoen - satinet halfaap - lori, maki, ooraap, spookaap, vosaap halfagras - espartogras, steppegras halfbakken - gebrekig, halfgaar, halfslachtig, stumperig halfbakken wijsgeer - filofaster halfblindheid - hemianopsie, heminiopie, halfbloed - bastaard, cabocio, chichi, creool, grikna, halfkaste, indo, kee, kleurling, mesties, mulat, sinjo, zambo halfbloed (Ind.) - sinjo halfbloed van Chinees - maliko halfbloed van een blanke en een Indiaan in Brazilië - caboclo halfbloed van blanke en zwarte - mulat halfbolvormig. overwelving van een gebouw - koepel halfbroer - stiefbroer halfbroer van Atreus - Chrysippus halfcirkelvormig bovenlicht - lunet halfcirkelvormige boog in Romaanse stijl - rondboog halfdek - gangboord halfdonker - schemer(ing ) halfdoorlaatbaar - semi-permeabel halfdoorschijnend edelgesteente - agaat, cacholong halfdoorschijnend marmer - albast halfdoorzichtig glas - opaline halfdrogende olie - raapolie halfdronken - beschonken, tipsy halfduister - schemer halfedelsteen - agaat, amethist, chalcedoon, jaspis, onyx, opaal, topaas halfedelgesteente - agaat, amethist, cacholong, chalcrdon, chrysoberil dioptaas, granaat, hoornsteen, jade, jaspis, katoog, kornalijn, kwarts, maansteen, nalijn, onyx, opaal, robijn, topasoliet, turkois, zeeagaat, Zie ook edelgesteente halfezel - dzjiggetai, ghor-khar, kiang, koelan, onager halfgaar - gek, halfzachtuitgeput halfgekamd wollen garen - sajet halfgesteveld - halfwitbeen halfgod - bosgod, demon (Gr.), Faun, Heracles, Heros, Pan, Prometheus, sater, titan, veldgod, halfgoden - Heroën halfgoden der Gothen - anses halfgodin - hemithea, molpadia, nimf halfgoud - bladgoud, schijngoud, semilor, similor, tomba, tombak halfhemdje - frontje) halfhoevige - cacia, mara halfhoge kolbak - talpa halfjaar - semester halfjaarlijkse wind - moesson, passaat halfjarig - semestraal, semestrieel halfjarige stier - pinkbul halfjonker - page halfhatoen - satinet halfkoepelvormige nis - abside, absis, apsis halfmaan - e.k, l.k, raagbol, ragebol half mens, half paard - centaur half mens, half stier - minotaurus half mens, half vis - zeemeermin halfmudsmand - kin(netje), kun halfparasiet - dolik, ratelaar, zwartkoren halfporselein - favence halfrond - hemisfeer halfrond snijmes sikkel halfronde schouwplaats met oplopende zitplaatsen - amfitheater halfrondvormig - ovaal halfrijm - assonantie, klinkerrijm, obsonant, half slapen - dommelen, dutten, soezen halfschaduw - penumbra halfslaap - doezel, dommel halfslachtig - aarzelend, besluiteloos, halfhartig, onzeker, weifelend halfslachtig wezen - hermafrodiet halfslachtigheid - onzekerheld, weifeling half stuk - deel, helft halftime - pauze, rust halftint - nuance, schakering, tussentint halfvasten - Laetare halfvette melk - halvamel halfverheven beeldwerk - anaglyfen, bas-reliëf halfvlak - hemiëder halfvleugeligen - hemiptera, hemipteroidea, luizen, schildluizen, wantsen halfvloeibaar kooksel - brij, gelei, pudding, pap, vla halfvloeibare stof - stroop halfvolwassen - aankomend halfvrije - horige, laat, lijfeigenen, slaaf, slavin halfvrije grondbezitter - leenlaat halfwarm - lauw halfwas - adolescent, leerjongen, leerling, melkmuil, puber halfwas knecht op steenhoven - schabul halfweg - halverwege, halverwegen halfwijs - kinds halfwind - dwarswind halfwollen stof - flanel halfwollen stofsoort - molton halfzacht - dwaas, halfgaar, mallotig halfzijde - damast, filozel, floret, flos halfzijde stof - satijn, satinet halfzijden gaasachtig weefsel - grenadine halfzijdige verlamming - hemiplegi half zingend, halfsprekend - recitando, recitatief halfzoete Spaanse wijs - xeres(wijn), sherry halfzoolganger - wezel halfzuster - stiefzuster halfzuster van Abraham - Sara halide - 6 haliet 7 boleïet, kalomel, sylviet 8 cryoliet, fluoriet, rinneïet 9 atacamiet 10 carnalliet, ralstoniet 11 cerargyniet 12 tachyhydriet, terlinguaïet halleluja - hallal, juichkreet, lofkreet, lofzang halletoren - belford hallo - aanroep, goedendag, uitroep hallucinatie - gebazel, zinsbegoocheling halm - aar, fluit, helm, korenaar, spier, spriet, stengel, zier halm van bloeiend graan - aar halm van de buntgras - smeeltje halmen - korenaren halmoverblijfsel - stoppel halmen van gedorst koren - stro halo - maankring, zonnekring halogeen - broom, chloor, fluor, jodium haloragacee - myriophyllum, vederkruid haloverschijnsel van de maan - tegenmaan hals - cervix, domkop, goedbloed, goedzak, gorgel, keel, kluns, kraag, nek, onnozele, stakker, stumper, sufferd, sukkel, sul halsband - halsriem hals, deel van de - keel, nek, strottenhoofd hals over kop - abrupt, acuut, ineens, onverwacht, opeens, pardoes, plots, plotseling, subiet hals van de Dortse zuil - hypothri halsband - collier, halsketen, halssnoer, keten, riem halsbandzwijn - navelzwijn, pekari halsbedekking - boa, boord, col, das, halsdoek, kraag, labaar, shawl, sjaal halsheugel voor vee - kelf, kennef, kennewe halsbont - boa, halsbedekking, kat, nerts, stola, vos , wolfspels halsboord - col, klaproos, kol, kolgans, kraag halsbrekende sprong - salto halsdas - bouffante halsdoek - bef, das, fichu, foulard, guimpe, labaar, omknoopdoek, shawl, sjaal, stola halsdoek in driekantige vorm - fichu halsdoek van floretzijde - foulard halsdoek van linnen - labaar halsdoek van tule met baleintjes - guimpe halsdoek voor dames de schouders bedekkend - fichu halsdoekje - tissu halsgezwel - krop, struma, wen halsgordel - breidel, gareel, greel, grim, haam, halsjuk, halster halshout - halsklos halshout voor vee - klaaf halsijzer - boei, pang halsijzer aan een schandpaal - prang halsjuk - gareel, greel, grim, haam, halsgordel, halster halsketting - collier, halsband, halssnoer, riem, snoer halskraag - boord, col, lub halskwab - kossem, wam halskwab van runderen - kossem halslap - bef halsoverkop - acuut, ineens, onverwacht, pardoes, plots, plotseling halsrecht - terechtstelling halsrechter - beul halsrechtplaats - galg, guillotine, schavot halsreep - halshoep halsriem - halsband, halster, hoofdstel halsriem voor paarden - halster halssieraad - bajadère, collier, halsband, halsring, halssnoer, karkant, parelsnoer halsslap - bef halsslagader - halsader, hersenslagader, strotader, strotslagader halsslipje - bef halssnoer - collier, halsketting, karkant, keten, ketting, rivière halssnoer van (edel)gesteenten - karkant halsstarrig - bekrompen, eigenwijs, eigenzinnig, wars, hardnekkig, hoofdig, koppig, obstinaat, onbuigzaam, onverzettelijk, onwillig, opiniater, stroef, stug, stijfhoofdig, vasthoudend, weerspannig halsstarrigheid - hardnekkigheid, koppigheid, onbuigzaamheid, onverzettelijkheid, steilte, tenaciteit halsstarrig mens - stijfkop halsstraf - doodstraf halster - halsriem, hoofdriem, hoofdstel, paardentuig halswervel - atlas, draaier, drager halsijzer aan een schandpaal - prang halt - genoeg, ho, hola, hu, ophouden, sta, stil, stop, stopteken, werda halte - aanhoud (Z.Afr.), aanlegplaats, abri, pleisterplaats, relais, rustplaats, stopplaats, wachtlokaal, wachtlokaaltje halteplaats - bushalte, halte, statie, station, stop, stopplaats halter - handstaaf, hefgewicht halt houden - remmen, stoppen hal van een huis - portaal halve aardbol - halfrond, hemisfeer halve baan - parttime halve bikini - monokini halve boog - hemicyclus halve cent - detje halve cirkel - halrond halve cirkel in graden verdeeld - graadboog halve delen - helften halve eindstrijd - demifinale halve gare - onnozele, onwijze halve gek - jool, maniak halve kilo - pond halve klanktrap - gis halve koets - coupé halve laars - bottine halve leugen - menistenleugen halve liter - pint halve maan - e.k., l.k. , n.m., v.m. halve maansbeen - oslunatum halvemaanschans - ravelijn halvemaanvorming - luniform, semilunair, sikkelvormig halve maanvormig bolwerk - ravelijn halvemaanvormig broodje - croissant halvemaanvormig lichaam - meniscus halve maanvormig snijmes - sikkel halvemaanvormige zeis - snit halve maat rust - sospiro halve middellijn - radius, straal halve rekening - conto, meta halveren - delen, dedoubleren halve stuiver - groot, plak halve toonafstand - chroma halve versregel - hemistiche, hemistichon halve waarheid - menistenwaarheid halve wil die niet tot daad komt - aanvechting halverwege - halfweg, medio, midden halzerig - onnozel, stumperig ham - achterbout, bacon, bil, dij, hesp, schink hamamelidacee - amberboom, hamamelis, toverhazelaar hamamelis - toverhazelaar Hamansfeest - poerem, purimfeest Hamei - slagboom, sluitboom hameibrug - wipbrug hamel - emelt, engerling, muggenlare, ram, schaap, slagboom, sluitboom, traliehek, veram, weerschaap hamer - beuker, klauwhamer, klopper, kwelgeest, marteel, moker, sleg, slegel, slegge, slei, vuist hamer in gehoororgaan - malleus hamer om de drukballen op te slaan - balhamer hamer om een zeis te scherpen - penhamer, zeishamer hamer van de boekbinders - slaghamer hamer van de goudslagers - slaghamer hamer van de koperslagers - schelijzer hamer van een scheepssmid - vuist hamer van Thor - Mjollnir hamer voor het inslaan van palen - sleeg, sleg, slegge hamer voor kolfspel - kliek, malie hamerdoek - lawn, linon hameren - slaan , spijkeren, timmeren hamerschelp - malleus hamerslag tegen hoofd van een rund - kol hamertje in een piano - tangent hamster - korenwolf hamsteren - inslaan hamsterhaas -pika hand - jat, knuist hand, deel van de - duim, erwtebeen, kootje, maanbeen, muis, palm, pink, vinger hand in bepaalde vorm houdend - knuist, vuist hand van een anker - vloei, wem handbeugel - boei handbeweging - gebaar, manueel handblusser met pomp - annihilator handboei - bracelet, kluister, knevel handboeien - menotten, paternoster handboek - dagboek, leidraad, manuaal, naslagwerk, vademecum, vraagbaak, woordenboek, zakboek handboek voor de eredienst - agenda, liturgie, rituaal handboord - manchet handboekje (Gr.) - enchiridion handboekje (Lat.) - vademecum handboekje voor het geestelijk leven - lekenspiegel handbril - lorgnon handdoek - droogdoek handdynamo - knijpkat handel - business, greep, handvat, hefboom, koopwaar, kramerij, kruk, negotie, nering, (Eng.) omzet, trade, transactie, verkoop, zaken, zwengel handel (Barg.) - massematten handel betreffende - mercantiel, mercantieel handel en wandel - gedrag handel in aandelen - actiehandel handel in geestelijke goederen - simonie handel met ongeoorloofde winst - woekerhandel handel (scheepsterm) - hens handelaar – businessman, dealer, handelsman, koopman, kramer, markkt(koopman), negotiant, opkoper, slijter, trafikant, venter verkoper, winkelier, zakenman handelaar aan huis - venter handelaar in antiek - antiquair handelaar in bier - bottelaar, bottelier handelaar in bloemen - bloemist handelaar in edelstenen, goud en zilver - juwelier handelaar in geslacht gevogelte - poelier handelaar in gevogelte - poelier handelaar in huizen - makelaar handelaar in linnen en wollen stoffen - manufacturier handelaar in oude boeken - antiquaar handelaar in runderen - veekoper handelaar in tweedehands goed - uitdrager handelbaar - billijk, gedwee, gemoedelijk, getemd, gewillig, handzaam, inschikkelijk, kneedbaar, mak, maniabel, makkelijk, meegaand, rechtvaardig, redelijk, rustig, tam, tractabel, verstandig, handeldrijven - negotiëren handeldrijven in geestelijke ambten - simonie handelen - ageren, optreden, verkopen, volgen, handelen naar omstandigheden - opportunisme handelen naar voorbeeld - navolgen, navolging handelend - actief handelend optreden - ageren handelend persoon – subject handel en wandel – gedrag, leven handeling - act, actie, acte, afgehandelde, akte, aktie, bedrijf, contract, daad, ergernis, factum, feit, gang, gebeurtenis, gedrag, handelwijze, koop, lafheid, manoeuvre, manifestatie, manipulatie, operatie, overeenkomst, overweging, proces, schandaal, slag, vaardigheid, verrichting, verslag, werking, werkwijze, zaak handeling in schaakspel - zetten, slaan handeling op een boerderij - bemesten, dorsen, eggen, hooien, karnen, maaien, melken, mesten, oogsten, opladen ploegen, zaaien handelingen - akta acta handelingsbekwaam - mondig handel in lompen - voddenhandel handelwijze - gedrag, gedraging(en) handelsagent - commissionair, facteur, factoor, filiaalhouder, inkoper, waarnemer, zaakvoerder handelsartikelen - handel, koopwaar handelsbetrekking - relatie handelsbeurs - exchange handelsbevoegd - habiel handelsbevoegdheid - habiliteit handelscentrum - beurs handelscombinatie - b.v., compagnie, c.v., fa, firma, maatschap, n.v., trust, vennootschap handelscrisis - baisse, depressie, krach, slapte, stilstand handelsexpositie – beurs, show handelsfirma - handelshuis handelsgebouw - beurs handelsgebruik - usance, usantie handelsgeest - handelsaanleg handelsgemeenschap - vennootschap handelsgenoot - associé handelsgewas - aardappelen, bloembollen, bloemen, gerst, koolzaad, planten, rogge, suikerbiet, suikerbieten, tuinbouwprodukten, vlas, tarwe, handelsgewicht - netto, rabat, stone, tarra handelsgewicht op Java - katti, pikol, pikoel handels god - Hermes, Mercurius handelsgoed - artikel, koopwaar, positie, winkelgoed handelsgoederen - handel, waren handelshuis - emissiebedrijf, etablissement, firma, kantoor, koopmansbureau, verkoophuis, verzendhuis, zaak handelsinrichting - kantoor, office, succursale handelskantoor - factorij handelskunstjes in de effectenhandel - agiotage handelsmachtiging - licentie, octrooi handelsman - alleenhandel, alleenverkooprecht, handelaar, handelsmonopolie, koopman, venter, zakenman handelsmonopolie - alleenverkooprecht handelsmonopolie van de staat - regie handelsnaam - firma, raison handelsnaam voor cocosvezels - coir handelsnaijver - mededinging, concurrentie handelsonderneming - affaire, B.V., cie, concern, cooperatie, fa., firma, handelshuis, maatschappij, N.V. , tarievenoorlog, zaak handelsovereenkomst - a.g., BV, firma, koop, N.V., SA, transactie handelspapier - accept, ceel, cheque, cognossement, promesse, wissel handelspapier verhandelen - negotiëren handels pas - ferman handelsplaats - beurs, markt handelsrecht - octrooi handelsreiziger - agent, vertegenwoordiger handelsscheepvaart - koopvaardij handelsschip - koopvaardijschip handelsspeculant - agioteur handelsstad - koopsrad handelsstad aan zee - zeehaven handelstaal - Engels handelstak - branche handelsterm - anbieding, agio, aval, baisse, b.r.o. b.t.w., bruto, crediet, credit, c.w.t., debet, disago, factuur, franco, f.o.b., gedaan, hausse, koop, korting, laten, latus, leverantie, loco, manco, netto, n.t.o., offerte, overname, petto, rabat, reductie, tarra, toonder, transito, trust, uso, handelsterm (afk.) - cif handelstractaat - handelsverdrag handelstrein - karavaan handelstrein (in de woestijn) - ezel, kameel, karavaan handelsvaartuig - kraak handelsvennoot - aandeelhouder, compagnon, deelhebber, lid, partner handelsverdrag - traktaat handelsverkeer - commercie handelsvertegenwoordiger - agent, agentuur, dealer, handelsreiziger, zaakvoerder handelsvloot - koopvaardijvloot handelsvolmacht - procuratie handelsvoorwaarde op beurs - beurscondities handelsvoorwerp - artikel, goed, waar handelsvorm - b.v.,firma, holding, n.v. handelswaar - aandeel, artikel, effect, goed, handelsartikel, koopwaar, waar handelsweg - route, stroom handelszaak - b.v. cirkel, Comp.., firma, N.V., ondernemer, zaak handelszaken na sluitingstijd - nabeurs handeltje - deal handelwijs - liberaliteit, operatie, procedure handelwijze - bereidingswijze, gedrag, gedraging, gedrang, gestie, handeling, kuur, manoeuvre, manipulatie, methode, operatie, procédé, werkmanier, werkwijze handelwijze waarbij men gedachteloos de gewoonte volgt - sleur handen (scheepsterm) - hens handenarbeid - huisvlijt, slöjd handenspraak - chirologie handentaal - chirologie handen verheffen - opsteken handen verzorgen - manicuren handenverzorgster - manicure handenwarmer - mof handgebaar - geste, manuaal, handbeweging handgeklap - applaus, ovatie, salva handgeld - goospenning, handgift, jatmoos, premie, steekpenning, werfgeld handgemeen - gevecht, geworstel, handtastelijkheid, knokpartij, mêlée, slaags, vechtpartij, vuistgevecht handgeweven tapijt - kelim handgewricht - pols handgift - handgeld handgreep - bedrevenheid, behendigheid, beugel, foefje, greep, handigheid, handvat, handvol, heft, hengsel, klink, knop, kruk, kunstgreep, list, manipulatie, oor, slagvaardigheid, steel, truc handgreep van een degen - gevest handhabiliteit - handigheid handhaven - beschermen, bestendigen, mainteneren, onderhouden, persisteren, steunen, uithouden, verdedigen, volharden, volhouden, voorstaan handhaver van de wet - politie, wetsdienaar handhaving - instandhouding handicap - belemmering, hindernis, hinderpaal, rem handicappen - benadelen, belemmeren, hinderen handig - adrem, bedreven, behendig, bekwaam, bruikbaar, bijdehand, diplomatiek, gehaaid, gevat, gewiekst, goochem, habiel, handzaam, handvaardig, kien, kunstig, link, listig, nuttig, pienter, praktisch, schrander, slim, snedig, tactisch, vaardig, vlug, uitgekookt, uitgerekend, vindingrijk handig en flink - redzaam handig en geslepen - listig handig man - diplomaat, gauwerd handig meisje - tas handige fopperij - mystificatie handige streek - tuk handige verrichting - foef, handgreep, kunstgreep, truc, vaardigheid handigheid - aanleg, bedrevenheid, behendigheid, bekwaamheid, dexteriteit, flair, foef, gauwigheid, gave, habiliteit, hanteerbaarheld, kneep, kunst, kunstgreep, slag, tact, truc, vaardigheld handigheidje - foefje handig-schrander mens - politicus handig voor elkaar brengen - matsen handig werken - manipuleren handijzer - breekijzer, handboei handjicht - chiragra, handeuvel handkar - handwagen handklavier - manuaal handkoffer - karbies handkijker - chiromant, toneelkijker handkijkkunst - chiromantrie handkijkster - waarzegster handklavier - manuaal handknijptangetje - kraaiebek handkoffer - citybag, karbies, valles handlamp - zaklantaarn handlanger - bijwagen, collaborateur, confrère, consort, gabber, heler, helper, kornet, maat, medeplichtige, mededader, rechterhand, satelliet, secondant, trawant handlanger van prof. Lupardi - Yoto handlantaren - knijpkat, slons(je), zaklantaren handleiding - compendium, enchiridion, gids, handboek, leerboek, leidrand, toets, tractaat, vademecum handlijnen - lineamenten handlijnkunde - chiromantie handlijnwaarzeggerij - chiromantie handlood - peillood handmaaier - sikkel, zeis handmitrailleur - sten(gun) handmolen - kweern handomdraai - ommezien, wip handopheffing bij het maatslaan - arsis handoplegging - inzegening, wijding handpalm - muis handpenning - godspenning, handgeld- handpersplaat - degel handpersraam - frisket handregenscherm - paraplu handreiker - compère handschermpje - waaier handschoen - glacé handschoen zonder vingers - mitaine, mof, want handschoenenleer - nappa handschrift - autograaf, codex, geschrift, hs, kopij, manuscript, ms. handschriften - hss,mss handschrift van de schrijver zelf - autograaf handschrift voor de drukker - kopij, manuscript handschrift (oud Germ.) - runen handschriftkunde - codicologie, grafologie, paleografie handschriftkundige - codicoloog, grafoloog, paleograaf hand. off (Eng) - afblijven handspraak - spilboom, vingertaal, windboom handtas - karbies, reticule handtastelijk - handgemeen, palrabel, vechtend handtekening - autogram, naamtekening, paraaf, signatuur handtekening plaatsen - signeren handtekening van schilders - monogram handtrekken - lineamenten handtrommel - rinkelbom, taboret, tamboerijn, tamtam handvaardig - bekwaam, handig hand van een anker - wem handvat - beugel, draagbeugel, gesp, gevest, greep. handel, handgreep, hengsel, heft, klink, knop, kruk, manette, oor, steel handvatsel - beugel, e(i)nze, gevest, greep, handgreep, hecht, hengsel, heft, klink, knop, kruk, oor, steel handvat aan een deur - klink handvat aan een geweer - kolf handvat aan een hark - steel handvat aan een kan - oor handvat aan een tas - beugel, greep handvat van een degen - gevest handvat van een sabel - sabelgevest handvat van een zwaard - greep handveger - stoffer handverzorger - manicurist, chiropodist handverzorging - manicure, chiropodie handverzorgster - manicure handvest - charter, grondslag, keur, oorkonde, pact, privilege, stuk handvleugelig zoogdier - vleermuis handvol - gaps, greep, haffel, plok, pluk, toef handvol haren - haarbos handvuurwapen - geweer, karabijn, pistool, revolver, sten handwagen - handkar handwarmer - mof handweefsel - homespun handweefstof - gordijnstof handweefwerk Ind.) - ikat handwerk - ambacht, bedrijf, behandelen, behandeling, beoefenen, beroep, bezigen, borduurwerk, breiwerk, haakwerk, metier, naaiwerk, professie, stiel, vacht, vak handwerken - borduren breien, haken, kantklossen, knippen, knopen, macramé, mazen, merken, naaien, naaiwerk punniken, rijgen, stoppen handwerksman - ambachtsman, gezel, goudsmid, hoefsmid, ketelbikker, ketelboeter, ketellapper, opperman, stielman, vakman, werkman, wever, zilversmid, handwerkmand - naaimand handwerksgezel - knecht handwerksman - ambachtsman, gezel, werkman Zie ook ambten en beroepen handwerktechniek - appliceren, borduren, breien, festonneren, filet, frivolité, haken, kantklossen, macramé, mazen, naaien, stoppen, vlechten, weven handwerkster - arbeidster, naaister handwerk vrouwelijk - appliceren, borduren, breien, frivolité, haken, kantklossen, knippen, macramé, naaien, patchwork handwijzer - wegwijzer handzaam - gedwee, gemakkelijk, geschikt, gunstig, handelbaar, handig, nuttig. praktisch, volgzaam handzaamheid - gedweeheid handzeel - halszeel handzegel - cachet, signet hanenbalk - dakbalk, dakgebint, daksteun hanengekraai - kukeleku hanengeluid - gekraai, kraaien hanenkam - cantharel, dooierzwam, eikvaren, esparkette, kuif, ratelaar, reigersbek hanenpoot - schoorpaal haneschop - buizerd hang - klamp, kram, neiging, rek, trek, verlangen, visokerij hangar - loods hangbroek - dauwel, druil hangebast - galgenbrok, hangop hangend - onbeslist hangende - gedurende, onafgedaan, onbeslist, tijdens hangende druipsteenkegel - stalactiet hangende pont - transbordeur hang- en sluitwerk - dagschoot, fits, grendel, hengsel, knop, kruk, paumelle, scharnier, slot, taatspot hangel - vuurijzer hangen - treuzelen hangende luchter - luster hanger - bandelotte, medaillon hanger van edelstenen - parure, pendeloque hangerig - druilig, lamlendig, lusteloos hangjuweel van dames - pedentief hangkamer - insteek, insteekkamer, entresol, opkamer hanglamp - pendel hanglip - pruillip hangman - beul hangnestvogel - troepiaal hang- en sluitwerk - beslag, dagschoot, grendel, hengsel, knop, kruk, paumelie, scharnier, slot, taatspot hang of haak - kram hangsieraad - breloque hangt men gordijnen aan op - roe Han-hai - Gobi hanig - fel, geil, kijfachtig, vinnig, wulps hank - ank, kolk, kreek, plas hansop - kinderpyama, nachtgewaad, nachtkledingpiama, hansworst - clown, dwaas, fratsenmaker, grappenmaker, harlekijn, komiekeling, kwast, nar, onverstand, paljas, pantalon, pias, pierrot, polichinel, potsenmaker, pulcinel, saltimbanque, scaramouche hansworst (Eng.) - punch hansworst van het Franse toneel - Pierrot hansworst (It.) - scaramouche hansworstendans - pantalonnade hansworsterij - guiterij, potsenmakerij, zotternij hanteren - aanwenden, behandelen, beoefenen, bezigen, gebruiken, manipuleren, verplaatsen, vervolgen, uitoefenen Hanzestad - 5 Memel, Reval, Stolp, Wisby 6 Berlijn, Bremen, Brugge, Danzig, Elburg, Kammin, Kampen, Keulen, Krakau, Kyritz, Londen, Lübeck, Windau, Zwolle 7 Breslau, Hamburg, Kolberg, Munster, Prenlau, Rostok, Stettin 8 Brunswijk, Deventer, Dortmund, Duisburg, Hanover, Prenziau, Warchau 9 Amsterdam, Antwerpen, Dordrecht, Enkhuizen, Frankfort 10 Braunsberg 11 Maagdenburg 13 Koningsbergen hap - beet, bekvol, bete, kliekje, knauw, mondvol, restje, snak, snap, stuk, tuk, haper - scheurtje, winkelhaak haperen - dralen, falen, greineren, haken, hakkelen, hokken, horten, karrelen, kartelen, kerven, kloppen, klungelen, mankeren, ontbreken, schorten, steken, stokken, stoten, stotteren, sukkelen, talmen, tikken, tokken, vastzitten, wachten, zeuren haperend - stotend, stoterig hapering - horrel hapje - bijgerecht, mondjevol, snack haplografie - schrijffout happen - bijten, snakken, snauwen happening - huldiging happig - begerig, belust, graag, gragig, gretig, tuk, verlangend happy - blij, gelukkig hapschaar - diender, dievenleider, penningmeester, vrek har - harre, her, herre, duim, knier, scharnier harakiri - buikopenrijting, zelfmoord hard - cru, emotieloos, fel genadeloos, geplaveid, hardvochtig, harteloos, hel, hevig, intens, krachtig, koud, luid, luidkeels, massief, moeilijk, nijg, sterk, onbarmhartig, onbewogen, onbuigzaam, hardhandig, kalkhoudend, ongenadig, ongevoelig, onmeedogend, onvermurwbaar, onzacht, rigide, run, ruw, smartelijk, snel, sneu, snood, Spartaans, stevig, straf, streng, stijf, stug, verhard, wreed hard (muz) - duramente, forte, fortissimo hard arbeiden - ezelen hard bericht - jobstijding hard binnen lopen - pezen, rennen hard dierlijk vet - alg harddraver - loper harddraverij - drafsport harddraverskar - sulky harddrug - lsd hard en glanzend metaal - mangaan hard en niet vloeiend - stotend hard en rekbaar metaal - nikkel hard en ruw - wreed hard en star - streng hard gaan lopen - draf hard gebakken steen - klinker hard gegroefd hout - krispel hard geloop - gedraaf, geren hard geluid - bons, detonatie, geschal, kabaal, klap, knal, ontploffing, tumult hard gesteente - agaat, amaril, arduin, basalt, diamant, dioriet graniet, marmer rots, silex hard gevulkaniseerd caoutchouc - eboniet hard geworden restant van weke massa - korst hard glanzend staal - chroom hard gooien - kegelen, kogelen hard gras - borstelgras, helm hard groen gesteente - dioriet hard gummi - eboniet hard hollen - racen hard ingespannen werken - pezen hard klinkend - luid, forte, hardop, lawaaierig, luide, rumoerig, tumulteus hard lachen - gieren, schateren hard leren - blokken, sloven, zwoegen hard leven - hondeleven hard lopen - benen, draven, hollen, racen, rennen, snellen, spankeren, spurten hard lot - gelag hard maken - harden hard meelgebak - kaak hard melksap - guttapercha hard metaal - gallium (wit), korund, mangaan, staal, stelliet, titanium, uranium, widia, wolfram hard niezen - proesten hard, nors man (bijb.) - Nabal hard omhulsel - korst hard oogvlies - selerotica hard regenen - gieten, hozen, plenzen hard roepen - gillen, schreeuwen hard rijden - jakkeren, races, pezen, rennen, rossen, sprinten, spurten, vliegen hard schot - spetter hard schreeuwen - blèren, bulken, gillen, krijsen, loeien hard slaan - beuken, dreunen, meppen, mokeren, stompen hard stoten - rammen hard studeren - blokken, ploeteren, vossen, zweten, zwoegen hard trappen - raggen hard trappen op de vloer - stampen hard uitsteeksel aan de kop van verschillende dieren - hoorn hard vallen - smakken hard vet - ongel, talg, talk hard voorwerp - kei, steen hard vreugdeloos mens - laodiceeër hard vulkanisch gesteente - basalt hard waaien - stormen hard werken - beulen, blokken, ezelen, hijgen, pezen, ploeteren, sappelen, sjouwen, slaven, sloven, stompen, tobben, vossen, zeulen, zuchten, zweten, zwoegen hard werkende vrouw - sloof hard woord - grauw, snauw hard worden van vet - stollen hard ijzer - staal hard zoenen - smakken hard zwart gesteente - graniet hardaankomend - raak hardbevroren plek in de aarde - hal hardbevroren sneeuwbank - sastrugi harde actie - boycot, staking harde bal - pil, smash harde beet - knauw harde blauwgrijze steensoort - arduin, bazalt harde bouwstof - beton harde bui - gietbui, plasregen, plensbui, stortbui, slagregen, wolkbreuk harde buitenkant - bast, bolster, korst, schil harde delfstof - diamant, git, kolen, steenkool, erts harde doorschijnende stol - glas harde droge oppervlakte - korst harde droge wind - mistral harde duw - opstopper, por, stomp harde geloofsvervolging - persecutie harde handbezem - boender harde hoornachtige verdikking van de opperhuid - eelt harde houtplek - knoest harde kalksteen - arduin harde klap - dreun, mep, poeierram, stomp, stoot harde knobbel - knoers(t) harde koolstengel - stronk harde kreet - gil harde kunsthars - bakeliet harde kus - smakker harde loop - ren, draf, geren harde muurbedekking - granol harde neerslag - stortregen harde oorveeg - paardezoen harde oppervlak - korst, schil harde pees - zeen harde plaats - kwast, verharding harde plek in hout - knoest, kwast harde plof - smak harde popmuziek - rock harde puist - steenpuist harde regen - gietbui, hoosbuistortbui, wolkbreuk harde roep - gil harde rubber - eboniet harde schil - bast harde slaapplaats - brits, krib harde slag - bons, dreun, kink, klap, knal, mep, opdonder, pats, pets, plof, smak harde slag op hoge bal - smash harde smeer - talk harde steensoort - arduin, basalt, bazalt, silex, vuursteen harde stengel van kool - stronk harde stof - eboniet, diamant, staal, ijzer harde stomp - pug harde val - smak, plot harde veldsport - rugby harde vruchtepit - steen harde vuistslag - opdonder, opstopper, stomp harde wassoort - montaanwas harde