Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
zaad - geslacht, kiem, nageslacht, nakomeling, oorsprong, semen, sperma zaad van de maankop maanzaad zaad van de peulvrucht boon, erwt zaad van strychnos - braaknoot, kraanoog zaadbal - teelbal, testikel zaadbeentje - sesambeentje zaadblad - zaadlob zaadbuis - zaadkanaaltje, zaadleider zaadcel - spermatozoön zaaddoos - bol, omhulsel, vruchtsoort zaaddoos van een papaver - bol, pit, lob zaad, eetbaar van een pijnboom - pingel zaadecht - homozygoot, zaadvast zaad en pootgoed - (Ind.) bibit zaadgans - rietgans zaadgras - duist zaadhaartje van de Egyptische katoen - afritti, scarto zaadhuid bolster, hulsel zaadhuisje bolster, hulsel zaad in vis - hom zaadje - korrel, pit zaadkever - voelersnuitkever zaadkoek - lijnkoek zaadkorrel pit zaadkraai - roek, rokraaf zaadlob - cotyl, kiemblad, kwab, lob, zaadlobben - cotyledonen zaadlozing - ejaculatie, pollutie zaadpit - korrel zaadplant - spermatofyt zaadplanten - fanerogamen, spermatophyta zaadpluis kapok zaadrok - arillus zaadrok van muskaatnoot - foelie, macis zaadrups - koolzaadrups zaadschoep - zaadschop zaadteeltbedrijf - zaderij zaadtor - snuitkever zaaduitstorting - ejaculatie zaad van de papaver - maanzaad zaad van een peulvrucht - boon, erwt zaadvast - homozygoot zaadvlies - follikel zaadvloeistof - sperma zaagmolen - paltrok zaagbek - duikergans, mergus, nonnetje, pinduiker zaagbekeend - duikergans, nonnetje, pinduiker, weeuwtje zaagblad - serratula zaagdak sheddak zaageend - zaagbek zaaggeul - zaagblad zaagkever - boktor zaagmeel afval, houtmeel, molm (fijn), mot, mul, zaagsel zaagmolen - onderkruier, paltrok zaagsel molm, mot, mul, zaagmeel zaagstaart - stellage, zaagvlieg zaagstoel - bok, zaagbok zaagtand - zaagvis zaagtandtrilling - relaxatietrilling zaagvis - rog, zaagtand zaagvissen - pristis zaagvlieg - zaagwesp zaagvormig - serriform zaagwesplarve - bastaardrups zaagzalm - karperzalm zaaien - strooien, verkwisten, veroorzaken zaaier - oplawaai zaaigoed - zaaikoren, zaaizaden zaaihout - zaailat zaaikleed - zaaizaad zaaikoren - zaaigoed zaailat - zaaihout zaailing hennep, wildling zaailing van rijst - bibet zaailingen uitplanten - spenen zaaimachine - zaadstrooier, zaaitoestel zaaimand - zaaikorf zaaipan oesterpan zaairupsklaver - luzerne zaaitoestel - zaaimachine zaaiveld - zaailand zaaizak - zaaikleed zaak aangelegenheid, affaire, artikel, bedrijf, belang, besogne, case, casus, ding, firma, gebeurtenis, geding, geval, goed, handel(ing), handelszaak, kantoor, kwestie, materie, nering, noodzakelijkheid, onderneming, onderwerp, (Ind,) perkara, proces, rechtsgeding, (Lat) res, spullen, toko, transactie, voorwerp, winkel zaak firma, winkel zaak aan het strand strandbedrijf zaak die de koophandel betreft - handelsaangelegenheid zaak die nog niet zeker is vraag zaak(lnd.) - perkara zaak met groot assortiment supermarkt, warenhuis zaak of persoon der beschouwing - object. zaak van ander drijven - beheren zaak van geen betekenis - bagatel zaak van geringe waarde - aalsgeweerhuid zaak van groot belang - evenement zaak van het laatste avondmaal - cenakel zaak voor de middenstanders - makro zaak waar antiquiteiten worden verkocht antiekwinkel, antiquariaat zaak waar oude boeken worden verkocht - antiquariaat zaak waarin men geld belegt - beleggingsobject zaakbeheerder depothouder, gerant, zaakleider, zaakvoerder, zetbaas zaakbezorger - makelaar, procureur zaakgelastigde - afgezant, agent, factoor, gevolmachtigde, makelaar, mandataris, vertegenwoordiger(diplomatiek) zaakgeleider gerant, zetbaas zaakje - akkefietje, negotie, zwikje zaakkennis - inzicht, realia, relatie, vakbekwaanheid zaakkundig bedreven, bekend, deskundig, deskundige, expert, gespecialiseerd, kundig (ter zake) zaakkundige - insider,specialist, vakman zaakleider - gerant, manager zaak of concern - bedrijf zaakpapieren - documenten, poststukken zaakregister glossarium, klapper, reportoire, repertorium, zakenlijst zaakvervanging - subrogratie zaakvoerder agent, deputé, gerant, leider, manager, mandataris, procureur, zetbaas, zaakbeheerder, zaakwaarnemer zaakvorming - specificatie zaakwaarneemster - gerante zaakwaarnemer - advokaat, gerant, practicien, praktizijn, procureur, sollicitor, vertrouwensman, zaakbezorger zaakwoordenboek - encyclopedie zaal bioscoopzaal, congreszaal, gezelschapskamer, ontvangkamer, schouwburgzaal, salon, slaapzaal, hal, lokaal, lokaliteit, vergaderzaal, ziekenzaal zaal met zeldzaamheden - kabinet zaal van het laatste avondmaal - cenakel, cenaculum zaal voor radio- en televisie uitzendingen - studio zaalhouder - zaalverhuurder zaalsport - binnensport zaalverhuurder - zaalhouder zaalversterker - geluidsversterker zaalwachter suppoost zaan - room zaat - bed (door schip in de modder gemaakt), grondslag (van een dijk), zandplaat zaathout - kolsem zabbelen - sabbelen zabben - zabberen zabber - kwijl, speeksel, stofregen zabberaarster - kwijlbaard zabberen - kwijlen zacht – bedaard, beurs, bezadichd, clement, dolce (muz.), fluisterend, fluwelig, gedempt, geduldig, gedwee, geleidelijk, gerust, getemperd, gezapig, goedertieren, goedig, hartelijk, humaan, ingetogen, innig, kalm, klement, kneedbaar, langzaam, lauw, liefderijk, liefelijk, lijs, lijzig, luw, mals, manis, menselijk, mild, mollig, mul, murw, nes, ongestoord, p.p., piano, poezelig, pulverig, rul, rustig, slap, smeu, teer, teertjes, teder, verkwikkend, volgzaam, voos, vriendelijk, week, willoos, zachtaardig, zachtmoedig, zachtzinnig, zam, zoel, zwoel zacht (Muz.) - dolce zacht aankloppen - aantikken zachtaardig - goedaardig, goedhartig, goedig, goedmoedig, inschikkelijk, mak, mild, teder, vriendelijk, weekhartig, welwillend, zachtmoedig zacht blinken - blanzen zacht buisje - slangetje, tube zacht door veertjes - donzig zacht, droevig - weemoedig zacht en aardig - mild zacht en buigzaam - soepel zacht en lief - teder zacht en rond - mollig, poezel(ig) zacht en sappig - mals zacht en slap - week zacht en soepel leer - zeemleder zacht en stil - gemoedelijk, gezapig, vriendelijk zacht en vettig - smeuig zacht en voorzichtig op bladgoud blazen - aanademen zacht en week - mals, teer zacht gebak - cake zacht gekerm - gekreun, gesteun zacht geluid - gedruis, gefluister, geklik, gelispel, gemompel, geritsel, geroezemoes, gerucht, geruis, gesuis, getik, zacht gesnor gezoem, geruis zacht gloeien - gloren zacht hout onder de bast - plint, spint zacht koken - prutte(le)n zacht kokertje tube zacht krabben - krauwen zacht lapje - prikneusje zacht lispelen - prevelen zacht maken - meuken, murwen, ontharden, weken zacht makende middelen - emolliëntia zacht masseren - pidjetten, pidjitten zacht metaal koper, lood, tin, zink zacht metalen buisje tube zacht paars lila, malve, mauve zacht ruisen murmelen, ruizelen, suizen, zwatelen zacht smeermiddel - balsem, liniment, pasta, zalf zacht spreken - fluisteren zacht stralen - gloren zacht van aard - nobel zacht van binnen - beurs, buikziek, overrijp zacht van inborst goedaardig, goedig, nobel, vriendelijk zacht van kleur - blas, flets, pastel zacht, vloeiend (muz.) - larghetto zacht waaien labberen zacht wasgerei - spons zacht weer - luwte zacht worden - smelten zachte borstveren - eiderdons zachte frisse wind - bries zachte gipssoort - albast zachte glinstering - glans zachte hersenvlies piamater zachte kaas - smeerkaas zachte klap - tik zachte kleur - pasteltint zachte koele wind - bries zachte leren lap zeem zachte medeklinker lenis zachte merg van jonge kokosnoten - liplap zachte omkleding - schil zachte snoep - spekje zachte steensoort kalksteen, krijt, mergel zachte stof fluweel, pasta, satijn zachte veren dons zachte verhemelte velum zachte vezelplaat - board, zachtboard zachte vrucht aardbei, abrikoos, bes, framboos, kiwi, perzik, peer, pruim, tomaat zachte wind bries, koeltje, snuiver, zefir, zucht zachtaardig - goedhartig, goedig, mild, weekhartig zachtblauw - bleu zachtboard - houtvezel zachter worden - ontladen zachtgroen - pistache zachtharig - pubescent zachtheid liefelijkheid, suatie, tederheid, weekheid zachtjes - bedaard, kalm, langzaam, rustig, stilletjes, zoetjes zachtjes aan - bedaard, kalm, langzaam zachtjes koken - sudderen zachtjes leggen vlijen zachtmoedig goedertieren, meegaand, mild, nobel, vriendelijk, zachtaardig zachtzinnig - bedaard, mak, mals, toegeeflijk, vriendelijk zadel - selle zadel van paard afhalen afzadelen zadelboom - zadelboog zadeldek schabrak, sjabrak, zadelkleed zadelen optuigen zadelkleed - sjabrak zadelmakerswerktuig - gaatels, gate zadelrob - zeehond zadelsteek - stiksteek zadeltas - sacoche zadeltuig van militairen - arnachement zadelveer - draagveer zaden verwijderen - egreneren zageman - zanikpot, zeur zagen - doorsnijdenzaniken, zeuren zager - zaniker zagerij - gezanik Zagreb Agram Zaïre, rivier in - Luvua zak achterzak, baal, balg, beurs, biljartzak, binnenzak, borstzak, brievenzak, broekzak, buidel, buil, collectezak, geldzak, horlogezak, melis, pungel, saccus, sufferd, tas, vestzak, zijzak zak, de- geven - ontslaan, wegsturen zak, in de- steken - bedriegen zak van een dossier - chemise zak van een harmonica - balg zakbeurs beurs, knip, portemonnaie, portemonnee zakboekje agenda, carnet, livret, memorandum, notitieboekje, vademecum zakbreuk - balzakbreuk zakdoek - neusdoek, neuslap, snotlap zakdoekenboom - parkboom zakdoekje pochet(te) zakelijk bondig, beknopt, beredeneerd, commercieel, essentieel, feitelijk, koel, materieel, meritoir, nuchter, objectief, pittig, praktisch, precies, prozaïsch, reaal, realistisch, reëel, terzake, verstandelijk, wezenlijk zakenlijke gedragslijn - beleid, overleg zakelijke handeling - aanbieding, aankoop, bod, offerte, verkoop zakenlijk herhalen - recapituleren zakelijk leider impresario, manager zakelijk naar de inhoud - materieel zakelijk recht op een andermans goed - erfrecht, hypotheek, pandrecht, vruchtgebruik zakelijk recht van gebruik usus zakelijk resultaat - winst zakelijk verantwoord - rationeel, redelijk zakelijk voordeel - winst zakelijk zekerheidsrecht - pignus zakelijke mislukking - bankroet, debacle, faillissement, krach zakelijkheid - bondigheid, nuchterheid, objectiviteit, realisme, soberheid zaken affaires, business, handel, transacties zaken de pastorie betreffende - pastoralia zakenbrief - missive zakencentrum - city zaken doen - handelen zakengeest handelsgeest zakenhotel - passantenhotel zakenkabinet - zakenministerie zakenkrisis krach zakenleven - bedrijfsleven, handel, koophandel zakenman - aannemer, boer, fabrikant, factoor, firmant, grossier, handelaar, kleinhandelaar, koopman, leurder, leverancier, marktkoopman, neringdoende, standhouder, ondernemer, opkoper, standhouder, venter, verkoper, winkelier zakenministerie - zakenkabinet zakenpand - bedrijfspand zakenrelatie - zakenvriend zakenwereld - bisiness zakgeld betaaldag, pree, soldij, spilpenning, traktement, werkloon zakhorloge (ouderwets) - knol, raap zakje - beurs, puit zakje als bergplaats - tas zakje met welriekende stof - sachet zakje voor geld - beurs zakkalender - agenda zakken - afgaan, afgewezen, bakken, dalen, druipen, filteren, kelderen, segregeren, sjezen, stralen, tochten, vallen, verminderen, (weg)zinken zakkendrager - sjouwer zakken (voor examen) afgaan, bakken, stralen zakken in water - zinken zakkenband - bindgaren zakkendrager - lastdrager, sjouwerman zakkengeld - statiegeld zakkengoed – gonje, jute, linnen zakken onder de ogen - wallen zakkenroller beurzensnijder, escamoteur, pickpocket, pikker, ratero, zakkendief zakkenrollerij - escamotage zakkenvuller - profiteur zakkertje - afzakkertje zakkever - clytra zakkieuwigen - prikken, rondbekken zaklamp - zaklantaarn zaklantaarn – handlamp, knijpkat, zaklamp zaklood - valgewicht zaklopen - volksvermaak zakmes knipmes, kortjan, lierenaar zakmes van matrozen - kortjan zakmuis - heteromyida zaknecessaire - toilet zaknet - sleepnet zaknier - hydronephrose zakpistooltje - terzerol zakput - zinkput zakpijp - doedelzak, zeedruif zakpijper - doedelzakspeler zakpistooltje - terzerol zakrat - goffer zakschrijfboekje - tablet zaksel bezinksel, droes, droesem zaksuiker - leksuiker zakuitgave - zakeditie, zakformaat zakuurwerk - horloge, remontoir zakvormig - sacciform zakvormig deel van sommige visnetten - kuil zakvormig net aan lange steel - haam zakvormig of beursvormig omhullend weefsel - kapsel zakvormig sleepnet - haam, kuil, schrobnet zakvormig visnet - fuik, haaf, haam, kor, kuil zakvormige riviermond - liman zakwater - regenwater zalf apostelzalf, balsem, boorzalf, brandzalf, ceratum, crème, glycerine, kwikzalf, lanoline, likdoornzalf, liniment, liminentsmeersel, lippenpommade, opodeldoc, pasta, perubalsem, pommade, smeersel, spijkerbalsem, toverzalf, unguentum, vaseline, wonderzalf zalf tegen aambeien - aambeienzalf zalf van rode kwikoxide schulpjeszalf zalfachtig - onctueus zalfachtig geneesmiddel - linimentum, pommade zalfachtig poetsmiddel - pommade zalfachtige substantie - lagervet, smeersel, smeervet, wagensmeer zalfbereidingsleer myrologie zalfflesje - fiool zalfmes - spatel zalfnoot - béhennoot zalfolie - balsem, chrisma, nardus, wiolie zalfsoort - balsem zalfspaan spatel zalfwinkel - apotheek zalig - aangenaam, beaat, bovenaards, dronken (fig.), gelukkig, goddelijk, heerlijk, heilig, hemels, kostelijk, lekker, overheerlijk, smakelijk, verrukkelijk, weldadig zalig heerlijk - kostelijk zalig verklaren - beatificerenzalige - beata, beatus zalige maagd - bv (beata virgo) zalige maagd Maria B.M.V. (beata Maria Virgo) zalige rust - nirwana zaligend - soterisch zaliger overleden, wijlen, z.g. zaliger gedachtenis bm (bonae memoriae), pm (piae memoqriae), z.g., wijlen zaligheid - genot, heerlijkheid, heil zaligmakend reddend, soterisch Zaligmaker God, Heer, Heiland, Here, Soter, Redder, Verlosser zaligmaking - verlossing zaligspreken - beatificeren zaligspreking - zaligverklaring zaligverklaring beatificatie zalmachtige vis aal, forel, houting, meun, nebbeling, paling, salmo, smelt, spiering zalm - aal, forel, houting, meun, paling, saumon, smelt, spiering,nebbeling zalmachtige vis - forel, houting, marene, meun, nebbeling, smelt, spiering zalmboer - zalmverkoper zalmhout - peroba zalmkleurig - bleekrood, salmon, saumon zalmvis - forel, houting, lodde, schot, spiering zalmzegen - drijfnet zaluwachtig - geelachtig, taankleurig, tanig zalven - balsemen, heiligen, insmeren, kwezelachtig, oliën, pommaderen, preken, sacreren, temen, wijden zalvend femelend, lijzig, stichtelijk, temend, temerig, vroom, zeurig zalvende toespraak preek, sermoen zalvende toon onctie zalvende vroomheid - kwezelarij zalving geteem, oliesel, onctie, unctie Zambia, hoofdstad van - Loesaka Zambia, rivier in - Zambesi zamelen - bijeenbrengen, bijeengaren zand aarde, steenstof, strand, zandgrond zand in de ogen strooien - bedriegen, misleiden, verblinden zand met klei - zavel zandaal - smelt, spiering, tobiasvis, zandspiering zandaardappel - negenweker zandachtig mul, rul, zanderig, zandig zandachtig gesteente brecciën, grauwak, zandsteen zandbaan - zandweg zandbaars - snoekbaars, zander zandbank - droge syrte, haak, ondiepte, plaat, vlaak, wad zandbank aan de kust - wad zandbank in de Noordzee - Breeveertien, Doggersbank, Pampus zandbank voor de Holl. kust - Breeveertien zandbank voor riviermonding - baar zandbanken/diepte tussen mui zandberg - duin, nol zandbes - krodde zandblad - zandgoed zandblauwtje - strobloem zandboer - zandverkoper zandboom - glasboom zandbij - aardbij zanddoren - duindoorn zanddrijver - fuut, kuifduiker zander - snoekbaars zanderig - mul zanderige grond gaast, geest zanderige kampplaats - arena zanderige oever - strand zanderige plaats - duinen, strand, woestijn zanderige plaats langs zee - duinen zanderij - zandgroeve zandgat - zandgroeve zandgebakje - boterbiesje, botermop, hernhutter, pitmop, sprits zandglas - zandloper zandgras - gierstgras zandgraver - zandkever zandgroeve - zandgat, zandgraverij zandgrond - hei, heide zandgrond achter duinen geest zandhaas - heihaas zandhaler - zandverkoper zandhaver – duingras, duist, elymus, helm zandheuvel del, duin, nol(le) zandheuveltje in weide - nol zandhoen - pluviervogel zandhoop - nol zandig - zandachtig, zanderig zandig buitenstrand (Ameland) - oere zandige grond - gaast, gast, geest zandige kampplaats - arena zandige landtong van een haf - nehrung, strandwal zandige oever - kust, strand zandige opduiking in een moeras - donk zand in de ogen strooien - misleiden zandkever - cicindelida zandklaver - wondklaver zandkleurig - k(h)aki zandklokje - zandblauwtje zandkoekje - kleingoed zandkool - diplotaxis zandkuil - zavelkuil zandkust strand zandloper - glas, logglas, strandpluvier, tijdglas, tijdmeter, uurglas zandloper (scheepsterm) - tijglas, uurglas zandluzerne - rupsklaver zandman - zandverkoper zandmannetje klaasvaak zandmiljoenpoot - duizendpoot zandmuur - arenaria, zandkruid zandoer - humuszandsteen zandoord strand, woestijn zandpapier - schuurpapier zandplaat in zee gors, haak, hors, zandbank zandpluvier - bontbekpluvier zandpomp - centrifugaalpomp zandraap - herfstknol zandregenworm - zeepier zandreiger - fuut zandriet - helm zandroerkruid - strobloem zandrug - baar zandschelp - hartschelp zandspiering - smelt, zandaal zandsteen - dolomiet, grauwak, gres (kiezel), kwartsiet, linoniet, molasse zandsteen, Bentheimer - biksteen zandsteen met grove korrels conglomeraat zandstorm (Arab.) - kamasin, khamasin zandstorm in Soedan - halub zandstreek in Friesland Gaasterland zandstreek in Noor Brabant Kempen zandstrook strand zandstrook langs de zee - strand zandtuter - wulp zandvaaggrond - regosol zandvis - zandaal zandvlakte - woestijn, strand zandvliegje - flebotomus zandvliegkoorts - flebotomus zandvlot - zandlaag zandwesp - graafwesp zandwikke - stalkruid zandwilg - kruipwilg zandwoestijn - gobi zandzee woestijn zandzuiger elevator zandzwaluw - oeverzwaluw zang canzone, gedicht, gezang, hymne, kerkzang, koraalzang, lied, ode, strofe, vers, zangstuk zangberg - Helikon, Parnassus zang der zangen - hooglied zang en danskoor rei zang voor allen tutti zang waarbij de ene partij na de andere invalt - canon zang zonder begeleiding a capella zangberg - Helicon, Parnassus, Pindus zangbodem in plano klankbodem zangboek – lied(eren)boek zangcantate - solodeama zangdichtstuk - cantate, oratorium zangdrama - opera, oratorium zanger bard, bas, bariton, cantor, chansonnier, crooner, korist, kunstenaar, minstreel, operazanger, operettezanger, rapsode, skald, solist, tenor, troubadour, vocalist zanger in de synagoge - chazan, gazan zangeres alt, chansonnière, koriste, kunstenares, mezzosopraan, soliste, sopraan, soubrette zangeres die alleen zingt - soliste zangeres naar wie een gerecht is genoemd - Melba zangeres van vrolijke partijen bij een opera - soubrette zangerig - cantabile, melodieus, melodisch, recitando zangerig (muz.) - cantabile, harmonieus zangerige melodie cantilene zangers koor zangerskoor (kerk) - cantorij, doksaal, oksaal zanger uit de Middeleeuwen - minstreel, troubadour zanggalerij jubee, doxaal, doksaal, oksaal zanggedicht cantate zanggezelschap koor, liedertafel zanggod Apollo zanggodin - muze, nimf, zangnimf, zuster zanggodinnen - camoenen, parnassides zanggroep duo, koor, kwartet, kwintet, liedertafel, sextet, trio zanggroep van 2 personen - duo zanggroep van 3 personen - trio zanggroep van 4 personen - kwartet zanggroep van 5 personen - kwintet zanggroep van 6 personen - sextethulde - serenade zanggroep van 7 personen - septet zanggroep van 8 personen - octet zangkoor cantoria, cantorij, oksaal, rei zangkoor zonder muziekbegeleiding - acapellakoor zangleraar - cantor zanglustige - filomeel zangminnende - filomeel zangnimf - muze zangnoot do, ut, re, mi, fa, sol, la, si zangoefening solfège, vocalise zangoefening met dans - rei zangorgaan stem(banden) zangpatrones Caecilia zangspel musical, opera, operette zangspel van minder allooi vaudeville zangspraak - melopee zangstem alt, bariton, bas, mezzo, sopraan, tenor zang (bid) stonden - horae, horen zangstuk aria, canon, cantate, duet, gezang, kwartet, kwintet, lied, motet, octet, opera, oratorium, septet, sextet, trio zangstukje - chanson, liedje zangteken - insigne zang van allen - tutti zangvereniging - koor, rei zangvereniging voor mannen liedertafel zangvereniging voor vrouwen - dameskoor zangvogel - 2 ka 3 beo, mus, sijs 4 gaai, gors, kauw, keep, kneu, mees, raaf, roek, vink 5 fitis, kalle, kraai, merel, sijsje, wever, 6 ekster, lijster, pieper, pimpel, putter, tapuit, zwaluw 7 kanarie, karkiet, meerkol, spreeuw 8 karekiet, klauwier, koolmees 9 leeuwerik, wielewaal, rijstvogel 10 boomklever, honingeter, kwikstaart, nachtegaal rietzanger, 11 oeverpieper, roodborstje, tuinfluiter 12 braamsluiper 14 winterkoninkje zangvogel aan de kust - oeverpieper zangvogel in Europa en Azië - notenkraker zangvogel met kuif - hop zangvogels - passeriformes, passeres zangvogeltje - bastaardnachtegaal, kanarie, kneu, kneuter, kolibrie, leeuwerik, sijs zangvoordracht - rectical, recitatif zang voor één stem - solo zangwijze deun, melodie, voois zanik - dralen, dreinen, etteren, klagen, klier(en), mieren, seibelaar, talmen, teem, zemel(en), zemelaar, zeuren, (zeur)kous, zeurpiet, zwamneus zaniken dreinen, drenzen, duiveljagen, emmeren, etteren, hannesen, kemelen, kletsen, kreunen, leuteren, meieren, mieren, mieteren, mieterjagen, temen, temmen, talmen, tobben, urmen, zagen, zemelen, zeuren zaniker - malen, dralen, klagen, lellen, seibelaar, zager, zemelaar, (zeur)kous, zeurpiet zanikpot - klier, zeur zanten bijeen zamelen, lezen, verzamelen, zamelen zanwolfsmelk - heksenmelk Zarathoestra - Saoshyant, Zoroaster zarathoestraleer - mazdaïsme, mazde-sme zat - aangeschoten, beu, beschonken, bezopen, dronken, genoeg, laveloos, moe, verzadigd, vol, voldaan, voldoende zate bezitting, boerderij, boerenbezit, boerenhoeve, boerenplaats, dijkzaat, grondslag, havezate, hoeve, landgoed, rust, staal, state, stee, werf, zaat, zetel, zaterdag voor Palmzondag Palmavond zaterdag voor Pinksteren luilak zatheid dronkenschap, verzadiging zatladder - dronkelap, zatlap, zuipschuit zatlap - dronkaard, zuiplap zatlapperij dronkemansboel, dronkenschap zat of dronken - teut zatterik - drankorgel, drinkebroer, dronkaard, nathals, pimpelaar, zatlap, zuiplap zat zijn - beu, bezopen, dronken zat zijn van - balen zavelachtig - zavelig zavelboom - zevenboom zavelig - zavelachtig zavelkuil - zandkuil ze zij ze aftappen - aflaten zebedeus - sul zeboe bultrund zebra - dauw, ezel (Kaapse, gestreept), guagga, hippotigris zebrablad - hangplant zebrahout - palmyrahout, sierhout (uit Guiana) zebramangoeste ichneumon zebrapad oversteekplaats, voetgangerspad zebravink - prachtvink zebrawolf - buidelwolf zede adat, eerbaarheid, gebruik, gewoonte, inheems, landsgewoonte, manier, mode, mos, norm, traditie, zedelijkheid zedekunde - ethica, ethiek, wijsbegeerte, zedeleer zedekundige - moralist redekundige les - moralisatie zedenleer ethiek, moraal, moralisme, plichtenleer, rigorisme, voois, zedekunde zedeleer van het genot - hedonisme zedeles - moraal, moralisatie, strekking, vermaan zedeloos - buitensporig, gemenerik, immoraal, immoreel, lichtzinnig, liederlijk, losbandig, onfatsoenlijk, ongebonden, ongeregeld, ontuchtig, schunnig, slecht, vicieus, wulps zedeloos - gemeen, goddeloos, liederlijk, losbandig, onbeschaafd, onfatsoenlijk, ongebonden, ontuchtig, schandelijk, slecht, verdorven, vies, wulps zedeloze vrouw - del, slet zedeloos mens - vuilak, vuilik zedeloosheid - immoraliteit, losbandigheid, onfatsoen zedelijk - betamelijk, braaf, deugdzaam, eerbaar, eerzaam, ethica, ethika, ethisch, fatsoenlijk, humanisme, kuis, moreel, net, zindelijk zedelijk bederf - corruptie, ontaarding, perversiteit, verdorvenheid zedelijk bewustzijn - geweten zedelijk doen en laten - levensgedrag, levenswandel zedelijk gedoe - moraliteit zedelijk gedrag - levenswandel zedelijk gelukkig - zalig zedelijk maken - moraliseren zedelijk overwicht - gezag, poids, prestige zedelijk peil - moraliteit zedelijk vergrijp - zedendelict zedelijk verheffen - adelen zedelijk verval - decadentie zedelijk zeer hoogstaand - subliem, verheven zedelijke begrippen - etiek, ethiek zedelijke fout - dronkaard, dweil, faal, gebrek, misslag, tekortkoming, vergissing, zonde zedelijke gebondenheid - plicht zedelijke grootheid - adel, adeldom zedelijke houding - ethos zedelijke kracht missende - karakterloos zedelijke meerderheid - superioriteit zedelijke ontreddering - demoralisatie zedelijke preek - moralisatie, sermoen zedelijke verbetering - moralisatie zedelijke verbondenheid - plicht, plichtsgevoel, verplichting zedelijke verplichting - gezagseis, plicht zedelijke waarde - schat zedelijke waardering - moraal zedelijke wijsbegeerte - etiek, ethiek zedelijkerwijze - moraliter zedelijkheid - ethos, moraal, moraliteit zeden moraal, mores, volk zeden en gebruiken moraal zedenbederf corruptie, demoralisatie, verbastering, ontaarding zedenkennis - ethologie zedenkunde etiek, ethiek, ethica litanie, zedenkunde, zedenleer zedenkundige - moralist zedenkwetsend - indecent, inmoreel zedenleer ethica, ethiek, gnome, maatschappijleer, moraal, regorisme, zedenkunde zedenleraar - latitudinairen zedenleraar, meester - boeteprediker, moralist, rigorist zedenles - moraal, vermaan, vermaning zedenmeester - moralist, vermaner zedenmeesteren - preken zedenpreek - moralisatie, sermoen, terechtwijzing, vermaning, zedenles zedenpreken - moraliseren zedenrechter - zedenmeester zedenspreuk - gnomon, sententie, vermaning, zinspreuk zedig behoorlijk, bescheiden, deugd, deugdzaam, eerbaar, eerzaam, engelrein, gevoeglijk, ingetogen, kuis, maagdelijk, modest, nederig, onbedorven, onbevlekt, oorbaar, pluis, preuts, prude, rein, schaamachtig, stemmig zedig en eerbaar - kies zedig ingetogen - kuis zedigheid - decentie, ingetogenheid, kuisheid, modestie zedrak - paternosterboom zee (Arab.) bahr zee (Duits) meer zee (Eng.) sea zee (Fr.) mer zee (Gr.) thalatta, thalassa, talassa zee (Zweeds) - hav, sjö zee - binnenzee, oceaan, overvloed, pontos, poolzee, vaarwater, water (zeer groot), waterplas, watervlakte, ijszee, zandzee zee betreffende maritien zee bij Arabië - Rode zee zee bij Australië - Koraal, Tasman zee bij China - gele zee, oostchinese, zuidchinese zee bij Corsica - Gallische zee bij Egypte - Rode zee zee bij Griekenland - Egeïsche, Ionische zee bij India - Arabische zee bij Indonesië - Arafura, Banda, Celebes, Floris, Helmaheira, Java, Molukken, Sawu, Seram, Timor zee bij Italië - Ionische, Ligurische, Tyrrheense zee bij Japan - Japanse zee bij Joegoslavië - Adriatische zee bij Midden Amerika - Caribische zee bij Rusland - Azof, Barentz, IJs, Kaspische, Oost, Witte zee bij Sardinië - Sardinische zee bij Siberië - Bering, Ochotsk, Oostsiberische zee bij Turkije - Marmora, Middellandse zee, Zwarte zee in Europa - Noordzee, Oostzee zee in Grote Oceaan - Koraalzee zee in Indonesië - Balizee, Bandazee, Floreszee, Javazee, Seramzee, Soendazee, Timorzee zee tussen Noorwegen en Jutland - Skagerak zeeaal - meeraal, slangaal, zeepaling zeeaap - draakvis zeeadder - zeeslang zeeadelaar - visarend zeeagaat - smaragd zeeajuin zeelook zeeamandel - philina zeeanemonen actiniën zeearend - geelkop, witkop zeearm baai zeeartemisia - zeealsem zee-artillerist - constabel, konstabel zeeartemesia - zeealsem zeeaster - asterie, zulte zeebaars ombervis zeebank rif, zandbank zeebanket haring, tong, vis zeebarbeel - mul, zeekoning zeebarbier - ledervis zeebeer - oorrob, pelsrob zeeberebont - seal(skin) zeeberil - zeeagaat zeebeschrijver - oceanograaf zee betreffende - maritiem zeebewoner dolfijn, garnaal, haai, krab, kreeft, kwal, mossel, ork, rob, vis, walrus, walvis, zeepaardje, zeester zeebies - heen, zeeriet, zegge zeebliek - schardijn zeebloem - zeepostelein zeeboei - brulboei zeeboezem baai, golf, inham, sinus zeeboot - zeeschip zeebrasem - braam, braamvis, sparida zeebuidel - zeekomkommer zeecadet - adelborst zeecitroen - zeeschede zeeadel - boormossel, steendadel zeedauw - rozemarijn zeeden - moscovie zeediepte - mui zeedieptemeter - batometer, bathometer zeedier garnaal, haai, krab, kreeft, kwal, mossel, rob, spons, vis, walrus, zeehond, zeeleeuw zeedraak - zeehaan, zeelier zeedrift - strandvond zeeduif - agelvis, zeekoet zeeduiker lom zeeduikers - gaviformes zeeduivel hengelaar, hozebek, hozebok, hozemond, kikvors, morelle, reuzenrog, schip (fig.), smeerling, snotolf, wijdmuil, zeedonderpad, zeeëngel, zeekikvors, zeewolf, zwartwaterhoen