Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
s (Grieks) - sigma   
sa - Franse naamval, komaan, tsa, welaan
saai - dor, doods, droog, duf, eentonig, fastidieus, geestdodend, insipide, kamelot, langdradig, levenloos, loom, lijzig, maf, muf, onbenullig, ongezellig, sajet, serge (wollen stof), slaap, slaapverwekkend, sloom, smakeloos, taai, traag, vervelend 
saaien - garnalennet
saaiheid - dufheid
saai iemand - doodbidder, droge, droogaard, droogpruim, droogstoppel, droogzak, femelgat, femelkous, Jan Salie, klaas, lijs, stokvis, sijsjeslijmer
saai mens   droogpruim, droogstoppel, visjesvreter
saai studieboek - knar
saaie man - droogstoppel
saaie vent - doodbidder, droogpruimer
saaifabriek - schrobnetfabriek
saam - bijeen, getweeen, gezamenlijk, onderling, saampjes, samen, tezamen,
saamgeknepen hand - vuist
saamgezworene - conspirator, samenzweerder
saamhelmig - synanthee
saamhorig - eendrachtig, eensgezind, solidair, verbonden
saamhorigheid - solidariteit
saamhorigheidsgevoel - solidariteit
saampjes - getweeën, gezamenlijk, samen, tezamen
Saarlandse plaats   Saarbrücken, Saarlouis
sabaeisme   sterrendienst
sabbat   rustdag, zaterdag
sabbatsvierder - sabbattariër
sabbelen    lebberen, likken, zuigen
sabberaar - koevoet
sabberen - babbelen, inbreken,  kladden, kletsen, knoeien
sabel - bazelaar, degen, lat, lemmer, rapier, sarras, zwaard, zwart
sabel, deel van een - gevest, kling
sabel der zware ruiterij - pallas
sabel (heraldiek) - zwart
sabelantilope - spiesbok
sabelbek - kluut
sabelbont   zibeline
sabeldolfljn   orca, ork, orka, orke, zwaardwalvis
sabelen - hakken, houwen, slaan
sabelkleur (heraldiek) - zwart
sabelkoker - sche(d)e
sabelkwast   dragon, troetel, trottel 
sabellen - buiswormen
sabelschermen - sabreren
sabelschermer - sabreur
sabelsleper - militair, officier
sabelsprinkhaan - wrattenbijter
sabotage - bederving, beschadiging, terreurdaad, vernieling
sabotage plegen - saboteren
saboteur - vernieler, tegenwerker
sabreren - neerhouwen, neersabelen
sabreur - houwdegen, ijzervreter, vechtjas, woesteling
Sabijnse jonkvrouw - Hersilia
saccharomyceet - (bier)gist
saccharose - sucrose
sacerdotaal   priesterlijk
Sachalin, berg in -  Nevelsk 
sacharase - invertase
sacharide - sacharose, suiker
sacharificatie - versuikering
sacharose - rietsuiker, sucrose, suiker
sacherijn   ellende, narigheid, neetoor,  verdriet 
sacherijnig - boos, kwaad, lastig, saggerijnig, zeurderig
sachet - reukzakje
sacoche - zadeltas
sacraal   gewijd, heilig
sacrale handeling - ritus
sacrament   avondmaal, biecht, doop(sel), eucharisti, genademiddel (R.K.), huwelijk, oliesel, priesterschap, vormsel
sacrament aan het altaar, heilig - eucharistie
sacrament der stervenden - oliesel
sacrament des altaars (R.K.) - eucharistie
sacrament van boosaardigheid - biecht
sacramentariër - Gnapheus, Hoen, Smit
sacramenteel (Gr.) - mustikon
sacramenten toedienen - communiceren, sacramenteren
sacramentshuisje - tabernakel
sacramentsprocesie - bronk
sacreren   heiligen, wijden, zalven
sacrificeren - offeren 
sacrificie   (mis)offer, opoffering 
sacrilege   heiligschennis
sacristie   kerkekamer 
sacristiemeester   koster 
sacrosanct   heilig, hoogheilig, onaantastbaar, onschendbaar
sadisme - kwellust, kwelzucht, wreedheid
sadist   kweller, onmens, wreedaard
sadistisch - wreed
sado - ossenkar, rijtuig
Sadrag - Hananja
safari   karavaanstocht,  jachtexpeditie
safe - behouden, beschermd, betrouwbaar, brandkast, deposit, kluisvast, veilig, zeker
safe of brandkast - kluis
saffel - slap
saffiaan - geitenleer, marokijn
saffiaantje - sigaar, sigaret
saffie - sigaret
saffier - hemelsblauw
saffraan - oranjegeel
saffraan,valse - saffloer
saffraanachtig - saffranig
saffraankleurig - geel
sagaai -assagaai, werpspies
saga-verteller - sagnamadr
sage   legende, mythe, overlevering, verhaal 
sage - Faust, Gudrun, Nibelungen
sagenboek   edda 
sagenverzameling   edda 
saggerijnig   boos, lastig, zeurderig
saginamos - vetmur
saginiet - crispiet
sagitta - zeepijl
Sagittarius   (Boog)schutter
sago   bindmeel, palm(merg)meel
sagoientje   zijdeaapje
Sahara, bergmassief in de - Air, Ajjir
Sahara, deel van de - Adzar, Borma, Borkoe
Saint-Lucia, hoofdstad van - Castries
Saint-Vincent, hoofdstad van - Kingstown
saillant   vooruitspringend, vooruitstekend
saillie   boutade, uitval
Saipan, hoofdstad van - Garapan
sajet - breigaren, stopgaren, stopwol 
sajetgaren - b(o)rat, brat, stopwol
Sake - rijstbrandewijn, saki
Sakerdaan - teak
sakkeren - foeteren, vloeken
Saksen, hertog(in) of koning(in) van - 
4   Anna, Luis, Otto
5   Anton, Boris, Bruno, Frans, Johan, Karel, Maria, Petro
6   August, Carlos, Edward, Eilia, Ernest, George, Herman,
     Magnus, Manuel, Orduif, Simeon, Willem
7   Charles, Gebhard, Hendrik, Leopold, Liudolf, Maurits
8   Albrecht, Augustus, Bernhard, Frederik, Gertrude, Mathilde
9   Ferdinant, Lotharius, Swanhilde, Wulfhilde
10 Christiaan
11 Maximiliaan
Saksische boerenhoeve   loshoes 
Saksische leider - Aelle
Saksische weide of dorpsplein - anger, Brink
salade   latuw, sla, slaatje 
salamander - axolotl, olm, sirenida, urodela, vuurgeest
salamanderachtig dier - axolotl
salamanderwol - amiant
salangaan - klipzwaluw
salanganen - collocalia
salariëren   bezoldigen
salaris   bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, jaarwedde, loon, soldij, traktement, verdienste, wedde, werkloon
salarislijst - loonlijst
salaris of gage - loon
salaris of loon - inkomen
salarisvermeerdering - opslag, loonsverhoging
salat, hij die de-aankondigt - moeezzin
salat, houding bij de - raka, sudjud
saldo - kastegoed, overschot, rest(bedrag), resultaat, slot, uitkomst
salet - ontvangkamer, onrvangst, salon
saletje - zijkamer
saletjonker   dandy, fat, lion, modejonker
salicacee - abeel, espe, kruipwilg, populier, ratelpopulier, salix, teenhout, wilg, witblad, witboom
salicoside - salicin
Salicylalcohol - saligenine, saligenol
salie - salvia
salie, Jeruzalemse - kaarskruid
salie, wilde - hennepnetel
salificatie - zoutvorming
saline - zoutmijn, zoutziederij
saliva - speeksel
salivatie - ptyalisme, polysiatie, speekselvloed 
salmagundi -  ratatouille, ratjetoe
salmi - wildragout
salmiakpastille   dropje
salomonslelie - lelienarcis
salomonszegel - dalkruid, mot, polygonatum
salomonszuil  - kluwenzuil   
salon - ontvangkamer, pronkkamer, salet, zaal 
salonheld – lion
salonheldin - lione
salonkastje   bonheur 
saloon - dranklokaal
salpen - thaliacee
salpeter - kalium, kaliumnitraat, muurzout, nitraat, nitrium, nitro, steenzout
salpeterbloemen - muursalpeter, muurzout 
salpeterigzuur zout - nitriet
salpetervorming - nitrificatie
salpeterzout - nitraat
saltimbanque   kunstenmaker 
salto - buiteling, duikeling, sprong
salto mortale   dodensprong 
salubriteit   gezondheidstoestand 
salueren   begroeten, groeten
salus   S., heil, welzijn
salutatie   begroeting 
saluut – begroeting, gegroet, groet, heil, vaarwel
salva (salvo)   behoudens,voorbehouden
Salvador, munt in El - solon
Salvation Army   S.A., Heilsleger 
salve - gegroet, heil
salvia - salie
salvinia - vlotvaren
Salzburg, bergland in - Salzkammergut
Salzburg, rivier in - Enns, Mur, Salzach
samaar - tabbaard, vrouwenkleed
samarium - Sa, Sm.
sambar - rusa
sambucus - vlier
sameet - flueel
samen - aaneen, allebei, beide, beidjes, bovendien, bijeen, daarbij, gezamenlijk, ineen, onderling, saam, tegader, tegelijk, tesaam, tezamen, vereend, verenigd, vergezeld, zowel,
samenbinden - hechten, koppelen 
samenbrengen - bijeenroepen, verenen, verenigen
samenbundelen   concentreren 
samenbundeling   concentratie 
samendoen - bijeenvoegen, samensmelten, verenigen
samendrommen - scholen
samendrukbaar   compressibel 
samendruk - compressie
samendrukbaar - compressibel
samendrukken - knijpen, persen
samendrukking - compressie
samengaan - paren, parteren, samenwerken
samengaan van bedrijven - fuseren
samengaand - inherent
samengaren   opzamelen 
samengebonden bundel rijzen   gard, roe, roede
samengebonden graanhalmen - garf, garven
samengebracht - vereend, verenigd
samengedrongen - compact
samengedrongen menigte - drom
samengedrukt - geperst
samengeflanst - rapsodisch
samengegroeide klomp planten - pol
samengeklapte hoed - gibus, klaphoed
samengeklonterde massa - klomp, klont
samengeknepen bal   prop 
samengeknepen bol papier - prop
samengeknepen hand   vuist 
samengepakt - compact
samengeperst - aaneengeperst, dichtgeklonken, geklonken, vastgedrukt
samengeperst butaan - butagas
samengeperste massa - drom
samengesmolten afval   slak
samengesteld   complex, compositus, dubbel, dubbelzinnig, duplex, gecompliceerd, gestructureerd, geleed, gemêleerd, gestructureerd, heterogeen, ingewikkeld, meervoudig, moeilijk, synthetisch, veelledig, vervaardigd
samengesteld met afwisseling – geschakeerd
samengesteld bloemig plantengeslacht - klis
samengesteldbloemige plant   aardwortel, afrikaan, alant, alsem, andijvie, artisjok, aster, zulte, bertram, chrysant, cichorei, composieten, compositae, dahlia, distel, edelweiss, ganzebloem, goudsbloem, havikskruid, kamille, kersouw, klis, knoopkruid, korenbloem, kruiskruid, madeliefje, okersouw, paardebloem, roerkruid, schorseneer, sla, wormkruid, zinnia, zonnebloem
samengesteldbloemigen - compositae, compositen
samengesteld camera-objectief - anastigmaat
samengesteld groeisel in blaas of nier - blaassteen, concrement, galsteen, niersteen
samengesteld oog - facetoog
samengesteld vergrootglas - microscoop
samengestelde bloem - dragon, mater, moederkruid
samengestelde bloemige plant - bitterkruid
samengestelde ether   ester 
samengestelde partijen - coalitie
samengesteldheid   ingewikkeldheid, veelledigheid
samengetrokken bijwoord - eel,weer 
samengetrokken uit adem - aam
samengetrokken vorm van adelaar - aadler
samengevat - beknopt, kort, summier
samengevoegd - aaneengesloten, bijeen, gefusieerd,
verbonden, vereend, verenigd
samengewarde massa   klit 
samengezworene - conspirator, samenzweerder
samengroeien van beenderen - symtyse
samengroeiing - concretie
samengroeiing van beenderen - symfysis
samengroeisel   concrement 
samenhang - coadhesie, coherentie, cohesie, connectie, context, connexie, continuiteit, draad, nexus, relatie, structuur, verband, verbinding
samenhang in de zin - context
samenhang verliezen   losgaan 
samenhangen - contineren, correleren
samenhangend   adherent, coherent, consistent, dichtheid, solide, verbonden, verwant 
samenhangend en sterk buigzaam - taai
samenhangend geheel   eenheid 
samenhangend hoopje lichte stof - vlok
samenhangend stuk gras   zode, pol 
samenhangende menigte - drom, schaar, stoet
samenhechten - verenigen
samenhokken - samenleven, samenwonen
samenhopen - amasseren, ophopen, opstapelen
samenhoping - agglomeraat, agglomeratie, conglobatie,
conglomeraat, conglomeratie, konglomeraat, konglomeratie
samenhoping van bewijzen - conglobatie
samenhorig - solidair
samenhorigheid - aaneensluiting, eensgezindheid,
gemeenschapsgevoel, solidariteit
samenklank - akkoord, harmonie, symfonie
samenklapbaar - opvouwbaar
samenklappen - ineenvouwen, opvouwen
samenkleven - agglutineren, plakken 
samenklevende massa - klis
samenkleving - agglutinatie, conglutinatie
samenklinken   harmoniëren, nieten 
samenklinkend - symfonisch
 samenklonten - agglutineren
samenklontering   agglutinatie, conglomeraat, conglomeratie, koek, opeenhoping, samenpakking
samenklontering van steden   agglomeratie, conurbatie
samenknijpen - persen
samenknijpen van de hand - ballen
samenkomen - ontmoeten, vergaderen
samenkomen en op elkaar inwerken - interfereren
samenkomst   bijeenkomst, conferentie, congres, meeting, toeloop, treffen, vergadering
samenkomst (van staatslieden) - conferentie, congres
samenkomst van geestelijken - conclaaf, convent, synode
samenkoppeling - contextuur
samenkrimping - crispatie
samenladen van vrachten - groupage
samenlading - groepage, groupage
samenleven van organismen - symbiose
samenleving    commune, communiteit, convent, dorp, gemeenschap, gemeente, konvent, maatschappij, mutualisme, natie, omgang, verkeer
samenleving van twee ongelijksoortige organisme - symbiose
samenleving (biol.)   symbiose 
samenleving van planten of dieren - associatie
samenlezen - bijeenzamelen, sprokkelaar
samenlezer van brokstukken - rapsodist
samenloop   concursus, ineenlopen, parallellisme, samengang, samenvloeiing, vereniging
samenloop van omstandigheden - coïncidentie, complicatie, toeval(ligheid), verwikkeling
samenloop van tijdsomstandigheden - conjunctuur
samenlopen - klonteren, stollen, stremmen, stromen
samenmengen - vermengen
samen met - benevens
samennaaien - hechten
samenpakking   agglomeraat, opeenhoping, samenklontering, verdichting
samenpersen   comprimeren 
samenpersend - compressief
samenpersing   compressie
samenplakken - aaneenkleven
samenplakking - synechie
samenraapsel   allegaartje, divers, mengelmoes, mengsel, mixture, ratjetoe, troep, varia, zooitje
samenroepen - alarmeren, convoceren
samenroeping - convocatie
samenscholen - groeperen
samenscholing - bijeenkomst, oploop
samensmelten van metalen   legeren
samensmelting - aaneensluiting, amalgamatie, fusie, holding, legering, samenvoeging, trust
samensmelting van woorden - synaloefe
samenspannen - aanspannen, cabaleren, complotteren, heulen, intrigeren, kuipen, samenzweren
samenspanning   aanspanning, combine, complot, eedgespan, komplot, conniventie, conspiratie, gekonkel, intrige, kabaal, kuiperij
samenspel   ensemble, harmonie, quatremains, samenzang 
samenspelen - combineren
samenspraak   bespreking, colloquium, conversatie, dialoog, discussie, gesprek, onderhoud, tweespraak
samenstel - stelsel, systeem
samenstel van balken - gebint
samenstel van afvoerbuizen - riolering
samenstel van delen - gestel
samenstel van getakte horens - gewei
samenstellen - alliëren, assembleren, bouwen, combineren, componeren, construeren consulteren, formeren, inrichten, legeren, maken, monteren, verbinden, vermengen, vervaardigen, vormen
samenstellend deel   component, element
samenstellende factoren - elementen
samensteller van een kabinet   formateur
samensteller van een muziekstuk - componist
samensteller van het kortschrift - Groote, Pont
samenstelling - alligatie, arrangement, assemblage, bestel, bouwsel, combinatie, compositie, compositum, constructie, formatie, fusie, inrichting, maaksel, mengsel, montage, structuur, synthese, textuur
samenstelling (taalk.) - compositum
samenstelling uit vele groenten - macedoine
samenstelling van gelijksoortige maatschappijen   trust 
samenstelling van gruis en steenkool - briket
samenstemmen   harmoniëren 
samenstemmen van instrumenten - accordamento
samenstemmend - symfonisch
samenstemmend in toon - syntonisch
samenstemming   harmonie 
samenhechten - verenigen
samenhopen - opstapelen
samenklank - harmonie
samenkleving - agglutinatie
samenklinken - harmoniëren
samenklontering - conglomeraat
samenkomen - vergaderen
samenkomst - convent, vergadering
samenkomst (van gelieven) - rendez-vous
samenkomst (van staatslieden) - conferentie, congres
samenlading - groupage
samenleving - commune, communiteit, dorp, gemeenschap, maatschappij
samenloop - concurnus
samenloop van omstandigheden - coïncidentie
samenlopen - klonteren, stollen, stremmen, 
samenpakking - agglomeraat
samenpersen - comprimeren
samenroepen - convoceren
samenroeping - convocatie
samenscholing - oploop
samensmelten - alliëren
samenspanning - complot
samenspel - ensemble
samenspraak - colloquium, dialoog
samenspreking - bespreking, gesprek, overleg
samenstel - stelsel, systeem
samenstel van accu’s - accumulatoren, batterij
samenstel van lijnen - liniatuur
samentelling   optelling 
samentrekken - adstringeren, centraliseren, concentreren, contraheren, constringeren, retraheren
samentrekken van stof - krimpen
samentrekkend geneesmiddel - ratanhiawortel
samentrekkend middel - aluin, astringens, dubbelzout 
samentrekking   concentratie, conjunctie, constrictie, contractie, kramp, retractie, strictuur, stuip, synaloefe, syncope, synderesis
samentrekking van de spierwand van de hartkamer - systole
samentrekking van edel - eel
samentrekking van een sluitspier - tenesmus
samentrekking van opeenvolgende klanken van verschillende
woorden - synaloefe
samentrekking van spieren - kramp, stuip
samentrekking van twee stoften   osram 
samenstromen - conflueren
samenvallen - coïncideren,overlappen 
samenvallend - coïncident, gelijktijdig
samenvattend - constringent, synoptisch
samenvattend handboek - compendium
samenvattend overzicht - exposé, summaexpose
samenvatting   abrege, aperpu, condensatie, epicrise, excerpt, overzicht, recapitulatie, regest, resumé, resumtie, som, ynthese
samenvattingsteken   accolade 
samenvloeien - integreren
samenvoegen - aanhechten, adderen, combineren, koppelen, lassen, lieren, verbinden, verenen, verenigen
samenvoeging - agglomeratie, assemblage, combinatie, hereniging, junctie, naad, resumé, reünie, samensmelting, verbinding, vereniging, verzameling
samenvoeging van te en den   ten 
samenvoegsel - samenspel
samenvormen - adderen
samenvouwen - ployeren
samenwerken -  coöpereren, medewerken
samenwerken met de vijand - collaboreren, heulen
samenwerken van renners - combine
samenwerkend - koöperatief, synergistisch
samenwerking   associatie, collaboratie, coöperatie, eendracht, synergie
samenwerking in bedrijf - bedrijfsorganisatie
samenwoner - contubernaal, kamergenoot, kostganger
samenzang - ensemble, koorzang
samenzijn - vergaderen
samenzweerder - complotteur, eedgenoot, rotgezel
samenzweren - conjureren, conspireren, komplotteren,
samenspannen
samenzwering   aanslag, cabaal, combine, complot, komplot, conjuratie, conspiratie, kuiperij, plan, samenspanning, ijver
samenzwering tegen de kroon - hoogverraad
sammelaar   leuteraar, talmer, teut 
sammelen - dralen, lenteren, talmen, verbeuzelen
samsam doen - delen
sanatorium   herstellingsoord 
sanatorium voor drankzuchtigen - Eelde
sanbenito - ketterhemd
sanctie   bekrachtiging, bevestiging, dwangmaatregel, dwang(middel), goedkeuring, waarborg
sanctificatie   heiliging, heiligspreking, heiligverklaring
sanctioneren   goedkeuren, bekrachtigen
sanctuarium   abaton, altaar, heiligdom, priesterkoor
sanctus   s., heilig(e)
sandaal - opank
sandaal met hak - sandalet
sandaal met touwzool - spadrille
sander - snoekbaars
sandrak - arsenicumsulfiet
sandwich – boterham, tosti
Sandwich-eilanden - Hawaii
saneren - gezondmaken, ordenen, zuiveren
sanering - gezondmaking, herstel, opruiming, ordening, zuivering
sanforiseren - stuiken
sangen - paars
sangfroid - koelbloedigheid
Sangihe-eilanden, een der - Sangihe, Siaoe, Tagoelandan
sanguinisch   bloedrijk, driftig, oplopend, volbloedig, vurig
sanguinivoor - hematofaag
sanikel   breukkruid 
sanitaire inrichting   bad(kamer), bidet, douchecel, lavet, wastafel, W.C.
sanitas   gezondheid
San Sebastian - Izurum
Sansevieria - slangeblad, slangentong, vrouwentongen, zwaardplant, zwaardtong
Sans gêne - ongedwongen, vrij
Sanskrit, kenner van het - Sanskritist
Sanskrit, met het,verwante taal - Zends
sant - heilige, sint, st.
Santa Catarina, hoofdstad van - Florianopolis
Santalacee - bergvlas, thessium
santé   gezondheid, heil,  proost, skol
santjes - proost
santin   heilige
Säntis-gebergte, top in het - Altmann, Girenspitz, Ohrlikopf, Säntis
santonine - wormenkoekje
santorie -  duizendguldenkruid, knoopkruid
Saoedi Arabie, hoofdstad van - Riaad
Saoedi Arabie, provincie van - Asir
Saoedi Arabische munt - girsh, riyal
Saoedi Arabische stad - Damman, Djidda, Mekka
Saône-et-Loire, hoofdstad van het departement - Macon
sap   druivensap, kracht, levensvocht, lymfe, most, nat, saus, vocht, vruchtennat
sap afgescheiden door bladluizen - honingdauw
sap in het lichaam - lymfe
sap laten vloeien - tappen
sap uit de balsemboom - balsem
sap van rubberboom - latex (bolletrieboom)
sap van run - taan
sap van rijpe druiven - racemus (Lat.)
sap van zwarte aalbessen - cassis
sapajou - rolstaartaap
sapanhout - verfhout
sapfisch - lesbisch, saffisch
sapgroenboom - wegedoorn
saphout - lijsterbes
saploos - uitgedroogd, voos
sapmachine - pers
sapodilla - sawoe
saponiet   zeepsteen
sapotacee die gutta-percha levert - payena
sapotilboom - Sawo(e)
sappanhout - verfhout
sappe - loopgraaf
sappel - hardwerkend, overdruk, slovend, zwoegend
sappelaar - zwoeger
sappelen   ploeteren, zwoegen
sappe(r)degroentje - herfstbergamot
sapperen - ondergraven, ondermijnen
sapperloot - sapristi, sacristie, sapristie
sappeur - genist, loopgraafmaker, schansgraver
sappe(r)degroentje - herfstbergamot
sappig   lekker, mals, smakelijk, smeuïg, succulent, suculent, sijp, welig
sappig en zacht - mals
sappige vrucht   ananas, bes, citroen, druif, kers, mandarijn, meloen, peer, perzik,  pruim, sinaasappel, tomaat
sappige zomerpeer   jut
sappigheid - succulentie
sapristie - sapperloot, uitroep
saprofyt - atvalplant
saprijk   smeuïg, succulent
saprogeel - gyttia
sar   kwelgeest, kweller, pestkop, plaag, plaaggeest, plager 
Saraceen - Moor
Saraceenskruid - helmbloem, pijpbloem
sarcasme - cynisme, spot
sarcastisch - caustisch, cynisch, hatelijk, spotziek, vlijmscherp
sarcofaag - doodkist, lijkkist
sardien - pelser, pilchard
sardientje - sprot
Sardinië, rivier op - Tirso
Sardiniër - Sard
Sardinisch bergschaap - mouflon
sardis   bloedsteen, carneool
sardonisch   boosaardig, duivels, grijnzend, satanisch, spottend 
sardijn - sprot
sarepta - Sarfath
Sargassa-zee - Krooszee, Wierzee
sargeest - pestkop
Sarong, deel van een - badan
sar of kwelgeest - treiter
sarras   (ruiter)sabel 
sarren - dwarszitten, huilen, jennen, kwellen, narren, negeren, nijdassen, pesten, plagen, prikkelen, pruttelen, tanen, tarten, tergen, treiteren, uitdagen, wachten, zwerven
sarren (barg.) - darren
sarrend - jennig, plaagziek, tergend, uitdagend
sarrig - plaagziek, trgend
sarring - gesar, terging
sas   hum, pret, schik, schutsluis, sluis, sluiskolk, spui, verlaat
sasmeester - sluiswachter
sassen - plassen, schutten, spuien, wateren
sassenier - sluiswachter
sasser - sluiswachter
sassluis - schutsluis
Sarkatchewan, hoofdstad van - Regina
satan   Asmodee, Azazal, Beëlzebub, Belial, demo(o)n, droes, duivel, geest, Lucifer, Mefisto, (n)ikker, verleider, verzoeker
satanisch - demonisch, diabolisch, duivels, hels, sardonisch
satans - demonisch, duivels, vervloekt, verwenst,
satelliet   begeleider, bijplaneet, handlanger, kunstmaan, maan, trawant, wachter 
satelliet van de aarde - maan
satelliet van Mars - Deimos, Phobos,
satelliet van Saturnus - Dione, Enceladus, Hyperion, Japetus, Minas, Phoebe, Rhea, Tathys, Titan 
satemtaal - Albanees, Armeens, Balto/Slavisch, Indo/lraans
satep - wortel van de standelkruit
sater   bokspoot, boksvoet, bosgod, dagvlinder, faam, faun, halfgod, satyr, veldgod, wellusteling
satinella – voeringstof
satineren – gladmaken, glanzen
satinet - satijnweefsel
satirdrama - Cycloop, Ichneutai
satire   hekeldicht, hekeling, schimpdicht, spotdicht 
satirisch - hekelig, spottend
satirisch artikeltje - speldeprik
satiricus   hekeldichter
satiriek   hekelend, spotachtig
satisfactie   bevrediging, genoegdoening, voldoening
sattig - dampig, heiig
satraap   ban, heerser, landvoogd, podesta, stadhouder, 
saturatie   verzadiging
satureren - verzadigen
saturnaliën - Saturnusfeest
saturnisch - eenvoudig, gelukkig, onschuldig
saturnisme - loodvergiftiging
saturnusfeesten - saturnalia
satijn   glanszijde, atlas 
satijnachtige stof - satinet
satijnduiker - keizer, fuut, zanddrijver
saucijs   braadworst
Sauerland, rivier in - Lenne
sauf conduit   vrijgeleidebrief 
saumon - zalmkleurig
sauna - badhuis, heteluchtbad, stoombad
saus   boter, eier, jus, maggi, regen, roomsaus, sap, slaag, slasaus, vla, roux, vleesnat, worcestersaus
sauslook   sjalot
sautoir   ketting, St. Andrieskruis 
sauvegarde   vrijgeleide
sauveren   behouden, redden
savanne - grasvlakte
savant   geleerd
savante - blauwkous, pronkwijf
savoir-vivre - levenskunst
savonet   zeepbal
savoureren - nuttigen
Savoye, hoofdstad van - Chambéry
Savoye, lid van het huis - 
4   Bona, Otto
5   Eugen, Frans, Karel, Maria
6   Aimone, Bianca, Filips, Thomas, Victor
7   Amadeus, Emanuel, Humbert, Jolanda, Lodewijk, Mafalda,
     Umberto
8   Adalbert, Emmanuel, Eugenius, Filibert, Giovanna, Isabella
9   Clothilde, Ferdinant, Francesca, Pgilibert
10 Margaretha 
Sawa - rijstveld  
sawahslang - python
Sawoboon - breiappel, sapodilla
saxofoon   sax
sax-hoorn - bugel
saxifragacee - aalbes, astilbe, deutzia, goudveil, jasmijn, klapbes, kruisbes, moederplant, parnassia, ribes, tellima
saxofoon, uitvinder van de - Sax
scabiës   schurft
scabiosa - schurftkruid
scabreus - gewaagd, obsceen, onwelvoeglijk, schuin, welvoeglijk
scafander   duikerpak,  reddinggordel, zwemgordel
scala   gamma, rangorde, reeks, serie, toonladder
scalp - hoofdhuid, schedelhuid
scalpel - bistouri, ontleedmes
Scandinaviër   Deen, Lap, Noor, Ijslander, Zweed
Scandinavische dichter   Skald 
Scandinavische hoofdstad - Helsinki, Kopenhagen, Oslo, Stockholm 
Scandinavische jongensnaam - Brengt, Haakon, Lars, Lennart, Olaf, Olie, Sven 
Scandinavische munt   kroon, kr, öre 
Scandinavische taal   Deens, Fins, IJslands, Noors, Zweeds,
scandium - sc
scannen - aftasten, afzoeken
scanner - aftaster, aftasttoestel, radarantenne,
scapulier - schouderkleed
Scaramouche - hansworst
scarificator - kopmes
scarlatina - roodvonk
scenario - draaiboek, speelboek
scenarioschrijver - scenarist
scène   ruzie, toneel, voorval 
scène zetten - ensceneren
scepsis   scepticisme, twijfel(zucht) 
scepter - heerschappij, koningsstaf, oppergezag, rijksstaf, staf
scepticisme - skepsis
scepticus - wijfelaareel, strop
scha - nadeel
schaaf – rasp, roffel
schaafafval - schaafsel 
schaafbank - vlakbank
schaafbank voor beide zijden te bewerken - vandiktebank
schaafkrullen - schavelingen
schaafmes van leerlooiers - slichtmes
schaafsel van hout - krul
schaafwond - abrasie, krab, ontvelling, schram 
schaakfiguur - dame, kasteel, koning(in), loper, paard, pion, raadsheer, toren
schaakgrootmeester   Aljechin, Botwinnik, Donner, Euwe, Fischer, Flohr, Hort, Ivkov, Kéres, Korchnoi, Larsen, Lasker, Najdorf, Pachman, Petrosian, Postisch,  Reshevsky, Reti, Smislow, Spasski, Tal
schaakhandelIng   slaan, zetten, rocheren
schaakopening - Catalaans, Damegambiet,Gambiet, Koningsgambiet, Reti, Siciliaans
schaak spelen - schaken
schaakstuk   dame, kasteel, koning(in), loper, paard, pion, raadsheer, toren
schaakterm   dame, gambiet, geopend, kasteel, koning, koningin, loper, mat, offer, paardesprong, pat, pion, raadsheer, remise, roccade, rochade, roche, rokade, rocheren, rokeren, schaak, schaakmat, slaan, toren, zet, zuil
schaaktoren - bemmel
schaaktijd - kamerdag
schaakzetten - klemzetten, vastzetten
schaal - bak, coupe, criterium, drageoir, (eier)dop, graal, kom, maatstaf, norm, patine, peilschaal, pel, plateel, scala, schotel, sierschaal, toonladder, thermometerschaal, toonschaal, verhouding 
schaal voor hangplanten - ampel
schaaldier   barometerschaal, collecteschaal, eendemossel, garnaal, hummer, kieuwpoot, krab, kreeft, langoest, mossel, oester, pissebed, schelpvis, snel, steekmossel, strandkrab, visluis, watervlo, wolhandkrab, wolkrab, zeegarnaal, zeekrab, zeekreeft
schaaldieren - conchyliën, crustacea, crustaceeën,  testaceeën
schaaldier/roeisprietig   eenoog 
schaalgeld - waaggeld
schaalheer - collectant
schaalhoren - patella
schaalmodel - maquette
schaalrechten -  accijnzen 
schaaltje - capella
schaaltje aan kandelaar om kaarsvet op te vangen - bob-che
schaalvergroting - escalatie
schaalvis - koffervis
schaalvrucht - kastanje, noot
schaamachtig - bedeesd, beschaamd, honteus, pudiek,verlegen
schaamdelen - pudenda
schaamheuvel - venusberg
schaamkleed   lendendoek, paan 
schaamlid - teeldeel
schamrok der negers - lendedoek, paan
schaamstreek (Lat.) - pubes
schaamte - bleuheid, gêne, schroom, verlegenheid
schaamteblos - schaamrood
schaamtegevoel - pudeur, pudiciteit
schaamtegevoel wekkend - gênant
schaamteloos - cynicus, cynisch, eerloos, eervergeten, genant, gepatenteerd, immoreel, impertinent, imprudent, impudent, obsceen, onbeschaamd, ongegeneerd, onkuis,
schaamvoeg   symfysis
schaap - argalischaap, bok, Crossbred, foklam, hamel, lam,  merino, moeflon, ooi, ooilam, ovis, ram, Shropshire, South-Down, var, Wensleydale
schaap aan het hoofd van een kudde - belhamel
schaap dat moet jongen - oonschaap
schaap met korte fijne wol - merinos
schaapachtig - bête, dom, naïef, onnozel, simpel 
schaaperwtjes - veldlathyrus, vogelwikke
schaapherder - schaper, scheper
schaapjes op het droge hebbend - binnen
schaapjesboter - grasboter
schaapkameel  alpaca, lama, vigogne
schaapsdravik - schapngras
schaapshoofd - domoor, lomperd
schaapos - muskusos
schaapscheerder - ploter
schaapsdravik - schapegras
schaapshoofd - domoor, lomperd
schaapskooi - bergerie, schapenstal
schaar - aalgeer, gewas, kouter, kudde, meent, menigte, 
ploegblad, schare, schoor, schor, vaargeul, verzameling
schaar of aantal van honderd - centurie
schaar, tang of poot van een kreeft of krab - tengel
schaarbaar   kapbaar
schaarbos   kreupelhout 
schaarden   kerven
schaarhout   hakhout, schalmhout 
schaarlijster - kramsvogel, veldlijster
schaarpoot - chelipede
schaars - betuin, gering, karig, krap, nauwelijks, spaarzaam, sporadisch, ternauwernood, weinig, zelden, zeldzaam 
schaarse kledij - nachthemd, negligé
schaarsheid - gebrek, karigheid, tekort
schaarsliep - scharenslijper
schaarsnede   knip
schaarste   gebrek, tekort, zeldzaamheid 
schaartje met gebogen punten - nagelschaar
schaarweide - gemeenteweide,  mark, markeweide, meent, mient
schaats - doorloper, Noor, noren, schaverdijnen scheuvel, stelt (Z.N.),  ijzers
schaatsdomein - ijsbaan
schaatsen   ijzers, scheuvels, schaverdijnen
schaatsenrijden   hardrijden, patisseren, schaatsen, schaverdijnen (Z.N.), scheuvelen, schoonrijden
schaatsen rijden met lange slagen - blokzeilen
schaatsenrijden
schaatsenrijder - schaatser, Bols, Broekman, Eeden, Jorritsma, Keiler, Kleine, Nottet, Schenk, Stensen, Stiansen, Treter, Verheyen, Verkerk
schaatsenrijdersbond - I.S.U., K.N.S.B.
schaatstocht - elfstedentocht, molentocht
schab - kiel, werkkiel
schabberig - armoedig, kaal, versleten
schabbernak - cavalje, kwajongen, rakker
schabel - knielbankje, voetbankje, strafbankje
schabullig - armoedig, haveloos, kal
schacheren - parlevinken
schacht   buis, gang, grappenmaker, kam, koker, mijngang, mijningang, mijnput, put, pijl, pijp, schaft, snaak (Z.N.), spoel(veder), staak, spier, staaf, stang, steel, steng, stok, vlerk, vleugel,
schacht van een roer - roerkoning
schacht van een vogelveer - pen
schachthalm - paardestaart
schachthoed - mijnpet
schachtkooi - mijnlift
schachtleest - laarzebeen
schachtoven - koepeloven
schadde - veenzode
schade - afbreuk, averij, bezwaar, damnum, desavantage, detriment, hinder, injurie, klap, knak, knauw, kwade, letsel, molest, nadeel, neep, ongelijk, panne, pech, prejudice, scha, strop, tegenslag, tekort, verlies, waardevermindering
schade aan auto - deuk
schade aan schip - averij, molest
schade berokkenen - benadelen, beschadigen, duperen, kwetsen
schade doen - benadelen, beschadigen, deren
schade door moedwil - molest
schade door schipbreuk - averij
schade toebrengen - benadelen,  beschadigen, ravageren
schadelijk - bescheiden, detrimenteus, hinderlijk, kwaad, lek, lekkage, nadelig, nederig, noodlottig, ongezond, ongunstig, onnut, onvoordelig, pernicieus, ruineus, slecht, verderfelijk, verkeerd, vitiosus, wan
schadelijk Amerikaans knaagdier - agoeti
schadelijk bladkevertje - aardvlo
schadelijkheid - nadeel
schadelijk insekt - bietevlieg, coloradokever, graanvlieg, koolvlieg, luis, veenmol, meeltor, mot, mug, muskiet, rajajo, sievlieg, sprinkhaan, teek, termiet, uienvlieg, wesp
schadelijk knaagdier - bever, rat, rot  
schadelijk onkruid - akkerwinde
schadelijk schaaldier - wolhandkrab
schadelijk voor de gezondheid - patogeen
schadelijk Zuidamerikaans knaagdiertje - agoet
schadelijk zijn - prejudiciëren
schadelijke bladluis   bloedluis 
schadelijke daad - streek
schadelijke insecten - ongedierte
schadelijke korenvlieg - fritvlieg
schadelijke schorskever op dennen - dennenscheerder
schadelijke uitdamping - emanatie, misma
schadelijke vliegensoort   fruitvlieg, halmvlieg, rozenvlieg
schadeloosstellen - bonificeren, dedommageren, indemniseren, vergoeden
schadeloosstelling   afstappersgeld (schepelingen), bonificatie, compensatie, genoegdoening, indemnisatie, indemniteit, regressie, retributie, satisfactie, smartegeld, teruggave, vergoeding, verhaal
schaden - aanranden, benadelen, beschadigen, deren, hinderen, kwetsen, ontrieven, prejudiciëren
schadeopnemer - expert
schadeopneming - expertise, taxatie
schadepost - bankroetje, strop, verliespost 
schade toebrengen - benadelen
schadevergoeding - alimentatie, indemniteit, restitutie, schadeloosstelling, smartegeld, verhaal
schadeverhaal op iemand - regres
schadeverzekering - WA, wapper(tje)
schaduw   adumbratie, donkerte, slagschaduw, lommer, ombrage, scheem, schim 
schaduw geven - beschaduwen, ombrageren
schaduw maken - adumbreren
schaduw van bladeren - lommer
schaduw van een boom - lommer
schaduwachtig - schimmig, vaag
schaduwbeeld   hersenschim , schim, schijnbeeld, silhouet 
schaduwen - arceren, bespieden, dekken, ongemerkt, spieden, volgen, sport
schaduwfiguur - silhouet
schaduwgestalte - schim
schaduwkant   keerzijde, luwte 
schaduwlijnen trekken - schrafferen
 schaduwomtrek - sciagrafie
schaduwpalm - gebang
 schaduwpatroon - schim
schaduwportret - silhouet
schaduwproef - skiascopie
schaduwrijk - lommerig, lommerrijk
schaduwspel - schimmenspel
schaduwtekening - sciagrafie
schaduwvogel - hamerkop
schaduwwolk   cumulonimbus, stapelwolk
schaduwzoekend - ombrofiel
schaduwzijde   keerzijde, luwte, nadeel, schaduwkant, tegenzijde
schaffelen - slenteren, sloffen, sukkelen, tegenzijde,
schaffen - bezorgen, opdissen, verlenen, verstrekken
schaft - pauze, rust
schaften - eten, pauzeren, rusten
schaftlokaal   kantine
schafttijd - etenstijd, lunchpauze,  (middag)pauze, schoft
schakel   band, es, ketting, schalm, school, wartel
schakelaar - aanzetknop, onderbreker
schakelbord - bedieningspaneel, paneel, verdeelbord
schakelcentrum voor gevoels- en reukvezels - thalamus
schakeling   verbinding
schakelrad - echappement
schaken   ontvoeren, roven, schaakspelen
schaker van Helena   Paris 
schakering   afwisseling, kleurschikking, kleurspeling, nuance, nuancering, tint, variëteit 
schaking - ontvoering, raptus
schakering van kleuren   bont 
schaker van Helena - Paris
schako - chakot
schalleachtig gesteente   fylliet, kleisteen, lei
schalie - lei
schalieachtig gesteente - kleisteen, lei
schalier   kantstijl
schalk - bengel, deugniet, farceur, grapjas, grappenmaker, guit, hansworst, joker, kapoen, komiek, kwant,  leperd, lolbroek, lolmaker, loos, moppentapper, nar, olijkerd, ondeugd,  pias, schelm, scherts, snaak, snuiter, strop, uientapper, Uilenspiegel 
schalkheid - plaaglust
schalks   grappig, guitig, lollig, loos, mooi, olijk, ontdeugend, plagend, plagerig, schelms, snaaks,  uiig
schalkse streek - guitenstreek, malice
schallebijter - kamkever
schallen - galmen, luiden
schalm - kettingring, schakel, sluiting
schalmei   blaasinstrument, doedelzak, herdersfluit, hobo(achtig), musette, officiersransel, rietpijp, snorkwerk (van een orgel), trekharmonika,veldpijp, zampogna,
schalmen - sjappen
schalmhout   schaarhout, hakhout 
scham - veneilandje
schamel   arm, armelijk, armoedig, armzalig, behoeftig, bok, driepoot, haveloos, kaal, karig, mager, naakt, pover, schemel, schraal,  schunnig, bankje, schriel 
schamel bezit   armoedje, boeltje 
schamele woning   hut, krot, plaggenhut, stulp
schamelheid - armoede
schamen   generen
schamp   beschimping, schimpscheut,  spot
schampavie spelen - vluchten
schampen   afglijden, afstuiten, slippen
schamper   bits, geringschattend, giftig, honend, minachtend, giftig, smadend, smalend, snerend, spinnig, spottend, stekelig,vinnig,
schamperen - sneren
schampere opmerking   sneer 
schampere woorden   hoon, spot
schampig - glad, glibberig
schampscheut -  aanmerking, verwijt
schandaal   aanstoot, ergernis, opspraak, schande
schandaleus - aanstootgevend, aanstotelijk, ergerniswekkend, schandalig, schandelijk, ergerlijk 
schandalig   aanstotelijk, abject, ergerlijk, infaam, sc(h)andaleus
schandband - kruistitel
schande   blaam, blamage, crime, eerloosheid, ignominie, laagheid, oneer, smaad, smet, vlek
schande aandoen – blameren, verlagen
schande, te, maken   onteren 
schandelijk   abject, aldoor, bar, blamerend, deshonorabel, eerloos, eerrovend, erg(erlijk), gemeen, gewetenloos, godganselijk, gruwelijk, honteus, infaam, infamant, infamerend, laag, laaghartig, lasterlijk, 1eervergeten, liederlijk, min, odieus,  onbeschaamd, onterend, onwaardig, revoltant, schandaleus, schandalig, schendig, slecht, smerig, snood, verachtelijk, zedeloos, zeer
schandelijk verwijt - opprobatie
standhout - kruis
schandpaal - galg, geselpaal, kaak, pranger
schandteken - brandmerk
schandvlek -  oneer, smet, stigma  
schandvlekken - bezoedelen, brandmerken, fletrisseren, onteren, stigmatiseren 
schans - bastion, bolwerk, brilschans, fortificatie, halfdek, huneborg, kade, lunet, lunette, ravelijn, redan, redoute retranchement, stadswal, sterkte, sterreschans, verschansing, versterking, vesting, voorschans, wal
schansgraver - mineur, sappeur
schans in de vorm van een halve maan   ravelijn
schanskorf - gabion
schanspaal - palissade
schap - buffet, egkast, leg(plank), plankenkast, tapkast,
schapenaard - volgzaam(heid)
schapenbloem - madelief(je)
schapenbout - gigot, hamelbout, lamsbout
schapengeluid - blaten
schapedistel - melkdistel
schapenhaar   wol
schapehuid zonder wol - ploot, vacht, vlies, zeen
schapehuiden van de wol ontdoen - ploten
schapenkaas - Rocquefort
schapen met zeer fijne wol - merinos
schapenscheerder - ploter
schapensmeer - lanoline
schapensoort - argali, heideschaap, karakoel, moeflon, merino, txelaar, tzigaia, urial
schapentongen - weegbree
schapenvacht waarvan wol verwijderd is   ploot 
schapenvet   lanoline
schapenvellen scheren - ploten
schapenvlees - hamelvlees 
schapenwei   dries
schapenwolkjes - cirro-cumulus, cumulo, cirrus, cumulocirrus hamerslag,
schapenzalf   lanoline
schapenziekte - aamt, bezoar, blaar, blauwtong, blein, botgal, bradsot, draaiziekte, klauwzeer, leverbotziekte, pootzeer, rotkreupel, schapenpokken, schapenteek, trommelziekte, trommelzucht
schapepootmouw - gigotmouw, hammouw
schapevacht zonder wol - ploot
schap in kast - kastplank
schappelijk - beleefd, billijk, coulant, eerlijk, fair, fatsoenlijk, gedienstig, goedkoop, matig, netjes, open, ordentelijk, redelijk, schikkelijk, tamelijk
schapraai - etenskast (gew.), spinde
schar   krit, platvis
scharbier - braad, platvis
scharbier - scharrebier (slecht, dun)
schardijn - sprot
schare   horde, massa, menigte
scharen   opstellen, ordenen, rangschikken
scharenkruid - bonenkruid, kuun
scharenslijper   scharensliep 
scharlaken - fijne wol, hoogrood, laken, stof, verfstof
scharlakenkleur - bloedrood, hoogrood
scharlakenkoorts - roodvonk, scarlatina
scharlakenluis - cochenille
scharlakenrood - ecarlate
scharlakenverf - cochenille
scharluin - landloper, schalk, schelm, schavuit
scharluip - griel
scharminkel   geraamte, magere, ribbenkast, spektakel, talhout, wanorde, zielepoot
scharnier   cardo, enkel, fits, gewricht, hals, har, harre, hengsel, her, herre, heupgewricht, knie, knier, lee, pols, pomelle, schoudergewricht, spil
scharnier van een deur - knier
scharnier van een hengsel   har(re) 
scharnierend vloerschot - luik, valluik
scharre - ploegschaar
scharrebijter - loopkever (grote)
scharrel - vrijer, ratelaar
scharrelaar - brekebeen, knoeier, kreukelaar, kwanselaar, ronselaar, sjachelaar, vogel
scharrelen - rommelen, verkeren, vrijen
scharrelende bewegingen maken - morrelen, twisten
scharreltje - verkering
scharrelvogels - coraciae
scharren - graaien, grissen, krabben
schart - schram
schartel - ratelaar
schat   dot, dotje, engel, fortuin, geliefde, hartendief, hondje, lap, lieveling, lieverd, overvloed, prulletje, rijkdom, snoes, thesaurus, trezoor, troetel, vermogen, vlijnaam, zoeteliefje
schat (Fr.) - trésor
schatbaar - belastbaar, schatplichtig
schatbewaarder   penningmeester, thesaurier
schatekster - klauwier (grauwe)
schateren - brullen, kwetteren, lachen, proesten, schallen, weergalmen, weerklinken
schaterlachen - schateren, uitproesten
schatkamer - aerarium, rijkskas, tresoor, trezorie
schatkist -  fiscus, fiskus, staatskas, staatsruif, thesaurie
schatlijster - koperwiek, kramsvogel
schatmeester   rendant, schatbewaarder, thesaurier,  trezorier,
schatmeesterskantoor - thesaurie
schatplichtig - belastingschuldig, cijnsbaar, contribuabel
schattebout   liefje, lieveling 
schatten - aanslaan, achten, afmeten, begroten, bepalen, beoordelen, beramen, censeren, evalueren, gissen, gokken, keuren, koersen, mikken, omslaan, opmaken, opnemen, priseren, prijsbepalen, prijzen, raden, ramen, rekenen, stellen, supputeren, taxeren, valveren, valueren, waarderen, wegen
schatten op - aanrekenen
schatter - priseerder, priseur, prijzer, taxateur, waardeerder
schattig   aanminnig, aantrekkelijk, aardig, beeldig, doddig, innemend,  lief(tallig), snoepachtig, snoeperig, snoezig
schatting - aanslag, appreciatie, begroting, belasting, cijns, estimatie, evaluatie, gis, gok, heffing, mening, raming, rooi, taks, taxatie, tribuut, valvatie,waardering
schatting van zeeschade - dispache
Schaumburg-Lippe, hoofdstad van - Bückeburg
schauw - schaduw
schavelen - opschuiven
schaven - afschrappen, effenen, gladmaken, schavelen, schuren, vlakken, zoeten
schavotkleurig - vaalrood
schaver - bankwerker
schavot - executieplaats, stellage, stelling
schavotkleurig - vaalrood
schavotpaal - geselpaal
schavuit   bandiet, bengel, bink, boef, boosdoener, deugniet, fielt, galgebrok, guit, hellebrok, (Ind.) katjang, kwajongen, misdadiger, onverlaat, ploert, rabaut, raddraaier, rakker, rover, schelm, schobbejak, schoelje, schoft, schurk, snaak, snoodaard
schavuitenstreek - banditisme, misdrijf, schelmerij
schede - etui, foedraal, groef, koker, omhulsel, verbinding, vagina, wig
schedediertje - kokerdiertje
schedekundige - cranioloog
schedel   bekkeneel, cranium, (doods)kop, doodshoofd, hersenkas,  hersenpan
Schedelberg   Calvarieberg, Golgotha
schedelbeschouwing   cranioscopie 
schedelboor   trepaan
schedelboring - trepanatie
schedelbreuk - elytrocele, schedelfractuur
schedel, deel van de - achterhoofdswiggebeen, bovenkaak, hersenpan, jukbeen, mondholte, neusbeen, neusholte, onderkaak, oogkas, ploegschaarbeen, slaapbeen, traanbeen, verhemeltebeen, voorhoofdsbeen, wandbeen, zeefbeen 
schedelhuid met het daarbij behorende hoofdhaar- scalp
schedelinhoud - hersens
schedelkapje - kalot, keppeltje, kipa, pileolus
schedelkapje van geestelijken - solidee
schedelleer   craniologie, frenologie, gallisme
schedellichten - trepanatie
schedelloos visje   lancet 
schedelloze dieren - acrania
schedelmeter   cefalometer 
schedelmeting - craniometrie
schedelmutsje - kalot
schedeloperatie - trepanatie 
schedeloperatie instrument   craniotoom, trepaan 
schedelplaats   Golgotha, Calvarieberg
schedelpunt - kruinpunt, zenith
schedelvorm - brachycefaal, dolichocefaal, mesocefaal,
schedeontsteking - vaginitis
schedespoeling - irrigatie
scheef   afkeurend, aflopend, afval (hennep, vlas), afwijkend, dwars, faliekant, hellend, krom, onzuiver, obliquus, oplopend, scheluw, schots, schuin, vals, verkeerd, vertrokken
scheef lopen - geren
scheefbloem - iberis, umbellata
scheefhals - torticollis
scheefheid - asymmetrie, ebliquiteit
scheefhoekige vierhoek - ruit
scheefkelk – arabis
scheefliggend - dwars
scheeflopen - mislukken, ontsporen
scheel   afgunstig, akkerhoornbloem, deksel (gew.), dwarsziende, geschil, ginoffel, haarscheiding, loens, louche, ogentroost, onvriendelijk, scheluw, twist, verschil
scheel zien   helosis, heteroforie, loensen, strabisme, strabismus, strabositeit
scheelheid - strabisme
scheeliet - tungsteen
scheelvet - darmvet, plukvet
scheem - schaduw
scheenbeen - tibia
scheepmaker – scheepsbouwer
scheepsadministrateur - purser
scheepsaffuit - rolpaard
scheepsbalk - steng
scheepsbed - kooi
scheepsbehoeften - pasotille
scheepsbeitel - kaaf, kaafijzer
scheepsbemanning   crew, equipage, hens, janmaat, matroos, scheepsvolk
scheepsbeplanking - boeisel
scheepsbeschuit - kaak, zeekaak 
scheepsbevrachter   cargadoor, stuwadoor
scheepsbewijs - bijlbrief
scheepsbezitter   reder 
scheepsboek - journaal, logboek
scheepsboek bij de marine - devies
scheepsborrel - oorlam
scheepsbouw   bras, gei, kabel, stag, takelage, toppenant tros, tui, tuig, val, want 
scheepsbouwbedrijf - scheepmakerij, werf
scheepsbouwer - scheepmaker
scheepsbouwproefstation - proefdok, sleeptank
scheepsdagboek - journaal, logboek
scheepsdeel   anker, bak, berghout, boeg(beeld), brug, campagne, davit, dek, huid, kajuit, kasteel, kiel, kombuis, kraaiennest, mast, plecht, ra, roer, ruim, schegbeeld, spant, steven, vooronder, zeeg
scheepsdek   dek, plecht, promenade, promenadedek, tussendek, verdek
scheepsdeken - kombaars
scheepsdokter   chirurgijn
scheepsdweil - zwabber
scheepseigenaar   reder, uitruster 
scheepsemmer   puts 
scheepsexploitant   reder, scheepseigenaar, uitruster
scheepsgeleide - convooi
scheepsgeleider   loods 
scheepsgeraamte   casco, inhoud, karkas 
scheepsgerei   mast, tui, zeil 
scheepsgezagvoerder - kapitein
scheepsgezel - matroos, varensgezel
scheepsgids - loods
scheepsgoot - mamiering
scheepshelling - kieling, overtoom, werf
scheepsherstelplaats   dok, kade, helling, werf
scheepshut - cabine, kooi
scheepsinhoud - ton, tonnage
scheepsinstrument - kompas, radar
scheepsjongen - ketelbinkie, putger, zeun(tje) 
scheepsjournaal - dagboek, logboek 
scheepskabel - tui
scheepskamer - kajuit
scheepskamer voor officieren - longroom
scheepskanon - carronade
scheepskatrol - geiblok
scheepskeuken   kombuis 
scheepskist - zeemanskist
scheepskoopman - tagrijn
scheepsladder   touwladder 
scheepslader   stuwadoor 
scheepslading - ballast, carga, cargo, last, tonnage, vracht,  vrachtgoed
scheepslantarentje - kattekop
scheepslek - wan
scheepsleuning - reling
scheepslicht   fanaal
scheepslichter - bok, kameel
scheepslier - winch
scheepsloon - gage
scheepsmaat   ton, tonnage, nt. 
scheepsmaat   matroos 
scheepsmakelaar - cargadoor
scheepsmatras   bultzak 
scheepsmelder - hydrofoon
scheepsneus   steven 
scheepsondernemer   reder, scheepsexploitant uitruster
scheepsonderneming - rederij
scheepsonderofficier   schieman 
scheepspapier - manifest, metbrief, monsterrol, zeebrief
scheepspassagier   opvarende 
scheepspersoneel - bemanning
scheepsraam - patrijspoort
scheepsreis - vaart
scheepsriool - durk, hoosgat
scheepsroeper - megafoon
scheepsroer - stuur
scheepsromp   casco
scheepsruim voorin   vooronder 
scheepsruimte   tonnage 
scheepsschade - averij
scheepsschoonmaker   classificeerder 
scheepssignaal - misthoorn
scheepsstrijd - naumachie
scheepsstut - apostel
scheepstakel - gei, lier, talie
scheepsterm   bakboord, bestek, giro, kabel, kombuis, kompas, laveren, loevert, log, peilen, peiling, ra, reling, roerganger, sextant, stuurboord, want 
scheepstimmerbedrijf - werf
scheepstimmerwerf - helling, scheepswerf
scheepstocht - cruise, talie
scheepstouw - bakstag, bram, bramzeil, bras, dirk, gei, greling, gijn, hals, kabel, kabelaring, takelage, leng, lijk, lijn, marlijn, pardoen, putting,  raband, rakketalie, ralak, ralijk, ralijn, reep,  schinkel, schoot, sleeptros, slijp, stag, stopper, talie, talreep, tamp, toppenant, tros, trijs, tui, tuigage, val, want, zeel, zoomtouw
scheepstrap - valreep
scheepstros - kabel
scheepstuig   laadboom, ra, takelage, want 
scheepstype - coaster
scheepsuitruster   reder 
scheepsuitrusting - apparel
scheepsverblijf   hut, kajuit, kombuis, kooi, lounge, roef, vooronder 
scheepsverrekijker - nauscoop
scheepsvlag - maatschappijvlag, stander, topstander
scheepsvloer   achterdek, campagnedek, dek, promenadedek, verdek, voordek
scheepsvolk - bemanning, zeelieden, zeelui
scheepswacht - hondenwacht, dagwacht, platvoet
scheepswand - boord 
scheepswant - takelage
scheepswending - boegslag, slagboeg
scheepswerf - helling, holm, kielkade
scheepswerkplaats   werf 
scheepswerktuig - handspaak, windboom
scheepswezen - nautiek
scheepswrak   casco 
scheepszoetelaar -  kadraai, parlevinker 
scheepszwabber - dweiil, kog 
scheepvaart   koopvaardij, nautiek, navigatie, rederij, riviervaart, zeevaart
scheepvaartbedrijf   rederij 
scheepvaart betreffend - nautisch, navaal
scheepvaartmisdrijf - muiterij, zeeroof
scheepvaartondernemer   reder, uitruster
scheepvaartondememing   rederij 
scheepvaart, tak van - binnenvaart, carbotage, kustvaart, lijnvaart, trampvaart
scheepvaarttermen -
2   ra
3   aap, bak, dek, fok, gei, hak, hek, mik, rol
4   bark, brem, brik, brug, geus, kiel, klik, last, luik, rara, roer,
     ruim, want, zeeg
5   anker, bilge, boord, davit, ralijk, scheg, sloep, staag, steng, 
     tjalk, vrang
6   beting, bezaan, bonnet, bramra, fregat, gaffel, girder, gusset, hommer, kompas kotter, leuver, logger, plecht, rahout, ralijst, ratuig, razeil, reling, steven, tanker, zaling
7  aapzeil, brassen, breefok, conster, dekhuis, deklast, dokkiel, fokkenra, klamaai, kluiver, kraaien, krabber, lastlijn, pardoen, perdoen, railing, reehout, roerpen, roerpot, schegge, snijzeil, spardek, stagfok, tentdek, valreep, vissing, vulling
8   bagijnera,bakboord, brambras, bramstag, bramwant, bramzeil, broeking, brughuis, diepgang, journaal, kampanje, koftjalk, laadboom,  laadruim, mastdoft, raveling, schoener, sjorring, slederak, spanblok, stagzeil, volschip, vrijboord, windboom
9   begijnzeil, boeganker, boegbeeld, bootshaak, bramsteng, drifthoek, fokkemast, grootzeil, handspaak, kokerkiel, kruismast, kruiszeil, lummelpot, marssteng, mastkloot, maststoel, ondermast, rakkeslee, schavotje, stampstok, stokanker, tunnelwel, wulfspoor
10  ankerkluis, barkentine, boegspriet, druilsmast, gaffelzeil, kruissteng, paternoster, piekleuver, schegbeeld, schuurgang, shelterdek, stakelvuur, stengestag, stengewant, stuurboord, trunkschip, vingerling
11 bezaansboom, brikkentine, broodwinner, deplacement, kluiverboom, patrijspoort, roosterbaar, schaamplaat, schoverzeil, spankerboom, stagzeilval, stakellicht, stroomanker, turretschip, vrachtschip
12  bovenkruisra, grietjesteng, kuildekschip, onderkruisra, Plimsoll-merk, schoenerbark, schoenerbrik, schoenerzeil
13  bezaansgaffel, torendekschip, voorbramsteng, voormarssteng
14  bovenbramsteng, bovengrietjera, gaffelschoener, grootbramsteng, grootmarssteng, kofferdekschip, ondergrietjera, schotsmannetje
15  drie-eiland-schip, aheltordakschip, topzeillschoener, voorbovenbramra, vooronderbramra
16  grootbovenbramra, grootonderbramra, voorbovenmarsera, voorondermarsera
17  bovengrietjesteng, grootbovenmarsera, grootondermarsera
gaftopzeilschoener
scheepvaartwezen   nautiek 
scheer - gierzwaluw
scheerapparaat - shaver
scheerbaas   baardscheerder, baardschrapper, barbier, coiffeur, figaro, kapper, schrapper, styler
scheerbalk - hanebalk
scheerbenodigdheden   aftershave, aluin, crème, kwast, mesje, preshave, scheercrème, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, zeep 
scheerbliek - brasem
scheerder - barbier, ploter
scheergebint - kapspant
scheergerei - aftershave, aluin, crème, kwast, mesje, preshave, scheercrème, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, zeep 
scheerhout - aanbinder
scheerling - hondpeterselie, kervel, pijpkruid, waterscheerling
scheerlings - rakelings
scheerlijn - tui,
scheernabewerking - aftershave
scheersalon - kapperszaak
scheersteen - aluin
scheerstok - luikondersteuning, merkei
scheervink - kruisbek
scheervoorbewerking - preshave
scheerwinkel - barbierszaak, kapperszaak
scgeerzolder - vliering
scheg   homp, keg, klamp, wig
schegbeeld - boegbeeld
schegbord - kamhout
schei -  dwarsdrijver, dwarshout,dwarslat, sleutelstuk
scheiboter - schaapjesboter
scheidbaar - afscheiding, separabel
scheiden – afbreken, afzonderen, breken, doorhakken, heengaan, klieven, losgaan, ontbinden, ontkoppelen, schiften , schisma, selecteren, separatie, separeren, splitsen, uiteengaan, verbreken, verdelen, vertrekken
scheiden uit het leven - doodgaan, sterven
scheidend - dialytisch,  disjunctief, ontbindend, oplossend
scheiding - afbakening, afreis, afscheid, afscheiding, afzondering, breuk, decompositie, dialyse, discessie, disjunctief, grens, grenslijn, haag, heg, marge, rading, scheidingslijn, schisma, scissie, schot, schutting, separabel, separatie,  splitsing, trouwbreuk, verbreking, verdeling, vertrek 
scheiding bewerkend - separatief
scheiding binnen de kerk - scheuring, schisma
scheiding in delen   verdeling 
s cheiding in het haar - naad
scheiding in kleding - naad
scheiding tussen landen - grens
scheiding van grondsoorten - analyse, granulair
scheiding van het hoofdhaar - luizenpad
schiding van metalen - loutering
scheiding van stoffen door een membraan - dialyse
scheiding van tafel en bed - stb
scheiding van tuinen - haag
scheidingsgrond - echtbreuk, overspel
scheidingslijn   afbakening, demarcatielijn, grens, grenslijn, rading, scheidingslinie
scheidingsmethode - chromatografie, destillatie, extractie
scheidingsteken - trema
scheidingswand, niet benige - diafragma
scheidpaal - grenspaal, limiet
scheidsgerecht - arbitragecommissie, jury
scheidsman   arbiter, scheidsrechter
scheidsmuur   beletsel, hinderpaal, tussenmuur
scheidsrechter   arbiter, arbitrageant, bemiddelaar, expert, goeman, ombudsman, referee, scheidsman, secondant, umpire, wedstrijdleider
scheidsrechter die de thuisclub bevoordeelt - homereferee
 scheidsrechter in de strijd om appel (myth.) - Paris
scheidsrechteren - fluiten 
scheidsrechterlijk - arbitraal, arbitrair, compromissaal 
scheidsrechterlijk beslissen - arbitreren
scheidsrechterlijke beslissing - arbitrage
scheidsrechterlijke uitspraak - arbitrage
scheikunde   chemie
scheikunde der metalen - metallochemie
 scheikunde der zouten - halochemie
 scheikunde in de dienst der geneeskunde - iatrochemie
scheikunde van de aardbodem - geochemie
scheikunde van het leven   biochemie
scheikundig - chemisch
scheikundig bereide stoffen - chemicaliën
scheikundig element   zie: elementen
scheikundig gebeuren   reactie 
scheikundig symbool - ce, er, eu, ne, ni, se, sm, ta
scheikundig zuur uit vet afgescheiden - vetzuur
scheikundige   analist, analiste, chemicus, chemieker, laborant, Berzelius, Lavoisier, Liebig, Nobel, Zernicke
scheikundige aanduiding - ar, lu, ne, pt, se, sk, sn
scheikundige benaming voor stoffen die de carbonylgroep    bevatten - keton
scheikundige bewerking - reactie
scheikundige in een laboratorium - laborant
scheikundige meetkunde - stoichiometrie
scheikundige omzetting - reactie
scheikundige preparaten - chemicaliën
scheikundige reactie bevorderend - katalysator
scheikundige term   agens, analyse, anion, anode, atomisme, atoom, base, derivaat, disomeer, dispersie, dissociatie, educt, emulsie, ester, formule, gel, hydroxyde, ion, katalyse, koolmonoxyde,  loog, neerslag, oxyde, reactie, reagens, suspensie, verbinding, zout, zuur
scheikundige verbinding   base, dimeer, disomeer, ester, ether, hydroxide, loog, oxyde, reagens, zout, zuur, 
scheikundige werking   reactie 
scheil   mesenterium
scheilijn   grenslijn 
scheilvet   darmvet
scheipaal   grenspaal
scheitebroek - lafaard
scheiwater - salpeterzuur
scheiweg - kruisweg
scheizer - steengaver
schel - bel, deurbel, doordringend, fel, geluid (onaangenaam), grel, hel, helder, licht, oogvlies, schil, schril, verblindend
schel doordringend schreeuwen - krijsen
schel lawaai maken - rellen
schelden - beledigen, foeteren, honen, knorren, kijven, razen, schimpen, tieren, uitjouwen,  uitkafferen, uitvaren, vloeken 
scheldnaam - schimpnaam, spotnaam 
scheldnaam der Patriotten (18e eeuw) - kees
scheldnaam voor een agent - klabak
scheldnaam voor Dordrechtenaar - schaapskop
scheldnaam voor een Duitser   böche, mof
scheldnaam voor een Nederlander - Hollander, kaaskop
scheldnaam voor een niet-mohammedaan - giaur
scheldnaam voor een Spanjaard - maraan, spekjan
scheldnaam voor Hollander - kaaskop
scheldnaam voor jood -  smous
scheldnaam voor Leidenaar - blauwmuts
scheldnaam voor protestanten en calvinisten - geus
scheldnaam voor Rotterdammer - stoepenschijter
scheldnaam voor vrouwen en meisjes - taart
scheldpartij - tirade
scheldwoord   belediging, invectief, lamstraal, rotstraal, schimpwoord
scheleend - brilduiker, brileend, klappereend, kwakereend
schele hoofdpijn   migraine
schelen - afwijken, haperen, mankeren, ontbreken, schorten, verschillen
schelf   bies, bres, garf, garve, hooihoop, hooistapel, hoop, klamp, korenhoop, mijt, opper, riet, stapel, tas
Schelfzee - Rietzee
schelklinkende trompet - klaroen
scheikruid   gouwe
schellak   gomlak
schelle hoofdpijn - hemicrania
schelle kreet   gil, krijs
schellen   bellen, luiden
schelletje - klingel
schellinkje - engelenbak
schelm   bedrieger, bengel, bliksem, boef, boosdoener, booswicht, deugniet, dief, gannef, guit, kwajongen, leperd, ondeugd, picaro, plurk, rabaut, rakker, schalk, schavuit, schobbejak, schurk, slimmerd, spitsboef, snaak, vagebond 
schelm (Fr.) - coquin
schelm (Ind.) - bangsat
schelm (Sp.) - picaro
schelmachtig - gemeen, ondeugend, picaresk
 schelmenroman - picaresk
 schelmenstreek - bedriegerij, schelmerij, schurkerij
schelmerij   bedriegerij, euveldaad, schurkerij, schurkenstreek
schelmpje - boefje 
schelms - grappig, guitig, schalks, schurkachtig, schurkenstreek, schurkerij
schelmstuk   euveldaad, schelmerij 
schelp - bunzing, concha, hoorn, kabouter, kinkhoorn, schulp, schaal, wulk
schelp- en schaaldieren - conchifera, conchylieën
schelpaarde   kalkmergel 
schelpdier   eendenmossel, gaper, kokhaan, kokkel, mossel, nautilus, nonnetje, oester, paalworm, slak, ulk, weekdier
schelpdieren - conchifera, conchyliën
schelpenkunde - conchyliologie
schelpgrind - crag
schelpkalk - muschelkalk
schelpkreeften - ostracada
schelpengruis   grit
schelpenvorm - harp, kasket, klipkousnaals, rol, stormhoed, toot, trompet
schelpgrind   crag, krag
schelpsoort - ammon
schelpverstening - ammoniet
schelpvis   kreeft, mossel, oester 
scheluw   scheef, scheel, verwrongen 
schelven - tassen
schelvis   kabeljauw, leng, molenaar (klein), piper, rondvis, stokvis, wijting
schelvisachtige - anacanthinus, gul, keek, kabeljauw, koolvis, kwabaal, leng, lom, meun, pollak, schelvis, steenbolk, stokvis, vorskwab, wijting
schelvisduivel - pitvis
schelvisfilet - lekkerbekje
schelijzer - klinkhamer
schema   beeld, concept, diagram, geraamte, intrige, leerplan, ontwerp, opzet, overzicht, paradigma, patroon, plan, plot, rooster, schets, voorstelling, werking, werkplan,
schema van een film   draaiboek, scenario
schema van verbuiging – paradigma
schematisch - eenvoudig, geschematiseerd, schetsgewijs, schetsmatig, summier 
schematische voorstelling - diagram
schemel   dwarshout, voetbankje
schemer - halfduister, tweeduuster
schemerachtig - vaag
schemerdonker - halfduister, schemerig
schemerig - duister, halfdonker, hazengrauw, vaag
schenden - aantasten, bederven, belasteren, beledigen, beschadigen, fletrisseren, krommen, kwetsen, misvormen, onteren, ontheiligen, ontsieren, ontwijden, overtreden, schaden, schandvlekken, schennen, schofferen, toetakelen, verbreken, verkrachten,  verminken, vernielen, violeren
schender - onteerder
schendig - afzichtelijk, eerrovend, lasterlijk, schandelijk, schendend, vernielend
schending - aantasting, beschadiging, constupratie, inbreuk, infractie, ontheiliging, ontwijding, overtreding, schennis, verkrachting, verminking, violatie
schending van eenbelofte - woordbreuk
schending van trouw   verraad 
schendtaal - lasterpraat, lastertaal
schendtong   eerrover, kwaadspreker, lasteraar 
schenkbank – buffet, tapkast
schenkbuisje   tuit
schenkel - dij(been), onderbeen, schink
schenken - aanbieden, afstaan, begiftigen, betamen, doneren, doteren, erkennen, geven, gieten, kwijtschelden, legateren, medegeven, offeren, offreren, presenteren, slijten, tappen, toedienen, trakteren, verkopen, verleden, verlenen, voegen, weggeven, wijden
schenker   donateur, donator, donor, gever, tapper, vereerder
schenkgerei   fles, kan, karaf, theepot
schenking - aalmoes, cadeau, decanie, donatie, dotatie, gave, geschenk, gift, kado, legaat, present
schenkinrichting.   tuit 
schenkkamer   bar, buffetkamer 
schenkkannetje   ampul
schenkmond   kraan, pijp, tuit
schenkster der goden - Hebe
schenktafel - buffet
schenkvat   kit
schennis – aanranding, inbreuk, ontering, ontheiliging, ontwijding, verbreking, overtreding, schending, violatie
schennis van trouw - verraad
schep   bats, menigte, schop, spade, theeschepje
schepel – dl, graanschopmaatvat 
schepeling - bootsgezel, bootsmaat, bootsman, ketelbinkiematroos, olieman, schipper, stoker, zeeman
schepelingen - baksvolk, équipage
schepemmertje   aker, gajoeng, puts
schepen - olderman, scheepgaan, wethouder
schepen en vaartuigen - m.s., s.s.
