Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
la   bergplaats, bergruimte, lade, schuifbak, schuiftafel
laadbak - bagagerek, container, laadkist, (ver)gaarbak
laadbak (kippende - van een vrachtwagen) - kipper
laadband - transportband
laadboom - blok, giek, kraan, ladingscertificaat, losarm, scheepskraan, spier (van staal), takel, 
laadbord - pallet
laadbrief   carga, cognossement, connossement,  ladingsbrief, vrachtbrief
laadbrug - brugkraan, transporteur
laadkist - container
laadkraan - bik
laadpaal   laadmast
laadplaats   kade, steiger, wal
laadplaats van schepen - kade, lastage, wal 
laadruim - bulk, hol
laadruim van een baggermachine - hopper
laadstation - platvorm
laadstreep van schepen - Plimsollmerk
laadtak - container
laadvermogen   capaciteit, draagkracht, inhoudsvermogen
laadwal - kade
laad- of losplaats - barcadère, debarcadère, embarcadère, havenplaats, ka, kade, laadsteiger, lastage, perron, rede, ree, steiger, wal
laaf - trapvoorkant
laag - abject, arglistig, crapuleus, diep, eerloos, etage, fout, gemeen, gebrek, gering, hinderlaag, ignobel, karakterloos, klein, laaghartig, laf, min, minderwaardig, miniem, misslag, nederig, nietig, onedel, ploertig, schunnig, schurkachtig, serviel, slecht, smerig, stratum, triviaal, vals, valstrik, veil, verachtelijk, vuig, vuil, vulgair, zwak
laag bankje - schemel
laag bij de grond   afgezaagd, alledaags, banaal, gewoon, grof, infaam, laag, min, nederig, ordinair, plat, platvloers, triviaal, vulgair
laag bij de grondse opmerking - platitude
laag - (Eng,) low
laag bouwsel - loods
laag deel van een berg - zadel
laag deel van een land dat bij hoog water onderloopt   dil 
laag drassig vet land - marsgrond
laag dijkgedeelte voor overtollig water - overlaat
laag frequent - lf
laag geboomte - hakhout, kreupelbos, kreupelhout, schaarhout
laag gebouw   barak, keet, loods 
laag gedeelte van een rivierdijk - overlaat
laag gelegen - diep
laag gelegen land met wilgenhout    goor, griend
laag gelegen tussenverdieping - entresol
laag getij - eb
laag groeiend gewas - heester
laag hangende wolken   nevel, damp, mist
laaghartig - eerloos, gemeen, infaam, min, onedel, slecht
laaghartigheid - gemeenheid
laaghartig mens - doerak
laagheid - gemeenheid
laag houten vat - kuip, tobbe
laag huisje leunend aan hoog huis - pothuis
laag in de bodem - bed
laag in de dampkring op  zestig kilometer hoogte - ozonosfeer
laag in prijs - goedkoop
laag kolen tussen het gesteente - koleader
laag kreupelhout   gagel
laag liggend land - dil, oogwaard, laagland, polder, waard
laagliggend land met wilgen - griend
laag of gemen persoon - loeder, ploert
laag ontwikkeld dier - oerdier
laag op oud zink etc. - patina
laag paneermeel - panade
laag persoon - loeder
laag schoven op de dorsvloer   leg 
laag schuim op bier - manchet
laag uitgesneden - decolleté
laag uitspringend plafond - kalf
laag van de dampkring   ionosfeer, ozonosfeer, stratosfeer, troposfeer
laag verf   paté
laag voor laag - laagsgewijs
laag uitgesneden hals - decolleté
laag uitspringend plafond - kalf
laag water   eb, I.w.
laag werkwagentje op rails - lorrie
laag water - eb
laag water, dubbel – agger
laagwielig voertuig - sleperskar 
laag wolken - stratus
laag zoldertje - hilt(e)
laagconjunctuur   depressie, crisis
laaggelegen drassig gebied - broek
laaggelegen land - beemd, broek, dal, del, goor, gors, griend, ham, kom, kwelder, laagland, laagvlakte, moeras, pan, uiterwaard, 
waard, zenk, zink
laaggroeiend gewas - heester
laaghangend grijsachtig wolkendek - stratus
laaghartig   doortrapt, eerloos, eervergeten, gemeen, gewetenloos, harteloos, ignobel, infaam, laag, laagstaand, min, minderwaardig, naar, onedel, oneerlijk, onfatsoenlijk, onguur, onwaardig, ordinair, schandelijk, slecht, snood, unfair, vals, veil, verachtelijk
laagheid - abjectie, eerloosheid, infamie, valsheid, verwerping, vuigheid
laagland   dal, vallei
laagliggend land   dil, griend, laagland, polder, uiterwaard, waard 
laagsgewijs gesteente - gneis
laagsgewijze ligging - stratificatie
laagstaand - minderwaardig, slecht
laagstbetaalde - minima
laagste - del, onderste
laagste academische graad - baccalaureaat
laagste adellijke titel   baronet 
laagste bas - brombas
laagste bassnaar - bourdon
laagste deel - ondereind
laagste deel van een huis - kelder
laagste Engelse academische graad    B.A.
laagste orde der zoogdieren - cloacadieren
laagste punt aan de hemelbol   nadir 
laagste punt in Afrika   Quattara 
laagste punt in Amerika   Death Valley
laagste punt in Australië   Lake Eyre 
laagste punt in Azië   Dode Zee 
laagste punt in Europa - Kaspische Zee
laagste punt ter wereld   Dode Zee 
laagste toon - grondtoon
laagte - canyon, dal, del, delling, diepte, duinpan, inzinking, onderste, pas, ravijn, vallei
laagte in duinen - del, pan
laagte in een kalksteengebied - doline, polje, uvala,
laagte tussen twee bergen - dal, pas, vallei
laag van atmosfeer - niveau
laag vliegen - strietsen
laagwaterverklikker - alarmvlotter
laagwielig voertuig - sleperskar
laag ijs - ijskorst
laai - vuurtong
laaien - branden, vlammen
laaiend - furie, furieus, kwaad, woedend, vlammend
laak - afkeuring, beek, berisping, blaam, grensscheiding, poel, sloot, wetering
laakbaar   afkeurenswaardig, berispelijk, blamabel
laakbare daad - oneerlijkheid, streek 
laakbare gewoonte - drankzucht, misbruik
laakbare handelwijze - laakbaarheid
laakziek   bedilzuchtig, kwaadsprekend, vitlustig 
laakzucht - vitlust
laan   allee, avenue, boulevard, dreef, lei, straat, wandelweg, weg 
laan met bomen beplant - allee, dreef
laan van weg naar woning   dreef, oprij, oprijlaan
laan voor voetgangers   wandelpad, wandelweg
laar - dorpsplein, plein, tra
laars - bottine, hoos, kaplaars, klomplaars (rietsnijders), kuitlaars, rijlaars, schoen, stapper, stevel, stievel, waterlaars
laarzenknecht   schoenhoorn, schoenlepel
laarzenmaker - bottier
laat   horige, liet, ontijdig, overlijd, spa, spade, vertraagd  
laat ons bidden - oremus
laatbloeier   aster, chrysant, herfstbloem
laatdunkend   aanmatigend, arrogant, eigendunk, hautain, hooghartig, hoogmoedig, pedant, pedanterie, trots, verwaand
laatdunkendheid   aanmatiging, arrogantie, hooghartigheid, overmoed, pedanterie, suffisantie, trots, verwaandheid
laatijzer - laatmes, lancet, vlijm 
Iaatkerk   laatmis 
laatmes - flebotoom, laatijzer, lancet, snap, vlijm
laatrijpe kers - kriek
laatst   jongst, kortgeleden, kortelings, laatstelijk, lest, onlangs, pas, recent, uiterst, ultiem
laatste - achterste, besluit, dernier, einde, ende,  lest, letste,  slot, uiterste, ultimo, ultimus
laatste aanmaning - renovatie
laatste baken   uiterton
laatste bladzijde in een boek - colofon, colofoon
laatste compositie, gedicht of gezang van een kunstenaar voor zijn sterven - ultimo, zwanezang
laatste dag van de maand   ultimo
laatste deel van de nacht -nanach
laatste deel van de winter - nawinter
laatste deel van de zomer - nazomer
laatste deel van een insectenpoot - lars
laatste der Richteren - Samuel
laatste dingen, leer van de  - eschatologie 
laatste eis, bij onderhandelingen    ultimatum
laatste gedeelte van iets (of dier) - staart
laatste gedicht van een dichter   zwanenzang 
laatste hand leggen - afmaken
laatste koning van Albanië   Zog 
laatste koning van Babyion - Belsazsar
laatste koning van Rome   Tarquinius
laatste koning van Sparta - Nabis
laatste koning van Troje - Priamus
laatste kwartier - l.k.
laatste laag verf - afdekverf
laatste letter van het Griekse alfabet   omega
laatste maal - onlangs
laatste middel - ratio, redmiddel, ultima, ultiratio
laatste mode - dernier
laatste modenieuws - nouveauté
laatste periode - nadagen
laatste periode van de steentijd - neolithicum
laatste periode van het primaire tijdvak - perm
laatste persoon - hekkesluiter
laatste poot van een insect - tarm
laatste produkt bij distillatie (stroop, jenever) - naloop
laatste profeet van Oude Testament - Maleachi
laatste proef   (eind)examen
laatste rapport - eindverslag
laatste redactie - eindredactie
laatste redmiddel - behoud, plechtanker, strohalm, toeverlaat
laatste rapport - eindverslag
laatste regel - slotregel
laatste rustplaats   graf, groeve, tombe
laatste sacramenten aan een zieke in gevaar van sterven toegediend   viaticum
laatste snede klaver - etgroen, nagras, nasnede
laatste spoorwegstation - eindstation, grensstation, terminus
laatste stroop uit suiker - naloop
laatste stuk   end, eind, einde, finish, loodje (overdr.), peuk, slot, sluitstuk, stomp, stompje, uiteinde
laatste stukje - stompje
laatste stuk sigaar - peuk
laatste snede van klaver   etgroen, nasnede 
laatste test op school - eindexamen
laatste toevluchtsoord   reduit 
laatste ton op weg naar open zee   uiterton
laatste uitkomende van een broedsel   kakkernestje
laatste uur - uiteinde
laatste van de maand - ultimo
laatste van de werkweek of maand - betaaldag
laatste van een groep - hekkensluiter, lantaarndrager
laatste van een zekere categorie - hek(ke)sluiter
laatste verklaring - ultimatum
laatste vier weken voor Kerstmis - advent
laatste voorwaarde - ultimatum
laatste voorschrift   slotbepaling 
laatste voorstel - ultimatum
laatste voorwaarden - ultimatum
laatste wagen in een wielerwedstrijd - bezemwagen
laatste weken voor Aswoensdag - voorvasten
laatste weken voor Kerst - advent
laatste weken voor Pasen   vasten 
laatste werk van een dichter - zwanezang
laatste wil - testament, uiterst,
laatste wilsbeschikking - testament
laatst geboren jong - kakkernestje
laatstgenoemde   deze, lg. 
laatstleden   jl., ll., jongste, jongstleden, laatst, kortelings, onlangs, pas, recent
laatstmaal   onlangs
laatstverlopen   laatstleden
laatstgenoemde - l.g.
laattijdig - achterlijk, laatuitkomend, tardief
laatstelijk - recentelijk
laatverband - ligatuur
laatvlijm - flebotoom,  laatmes, laatijzer, lancet, snap, snapper
laatijzer - laatmes, lancet, snap, vlijm
labaar - halsdoek, jas
labadist - polsmouwtje
Laban’s dochter - Lea, Rachel
labarum - krijgsstandaard, processievaandel
labbeien   babbelen ,klappen, snappen
labbekak - babbelaar, flauwerd, flauwerik, kwaadspreker, lummel, slappeling, sul, sufferd
labbekakken   kletsen, kwaadspreken
labbekakkerij - achterklap, geklets
labbel - babbelaarster
labberdaan - zoutevis
labberdoedas - klap,  oorvijg
laberkoelte -  windje
labberlot - kruiper, prul, stumper
labberlotten - lichtmissen, zwieren
labberlottig - beroerd, flauw, lamlendig
labei - babbelaarster, snapster
label   adresbriefje, adreskaartje, etiket, kaartje, kofferetiket, lipje, 
labeurpaard   ploegpaard, landbouwpaard
labiaal   lipklank, lipletter
labiaat - 
 4   munt, raai, thijm
 5   ajuga, polei, salie
 6   btunel, hyssop, lamium, menthanepeta, ocimum, salvia,
      thymus
 7   andoorn, ballota, ballote, betonie, lycopus, malrove,
      melissa, melisse, monarda, stachys
 8   bergamot, gamander, glechoma, hysoppus, lavendel,
      prunella, satureja
 9   akkermunt, dovenetel, drakenkop, galeopsis, gildkruit,
      hertsmunthondsdrar, lavendula, marjolein, pepermunt,
      watermunt, wolfspootijzerkruid, zenegroen
10  bonenkruid, draaibloem, hartgespan, lipbloemig
11  bazielkruid, borstelkrans, hoenderbeet, kattenkruid
labiel - onstabiel, onstandvastig, onvast, wankelbaar, wisselvallig, wankel
laborant - analist, scheikundige, witjas
laboratorium   lab, proefstation, werkplaats 
laboratoriumbediende - amanuensis, helper
laboratoriumbuisje - pipet,  zuigbuisje
laboratorium instrument   kolf, kolfglas, microscoop, pipet, retort 
laboreren   lijden, sukkelen
laborieus   arbeidzaam, bedrijvig 
labroïden   lipvissen
labyrint   doolhof, dwaaltuin, verwarde
labyrintspin - kruisspin
labyrintvissen - beenvissen
Lacedaemon (Gr.) - Sparta
lacet   rijgsnoer, rijgveter
lacetwerk - kantwerk
lach - risus
lachduif - tortel, tortelduif
lachebek - giechel
lachen - giecgelen, glimlachen, grijnzen, grinneken, proesten, ricaneren, schateren, stralen
lachen uit leedvermaak - gnuiven, verkneukelen
lachend - riant
lachenderwijs   gekscherend, spottend
lacherij - bespotting
lachesis - lotbedeelster
lachfilm - kolderfilm, slapstick
lachgas   stikstofoxydule
lachje - lonk
lachlust - gelach, hilariteit
lachlust wekkend - belachelijk, geestig, grappig, grotesk, komiek, komisch, lachwekkend
lachmeeuw   kapmeeuw, kokmeeuw 
lachspel - gekheid, jokkernij
lachspiegel - toverspiegel
lachstuip - lachbui
lachwekkend   belachelijk, burlesk, dwaas, geestig, grappig, grotesk, kluchtig, koddig, kolderiek, komiek, komisch, potsierlijk, ridicuul 
lachwekkend geschrift - paskwil
lachwekkend persoon - risee
lachwekkend zonderling - grotesk
lachwekkende aangelegenheid - giller 
lachwekkende verkleding   travestie 
lachwekkende voorstelling - burlesk
laconiek   bondig, doodkalm, doodleuk, kalm, kernspreukig, kort(af), nuchter, onverschillig, pittig, rustig
lactometer   melkmeter
lactose   melksuiker
lacune   hiaat, holte, gaping, leegte, leemte, onvolledig, weglating 
ladde   drijftil, klomp, krag, sliert
ladder   escalade, klimtoestel, leer, scala, toonschaal, trap, trapleer
ladder in breiwerk – gaa-
ladderstijl   schalier
laddersport - tree, trede
laddertje - leertje
laddertrede   sport
Iade - schuifbak
ladekast   chiffonnière, commode
ladelichter - dief, rover
Iaden - belasten, bevrachten, innemen, tanken, vullen 
Iaden (scheppen)   stuwen
ladenkast - commode, chiffonnière, kabinet
lader   bevrachter, cargadoor, stuwadoor
lading   ballast, last, vracht, vulling, wagenvracht
lading stuwen   trimmen 
lading of vracht - last
lading stuwen - tremmen
lading van een schip - last
ladingsbrief - chertepartij, cognossement, vrachtbrief
ladingsfactuur - carga
ladingmeester - stuwadoor, walbaas
Ladronen - Marianen
lady - dame, mevrouw 
ladykiller   Don Juan, vrouwenjager 
laederen - benadelen, kwetsen, schaden, schenden, verwonden
laesie - benadeling, beschadiging, kwetsing, verwonding
laf   blo(de), bang, bedeesd, beschroomd, beu, blood, dwaas, flauw, enghartig, fade, flauw, geesteloos, gek, infaam, kinderachtig, kleinhartig, kleintjes, lafhartig, melig, ongezouten, slap, smakeloos, vreesachtig, wee, zoetsappig, zouteloos, zwoel
lafaard   bangerd, bangerik, bloodaard, durfniet, haas, koet (Z.N.), lafbek, melkmuil, platbroek, poltron, wezel
lafbek - bangerik, bloodaard, flauwerd, durfniet, lafaard, 
lafenis   bemoediging, leniging, troost, verfrissing, verkwikking 
laf en min - laag
laffe daad - lafheid
laffe woordspeling - quodlibet
lafhartig - bang(elijk), beschroomd, blode, blohartig,  flauw, flauwhartig, sullig, vreesachtig 
lafhartigheid - lafheid, poltronnerie
lafhartig iemand - lafaard
lafheid - bloheid, weekheid
lage bloeddruk - hypotensie
lage diersoort - spons
lagedrukgebied - drukminimum
lage grond in het rivierkleigebied - komgrond
lage hartstocht - minnedrift
lage herenschoen - moliere
lage houten wagen - kor
lage inkomens - minima
lage kamer   insteek
lage kandelaar - blaker
lage kant - blaker, lij
lage koersen - baisse
lage luchtdruk - depressie
lage mannenstem    bas
lage muur - schrans, stichel
lage rivierstand - l.r.
lage schoenen   molières
lage slootkant   del
lage sofa zonder leuning   ottomane 
lage temperatuur   fris, kou(de), vorst
lage uitdrukking -  platheid, platitude, smerigheid, vulgariteit
lage vleierij - hielenlikker, konkelarij, kuiperij, ogendienst, panegyriek
lage vrouwenstem   alt
lage waterstand   eb
lage zijde van een zeilend schip   lij 
lagen - strata
lagenbeschrijving   stratigrafie 
lager - beneden, bier, draagpot, inferieur, kussenblok, legerkamp
lager dan   onder
lager dan b   bes
lagerbier   lager
lagere - mindere
lagere deel van een land - dil
lagere kaart spelen om de  slag gewild niet te maken - duiken
lagere overheid - gemeente, provincie, waterschap
lagere plant   alg, mos, wier 
lagermaken - verlagen
lagune - etang, haf, kustmeer, strandmeer
lagune langs de Franse kust   etang 
laguneachtige riviermonding   liman 
lahar - modderstroom, slijkstroom
Laibach - Ljubliana
laïcisering - beheersonttrekking
laisser-passer - vervoerbiljet, vrijbrief
laissez-faire - liberaal, vrijhandel
lak   beschuldiging (valse), blaam, emanel, fopperij, glansverf, gom, kwaad, laster, lastering, maling, nonsens, verf, vernis, vernislak, zegellak, zegelstof
lak om fotonegatieven te beschermen - fixeer
lakboom - rhus
lakei   bediende, livreiknecht, nestellakei
Lake District, meer in het - Thirlmere, Ullswater, Windermere
laken   afkeuren, beddelaken, bedillen, berispen, blameren, censureren, gispen, katoen, lap, lijkwade, misprijzen, tafellaken wade
lakenbereider   drapenier, droogscheerder, lakenkramer, lakenperser, volder, voller, wolkrasser
lakenbereidersgerei - noopijzer, nopijzer, wolborstel, wolkaarde, wolkam
lakenreder - drapenier
Lakenpoets, een der - Coleridge, Southey, Wordsworth
lakens en dekens   dek
lakensoort - buckskin
lakenstempel - plombeermerk
lakenswaardig - reprehensibel
lakenvelder - rundsoort, sierhoen
Lake Superior - Bovenmeer
laker - afkeurder
laking - afkeuring, berisping, reprehensie, reprimande, standje
Lakkadiven, een der - Minicoy
lakken   bedriegen, moffelen, schilderen, vernissen
lakmerk   zegel
lakmoes   verfstof
lakmoespapier - filtreerpapier, indicator
Lakonië, bewoners van - heloten, peioiken
Lakonië, centrum van - Sparta
lakoniek   kalm
lakooi   violier
lakris   zoethout
laks   apathisch, drukkend, indolent, inert, initiatief, langzaam, lauw, log, lui, nalatig, onverschillig, slof, sloom, traag, zorgeloos, zwoel 
laksheid - onverschilligheid, slofheid, traagheid
lakstempel - lakzegel
lakverf - ripolin
lakvogel - pestvogel
lakwerk   zegel
lala - dunnetjes, middelmatig
lam   akelig, bar, beroerd, bewegingloos, eng, ellendig, 
geparalyseerd, jong dier, krachteloos, naar, onguur, schaap, slap, verlamd, vervelend
lam dat met de fles wordt grootgebracht - paplam
lam dat nog zuigt - zooglam
Lam Gods - A.D. (Agnus Dei)
lam mens - lamme
lam worden - verlammen
lama   kameelschaap, schaapkameel
lama, kleine - alpaca
lama, soort - goeanaco, vicoenja
lamantijn - manati, zeekoe
lambdacisme - stamelgebrek
lambel - barensteel
lambrizering - beschot, wandbekleding
lambrizering onder een raam - kniebeschotje
lameer   babbelaarster, babbelkous, klappei
lamel   lamet
lamentabel - erbarmelijk, verschrikkelijk
lamentatie   elegie jeremiade, klaaglied, weeklacht
lamenteren - jammeren, jeremiëren, weeklagen
lamento - klaagzang
lamentoso - klagend
lamfer   rouwsluier
lamgat - luiaard
lamlendig   akelig, beroerd, ellendig, embetant, flauw, futloos, hangerig, inert, labberlottig, lammelottig, lammenadig, lamzakkig, lui, miserabel, naar, onlekker, slap, slordig, traag, uitgeput, wee, zwak
lamlendigheid - flegma
lammekezoet - bokking
lammeling   lamstraal
lammelot - luiaard
lammenadig - akelig, beroerd, ellendig, vervelend
lammergang - telgang
lammergier   baardgier, griffioen
lammerstaart   timotheegras 
lammerwolkjes - schapewolkjes
lammetje - daalder (barg.)
lammycoat - bontjas
lamoen   berrie, burrie, dissel(boom), disselraam, gareel, inspan, lemoen, limoen
lamp   achterlamp, bureaulamp, daviaan, fietslamp, ganglamp, gaslamp, gloeilamp, hanglamp, kaarslamp, kandelaber, koplamp, kous, kroon, lantaarn, lantaren, leeslamp, licht(bol), luchter, muurlamp, nachtlamp, natriumlamp, olielamp, peertje, petroleumlamp, pit, plafondlamp, plafonnière, radiolamp, seinlamp, stormlamp, straatlantaren, televisielamp, voorlamp, zaklantaren,
lamp die ultraviolette stralen uit straalt   hoogtezon
lamp met veel armen - kroon, kroonluchter
lamp voor gebruik in mijnen - mijnlamp
lamp voor raapolie - lante
lamp voor reclame - neon
lampekap - abatjour, bovenlicht, vallicht, zonneblind
lampekous - gloeikousje, gloeipit, lemmet
lampenhok - lampisterie, lampisterij
lampenhouder - fitting
lampenkoorts - plankenkoorts
lampenkousje - lampenpit, lemmet
lampenpit - lampenkousje, lemmet, pit, sufferd, wiek
lampenpoetser - lisdodde (gew.)
lampet - oliekan, waskom, waterkan
lampetkan - waskan, waterkom
lamphouder - fitting
lampion - feestverlichting, jodenkers, kaarslantaren (van papier), lantaarn
lampionplant - jodenkers, physalis
lampionvrucht - jodenkriek, kers, physalis
lampje (Indisch) - pelita
lamp of luchter - kroon
lampongaap - laponderaap
lampoot - luiaard, luilak
lamprei   konijnenjong, lampreelnegenoog, prik, windel
lampschijnsel – licht
lamp van en , fiet - koplamo
lamp voor raapolie   lante
lamp voor reclame - neon
lampzwart - olieroet
lamshuid - lamsvel
lamsoren - limonium, zeeaster, zulte
lamstraal - beroerling, lammeling, secreet
lamsvel - lamshuid
lamsvlees - amnoin
lamswolimitatie - agnella
lanceerinrichting - raletbasis
lanceren - afschieten, afvuren, slingeren, torpederen, uitbrengen, verbreiden, werpen
lancet - bistouri, laatijzer, laatmes , laatvlijm, snepper, vlijm 
lancetvisje - amphioxus
land   aarde, akker, grond(gebied), koninkrijk, mogendheid,  natie, oord, rijk, staat; streek, veld 
land aan de Amazone   Brazilië 
land aan de Middellandse  Zee   Albanië, Algerije, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Israël, Italië, Libanon, Libië, Marokko, Spanje, Tunesië ,Turkije
land aan de Nijl   Egypte, Soedan 
land aan de oostkust van Sumatra   Deli
land aan de Rh6ne   Frankrijk  Zwitserland
land aan de Rijn   Duitsland, Nederland, Zwitserland
landaanwinning - drooglegging, inpoldering, polder
landaard - volkskarakter
landarbeider   boerenknecht, dagloner
landauer - koets
land behorende tot de Gemenebest - Dominion
landbeschrijver - chorograaf
landbeweiden - etten
landbewerken - eggen, maaien, ploegen
landbewerker - bemester,  egger, maaier, ploeger, spitter, wieder
landbezitter - grondeigenaar
landbewerking - bemesten, eggen, oogsten, planten, ploegen, poten, spitten, zaaien
land bij een boerderij - heerd
land bij riviermond - delta
landbouw   agricultuur, akkerbouw
landbouwbedrijf - boerderij
landbouw betreffend - agrarisch
landbouwcooperatie in Israël - kibboets
landbouwer   agrariër, akkerman, boer, bouwman, farmer, heerboer, hereboer, landman
landbouwer (Ar.)   fellah 
landbouwersvrouw   boerin
landbouwgereedschap - beer, combine, dorsmachine, dorsvlegel, eg(ge), graaf, griep, frees, haarijzer, hak, hark, heep, hekel, hooigaffel, hooispade, hooivork, kafmolen, ploeg, reek, repel, riek, riester,  rister, rijf, schoffel, schop, sikkel, spa, spade, tractor, trekker, vork, wan, zeis
landbouwgerei - eg, egge
landbouwgerief - eg
landbouwgrond   akker, es, eng, enk, veld
landbouwhogeschool - L.H.S.
landbouwkolonie (Hebr.) - kibboets
landbouwkunde   agronomie 
landbouwkundig - agrarisch
landbouwkundig ingenieur   (afk.) l.i. 
landbouwkundige   agroloog, agronoom
landbouwkundige aardrijkskunde   agrogeologie
landbouwmachine   combine, dorsmaaimachine, dorsmachine, extirpateut, hooimachine, maaimachine, rooimachine, schovenbinder, tractor, zaaimachine
landbouwmotorvoertuig - tractor
landbouwproduct - aardappel, biet, bieten, boerenkool, gerst, graan, haver, kool(zaad), koren, mais, peen, rogge, spruiten, suikerbiet,  tarwe, vlas, wortel 
landbouwtractor - trekker
landbouwwerk - eggen, maaien, oogsten, ploegen, wieden, zaaien
landbouwwerktuig   bats, dorsmachine, dorsvlegel, eg, egge, egeleg(ge), gaffel, greep, hark, hekel, hooihark, hooischudder, hooivork, krauwel, kruiwagen, mestkar, mestvork, mestwagen, ploeg, reek, riek, rijf, schop, sikkel, spa, spade, tractor, vlegel, vork, wan, wanmolen, welhaak, zeis 
landbouwwerktuig tegen onkruid - extirpator
landdag - jaarbijeenkomst, landsvergadering
land dat boven zee is uitgekomen   kustterras
land dat bij hoge vloed overstroomt   gors, kwelder, schor 
land dat bij vloed overstroomt   plaat, wad
land dat door water is ingesloten   eiland
land der Edomieten   Idumea
land der meren   Finland, Suomi 
land der oudheid   Assyrië, Athene, China, Egypte,
Mesopotamië, Perzië, Sparta
land der verdoemden   gehenna
land door water ingesloten - eiland
landdrost - ambtenaar, baljuw, landbestuurder
landeigenaar - galande, grondbezitter, ingeland
landeigenaar binnen een polder - ingeland
landeigenaar in een polder - gelande
landeigenaar in polder - ingeland
landelijk - agrarisch, arcadisch, boers, champètre, dorps, eenvoudig, idyllisch, lomp, onbeschaafd, pastoraal, ruraal, rustiek, rusticando (muz.), rustoco, ruw, nationaal
landelijk eenvoudig - boers, rustiek
landelijk gebied - campagne, platteland
landelijk gedicht - idylle
landelijk gelegen herenhuis - buiten, bungalow, landhuis, patiobungalow, state, villa
landelijk liedje - villanelle
landelijk toneelspel - pastorale
landelijke eenvoud - rusticiteit
landelijke plaats - dorp
landelijkheid - rusticiteit
landen - aankomen, dalen, neerkomen
landengemeenschap - EEG
landengemeenschap in Europa - Benelux, E.E.G.
landengte - Isthmus (Gr.),Kola(RusL), Kra (Malakka), nes, Perekop, (Krim)
landengte in Corinthe - Istmus
landengte in Griekenland - isthmus
landengte in Rusland - Perekop
landengte op Malakka - Kra
landenstrijd - oorlog
landerig - duf, futloos, gemelig, lusteloos, melig, mierig, onlustig, ontstemd, onwel, pagadetterig, slechtgeluimd, verveeld, vervelend, zeurderig
landerigheid - spleen
landerijen - akkers, kavels, weiden
landgebied - territorialiteit
landgedicht - veldzang
landgemeente - kerspel
landgenoot - compatriot
landgoed - bezitting, boerenbezit, buitengoed, buitenplaats, domein, estate, hoeve, manor (Eng.), possessie, staal, state, werf, zate, zetel,
landgrens - rijksgrens
landhaai - kroegbaas, ronselaar
land hebben aan - pee, moor
landherberg - venta
landhonger - annexatiezucht
landhoofd - pier
landhuis - borg, buiten, buitenplaats, bungalow, state, villa, zate
landhuis van één verdieping - bungalow, patiobungalow
landhuishoudkunde - agronomie
landhuishoudkundige - econoom
landhuisje - cottage
landhuisstof - gordijnweefsel
landhuur - pacht
landhuurder - pachter
landing - debarkatie, ontscheping
landingsplaats - embarcadère, haven, hoofd, steiger
landingsplaats van Noach - Ararat
landingsplaats voor schepen - aanlegplaats, debarcadère, kade,
landingssteiger, pier
ladingsplaats voor vliegtuigen -  aërodroom, airport, landingsbaan, luchthaven, vliegveld
land in Afrika   Algerije, Angola, Benin, Botswana, Burundi, Dahomey, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Guinee, Ivoorkust, Kameroen, Kenia, Kongo, Lesoto, Liberia, Libië, Malagasië, Malawi, Mali, Marokko, Mauretanië, Mozambique, Namibië, Nigeria, Rhodesia, Ruanda, Sebegal, Sierraleone, Soedan, Somalië, Swaziland, Tanzania, Togo, Tsjaad, Tunesië, Uganda, Zaire, Zambia, Zimbabwe, Zuid Afrika
land in Amerika - 
land in Arabië   Aden, Egypte, Ethiopië, Jemen, Oman, Soedan, Saoedi-Arabië
land in Azië – Afghanistan, Arabië, Azerbeidzjan, Birma, Cambodja, Cylon, China, Filipijnen, Georgië, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Japan, Kazachstan, Kirgizië, Laos, Maleisië, Mongolië, Nepal, Oezbekistan, Pakistan,  Syrië, Tadzjikistan, Thailand, Taiwan, Tibet, Turkije, Turkmenistan, Viëtman
landgoed in Centraal-Amerika - hacienda
land in Europa – Albanië, België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Engeland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, JoegoslaviëKroatië, Letland, Litouwen, Luxenburg, Macedonië, Montenegro, Nederland, Noorwegen, Oekraine, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Schotland, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden, Zwitserland
land in Griekenland   Arcadië, Ells, Epirus, Thessalië
land in Midden Amerika    Canada, Costarica, Cuba, Elsalvador, Guatemala, Haïti, Honduras, Jamaica, Mexico, Nicaragua, Panama, Salvador
Land in Midden-Oosten – Irak, Iran, Jemen, Katar, Libië, Oman, 
land in Noord Amerika – Alaska, Canada.