zeeëend - melanitta, ordemia zeeëenhoorn - narwal zee-egel - echinoldea, echinus zeeëikel - knapper zee-ekster - scholekster zeeëngel - pakhaai, speelman zee-engte - belt, Bosporus, doorgang, Kanaal, nauw, Sont, straat, zeestraat zee-engte tussen Denemarken en Zweden Sont zee-engte tussen Engeland en Frankrijk Kanaal zee-ever zeezwijn zeef doorzijgdoek, filter, filterdoek, filtreerdoek, graanharp, grindhorde, hor, kleins, klens, korenharp, lichtfilter, reuter, teems, treem, tremel, treuzel, trijzel, vergiettest, wan, wanwijnsmaak, zeef, zift, zijgdoek zeef voor buskruit, graan, kiezel - harp zeefbek - belder, deen, eend, flamingo, gand, gander, gent, goele, haardoek, rotgans, woerd, slobbe, smeent, smient, stramien, stremijn, taling, witkop, vlaggedoek, zwaan zeefdoek - etemijn, estamijn, etamine, ettemijn, kleins, klens, st(a)amijn, zeefdruk - semigrafie zeefgedeelte - phloëem zeefketen - filterketen zeeforel - schotje, schot(zalm) zeefpoot - zeefwesp zeeg - afvoersloot, filter, kalm, mak, tocht zeegang deining zeegans - branta, rotgans zeegast matroos zeegat - gat, riviermonding, stroommonding, vliet zeegedrocht - meerman, meermin, sirene zeegeneeskunde - thalassotherapie zeegevecht - naumachie zeegier - fregatvogel zeegod Aegir, Glaucus, Neptunus, Nereus, Njord, Poseidon, Proteus, Triton zeegodin Amfitrite, Ino (statuto), Ran, Thetis zeegras alg, alge, sargasso, wier, zeekous, zenestelen, zostera zeegrend - kust zeegroen akwamarijn, aquamarijn, grijsgroen, nijlgroen, seladon zeegroene edelsteen - beril, zeegroensteen, zeewatersteen zeegrondel - dikkopje zeehaan - knorhaan, poon zeehaan, vliegende - zeezwaluw zeehaas - snotwolf, stokvis zeehond kathaan, manenrob, phocida, rob, rots zeehondenvel sealskin zeehoofd - havenhoofd, pier zeehoorn kinkhoorn, tritonshoorn zee-inham in Scandinavië fjord zeejonker - jonkervis zeekaag - mantelmeeuw zeekaart, oude - portolaan, portulaan zeekant kust zeekapel - walvisaas zeekat - inktvis, koningsvis, sepia, spookvis zeekieft - scholekster zeekikvors - zeeduivel zeeklaar - zeilree zeeklapper - palmboom zeeknob - brilduiker zeekoe doenjoeng, dugong, lamantijn, lamentijn, manaat, manati, manatus, mantus, sirenia zeekomkommer - holothurie, tripang zeekoning - barbeeb, Jarl zeekoningin Ran zeekraal - krabbekruid, schorreplant, salicornia, zeegrappe, zeekruid, zeesalade, zeesla zeekreeft hommer, homvis, hummer, langoest zeekruid - zeekraal, zeesalade zeekunde - oceanografie zeekust - strand zeekust met eilandjes scheren zeekust met steile wand klif, klip zeekwab - zeeanemoon, zeenetel, zeester zeekwal - acalepha, medusa, zeekijker zeekijker - pelagoscoop, verrekijker zeekijker waarmee men de diepte van de zee kan zien - pelagoscoop zeel - draagband, draagbroek, draagriem, helpzeel, kruiszeel, leidsel zeelamprei - zeeprik zeelavendel - lamsoor zeelbaan - touwslagersbaan zeeldraaien - touwslaan zeeldraaier - touwslager zeeldraaierij - touwslagerij zeeleeuw - oorrob zeeleeuwerik - bontbekplevier zeelelie - haarster zeelelies - haarsterren zeelieden - watervolk, zeevolk zeelier - zeedraak, zeehaan zeelis - zeebles zeelong - zeehaas zeelood - dieplood, echolood, peillood zeeloods - buitenloods zeelook - zeeajuin zeelt - leb, louw, moddervis, moethond, muidhond, slei, slij zeeltfuik - tuit zeelui - scheepsvolk, watervolk zeem - honing (Z.N.), zeemlap, zeemleder zeemaat - janmaat, matroos zeemacht marine, navy, vloot, zeemogendheid zeemachtig - honigachtig zeemakreel - albikoor zeeman bootsgezel, gast, hachje, hepeling, hutjongen, janmaat, jantje, licht(matroos), navigator, paai, pikbroek, roerganger, rolmaat, runner, scheepsgezel, scheepsmaat, schipper, varensgast, varensgezel, varensman, volmatroos, waterrat, zeemaat, zeerob, zeerot, zeevaarder, zeuntje, zeeman voor deel van de reis gemonsterd runner zeemansbuis bolkvanger, jekker, piloot zeemansjas – bolkvanger, bonker, schansloper (lange jas) zeemanslied - shanty zeemanspij bolkvanger zeemeermin meermin, nereïde, nimf, sirene zeemeeuw - burgemeester, mantelmeeuw, stormmeeuw, zilvermeeuw zeemeeuw zo groot als een kalkoen - burgemeester zeemerk - baak, boei zeemeter - dieplood zeemolen - baggermolen zeemonster - Leviathan zeemos - koraaldiertje zeemuis - roofborstelworm zeemijl - afstandsmaat, knoop zeemlap - drooglap zeemuis - aphrodiye zeen pees, zenuw zeenaald - syngnathina zeenat - zeewater zeenetel - zeeanemoon zeenevel - zeedamp, zeevlam zeenimf galatea, Galathea, meermin, najade, nereïde, ocenanide, sirene, undine zeenimf (Grieks) Galate(i)a zeenimfen - nereiden zeeniveau - zeespiegel zeenwater - leewater zeeoever - kust zeeofficier - schieman, zeehaan (schertsend) zeeofficier in opleiding adelborst zeeoor - abalone, haliotis zeeoppervlak - zeespiegel zeepaap hoogkijker meermin, sterrenkijker, uranoscopus zeepaard walrus zeepaarde - vollersaarde zeepaardje hippocampus zeepad - zeeduivel zee paddestoel - fungia, mancandriet, sponskoraal, thizostoma zeepaling - congeraal, kongeraal, meeraal, moeraal, murene, naaldvis zeepas - zeebrief zeepatrijs - tong zeepbal savonet zeepballetje - savonet zeepbekken - scheerbekken zeepbloem - gipskruid zeepdoos - saponetdoos zeepfabriek savonnerie, zeepziederij, zeperij, ziederij zeephout - zeepboom zeepier - zeehoofd zee pieterselie zeevenkel zeepinksternakel pijlstaart, stekelrog zeepkruid - saponaria zeepkuip - zeepton zeepkwast - scheerkwast zeeplevier - zilverplevier zeepok - balanus, chelonobia, coronula zeepoplossing - sop zeepost - mail zeepostelein - honckenya zeeprik - lamprei zeepsop - waswater zeepsteen - leversteen, potsteen, saponiet, stealiet, steaniet, talk zeepstof - saponien, saponine zeeputter - sneeuwgors zeepvorming - saponificatie, verzeping zeepwater - afwaswater, sop, zeepsop zee pijnboom zeeden zeepijp - zeekoker zeepziedersloog - zeeploog zeer - bar, buitengemeen, buitengewoon, buitensporig, bijster, bijzonder, danig, donders, enorm, erg, grotelijks, haal, hartstikke, heel, hevig, leed, merkelijk, mieters, molto, nijg, ongemeen, pijn, pijnlijk, schurftelijk, smartelijk, stik, super, uitermate, uiterst, ultra, verdomd, verdriet, verdraaid, vervloekt, wee, (muz.)assai zeer (muz.) - molto zeer aandoenlijk (muz.) lamentoso zeer arm - straatarm zeer arm mens - armoedzaaier, bedelaar, kerkrat, sloeber zeer begaafd - geniaal, talentrijk zeer begaafd mens genie zeer behoeftig doodarm zeer bejaard stokoud zeer bekend - befaamd, beroemd, berucht zeer belangrijk persoon v.i.p. zeer belezen erudiet, lettré zeer bemiddeld - schatrijk zeer bijdehand - gehaaid zeer bleek - inwit zeer boeiend - meeslepend zeer boos - grimig, nijdig, toornig, woest zeer brandbare stof - aceton, alcohol, atoon, benzine, buskruit, fosfor, gas, kerosine, kruit, spititus, teer, zwavel zeer buigzaam - soepel zeer dicht - innig zeer dom aartsdom, ezeldom, ezelachtig, hersenloos, imbeciel, indom, oerdom, oliedom, overdom, stom, stompzinnig zeer dom mens - domoor, onbenul, stommeling zeer domme domoor, eend, ezel, onbenul, stommeling, uil zeer donker pikkedonker, pikdonker, zwart zeer dringend om een onmiddellijke oplossing vragend - acuut zeer droge champagne - brut zeer duidelijk - apert, blijkbaar, evident, flagrant, glashelder, klaarblijkelijk, notoir, onmiskenbaar, overduidelijk, tastbaar, zonneklaar zeer dun iel, ijl, fijn, mager, waterig zeer dun bladmetaal of plastiek - folie, foelie, latoen zeer dwingend - stringent zeer en kommer - leed, pijn zeer erg - afgediefd, afgedokterd, bedenkelijk, bijster, deerniswekkend, diep, heftig, immens, intens, nameloos, onbarmhartig, ongenadig, onheilbarend, ontzaglijk, precair, reddeloos, schromelijk, uiterst, zorgelijk, zwaar zeer ergerlijk - schandalig zeer ernstig - erg zeer fijn - ragfijn, piekfijn zeer fijn plooien plisseren zeer fijne suiker poedersuiker zeer fraai - mooi, prachtig zeer gaarne - overgraag zeer geduldig lankmoedig zeer gedurfd gewaagd, riskant, roekeloos zeer gehaast - overijld zeer gehaast (muz.) prestissimo zeer geliefd - dierbaar, populair, welgeliefd zeer geliefd kind - troetelkind zeer gelukkig - welzalig zeer geraffineerde vrouw - vamp zeer gering - gering, klein, miniem zeer geschikt – geknipt, goed, tof, uitstekend zeer gespannen - krampachtig zeer gespierde sportman - atleet zeer gesteld op - tuk zeer gevoelig - overgevoelig, sensibel, sensitief, sentimenteel, teerhartig, weekhartig zeer gierig mens - schraper, vrek zeer goed B.B.(ltal), best, briljant, eminent, excellent, onovertroffen, opperbest, optimaal, patent, perfect, prima, puik, puikbest, superieur, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, volmaakt, voorbeeldig, voortreffelijk, wonderwel zeer goedkoop - spotgoedkoop zeer goed redenaar Brugmans, Cicero, Demosthenes zeer groot aartsvaderlijk, cyclopisch, danig, enorm, geweldig, gigantisch, groots, immens, kolossaal, levensgroot, massaal, mateloos, monumentaal, naamloos, nameloos, onmetelijk, ontzaglijk, ontzettend, onuitsprekelijk, overgroot, overstelpend, piramidaal, reusachig, titanisch, zeer groot aantal bende, berg, hoop, kudde, legio, legioen, massa, mateloos, menigte, onnoemelijk, ontelbaar, ontzaglijk, overvloed, talloos, troep, zee, zwerm zeer groot liefhebber van de jacht - Nimrod zeer groot schip - oceaanboot, oceaanstomer, zeekasteel zeer grote diamant(en) - paragon(100kt.) zeer grote eetlust - polyfagie, vraatzucht zeer grote letter - koeiekop(letter) zeer grote macht - supermacht zeer grote menigte massa, zee zeer grote overvloed - superabundantie zeer grote ramp - cataclysme, catastrofe zeer grote rots - rotsgevaarte zeer grote schaar - legioen zeer grote spijker - rong zeer grote woning herenhuis, kasteel, paleis, slot zeer haastig - overhaast zeer handig - kunstig zeer harde houtsoort - pokhout zeer harde wind cycloon, orkaan, storm, tornado, wervelstorm zeer hard - heidens (lawaai), staalhard, steenhard zeer hard en bros metaal - mangaan zeer hard en taai metaal - matta(Afr.) zeer hard gesteente - diamant zeer hard metaal - stelliet, uraan zeer hard schot - loeier zeer hard slaan - mokeren zeer hecht - arduinen zeer heet - bloedheet, gloeiend, kokend heet, puf, roodgloeiend, smoor, snikheet, zeer heftig - stormachtig zeer helder - kristalhelder zeer helder rood - scharlaken zeer hevig - duivels, hels, oorverdovend, vurig, woedend zeer hinderlijk - stuitend zeer hongerig uitgehongerd zeer hoog huizenhoog zeer hoog gebergte Andes, Himalaya zeer hoge boom cypres, eucalyptus, populier, sequoia zeer hoge boord met omgeslagen punten - vadermoorder zeer hoge graad - supra zeer hongerig - uitgehongerd zeer hoog - huizenhoog zeer hoog gebergte - Andes, Himalaja zeer hoog geboomte in Californië - sequoia zeer hoog gebouw - wolkenkrabber zeer hoog huis - wolkenkrabber zeer hoorbaar - luid, luide zeer ingenomen - tuk, verzot zeer jong groen, piepjong, pril zeer karig loon - hongerloon zeer keurig - innet zeer klein – gering, iel, lilliputachtig, lilliputs, micro, microscopisch, miniem, minimaal, minuscuul, nietig, piepklein, pieterig, pygmee zeer klein brokje - gruizel zeer klein deeltje - (1/1000 mm), micron, mikron zeer klein formaat - miniatuur zeer klein geschilderd portret - miniatuur zeer klein gewicht gram, grein zeer kleine deeltjes (niet zichtbaar) - amicronen zeer kleine diertjes - aaltjes zeer kleine film - microfilm zeer kleine hoeveelheid - beetje, ietsje, pietsie, plok, pluk, schijntje, spoor, tikkeltje, tittel, zier zeer kleine lengteëenheid - micron zeer kleurrijk - kakelbont zeer knap - geleerd, geniaal, overknap, talentvol zeer kneedbaar - week zeer kort bovenbroekje - hotpants, minishort(s) zeer kort ogenblik - amerij, even, moment, momentje, ommezien, tel, wenk zeer korte kamerjapon (Z.N.) - nachtschabbe zeer korte rok - minirok zeer korte tijd even, moment, oogwenk, seconde, tel zeer korte tijd ruimte - amerij, ogenblik zeer korte tijdsruimte - ogenblik zeer koud inkoud, Siberisch, ijskoud, ijzig, zeer koude temperatuur - Kelvin zeer krachtig - intens, machtig, oersterk, onbreekbaar, oversterk, pancratisch, ijzersterk zeer krachtig (muz.) - ff, fortissimo zeer krachtig mens - Atlas, berserker, gewichtheffer, Hercules zeer krachtig vergif - nicotine zeer kritisch mens - criticaster zeer kwaad - cholerisch, duivels, hels, razend, woedend zeer laag - diep, ingemeen zeer lage prijs - spotprijs zeer lage stem - brombeer, bromstem zeer lang - eeuwig, eindeloos, langdurig, mijlenlang, uitentreuren, uitgerekt zeer lange overjas - kuitendekker zeer langzaam (muziek) - largo zeer langzaam lopend naderen - aandrentelen zeer langzaam voortgaan - verkruipen zeer lekker - konfijt zeer lelijk - afschuwelijk, foeilelijk zeer lenig kunstenmaker - slangemens zeer levendig (con)brio zeer licht - vederlicht zeer licht gas helium, waterstof zeer licht van kleur - amarillo zeer lui mens - aartsluiaard zeer luid ff, fortissimo, hardop, lawaaierig, luidkeels, oorverdovend zeer machtig - oppermachtig zeer machtig man - magnaat zeer mager - broodmager zeer mager mens - lat, skelet zeer matig - frugaal zeer meegaand dociel, faciel, gewillig, gulhartig, meelevend, zeer mild genereus, kwistig, milddadig, vrijgevig zeer minderwaardig - inferieur zeer modern - hypermodern zeer modieus gekleed persoon - dandy, fat, modegek zeer moe - afgeknapt, afgepeigerd, amechtig, bekaf, doodmoe, doodop, uitgeput zeer moeilijk werk - corvee, heksentoer, karwei, titanenarbeid zeer moeilijke keuze - dilemma zeer mooi - beeldschoon, bloedmooi, elegant, enig, grandioos, heerlijk, luisterrijk, magnifiek, oogverblindend, prachtig, schitterend, sierlijk, verrukkelijk, wondermooi, wonderschoon zeer mooi meisje beauty, beeldje, Galatea, schoonheid zeer mooi opgedirkt - popmooi zeer mooie woniong - paleis zeer nadelig - ruineus, ruïnerend, schadelijk, verderfelijk zeer nat zij - druipen zeer nauwgezet - gewetensvol zeer nauwkeurig - meticuleus, minutieus, punctueel zeer nerveus persoon - zenuwpees zeer nietig - futiel zeer nodig broodnodig, noodzakelijk, vereist zeer nijdig - giftig zeer omzichtig - behoedzaam, diplomatiek, handig, slim zeer onaangenaam - lebbig, pestilent zeer onbeduidend wezen - nieteling zeer onbeleefd bot, brutaal, cru, lomp, onbeschoft, ongemanierd zeer onbeschaafd iemand - proleet zeer ongunstig - sonister