3    aak, ark, bok,bol, bom, jol, keg, kog, kof, m.t.b
4    bark, bons, boot, brik, cano, duck, giel, hulk, jonk, kaag,               kaan,
      kano, kiel, kits, kwak, lark, pink, pont, poon, smak, snik, snip, 
      somp, veer, vlet, vlot, wade, yawl
5    aviso, bette, eiker, galei, jachtkajuit, kogge, otter, patas, pinas, 
      pluit, pluut, praam, prauw, scheg, skiff, spits, sloep, tjalk,
      ramp
6    barkas, baulea, beuger, bireem, blazer, boeier, botter, drakar, 
      fregat, galjas, gondel, karaak, korvet, kotter, logger, palaja, 
      pampus, ponton, punter, rijnaak, sampan, schouw, schuit, 
      sleper, snekar, snekke, stomer, tanker, wherry
7    aalpoon, baardze, brander, clipper, coaster, dromone, 
      duwboot, galjoen, galjoot, karveel, klipper, korjaal, kruiser, 
      lichter, pamfiel, padjala, pluiter, raschip, sharpie, smekja,
      spanker, tartaan, tjotter, trawler, treiler, trireem, woonark
8    aaltjalk, bijlander, duikboot, gierpont, hoogaars, kofschip, 
      korftjalk, mailboot, orembaai, praamaak, raceboot, roeiboot, 
      samoreus, schoener, schokker, sleepaak, spitsbek, tankboot, 
      veerpont, vlieboot, volschip, zeilboot, zeilkano
9    barkentijn, boeieraak, boorschip, brigantijn, dekschuit, 
      gaffelaar, hekwieler, kieljacht, koelschip, loodsboot, 
      motorboot, paketboot, patjalang, radarboot, slagschip, 
      sleepboot, slijkpraam, smakschip, speedboot, stevenaak, 
      stoomboot, tambangan, tankschip, zeilschip
10  cargoschip, clipperton, draakjacht, fluitschip, motorschip,
      mijnenveger, onderzeeër, pakketboot, pantjalang, pentjalang, 
      poonschuit, praamschip, quadrireem, spankuiler, snipschuit,
      speeljacht, trekschuit
11  aanvalsboot, adviesjacht, baggerschip, binnenschip, 
      kabellegger, kustvaarder, mijnenlegger, onderlosser,  
      panneschuit, reddingboot, scholschuit, slagkruiser, 
      sloeplogger, steekschuit, voldekschip, vrachtschip
12  kuildekschip, modderschuit, pantserschip, reactorschip,
      reddingsboot, schoenerbark, schoenerbrik, spardekschip,
      spiegelschip, tentdekschip, turbineschip, zolderschuit
13  pantserfregat, schutdekschip, walvisvaarder
14  containerschip, gladdekschip, pantserkruiser, passagierschip,
      raderstoomboot, regenboogjacht
15  pantserdekschip, schaduwdekschip, shelterdekschip
scheper   herder, hoeder, schaper 
schepje voor suiker - lepeltje
schepkorf - kieps (voor bijen)
scheplepel - puls
scheplicht    bovenlicht, koekoek, vallicht 
schepnet - boshaam, dregge, gebbe, oeverhaam 
scheppen - creeren, fabriceren, formeren, maken, opdoen, opnemen, opscheppen, opstellen, putten, smeden, teweegbrengen, veroorzaken, vervaardigen, voortbrengen, vormen, wrochten 
scheppend kunstenaar   auteur, beeldhouwer, choreograaf, componist, dichter, dramatist, etser, houtsnijder, illustrator,  poëet, pottenbakker, schilder, schrijver, tekenaar, toneelschrijver
schepper - herder, hoeder, maker, pagaai, schepkaas 
schepper god   demiurg
schepping   creatie, formatie, formering, heelal, kosmos, kunstwerk, opus, vorming, werk
scheppingsboek   Genesis 
scheppingsleer - teleologie
schepping in zes dagen - hexameron
schepriem - pagaai, peddel
schepsel   creatuur, dier, eenling, enkeling, etre, etter, geschapene, iemand, individu, kerel, kind, man, mens, nuf, persoon, sterveling, vent, vrouw, wicht, wezen
schepseldienst - afgoderij, idolatrie 
schepsel of wezen - mens
schepvat   gajoeng, hoosvat,  puts
schepwagen   gebbe
scheren - afsnijden, bespotten, knippen, nabootsen, ontharen, ordenen, raseren, spannen, trimmen
scherf -  brok, diggel, las, stuk
scherf- of bomvrij maken - blinderen
scherfje - brijzel, gruizel 
schering - kettingdraad
scherm - bescherming, afschutting, beschutting, bloeiwijze, coulisse, doek, gordijn, paravant, umbrella, valscherm, voorhangsel, zonnescherm
scherm van rijshout   rits
schermattribuut - schermmasker
scherm beveiliging - plastron
schermbloemige plant   anijs, berenklauw, bevernel, dille, distel, dollekervel, dolwortel, doorwas, drieblad, eindeloos, engelwortel, eppe, karwij, kervel, komijn, koriander, kranebek, kruisdistel, lavas, mariadistel, melkeppe, naaldekervel, pastinak, peen, peterselie, pimpernel, pinksternakel, pijpkruid, scheerling, selderie, torenkruid, torkruid, venkel, wallendistel, weidekruid, wortel,  zevenblad
schermbloemige plant met kruidige smaak - lavas, lubbestok, manskracht
schermbloemige planten - embelliferen
schermbloemigen - bifora, umbelliferen
schermdak - luifel
schermdegen   fleuret, floret
schermdragende gewassen - schermbloemigen, umbelliferae
schermen - beschutten, strijden
schermen met een stok - batonneren
schermen, rang in het - meester, prevot
schermkwal - schijfkwal
schermlap - plastron
schermlederbeveiliging - plastron
schermlist   fint
schermmeester - prévot
schermoefening   assaut 
schermsteek - touche
scherm tegen de zon - parasol
schermterm - garde, mensuur, nastoot, pareren, riposte, riposteren, touche
scherm van rijshout - rits
schermvormig - umbelliform
schermwapen   degen, fleuret, floret, sabel
schermwedstrijd - assaut
scherp - aangezet, acer, acuut, brandend, bijtend, bits, bitter, branderig, cassant, cru, doordringend, epigrammatisch, fel, fijn, gepeperd, gepunt, gestreng, diftig, grievend, haarfijn, hatelijk, heftig, hekelig, hel,  incisief, juist, kantig, krenkend, kwetsend, nauwkeurig, onverbloemd, onvriendelijk, penetrant, pikant,  pittig, pungent, puntig, rigide, schamper, schraal, schrander, snar, snedig, snijdend, spits, spijtig, stekelachtig, stekelig, straf, streng, subtiel, tranchant, venijnig, vinnig, vitterig, vlijmend, wrang, wreed, zerp, zuur
scherp (muz.) - duramente
scherp afgetekend - fel
scherp afkeuren - laken, hekelen
scherp antwoord - spits
scherp benig puntje op een snavel - eitand
scherp blazend geluid maken – sissen
scherp bijtend van smaak - eggig, wrang, zuur
scherp deeltje hout   splinter 
scherp doorhalen - metten
scherp en bitter schrijven - dopen
scherp en pijnlijk - stekend
scherp gebouwd schip - brik
scherp gedeelte - snede
scherp geformuleerd -  gewichtig, kernachtig, overtuigend, pregnant, zinrijk
scherp geluid   gil, klap, knal, kreet
scherp geluid voortbrengen - sissen
schrp grievend - bitter
scherp hekelen - sarcastisch
scherp hevig - acuut
scherp hoog blaf je van een hond - kef
scherp keurend - kritisch
scherp knapperend geluid voortbrengen - knetteren
scherp koud - Siberisch, ijskoud, ijzig
scherp kijken   gluren, loeren, ogen, spieden, turen, 
scherp maken   punten, slijpen, wetten 
scherp mesje - lancet, vlijm
scherp omlijnd - duidelijk, helder
scherp, onbewimpeld - cru
scherp puntje op een snavel - eitand
scherp riekend gas   ammoniak 
scherp schreeuwen - gillen
scherp smakend   gortig, rans, ranzig, 
scherp staan - schrap
scherp tegen de wind zeilen - oploeven
scherp toekruid - sambal
scherp toekijken - gluren, loeren, ogen, turen
scherp toelopend   conisch, geer, piek, spits
scherp toezien - vigileren
scherp toeziend - nauwlettend
scherp uitkomend - markant, schel
scherp uitlopend - spits
scherp van een beitel - faas
scherp van een mes -  lemmet, lemmer
scherp van een zwaard - blank, kling, lemmet
scherp van smaak - bitter, miers
scherp van smaak (Mal.) - heet, pedis
scherp veroordelend vonnis - doemvonnis
scherp voorwerp - beitel, bijl, degen, els, kling, lans, mes, naald, pen, piek, pijl, pen, pin, priem, speer, speld, spies, zaag
scherp zuur - eggig, rans, rins, wrang
scherp zwaard   kling
scherp zijn - snijden
scherpe berisping   uitbrander 
scherpe bittere taal schrijven - alsem
scherpe blik - adelaarsblik, arendsoog, perspicaciteit, valkeoog,
scherpe bocht   haarpin, haarspeldbocht, kniebocht, knik
scherpe boterbloem - veldhanevoet
scherpe geluiden doen horen - knetteren
scherpe harde slag - knetterslag, vloek
scherpe hoek - oxygoon
scherpe kant - haar
scherpe kant van mes   lemmer, lemmet, neg, negge, 6scherp snee, snede
scherpe kant van steen of hout - neg, negge 
scherpe kritiek - diatribe, uitval
scherpe kromme nagel   klauw 
scherpe lijn veroorzaken - snijden
scherpe nagel - klauw
scherpe opmerking - naaldeprik, steek, speldeprik
scherpe punt - spits
scherpe punt van een plant - distel, doorn, doren, stekel
scherpe smaak veroorzakend - bitter
scherpe spade - stik
scherpe spijs - peper, pimento, sambal
 scherpe tegenstelling - antithese
 scherpe toespijs - sambal
 scherpe tong - addertong, serpentstong
scherpe uitval - diatribe, tirade
scherpe vermaning - sermoen, uitbrander
scherpen - aanzetten, haren, opscherpen, opwekken, punten, slijpen, spitsen, wetten 
scherpen, de geest - oefenen
scherpen, een molensteen - billen
scherpen, een potlood - (aan)punten, slijpen
scherpen, een zeis - haren
scherper afscheiden dan een komma - aandachtstreep
scherper omlijnen - preciseren
scherper tegen wind op zeilen - aanloeven
scherpheid - bitsheid, hardheid, pikanterie, sarcasme, scherpte, strengheid
scherphoekig - acutangle, oxygoon
scherpkruid - asperugo
scherprechter   beul, carnifax, hangman, ravenkok
scherpriekend gas   ammoniak 
scherpschutter (Eng.)   sniper 
scherpschutter in het Italiaanse leger - bersaglieri
scherpslijper - letterknecht
scherpsnijdend - striemend (fig.), vlijmend, vlijmscherp
scherpte - acrimonie, asperiteit,  krasheid, snede
scherpziend oog - arendsoog, lynceusoog, lynxoog
scherpzinnig   begrijpelijk, bevattelijk, doortrapt, geestig, geslepen, gis, helder, ingenieus, intelligent,  judicieus, listig, pienter, pointieus, puntig, schrander, slim, spits, spitsvondig, subtiel, talentvol, uitgerekend, vernuftig, verstandig, vindingrijk, volgeestig
scherpzinnigheid - perspicaciteit
scherts    aanstellerij, aardigheid, badinage, boert, buffa, fokkerij, gein, gekheid, grap, grol, guit, humor, iocus, joke, kapoen, kortswijl, leut, luim, oele, raillerie, schalk, schimpnaam, spot(ternij), zwans
schertsen - badineren, boerten, dollen, gekken, gekscheren, jokken, kortswijlen, mallen, plaisanteren, railleren, spotten
schertsend - moquant
schertsend (muz.)   lisingando, scherzando 
schertsend muziekstuk   scherzo 
scherven - afbrokkelen, kerven, schilferen
schervengericht - ostracisme, volksgericht
scherzando - dartelend, schertsend
schets   aanleg, afbakening, bestek, concept, delinatie, diagram, grondtekening, lay-out, model, ontwerp, opstel, overzicht, plan, project, projectie, schema, tekening, tracé, verhaal, vorm
schetsen - tekenen, ontwerpen, uitbeelden
schetser - tekenaar
schetsmatig   schematisch 
schetsontwerp - plan
schetstekening - cedel, ceel
schetterig   luidruchtig
scheuchzeriacee - zoutgras
scheur   barst, bres, breuk, fissuur, glip, kloof, naad, opening, reet, rits, ruptuur, scissuur, spleet, keen, kier, krak
scheurbuik - avitaminose, beriberi, scorbuut
scheurbuikmiddel - ascorbinezuur
scheuren   barsten, bersten, beschadigen, creveren, kloven, losrukken, omploegen, splijten, (van een)rijten, ritsen, splitsen,
scheuring   afscheiding, tweedracht, tweespalt, schisma, verdeeldheid
scheuring makend   schismatiek 
scheuringmaker - dissident, onruststoker, raskolnik, schismaticus 
scheurtje - barst
scheurtje in nagel   haper
scheut   ent, loot, lot, poot, stek, spier, spruit, stek
scheuteling   big, schram, varkentje
scheutig    bereidwillig, goedgeefs, gul, onbekrompen, opgeschoten, royaal, rijzig, vrijgevig 
scheut of loot - stek
scheut vocht - plons
schuvel - schaats
schevelbeen - schiefel
scheuvelen - schaatsen
onruststoker,
scheve kubus - romboëder
scheve richtlijn - obliquiteit
scheve zijde - geer
schibbetje - splinter
schicht   bliksemflits, bloeiwijze, flits, pijl, straal, zonnestraal
schichtig   bang, bevreesd, haastig, kopschuw, schielijk, schrikachtig, schuchter, schuw, vreesachtig,  wantrouwend, wantrouwig
schie - keg, spie, wig
schiefer   leisteen
schiefer, zwarte - ampeliet
schielijk   gauw, haastig, naarstig, onverwachts, onverwijld, plotseling, rap, ras, schichtig, snel, vlug, weldra 
schielijk spreken - rabbelen
schiemannen - opknappen
schier   bebroed (maar onbevrucht), bijkans, bijna, bijster, grauw, grijs, haast, helder, nagenoeg, netjes, proper, temee, temet 
schieraal - drijfpaling
schiereiland   peninsula, landtong 
schiereiland bij Canada - Gaspe
schiereiland  Iberië - Istrië, Kola, Korea 
schiereiland in Azië   Korea, Sinaï 
schiereiland in Europa   Iberië 
schiereiland in de Adriatische Zee - Istra, Istrië
schiereiland in het Gardameer – Sirmione
schiergans   rietgans
schiervlakte   peneplain
schierzand - bleekzand, loodzand
schietbaan - doelen
schietbenodigdheden - munitie
schietbevel - vuur
schietbus   klapbus, proppenschieter 
schietdoel - roos
schieten - knallen, lanceren, paffen, poefen, smijten, vuren
schieten, geld - lenen, voorschieten
schieten, laten - loslaten, vieren
schieter - blaffer, paffer
schietgat dat van boven open is - embrasure, musketgat, muuropening
schiethoog - tiro
schietkatoen - nitrocellulose, nitroschietlood
schietlood - loodlijn, meetlood, paslood
schiet met pijlen - Amor
schietmotten - trochoptera
schietpatroon - granaat, kardoes, kartets, kogel
schietprojectielen - munitie
schietschijf   doel, doelwit, roos 
schietspoel - navet, schieter
schietstoel - navet
schiettoestel   zie: schiettuig
schietstoffen - munitie
schietstroom - stroomversnelling, waterval
schiettoestel - zie: schiettuig
schiettuig - achterlaadgeweer, achterlader, afweergeschut, blaasroer, blijde, boog, browning, claymore, draaikanon,  eenloop, flobert, geschut, geweer, haakbus, haakmortier, handboog, houwitser, jachtgeweer, kanon, karabijn, kruisboog, lilla, machinegeweer, madsengeweer, mauser, maxim, mitrailleur, mortier, musket, naaldgeweer, pantserschrik, pistool, pijl, repeteergeweer, revolver, roer,  snaphaan, stengun, torpedo, scheepskanon, schrootbus, spuit,  stropersgeweer, veldgeschut, voorlader, voetboog, Winchester, zelflaadpistool, zinkroer,
schietvereniging - schutterij
schietvogel - sperwer
schietvoorraad   ammunitie, munitie 
schietwapen – bazooka, blaffer, boog, geweer, harpoen, jachtgeweer, houwitser, kanon, karabijn, katapult, mitrailleur, mortier, musket, pistool, revolver, sten, voorlader
schietwapen met pijl - boog
schietwilg - knotwilg
schiften - afzonderen, greineren, haperen, hotten (melk),  karrelen, kartelen, kerven, klonteren, lezen, runnen, scheiden, selecteren, sorteren, stremmen, triëren, uitzoeken, zeven
schiften van zaden - triëren
schiftend - kartellg
schifting - stremming
schik   content, genoegen, leut, lol, lust, opruiming, orde, pret, plezier, sas, schikking, tevredenheid, trek, vreugd(e), zin
schikgodin - Atropos, Clotho, Lachesis, norne
schikgodinnen   Ate, Atropos, Clotho, Lachesis, Moiren, Nornen, Oerd, Parcen, Verdandi
schikkelijk   billijk, fatsoenlijk, gepast, ordelijk, redelijk, schappelijk, tamelijk, toegevend
schikken - aanpassen, accommodatie, accommoderen, aflopen, arrangeren, arrimeren, beredderen, berusten, bijleggen, conveniëren, draperen, inrichten, klasseren, klassificeren, oplossen, opstellen, ordenen, ordening, ordonneren, overeenkomen, passen, plooien, quadreren, rangeren, rangschikken, redderen, regelen, regulariseren, reguleren, sorteren, transmissie, vereffenen, vleien, voegen
schikken (in der minne) -  beëindigen, beslechten, bijleggen
schikken in plooien - draperen
schikking   accommodatie, akkoord, arangement, berusting, bestand, billijk, compromis, dading, dispositie, maatregel, opstelling, opvolging, orde, ordening, ordonnantie, overeenkomst, plaatsing, rangorde, regeling, structuur, tamelijk, transactie, vergelijk
schikking der delen - constructie, konstruktie
schikking op een schilderij - ordonnantie
schikking van zaken - arrangement
schil   bast, bolster, cortex, dop, doppel, huid, kaf, korst, omhulsel, omkleedsel, pel, schaal, schilletje, schilver, schors, spat, vel, vlek,vlies
schil, geconfeit-van onrijpe cytrus - sukade
schild   aegis, aigis, beukelaar, blazoen, dekschild, écu, pavese, rondas, uithangbord, wapenbord
schilddrager - page, schildknaap, tenant
schild in wapen   ecusson
schild met een knop - beukelaar
schild met Medusahoofd   Aegis 
schild van Donar - rondas
schildboog - muraalboog
schilddaalder - ecu
schilddrager - page, schildknaap, tenant
schildeend - slobeend
schilder   verver
schilders, tekenaars, graficie   
3    Apt, Arp, Art, Bol, Dix, Dou, Ket, Loo, Mor, Roy, Vos, Wit
4    Agar,  Alix, Apol, Asam, Aved, Bega, Bril, Cuyp, Dali, Doe, 
      Dufy, Dijck, Eyck, Fuhr, Gaul, Goes, Gogh, Goya, Gran,              Gris, Gros, Hals, Heda, Klee, Koch, Leck, Lega, Lens, Leys,        Miss, Maes, Marc, Menn, Mi Fu, Miro, Moll, Nash, Neer,            Paul, Pilo, Post, Reni, Rode, Roos, Rops, Rosa, Rose, Smet,        Toma, Tosi, Uhde, Yuan, Zick
5    Abels, Acket, Amiet, Antum, Appel, Artan, Bakst, Bauer, 
      Behan, Belot, Bosch, Caron, Carrà, Carus, Cione, Cleve, 
      Coene, Corot, Cossa, Craig, Daddi, David, Degas, Dolci, 
      Dossi, Dürer, Eishi, Ensor, Ernst, Ewout, Fetti, Foppa, Frank, 
      FugerDaddi, Goyen, Graff, Greco, Grund, Hagen, Hayes, 
      Heine, Helst, Hofer, Hooch, Huber, Kalff, Ketel, Klimt, 
      Knaus, Kniep, Koami, Korin, Kraus, Kubin, Léger, Leibl, 
      Libri, Lippi, Lotto, Luini, Macke, Maler, Manet, Manzu,               Maris, Mauve, Memmi, Mengs, Metsu, Mikon, Minne,                 Monet, Moore, Mu-hsi, Munch, Nolde, Oeser, Orley, Ovens,        Paola, Peter, Pesne, Pforr, Pozzo, Preda, Redon, Rudin,               Rosso, Runge, Sanyo, Sarto, Soest, Steen, Stuck, Thoma,            Udine, Velde, Vinci, Vouet, Werff, Witte, Yosai
6    Abbate, Aberli, Albani, Alard, Allers, Altink, Amasis,
      Amman, Amstel, Andlau, Arniko, Aujame, Basser, Batoni, 
      Behmer, Berghe, Bihzad, Bocion, Brandt, Braque, Buncho, 
      Callot, Campen, Canale, Cantré, Chabot, Chagal, Ciardi,               Claesz, Clouet, Cochin, Cosino, Denner, DerIN, Dillis,                 Dongen, Dubois, Diccio, Duerer, Dughet, Flinck, Floris,               Friesz, Füsli, Geiami, Gérard, Gillot, Giotto, Greuze, Guardi,        Guérin, Heckel, Hesdin, Hetsch, Hodler, Hoitsu, Hollar,               Holzer, Hsu, Hummel, Ingres, Jettel, Klenze, Kobell, Koetsu,       Koller, Kwazan, Latour, Lebrun, Le Nain, Leyden, Longhi,           Lurçat, Luyken, Majano, Makart, Mander, Marées, Marini,           Masson, Mataré, Ma Yuan, Mensel, Merian, Masdag,                   Metsijs, Mieris, Millet, Minden, Moreau, Morris, Müller,              Nikias, Ni Tsan, Nittis, Ostade, Pacher, Pen, Piloty, Piombo,         Potter, Rafaël, Renoir, Rethel, Ribera, Rivera, Rohden,                 Rohlfs, Romamo, Romney, Roslin, Rubens, Rublov, Ruysch,        Schick, Schuch, Schütz, Scorel, Sebald, Sesshu, Sesson,               Seurat, Signac, Singer, Sironi,  strack, Suardi, Tanguy, Tessai,       Thiele, Toorop, Traini, Troger, Troost, Turner, Vasari,                  verver,Wagner, Walser,  Werner, Weyden, Wiertz, Wilson,          Witsen, Wu Chen
7    Aertsen, Alberti, Algardi, d’Angers, Ansingh, Apelles, 
      Aretino, Baldung, Berlach, Barocci, Bellini, Berchem, 
      Bermejo, Beyeren, Blechem, Böcklin, Boldini, Bonnard, 
      Bosboom, Brouwer, Buchser, Capelle, Cellini, Cézanne, 
      Chagall, Chardin, Chaudet, Chirico, Chirzan, Choshu, 
      Cimabue, Corinth, Cortona, Courbet, Cranach, Daumier,
      Delvaux, Desprez, Eckmann, Erbslöh, Eretria, Exekias, 
      FattoriFerrari, Firenze, Flaxman, Fouquet, Froment, Führich, 
      Gallait, Gallego, Gauguin, Gavarni, Gessner, Gleizes, 
      Gorivar, Gozzoli, Günther, Hackert, Hamburg, Hartung, 
      Hobbema, Hogarth, Hokusai, Holbein, Hsu Ling, Hung-jen, 
      Hynckes, I Fu chiu, Israëls, Janssen, Kanoldt, Klengel, Klitias, 
      Kneller, Knoller, Koninck, Labisse, Lancret, Lan Uing, 
      Larsson, Laurana, Lautree, Lesueur, Levizki, Leyster, Liotard, 
      Li T’ai-po, Lochner, Lorrain, Maillol, Malouel, Manyoki, 
      Marmion, Marquet, Martini, Matejko, Matisse, Memling, 
      Messina, Munier, Mignard, Millias, Morandi, Morelli, 
      Moretto, Morland, Moulins, Murillo, Neuhuys, Nicilas,
      Olbrich, Orcagna, Ouwater, Pecheco, Pannini, Percier, 
      Pereyns, Permeke, Peruzzi, Pevsner,  Picasso, Pisarro, 
      Poussin, Preller, Prudhon, Richter, Rouault, Russolo, 
      Schadow, Scheits, Schmidt, schind, Seekatz, Seghers, 
      ShihChi Shumman, Sickert, Singier, Slevogt, Solario, Soutine,
      Stevens, Stimmer, Strozzi, Taraval, Teniers, Tiepolo, Titiaan, 
      Töpffer, Trübner, Tuscher, Ucello, Utamaro, Utrillo, Voutier,
      Vecchio, Vermeer, Verster, Wang Hui, Wang Wei, Wappers, 
      Watteau, Werkman, Wiegers, Willink, Wouters
 8   Ambergen, Antropov, Beckmann, Blondeel, Boccioni, 
      Bramante, Breitner, Bronzino, Brueghel, Buchholz, Campigli, 
      CamperauxCarracci, Carriera, Carstens, Casorati, Castagno, 
      Ceballos, Christus, Courtois, Crivelli, Delaunay, Desnoyer, 
      Dietrich, Edlinger, Eeckhout, Fabriano, Favretto, Figueroa, 
      Flandrin, Fléalle, Frédéric, Gebhardt, Geertgen, Giordano,            Giovanni, Girardet, Goltzius, Gossaert, Gromaire, Guercino, 
      Hemessen, Hoffmann,  Hsia Kuei, Jongkind, Jordaens, 
      Kaulbach, Keishoki, Kerinckx, Kersting, Kirchner, Kiyonaga, 
      Kiyonobu, Koekkoek, Kollwitz, Kruseman, Krumbach, 
      Kunisada, Lairesse, Lepautre, Lossenko, Magnasco, Magritte, 
      Manfredi, Mantegna, Masaccio, Masolino, Matthieu, Michetti, 
      Montagna, Monorobu, Motonobu, Overbeck, Perugino, 
      Pieneman, Piranesi, Pissarro, Poccetti, Poliakof, Pontormo, 
      Purmann, Rai Sanyo, Rehnault, Reinhart, Reynolds, Richters, 
      Rosselli, Rossetti, Rottmann, Rousseau, Rugendas, Ruysdael, 
      Sandrart, Saraceni, Scheffer, Severini, Sluyters, Soulages, 
      Spitzweg, Spranger, Terborch, Veronese, Vivarine, Vlaminck, 
      Vuillard, Wamdmann, Wang Ch’en, Wang Meng, Whistler, 
      Willmann, Wuchters, Wu Tao-tse, Ziesenis, Zurbaran 
9    Achenbach, Altdorfer, Beardsley, Bourdelle, Burgkmair, 
      Cammerano, Canaletto, Carpaccio, Cavallino, Charonton, 
      Chavannes, Coninxloo, Constable, Corbusier, Comelius, 
      Correggio, Delacroix, Desmarées, Elsheimer, Epektetes, 
      Fabritius, Feininger, Feuerbach, Fragonard, Francesca, 
      Franquart, Friedrich, Fromentin, Géricault, Giorgione, 
      Gonçalves, Grünewald, Hennequin, Hiroshige, Hohenfort, 
      Jawlensky, Kandinsky, Kao Ch'i-p'ei, Kauffmann, Kokorinov, 
      Kokoschka, Ku K'ai-chih, Kung Hsein, Kuniyoshi, Leistikow, 
      Lhermitte, Lisiewska, Lissitzky, Malevitsj, Manessier, 
      Metzinger, Mondriaan, Multscher, Pechstein, Pisanello, 
      Portinari, Raedecker, Rembrandt, Robertson, Rochussen, 
      Rodchenko, Rodriquez, Saenredam, Saftleven, Santomaso, 
      Schindler, Schlemmer, Schönfeld, Segantine, Tischbein, 
      Uffenbach, Velasques, Velázquez, Veneziano, Verhaghen, 
      Wouwerman
10  Aldegrever, Bartholomé, Bellechose, Boltraffio, Borgognone, 
      Botticelli, Broederlam, Champaigne, Chang Ch'eng, 
      Chassériau, Coebergher, Dietterlin, Euphronios, Euthymides, 
      Fauconnier, Fragiacomo, Giacometti, Heemskerck, 
      Hegenbarth, Hildebrand, Lautensack, Liebermann, 
      Li Lung-mien, Lorenzetti, Modigliani, Parrhasios, Philoxenos, 
      Pollaiuoli, Polygnotos,  Schelfhout, Schongauer, Shen Nan-
      p'in, Signorelli, Sutherland,  Tintoretto, Verrocchio, 
      Vorsterman 
11  Apollinalre, Braeckeleer, Brusselmans, Castiglione, 
      Chodawiecki, Derkinderen, Gentileschi, Ghirlandajo, 
      Hirschvogel, Konijnenburg, Maddox-Brown, Maulpertsch, 
      Meistermann, P'an Kung-shou, Primaticcio, Roland Holst, 
      Schäufelein, Strzeminski, Unkoku Togan, Vigée-Lebrun, 
      Wang Yuan-ch'I
12  Caroldsfelds, Gainsborough, huisschilder, kladschilder,                  Michelangelo, Pinturicchio, 
      Rottenhammer, Rijsselberghe, Thom Prikker, Valckenborch, 
      Weissenbruch
13   kunstschilderSinger Sargent
15   Igarashi Shinsai, Modersohn-Becker, Rembrandt van Rijn,            Schmidt-Rottluff, Toulouse-Lautrec, Yokoyama- Taikwin
16   Teniers de Jongere
18   Hennequin van Brugge
19   Duccio di Buoninsegna, Geertgen tot Sint Jans
schilder van miniaturen - miniaturist
schilderachtig - bekoorlijk, fraai, picturaal, pittoresk, prachtig, riant, schoon, suggestief, zwierig
schilderachtig mooi - pittoresk
schilderdoek - linnen
schilderen   kalken, kwasten, malen, penselen, verven, wachten
schilderen (het) - pictura
schilderen met waterverf waarin gom is opgelost -  gouache
schilderen van letters   lettertrekken 
schilderes - kunstenares
schilderfamilie - Brueghel, Maris 
schildergerei   borstel, doek, ezel, linnen, palet, penseel, raam, tempermes, terpentijn, verf
schilderhuis   wachthuis
schildering -  beschrijving, schetsing
schildering op doorzichtig materiaal - diorama
schildering van een periode - tijdsbeeld
schilderkamer - atelier
schilderkunst - grafiek, peinture, pictura
schilderkunstig - picturaal
schilderkwastje - penseel
schildermaterieel - doek, ezel, kwast, palet, verf
schilderplankje   palet 
schildersattribuut   borstel, doek, ezel, kwast, lijnolie, lijst, linnen, maatstok, mes, olieverf, palet, paletmes, pastei, penceel, plamuur, raam, tempermes, terpentijn, verf(kwast), waterverf  
schildersclub - bent
schildersgoud - muziekgoud
schilderskwast   borstel, penseel 
schilderslinnen - doek
schildersmes - tempermes
schildersplankje - palet
schilderspraat - bastiet
schildersterm - borstelen, tempera, temperen, temperij
schilderstuk – conterfeitsel, doek, paneel, prent, schilderij, stilleven, tableau, tafereel, vergezicht
schilderstuk gemaakt met waterverf verdund met gom - 
gouache
schilderstuk in natte kalk   fresco
schilderstuk op hout   paneel
schilderstuk tegen een plafond - zolderstuk
schilderstuk van grijs op grijze of bruin op bruine tinten - 
grisaille
schildersverf - loodwit, olieverf, plakkaatverf, waterverf
schilderswerkplaats - atelier
schildertechniek   tempèra 
schilderwerk boven schoorsteenmantel - boezemstuk
schilderwerk met grijze en bruine tinten - grisaille
schilderwerkplaats - atelier
schilderwijze - fresco
schilderij - aquarel, cyclorama, diorama, doek, fresco, genrestuk, gouache, grauwtje, grisaille, historiestuk, jachttoneel, miniatuur, paneel, schildering, schilderstuk, stilleven, tableau, tafereel, tafreel
schilderij (oprolbaar) -  kakemono
schilderij (3-delig) - drieluik, triptiek
schilderij dat een groep schutters voorstelt - schutterstuk
schilderij in woorden - tafereel 
schilderij met historische afbeelding - historiestuk
schilderij op hout - paneel
schilderij op natte kalk - fresco
schilderij van een gebeurtenis - tafereel
schilderijenkabinet - pinacotheek, pinakoteek
schilderijenkunde - pictologie
schilderijenmuseum - Prado (Spanje)
schilderijen tentoonstellen - exposeren
schilderijen tentoonstelling - expositie
schilderijenverzameling - kabinet, museum, pinacotheek
schilderijenverzameling te Leningrad - Hermitage
schilderijenverzameling te Madrid - Prado
schilderijenverzameling te München - Pinacotheek
schildhoek (wapenkunde) - kanton
schildhouder - schilddrager, tenànt
schildklier - thyroïde
schildklierhormoon - thyroxine
schildklierstoornis - cretinisme, myxoedeem, struma
schildknaap - page, schilddrager, wapendrager
schildkraakbeen - adamsappel
schildluis - coccida, cochenille, galinsect, kermes, kommaschildluis, scharlakenluis
schildpad   chelonia, drieklauw, halswender, karet, landschildpad (tortoise), langnek, moerasschildpad, reuzenschildpadzeeschildpad (turtle)
schildpadden - chelonia, testunidata
schildpadreiger - nachtraaf
schildreiger - kwak
schildstof - chitine
schildvarken - gordeldier
schildvleugelig insekt   aastor, glimworm, kalander, kever, meeltor, meikever, tor
schildvleugelige insekten - coleoptera
schildvlo - eenoog
schildwacht   planton, post, wachtpost 
schildwacht te paard   vedette 
schildzaad - alyssum
schilfer - huid, pel, roos, schin, schub, stuk, vel
schilferen - bladderen
schilfering van de huid - desquamatie
schilfers op het hoofd   roos, schim 
schilkouter   stroopschaar,voorschaar
schillen   doppen, jassen, ontbolsteren, ontmantelen, ontschorsen, ontvellen, pellen 
schilletje - citroenjenever,  pel, vel(letje),vlies
schil van een noot - dop
schil van erwten - peul
schim - droombeeld, fantoom, geest, ombre, schijnbeeld, spook, schaduw(beeld), visioen 
schimmel   kaam, kaamsel, kaan, kim
schimmelachtig - duf
schimmel in korenaren   moederkoren
schimmel op bladeren - meeldauw, molenaarsziekte, oidium
schimmel op wijn - kaam
schimmeldodende stof - fungicide
schimmeldraden - hyfen
schimmelig - kamig, muf
schimmels   Fungi 
schimmelpaddestoel - mildew
schimmelplantje in azijn    azijnaaltje, azijnmoer
schimmelvergiftiging - mycetisme
schimmelvlies    kaam
schimmlziekte - schurft
schimmenrijk   dodenrijk, Elysium, erebus, gehenna, Hades, hel, Hinnomsdal, inferno, onderwereld, Orcus, Tartarus 
schimmenspel - schaduwspel
schimmig   mistig, vaagoon, spot
schimp - h
schimpdicht   hekeldicht, satire 
schimpen - afgeven, beledigen, gefluit, gehoon, gejouw, gespot, honen, jouwen, rachen, schelden, schimp, schrollen, smaad, smalen, spotten
schimpnaam - scheldnaam, spotnaam
schimpscheut - schamp, sneer, toespeling, verwijt 
schimpschrift - libel
schimpschriftmaker - libellist
schimpwoord - belediging, eerkrenking, injurie, insult, invectief, scheldwoord, smaad, sneer
schinde   boombast, schors
schink - ham, schenkel
schip   aak, bark, bodm, boot, botter, brigantijn, galei, galjoen, kaag, kogge, karveel, klipper, kogge, korvet, kotter, logger, m.s., oceaanreus, onderzeeer, pink, prauw, schoener, schuit, snauw, s.s, stomer, tanker, tjalk, trireem, vaartuig, zeilboot, zeiljacht
schip aanklampen - enteren
schip als huis   ark, woonark  
schip als opslagplaats   hulk 
schip dat olie vervoert   tanker, tankschip  
schip der Argonauten   Argo 
schip der woestijn   kameel
schip met dezelfde koers   bijligger 
schip van de wilde vaart   tramp 
schip van Noach   ark
schip vastleggen   aanleggen, ankeren, meren
schip voor olievervoer   tankschip, tanker
schip voor visvangst - botter
schipbreuk - ondergang
schipbreuk lijden - stranden, vergaan
schipbrug - ponton
schipper - beurtman, beurtschipper, kapitein, nautilus, navigator, vletter
schipperaar - plooier
schipperen - modderen, klaarspelen, knoeien, laveren, transigeren
schippersboom - kloet, vaarboom 
schippersbroek - mots, motse
schippersdweil   zwabber 
schippersknoop - mastworp
schipperslied - barcarolle, gondellied
schisma   afscheiding, scheuring, tweespalt, verdeeldheid 
schismaticus - scheurmaker
schit - koeiendrek
schitteren - blinken, bogen, brilleren, fonkelen, glanzen, glimmen, glinsteren, gloren, kostelijk, lichten, luisterrijk, opaliseren, pareren, pinkelen, pralen, pronken, stralen, schijnen,  twinkelen, uitblinken, uitmunten, vlammen
schitteren der ogen - fonkelen, tintelogen, twinkelen
schitteren of glanzen als een opaal - opaliseren, opalizeren
schitterend   blinkend, bont, briljant, dacerend, denderend, eclatant, fleurig, geniaal, glansrijk, glorieus, grandioos, groots, heerlijk, hel,  kleurig, luisterrijk, lumineus, magnifiek, mooi, prachtig, rayonnant, rijk, splendide, stralend, subliem, voortreffelijk, uitstekend, vrolijk, weids,
schitterend feest   gala(bal) 
schitterend mooi - oogverblindend
schitterend slottoneel   apoteose, apotheose 
schitterende illuminatie - agiorno
schitterende ster in het zuiden - Orion
schittering   blinker, brille, flikkering, fonkeling, geflonker, glans, glinster, glitter, luister, lummatie, praal, pracht, pronk, scintillatie, straling
schittering van de zon - zonneglans, zonnestraling
schizofreen   gespleten, krankzinnig 
schizomycetes - splijtzwam
schlager   hit, song, succeslied, succesnummer,  tophit
schlemiel   ongeluksvogel, pechvogel, sloeber, slungel, stakker, 
schmink - grimeersel, make-up, opmaak
schminken   blanketten, grimeren, opmaken,
schnabbel - bijverdienste, klus
schnaps   borrel, jenever
schob   kraan, wagenhuis 
schobbe - schooier, sloddervos, slons
schobbejak - aterling, bengel, deugniet, loeder, lorrejus, schavuit, schelm, schoft, schurk, schooier
schobben   jeuken, krabben, krauwen, schuren
schobberd   schobbejak, schoft, schooier, schurk
schobbetje   dubbeltje
schobbig   haveloos, schubbig
schoeiinghout - damplank,dampost, waterkeringsplank
schoeisel   avondschoen, babyschoentje, badschoen, baggerlaars, ballerina, balletschoen, balschoen, bergschoen, blok, bloklaars, bontlaars, bottine, broos, cricketschoen, dameslaars, damespantoffel, damesschoen, dameszomerschoen, dansschoen, damessportschoen, gespschoen, golfschoen, gymschoen, herenlaars, herenpantoffel, herenschoen,  huispantoffel, instep, jachtlaars, kamermuil, kaplaars, kinderschoen, kistje, klomp, klompsok, kloon, laars, lakschoen, lieslaars,  linkerschoen,  maatschoeisel, mocassin, molière, motorlaars, muil, muiltje, opank, overschoen, pantoffel, pump, regenlaars, rubberlaars, rugbyschoen, ruiterlaars, rijglaars, rijlaars, sandaal, schoen, slipper, slof,  sneeuwschoen, sportschoen, steunschoen, stevel, stiefel, suëdeschoen, trip, turftrapper, veterschoen,  wandelschoen, werkschoen, winterlaars, winterschoen, zevenmijlslaars, zomerschoen,
schoeisel de goede pasvorm geven - largoleren
schoeisel van een kind - kinderschoen
schoeisel van hout   klepper, klomp 
schoeisel van Indiaan   mocassin
schoeisel zonder veters   sloffen, slippers, laarzen, klompen, kleppers, pantoffels
schoelje - fielt, schoft, schuimer, schurk, sloeber, slokop,  smeerlap, stakker, sujet, vlegel
schoeljestuk - boevenstreek, schurkenstreek
schoen (barg.) - treder, treedster
schoen met veters - nestelschoen, rijgschoen (Z.N.)
schoen uit Bohemen - opank
schoenaantrekker - laarzenknecht, schoenhoorn
schoenband - veter
schoenborstel - blinkborstel, smeerborstel
schoendeel   hak, neus, zool 
schoenen de geschikte pasvorm geven - largoleren
schoenenwinkel - schoenenzaak
schoener - goelette
schoenhersteller - lapper, schoenlapper, schoenmaker
schoenlappertje - atalanta
schoenlepel   schoenhoorn, laarzenknecht 
schoenmaker - laarzenmaker, lapper, mast, pik, schoenlapper, schoenpik (scheldnaam), vlindersoort
schoenmakersgaren - spinaal,  vlasgaren
schoenmakersgerei - borstel, els, hamer, krommes, krukje, leest, mes, naald, pekdraad, priem, rasp, spinaal
schoenmakersriem - spanriem
schoenmakersstoeltje - driestal, drievoet
schoenoogje   malie 
schoenpoetsmiddel - schoensmeer
schoenvetergaatje   malie 
schoen voor adleten - spike 
schoenvorm   leest, model
schoep van een scheprad - paddel, peddel
schoepenrad - rotor, turbine, waaier
schoepenrad bij ventilatoren - waaier
schoepvliegtuig - cyclogiro
schoer - schouder
schoerhaai - zeeëngel
schof - lade
schoffel - luierman, schrepel
schoftelaar   damhert, eland 
schoffelijzer - krauwel
schoffie   schooiertje, straatjongen 
schoft - bruut, deugniet, fielt, loeder, ploert, rust, schavuit, schobbejak, schoelje, schurk, vlegel, rusttijd,  schooier, schouder (paard, vee), sujet
schoftachtig   gemeen, vlegelachtig, schurkachtig
schofterig   schoftachtig, gemeen, schuw
schok - bons, botsing, dreun, ruk, shock, stoot, stroomstoot
schokbreker   buffer, bumper, demper, stootbalk  
schokken -  hobbelen, hossen, stoten
schokkend - aanstootgevend,  hortend, ontroerend, ontstellend, ontzettend, roerend, shocking, treffend
schokker - erwt, gierigaard, haai, vissersboot
schoktoestand - shock
schol - ondiep, platvis, zode, schraal
scholaster - schoolvos
scholekster - kliet, zeekieft
scholen   opleiden, onderrichten 
scholier - leerling,  pupil  
scholing - opleiding, training, vorming
schollevaar - aalscholver, rotgans
schommel   balans, bijs, dikzak, schop, slingerplank(je), touter, vrouw (dikke), wipper,  zweef bankje
schommelbedje - wieg
schommelen   bengelen, bungelen, dobberen, slingeren, sussen, waggelen, wiegen, zwaaien
schommelend - onvast
schommeling   amplitude (hemellichamen), fluctuatie, golving, ondulatie, oscillatie, wiegeling
schommeling tussen uitersten   amplitudo.
schommeling van hemellichamen om hun as - libratie
schone jongeling   Adonis, Ganymedes
schone letteren   bellettrie
schone verleidster   sirene, Lorelei 
schone vrouw   Helena
schone zaken   moois, fraais 
schonen   zuiveren
schonk   bons,  bot, (dij)been, heup, schouder
schonkig   benig, mager
schoof - bundel, garf, garve, korenschoof
schooien   bedelen
schooier   bedelaar, landloper, schoft, schobbejak, schurk
schooieren - bedelen
schooier - armoedzaaier, bedelaar, bohémien, deugniet, geus, kalis, landloper, proleet, rabout, schobbejak, schoelje, schoffie, schoft, schoremerd, sloeber, vagebond, zigeuner, zwerver
school (Lat.)   schola
school voor Joods godsdienstonderwijs   jesjiva
schoolafdeling   klas
schoolbehoefte   agenda, bank, boek, bord, gom, gum, griffel, gum, krijt, liniaal, lei, passer, pen, potlood, schrift, spons, stuf
schoolgeld - minerval
schoolgeleerde - scholasticus
schooljaar   cursusjaar 
schooljuffrouw - docente, lerares
schoolkamer - lokaal
schoolmeester -  docent, frik, leraar, onderwijzer 
schoolmeesteren   bedillen 
schoolopziener   inspecteur
schoolschrift   cahier 
schoolvak   aardrijkskunde, algebra, biologie, boekhouden, economie, fysica, geschiedenis, lezen, meetkunde, muziek, rekenen, schrijven, taal, tekenen, wiskunde, zingen
schoolverzuimen   platlopen, spijbelen 
schoolvoorbeeld - prototype
schoolvos   frik, meester, pedant, scholaster, scholasticus
schoon - aantrekkelijk, abel (spel), behaaglijk, behoorlijk, slean, fraai, goedgevormd, gunstig, heerlijk, helder, helemaal, hoopvol, keurig, klaar, knap, lieflijk, mooi, net, netto, nobel, ofschoon, onbevlekt, opgeruimd, prachtig, proper, rein, rooskleurig, sierlijk, smetteloos, vlekkeloos, zindelijk, zuiver
schoon aan de haak - zuiver
schoon maken - decrotteren, krauwen, poetsen, purificeren, purifiëren, redderen, schuren, schurken, wrijven
schoon en helder - zuiver
schoon en zuiver - rein 
schoon schijnende stelling - paradox, wonderspreuk
schoon schip maken - laxeren
schoon toekomstbeeld - droom
schoon uitzicht - bellevue, belvédère
schoon zicht - bellevue
schoonbroer - behuwdbroeder, behuwdbroer, zwager
schoonbijten - reduceren, reoxyderen
schoondochter - behuwddochter, kal(le)(barg)
schoongemaakt - gezuiverd, ontsmet
schoonheid   beauté, élégance, elegantie, gratie, helderheid
schoonheid (Gr.) - kallos
schoonheid benadelen - ontsieren
schoonheid bevorderend - kosmetisch
schoonheid der kleuren - kleurenpracht
schoonheid van bolgewassen - bollenpracht, tulpenpracht
schoonheidsdienaar   estheet, esteet 
schoonheidsgevoel   smaak 
schoonheidskijker - caleidoscoop
schoonheidskoningin - miss
schoonheidsleer - esthetica, esthetiek 
schoonheidsmiddelen   cosmetica, crème, eyeliner, haarlak, kosmetiek, lippenstift, lipstick, lotion, mascara, masker, oogschaduw, poeder, rouge  
schoonheidspleister - mouche
schoonheidsspecialist(e) - visagist(e)
schoonheidsvlekje - tache de beauté
schoonheidswedstrijd - missverkiezing
schoonheidszin   aesthetiek, schoonheidsgevoel, smaak 
schoonklapper - flikflooier, mooiprater
schoonklinkend - harmonieus, melodieus, welluidend
schoonmaak - reiniging, uithaal, zuivering 
schoonmaakdag (Fries) - himmeldei
schoonmaakgerei   ammonia, badzeep, bezem, boender, bordendoek, borstel, blik, boender, centrifuge, doek, dweil, emmer, glazendoek, handdoek, lap, luiwagen, mattenklopper, nagelborstel, pannespons,  parketboender, plumeau, poetslap, ragebol, rolveger, ruitewisser, schoenborstel, schoensmeer, soda, spons, stofdoek, stofzuiger, tandenborstel, tandpasta, teil, theedoek, toiletborstel, toiletzeep, vaatdoek, veegdoek,veger, vim, wasmachine, werkborstel, werkdoek, wisser, zeem, zeemlap, zeemleer, zeep, zwabber
schoonmaakgerei voor machines - poetskatoen
schoonmaakmiddel   soda, vim, was, zeep
schoonmaakster - huisvrouw, schrogster, werkster
schoonmaaktijd -  beëlzebubtijd
schoonmaken - boenen, borstelen, dweilen, kuisen, poetsen, ragen, reinigen, ruimen, schrobben, schuieren, stoffen, vegen, wassen, wissen, zuiveren, zwabberen 
schoonmaker - kuiser, poetser, reiniger
schoonmoeder - behuwdmoeder, schoonmama
schoonmoeder van Ruth - Naomi
schoonprater   flikflooier, hielenlikker,  mooiprater, vleier
schoonrijden op de schaats - kunstschaatsen
schoonschrift   kalligrafie , pennekunst
schoonschrijfkunst - kalligrafie
schoonschrijver    calligraaf, kalligraaf 
schoonschijnend - misleidend, plausibel, specieus
schoontjes   fijntjes, liefelijk, netjes, vleiend
schoon toekomstbeeld - droom
schoonvader - behuwdvader, schoonpapa
schoonvader van Jacob - Laban
schoonvader van Kalafas - Annas
schoonvader van Penelope - Laërtes
schoonvader van Wagner - Liszt
schoonwrijen - boenen
schoonzicht - belvédère
schoonzoon - behuwdzoon, gozer (barg.), kerel, vent (volkstaal)
schoonzoon van keizer Augustus -  Agrippa
schoonzuster - behuwdzuster, snaar
schoor   berkoen, draagbalk, korbeel, pal, schraag, schraag, schrap, stempel, steun(balk), stut, stutbalk, vast
schoorbalk   karbeel, kniestuk, korbeel, steun, steunbalk, stut
schoorgewelf - luchtboog
schoorpaal - stut
schoorpijler   schraagbeer, contrefort
schoorsteen - kaaf, rookkanaal
 schoorsteenhaak - hogel
schoorsteenkanaal - rookgat
schoorsteenkap - draaikap, gek 
schoorsteenmantel - schouw
schoorsteenval - rabat
schoorsteenveger - roetmop, savoyaard, schouwveger, sneep, zwatjan 
schoorsteenijzer - hangijzer
schoorsteenzwaluw - boerenzwaluw
schoorsteenzwart   roet 
schoorstuk   buitensteunder, noodstuk, karbeel, steunknie
schoorvoetend   aarzelend, langzaam, ongaarne, tegenstribbelend, weifelend
schoorwal - draagzuil, landtong, nehrung(D.), pijler, spit (Eng.), steunpilaar, strandwal
schoorzuil   steunpilaar, draagzuil, lastdrager, pijler
schoot   baarmoeder, ent, gremium, ketting, loot, lot, moederlijf, scheut, slottong, spruit, steek, touw, uitspruitsel, voorschoot
schoot van een slot - schotel
schootdoek - germiale (bisschop)
schootgaan - vluchten, weglopen
schoothondje - babiche
schoothoorn - schootsleuver
schootlijn   richtlijn, schot, vuurlijn
schootsafstand - actieradius, reikwijdte
schootsvel van vrijmetselaars - tablier, voorschoot
schootsveld - actieradius, bereik, reikwijdte
schop   bats, ballaster, flap, flapkan, graaf, hak, kwast, lap, lep, loods, spa, spade, schep, schoep, schommel, schuur, stamp, trap, trede, tree, veldfles
schop door paard getrokken - molbord
schop met de voet - trap
schoppen   stampen, trappen 
schoppenaas in omber   of quadrille spel   spadille 
schoppenvrouw (Fr.) - piquédame
schor - aanslibbing,  gors, hees, kardoes, kwelder, nes, plaat, rauw 
schorem -  armoede, geboefte, gepeupel, geteisem, janhagel, plebs, rapalje, schorriemorrie, tuig, uitschot, uitvaagsel 
schoren -  ondersteunen, schragen, stempelen, steunen, stutten
schorfte - warkruid
schorpioen - gesel (met stekels), scorpio, zodiakteken (het achtste)
schorpioenen - scorpionidea 
schorpioenkruid - muizenoor, rupsenkruid
schorpioenvis - donderpad, knorhaantje, poon,  snotolf, slakdolf, stekelbaars
schorre - gors, vloerzerk
schorrekruid - suaeda
schorriemorrie - falderappes, gajes, gepeupel, geteisem, rapalje, rommel, schorem, tuig, uitschot, uitvaagsel, volk,
schors   bast, boombarst, buitenbekleding, buitenlaag, cortex, eek, eikenschors, run, schil
schors afhalen - eken
schorsen - opheffen, opschorten, suspenderen, uitstellen, verdagen, verschuiven
schorseneer - aardwortel, slangenkruid
schorsing - interdict, onderbreking, opschorting, pauze, posponering, stagnatie, stopping,  stremming,  suspensie, uitstel, verdaging
schorsing in een ambt   suspensie
schorskever   dennenscheerder 
schorskevers - scolytidae
schort – boezelaar, eva, lendendoek, voorschoot, schorteldoek
schorteldoek   voorschoot, schort 
schorten   haperen, hinderen, liegen, mankeren, ontbreken, verschuiven
schortje - tablier
Schot   Sandy
schot - beschoeisel, luik, paneel, schotzalm, schutsel, schutting, vaart, vooruitgang, zeeforel
schotel - ankersleutel, bakje, bord, eten, gang,  gerecht, grendel, menu, ovenpaal, plat, plateel, platine, schaal, schieter, schietplank, schoot, spijs, teiloor
schotel om van te eten - bord
schotelrek - etagere, richel
schotel van het avondmaal   graal 
schotel voor gebruik tijdens de mis - pateen
schoteltje in R. K. eredienst   pateen 
schotelrek   etagère, hang, richel
schothout - bitterzoet
schotjesgeest - sectarisme
schotkruid - muurpeper
Schots bankier uit de 18e eeuw - Law
Schots grondbezitter - laird
Schots kledingstuk - kilt
Schots muziekinstrument - doedelzak
schots -  kluchtig, mal, raar, scheef, schol, ijsschol, ijsschots, verkeerd
schots en scheef   kriskras 
schotschrift - hekelschrift, libel, klaagschrift, lasterschrift, pamflet, paskwil, smaadschrift, spotternij, smeekschrift
Schotse dans   ecossaie, reel
Schotse drank   whisky
Schotse herdershond   collie 
Schotse rivier   Dee, Forth, Spey,Tay, Thurso 
Schotse rok - kilt
Schotse ruitstof - tartan
Schotse stam   clan
Schotse stof   tartan
Schotse volksdichter   Bums 
schotschrift   pamflet, paskwil 
schotvarken - schotteling
schotvrij -  kogelvast, safe, veilig
schotzalm - zeeforel
schouder - boeg (paard), schoer, schoft
schouderband - bandelier, stola, stool 
schouderbedekking - passant
schouderbedekking aan uniformen - epaulet, passant
schouderbelegsel   epaulet 
schouderblad   scapula, scapulier 
 schouderdoek - slendang, stola
schouderdoek van priester gedragen tijdens de mis - amict,  humeraal
schouderholte   oksel
schouderjicht - omagra, schouderreuma
schouderkleed - caban, scapula, scapulier
schouderklopje - lofuiting
schouderkraag van een aartsbisschop - pallium
schouderkwasten op uniformen - fouragère
schoudermantel   cape, kappa 
schoudermantel van bisschoppen en domheren   mozetta 
schouderpijn - myalgie, omalgie
schouderreuma - omagra, schouderjicht, voorbou
schouderspier - deltaspier
schouderstuk - epaulet, pat
schouderversiering   epaulet 
schoudervracht   (Ind.) pikol, pikoei 
schout - baljuw, drost, dijkgraaf (waterschappen), meier
schoutsknecht - rakker
schouw - beschouwing, bezichtiging, controle, expertise, haard, inspectie, keuring, opneming, pont, ronkies, revue, schoorsteen, schunnig, schuit, sjofel, stookplaats, woest
schouwburg    amfitheater, komedie, theater, variété, 
schouwburg in Milaan   Scala 
schouburgjuffrouw - ouvreuse
schouwburgplaats   balkon, gaanderij, loge, parket, parterre, stalles, schellinkje
schouwen - aanzien,beoordelen, bezien, inspecteren, keuren 
schouwend - contemplatief
schouwer - profeet, ziener
schouwing   inspectie, keuring
schouwkamer - toonzaal
schoueman - veerman
schouwspel   blijspel, komedie, kijkspel, revue, scène, spektakel, taf(e) reel, toneel, toneelstuk, tragedie, treurspel, thriller, vertoning, vertoon
schouwspel in theater - revue
schoven graan op het veld - garf, lee
schraag   amper, draagezel, draaggestel, drievoet, kruishout, nauwelijks, onderstel, schoor, schoorsteun schuins, stelling, steun, stut
schraagjes   krapjes
schraagpijler   muurstut, steunbeer
schraal - arm, armzalig, dor, droog, dun, gust, guur, iel, kaal, karig,  koud,  krap, mager, matig, miezerig, mondjesmaat, onvruchtbaar, pover, rank, ruw, schriel, schamel, slank, sober, spits, ijl
schraal afgemeten - mondjesmaat
schraal bij gebrek aan sappen - dor
schraal looderts - loodaarde
schraal mens - bonestaak, lat, sprinkhaan
schraalhans - gierigaard
schraalheid   geringheid, magerheid, armelijkheid, dorheid, onvruchtbaarheid, ruwheid
schraalland - onland
schraaltjes   armoedig, dun, ijl, karig, magertjes, schamel
schraapmanier - zwartekunst
schraapsel - schrabsel
schraapwagen - scraper
schraapijzer - krabber, schrabber
schraapzuchtig   gierig, inhalig, vrekkig
schraapzuchtig mens - schrafelaar, schraper, vrek
schraapzuchtig wijf - prij
schraapzuchtigheid - hebzucht
schrab - schrap, streep
schrabben - schrapen
schrabben van vis - schubben
schrabsel - schraapsel
schrafelaar -  gierigaard, schraper, vrek
schrafferen - arceren
schragen   dragen, leunen, ondersteunen, sterken, steunen, stutten, troosten
schraging   bijstand,  hulp, ondersteuning 
schrale haver - evena, evene
schrale kost - gust
schralen - krimpen
schraler zeilen - opseizen
schram - keep, krab, kras, krauw, loopvarken (jong varken), schaafwond, schrap, varken, wond
schram op de huid - krab
schrander   bevattelijk, bijdehand, gevat, gewiekst, gis, glad, handig, helder, intelligent, kien, kloek, knap, listig, pienter, rap, scherp, slim, sluw, snedig, snood, snugger, pienter, scherpzinnig, spitsvondig, verstandig
schrander persoon – slimmerd
schrandere grijsaard - Nestor
schranderheid - doorzicht, gevatheid, intelligentie, list,
sagaclteit, scherpzinnigheid
schrank - schoof, schraag
schranken - kruisen, ontwijken, perken
schransen   buffelen, bunkeren, schrokken, slokken, smiezen, vreten 
schrap - doorhaling, kavel, krab, kras, onwankelbaar, pal, reef, rits, schreef, scherp, schoor, schram, stevig, streep, strijdvaardig, vast
schrap zeilen - scherp (bij de wind)
schraper - erwtenteller, gierigaard, hapschaar, krabber, krabijzer, 9krenterig, kruimelig, melker, potter, schraapijzer, schrabber, vrek
schraperig   geldzuchtig, gierig, grijperig, hebberig, inhalig, karig, overzuinig, schraal, schraapzuchtig, schriel, vrekkig
schrapnel - granaatkartets
schrapijzer - krabber
schrap of kras - streep
schrappen - cancelleren, concelen, doorhalen, rayeren, royeren, weglaten
schrappen als lid - royeren
schrapper   doorhaler, krabber, schraapijzer, schrabber
schrapping -  expurgatie, royement
schrapsel - tikkeltje, vleugje
schrede   pas, stap, tred(e) 
schrede (Lat.) - passus
schredenteller   afstandsmeter, cyclo, (h)ado, hodometer, pedo, pedometer, speedo, stappenteller, telemeter
schreef   beginstreep, doorhaling, doelstreep, grenslijn, kras, lijn, schrap, streep, taxo
schreeuw   cri, exclamatie, gil, kreet, krijs, roep, uitroep 
schreeuwekster - meerkol
schreeuwen - aangaan, beren, briesen, brullen, bulderen, galmen, gieren, gillen, huilen, heisteren, krijsen, krijten, lollen, razen, roepen, schreien, tekeergaan, tieren 
schreeuwen van een ezel - balken, giegagen
schreeuwen van eenden - snateren
schreeuwen van ezels - balken
schreeuwend - baljarend, criant, gillend, knal, razend, roepend,  tierend, vloekend
schreeuwend geluid   kreet 
schreeuwer - kwaker, pochhans, raasbol, roeper, snoever, stentor 
schreeuwerig - druk, kijfachtig
schreeuwerige vrouw - kijfster, viswijf
schreeuwlelijk   brulaap 
schreeuwvogel   beo, iolibrie, neusvogel, salangaan
schreien   hullen, janken, krijten, pruilen, roepen, schreeuwen, snikken, snotteren, wenen
schreien om - betreuren, bewenen
schreier - huilebalk
schrepel - luierman, schoffel, schraal, schriel, wiedhaak, wiedijzer
schrepelen - loswieden, wieden
schreur - kleermaker
schreuven - sintels
schriek -  krekel, kwartelkoning, spriet, waterral
schriel   dun, gierig, iel, karig, krenterig, mager, minnetjes, nauw, onvruchtbaar, parcimonieus, pinnig, schamel, schraal, smal, zuinig
schriel en mager - smal, parcimonie
schrielheid – gierigheid
schrift - bijbel, cahier, schrijfboek, schrijfmanier, scriptura, scriptuur
schrift met begriptekens - ideografie
schrift van de oude Egyptenaren - hiëroglyphen
schrift van de oude Soemeriërs - spijkerschrift
schrift waarbij tekens begrippen weergeven - ideografie
schriftelijk - geschreven
schriftelijk bericht - brief, briefkaart
schriftelijk bescheid - rescript, responsum
schriftelijk bevel   decreet(overheid), ferman, firman,  irade (Arab.), oekase(Russ.)
schriftelijk bewijsstuk   akte, bescheid, bon,  cedel, ceel, diploma, document, dokument, getuigschrift, oorkonde
schriftelijk bewijs van betaling - kwitantie
schriftelijk bewijs van lidmaatschap en goed gedrag - 
attestatie
schriftelijk bewijs van ontvangst - recu
schriftelijk contact - briefwisseling, correspondentie
schriftelijk contract - correspondentie
schriftelijk onderricht - cursus
schriftelijk stuk - akte, brief
schriftelijk vergelijk - reces, verslag
schriftelijk verhalen - beschrijven
schriftelijk verlof - pas, permissiebriefje, vergunning, vrijbrief
schriftelijk verslag   nota, notulen, rapport, reces
schriftelijk verzoek   petitie, request, rekest, smeekschrift, verzoekschrift
schriftelijke aanmaning tot betalen - maanbrief, monitorie
schriftelijke aanwijzing   nota 
schriftelijke belofte tot betaling - promesse
schriftelijke betalingsopdracht - rescriptie, signatie
schriftelijke getuigenis   oorkonde 
schriftelijke kennisgeving - cedel, ceel, circulaire, mededeling
schriftelijke lastgeving   cedel, ceel 
schriftelijke mededeling   nota 
schriftelijke opdracht - assignatie
schriftelijke overeenkomst   contract 
schriftelijke studie - cursus
schriftelijke tegenbelofte - renversaal
schriftelijke uiteenzetting - annotatie
schriftelijke verbintenis   revers 
schriftelijke verdediging - apologie
schriftelijke verhandeling   acta 
schriftelijke verklarig - attest
schriftelijke wetgeving - nomografie, wetsschrijving
schrifterts   sylvaniet 
schriftgeleerde   farizeeër, oelema, wetgeleerde 
schriftkenner   schriftgeleerde 
schriftkunde   grafologie, paleografie
schriftkundige   grafoloog, paleograaf 
schriftlezing   bijbellezing 
schriftstuk - akte, copy
schriftteken   grafeem, karakter, letter, lettersoort, rune 
schriftteken (Chinees)   karakter 
schriftteken (Germaans)   rune 
schriftuur   akte, geschrift 
schriftuitlegger - exegeet
schriftverklaring   exegese 
schriftvervalser - falsaris, plastograaf, pseudograaf
schrik   alteratie, angst, horror, ontsteltenis, ontzetting, paniek, rats, vrees
schrik aanjagen - alarmeren, intimideren, verontrusten, verschrikken
schrikaanjagend   intimidatie 
schrikaanjagende godheid   Pan 
schrikaanjaging   intimidatie, ontmoediging
schrikachtig - bang(elijk), kopschuw, schichtig, schrikkerig 
schrikbarend   afschuwelijk, erg, geducht, schrikwekkend, vreselijk, verschrikkelijk, vervaarlijk, vreeswekkend, ijselijk,
schrikbeeld - boeman, cauchemar, nachtmerrie, schim, spook
schrikbewind   terreur
schrikdier   gedrocht, monster 
schrikdraad - rasterdraad
schrikgestalte - popans
schrikgodin - erinys, gorgone
schrikhagedis   dinosaurus 
schrikkelijk   bedenkelijk, geducht, ijselijk, verschrikkelijk
schrikken - ontstellen
schrikkerig   schrikachtig 
schrikschans - redoute
schrikstelling   noodvloer, valsteiger 
schrikwekkend - akelig, geducht, gemeen, ijselijk, luguber, onguur, onheilspellend, ontstellend, schrikbarend, sinister, verschrikkelijk, vreeswekkend, vreselijk
schrikwekkend schild   Aegis 
schril - angstig, gejaagd, gering, weinig
schril geluid geven   snerpen 
schro - blad, reep
schrobben   boenen, krabbelen, reinigen, schoonboenen, schoonmaken,  wrijven, zwabberen
schrobber - heibezem, luiwagen
schrobbering   berisping, uitbrander 
schrobnet   foezel, kor, korre, wade 
schrobnet voor de garnalenvangst - saai, saaiem, saaien
chrobwant   schrobnetten
schrobzaag   stootzaag
schroef   bloeiwijze, bankschroef, bout, dolfijnsprong, duiksprong, luchtschroef, moer, propeller, scheepsschroef, vleugelschroef,  vijs
schroef (biochemie) - helix
schroefbacterie - spiril
schroefboor   fret
schroefbout - fret, plug
schroefdop - nippel
schroeflijn   spiraal
schroeforchis - spiranthes
schroefpomp   tonmolen
schroefrad   wormwiel 
schroefsgewijs - helicitisch, spiraalvormig
schroefsleutel - bahco
schroefvormig rad met schoepen - turbine
schroeien   afbranden, blakeren, snoeien, zengen
schroeven – draaien, vastmaken
schrok   gulzigaard, slokop, vreetzak, vreter
schrokachtig   vraatzuchtig, vrekkig
schroken   schroeien, zengen
schrokerig   armzalig, geschroeid, min, nietig, verschrompeld
schrokker - vreter
schrokkerd   gulzigaard, slokop 
schrokkerig – begerig, gretig, gulzig, hongeriginhalig, 
schrokkerij   gulzigheid
schrokkig – gulzig, inhalig, onbeschoft, schots, vraatzuchtig, vrekkig
schrollen   schimpen, smalen
schromeloos   onbeschroomd 
schromeloosheid   onbeschroomdheid
schromelijk - angstwekkend, bedenkelijk, erg, geducht, ijselijk, verschrikkelijk, vreselijk, ijselijk, zeer
schromen   aarzelen, dralen, duchten, ontzien, vrezen 
schrompelen - krimpen, rimpelen
schrompelig - gerimpeld, rimpelig 
schronselen - wroeten
schrooi - honger, trek
schrooien - ploeteren
schroom - aarzeling, angst(valligheid), bedeesdheid, gêne, ontzag, schaamte, schrik, verlegenheid, vrees
schroomachtig   angstvallig, bedeesd
schroomvallig - angstig, angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bleu, schromig, schuchter, sip, timide, verlegen
schroomvalligheid - timiditeit
schroonwrijven - boenen
schroot - afval, ijzerafval, metaalafval, oudroest, rafter
schroot als kanonlading - mitraille
schrootboom   schrootladder 
schrootplank - rachel, rafter, tengel
schrot - basaltsteenslag, kriel, schroot 
schrijden - lopen
schrijdend (muz.) - andante 
schrijf- en tekenkunst - grafiek
schrijf- of krulletter - trekletter
schrijf op - signa
schrijfbakje - pennebakje
schrijfbenodigdheid - papier
schrijfblok - cahier
schrijfboek - blocnote, cahier, schrift
schrijfboekje - agenda, notitieboekje,  souvenir
schrijfbordje - lei
schrijffout - haplografie, lapsus, vergissing
schrijfgeld - leges
schrijfgerei - balpen, ballpoint, balpunt, bon, griffel, inkt, inktkoker, inktpot, inktpotlood, kroontjespen, krijt, papier, pen, potlood, schrijfbehoefte, vulpen, veder, viltstift, vulpen
schrijfjeuk - scribomanie
schrijfkabinet - bureau, kantoor, scriban, secretaire
schrijfkamer - kabinet, kantoor, secretarie
schrijfkast - secretaire
schrijfkosten - leges
schrijfkramp - chiropasmus, grafospasmus 
schrijfkunstenaar - kalligraaf
schrijflessenaar met opschuifbare halfronde klep - cilinderbureau
schrijfletter - cursief
schrijflijn - regel
schrijfloon - leges, zegel
schrijfmachine - portable, tikmachine, typemachine, typewriter
schrijfmachine afdrukpapier - carbonpapier, copieerpapier,
doorschrijfpapier, doorslagpapier, stencilpapier
schrijfmachinelint - kopieerlint
schrijfmanier - schrijftrant, stijl
schrijfmateriaal - bord, lei, perkament 
schrijfmeubel - bureau, lessenaar, schrijfbureau, schrijftafel, secretaire
schrijfmodel - exempel
schrijfonvermogen - agrafie 
schrijfportefeuille - schrijfmap
schrijfpriem - stilet
schrijfschrift - cahier
schrijfster - Selinko, Minco 
schrijfster van novellen - novellenschrijfster
schrijfstift - grif, griffel, krijt, pen, potlood, stilet, stilus
schrijftablet - lei
schrijftafel - bureau, lessenaar, secretaire 
schrijftrant - stijl
schrijfvertrek - scriptorium
schrijfvlak - lessenaar
schrijfvloeistof - inkt
schrijfwoede - scribomanie
schrijfwijze - notatie, schrijftrant, schrijfwoede, scribomanie, stijl,
schrijfwijze van lyrische gedichten - odemanie
schrijfwijze van woorden - spelling
schrijfwijze (gekunsteld) - marinisme
schrijfzucht - literomanie, scribomanie
schrijlings - wijdbeens
schrijn - fiedel, fiertel, kast, kist (bewerkt), reliekkastje, relikwieënkastje
schrijnen - branden, snerpen
schrijnend - allerdroevigst, deerlijk, grievend, hartverscheurend, navenant, navrant, pijnlijk, smartelijk
schrijnwerker - kabinetmaker, meubelmaker
schrijnwerker in ebbenhout - ebbenist, meubelmaker 
schrijnwerkersbies - schaafstro 
schrijvelaar - scribent
schrijven - noteren, pennen, volgen
schrijven in geheimschrift - coderen
schrijven met schrijfmachine - tikken, typen
schrijven met veel fouten - cacografie
schrijvtn of boeken in het wettelijk register - registreren
schrijven op een advertentie - reflecteren, solliciteren
schrijven van een lexicon - lexicografie
schrijver - auteur, commies, klerk, literator, opsteller, penner, pennist, romancier, scribent, secretaris, zie verder: romanschrijver en Nederlands schrijver
schrijver van Alice in Wonderland - Carroll
schrijver van alleen op de wereld - Hector Malot
schrijver van Camera Obscura - Beets, HiIdebrand
schrijver van cowboyboeken - Nowee 
schrijver van detectives - Beuving, Chartris, Christie, Conan, Doyle, Durbridge, Flemming, Gardner, Havank, Hofdorp, Ivans,  Mons, Poe, Simenon, Visser
schrijver van de drie Musketiers - Dumas 
schrijver van doktersroman - Cronin  
schrijver van een Christmas Carol - Dickens
schrijver van een woordenboek - lexicograaf
schrijver van Faust - Goethe 
schrijver van griezelverhalen - Poe 
schrijver van Gullivers reizen - Swift 
schrijver van Hamlet - Shakespeare 
schrijver van Indianenboeken - Cooper, May, Nowee
schrijver van Jongensboeken - Kieviet 
schrijver van Mathildecyclus - Perk 
schrijver van Max Havelaar - Multatuli
schrijver van Paradise Lost  - Miloton 
schrijver van Robinson Crusoë - Defoe
schrijver van sprookjes - Andersen, Bomans, Grimm, Hauff
schrijver van verzoekschrift - adressant 
schrijvertje - draaikever, watertor
schrijverij - geschrijf, gekrabbel 
schub - écaille squama
schubachtig - squameus
schubben van bolgewassen - rokken
schubbig - geschilferd, geschubd,  squameus
schubdier - aai, ai, gordeldier, luiaard, manis, megatherium, 
 miereneter,  pangolin (Fr.)
schubdieren - pholidota
schubhuid - ichthyosis
schubje - schilfer
schubkruid - schijnspurrie
schubsalamander - stegocefaal
schubuitslag -  pityriasis, psoriasis
schubvleugelig insect   nimf, parelvlinder, rups, vlinder
schubwortel - lathraea, tandkruid
schubziekte - psoriasis
schuchter - angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bevangen, bleu, blo, blode, schroomvallig,  schuw, sip, timide, verlegen
schuchterheid - timiditeit
schudapparaat - deintoestel, jigger
schudbeker - shaker
schudden - beven, daveren, deinen, hutselen, knikken, schommelen, shaken, sidderen, trillen
schudden met dof geluid - dreunen
schudden van kaarten - wassen
schudding - beving, concussie, dreun, stuik, succussie
schudkorf - wan
schudtoestel voor de graanbak in molens - molenklepper
schuier - boender, borstel, kleerborstel, luiwagen, stoffer, veger
schuier (Fr.) - brosse
schuier (stijf met lange steel) om de vloer te schrobben - 
luiwagen
schuieren - borstelen, vegen 
schuierhout   borstelblok
schuierwagen - kruiwagen
schuif - afsluiting, grendel, hevel, hoeveelheid (grote), knip, schuifbout, schuifdeksel
schuif in een sluisdeur   rinket 
schuifbak   la, Iade
schuifbout   grendel, knip, schuif 
schuifelachtig   sluipend, gluipend,  stiekem
schuifelbeen - schefelbeen (veearts.)
schuifhout   kloosterhout, zandstrook
schuifijzer of slot – grendel
schuifkar   bakfiets, handkar, kruiwagen 
schuifknoop - slipsteek, strik
schuifladder in gebruik bij brandweer - magirusladder
schuifraam - loket
schuifspeld - haarspeld
schuiftrap - schuifladder
schuiftrompet   bazuin, trombone
schuifuil - nachtuil, ransuil
schuifvenster - schuifraam
schuifvizier - laddervizier
schuifvlak - tade
schuifwand - vouwwand
schuifweersluis - rikket
schuifijzer - grendel
schuil   spruw; verborgen, verscholen, weg
schuilevinkje - verstoppertje
schuilgaan   verbergen 
schuilhoek - gat, reduit, vluchtschans
schuilhouden - verbergen, verstoppen
schuilkelder   bunker
schuilkleur - schutkleur
schuilnaam   pseudoniem 
schuilnaam - incognito, pennenaam, pseudoniem
schuilnaam van Beats - Hildebrand
schuilnaam van een Nederlandse dichter - Avank
schuilnaam van...   zie: pseudoniem van...
schuilplaats   abri, afdak, asiel, asyl, berghut, bunker, heuvel, hok, honk, hut, kelder, kooi, onderkomen, schuilhoek, schuilhut, schuilkelder, schuilkerk, shelter, stek, terp, toevlucht, toevluchtsoord, wierde
schuilplaats tegen luchtaanvallen - schuilkelder
schuilplaats tegen weer en wind - abri
schuilplaats van roofdieren - roofnest
schuiltent - abri, shelter
schuim   broes, bruis, gajes, gepeupel, gespuis, geteisem, gist, grauw, heffe, plebs, rapalje, schorem, schorriemorrie, tuig, uitschot, uitvaagsel
schuim op bier - gijl, kaam, kaan
schuimachtige spijs - creme
schuimbeestje - koekoeksspog, paddespog
schuimbekken - razen, tieren, zieden
schuimcellen - histiocyten
schuimeendje - zomertaling
schuim op bier   gijl, kaam, kraag
schuimen   bruisen, gisten, gijlen, klaplopen, koken, kolken, mousseren, opborrelen, opbruisen, petilleren, roeren, roven, wellen, woelen, zieden
schuimend - bruisend, mousserend, petillant
schuimer -  klaploper, landloperschoelje, zeerover 
schuimgebakje - baiser
schuiming van ertsen - dotatie, flotage
schuimkanon - brandblusser
schuimklompje - koekoeksspog
schuimkraag op bier   manchet 
schuimkruid - veldkers, waterkers
schuimloper - klaploper, tafelschuimer
schuimpje - nonnefortje
schuimscheiding - dotatie
schuimsel - uitschot
schuimsteen - stalactiet
schuimtaart - polonaise
schuimvormer -  saponine, zeep
schuin - aflopend, cursief, dubbelzinnig, dwars, gemeen, glooiend, hellend, obliquus, obsceen, onkies, onnet, onwelvoeglijk, onzedelijk, oplopend, pikant, scabreus, scheef, schraag, verkeerd,
schuin aflopen - geren, hellen
schuin aflopend - hellend
schuinbewerkte kant - bilgoen
schuin gedrukt - cursief
schuin geslepen rand   biseau 
schuin kijken - loensen
schuin latwerk als voederrek   ruif 
schuin naar voren stekend - prognaat
schuin schrift - cursief
schuin toelopend   geer, gerend, taps
schuine baan   geer
schuine balk   spant
schuine kant van beitel   keg, neg(ge) 
schuine letter - cursief, italiek
schuine pen - spie
schuine reep -  geer
schuine reep stof - geer
schuine schrijftafel - lessenaar
schuine stand - helling
schuine stootnaad - verstek
schuine stootrand bij balken of lijsten -  stootnaad, verstek
schuine strook - geer
schuine zijde van een rechthoekige driehoek   hypotenusa 
schuingedrukt - cursief
schuins - schraag
schuins afwijken - afgeren
 schuins kijken - lonken
 schuinschrift - cursief
schuinsmarcheerder - boemelaar, boemelpetrus, losbol, stapper
schuin staan - hellen
schuinstaand boekenplankje   lezenaar
schuinstaande deur die men kan oplichten - valdeur
schuinte - helling, valling
schuinte van aardwerken - beloop, glooiing, helling, talud 
schuin toelopend - taps
schuit   ark, boot, praam, schip, schoen
schuitbek - lepelbek, nachtreiger, reiger
schuitig - wild, woelig
schuitjevaren   spelevaren 
schuiven - betalen, dokken, glijden, roken, slippen, verplaatsen, voortduwen, voortslepen
schuiven van grond   afkalven, creep, slump, solifluctie
schuivende ijsheuvel   toros 
schuivende ijsmassa - gletsjer
schuiver -  glijbeweging, junk, kaaier, landloper, misstap, 3opiumschuiver, schooier, schot (voetballen), slipper, smak, val 
schuld   achterstand, beer, culpa, dalles, debet, debitum, fout, hypotheekschuld, krediet, kredit, lening, misdaad, oorzaak, overtreding, passief, tekortkoming, verkeerdheid, verplichting, zonde
schuld aan de bank - debet
schuld afbetalen - salderen
schuld aflossen - betalen
schuld die de staat heeft - staatsschuld
schuld vereffenen - betalen
schuldaflossing - moratorium
schuldbekentenis   accept, amende, biecht, consol, kredietbrief, obligatie, promesse,  schuldbewijs
schuldbelijden - biechten
schuldbelijdenis   biecht, confessie, confiteor
schuldbesef - berouw, inkeer, spijt, wroeging
schuldbevrijding - decharge
schuldbewijs - pandbrief
schuldbrief - bond, integraal, obligatie, obligo (tt.), pandbrief,  promesse
schulddelging - afdoening, amortisatie, betaling, kwijting
schulddelging door aflossing - amortisatie
schulddelgingsfonds - sinkingfund
schuldeiser   crediteur, haai, maner, ontvanger
schuldeloos - onschuldig
schulden - passiva
schulden aflossen - amortiseren
schulden maken - beren
schulden vereffenen - betalen
schuldenaar   beslagene, debiteur, zondaar
schulden maken - beren
schuldenregister - kerfstok
schuldgevoel - berouw
schuldig - aansprakelijk, coupabel, credit, debet, medeplichtig, misdadig, nalatig, redevabel, verplicht, verschuldigd
schuldig aan meineed - meinedig
 schuldig aan valse gelofte - meinedig
schuldige - bedrijver, dader, delinquent, nalatige, overtreder, strafbaar, verdachte, zondaar, zondig
schuld maken - beloven, lenen
schuldigheid - culpabiliteit
schuldmisdrijf - culpoosmisdrijf
schuldoverdracht   delegatie 
schuldslaaf   pandeling 
schuld vereffenen   betalen
schuldvereffening - afrekening
schuldvergelijking   afbetaling, compensatie, schadeloosstelling, vereffening, vergoeding, verrekening 
schuldvergeving (R.K.) - absolutie
schuldvergiffenis   genade 
schuldvernieuwing   novatie 
schuldvernieuwing aangaan - noveren
schuldvordering - creance, inschuld, pretentie
schulp - feston, grotwerk, rocaille, schelp, versiering
schulpboor - schulper, vervolgboor 
schulplijn - conchoïde
schulptrek - conchoïde
schulpvormige geborduurde rand - feston
schulpvormige rand aan weefsels - feston
schulpvormige uitsparing in muur - nis
schun   schavuit, schooier
schund   pornografie, prikkellectuur
schunnerd   schooier, zwerver
schunnig   armelijk, armoedig, armzalig, gemeen, haveloos, laag, laf, min, obsceen, onfatsoenlijk, onkuis, onwelvoeglijk, schamelijk, schorem, schuin, shack, smerig, vies, vuil, vunzig
schunnige kerel - schoremerd
schuren - gladmaken, glijden, krauwen, polijsten, pumiceren, schrobben, schurken, wrijven
schurend geluid doen horen -  knarsen, tandenknarsen
schurend strijken - raspen
schurft   krets, psoriasis, rap, scabiës
schurftachtig - gemeen, laag, scabieus, schurftig
schurftig - rappig, scabieus, schunnig, smerig, uidig, zerig
schurftkop - roek
schurftkruid - knautia, scabiosa
schuringsgeluid - fricatief, glijder, spirant
schuringsletter - spirant
schurk – aterling, bandiet, bedrieger, beroerling, boef, boosdoener, booswicht, cartouche, deugniet, doerak, ellendeling, fielt, galgeaas, galgebrok, galgestrop, gladakker, gauwdief,  hondsvot, judas, loebas, loeder, loer, loeres, loeris, lomperd, leur, misdadiger, onmens, onverlaat, patser, ploert, rabaud, rover, schavuit, schelm, schobbejak, schoelje, schoft, schooier, sloeber, smeerlap, snoodaard, spitsboef, vagebond, verkwister, wrijfpaal
schurk (Fr.)   filou
schurkachtig   bedriegerig, boefachtig, fieltachtig,  fielterig, gemeen, laag, misdadig, schelms
schurken   boeven, hurken, ineen, ineenhurken, krabben, ruisen,  schoonmaken, schuren, wrijven
schurkenstreek - bedriegerij, boevenstreek, dievenstreek, fielterij, misdaad, schelmstuk
schurkerij   bedrog, felonie, fielterij, gemeenheid, laagheid, oplichting, scheimerij, schelmstreek, schelmstuk, schurkenstreek
schut   beer, beschaamd, bescherming, beschot, boswachter, dam, deur, kamerscherm, keerdam, koddebeier, onthutst, paal, schandaal, scherm, chutdeur, stuw, stuwdeur, verschut, wand,
schudblaadje van aren - kafje
schutblad   bractea, dekblad
schutblad van tamme kastanjes - boest
schutboog   gordelboog
schutbos   schermbos 
schutdek - shelter
schutdekschip - shelterdekschip
schutdeur   sluisdeur
schutkamer   schutkolk 
schutkleur - dekkleur, mimicry
schutkolk - sluis
schutkorf - korenzeef, wan, wanmolen, zeef
schutoverloop   scheepsplecht 
schutplank   sluisplank, vloedplank 
schutsbrief - handvest, leenbrief, octrooi, privilege
schutsel - bescherming, heg, hek, heining, paravent, schot, schutting
schutsengel - beschermgeest,  genius, patrones, patroon
schutsheer - beschermer, beschermheer 
schutsheilige   patrones, patroon
schutsheilige der dokters   Lucas 
schutsheilige der jagers   St. Hubertus
schutsheilige der kooplieden   Martinius
schutsheilige der kruisvaarders   Joris
schutsheilige der padvinders   Joris 
schutsheilige der schilders   Lucas 
schutsheilige der schoenmakers - Antonius
schutsheilige der smeden -  Elois 
schutsheilige der tandartsen   Apollonia
schutsheilige der timmerlieden   Jozef
schutsheilige van Amsterdam   Nicolaas
schutsheilige van Ierland   Patrick 
schutsluis   kolk, sas, spui, stuw, verlaat, zijl
schutspatroon   beschermheilige 
schutsvrouw   beschermheilige, patrones
schutswacht - fylacterion
schutten   afsluiten, afwenden, afweren, beletten, beschermen, insluiten, keren, opsluiten, sluizen, stuiten, tegengaan, tegenhouden, verhoeden
schutter - klovenier, musketier, onhandige, sagittarius, scherpschutter, schieter, stakker, stumper
schutter   Sagittarius
schutteren - knoeien, stuntelen
schutter op wild - jager
schutters, oefenplaats voor de - doelen, schietbaan 
schuttersvis - toxotes
schutterig   klunzig, lomp, onbeholpen, onhandig, stuntelig, zenuwachtig
schutting - afbakening, afrastering, afsluiting, beschot, (om)heining, hek, planket, scheiding, schot, schutsel, stakt 
schuur   barak, berging, bergplaats, boede, boet, hok, hut, keet, korenschuur, kot, loods, silo, stal, veem
schuurbiezen - schaafstro
schuurborstel - draaischuier
schuurdoek - schuurlinnen 
schuurklank - fricatief
 schuurlinnen - amarilkatoen
schuurpaal   wrijfpaal
schuurpapier, zeer fijn - botnul
schuurpoeder   amaril, vim 
schuursteen   puimsteen
schuurtje - berghok, boet, hok, keet, kombof (buiten), kot, stal
schuur voor graan - silo
schuw - angstig, bang, beangst, bedeesd, beschroomd, bevreesd, bleu, eenkennig, erg, geweldig, ombrageus, ril, schichtig, schuchter, timide, verlegen, vrees, vreesachtig, wild
schuw dier - hert, hinde, ree
schuw roofdiertje - wezel
schuwen - mijden
schuwheid - schichtigheid, schuchterheid
schuw en slank dier - ree
schuw dier - fret, hert, ree, wezel
schuwen - mijden, ontwijken, vermijden, vrezen
schuw roofdiertje   wezel 
schwadronneren   opsnijden, snoeven, pochen, uitsloven
schwung   gang , kracht, vaart
schijf - damsteen, discus, end, geldstuk, moot, part, plak, snede, speeltuig (dammen), spoorwegsignaal, stuk, werptuig
schijfkwallen - scyphozoa
schijfraket - erucastrum
schijftol - gyroscoop
schijf vis - filetmoot
schijfvormig - platrond
schijfzwammen - discomycetes
schijn - aanzien, air, alsof, dekmantel, glans, glimp, klatergoud, kwasi, leuze,  licht, maneschijn, mine, pseudo, quasi , reflex, schim, schijnsel, spoor, voorkomen, voorwendsel, waan, waas, zweem,
schijnas - sympodium
schijnbaar - alsof, bedrieglijk, denkbeeldig, kwansuis, kwanswijs, kwasi, loos, ogenschijnlijk, onecht, onwerkelijk, pseudo, quasi, verbeelden, virtueel, zogenaamd
schijnbaar bekeerde Moor of Jood - maraan
schijnbaar levensloze toestand - abiose, schijndood
schijnbare tegenstrijdigheid - paradox
schijnbeeld - begoocheling, drogbeeld, fantasma, fantoom, fatamorgana, hallucinatie, hersenschim, illusie, simulacre, spook, utopie, zinsbedrog
schijnbekleding - morisk
schijndood - abiose, asfysie, asfyxie,  lethargie
schijnen - glanzen, gloeien, lichten, lijken, schitteren, stralen, verlichten
schijngestalte van de maan - fase, EK, LK, NM, VM
schijngevecht - schermoefening, spiegelgevecht, steekspel, toernooi, tournooi, wapenspel
schijngoud - doublé, semilor, similor 
schijngras - blauwgras, zegge
schijngrond - pretext, sofisme, spitsvondigheid, voorwendsel
schijnheilig - beaat, bigot, dubbelhartig, effen, farizees, femelachtig, gehuicheld, geveinsd, huichelachtig, hypocriet, hypocritisch, hypokriet, kalm, schijnvroom, uitgestreken, veinsaard, verheerlijkt, vroomprater
schijnheilige - Beata, farizeeër, femel, femelaar, gluiperd, hypocriet, huichelaar, kwezel, tartuffe, valsaard
schijnheiligheid - beatisme, bigotterie, farizeïsme, hypoctrisie
schijnkrans - verticillaster
schijnmengsel - emulsie 
schijnoorlog - manoeuvres 
schijnrat - koeroero
schijnreden - drogreden, sofisme, voorwendsel
schijnredenering - schijnbetoog, sofisme
schijnsel - glans, glimp, gloor, licht, reflex, schijn, straalflikkering, straling, weerschijn, zweem
schijnsel van een lamp - licht
schijnspurrie - spergularia
schijnstoot - fint
schijnstrijdig - paradoxaal
schijnstrijdigheid - paradoxie
schijntje - halfhemdje, zier
schijnverpopping - pseudonimfose
schijnvertoning - enscenering, simulacre
schijnvertoon - bluf, humbug
schijnvol - voos
schijnvoetje - pseudopodium
schijnvrome - femelaar, huichelaar, kwezel, pilaarvrome
schijnvrome huichelaar - farizeeër
schijnvroom - hypocriet, onoprecht, schijnheilig
schijnvrucht - aardbei, ananas, botte, kalebas, kwee, moerbei, rozebottel, vijg
schijnvrucht van een roos - bottel, mispel, 
schijnweerstand - reactantie 
schijnwerper - spot, spotlight, zoeklicht 
schijnwetenschap - filosofaster, filosofist, galantisme
schijnwijsgeer - filosofaster, sofist, sophist
schijnwijsheid - pedanterie, pedantisme, verwaandheid, waanwijsheid
schijnwijze - filosofaster, filosofist
schijnzedig - preuts, prude
schijnzedigheid - pruderie
schijnzwangerschap - mola
schijthak bij een paard - krab
science fiction - sf
scilicet   sc., namelijk
Scilla-eilanden - Sorling
Scilly-eilanden, een der - Annet, Bryher, Gugh, Samson, St-Agnes, St-Martin’s, St-Mary’s, Tresco
scintillatie   flikkering, fonkeling, schittering
sciopticon - projectielantaarn, toverlantaarn
sclereiïde - steencel
scopolamine - hyoscinum
scorbuut   scheurbuik
score - stand, uitslag
scoren - doelpunten, doelpunt maken
scorpio   schorpioen
scout – padvinder, verkenner
scouting - padvinderij
screenen - onderzoeken
sculpsit   sc., sculps
scriba   secretaris
scriban - schrijfkabinet
scribent - prulschrijver, schrijvelaar,
scrip - bewijsstuk,
scripsit   scr.
script - manuscript, tekst
scriptie - opstel, verhandeling
scriptorium   schrijfvertrek 
scriphulariacee - 
6    hengel
7    ereprijs, linaria, mimulus, nemesia
8    gratiola, ratelaar, veronica
9    aronsstaf, beekpunge, digitalis, helmkruid, limosella, 
      slijkgroen, stalkaars, verbascum
10  kartelblad, leeuwenbek, ogentroost
11  genadekruid, maskerbloem, mottenkruid, schubwortel
12  koningskaars
16  vingerhoedskruid
scrofelkruid   helmkruid
scrofulose - klierziekte
scrotum - balzak
scrupule - gewetensbezwaar
scrupuleus   angstvallig, gewetensvol, zwaartillend
scrutineren   onderzoeken, uitvorsen, nasporen
scrutinium - onderzoek, stemmenverzameling
Seatslands, een der Amerikaanse - Cumberland, Edisto, James, Ossabaw
sculpsit - sculps, se.
sculptuur - beeldhouwkunst, beeldhouwwerk, snijkunst
seance - voorstelling, zitting
Seba, gastheer van de koningin van – Salomo 
sec - dry, droog, naturel, naturel, onvermengd, onversneden, puur
secans   sec., snijlijn
seceren   opensnijden, ontleden 
secessie - afscheiding
seclusie - uitsluiting
secondant   helper
seconde   even, moment, mum, ogenblik, sec, tel
seconderen   bijstaan, helpen
secreet - ellendeling, geheim, kreng, lamstraal, mispunt, naarling, speeksel 
secretaire - bureau, schrijfkast, schrijftafel
secretariaat -griffie, secretarie
secretarie van de Provinciale Staten   griffie
secretarie van een rechtbank   griffie 
secretaris - abactis, geheim, schrijver, scriba 
secretaris van Alexander de Grote -Eumenes
secretaris van een college -griffier
secretarisambt - secretarispost
secretarisvogel - slangenvreter
secretie -  afscheiding
sectarische bijeenkomst - conventokel
secte -afsplitsing, gezindte
sectie - afdeling, insnijding, lijkopening, onderdeel, operatie
sectie verrichten - seceren
sector - afdeling, zone
seculair - honderdjarig, wereldlijk
secularisatie - verwereldlijking
seculier - wereldlijk
secundair - secondair, symptomatisch
secundair   (geol.) Mesozoïcum 
secundaire periode   Jura, Krijt, Trias
secundaire waterkering - slaperdijk
secureren -  beveiligen, verzekeren
secuur - nauwgezet, nauwkeurig, nauwlettend, stellig, stipt, vast, wis, zeker
sedatief -  kalmeermiddel
sederen - kalmeren
sedert   anno, gedurende, her, sinds, vanaf
sedert de schepping van de wereld - am
sedert de stichting van Rome 753 voor Christus -  auc
sedert de 17e eeuw uitgestorven vogel   dodo
sedertdien - nadien, sinds
sedert kort - kortelings, onlangs, zonet, zopas
sedes   ontlasting (geneesk.), pauselijke stoel, woonplaats, zetel
sediment   afzetting(sgesteente), bezinksel, neerslag
sediment van organische oorsprong - bioliet
sedimental   klei, leem,
sedimentair gesteente - grind, klei, leem, zand, zavel
sedimentatie   afzetting
sedimentgesteente - arkose, bauxiet, gneissegregatie
seductie   verleiding .
seduisant   verleidelijk, verlokkelijk 
sedum - vetkruid
seef - bier
seffens   aanstonds, dadelijk, direct
segment - geleding, metameer
segmentering - metamerie
segregatie   afscheiding,  afzondering, apartheid, ontmenging
segregeren   afscheiden, afzonderen
segreren - filteren, zakken, zuiveren
seibel - bedrog, zwendel
seibelaar - knoeier, reut, zanik, zeur
seibelen - knoeien, teuten
seigneur - edelman, heer, sinjeur, sinjoor
sein - hint, signaal, teken, tip, wenk 
sein dat er storm komt - stormsein
sein op een blaasinstrument - hoornsignaal
sein op trommel   roffel
sein tot verzamelen - appèl
sein voor oplettendheid - attentiesein
sein voor vertrek - startsein
seinapparaat - seintoestel
seinen - berichten, signaleren, telegraferen, waarschuwen, wenken 
seiner   marconist, signalist, telegrafist 
Seine-et-Marne, hoofdstad van het departement -Melum
Seine-et-Oise, hoofdstad van het departement -Versailles
Seine-Maritime, vissersplaats in het departement - Dieppe, Fécamp, Rouen
seingever   starter
seingever bij de spoorwegen - signalist
seingever bij de telegraaf - manipulator
seinhuisje - cabine, seinpost, wachthuisje
seinlicht - fanaal, vuurbaken, vuurtoren
seinontvanger - receptor
seinpaal - semafoor
seinpost   semafoor
seinschip   adviesjacht
seinsleutel - morsesleutel
seinspiegel   heliograaf
seintaal   code, morse
seintje   hint, raad, tip, wenk
seintoestel   heliograaf, morsetoestel, seinapparaat, seinlamp, semafoor, telegraaf, telex
seintoestel aan de kust - semafoor
seintoestel op schepen - nautafoon
seintoren   seinpost, semafoor
seinvlag - geus, pitsjaar, wimpel
seinvlag voor lettertekens - codevlag
sein voor vertrek - startsein
seizen - beleggen, vastbinden, vastsjorren
seizoen   getij(de), herfst, jaargetijde, lente, moesson, najaar, passaat, tijd, voorjaar, winter, zomer 
seizoenopruiming - uitverkoop
seizoenstalwoning - boe, boo
séjour - verblijf
sekreet - bestekamer, gemak
sekretaris - abactis, griffier
seks - erotiek
sekse   geslacht, kunne, sexe, 
sekslokstof - feromoon
seksualitiet - erotiek, sex
seksueel - erotisch, geslachtelijk
seksuele onthouding - continentie
seksuele opwinding - afrodisie
seksuele reinheid - kuisheid
seksuologie - geslachtsleer
sekt - champagne
sekte -  aanhang, darbisten, gezindte, geloofspartij, kaste,
sekte betreffend - sektarisch
sektegeest   sectarisme, sektarisme
sekuur - nauwgezet, nauwlettend, stellig, stipt, zeker, zorg
sekwester - opsluiting, sekwestratie
sela - pauzeteken, rustteken
seladon   zeegroen
selderij - apium, eppe,  juffrouwmerk
select   uitgekozen, uitgelezen, uitgezocht, uitverkoren
selecte groep   bloem, elite, puik, upperten
selecteren - scheiden, schiften, uitzoeken
selectie - elite, keur, keuze, selektie, teeltkeus, uitkiezing
selectief   uitkiezend
Selene   maan(godin)
seleniasis - maanziekte
seleniet   maansteen 
selenium   se., seleen
selenografie   maanbeschrijving 
selenotypie - chaostypie
selfmade man   autodidact 
selve - salie
selve, wilde - wilgenroosj
Sem, afstammeling van - Arabier, Israëliet, Semiet
Semasiologie - semantiek
semester   halfjaar
semestraal   halfjarig
semestrieel   halfjaarlijks 
semi - half
semilor - halfgoud
semiologie - symptomatologie
Semitische godheid - El
Semitische talen   Arabisch, Aramees, Assyrisch, Babylonisch, Ethyopisch, Ethiopisch, Fenitisch, Hebreeuws, Punisch, Syrisch
Semitische talen, kenner der - Semitist
Semitische talen, wetenschap der - semitistiek
Semitische volken - Phoeniciërs
semmel - geteem, gezanik, gezemel
semmelen - brommen, dralen, mopperen, talmen, temen, treuzelen, zeuren
Semnonen - Alamannen
semper - steeds
semper crescendo - aanzwellend
semper virens - altijdgroen, immergroen
senaat   s., senatus
senaat, lid van de - senator
senaatsbesluit - senatus-consult
senang - lekker
senatus - senaat 
Senegal, deel van - Cap-Vert, Casamanca, Diourbel, Fleuve, Sine-Saloum, Thiës
Senegal, eilandje behorende bij - Gorëe
Segal, hoofdstaf van - Dakar
Senegal, stad in - Diourbal, Kaolack, Saint-Louis, Siguinchor, Tambacounda, Thiës
seneplant   cassia
senestruik - senne
seniel - afgeleefd, afgetakeld, aftands, kinds
seniel zijn - seniliteit
seniele aftakeling   ouderdomszwakte
senior   oudere, sr., oudste
sennhut – berghut, herdershut
senor - mijnheer
sensatie   beroering, beweging (alg.), gevoel, gewaarwording, indruk, ontsteltenis, opschudding, opwinding, opzien, spanning, verwondering
sensationeel   enerverend, opzienbarend, opwindend, spannend
sensibel   aandoenlijk, gevoelig, voelbaar, waarneembaar
sensibiliteit - gevoeligheid, prikkelbaarheid
sensualisme - zinnelijkheid
sensualiteit -  geslachtsgenot, zinnelijkheid
sensueel   wellustig, zinnelijk 
sent   gording, lijst
sententie - kernspreuk, uitspraak, vonnis, zedespreuk, zinspreuk
sententieus - bondig, kernachtig, leerrijk, pittig, spreukmatig
sentiment - aandoening, gevoel, gevoelen, mening, opinie
sentimentaliteit - gevoeligheid, weemoedigheid
sentimenteel   (over)gevoelig 
separaat - afgescheiden, afzonderlijk, apart, gescheiden, gesepareerd
separatie   afscheiding, scheiding
separator (zuivelber.) - melkontromer
separeren   afzonderen, scheiden 
sepia   inktvis, octopus, poliep, verfstof
sepositie - sepot
seppoekoe - harakiri
sepsis   rotting
september   herfstmaand 
septennaal - zevenjaarlijks
septicaemie - sepsis
septictank   rottingsbak
septik(a)emie - bloedvergiftiging, ettervergiftiging
septine - leidtoon
septum   koorafsluiting
septum nasi - neustussenschot
sepulcrum - graf
sequeel   aanhangsel, gevolg, toebehoren
sequens   kerkgezang, seq:, volgend(e)
sera   bloedwater
seraf(ijn)   engel
serail - harem
Seram, bewoner van - Alfoer
Serawak, hoofdstad van - Kuching
sereen   helder, kalm, klaar, louter, luchtig, ongerept, onbewolkt, ongesoord, puur, rein, zuiver
serenade - muziekhulde, muziekhulde, zanghulde
sereniteit - helderheid, kalmte
sereus - waterachtig,  waterig, weiachtig
sergeant - lijmklem, lijmknecht, O.O-rang
sergen   alpaca
Sergipe, hoofdstad van - Acuraju
serie - cyclus, heat, manche, opeenvolging, reeks, rij, ris, scala, schakel, sleep, sliert
serie van vier bijeenhorende drama's - tetralogie
serieus   bezonnen, echt, ernstig, gemeend, oprecht, saai
serieus bedoelen - menen
seriewerk - trilogisch
serigrafie - zeefdruk
serinette - kanarieorgeltje
sering - syringa
seriositeit - ernst, serieusheid
sermoen   bedsermoen, betoog, predicatie, predikatie, preek, toespraak, vermaning
seroen - emballagemat
seroet - seroetoe, sigaar
serpeling - gruis
serpent   adder, feeks, furie, heks, helleveeg, karonje, kreng, prij, slang, tang, xantippe
serpentijnsteen - ofriet  
serpentine - slangenlijn
serpentisch - boos, kwaadaardig
serpentig   boosaardig 
serpentslook - berglook, slangelook
serpentijn - ofiet, ophiet, slangesteen, talksteen (zw., gr. of donkergr.)
serre   broeihuis, (broei)kas, kweekplaats, orangerie, plantenhuis, tuinkamer, veranda, warenhuis
serre waarin de oranje bomen bewaard worden - oranjerie
serum   antistof , (bloed)wei, entstof, injectiestof
serum tegen difterie - tan
serum tegen slangengif   antivenine 
serum tegen tuberculose -  B.C.G.
serumbereider -  seroloog
serumleer   serologie
serval - boskat, tijgerkat
serve - opslag
serveerblad - theeblad
serveerboy - dienwagentje
serveerder - kellner
serveerjuffrouw - serveerster, serveuze
serveren - aanbieden, opdienen, opdissen, bedienen
servet - feitel, hulpdienst, monddoek, morsdoekje, tafeldoek, vingerdoek
service   bediening, dienst(betoon), opslag
Servië, hoofdstad van - Beograd
serviel   dienstbaar, kruipend, kruiperig, nederig, onderdanig, slaafs
servies -  vaatwerk
serviesgoed - aardewerk, bord, kom, kop, schaal, schotel
Servisch ruiter - huzaar
Servische sandaal - opank(a)
Servietenorde   S.B.M.V.