land in Oost Azië   Annam, Bahrein, Birma, Cambodja, Egypte, Israël, Kuweit, Laos, Libanon, Jordanie, Maleysië, Sudan, Syrië, Thailand, Vietnam 
land in zee   eiland 
land in zee uitstekend   kaap, schiereiland
land in Zuid Afrika – Botswana, Lesotho, Mozambique, Namibië, Natal, Swaziland, Transvaal
land in Zuid Amerika   Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guyana, Paraguay, Peru, Suriname, Uruguay, Venezuela
land in de oudheid   Assyrië, Babylonië, Juda, Medië, Phoenicië
land in de Peloponnesus   Arcadië, Elis
land, ingesloten door armen van riviermonding – delta
land langs de zee - kust
land met riet begroeid   rietland 
land om boerderij   erf
land omringd door water   eiland 
land tussen dijken   polder
land tussen riviermondingen   delta 
land uit de oudheid   Assyrië, Babylonië, Carthago, Egypte, Kreta, Medië, Pergamum, Phoenicië
land van belofte   Dorado, Eldorado Kanaän, Utopia,
land van de duizend meren   Finland, Suomi
land van de Inca's   Peru
land van de Nijl   Egypte
land van geboorte   moederland, vaderland, (Lat.) patria 
landdag - vergadering
landdrost - baljuw
landeigenaar   gelande, ingeland
landeigenaar in polder   ingeland 
landelijk   agrarisch, agrest, campêtre, ruraal, rustiek 
landelijk (muz.)   rustic(and)o 
landelijk gebied   campagne, platteland
landelijk gedicht - idylle
landelijk liedje - villanelle
landelijk gelegen herenhuis   landhuis, villa
landelijke plaats   dorp
landen   dalen, neerkomen 
landengte   istmus, nes
landengte in Griekenland   Isthmus 
landengte op Malakka   Kra 
landerig   futloos, gemelijk, ontstemd, verveeld, vervelend
landerijen - akkers, kavels, weiden 
landgedicht - veldzang
landgemeente - kerspel
landgenoot - compatriot, landsman
landgoed   domein, estate, hoeve, state, werf, zate
landhoofd - strekdam, pier
landhuis   borg, buiten, buitenplaats, bungalow, pendoppo, state, villa, zate
landhuisje   cottage
landhuis van één verdieping - bungalow
landhuur   pacht
landing - debarkatie, ontscheping
landingsplaats   embarcadère, haven, hoofd, pier,  steiger, vliegbasis, vliegveld
landingsplaats van Noach - Ararat
landjebloem - madeliefje 
landjonker   landedelman 
landjuweel   rederijkersfeest 
landkaartenboek - atlas
landkaartendruk - typometrie
landkaartkunde   kartografie 
landkaartkundige - kartograaf
landkaarttekenaar - cartograaf 
landkaartvervaardiger - topograaf
landkost - boerenspijs
landler - volksdans, walsmuziek
landleven - buitengebeuren,  buitenleven
landloopster - zwerfster
landlopen   dolen, schooien, zwerven 
landloper   bedelaar, bedelman, dalver, dolaard (Z.N.), gyrovaag, guit, hobo, kalis, nomade, pruis, rabauw, tramp, savayard, scharluin, schelm, scharluin, scherluin, schooier, schuimer, vagebond, zwerver
landloper (zigeunertaai) - kalis
landmaat   acre, are, bahoe (Indon.), bouw, bunder, ca, deimt, gars, gemet, ha, hectare, juk, mad, morgen, mud, roe(de), snees
landmaat in Indonesië   bouw 
landmaat in Zeeland   gemet, met, tijm
landmacht - leger, militie
landman   agrariër, akkerman, boer, bouwman, buitenman, dorpeling, egger, landbouwer, ploeger
landmassa - vasteland
landbouwer - ploeger 
landmeetkunde   geodesie 
landmeetkundig instrument om hoeken te meten - grafometer
landmeetkundige   geodeet 
landmeetinstrument - boussole, meetketting, meetlat, richtlat, teodoliet,  waterpas
landmeter - geodeet, spanner, spanrups
landmetersinstrument - teodoliet, theodoliet
landmetersstok - baak
landmeting - geodesie
land of grond - aarde
land of staat - rijk
landontginning - exploitatie
landouw   beemd, dreef, laan, landstreek, streek, veld, weiland,
landpaal   grens, grenspaal, limiet, limietpaal 
landpunt - kaap
landpunt in zee - kaap, voorgebergte
landpunt tussen twee rivieren - plei
landpijler - brugpijler
landranonkel - boterbloem
landrechter - baljuw, politierechter, sheriff
landrook - veenrook
landrover - terreinwagen
landsadvocaat   raadpensionaris 
landsafdeling - provincie
landsalamander - vuurhagedis
landsambt - staatsambt
landsbestuur - regering
landschap   bioom, gouw, gebied, gewest, natuur, oord, polder, rayon, scenerie, schilderstuk,  stede, streek 
landschap aan de oostkust van Sumatra   Deli
landschap in de Peloponnesus   Arcadië, Elis
landschap in Griekenland   Arcadië, Boeotia, Elis, Epirus, Thessalië
landschap in Hellas   Attica 
landschap van Midden van Italië waarvan de 30 steden een verbond vormden   Latium
landschapsbeschrijving   chorografie landschapsontwikkeling   geomorfologie
landschapsontwikkeling - geomorfologie
landscheiding   gebergte, grens,  grenslijn, laak, rivier
landsgewoonte   gebruik, zede
landsgrens - rijksgrens, staatsgrens
landsheer   gebieder, koning, soeverein, vorst 
landsheerlijk - vorstelijk
landsheerlijke rechten - egali, regalia, regaliën
landskind - vageborene
landsknecht - soldaat
landsman - landgenoot
landsmoeder   koningin
landspraak - patois
landstreek   contrei, distrikt, gebied, gewest, gouw, kontrei, kwartier, mark, oord, provincie, rayon, regio(n), streek
landstreek bij Andesgebergte   Patagonië
landstreek in Azië   Mandsjoerije, Mesopotamië, Mongolië, Tibet, Turkestan  
landstreek in Brabant   Langstraat, Peel 
landstreek in Gelderland   Achterhoek, Betuwe, Graafschap, Lijmers ,Veluwe 
landstreek in Groningen   Oldambt 
landstreek in Nederland   Achterhoek, Betuwe, Gooi, Kennemerland, Peel, Streek, Twente, Veluwe, Westland
landstreek in Overijssel   Salland, Twente
landstrook - grens
landstrook langs de zee   kust, strand
landsverdediger   militair, soldaat 
landsverdediging - defensie
landsverordening - decreet, edict, edikt, irade, oekase
landsvloot - marine
landsvorst - souverein
landsvrouwe - gravin, koningin, vorstin
landtong - arm, hoek, hom, kaap, nehrung, nes, punt, tong, uitham, uithoek, schiereiland, voorgebergte
land tussen dijken - polder
land tussen riviermonden - delta
land van belofte - dorado, droomland, eden, eldorado, heilstaat, Kanaän,  Palestina, paradijs, utopia
land van duizend meren - Finland, Suomi, 
land van de Inca’s - Peru
land van geboorte - moederland, (Lat.)patria, vaderland
land van oorsprong - bakermat, heimat, moederland, origine, patria, vaderland
landvast   meertouw, tros
landverhuizer   emigrant, migrant, uitwijkeling
landverhuizing   emigratie, migratie
landverrad - hoogverraad
landvolk - boeren
landvoogd   Alva, ban, drost, gouverneur, Parma, prefect, podesta, podestaat, praetor, pretor, Requeens, ruwaard, satraap, sirdar, stadhouder, starost
landvoogdes - gouvernante, lang, macro, regentes, slepend,
landvoogdij - ban, prefectuur
landvoogd over Palestina - Pilatus
land vruchtbaarmaken - mesten 
land waarop herendiensten rustten - vroon
landwantsen - geocoridae
landweer - defensie, verdediging
landweg - dreef, menne
landzaat - inboorling
landziek   heimwee, landerig, misnoegd, nostalgie, wrevelig
landziekte - epidemie
lanen - dreven
lang   dun, gerekt, geruim, groot, langdradig, langdurig, langgerektmacro, maxi, rijzig, slank, slap, uitgestrekt, uitvoerig
lang aangehouden   gerekt
lang aanhoudend gelach - lachbui
lang aanhangsel bij vele lagere dieren - tentakel
lang afhangende jas - kuitendekker
lang beddenkussen - peluw
lang dik hout - balk, lat, paal, staak, stengel, stok 
lang dun hout - lat, staak, stengel,  stok
lang dun mens - bonestaak,  lat, slungel, staak
lang dun penseel   sleper
lang dun voorwerp   els, naald, priem 
lang dun ijskristal - pegel, ijsnaald, ijspegel
lang en broodmager mens - geraamte, scharminkel
lang en druk praten - dazen, ijlen, zwammen
lang en dun - slank
lang en dun gekronkeld eind - slier
lang en flink - rijzig
lang en mager   bonenstaak
lang en recht   slank
lang en slank - rijzig
lang en smal - dun, rank, rijzig, slank
lang en smal stuk hout - lat
lang en smal tapijt - loper
lang en vervelend - langwijlig
lang en zeer smal vertrek   pijpenlade, pijpenla
lang ergens blijven - plakken
lang gebonden houdend werk - sessie
lang geleden (Ind.) - tempodoeloe
lang gelegen hebbend - belegen
lang gerekt - gestrekt, slepend, traag
lang gewaad - samaar
lang halssnoer - bajadere
lang heen en weer praten - onderhandelen, palaveren, parlementeren
lang houterig persoon - bonestaak, lat, staak
lang jachtmes - hartsvanger, kortelas
lang kleed   stola, talaar
lang kleed voor vorsten in het Midden-Oosten - talaar
lang kruisgewelf   xystus
lang leve - iovivat
lang lijden - lijdensweg
lang mager houterig persoon   bonenstaak, lat, prikkebeen, slungel, staak
lang mager mens - bezemsteel, bekfluit (Z.N.), bonestaak, ellestok, garnaal, pier, pierlala, scharminkel, schlemiel, skelet, sladood, slamier, sliert, slingeraap, slungel, smient(tje), spillebeen, sprinkhaan, staak, talhout, zwiep, zwikzwak (Z.N.)
lang maken - rekken, strekken
lang mens - bonestaak, kolos, kolossus, lummel, reus, slungel
lang mogelijk duren - rekken
lang neerhangend iets - sliert
lang neerhangend oor - loboor
lang niet - allesbehalve
lang niet allen   enkelen, weinigen
lang niet iedereen - enkelen, sommigen, weinigen
lang niet slecht - behoorlijk, fatsoenlijk, redelijk
lang niet vers - oudbakken
lang ogenblik - poos
lang oosters gewaad - samaar, talaar, tartaar
lang oosters staatsiekleed - talaar
lang opperkleed - kaftan, stola, stool
lang overgordijn - mystere
lang overkleed   kazak
lang overkleed (R.K.) - soutane
lang pandige herenrok - frak
lang plat rechthoekig stuk hout - plank
lang plat vrachtschip - aak, keulenaar, rijnaak, samoreus
lang priestergewaad   talaar
lang rond hout - spriet
lang rond hout aan een mast   ra 
lang schraal houterig mens - bonestaak
lang sleepnet - kor, korre, treil, schrobnet, wade (met zak), wonderkuil
lang smal landhoofd - pier
lang smal tapijt - loper
lang smal vaartuig - galei, kano
lang staand haringnet   vleet
lang statiekleed van vorsten   Tataar
lang stuk brandstof - briket
lang stuk hol ijzer   buis
lang stuk hout   balk, lat, paal
lang stuk ijzer   rail, staaf, stang 
lang Turks opperkleed - kaftan
lang touw - lijn
lang van duur - slepend
lang van gestalte - rijzig
lang van vorm - langwerpig
lang verhaal   relaas, verslag
lang verslag - relaas
lang vervlogen - grijs
lang vorstengewaad - samaar (hist.)
lang vrouwen kleed (hist)   samaar 
lang windjack - anorak
lang windjack met capuchon - anorak
lang zicht (op wissels) - lz
lang zijvlak van een steen - strek
langademig   vervelend
pangarmaap - gibbon
langbeen   ooievaar, steekmug
langbenig - dolichopode
langdradig - breedvoerig,  gerekt, langstijlig, omslachtig, uitgesponnen, vervelend, uitgerekt,  wijdlopig
langdurende bespreking - onderhandeling, palaver
langdurende ziekte - kwaal
langdurig    chronisch, lang, langgerekt, langwijlig, langzaam, slepend, soeperig, steeds
langdurig geklets - geouwehoer, gewauwel, gezwam
langdurig gepraat - gemeier, gezeur
langdurig gezang - oremus
langdurig heen en weer praten - parlementeren
langdurig vragen   melken, zaniken, zeuren
langdurige onderhandeling   palaver 
langdurige pijniging - marteling, tortuur
langdurige ziekte   kwaal 
lange afhangende jas - kuitendekker
lange afhangende pandjesjas - kuitenprikker
lange afstandsbommenwerper - lancaster
lange auto - pansterwagen, slee
lange bandstrook - stool
lange blaar - blein
lange blokschaaf - voorloper
lange boor - avegaar
lange brede sjaal - stola, stool
lange brede weg - boulevard
lange broek - jeans, pantalon
lange buigzame paal - sliet
lange buigzame pop - lijs
lange damesblouse   kazak, tuniek
lange damesmantel (ronde) - rotonde
lange degen - braadspit (fig.), floret, rapier, schermdegen, slakkensteker
lange dennehouten heipaal - perkoen
lange deurstijl   impost
lange dikke overjas - pool, ulster
lange dolk voor doodsteek - misericorde
lange dracht - maxi
lange dunne paal - spier
lange dunne stok - lat, spier, staak
lange eentonige opsomming   litanie 
lange en brede straat   avenue, boulevard
lange en smalle strook - reep
lange gedichtenuithaal - tirade 
lange geklede jas - labaar
lange golf - l.g.
lange Goudse pijp - cabaal
lange grasstengel - smeel, smele
lange grote peer - luit
lange haal - trek
lange herenwinterjas - ulster
lange jongen - slungel
lange kabeljauw   leng
lange kapmantel - burnoe, caban, cape, huik
lange lat - ski, staak
lange levensduur - bejaardheid, levenslengte, longeviteit, ouderdom
lange krulpruik - schier (Z.N.)
lange ligstoel - luierstoel
lange lijn om kabeljauw te vangen    beug, kol
lange man - bonestaak, lat  
lange mantel  almaviva, almavia
lange mantel met kap - huik
lange nekharen - manen
lange of korte beklemtoonde lettergrepen - versmaat
lange of smalle groeven - ril
lange officiersmantel - boernoes
lange omhaal van woorden - preambule
lange opsomming   enumeratie, litanie, reeks, rij, serie, waslijst
lange overjas - kazak
lange overjas met ceintuur - pool
lange paal - mast, sliet, staak, stelt, juffer
lange pop - lijs
lange puntige boot - gondel
lange puntige degen - rapier
lange pijpekrul in het haar - kurketrekker
lange rechte spade - boor
lange reeks   file, litanie, rij, ris, sleep, sliert
lange reeks auto’s   file
lange reeks gebeden   litanie
lange reeks van woorden - tirade
lange rol rijshout - wiep
lange ronde damesmantel - rotonde
lange ronde spier (scheepst.) - ra
lange ruitersabel - sarras
lange rij   file, haag, keu, linie, litanie, queue, reeks, resem, ris, rits, serie, sleep, sliert,  slinger, stoet
lange rij voertuigen - file
lange sabel   huzarensabel, sarras, sleepsabel 
lange schar - aalboerbot, aalbot
lange schop - ruifel
lange sjaal - stola
lange slee - bob
lange sliert   ris
lange sluier (Ar.)   haïk
lange slungel - lijs, sladood, slierft, slingeraap, staak
lange smalle band over de schouders gedragen - stool
lange smalle insnijding - gleuf, spleet
lange smalle roeiboot - giek
lange smalle sloep - giek
lange smalle vaan - wimpel
lange smalle zijde van een baksteen - strek
lange smalle zijden strook - lint
lange snuit - slurf
lange spijker - sluiper
lange springstok   pols, polsstok 
lange staak - geslachtlinie, paal, rijs, slat, liet, 
lange stoet   gevolg, kolonne, optocht, sleep, processie
lange stok   paal, polsstok, rekke, rijs, sliet, staak, stelt
lange stok van vogelaar   rekke
lange straf - levenslang
lange strook   reep
lange tanden - tegenzin
lange tijd    duur, langdurig, poos
lange tijd achtereen   langdurig 
lange tijdsduur - aeon, eeuw, eeuwigheid, langdurigheid, poos, tijdperk
lange uithaal van woorden   tirade 
lange uitweiding   preambule 
lange vervelende berisping - bedsermoen, boetepreek, terechtwijzing
lange vislijn - beug, kol
lange vrouwenfiguur - lijs
lange wandeling - tippel
lange wijde mantel - almaviva, samaar 
lange winterjas   ulster
lange wollen halsdas - bouffante
lange wijde mantel - almaviva,  samaar
lange zeemansjas - schansloper
lange zijde van een metselsteen    strek
lange zwarte mantel - domino
Langeland, plaats op het Deense eiland - Rudkobing
langedijker - bloemkool
langer doen duren - verlengen
langer leven dan - overleven, overtroeven
langer maken   langen, lengen, rekken, verlengen 
langen - aangeven, aanreiken, halen, krijgen, nemen, toesteken
langer duren - uitlopen
langer laten duren - rekken
langer maken - langen, lengen, rekken, verlengen
langer worden   aanlengen, groeien, langen, lengen, rekken, wassen
langer, wijder worden - rekken
langere route - omweg
langerhand (Z.N.) - langzamerhand
langet - mutsenkant
langgeleden - aloud, her, oeroud, voorbijgegaan
langgerekt - langdurig, langvormig, gerekt, slepend, smal, traag, uitgerekt
langgerekt en vervelend - wijdlopig,  zie 'langdradig'
langgerekte blaar - blein
langharig - beatle, hippie
langharig doek - kalmuk, kaloek
langharige borstel - raagbol, ragebol
langharige Engelse hond - setter
langharige hond - bernhardhond, bouvier, briard, collie, fik, pekinees, poedel, setter, spaniel, teckel, 
langharige jachthond - patrijshond (zn), sinjoen
langhoofdig - dolichocefaal
langjarig - veeljarig
langnat - watersoep
langneuzige aap - neusaap
Langobardische koning - Alduin
langoest - kreeft
langoor   dwaas, ezel, haas, konijn
langoureus - kwijnend, smachten
langpandige herenjas   frak 
langpoot - hooiwagen
langpootmuggen - tipulidae
langpootmuglarve - emelt, hamel
langs   bezijden, door, ernaast, naast, opzij, over, para,terzijde, via, voorbij
langs boven - over
langs dat - rem
langs de grond slepen - sleuren
langs de grond slieren - slepen
langs de grond voorttrekken - slepen
langs de huizen verkopen - venten
langs de zijde van een schip - langszij
langs een omweg - indirect, middellijk, zijdelings
langs elektrische weg verkregen cliché - galvano
langsheen - voorbij
langs het genoemde gaan - volgen
langs huizen venten - leuren
langs iets komen - passeren, voorbijgaan
langs per - via
langschedelig   dolichocefaal , longicefaal
langscheepse helling van een schip - trim
langsgordel - longeron
langsgording - longeron
langshelling - standhoek
langs of naast - terzijde
langspeelplaat   l.p.
langst - hoogstens, uiterlijk,
langstaartig kruipsier - hagedis
langste gletsjer van IJsland   Vatnajökull
langste gletsjer van Noord Amerika   Kenai
langste gletsjer van Noorwegen - Jostedalsbreen
langstelig gewas - rabarber
langste rivier   Amazone
langste rivier van Afrika   Nijl 
langste  rivier van Australië   Murray 
langste rivier van Azië   Jangtse (kiang)
langste rivier van Europa   Wolga 
langste rivier van Noord Amerika   Mississippi
langstrekken - reizen, voorbijtrekken
langtand - kieskauwer, lekkerbek
langverbeid   langverwacht 
langvingerig - marodactyle
langvoer - stro
langwijlig - langdradig, vervelend, wijdlopig
langwerpig - oblong, ovaal, rechthoekig,romboidaal, ruitvormig, uitgerekt
langwerpig bedkussen - peluw
langwerpig broodje - kadetje puntje, timp
langwerpig gesloten kromme lijn.    ellips
langwerpig plat lichaam - lamet
langwerpig rechthoekig   oblong 
langwerpig rond - ellips, ovaal,  sferoïde
langwerpig smalle opening - sleng
langwerpig stuk brandstof - briket
langwerpig vierkant   oblong 
langwerpig zandgebakje - kano
langwerpig zwaar stuk hout   paal 
langwerpige blauwe pruim - kwets
langwerpige kraal   git
langwerpige smalle opening   kier, reet, sleng, sleuf, spleet
langwerpige steen - menhir
langwerpige strook   reep 
langwerpige strook stof   band 
langwerpige zeer diepe plaats in zee - kil
langwijlige opsomming - litanie
langzaam   adagio, bedaard, inert, kalmpjes, laks, langdurig, largo, lento, loden, log, loom, lui, lijzig, moderato, neutelig, rustig, saai, slepend, slof, sloom, stapvoets, stil, stroef,  suf, talmend, temerig, teuterig, traag,  treuzelig, zacht
langzaam (muz.)   adagio, andante, largo, lento, rallentando, retenuto, statarisch
langzaam aan - successief
langzaam afdruipen - sijbelen
langzaam afnemend - perdendo
langzaam doen gaan   (af)remmen, vertragen
langzaam en langdurig – chronisch
langzaam lopen - slenteren
langzaam voortgaand dier   schildpad, slak, worm
langzaamaan   allengs, gaandeweg, geleidelijk, gestaag, 
langzamerhand, stapvoets, traag
langzame dans - passacaglia
langzame foxtrot – blues, slowfox
langzame hartslag - brachycardie
langzame rustige muziek - andante
langzame verbranding - oxydatie
langzamer - gestaag, gestadig, retenuto, ritenuto, trager 
langzamer dan presto (muz.) - allegro
langzamer doen gaan - dralen, matigen, retarderen, stremmen, talmen, verlangzamen, vertragen
langzamer ingetogen (muz.) - retenuto
langzamer wordend   rall., rallentando
langzamerhand   aanstonds, allengs, allengskens, altemet, bijna, eventueel, gaandeweg, geleidelijk, gestadig, lieverlede, meteen, mettertijd, misschien, mogelijk, stilaan, stillekens, successief, temee, temet, weldra, wellicht, zachtjesaan, zoetjesaan
langzeefmachine - papiermachine
lanital   melkwol 
lankmoedig   barmhartig, clement, edelmoedig, geduldig, groothartig, indulgent, inschikkelijk, longaniem, toegevend, tolerant, verdraagzaam
lankmoedigheid - longanimiteit
lanoline - wolvet, zalf
lanquido (muz.) - slepend
lans   assegaai, harpoen, hellebaard,  piek, speer, spies, spiets
lansdrager - lansier
lansier - lansdrager, lansruiter, ulaan
lansknecht - kopliet
lansmesje   lancet, entmes 
lansruiter - lansier, ulaan
lansspel - toernooi
lansvaantje - banderol, fanion, gonfalon, pennoen , wimpel
lansvechter te paard - picador
lanswimpel - pennoen
lantaarn - lampion, luchter
lantaarnpaal - lichtmast, reverbère
lantaarnplaatje   dia
lantaarnvissen - myctophoidei
lante - raapolielamp
lanteren - leeglopen
lanterfant   doeniet, leegloper, luiaard, nietsnut, slungel, straatslijper
lanterfanten - laveien, leeglopen, luieren, lummelen, slieren,
lanterfanter - baliekluiver, dagdief, doeniet,  doodeter, flaneur, ledigganger, leegloper, lijntrekker, luiaard, luibak, luilak, lunderaar, nietsdoener, nietsnut, slampamper, straatslijper
lanthaan - La.
lanugo - nesthaar, wolhaar
Laos, berg in - Phoe-Bia
Laos, bevolkingsgroep in - Akha, Ho, Jao, Kha-kho, Lao, Miao, Meo, Thai
Laos, hoofdstad van - Vientiane
Laos, munteenheid in - kip
Laos, rivier in - Mekong
Lap - Sa(b)me, Sapme
lap   bankbiljet, biljet, coupon, doek, dronkaard, flard, flenter, grondstuk, klap, lor, poetslap, reep, servet, slab(betje), smeerlap, tod, vleeslap, vod, zeil, zuiplap
lap bij wielrennen - baanronde
lapel - kraagomslag
lap grond - terrein, veld
lap stof - coupon
lap vlees achter nierbed - haas
lap weefsel - coupon
lapidatie - steniging
lapidair schrift - steenschrift
lapis infernalis - zilvernitraat
lapis lazuli - lazuursteen
Lapithen, een der - Flegyas, lxion, Kameus
Lapithen, vorst der - Peiritjoös
lapje - doekje, lor, moot, plakje, tod, vod 
lapje leer - blek
lapje onder de oksel - sousbras
lapje onder de snavel - lel
lapje stof - staal
lapje varkensvlees met been - karbonade, kotelet, krabbetje
lapje vlees - bieflap, biefstuk, hamlap, kalfslap, krip, krippe, runderlap, schnitzel
lapjes - manufacturen
Lapland, berg in - Abisko
laplander - bedrieger, schelm, ijsgors


laplanding - landingsproef
Laplands - Samisch
Laplandse berg - Abisko
Laplandse boot - eka
lapleer - zemelap, zoolleer
lapmiddel - hulpmiddel (ontoereikend), hulpverband,
palliatief (pijnstillend)
laponderaap - lampongaap
lappen - boeten, drinken, flikken, herstellen, klaarspelen, opflikken, opknappen, reinigen, repareren, samenflanzen, slaan, verstellen, volbrengen, zemen
Lappendichter - Gutthorn, Larsen, Saban, 
Lappenhut - kota
lappenjacht - hazejacht
lappenmarkt - voddenmarkt
Lappenmelodie - joiku, juogol
lappenmos - longkruid, pulmonaire
Lappenslede - pulka
lapper - dronkaard, hersteller, knoeier, schoenmaker, snip, versteller
lapperij - flikkerij, knoeierij, werkplaats
lappershuisje - Laplands, schoenlapperspothuis, schoenlappershuis
lapsus    abuis, erratum, fout, vergissing
lapsus calami - schrijffout
lapsus linguae - verspreking
lapsus memoriae - geheugenfout
lapwerk - knoeiwerk, prutswerk, verstelwerk
lapzak - bedelaar, dronkelap
lapzalven - kwakzalven, vergoelijken
lapzwans - klungel, kluns, luilak
lar - gibbon, rongo
larderen - doorspekken
largo (muz.) - breed, ernstig, statig
larie - apekool, beuzel(ing), dwaasheid, flauwekul, (ge)klets, kletskoek, kletspraat, kul, larie, mallepraat, nonsens, onzin, wartaal, zotteklap
lariekoek - flauwekul, klets, nonsens, onzin, zotteklap 
lariemoer - kletskous
lariën - kletsen
larie of onzin - lulkoek
lariks   lerk, lork, lorkeboom
lark - zeilboot
larmoyant   huilerig, klagend, klagerig
larp - gesel, klap, oorvijg, zweep
Larsa - Senkereh
larve (kniptor)   dikkop (kikvors), donderkop, donderpad, emelt, engerling, hamel, hardworm, imago, kniptor, kokerjuffrouw, koperworm, kwelgeest (Rom. myth.), larf, maai, maan (aasvlieg), made, masker, meeltor, meelworm, mineerder, mijt, pop, ritnaald,  rups, schietmot, spanrups, stokaas
larve van de horzel - dauwworm
larve van de kniptor   ritnaald, ritworm 
larve van de langpootmug - emelt, grauwe worm, hamel
larve van de meikever   engerling 
larve van schaaldieren - nauplius
larve van sommige insekten - maai, made
larve van de schietmot - kokerjuffer
larve van de vlinder   rups
larve van sommige insecten - maai, made
laryngoscoop - keelspiegel
larynx (Gr.) - strottehoofd
las - naad, tussenstuk, tussenzet, verbinding, voeg
lascief   dartel, frivool, wellustig, wulps
lashaak - borghaak
lasix - fursemide
laskaar - kerel, matroos
lasmes - keepmes
lasmetaal - electrode, lasdraad,  soldeer
lasnagel - spijker
lassen   aaneensmelten, aaneensolderen,  aaneenvoegen, hechten, invoegen, verbinden, voegen
lasser   felzer
lassingsvlak - stuik
lasso   band, bola, riem, vangtouw, werpkoord, werpstrik, werptouw
lasso met kogels - bolas
last   belasting, beschuldiging, bevel, bezwaring, boodschap, dol, driest, druk, drukte, gebod, gedoe, gewicht, hinder, lading, mal, mandaat, moeilijkheid, moeite, modes, moeite, molest, nood, obsessie, obstakel, omslag , onaangenaamheid, ongemak, ongerief, onlust, opdracht, opschudding, order, overlast, plaag, oesa, staak,  stremming, taak, verplichting, voorschrift, vracht, zorg, zwaarte
last bezorgen - duiveljagen
last geven - opdragen
last onder in een schip geladen - onderlast
last ondervinden - lijden
last veroorzaken - duiveljagen, letten
last veroorzakend - lastig
last zonder waarde - ballast
lastage   laadplaats, losplaats, werf
lastbepaling - modus
lastbrief   bevelschrift, irade (Arab.), lastgeving, mandaat, oekase(Russ.), volmacht, ukase, ukaze
lastdier - drommedaris, ezel, kameel, kemel, knol, lama, muildier, muilezel, olifant, onager, paard, pakezel, pakos, pakpaard
lastdier in het oosten   dromedaris, kameel, kemel
lastdier met bult - kameel
lastdrager - koelie, pakjesdrager, sjouwer, witkiel
laste (ten) leggen - beschuldigen, verwijten
lasten - belastingen, bevelen, bezwaren, onera, passiva 
lastenhijser - dragline, katrol, lier
laster - aantijging, achterklap, achterklep, belastering, blaam, blamage,  calummie, calomnie, diffamatie, eerroof, hoon, kwaadsprekerij, lak, lastering, lasterpraat, naamroof, oneer, roddel, smaad, venijn
laster bevattende - lasterlijk
lasteraar   diffamator, eerdief, eerrover, kletskous, kwaadspreker, naamrover, roddelaar
lasteraarster - lastertong, slangetong
lastercampagne - hetze
lasteren - beledigen, honen, kletsen, kwaadspreken, roddelen
lasterend - venijnig
lastering - lak, roddel, smaad
lasterlijk - eerrovend, honend, infamant, schandalig, schandelijk, schendend, schendig, slecht
lasterlijk beledigen - beschimpen, uitschelden
lastermond - kwaadspreker
lasterpraat   achterklap, kwaadsprekerij, roddel
lasterpraatjes verspreiden - roddelen
lasterschrift - paskwil
lastertaal - herroeping, palinodie
lastex - rubberdraad
lastezel - pakezel
lastgever   committent, machtgever, mandant, mandator, opdrachtgever, principaal, rekwirant, requirant, volmachtgever
lastgeving   commissie, bevel, cedel, ceel, lastbrief, mandaat, missie, opdracht, order
lasthebber   afgevaardigde, agent, gecommitteerde, mandataris, trustee
lastig - bedenkelijk, belemmerend, bezwaarlijk, brutaal, desolant, difficiel, doornig, drukkend, epineus, genant, grillig, hachelijk, hevig, hinderlijk, importuum, ingewikkeld, irriterend, korzelig, krachtig, kribbig, kwaad, kwastig, kwellen, last, lelijk, lichtgeraakt, mierig, moeilijk, naar, narrig, nauwgezet, netelig, nukkig, onaangenaam, ondeugend, ongelegen, ongemakkelijk, ongerieflijk, onereus, ongemakkelijk, opportuun, penibel, plagen, rot, stekelig, stout, strabant, temerig, veeleisend, vervelend, vexatoir, zeurend
lastig insect   bromvlieg, bij, luis, mier, mot, mug, muskiet,
rajap, steekvlieg, vlieg, vlo, wesp
lastig kind   blaag,  kwakongenlastpost, ondeugd, plaag, snotneus
lastig meisje - nest, serpent
lastig onkruid   hermoes, kattenstaartnetel, weegbree
lastig vallen - bemoeilijken, hinderen, moeien, molesteren, plagen, storen
lastig bij het viseten - graat
lastig werk - corvee, sjouw, toer
lastig zijn - hinderen, plagen
lastige bakvis   nest
lastige drukte - gedoe, gehaspel, herrie, moeite, omhaal, omslag
lastigheid - embarras, importuniteit, moeilijkheid, obsessie, ongemak, turbulentie, vervelendheid
lastige keuze   dilemma
lastige nauwte - bottleneck
lastige taak - wespennest
last of lading - vracht
lastoestel - lasapparaat, soldeerbout, soldeerlamp
lastpak   lastpost, muskiet
lastschip - aak, aakschuit, bak, lastschuit, rijnaak
laststeun - rong
last ter verzwaring - ballast
lat - goalpaal, liniaal, plank, stok, tengel
lat van hekwerk   tengel
lat waarop hoenders slapen   roest, stok
lataanboom - waaierpalm
latafel   commode
latboom - leiboom
late kers - volger
late vrucht   spadeling
latei   draagbalk, draagstuk, toog
laten - afstaan, opgeven, stoppen
laten aflopen - aflaten
laten afzakken - aflaten
laten begaan - betijen
laten blijken - beseffen, getuigen, tonen, uiten
laten blijven - aanhouden
laten circuleren - rondzenden
laten doorzijgen - filteren, filtreren
laten drinken   drenken,  laven
laten gaan   loslaten, vrijlaten 
laten gelden - aanwenden, tellen
laten houden - schenken
laten komen - bestellen, ontbieden
laten lopen  lozen
laten schieten - afzien, laslaoen, vieren
laten staan - achterlaten
laten varen   afzien, opgeven
laten vloeien - gieten
laten zakken - neerlaten
laten zien - aantonen, etaleren, tonen, showen, weergeven
latent   onzichtbaar, rustend, sluimerend, verborgen, verholen
later - achteraf, achterna, daarna, dan, erna, (hier)namaals, juister, mettertijd, nader, naderhand, nadien, nauwkeuriger, ooit, post(erieur), straks, toekomstig, ulterieur, verder, vervolgens
later bezorgen - naleveren
later worden - uitlopen
later geven   nageven
later te gebeuren   toekomst 
later zijn - posterioriteit
lateraal   geleden,, zijdelings
lateriet - eluvium
late vrucht - spadeling
latex   melksap
Latham’s loophoen - boskalkoen
Latijns-Amerikaan - zie Zuid-Amerikaans
Latijns getinte uitdrukking - latinisme
Latijns maken - latiniseren
Latijns schrijver   Cicero, Pomponius, scribent, Tacitus, Vergilius
Latijns vaandel - vlle
Latijns voegwoord - et, sed, si
Latijns voorvoegsel   ab, ad, agri ambi, ante, anti, aqua, astro, bi, co, con, contra, cum, de, ex, intra,  inter, lacto, loco,  mille, multi,  per, pre, pro, re, retro, semi, sub, super, trans, tri, semi, ultra
Latijns voorzetsel   ab, cum, ex, in, inter, sine, super
Latijns woord voor bad   balneum 
Latijns woord voor boven   supra 
Latijns woord voor doos   scatuia 
Latijns woord voor drank   potio 
Latijns woord voor droog   siccus 
Latijns woord voor geest - spiritus
Latijns woord voor gesloten   clausus
Latijns woord voor gewicht   pondus 
Latijns woord voor groot - magnus
Latijns woord voor gropt   magnus 
Latijns woord voor half - demi, semi
Latijns woord voor heet - fervida
Latijns woord voor koud   frigida 
Latijns woord voor licht - lumen
Latijns woord voor lijm   gelatina 
Latijns woord voor melk - lactus
Latijns woord voor met - cum
Latijns woord voor nacht - noctem,  nox
Latijns woord voor nauwkeurig   exacte
Latijns woord voor omhoog - sursum
Latijns woord voor onmiddellijk    continuo, statim 
Latijns woord voor ons - nos
Latijns woord voor oog   oculus 
Latijns woord voor oplossing   solutio
Latijns woord voor spiritus   Spiritus 
Latijns woord voor spoedig   cito 
Latijns woord voor stroop   sirupus 
Latijns woord voor tot - ad
Latijns woord voor uur   hora 
Latijns woord voor vloeibaar   liquidus
Latijns woord voor vloeistof   liquor 
Latijns woord voor voortdurend   continue
Latijns woord voor vorm   forma
Latijns woord voor water   aqua 
Latijns woord voor wijn   vinum 
Latijns woord voor zwaar   ponderosus
Latijnse Bijbelvertaling   Itala, Vulgaat, Vulgata
Latijnse blijspeldichter - Plautus
Latijnse groet   vale
Latijnse letter met loodrechte halen - romein, romeinletter
Latijnse lettersoort - romeinletter
Latijnse naam voor berk   betuia 
Latijnse naam voor beuk   fagus 
Latijnse naam voor boer - agricola
Latijnse naam voor den   pinus 
Latijnse naam voor eik   quercus 
Latijnse naam voor els   alnus 
Latijnse naam voor esdoorn   acer 
Latijnse naam voor hulst   ilex 
Latijnse naam voor kat - felix
Latijnse naam voor linde   tilia 
Latijnse naam voor olm   ulmus 
Latijnse naam voor spar   picea 
Latijnse naam voor westenwind - zephyrus
Latijnse naam voor wilg   salix 
Latijnse school   gymnasium 
Latijnse taal - latiniteit
Latijns woord voor traan - lacrima
Latijnse wet - lex
Latijnse zegswijze - latinisme
Lathyrus -  pronkerwt, siererwt
latierboom - draagstoel, ligstro, stalboom
latierboor - sliet
lating - bloedaftapping
latitude - poolshoogte
lat met opstap - stelt
Iatoen   geelkoper, messing
latoenkoper - bladkoper
latoer - haringhaai
latrine   privaat, plee, toilet 
lattenkist - krat verpakking 
latuw - sla
lat waarop hoenders slapen - roest, stok
lattenpik - zaagmolen
latuw - sla
latwerk   espalier, glind, glint, heining, hek, leiboom, raster, rek, spalier, staketsel, tralie,
latwerk voor heiningen   glint 
latwerk voor leibomen - spalier
laudanum - slaapmiddel
lauracee - laurier, laurus
laurier - laurus
laurierachtige boom   kamfer, kaneel, laurier, muskaat, sassefras 
laurierboom - sassafras
laurierkers - laurocerasus, sierheester
laurierkrans - lauwer
laurierroos   oleander
Laus Deo - L.D.