zeer onontwikkeld - oerdom zeer onrustig - versatiel zeer ontstuimig - woedend, woest zeer onwetend - oliedom zeer onzeker - gevaarlijk, gewaagd, lukraak, riskant zeer opgewonden - driftig, geestdriftig, gexalteerd, gejaagd, nerveus, overspannen, overstuur, zenuwachtig zeer oplettend - aandacht zeer oud afgeleefd, aloud, antiek, bejaard, belegen, eeuwenoud, hoogbejaard, oer, oeroud, overoud, stokoud zeer oude spullen - antiek zeer ouderwet mens (fig.) - fossiel zeer plat - banaal zeer populair lied - schlager, tophit zeer prettige indruk makend - allerliefst, charmant zeer prooibaar - slap zeer prijzig - peperduur zeer rekbaar - elastisch, vaag zeer rustig - afgelegen, kalm, stil zeer rijk gefortuneerd, opulent, rentenier, schatrijk, vermogend zeer rijk man Croesus, miljonair, nabob, rentenier zeer royaal - kwistig zeer rustig geluidloos, stil zeer saai - geestdodend, oervervelend zeer samenhangend - gecompliceerd, ingewikkeld, taai zeer schappelijk - genadig zeer scherp - vlijmscherp zeer scherp mesje vlijm, vliem zeer scherp van gezicht - scherpziend zeer schone - beauty zeer schoon - beeldig, brandschoon, glashelder, kraakhelder, prachtig, smetteloos, vlekkeloos zeer schrander - scherpzinnig zeer schijnheilig mens - hypocriet zeer slanke taille - wespentaille zeer slecht - flut, gewetenloos, knuddig zeer slechte betrekking - hondebaantje zeer slim - aalglad, doortrapt, leep, sluw zeer smalle draaizaag - afzetzaag zeer snel - bliksemsnel, expres, pijlsnel, vliegensvlug zeer snel (muz.) - prestissimo zeer snel eten - tachyfagie zeer snel lopen hollen, racen, rennen, snellen, sprinten, vliegen zeer snel rijden - racen, razen zeer snelle galop - rengalop zeer snelle goederenverzending - ijldienst zeer snelle pas - stormpas zeer solide - onverslijtbaar, onverwoestbaar, ijzersterk zeer spannend adembenemend zeer spoedig aldra, alras, dra, rap, ras, snel, vlug zeer spottend - bijtend, cynisch, sarcastisch zeer sterk herculisch, krachtig, machtig, oersterk, onverwoestbaar, potig, robuust, ijzersterk zeer sterk geheugen - hypermnesie zeer sterk (muz.) - fortissimo zeer sterke man - Atlas, gewichtheffer, Goliath, Hercules, krachtmens, krachtpatser, poteling, rappo, Samson, worstelaar zeer sterke wind cycloon, orkaan, storm zeer stompzinnig - debiel, idioot zeer stoutmoedig - driest, vermetel zeer streng draconisch, gehard, hard, rigide, rigoreus, rigoureus, Spartaans zeer talrijk - legio zeer trots - apetrots zeer uitgestrekt gebergte Andes, Oeral zeer vast - geheid, onwrikbaar zeer vatbaar voor ontroering emotioneel zeer veel bende, berg, boel, drom, hoop, kudde, legio, legioen, massa, meest, menig, menigte, onnoemelijk, ontelbaar, ontzaglijk, oogst, talloos, troep, zee, zwerm zeer veel gestorte tranen tranenvloed zeer veel mensen - drom zeer verbolgen - razend, woedend zeer verderfelijk pestilent, verpestend zeer verfijnd - decadent, geraffineerd zeer vergenoegd stralend zeer verheugd - dolblij zeer verheven - doorluchtig, hoogverheven hoogwaardig, subliem, voornaam, zeer verliefd - smoor zeer vermaard - beroemd zeer vermoeid afgemat, doodop, op, uitgeput zeer verrukt - extatisch zeer versneld - precipitato (muz.) zeer verspreide epidemie - pandemie zeer verwonderd verbaasd, paf zeer vloeibaar - dun zeer vlug - pijlsnel zeer vluchtige benzine gasoline zeer vluchtige verbinding - ether zeer vochtig doornat, kletsnat zeer vochtige grong - dras zeer vol - eivol zeer voorzichtig - diplomatiek zeer vriendelijk - charmant zeer vrolijk - dartel, stralend, uitbundig, uitgelaten zeer vroom persoon - bagijn, begijn, heilige zeer vruchtbaar - groeizaam, vertiel, welig, wulps zeer warm gloeiend, heet, kokend zeer waarschijnlijk - allicht, vanzelfsprekend, uiteraard zeer waterrijk land beemd, moer, moeras, spreng, ven zeer weinig iets, mondjesmaat, nauwelijks, snars zeer weinig voorkomend - zelden zeer wit - hrijtwit, sneeuwwit zeer woedend - laaiend zeer wreed - barbaars, beulachtig, gevoelloos, inhumaan, onmenselijk zeer wreed man - Nero zeer ijverig - fervent, vurig zeer zacht (muz.) pianissimo. zeer zeldzaam - buitengewoon, enig, uniek zeer zoet - miers zeer zout - bermzout, pekelig zeer zure Indische vrucht - blimbing zeer zwaar - lodig, loodzwaar zeer zwaar werk - ledebraak, titanenarbeid zeer zwaarlijvige vogel dodaars, kalkoen zeer zare arbeid - slavenwerk zeer zware last - centenaarslast zeer zware slag dreun, mokerslag zeer zwart - pikzwart zee register logboek, journaal zeeraaf - aalscholver, waterraaf zeerat - zeeaap, zeedraak zeerecht, vorm van het - angarie zeeregister - logboek, (scheeps)journal zeerob rob,walrus, zeebonk zeerobbont seal zeeroof - kaap zeeroofdieren - 3 rob 6 oorrob, walrus 7 bandrob, pelsrob, zeebeer, zeehond 8 baardrob, blaasrob, kegelrob, klapmuts, krabeter, manenrob, pelsrob, stinkrob, zadelrob, zeeleeuw 9 ringelrob 10 monniksrob, zeeolifant 11 zeeluipaard zeeroos - zeeanemoon zeerots - klip zeerover boekanier, filibuster, kaper, piraat, vrijbuiter, zee(schuimer) zeerovers - piraten zeeroverschip - brigantijn zeertje - puist, zweer zeerups - roofborstelworm zeeschade averij, molest zeeschelp - alikruik, wulk zeeschepnet - laafnet zeeschilder Mesdag, Vroom, Velde, Porcellis, Ensor zeeschildpad karet, krat, kret zeeschildzaad - sierplant zeeschip bark, brigantijn, brik, coaster, cutter, fregat, jonk, klipper, kotter, kruiser, logger, onderzeer schoener, stoomboot, tanker, zeeschuimer boekanier, flibustier, kaper, piraat, vrijbuiter, zeerover zeeslag - naumachie zeeslak - alikruik, euchelus, wulk zeeslang - octopus zeesnip - zwaardvis zeesoldaat marinier, matroos zeespin - pantopoda zeesteen - barnsteen zeester - asteroideum, zeeanemoon, zeekwab, zeekwal zeesterrekruid - zeeaster zeestorm - tempeest zeestraat Belt, Bosporus, Dardanellen, Kattegat, Sond, Sont, nauw, zee-engte zeestraat bij Japan - Tokara zeestraat bij Scandinavië - Sont zeestraat bij Turkije - Bosporus, Davis zeestraat in Noorwegen - Skagerak zeestraat in Zweden - Kattegat, Sont zeestraat naar Zwarte Zee Bosporus, Dardanellen zeestraat tussen Denemarken en Zweden Sont zeestrand - kustland, littoraal, litoraal zeestro - zeejute zeestroming - drift, golfstroom zeestroom - golfstroom zeestroom tussen Vlieland en Terschelling - Vlie zeestrijd - naumachie zeestrijdkrachten - oorlogsmarine zeestrijdmacht marine, mariniers, navy, vloot zeestrook - strand zeetactiek - melee zeetaktiek - krijgskunst zeetortel - alk zeetulpen - zeepokken zeeui - zeeajuin zee-uitdrukking - zeeterm Zeeuws eiland Beveland, Duiveland, Schouwen, Tholen, Walcheren Zeeuws vissersvaartuig hengst Zeeuwse landmaat - met Zeeuwse plaats Bath, Breskens, Domburg, Goes, Hulst, Krabbendijke, Middelburg, Renesse, Rilland, Terneuzen, Veere, Vlissingen Zeeuwse verdronken landstreek - Saaftinge zeevaarder - navigator zeevaardig - zeilree zeevaart betreffende maritiem zeevaartkunde navigatie, nautiek, scheepvaartkunde, zeemanschap zeevaartuig - zeeschip zeevalk - visarend zeevarken - bruinvis, tuimelaar zeevenkel - crithmum zeeverslag - scheepsverklaring zeevinger - mosdiertje zeevink sneeuwgors zeevis - aalbolk, ashaai, bot, bruinvis, dolfijn, doornrog, dorade, elft, fint, geep, griet, grondel, haai, hamerhaai, haring, haringkoning, heilbot, hors, hosenbek, kabeljauw, klompvis, knorhaan, labberdaan, lebaal, leng, maanvis, makreel, mensenhaai, meun, mul, negenoog, neushaai, om, paling, panterhaai, pieterman, poon, prik, puitaal, pijlrog, rog, roofhaai, sardine, schar, schelvisduivel, schelvis, schol, spiegelvis, spiering, sprot, tarbot, tong, tonijn, troeboek, wijting, wimber, zaagvis, zeebaars, zeedonderpad, zeedraak, zeeduivel, zeeforel, zeehaan, zeelamprei, zeeprik, zeewolf, zwaardvis zeevis met stekels pieterman zeevlam - zeemist, zeenevel zeevlinder - slijmvis zeevlo springer, strandvlo zeevogel - albatros, alk, meeuw, stern, zeearend, zeemeeuw zeevogelmest - guano zeevolk - matrozen, zeelieden zeevoogd - admiraal, voshaai zeevos - voshaai zeevrachtbrief cognossement zeevrouw - meermin, najade, sirene, undine zeewaardige streng - kardeel zeewaarts aflandig zeeweegbree - krokkeling, reie zeewering - dijk, duinen, waterkering zeewetenschap - oceanografie zeewezen - marine zeewezen betreffend - nautiek zeewezen betreffende maritiem, nautisch zeewier alg(e), kelp, zeegras, zeerui, zeewieren - algae, kelp zeewilg kruipwilg zeewilster zilverpluvier zeewinde - zeewrange zeewoord - zeeterm zeeworm - paalworm zeewrange - zeewinde zeewijf - zeemeermin zeezeelt - lipvis zeeziek - naar, wee zeeziekte - naupathie, nause zeezog - kielwater zeezone plat zeezoogdier - bruinvis, dolfijn, rob, rus, walrus, walvis, zeekalf, zeekoe, zeehond, zeeleeuw, zeerob, zeezwaluw - starre, stern, halcyon, zeehaan zeezwaluwzaad - wormkruid zeezwam - zeepaddestoel zeezwijn - stekelhaai, zuigervis zege overwinning, praal, triomf, victorie zeg eens - eilieve zeg eens, wees zo goed - eilieve zegeboog - erepoort zegedag - overwinningsdag zegedicht - triomtgedicht zegefeest - overwinningsfeest, triomf zegekrans - lauwerkrans zegel kenmerk, lakmerk, merk, sigillum, stempel zegelaar - stempelaar zegelaarde - bolus, lemnia zegelbewaarder - grootvizier, referendaris, staatsambtenaar zegelboom - sigillaria zegelen - scelleren, sigilleren zegelied triomflied, overwinningslied zegelkosten - leges, porto zegekrans - lauwertak zegekreet - Hosanna, triomfkreet zegelkunde - sfragistiek, sigillografie zegellood - plomb(e), plombeersel zegelmerk - stempel zegelrecht - zegelgeld zegelring – signet, signum zegelsnijder - graveur zegelstempel signet zegelstof lak, was zegelverzamelaar filatelist zegelverzamelarij filatelie zegen benedictie, formule, heil, patrijzennet, sein, trekgaren, treknet, visnet (groot), voorspoed, weldaad, wijding zegen reepnet, zegen die naderhand komt - nazegen zegenen - begunstigen, benedijen, loven, prijzen, wijden zegengebed - eucharistie zegening geluk, wijding, benedictie, benedictio, weldaad zegenrijk - gelukkig, heilzaam, voorspoedig zegenwens - heilwens zegepalm - erepalm, trofee zegepoort - triomfboog zegepraal - overwinning, triomf zegepralen - zegevieren zegepralend - triomfant, triomfantelijk, triomferend, overwinnend, zegevierend zegepraler - overwinnaar, triomfator, victor zegeschoten - triomfsalvo zegeteken bezem, erepalm, krans, skalp, triomftocht, trofee, trophee, zegetocht zegevieren - (over)winnen, triomferen, zegepralen zegevierend ovationeel, triomfantelijk, victorieus, zegepralend zegevierende vrouw - overwinnares zegewagen - triomfwagen zegewens - eulogie zegge - carex, carlina, cypergras, heen, rietgras, zeebies zeggen - aanbieden, aankondigen, aanmerken, beduiden, betekenen, bevelen, beweren, bieden, gebieden, kletsen, kouten, luiden, mededelen, praten, spreken, toekeren, toesteken, vermelden, vertellen, voordragen, wensen zeggenschap - beschikkingsrecht, inspraak, stem zeggen, verzen - declameren, reciteren, voordragen zegger - declamator zegging - dictie, uitdrukking, uitspraak, woordgebruik zeggingskracht - energie, inspraak, uitdrukkingswijze zegsman - bron, informant, woordvoerder zegswoord - bewoording, uitdrukking zegswijze adagium, archeïsme (verouderd), dictie, gezegde, locutie, provincialisme, spreektrant, spreekwoord, spreekwijze, spreuk, uitdrukking zegt men tegen een vorst - sire zeiger - viskorf zeik - aal, gier zeil aap, achter, ballatum, bazaan, bezaans, boven, dek (van molenwieken), druil, fok, inlaid, jager, kluiver, lap (scheepst.), linoleum, rif, topzeil, vlieger, vloerbedekking, zeildoek (aan de mast), zonnescherm (op boten) zeil (klein) fats zeil aan de achtermast van een driemaster bezaan zeil inkorten - geien zeil minderen - reven zeil zonder ra - stagzeil zeilblok - schootbos zeil, boordsel van een - lijk zeilboom - giek zeilboot - BM zeilbootklasse - drakenklasse, pampus, sharpie zeil, deel van een - hals zeildak - velum, voorhang zeildoek - canvas, dekkleed, kraam, leerdoek zeildoekse emmer - puts zeil en roeiwedstrijd regatta, varsity zeilen - stevenen, varen, zweven zeilen inkorten geien zeilen op de windbrassen - lijken zeiljacht - pluiter, spanker zeiljack - jopper, kiel zeilkunst - histiodromie zeilkwal - bezaantje, velella zeilmakersgereedschap - priem zeil minderen - reven zeilmop - zwabber zeil, onder-gaan - inslapen zeiloren - flaporen zeilplank - surfplank zeilscheepje - sharpie zeilschip – 2 B.M. 3 jol, kof, kog, mot 4 bark, brik, buis, jonk, kits, lark, smak, valk 5 draak, galei, jacht, sloep, kogge, tjalk, pinas 6 boeier, botter, feloek, fregat, gaffel, hengst, kotter, logger, pampus, schouw, tornado 7 galjoen, galjoot, karveel, klipper, tjotter, tornado, trireem 8 hoogaars, kof(schip), schoener, schokker, volschip 9 brigantijn, gaffelaar, valkjacht, zeiljacht 10 driemaster 11 vikingschip zeilschip voor kustvaart coaster, haringlogger, logger zeilsoort - 3 fok 5 bagijn, begijn, jager 6 bezaan, razeil 7 aapzeil, kluiver, skyzeil, snijzeil, stagfok 8 ramzeil, marszeil, spinaker, stagzeil 9 emmerzeil, grootzeil, latijnzeil, spinnaker 10 sprietzeil zeilsteen - magneet, magneetijzersteen zeilterm - 3 aap, bak, fok, kim, nok, raf, rak, rif, val 4 blok, dirk, dreg, hals, kous, loef, slok, stok, stag, zeeg 5 averij, gijpen, reven, scheg, steng 6 bestek, boelijn, gaffel, kikker, killen, lenzen, loeven, marlen, nokval, ruimen, schaar, schoot, wartel, wervel, zaling 7 aapzeil, botloef, brassen, buiskap, kluiver, laveren 8 bakboord, berghout, boeghout, helmstok, lagerwal, landvast, loefboom, merlstok, oploeven 9 achterlijk, boegseren, buiswater, gangboord, grootzeil, kapseizen, mastkoker, nagelbank, paalsteek, torentuig, zwabberen 10 boegspriet, korvijnagel, loefgierig, roerkoning, zeiltouw gei, hals, schoot,val zeiltuig van een vlet - spriettuig zeilvaartuig – 3 jol, kof 4 kits, lark 5 draak, jacht, tjalk 6 boeier, kotter, schouw 7 karveel, tjotter 8 schoener 9 korf(tjalk), zeiljacht zeilvereniging - jachtclub zeilvrachtschip - skutsje zeilwagen, uitvinder van de - Stevin zeilwedstrijd - regatta zeilwind - bries zeilijzer - magneet zeis - grasmaaier, sikkel, zein(gew.), zicht zeis wetten - haren zeisscherpen - haren zeisscherper - strekel zekel - haarhamer, sikkel zeker