Servilisme   slaafsheid, kuiperij, laagheid
Serviliteit - kruiperij, laagheid, slaafsheid
Servisch ruiter - huzaar
Servisch snaarinstrument - gusla
serviteur   buiging, dienaar
servituut -  erfdienstbaarheid
Servius   S.
sesam - oliezaad
sessie - bijeenkomst, zitting
set   garnituur, filmdecor, garnituurstel, stel,
set pannen, schalen enz. - nest
set tafeltjes - mini
seter - ringvuur, tater
settelen - vestigen
setter - patrijshond
settler (Eng.) - kolonist
seuteren - sudderen
seuterig   mager, schriel, slap
sevenboom - juniperus
sévère - ernstig, (ge)streng
severiteit - strengheid
sekse   geslacht, kunne
seksualiteit   erotiek, geslachtelijkheid, geslachtsdrift, sex
sévère - ernstig, gestreng, onverbiddelijk
sexueel - erotisch, geslachtelijk
secsueel prikkelend - sexy
Seychellen, een der - Maké, Praslin
Seychellen, hoofdstad van - Victoria
sex - seksualiteit
sexclub - eroscentrum
sexe - geslacht, kunne, sekse
sexhuis - bordeel
sexliteratuur - pornografie
sextet - zestal
sextus   s.
sexualiteit - erotiek, sex, (geheel der liefdesgevoelens)
sfaleriet - ZnS, blende
sfeer   bol, dampkring, denkwijze (algemene), gemoedsgesteldheid, hemelstreek, humeur, omgeving, stemming, wereldbol, 
sfeerloos - kil, koel, koud
sferisch   bolvormig
sferische aberratie - askring
sfinx - ker
sforzando   aanzwellend, sfz., versterkt
sfragistiek - zegelkunde
shabby - armoedig, armzalig, haveloos, kaal, sjofel
shaken - mengen, schudden
shaker - schudbeker
share   aandeel, actie, effect, portie
shawl - das, sjaal
sheddak - zaagdak
shelter - kampeertent, tentje
Sheppey, hoofdplaats op - Sheermess
Sheppey, eiland bij - Mainland, Umst, Yell
Sheppey, hoofdstad van - Lerwick
sherry (Sp.) - Amontillado, Xeres
's Hertogenbosch in carnavalstijd - Oeteldonk
Shetlandeiland - Mainland, Unst.Yell
Shilling - sh
shilling, deel van een - pence
shillingstuk - crown
shirt   bloes, blouse, boezeroen, (over)hemd, sporthemd
shirtje - polohemd
shit - onzin, rotzooi
shock - zenuwschok
shockerend - schokkend
shop - winkel
short story - novelle   
shorts - strandbroek
shot - foto, injectie
show   expositie, kijkspel, revue, tentoonstelling, uitstalling, variété, vertoning 
showbink - opschepper, praler
showen - exposeren, tonen, vertonen
showroom - toonkamer, toonzaal
showvenster - toonraam
shrapnel - granaatkartets
Shropshire, hoofdstad van - Shrewsbury
Siam   Thailand
Siamees - Thailander
Siamese lengtemaat   sen
Siamese munt   bath, satang, tikal
sibbe   clan, familie, geslacht, maagschap, stam
sibbekunde - genealogie, geslachtsrekenkunde, stamboom
Siberische bevolkingsgroep - Ainoes, Jakoeten, Korjaken, Ostiaken, Samojeden, Toengoezen, Tsjoetsen
Siberische steenbok - sakin
Siberische toverpriester - sjamaan
Siberisch oerwoud - taiga
Siberisch vaartuig - baidarka
sibille - Albuna, profetes, sibil, sibylle, verkondigster waarzegster
sibylle - profetes, sibil
siccatief - boorzuur, harszuur
Sichem - Nabloes
Sicherheits Dienst - SD
Sicilië, berg op - Etna
Sicilië, hoofdstad van - Palermo
Sicilië, kaap op - Faro
Sicilië, oudste inwoners van - Sicani, Siculi
sidderaal - gymnotus, vis (zendt schokken uit)
sidderen   beven, bibberen, huiveren, rillen, schudden, trembleren, trepidatie, trillen
siddergras - trilgras
siddering - beving, huivering, ril, rilling, trilling 
siddertrog - torpedo
sidecar (Eng.) -  zijspan(wagentje)   
sideratie - beroerte, sterrenstand  
siderroggen - tropedinidae
sideriet - ijzerspaat
siderisch jaar - sterrejaar     
siderurgie - ijzermetallurgie  
Sidon - Saida
sidotblende - ZnS
siepel - ui
siepelen - sijpelen
siepenhout - lijsterbes
sier   dos, luister, onthaal, opmaak, opsmuk, praal, pracht, pronk, sieraad,  tooi
sieraad  -
3    bag, git
4    ring, smuk, tooi
5    bijou, camée, parel, roset, rozet, snoer, spang, zegel
6    broche, franje, hanger, juweel, kralen, oorbel
7    armband, diadeem, diamant, emerald, ketting, oorknop,                  oorring, opschik, siersel, smaragd, speldje, tooisel
8    bracelet, dasspeld, kleinood, oorhanger, ornament, paramant
9    edelsteen, halssnoer, medaillon, oorhanger, pronkstuk,                   zegelring
10  versiering  
11  ferronnière
12  bedelarmband  
sieraad aan een halsketting - hanger
sieraad van de bruid - bruidsbouquet, bruidskrans, bruidssluier 
sieraad van een haan   hanenkam, kam 
sieraad van de man   baard, bakkebaard, knevel, snor
sieraad van juwelen - opschik, parure, paruur, tooi   
sieraad voor de hals - halssnoer
sieraad voor het oor - oorbel
sieraad voor versiering  - galon, tres
sierband - belegsel, boordsel, galon, moulure, omboordsel, passement
sierbes - ribes
sierblaadje - lovertje        
sierboom - goudenregen, judasboom (Z. Eur.), magnolia, mimosaoleander, prunus, trompetboom (Braz. Ind.), tulpenboom
sierdek - sprei
sierdeken - bedsprei, sprei
tierdeken in Mexico - sarape
sierduif - kroonduif, kropper, meeuwtje, pagadet, pauwenstaart,  raadsheer, valkenet
sieren   tooien, orneren, pareren, verfraaien, versieren
siererwt - pronkerwt
sierfles - flacon, karaf
siergewas - siermais
siergordel - ceintuur, riem
siergras - eulalia, parelgras, pijlgras, trilgras
sierhaaksluiting - agraaf
sierheester - alpenroos, bergroos, brem, goudenregen, hortensia, jasmijn, lavendel, liguster, magnolia, meidoorn, rhododendron,  ribes, sering,  sierstruik, sneeuwbal, spirea, tamarisk
sierhoen - lakenvelder
sierhout - bloemheesters
sierketting - sautoir
sierkleed - sprei
sierknoop - rozet
sierknop - bouton
sierkunst - ornamentiek
sierkwast - troetel
sierletter - initiaal, lombarde, smoutletter
sierlijk   bevallig, elegant, fraai, geestig, gracieus, lieftallig, mooi, net, netjes, welgevallig, welgevormd, zwierig
sierlijk damesvertrek - boudoir
sierlijk en chic - zwierig
sierlijk en fraai - mooi
sierlijk flesje   fiool, flacon, karaf
sierlijk gebogen versiersel - krul
sierlijk kleden - dossen
sierlijk meisje - sylfide
sierlijk omlijst vlak met opschrift - cartouche
sierlijk opdoffen - tooien
sierlijk steekwapen - angel,  kris
sierlijk uitmuntend opgeschikt - pralend, statieus
sierlijk vaatwerk - amphora, vaas
sierlijk vat - vaas
sierlijk vogeltje - kolibrie
sierlijke fles - flacon, karaf
sierlijke herkauwer   antilope, gazelle, ree
sierlijke kist - schrijn
sierlijke metalen gesp - spang
sierlijke vogel - siervogel
sierlijkheid - bevalligheid, chic, elegantie, élégance, gratie, sjiek, zwier, zwierigheid
sierlijst - moulure
sierlijstje - regula
sierplanten   affodille, agave, aloë, akelei, akant, amaryllis, anthurium, aronskelk, azalea, begonia, bitterblad, bladbegonia, bougainvillea, bromelia, bruidsbloem, canna, calla, cineraria, clivia, cyclame, christusdoorn, clivia, croton, dopheide, erica, ficus, fuchsia, flox, garnalenplant, casperdoorn, gatenplant, gloxinia, geranium, hibiscus, hortensia, ixora, kerstster, kerstroos, lelie, lobelia,  nestvaren, oleander, pantoffelplant, passiebloem, poinsettia, primula, pteris, ranonkel, rhododendron, rosientje, rubberplant, salvia, sinningia, spirea, vaderplant, venusschoentje, vingerplant, wasbloem
sierplantje - afrikaantje 
Sierra Leone, hoofdstad van - Freetown
Sierra Leone, munteenheid van - leone
Sierra Nevada, top in de  - Mulhacen
sierschaal   jardinière
siersel - Citellus, pronk
sierspeld - broche, clip, fibula  
siersteen   agaat, amathist, aquamarijn, beryl, brillant, camée, chrysoberyl, chrysoliet,granaat, jade, jaspis, kamee, karbonkel, karneool, kwarts, marganiet, marmer, morion, opaal, onyx, parel, robijn, saffier, smaragd, toermalijn, topaas, turkoois, zirkoon
sierstruik - jasmij n, ribes, sering 
siertafeltje   gueridon
siertas - giberne
sierteelt - bloem(boll)enteelt, boomteelt
siertorentjes in gotiek   fiaal, fiale, minaret, pinakel
siertuin   (bloemen)tuin, hof, park 
siervogel - pauw
siervrucht   kalebas
sierwapen - eredegen, eresabel, erewapen, staatsiedegen
siësta   dutje, middagslaapje, tukje 
siffleren   uitfluiten
sifon   grondduiker, hevel, hevelfles, spuitfles, straatkolk 
sigaar   bolknak, havanna, stengel , stinkstok, strootje 
sigaar (Ind.) - seroetoe
sigaar (Z.Afr.) - Seroet
sigaar, lange dunne - panatella
sigaar na het eten   after-dinner 
sigaarroker   sigarist
sigaartje   cigarillo, sigretto, strootje 
sigaarvormig projectiel   torpedo 
sigarenkistje - fust
sigarenkleursoort - claro, maduro
sigaren van banderol voorzien   ringen
sigaret   saffie, sjekkie, strootje
sigarettenpapier - vloe, vloeitje
sightseeing   bezichtiging, toerisme
sigillum (Lat.)   zegel
signaal   alarm, bel, hoorn, schel, sein, sirene, teken, toeter, wenk
signaal voor alarm   alarm, sirene 
signaal voor onraad - alarm, sirene
signaal voor opstaan   reveille
signaal voor overgave   chamade 
signaal voor slapen gaan   taptoe 
signaal voor verzamelen   hallali, railly
signaalhoorn - bugel, claxon, trompet
signaalinstrument - bel, claxon, fluit, gong, ratel, signaalinstrument, sirene, toeter
signaalmast - semafoor
signaaltoren - minaret
signalement - beschrijving
signaleren - opmerken, zien
signatuur   autogram, bedoeling, handtekening, merk, ondertekening,  paraaf, strekking, teken, volgcijfer, volgletter (op bladzijden)
signeren - ondertekenen, tekenen
signet   cachet, titelvignet, zegelring, zegelstempel
significant - veelbetekenend
signor   S., heer
signum   beduiding, kenteken, merk, s., segno, teken,  wonderteken
signum exclamandi   uitroepteken 
signum interrogandi   vraagteken 
sijfelen   fluiten, schuifelen, sissen
sijpelen - af(druipen), druppelen, (druppelsgewijs), filtreren klenzen, lekken, siepelen, sijperen, zijgen, zijpelen
sijs - kwant
sik   baard, haardos, kinbaard, mouche, geit 
sikhs, heilig boek der - Adi Granth
sikkel - zicht
sikkelduim - barchaan
sikkelkruid - falcaria
sikkelvormig - falciform
sikkelvormig snoeimes   heep 
sikkeneurig   gemelijk, onvriendelijk, vitziek
sikkeneurig mens - droogstoppel, druil, femelaar, flauwerik, jansalie, Klaas, meubel, neetoor, pruimer, stokvis, temer, teut, zanikkous, zeur
sikkepitje   greintje, pietsie, snars, weinig, zier 
sikker   beschonken, draaierig, dronken, duizelig, teut
Sikkim, bevolkingsgroep in - Bhots, Leptsja’s
Sikkim, hoofdstad van - Gangtok
sileen   woudgeest
silentium   stilte
silenus - sater, satyr
silex   vuursteen
silhouet   schaduwbeeld
silicaat -
5    beriel
6    kwarts, olivijn, topaas
7    biotiet, epidoot, zeoliet
8    calamien, distheen, hefelien, sodaliet
9    benitoïet, enstatiet, muscoviet, scapoliet, tourmalijn, tremoliet,
      veldspaat, vesuviaan
10  apofyliet
11  hoornblende
14  kiezelzuurzout
cilicaatsmelt - magma
silicium   si., kiezel
siliciumcarbide - carborundum
siliciumdioxyde   kwarts, kiezelzuur 
siliciumoxyde - SiO
siliciumtetrahydride - silaan
siliciumverbindingen - siliciden
silicose - stoflongziekte (mijnwerkers)
silidon   scheikruid
silo   kuil, magazijn, pakhuis, schuur
sil vous plait   a.u.b., s.v.p.
sim   aap, dobber, hengelsnoer, koord, kurk, snoer, veter .
simaroubacee - hemelboom
similigravure - autotypie
similor - bijouteriegoud, halfgoud, schijngoud, spinsbek
simmen - jengelen, schreien
simpel - argeloos, bloot, dom, eenvoudig, enkel, makkelijk, idioot, mal, naïef, onbetekenend, onnozel, onschuldig, simpeltjes, suf, wezenloos    
simpele melodie   deun, wijs(je) 
simpelheid - eenvoud
simpel wijsje - deun, melodie
simpen - jengelen
simplex   enkelvoud, singularis 
simpliciteit   eenvoud, ongekunsteldheid,oprechtheid, 
simulacre  malenger, schijnbeeld, schijnvertoning, schijnzieke,
simulant   huichelaar, luilak, lijntrekker, malenger, veinzer, voorwender 
simulatie - huichelarij, voorwendsel
simuleren   voorgeven, voorwenden, veinzen
simultaan   gelijktijdig, tegelijkertijd 
simultaneïteit - gelijktijdigheid
sin - sinus
sinaasappel - appelsien, jaffasinaasappel, mandarijn, marokkaan, navel, oranjeappel, outspan, pers, sunkist, zuidvrucht,
sinaasappelachtige vrucht - grapefruit, pompelmoes
sinaasappellimonade - ranja
Sinaï   Horeb
Sinaïgebergte, top van het - Moesa
Sinaloa, hoofdstad van - Culiacan
Sinceriteit - ernst, oprechtheid
sinds   anno, sedert, vanaf
sinds jaar en dag - allang
sinds lange tijden - her
sinds onheugelijke tijden - a.e.
sine - zonder
singel - band, buitenwal, draagband, draagriem, enkeling, gordel, gracht, koppel, priestergordel, riem
singelen - enkelspel
single - enkelspel
singletje - plaatje
singularis   enkelvoud, sing., simplex 
singulariteit -  vreemdheid, zonderlingheid
singulier  bijzonder, eigenaardig, enkel, gek, merkwaardig, vreemd, zonderling 
sinister - boos, donker, duister, geducht, gemeen, griezelig, luguber, nadelig, ongelukkig, onguur, onheilspellend, rampspoedig, ruw, snood, schrikkelijk, schrikwekkend, somber, vreselijk
sinjeur - heer, heerschap, kwant, persoon
sinjoor - antwerpenaar 
Sinjorenstad   Antwerpen
Sinksen (Z.N.) -  Pinksteren
Sinoloog - Chinakenner
Sinon - e, Gr, ie, k, lis, tig  
Sinopelkleur - (smaragd)groen
sint   heilig(e), (It.) san, (Port.) sao,  st, S(in)t-Margriet, regenheilige
Sint-Andrieskruis - schoorbalk, stut
Sint-Antonieskruid - helmkruid
Sint-Antoniusvuur - gordelroos
sintel   sinter, slak
sintelbaan - crossbaan
sintelbaanmateriaal - gravel
sintels van steenkool  -  koolas
sinterklaas - suikeroom
sinterklaasbaksel - speculaas
sinterklaasgeschenk   letter 
sinterklaasje   speculaasje 
sinterklaaskleed - tabbaard, tabberd,
sinterklaaskoek - speculaas
sinterklaaslekkernij   amandelkoek, banket(letter), banketstaaf, borstplaat, boterletter, chocoladeletter, marsepein, pepernoten,  speculaas 
sinterklaasmuts - mijter
sinterklaaspop - vrijer, vrijster
sinterklaassnoepgoed - amandelkoek, banket, banketletter, banketstaaf, borstplaat, chocoladeletter, fondant, letterbanket, marsepein, pepemoot, pepernoten, speculaas, strooigoed, suikerbeest, suikergoed
Sint Helena, hoofdstad van - Jamestown
sint-jansbloem - margriet
sint-janskruid -  hertshooi
sint-maartensvogeltje -  goudhaantje
Sint-Nicolaas - Sinterklaas
sint-pieterskruid - glaskruid, sleutelbloem
sinus   bocht, boezem, golf, holte, inham, instulping, schoot, sin, zeeboezem
sinusharen - snor
sinusoïde - sinuslijn
Sion   Jeruzalem
sioniet   uitverkorene, zionist
Siouxstam - Dakota, Santee, Yanktown
sip - bedeesd, bedremmeld, bedrukt, beteuterd, bleu, benepen, beschroomd, beteuterd, mismoedig, misnoegd, neerslachtig, teleurgesteld, terneergeslagen,  timide, treurig, verlegen, verslagen
sippig - beteuterd, verlegen
sir (Eng.) - heer, mijnheer
sirammen (Ind.) - begieten, besproeien
sirene   alarm, meermin, misthoorn, sein, signaal , simpel, verleidster, zee(nimf)
sirenelied  - sirenezang
sirih   betel
sirihgeld -  fooi  
Sirius - Hondsster
sirocco  - droogoven   
siroop - stroop   
sisal - agavevezel, bladvezel
sisklank - sibilant
sissen - schuifelen, snerken, snirsen, sijfelen,
sissen als water op heet ijzer -   snirsen   
sissen in de oren - suizen
sissen van een slang - sijfelen     
sissend braden - snerken  
sisser -  capucijner, keker, raasdonder, schokker, sissererwt, vuurwerk 
sissererwt   keker
sitologie   voedingsleer
sitspapier  - katoenpapier
situatie - gesteldheid, ligging, omstandigheid, positie, situering, staat, stand, tafereel, toestand
situatieplan - plattegrond     
situatievrees  - katrofobie
sjaal   das, halsdoek, omslagdoek, shawl, slengdang, stola 
sjablone - mal, modelvorm
sjabrak   paardendekkleed, zadelkleed
sjacheraar - heler, jobber, opkoper, ronselaar, sjachelaar, snees, woekeraar
sjacheren - parlevinken, pingelen
sjaffie - sigaret, sjekkie
sjako - muts, soldatenpet, uniformpet
sjalot - eslook, look, sauslook, schalonge, ui, zilveruitje
sjamberloek - chambercloack, chamberloek, kamerjas, kimono, negligé
sjansen - flirten
Sjansi, hoofdstad van - Tai-juan
Sjantoeng, hoofdstad van - Tsinan
sjappen - merken
sjappietouwen - lanterfanten, rinkelrooien, straatslijpen
sjappietouwer   baliekluiver
sjar   berisping, standje, uitbrander
sjeik   geleerde, leraar
Sjeikdom aan de Perzische golf - Doebai
sjeikdom in Azië - Koeweit, Oman
Sjensi, hoofdstad van - Sian
sjerp - band, draagband, écharpe, gordel, ordeband
sjerp aan vlaggenstok - wimpel
sjezen - hardlopen, vluchten, wegjagen, weglopen, zakken
sjiek - chick, deftig, elegant, mondain
sjintoïsme, begrip in het - ikigami, kami(dama), onura, tennô
sjoege - antwoord, begrip, kennis, verdenking, vermoeden, verstand
sjoelbak - schuifbak 
sjoemelen - knoeien
sjofel - armelijk, arm(oedig), behoeftig, haveloos, kaal, karig, nooddruftig, pover, schamel
sjofelaar - armoedzaaier
sjokken - sukkelen
sjortouw - talie(reep)
sjouw - karwei, last (zware), moeilijkheid (fig.), rol (opgerolde vlag), ruk, torn
sjorren   dansen, optrekken, reien, slepen, trekken, uitdunnen, vastbinden, vastmaken
sjouwelen - kletsen, wauwelen
sjouwen   dragen, nachtbraken, tillen, torsen, zeulen zwieren, zwoegen
sjouwer - koelie, lastdeager, zakkendrager, zoeger
sjouwerman - mantelmeeuw
sjouwer bij de waag - waagdrager
sjouwer met koffer - kruier
skald - zanger
Skandinaviër - Deen, Lap, Noor, IJslander, Zweed
Skandinavitch dier - rendier
Skandinavisch land - Denemarken, Noorwegen, Zweden
Skandinavische adellijke titel - Jarl
Skandinavische brandewijn - aquaviet
Skandinavische dichter - skald
Skandinavische dwerg - Andvai
Skandinavische god - Balder, Odin, Thor
S Skandinavische heilwens - Asen
Skandinavische hoofdstad - Kopenhagen, Oslo, Stockholm
Skandinavische jongensnaam - Bengt, Haakon, Lars, Lennart, Olaf, Sven
Skandinavische goden - Asen, Wanen
Skandinavische kopermunt   ore
Skandinavische munt - kroon,  ore
Skandinavische mythologische figuur - Bor, Bur
Skandinavische oerreus - Ymir
Skandinavische taal - Deens, Fins, Noors, IJslands, Zweeds
Skandinavische veroveraar - Noorman, Viking
Skandinavische volksdichter - skald
skapoliet - werneriet
scating - rolschaatsen
skeeler - rolschaats
skelet - casco, gebeente, geraamte, karkas, knekelman, ribbe(n)kast, rif
skelet, deel van het - 
3    rib
4    heup, hiel, kaak,knie, pols
5    atlas, enkel
6    dijbeen, kootje, wervel
7    draaier, ellepijp, jukbeen, schouder, symfyse, zitbeen
8    darmbeen, elleboog, heupbeen, hielbeen, kuitbeen, neusbeen,
      teenkoot, wandbeen
9    borstbeen, bovenkaak, dijbeenkop, knieschijf, rugwervel, 
      slaapbeen, spaakbeen
10  halswervel, heiligbeen, schaambeen, scheenbeen, staartbeen,
      vingerkoot
11  ledewervel, sleutelbeen
12  opperarmbeen, schouderblad
14  andortelbeen, voetwortelbeen, voorhoofdsbeen
15  middenhandsbeen, middelvoetsbeen
16  achterhoofdsbeen
skelet van bloempoliepen - koraal
skeletteren - ontvlezen
skelter - go-cart, racewagentje, trapauto
scelterwedstrijd - karting
skepticisme - twijfelzucht
sketch - act
skibaan - piste
skiff - roeiboot
skiffeur - roeier
skilopen - skiën
skinken - scincidae
skisprong - telemark
skiterm - schans, slalom
skiwedstrijd - afdaling, slalom
skua - reuzenroofmeeuw
Skumagin Islands, een der - Unga
skunk - bunzing, stinkdier, stinkhagedis, ulk
Skye, hoofdplaats van - Portree
Skyscraper - wolkenkrabber
Skyten, koning der - Ateas
skyscraper   wolkenkrabber
sla   salade, lactuca, latuw, kropsla, stoofsla, veldsla 
sla om (muz.) - volti
sla snel om (muz.) - vs (volti subito)
slaaf   horige, heloot, lijfeigene, onderhorige, onderworpene,  servus, slavin, verdrukte
slaafs   byzantijns, gedwee, kruipend, kruiperig, nederig, onderdanig, onderworpen, serviel, serviliter
slaafse hoveling - byzantijn, ogendienaar, vleier
slaafse kruiperij - byzantinisme
slaafse toepassing van de wet - legisterij
slaafse vrouw - slavin
slaafsheid - gedweeheid, servilisme
slaag - aframmeling, afranseling, afrossen, kastijding, klappen, mot, priegel, rammel, rammeling, ransel, ros, rottingslagen, strips, troef, tuchtiging, zwingel
slaag geven   aframmelen, (af)rossen, kastijden, leep, meppen, slaan
slaag geven met karwats - geselen
slaan -afdrogen, afrossen, beuken, hakken, hameren, houwen, kastijden, lel, lellen, meppen, petsen, poenen, ranselen, tikken, treffen
slaan met een hamer - hameren
slaan met een sabel - sabelen
slaan van de polsaderen - saltatie
slaand - pulsatief
slaap - bedrust, dut, loom, maf, maffen, morfeus, nachtrust, narco, rust, saai, siësta, tukkie
slaapachtig - comateus, geeuwerig, slaperig
slaapbank - brits, rustbed, rustbed
slaapbeeld - droom
slaapbewegingen bij bladeren - nyctinastie
slaapbol   dial, dormitief, heul, hypnoticum, maankop, opiaat, opial, papaver, slaapkruid
slaapbollensap - opium
slaapcel in klooster - dormitorium
slaapdronken - bedwelmd
slaapdronkenheid - slaperigheid, somnalentia
slaapgast - logé
slaapgod - Morpheus
slaap hebben - gapen
slaap hebbende - slaperig
slaapjak - bedjasje
slaapje   dut, dutje, siësta, sluimer, tuk, tukje, uiltje
slaapkamertje   chambret(te) 
slaapkoets - bedste(d)e
slaapkop   domkop, mafkous, suffer(d) 
slaapkruid - maankop, opium, slaapbol, slaapmiddel
slaaplelie - affodille, goudwortel
slaapliedje   berceuse, wiegeliedje 
slaapmatje (Mal.)   tikar 
slaapmiddel   adaline, barbital, chloral, cloralose, chloroform, dormitief, dyacid, evipan, heroine, heulsap, heulsiroop, hypnon, hypnoticum, laudanum, luminal, maankop, mogadon, morfine, narcoticum, opiaat, opium, slaappoeder, slaaptablet, sonoril, soporatief, veronal 
slaapmuis - bosslaper, myoxida, relmuis, zevenslaper
slaapmuts - machtmuts 
slaapmutsje - borreltjegoudpapaver
slaapneiging - narcolepsie
slaapplaats   alkoof, bed, bedstede, brits, divan, hangmat, kooi, krib, ledikant, leger, legerstede, sponde, veldbed, wieg 
slaapplaats op een schip - kooi
slaapplaats voor baby - wieg
slaapplaats voor honden - mand
slaapplaats voor kippen   roest, stok 
slaapstede - peluw, peul
slaapstoel - dormeuse, fauteuil
slaapvertrek - alkoof
slaapverwekkend - droog, hypnogeen, hypnotisch, saai, somnifoor, soperifiek, soporatief, soporeus, vervelend
slaapverwekkend middel - narcotine, opium
slaapverwekkende middelen - drugs, hypnotica, somnifera
slaapwagen - slaaprijtuig
slaapwandelaar - lunambulist, maanzieke, noctambule, somnabule
slaapwandelaar(ster)   noctambule 
slaapwandelen - noctambulisme, slaapwekkend, somnambulisme
slaapwekkend - soporatief
slaapwekkend kruid - alruin, mandragora
slaapwerend - slaapverdrijvend, stimulerend
slaapzaal - chambree, dormitorium, dormter, dormtoir
slaapzak - trappelzak
slaapziek - comateus
slaapziekte - nona, trypanosomiasis
slaapziekteverwekker - tse-tse-vlieg
slaapzucht   coma, hypnothamsie, hypotamie, lethargie, somnolentie 
slaapzuchtig   lethargisch
slab   bavet, bavetje, bef, eva, feitel, morsdoekje, slabbe, slabbetje
slabakken   afnemen, luieren, verminderen
slabben   drinken, leppen, morsen, slobberen
slabbetje - morsdoekje
slab van advocaat - bavet
slachten - afmaken, doden, kelen, killen, opensnijden
slachter -  beenhouwer, doder, slager, vleeshouwer
slachterij - abattoir, slachthuis, vleeshouwerij
slachthamer - merlin
slachthuis   abattoir
slachting   bloedbad, doodslag, hecatombe, immolatie, massacre, 
opruiming
slachtmaand   november 
slachtmes - slagersmes,
slachtoffer - aangevallene, bedrogene, dupe, gedupeerde, haasje, klos, misleide, offerdier, pineut, pisang, prooi, sigaar,
slachtoffer van Achilles - Hector
slachtoffer van een broedermoord -  Abel 
slachtoffer van Odysseus - Polyfemus, Polyphemus
slachtofferen - offeren, sacrificiëren
slachttijd - november
slag   allooi, beuk, bons, dreun, gevecht, houw, kamp, klap, klop, knal, lel, mep, muilpeer,  onheil, oorveeg, oorvijg, oplawaai, opstopper, pats, percussie, pets, por, schade, smak, stoot, streek, strijd, tegenvaller, tik, uithaal, veeg, zwieper
slag   allooi, genre, soort
slag(barg.) - makkes
slag   gevecht, strijd
slag (Z.N.) - mats
slag bij honkbal - homerun, honkslag
slag bij tennis   backhand, drive, forehand, lob, service, smash
slag in het gezicht - muilpeer
slag in het tennisspel - service
slag in kaartspel - levee
slag met een scherp voorwerp - houw
slag met roeispaan - riemslag
slag om de oren - oorveeg, oorvijg
slag op de gong - ping
slagader   aorta, arterie, bloedvat
slagaderlijk - arterieel
slagaderlijke bloeding - arteriola
slagaderontsteking - arteritis
slagaderverkalking - arteriosclerose, slagaderverharding
slagaderverwijding - aneurisme
slagbalspel - honkbal, kaatsen, tennis
slagbekken   gong
slagboeg - boegslag, buitenkansje, gang
slagboom   afsluiting, balie, bareel, barrière, belemmering, beletsel, hamei, hamel, hek, palissade, pikettering, spoorboom, staket, staketsel, straatversperring, versperring
slagboombarrière - hek
slagdeurtje van een duiventil - huis, klem, knip, praam,
schuif, slecht
slagel - klophamer, klopper, slaghout
slagen - doeltreffen, doorkomen, ge(lukken), prospereren, tieren, vooruitkomen
slagen in het tennisspel   drive, lob, smash, volley
slagen onder de voetzolen - bastonnade
slager - beenhouwer, slachter, vleeshouwer
slager die minderwaardig vlees verkoopt - knors
slagersblok - kapblok
slagersgerei - gehaktmolen, hakmes, mes, snijmachine, spekmes,
vleeskuip
slagersknecht - bezorgjongen, slagersjongen
slagerspin - speet
slagerspriem - wetstaal
slagerij - beenhouwerij, slagersbedrijf, slagerswinkel vleeshouwerij
slaggeling (Z.N.) - eensklaps, plotseling
slaghout   barrière, bat, klepper, knots, knuppel  
slaghoutje - klepper
slaginstrument -
4    drum, gong, pauk, trom
5    bongo, conga, drums, guiro, hi-hat, ratel, schel, zweep
6    bekken, claves, koebel, pauken, tamtam
7    celesta, kendang, maracas, marimba, triangel, trommel, 
8    buisklok, roertrom, timbales, tong-tong, triangel, xylofoon
9    castagnet, keteltrom, plaatklok, rinkelbom, tamboerijn,                   tamboerin, woodblock, xylophoon, xylorimba
13  spleettrommel, 
14  hamerklokkenspel
slaginstrument van de gamelan - kendang
slagkooi - vogelknip
slagleveren - vechten
slagmolen - olieslagerij
slagmulder - olieslager
slagnet   balnet, gabaar, gabare, klapnet, knipnet, racket, raket, tiras, valnet, valtouw, vogelnet
slagnet van gespannen snaren - racket
slagnet in ronde beugel - racket
slag of duw – stoot
slag of strijd – kamp
slag op de deur - bons
slagorde - bataille, carré, falanx, gelid, krijgsorde, linie 
slagorde van schepen - linie
slagpen - remex
slagpen van vogels - armpen
slagplaats - Alamein, Bastogne, Duinkerken, Nieuwpoort, Waterloo
slagputs - ameraal
slagregen - plensbui, plensregen, stortbui, stortregen wolkbreuk
slagregenen   plenzen, stortregenen 
slagroomsoes - moorkop
slagroomtaart - polonaise
slagschaduw - silhouet
slagschip - force, oorlogsschip
slagstempel - klopper
slagtand van een wld zwijn - houwer
slagvaardig   adrem, bereid, bijdehand, geestig, gereed, gewiekst, gevat, kien, paraat, schrander, snedig, spits
slagveer - pen, slagpen
slagveld - arena, gevechtsplaats, strijdperk, strijdtoneel
slagveld voor de laatste strijd (bijb.) - Armageddon
slagvenster - buitenblind, tochtvenster
slagvloot - oorlogsvloot
slagwapen   hellebaard, knots, klewang, knuppel, morgenster, sabel, sarras, slagzwaard strijdbijl, strijdhamer, strijdkolf, zwaard
slag-stootwapen - hellebaard
slagwater - kielzog
slagwerk - trom
slagwerk in jazzband   drum, drumo 
slagwerker   drummer, paukenist, tamboer, trommelaar
slagwerktuig   aks, bijl, hamer, marteel, moker, roe, roede, voorhamer, vuisthamer,  vuistje,
slagwind - valwind
slagwoord - leuze, sloughan, yell
slagzee - stortzee
slagzin - devies, leus, leuze, motto, oorlogskreet, parool, reclameleus, riedel, slogan, spreuk
slagzij krijgen - kimmen
slagzij maken van een schip - kimmen
slak - afval, sintel
slaksoort - 
4    arim, toot, wulk
5    balea, doris, kauri, limax, murex
6    aeolis, sintel, triton, zeeoor 
7    angariz, karakol, kreukel, muiltje, patella, purpuraslipper,               slipper, trochus, wegslak, zeehars, zeeslak,
8    aardslak, alikruik, boomslak, caracole, diepslak,  meerslak,             poelslak, veldslak
9    agaatslak, dadelslak, fuikhoorn, hoornslak, klinkhoorn,                   nerieslak, plooislak, reuzenoor, schijfslak, tijgerslak, varkentje
10  moerasslak, obliehoren, purperslak, sluierslak, stekelslak
11  heesterslak, tekelhoren
12  hoornzeeslak, tritonschoon
13  bisschopsmuts, drijfhoornslak, pantoffelslak, pelikaansvoet,           porseleinslak, traphoornslak, viooltjesslak, wijngaardsiak
14  amberhoornslak, bloemhoornslak, draaihoornslak, 
      schaalhoornslak 
slakdolf - schorpioenvis
slaken   loslaten, losmaken, lozen, ontboezemen, ontketenen, uiten, vieren (teugels), vrijmaken
slakken - gastropoda
slakken zonder uitwendige schelp - naaktslakken
slakkengang - langzaam, traag
slaklijn - linaçon
slakprik - Lancetvisje
slakvormig   spiraalvormig 
slakvormig kettingraadje in een uurwerk - snek
slakvormige weekdieren - eokiden, eoliden
slamat - heil
slamier - slungel
slampampen   brassen, leeglopen, zwieren 
slampamper   drinkebroer; leegloper, luilak, nietsnut, zuiper
slampamperij   brasserij; leegloperij, lijntrekkerij
slang - argot, jargon, serpens, serpent
slangsoort -
3    boa
4    naga, naja
5    adder, apepi (Egypte), argot, cobra,  feeks, Hydra, mamba,           nater, pyton
6    python, vipera
7    serpent, zandboa
8    anaconda, anakonda, bothrops, gifslang, pofadder, ringhals, 
      waterboa, zeeslang
9    brilslang, netpython, ringadder, ringslang, rubberboa, 
      spuwslangworgslang, wormslang
10  dieventaal, eiervreter, ratelslang, sawahslang,
11  afgodsslang, hondskopboa, modderslang, reuzenslang,                  ringelslang, tijgerpython, uraeusslang
12  hagedisslang, koningscobra, lampropeltis
13  groefkopadder, ijzerslangetje
14  boaconstriktor, kousebandslang 
slang met vele koppen   hydra 
slangaanbidding - ofiolatrie
slangdraak - basilisk, koningshagedis
slangearend - bacha
slangeblad - sanseviëria, zwaardplant
slangebloem - wilgeroosje
slangegod - Aesculapius
slangeloop - onduline
slangelijn - serpentin(e)
slangemarmer - ofiet
slangemens - contorsionist
slangenbeschrijving - ofiologie
slangenhout, Surinaams - hoeboeballie, snekihoedo
slangenkruid - dragon, echium, keizersalade, schorseneer, steenraket, steenraket,
slangenloop - onduline
slangenslijm - zwadder
slangenmens   contorsionist 
slangeslijm   zwadder 
slangestaartlijn   ofiuride 
slangesteen - ofiet, serpentijn, slangealbast, talksteen
slangetong - lasteraar
slangestaartlijn - ofiuride
slangestaf - hermesstaf, mercuriusstaf
slangetong - lasteraar, lastertong, pijlkruid
slangewortel - calla
slangster - amphiura, ophiotrix, ophiura
slangvormige vis - aal, paling 
slank - dun, ijl, lenig, rijzig, rank, reel, riel,  rilde, schraal, tenger
slankaap - hoelman
slank en dun - mager
slank en fijn - rank, 
slanke ronde toren bij een moskee - minaret
slanke steel   rank 
slanke toren - minaret
slaolie - arachideolie, spijsolie
slap - asthenisch, besluiteloos, buigzaam, flauw, futloos, karakterloos, krachteloos, laf, laks, lam,  lamlendig,  lens, loom, los, loshangend, machteloos, maf, mat, melig, moe, ontspannen,  onverschillig, plooibaar, sloom, torpide, verwaterd, voos, waterig, wee, week, wekelijk, zacht, zwak
slap aftreksel dat weinig werkzame stof bevat   tisane
slap en  flauwtjes - zwakjes
slap en geel wordende planten - etioleren
slap en klef - week
slap en sloom - futloos
slap maken - relacheren
slapeloosheid - agrypnia, asomnia, asomnie, insomnie 
slapen   doezelen, dommelen, dromen, dutten, keveren, knikkebollen,  luimen, maffen, overnachten, pitten, rusten, sluimeren, soezen, suffen, uitrusten
slapend doorbrengen - verslapen
slaper   binnendijk, dromer, gaperig, gast, ligger, loge, logeergast, maffer, sluimeraar, snurker, suffer(d), surfer, waterdam 
slaperig - doezelig, doezerig, dommelig, dromerig, druilerig, inactief, lodderig, loom, lusteloos, onoplettend, slaapkop, sluimerig, soezerig, soezig, suf, sufferig, traag, vakerig, vervelend
slaperig en lui - loom
slaperigheid   dommel, dromerigheid, lethargie, lodderigheid, loomheid, loomte, slaaplust, soezerigheid, somnolentie
slapheid   astenie, asthenie, buigzaamheid, elasticiteit, indolentie, krachteloosheid, laksheid, laxiteit, malaise, rekbaarheid, slapte, souplesse, voosheid, weekheid, willoosheid, zachtheid, zwakte,
slapie - kamergenoot 
slapjanus - lummel, slappeling, sul
slapjes - losjes, zwak(jes)
slaplant - latuw
slaplendig   lamlendig 
slappe koffie - flut
slappeling - huichelaar
slapper worden - ontspannen
slapte -astenie, crisis, flauwte, indolentie,, inertie, krachteloosheid, malaise, traagheid, willoosheid, zachtheid
slaraak   slegge, slei
slasoort - bietsla, botersla, kropsla, pluksla, snijsla, ijssla
slat   modder, slatting, slijk, veenbagger
slatten - baggeren, uitdiepen
slatting - bagger, slijk
Slaven - Abodriten, Bulgaren, Kasjoeben, Kroaten, Oekraïners, Polen, Russen, Ruthenen, Serven, Slovenen, Slowaken, Sorben, Tsjechen, Veleten, Wenden, Witrussen
slaven - zwoegen
slavengevangenis - bagno
Slaven, kenner der - slavist
slavernij - dienstbaarheid, onvrijheid
slavin in harem   odalisk 
slavin van Abraham - Agar
slavin van Achilles - Briseis
slavin van Sara - Hagar
Slacisch volkslied - dumka
Slavische god - Dabog, Peroen, Stribog
Slavische grootgrondbezitter - bojaar
Slavische keizer - tsaar
Slavische munt   dinar
Slavische reidans - kolo
Slavische sportvereniging - sokol
Slavische taal   Bulgaars, Kasjoebisch, Kroatisch, Macedonisch, Oekraïens, Polabisch, Pools, Russisch, Servisch, Servokroatisch, Slowaaks, Sloweens, Sorbisch, Tsjechisch, Wendisch, Witrussisch
Slavische titel - tsaar (vorst), tsarewitsj (prins)
Slavische zomerschoen   opank
slecht   abominabel, afschuwelijk,  amoreel, arg, bedorven, bekaaid, belabberd, berispelijk, beroerd, beschadigd, boos, boos(aardig), broddelen,  corrupt, doortrapt, eenvoudig, eerloos, eervergeten, effen, ellendig, erg, euvel, falikant, fout, gemeen, glad, hels, hopeloos, ignobel, immoreel, infaam, inferieur, klunzig, krom, kwaad(aardig), kwaal, kwalijk, laag(hartig), laakbaar, lelijk, lelijkerd, losbandig, min, minderwaardig, mis, misdadig, miserabel, naar, nadelig, onaanzienlijk, ondeugdelijk, ondeugend, oneerlijk, ongehoorzaam, ongunstig, onguur, ontaard, onvoldoende, onvolkomen, perfide,  pervers, rot, schadelijk, schandelijk, schorem, slim, snood, tuig, vals, verderfelijk, verdorven, verkeerd, verwerpelijk, vicieus, vuig, waardeloos, wan, wankel, wrak, zedeloos, ziek, ziekte, zwak, zondig
slechtaard - aterling, schurk, snoodaard
slechtbijl - kantbijl (om hout vierkant te maken)
slechtbijtel - draaibeitel
slecht acteur - cabotin
slecht afkomen (ergens) - bekaaid
slecht bedeeld - booswicht, schurk, misdeeld
slecht bedeelde - misdeelde
slecht begiftigd - misdeeld
slecht bereide drank - brouwsel
slecht en vals - gemeen
slecht er aan toe (zijn) - kwaad
slecht fruit - kriel, kroet
slecht gedrag - wangedrag
slecht gehumeurd   chagrijnig, lamlendig, landerig
slecht gehumeurd mens - neetoor
slecht geluimd - bokkig, chagrijnig, gemelijk, knorrig, landerig, luimig, ongenietbaar, recalcitrant
slecht geluimd zijn - pert, perte
slecht geschreven letter - hanepoot
slecht gestemd - landerig
slecht gezind - afkerig, antipathiek, gezind, kwalijk, kwalijkgezind, ongenegen
slecht goed - bocht, (on)tuig, pacotille, rommel
slecht huis - valsaard
slecht in moreel opzicht - kwaad
slecht in morele zin - kwalijk
slecht jager - zondagsjager
slecht klinkend - dissonant, dissonerend, onwelluidend
vals, wanluidend
slecht kunnende onthouden - vergeetachtig
slecht Latijn - kramerslatijn, potjeslatijn
slecht maaksel - makelij, prullewerk, prulwerk, prutswerk
slecht maken van - bederf
slecht mens   aterling, beroerling, booswicht, deugniet, doerak, ellendeling, fielt, galgebrok, galgenaas, gladakker, hondsvot, judas, loeder, misdadiger, moordenaar, onmens, onverlaat, ploert, pooier, rover, schavuit, schoft, schurk, snodaard, snoodaard, sujet, valsaard, zondaar
slecht naschrijven - nakladden
slecht of verkeerd doen - euvel
slecht paard - bink, knol, rossinant
slecht politicus - politicaster
slecht raadsman   Achitofel, Achitophel
slecht rieken - kwalijk
slecht rijder - zondagsrijder
slecht schilder - kladschilder
slecht schilderen - kladschilderen
slecht schrift - hanepoten, krabbelschrift
slecht schrijven - krabbelen
slecht schrijver - scribent
slecht soort tabak - pluksen
slecht spelen - krassen
slecht ten opzichte van een of andere leer - kwalijk
slecht timmerhout - waaibomenhout
slecht uit zijn - treffen
slecht uitgegroeide vrucht - kwarrel
slecht vioolspelen   krassen, zagen
slecht volk - addergebroed, crapule, gajes, geboefte, gepeupel, gespuis, janhagel, lap, ontuig, rapalje, richel, schorremorrie, slangegebroed, tuig, uitvaagsel, vee
slecht voorzien - misdeeld
slecht, walgelijk, onrein eten - bras
slecht weer - beestenweer, hondeweer, noodweer, onweer,
snertweer, stormweer
slecht ziende - bijziend, dag, kippig, leep(ogig), lichtschuw, 
kleurenblind, maan, myopisch, nacht, sneeuw, verziend, zonne, zonneschuw
slechte aanschaf - miskoop
slechte algemene lichamelijke toestand - cachexie
slechte betaling - wanbetaling
slechte betrekking - hondebaantje
slechte broodsuiker - melis
slechte daad - misdaad, wandaad, zonde
slechte drank - bocht
slechte dunne plaats - ril
slechte eigenschap - jaloersheid, kleptomanie, misbruik, onbeheerstheid, sadisme, vechtlustigheid
slechte erkenning van het goede - ondank
slechte fiets - vehikel
slechte gang in zaken - malaise
slechte gewoonte   aanwensel, fout
slechte grond - dries
slechte handeling -  misdaad, zonde
slechte jenever - foezel
slechte koffie - parda
slechte koopwaar - tinnef
slechte kunst - kitsch
slechte manier(en) - misdraging, wangedrag
slechte noot (jazz) - clinker
slechte ontwikkeling van een orgaan - dystrofie
slechte oogst - misgewas, wanoogst
slechte piano - rammel
slechte plaats in breiwerk - ril
slechte plek in een stof - gaal, glee
slechte plek in touw - stee
slechte plek in weefsel   glee, sleet
slechte raadgever - angst
slechte raadgever (bijbels) - Achitofel
slechte reuk - stank
slechte sigaar - stinkstok
slechte smaak - wansmaak 
slechte spijs - draf
slechte spijsvertering - apepsie, dyspepsie, indigestie
slechte toestand - malaise
slechte tijd - crisis
slechte verzen - gerijmel, rijmelarij
slechte verzen maken - rijmeien
slechte vrouw   drel, hoer, lichtekooi, lupa, slet, snol, temeier 
slechte waar   afval, bocht, rommel, rotzooi, troep, uitschot
slechte wijn - leur
slechte woning   hut, kot, krot
slechte zilvermunt - biljoen
slechten - afbreken, demoieren, effenen, egaliseren, omverhalen, ontmantelen, slopen
slechter - minder
slechthamer -  planeerhamer, vlakhamer
slechtheid   arg, boosaardigheid, boosheid, immoraliteit, kwaad, kwaadaardigheid, ondeugd, verdorvenheid, zedeloosheid
slechthorend - doof
slechthorend iemand - dove
slechting - demolitie
slechts   alleen, eniglijk,enkel, louter, maar 
slechts één etmaal durend - eendaags, efemeer, ephemeer
slechtweg - eenvoudig
slechtijzer - vlakker, vlakijzer
sle(d)e   ar, arre, arreslee,  auto (grote), bob, bobslee, prikslee, tobogan, ijsslee
sleden - arren
sledesport - rodelen
slee   sleedoorn
slee   bot, stomp, stroef, wrang 
sleeboom - sleien, trekkebek
slede   zie: slee
sleedoorn - kwets, sleepruim, trekkebek, sleien
sleef - (pol)lepel
slee met prikkers - prikslee
sleekachel - plattebuiskachel
sleep - aanhang, gevolg, hellend (Z.N.), horde, japonsleep, karavaan, optocht, reeks, rij, slier, sliert, staart, stoet, suite, trein
sleepanker   dreg
sleepboot - remorqueur,  sleper, traeiler, trailer, trawier, treiter,
sleepgraver - drafline
sleephelling   overtoom
sleepkabl - strang
sleeplijn   dragline
sleepnet   kol, kor, korre vleet, schrobnet, saai, sleper, tiras, trawl,  treil, wade, wonderkuil, zegen, 
sleepruim – slei
sleepschip - aak
sleepschop - graafmachineschraper
sleeptouw, op - nemen - meeslepen
sleeptouw, op - houden - paaien
sleepvoeten - sloffen
sleepzak   kuil
sleerijden   arren
sleeschuit - ijsboot
Sleeswijk-Holstein, hoofdstad van - Kiel
Sleeswijk-Holstein, zeepolders in - marschen
sleet - gaal, glee, slijtsel
sleetje rijden - arren
sleets   slordig, versleten, verslijtend, wrak
sleeuw - loom
slef - pantoffel
sleffer - pantoffel, slipper
sleg - hamer
slegel - staak
slegge - hamer, slei
slei - hamer, sleepruim, sleg, slegge
sleisijzer - rakelijzer
slemiel - schlemiel, sukkel
slemp   brasserij, koffie, smulpartij
slempen   brassen, gulzig, overdadig, smullen, zuipen, zwelgen 
slemper - brasser, smuller
slemperij    bacchanaal, braspartij, brasserij, drinkgelag, drinkpartij, gelag, libatie, orgie,  saturnalia, slemperij, smullerij, smulpaperij, smulpartij, zuippartij, zwelgerij,  zwelgpartij
slempmaal - orgie
slenk - bodeminzinking, geul, greppel, kom, moddergat, plas, sleuf, slootje 
slenter - flard, list, streek, uitvlucht
slenteraar   flaneur, straatslijper 
slenteren - flaneren, kuieren, lanterfanten, lenteren, sjokken, sloffen
slentergang - sleur
slepen   sleuren, slieren, traineren, trekken, zeulen 
slepen van een schip door middel van sloepen   boegseren 
slepend   chronisch, gerekt, langdurig, languide, langzaam, log, loom, lijmerig, onafgedaan, pesante, talmend, teemachtig, traag, ijzig, zwaarmoedig
slepend (muz.) - languido, lento, partamento, pesante, portando, portato, trascinando
slepend houden - traineren, rekken 
slepend lopen - sjokken, sloffen
slepend, zwaar - pesante
slepende ziekte - kwaal, kwakkelziekte
sleper - koetsier, penseel, sleepboot, vervoerder
sleperspaard - natiepaar
sleperswagen   camion
sleping   helling
sleping (muz.)   loopje, triller
slet - del, flard, lap, prostituee, slons, snol, veenbagger, vod
slet of del - sloerie
slets - muil, pantoffel
sletsen - sloffen
slettig - haveloos
sleuf   geul, gleuf, groef, keep, kerf, slenk, uitholling, voor, vore
sleur   aanwensel, gebruik, gewoonte, routine, slenter, slentergang tredmolen, usance 
sleuren - slepen, togen, sollen
sleutel   clavis, lips, loper, motograaf, oplossing, tandel
sleutelaar - knutselaar 
sleutel op notenbalk   chiave
sleutel voor alle sloten - passepartout
sleutelbeen - clavicula
sleutelblad - baard
sleutelbloem - aurikel, bakkruid, berenoor, cyclame, dwergbloem, eierkruid, guichelheil, hanetree, hemelsleutel, melkkruld, 
pannekoek, penningkruid, pinksterbloem, primula, veris, waterpunge, waterviolier, zevenster
sleutel bloemige   aurikel, cyclamen, guichelheil, melkkruid, penningkruid, primula, waterviolier, wederik
sleuteldeel - baard, pijp
sleutelen - knutselen
sleutelstad   Leiden, L.B.
sleuven   kerven
slib - bagger, bezinksel, blubber, derrie, drek, flodder, modder, neerslag, prut, roodolm, slat, slib, schor, slik, slobber, slijk
slibachtig   modderig, slijkerig 
slibber - blubber, slijk
slibberen - slippen
slibberig - glad, glibberig
sliglaag, bovenste in de Wadden - blets
slichten   afgraven, gelijkmaken, gladmaken, slechten
slidderen - (uit)glijden
slieren   glijden, slepen, sleuren, slingeren, traineren
sliert - file, gevolg, reeks, ris, rist, rij, sjoecht, sleep, slier, stoet,
sliet - paal, rekhout
slik   bagger, modder, prut, slib, slijk
slik, begroeide - schor
slikhout - kesp, kesje
slikken - accepteren, afvoeren,  baggeren, digereren, golzen, slokken, tolereren, verkroppen, verzwelgen
slikker - veelvraat
slikmus - oeverloper
sliknat   doornat, druipnat 
slikop -sloeker, slokop, veelvrat
slikopruimer -  veegmachine
slim - adret, afgericht, arg, behendig, berekend, betjoegd, bijdehand, diplomatiek, doortrapt, gaar, gehaaid, geheid, gemeen, geraffineerd, geslepen, gevaarlijk, gevat, glad, gewiekst, gis, goochem, handig, intelligent, kien, kritiek, kwaad, leep, link, listig, loos, moeilijk, olijk, pienter, plat, rap, scherpzinnig, schrander, slecht, slinks, sluw, snedig, snugger, spits(vondig), tof, uitgekook, uitgerekend, uitgeslapen, verkeerd, vindingrijk, wakker 
slim, (volksterm) - gis, link
slim (Ind.) - pintar, pinter
slim (jongenstaal) - fijn, jofel, leuk
slim bedenksel   fint, list
slim beest   dolfijn, vos
slim berekenend - politiek
slim en sluw - leep, link
slim en uitgeslapen - kien
slim, schalks meisje - fee, heks
slimheid    geraffineerdheid, geslepenheid, gewiekstheid, intelligentie, list, schranderheid, sluwheid, streek, treek, truc, vindingrijkheid
slimme - lepe
slimme daad - streek
slimme streek - advocatenstreek, advocaterij, list, treek, valstrik, zet
slimme viervoeter   poedel, vos
slimme vondst   list
slimme zet - treek
slim mens - vos
slimmerd   gladakker, goochemerd, guit, leperd, linkerd, linkmichel, olijkerd, picaro, schelm, slimmeling,  slimmerik, spitsboef, vos,
slimmerik - goochemerd, linkerd 
slimmigheid - foef, foefje, list, slimheid, truc
slimmigheidje - list
slinger   draai, fronde, guirlande, katapult, pendel, pendule, pompslinger, pompzwengel, pret, trapeze, versiering, werptuig, zwaai, zweefrek, zwengel  
slinger van bloemen - festoen, guirlande
slinger van groen en vruchten - festoen, guirlande
slinger van loof - festoen, guirlande
slingeraap - ateles
slinger, bepaald soort - compensatieslinger
slingerdans - cramignon
slinger van bloemen   festoen 
slingeren   bengelen, bungelen, gieren, gooien, kronkelen, lanceren, oscilleren, rondzwerven,  schommelen, slieren, werpen, zwaaien, zwieren, zwingelen
slingeren  rond een evenwichtstoestand - libratie
slingerend - kronkelend, meandrisch
slingerende lijn - meander
slingerende rivierloop   meander 
slingering - curve, draai, draaischommeling, golving, kronkel, kronkeling, oscillatie, schommeling
slingerklok - pendule
slingerkiel - kimkiel, komkiel
slingerklok - pendule
slingerlamp   hanglamp
slingerlijn - curve, kromming, kronkel, meander, onduline
slingermachine - centrifuge
slingermachine voor honing - extractor
slingerplant   akkerwinde, betel, boon, elfrank, haagwinde, hop, kamperfoelie, liaan, liane, schommel, sirih, winde, wingerd
slingerplant (Ind.) - sirih
slingerplant in Azië   betel 
slingerplant in beukeboom - spekwortel
slingerplanten - lianen
slingerproefnemer   Toucault 
slingerroos - haagwinde
slingerstengel - rank
slingerstok   werpstok
slingertrap   wenteltrap 
slingeuurwerk - cartel, klok, pendule, pronkklokje
slinger van loof - guirlande
slingerverband - funda
slingerwerktuig   katapult 
slingerwijdte   amplitude, amplitudo, magnitude
slinken   afnemen, inkrimpen, kelderen, minderen, verminderen
slinks   achterbaks, arglistig, bedrieglijk, doortrapt, geniepig, geniept, link, loos, neerlijk, ongemerkt, pervers, stiekem, stiekum, sluw, subreptief, tersluiks, tortueus, vals
slinkse streek - afleidingsmanoeuvre, draaierij, geïntrigeer, gekonkel, intrige, kuiperij, kunstgreep, treek, tuk, verwikkeling
slinkse streken - manoeuvres
slinkse verwerving - aftroggelarij
slinksheid - achterbaksheid, bedriegerij, obliquiteit
slip - eind, end, insnijding, krachtverlies (werktuig), lurf (klein stuk), onderbroekje, sluitnota, spleet, split, strook, tip, uiteinde
slip of the pen   verschrijving
slip of the tongue   verspreking 
slip van een kledingstuk - lurf
slipjacht - horde, meute, troep, vossenjacht
slipjas - pandjesjas
slipje - onderbroekje
slipje of zwembroek - tanga
slip-over - truivest
slipon(Eng.) - overjas, sportmantel
slippen -  doorgaan, doorslaan, ontsnappen, schampen, schuiven, uit(glijden), wegglijden
slipper - muiltje, pantoffel
slippertje - escapade, estrapade, uitstapje
slissen   lispelen
slob - slib, modder
slobbe- noodhulp, slobeend, vaatdoek, voorschot
slobber - koffie, slib, slons, varkensvoer, veevoer 
slobberen -baggeren, drinken, lebberen, lobberend drinken, morsen, slorpen, slurpen 
slobberig - flodderig, kwabberig, morsig, regenachtig, slap, slonzig, slordig, vuil
slobbig   kwabberig, slap, slordig 
slobkous   get, gette, jet, spat, strumpel, wagge
slobkousjes - nanking
slochter - doorgang, vaargeul
slodde - slons,
slodder - slet
slodderachtig - duf, muf, slordig, vies, vochtig
slodderig - duf, muf,  verdorven, vies, vochtig
slodderig en vies - vuns, vunzig
slodderjurk - hobbezak, soepjurk
sloeber   schoelje, slokop, smeerlap, stakker, sukkel, vlegel
sloef - voorschoot
sloeker - slokker, vraat, vrek
sloep   barkas, giek, pinas, roeiboot 
sloep (lichte) - kof
sloep van een oorlogsschip - barkas, labberlot, pinas
sloep voor gezagvoerders - gig
sloepdavits - sloepskraanbalken
sloepenstang - davit
sloepskraanbalk - sloepdavit
sloep van een oorlogsschip   labberlot
sloerie   del, dweil, lellebel, slet, slons
sloester - bolster
slof - achteloos, briket, danswijze, dof, druilerig, drukkend, laks, lauw, lijs, lijzig, blokje (strijkstok),  drukkend, muil, nalatig, pantoffel, langzaam, ondersteek, onverschillig, scheepsnaam, sigarettendoos (met pakjes), traag, treuzelaar, uitgesleten, voetbalschoen, voetwarmer, zwoel
sloffen - nalatig (fig.), schuifelen, slepen, talmen (fig.),
sloffig   achteloos, druilerig, laks, lui, nalatig, slof, traag
slofje - broodje, pampoesje
slof of schoen - muil
slogan   devies, leus, leuze,  motto, slagzin
slöjd   handenarbeid
slöjdgereedschap - beitel, hamer, mes, passer, zaag
slok - borrel, dronk, gulp, slokker, slokop, slorp, slurf, slurp, teug, toog
slok op een borrel - veel
sloka, soort - anustubh
slokachtig - gulzig
slokan (Ind.) - goot, greppel
slokdarm - gulzigaard, oesofagus
slokje - borrel, nipje, teugje, zoopje
slokken - gulpen, slikken, zwelgen
slokker - drommel, gulzigaardhals, slokop, sul
slokkerd - gulzigaard
slokkerig - gulzig, slokkig
slokop - eetwolf, gilzigaard, schrok, sloeber, slokker, veelvraat, vreetzak, 
slok op een borrel - veel
slome - sukkel
slome duikelaar - sufferd, sul 
slome vrouw - meut(je)
slommering - beslommering, rommel
slomp - buitenkansje, wisselvallig
slonde - afgrond, sloof
slonk - doortrapt, loos, slim
slons   del, flard, feeks, lellebel, 8morsebel slet, slobber,  slodder(vos), sloor, sloerie, Kea, Keja, totebel
slonsachtig - slordig
slonzen - kladden
slonzig - achteloos, haveloos, nalatig, slordig
slonsachtige vrouw - del, konkel, loeder, morsebel, slet, sloddervos, sloerie, slomp, totebel,
sloof - boezelaar, dekbalk, dwarsbalk, verschort,  stakker, tobber, voorschoot, werkster
sloom   dromerig, duf, futloos,  inert, krachteloos, langzaam, laks, lui, lijzig, ongeanimeerd, saai, slap, suf, traag, vervelend 
sloom en traag - laks
sloomheid - inertie, laksheid, luiheid, sufheid, traagheid
sloop   afbraak, omkleedsel, overtrek, sloperij, tijk,
sloopbeitel   breekijzer
sloorzaad - koolzaad
sloot - afwatering, delf, gouw, grebbe, grep, greppel, laak, riviertje, stroompje, tocht, vliet, watergang, wetering, zwet, zijp
slootdier - kikker, stekelbaarsje
slootgraver - delver
slootje - greppel, knip, slenk
slootje op een kerkboek - klem, knip, praam, schuif
slootmus - rietgors
slootplank   vlonder, vonder 
slootriet   dakriet, dekriet
slootriet (in poelen en moerassen) - arundo
slop - armenbuurt, glop, impasse, keerweer, steeg, straatje, vaargeul 
slopen   afbreken, amoveren, demoieren, moeren, mollen, neerhalen, omverhalen, ondergraven, ondermijnen, ontaarden, ontzetten, rampeneren, raseren, slechten, stukslaan, uitputten, verderven, vernielen, verpesten, verteren, wegbreken, verwijderen
slopend - hectisch
sloper - afbreker
sloperswerkplaats - sloop, sloperij
sloping - afbraak, demolitie, opruiming, slechting, vernietiging, wegruiming
slordevos   dant, morsebel, sloddervos, slons, totebel 
slordig - achteloos, armoedig, flodderig, haveloos, knoeierig, labberlottig, liederlijk,  nalatig, negligent, nonchalant, onachtzaam, ongeredderd, onnauwkeurig, onnet, onooglijk, onordelijk, onverzorgd, onvoorzichtig, ordeloos, rappig, roffelig, ruw, slecht, sleets, slobberig, slonsachtig, slonzig, stoffig, todderig, vervallen,   verwaarloosd, verzuimachtig, wanordelijk, zorgeloos,
slordig mens - flodder, flodderkous, kea, knoeier, lellebel, morsebel, ordeloze, slodder, slodderkous, sloddervos, sloerie, slons, slordervos, viespeuk,
slordig schrift   gekrabbel
slordige vrouw   del, flodder, floddermadam, kladdeboter,  morsebel, sloddervos, sloerie, slons, sloor, totebel
slordigheid   onachtzaamheid, haveloosheid,onnetheid
slordig iemand - sloddervos
slordig wijf - totebel, morsebel
slorp - opslurping
slorpen - lurken
slosse -  notebolster, sloester
slot   afloop, afsluiting, besluit, burcht, citadel, clausuur, coda (muz.), deursluiting, eind, eindcijfer, einde, end, ende, finale, finisch, grendel, grond, kasteel, knip, reden, saldo, sluiting, staart, stins, toestand, uiteinde, uitkomst, uitslag, vesting, zin 
slot - zie ook, burchten, kastelen, vestingen
slot aan boek - fermoir, krap
slot bij Amerongen   Zuylensteijn 
slot bij Arnhem   Rosendael
slot bij Bemmel   Doornenburg
slot bij Boxtel   Stapelen
slot bij Breda   Wolfslaar
slot bij Breukelen   Nijenrode
slot bij Deil   Bulgersteijn
slot bij Delden   't Wickel
slot bij De Steeg   Middachten
slot bij Doetinchem   Slangenburg 
slot bij Gorkum   Loevestein
slot bij Haarzuilen   De Haar
slot bij 's Heerenberg   Bergh
slot bij Heino   Nijenhuis
slot bij Lage Vuurse   Drakensteyn 
slot bij Loosdrecht   Sijpesteijn 
slot bij Muiden   Muiderslot
slot bij Otterlo   St. Hubertus
slot bij Renkum   Doorwerth
slot bij Santpoort   Brederode (ruïne)
slot bij Tegelen   Holtmühle
slot bij Tiel   Soelen
slot bij Vaassen   Cannenburgh 
slot bij Vorden   Wildenborch, Hackfort, Onstein
slot bij Wijk bij Duurstede   De Kieftenkamp
slot of burcht - kasteel
slot of einde - afloop
slot of kasteel - burcht
slot van een lied   naspel
slot van een muziekstuk - coda, finale 
slot van gebed   amen 
slotband - ligament
slotbewoner - burchtheer, drost, kasteelheer, kastelein, ridder, slotvoogd
slotconclusie - eindoordeel, eindresultaat
slotdeel van een concert of sonate - rondo
slotdeel van een lierdicht - epode, slot
slotdeel van een muziekwerk - finale
sloteffect   apotheose
slotenmaker - smid
slotformule - amen
slotgedeelte - finale
slothaak - haaksleutel, loper
slotheer - burchtheer, drost, kasteelheer, kastelein, slotvoogd 
slotklinker - eindklinker
slotletter - eindletter
slotnotering - eindnotering, slotkoers
slotopener   loper, sleutel
slotplaat   kram
slotplein   binnenplaats, binnenplein, voorplein
slotrede   epiloog, narede, nawoord, peroratie 
slotsom   apercu, beslissing, besluit, bevinding, conclusie, eindgevolg, einduitkomst, gevolg, gevolgtrekking, konklusie, overzicht, resolutie, resultaat, saldo, samenvatting, summarium, syllogisme, uitkomst, uitspraak
slotstrofe in afwijkend metrum - epode
slotstuk   apotheose, finale 
slotter - tuigage
slottoneel - apotheose
slotuil - kerkuil, torenuil
slot van een lied - naspel
slot van een gebed - amen
slot van miziekstuk - finale
slotvers   districhon, epode, slotzang
slotvonnis   einduitspraak, eindvonnis
slotvoogd   drost, kastelein, slotheer 
slotwedstrijd - eindstrijd
slotwoord   amen, epiloog, narede, peroratie, slotrede,
slotzang   eindzang
slotzuster - non 
sloven - beulen, ploeteren, sappelen, tobben, wurmen, zwoegen
slover - zwoeger
Slovenië, hoofdstad van - Ljubljana
Slovenië, rivier in - Drava, Sava, Soca
Slowakije, hoofdstad van - Bratislava
sluier - floers, lamfer, mantilla, rouwfloers, voile, waas, wa, wade, wijl, wijle
sluier (Turks) - tsjadra
sluier of overkleed van een Arabische vrouw   haik
sluiereffect - fäding, verpakking
sluieruil - kerkuil, torenuil
sluiervis - sluierstaart (siervis)
sluif   dopje, foedraal, gleuf, groef, huls, kluut, overtrekje,  vingerling, vingerovertrek
sluik - heimelijk, plataf hangend, gladaf,  gladafhangend, (neer)hangend, ongemerkt, verholen 
sluiken - smokkelen, verklikken
sluiker - smokkelaar
sluikerij - minnehandel, smokkelarij
sluikgoed - contrabande, smokkelwaar
sluikhandel - fraude, smokkel, smokkelarij
sluikhandel bedrijven - lorredraaien
sluikharigheid - lissotrichie
sluikswijs - heimelijk, steelsgewijs, stiekem, tersluiks
sluim - erwtenpeul
sluimen - gappen, loeren
sluimer - dutje, slaap, slaapje, tukje
sluimeren   dutten, doezelen, dommelen, slapen 
sluimerend   latent
sluimerig   dommelend, slaperig 
sluimering - doezel(ing), dommel(ing), druil, dutje, gesluimer, hazeslaapje, middagslaapje, siësta, slaapje, somnolentie, tukje
sluimerrol   slaapkussen
sluimerzucht - slaapzucht, slaperigheid
sluipdeurtje   achterdeurtje, klinket, vestingpoor je, uitvlucht, winket
sluipen (mil.) - tijgeren
sluipend voortbewegen - kruipen, tijgeren
sluiper   indringer
sluiphaven - vooronder
sluipkever - meelkever, meeltor
sluipmoordenaar   bravo, doder, sniper
sluipmoordenaar   bravo (It.), sluipschutter, sniper
sluippoortje - achterdeurtje, klinket, vestingpoortje, uitvlucht
sluipschutter - moordenaar, scherpschutter, sluipmoordenaar, sniper
sluipswijze - steelsgewijs, tersluiks
sluip, ter - verholen
sluipveest - kousevoeter
sluipvliegen - tachinidae
sluipwesp - dolkwesp, ichneumon, spinnendoder
sluis   brug, doorlaat, duiker, kolk, rabot, schutkolk, sas, sluiskolk, spui, verlaat, zijl  
sluis, deel van en - achterkar, broekbalk
sluis voor te ontwateren - verlaat
sluisbalk - slagbalk
sluisband - hoepel
sluisdeur - draaideur, ebdeur, sasdeur, schuifdeur, schutdeur, spuideur, valdeur, vloeddeur
sluisdeurtje   rinket
sluisje in een dijk - doorlaat
sluiskamer - schutkolk
sluiskolk - sas, schutkolk
sluismeester - sasmeester
sluispoortje - sas
sluisteren -  ontbolsteren, snoepen
sluistocht - vaarsloot
sluis voor schepen - doorvaart
sluiswachter - sasmeester, sasser, sessenier, sluismeester
sluiswachterswoning - sluishuis (Z.N.)
sluit alles in - al, geheel
sluit alles uit   niets
sluit niets uit   alles
sluitband   hoepel
sluitband (judo) - obi
sluitbeugel   haak, knip
sluitboom - afsluitboom, barrière, bout, hamei, klink, overval, sluitbout, spagnolet, staaf(nagel), stang,
sluitboom aan poort - klink
sluitbout - klink, overval, sluitijzer (vallend)
sluitdeel van een fles - kurk
sluitdeksel - klep
sluitdop - schroefdeksel
sluiten - aangaan, be(ëindigen), deftig, dichtdoen, dichten, dichtgaan, dichtmaken, dichten, eindigen, grendelen, knopen,  luiken, opbergen, raken, statig, toedoen, treffen, wegsluiten
sluiten de ramen af - ruiten
sluiter in een leiding - kraan
sluitgesp - agrafe
sluithaak - gesp, klamp, spang
sluithaak aan boek - krap, slot 
sluithaak voor boeken - klamp
sluithek met ijzeren punten - hamei
sluithoutje - wervel
sluitijzer   grendel, klink
sluiting   deksel, drukker, gesp, grendel, gulp, haak, hangslot, klep, klink, knip, knoop, luik, opheffing, rits, ritssluiting, schalm, slot
sluiting van brandkast - letterslot
sluiting van een broek - gulp, rits
sluiting van een deurklink - gek
sluiting van een jas - knoop, rits
sluiting van een kist - deksel 
sluiting van een muziekstuk - autentiek
sluiting van een riem - gesp
sluiting van een toegang - hek
sluitkade - afsluitdam
sluitkool - boes, kabuis(kool), kopkool
sluitlusje - trens
sluitmand - sluitben
sluitmiddel - deksel, deur, deurknop, dop, espagnolet, frontmuur, gesp, grendel, kapsule, ketting, klep, klink, knoop, kroonkurk, kurk, lid, mousqueton, rits, slot, sluithaakje, sluitstang, zegel, zipp
sluitmuur - frontmuur
sluitnagel -  sloopnagel, toognagel
sluitnota - handpolis, hoek, punt, slip, spits, spleet, split, tip
sluitprop - pakker
sluitrede   epiloog, logisme, narede, ratiocinatie, redenering, slotrede, slotwoord, syllogisme
sluitrede, valse - sofise
sluitredenering - syllogisme
sluitregel - refrein, slotrijm
sluitschalm - beugel, harp
sluitspeld    doekspeld, fibula, veiligheidsspeld
sluitspier - constrictor, maagpoort, maagspier, sfincter, sphincter
sluitstaaf van een raam   espagnolet, spanjolet
sluitsteen   sluitstuk
sluitsteen van een metsellaag - klesoor, klezoor
sluitstop van het bonigat - bom, spon
sluitstuk - bouterolle, finale, klep, sluitsteen
sluitstuk op een opening - klep
sluitstuk van een metsellaag - klesoor
sluitteken - punt
sluittoestel - grendel
sluitwerk - blind, espagnolet, espanjolet, grendel, haak, keg, ketting, klamp, klink, knip, opsluitwig, raamboom, schuif,
sluitwig, spanjolet, spie
sluitijzer - bout, fazel, grendel, klink, overval, schuif, sluitbout, sluitstang
sluizen - schutten
slum (Eng.) - achterbuurt, slop
slump - koersdaling
slungel   bonenstaak, klungel, lange, lijs, lurk, schlemiel, sladood, slamier
slungelachtig persoon - lijs
slungelig - lijzig
slurf - pijpenla, slang, slorp, slurp, snuit, steegje, tromp
slurf van een hoos - trombe
slurf van een olifant - slop, snuit, tromp
slurfdier - Manmoet, olifant, proboscodeum, tapir
slurfdieren - rondoorolifant, slurfdragenden, soedanolifant
slurfdragende - slurfdieren
slurp   slok, teug
slurpen - drinken, slobberen, slorpen, zuipen
slurpend opdrinken - opslurpen
sluw - achterbaks, arg, arglistig, artificieus, astutieus, betjoegd, captieus, doortrapt, gemeen, geniepig, geraffineerd, geslepen, gevat, gewiekst, glad, goochem, helder, leep, link, listig, loos, pienter, politiek, schrander, slim, slinks, snugger, uitgekookt, uitgeslapen
sluw en slim - leep en link
sluw meisje   heks
sluw mens   leperd, rat, vos 
sluwe handeling - streek
sluwe kamerdienaar - figaro
sluwe kerel   rat, vos
sluwe streek - list, reinardie, toef, treek, truc
sluwe tegenwerking - cabaal, complot, gekonkel, intrige, kuiperij, samenspanning
sluwe trek   kneep
sluwe vondst   list
sluwheid   calliditeit, doortraptheid, finesse, geslepenheid, gewiekstheid, gladheid, leepheid, list, listigheid, loosheid, raffinement, reinardie, slimheid, slimmigheid, uitgeslapenheid 
sluw iemand - leperd, rat, vos
slijk - bagger, blubber, dras, drek, flodder, goor, koolzaad, mergel, modder, moer, moeras, prut, slat, slib(ber), slik, vuil, vuilslat
slijkachtig - modderig
slijkgeus - contra-remonstrant
slijkgras - spartina
slijkgroen - limosella
slijkig - modderachtig
slijkspringer - springgrondel
slijkstroom - lahar, ribine
slijk uit sloot - slat
slijkvis - smeerling
slijkvulkaan - maccaluba, sals
slijm - mucus, spuwsel
slijm (Gr.) - muxa
slijm- of draadvorming in melk - leng
slijmachtig - pituitalr
slijmachtige stof uit een plant - salep
slijmbal - slijmerd
slijmbeursontsteking - bursitis
slijmdeel - fluim
slijmdiertje - amoebe, wisseldiertje
slijmen - pluimstrijken, strooplikken
slijmerig - glibberig, kruiperig, nederig, onderdanig, week
slijmerige klei - slemp
slijmerig vocht - kwijl, snot
slijmgezwelziekte - myxomatosis
slijmjurk - pluimstrijker, vleier
slijmlozing - expectoratie
slijmoplossend middel - salmiak
slijmprik - myxine
slijmstof - mucine
slijmvis - botervis, lomp, lump, magge, puitaal, rotvis, zeewolf
slijmvlies - mucosa
slijmvliesgezwel - poliep
slijmvliesontsteking - catarre, difterie, neuscatarre, (neus)-katar, neuscathar, spruw, zinkings
slijmvlok - fluim
slijmzwam - myxomycrtum, runbloem
slijpbewerking - honen
slijpen - aanzetten, fijnmaken, polijsten, scherpen, spitsen, wetten
slijphout - strekel
slijplak - grondvernis
slijpmiddel - abrasiet, amaril, diamantin, schuurpapier, slijpplank, slijpsteen, slijpzand, smergel, strekel, wetstaal, wetsteen 
slijppoeder - amaril, slijpsel, smergel 
slijpsel - slijppoeder
slijpsteen - amaril, wetsteen 
slijpvlak - facet
slijpvorm van een diamant - baguette
slijtachtig - sleets
slijtage - afslijting, aftakeling, sleet, slijting, usuur
slijten - afdragen, afnemen, doorbrengen, leuren, oogsten (vlas), roesten, scenken, venten, verkopen, verminderen, verslijten
slijter - debitant, verkoper
slijterij - drankwinkel, saloon, wijnhandel
slijting - slijtage, vlasoogst 
slijtplek - gaal, glee
smaad - affront, bejegening, belediging, beschimping, bespotting, eerroof, hoon, laster(ing), oneer, schande, schimp, sneer, spot
smaad tegen beter weten in   laster 
smaadschrift   hekelschrift, libel, pamflet, schotschrift
smaadtaal - palinodle
smaak - aroma, eetlust, gastus, geest, genot, genre, goesting, goût, keus, kunstzin, lust, meug, mode, neiging, schoonheidsgevoel, trant, trek, voorkeur, welbehagen, wijze
smaak op kunstgebied - artisticiteit
smaakje - bijsmaak, toevoegsel
smaakknoppen, samenstel van - papil
smaakorgaan   papil, tong
smaakstof   essence, kruid, kruiden, specerij
smaakt best   lekker
smaakvol   artistiek, beelderig, beeldig, beeldschoon, bekoorlijk, charmant, chic, elegant, esthetisch, flatteus, fraai, fijn, geestig, honneponnig, keurig, lekker, liefjes, luisterrijk, modieus, mooi, onberispelijk, piekfijn, prachtig, sierlijk, snoezig, specieus, subliem, succulent, wonderschoon, zwierig
smacht, op de - lopen - klaplopen
smachten   begeren, dorsten, haken, hunkeren, reikhalzen, smoren, snakken, vergaan, verlangen, wegkwijnen, (ver)zuchten
smachtend   begerig, dorstig, kwijnend, langoureus, languissant, verlangend
smadelijk   beledigend, honend, injurieus, kwetsend, onterend, vernederend 
smadelijk bejegenen - beschimpen
smadelijke bejegening   belediging, hoon
smaden   beledigen, beschimpen, honen, kwetsen, smalen, verachten, vernederen
smadend - beledigend, honend, schamper
smak   bons, buiteling, dreun, klap(zoen), plof, slag, val 
smakelijk   aangenaam, aanlokkelijk, aantrekkelijk, appetijtelijk, begeerlijk, fijn, heerlijk, lekker, perfect, savoureus, smeuïg, zalig
smakelijkheid - succulentie
smakeloos - banaal, boers, fade, flauw, laf, lelijk, ordinair, saai, 
vervelend, zouteloos
smakeloosheid - lafheid, onsmakelijk, vies
smaken - bevallen, genieten, gouteren, gustatie, keuren, monden, nuttigen, proeven
smakken - dreunen, gooien, kwakken, mieteren, neergooien, neerkwakken, neersmijten, smekken, smijten
smakkerd - kus, zoen
smakwater - slagzee
smal   bekrompen, benepen, dun, eng, fijn, gering, iel, klein, mager(tjes), nauw, onaanzienlijk, schriel, slank, tenger
smal bloembed - border, rabat 
smal boordsel - bies
smal boordsel om hoed - kreel
smal bruggetje - kwaak, passerelle, plankbrug, steg, til, vlonder, vonder
smalbladig wollegras - lok
smaldeel - eskader, flottielje, onderafdeling, onderdeel 
smaldelen - onderverdelen, splitsen
smal diep water - geul
smaldoek - vlag
smalen - beschimpen, honen, smaden, schimpen
smalend - schamper
smalende bejegening - ironie, kleinering, sarcasme, scherts, spotternij
smal en klein - nauw
smal en kort - klein
smal en puntig - spichtig, spits
smal en recht   rank, slank, tenger
smal en slank - mager
smal en tenger - rank
smaler - kleineerder, sarcast, spotter
smal gewelf   boog
smalhart - lancetvis
smal koord voor schoenen - veter
smal linnen - smaldoek
smal paadje - hazenpad
smal slootje   grep, grup
smal stilstaand water - kreek, poel, slootje
smal straatje - doorloop, glob, slob, steeg steg,
smal stromend water - beek, sloot, spreng, vliet, waterloop
smal stuk hout   lat
smal stuk ijzer - strip
smalstuk land - repel
smal stuk leer   riem
smal stuk papier   reep
smal stuk stof - strook
smal stuk textiel   afzetband, biaisband, band, elastiekband, galon, lint, passement, tres, passement
smal water   beek, grep, kreek, sloot, wetering 
smal stuk weefsel - lint
smal tapijt - loper
smal toelopend stuk stof - geer
smal toelopende strook doek - geer
smal tuin- of bloembed - rabat
smal uiteinde - kapje, spits, timp, tip
smal vaartuig - kajak, kano
smal visnet - zegen
smal water - kreek, sloot, vaart, wetering
smal waterloopje - beek, beekje, geul, greppel, kanaal, kreek, sprank, spreng
smal watertje - sloot
smal weefsel - lint
smal weggetje - paadje, pad, steg
smal zeilschip   klipper
smal zijvlak van een steen - streksmal
smalle band   lint
smalle band rond een zuil - annulet
smalle bergpas - bergengte, engte, kloof
smalle bloemenrand - border
smalle brug   vlonder, vonder 
smalle diepte   geul, gleuf, grebbe, grep, greppel, voor, vore,
smalle dikke beitel - schietbeitel
smalle doorgang   bergpas, engte, gangpad, pad, pas
smalle doorgang in de bergen - pas
smalle doorgang op zee - straat
smalle doorgang tussen rotsen - canyon, kloof
smalle draaizaag - afzetzaag
smalle dunne lat - richtel
smalle gang - steeg
smalle groef - gleuf, sleuf
smalle hoge voetbrug - vonder
smalle houtbeitel - steekbeitel
smalle inham - kreek
smalle landverbinding   istmus, landengte
smalle lange lap - reep
smalle lat   tengel
smalle leest - wespetaille
smalle lichtstraal - laserstraal
smalle loopbrug - passerelle
smalle onderzeese rug   rif
smalle ondiepte - gleuf, klip, mui, rif
smalle ondiepte langs het strand - zandbank
smalle ondiepte van verharde grond - klip
smalle opening   gleuf, kier, reet, richel, sleuf, spleet 
smalle opstaande rand   richel 
smalle plank van boven toegespitst - rachel, rafter
smalle plank   lat, plint, rachel, rachter, tengel, 
smalle rand of lijst   richel
smalle reep stof - bies
smalle reep zijde - lint
smalle roeiboot - wherry
smalle schop - spade
smalle sloep - giek
smalle sloot   grep, grebbe, grup 
smalle stof   lint
smalle straat - pad, steeg, slop 
smalle straat in Noord-Afrika - Soek, Souk
smalle strook   bies, lint, reep, repel, rib, strip
smalle strook als versiering - bies
smalle strook gekleurd papier - serpentine
smalle strook land, die in zee uitloopt -  landtong, nes
smalle strook land in water uitlopend - landtong
smalle strook land tussen twee vastelanden   landengte
smalle strook leer - riem
smalle strook papier - reep
smalle strook weefsel - lint
smalle strook ijzer - strip
smalle stroom   beek
smalle tak van een waterloop - sprank
smalle vaan   banderol, pennoen, wimpel
smalle vaargeul   kreek
smalle verbinding tussen twee vastelanden - landengte
smalle verhoging   ribbel
smalle verhoging aan een voorwerp - ribbel
 smalle voetbrug - kwaak, passerelle
smalle voetweg - pad
smalle voor   greppel
smalle weegbree - hondsbloem
smalle weg - doorgang, engte, ingang, nauwte, pad, ste(e)g, straatje, zeeëngte,
smalle weg over een berg   col, pas, zadel
smalle zuilengalerij - stoa (oud Athene), trifotium
smalhart - lancetvis
smaller mengen - versnijden
smalletjes   mager, schraal(tjes), sober,
smalligheid - ielheid, smalheid, tengerheid
smalneuzige aap   baviaan, chimpansee, gibbon, gorilla, hondsaap, mandril, meerkat, mensaap, orangoetang, slapstaart 
smalt   kobaltglas
smalte - engte
smaragd   esmerald, esmeraud, nevelsteen
smaradgroen - esmeraud, sinopel (wapenkunde)
smaragdkleur - groen
smarotsen - klaplopen, schransen, smullen
smart   droefheid, grief, hartzeer, huidplooiontvelling, kommer, kwel, leed, lijden, pijn, rouw, verdriet, wee, zielenleed
smart doen lijden - pijnen
smart gevoelen - lijden
smart veroorzaken - branden, gloeien, hinderen, priemen, pijnigen, schrijnen, smarten, treffen
smartegeld – schadeloosstelling,  vergoeding
smartelijk   bitter, doloreus, droef, jammerlijk, leeddragend, navrant, nijpend, penibel,  pijnlijk, schrijnend, treurig, triest, verdrietig
smartelijk (muz.)   dolorosa , doloroso
smartelijk gevoel   gemis 
smartelijk gevoelen - lijden
smartelijk gevolg   nawee 
smartelijk verlies - gemis
 smartelijk verloop - lijdensweg
smartelijke ervaring - grief
smartelijke gewaarwording - pijn
smart hebben - lijden 
smartig - ontvelt, open
smarting - vurigheid
smartlap - levenslied, schmalz
smart of rouw - leed
smart voelen - rouwen
smeden   aaneenwellen, bedenken, beramen, maken, ontwerpen, scheppen, uitdenken, vervaardigen, verzinnen, vormen 
smederij - smidse
smedig   buigzaam, kneedbaar, lenig, plooibaar, smeedbaar, smeu, smijdig, zacht
smeedbaar - ductief, hamerbaar, hamergaar, pletbaar, smijdig, snedig, welbaar
smeedbaarheid - ductiliteit
smeedbak   smidskoelbak 
smeedblok   aambeeld
smeedkolen - esskolen
smeedijzer met kruisvormige doorsnede - kruisijzer
smeeg   mager, schraal
smeegruis   kolengruis, smeekolen
smeekbede - gebed, petitie,  smeekgebed, smeking
smeekgebed -  litanie, smeekbede
smeekgezang - litanie
smeeklied - litanie
smeekschrift - bedelschrift, klaagschrift, libel, petitie, rekest, request, verzoek
smeent - fluiteend, smient
smeer   angel, consistentvet, crème, kaarsvet, olie, ongel,  pommade, reuzel, schoensmeer, slaag, sebum, smeersel, talg, talk, veeg, vet, wagensmeer,
smeerblad - dotterbloem, vetblad
smeerbloem - dotterbloem
smeerboel - beestenstal, rommel, troep, zwijnenstal
smeerbuik - pens
smeergeld - omkoopsom
smeerkalk   pleisterkalk 
smeerkanis   doerak,  viezerik 
smeerkees - smeerlap, viespeuk, viezerik, vuilpoets
smeerkruid   bremraap, smeerwortel 
smeerkwast, met de - lopen - pluimstrijken, vlijen
smeerlap - patser, slioeber, smiecht, viezerik, vlegel, vuilik 
smeerlapperij   liederlijkheid, patjakker, smerigheid, verkwister, viespeuk, viezerd, vuil(ig)heid, zwijnerij
smeerling   barbot, poelvis, (rivier)grondel, slijkvis, weervis
smeermiddel - glyserol, silicon, smeersel
smeerpijp - smeerpoets, vuilak, vuilik
smeerpoets - taddik, viespeuk,  vuilik
smeerpunt - nippel
smeersel - balsem, crème, linement, lubricant, opodeldok, pasta, politoer, smeermiddel, smering, strijksel, talkzalf
smeersel op brood - beleg, boter, jam, kaas, leverworst, margarine, marmelade, pasta, pindakaas, smeerkaas, smout
smeerstruik - smeerboompje, wasboompje
smeervloeistof   olie
smeerwortel - bingelkruid, donderboon, duivelsbeet, duivelsboon, ezelsoor, hemelsleutel, keelwortel, mercurialis, spekwortel, symphytum
smeet - klap, slag, worp
smekeling - implorant, klager, smeker
smeken   afprachen, afsmeken, bidden, prengelen, soebatten, suppliëren, verbidden, verzoeken, vragen (ootmoedig),
smekend verzoek   bede, gebed 
smekend vragen  - bedelen
smekend woord - bede
smeking   aanroep, gebed, smeekbede 
smelleken - dwergvalk, smerlijn
smele - deschampsia
smelt   magma, spiering, zandaal, zandspiering 
smelten -dooien, oplossen, vergaan, verkwijnen 
smelten van sneeuw en ijs   dooi 
smeltend - sentimenteel, vervlietend,  week
smelting - fusie, gieting, ineenvloeiing, liquatie, sentimnteel, week
smelting van metalen - legeren
smeltglas - brandverf, email,  glazuur
smeltpatroon - zekering
smeltstof - miasma
 smeltstop - zekering (elect.)