lauw - drukkend, halfwarm, inert, kalm, koel, laks, los, luw, onaandoenlijk, onaangedaan, ongevoelig, onverschillig, 
slof, traag, zacht, zoel, zwoel
lauwe   Laodiceeër
lauwe kamer - tepidarium
lauwe wind - zoelte
lauwen - ijverlozen
lauweren - kransen, loven, prijzen, verheerlijken
lauwerkrans - lofkrans, zegekrans
lauwertak - erepalm
lauwe wind   zoelte
lauwgelovig - indifferent
lauwheid - indifferentisme
lava   magma 
lavabo - wasbekken, wastafel
lavaglas - hyaliet, obsidiaan
lavas - likeur, lubbestok
lavatory - w.c.
lava uitstoting   eruptie
lavazand - bimszand
lavei - rust, stroperij, vrijaf
laveien - lanterfanten, leeglopen, straatslijpen, stropen
laveloos - (stom)dronken, starnakel, zat
lavement - clisma, darmspoeling, klisma, klister, klisteer, klysma
laven   lessen, sterken, stillen, troosten, verfrissen, verkwikken
lavendel   lavandula, spijk
laveren   kruisen, opzeilen, schipperenwassen, zwalken
lavet - wasbak, waskuipzitbad
lawaai   beweging, bombarie, donder, drukte, geblaf, gedaver, gedruis, gegil, gejoel, gekef, geknal, gekijf, gekraak, geraas, gerammel, geratel, geroffel, gerommel, geschreeuw, getier, getinkel, getoeter, geweld, heibel, herrie, kabaal, keet, ketelmuziek, lawijt, leven, matschudding, misbaar, nachtrumoer, omslag, ophef, opschudding, riboet, rumoer, ruzie, schudding, spektakel, stampei, tamtam, trammelant, tumult, volksoploop
lawaai (Ind.) - bombarie, ophef, riboet
lawaai maken   aangaan, bonken, dreunen, gillen, kelderen, krijsen, piepen, ratelen, razen, roezemoezen, rommelen, schallen, schreeuwen, tieren, toeteren,  trammelanten 
lawaai maken met klompen - saboteren
lawaai makend voorwerp   beiaard, drum, hoorn, klepper, ratel, sirene, toeter, trom
lawaaierig   luidruchtig, rumoerig, tapageus, tumulteus
lawaaierig beweren - schetteren
lawaaierig praten - kwetteren, schetteren
lawaaierig sprekend - schreeuwerig
lawaaiig - rumoerig
lawaaiige kerel - poen
lawaaiige onbeschaamde kerel - patser, poen
lawaaiinstrument - drum, klepper, ratel, trom, rommelpot, toeter, trommel
lawaaimakend voorwerp - drum,  klepper, ratel, sirene, toeter,
trom
lawaai maker   druktemaker, drukteschopper, herriemaker, herrieschopper, keetmaker,  keetschopper, lawaaischopper, raasbol 
lawaaiwerktuig - ratel, sirene, toeter
laweit   kabaal, lawaai, lawk, opsmuk, pocher, schittering, snoever
lawine - neerstorting, stortvloed
laxans - bitterwater, castorolie, laxeermiddel, purgeerdrank, purgeermiddel, salep
laxatief   purgerend
laxeermiddel - agar-agar, bitterzout, glauberzout, inanna, istizin, jalappewortel, seneblad, tamarinde, wonderolie
laxeermiddelen - laxantia
laxeervis - zeebrasem
laxeren - purgeren
lay-out van een krant - opmaak
lazaret   (oorspronkelijk) leprozenhuis, veldhospitaal, ziekenhuis
lazzarone - bedelaar
lazerij - leprozenhuis, melaatsheid
lazarus - aangeschoten, beschonken,  melaatse , (stom)dronken
lazeren - gooien, mieteren, smijten, vallen, zaniken, zeuren
lazerstraal - ellendeling, lammeling
lazuren - diepblauw
lazurushuis - leprozenhuis
lazuur - hemelsblauw
lazuurkleur - ultramarijn
lazzarone - bedelaar
lease - verhuur
Lea's vader   Laban
leb   enzym, maag,  paling, runsel, stremsel
lebaal - paling
lebberen - slobberen, zuigen
lebbig - bits, zuur
lebferment - chymase, pegnine, rennine
lebfermentstof - pepsine
lebmaag (Lat.) - abomasus
Le Corbusier - Jeaneret
lector   docent, leraar, leerkracht
lectori  salutem   L.S.
lectrice - voorlezeres
lectuur - blad, boek,  brochure, dagblad, feuilleton, krant, magazine, pamflet, periodiek, studieboek, tijdschrift, weekblad
ledemaat - arm, been, gewricht, pols, teen, vinger
ledemaat van een dier - poot
ledeman   ledenpop,  leeman, marionet 
ledematen   armen, benen, extremiteiten, tenen, vingers
leden van een nonnenorde - ursulinen
leden van het gezin - familie
leden van hofpersoneel   hofdames, kamerheren
ledenpop   androïde, ledeman, leeman, mandemie, mannequin, marionet, toneelpop
leder - leer
leder borststuk bij het schermen - plastron
leder korrelig maken - granuleren
leder uit Noord  Afrika – marokijn
lederbewerker - touwer
lederbok -  looier
lederboom - ptelea
lederdoek - kunstleer
lederhuid - corium
lederen borststuk bij het schermen   plastron
lederen halsriem - halster
lederen halster met touw of ketting - gaim
lederen harnas - kolder, wanbuis
lederen lap   zeem(leer), zemenlap
lederen voorschoot   schootsvel 
lederhuid - corium
ledersoort   kalfsleer, marokijn, nappa, pigskin, rundleer, saffiaan, segrijn, slangenleer, suède, vetleer
ledersurrogaat - skai, vulkanvibre
ledesteen - kalkzandsteen
ledig - braak, flets, hol, iel, leeg, lens, loos, los, mager, nietsdoend, onbeduidend, onbeladen, onbelast, onbewoond, onbezet, ongebruikt, ongevuld, ontruimd, onvervuld, op, open, openstaand, quitte, vacant, voos, vrij, wepel (Z.N.), ijdel, ijl, zinloos
ledig en vrij - onbezet
ledig glazen vat - lensfles
ledig grafmonument - cenotaaf
ledig omhulsel - cocon, dop
ledige ruimte   holte, leegte, vacuüm, ijl
ledigen - leegmaken, legen, lediggaan, ruimen, uitdrinken, uitgieten
lediggang   luieren, luiheid, nietsdoen, werkeloosheid
ledigheid - holheid, lediggang, leegloperij, luiheid, nietsdoen, ijdelheid, otium, rust
lediging van brievenbus   lichting 
ledig, zonder vocht - lens, uitgedroogd
ledikant   alkoof, bed(stee), krib, kubbe, legerstede,  slaapste(d)e, sponde, twijfelaar
lee   gouw, hengsel, lende scharnier, watering, wetering,
leebraken - radbraken, verknoeien, verminken
leed - deer (Z.N.), dere, droefenis, droefheid, grief, hartzeer, jammer, kommer, kruis, kwaad, letsel, pijn, rouw, schade, smart, spijt, verdriet, wee, zeer
leedaanzegger   aanspreker, doodbidder, huilebalk, kraai
leed doen   deren, kwetsen, raken 
leed hebben - spijten
leedgevoel - (be)rauw, smart
leedgras - tarwe
leedvermaak (Duits)   Schadenfreude
leedwezen   berouw,  pijn,  spijt, verdriet
leefgemeenschap - commune, woongroep
leefklimaat - milieu
leefregel   dieet, regiem, regime
leefregel of dieet - kuur
leeft van diefstal   dief, heler, rover 
leeftijd   ouderdom,(Fr., Eng.) age
leeftijdsgroep - pubers, tieners, twens
leeftocht   eten, proviand, rantsoen, spijs, victualiën, voorraad, voeding, voedsel
leeftijdsgroep - bejaarden, kleuters, peuters, pubers, tieners, twenners, twens
leefwijze - dieet
leeg - blanco, gust, hol, ijl, ledig, lens, loos, onbedrukt, onbelast, onbezet, ongeladen, ongevuld, ontruimd, open, uitgeput, vacant, verlaten, voos, vrij
leegdrinken - legen, ledigen
leeg en hol - loos
leeg en vrij - onbezet
leeg grafmonument - cenotaaf
leeg maken   hozen,  ledigen, legen, lenzen, lossen, ontdoen
leeggieten - legen, ledigen, uitgooien
leegheid - doelloosheid, ledigheid, leegte, pronkzucht, vanitas, waardeloosheid, ijdelheid
leeghoofd   domkop, kwast, onbenul; windbuil
leeghoofdig - dom, hersenloos
leegkuip - hameremmer
leeglopen - lanteren
leegloper   baliekluiver, dagdief, doeniet, faineant, lanterfant,  lanterfanter, ledigganger, leuningbijter, lijntrekker, luiaard, luilak, nietsnut,  slampamper,  straatslijper,
leegloperij   dagdieverij, lediggang, luiheid
leegmaken   hozen, ledigen, legen, lenzen, lozen, ontdoen, (ont)ruimen
leegmalen - droogmaken, inpolderen
leg omhulsel - dop
leeg praatje - smoesje
leegroven - plunderen
leegscheppen - hozen, uithozen
leegte - gaping, gat, gemis, hiaat, holte, lacune, leegheid, leemte, vacuüm
leegte zonder vocht   lens
leek   beunhaas, buitenstaander, dilettant, knoeier, meeprater, onbevoegde, ondeskundige, oningewijde, outsider 
leem   grondsoort, klei, kleem
leem met grote stenen   grondmorene, keileem
leemaarde - aluinaarde
leemachtige grondsoort - kalk (Z.Limb.), löss,  mergel
leeman   ledenman, ledenpop, marionet 
leembestanddeel   lutum,  silt, stof 
leemkuil - leemgroeve, leemput
leemlei - daklei
leemte   bres, fout, gat, gaping, gebrek, gemis, glop, hiaat, holte, interval, kloft, lacune, leegte, manco, mangel, mankement, omissie, onderbreking, ontbreking, opening, tekort(koming), tussenruimte, uitlating, weglating
leen   feudum, leengoed, verlei, vruchtgebruik
leen in de tweede graad - achterleen, naleen
leen uit de tweede hand - naleen
leenbank - lommerd
leenbedrag - lening, leensom
leenbreuk   felonie
leendienst - servituut
leeneed - hulde
leengoed - beneficium, feudum
leenheer - leenvorst
leenhouder - leenman, vazal
leenkamer - leenhof
leenman   vazal
leenplichtschending - felonie
leenroerig - allodiaal(eigengeërfd), collodiaal (niet vrij), feodaal
leenroerig zijn - releveren
leenroerigheid - feodaliteit, leenstelsel
leenspreuk - allegorie, devies, metafoor, zinspreuk
leenspreukig   allegorisch, metaforisch, zinspreukig
leenstelsel   feodalisme, feodaliteit, feudalisme
leenstelsel betreffende   feodaal 
leenverheffing - investituur
leenwezen - leenstelsel
leep - berekend, betjoegd, bijdehand, doortrapt, druipend, gehaaid, geslepen, gis, goochem,  keep, kien, link, listig, loos, schuin, slim, sluw, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen
leep en listig - link
leepheid - loosheid, slimheid
leepoog - druipoog, traanoog
leer   buffel, buffelleer, doctrine, dogma, geloof, glacé, ideologie, instructie, juchtleer, karmoes, ladder, Ieder, lering, les, nappa, regime, religie, saffiaan, stelregel, stelsel, systeem, theorie, trap, trapje, zeem, zeemleer
leer aangaande de goden - mythologie
leer aangaande internationaal privaatrecht - statutenleer
leer betreffend - leerstellig
leer betreffende Christus als Zaligmaker - soteriologie
leer bewerken - looien
leer dat alle stoffen uit atomen bestaan - atomisme
leer dat de natuur het beginsel van alles is - naturalisme
leer dat ervaring de enige bron van kennis is   empirisme
leer dat genot het hoogste goed is - hedonisme
leer der aardbevingen - seismologie
leer der aardlagen - geognosie, stratigrafie
leer der aardvorming - geogenie
leer der accenten - agogiek
leer der afstamming - evolutieleer
leer der ambtsgewaden - paramentiek
leer der atomaire en nucleaire verschijnselen - atomie, atomistiek
leer der beenderen - osteologie
leer der behandeling van de micrografie - micrografie
leer der betekenisontwikkeling der woorden - semantiek
leer der beweging van vloeistoffen - hydrodynamica
leer der bewegingskrachten (van gasmoleculen) - kinetiek
leer der breking van de lichtstralen - dioptrica
leer der cellen - cytologie
leer der criminaliteit - criminologie
leer der cijfergroepering - semasiologie, statistiek
leer der deugd - religie
leer der dichtkunst - poëtica, poëtiec, poëtiek
leer der dieren - zoölogie
leer der doelmatigheid in de schepping - teleologie
leer der eerbaarheid - zedenleer
leer der eilanden - nesologie
leer der enzymen - enzymologie
leer der erfelijkheid - eugenetiek, genetica,
leer der ervaring - empirisme
leer der feestdagen - heortologie
leer der fossiele dieren en planten - pal(a)eontologie
leer der gebergten - orologie
leer der gedragingen en van de zeden - ethologie
leer der gemeenplaatsen - topica, topoi
leer der geneeskrachtige baden - balneologie
leer der geneeskunde - medicina, therapie
leer der geneesmiddelen - acognosie, acologie, farmacologie, lamotologie
leer der genres - genologie
leer der geschriften van de kerkvaders - patristiek, patrologie
leer der getallen - rekenkunde
leer der gezonde voeding - diëtetiek
leer der gezondheid - hygiëne
leer der gezondheid en levensduur - biostatiek
leer der gnostieken - gnosticisme
leer der grondregels - ideologie, theorie
leer der grotten en holen - speleologie
leer der heiligen - hagiologie
leer der herkomst der geneesmiddelen - farmacie
leer der hervormden - protestanisme
leer der hormonen - hormonologie
leer der huidziekten - dermatologie
leer der inschriften - epigrafie
leer der insecten - entomologie
leer der interne secretie - ionendocrinologie
leer der kanselwelsprekendheid - homoletica
leer der kerk - evangelie
leer der kinderziekten - p(a)ediatrie
leer der klanken - acoustiek, fonetiek
leer der kleuren - chromatiek
leer der kogelbanen - ballistiek
leer der krachten - dynamica
leer der laatste dingen - eschatologi
leer der levensverschijnselen - biologie, zoölogie
leer der liberalen - liberalisme
leer der lichamelijke eigenschappen - somatologie
leer der luchtbeweging - pneumatiek
leer der maatschappelijke veranderingen - evolutieleer, metabletica, mutatieleer
leer der maatschappij - sociologie
leer der maten en gewichten - metrologie
leer der metaalsmelting - metallurgie
leer der methoden voor het onderwijs - methodiek
leer der meting in de ruimte - steriometrie
leer der misvormingen - teratologie
leer der muzikale opvoeding - muziekpedagogiek
leer der mystiek - mysticisme
leer der niet christenen - paganisme
leer der onderaardse lichamen - nerterologie
leer der ondercultuur - folklore
leer der ontwikkeling - evolutieleer
leer der oogziekten - otologie
leer der oorlogvoering - krijgskunst, strategie
leer der oorzaken - actiologie, aetiologie, etiologie
leer der op-, inschriften - epigrafie
leer der ouderdomsver schijnselen - gerontologie
leer der ouderdomsziekten - geriatrie
leer der radio-activiteit - radiologie
leer der rasverbetering   eugenese, eugenetica, eugenetiek
leer der relatie van mensen en groepen - sociologie
leer der riekende stoffen - osmologie
leer der ritmen - ritmiek
leer der samenleving - sociologie
leer der scheikundige werking van het licht - fotochemie
leer der schimmels - mycologie
leer der schoonheid - esthetica
leer der sexualiteit - sexuologie
leer der spieren - myologie
leer der spraakklanken - fonetiek
leer der spreekwoorden - paremiologie
leer der sprongsgewijze soortverandering - mutatieleer
leer der staathuishoudkunde - economie
leer der stedenbouw - planologie
leer der stofwisseling - metabolisme
leer der straalbreking - dioptriek
leer der stroomverschijnselen - reologie
leer der taal (talen en letterkunde) - linguïstiek, philologie
leer der tanden - odontologie
leer der tijdmaatvariaties - agogiek (muz.)
leer der veranderingen - metabletica
leer der vergiften - toxicologie
leer der versmaten - metriek
leer der vorming van de spraakklanken - fonetiek
leer der waterkracht - hydraulica
leer der wedergeboorte - reïncarnatie
leer der woordbetekenis - semantiek
leer der woordschikking - syntaxis
leer der wijzigingen in het tempo - agogiek (muz.)
leer der zenuwziekten - neurologie
leer der ziekten - nosologie, pathologie, patologie
leer des levens - fysiologie
leer en toepassing van het dierlijk magnetisme - mesmerisme
leer over de mens - antropologie
leer uit Noord  Afrika   marokijn 
leer van de aangeboren begrippen - innatisme, inneïsme, nativisme
leer van de aardbeving    seismologie 
leer van de aardkorstvorming - geomorfologie
leer van de aardlagen - stratigrafie
leer van de afgoderij - pantheïsme
leer van de afstamming   genealogie, darwinisme
leer van de alligatie - metallogie, metaalmengkunde
leer van de artsenijvergiften - dosiologie
leer van de bacteriën - bacteriologie
leer van de beenderen - osteologie
leer van de bepaalde energie - elektriciteitsleer
leer van de beschrijving der beenderen   osteologie
leer van de betekenis van woorden   semantiek
leer van de betekenisverandering van woorden - semasiologie, semasiologie 
leer van de beweging   dynamica, kinematica, kinetica, pneumatica(ka)
leer van de beweging van gassen - aërodynamica
leer van de beweging van vloeistoften - hydraulica
leer van de beweging en druk van luchtsoorten   pneumatiek
leer van de bewegingen der hemellichamen   kosmografie
leer van de bladmossen - bryologie
leer van bloed-en lymfevaten - angiologie
leer van de bloedverwantschap - afstammingstheorie
leer van de bodemontwikkeling    pedologie
leer van de bouw van de aardkorst   geologie
leer van de bouw van het heelal   kosmologie
leer van de breking der lichtstralen   dioptrica
leer van de buiging (taalk.) - morfologie
leer van de bijbel - biblistiek
leer van de Chinese taal - sinologie
leer van de dauw- en ringwormen - herpetologie
leer van de delfstoffen - mineralogie
leer van de denkwetten   logica
leer van de druivencultuur - oenologie
leer van de eilanden   nosologie 
leer van de elektrische stromen - elektrodynamica
leer van de erfelijkheid   genetica, eugenetiek
leer van de ertsen - metallurgie
leer van de ervaring   empirie, empirisme
leer van de geboorte en afstamming van de goden - theogonie
leer van de geloofsstellingen - dogmatologi
leeer van de evenwicht - statica
leer van de geneesmiddelen - farmacologie
leer van de geslachtswapens   heraldiek
leer van de getallen   rekenkunde 
leer van de geuren - osmologie
leer van de gevechtsvoering - tactiek
leer van de gisting - zymologie
leer van de gletsjers - glaciologie
leer van de goden - deïsme
leer van de hartziekten - cardiologie
leer van de hemellichamen en hun bewegingen - kosmografie
leer van de houtachtige gewassen - dendrografie, dendrologie
leer van de houtsoorten - xylogie
leer van de grondregels   theorie 
leer van de huidziekten   dermatologie
leer van de ideeën   ideologie
leer van de ingewanden - splanchnologie
leer van de insekten - insektologie, entomologie 
leer van de juiste uitspraak - orthoëpie, ortoëpie
leer van de kaakafwijking - orthodentologie
leer van de kanselwelsprekendheid    homiletiek
leer van de kerk - catechismus
leer van de kerkelijke feesten - heortologie
leer van de kerkgezangen - hymnologie
leer van de kinderen - pedagogie
lleer van de klankensystemen - fonetiek, fonologie
leer van de kleinste taaleenheden op zichzelf beschouwd – glossematica
leer van de kinderziekten -  pediatrie
leer van de kleuren - chromatiek
leer van de klieren met inwendige afscheiding - endocrinologie
leer van de kogelbaan - ballistiek
leer van de kraakbeenderen - chrondrologie
leer van de krachten - dynamica
leer van de kramppijnen - spasmologie
leer van de kristallen en hun vorming - kristalkunde, kristallografie
leer van de laatste dingen - eschatologie
leer van de leerwijze   methode, methodiek
leer van de levende organismen - biologie, levensleer
leer van de levende wezens - biontoiogie
leer van de levenloze dingen - abiologie, anorgologie
leer van de levensverschijnselen - biologie, zoölogie
leer van de lichaamsbouw - anatomie
leer van de lichtstraalbreking - dioptrica
leer van de loopbaan van een geworpen lichaam - ballistiekleer leer van de levenswetten - bionomie
leer van de luchtbeweging   pneumatiek
leer van de luchtgesteldheid en weergesteldheid   klimaatleer, klimatologie
leer van de maatschappij   sociologie 
leer van de maatsoorten   ritmiek 
leer van de machteloosheid van de mens - fatalisme
leer van de maten en gewichten - metrologie
leer van de medicijnen - farmacologie
leer van de mensachtigen - antromorfinisme
leer van de menselijke samenleving - sociologie
leer van de metaalsmelting - metallurgie
leer van de methoden - methodiek, methodologie
leer van de meting in de ruimte - stereometrie
leer van de meting van vaste lichamen - stereometrie
leer van de misdaad - criminologie
leer van de misgeboorte - teratologie
leer van de missie - missiologie
leer van de misvormingen in flora en fauna   terutologie 
leer van de modificatie in het tempo - agogiek
leer van de munten - numismatiek
leer van de mystiek - mysticisme
leer van de narcose - anestesiologie
leer van de natuur - biologie, fysiologie
leer van de natuurkrachten - fysiocratie
leer van de nieren en urinewegen - urologie
leer van de onderaardse lichamen   nerterologie 
leer van de onvrije wil - determinisme
leer van de oogziekten - oftalmologie
leer van de oorheling - otografie
leer van de oorlogvoering - krijgskunde, krijgskunst, strategie, tactiek
leer van de oorzakelijkheid - casualistiek
leer van de oorzaken - (a)etiologie 
leer van de oorzaken van ziekten - etiologie, nosogonie
leer van de oorziekten - otologie
leer van de opbouw van elementen - atoomtheorie
leer van de opvoeding - pedagogie(k)
leer van de opvoeding van zwakzinnigen - orthopedagogie
leer van de oude schriftsoorten - palaeografie
leer van de ouderdom - geriatrie, gerontologie
leer van de ouderdomsverschijnselen - gerontologie
leer van de ouderdomszorg - geriatrie
leer van de overerving - gêneanomie
leer van de paardenziekten - hippologie
leer van de paddenstoelen - mycetologie, mycologie
leer van de physische eigenschappen van de aarde - geodynamica
leer van de planten - botanologie
leer van de plantenfossielen - paleobotanie
leer van de plantenwortels - rhizologie
leer van de plantenziekten – fytopathologie
leer van de plichten en deugden - moraal
leer van de psyche - psychologie
leer van de radioactiviteit - radiologie
leer van de rassenverbeteringen - eugenese, eugenetiek
leer van de regelmatig afwisselende bewegingen - ritmiek
leer van de relaties van mensen en groepen   sociologie
leer van de reptielen en amfibieën - herpetologie
leer van de ritmen   ritmiek
leer van de runen - runologie
leer van de schedelbeschrijving - craniografie
leer van de schedelmeting - craniometrie
leer van de schedels - frenologie
leer van de schelpen - conchyliologie
leer van de Rooms Katholieke feesten - heortologie
leer van de schepping - kosmogenie
leer van de schimmels - mycologie
leer van de schoonheid   esthetica 
leer van de sera - seralogie
leer van de serums - serologie
leer van de sexualiteit - sexuologie
leer van de slangen - ofiologie
leer van de spieren   myologie 
leer van de spraakklanken   fonetiek, fenologie 
leer van de staatshuishouding   economie
leer van de straalbreking - perioptrica
leer van de stuifmeelkorrels   palynologie
leer van de stijl - stilistiek
leer van de tanden - odontologie
leer van de temponuancering - agogiek
leer van de tragedie   tragiek
leer van de toekomst   futurologie 
leer van de typen - typologie
leer van de vaktermen   terminologie 
leer van de versbouw - versleer
leer van de verdamping van het water - atmologie
leer van de vergiften - toxicologie
leer van de verschijnselen in de dampkring   meteorologie
leer van de verschijnselen van het licht   optica
leer van de versieringen   ornamentiek
leer van de versbouw - metriek
leer van de verschijnselen - fenomologie
leer van de verschijnselen in de dampkring - meteorologie
leer van de verschijnselen in het licht - optica
leer van de versieringen - ornamentiek
leer van de versmaat   metriek 
leer van de versteningen - paleontologie
leer van de vingerafdrukken - dactyloscopie
leer van de vissen - ichthyologie
leer van de vochtigheid van de lucht - hydrologie
leer van de voedingsmiddelen - bromatologie
leer van de vogeleieren - oölogie
leer van de vogelnesten - nidologie
leer van de vogels   ornithologie 
leer van de voorwereldlijke planten - fytopalaeontologie
leer van de vorm - morfologie
leer van de vrouwenziekten - gynaecologie
leer van de vruchten - pomologie
leer van de weefsels - histologie
leer van de weekdieren - malacologie 
leer van de waterkracht   hydraulica 
leer van de welsprekendheid   redekunde, retorica, retoriek
leer van de wereldschepping - cosmogonie
leer van de werkelijkheid   realisme 
leer van de werkwijze - metodiek
leer van de wetmatigheid van het leven   bionomie
leer van de wieren - fycologie
leer van de winden - anemologie
leer van de woordbetekenis   semantiek
leer van de woordschikking   syntaxis
leer van de woordvervoeging   grammatica
leer van de woordvorming - morfologie
leer van de wording der talen en taalverschijnselen - glottogonie
leer van de zaligheid - soteriologie
leer van de zeeën - thalassologie
leer van de zenuwziekten   neurologie 
leer van de ziektekentekenen - pathognomie, semiologie, semiotiek
leer van de ziekten - nosologie
leer van de ziekteverschijnselen - pat(h)ologie
leer van de ziektesymptomen - diagnostiek
leer van de ziel   psychologie 
leer van de zinnebeelden   symboliek  
leer van de zinsbouw   syntaxis .
leer van de zonden   hamartologie 
leer van de zwammen - mycologie, mycetologie
leer van het behoud en de omzetting van het arbeidsvermogen   energetica, energetiek
leer van het beheer van boekerijen - bibliotheconomie
leer van het bestaande (alg. eigenschappen der dingen) - ontologie
leer van het bloed - hematologie
leer van het dieet   diëtetiek
leer van het dierlijk gedrag - enthologie 
leer van het dierlijk magnetisme - mesmerisme
leer van het drama - dramatiek
leer van het evenwicht   statica, statiek 
leer van het evenwicht der gassen - aërostatica, pneumatiek
leer van het gebruik der woorden en lettergrepen en de verbouw van een taal - prosodie
leer van het geheimschrift - cryptologie
leer van het gelaat - prosopologie
leer van het geluid   akoestiek 
leer van het gesteente - petrografie
leer van het gevoelen - sensualisme
leer van het heldendicht   epiek
leer van het heelal - kosmologie
leer van het hoogste goed - agatologie
leer van het juiste stemgeluid   fonetiek
leer van het lamsvel - nappa
leer van het leven   fysiologie
leer van het leven der voorwereldlijke dieren - paleobiologie
leer van het leven in water - hydrobiologie
leer van het lichaam - somatologie
leer van het licht - optica
leer van het menselijk lichaam   somatologie
leer van het onderwijs   didactiek 
leer van het ontstaan der ziekten - pat(h)olegie
leer van het ontstaan en de verhoudingen van kleuren - chromatiek
leer van het ontstaan van het aardoppervlak   geomorfologie
leer van het ontstaan van het heelal   kosmogonie
leer van het ontstaan van ziekten   nosogonie
leer van het perspectief   doorzichtkunde
leer van het reliëf der aardoppervlakte - geoplastiek
leer van het seksuele leven - seksuologie
leer van het staatsbestuur   staatkunde 
leer van het tempo (muz.) - agogiek
leer van het treurspel   tragiek 
leer van het verband tussen plant en dier en hun omgeving   oecologie 
leer van het vuur - pyrologie
leer van het waterleven - hydrobiologie
leer van het wekken van een ruimtelijke geluidsindruk - stereofonie
leer van het zich ontwikkelen van een eigen toon - ontogonie
leer van het zien en licht - optiek
leer van het zijn - existentialisme, ontologie 
leer van in cijfers uitgedrukte onderdelen der economie - econometrie
leer van Arius - arianisme
leer van Augustinus - augustinisme
leer van Boeddha - boeddhisme
leer van Christus - christendom, Evangelie
leer van lamsvel - nappa
leer van licht en van het zien - optiek
leer van maatsoorten   metriek
leer van Marx - marxisme
leer van maten en gewichten - metrologie
leer van Mohammed – Islam
leer van op zichzelf beschouwde bewegingen - kinetica
leer van Plato - platonisme
leer van Zeno - stoïcisme 
leer der slangen - ofiologie
leer der sterren - astrologie
leer der vloeistoffen - hydraulica
leerbereider - (leer)looier, touwer
leerbereiding - touwerij
leerbewerken - looien
leerbewerker - lapper, looier, schoenmaker,  taander, touwer
leerbewerking   looien
leerboek   handboek, leidraad, studieboek
leerboek der Rooms-Katholieke feesten - heortologie
leercursus -  handleiding, leerboek
leerdichter - didacticus
leerdoek - zeildoek
leerfabel - apoloog
leergang   cursus, methode
laargang volgen - studeren
leergeld - minerval
leergestoelte - katheder
leergezel - leerling
leergierig   dociel, ijverig, leergraag, leerrijk, leerzaam, studieus, vlijtig, weetgierig, weetgraag
leergraag - studieus
leerhoofd - bolleboos
leerjaar - cursus, klas
leerjongen - bijloper
leerkamer - leskamer
leerknecht - gezel
leerkracht - docent(e), juffrouw, lector, lera(a)res, leermeester, meester, onderwijzer, onderwijzeres, professor,
leerkunst - didactiek
leerling - aanhanger, adelborst, adept, aspirant, beginneling, bijloper, cadet, cursist, discipel, élève, gezel, halfwas, kwekeling, laver (visser), normalist, pupil, scholier, student, studiosus, volgeling
leerling aan een zekere onderwijsinstelling - adelborst, gymnasiast,
hbs'er, hts'er, kwekeling, lts'er, lyceïst, kwekeling, student,
seminarist 
leerling-matroos op een vissersschip - afhouder
leerling-officier - adelborst, cadet, vaandrig
leerling die doubleert - zittenblijver
leerling die niet bevorderd is - zittenblijver
leerling die niet overgegaan is - zittenblijver
leerling van Boeddha   Ananda 
leerling van Christus - apostel
leerling van Diogenes - Crates
leerling van de apostel Johannes - Polucarp
leerling van de Koran - santri
leerling van een bepaalde school   adelborst, cadet
leerling van een hogeschool - student
leerling' van militaire school   adelborst, cadet 
leerling van een semenarie - seminarist
leerling van koranschool - santri, softa
leerling van militair opleidingsinstituut - adelborst, cadet,
hoofdcursiaan, kadet
leerling van Rembrandt - Fabritius
leerling van Socrates - Alcibiades, Anthistenes, Isocrates, Xenophon
leerling van Zeno   stoïcijn 
leerlingdiplomaat - attaché
leerlingen van een betrekking - aspirant, aspirante
leerlingmatroos (vissersschip) - afhouder
leerling-officier - adelborst, cadet, vaandrig
leerlooien - runnen
leerlooier - vellenploter
leermeester   docent, dydacticus, goeroe (guru), instructeur, Jezus, leraar, leerkracht, leidsman, magister, meester, oefenmeester, onderwijzer, preceptor, professor, repetitor, tutor, voorganger
leermeester van Achilles - Chiron
leermester van Alexander de Grote - Aristoteles
leermeester van Aristoteles - Plato
leermeester van de oude christelijke kerk - kerkvader
leermeester van een scheepsjongen - zeevader
leermeester van Frege - Lotze, Lotzke
leermeester van Gerard Dou - Rembrandt
leermeester van Heidegger - Husserl
leermeester van Husserl - Brentano
leermeester van Nero - Seneca
leermeester van Paulus - Gamaliël
leermeester van Plato - socrates 
leermeester van Raffael - Perugino
leermeester van Zenoon - Permenides
leermeesterplaats - preceptoraat
leermiddel   atlas, boek, bord, globe, kaart, landkaart, leesplank, liniaal, passer, schoolboek, schooltelevisie, tekengerei, telraam
leermiddel bij aardrijkskunde - atlas, globe, landkaart
leermiddel voor handwerken - merklapje
leermiddelen   atlas, boek, bord, kaart, leesplank, lesmateriaal, liniaal, passer, schoolbehoeften, schrijfpapier,
leermos - korstmos
leer of trap - ladder
leerplaats van Zeno - Stoa(Oud-Athene)
leerplan   lesrooster, methode, onderwijsprogram 
leerrede   oratie, predicatie, preek
leerregel - grondregel, principe
leerrijk - bondig, informatief, leerzaam, lerend, nuttig, opvoedend, pittig, sententieus
leerrijke oplossing gevend - pragmatisch
leers (Z.N.) - laars, leergraag
leersoort   chagrijn, kalfsleer, marokijn, nappa, pigskin, rundleer, saffiaan, segrijn, slangenleer, suède, vetleer
leerspreuk - grondstelling, maatstaf, maxime
leerspreuken - gnomen
leerstellig   doctrinair, dogmatisch, theorama 
leerstelling   doctrine, dogma, geloofspunt, theorema
leerstelsel - dogma, leerstuk
leerstoel   hoogleraarsambt, hoogleraarschap, kateder, katheder, lectoraat, ordinariaat, preekstoel, professoraat
leerstof van examen doornemen -  repeteren 
leerstoornis op taalgebied   leeszwakte, woordblindheid
leerstuk van het boeddhisme - karma
leertaak - lectie
leertoon - leertrant
leertouwer - looier
leertraag - lui, traag
leertrant - leerwijze, methode
leerstuk   dogma, geloofsartikel, geloofsstelling, theorie 
leertijd - stage
leertje - trapje
leertouwer - looier
leeruur - lectie, les
leervak op school   aardrijkskunde, algebra, biologie, boekhouden, cijferen, Duits, economieEngels, Frans,  fysica, geschiedenis, godsdienst, Grieks, Latijn, lezen, meetkunde,  natuurkunde, Nederlands, rekenen, scheikunde, schrijven, taal, tekenen, wiskunde, 
leerwijze - methode
leerijver - studie
leerzaam   didactisch, dociel, instructief, leerrijk, naarstig, nuttig, onderwijzend, oplettend, pragmatisch, weetgierig
leerzaamheid - dociliteit
leesbaar - ontcijferbaar
leesbaar schrift, voor allen - pasigrafie
leesblindheid - alexie, dyslexie
leesboek   novelle, roman 
leesboekerij - uitleenbibliotheek
leesclub - lezerskring
leesglas   loep, loupe, vergrootglas
leeshonger - leeswoede
leeskamer - bibliotheek
leeslint - leeswijzer
leesportefeuille - lectuurmap, leesmap
leesstof   lectuur, lektuur, literatuur
leest   gedaante, gestalte, middel, model, schoenvorm, taille, vorm
leesteken   aanhalingsteken, accent, accolade,  apostrof, beletselteken, deelteken, dubbelpunt, komma, koppelteken, punt, puntkomma, trema, uitroepteken, vraagteken
leestekens plaatsen - interpuncteren
leest of middel - taille
leest of snit - model
leeswijzer – bladwijzer, boekenlegger, leeslint
leeswoede - leeshonger
leeszaal - bibliotheek, boekerij, leeskamer
leeszwakheid - dyslexie
leeuw   Felix, Leo, lion, liebaard
leeuw (astr.) - leopoldus, lion
leeuw (herald.) - liebaard
Leeuwardens poortje   Popta 
Leeuwardense toren   Oldehove 
leeuwarend - griffioen, grijpvogel
leeuwenbek - antirrhinum, ereprijs, gamander, helmkruid, kartelblad, kruid, maskerbloem, motten, mottenkruid, muskus, ogentroost, orant, toorts, vingerhoedskruid
leeuwenbekkrachtiger - scrophularinceën
leeuwengezicht - leontiasis
leeuwenjong - welp
leeuweklauw - alchemilla
leeuwebekachtige plant - aambeienkruid, beekpunge, ereprijs, gamander, helmkruid, muskus, toorts, kalfssnuit, kartelblad, maskerbloem, mottenkruid, mottenkruid, ogentroost, ratelaar,
veronica, vingerhoedkruid, vlaskruid
leeuwentand - leontodon
leeuwen temmer - dompteur
leeuwegezicht - leontiasis
leeuwemuil - orant
leeuwerik - graspieper
leeuweriken - alandidae
leeuwetand - leontodon
lef - courage, branie, bravour, drukte, durf, kloekheid, moed, ophef, spats
lefdoekje - pochet, pochette
lefgozer - druktemaker, opschepper
lefhebber - druktemaker, opsnijder
lefmaker - durfal
lefschopper - opsnijder
legaal   legitiem, rechtmatig, wettelijk, wettig
legaat   bezet, boedel, diplomaat, donatie, erfdeel, erfenis, erfmaking, gezant, gift, nalatenschap, schenking 
legalisatie - wettiging
legater - erflater
legateren - legeren, nalaten, vermaken
legatie   gezantschap
legato - gebonden, vloeiend
legator - donateur, donatrice, legatant,  overledene, testateur, testatrice
lege ruimte   leemte, vacuum 
lege schelp - nuun
lege woordenpraal - bombast, retoriek
legen - ledigen, uitdrinken
legendarisch - befaamd,  fabelachtig
legendarisch goudland   Ofir 
legendarische koning   Arthur 
legendarische koning van Vlaanderen   Gambrinus
legendarische schaal   graal 
legendarische tovenaar   Merlijn 
legendarische vorst   Gambrinus 
legende   abrupta, fabel, mirakel, mythe, overlevering, randschrift, sage, sprookje, (volks)verhaal
leger   armee, bed, bivak, geschiedenis, heer, heerban, heir, hol, kamp, krib, krijgsmacht, krijgsvolk, landmacht, landweer, ligplaats, luchtmacht, menigte, militie, strijdmacht, troepen, weermacht
legeraanvoerder   bevelhebber, generaal
legeraanvoerder van Alexander de Grote - Clitus, Kleitos
legeraanvoerder van David   Uria 
legerafdeling   afdeling, bataljon, brigade, compagnie, divisie, eenheid, eskadron, formatie, genie, G.S., korps, peloton, regiment, sectie 
legerafdeling der eerste Franse Republiek - legioen
legerafdeling der Romeinen   legioen 
legerauto - jeep
legerbende - heerschaar
legerbevelhebber in Egypte   sirdar 
leger des heils   (Eng.) s.a., L.d.H.