aangewezen, absoluut, behouden, bepaald, beslist, dogmatisch, echt, evident, expliciet, geborgen, gedecideerd, gegarandeerd, grond, geheid, gerust, gewis, immers, inderdaad, indiscutabel, instantelijk, juist, klaarblijkelijk, nadrukkelijk, natuurlijk, ongetwijfeld, onwrikbaar, paalvast, parmantig, pertinent, positief, reeel, safe, secuur, stellig, solide, stilzwijgend, subiet, uitdrukkelijk, uiteraard, vast, vast(staand), veilig, vermoedelijk, voorwaar, voorzeker, waar(lijk), waarschijnlijk, werkelijk, wezenlijk, wis, zekerlijk zeker bestaand reëel zeker bordspel met pionnen halma, schaak zeker gebed litanie, paternoster, rozenkrans zeker geluid maken - sissen zeker en gewis - vast zeker en veilig - safe zeker iemand ene zeker kaartspel bridge, poker, tarok, whist zeker zijn - vaststaan zekere ene zekere blauwe verfstof kobalt, smalt zekere bloeiwijze - aar zekere capaciteit arbeidsvermogen, energie zekere fijne vrucht aardbei, bes, perzik, framboos zekere geldswaarde - bankbiljet, ct., euro, gld., muntbiljet, pst., st., rkd., valuta zekere hoeveelheid - gros zekere houtsoort - braziel zekere kleur - rood zekere krachtsport - judo zekere landmaat - gars zekere slingerplant betel zekere sluipwesp - spinnendoder zekere specerij foelie, karwij, kruidnagel, peper zekere tijd - immer, ooit zekere vochtmaat - stoop zekere zeevis - elft zekerheid aplomb, beslistheid, borg, borgstelling, borgtocht, garantie, gewisheid, onderpand, overtuiging, securiteit, stelligheid, vastheid, vastigheid, veiligheid, vrijwaring, waarborg, (waar)pand, wisheid zekerheid geven voor - waarborgen zekerheid van aanspraken - pand zekerheid van optreden - aplomb zekerheid van wil en besluit - zelfberadenheid zekerheidsklep - veiligheidsklep zekerheidstelling - borgstelling, cautie, kautie, onbeweeglijk, onderpand, vastelijk, waarborg zekering - smeltzekering, stop zekerlijk stellig, vast, wezenlijk zeker zelateur ijveraar zelatrice - ijveraarster zelden - schaars, sporadisch, zeldzaam, soms zelden sprekende - zwijgzaam zelden thuis - uithuizig zeldzaam - apart, buitengemeen, bijzonder, curieus, enig, fenomenaal, merkwaardig, ongehoord, ongebruikelijk, schaars, sporadisch, uitzonderlijk, uniek, vreemd, weinig, wonderlijk, zeer, zelden, zonderling zeldzaam begaafd persoon - feniks, genie, uitblinker zeldzaam dier - okapi zeldzaam metaal - caesium niobium, calcium zeldzaam persoon rara avis zeldzaam verschijnsel fenomeen zeldzaam voorwerp - rariteit zeldzaam zoogdier - ocapi, okapi zeldzaam voorwerp - rariteit zeldzaamheid curiositeit, rarigheid, rariteit, schaarsheid, schaarste, unicum , vreemdheid, zonderlingheid zeldzaamheden der natuur - naturaliën zeldzame aarde cerium (ce), erbium, holmium, illinium, lanthaan (la), samarium, terbium, thulium zeldzame dingen - curiosa, rariora zeldzame gelegenheid - enig, uniek zeldzame vlindersoort - apollo zeldzame voorwerpen - curiositeiten, rariteiten zelf (Lat.) auto, ipse zelf - eigenhandig, personeel, persoonlijk zelf bedacht - origineel zelf geschreven - holografisch, olografisch zelfachting - zelfrespect zelfbediening self service zelfbedieningszaak supermarkt zelfbedrog - illusie zelfbegoocheling - illusie, verbeelding zelfbeheersing autocratie, reserve, zelfcontrole zelfbeoordeling - zelfkritiek zelfbescherming kuras, harnas, schild zelfbeschouwing - introspectie zelfbeschrijvende thermometer - thermograaf zelfbeschuldiging - spijt, wroeging zelfbesmetting auto-infectie zelfbestaan - perseïteit zelfbestuur (Skr.) - swaraj zelf besturend autonoom zelfbestuur autarchie, autonomie, onafhankelijkheid zelfbevlekking - masturbatie, onanie, vetten (volkstaal), zelfbevrediging zelfbevrediging - onanie zelfbevruchting - autogamie, zelfbestuiving zelfbewust - eigenwaardig, fier, parmantig, prat, trots, zeker zelfbewustzijn - idiopsyche, zelfkennis zelfbinder - stropdas, zelfstrikker zelfcontrole - zelf bedwang zelfde levensgang sleur zelfde vader, andere moeder agnaat zelfdestructie - zelfvernietiging zelfdiscipline zelftucht zelfeind - zelfkant zelfgekozen Friese aanvoerder - potestaat zelfgemaakte afdruk - autotype zelfgenezing - autotherapie zelfgenoegzaam - suffisant, waanwijs, zelfvoldaan zelfgenoegzaamheid - autarkie, suffisantie, trots zelfgeschreven stuk - autogram zelfgevoel - eigenwaarde, trots zelfheerser - autocraat zelfheid - egoïsme zelfinbeelding - autosuggestie zelfingenomen ijdel, ingebeeld, narcisme, opgeblazen, verwaand zelfingenomenheid egotisme, eigendunk, eigenwaan, narcisme, pedanterie, vaniteit, ijdelheid zelfingenomen iemand - ijdeltuit zelfingenomen persoon - egoist, egotist zelfkant - braam, buitenkant, buitenland, grensgebied, janhagel, neg, negge, schorriemorrie, zijkant zelfkant van de maatschappij - janhagel, plebs, schorriemorrie zelfkant van weefsel neg(ge) zelfkastijder flagellant, masochist zelfkastijding - ascese, boetedoening, flagellatie, masochisme, mortificatie zelfkennis autognosie zlfklevend etiket - sticker zelfklinker - vocaal zelfkritiek - autokritiek zelfkwelling masochisme, zelfpijniging zelfmisleiding - zelfbedrog zelfmoord - harakiri (Jap.), seppoku, suïcide zelfmoord door de buik open te snijden - harakiri zelfmoord piloot - kamikaze zelfmoord plegen - verdoen zelfobservatie zelfwaarneming zelfontbrandbare stof - fosfor zelfonderricht autodidaktiek zelfonderrichter autodidact zelfonthouding - abstinatie zelfontleding - autoanalyse, autolyse zellontvouwing - openbaring zelfoplossing - autolyse zelfoverschatting - eigendunk, hybris, infatuatie, overmoed zelfpijniging zelfkwelling zelfregering - autarchie, autonomie zelfregistrerende barometer - barograaf zelfregistrerende thermometer - thermograaf zelfrespect - eigenwaarde zelfs - nee (Lat.), nog, ook zelfs ook bovendien zelfschrijvende thermometer - thermograaf zelfsmeerder - lubricator zelfspot - zelfironie zelfstandig absoluut, autonoom, diopathisch, essentieel, hypostatisch, intrinsiek, meerderjarig, mondig, onafhankelijk, oorspronkelijk, originair, soeverein, souverein, substantieel, vrij, wezenlijk zelfstandig deel van een verhaal – episode zelfstandig naamwoord nomen, substantief, substantivum zelfstandige - ondernemer zelfstandige gevechtseenheid - onderdeel zelfstandige stem in een muziekstuk - obligaat zelfstandigheid autonomie, kern, kracht, onafhankelijkheid, pit, stof, substantie zelfstrikker - zelfbinder zelfstudent - autodidact zelfstudie - zelfonderricht zelfverdediging - noodweer zelfverdedigingssport - karate zelfvergiftiging autointoxicatie zelfvergoding - autolatrie, egotisme zelfverheerlijking - narcisme zelfverheffing - gloriole (Fr.), hoogmoed,hoovaardigheid, trots, vanitas, verwaandheid, ijdelheid zelfverloochening - abnegatie zelfverminking autotomie zelfvernedering - laagheid, verwerping, verworpenheid zelfvertering - autolyse, zelfverbranding zelfvertrouwen - aplomb, beslistheid, moreel, stelligheid, vastberadenheid, zekerheid zelfverzekerd - assertief, astrant, astrantig zelfverzekerde vaardigheid bravoure zelfverzekerdheid aplomb, bravoure zelfvoorziening - autarkie zelfwaarneming introspectie zelfwerkend automatisch zelfwerkend toestel - automaat zelfwerkzaamheid - automatisme zelfwording abiogenesis zelfzucht baatzucht, egoïsme, egocentrisme, egotisme, eigenbaat, hebzucht, ikzucht zelfzuchtig baatzuchtig, egoïstisch zelfzuchtig mens egoïst zelfzuchtige egoïst zelk - vuilnishoop zelling veroorzaakt door een schip - bed zeloot dweepzieke, fanaticus, geestdrijver, onverdraagzame, ijveraar zemel - graanvliesje, teem, temer,zanik, zanikpot, zemelaar, zeurkous, zeur(piet), zwamneus zemelen - temen, zalven, zaniken, zeuren zemelaar - haarklovr, zanik, zeur(kous) zemelachtig - vervelend zemelen temen, zalven, zaniken, zeuren zemelig - vervelend zemelknopen - zaniken, zeuren zemelknoper - muggenzifter, zanik zemelknoopster muggenzifter, zanik, zeur zemelmeel kornel zemeluitslag - pityriasis zemen - aflappen, lappen, reinigen, schoonmaken zendbode - afgevaardigde zendbrief epistel, mandement, missive zendbrief der Apostelen - epistel zendeling - evangelieverkondiger, missionaris, zielenherder zendelingsbode - apostel zenden - mitteren, sturen zend en ontvangdraad antenne zender - radiostation zending - gezantschap, legatie, missie, opdracht, remise, taak zending (Lat.) - missio zending van geld cheque, remise zendingsterrein missiegebied zendingswetenschap - missiologie zendontvanginstallatie - portofoon, walkietalkie zendstation - zender zenegroen - ajuga zengelen - tintelen zengen blakeren, branden, broeien, flamberen, roosteren, schroeien, verschroeien zenig - pezig zenit - top(punt) Zeno, leerling van - stoïcijn zenonisme stoïcisme zenuw nerf, nervus, pees, zeen zenuwaandoening - neuritis, neuropathie zenuwachtig - angstig, geagiteerd, geëmotioneerd, gefronst, gehaast, gejaagd, geprikkeld, haastig, nerveus, neurotisch, ongedurig, onrustig, opgewonden, zenuwachtig bewegen van de vingers frunniken, peuteren zenuwachtige opwinding agitatie zenuwachtigheid nervositeit zenuwachtig maken - opgeven zenuwarts - neuroloog, psychiater zenuwbladen - sennebladen zenuwcel neuron zenuw, deel van een - dendriet, neuriet zenuwen stillen - kalmeren zenuwgeluid - neurofonie zenuwgezwel - glioom, neutroom zenuwknoop ganglion zenuwleer - neurologie zenuwlijden - neuralgie, zenuwkwaal zenuwontsteking neuritis zenuwoorpijn - otalgie zenuwpijn neuralgie zenuwpijn in de hartstreek - cardialgie zenuwprikkeling shock zenuwslaap - hypnose zenuwsterkend middel tonicum zenuwstillend middel broom, broomkalium, calmans, valeriaan, veronal zenuwstiller - tranquillizer zenuwstreng in een wervelkolom - ruggemerg zenuwtrek tic zenuwuitloper - axon, neuriet zenuwversterkend middel - tonicum zenuwvertakking - dendriet zenuwvezel - fibril zenuwvlecht - plexus zenuwziek neurotisch zenuwziekte hysterie, neuralgie, neurose zenuwzwak - neurasthemisch zenuwzwakte - nervositeit, neuropathie, neurastenie, neurasthenie zeper - miskleun zeperd - miskleun, misrekening, strop zeppelin - luchtballon, luchtschip zerk grafsteen, steen, tombe, stele zerkje - bidprentje, santje zerksteen - arduin zero - niets, nihil, nul, nulpunt zerp - rins, scherp, wrang, zuur zerpzoet rins, zuurzoet zes eerste boeken van het Oude Testament - hexateuch zes januari - Dertienavond, Driekoningen, epifanie zes maanden - halfjaar, semester zes of meer velletjes schrijfpapier ineengevouwen - katern zesde maand van de joodse kalender - adar zesde naamval ablatief, ablativus zesde noot la, a zesde zondag voor Pasen Sexagesima zeshoek - hexagoon, hexagram, sexangulum zeshoekig - hexaganaal, hexangulair, sexangulair zeshoekig bouwsel - honingraat zes Januari Driekoningen, Dertien avond zeskoppig monster - Scylla zespuntige ster hexagram zespuntslettersoort - nonparel zes stemmige compositie voor instrumenten of stemmen sextet zestiende eeuw - cinquecento zestiende-eeuws Italiaans koorlied - villanelle zestiende-eeuwse gevangenis - rasphuis zestigjarige - sexagenarius zestig seconden - minuut zestigste deel van een seconde - tertie zestigtal (houtmaat) - schok zestigtallig sexagesimaal zestigtal planken - schok zesvlak hexaëder, kubus zesvoetig vers - alexandrijn, hexameter zeswerf - zesmaal zet duw, geestigheid, loer, poets, por, ruk, stoot, streek zet als antwoord tegenzet zet- en gietmachine (boekdr.) - linotype zet in het schaakspel - gambiet zetangel - vistuig zetbaas - filiaalhouder, gérant, meier, pachter, stroman, zaakwaarnemer, zetboer, zetkastelein zetbeitel - kookbeitel zetboer - meier, pachter, zetbaas zetel adres, bank, bezitting, club, clubfauteuil, clubstoel, domicilie, fauteuil, gestoelte, kruk(je), landgoed, verblijfplaats, leunstoel, ligstoel, residentie, schommelstoel, sedes, staal, stoel, strandstoel, troon, verblijfplaats, verblijfplaatsvestiging, woonstee, zate, zitplaats, zitting, zetel adres, domicilie sedes, woonstee zetel aan de bar - kruk zetel als ereplaats - gestoelte zetel der gewaarwording - sensorium zetel in een koorbank - stal zetel met drievoeten - drievoet zetel op de Amsterdamse beurs - nis zetel van de NATO Brussel zetel van de priesteres van Delphi tijdens de godsspraak - drievoet zetel van de Russische regering - Kremlin, Moskou zetel van de Verenigde Naties New Vork zetel van de Volkenbond - Genève zetel van de Sovjetregering Kremlin zetel van de vroegere Russische regering Petersburg zetel van een aartsbisschop - metropool zetel van het Europees Parlement - Straatsburg zetel van het geestelijk gevoel - geweten, ziel zetel van het internationale Gerechtshof 's Gravenhage zetel van het Rooms Katholieke geestelijk gezag - Rome, Vaticaan zetel van het verstand - hersenen zetel van NATO - Brussel zetel van Sovjetregering - Kremlin zetel van Staten-Generaal - Binnenhof zetel van zintuig neus, oog, oor, tong zetelen - resideren, tronen, zitten zetfout - erratum, error zetgietmachine die losse letters giet - monotype zetgietmachine die regels giet - linotype zetgist - moedergist zethaak - balkonlichter, compositeur, letterzetterswerktuig zethaak v/e typograaf - letterhaak zethamer - drevel, drijver, haarhamer, sas zethoutje - tenakel zetkaarsje - zetpil zetkast letterkast zetkastelein - zetbaas zetkop - kaaskop zetlijn voor aal aalreep zetlijn voor de palingvangst - aalpadreep, aalreep zetmaat - inzakking, zetting zetmachine - linotype, monotype zetmachine die regels giet - linotype zetmeel - aardappelmeel, amidon, amilose, amylum, stijfsel, tapioca, uniline zetmeel uit de wortelknollen van de cassave - tapioca zetmeel uit het merg van sommige palmsoorten - sago zetmeelgom - dextrine zetmeelkorrels sago zetmeelstroop - glucosestroop zetmeelsuiker - glucose zetmeelvormer - pyrenoïde zetpil - suppositorium zetplant - loot zetsel bezinksel, drap, droesem, grondsop, sediment, zetstee - stelling zetstreep voor de palingvangst - aalsnoer zetten bepalen, deponeren, kanten, leggen, plaatsen, planteren, pleuren, reponeren, stellen, strekken, tappen, wagen zetten het plaatsing, zetting zetten of schrijven met de machine - tikken zetten van arm of been - reponeren zetten voor bepaalde instrumenten - instrumenteren zetter - belastingambtenaar, kaasmakersgerei, letterzetter, muggenhor, toonzetter, typograaf, typotheet, zetinzer (zagen) zettersgereedschap - compositeur, degel, galei, tenakel, zethaak zettershaak - zethaak zetterij - letterzetterswerkplaats