werkelijkheid - realiteit harde werker - ploeteraarstomper, zwoeger harde wind - orkaan, storm, tornado, tyfoon harde woorden - grauwen, snauwen harde wrange peer - kroppeer harde zwarte stof - eboniet, git harden - fineren, hardmaken, oefenen, stalen, trainen, trimmen, uithouden, verduren, versterken, volhouden harden van ijzer - stalen hardhandig - ruw, wreed hardheid - rigueur, strengheid hardheid van de grond door vorst - hal hardheidsmeter - scleroscoop hardhoofdig - bot, eigenwijs, halsstarrig, hardnekkig, koppig, onbuigzaam, stijfhoofdig, taai hardhorend - doof, ongezeglijk hardhorendheid, seniele - presbyacusis hardhorig - doof hardhuidig - ongevoelig hardhuidige - koffervis hardingsmiddel - lemnit hardleers - bot, dom, eigenwijs, koppig hardlijvigheid - constipatie, obstipatie, verstopping hardlopen - draven, hollen, racen, rennen, sjezen, snellen, spurten hardloper - atleet, doodloper, draver, holler, renbode, renner, sneller, sprinter, spurter, tachydroom hardloper, schoenen van een - spikes hardlijvigheid - constipatie, obstipatie, obstructie, verstopping hardnekkig - bokkig, dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardhoofdig, koppig, obstinaat, onbuigzaam, onverzettelijk, onwillig, opiniaat, opiniater, star, steilorig, stug, stuurs, stijfhoofdig, volhoudend, weerbarstig, weerspannig hardnekkig zwijgen - mutisme, stomheid hard, nors man - Nabal hardop - luid, luide, luidop, overluid hardop en hel - luid hardrijder - renner, sprinter, stayer, wielrenner hardsteen - arduin, ecosynsesteen, basalt, graniet, marmer, silex hardvochtig - draconisch, gestreng, gevoelloos, koud, meedogenloos, onaandoenlijk, ongenadig, ongevoelig, rigide, rigoureus, ruw, streng, wreed, wreedachtig hardvochtigheid - wreedheid, ongevoeligheid hardvochtig mens - wreedaard hardworm - engerling Hare Doorluchtige Hoogheld - S. A. E. Hare Hoogheid - H.H., SA. Hare Keizerlijke Hoogheld - S.A.l. Hare Koninklijke Hoogheid - H.K.H. Hare Majesteit - H.M., S.M. harem - kamenade, serail, vrouwenverblijf harembewaker - eunuch haremmeisje (slavin) - odalisk haremwachter - eunuch haremslavin - odalisk (e) haren - haardos, scherpen, verharen haren uittrekken - epileren haren zeef - teems harig - behaard, borstelig, draderig, ongeschoren, onstuimig, ruig, ruw harige gal op rozelaar - bedeg(u)argal harig oppervlak - ruigte harig sieraad bij mannen - baard, bakkebaard, sik, snor harigheid - behaardheid, pilositeit haringachtige - ansjovis, elft, fint, houting, maraena, meerforel, meivis, sardine, spiering, sprot, vlagzalm, zalm haring - zeebanket, zeevis haringachtig visje - sardine, sprot haringachtige zeevis - elft, pelser haringbuis - kwee haring, conserveren van - kaken haring, gerookte of gestoomde - bokking haringhaai - neushaai haringingewand - gel haringmaat - kantje (60 stuks), last (12 kantjes), tal (200 stuks) haringmes - kaakmes haring met augurk - rolmops haringnet - vleet haringolie - haringtraan haringpakker - kuiper haringpen - speet, spijl haringsoort (grote) - elft haringsoort (kleine) - ansjovis, strandharing haringtraan - haringolie haringvaart - nering haringvaatje - kantje haringvis - clupea haringwormziekte - anisakiasis hark - klauw, persoen, raak, rakel, rasp, reek, riek, rijf, schrepel harken - klauwen, rakelen, raken, reken, rijven harkerig - houterig, stijf hark met beugel - rijf harlekijn - clown, grapjas, hansworst, nar, paljas, pias, pierrot, potsenmaker harmel - hermelijn harmonica - accordeon, trekorgel harmonie - eendracht, eenheid, eensgezindheid, overeenstemming, samenklank, samenspel harmonieleer - harmoniek harmonikaboek - leporelloboek harmonikadeur - vouwdeur harmoniëren - klikken, overeenstemmen, samenklinken, stroken harmonieus - evenredig, harmonisch, melodieus, overeenstemmend, sonoor, welluidend, zangerig harmonisch - evenredig, overeenstemmend, welluidend harmonisch bijeengeschaarde figuren - groep harmonium - huisorgel, kamerorgel harnas - anime, kolder, kuras, maliënhemd, maliënkolder, pantser, pantsering, rusting, wapenrusting harnas, Grieks - Thorax harnas, leren - lorica harnas, onderdeel van een - kinstuk, knieplaat, okselschijf, salerde, schelp harnas rijgen - collecteren harp - graanzeef, psalter harp door de wind bespeeld - eolusharp harpachtig - arpeggio Harpagon - gierigaard, vrek harpij - feeks, heks, kol, prij Harpij - Aello, Kelaino, Oikypete, Podarge harpist - harpspeler harpoen - aalschaar, eens, lans, lens, spies, spiets, werpspies harpoenier - walvisjager harpspeler - David, harpist harre - har, her, scharnier harrewarren - kibbelen, krakelen, ruziën, steggelen, twisten hars - amber, barnsteen, kopal, mirre, resine, resiniet hars die een oxydase bevat - enzymhars harsachtig - bitumineus, harsig, resineus harsachtige stof - lak, storax harsalcohol - resinel harsen - resineren harsleverancier - naald boom harsoplossing - balsem harssoort - abiëtine, acaroidhars, aloëhars, amber, ambriet, balsem, barnsteen (voorwereldlijk), benzoë, bitumen, brandhars, colophonium, damar, drakenbloed, duivedrek, elaterie, elemie, gummigut, guttegom (boom uit Siam),harpuis, hireine, katreen, kopal, mastiek, mirre, nardus, pek (uit dennehout), perubalsem, pijnhars, resine, retiniet (fossiel), sandarak, slijmhars, storax, styrax, terpentijn, wierook, harsspiritus - pinoline harst - lendestuk hars voor strijkstok - colofonium harszalf - balsem harszure metaalverbinding - resinaat hart - city, cor, binnenste, gemoed, innerlijk, kern, merg, middelpunt, pit, tikkertje hart (Lat.) - cor hart der harten - cor, cordium hartaanval - apoplexie, attaque, beroerte, hartaandoening, hartinfarct, infarct hartader van het verkeer - hoofdweg hartafstand tussen twee tanden van een tandwiel - steek hartbeklemming - angina, keelziekte, stenocardie hartboezem - atrium, hartkamer hartbrekend - deerniswaardig, deerniswekkend, dieptreffend, ellendig, jammerlijk, hartroerend, meelijwekkend, treffend hartdefect - acardie hartebeest - antilope, gnoe, kama, kongoni, konzi, lelwel, tora harteblad - zaadlob hartendief - engel, lieveling, schat hartegel - zandbal, zeeklit harteklop - pulsatie hartelap - gunsteling, lieveling hartelijk - aardig, amicaal, cordiaal, diep dierbaar, gevoelig, gul, innig, lief, ongeveinsd, opbeurend, openhartig, oprecht, spontaan, teder, vriendelijk, warmhartig, welgemeend, warm, zacht hartelijk onthaal - warm hartelijk ontvangst - onthaal hartelijkheid - cordialiteit, innigheid, warmte harteloos - gevoelloos, gevoelloosheid, hard, hardvochtig, kil, koud, koudheid, medevoelend, onbarmhartig, ongevoelig, onmeedogenloos, onmeedogend, onverschillig, onverschilligheid, wreed harteloosheid - gevoelloosheid, koudheid, onverschilligheld hartelijk - aardig, amicaal, beleefd, chaleureus, cordiaal, diep, dierbaar, gevoelig, gevoelvol, gul, gulhartig, heftigheid, heus, hoffelijk, innig, kordaat, lief, liefderijk, medelevend, ongeveinsd, oprecht, vriendelijk, warm, welgemeend, welwillend, zacht, zonder hartelijkheid - cordialiteit, innigheid, vriendelijkheid, warmte hartenaas uit het omberspel - ponto hartenbreker - charmeur hartendief - engel, lieveling, schat hartenklop - pulsatie hartenkoning - Pharao hartgrondig - oprecht hartenleed - hartzeer hartenwens - ideaal hartgrondig - innig, oprecht hartig - flink, gekruid, gepeperd, gezouten, krachtig, kras, kruidig, pikant, pittig, smakelijk, stevig, zout hartroerend - aandoenlijk, treffend hartige versiering - borrelgarnituur, fondu hartigheid in hout - knoest hartinfarct - myocardinfarct hartkamer - ventrikel hartklep - aortaklep, mitralisklep hartklepontsteking - endocarditis hartklopping - palpitatie hartknaging - berouw, wroeging, zelfverwijt hartkramp - hartvang, stenocardie hartkunde - cardiologie hartkwaal - endocarditis hartlast - bombarie, drukte hartlijn van een weg - wegas hartontsteking - endocarditis hartplank - hartdeel hartpunctie - cardiocentese, carditis hartroerend - aandoenlijk, ellendig, hartbrekend, jammerlijk, pathetisch, treffend hartrot - planteziekte (bieten, koolrapen) hartsamentrekking - systole hartschelp, eetbare - kokhaan, kokkel hartshoorn - hertshoorn hartslag - palpitatie, pulsatie hartslagmeter - cardiograaf hartsloof - slagersvoorschoot hartspecialist - cardioloog hartspier - myocardium hartspierontsteking - myocarditis hartstikke dood - morsdood hartstikke gek - knetter hartstikke leuk - gaaf hartstimulator - pacemaker hartstocht - aandrang, aandoening, aandrift, affect, begeerte, begeestering, bezieling, drang, drift, extase, geestdrift, koortsgloed, lust, minnetocht, minnevuur, onstuimigheid, passie, stemming, vuur hartstochtelijk - aandoenlijk, ardent, begeesterd, bezield, driftig, dweperig, fel, geestdriftig, gepassioneerd, heethoofdig, heftig, hevig, innig, onstuimig, opgewonden, opvliegend, passionato, pathetisch, verwoed, vurig, vurigheid, warmbloedig, ijverig hartstochtelijk (muz) - appassionato, furioso hartstochtelijk beminnen - aanbidden hartstochtelijke liefhebber van muziek - melomaan hartstochtelijkheid - aandoening, bezieling, passie, pathos, patos, vurigheid hartstochten aanwakkeren - aanblazen hartstochtelijk opwekken tot geestvervoering - exalteren hartstochtelijke liefde - passie hartstochtelijke liefhebber van muziek - melomaan hartstochtelijkheid - bezieling, drang, onstuimigheid, pathos, vurigheid, vuur hartstochtig - vurig hartstuk - kruisstuk hartvang - stenocardie hartvergroting - hypertrofie hartverheffend - edel hartvernauwing - cardiostenose hartverscheurend - allerdroevigst, bedroevend, bijtend, dramatisch, hartbrekend, jammerlijk, navrant, ontzettend, pathetisch, pijnlijk, schrijnend, smartelijk, tragisch, treffend, hartversterkend - bemoedigend, cordiaal, hartelijk, medevoelend, troostend hartversterkend middel - cardiotinica, digitaline hartversterking - borrel, bemoediging, oorlam, opkikkertje, stimulans hartversterking van een matroos - oorlam hartvlies - endocardium hartvliesontsteking - pericarditis hartvormig sieraad - medaillon hartvormige zeeklit - hartegel hartwater - maagwater hartwaterzucht - hydrocardie hartzakje - pericardium hartzeer - accablement, afflictie, droefheid, grief, hartenleed, hartepijn, hartewee, kommer, kwel, leed, smart, verdriet, zielelijden, zielenpijn, zielesmart hartziekte - hartkwaal Harzgebergte, een der toppen in het - Andreasberg, Auerberg, Brocken Harzgebergte, plaats in het - Blankenburg, Goslar, Ilsenburg, Thale hasjisj - bang, candy, gandja, khan, kif, pot, stuff, tea, weed Hasmonieën - Makkabeeën haspel - draadklos, garenwinder, stuntel, sukkel, tourniquet, windas, winder, wuit haspelaar - afwinder, knoeier, tobber, twistzoeker haspelarij - gekibbel, moeite haspelen - stuntelen haspelwerk - gebroddel, gesukkel, getob, gewurm, knoeiwerk, peuterwerk hassebassen - harrewarren, kibbelen, zaniken, zeuren hatelijk – boosaardig, cynisch, giftig, grievend, krenkend, nurks, nijdig, odieus, odium, onaangenaam, onhebbelijk, pikant, sarcastisch, schamper, scherp, spits, stekelig, verfoeilijk, vinnig, vijandig hatelijk iets - odiosum (odiosa) hatelijk lachen - grijnslachen hatelijk persoon - nurk hatelijke campagne - hetze hatelijke dingen - odiosa hatelijke opmerking - glosse, insinuatie, schimpscheut, sneer, snibbigheid,speldeprik, steek hatelijke toespeling - schimpscheut, verwijt hartelijkheden - odiosa hatelijkheid - gehoon, krenking, sneer, snier, speldeprik hatelijk persoon - nijdas, nurk haten - verafschuwen, verfoeien hattrick - drie doelpunten hausse - koersstijging, prijsstijging, rage haussier - beursspeculant, speculant hautain - arrogant, hooghartig, trots hautbois - hobo, schalmei havannasigaar - londres have - bezit, bezitting, eigendom, goed, goederen, possessie, vastgoed have en goed - bezit haveloos - arm, armetierig, armoedig, armzalig, berooid, kaal, krottig, onooglijk, onverzorgd, schamel, schunnig, shabby, sjofel, slons, slonzig, slordig, vellig, vervallen, verwaarloosd, verwilderd haveloos bezit - armoe(de) haveloos persoon - armoedzaaier, clochard, drommel, kalis, landloper, pauper, proletariër, schooier, slodder, zwerver haveloze kerel - badraaf, patjakker haveloze vent - badraaf haveloze vrouw - slons haven - aanlegplaats, binnenhaven, buitenhaven, havenstad, limen(Gr.), losplaats, port, puerto(Sp.), rio, rivierhaven, zeehaven, schuilplaats, wijkplaats haven aan de Adriatische zee - Fiuma, Pola, Rimini, Triëst haven aan de Atlantische Oceaan - Dakar, Lissabon haven aan de Egeïsche zee - Enos haven aan de Middellandse Zee - Genua, Marseille, Ostia, Port Said haven aan de Noordzee - Antwerpen, Londen, Rotterdam, Vlissingen haven aan de Oostzee - Gdansk, Kiel, Leningrad, Riga, Rostock, Tallin, Wismar haven aan de Rode Zee - Djeddah, Sue, haven aan de Zwarte Zee - Odessa haven in Afrika - Algiers, Dakar, Oran, Rabat, Suez, Tanger haven in Arabië - Aden haven in België - Antwerpen, Gent haven in Brazilië - Bahia, Belem, Natal, Para, Pelotas, Rio, Santos haven in Chili - Arica, Lota, Tome haven in China – Amoy, Macao, Kanton, Nanking, Ningpo haven in Deli - Belawan haven in Duitsland - Bremen, Cuxhaven, Emden, Hamburg, Kiel haven in Engeland - Bristol, Dover, Harwich, Hull, Liverpool, Londen, Southampton haven in Frankrijk - Bordeaux, Brest, Calais, Dieppe, Le Havre, Marseille, Straatsburg, Toulon haven in Irak - Basra haven in de Levant - echelle haven in Marokko - Rabat haven in Mexico - Sisal haven in Nederland - Amsterdam, Delfzijl, Rotterdam, Vlissingen haven in Nigeria - Lagos haven in Noorwegen - Bergen, Oslo, Stavanger, Trondheim haven in Scandinavië - Bergen, Gotenburg, Hammerfest, Malmö, Oslo, Stavanger haven in Oost-Friesland - Emden haven in Verre Oosten - Hongkong, Macao, Singapore haven in Yucaytan - Sisal haven op Sumatra - Sabang havenarbeider - bootwerker, dokwerker, lader, losser, stuwadoor, stuwer havendam - hoofd, pier havendam in Italië - molo havendam in zee - hoofd, pier havenen - beschadigen, ontredderen, toetakelen havengeld - ankerage, liggeld havengids - loods havenhoofd - pier, waterdam havenmuur - wal havenstoomboot - tender havenwerker - bootwerker havenwerktuig - bok, elevator, kraan havenwijk in Rotterdam - Katendrecht haver - aat, avena, oot haverdop - haverkaf havergort - grutten haverklap - beuzeling, herhaald, kleinigheid, telkens haversoort - aat, oot haverzak - meuzel haverziekte - gelf havezaat - hoeve, hofstede, ridderhofstede, ridderkasteel havezate - ridderhofstede havik - patrijsvogel havikachtigen - accipitridae havikengeslacht - accipiter havikskruid - hieracium, muizeoor, haviksnest - horst haviksoort - sperwer Hawaï-eilanden, een der - Hawaï, Kaholawan, Kauai, Lanai, Maui, Molokai, Niihai, Oahu Hawaï-eilanden, hoofdstad der - Honoloeloe Hawaï-eilanden, vulkaan op de - Haleakala, Kilaea, Mauna-Kea, Mauna-Loa hazard - geluk, gok, kans, toeval hazardeus - gewaagd, hachelijk, onzeker hazardspel - bingo, biribi, bouillotte, dobbelen, dobbelspel, farao, kansspel, poker, roulette hazardspeler - gokker haze - gewricht, knieboog, pees hazeachterlopen - sprongen, hazebloed - bloheid, lafheid, zweet hazedistel - melkdistel hazegrauw - schemerig hazeharen - rooi, wol, hazehuid - rok hazekop - botterik, domoor hazelaar - lambertsnoot hazeleger - hazenest, heir, polk hazelip - cheiloschisis hazelnoot struik - hazelaar hazelnotenkraker - spechtmees hazelnotenstruik - hazelaar hazelworm - blindslang (soort hagedis) hazelwortel - mansoor hazen - leporiae hazenbrood - trilgras, veldbies hazendistel - melkdistel hazengras - duizendblad hazengrauw - schemerig hazenhart - bangerd hazenlatuw - akkerkool, graskool, hazesla hazenleger - polk hazenonderdelen der lopers - sokken hazenoog - lagofthalmus, spiegel hazenoor - doorwas, lepel hazenpad - vlucht hazenslaap - dutje, tik hazenspoor - prent hazenverblijf - leger hazenpootje - trifolium hazenpoten - lopers hazenprent - hanenspoor, spoor hazenslaapje - dutje, tukje hazestaart - fluweelgras, pluim hazeverblijf - leger hazewindhond - barzoi, borzoi, levrier, whippet hazenwortel - mansoor h-bom - waterstofbom head-line - kopregel, krantenkop heat - manche, race, serie heb lief - bemin hebbelijk - aanwensel, bedrevenheid, behoorlijk, beleefd, draaglijk, fatsoenlijk, geschiktheid, gewoonte, hebbelijkheid (Z.N.), liefhebberij, manie, netjes hebbelijkheid - aanwensel, deftigheid, fatsoen, gewoonte, manie, tic hebben - begeren, bevatten, bezitten, dulden, eisen, gevoelen, houden, mogen, inhouden, ondervinden, tellen, toestaan, vertrouwen, wensen hebben van aandeel in iets - participatie hebberd - gulzigaard hebberig - baatzuchtig, begerig, gierig, hebzuchtig, inhalig, schokkig, vrekkig hebbig - bits Hebe - Juventus hebernakel - winterknop Hebreeën - Israëlieten Hebreeuws - Hebr., Ivriet Hebreeuws dialect - Aramees Hebreeuws huis - spiese Hebreeuws muziekteken - sela Hebreeuws woord voor lier - nabla Hebreeuwse bibliotheek in Amsterdam - Rosenthaliana Hebreeuwse encyclopedie der oud joodse wetenschap - talmud Hebreeuwse fluit - abbub Hebreeuwse inhoudsmaat - bath, efa Hebreeuwse lengtemaat - ammah Hebreeuwse letter - 2 he, pe 3 bet, jod, kaf, kof, mem, sin, taw, tet, waw 4 ajin, alef, chet, noen, resj, sjim 5 dalet, gimel, lamed, tsada, zajin 6 samech Hebreeuwse lier - nabla Hebreeuwse lofzang - hallel Hebreeuwse munt - sikkel Hebreeuwse naam voor de Mozaïsche wet - Thora Hebreeuwse vechter - dajan Hebreeuwse voorganger - chazan, chazen Hebreeuwse vrouwennaam - Ester, Lea, Rachel, Rebecca, Sara, Hebriden, een van de - 4 Coll, Eigg, Iona, Jura, Kuck, Muck, Muil, , Skye 5 Barra, Islay, Lewis, Tyree 6 Pabbay, Staffa 7 Eriskay, Oronsay, Rockall, Sandray, Shiants 8 Berneray, Colonsay, Mingulay, Vatersay 9 Benbecula, treshnish Hebriden, taal der - Gaelisch hebzucht - baatzucht, begerigheid, cupiditeit, gierigheid, hebberigheid, inhaligheid, vrekkigheid hebzuchtig - baatzuchtig, begerig, gierig, hebberig, inhalig, vrekkig hebzuchtig mens - afpitser, duitendief, erwtenteller, geldhond, geldwolf, gier, gierigaard, gortenteller, goudduivel, grabbelaar, grijpvogel, haai, harpagon, hondsvot, klaploper, kluiver, knar, knibbelaar, krent, kribbebijter(Z.N.), magerman, pannelikker, parasiet, schraalhans, schraper, schrokhals, schrokkend, shylock, tafelschuimer hebzuchtigheid - gierigheid, hebberigheid, hebzucht, inhaligheid hebzuchtig of gierig - vrekkig hebzuchtige - vraat, vrek hebzuchtige vrouw - vamp hecatombe - bloedbad, offer, slachting hecht - aaneengesloten, compact, degelijk, dicht, duurzaam, greep, handvatsel, onverbrekelijk, pal, solide, stevig, vast hechten – aandrukken, aanhaken, bevestigen, kleven, klinken, krammen, lassen, lijmen, naaien, nieten, plakken, rijgen, schroeven, spijkeren, toekennen, trouwen, vastmaken, verbinden hecht en sterk - stevig hecht geheel - eenheid hecht maken - bevestigen, solideren hecht samenhangend geheel - eenheid hechtdraad (heelk.) - catgut, hechtwortel (pl.k), tentakel, hechten met nagels - klinken hechtenis - arrest, bewaring, celstraf, detentie, opsluiting, straf, vrijheidsstraf hechter maken - verstevigen hechtheid - compactheid, consistentie, dichtheid, duurzaamheid, onverbrekelijkheid, stevigheid, soliditeit, stevigheid, vastheid hechtlat - spalk hechtmiddel - agrafe, bindgaren, bindtouw, catgut, cellotape, elastiek, gesp, gom, hechtsel, hechttang, keten, ketting, klamp, knoop, kram, las, leukoplast, lijm, nagel, niet, plakband, plak (sel), pleister, punaise, riem, schroef, snoer, soldeersel, speci, speld, spijker, strik, strop, veiligheidsspeld, veter hechtnagel - kram hechtpennetje - neet, niet (je) hechtplant - klimop hechtpleister - kleefpleister, leukoplast hecht samenhangend geheel - eenheid hechtspijkertje - punaise hechtstiftje - punaise hechtwater - adhesiewater hechtijzer - punteerijzer hectare - bunder, ha. hectogram - hg. , ons hectoliter - hl. , mud hectometer - hm. hectowatt - hw hede - hennepafval, tors, vlasafval heden - dato, momenteel, nou, nu, tegenwoordig, thans, vandaag hedenavond - vanavond hedendaags - aktueel, contemporain, huidig, modern, nieuwerwets, recent, tegenwoordig, thans hedendaags Grieks - Nieuwgrieks hedendaags nieuws - actueel hedendaagse Spaanse schilder - Picasso hedenmiddag - vanmiddag hedenmorgen - vanmorgen hedennacht - vannacht Hedera helix - klimop hederik - (knop)herik, krodde hee - hennepafval, vlasafval heef - gebbe, zuurdeeg heefsel - zuurdeeg heeft aangebeden - aanbidden heeft aangebroken - aanbreken heeft aangelegen - aantijgen heeft aangetogen - aantijgen heeft dit geschilderd - px, pinx, pinxit (Lat.) heeft geen humor - spenen heeft gefermenteerd - fermenteren heeft geriposteerd - riposteren heeft geïntegreerd - integreren heeft hem aanbevolen - aanbevelen heeft het gegraveerd - scripsit, se heeft het gemaakt - fecit, fee heeft het geschilderd - pinx, pinxit heeft het geschreven - scr, scripsit heeft het getekend - del., delineavit heeft het ontworpen - inv., invenit heeft het uitgegeven - ed., edidit heek - srokvis heel - compleet, effen, erg, gaaf, geheel, groot, helemaal, intact, lang, omvangrijk, onbeschadigd, ongebroken, ongedeerd, ongerept, ongeschonden, onverdeeld, volkomen, volledig, zeer heel begaafd - geniaal, intelligent heel blij - opgetogen heel boos - razend, spinnijdig, toornig, woedend heel duidelijk - apert, onmiskenbaar, zonneklaar heel dun - broodmager, fijn, fragiel, ragfijn heel erg - bitter, bloedig, inzakking, onmenselijk, ontneming, ontwrichting, ontzettend, ontzetting, schrik, vreselijk heel flink - kranig heel gauw - meteen, snel, subietvlug heel goed - best, uitnemend heel goed doen - presteren heel goed gedaan - prestatie heel groot - enorm heel hard regenen - plenzen, stromen heel klein - nietig heel klein stukje - kriezel, piezel, snipper, splinter heel mooi - beeldig, fraai heel onbeleefd - bot, grof, lomp, onbehouwen heel onverwachts komen - inwaaien heel oud - stokoud, vergrijsd heel sterk - oersterk heel streng - rigoureus heel veel - boel, hoop, massa, menigte, talloos heel wat - boel, hoop, massa, menigte heel wat keren - dikwijls, vaak heel weinig - pietsie, schijntje heel zakelijk - nuchter heelal - aardrijk, al, cosmos, kosmos, natuur, oneindigheid, ruimte, schepping, universum, wereld, heelal, het- betreffend - kosmisch, universeel heelalbeschrijving - kosmografie heelbaar - curabel, geneesbaar, geneeslijk, herstelbaar, reparabel heelbeen - holosteum heelhuids - behouden, ongedeerd, onverlet heelkunde - chirurgie heelkundig - chirurgisch heelkundig instrument - snepper heelkundige - arts, chirurg, dokter heelkundige behandeling van kinderen - pediatrie heelkundige doorsnijding van een pees - tenofomie heelkundige ingreep - operatie heelkundige bewerking - massage heelkunst - geneeskunde heelmeester - chirurg (ijn), wondheler heelmeesterswerktuig - schedelboor, trepaan heelmiddel - pleister heem - erf, erve, heim, hoeve, hof, huis heemdeur - staldeur heemhond - hofhond heemraadschap - polder, waterschap Heemskinderen - Adelaert, Reinout, Ritsaert, Writsaert heemst – althaea heemstede - boerderij heemstwortel, afkooksel van de - althaeastroop heen - daarheen, foetsie, gegaan, henen, hierheen,regge, verdwenen, vertrokken, voorbij, weg, zeebies heendragen - wegdragen heen en terug – retour, vice versa, v.v. heen en weer - retour, v.v. heen en weer bewegen – rammelen, schommelenwiebelen heen en weer gegooi - gesol heen en weer lopen – ijsberen heen en weer reizen – pendelen heen en weer trekken - sollen heen en weer trekkend - ambulant, nomadisch heengaan - afscheid, doodgaan, opduvelen, overlijden, sterven, verdwijnen, verscheiden, vertrek, vertrekken, weggaan, weglopen heentrekken - wegreizen, wegtrekken heen vliegen - wegsnellen, wegvliegen heep - kapmes , (snoei)mes heer - aga, caballero, gebieder, gentleman, hr, koning, leger, lord, man, manspersoon, meester, menigte, monsieur, signor, sir, sahib, senor, toean, vorst heer (Eng.) - Gentleman, Lord, Sir heer (Fr.) - monsieur, seigneur heer (Kaartspel - Koning heer (Sp.) – caballero, senor, signor heer (Turks) - aga heerbaan - hoofdverbindingsweg heerd - haard heer der Asen - Freyr heerlijk - aangenaam, briljant, brillant, delicaat, denderend, enig, excellent, fijn, glorieus, goddelijk, grandioos, groots, hemels, ideaal, imperiaal, jofel, koninklijk, kostelijk, lekker, lief, luisterrijk, magnifiek, majestueus, meesterlijk, mieters, mooi, plezierig, prachtig, prettig, reuze, roemrijk, schitterend, schoon, smakelijk, super, superbe, uniek, verrukkelijk, voortreffelijk, vorstelijk, zalig heerlijk bezit - domein heerlijk en fraai - mooi heerlijk, gelukkig verblijf - dorado, eden, eldorado, hemel, nirwana, paradijs, walhalla heerlijk gerecht - godenspijs heerlijk, kostelijk - enig, uniek heerlijk om te zien - riant, rijkelijk heerlijk onthalen - regaleren heerlijk, prachtig - groots heerlijk smakend - exquis, delicieus, tongstrelend, verrukkelijk, heerlijk verblijf - Eden, Eldorado, Dorado, hemel, paradijs heerlijke maaltijd - godenmaal, smulpartij heerlijkheid – aanzien, glans, glorie, grootsheid, lekkers, luister, pracht, schittering, verhevenheid, zaligheid heerlijkheid bij Breda - Baarle heerlijkheidsrechten - regalia heerlijk maal – festijn heerlijk smakend – lekker, verrukkelijk heermoes - robol heeroom - pastoor heerschaar - leger, legerschaar, legioen, legerbende, menigte, oorlogsmacht heerschap - manspersoon heerschappij - autoriteit, beheer, bestuur, directie, gebied, gezag, macht, regering, regiment, rijk heerschappij der ambtenaren - bureaucratie, burokratie heerschappij van vreemdelingen - heterarchie, xenocratie heerschappij voeren - besturen, heersen, regeren heersen - besturen, domineren, gebieden, regeren heersend - algemeen heersende besmettelijke ziekte - epidemie heersende volksziekte - endemie heerser - archont, despoot, dictator, farao, gebieder, geront, imperator, inca, keizer, koning, landsheer, machthebber, monarch, perator, regeerder, tiran, tsaar, vorst heerser uit de historie - Alva, Attila, Barbarossa, Caesar, Carlemagne, Hannibal, Hitler, Mussolini, Napoleon, Nero, Stalin heerser over Egypte - Farao, Pharao heerser over Rusland - tsaar heersersblik - adelaarsblik heersersstaf - Scepter heerszuchtig - tiraniek heerszuchtig iemand - despoot, dwingeland, pasja, potentaat, tiran heerszuchtig persoon - dragonder heertje - dandy, fat, jonker, saletjonker heervaart - krijgstocht hees - klankloos, rauw, schor heesheid - afonie heester - balroos, berberis, blauweregen, bolroos, bosbes, braamstruik, brem, camelia, egelantier, eiloof, gagel, gaspeldoorn, genst, ginst, gewas, goudenregen, hagedoorn, hazelaar, jeneverbes, jeneverstruik, kamperfoelie, kardinaalsmuts, klimop, kornoelje, kraaiheide, kruisbes, kruisdoorn, lavendel, liguster, magnolia, maretak, meidoorn, mirte, mistletoe, oleander, papenmuts, plant, rododendron, rozelaar, rozemarijn, sering, slee, sleedoorn, sneeuwbal, struik, taxis, struikroos, veil, violier, wijnruit heesterachtig gewas - bamboe, ginst heesterachtige naaldboom - taxus heester met bessen - bosbes, hulst, jeneverbes, klapbes, kruisbes heester met geurige bloemen - jasmijn, lavendel, sering heester met lelieachtige bloemen - magnolia heester met tulpvormige bloemen - magnolia heester uit O.Azië - camelia heesterachtig gewas - bamboe heesterachtige berk - dwergberk, treurberk heesterachtige boom - kinaboom, savel heesterachtige plant - brem, ginst, heidebrem, kamperfoelie, wegedoorn heesterbosje - struweel heestersoort - mirt heestertje - lavendel heet - brandend, geil, gepeperd, gloeiend, heet, hevig, hitsig, kokend, verhit, vurig, warm, ziedend, heet(Mal.) - pedis heet, graag - begerig, tuk heet bad - calidarium heet water - broei (voor het varken) heetgebakerd - driftig, gepassioneerd, kittelorig, kortaangebonden, korzelig, lichtgeraakt, nauwnemend, ongeduldig, ongeduldig, oplopend, opvliegend, pointilleus, prikkelbaar, susceptibel heetgebakerd persoon - driftkikker, driftkop heetheid - hitte, warmte heethoofd - cholericus, driftkop, ultra heethoofdig - cholereus, driftig, onbezonnen, onstuimig, opvliegend, voortvaardig, voortvarend, vurig heethoofdigheid - drift heet maken - verhitten, warmen heetwaterbad - caldarium heetwatertoestel - boiler, geiser heet zeepsop - broei Hefaistos - Vulcanus hef - bezinksel, droesem, uitschot, grondsop, heffe, uitschot, uitvaagsel hefboom - domp, handel, hevel, koevoet, machtarm, zwengel hefboom voor voetbediening – pedaal hefboomsarm - lastarm hefbrug - autolift, ophaalbrug heffe - bezinksel, droesem, gepeupel, gist, grauw, grondsop, schuim uitvaagsel heffen - beuren, hijsen, innen, opbeuren, opleggen, oplichten, optillen, retribueren heffing - accijns, (in)vordering, inning, leges, recognitie, retributie heffing (muz.) - arsis heffing in natura - tiend heffing van belastingen - aanslag heffing van geld door staat of gemeente - belasting heffing voor schepen - bakengeld hefgewicht - halter hefhaak - platine hefijzer - koevoet hefnerkaars - hk. hefnet - kruisnet, totebel hefschroefvliegtuig - helikopter, wentelwiek heft - greep, handvat, steel heftang - elevatorium heftig -cholerisch, driftig, fel, furioso(muz.), gespannen, geweldig, hevig, hooglopend, kwaadaardig, onstuimig, onzacht, opvliegend, ruw, scherp, verbeten, verbitterd, violent, virulent, vurig, wild heftig (muz.) - feroce, furioso heftig branden - laaien, loeien heftig dispuut - polemiek heftig gebarend - gesticulerend heftig prediker - Boanerges heftig verlangen - haken, smachten, snakken heftig begeren - hunkeren, snakken heftige beroering - oproer heftige democraat - Jacobijn heftige drang - rage heftige gemoedsbeweging - affect, emotie heftige neiging - drift, woede heftige ontsteking - actinomycose heftige strafrede - filippica heftige uitbarsting - explosie, paroxisme heftige uiting - drift heftige vervolging – pogrom heftiger maken - tergen heftigheid - eleriteit, onstuimigheid, violente, virulentie heftigheid van gevoelens - temperament heftruck - hefwagen hefwagen - bok, katrol, kraan, lier, takel hefwerktuig - autocrick, bok, crik, dommekracht, haspel, hevel, er, hijstoestel, katrol, kelderwind, koevoet, kraan, lier, lift, krik, takel, vijzel hefwerktuig voor auto’s - krik heg - afheining, afscheiding, afschutting, afsluiting, haag, heining, omheining, omtuining, scheiding, tuinhaag hegemonie – heerschappij, overwicht heggenmus - bastaardnachtegaal heggemussen - prunelidae heggenrank - bosdruif, bryonia, clematis, duivelskers, haagwinde, wingerd hei - heide, heiblok, plant, stamper heiaal - hazelworm, ringslang heibel - drukte, gekijf, geraas, getier, herrie, kabaal, keet, kijf, lawaai, leven, rel, rumoer, ruzie, soesa, tumult, tweedracht heibelen - kijven, razen, schelden, tieren heiboer - heikneuter heideachtigen - ericaceeën heideachtige plant - alpenroos, azalea, beredruif, bergroos, bosbes, dopheide, erica, moeraspalm, rododendron, rijsbes, trosveenbes heidebezem - schrobber heidebloem - erica heidebrem - genista, genst, ginst heidehopper - tapuit heidekruid - erica heidemeer - ven heiden - afgoddienaar, atheïst, barbaar, goi, gojiem, humanist, landloper, ongelovige, onchristen, paganist heidenapostel - Paulus, zendeling heidenbode - zendeling heidendom - afgodendienst, heidenwereld, paganisme heidenen - infideles heidens - afgodisch, paganistisch, profaan, verschrikkelijk heidens heiligdom - afgodstempel heideplag - schadde heideplantje - calluna, dopheide, erica heidepluis - lok heidesoort - erica heidevogel - boomleeuwerik, fazant, graspieper, klapekster, korhoen, kuifleeuwerik, patrijs, wulp, heidezangvogeltje - kneu heidezode - heideplag, tors heihaan - korhoen heiig - dampig, dijzig, mistig, nevelig, onhelder, wazig heikneuter -boer, kneu, pummel heil - ave, baat, geluk, groet, hosanna, leve, nut, redding, salus, saluut, toeverlaat, troost, verlossing, voordeel, voorspoed, welzijn, welvaart, wens, zaligheid, zaligmaking, zegen, zegewens heil (Ind.) - slamat Heiland - bevrijder, Goël, Messias, redder, redemptor, salvator, verlosser, verzoener, Zaligmaker heilandsleer - soteriologie heilbede - zegenwens heildronk - cheerio, feestdronk, proost, salut, santé, toast, toost heil de lezer - ls (lectori salutem) heilgymnastiek - mensendieck heilig - geheiligd, gewijd, Godgewijd, hagio, hiëro, onkreukbaar, onschendbaar, onzondig, pieus, rein, sacraal, sacrosanct, sanctus, sint, taboe, verheven, volmaakt, zalig heilig beeld - ikoon Heilig Avondmaal - H.A. heilig boek - bijbel, koran, mormon, schrift, sutra, talmoed, talmud, thora (chr), veda (s) heiligboek der Joden - thora heilig boek der oude Perzen - Zend-Avesta heilig boek van de gemeenschap der sikhs - adi-granth, granth-sahib heilig boek van het hindoeïsme - bhagavadgita, upanishad, veda heilig boek van de islam - Koran heilig boek van de joden - Talmoed, Talmud heilig boek van het parsisme - Avesta heilig dier- apis, kat, koe, krokodil, lam, rund, scarabee, stier heilig dier (Chr.) - lam heilig dier der Egyptenaren - apis, ibis, kat, krokodil, scarabee, stier heiligdom - altaar, kerk, moskee, relekwie, reliek, tabernakel, tempel heiligdom in Mekka - Kaba, Kaäba heilig en gewijd - sacrosanct heilig gebouw - kerk heilig getal - drie heilig graf - kramat heilig handelen - Liturgie, ritueel, ritus, sacrament heilig jaar - jubeljaar heilig land - Israël, Kanaän, Palestina heilig leven - hagiografie heilig maken - sacrosancteren heilig offerbrood - hostie heilig oliesel - sacramenten heilig putje - sacrarium heilig reukwerk - wierook heilig sacrament in de R.K.kerk - oliesel heilig symbool bij primitieve volken - totem heilig verklaarde bisschop - Ignatius heilig verklaren - canoniseren, heiligen, santifiëren heilig voedsel der Israëlieten - manna heilig voorwerp - altaar, amulet, ark, fetisj, kaäba, reliek, relikwie, reliquie, sacrament, talisman, totem heilig voorwerp der Indianen - totem heilig voorwerp der Israëlieten - ark heilig voorwerp der Mohammedanen - kaäba heilig vuur - mbitie, eerzucht, ijver heilig woord - logos heilig woud van Zeus - altis heiligbeen - cocype, kruisbeen, staartbeen, stuit heiligdom - altaar, bedehuis, cathedraal, Kaaba (Arab.), kerk, loofhut, pagode, paladium, poera, reliek, relikwie, sanctuarium, tabernakel, tempel heiligdom (Ind.) - poeri heiligdom der Arabieren - Kaaba, Kaba heiligdom in Mekka - Kaäba, Kaba heiligdom van Hephaistos - Theseion heiligdom van Hera – Heraion heiligdommen - sacra heilige - agnes, patroon, saint, sant, sint, st, zalige heilige - Barbara heilige apesoort in Voor-lndië - hulman heilige banier van St. Denis - Oriflamme heilige berg - Sinaï heilige berg van Japan - Foedsijama heilige bescherming - patronaat heilige bloem der Boeddhisten - lotus heilige boeken der hindoes - veda heilige boeken met leer van Zoroaster - zendavesta heilige boom (Germ.) - eik, linde heilige brilslang - naga heilige brilslang als God in Hindoestan vereerd - perim heilige der laatste dagen - Mormon heilige dieren van Hera - koekoek, kraai, pauw heilige drieëenheid - triniteit heilige Egyptische kever - scarabee heilige ernst - graviteit heilige gave - offer Heilige Geest - pneuma heilige geschriften - hagiografie heilige handeling - liturgie, rite, ritme, ritueel, sacrament heilige hostie - offerbrood heilige huisjes - taboes heilige kandelaar - menoran heilige kever (Egypte) - scarabee heilige kluizenaar (Gent 7e eeuw) - Bavo heilige land - Palestina heilige maagd - madonna, Maria heilige maken - sanctioneren heilige onder wiens bescherming een dopeling gesteld wordt - beschermheilige, naamheilige, patroonheilige heilige plaats - Bethlehem, Jeruzalem, Mekka, Nazareth, Rome heilige plant - affodille heilige rivier - Ganges, Indus, sangam heilige roeping tot het apostelambt - apostolaat Heilige Roomse rijk - H.R.R. heilige schotel - graal heilige slang - naga, naja heilige schrift - H. S., Bijbel heilige schrift der Mohammedanen - Koran heilige stad - Benares, Bethlehem, Jeruzalem, Lhasa, Lourdes, Mekka, Nazareth, Rome, Utah heilige stad der Boeddhisten - Pali heilige stad der mohammedanen - Medina heilige stad in Voor-lndië - Benares heilige steen - kaaba heilige stier - apis, nandi heilige stier der Egyptenaren - apis heilige stier uit Egypte – boechis heilige stoel - Vaticaan heilige taal der Boeddhisten - pali, sanskriet heilige taal in Zuid-lndia - Pali heilige taal v.d. oude Indiërs - Sanskriet heilige tempel - pagode heilige tor - scarabee heilige torens in het Verre Oosten - pagaden Heilige Vader - paus heilige vogel - Ibis, garoeda heilige voorwerpen - sacra´s heilige vrouw - Afra, Agnes, Alena heilige vijgeboom der Indiërs - asjwattha heilige zaken - sacra heiligen - cononiseren, sacraceren, sancteren, sanctifi(c)eren, wijden, zalven heiligenbeeld - Icoon , Ikoon heiligenbeeldje - santje heiligenbeeldjeswinkel - santenboetiek heiligenbeen - kruisbeen heiligenbeschrijving - hagiografe heiligenleer - hagiologie heiligenleven - hagiografie heiligelevensbeschrijver - hagiograaf heiligenprentje - bidprentje, santje heiligenschrijn - reliek heiligheid - gewijdheid, godvruchtigheid, zondeloosheid heiligheid verlenen – aanwijden heiliging - sanctificatie heiligmaking - heiliging heiligschennend - ongewijd, oningewijd, profaan heiligschennende taal uitslaan - blasfemeren, godslastering, ketteren, ontheiligen,ontwijden, profaneren, sakkeren, vloeken heiligschennis - blasfemie, ontering, ontheiliging, profanatie, sacrilegie, simonie, vloek heiligheid - gewijdheid, zondeloosheid, godvruchtigheid heiligverklaring -canonisatie, sanctificatie heilrijk - gelukkig, zegenrijk heilloos - desastreus, ellendig, fataal, funest, goddeloos, noodlottig, ongelukkig, onzalig, rampspoedig, rampzalig, slecht, snood, verderfelijk heilsleer - evangelie Heilsleger - (afk.) SA heilsmiddel - sacrament heilstaat - dorado, Utopia heilwens - ave, cheers, cheerio,dronk, felicitatie, gelukwens, gratulatie, groet, leve, proost, prosit, saluut, santé, santjes, skol, toast, zegenbede, zegenwens heilwensen uitbrengen - drinken, gelukwensen, feliciteren, klinken, toasten, toosten heilzaam - gelukbrengend, geneeskrachtig, geschikt, gezond, goed, nuttig, salutair, verkwikkend, voordelig, weldadig, zegenrijk heim - erf, erve, heem, huis heimachine - heitoestel, heiwerktuig heimelijk - achterbaks, bedekt, clandestien, duister, furtief, geheim, gemeen, geniep, gluiperig, gluips, huichelachtig, illegaal, kruipelings, onderduims, ondergronds, onderhands, oneerlijk, ongemerkt, onopgemerkt, oogluikend, privatim, slinks, sluik, smeulend, steels, steelsgewijze stiekem, stil, stilletjes, tersluiks, tortueus, valselijk, verborgen, verholen, verkapt, verstolen heimelijk afluisteren - luistervinken heimelijk beluisteren - afluisteren heimelijk kijken - gluren, loeren, spieden, spieken heimelijk lachen - gniffelen, gnuiven heimelijk omkopen - suborneren heimelijk oppositie voeren - fronderen, mokken heimelijk praten - smoezen heimelijk regelen - bekokstoven heimelijk stoppen - moffelen heimelijk vals - geniepig heimelijk vertrekken - opsteken heimelijk voorbereiden - bekonkelen, bekokstoven heimelijk waarnemer - spion heimelijk wegnemen - roven, ontvreemden, stelen heimelijke aanklacht - delatie heimelijke dienstverlating - desertie heimelijke hatelijkheid - speldeprik heimelijke indringer - inbreker, insluiper, sluiper heimelijke valsheid - geniep heimelijkst - bestaand, devoot, dicht, diep, diepst, innig, intiem, warm heimwee - nostalgie, nostomanie, stalziek heinde - dichtbij heining - afbakening, afrastering, afscheiding, afsluiting, afzetting, glint, balustradehaag, hamei, heg, hek,latwerk, schutsel, schutting heining van struiken - haag heiningbes - framboos heinsel - slootruigte heipaal - pilotis heir - armee, drom, krijgsmacht, leger, legerschaar, menigte, myriade, strijdmacht, troepenmacht heisa - drukte, herrie, kabaal, omhaal, omslag heisteren - ploeteren, rommelen, klimmen, klauteren, stoeien heitje - kwartje heitoestel - stoomhei hek - afbakening, afrastering, afscheiding, afsluiting, afzetting, balustrade, barriere, glint, grilje, haag, tralie, hamel, heg, hekraam, latwerk, omheining, scheiding, schutting, slagboom, traliewerk, hamei, wagenkrat hek met punten van onderen, dat wordt neergelaten - hamel Hekabe - Hercuba Hekabe, nakomeling van - Deifobos, Hektor, Helenos, Kassandra, Paris, Polyxena hekel - afkeer, afschuw, antipathie, aversie, gruwel, haat, nijd, rancune, tegenzin, weerzin, wrok hekel - afgrijzen, afschuw, antipathie, degout, geschil, grilje, gruwel, haat, horreur, horror, nijd, octium, pest, rancune, ruzie, tegenzin, twist, vete, vlaskam, walg, walging, weerzin, wrok hekelaar - gisper, momus hekelachtig - hekelig, vitterig hekeldicht - epigram, hekelvers, parodie, puntdicht, satire, schimpdicht, spotdicht, xenie hekeldicht van Vondel - Roskam hekeldichter - satiricus, satirist, sillograaf, spotdichter hekelen - doorhalen, geselen, gispen, ioniseren, parodiëren, repelen, steken hekelen van vlas - affineren hekelend - bits, satiriek, spotachtig, scherp, spottend, stekelig hekelig - bits, scherp, vinnig, vitterig hekeling - afranseling, afrossing, berisping, bestraffing, geseling, gisping, satire hekel of afschuw – walging hekelschrift - libel, pamflet, satire, smaadschrift, spotschrift heknagel - drieling heks - eunjer, fee, feeks, harpij, helleveeg, kol, kolrijdster, prij, spin, tang, toverkol, tovenares, trol heks (Germ.) - droede, druïde heksen - toveren heksenattribuut - bezem, kat heksendans - wolfsklauw, heksenkrans heksenfeestnacht - Walpurgisnacht heksengerei - bezem, kat heksenhazelaar - hamamélis heksenketel - baaierd, chaos, hel, inferno heksenkrans - wolfsklauw heksenkunst - toverij heksenmast - zeeden heksenmeester - drud, duivelskunstenaar, tovenaar heksenproef - waterproef heksentoer - hekserij, karwei heksenvervoermiddel - bezem heksenwaan - heksengeloof heksenwerk - karwei, toverij hekserij - toverij hekwerk - afschiding, balie, balustrade, estacade, grille, hamei, latten, latwerk, leuning, omheining, railling, raster, reling, staket, staketsel, traliewerk, ijzerwerk hekwerk voor een brug - hamei hekwieler - raderboot hel - blinkend, dodenrijk, doordringend, erebus, gehenna, fel, gene, Hades, hard, Hinnomsdal, inferno, klinkend, kwelling, luid, luidklinkend, Nilfheim, onderwereld, orcus, scherp, schel, scherp, schimmenrijk, schitterend, schol, Tartarus, venijnig, verblindend, verdoemenis hel (onderwereld) - infernum, nilfheim helaas - ach, och, ocharm, eilaas, eilacie, jammer, jammergenoeg, spijtig, zonde helblauw - ultramarijn held - dappereheros, hoofdpersoon held uit drama van Shakespeare - Hamlet, Romeo heldendaad - exploot heldendicht - aeneide, aeneis, edda, epopee, epos, lliade, Ilias, Odyssee, Ilias heldendicht, Grieks - Ikade, llias, Odyssee heldendicht der Hindoes - Mahabharata, Narak heldendicht, oud-Engels - Beowulf heldendicht, oud-Indisch - Mahabharata heldendicht, Romeins - Aeneïde, Aeneis heldendicht van Humerus - Ilias, Odyssee heldendicht van Vergilius - Aeneade, Aeneïde Aeneïs, Eneïs heldendicht van Voltaire - Henriade heldendichter - Ariosto, Bilderdijk, heldenzanger, Homerus, skald, Vergilius, Virgilius heldendom - heroïsme heldenepos - heldendicht heldenmoed - durf, feeling, heldhaftigheid, heroïsme, onbetwistbaar, pralend, pronkend helder - begrijpelijk, blank, brandschoon, brilland, doorzichtig, duidelijk, fel, fris, glad, glanzend, klaar, klankvol, levendig, licht, lichtend, limpide (Gr.), limpidus, liquide, lucide, lumineus, net, onbewolkt, ostensief, pienter, proper, rein, schel, scherpzinnig, schitterend, schoon, schrander, sereen, sluw, smetteloos, sonoor, stralend, verlicht, vlekkeloos, wakker, zindelijk, zonneklaar, zonnig, zuiver helder besef - bezinning helder blauw - lazuur helder doen worden - bleken helder en duidelijk besef - bewustzijn helder en kalm - sereen helder en klaar - apert helder en vlug tikken - rikketicken helder en zuiver - rein helder geluid - glasklank, ping helder geluid geven - klateren helder glas - kristalglas helder inzicht - perspicaciteit helder klinken - klateren helder klikkend - hel, schoon, sonoor, welluidend, zuiver helder klikkend (It.) - sfogato helder licht - flonkerlicht, klaarlicht, schitterlicht helder maken - klaren, uitleggen, verlichten, zuiveren helder van geest - lucide helder van geluid - schel helder van kleur - licht helder van licht - lucide helder verlicht - stralend helder wit - blank helder worden - klaren, opklaren, ophelderen, verhelderen helder zichtbaar - ostensibel, saillant helder zingen - orgelen helder zingen van vogels - doorslaan helder zijn - lichten heldere bouillon - consommé heldere geluiden geven - kletteren helderblauwe verfstof - kobaltblauw helderdenkend - lucide, onbevooroordeeld, verlicht helderder maken - verduidelijken heldere blik - perspicaciteit heldere geluiden geven - kletteren heldere luide klank - galm heldere morgenvroegte - aurora heldere ster - lucida helderheid - doorzichtigheid, duidelijkheid, frisheid, glans, klaarheid, klaarte, klankvolheid, kristal, licht, limpiditeit, luciditeit, magnitude, properheid, puriteit, reinheid, schoonheid, sereniteit, sonoriteit, volheid, zindelijkheid, zuiverheid helderheid van geest - klaarheid, luciditeit, presentie helderheidenkalmte - sereniteit helderrood - scharlaken, vermiljoen helderrood koraal - bloedkoraal helderste planeet - Jupiter helderste ster - Sirius, Wega helderste ster in sterrenbeeld draak - Etamin helderste ster uit sterrenbeeld zuidervis - Fomalhaut helderste ster van de Lier - Wega helderwit - blank helderwit marmer - albast helderziend - klaarziend, lucide helderziende - clair-voyante, paragnost, psychoscopist, somnambule, telepaat, ziener helderziende door de magnetische slaap - somnambule helderziendheid - clair-voyantce, paragnostie, proskopie, telescopie, telepat(h)ie, telethesie, helderzingen (van vogels) - orgelen heldhaftig - boud, dapper, eroïco, ferm, heroïek, heroïsch, koen, kloek, kordaat, manhaftig, manmoedig, moedig, onversaagd, onvervaard, stoer heldhaftig verhaal - epos heldhaftigheid - bravoure, dapperheid, heldenmoed, heroïsme, kloekheid, moed, onversaagdheid heldin - virago held uit Troje - Hector, Aeneas held voor Troje - Achilles, Ajax, Diodemes, Patroklos heleboel - legio, massa, menigte, hoop, veel helegaar - geheel, helemaal heleline - alantkamfer helemaal - alles, compleet, finaal, gans, geheel, helegaar, holocrien, integraal, ongedeeld, radicaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt helemaal beneden - onderin helemaal gevuld - vol helemaal niets - barst, geeneens, niemendal, spier helemaal niks - niets, niemendal, noppes helen - beteren, boeten, geheimhouden, genezen, herstellen, remediëren, repareren, snezen, verbergen, verhelpen, verzwijgen hel en blinkend - fel hel en hoorbaar - luid hele Piet - kei helend - officinaal, officineel heler - diefjesmaat, opkoper, snees, snezer helerszaak - plattekit (barg.) hele verandering - omkeer, ommekeer helft - demie, gedeelte, half, meta, semi helft (Ital.) - meta helft van een peloton of batterij - sectie, sektie Helgoland, eilandje bij - Düne helhond - Cerberus Helicon - Zagora Helicon, hoogste top van de - Palaiovuna helikopter - hefschroefvliegtuig, wentelwiek heling - genezing, verberging Heliopolis - Baälbek helios - sol, zon, zonnegod helioscoop - verrekijker, zonnekijker heliotroop - meetwerktuig, parfum, reukwater, sierplant heliotropien - piperonal heliozoa - zonnedieren helium - he , zonnegas helix - schroef, spiraal helklinkend geluid maken - rinkelen Hellas - Griekenland hellebaard - houwwapen, lans, steekwapen, strijdbijl, hellebaardier - lijfwacht, vemenbewaker hellegod - Hades, Pluto hellehond - Cerberus Helleen - Griek hellen - aflopen, afwijken, enigen, glooien, neigen, overhangen, overhellen, plangeren, zulmen hellend - scheef, schuin hellend of glooiend maken - taluteren hellend oplopende weg - oprit hellend pad - afgang, afrit, opril, oprit hellend vlak - berg, dijk, duin, opritstoep, talud hellend vlak van een horizontale lijst - afzaat hellende baan voor skispringen - springschans hellende maken - adosseren hellende sledebaan - rodelbaan hellende weg - afrit, oprit hellerechter - Minos hellerivier - Styx helleschipper - Charon Hellespont - Dardanellen helleveeg - belial, dierage, driedekker, duivel, feeks, furie, harpij, heks, hellevorst, huiskruis, karonje, kat, kenau, kol, kreng, manwijf, nest, prij, satan, serpent, slang, tang, virago, xantippe hellevorst - duivel, satan hellewicht - booswicht, monster, verdoemde hellig - boos, hels, kwaad, nijdig, toornig, vurig, wild, woedend, woest helling - afgang, afloop, afschot, beloop, dossering, glooiing, inclinatie, piedmont, schoot, schuinte, steilrand, steilte, steilwand, stoep, talud, talutage, werf helling der schoepen van een scheprad - afschot helling langs spoorweg - talud helling onder aan een borg - piedmont helling tussen twee vlakke terreingedeelten - steilrand, steilwand helling van een berg - terras helling van een dijk - beloop, glooing helling van een glooiing - dossering hellingmeter - clinometer, eclimeter, klinometer hellos - zon helloscoop - zonnekijker hellotropine - piperonal hellozoa - zonnedieren, serpent, virago, Xantippe helm - distileerkolfdeksel, duingras, duinplant, gilia, heimet, hoofddeksel, kerktorenkap, kolf, kolffles, kromhals, retort, rietgras, schoorsteenboezem, stampersteel(papierbereiding), tropenhelm, vleugel, ijl helm (Afr.) - topi helmbindsel - connectief helmbloem - copydalis, monnikskp helmdraad - filament, zandzegge helmen - galmen, weerklinken helmgat - galmgat helmhok - theca helmhout - helmstok, roerpen helmkleed - lambrekijn, lambrequin helmklep - vizier helmknop - anthere helmkruid - scorpgularia, aambeienkruid, aambeiwortel helm, lichte - barbute helmriet - ijl helm, soort - armet, basginet, bekkeneel, hondsgurgel, isenhut, morion, noormannenhelm, pothelm, salade, spangenhelm helmstok - inspit, helmhout, onderdrukte, roerpen, stuurstok helmstok van het roer - roerhaak helmtop - timber helmversiering - wrong heloot - onderdrukte, slaaf helpen - assisteren, baten, bedienen, beschermen, bijdragen, bijspringen, bijstaan, dienen, gerieven, meewerken, ondersteunen, opereren, redden, secoureren, secunderen, steunen, tegemoetkomen, verlichten, verplegen, verzorgen, weldoen helpen bij metselen – opperen helpen bij nood - redden helper - adlatus, assistent, bediende, coadjutor, dienaar, handlanger, heler, hulp, knecht, (ind.) kornet, maat, medestander, medewerker, rakker, redder, secondant, trawant, vazal, volgeling helper bij het jagen - brak, drijfhond, drijver, jachthond helper in lab. - amanuensis helper in de nood - redder helper in een laboratorium - amanuensis helper uit de nood - redder helper van draaiorgelman - manser helper van een schout - rakker helper van een spinner - oploper helpers - aanhang helpster – assistente, dienstbode, dienster, hulp helpster bij een diner - dienster, serveerster hels – afschuwelijk, duivels, demonisch, diabolisch, hellig, infernaal, kwaad, oorverdovend, razend, satanisch, slecht, verschrikkelijk, vreselijk, woedend, woest hels lawaai - kabaal, pandemonium hels wijf - feeks helse furie - Megera helse geest - Belial, duivel, satan helse machine - tijdbom helse steen - lapis, zilvernitraat Helsingfors - Helsinki Helvetië - Zwitserland hematiet - bloedsteen, roodijzersteen hematoom - bloeduitstorting hemd - baadje, chemise, onderkleed, shirt hemd (Mal) - baadje hemd waarin ketters werden verbrand - sanbenlto hemdachtig kleed van de Arabieren - gandoera hemdsboord - bef hemdsbroek - combinaison hemel - azuur, baldakijn, dampkring, ether, gewelf, firmament, hemelruim, lazuurgewelf, lucht, paradijs, trans, uitspansel zwerk hemel - Asga(a)rd, paradijs, walhalla hemelangst - uranofobie hemelbeschrijving - uranoscopie hemelbestormer - Atlas, Titan hemelbestormers - hemelbewoner - engel, God hemelbode - engel, Godsgezant hemelbol - aarde, dwaalster, hemelglobe, hemellichaam, komeet, maan, nevelster, planeet, satelliet, sfeer, staartster, ster, zon, hemelboog - gewelf hemelboom - ailanthus hemelbrood - manna hemelburger - gezaligde, zalige hemeldak - firmament, uitspansel hemeldauw - regen hemelen - overlijden, sterven hemelgeest - aartsengel, cherubijn, dewata, engel, serafijn, seraf hemelgeit - watersnip hemelgewelf - azuur, firmament, hemel, koepel, uitspansel, zwerk hemelglobe - sfeer hemelgod - Anoe, Dyanspitar, Jupiter, Sjanti, Zeus hemelheir - engelenscharen hemelhof - eden, paradijs hemelhoog tussen op- en ondergangspunt van de zon - amplitude, amplitudo hemeling - engel, gelukzalige, hemeltelg, zalige hemelkenner - astronoom hemelkoningin - Juno, Maria hemelkring - sfeer hemelkunde - uranologie hemelkijker - uranoscoop hemellichaam - aarde, avondster, Castor, Corona, dubbelster, Jupiter, komeet, maan, Mars, Mercurius, meteoor, Mizar, planeet, planetoïde, planeet, Polaris, Pollux, Regulus, satelliet, Saturnus, Spica, ster, Vega, Venus, Wega, zon hemelpool - equatorpool hemelruim - hemel, kosmos, luchtruim hemels - bovenaards, celest, goddelijk, heerlijk, onaards, prachtig, verrukkelijk, zalig hemelblauw - azuur, lazuur, lichtblauw, ultramarijn hemelsblauwe verf - bergblauw hemelsbreed - disparaat, immens hemels brood - hostie, manna hemelschip - raket, ruimtevaartuig hemelsfeer - kreits hemelsgezind - godvruchtig, heilig, vroom hemels rijk - China hemels rijk, zoon van het - Chinees hemelsteen - meteoor, meteoriet hemelstreek - luchtstreek, noord, oost, sfeer, streek, west, windstreek, zuid, hemels wezen - cherubijn,engel, fee, seraf, serafijn hemelse gave -hemelbrood, manna hemelse heerscharen - zebaoth hemelse verschijning - schoonheid hemelse vorstin - Hera hemelsfeer - hemelgewelf, keerkring, kreits hemelsgezind - godvruchtig, heilig, vroom hemelsleutel - hertshooi,primulaveris, sleutelbloem hemelsteen - meteoor, meteoriet hemelstreek - luchtstreek, poolstreek, tropen, windstreek hemelt - emelt, engerling, meikeverlarve hemeltergend - ergerlijk, goddeloos , weerzinwekkend hemeltoorts - zon Hemelvaartsdag, gebruik op - dauwtrappen, dauwtreden, hemelvaren hemelverschijnsel - bliksem, hemelvuur, komeet, maansverduistering, meteoor, noorderlicht, regenboog, weerlicht, zonsverduistering hemelvorstin - Hera hemelvuur - bliksem, weerlicht hemelwater - motregen, neerslag, regen(bui), stortbui, stortregen hemiëder - halfvlak hemidor - regen (bui) hemiparasiet - melampyrum, viscum hemisfeer - halfrond hemofilie - bloederziekte hemorroïden - aambeien hen - hoen, hoender, kip, kloek hen met kuikens - kloek hendel - hefboom(pje), manette Henegouwen - Hainaut Henegouwen, arrondissement in - Aat, Ath, Bergen, Charleroi, Doornik, Moeskroen, Mons, Mouscron, Soigniesm Thuin, Tournai, Zinnik Henegouwen, mijngebied in - Borinage hengel - beugel, boshorde, greep, handvat, hengsel, lee, paardebloem (gele), scharnier, visgerei, vistuig, zwartkoorn hengelaar - visser hengelaarsuitrusting - aas, dobber, haak, hengel, leefnet, lijn, molen, schepnet, snoer hengelaarsvis - hozemond, zeeduivel hengelaas - deeg, spinner, pier, vlieg, worm hengelen - vissen hengelsnoer - sim hengelsport - vissen hengelstok - hengelroede hengeltouw - staartlijn hengeltrommeltje - hengelmolen, reel hengsel - beugel, draagbeugel, eins, einze, greep, handgreep, handvat, lee, oor, scharnier hengselbout - hang hengselmand - ben, haander, kabas, kalebas, korf hengseltas - karbies hengst - etalon, glazenmaker, grasspriet, haardijzer, hooihark (grote), ruin, trekkanaal (in kalkoven), vaderpaard, waterjuffer, zalm (die naar zee terugkeert) hengst, gesneden - ruin hengstebron - Hippocrene hengsten - beuken, slaan hengstig - paarzuchtig, ritsig, tochtig, wellustig henker - beul, scherprechter, satan henna - kleurmiddel, verfplant hennegat - cockpit hennep - bambayhennep, braakhennep, cannabis, gelling, jutehennep, kemp, manillahennep, zaailing hennepachtigen - cannabaceeën hennepafval - hede, hee, scheef, werk hennepbraak - rete, reep, repel, reet, rete, blouwel hennepbraken - blouwelen hennepnetel - galeopsis, dauwnetel, raai hennepplant - sisal hennepsoort - abaca (manillahennep), femel, gelling, kemp, kennep, pelhennep, sisal hennepvezels (grote) - hee, hede hennepvink - kneutje, kneuter, robijntje, tukker, vlamsijs hennepworteleinde - blees hennepzaad - kempzaad hennetasker - keukenpiet hens - hands (Eng.), handen Hephaistos - Vulcanus her - geleden, herexamen, hier, hierheen, opnieuw, overal, sedert Hera - Juno Hera (Juno) kwelde haar door een horzel - lo herademen - bijkomen, opluchting herademing - oplichting Herakleïden, stamland der - Peloponnesus Herakles - Hercules heraldicus - wapenkundige heraldiek - wapenkunde heraldiek stuk - herautstuk heraldiek wapen - blazoen heraldische figuur - bemmel, geer heraldische bijfiguur - berensteel, lambel, palesteel heraldisch teken - lelie heraldisch vogeltje - maarle, meerle, merel,merlet heraldisch wapen - schild heraldische kleur - email (rood, groen, blauw en sabel (zwart), purper en zwart), goud (geel), keel (rood), lazuur (blauw), sinopel (groen), zilver (wit) heraldische penning - besant, bezant heraldische ruit - losange heraldische term - afsnijding, balk, barensteel,blok, draak, ecusson, flank, geer, hart, inhoeking, kanton, kruis, kwartier, polesteel, punt, tenant, voet heraut - aankondiger, aanzegger, bekendmaker, krijgsgezant, uitroeper, wapenkoning herautstaf - caduceus heraut van wapenen - wapenkoning heraut voor Troje - stentor herba - h., kruid herbarium - plantenverzameling herbarist - kruidenkenner herbebossing - reboisatie herberg - auberge, bierhuis, cabaret, café, doening, drankhuis, estaminet, hotel, hotelletje, kroeg, logement, osteria, staminee, tapperij, staminet, taveerne, taverne, uitspanning, venta, herberg (Eng.) - pub herberg (It.) - osteria herberg (Sp.) - fonda herberg in de Hongaarse poesta - csarda herberg in het oosten - kan herberg in het Romeinse Rijk - termopolium herberg(verblijf) voor karavanen - karavansera(i) herbergen - huisvesten, onderbrengen opnemen herbergier - gelaghouder, kastelein, kroegbaas, tapper, waard