legereenheid - korps
legeren - alliëren, bivakkeren, kamperen, legateren, paraderen, vermengen
legeren van goud met een ander metaal - karateren
leger in de open lucht - bivak
legerhulpplaats - repli
legering   alliage, alligatie, alliage, allooi, alpaca, alumel, amalgama, amalgaan, gehalte, lega, hoedanigheid, krimp, loodsoldeer, metaalmengsel, vestiging, waarde, zaling
legering met kwik   amalgaam 
legering met smeltpunt onder 70º - woodsmetaal
legering om metalen te verbinden   soldeer
legering van aluminium en magnesium - hydronalium
legering van een metaal met kwikzilver - amalgaan
legering van grafiet en leem - potlood
legering van koper en tin - brons
legering van koper en tin   brons. 
legering van koper en zink - bathmetaal, messing
legering van koper (2) en messing (1) - (s)pinsbek
legering van koper (90) en aluminium (10) - talmigoud
legering van koper, ijzer met een dun laagje zilver, goud of platina - pleet
legering van koper, zink en nikkel - alfenide, alpaca, argentaan, christoffel
legering van kwik en tin - foelie
legering van kwikzilver - amalgaan, amalgama
legering van lood en tin - soldeer,  (s)piauter
legering van metaal en kwik - amalgaam
legering van nikkel, koper, ijzer en zink - argentaan, witkoper legering van roodkoper en geelkoper - potin
legering van staal en nikkel - nikkelstaai, pantserstaai
legering van 4 delen koper en deel zink - kopergoud
legering van zink en aluminium - sincon, zamac
legering van zink en koper - halfgoud, semilor, similor, spiegelmetaal (om te polijsten)
legering van zink - nikkelzilver
legering van zink en lood   bathmetaal
legering van zink en zwavel - blende
legering voor metaalverbinding - soldeer
legerkamp   bivak, kazerne, lager
legerkantine - mess
legerknecht - krijgsknecht, legerkost, soldaat, soldatenspijs
legerkost   kuch, rats, soldatenspijs
legerleiding - G.S., (generale) staf, legerbestuur, oppercommando, operbevel, staf 
legermacht - armee, krijgsmacht 
legernorm - In
legeroefening - manoeuvre, schijngevecht
legeronderdeel   at, bataljon, batterij, brigade, cavalerie, compagnie, detachement, divisie, eskader, eskadron, genie, infanterie, korps, landmacht, legerkorps, luchtmacht, marine, peloton, regiment, sectie, squadron, staf, wachtpost
legeropleidingsschool   C.O.A.K., K.M.A., R.S.I., S.R.O.A., S.R.O.I., S.R.O.MA
legeropstelling - colonne
legeropstelling met geringe frontbreedte - (in)colonne
 legerpark - legertrein
legerplaats   bivak, garnizoen, kamp, kampement, kazerne 
legerplaats in openlucht - bivak
legerpolitie   M.P.
legerpredikant - aalmoezenier, veldprediker
legerpriester   aalmoezenier 
legerschaar   heir, legoen, rot
legerschool   K.M.A., K.M.S.
legerstaf - hoofdkwartier, legerleiding
legerstandaard - banier, vaan(del), veldteken
legerstede   bed, brits, kooi, krib, ledikant, opklapbed, sponde, wieg
legerstelsel   Filter, Ondas
legertent - paviljoen
legerterm   balen, filler, hap, hospik, organiek, stomp
legertje van Indonesische jongeren - pemoeda
legertocht - krijgsmars, krijgstocht
legertrein   tros
legertros - dreef, gang, legertrein, loop, train, zwang
legerveste - bunker, kazemat, kazerne
legervesting - bunker, kazemat, kazerne
legervoertuig - tank
legervoorraad magazijn - dump
legerwagen - tank
legerweg - heirbaan
leges - heffing, kosten, rechten, schrijfkosten
lege tijd - otium
leggeld - emolument
leggen - aanbrengen, indoen, maken, plaatsen, situeren, stellen, vloeren
leggen van de nadruk   accentueren 
legger - biels, draagbalk, ligger, register, vloerbalk
legger in roosterwerk – kesp
legger onder rails - biels
leggoed   pootgoed
leghorn - kip, (Eng.) livorno
legio   ontelbaar, talloos, talrijk, veel, volop 
legioen   cohorte, heerschaar, keurbende, menigte
legionair - soldaat
legislatief   wetgevend
legist   jurist, wetkundige
legisterlj   wettendienst
legitiem   echt, legaal, rechtmatig, wetmatig, wettig, wettelijk 
legitimatie - bewijs, vergunning
legitimatiebewijs - identiteitsbewijs, pas, paspoort, persoonsbewijs,  toeristenkaart,
legitimatiekaart   persoonsbewijs 
legitimatiekaart van een journalist - perskaart, perspenning
legkaart - legpuzzel, speelgoed
legkast - kleerkast, schap
legplank - schap
legnest voor kippen - valnest
legsel - broed
leguaan - anoles, basilisk, bergduivel, kamhagedis,  padhagedis, wrong
leguanen - iguanidae
legumisse - eiwitstof
leguninosen - monosaceeën, papilionaceeën
legwerk - tapijtwerk
lei   gesteente, leisteen
leiband    gareel, hondenriem, laan, leidsel, leis, passage, sloot, teugel, toom, watering
leiband voor paarden - leidsel 
leiboom - espalier, lamoen, latwerk, lemoen, spalier, staketsel
leidam - krib
leiden   (aan)voeren, bepalen, besturen, brengen, dirigeren, loodsen, meenemen, mennen, regeren, richten, voeren
Leiden   L.B., Lakenstad, sleutelstad 
leiden van een debatingclub - moderator
leiden van een orkest   dirigeren
leidend - toonaangevend, toongevend
leidend beginsel - leus
leidend gezelschap - geleide
leidende figuur - baas, chef, directeur, gerant, hoofd, kopstuk, manager, opperhoofd
leidende gedachte - grondtoon
leider   aanvoerder, baas, bestuurder, bevelhebber, bewindhebber, bewindvoerder, caid, card(ar), chef, chief, commandant, conducteur, deken, dirigent, directeur, duce, gebieder, geleider, gids, leidsman,hoofd(man), manager, menner, mentor, moderateur, moderator, ondernemer, opperhoofd, overman, patroon, regent, rondleider, tuteur, vlaggeman, voogd, voorganger, voorman, voorzitter, wegwijzer
leider (Eng.) - leader
leider der erediensten - liturg
leider van de Contraremonstranten   Gomarus
leider van een debatingclub - moderator
leider van de erediensten - liturg
leider van een hotel - gerant
leider van de krant - redacteur
leider van de scheepsbemanning - bootsman
leider van de stad Venetië - Doge
leider van de voortrekkers en van een groep padvinders - oubaas
leider van een algemeen  klassement - koploper
leider van een ballet - balletmeester
leider van een dispuut - disputer
leider van een elftal - aanvoerder, captain
leider van een feest - ceremoniemeester
leider van een groep brandweerlieden - brandmeester
leider van een handelspost in de West - trader
leider van een hotel - gerant
leider van een krant - redacteur
leider van een legerdivisie - kolonel
leider van een novice - magister
leider van een olifant - kornak
leider van een orkest - dirigent
leider van een plechtigheid - ceremoniemeester
leider van een rederijkerskamer - factor
leider van een stad - burgemeester
leider van een vergadering - voorzitter
leider van een verkooporganisatie   salesmanager
leider van Gods volk - Mozes
leider van padvinders - akela, hopman, oubaas
leider van toneel - regisseur
leider van U.S.A. - president
leiderschap - hegemonie
leidfossiel   gidsfossiel 
leiding - aanvoering, auspiciën, bestier, bestuur, beheer, bestel, bevelvoering, bewind, directie, koker, kopstuk, moderamen, opzicht, regeling, regering, regie, regime,  roer, staf, toezicht, tucht
leiding van een orkest - directie
leiding voor gas   gasbuis
leidinggevende persoon   baas, chef, directeur, manager, opperhoofd
leidingskanaal - aquaduct
leidmotief   grondthema 
leidraad - compendium, gids, grondregel, handboek, handleiding, hulpmiddel, leerboek, norm, orakel, regulatief, richtsnoer, stelregel, vademecum, vraagbaak,
Leids blauw - kobaltblauw
Leids gebouw   Gravensteen, Lakenhal
Leidse studentensociëteit   Minerva
Leidse kaas - komijnekaas
leidsel   breidel, gareel, halster, kadeel, leiband, leireep, leiriem leis(el), teugel(s), toom
leidsel en bit   toom
leidsman   geleider, gids, hoeder, leermeester, leider, mentor, tutor, voorman
leidster - gids, leidsvrouw, poolster
leikleurig - schalieblauw
leien schrijfstift - griffel
leigrijs - zinkverf
leipen - griffel
leirail - dwangrail
leireep - leidsel, teugel, toom
leiriem - halster
leis   honderiem, kerstlied, koppel, koppelriem, leiband, leisel, leist, lijn, Noël, riem, teugel
leis (muz.) - lied, met, refrein
leisel - koppel, riem
leiselleguanen - iguanidae
leishmaniose - kala-azar
leisteen - schiefer, schist,
leisteenachtig - schisteus
leisteengebergte   Eifel
leizeel   leidsel, leisel
lek   bres, gat, lekkage, lens, onvolkomen, opening, poreus, reet, schadelijk, scheur, tekort, wan 
lekdoek   filtreerdoek, doorzijgdoek 
lekenbroeder   convers, frater
lekendis - hagedis
lekenmanier - ondeskundigheid
lekenzuster   begijn
lekhoning - maagdenhoning, zeem
lekkage   coulage, lek, slecht, verkeerd, wan
lekken - doorlaten, druipen, druppelen, sijbelen, 
lekker   aangenaam, aangeschoten, appetijtelijk, behaaglijk, belust, delicaat, echt, emmes (barg.), fijn, genoegelijk, geurig, gezond, halfdronken, heerlijk, kneuterig, kostelijk, lekkerbekkig, leuk, plezierig, prettig, puik, smakelijk, verrukkelijk, zalig 
lekker baksel - banket
lekkerbek   epicurist, fijnproever, gastrofiel, gastronoom, gourmand, gourmet, lucullus, proever, smuller, smulpaap
lekkerbekken - smullen, watertanden
lekker eten - smullen
lekkernij   
 2   ijs
 3   jam
 4   cake, drop, koek, noga, reep, soes
 5   gebak, hapje, lolly, patat, snack, snoep, taart, wafel, ijsje
 6   banaan, banket, bonbon, dragee, flikje, gombal, koekje, oester,       sukade, toffee, ulevel
 7  caramel, chocola, fondant, gebakje,  karamel, kaviaar,                   moorkop, praline, rumboon, taartje, ijswafel
      snoepje,  taartje, truffel, ijstaart, zuurtje
 8   eierkoek, janhagel, roomsoes, pepermunt, schuimpje,                    slagroom, speculaas, tompouce
 9   bokkepoot, chocolade, kruidkoek, marsepein, negerzoen,              poffertje, snoepgoed, speculaas, stroopbal, taartpunt, tractatie
10  borstplaat, broedertje,  kattentong, suikergoed
11  delicatesse, heerlijkheid, pepermuntje, stroopwafel
12  banketletter, bitterkoekje, kersenbonbon,versnapering
15  garnalenbroodje
lekker ruiken - geuren
lekkers   drop, gelei, noga,  snoep, suikergoed
lekker  sla[pen - soezen
lekkertand   lekkerbek
lekkertje   lieveling, schat, snoepje
lekker van smaak - fijn, heerlijk
lekker vinden - lusten, smaken
leksteen   druipsteen, filtreersteen, stalactiet
lekvrij - potdicht
lekythos - grafvaas
lel   beklel, dreun, huig, klap, lellebel, mep, oorlel, oorvijg, pats,  pets, slag, tik
lelie   aloë, asperge, drakenpalm, gloriosa, keizerskroon, look, prei, salomonszegel, vuurpijl, yucca 
lelieachtigen - ajuin, aluim, anthericum, asparagus, berglook, bieslook, boerenlelie, bostulp, colchium, daglelie, dalkruid, daslook, droogbloeier, eenbes, eremus, gagea, galeopsis, galtonia, geelster, graslelie, herfsttijloos, hondstand, hyacint, juin, keizerskroon, kievitsbloem, knoflook, koningslelie, kraailook, lelie, liliaceeën, moeslook, morgenster, muizedood, nartheticium, oranjelelie, prachtlelie, scilla, sneeuwhoen, ui, vuurlelie, vuurpijl,
yucca
lelieachtig bolgewas   ui, knoflook 
lelieachtig gewas - affodille, agave, aloë, asperge,
lelieachtig tuinbouwgewas   asperge 
lelieachtige bosplant - akkergeelster
lelieachtige klimplant - gloriosa
lelieachtige plant - agave, aloe, geelster, look, salomonszegel
lelienarcis - sneeuwklokje
lelietje van dalen - dalkruid
lelietorretje - goudhaantje
leliewasplaat - zwam
lelijk - affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, afstotend, afzichtelijk, akelig, boos, erg, kwetsend, link, min, mismaakt, monsterachtig, monsterlijk, onaardig, onesthetisch, onfraai, ongehoord, onooglijk, ontoonbaar, slecht, smakeloos, stuitend, wanstaltig, ijselijk,
lelijk dier   monster, mormel
lelijk geel haar - peenhaar
lelijk gezicht   grimas, tronie
lelijk mens   aap, duivel, dwerg, monster, mormel, sater
lelijk schepsel - mormel
lelijk woord   knoop, verwensing, vloek
lelijke aap   mandril
lelijkerd - beroerling, monster, mormel, naarling
lelijkheid   gemeenheid, laagheid
lellebel - del; sloerie, slons, viezerik
lelletje in de keel - huig
lel of klap - slag
lel om de oren - oorvijg
lelvogel - huia, kokako
lemma   devies, leus, lijfspreuk, motto, trefwoord, zinspreuk
lemmerjacht - zeiljacht
lemmet   kaarsenpit, kling, lampekous,  lampepit, lemmer, pit
lemming - knaagdier, marmot
lemnacee - bultkroos, eendenkroos, kroos, lemma, spirodela, wolffia
lemoen - citroen, dissel, disselboom, lamoen 
lemurachtige - maki
lende   flank, lee, lies, onderrug, zij
lendedeel van een paard - flank
lendenberoerte - maandagsziekte
lendenbiefstuk - entrecote
lendebloed   bulk, lal
lendendoek - kain, paan
lendendoekje - pantje
lendenen betreffendem - lumbaal
lendenkleed (Maleis) - kain, paan
lendenpijn - nefralgie
lendeschot - spit
lendenspier - psoas
lendepijn - lumbago, schot, spit
lende spierpijn - spit
lendespit - lumbago
lendenstuk   filet, haas, harst, lumme
lendestuk van een rund - haas, harst, kimme
lendewervel - promotorium
lene - leuning
lenen - borgen, eigenen, geven, verschaffen, voorschieten
lener - financier, geldnemer, geldschieter
leng   kabeljauw
lengen   aaneenbinden,  uittrekken, verdunnen
lengsel   verlengsel, verlengstuk
lengstuk - verlenging
lengte   1., afstand, grootte, kwantiteit, longitude, longitudó
lengte bepalen   meten
lengte betreffende - longitudinaal
lengte tussen twee en een half en vijf meter - roelat
lengte tussen twee punten   afstand, lijn
lengte van beide armen   vaam, vadem
lengte van de onderarm - el
lengte van de rechte lijn tussen twee punten - afstand
lengte van letterstaafjes - letterhoogte
lengtecirkel - meridiaan,  middagcirkel
lengtedraden van weefsels   schering
lengteduinen - parallelduinen
lengteëenheid in metriek - more
lengtemaat - altometer, angström, cm, cicero, dam, dm, decameter, decimeter, dm, duim, dijkroede, el, femtometer, Foot, gigameter, hm, hand,  hectometer, inch, km, kilometer, knoop, kogge, koggeroede, landmijl, megameter, meter, mm, micron, millimeter, mijl, mijn, myriameter, nanometer, paal,  picometer, Pm, roede, rod, spanne, terameter, vaam, vadem, verrel, voet, werst, yard, zeemijl
lengtemaat in Indonesië   paal 
lengtemaat in Rusland   werst 
lengtemaat op Java - paal
lengtemaat op zee - chain, foot, furlong, inch, knoop, mijl, perch, pole, rod, yard, zeemijl
lengtemeting - longimetrie
lengterichting (in de) - longitudinaal, overlangs
lengtetouw   hijstouw
lenig   acrobatisch, buigzaam, elastisch, flexibel, lenigen, maniabel,  meegaand, meegevend,  mul, niet, rank, slank, slap, smijdig, soepel, stijf, stijfloos, volubel, zucht,
lenig maken - kneden, malaxeren
lenig zijn - meegeven
lenigen - lessen, mitigeren, souffleren,  troosten, verlichten, verzachten
leniger - trooster, verlosser, verzachter
lenige sport - turnen
lenigheid - buigzaamheid, soepelheid, souplesse, veerkracht
leniging - mitigatie, verzachting
leniging van smart   soelaas, troost 
Lenin   (pseudoniem) Oeljanow 
lening - krediet, leenbedrag
lening voor een huis - hypotheek
lens   gust, harpoen, krachteloos,  kijkglas, ledig, leeg, loep, loupe, spies, luns, mat,  meniscus, objectief, oculair, oogglas, pen, slap, spie, spiets, vergrootglas
lens zonder kleurschifting - achromatische lens
lens zonder vertekening - aplanatische lens
lensbeursje - lenskapsel
lensen - doorsteken
lensfout - aberratie
lenskapsel - lensbeursje
lenskern - zenuwcellen
lens of kijkglas - loep
lensopening - lensdiameter
lensvorm   concaaf, convex
lensvormig - lenticulair, lentiform
lenszak - drijfanker, sleepzak
lente   jaargetijde, jeugd, overvloed, seizoen, voorjaar
lenteadem - lentewind
lentebloem   anemoon, crocus, jonkman, krokus, lelietje, madeliefje, meisje, narcis, primula, sering, sneeuwklokje, tulp
lentebode   zwaluw
lenteboter - grasboter
lentedag - meidag, voorjaarsdag
lentedans - meidans
lentegodin - Ostara
lenteklokje - grasklokje, leucojum, sneeuwklokje
lentekoorts - voorjaarskoorts
lenteloof - lentegroen
lentemaand  - maart, nisan
lenteren - dralen, sammelen, talmen, treuzelen
lenteschuim   koekoeksspeeksel 
lentespog   kikkerspog 
lenteteken - ram, stier, tweelingen
lentetijd - jeugd
lentezaaitijd   dricht
lentezandstorm - khamasin, khamsin
lentezang - lentelied, maggiolata
lenticel   kurkporie, lensvorming, oogwratje
lenticulair   lensvormig
lentibulariacee - blaasjeskruid, pinguicula, utricularia
leontopodium - edelweiss
lento (muz.)   langzaam
lenzen - afdokken, kijken, leegmaken
lenzen en prisma’s - optiek
lenzenstel - bril
lenzenstelsel in een vuurtoren - paneel
leonisch - kitsch, nagemaakt, onecht, vals
leontopodium - edelweiss
lep - schop, spa, zeelt
Lepanto - Naupaktos
lepel - cochlea, gaperik(dieventaal), hazenoor, kunstaas, laarzenknecht, paplepel, pollepel, rijstlepel, schoenlepel, sleef, slief, spaan, spatel, suikerlepel, theelepel
lepel om glas te schuimen in een glasblazerij - kasserol
lepelaar - herderstasje, lepelgans, lepelreiger,  ooievaar
lepelbagger - lepelexcavateur
lepelbek - slobeend
lepelblad   cochlearia, herderstasje, mierik, schouderblad, vetkruid, waterweegbree
lepelboom - kalmia
lepeldiefje - herdersasje
lepeleend - slobeend
lepelgans   lepelaar
lepelkruid   lepelblad
lepelreiger - lepelaar
lepels, borden, messen enz. - bestek, eetgerei
lepels en vorken - herderstasje
lepelslang - brilslang
borden, lepels, messen, vorken - bestek, eetgerei
lepel, scherpe - curette
lepelspijs - pap, pudding, soep, vla
lepeltje - schepje
lepeltjesdief - herderstasje
leperd - bedrieger, gabberd, gewiekste, gladakker, gladjanus, gluiperd, goochemerd, guit, linkerd, listigaard, schalk,  schelm, slimmerd, slimmerik, snuiter
leplam - potlammetje
lepra   lazerij, melaatsheid
lepralijder - leproos, melaatse
lepreus   melaats(e)
leproos - melaats
leptosoom - lichaamstype
leraar   docent, frik, goeroe, instructeur, lector, leerkracht, meester, mentor, onderwijzer, predikant
leraar in de klassieke talen aan een  gymnasium   preceptor
leraar in de Nederlandse taal en letteren - neerlandicus
leraar in welsprekendheid - retor
leraren - doceren, onderrichten, onderwijzen, prediken
lerares - docente, leerkracht, onderwijzeres
Ieren - aanleren,  africhten, blokken, doceren, instuderen, instrueren, lesgeven, onderrichten, onderwijzen, prediken, studeren, vossen
Ieren band   koppel, riem
leren borstlap - plastron
leren gordel - riem
Ieren halsgordel - gareel
leren halsjuk - haam
Ieren harnas - kolder
Leren koppel - riem
Ieren lap   zeem(leder)
Ieren riem   koppel
leren riem van een wasmachine   drijfriem
leren schoen met schacht - laars
leren schrijven van brieven - correspondentieonderwijs
laren zak voor harmonica - balg
leren zweep   bola, karwats, knoet
lerend   didactisch, onderwijzend 
lering   catechisatie, catechismus, didactiek, instructie, leer, leerstelling , les, moraal, onderricht, onderwijs, onderwijzing, preek, sermoen
lerk - lariks, lork, lorkenboom
les - instructie, leer, lering, onderricht, onderwijs, raadgeving, studie, vermaning, voorbeeld
les van een professor   college 
lesbak van een smederij   koelbak, lestrog
lesbisch - homosecsueel
lesgeven - lessen, onderwijzen
les in lezen - leesles
leskamer - leerkamer, studeerkamer
leslokaal - klas
leslokaal voor judo - dojo
les nemen - lessen
Lesotho, Bevolking van - Basotho
Lesotho, hoofdstad van - Maseroe
Lesotho, taal gesproken in - Sesotho
lesprogramma - lesrooster
lesschema   lesrooster, rooster 
lessen   blussen, boeten, koelen,lenigen, stelpen, stillen, verzadigen 
lessenaar - desk, lezenaar, pulpitum,  schrijftael
lessen van dorst - grinken
lest - laatst, letste
lestijd - cursus, leergang, school
lestrog - lesbak
les van hoogleraar - college
leswagen - lesauto
letaal   dodelijk
letaliteit - dodelijkheid, sterfte
lethargie - slaapzucht
Letland, haven in - Lipaja, Ventspils
Letland, hoofdstad van - Riga
Letland, rivier in - Daoegava, Dvina, Gaoeja, Lieloepe
Letland, stad in - Daoegavpils, Jelgava, Joermala, Liepaja, Rezekne
Letland, volksstam in - Koeren, Liven
letsel - belet, blessure, blessuur, kneuzing, kwaad, kwetsuur, laesie, last, mankement, snede, trauma, verwonding, wond
letsel toebrengen - deren, kwetsen, treffen, verwonden, wonden
letten - benadelen, deren, verhinderen
letten op – zorgen
Lets   Lettisch
letsel   kwetsuur, trauma, verwonding, wond
letsel toebrengen   deren, kwetsen, verwonden wonden, 
letterteken 
letter - banketletter, cursiefletter, drukletter, geletterde, hoofdletter, karakter, letterteken, romein, schriftteken,  schrijfletter
letter onder de c - cedille
letteren - letterkunde
letterdief - plagiaris, plagiator
letterdieverij - plagiaat
letter met omlaag uitstekende lus   staartletter
letter van het Griekse alfabet   alfa, bèta, chi, delta, epsilon, èta, gamma, jota, kappa, iota, lambda, mu, nu, omega omikron, phi, pi, ps, sigma, thèta, tho, tau, ypsilon, xi, zèta
letterdief   plagiaris, plagiator
letterdieverij -  plagiaat
letterdruk - typografie
letterformaat - korps
lettergedicht -  acrosticon, naamvers
lettergreep   syllabe 
lettergreepraadsel   charade, logogrief 
lettergreepsplitsing - dideresis
lettergrepenschrift - hiragama
lettergrootte   letterkorps 
letterheld - anagram
letterhoogte - corps
letterkast - letterbak
letterkeer   anagram, metathesis, 
letterknechterij - grammatolatrie
letterkrans - lofdicht, eloge, ode
letterkunde   bellettrie, literatuur, woordkunst
letterkundig   literair
letterkundig bronnenonderzoek - crenologie
letterkundig werk – boek, drama, epos, essay, gedicht, krant, novelle, roman, tijdschriftverhaal
letterkundig werk van gemengde  inhoud    mengselwerk
letterkundige   auteur, criticus, dichter, lettre, literator, literatuur, novellist, poëet, romancier, schrijver 
letterlap   letterdoek 
letterlievende club of vereniging   rederijkerskamer
letterlijk   eigenlijk, feitelijk, getrouw, inderdaad, juist, litteraal, nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt, strikt, tekstueel, woordelijk
letterlijke herhaling   aanhaling, citaat, echo
letterlijst - abo
lettermaat - corpspica, punt
lettermodel   sjablone, sjabloon
lettermos - korstmos
letteromzetting   metathesis
letter onder de letter c - cedille
letteropsomming - alfabet
letterornament   monogram
letter, op - ordenen - alfabetiseren
letterplaat - afleesplaat, drukvorm
letterplank - a-b-plank
letterpuzzel - woerdzoeker
letterraadsel   anagram, cryptogram, logogrief
letterreeks - alfabet
letterrekening - algebra, stelkunde 
letterroof - letterdieverij
letters van Griekse alfabet - alfa, ambda, bèta, chi, delta, èta, epsilon, gamma, jota, kappa, mu, nu, omega, omikron, pi, phi, psi, rho, sigma, tau, thèta, upsilon, xi, zèta
letterrijm   alliteratie, stafrijm
letters boven Christusbeeld     I.N.RI. 