zetting van muziek - arrangement, transcriptie zeug keu, moedervarken, mot(te), pissebed (gew.), trui, varken, voortsjouwen, voortslepen zeugma - stijlfiguur zeugijzel - melkdistel zeulen - dragen, sjouwen, slepen, sleuren, torsen, zeuning - varkenstrog zeuntje - bakzeuntje zeur drein, druiloor, erwtenteller, femel, geklier, huilebalk, slijmjurk, teem, teemkous, temer, teut, zanik, zanikpot, zemel, zeurkous, zeveraar zeurder - drammer, drens, temer, zemelaar zeurderig - drammerig, hangerig, jengelend, landerig, leuterig, lijzig, temerig, zanikend, zemelig zeurderig gepraat geteem, gezanik zeurderig kind - drens zeurderij - temerij zeuren aanhouden, babbelen, bedriegen (bij het spel, Z.N.), doorzagen, dralen, drammen, dreinen, drenzen, du(i)velen, dwingen, emmeren, femelen, jengelen, klagen, talmen, meieren, temen, zagen, zaniken, zemelen zeurend - jengelen, jeuzelen, kletsen, klieren, lazeren, lemmen, lastig, lemmen, leuteren, malen, melken, mieteren, mieterjagen, neutelen, neuzelen, prutsen, reutelen, sodemieteren, temerig, teuten, vervelend, zaniken, ziegezagen, zwammen zeurig - chagrijnig, lastig, lijzig, temerig, vervelend, zalvend, zeurig huilen - dreinen, drenzen zeurig kind - drein, drens, zeurkous, zeurpiet zeurig langzaam - drenzerig, dwingerig, huilerig, lastig zeurig manspersoon - mem zeurig persoon - mem, neut, trut, zanik, zeurkous, zeurpiet zeurig spreken - lijmen zeurig vrouwspersoon - trut zeurige praatjes houden - femelen zeurkous - dauwel(aar), drein, dreiner, drens, emmer, falievouwer, femel(aar), keutelaar, koffieteut, kwezelaar, leuteraar, lollepot, lijzebet, meier, mem, nurk, peeuwer, peuzel, pezewever, teem, talmkous, temer, teut, teuter, theeleut, vleier, zanik, zanikkous, zanikpiet, zemel, zeur, zeurpiet zeurpiet - huilebalk, mem, temer, (zanik)pot, zeurkous, (zanik)pot zeurpot - kwezel, temer Zeus - oppergod zeven - filteren, wannen, ziften, zuiveren zeven (Gr.) hepta zeven hemelen - hebdomas zeven heuvels van Rome - Aventinus, Capitolinus, Palatinus zeven wijzen van Griekenland - Bias, Chilon, Cleobulus, Periander, Pittacus, Solon, Thales zevenblad - aegopodium, drieblad, flierfinkruid, ganzerik, geiteklaver, geitepoot, gerardskruid, hanepoot, heers, hirs, tormentil zevenbloem - herfstleeuwetand zevenboom - densoort, sabina, savelboom Zevenburgen - Ardeal, Transsylvanië zeven dagen - week zevende hemel - walhalla (Germ.) zevende maand - juli zevende maand uit de Franse revolutie - germinal zevende maand van het Attische jaar - gamelion zevende noot van de toonschaal si zevende of 49e jaar gedurende hetwelk de akkers moesten braakliggen (Isr.) - vrijjaar zevende planeet van ons zonnestelsel - Uranus zevende toon van een octaaf septime, septiem zevende toon van de grondtoon af - septiem, septime zevende trap van de toonladder - leitoon Zevengebergte, deel van het - Drachenfels, Lohrberg, Oelberg Zevengesternte - pleiaden, Plejaden, zevenster zevengetijdenklaver - hoornklaver zevenhoek - heptagonaal, heptagoon, septangulum zevenhoekig septangulair, heptangulair zevenjaarlijks - septennaal zevenjarig - septennaal zevenjarig tijdperk - septennaat zevenklapper - vuurwerk zevenkoningspel - tarok zevenkramer - verkoper zevenkruid - wolfsklauw zevenmannenregering - septumviri zevenmijlsjaarzen, met - gehaast, haastig zevenoog bloedzweer zevenrijk heptarchie zevenslaper relmuis zevensnarige luit heptachord zevenstemmig stuk septet zevenster - trientalis, zevengesternte zevenstoot - carambole zevental - septeen zeventallig orkestje septet zeventien kantjes haring - last (14 ton) zeventig - septuaginta zeventigste dag voor Pasen Septuagesima zevenurebloem - tijgerlelie, venusspiegel, vogelmelk zevenvingerkruid - waterbezie zevenvoetig vers - heptameter zevenzanger - hofzangertje zever - kletspraat, kwijl, onzin, speeksel, zanik, zeur zeverbaard - kwijlbaard, wauwelaar zeverdoek - slabbetje zeveren - kwijlen, leuteren, wauwelen, zaniken, zeuren zeverlap - zeverdoek zeverzaad - wormkruid zich aandienen - aanmelden, aandiening zich aan iemand opdringend - opdringerig zich aanmelden - aanbieden, aanbieding zich aanpassen - schikken, voegen, wennen zich aanschaffen - kopen zich afvragen - betwijfelen, overwegen zich begeven - treden zich behoedzaam voortbewegen - sluipen zich beijveren - streven zich beklagen - doleren, peeuwen, jeremiëren, doleren, jammeren, mopperen, morren zich bekleden - aandoen, aantrekken zich bekwamen - doceren, leren,studeren zich beraden - overdenken zich bergen - vluchten zich bevinden - liggen, staan, zijn zich bezinnen - inkeren zich blameren - afgaan zich doen gelden - imponeren zich een air geven - poseren zich fris voelend - fit zich gewennen - aarden zich gezond voelend vitaal, levenslustig, fit zich haasten - jachten, reppen, spoeden zich herinneren - heugen zich herstellen - bekomen, beteren zich hevig en snel uitende misnoegdheid - toorn zich hoeden voor - vrezen zich hoger bevinden - boven zich in acht nemen - vrezen zich in een kring voortbewegen - circuleren zich in een kring voortbewegend - circulatie zich inspannen - streven, werken zich kleden - aandoen zich krommen - buigen zich met een bepaald voertuig voortbewegen - sleeën zich met zuurstof verbinden - oxideren zich neerleggen - berusten zich noemen heten zich ontdoen van kleren uitkleden, ontbloten zich ontfermen - adopteren, helpen zich onthouden - abstineren, spenen zich onthouden van eten - vasten zich onthoudend - abstinent zich ontspannen - relaxen zich ontzien - hindern zich op een stoel bevinden - zitten zich ophouden - verblijven zich opmaken - opdirken, optutten zich oprichten - rijzen zich realiseren beseffen zich reinigen baden, douchen, wassen zich schadeloos stellen - verhalen zich schamen - generen zich scharen - groeperen zich schikken - berusten zich stilhouden - deinzen zich toe-eigenen pakken, stelen, (weg)nemen zich uit de voeten maken - vluchten zich uiten - spreken zich uitlaten - uiten zich uitstekend voelen - gezond zich verbeelden - wanen zich verbergen - schuilen, verstoppen zich verdedigen - afweren zich verfrissen baden, drinken zich vergissen - dwalen, feilen zich verheffen opstaan, rijzen, stijgen zich verlustigen genieten zich verplaatsen - reizen zich verstoppen - schuilen zich vertonen - verschijnen zich verweren - pareren zich verwerven - aanschaffen, kopen zich verwijdern - heengaan, inrukken, opkrassen, weggaan zich verzamelen - bijeenkomen zich verzetten tegen - protesteren, weerstaan, weren, zich vestigende kolonist - settler zich verzoenen - bijleggen zich voeden - eten zich wachten - hoeden zich wassen - baden, badderen, douchen, schoonmaken zich wegmaken - vluchten zich wijden aan - dienen zich wreken - terugslaan zichel - sikkel, zicht zicht - gezicht, gezichtsvermogen, kijk, mening, uitzicht, visie zicht (Ital.) - vista zichtbaar blijkbaar, dag, duidelijk, kennelijk, klaar, onverholen, openlijk, visibel, visueel, waarneembaar, zienlijk zichtbaar bloeiende planten - fanerogamen zichtbaar brandend - vlammend zichtbaar deel - lichaam zichtbaar maken van de slagaderen - arteriografie zichtbaar teken - advies, tip, wenk zichtbaar voorwerp - lichaam zichtbaar worden - manifesteren zichtbaar worden van een ster - emersie zichtbaarheid - blijkbaarheid, visibiliteit zichtbare aanduiding van iets - sein, teken zichtbare dampmassa mist, nevel, stoom, wolk zichtbare voorstelling afbeelding, beeld, film, icoon, foto, schilderij, tekening zichteinder - gezichtseinder zichten - ziften zichthaak - pikhaak zichtwissel - assignatie zichzelf gelijkblijvend - consequent zichzelf in het middelpunt stellend - egocentrisch zichzelf opgedrongen voorstelling - autosuggestie zichzelf tegensprekend inconsequent zie ecce, (Lat.) vide zie aldaar z.a. zie bij het genoemde woord - av zie ommezijde - z.o.z. zieden koken ziedend - heet, hels, kokend, razend, vurig, woedend ziedend zijn - kokend zieder - zeepzieder ziederij - zoutziederij ziegezagen - temen, zeuren ziek - aangestoken, aangetast, bedelegerig, draaierig, duizelig, flets, gammel,hangerig, krank, kwakkelend, lijdend, lijdende, lusteloos, mezoles, minnetjes, misselijk, noso (Gr.), ongesteld, ongans, ongezond, onmatig, onpasselijk, ontstoken, onwel, uitgeput, voos, wankel, wee, zwak ziek (barg.) - bezoles ziek zijnde - bedlegerig, lijdend zieke aeger, kranke, lijder, patiënt ziekelijk - abnormaal (fig.), akelig, betrokken, bleek, bleekgeel, krankachtig, leep (gew.), lusteloos, maladief, miezerig, morbeus, morbide, naar, ongans, ongezond, overdreven, overspannen, pathologisch, pips, sentimenteel, slap, teer, vervelend, zwak ziekelijk bleek - pips ziekelijk gesteld op - idolaat ziekelijk gezwel - kyste ziekelijk ingenomen - idolaat ziekelijk ingenomen met - idolaat ziekelijk nerveus - overspannen ziekelijk uitzien - pips ziekelijk verhoogde eetlust - boulimie ziekelijk verlangen naar huis - heimwee, nostalgie ziekelijk verzet - negativisme ziekelijk worden - verliezen ziekelijke aandoening - affectie, buikopzetting, galsteen, graveel, hoest, kanker, koorts, meteorisme, niergruis, niersteen, opgeblazenheid, poliep, windzucht ziekelijke angst bij het zien van de zee - thalassofobie ziekelijke angst voor duisternis - scotofobie, scotophobie ziekelijke angst voor koeien - taurofobie ziekelijke dadendrang - hyperboulie ziekelijke drang - verslaafdheid, verslaving ziekelijke drang tot brandstichting - pyromanie ziekelijke drang tot stelen - kleptomanie ziekelijke eigenliefde - narcisme ziekelijke gedruktheid - depressie ziekelijke geesteszwakte - dementia ziekelijke gewoonte - manie ziekelijke hartstocht manie ziekelijke inbeelding - waan ziekelijke liefde voor muziek - melomanie ziekelijke liefde voor zichzelf - narcisme ziekelijke lust tot kwellen - sadisme ziekelijke lust tot kwelling - sadisme ziekelijke neiging - manie, zucht ziekelijke opzwelling - gezwel ziekelijke reactie - allergie ziekelijke slaapziekte - narcolapsie ziekelijke slaapzucht - lethargie ziekelijke steelzucht - kleptomanie ziekelijke toestand - aandoening, morbiditeit ziekelijke toestand van de geest - overspanning ziekelijke uitwas bij planten - galnoot ziekelijke verandering in het lichaam - aandoening ziekelijke verdikking van de huid - pachydermie, schildklier struma ziekelijke vergroting van de schildklier struma ziekelijke verhoogde eetlust boulimie ziekelijke vernauwing van een ader - strictuur ziekelijke versnelde hartwerking - tachycardie ziekelijke verwijding van de maag - cascademaag ziekelijke vleeswoekering kanker, poliep ziekelijke voorkeur manie ziekelijke voorliefde voor een bepaald voorwerp - fetisjisme ziekelijke vrees om in een besloten ruimte te vertoeven - claustrofobie ziekelijke vrees voor katten - alurofobie ziekelijke vrees zich op een open vlakte te bevinden - agorafobie, pleinvrees ziekelijke wateropeenhoping oedeem ziekelijke weefselwoekering - kanker ziekelijke zelfoverschatting - grootheidswaan ziekelijke zucht - manie, verslaafdheid, verslaving ziekelijke zucht tot stelen - kleptomanie ziekelijkheid morbiditeit zieken - griepen, pesten, plagen, treiteren, wegkwijnen ziekenauto - ambulance ziekenbehandeling en verpleging - hypurgie ziekenbewaarder - verpleger ziek en bleek - pips ziekenbroeder - verpleger ziekendrager - ambulancier ziekengrens - ziekenboeg ziekenhuis barak, gasthuis, hospitaal, hospitium, infirmerie, kliniek, lazaret, leprozerie, nosoconium, veldhospitaal, ziekeninrichting ziekenhuis voor militairen - lazaret ziekenjakje - bedjakje ziekenkas - fonds ziekenoppasser - broeder, nosocoom ziekenraam - draagbaar ziekentrooster - krankenbezoeker ziekenvader in kloosters infirmarius ziekenverpleegster - diacones, nurse, pleegzuster, wijkzuster, zuster ziekenverpleger - broeder, diacoon, lolarde, ziekenoppasser, ziekenverzorger ziekenverpleging - nosokomos, ziekeninrichting ziekenverzorger - broeder, verpleger ziekenverzorging - nosocomie ziekenverzorgster - pleegzuster, verpleegster, wijkverpleegster, zuster ziekenverzorgster die het verplegen als liefdewerk doet - diacones ziekenwagen ambulance ziekenzaal (in klooster) - infirmerie ziekenzuster - ziekenoppaster ziekig - beroerd, gammel ziekmakend - pathogeen, ziekteverwekkend ziekmakend kruid (grazend vee) - bingelkruid ziek mens - patiënt ziekte 3 bof, fijt, mal, mok, pip, t.b.c. 4 aamt, bort, coma, evel, gort, klem, leus, noma, pest, roos, snot, spat, spit, wolf, worg 5 astma, blein, droes, euvel, favus, griep, hoest, jicht, kramp, kroep, kwaal, lepra, lupus, ploon, polio, reuma, spruw, staar, tyfus, zwoeg 6 anemie, angina, astma, diaree, eczeem, ftisis, hernia, herpes, kanker, koorts, kramp, oedeem, omagra, pokken, rabiës, struma, tering, typhus, uremie, zwakte 7 belroos, cholera, diarree, endemie, gonagra, graveel, ischias, maladie, malaria, mazelen, necrose, neurose, ongemak, patiënt, pleuris, podagra, scabieus, schurft, tetanus 8 artritis, chiragra, dementie, diabetes, difterie, infectie, leukemie, migraine, mildvuur, nefritis, nekkramp, rachitis, roodvonk, silicose, stoornis, trombose 9 carcinoom, enteritis, epilepsie gastritis, hemofilie, influenza, kopziekte, krankheid, nefralgie, netelroos, pneumonie, paratyfus, reumat(h)iek, trachitis 10 aandoening, coeliatrie, difteritis, dysenterie, framboesia, gordelroos, scheurbuik 11 acromegalie, pestilentie, slaapziekte, waterpokken 12 elefantiasis, hangerigheid 13 ongesteldheid 15 arteriosclerose ziekte (Lat.) - morbus ziekte aan benen der paarden - mok ziekte aan een bep. streek verbonden - endemie ziekte aan de plantenwortel wortelziekte ziekte aan poten van paarden - mok ziekte aan uiers van koeien - troop ziekte bij bebrek aan vitamine-B1 - beriberi ziekte bij jonge kinderen berg, dauwworm ziekte bij konijnen - myxomatose ziekte bij paarden - droes, mok, spat ziekte bij pluimvee - pest, pip, snot, syndroom ziekte bij rundvee - koepok ziekte die kinderen eigen is - kinderziekte ziekte in gewassen - brand ziekte in (timmer)hout - boeboek, houtwormmolm (witte of rode), vuur ziekte in koren - brand, vuur ziekte in rogge - reup (stengelaaltjes) ziekte in uien - koprot ziekte kenmerkend - pathognomonisch ziekte van Basedow - hyperthyreoïdie, thyreotoxicose ziekte van beeldhouwers en mijnwerkers - silicose ziekte van bieten en koolrapen - hartrot ziekte van de heupzenuw - ischias ziekte van de tabaksplant - ratel ziekte van lange duur - kwaal ziekte van schapen - blaar, blein, draaiziekte ziekte veroorzaakt door moeras muggen - moeraskoorts ziekte veroorzakend - pathogeen ziekte verwekkende - bacteriën, pathogenen, schimmels, streptokokken ziekte voorkomende maatregel - vaccinatie ziekteaanwijzing - diagnose, indicatie, koorts, uitslag, verhoging, voorteken ziektebedrog simulatie ziektebeeld - syndroom ziektebehandeling - kuur ziektebehandeling door middel van zonnebestraling - heliotherapie ziektebeschrijving - nosografie ziektecijfer - morbiditeit ziektecijferverwachting voor een bepaalde periode - morbiditeitsrisico ziektegolf - epidemie ziekteherkenningsleer - diagnostiek ziekte in koren - vuur ziekte in rogge - reup ziektekiem bacil, bacterie, germinatief, streptokok, virus ziektekiem vrij - aseptisch ziektekiemen bevattend - septisch ziektekiemen bij zich dragend besmet ziektekunde pathologie, geneeskunde ziektekundig - pathologisch, patholoog ziektekundige - pathologie, patoloog ziekteleer pathologie ziekten van de huid dermatophatie ziekten van kiemplanten - omvalziekte ziektenbehandeling - therapie ziektenkundige - patoloog ziektenleer - pathologie ziektestof - materie ziektesymptoom - ziekteverschijnsel ziekteteken - prodroom ziektetoestand die ontstaat door overmatig gebruik van absint - absintisme ziekteveinzing simulatie ziekteverloop - ziekteproces ziekteverschijnsel - aambei, belroos, bleekheid, bloeding, buikloop, galsteen, koorts, kramp, netelroos, niersteen, roos, symptoom, uitslag ziekteverschijnsel in kool - draaihartigheid ziekteverschijnselen voorwenden - simuleren ziekteverwekkend pathogeen ziekteverwekkende bacterie - spiril, spirochete ziekteverwekkende stof - miasma ziekteverwekker bacil, bacterie, coc, virus ziektevoorkomende middelen in het bloed brengen - inenten, vaccineren ziektevrees - nosofobie, nosomanie ziektevrij gezond ziektewaan nosomanie ziektewerende stof - serum ziekvertrek - ziekenkamer ziel anima, geest, innerlijk, mens, nous, psyche ziel betreffende - psychisch, spiritueel ziel van Osiris - Serapis zielas - ziellijn zielbraken - zieltogen zielenbrood - hubertusbrood zielen der voorvaderen - laren, lares, penaten zielenboek - godsvruchtoefeningen zielendwang - gewetensdrang zielegrootheid - magnanimiteit, magnamiteit zielenherder dominee, missionaris, pastoor, predikant, zendeling zielenkundig - psychologisch zielenleed hartzeer, smart, verdriet zielenleer - psychologie zielenleven - spiritualiteit zielenlijden - pijn zielenpoot - stakkerd, stumper, tobber zielenpijn - zieleleed zielenrust ataraxie, gemoedsrust zielensmart - hartzeer, pijn, zielsverdriet zielenstrijd gemoedsstrijd zielestrijder - agenie zielevlek - sterdiagram zielhond - zielverkoper zielig - aandoenlijk, beklagenswaardig, deerniswaard, deerniswaardig, ellendig, erbarmelijk, jammerlijk, meelijwekkend, meewarig, rampzalig, sneu, stakkerig, teleurgesteld, teleurstellend, treurig zielig mens - stakker, stumper zielkunde psychologie zielkundig - psychoanalyse, psychologisch zielkundige - psycholoog zielloos - dood, levensloos ziellijn - zielas zielmis baarmis, missa, requiem, requim zielroerend aandoenlijk, pathetisch, treffend zielsaandoening - psychose, trauma, wroeging zielsangst - agonie zielsdierbaar - zielslief zielsgeliefd - zielsbemind zielsgenot - wellust zielskracht - geestkracht zielskwelling wroeging zielsontleding - psychologisch zielsverdriet - zielesmart zielsverhuizing metasomatose, metempsychose, transmigratie zielsvermogen - zin(tuig) zielsverrukking anagoge, exaltatie, extase, geestvervoering, overspanning, vervoering zielsvervoering - extase, opgetogenheid zielsverwant aanlegverwant, aard, sympathetisch, sympathiek zielsverwantschap sympathie zielsvreugde - zielevreugde zielsvriend - beminde, boezemvriend zielsziek - psychopathisch zielszieke - gek, krankzinnige, psychopaat zielsziekte geestesstoring, hysterie, krankzinnigheid, manie, neurose, paranoia, psychopathie, psychose, psychosis, schizofrenie, tropenkolder zielszwakte - psychasthenie zieltjeswinner - proselietenmaker zieltogen sterven zieltoging - agonie, doodsangst, doodsstrijd zielverkoper - ceelverkoper, ronselaar zielverkopertje - borrel zielverzorgend - pastoraal zielzak - lichaam zielzorger biechtvader, dominee, geestelijke, pastoor, pastor, predikant, zielherder zielzorgelijk - pastoraal zien - aanschouwen, bekijken, bemerken, beschouwen, bespeuren, blikken, brillen, kijken, ogen, ontdekken, ontwaren, oordelen, opmerken, overleggen, signaleren, staren, trachten, turen, vinden, waarnemen zien aankomen - voorspellen zien met de huid - dermatopsie zien op afstand - televisie zien van gebeurtenissen uit het verleden - psychoscopie zien van vonken - spintherisme zien zonder herkennen - zieleblindheid zienderogen - waarneembaar ziener Augur, profeet, schouwer, visionaris, voorspeller waarzegger ziener der Grieken voor Troje - Kalchas ziener in Thebe - Teiresias zieneres - profetes zieneres in Thebe - Manto zienersgaven, schenker van - Apollo zienersoog - zienersblik zienlijk - zichtbaar zienswijze bewerking, dunk, gevoelen, idee, kijk, lezing, mening, opinie, opvatting, overtuiging, standpunt, stroming, versie, visie, zin, zier beetje, grein, rats, schijntje, snars, spier ziertje - beetje, druppel, grein, griezel, grijn, korrel, kruimel, lutje, pietsje, schijntje, snars, tikkel, zweem ziezo - klaar zift filter, wan, zeef, zijg ziften filteren, haarkloven, uitpluizen, vitten, zeven, zuiveren, zifter - bediller, purist zifting - tocht ziftvorming - zeefvorming zigeuner bohémien, gitana, gitano, nomade, tzigane, zingaro, zwerver zigeuner (D.) - tzigaan zigeuner (Eng.) gipsy zigeunerdans - gitania zigeunerin - gitana, gypsie zigeunerlied - zingaresca zigeunermuzikant - tzigaan zigeunertaal - Romani zigzagsgewijs tegen de wind opzeilen - laveren zigzag varen - laveren zilt brak, pekel, zout zilte plas zee ziltig - brak, brakig zilver - luna zilver (Lat.) argentum, Ag., vermeil zilver betreffend - lunair, lunarisch zilver dat in het vuur verguld is - vermeil zilver betreffend - lunair, lunarisch zilver- of gouddraad - cantille, filigraan, filigrain zilver- of goudplaatje in gebruik bij het misoffer - pateen zilveraal - najaarsaal zilveraap - mico zilverachtige tint - platinakleurig zilverbisam - watermol zilverblad - bladzilver, judaspenning, tuinwolfsmelk, zilverschoon zilverboom - zilverpopulier zilverboordsel - galon, tres zilverden - zilverspar zilverdingen - zilverwerk zilverdraad cantille zilverdraadwerk - filigraan zilveren geldstuk - dukaton zilver en goudwerk, groot - grosserie zilveren haak - spang zilveren munt - dukaton, geldstuk, gulden, knaak, pop, riks, zilverling zilveren munt in Venuzuela - bolivar zilveren munteenheid in Bulgarije - lew, lewa zilveren pfennig - heller zilveren rijder - dukaton, geldstuk zilvererts zilverblende zilverganzerik - viltganzerik zilverglans - argentiet zilvergroeve - zilvermijn zilvergrijs metaal - molybdeen zilvergrijze zeevis - haring zilverkant - filigraan, filigrain zilverkever - snuitkever zilverkleurig - wit zilverkleurig metaal - aluminium, antimonium, iridium, natrium, nikkel zilverkleurige esp - miko zilverkruid - bliek (gew.), blik, zilverschoon zilverleeuw - poema zilverling - sjekel zilvermeeuw - kaap, kobbe zilvermot - suikergast zilvermunt gulden (piek, pop, knaak), rijksdaalder (riks, achterwiel) zilvermunt (rijder) - dukaton zilvernitraat helse steen zilverpapier foelie, folie, staniol, stanniool zilverpil - kipperas zilverpluvier - bontbekpluvier, goudkievit zilverpopulier abeel zilverreiger aigrette zilverschoon - blank, blik, helder, vlotvaren zilversmid - edelsmid zilverstad - Schoonhoven zilveruitje - eslook, sjalot, schalonge, sauslook zilververgiftiging - argyrie, argyrisme zilverversiering - niello, tulatechniek zilvervingerkruid - zilverschoon zilvervisje - suikergast zilvervoltameter - zilvercoulometer zilverwerk - argenterie zilverwilg - olijfwilg zilverwit edelmetaal platina zilverwit glinsterend metaal - kalium zilverwit halfmetaal antimonium zilverwit kneedbaar metaal natrium zilverwit metaal beryllium, broom, calcium, iridium, kalium, magnesium, natrium, nikkel, rubidium zilverwit metalloïde antimonium, antimoon, stibium, zilverwitte metaallegering - monelmetaal zilverwortel - alpenplantje zilverzaad - judaspenning zilverzand - zilverpoeder zilverzout - broomzilver (ontwikkelen van foto's) zin animo, bedoeling, begeerte, begrip, betekenis, devies, doel, eet, frase, fut, gading, geestdrift, gevoel, goesting, invloed, kluts, lust, mening, meug, motto, nut, portee, puf, sensus, strekking, tendens, tendentie, trek, verlangen, verstand, waarde, wil, wijze, ijver, zienswijze, zintuig, zin die niet loopt - anakoloet zin hebben - lusten zin in eten - trek zin voor het schone - esthetica zin voor werkelijkheid - realisme zin zonder betekenis cliché, frase, leuze zincagrafie - chemigrafie zindelijk - bezemschoon, brandschoon, clean, fris, helder, hygiënisch, intact, kraakhelder, kraaknet, kraakzindelijk, kuis, moltentig, net(jes), ordelijk, proper, rein, schoon, snugger, stofschoon, tetterig, tettig, vlekkeloos, zedelijk, zuiver zindelijkheid - netheid, properheid, proprieteit, reinheid zinderen - fluiten, neuriën, razen, sprankelen, trillen zingen kwelen, kwinkeleren, schallen, zingen der onberijmde psalmen - psalmodie zingen op namen der noten - solfége, solmiseren zingen zonder tekst - solfége, solmisatie zingen van arend krijsen, schreeuwen zingen van bosduif roekoeken zingen van duif kirren, koeren, korren, roekoeken zingen van eend kwaken, snateren zingen van ekster praten, snappen zingen van fazant kokkeren zingen van gaal snappen zingen van gier krijsen zingen van gierzwaluw gieren, kriepen, piepen, tieren zingen van grasmus zingen zingen van haan kraaien, kukelen zingen van hazelhoen - klokken zingen van hen kakelen, tokken zingen van kanarie fluiten, rollen zingen van kauw krassen zingen van kloek klokken zingen van kneu kneuteren zingen van koekoek koekoeken, roepen zingen van korhoen balderen zingen van kraai krassen zingen van kraan klepperen, krijsen zingen van kuiken kriepen, piepen zingen van kwakkel kwakkelen, slaan zingen van leeuwerik gorgelen, tierelieren, tieren zingen van lijster lijsteren, slaan zingen van mees kwelen, razen, sjilpen, vijzevazen, zurkelen zingen van meeuw krassen zingen van merel fluiten, schuifelen, tatelen, tieren, tureluiten zingen van mus piepen, sjilpen, tjilpen zingen van nachtegaal kwinkeleren, neuriën, orgelen, rollen, slaan zingen van nachtuil blazen, roepen zingen van ooievaar klepperen zingen van papegaai klappen, krassen, praten zingen van patrijs kikken, klokken zingen van pauw schreeuwen zingen van roodborstje roepen, snikkikken zingen van sperwer krassen zingen van spreeuw fluiten, praten, ratelbekken zingen van sijs zingen zingen van tortel klagen, roekoeken zingen van uil krassen zingen van valk krijsen zingen van vink slaan, vinken, zingen zingen van vogels - gieren, klokken, kirren, koeren, kraaien, kwinkeleren, orgelen, sjilpen, slaan, snappen, tjuiken, vinken zingen van wijfjesvink tjilpen, tjokken zingen van winterkoninkje piepen, pinken, snetsen zingen van wouduil krassen zingen van wulp fluiten zingen van zwaluw kwetteren, swatelen, tateren zingen zonder tekst solfège, solmisatie zingend (muz.) - cantando zingend wiegen suien, zuien zingfluitje - flageolet zingleeuwerik - veldleeuwerik zingmug - steekmug zingzolder - oksaal, zangkoor zin hebben in - lusten zin in eten - trek zink - spialter, zn zinkbak caisson zinkblende - zinksulfide, zwavelzink, ZnS zinkblok voor dijkdichting - caisson zinkboor - spitsboor zinkboter - chloorzink, zinkchloride zinkcarbonaat - cadmia zinken - dalen, kelderen, vergaan, weg(zakken) zinken bak - teil zinken vat emmer zinkeniet - loodantimoon zinker - duiker zinkerts - galmei, kalamijn (steen) zinkgalmei - zinkcarbonaat, zinkspaat zinkgat - pompzode zinkhechtpleister - brocaplast, leukoplast zinkhoudend boraatglas - normaalglas zinkiet - ZnO, spartaliet, sterlingiet zinking - catarre, katar zinkkrul - zinkspaan zinkkuip - caisson zinklood dieplood, peillood zinknet - kruisnet zinkoxyde - ZnO zinkpleister - zinkoxydepleister zinkput - vervalputje, zakput zinkroer - pistool zinkrotatiedruk - offsetdruk zinksel - bezinksel zinkseruis - lithopoon zinkspaan - zinkkrul zinkspaat galmei, kalamijn zinkstuk - caisson zinkstuk van rijs en teen - kraagstuk zinkvitriool - zinksulfaat zinkwater - afvalwater, rioolwater, zoutzuur, zwavelzuur zinkzuur zout - zinkaat zinledig - loos, zinloos zinledige praat - rimram zinledige uitdrukking bombast, frase, zegswijze zinledige woordenpraal - bombast zinledige woordenvloed - redundantie zinledige woordherhaling - battologie zinledigheid - inaniteit, ineptie zinloos - dwaas, gekleeg, inept, nodeloos, nutteloos redeloos, ijdel, zinledig zinloos gebazel - klets, kletskoek, larie, lariekoek, nonsens, ramram zinloos geklets - gedaas zinloos gepraat frase, gedaas, gekwek, gesnater, nonsens, onzin, prietpraat zinloos versiersel - tierelantijn zinloze praat - frase, gekwek, nonsens, onzin, prietpraat zinloze woordenpraal - bombast zinnebeeld aanduiding, allegorie, embleem, emblema, onderscheidingsteken, symbool, teken, vlag, zinnepop zinnebeeld der onsterfelijkheid - amarant zinnebeeld van blankheid lelie, wit zinnebeeld van boete - paars zinnebeeld van Christus eenhoorn zinnebeeld van de godenbery - moree zinnebeeld van de overmoedige onbezonnenheid der jeugd - icarus zinnebeeld van de overwinning - krans zinnebeeld van de schilderkunst - palet zinnebeeld van domheid ezel zinnebeeld van dood taxis zinnebeeld van drogisten gaper zinnebeeld van een natie - vlag zinnebeeld van een snelle beweging - arendsvleugel zinnebeeld van eer kroon zinnebeeld van geboorte - ooievaar zinnebeeld van geestelijke macht - kromstaf zinnebeeld van geluk hoefijzer zinnebeeld van geneeskundigen - (a)esculaapteken zinnebeeld van grievende smart - alsembeker zinnebeeld van het christelijk geloof - kruis zinnebeeld van het dichterschap - citer zinnebeeld van het leven en de verrijzenis - ei zinnebeeld van hoop anker zinnebeeld