smeltwaterafzetting   esker, kame, oos 
smeltziekte - smeul
smeren - balsemen, invetten, kladden, klodderen, knoeien, morsen, oliën, strijken, talken, vleien, weggaan, weglopen, zalven
smergel   amaril 
smergeltang - amarilhout
smerig   beroerd, boos, ellendig, gemeen, goor, gorig, laag, laaghartig, min, morsig, olieachtig, oneerlijk, onfatsoenlijk, onnet, onrein, schandelijk, schunnig, vals, vettig, vies, vuig, vulgair, vuns, vuil, vunzig, weerzinwekkend
smerig en grof - gortig
smerige reuk - stank
smering - smeersel
smeris   agent, bink, diender, juut, klabak, politieagent, tuut
smet   blaam, blamage, klacht, klad, lak, ontsiering, plek, schande, schandvlek, smeur, spat, vlak, vlek, vuil
smetlijn - slaglijn
smets - flauw, laf, smakeloos, zouteloos
smetstof - contagium, miasma, serum, virus
smettarwe - brandkoren
smetteloos   blank, helder, helderwit, kuis, onbevlekt, rein, schoon, vlekkeloos, volmaakt, zuiver 
smetteloosheid - reinheid, zuiverheid
smetten   bemorsen, bevlekken, smoezelen, vuilmaken
smetten,van de huid - intertrugo
smeu - glad, lenig, smijdig, soppig, vettig zacht
smeuig - lekker, lenig, smakelijk, snijdig
smeulen - blakeren, broeien, nagloeien, veinzen, vunzen
smeur - feil, gebrek, smet
smeuren   bemorsen, bevlekken, bezoedelen 
smid - ijzerbewerker
smidsaambeeld - speerhaak, tas
smidse   smederij
smidsgereedschap - aambeeld, blag, hamer, koel(bak), tang
smidshaard   eest, ast
smidshamer - voorhamer, vuist
smidsterm - aanstuiten, stuiken
smidswerktuig - voorhamer
smidswinkel - smidse
smiecht   aterling, gemenerd, smeerlap, valsaard, viezerik, vuilak
smieg - handig, lenig, smijdig
smient - fluiteend, smeent, spekeend
smiespelen - fluisteren, smoezelen, smoezen
smiezen - smullen, schransen
smikkelaar - smulpaap
smikkelen - eten, smullen, snoepen
smodde - morsschort, slab, slabbetje, 
smoddervis - zeelt
smoel - aangezicht, babbel, bakkes, bek, facie, gelaat, gezicht, grimas, mond, muil, porem, tetter, toet, waffel 
smoelwerk - aangezicht
smoes   aardigheid, flous, grap, klets, praatje, uitvlucht, vertelsel, verzinsel, voorwendsel
smoesje - excuus, ontwijking, pratje, tierlantijn, tierelantijn, trucje, uitvlucht
smoezelen - smetten
smoezelig   beduimeld, goor, grauw, groezelig, kreukelig, onfris, smerig, vettig, vies, vuil
smoezen - femelen, kletsen, soebatten
smoezig - groezelig, smotzig
smog   mist, nevel
smok - (klap)zoen, snoepgoed 
smoken   dampen, roken, walmen 
smoker - roker
smokerig - rokerig
smoking - avondkostuum, galakostuum, herenjas 
smokkel - heimelijk, ongemerkt, sluik, sluikerij, sluikhandel,   smokkelarij, smokkelen, verholen
smokkelaar - contrabandier, defraudant, lorder, pungelaar, runner, sluiker, sluikhandelaar
smokkelarij - sluikhandel, smokkel
smokkelen   bedriegen, frauderen, ontduiken, sluiken, spieken, wegmoffelen
smokkelhandel - sluikhandel
smokkeltje - neuswarmertje, spiekbriefje, spiekpapiertje
smokkelwaar - contrabande, sluikgoed, smokkelgoed
smokken - dampen, kussen, walmen, zoenen
smook   damp, mist, nevel, rook, walm 
smoor - damp, mist, nevel, rook, walm
smoordronken - beschonken, laveloos, zat
smoorheet - snikheet
smoorklep - choke
smoorvol   eivol, stampvol, tjokvol
smoren - afremmen, begeren, dampen, dempen, doven, drosselen, misten, onderdrukken, roken, smachten, sudderen, uitdoven, vergaan, (ver)stikken, walmen, wurgen
's morgens - am
smorig - dampig, nevelig
smoring - stikking, suffocatie
smörrebröd - smorgas
smorzando (muz.)   wegstervend 
smots - dweil, slet
smotzig - groezelig, smerig, smoezelig, vuil
smous - bedrieger, sjacheraar, smoushond
smousen - bedriegen, sjacheren
smouserij - bedrog
smout - reuzel, smeer, smeerolie
smout(ter)ig - vettig 
smuiger - bedrieger, gluiper, stiekemerd
smuik - mist, nevel
smuiken - misten, motregenen
smuilen - glimlachen
smuk   opschik, sier(aad), tooi, versiering
smukken - opmaken, optutten, sieren, tooien, versieren 
smul - brasserij
smulbaard - epicurist, gastronoom, lekkerbek
smulbroer   apicius, brasser, gastrofiel, gastronoom, gourmand, lekkerbek, likkebaard, lucullus, opsomaan, smeerbuik, smikkel, smikkelaar smulbaard, smulbroer, smulgraag, smulpaap
smullen - banketteren, banquetteren, kiskassen, lekkerbekken, slempen, smiezen, smikkelen, snoepen 
smullend opmaken - teren
smuller - brasser, drinker,lekkerbek, slemper
smullerij   gastronomie
smulpaap   zie: smulbroer
mulpaperij - lekkerbekkerij
smulpartij - banket, brasserij, orgie, regaal, slemp, slemppartij, tractatie
smurrie - bagger, drek, modder, vuil
smijdig - buigzaam, glad, kneedbaar, lenig, smeedbaar, smeu, smeuig, smieg, vettig, zacht
smijdigen - vermurwen, verzachten
smijt - klap, smak, worp
smijten - gooien, keilen, kelderen, kogelen, kwakken, lazeren, mieteren, pleuren, schieten, smakken, trappen, werpen
smijter - gooier, vechtersbaas
smijtfilm - slapstick
Smyrna - Izmir
Smyrna, inwoner van - Smyrnioot
snaai   voordeel, winst
snaaien   betrappen (gewest.), kapen, pikken, rampassen, roven, snoepen, snuffelen, stelen, wegkapen, wegnemen, wegroven
snaak   bengel, clown, compère, deugniet, gast, gezel, grapjas, grappenmaker, guit, klown, kwant, kwajongen, kwast, kwibus, leukerd, malloot, nar, olijkerd, ondeugd, pias, potsemaker, rakker, rekel, schalk, schavuit, schelm, snuiter, vent, zot
snaaks   boertig, grappig, guitig, kluchtig, koddig, komisch, luimig, olijk, ondeugend, potsierlijk, schalks, schelms, spotachtig
snaaksheid - grappigheid, guitigheid, schalksheid
snaakshoofd - kabouter
snaar   draad, lor, meisje, pees, prul, schoonzuster
snaar (muz.) - corda, corde
snaarderij - prulleboel, rommel
snaarinstrument -
3    bas, cel
4    harp, lier, luit
5    banjo, benta, cello, citer, gamba, piano, viool
6    dombra, gitaar, spinet
7    bandola, basgitaar, cembalo, chrotta, klavier, mandola, pianola,       vleugel
8    bandoera
9    balalaika, contrabas, mandoline, violoncel
10  clavichord
11  klavecimbel
12  clavichordum
snaarinstrument, Antilliaans - benta 
snaarinstrument met klavier - piono(la)
snaarschijf - poelie
snabbel - bek, bijwerk, mond, bijverdienste
snabbelen - snateren, tateren
snack   hap, snap, snik, tosti, zucht
snackbar - cafetaria, snelbuffet
snaffel -  paardebit, trens
snak - beet, hap, map, snap, snik, zucht
snakerig   boertig, komiek, komisch 
snakerij   boert, gein, luim 
snakken   begeren, haken, happen, reikhalzen, smachten, verlangen
snakker - prater, snapper, snauwer
snap - hap, laatvlijm, lancet, snak, snik
snapachtig - babbelachtig, praatziek, praatzuchtig
 snapachtigheid - loquaciteit
snaper - naaldvis, sneper, zeepaardje
snaphaan - geweer, snoeshaan, snuiter, vent
snappen   arresteren, babbelen, begrijpen, betrappen, bevatten, doorzien, grijpen, happen, inzien, keuvelen, kwebbelen, kwetteren, pakken, praten,  snateren, tateren, vatten, vertellen voelen
snapper - babbelaar, babbelkous, dopper, kletsmeier, mond
snapperij -  gebabbel, gekeuvel, gesnap
snaps   borrel, jenever, oorlam, snevel, sterkedrank
snaps of borrel - neut
snapshot   foto, instantané, kiekje, momentopname 
snapster - kletskous
snar   bits, scherp, stekelig, taai, venijnig 
snaren bespelen - tokkelen
snarenophouder bij viool   kam 
snarenspanner - schroef
snarenspeeltuig - banjo, bas, cello, citer, gitaar, harp, lier, mandoline, viool
snarig - flink, geestig, snedig
snarren - bluffen, kijven, pochen
snars   jota, niets, sikkepit, zier
snater - babbel, bek, klepper, kwebbel, mond, neb, ratel, snavel, snuit, tater, waffel
snateraar - babbelaar, babbelkous
snaterachtig   babbelachtig 
snaterbek - babbelkous
snatereend - krakeend
snateren   babbelen, kakelen, kletsen, kwaken, kwebbelen, kwekken, ratelen, snabbelen, snappen, tateren
snateren van ganzen - gaggelen
snauw - algarade, grauw, kitval, snak, uitval
snauwachtig   bits, boos, kijfzuchtig, snauwerig,
snauwen - aansnauwen,  bassen, bekken, blaffen, bijten, grauwen, uitvallen
snauwerig - bits, boos, kijfachttig, nors, stuurs
snauwerig mens - snip
snavel   bek, neus, neb(be), snater, sneb, snuit, tater, vogelbek, waffel
snavelbies - rhynchospora
snaveldier   haaregel, mierenegel, vachtegel, vogelbekdier 
snavelkrokodil   gaviaal
snavelpunt van jonge vogels - eitand
snavelvormig - rostraal, rostriform
sneb - bek, snavel, waffel
snebben - kakelen
snebbig - snibbig, vinnig
snede   cesuur, coupe, dieresis, inkeping, incisie,  insnijding, jaap, kartel, kerf, kwetsuur, letsel, plak, scheur, schijf, snee snijwond, snit, spleet, taille, tranche, verwonding, vorm, wond(e)
snede brood - boterham
snede gras   zwad
snedegelijk - isotomisch
snede in luchtpijp - tracheotomie
snede van een boek bespikkelen - jasperen
snede van een mes - meskant
snedig   adrem, alert, bijdehand, energiek, gaar, geestig, gevat, gewiekst, handig, kernachtig, krachtig, pittig, prompt, puntig, raak, repartie, scherp(zinnig), schrander, slagvaardig, slim, snarig, spits, tersnede, terzake, vlug, vaardig, vlug, zinrijk  
snedig antwoord   repartie,  riposte
snedigheid   gevatheid, schranderheid
snee - glip, inkeping, inkerving, insnijdingjaap, kerf, kloof, meskant,  plak, (snij)wond, spleet, verwonding, wond 
sneep - kommel, neusvis, steenmeeuw
sneer   hatelijkheid, hoonlach, kwinkslag, scherts
snees - bedrieger, heler, landmaat, opkoper, rits, scharrelaar sjacheraar
sneetje - flistertje, wondje
sneetje brood met ei - uitsmijter
sneeuw   blankheid, grijsheid,  neerslag
sneeuw (grofkorrelig) - firn, sneeuwijs
sneeuw, overjarige  - fi(e)rn
sneeuwbal - viburnum
sneeuwbank - sastrugie, sneeuwwolk
sneeuwgors - duinputter, sneeuwputter, strandputter, zeeputter
sneeuwhoen - lagopus
sneeuwhut van een Eskimo   iglo
sneeuwjacht   blizzard 
sneeuwkleed   lijkwade 
sneeuwklokje - galanthus
sneeuwlaag, bevroren - harst
sneeuwmaand - nivose
sneeuwman   sneeuwpop 
sneeuwpanter - irbis
sneeuwputter   sneeuwgors 
sneeuwschaats   ski 
sneeuwschoen   ski
sneeuwsoort - firn
sneeuwspirea - rozenheester
sneeuwsport - skiën, sleeën
sneeuwstorm   barber, blizzard, sneeuwjacht 
sneeuwstorm in Rusland - boeran, burran 
sneeuwstorting - lawine, sneeuwval 
sneeuwvogel   pestvogel, sneeuwgors
sneeuwwit - lelieblank, leliewit, smetteloos, rein, vlekkeloos
sneeuwijs - firn
snel - aldra, allegro, alras, cito, dadelijk, dra, fluks, gauw, gehaast, gezwind, haastig, hard, ijlings, kwiek, levendig, overijld, prestó, prompt, pront, rad, rap, ras, schielijk, schrander slim, spoedig, spoorslags, subiet, tachy, vliegensvlug, vlot, vlug, weldra
snel (muz.)   allegro, presto
snel bewegen - scheren, schieten
snel draaien   tollen
snel handelen - rap
snel kwaad   driftig, opvliegend 
snel loopje - gangetje, sprintjevaartje
snel lopen - aan(benen), draven, hollen, looppas, racen,  rennen, snellen, sprinten
snel oorlogsvaartuig - korvet
snel ontploffend   brisant
snel ontroerd - emotioneel
nel praten   ratelen
snel spreken - tachyfrasie
snel vaartuig om berichten over te brengen - aviso
snel varend zeilschip in de Mldd. Zee - feloek
snel varende roeiboot - giek
snel verbreidende ziekte   epidemie 
snel verlopend - acuut
snel verslijtend   sleets 
snel voorbijgaan - vliegen
snel voortdrijven - aanjagen, aanzetten
snel voortgaan - aanbenen, aanpoten
snel zeilende één master - kotter
snel zeilende tweemaster - brigantijn
snel zeilende driemaster   klipper 
snel zeilschip   brigantijn, feloek, karveel, klipper, kotter
snelbakoven - magnetron
snelbinder   bagageriem 
snelblusser   schuimblusapparaat 
snelboot   motortorpedoboot 
snelbuffet - cafetaria, snackbar
sneldicht   epigram, puntdicht
snelheid   celeriteit, gang, gezwindheid, haast, pace, promptitude, radheid, rapiditeit, speed, spoed, tempo, vaart, vitesse, vlugheid
snelheid (Lat.) - velocitas
snelheid van de wind   windsnelheid 
snelheidskromme - hodograaf
snelheidsmaat -  knoop
snelheidsmaniak   kilometervreter, snelheidsduivel
snelheidsmeter - hydrogeenmeter, kilometerteller, pluviometer, podometer, log(instrument), pasteller, schredenteller, silometer, speedometer, tachograaf, tachometer, toerenteller, velocimeter,
snelheidsmeter van schip   log 
snelheidswedstrijd - race, sprint 
snelheid van lopen - draf, gang(etje), ren, spurt
snelkookpan   drukpan, hogedrukpan, pressure cooker, snelkoker 
snelle aanval   inval, overrompeling,  raid
snelle afwisseling van twee tonen - triller  
snelle beweging bij het schermen - uitval
snelle dans - foxtrot, wals
snelle draai - pirouette, volte, zwenking
snelle draf   galop, race, ren, run, sprint,  spurt
snelle draver - renpaard
snelle eindspurt - sprint
snelle gang   draf, galop, ren, run, vaart
snelle greep   graai, gris, snaai, snap
snelle haal - ruk
snelle hap   greep, snap
snelle korte ren - sprint
snelle loop - draf, galop, gang, looppas, race, ren, run, sprint, spurt, wedloop, ijl
snelle melodische figuur - passage
snelle overval   inval, raid
snelle pas - looppas
snelle ren - draf, race, sprint, spurt
snelle rilling - huivering
snelle springdans - huppeldans, saltarello
snelle strooptocht - inval, marode, overval, raid
snelle toonwisselingen   triller 
snelle vlucht   hazenpad
snelle volksdans - tarantella
snelle voortgang   haast, progressie, snelheid, spoed, vaart,
snelle wending   pirouette, volte 
snelle Zuidit. dans - tarantella
nelle zwenkingen - caracole, karakol
snellen - benen, lopen, draven, haasten, hardlopen, hollen, ijlen, jagen, racen, rennen, spoeden, vliegen, spurten, vliegen
sneller dan het geluid - hypersoon, supersonisch, supersoon
sneller draven - aandraven
sneller lopen - aanlopen
sneller voortdrijven - aanjagen
snelloop - galop, sprint
snelroeien met gondels in Venetië - regatta
snelschrift   brachygrafie, citograaf, steno(grafie),  tirografie
snelschritt met verkortingen - brachygrafie
snelschrijlkunst met verkortingen - brachygrafie, steno
snel schrijfmachine - tachotype
snelschrijven   stenograferen 
snelschrijver - stenograaf, tachygraaf
sneltrein - berglandexpres, expres, intercity, sprinter, T.E.E., Rheingold,  spoortrein
snelvarend jacht - aviso (snel, licht)
snelvarend oorlogsschip - torpedojager
snelvarend stoomschip - paket
snelvarend zeilschip in Middellandse zee - feloek
snelverkeersweg   autobaan, autostrada, rijksweg, snelweg, 
snelvoetige Griekse held voor Troje - Achilles
snelvuurgeweer - mitrailleur
snelvurend kanon - pompom
snelvuurwapen - mitrailleur
snelwandelen - aanbenen
snelweg - autobaan, autoweg, vierbaansweg
snellijk - haastig, spoedig
snelzeilend schip - jacht, karveel, klipper, korvet
snelzeilende driemaster - fregat, klipper
snelzeilende tweemaster - brigantijn
snepper - flebotoom, laatvlijm, lancet
sneren - honen, schamperen, spotten
snerken - knetteren, schroeien, sissen, snirsen
snerpen - branden, gloeien, krijsen, schrijnen, snijden, striemen 
snerpend - snijdend, verstijvend, ijzig
snert - erwtensoep, flut, gekkenpraat,  niets, rot, waardeloos 
sneu   hard, jammer, spijtig, teleurstellend, teleurgesteld, 
sneukelen - snoepen
sneuvelen   breken, omkomen, sneven, sterven
snevel - jenever,  neb
sneven - omkomen,  sneuvelen, sterven
snezen   helen, kapen, opkopen, wegnemen
snibbig   begerig, bits, bijtend, kattig, kwaad, nors, stekelig, tuk, vinnig
snibbige vrouw of meisje - snibbe
snibbigheid - vinnigheid
sniffen - huilen
snik - ademtocht, hik, nik, nok, onwijs, snap, trekschuit
snikheet   smoorheet
snikken   huilen, nokken, schreien, snotteren, wenen
snip - bokje, borrel, dronken, griet, grutto, insnijding, keep, kemphaan, kievit, kluit, knor, sabelbek, snede, steltloper, strandruiter, verkouden, wulp
Snip en Snap spektakel - revue
snipachtige vogel - (steppenvorkstaart), griet, grutto, kluit, kluut, kraanvogel, oeverloper, plevier, pluvier, steltkluit, wulp
snippeling - snipper
snippennet - flouw, schakelnet
snipper   flard, ietsje, reep(je), stuk
snipperbak   prullenmand 
snipperdag   baaldag, vakantiedag, verlofdag, vrijedag,  
snippermand - prullenmand
snipstruis - kiwi
snipvis - zeesnip
snipwerk - beuzelwerk
snirsen - schuifelen, sissen, snerken
snit   coupe, fatsoen, leest, model, pasvorm, snede, taille, vorm
snit of coupe - pasvorm
snit van een kapsel - coupe
snit van kleren - coupe
snob - dikdoener, huichelaar, opschepper, parvenu, patser, poen, poet, pral(er), proleet, sjappie
snode daad - euveldaad, misdaad
snoeftaal   grootsprekerij, opschepperij, pocherij
snoeien - afsnijden, inkorten, snoepen, wegknippen 
snoeigoed - snoepgoed
snoeihout - snoei
snoeimaand   februari, maart 
snoeimes   heep, hiep, sikkel 
snoeischaar - tuinschaar, snoeitang
snoeisel - afval, slum
snoeitang   papegaaisbek, papegaaienbek
snoeitijd   snoeimaanden 
snoek   geep
snoekachtige zeevis - geep, murene, spionnetje
snoekbaars - sander, zander
snoekenblad   pijlkruid, waterlelie 
snoekje - grassnoek
snoeklijn -  fleur
snoekvis - esox, hondsvis, snoek, tandkarper, umbra
snoep - bonbon, chocolade, drop, hopje, lekkerij, lekkers, toffee, ulevel, versnapering
snoepachtig - lief, schattig, snoeperig
snoepballetje - zuurtje
snoepen - genieten, sabbelen, smikkelen, smullen 
snoeper - sneukelaar
snoeperig   aardig, beeldig, lief, schattig
snoeperij - lekkers, noga, nougat, zoetigheid
snoepeter - snoeper
snoepgoed - bonbon, cake, chocolaatje, chocolade, drop, flikje, gebak, hopje, karamel, katjesdrop, kersebonbon, koek(je), lekkernij, lekkers, likeurbonbon, lintdrop, lolly, noga, nougat, pepermunt, praline, snoep, speculaas, suikergoed, toffee, toverbal, ulevel, versnapering, zuurstok, zuurtje
snoepje - griot, karamel, lekkers
snoeplustig   snoepachtig, snoepzuchtig
snoer    bajadère, band, collier, draad, halsketting, hengelsnoer, karkant, keten, ketting, koord, kordon, lkralensnoer, acet, lias, lis, lus, lijn, meetsnoer,  nestel, parelsnoer, paternoster,  reeks, richtsnoer, riem, rozekrans, rijgsnoer, sim, tali, touw, veter
snoer om papieren aan te rijgen - lias
snoer van bloedkoralen -  bajadère
snoer van brieven - lias
snoer van gitten - bajadère
snoer van hengel   sim
snoeren - passement, strengelen, vastmaken 
snoerenvormende bacterie - streptococcus
snoertje - nestel
snoerwormen - nemertinae
snoerzool   sandaal
snoes   dot, engel, schat, liefje, lieverd schattebout, troel
snoeshaan - gezicht, kwant, schattebout, mond, opschepper, rare, snoeter, snuit, toet, zonderling 
snoet - facie, gelaat, gezicht, mond, snuit, toet
snoeven   bluffen, brallen, geuren, grootspreken, lawaaimaker, opscheppen, opsnijden, pochen, pralen, pronken, roemen, schitteren, zwetsen
snoever - aansteller, babbelarij, blaaskaak, blagueur, bluffer, bram, bramarbos, branie, dikdoener, druktemaker, fanfaron, flierefluit, gekakel, geurmaker, grootspreker, kakelaar, kwast, ophakker, opschepper, opsnijder, overbluffen, pochhans, poen, pocher, praler, praalhans, praatjesmaker, pronker, schreeuwer, windbuil, zwetser
snoeverij - bluf, bravade, gepoch, grootspraak, opschepperij, opsnijderij, pocherij, rodomontade
snoezig - aardig, allerliefst, beeldig, doddig, lief, lieftallig, schattig, snoeperig
snokken -  snikken
snol   hoer, lichtekooi, prostituée, slet, straatmeid, temeier
snollen - snuffelen
snood - arglistig, boos, boosaardig, eerloos, gemeen, hard, infaam, kwaad, laag, min, misdadig, scherpzinnig, schrander, sinister, slecht, verdorven, zondig
snood verleider   Mefisto 
snoodaard - boef, boosdoener, booswicht, deugniet, gemenerik, onmens, onverlaat, schurk, schavuit, valsaard
snoodheid   boosheid, slechtheid 
snor   knevel, moustache, neushaar, snorbaard
snorbaard - knevel, moustache
snorder   koetsier, kramer, taxi, venter
snorfiets - bromfiets, brommer 
snorkel - luchtpijpje, snuiver
snorken   ronken, pochen, bluffen, grootspreken, snoeven, snurken
snorker   pocher, snoever, zwetser 
snorkerig   pochend, poenig, opscheppend
snorkerij   bravade,  snoeverij
snorren   betrappen, brommen, gonzen, pakken, ronken, snappen, speuren, spinnen, suizen, zoeken 
snorrepijperij - prul(laria)
snot - kippenzikte, kwijl, mucus, neusvocht, pip, snotziekte 
snotaap - belhamel, bengel, blaag, druipneus, rekel, snotjongen, snotneus - bengel, blaag, druipneus, kwajongen, vlegel
snotblok - boomkont
snotjongen - bengel, kwajongen
snotlap - zakdoek
snotneus   blaag, bengel, druipneus, kwajongen, rekel, snaak, snotaap, snotjongen, vlegelnikken
notteren - huilen, schreien, s
snuf - geur, lucht, reuk, snuiftabak, trant
snuffelaar - navorser, neuzelaar, onderzoeker, pottenkijker, speurder
snuffelen - doorzoeken, inademen, naspeuren, nazoeken, neuzelen, neuzen, onderzoeken, opsporen, rommelen, snuiven, speuren, speurneus, struinen, zoeken
snuffert   gelaat, gezicht, neus
snufje   iets, ietsje, luchtje, modeartikel, nieuwigheid, pietsie, pietsje, reuk, reukje, tikje,
snugger   bevattelijk, bij, bijdehand, intelligent, kwiek, levendig, pienter, schrander, slim, sluw, vlug, waakzaam, wakker
snuif - rapé
snuifje - beetje, pries, prise
snuifmiddelen - ether, tri
snuiftabak   karot, macuba, makuba, negrillo, nieskruid, rapé, snuif
snuisterij - bibelot,galanterie, prul, 
snuit -  aangezicht, bek, facie, gelaat, gezicht, mond, neus, slurf, snoet, vlasafval
snuitaap - makaak, maki(bi), mangoe
snuit van olifant   slurf, tromp 
snuitdier   mastodont, olifant, slurfdier, tapir, varken
snuitdoek - zakdoek
snuiter - apostel, gast, gezel, guit, knul, komiek, kwant, kwast, kwibus, nar, olijkerd, schalk, snaak, snoeshaan, sijs, vent, vogel, zonderling
snuitkever - bladroller
snuitkevers - curculionidae
snuitmot - crambus
snuitrund - tapir
snuittor - kalander, muiskever
snuiven -briesen,  priseren, snuffe(le)n
snuivend brullen - briesen
snuiver - junk, snorkel, stookhok
snuiving - tocht, trek
snurken - maffen, knorren, ronken, snorken, snorren 
snurker - maffer, ronker, slaper, snuiter
snurrevaad - zegen
snijbiet - beetwortel
snijboon - aparte, rare, zonderling 
snijden - afsteken, couperen, fijnmaken, kerven, lubben, ontleden, oplichten, overvragen, seceren, snerpen, splijten, trancheren,  zagen
snijdend - scherp, snerpend 
snijden van miniatuurvoorstellingen - glyptiek
snijder - coupeur, kleermaker, tailleur,
snijdervogel - prinia, tjitji
snijgereedschap - mes
snijkant - doorsnede, doorsnijding, intersectie, kruising, kruispunt, lemmer, lemmet, neg, scherp, snee, snijpunt
snijkamer -  ontleedzaal
snijkant van mes - neg(ge)
snijpunt - kruispunt.
snijpunt van zes wegen - zes sprong 
snijriem - roeispaan
snijtand - voortand
snijvlak - doorsnede
snijvlak van een stuk vlees - aansnit
snijwerktuig - lancet, mes
snijwond - jaap, snede, snee
snijzaal - ontleedzaal
so easy - knijpbril
sobbelen - strompelen, struikelen
sober   afkerig, arm, armoedig, bescheiden, eenvoudig, frugaal, gewoon, ingetogen, karig, magertjes, matig, modest, nederig, ongekunsteld, onopgesmukt, schraal, schriel, spaarzaam, streng, 
soberheid - eenvoud, frugaliteit, matigheid, nederigheid, schaarste, sobri-teit
sociaal   maatschappelijk
Sociaal Economische Raad   S.E.R. 
Sociaal Democratische Arbeiders Partij   S.D.A.P.
Sociaal economische Instelling - S.E.R.
Sociaal-revolutionairen, voorlopers van de – narodniki
sosiale kring - millieu
sociale raad, voorloper van de - armenraad
sociale wetenschap - economie, sociografie, sociologie
Socialistische Federatieve Sowjet Republiek   S.F.S.R., U.S.S.R.
Socialistischekleur - rood
Societatis Jesu   S.J., jezuïet(en orde) 
Société Anonyme   SA, N.V. 
Société anonyme Belge d'exploitation de la navigation aerienne - Sabena 
sociëteit   club, genootschap, gezelschap, soos
sociëteit van een studentencorps - N.I.A., PHRM, Minerva, Phoenix
socotra, hoofdstad van - Tamrida
soda - kelp (uit wier of zeegras), natriumcarbonaat, natron, polkazeep, reinigingsmiddel
sodium - natrium
Sodom - edom
sodomiet - bogger
so-easy - knijpbril, lorgnet, pincenez
soebatten   smeken, smoezen, vleien, vragen, zaniken 
Soedanneger - nigritiër
soelaas   hulp, solaas, steun, troost, uitkomst, verlichting, vertroosting, verzachting
Soedanese heerser -  almani
Soedanees volk - Fulbe
Soedantaal - zie negertaal
Soefi-orde - tarika
Soefisme, lid van het - derwisj
Soela-eilanden, een der - Mangole, Soelabesi, Taliaboe
Soemerische rijk (hoofdstad van het) - Ur
Soenda-eilandern, een der - Alor, Bali, Borneo, Celebes, Flores, Java, Lombok, Omba(a)i, Sumatra, Timor
Soendanees muziekinstrument - angkloeng
soep   aardappelsoep, consommé, erwtensoep, groentesoep, linzensoep, oxtailsoep, potage, preisoep, snert, tomatensoep, vermicellisoep, vissoep
soep, heldere - consommé
soep met gekookte paling - aalsoep
 soeparoma - maggi
soepbeen - mergpijp
soepel   agiel, buigzaam, elastisch, flexibel, inschikkelijk, lenig, maniabel, meegaand, meegevend, plastisch, plooibaar, soupie, toegevend, wendbaar 
soepel zijn - meegeven
soepelheid   elasticiteit, lenigheid, plooibaarheid, meegaandheid, buigzaamheid, flexibiliteit, souplesse
soepel leer - saffiaan
soepgroente - boontjes, brunoise, eppe, look, peterselie, prei, schorseneren, selderie, selderij, tomaat, ui, worteltjes
soepie - pleps
soepkom - soepschaal,  terrine
soepschotel - terrine
soepstengel - stereolet
soepvlees   bouilli, poelet, poulet, rundvlees (mager)
soepzootje   mengelmoes, rommeltje, vleesafval 
Soer - Tyrus
soerat (Ind.) - brief
soes - dommel, dromer
soesa   beslommering, drukte, last, moeite, omslag, ophef,  poespas, rompslomp, spats, poespas
soeverein   onafhankelijk, oppermachtig, verheven, vorst
soevereine staat   mogendheid 
soevereiniteit   heerschappij 
soezen - doezelen, doezelig, dommelen, dromen, druilen, dutten, mijmeren, slapen, sluimeren, suffen, uilen
soezend peinzen - suffen
soezerig   doezelig, dommelig, dromerig, lodderig, loom,slaperig, suf(fig.), sufferig
soezig - dommelig, lodderig
sof - afgang, fiasco, knudde, mislukking, pech, slecht, strop, tegenslag, tegenvaller, teleurstelling
sofa   canapé, coach, divan, ligbank, lounge, ottomane, rustbank
sofakussen - paresseuse
sofiekruid - fiekruid, vuurkruid
sofisme - drogreden, redenering (spitsvondig)
sofist - drogredenaar
sofisterij   chicane, drogredenering, spitsvondigheid
sofistisch - spitsvondig
soft - rustig, zacht
softa - student (Turks, Perzisch)
soigneur -  soigneus, verzorger, zorgvuldig
soigneus   zorgvuldig
soiree - avondpartij, raout
sojakaas - tahoe, tofie
sojasaus - ketjap
soja uit peulvrucht - ketjap
sok   anklet, kous, mof, sukkel, valkenzak
sokkel - postament, voetstuk, zuilvoet
sokophouder - jarretel
sok voor heren - anklets
solaas - soelaas, verlichting, verzachting
solanacee - aardappel, atopa, belladonna, bilzenkruid, bitterzoet, boksdoorn, dolappel, elfdrank, lycium, nicandra, petunia, physalis, solanum, tabak, tomaat, wolfskers
solanales - tubifloren
solarium   zonnebad
soldaat - alpenjager, ambulancier, artillerist, big, boche, bombardier, cavallerist, dienstplichtige, dragonder, fuselier, genist, g.i. (gouv. issue), grenadier, hoornblazer, huzaar, infanterist, jager, kanonnier, karabinier, kolvenier, krijger, krijgsknecht,  krijgsmakker, krijgsman, kurassier, landstormer, legionair, marechaussee, marinier, milicien, militair, mitraillist, muskettier, ordonnans, piekenier, piot, planton, poilu, pontonnier, recruut, rekruut, remplacant, reservist, schansgraver, scherpschutter sansculotte, sappeur, schutter, strijder, tamboer, tamboermaître, tirailleur, tommy, torpedist, treinsoldaat, ulaan, vedette, vliegenier, waardgelder, waarnemer, ziekendrager
soldaat aan het front - g.i.(Amer.), poilu (Fr.), tommy (Eng.)
soldaat, als van een - soldatesk
soldaat (bereden) - cavalerist, huzaar
soldaat bij de genie - genist
 soldaat bij het geschut - kanonnier
soldaat der eerste klasse - éénpitter, spandri (Ind.),
soldaat der genie - mineur
soldaat die zijn opleiding beëindigd heeft   filler
soldaat gewapend met een musket -  musketier
soldaat in de voorste linie - tirailleur
soldaat in guerrilla - partizaan
soldaat in het Romeinse leger - legioensoldaat, legionnair
soldaat in het voormalige Brits-lndische leger - ghurka, hurkha, goerkha
soldaat ingedeeld bij de tuchtklasse - klassiaan
soldaat koerier - planton
soldaatloteling - milicien
soldaat onder Cromwell   rondhoofd 
soldaatstroper - maraudeur
soldaat te paard   cavalerist, huzaar, kurassier, lansier, ulaan
soldaat te voet - infanterist, landknecht
soldaat uit de dertigjarige oorlog - pappenheimer
soldaat van Achilles - myrmidon
soldaat van de militaire politie - gendarme, marechaussee
soldaat van de lichting - milicien
soldaat van de paus   zoeaaf 
soldaat van een nieuwe lichting - recruut
soldaat van vroeger - kurassier
soldaat zijn   dienen
soldanella - alpenklokje
soldaten - krijgsvolk
soldaten aanwerven - enroleren, ronselen
soldaten africhten - drillen
soldatenbende - saldateska
soldatenbrood - commiesbrood, kuch
soldatencomité - junta
soldatendeken - kombaars
soldatendracht (16e eeuw) - casaque
soldateneetgerei - mesting
soldatenjas - attila, huzarenbuis, overjas, schansloper, tenue, uniformjas
soldatenkleding - tenue, tuniek, uniform
soldatenkost   bonen, commies (brood), kuch, legerkost, menage, rats, snert
soldatenloon - bezoldiging, gage, soldij, traktement, wedde
soldatenloopwacht - patrouille
soldatenmuts - baret, kepie, sjako
soldatenpak - uniform
soldatenpet - sjako
soldaten raad   sowjet 
soldatenregering - stratocratie
soldatenrugzak   ransel 
soldatenschoen   kist(je) 
soldatenslaapkamer - chambree
soldatentas   ransel, pukkel
soldatentent - legertent
soldatenuitrusting - battledress, tenue, uniform
soldatenverblijf   chambree, bivak, bunker, garnizoen, kamp, kazemat, kazerne, kwartier, legering, legerkamp, tent
soldatenvolk - krijgslieden, krijgsvolk, soldateska
soldaten werven - ronselen
soldatenwerver   ronselaar 
soldatesk   martiaal, militair, krijgshaftig,  strijdbaar
solde - opruiming
soldeer - lasmetaal
soldeermateriaal - tin
soldeerwater - lorum
soldeerzout - amoniumzinkchloride
soldenier   huursoldaat
soldij   bezoldiging, gage, loon, salaris, soldatenloon, traktement, werkloon, zakgeld
solemneel   plechtig
solfatare - zwavelbron
solfège - solmisatie, zangoefening
solfer - lucifer, sulfer, zwavel 
solidair - eensgezind, saamhorig
solidariteit   saamhorigheid
solide   best, beter, betrouwbaar, braaf, degelijk, deugdelijk, duurzaam, eerbaar, eerlijk, flink, hecht, kredietwaardig, massief, ordelijk, rechtschapen, sterk, stevig, vast
sollidee - bonnet
soliditeit - stevigheid, vastheid
sollissitant - dinger, kandidaat
solideetje   bonnet, priestermuts
solideren - bevestigen
soliditeit   betrouwbaarheid, degelijkheid, hechtheid, ordelijkheid, stevigheid 
solist - alléénspeler, obligatist, solospeler, solozanger
soliste - zangeres
solistenvoordracht   recital 
solitair   afgezonderd, celibatair, diamant (afzonderlijk gezet), dier (niet in de troep levend),eenzaam, enkel, kluizenaar, quadrillespel,  ring (met één steen), vrijgezel
sollen - jonassen, plagen, slepen, sleuren, trekken
sollicitant   dinger, kandidaat
solliciteren - aanzoeken, dingen
solo - alleen(zang), enkel, enkelspel
solospeler   solist
solo-uitvoering - recital   
solozang - aria, monodie
solozanger - solist(e)
solstitium   keerpunt, zonnestilstand, zonnewende
solutie   oplossing, plakmiddel
solveren - afdoen, oplossen, vereffenen
Solomonseilanden, een der - Bauro, Boeka, Bougainville, Choiseul, Guadalcanal, Makira, Malaita, Ysabel
Solomonseilanden, hoofdplaats van de - Honiara
Solos-eilanden, een der - Adonara, Lomblen, Solor
som   bedrag, einduitkomst, facit, geldbedrag, opgave, optelling, somma, summa, tantum, totaal, uitkomst, vraagstuk
som van een kwadraat en de wortel daaruit - pronikgetal
Somalische hoofdstad   Djibouti
somatisch    fysiek, lichamelijk
somatische deling - meiose, mitose
somber - akelig, armoedig, bedrukt, betrokken, desolaat, dompig, donker, doods, droefgeestig, droevig, duister, jammerlijk, klaaglijk, luguber, mesto, mineur, mismoedig, mistroostig, morose, naar(geestig),  pessimistisch, saturninisch,sinister, tragisch, treurig, triest, verdrietig, vreugdeloos, zwaarmoedig, zwartgallig
somber   (muz.) mesto, maesose 
somber en stil   doods
somber gestemd - bedrukt, depressief, down, naargeestig
somber stemmen - deprimeren
somber stemmend - naargeestig
somber van toon - mineur
sombere stemming - dysforia
somberheid - morositeit,  naargeestigheid, somberte
somma   bedrag, geldsom, prijs, totaal 
sommatie   aanmaning, bevel, dagvaarding, eis, exploot, opvordering 
sommeren   aanmanen, eisen, optellen
sommetjes   tafel(s)
sommige   enige, enkele 
sommiteit - kei, kopstuk (fig.), kraan, uitblinker
somnambule   helderziende, slaapwandelaarster
somp   moeras
sompig   drassig, moerassig
somptueus - kostbaar
soms   allengs, altemet, bijgeval, bijna, bijwijlen, eventueel, indien, meteen, misschien, mogelijk, nu en dan, somtijds, somwijlen, temee, temet, temets, terstond, toevallig, weleens, wellicht, zelden 
somtijds – altemet, bijgeval, bijwijlen, soms, weleens,
somtueus   weelderig
somwijlen - soms
Son Altesse Royale   SAR., H.K.H., Z.K.H.
Sonant - vokaal
sonate, deel van een - adagio, allegro, andante, menuet, rondo, scherzo
sonate, kleine - sonatine
sonate van L. van Beethoven - Frühling, Hammerklavier, Mondschein, Pathétigue, Sturm, Waldstein
sonde - collector, peillood, peilstift, specillum 
sondeelballon - sonde
sonderen - peilen, polsen, uithoren
song - lied
sonnet - klinkdicht, klinkerd,
sonnet, deel van een - kwatrijn, terzine
sonnettendichter - Dante, Goethe, Heine, Keats, Kloos, Perk, Milton, Rike, Shakespeare, Shelley
sonometer - klankmeter
sonoor   helderklinkend, klankvol, welluidend
Sonora, hoofdstad van - Hermosillo
Sonora, rivier in - Asuncion, Mayo, Vaqui
soort   aard, allooi, categorie, familie, genre, genus, geslacht, kaliber, keuze, klasse, kwaliteit, pluimage, ras, rubriek, set, slag, sortering, specie, species, trant, type, variëteit 
soort aal - botervis, kataal, kongeraal, lebaal, meeraal, montee, nebaal, nebbeling, prik, ridderaal, rivieraal, slangeaal, zeeaal
soort aanhangwagen - tender
soort aanslag   roet
soort aap   baviaan, gorilla, lori, mandril, mantelbaviaan, meerkat, mensaap, slingeraap
soort aardappel   bintje, eigenheimer, doré, malta, poter
soort aarde   beekklei, geestgrond, grond, grondsoort, hoogveen, humus, keileem, laagveen, lei, leem, loss, moer, oer, rivierklei, smergel, veen, zand, zeeklei,
soort aardewerk   faience, plateel, pot
soort aardhars   ozokeriet, retiniet, rivierklei
soort aardolie - nafta
soort aardwas - ozokeriet, parafine
soort acacia - mimosa
soort accoord - drieklank
soort adelaar - koningsarend, steenarend, visarend, zeearend
soort adelaarshout -  agallochehout
soort ader - aorta, arterie
soort afrastering - heining, hek, omheining
soort Afrikaanse droge wind -  harmattan   
soort Afrikaanse woestijnwind - chamsin
soort afvalbak - biobak papierbak, plastickbak
soort agave - oloë
soort ahorn - esdoorn
soort akker - stoppelveld
soort akte - bul    
soort alkaloïde in tabak -  nicotin
soort alvertje - moertje
soort Amerik. bunzing - skunk
soort anjelier - duizendschoon
soort anker   dreg
soort antenne - dipool, radioantenne, taster, voelhoren
soort antilope   blesbok, blauwbok, bongo, bontebok, gaffelhert, gazelle, gems, gnoe, hartebeest, hertebeest, hertepaard, impala, koedoe, sassaby, topi
soort anijslikeur - pastis
soort aperitief - byrrh
soort appel   aagt, bellefleur, cox, delicious, ermgaard (zoet), goudpepping, goudpippeling, goudrenet, granny, Groningerkroon, guldeling, jam, jonathan, joop, kalvijn, kersappel, lemoen, notarisappel, ossekop, paradijsappel, pippeling, ramboerzing, rammelappel, reddelicious, reinet, renet, ribbeling, seedling (zuur), sterappel, stoofappel, ijzerhard, ijzerkruid
soort appelstroop - kroet
soort appelwijn - beverage, cider
soort Arabische woestijnwind -  chamsin
soort arak (Indon.) - brem
soort arrest - sententie, vonnis
soort artikelen \- galanterieen, galanteriewezen
soort asbest   aardvlas, amiant, eterniet
soort asbestcementlei - eterniet
soort asfalt - bitumen   
soort assurantie - allriskverzekering, autoverzekering, bagageverzekering, brandverzekering, dakverzekering, inbraakverzekering, levensverzekering, molestverzekering, ziekteverzekering
soort auto – bestelauto, dieplader, hofauto, jeep, huisvuilauto, landrover, personenauto, praalwagen, raceauto, sedan, sportauto, sportwagen, stationcar, tankauto, trouwauto, veeauto, verhuiswagen, vrachtauto, zandauto, ziekenauto
soort baard - bakkebaard, ringbaard, sik
soort baars - lipvis, pos, stekelbaars, soort
soort bacchanaal   orgie
soort bacil - bacterie, coccus, spiril, spirocheet, virus
soort bacterie   bacil, coccus, spiril, spirocheet
soort baken - tonneboei
soort baksteen - ijsselsteen
soort bakvis   nest, nuf, tiener 
soort balans - unster
soort balk - bint, dakbalk, grondbalk, keper, kesp, notenbalk, schildbalk, spant, steunbalk
soort balkon - platvorm
soort ballet - dodendans, figuurdans, harlekinade, sabeldans, toneeldans, toverballet, zwanendans
soort balsem - creme, harssoort, nardus, opbeuring, perubalsem,  smeersel, troost
soort balspel - basketbal, biljart, grondbal, handbal, hockey, honkbal, kastie, katsen, kegelen, korfbal, rugby, softbal, tennis, voetbal, volleybal, zaalvoetbal, zitvoetbal
soort bamboe -  obor
soort banaan - bacove, pisang
soort bankier   emittent
soort barnsteen   gagaat
soort barometer - bakbarometer, barometrograaf,  doosbarometer, drukkingsmeter, hevelbarometer, kwikbarometer,  luchtdrukmeter, microbarometer, weerglas, weerhuisje 
soort bazuin   klaroen, trombone, trompet
soort bed   brits, divanbed, hospitaalbed, kantelbed, kermisbed,  kinderbed, kinderledikant, ledikant, logeerbed, opklapbed, twijfelaar, veldbed, wieg,  
soort bediende   baboe, butler, djongos, huisknecht, kebon, kelner, keukenmeid, kindermeid, kokkie, lakei, ober, portier, werkster
soort beeld -  image, imago
soort beeldspraak -  metafoor, metafora, vergelijking    
soort been -  atlas, bekkenbeen, borstbeen, bot, bovenbeen, dijbeen, ellepijp, elpenbeen, halsbeen, handbeen, heiligbeen, heupbeen, hielbeen, ivoor, kaakbeen, knieschijf, knok, knokkel, koot(je), kraakbeen, linkerbeen, onderbeen, opperarmbeen, rechterbeen, scheenbeen, schonk, schouderbeen, slaapbeen, sleutelbeen, spaakbeen, voetbeen(tje), voorhoofdsbeen  
soort beer - buidelbeer, grizzly, grizzlybeer, honingbeer,      koalabeer(Austr.), kraagbeer, landbeer, lippenbeer, mierenbeer,    neusbeer, panda, poolbeer, rolstaartbeer, ijsbeer, wasbeer
soort behangselpapier  -  reliëfpapier   
soort beitel - fermoor, groef beitel, guts, hak, handbeitel, kant, kap, katel, kist, klief, kloof, knier, kol, kou, kruis, moker, poleer, rits, scharnier, schiet, schrood, slag, slecht, steek, tand, warmbeitel, ijzer 
soort bekken - cimbaal, kom
soort bel - zoemer
soort belasting - accijns, belasting, b.t.w., cijns, dijkgeld, grondbelasting, l.b., i.b., inkomstenbelasting, omroepbijdrage, omslag, patentrecht, personele precario, polderbelasting, rioolbelasting, sluisgeld, straatbelasting, tiend, tol, vermogensbelasting, 
soort bemiddelaar   advokaat, koppelaar, makelaar, ombudsman, tussenpersoon
soort bemiddelaarster - koppelaarster
soort benzine   Aral, boron, Esso, gasoline, Pam, Shell, super, tetra
soort beoordelaar - arbiter, criticus, examinator, jurylid,
recensent, axateur
soort bergkristal - citrin, dragoniet, iris, kwarts, morion
soort bergopening - krater
soort bergplaats   diepvries, doos, kast, kist, koelcel, lade 
soort beroemdheid - diva, ster
soort bes - aalbes, bosbes, klapbes, kruisbes
soort beschermeling   protégé 
soort betelplant - sirih
soort betimmering - bekuiping
soort beton - gasbeton, bimsbeton, houtbeton, klinkerbeton, korrelbeton, kurkbeton, schuimbeton, slakkenbeton, sperulitebeton, zaagselbeton
soort beugel - klink
soort beverstof - fustein
soort bewegingsziekte -  luchtziekte, wagenziekte, zeeziekte
soort bewusteloosheid   coma 
soort bezem - luiwagen
soort bier   alant, ale, bockbier, bokbier, donker, eel, faro, gerstebier, lager, lambiek, pils, pilsener, pilsner, porter, seef, stout, trappist
soort bierkan - but, pul
soort biljartspel - potspel, trok
soort bindmiddel - mordant
soort biscuit - creamcracker, mariabiscuit, Patria, petitbeurre
soort bison - oeros, wisent
soort bitterhout - kwassie
soort bitterkalk - dolomiet
soort blauw - hemels, kobalt, koren
soort blei   brasem
soort bliksem - parelmoerbliksem
soort bloedcel - bloedplasma, rode bloedlichaampjes,
witte bloedlichaampjes
soort bloedhond - Cubaanse hond
soort bloeding - ecchymose, hematoom, petechiae, purpura
soort bloedlichaampje   lymfocyt 
soort bloedvergiftiging - uraenamie
soort bloeiwijze   aar, bijscherm, pluim, scherm, tros, tuil, waaier
soort bloemkool - brocceli
soort bloemstuk   boeket, bos, corsage, krans, ruiker, toef
soort blouse - hes kiel
soort boei   belboei, brulboei, lichtboei, markeerboei, reddingsboei, ton
soort boek - roman
soort boeket   bosje, ruiker, toef, tuil
sort bolgroente - ui
soort bolwerk - bastion, brilschans, lunet, paalwerk (zeedijk), ravelijn, verdedigingswerk
soort bonbon - praline
soort bont   bisam, chinchilla, lam, mink, nerts, persianer, sabel, sealskin, seal
soort boom - aak, abeel, acacia, ahorn, amandelwilg, amberboom, appelaar, azijnboom, balsemboom, balsempopulier, bergden, berk, beuk, bindwilg, buks, buzus, canadapopulierceder, citroenboom, cypres, dadelpalm, den, eik, els, es, esch, esdoorn, esp, geweiboom, goudlork, haagbeuk, hazelaar, heksemast, hemelboom, hemlockspar, himalayaceder, iep, judasboom, julniperus, kastagne, katwilg, knotwilg, kokospalm, kola, kraakwilg, kraalboom, lariks, larix, larke, laurier, linde, lork, mahonia, mastboom, mastspar, muskaatboom, naaldboom, notelaar, olm, olijf, olijfboom, palm, papierberk, pel, pep, peppel, perelaar, pinus, plataan, popel, populier, pruimeboom, pijn, ratelaar, ratelpopulier, rozeboom,  schotwilg, sequoja, spar, steeneik, tamarinde, taxis, taxus, thuja, treures,  treurwilg, tulpenboom, vederesdoorn, verfeik, vogelkers, waringin, waterwilg, wilg, wintereik, witzoom, zandwilg, zilverspar, zilverwilg, zeeboon, zuurdadelboom,
soort boomkrekel - cicade
soort boon   bruineboon, koffieboon, paardeboon, peul, pronkboon, slaboon, snijboon, soja, pronker, spercieboon, tuinboon, witteboon
soort boor – avegaar, fret, grondboor, houtboor, ijzerboor, widia
soort boord   kol
soort bord   etensbord, schoolbord, sierbord, verkeersbord, wandbord
soort Bordeaux   Médoc
soort borduurwerk - feston, kelim
soort borg - cautie
soort borstel   draadborstel, gootsteenborstel, klerenborstel, kretsborstel, nagelborstel, ragebol, schoenborstel, schuier,  tandenborstel
soort bos   dennenbos, eikenbos, sparrenbos 
soort bosbes   veenbes
soort bot   kol
soort bouw – baksteencanstructie
soort bouwstijl - gotiek
soort bowlen – kegelen
soort brandewijn   arak, cognac, guldenwater, mescal, wodka
soort brandstof   aardgas, aardolie, benzine, butagas, cokes, diesel, gas, kolen, kool, olie, steenkool
soort brem - gaspeldoorn, genst, ginst
soort brief   adres
soort bril   lorgnet, lorgnon, monocle, uilebril, voorzetbril
soort broeibak   eenruiter
soort broeikas   warenhuis
soort bromfiets   mobylette, solex
soort brood - amandelbrood, boekweitbrood, bolletje, bruinbrood, cadet, duivekater, kadet, krentenbol, krentenbrood, kummelbrood, maanzaadbrood, melkbrood, mik, puntje, roggebrood, stokbrood, stol, sukadebrood, tarwebrood, vogelbrood, wegge, witbrood, zuurbrood
soort brug - balkbrug, basculebrug, boogbrug, boogliggerbrug,  draaibrug, hefbrug, krukkenbrug, ophaalbrug, plaatbrug, rolbrug, schipbrug, viaduct
soort bruinkool - ligniet
soort bruinvis - tuimelaar
soort buffel - karbouw, yak  
soort buideldier - kangoeroe, koeskoes, wombat 
soort buidelrat - opossum
soort buikloop - roer
soort buis   ampul, gasbuis, haringbuis, oliebuis, oliepijp, radiobuis, reageerbuis, pijp, waterslang 
soort buldog - bokser, molos
soort bult - bobbel, carcinoom, gezwel, myoom
soort buntgras - smeel, smele
soort bunzing   fis(Z.N.), fret
soort bij - dar, honingbij, koningin, werkbij
soort bijl - aks, houweel,
soort café   bar, bodega, kroeg, tapperij,wijnhuis
soort casuaris - emoe,  emu
soort cellen - lymfocyten, monocyten
soort cement - mortel, tras
soort cervelaatworst - salami
soort chem. verbinding - antipode
soort christenen   arianen, baptisten, calvinisten, katholieken, kopten, lutheranen, methodisten, orthodoxen, protestanten, puriteinen, vrijzinnigen, zwinglianen, AK, PG
soort citroen - bergamotcitroen, djeroek, limmetje, limoen
soort civetkat - loewak
soort cliché -  autotypie, galvano
soort club   bent, soos,vereniging
soort cognac -driesterretjes, napoleon
soort concern   trust 
soort conferencier - compère, humorist
soort crème   pasta
soort croquet – garnalencroquet, hamcroquet, kaascroquet, kalfsvleescroquet, kipcroquet, vleescroquet, viscroquet
soort cypergras - wolgras
soort dagvlinder - koolwitje, nymfale, page
soort dak - afdak, atapdak, autodak, koepel, leien, maas, mos, overkapping, panne, pannendak, plaggen, platdak, punt, rens, rietdak, rieten, schuif, schut, sirappen, stro, strodak, strokap, tegeldak, tentdak
soort dak van auto   linnenkap, roldak, schuifdak
soort dakbedekking - alangalang, asfalt, pannen, lei,
plaggen, rubberoïd, sirappen, stro
soort dakpan   bovenpan, broekstuk, gevelpan, gevelplaat, hoekkeperpan, hoekkepervorst, kilpan, muldenpan, nokvorst, onderpan, stormpan, vleugelpan
soort dal   bergketel, canon, canyon, dalengte, dalketel, del, delling, duindal, duinpan, dwarsdal, erosiedal, keteldal, kloof, kom, lengtedal, pan, scheidingsdal, tranendal (fig.), vallei, zijdal
soort dam - keerdam
soort damesbroek - slipje
soort damesschoen - pump
soort damestasje   reticule
soort damp - nevel, smog, stoom
soort damspel - checkers
soort dans – foxtrot, klompendans,  quickstep, rock, rondedans, rumba, samba, slowfox, tango, tapdans, twist, wals
soort dansmuziek   blues, menuet, rumba, tango, wals
soort danspas   coupé, kuitenflikker
soort das - plastron
soort Deens bier - Carlsberg, Tuborg
soort degen - degenstok,  dolk, eredegen, fleuret, floret, galadegen, houwdegen, ponjaard, rapier, schermdegen, staatsiedegen, steekdegen, stilet, stootdegen
soort deken   Aabe, beddedeken, bedelaarsdeken, dek, kinderdeken, kombaars, lappendeken, onderdeken, overdeken, plaid, pronkdeken, reisdeken, sierdeken, slaapdeken, sprei
soort dekmantel - alibi
soort dendriet - nemoliet, nepoliet
soort dendrolieten - anthropoliet, belemniet, bergkalk (kolenkalksteen), dolomiet, drakensteen, drakoniet, elatiet, entomoliet, fossiel, gangsteen, ichthyoliet, kienhout, koraal, linksteen, lithodendriet, ostraciet, pgyliet, pijlsteen, spongiet, zoöiet
soort den(neboom) - conifeer, cypres,  greneboom, jeneverstruik, levensboom, lork, mammoetsboom, mastboom, naaldboom, pinus, pijnboom, spar,  tafelden, taxis, ijf, zeeden
soort depot - loods, magazijn
soort deur - poort
soort dialoog - stichomythie
soort dichter - epicus
soort dichting - mos
soort dierlijk vet   boter, niervet, ongel, reuzel, room, spekvet
soort dikhuid - neushoorn, nijlpaard, olifant
soort diploma   akte,brevet, getuigschrift, oorkonde 
soort distel   akkerdistel, akkerkruisdistel, dikkop, donderdistel, doorn, doornstekel, duin, eindeloos, ganze, hazen, kardoen, kruis, maria, meerkruis, melk, putter, rogge, speer, steek, tuimel, veder, veer, veldkruis, vrouwe, wallen, waterdistel, weg, zeekruisdistel, zeug
soort divan - ottomane
soort doedelzak - beerpijp
soort doedelzak (Midd.) - estive
soort doek - stola
soort doghond - puck
soort dokter   anest(h)esist, chirurg, dermatoloog,  gynaecoloog, hartspecialist, huidarts, huisarts, internist, knijpdokter, longspecialist, narcotiseur, neuroloog, oogarts, oorarts, psychiater, specialist, stomatoloog, tandarts, osteopaat, uroloog, vrouwenarts 
soort dolfijn   beloega (wit), bruinvis, butskop,  tuimelaar
soort dolk   ponjaard, stilet, stiletto
soort dommekracht - kelderwinde, koevoet, krik, vijzel, windas, winde
soort doornappel - metel
soort dop - bast, bolster, eierschaal, hoed, pel
soort doperwt - kapucijner, keker, krombek, sisser
soort dorp - gat, gehucht, oord, vlek
soort dors - bolk, kabeljauw (jonge), pollak, wijting
soort dovenetel   hoenderbeet 
soort draad - herfstdraad, koperdraad, lengterichting,  nylondraad, prikkeldraad, rag, rijgdraad, samenhang, schrikdraad, schroefdraad, spinrag, stroomdraad, ijzerdraad, ijzergaren
soort draaimolen - carrousel
soort drank - fladderak, sec
soort drank in Nepal - chang
soort dreg - anker
soort driedelig tandzaad - klis
soort drinkbeker - molenbeker
soort droge wind - sirocco
soort drop - griot, salmiak
soort dropje - griot, katje
soort drug - Isd
soort druif - muskaat
soort druivendrank - champagne, wijn
soort druk   blinddruk, boekdruk, diepdruk, drang, gravure, offset, steendruk, vlakdruk
soort drukletter   bembo, cicero, cursiefletter, garamond, garmond, lutetia, mediaeval, nonparel, regaal, romein, sabon, smoutletter, times
soort drukpers - degel, rotatiepers, snelpers
soort drum - vat
soort drijfijzer - slechtijzer
soort duffel - fries, stof (wollen)
soort duif   doffer, kapduif, kappertje, kipduif, kleurduif, kropper, lachduif, meeuwduif, pagadet, pauwenstaart, postduif, raadsheer, reuzenduif, sierduif, structuurduif, tortel, trommelduif, tuimelaar, vleesduif, woudduif, wratduif
soort duig - halshoep, hoep(el), ring, staaf, stoelband, wandplank (kuip of ton)
soort duikeend - alk, dodaars, dodo, fuut, kromsnavel, kuifduiker, pinguin, zeekoet
soort duis - smeel, smele
soort dijk - dromer, inlaat, slaper, waker
soort dynamiet   nitroliet
soort edelsteen   agaat, amethist, aquamarijn, beril, beryl, diamant, gem, gemme, granaat, opaal, robijn, smaragd, toermalijn, topaas
soort eekhoorn (Jav.) - badjing
soort eend   bergeend, brilduiker, duikereend, klappereend, kraageend, krakeend, kuifeend, lokeend, nonnetje, smient, taling, zeeeend 
soort eetbare paddestoel - cantharel, champignon, dooierzwam, hanekam, morielje, morille
soort eethuis - bistro
soort eland - moose
soort elft - fint
soort emelt - hamel
soort emmer - aker
soort enting - oculatie
soort ereprijs - gamander, veronica
soort erica - azalea
soort erts   bauxiet, uraan, uranium 
soort erwt   keker, linze, schokker
soort ets   gravure
soort examen   tentamen, test 
soort ezel   koelanzebra
soort expeditiebedrijf   verzenddienst
soort fagot - contrafagot, discantfagot
soort fiets   brommer, snelbrommer, tandem, vélo, vouwfiets
soort film   documentaire, speelfilm, spionagefilm, thriller, western
soort fles   azijnfles, bierfles, fiool, flacon, jeneverfles, karaf, kruik, spiritusfles, thermosfles, veldfles, wijnfles, zuigfles
soort fluit - albisifoon, blokfluit, dwarsfluit, flageolet, flakfluit, haunedda, herdersfluit, houtfluit, kwatfluit, panfluit, piccolo, spitsfluit, teorbe, veldfluit, woudflult
soort fluweel   chiffon, corduroy, floers, fulp, inslagfluweel, kaffa, kettingfluweel, koordfluweel, manchester, paan, ribfluweel, tulp, velours, velvet
soort forel - beek, meer, rood, schot, zalm, zeeforel
soort fuut   dodaars
soort gaard   bongerd, boomgaard, wijngaard
soort gans - akkergans, brandgans,  eidergans, kolgans, lamfer, rietgans, zeegans
soort ganzebloem - margriet
soort ganzebord - uilenbord
soort ganzenvoet - melde
soort ganzerik - tormentil
soort garage   remise
soort garen - boratdraad, machinegaren, meskroes, naaigaren, rijggaren, sajet, twijn, ijzergaren
soort galerij   loggia
soort gans   akkergans, brandgans, kolgans, rietgans, sneeuwgans
soort garen - mouline, sajet
soort garnaal - langoest
soort gas   butaan, helium, methaan, ozon, propaan, traangas
soort gaspeldoorn - genst, ginst
soort gastoestel   comfoor, primus 
soort gebak   beignet, bolus, cake, eierkoek, koek, oliebol, rissole, roerom, roomsoes, schuim, soes, sprits, taart, tompoes, vlaai
soort gebouw   bank, bunker, flat, flatgebouw, hangar, huis, kantoor, keet, kerk, loods, magazijn, schuur, sporthal, stadion, stal, station, toren
soort gedenkzuil - obelisk
soort gedicht   ballade, epigram, epos, hymne, kwatrijn, limmerick, ode, puntdicht, rondeau, rondeel, sonnet, tautogram
soort geel   beige, citroengeel 
soort geestelijke   acoliet, akoliet
soort geestesziekte   echolalie, paranoia, parafrenie, schizofrenie
soort geit   angorageit, klipgeit, steenbok 
soort gekeperde stof   dril
soort gelei   dril, jam
soort geluid - plonzen, tikken
soort gemeenschap   commune, sekte
soort gems - chamois
soort gerst - gort, kruiper, muizengerst, sukrion (Z.N.)
soort gesloten auto   cabriolet, sedan
soort gesp - spang
soort gesteente - lei
soort gesteente voor het maken van voorwerpen - jade
soort getwist katoen - mul
soort gevangenis   concentratiekamp, nor, rasphuis, spinhuis 
soort gevel   halsgevel, klokgevel, trapgevel
soort gewas   alkanna, gras 
soort geweer   buks, eendenroer, flobert, garand, karabijn, mauser, maxim, musket,winchster
soort gewelfboog   paander, tudorboog
soort gibbon - lar
soort gids   geleider, leidraad, wegwijzer
soort gier   aasgier, condor, kondor, monniksgier
soort gif - arseen, arsenicum, cyaankali, kwik, rattenkruid, thalium 
soort gifgas - lewisiet
soort gifslang - adder, brilslang, cobra, ratelslang
soort gips - alabast, albast(ine), pleister, stuc
soort gitaar   banjo, biwa, krontjong, mandoline, ukelele 
soort glad fluweel   velvet
soort glas   beker, bier, broei, drink, glaswerk, halfuurglas, horloge, kelk, kristal, limonade, loep, marbriet, mat, melkalbast, 
normaal, port, roemer, ruit, spiegel, tumbler, ultraviolet, uviol, venster, vergroot, waterglas, wijnglas, zandloper,
soort glazuur - email
soort gloeilamp - argenta,  osmiumlamp, osram, peertje,
straatlantaren
soort god -  beëlzebub
soort golfstok - putter
soort gom    arabica, damar, dragant, gum(mi), stuf, vlakgom 
soort gomhars   mirre, wierook
soort gondel - punter
soort gong   tamtam 
soort gordijn   glasgordin, kree, overgordijn, rideau, rolgordijn, store, toneelgordijn, vitrage
soort goud - doublé
soort Goudse pijp - cabaal
soort goudvis   goudbaars
soort graafwerk van militairen - sappe
soort graan - aat, boekweit, boekweitgort, doerra, gerst,  gierst (zwarte), haver, haverdegort, koren, negerkoren,oot, rogge, sorghum, rijst, spelt, tarwe
soort graf - hunebed, piramide, praalgraf
soort grafiek - trend
soort grafteken - sarcofaag
soort graftombe - mausoleum
soort grammofoon - fonograaf, platenspeler
soort grammofoonplaat   I.p., single
soort granaat - brisant
soort granaatsteen   melaniet 
soort gras – alangalang, bamboe, bitrus, dravik, duist, esperto, et, helm, kanariegras, kweek, pitrus, pluimgras, raaigras, riet, rus, smeel, smele, zegge
soort grasmus   braamsluiper, tuinfluiter .
soort grauwe erwt - kapucijner, keker
soort graveerwerk - niello
soort gravure   litho
soort grendel   knip, schuif
soort grenenhout - oregon, rift
soort griep   Aziatische griep, Honkonggriep, Maogriep
soort grind - grind, keizand, kiezel(steen), silicium, steengruis
soort groente   andijvie, artisjok, bieten, bloemkool, boerenkool, bonen, brockrly, doperwten, erwten, kapucijner, kool(raap), kropsla, lof, peen, postelein, peulen, prei, raapstelen, rabarber, rodekool, schorseneren, selderij, sla(boon, snijboon, spinazie, spruiten, stoofsla, venkel, witlof, wortelen, zuring, zuurkool
soort groentesoep - selderiesoep
soort groet   adé, adieu. avé, dag, hallo, sjaloom, tabé, vaarwel 
soort grof laken - want
soort grond - keileem, klei, leem, löss, tuinaarde, veen, zand, zavel 
soort grootindustrieel - magnaat
soort grote luit - theorbe
soort grote meloen - pompoen
soort grote voederbiet - mangelwortel
soort grijsgele stevige zijde - tussor
soort gummi - rubber
soort gymnastiek - trimmen
soort gymnastiektoestel - bok, brug, paard, ringen
soort haai - doornhaai, hamerhaai, haringhaai, hondshaai, mensenhaai, reuzenhaai, roofhaai, toonhaai, zeevos
soort haakje ter verbinding van twee of meer regels - accolade
soort haan - kapoen
soort haarcrème - gel
soort haargroei   baard, knevel, snor, tochtlat
soort haarvilt - teddy
soort haarzalf - gel
soort hagedis - agame, basilisk, brontosaurus, dinosaurus, everdas, gekko, gigantosaurus, guano, hazelworm, iguano, iguanodon, kameleon, koningshagedis, leguaan, maashagedis, monitor, muurhagedis, salamander, slanghagedis, tjitjak, tokkè, varaan, vleugelvinger, vliegendedraak
soort halfaap   aiai (luiaard), babakoto, galago, indri, katta, komba, leuren, lort, macrotarsi, maki, momgoz, moormaki, ningerdier, ooraap, spookaapje (spookdier), tarsius,  traagloper vari, vosaap
soort halm - gras
soort hamer   bankhamer, bolhamer, breeuwhamer, kalfaathamer, klauwhamer, klinkhamer, kloofhamer, klophamer, marteel, moker, penhamer, sleg, slei, voorhamer, vuist 
soort hamster - korenwolf
soort handschoen   bokshandschoen, glacé, mitaine, operatiehandschoen, rubberhandschoen, rijhandschoen, valkeniershandschoen,  want
soort handschrift - codex
soort handtas - karbies
soort handtekening   paraaf, signatuur
soort handvat   greep, knop, kruk, oor, steel
soort handwerk - ambacht, borduurwerk, breiwerk, frivolité, gobelinwerk haakwerk, kruissteek, macramé, platsteek, richelieu
soort hansworst - pierrot
soort hard metaal - diamantstaai, pantserstaai
soort harde rubber - eboniet
soort haring - ansjovis, bokking, elft, fint, grasharing, kuitharing, maatjesharing, meivis, sardien, sardine, sprot, steurharing (ongekaakt)
soort hark - hooikark, roefel
soort harmonie - cluster, zevenklank
soort harmonika - accordeon
soort harnas   kuras, maliënkolder 
soort harp   boogharp, dubbele pedaalharp, haakharp, hoekharp, pedaalharp, raamharp, windharp 
soort hars   amber, barnsteen, damar, duivendrek, kopal, resine
soort haver - aat, oot 
soort heester   brem, cydonia, forsythia, genst,  haag, heg, liguster, sering, sneeuwbal, spireae, weigelia
soort hengel   werphengel 
soort hennep - abaca, femel, gelling (manl.) , kemp, kol, sisal
soort herberg - logement
soort hernia - spit
soort herdershond   collie
soort herenjas - frak, ulster
soort herenkostuumstof - pickwick
soort herhaling - examen, proefwerk, repetitie
soort hernia - spit
soort hert   antilope, cervus (Lat.), edelhert, eland, gazel, hinde, kantjing, muntjak, ree(bok)(geit), reekalf, rekke, rendier
soort heuvel - duin, molshoop, terp, wierde
soort hoefijzer - achterijzer, balkijzer, klapijzer, loopijzer, renijzer, schaalijzer, voetijzer, halvemaanijzer
soort hoen   Barnevelder, kalkoen, krielkip, korhoen, leghorn, pel, sneeuwhoen
soort hol - grot, spelonk 
soort hond   bastaard, bobtail, bokser, bouvier, brak, collie, dashond, dingo, does, dog, fox, herder, jachthond, kees, mops, pekinees, pincher, pointer, puck, setter, spaniël, staander, taks, terriër, waakhond
soort hondachtige   coyote, dingo, poolvos, steppehond, vos, wolf
soort honingdrank - ambrozijn, nectar
soort honkbal - rounders
soort honkbalspel   baseball
soort hoofddeksel   baret, bonnet, hoed, kalot, kaper, kapoetsmuts, muts, pet, steek
soort hoogte   berg, duin, heuvel, kopje, nol, terp, top 
soort hoorn - sonotone, toot, zinke
soort horloge - remontoir, savonet
soort hotel - motel
soort hout - balsa, berken, beuken, ceder, dennen, djati, ebben, eiken, essen, grenen, mahonie, noten, palissander, teak, vuren, wenge, wortelnoten
soort houten bal   maasbal
soort houten werpspies - assegaai
soort houtworm   doodskloppertje 
soort houweel   pik
soort huidontsteking - erythema
soort huidplooi - mongolenplooi
soort huiduitslag -  eczeem, ekseem
soort huidziekte - ichthyosis, plasmodermatose
soort huis - apartement, bungalow, eengezinswoning, flat, iglo, koker, krot, meanderwoning, pijpenla, villa, wigwam
soort huisknecht - butler
soort humor - gein
soort huurauto - taxi
soort illusie   waan, droom
soort Indisch rund   karbouw, zeeboe
soort inktvis - octopus
soort instrument   kopsnepper, snepper
soort jacht - kieljacht, motorjacht, plezierjacht, speeljacht,  stoomjacht, zeiljacht
soort jachtgeweer - beaumont, eendenroer, jachtroer
soort jachthond - airedaleterrier, beagle, bloedhond, brak, cockerspaniël, dashond, foxhond, otterhound, pointer, stabyhound, setter, taks 
soort jas - duffel
soort jasje - blazer
soort jasmijn   melati 
soort jazz - dixieland
soort jazzmuziek - beat, bebop, blues, cool, dixie, eastcoast,  hot, swing
soort jicht - chiragie (hand), omagra (schouder),
podagra (heup)
soort juweel - briljant, diamant, robijn, saffier, smaragd
soort jury - forum, panel
soort kaakje - koekje
soort kaartspel - baccarat, bridge, canasta, ecarte, jokeren, klaverjassen, omber, patience, pandoeren, pesten, piket, poker, skaat, skat, tarok, whist, zwikken
soort kaas   boerenkaas, Camembert, Edammer, geitenkaas, Goudse, graskaas, Gruyère, komijnekaas, Leidse, marollenkaas, nagelkaas, Roquefort, Volvet, Zwitserse
soort kabeljauw - dogger, dors, gul, klipvis, landorium, leng
soort kabouter - dwerg, gnoom, trol
soort kachel   buiskachel, fornuis, gas, haard, potkachel, stoof
soort kalfsvlees   fricandeau, kalfsborst, kalfsgehakt, kalfshersenen, kalfskotelet, kalfslever, kalfsnierstuk, kalfsoester, kalfsrollade, kalfsoester, kalfsschenkel, kalfstong, kalfszwezerik
soort kalk - berenkalk, gips, kluitkalk, loodkalk, meelkalk, metselkalk, muurkalk, pleisterkalk, raapkalk, schelpkalk, smeerkalk, steenkalk, voegkalk, witkalk
soort kalkoen - pauw
soort kalksteen - dolomiet
soort kalktufsteen - travertijn, travertine
soort kalmte - stoïcisme
soort kameel   dromedaris, lama,
soort kamenier   eunuch, odalisk, valet,
soort kamenierster - odalisk
soort kandelaar - menorah
soort kangoeroe - potoro
soort kano - kajak, prauw
soort kanon   achtponder, houwitser, mortier, orgelgeschut
soort kansspel - baccarat, dobbelen, faro, poker, roulette, whist, 
soort kant    alençon, argentaan, argentella, binche, blonde, brugs, Brussels, burano, chantilly, cluny, duchesse, Engels, Gents, honiton (devon), kloskant, Mechels, naaldkant, organza, pottekant, reticella, rozenkant, stropkant, Valenciennes, Venetiaans, Vlaams,
soort kantoorboek - kasboek
soort kantwerk - macramé
soort kaplaars - overschoen
soort kapstok - stander
soort kar - kipkar, mallejan
soort karper   alver, alvenaar, ruis
soort karton - celotex, lederbord
soort karwij - aardkastanje
soort kastje - étagère
soort kat - angora, bos, boskat, civet, cyperse, dakhaas, genet, huiskat, ichneumon, kater, los, lynx, minette,  muis, muskus,  poes, siamees, tijgerkat, viskat
soort katjesdragende heester - gagel
soort katoen   diemit, sanel
soort katoenbont - kaffa
soort katoenen molton - mollevel
soort katoenen weefsel - tetra
soort kebelspel - bowling
soort kerk   domkerk, kapel, kathedraal, kruiskerk, moskee, synagoge, tempel 
soort kerkzang   gregoriaans, psalm
soort kermis - lunapark 
soort kerngesteente - graniet
soort kers   amarel, bitterkers, cerise, griotte, knapkers, kreek, kriek, meikers, mirabel, morel, noordkers, tuinkers
soort kersenlikeur   kirsch, marasquin
soort ketting - draadketting, schakelketting, staafketting
soort keukenkruid - helvella
soort kever - aardappelkever, aardboktor, aardtor, aaskever, aastor, alpenboktor,  amethistkever, atlaskever, bakkerstor, bastkever, berkensteker, blaartrekker, bladkever, bladrandkever, bloemkever, (bok)tor, bonenkever, boorkever, boortor, bosloopkever, brillantkever, bromkever, buidelkever, bijenkever, cocoejokever, coloradokever, dennenboktor, dennenscheerder, dennensnuittor, diamantkever, dikkopkever, doodgraver, doodskloppertje, draadkever, draaikever, druivensnijder, duinkever, eenhoornkever, eikenbladroller, elzenhaantje, erwtenkever, glanskever, glimkever, goliathkever, goudhaantje, goudkever, herculeskever, hoedjeskever, Johanneskever, julikever, junikever, juweelkever, kakkerlak, kalander, kamhoornkever, kamkever, klopkever, knaagkever, kniptor, knoppenbijter, knotskever, koolzaadtor, korenkalander, krengtor, kwastkever, langkopboktor, lederboktor, lichtkever, lieveheersbeestje, linzenkever, meeltor, mestkever, modderkever, neushoornkever, oliekever, pelskever, piempampoentje, pillendraaier, pillenkever, poppenrover, populierboktor, rietkever, roofkever, rozenkever, rupsendoder, rijstkalander, scarabee, schallebijter, schorskever, schutterbok, snuittor, spekkever, takafsteker, tapijtboktor, tuinkever, valkkever, vetkever, vingerkever, vliegendhert, vuurkever, vuurvlieg, waterkever, waterspinkever, watertor, wikkenkever, wilgenbok, zaagkever, zandkever, zonnekever, zwamkever
soort kiekendief - koop
soort kiezellei - lydiet
soort kikvors - (boom)kikker, pad, staartkikker
soort kinawijn - byrrh
soort kindermeisje   begijn, nurse 
soort kindermutsje - bagijn
soort kinderspel - botten
soort kinderziekte - adrodynie, bof, mazelen, rode hond, roodvonk, waterpokken
soort kip   Barnevelder, kriel, leghorn, wyandotte
soort kipkar - dumper
soort kist - bak
soort kit - lijm
soort klanknabootsing - onomatopee
soort klant   gast
soort klap   mep, nekslag, tik 
soort klaproos - papaver
soort klaver - kemp, luzerne, mallote
soort klavier - spinet
soort kleding - ambtskleding, avondkleding, dienstkleding, galatenue, livrei, morgenkleding
soort klei -  katteklei, leem, loss, mergel
soort kleine dagvlinder   page 
soort kleine dog - mops
soort kleine dog - mops
soort kleine zeis   pik, sikkel
soort klimaat - landklimaat, zeeklimaat
soort klimmende plant - rotan
soort klok - pendule
soort klokje - sonnerie
soort klokkenspel - beiaard, carillon
soort klokkentoren   campanile 
soort klomp - trip
soort kloskant - rosaline
soort knaagdier   bever, cavia, haas, konijn, marmot, muis,  rat, 
soort knikker - alikas, basterd, bim, lavoor, marbel, pottebakker, stuiter
soort knoet - nagaika
soort knol   aardappel, ajuin, biet, kroot, lobak, raap, ui
soort knoop - mastworp, paalsteek, padvindersknoop, 
 weitasknoop
soort knooptechniek - frivolité
soort koe - bagijn, blaar, blaarkoe, blaarkop, bonte,  hokkeling, Hollander (Z.N.), lakenvelder, melkbeest, melkkoe, mestkoe, pink, pinkvaars, roodbont, schotter, schotvaars, spoelingkoe, trekos, vaars, zwartblaar, zwartbont
soort koek - amandelkoek, bolus, boterkoek, cake, deventerkoek, drabbelkoek, eierkoek, gemberkoek,  honingkoek, kantkoek, knuppelkoek, ontbijtkoek, snijkoek, snipperkoek, speculaas, spekkoek, sprits, sucadekoek, taaitaai, trommelkoek, peperkoek
soort koekje   allumet, bitterkoekje, bokkenpoot (je), boterbiesje, boterkoekje, evenveeltje, hernhutter, janhagel, kaneel, kaakje, 
kaneelkoekje, kattentong, kletskop, koekje, krakeling, kransje, macaron, mop, paleisbanket, sprits, sptitskoek, theebanket, zandkoekje
soort koeklauw - klamp
soort koelmachine - frigidaire, frigo, vrieskast, ijskast
soort koets - coupé  (2 pers.),kales, karos, landauer, tilbury, trouwkoets, vigilante
soort koetsje - cab
soort koffie   hag, mokka
soort kogel   dumdum, gaspatroon, huzaarboon, kanonskogel, lichtspoorkogel
soort komkommer - augurk
soort kool - bloemkool, boerenkool, brockeli, chinesekool, groenekool, mergkool, rodekool, savooinkool, spitskool, wittekool, zuurkool 
soort koolwaterstof - butaan, ethyleen, propaan
soort koopcontract - indent
soort koord - touw
soort koordfluweel   manchester, ribfluweel
soort koper - brons
soort koppotig weekdier - nautilus
soort koren - doerra, sorghem, zwarte gierst
soort korenworm   kalander
soort korstmos   bekermos
soort korter - karbies, valies
soort korting  rabat
soort kraai - roek
soort kramp - hik
soort kramp in spieren - stuip
soort krant   advertentieblad, avondblad, dagblad, ochtendblad, weekblad
soort krentenbrood   deuvekater 
soort kreupelhout   scrub
soort kristal - baccarat, diamantslijpsel, ruitjesslijpsel
soort kristalwerk   baccarat
soort krokodil   alligator, gaviaal, kaaiman, rabat,
soort kruid - anijs, bieslook, bonekruid, dille, dragon, foelie, kervel, kruizenmunt, laurier, lavas, majoraan, marjolein, pepermunt, peterselie, rozemarijn, salie, selderij,  sesam, thijm, tijm, venkel
soort kruisjassen - schutjassen 
soort kruisnet - totebel
soort kruiswoordraadsel - doorloper
soort krijgen - erven
soort krijt - crayon
soort kunstleer - skai
soort kunstmest - kalium, stikstof
soort kunsttaal   esperanto, Ido
soort kurk - kroonkurk 
soort kussen   peluw, poef
soort kwal - aurelia, medusa
soort kwarts   agaat, amethist, chalcedoon,  jaspis, kornalijn, onyx
soort kwast - troetel
soort kwikstaart - pieperl
soort laan - allee
soort laars - mocassin, stevel
soort label - etiket
soort lach - grijns
soort ladekast - kabinet
soort lak - emanel, vernis
soort lama - alpaca, paco
soort lamp   kroon, looplamp, luchter, mistlamp, pechlamp, schemerlamp, schijnwerper, stallantaarn, zoeklicht
soort landhuis   bungalow 
soort lans - assegaai, hellebaard, speer, spies
soort lasso - bola, werpkoord
soort leer - gemsleer, kalfsleer, nappa, runderleder, segrijn, slangenleer, suède, varkensleer, vetleer
soort leguaan - gekko,  kamhagedis, wrong
soort lelie - amaryllis, aronskelk, daglelie, gladlool, glorioso, goudlelie, lotus, oranjelelie, tijgerlelie, waterlelie
soort lepel   boterspaan, pollepel, schep, schuimspaan, spaan
soort lepelblad - mierik, murik, muur
soort leren handschoen - glace
soort letterdruk - missaal
soort letterschrift   rentjong (Ind.) 