letters in liturgie   IHS, INRI
letters noemen   spellen
letterschilder - penseelschrijver
letterschrift - alfabet
letterserie - letterfamilie
letterslot - kunstslot
lettersnijder - graveur
lettersoort   aldine, antiqua, augustus, augustijn, bembo, bodini, brevier (klein), cancelleresca, cicero, cursief, dessendiaan, diamant, egyptienne, fleischmann, futura, galjaard, garamond, gutenberg, helvetica, hoofdletter, italiek, kanon, kapitaal, kolonel, krulletter, libra, lombarde, lutetia, majuskel, mediaan, mediaeval, minuskel, missaal, nonparel, nonparelle, onderkast, paragon, parel, perpetua, regaal, romanee, romein, schreefloos, schrijfletter, times, trekletter, troy, type
letterspel - scrabble
letterspijs - metaalmengsel, specie
letterstof - lettermetaal, letterspecie
letterteken - accent, cedille, gramma, herkenningsteken, karakter, sigma, tilda (Spaans)
lettertelegraaf - wijzertelegraaf
letters van Grieks alphabet - alfa, bèta, gamma, delta, epsilon, zeta, eta, thera, iota, kappa, lambda,  theta, iota, 
da,  mu,  nu, xi, omicron, pi, rho, sigma, tau, upsilon, phi, chi, psi, omega
lettertje - briefje
lettertrekker - verfkwastje
letter type   Aldine, antiek, augustijn, Baskerville, bembo, bodoni, brevier, briljant, caslow, cicero, colonel, cursief, dessendiaan, diamant, folio, futura, galjard, Garamond,  gotisch, Helvetica, lectura, Libra, lutetium, mediaan, mediaeval, Mercator, microscoop, nonpareille , of, parel, perpetual,  roman, romein, Romulus,  Spartan, times, uniciaal, unciaal, univers
lettervers - acrostichon,  metathesis
letterverspringing   anagram, metathesis
lettervrucht - boek, gedicht
letter waarmee men drukt - drukletter 
letterwoord - marva
letterwijs - geleerd, knap, leesvaardig, letterkundig
letterzetgietmachine - monotype
letterzetmachine - linotype, monotype
letterzetter - compositeur, graficus, kever, kopyhouder, penseel, typograaf 
letterzettergerei   divisorium, filet, tenakel, zethaak
letterzettershaak - zethaak
letterzifter - criticus, criticaster
letterzifterij - haarkloverij, vitterij
let wel - nota bene, n.b., tw. , sic
leugen - bedriegerij, bedrog, beuzel, fabel, jok(ken),  jokkentje, knapper (gew.), misleiding, onwaarheid, verdichtsel, verzinsel
leugen (Eng.) - lie
leugen om bestwil - noodleugen
leugenaar - bedrieger, fantast, jokkebrok, leugenbeest, misleider, pseudoloog, valsaard
leugenachtig   bedrieglijk, deloyaal, doortrapt, eervergeten, geslepen, liegend, loos, oneerlijk, onoprecht, onwaar, perfide, schijnheilig slinks, sluw, trouweloos, unfair, vals, valstongig
leugenachtige kwaadsprekerij   laster
leugenbericht - canard, fopperij, verzonnen krantebericht
leugendetector - leugenverklikker  
leugenontdekker - liedetector
leugens (barg.) - schorem
leugens wijsmaken - beliegen
leugentaal - leugens
leugentje om bestwil -  menistenleugen
leugenzak - aartsleugenaar, almanak, leugenaar
leuk - aangenaam, aardig, amusant, bekoorlijk, best, betrouwbaar, degelijk, doddig, dolletjes, doodgrappig, doodkalm, doodleuk, echt, emmes, enig, fideel, flegmatiek, fijn, geestig, geinig, gemoedelijk, genoegelijk, geschikt, gezellig, goed, grappig, heerlijk, humoristisch, immes, inderdaad, jofel, kedin, knus, koddig, laconiek, lauw (gewest.), leukweg, leutig, lief, link, lollig, luizig, mieters, mooi, moppig, olijk, prettig, schattig, sympathiek, tof, veilig, vermakelijk, vrolijk
leuk ondeugend - guitig
leuk persoon   humorist, komiek, leukerd, snaak
leuke jongen   guit, schalk, snaak
leuk en aardig - prettig
leuk en fraai - mooi, prachtig
leuk(a)emie - bloedziekte
leukerd   clown, farceur, grapjas, grappenmaker, guit, hansworst, harlekijn, humorist, joker, komiek, lolbroek, lolmaker, moppentapper, nar, olijkerd, paljas, pias, pierrot, polichinel, punch, schalk, snaak, uientapper, uilenspiegel
leukheid   geestigheid, gein, gezelligheid, grap, leut, lol, plezier, pret, vermaak
leukjes - kalmweg
leukocyt - bloedlichaampje
leukocyt, soort - granulocyt, lymfocyt, monocyt
leukodermia - pigmentgebrek
leuk ontdeugend - guitig
leukoplast - pleister, zetmeelvormers
leuk persoon - humorist, komiek, leukerd, snaak
leuk verhaal - mop
leukweg - laconiek,  laconiek
leunbijter - baliekluiver, leegloper
leunen - lenen, rusten, schragen,  steunen
leunes - domoor
leuning - armsteun, balie, balustrade, barre (Fr.), borstwering, reling, steun, stut, verschansing
leuning op balkon   balustrade 
leuning op schip   reling
leuning van een hekwerk - reling
leuning van een verschansing - reling
leuning regel - deklijst
leuning schaaf - profielschaaf
leunstoel - armstoel, bergère, clubfauteuil, clubstoel, clubzetel, crapaud, fauteuil, leuningstoel, luierstoel, rookstoel, ruststoel, voltaire, zorg(stoel),
leunstoel met hoge rug en vooruitstaande zijstukken - voltaire
leur   deugniet, drel, kleinigheid, lap, lokaas, lomp, lor, prul, tod, vod
leurachtig   nietig, onbeduidend, ijdel
leurder   kramer, marskramer, venter
leuren - venten, knoeien, regratteren, spotten, zaniken
leus   devies, frase, gezegde, hulpstelling, kernspreuk, lemma, leuze, lijfspreuk, motto, parool, slogan, spreekwoord, spreuk, strijdkreet, teken, wachtwoord, wapenkreet, zinspreuk
leusnet - palingnet
leut   gein, gekheid, genoegen, koffie, lol, plezier, pret, scherts, schik, vermaak, vrolijkheid
leutel - maatlatje, schopje
leuter - kletsmajoor, snert
leuteraar - babbelaar, draler, kletser, kletsmajoor, mem, talmer, zeurkous
leuteren   babbelen, ballen, bazelen, dazen, dralen, haperen, kallen, kletsen, loszitten, loteren, neutelen, peuteren, raaskallen, razen, revelen, talmen, treuzelen, waggelen, wauwelen, wiggelen, zaniken, zeuren, zwetsen
leuterpraat   klets
leuterig - besluiteloos, talmend, zanikerig
leuterkous - babbelaar, zanik
leutig - aangenaam, grappig, jolig, leuk, parool, prettig, plezierig, slogan, vermakelijk
leuver - eksteroog, likdoorn
leuze   blazoen, devies, emblema, gezegde, kenspreuk, leus, motto, parool, slagwoord, slogan, sloughan, veil, wachtwoord, yell
leuzen - vissen
levaard - haring
levade - (het) steigeren
Levant   Morgenland, oosten, Oriënt
leven   bestaan, drukte, existentie, gedoe, geraas, getier, geweld, heibel, herrie, kabaal, lawaai, licht, poeha, rumoer, spektakel, teren, tier, verblijven, vertier, wonen, zijn
levend - bestaand, in, vivo
levendbarende zeevis - aalkwab, kwabaal, puitaal
levend gesneden - krimp
levend wezen   dier, mens, organisme, plant
levende celstof - protoplasma
levende have   vee
levende steentjes - lithops
levendig   actief, agiel (muz.), alert, allegretto,allegro, animato, animoso, bedrijvig, behendig, bevallig, beweeglijk, bewegelijk, bezield, brio, bijdehand, dartel, druk, elegant, energiek, flink, fitting, fris, geanimeerd, intens, intensief, kittig, krachtig, kras, kwik, kwiek, lustig, monter, mosso, op, opgewekt, pittig, quick, rap, roerig, rumoerig, sanquinisch, snel, snugger, tierig, tuk, turbulent, vief, vinnig, vitaal, vivace, vlot, vlug, vrolijk, vurig, wakker, woelig, zwierig
levendig   (muz.) allegro, animato, animoso, opgewekt, presto, vivace
levendig tempo - entrain
levendigheid    activiteit, animo, beweeglijkheid, brio, drukte, elan, fut, leven, opgewektheid, pathos, temperament, tierigheid, vertier, vuur
levendig kind - druktemaker, robbedoes
levendig of vief - kwiek,
levendig vernuft   esprit, geest
levend wezen - dier, mens
levenloos   dof, dood(s), doof, futloos, gevoelloos, loom, maf, mat, onbenullig, onbezield, saai, slaap, zielloos
levenloos voorwerp - fetisj
levenmaker - drukteschopper, herriemaker 
levensavond   ouderdom
levensbaan   levensweg 
levensbeginsel - adem, asem, cel, ethos, geest, kiem, leidraad, principe
levensbehoefte   eten, kleding, voedsel 
levensbenodigdheid - dekking, kleding, voedsel
levensbeschouwing   atheïsme, deïsme, filosofie, idealisme 
levensbeschouwing die de rede afwijst - irrationalisme
levensbeschrijver   biograaf 
levensbeschrijver van heiligen   hagiograaf
levensbeschrijving   biografie 
levensbeschrijving door persoon zelf – autobiografie, levensschets
levensbeschrijving van een pas gestorvene - necrologie
levensbeschrijving van heilige   hagiografie
levensbeschrijving van pas overledene - necrologie
levensboom - conifeer,  thuja, tuja, tuya
levensconditie   levensvoorwaarde 
levensdrift - libido
levensdraad   levensduur, levensloop
levensfilosofie - biosofie, vitalisme
levensfunctie - ademen,  ademhalen, hartslag
levensgedrag   levenswandel 
levensgeest - conduite, pneuma
levensgeest (Ind.) - prana
levensgegevenheid   lot 
levensgemeenschap - collectief, commune, groep, maatschappij, samenleving
levensgenieter - Bourgondiër, epicurist, hedonist
levensgeschiedenis - biografie, necrologie
levensgevaarlijk   dodelijk   
levensgezel   eega, echtgenoot, gade
levenshouding   gedragslijn 
levenskracht   energie, gloed, vitaliteit 
levenskracht geven - vitaliseren
levenskrachtig - tierig, vitaal
levenskring - milieu
levenskunst - eubiotiek
levenslang - eeuwig, perpetueel
levensleer   biologie, biotiek
levensleer der voorwereldlijke dieren - paleobiologie
levenslied - smartlap
levensloop   carrière, curriculum, levensdraad, lot
levenslucht   adem, asem, zuurstof 
leenslucht innemen - ademen, inademen
levenslust   blijheid, energie, exuberance, joiedevivre, levensblijheid, levensvreugde, opgewektheid, vitaliteit, vrolijkheid
levenslustig   blij, blijgeestig, dartel, energiek, fit, flink, fris, gezond, joviaal, kras, mondain, monter, opgeruimd, opgewekt, tierig, vief, vitaal, vrolijk, wulps, zonnig
levensmagnetisme   mesmerisme 
levensmiddelen   comestibles, eetwaren, proviand, voedsel, voedingsmiddelen
levensmoe   levenszat 
levensmorgen   jeugd 
levensonderhoud   alimentatie, eten, kost, voer, voeder, voeding, voedsel, werk
levensonlust - spleen
levensopvatting - levensbeschouwing
levenspad - levensweg, reisweg
levensperiode bij rijping - puberteit
levensregel - devies, maxime
levensregels der mohammedanen - soena, sunna
levenssap - bloed, gal, sap
levensschets - portret
levensstaat - baan, positie, staat, status
levensstandaard - levenspeil
levenstijd - lijf
levensvatbaarheid - vitaliteit
levensverhaal - historie, story
levensverrichtingenleer   fysiologie 
levensverschijnsel - levensteken
levensverzekeringsdeskundige - actuaris
levensvocht - bloed, sap
levensvocht in organische lichamen   bloed, gal, sap
levensvoorraad - mondvoorraad, voedsel
levensvreugde   euforie, levenslust 
levensweg - loopbaan
levenswijs - ervaren
levenswijsheid - biosofie,  gnome
levenswijze   discipline, gedrag, orde, regiem, regime, regel, tucht
levenszat - levensmoe, levensmoede
levenwekkend   animerend, bezielend 
levenwekkende - koesteren
levenwekkende kracht   adem, bezieling, inspiratie
lever - hepar 
lever (Ind.) - ati
leveraar - leverancier
leveraloë - geneesmiddel
leverancier   bakker, groenteboer, kruidenier, melkboer, slager, olieman, producent, zandman
leverancier van bewerkte grondstoffen - trafikant
leverancier van eetbare vogelnestjes - salangaan
leverantie - bezorging, levering
leverbaar - fungibel
leverbeuling - leverworst
leverbot - geelworm, leverworm, zuigworm
leverbotziekte   distomatose, fasiolasis, organs 
leveren   afleveren, bezorgen, fourneren, klaarspelen, overgeven, produceren, verschaffen, verzorgen, voorzien
levering   aflevering, bezorging, leverantie, produktie, traditie, verschaffing
levering naar aanleiding van inschrijvingen - aanbesteding
levering van hoeveelheid goederen - leverantie
leveringslijst - factuur
leveringsvoorwaarden - cif, fob
leverkruid - agrinomie, boeltjeskruid, eupatorium, koninginnekruid
levermossen - hepaticae
leverontsteking - geelzucht, heparititis, hepatitis
leverpastei   patée
leverrat - desman
leverstok – lavas
levertraan - visolie
levert duurzaam hout   eik
levert een olifant   elp, elpenbeen, ivoor
levert gevaar voor de vis   net 
levervlek - chloasma, lentigo 
levervocht   gal
leverworm - leverbot
leverworst - beuling, loert
leverziekte   distamatose, galsteenkoliek, geelzucht, serum, hepatitis
levier   stuurknuppel
lewisiet   strijdgas
lex   wet
lexicograaf   woordenboekschrijver 
lexicon   encyclopedie, naslagwerk, woordenboek
lezen - doornemen,  gewaarworden, melen, inzamelen, lectuur, lektuur, naspeuren, navorsen, opnemen, opzamelen, schiften, schoonmaken, uitzoeken, vergaderen, vergaren, verzamelen, zamelen
lezen zonder onderbreking - cursorisch
lezenaar   katheder, lessenaar, standaard
lezend met verduidelijkingen van de leraar - statarisch
lezer   abonnee
lezer heil, (den) - l.s.
lezerskring   boekenclub, leesbibliotheek, leesclub, leesmuseum, leestrommel(map)
lezing   bewerking, causerie, lectuur, lezen, opstel, rapport, redactie, rede, referaat, seance, tekst, variant, verhandeling, versie, voordracht, wending,
liaan   slingerplant
liaan, inlandse - bosrank, clematis, hedera, kamperfoelie, klimop, lenicera
Liafwin - Lebuinus
liaison - liefdesbetrekking, verbintenis, verhouding
lias   brievensnoer, rijgsnoer, veter
Libanese munt   piaster, pond 
Libanon, bergtop in - Sinnen, Hermon
Libanon, dal in - Beka
Libanon, hoofdstad van - Beiroet, Beytouth
Libanon, oorspronkelijke bewoners van - F(o)eneciërs
Libanon, rivier in - Asi, Leontes, Litani, Orontes
Libanon, stad in - Baalbek, Saida, Tripoli, Zahlé
libatie   drankoffer, plengoffer
libel   anax, glazenmaker, glazenwasser, hengst, juffertje, pamflet, schotschrift smaadschrift, waterjuffer, waternimf
liber  ongedwongen, vrij
liberaal   lib, mild, milddadig, onbekrompen, onbevooroordeeld, royaal,  ruimdenkend, vooruitstrevend, vrijgevig, vrijheidlievend, vrijzinnig
liberaal (Eng.)   whig, vrijheidlievend 
liberaal staatsman - Thorbecke
liberale partij   F.D.P., V.V.D. 
liberatie - bevrijding, verlossing
Liberiaanse munt - dollar
Liberia, berg in - Nimba
Liberia, hoofdstad van - Monrovia
Liberia, kaap in - Mesurado, Palmas
Liberia, munt in   dollar
Liberia, rivier in - Cavally, Cestos, Gbeya, Lofa, Mano, Morro
Liberia, stam in - Gbandi, Gio, Gissi, Grebo,Kpelle, Kroe, Mandingo, Mende
liberteit   vrijheid
libertijn   losbol, vrijdenker, vrijgeest 
libido   geslachtsdrift, levensdrift 
Libië, hoofdstad van - Tripoli
Libië, oase in - Fezzan, Koefra 
Libië, rassengroep in - Brak, Dzjofra, Koefra, Moerzoek, Sebna
Libië, stad in - Beida, Benghazi, Tripoli
Libië, zoutwater in - sebkha
Libische godin - Lamse
Iibra   balans, weegschaal
librarius   bibliothecaris
libretto   tekst, tekstboek
librettoschrijver - librettist
librije   kloosterbibliotheek 
licentiaat   lic.
licentie   losbandigheid, patent, vergunning, verlof, vrijbrief
Iicentieus   dartel, ongebonden, wulps
lichaam   aas, bast, body, bol, college, corporatie, corpus, figuur, gedaante, genootschap, hagje, instelling, instituut, karkas, korps, korpus, kreng, kubus, lid, lijf, maatschappij, object, orgaan, organisatie, organisme, pens, prij, raad, romp, soma (Latijn), sooma, vereniging, vergadering,  voorwerp, zaad,
lichaam kwellen, (het) - martelen, martificeren
lichaam met grootste inhoud bij kleinste oppervlak   bol
lichaamsaard - habitus
lichaamsbedekking - kleding, kleren
lichaamsbeweging   dans, fietsen, gym(nastiek), joggen, lopen, sport, springen, training, trimmen, turnen, wandelen, zwemmen 
lichaamsbeweging betreffende - kinesthetisch
lichaamsbouw   gestalte, leptosoom, postuur, structuur, taille, 
lichaamsbouwtype - atletisch, biotype, constitutietype, pyknisch
lichaamscel - protoplast
lichaamsdelen - ook medische termen en spieren
 2   dij
 3    arm, bil, bot, kin, lip, nek, oog, oor, rib, rug
 4   aars, ader, anus, band, been, buik, darm, dens, duim,
      haar, hals, hand, hart, heup, hiel, huid, huig, Iris, kaak,
      keel, kies, knie, kuit, lens, lies, long ,merg, milt, mond,
      neus, nier, pees, pink, pols, tand, teen, tong, tuba , ulna, 
      vene, voet, wang, zool
 5   aorta, atlas, blaas, bloed, bijbal, cutis, derma, eikel, 
      enkel, femur, gebit, hamer, hoofd, hymen, klier, labia,
      lende, lever, mamma, nagel, navel, oksel, penis, pupil,
      rhino, sinus ,slaap, spier, talus, tibia, vulva, zenuw
 6   adnexa, balzak, bekken, biceps, boezem, bijnier, cardia,
      coecum, cornea, discus, dijbeen, facies, falanx, fallus,
      farynx, fascie, fauces, fibula, gelaat, gonade, larynx,
      molaar, mucinen, myocyt, nervus, neuron, oogbol,
      oogkas, ooglid, oorlel, ovarie, pelvis, pleura, pulsus,
      pyelum, radius, retina, schede, sclera, skelet, stapes,
      thorax, thymus, tonsil, ureter, uterus, vagina, wervel,
      wimper
 7   abdomen, amandel, arterie, bilnaad, choanen, dentine,
      draaier, dijspier, ellepijp, epifyse, fibrine, galgang,
      gezicht, glottis, humerus, jejunem, jukbeen, jukboog,
      longlob, longtop, lymfvat, mamilla, medulla, mergcel,
      monocyt, neuriet, neusgat, neusrug, ooghaar, palatum,
      patelIa, periost, pisbuis, portier, pulmone, pylorus,
      sanguis, scapula, schedel, scrotum, snijtand, sternum,
      symfyse,  tandkas, teelbal, trachea, triceps, vulvula,
      weefsel, zaadbal, zintuig, zitbeen, zitvlak
 8   aambeeld, aderklep, aderwand, appendix, beenmerg,
      bloedvat, borstkas, bovenarm, bovenlip, bronchie,
      buikwand, cerebrum, clitoris, darmbeen, darmvlok,
      duodenum, eierstok, eileider, elleboog, epitheel, 
      follikel, frenulum, galblaas, geraamte, gewricht, 
      glutaeus, halsader, hartklep,  hersenen, heupbeen,
      hielbeen, hoektand, hypofyse, ingewand, kaakbeen,
      kinzenuw, kniepees, kuitbeen, leucocyt, liesband,
      ligament, longader,  longkwab, luchtpijp, maagwand,
      maanbeen, nekspier netvlies ,neusbeen, neusgang,
      nierader, nierkwab, onderarm, oogappel, oogspier,
      oogzenuw, pancreas, perineum, platysma, polsband,
      prostaat, rotsbeen, rugspier, schouder, slagader,
      slokdarm, stemband ,tandbeen, tandhals ,tandmerg,
      tepelhof, tongbeen, tongpunt, tongriem, traanzak,
      vertebra, voetzool, voorhuid, wandbeen, zaadbuis,
      zeefbeen, zaagspier, zogklier
 9   adervlies, aortaklep, beenvlies, bindvlies, borstbeen,
      borstwand, bovenbeen, bovenkaak, buigspier, buikholte,
      huidspier, buikvlies, calcaneus, capillair, clavicula,
      cremaster, darmpapil, diafragma, endeldarm, endotheel,
      enkelband, epidermis, erwtenbeen ,galkanaal, gehemelte,
      haematine, halsspier, hartkamer, hartspier, hartvlies,
      hartzakje, hartzenuw, hoofdhaar, hoofdhuid, huidpapil,
      huidspier, huidzenuw, kittelaar, knieschijf, kraakbeen,
      labyrlnth, leverader, leverkwab, liesplooi, longhilus,
      longpoort, longvezel, longvlies, lymfklier, maagspier,
      mandibula, melkklier, middenoor, middenrif, nagelriem,
      neusholte, neusspier, onderbeen, onderbuik, onderkaak,
      oogwinper, oorschelp, poortader, reukzenuw,
      ruggemerg, schaamlip, slaapbeen, slaapkwab, slijnklier,
      slljnvlies, spaakbeen, stuitbeen, talgklier, tandemail,
      tandkroon, tandvlees, tongzenuw, traanbeen, traanbuis,
      urinebuis, utriculus, vaatvlies, vingertop, voorhoofd,
      wiggebeen
10  ocetabulum, adamsappel, baarmoeder, bekkenwand,
      blaasspier, bloedserum, borstholte, borstklier, borstspier,
      borstvlies, borltlonuw, botweefsel, buikorgaan, 
      buikstreek, bijniermerg ,darmkanaal, deltaspier,
      eosinofiel, epididymis, epiglottis, erythrocyt, granulocyt,
      halswerve,l handbuiger, handwortel, heiligbeen,
      hersenbalk, hersenstam, hoornvlies, intestinum,
      keelklepje, kringspier, lieskanaal, liesstreek, longwortel,
      maagingang, maagstreek, mergschede, metacarpus,
      metatarsus, middelhand, middelvoet, middenhand,
      middenkwab, middenvoet, neusschelp, neuswortel,
      nierbekken, okselklier, oortrompet ,peesschede,
      peritoneum, ribbenboog, ruggegraat, schaambeen,
      schedeldak, schedewand, scheenbeen, scholspier,
      slaapspier, sluitspier, sprongbeen, staartbeen,
      stemspleet, strekspler, stijgbeuge,l tandwortel,
      teenkootje, thrombocyt, tongwortel, traanklier,
      urineblaas, voetwörtel ,zweetklier
11  achterhoofd, armgewricht, beenweefsel, bindweefsel,
      bloedplasma, borstwervel, cerebellium, dacryocyste,
      diëncefalon, endometrium, epicondylus ,epigastrium,
      apistrofeus, hersenkamer, hersenmassa, hersenvlies,
      hersenvocht, hersenzenuw, huidartorie, keelamandel,
      lendewervel ,longblaasje, maag portier, maaguitgang,
      mitraalklep, nagelwortel, navelstreek, navelstreng, 
      neusamandel, neusvleugel, paradentium, ruggewervel,
      schedelbeen, schildklier, schoudertop, slaapstreek,
      slakkenhuis, sleutelbeen, strotklepje, sympathicus,
      tandglazuur, urinekanaal, urineleider, vaatstelsel,
      vleugelbeen, voetbeentje, wortelvlies, zwellichaam
12  achillespees, alvleesklier, bloedplaatje, bovenarmbeen,
      buikingewand, buikslagader, buikvlieszak,
      bijnierschors, haemoglobine, halsslagader,
      hersenschors, heupgewricht, huidbloedvat,
      jukbeenspier, kaakgewricht, kniegewricht,
      koekoeksbeen, leverhaarvat, longslagader,
      maagdenvlies, netvliespunt, onderarmbeen,
      oogbindvlies, oogslijnvlies, peridontium, polsgewricht,
      polsslagader, promontorium, ribkraakbeen,
      schedelbasis ,schouderblad, slagaderwand,teengewricht,
      teerlingbeen, trommelvlies, vingerkootje, voetgewricht,
      wervelkanaal, zenuwstelsel
13  baarmoederkap, borstingewand, borstslagader,
      bovenarmspier, bovenlipspier ,bijschildklier,
      darmslijmvlies, driehoeksbeen, drielingzenuw,
      elleboogzenuw, gehemeltebeen, gehemelteboog,
      gehoorbeentje, geslachtsdeel, hersencentrum,
      hersenschedel, hersenweefsel, hoofdslagader,
      huidcapillair, huidtalgklier, knieschijfband,
      leverslagader, maagslijmvlies, mondslijmvlies,
      neuskraakbeen, oorsmeerklier, pijnappelklier,
      schouderspier, slaapslagader, speekselklier,
      strottenhoofd, tongpuntklier, verstandskies
14  baarmoedermond, baarmoederwand, bekkeningewand,
      bloedkleurstof, bloedvloeistof, bovenbeenzenuw,
      driehoekszenuw, gehemelteplooi, geslachtsklier,
      halvemaansbeen, ingewandsspier, long borstvlies,
      maagdarmkanaal, middenhersenen, mondsluitspier,
      oogholtespleet, regenboogvlies, ruggenmergzenuw,
      spaakbeenzenuw, speekselwratje, spronggewricht,
      tussenhersenen, voorhoofdsbeen, voorhoofdskwab,
      wervelslagader
15  bloedlichaampje, evenwichtszenuw, geslachtsorgaan,
      lymfvaatstelsel, monnikskapspier, neuskeelamandel,
      neus traankanaal, neustussenschot, ondertongszenuw,
      ruggemergsvlies, ruggemergsvocht, schildkraakbeen,
      slagaderstelsel, voorhoofdsspier
16  achterhoofdsbeen, bovenarmslagader, doornuitsteeksel,
      evenwichtsorgaan, kleermakersspier, lipspeekselklier,
      poortaderstelsel, slakkenhuiszenuw, voorstanderklier
17  bovenbeenslagader, elleboogsgewricht,
      handwortelbeentje, werveluitsteeksel
18 ademhalingscefltrum, middenhandsbeentje,
      middenvoetsbeentje
19  baarmoederslijmvlies, ravenbekuitsteeksel
22  elleboogspiergewricht
24  hersenruggemergvloeistof
25  borstbeen sleutelbeenspier
29  borstbeen  
lichaamsdeel afzetting - amputatie
lichaamsdeel van een dier - bek, gewei, hoorn, kam, kieuw, klauw, kop, krop, poot, slurf, snavel, snoet, staart, uier, vleugel
lichaamsdeel in de mond -  tong
lichaamsdeel van een koe - uier
lichaamsdeel van eenoctopus - vangarm
lichaamsdeel van een olifant   slurf 
lichaamsdeel van een vogel   pen, snavel, staart, stuit, vleugel
lichaamsdeel van een zekere herkauwer - bult
lichaamsdraad - zenuw
lichaamsgeaardheid - gestel
lichaamsgebrek - mankement
lichaamsgedaante   gestalte 
lichaamsgeleding (dierlijk of plantaardig) - segment
lichaamsgestalte - figuur, leest, postuur,  statuur, taille
lichaamsgestel - constitutie
lichaamsgesteldheid - gestel
lichaamsgrootte in de ruimte - volume
lichaamsholte   oksel, wade
lichaamshoogte - lengte, statuur
lichaamsinhoud   volume 
lichaamskracht – fut, energie
lichaamslengte - statuur
lichaamsoefening   gymnastiek, sport, training
lichaamsolie - huidsmeer
lichaamsopening - anus, apertuur
lichaamsorgaan   blaas, darmen gal, hart, lever, long, maag, milt, nier
lichaamsslagader   aorta , arterie
lichaamssmart - pijn
lichaamsstand - pose
lichaamsstraf   lijfstraf 
lichaamstekening - stereografie
lichaamstemperatuur   koorts 
lichaamstype - leptosoom
lichaamsverslapping   atonie,  inzinking, zwakte
lichaamsverzorging - hygiëne
lichaamsvocht   bloed, gal, lymfe, slijm, urine, weefselvocht, zweet 
lichaamsvocht afscheiden – zweten
lichaamsvorm - figuur
lichaamsvrucht   embryo, foetus 
lichaamszwakte   atonie, onmacht, slapte
lichamelijk   corporeel, fysiek, somatisch, vleselijk
lichamelijk lijden - pijn, smart
lichamelijk onderzoeken – fouilleren
lichamelijk welzijn - gezondheid
lichamelijke inhoud van iets   volume 
lichamelijke liefde   erotiek 
lichamelijke oefening   gymnastiek, sport
lichamelijke verzachtende stof - balsem
lichamelijke verzwakking - aftakeling, inzinking, krachtvermindering, vermagering
licht - achterlicht, autolamp, bliksem, bovenlicht, dag, daglicht, dakopening, gauw, gezichts, helder, inzicht, kaarslicht, klaarte, koplamp, lamp, levenslicht, luchtig, lumen, maanlicht, makkelijk, noorderlicht, openbaarheid, opheldering, peertje, seinlicht, schijnsel, sein, theelichtje, vermogen, vlot, vlug, weerlicht, ijl, zonlicht
licht (muz.) - leggiero
licht aan de kust - vuurbaak
licht aan een reddingsboei - holmerslicht
licht aanraken - beroeren
licht antitankwapen - bazooka
lichtbaken - Brandaris, vuurtoren
lichtbakken - stoven
lichtbeeld - dia
licht beschonken - aangeschoten
licht bier   lager, pils, zomerbier 
licht blauw - bleu
lichtbol - lamp
lichtbolletje - gloeilamp
licht bootje - kano
licht brandbare stof   fosfor, sas, zwavel
licht breekbaar   broos, bros, fragiel, teer
licht brokkelend - bros
licht brokkeltje - kruimeltje
licht bruin - terra
lichtdeeltje - foton
licht dek - awningdek
licht dempen - dimmen
licht dronken - aangeschoten, tipsy
licht en glanzend   blank
licht gebouw   loods
licht gekeperde stof  serge
licht geluid   gefluister, geruis, gesis, gesuis
licht geroerd   emotioneel
licht geweer   flobert
licht gewicht - grein
licht gezouten en gerookt spek - bacon
licht Indisch rijtuigje - sado
licht kloppen - tikken
licht meisje - hippie, hoer
licht omvallend   topzwaar
licht ontbrandbare stof   tondel
licht ontgloeibare stof - tintel
licht ontroerd - emotioneel
licht ontvlambaar   driftig
licht ontvlambaar mengsel   gas, kruit
licht ontvlambaar scheikundig element - fosfor
licht ontvlambare delfstof   zwavel
licht ontvlambare stof - aardgas, butagas, benzine, benzol, fosfor, gas, gasoline, helium, spiritus, tondel, zwavel
licht oorlogsschip - brigantijn, korvet 
licht paars   lila
licht peillood   handlood
licht ploffen   floep
licht roeivaartuig - jol, kajak,kano skif
licht porus weefsel - kurk
licht rijtuig - brik, panier, sjees
licht rijtuigje - sado
licht rood - rossig
licht Russisch rijtuig - kibitka
licht schiftend - kartelig
licht slaan - tikken
licht slaapje - dutje
licht slapen - sluimeren, soezen
licht steekje - prikje
licht te bedriegen   goedgelovig, naïef, onnozel
licht te ontroeren - emotioneel
licht terugkaatsen - spiegelen
licht treffen - aanraken, tikken
licht uitzenden - stralen
licht vaartuig - jol, sloep, tartaan
licht verpakkingsvoorwerp   doos 
licht vuurwapen - geweer, bren(gun), pistool, revolver, sten(gun)
licht weefsel - pop(e)lin(e)
licht windje - bries
licht worden - dagen
licht wrijven - kietelen
licht zangspel - operette, vaudeville, zangklucht
licht ziek - ongesteld
lichtband   lichtkrant
lichtband van kleuren, als wit door een prisma wordt gebroken - spectrum
lichtbeeld - dia, film, foto, lantarenplaatje, projectie
lichtbeuk - middenschip
lichtblauw - bleu, flauwblauw, zachtblauw
lichtboog - koolspits
lichtboom - berk
lichtbreking   refractie
lichtbron   baken, kaars, lamp, maan, ster, zon
lichtbruin rood   terra, terracotta
lichtbundel   straal
lichtbundelend spiegelvlak   reflector
lichtdrager   boom, girandole, kaarsdrager, kandelaar, kroon, kroonkandelaar, kroonluchter, luchter, laker, lichtkroon, 
luister, luster, lucifer, menora
lichtdroevig aangedaan - weemoedig
lichtdruk - fotocopie, fototypie
lichteenheid - kaars, lambert, lumen, l.m.,
lichtengel - seraf
lichte aanraking - tikje
lichte avondmantel   sortie
lichte bedwelming - roes
lichte beschadiging - kras
lichte briessnuiver
lichte bromfiets - solex
lichte cavalerist   dragonder 
lichte damesmantel - sortie
lichte eenmaster - kotter
lichte effen stof - taf
lichte en donkere nuances - tint
lichte gekeperde wollen - stofkamelot, saai, sajet, serge
lichte gemaaktheid - manier
lichte geur - aroma
lichte geweven stof - popeline
lichte golving - plooi, rimpel
lichte herenoverjas - demi
lichte hoofdbuiging - nik
lichte houtsoort - balsahout
lichte insnijdingen maken - krassen
lichte klap - tik
lichte kleur - creme, wit
lichte kleur van sigaren - amarillo
lichte klop - tik
lichte koek - cake
lichte korte slag - tikje
lichte mist - nevel
lichte motorfiets - derny
lichte mouwloze damesmantel - sortie
lichte neerslag - motregen, motsneeuw
lichte ongesteldheid - indispositie
lichte pantoffel - slipper
lichte rilling - huivering
lichte ruiter - dragonder, kozak
lichte Russische ruiter   kozak 
lichte rijnwijn - niersteiner
lichte schijn - glans, glimp, schijnsel, zweem
lichte sigarenkleur   amarillo
lichte slaap - dommel, dutje, hazenslaap, roes, sluimer, sluimering
lichte slag - pets,  tik(je)
lichte sloep - jol, kof
lichte Spaanse wijn - sherry, xeres
lichte spot - ironie
lichte steek - prik
lichte straf - kamerarrest
lichte taak - sinecure
lichte takel - talie
lichte toestand van de met zon beschenen aarde - dag
lichte vlaag - vleugje
lichte vrouw - meid, nimf, poet
lichte wind - bries
lichte wollen stof - flanel
lichte wond - kilowatt, krab, krabbel, schram, watt 
lichteenheid   kaars, lumen, lux
lichtekooi   cocotte, hoer, prostituee, snol, straatmeid, temeijer
lichtelaaie - vlammend
lichtelijk   allicht, enigszins, gemakkelijk, iet (wat),moeiteloos, nogal, zacht
lichtelijk dronken - aangeschoten
lichtelijk zuur - rans, rens, rijns, rins
lichten   beuren, blinken, bliksemen, gloren, ledigen, opheffen, optillen, rekruteren, schitteren, tillen
lichten bij onweer – bliksemen
lichten branden - schijnen
lichten der zee - fosforiseren, vlammen, vuren
lichtend   glanzend, klaar, lucide, lumineus, schitterend
lichtende band aan de hemel   melkweg
lichtende kring om zon of maan   halo 
lichtende nevels - emissienevels
lichtengel - seraf, serafijn
lichter - aandeel, bergingsvaartuig, heklantaarn, kandelaar, lichtkandelaar, luchter, lichtlantaarn, marslantaarn, sandeel, slaguurwerkveer,
lichterik - dag, venster, zon
lichtfabriek - elektrische centrale, gasfabriek,
lichter van tint dan anders   verbleekt
lichtgas onder sterke druk   persgas 
lichtgebraden rundvlees - biefstuk, rosfief
lichtgeel - bleekgeel, blond, heldergeel
Iichtgekeperde stof   serge 
lichtgekeperde stof van merinoswol - merinos
lichtgekleurde zijachtige stof   foulard
lichtgekrenkt - driftig, gevoelig, gramstorig, heetgebakerd, kittelig, kittelorig, korzelig, kroen (gew.), kregelig, kriebelig, kriegel, kortaangebonden, kwetsbaar, lichtgeraakt, nauwnemend,
netelig, oplopend (Z.N.), pointilleus, prikkelbaar, susceptibel, teer, teder
lichtgelovig   argeloos, goedgelovig, naïef, onnozel
lichtgelovig zijn - goed
lichtgelovigheid - creduliteit
lichtgeraakt - bedenkelijk, geprikkeld, grillig, hachelijk, humeurig, kittelorig, kleingeestig, korzelig, kreen(gew.), kregel, kribbig, lastig, lichtgekrenkt, moeilijk, nauwnemend, netelig, opvliegend, overgevoelig, pointilleus, prikkelbaar, sensibel, susceptibel, tips
lichtgeraaktheid   kittelorigheid, prikkelbaarheid, sensibiliteit
lichtgeroerd - emotioneel
lichtgestalte van de maan - fase
lichtgevend - fluorescent, fosforiserend,  fotogeen, lichtend, lichtuitstralend, luminescent, uitstralend,
lichtgevende buis - tl
lichtgevende kwal - pelagia
lichtgevende stof   radium, fluor 
lichtgevoelig - pointilleus
lichtgevoelige verbinding van chloor en zilver - chloorzilver
lichtgewapende infanterist - peltast
lichtgewapende ruiter - ulaan
lichtgewapende soldaat (Hong.) - heiduk
lichtgewicht   bantam, veder, vlieg 
lichtglans - schijn, zonar (hoofdwerk van de Kaballa)
lichtgod - Mithras
lichtgolf - ethergolf
lichtgoud - groengoud
lichtgrauw   vaal, bleek, zorgeloos
lichtgroene kleur   seladon 
lichthartig   zorgeloos
lichtheid - gemakkelijkheid, luchtigheidopgewektheid, vlugheid
lichtjes dronken - roezig
lichthout   glimhout
lichting   aanwerving,, contingent, jaargang, lediging, levee, oproeping
lichtkaatser - reflector
lichtkant - zon(ne)zijde
lichtkegel - stralenbundel
lichtkever - glimworm, gloeiworm
lichtkleurig bier - blonde, pils
lichtkleurige sigaar   amarillo 
lichtkoepel - lantaarn
lichtkozijn - venster
lichtkracht   lichtsterkte
lichtkrans   aureool, coma, corona, gloriole, halo, nimbus
lichtkrans om de zon - corona
lichtkring   aureool, halo, imbus, stralenkrans
lichtkring om komeet   koma 
lichtkring om de zon - fotosfeer
lichtkring om komeet - koma
lichtkring om zon of maan   halo 
lichtkroon - kandelaar, kroon, lamp, luchter,  luster
lichtkuur - lichtbad
lichtkwal - pelagia
lichtkwantum - foton
lichtleer - optica
lichtmast - lampenpaal, lantaarnpaal, mast
lichtmatroos - janmaat, varensgezel
lichtmetaal - aluminium, berillium, calcium, lithium, magnesium
lichtmeter   fotometer, lucimeter 
lichtmis   boemelaar, losbol, pierewaaier, zwierbol
lichtmot - nachtvlinder
lichtonderzoeker - spectrometer
lichtpaal - lichtmast
lichtpaars - lila, malve, mauve, violet
lichtprojectiel   lichtkogel 
lichtquant - foton, photon
lichtraket   vuurpijl
lichtreflector - kattenoog, lichtkaatser, spiegeltelescoop, straalkaatser
lichtrode wijn - rose
lichtschuw dier   mol, uil, vleermuis 
lichtschuw van paarden - maanblind
lichtschuwheid   fotofobie
lichtsein   signaal
lichtsignalen geven - stakelen
lichtstad   Parijs, Eindhoven 
lichtsteendruk - fotolithografie
lichtste kleur   wit
lichtsterktemeter    fotometer, radiometer 
lichtstraal (geconcentreerde) - laser
lichtstralen terugwerpen - reflecteren, terugkaatsen,
weerspiegelen
lichtstroom, eenheid van - lumen
lichttelefoon - fotofoon
lichttoren   baak, Brandaris, fluorescentie, kustllcht, lichtuitstraling, luminescentie, minaret (van een moskee), Pharus, vuurtoren
lichtuitstraling   fluorescentie 
lichtvaardig   gedachteloos, klakkeloos, losweg, lichtzinnig, luchthartig, onberaden, onbesuisd, onbezonnen, ondoordacht, onnadenkend, opgewekt, profaan, roekeloos, vermetel, voorbarig, wereld- 
lichtverschijnsel - meteoor
lichtverschijnselen leer   optica
lichtwerper - projector, reflector
lichtzijde - zonkant
lichtzijden papier - crepe
lichtzinnig   blind, frivool, lichtvaardig, liederlijk, los(bandig), losjes, lostomig, loszinnig, luchthartig, nalatig,  onbekookt, onberaden, onbesuisd, onbezonnen, ondoordacht, onnadenkend, roekeloos, vluchtig, wuft, ijlhoofdig, zorgeloos
lichtzinnig persoon   lichtmis, losbol, zedeloze
lichtzinnige - dolkop, bilboquet, losbol, lichthart
lichtzinnige vrouw - courtisane,  mallootslons
lichtzinnigheid - achteloosheid, frivoliteit, libertinage, lichtheid, onbezonnenheid, ongebondenheid, uitspatting, verstrooidheid, volatiliteit, zorgeloosheid
lichtzure appel - aagtappel, aagjesappel
lichtzure melkspijs -  kwark, yochurt
licitant - meestbiedende
lictor - pijlbundeldrager
lid   apocyt, artlkeldeel, deel(genoot), deksel, dop, geleding, gelid, geschriftsdeel, gewricht, graad, kerklid, klep, lidmaat, membrun, mens, onderdeel, oogklep, ooglid, persoon, stengeldeel, vingerlid, voelhoren
lid om de eer - erelid
lid van de bemanning (schip)   bootsman, donkeyman, kabelgast, kapitein, machinist, matroos,  purser, roerganger, rollezer, stoker, steward, stuurman, tremmer
lid van de bemanning (vliegtuig) –boordwerktuigkundige,  captain, mecanicien, piloot, stewardess, 
lid van de Eerste Kamer   senator 
lid van de Finse vrouwelijke hulp troepen – lotta
lid van de hoogste kaste der Hindoes   Brahmaan 
lid van de Jezuïetenorde   S.J. 