herbergierster - kasteleines, kasteleinse, waardin herbergierszoon die koning werd - Murat herberging van soldaten - kwartier herbergklant - kroegloper herbergzaam - bewoonbaar, gastvrij herbergzaamheid - hospitaliteit herbewapenen - remilitariseren herbivoor - planteneter, vegetariër herboriseren - botaniseren herborist - kruidenzoeker, plantenverzamelaar herbouw - wederopbouw herbouwen - reconstrueren, verbouwen herbouwer van Babylon - Asarhaddon herbouwing - reconstructie Hercules - Alaides, Herakles herculeskever - dynastes herculeswerk - reuzenwerk herculisch - gespierd Hercuul - atleet, kermisworstelaar herdenken - gedenken, herinneren, memoreren, vieren herdenking - gedachtenis, viering herdenking van de geboortedag - verjaardag herder - bewaker, herdershond, hoeder, kuddehoeder, oppasser, pastor, pastoor, predikant, priester, schaper, scheper, senn, veehoeder, waker herder die de Trojanen bedroog - Simon herder in de Alpen - Senn herder in Pfrygië - Atys herderin - bergère, predikante herderlijk - arcadisch, bucolisch, geestelijk, idyllisch, landelijk, pastoraal herderlijke brief - mandement herderlijk schrijven - encycliek, mandement herderschop - mak herdersdicht - bebergerie, ecloge, idylle, pastorale, villanelle herdersfluit - Panfluit, fluit, rietfluit, rietpijp, schalmei, veldfluit, veldschalmei herders god - Pan herdershond soort - eloga, ecloge 4 puli, pumi 5 corgi 6 briand, collie, kuvasz 7 bobtail, bouvier, sheltie 8 hovawart, komondor 9 beauceron, Mechelaar 10 rottweiler, sennenhund 11 schapendoes 12 Groenendaler herders hut in de Alpen - Sennhut herders- of jagersfiguur - endymion, herdersknaap herderskout - eloga, ecloge herdersleven - idylle herderslied - bergerette, pastorale herdersminnedicht - madrigaal herdersroman - arcadia herdersschop - mak herdersspel - arcadia, pastorale herdersspin - hooiwagen herdersstammen - nomaden herderstasje - beurskruid, boerenkers, capsella, lepelblad, tasjeskruid, taskers, wisselkruid herdersvolk - Nomaden herderszang - ecloge herdoop - wederdoop herdubbelen - redoubleren hereditair - erfelijk herediteit - erfelijkheid heremiet - anachoreet, asceet, eenzaat, kluizenaar, solitair heremietkreeft - kluizenaarskreeft her en der - alom, altijd, overal her- en derwaarts zwerven - dolen heren - hh. herenboon - sperzieboon herendienst - corvee hernhuis - villa herenhuis in Friesland – state, stins herenigen - raccorderen, reconciliëren hereniging - reünie, samenvoeging, verzoening ,weerzien herenjas - frak, jacquet herenjasje - colbert herenkamerjas - chambercloak herenkapper - barbier, coiffeur, figaro, stylist herenkledingstuk - anklet, boord, bretel, colbert, costuum, das, frak, jasje, jekker, jopper, kamerjas, kostuum, ochtendjas, overhemd, overjas, pantalon, pullover, sjamberloek, smoking, sok, vest herenknecht - butlerlakei herenmantel - raglan herenoverjas - demi, jekker, jopper, ulster herenpaard - luxepaard herenrijwiel - herenfiets herenrok - frak heresiarch - aartsketter herensok - anklet heresiarch - aartsketter heresie - dwaalleer, ketterij herfst - najaar, seizoen herfstbloem - amarant, aster, biggekruid, chrysant, chrysantemum, herfsttijloos, najaarsbloem herfstdag - najaarsdag herfstgetijde - najaar herfsthyacint - tuberoos herfstig - herfstachtig herfstknol - herfstraap herfstleeuwetand - zevenbloem herfstmaand - september herfstmijt - leptus, trombiculidae herfstmis - najaarsmis, najaarsmarkt herfstraap - zandraap herfstroos - stamroos, stokroos herfstsering - flok herfsttijloos - biggenkruid, colchicum, draagbloeier, nachtbloeier, nachtejuffer herfstweer - guur, mistig, winderig hergeven - teruggeven herhaald - frequentatief, gedurig, iteratief, nogmaals, opnieuw, telkens, wederom herhaalde oefening - repetitie herhaalde overdenking - ruminatie herhaalde versregel - refrein herhaalde wedstrijd - barrage herhaaldelijk - almaar, dikwijls, frequent, menigmaal, reeds, steeds, telkenmale, telkens, vaak, veelvuldig herhaalde wedstrijd - barrage herhalen - bis, bisseren, encore, herzeggen, itereren, nogmaals, opnieuw, overdoen, overzeggen, recapituleren, recidiveren, renoveren, repeteren, reproduceren, verdoen, herhalend - frequentatief, iteratief herhalende decimaal - repetent herhaling - bis, da capo, echo, hervatting, ïteratie, recidive, reditie, reiteratie, repetitie, reprise, suminatie, tautologie herhaling van de betekenis van een gebruikt woord - pleonasme herhaling van de hoofdinhoud - recapitulatie herhaling van misdrijf - recidive herhaling van een toon - echo herhaling van een woord - palillogie herhaling van het thema - ritornel herhaling van hetzelfde woord in andere betekenis - diafora herhaling van versregels - refrein herhalingsthema - refrein, ritornel herhalingswerkwoord - frequentatief her inenten - revaccineren herinneren - commoneren, gedenken, herdenken, heugen, memoreren, moneren, rappeleren, rappelleren, terugdenken herinnering - aandenken, aanmaning, anamnese, commemoratie, gedachtenis, geheugen, heugenis, memento, memorie, paramnesie, rappel, reminiscentie, souvenir, voorstelling herinneringen - memorabilia herinneringsboek - memoriaal herinneringsbord - gedenkbord herinneringsbriefje - aanmaning, rappel, waarschuwing herinneringsdag der vergankelijkheid - asdag, Aswoensdag, kruisjesdag (R.K.) herinneringsgeschenk - souvenier herinneringskunst - mnemoniek, mnemotechniek herinneringsmedaille - gedenkpenning herinneringsstaf - reagens herinneringsvermogen - gedachtenis, geheugen, heugenis, memorie, mneme, herinneringsvermogen voor feiten - zaakgeheugen herinneringswoord - consigne, erewoord, leuze, parool, schibboleth, wachtwoord, werda herinrichting - reorganisatie herik - boerenkers, onkruid herkansing - barrage, repêchage herkauwen - kweernen, merycisme, rumineren herkauwend zoogdier - kemel herkauwend zoogdier met een bultrug - kameel herkauwer - alpaca (bergschaap, Peru), alpensteenbok, angorageit, antilope, bantèng, beisa, bergbok, berggeit, bergschaap, bizon, blesbok, bok, brandhert, buffel, bultrund, cheetah, damhert, bultos, dromedaris, dwerghert, edelhert, eland, gaffelbok, gaffelhert, garm, gazelle, geit, gems, giraf(fe), gnoe, hamel, hartebeest, hert, hinde, kalf, kameel, karbauw, kemel, klipgeit, koe, koedoe, lakenvelder, lam, lama, merinoschaap, moeflon, muskusos, oeros, oerrund, okapi, ooi, os, pink, ram, ree, reebok reegeit, rendier, rund, sapi, schaap, schot, sik, steenbok, stier, schaap, springbok, twenter, vaars, var, yak, waterbok, wildebeest, wisent, zeboe, zebu herkauwers - ruminantia herkauwersfamilie - eeltpotigen, giraffen, herten, runderen herkauwersmaag - pens herkauwer voor teling - fokstier herkauwing - ruminantia herkavelen - herverdelen herkenbaar - kennelijk herkennelijk - herkenbaar herkenning - reconnaissance herkenningsbewijs - identiteitsbewijs, legitimatiebewijs, paspoort herkenningsmelodie - tune herkenningspapier - identiteitsbewijs, legitimatiebewijs, persoonsbewijs herkenningsplaatje - oorlogsidentiteitsbewijs herkenningsteken - armband, badge, embleem, formule, insigne, kenteken, logo, merkteken, symbool, vignet, vingerafdruk herkenningswoord - parool, sjibbolet, wachtwoord herkleden - omkleden, verkleden herkomst - afkomst, afstamming, bron, gewoonte, oorsprong, origine herkomstig van - uit herkoop - wederinkoop herkrijgen - recouvreren, terugkrijgen herkrijging - herstel, herwinning, recuperatie, teruggave herkuul - beroepsworstelaar, hercules herleefd - herboren, herrezen, redivivus herleidbaar - reducibel herleiden - omrekenen, overbrengen, reduceren, terugbrengen, veranderen herleiding - reductie herleven - herrijzen, opleven, terugkeren herleving - herrijzenis, herrijzing, opbloeiing, opleving, palingenese, regeneratie, renaissance, reïncarnatie, resurrectie, reveil, verrijzenis, wedergeboorte herleving (Eng) - revival herleving van kunst en wetenschappen - renaissance hermafrodiet - interseks, tweeslachtig hermelijn - harmel hermelijnachtig dier - mink hermelijnbont - roselet hermeneutiek - bijbeluitlegging, exegese, schriftverklaring, uitlegkunde Hermes - Mercurius Hermes, beeld van - Herme hermetisch - luchtdicht hermetisch gesloten - potdicht hermitage - kluizenaarshut, kluizenaarswoning hermoes - akkerpaardestaart hermopolis , Asjmienein hernemen - terugnemen hernhutter - zandgebakje hernia - breuk hernieuwd leven - regeneratie, wedergeboorte hernieuwde aanval - recidief, recidive hernieuwen - renoveren, restaureren, vernieuwen hernieuwer - modernist, restaurateur hernieuwing - herinrichting, herstelling, instauratie, renovatie, reorganisatie, restauratie, vernieuwing, wederoprichting hernieuwing van levensopvatting - renaissance heroïne - dracetylmorfine heroïsch - dapper, heldhaftig heroïsme - heldenmoed, heldhaftigheid heropleiden - omscholen heros - Castor, halfgod; held, Heracles, Hercules, Pollux, Prometheus, Theseus herovering - reprise heroïek - dapper, dracetylmorfine, heldhaftig heroïne - narcoticum herosch - heldhaftig, heroïek heroïsch werk - titanenarbeid heroïsme - heldenmoed, heldhaftigheid herpsel - onzuiverheid, uitzeefsel herrie - bonje, drukte, gedoe, gedrang, gedruis, geduvel, geraas, geschreeuw, getier, getoeter, heibel, heisa, hommeles, kabaal, keet, kift, krakeel, lawaai, krakeel, leven, onmin, opschudding, pan, rumoer, ruzie, spats, spektakel, stampei, trammelant, tumult, twist herrie maken - krakelen, razen, rumoeren, ruziën, twisten herriemaker - lawaaischopper, levenmaker herrieschopper - herriemaker, keetmaker, levenmaker, opspeler, raasbol, schreeuwer herroepbaar - revocabel herroepen - annuleren, intrekken, revoceren, terugnemen herroeping - abrogatie, annulering, intrekking, repeal, retractatie, revocatie, terugneming herroeping van een aantijging - palinodie herrijzen - herleven, oprijzen herrijzenis - herstel, opstanding, resuscitatie, resurrectie herschatten - retaxeren herschatting - hertaxatie, retaxatie herscheppen - metamorfoseren, recreëren, regenereren, veranderen, verjongen herschepping - gedaanteverwisseling, hernieuwing, metamorfose, regeneratie, transformatie herse - gierst, heers hersenaanhangsel - hypofyse, pijnappelklier hersenarbeid - geestesarbeid hersenbeeld - hersenschim, waanbeeld hersenblaasworm - bolworm hersenbloeding - apoplexie, attaque, beroerte hersenbouwleer - phrenologie hersenbreuk - cefalocele hersendeel - achterhoofdskwab, epifyse, hersenbalk, hersenbrug, hersenschors, hersenstam, hersenvlies, hypofyse, slaapkwab, ventrikel, voorhoofdskwab hersendoorboring - trepanatie hersenen - brein, cerebrum, denkraam, geest, rede, verstand hersenen (scherts) - kersepit hersenen, deel der - achterhoofdskwab, epifyse, hersenbalk, hersenbrug, hersenschors, hersenstam, hersenvlies, hypofyse, slaapkwab, ventrikel, voorhoofdskwab hersengezwel - glioom, tumor hersengymnastiek - denksport, puzzelen, quiz hersenkamer - ventrikel hersenklier - hypofyse, pijnappelklier hersenkoraal - malandra hersenkwab - lob hersenloos - dom, leeghoofdig, stom, zin(ne)loos hersenmantel - pallium hersenoedeem - zwelling hersenontsteking - cefalitis, encefalitis, meningitis hersenpan - bekkeneel, schedel hersenpan doorboren - trepanatie hersenpinsel - gedachtenweefsel hersenproduct - bedenksel, uitdenksel hersens - brein, verstand hersens betreffend - cerebraal hersenschim - begoocheling, chimaera, chimère, droombeeld, fantasie, fantasma, fantasmagorie, fantoom, illusie, inbeelding, luchtkasteel, ontgoochelen, schaduwbeeld, schijn, schijnbeeld, spook(beeld), utopie, verbeelding, visioen, waan(beeld), wanbegrip, zinsbedrog hersenschimmig - denkbeeldig, ingebeeld, imaginair, onwezenlijk hersenschudding - commotio hersenspinsel - gedachtenweefsel hersentumor - hersengezwel hersenverweking - encefalomalacie hersenverzwakking - collapsus hersenvlies - arachnoïden, leptomeninx, pachymeninx hersenvliesontsteking - encefalitis, meningitis, nekkramp hersenwerk - denkarbeid, denkwerk, onderzoek hersenwerk verrichten - denken hersenziektes bij het vee - kolder herspellen - translitteren herstel - analeptie, beterschap, correctie, emendatie, genezing, opleving, rectificatie, recuperatie, redres, redressering, regeneratie, rehabilitatie, renovatie, reparatie, restauratie, restitutie, revalutisatie (valuta), sanatie, verbetering, vernieuwd, wederoprichting herstelbaar - reparabel herstelboekerij - storno herstel van een fout in handelsboeken - ritorno herstel van een ziekte - reconvalescentie herstel van eer - eerherstel, genoegdoening, rehabilitatie, satisfactie hersteld - beter, gemaakt, genezen, gerestaureerd, naturel, vernieuwd hersteld in vroegere staat - gerehabiliteerd herstellen - beteren, bijwerken, boeten, breeuwen, corrigeren, dresseren, genezen, goedmaken, helen, herzien, kalfaten, lappen, maken, ondergaan, opflikken, opknappen, oplappen, reconstrueren, rectificeren, recupereren, redresseren, rehabiliteren, renoveren, repareren, renoveren, repareren, restaureren, restitueren, stoppen, verbeteren, vergoeden, verhelpen, vernieuwen, verstellen herstellen na ziekte - aansterken herstellen van kleding - lappen herstellend - beterend, genezend, opknappend, reconvalescent hersteller - boeter, lapper, maker, restaurateur, reparateur hersteller van beschadigde kunstwerken - restaurateur hersteller van de muren van Jeruzalem - Nehemia hersteller van rijwielen - fietsenmaker hersteller van visnetten - nettenboeter herstelling - boete, genezing, opheffing, ordening, renovatie, reparatie, restauratie, rehabilitatie, reparatie, tenietdoening, vernieuwing herstellingsoord - kliniek, rusthuis, sanatorium herstellingsteken - naturel herstelling van eer - rehabilitatie herstelplaats - dok, garage, gasthuis, hospitaal, kliniek, remise rusthuis, sanatorium, uitdeukerij, ziekenhuis herstelplaats voor auto’s - garage, plaatwerkerij herstelplaats voor schepen - dok, werf herstelwerk - reparatiewerk, restauratiewerk herstelwerkplaats - atelier herstemming - ballotage hert - antilope, damhert, edelhert, eland, gazelle, gnoe, hinde, kalf, ree, reebok, rendier, spitser hert (Eng,) - deer hert, driejarig - zesender hert, eenjarig - spieshert hert, tweejarig - gaffelhert hert, vrouwelijk - hinde hertachtig dier - 3 elk, ree 4 gnoe, milu 5 eland, moose 6 cervus, heumul, kidang, poedoe, reebok, sambar, wapiti 7 damhert, gazelle, kariboe, muntjak, reegeit, rendier, takhert 8 antilope, axishert, blafhert, deikahert, edelhert, kuifhert, lierhert, sikahert, waterree 9 barasinga, dwerghert, paardhert, spieshert, waterhert, zwijnhert 10 davidshert, muskusdier, pampashert, sambahert 12 virginiahert 15 aristoteleshert hertaxatie - herschatting hertebuffel - buffelantilope hertenkalf (vr.) - smaldier hertenleer - daim hertengroep - roedel, sprong hertenhorens - gewei hertenkruid - kraaievoet hertenpaard - gnoe, wildebeest hertensoort uit Klein-Azië - damhert hertentruffel - zakjeszwam hertenziekte - stijfkramp, rechtstijvigheid 's-Hertogenbosch in carnavalstijd - Oeteldonk hertog - doge, duke, dux hertogin - duchesse hertog uit de historie - Alva hertshooi - hypericum, sintjanskruid hertshoorn - wolfsklauw (pl.k.) hertshoornkers - varkenskers hertshoornvaren - platycerium hertshoornzout - ammoniumkarbonaat hertstong - adderwortel, tongvaren hertzwijn - babiroessa hertz - Hz. heruitzenden - relayeren hervatting - resuscitatie hervertoning - reprise herverzekeren - reassureren hervinden - terugkrijgen, terugvinden hervormd Esperanto - Ido hervormen - altereren, herscheppen, herzien, reformeren, reorganiseren, veranderen, verbeteren, wijzigen hervormer - Calvijn, Hus, Luther, reformateur, reformator, vernieuwer, Savonarola, Zwingli hervorming - metamorfose, reform, reformatie, transformatie, verandering heruitzending - relais herwaardering - revalorisatie, revaluatie herwissel - restorno, ricambio, ritratta herzeggen - herhalen, repeteren herzien - bewerken, herstellen, hervormen, omwerken, overdoen, overmaken, revideren, veranderen, verbeteren, wijzigen herziening - redres, revisie, verbetering ,wijziging hes blouse, kiel hesp - bil, dij, ham Hesperus - avondster, Venus hesseling - kopvoorn, serpeling Hessen, hoofdstad van - Wiesbaden hessoniet - kaneelsteen het aanbermen - aanberming het aanbestede werk - aanbesteding het aanbiddelijke meisje - aanbiddelijkheid het aanbidden - aanbidding het aanbieden - aanbod, aanbieding het aanbieden van vredesvoorwaarden - vredesaanbod het aanblazen - aanblazing het aanbouwen - aanbouw het aanbranden - aanbranding het aanbreken - aanbraak het aanbrengen - aanbreng, aanbrenging, aanbrengst, aandragen, berichten, verklikken het aanbrengen van onderdelen in de techniek - installatie het aandammen - aandamming het aan de markt brengen - uitgifte het aandoenlijke treffende in uitdrukking - patos het aandringen - aandrang, drang het aandrijven - aandrijving het aangebodene - aanbieding, aanbod het aangebrachte ten huwelijk - aanbreng het aangekochte - aankoop het aangeven - denunciatie het aangrijpen - aantasting, aanval het aangrijpende van een voorval - tragiek het aanhoudend daveren - gedaver het aanhoudend denderen - gedaver, gedender het aanhoudend razen - geraas het aanhoudend rijden - gerij het aanhoudend samendringen - gedrang het aanhoudend trappen - getrap het aanjagen van schrik - intimidatie het aankomen - aankomst het aankopen - aankoop, aanschaffing het aanmerken - aanmerking het aannemen - aanname, geloofsaanneming, spekulatie, transactie het aannemen van een wissel - wisselaccept het aannemen van kinderen - adopteren het aanroepen - aanroep, geroep het aanschouwen - aanblik het aanstoot geven - ergernis het aantal bepaald - geteld het aantal exemplaren van een werk - oplage het aantal opmaken - tellen het aantekenen - noteren, optekenen het aanvallen - aanval het aanvatten - aantasting het aanvoelen - feeling het aanvoeren - aanvoer het aanwenden van handgrepen - manipulatie het aanwezig zijn - kenmerken het aanwezig zijn elders - alibi het aanzien - aanblik het aardse slijk - geld het abc - alfabet het achtvoetig ros van Odin - Sleipnir het administreren - administratie het afgeleide - derivaat het afkeuren - tegen het aflaten - respijt het aflopen der zee - eb het afpassen van een hoeveelheid - doseren het afschaffen - supprimering het aftreden - heengaan, weggaan het afwezig zijn - verstek het afwijken van de wet - derogatie het alfabet - abc het allerfijnste - crème het alles bijeengenomen bedrag - somma, summarum het alles met de hoogste lof - summa het Amerikaanse herstelplan voor Europa - ECA het anoniem zijn - anonimiteit het antwoord vinden op - oplossen het apart zijn - apartheid het arrangeren van een muziekstuk voor orkest - instrumentatie het arriveren - aankomst het asgat onder de haard - hel het atonaal zijn - atonaliteit het avondland - Hesperië, Hesperia het avondmaal gebruiken - souperen het babbelen - gepraat, gesnap het bare - numerair het bebouwen - aanbouw het bed uit - op, opgestaan het bed verlaten - opstaan het bedekken - bedekking het bedelen - bedelarij, bedeling het bederven - gruit het bedrag van de belasting - aanslag het bedriegen - bedrog het bedrijf van landbouwer doen - boeren het begeerde onthouden - spenen het begeleiden - geleide het begin van een nieuw organisme - kiem het beginnen bij - van het beginnen met iets - treden het beginnen op een nieuwe regel - alinea het begrijpen - intellect het be�nvloeden van getuigen - subordinatie het bekend staan - reputatie het bekende - gegeven het beklagen - beklag het bekronen - bekroning het bekwaam maken door herhaling - oefening het belachelijk maken van iets - bespotten,spot, spotten, ridiculiseren het belang van een gewest - streekbelang het beleg voeren - belegeren het beleggen - belegging het beloofde doen - inlossen het beloofde land - Kanaan, Palestina het bemalen met molens - bemaling het bepaald zijn van iemands lot - karma het bepalen van een aantal - telling het bepalen van gehalte van zuren - titrage het bereikte - einddoel, resultaat het berekenen van kansen - kansberekening het besef van de juistheid van iets - erkentenis het besef van hetgeen de eer eist - eergevoel het besprenkelen met afval van tabaksbladeren - betuneren het best - optimaal het bestaan billijken - erkennen het bestaan doen opmerken - aantonen het beste - bloem, elite, keur, puik, uitverkorene het beste, krachtigste van iets - kern het beste uitkiezen (als wijsgeer) - eclecticisme het bestraten - bestrating het bestrijden - tegen het bestuur van een classis - moderamen het betasten - voeling het beter zijn - superioriteit het betonen - betoon, betoning het betonen van macht - machtsbetoon het betrouwbare - waarheid het bevaarbaar maken - kanaliseren het beven - tremor het bevoegde gerecht - forum het bevoelen - palperen, tast, tasten het bevreesd maken - intimidatie het bewaken - hoeden het bewaren - opslaan het bewerken van akkers - akkerbouw het bewijs dienende - apodictisch het bewind voeren - regeren het bewonen - bewoning het bewust streven - wil het bewust worden van indrukken - gewaarwording het bewust zijn - weten het bewuste streven - wil het bezien waard - bezienswaardig het bezit - genot het bezit betreffende - possessoir het binnenste - kern het blijkt - liquet het boek Prediker - ecclesiastes het boven de grond gebouwde - opstal het bovenste gedeelte van een topgevel - aandak het boze oog - malocchio het Britse rijk - Albion het doel bereiken - aankomen, arriveren, komen het doodgaan - sterfte, sterven het door ondervinding geleerde – ervaring het eerst arriverend - a.s., e.k. het eerste - primair, primeur het eeuwige licht - luxperpetua het egaliseren - egalisatie het eigen ik tot het middelpunt maken - egocentrisch het eigendom zijn van - toebehoren het einde kroont het werk - fco het eisen - geëis het elders aanwezig zijn - alibi het elders zijn' geweest - alibi het elegant zijn - elegantie het elementaire bestanddeel van organismen - cel, vezel het ene in het andere - ineen het er mee eens zijn - instemmen het erbij laten zitten - afweten, opgeven het erfdeel toekomend - competent het ergeren - irriteren het erkennen - erkenning het ervan nemen - genieten, profiteren het erven - erving het ervoor houden - aannemen, menen het ervoor nemen - menen het essentiële - clou, wezen het eten - eterij het eten bereiden - koken het eten van mensen door mensen - kannibalisme het etsen - etsing het etteren - ettering het euvel duiden - kwalijk het even optrekken van de nevel - blinkend het evenaren - evenaring het evengenoemde - dito, hetzelfde het evenwicht betreffende - statisch het evenwicht verliezen - struikelen het fabriceren van melkprodukten - zuivelbereiding het failleren - faillissement het flakkeren der vlammen - gelaai, laaien het fotograferen der hemellichamen - astrofotografie het fijne - essentie, finesse, juiste, precisie het fijnste - beste, krachtigste, kwintensens het fijnste van meel - bloem het ga U goed - bene vale, B.V. het gebabbel - klappernij het gebakkene - baksel het geboren worden - geboorte het gebruik - primeur het gebruiken van de wegen - weggebruik het gebruiken van homoniemen als woordspeling - paronomasia het gedurig rillen - gedaver, geril het gedurig stenen - gesteen het geestesleven betreffende - spiritueel het geeuwen - geeuw het gehalte bepalen - titreren het gehalte betreffend - qualitatief het genezen door gebed - eddyisme het gebruiken van de handen - manueel het geseponeerd worden - sepot het gewicht bepalen - wegen het gewone niet kritische publiek - goegemeente het gewone te buiten gaan - afwijkend, extravagant, mateloos, onmatig het gewijd worden - wijding het gezaaide - zaad het gezantschap - legatie het gezicht betreffende - visueel het geziene - avis, bericht, mening, opinie, raad het gissen - gis, rooi het gisten - gisting het gloeien van een lichaam in luchtdicht gesloten ruimten, tussen houtskool - cementatie het goed opnemen - instemming, respons het goede - wel het gokken - atonaal, gegok het gorgelen - gorgeling het goudland - eldorado, Ofir het grauw - gepeupel het graveren op staal - staalgravure het griezelen - ijzing het groeien - plantengroei, plantenleven, toename, vegetatie, woekering het gronden - gronding het groot zijn - aanzien, grootheid het grootste gedeelte - merendeel het grootste strijkinstrument - bas het groter worden - aanwas, groei het grijpen met de hand naar beneden - ondergreep het gunstigst - optimaal het haar - kapsel het haar in de krul zetten - friseren het haar omhoog stellen - opsteken het haar opmaken - kappen het haar uit de war halen - kammen het haar van achteren kort knippen - bobben het haar van honden behandelen - trimmen het halve deel - helft het handelen zonder bepaald beginsel - opportunisme het handgeklap - applaus het handig aanleggen - manoeuvreren het haperde - hapering het hazenpad kiezen - vluchten het hebben van een aandeel in iets - participatie het hebben van idealen - idealisme, utopisme het heelal - macrocosmos, universum het heelal als geordend geheel - cosmos, kosmos het heelal betreffende - kosmisch het heengaan - aftreden, sterven het hoofd bieden - volharden het hoogste - summum, top, toppunt het inkuilen - ensilage het in omloop brengen - uitgifte het in rust zijn - inactiviteit, slapen het in scène zetten - ensceneren het in stand houden - staven het in veiligheid brengen - berging het in werking brengen - aanzetten, exploitatieopenen, starten het inbreken - inbraak het inbrengen - taxis het indelen - indeling het indelen van het zetsel - opmaak het Indonesische leger - tni, tri het ingekochte - inkoop het ingelaste - inseraat het ingelaste, bekendmaking in de krant - insertum het ingelegde - inleg het ingesopte - insopping het ingrijpen - ingreep het inkepen - kerving het inkopen - inkoop het inkrimpen - inkrimping het inleggen - inlaag, inleg het inleggen of bekleden met platen van kostbare steen - incrustratie het inlopen - inloop het inmaken - inmaak het innaaien van een boek - cartonnage het innemen - innamen, inneming het innemend zijn - innemendheid het innerlijk besef van goed en kwaad - geweten het innerlijk leven - gemoedsleven het innerlijke in de mens - ziel het innerlijke leven - geestesleven, zielsleven het inprikken op de huid - tatoeëren het inprikken van figuren op de huid - tatoeage het inrijden - inrit het inruilen - inruil het inslapen - insluimering het inspannend pogen - streven het interen - intering het invoeren - invoer, invoering het invoeren van een idee in iemands hersenen - suggestie het inwendige - binnenste, interieur, intern het inwonen van de goddelijke geest in de natuur - immanentie het inzien - inzage het is daar jammerlijk - oremus het is daar naar gesteld - oremus het is evident - kennelijk het is geoorloofd - licet het is nevelachtig weer - misten het is niet pluis - aak het isoleren - afzonderen het is tijd - h. e. , hora est het jong zijn – jeugd, jeugdig het karakter geven van een grote stad - verstedelijken het kiezen – keus, keuze het laagst gelegen – onderste het lef hebben - durven het leggen van de nadruk - accentueren het leiden - leiding het lenen - lening het lenen van geld - lening het leren voor een examen - examenstudie het lessen - lessing het leven als solitair - solitarisme het leven betreffend - zotisch het leven betreffende - vitaal het leven der herders - herdersleven het leven, het zijn - bestaan het leven van een varensgast - zeemansleven het licht dempen - dimmen, dimpen het licht terugkaatsen - spiegelen het lid zijn - lidmaatschap het liefhebben - dilettantisme het lieftallig zijn - lieftalligheid het loeien der sirenes - sirenegeloei het loeien van de storm - stormgeloei het loof van de bomen - lover het loten - loting het luiden van een klok - gelui het luchtledige - vacuum het Maleise schiereiland - Malakka het maakt totaal - facit(Lat.), som, uitkomst het maken van dwarsgroeven in glad afgesleten autobanden - aderiseren, aderizeren het maken van voorwerpen van klei, karton, of hout bij het onderwijs - slòjd het masker af doen - ontmaskeren het masseren - massage het medewerken - medewerking het mee doen aan - deelname het mee nemen - medeneming het meest binnenwaarts gelegen - innig het meest nabij - naast het meest ongunstige - uiterst het meest uitkomend - flagrant het meest verwijderd - uiterst het meetrillen van lucht in nabijzijnde ruimten - resonantie het merendeel - gros het met kracht tussenbeide komen - ingreep het meten - meting het meten van lichtsterkte - astrofotometrie het meubelmaken - meubelmakerij het mevrouw zijn - mevrouwschap het middelste - centrum, medium het Midden-Oosten - Oriënt het midden zoeken - centreren het mikken - aanslag, rooi het mikken in de juiste richting - rooi het minder worden - slinking het minderen - mindering het minste - minimum het naar het oog gerichte glas in een optisch instrument - oculair, okulair het naast elkaar bestaan - coëxistentie het Nabije Oosten - Levant het nationale spel der Japanners - go het niet voldoen - wanbetaling het niet voorhanden zijn - ontstentenis het niet waker zijn - gedrooms, slaap het niet willen kennen - verloochening het nietig verklaren - nietigverklaring het niets doen - lediggang, luieren, luiwammesen, nietsdoen, nietsdoening, niksen het nieuwste snufje - dernier het niveau van een kind - infantilisme het nodige voedsel - levensbehoefte, nooddruft, het normaal zijn - normaliteit het normaliseren - normalisatie het nummeren van bladzijden - pagineren het nijpen der ellende - aandrang het oculeren - oculatie het oefenen - oefening het ogenblik van sterven - stervensuur het omgekeerde - tegendeel het omheinen - omheining het omkleden - omkleding het omleggen - omlegging het omrijden - omrit het onbekend zijn - anonimiteit het onbevrijde Italië - irredenta het onderdrukken - verdrukking het onderste deel van de rug - stuit het onderste gedeelte - onderdeel, ondereind het onderstuk - gewas het oneens zijn - discorderen het ongelegen zijn - ongelegenheid het ongewone - nieuw het onmiddellijk overgaan van vaste in damptoestand - sublimatie het onnodig verdoen - verspilling het ontaarden - bederf het ontbreken van de naam - anonimiteit het ontbreken van een geordend bestuur - anarchie het ontbrekende bijvoegen - aanvullen het ontladen van innerlijke spanningen - afreageren het ontsluiten - openen, opening het ontstaan van een beschermende laag - incrustatie het ontstaan van levende uit niet levende substanties - abiogenesis het ontzien - egard het onverschillig zijn - onverschilligheid het onvrij zijn - gebondenheid het 'Onze Vader' - paternoster het onzichtbaar maken - camouflage het oog betreffende - auriculair, oculair het oorspronkelijke model - prototype het oosten - levant, morgenland, orient het opgeven - afstellen het opsporen - opsporing het opstapelen van turf - vletten het optellen - additie, telling het opwinden - opwinding het opzetten van dieren - taxidermie het opzwellen der uiers - uren het oriënteren - oriëntatie het origineel of iets anders waardig - adequaat, zie gelijkwaardig het Oude Griekenland - Hellas het over de vaal gelegen land - trans het over iets denken - aandacht het overhalen van iemand tot het doen of laten van iets - overreding het overheersen - dominantie het overige - cetera, eet het overnemen - overname het overplaatsen - overplaatsing het overtroeven - overtroeving het overtuigen - overtuiging het overwonnen worden - nederlaag het overzien - overzicht het past - oportet het pellen - pel het pikken - pik het pips zien - pipsheid het plan opnemen - voornemen het plan opvatten - voornemen het plegen van bedrog - bedriegerij het plegen van overspel - echtbreuk het plotseling binnendringen - inval het plotseling binnenkomen - inval het plotseling optreden van kenmerken van voorouders - atavisme het plukken - bosje, plok, plokgeld, pluk, plokje, toef het prediken - prediking het presteren - prestatie het primitief zijn - primitiviteit het prijzen - lof het publiek - menigte het puik - parel het pulseren - pulsatie het raken der biljartballen - carambole het recht hebben - mogen het recht maken van een rivierbocht - doorsteek het recht om aal te steken - aalsteek het recht om te mogen voorgaan - voorrang het recht van handel - handelsrecht het recht van medebestuur - medezeggenschap het rechtens verbonden zijn - gecontracteerd, verbintenis het redeneren - redenering het refereren - referentie het regelmatig maken - normalisatie het registreren - registratie het reglement betreffend - reglementair het reizen als ontspanning - toerisme het Romeinse Rijk - I.R., R.I. het ruime sop - zee het schrijven - schrift het spijt mij - pardon het spreken - gesprek het steeds ritselen - geritsel het steil zijn - steilte het steken van aal - aalsteek het stelsel van de dubbele standaard - bimetallisme het sterke zelfgevoel - hoogmoed, trots het stil zwijgen - silentium het stilzwijgen - mutisme het storen - storing het stranden - stranding het streven - aspiratie het streven naar behoud van de vrede - pacifisme het streven naar hereniging van gebied met het stamland - irredentisme het streven naar hoger - aspiratie het streven naar iets - pogen het studeren voor een examen - examenstudie het stuwen of opdringen - aandrang het talmen - cunctatie, dralen, getalm, toeven het talrijk maken - vermenigvuldiging het tegendeel van een ontkenning - wel het tegengestelde van boven - beneden het tegengestelde van een vraag - aanbod het tegengestelde van niet - wel het tegengestelde van vivat - pereat het tegenover het zenith staande voetpunt - nadir het tegenovergestelde - tegendeel het tegenovergestelde van boos - goed het tegenovergestelde van kwaad - goed het tegenspreken - tegenspraak het te gronde gaan - ondergang
het teken (Spaans) - tilde het te kennen geven - betuiging het te leen geven - terleengeving het telefoneren - telefonie het telen van gewassen - kweek, teelt het telkens joelen - gejoel het telkens kermen - gesteen het telkens lellen - gelel het telkens opvoeren van de tarieven - tarievenoorlog het telkens roken - gerook het tellen - getel, tel, telling het temen - geteem het teniet gaan - verjaren, verjaring het tenietdoen van een stapel - ontstapeling het ter inzage leggen - openlegging het ter wereld komen - geboorte het terrein opnemen - verkennen het terug keren - terugkeer het terugbrengen tot vroegere waardigheid - rehabilitatie het ter zake dienende - relevant(ie) het teveel - overmaat het te veel betaalde - surplus het toegegooide pakken - vangen het uitgebrachte stemmenaantal - kiesdeler het uitgelezen gedeelte - bloem, elite, keur het uitgestrekene - uitstrijk het uitgevoerde werk - aanleg het uitkiezen - selectie, selektie het uitlaten - uitlating het uitroeien met wortel en tak - extirpatie het uitrusten en exploiteren van schepen - rederij het uitspansel - trans het uitstralen - uitstraling het uittrekken van tanden - extractie het uitvallen - dissociatie het uitwijken - uithaal het vaal zijn - vaal het vaderland - patria het vaderland verlaten - expatriëren het vaderland voorgoed verlaten - emigreren het van de lading ontdoen - ontlading het van gewicht of betekenis zijn - relevantie het van nature innig verbonden zijn - inherentie het van te voren zorgen - voorzorg het vangen - vangst het vangen van één bepaalde vissoort - haringvangst, walvisvangst het vangen van walvissen - walvisvangst het varen en vliegen op geluidsseinen - sonar het vaste land - wal het vasten - voedselonthouding het vasthouden - greep het vatten van kou - kouvatten het veilig zijn - veiligheid het venten - colporteren het verbieden - verbod het verbinden van twee dingen - aanbinden het verbod - veto het verbodene doend - genieping het verborgen zijn - verborgenheid het verborgene - dekken het verbouwen - aanbouw het verdelen in fasen - faseren het verdragen - mogen het veren - vering het vereren van relikwieën - relikwieenverering het vergezellen - geleide het vergissen - vergissing het verkavelen - verkaveling het verkopen - vente, verkoop het verkopen van geestelijke ambten - simonie het verlatijnsen - latinisering het verliezen van een gevecht - nederlaag het verliezen van een strijd - nederlaag het verstand gebruiken - denken het verst van het midden gelegen gedeelte - uiteinde het voorstellen van begrippen door tekens - ideografie het voortdurend keffen - gekef het voortdurend krassen - gekras het voortdurend morren - gemor het voortdurend murmelen - gemurmel het voortdurend razen - geraas het voortdurend rollen - gerol het voortdurend sarren - gesar het voortdurend sollen - gesol het voortdurend stommelen - gestommel het voortdurend tateren - getater het voortdurend tobben - getob het voortdurend trekken - getrek het voortdurend verontrusten, afmatten en plagen van de vijand - harceleren het voortgebrachte - opbrengst het voortleven in de gedachten - aandenken het voortplanten - teelt het vooruitlopen op iets - anticipatie het voorzien van oplegsels - garnering het vroeger genoemde - desgelijks, dito, ditto, eender, evenzeer, gelijk, hetzelfde het vroegere Reval - Tallin het vurig zijn - vurigheid het vijandelijk aantasten - aanval het vijfde teken in de dierenriem - leo, leeuw het waken - wacht het ware - waarheid het wassen - groei het waterpas maken - nivellering het wedden - weddenschap het weder inplanten - replantatie het weer aangroeien van lichaamsdelen - regeneratie het weer adem scheppen - herademing het weer dichterbij komen - nadering het weer geschikt maken tot arbeid - revalidatie, revalideren het weer gezond maken – revalidatie het weer interen - intering het weer lid zijn - lidmaatschap het weer zichtbaar worden van een ster - emersie het weerklinken - naklinken, resoneren, weergalmen, weerklank het weg gaan - vertrek het weg laten - supprimering het wegvallen van een klank aan het begin van een woord - aferesis het welriekende - odoraat het wenken - gewenk het wereldlijk maken - secularisatie het werk neerleggen - staken het werk van een schrijver aanhalen - citeren het werkelijk bestaan - entiteit, wezenlijkheid het werken beu - lui het werken met de areometer - 0areometrie het westen - avondland, avondstreek, occident het worde afgedrukt - imprimatur het worde gemengd - misc. het worde herhaald - iter. het worde ingelast – f. i. het wreken – wraak het zedelijke gedrag - moraal het zien - zicht het zit in dit - hierin het zolderen - zoldering het zonder moeten doen - verstoken het zonder tussenpozen spreken - geratel het zuidelijk deel van Palestina - Judea het Zuidpoolgebied - antarctis het zuur als men het zuur heeft - zo het zweten - transpiratie het zij zo - amen, enfin, fiat, goed, soit, toegegeven, toegeven, van het zijn - bestaan, esse(Lat), esta(Lat.), identiteit, leven, het zijn welgezinde mensen - goed hetacombe - bloedbad, stierenoffer hetaere - courtisane, hoer, lichtekooi hete bliksem - appelprol hete broek - hotpant hete damp - stoom hete drank -groc hete droge wind - chamsin, harmattan, khamsin, samoem, sirocco hete luchtbad - sauna hete luchtstreek - tropen hete springbron - geiser hete toespijs bij nasi - sambal hete waterdamp - stoom, wasem hete wind - bohorok, chamsin, harmattan, samoen, samum(Afr.), sirocco, woestijnwind hete wind op Westafrikaanse kust - harmattan hete woestijnwind - chamsin, ghibil, samoen, samoem heten - betitelen, bevelen, gebieden, gelasten, kwalificeren, noemen, verklaren hetere - courtisane heterodox - onrechtzinnig heterodoxie - onrechtzinnigheid heterogeen - ongelijksoortig, verschillend heterogeniteit - ongelijksoortigheid heterodox - onrechtzinnig heterodoxie – onrechtzinnigheid hetgeen - datgene hetgeen betekent - q.e. (quod est) hetgeen bewezen moest worden - q.e.d. hetgeen bewezen moet worden - probandium hetgeen de onzekerheid bij het gaan veroorzaakt - evenwichtsstoornis hetgeen erbij komt - adnex, annex hetgeen geleerd moet worden - leerstof hetgeen gewoonlijk geschied - regel hetgeen iemand toebehoort - eigendom hetgeen iets maakt tot wat ik ben - wezen hetgeen ik getuig - q.a. (quod attestor) q.t (quod testor) hetgeen men verdienst - inkomen, loon hetgeen verbeterd moet worden - corrigendum hetgeen voorhanden is - voorraad hetman - aanvoerder, hoofdman Hettitische godheid - Arinna, Ea hetwelk - dat, hetgeen, wat hetwelk betekent - q.e. (quod est) hetze - drijfjacht, ophitsing hetzelfde - dito, eender, eveneens, evenzo, gelijk, id(em), identiek, ongewijzigd hetzelfde aantal - evenveel hetzelfde 'tempo (muz.) - istesso heug - lust, zin heugen - herinneren heugenis - aandenken, gedachtenis, geheugen, herinnering, memorie, reminiscentie heuglijk – blij, gedenkwaardig, onvergetelijk, opgewekt, verblijdend, verheugend heukeling - hooiopper heuken - sukkelen, tobben heul - baat, bijstand, dakgoot, duiker (onder brug of weg), heil, heulbol, hulp, lafenis, papaver, riool, slaapbol, steun, straatgoot, toevlucht, troost, verlichting heulder - klompenboorder heulen - collaboreren, samenspannen heulenteer - vlierboom heulsap - amfioen, opium heup - coxa heup, uitholling in de - acetabulum, azijnnapje heupbeenderen - darmbeen, schaambeen, zitbeen heupgewricht - hesp heupgewrichtenontsteking - coxitis heupgordel - draagband heupjicht - ischias, coxagra heupontwrichting - heupluxatie heupwee - heupjicht heurat - mallejan heus - beleefd, beslist, echt, gegarandeerd, heuzig (gmz.), hoffelijk, inderdaad, kuis, oprecht, serieus, stellig, terecht, trouwhartig, vriendelijk, waar, waarachtig, waarlijk, wel, werkelijk, wezenlijk , zeker heus (Ind.) - betoel heusheid - beleefdheid, compliment, echtheid, eerlijkheid, hoffelijkheid, oprechtheid, vriendelijkheid heuvel - belt, berg(je), blinkerd, boekit, bult, duin, helm, hil, holm, hoogte, lee, nol, terp, verhevenheid, verhoging, wierd(e) heuvel (Arab.) - teil heuvel (Sp.) - cerro heuvel bij Troje - Hissarlik heuvel in Gelderland - Imbosch heuvel te Jeruzalem - Sion heuvel in Limburg - Sint Pietersberg heuvel in Overijssel - Holterberg, Lemelerberg heuvel in Rome - Aventino, Esquilijn, Kapitool, Moria, Palatinus, Palatijn, Quirinaal, Quirinale, Vaticaan, Viminale heuvel van Ares - Areopagus heuvelachtig - geaccidenteerd, golvend, oneffen, ongelijk heuvelland in België - Ardennen heuvelland in Frankrijk - Bourgogne, Langres heuvelland in Nederland - Limburg heuvelrij - heuvelkling, kling , rug heuvelrug bij Zürich - Ultei heuvelrug bij Z�rich - Ultei heuvelrug in Drenthe - Hondsrug heuvels in Denemarken - Alheden heuvels in Rome - Aventius, Caelius, Capitolinus, Esquilinus, Platinus, Quirlnalis, Viminalis heuvels, stad der zeven - Rome heuveltje - nol, terp, wierde heuveltop - kruin, heuvel tussen twee ijsmassa´s - karne hevel - hefboom, kamdraad (in weverskam), koevoet, overtapbuis, sifon, stankafsluiter, syphon hevelen - overtappen hevelfles - sifon hevig - acuut, bar, beduidend, brutaal, danig, duchtig, erg, ernstig, fel, fervent, fiks, geducht, gewldadig, geweldig, hard, heftig, hooglopend, impetueus, intens, knal, krachtig, lastig, ongenadig, onstuimig, overmatig, scherp, schromelijk, spannend, sterk, strabant, tuk, uitbundig, uiterst, vehement, verregaand, verwoed, vinnig, violent, vreselijk, vurig, wild, zeer, zwaar hevig aangedaan - geladen hevig afkammen - afkraken hevig beven - sidderen hevig kloppen - bonzen hevig kwellen - martelen hevig onweer - noodweer hevig pausgezind - ultramontaans hevig razen - woeden, zieden hevig razen en tieren - woeden hevig rillen - bibberen hevig schreien - gieren, huilen, snikken, uithalen hevig slaan - pletten hevig spatten - spetteren hevig stoten - botsen hevig trillen - sidderen hevig uitvaren - fulmineren hevig van iets vervuld - smoor hevig verlangen - azen, begeren, branden, dorsten, haken, hunkeren, popelen, reikhalzen, smachten, snakken hevige - erge hevige aanval - paroxisme hevige afkeer - afgrijnzen, afgrijzen, gruwel, haat, walging hevige angst - paniek hevige begeerte - dorst, haken, hartstocht, honger, koorts, smachten, snakken hevige beursontwrichting - reuzenkraak hevige beving - siddering hevige botsing - conflict hevige buikpijn - koliek hevige emotie - shock hevige gramschap - toorn, woede hevige inspanning - tortuur hevige korte wervelwind - wind(hoos) hevige kramp - stuip hevige noordoostenwind in Rusland - buran hevige orkaan - cycloon, tornado, tyfoon hevige regenbui - wolkbreuk hevige schrik - ontzetting, paniek, verbijstering hevige schudding - schok hevige storm - blizzard, cycloon, orkaan, tornado, tyfoon, wervelstorm hevige stormwind - orkaan hevige strafrede - filippica hevige trilling - aardbeving, aardschok hevige vloek - paardevloek hevige wervelstorm - tyfoon hevige wervelwind - cycloon, tornado, tyfoon, (wind)hoos hevige wind - orkaan, storm hevige windhoos - tornado hevige wind in Rusland - boeran, buran hevige wind in Zuid-Amerika - pampero hevige woede - razernij hevige woordenstrijd, vechtpartij - mêlée hevige zielsaandoening - shock, trauma heviger - erger heviger worden - toenemen hevigheid - felheid, ferventie, geweld, intensie, intensiteit, kracht, sterkte, vinnigheid, violentie hexaan - koolwaterstof hexaanzuur - captonzuur hexachloorbenzeen - gammexaan hexacorallia - actinaria, antipatharia, ceriantharia, doornkoralen, madreporaria, rifkoralen, zeeanemonen, zoantharia hexaëder - kubus, zesvlak hexagonaal - zeshoekig hexagoon - zeshoek hexamethyleentetramine - urotropine hexameter - zesmaat (van gedichten) hexamethyleentetramine - urotropine hexaniet, bestanddeel van - aluminium, hexyl, trotyl hexogeen – cycloniet, RDX hexoronzuur - ascorbinezuur hiaat - bres, gaping, gebrek, gemis, lacune, leegte, leemte, opening, spening hibernatie - winterslaap hibernia - wintervlinder hidalgo (Sp.) - edelman hidrotica (Gr.) - zweetmiddelen hiel - hak, galon, verzenen hielbeen - bikkel, calcaneus, koot, teenlid, vingerlid hield men vroeger kleine kinderen mee zoet - dot, speen hielen - (bijbels) verzenen hielenlikken - vleien hielenlikker - vleier hielpees (dikke) - achillispees hielstuk in een schoen - konfoort, konterfo(o)rt, konterfoor(t) hieltje van een ham - hasp, hesp hieltouw - spiertouw hiel van de voet – hak hiel van een kous - hak hiep - hakmes, heep, kapmes hier - alhier, her hier (fr.) - ici hier (lat.) - hic hiëratisch - priesterlijk, streng, verheven hierbenevens - bij, met, naast hier en boven - bovendien, ook, tevens hier en daar – ergens, plaatselijk, verspreid hierheen - her(waarts) hier ligt begraven - hj. (hic jacet)., h.j.s.(hic jacet sepultus) h.s. (hic situs) hierna – later, nogmaals hiëroglief - anch hiëroglifisch - onleesbaar, raadselachtig hier noch daar - nergens hier op aarde - beneden hier te land. - h.tl. hierbij - hieraan, eraan hierna - later, namaals hiernamaals - dodenrijk, hemel, Nirwana, Walhalla hiërodull - tempelslaaf hiëroglief - beeldschriftteken, raadselachtig hiervoor - a. h. hieuwen - inhalen, opwinden hil - rietveld, terp, vluchtheuvel hilariteit - gelach, vrolijkheid hilebil - draaigat hinde - hert, ree hik - nik, nok, snik, singultus hikkend schreien – snikken hil – hoogte, terp, vluchtheuvel hilariteit - gelach, vrolijkheid hilt - zoldertje Himalaya, top in de - Annapurna, Api, Badrinath, Chumalhari, Dhaulagiri, Gosainthan, Kanchenjuga, Kulhakengri, Makula, Nunkun Himas, koning der - Kabaka hinde - hert, ree hinder - aanstoot, belemmering, beletsel, ergernis, gène, hinderpaal, incommodatie, inconviëntie, last, letsel, mishand, moeilijkheid, molest, molestatie, nadeel, ongemak, ongerief, overlast, plaag, schade, stoornis, storing, stremming, struikelblok, trubbel, valstrik, verdriet hinderen - afleiden, belemmeren, beletten, bemoeilijken, benadelen, beperken, bezwaren, derailleren, deren, disturberen, drukken, dwarsbomen, dwarsdrijven, dwarszitten, ergeren, generen, grieven, handicappen, irriteren, lastigvallen, letten, mishandelen, ophouden, plagen, remmen, schaden, schorten, storen, stremmen, tegengaan, tegenhouden, tegenwerken, tergen, verlegen, verstoren, weerstaan, hindering - storing hinderlaag - embuscade, guetapens, laag, lage, val, valstrik, wolfskuil hinderlijk - belemmerend, bezwaarlijk, ergerlijk, gênant, irritant, irriterend, kwaad, lastig, lelijk, moeilijk, onaangenaam, onverdraaglijk, opdringerig, ongemakkelijk, schadelijk, storend, stotend, stuitend, vervelend hinderlijk dier - mug, wesp hinderlijk persoon - bemoeial, être, genante, lastpak, lastpost, stuipekop hindering - belemmering, storing hinderlaag - strik, val hinderlijk - belemmerend, ergerlijk, genant, lastig, onvrij, schadelijk, storend, vervelend hinderlijk zijn - kwellen, plagen, storen hinderlijke onderbreking - storing hindernis - barriëre, belemmeren, belemmering, beletsel, blokkade, bembarras, drawback, empechement, handicap, hinderpaal, horde, impediment, klip, knel, obstakel, verhindering hinderpaal, horde, incident, klip, obstakel, rem, slagboom, staket, staksel, stoornis, zwarigheid hindernis in de ruitersport - oxer hindernisrace - hordenloop hinderniswedstrijd - cyclecros hinderpaal - belemmering, beletsel, handicap, hindernis, horde, impediment, klip,obstakel, sta in de weg Hindi-epos - padumavati, Ramayana Hindischriftsoort - devanagari Hinditaal - Bihari, Rajasthani, Urdi Hindoeasceet - sadhoe Hindoegodheid - siwa Hindoe-sekte - Sikhs Hindoe uit de laagste klasse - paria Hindoes, eerbiedwaardige personen bij de - guru Hindoes Heilig boek - Veda Hindoese God - Agni, Asoeras, Avatar, Boeddha, Brahma, Cri, Deva, Doerga, Ganesja, Indra, Kama, Koebera, Krisjna, Manoe, Rama, Sarasvati, Sjiwa, Skanda, Soerja, Trimoerti, Varuna, Varoena, Visjnoe, Visjnoe, Yama, Wisjnoe, Hindoeïsme - Brahmanisme Hindoeïsme, begrip uit het - bhakti, brahman, dharma, isvarna, marga, sjiva, visjnoe, yoga Hindoeïsme, god van het vuur in het - Agni, Hindoepriester - pandit, Brahmaan Hindoes heilig boek - Veda Hindoese geleerde - pandit Hindoese God - Agni, Avatar, Brahma, Asoeras, Boeddha, Cri, Deva, Doerga, Ganesja, Indra, Kama, Koebera, Krisjna, Manoe, Rama, Sarasvati, Skanda, Soerja, Varoena, Wisjnoe, Yama Hindoese heldenfiguur - Krisjna, Rama Hindoese kluizenaar - fakier, fakir Hindoestan in Arabisch schrift - Oerdoe Hindoese oorlogsgod - Skanda Hindoese zonnegod - Soerja Hindoestan - Voor-Indië Hindoestaans kluizenaar - fakir Hindoetaal - Hindoestani, Sanskriet Hindoetempel op Java - Boroboedoer Hindoetempel op Midden Java - Mendoet hinken - hinkelen, kwalijk, strompelen hinkend - claudicant, kreupel, mank hinkelbaan – hinkperk hink(e)poot - manke hinkjambe - choliambus hinnebes - framboos hint - aanwijzing, raad, seintje, tip, vingerwijzing, waarschuwing, wenk Hiob - Job hip - blits, modern, snol hippe centra in Amsterdam - Fantasio, Kosmos, Paradiso hippen - huppelen, huppen hippiatrie - paardenziektenleer hippocastanacee - aesculus, paardenkastanje, paria hippocrene - hengstenbron hippodroom - paardenspel, piste, renbaan, rijtent hirs - zevenblad Hispanië - Spanje histologie - weefselleer historicus - geschiedkundige historie - gebeurtenis, geschiedenis, verhaal, verleden, vertelling, voorval, zaak, historieschrijver - analist, geschiedschrijver, historiograaf historie van de beschaving - cultuurgeschiedenis historietje - verdichtsel historiografie - geschiedschrijving historisch - echt, gebeurd, verleden, waar, werkelijk historisch concertgebouw - Odeon historisch district van het Duitse rijk - kreis historisch gebied in midden Europa - Moravië historisch graf - mausoleum, piramide, tombe historisch vaartuig - pinas historisch verhaal - legende historisch voorval - anekdote historische figuur - Alva, Atilla, Augustus, Erasmus, Hannibal, Napoleon historische figuur uit de Franse revolutie - Danton, Fouché, Marat, Robes-pierre historische figuur uit de godsdiensttwisten - Arminius, Gomarus historische figuur uit de 80 jarige oorlog - Albertus, Alva, Anjou, Filips, Huygens, Isabella, Lumey, Leicester, Maurits, Oldenbarnevelt, Parma, Tromp, Willem histirische soldaat - musketier historische zeevaarder - Barendsz, Columbus, Cook, Heemskerk, Hudson, Magelhaën, Tasman historische zitkamer - kemenade hit - dagmeisje, dienstmeisje, ked, kedde, ket, kid, kidde, paard, pony, schlager, succes, succesnummer, topper, treffer hitje - dienstbode, kedde, kid, neg, pony hitsen - aandrijven, aanvuren, aanzetten, opruien, opstoken, opzetten, opzwepen hitsig - driftig, heet, hengstig, krols, krolziek, loops, muntig, paarlustig, paarzuchtig, ritsig, teeldriftig, tochtig, vurig, wulps hitte - drift, gloed, heetheid, hette, onstuimigheid, vuur, warmte hitte afgeven - blaken hitte afstralen - gloeien hitte bestendig - onbrandbaar hittegraadmeter - flogoscoop ho - halt, stop hobbel - bobbel, hulte, knobbel, oneffenheid, ongelijkheid hobbelaar - blokschaaf, scharrelaar hobbelen - wiegelen hobbelig - bobbelig, bultig, geaccidenteerd, oneffen, ongelijk, rul, ruw, scabreus hobbelig ijs - rulijs hobbelstoel - schommelstoel hobbig - slap, week hobo, soort - 4 kuan 5 gaita, zurna 6 rhaita, zoerna 7 gallega, pibcorn, piffera 8 bombarde, hautbois, schalmei, slompret, tarompet, tontarde 9 hitsjirki 10 charoemela hobo (Fr.) - oboe hoboblazer - hoboïst hobby - bezigheid, liefhebberij, stokpaardje hobbyist - knutselaar hockeystick - slaghout hockeyterm - bully, goal, stick hoc est - h.e. hoc loco - hier, h.l. hoc tempore - ht hockeyteam - negental hockeyterm - bully, goal, sticks hodologie - zenuwleer hoed - bolhoed, dop, flambard, garibaldi, hoofddeksel, kiep, mijter, sombrero, steek, stetson hoedaap - meerkat hoed met brede rand - sombrero hoedanigheid - aard, allooi, deugd, eigenschap, functie, gehalte, gesteldheid, kwaliteit, legering, macht, positie, soort, staat, stand, status, waarde, waardigheid hoedanigheid (in de - van) - als, qua hoedanigheid bepalen - meten hoede - behoedzaamheid, bescherming, bewaking, bewaring, protectie, steun, toezicht, voorspraak, waakzaamheid, wacht, zorg hoeden - behoedzaamheid, beschermen, beveiligen, bewaken, bewaking, bewaren, bewaring, dwalen, geleide, protectie, protegeren, rondgaan, steun, toezicht, verzekeren, voorspraak, waakzaamheid, wacht, wachten, waken, zorg, zorgen, waken, waren, zorgen hoede (op je) - qui vive hoedeband - lint hoedenfabriek - chapellerie hoedenmaakster - modiste hoedenmaker - Gibus hoedenmakersboog - slagboog hoedenstof - vilt hoedenstrik - kokarde hoedenstro - bakoe, batu hoedenzaak - hoedenwinkel hoeder - beschermer, bewaker, herder,leidsman, oppasser, pastor, schepper, waker hoe de vork in de steel zit - begrijpen hoe deerlijk - owee hoedje - bonnet hoedje om een kaars - bobèche hoedjesijzer - gootijzer hoedkwal - chrysaora hoedsieraad - bloem, kokarde, lint, veer hoedster van een kudde - herderin hoedversiersel - kokarde hoeën - jouwen hoef - dierenvoeteinde, hark, hoeve, hofstede, hoornschoen, poot, klauw hoef (van een hert, ree etc.) - schaal hoefachterdeel van een paard - bal hoefblad - paardeklauw, stinkblad hoefbladen - dokkeblaren hoefdier - alpaca, antilope, banteng, bizon, bok, buffel, damhert, dromedaris, eland, ezel, ever, gazelle, geit, gems, giraffe, gnoe, hert, kameel, karbouw, koe, koedoe, lama, muildier, muilezel, neushoorn, nijlpaard, oeros, okapi, os, paard, ree, rinoceros, rund, sapi, schaap, stier, tapir, tarpan, varken, wisent, yak, zeboe, zebra, zeug, zwijn hoefdieren - ungulata hoefdierensoort - evenhoevigen, onevenhoevigen hoefijzer - schaarijzer, voetijzer hoefijzer met één kalkoen - strijkijzer hoefijzerneus - vleermuissoort hoefijzerpunt - kalkoen hoefijzers - beslag hoefijzers aanbrengen - beslaan hoefijzervormig bevestigingsmiddel - kram hoefmes - veegmes hoefschoen - solea hoefslag - cavel, dijkonderhoudskosten, kavel, keep, paarde(hoef)spoor, rijslag, schrap hoefslager - smid hoefsmid - paardensmid hoefsmidsmes - renet hoefsmisvijl - rasp hoefstal - hoefsmederij, noodstal, travalje hoefziekte - bokhoef, klem, knolhoef, nageltred, plathoef, rotstraal, steengal, volhoef hoek - angel, corner, gat, gonia, haak, honk, kaap, oksel, oord, plaats (eff. beurs), punt, slip, spleet, split, stip, stoot (worstelen), streek, tip, vishaak, windstreek, winkel hoek aangeslibd land - ham hoekbalkon - erker hoek door twee delen van een plaat gevormd - oksel hoek in een soort richting - hora hoek tussen stengel en blad - oksel hoek van - verstek hoek van hellend vlak met de horizon - hellingshoek hoek van een lijn met haar horizontale projectie - elevatie hoek waaronder een kanon gericht wordt - elevatie hoekdeellijn - bissectrice, bissectrix hoeker - transportschip, vissersschip hoekerbuis - kwee hoekig - angulair, kantig, ongemakkelijk, puntig, scherp, stroef, stijf, stug, stuntelig, vierkant hoekig bolwerk - bastion, ravelijn hoekig en kantig getande vlinder - nymfale hoekje - plekje hoeklijn - diagonaal hoekmaat - graad, minuut, seconde hoekmeetinstrument - boussole, equerre hoekmeetinstrument met magneetnaald - boussole hoekmeetkunde - goniometrie hoekmeter - astrolabium, boussole, coniometer, equerre, goniometer, gradenboog, grafometer, rapporteur, sextant, theodoliet, transporteur hoekmeter van 15'- micromega hoekpijler - ante hoekpilaster - ante, hoekpijler hoekpuntslijn - diagonaal, hoekpijler hoekschop - corner hoeksteen - steunpilaar hoekstuk (bouwk.) - zwik hoektafeltje - stommeknecht hoektand - oogtand hoekvatter - zwei hoekwantachtig vistuig - dogger hoelok - gibbon hoelzwaan - oelder hoempa - straatmuzikant hoen - hen, kip, kloek, patrijs, pel hoender - hen, leghorn, pel hoenderachtige vogel - ancone,auerhaan, auerhoen, bankivahoen, barnevelder, brahma, congopauw, diamantfazant, dorking, faverolle, fazant, goudfazant, hamerhoen hazelhoen, hen, hoen, kalkoen, kip, kochin, kwartel, koningsfazant, korhoen, kraaikop, kuifhoen kuifkwartel, leghorn, maleo, orpington, patrijs, parelhoen, pauw, patrijsleghorn, sneeuwhoen, uilebaard, welsummer, wyandotte, zilverfazant hoenderbeet - lamium, murik, muur, vogelmier hoenderhof - neerhof hoenderhok - ren hoenderkoet - anioema hoenderkorf - kippenmand hoenderpark - hoenderfokkerij hoenderpest - vogelcholera, vogelpest hoenderras - pel hoenders - pluimvee hoenderslaapplaats - roest hoendersoort - barnevelder, cochin, kriel, pel hoenderstok - roest hoenderverkoper - poelier hoendervogel - fazant, frankolijn, hokkop, kalkoen, kip, kwartel, panier, patrijs hoenderziekte - leukose, snot hoepel - band, bandel, reep, ring, sluitband, speeltuig hoepel om een vat - band, brevier hoepel om zeil op te drogen - merkel hoepelaar - reper hoepeldans - hoelahoep hoepelolie - copaivabalsem hoepelrok - crinoline, farthingale, panier, tournure, verdugo, vertugardin hoepeltje - kip hoephout - griendhout, reephout, reepstok, rijshout, wilgenhout hoepland - griendland hoer - lichtekooi, prostituee hoera - hoezee hoera (Jap.) - banzai hoerageroep - cheer, gejoel, gejuich hoerebakkerd - knikker hoerhuis - bordeel hoes - autopyjama, bedovertrek, cover, etui, foedraal, huls, koker, omhulsel, overtrek, sluif, tas hoest - tussis, verkoudheid hoestaanval - hoestbui hoestballetje - dropje, hoestpastille hoestbonbon - gombal, jujube hoestbui - hoestaanval hoesten - blaffen, kuchen, tussis hoestmiddel - abdijsiroop, borsthoning, codeïne, drop (water), gorgeldrank, haverpastille, hoestdrank, (hoest)pastille, hoestpoeder, jujube, koekje, kruid, pillen hoetelaar - beuzelaar, broddelaar, treuzelaar, twijfelaar hoeve - bezitting, boerderij, boerenwoning, doening (Z.N.), farm, hacienda, havezaat, hofstede, landgoed, werf, state, stee, zate hoeve in Mexico - hacienda hoeve in Spanje - rancho hoeve of landhuis in de Provence - bastide hoeveelheid - 3 iet, mud, ons, tal, som, ton, vim 4 baal, berg, boel, deel, drom, gros, hoop, iets, keer, kilo, knot, kwak, maat, mate, paar, pluk, riem, stel, unit, veel 5 anker, dosis, dozijn, getal, massa, mille, partij, plens, snees, zwerm 6 aantal, portie, stapel 7 aandeel, kwantum, menigte, miljoen, tiental, viertal 8 eetlepel, rantsoen, regiment 9 grootheid 10 kwantiteit 11 intensiteit hoeveelheid bepalen - doseren hoeveelheid breiwol - knot hoeveelheid die ontbreekt - gebrek, manco, tekort hoeveelheid, die over is - overschot, rest hoeveelheid eten - portie hoeveelheid garven - vim hoeveelheid haring - kantje hoeveelheid kolen - mud hoeveelheid koopwaar - partij, zending hoeveelheid medicijn - dosis hoeveelheid Noors hout - ellen hoeveelheid papier - boek, riem,vel hoeveelheid tabak om duizend sigaren te dekken - dekkracht hoeveelheid van een geneesmiddel - dosis hoeveelheid vlas - root hoeveelheid vloeistof - gulp guts, puts, straal hoeveelheid vocht - plens hoeveelheid voedsel - portie, rantsoen hoeveelheid water - gulp, puts, straal hoeveelheid water van een scheprad (watermolen) - kriel hoeveelheid werk - karwei, taak hoeven - behoren, dienen, moeten hoevenaar - agrariër, boer, bouwman, landman hoewel - al, alhoewel, hoezeer, kwantum, quantum, ofschoon, schoon hoezee - oi, hoera, leve hoezeer - alhoewel, hoewel,zoals hof - cour, eden, erf, gaard(e), hoeve, hofhouding, hofstede, koer, lustoord, mansio, pachthoeve, paleis, paradijs privaat, rechtbank, siertuin, tuin, tuinparadijs voorplein hof om een tepel - areola hofambtenaar - dignitaris hofbal – gala, galabal hofcabaal - intrigue, kuiperij hofbediende - lakei hofdame - eredame hofdignitaris - waardigheidsbekleder hofedelman - paladijn hoffeest - gala(bal), tuinfeest hoffelijk - attent, beleefd, beschaafd, civiel, complimenteus, fijngemanierd, galant, gracieus, heus, hoofs, oprecht, ridderlijk, trouwhartig, urbaan, voorkomend, welgemanierd, wellevend hoffelijk gezegde - galanterie hoffelijk mens - ridder hoffelijke ridder - paladijn hoffelijkheid - beleefdheid, civiliteit, courtoisie, galanterie, hoofsheid, politesse, urbaniteit, voorkomendheid, wellevendheid hofgat - afrit, oprit hofgebruik - etiquette hofhond - heemhond hofhouding - cour hofhouding, opzichter over de - hofmeier hofjesbewoner - begijn, provenier hofjonker - page hofkabaal- intrige, kuiperij hofkliek - camarilla hofkruid - moeskruid, tuingroente hofmakerij - flirt, flirtation, galanterie, verliefdheid hofmeester - bottelier, drost, intendant, kamelaar, purser, steward hofmeester aan boord van een schip - purser steward, victualiemeester hofmeester van Condé - Vatel hofmeesteres - airhostess, stewardess hofmeier der Merovingers - majordomus, pepijn hofnar - bouffon hofpartij - hoffeest,raout, staatspartij hofridder - pair hofslang - paradijsslang hofstad - Den Haag, 's Gravenhage, residentie hofstede - boerderij, boerenwoning, doening (Z.N.), farm, gedoe, hoeve, hoef, state, stee, zate hofstee - boerderij hofstippel - tracheïde (vezels) hofstoet - gevolg hof van Eden - paradijs hofwachter - tuinbewaarder hofzanger - braamsluiper, citroentje, fitis, geelbuikje, spotvogel, tuinfluiter hoge - officier, oppervogel hoge adel - nobility hoge adellijke titel - pair hoge afkomst - adel hoge ambtenaar - kanselier hoge bal (cricket) - lob hoge begaafdheid - genie, intelligentie, talent hoge belastingen - belastingdruk hoge berg - alm, alp, top hoge berg in Europa - Elbroes, Jungfrau, Kasbek, Matterhorn, Mont-Blanc, Olympus hoge boord met punten - vadermoordenaar hoge bouwakker - enk hoge doeleinden - idealen hoge duintop - blinkert, hil, kopje hogedrukgebied - anticycloon hoge dunk van zichzelf - eigendunk, eigenwaan, verwaandheid hoge ex-figuur van de Nato - Luns hoge functionaris - ome hoge geboorte - adel hoge geestelijke - prelaat hoge golf - breker, klopzee, roller, slag hoge hoed - cilinderhoed, kachelpijp, klak hoge hoed met veren - klak hoge huizen - torenflats hoge indrukbare hoed - claque, klak hoge kaart - troef hoge kale duintop - blekker, blinkerd hoge koersen - hausse hoge kolbak - talpa hoge kuif - toupet hoge, laag in atmosfeer - exosfeer ionosfeer, ozonosfeer, stratosfeer hoge laars - lieslaars, stevel, stiefel hoge landpunt - kaap hoge leeftijd - bejaard, oud, ouderdom hoge lichaamstenperatuur - koorts hoge loofboom - populier hoge luchtlaag - stratosfeer hoge mannenstem - falset, tenor hoge militaire rang - generaal, kapitein, luitenant, officier hoge paal - mast hoge prijzen - boom, duurte Hoge Raad - H.R. hoge raad der joden - Sanhedrin hoge rente - woeker hoge rug – bochel, bult hoge ruiterlaars - rijlaars hoge schoen - bottine, laars hoge staande boord – vadermoorder hoge stand - adel hoge stem - falset, sopraan, tenor hoge stoep – bordes hoge titel – hoogheid hoge vierkante zuil - obelisk hoge visserslaars - hoos hoge vrouwenstem - mezzo, sopraan hoge zangstem – kopstem, sopraan hoge zetel – troon hoge zuil - obelisk hoger – boven, super, supra, superieur hoger beroep - appel(latie) hoger beroep in, gaan - appelleren hoger dan a - ais, bes hoger den C - cis, des hoger dan d - dis, es hoger dan f - fis, ges hoger dan g - as, gis hoger dan de huizen - flat, toren hoger gelegen bouwland - enk hogerhand, van – overheidswege hoger personeel – kader, staf hoger worden - groeien, rijzen, wassen hogere - meerdere hogere aardbodem - heuvel hogere burgerschool - HBS hogere in rang - meerdere, superieur hogere luchtlaag - stratosfeer Hogerhuis lid - lord, peer Hoger Onderwijs - H. O., Universiteit hoger personeel - kader, staf hogestand - ereplaats, rechterzijde hogere officier - admiraal, generaal, luit5enant, majoor, Hogere Technische school - H. T. S. hogepriester - Aaron, Eli, Kajafas, patriarch, Samuel hogeschool - academie, universiteit hogeschool in Delf - T.H. hogeschool in Rotterdam - E.H. Hoggar - Agahar hok – berging, bergplaats, cel, kooi, kot, nor, ren, schuilplaats, schuurtje, stal, vak hokje – cabine, vakje hokken – greineren, haperen, samenleven, samenwonen, stokken, stuiten hok of keet – barak hok voor dieren – kooi, stal hol - concaaf, grot, ijdel, ledig, leeg, loos, nietszeggend, ongevuld, polk, spelonk hol - grot, schuilplaats, spelonk hol dekseltje van een flas - dop hol der ontucht - bordeel hol en leeg – ijdel, loos hol gebogen zolderwerk - gewelf hol geslepen - concaaf hol gezegde - banaliteit, cliché, frase hol in een berg – grot hol maken - uithollen hol metalen voorwerp - bel, klok, vat hol schepje - schulp holbeitel - guts holbewoner - troglodiet holbol - periscopisch holbuik - gulzigaard, veelvraat holderdeholder - halsoverkop overhoop holenkunde - speleologie holenkundige - speleoloog holenvis - amblyopsis hol gebogen zolderwerk - gewelf Holland, graaf van - Albrecht, Arnolf, Dirk, Filips, Floris, Gerulf, Fan, Karel, Willem Hollander - Nederlander Hollander (Ind.) - blanda, totok Hollandse graaf - Arnout, Floris, Jan, Willem Hollandse gravin - Ada Hollandse munt - cent, dubbeltje, gulden, knaak, kwartjeriks, rijksdaalder, stuiver, vijfje Hollandse munt van 10 duiten - braspenning holle beitel - guts holle binnenkant - holte holle bodem van een fles - ziel holle boorcilinder - grondboor, pons, puls holle deel van een aard- of terreinplooi - plooidal, trog holle frase - tirade holle gezegden - frasen holle gietvorm - mal, matrijs holle klanken - rimram hollelijst - talaan , talsan (bwk.) holle praat - frasen holle retoriek - bombast, frase holle ruimte - holteleegte holle ruimte in de stoel van een schoorsteen - nis holle spiegel - reverbere holle spier - hart holle tand bij slangen - giftand holletje - kuiltje holle uitdrukking - frase holle vorm - matrijs Holle, vrouw - Holda holle weg - kloof, ravijn holle woordenstroom - bombast hol gebogen zolderwerk - gewelf holheid - ledigheid holhoornig dier - antilope, geit, gems, rund, schaap hollen - draven, hardlopen, inkerven, lopen, racen, rennen, snellen, uithollen, ijlen, vliegen holligheid - buts, deuk holmium - ho holocaan - alluvium holocaust - brandoffer holothuriën - zeekomkommers holpijp - equisetum, pijpheermoes, rijt holrond - concaaf, holvormig holronde overkapping - boog holsblok - huift, klomp, holblok holspaat - chiastholiet, kruissteen holster - foedraal, koker, pistoolkoker, wapenhouder holte - antrum, cavitas, caviteit, cavum, deuk, diepte, excavatie, excavatio, fossa, fovea, gaping, gat, geul, gleuf, grot, hiaat, holte, inzinking, kuil(tje), nis, kas, koker, kuiltje, lacune, leegte, leemte, oksel, oogkas, pistoolkoker, porie, put, ril, sinus, sleuf, spelonk, spleet, spouw, timus, holte boven de kuit - wade holte bij het gieten in een voorwerp - gietgal holte binnen de wervelkolom - wervelkanaal holte boven de kuit - knieholte, wade holte in de kaak - tandholte holte in de longen - caverne holte in een kerkmuur boven een graf - grafnis holte in de schedel - oogkas holte in gegoten ijzer - gal holte in kies - caviteit holte in muur - nis holte onder de arm - oksel holte onder de knie - wade holte onderin de fles - ziel holte van een buis (med.) - lumen holte van een tand - tandkas holte van het oog - kas holtedier - bezaantje, boonspons, buiskwal, gorgelpijp, haarkwal, klokjespoliep, koraal, kwal, poliep, spons, waaierspons, zeeanemoon, zeepaddestoel, zeerasp, zeeroos, zeespriet holtedieren - coelenterata holten in het binnenoor - scala holting - marktgenootschap, marktgerecht holvormig - concaaf holijzer - guts hom - bef, jabot ,hommer, mannetjesvis hombaars - mannetjesbaars hombokking - mannetjesbokking home - honk, tehuis, thuis home country - Berkshire, Buckinghamshire, Essex, Hertfordshire, Kent, Surrey home rule - zelfbestuur homerisch - bovenmenselijk, gigantisch onbedaarlijk, schaterend homerisch gedicht - Ilias homileet - kanselredenaar homille - kanselrede, leerrede hommel - dar, klaploper, mannetjesbij hommeles - bonje, herrie, mis, ruzie hommer - geltharing, hummer, mannetjesvis, zeekreeft, homo - mens, homoseksueel homofiel - homoseksueel homofielenvereniging - c.o.c. homo novus - parvenu homogeen - gelijkslachtig, gelijksoortig, verwant homogeen verloden - loodbranden homolie - kanselrede, leerrede homologeren - bekrachtigen, goedkeuren homoloog - gelijkluidend, gelijknamig, overeenstemmend homonoptera - bladluis, motluis, schildluis homonovus - parvenu homonymie - gelijkluidendheid homoptera - bladluis, cicade, motluis, schildluis homothetisch - gelijkstandigheid homo sapiens - mens homoseksueel - homo, homofiel, poot homoseksuele man - nicht homoseksuele vroew - lesbienne homothetisch - gelijkvormig homp - bokaal, bonk, brok, drinkglas (groot), keg, knoest, klont, kluit, scheg, stuk homp brood - pil, keg, kèchie, keggetje, kegje, klamp, stik hompel - kreupele hompelen - hinken, strompelen homunculus - gedrocht, kunstmens hom van vis - melk, melte, milt homvis - hommer hondachtige - 3 dog, fik, reu, vos 4 brak, does, hond, kees, mops, taks, teef, wolf 5 adjak, boxer, dhole, dingo, dino, poedel, rekel 6 buldog, collie, coyote, fennek, herder, lobbes, poedel, setter 7 blaffer, boshond, bouvier, dashond, griffon, jakhals, pincher, poolvos, spaniel, terriër 8 Bernhard, chow-chow, hazewind, Maltezer, patrijshond, Pekinees, Warrigal, Windhond, Pekinees 9 alpenhond, hyenahond, lepelhond, manenwolf 10 foxterriër, marterhond, patrijshond, viervoeter, woestijnvos 11 Falklandvos, wasbeerhond 14 newfoundlander hond van Odymus - Argos hond van Orion - Sirius hond voor de jacht - basset, beagle, bloedhond, dasbrak, dashond (teckel), griffon, griffon, heidewachter, parforce, patrijshond, poedelpointer, pointer, steenbrak, tekkel, terriër hondalarm - geblaf hondenbewaarplaats - asiel, kennel honden geluid - blaf, geblaf, waf, woef hondengras - raaigras hondenhok - kennel hondenjong - puppy hondenkapper - trimmer hondenkenner - kynoloog hondenkot - hondehok hondennaam - fik, herta hondennest - mand hondenfokkerij - kennel hondengaarde - kennel hondenkapper - trimmer hondenkenner - kynoloog hondenkennis - kynologie hondenkervel - duizendblad hondenras. - 3 dog, fox, 4 brak, does, foks, kees, puck, puli 5 carn, dingo, husky, laiki 6 barbet, barzoi, basset, beagie, bouvier, buldog, collie, herder, huskie, poedel, setter, spaniël, teckle, teckel 7 airdale, basenja, bobtail, borgnet, bouvier, dashond, pincher, pointer, spaniel, terriër, whippet 8 chowchow, elkhound, hazewind, keeshond, pekinees, poolhond, spiljoen, warrigal, windhond 9 deerhound, doberman, greyhound, jachthond, schnauzer, stabyhoun, steenbrak 10 bul-terriër, eskimohond, patrijshond, rottweiler, schapendoes, schipperke, sennenhund 11 Appenzeller, herdershond, prairiehond, schippertje, Sint-Bernhard 12 gordonsetter, 13 cocker-spaniel, poedel-pointer hondenrenbaan - kynodroom hondenrib - bullebak, donderaar hondenriem - koppel, lijn, leis(t) honden van een slipjacht - meute hondenvel - schavuit, schelm hondenverblijf - asiel, hok, kennel honderd - centiem honderd are - ha honderd centen - gulden honderdduizend gulden - ton honderd gram - hg, ons honderdgulden biljet - meier honderd jaar - eeuw, seculem honderd kilo - centenaar honderd man - centurio honderd procent - geheel, totaal, volledig honderd vier en veertig - gros honderd vierkante meter - are honderdduizend - ton honderdjarig - seculair honderdjarig feest - eeuwfeest honderdogige - Argus honderdste deel - centi, percent, procent honderdste gedeelte van een ons - gram honderdtal - vim honderdtallig – centesimaal honderdvoud - hecto honds - bar, brutaal, cru, erg, grof, lomp, onbeschoft, ruw hondsaap - baviaan hondsboom - vogelkers, vuilboom hondsbossen - smele, bentgras hondsdolheid - lyssa, rabiës hondsdraf - aardveil, glechoma hondshaaien - scyliorhinidae hondskopaap - baviaan hondsmelk - kattendoorn hondsoor - slimkarbeel hondspeterselie - eppe hondsribbe - weegbree homdsrozelaar – wilde rozenstruik hondenrozespoos - bedeguar hondsster - Sirius hondsvot (figuurlijk) - schurk Hondurassiche munt - lempira Hondurassiche hoofdstad - Tegucigalpa Hondurassiche mestiezen - ladinos honen - affronteren, beledigen, bespotten, smaden, smalen, sneren, schimpen, uitschelden honend – beledigend, kwetsend, schamper, smadend, vernederend honend spreken - smaden, smalen, sneren honende grijnslach - sneer, snier honende opmerking – sneer honende scherts – ironie, spot Hongaar - Magyar, Magyaar Hongaars gerecht - goulash, goelasj Hongaars meer - Balaton, Plattensee Hongaars vleesgereht - goulash Hongaarse componist - Lehar, List, Bartok, Heller, Kalman, Kéler, Kodály, Seiber, Szervánszky Hongaarse dans - czardas, tjardas, verbunkos Hongaarse dichter - Ady Hongaarse graafschap - Komitat Hongaarse grassteppe - poesta Hongaarse hoofdstad - Boedapest Hongaarse huzarenhoofddeksel - kalpa Hongaarse infanterist - haiduk Hongaarse jeugdorganisatie - KISZ Hongaarse munt - filler, forint, pengö Hongaarse musicus - Barok, Erkel, Kodály, List Hongaarse piano - zongaro Hongaarse provincie - Békes, Bihar, N6grad, Pest, Sopron Tolna, Vas Hongaarse rivier - Duna, Tisza Hongaarse rode peper - paprika Hongaarse ruiter - lovas Hongaarse schrijver - Agai, Dery Hongaarse soldaat - honvéd Hongaarse stad - Ajka, Baja, Bekes, Boedapest, Debrecen, Györ, Miskolc Pécs, Hongaarse uitroep - éljen Hongaarse voornaam - Arpád, Gabi, György, János, Jenö, József, Lájos, Lászió, Sándor, Tibor Hongaarse wapenknecht - pandoer Hongaarse wijn - tokayer Hongaarse zwijnenhoeder - konda Hongarije - Magyar honger - appetijt, begeerte, eetlust, lust, smaak, trek, zin hongerig - begerig, graag, gretig, inhalig, ondervoed, schrokkerigverlangend hongerlijder - armoedzaaier, stakker hongerloon - bloedgeld hongersnood - gebrek hongerwespen - evaniidae Hongkong, hoofdstad van - Victoria Hongkongse munt - dollar honing - bijen product, honig honingaanwijzer - indicator honingazijn - oxymel honingbij - apis, houtbij, ieme, imme, imk honingbloem - bijen blad honingcel - raat honingdas - ratel honingdrank - hydromel, mede, mee honinggras - witbol honinggroefje - honingbakje honingheide - dopheide honingklaver - melilotus honingkleuren - nectariën honingklier - nektarie honingschijf - honingklier, honingraat honingsteen - melliet honingvogels – nectarinidae honingzoet - vleiend honingzuiger - tui honingzuigers - meliphagidae honingzwam - armillariella honk - hoek, home, huis, meet, schuilplaats, thuis honkbal - base ball honnepon – liefje schatje, snoes, honneponnig - allerliefst, honnigsnoezig, honnet - beleefd, fatsoenlijk, net honorair lid - erelid honneurdagen - honordagen, respijtdagen honneurs - eerbewijzen honnig - allerliefst, snoeperig, snoezig honorabel - eervol honorarium - beloning, bezoldiging, gage, loon, salaris, wedde honorarium voor dokter - sostrum honoreren - accepteren, betalen honoris causa - eershalve Honsjoe - Hondo hoofd - aanlegplaatsaanvoerder, baas, bol, captain, caput(Lat.), chef, chief, deken, gezicht, golfbreker, havendam, kop, leider, meester, opschrift, overman, overste, schedel, taats, test, tete(fr.) hoofd van een afdeling - baas, chef hoofd van een bewaarschool - matres hoofd van een departement - minister hoofd van een Frans departement - prefect hoofd van een gezin - vader hoofd van een gilde - deken hoofd van een groep arbeiders - ploegbaas, voorman hoofd van een klooster - abt, abdis, gardiaan, prior hoofd van een moskee - imam hoofd van een onderwijsinstelling - directeur, rector hoofd van een orde in een kerkprovincie - provinciaal hoofd van een parochie - parochus hoofd van een reisgezelschap - courier, geleider, gids, leidsman, guide, reisleider, reisleidster hoofd van een republiek - president hoofd van een schip - kapitein hoofd van een school - bovenmeester, directeur, rector, schoolhoofd hoofd van een spoorwegstation - stationschef hoofd van een stad - burgemeester hoofd van een stam - hoofdman, opperhoofd, sheik, stamhoofd hoofd van een vrouwenklooster - dis, priorin hoofdafdeling van een universiteit - faculteit hoofd van een tribus bij de oude Romeinen - tribuun hoofd van een vendel - hopman hoofd van een vrouwenklooster - abdis, mater, moederoverste, priores, priorin hoofd van ieder der rechtscholen - imam hoofd van mohammedaanse sekte - aga, khan hoofdader - aorta, slagader hoofdafdeling - klasse hoofdafdeling in het plantenrijk - euglenofyta hoofdafdeling van universiteit - faculteit hoofdagent - brigadier hoofdambtenaar - referendaris hoofdarbeider - intellectueel hoofdartikel in een krant - grondartikel, kop, leader, leading hoofdbalk - bintbalk, moer balkhoofdartikel - leader hoofdband - bandeau, diadeem, mijter, mitra hoofdbedekking - alpino, baret, doek, haar, hoed, kalot, kap, muts, pet, pruik, toupet, zie ook hoofddeksel hoofdbedekking van de bedoeïenen - agaal hoofdbedrijf in het Westland - tuinbouw hoofdbeginsel - principe hoofdbescherming - helm, paraplu, parasol, strohoed, valhelm, zuidwester hoofdbestanddeel van de betelpruim - gambir hoofdbestanddeel van metselspecie - kalk hoofdbescherming van een racer - valhelm, valkap hoofdbestanddeel van olie - elaïne hoofdbestanddeel van pepermunt - menthol hoofdbestanddeel van vetten - stearine hoofdbestuurder - overste hoofdbestuurder van Venetië - doge hoofdbeuk - middenschip hoofdbewerking van het rekenen - aftrekken, delen, kwadrateren, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken, hoofdboek - grootboek, journaal, rekening-courant hoofdboor - trepaneerboor hoofdbuis - moerbuis hoofdburcht in Oud Rome - Kapitool hoofdcommissaris - H.C. hoofddeel van de bijbel - N.T. (nieuwe testament), O.T. (oude testament) hoofddeel van een toneelstuk - akte, bedrijf hoofddeksel - 3 cap, dop, fez, hul, kap, pet 4 buis, doek, flap, flep, helm, hoed, huif, kain, kepi, kiep, kipa, klak, koof, kuka, lint, muts, pots, toot, topi, tuit 5 agaal, baret, bever, bibis, bulla, derby, dopje, gibus, hulle, kales, kalot, kaper, kapje, kapot, kepie, kroon, mijter, pruik, sjako, steek, strik, talpa, tiaar, tiara, topee, toepa, toque, toupet, tudor, tzako, voile 6 alpino, basket, basnet, bolero, bonnet, breton, capote, capuce, casque, castor, claque, cloche, cornet, czanka, czapka, derby, doesje, heimet, kalpak, kolbak, keuvel, kiepje, kolbak, kornet, panama, pileus, poetse, ponpon, rigolo, schako, sjapka, skipet, talpak, tophat, toppet, turban, ijsmuts 7 badmuts, basenet, basinet, bergere, biretta, bolhoed, calotte, caproen, carocha, chapeau, chapero, chaplet, chechia, cidaris, dophoed, drietip, gekskap, haarnet, kalotje, kapoets, kapotje, kaproen, kapuits, karpoes, kastoor, matelot, mopmuts, netmuts, panache, petasus, pillbox, pinhelm, pothoed, pruikje, pijpmuts, reispet, sierkam, sjeesja, soemada, solidee, songkok, tapabor, tarbush, tipmuts, tiroler, tulband, tunhoed, valhelm, valhoed, zeilpet, zotskap 8 alpenpet, balonpet, bascinet, biermuts, bontmuts, calyptra, canotier, capeline, capuchon, carcasse, chaperon, cilinder, deukhoed, drietuit,balmoral, baigneux, flambard, flaphoed, fontagne, haarmuts, helmhoed, jollycap, kapeline, kapertje, karpoets, klakbord, klakhoed, klaphoed, klapmuts, klokhoed, knipmuts, koksmuts, kuifmuts, mambrino, mantilla, mantille, manshoed, pachlevi, pelsmuts, pileolus, pluumpje, punthelm, puntmuts, regenkap, reismuts, rouwhoed, sjakopet, sombrero, sportpet, strohoed, tarboush, toedoeng, toefmuts, trekmuts, tuinhoed, tuithoed, veldmuis, vilthoed 9 alpenhoed, alpenmuts, alpientje, bakkertje, berenmuts, bevermuts, bivakmuts, credemnon, dienstpet, driekroon, garibaldi, glengarry, gleufhoed, gluiphoed, herenhoed, hoofddoek, huilebalk, jagerspet, jockeypet, kabotseke, kapothoed, karlijntje, luchthoed, modelhoed, mutslaget, nachtmuts, narrenkap, nonnekap, ondermuts, oorwarmer, pannekoek, pinnemuts, plooimuts, pluimmuts, regenhoed, rigoletto, slaapmuts, stormhoed, strobaret, trouwhoed, vaderlief, vlieghelm, zomerhoed, zonnehoed, zijdenhoed 10 baskenmuts, bellenmuts, biermutsje, cowboyhoed, dubbelmuts, duikerhelm, gravenhoed, figuurmuts, incroyable, jagershoed, jagersmuts, jardinière, kachelbuis, kantenmuts, kapuismuts, kapoetmuts, kapuismuts, karkasmuts, karolijntje, kettermuts, kindermuts, kornetmuts, langetmuts, monnikskap, panamahoed, paresseuse, poffermuts, pijpjesmuts, strandhoed, tropenhelm, uniformpet, winterhoed, wintermuts, zuidwester 11 bagijnenmuts, bakkersmuts, bombonniere, bruidskrans, chasseurtje, doctorsmuts, duivelsmuts, floddermuts, laddermuts, hoofddeksel, kapothoedje, kapuitsmuts, kwakershoed, marinebaret, marinesteek, matrozenpet, neepjesmuts, overslagpet, pausenkroon, pelgrimskap, pirothoedje, pluimmutsje, politiehelm, tirolerhoed, toppershoed, vleugelmuts, vrouwenmuts, zeemanshoed 12 boerinnenkap, cilinderhoed, fantasiehoed, matrozenhoed, neepjeskapje, officierspet, pelgrimsmuts, priesterhoed, schipperspet, winterhoedje 13 bisschopshoed, bisschopsmuts, boerinnenhuif, boerinnenmuts, chauffeurspet, dragondermuts, grenadiermuts, halleluiahoed, jacobijnenmuts, ministersteek, napoleonsteek, sparteriehoed 14 kardinaalshoed, padvindershoed 15 herderinnenhoed hoofddeksel van de paus - tiaar, tiara hoofddeksel van de sint - mijter hoofddeksel van een huzaar - kolbal, talpa hoofddeksel van priester - bonnet, solidee, solideetje hoofddeksel van rechtsers en professoren - baret hoofddeksel van vrouwen - kap hoofddeksel, vrouwelijk - guimpe, hennin hoofddeksel wordt gedragen bij keerkringen - tropenhelm hoofddekseltje - mutsje hoofddoek - agral (bedoeïenen), falie, madras, tulband hoofddoek der Arabieren - samada hoofdeling - jonker hoofdeloos - dom, zinloos hoofdelijk - correaal, solidair hoofdelijkheid - solidariteit hoofdengel - aartsengel, Gabriël, seraf hoofd der afdeling - baas, chef, leider hoofddoek - falie hoofdengel - aartsengel, seraf, serafijn hoofd- en schouderdoek - falie hoofdfacet van een diamant - bezeel hoofdfiguur uit een dierenepos - krekel, mier, raaf, Reinaert, hoofdfiguur uit poppenkast - dief, Katrijn, koningin hoofdfiguur uit roman van F. Timmermans - Pallieter, Reintje, Reinaerde hoofdgedachte - thema hoofdgedachte van een muziekstuk - gegeven, thema hoofdgedachten - onderwerp, tema, verbinding hoofdgeld - belasting, captatie, schatting hoofdgeld ( Arab. ) - djija hoofdgestel - tafelment hoofdgetal - een hoofdgod (Germ.) - Odin hoofdgod (Gr.) - Zeus hoofdgod van de Hindoes - siwa hoofdgroep bij wegwielerwedstrijd - peloton hoofdgroet - knik, nik hoofdhuid - scalp hoofdig - achterlijk, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, koppig, nukkig hoofdingang - portaal hoofdje - broeiwijze, capitulum, kopje, korfje, opschrift, zult hoofdkaas - preskop, zult hoofdkantoor - centrale hoofdkap - capuchon hoofdkerk van een bisdom - basiliek, dom, cathedraal, kathedraal hoofdkussen - oorkussen, peluw hoofdkwartier - pretorium, stafverblijf hoofdkwartier (mil.) - headquarter hoofdletter - initiaal, kapitaal, majuskel hoofdluis - pietje, piot, pioot, piotter hoofdman - aanvoerder, Atilla (Hunnen), centurio, chef, commandant, deken, gids, hetman,hopman, kapitein, leider, opperhoofd, oppersterichter (Israël) hoofdman der Kazakken - hetman hoofdman op Java - wedono, wedana hoofdman over tien - decaan, decanus hoofdman van een Romeinse legereenheid - centurio, decurio hoofdmatras - peluw hoofdmelodie - obligaat hoofdofficier - admiraal, commandeur, generaal, kolonel, majoor, overste hoofdopzichter - beheerder hoofdorgelpijp - prestant hoofdorgel register - prestanten hoofdpersoon - antagonist, held, principaal, protagonist hoofdpijn - cefalalgie, koppijn, kopzeer, migraine hoofdpijn, schele - koppijn, migraine hoofdpijp van orgel - prestant hoofdpersoon - held heefdplaats - hoofdstad hoofdpost - centrale, hoofdkantoor hoofdpunt - clou, essentie, glanspunt, kern, moment, principaal, spil hoofdregister van een orgel - principaal hoofdrichting - frontaal, sagitaal, transversaal hoofdriem - halster hoofdroos - schin, seborrhoea hoofdschout - baljuw hoofdsieraad - diadeem, kroon, oorbel, oorijzer, strik, tiara hoofdslagader - aorta hoofdsluier van Spaanse dames - mantille, mantilla hoofdsom - kapitaal hoofdstad in Oman - Maskate hoofdstad van Afghanistan - Kaboel hoofdstad van Alabama - Montgomerie hoofdstad van Alaska - Juneau hoofdstad van Albanië - Tirana hoofdstad van Algerije - Algiers hoofdstad van Angola - Luanda hoofdstad van voormalig Annam - Hué hoofdstad van Argentinië - Buenos-Aires hoofdstad van Armenië - Jerivan hoofdstad van Assyrië - Ninivé hoofdstad van Australië – Canberra hoofdstad van Azerbeidjan - Bakoe hoofdstad van Babylonië - Babel hoofdstad van Bahama’s - Zassau hoofdstad van Banglades - Dacca hoofdstad van Barbados - Bridgetown hoofdstad van Beiern - Munchen hoofdstad van België - Brussel hoofdstad van Bengalen - Dacca hoofdstad van Bermuda eilanden -Hamilton hoofdstad van Bhutan - Punakha hoofdstad van Biafra - Enoegoe, Enugu hoofdstad van Birma - Rangoon hoofdstad van Boeotië - Thebe hoofdstad van Boeroendi. Boejoemboera hoofdstad van Bolivia - La Paz hoofdstad van Bosnië -Serajevo hoofdstad van Botswana - Mafeking hoofdstad van Brazilië - Rio hoofdstad van Brits Guyana - Georgetown hoofdstad van Bulgarije - Sofia hoofdstad van Burundi - Usumbura hoofdstad van Cambodja - Pnompenh hoofdstad van Cameroun - Yaoundré hoofdstad van Canada - Ottawa hoofdstad van Ceylon - Colombo hoofdstad van Chili - Santiago hoofdstad van China - Peking hoofdstad van Columbia - Bogota hoofdstad van Costa Rica - San José hoofdstad van Cuba - Havanna hoofdstad van Cyprus - Nicosia hoofdstad van Denemarken - Kopenhagen hoofdstad van Duitsland - Berlijn hoofdstad van Ecuador - Quito hoofdstad van Egypte - Caïro hoofdstad van EI Salvador - San Salvador hoofdstad van Engeland - Londen hoofdstad van Estland - Tallin Ethiopië - Addis Abbeba hoofdstad van Falkland eilanden - Port Stanley hoofdstad van Filippijnen - Manilla hoofdstad van Finland - Helsinki hoofdstad van Formosa - Taipei hoofdstad van Frankrijk - Parijs hoofdstad van Frans Guyana - Cayenne hoofdstad van Gabon - Libreville hoofdstad van Ghana - Accra hoofdstad van Gambia - Bathurst hoofdstad van Georgia - Atlanta hoofdstad van Ghana - Accra hoofdstad van Griekenland - Athene hoofdstad van Groenland - Godthaab hoofdstad van Groot-Brittannië.