soort libel   glazenmaker, glazenwasser, rombout; waterjuffer, wrattenbijter 
soort lichaamsvocht   gal
soort licht   natriumlicht, neon
soort licht bier - pils, pilsener
soort lichtboei - pitboei
soort liederen   gezangen, psalmen
soort 1ift   roltrap
soort lijster   koperwiek, kransvogel, merel, zanglijster 
soort lijzeil - giek
soort likeur   absint, advocaat, anijs, anisette, benedictine, brandy, chartreuse, cointreau, curaçao, drambuie, elixer, kardinaal, kirsch, kummel, maraskijn, pastis, pernod, persico, ratafia, tafia
soort lilliputter   dwerg
soort limonade - cola, gazeuse, grenadine, prik, ranja
soort lindeboom - krimlinde
soort linnen - lijnwaad
soort lipvis - jonker, regenboogvis
soort looistof - looizuur, massooi, rum, tannine
soort look - prei
soort loon   bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, salaris, soldij, verdienste, wedde
soort loop - looppas, pasgang, telgang
soort loopgraaf   sappe . 
soort looppad   tegelpad
soort lorrie - draisine
soort loterij   grabbelton, tombola
soort lotto - bingo
soort luiklok   campaan
soort luit   teorbe, theorbe
soort maagkwaal - gastritis
soort maagsap - pepsine
soort macaronie - spaghetti
soort makreel - albikoor
soort mand   ben, bun, kaar, kanis, karbies, naaimandje, verstelmand, wasmand, werkmand
soort mandoline - balalaika, pandora, ukelele
soort mangel   kalander, linnenpers 
soort mantel - jas
soort marjolijn - orego 
soort marmer   albast, antico, brecciato, carrara, cipollino, levanto, stalattito, statuario, turchino, violetto
soort marter - otter
soort mascotte   amulet, fetich 
soort medegevoel - empathie, empatie, compassie
soort medisch specialist - cardioloog,dermatoloog, gerontoloog, gynaecoloog, internist, neuroloog, radioloog
soort meekrap - mul
soort meel   aardappelmeel, bakmeel, bloem, boekweitmeel, donst (Z.N.), gerstemeel, griesmeel, maïzena, paneermeel, pannekoekmeel, roggemeel, rijstemeel, sago, slakkemeel, tapioca, tarwebloem, tarwemeel, vismeel,
soort meelkoek - pannekoek
soort meerkat - kuifaap
soort meermin - najade, sirene
soort meerstemmig muziekstuk - fuga
soort meeuw   drieteenmeeuw, dwergmeeuw, jager, kapmeeuw, kokmeeuw, mantelmeeuw, sagomeel,  stern, stormmeeuw, zilvermeeuw
soort melaatsheid - elefantiasis
soort melasse van suikerriet - arak
soort melde - lamsoor
soort melk - biest, karnemelk, moedermelk, ondermelk, taptemelk, yoghurt
soort meloen - kanteloep, netmeloen, oogmeloen, suikermeloen, watermeloen
soort merel - gieteling, lijster (zwarte), merelaar (Z.N.)
soort mes   botermes(je), broodmes, broodzaag, dolk, golok, hak, jacht, (kap)mes, kartel, knip, koppensnelmes, parang, pennenmes, pisoblati, ploegmes, ponjaard, rentjong, scalpel, scheermes, slag, slagersmes, stilet, stiletto, vleesmes, zakmes
soort meststof - mergel
soort metaal - plate
soort meteoorsteen - sporadosideriet
soort methode - deductie, inductie, reductie, scholastiek
soort metselspecie - portlandcement
soort metselsteen - baksteen, ijselmop
soort metselverband - halfsteens, kettingverband, klezoren, kops, kruis, sier, staand, strekkenverband, Vlaams
soort metworst - mortadel
soort meubel - regaal
soort microfoon - condensator, koolmicrofoon
soort micro-organisme - bacterie, virus
soort mier - laron, termiet
soort miereneter - aardvarken
soort militair - marinier
soort mineraalwater - spa, spawater, vichywater
soort mineraalwater uit Nassau - Telterswater
soort moestuin - akker, enk, plantage, planterij
soort molen -  baggermolen, binnenkruier, bovenkruier, draaimolen, gehaktmolen, graanmolen, koffiemolen, korenmolen, mallemolen, onderkruier, onderslager, paltrok, paltrokmolen, schepradwatermolen, standerdmolen, tjasker, tredmolen, watermolen, windmolen, wipwatermolen, zeefmolen
soort mortel - betonmortel, metselmortel, plakmortel, pleistermortel, voegmortel
soort mos   bekermos, beukemos, bladmos, bronmos, duinsterretje, halvemaanmos, lettermos, levermos, purpersteeltje, rendiermos, steenlevermos, steenmos, sterremos, veenmos, watervorkje
soort mossel - strandgaper, zwanemossel
soort mot - bontmot, kleermot, tapijtmot
soort motor - benzinemotor, elektromotor, gloeikopmotor,
heetgasmotor, middeldrukmotor, persluchtmotor, reactormotor, stoommotor, straalmotor, veermotor, verbrandingsmotor, wankelmotor, windmotor
soort motorfiets - scooter
soort mousseline   jaconnet 
soort mouwinzet - raglan
soort mug   anopheles, emelt, galmug, haarmug, hamel, hooiwagen, langpoot, malariamug, motmug, muskiet, steekmug, zingmug
soort muis - woelmuis
soort musketzaad - dragee
soort muts   alpino, alpinopet, baret, bonnet, dienstbodenmuts, fez, hoofddoek, hulle, jakobijnermuts, kalot, kapeline, kaper, kapoets, kaproen, keuvel, knipmuts, koof(Z.N.), kopiah, kornet, mopmuts, neepjesmuts, ondermuts, pelsmuts, pinnemuts, plooimuts, poffermuts, puntmuts, sjako, slaapmuts, toefmuts, toque, tulband, ulanenmuts
soort muur - bekledingsmuur, binnenmuur, bouwmuur, buitenmuur, funderingsmuur, gevel, spouwmuur, walmuur, wand
soort muziek - blues, ragtime
soort muzikale compositie - romance
soort mijt - teek
soort naaktkieuwige weekdieren - eoliden
soort naald - borduurnaald, breipen, gedenknaald, haaknaald, haakpen, leernaald, naainaald, obelisk, paknaald, rijgnaald
soort naaldboom - bergden, blauwden, blauwspar, ceder, conifeer, cypres, den, jeneverbes, jeneverstruik, kamerden, lariks, lork, mastboom, pinus, pijn, pijnboom, spar, taxis, taxus, terpentijnden, ijf, ijfel, zeeden
soort nachtegaal - zwartkopje
soort nachtschade - petunia, tabak
soort nachtuil (grote) - schuifuil
soort nachtvlinder - agaatuiltje, nachtuiltje
soort naslagwerk   adresboek, encyclopedie, handboek, telefoonboek, vademecum, woordenboek
soort natriumzout   borax, keukenzout, natriumchloride
soort natuurramp - aardschok, orkaan, tyfoon,
soort nederzetting - beschaving, kolonie, vestiging, volksplanting
soort neerslag - sneeuw, stofregen
soort negergitaar - banjo
soort net - flouw, foezel, fuik, haarnet, ink, kor, korre, leefnet, stroomnet, vangnet, visnet, vlindernet
soort neteldier - koraal, poliep, zeeanemoon, zeeroos
soort nevel - mist, smog
soort niemandsland - utopia
soort nikkelstaal - elinvar
soort niveau   plateau, platform, terras
soort noot - walnoot
soort noot tussen hele en halve noot - ais
soort Normandische appel -  biffin
soort notendruk - melotypie
soort nylon - derana, draion, enkalon, orlon, perion,
terleen, trevira
soort odeur - lodderein, parfum
soort oever - schaaroever
soort of charter met gegevens - programma
soort olie - alard-, amandel-, anijs-, beender-, bron-, castor-, citroen-, dieselolie, eucalyptus-, gas-, glijn-, haar-, kajapoetiolie,  klapper-, oleine, olijf-, palm-, patent-, pepermunt-, petroleum,  planten-, raap-,  ricinus-, rozen-, sla-, smeer-, stookolie, wonderolie
soort onderafdeling - mos
soort onderbed - kapokmatras
soort onderpand - handgeld, handgift, waarborg, zekerheidsstelling
soort onderwijs   g.lo., m.o., u.l.o., m.u.l.o, v.w.o., lts., h.ts., th., h.a.v.o., m.a.v.o., basis, kniples, l,a.v.o., m.m.s., h.e.a.o., l.e.a.o.
soort onderwijs (D.) - Realschule
soort ongemak   eksteroog, hoofdpijn, jicht, migraine, napijn, podagra, potje, pijn, spit, steenpuist, voetjicht
soort onkruid   aardangel, boterbloem, dovenetel, fluitekruid, herderstasje, hondsdraf, hondstong, klaproos, klaver, korenbloem, muizenoortje, nachtschade, netel, paardebloem, paardestaart, smeerwortel, speenkruid, weegbree, wrattenkruid, zwanebloem
soort olifant - manmoet
soort onderpand - handgeld
soort ontspanning   spel 
soort ontsteking - abces, blaasontsteking, hersenvliesontsteking, longontsteking, nierontsteking, ruggemergontsteking
soort openhaard - schouw
soort opening   inlaat, uitlaat 
soort opera/operette - burletta
soort opgeworpen heuvel   terp, vliedberg, wierd(e)
soort orchidee - ankrehboelan, avis, calceolus, cattleya, coelogyne, handekenskruid, latofolia, muggenorchis, nidus, oncidium, orchis, phaleonopsis, stanhopea, vogelnestje, vrouwenschoentje
soort organisatie   orde
soort otter   nerts, visotter 
soort overeenkomst   afspraak, c.a
soort overgevoeligheid - allergie, anafylaxie
soort overhemd   bloes, blouse, boezeroen, kiel, shirt
soort overleg   ruggespraak
soort overloop   trapportaal
soort overste   deken
soort overtreding   schending, vergrijp
soort paard   Arabier, Belg, boulongnees, clydesdaler, Fries, Hackney, Hongaar, Jutlander, oberländer, ponny, percheron, pinzgauer, schimmel, Shire, Sleeswijker, Suffolker, telganger, volbloed
soort paardestaart - heermoes, lidrus, rijt
soort pachter   meier
soort paddestoel   aardster, bandaal, beefaal, boleet, champignon, dennemoorder, kantarel, morille, satansboleet truffel, zwam 
soort paling - bakaal, braadaal, glasaal, kataal, kongeraal, kwabaal, lebaal, magaal, moeraal,  nebaal, nebbeling, paaierpaling, puitaal, sidderaal, slangaal, zandaal, zeeaal,
soort palm   areka, aren, bananeboom, betel, lontar, nipa, sabal
soort palmriet - rotan
soort pan - steelpan
soort pantoffel   muil, slof
soort pantserkreeft - langoest
soort pap - pudding vla
soort papaver - klaproos, maankop, slaapbol
soort papegaai   amazone, ara, beo, dwergpapegaai,  geelkop, kaketoe, kea, lori
soort papier - boterhampapier, briefpapier, crêpepapier, kaftpapier, karton, pakpapier, ribbelkarton, rijstpapier, satijnpapier, velijn
soort parasol - paravent
soort parkiet - bètèt
soort passer   bekpasser, dansmeester, ellipspasser, hartpasser, krompasser, lijnpasser, orleonpasser, reductiepasser, staafpasser, steekpasser, verdeelpasser
soort peer - bergamot , meelpeer
soort peignoir - duster
soort pen - balpen, veer, veder
soort penseel - sleper
soort perkament - fransijn
soort pers - citroenpers, citruspers, drukpers, fruitpers, offsetpers, 
soort peulvrucht   doperwt, erwt, kapucijner, linz, sperzieboon, snijboon 
soort pijnboom   zie: soort naaldboom
soort pijptabak   portorico, varinas
soort plaag - gesel
soort plakpers - lijmpers
soort plan   voorstel
soort plank   duig, schrootje
soort plant - alruin, gentiaan, neppe, resrda, waterplant
soort ploeg   team
soort poeder   bloem, irisine, meel, talk
soort poeder voor ivoorwerkers - sepia
soort poëet   bard, dichter, minstreel, rapsode, skald, troubadour 
soort poëzie - epigram, puntdicht, rondeel, sneldicht
soort pokken   alastrim
soort poliep - actinia, armpoliep, doomansduim,  haringgraat, klokjespoliep, knotsdrager, lamprei, negenoog, octopus, pijppoliep, steelworm, zoetwaterpoliep
soort polijstpoeder - amaril, diamantine, smergel
soort pompoen - kalebas
soort pony -shetlander
soort poon - mul
soort populier - abeel, peppel, popel, italiaan, klaterabeel,
ratelaar, ratelpopulier
soort porselein - biscuit, Chinees, ierschaalporselein, meissner, mulliet, Rosenthal,  seladon, Sevrès
soort pottenbakkersklei - gleis
soort potvis - cachelot
soort praam - vlet
soort praatje   smoesje
soort prent   ets, gravure, kleurets, koperets, linoleumsnede
soort prentkunst - monotype
soort proef - aanvullingsexamen, accountantsexamen, 
admissieëxamen, akte-examen, apothekersexamen, onderwijzersexamen
soort projectietoestel - episcoop
soort pronkbeker - nautilusbeker
soort pruim - bels, eierpruim, kroosje, kwets, lierpruim, mirabel, pruimedant, reineclaude
soort prunus - amandelboom
soort pudding - custard, vla
soort puist - hekel, huidzwelling, pok, pukkel, vin
soort punt - jota, pik, punctum, spikkel,  stip, stippel, tip, tittel
soort puntbaard - sik
 soort puntig steekmes - rentjong, stiletto
soort purperverf - karmozijn
soort puts - ameraal
soort puzzel   anagramraadsel, charade, cirkelraadsel, contactraadsel, cryptogram, cijferpuzzel, diagonaalraadsel, doorloper, enigwit, hersenbreker, koppelraadsel, kruiswoordraadsel, lettergreepraadsel, rebus, tovertrap, verbindingsraadsel, woordrangschikking, woordzoeker
soort pijl - flits, grashalm, haartje (Z.N.), kareel, schicht,
springaal
soort pijlstaartrog - vleerrnuisvis, zeevleermuis
soort pijlstaartvlinder - sfinx
soort pijnboom - ceder, conifeer, cypres, den, green, pinus,
spar, tjemara
soort pijptabak - portorico, varinars
soort raaigras - dolik, gladhaver, loliurri, veldhaver, weidegras 
soort raam   bovenlicht, schuifraam, tuimelraam
soort rabarber - inktwortel
soort radioactieve stralen - alfastralen
soort radijs - tut
soort ragout - pate
soort ramenas - lobak
soort rammenas - radijs
soort ranonkel - egelboterbloem
soort ransel - laukes, pukkel
soort ras - Alpine, Armenide, Dinarisch, Lappide, Mediterrane, Mongools, Negroïde, Noordse, Oosteuropees, Siberisch, Toengide, Toeranide
soort rat   aenaeasrat, bamboerat, beverrat, borstrat, buidelrat, kelderrat, klapperrat, koffierat, muscusrat, pestrat, spitsrat, spoorrat, stekelrat, veldrat, waterrat, zandrat
soort recht - adat
soort rechter   kadi
soort rechthoek - vierkant  
soort reden - oorzaak
soort reiger - ibis, kwak, ral
soort reiskoets - berline
soort rem   blokrem, handrem, schijfrem, terugtraprem, trommelrem, velgrem
soort renbaan - motodrome
soort rente van kerkelijke goederen - prebende
soort reseda - geelkruid, wouw
soort restaurant - bistro
soort reukwater  - lotion
soort reus - cycloop, gigant, titaan
soort ribfluweel - cordelet, corduroy
soori riem - ceintuur
soort riet   arundo, bies, esparto, pitriet, rotan, slootriet, suikerriet
soort rietmees - baardmannetje
soort rietpalm - rotan
soort riviermonding   delta, estuarium, liman 
soort robijn - karbonkel, rubicel
soort roeiboot - gondel, pinas
soort rog - stekelrog
soort roggebrood - masteluin, stoet (wit)
soort rondom gesloten cape - poncho
soort roofmeeuw - jager
soort rooktabak - kanaster, knaster, varinas
soort room - creme
soort rover   aanrander, boekanier, dief, kaper, kleptomaan, ladelichter, piraat, plunderaar, straatrover, struikrover, winkeldief, zakkenroller
soort rubber   balata, caoutchouc, eboniet, elastiek, gomelastiek, gummi, karet, para
soort ruiter - jockey, pikeur
soort rum - Jamaicarum,  ratafia, taf(f)ia 
soort rund - blaarkoe, fokstier, hollander, kalf, koe, lakenvelder, melkbeest, oeros, pink, schoner, stier, trekkoe, vaars, var, zwartblaar
soort rundvlees   chateaubriand, contrefilet, entrecote, gomelastiek, lende, ossenhaas, para, ribstuk, rollade, rosbief, staartstuk, tournedos
soort rups - eekhoornrups, livreirups, processierups
ringelrups, spanrups, zijderups
soort Rus - Moskoviet
soort rustbank - brits
soort rijm - alliteratie, alrijm, assonatie, beginrijm, binnenrijm, dauw, dubbelrijm, eindrijm, halfrijm, keerrijm, klinkerrijm, kreupelrijm, letterrijm, mist, slagrijm, slotrijm, sluitrijm, stafrijm, wisselrijm
soort rijmpje - retrograde
soort rijtuig - andong, bandy, barouchet, brik, cab., calèche, deleman, galakoets, gig, janplezier, kales, karos, koets, landauer, sado, slaaprijtuig, slaapwagon, spoorwegwagon, statiedegen, tentwagen, vigilante
soort rijwiel - medicycle
soort sabel - degen, eresabel, klewang, lat, rapier, rebus, sarras, schermdegen,
soort sajet - borat, brat
soort salamander - axoloti, axolotiel, grotsalamander, olm,
vuursalamander
soort salie - salvia, scharlei
soort salontafeltje - mimitafeltje
soort sandaal - opank
soort sardine - pilchard
soort saus - beairnaise, kerriesaus, ravigotti, soubisesaus
soort schaaf - bandschaaf, blokschaaf, boomschaaf, boorschaaf, gerfschaaf, gladschaaf, grondschaaf, handschaaf, holschaaf, houtschaaf, kaasschaaf, koolschaaf, kortschaaf, kroosschaaf, platschaaf, ploegschaaf, polijstschaaf, profielschaaf, puntschaaf, randschaaf, rasp, reepschaaf, reeschaaf, roffel, reischaaf, roffelschaaf, ruwschaaf, rijschaaf, toogschaaf, verdiepschaaf, vlakschaaf, voorloper, vijlschaaf, zoetschaax
soort schaakspel   simultaan
soort schaal   cakeschaal, coupe, gebakschaal, graal, mortier, taartschaal
soort schaaldier - alikruik, mossel, oester
soort schaap   (bel)hamel, bergschaap, bette (Z.N.), bok-, bokram, fooi, garm, hamel, hok, lam, langstaart, melkooi, melkschaap, merino, mouflon,  muffeldier, nahoer, ram, rattestaart, steenschaap, vetstaart, wolbeest,
soort schaar - bloemenschaar, druivenschaar, grasschaar,
kartelschaar,  kleermakersschaar,nagelschaar, snoeischaar, snuiter, wildschaar
soort schaats   doorloper, krul, Noor, rondrijder,
soort schakel - es, schalm, verbinding, visnet (3 kantig)
soort schakelnet - flouw, snippenet
soort schans   ravelijn
soort schapen -  merinos
soort schar   krit
soort schelp - gaper, kegelschelp, kinkhoorn, kokkel, kussentje, mosselschelp, noordhoorn, noordkromp, oesterschelp, platschelp, purpervlak, reuzenschelp, rolschelp, schaalhoorn, tepelhoorn, wendelprat, wulk, zaagje (strand)
soort schelvis - koolvis, molenaar, wijting
soort schep   spade, bats
soort schepnet   dreg, dregge,
soort schildering - diorama, muurschildering, panorama
soort schilderkunst - cubisme, dadaïsme, xpressionisme, fresco, futurisme, idealisme, ilme, impressionisme, kubisme, modernisme, naturalisme, rea, romantisme, symbolisme, tempera, verisme
soort schildluis   kermes
soort schoeisel   klomp, laars, muil, schoen, slof, 
soort school   Atheneum, gymnasium, HAVO, H.T.S.L.T.S., lyceum, L.O.M., MAVO, M.M.S.
soort schop - spa(de)
soort schors   eek
soort schort   eva, voorschoot 
soort schuldbekentenis - obligatie
soort schut   beer, kamerscherm, keerdam, scherm, stuw
soort schuimende wijn - champagne
soort schuurpapier - glaspapier 
soort segrijnleer - haaievel
soort serre   orangerie, oranjerie 
soort sigaar -  bolknak, cigarillo, knak, londres, panatella
soort signaal - alarm
soort sikkel - snit
soort slak - caracole, karakol, wulk
soort slang -  adder, boa, brilslang, cobra, ratelslang, ringslang, rolslang
soort slee   ar, arre, bakslee, bob, prikslee, tobogan
soort sleepnet - treil
soort sleutel - autosleutel, brandkastsleutel, deursleutel, figuursleutel, gewelfsleutel, haaksleutel, horlogesleutel, kachelsleutel, kastsleutel, keizer, kien,   koffersleutel, kraansleutel, kruissleutel, lettersleutel, loper, morsesleutel, muzieksleutel, palsleutel, pijpsleutel, schroefsleutel, telegraafsleutel, voordeursleutel, yalesleutel
soort sloep - vlet
soort sluis   kolk, schutkolk, schutsluis, sas, spui, waterkering (beweegbaar)
soort s1uisdeur   ebdeur
soort sluiting - deksel, knoop, rits, strik
soort smalneusaap - meerkat
soort smidstang - krombeen
soort snip -  houtsnip, poelsnip, snep, steltloper, tuimelaar, verkoudheid, watersnip, wulp
soort snoeimes   heep
soort snoepje   caramel, dropje, hopje, lolly, pastille, toffee, zuurtje
soort snoer - touw
soort snuiftabak - negrillo, rapé
soort soda - kelp, sodex, wiersoda
soort soep   aspergesoep, champignonsoep, erwtensoep, (snert), goulashsoep, groentesoep, haaienvinnensoep, kerrysoep, kippensoep, linzensoep, ossenstaartsoep, potage, preisoep, schildpadsoep, tomatensoep, uiensoep, vermicellisoep
soort spade - bats, brak, hak, patjol,  schop 
soort speculatie - gokken, kansoverweging, riskeren, wagen, wedden, windhandel
soort speeldoos - symfonion
soort speelgoed   autoped 
soort spek - bacon
soort spel   bikkelen, bridge, damspel, dobbelen, ganzenbord, halma, kaartspel, kienen, lotto, poker, schaakspel scrabble, whist
soort spel spelen   ballen, dammen, hoepelen, kaarten,kegelen, knikkeren, schaken, tollen, triktrak
soort spencer - slipover
soort spiegelglas - ijglas
soort spiering - pin, smelt
soort spies - lans
soort spirea - moerasspirea, sneeuwspirea
soort spook   gedaante, geest, klopgeest, schim
soort sport   atletiek, basketbal, judo, hockey, honkbal, kaatsen roeien, skiën, tennissen, tienkamp, voetbal, watersport, wielrennen, zwemmen 
soort spraak   A.B., A.B.N.,dialect, dialekt, plat 
soort spreeuw - beo(lnd.),  glansspreeuw, goudmerel, goudvogel, gouw, koningsvogel, kortpootspreeuw, pestvogel, waterspreeuw, wielewaal
soort springstof - meliniet, T.N.T., trotyl
soort sprinkhaan - mantis, wrattenbijter
soort sprong   bokkesprong, driesprong, duik, luchtsprong, salto, viersprong, vijfsprong, zevensprong (spel)
soort spijker - (draad)nagel, drieling, hoefnagel, kopspijker, loodnagel, taats, rong
soort stem   alt, bariton, bas, sopraan, tenor
soort steelzucht   kleptomanie
soort steen   aluin, amaril, amber, arduin, asbest, basalt, dioriet, eterniet, grafiet, graniet, grind, kiezel, kwarts, lei, marmer, mop, porfier, puimsteen, wolfram 
soort steenkool   antraciet, cokes, eierkolen 
soort steenpuist - negenoog
soort stekker - plug
soort steppeplant - yuca
soort sterkedrank - likeur
soort sterrengeloof - siderisme
soort steun - klamp
soort steur - sterlet
soort stoep - bordes
soort stof   cheviot, cretonne, damast, dril, flanel, fluweel, kamgaren, katoen, laken, linnen, nylon, pilo, ratiné, rips, sanel, satijn, satinet, sits, taf, tarlatan, tibel, tule, tweed,vilt, wol, zijde
soort stokvis - titeling
soort stop - spon
soort stopsajet - borat, brat
soort stopverf - plamuur
soort straal - bliksemstraal, flikkering, laserstraal, vuurstraal, warmtestraal, waterstraal, zonnestraal
soort straatbelasting - tol
soort stroming - maalstroom
soort stroperige koek - flap
soort struik - gagel
soort struikgewas - abelmos
soort strijd - slag
soort struisgras - haar
soort struisvogel   emoe, kasuaris, moa, nandoe, pampasstruis, rea
soort stuurman - navigator
soort stijl - barok, gotiek
soort stijlfiguur - chiasma
soort suiker   basterd, basterdsuiker, beetwortelsuiker, dextrose, glucose (druivensuiker), kandij, melis, moscovade, pentose, poedersuiker, rietsuiker
soort suikergoed - fondant,  toffee
soort suikerwerk - karamel
soort synthetische rubber - neopreen
soort sijsje - barmsijsje, paapje, steensijsje
soort taal - bargoens, jargon
soort taalfout - soloecisme
soort taart - profiterol
soort taartje - moorkop
soort tabak - amersfoorder, apenhaar, baai, braziel, brazil, herenbaai, kanaster, karot, kerftabak, krultabak, manilla, maryland, mixture, pluksel, portorico, pruimtabak, pijptabak, rapé, rooktabak, shag, snuif(tabak), spintabak, swicent, varinas, virginia,
soort tabakspijp - doorroker
soort tafel   bijzettafel, latafel, uittrektafel
soort tafelzout - cerebaszout
soort takel - talie
soort takshond   basset
soort talie - penter
soort tang - krombek, ravebek, smeetang, smeedtang, smidstang
soort tapijt   afgaan, axminster, kroontapijt, pers, shirag
soort tarwe - spelt, weit, wintertarwe
soort tas - aktentas, avondtasje, boodschappentas, handtas, karbies, reistas, schoudertas, weitas
soort teckel - basset
soort teek - luis
soort teken - armsein, uitje
soort tekening   bestek
soort telegram   brieftelegram, gelukstelegram, perstelegram
soort televisie toestel - monitor
soort tempel - kerk, monopteros, moskee, peripteros
soort temperament   cholerisch, flegmatisch, melancholisch, sanguinisch 
soort temperatuur - hitte, kou
soort tent - ambulancetent, bungalowtent, circustent, eenmanstent, hondehokje, hospitaaltent, kampeertent, kermistent, legertent, marktkraam, schuiltent, shelter, werktent, ijstent
soort terpentijn - terpentijnolie
soort terpentijnolie - terpentijn
soort terriër   alredale, fox, welsh, welshterrier, wirehairterrier
soort textiel   keper
soort thee - afternoonthee, Ceylonthee, Darjeeling, gemberthee, kamillethee, karavaanthee,keizerthee, kruidenthee, maté (Z.Am.), lindethee, pecco, stofthee, vlierthee
soort toffee - caramel
soort ton - baken, boel, kuip
soort toneelspel uit de middeleeuwen - mirakelspel
soort toneelstuk   blijspel, drama, klucht, komedie, melodrama, tragedie, tragikomedie
soort tong - las (midd. groot)
soort tong of makreel (in de keerkringgewesten) - bonetvis, boniet
soort tor - meeltor
soort touw - gei, koord, lijn
soort trainer   coach
soort traktaat - satisfactie, satisfaktie
soort tram - trolley
soort trap - ladder
soort trechter   treem, tremel
soort trekschuit - snik
soort trekvogel - hop, zwaluw ooievaar, reiger, 
soort trofee   beker, krans, palmtak 
soort trom   bedoek, beltrommel (Z.N.), combo, keteltrom, loera, pauk, rommelpot, sistrum, tamboerijn, tar, tongtong, trommel, turksetrom, xylofoon
soort trombose - embolie
soort trompet   bazuin, klaroen, lyra, schuiftrompet, trombone, ventieltrompet
soort tropisch gewas - bamboe, rotan
soort tropische bodem   lateriet 
soort tropische ooievaar - maraboe
soort tropisch gras   alang-alang, bamboe
soort trui - coltrui, pulover, sweater
soort trijp - kaffa, moquetie, pluche, pluchette
soort tuin   hortus, rosarium
soort tuinarchitect - hovenier
soort tuinboon - pieter
soort tuingors - ortolaan
soort turf - baggelaar, derink (zwart), sponnetje, sponturf, steekturf
soort Turkse stol - moeselien, mousseline
soort tijdbepaling - wanneer
soort tijdmeter - zonnewijzer
soort tijger - koningstijger, luipaard, matjan (Ind.), panter
soort tijk - zwilk
soort ui   ajuin, berglook, bieslook, daslook, drieling, eslook, knoflook, prei, sjalot, slangenlook
soort uil   baarduil, boomuil, bosuil, daguil, hertogsuil, hoornuil, katuil, kerkuil, lijkuil, nachtuil, oehoe, ooruil, oranjeuil, ransuil, schuifuil (groot), sneeuwuil, sluieruil, steenuil,  torenuil,velduil, visuil
soort uiting   protest
soort uitslag   brand, eczeem, gordelroos, netelroos, rupia, zonnebrand
soort ulevel - babbelaar, polkabrok 
soort uurwerk   ankerhorloge, armbandhorloge, cilinderhorloge, gangklok, hangklok, horloge, klok, koekoeksklok, pendule, polshorloge, radiumklok, remontoir, repetitiehorloge, savonet, staartklok, torenklok, wandklok, wekker,  zakhorloge, zonnewijzer
soort vaan - pennoen, wimpel
soort vaandel - fanion
soort vaartuig - punter
soort vaatwerk - bord, kan, pot, schotel
soort valk   boomvalk,slechtvalk, torenvalk
soort van ankersteek - kleens, klens, teems, vergiettest, zeef,
zijgdoek 
soort van asbest - amiant
soort van bremraap -  klavervreter
soort van drukletters - lettersoort
soort van ereprijs - beekpunge, gamander
soort van hoornblende - oeraliet
soort van pruik - naturelletje
soort van puntdichten - xeniën
soort van sajetgaren - borat, brat
soort van visnet - praamnet, puit
soort van vlosgras - lies
soort van wit bier - mol
soort varen   addervaren, adelaarsvaren, arendsvaren, boomvaren, bosvaren, eikvaren, kamvaren, koningsvaren, moerasvaren, muurvaren, pluimvaren, schubvaren, struisvaren, venusvaren
soort varken - ever
soort varkensvlees   varkensfilet, varkenshaas, varkenskotelet, várkensnierstuk, varkensrollade
soort vaste spiritus - meta
soort vat   aker
soort veiligheidsslot   lipsslot, yaleslot
soort veldspaat - agamatoilet, barnsteen, delfstof
soort venster   dakraam, oculus
soort vensterglas - maanglas, matglas, melkglas, spiegelglas
soort verband   doekverband, drukverband, gaas, kinverband, mitella, rustverband, schildpadverband, slingerverband, windsel, zwachtel
soort verbod   taboe, veto
soort verdrag - edict
soort vereniging - club, stichting, verbond
soort verf   grondverf, lak, menie, vernis 
soort vergadering   congres
soort vergif - atropine
soort vergiftig raaigras - dolik
soort vergunning   jachtakte
soort verhaal   sage, sprookje 
soort verklaring   eed
soort verkoping - subhastatie
soort verlichting   brabder, electricitei, gaslamp, neon, t.l.
soort verlies   nadeel, strop
soort vermaak   kaarten
soort verouderde letter - sabon
soort verpakking   baal, buil, doos, emballage, golfkarton, jambisch, krat, kist, plastic, zak, zinsnede,
soort vers   alexandrijn, dactylisch, dichttrant, drievoeter,  eenvoeter, limerick, serpentinisch,  trochaeisch, tweevoeter, versregel, vrijvers
soort versvoet - spondeus
soort verzekering   brand , diefstal , levens , ongevallen , transport-, ziekteverzekering, W.A.
soort vet - kaarsvet, margarine, niervet, ongel, reuzel, rundvet,  
soort vilt   kastoor
soort vilten hoed   huilebalk
soort vink - keep, kneu, putter, roodmus
soort viool   amati, cremona, stradivarius
soort vis - aal, baars, blei, bot, brasem, elft, forel, grondel, haai, karper, kruis,  leng, makreel, meun, mul, paling, pos, rog, sander, sardine, snoek, spiering, steur, tong, voorn, zalm, zeelt
soort visbewaarplaats - kee
soort visfuik -  kub, puikel
soort visitemier - parasol (2. Am.)
soort visnet - flouw, fuik, garnalennet, korre, kruis, oeverhaam, totebel, trawl, treil, vleet, zegen
soort vitrageweefsel - allover
soort vlakdruk - offset
soort vlamoven - reverbeeroven
soort vleermuis - bladneus, grootoor(vleermuis), hoefijzerneus, kalong, kamneus, kampret, laatvlieger, vampier
soort vlees - biefstuk, gehakt, ham, hersenen, karbonade, kip, lever, rollade, spek
soort vleesgerecht (Sp.) - salpicon
soort vleeswaren - ham, lever, rookvlees, rosbief
soort vlekziekte in het gelaat - lupus
soort vleugelpiano - salonvleugel
soort vlieg   aasvlieg, brems, brommer, daas, fritvlieg , galvlieg, goudvlieg, horzel, paardenhorzel, schapenhorzel, slijkvlieg, tsetse,
vleesvlieg
soort vliegtuig   aëroplaan, aërostaat, amfibievliegtuig, autogiro, biplane, boeing, bombardementsvliegtuig, bommenwerper, caravelle, constellation, convair, dakota, D.C., douglas, eendekker, fellowship, fokker, friendship, gevechtsvliegtuig, helikopter, jet, kunstvliegtuig, luchtbus, luchttaxi,  luchtvaartuig, lijntoestel, monoplaan, motorvliegmachine, passagiersvliegtuig, starfighter, straaljager, straalvliegtuig, taube, taxivliegtuig, tweedekker, verkeersvliegtuig, verkenningsvliegtuig,vliegboot, vliegmachine, vliegschip, vliegtoestel, watervliegtuig, zeppelin, zweefvliegtuig 
soort vlinder - atalanta, atalante, aurora, non, pepel, spinner
soort vloeistof   olie, water
soort vlugschrift - pamflet
soort voederbiet - mangelwortel
soort voedsel - aardappelcroquet, fruit, nasi, salade
soort voeringstof - sanella
soort voetbekleedsel - slobkous
soort voetstuk   baas, basement, onderbaas (van een pilaar), piedestal, postament, sokkel, statief, support, zuil,
soort vogelbekdier - mierenegel
soort vogelmaag   voormaag
soort volksopruier - demagoog
soort vonnis - arrest
soort voorbeeld   precedent
soort voorstelling   matinée, première
soort voortplanting - inteelt
soort vork - greep, hooivork, spoorlijnsplitsing
soort vorst - inca, keizer, maharadja, mogol, radja, sjeik, sultan, tsaar
soort vos - moervos
soort vrachtbrief - ladingsbrief
soort vrachtschip - eiker, rijnaak 
soort vrachtwagen - verhuiswagen
soort vrouwenbeeld - orans, orante
soort vrouwenklomp - trip
soort vrouwenmuts   bonbonnière, cornet, hul, kaper, neepjesmuts, toot
soort vrucht   aagt, aagtappel, aardappel, aardbei, aardbes, aardbezie, aardeikel, aardnoot, aardpeer, abrikoos, adamsappel, advokaat, aker, alpenbes, amandel, amandelpruim, amarel, arnhemmer, ananas, anijsappel, apenootje, appel, arekanoot, asperge, augurk, banaan, behennoot, bellefleur, bergamot, bergamotpeer, bertram, bes, betelnoot, beukenoot, bitterkers, bitteroranjeappel, blauwbes, bloedappel, braambezie, boerenpruim, boompjesappel, boon, bosbes, bosbezie, boterpeer, braam, braambes, cacaoboon, citroen, citroenpeer, cocos, cocosnoot, cranberry, dadel, dadelpruim, denappel, diamantpeer, dirkjespeer, djamboe, djeroek, doekoe, doeren,  doerian, dolappel, doornappel, doosvrucht, doperwt, dopper, druif, duivenboon, eenbes, eersteling, eierpruim, eikel, erwt, flip, flip, framboos, geelbes, goudappel, goudpenning, goudrenet, goudreinet, granaat, grapefruit, grauwerwt, griet, griotte,  groenerwt, guldeling,  guldenappel, haagappel, haagbes, handpeer, hanenbezie, hanneman, hartperzik, haver, hauw, hazelnoot,hondsbei, hondsbes, huif,  hulsbes, jaapjespeer, jaffa, jasappel, jeneverbes, jodenboon, joop, jut, juttepeer, kalebas, kalvijn, kaneelappel, kaneelpeer, kantaloep, kapucijn(er), kardamon, kartoffel, kasdruif, katjang, kattekop, keker, kemirimklapper, kempenaar, kers, kersappel, kerspruim, kievitsboon, klapbes, klapbezie, klappernoot,  kleipeer, klimerwt, klokkebei,  klompvrucht, knol, koffiebes, koffieboon, kokervrucht, kokker, kokosnoot, kolanoot, kolokwint, komkommer, koningspeer, koningspruim, kraaipeer, kraakbes, krombek, kroonerwt, kroos(je), kroot, kroppeer, kruidappel, kruidnagel, kruidpeer, kruiperwt, kruisbes, kruisbezie, kurkuma, kweeappel, kweepeer, kwets, kwintappel, lammernoot, langhals, laurierbes, lauwrierkers, liefdesappel, limmetje, limoen, linze, lobak, lijsterbes, lijzebet, maagdepeer, maankop, magdalenaperzik, mandarijn, mandragora, manga, manggis, mango, mangostan, maniok, margris, mastpruim, meelpeer, meikers, meloen, mirabel, mirabelpruim, mispel, moerbei, moerbezie, muis, molboon, koningspeer, muskaatpeer, muskadel, muskadelpeer, muskus, muskuspeer, nangka, napoleon, negenweker, netmeloen, nootmuskaat, notemuskaat, okker, okkernoot, olienoot, olienootje, olijf, ondje, oranje, oranjeappel, oranjebes, oranjepeer, osseboon,  paardekastanje, palmnoot, papaja, paradijs, paradijsappel, paranoot, pareldruif, patater, paternostererwt, peen, peer, pelerwt, peperappel, peruel, perzik, peul, peulen, philippine, pieper, piment, pinang, pinangnoot, pindanoot, pinksterpeer, pippeling, pisang, pistache, pitvrucht, planter, plantraap, pomerans, pomp,  pompelmoes, pompoen, pondspeer, poot, portelbes, postelbes, prinses, prinsesseboon, pronkappel, pronker, pruim,  pruimedant, pruis, prunel, pijnappel, raap, raasdonder, rabaut, rabauw, radijs, rambotan, ramenas, rapeling, reinette, renetappel, ribbeling, rietpeer, rietstoel, roomappel, rotmispel, rozijn, rozijnenerwt,  rijnsburger, sabelboon, saffraanappel, saffraanpeer, saladeboon, saffraanpeer, sapperdegroentje, sawoemanilla, scharakenbes, schelerwt, schoenlapper, schokker, schijfpeer, schijnvrucht, silene, sinaasappel, sjalot, slaboon, slee, sleepruim, slepel, sluitappel, smeltpeer, sneeuwbes, snijbiet, snijboon, snijlook, sojaboon, sorbe, spadeling, sparappel, sperzieboon, spitskool, springkers, stamboon, steenbes, steennoot, steenvrucht, stekelbes, stekelbezie, sterappel, sterkers, stokboon, stokerwt, stoofappel, stoofpeer, suikerappel, suikerboontje, suikermeloen, suikerpeentje, suikerpeer, suikerpruim, sultanarozijn,tafelappel, tafelpeer, talkbes, tamarinde, tomaat,  tripang,  troskers, trosvogelkers, tuinboon, ui, veenbes, veldboon, veldvrucht, venkelappel, vleeskers, vlierbei, vlierbes, vogelbes, vogelkers, volger, vossenbes, vijg, vijgappel, vijgepeer, wakel, walnoot, wasappel, waspeer, waspruim, waterappel, waterpruim, winterkers, winterpeer, wintervrucht, wolfsbes, wolfsbezie, woudbes, wijnappel, wijndadel, wijndruif, wijnmeloen, wijnpeer, wijnperzik, wijnpruim, ijsbout, ijspeer, ijzerappeltje, ijzerhard, zaaier, zandappel, zeepappel, zeeboon, zilverling, zoeteveentje, zomerappel, zomerpeer, zonzoet, zuurzak,
soort vuurwerk - rotje
soort vijgenboom - waringin
soort vijver - bassin
soort waanzin - monomanie
soort walrus - manati 
soort walvis   baardvis, bruinvis, doejong, dolfijn, eenhoornvis,  narwal, ork, orka, potvis, vinvis, zeekoe 
soort warme wijn   negus
soort warmtemeter - badthermometer, differentieelthermometer
soort wassen   spoelen, stoelen
soort waterdichte stof – loden
soort waterlelie - plomp
soort waterplant   dotterbloem, najade, nimfkruid, plomp, riet, waterlook, watereppe 
soort watertor - duikelaar
soort wederik - nagelkruid, sering (Z.N.)
soort wedstrijd   draverij, match, race,toernooi 
soort weefsel - crèpe, damast, dril, kelim, keper, mohair, molton, organdie, rips, tobralco, toile, tule 
soort weegbree - oeverkruid
soort weg   allee, laan, straat
soort weg bedekking   asfalt, macadam
soort werkplaats   atelier, kantoor
soort wetenschappelijk onderzoek - eugenese
soort wezel - hermelijn, marter
soort whistspel - bridge
soort wier - sargasso, zeegras, zeewier
soort wig   keg, kegge, keil, luns, pin, plug, scheg, schegge, schie, spalk, spie, spij, stelspie,  stelwig (mortieren),
soort winkel   bazar, bazaar, supermarkt
soort wild schaap - moeflon
soort wild varken   bandzwijn 
soort wilg - katwilg, knotwilg
soort witte verfstof - loodwit
soort woelrat - molmuis
soort wol - angora, babywol, boomwol, breiwol, cachemir, haakwol, kantwol, kasjmier, merinowol, mohair, natuurwol, sajet, schaapswol, scheerwol, slakkenwol, sterfwol
soort wolf - weerwolf
soort wolfziekte - lupus
soort wollen stof - aba, fries
soort wolspin in Italië - tarantel
soort worm   kalander, made, pier, regenworm, ringworm
soort worstelgreep - nelson
soort wortel   biet, kroot, pee(n)
soort woudezel - onager
soort wijn - beaujolais, bordeaux, bourgogne, champagne, cider, likeur, made(i)ra, médoc, muskaat, port, raaps, rosé, samos, sec, sekt, sherry 
soort wijnglas - fluit, ro(e)mer
soort xylofoon - marimba
soort ijsvogel - alcyon (myth.), duikerkoning, laplander
soort ijzererts - mangaan
soort zak   buidel
soort zalf - apostelzalf, balsem, boorzalf, brandzalf, creme, gel, gelee, gelei, kwikzalf, lanoline, likdoornzalf, linament, liniment, opodeldok, pasta, perubalsem, pommade, smeersel, toverbalsem,  toverzalf, vaseline, wonderbalsem, wonderzalf, wondzalf
soort zalm - lodde, schot, zeeforel
soort zandsteen - grauwak, gres, kiezelzandsteen, molasse
soort zang   hymne, ode
soort zangvogel   braamsluiper, duinpieper, fitis, goudhaantje, grasmus, kardinaal, karekiet, kneu, kwikstaart, leeuwerik, nachtegaal, rietlijster, rietzanger, roodborstje, tapuit, tjiftjaf, tuinfluiter, winterkoninkje
soort zangvoordracht - belcanto
soort zebra - dauw
soort zeebrasem - laxeervis
soort zeef - filter, melkzeef, teems, theezeefje, wan 
soort zeekoe - lamantijn, manatus,
soort zeep   toiletzeep, traanzeep
soort zeer oude reusachtige boom - sequoia
soort zeeslak - alikruik, kokkel, steenslak
soort zeewier - kelp, nekton
soort zegge - zuurgras
soort zeil   balatum, bram, bramzeil, dekzeil, fok, jager, kluiver, linoleum, marmoleum, vangzeil, vlieger
soort zeilbewerking - reven
soort zeilboot - bm, lark
soort zeiljacht - spanker
soort zeilschip   B.M., boeier, botter, brigantijn, draak, jol, klipper, olympiajol, pampus, regenboog, stern, tjotter, valk, vlieger, waterspin
soort zeis - zicht
soort zekerheid - aval, borgtocht, garantie
soort zelfmoord   harakiri
soort zelfverdediging   judo, karate, 
soort zetel - bank, bok, canap,club, crapaud, divan, faldistorium, fauteuil, kruk, poef, sofa, stoel, troon
soort zetmeel   tapioca
soort zeventiende eeuws boek   elzevier
soort ziekte   beriberi, jicht, kanker, reuma, staar
soort zijden stof - brokaat
soort zilver   gero, plate, vermeil, zilvium 
soort zilver met 2% zilverwaarde - peruzilver
soort zilverharing - sardine
soort zitbad - bidet, lavet
soort zoogdier - knaagdier
soort zoolleder - lies
soort zout   aluin, Emserzout, Engelszout, jozozout, kali, nitraat, nitriet
soort zuil - monoliet
soort zwaan (wilde) - deen, hoelzwaan
soort zwaluw - boerenzwaluw, gierzwaluw, huiszwaluw,
oeverzwaluw, spierzwaluw, steenzwaluw, strandzwaluw,
torenzwaluw
soort zwam   amethistzwam, anijszwam, bekertjeszwam, berkenzwam, biefstukzwam, bovist, broodjeszwam, buisjeszwam, cantharel, dooierzwam, doolhotzwam, eekhoorntjesbrood,  eikenkorstzwam, elfenbank, elfenbankje, franjezwam, gaatjeszwam, granaatzwam, harszwam, honingzwam, huiszwam, inktzwam, judasoor, kluifjeszwam, knoopzwam, knotszwam, kopergroenzwam, koraalzwam, lepelzwam, meelkop, melkzwam, moederkoren, narciszwam, nestzwam, nevelzwam, oesterzwam, oorlepelzwam, oranjeaderzwam,  paddestoel, parasolzwam, plaatzwam, porseleinzwam, pijpzwam, radijszwam, rodekoolzwam, schimmel, sponszwam, spijkerzwam, stekelzwam, stinkzwam, tolzwam, tonderzwam, trechterzwam, trilzwam, trompetzwam, vermiljoenzwam, vliegenzwam, vuurzwam, weidekringzwam, winterhoutzwam, zadelzwam, zakjeszwam, zeepzwam,
soort zware zijden stof   brokaat 
soort zwarte lak - moffellak, vuurlak
soort zwavel - pyriet, pijpzwavel, sulfer
soort zweep - gezel, knoet
soort zwemeend - roestgans
soort zwemslag   crawl, borstcawl, rugcrawl, schoolslag, trawl, vlinderslag
soort zwijn - ever, muskuszwijn
soort zijde - fleuret, floret, satijn, shantung, 3taf (uit zijde gekookte sto), tussor, vlos
soort zijden stof - brokaat
soortelijk - specifiek
soortelijk gewicht - s.g.
soortement - dergelijks
soortgelijk   dergelijk, identiek, overeenkomstig, similair, specifiek, zulk
soortgelijke - dergelijke
soortgelijke eigenschap - specialiteit
soortgelijken - consorten
soortelijk - specifiek
soortelijk gewicht   s.g.
soortelijk gewichtmeter - balling
soortvorming - speciatie
soos - clubgebouw, clubhuis, genootschap, gezelschap, sociëteit, vereniging, genootschap, verenigingsgebouw
sop   kooknat, schuim, waswater; zeepwater 
soporatief   slaapmiddel, slaapverwekkend, vervelend 
soppen   indopen, dopen, reinigen schoonmaken, wassen
sopper - misstap
sopperig   modderig, slobberig, week, zacht
sopraan   kinderstem, vrouwenstem 
sorbe - lijsterbes
Sorben - Wenden
sorbendrank - cider
Sorbet - ijsdrank
Sorbisch dichter - Seiler
Sordino - demper, klankdemper
sores - misere, zorgen
sorghum - kafferkoren
sorry - pardon
sortabel - gepast, geschikt
sorteerder - uitzoeker
sorteermachine - trieur
sorteertafel - leestafel
sorteren   schiften, triëren, uitlezen, uitzoeken 
sortering   assortiment, keus, keuze, soort, variatie, verscheidenheid
sortie - contramerk, damesmantel, uitval
sortiment - keuze, sortering
S.O.S. - alarm, hulpgeroep, noodsein
sosias - dubbelganger
soterisch   reddend, zaligmakend 
sotternie   clute, esbattement, klucht
sottise - zotternij
sortie - uitval 
soter   redder, verlosser, Zaligmaker
soterisch - reddend, zaligmakend
sotternie - clute, esbattement, klucht
sottise - dwaasheid, zotheid
sou   stuiver
souche - kantstrook, stok,talon
souffleren   influisteren, voorzeggen
souffleur   voorzegger
souffreren - dulden, lijden
sounder - klopper
souper   avondmaal, avondeten , maaltijd
souplesse   buigzaamheid, lenigheid, plooibaarheid
sourdine -  geluiddemper, sordino
sousmain   onderlegger, vloeimap 
soutane - ambtsgewaad, tabbaard, toga, toog
souteneur - bikker, pal(barg.), patser, pooier, uitsmijter
souter   psalm, psalter
souterrain   kelderverdieping 
Southampton, hoofdstad van het graafschap - Winchester
soutien (Fr.)   baleintje, ondersteuning, steun 
souvenir   aandenken, herinnering 
souverein   gebieder, goudstuk, landsheer, machtig, oppermachtig, vorst, zelfstandig
souvereine staat - mogendheid
Sowjet Republieken - Armenië, Azerbeidsjan, Estland, Georgië, Kazachstan, Kirgizistan, Letland,  Litauen, Moldavië, Oekraïne,
Oezbekistan, Tadzjikistan, Toerkmenistan, Wit Rusland
Sowjet Russische munt   roebel 
Sowjet Unie   SSSR, USSR, (Russ.)CCCP, RSFSR, Rusland
Sowjet-Unie, staatshoofd van de - Brezjnev, Kalimin, Lenin, Mikojan, Podgorny, Sjvernik, Vorosjilov
Sowjet-Unie, stad in de - zie stad in Rusland
spa   ballaster, bats, laat, lep, schop, spade
spaak   boom, speek, spijl, stoelsport, stok, vastlopen, verbindingsspijl (in wiel), 
spaakbeen - radius
spaan - lepel, borrel, houtafval, reutel, spatel, roeiriem 
spaan voor een roeiboot - roeiriem
spaander   houtreep, koppeling, krul, splinter
spaanders van hout   mot 
spaanhout - dozenhout, roeiblad
Spaans balspel - pelote
Spaans bruin - amber
Spaans dorp - pueblo
Spaans edelman - caballero, don, grande, hidalgo 
Spaans eethuis - cafetaria
Spaans eiland - Ferro, Formentera, Ibiza, Lanzarote, Mallorca, Menorca, Palma, Tenerife
Spaans gebergte - Pyreneeën, Sierra 
Spaans gebogen kapmes als wapen - machéte
Spaans gedicht - copla, kopla
Spaans geel - auripigment
Spaans gedicht - cancion
Spaans geitenleer - corduaan
Spaans gerecht - olla, paella, podnda, zarzuela
Spaans goudstuk - Pistolet
Spaans gras   esparto
Spaans heer   senor
Spaans hout - ijf
Spaans kerklied - vilancico
Spaans koopvaardijschip - galjoen
Spaans krijt   kleermakerskrijt 
Spaans landvoogd   Alva
Spaans leder - corduaan, marokijnleer
Spaans liedje - tonatilla
Spaans Marialied   cantica
Spaans mes - machete
Spaans oorlogsschip   galjoen 
Spaans openluchttheater - corral
Spaans opperhoofd - cod
Spaans paard   genet
Spaans paleis - alcazar
Spaans-Portugees leesteken - tilde
Spaans-Portugese joden - sefarden, sefardin
Spaans riet   rotan, rotting 
Spaans rijpaard   genet
Spaans schaap   merino
Spaans schiereiland - Iberië 
Spaans schilder - Baco, Dali, Goya, Miro, Murillo, Picasso, Ribalta, Ribera, Velasques, Zurbaran
Spaans schrijver - Aub, Bayo, Boscan, Caldoron, Cela, Cervantes, Diego, Galdos, Ibanez, Isla, Jimenez, Larra, Losca, Manuel, Peman, Ruiz, Salinas, Quevedo
Spaans spek - meloen
Spaans staatshoofd - caudillo
Spaans toeristen hotel   parador 
Spaans tuinbouwgebied - huerta
Spaans veldheer   Alva
Spaans veroveraar van Amerika - conquistador
Spaans vierregelig gedicht - copla
Spaanse aak - esdoorn
Spaanse aanspreektitel   senor 
Spaanse aanvoerder - caudillo
Spaanse beeldhouwer - Cano, Montanes, Zarcillo
Spaanse belasting - alcabella
Spaanse bergketen - Cadi
Spaanse bevolkingsbroep - Basken, Catalanen, Gallegos
Spaanse boer - peon
Spaanse burgemeester   alcalde
Spaanse componist – Albeniz, Espa, Granadas, Mompou, Nin, Turina
Spaanse dans - auresku, bolera, bolero, espagnola, espatadanza, fanda(n)go, flamengo, isa, jota, muineira, paduana, pasacalle,  pasodoble, pavane, sarabande, sardana, sequidilla, sevillanas, tango, taranto, zapateado, zortzico
Spaanse dichter - Barral
Spaanse dolk - cachetero 
Spaanse drank - sangria
Spaanse edelman - caballero, don, grande, hidalgo
Spaanse edelvrouw   grande 
Spaanse eenakter - sainette
Spaanse eenzame herberg - venta
Spaanse ex koningin   Ena 
Spaanse geheime raad - camarilla
Spaanse gezelschapsdame   duena 
Spaanse gezelschapsdans - duenna
Spaanse handklepper   castagnetten 
Spaanse havenplaats - Adra, Barcelona, Cadiz, Corûna, Santander, Valencia
Spaanse heer   caballerosenor
Spaanse hoed - bolero, sombrero
Spaanse hoeve   haciënda 
Spaanse hofdame - duenna
Spaanse hofkliek   camarilla
Spaanse krijgsheld   Cid
Spaanse herberg   posada, venta 
Spaanse hoofdman - caudillo
Spaanse hoogvlakte - meseta
Spaanse huurlingen - almogavaren
Spaanse inhoudsmaat - almude, ar(r)oba, cantara
Spaanse juffrouw - senorita
Spaanse koning(in) - 
5    Johan, Jozef, Karel, Maria, Peter
6    Favola, Filips, Fruela, Ordono, Pelayo, Ramiro, Sancho, 
      Urraca
7    Alfonso, Amadeus, Bermudo, Hendrik, Jacobus, Johanna, 
      Lodewijk
8    Isabella, Martinus
9    Ferdinant, Francisco
10  Petronella
Spaanse koningstitel - camarilla
Spaanse landherberg - venta
Spaanse landstreek   Andalusië, Aragon, Asturië, Baskenland, 
Castilië, Catalonië, Estramadura, Galicië, Granada, Kastilië, Leon, Murcia, Navarra, Valencia
Spaanse leider   caudillo 
Spaanse meisjesnaam   Inez 
Spaanse melksalon - copacabana
Spaanse meneer - senor
Spaanse mevrouw - senora
Spaanse munt pasmunt - centime, crusaat, crusado, dubloen, dukaat, duro, mat, patakon, peseta, peso, reaal,
Spaanse oostenwind - solana
Spaanse operette - zarzuela
Spaanse peper - cayenne, chillies, lombok, paprika, peperoni
Spaanse pokken - sufilis
Spaanse politieagent - alguazil, guardia
Spaanse politieke leider - caudillo
Spaanse politieke partij   Falange 
Spaanse, Portugese  en Zuidoosteuropese joden - sefarden,
sefardim
Spaanse prins   infant
Spaanse prinses   infante
Spaanse provincie – 
4    Leon
5    Alave, Avila, Cadiz, Soria
6    Bilbao, Burgos, Cuenca, GeronaHuelva, Huesca, Lerida,
      Madrid, Malaga, Murcia, Orense, Oviedo, Teruel, Toledo,
      Zamore
7    Almeria, Badajoz, Caceras, Cordoba, Granada, Logrono, 
      Navarra, Segovia, Sevilla, Victoria, Vizcaya
8    Albacete, Alicante, Balearen, Palencia, Pamplona, Valencia, 
      Zaragoza
9    Barcelona, Castellon, Guipuzcoa, Salamanca, Santander, 
      Tarragona
10  Pontevedra, Valladolid
11  Guadalajara
Spaanse raadgevende vergadering - consulta
Spaanse ridder   caballero 
Spaanse rivier   Douro, Duero, Ebro, Esla, Guadalquivir, Jacur, Jarama, Segura, Taag
Spaanse schapen   merinos 
Spaanse schout - alcalde
Spaanse senaat en volksvertegenwoordiging - cortes
Spaanse sjalot - romcambole
Spaanse sluier - mantilla
 Spaanse sluiting - bijbelsluiting, koordsluiting
 Spaanse snuiftabak - Spanjool
 Spaanse soda - barilla
 Spaanse spitsboef - picaro
 Spaanse staatsman - Rivas, Segasta
 Spaanse staatsraad - junta
Spaanse stad - 
3    Rio
4    Baza,Coin, Elda, lugo, Rute, Vigo, 
5    Berga, Cabra, Cadiz, Cleza, Ecija, Gijon
6    Alosno, Alpera, Bermeo, Bilbao, Lerida, Madrid, Malaga,              Murcia, 
      Oviedo, Toledo, Utrera
7    Almaden, Almaghro, Almansa, Almeria, Almonte, Andujar,
      Badajar, Cordoba, Granada, Linares, Sevilla, Tortosa
8    Alicante, Pamplona, Valencia, Zaragoza
9    Barcelona, Cartagena, Pontevedra, Santander, Salamanca,            Sebastian, Tarragona,
10  Valladolid
Spaanse stadhouder - Alva
Spaanse stedenbond - Hermandad
Spaanse streek - Baztan, Leon
Spaanse takeling - hondsend
Spaanse tarwe - mais
Spaanse titel – cid, don, donna, donagrande, grande, hidalgo, infant, senor, senora, senorita, zie Spaanse edelman 
Spaanse toneelmuziek - zarzuela
Spaanse troonopvolger - principe
Spaanse tuin - huerta
Spaanse uitroep - olé
Spaanse varen - adelaarsvaren
Spaanse veeboer - llanero
Spaanse veeboerderij - alqueria, hacienda, stancia
Spaanse veehoeve - ranch
Spaanse veldheer - Spinola
Spaanse veroveraar - conquistador
Spaanse vlakte - huerta
Spaanse vliegen - canthariden
Spaanse vloek - caramba
Spaanse vloot   armada
Spaanse volksdans - bolero, fandango, zapateado
Spaanse volksstam - Cantabri
Spaanse volksvertegenwoordiging - Cortes
Spaanse vorst - Cid
Spaanse vrouw - senora
Spaanse vrouwelijke titel - donna, senora
Spaanse vrijheidsbeweging - eta
Spaanse vuurpot - brasero
Spaanse wand - kanerscherm, kraamschot, tochtscherm
Spaanse wijn   blanco (wit), malaga, samos, sangria, sherry, tinto, xeres
Spaanse witte wijn - manzanilla
Spaanse zang en dans   flamenco
Spaanse zeilboot - galjoen, karveel
Spaanse zigeuner - gitano
Spaanse zilvermunt - mat, matte
spaarboekje - livret
spaargeld - magot, potgeld, spaarcenten, spaarduitjes
spaarinstelling   spaarbank, R.P.S. 
spaarpenning - potstuk
 spaarpenningen - potgeld
spaarpot   magot, ponk, varken  
spaarvarkentje - magot, spaarpot
spaarzaam - behoedzaam, economisch, rugaal, karig, matig, menageus, schaars, sober, sporadisch, terughoudend, zelden, zuinig
spaarzaam huishouden - menageren
spaarzaam mens - economist
spaarzaamheid - economie, frugaliteit, huishoudelijkheid matigheid, soberheid, zuinigheid
spaarzamelijk - zelden
spaat bevattend - spatig
spaatijzersteen - sideriet
spade   bats, graaf, graatwerktuig, laat, loet, patjol, schop, schulp, schep, spitwerktuig, steek
spade (bijb.)   laat
spade met gekromd blad - hak
spadeling   nakomer
spadesteek - spit
spagaat - spreidzit
spagnum - veenmos
spakerig - broos, dor, droog, uitgedroogd, verlept, wazig
spalier   espalier, latwerk, leiboom, staket, staketsel
spalierboom - leiboom, spalier
spalk - beenhout, ferula, hechtlat, spalt, steunplankje
spalk van Cramer - draadspalk
span   duo, gespan, koppel, paar, stel, toom, tweetal, twin
span vossen - lot
spanader - tongriem
spanderen - uitgeven
spanen hengselmandje   slof 
spang   agraaf, agrave, agrafe, clips, gebitknop, gesp, haak, knip, sierhaak, sierring, sluiting 
spaniel - épagneul
Spanjaard - Andalusiër,  spanjool
Spanje - Hispanië, Iberië
Spanje, deel van - zie: Spaanse provincie
Spanje en Portugal   Iberië 
Spanje kenner - hispanoloog
spanjolet   draairoede
spanjoletafsluiting - basculesluiting
Spanjool - Spanjaard
Spanker - zeiljacht
spankeren   rennen, vluchten, weglopen
spankracht   elasticiteit, drijfveer, rek, ressort, springveer, veerkracht
spannen   drukken, opwinden, kwellen, rekken, scheren, strekken, surexciteren, tenderen,
spannend   adembenemend, boeiend, enerverend, hevig, meeslepend, opwindend, sensationeel, streng, tonisch, versterkend, vlijmend
spannend buigen - cambreren
spannende film   cowboyfilm, griezelfilm, thriller, western, spionagefilm 
spanner - landmeter
spanners - geometridaes
spanning   afstand, agitatie, angst, druk, drukking, entonie, geladenheid, hoogspanning, laagspanning, inspanning, ongeduld, onrust, opwinding, overdruk, potentieel, sensatie, spankracht, stress, tonus, torsie, voltage
spanning (elektrische) bezittend - geladen
spanning in celwanden bij planten - turgor
spanning van een snaar - tonus
spanning van lippen bij het bespelen van blaasinstrument - embouchure
spanning van meer dan 300 volt - hoogspanning
spanning van minder dan 300 volt - laagspanning
spanning van snaar - monotoon
spanning van toon - monotoon
spanningsbron voor elektriciteit - batterij
spanningsgraad - toniciteit
spanningsmeter - manometer,  voltmeter
spanningstoestand van spieren - toniciteit
spanningzoeker - voltmeter
spanrib - spant, windschoor
spanrups   kram, landmeter, patjet
spanrupsen - spanners
spanrupsvlinder - peretak
spanstok van een spanzaag - knevel
spant   balk, bint, dakgebint, dakrib, dakspant, draagbalk, gebint, kapgebint, kapwerk, keper, paal, rib(be), ril, schraagstoel, spantrichel, spanwerk, spar, spoor, zijstuk,
spantouw - talreep
spantrib - dakspar
spantrichel - spanrib
spantstut - oplanger
spanvisserij, net bij de - kuil
spanwerk van dak   bint, gebint, spant
spanzaag - raamzaag, schulpzaag
spanzaagje - figuurzaag
spar - den, douglas, piceaspant, staak
spar of rib van een dak -  spant
sparappel - sparrekegel
sparen   behoeden, bewaren, inzamelen, menageren, mijden, nalaten, ontzien, openlaten, opgaren, oppotten, overhouden, potten, vergaren, verzamelen, vrijwaren, uitzuinigen, verzamelen, wegleggen
sparganiacee - egelskop
spark - vonk
sparkelen - vonken
spart - espertogras
Spartaans   gestreng, hard, lakoniek, streng
Spartaans ambt - ephoren
Spartaans folterwerktuig - apega
Spartaanse koning   Agis, Epaminondes, Leonidas 
Spartaanse magistrat - efoor
Spartaanse overheidspersonen - eforen
Spartaanse  slaaf   heloot 
Spartaanse volksvergadering - apella, halia
spartelen - schitteren
sparterie - matwerk
spasmisch - krampachtig, spasmodisch
spasmodisch - krampachtig
spasmus(Lat.)   kramp
spastisch   krampachtig
spat   drop, droppel, drup, druppel, gezwel (paardenziekte), klad, smet, spatader, spet(ter), spikkel, vel, vlek
spat of dierenhuid - gremel
spatader - varix
spataderbreuk - varicocele
spataderen (med.) - varices
spatbord - spatscherm
spat, droge - hanespat
spatel - paletmes, strijkmes, strijkspaan, tempermes, zalfmes
spatie - ruimte, speelruimte, speling, tussenruimte
spatiebalk   spatielat
spatieus   ruim
spats   drukte, inbeelding, lef, ophef, poeha, praats, soesa, tamtam
spatscherm - spatbord
spatsies - kapsones
spatten   spetten, spetteren
spattende druppel - spikkel, sprenkel
spat van rubber - klodder
speaker - luidspreker
specerij   aloe (bijbel), anijs, dragon, foelie, kaneel, kappertjes, kardamon, karwij, karwijzaad, kerrie, kervel, komijn, kruid, kruiderij, kruidnagel, lombok, mosterd, muskaat, nagelgruis, nootmuskaat, paprika, peper, piment, pijpkaneel, saffraam  toekruid, tijm
specerij eilanden   Molukken 
specerij voor de rijsttafel - assem (tamarinde), boemboe, djinten, rawit, kentjoor, kerrie, ketoembar, klappermelk, klapperolie, kloewek, koenir (koenjit), lombok, sambal, trassie
specerij(plant) - 
3    hop
4    anijs, soja, thijm
5    dille, komijn, macis, nagel, peper, salie, karwij
6    cassia, dragon, foelie, gember, kaneel, kerrie, piment, venkel
7    kalmoes, laurier, mosterd, muskaat, paprika, vanille
8    cardamon, saffraan, turmeric
9    koriander, marjolein, pepermunt
10  bonenkruid, kappertjes, kruidnagel peterselie
11  nootmuskaat, pieterselie
specerijsteen   aromaliet
specht   klimvogel, notenkraker, (Ind.) platoek
spechtvogel - baardvogel, draaihals, indicator, pepervreter, specht, toekan
speciaal - afzonderlijk, apart, bijzonder, bizonder, buitengewoon, extra, specifiek, vooral
specialist   chirurg, dermatoloog, deskundige, expert, endocrinoloog, gerontoloog, gynaecoloog, internist, neuroloog, oogarts,  psychiater, röntgenoloog, tandarts, vakgebied, vakman
specialiteit   bijzonderheid
specie   cement, grondstof, 0letterspijs,  mastiek, meststof, metaal, metaalmengsel, metselkalk, mortel, muntgeld, pleister, soort, splint, stof, tras
specieboekje - borderel
species - soort
speciesoort - adobe
specificatie - afrekening, opsomming, zaakvorming
specificeren   omschrijven 
specifiek   apart, bijzonder, eigenaardig, kenmerkend, soortelijk, typisch
specimen   exemplaar, proefje, proeve, staaltje, voorbeeld,
spectaculair   opvallend, opzienbarend
spectator   opmerker, toeschouwer, waarnemer
spectrale lijn van natrium - D-lijn
spectrum   kleurenbeeld
speculant   agioteur
speculatie   bespiegeling, gis, gok, kansoverweging, risico
speculatief   bespiegelend, onzeker,speculerend
speculeren - gokken, agioteren 
speculum - kijkglas, spiegel
speech   rede, redevoering, toespraak, toast, toost
speed - snelheid, vaart
speeksel   fluim, kwalster, kwalstor, kwijl, mondvocht, rochel, salvia, secreet, slijm, spog, sputum, spuug, spuw, zever 
speeksel verliezen   kwijlen 
speekselferment   ptyalase
speekselkruid - bosandoorn
speekselvloed - salivatie
speel het één octaaf hoger (muz.) - octava, stanza
speelbaan   tra
speelbank - casino, gokhuis 
speelbank doen springen - debankeren, debanqueren
speelbankbediende   croupier 
speelbankspel   baccarat, faro, hazard, roulette,  saturnus
speelboek - harmonica, scenario
speelboek van een film   scenario, draaiboek
speelbord   hakkebord
speelclub   speelgezelschap 
speeldoos   brandkast(diev.), muziekdoos,
speelduiten   speelgeld
speelgeld   bank, fiche, inleg, inzet, pot
speelgenoot   maat, makker, partner, vroend  
speelgoed - autoped, bal, beer, bikkel, blokken, blokkendoos, bouwdoos, bromtol, damspel, diabolo, draaitol, draak, duikelaar, erwtenblazer, hobbelpaard, hoepel, jojo, katapult, kienspel, klaphoutjes, klapper, klepper, knikker, koot, legpuzzel, lottospel, mecano, mobaco, opwindtrein, pop, poppewagen, prikkar, prikslee, priktol, proppeschieter, rammelaar, ratel, rekstok, rinkelbom, schommel, springtouw, stelt, step, stokpaard, stuiter, tol, touw, trein, vlieger, werptol, wip, wipplank, zettol, zweeptol,
speelgoedautootje   matchbox 
speelgoedbeer - teddybeer
speelhol – casino, speelhuis, speelbank 
speeljacht   pleziervaartuig
speelkaart   aas, boer, dame, heer, joker, koning(in), negen,  nel, schoppenaas, tien, vrouw, 
speelkaarten langzaam één voor één openleggen   fileren
speelkamer   kinderkamer 
speelkameraad - speelmakker
speelmakker   vriend, kameraad 
speelman - artiest, minnezanger, minstreel, muzikant, troubadour, zeeëngel  
speelmeisje   bruidsmeisje 
speelmerkje - fiche
speelnote   bruidsjonker, bruidsmeisje, speelkameraad, speelmakker,
speelpenning   fiche, markje 
speelplaatje - plectrum
speelplaats - cour, speeltuin
speelplaats (oudtijdse) - maliebaan
speelplaats bij school - koer, schoolplein
speelplaats voor kolfspel - maliebaan
speelplein - speelplaats
speelpot - inleg
speelreisje   pleziertochtje 
speelruimte - bewegingsvrijheid, marge, spatie, speling, vrijheid
speelruimte tussen hoeveelheden - marge
speelruimte van een circus - piste
speelruimte voor gehalte van munten   remedie
speels   dartel, grillig, luchtig, ludiek, speelziek, stoeiziek, wulps 
speels bewegen - dartelen
speels stoeien - dartelen
speels vernuft bezittend - geestig
speelse verliefdheid - flirt
speelsheid   dartelheid 
speelsoort - bastaard
speelstuk (muz.) - sonate
speeltafeltje   abacus
speeltuig   bugel, doedelzak, fluit, muziekinstrument, rinkelbom, speelgoed, viool, wip
speeltuingerei   draaimolen, glijbaan, ringen, rutschbaan, schommel, wip
speeltijd   speelduur
speeltijd van schouwburgen en theaters - seizoen
speeluur - snipperuur
speelvak - kader
speelveld - sportveld
speelweide voor kleine kinderen - kleuterweide
speelweide - voetbalveld
speelziekte   speelzucht
speelzucht   speelziekte 
speet  (haring)pen
speen - dot, fop, fopspeen, gummidop, helmkruid,  tepel, zuigdop
speen aan de uier - tepel
speenkruid   gouwe
speer   bol, horen, kreits, lans, piek, punt, spies, steekwapen, werpwapen
speer van Odin   gungnir
speerdistel - breedbol
speerdrager - piekenier
speerhaai - doornhaai
speerhaak - (smids)aambeeld
speerruiter - lansier
speerwortel - mansoor
speet - palingpen, stokje
speetjesaal - speetaal, spitaal
speetjespaling - aalsnoerspeet
speiteling - spat
speilen - spatten, wegpakken
spek   babbelaar, bacon, caramel, ham, pork, vet
spek (met - schieten) - bluffen, opsnijden
spekbuik   dikzak, speketer 
spekeend   smient
speken - spuwen
spekhuid   zwoerd, zwoord 
spekjan - Portuges, Spanjool
spekje - babbelaar
spekken   larderen, volstoppen, vullen
spekkig   halfrot, ranzig, vet, vetachtig
speknaald   lardeerpriem
speknek   dikkerd, spekhals 
spekrand - zwoerd
spekrookplaat   wieme
spekslager   varkensslager 
speksteen - agalmatoliet, beeldsteen, cagoliet, pagadiet, perliet, steatiet, steatief, talk
speksteenpoeder - talk
spektakel   bombarie, drukte, gedoe, geraas, geweld, herrie, kabaal, keet, lawaai, leven, misbaar, opschudding, pandemonium, rumoer, schouwspel, tumult 
spektakelwerk - acrobatie
spektortel - yam
spektor - spekkever
spel   ballen, bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino, ganzenbord, halma, hazard, jeu, kaarten, kegelen, lotto, monopolie, ontspanning, poker, polo, roulette, rummycup, schaken, scrabble, triktrak, vermaak, whist, wiekslag
spel met ballen   biljart
spel- of stemproef - auditie
spel in de open lucht - veldspel
spel met ballen - biljart
spel met dobbelstenen - passediesje, passediezen
spel met kegelballen - boccia
spel met marionetten - poppenspel
spel voor allen   tutti
spel voor één persoon   patience, solo
spel voor twee personen - duet
spel voor verscheidene personen - gezelschapsspel
spel (of zang) voor allen tegelijk - koor, tutti
spelbreker   haarzak, pretbederver, rustverstoorder, spelverstoorder 
speld - broche, insigne
spelden   opprikken, vasthechten,vastprikken, vaststeken 
speldengeld - epingles
speldenwerk - kant
speldenprik   hatelijkheid 
speldernieuw - splinternieuw
speldje - badge, embleem
spelen - dartelen, ketteren, ontspannen, robbedoezen, ravotten, speculeren, spelemeien, vermaken 
spelen op snaarinstrument   tokkelen
spelenderijs bezig zijn - sollen
spelend kwijtraken - verspelen
spelende doen toekomen - toespelen
speleologie - grottenleer, holenkunde
speler   acteur, gokker, kaarter, muzikant, tuiser, verliezer, winnaar
speler aan speelbank   ponte 
speler in loterij - gokker
speler op ongeoorloofde wijze aanvallen - tekkelen
spelers - team
spelevaart   roeitocht, zeiltocht 
spelfiguur   dam, mat, pat, schaak
speling   afwijking armslag, bewegingsvrijheid, keer, latitude (fig.), marge, orthografie, ruimte, spatie, speelruimte, tolerantie (fig.), tussenruimte,  variant, wending
spelkunst - orthografie, schrijfwijze
spellen   voorspellen, voorzeggen
spelleider - gymnastiekonderwijzer, regisseur
spelleider in een casino   croupier 
spelleiding - regie
spelletjes doen - spelen
spelling   orthografie, schrijfwijze
spel met dobbelstenen – poker
spel met schijven – dammen
spel met stenen - domino
spel of zang van allen tegelijk - tutti
spelonk   berghol, bergholte, catacombe, caverne, grot, hol, krocht, spleet 
spelonkbewoner   troglodiet 
spelonkkunde   speleologie 
spelonkkundige - speleoloog
spelpauze - rust
spelpenning - fiche
spelregel - reglement
spelschuiver - dammer, damspeler
spel van 1 persoon - patience, solo
 spelt - tarwe
spelterm - bingo, kien
spelverstoorder - rustverstoorder
spelvoorschrift - spelregel
spelziekte - orthogratitis
spen  provisiekast 
spen (Ind.) - tafelbediende
 spencer - blouse, jak
spenderen - besteden, uitgeven
spenen - onthouden, uitplanten
spergelkruid - asperge
spermaceet - amber, walschot
spermaceti - walraat, walschot
spermogonium – pycnium
sperren – afsluiten
spervuur - gordijnvuur
sperwer - blauwvalk, kwaadvogel, mussenarend,  stiervalk, stuiker, vinkendief
sperzieboon - princesseboon
spet - drop(pel), druppel, klad, mop, plek, smet, spat, spetter, sputter, vlek 
spetter - druppel, spat, stuk
spetteren   morren, opspelen, spatten, sputteren, tegenspreken
speurder   bespieder, detective, onderzoeker, rechercheur, rus, speurneus, spion, stille, verspieder, zoeker 
speurdersroman   detective 
speuren   nasporen, bemerken, bespeuren, nazoeken, onderzoeken, ontwaren, snuffelen
speuren naar - zoeken
speurhond   bespieder, brak, handlanger, jachthond, politiehond, ranger
speurneus - detective
speurtocht - jacht
speurwerk - onderzoek, recherche, research
speurzin - flair , neus
sphagnum   veenmos
spicht - slank, tenger
spichtig   dun, fijn, mager, puntig, schraal, schriel, smal, snibbig, sprietig tenger, vinnig
spie - bout, cent, geer, geld, keg, keil, lens, luns, peg, pen, pin, wig 
spie (barg.)   cent, duiten, geld
spie   bespieder, spion
spieden   bespieden, gluren, loeren, speuren, spinzen, uitkijken, verkennen
spieder - gluurder 
spiegat   spijgat, kijkgat
spiegel   achterdeelvlak, achtersteven, afspiegeling, beeldglas, speculum, spiegelbeeld
spiegel die een groot aantal beelden geeft - myriomorfoscoop
spiegel van de ziel - oog
spiegelbanket - miroirs
spiegelblank  - rein, hoogtemeter, spiegelsextant, zuiver 
spiegelboog - sextant
spiegeldraad - mergstaal
spiegeleend - wintertaling
spiegelen   glimmen,  reflecteren, terugkaatsen, weerkaatsen 
spiegelgevecht   manoeuvre (mil.), schijngevecht, schijnkamp, schijnvertoning, sciamachie 
spiegelgevecht te paard   fantasia 
spiegelgevecht te water   naumachie 
spiegelhars - colofonium
spiegeling   reflectie, terugkaatsing, spiegelbeeld
spiegelklokje - specularia
spiegelkijker   reflector, spiegeltelescoop
spiegelleer - katoptriek
spiegelmaas   ladder net 
spiegelmees - koolmees
spiegelmetaal - speculum
spiegelnieuw   fonkelnieuw, splinternieuw
spiegelpauw - pauwfazant
spiegelrand - biseau
spiegels beleggen - foeliën
spiegelschip - pinas
spiegelsteen - girasol, maansteen, reflector, seleniet
spiegeltelescoop - reflector
spiegeltin - bismut
spiegelijzer - ruwstaartijzer
spiegelzool   tripzool
spieken   afkijken, overschrijven, smokkelen (in de les of bij examen), spieren
spier - 
4    halm, pees
6    biceps, spriet
7    anticus, dijspier, triceps
8    armspier, bilspier, musculus, rugspier
9    buikspier, kauwspier, knieschijf, peesplaat, voetspier,
      zaagspier
10  borstspier, deltaspier, slaapspier
11  gelaatspie
12  achillespees, handbalspier, hoofdknikker
13  kuitbeenspier, oogkringspier
14  mondkringspier, spaakbeenspier
15  monnikskapspier, spaakbeenbuiger, voorhoofdsspier
16  kleermakerspier, onderarmstrekker,vingerstrekspier
17  achterhoofdsspier, schouderbladspier, tweelingkuitspier
spieraandoening - rheuma
spierbeschrijving - myografie
spiereinde - pees
spieren - musculatuur
spierenkennis - myologie
spierhaai   doornhaai
spierig - rank, spichtig
spiering - smelt, stint, zandaal, zandspiering
spierkramp   klem, spasme, spiercontractie, spierpijn, tetanus
spiermeter   dynamometer 
spiernaakt   moedernaakt, poedelnaakt
spierontsteking - myositis
spierpijn   ataxie, catalepsie, groeistuip, kramp, myalgie, peesknoop, peesontsteking spit,
spierrheumatiek - bevanging, myofibrositis
spierreumatiek in de lendestreek - lumbago
spiersamentrekking - contractie, kramp, stuip,
spiersoort - buiger, strekker
spierspanning - tonus
spierstelsel   musculatuur 
spierstoornis - ataxie
spierstrekking - kramp, stuip
spiersuiker - inosiet
spiertrekking   kramp 
spierverslapping - atonie
spierverstijving - catalopsie, reumatiek 
spierwit – bleek, hagelwit
spierwrijving - massage
spies   harpoen, hertegewei (eerste), lans, lens, piek, speer, spies, steekwapen, werptuig
spiesbok - oryx, sabelantilope
spies van walvisvanger   harpoen, lens
spiesdrager   piekenier
spiesglans   antimoon, antimonium 
spieshert - mazama
spiesruiter   ulaan
spiessoldaat   lansenier, lansier, piekenier 
spiets - harpoen, lens, spies
spietsen - empaleren
spik - vlekje
spike - atletiekschoen, nageltje, spijkertje
spikkel - punt, spat, sprank, sprenkel,  stip, (s)tippel, vlekje
spikkelbloem - vlekbloem
spikkelen - moucheteren
spil   as, bloeiwijze, cardo, centerback, doordraaiend, gangspil, kaapstander, naaf, persoon (belangrijk), pivot, steel, stopper, tap, verkwistend, voetballer, windas, zijtak
spilboom   windspaak, kardinaalshoed
spillen   besteden, verknoeien,verkwisten, verspillen
spillig - spichtig
spil of as - naaf
spilpenning   teergeld, zakgeld 
spilziek   verkwistend, doordraaiend 
spilzucht   verkwisting
spin - aardmijt, aardspin, ankertje, bastaardspinbroodkast, buisspin, celspin, feeks, heks, huisspin, jachtspin, kelderspin, klos, kol, krabspin, kruisspin, mijt, rolspin, satijnspin, snelbinder, tarantel, tarantula, tarentula, tolvlucht, vogelspin, waterspin, wolfspin
spina - doorn
spinaap - slingeraap
spinachtig - tarantel
spinachtig dier - schorpioen
spinachtig diertje - mijt
spinachtige   arachnoideum, hooiwagen, malmignatte, mijt, kobbe, schorpioen, tarantella, teek, vogelspin 
spinachtige dieren - arachniden
spinaker - jager
spinazie   bladgroente
spinbeweging - chiraliteit
spinbloem   herfsttijloos
spinde - broodkast, provisiekast, spijskast
spindel - garenklos, klos
spinel - robijn
spinfabriek - spinnerij
spinet   virginaal
spinhuis   gevang, gevangenis, nor,tuchthuis  
spinklos - bobijn, garenklos, speldewerkklos, spoel
spinlijn - clothoïde
spinmaal - spinning
spinmachine - flyer
spinnen - areneidae, rullen, snorren, wentelen, zoemen
spinnenkop   spin, standaardmolen 
spinnenkop (barg.)   doekspeld, dasspeld
spinnenjager   ragebol
spinnerijarbeider   spinner 
spinnen, klos voor het - spindel
spinnenkunde - araneologie
spinnenleer - arachnologie
spinnensoort - ero
spinnenverdriet - ragebol
spinnenwebben   web, webben, spinrag, rag
spinnewebdraden - rag, spinsel, webbe
spinner - kunstaas, hengelaas, nonvlinder, processierups, wapendrager, zijderups
spinnerij - garenfabriek
spinners - bombycidae
spinnersterm (katoen en wol) - aftrekrol
spinnersterm (vlas en helm) - aanleg, afleveringsrol, machine,
oplegrol, vlij
spinnerijarbeider - spinner
spinnetje - mijt
spinneweb - raag, rag
spinnewebdraad - rag
spinnewiel - woelwater
spinnig   kattig, kwaadaardig, nijdig
spinnijdig   boos, gram, gramstorig, rabiaat, woedend
spinrag - raag, spinsel, web 
soinragvlies - arachnoides
spinsel - byssus, draad, garen, rag, spint, web
spinsel van vezelachtige stof - draad
spinster van het levenslot - Atropos, Clotho, Lachesis, Moira
spinstof uit houtvezel - textulose
spinvezel - hennep, jute, katoen, kokos, ramie, sisal, vlas, wol, zijde
spinvis - schelvisduivel
spinvlieg   luisvlieg, paardenvlieg 
spinzen (barg.)   kijken, loeren, speuren
spion   agent, bespieder, dwarskijker, éclaireur, indringer, patrijshond, pottenkijker, spie, spiegeltje (spionnetje), stille, verkenner, verklikker, verrader, verspieder
spionage - bespieding
spioneren - bespieden, verkennen, verspieden
spiraal   krul, krullijn, kurketrekker, schroeflijn, slakkenlijn, spiraalveer, springveer, (trek)veer
spiraalbeweging - torsade
spiraaldek - ondermatras
spiraalduik   vrille
spiraalklosje - piton
spiraalveer met handvatten - expander
spiraalvormig - slakvormig
spiraalvormig gebogen draad - spiraaldraad
spiraalvormig opgerolde peulen van een Westind. plant - 
dividivi
spiraalvormig gewonden gouddraad - cantille
spiraalvormige bocht - krul
 spiraalvormige schelp - nautilus
spiraalvormige versiering - voluut
spirant - fricatief, glijder
spirit   fut, geest, kracht, pep, pit, temperament
spiritisme - geheim, necromantie, occult, occultisme, verbergen
spiritisme, onmisbaar in het - medium
spiritistisch wezen - klopgeest
spiritistische ziel - manas
spiritual - negerlied (religieus)
spiritualia - dranken (geestrijke of alcoholische)
spiritualiteit    geestelijkheid, onstoffelijkheid
spiritueel   geestelijk, geestig, immaterieel, onlichamelijk, onstoffelijk, snedig
spiritueus - geestrijk, sterk
spirituoso (muz.)   geestdriftig, vurig 
spiritus   alcohol, ethanol, ethylalcohol, spriet, sprit, wijngeest
spiritusbrander - primus
spiritusdrank - likeur
spit - braadijzer, kremertje, lendeschot, lumbago, spadensteek, speet, verschot (Z.N.)