lid van de kerkenraad – diaken, ouderling, predikant, scriba
lid van de Koninklijke Academie   F.R.S.
lid van de lage adel in Portugal   fidalgo 
lid van de onderwereld    gangster 
lid van de raad der Ouden in Sparta   geront 
lid van de rechtbank   adviseur, advokaat, criminalist, deurwaarder, gerechtsbode, griffier, inquisiteur, jurist, kantonrechter, landsadvokaat, magistraat, politierechter, provoost, rechter, rijksadvokaat, veemrechter
lid van de Staten Generaal   kamerlid, parlementariër, senator
lid van de Tweede Kamer   afgevaardigde, parlementariër volksvertegenwoordiger 
lid van de voormalige Raad van in Indië   edeleer
lid van een dijkbestuur - heemraad
lid van een etstoel - drost, et
lid van een (Eur.) volksstam - Germaan
lid van een genootschap of sociëteit - sociëtair 
lid van een geheim genootschap in Ierland   Fenian, ira
lid van een bepaalde kerk - anglicaan
lid van een godsdienstige orde - augustijn, johannieter, karthuizer, kruisheer, tempelier
lid van een godsdienstige secte    kwaker, mormoon
lid van een groep experimentele kunstenaars - avantgardist
lid van een handelszaak - firmant 
lid van een joodse sekte - Sadduceeër
lid van een judoteam - judoka
lid van een kerk - lidmaat
lid van een kerkgemeente - parochiaan
lid van een kerkgenootschap - remonstrant
lid van een kiescollege   kiesman 
lid van een korfbalclub - aanvaller, middenvakker
lid van een krant - journalist, redacteur, zetter
lid van een middeleeuwse orde   Augustijn, Benedictijn, Dominicaan, Franciscaan, Johannieter, Karthuizer, Kruisheer, Tempelier
lid van een Mongoolse volksstam - Tartaar
lid van een meer of min vrije kloosterorde - begijn
lid van een middeleeuwse orde - augustijn, benedictijn, dominicaan, franciscaan, johannieter, karthuizer, kruisheer, tempelier
lid van een oligarchie - oligarch
lid van een ongeregelde militaire troep - guerrilla, partizaan
lid van een orde tot bekering van de heidenen - zwaardbroeder
lid van een Oost-Polynesische volksstam - Maori
lid van een orkest   bassist, cellist, drummer, fagottist, fluitist, harpist, hoboïst, klarinettist, slagwerker, violist
lid van een Oud-Griekse volksstam - aeolier
lid van een oude volksstam - Babyloniër, Mediër, Pers
lid van een Polynesische stam in Nieuw-Zeeland - Maori
lid van een parlement - parlementariër
lid van een partij van liberaal gezinden - liberaal
lid van een polderbestuur - heemraad
lid van een rechtbank (Drents) - drost, et
lid van een rederijkerskamer - kamerist
lid van een regerende klasse - aristocraat
lid van een regering of senaat - senator
lid van een ridderorde - ridder
lid van een Russ. volksstam - kozak
lid van een senaat   senator
lid van een Slavische volksstam - Sorb
lid van een Spartaans college (raad van oudsten) - geront
lid van een sekte in Noord-Amerika - mormoon
lid van een senaat - senator
lid van een staatsgemeenschap - burger
lid van een strijkorkest - strijker
lid van een vennootschap - vennoot
lid van een vereniging - bestuur, penningmeester,
secretaris, voorzitter
lid van een volksstam in Zuid-Rusland - kozak
lid van een voormalige raad van Indië - edeleer
lid van een vrije kloosterorde   begijn
lid van een wetswinkel - alincas, alinea
lid van een zangclub - vocalist
lid van een zanggroep - koorlid, korist
lid van een zangkoor - zanger
lid van een zwervende herdersstam - nomade
lid van het Belgische vorstenhuis - Paola
lid van het C.O.C. - homofiel
lid van het Engelse Hogerhuis   pair, peer
lid van het Franse schrikbewind    Danton, Marat, Robespierre
lid van het protestants kerkgenootschap - remonstrant
lid van franciscanenorde - minderbroeder
lid van Gr. familie door goden gestraft - Danaïde
lid van geestelijke orde - norbertijn, tempelier
lid van kerkbestuur - kerkmeester
lid van kerkeraad - diaken, ouderling
lid van kerkgemeente - parochiaan
lid van Oudromeins college - decemvir, tienman
lid van rondtrekkend volk   zigeuner 
lid van Tweede Kamer - afgevaardigde, kamerlid, parlementariër, parlementslid,  volksvertegenwoordiger
lid van verdienste   erelid
lid van de zanggroep   korist(e) 
lid van zekere jeugdorganisatie - padvinder
lid van zekere sekte - rozenkruiser
lid voor de eer alleen - erelid
lidgras - kweek
lidhauw   lidpeul
lidmaat  aannemeling; arm, been lid, medelid
lidrus - paardestaart, robol
lidwoord   artikel; de, een, het 
lidwoord (Duits)   das, der, die, ein, eine, einem, einen, einer, eines
lidwoord (Engels)   the, an 
Iidwoord (Frans)   le, la, un, une
Lid worden - abonneren
Liebaard - leeuw, luipaard
Liebaert - Klauwaert
Liechtensteinse hoofdstad - Vaduz
Liechtensteinse munt   franc
lied   aria, ballade, barcarolle, berceuse, cant, canzona, chanson, ecloge (herdersdicht), elegie, eloge, gedicht, gezang, hit, hymne, klaaglied, koraal,  lofzang, lamento, lierzang, melisma, melo, melodie, melos, ode, psalm, romance, schlager, smartlap, song, treurdicht, vers, wiegelied, zang(stuk)
lied der liederen - Hooglied
lied der troubadours - sirvente
lied of muziekstuk voor meerdere personen   duet, duo,
kwartet, kwintet, octet, septer, sextet, trio
lied om op te dansen - danslied
lied (oud) met refrein - leis
lied ter ere van Apollo - paean
lied tot verwelkoming - welkomstlied
lied vol lyrische dramatiek - aria
lied zonder muziek - a capella
lied zonder woorden   melodie, wijs 
lieden - lui, luitjes, mensen, personen
lieden van hoge stand - edelen
liederboek - gezangbundel, liedboek, liederbundel,  psalter, zangboek
liederlijk   achterlijk, crapuleus, erg, godsliederlijk, lichtzinnig, losbandig, ongebonden, ongeregeld, onooglijk, onordelijk, ontuchtig, onzedelijk, ploertachtig, scrapuleus, slecht, slordig, smerig, stierlijk, verdorven, vies, vuil, zedeloos 
liederlijk leven - debaucheren, perverteren, verleiden
liederlijk mens - bacchant, patjakker, proleet, schoft, smeerlap, zwijn, zwijnjak
liederlijk persoon - lodder
liederlijk volk - gepeupel, gespuis,grauw, ontuig
liederlijke vent - lap,loeder, patjakker, schurk
liederlijkheid - devergondage
liedertafel - mannenkoor
liedje - deun, versje, wijsje
liedje van verlangen   talmen 
liedjesschrijver - verzenmaker
liedjeszanger   bard, cabaretartiest, cabaretier, chansonnier, chanteur, chanteuse, crooner, skald, straatzanger,
liedslot   naspel
lied ter ere van Apollo - paean
liedvorm - ballade, chanson, drinklied, elegie, hymne
lief - aangenaam, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, aardig, aimabel, allerliefst, beelderig, begeerd, bekoorlijk, bemind, beminnelijk, bevallig, dierbaar, doddig, enig, fel, geliefd, gewenst, goelijk, hartelijk, innemend, kneuterig, knus, leuk, leutig, levendig, lief(e)lijk, manis, mignon, mooi, prettig, riant, schattig, snoepachtig, snoeperig, snoezig, sympathiek, teder, vinnig, voorkomend, vriendelijk, vurig, zoet
lief aankijken - lonken
lief kind   dot, engel, liefje, schat, schattebout, zoeterd
lief meisje   dot, schat, snoes
liefdadig   gul, vrijgevig, weldadig, weldoende
liefdadige vrouw   Dorcas 
liefdadigheid   charitas, charitatief, deernis, genade, medeleven
liefdadigheidsverkoop   bazar, fancyfair
leifdadigheidsvoorstelling - benefiet
liefde   affectie, amour, erotiek, gehechtheid, genegenheid, min, minne, minnevuur, minnezucht, passie, vlam, zwak
liefde tot de medemens - charitas, naastenliefde
liefde tot zichzelf - narcisme
liefde tussen mannen - homofilie
liefde tussen twee vrouwen - lesbische
liefde voor boeken - bibliofilie
liefde voor kinderen - filopedie
liefdedrank - filtrum 
liefdedaad   weldaad
liefdegave - aalmoes, prove
liefdegift   aalmoes, prove
liefdegodin   Aphrodite, Venus 
liefdegodjes - amourettes
liefdegras – eragrostis
liefde koesteren - beminnen
liefdeloos   genadeloos, gevoelloos, kil, koud, onbarmhartig, onhartelijk
liefdemaaltijd van de eerste Christenen   agape
liefderijk   dierbaar, gevoelig, hartelijk, innig, liefdevol, teder, vriendelijk, warm, weldadig, welwillend 
liefdesaffaire - liaison, minnarij, romance,  verhouding
liefdesappel – tomaat
liefdesavontuur - romance
liefdesbrief   minnebrief 
liefdesdrank - afrodisiacum, filtrum, minnedrank
liefdesgenot - erotiek
liefdesgeschiedenis   minnarij 
liefdesgod - Amor, Cupido, Eros
liefdesgodin - venus
liefdespoëzie - minnedicht
liefdespijl - minneschicht
liefdesrust - vree
liefdessuiker   selan 
liefdesverbintenis   huwelijk, liaison, verloving
liefdesverhouding - huwelijk, minnarij, verloving
liefdesverklaring - aanzoek
liefdeswaanzin - erotomanie
liefdeswerk - caritas, charitas
liefde tot de medemens - caritas, naastenliefde
liefdevol   amoureus, innig, teder, verliefd, verzot
liefdevolle gedachtenis   piëteit 
liefdezuster   diacones
liefdoend   aanhalig
liefdoenerij   pluimstrijkerij, vleierij
liefelijk -  aanvallig, affabielle,riant, suave, sympathiek, zacht
liefelijk (muz.)   aanminnig, amabile, amoroso, dolce, teder
liefelijk gelegen   riant
liefelijke plak in een onaangename omgeving - oase
liefelijkheid - bekoorlijk
liefelijk oord   Dorado, Eden, paradijs
liefelijk oord in onaangename omgeving   oase
liefhebben - be(minnen), minnekozen
liefhebber   amateur, ami, dilettant, fan, gegadigde, minnaar, vriend,
liefhebber van boeken   bibliofiel 
liefhebber van duivensport - duivenmelker
liefhebber van edelstenen - lapidarist
liefhebber van Engeland   anglofiel 
liefhebber van Frankrijk   francofiel 
liefhebber van grammofoonplaten   discofiel
liefhebber van lekker eten   gastronoom 
liefhebber van vogels - vogelaar
liefhebberij - animo, bezigheid, hobby, lust, lezier, vermaak  
liefhebberij in een kunst   dilettantisme
liefheid   hartelijkheid, vriendelijkheid
liefje   geliefde, minnares, schat(je), snoes, troel, troetel
liefje van Harlekijn - Colombine
liefkind - dot, engel, liefje, schat, schattebout
liefkozen   aaien, aanhalen, cajoleren, caresseren, knuffelen, kozen, minnekozen, strelen, strijken, troetelen, vleien, vrijen
liefkozend - caressant
liefkozend woord - knulletje, liefje, pikje, schat(je), troel, troetelnaam, vleinaam, ventje
liefkozing   aai, aanhaling, caresse, kneepje, kus, lik, streling, zoen
liefkozing van een dier   lik, kopje 
liefkruid - madeliefje
lieflijk   aanminnig, aanvallig, aardig, adorabel, aimabel, bekoorlijk, beminnelijk, bevallig, charmant, gracieus, leuk, lodderig, minnelijk, minzaam, pril, riant, strelend, teder,  zacht 
lieflijk (muz.)   amabile, amoroso, dolce,  suave
lieflijk gelegen - riant
lieflijkheid - zachtheid, suaviteit
lieflijk oord   Eden, Elysium, oase, paradijs 
lieflijk zacht - teder
lieflijk zingen - kwelen
lief meisje - deern(tje), dot, schat, snoes
liefste - beminde
lieftallig -  aanbiddelijk, aangenaam, aanminnig, aanvallig,  aardig, aimabel, bekoorlijk, bevallig, elegant, gratieus, innemend, schattig, snoezig
liegbeest - draaien, jokkebrok, jokken, leugenaar, leugenzak
liegen - beetnemen, fantaseren, huichelen, jokken, loochenen
liegend kwaadspreken - lasteren
lier   draaiorgel, fides (Latijn), kaapstander, luit, lyra, takel, wang, winch, windas, 
Lier - Lyra
lierantilope - blesbok, bontebok, sassaly, topi
lierdicht - liereman, lyriek
liereman - orgeldraaier, rijmer
lierdichter - Anacreon (Gr.)
lierdichter uit Griekenland - Pindarus
lierdichtje - ghazelle
lierdichtkunst   lyriek
lierdraaier - lierenman, orgeldraaier
lierenman   orgeldraaier, rijmer, straatmuzikant
lieren - aaneenvoegen, samenvoegen, verbinden
lierspeler - Amphion
lierstaart   liervogel
liervis   pitvis, schelvisduivel, zeelier
liervogel - lierstaat, menura
liervormig halshout - klaaf
lierzang - lyriek
lies - huid(plooi), vlotgras
liesgras - glyceria
lieve man - manlief
lieve - beminde
lieveheersbeestje - coccinellida
lieveling   aangebedene, beminde, engel, favoriet, gunsteling, hartendief, kalf, lam, lieverd, ogelijn, oogappel, poet, pupil, schat, schattebout, snoes, troetelkind, veulen
lieveling van het Romeinse volk - Titus
lieveling van Venus   Adonis, Mars
lievelinge - mignonne
lievelingsdochter van Zeus - Pallas
lievelingskind - moederkind
lievelingslied - lijflied
lievelingspaard - bucefaal, busephaal
lievelingspaard van Alexander de Grote   Bucephalus, Bucefaal, Bucefalus
lievelingsslavin van Achilles - Briseïs
lievelingsspreuk - lijfspreuk
lievelingsuitdrukking - stopwoordje
lievelingsvak - specialiteit
lievelingszoon van Odin en Frigga - Balder
lieven - beminnen
liever   eer, eerder, integendeel, pro, veeleer, veelmeer, verkieselijker, waarschijnlijker , weleer
lieverd - beminde, lieveling, schat, snoes, troetel
liever hebben - prefereren, verkiezen
lieverlede - allengs, allengskens, geleidelijk, langzamerhand
liezenvet - reuzel
lift - hijskamer
lift (Fr.) - ascenseur
liftbediende - langzamerhand,  liftboy, liftjongen
liften   autostop, biappen, hijsen, meerijden, ophalen, optillen,  takelen, tillen, trappen, verheffen
lifter - duimer, meerijder, wegluis
liftboy - piccolo
lifljongen - liftboy
liftkoker   liftschacht
liga   (ver)bond, entente federatie, unie
ligato   gebonden, legato 
ligatuur - koppelletter
ligatuurontwikkeling - monogram
ligbank - canape, couch, couchette,  divan, lounge, sofa
liggeld in haven - havengeld
liggen - legeren
liggen woelen - tobben
liggend - gelegen, horizontaal, legerig, leggerig
liggend kruis van twee even lange balken - andreaskruis
liggende - gelegen
liggende balk - ligger
ligger - draagbalk, dwarsbalk
ligging   bed, loop, nachtleger, positie, situatie, situs, slaapplaats, stand, strekking
ligmat   tikar 
ligniet - bruinkool
lignine - houtstof
ligplaats   balehbaleh, bank, bed, bedstede, brits, divanbed, emplacement, kribbe, ledikant, leger, ligstro, divan, dok, haven, kade, kooi, krib, kribbe, ka(de), kantelbed, kermisbed, legerstede, opklapbed, ottomane, re(d)e, sofa, sponde, wieg
ligplaats nemen   ankeren, meren 
ligplaats op schepen - kooi
ligplaats voor schepen - dok, haven, ka(de), re(d)e, opper, steiger, zelling
ligstoel   chaiselongue, dormeuse
ligt aan de vaarweg naar Indonesië    Perim, Suez
ligt op Sumatra   Atjeh, Deli
lik   bajes, bak, gevangenis, kerker, kleefstof, nor, oorveeg, oorvijg, petoet, schimpscheut, slag, verwijt
likdoorn - clavus, eksteroog
likeur   absint, anisette, benedictine, brandy, chartreuse, cointreau, curaçao, drambuie,  elixir, izarra, kersenlikeur, kirschwasser,  kummel, marasquin, marasquino, menthe, pastis, pernot, persico, ratafia, ricard, rosoglio, rossalis, rum, voorburg
likeur uit absintolie - absint
likeur uit anijs - absint
likeur uit brandewijn - ratafia
likeur uit karweizaad gestookt - kummel
likeur uit venkel en steranijs essences gemaakt - absint
likeur met anijs   anisette
likeur met pepermunt   menthe, munt 
likeurkelk - anisettekelk
likeursoort - anisette,  menthe
likkebaard - smulpaap
likkebaarden - watertanden-
likkebroer - pimpelaar
likken - drinken, sabbelen, tongbeweging, vleien
likkepot - charmeur, mooiprater, vleier
likker - pluimstrijker, proever, vleier
liksteen - gladsteen, glanssteen, zoutsteen
likstok - likhout, glansstok (voor schoenmaker)
likzout - zoutklomp (voor vee in de wei)
lil   dril, gelei, jus, vleesnat
lila - (licht)paars(rood)
lila-achtig - indigo, paars, violet
lila edelsteen - ametist
lillen - stuiptrekken, trillen, vibreren
lillende gelei   dril
liliacee - 
 2   ui
 4   juin, tulp
 5   ajuin, gagea, lelie, paris
 6   allium, eenbes, scilla, siepel, sjalot, tulipa
 7   asperge, daslook, hyacint, vuurpijl
 8   berglook, bieslook, colchium, daglelie, dalkruid,
      eremurus, galtonia, geelster, knoflook, moeslook
 9   asparagus, beenbreek, graslelie, hondstand, kraailook,
      vogelmerk
10  anthericum, morgenster, narthecium, sneeuwroem
12 droogbloeier, herfsttijloos, kievitsbloem
lilliputter   dwerg, kereltje 
Limburg, hoofdstad van Belgisch - Hasselt
Limburg, stad in Belgisch - Bree, Genk, Lommel, Sint-Truden, Tongeren, 
Limburg, hoofdstad van Nederlands - Maastricht
Limburg, rivier in - Geul, Gulp, Jeker, Maas, Molenbeek,  Roer, Swalm 
Limburg, stad in Nederlands - Geleen, Heerlen, Kerkrade,  Maastricht, Roermond, Sittard, Vaals, Venlo, Venray, Weert
Limburgs dorp    zie: dorp in Limburg
Limburgs gebak - vlaai
Limburgse kaas - rommedoe
Limburgse klei   löss
Limburgse lekkernij   vlaai 
Limburgse rivier - Geul, Gulp, Jeker, Molenbeek, Roer, Swalm
Limburgse stad - Geleen, Heerlen, Maastricht, Roermond, Venlo, Weert
limiet – begrenzing, beperking, eindpunt, grens, uiterste
Iimited   Ltd, Lim.; N.V. 
limerick - rijmpje, (vijfregelig) versje
limiteren - beperken
limoen   citroen
limoenkruid   citroenkruid, lamsoor, schaapsoor, strandkruid 
limoensap met water - kwast
limonade - cassis, gazeuse,grenadine, frisdrank, prik, ranja, siroop
limonadesiroop – ranja
limonadesoort – cola, gazeuse, sinas
limoniet   moerasijzer
limpide   doorzichtig, helder 
linacee - lineum, lijnzaad, radiola, vlas
Iinament   pluksel
lindeachtigen - tilliaceeën
lindert - haas
lineair - lijnvormig
lineaire deeltjesversneller - linac
Iinea recta   direkt, rechtdoor, rechtstreeks,  rechtuit
lineamenten   gelaatstrekken, handlijnen
lingerie   damesondergoed, linnengoed, nachtkleding, onderkleding, textiel
linguïst   taalgeleerde 
liniaal   carlet, kantlat, kerfstok, lijn, (meet)lat, meetlat, reeks, regel, regelet, richtlat, rij, rijlat, tekenhaak
Iiniaalvormig  houtje   tenakel 
linie   equator, evenaar, evennachtslijn, formatie, linea, lijn, opstelling (leger, schepen), regel, rij, slaglinie, slagorde, streep, tak, trek, zijlinie
liniëren - lijnen, lijnentrekken, regeleren, strepen
liniment   smeersel
link   betjoegd, bijdehand, doortrapt, geslepen, gevaarlijk gevat, gewiekst, goochem, leep, listig, pienter, riskant,
schakel, slim, sluw
linken - bedriegen
link en listig - leep
linkerd - bedrieger, slimmerik
linkerzijde - bakboord
linkerzijde van een blad - verso
linkerzijde van een schip met gezicht naar steven - bakboord
linkerzijde van grootboek   debet 
links – onbedreven, onbehendig, onbeholpen, ongeoefend, onhandig, radicaal, stuntelig, vrijzinnig
linksachter - kanthalf
links en rechts - alom, overal
linkse paard in een tweespan van paarden   bijdehands
linkse politieke partij   C.P.N., D66, P.v.d.A., P.P.A., P.S.P.
linkshandig - onhandig, stumperig, stuntelig
linksheid - gaucherie, lompheid 
linnaeus   L
linnen   lijnwaad
linnen doek (bij de mis) - amict, humeraal
linnen kap op wagen - huif
linnen vrouwenmuts - hul, snor
linnen weefsel - damast, dril, laken
linnengoed - lakens, lingerie, slopen, textiel
linnengoed merken - letteren
linnenschoen met touwzool - espadrille
linnen vrouwenmuts   snor
linnen weefsel   buckram, dril, laken 
linnengoed - lingerie
linoleum - kurktapijt, kurkzeil, lijnolie
lint   agrement, band, boordsel, film, haarstrik, kenteken, ordeteken, sjerp, smalfilm, soutache, strook
lint met veel foto's    film, smalfilm
lint   of koordvormig weefsel   galon 
lint ter versiering - galon, trens
lintaal   glasaal
lintgras - lintriet
lintje   bandje, decoratie, ereteken, ridderorde 
lintspeler – taperecorder
lint ter versiering - galon, trens
lintvis - baars, haharingkoningringkoning
lintvissen - lampridiformes
lintvormig weefsel - galon
lintworm   cestoda, draak, ingewandsworm, taenia, ténia,
lintworm, larve van een - haakworm
lintwormengeslacht - dipylidium, taenia
linzeboom   blazenstruik, goudenregen
lion - leeuw, salonheld
lionne - salonheldin
lipariet - kwartsporfier, ryoliet
Liparische eilanden, een van de - Alicudi, FilicudiLipari, Panaria, Salina, Stromboli, Vulcano
lipbloem  - labiaal
lipbloemig heestertje   adoorn, lavendel
lipbloemige   labiaten, zie labiaat
lipbloemige plant - andoorn, andoren, basilicum, betonie, bonenkruid, bosandoren, dauwnetel, dovenetel, drakenkop, gamander, glidkruid, hertsmunt, hoenderbeet, hondsnetel, hondsraf, hijssop, kranssalie, kruizenmunt, labiaal, lavendel, malrove, marjolein, melkbloem, mint, moerasdoren, munt, neppe, orego, pepermunt, polei, raai, rozemarijn, salie, scharlei, senegroen, slangenkruid, steentijm, thijm, veldsalie, watermunt, wolfspoot, ijzerkruid, zeneblad, zenegroen, zomerandoren
lipide - vet
lipklank   labiaal
lipletter   labiaal
lipoïde - vetachtig
lipoom   vetgezwel
lippen - labia
lippenbeer - melursus
lipstick   make up, lippenstift
lipvis - baars, jonkervis, labridaë, regenboogvis, zeelt, zeezeelt
lipvissen - labroïden
liquidadeur   vereffenaar
liquidatie   afrekening, afwikkeling, opheffing, vereffening
liquide   vloeibaar
liquide middelen - effecten, geld, valuta
liquideren - compenseren, egaliseren, opheffen, solveren,
uitroeien, vereffenen, vernietigen, verrekenen
liquor - (ruggemergs)vocht
lis - iris, lelie, lits, lus, lijn, snoer, strikje, tres, waterlelie, waterplant
lis aan het knoopsgat   tres 
lisachtige    crocus, gladiool, saffraan, yarn
lisachtigen - iridaceeën
lisbloem   eiberbloem, herfsttijloos, irias, iris, oeverbloem, pinksterbloem, tijdlelie, vissestaart
lisbloemen en kaardebol - duikelaars,kannewassers,
sigarenriet, stalkaarsen
lisdodde(n) - domp, dullen, duikelaar, lampenpoetser, raboorden, typha(ceeën)
lisje   trens
lispelen   fluisteren, miezelen, ruisen, slissen, smiespelen, zwatelen
Lissabon - Lisboa
list   akal, finesse, fint, foef(je), grap, handigheid, kneep, krijgslist, kuiperij, kunstgreep, kunststuk, loosheid,, misleiding, part, poets, pots, raffinement, slimheid, slimmigheid, sluwheid, stratageem, streek, strik, treek, stunt, truc, tuk, valstrik, voorwendsel, zet
listig   arg, artificieus,  bedrieglijk, behendig, betjoegd, doortrapt, gehaaid, geslepen, gewiekst, handig, intrigant, leep, link, loos, pienter, schrander, slim, slinks sluw, tactisch, uitgekiend, uitgeslapen
listige bedoeling – arglist
listig en leep - link
listigheid   kneep
listige Griek   Sinon
listige streek   kunstgreep, menistenstreek, reinardie, slimmigheid, treek,
listigheid   foefje, gekonkel, kneep, kuiperij, raffinement, sluwheid, trucje
listig iemand - slimmerik, vos
listig persoon – sluwerd
list of foefje - kneep
Iiten   halfvrijen, horigen
liter  kan, kop
literair - belletristisch, epos, hymne, letterkundig, ode
literair genre   drama, dramatiek, didactiek, epiek, epos, essay,  hymne, lyriek, novelle, ode, poëzie, proza, roman, satire
literair tijdschrift   Barbarber, Gids, Libertinage, 
literair opstel - essay
literair tijdschrift - Barbarber, Braak, Gandalf, Gids, Libertinage, Maatstaf, Podium, Raster, Tirade,
literaire kring - cenakel, Muiderkring
literaire stijl - gongorisme, schrijftrant
literaire verhandeling - essay
literator   auteur, belletrist, dichter, letterkundige, poëet, romancier, schrijver
literatuur   belletrie, letteren, letterkunde 
literatuuronderzoeker - documentalist, letterkundige
lithium   Li 
litho - steendruk
lithochromie - kleurensteendruk
lithogenese - sedimentenleer
lithograaf - steendrukker
lithografie - steendruk
litholatrie - steencultus
lithosfeer - aardkorst
lithotomie - steensnijding
litigant - dinger, eiser
litorella uniflora - oeverkruid
litteken   cicatrice, cicatrix, link, macula, moet, navel, neep, stigma, striem, wondteken
littekenachtig - cicatrieel
Litouwen, hoofdstad van - Vilnjoes, Wilna
Litouwen, rivier in - Nemunas, Njemen
Litouwen, stad in - Kaunas, Klajpeda
Litouws volkslied - daina
liturgie - mensa
liturgisch boek - martyrologium
liturgisch gebed   benedictie, prefatie 
liturgisch gewaad - parament
liturgisch kerkgezang - koraal
liturgische kandelaar - menora
liturgisch kledingstuk - albe, amict,cingel, cotta, dalmatiek, kazuifel, koormantel, parament(en), stool, superplie, toga, tuniek
liturgische schoudermantel - fano
liturgische waaier - flabellum
live - direct, rechtstreeks
Livinus - Lebuïnus
Livoe, hoofdstad van - Boekavoe
livreibediende - lakei, nestellakei
livreibediende in hotels - groom
livreiknecht   lakei, groom, nestellakei, palfrenier
livreiknecht (Eng.) - groom
livreirups - ringelrups
Ljubljana - Laibch
llano - grassteppe
Loasacee - brandwinde, cajophora, loasa, mentzelia
lob - boogbal, kraag, kwab, manchet, zaadlob
lobbedei - dwaas, sul
lobberen - flodderen, lubberen, slobberen, waggelen
lobberig - dik
lobbes   doedel, goedbloed, goedzak, goeierd, kalf, lobbe, loebas sufferd, sukkel, sul
lobeliacee - centropogon, laurentia, lobelia
lobby   congsie, factie, foyer, kliek, lounge, vestibule, voorhal , wandelgangen
lobbig - royaal, ruim, wijd
loboor - hangoor, lobbes, lomperd
loborig - dom, onhandig, onnozel
localisatie   plaatsbepaling
localiteit   kamer, plaatsruimte, ruimte, vertrek, zaal 
locatie - afbakening, plaatsing
loch - gat, knikkerputje, kuiltje
lock-out - uitsluiting
loco - plaatsvervangend, t.p.