-Londen hoofdstad van Guatemala - Guatemala hoofdstad van Guinee - Conakry hoofdstad van Hai'ti - Port du Prince hoofdstad van Honduras - Tegucigalpa hoofdstad van Hongarije - Boedapest hoofdstad van India - Delhi hoofdstad van Indonesië - Djakarta hoofdstad van Ierland - Dublin hoofdstad van IJsland - Reykjavik hoofdstad van Irak - Bagdad hoofdstad van Iran - Teheran hoofdstad van Israël – Jeruzalem hoofdstad van Istrië - Pola hoofdstad van Italië – Rome hoofdstad van Ivoorkust - Abidjan hoofdstad van Jamaica - Kingston hoofdstad van Japan - Tokio hoofdstad van Jemen - Sanaa hoofdstad van Joegoslavië - Belgrado, Beograd hoofdstad van Jordanië - Amman hoofdstad van Kalimantan - Bafldjarmasin hoofdstad van Kameroen - Yaoundé hoofdstad van Kasjmir en Jammu - Srinagar hoofdstad van Katar - Doha hoofdstad van Kenia - Nairobi hoofdstad van Koeweit - Koeweit hoofdstad van Kongo (voormalig Belgisch) - Kinsjasa (Kinshasa) hoofdstad van Kongo (voormalig Frans) - Brazzaville hoofdstad van Korea - Seoel hoofdstad van Laconia - Sparta hoofdstad van Laos - Vientiane hoofdstad van Letland - Riga hoofdstad van Libanon - Beiroet hoofdstad van Liberia - Monrovia hoofdstad van Libië - Tripoli hoofdstad van Liechtenstein -Vaduz hoofdstad van Limburg - Maastricht hoofdstad van Litouwen - Wilna hoofdstad van Luxemburg - Luxemburg hoofdstad van Malediven - Male hoofdstad van Malagassië - Tananarive hoofdstad van Malakka - Malakka hoofdstad van Malawi - Zomba hoofdstad van Maleisië - Kuala Lumpur hoofdstad van Mali - Bamako hoofdstad van Malta - La Valetta hoofdstad van Marokko - Fez, Tetuan hoofdstad van Mauretanië – Nouakchott hoofdstad van Mexico – Mexico hoofdstad van Monaco - Monaco hoofdstad van Mongolië - Oelanbator hoofdstad van Montenegro - Titograd hoofdstad van Moravië - Brno hoofdstad van Muskat en Oman - Muskat hoofdstad van Namibi - Windhoek hoofdstad van Nederland - Amsterdam hoofdstad van Nederlandse Antillen - Willemstad hoofdstad van Nepal - Katmandu hoofdstad van New Yersey - Trenton hoofdstad van Nicaragua - Managua hoofdstad van Nieuw-Zeeland - Wellington hoofdstad van Niger - Niamey hoofdstad van Nigeria - Lagos hoofdstad van Noord-Ierland - Belfast hoofdstad van Noord-Korea - Pjongjang hoofdstad van Noord-Vietnam - Hanoi hoofdstad van Noorwegen - Oslo hoofdstad van Oekraïne - Kiew hoofdstad van Oman - Maskat hoofdstad van Oostenrijk - Wenen hoofdstad van Opper-Volta -Ouagadougou hoofdstad van Pakistan - Karachi, Rawalpindi hoofdstad van Palestina - Jeruzalem hoofdstad van Panama - Panama hoofdstad van Paraguay - Asuncion hoofdstad van Peru - Lima hoofdstad van Perzië - Teheran hoofdstad van Polen - Warschau hoofdstad van Puetto Rico - San Juan hoofdstad van Portugal - Lissabon hoofdstad van Portugees - Guinee - Bissao hoofdstad van Portugees-Timor - Dilly hoofdstad van Rhodesia - Salisbury hoofdstad van Roemenië - Boekarest hoofdstad van Ruanda - Kigali hoofdstad van Rusland - Moskou hoofdstad van San Merino - San Marino hoofdstad van Saoedi Arabië - Er, Riaad / Mekka hoofdstad van Serawak - Kuching hoofdstad van Senegal - Dakar hoofdstad van Sierra Leone - Freetown hoofdstad van Sikkim - Gangtok hoofdstad van Soedan - Khartoem hoofdstad van Somalië - Mogadiscio hoofdstad van Spanje - Madrid hoofdstad van Suriname - Paramaribo hoofdstad van Syrië - Damascus hoofdstad van Tai-Wan - Taipei hoofdstad van Tanzania - Dar-es-Salaam hoofdstad van Thailand - Bangkok hoofdstad van Thessalië - Larissa hoofdstad van Tibet - Lhasa hoofdstad van Tsjecho-Slowakije - Praag hoofdstad van Tirol - Innsbruck hoofdstad van Togo - Lome hoofdstad van Transjordanië - Amman hoofdstad van Transsylvanië - Sibiu hoofdstad van Trucial Oman - Dubai hoofdstad van Tsjechoslowakije - Praag hoofdstad van Tunesië - Tunis hoofdstad van Turkije - Ankara hoofdstad van Ubangl-Shari - Bangui hoofdstad van Uganda - Entebbe hoofdstad van Uruguay - Montevideo hoofdstad van Venezuela - Caracas hoofdstad van Vietnam - Hanoi (nrd.) Saigon (zd.) hoofdstad van voormalig Annam - Hué hoofdstad van West-Duitsland - Berlijn hoofdstad van Wight - Newport hoofdstad van Zambia - Lusaka hoofdstad van Zuid-Afrika - Pretoria hoofdstad van Zuid-Korea - Seoel hoofdstad van Zuid-Vietnam - Saigon hoofdstad van Zweden - Stockholm hoofdstad van Zwitserland - Bern hoofdstad van de Bahama-eilanden - Nassau hoofdstad van de Bahrein-eilanden - Manama hoofdstad van de Bermuda-eilanden - Hamilton hoofdstad van de Falkland-eilanden - Stanley hoofdstad van de Filippijnen - Manilla hoofdstad van de Hawaï-eilanden - Honolulu hoofdstad van de Kaapverdische eilanden - Praia hoofdstad van de Libanon - Beiroet hoofdstad van de Nederlandse Antillen - Willemstad hoofdstad van de Seychellen - Victoria hoofdstad van de Soedan - Khartum, Chartoem hoofdstad van de Sovjet-Unie - Moskou hoofdstad van de Unie van Zuid-Afrika - Pretoria hoofdstad van de Verdragskust - Dubai hoofdstad van de Verenigde Arabische Republiek - Kaïro hoofdstad van de Verenigde Staten - Washington hoofdstel - halster hoofdstelling - propositie hoofdsteun - kussen hoofdstuk - afdeling, caput, cap, chap, chapiter, kapittel, paragraaf hoofdstuk in de Koran - sura(h), soera hoofdstijl aan een trapleuning - pilaster hoofdtak van een gewei - stang hoofdtak van een gewelf - stang hoofdtelwoord - hoofdgetal hoofdtooi - diadeem, kroon, strik, tiaar, tiara hoofdtooisel - kapsel hoofdtoon - dominant, grondtoon, hoofdschakering, motief, toonaard hoofdtrainer - coach hoofdtroef in kaartspel - matador hoofdtype van het Arabisch schrift - koefisch, naschi hoofdtype van ondergrondse spoorlijn - metro hoofd van een afdeling - baas, chef, voorman hoofd van een bedrijf - baas, chef hoofd van een bewaarschool - matres hoofd van de brandweer - brandweercomandant hoofd van een departement - minister hoofd van een gezin - vader hoofd van een gilde - deken hoofd van een grietenij - grietman hoofd van een groep arbeiders - ploegbaas hoofd van de huisknechten - butler hoofd van de keuken - chefkok hoofd van een klooster - abt, gardiaanoverste, prior hoofd van een moskee - imam hoofd van een nonnenklooster - abdes, abdis, priores, priorin hoofd van een onderwijsinstelling - rector hoofd van een reisgezelschap - gids(e), reisleider(ster) hoofd van een school - directeur, rector hoofd van een stam - sheik hoofdvlees - zult hoofdwacht - Kortegaard hoofdwal van een vesting - enceinte hoofdwapen van het leger - artillerie hoofdwerk - hersenwerk hoofdwerk van de Kabbala Sokar (lichtglans) - Zokar hoofdworm - bolworm hoofdzaak - attractie, belangrijkste, clou, essentie, gewichtigste, glanspunt, hoofdpunt, kern, principaal, wezen hoofdzakelijk - bovenal, essentieel, grotendeels, meest, overwegend, principaliter, principieel, substantieel, vooral, voornamelijk, voorop hoofdzeer - bergfavus, favus, hoofdroos, hoofdziekte, kletskop, paradel (barg.), roos, schimmelziekte hoofdzeil - grootzeil hoofdzetel van de effectenhandel - actiebeurs hoofdzonde - gierigheid, gramschap, gulzigheid, haat, hebzucht, hoogmoed, hovaardigheid, luiheid, nijd, onkuisheid, onmatigheid, traagheid hoofs - beleefd, galant, hoffelijk, vormelijk, wellevend hoofse Parijse juffer uit de 17e eeuw - precieuse hoog - verheven hoog aan de wind - krap hoog aanzien - achting, eer, egard, ere, grootwaardigheid hoog achten - considereren, eren, vereren hoog achting - eerbied, verering hoog adelijke titel - pair hoog akkerland - es hoog ambtenaar - administrateur, burgemeester, generaal, gouverneur(generaal), minister, palarinus, palatijn, referendaris, staatssecretaris hoogbedaagd - bejaard hoog begaafd - geniaal hoog bejaard - oud, stokoud hoog bejaarde - grijsaard hoog bestuurslichaam - directie, parlement, senaat hoog bevel - ferman, firman, irade, oekase, oekaze, ukaze hoogborstig - trots, verwaand hoog bouwwerk - dom, flat, kathedraal, toren, torenflat, wolkenkrabber hoog boven iets uitsteken - torenen hoog conjunctuur - boom hoog doel - ideaal hoogdravend - bombast, gezwollen, pompeus, retorisch hoogdruk - boekdruk, reliëfdruk hoog en smal - slank hoog gaande bal - lob hooggeleerde - hoogleraar prof, professor, hoog gelegen afvoerkanaal - dakgoot hooggelegen akker - es hoog geleden bouwland - eng, enk hoog gelegen droge zandgrond - geest hooggelegen plaats - trans hoog geluid - piepen hooggeplaatst - voornaam hooggeroemd - fameus hooggewaardeerd - best, prima, puik hoog gras met bloempluim - riet hoog in prijs - duur, kostbaar prijzig hoog land - enk hoog nest van een roofvogel - horst hoog ontwikkeld zoogdier - primaat hoog opgeven - pochen hoog priesterlijk - pontificaal hoog schoeisel - kaplaars, laars, stevel, stiefel, lieslaars hoog spel - risico hoog water - vloed hoog woord - praats, praatjes hoogachten - eren, estimeren, respecteren, vereren hoogachting - aanzien, eerbied, respect, verering hoog adellijke titel - pair hoogbedaagd - bejaard hoogblauw - lazuur hoogblond - goudblond, rossig hoogbootsman - opperbootsman hoogborstig - trots, verwaand hoogbouw - flatbouw, toren, torenflat hoogdravend - (muz.) pomposo hoogdravend - bombast, bombastisch, gezwollen, opgeblazen, opgeschroefd, opgesmukt, pathos, pompeus, pomposo (muz.), retorisch, statig, weids hoogdravende taal - bombast, brallen, parnastaal hoogdrukprocédé - flexografie hoogeerwaarde - reverendissimus hoogetsing in zink - zincotypie hoogfrequent - h.f. hooggaand - hevig, hooglopend hooggeleerde - hoogleraar, prof, professor hooggelegen afvoerkanaal - dakgoot hooggelegen bouwland - enk hooggelegen droge zandgrond - gaart, geest hooggelegen heideveld - haar hooggelegen korenveld - korenes hooggelegen plaats - trans hooggelegen punt in een waard - donk hooggelegen rijstveld - gaga hooggelegen stuk land - krocht hooggelegen vlakte - hoogvlakte, terras hooggelegen zandgrond - gaast, geest hooggeroemd - arrogant, bijzonder, fameus, gerenommeerd, uitermate hooggezind - hooghartig hooghartig - arrogant, fier, groots, hautain, kloek, laatdunkend, trots, verwaand hooghartigheid - aanmatiging, air, fier, fierheid, grandezza, hoogmoed, kapsones, trots hooghartige houding - air, kapsones hoogheid - aanzien, altesse, fierheid, gezag, grandeur, grootheid, heerlijkheid, majesteit, trots, verhevenheid, voornaamheid hoogheemraadschap in Holland - Delfland, Rijnland, Schieland hoogheemraadschap, voorzitter van een - dijkgraaf hoogheidsrecht - regaal hoogheidsrechten - regalia, regaliën hoogheilig - sacrosanct hoogklinkende taal - declamatie, woordenpraal hoogkoor - priesterkoor hoogkijker - vieroog, zeepaap hoogland - hoogvlakte, plateau hoogland in Afrika - karo hoogland in Centraal-Azië - Pamir, Tibet Hooglander - schot hooglands schaap - merino hoogleraar - docent, professor, prof., hoogl. hoogleraarschap - leerstoel, professoraat Hooglied - cant (cantica), hymne, ode Hooglied van Salomo - Cantica hooglijk - zeer hooglopend - fel, heftig, hevig, overmoed hoogmoed - eigendunk, eigenwaan, fierheid, hovaardij, hybris, trots, verwaandheid hoogmoedig - arrogant, eigenwaan, fier, houtain, hovaardij, hybris, laatdunkendheid, minachtend, opgeblazenheid, prat, pratheid, trots, verwaand hoogmoedige houding - adeltrots hoogmogendheden, Hunne - Staten hoognodig - dringend, noodzakelijk, urgent hoogoven, afval van de - slakken hoogovenslakken - ijzerslakken hoogrode kleur - inkarnaat hoogrode purperverf - karmozijn hoogrode robijn - karbonkel hoogrood - bloedrood, incarnaat, ponceau hoogrozerood - inkarnaat hoogschatten - achten, eren, her, hoogachten, respecteren, roemen, vereren, waarderen hoogst - hevig, optimaal, supreem, uitermate, uiterst, zeer hoogstaand - chique, edel, edelaardig, integer, nobel, verheven hoogstammige boom - esp hoogstapwlaar - vorkheftruck hoogst bedreven in het kwaad - slim, sluw, uitgeslapen hoogst begaafd - geniaal hoogst begaafd mens - genie hoogst begaafde - genie hoogst begaafde aardbewoner - mens hoogst gunstig - optimaal hoogst beminnelijk - adorabel hoogst in aantal - allermeest hoogstaand - chique edel, integer, verheven hoogstens - maximaal hoogste - climax, opperst, optimaal, record, summum, summus, top,(punt), uiterst, zenith hoogste berg in Afrika - Kilimandzjaro, Kilimanjaro, hoogste berg in Australië - Kossiuzko hoogste berg in Azië - Everest hoogste berg in Engeland - Snowdon hoogste berg in Europa - elbroes hoogste berg in Nederland - Vaalserberg hoogste berg in Noord-Amerika - McKinly hoogste berg in Zuid-Amerika - Aconcagua hoogste berg op Ceylon - Adamspiek hoogste berg ter wereld - Everest hoogste berggroep der Karpaten - Tatra hoogste bestuur in Carthago - sufeet hoogste bevel - opperbevel hoogste bod waartoe men gemachtigd is - limiet hoogste deel - piek, top hoogste (de - macht hebbend) - gebiedend, oppermachtig hoogste deel van een gebouw - nok hoogste Engelse ridderorde - kouseband hoogste gebod - liefde hoogste gedeelte - nok hoogste gerechtshof in Drente tot 1791 - etstoel hoogste gerechtshof in het oude Athene - Areopagus hoogste gezag hebben - predomineren hoogste godheid (Hind.) - brahman hoogste goed - leven hoogste graad - superlatief hoogste graad van begaafdheid - genie hoogste graad van woede - paroxisme hoogste hoogland ter wereld - pamir hoogste (in de - mate) - allermeest, meest, uitermate hoogste in het veen - haar hoogste in rang - baas, chef, directeur, leider, maarschalk, patroon, president hoogste luchtlaag - stratosfeer hoogste macht - God, oppermacht hoogste mannenstem - tenor hoogste meer op aarde - Titicacameer hoogste militaire rang - admiraal, generaal, (veld)maarschalk hoogste officiersrang bij de land-en luchtmacht - generaal hoogste officiersrang bij de marine - admiraal hoogste onderofficiersranf - adjudant hoogste overheidspersoon in Venetië - doge hoogste prestatie - record hoogste punt - culminatie, kruin, nok, top, toppunt, zenit, zenith hoogste punt in Afrika - Kilimandzjaro hoogste punt in Amerika - Aconcagua hoogste punt in Australië - Koscluszko hoogste punt in Azië - Everest hoogste punt in Europa - Elbruz (Elbroes) hoogste rand van een dak - nok hoogste punt van een berg- top hoogste punt van een huis - nok hoogste rand van een dak - nok hoogste rang bij cultuurmaatschappijen - superintendent hoogste rang van een ridderorde - commandeur hoogste register van een zangstem - falset, kopstem hoogste ridderorde (G.B.) - garter hoogste score - topscore hoogste snaar op viool - chanterelle, kwint hoogste speelkaart - troefaas hoogste staatsdienar - minister hoogste staatsdienar (Frankrijk) – consul hoogste stand - aristocratie hoogste stem - sopraan hoogste stem van een vrouw - bovenstem, discant, sopraan hoogste ten - hoogstens, maximaal hoogste titel in Venetië - doge hoogste top van de Harz - Broeken hoogste top van het Verenigd Koninkrijk - Snowden hoogste toren in Nederland - Dom hoogste troef in het quadrillespel - matador, spadille hoogste vorstentitel - keizer hoogste vrouwenstem - sopraan hoogste vulkaan in Europa - Etna hoogste waardigheidsbekleder - primaat hoogste wat bereikt is - maximale, record hoogste waterstand - noodpeil hoogste waterstand van een boezem - maalpeil hoogstwaardige - reverendissimus hoogstwaarschijnlijk - licht hoogstwellustig - lascief hoogte - alp, altitudo, belt, berg, duin, heuvel, hil, kluft, kopje, niveau, nol, plateau, terp, trans, verheffing, verhevenheid, werf, wierde hoogte bezet met struikgewas - horst hoogtegrens - plafond hoogte in heide - haar hoogte in prijs - duurte hoogtekaart - altitudenmap hoogtelijn - isobaar, loodlijn, vertikaal hoogtemerk - pegel, peil, vloedpeil, vloedstand hoogtemeter - altimeter, barograaf, clinometer, eclimeter, graphometer, hypsometer, statoscoop hoogtemeter in de sterrenkunde - octant, sextant hoogtemeting - altimetrie, hypsometrie hoogtepeil - A.P., N.A.P. hoogtepunt - acme, climax, clou, culminatie, glans, glanspunt, maximum, meridiaan, record, summum, top, toppunt, zenith hoogtepunt joods paasfeest - seideravond hoogtepunt van een spannend verhaal - climax hoogtepunt van een vertaling - climax hoogtepunt van een ziektetoestand - acme, crisis hoogte tussen twee voren - ril hoogte van aarde - heuvel hoogte van een wagenspoor - ril hoogte van water - peil hoogteverschil - niveau hoogtevrees - akrofobie, dinofobie, hypofobie hoogte waarop een vocht staat - niveau hoogtij - bloeitijd, feestdag, vloed hoogverraad - landverraad hoogvlakte - dekan, plateau, tafelland, terras hoogvlakte in Centraal Azië - Pamir hoogvlakte in Duitsland - Lechveld hoogvlakte in Kaapland - Karo hoogvlakte in Midden-Azië - Pamir hoogvlakte in Nw. Armenië - Ararat hoogvlakte in Peru - Puna hoogvlakte in Turkije - Ararat hoogvogel - oppergaai hoogwaardig - eerwaardig, verheven hoogwaardige benzine - super hoogwaardigheidsbekleder - exarch, hofdignitaris, prelaat hoogwaardigheidsbekleder, religieuze - pontifex hoogwaardigheidsbekleder in Servië - ban hoog water - vloed, volzee hoog woord - praats hoogzaal - oxaal hoogzeilen - inkrimpen hooi - langvoer, rei hooiafval - ort hooibak - ruif hooibeen - rechterbeen hooibeestje - donderbeestje, nonympha, vlinder hooiberg - barg, mijt, opper, rook, vim hooiberg boven deel - balkerd hooiberg met beweegbare kap - kap(berg) hooibergplaats in een stal - delt(e), dilt(e) hooibloem - koekoeksbloem hooiboom - ponder, ponter hooibouwwerktuig - harkkeerder hooi bijeen harken - zwelen hooihark - hengst, rijf hooi (het - binnen hebben) - dronk hooihoop - opper, rook, schelf, schoof hooikade - wiering hooikoorts - pollinosis hooiland - hooislag, made hooimaand - juli hooimijt - opper hooiopper - kets hooiraam - berrie hooirek - ruiter hooiruimte - dilt hooischelf - klamp, mijt, tas hooistapel - hooiberg, hooiklamp, hooimijt, hooischelf, kets, mijt,opper, rook, schelf, vim (Z.N.) hooivork - gaffel, opsteker, reek, riek hooivork met lange steel - opsteker hooiwagen - bastaardspin, langbeen, steekmug, veldspin hooiwagenboom - ponderboom hooi-ijzer (kort) - pook hooizolder - bolkerd, delte, dilt hoon - affront, belediging, beschimping, bespotting, gesmaal, insult, laster, opprobatie, outrage, schimp, smaad, spot, spotlach, verachting hoonlach - sneer hoop - optimisme, (Lat) spes, toeverlaat, uitzicht, vernedering, verwachting hoop - belt, berg, boel, bult, massa, menigte, mijt, schare, slomp, tas, stapel, troep hoop grond - ophoping hoop hebben - hopen hoop hooi - opper, rook, schelf hoop mijnsteen - steenberg, stort, stortplaats hoop rommel - afvalhoo hoop turf - bult, stobbe hoop van 10.000 stuks turf - stobbe hoopje drek - keutel hoopvol - moedgevend, radieus, rooskleurig, schoon, veelbelovend hoopvol teken - morgenrood hoop vuil - belt hoor - luister hoorder - luisteraar hoor eens - à propos hoorapparaat - hoortoestel, otofoon hoorbaar - hardop, luid, luidkeels, luidop, verneembaar, verstaanbaar, waarneembaar hoorbaar ademhalen - hijgen, piepen, snurken hoorbaar drinken - lebberen, slurpen hoorbaar en hel - luid hoorbaar schuimen - borrelen, bruisen hoorbaar slapen - snurken hoorbaar zuigen - lurken hoorbaar zuipen - slurpen hoorbuis - otofoon, stethoscoop, statoscoop hoorn - autoclaxon, blazer, kornet, toeter, trompet hoorn met kleppen - ventielhoorn hoorn van porseleinslak - katje hoornaar - hoorntje, horzel, wesp hoornaanbeeld - speerkaak hoornachtig verhard - eeltig, hoef hoornachtige stof - balein, keratine, nag hoornachtige verdikking der huid - eelt, eksteroog, likdoorn hoornblad - ceratophyllum hoornbladachtigen - ceratophyllaceeën hoornblazer - hoornist hoornblende - ampibole, oeralliet hoornblendeschalie - amfibolet hoornbloem - cerastium hoorndol - gek, razend hoorndrager - cocu hoornerts - chloorzilver, hoornklaver, trigonella hoornkiezel - chert hoornklaver - glaucium, trigonella hoorn met kleppen - ventielhoorn hoornpapaver - glaucium hoornperkament - kalfsperkament hoornschoen - hoef hoornsignaal - fanfare hoornslak - toot hoornsteen - cryptokristallijn, kwarts hoornstof - keratine hoornstruisvogel - casuaris hoornvlies - cornea, parchen hoornvliesontsteking - creatitis, keratitis hoorn van een auto - claxon, toeter hoornvee - rundvee hoornzilver - hoornerts, zilverchloride hoorspel - klankbeeld, luisterspel hoortoestel - microfoon hoort bij het schaakspel - bord, dame, kasteel, koning, loper, paard, pion, toren hoort bij een zeem - spons hoos - laars, trombe, visserslaars, waterlaars, wervelwind, windstoot hop - aanslibbing, stinkhaan hopbitter - lupuline hopeahout - merawan hopeloos - beroerd, desperaat, reddeloos, slecht, wanhopig hopeloosheid - desperatie, hopen - opstapelen, verlangen, verwachten, wensen hopje - ulevel hopklaver - medicago hopman - hoofdman, kapitein hopper - baggerschuit, vultrechter hopperzuiger - zandzuiger hor - gaasdeur, muggenraam, scherm, snorrebot hora - h., uur horde - bende, hindernis, kudde, massa, meute, obstakel, schare, slipjacht, troep, vulgus Horeb - Sinaï horecabedrijf - bar, bistro, bodega, café, cafetaria, herberg, hotel, kroeg, motel, restaurant- horecaberoep - barkeeper, barman, gerant, hotelier, kelner horen - aanhoren, behoren, bemerken, betamen, luisteren, opmerken, opletten, passen, serveerster, vernemen, verstaan, waarnemen horens van een rendier - gewei horentje van hardhorende - otofoon horen van doven - liplezen horen zeggen - opvangen horig - afhankelijk, onvrij horige - keurmedige, laat, lijfeigene, onvrije, onwijs, slaaf horige boer - laat horige (soort) - hofhorige, liet (mv. liten), lijfeigene horigheid - afhankelijkheid, onvrijheid horizon - einder, horizon(t), kim, noorder, ooster,verschiet, verschil, verte, westerkim, zuider horizontaal - liggend, plat, vlak, waterpas horizontaal oversteken - traverseren horizontaal vlak - niveau horizontale balk - latei horizontale balk in gebint - hanenbalk horizontale balk van een ophaalbrug - hamel horizontale band op wapenschild - balk horizontale houding - liggend horizontale strook aan zeil - reef horizontale windas - lier hork - hommel, lomperik, wesp horlepijp - schalmei horletoet - grondschaaf, trapboom horloge - acatène, remontoir, tikkertje (barg.), uurwerk horloge met een bolronde vorm - savonet horlogeband (antiek) - chatelaine horlogeketting (barg.) - bengel horlogekettinghaakje met veer - musketon horlogemaker - horloger, uurwerkmaker horlogezakje - binnenbeursje hormat - eerbetoon hormoon - ACTH, ADH hormoon door de alvleesklier afgescheiden - glucagon, insuline hormoon door de bijnieren afgescheiden - adreline hormoon door de darm afgescheiden - secretine hormoon door de eierstok afgescheiden - progesteron hormoon door de hypofyse afgescheiden - oxytocine, intermedine, prolactine, vasopressine hormoon door de placenta afgescheiden - gonadotropinwn, progesteron hormoon door de schildklier afgescheiden - parathormoon, thyoxine hormoon door de testis afgescheiden - testosteron hormoon vormend orgaan - borstbeenklier, thymus, zwezerik hormoongroep - androgenen, corticosteroïde, estrogene, hormonen, thyroïde hornpipe - horlepijp horoscoop - prognosticum horoscooptrekker - astroloog, sterrenwichelaar horrel - bevlieging, geschil, hapering, onenigheid horrelvoet - paardevoet horreur - afgrijzen, afkeer, afschuw, haat, hekel, horror horribel - afgrijselijk, gruwelijk, ontzettend horror - afgrijzen, afschuw, afkeer, haat, hekel, horreur, schrik horrorfilm - griezelfilm hors - marsbank, zandplaat hors d´oeuvre - bijwerk, toegift, voorgerecht horsel - hoornaar horse power - hp horsmakreel - marsbanker , poer horst - vogelnest hort - bots, duw, ruk, schok, stoot horten - botsen, haperen, schokken, stoten hortend - haperend, schokkend, schoksgewijs, stroef hortend en stotend zich bewegen - strompelen hortensia - hydrangea hortologie - tuinbouwkunde hortus - gaard, hof, tuin hor voor ramen - inzetraam horzel - biesbouw (gewest.), blindaas, brems, bremze hoornaar, runderdaas horzel (door een horzel gekwelde geliefde van Zeus) - lo hosanna - heil hospes - gastheer, herbergier, kostbaas, ploert, waard hospita - gastvrouw, kostjuffrouw hospitaal - armhuis, gasthuis, infirmerie, kliniek, lazaret, nosocomium, nososodochium, ziekenhuis hospitaal voor militairen - lazaret hospitaalridders - Johannieters, Lazarieten hospitaalsoldaat - hospik hospitatliteit - gastvrijheid hospitium - klooster hostess - stewardess hostie - oblaat, ouwel hostiekelk - ciborie, monstrans, pixes hostiel - vijandig hostiehouder - pyxis hostiekelk - ciborie, ciborium hostiel - vijandig hostieschotel - pateen hostievat - pyxis hot - draagkorf, haar, links, melkdik, rechts, rugkorf hotel - herberg, logement, motel hotelbediende - chasseur, gerant, kelner, manager, ober, piccolo, portier, receptionis(te) hotelbeheerder - gerant hotelcafe - bar hoteleoncern - Alpha, Apollo, Hilton, Okura, Krasnapolsky hoteldief - hotelrat hotelhal - lounge, receptie hotelhouder - hotelier hotelier - hotelhouder, waard hotel in de woestijn - karavanserail hoteljongen - liftboy, piccolo hotelrat - hoteldief hotten - haperen, hokken, karrelen, kartelen, mislopen, schiften, stremmen hou en trouw - loyaal hou je stil - koest houd op - aflaten, hola houdbaar - bewaarbaar, draaglijk, duurzaam, geconserveerd, tenabel, verdedigbaar houden - handhaven, hebben, melken, verduren houden van - liefhebben, lusten, mogen houden voor - achten, blijken, identificeren, kennen, mededelen, menen, schatten, verslijten, verstaan, waarnemen, weten houdend van - gesteld houder - beheerder, beoordelen, bestuurder, bezitter, bus, censeren, drager, eigenaar, lijden, ondernemer, rechthebbende, reservoir, tank houderschap - detentie houdertje - dispenser houder van duiven - duivenmelker houder van een kostschool - instituteur, kostschoolhouder houder van een plantage - planter houder van een veiling - veilinghouder houder van een vlotte bank van lening - lommerdhouder houder van geldswaardig papier - toner, toonder houder van verkopingen - auctionaris houder voor banden en platen - cassette houding - air, allure, attitude, contenance, gang, gedaante, gedrag, gesteldheid, habitus, manieren, pose, positie, postuur, stand, voorkomen houding of pose - stand houding van ruiter - zit houding wijzigen - aanpassen houdt schip vast - anker house-boat - woonark, woonschip House of Commons - Lagerhuis Hous of Lords - Hogerhuis houseboat - woonark, woonschip hout - xyleen hout aan voorsteven voor versterking loefhouder - bitstuk, loefhouder hout behandelen - beitsen, boren, hakken, schaven, schilderen, schuren zagen hout dat vergaan is - molm hout duurzaam verwerken - kyaniseren hout met fineerlaag - blindhout hout impregneren - beitsen hout of doek met plamuur bestrijken - plamuren hout of ijzer ter ondersteuning van een luik - merkel hout om zeis op te scherpen - strekel hout onder de schors - spint hout opgebouwd uit drie lagen - triplex hout opgebouwd uit meer dan drie lagen - multiplex hout tot ondersteuning - merkel hout van spar - vurehout hout voor pijp - bruyère hout voor verbindingsklamp - klis hout waaraan het zeil hangt - ra hout waarlangs de reep schuift - bolder hout waarvan spaken worden gemaakt - spaakhout, speekhout houtachtig afval van hennep of vlas - scheef houtachtig gewas - boom, heester, hei, heide, struik houtachtige delen van een vlasstengel - liemen houtafval - krul, spaan, spaanders, zaagsel houtalcohol - methylalcohol houtazijn - azijnzuur houtbederf - molm houtbewerker - meubelmaker, schrijnwerker, timmerman houtbewerkingsmachine - cirkelzaag, kettingfrees houtbok - boktor, zaagbok houtboor - avegaar houtboorder - boorschelp, paalworm houtbijen - xylocopidae houtcement - koolteer, scifarien houtcultuur - xylocultuur houtdraad - nerf houtduif - bosduif houten afscheiding - beschot houten bak - kist, krat, nap, tobbe houten bak met lage rand - imperiaal houten bankje - schamel houten been - prothese houten beenverlenging - stelt houten bekleedsel - beschot, lambrisering, schot houten belegstuk voor verbinding van latten - klamp houten beschot - paneel houten bevloering - laminaat, plankier houten blaasinstrument - bassethoorn, blokfluit, doedelzak, fagot, flageolet, fluit, hautbois, herdersfluit, hobo, klarinet, ocarina, panfluit, schalmei houten blad - bord houten blad voor te schilderen - paneel houten blok - aambeeldsblok houten blokhut - berghut, chalet, shack houten bruggetje - vlonder houten broek - preekstoel houten dakpan - sirap houten dansvloer - plankier houten dwarsbalk - bint houten fundering - onderslag houten gebouw - barak, hok, keet, kot, loods, schuur houten