spitaal - speetjesaal
spits - apexpiek, bits, geestig, gepunt, hatelijk, leep, loos, piek, piekerig, pienter, punt, puntig, raak, scherp, scherpzinnig, schraal, slim,  snedig, stekelachtig, timp, tip, toelopend, top, uiteinde, vernuftig, vinnig
spits (barg.) - paraplu
spits broodje - kadetje, timp
spits maken - toespitsen
spits toelopend   taps, timp, tip
spits toelopend baardje   sik
spits toelopend eind - punt, toot, tuit
spits toelopend gedeelte - kam, tand, toot, tuit
spits toelopend grafgebouw - piramide
spits toelopend grafmonument - pyramide
spits toelopend voorwerp   naald, punt, speld
spits toelopende zuil - naald
spits toelopende zuil of gedenk - naald, obelisk 
spits torentje - fiaal (gotiek)
spits uiteinde - punt, stip, tip
spits uitlopende strook   geer 
spits uitstekend gedeelte   kam, tand
spits vooruitspringende hoek   horn 
spits ijzer - piek
spitsachtig - puntig
Spitsbergen - Svalbard
spitsboef   boosdoener, picaro, rabauw, schavuit, schelm, schurk, slimmerd 
spitsbogenstijl - gotiek, gotisch, ogivaal
spitsboog   kruisboog, ogief 
spitsboogvormig - ogivaal
spitseekhoorn - toepaja 
spitsbroeder   bentgenoot, gabber, kameraad, lotgenoot, makker, vriend 
spitsbroederschap - solidariteit
spitsdak - revalje
spitse baard - sik
spitse bek - neb
spitse bergtop - piek
spitse naald - zuil
spitse snavel   neb, nebbe
spitse toren - minaret
spitse versiering - toot
spitse vooruitstekende hoek - horn
spitse zuil   naald, obelisk, piramide
spitsen - scherpen, slijpen
spitsen van lippen - tuiten
spitser - spiesbok
spitsgebekt - hatelijk
spitsheid   bitsheid, puntigheid, scherpzinnigheid 
spitshond - kees
spitsig - puntig
spitsmuil - haairog, zeepaling
spitsmuis - dol, dwergspitsmuis, muis
spitsmuisachtig zoogdier - egel
spitsmuizen - soricedae
spitsrat - ratteëgel
spitssnuitdolfijn - mesoplodon
 spitsstaart - worm
spitstoelopend - taps, timp
spitstoelopend voorwerp - naald
spitsuur   piekuur, top uur
spitsvondig   bijdehand, chicaneus, geraffineerd, geslepen, gevat, gewiekst, gezocht, intellectueel, pointilleus, scherpzinnig, schrander, sluw, subtiel, vernuftig
spitsvondige redenering - drogreden, haarkloverij, sofisme
spitsvondigheid - haarkloverij, intelligentie, scherpzinnigheid, schranderheid, sofisme, sofisterij, subtiliteit, vernuftigheid
spitsvormige redenering - sofisme
spitszuil - obelisk, pyramide
spitszuilig - piramidaal
spitten   delven, graven, omspitten, omwerken, spaaien, spaden, uitgraven 
spitter - graver
spitwerk - graafwerk
spleen - depressie, hypochondrie, landerigheid, milt, miltzucht
spleet   barst, breuk, diaklaas, fissura, gerre, geul, gleuf, glip, groef, hiaat, hoek, holte, inkeping, insnijding, keen, keep, kerf, kerving, kier, kieuw, kloof, opening, pen, punt,  reet, rhagus, rift, rima, scheur, schrap, scissie, scissuur, spelonk, spits, split, spouw, stip, tussenruimte 
spleetveer - splits
spleet in de kalkbodem - bogaz
spleet in een toneelvloer - rit
spleet in kleding - naad 
spleet waaruit mijngas ontsnapt - blazer
spleetje - snee
spleetje in een jas - knoopsgat
spleet of kier - scheur
splendide - duur, kostelijk, prachtig, rijk
splinter - dorentje, spaan, spaander
splintergroep - sekte
splintering - spallatie
splinternieuw - fonkelnieuw, gloednieuw, nagelnieuw
splintertang - gratenvanger, pincet 
splintertrekker - pincet
split - alcohol, cocktail, gulp, hoek, insnijding, punt, rits,  spleet, splinter, stip, tip
split van een mansbroek - gulp
splitbout   keg, keil, luns, wig
splitpen - luns
splitsen - delen, divideren, kenen, klieven, kloven, scheiden, splijten, spouwen, uiteengaan, verdelen, vertakken
splitsen in rubrieken - specialiseren
splitsen van een opgeloste verbinding in twee delen -  ioniseren
splitser van atomen - cyclotron
splitshoren - marlpriem
splitsing - desintegratie, differentiatie, scheiding, scheuring, scissie, scissuur, splijting, verdeeldheid, verdeling
splitsing der moleculen - ionisatie
splitsing van atomen - ionisatie
splitsing van een weg - driesprong, tweesprong, viersprong
splitsing van rivieren in brongebied - bifurcatie
splitsing van twee wegen in garfelvorm - bifurcatie
splitsing van wegen - bifurcatie
splitsingsprodukt van atoom - ion
splitveer - splitpen
split - gulp, insnijding, rits, spelet, splinter,steenslag splinter,
splitbout - luns
splitleer - croute
splitpen - borgpen, luns
splits - veerspie
splitsbaar - deelbaar
splitsen   delen, doorhakken, kloven, scheiden, splijten, uiteengaan, verdelen, vertakken, 
splitsen in rubrieken   specialiseren
splitshoorn - marlpriem
splitsing   scheiding, scheuring, verdeeldheid, verdeling
splitsing der moleculen   ionisatie 
splitsing in rubrieken – specialisatie
splitsing van driewegen - driesprong
splitsing van rivieren in brongebied - bifurcatie
splitsing van twee wegen in gaffel vorm – bifurcatie
splitsing van vier wegen - viersprong
splitsing van wegen   tweesprong, driesprong, viersprong splitsingsprodukt van atoom   ion 
splitten - splijten
splitveer   splitpen
splijtbaar - fissiel, schizofact, scissibel
splijtbaar materiaal - uranium
splijtbaarheid - fissiliteit
splijtbout - wig
splijten - barsten, delen, kenen, kiemen, klieven, kloven, rijten, scheuren, splitsen, splitten, uiteendrijven
splijten van hout - kloven
splijthoef - kalfspoot
splijthout - kloofladder
splijting - inkeping, kap, keep, kerf, klieving, kloving, rits, schisma, scissie, scissuur, splitsing
splijtstuk - keg, kegge, wig 
splijtzwam - bacil, bacterie, schizomyceet
spodderen - rennen, snellen, ijlen
spodumeen - trifaan
spoed - celeriteit, drift, expres, expresse, gang, gejaagdheid, gezwindheid, haast, jacht, run, snelheid, tempo, vaart, vitesse, vlugheid, ijl,  ijver
spoed vereisend   urgent 
spoedbericht   dépêche, telegram 
spoedbestelling   p.e., per expresse 
spoedbrief - expresse
spoed vereisen - urgeren
spoedeisend - dringend, pressant, urgent 
spoeden - haasten, jachten, racen, rennen, reppen, snellen, ijlen
spoedig - aanstonds, aldra, alras, binnenkort, dadelijk, dra, eer(st)daags, eerlang, fluks, gauw, gezwind, haast(ig), methaast, metterhaast, onmiddelijk, rad, rap, ras, snel, vlug, voort, weldra, welhaast 
spoedig (Lat.) - cito
spoedig beledigd - lichtgeraakt
spoedig boos - heetgebakerd, kittelorig, kortaangebonden, lichtgeraakt, prikkelbaar
spoedig gereed - grif 
spoedig in samenstelling - ijl
spoedig klaar   vlot
spoedig tot iets geneigd -  impulsief, licht, ontvlambaar
spoedig verslijtend - sleets
spoediger tot het doel komen - nader
spoedrecept - cito(recept)
spoel   bobine, bobijn, bocage, garenspil, klos, schacht, schietspoel, vederschacht, weversklos,
spoel van een spinnewiel - klauwier
spoelbakje - cuvette
spoeldrank - gorgeldrank, mondwater
spoelen - opklossen, reinigen, vloeien, wassen
spoeling - afvalprodukt, bostel, draf, melasse, spoelinrichting, (w.c.), varkensvoer, veevoeder,
spoelingkoek - cake
spoelkant   frivolité
spoelkuipje - bidet, wasbekken, zitbad
spoelloos weefgetouw - fatex
spoelsel   spoeldrank, spoelwater
spoelvat   spoelbak
spoelwater - spoelsel
spoelwormen - ascariden
spoetnik - satelliet
spog - speeksel, spuug
spoken - dolen, ronddolen, rondwaren, waren, woelen
spokken - knappen, knetteren
spokend rond gaan - omspoken
spoliatie - roof
spon - moedermelk, prop, sponturf, stop, tap, zog
sponde   bed, bedstede, bedstee, krib, ledikant, leger, legerstede, nachtleger
spongat   vulgat
sponning   gleuf, groef, groeve, inkerving, rabatspong
spons -  spongia
sponsachtig   fungeus, poreus, spongieus, sponzig, voos
sponsor   borg, geldschieter, peet
sponssteen - spongiet
sponsweefsel - badstof
spontaan - hartelijk, impulsief, natuurlijk, ongedwongen, ongekunsteld, onvoorbedacht, vanzelf
spontane generatie -  abiogenesis
sponturf - sponnetje
sponzen - afvegen, porifera
sponzig   sponsachtig
spook   bietebouw, boeman, bullebak, engerd, eunjer, fantasma, fantoom, feeks, gedrocht, geest, hersenschim, larve, luchtgeest, mispunt, naarling, pakkeman, schim, vampier, verschijning
spookachtig   huiveringwekkend 
spookachtig vrouwelijk wezen -  Lamia
spookachtig wezen - geest
spookbeeld   hersenschim, nachtmerrie, waanvoorstelling
spookdieren - tarsioidea
spooksprinkhanen - phasmidae
spookverschijning - fantoom, schim, spokerij, spooksel, vampier
spookverschijnsel - gedaante, geest, hersenschim, spookbeeld, spooksel, vampier, waanvoorstelling
spookvis - haringkoning, zeekat
spoor - aanwijzing, afdruk, afdruksel, bewijs, calcar, dakspar, indruk, keen, kerf, kielzog, kloof, moet, neut, paardespoor, piste, prent, rails, sleuf, spant, spoortrein, spoorweg, spore, teken, voetafdruk, wagenspoor,
spoorbaanstoep - perron 
spoor van schip   kielzog 
spoorbaan   spoorlijn, spoorweg, talud
spoorbaan op de openbare weg aangelegd - tramweg
spoorbaan/deel van.. .   overweg
spoorbaan op weg   tramweg 
spoorbeambte   conducteur, blokwachter, seinhuiswachter 
spoorbalk - biels
spoorbiels   dwarsligger 
spoorbiljet   (trein)kaartje 
spoorboekje   dienstregeling, reisgids, spoorgids, treingids 
spoorboom - afsluitboom, bareel 
spoorbreedte   spoorwijdte 
spoorelement   oligopleront 
spoorkarretje - lorrie
spoorklok   stationsklok 
spoorkoekoek - koekal
spoorlegger - biels, slipper
spoorlijn - rail, spoorbaan, spoorweg
spoorloos   kwijt, onvindbaar, verdwenen, weg, zoek
spoorrail   spoorstaaf 
spoorrijtuig   wagon 
spoorrijtuigafdeling   compartiment, coupé
spoorslags   dadelijk, direct, direkt, meteen, onmiddellijk, snel,  ijlings
spoorstaaf   rail
spoorstok   zwenghout, zwing 
spoortje - flinter, snufje, vleug, zweem(pje)
spoortraject - baanvak
spoorwagen – spoorrijtuig, tender, wagon
spoorweg - spoorbaan 
spoorwegarbeider die de wagens aaneen   en loskoppelt   rangeerder
spoorwegcentrum in Nederland -  Amsterdam, Rotterdam, Utrecht 
spoonvegcentrum in Zwitserland - Olten 
spoorweggebouw - seinhuis, station
spoorweggids   spoorboekje 
spoorwegkruising - overweg
spoorwegmaatschappij   NS, H.Y.S.M., S.S., O.B., S.N.C.F., LN.E.R.
spoorwegongeluk   deraillement 
spoorwegpersoneel - baanwachter, baanwachter, haltechef, kaartjesknipper, ladingmeester, machinist, opzichter, railveger, rangeerder, remmer, spoorwegarbeider, treinchef, (trein)conducteur, wisselwachter
spoorwegramp   deraillement
spoorwegsplitsing   wissel 
spoorwegstation in...   zie station in...
spoorwezel - faraorat
spoorzoeker - ichneumon, scout
Sporaden/een der...   Chios, ikaria, kalymnos,  kos, lesbos, patmos, Skyros, Samos 
sporadisch - schaars, verspreid, verstrooid, zelden, zeldzaam
sporen - manen, nopen, vestigia
sporen afstoten bij paddestoelen - sporuleren
sporenblad - sporofyl
sporendragende plant - varen
sporenelement - oligopleront
sporenhoopjes - sorus
sporenhouder - sporangium
sporenkapsel -  sporangium
sporenplant   adderruit, addertong, addervaren, adelaarsvaren, alg, azolla, bekermos, beukvaren, blaasvaren, blaaswier, bosvaren, bruinwier, cryptogram, dubbelloof, eikenvaren, groenwier, heermoes, hertsvaren, kamvaren, koningsvaren, korstmos, maankruid, maanvaren, mannetjesvaren, miltvaren, moerasvaren, mos, muurruit, muurvaren, naaldvaren, niervaren, paardenstaart, pilvaren, pluimvaren, slootvaren, steenbreekvaren, steenruit, steenvaren, stekelvaren, stippelvaren, streepvaren, stronkvaren, tondelzwam, tongvaren, varen, venushaar, vlotvaren, wederdood, wier, wolfsklauw, zeewier, zilverschoon, zwam
sporen kapsel   sporenhouder 
sporenverspreiding - sporulatie
sporenvorming - sporulatie
sporenvrucht - sporocarpium
sporeplanten - cryptogamen
sporkeboom - els, sporkel, sprakel,vuilboom, watervlierboom
sporrelen - pruttelen
sport   tree, trede
sport   alpinisme, atletiek, autorace, autosport, badminton, basketbal, biljarten, bingo, bobben, boksen, cricket, croquet, curling, dammen, discuswerpen, drafsport, draven, fietsen, golf, gymnastiek, halma, handbal, hardlopen, hengelen, hockey, honkbal, hoogspringen, hordeloop,  ijsdansen, jagen, jiujitsu, judo, kaatsen, kanovaren, karate, kastie, kegelen, kogelstoten, korfbal, kunstrijden, motorrace, motorrennen, motorsport, paardensport, pingpong, polo, puzzelen, roeien, rounders, rugby, schaatsen, schaken, schermen, schieten, sjoelen, skiën, skilopen, skiffen, slagbal, slalom, softbal, speerwerpen, spel, springen, surfen, tafel(tennis), tienkamp, trimmen, turnen, veldrijden, verspringen, kamp, vijfvissen, vliegen, voetbal, volleybal, wielrennen, worstelen, zaalhocky, zeilen, zwemmen
sport (Eng.)   rugger, soccer
sportartikel   bal, bat, bok, brug, club, discus, golfstok, keu, kogel, lat, net, paard, racket, schaats, ski, speer, stick
sportauto, kleine - spider
sportbaan - golf, links, piste, racebaan, renbaan, sportterrein, wielerbaan, ijsbaan
sportbeker - cup
sportbeoefenaar   atleet, beroepsrijder, beroepsspeler, biljartspeler, bokser, bowler, cricketspeler, crocketspeler, degenschermer, discuswerper, geweerschermer, handbalspeler, hardloper, hockeyspeler, hoogspringer, kaatser, kastiespeler, kegelaar, kolfspeler, korfbalspeler, loper, pluimbalspeler, poolstokhoogspringer, professional, racer, raketspeler, renner, roeier, sabelschermer, schaatsenrijder, schaatser, schermer, skiër, speerwerper, springer, sprinter, stierenvechter, tennisser, tennisspeler, voetballer, vogelschieter, volleybalspeler, waterpolospeler, wielrijder, worstelaar, ijshockeyer,
sport binnenshuis - indoor
sportbroek   shorts
sportfestijn   concours, derby, EK,  match, O.S., Olympiade, wedstrijd
sportgebeuren   concours, match, rally, wedstrijd
sporthemd   poloshirt, shirt,
sportief   eerlijk, fair, fideel 
sport in de ring - boksen
sportinstructeur   sportleraar, sportleider
sportieve pestatie - afstandsrit, elfstedentocht, hordenloop, race, record, tienkamp, veldloop, vijfkamp
sportjasje - blazer, cardigan
sportkalender   wedstrijdkalender 
sportlat   ski
sportleraar   coach, trainer
sportman - atleet, speler, voetballer
sport met kegel - bowlen
sportoefening - training
sport op latten - skiën
sportoverhemd - shirt
sportpark - sportterrein, stadion
sportplaats   (voetbal)veld, sporthal, stadion
sportploeg - elftal, equipe, team
sportprestatie   record, kampioenschap, zege
sportschoeisel   rijlaars, spike
sportschool - trimschool 
sportster   crack
sportterm - aanval, afgeven, afhouden, afsprong, aftrap, afzien, assaut, back, barrage, boogbal, break, brug, buitenspel, carambole, catch, corner, derby, deuce, doel(trap), drive, duel, game, goal, groggy, handicap, hands, heat, hoekschop, hole, honk, horde, in, inning, inswinger, inworp, kader, k.o., koppel, kopstand, korf, lappen, libre, linkse, lob, mat, match, matchpoint, meet, net, offside, opslag, out, passeren, penalty, piket, piqué, piste, poule, push, punch, race, rechtse, record, remise, ring, ronde, roos, run, score(n), serie, serveren, service, set, shot, sigle, slag, slalom, smash, spil, start, stick, stoot, strafschop, team, toss, touché, trap, treffer, try, uppercut, voorzet, werper, worp, zege, zet 
sportterrein   arena, golflinks, hippodroom, honkbalveld, piste, roeibaan, stadion,,sportpark, voetbalveld
sporttitel - kampioen
sporttrofee   beker, bokaal, cup, krans, medaille, penning, plak, schaal, wereldbeker
sporttrui van wol   sweater 
sportuitblinker   crack, kampioen, vedette
sport van een trap - tre(d)e
sportvest - sweater
sportvoertuig - raceauto
sportwater - roeibaan
sportwedstrijd - derby, match
spot - aanfluiting, bejegening, beschimping, bespotting, hoon, ironie, moquerie, parodie, pastiche, persiflage, raillerie, risée, sarcasme, schamp, scherts, schimp, schijnwerper, smaad, smaling, spotternij, vlek
spot (de - drijven) - guichelen, spotten,
spot, bijtende - sarcasme
spotachtig - grappig, hekelend, ironisch, komiek, komisch, satiriek, snaaks, spottend, spotziek
spotbeeld - cartoon, karikatuur 
spotboeverij   grappen, spotternij 
spotdicht - epigram, hekeldicht, satire,
spotdichter - satyricus, sillograaf
spotdrijver - sillograaf
spotfiguur - risee
spotgeest - schim, spook
spotgoedkoop - tegeef
spotheilige - St. Niemand
spotlijster - spotmerel
spotlust - reinardie
spotnaam - bijnaam, scheldnaam
spotnaam van een onderwijzer - frik
spotnaam voor Amerikaan   Yankee 
spotnaam voor Amsterdammer - koeketer
spotnaam voor bajonet - slakkensteker
spotnaam voor bakkebaard   cotelet, tochtlat
spotnaam voor Deen - Hanneman
spotnaam voor Engelsman - John Bull
spotnaam voor Franse republiek - Marianne
spotnaam voor geestelijke - paap, zwartrok
spotnaam voor haardracht - tochtlat
spotnaam voor Hollander   kaaskop 
spotnaam voor homo   nicht 
spotnaam voor Ier   paddy
spotnaam voor nietsbezittenden - sijmen
spotnaam voor Patriot (hist.)   Kees 
spotnaam voor politieagent   adood, diender, kip, tuut 
spotnaam voor sabel - kaasmes,  lat
spotprent   caricatuur, cartoon, karikatuur, persiflage, spotbeeld,
spotschrift   diatribe, hekeldicht, libel, pamflet, satire, smaadschrift 
spotschrijver - hekeldichter, libellist, pamflettist, satiricus,
sillograaf
spotten - alluderen, beschimpen, gekken, gekscheren, jokken, leuren, railleren, schertsen, schimpen, smalen, sneren
spottend   cynisch, geringschattend honend, ironiek, ironisch, lachenderwijs, meewarig, minachtend, momisch, moquant, sarcastisch, sardonisch, satiriek, schamper, spotachtig, spottenderwijs
spottend en onderdrukt lachen - ginnegappen
spottend gebaar - guich
spottend gezegde - spotternij
spottend glimlachen - meesmuilen
spottend lachen - grijnslachen, honen, meesmuilen
spottend met het heilige - profaan
spottend op geringschattende wijze - grijnzend, schamper
spottende afkeuring - ironie
spottende lach - grijns
spottende liefkozing - bedrieger, gannef
spottende nabootsing - carricatuur, cartoon, parodie, pastiche, persiflage, spotbeeld, spotprent,
spottende opmerking - schamperheid, sneer 
spottende opmerkingen - glos, kantschrift
spottende spot - sarcasme
spottende uitval - boutade
spottende vertrekking van het gelaat - grijns
spottenderwijs   ironisch
spotter   satiricus, ironicus, momus
spotternij   glos, ludificatie, moquerie, opmerking, paskwil, plaisanterie, scherts, uitleg, verklaring,
spotvogel   braamsluiper, gaai, geelborst, hofzanger, spotlijster, spotter
spotvoorstelling - karikatuur
spotziek - sarcastisch
spouw - speeksel,  spleet, splijt, spuug
spouwen   kitsen, kloven, splijten, spuwen, spugen,
spraak   A.B.N., bargoens, dialekt, gerucht, gesprek, klank, lingua, opspraak, plat, spreektaal, taal, tongval, uitspraak, volkstaal
spraak afzien - liplezen
spraakgebrek   afasie, broddelen, hakkelen, polteren, slissen, spreekbuis, stamelen, stotteren 
spraakgeluid - stem, toon, vox
spraakgezang - recitatief
spraakklank - consonant, foneem, (mede)klinker, sisklank, taal, vocaal
spraakklanken - taal
spraakklankvorming - articulatie
spraakkundige   grammaire, logopedist 
spraakkundige term   zie: grammaticale term
spraakkunst - grammaire, grammatica 
spraakkunstenaar - gramaticus
spraakkunstgeleerde - grammaticus
spraakkunstig   grammaticaal 
spraakkunstige term - diftong, enkelvoud, lettergreep, meervoud, monoftong, naamval, ontleding, onderwerp, persoon, syllabe, tijd, uitgang, verbuiging, vervoeging, vocaal, voorwerp, werkwoord, wijs
spraakkunstschrijver - grammaticus
spraakleer - logopedie 
spraakleraar - logopedist, spraakkundige
spraakles - logopedie
spraaklid - leuter, tong
spraakstoornis - afasie, anathrie, paralalie,  stamelen, stotteren 
spraakverbetering - logopedie
spraakverlies - afemie
spraakvermogen - spraak, stem 
spraakwerktuig   tong, keel, lippen, stemband .
spraakzaam   affabiel, babbelachtig, babbelziek, flapuit, loslippig, mededeelzaam, praatziek, praterig
sprakel - sporkel, vuilboom
sprakeloos - monddicht, ontstemd, paf, perplex, stil, stom, verbaasd, zwijgend 
sprakeloos ontsteld staan - treffen
sprakeloos van verbazing - stomverbaasd
sprakeloosheid - afasie, mitisme, stomheid
sprang - waterader
sprank - gilnster, spikkel, spruit, vertakking, vonk, waterspruit
sprankel - vonk(je)
sprankelen - fonkelen, vonken, zinderen
sprankelend - spitant
sprankelend van geest - petillant
spray - aërosol
spreek - woord
spreekbeurt - lezing
spreekbewegingen maken - articuleren
spreekbuis - huistelefoon, orgaan, telekal, spreekhoorn, spreektrompet (fig.)
spreekcel - telefooncel
spreekgeluid   stem 
spreekgestoelte   ambo, bema, chaire, erezetel, kansel, katheder, tribune, tribuun, podium, preekstoel, pulpitum, rostra 
spreekhoorn -  huistelefoon, megafoon, trompet (sch.t.)
 spreekkamer - cabinet, parloir, spreekplaats
spreekmachine   dictafoon, fonograaf, grammofoon, pick-up
spreekmanier - locutie
spreekonderwijs - logopedie
spreekorgaan - stem, tong
spreekstoel - tribune
spreektaal - gesprekstaal, omgangstaal, voertaal 
spreektrant - dictie, elocutie, expressie, frase, spreekwijze, stijl, voordracht
spreektrant bij een menigte - zo
spreektrompet   megafoon, naprater, roeper, spreekbuis, toeter, toethoorn,
spreekverbod   zwijgplicht
spreekvermogen - spraak
spreekwoord - adagium, gezegde, proverbe, proverbium, spreuk
spreekwoordelijk - aforistisch, proverbiaal, proverbialiter
spreekwoordenleer - par(o)emiologie
spreekwijs - frase, spraak
spreekwijze - frase, locutie, uitdrukking, zegswijze
spreekwoord   adagium, gezegde, spreuk
spreekwoordelijk   aforistisch, proverbaal
spreekwoordenleer - par(o)emiologi
spreekzaal - aula, parloir
spreeuw   beo, prutter, staar, wielewaal 
spreeuwbezie   lijsterbes
spreuwvogel - beo, huia, ossenpikker, rosespreeuw, sturnida
sprei - bedovertrek, dek, kleed, plaid, sierdek
spreiden   ontvouwen, uitleggen, uitspreiden, uitstrooien, uitzetten, verbreiden, verspreiden, verstrooien
spreiding   arbeidsspreiding, dislocatie, ontvouwing, standaarddeviatie, uitspreiding, vacantiespreiding, verdeling, verspreiding, verstrooiing
spreiding van kleurelementen van het licht - aberratie
spreidlicht - floodlight 
spreidzit - spagaat
spreken - babbelen, debatteren, discussiëren kallen, keuvelen, kletsen, kouten, leuteren, oreren, parieren, praten, profereren, redeneren, rellen, talen, uiten, uitspreken, vertellen, zeggen, zwammen
spreken over afstand   bellen, telefoneren
spreken over iets   behandelen, bepraten, bespreken 
spreken tot God - bidden
sprekend   duidelijk, frappand, helder, klaar, markant, onweerlegbaar, prononceren, treffend, uitdrukkingsvol
sprekend (muz.) - declamendo
sprekend vogeltje - parkiet
sprekende gelijkenis   evenbeeld  
sprekende vogel   beo, papegaai, parkiet
sprekenderwijs   parlando 
spreker   debater, kletser, orator, prater, redenaar, redevoerder, retor, rhetor, speecher, tribuun, woordvoerder
spreker (Eng.) - debater, speaker
spreker namens anderen - woordvoerder
sprekerstribune - rostra
spreng   beek, bron, kreek, riviertje, waterader, wel
sprenkel - drup, klem, rondhout, spier, spikkel, spring
sprenkelen   bespikkelen, natmaken, sproeien, uitstrooien
spreu - bros, droog, ruw, schraal 
spreuk   adagium, aforisme, chrie, devies, frase, gezegde, gnome, lemma, leus, leus, leuze, lijfspreuk, maxome, motto, orakel, sententie, slagzin, spreekwoord, uitdrikking, zegswijze
spreuk uit de koran - koranspreuk
spreukband - banderolle
spreukenverzameling - spreukwoordenboek
spreukmatig - sententieus
spriet   antenne, (gras)halm, gijk, haarbosje, kruis (van een broek Z.N.), rondhout (onder aan de mast), scheut (gras), schraal, sigaar, spier, spruit, steekwapen, steng, voelhoorn, wachtelkoning, werpwapen (jacht),
sprieteling - sprank
sprietig - mager, tenger
sprietogen - dubbelzien, turen
spriet of ent - loot
spriettuig - zeil
spring in 't veld - grappenmaker, pierewiet
spring aal - springer
springader   bron, waterader, wel
springbed   trampoline
springbeweging – sprong
springbron   fontein, geiser, wel
springbus - petarde
springen   barsten, dartelen, exploderen, failleren, hinken, huppelen, knappen, ontploffen, ópenbarsten, wippen
springend insekt - vlo
springend waterdier - kikker
springend zich voortbewegen - hossen
springen op een been - hinken
springende beweging - wip
springer   snuiter, tangent, vlo, windvoorn, wippertje
springerig   dartel, speels 
springerig beest - kangoeroe, kikker, konijn, sprinkhaan,  vlo
springfontein   geiser, girande
springhaas   buideldier, kangoeroe, springmuis
spring in 't veld -  grappenmaker, pierewiet 
springkever - kniptor, sprinkhaan 
springkolf - halter
springkomkommer - ecballium
springloop - galop
springmatras - trampoline
springmussen - dipodoidea
springnet - valnet, vangnet
springplank met veren - trampoline, tremplin
springraket - donderster
springscherm - parachute
springstaarten – collembola
springstier - dekstier
springstof   buskruit, dynamiet, nitrogelatine, trotyl, TNT
springstofsoort - 
5    hexyl
6    amatex, amatol, tretyl, trotyl
7    ammonal, boloron, brisant, lignose, lyddiet
8    acremiet, amberiet, buskruit, dynamiet, acrasoet, hexaniet
      hexogeen, pentrietroburiet
9    emmensiet
11   pikrinezuur
12   schietkatoen
13   nytroglyserol
15   trinitrotolueen
springstof, vloeibare - boloron
springstok   pols, polsstok 
springteugel - martingaal
springteugels - martingale
springtochtje   uitstapje
springtor   springkever
springtij - giertij, springvloed
springveer   ressort, spiraal(veer) 
springvloed   giertij, gierstroom, springtij, vloedgolf 
springzaad - balsaminezaad, balsemienzaad
springzeil - impatiens, reuzebalsemien, vangzeil
springzeil   vangzeil
sprinkhaan - affuit, cycade, krekel, walan
sprinkhaankruid - veldsla
sprint - snelheidswedloop, spurt, wedloop 
sprinten - hardlopen, spurten
sprinter - hardloper, hardrijder, wielrenner
sprit - steenslag
sproeibad   douche, regen
sproeidop   broes
sproeien - aangieten, begieten, besproeien, bevochtigen, natmaken, sprietsen, spuiten
sproeien met water - gieten
sproeier   broes, does, gieter, sprenkelen, spuit, straalbreker
sproeier voor planten - gieter
sproeistof   sproeimiddel 
sproeiwerktuig   gieter, spuit 
sproet - efelide, huidvlekje, naevus
sproke - verhaal
sproke, middeleeuwse - Beatrijs
sprokkelbloem - narcis, paaslelie
sprokkelmaand   februari
sprokkelworm - kokerjuffer
sprong - afstand, barst, dierengroep, duik, duiksprong, hoogtesprong, interval, kloof, salto, wip
sprongbeen - astragal
sprong in het water - duik
sprookje - fabel, feeërie, idylle, legende, onwaarheid, sage, verdichtsel verhaal, vertelling, vertelsel, verzinsel
sprookjesachtig - feeëriek, toverachtig
sprookjesfiguur   aardgeest, aardmannetje,  alf, Alladin, Ali, Assepoester, Cinderella, draak, dwerg, elf, engel, fee, heks, kabouter, kol, Oberon, prins, prinses, reus, Roodkapje, Sinbad, Sinterklaas, Sneeuwwitje, toverheks, wolf
sprookjestoneel - feeërie
sprookjesverteller - fabulant
sprookjesschrijver   Andersen, Bomans, Grimm, Perrault 
sprookjeswereld   fantasiewereld 
sprot, verse - s(ch)adijn
spruit   afstammeling, broes (gieterkop), dochter, ent, keest, kiem, kind, kleindochter, kleinzoon, loot, lot, nakomeling, scheut, schoot, stek, telg, twijg, uitloper, uitspruitsel, zoon,
spruiten   afstammen, nakomelingen, ontkiemen, voortkomen, voortbrengen
spruit of ent - loot
spruit of telg - kind, nazaat
spruw - afthae, mondultslag,  raam, schuil 
spugen   braken, kitsen, kotsen, overgeven, spuwen
spui   boezem, kolk, sas, (schut)sluis, verlaat, waterkering
spuien - aflaten, aflopen, kwijtraken, lozen, openbaren, uitbrengen, uitwateren 
spuier - gargouille
spuimachine - extruder
spuit - geweer, shot, sproeier
spuitbeweging - extruder
spuitbus - verstuiver
spuiter - junk
spuitfles   sifon
spuitgast   pompier
spuitgat - spiraculum
spuitje   injectie, inspuiting
spuitmachine - extruder
spuitmeester   brandmeester 
spuitmiddel - lavement
spuitpijp - straalpijp
spuitpistool   verfpistool
spuitplateren - sc(h)operen, vlamspuiten
spuitwaterfles - sifon
spuitwater met citroen - kwast
spuitwijn   champagne
spul   gereedschap, goedje, kermistent, last, moeite, onenigheid, ruzie, waar
spullen - goederen, waren
spulletjes - bullen
spurge-grote - duivelsmelk
spurge- kleine - tuinwolfsmelk
spurrie - spergula, watergeil
spurt   draf, run, ren, sprint
spurten - hartlopen, rennen, snellen, sprinten
spurter - hardloper, renner
spurtum - spuwsel
spuug   kits, kwijl, mondvocht, slijm, spag, spog, speeksel, sputum
spuugzat - beu
sputteren - knorren, mopperen
spuwbak - panaal, rochelbakje, slijmpotje, spuwpotje,
spuwbakje - kwispedoor
spuwen   braken, kitsen, kotsen, overgeven, spugen, uitwerpen, tuffen
spuwen - sputum
spuwsel - braaksel, slijm
spijbelen - schoolverzuim (moedwillig), wegblijven (van vergadering), verzuimen
spiier - gootje
spijgat - spiegat
spijk - lavendel
spijker - draadnagel, geld (fig.), klinknagel, kopspijke, nagel, pin, rondkop, taats 
spijker (barg.) - cent, geld, poen
spijker met brede kop - taats 
spijker uit één stuk - draadnagel
spijker van 9 cm. - koldernagel 
spijkerbaar beton - estrichvloer
spijkerbalsem - terpentijnzalf
spijkerbroek - jeans
spijkeren - hameren, nagelen, timmeren, vastmaken
spijkerschrift - hiëroglief, wigschrift
spijkerstof - denim
spijkertje - spike
spijkervast - nagelvast
spijkolie - lavendelolie, naterolie
spijl - spaak, staaf, stang, tralie
spijltje - elde
spijs - eten, gerecht, kost, leeftocht, maal, metselspecie, moes, schotel,  voeding, voedsel
spijs van gekookte vruchten - moes 
spijsbak - balie
spijsbrei - chymus
spijs gebruiken - eten, nuttigen
spijshuis - restaurant
spijskaart - carte, menu, spijslijst 
spijskamer - provisiekamer 
spijskast - cibarën, spenkast, spiker, spinde
spijskelder - spinde
spijskobalt - smaltiet
spijslijst - menu, spijskaart
spijsolie - slaolie, tafelolie 
spijstafel - dis
spijsvertering - digestie,  enzym, ferment
spijsverteringsorgaan - darm, lever, maag 
spijsverteringsstoornis - constipatie, dyspepsie, hardlijvigheid, indigestie
spijt - berouw, bezinning, depit, ergernis, inkeer, leed, leedwezen, schuldbesef, smart, verdriet, weerwil, wrevel,  wroeging
spijten - berouwen, betreuren 
spijtig - betreurenswaardig, bits, boos, droevig, facheus, geërgerd, geprikkeld, helaas, jammer, misnoegd, onaangenaam, ontstemd, onvriendelijk, scherp, sneu, teleurstellend, verdrietig, vinnig, zonde
spijzenbereider - kok
spijzigen - eten, voeden, voederen
squadron - eskader
staaf   baar, bout, buis, cilinder, lingot, pin, rail, reel, roe(de), rong, stang, stijl, streng, tralie,
staafdiertje - bacil 
staaf edel metaal   baar, tin 
staaf goud   baar
staaf van was   kaars
staaf voor loper   roe(de), traproe(de)
staaf voor trambaan - tramrail
staafje - bacil, bacterie, pal, pin, spijl, stift
staafje van balein - baleintje
staafje gips - krijtje
staafje graniet   stift
staafje klein - pin
staafjesrood - rodopsine
staafje watten - tampon
staafnagel - bout
staafspel - knikkerspel, lyra
staafvormig - bacillair
staafvormig biskwietje - baton
staafvormig kristalliet - longuliet
staafvormig werktuig met scherpe punt - mijs
staafvormige bacterie - bacil, splijtzwam, staafdiertje
staafvormige broche - barette
staag   aanhoudend, almaar, altijd, gedurig, gestaag, gestadig, onafgebroken, stadig, steeds, voortdurend
staak - elzesliet, linie (geslacht), paal, roe, roede, rijs, schacht, sliet, spier, stang, steng, stok, tak, talhout 
staak met dwarsklamp   stelt
staak met houten schop in een bakkerij - (oven)paal
staak of dunne paal - stal
staak van een slagnet - slegel
staak van elzehout - elzesliet
staak van rijshout - sliet
staaknet - fuik
staakt het vuren - bestand
staak van rijshout - sliert
staal   blijk, dijkondergrond, dijkstaal, geneesmiddel, graveernaald, graveerstift, grondslag, lap, mal, metaal, model, monster, patroon, proef, proeve, specimen, tabel, voorbeeld, ijkmaat, ijzer,
staal maken - puddelen (van ruw of smeedijzer)
staal van een zwaard - kling
staalbewerker   smid 
staalblauwe kleurstof - Berlijnsblauw
staaldraad - stag
staaldraad van een maststeng - pardoen, perdoen
staaldraadborstel - staalborstel
staaldraadschuier - staalborstel
staalgraveerkunst - siderografie
staalgraveur - siderograaf
staal houdende grond   oer 
staalmeester - keurmeester, lakenkeurder
staal of type - model
staaltje - monster, specimen, voorbeeld
staand - overeind, rechtop, vertikaal
staand uurwerk - pendule
staand vlak op kroonlijst   attiek 
staande   gedurende, overeind, rechtop, tijdens
staande blijven - handhaven
staande druipsteenkegel - stalagmiet
staande hond - braque, jachthond, leghond, wildhond
staande houden - aanklampen, aanspreken, aborderen, asserieren, asserteren, beweren, dogmatiseren, handhaven, verdedigen, volharden, volhouden
staande kapstok - portemanteau, stander
staande kegel in een grot - stalagmiet
staande klok - pendule
staande lat van een hekwerk - raster
staande sport of stang op een wagen – rong
staande voets - dadelijk, terstond
staande vrouwenfiguur met biddend opgeheven arm -  caryatide, orans, orante
staande windas - gangspil
staander - doelpaal, drievoet, melktobbe, rong, staar, steunbalk, tabel
staandevoets - dadelijk, dadelijk, direct, meteen, terstond
staangeld   marktgeld, stageld, statiegeld, waarborggeld 
staanplaats - stede
staanplaats op de markt - stal
staanplaats op markt - stel
staanplaatsen in schouwburg - promenoir
staar - cataract, lijst, melktobbe, oogziekte, roomvat, staander, tabel, tafel
staarblind   stekeblind
staar, groene - glaucoom 
staart - aanhangsel, achtereinde, cauda, einde, gevolg, haarvlecht, hamerkop, nasleep, overschot, pluim, queue, roede, sleep, slot, snoer, teil (gewest.), uiteinde, uitloper 
staart (Jagersterm) - bloem, coccyx, pluim 
staart van een akkerpaard - unjer
staart van een haas - pluim
staart van een komeet - roe, roede
staart van een mes of vijl - angel (in handvat)
staartbeen   stuit, stuitbeen, stuitje 
staart dragend reptiel   gekko, salamander, tjitjak, tokkèh,
staartgras - draadhalm
staartje - kliek, overschotje
staartloos reptiel   boomkikker, dikkop, haagvors, kikker, kikvors, pad, puid 
staartloos vliegtuig - pterodactylus
staartloze aap - magot
staartloze halfaap - lori
staartpen - rectrix
staartpeper - cubebe
staartpruik - allongepruik
staartster - komeet
staartsteun van een vliegtuig - béquille, pikje, pikkie
staartstuk - achterstuk, uiteinde
staarttooi - pluim
staartveer   pen, staartpen 
staartvin - zwemwiek
staartvlak - stabilo
staatvos - jaki
staat - aanzien, borderol, constellatie, dictatuur, gebied, gesteldheid, imperium, land, lijst, luister, macht, mogendheid, natie, notitie, overzicht, positie, praal, pracht, prachtig, rang, register, republiek, rijk, situatie, stand, stelling, tabel, toestand, vertoon, volk, volksgemeenschap
staat (Fr)   état
staat (Lat.) - status
staat aan de Frans-Spaanse grens - Andorra
staat aan de Oostzee   Finland, Sovjet Unie (vroeger Estland, Letland, Litauen), D.D.R., Polen, Zweden,
staat bij jaartallen   a. d.
staat bij ondertekeningen   t. t.. 
staat bij jaartallen - A.D.
staat bij ondertekening - t.t.
staat door koning bestuurd - koninkrijk
staat in Australië - Victoria
staat in Azië - AfghanistanBirma, China, India, Irak, Japan,  Libanon,  Mongolië,  Nepal, Siam, Syrië, Thibet,
staat in Europa - Albanië, Cambodja, Ierland, Italië, Jordanië, Letland,  Pakistan, Rusland, Spanje
staat in...   zie: land in...
staat in de Hymalaya - Nepal, Tibet
staat in de Pyreneeën -  Andorra
staat in Europa - Albanië, Andorra, België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Engeland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Holland, Hongarije, Ierland, Italië, Joegoslavië, Letland, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Rusland, Spanje, Zweden, Zwitserland
staat in het wapen der Bourbons - lelie
staat in het wapen van Den Haag - eiber, ooievaar
staat in het Oosten - Irak, Libanon
staat in Z-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Equador, Guyana, Panama, Paraguay, Peru, Suriname, Venezuela
staat in Zuid-Azië - Tibet
staat maken - aangaan
 staat maken (op) - rekenen (op), (zich) verlaten (op)
staat met debet - en creditzijde - rekening
staat onder schilderij - pinx(it)
 staat onder tekening e.d. - del, delin, delineavit
staat op brieven   adres
staat op kruisingen   verkeerslicht 
staat op Malakka - Perak
staat op straat   lantaarnpaal
staat van bezittingen en schulden - balans
staat van debet en credit - rekeningcourant
staat van eisen en gegevens - programma
staat van ontwikkeling - stadium
staat van rust - inactiviteit, vrede
staathuishoudkunde   economie
staathuiskundig stelsel - mercantilisme
staathuishoudkundige   economist, econoom 
staatje - état, lijst, overzicht, politiek
staatkunde   diplomatiek, politiek
staatkunde zonder moraal - macchiavellisme
staatkundig   diplomatiek, listig, politiek, politisch
staatkundig evenwicht   status Quo 
staatkundig overwicht   hegemonie, opperheerschappij
staatkundig streven - particularisme
staatkundige   diplomaat, politicus, staatsman 
staatkundige aangelegenheid - Staatszaak
staatkundige bediening   staatsambt 
staatkundige overheersing   onderdrukking
staatkundige verdeling   district, gemeente, provincie
staatkwallen - siphonophora
staatlosheid - apatridie
staatloze - apatride, d.p., ontheemde
staat of land - rijk
staat of lijst - tabel
staat of rijk - natie
staats - staatsgezind
staatsaangelegenheid - staatszaak
staatsbediening - staatsambt
staatsbestel - beheer, bestuur, regime
staatsbestuur - regering
staatsbezit - domein
staatsbedrijf -  NS, PTT, RVA, SS, Staatsmijnen
staatsbegroting   miljoenennota 
staatsbeheer - ministerie
staatsbelang boven volksbelang - etatisme
staatsbeleid   regeringsbeleid 
staatsbestel - regering,  regime
staatsbestuur   democratie, dictatuur, monarchie, plutocratie, regime, theocratie
staatsbeurs   rijksbeurs, studiebeurs, 
staatsbezit - domein
staatsblad   Stbl..
staatsbudget   staatsbegroting 
staatsburger - burger, onderdaan
staatscollege - rekenkamer
staatscommissie in Spaans sprekende landen - junta
staatscourant   Stct..
staatsdienaar - gouverneur, kamerlid, minister, premier, president, staatssecretarist
staatsdienaar in Duitsland - kanselier
staatseigendom - domein
staatsgebied   territorium, domein
staatsgebied door een ban bestuurd - banaat
staatsgevangenis in Parijs - Bastille
staatsgezind - staats
staatsgreep - coupe, overval, putsch, revolutie, slag,
staatsgrens - landsgrens
staatshandelsmonopolie - régie
staatsheraut - wapenkoning
staatshoofd - dictator, keizer, koning, president, dictator, regent, souverein, tsaar, vorst
staatshoofd in Venetië - doge
staatshoofd of bestuurder - regent
staatshoofd van een koninkrijk   koning, koningin
staatshoofd van een republiek   president
staatshoofd van het oude Venetië - doge
staatshoofd van Japan   mikado 
staatshoofd van Jemen   Imam 
staatshoofd van Nepal - Maharadjadhiraja
staatshoofd van Perzië   Sjah 
staatshoofd van Spanje   Caudillo 
staatshoofd van Yemen - Imam
staatshuishoudkundige - ekonoom
staatsie - ceremonie, gala, luister, plechtigheid, praal, pracht, pronk, solemniteit, stoet, vertoon, zwier
staatsiebed - praalbed, paradebed
staatsiedegen - eredegen, galadegen, prachtdegen
staatsiedraagstoel in Japan - norimono
staatsiegestoelte - troon
statiegewaad - galakostuum, ornaat
staatsiegordijn - portière
staatsiekleed - talaar
staatsiekleding   gala, ornaat, plechtgewaad,  pontificaal (bisschop of paus), rok(kostuum), talaar 
staatsiekleed   gala, talaar 
staatsiekoets - calèche, galakoets, karos, koets, praalkoets 
staatsiepaard - paradepaard
staatsierijtuig - galakoets staatsiewagen - karos
staatsiezetel van vorst   troon 
staatsinkomn - belasting, intraden
staatsinmenging - etatisme
staatsinrichting - autocratie, bestuurswijze, communisme, democratie, dictatuur, etimocratie, geldregeling, gouvernement, kapitalisme, organisatie, regime, republiek, staatsorganisatie, staatssocialisme, volksregering
staatsinstelling - instituut
staatskas - fiscus, rijksschatkist, schatkist 
staatskerk in Engeland - Anglicaans
 staatskleding - tabberd
staatskleur - oranje
staatskwallen - sifonoforen
staatsleiding in Roemenië - poglavnik
staatslichaam   rijksinstelling 
staatsloze - apatride
staatsmacht van onze republiek - generaliteit
staatsmachtige heerser - autocraat
staatsman - diplomaat, formateur, gedeputeerde, kamerlid, kanselier, onderhandelaar, parlementariër, politicus, minister, premier, president, senator
staatsman in Athenem - demagoog (ongunstig), Themistocles,
tribuun, volksleider
staatsman uit Thebe - Epaminondas
staatsmanskunst - diplomatie
staatsmerk - rijksmerk
staatsmisdaad - hoogverraad, majesteitsschennis
staatsmonopolie   régie 
staat soms op paaltjes - R.G.
staatsobligatie - N.W.S.
staatsomwenteling   revolutie 
staatspapier - schuldbrief
staatspraktijk - spd
staatsraad   durbar (India), junta (Spanje, Portugal),
staatsrechtelijk - publicistisch
staatsrechtkenner - publicist
staatsregeling   constitutie, grondwet, regeringsvorm
staatsreisbureau (Russ.)   Intourist
staatsruif - schatkist
staatsschuldbrief - grootboekinschrijving, integraal  (ongelimiteerd), N.W.S.
staatsschuldbrieven - metallieken
staatsslaven in Sparta - heloten
staatsstuk - akte
staatsvorm   absolutisme, democratie, dictatuur, gemenebest, hertogdom, imperium, keizerrijk, koninkrijk, monarchie, oligarchie, pantocratie, prinsdom, republiek, theocratie 
staatsvrouw - politica
staatwerk - lijsten, tabellen
staatswetenschap - staatsleer
 staatszegel - grootzegel
stabiel   bestendig, constant, duurzaam, evenwichtig, invariabel, onveranderd, standvastig, stevig, vast, vastliggend, vaststaand
stabiel houden - consolideren
stabiel maken - stabiliseren
stabiel zijn - stabiliteit
stabiele toestand - evenwicht
stabiliseren   vastleggen
stabiliteit   bestendigheid, duurzaamheid, evenwicht, evenwichtigheid, standvastigheid, trim, vastheid
stabilo - staartvlak, stabilisatievlak
stabij - hond
staccato - kort, stotend, vlot


stad   city, gemeente, metropolis, metropool, plaats, polis, stee, 
stad aan de Adriatische zee - Bari
stad aan/bij/in/van...   zie ook: aan/bij/in/van . . .
stad aan de Donau   Boedapest, Belgrado, Negotin, Nikopol, Passau, Regensburg, Roese, Silistra, Ulm, Unz, Wenen
stad aan de Ganges   Benares, Patna, Bhagalpur
stad aan de Garonne - Agen, Bordeaux, Marmande, Toulouse
stad aan de Kaspische Zee - Astrachan, Baku, Gurjev, Machachkala, Rasht
stad aan de kust van Coromandel - Madras 
stad aan de Loire - Nantes, Orleans, Tours
stad aan de Maas   Dinant, Luik, Maastricht, Namen, Roermond, Rotterdam
stad aan de Moezel - Cochem, Trier 
stad aan de noordkust van Java - Grisee, Tegal
stad aan de Oostkust van Achter-Indië - Annam
stad aan de Oostkust van Afrika - Zanzibar  
stad aan de Oostzee - Gdansk, Gdynia, Kaliningrad, Klaipeda
stad aan de Perzische Golf - Dohe
stad aan de Rhône   Arles, Lyon, Marcoule, Tarascon,Valence 
stad aan de Riaskust van Galicië - Neda 
stad aan de Rijn   Arnhem, Bingen, Bonn,  Duisburg, Keulen,, Koblenz, Mains, Mannheim, Speyer
stad aan de Rode Zee   Suez 
stad aan de Seine   Parijs, Rouen 
stad aan de Siberische spoorweg - Irkoetsk, Oefa, Omsk
stad aan de Stille Oceaan   Seattle 
stad aan de Theems   Londen
stad aan de Waal   Nijmegen
stad aan de Witte Zee - Archangel(sk)
stad aan de Wolga   Kazan
stad aan de Zaan   Zaandam, Zaandijk
stad aan de zuidwestkust van Arabië   Aden 
stad aan de Zwarte Zee   Batumi, Burgas, Cherson, Constantia, Frabzon, Istanboel, Kerch, Novorossijk, Odessa, Samsun, Sebastopol, Sachi, Usküdar, Varna
stadachtig - steeds
stad bekend door Bartje - Assen
stad bekend door de watersport - Kiel, Sneek
stad bekend door een orakel - Delphi
stad bekend door motorrennen - Assen
stad bekend door onderwerping aan de paus - Canossa
stad bekend door zijn elite-scholen - Cambridge, Eton, Oxford
stad bekend door zijn toren   Pisa 
stad bekend om de damiaatjes - Haarlem
stad bekend om zijn aardewerk - Gouda, Makkum
stad bekend om zijn dom - Keulen, Milaan, Utrecht
stad bekend om zijn heksenwaag - Oudewater
stad bekend om zijn jeneverstokerijen - Schiedam
stad bekend om zijn kaasmarkt - Alkmaar
stad bekend om zijn kantkloswerk - Brugge, Sluis
stad bekend om zijn orakel van Zeus - Dodona
stad bekend om zijn porcelein - Delft
stad bekend om zijn toren - Parijs, Pisa
stad bekend om zijn zilversmeedkunst - Shoonhoven
stad bekend vanwege de Babylonischeballingschap der pausen - Avignon
stadbewoner - stedeling
stad, de eeuwige - Rome
stad, de heilige - Jeruzalem, Mekka
stad der duizend eilanden   Venetië 
stad der honderd torens - Pavia
stad der lelies - Firenze, Florence
stad der zeven heuvelen   Rome
stad met orakel van Zeus - Dodona
stad in Afrika   Casablanca, Dakar, Fez, Oran, Suez, Zanzibar
stad in Algerije   Oran, Algiers 
stad in Amerika   Abilene, Albany, Atlanta, Baltimore, Beamont, Birmingham, Boston, Buffalo, Charleston, Charlotte, Chattanooga, Chicago, Cincinnati, Cleveland, Columbia, Columbus, Dallas, Denver, Detroit, Duluth, Evansville, Fresno, Gary, Greensboro, Houston, Indianapolis, Jackson, Las Vegas, Lincoln, Los Angeles, Louisville, Lubbock, Madison, Memphis, Miami, Milwaukee, Minneapolis, Mobile, Montgomery, Montreal, Nashville, New York, Norfolk, Oakland, Oklahoma, Omaha, Pasadena, Peoria, Philadelphia, Phoenix, Pittsburg, Portland, Richmond, Sacramento, San Diego, San Francisco, Savannah, Seattle, Spokane, Tacona, Tampa, Toledo, Topeka, Tucson, Tulsa, Washington, Wichita
stad in Anatolië   Adana
stad in Arabië   Aden, Medina, Mekka
stad in Azië   Hongkong, Jakarta, Moekden, Peiping, Peking, Tokio, 
stad in Beieren   Bamberg
stad in Boeotië   Tanagra
stad in België   Antwerpen, Arlon, Gent, Brussel, Brugge, Luik, Namen, Oostende, Spa, Knokke
stad in Canada - Albany, Arvida, Calgary, Edmonton, Halifax, Hamelton, Kitchener, Montreal, Ottawa, Quebec, Regina, Sudbury,  Toronto, Vancouver, Winnipeg
stad in China   Nanking, Peking
stad in Congo - Ikela
stad in Coromandel - Madras
stad in Dahomey - Cotonou
stad in Denemarken - Aalborg, Arhus, Esbjerg, Frederikshavn, Flensburg, Flesjberg, Halstebro, Kalundborg, Kopenhagen, Odense, Roskilde, Randen, Skagen, Viborg
stad in de oudheid - Babel, Carthago, Memghis, Nineve, On,Thebe, Ur 
stad in de V. S.   Elmira, Minneapolis, Chicago, Boston, Washington
stad in Drente - Assen, Beilen, Coevorden, Emmen,  Hoogeveen, Meppel, Stadskanaal
stad in Duitsland   Aken, Augsburg, Baden, Bamberg, Berlijn, Bielefeld, Bonn, Bremen, Dortmund, Dresden, Duisburg, Düsseldorf, Ems, Erfurt, Essen, Frankfort,Gera,  Hamburg, Hannover, Heidelberg,Jena, Karlsruhe, Kassel,  Keulen, Kiel, Leipzig, Lübeck, Mainz, Mannheim, Minden, München, Munster, Neurenberg, Oldenburg, Osnabrück, Potsdam, Regensburg, Rostock, Saarbrücken, Solingen, Stutgart, Tabar, Trier, Worms, Wuppertal 
stad in Egypte   Caïro, Suez, Alexandrië
stad in Europa   Aken, Amsterdam, Antwerpen, Barcelona, Berlijn, Brussel, Cordova, Dresden, Edinburgh, Frankfort, Gdansk, Granada, ’s Gravenhage, Harwich, Kaunas, Leningrad, Londen, Madrid, Milaan, Moskou, Napels, Oslo, Parijs, Praag, Rome, Rotterdam, Sebastopol, Turijn, Uppsala, Valencia, Venetië, Warschau, York, Zürich 
stad in Finland   Turku, Helsinki
stad in Frankrijk   Lille, Lourdes, Marseille, Range, Pau, Parijs, Rochefort, Rouen, Straatsburg, Nantes, Orleans, Tours, Reims, Arras, Gap, Lyon, Bordeaux, Toulon, Toulouse
stad in Frankrijk aan de Loire,   Nantes, Orleans, Tours
stad in Frans departement Hautes Alpes - Gap
stad in Frans departement Pas-de-Calais - Arras
stad in Friesland   Dokkum, Franeker, Harlingen, Heerenveen, Hindelopen, Leeuwarden, Lemmer, Makkum, Sloten, Sneek, Staveren, Wolvega, Workum, IJlst
stad in Gabon - Lambarene
stad in Ghana, - Accra, Kumasi
stad in Gelderland   Apeldoorn, Arnhem, Doesburg, Doetinchem, Harderwijk, Nijmegen, Rhenen, Tiel, Winterswijk, Zutphen
stad in Griekenland   Athene, Enos, Saloniki, Sparta
stad in Groningen   Groningen, Delfzijl, Winschoten
stad in Groot Hessen   Giessen 
stad in Hannover   Lehe
stad in Henegouwen   Ath
stad in Hessen Nassau   Fulda
stad in Honduras - Belize
stad in Moezeldal   Metz
stad in het Roergebied   Dortmund, Duisburg, Essen, Wuppertal, Düsseldorf
stad in Ierland   Belfast, Cork, Dublin 
stad in Indië   Demak 
stad in Irak - Bag(h)dad, Basra, Karbala, Kiskuk, Mosul
stad in Iran - Abadan, Hamadan, Isfahan, Kermashah, Qum, Rasht, Sheraz, Tabriz, Teheran
stad in Italië   Adria, Rome, Florence, Genua, Palermo, Venetië, Napels, Milaan
stad in Ivoorkust - Abidjan, Bonaki, Sassandria
stad in Japan   Fukuoka, Hakodata, Hiroshima, Jokohama, Kitakyushu, Kobe, Kyoto, Nagasaki, Nagoya, Nara, Nigata, Osaka, Sapporo, Sendai, Tokio 
stad in Jordanië   Amman
stad in Kameroen - Bamenda, Batouri, Douala, Garona
stad in Kanaän   Sodom
stad in Kasjmir   Leh
stad in Kenia - Marsabit, Momgassa, Nairobi
stad in Kongo - Albertville, Bamba, Jadotville, Kabinda, Kinshasa, Kisangani, Lubumbashi
stad in Korea   Seoel
stad in Kroatië   Zagreb
stad in Laos - Vientiane
stad in Letland   Riga
stad in Libanon - Beyrouth
stad in Liberia - Greenville, Monrosia
stad in Lybië - Benghazi, Tripoli, Tobroek
stad in Limburg - Geleen, Heerlen, Maastricht, Roermond, Sittard, Venlo, Weert, 
stad in Litauen   Memel
stad in Maleisië - Georgetown, Singapore, 
stad in Mali - Bamako, Segou
stad in Mandsjoekwo   Jehol
stad in Mansjoekwo - Jehol
stad in Marokko   Fez
stad in Mesopotamië   Basra
stad in Midden Soedan   Koeka 
stad in Mozambique - Beira, Tete, Zomba
stad in Nicaragua - Managua
stad in Niger - Agadem, Agadez, Zinder
stad in Nigeria   Lagos
stad in Noord Afrika - Alexandrië,  Algiers, Caïro, Fez, Oran, Tunis
stad in Noord Brabant   Bergen op Zoom, Breda, Deurne, Eindhoven, Helmond, ’s Hertogenbosch, Oss, Roosendaal, Tilburg
stad in Noord Frankrijk   Reims 
stad in Noord-Holland   Alkmaar, Amsterdam, Edam, Enkhuizen, Haarlem, Hilversum, Hoorn, Medenblik, Monnikendam, Naarden, Schagen, IJmuiden, Zaandam 
Stad in Noord Ierland – Bangor, Belfast
Stad in Noord Vietnam - Hanoi
stad in Noorwegen   Arendal, Bergen, Narvik, Oslo, Skien, Trondheim
stad in Normandië   Caen, Cherbourg, Dauville
stad in Oeganda - Kampala
stad in Oldenburg   Eutin
stad in Oost Duitsland   Jena
stad in Oostenrijk   Graz, Innsbruck, Linz, Salzburg, Wenen, Zeil
stad in Oost-Pakistan - Dacca
stad in Opper-Volta - Boto, Ougadougou
stad in Overijssel   Almelo, Deventer, Enschede, Hengelo, Kampen, Meppel, Steenwijk,  Zwolle 
stad in Palestina   Dan, Jericho, Jeruzalem, Haifa
stad in Panama - Panama
stad in Peru - Callao, Lima
stad in Phoenicië   Sidon
stad in Polen   Wilna, Warschau
stad in Paraguay - Asuncion
stad in Portugal   Coimbra, Elvas, Faro, Lagos, Lisboa, Lissabon, Oporto, Setubal 
stad in Rhodesië - Bulawayo, Salisbury
stad in Rio Grande del Norte   Natal 
stad in Roemenië   Boekarest, Braila, Sinaja
stad in Rusland   Archangel(sk), Asov, Bakoe, Charkow, Cheljabinsk, Dnepro, Donitsk, Gorky, Jerevan , Kalinin, Kaluga, Kazan, Kijev, Kiev, Kirov, Kujbyshev, Kursk, Leningrad, Lvov, Minsk, Moskou, Odessa, Omsk, Orel, Orenburg, Orks, Osj, Penza, Petrozavodsk, Saratov, Smolensk, Stalingrad, Sverslovsk, Tbilisi, Tula, Ufa, Uralsk, Volgagrad, Vologda, Voronezk, Wladiwostok 
stad in Rijnland   Aken, Bonn, Mainz, Keulen
stad in Rwanda - Kigali
stad in Saoedi-Arabië - Jidda, Mecca, Medina
stad in Scandinavië   Oslo, Stockholm, Gotenburg, Narvik, Bergen
stad in Senegal - Dakar
stad in Siberië   Omsk, Tomsk, Wladiwostok, 
stad in Sierra-Leone - Freetown
stad in Silezië   Ratibor 
stad in Soedan - Dongola, Kassala, Khartoum, Omdurman
stad in Somalië - Berhera, Mogadiscio
stad in Spanje   Murcia, Linares, Santander, Bilbao, Barcelona, Madrid, Teruel, Toledo, Vigo, Cadiz, Valencia
stad in Suriname   Paramaribo 
stad in Syrië - Aleppo, Damascus,  Hamah, 
stad inTailand - Bangkok
stad in Tanzania - Dar es Salaam, Tabora
stad in Tessalië   Larissa
stad in Tirol   Neran
stad in Togo - Lome
stad in Toscane   Florence, Siena 
stad in Tsjaad - Abéché
stad in Tsjecho-Sloakije - Beatislava, Brno, Plzen, Praag, Praha
stad in Tunesië - Sfax, Tunis
stad in Turkije   Adana, Ankara, Bursa, Istanboel, Izmis, Konya
stad in Uruguay - Montevideo
stad in Utrecht   Amersfoort, Doorn, Montfoort, Oudewater, Utrecht,
stad in Venezuela - Caracas, Merida
stad in Vlaanderen   Antwerpen, Brugge, Gent, Ieperen, Oostende
stad in Voor Indië   Agra
stad in Washington   Everett
stad in West Duitsland   Keulen, Aken, Bonn, Hamburg, Bremen, Essen, Mainz, Munster, Kleef, Hannover, Brunswijk
stad in West-Pakistan - Karachi, Lahore, Multan
stad in Ijsland - Reykjavic
stad in Zambia - Lusaka
stad in Zeeland - Axel, Goes, Hulst, Middelburg, Sluis, Terneuzen, Veere, Vlissingen, Zirekzee
stad in Zeeuws-Vlaanderen - Axel
stad in Zuid Afrika - Bloemfontein, Durban, Johannesburg,  Pretoria, Kaapstad, , 
stad in Zuid Amerika   Lima, Rio, Santiago, Buenos Aires, Paramaribo
stad in Zuid Holland   Brielle, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gorkum, Gouda, Hellevoetsluis, Leiden, Rotterdam, Schiedam, 's Gravenhage, Vlaardingen
stad in Zuid-Korea - Pusan, Seoul
stad in Zuid-Vietnam - Saigon
stad in Zuid-West_Afrika - Walvisbaai, Windhoek
stad in Zweden   Falun, Gävle, Göteborg, Hälsingborg, Jönköping, Kiruna, Malmö, Öland, Orebro, Ostersund, Stockholm, Umea, Upsala, Västeräs 
stad in Zwitserland   Sargans, Genève, Bern, Davos, Bazel 
Stad in Birma - Mandalai, Rangoon 
stad in de Betuwe   Tiel
stad in de Dominicaanse Republiek - Santo
stad in de oudheid   Thebe, Memphis, Nineve, Carthago, Ur, Babel, Rome, Athene, Jeruzalem
stad in het Moezeldal - Metz
stad met bekend college - Eton, Oxford
stad met beroemd orakel   Delphi 
stad met een beroemd orakel van Zeus   Dodona
stad op Attica - Athene
stad op Borneo - Balikpapan, Bandjoermasin, Pontianak
stad op Celebes - Kendau, Makasar, Menado, Poso
stad op Ceylon - Colombo
stad op Corsica - Ajaccio, Bastia, Calvi
stad op Cuba - Havana, Holguin, Santiago
Stad op Curaçao - Willemstad, Emmastad
stad op Cypres - Nicosia
stad op de Filippijnen - Davao, Luzon, Manilla,Mindanao
stad op Formosa - Tainon, Taipei
stad op Irian Barat - Merauke, Manokwari, Sorong
stad op Java - Bandung, Djakarta, Jogjakarta, Semarang, Soerabaja
stad op Malagasië - Tananarive
stad op rechter oever van de Garonne - Agen
stad op Sardinië   Cagliari, Nuoro,Olbia, Oristano, Sassari
stad op Sicilië   Agrigentum, Catania, Enna, Marsala, Messina, Palermo 
stad op St-Eustatius - Oranjestad
stad op Sumatra   Belawan, Djambi, Medan , Padang, Palembang, Sibolga
stad tussen Moskou en Charkov - Orel
stad uit de oudheid - Athene, Babel, Carthago, Memphis, Rome, Thebe, Ur
stad van ballingschap der pausen - Avignon
stad van David   Jeruzalem
stad van de Elfstedentocht - Bolzwart, Dokkum, Franeker, Harlingen, Hindelopen, Leeuwarden, Sloten, Sneek, Stavoren, Workum, IJlst
stad van duizend eilanden - Venetië
stad van Expo 1970   Osaka
stad van Felix Timmermans   Lier 
stad van de Jaggernaut - Poeri
stad van de punters - Giethoorn
stad van het licht -  Eindhoven, Parijs
stad van Karel de Grote   Aken, Nijmegen
stad van Olympische Spelen   Amsterdam, Antwerpen, Athene, Berlijn, Helsinki, Londen, Los Angeles, Melbourne, Mexico,  Montreal, München, Parijs, Rome, St. Louis, Stockholm, Tokio 
stad waar een hogeschool is gevestigd - academiestad
stadachtig - steeds
stadbewoner - stedeling
stadcultuur - urbanisme
stade - gelegenheid, gemak
stadgenoot - medebewoner
stadhouder   baljuw, ban, gouverneur, landvoogd, nabob,  prefect, plaatsvervanger, podesta, praef(praefectus), proconsul, satraap
stadhouder - landvoogd
stadhouder (Turks) - atabeg
stadhouder in het oude Perzië - satraap
stadhouder in Macedonië - antipatros
stadhouder van de Grote Mogol - nabo
stadhouder van een gewest - ras
stadhouder van Mohammed - kalief
stadhouderschap - prefectuur
stadhuis - prytaneum,  raadhuis 
stadhuis in oud-Athene - Prytaneum
stadhuis te Amsterdam - Prinsenhof
stadhuisachtig - deftig, officieel, vormelijk
stadhuisbediende - bode, stadhuisklerk
stadhuisstoep - bordes
stadhuisstijl - kanselarijstijl
stadhuisstoep - bordes
stadie - (Gr.) lengtemaat
stadig   aanhoudend, bedaard, almaar, gestaag, gestadig, langzamerhand, staag, voortdurend
stadion - Arena (Amsterdam), Bernabeu (Madrid), Feyenoord (Rotterdam), renbaan (in Gr. gymnasium), sportpark, sportterrein (groot met tribunes)
stadion in Glasgow - Celtlc, Hampden, Imrox
stadium   fase, periode, phase, toestand, tijdperk, tijdvak
stadium van het felsen - ineenslaan, amenpersen, voorvormen
stadium van insecten -  emelt, engerling, larf, larve, made, nimf, pop, ritnaald, rups, vlinder
stadje (Ind.) - kotta
stadje aan de Lek - Vianen
stadje aan de Maas - Dinant
stadje in Zeeuws Vlaanderen   Axel 
stadje met bekende public school - Eton
stadje van onderwerping aan de paus   Canossa 
stadje waar keizer Hendrik IV zich onderwierp aan de Paus - Canossa
stads   stedelijk 
stadsadvocaat (16/17e eeuw) - pensionaris, syndicus
stadsafslager   vendumeester 
stadsafval - compost
stadsbank van lening   lommerd 
stadsbeschrijving - poleografie
stadsbestuur   gemeenteraad 
stadsbestuurder   podesta
stadsbewoner - stedeling
stadsboekerij - librije
stadsbouwmeester - hoofdarchitect
stadsburcht - Acropolis, Akropolis
stadscentrum   binnenstad, city, stadskern, winkelbuurt
stadscommandant - stadsbevelhebber
stadscompost - baggerspecie, f(a)ecaliën, haardas, huisvuil,
straatveegsel
stadscultuur   urbanisme
stadsdeel   buurt, centrum, kwartier, park, plantsoen, plein, voorstad, wijk
stadsdeel van Berlijn - Mariëndorf
stadsdienst - G.R.
stadsdokter - stadsgeneesheer
stadsgedeelte – rayon, woonwijk
stadsgemeente - commune
stadsgeneeskundige dienst - G.G.D.
stadsgevangenis in Brussel - Amigo
stadsgracht   gracht, kanaal, rei (Z.N.), singel, vaart, vest, veste, wal
stadskantoor - raadhuis
stadskas - gemeenteschatkist
stadskern   centrum, city, kom
stadskern van Amsterdam   Dam 
stadskwartier - afdeling, buurt, stadswijk
stadslicht - lantaarn
stadslieden - stedelingen
stadsmens - stedeling
stadslicht - lantaarn
stadsmest - stadscompost
stadsmestvaalt - belt
stadsmuren slechten   ontmantelen 
stadsmuur - veste, wal
stadsplein (Ind.) - aloenaloen
stadspolitie   gemeentepolitie
stadsraad - gemeenteraad,  senaat,
stadsrechter in Italië - podesta
stadsregering - magistraat
stadsschout - baljuw
stadssecretaris - syndicus
stadstaat - polis
stadstaat, moderne - Monaco
stadstimmerman - stadsarchitect
stadstuin - plantsoen
stadsverband (Ind.) - stadshospitaal
stadsvervoer   bus, ondergrondse, taxi, tram, trein, omnibus
stadsvervoer ondergronds - metro
stadsvesting - bolwerk,  citadel 
stadsvoorrecht   burcht, citadel, handvest, omwalling, privilege 
stadswal - schans, singel, veste
stadswijk   buitenwijk, buurt, centrum, city, fabriekssectie handelswijk, kwartier, plein, sectie, stadskwartier, uitleg,
stadswijk der Joden - getto
stadswijk in Amsterdam   Centrum, Eilanden, Jordaan, Goudkust, Tuindorp 
stadswijk in Istanboel   Pera 
stadswijk in Oosterse stad   soek
stadszendeling   evangelist
staf - ferula, heerschappij (zinneb.), legerleiding, roe(de), staaf, scepter, steun, stok, stang, stut, waardigheidsteken
staf der gezamenlijke legeraanvoerders - generaliteit
staf van Bacchanten - thyrsus, tyrsus
staf van de Paus - ferula
staf van een bisschop - kromstaf
staf van Mercurius - Caduceus
stafdrager - maarschalk, pedel
staffier - lijfknecht, lijftrawant, lijfwacht, trawant
stafrijm   alliteratie, beginrijm, letterrijm
stafuik op zee - sero
staf van de  paus - ferula
stafwaarzeggerij - rabdomantie
stag   staaldraad, tapult,  touw 
stage   oefentijd, proeftijd
stage vlijt - ijver
stageld   staangeld
stagelopen - stageren
stagnatie   oponthoud, stilstand, storing, stremming
stagnatie in de produktie - bottleneck
stagnatie in de werking van een motor - motorstoring
stagneren - bederven, ophouden,  stilstaan, stoppen, stremmen, 
stagzeil - kluiver
stagzeil voor de storm - stormstagzeil
staken - hollen, lozen, ophouden, stoppen, storen
staker op zee   muiter
staket   hekwerk, paalwerk, schutting 
staketsel   espalier, estacade, hekwerk, latwerk, leiboom, paalwerk, palissade, spalier 
staketsel van leibomen - spalier
staketselfuik in V vorm voor de visvangst - sero
sta in de weg - belemmering, hinderpaal, obstructie
staken - onderbreken, opgeven, ophouden, stoppen, verstoren
staker op zee - muiter
stakingsbreker - onderkruiper
staking van betalingen - bankroet, faillissement
stakker   arme, behoeftige, bloedje, dompelaar, drommel, hals, kalis, piekeraar, schlemiel, sloeber, slokker, sloof, stumper, sukkel, sukkelaar, sul, stakker, stumper, tobber, tobberd, totelaar, verschoveling, vlegel, ziel(epoot) 
stakkerd - stumperd, zielepoot
stal   hok, kot, kooi schuur
stal bij arena   toril
stal, deel van een - boes, groep
stal die nodig gereinigd moest worden - Augiastal
stal door Hercules gereinigd   Augiasstal
stal in mythe   Augiasstal
stal met mest   potstal
stal met vee - boerenbeslag
stal van een paard - box
stal voor de dieren bij een arena - toril
stal voor stieren (Spanje)   toril 
stalactiet - druipsteenkegel (afh.) 
stalagmiet   druipsteenkegel (opst.) 
stalboter - hooiboter
staldeur - heemdeur
staleend   lokeend
stalen   harden, monsters, oefenen, sterken, trainen, trimmen,
stalen bekleding - pantser
stalen goudsmidstempel - ponsoen
stalen laatboom - spier
stalenpennetje - nagel
stalen rasp - vijl
stalen reservoir - tank
stalen ros - fiets, rijwiel
stalen schijfje waarop zich balans beweegt   mes
stalen sleepkabel - strang
stalen staaf   pen, rail, stang, steng, tralie
stalen stift   pen, pin
stalen tap waarop een vertikale as in een holte - taats (sluisdeuren, draadhekken)
stalen wapenrusting   harnas, kuras 
stalgoot - greppel, groep, grub, kuil
stalgreep - mestvork
stalhouder   rijtuigverhuurder 
staling - onderlaag
stalkaars - dwaallicht, toorts
stalknecht - groom, koetsierhelper, palfrenier, staljongen
stalkruid - ononis
stallen - bergen, onderbrengen, paskeren, uitspannen,
stalles   theaterrang
stalletje   kraampje, marktkraam, tentje
stallicht   dwaallicht, stalkaars
stalling - garage, loods
stalmeester - hippiarch
stal met mest - potstal
stalpaal - latier, latierboom, repel, reppel, stalboom,
stal van een paard - box
stalvlieg - brems, steekvlieg
stam   boom, clan, geslacht, hoofdader, mac, sibbe, stengel, volk
stam in Schotland   Mac, clan
stamboek   S. B., genealogie (paarden soldaten), geslachtsregister, matricuk, pedigrec (huisdieren),
stamboekvee - rasvee
stamboel - Konstantinopel
stamboom   familieboom, genealogie, geslachtsboom, pedigree, sibbe, stemma,
stamboom van gefokte stieren - pedigree
stamboommaker - genealoog, geslachtskundige, sibbekundige
stamcafé   stamkroeg
stamdeel - kwartier
stamelen - stotteren
stamelaar - hakkelaar, stamelbek, stotteraar
stamelen - dysarthrie, hakkelen, kekeren, psellisme, stotteren
stamelgebrek - lambdacisme
stamel klank van kind   da, dada, ta, tata
stamgast - cafebezoeker, habitué, kroegloper
stamgoed - majoraat, majoraatsgoed
stamheer   stamvader
stamhoofd   chief, opperhoofd, sheik, sjeik 
stamhuis   dynastie
staminée - cafe, kroeg
stamkroeg   stamcafé
stamleider van de bosnegers in Suriname   granman
stamloze palm - nipa
stammen - baseren
stammoeder der Israëlieten   Sara 
stammoeder der mensheid   Eva 
stamp   massa, menigte, schop, trap, stoot, tegelstempel 
stampaal - totem
stampaarde - pisé (Frans)
stampei - drukte, geraas, getier, herrie, kabaal, keet, lawaai, rumoer
stampen   doppen, dorsen, fijnstoten, heien, schoppen, stoten, stuiken, trappen, vermengen 
stamper - hei, mortier, olieslager, stamen, stempel, stoter, vijzel
stamper, deel van een - stempel
stamper van de stratenmaker - hei
stamper van de was - stuik
stamppot   hutspot, ratatouille, ratjetoe, rats, stew 
stamppot van aardappelen, uien zout en vlees - labskous
stampvat - vijzel
stampvoeten - trappelen
stampvol - afgestampt, bomvol, eivol, mudvol, overladen, overvol, propvol, tjokvol
stamriool   hoofdriool 
stamroos - herfstroos
stamsymbool - stamteken,  totem
stamtafel -  geslachtslijst, pedigre(Eng.) stamboek, stamboom, stamgasttafel (in soos)
stamvader   aartsvader, Adam, ancêtre (Fr.), Noach, patriarch, Sem, stamheer, voorvader,  voorzaat
stamvader der Batavieren - Bato
stamvader der Hebreeën - Abraham, Abram
stamvader der Moabieten en Ammonnieten - Loth
stamvader van alle mensen - Adam, Noach 
stamvader van David - Boaz
stamvader van de Arabieren   Ismaël 
stamvader van de Asen - Alvader, Odin, Wodan
stamvader van de Atheners - Kehrops
stamvader van de Batavieren   Ba(e)to
stamvader van de Friezen   Friso 
stamvader van de Joden   Abraham 
stamvader van de nieuwe mensheid   Noach, Noë
stamvader van de reuzen - Ymir
stamvader van de Romeinen   Aeneas, Romulus
stamvader van de Semieten - Sem
stamvader van een herdersvolk - Ismal
stam van Israël - Aser, Benjamin, Dan, Efraim, Gad, Issaschar, Jozef, Juda, Levi, Manasse, Naftali, Ruben, Simeon, Zebulon
stamvaderschap - patriarchaat
stamvee - stamboekvee
stamverwant   paroniem
stamverwante familiegroepen in Griekenland - fratrie
stamverwante woorden   paroniemen
stamverwanten - familie
stamwapen   familiewapen, geslachtswapen
stamwoord   grondwoord, primitivum, radix, wortelwoord
stamijn -  stof, weefsel, zeefdoek
stance - couplet, strofe
stand   aanzien, adel, air, bestaan, burger, burgerij, clerus, edelman, elite, estat, fase, gesteldheid, hoedanigheid, hoogte, houding, jaarbeursplaats, kaste, kastestaat, klasse, kring, ligging, marktkraam, marktplaats, oploop, ordo, peil, pose, positie, postuur, proletariaat, rang, situatie, staat, stal, standplaats, status, stelling, tentoonstellingsplaats,  toeschouwerstribune (races), toestand,  volk, wezen,
stand   adel, burgerij, clerus, proletariaat, volk
stand bij schaken   mat, pat, schaak 
stand bij sport - score
stand der advocaten - balie
stand der edelen - adel, adelstand
stand der sterren - constellatie, sideratie 
stand geven - brassen
stand in de Middeleeuwen   adel, boer, clerus, burgerij, dorper, edelman, poorter
stand ophouden - representeren
stand van de edelen - adel
stand van de maan   N.M., E.K., V.M., L.K. 