loco burgemeester   L.B. 
loco citato - lc
loco-president - lp
loco secretarls   L.S.
locomotief - loc
locomotief begeleiden door personeel dat alleen met de weg bekend is - piloteren
locomotiefwagen - tender
locutie   uitdrukking, spreekmanier, spreektrant, spreekwijze,  zegswijze
Lod - Lydda
lodderein - reukwater
lodderen - slapen, soezen
lodderig   dromerig, moe, slaperig, suffig 
lodderim - reukwater
loden   meten, peilen, verzegelen
loden korrels   hagel
loden theedoos - katje
loden zegel - plombe
lodende en peilende - aandiepen
loderein - Koninginnewater
loding - peiling
loebas - lomperd
loeder - adder, beroerling, deugniet, doerak, ellenloervogel, deling, gemenerik, hoer, kreng, kwelgeest, loboor, loebas, schoft, serpent, smeerlap, smiecht
loef   loevert, windzijde
loefbalk - maststut
Ioefboom - botteloef
loefhouder - bitstuk
loefhout - bitstuk, loefhouder
loefzijde - loevert, lij
loei - klap, opstopper
loeien - blaren, blaten, bulderen, bulken,  fluiten, gieren, huilen, roepen, schreeuwen
loeien van dieren - briesen
loeien van herten in de bronstijd - bur(re)len
loeien van vee - bulken
loeiend - vurig
loeier - kanjer
loens   lonk, scheel, onbetrouwbaar, oneerlijk, onoprecht, touche, vals
loensen - lonken, scheelkijken
loenserik - gemenerd, schurk, valsaard
loep   leesglas, loupe, kijkglas, lens, vergrootglas
loepzuiver - gaaf
loer - botterik, knul, lap, lel, lomperd, lor, luim, luip, poets, prul, schurk, slet, streek, tod, truc, vod, zeperd, zet
loerder - gluurder, kijker 
loeren - azen, bespieden, gluipen, gluren, lonken, luimen, neuzen, spieden
loeren op - bespieden, gluren
loeres -  botterik, sul
loeris - lomperd
loerogen - gluren, spieden
loert - leverworst
loervogel - jachtvogel, spion, valk, verkenner
loet - ovenijzer, ovenkrabber, pook
loeven - pieken, sturen
loewak - koffierat, moesang, palmmarter
lof   aanzien, achting, Brussels lof, chichorei, compliment, eer, eloge, ere, gebladerte, glorie, hulde, lover, onderscheiding, pluimpje, reputatie, roem, verdienste, waardering, wierook, witlof
lof aandoen - vleien
lof aan God (afk.)  . LD. (Laus Deo) 
lofdicht   hymne, ode
lof en eer - glorie, roem
lof schenken aan - loven
lof toekennen - bewieroken, loven, prijzen
lof verkondigen - roemen
lofdicht - dithyrambe, eloge, hymne, ode, panegriek, panegyriek
loffelijk - eervol, honorabel, laudabel, lofwaardig, onvolprezen, prijzenswaard, prijzenswaardig, verdienstelijk
loffelijke bijvoeging   predicaat, predikaat 
lofkrans - lauwerkrans
lofkreet - halleluja
loflied   dithyrambe, eloge, gezang, lofzang, ode, psalm
loflied ter ere van Apollo - paean
Lofoten, hoof, lauwerkransdstad van - Svolvaer
lofprijzing - doxologie, laudatie
lofpsalmen - laudas
lofrede   éloge, lofspraak,  panegyriek
lofredenaar   laudator, panegyrist
lofschrift - eloge
lofspraak - éloge, lofrede, louange, preconisatie
loftrompet - bazuin, schuiftrompet
loftuiting - éloge, lofspraak, louange
lofwaardig - eervol, verdienstelijk
lofwerk   festoen
lofzang   cantica, gloria, hallel, halleluja, hymne, magnificat, ode, paean, psalm
lofzang (Hebr.) - hallel
lofzang van Maria – Magnificat
lofzang op Apollo - paean
log   dik, gezet, laks, langzaam, lomp, plomp, slepend, sloom, traag, vadsig,  zwaar(lijvig)
log vrouwspersoon - patapoef
logaritme - exponent, log, macht
logboek - register, scheepsjournaal, (schuts)journaal
logé(e)   dik, gast, eter, (mee)eter, slaper, visite 
loge - portiershokje, vrijmetselarij
logeabel - bewoonbaar, comfortabel, gerief(e)lijk
logeergast - slaper
logeergelegenheid -  hotel, jeugdherberg, kampeerterrein, logement, motel, pension
logement    gasthof, herberg, hotel, motel, nachtverblijf, pension 
logement (Ital.) - osteria
logement voor de jeugd - jeugdherberg
logementhouder - herbergier
log en dik - lijvig
logenstraffen - dementeren, ontkennen
logenstraffing - dementi
log en traag - lomp
logeren   gast, huisvesten, overnachten, toeven, verblijven
loggerzeil - emmerzeil
loggia - afdak, balkon, galerij, veranda
logglas - zandloper
logheid   dikte, plompheid, traagheid, zwaarte
logica - denkleer, redeneerkunde
logie - droogschuur
logies - logementnachtverblijf, onderdak
logisch - consequent, konsekwent, rationeel, uiteraard
logisch denken - redeneren
logisch spreken   redeneren 
logo - beeldmerk, embleem
logogrief - charade, letterraadsel, woordraadsel
logomachie - woordentwist
logopedist - spraakleraar
logos   brein, denkvermogen, rede, verstand, woord
log, soort - patentlog, sallog
lok - bosje, krul, plukje
lokaal    cafe, kamer, klas, kroeg, lokaliteit, plaatselijk, vertrek, zaal
lokaal van alcoholvrije dranken - melksalon
lokaal voor leerlingen - klas
lokaal waar men drank kan krijgen   bar, bodega café, gelagkamer, kroeg, proeflokaal
lokaal waar men het bestelde aan de toonbank gebruikt   bar 
lokaas   aas, advertentie, blinkerd, kunstvlieg, leur, lokspijs, trekpleister
lokale aardrijkskunde - heemkunde
lokalisatie - plaatsbepaling
lokaliteit - kamer, lokaal, plaats, ruimte, vertrek, zaal
lokartikel - lokvink, stunt
lokatie - plaatsbepaling, plaatsing
lokduif - brasser
lokeend - roepeend, staleend
loket   bureau, deurraampje, doorgeefluikkassa, kastvakje, kluis, raam, schuifraam, slabbe, vak 
loketdeurtje - klinket
lokfluitje - pieper
lokgat - pompgat, spuigat
lokken - bekoren, lusten, opwekken, overhalen, verleiden
lokkende blik - lonk
lokkertje - blikvanger, trekker
lokkig - aanlokkend
lokmiddel - aas, lokspijs
lokmiddel van jagers - hazefluitje, hazeklager, hazelok
lok neervallend haar - sliert
lokroep   kies, kos, kuus, poespoes, pst, tuut
lokroep voor eenden - poele
lokspijs   aas, lokaas, lokmiddel
lokvink - baanloper, roervink
lokvogel - kwartjesvinder, leukheid, lokeend, lokvink, roervink, verlokker
lol   aardigheid, amusement, gein, genoegen, grap, herrie, kabaal, keet, leut, plezier, pret, schik, vreugde
lolbroek -  geinmaker, grapjas, leukerd, schalk
lolletje - aardigheidjegeintje, grapje, pleziertje
lollig - amusant, enig, geinig, grappig, leuk, leutig, plezierig, prettig, uiig, vermakelijk, vrolijk
lolmaker   fuifjas, lolbroek, pretmaker
lol of plezier - vermaak
loltrappen - keten
lom   dorsvis, duikereend, ijsduiker, bijt(gat), zeeduiker
lomig - gemelijk
lommel - lor, vod
lommer   bladeren, bladerdek, gebladerte, loof, lover, ombre, schaduw
lommerd   leenbank, lombard, pandjeshuis
lommerhuisje - prieel
lommerig   bladerrijk, schaduwrijk 
lommerrijke weg   allee, dreef, laan
lomp   agrest, boers, bonk, buffelachtig, dam, deugniet, flard, grof, honds, kleinigheid, klungel,  lap, Iel, leur, log, lompweg, lor onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, onbeschaamd, onbeschoft, ongelikt, ongemanierd, onhandig, onhebbelijk, onopgevoed, plomp, prul, puitaal, ruw, tod, todde, vlegelachtig, vod, zwaar
lompe - grove
lompe kerel - hork, rund
lompe vlegel - vlerk
lomp persoon   kinkel, lummel, lomperd, rund, vlegel
lomp ruw blok   bonk
lomp vrouwmens   trien
lompen   vodden, lorren
lompenbak - stamptrog
lompengaarder - voddenraper 
lomperd   bink, boer, botterik, buffel, ezel, knoet, haspel, hork, hufter, kaffer, kinkel, knoeier, knol, knul, knuppel, loeras, loer, loeras, lomperik, lummel, os, pummel, schaapskop, schapenkop, stommerd, stommerik, vlegel, vlerk
lompheid - maladresse, onbeholpenheid, onbeschoftheid, onhandigheid, ruditeit, ruwheid
Londenaar - cockney
Londens beroemd gebouw   Tower, Big Ben
Londens dialekt   cockney
Londens boroughs - 
 5   Brent
 6   Barnet, Bexley, Camden, Eaeling, Harrow, Merton,
      Newham, Sutton
 7   Barking, Bramley, Croydon, Enfiefd, Hackney,
      Lambeth
 8   haringey, Havering, Hounslow, Kingston, Lewisham,
      Richmond
 9   Greenwich, Islington, RedbridgeSouthwark
10  Hillingdon, Wandsworth
11  Hammersmith, Westminster 
Londens plein   Piccadilly(circus) 
Londens station   Fenchurch, Liverpool
Londense binnenstad - City
Londense taxi - cab
Londense wijk   Chelsea, MayfairSoho, Westend, City,
Ionen   belonen, betalen, straffen, vergelden, vergoeden
lonend   batig, dankbaar, rendabel, winstgevend
longaandoening - astma, bronchitis, longontsteking, longziekte, pleuritis, pneumonie, tering, tuberculose
longblaasje - alveolus, luchtcel
longbloeding - haemoptoë, pnoemorrhagie
longen - pulmones
longicefaal - langschedelig
longimetrie   lengtemeting 
longjacht, veroorzaker van - etgras
longknobbel   tuberkel 
longkruid - pulmonaria
longontsteking   pneumonie 
longontsteking met borstvliesontsteking - pleuropneumonie
longpijp - bronchie, luchtpijp
longsamendrukking   pneumothorax 
longslakken - pulmonata
longsteen - pneumoliet
longtering - tuberculose
longvis   barra, baramoenda, slijkvis
longvissen - dipnoi
longvlies - pleura
longziekte - bronchitis, silicose, t.b.(c), tering
lonk   blik, knipoog, lachje
lonken - blikken, flirten, knipogen, verlokken
lontgeweer - musket
loo   bos, woud
loochenbaar - niabel, ontkenbaar
loochenen   dementeren, denegatie, denegeren, desavouren, negeren, ontkennen, tegenspreken,  verloochenen, verzaken
loochenend - ontkennend
loochening   diffesie, dementi, desaveu, diffessie, negatie, negering, ongetwijfeld, ontkenning, stellig, tegenspraak, verzaking,
lood   geld(barg.), kogel(s), peillood, plumbum, Pb, schietlood, saturnus
lood, stuk - plombe
loodacetaat   loodsuiker
loodachtig metaal   thallium 
loodarsenosulfide - boulangeriet, plumosiet
lood bevattend - saturnisch
looddief (barg.) - sloper
looderts - aturniet
loodfoelie   bladlood
lood gebruikt als zegel - plombe
loodgeel - loodoxyde, massicot
loodgieter - fitter
loodgift - PbO
loodglans   galeniet
loodglas - flintglas
loodje - verzegeling
loodkleurig - bleek, deluw, livide, loodkleurig metaal,  tin, vaal
loodkruid - plumbago, sodaplant
loodlaagje in een muur - slab
loodlijn   apothema, dieplijn, hoogtelijn, kinnebaksblokje, loodlijnblok, normaal, perpendiculair, verticaal,
loodmetaal - soldeersel
Loodnadel - smeltprop
loodoxyde   glit
loodpapier - bladlood
loodpoeder - kremserwit
loodpreparaat   loodglit, menie 
loodrecht - aplomb, dwars, haaks, kops, steil, perpendiculair, rechthoekig, rechtop, rechtstandig, rechtstandig, vertikaal, weerbarstig
loodrecht staand paaltje op gangboord - bolder
loodrechte stand geven - perpendiculariseren
loodrechte wand   steilwand
loods - afdak, gebouw, barak, bestuurder, boet, garage, gids, geleider, hangar, hut, keet, leidsman, loodsman, piloot, remise, schuur
loodsboot - loodskotter
loodsen - leiden, manoeuvreren, piloteren
loodsgeld - pilotage
loodsiccatief - terebine
loodsje  boet
loodsman - loods
loods of keet - barak
loods voor vliegtuigen - hanger
loodspaat - loodchromaat
loodsuiker   loodacetaat 
loodsulfaat - loodoxyde, loodvitriool, zwavelzuur
loodsulfide - galeniet
loodtalie - loodlijn
loodverbinding - menie
loodverf - menie
loodvergiftiging   saturnisme 
loodvermiljoen - menie
loodwater - goulardwater
loodwit - loodacetaat, schelpwit, struis
loodwitpoeder - kremserwit
loodzegel   plombe
loodziekte - loodkoliek
loof   bladeren, gebladerte, groen, linde, lommer, lover, moe
loof als versiersel - lofwerk
looft den Heer   Halleluja
loofboom   abeel, acacia, ahorn, berk, beuk, eik, els, (es)doorn, esp, hazelaar, iep, kastanje, knotwilg, korstmossengroen, linde, lijsterbes, magnolia, meidoorn, noteboom, olm, plataan, populier, wilg 
loofboom met rode bessen - lijsterbes
loofboom uit het Middellandse-Zeegebied - plataan
loofhut   feesthut, priëel, tabernakel, tent, veldhut
Loofhuttenfeest - Poerim, Purim, Soekot
loofmos - bladmos
loofplant - korstmos, thallofut, wier, zwam
loofrijk - bladrijk, frondeus
loofslinger - guirlande
loofwerk in Arabische stijl - arabesk
loofwerkversiering - moreske
loog   alkali, aserts, asoplossing, aszout, base, kaliloog, kelp, natriumhydroxyde, natronloog
loog der goudsmeden en munters - witloog
loogkruid - alkali, salsola
loogzout   alkali, natron, potas, soda 
looi - run
looiend zout - aluin
looier - leerbewerker, lederbok
looierijenstreek in Nederland - Langstraat
looiersboom - smak
looiersboom In Zuid  Europa   sumak 
looiersknecht - vellenploter
looiersschors - eikebast
looihuis - nahuis
looimiddel   aluin, babool, eek, kino, looi, looimiddel, looisel, looistof, looizuur, massooi, rinde, run, sumach, taminne, valonea
looiput - laaf
looistof   catechu, tannine, eek, kino, looisel, run 
looistruik   sumak
looizuur   tannine
look    ajuin, bieslook, juin, knoflook, prei, siepel, sjalot, ui
loom   apathisch, indolent, inert, laks, langzaam, levenloos, lui, leuzig, lusteloos, mat, moe, saai, slaap, slaperig, slepend, sloom, traag, vadsig, vermoeid, werkschuw, zwoel, zoel
loomheid - slaperigheid
loon – beloning, betaling, bezoldiging, daggeld, dagloon, gage, gagement, honorarium, incasso, inkomen, inkomsten, jaarloon, maandgeld, maandloon, payement, pensioen, remuneratie, salaris, soldij, traktement, vacatie, verdienste, vergelding, vergoeding, wachtgeld, wedde, weekgeld, weekloon
loon geven - betalen, bezoldigen, honoreren, salariëren, vergelden, uitbetalen
loon geven voor - belonen
loonlijst - salarislijst
loon of salaris - inkomen
loon per uur - uurloon
loon van een commissionair - commissie
loon van een makelaar - courtage, makelloon
loon van een soldaat - soldij
loon van schepelingen - gage
loon voor een impresario - provisie
loon voor een ober - garantieloon
loon voor een schrijver - royalties
loon voor het maken van iets - maakloon
loon voor het persen - persloon
loon voor misdaad of moord - bloedgeld
loon wat men verdiend - salaris
loonactie - staking, loonbeweging
loonarbeider - werkman
looncontract   CAO.
loondienaar - mercenair, werknemer
loongrens - premiegrens
loonschaal - barema
loonslaaf   arbeider, dagloner, koelie, loswerkman, proletariër
loonsoldaat - soldenier
loonsverhoging - loonsvermeerdering, opslag 
loontrekkend   bezoldigd
loontrekker - employé, werknemer
loonzuchtig - mercenair
loop   diarree, draf, galop, gang, geren, geweerloop, kippenloop, koers, omgang, ren, rivierloop, stap, toeloop, tra, tred, uitloop, vlucht, voortgang, wandeling, wedloop
loop der gebeurtenissen - lot
loop der omstandigheden - beurt
loop heen - maken
loop van draden - vleug
loopbaan   carrière, levensweg, sintelbaan
loopbrief - circulaire
loopbrug - passerel
loopfiets   draisine
loopgang - doorloop, gaanderij, galerij, gang, overloop, pergola, rel (muis), stoa, zuilengalerij
loopgat - gang, hol, rel
loopgraaf   gang, greppel, groeve, mollerit, ril, rit, sappe, tranchee, vore, wagenspoor
loopgraaf van een mol - ril, rit
loopgraven maken - sapperen
loopgravenmaker -  schansgraver,  sappeur
loophek   box, tuin
loophengel - sleephengel
loopje   foefje, kunstgreep, ommetje, riedel, wandeling
loopje nemen - sollen
loopjongen - boodschappenjongen, bijloper
loopjongen in hotels   chasseur 
loopkat - (rijdende) takel, zaklantaren
loopkever - aardtor, bombardeerkever, carabidae, schallebljter, scharrebijter
loopknecht - loper
loopkwartet - turnix
loopmare   krant, vlugschrift 
loopneus - snotneus
loop of pas - tred
looppad - stoep, trottoir
looppad door een moeras - zuwe
looppas - draf
loopplank   koebrug, loopgang,  valreep
looprichting - ductus
loops - bronstig, hitsig, krols, paarzuchtig, ritsig, tochtig 
loopstok   stelt, kruk, wandelstok
loopt door riool   gootwater 
loop van een paard - draf
loopvarken - schram
loopveranda op flat - galerij
loopvlak - zool
loopvogel   casuaris, emoe, emu, kasuaris, kieft, kievit, kip, kiwi, nandoe, ral, snep, snip, struis(vogel), trap
loopwedstrijd - marathon
loopijzer - vuurhaak
loopzand - drijfzand, welzand
loor - verloren
loos   arglistig, bedrieglijk, gemeen, hol, laag, laaghartig, ledig, leeg, leep, link, listig, ondeugend, onecht, schalks, schijnbaar, slim, sluw, snugger, vals, zonder
loos bericht - canard
loosbuis - riool
loosheid - slimheid, sluwheid
loospijp - afvoerbuis, riool
loot - afstammeling, boomscheut, ent, greppel, lot, nakomeling, nazaat, poot, rank, rijs, scheut, spriet, spruit, stek, tak, teen, telg, twijg, uitloper
lopen - afleggen, benen, draven, flaneren, gaan, hollen, kuieren, marcheren, naderen, rennen, schrijden, slenteren, snellen, stappen, steifelen, stromen, tippelen, treden, vloeien, vluchten, voortbewegen, wandelen, ijsberen,  zwerven
lopend gerucht - mare
lopend koordschrift - loko
lopend touw   geitouw, gei, gording 
lopend touwwerk - bras, greling
lopend van noord naar zuid - meridionaal
lopende maand - currentis, inst (instant),
lopen voor je conditie - joggen, trainen
loper   bode, draver, haaksleutel, ijlbode, koerier, raadsheer, renner, slothaak, tapijt, voetganger, wandelaar, zwerver
loper of mat - kleed
loper van een slot - sleutel
loper voor een groot aantal sloten -  keizertje
lopertje - boomkruipertje
lor   bul, drel, flard, flut, kertel, kleinigheid, klodde, konkel, lap, lel, leur, loer, lomp, lopje, nest, onding, plag, prul, slons, tod, todde, vod 
loranthacee - maretak, mistel, viscum, vogellijm
lorder   smokkelaar
lorgnet   knijpbril, knijper, neusknijper
lorgnet voor dames   face à main 
lorgnon - monocle, oogglas
lori - argwantibo, beermaki, koekang, potto
lork - lariks, lier, lorkeboom
lorkeboom   lariks, lier
lorkehars   terpentijn
lorre   kaketoe, papegaai
lorregoed   prullegoed
lorren - bedriegen, vodden
lorrenboer   voddenman 
lorrendraaien - bedriegen, sluikhandelen
lorrenkraam   rommelkraam 
lorrenman - opkoper, voddenraper
lorrewerk   knoeiwerk
lorrie   kipkar, draisine, werkwagentje
lorrig - nietswaardig, prullig, voddig,
lors   slons
los   lynx
los - afgesheiden, afgezonderd, afzonderlijk, apart, beweegbaar, beweeglijk, bewegelijk, gescheiden, ijl, incoherent, laks, lauw, lichtzinnig, losbandig, mobiel, mul, ongebonden, onsamenhangend, onvast, onverpakt, onzeker, principieel, pulverig, quitte, roerend, rul, streng, uiteen, uitverkocht, vaneen, vrij(staand), wankel
los blad in een boek ter verbetering    inlegvel 
los bruggetje - vonder
los eind van een touw   tamp 
los en onvast - wankel
los gedeelte - brok, suk
los geweven linnen - trielje
los houten bruggetje   vonder, vondel, vlonder .
los overtreksel - foedraal
los samengevoegde zaken - agglomeraat
los schot van een zoldering   luik 
los van banden - vrij
los van elkaar - apart, uiteen
los van gedrag   abandon
los van huls   extern, zelfstandig
los van manieren   vlot, vrij
los van ouders   zelfstandig
los van (de) wereld   hemels, mystiek, ontheven
los van zede   lichtzinnig, onzedig, vlot
los weefsel   neteldoek
los werkman   schavak, kaailoper 
losange (In de wapenkunde) - ruit
losarm - laadboom 
losbandig   amoreel, bacchanalisch, bandeloos, buitensporig, dartel, dissoluut, frivool, licentieus, licht, liederlijk, lichtzinnig, luchtig, ongebonden, ongeregeld, redeloos, slempartij, stoeiziek, woest, wulps, zedeloos
losbandigheid   bandeloosheid, buitensporigheid, debauche, (dichterlijke vrijheid), frivoliteit, licentie, lliederlijkheid, onzinnigheid,  ongebondenheid, ongeregeldheid, ontucht, uitspatting, zedeloosheid,
losbarsten - loslaten, losmaken, uitbreken
losbol   boemelaar, debauche, deugniet, doordraaier, kwispel, libertijn, lichtmis, patser, pierewaaier, rabauw, raveel, roue, zwierbol
losbladig - polypetaal
losbranding van vuurwapenen   salvo, stormvuur 
losbreken - uitbreken
losdrijvende mijn - strooimijn
losgaan - loswerken
losgegane steken - torn
losgelaten naad   torn, tarn 
losgeld - afkoopgeld, vrijkoopsom
losgeraakt - eraf
losgeraakte draad   rafel 
losgeweven   voddig 
loshangend - slap
losheid - laxiteit, slapheid
loshoofdig - lichtvaardig, lichtzinnig
losjes - lichtzinnig, luchtig, nonchalant, onvast, slap, vluchtig
loskade - losplaats
loskopen - inlossen, racheteren, redimeren, terugkopen,
uitkopen, vrijmaken
loskoppelen - ontgrendelen
loskorrelig - mul, rul
losinj - Lussino
losjes - lichtzinnig, (v)luchtig
loskroonbladige   
 4   anijs, boon, eppe, erwt, kers, kool kwee, muur, peen, peer,
      raap, roos, soja, vlas, wouw 
 5   ahorn, appel, braam, cacao, dille, druif, linde, lotus, mirte,
      pioen, pruim, radijs, wikke
 6   aalbes, acacia, akelei, azalea, cactus, jasmijn, klaver,
      klimop, kervel, karwij, lupine, mimosa, mispel, pensee,
      perzik, reseda, venkel, wortel
 7   aardbei, amandel, anemoon, begonia, camelia, citroen, 
      esdoorn , fuchsia, mahonia, ramenas, spurrie, violier,
      wortelt  
 8   abrikoos, anjelier, clematis, geranium, kastanje, klaproos,
      magnolia, mandarijn, mangrove, selderie, viooltje
 9   bloemkool, hortensia, pimpernel, tamarinde,
10  boterbloem, eucalyptus, peterselie, pompelmoes,
      reigersbek, waterlelie
11   goudenregen, sinaasappel
12   duizendschoon, judaspenning
loskrijgen - aftroggelen
loslaten - afwerpen, bevrijden, elargeren, losbarsten, losmaken, lossen, lozen, relacheren, schieten, slaken, vieren, vrijgeven
loslaten van draden   rafelen, tarnen, tornen 
loslating - ablatie, secessus
loslippig   flapuit, indiscreet, kwebbel, praatziek
loslippig persoon - flapuit, klets, kletskous
loslippigheid - indiscretie
loslopend - ongehuwd
loslijvig zijn - dun, iel, schraal, ijl
loslijvigheid - buikloop, diarree
losmaken -  afscheiden, beginnen, bevrijden, losbarsten, loslaten, ontbinden, onthechten, ontketenen, ontknopen, ontkoppelen, ontplooien, ontwarren, slaken
losmaken uit het gareel   uitspannen 
losmaking - debridement
losmaking (Gr.) - paresis
losneerhangend - slap
losplaats - haven, ka, kade, kaai, loskade, pier, station, steiger, wal
losprijs - afkoopsom, losgeld, rantsoen, vrijkoopgeld
losrente - obligatie, schuldbrief
losrukken - arracheren
losscheuring - avulsie
losschuit - prauw
losse belegstrook - pat
losse brug   vondel, vonder
losse deeltjes van een dunne laag - splinters
losse draad - rafel
losse houten vloer - vlonder
losse huiskleding - morgengewaad
losse laarsschacht   beenkap
losse mouw - mof
losse naad - torn
losse niet gekamde wol - sajet
losse overtrek - foedraal, hoes
losse plank - steg, vlonder
losse plank aan een bedstee   sponde, laan
losse plank in de bedstede - laan
losse plank van en vloer van een botter - laan
losse plank vooraan de bedstede - sponde
losse planken onder lading - garniet, grenier
losse planken vloer - beun, vlaak, vliering
losse snaar (Fr.) - ouvert
losse strikdas - lavage
losse trap - ladder, leer
losse veenstof - darg, daring, darink, derrie, molm, 
losse verkering - scharrel(tje)
losse vloer   garnier, laning, vondel, vlonder
losse vloer onder  lading van een schip   grenier, garnier
losse wollen mouw - mof
lossen - afschieten, lozen, ontladen, ontschepen, rantsoeneren, uitladen, verlichten, vrijkopen
Losser - Goei, Heiland, Verlosser
lossjouwerman - baliekluiver
lossnijden van draden uit een weefsel - lostarnen, lostornen, tarnen,tornen, uithalen
losspil - windas
lostoestel   elevator 
lostrekken - oprukken
loswal - baai, ka, kade
losweg - gemakkelijk, lichtzinnig, nonchalant, onberedeneerd
loswerken - losgaan, openwrikken
loswerkman - sjouwerman
loswerkman in de haven - kaailoper, kaairidder
loswoelen - hakken, schrepelen
loszinnig - dartel, grillig, onberaden, ondoordacht, speels, wulps
loszinnig gedragen - dartelen
loszinnig mens - lichtmis, losbol, loshoofd
loszinnigheid - losbollerij
loszitten - leuteren, loteren
lot   aandeel, bestaan, bestemming, destinatie, ent, fatum, fortuin, leven, levensloop, levenslot, loot, noodlot, poot, prijs, prijskans, scheut, stek, spruit, teengewas
lot zonder prijs - niet
loten - loteren, trekken
loten vormen - spruiten
lotenverkoopster - collectrice
lotenverkoper - collecteur
loterij - sus, toto, geluksspel, kansspel, verloting
loterij (drie nummers)   terne
loterij zonder nieten - tombola
loterijbriefje   lot
loterijspel   bingo, kansspel, kienen, lotto, tombola
lotgenoot   kameraad, maat, makker, metgezel, soortgenoot 
lotgeval   avontuur, belevenis, beurt, fatum, gebeurtenis, voorval, wedervaren
lotgevallen - fata
lotgodinnen - Fortuna, Nornen, Parcen
Lotharingen, inwoners van  - Lorreinen
loting   uitloting, verloting
lotion - haarwater, reukwater .
lotsbedeling   noodlot
lotsbepaling   karma
lotsbeschikking - destinatie
lotspraak   orakel
lotsverbondenheid - saamhorigheid
lotsvoorspeller - horoscoop, waarzegger
lotsvoorspelling - horescoop
lotto   bingo, kienspel, toto
lotto spelen - kienen
lotus - waterlelie
lotus, roze - padma
lotusbloem - dadelpruim
lotusboom - diospyros
lotuseter - lotofaag
lotwichelaar - waarzegger
lot zonder prijs - niet
louche   gemeen, laag, min, onbetrouwbaar, onguur, verdacht
Louisiaden , een der - Misima, Rossel, Tagoela
lounge   foyer, gezelschapszaal, hotelhal, koffiekamer, lobby
loupe - leesglas, lens, loep, vergrootglas
louter   alleen, enkel, klinkklaar, maar, onvermengd, onvervalst, puur, rein, sereen, slechts, uitsluitend, zuiver 
louteraar - affineur, zuiveraar
louteren   cupelleren, epureren, kuisen, purificeren, purifiëren, raderen, raffineren, reinigen, wassen, zuiveren
louter en alleen - enkel
loutering   epuratie, katharsis, purgatorium,  raffinage, reiniging, vagevuur, zuivering 
louteringsberg - purgatorium, vagevuur
loutre   otterbont 
Louth, hoofdstad van - Dundalk
louwmaand   januari
loven   bewieroken, eren, lauderen, lauweren, ophemelen, prijzen, roemen, verheerlijken, waarderen, zegenen
lovend - waarderend
loven en bieden - dingen, marchanderen
loven en eren - prijzen
lover   blad, bladeren, gebladerte, loof, lommer, kruin
loverrijk - lommerrijk
lovertak - meitak
lovertje - glitter, paillet(te), sierblaadje
loyaal - eerlijk, eerlijkheid, fidel, getrouw, getrouwheid, loyaliteit, oprecht, oprechtheid, rondborstig, trouw, verknocht
Loyaliteitseilanden, een der - Lifou, Maré, Ouvea
loze doodkist en baar - katafalk
loze streek - kunststukje, list, treek
loze trek - nuk
loze vos - dief, guit, leperd, schelm
loze schelm - boosdoener, rakel, spitsboef 
lozen   afvoeren, afwateren, kwijtraken, leegmaken, loslaten, slaken, spuien, uitwerpen, wegspoelen, wegsturen, wegzenden
lozen van water – afwateren
lozing - verwijdering
lozing van vloeistoffen - suatie
lub - (hals)kraag, lob, plooisel
lubben   castreren, ontmannen, snijden, strikken, vangen
lubberen - lobberen
 lubbestok (plantk.) - lavas, maggiplant, manskracht
lubricatie   smering
lubricator   smeermiddel
Lucas   Luc.