haak - mik houten halsbeugel (runderen) - kennewe (gewestelijk) houten halsjuk - haam houten hamer - moker, slegge, sleg, slei, slagel, slegel houten handegge - hark, reek, riek houten hekwerk - glint, schutting houten hemel boven preekgestoelte - klankbord houten hok - schuur houten hooihark - rijf houten hoorn - bassethoorn houten huis - chalet houten huisje - kiosk houten juk - haam houten kastje met schuifladen - tabulet houten keet - schuur houten keukenlepel - pollepel, sleef houten kikker - klamp houten klepper - ratel houten knots - knuppel houten koffer - kist houten kolf - malie houten kolfhamer - malie houten kom - nap houten kuip - tobbe houten lepel - spaan houten loods - barak, keet houten loopstok - stelt houten mantel - katheder houten met ijzer beslagen priem - taats houten moker - sleg, slegge, slegel houten muziekinstrument - bassethoorn, cello, contrabas, fluit, flageolet, fagot, guitaar, hautbois, herdersfluit, hobo, klarinet, mandoline, ocarina, panfluit, schalmei, viool houten nagel - pen, pin, plug houten nagel om iets aan op te hangen - pin houten nijptang - jacobstang, klaas houten of ijzeren stijl - praam houten omhulsel - ombouw houten paaltje - piket houten pen - plug, spie, stift houten pen in een sluisvloer - darnnagel houten pen waaraan vis geregen wordt - speet houten pennetje - bom,deutel, deuvel, mondstuk, peg (Z.N.) plug, stift, stop houten pilaar - paal houten pin - deuvel, peg (Z.N.), pen, plug, spie, zwik houten pin in vat - zwik houten pollepel - sleef houten post - paal houten pop - ledenpop houten raam - kozijn, rek houten raam van een eg - egraam houten raamwerk - kozijn houten rolletje - klos, spoel houten ronde bak - tob, tobbe houten rijdek van een brug - rijvoering houten schavot - stellage houten scheiding - schot houten schep - schepel, spaan houten schepje - leuter houten schoeisel (Jap.) - geta houten schoen - klomp houten schoenpin - deutel, plug houten schot - scherm, glint, heining houten schutting - glint houten (be)schutting tegen de wind - beschot, manteling, windscherm houten slagerspin - speet houten spade - lep houten spie - keg, peg, wig houten spijker - peg houten staaf - paal, steel, stok houten staak - paal, sliet, steng, vlaggestok houten stang - barre houten steel - stok houten stellage - bok, rek, steiger houten stok bij het kolfspel - klok, kolf, malie, maliestok houten stok met voetsteun - stelt houten stok met ijzeren kam of vork - aalgeer, aalschaar, elger, riek, vork houten stop - tapoen houten tobbe - balie, kuip houten toestel waarin de torenklok hangt - klokkegalg houten tussenwand - schot houten vaatje - but houten vat - aad, fust, kuip, tob(be), ton houten verdedigingsmuur - palank houten verhoging - stellage houten verpakking - kist houten vloer - parket, plankier, vlonder houten vloer als overloop in een schuit - laning houten voetmodel - leest houten vorm bij metselwerk - formeel houten vijzelstamper - rolstok houten wandbekleding - lambrisering houten werktuig van metselaars en teenbakkers - plaan houten wasbak - kuip, tobb houten werpspies - assagaai houten wig - plug houten ziekenloods - barak houterig - gedwongen, harkerig, onbeholpen, onbehouwen, onhandig, star, stokkig, stokkerig, stram, stijf houterig persoon - dorper, hark, knol, knul, lomperd, spelbreker houterig stijf meisje - tut houtgedeelte der vaatbundels - xyleen houtgeest - carbinol, methylalcohol, methanol hout gladmaken - schaven, schuren houtgewas - boom houtgewas op griendgronden - lot houtgraniet - spoelcement, xyloliet houtgraveerkunst - xyloglyptiek houtgraveur - xylograaf houtgravure - xyloglief houthandelaar - houtkoper houtharmonica - xylofoon houtig gewas - boon houtje voor het zetten van manuscript - tenakel houtje-touwtje jas - duffelcoat, montycoat houting - adelvis houtkaneel - cassia houtkleurend middel - beits houtlijn - nerf houtluis - doodskloppertje, houtkoper, meluw, mijt, termiet houtmaat - stere, tal, tult, vim houtmaat, oude - riemduim houtmijt - brandstapel houtmijt om te branden - brandstapel houtmozaïek - inlegwerk, intarsia houtpap - pulp houtpers voor het lijmen van houtlagen - fineerpers, fourneerpers houtplaat - triplex houtplastiek - xyloglyptiek houtraper - sprokkelaar houtrolletje - klos houtschaafsel - krul, krullen houtschilfer - spaan houtskool - amer, areng, bluskool, carbo, kruiskool, norit houtskoolrooster - barbecue houtskoolstoker - kolenbrander houtslijp - pulp houtsneeprent - xylografie houtsnijden - graveren houtsnijder - graveur, xyiograaf, zegelsnijder houtsnijkunst - xylografie, xyloglyptiek houtsoort - 3 ako, apo, dao, oro, sao 4 aloë, fuma, lara, pine, podo, sibo, sipo, tali, teak 5 abura, afara, azobé, belsa, bossé, cedar, ceder, coula, danta, djati, ebben,eiken, elzen, espen, essen, freijo, iepen, iroko, jarra, lauau, limba, locus, noten, opepe, oleko, vala, ovoga, ozigo, ramin, rauli, tenen, vuren, wengé 6 abachi, acajou, alerce, aligna, baboen, bassam, berken, beuken,coigue, corail, dennen, esyris, grenen, ilomba, imbula, kabbes, kapoer, kersen, kotibé, krappa, kussam, kwariem, lariks, lerken, lorken, linden, makoré, meibau, obeche, peroba, poenak, redwood, sapeli, takien 7 afzelia, avodoré, benauas, billinga, buften, doussie, esdoorn, hickory, kambala, kusambi, mahonie, pakoeli, pokhout, thingan, wacapou, zebrano 8 adjoceba, amarante, campêeche, canthium, palmhout, roodhout, rozehout, santalum, sawohout, talkhout, ijzerhout 9 angéligue, bangkirai, calembour, exocarpus, keroewing, kopiehout, kuvazingo, quebracho, satijnhout, sawoehout, stinkhout 10 afrormosia, basralocs, coromandel, grenadille, guajakhout, kamferhout, leptomeria, sandelhout, sappanhout 11 palissander houtspiritus - houtgeest houtstapel - mijt houtstof - cellulose, molm, lignine, lignose houtstof in plantecellen - lignose houtstof in plantevezels - xyleem houtverbinding - groefverband, haaklas, liplas, ploegverbinding, rabatnaad, tandlas, visbek, zwaluwstaart houtvester - boswachter houtvezelplaat - board houtvink - vliegenvangertje houtvlotdeel - tuit hout voor beenbreuk - spalk houtvormig - lignificatie houtvreter - xylofagus houtweefsel - paranchyn houtwerker - meubelmaker,schrijnwerker, timmerman houtwerkplaats - zagerij houtwesp - sirex houtwespen - siricidae houtwolplaat - brandonite houtworm - keverlarve, meker, memel, mijt, paalworm, xylofagus, xylophagus houtzaagmolen - paltrok houtzagerij - palter houtzagersgereedschap - penter houtzeep - panamabast houtziekte - iepziekte, olmziekte, witrot houtzwam - uilelever houvast - balkhaak, greep, grip, steun houw - dissel, espadon, hak, kalkkloet, kap, klap, klewang, sabreur, slag, wond houwdegen - ijzervreter, sarras, strijdmakker, vechtjas houweel - bik, graafijzer, hak, laadkraan, pik houwen - bedillen, hakken, harrewarren , kappen, sabelen, slaan, splijten, vellen, vitten, uithakken houwer - kapmes, viskaar, zwaard houwitser - krombaangeschut houwmes - parang houwwapen - sabel, schiavona, zwaard hovaardig - bats (gewest.), fier, glorieus, groots, hautain, hoogmoedig, hoogvaardig, ingebeeld, laatdunkend, ondanks, ongenaakbaar, overmoedig, pochend, pracht, prat, roemrijk, spijt, statig, trots, trotsheid, verwaand, verwaten, zelfgevoel hovaardij - hoogmoed, trots hoveelzaad - aveel hoveling - kamerheer, kamerling, kamenier, kruiper, vleier hovelingenkliek - camarilla hoven - feestvieren, huisvesten hovenier - gaardenier, tuinbaas, tuinier, tuinman hovenierhof - groentetuin, moestuin hovenierskunst - tuinbouwkunde hoveniersmes - snoeimes hovenierstuin - groentetuin, moestuin howea - kentia hozebek - zeeduivel hozen - besproeien, leegmaken, natgooien, uitscheppen Hudsonbaailand - Alberta, Saskatchewan hufter - boerenkaffer, hork, kaffer, lomperd, pummel hui - bloedwei, plasma, wei huiben - steenuil, stommerik, sukkel huichelaar - farizeeër, femel, gluiper(d), hypocriet , imposteur, kwezelaar(ster), pilaarbijter, schijnheilige, slappeling, tartuffe, valsaard, veinzaard, veinzer huichelachtig - bedrieglijk, dubbelhartig, gehuicheld, geveinsd, hui, hypocriet, hypocritisch, schijnheilig, vals, voorgewend, wei, huichelachtige vrome taal - cant huichelarij - dubbelhartigheid, femelarij, gehuichel, hypocrisie, schijnheiligheid, tartufferij, valsheid, veinzerij huichelen - femelen, veinzen, voorwenden huid - balg, bast, derma (Gr.), jasje, leder, leer, pel, pels, schil, schilfer, spat, tegument, vacht, vel, vlek, vlies huid als van een geplukte kip - kippevel huid (met - en haar) - helemaal huid met het haar van de hersenpan trekken - scalperen huid met wol - vacht huid of vel van een aal - aalsgeweerhuid huid van een jong kalf - zuige huid van varken - zwoerd huid zonder pigment - albino huidaandoening - baardschimmel, belroos, dermatose, eczeem, netelroos, roos, uitslag, zweer huidaandoening op het hoofd - roos huidachtig - veilig huidademing - perspiratie huidarts - dermatoloog huidbedekking - dons, haar, haren, pels, schub, vacht, veren huidblaas - blaar huidbloedingen - purpura huiden doen rotten - smarten huidenbewerker - looier huidgezwel - buil, puist huidige dag - vandaag huidigen dage, ten - nu, thans huidbloeding - suffisio huidbloedingen - purpura huidje - pel, velletje huidkanker - lupus huidkleur - teint huidkleurstof - pigment huidkloven - rhagades huidknobbel - wrat huidlaag - lederhuid, opperhuid huidlepeltje - papil huidmondje - porie, stoma huidmondjes der planten - stoma(ta) huidolie - eierolie huidongemak - acne, meeëter huidontsteking - belroos, dermatitis, eczeem, gordelroos, wondroos huidontsteking aan paardenbenen - mok huidontsteking met blaasjes - gordelroos huidontsteking, oppervlakkige - eczeem huidopening - porie huidpest - bubonenpest huidplooi - lies, rimpel huidplooi bij runderen - kossem, wam huidpoeder - dermatol huidrand aan spek - zwoerd huidschending - pok huidschub - squama huidskleur - teint huidsmeer - talg, talk huidsmeerkliertje - talgklier huidspecialist - dermatoloog huidstreep - striem huidtekening - tatoeage huidtepeltje - papil huidtuberculose - lupus huiduitslag - acne, belroos, eczeem, exentheem , gordelroos, mazelen, netelroos, schimmel, wrat huiduitwas - bult, exantheem, lichen, wrat huiduitwaseming - lichaamsvocht, okselvocht, perspiratie, transpiratie, zweet huid van aardappel - schil huid van een dier - pels huid van een jong kalf - zuiger huid van varken - zwoerd huidverdikking - eelt, elefantiasis, wrat huidverharding - callositeit, eelt huidverzorgingsmiddelen - cosmetica huidvet - talg huidvetten - leerlooien huidvlekje - gremel, moedervlek, sproet huidvocht - zweet huidwaseming - perspiratie huidwaterzucht - anasarca huidworm - draadworm, paardeziekte huidzakdier - spons huidziekte - acne, belroos, berg, dauwworm, dermatitis, eczeem, erysipelas, erythema, exanteem, favus, formicatie, framboesia, gletscherbrand, gordelroos, herpes, hoofdschub, hoofdzeer, huidwaterzucht, impetigo, krets, lepra, lupus, melaatsheid, netelkoorts, (netel)roos, netelzucht, ploon, pellagra, psoriasis, rap, ringworm, roodvonk, schimmel, schurft, sudamina, uitslag, vetpuist, xeroderma, wondroos huidziekte bij baby's - dauwworm huidziekte van vee - rap huidziektekundige - dermatoloog huidziekteleer - dermatologie huidzwelling - blaar, buil, bult, puist, steenpuist huif - falie, kap, knikker, netmaag, rouwmantel huif voor paarden - kaproen, wagendak huifkar - kapkar, wijtewagen huig - lel, uvula, verhemelteaanhangsel huik - hu(r)ik huilebalk - grimbek, huichelaar, kniesoor, kwezel, rouwhoed (vilt), schreeuwer, zeurpiet huilen - bleren, bulken, grienen, janken, krijten, loeien, narren, plagen, pruilen, pruttelen, sarren, schreeuwen, schreien, simmen, huilend om iets zeuren - dreinen, snikken, treiteren, wenen huilerig - larmoyant, narrig, tranend huilerig kind - drein huilerig klagen - dreinen, zeuren huilerig zeuren - dreinen huilerig zeurig kind - drens huis - bankiershuis, behuizing, boerderij, boerenbehuizing, boerenwoning, bungalow, clan, eengezinswoning, etui, familie, flat, flatgebouw, foedraal, gebouw, geslacht, gevangenhuis, handelshuis, heem, heim, honk, juweliershuis, kardoes, kasteel, koker, landhuis, omhulsel, onderdak, pand, pandjeshuis, perceel, roomhuis, slot, spiese, state, stee, stins, stulp, theehuis, tuinhuis, verblijf, verkoophuis, villa, vorstengeslacht, wachthuis, weeshuis, winkelhuis, winkelpand, woning, woonhuis, ziekenhuis huis dat bij een ambt behoort - ambtswoning huis des Heren - kerk, pagode, tempel huis- en beschermgoden - penaten huis Gods - Bethel huis in Friesland - state, stins huis in Maleisië - roema huis met veel gezinnen - huurkazerne huis of vertrek met veel ramen - kijkkast huis van bewaring - gevang, gevangenis huis van geestelijken - klooster huis van ontucht - bordeel huis voor aanbrengen van panden naar de bank - aanbrenghuis huis voor het aanbrengen van goederen - aanbrenghuis huisanker - hechtijzer huisapotheek - farmacotheek huisarts - dokter huisbaas - hospes, huiseigenaar, propriëtaire, verhuurder huisbakken - alledaags, banaal, bekrompen, benepen, duf, gewoon huisbedekking - atap, dak, kap huisbedekking in Indonesië - atap huisbediende - butler, boy, dienstbode, domestiek, lakei, livrei huisbediende (Ind.) - djongos huisbediende (Ned.) - domestiek huisbewaarder - claviger, concierge, custos, huismeester, jongen, knecht, portier huisblad - vislijm huisboek - vademecum huisbok - boktor huisbraak - diefstal, inbraak huisbrandstof - aardgas huisbuffel - karbouw huis des Heren - kerk, pagode, tempel huisdier - bok, cavia, ezel (in), geit, hamster, hond, kanarie, kat, kater, kip, koe, konijn, marmot, melkkoe, paard, papegaaiparkiet, poes, rendier, reu, ruin, stier, teef, varken, vee huisdier aan de Noordpool - rendier huisdieren - vee huisdokter - huisarts huiselijk - familiair, gemoedelijk, gezellig, huishoudelijk, intiem, knus, ongedwongen huiselijk feestje - onderonsje huiselijk spel - dammen, dominoën,ganzeborden, halma, kaarten, monopolie schaken, scrabble, tafelbiljarten huiselijke twist - herrie, krakeel, onmin, ruzie, scène, trammelant, woorden huisgeest - kabouter, kobalt huisgeest (Russ.) - domowoj huisgenoot - medebewoner huisgewaad - dolman, duster, huispyjama, kamerjas, kimono, negligé, ochtendjas, peignoir, sjamberloek huisgezin - familie, huishouden huisgoden - laren, lares, penaten huishofmeester - butler huishoen - kip huishoudelijk - economisch, menacieus, ordelijk, spaarzaam, zuinig huishoudelijk artikel - roomlepel, stofzuiger huishoudelijk voorwerp - bezem, bloempot, emmer, frituurpan, fruitschaal, koelkast, koffiepot, kookplaat, kop, lepel, pan, spoelbak, schrobber, soeplepel, spoelbak, spons, stoffer, stofzuiger, theemuts, theepot, tobbe, veger, wasautomaat, wasdroger, zeem huishoudelijke kleding - eva, schort huishoudelijke mannelijke bediende - butler huishouden - brandstichten, familie, gezin, huisraad, menage, moorden, plunderen, tekeergaan huishouding - familieleven, gezin, menage, menagerie huishoudkunde - economie huishoudster - concubine, hangkastje, menegère, njaai, njahi huisindemniteit - tegemoetkoming huis in Friesland - state, stins huisjapon - duster huisjas - casaquin, colbert, sjamberloek huisjasje - coin-de-feu, dolman huisje op rijstveld - goeboeg, gubuk huisje van de bril - koker huisje voor krantenverkoop - kiosk huisjesslak - caracole, karakol huisjesslakken - helicadae huisjuffrouw - hospita huiskamer - woonkamer, woonvertrek huisknecht - butler, domestik huiskrekel - bakkerstor, heimpje (gew.), kakkerlak, huislinnen - morlaix huislook - daklook, donderblad, sempervivum huis met buskruit - kardoes huis met veel gezinnen - ark, huurkazerne huismarter - steenmarter huismeester - concierge huis of onderkomen - verblijf huisonderwijzer - gouverneur huisonderwijzeres - gouvernante huisorgel - harmonium, kamerorgel, serafine huispriester - poerahita huisraad - ameublement, inboedel, meubelen, meubels huisraad wegnemen - degarneren, demeubileren, ontruimen huisstofmijt - dermatophagoides huis van bewaring - gevang, gevangenis, zie: gevangenis huis van ontucht - bordeel huistelefoon - intercom huis van bewaring - gevangenis huisvesten - herbergen, inkwartieren, onderbrengen, wonen huisvesting - inkwartiering, inwoning, onderdak, onderkomen, verblijf, woning huisvlijt - handenarbeid huisvogeltje - kanarie, papagaai, parkiet huisvrouw - echtgenote, eega huisvuil - afval, as, stof, vuilnis huiszittend - sedentair huiszoeking - visitatie, perquisitie huiszwaluw - nonneke(Z.N.) huiszwam - serpula huiver - vrees huiveren - aarzelen, afgrijzen, beven, frissonneren, griezelen, gruwen, rillen, sidderen, terugdeinzen, trillen, vrezen, ijzen huiverig - aarzelend, angstig, bang, bevend, beverig, bibberachtig, grillig, huiverachtig, kil, koud, luguber, rillerig, schroomvol, vreselijk huivering - aarzeling, gruwel, riI, rilling huiveringwekkend - angstig, akelig, eng, gorginisch, griezelig, guur, luguber, macaber, macabre, naar, naargeestig, onguur, sinister, snel, somber, spookachtig, stygisch, ijselijk, ijzig, ijzingwekkend, vreselijk huizen - leven, logeren, verblijven, wonen huizenverkoper – makelaar hul - neepjesmuts hulde - aubade, bewondering, eer(betoon), ovatie, serenade, verering huldebetoon - apotheose, applaus, aubade, handgeklap, happening, hommage, huldeblijk, huldiging, lof, ovatie, serenade, toejuiching huldeblijk - ovatie hulde of roem - glorie huldemuziek in de avond - serenade huidigen - (ver)eren, erkennen huldiging - eerbetoon, huldebetoon, verering hulk - magazijnschip hullen - wikkelen hulp - assistentie, auxiliair, baat, bediende, bemiddeling, bode, bijstand, dienstbode, dienster, handreiking, help(st)er, heul, hulpbetoon, medewerking, onderstand, ondersteuning, raad, rechterhand, redding, rug(ge)steun, secours, soelaas, steun, subsidie, subventie, toedoen, toelage, toeverlaat, toevlucht, uitkomst, verlichting hulp bij arbeid - assistent, helper, knecht hulp bij rekenen - computer, telmachine, telraam hulp geven - assisteren, bijstaan, helpen, laven, redden, steunen, troosten hulp in de huishouding - dienstbode hulp in de keuken - bijkok hulp in de winkel - bediende hulp in nood - redder, redding hulp(je) van de eendenjager – waterhond hulp van de stoker - tremmer hulp van de voorzitter - assessor hulp van een ridder - jonker, page, schildknaap hulpbatterij - accumulator hulpbehoevend - arm(lastig), gebrekkig, invalide hulpbetaalmiddel - fiche hulpbetoon - bijstand, dienstbetoon, ministerie hulpboek - memoriaal hulpbron - ressource hulpeloos - machteloos, verlaten, weerloos hulpeloosheid - abandon, aporie hulphoogleraar - lector hulpeloze toestand - abandon hulpgeestelijke - vicaris hulpgeroep - noodkreet hulpje - bijloper, dienaar, hit, meisje hulpje bij golfspel - caddie hulpkantoor - bijkantoor, filiaal, succursale hulpknecht in laboratorium - amanuensis, laborant hulpkoetsier - palfrenier hulpkracht in laboratorium - amanuensis, laborant hulpmiddel - adminiculum, expediënt, ezelsbrug(getje), hulpmiddel bij de navigatie - radar hulpmiddel bij een talenstudie - woordenboek, leidraad, medium, ressource, remedie, werktuig hulpmiddel bij het betalen - bank, cheque, giro, reischeque, schuldbekentenis hulpmiddel bij het graveren - etswas hulpmiddel bij het kijken - binocle, bril, kijker, leesbril, lens, loep, lorgnet, loupe, vergrootglas, verrekijker hulpmiddel bij het lezen - bril hulpmiddel bij het onthouden van iets - agenda, ezelsbruggetje, knoop, notitie hulpmiddel bij het opsporen van misdadigers - vingerafdruk, voetafdruk hulpmiddel bij het redden - reddingsboei hulpmiddel bij het rekenen - computer, kassa, rekenmachine, rekentabel, telraam hulpmiddel bij het stemmen - stemvork hulpmiddel bij het tellen - rekenraam, telraam hulpmiddel bij leesonderwijs - leesplank hulpmiddel bij navigatie - loran hulpmiddel bij radio-ontvangst - antenne, radiomast, versterker hulpmiddel bij reizen - landkaart hulpmiddel bij zangles - stemvork hulpmiddel om te onthouden - ezelsbrug hulpmiddel van metselaar - formeel hulpmiddel voor muzieknotatie - notenbalk hulpmiddelen maken - knutselen hulppastoor - kapelaan hulpprediker - vicaris hulppriester - coadjutor, kapelaan hulprib - tierceron hulproep - help, noodkreet, sein, s.o.s. hulpschaalverdeling - nonius hulpschip bij een vloot - hulpkruiser, landingsschip, landingsvaartuig, moederschip hulpstelling - lemma, lemux, leus, lijkspreuk hulpstoker - tremmer hulptaal - Esperanto, Ido, volapuk hulptherapie van de natuurgeneeswijze - kruidentherapie, lichtbehandeling, waterbehandeling hulpvaardig - behulpzaam, bereidwillig, complaisant, gedienstig, officieus, voorkomend hulpvaardige bejegening - bijspringing, tegemoetkoming, vergoeding hulpvaardigheid - bereidwilligheid, dienstvaardigheid, dienstwilligheid, gedienstigheid hulp van de kok - koksmaat hulp vragen - roepen hulpwerkwoord - hebben, kunnen, laten, moeten, mogen, schijnen, willen worden, zullen, zijn hulpzeil - fok, lijzeil hulp zoeken - recurreren hulpzoeker - recurrent huls - foedraal, koker, omhulling hulsel - bekleding, etui, koker, omhulsel, omkleding, zaadhuisje hulst - ilex, mat (wilde hulst) hulst achtigen - aquifoliaceeen hulte - hobbel, hoogte, knobbel hulzeboom - hulst hulzebos - hulst hum - sas humaan - behoorlijk, billijk, eigenzinnig, handelbaar, menselijk, menslievend, redelijk, verstandig, welwillend, zinnig humanisme - levensbeschouwing, wereldbeschouwing humanist - Agricola, Erasmus, menslievende, ongelovige humaniteit - menselijkheid, menslievendheid humbug - bedrog, bluf, boerenbedrog, larie, onzin, schijnvertoon humecteren - bevochtigen humeraal - amikt humeur - bui, gemoedsgesteldheid, gemoedsstemming, gril, hum, luim, ontstemming, stemming, temperament, vlaag humeur aan het begin van de dag - ochtendhumeur humeurig - balorig, gemelijk, geprikkeld, grillig, grijnig, hysterisch, knorrig, korzelig, kregel, landerig, lichtgeraakt, luimig, neetorig, nukkig, onrustig, ontstemd, opvliegend, sagrijnig humeurig mens - kniesoor, neetoor, nurks humeurige uitval - boutade humiliteit - nederigheid hummel - dreumes, kind, kleuter, uk hummer - hommer, zeekreeft humor - boert, ernst (met luim), geest, geestigheid, gein, gijn, luim, scherts, vrolijkheid (met weemoed) humoren - bloed, gal, slijm humorist - conferencier, grollenmaker humoristich - geestig, grappig, luimig, vermakelijk humoristische tekening - cartoon humorloos - afgezaagd humus - aardmolm, bladaarde, molmgrond, teelaarde humusame verbindingen - humaten humusrijke grond - oer, teelaarde humuszure verbindingen - humaten Hunnenkoning - Attila, Bleda, Roea Hun Edelgrootachtbaren - H.E.G.A. hun grootte uitdrukken - herleiden hun volle wasdom bereikt hebben - rijp hunebed - dolmen hunker - verslaving hunkeren - begeren, dorsten, haken, smachten, talen, verlangen, versmachten, uitzien Hunnenkoning - Attilla huns inziens - h. i. huppelen - dansen, dartelen, springen huppelwater - genever, jenever hups - aardig, advenant, beleefd, dartel, flink, innemend, monter, net (jes), opgewekt, voorkomend, wellevend huren - charteren, pachten huren van een schip of vliegtuig - charteren hurk - knorrepot hurricane - cycloon husky - eskomohond, poolhond hut - alpenhut, cabine, casa, chalet, hok, iglo, kabaan, kajuit, kluis, kot, passagiersverblijf, schuilplaats, schuur, sneeuwhut, stulp, woning hutsekluts - hutspot, rommel hutspot - mengelmoes, potpourri, salmagundi, stamppot, warwinkel huttentut - camelina, deder, dodder, dotter, radijs, tut, hut van een schip - kajuit huur - erfpacht, huursom, huurtijd, lease, pacht, rente, woonlasten huur van land - landpacht, pacht huur voor een kerkstoel - stoelegeld huurauto - taxi huurcontract - huurceel huurder - conductor, locotaire, pachter huurder bij huurstakingen - maffer huurder van een huis - bewoner huurgrond - leen, vroon huurgrond in M. E. - leen huurkazerne in Napels - fondaco huurkoets - fiacre huurkoetsier - cabby huurkoop - afbetaling huurling - huursoldaat, loondienaar, mercenair huurpenning - godspenning, handpenning, medepenning huurrijtuig - aapje, autotaxi, bidelot, deleman (Indon.), droschke, fiacre (Fr.), fiaker, huurvigilante huursoldaat - lan(d)sknecht, soldenier, waardgelder huurstee - pachthoeve huur van land - pacht huwbaar - nubiel, volwassen huwbaarheid - nubiliteit huwelijk - bigamie, echt, echtverbintenis, echtverbond, echtvereniging, endogamie (eigen stam), exogamie (andere stam), hijlik, trouwerij, matrimonium, monogamie, trouwerij, verbintenis huwelijk (tot een - aanzetten) - itten huwelijk beneden stand - mesalliance huwelijk betreffend - nuptiaal huwelijk dat slechts formeel wordt aangegaan - schijnhuwelijk huwelijk met de linkerhand - matrimonium, morganaticum huwelijk met een vrouw uit de eigen stam - endogamie huwelijk met een vrouw uit een vreemde stam - exogamie huwelijk tussen man en vrouw - monogamie huwelijks - nuptiaal huwelijksaankondiging - anonce, ban huwelijksafkeer - misogamie huwelijksbed - torus huwelijksbeletsel - impediment huwelijksduivel - Asmodee huwelijksfeest - bruiloft huwelijksfeest in de Bartholomeusnacht - bloedbruiloft huwelijksgemeenschap - connubium huwelijksgift - bruidsschat, dot, huwelijksgeschenk huwelijksgod - Hymen huwelijksgoed of bezit door de bruid meegebracht - bruidsschat, Hiaten huwelijkshaat - misogamie huwelijkshater - misogaam huwelijkskandidaat - partij huwelijksleven - matrimonium huwelijksmakelaarster - koppelaarster, koppelares huwelijks god - Hymen huwelijkspand - kind, ring huwelijkspartner - echtgenoot, eega, gade, gemaal, gemalin, man, vrouw huwelijksverbintenis - partij huwelijksverstoorder - asmodee huwelijksvoltrekking - bruiloft huwen - paren, treden, trouwen huzaar - cavaleriesoldaat, cavalerist, tanksoldaat huzarenberemuts - kolbak, talpa, talpak huzarenbuis - attica, attila huzarenbuis met tressen - antilla, attila, dolman huzarenhoofddeksel - kolbak, talpa, talpak huzarensalade - salmagundi huzarensla - maceboine huzarenstukje - stunt, waagstuk huzarenwambuis - dolman hij die geeft - gever hij die meedoet - deelnemer hij die ontvangt - ontvanger, penningmeester hij die schrijft - secretaris hij die sterker is dan een beer - Ursinus hij heeft het gemaakt - fec. (fecit) hij heeft het gezien - Vt. (vidit) hij heeft het ontworpen - mv. (invenit) hij heeft het zelf gemaakt - it (ipse fecit) hij is dienend - dienstig hij is overleden - ob. (obilt) hij ruste in vrede - R.I.P. (requiesca(n)t in pace) hijgen – zuchten hijgen naar adem – snakken hijger - telefoongek hijgerig - kortademig hijsbalk - dovejut hijsblok - gewand, karvielkatrol, takel hijsbok - kraan hijsen - drinken, heffen, ophalen, opsteken, optakelen, omhoogtrekken, optrekken, sjorren, takelen hijskamertje - lift hijslijn - ankertouw, bras, touw, hijstouw, kabel, kabeltouw hijstalie - wipper hijstoestel - blok, blokschijf, bok, davit, dektalie, derdehand, dommekracht, donkey, elevator, gangspil, geiblok, gijn, haspel, hondefok, hijsblok, hijskraan, hijsmolen, kaapstander, karviel, katrol, katteblok, keerblok, keertouw, kelderwinde, klaploper, koevoet, kraan, krikkemik, laadboom, lier, lift, loopkat, loopkraan, losspil, palei, paternosterlift, pedaal, poelie, scheepskraan, slegtakel, staggarnaat, takel, talie, toptakel, trijs, trijsblok, tui, vierloper, winch, windas, wipper hijstoestel op schip - davit hijstoestel voor personen - lift hijstouw - bras, trijs, gijn hijswerktuig - bok, elevator, her, katrol, kraan, lier, lift, takel, talie hyacint - nageltak Hyaden - beeknimf, vijvernimf hyalien - glasachtig, helder hyaliet -glassteen, lavaglas hybride - bastaard, basterd, halfslachtig, kruising, vals hychobsie - waterzucht hydrocharitacee - elodea, kikkerbeet, krabbescheer, stratiotes hydra - waterslang, zoetwaterpoliep hydrafyt - waterplant hydrofobie - hondsdolheid, watervrees hydrofoob - waterafstotend hydrogenium - waterstof hydrolasen - enzymen hydrometer - snelheidsmeter, waterweger hydrophyliacee - bosliefje, nemophila, phacelia hydroplaan - watervliegtuig hydropsie - oedeem, waterzucht hydroxide - base hydroxydicarbonzuur - appelzuur hydroxyzine - atarax hyena - jakhals, strandwolf hyena-achtig dier - aardwolf, strandwolf hyfen - zwamdraden hygiëne - gezondheidsleer, zindelijkheid hymne - lofdicht, loflied, lofzang, ode, volkslied, volkszang, zang hymmendichter - hymnicus hyper - zeer hyperbolisch - overdreven, overdrijvend hypericaceen -guttiferen hypermetropie - verziendheid hypnose - trance, zenuwslaap hypnotica - slaapmiddelen hypnoticum - slaapmiddel hypnotische toestand - trance hypnotiseren - biologeren, mesmeriseren hypnotisme - braidisme hypo - fixeerzout hypochondrie - droefgeestigheid, zwaarmoedigheid hypocriet - huichelaar, schijnheilige, schijnvroom hypofyse - pijnappelklier hypotheek - bezit, hyp, kusting, legaat, mortgage hypotheekakte - kusting hypotheekhouder - hypothecaris hypothese - theorie, (ver)onderstelling hypothetisch - onzeker, (ver)onderstellend hypsometer - hoogtemeter hypsometrie - hoogtemeting hysterie - zenuwziekte hysterisch - zenuwziek