stand van de spraakorganen in rust - articulatiebasis
stand van de zaken - constellatie, toestand 
stand van een voorwerp - positie
stand van hemellichaam - constellatie
stand van het lichaam - positie, postuur
standaard   as, banier, criterium, ezel, houder, legger, lessenaar, maatstaf, norm, sta(a)nder, statief, steun, support, toets, vaan(del), vaandelstok, vaas, veldteken, vlaggestok, voetstuk, wimpel, ijk, zuil
standaard der Franse koningen - oriflamme
standaard der ruiterij   kornet 
standaardgewicht - normaalgewicht
standaardkous - breikous, rondkous
standaardmaat - etalon, gauge, slaper
standaardmolen - spinnekop
standaard om te schilderen - ezel
standaardtype   model
standbeeld - monument, ruiterstandbeeld, statue
standbeeld met ruiter - ruiterstandbeeld
standbeeld van vrouwen te paard - hippiade
stande - karnton, kuip, tob
standelkruid - harlekijn, orchidee, orchis
stander   kapstok, molenas, standaard, standerd, steunbalk, stut, 
standhouden - blijven, consisteren duren, steekhouden, stoppen, weerstaan, wijken
standhoudend - stabiel
standing   aanzien, deftigheid, distinctie, drukte, kabaal, lawaai, positie, rang, status
standje   berisping, gekijf, getier, herrie, kabaal, kwestie, lawaai, oploopje, rapplement, relletje, reprimande, ruzie, uitbrander, vermaning, verwijt 
standje geven   berispen, kapittelen, vermanen, verwijten
stand of klasse - rang 
stand of pose - houding
standolie - lijnolie
standplaats   domicilie, emplacement, garnizoen, post, residentie, stadie, statie, station, stationnement, stelling, verblijfplaats, woonplaats, zetel,
standplaats geven of hebben - stationeren
standplaats van een geestelijke - karspel, kerspel,   parochie, statie
standplaats van een seiner - seinpost
standplaats van een vloot - kruispost
standplaats van zendelingen - zendingspost
standpunt   gezichtspunt, mening, opvatting, overtuiging, zienswijze 
standpunt van beschouwing - oogpunt
standpunt verkleinen - nader
standrecht - lynchwet
standregels - statuten
stand van water - peil
stand van zaken - toestand
standvastig - beraden, bestendig, blijvend, bokkig, constant, continu, doorzettend, duurzaam, ferm, fiks, flink, gestaag, halsstarrig, hardnekkig, inalterabel, konstant, koppig, onafgebroken,  onbuigzaam, onveranderlijk, onverzettelijk,  onwankelbaar, onwrikbaar, opiniater, paalvast, pal, permanent, perpetueel, solide, stabiel, stationnair, statisch (nat), stavast, stereotiep, trouw, vast(beraden), volhardend, vastliggend, volhoudend, volstandig
standvastig (med.) -  tempostabiel
standvastigheid - constantie, stabilisatie, stabiliteit, vastberadenheid
standvogel   blijver, meeuw, merel, mus, rietmus, roodborstje, spreeuw,
standwerker - koopman, (straat)venter
standwerker, toespraak van een - boniment
stang - bout, buis, cilinder, hoofdtak (gewei), mondstuk (ijzer van een paard), roe, roede, spijl, sta(a)f, pers, staak, steng, stengel, 
steun, stok, stut, tralie
stang in open haardvuur - haalboom
stang met greep om grote vuren te reinigen - rakelijzer, sleisijzer
stang op een wagen - rong
stang tussen de pedaal en de trapas - crank
stang waaraan een sloep hangt - davit
stang (gebogen) waaraan de sloepen hangen - davit
stangen - jennen, plagen sarren
stannio(o)l   bladtin, tinfoelie, zilverpapier
stank - geur, reuk(lucht) 
stankafsluiter - sifon, zwanenhals
stank of geur - reuk
stannum   sn., tin
stans - pons
stansen - ponsen, stempelen
stanswerk - ponswerk
stante pede   direct, meteen, onmiddellijk, onverwijld 
stanza - couplet, strofe, stance
stap   gang, klem, loop, opstap, pas, schrede, tred, tre(d)e, voetspoor, voetstap
stap van telganger - telpas
stap voor stap - geleidelijk, stapvoets 
stapdansen - steppen
stapel   belt, berg, blok, garf, hoop, klamp, klomp, massa, mijt, opeenhoping, opper, opstapeling, schelf, stapelgek,stellage, stuik,  tas, vaam (6 voet hout), vachtdikte, vadem, vim, wollaag
stapel drogend gras - opper
stapel hooi   hooiberg, mijt, opper, rooi, schelf 
stapel hout   houtmijt, tas
stapel of tas van hout - stuik
stapel plaats - overslaghaven
stapel van een houtskolenbrander - meiler
stapel veldhooi - opper
stapelen - klampen, opeenhopen, ophopen, stouwen, stuwen, tassen, vleien 
stapelgek - hoteldebotel, idioot, knots, krankzinnig
stapel hooi - hooiberg, mijt, opper, schelf,
stapel hout - houtmijt, tas
stapeling - hoop, stapel, stuwing
stapelkommies - magazijnmeester
stapellat - strijk
stapelplaats   depot, emplacement, emporium, entrepot, hooischelf, magazijn, opslagplaats, pakhuis, veem, voorraadschuur
stapelplaats gezaagd timmerhout - houttuin
stapelput   beerput
stapelwagen   heftruck
stapelwolk - cumulus, donderwolk
stapelzot - stapelgek
staphyleacee - pimpernoot
stapje - pasje
stappen - benen, gaan, kuieren, lopen, pierewaaien, treden, uitgaan, voortbewegen, wandelen
stappen op - optreden
stappenteller - pedometer, schredenteller 
stapper   laars, schoen, voetganger 
stapvoets - langzaam, traag
star - bekrompen, bewegingloos, dogmatisch, gespannen, hard, houterig, immobiel, kataleptisch, onbeweeglijk, onbuigzaam, pal, rigide, steil, straf, strak, stram, streng, stroef, stug, stijf
star voor zich uit kijken - staren
star worden - verstarren
stareend - zomertaling
staren   fixeren, kijken, turen, 
starheid   koppigheid, strakheid, stugheid, vasthoudendheid
starnakel - totaal
starogen - staren
starre - starriet, stern, zeezwaluw
starriet - starre
start - aanhef, aanvang, afrit, alfa, begin(punt), meet, vertrek(punt)
startbewijs - startkaart 
starten - aanslaan, aanslingeren, aanvangen, aanvangspunt, aanzetten, beginnen, opstijgen, vertrekken
starter - aanzetknop, seingever
startkaart - startbewijs
startklaar - gereed, reisvaardig
startlijn - meet
startschot - vertrekschot, vertreksein
state   boerderij, farm, hoeve, hofstede, landgoed, stee, stins
statelijk - deftig
statenbond   (con)federatie, symmachie 
statenbond betreffend   federatief 
Staten Generaal   S.G., kamers,  parlement, volksvertegenwoordiging
statenloze - apatride
stater - munt
stater, gouden - didrachmon
stater, zilveren - tetradrachmon
statica - evenwichtsleer, statisch
statie   driepoot, drievoet, gala,  gebed, karspel, kerspel, kruisweg, opsmuk, parochie, praal, pracht, sier, staatsie, standaard, standplaats, statief, station, tooi, tripode, verdieping, vertoon, voetstuk, zwier
statief   drievoet, tripode, voetstuk, standaard
statiegeld   staangeld, waarborgsom 
statiekleding   gala, rok
statiekleed - ornaat, robe,talaar, toga 
statiekoets   galakoets, karos 
statiepruik uit de dagen van Lodewijk de veertiende   allongepruik
statiewagen - karos
statiezetel van vorst   troon 
statieus   pralend, pronkend,  sierlijk
statig   afgemeten, deftig, (eerbied)waardig, fier, indrukwekkend, langzaam, (muz.) largo, ingetogen, koninklijk, majestueus, nobel, parmant(ig), plechtig, plechtstatig, pomposo, stemmig, trots, voornaam, vorstelijk, waardig, weids, zedig
statig klinkend - groots
statigheid   fierheid, parmantigheid, waardigheid 
station   halte, losplaats, statie, stop, treinhalte
stationcar - combi
station in Amsterdam   C.S., A.S., M.S., Amstel, Centraal, Muiderpoort, Sloterdijk
station in Den Haag   H.S., S.S.,  Haagse spoor, Mariahoeve, Staatsspoor, 
station in Leiden   Lammenschans 
station in Rotterdam   D.P., Blaak, Centraal, Feijenoord, Lombardije 
stationkiezer   afstemknop 
station (Vlaams) – statie
stationsklok - spoorklok
statisch   evenwichtig, onveranderlijk, rustig, stabiel, stilstaand
statistische kaart - cartogram
statische strategie   beleg, linie, stelling
statist - figurant, medespeelster
statue   standbeeld
status - hoedanigheid,  image, positie, rang, stand(ing), toestand
status quo - toestand
statuur   gestalte, lichaamslengte, postuur,
statuut   grondregel, instelling, reglement, verordening, voorschrift
stavast   flink, ferm
staven - aantonen, bekrachtigen, bevestigen, bewijzen, documenteren, evinceren, motiveren, sterken, steunen, waarmaken
stavenbundel met uitstekende bijl - fasces
staving - bevestiging 
stayer - hardrijder
steak - biefstuk
stearinem - kaarsvet, talkvet
stearinezuur - talkzuur
stede   plaats, plek,  stad, stee 
stadebouwer - planoloog
stedenbouwkunde   planologie 
stedenbouwkundige   planoloog 
stedehouder   ban, gouverneur, landvoogd, nabob, plaatsvervanger, podesta,  satraap 
stedehouder Gods   paus
stedelijk   gemeentelijk, municipaal, stads, steeds
stedelijk overheidspersoon, oud - schepen
stedelijke politie   gemeentepolitie 
stedeling   burger, glee, oord, poorter, stadsbewoner, stadsmens
stee   boerderij, hoeve, hofstede,  plaats, plek, stad, stede, woonplaats
steeds   aanhoudend, alaan, aldoor, almaar, altoos, altijd, bestendig, continu, doorlopend, eeuwig, gedurig, geregeld, gestaa(di)g, herhaaldelijk, immer, onafgebroken, onophoudelijk, permanent, regelmatig, semper, staag, stedelijk, steevast, telkens, urbaan, voortdurend
steeds (muz.) - semper
steeds doorgaand - permanent
steeds hoger - excelsior
steeds meer alleen zijn   vereenzamen
steeds op voordeel uit - berekend
steeds opnieuw - telkens
steeds terugkerend   herhaaldelijk, repeterend
steeds terugkerende bezigheid - dagwerk
steeds voorkomend - doorgaand
steeds weer   alaan, aldoor, telkens
steedse beschaving - urbaniteit
steeg   drift, pad, slop, slurf, steg, straatje, weggetje
steek   balletje, breisteek, gons, hoofddeksel, knoop, maas, mastworp, naaisteek, partituut, pik, prik, punctie, punctuur,punthoed, rondtorn, spade, stoot, worp, zuurtje,
steek (in de - laten) - begeven, heengaan,schenken, verlaten
steek met een dolk - dolksteek
steek onder water - zet
steekbank - houtbank
steekbeitel - fermoor, guts, guds
steekbekken   ondersteek 
steekboog   segmentboog, steunboog, toog
steekbrander   lasapparaat 
steekbrem - gaspeldoorn,  gaspeldoren
steekbijl - snik
steekcontact - stekade, steker, stekker
steekdegen - pallas,  schermdegen, steekdegen
steekdistel   melkdistel
steekdoorn - kruisbes
steekdoos - aansluitdoos, stopcontact
steekgrond   ankergrond 
steekhevel -kolfglas, kromhals, pipet, retort, zuigbuis
steekhoudend   aannemelijk, afdoend, degelijk, deugdelijk, juist, krachtig, logisch, overtuigend
steekijzer   graveernaald, graveerstift
steekkontakt   stekker
steeklijn - beslagseizing, bindsellijn (zeew.),
steekmug -bijtmug,  langbeen, mosquito, muskiet, neefje
steeknet - slaghaam
steekneus - bolderik
steek of punthoed - mijter
steekorgaan   angel, pen 
steekpalm - hulst
steekpan - ondersteek
steekpartij   vechtpartij 
steekpenningen - corruptiegeld, fooi, handgeld, omkoopgeld, omkoopsom, smeergeld 
steekpenningen geven   omkopen 
steekpenning om een huurcontract te krijgen - sleutelgeld
steekpriem - ponsoen, steekijzer
steekriempje - ponsoen
steeksleutel - loper
steekschoor - korbeel
steekspel - lansspel, ringrijden, ringsteken, toernooi, tornooi, tournooi, wapenspel
steekspeld   sierspeld
steekvlieg   blindaas, brems, daas, paardevlieg, runderhorzel tsetsevlieg
steekvogel - sperwer
steekwagen - schepper
steekwapen - angel, bajonet, dagge, degen, degge, dolk, floret, hartsvanger, kris, lans, mes, ponjaard, rapier, rentjong, sabel, speer, spies, spiets, steekdegen, stekade, stilet, stiletto 
steekwerktuig - steker
steekwoordje - custos
steekijzer - graveernaald, graveerstift
steel – bloemstengel, greep, groente, handgreep, handvat, handvatsel, helm, hersenverbindsel, moesgrond, pijpesteel, raapsteel, raapzaad, schacht, stengel, stok
steel met metalen punt - spies
steel of heft verwijderen - demancheren
steel van een stenen pijp - schenk
steelblaadje - bracteola
steelhuis van een schop - dil, dille
steeliep - trosiep
steel of heft - greep
steelpan  castrol, kastrol, koekenpan, melkkan, poffertjespan
steels   achterbaks, bedekt, geniepig, heimelijk, onmerkbaar, onopgemerkt, stiekem, tersluiks, verholen, verscholen
steel van een stenen pijp - schenk
steelsgewijs - furtief, kruipelings, verholen
stoeltje in bloem - helmdraad
steeltje van bessen ontdaan - aalbessenrits
steelvormig - stipiform
steelworm - poliep
steelziekte - druivenziekte, kleptomanie
steelzucht   kleptomanie
steelzuchtige - kleptomaan
steelzwam - buiszwam
steeman - stadsmens, stedeling
steen   aluin, amaril, amber, arduin, asbest, baksteen, basalt, calculus, dioriet, eterniet, grafiet, graniet, grind, grint, kei, kiezel, kinderhoofdje, klinker, linker, kwarts, lapis, lel, marmer, porfier, tegel, wolfram, zerk
steen   kei, kinderhoofdje, klinker, lithos, tegel, zerk, 
steen der hulpe - Eben Haëzer
steen der wijzen - alchemie, alchimie, magisterium
steen gebruikt voor molen - molensteen
steen in de gevel - gevelsteen
steen in een ring - bag, bagge, camee
steen met inschrift in de muur - gevelsteen
steen ter herinnering aan een - feit, gedenksteen
steen uit de Ardennen - arduin
steen van de wijzen - magisterium
steen van een hunebed - megaliet
steen van het dambord - damschijf
steen van marmerbrokjes en cement - granito, kunststeen
steen voor reiniging - puimsteen
steen waarop een balk rust - korbeel
steenachtig - stenig
steenachtige aanslag in waterketels - ketelsteen
steenachtige heuvel uit de bijbel - Sion
steenachtige zelfstandigheid -
steenafval   bik, puin
steenafval in de galblaas galsteen - bik, puin
steenahorn - esdoorn
steenaltaar - dolmen
steenbakker - tichelaar, tiohelbakker      
steenbakkerij - geleg, steenfabriek, steenoven
steenbakkerswerktuig - strengpers
steenbakkerij - geleg
steenbank - rif
steenbarmpje - barmsijsje
steenberg - hoop, puinhoop, stort, stortplaats
steenbikker - tapuit
steenbloem - parnaskruid, strobloem, stortplaats, zandroerkruid
steenbok   Capricornus, gems
steenbokskeerkring   Zuiderkeerkring
steenbolk   dorsvis
steenboorder   folade
steenbrak   parforcehond 
steenbreek - wederdood
steenbreekachtigen - saxifragaceeën
steenbreekachtige plant - aalbes, concasseur, doornbes, goudveil, hortensia, jasmijn, klapbes, kruisbes, kruisdoorn, moederplant, ribes, spirea, steenbreker, stekelbes
steencel - sclereïden
steencultus - baetylisme, litholatrie, steenverering
steen der wijzen - magisterium
steendistel - mariadistel   
steendog - mopshond
steendood   morsdood
steendrogerij - tasveld    
steendruk   lito, litho, lithografie
steendruk in kleuren - lit(h)ochromie
steendrukken - lit(h)ograferen
steendrukker - lithograaf
steenduif – holenduif, rotsduif
steenekster   klapekster, klauwier
steeneppe - bisschopskruid
steenfabriek - steenbakkerij
steengeit   gems, klipgeit
steengeschut - bombarde, verwijt
steengoed – gres, prima
steengoed feestje - knalfuif
steengraf - hunebed
steengravure - litho
steengruis   bik, grit, mortel, puin, split, 
steengroeve   latomie
steengruis - bik, macadam, metselspecie, mortel,  puin, rons, steenslag
steenhard   hardvochtig, keihard, ongevoelig, onvermurwbaar, onwrikbaar 
steenhars - asfalt, retiniet
steenhechting   cement, mortel, specie, tras,
steenhout - xyloliet
steenhouwer - latomus
steenhouwerslongziekte - silicose
steenkalk - aardwas
steenkarper - kroeskarper
steenkenner - delfstofkundige, mineraloog    
steenkennis - lithologie     
steenklaver - mallote
steenklip   rots
steenklomp   rots, kei, rotsblok,  rotsklomp
steenkneuter - fratertje
steenkolen - arang, hoelie, hoelt|e(Z.N.)
steenkolensjouwer - tremmer
steenkolenwagen   tender 
steenkoolmijn in Nederland   Emma, Maurits
steenkoolperiode - Carboon, karboon
steenkoolprodukt    alizarine, aniline, cokes, gas, nylon, plastic,   teer
steenkool, soort - anthraciet, cokes, esskool
steenkraai - alpenklauw, alpenraaf
steenkruid - winterkers
steenkruiper - snotolf
steenkrijter - gierzwaluw
steenkunde - lithologie
steenmarter   fluwijn, huismarter 
steenmassa   berg, hunebed, klip, klomp, puinhoop, rots, ruïne
steenmeeuw - neusvis, sneep
steenmeteoriet - aëroliet
steenmetser - torenvalk
steenmot   keldermot,  pissebed
steenolie   aardolie,  petroleum
steen op een graf - zerk
steen oud   hoogbejaard, stokoud
steenpaapje   barmsijsje
steen pek   asfalt
steenpimpernel - bevernel
steenplaat - grafsteen, zerk
steenplant - lithofiet   
steenpoeder - steenstof, zand
steenpoliepen - madrepora
 steenpuin van een gletsjer - morene
steenpuist   bloedvin, bloedzweer, furunkel, steenzweer
steenrat - marmot 
steenroos - alpenroos
steenrots - granietrots,  petro, (Gr.) petros 
steenrots – arduin, bazalt, graniet, kel, kwarts, marmer
steenschaap/wild. . .   moeflon, muffeldier
steenschrijf kunst - lithografie
steenslag - bik, grit, macadam, puin, split
steenslag voor de spoorbaan - ballast
steenslag voor het verharden van wegen - macadam
steenslijper - tapuit
steensmetser - torenvalk
steensnede - sectie  
steensnijder - etser, graveur, lithotomie, zegelsnijder
steensnijkunst - glyptiek, lithoglyfie, litoglyfie,
steensoort   agaat, albast, aluin, amaril, amber, arduin, asbest, basalt, eterniet, git, graniet, grafiet, grind, grint, jade, jaspis, kiezel, kornalijn, kwarts, leisteen, maansteen, marmer, nefriet, onyx, porfier, vuursteen
steenstof -  steenpoeder, zand
steentalk - aardwas   
steentekenaar - lithograaf
steentekenen  - lithograferen
steentijdperk, deel van het - mesolithicum, neolithicum, paleolithicum
steentje - kiezel
steenuil - boomuil, huipke
steenvalk - dwergrotsvalk, krem, merlet, merlijn, rotsvalk, snelleke
steenvaren - boerenwormkruid
steenvink   oeverloper 
steen van een hunnebed - megaliet
steenvlas   amiant, asbest 
steenvrucht   abrikoos, amandel, hazelnoot, kers, noot, okkernoot,  paranoot, perzik, pinda, pruim, walnoot, 
steenvruchtdragende - amandel
steenvrucht met eetbare pit - amandel
steenwapen - blijde
steenwerk   grès
steenwichelarij - lithomantie
steenwording - llthiflcatle, verstening 
steenworp -  smeet
steenziekte - llthiasis
steenzout - haliet, kaliumnitraat, keukenzout, klipzout, salpeter,
steenzinde - asbest
steenzuiger - snotolf, steenkruiper 
steenzwaluw - gierzwaluw, torenzwaluw
steenzijde - asbest
steerntje - vogelmelk
steevast   altijd, bestendig, geregeld, steeds, stellig, vast
steevoogd - gouverneur
steewaarts   stadwaarts 
steg   steeg, vlonder, vonder, vondel, (voet) pad
steganografie - cijferschrift (geheim)
stegel - stijgbeugel, trapje 
stegelgreep   krulmoer, schroefmoer, stijgbeugel
steggelen   harrewarren
stegomyia - tijgermuskiet
steiger - aanleg(plaats), bordes, getimmerte, ka, kaai, kade, losplaats, metselsteiger, paalwerk, pier, schilderstellage, stellage, stelling, stoep, trap
steigerbalk - dwarspaal, juffer, steigerpaal
steigeren - klimmen, verhefen
steigeren van koeien - staggen
steigergeld   aanleggeld, aanleglasten 
steigerpaal   juffer 
steil   bekrompen, dogmatisch, hard, hellend, loodrecht, orthodox, rechtwandig, rechtzinnig, star, sterk streng, stroef, stijf, 
steil hellinggedeelte   steilwand 
steile bergkloof - bergspleet, canon, canyon
steile hoogte - steilte
steile hoogte van steen - klip
steile kust -  falaise, fjordenkust, klif(kust)
steile rots in zee   klip, klif; verhevenheid .
steile rotskust (Fr.) - falaise
steile zijkant van een rots - rotswand
steilheid - steilte
steiloor - ezel, padant, stijfkop
steilorig   eigenwijs, eigenzinnig, bekrompen, halsstarrig, koppig, stroef
steilte   afgrond, bodemverheffing, duin, halsstarrigheid, helling, hoogte, kam, klif, klim, klip, kloof, piek, spits, stroefheid
steilwandig erosiedal - canon
Steiner, leer van Rudolf - antroposofie
stek   aasplek, bakenstokje, ent, houtstek, loot, poot, rijs, spruit, takje, telg, uitschot, visplek, voerplek, ijzerstek
stek (Ind.) - bibit
stekaas - kokerworm
stekade - degen, steekdegen
stekel – aanhangsel, angel, distel, doorn, doren, prikkel, punt, stekelbaars, uitwas 
stekelachtig - bits, borstelig, pikkelend, prikkelig,  puntig, scherp, stekelig, 
stekelbaars - gasterosteida, stekel, stekeling
stekelbos - haagdoorn, wegedoorn
stekeldraad - prikkeldraad
stekeldraak - pieterman
stekelhaar - kemp(vezel)
stekelhuidig - zeeegel
stekelhuidig dier   echinodermata, egel, kamster, medusahoofd, oranjekamster, slangster, stekelvarken, tripang, zeeappel, zeebuidel, zeeduivel, (zee)egel, zeeklit, zeekomkommer, zeelelie, zeester, zonnester 
stekelhuidigen - echinodermata
stekelig   bits, borstelig, distelig, doornig, epigrammatig, epineus, gekarteld, gepunt, getand, hatelijk, hekelend, lastig, netelig, piekerig, puntig, ruig, ruw, scherp, snar, snibbig, spitsig, venijnig, vinnig
stekelig gezegde - pikanterie
stekelig voorwerp - doorn
stekelige aanmerking - glos, sneer
stekelige baardhaar - stoppel 
stekelige doornstruik - braam
stekelige knop - klis
stekelige opmerking - naaldeprik, naaldesteek, speldeprik,
speldesteek
stekelige opmerking maken - alluderen
stekelige plant - brandnetel, cactus, distel, doorn, netel, roos 
stekelige uitwas - stekel
stekelige zetten geven - pointileren
stekeligheid - pikanterie
stekelkruid - scheren
stekelpapaver - argemone
stekelpuntig - mucronaat
stekelrog - zeepinksternakel
stekels, van-voorzien - echinaat
stekelvarken - egel
stekelvinnige vis   baars, knorhaan, makreel, pieterman, poon, puitaal, zeehaan, zwaardvis
stekelvinnige trekvis   makreel 
stekelvinnige zeevis - knorhaan, pieterman, poon, puitaal, staartrog, zeebaars, zeehaan,
stekelzwam - hydnum, sarcodon
steken - aanhitsen, beledigen, borduren, boren, duwen, haperen, hekelen, indoen, krenken, kwellen, nopen, prikken, pikeren, plaatsen, porren, prikken, pijnigen, stikken, stoppen, stoten
steken blijven   haperen, stokken
stekend - bijtend, grievend, pikant, prikkend, pungent, puntig, pijnlijk, scherp
stekend insect - horzel
stekende los maken - opsteken
stekje   aflegger, ent, griffel, loot, poot, propago, rank, spruit
stekjes aanbrengen - enten
stekkeling - stek
stekken   beledigen, borduren, enten, gooien, hekelen, oculeren, prikken, steken, stikken, vastgrijpen, werpen
stekken aanbrengen   enten, poten, 
stekken uitzetten   planten
stekker - contactstop, plug, steker, stopcontact
stekkerdoos - stopcontact
stek of loot - scheut
stekworm - ritnaald
stel   bedstel, borrelstel, bowlstel, duo, garnituur, gasstel, gebakstel, koppel, onderstel (wagen), ontbijtstel, orde, paar, petroleumstel, set, span, stand, stelletje, team, toestel, troep, twee(tal), twin, zoodje,
stelberg - stelle
stel bij elkaar behorende voorwerpen   garnituur, set,
stel bovenkleren - jurk, kostuum, pak
stel ganzen   koppel
stel haringen   school
stel haringnetten - vleet
stel herten   roedel
stel jachthonden   meute
stel juwelen - parure
stel kaarten - flik
stel kippen - toom
stel mensen - boel, bubs, duo, echtpaar, koppel, paar troep, zwik
stel met edele stenen - parure, paruur
stel netten - vleet
stel paarden - gespan
stel spelers - elftal, team
stel vaatwerk - servies
stel van twee mogelijkheden - alternatief
stel visnetten - vleet
stelberg - stelle
stele   grafzuil, zerk
stelen - afkapen, askenen, dieven, gappen, jatten, kapen, ontfutselen, ontgoochelen, ontvreemden,  pakken, pikken, planteren, plunderen, posteren, ratsen, rollen, roven, situeren, stropen, susteneren, toeeigenen, trimmen, verdonkeren, verdonkeremanen, verduisteren, wegpakken
steler   dief, gapper, jatmoos, jatter, kaper, pikker, rover
stelkunde   algebra
stelkundig   algebraïsch
stellage - bouwsteiger, getimmerte, rek, schavot, steiger, stelling, tribune, verhoging
stellage of verhoging voor nabootsing - katafalk
stelle - aardheuvel, herdershut, hoogte, 
stellen   bepalen, beweren, leggen, maken, plaatsen, opperen, 
opstellen, poneren, redigeren, regelen, richten, sustineren, taxeren, vaststellen, veronderstellen, voordragen, zetten
stellen van een probleem   problematiek 
stellend - positief
stellende trap - positivus, positief 
steller - relatant, schrijver, stilist, vermelder
stelletje - duo, paar, paartje, tweetal
stellig   absoluut, bepaald, beslist, decisief, gefundeerd, gegarandeerd, (ge)wis, nadrukkelijk, onbeweeglijk, ongetwijfeld, perse, pertinent, positief, reëel, theorie, uitdrukkelijk, uitgemaakt, uitgesproken, vast, vastelijk, volstrekt, voorwaar, waarachtig, waarlijk, werkelijk, wezenlijk, wis, zeker, zekerlijk,
stellig en beslist – waarlijk, zeker
stelligheid   aplomb, zekerheid 
stelling   axioma, beginsel, bewering, bouwsteiger, dogma, hangstelling (glazenwassers), leer, opstelling, opvatting, plaats, positie, postulaat, rek, schavot, situatie, standplaats, steiger, stellage, teorema, tese, tesis,  test, thema, theorema, theorema, theorie, these, thesis,  tribune
stelling op scheepswerf - stapel
stelling voorafgaande aan een sluitrede - premisse
stelpen   bedaren, lenigen, stillen, stoppen, stuiten, verminderen 
stelphuis - stolp
stelregel -  beginsel, dogma, grondregel, leer, leerwijze, richtsnoer
stelsel   dogma, ethiek, etiek, leer, methode, muntstelsel, regiem, regime, samenstel, systeem, theorie, zenuwstelsel, zonnestelsel
stelsel dat invoer overbodig maakt - autarkie, selfsupporting
stelsel in de geologie - neptunisme
stelsel van afgesproken woorden en tekens   code
stelsel van assen - coördinatenstelsel
stelsel van betalen   bank, cheque, giro
stelsel van de dubbele standaard - bimetallisme
stelsel van oppermacht ter zee - navalisme
stelsel van vergunningen - licentiestelsel
stelsel van waterlijnen in papier - vergure
stelsel van werkwijzen of handelingen   systeem
stelsel voor bescherming van de handel enz. van eigen land - 
protectionisme
stelsel voor het voortrekken van gunstelingen - favoritisme
stelselmatig   consequent, geordend, methodisch, opzettelijk, ordelijk, principieel, systematisch
stelselmatige indeling - systematiek
stelt - lopstok, staak
steltloper - bontbekplevier, eiber, eidebaar, flamingo, franjepoot, goudkievit, goudplevier, griel, griet, grutto, ibis, kemphaan, kievit, kluut, koet, kraanvogel, lepelaar, maraboe,  ooievaar, plevier, pluvier, ral, reiger, renvogel, roerdomp, snep, snip, steenloper, strandloper, trapgans, uiver, waterhoentje, watersnip, wulp
steltvogel - eiber, koet, snep, snip
steltlijn   stijl
stem   alt, bariton, bas, geluid, keel, kiesstem, kinderstem, klank, mannenstem, mezzo, mezzosopraan, orgaan, roepstem, sopraan, spraakorgaan, spreekwijze, strot, tenor, volume, vrouwenstem, zangorgaan, zangstem
stem (Lat.) - votum
stem betreffend - vocaal
stem die tot iets aanspoort - wekstem
stem  en spraakkundige   logopedist 
stem geschikt tot zingen - zangstem
stem- of spelproef - auditie
stem uitbrengen - balloteren
stem (de) wisselen - muteren
stemband   plica
stembiljet   stembriefje 
stembriefje - ticket
stembuiging - accentuatie, inflexie, intonatie, modulatie, toon
stembus - urn
stembusstrijd   verkiezingsstrijd 
stemdwang - opkomstplicht,  stemplicht,
stemgeluid - accent, timbre
stemgerechtigd   stemhebbend 
stemgerechtigde   kiezer
stemgerechtigde bij de Roomse koning - keurvorst
stemgever - votant
stemhebbend explosief - media
stemhebbende - media
stemhebbende klank - media
stemhebbende medeklinker - media
stemhebbende occlusief - media
stemheffende explosieve klank - media
steminstrument voor piano's - chromameter
stemkundige - logopaedist, logopedist
stemloos - stom
stemloosheid - afonie, stomheid
stemmen - intoneren, kiezen, opineren, toonregeling, vota, voteren
stemmen over toelaten van een lid - balloteren
stemmen verzamelen of opnemen - scrutineren
stemmer van een piano - accordeur
stemmig   bedeesd, deftig, droefheid, eenvoudig, ernst, ernstig, gedekt (kleur), gereserveerd,  ingetogen, onopvallend, opgewektheid, optimisme, sfeer, sober, statig, vrolijkheid, zedig
stemming - aandoening, animo, ballotage, bui, denkwijze (algemene), diapason, dispositie, drift, eenvoudig, ernst, geest, geestesgesteldheid, gemoed, gemoedsaandoening, gemoedsgesteldheid, gesteldheid, gevoel, gezindheid, gezwollenheid, hartstocht, hartstochtelijkheid, hoogdravendheid, humeur, klankmoedigheid, luim, mentaliteit, nood,  onverschrokkenheid, patos, sfeer, tendens, toestand, verbolgenheid, verkiezing, votum, vrolijkheid, zogestemd,
stemming - referendum
stemming in een kring - sfeer
stemming over aanneming van een lid - ballotage
stemming over toelating als lid - ballotage
stemovergang - modulatie
stempel   afdruk, bloemdeel, cachet (fig.), doorslag, drevel geaardheid (fig.),, geaardheid (fig.) hoedanigheid, indruk, karakter (fig.), kenmerk, kenteken, keur, merk, merkteken, piston, ponsoen, schoor, stamp, stamper, steunbalk, steunbeer, stut, teken, waarmerk, ijk, zegel
stempel aan de bloemstamper - stigma
stempel om tegels mee te drukken - stamp
stempel op het ondervlak van een ponshamer - paap
stempelaar   werkloze
stempelbeeld - beeldenaar
stempelen - markeren, ken(merken), schoren, signeren,stampen, stutten, tjappen, zegelen 
stempelhout - drevel
stempeling op voor- en keerzijde - beeldenaar
stempelmerk   keur, muntslag, ijk, zegel 
stempel of ijk - merk
stempelsnijder - graveur, medallleur
stemspleet   glottis
stemsysteem - couloirstelsel (in aparte hokjes)
stemtoon   diapason 
stemuitbrenging   votum
stemval   cadans
stemverandering in de puberteitsjaren - mutatie
stemverbetering - foniatrie
stemverheffing - arsis, emphase, roep(en), schreeuw
stemvork - accordoir, diapason
stemwerktuig   stemorgaan
stemwisseling - mutatie
stemzwakte - afonie, fonasthenie
stencil - afdruk
stenclimachine - cylostyl
stenen   klagen, steunen, weeklagen, zuchten
stenenbakker - tichelaar
stenen beeld in leeuwegedaante - sfinx
stenen beer - landhoofd, muur (met scherpe rug in gracht),
muurstuk, stormdak, waterkering
stenenboogbrug - heul
stenen bij gletscher - morene
stenen buitenbekleding van een muur - parament
stenen die op gerstekorrels lijken - cenchrieten
stenen doodkist   sarcofaag 
stenen fles - kruik
stenen fluit - ocarina
stenen gereedschap - eoliet
stenen gootje aan daken van kerken en torens - spijer
stenen huis (Friesland)   stins 
stenen kolom   obelisk, pilaar, zuil
stenen kopje - lok
stenen landhoofd - pier
stenen lange pijp - gouwenaar
stenen legger - metselaar, stratenmaker
stenen met specie voegen - metselen
stenen naald   obelisk
stenen opstap   bordes,  stoep, stoepsteen
stenen pijp - gouwenaar
stenen stapelen met cement - metselen
stenen vat - bierkan, bierkruik, gendih, kruik, tijkbus,
urn, urne
stenen vergiet -  gatenplateel, vergiettest
stenen vloerbedekking - plavuis
stenen vuurpot   test
stenen wand   muur 
stenen wapen - silex 
steng - staaf, staak, stang, stengel, stok, vlaggenmast, vlaggestok
stengel   caulis, halm, klauwier, koekje (zout), rank, spriet, staaf, stang, steel, steng, stok, stoppel, vlaggestok, wortelstok
stengel met bladeren - rank
stengel van bonen en erwten - stommel
stengel van grassen -  halm
stengel van kool - stronk
stengel van koren -  stro
stengelaaltjes in rogge - reup
stengelachtig gewas - gras, riet
stengelbegroeiend - caulicot
stengelbloei - cauliflorie
stengeldeel - geleding, klauwier
stengelgroente - asperge, bleekselderij, postelein, rabarber, waterkers
stengelknol - aardappel, aronskelk, arum, crocus, dahlia, stok, tulp, tijloos
stengellid - internodium
stengelloos -  steelloos, zittend
stengelloze woekerplant in Indonesië -  rafflesia
stengel met bladeren   rank
stengelmoes - raapzaad
stengelomvattend - amplexiaal
stengel van graan - strohalm
stengun - mitrailleur,  sten
stenig - rotsig, steenachtig
stenigen - stenen
steniging - lapidatie
stennis - drukte, herrie, kabaal, ophef, stampei
stenograaf - kortschrijver, snelschrijver
stenografie   kortschrift, snelschrift, steno
stenotoop - stenoek
step   autoped, loopfiets, onestep, opstapper, ped, stapdans, twostep
step-in - korset
steppe - grasvlakte, llano, pampa, poesta, prairie, toendra
steppe in Frankrijk- lande
steppe in Hongarije - poesta
steppe in Noordamerika - prairie, savanne
steppe in Rusland - toendra
steppe in Sovjet-Unie - Baraba
steppe in Zuidamerika - llano, pampa
steppebewoners   nomaden 
steppedier   bizon, mustang 
steppegras   alfagras, halfagras, pampasgras
steppeherder - llanero
steppehond - hyena
steppekat - caracol, karakol, los, lynx, manoel, zwartoor
steppen - autopetten
stepperuiter - kozak
steppevos - korsak
ster -
3   eta
4   Apus, b�ta, Ceti, diva, Enif, Izar, jota, Mira, nath, Umik,             Vega, wega, zeta
5   Akrab, Algol, Alkor.Argus, algol, aster, astra, atair, barst,             Cygni, Deneb (in de zwaan), Dubbe, deneb, Gemma, gamma,         gemma, Hamal, licht, Merak, Mizar, Rigel, rigel, Spica
6    Megrez, Akyone, Alamak, Altair, Antkia, Boteïn, Castor,              Cephel, etamin, Fornax,  Hyaden, Kochab, Markab, Menkar,        Mirach, Phekda, Pollux, pollux, Scheat, Sertum, Setula,                Srius, Sirrah, Tucana
7    Algenib, Algieba, Algorab, Alphard, Antarus, Asellus,
      Canopus, Capella, epsilon, Lalande, Nasakon, Perseus,                 Phoenix, Pleaden, Polaris (poolster), Procyon, Regulus.                Schedar
8    Achernar, Aquuleus,  Arkturus, Borealis, denebola, filmster,
      Hercules, hemelbol, Lacaille, Praesepe, Salaphat, Scheliak
9    Aldebaran, Alderaman, Andromeda, Bellatrix, Centaurus,              Fedorenko, Mesurthim, ordeteken, Reticulum, voorhoofd
      (Z.N.)
10  Alcalurops, Azelfafage, Benetnasch, Betelgeuze, Chamaeleon,       Genimorium, Jacobsstaf, primadonna
11   beroemdheid, Cassiopejae, theaterster
12   hemellichaam
ster (Perzisch) - stareh
ster die plotseling opkomt en gauw verbleekt - nova
ster in het sterrenbeeld 'De kleine Beer' - Noordster, Polaris,
Poolster
ster in sterrenbeeld de Lier - Wega
ster in sterrenbeeld de Maagd - Korenaar
ster in sterrenbeeld de Zwaan - Deneb
ster uit het sterrenbeeld Draak - Etamin
ster uit het sterrenbeeld Grote Beer - Columbo, Duif, Schip
steraliseren - inmaken
sterallures - kapsones
sterappel - sterrenet
sterbladeren - rubiaceeën
sterbladige plant   druifkruid, gardenia, kina, koffieboon, kolokwint, meerkrap, walstro
stère   s, wissel
stereofonisch - stereo
stereometaal - messing
stereometrisch lichaam - prisma
stereotiep - onveranderlijk, vast
stereotype - stiep
stereotyperen - stiepen
sterfbed   doodsbed
sterfelijk   aards, vergankelijk 
sterfelijkheid - modaliteit, mortaliteit
sterfte   dodelijkheid, doodgaan, letaliteit, mortaliteit, overlijden, sterftegeval, sterven, totaliteit
sterfte onder het vee - nagana, trypanosomiase
sterfte onder ratten - rattepest
sterftecijfer - letaliteit, mortaliteit, sterftetal 
sterfte onder het vee - nagana
sterfgeval - lijk
stergewelf   uitspansel
steriel - bacterievrij, doods, dor, gedesinfecteerd, kiemvrij, ontsmet, onvruchtbaar, rein
steriliteit   onvruchtbaarheid
sterk   doortastend, durabel, duurzaam, energiek, erg, fel, ferm, fiks, flink, fors, geducht, gespierd, gestaald, geweldig, gezond, groot, haai, hecht, heftig, hevig, intens, kloek, krachtig, kras, levendig, machtig, massief, moedig, nameloos, overdreven, potig, rans, ransig, rins, robuust, scherp, solide, standvastig, stevig, stoer, straf, strak, streng, strenuus, struis, taai, talrijk, vast, vitaal, zwaar
sterk (med.) - profuus
sterk (muz.) - forte
sterk ademhalen -  hijgen
sterk afdingen - penteren, pingelen
sterk aftreksel   elixer, essence, extract, tinctuur 
sterk belust - gaarne, gebrand, graag, gretig, tuk
sterk beven - bibberen, rillen
sterk beweeglijk - dynamisch
sterk binden - garotteren
sterk boeien - fascineren
sterk bijtend zuur - salpeterzuur
sterk bijtmiddel - vitriool
sterk doen uitkomen - prononceren
sterk driedraads touw - marlijn
sterk drukken - persen, pressen
sterk en gespierd   atletisch
sterk en snelwerkend   drastisch 
sterk extract - elixer
sterk gebogen neus - haviksneus
sterk gebouwd - adletisch
sterk gehecht - verknocht
sterkgekruid - peperig, pikant
sterk gekruid vleesgerecht   ragout 
sterk gekruide worst - cervelaat
sterk gekruld haar - koeskop
sterk genoeg - bestand
sterk gespierd - atletisch, herculisch, potig
sterk glimmend glazuur - porselein
sterk goed   bombazijn, manchester 
sterk grof weefsel - kanvas
sterk hellend - steil
sterk herinneringsvermogen - hypermnesie
sterk kerkelijke gezindheid - klerikalisme
sterk klevende halfvloeistof - pek
sterk kruid - peper
sterk kruiden aftreksel - tinctuur
sterk linnen weefsel - canvas
sterk maken - stalen, sterken, stijven
sterk minachten - verachten
sterk naar iets verlangen - aspireren
sterk op de voorgrond treden - domineren
sterk overdreven (muz)   forte
sterk oxyderend gas - ozon
sterk persoonlijk - subjectief
sterk riekende stof - muskus
sterk roken - dampen, puffen
sterk samendrukken - persen
sterk samenhangend - aderaal, taai
sterk smakend - garstig, rans, ransig, ranzig
sterk sprekend - beslist, expressief, geprononceerd, 
uitkomend, veelzeggend
sterk stijgend   steil
sterk tegenspartelen - dwarsdrijven
sterk uitkomend - beslist, geprononceerd, markant,
sprekend
sterk van geest - mentaal
sterk van smaak - garstig, rans, ranzig
sterk van spieren - herculisch, musculeus
sterk verlangen   begeerte, begeren, dorsten, droom, haken, hunkeren, popelen, reikhalzen, smachten, snakken, wens, zucht, zuchten 
sterk verlangen om hogerop te komen - ambitie
sterk verlangend   begeren, begerig, smachtend, talen,
sterk verminderen van de bevolking door epidemie -  decimeren
sterk vooruitspringende kin - wuit
sterk water - alcohol, formal, nitraat, salpeterzuur, spiritus
sterk weefsel   bombazijn, manchester
sterk wensen - begeren, verlangen
sterk werkend - drastisch
sterk werkend slaapmiddel - luminal
sterk zelfgevoel - eigenwaarde, hoogmoed, laatdunkendheid
trots
sterke aandrang - aandrift, ijver
sterke aandrang voor een zekere zaak - roeping
sterke afkeuring - reprobatie
sterke beenderen - benig
sterke begeerte - dorst, hartstocht, zucht
sterke begeerte naar rijkdom - gouddorst
sterke beroering -  emotie, ongerustheid, onrust, opwinding,
sensatie
sterke beroering van het gemoed - sensatie, opwinding, emotie
sterke beving - siddering
sterke daling en rijzing van zeewater - agger
sterke draaibare lichtbron - zoeklicht
sterke drank   advokaat, alcohol, anisette, arak, benedictine, berenfang, boerenjongens, brandewijn, borrel, brandy, campari, cognac, gedistilleerd, gin, grog, jenever, kirsch, klare, likeur, pernod, rum, spiritus, spraakwater, whisky, wodka
sterke drank in het klein verkopen - tappen
sterke drank stoken - distilleren
sterke dranken   alcoholica, emotie, patos, sensatie, spiritualiën
sterke geest - mentaal
sterke gemoedsaandoening   pathos 
sterke gemoedsbeweging - enthousiasme, drift, passie
sterke geur verspreidende stof - balsem
sterke gevoeligheid voor indrukken - sensitiviteit
sterke gewaarwording - sensatie
sterke herinnering - hypermnesie
sterke indruk maken - frapperen
sterke indruk makend - frappant, imposant, indrukwekkend
sprekend, treffend
sterke innerlijke aandrang - roeping
sterke kaart   troef
sterke kant   fort
sterke kerel - krachtpatser, mannetjesputter
sterke koffie   espresso
sterke man - Atlas, atleet, beer, kerel, krachtpatser, hercules, mannetjesputter, reus
sterke neiging - hang, penchant
sterke noodzaak - dwang, urgentie
sterke onaangename geur - stank
sterke oorlogsvloot   armada 
sterke oostenwind in de Straat van Gibraltar - Levant
sterke opwelling - aandrift, bezieling, drang, impuls, neiging
sterke opzwelling - bezieling, drang, impuls, instinct, neiging
sterke pees tussen hiel en kuit - achillespees
sterke prijsstijging   boom, hausse, inflatie 
sterke roker - kettingroker
sterke ruwe kerel - stier
sterke ruwe vrouw - haaibaai, heibei, mannetjesputter, manwijf
sterke stijging van koersen   boom 
sterke smaak - gerstig, rans, ranzig
sterke stof   bombazijn, corduroy, eboniet, fiber, manchester
sterke strijdster - (vrouwennaam) Gerarda
sterke takel - gijn
sterke vent - beer, hercules, hercuul, mannetjesputter, reus
sterke voorliefde - zwak
sterke was van een rivier   bandjir 
sterke weerzin   afschuw
sterke wind - orkaan, storm, tyfoon
sterke zijde - fort
sterker - krachtiger
sterkedrankgebruiker - borrelaar, drinkebroer, dronkaard
sterkedrankstoker - brander, distillateur
sterken - bijstaan, harden, laven, stalen, staven, steunen, stijven, versterken
sterker (muz.)   st., fz., sforzando 
sterker gaan blazen - aanbollen
sterker maken   renforceren, stalen, versterken, verstevigen 
sterker spannen - aanspannen
sterker worden   aansterken 
sterkers - tuinkers
sterkheid   kracht, sterkte
sterklasse - spectraaltype
sterkoraal - madreporen
sterkoralen - astrala, madreporen
sterkpap - sterksel
sterkriekend kruid - anijs, kruizemunt, maggiekruid, marjolein, rozemarijn, ruit
sterkriekende vloeistof - ammoniak, karbol, lysol,
sublimaat
Sterkste toren van een kasteel - donjon
sterkte   (Lat.) vis 
sterkte   bastion, bolwerk, bunker, burcht, citadel, concentratie, bemoediging, duurzaamheid, gehalte, flinkheid, fort, fut, gehalte, intensiteit, kasteel,  kracht, krasheid, lunet, macht, moed, potentie, schans, stevigheid, talrijkheid, troost, vermogen, vesting, weerstand
sterkte (Ind.)   benteng, benting 
sterkte die een stad beheerst   citadel, fort, garnizoen
sterkte en durf - moed
sterkte en kracht - volume
sterkte van de uitstraling van de zon - actine
sterkte van een oplossing - titer
sterktemaat van lenzen - dioptrie
sterktemaat voor elektrisch vermogen - watt
sterktemaat voor elektrische stroom   amp., ampère
sterlet   steur
sterling - st
sterlijn - astroïde
stern -  meeuw, starre, starriet, zeezwaluw 
steroïdalcohol - sterol
sterool - chollesterol
sterrebeeld - Orion, sterremuur
sterrebloem - aster, 
sterredistel - kalketrip
sterrehoogtemeter - astrolabium
sterrekers - tuinkers
sterrekroos - callitriche, haarstreng
sterrenbeeld - constellatie
sterrenbeeld - constellatie, eenhoorn, gesternte, monoceros,
perseus
sterrenbeeld in de dierenriem - stier
sterrenbeeld oven - fornax
sterrenbeeld tussen de noordelijke en zuidelijke hemel - Orion


Sterrenbeelden -
3    Ara, Leo, Net, Pijl, Ram Vos
4    Apus, Crux, Duif, Grus, Haas, Lier, Lynx, Lyra, Oven, Paco,
      Pauw, Raaf, Vela, Wolf
5    Arend, Aries, Beker, Cetus, Draak, Draco, Hydra, Indus, 
      Leeuw, Lepus, Libra, Lupus, Maagd, Mensa, Musca, Norma,
      Orion, Pyxis, Slang, Stier,  Virgo, Vlieg, Zwaan
6    Altaar, Antlia, Auriga, Boötes, Caelum, CanserCarina, Cirkel,
      Corbus, Crater, Cygnus, Dolfijn, Dorado, Fornax, Gemini, 
      Hydrus, Indiër, Kompas, Kreeft, Octans, Pictor, Pisces, 
      Puppis, Schild, Scutum, Taurus, Tucana, Veulen,
      Vissen, Volans, Walvis 
7    Centaur, Cepheus, Colomba, GoriffeGoudvis, Hagedis,
       acerta, Liniaal, Pegasus, Phoenix, Sagitta, Serpens,                       Sextans, Sextant, Uurwerk
8    Aquarius, Circinus, Driehoek, Eenhoorn, Equuleus, Hercules, 
      Kamaleon, Schilder, Schutter, Scorpius, Sculptor, Steenbok, 
      Wagenman, Waterman
9    Andromeda, Centaurus, Delphinus, Luchtpomp, Monoceros, 
      Ophiugos, Reticulum Tafelberg, Zwaardvis
10  Cassiopeia, Chamaeleon, Horologium, Kraanvogel, 
      Microscoop, Schorpioen, Triangulum, Tweelingen, 
      Verrekijker, Vulpecula, Waterslang, Weegschaal
11  Beeldhouwer, Capricornus, Jachthonden, Ossenhoeder,                 Sagittarius, Telescopium, Zuiderkruis
12  Camelopardus, Graveerstift, Microscopium, Noorderkroon, 
      Paradijsvogel
13  Slangendrager
sterren betreffende - sideraal, stellair
sterren die veranderlijk zijn - cepheïden
sterrenaanbidding -  sabaeïsme
sterrenbloem - aster, sterrenmuur 
sterrendienst - Sebaeïsme
sterrengroep bij de Pleiaden - Hyaden
sterrebhemel - firmament, heelal, sideralejaar, sterrenjaar, sterrentijd, uitspansel
sterrenhoogtemeter   astrolabium 
sterreninvloed, leer betreffende de - siderisme
sterrenkers   tuinkers
sterrenkroos - haarsteng, moerashaarsteng, sterre(n)kruid,
voorjaarssteng
sterrenkunde   astronomie
sterrenkundig instrument - sekstant
sterrenkundige   astronoom 
sterrenkundige eenheid   lichtjaar 
sterrenkundige term - azimut, zenith
sterrenkundige uit de 16e eeuw - Galilei
sterrenkijker - astronoom, refractor, telescoop,  uranoscoop, uranoscopus
sterrenkijkerij - astronomie
sterrenland   sterrenhemel
sterrenmeter - astrometer
sterrenstand - horoscoop, sideratie
sterrenstelsel - Melkweg
sterrenstelsel buiten de melkweg - Boötes, Coma, Leo,
 Pegasus, Perseus, Virgo
sterrentafel - efemeride
sterrenwacht   observatorium 
sterrenwichelaar   astroloog 
sterrenwichelarij   astrologie 
sterrenzwam - aardster
sterresteen - katoog
sterretje - asterisk, verwijzingsteken
sterrit   rally
stersteen - psaroliet
stertocht - rally
stervalk   sperwer
sterveling - mens
sterven - bezwijken, creperen, doodgaan, doodvallen, eindigen, gat,heengaan, inslapen, kraaienmars (blazen), omkomen, ontslapen, overgaan, overlijden, pijgeren, sneuvelen, sneven, succumberen, vallen, verbranden, verdrinken, verscheiden, vuurdood, zieltogen
stervensangst   doodsangst 
stervenssponde   doodsbed 
stervijfhoek   pentagram
stervormig   astroïde, radiaaal 
stervormig lichtverschijnsel - asterie
stervormige vijfhoek - pentagram
steun - armenzorg, assistentie, balkon, bescherming, bijstand, bijval, console, heul, hoede, houvast, hulp, leuning, ondersteuning, protektie, raad, reling, roeipen, rots, schoor, schraag, schoorbalk, staf, standaard, stok, soelaas, stut, subsidie, support, toeverlaat, troost, uitkering, vaas, verlichting, voetsteun, voetstuk, voorspraak,
steun van balken - console
steunbalk - beer, contrefort, draagbalk, karbeel, pijler, schoor, schoorbalk, schoorpaal, slaper, sleutelbalk spalk, stander, staander, stempel, stoelpoot, stut
steunbalk van een afdak - jak
steunbalk van een luifel - jak
steunbalk waarop het fries rust - architraaf
steunbalkje - spalk
steun beeld   schraagbeeld 
steunbeer - contrefort, schraagpijler 
steun bij het lopen - kruk, rotting, stok
steunblaadje - stipella
steundraad - stag
steun geven - steunen
steunen - assisteren, baseren, bluffen, bijdragen, bijstaan, bogen, gesteen, helpen, kermen, klagen, kreunen, leunen, medewerken, onderstutten, pochn, roemen, rusten, schoren, schragen, staven, stenen, sterken, stuiten, stutten, troosten, trots, vertrouwen zuchten
steunen op - berusten
steunen tegen - leunen
steunend adem halen - zuchten, zwoegen
steunend vlak - zaat
steunende boog - schoorboog, schraagboog
steun en toeverlaat - rechterhand
steunhout - post, schoor
steunhuis van een schop - dil(le)
steunkabel op schip - stag
steunknie - karbeel, schoorstuk
steunlat - karbeel, korbeel
steunlat voor planken - keeplat
steunlatje - klamp
steunmuur - conterfort, schoonmuur
steunoverslag -  flikflak
steunpaal op wagen   rong
steunpilaar   ante, atlant, beer, console, grondzuil, hoekpilaar, hoeksteen, hoekstuk, hoekzuil, kolom, penant, pilaster, pijler, schoorpijler, schoorwal, schoorzuil, schraagpijler, stander, steunbeer,  zuil
steunpilaren van halffiguren - hermen
steunplankje - spalk
steunpunt - basis, houvast, karbeel, korbeel, leuning, ondersteuningspunt, pijler, stut, verdedigingsbasis,
steunpunt in de tram - lus
steunpunt of pilaar in de gedaante van een fors gebouwde man   atlant 
steunpunt voor de marine - marinebasis
steunpunt voor een balk in de muur - karbeel, korbeel
steunpijler - stut
steunsel - console, penanttafel, stut
steunsel der scheepsluiken - merkei, scheer, stokken
steunspil - stander
steuntoestel - schraag
steuntouw - bras
steuntouw aan mast   ravanger(ra), stag, tui, tuier
steuntouw van de ra - ravanger
steuntrekker - stempelaar, werkloze
steun van balkon   console
steunweefsel - bindweefsel, stroma
steunweeftel in planten - collenchym
steunzuil - kolom, lastdrager, pilaar, pijler, steunpilaar
steunzuil in de vorm van een vrouw - kariatide
steur - acipenserida, sterlet 
steur, gezouten eieren van de - kaviaar
steurkrab - palaemonetes
steurkuit - kaviaar, 
stevel   laars, ruiterlaars, rijlaars
stevelen - doorstappen
steven   boeg, kromhout, scheepsneus 
stevenbeeld - boegbeeld, schegbeeld
stevenen - koersen, stappen, varen
stevenbeeld   boegbeeld, schegbeeld
stevenloos platboomd vaartuig - aak
stevig - compact, corpulent, degelijk, deugdelijk, dik, duurzaam, energiek,  ferm, fiks, flink, fors, gezond, grondig, hecht, kloek, krachtig, lijvig, assief, omvangrijk, opperbest, pal,  potig, solide, stabiel, sterk, stoer, terdege, term, vast, voedzaam 
stevig aaien - wrijven
stevig aaneen gevoegd - geklonken, hecht, onscheidbaar,
onverbrekelijk
stevig aan elkaar - vast
stevig blad van een boekdrukker -  paginapapier
stevig doorlopen - stappen
stevig drukken - dringen, knellen, (k)nijpen, persen, pressen
stevig gebouwd   duurzaam, ferm, kloek, krachtig, pal, potig, robuust, sterk, stoer, struis, vast
stevig drinken   hijsen, peren, zuipenlink, fors, robuust
stevig gebouwd - ferm, kloek, krachtig, potig, robuust, sterk, stoer 
stevig gespierd - atletisch
stevig in het vlees - dral
stevig jonkman - borst
stevig maken - sterken
stevig met touw vastmaken - sjorren
stevig rondhout - paal
stevig stuk papier - kaart
stevig verband   spalk
stevig voedsel   erwtensoep, haché, stamppot, hutspot, voedzaam winterkost 
stevige baby - wolk
stevige gang - marstempo, trot
stevige kost - boerenkool, hutspot, snert
stevige kus - pakkerd
stevige meid - Sien
stevige por - stomp
stevige stof - kaki
stevige tros - kabel
stevige vent - poteling
stevige wind - storm
stevige winterkost   boerenkool, haché, hutspot, snert, spek
stevigen - stijven
stevigheid - hechtheid, samenhangend, soliditeit, stabiliteit, sterkte, vastheid
steward - hofmeester, verzorger
stewardess   air hostess, hofmeesteresse, vliegtuigdienster
sthenisch - krachtig, vitaal
stibium - Sb, antimoon
sticht - abdij, bisdom, gesticht, kerk, klooster (goed), stift
sticht - bisdom, bisdom, gesticht, klooster (goed), stift 
Sticht   Utrecht
sticht - bisdom, bisdom, gesticht, klooster (goed), stift
stichtelijk   bezielend, devoot, edifiant, feestelijk, godsdienstig, nadrukkelijk, opbouwend, opwekkend, pieus, religieus, troostrijk, troostvol, verheffend, vertroostend, vroom, (ziel) roerend
stichtelijk doen - preken
stichtelijk geschrift - tractaat, traktaat
stichten - aanleggen, aanrichten, bouwen, creëren, doen, erigeren, funderen, grondvesten, instellen, metselen, ontwerpen, oprichten, verheffen, veroorzaken, uiten, uitwerken, verheffen, veroorzaken, verrichten, vestigen, volvoeren
Stichtenaar   Utrechtenaar 
stichter   bouwer, grondlegger, oprichter
stichter van de Stoïcijnse school - Zeno
stichter van een godsdienst   Boeddha, Mohammed 
stichter van Rome   Remus, Romulus 
stichter van het oude Perzië   Cyrus 
stichting   bouwwerk, fundatie, gesticht, grondvesting, hofje, inrichting, instelling, instituut, lichaam
stichting ter vorming van een priester - Sorbonne
stichting tot exploitatie van mechanische repro - Stemra
stichting uit fondsen - fundatie
stichting van jonge componisten - Gaudeamus
stichtingsdag - dies, oprichtingsdag
stichtster van Babylon - Semiramis
stichtster van Carthago - Dido, Elissa
stick - stok
sticker - plakker, plakplaatje
stiefbroer - halfbroer
stiefdochter van Ino - Helle
stiefelen - draven, lopen, rennen
stiefkind   stiefdochter, stiefzoon 
stiefmoeder van Helle - Ino
stiefmoederlijk   hardvochtig, karig, liefdeloos, sober, schraal 
stiefvader van Herakles - Amfitryoon
stiefzoon van Thor - Uller 
stiefzuster   halfzuster
stiekem   achterbaks, bedekt, geniepig, geniept, heimelijk, himelijk, onderhands, ongemerkt, rustig, slinks, steels, stels, stil, stilletjes, tersluiks, verborgen, verdekt, verholen, verstolen, 
stiekem dichterbij komen   besluipen
stiekem kijken - bespioneren, gluren, koekeloeren, loeren 
stiekem naderen - besluipen
stiekem nalopen - volgen
stiekem onttrekken van de leiding - tappen
stiekem weggaan   wegsluipen 
stiekem wegnemen   jatten, onrfutdelen, pikken, stelen, verdonkeremanen
stiekene blik - lonk  
stiekemerd - geniepigerd, gluiperd, smuiger, stille, rus 
stiekemheid - geniepigheid
stiel   ambacht, ambt, baan, bedrijf, beroep, kostwinner, métier, vak
stielgenoot   collega, vakgenoot
stielman - vakman
stiep - teerling
stiepen - schoren, steunen, stutten
stier   bul, haussier, os, Taurus, toro, var
stier als godheid vereerd - apis
stier van het wilde rund - banteng
stierendoder   espada, matador, stierenvechter, toreador, torero
stier, gecastreerde - bulos
stierengevecht - corrida, tauromachia
stierengevecht, helper bij een - peone, monosabio
stierengevecht, intocht bij een - paseo
stieregevecht met jonge stieren - novillada
stierengevecht, rode doek gebruikt bij een - muleta
stieregevecht te paard - rejonear
stieregevecht voor amateurs - capea
stierengevecht, wapen bij het - banderilla, pica, rejon
stierengevechtstheater - arena, plazza, ruedo  
stierehok - toril
stierenoffer - bloedbad, hecatombe
stieren (Spaans) - toros
stierenvechter - banderillo, espada, matador, picador, stierendoder, toreador, torero
stierenvechter te paard - picadore, rejoneator
stierenvechter   zie stierendode
stierenvechtersattribuut - banderillas, capa, pica
stierenvechtersdoek - muleta
stierenvechtersintocht - paseo
stierenvechterskunst - tauromachie
stierig - kwaad, nijdig
stierkevers   driehoorn, minotaurus 
stiermens - bucentaur, minotaurus
stiervalk - blauwvalk, sperwer, vinkendief
stierziek - loops, tochtig 
stier van het wilde rund (Ind.) - banteng
stift - griffel, klooster, naald,  oorijzerversiering, pal, pen, pin, priem, punt, staafje, sticht
stifje - staafje
stift met kop - punaise
stiftje van een rijgsnoer - malie
stiftscharnier - paumelle
stiftje van een veter   malie 
stifttand   kunsttand
stigma   brandmerk, handmerk, litteken, merkteken, schandvlek, stempel, wondteken
stigmatiseren - brandmerken, schandvlekken
stikbes - kroezel, kruisbes
stikdonker - aardedonker, aardeduister, duister,  nacht, pikdonker 
stikheet - benauwend,  snikheet, stikkend
stikken   borduren, naaien, omkomen, pikeren, smoren, steken, suffoceren, wurgen
stikken van kleding – naaien
stikker - turfsteker
stikschop - stikker
stikking - suffocatie
stiklucht - mefistisch
stiklucht bevattend - mefitiseh, mefistisch
stikschop - stikker, veenspade
stikstof   azotum, N., nitrogenium 
stikstofafscheiding in de urine - azoturie
stikstofgas - nitrogenium
stikstofhoudend   azotisch
stikstofmaker - azotobacter, knolletjesbacterie
stikstofmeter - azotometer
stikstofverbinding - nitraat, nitride, nitriet
stikvol - bomvol, eivol, mudvol, tjokvol
stil -  afgelegen, bedaard, bedrukt, bewegingloos, doods, eenzaam, geheim, heimelijk, geluidloos, geruisloos, kalm, koest, luw, mat, onbeweeglijk, roerloos, rustig, silentieus, sprakeloos, sst, stiekem, stilletjes, uitgestorvenverlaten, vredig, vreedzaam, verborgen, zacht, zwijgend, zwijgzaam
stilaan   allengs, langzamerhand 
stil doen worden - sussen
stil en somber - druilerig
stil gaan leven - afdeinzen, retireren, terugtrekken
stil gewag maken - mompelen
stil maken - bevredigen, dempen, verzachten
stil plezier achteraf - napret
stil spel - pantomime
stil water - kentering
stil worden - bedaren, bevredigen, liggen
stilaan - allengs, langzamerhand
stilb   sb.
stilet   dolk, mes, punctieapparaat (schrijf)stift, stiletto
stiletto - knopmes
stilheid - bezadigdheid, geluidloosheid, rustigheid, vreedzaamheid
stilhouden   geheimhouden, ophouden, remmen, stoppen, verzwijgen
stil iemand - zwijger
stilist - schrijver
stille   kalme, rechercheur, rus, rustige, speurser, stiekemerd, zwijger
stilleggen door staking - platleggen
stille haat   wrok 
stille kroeg - knip
stille mis na de plechtige Kerstmis - na mis 
stille plaats - hoek
tille vennoot - commanditair, commanditaris
stille verklikker - alarmtoestel, mouchard
stille wijding - devotie
Stille Zuidzee - Pacific
stilleggen door staking - platleggen
stillen - bevredigen, bedarenkoelen, stelpen, sussen, verzadigen
stille oceaan - zie Grote oceaan
Stille Zuidzee   Pacific 
stillen   apaiseren, bedaren, bevredigen, boeten, dempen, kalmeren, koelen, lessen, radouceren, stelpen, sussen, verlichten, verzachten
stiller worden - bedaren, luwen
stilletje - gemak, kamerstoel
stilletjes   heimelijk, kalm, kalmpjes, langzaam, ongemerkt, onopgemerkt, rustig, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen, zachtjes
stilling - lessing
stilmaken - dempen, kalmeren, sussen
stilleven   riposo, schilderstuk, vanitas, vaniteitstuk
stilligheid - rust, stikheid
stilstaan - stagneren, stoppen, verwijlen
stilstaand   statarisch, stationair, constant 
stilstaand water   etang, meer, kreek, lagune, plas, plomp, poel, ven, vijver
stilstaand water in het bos - ven
stilstand - oponthoud, rust, stagnatie, stremming
stilstand in groei - nanisme
stilstand/tot. .. komen   remmen, stagneren, stoppen, stremmen
stilstand van bloed in enig lichaamsdeel - stase
stilus - schrijfstift (Romeinen)
stilte   kalmte, rust, vrede, vredigheid 
stil worden - bedaren 
stil zijn - zwijgen
stilzwijgen - mutisme
stilzwijgen (het) - silentium, stilte
stilzwijgend - sprakeloos
stilzwijgendheid - discretie, geheimhouding, geslotenheid, mutisme, taciturniteit
stimulans   aansporing, drijfveer, impuls, opwekking, pep, prikkel 
stimulatie - aansporing, opwekking, prikkeling
stimulator - gangmaker, pacemaker
stimuleren   aandrijven, aansporen, opwekken, prikkelen
stimulerend middel   amfetamine,dope, doping, ephetaminepep, peppil, strijchine 
stinkbloem - pioen
stinkboom - sporkehout
stinkboon - peteh
stinkdier - bunzing, mui, opossum, skunk, stinkdas, stinkdier, stinkdas, stinkmarter, susillo, ulk
stinken   kwalijk, rieken, ruiken, walmen
stinkend - mefitiseh, onfris, putride, rottend
stinkhaan   hop
stinkhagedis - landsnoek, skink, skunk
stinkkever - ossendoder
stinkmarter - bonzing
stinknetel   bosandoorn
stinkneus   ozaena
stinksloot - moddersloot
stinkstok - sigaar
stinkvlieg - floersvlieg, gaasvlieg
stinkvogel   gier, hop, kuifhoen, stinkhaan
stinkwesp - ossendoder
stinkzwam - duivenei, phallus
stint - spiering
stip   nip, nop, punt, tik, tip, tittel, vlek 
stip en sprong (op)   dadelijk, direct, meteen, onmiddellijk
stipje - punt, spikkel
stip op dobbelsteen   oog 
stipa - espartogras, vedergras
stipendium   beurs, studiebeurs, toelage
stippel   puntje, spikkel 
stipelen - punteren
stippels/met ... bedekken   stippelen
stippen   stippelen, dopen, indopen 
stipper - pootstok
stipt   accuraat, concientieus, exact, getrouw, getrouwelijk,  juist, korrekt, letterlijk, nauwgezet, nauwkeurig, nauwlettend,  net, pertinent, precies, prompt, puntelijk, punctueel, secuur, strak, strikt, trouw, zorgvuldig 
stiptheid - accuratesse, acribie, exactitude, nauwkeurigheid, precisie, promptitude, punctualiteit, zorgvuldigheid
stipuleren - uitstippelen
stoa   colonnade, zuilengang, zuilenreeks, zuilenrij
stoa, aanhanger van de  - stoïcijn
stobbe - boom(stomp), boom(stronk), turfhoop, wortelstok
stock   aandelen, magazijn, opslag, stamkapitaal, voorraad
stock in een kaartspel - talon
Stockholms historisch schip   Waasa 
Stockholms pretpark   Tivoli 
Stockholmse dierentuin   Skansen 
Stockholmse metro   Tunnelbana 
Stockholmse voorstad   Nacka, Bromma, Lidingö, Huddinge, Väilingsby
stockeren - opbergen, opslaan, verzamelen
stoef - pralerij, snoeverij
stoefen - pralen, snoeven, stoffen
stoefer - opschepper, pocher, praler,
stoeien   baljaren, dartelen, dollen, heisteren, klauteren, mallen, raggen, ravotten, robbedoezen, rossen, spelen, vechten, worstelen
stoeierig - speels 
stoeipoes - aanhaalster
stoeis - dartel
stoeiziek -  dartel, speels, stoeis
stoel   bergere, biechtstoel, crapeau, dekstoel, eetkamerstoel, (fauteuil, Lat), keukenstoel, kinderstoel, klokkestoel, krukje, leuningstoel, ligstoel, pianokruk, preekstoel, schopstoel, sedes, slaapstoel, stellage, stronk, tabouret, tuinstoel, zetel, zit, zitmeubel, stoel met hoge rugleuning - grootvadersstoel, troonstoel,
vleugelstoel, voltaire
stoel met voetenbankje - bergere
stoel op drie poten - drievoet
stoel op wieltjes - rolstoel
stoel van boetvaardigheid - biechtstoel
stoel voor drinkers - barkruk
stoel waarin men in liggende houding kan rusten - dormeuse
stoel zonder leuning - bankje, bokjezitplaats, zitstoel
stoelbekleding - cretonne, damast, dobbystof, gobelin, leder, leer, pluche, stof, trijp, velours, zijde
stoelendans - cotillondans
stoelgang - defaecatie, dejectie, ontlasting  
stoelkleedje   antimakassar 
stoelovertrek - hoes
stoelpoot - stapel, stempel (gew.)
stoelspaak - sport
stoelsport - spaak
stoelrol - sluimerrol
stoelstof - skai
stoeltje   kruk, krukje, taboeret, tabouret
stoeltje zonder leuning - kruk, krukje, pianokruk, pianostoel, taboeret, tabouret
stoep - afrit, bordes, duiker, oprit, opstap, perron, plaggenbruggetje, steigertje, straatkant, trottoir, voetpad, verhoging, wandelpad 
stoep langs spoorbaan   perron 
stoep langs straat - trottoir
stoep of trottoir - looppad 
stoerpportaal - bordes
stoep voor gebouw   bordes 
stoeppad   trottoir
stoepportaal - bordes
stoer - boud, dapper, doortastend, ferm, fier, flink, gespierd,  groot, heldhaftig, kloek, krachtig, onverzettelijk, potig, sterk, stevig, struis, trots, welgebouwd, zwaar 
stoer en sterk - flink, fors, robuust, struis
stoere bink - heman(Eng.)
stoet - betoging, broodje, cavalcade, colonne, convooi, cortège, corso, defilé, escorte, file, gevolg, karavaan, menigte, optocht, processie, reeks, rij, seguela, sleep, sliert, slinger, suite, trein, troep 
stoet van vermomden - maskerade
stoethaspel - klojo, kluns, links, lummel, lijs, onhandige, slamier, stuntel, sufferd 
stoethaspelen- klunzen
stoethaspelig   links, onhandig 
stoet of aanhang - gevolg
stof - 
2    zij
3    mul, taf, wol
4    baai, dril, gaas, goed, pilo, tule, vilt, zijde
5    bazijn, biset, garen, grond, gruis, keper, laken, nylon, reden,          sanel, satijn, serge, tweed
6    barège, bouclé, damast, flanel, katoen, linnen, poeder, pulver,       ratiné
7    fluweel, lectuur, materie, merinos, nanking, oorzaak, satinet,         weefsel
8    bombazijn, bombazijn, tiretein
9    gabardine, materiaal, onderwerp, stuifzand
10  aanleiding, beavertien, substantie
stof   aanleiding, grond, gruis, materiaal, materie, mul, poeder, pulver, onderwerp, oorzaak, reden, stuifzand, weefse
stof afnemen - ragen
stof (afval) achtergebleven bij het smelten van edele metalen - lavuur
stof aangewend tot verwarming - aardgas, antraciet, cokes, gas,
hout
stof als draperie - lambrekijn
stof bestand tegen hitte - formica
stof der lezing - lectuur
stof die allergie veroorzaakt - allergeen
stof die andere kan omzetten - ferment
stof die chemische reactie beinvloedt - katalysator
stof die de elektrische stroom niet of nauwelijks geleidt   glas, niet geleider, porselein, rubber
stof (geneesk.) die de groei van zekere micro-organismen belemmert - antibioticum
stof die een ziektetoestand veroorzaakt - agens
stof die elektriciteit overbrengt - geleider
stof die geneigd is een proton op te nemen - base
stof die gisting veroorzaakt   enzym, ferment, gist
stof die ontleding tegengaat - emulgator
stof die uit een andere verkregen is - derivaat
stof die vervormt bij verhitting - plastic
stof die zich op de tanden afzet - tandaanslag
stof en vuil   afval, huisvuil, veegsel
stof (enkelvoudig) - element
stof, gebruikt bij kaasbereiding   leb 
stof, gebruikt bij wondbehandeling - jodoform
stof, gekeperde sterke - pilo
stof, gevormd door klier met interne secretie - hormoon
stof in beenderen   merg
stof in de cel - protoplasma
stof in de celkern - gen
stof in het bloed dat gaat stollen - firrine
stof in luchtvormige toestand   gas 
stof in ijle toestand - gas
stof in zwavelverbinding - arseen, arsenicum
stof, licht doorschijnend - barège, gaas
stof met veerkracht - elastiek
stof met ruiten bedekt - geruit
stof, met zijde bestikt - buf(f)o
stof na verbranding - as, sintel
stof om processen te versnellen of te vertragen - katalisator
stof op een biljart - laken
stof op een stoel - bekleding
stof ter lezing   lectuur
stof ter versteviging - vlieseline
stof uit beverharen - kastoor, vilt
stof uit de walvis - balein
stof uit gekookte zijde - taf(zijde)
stof uit vezelplant   jute
stof uit wilgebast - salicien
stof uit wolharen   vilt
stof uit zijde en katoen (uit Siam) - siamois
stof van aarde   molm
stof van cement en asbest   eterniet
stof van kemelshaar geweven   kamelot
stof van rouwfloers - krip
stof van turf - molm
stof van vergaan hout - molm
stof van vlas - hennep, linnen
stof van walvisbaarden - balein
stof van zijde en katoen - madras
stof verkregen door metalen te mengen   legering
stof verkregen uit andere   derivaat 
stof voor binnenbekleding - laken, voering
stof voor borduurwerk - alda
stof voor chemisch onderzoek - reagens
stof voor dakbedekking - eterniet
stof voor damesmantels   bouclé, laken, tweed
stof voor de parfumerie industrie - civet
stof voor een bedhemel - lambrekijn
stof voor geluidsisolatie - schuimplastic
stof voor het bekleden van meubels - trijp
stof voor hoeden - vilt
stof voor inenting - entstof, serum
stof voor kardoezen, gordijnen, en patroontassen - saai
stof voor kranteartikel - kopij
stof voor linnen - vlas
stof voor manskleren - moleskin
stof voor mantels - bouclé, tweed
stof voor meubelbekleding - canvas, corduroy, cretonne, pluche, velours
stof voor namaakjuwelen - stras
stof voor regenmantels - loden
stof voor sieraden te vervaardigen - git
stof voor tapijten   bouclé
stof voor verbranding   antraciet, benzine, bruinkool, gas, kolen, kool, olie, petroleum, steenkool
stof voor vlas - linnen
stof voor warmte-isolatie - asbest, herakliet
stof voor werkkleding - pilo
stof voor wijziging van organ. reacties - enzym
stof waarmee geïsoleerd wordt - asbest, eboniet, isolatie,  rubber
stof waartoe vitaminen en hormonen behoren - ergon
stof waarvan hoeden gemaakt worden   vilt
stof waarvan jurken gemaakt worden   fluweel, jersey, katoen, linnen, nylon, wol
stofaanbidding   materialisme 
stofaftreksel - extract
stofbewerking - modelleren
stofbewerkingstechniek - batikken
stofbezem - stoffer, veger
stofbril - motorbril
stofdeeltje   atoom, molecuul, stofje
stofdeeltje met negatieve lading - anion, elektron
stofdeeltje met positieve lading - ion
stofdeeltje zonder lading - neutron
stofdraadje - vezel
stoffage - aankleding, bekleding, grondstof, stoffering -  
stoffel   domoor, lomperd, sukkel, stomkop, stommerd
stoffelachtig   lomp, onhandig 
stoffeloos - geestelijk, onstoffelijk
stoffelijk   concreet, lichamelijk, materieel
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord - aarden, beuken, dennen, fluwelen, gouden, houten, iepen,  ivoren, koperen, loden, mahonie, metalen, mica, nikkelen, papieren, plastiek, rubberen, stenen, vilten, wollen, ijzeren, zilveren
stoffelijk maken - concretiseren
stoffelijk overschot   aas, as, kadaver, kreng, lijk
stoffelijke drager der erfelijke eigenschappen in de celkern   gen. 