lucht   adem, aëra, aëro,aether, air, aroma, asem, atmosfeer, bui, buitenlucht, damp, dampkring, ether, geur, hemel, koel, losjes, luchtig, modetrant, odeur, pneuma, reuk, snuf, stank, zuurstof, zwerk


lucht (in samenstelling) - pneu
lucht en licht - etherisch
lucht inslikken - aërofagie
lucht, met, in contact brengen - aëratie
lucht scheppen   ademen
lucht verversen   ventileren
luchtaanjager - aanblaaspijp, ventilator
luchtaanval - raid
luchtalarm - bomaanval, bombardement
luchtaanzuiger - blaasbalg
luchtaanjager   aanblaaspijp, ventilator
luchtafweergeschut   luchtdoelartillerie
luchtballon - aërostaat, montgolfiëre, stratoballon, weerballon
luchtband - pneu
luchtbandonderdeel   ventiel 
luchtbeeld - fata morgana, luchtspiegeling
luchtbel - blaas, ballon
luchtbelbuis - libel, luchtbeschrijving, luchtwaterpas
luchtbel van waterpas - libel
luchtbestanddeel - argon, helium, koolzuur, stikstof, waterdamp, zuurstof
luchtbeweging - remous, wind
luchtbewegingsleer - pneumatiek
luchtbol   ballon
luchtborst - pneumathorax
luchtbranding   remous
luchtbrug - airlift
luchtbuis - trachee
luchtbuks - windbuks
luchtcel   longblaasje
luchtdicht   hermetisch 
luchtdicht maken - luteren
luchtdichtheidsmeter   dasymeter 
luchtdraaikolk   remous
luchtdruk   atmosfeer, atm. , pressie
luchtdruk in een orgel - pneumatica, pneumatiek, pneumatika
luchtdrukeenheid - millibar
luchtdrukmeter - barometer, kwikbarometer, weermeter
luchtdrukverval   gradiënt
luchten   uiten, uitlaten, ventileren
luchter   girandole, kandelaar, kandelaber, lamp, lantaarn, lichtkroon
luchter met armen - luster
luchter of lamp - kroon
luchtgat - trekgat
luchtgeest - ariel, djin, luchtengel, sylfide, sylfe, sylphe
luchtgesteldheid - klimaat, weer, weder 
luchtgezwel - emphyseem
luchtgrondwapen - ASM
luchthartig   achteloos, dolzinnig, gerust, levenslustig, lichtvaardig, lichtzinnig, nalatig, onaandachtig,  onbekookt, onberaden, onbezorgd, onoplettend, opgeruimd, opgewekt, roekeloos, slordig, zorgeloos
luchthaven - vliegveld
luchtig - bont, bonvivant, brutaal, doorschijnend, dun, facilmente, fleurig, fris, iel, kleurig, kleurig, koel, licht, lichtvaardig, leviter, los, losbandig, losjes, onbezorgd, open, opgewekt, oppervlakkig, schitterend, sereen, vlot, vrolijk, wuft, kleurig, ijl,  zorgeloos
luchtig bouwsel   priëel, tent 
luchtig en licht - etherisch
luchtig gebak   cake, oblie, schuim soes, wafel
luchtig schoeisel - badschoen, sandaal, slipper, strandschoen
luchtig sop - schuim
luchtig verblijf   tent
luchtig weefsel   gaas, tule 
luchtige doorschijnende stof - barège, gaas, kamfer, tarlatan, tule,
luchtige japonstof - barège
luchtige scherts   badinage
luchtigheid   beweeglijkheid, frisheid, lichtheid, onbezorgdheid, opgewektheid, oppervlakkigheid, vlugheid
luchtinfanterist   para, parachutist 
luchting - ventilatie
luchtinlaat - klep
luchtinlaat van fietsband - vrtiel
luchtje   geur, koelte, reuk, windje
luchtkasteel   dagdroom, droombeeld, hersenschim, illusie, kaartenhuis, visioen, utopie 
luchtklep - ventiel, windklep
luchtklepje - piston
luchtklok - remous
luchtkoker - ontluchter
luchtkussenvoertuig - hoverkraft
luchtkuur - aëroterapie, aërotherapie
luchtlaag   atmosfeer, stratosfeer, troposfeer
luchtledig   vacuüm
luchtledige ruimte   vacuüm 
luchtlijn - vliegroute
luchtmacht   K.Lu., RAF. 
luchtmachteenheid   eskader 
luchtmachtvrouwenafdeling - Luva
luchtmeter - aërometer
lucht om te leven - adem, asem
luchtpenseel - aerograaf
luchtpijp   bronchie, bronchus, longpljp, trachea, trachee 
luchtpijpaandoening   bronchitis 
luchtpijpje voor onderwater - snorkel
luchtpost - airmail
luchtpostbrief - aerogram
luchtpijpsnede - tracheotomie
luchtreis - ballonvaartvliegreis, vliegtocht, vlucht
luchtreiziger - vliegtuigpassagier
luchtruim   dampkring, ether
luchtschip   aerostaat, zeppelin 
luchtschip, klein - blimp
luchtschipper - aëronaut, piloot 
luchtschroef   propeller
luchtschuwheid - aërofobie
luchtsignaal - alarm, lichtsignaal, rooksignaal, sirene
luchtsoort   arctisch, equatoriaal, polair, tropisch
luchtspiegeling - fata-morgana, mirage
luchtsprong - bokkensprong, cabriole, capriool, gambade, kapriool, salto
luchtsteen   aëroliet, bolide, meteoor, meteoorsteen, meteoriet, meteoroliet,
luchtstreek - aardgordel, klimaatgordel, regio, zone 
luchtstrijdkrachten   L.S.K. 
luchtstroming - wind
luchtstroom   bries, hoos, moesson, orkaan, passaat, storm, tocht, tornado, wind, windhoos
luchtstroom die daalt   subsidentie 
luchtstroom die stijgt   thermiek 
luchtstroom in de dampkring - wind
luchtstroom in de tropen   moesson, passaat
luchtstrijdkrachten - L.S.K., luchtmacht
luchtteken - meteoor
luchttrek - tocht
luchttrekker - ventilator
luchtvaarder - aëronaut, piloot, vliegenier
luchtvaart   aëronautiek, aviatiek, vliegverkeer 
luchtvaartkunde - aëronautiek, navigatie
luchtvaartmaatschappij   
2   AF
3   AEA, AFC, ALI, ANA, AOA, ASA, BAL, BEA, CMA,
     CSA, DDL, EAA, GIA, INA, KLM, PAA, SAA SAS,
     TWA
4   Aero, BOAC, BSAA, BWIA, ELAL
5   Delta, PANAM
6   Sabena, United
7   Avenska, Avianca, Branif, Eastern, Quantas
8   Aeroflot, Alitalia, American
9   Lufthansa, Martinair, Northwest, Schreiner
luchtvaartmuseum - aviodome
luchtvaartuig – aëroplaan, ballon, hefschroefvliegtuig,  heli, helikopter, jet, luchtschip, satelliet, stratovliegtuig,vliegtuig, zeppelin, straaljager, ruimteschip, zweefvliegtuig
luchtvaartvereniging - aëroclub
luchtverbinding  - lijndienst
luchtverkeersmiddel - luchtballon, vliegtuig
luchtverschijnsel   eclips, maansverduistering, meteoor, noorderlicht, zonsverduistering
luchtversperring - kabelballon
luchtverversen - ventileren
luchtververser   ventilator 
luchtverversing   ventilatie 
luchtvochtigheidsmeter   hygrometer
luchtvormige stof   gas 
luchtwapen   luchtvloot
luchtwortelboom - rizofoor
luchtzak - longzak, luchtbel, luchtblaas, valwind,
luchtzee - atmosfeer, dampkring
luchtzone - atmosfeer, dampkring, stratosfeer
luchtzuiger   aspirateur
luchtzuiverheidsmeter   eudiometer 
lucide   doorzichtig, helder, klaar, stralend, zuiver
lucifer   allumet (Z.N.), strijkhoutje,  vlamhoutje
Lucifer   Venus, Morgenster 
lucifermerkenverzamelaar - filumist
lucimeter   lichtmeter
lucratief   voordelig, winstgevend 
lucubratie -  nachtstudie, nachtwerk
lucullisch   weelderig, overdadig 
ludiek   speels
ludificatie   bespotting, fopperij 
Ludolfiaans getal - pi
lues - druiper, sjanker, syfilis, syphilis
Lugdunum - Lyon
Lugdunum Batavorum   Lakenstad, Leiden
luguber   akelig, eng, griezelig, huiveringwekkend, macaber, naargeestig, onguur, onheilspellend, ruw, schrikwekkend, sinister, somber
lui - gemakzuchtig, inert, laks, lieden, log, loom, mensen, personen, sloom, traag, vadsig, volk, werkschuw
lui, akelig mens - lammelot
lui mens   aai, ai, baliekluiver, dagdief, doeniet, lammelot, lampoot, lanterfanter, ledigganger, leegloper, luiaard, luibuis, luilak, lijntrekker,  luiaard, luilak, luiwammes,  malenger 
luiaard   aai, ai, baliekluiver, dagdief, doeniet, lamgat, lamzak, lanterfant, lanterfant(er), leegloper, lijntrekker, luilak, luiwammes, lijntrekker, niksnut,  simulant, slabakker, traagloper
luid - duidelijk, hard, hardop, hoorbaar, luide, luidop, (muz.) forte
luid en hoorbaar - hardop
lui en langzaam - laks
lui en slaperig - loom
luid en vrolijk zijn - juichen, lachen
luid geluid   dreun, gil, klap, knal, kreet, slag, schreeuw 
luid geschreeuw - getier
luid huilen - janken 
luid jammerend - kermend
luid klinken - galmen
luid klinkende trompet   bazuin, klaroen
luid weerklinken   schallen
luide goedkeuring - acclamatie
luide schreeuw   gil, kreet
luide stem   stentorstem
luide stem, met - luidkeels
luide volle klank   galm 
luiden - beieren, bellen,  galmen, klepelen, klinken, lieden, mensen, schallen, schellen
luidens   naar, overeenkomstig,  volgens
luidkeels gaan lachen - schateren
luidkeels roepen - galmen
luidkeels schreeuwend - balkend
luidklinkende trompet - bazuin, klaroen, waldhoorn
luidklok - bourdon, torenklok
luidop - duidelijk, hoorbaar
luidruchtig   druk, geraas, krijtend, lawaaierig, rumoerig, schreeuwerig, uitgelaten
luidruchtig feestvieren - batavieren, tekeergaan
luidruchtig plezier   gein, leut, lol
luidruchtig feest - bacchanaal, jool, orgie 
luidruchtig vrolijk - dartel, leutig, lollig, uitgelaten
luidruchtig zijn - heisteren, uitvaren
luidruchtigheid - krakeel
luidspreker - speaker
luidsprekerkastje - box
luidsprekerkracht - power, wattage
luidsprekeronderdeel - conus
luie aap - lori
luie lichtzinnige vrouw   fleer
luier   kinderdoek, luur, windel
luieren - dagdieven, lanterfanten,  lummelen, luiwammesen, nietsdoen, niksen, slabakken
luierend rondhangen - klooien, klungelen, klunzen, lummelen, prutsen
luierik   aai, ai, doeniet, lanterfanter, leegloper, luiaard, luibak, luibuis, luiwammes, lijntrekker, slabakker
luiers   luren
luierstof - tetrastof
luif   afdak, klep, luifel
luifel   afdak, hoedrand, klep, luif, neus, overstek, uitstek
luiheid - indolentie, inertie, ledigheid, werkschuwheid
Luik, arrondissement van - Borgworm, Hoei, Luik, Verviers
Luik, landschap in - Condroz
luik   blind, dekopening,  paneel, schot, valdeur, valluik, zonneblind
luik in de top van een dakschild - uilenbord
luik voor het sluiten van een keldergat - bordes
luik van een kelder - deksel
luik waardoor de goederen worden opgehesen - trijsgat
luiken - dichtdoen, sluiten
luiksteun   merkel
luilak   dagdief, doeniet, lampoot, lanterfant(er), lapzwans, leegloper, lijntrekker, luiaard, luiwammes, slampamper
luilekkerland   Eldorado, kokanje
luim   blijheid, boert, bui; caprice, fancy, fantasie, gein, gril, humeur, humor, kribbigheid, kuur, loet, nuk, nukkigheid, onbetekenend, opgewektheid, scherts, snakerij, stemming, vlaag, vrolijkheid
luimen – loeren, soezen
luimer - slaper
luimig   boertig, geestig, grappig, grillig, guitig, humeurig, koddig, kribbig, nietig, nuffig, nukkig, olijk, snaaks, vrolijk
luimig (muz.) - scherzando, scherzo
luimig geschreven vertelling - humoreske
luipaard - liebaard, poema, panter, pardel
lui persoon - lampoot, lanterfanter
luiphoed   huilebalk, sombrero
luiskruid   gagel, moeraskartelblad, pos, possem, post, wrangwortel
luis - cochenille, platje, wants
luiskruid - gagel, luizenpeper, moeraskartelblad, possem,
pos(t), sabadilkruid, vlooienkruid
luister   aanzien, eer, geurigheid, glans, gloed, gloor, glorie, kleurigheid, krits, licht, nimbus, opschik, opzien, praal, pracht, relief, roem, schittering, schoonheid, schijn, staatsie, statie, vertoon, weelde
luister   eclat, eer, jeu, hoor, roem, sier, spel, tooi
luisteraar - toehoorder
luisteraars - auditorium, gehoor
luisterapparaat - seismofoon
luisteren - aanhoren, bemerken, horen, luister, opletten, verhoren, waarnemen
luisteren naar   aanhoren, beluisteren, horen
luisterinstrument   seismofoon 
luisterrijk   brillant, eclatant, feëriek, glansrijk, grandioos, groots, glorieus, heerlijk, illuster, koninklijk, magnifiek, opzienbarend, pompeus, prachtig, roemrijk, schitterend, somptueus, rijk, vorstelijk, weelderig, weids
luisterrijk maal - lucullusmaal 
luisterrijke partij   gala
luisterspel - hoorspel
luisvlieg - spinvlieg
luisvliegen - hippoboscidae
luisziekte - pediculosis, phthiriasis
luit   citer, harp, kithara, theorbe 
luitachtig instrument - tuorba, orfarion,  theorbe
luit, eensnarige - chanterel
luitenant   lt., luit
luitvormig muziekinstrument - mandoline
luiwagen - bezem
luiwammes   dagdief, lanterfant, leegloper, luiaard, luierik, nietsnut, slabak
luizeëi   neet
luizemarkt - lompenmarkt, voddenmarkt
luizenkam - stofkam
luizig - armoedig, armzalig, geweldig, kaal, min, reusachtig
lukken   gelukken, slagen
lukraak   blindelings, klakkeloos, plompverloren, zomaar
lukratief - voordelig, winstgevend
lumbago - spit
lumen - lm
lumineus   heerlijk, helder, lichtend, prachtig
lummel   bengel, flauwerd, knul, kwajongen, labbekak, lobbes, loeres, lomperd, pummel, rakker, rekel, schlemiel, sufferd, sul, vlegel, vlerk
lummelachtig - knullig, suf
lummelen   lanterfanten, luieren, nietsdoen
lump   lomp; slijmvis
Luna - Selene
lunapark - kermis
lunatiek   grillig, lichtzinnig, maanziek
lunchpakket   twaalfuurtje 
lunchroom   eetzaal, noenzaal, restaurant
lunderaar - talmer
lunet - schans
luns   spie
lupine - wolfsboon
lupineziekte   lupinose
lupuline - hopmeel
lupus   wolf
lurk - dot, lut, slungel, speen, zuigdot
lurken - slorpen, zuigen
lurken van - afsabbelen
lurp   beurs, overrijp
lus   ansa, lasso, lis, oog, snoer, strik, strop, toom, trens
lus als knoopsgat op tres - brandenbourg
lus bij het kantweven - omoog
lus of knoop - strik
lus voor gordel - passant
Lusitania - Portugal
lusje - oogje, strikje, trens 
lusje van garen - trens
lussen - strikken
lussengaren - bouclégaren
lust   aandrift, ambitie, animo, appetentie, appetijt, begeerte, bezieling, dispositie, bluf, dispositie, dorst, drift, eet(lust), fut, gading, geestdrift, geneigdheid, genoegen, genot, goesting, hartstocht, heug, libido, liefhebberij, lustig, meug, moed, muf, neiging, nijd, penchant, plezier, pret, puf, trek, verlangen, vocatie, vreugde, welbehagen, zin
lustbos - park, wandeldreef
lust tot kopen   animo, kooplust
lusteloos   apat(h)isch, bedrukt, betrokken, bleek, dof, druiler, druilerig, druilig, duf, energieloos, futloos, gammel, gedrukt, hangerig, ongeanimeerd   inactief, indolent, inert, landerig, log, loom, melig, neerslachtig, ongevoelig, onlustig, onverschillig, onwillig, pip, pips, sikkeneurig, slap, slaperig, traag, vadsig, verdrietig, verveeld, willoos, wrak, zwaar, zwak
lusteloosheid   apathie, apatie, aversie, indolentie, melig
lusteloos mens   apathicus, suffer, druiloor 
lusten - begeren, believen, mogen
luster   kroon(kandelaar), lichtkroon, luchter
lustergaren - lustre
lusthof   dorado, Eden, Eldorado, elim, Elysee, gaarde, hemel, lustoord, lusttuin, oase, paradijs, prado, tuin,
lusthuis - buitenhuis, buitenplaats, villa
lustig   blij, blijde, blijmoedig, dartel, fideel, fijn, flink, geestig, geneigd, gezellig, krachtig, levendig, leuk, monter, opgeruimd, opgewekt, prettig, tof, trouwhartig, vitaal, vrolijk, zeer
lustoord   buitenverblijf, Eden, hemel, lusthof, paradijs
lustre - luster, mohair, serge
lustrine - lanszijde
lusvlucht - looping
Luta, haven in - Talièn
Luta, marinebasis in - Loesjoen
lutecium - Lu
luteren - dichtsmeren
Lutetia - Parijs
luttel   beetje, gering, iel, klein, min, nietig, weinig
Luthers - luth.
luttel - gering, klein, weinig
luur - kinderdoek, luier
luw   beschut, lauw, stil, windvrij, windstil, zacht, zwoel, zoel
luw   zoel, windvrij
luwen - afnemen, bedaren, kalmeren, verminderen
luwte - beschutting, lij, schaduwkant, zoelte
lux   Ix, licht
luxatie - ontwrichting
luxe   overdaad, rijkdom, overdaad, overvloed, weelde 
luxe rijtuig - barouchette, calèche, kales, karos, equipage
luxeaardewerk - servies
luxeautobus - tourincar
luxeboot - jacht
luxebord - sierbord
luxebrood   brioghe, deuvekater, krentenbrood, stol,  tulband
luxe eetgerei - servies
luxefles - karaf
luxe hoeve - state
luxe versiersel - sieraad
luxe vertrek - salon
Luxenburg, arrondissement van de Belgische provincie - Aarlen, Bastenaken, Neufchateau, Vitron
Luxenburg, dialect gesproken in het groothertogdom - Letzeburgs
luxenburg, groothertog van - Jan
Luxenburg, hoofdstad van de Belgischr provincie - Aarlen
Luxemburgs landschap   Gutland, Oesling
Luxemburgse munt - centime, franc, frank
Luxemburgse orde - eikekroon
Luxenburg, plaats in het groothertogdom - Clerf, Clervaux, Dikirch, Dillingen, Echternach, Esch, Remich, Wiltz
Luxenburg, rivier in - Alzette
luxeren - verrekken
luxueus   weelderig
Luxurieus - ontuchtig, wellustig
Luzern, berg in het Zwitserse kanton - Pilatus, Rigi, Rothorn
Luzerne - alfalfa
Luzon, hoofdstad van - Manilla
Luzon, rivier op - Cagayan
Luzon, schiereiland van - Bataan
Lyciërs - Lukki, Tramilen
Lucische godin - Leto
lij - benedenwinds,  beschut, loefzijde, luwte, stil, windvrij
lijdelijk   berustend, duldbaar, duldend, duldzaam, geduldig, gelaten, passibel, passief, tolerant, verdraagzaam, verdragend
lijdelijk aanzien - dulden, gedogen, gelatenheid, toestaan, veroorloven
lijdelijkheid -berusting, onderwerping, passivisme, passiviteit
lijdelijkheid, toestand van - berusting, lijdelijkheid, onderwerping, passiviteit
lijden - afflictie, afzien, boeten, doorstaan, dragen, duren, dulden,  gedogen, hartzeer, laboreren, misgelden, mislijden, ondergaan, ondervinden, passie, souffreren, toestaan, uithouden, uitstaan, velen, verdragen, verduren
lijden (het) - passie
lijden of zorg - afgemat
lijdend - krank, lijdzaam, onderworpen, ongezond, passief, verdraagzaam
lijdend aan - behebt
lijdend aan de mier - miers
lijdend aan een vorm van krankzinnigheid - paranoïde
leidend voorwerp - object
lijdende - ziek
lijdende aan lepra - lepreus
lijdende vorm van werkwoord - passivum
lijdensbeker - galbeker
lijdensgeschiedenis   passie 
lijdensplaats der zielen - vagevuur
lijdensspreuk - passiepreek
lijdensstroom - Acheron
lijdensweg   martelgang
lijder   martelaar, patiënt, stumper, zieke
lijder aan een idee-fixe - monomaan
lijder aan een psychose - psichoot
lijder aan griep - grieppatiënt
lijder aan leverkwaal - hepaticus
lijder aan vallende ziekte - epilepticus
lijder aan zenuwzwakte - neurasthenicus
Lydië, koning van - Gyges
lijdzaam - berustend, geduldig, gelaten, gewillig, onderworpen, passief, stoïsch
lijdzaamheid - berusting, geduld, gelatenheid, inschikkelijkheid, passibiliteit, passiviteit, toegeeflijkheid, tolerantie, verdraagzaamheid
lijf   bast, body, buik, corpus, jakje, leven, lichaam, onderlijf, romp, tors
lijfarts van Innogentius XII - Malpighi
lijfarts van koningin Anne van Engeland - Arbuthnot
lijfband - gordel
lijfbediende - kamenier, knecht
lijfbediende van een vorst - kamerbediende
lijfbeschermer - bodyguard
lijfeigene    heloten, horige, laat, linten, lite, onvrije, slaaf
lijfeigenen - halfvrije, horigen, liten, slavin
lijfeigenschap - horigheid, slavernij
lijfelijk - lichamelijk, vleselijk
lijfgarde - lijfwacht
lijfgoed   ondergoed, onderkleren
lijfgoed - goed, lingerie, ondergoed
lijfgordel - koppel, reddingsgordel, riem, sjerp
lijfje - jakje, keurs
lijfje van inheemse vrouwen - kabaai, kabaja
lijfknecht   bediende, lakei, staffier, trawant, valet
Lijflanders - Liven
lijflied(je) - deun(tje), muziekstukje
lijflinnen - ondergoed
lijf of lichaam - romp
lijfrente - pensie, pensioen, prebende, prove, vitalicum, vitalium
lijfrentesysteem - tontinesysteem
lijfsbehoud - lijfsberging, overleving, redding
lijfsdwang - gijzeling
Iijfserven   erfgenamen, kinderen
lijfspreuk   devies, lemma, leus, leuze, motto, parool
lijfstraf - bastonade, brandmerking, foltering, geselen, geseling, kielhalen, pijnbank, rammeling, rottingstraf, slaag,  tortuur, wipping
lijfstraffelijk - crimineel, p(o)enaal
lijfstrawant - staffier
lijftocht   foerage, leeftocht, proviand 
lijfwacht   bodyguard, escorte, garde, geleide, pretorianen (Rom. keizers), satelliet, staffeur, trawant 
lijk   als, boordsel, cadaver, dode, dronken, evenals, gelijk, kadaver, kreng, majit, necro, student, zoomsel, zoomtouw
lijk afleggen - reeuwen
lijkbaar bij rouwplechtigheden - katafalk
lijkbewaring - balseming, conservering, mummificatie
lijkbidder - aanspreker, kraai
lijkbus - askruik, urne, urn
lijkdicht - lijkklacht, lijkzang, rouwgedicht
lijkdienaar - slippendrager
lijkdienst   requiem, uitvaart
lijkdoek - lijklaken
lijkegeld - begrafenisgeld, begrafeniskosten
lijkegif - cadaverine, ptomaïne
lijkegift - tomaïne
lijken   aanstaan, bevallen, gelijken, passen, schijnen
lijken verbranden - cremeren, kremeren
lijken op - ogen
lijkenalkaloïde - ptomaïne
lijkenhuisje   morgue, mortuarium
lijkenkamer - rouwkamer
lijkenvergif - ptomaïne
lijkenvet - adipocire
lijkenvrees - nekrofobie
lijkenwas - adipocera
lijkfeest - begrafenismaal
lijkgesteente - cenotaaf, grafsteen, zerk
lijkgesteente bij de oude Kelten - dolmen
lijkgraver - doodgraver
lijkkist   sarcophaag
lijkkist stellage - katafalk
lijkklacht   rouwbeklag
lijkkleed   pelger, wade
lijkkleurig - doodsbleek, livide, lijkwit, vaalbleek
lijkkosten - begrafenisgeld
lijkmaal - begrafenismaal
lijkmis - lijkdienst, rouwdienst
lijkopening   autopie, autopsie, (dis)sectie, lijkschouwing nekropsie, obductie
lijkoven   crematorium 
lijkplechtigheid - absoute, exequiën, requiem, rouwmis
lijkrede - funebris, oratia
lijkroof - reeroof
lijkschouwen - obduceren
lijkschouwer (Eng.)   coroner 
lijkschouwing   autopsie, dissectie, lijkopening, necropsie, obductie, sectie
lijksogen   rifgaten, zuigergaten 
lijkstaatsie   lijkkoets
lijkt nergens op   enig , uniek
lijkuil - kerkuil
lijkurn - asbus, askruik, lijkbus
lijkvaas - urn
lijkverbranding - crematie, verassing
lijkwade - wade
lijkwagen - begrafenisauto, lijkkoets
lijkwit - doodsbleek, krijtwit, wasbleek
lijkwit worden - verbleken
lijkzang - funeralie, klaagzang, nenia, requiem, treurdicht
lijkzangen (Lat.) - exeqouiae
lijm   gelatine (vis), gluten (planten), glutine (beenderen), gluton, gom, kit, kleefpasta, kleefstof, plak, plaksel, vogellijm
lijmachtig vocht   gom, kleefstof
lijmen - gommen, hechten, kleven, plakken, 
lijmer - kitter, lijmstokje, slijmer
lijmerig   glutineus, klef, kleverig, langzaam, plakkerig, slepend, t lijmig - glutineus, lijmerig, slepend, langzaam, plakkerig eemachtig, temerig, traag
lijmknecht   lijmtang, sergeant
lijmkoker - lijmzieder
lijmsoort -  ago, bisonkit, gluton, houtlijm, velpon
lijmstof   kit
lijmtang - sergeant
lijmsuiker - glycine (fotogr.), glycorol
lijn   bootlijn, contour, haal, hengelsnoer, koord, lat, linea, liniaal, linie, mededeling, meet, omtrek, profiel, profielraai, rand, ree, reeks, regel, richel, rooilijn, schreef, schrijflijn, snoer, spoor, spoorlijn, streep, teugel, touw, tracé, trek, voor, vore, weg  
lijn als stroom in Klein  Azië   meander 
lijnbaan - touwslagerij
lijn bij paardendressuur   longe 
lijn die een hoek door midden deelt   bisectrix,
bissectrice, deellijn 
lijn die plaatsen met dezelfde tijd verbindt   isochroon
lijn die plaatsen met een zeker taal verschijnsel begrenst - isoglosse
lijn die plaatsen met gelijke diepte verbindt   isobaat
lijn die plaatsen met gelijke gemiddelde temperatuur verbindt   isotherm
lijn die plaatsen met gelijke hoogte verbindt   contour,  hoogtelijn, isohypse
lijn die plaatsen met gelijke lucht druk verbindt   isobaar
lijnen - afvallen, liniëren, strepen, vermageren
lijnen op de weerkaart -  isobaren (gelijke luchtdruk), isogonen (gelijke magneetafwijking),  isothermen
lijnenblad - transparant
lijnen trekken - linieren
lijnen voor muziekschrift - notenbalk
lijnfiguur - monogram
lijngeweer - harpoenwerper
lijn in de hand - handgroef
lijn in een cirkel   diameter, koorde, middellijn, radiaal, straal
lijnkoek - oliekoek, veekoek
lijnmeel - lijzemeel
lijnolie met zwavel bereid - zwavel balsem
lijn op een voetbalveld   doellijn, kantlijn, middencirkel, middenlijn, zijlijn 
lijn op weerkaart - isobaar
lijnornament - filet
lijnrecht - absoluut, diamentraal, juist, kaarsrecht, rechtstreeks, volkomen, vlak, volstrekt
lijnschieter bij de walvisvangst - harpoenier
lijnslager - lijndraaier, touwslager
lijnslagerij - lijnbaan, touwslagerij
lijntekening - diagram
lijntje - filet, streepje
lijntoestel - lijnvliegtuig
lijntrekken - dagdieven, lanterfanten, luieren, talmen, traineren, treuzelen
lijntrekker - dagdief, doeniet, dralen, drukker, lanterfanter, luiaard, luilak, malenger, simulant, slabakker, talmer
lijn tussen twee punten   afstand 
lijn van ineen gewerkte draden   koord, touw
lijstenmaker - encadreur
lijn voor het aas - aaslijn
lijn waaraan men een paard in een cirkel laat lopen - longe
lijn waardoor een vlak wordt ingesloten   omtrek 
lijn waar twee vlakken elkaar begrenzen   ribbe
lijn welke vorm en gedaante bepaalt   omtrek
lijn op een kaart die de plaatsen verenigt waarop de afwijking van de kompasnaald gelijk is   isogoon
lijntekenen   machinetekenen 
lijnvliegtuig (nachtdienst) - moonliner
lijnvormig   lineair
lijnvormig voorwerp - lip
lijnwaad   batist, linnen, linnengoed, lijfgoed
lijnwaadachtige van netelgaren vervaardigde stof - neteldoek
lijnzaad - oliezaad, vlaszaad
lijp - gek, gevaarlijk, mal, onnozel, riskant, scheef, schuin
lijperd - gek, plakker, zot
lijs - pop (lange buigzame), slamier, slof, slungel, sukkel(aar), treuzelaar
lijst   boord,  borderel, catalogus, cedel, ceel, encadrement,  formulier, gording (zeew.), index, kader, kanon, kozijn, legger, notitie, ogief, ojief, omlijsting, opsomming, raam, rand, reeks, register, rol, rooster, sent,  serie, staat, tabel, tableau, talaan, zoom
lijst der heilige geschriften - canon
lijst der kandidaten   nominatie, voordracht 
lijst der planeten - planetarium
lijst in boekvorm - catalogus, register
lijst met de verdeling der lesuren - lesrooster
lijst met getallen   tabel 
lijst met getallengegevens - statistiek
lijst met hellend bovenvlak - afzaat (drempels enz.)
lijst met jaartallen - tijdtafel
lijst met te verbeteren fouten - corrigende
lijst om deuren van hout of steen - chambranie
lijst van aanbevolen personen - aanbeveling
lijst van aangeslagenen - kohier
lijst van aanspreekvormen - titulatuur
lijst van aanwezigen - presentielijst
lijst van aan te brengen verbeteringen   corrigenda
lijst van aanwezige voorwerpen   inventaris
lijst van absenten - absentenlijst
lijst van activiteiten   programma 
lijst van afgestorvene - necrologie
lijst van afstammelingen - stamboom
lijst van afstammelingen van een paar ouders - parenteel
lijst van akten - repertorium
lijst van algemeen gevraagde informatie - vraagbaak, encyclop(a)edie
lijst van behandelingsonderwerpen (verkort) - syllabus
lijst van bezittingen opmaken - inventariseren
lijst van bijbelwoorden en bijbelspreuken - concordantie
lijst van binnengekomen schippers - contenten
lijst van boeken   catalogus
lijst van boeken over een bepaald onderwerp - bibliografie
lijst van boeken van een uitgever - fondslijst
lijst van chronologische gebeurtenissen - jaartallenlijst, kroniek
lijst van cijfers - tabel
lijst van de binnengekomen schepen - contenten
lijst van de in de bijbel voorkomende woorden en spreuken - concordantie
lijst van de opvarenden - scheepsrol
lijst van de planeten - planetarium
lijst van de plantensoorten - flora
lijst van de uitgaven - expensarium
lijst van door de Romeinse curie verboden boeken - index
lijst van dossiers   borderel
lijst van drukfouten   errata
lijst van dwaalleringen (A.ic.) - syllabus
lijst van een verzameling - catalogus
lijst van eigennamen - onomasticon
lijst van etenswaren - kookboek, menu(kaart),
lijst van feestelijkheden - programma
lijst van gebruikte boeken - bibliografie
lijst van gedeponeerde goederen - entrepotceel
lijst van geleverde goederen   factuur
lijst van gerechten - menu, menukaart, spijskaart
lijst van geschriften - bibliografie
lijst van gestileerde bladeren (Gr. tempels) - cymatin
lijst van gezamenlijke weddenschappen - totalisator, toto
lijst van heiligen en hun feestdagen - calendarium
lijst van ingekomen stukken - agenda
lijst van ingeschreven akten - repertorium
lijst van jaarlijkse gebeurtenissen - almanak
lijst van jaartallen - chronologie, tijdtafel
lijst van kandidaten   nominatie, voordracht
lijst van kosten en uitgaven - expensarium
lijst van kwitanties   borderel
lijst van meteorologische waarnemingen - weertafel
lijst van namen - onomasticon, register, tabel 
lijst van onderwerpen   agenda 
lijst van overledenen - necrologie, obituarium
lijst van planeten - planetarium
lijst van prijswinnaars - pelmares
lijst van schatten in een kerk - lipsanografie
lijst van schepelingen - rol
lijst van stukken - repertoir
lijst van te betalen posten - betaalrol
lijst van te innen bedragen - borderel
lijst van toe te voegen opmerkingen   addenda
lijst van toevoegingen   addenda 
lijst van toneelstukken   repertoire
lijst van twee tegen elkaar geplaatste ogieven - talaar
lijst van uit te voeren nummers   repertoire
lijst van verboden boeken   index
lijst van vergissingen   errata
lijst van vooraanstaande personen   Who's who
lijst van voorwerpen   catalogus, inventaris
lijst van weddenschappen - totalisator
lijst van werkzaamheden - rooster
lijst van wissels   borderel
lijst van woorden met verklaringen van hun afstamming - etymologicon
lijst vol muziekstukken   repertoire
lijsten - encadreren, inlijsten, vatten
lijstenmaker - encadreur
lijster - koperwiek, merel
lijsterachtige - 
 5   merel
 6   cochoa, paapje, sialia, tapuit
 9   beflijster, boslijster, kamlijster, koperwiek, roodborst
10 blauwborst, canglijster,damalijster, goudlijster, 
      kramsvogel, nachtegaal, roodstaart, rotslijster, 
      veldjakker 
11 dayallijster, shamalijster
15 roodborstlijster, roodborsttapuit, wipstaartlijster
lijsterbes - sorbe, sorbeboom, sorbus, lijsterbezie, spreeuweboom
lijsterbessenboom - sorbe, sorbus
lijsterbessesuiker - sorbine
lijster met vlekken op de vleugels - koperwiek
lijststeen - kantsteen
lijvig   dik, dikbuikig, gebruikt, gezet, corpulent, log, omvangrijk, opgeblazen, pafferig, plomp, vet, volumineus, zwaar
lijzig   dor, langzaam, saai, slepend, sloom, slungelig, taai, temerig, vervelend, zalvend, zeurderig
lijzig spreken   temen 
lijzigheid - sufheid
Lybische koningin - Lamia
lyceumleerling(e) - yceïst(e)
lycopodium - wolfsklauw
lykanthroop - weerwolf
lymfklierontsteking - bubo
lynchen - molestreren
lynstrenol - lyndiol
lynx   karakal, los, pischoe
Lyon - Lugdunum
lyriek - lierdicht
lyrisch - dichterlijk, gevoelvol
lyrisch dichtgenre   elegie, epode ode
lyrisch dramatisch zangstuk - aria
lyrisch dromerig muziekstuk - nachtzang, nocturne
lyrisch gedicht   canzine, dithyrambe, elegie, epode, hymne, lied, lierdicht, madrigaal, nocturne, ode , sonnet
lyrisch lofdicht - ode
lyrisch minnedicht - madriga, madrigaal
lyrische dichtkunst - epiek
lyrisch-episch zangstuk - cantate
lyrisme   bombast, gezwollenheid
lysergidezuurdiëthyhamide - LSD
lysis - ontbinding
lythograaf - steendrukker
lythracee - cuphea, kattestaart, lythrum, peplis, waterpostelein