stoffeloos   onstoffelijk, geestelijk
stoffelijkheid - materialiteit
stoffen - schoonmaken, snoeven
stoffen die de lichaamsfunctie reguleren - hormonen
stoffen op - bogen
stoffen van elkaar scheiden met een centrifuge - centrifugeren
stoffensoort - linnen
stoffen uitpluizen   wolven
stoffer - borstel, handveger, opschepper, plumeau, pocher, ragebol, rolveger,schuier, stofbezem, veger
stofferen - aankleden, bekleden
stoffering - bekleding, stoffage
stoffig - achteloos, laks, lui, muf, mul, nalatig, pulverig, saai, traag
stof in de celkern - gen, werkpak
stofjas - kantoorjas
stofklomp - massa
stofkwast   plumeau
stoflongen - silicose
stoflongziekte - silicose
stofluizen - psocoptera
stofmaat   el, elle
stofmantel - duster
stofnaam - hout
stofomslag - cover, jacket
stofregen   miezel, mist, motregen, smokkel
motregenen - miegelen
stoftekening - dessin
stof ter lezing - lectuur
stofwisseling   metabolisme, omzetting, spijsvertering
stofwisselingsprodukt - kreatine
stofwisselingsziekte - avitaminose, geelzucht, jicht, pentosurie, stapelziekte, suikerziekte, vetzucht
stofzwamachtig woekerplantje - roest
stoïcijns   berustend, gelijkmoedig, onaangedaan, onverstoorbaar
stoïcijns wijsgeer - Seneca
stoïcisme - berusting, gelatenheid, onverschilligheid, 
zenoïsme
stoïsch   berustend, gelaten, lijdzaam, passief 
stok   baton, bezemsteel, degenstok, ferula, keu, kloet, knoet, knots, knuppel, kodde, lat, pers, roe, roede, roest, rozenstok,  sliet, souche, staak, sta(a)f, staak, stang, steel, stengel, stok(brood), talon, vlaggesteel, vlaggestok,
stok bij golf - stick
stok bij hockey   stick
stok bij kaartspel   dulk, talon 
stok met dwarsklamp   stelt
stok met dweil - zwabber
stok met rode doek - muleta
stok met voetsteun   stelt
stok om bonen te laten klimmen - bonenstaak
stok om te biljarten - keu
stok om te steunen   wandelstok 
stok van een bezem - steel
stok van 2 meter   duimstok, meetlat
stokaas   stekaas, oeveraas, kokerworm
stokbewaarder   cipier
stokdegen   stekade
stokdoof   potdoof
stokdrager bij het golfspel   caddie, caddy
stokdweil   zwabber
stokebrand   agitator, insurgent, onruststoker, ophitser, oproerkraaier, oproerling, opruier, provo, provocateur, twiststoker, twistzoeker, woelgeest,
stoken - aanhitsen, aanwakkeren, distilleren, duwen, kuipen, onenigheid (veroorzaken), opruien, opstoken, steken, stoppen, twisten, verbranden, verwarmen, verwekken, verzet, wroeten, zwoegen
stoken van drank   distilatie, distilleren 
stoker - brander, distilsteur, distileerder, intrigant, konkelaar, kuiper, machinestoker, opruier, opstoker, ovenist, ruziezoeker, stokebrand, twistzoeker 
stokerij - branderij
stokhouder - boelhuishouder, vendumeester
stokje - badine, speet
stokje bij haken   haakpen 
stokje dat twee spijlen verbindt - sport
stokje met mootjes vis - speet
stokje van dunne rotting (Fr.)   badine
stokken - haperen, stagneren
stokkerig   houterig, mager, onhandig, stokkig, stram, stijf, stokkig 
stokoud   afgeleefd, hoogbejaard, seniel
stokpaardje   hobby, manie, marot, marotte, narrenstok, paradepaard, zotskolf 
stokschermen - kendo
stokstijf - onbeweeglijk, onverzettelijk, volhardend
stokvis - heek, kabeljauw
stokvishoepeltje - kip
stokwapen - 
4    lans, pede, piek 
5    couse, gleve, runka 
6    spatum
7    sponton 
8    partizan
9    puntstaaf
10  hellebaard
11  knevelspies
12  mensenvanger 
15  paardenschender
stol - brok, stuk
stola - sjaal,  stremmen
stollen - bevriezen, coaguleren, rinnen, stremmen, verdikken, verharden, verstijven
stolling in bloedsomloop   trombose 
stollingsgesteente - andesiet, apliet, Basalt, batholiet, daciet, diabass, dieptegesteente, dioriet, felsiet, gabbro, gneis, graniet, granodioriet, kwartporfier, kwartsdioriet, laccoliet, magma, melafier, obsidiaan, pegmatiet, porfier, porfiriet, porfiet, puinsteen, syeniet, trachiet
stolp - boerenwoning, klok, kaasglas, kaasstolp, stolphuis, stulpkooi
stolpdeur - dubbeldeur (onder-en boven)
stolphoeve - stelp
stolsel - coagulum
stom   dom, deerniswaardig, deerniswekkend, ezelachtig, geluidloos, imbeciel, oerdom, onverstandig, onwetend, sprakeloos, stil, stupide, uilig, 
stoma   huidmondje, lymfspleet 
stomachiek   maagversterkend
stomdronken - apezat, bezopen, laveloos, lazarus, smoor, smoordronken,  zat,
stomen - dampen, reinigen, roken, walmen, wasemen
stom en dwaas - onnozel
stomen of roken - walmen
stomer - schip, stoomboot
stomheid - alalie, stommiteit
stomkop - bokje, domoor, druif, stoffel, stommeling, stommerd, sukkel
stomme meespeler   dummy, figurant, statis,  stroman 
stommeknecht   bijzettafeltje, dienbak, standaard, stander
stommeling - botterik, buffel, cretin, domoor, eend, ezel, gestommel, idioot, imbeciel, knuppel, knurft, lomperd, oen, os, steenezel, stommerd, stommerik, sufferd, uil, uilskuiken, weetniet
stommelingen - ezels
stomme medespeler - dummy, figurant, statist
stom mens - domoor
stommerd - botterik, domoor, kaffer, lomperd, stomkop
stommerik - otter
stommigheid   domheid, stommiteit 
stommiteit   bêtise, blunder, bok, domheid, enormiteit, flater
stomnijdig - woest
stomp   afgeknot, afgeslepen, afgesleten, bot, deuk, duw, kink, kort, muilpeer, obtuus, onscherp, opduvel, opstopper, overblijfsel, peut, poeier, por, romp, stoot, stronk, stuk, suf, vuistslag, vuiststoot 
stomp van een boomstam - stronk
stompe kant - rug
stompe neus - mopsneus
stompen   boksen, bonken, meppen, porren, slaan
stompen en slaan - beuken
stompje - eindje, (kaars, potlood, brood, pijp, sigaar) peukje
stompje kaars - smots
stompje sigaar - peuk
stompneus - mopsneus
stomp of duw - stoot
stompstaart - kortstaart
stompstaartje - paapje
stompzinnig - achterlijk, armgeestig, bedompt, bot, breinloos, dom, ezelachtig, halfgaar, hersenloos, idioot, imbeciel, impotent, loggeestig, onbenullig, onnozel, stom, stupide, torpide, zwakhoofdig, zwakzinnig
stompzinnigheid - domheid
stompzinnig kind - idioot, mongooltje
stompzinnige vrouw - loete
stompzinnigheid   ablepsie, bot, botheid, domheid, fatuïteit, idioterie, idiotie, idiotisme, imbeciliteit, onnozelheid, stupiditeit, stupor
stomverbaasd - sprakeloos, verbijsterd
stomweg - klakkeloos
stond   tijd (stip), tijdsgewricht, uur
stonde - tijd, uur 
stoof   droogeest, eest, komfoor, test, theestoof,  voetwarmer
stoofbak - broeikas (verwarmd)
stoofbuis - kachelbuis, kachelpijp
stoofhaak - pook
stoofpot - kastrol
stookgat - trekgat
stookinrichting - fornuis, haard, kachel, openhaard, schouw
stookkas   broeikas, trekkas 
stookmateriaal - benzine, gas, hout, kerosine, kolen, petroleum
stookmateriaal, uit het veen - turf
stookolie - dieselolie, huisbrandolie, mazout, mazurk, petroleumresidu
stookplaats   eest, fornuis, haard, haardstede,  kachel, oven, schouw
stookseizoen - winter
stooksel - brandstof, gas, hout, kolen
stookwarmte   kachelwarmte 
stookijzer - haardijzer, pook, rakel
stool - schouderband
stool, oude Romeinse - orarium
stoom - adem, damp, mist, nevel, waas,  walm, wasem, waterdamp 
stoom afblazen - bijkomen, uitblazen, uitrusten
stoom afkoelen - condenseren,  kondenseren, verdichten
stoom laten ontsnappen - afblazen
stoombad   sauna, dampbad, zweetbad
stoomboot   raderboot, sleepboot, stomer, stoombarkas,  stoomschip, s.s., stoomsleper, stoomtrawler, stoomvaartuig
sloomgemaal - maalinrichting
stoomhei   heitoestel
stoomketel - boiler
stoomketel, onderdeel van een - eco(nomiser), vlampijp
stoomketel, onderdelen van een - appendages
stoomketel van een schip - scheepsketel
stoomkraan - heftoestel
stoom laten ontsnappen - afblazen
stoomlier - donkey, winch
stoommeter - manometer
stoom of nvel - mist
stoompomp - pulsometer
stoomschip   stomer, s.s., stoomboot 
stoomturbine - compressor, drijfrad, turbo
stoomvaartmaatschappij - messagerie
stoomvaartuig   raderboot, sleepboot, stomer
stoomwerktuig met dubbele cilinder - tweelingmachine
stoop   beker,fles, jeneverkruik,  kan, kruik, ton, vat
stoorloos - kalm, rustig, vredig
stoornis - afbreuk, belediging, belemmering, beletsel, benadeling, derangement, disturbatie, grieving, hinder, hindernis, hinderpaal, incident, oponthoud, perturbatie, stagnatie, storing, turbatie, verwarring, ziekte
stoornis in de samenwerking der spieren - ataxie
stoornis in de spijsvertering - indigestie
stoornis in het zenuwstelsel - neurose, shock, zenuwziekte
stoornis van de maag - gastricisme
stoot   aandrift, bok, bons, bots, botsing, duw, ictus, impuls, klap, knal, mep, opdoffer, opduvel, oplawaai, opstopper, percussie, plof, por, schok, slag, stomp, stuit, tik, vuistslag, vuiststoot, watjekou, windstoot, zet, zwieper
stootbalk - bumper, ram, schokbreker
stootbodem van een vuurmond - kulas
stootdegen, driekante - parisien
stooteind aan biljartkeu en schermdegen - dopje, pomerans
stoot met de knie - kniestoot
stoot met een degen - degenstoot
stoot met mes - prik, steek
stoot met vuist   por, stomp
stoot met wapen bij het schermen - treffer
stootkussen - buffer, bumper
stootkussen van touw (scheepst.) - leguaan
stootmes - schaafijzer
stootpaal - stoter
stoottroep   elite, garde, keurbende, keurtroep, stormtroep
stootvormig - succussorisch
stootwapen   bajonet, degen, dolk, kris, mes, ponjaard, speer, steekwapen, stilet, stiletto
stop - afsluiter, basta, bom, bondel, deuvik, dop, genoeg, halt, ho, kroonkurk, kurk, mondstuk, hu, ophouden, plug, prop, rustpoos, spon, sta, stekker, tampon, tap, voldoende, werda, zekering
stop in een spongat - bom(mel), bondel, deuvik
stop in vat   spon
stop langs een racebaan - pit
stop van bepaalde schors   kurk 
stop van hooi - prop
stop voor schakelbord - smeltpatroon, zekering
stopbord - verkeersbord
stopcontact - stekkerdoos
stop er mee - afgelopen, afnokken, basta, ophouden
stopgaren - borat, brat, sajet, stopwol
stophorloge - stopwatch
stopkat - kat (uit een najaarsnest)
stoplicht   achterlicht, remlicht, verkeerslicht 
stopmiddel - antidiarrhoicum, kit, obstipantium, plamuur 
stop of plug - prop
stop op fles - kurk
stoppage - stopwerk
stoppel - stengel
stoppelig - ongeschoren
stoppen - aanhitsen, afdichten, afhaken, (be)ëindigen, boeten, dichten, dichtmaken, duwen, halthouden, kappen, laten, mazen, nokken, opdoeken,  opgeven, ophouden, remmen, sluiten,  stagneren, steken, stelpen, stilhouden, stilstaan, uitscheiden
stoppen met pedaal - remmen
stoppen met werken - staken
stoppen van kousen - mazen
stoppend geneesmiddel - astringent, salep
stoppende geneesmiddelen - obstipantia
stopplaats - aanlegplaats, halte, station
stopsajet - borat, brat
stopsein   halt, ho(la), hu, sta, stil, (stop)teken
stopsel - tampon
stopsignaal - halt, ho, hu, rood, stil, stop
stopsluiting   tap
stopteken   halt, stop, stopsein 
stoptrein - (boemel)trein
stop van fles - kurk
stopverf - mastiek, verversdeeg
stopwatch - tijdmeter
stopwerk - stoppage
stopwas - entwas
stopwatch - chronometer, secondemeter
stopwol   borat, brat, sajet(garen)
stopwoord - vulwoord
storax - benzoë
store   gordijn, jaloezie, magazijn, ophaalgordijn, rolgordijn, zonnegordijn, zonwering 
storen - afleiden, afsluiten, belemmeren, beletten, derangeren, disturberen, eindigen, genereren, hinderen, onderbreken, ophouden, pertuberen, staken, tegengaan, troubleren, turberen,  uitscheiden, verbreken, verhinderen, vernietigen, verontrusten, versperren, verstoren, verwoesten,
storend -  hinderlijk, interval, ongewenst, belemmerend
storend geluid   gebonk, gedonder, gedreun, gehoest, geknal, gekuch, geratel, kabaal, lawaai, wanklank
storing - belemmering, beroering, defect, depressie, derangement, filevorming, hinder, interruptie, lichtstoring, mankement, onderbreking, oponthoud, panne, pech, perturbatie, stoornis, treinstoring, verwarring
storing in de atmosfeer - blizzard (sneeuwstorm), cycloon, depressie, dwarrel, hoos, hurricane (Amer.), onweer, orkaan,
rukwind, stormweer, stormwind, taifoen, tempeest (op zee), tornado, typhoon
storing van de spijsvertering - indigestie
storing van de spraak - paralalie
storing van het weer   depressie 
storingsfilter -  fadingcorrectie
stork   eiber, ooievaar
storm   blizzard, cycloon, hoos, orkaan, tempeest, tornado, wervelwind, wind, windhoos
storm op zee   tempeest 
stormachtig   buiig, heftig, hevig, ongenadig, onstuimig, orageus, tempestief, tumultueus
stormachtig (muz.) - tumultuoso
stormbalk   stormram
stormcentrum - depressie
stormegge - valhek, valpoort 
stormen - waaien
storm en regen - noodweer
stormfok - voorstagzeil
stormgat   bres
stormgod   Eolus
stormgodin   Harpij
stormhamer - moker
stormhoed - helmhoed, zuidwester
stormig   onstuimigstormachtig
stormklok - alarmklok, noodklok
stormkluiver - voorstagzeil
stormladderbeklimming - escalade
stormloop - aanvalrun, assaut, bestorming, rush
stormpaal - fraise, frees,palissade
stormram - beukpaal, ram, rammei, stormbalk, stormkat
stormvis   butskop, dolfijn, noordkaper 
stormvloed   bandjir
stormvogel   albatros, malefijt, oceaanvogel, onweersvogel
stormvogel uit Noord-Europa - mallemok
stormvogels - tubinares
stormvogeltje - mok
stormwind - orkaan
stormwind in de Straat van Gibraltar   levant, levarte(r)
stormwind op de kust vam Klein-Azië - levantijn
stort - blik, steenberg
stortbad   douche
stortbord   rister
stortbui   plasregen, plensbui, wolkbreuk
stortebed - vlechtwerk (met steenbezetting)
stortebier - lekbier
storten   betalen, fourneren, gieten,  gireren, gooien, gutsen, inleggen, leveren, nantiseren, neervallen, omvallen, overleggen, plempen, plengen, stromen, tellen, tremmen, vallen, vergieten, verschaffen, voorzien, (neer)werpen 
storten van bloed   vergieten 
storten van geld   aanzuivering, betaling, bijbetaling, deposito, fournissement, inleg
storten van tranen   plengen 
storten van water - uitgieten
stortgelegenheid - belt, stortplaats, vaalt, vuilnisbelt 
stortgoed   bulk
storting van geld - betaling, deposito, inleg 
stortingsbewijs - kwitantie, recepis, reçu, scrip 
stortkar - kipwagen, tuimelkar, wipkar
stortlaag - precoat
stortpijp   aflaatpijp, afvoerpijp
stortplaats voor vuil - belt, stortplaats, vaalt, vuilnisbelt
stortregenen - gietbui, slagregen
stortvloed   bandjer, lawine, springvloed, stroom, tornado, vloed,
zondvloed
stortvloed van water   overstroming 
stortvloed van woorden - tirade, woordenstroom
stortzee - slagzee
story - affaire, geschiedenis, kwestie, verhaal, vertelling, voorval
stoten   botsen, duwen, ergeren, fijnstampenhinderen, horten, keuen, ontmoeten, onttronen, porren, queuen,  raken, rammeien, rammen, schokken, stampen, stompen, stuiken, stuiten
stoten met mes - steken
stotend - hinderlijk, stroef
stoter - stootpaal
stoterig - haperend
stotteraar   hakkelaar, hakkelkees, stamelaar
stotteren    anarthrie, balbutieren, botsen, buitelen, dusarthrie, hakkelen, haperen, kekeren, knoeien, porren, prutsen, psellisme, stamelen, steken, stokken, steken,  stoten, tottelen, totteren, tuimelen
stotig - bokkig, lichtgeraakt, stoots 
stout   baldadig, brutaal, dapper, driest, gewaagd, kloek, koen, krachtig (bier), lastig, moedig, onbevreesd, ondeugend, ongehoorzaam, ongezeglijk, temerair, vermetel, vrijmoedig, vrijpostig
stouterd   bengel, boefje, deugniet, kwajongen, ondeugd,  
stoutheid   aanmatiging, brutaliteit, dapperheid, fierheid, ondeugendheid, ongehoorzaam 
stoutmoedig   boud, braaf, brutaal, dapper, driest, ferm, flink, kloek, koen, kordaat, onbevreesd, ondernemend, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, vermetel, vrijmoedig,
stoutmoedigheid   dapperheid, fierheid, kloekheid
stoutweg - brutaal, onvervaard, ronduit
stouwen   bergen, duiveljagen, inpersen, nuttigen, pakken, stapelen, stoppen, stuwen, traven, vastduwen, voortdrijven
stouwer - stuwadoor
stouwsluis   keersluis, stuwsluis 
stoven - fementeren, gaarmaken (langzaam), koken, sudderen, zonnebaden
stoving   koestering
straal   angel (Z.N.), eeltweefsel (in paardehoef), flits, helemaal, lichtbundel, pijl, radius, rayon, schicht, stroom, volkomen
straalbloem - aster, dahlia, zonnebloem
straalboog - radiaal, radiant
straalbreker - refractor, sproeier
straalbreking   anaklase, refractie
straalbuiging - diffractie
straaldier - inktvis, kwal, neteldier, radiaat, radiolara, poliep
straaldieren - radiolaria, radiolariën
straaldiertjes - radiaten, radiolariën
straalgips - vezelsteen
straaljager - vliegtuig
straalkaatser - reflector, spiegeltelescoop
straalkapel - absis
straallamp - infraroodstraler 
straalmeter - aktinometer
straalmotor - jet, turbojet
straalonderzoek - spectrometer
straalpoliep - domansduim, netkoraal
straalpunt - radiant
straalscherm - orlaya
straalschimmelziekte - antinomycose
straalsgewijs   radiaal 
straalsteen - moedersteen
straaltjes (met -) druppelen, druppelsgewijs, tappelings
straalturbine - jetmotor
straal uitzendend element   radium 
straalvliegtuig - boeiing, comet, concorde, jet, mig, mirage, sabre, starfighter
straalvormig - radiaal
straalwerping - radiatie
straalzweer - rotstraal
straat - allee, avenue, boulevard, laan, rue, straatweg, weg, zee-engte
straat (Fr.) - rue
straat alleen voor voetgangers - promenade
straat die parallel loopt aan een grote verkeersader - ventweg
straat- en winkeldief - pickpocket, ladelichter, zakkenroller
straat in Tunesië - soek 
straat langs de kust   boulevard 
straat met bomen -  allee, avenue, dreef, laan
straat met veel winkels - winkelstraat
straat met winkels (overdekt) - passage
straatarm - doodarm
straatarm mens - armoedzaaier
straatarme - armoedzaaier, pauper
straatbandiet - apache, straatschooier, tasjesrover
straatbelasting - bruggegeld, straatgeld, tolgeld, weggeld
straatbengel   boefje, straatjongen
straatdemonstratie - betoging
straatdief - snaphaan, zakkenroller
straatgeld   straatbelasting 
straatgevecht - barricadengevecht
straatgoot - riool, sloe(i)
straathandel   negotie 
straathandelaar - leurder, marskramer, straatkoopman, venter 
straathond - zerfhond
straatinham   slop
straatje   slop, steeg, steg 
straatjeugd   asfaltjeugd
straatjongen   apache, bengel, boefje, gamin, kwajongen, ondeugd, polisson, rakker, schavuit, schoffie, schooier, straatbengel, straatvlegel, vlegel
straatjongensstreek - polissonnerie
straatkabaal   straatrumoer 
straatkant   berm, stoep, trottoir
straatkei - kassei, klinker
straatkolk - sifon
straatkolk met stankafsluiter - siphon
straatkoopman - leurder, marsdrager, marskramer, straathandelaar, straatventer, venter
straatlamp - lantaarn
straat langs de kust - boulevard
straatlantaarn met reflectors   reverbère
straatleurder - camelot, venter
straatlocomotief - tractor
straatmadelief   straatmeid 
straatmaker - keienlegger, plaveier, straatlegger, stratenmaker, tegellegger
straatmeid - coureuse, del, dweil, fleer, klungel, konkel, lichtekooi, snol, straatloopster, straatmadelief, straatnimf,
straat met bomn - laan, allee, dreef
straatmuziekinstrument   draaiorgel 
straatmuzikant   blaaspoep, hoempa, liereman, oempa, orgeldraaier, orgelman, strater,
straatnimf   straatmadelief, snol 
straat of dreef - laan
straatorgel - pierement
straatpeil   straatniveau 
straatroof - latrocinium
straatrover - apache, bandiet, ladelichter, ladrone, struikrover, tough, zakkenroller
Straatsburg   Strassbourg 
straatschenderij - baldadigheid, polissonnerie, vandalisme
straatslijpende jongeman - nozem
straatslijpende jongen - nozem, vlegel
straatslijper - baliekluiver, doeniet, flaneur, kaailoper, lanterfanter, leegaard, leegloper, luiaard, nietsdoener, nietsnut, nozem, slampamper
straatschenderij   baldadigheid 
straatslijpende jongen   nozem,vlegel
straatstamper - juffer
straatsteen   kassei, kei, keisteen, kinderhoofdje, klinker, plavei, straatkei, tegel, vloersteen
straatstoep - trottoir
straatventer - camelot
straatverkoper   leurder, venter
straatverlichten   illumineren 
straatverlichting   booglamp, lantaarn, lantaren, straatlantaren
straatverlichting door ontladingslampen met natriumdamp - natriumlamp
straatverschansing - barricade
straatversiering   ereboog, illuminatie, lampions, slingers
straatversperring   barricade 
straatweg - chassée, kassei
straatwijsje - deun
strabant   brutaal, hevig, krachtig, lastig, sterk 
straf - arrest, ban, boete, cachot, castigatie, celstraf,correctie, deportatie, detentie, douw, dwangarbeid, energiek, ernstig, fors, gestreng, gevangenisstraf, hechtenis, huisarrest, kamerarrest, kielhalen, krachtig, kras, peine, penaliteit, penaltie, pene, penitentie, poena, poenaliteit, poene, pijn, rigoureus, scherp, stijf, sterk, strafschop, strak, stram, streng, tuchtiging, vergelding 
straf betreffend - penaal, poenaal
straf die dient als waarschuwing en voorbeeld - exemplaire
straf door de priester in de biecht opgelegd - penitentie
straf geven - bestraffen
straf in geld   boete
straf in tijd   arrest, hechtenis
straf met stokslagen op de voetzolen - bastonnade
straf ondergaan - boeten, misstap, vergrijp
straf opleggen - straffen
strafbaar - onwettig, verboden
strafbaar feit - delict, diefstal, misdaad, misdrijf, moord, overtreding, vergrijp
strafbaarheid - culpabaliteit, penaliteit
strafbankje - schabel
strafbank voor domme leerlingen op school - ezelsbank
strafbeding - poenaliteit
strafbepaling -  penaliteit, veroordeling, vonnis
strafbetaling - boete
strafblad   straflijst, strafregister 
straffeloos - ongestraft, vrij
straffeloosheid - impunentie, impuniteit
straffen - deporteren, electrocutie, kastijden, lonen, ophangen, onthoofden, opsluiten, tuchtigen, verbannen, veroordelen
straffing - reprehensie
strafgevangenis in de U.S.A. - Singsing
strafinrichting   bajes, bak, cachot, cel, gevang(enis), kast, kerker, lik, nor, petoet, spinhuis, tuchthuis, tuchtschool
strafkamp - bagno
strafkolonie op de kust van Marokko   presidio
straflijst   strafblad
straflokaal   provoost 
straflijst - strafblad
strafmaatregel - sanctie, strafmiddel 
strafoefening   executie, kielhalen, strafexpeditie, strafuitvoering
straf ondergaan - boeten
strafontheffing - gratie
strafoplegging - inflictie
strafpleiter   advocaat 
strafpredikatie - boetepreek, sermoen
strafrechtkenner - criminalist
strafrede   bedsermoen, filippica, mercuriaal, sermoen, strafpreek
strafreden - mutatie
strafregister   kerfstok, strafblad, straflijst 
strafschop - penalty, pingel
strafsermoen   strafpredikatie 
strafsysteem   strafstelsel
straftuig in de middeleeuwen   blok, galg, pijnbank, rad, schroef
strafuitvoering - executie
straf van smaak - sterk
strafverblijf van militairen - provoost
strafvervolging - aanklacht
strafvoltrekker - beul
strafwerk   pensum, taak 
strafwerktuig - bullepees, folterbank, folterkoord, folterpaal, galg, gard, gesel, karwats, kno(e)t(s), marteldood, martelpaal, palei, plak, pijnbank, rad, roe, roede, schandpaal, wip, zweep
strafwetenschap - penologie
strafwetgeving - penaliteit
strafzaak - rechtsgeding
strak - afgemeten, borstelig, effen, gespannen, nauw(sluitend), onbeweeglijk, onmiddellijk, rigide, star, sterk, straf, stram, stijf, streng, stram, stug, uitgestreken 
strak en krap - nauw
strak en stram - stijf
strak en wezenloos kijken    staren, turen
strak getrokken - gespannen
strakheid   ononderbrokenheid, onplooibaarheid, starheid, stijfheid, terughoudendheid
strak houden   beknotten, beperken, spannen
strakjes - aanstonds, binnenkort, straks, zoëven
strak kijken - (aan)staren, turen
strak leggen - strekken
strak trekken - spannen
strak van opvoeding - streng
strak zetten - spannen, strekken
straks   aanstonds, binnenkort, dadelijk, direct, later, meteen, spoedig, temee, onverwijld, terstond, vervolgens, weldra, zo, zoeven, zometeen
stralen   bakken (van een examen), blaken, blinken, flikkeren, fonkelen, glanzen, glimmen, gloren, glunderen, lachen, pralen, pronken, schijnen, schitteren,  sjezen (van een examen), zakken,
stralen bij elek. ontladingen - katodestralen
stralen die buiten het violet van het spectrum vallen - ultraviolet
stralen hebbend - radiaal
stralen voor een. examen   zakken 
stralenbundel bij vuurwerk - gerbe
stralend - blakend, blakerend, blinkend, blij, glanzend, helder, klaar, lucide, radieus, rayonant, radiant, schitterend, schijnend,
stralenkrans   aureool, corona, glamour, gloriole, glotiool, halo, nimbus
straling - glans, radiatie, schittering, twinkeling, uitzending
stralingsgebied   actieradius
stralingsmeting - radiometrie
stram   afgemeten, houterig, onbeweeglijk, onbuigzaam, star, stijf, strak, streng, stroef, stug
stram en star - stijf, stug
stram en stijf - stroef
stramheid   onbuigzaamheid, stijfheid
stramien - borduurgaas
stram of pal - star
stramp - slobkous
strampel - gaffel, mik
strand   boord, kust, kustgebied, kuststrook, lijst, oeverstrook, plage, reep, strook, zoom
strand (Engels) - beach, shore
strand (Frans) - plage, rivage 
strand bij Venetië - Lido
strandbroek - shorts
strand met zandheuvels   duinkustvastraken,
stranddief - jutter, strandjutter, wrakker
stranddiepte - mui
stranddieverij plegen - jutten
stranden   aanspoelen, belanden, doodlopen, echoueren, mislukken, vastlopen
strandgeul   kil, slenk
strandgrond - zand
strandhoofd - golfbreker, nol(le), pier, rijshoofd (besteend), waterkering, zeedam
strandjutter - stranddief
strandkleding - badpak, bikini, zwembroek 
strandkreek - zwin
strandkruid - statice
strandloper - kanoet, knot, strandkievit, strandpluvier zeeleeuwerik,
strandlopers - calidris, knot,
strandmeer   etang, haf, lagune 
strandmeer met eilandjes - lagune
trandmeester   dijkopzichter, strandvoogd
strandpluvier   froekie, griltje, zandloper  
strandputter - sneeuwgors, zeeputter
strandrover - jutter
strandwachter   peek
strandwal - lido, nehrung 
strang - sleepkabel
strapatsen - buitensporigheden, streken
stras - kristalglas, kunstdiamant
strateeg   krijgskundige, veldheer  
strategie   krijgskunde
strategisch   krijgskundig, tactisch 
stratenmaker - strater
stratografie - legerbeschrijving, oorlogsbeschrijving
stratus - wolkmassa
streaken - naaktlopen
streaker - naaktloper
streber   arrivist, doordouwer, drijver, eerzuchtige, intrigant
streek   buurt, contrei, district, domein, fint, foef, gat, gebied, gewest, grap, grondgebied, hak, hoek, kneep, kunstgreep, kunststuk, land(schap), landstreek,  leer, list, loer, nep, nuk, omstreken, omtrek, oord, plaats, poets, pots, regio, slenter, slimheid, stunt, treek, trick, truc, veeg, zet, zone
streek in Drenthe   Ellertsveld, Hondsrug
streek in Friesland   Bildt, Gaasterland, Zevenwouden
streek in Gelderland   Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Graafschap, Montferland, Tielerwaard, Veluwe
streek in Groningen   Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Veenkoloniën, Westerkwartier, Westerwolde
streek in Limburg   mijnstreek, Peel
streek in Nederland   zie bij de provincies
streek in Noord Brabant   Baronie, Biesbosch, Kempen, Langstraat, Meijerij, Peel
streek in Noord Holland   Gooi, Kennemerland, Streek, Waterland, Wieringermeer, Zaanstreek 
streek in Overijssel   Salland, Twente, 
streek in Spanje   Leon 
streek in Zuid Holland   AIblasserwaard, Bollenstreek, Delfland, Europoort, Krimpenerwaard, Rijnland, Westland, IJsselmonde
streek met een borstel - veeg
streek of gebied - zone
streek of list - fofje
streek of plaats - oord
streek of poets - loer
streek rond Breda   Baronie
streek rond Groningen   Ommelanden .
streek rond 's Hertogenbosch - Meijerij
streek tussen Linge en Rijn   Betuwe 
streek tussen Maas en Roer   Overmase
streeksgewijs - dialect, gewestelijk, regionaal, streektaal
streektaal - accent, dialect, tongval
streekwijzer - kompas, windroos
streep   beginstreep, chevron, galon, haal, kras, linie, lis, lits,  lijn, mm, meet,  millimeter, onderscheidingsteken, peil(streep), rangteken, regel, schreef, staartletter, streek, stria, striem, strip, strook, taenia, teken
streepje - lijntje
streepje als teken - aandachtstreep
streepje tussen woorden - koppelteken
streepjescode - barcode
streepjespatroon - streepdessin
streepjes zetten - arceren
streep als lengtemaat - millimeter
streep als onderscheidingsteken - chevron
streep bij een spel - meet
streep in diamant (onzuivere) - gles
streep in een laken - galle, geer
streep in het haar - scheiding
streep op de grond   meet
streep op de weg   verkeersstreep 
streep op valse paarden - aalstreep
streep op voetbalveld - doellijn, strafschopgebied
streep over de huid   striem 
streepzaad - crepis
strekbeweging - extensie, point
strekdam - golfbreker, krib, pier
strekel - strijkstok
streken - parten
streken uit halen - pert, perte
strekken   aangeven, aanreiken, dienen, reiken, rekken, spannen, tenderen, toereiken, uitrekken, uitstrekken
strekkend - lopend
strekking   bedoeling, beloop, betekenis, doel, gedachte, geest, geven, loop, moraal, omvang, opzet, pointe,porté, ratio, richting, tendens, tendentie, teneur, these, werking 
strekking hebbend   tendentieus
strekking van fabel   moraal 
strekking van roman - tendens, tendentie 
strekkingsroman - tendensroman
strekse boog - strek
strekse steen - streksteen
strekspier - extensor, strekker
strelen   aaien, aaipoes, aanhalen, caresseren, gelijkwerken, kozen, liefkozen, stroken, strijken, vleien, wrijven
strelen met zoete woordjes - kozen
strelen van een zacht oppervlak - aaipoes
strelend - aangenaam, caressant, vleiend 
strelend (muz.) - carezzando
streling   aai, aaiing, aanhaling, caresse, liefkozing
streling met de tong   lik 
stremmen   belemmeren, beletten, blokkeren, hinderen, hotten, klonteren, rinnen, runnen, schiften, stagneren, stollen, verdikken, verhinderen .
stremming - belemmering, beletsel, coagulatie, interruptie, obstructie, oponthoud, panne, stagnàtie, stilstand, strem(sel)poeder, stremstof, verlet, verstijving, vertraging
stremsel   kaasleb, leb, runsel, walk
stremstof - stremsel
stremvat - kaastobbe
streng   ascetisch, bars, bondig, bundel, bundelo, draad, draconisch, ernstig, gestreng, gevoelloos, (haar)wrong, hard, kardeel, kluwen, knot, koord, koud, kras, logisch, nauwgezet, nauw(keurjg), onverbiddelijk, reep, riem, rigide, rigoureus, riviertak, ruggestreng, scherp, Spartaans, stiefmoederlijk, stipt, straf, strak, stram, streen,  stres, strikt, striktelijk, stringent, stijf, touw, tractus, trekriem, vlecht, vroom, wreed, wrong
streng aanhouden van de kloosterregels - observantie
streng afkeuren   reprouveren, veroordelen, verwerpen
streng en stug - star
streng garen - roof
streng gelovig   orthodox, precies, rechtzinnig, steil, vroom
streng haar - lok, wrong
streng in de maat - rigoroso
streng van een vlecht - strengel
streng vroom - ascetisch, devoot, godvruchtig, ingetogen,
kerks, puriteins
streng vroom Christen   asceet, ascese, ascetisch
streng wol - knot, roof
strenge alkeuring -  reprobatie, verwerping, wraking
strenge levenswijze   ascese 
strenge orde - discipline, tucht
strenge protestant - puritein
strenge vernis   glansvernis 
strenge vrome levenswijze - ascese
strenge zedenleer - rigorisme
strenge zedenleraar - rigorist
strenge zuiveraar van de taal   purist 
strenge zedenleer   rigorisme 
strengelen   bijeenvoegen, slingeren, snoeren, vlechten 
strengelen van haar - vlechten
strengen - aanhalen
strengetje - knot
strenggelovig - orthodox
strengheid - hardheid, hevigheid, rigorisme, rigorositeit, wreedheid 
trengvroom christen - asceet
strepel - streepje, strook
strepen - linieren
strepen trekken - striemen
stress - spanning
stretcher - noodbed, veldbed
strevel - tentlat
streven - actie, ambieren, ambitie, aspiratie, azen, beogen, beijveren, dingen, doel(stelling), intentie, pogen, pogen, trachten, ijveren,
streven naar - beogen, najagen, pogen
streven naar eenheid   unitarisme 
streven naar herziening   revisionisme
streven naar ideaal   idealisme
streven naar materie   materialisme
streven naar volmaaktheid   perfectisme 
strever naar een ideaal - idealist
streving   ambitie, aspiratie, bedoeling, intentie, poging 
stribbelen - verzetten
stribbelig   lastig, recalcitrant, tegenwerkend
stribbeling   geharrewar, getwist,onenigheid, ruzie, vete
striem   haal, indruk, linie, litteken, lijn, merk, moet, slag, streep, trek, zweepslag
striem (scheepst.)   binnenrahout, gangweger
striem met bloed belopen - blein
striemen - geselen, knijpen, krenken, slaan, snerpen 
striem of indruk - moet
strik   cocarde, hinderlaag, klem, knip, list, lus, strop, val, valstrik, verbinding 
strik met nationale kleuren - kokarde
strikje   butterfly, lusje, vlinder, vlinderdasje 
strikken   binden, stropen, vangen
strikker – stroper, wilddief
striklijn – lemniscaat
strik of lus - strop
strikt   juist, letterlijk, nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt, streng, striktelijk
striktouw - lording
stringent   afdoend, bindend, bondig, dringend, dwingend, krachtig
strip   beeldroman, beeldverhaal, bindplaat, landingsbaan, plaatjesboek, reep, strook, tekenverhaal 
strip papier - reep
stripfiguur - Asterix, Dagobert,  Jeroen, Kuifje, Kwak, Lambiek, Suske, Wiske
stripgoed - tabak (om te strippen)
stripmeid - stripster
strippen - afstropen, ontbloten, ontkleden
stripverhaal - beeldroman
stro - graanafval
stro als dakbedekking - glui
strobaal - strozak
strobbe - boomstomp
strobloem - ganzebloem, helichrysum, immortelle 
strobord - karton
strodak   glui 
strodakbedekking - glui, stro
stro-licht - bakoe, baku
stroef   eggerig, hortend, langzaam, moeilijk, moeizaam, naargeestig, oneffen, ontoegankelijk, onvriendelijk, ruig, ruw, somber, star, stotend, stram, stijf, stotend, stug, terughoudend, traag
stroef bot - eggerig, wrang
stroefheid   koelheid, oneffenheid, ruwheid, stijfheid
stroeve tanden - eggerig, eggig, sleeuw
strofe   couplet, koeplet, kwatrijn, lied, rondeel, stanza, vers,  versregel
strofe van dertien regels - rondeel
strofe van drie rijmende - regels, tripiet
strofe van vier versregels - kwatrijn
strofe van vijfvoetige jamben - stanza
strofe van zes jamben met een rust in het midden -  alexandrijn
strofe van 8 regels in vijfvoetige jamben - stanza
strofe van 13 regels   rondeel 
strofisch gedicht   ballade 
strogeel   paille
strohalm - reddingsmiddel,  rietje, stengel, strootje
strohoedje - matelot
stroken   akkorderen, banen, gelijken, overeenstemmen, accorderen
strokend   analoog, overeen, overeenkomend, overeenstemmend, stemmend 
strokenvloer - parket
strokleurig - geel
stroman   kruiwagen, ledenpop, marionet, molik, schijnpersoon, stropop, vogelverschrikker 
stromen - gieten, golven, gulpen, gutsen, haperen, lopen, plenzen, storten, vlieden, vloeien
stromen - ergens anders heen doen ....   afleiden, omleiden, vertakken
stromen van hemelwater - regenen
stromend water   beek, blaak,  kreek, rivier, sloot, stroom, vliet
stromende (de) - Nereus
stroming   beweging, drift, mening, mode, richting, stroom, zienswijze 
stroming in de beldendekunst - kubisme
stroming in het zee water - zoper
stroming van water - tij
stromingsleer - reologie
strompelen -  moeilijk bewegen
stronk   knar, pol, stomp, stobbe, tronk
stronkje - gerstekorrel, pol
strontium - sr.
strontje op het oog - student (Ind.)
strooiavond   St. Nicolaasavond 
strooibiljet - folder, pamflet
strooiborax   soldeerpoeder 
strooien - rondgooien, verspreiden
strooien bijenkorf - kaar
strooien dameshoed - matelot
strooien matrozen hoedje - matelot
strooien met zaad - zaaien
strooien vrouwenhoed - kiep
strooijuffer   strooimeisje 
strooipapiertjes - confetti, snippers
strooipoeder van struis (loodwit) - struispoeder, (voor ontstoken huid) talk
strook   baan, band(erol), boord, flard, geer, grens, kant, lap, limbus, lint, lijst, marge, oever, omtrek, reef, reep, repel, strand, strip, zone, zoom
strook (rechte - van een waterweg) - rak
strook aan een effect of obligatie - talon
strook aan systeemkaart - tab
strook bij een telegrafisch apparaat - tape
strook gaas - tampon
strook gezaagd hout - schroot
strook grond langs de zee - duinenrecht, duinenrij, strand,
zeestrand
strook grond langs een dijk - aveling
strook grond langs rivier   griend 
strook grond langs verveend land - ril
strook grond langs weg   berm 
strook grond tussen twee dijken - inlaag
strook hout (med.) - spalk
strook in een bos - laar, tra
strook in een zeil - reef
strook kant - jabot
strook kant als tussenzetsel - klisklas
strook land langs zee   duinen, kust, strand 
strook langs de onderkant van vrouwen rokken   falbala
strook langs de weg - berm, kant, trottoir
strook langs de zee - kust
strook lood in een muur gemetseld - slab(be)
strook met opschrift   banderol 
strook onder aan een zeil - fats
strook papier - reep
strook stof - baan, band
strook tussen de regels - zwad, zwade
strook tussen kust en een uur varen - binnenlek
strook van couponblad   talon 
strook van een kleed - afzetsel, beleg, belegsel, bezetsel, ruche, volant
strook water - rak
strook weefsel - lint
strook ijzer - strip
strook zeil - rif
strook(je) - flard, geer, kant, koord, lamelle, lap, lint, marge, rabat, rand, reep, richel, streng, strip, tape,  tengel, zone, zoom
strookje op een kaart - tab
strookje papier om een pijp aan te steken - fidibus
stroom   beek, elektriciteit, golf, gulf, kali, kanaal, loop, menigte, rivier, slaak, toevloed, vaart, vliet, vloed, waterloop, waterweg 
stroom in...   zie rivier in . . .
stroom van de Noordzee tot een uur varen van de kust   binnenlek 
stroom van woorden   woordenvloed 
stroomaanwijzer - reoscoop
stroomafnemer met rolgeleiding - trolley
stroomafsluiter - schakelaar, tuimelaar, wipcontact
stroomafwaarts - benedenwaarts
stroombed - geul, kil, vaargeul, winterbed, zomerbed
stroombeugel op electrische trein - treinbeugel
stroombodem - rivierbedding
stroombron - accu, batterij, dynamo, generator
stroomdrukmeter - manometer, manoscoop
stroomduiker   aflaatsluis 
stroomeenheid   amp(ère) 
stroomgeleider - elektrode
stroomgever - elektrode
stroomgod - Cephissus, Enipeus,  Sangarius, Skamandros
riviergod
stroomkring - circuit
stroomlevering - elektra
stroommeter   ampèremeter, galvanometer, reometer 
stroommossel - parelmossel
stroomnimf - nix
stroomomkeerder - cammulator
stroom onderbreker - interruptor, schakelaar
stroomopwaarts - bovenstrooms, boven(waarts), tegenstrooms
stroomopwekker - dynamo, generator
stroompje - beek, beekje, sloot, spreng, vlaagje, vleugje, vliet
stroomregelaar - regulator
stroomrichting   ebstroom, eb, vloed 
stroomsluiter   relais 
stroomsnelheidsmeter - fluviometer
stroomspanning - voltage
stroomsterktemeter - amperemeter, reometer
stroomsterkteregelaar - reostaat
stroomstoot - impuls, schok 
stroomt door Spanje - Ebro
stroomverbreker - interruptor
stroomversnelling - cataract, waterval
stroomvlak van een rivier - bedding
stroomwisselaar - commutator, mutator
stroop - melasse, siroop
stroopachtig nat van geconfijte gember - gemberstroop
stroopbal - babbelaar, brok, kokinje
stroopballetje - babbelaar, kokinje
stroopkoek - bolus, strooppil
strooplikken - flemen, slijmen, vleien 
strooplikker   flemer, hielenlikker, ogendienaar, pluimstrijker, pracher, slijmer, vleier, uitslover
stroopnagel   nij(d)nagel  
strooppartij - rooftocht
strooppil - bolus
strooptocht - invasie, marode, raid, rampokpartij, razzia, rooftocht
strootje - sigaartje, sigaret, strohalm
strop - braconneren,  das, deugniet, deveine, flop, koord, lus, mislukking, nadeel, oog,  pech, scha, schade(post), sof, strik, stropen, tegenslag, tegenvaller, trekker, zeperd 
stropdas -  krawat
stropen   afzetten, maroderen, plunderen, stelen, struinen, villen
stroper   afzetter, boekanier, laveier(Z.N.), marodeur, pelsjager, raider, rover, strikkenspanner, strikker, stroppenzetter, trapper, wilddief, wildstroper
stroperig - vleiend
stroperig bietensap - melasse
stroperig geneesmiddel - likkepot
stroperij   afzetterij, lavei, marode, roverij, velddiefstal
strop in touw - lus
strop of lus - strik
strop of nadeel - schade, verlies
strop van touw - leng
stropoot - strobundel (in stuifzand gestoken tegen verstuiving)
stropop - dok, gorgel, stroman, strowis, vogelverschrikker
strot   hals, keel, nek, stem,
strotklepje - epiglottis 
strottehoofd - gorgel, larynx
strottehoofdontsteking - laryngitis
strottehoofdspiegel - laryngoscoop
strovedel   claquebois, echelette
strowis - dok, stropop
strozak   beddezak, bulster, bultzak, scheepsmatras, strobaal
strubbelen - kibbelen, kiften
strubbeling - bezwaar, moeilijkheid, onenigheid, ongenoegen, ruzietje, tegenkanting
structurele taalkunde - structuralisme
structuur   bouw, geheel, opbouw, organisatie, samenstelling
struif   eiergebak, omelet 
struifpan - koekepan
struik   aucuba, braam, brein, brem, eierpannekoek, framboos, hulst, jeneverbes, gewas, heester, jasmijn, plant, pol, prunus, ribes, sering, tak, vlier, wakel,
struik die stof levert voor textiel - katoenstruik
struik die vruchten voort brengt - aalbes
struik met gele vlinderachtige bloemen - brem
struik waar aan bessen groeien - bessenstruik
struikachtige boom - tamarisk
struikelblik - hindernis
struikelblok - belemmering, beletsel, hinder(nis), horde, obstakel, stoornis
struikelen   bezwijken, broncheren, stoten, tuimelen, vallen
struikeling - dwaling, misstap
struiken   gagel
struikgewas - abelmos (Azië, Afrika), agrostis, akkermaalshout, bosje, brem(struik), hakhout, hucht, struweel
struikheester - kapper (Z.Eur.)
struikheide   Calluna, bezemhei, bezemheide
struikrover - bandiet, overvaller, rampokker, snaphaan, stroper, wegenschender
struikrover (Ind.) - rampokker
struikrover te paard - snaphaan
struinen - gappen, graaien, kapen, rondsnuffelen, rommelen, slenteen, snuffelen, stropen, wandelen, weghalen, wegnemen 
struis    flink, kloek, robuust, sterk, stevig, stoer, struisvogel
struis   flink, fors, kloek,krachtig,  sterk, stevig, stoer 
struisachtige vogel - kiwi
struis met drie tenen   nandoe 
struis met korte hals - emoe, emu
struis met zwarte lintachtige veren - kasuaris
struise vrouw - ka
struisgras - agrostis
struisriet - calamogrostis
struisveer op een dameshoed - pleureuse
struisvogel   ara, beo, emoe, emu, kea, moa, nandoe, rea
struisvogelachtigen - emoe, kasauaris, moa, nandoe, rea
struisvogels - struthiones
struisvogelsoort - casuaris, emoe (Austr.), kasuaris,  kiwi (Nieuw-Zeeland), moa, r(h)ea, nandoe (Z. Amerika),
struisvogel, uitgestorven reuzen - moa
struma   krop, kropgezwel
struweel   bosje, struikgewas
strijd - botsing, conflict, contentie, gevecht, kamp, krijg, lis, oorlog, prijskamp, ruzie, slag, tegenspraak, tweestrijd, veldslag, vete, wapenkamp, wedstrijd, worsteling 
strijdbaan - worstelperk
strijdbaar - paraat, weerbaar 
strijdbanier - oorlogsvaan
strijdbare vrouw - amazone
strijdbijl - aks, oorlogsbijl, tomahawk
strijden - ageren, certeren, kampen, kibbelen, krijgen, twisten, vechten, wedijveren, worstelen 
strijden met degen - schermen
strijder - combattant, gardist, ijveraar, kamper, kampvechter, krijger, krijgsman, ruziemaker, soldaat, tegenspreker,  vechter, worstelaar, ijveraar,
strijder der lichte ruiterij - huzaar
strijder die handgranaat wierp - grenadier
strijder te paard - cavalerist
strijdgas - fosgeen, lewisiet, mosterdgas  
strijdgenoot - krijgsmakker
strijdgewoel - mêlee
strijdgodinnen - walkuren
strijdhamer - marshamer
strijdig - tegenstrijdig
strijdigheid - antimonie
strijdig met de grondwet - anticonstitutioneel
strijdig met de rede - absurd, irrationeel
strijdig met de tijd - anachronisme, anarchronistisch
strijdig met het verstand - irrationeel
strijdig met iets zijn - tegen
strijdig met zichzelf - inconsequent 
strijd in opvattingen - antagonisme
strijdkrachten - heir, leger, manschappen, strijdmiddelen, vloot
strijdkreet - leus, yell
strijd leveren - vechten, worstelen
strijdlust - miiitantie, pugnaciteit
strijdlustig - krijgshaftig, militant, strijdvaardig
strijdmacht - armee, heir, leger, legermacht, legerschaarmilitie,  weermacht 
strijdmacht te voet - infanterie
 strijdmacht ter zee - marine
strijdmachtsonderdeel - K.L., K.Lu., marine
strijdmakker - medestrijder, wapenbroeder 
strijdmiddel - wapen
 trijdmiddel van arbeiders - staking
strijdpaard - ros
strijdperk - arena, kampplaats, krijt, oorlogsterrein, oorlogstoneel, piste, ring, stadion, toernooi
strijdperk voor boksers, worstelaars en bij ijshockey - arena
strijdpunt - hangijzer, kwestie
strijdros - bucephaal
strijdros van Alexander de Grote - Bucefalus, Bucephalus
strijdschrift - polemiek
strijdster voor het kiesrecht voor vrouwen - suffragette
strijdteken van de NSB - wolfsangel
strijdterrein - kampplaats
strijdtoneel - front(linie), gevechtsterrein, slagveld
strijdtuig - wapen
strijdvaardig - gevechtsklaar, krijgshaftig, militant, mobiel, paraat, strijdlustig, strijdwillig, vechtlustig
strijdvaardig lid der oppositie - frondeur
strijdvraag - controverse, kwestie, probleem, twistpunt
strijdwagen met twee paarden - briga
strijdwagen met vier paarden - quadriga
strijdwolf - Feuris
strijdzuchtig - contentieus, twistziek
strijk en zet - geregeld, herhaaldelijk, telkens 
strijk en zet terugkerend - stereotiep
strijkage - buiging, vleierij
strijkbord - rister, riester
strijkbord aan een ploeg - rister, riester
strijkbout - strijkijzer
strijkbuiging - serviteur
strijkel - strekel, wetsteen
strijkelings - rakelings
strijken - aaien, gladpersen, heengaan, kozen, liefkozen, masseren, neerdalen, neerlaten, opstrijken, strelen, uitsmeren, uitstrijken, vleien, wrijven
strijken langs - raseren
strijkende beweging - streek
strijker - altist, (contra)bassist, cellist, (alt)violist
strijkgeld bij een verkoop - plokgeld, plok, pluk, plukgeld,  trekgeld
strijkhout - strekel
strijkhoutje - spaan, spatel, zalfspaan
strijkijzer - strijkbout
strijkinstrument - (alt)viool, baryton, bas, cel(lo), (contra)bas, gamba, gigue, quinton, vedel, veel, vielle, viola, viool, violoncel
strijkinstrument met een snaar - nonnengeige
strijkje - combo, ensemble, muziekgezelschap
strijkje van vier spelers - kwartet
strijkmachine - mangel
strijkmes - rakel, spatel, tempermes 
strijkoven - reverbeeroven
strijkriem - aanzetriem
strijksel - smeersel
strijkspaan - rakel, spatel
strijkspaan van een stukadoor - spatel
strijksteen - oliesteen, wetsteen 
strijkstok - archet, arco, maatstok, strekel, vedelboog
strijkijzer - bout, rakel, strijkbout
Stuart, lid van het huis - 
4    Anna
5    David, Henry, Karel, Maria, Sofia
6    George, Louis, Robert, Sophie, Willem
7    Hendrik, Jacobus, William
8    Marjorie
9    Elizabeth, Henriëtte
10  Margaretha
stubbelen - kibbelen
stubben - stoffen
stubber - stoffer, veger
stuc   pleister(kalk)
studeerkamer -  kabinet, leerkamer, leervertrek, werkkamer 
student    academieburger, alumnus, knor, leerling, muzenzoon, nihilist, studax, studiosus
student (Arab.)   taleb
student aan een pedagogische academie - alumnus
student der algemene talen - linguist
student die de laagste studiegraad heeft behaald -  baccalaureus
student die eindexamen heeft gedaan aan H.B.S. -  arbituriënt
student die geen corpslid is   boef, knor
student die geslaagd is voor het eerste deel van het eindexamen - semiarts
student die het kandidaatsexamen moet afleggen - candidandus
student die met beurs studeert - bursaal
student die met de studie aanvangt - incipiënt
student die zijn laatste examen gedaan heeft   drs.
student (groen) - feut, noviet
student in de godgeleerdheid - theologant
student in de islamitische wetenschap - softa
student in de moderne talen - neofiloloog
student in de theologie - theologant
student in de veeartsenijkunde (scherts)   veebonk
student met beurs - beneficiarus, bursaal 
student (ouderejaars) - monitor
student, vlijtig - collegehengst
studentachtig - studentikoos
studentenblad - P.C., Student
studentenduel in Duitsland - mensuur
studenteneethuis   mensa
studentenfeest - lustrum (5jaarlijks)
studentenkamer - kast
studenten lied   Gaudeamus, iovivat 
studenten organisatie - arsf, srvu, usn
studentenorkest   N.S.O. 
studentenparty   S.V.B., N.S.A., P.S.O., A.N.P.S., A.S.V.A.
studenten reisorganisatie   N.B.B.S. 
studentenrestaurant - eettafel, mensa
studentenroeivereniging - Aegir, Argos, Laga, Nereus, Njord, Okeanos, Proteus, Skadi, Triton
studentenroeiwedstrijd   varsity 
studentenroep - io
studentenvereniging   corps, A.S.C., A.V.S.V., loS.C., U.S.C., U.S.A., N.C.S.V., V.C.S.B., Olofspoort
studentenwijk - Uilenstede
studentenwijk in Parijs   Quartier Latin
studentikoos   los, ongedwongen, studentachtig,
studentikoze term   boef, hengst, hengsten, kast, ploert, prof, sjezen, soos, vakidioot, vossen 
studeren - bekwamen, blokken, leren, oefenen, vossen 
studie - étude, oefening, oefenstuk, onderwijs, opleiding, wetenschap
studie begeleider - mentor
studie betreffende onderaardse holen - holenkunde
studie der sera - serologie
studie der volkskunst, gebruiken en bijgeloof - folklore
studie (kennis of leer) over God, die steunt op de gegevens van de openbaring   theologie
studie (kennis of leer) van de aard bevingen   seismologie
studie (kennis of leer) van de afwijkingen in de bouw van planten en dieren - teratologie
studie (kennis of leer) van de bacteriën   bacteriologie
studie (kennis of leer) van de beelden   iconologie
studie (kennis of leer) van de beginselen, die de bestemming en het gebruik van de bodem dienen te bepalen   planologie
studie (kennis of leer)'van de betekenis der woorden   semantiek
studie (kennis of leer) van de betekenisverandering der woorden - semasiologie
studie (kennis of leer) van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkost   geologie
studie (kennis of leer) van de celkernen   karyologie
studie (kennis of leer) van de dieren  en plantenweefsels   histologie
studie (kennis of leer) van de dierkunde   zoölogie
studie (kennis of leer) van de eieren   oölogie
studie (kennis of leer) van de gedachtenoverbrenging   telepathie
studie (kennis of leer) van de genealogische ontwikkeling der planten en diergroepen uit lagere vormen   fylogenie
studie (kennis of leer) van de gedachtenoverbrenging - telepathie
studie (kennis of leer) van de geneesmiddelen   farmacologie
studie (kennis of leer) van de gezondheid   hygiëne 
studie (kennis of leer) van de grotten en holen   speleologie
studie (kennis of leer) van de hartziekten   cardiologie
studie (kennis of leer) van de houtgewassen - dendrologie
studie (kennis of leer) van de huidziekten   dermatologie
studie (kennis of leer) van de kerkgezangen   hymnologie
studie (kennis of leer) van de klassieke letteren - humaniora
studie (kennis of leer) van de levensverschijnselen - fysiologie
studie (kennis of leer) van de maatschappelijke veranderingen   metabletica 
studie (kennis of leer) van de mens als natuurhistorisch wezen   antropologie 
studie (kennis of leer) van de menselijke samenleving als zodanig en van haar verschijnselen   sociologie
studie (kennis of leer) van de metalen   metallurgie
studie (kennis of leer) van de modificaties in het tempo ter wille van de voordracht   agogiek
studie (kennis of leer) van de muziek   musicologie
studie (kennis of leer) van de nieren, urine, urinewegen en haar afwijkingen   urologie
studie (kennis of leer) van de normale levensverschijnselen der dieren, en planten   fysiologie
studie (kennis of leer) van de oogziekten   oftalmologie
studie (kennis of leer) van de oude schrijfvormen   paleografie
studie (kennis of leer) van de oudheid (speciaal Gr. en Rom.)-  archeologie
studie (kennis of leer) van de planten - anatomie
studie (kennis of leer) van de politiek   politologie
studie (kennis of leer) van de psichisch gestoorde kinderen - pedologie
studie (kennis of leer) van de riekende stoffen   osmologie
studie (kennis of leer) van de schedel   craniologie
studie (kennis of leer) van de scheikunde   biochemie
studie (kennis of leer) van de schepping, van het ontstaan van het heelal   kosmogonie
studie (kennis of leer) van de seksualiteit   seksuologie
studie (kennis of leer) van de serums   serologie
studie (kennis of leer) van de slangenbeschrijving   ofiologie
studie (kennis of leer) van de sociaal   economische beschrijving van bepaalde bevolkingsgroepen - sociografie
studie (kennis of leer) van de spieren   myologie
studie (kennis of leer) van de spreekwoorden   paremiologie
studie (kennis of leer) van de sterren   astronomie
studie (kennis of ,leer) van de sterren in de zin van sterrenwichelarij   astrologie
studie (kennis of leer) van de stoffen, die door de planten gevormd worden of in planten voorkomen -  fytochemie
studie (kennis of leer) van de tanden   odontologie
studie (kennis of leer) van de uitwendige beschrijving van het boek   bibliografie
studie (kennis of leer) van de urine - urologie
studie (kennis of leer) van de veranderingen, die dieren kunnen ondergaan na het embryonale stadium   metamorfologie
studie (kennis of leer) van de verschijnselen van het licht - optiek
studie (kennis of leer) van de vissen beschrijving   ichtyologie
studie (kennis, of leer) van de voeding en het dieet   bromatologie 
studie (kennis of leer) van de vogels   ornithologie
studie (kennis of leer) van de volks verhalen   mythologie
studie (kennis of leer) van de vorm en het inwendig samenstel van de planten   anatomie
studie (kennis of leer) van de vrouwenziekten   gynaecologie
studie (kennis of leer) van de werkelijkheid  - realisme
studie (kennis of leer) van de wijsbegeerte, die zegt, dat men de oorzaak der dingen niet kan kennen   agnosticisme
studie (kennis of leer) van de wonderen - thaumatologie
studie (kennis of leer) van de wetenschap, die de algemene 
verschijnselen in het heelal beschrijft -  kosmografie
studie (kennis of leer) van de wetenschap der literatuur   thematologie
studie (kennis of leer) van de wetenschap der zee   oceanografie
studie (kennis of leer) van de wetenschappelijke gronden van het weten   ideologie
studie (kennis of leer) van de ziekten der planten   patholoog
studie (kennis of leer) van de zeeën, rivieren, meren enz.   hydrografie
studie (kennis of leer) van de zenuwen en zenuwziekten   neurologie
studie (kennis of leer) van de zenuwziekten   pathologie
studie (kennis of leer) van de zwammen   mycologie
studie (kennis of leer) van het dierlijk gedrag - etologie
studie (kennis of leer) het evenwicht der vloeistoffen   hydrostatica
studie (kennis of leer) van het klimaat   klimatologie
studie (kennis of leer) van het leven in het water   hydrobiologie
studie (kennis of leer) van het maken van röntgenfoto's. van het ruggenmerg   myelografie
studie (kennis of leer) van het menselijk gedrag - gedragsleer
studie (kennis of leer) van het menselijk lichaam, de lichamelijke verhoudingen en eigenschappen -  somatologie
studie (kennis of leer) van het ontstaan van de mens en van de ontwikkeling der mensenrassen - antropogenese
studie (kennis of leer) van het op de toekomst gerichte denken   futurologie
studiebegeleider - repetitor
studiebeurs   leen, stipendium, toelage
studieboek – leerboek
studifonds - beurs
studiegenoten - commilitones
studiegraad (laagste) - baccalaureaat
studiekameraad - academievriend
studieonderdeel  - vak
studie over God - theologie
studieprefect - rechter
studieperiode - academiejaar, lestijd
studierichting - antropologie, natuurkunde, rechten, sociologie
studieus - naarstig, vlijtig
studie volgen - studeren
studiewerk   handboek, leerboek 
studio   atelier, werkruimte
studiosus - student
stuff - drug, hasj
stuffen - gommen
stuf   gom, gomelastiek, gum, radeergom, vlakgom
stug   bars, bits, boosaardig, halsstarrig, hard, moeilijk, nors, onbuigzaam, onverdroten, onvriendelijk, onwillig, ruig, star, strak, stram, stroef, stuurs, stijf, weerbarstig, ziekelijk
stug en streng - star
stug weefsel - dril
stugge, lompe kerel   hork
stugheid   koppigheid, onbuigzaamheid, starheid, stuursheid, stijfheid
stuifaarde - pulver, teelaarde
stuifmeel - pollenzaad, stuif, voortplantingscellen
stuifmeelklompjes - pollen
stuifmeelonderzoek   palynologie, pollenanalyse
stuifmiddel - lycopodium
stuifsel - meel, stof
stuifsproeier   pulverisator, pulverisateur, vaporisator
stuifzand - (zand)stof, woestijnzand
stuifzwam - aardbuil, bovist, truffel
stuik - stamper, stoot, val
stuiken - stampen, stoken
stuikingsbreuk - compressiebreuk
stuip - convulsie, gril, groeikramp, kramp, kuur, spiersamentrekking,  stuiptrekking
stuipachtige hoest - kramphoes
stuip(trekking) - convulsie, kramp, stuip, tic
stuipen - buigen, bukken, eclampsie, seskens
stuit - bochel, broodje, bult, hooihoop, mesthoop, ondereinde, podex, rug(gegraat), staartbeen, stoot, terugstoot
stuitbeen - koekoeksbeen, staartbeen 
stuiten - botsen, stelpen, stoten, stokken, stutten, tegenhouden, verhinderen
stuitend   aanstootgevend, aanstotelijk, ergerlijk, lelijk, onaangenaam, repugnant, walgelijk, weerzinwekkend
stuitende zaken - odiosa
stuiter - bikkelbal, knikker 
stuiteren - knikkeren
stuithoender - tinamoe
stuitje - staartbeen
stuitklier - vetklier(der zwemvogels)
stuiveling - turf (bevroren en vermolmd)
stuiven - opwaaien, wegrennen
stuiver   munt, plak, sou, st 
stuk - aandeel, akte, artikel, beschadigd, bescheid, blok, bonk, brok, caduc, compositie, daad, deel, defekt, document, effect, end, einde, exemplaar, feit, figuur, flard, flenter, fragment, gebroken, gedeelte, schilfer, geschrift, handeling, hap, homp, kaduuk, kanon, kapot, kavel, klomp, kluit, kranteartikel, kruimel, lap, mezoles, moot, mop, morzel, oorkonde, papier, part, passage (boek), portie, scherf, schijf, snede, snee, snipper, spetter, verrot, vuurmond, werk, zaak
stuk aardewerk – scherf
stucadoor - pleisteraar
stukadoorswerk - stucwerk
stukadoren - pleisteren, witten
stuk afgestoken heide   plag
stuk bouwland   akker, eng, enk
stuk brood   homp
stuk chocolade   flik, reep, tablet
stuk doek   coupon, lap
stuk drijfijs   schol, ijsschots
stuk gedraaid - lam
stuk gegoten ijzer - geus, gieteling
stuk gereedschap   beitel, boor, drevel, els, hamer, moersleutel, nijptang, schaaf, schroevendraaier, sleutel, tang, vijl, zaag
stuk goed   coupon, lap, los, vod
stuk gras   pol, zode
stuk grond   akker, erf, land, kavel, kluit, perceel, terrein, tuin, uiterwaard, werf
stuk grond langs de dijk - aveling
stuk grond op Java - bahoe
stuk hakken - verkappen
stuk heidegrond dat gebrand wordt -  scharde (gew.)
stuk hoge grond - horst
stuk hout   balk, bint, blok, knuppel, knots, lat, paal, pen, pin, plank, spaan, spie, staak, stok, tak, tengel
stuk in de kraag - dronken
stuk in de krant - artikel, bericht, reportage
stuk in een schaakspel   dame, koning, koningin, loper, paard, pion, toren
stuk karton - kaart
stuk land   akker, es, kavel, perceel 
stuk land ingesloten door vreemd gebied - enclave
stuk land van 0,5 ha - dagmaat
stuk land waarvoor men een bepaalde vergunning heeft verkregen - concessie
stuk leer tegen slijten van klompen - klamp
stuk linnen   coupon, lap
stuk lood - plombe
stuk muur tussen twee ramen - muurdam, penant
stuk of brok - homp
stuk of defect - kapot
stuk of regel wit - reglet
stuk of wat - stel
stuk om iemand te verbinden - cedel, ceel
stuk om te zingen - duet, kwartet, kwintet, octet, septet, sextet, trio
stuk papier - blad, rol, vel
stuk pluimvee   eend, gans, haan, kip, kalkoen, kloek, leghorn
stuk rots - rotsblok
stuk rundvlees - rollade
stuk ruw hout - klomp
stuk speelgoed   bal, beer, beest, bromtol, diabolo, hoepel, jojo, knikker, pop, stuiter, tol
stuk stof   coupon, lap
stuk ter verzending - baal, colli, collo, kist, krat, vat
stuk textiel - coupon, lap 
stuk touw   bot, dreumel, eind, end, reier, tamp, tui, uithaler
stuk uit een boek - chapiter
stuk van acht stemmen - oktet
stuk van chequeboek - souche
stuk van een gedicht - strofe
stuk van een lied dat steeds herhaald wordt - refrein
stuk van een ronde taart - punt
stuk van een schaakspel - dame, koning, loper, paard, pion,
raadsheer, toren
stuk van een verhaal   episode
stuk van vijf lire - scudo
stuk vel   huid, nekvel
stuk verheven beeldwerk - reliëf
stuk vis   moot
stuk van een land, omringd door vreemd grondgebied - enclave
stuk vlees   bout, homp, karbonade, kotelet
stuk voedsel - hap
stuk voor acht stemmen - octet, oktet  
stuk voor drie stemmen   trio
stuk voor stuk - afzonderlijk
stuk voor twee stemmen   duet 
stuk voor vier stemmen   kwartet 
stuk voor vijf stemmen   kwintet 
stuk voor zes stemmen   sextet 
stuk voor zeven stemmen   septet 
stuk vrachtgoed   collo, colli
stuk waarin rechtsbeginselen zijn vastgelegd - handvest
stuk zee achter landtong   haf 
stuka - duikbommenwerper
stukadoor - plafondmaker, plekker, witter
stukadoren   (be)pleisteren, witten 
stukgaan - breken, verslijten
stukgoed   baal, collo, colli, kist, m .v. krat, zak
stukje - beetje, brokje, deeltje, eindje, fragment, kruimel, part
stukje draaien - spijbelen
stukje gedroogd vlees - dendeng
stukje gestold bloed   bloedprop 
stukje glas - scherf
stukje hout - spaan
stukje karton   kaart
stukje kriezel - eindje
stukje kruim - kruimel
stukje leer -  blek
stukje papier - snipper
stukje metaal van waarde   penning, munt
stukje soepvlees - poulet
stukje speetaal - speetje
stukje stof - lapje
stukje suikergoed - karamel, praline
stukje suikerwerk - ulevel
stukje van iets   grit, gruis, poeder, pulver
stukje varkensvlees met been - krab
stukje vlasstengel - scheef
stukje vlasvezel - scheef
stukje wit tussen twee woorden -  spatie
stukjes draaien   spijbelen
stukjes geroosterd vlees - saté
stukjes soepvlees - poelet
stukjes van iets - gruis, grit, poeder, pulver
stukjes vlees met saus   ragout 
stukjesdraaier - columnist
stukken - flarden, paperassen
stukken scheepsgeschut - kanons
stukken vastmaken - plakken, repareren
stukken vuursteen - eolithen
stukken winnen   slaan
stukkend   defect, kapot, stuk
stuklopen - foutgaan, misgaan, mislukken
stukmaken   afbreken, kapotmaken, moeren, mollen, slopen, vernielen, vernietigen, verpesten, verwoesten, 
stuksgewijze opgaaf - specificatie
stukslaan - breken, mollen, slopen, verkwisten, vernielen
stuks - st
stuk trekken - scheuren
stul   kluit
stulp   hut, stolp, woning 
stulpen - omkeren
stumper   arme, behoeftige, bloed, domkop, hals, kalis, knul, kruk, lijder, onbenul, stakker, suffer(d), sukkel, sul, tobber, zielepoot
stumperd - brekebeen, klungel, stakkerd, sukkel, sukkelaar, sul
stumperen - klunzen, knoeien, stuntelen
stumperig - halfbakken, halzerig, krukkig, onbeholpen, onbenullig, onhandig, onnozel, sullig,
stumpertje - pul
stumperwerk   knoeiwerk
stunt   bravourestuk, huzarenstuk, kunststuk, kunstvlucht, streek, stukje, toer, truc, waagstuk
stuntel - klooier, kluns
stuntelen   ezelen, haspelen, klunzen, knoeien, stumperen
stuntelig   abeluinig, ezelachtig, gebrekkig, klunzig, krukkig, links, onbeholpen, onhandig
stunten - acrobatiek, kunstvliegen
stunter - kunstvlieger
stuntman - waaghals
stuntvlieger - luchtacrobaat
stupide   dom, onzinnig, stom, stompzinnig, uilig 
stupiditeit   bêtise, domheid, stommiteit
stuprum   schending, verkrachting 
sturen   afvaardigen, besturen, bezorgen, koersen, leiden, loeven, mennen, overmaken, richten, stevenen, versturen, (ver)zenden
sturen volgens stuurmanskunst - navigeren
stut - balk, beer, leuning, pijler, pilaar, schoor, schraag, stander, stempel, steun, steunbalk, steunbeer, support
stutbalk - schoorbalk
stuthout - schoorbalk
stut in de vorm van een beeld -  kariatide, schegbeeld, schraagbeeld, zuilbeeld
stut in muur   korbeel 
stutpaal - mik, schoor, stander, steun, steunsel, stoelpoot (gewest.), stutbalk, stutter,
stutten   ondersteunen, ondervangen, stempelen, steunen, schoren, schragen, tegenhouden
stuur - scheepsroer
stuurboom - helmstok
stuurboord   s.b., rechterboord 
stuurcabine - cockpit
stuurdeur - schut
stuurhefboom - levier
stuurhuis - bestuurderscabine
stuurhut   cockpit
stuurinrichting - knuppel, roer, stuur, stuurtoestel 
stuurinrichting van vliegtuig - aileron
stuurknuppel (vliegtuig)   levier, stuurstang, stuurstok,
stuurkunde   cybernetica 
stuurloos - roerloos
stuurman - chauffeur, palinuur, piloot, roerganger
stuurman van Aneneas - Palinurus
stuurmanoeuvre waarbij vliegtuig om eigen as draait - 
pirouette
 stuurmanskunst - cybernetica, navigatie, pilotage
stuurpen - rectrix
stuurrad - roer, stuurwiel
stuurradmeter - axiometer, roerverklikker
stuurruimte in een vliegtuig   cockpit
stuurs   bar, bars, bokkig, humeurig, knorrig, koppig, kregelig, lastig, mokken, mijterig, neetorig, nors, onvriendelijk, stug, vervelend, zuur
stuurs iemand - bul, nurks
stuurs mens   bok, bul, bullebak,  izegrim, knorrepot, neetoor, onvriendelijkheid, ossekop
stuursheid   knorrigheid, norsheid, onaardigheid, onvriendelijkheid, stugheid 
stuurstang in vliegtuig   knuppel 
stuurstang van een fiets - guidon
stuurstang van een ploeg - ploegstaart
stuurstoel - cockpit
stuurstoel van een jacht - kuip
stuurstok - knuppel, levier
stuurvlak aan een vliegtuig voor regeling in het verticale vlak - hoogteroer
stuw   dam, keerdam, keersluis, keerwerk, schut
stuwadoor   bevrachter, cargadoor, lader, losser, scheepslader, stouwer 
stuadoren - bevrachten
stuwage - carga
stuwdam - barrage, keerdam
stuwdam in Egypte   Assoeandam 
stuwdam in rivier (Fr.)   barrage 
stuwen - arrimeren, bergen, bevrachten, dringen, drijven, laden, lossen, pakken, persen, stapelen, stouwen, voortbewegen, voortduwen
stuwende kracht - spil
stuwer - animator, cargadoor, gangmaker
stuwgeld - laadloon
stuwing - aandrang, congestie, drang, druk, drukking, dwang, impuls, pressie, stase
stuwkracht   dynamiek, elan, push, stimulans 
stuwmeer - stuwbekken
stijf - deftig, frigide, gedwongen, gespannen, hard, harkerig, hoekig, houterig, juist, kataleptisch, klamp, kuis, lomp, onbeweeglijk, onbuigzaam, onhandig, pal, pen, preuts, rigide, roerloos, star, stevig, stokkerig, stokkig, strak, stram, straf, streng, stroef, stug, stuntelig, vast, vlak, verstijfd
stijf en stram - stroef
stijf geworden sap - gelei
stijf van kou - verkleumd
stijf van reuma - reumatisch
stijf van schrik - versteend 
stijf vasthouden aan - obstinatie
stijf worden - stollen, stremmen, verstijven
stijfheid - onbuigzaamheid, rigiditeit, rigor, strakheid ,stramheid, stugheid, vasthoudendheid
stijfhoofdig - dwars, eigenzinnig, koppig, onbuigzaam, onverzettelijk, weerbarstig, weerspannig
stijfhoofdig mens - dein, deinoor, kopstuk, deiner, Naboth,
 stijfkop, stijloor
stijfhoofdigheid - koppigheid
stijfjes - afgemeten, terughoudend
stijfkop - dein, Naboth, steiloor 
stijfkoppig - dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardnekkig, koppig, onbuigzaam, onwillig,
obstinaat, onverzettelijk, verstokt, stijfhoofdig
stijfkramp - tetanus 
stijf mens - klaas
stijf of stram - star
stijf papier - bordpapier, karton
stijfsel - pap, plaksel
stijfselgom - dextrine 
stijf van kou - verkleumd
stijfzinnig - hardnekkig, koppig
stijgbeugel - gehoorbeentje, stapedius, stapes, stegel, voetbeugel,
stijgen - klimmen, monteren, omhooggaan, opgaan, opklimmen, opkomen, oplopen, rijzen, toenemen, verheffen, vermeerderen, wassen
stijgend - ascendeus
stijging - aanwas, avans, toename, toeneming, verhoging, was
stijging van de lucht - remous
stijging van het aantal rode bloedlichaampjes -  hyperglobule
stijging van water bij eb - agger, was 
stijgkracht - lift
stijgmeter -  statoscoop, variometer
stijgvermogen - stijgkracht
stijgwind - thermiek
stijl - allure, deurpost, fatsoen, genre, litotes, manier, schrijftrant, tralie, trant, wijze
stijl(kunst) - archaïsch, barok, biedermeier, Gotisch, Hellenistisch, Jugendstil, Karolingisch, Klassiek, Moors, Renaissance, rococo, Romaans, Tudor
stijl der achttiende eeuw - rococo 
stijl der zeventiende eeuw - barok, maniërisme
stijl geven aan - stileren
stijl in de schilderkunst - classicisme, expressionisme, impressionisme, Jugendstil, kubisme, magisch, pointillisme, realisme, surrealisme, zero 
stijl of kolom van de balustrade - baluster
stijl van deur - post
stijl van een balustrade - baluster 
stijl van schrijven die kort en kernachtig is - lapidairstijl
stijl (bouwstijl) - barok, flamboyant, gotiek, jezuïeten, ogivaal, pruiken, renaissance, revolutie, Romaans, tudor
stijlbeoefenaar - stilist
stijlfiguur - anticlimax, anafora, anakoloet, antifrase, antithese, antoniem, antonomasia, antonomasio, aposiopetis, asyndeton, beeld(spraak), chiasme, climax, correctio, diafora, ellips, epifoor, eufemisme, gelijkenis, hendiadys, hyperbool, interrogatie, inversie, ironie, iteratie, litotes, metafoor, metafora, metoniem, metonymia, occupatio, optatie, oxymoron,  parabool, paradox,  paraleipsis, perifrase, pleonasme, polysyndeton, preteritio, repetitio, reticentia, sarcasme, troop, trope, vergelijkenis 
stijlleer - diafora, stilistiek 
stijlnuance - stijlvariant 
stijloefening - brief, opstel, parafras 
stijlperiode - barok, gothiek, rococo
stijlprocedé - stijlmiddel
stijlsoort - biedemeier, jugendstil, tudor
stijve baret - toque
stijve nek - torticollis
stijve onderrok die de jurk doet uitstaan - petticoat
stijven - aanmoedigen, bijstaan, steunen, stevigen, versterken
stylist - herenkapper
styracacee - sneeuwklokjesboom
sua sponte (Lat.)   ongedwongen, spontaan, vrijwillig
sub   s., bij, onder
sub finem   s.f., tenslotte
sub judice   aanhangig, hangende
sub rosa   geheim, vertrouwelijk
sub voce - sv
subaltern   mindere, ondergeschikt
subaltern officier   kapitein, luitenant, ritmeester
subbelen - strompelen, struikelen
subcultuur - underground
subcutaan   onderhuids
subdivisie - onderafdeling
subdominant - onderkwint
suberine   kurkstof
subiet   abrupt, acuut, dadelijk, direct, halsover kop, ineens, onmiddellijk, onverwacht, opeens, plotseling, snel
subito   plotseling
subject   onderwerp
subjectie   onderwerping, onderworpenheid, tiranie
subjectief   partijdig
subjonctief   aanvoegend 
subliem - keurig, mooi, prachtig, verheven, volmaakt, uitstekend
sublimaat - kwikdichloride
sublunarisch   ondermaans
subluminaal - onderbewust
submissie   onderwerping, onderworpenheid, ootmoed
subonctief - aanvoegend
subordinatie   ondergeschiktheid, hypotaxis
subscribent - intekenaar
subsidiair -  in de plaats tredend, ondergeschikt
subsidie - bijdrage, steun, toelage, ondersteuning
substantie - hoofdinhoud, hoofdbestanddeel, hoofdzaak, kern, inhoud, materie, stof, zelfstandigheid
substantieel - krachtig
substantie in beenderen   merg 
substantie uit de walvisbaard - balein
substantieel - krachtig, voedzaam
substitueren   vervangen
substitutie   vervanging
substraat - ondergrond, voedingsbodem
substraatpigment - verflak
subtiel   fijn, scherp, scherpzinnig, teer 
subtiliteit   fijnheid, fijnzinnigheid,scherpzinnigheid, spitsvondigheid 
subtropische boom - palm
subtropische heester   mirte
subtropische vrucht - citroen, pompelmoes, sinaasappel, vijg
subversief   omverwerpend, ontwrichtend, revolutionair
subversief persoon - revolutionair
succederen - opvolgen
succes   bijval, geluk, triomf, veine, voorspoed, welslagen, winst, zege
succesboek - bestseller
succesnummer - bestseller, hit, schlager, top
successie   ambtsopvolging , erfenis, erfopvolging, nalatenschap, opvolging, troonopvolging
successief -  achtereenvolgend, achtereenvolgens 
successierecht - opvolgingsrecht
successievelijk   achtereenvolgens 
successtuk - kasstuk, schlager, tophit
succesvol - geslaagd
succiniet - barnsteen
succulent - agave, berglook, hemelsleutel, huislook, muurpeper, vetkruid
sucrose - rietsuiker, zoetstof
Sudan, hoofdstad van - Kartoen
sudderen - pruttelen, smoren, seuteren
sudderen in boter - stoven
suf - bedwelmd, doezelig, dof, dom, doezelig, dromerig, duf, dwaas, gedachteloos, indolent, kinds, lazarus, lodderig, lijzig, mat, moe, muf, onnozel, slaperig, sloom, soezerig, soezig, sullig, teut, traag, verdoofd, verstompt, wezenloos
suf door ouderdom - kinds
suf persoon - lijs
suffen - doezelen, dromen, druilen, dutten, mijmeren, muffen, peinzen, piekeren, revelen,  slapen, soezen, uilen
suffer - druiloor, jool, kwezel
sufferd   bloed, ezel, ezel(skop), doetje, domkop, dommerik, domoor, dromer, ezel, hals, kalf, klooi, klungel, kluns, kruk, kwezel, lummel, poel, slaapkop, slaapmuts, slaper, sok,stumper, sufkous, sukkel, sul, zak
sufferig - beunhaas, knoeier, lafaard, lodderig, soezerig
sufficiënt   toereikend, voldoende
sufticiëntie - zelfgenoegzaamheid
suffig   dromerig, lodderig, soezerig, sullig
suffix - achtervoegsel, morfeen
suffragette, bekende - Pankhurst
sufheid - doezeligheid, dromerigheid, dufheid, kindsheid, lijzigheid, slaperigheid, sloomheid, soezerigheid, sulligheid
sufheid veroorzakend - suf
sufkop - dromer
suggereren -  opperen
suggestie - inbeelding
suggestief - evocatief
suiker   basterdsuiker, beetwortelsuiker, broodsuiker, druivesuiker, fructose, galactose, glucose, goela, kandijsuiker, klontje, kristalsuiker, lactose, maltose, melasse, melis, rietsuiker, sachorose, zoetigheid, zoetstof
suiker (bruine) - keukensuiker
suiker éénmaal geraffineerd - cassonade
suiker in klontjes   kandij 
suiker in prismatische blokken - kandij
suiker kristalliseren - canderen
suiker (met) ingemaakte citroenschil - cidraat
suiker met drie koolstofatomen - triose
suiker met kaneel - kaneelsuiker
suiker (gesuikerde) onrijpe schil van citroen, sinaasappel e.a. vruchten - sukade
suiker, ruw en ongeraffineerd - moscovade
suiker uit beetwortelen - beetwortelsuiker
suiker uit druiven - glucose
suiker uit suikerriet - rietsuiker
suiker van fijne kristallen - melissuiker
suikeraarde   schuimaarde 
suikerachtig - suikerig
suikerachtige massa - melasse, stroop
suikeralcohol - inositol
suikeramandel - praline
suikerbakker - banketbakker, confiseur, patissier
suikerballetje - babbelaar, dragee
suikerbiet   beetwortel, biet, mangelwortel, pee
suikerbietresten - pulp
suikerblokje met koffiesmaak -  hopje
suikerbol met gekleurde lagen - toverbal
suikerbrood - melisbrood
suikereend (hoen) - kokerjuffer, lom, schietmot, suikergast, 
zilvervisje
suikergast - zilvervisje
suikergehaltemeter - sachariameter
suikergehalte, bepaling van vloeistoffen - sacharimetrie
suikergoed - borstplaat, dragee, fondant, lekkers, praline, snoepgoed, suikerbeestje, suikerstok, zuurtje
suikergoed met amandel als kern - dragee
suikerhoudend sap - manna
suikerhoudende massa - melasse
suikerig   suikerachtig, suikerzoet 
suiker in klontjes - kandij
suikerkool - glanskool
suikerkristal - suikerkorrel
suikerkussentje - brok
suikermaïs - sweetcorn
suikeroom   erfoom
suikeroplossing met essence - fondant
suikerpalm - aren, arenpalm
suikerpatiënt - diabeet, diabeticus
suikerplaatje - ulevel
suikerplant - melis
suikerraffinaderij - raffinaderij
suikerriet - ampas
suikerriet, uitgeperst - ampas, bagasse
suikerriet (wild) - glagah
suikers met drie koolstofatomen - triose
suikersiroop   melasse 
suikersoort - basterdsuiker, bietsuiker, kandij, pentoserietsuiker, poedersuiker, rietsuiker
suikersoort die vijf koolstofatomen bevat - pentose
suikerstof - maltose
suikerstroop   melasse
suikerstroopballetje - babbelaar, kokinje, kussentje
suikersurrogaat - zoetstof
suikertante   erftante
suikervervangingsmiddel - sacharine
suikervogels - coerebidae
suikervorming - versuikering
suikervorming uit zetmeel - sacharificatie
suikerwerk - borstplaat, bruidsuiker, fondant, marsepein
suikerwerkerij - banketbakkerij, confiserie, office
suikerij - cichorei
suikerziederij - raffinerie
suikerziekte - diabete, diabetes, diabeticus
suikerzoet - suikerig
suite   gevolg, kamer, muziekstuk, stoet
suizen   fluiten, ruisen, sissen, tuiten 
suizelen - duizelen, ruisen, suizebollen
suizenbollen - suizelen
suizen - fluiten, geruis, gesnor, ruisen, sissen, snorren, tuiten
suizend geluid - gefluit, gesis, gesuis
suizend geluid bij de halsader - nonnengeruis
suizende klap - gons
suizende slag - gebrom, gons, klets, pats, por, steek (barg.)
sujet   figuur, individu, jaman, kerel, kever, knul, persoon, pooier, schoft, vent
sukkel - bloed, brekebeen, doetje, domkop, dommerik, domoor, drommel, duts, ezel, goedbloed, goeierd, hals, hangoor, hannes, haspel, jocrisse, klaas, klungel, kluns, koekebakker, kruk, krukkebeen, kwak, lobbes, loer, loeres, lijs, oen, onnozele, sloeber, slomerd, sok, stakker, stoethaspel, stumper(d), sufferd, sukkelaar, sul, tobber(d), treuzel, zak, Zebedeus
sukkel in zijn werk - brekebeen
sukkelaar - brekebeen, dandin, stakker, stumper(d), tobber, tobberd, zebedeus, 
sukkelachtig - krukkig
sukkeldraf - kippedraf
sukkelen - krukken, kwakkelen, laboreren, kwijnen, lijden, tobben
sukkelend - krukkig, kwakkelig
sukkelend ziekelijk - sukkelachtig
sukkelende doorbrengen - versukkelen
sukkelig - stumperig
sukkelig klein kind - wurm
sul   bloed, brekebeen, doetje, domkop, goedbloed, goedzak, goeierd, hals, hangoor, hannes, haspel, janhen, jaman, Jansalie, jocrisse, keukenpiet, kever, klaas, klungel, koekebakker, koekeloer, kruk, kul, kwezel, lobbes,  loer, loeres, lijs, onnozele, slomerd, sok, stakker, stumper(d), sufferd, sukkel, tobber, zak
sul van een vrouw - lut
sulachtig - sullig
Sulawesi - Celebes
sul van een vrouw   lut 
sulfaat - natriumsulfaat, vitriool, zwavelzuurzout
sulfa-preparaten - sulfanamides
sulfer   s., solfor, zwavel(stok)
sulferen - zwavelen
sulkyberijder - pikeur
sullebaan   glijbaan
sullen   beuzelen, glijden, lanterfanten, leuteren, slepen
sullig - dazig, oenig, goedig, onbenullig, onnozel, suffig, sukkelachtig, sulachtig  
sullige, onnozele vrouw - lut, sloor
sullige vrouw - sleur
sulligheid - sufheid
sullig persoon - oen
sultanaat - Brunei, Oman
sultanaat op Malakka, - Jehore
sultansbesluit - ferman, irade 
sultansverblijf - kraton
sultan, vrouw van  - sultana
Sulu-eilanden, hoofdstad van de - Jolo
Sumatraan   Atjeher, Batak(ker), Menankabauer, Palembanger
Sumatra's tabakscentrum   Deli 
Sumatra, bevolkingsgroep op - Adjehers, Bataks, Gajoërs
Sumatra, deel van - Atjeh, Bengkulu, Deli, Djambi, Langkat
Sumatra, hoogvlakte op - Agam
Sumatra, rivier op - Djambi, Indragiri, Indrapura, Kampar, Katang, Musi
Sumatrataal - Atjehs Bataks, Lampongs, Minangkabaus, Redjangs
Sumatra, vulkaan op - Dempo
Somba, hoofdplaats op - Waingapu
Sumbawa, hoofdplats op - Raba
summa   som
summa summarum   tenslotte, uiteindelijk
summatie - sommatie
Sumerische god - Enki, Enlil
Sumerische godin – Inanna
summeren – bijeenvoegen, optellen
summier   beknopt, bondig, kort
summum   hoogtepunt, toppunt, voornaamste 
sumpen – huilen, pruilen
Sunda-eilanden, een der - Bali, Flores, Java, Kalimantan, Lombak, Sulawesi, Sumatra, Sumba(wa)Timor
suoloco - si
super - boven(aan), enorm, heerlijk, hoger, hyper, over, prachtig, ultra, zeer
superbe   hooghartig,  prachtig, voortreffelijk
superficieel   oppervlakkig 
superfosfaat - kunstmeststof
supergigant - Antares, Canopus, Mira, Rigel
superieur   chef, edeler, meerdere, principaal, uitmuntend, uitnemend, voortreffelijk
superior (Lat.) - overste (van een klooster of kostschool)
superioriteit   voortreffelijkheid 
superiatief van goed   best 
superiatief van veel   meest 
superiatief van weinig - minst
supermarkt - discount, winkel
superstitie - bijgeloof
supervisie - leiding, toezicht
supplement   aanhangsel, aanvulsel, bijblad, bijlage, bijvoegsel, toevoegsel
suppletie   aanvulling
suppletoir - aanvullend
suppoost   bewaker, ondergeschikte (van een magistraat), oppasser, waker, zaalwachter
support – standaard, steun, voetstuk
supporter - aanhanger, bewonderaar, fan
supporters - legioen
suppositie   gis, hypothese, vermoeden, veronderstelling
suppressie - onderdrukking
supprimeren   afschaffen, onderdrukken, weglaten
supra - boven(mate), eender, eerder, extra, hoger, sup 
supreem - hoogst, opperst, uiterst
suprematie   oppergezag, oppermacht
surfen - plankzeilen
surfplank - zeilplank
Surinaams kruid - Tajar
Surinaams project   Brokopondoplan 
Surinaams vaartuig   korjaal 
Surinaamse boom - Anaura
Surinaamse bosduivel - kwatta
Surinaamse bosneger - mirron
Surinaamse grensrivier - Lawa
Surinaamse houtsoort - slangenhout
Surinaamse inwoner - neger, Creool, Hindoe, Indiër, Javaan
Surinaamse pad - pipa
Surinaamse rivier - Para
Suriname, delfstof in - bauxiet
Suriname, diersoort in - agoeti, anaconda, kolibri, luipaard, meerval, miereneter, pekari, pipa, poema, tapir, toekan, wasbeer
Suriname, gouverneur van -
3    Rijk
4    Fock, Lely, Raye
5    Barry, Brons, Elias, Green, Staal
6    Currie, Hughes, Nepveu, Texier
7    Coetier, Ferrier, Huender, Rutgers, Schimpf, Schmidt, 
      Wardlau, Wichers
8    Bentinck, Heinsius, Idenburg, Kielstra, Klaassesz, Temmingk,
      Tonckens
9    Bannister, Berranger, Cantzlaar,Crommelin, Mauricius
11  Adriaensen, Lichtenberg
12  Haverschmidt
Suriname, hoofdstad van - Paramaribo
Suriname, president van - Ferrier
Suriname, rivier in - Anai, Coeroeni, Coppenama, Corantijn, Cottica, Litani, Marowijne, Nickerie, Saramacca, Suriname
Surinamer   Creool, Hindoe, Indiër, Javaan, Neger
surkel - zuring
surplus   agio, opgeld, overschot, restant, teveel 
surprise   cadeau, geschenk, presentje, verrassing
surrogaat   ersatz, namaak, nep, vervangingsmiddel
surrogaat voor gom - dextrine
surrogaat voor hennep - sisal
surrogaat voor ivoor - eburine, ivoriet
surrogaat voor saffraan - feminel
surveillance - bewaking
sus   st, stil
suspect - verdacht
suspensefilm - thriller
suspensie   ophijsing,opschorting, schorsing, verdraging
suspicie - argwaan, verdenking
sussen   bedaren, bevredigen, geruststellen kalmeren, radouceren, stillen, vertroosten, wiegelen 
sussend - verzoenend
sustineren - aanvoeren, beweren, stellen
Svalbard - Spitsbergen
Swaziland, hoofdstad van - Mbabene
sweater - sportvest, trui
swijlens - intussen, terwijl
swingen - dansen
swingend - bruisend, levendig, opwindend, veerkrachtig
swinger of danser - walser
sijfelen - fluiten, schuifelen, sissen
syllabe   lettergreep
syllabus - dwaalleringen (lijst van)
syllogisme   sluitrede
sylvaniet - schrifterts
sylvien - KCI
symbiose - samenleving
symboliek - symbolenleer, innebeeldige, symbolenkennis
symbolisch uithangteken   gaper 
symbolisch voorwerp der Indianen - totem
symbool   aanduiding, teken, totem, vlag, zinnebeeld
symbool van bangheid   haas, wezel 
symbool van bedilzucht - Momus
symbool van boosaardigheid - roe(de), scepter, slang
symbool van Canada - esdoorn, mapleleaf
symbool van Christus - feniks
symbool van de dichtkunst - lier
symbool van de dood - affodil, daglelie
symbool van de echo - woudnimf
symbool van de eer - kroon
symbool van de geestelijke macht - kromstaf
symbool van de goddelijke alwetendheid - oog
symbool van de hebzucht - gier
symbool van de hoop - anker, smaragd
symbool van de jeugdelijke onbezonnenheid - Icarus
symbool van de liefde - hart, roos
symbool van de marine - anker
symbool van de militaire waardigheid - maarschalksstaf
symbool van de moed - leeuw
symbool van de nietigheid - garnaal
symbool van de onbedorvenheid - lelie, roos
symbool van de onbestendigheid en vluchtigheid - rook
symbool van de onschuld - duif, lam, lelie
symbool van de onsterfelijkheid - amarant
symbool van de onwrikbaarheid - rots
symbool van de ootmoed en liefde - akolei
symbool van de overvloed - hoorn
symbool van de overwinning - beker, cup, eikeloof, krans,
nike, palm, trui (gele)
symbool van de roem - kroon, lauwerkrans
symbool van de schilderkunst - palet
symbool van de schoonheid - roos
symbool van de slavernij - gareel, juk,
symbool van de slimheid - vos
symbool van de snelheid - bliksem, Thialfi
symbool van de traagheid - slak
symbool van de trouw - ceder, ring
symbool van de tweedracht - Discordia, Eris
symbool van de twist - fakkel
symbool van de uiterlijke reiniging - wijwater
symbool van de verzoening - vredespijp
symbool van de vluchtigheid - rook
symbool van de vorstelijke macht - adelaar, arend
symbool van de vrede - duif
symbool van de vreugde - zon
symbool van de vruchtbaarheid - gerst
symbool van de vrijheid - eik, muts
symbool van de vrijmetselarij - troffel
symbool van de waakzaamheid - Argus
symbool van de waardigheid - hoed
symbool van de wereldmacht - rijksappel
symbool van de wijsheid - uil
symbool van de zelfopofferende liefde - pelikaan
symbool van domheid - ezel, koe, os
symbool van een boosaardigheid - slang
symbool van geestelijke macht - kromstaf
symbool van geloof - kruis
symbool van geluk - hazepoot, hoefijzer, klavervier
symbool van het Ancien - Bastille, Régime
symbool van het christendom - kruis
symbool van het geloof  - kruis
symbool van het gezag - hamer, roe(de), scepter
symbool van het huis van Oranje - oranjevlag
symbool van het leven en de verrijzenis - ei
symbool van hoop - anker
symbool van huwelijk - ring
symbool van huwelijksliefde - tortelduif
symbool van huwelijkstrouw - Penelope
symbool van ingetogenheid - sluier
symbool van Johannes de doper - adelaar  
symbool van Kerstmis - kribbe, ster
symbool van kracht en trots - eik
symbool van lafheid - haas
symbool van liefde - hart, roos
 symbool van stilzwijgendheid - roos
 symbool van verering - krans
 symbool van vergankelijkheid - gras
 symbool van verleiding - slang
 symbool van verzoening - olijftak
 symbool van vluchtigheid - rook
 symbool van vorstelijk gezag - koningsappel
 symbool van vrede - duif
 symbool van wijsheid - uil
 symbool van zachtheid en geduld - lam
symbool voor Albion - krijtrots
symbool voor blankheid - lelie, sneeuw (blankheid)
symbool voor christelijk geloof - kruis
symbool voor Christus - eenhoorn, fenix
symbool voor domheid   ezel, koe 
symbool voor dood   kruis, taxis 
symbool voor drift en opgewondenheid - kalkoen
symbool voor drogist   eenhoorn, gaper, vijzel 
symbool voor drukkende dwang en dienstbaarheid - gareel, juk
symbool voor echtvereniging - omarming, omhelzing
symbool voor geduld en zachtheid - lam
symbool voor gehechtheid - parkiet
symbool voor geheimhouding - sluier
symbool voor geloof   kruis 
symbool voor geluk   hazenpoot, hoefijzer, klavervier
symbool voor hoop   anker 
symbool voor huwelijk   ring 
symbool voor huwelijk, liefde, vruchtbaarheid - mirt(e)
symbool voor Kerstmis   kribbe, ster
symbool voor kuisheid - jade
symbool voor lafheid   haas 
symbool voor liefde   hart, roos
symbool voor macht - arend, arm, staf, zon
symbool voor moed   leeuw 
symbool voor neon - ne
symbool voor onbedorvenheid   lelie,roos
symbool voor onschuld   lam 
symbool voor overvloed   hoorn 
symbool voor overwinning   eikenloof, lauwerkrans, zegepalm
symbool voor Pasen   ei, haas 
symbool voor radioactief gas - RN
symbool voor rechtsgezag - roede
symbool voor reinheid   lelie 
symbool voor roem   lauwer(krans), laurier(krans)
symbool voor slimheid   vos 
symbool voor thulium - tm
symbool voor traagheid - bed, ezel, slak, uil 
symbool voor vrede en overwinning - duif, laurier, olijftak
symbool voor wereldgezag - rijksappel
symbool voor wijsheid   uil 
symbool voor zachtheid en geduld - lam
symbool voor zwaarte (iets zwaars) - molensteen
symfonie van Beethoven   Eroïca, Pastorale 
symbool van geestelijke macht - kromstaf
symbool van gramschap - beer, egel, ever, haan, kameel, uil
symbool van hebzucht - aap, (geld)buidel, pad, raaf, wolf
symbool van hoogmoed - adelaar, leeuw, pauw, scepter
symbool van onkuisheid - beer, bloed, bok, haan, pad, sirene, 
spiegel, zwijn
symbool van onmatigheid - haan, raaf, zwijn 
symbool van trouw - ring
symbool van verkiezingen - stembus
symbool van vorstelijk gezag - koningsappel
symfonie - muziekstuk
symmetrisch - evenredig
sympathie - genegenheid, medegevoelen, verwantschap, waardering 
sympathiek - aardig, genegen, innemend, lief, tof,
symptoom   aanwijzing, kenteken, teken, verschijnsel, ziekteverschijnsel
synagoge - jodenkerk
syndicaat   synd., vakvereniging 
syndroom - ziekteverschijnselen (het geheel van)
synode   concilie, kerkvergadering, 
synoniem - analoog, gelijkbetekend, gelijkluidend
synoniem van. . .   zie het betreffende woord 
synthese   samenstelling, samenvoeging, samanvatting, verbinding
synthetisch bereide rubber - neopreen
synthetisch bereide vezelstof - nylon
synthetische grondstof - kunststof
synthetische stof uit eiwit - lanital, melkwol
synthetische vezel - enkalon, orlon
syrinx -  pansfluit, rietfluit
Syrië, haven van  - Latakia
Syrië, hoofdstad van - Damascus
Syrië, rivier in - Barada
Syrische bijbelvertaling - Pechita
Syrische godin   Astarte
Syrische munt   piaster, pond
Syrische stad - Aleppo, Damascus, Deir-ez-Zor, Haleb, Hama, Homs, Latakia
Syrische slavenhoofdman - Eunus
Syrjenen - komi
systeem - doctrine,  leer, methode, regime, stelsel, werkwijze
systeem van naamaanduiding   nomenclatuur
systeem van ritmische beweging als tak van opvoeding - 
euritmie
systeem van wedden - pool, totalisator, toto
systeem voor het opbergen van stukken - registratuur
systeem waarbij de menselijke rede als enige kenbron wordt   gehuldigd - rationalisme
systematiek - taxonomie
systematisch   geregeld,ordelijk, stelselmatig
systematisch samenstel - organisme
systematische onthouding van zingenot - ascese
systematiseren - rangschikken