van huwelijk ring zinnebeeld van Kerstmis - kribbe zinnebeeld van kracht - eik, leeuw zinnebeeld van lafheid haas zinnebeeld van liefde hart, pijl, roos zinnebeeld van macht - arend, arm zinnebeeld van marine anker zinnebeeld van moed leeuw zinnebeeld van onbedorvenheid - roos zinnebeeld van onbezonnenheid - Icarus zinnebeeld van onschuld lam, lelie,maagd, wit zinnebeeld van onschuld en reinheid - lelie zinnebeeld van onsterfelijkheid - amarant zinnebeeld van ootmoed en liefde - akelei, akolei zinnebeeld van overvloed hoorn zinnebeeld van overwinning palm zinnebeeld van reinheid lelie zinnebeeld van roem (lauwer)krans zinnebeeld van rouw - paars, zwart zinnebeeld van slimheid vos zinnebeeld van traagheid - slak zinnebeeld van trots - pauw zinnebeeld van trouw ceder, ring zinnebeeld van twist - fakkel zinnebeeld van verering krans zinnebeeld van verleiding slang zinnebeeld van verraderlijk kwaad - adder zinnebeeld van vluchtigheid rook zinnebeeld van vorstelijke macht - adelaar, leeuw zinnebeeld van vrede duif, (olijf)tak zinnebeeld van vriendschap - ring zinnebeeld van vrijmetselarij - troffel zinnebeeld van waakzaamheid Argus zinnebeeld van wereldgezag rijksappel zinnebeeld van wijsheid uil zinnebeeld van zachtheid - lam zinnebeeld van zelfopofferende liefde – pelikaan zinnebeelden der soevereine macht - kroon,rijksappel, rijksinsignes, scepter, zwaard zinnebeeldig allegorisch, emblematisch, figuurlijk, figuratief, metaforisch, overdrachtelijk, signitief, symbolisch zinnebeeldig kenteken - attribuut zinnebeeldig plaatje emblema zinnebeeldig verhaal gelijkenis, parabel zinnebeeldig voorstellen - aftekenen, symboliseren zinnebeeldig wapen ener kamer - blazoen zinnebeeldig (ken)teken - attribuut zinnebeeldige aanduiding - beeldspraak zinnebeeldige benaming van de Zaligmaker - lam zinnebeeldige bijbeluitlegging - anagoge zinnebeeldige voorstelling - afbeelding, allegorie, emblema zinnebeeldige vrouw - Borussia zinneloos - bewusteloos, dol, dwaas, gek, ontzind, onzinnig, waanzinnig, ijdel, ijlhoofdig, krankzinnig zinneloosheid - bewusteloosheid, krankzinnigheid, verbijstering zinneloze - krankzinnige zinnelust - wellust zinnelijk apicurisch, erotisch, geil, ideaal, lichamelijk, lodderig, onzedelijk, sensueel, welig, wellustig, wulps zinnelijk (grof) - beestachtig, dierlijk zinnelijk genot - behagen, plezier, vreugde, wellust zinnelijk mens sensualist, sybariet, wellusteling zinnelijk warm - broeierig, zwoel zinnelijke aanduiding van iets - teken zinnelijke gewaarwording - sensatie zinnelijke liefde erotiek, sensualiteit, weelderigheid, wulpsheid zinnelijkheid sensualisme, sensualiteit, weelderigheid, wulpsheid zinneloos dol, dwaas, gek, ontzind, onzinnig zinnen - aanstaan zinnen op - bedenken, overwegen, spinzen zinnepop - emblema zinnenprikkelend - pikant zinnens - menende zinnepop - emblema, zinnebeeld zinnespel - moraliteit zinneweelde - zingenot zinnig - eigenzinnig, handelbaar, mak, verstandig zinnigheid - begeerte, lust zinrijk - geestig, ingenieus, kernachtig, pregnant, sententieus, snedig, vernuftig zinrijk gezegde aforisme, gedenkspraak, gnome, spreuk zinrijke kortheid - laconisme zinrijke spreuk - aforisme, gnome, spreekwoord zinsbedrog - begoocheling, droombeeld, hallucinatie, hersenschim, illusie, ontgoochelen zinsbegoocheling denkbeeld, hallucinatie, illusie, visioen zinsbouw constructie zinsdeel - bepaalde, bepaling, bijwoord, droombeeld, fantasmagorie, gezegde, hersenschim, nachtmerrie, onderwerp, spookbeeld, voorwerp, waanvoorstelling, zinsbedrog zinsbouw - constructie zinsbouwleer - syntaxis zinscheiding - punctuatie zinsdeel - bepaling, bijwoord, gezegde, onderwerp, voorwerp zinsleer - syntaxis zinslidwoord - dat zinsmelodie - intonatie zinsnede - alinea, claus(ule), passage, passus zinsnede uit een hoofdstuk - vers zinsnijding - caesuur zinsontsporing anakoloet zinspelen - doelen, insinueren zinspelen op - duiden zinspeling allusie, toespeling zinspreuk aforisme, devies, epigraaf, gnome, kernspreuk, leenspreuk, lemma, leus, leuze, motto, sententie zinsnede passus zinspreukig - aforistisch zinsrijm - prozarijm zinsverband - context zinsverband zonder voegwoorden - asyndeton zinsvervoering extase zinswending - formulering zinswoordenomzetting - inversie zinswijding - cesuur zinteken - leesteken zintuig gehoor, gevoel, gezicht, huid, oog, oor, reuk, smaak, tast zintuig (orgaan). gehemelte, huid, neus, oog, oor, tong zintuig bij insekten - tastspriet, tentakel, voelhoorn, voelspriet zintuig van een vis - rheoreceptor zintuiglijk sensorisch, sensitief zintuiglijke gewaarwording - sensatie zintuiglijke waarneming achteraf - nasmaak zintuigprikkel - impuls zinvermaak - genot, uitspanning zinverwant - synoniem zinvol - gewichtig, overtuigend, pregnant zirkonium - zr, zirkoon zirkoniumoxyde - zirkoonaarde zirkoniumvariëteit - alviet zirkoonaarde - zirkoniumoxyde zit - tenue zit (ruiter) - zadel zit aan de mast - ra zit aan de vishaak - aas, weerhaak zit in beenderen - merg zit om rijstkorrel - pel zitbad bad, bidet, lavet zitbadje - bidet zitbankje - kruk, schabel, tabouret zitdag - koopdag zitdelen - zitvlak zitgeld - vacatie zitgelegenheid in theater baignoire, balcon, engelenbak, frontbalcon, frontloge, loge, parket, parterre zitgelegenheid op een voertuig - imperiaal zitje bij een cafe - terras zitje op een dak - dakterras zitje voor een restaurant - terras zitkamer - woonvertrek zitkussen - poef zitpenning - presentiegeld zitplaats bank, canapé, club, clubfauteuil, couch, crapaud, divan, driepoot, driestal, duo, eetkamerstoel, fauteuil, kruk, leunstoel, ottomane, pianokrukje, poef, schommel(stoel), sedes, sofa, stoel, tabouret, terras, zadel, zetel, zit, zitting zitplaats (Latijn) – sedes zitplaats aan de bar - kruk zitplaats van de koetsier - bok zitstok voor hoenders - roest zitstok voor kippen - roest, slaapstok zitten - stoelen, zetelen zittenblijver doubleur zittend - sedentair zitterik - stoel zitting bekleedsel (van een stoel), seance, sessie, vacatie, vergadering, zitplaats, zittingsjaar, zittingstijd zitting houden - vaceren zitting op een fiets - zadel zitting op een motor - duo zitting van een collega - sessie zitting voor ruiter - zadel zitting voot twe personen - duo zittingslokaal voor poliklinische behandeling - dispensarium zittingstijd - sessie zitvlak achterste, derrière, gat, kont zizelmarmot - eekhoornmarmot ZKH (Frans) - SAR zo - aanstonds, aldus, als, alzo, dadelijk, dermate, desgelijks, dus, dusdanig, eender, ergo, indien, meteen, mits, sic, straks, wanneer, weldra, zoals, zodanig zo aanstonds - dadelijk, direkt, meteen, onmiddellijk zoal - o.m. zo aldus - maal, sic zo breed als een haar - haarbreed zo een - dergelijk, zodanig, zulk zo even - daareven , flus, flusjes, net, pas, straks, temee, zo zo gaat de wereldse grootheid te niet - sic zo gestemd - drift, gemord, kloekmoedigheid, onverschrokkenheid, stemming, verbolgenheid zo God het wil Deo Volente, D.V. zo God wil D.V. zo goed als bekant, bijna, haast, moraliter, nagenoeg, vrijwel, welhaast zo goed als geheel - nagenoeg zo goed als nieuw z.g.a.n. zo helder als glas - glashelder zo iets als zaagsel - boorsel zo juist - juist, krek, net, niet lang, pas, zoeven, zonet zo klein mogelijk - minimaal zo koud als ijs - ijzig zo net - zojuist, zopas zo niet anders zo nodig - desnoods zo nu en dan - soms, temet zopas - net, zonet zo spoedig als - zodra zo spoedig mogelijk - eerst zo staat het er sic zo vaak iets eten dat men het beu wordt - tegeneten zo veel als - wik zo veel als nodig is - genoeg zo veel men belieft - volop zo veel te meer - temeer zo veel vracht als op een wagen kan - wagenvracht zo waar - inderdaad, wezenlijk zowat - bijkans, ongeveer, omtrent, tennnaastebij zowel - als, bovendien, daarbij, ook, samen, tegelijk zo zo - behoorlijk - lala, matig, nogal, redelijk, tamelijk zo zij het - amen, goed, soit, toegegeven zoals evenals, gelijk, hoezeer, naar, (lat.) ut zoals aan ommezijde u.r. zoals beneden u.i. zoals blijkt uit blijkens zoals boven u.s. zoals de akten getuigen t.a., t.a.t. zoals de mode voorschrijft - modieus zoals de natuur ingeeft naïef zoals de volksmond een eerste etage pleegt te noemen - éénhoog zoals gebruikelijk is - gewoon, normaal, normaliter zoals het hoort - behoorlijk, correct, juist, net, netjes zoals in de hel hels zoals in de hemel hemels zoals op de keerzijde - ur (ut retro) zoals van nature eigen is - aangeboren, ingeschapen zodanig alzo, dergelijk, dermate, derwijze, dusdanig, zo, zozeer, zulks zodat het gelijk is - overeen zode - groes, groeze, plag(ge), pol, schadde, schol zoden steken - plaggen zode van veenachtige heigrond - schadde zodenmes - zodenploeg zodensnijder - zodenploeg zodenspade - zodenlichter zodenijzersteen - ijzeroer zodiak dierenriem zodoende - aldus, alzo, bijgevolg, dies zodra - ras zoeg - zeug zo een - dergelijk, zo, zodanig, zulks zoei - soep zoek - buiig, bijster, ervandoor, foetsie, kwijt, navorsen onbestendig verdwaald, verdwenen, verloren, weg, zeer zoekbrengen - verdoen zoeken - kijken, naspeuren, neuzen, opsporen, proberen, rommelen, snuffelen, speuren, spinzen (barg.), trachten, vorsen, zoekend - zetetisch zoekend naar een schat - schatgraver zoekend naar ruzie - ruziezoeker zoekend nagaan - bemerken, speuren zoeker - speurder, taste zoeker van ruzie - ruziezoeker zoeker van zekere vruchten - bramenzoeker zoek geraakt - verloren zoeking - onderzoek zoeklicht lichtbundel, lichtprojector, projector, schijnwerper, spreidlicht zoekmaken - kwijtraken, verliezen, wegmaken zoek of weg - kwijt zoek op het woord a.v., i.v. zoekt kennismaking met z.k.m. zoel broeierig, lauw, loom, waterkom, zacht, zwoel zoele wind - föhn (n.o. hellingen van de Zwitserse Alpen), gallego (Spanje), zefir zoele zuidenwind - zefi(e)r zoeloe - kaffer zoel of halfwarm - lauw Zoeloevorst, beroemd - Tsjaka zoemen - brommen, bellen, gonzen, ruisen, suizen, trillen zoemer - bel, buzzer zoen akkoord, boete, kus, pakkerd, poen, poentje, smak, smok, toot, verzoening, vrede, zoengeld zoenen - beteren, boeten, goedmaken, kussen, poenen zoet - aangenaam, aardig, braaf, deugdzaam, dolce, dulce, gedwee, gehoorzaam, lief(lijk), manis, vleiend, volgzaam, vriendelijk, zacht zoet (muz.) dolce zoetachtig - ducereus zoet broodbeleg - hagelslag, muisjes zoet en zuur tegelijk zoetzuur zoet hout - kalisse, kaneel zoet klinkend - melodieus, melodisch zoet klinkend (muz) - dolce zoet product honing, jam, kandij, noga, stroop, suiker zoete appel - ribbeling zoete broodjes bakken - pluimstrijken, vleien zoete drank limonade, mede, mee, slemp, ranja zoete etenswaar - suiker zoete halfvloeibare stof – siroop zoete klontjes - kandij zoete knol - bataat zoete lekkernij bonbon, chocolade, drop, fondant, hagelslag, honing, jam, kandij, lolly, marsepein, noga, nougat, pepermunt, stroop, toffee, snoep, ulevel, vanille zoete pepers - pimiento zoete peulvrucht - suikererwt zoete Spaanse wijn malaga zoete vloeistof - stroop zoete waterdelen die overblijven na kaasbereiding - wei zoete witte wijn - cantenac, graves, sauterne zoete wijn - mistella zoetekauw - snoeper zoetelaar - marketentster zoetelaarster - marketentster zoetelief - beminde, schat zoetelijk - kinderachtig, slap, vriendelijk, wee zoeten - afronden, lakkeris, lakris, polijsten, schaven, zoethout zoet en leuk - lief zoete vloeistof stroop zoeterd - braverik zoete Spaanse wijn - Malaga zoete stof - suiker zoete toespijs - entremet zoete vloeistof - limonade(siroop), stroop, honing, jam, kandij, melis, noga, nougat, snoeperi,j stroop, suiker zoete wijn - mistella zoetig geurende plant - vanille zoetigheid - aangenaamheid, bevalligheid, jam, kandij, liefelijkheid, melis, noga, suiker zoetigheid op brood - stroop zoetigheid van bijen - honing zoetjes - bedaard, gestaag, langzaam, rustig, stilletjes, zachtjes zoetklinkend (muz.) - dolce, melodieus zoet maken - suikeren zoetmakend middel - sacharine, suiker zoetmiddel - krystalloseI, suiker zoetsappig beminnelijk (quasi), doucereus, halfzacht, honing, jam, kandij, kwezelig, laf, melis, noga, stroop, suiker, temerig, zalvend, zouteloos zoetsappig praten - femelen zoetsappige zeurkous - femel zoetschaaf - blokschaaf| zoetsprakig - vleiend zoetsteen - oliesteen zoetstof - sacharine, sucrose zoetvloeiend - harmonieus zoetvijlen - polijsten zoetwaterbiologie limnologie zoetwaterdolfijn - boto zoetwaterduiker - dodaars zoetwatereend - bergeend, krakeend, krust, roepereend,roepertje, slobeend, smient, taling zoetwatergarnaal - vlokreeftje zoetwaterkalksteen - alm zoetwaterkreeft - rivierkreeft zoetwaterkreeftje - cycloop, oogkreeftje zoetwatermossel driehoeksmossel, eendenmossel, parelmossel, unionida, vijvermossel, schildersmossel, zwanenmossel zoetwaterpoliep hydra zoetwaterschildpad - doosschildpad, hamiltonschildpad zoetwatervis - aal, alver, baars, barbeel, beekforel, beensnoek, blei, biel, bittervoorn, blankvoorn, bliek, brasem, forel, grondel, houting, karper, kroeskarper, kwabaal, kwastensnoek, meerval, modderkruiper, moddersnoek, paraya, pos, rietvoorn, rivierdonderpad, riviergrondel, rivierprik, ruisvoorn, sidderaal, serpeling, sneep, snoek, snoekbaars, steenkarper, stekelbaars, steur, vlindervis, voorn, weeraal, winde, zalm, zeelt zoetzure groente - atjar zoetzuur - rins zoeven gonzen,razen, ruisen, suizen zoéven daarnet, juist, net, pas, straks, temee, zojuist, zonet, zopas, zostraks zog - biest, kielwater, moedermelk, spoor zogeheten - zogenaamd zogen - voeden, zuigen zogenaamd alias, beweerd, disant, draaikapgek, pseudo, quasi, soi, zgn. zogenaamd Spaans riet - rotan zogende vrouw - men, voedster zogestemd - gemoed zogklamp roerklamp zogklierontsteking - mastitis zogoed - vrijwel zo goed als - bekant, bijkans, bijna, nagenoeg,vrijwel zoiets - dergelijk Zoïlus - kritikaster, vitter zojuist - krek, net pas, zoeven, zonet, zopas, zostraks zolder - aardappelzolder, achterzolder, balkenzolder, berging, bergruimte, bewaarplaats, bovenvloer, brandzolder, dakkamer, mansarde, opperste (Z.N.), plankier, platform, tille, torenkamertje, vliering zolderen - plafonneren zoldering beun, plafond zolderkamer - arkeneel zolderkamertje mansarde zoldert je boven de stal - hilde, hille zolderkamertje met een uitstek - arkeneel, arkenijl zolderlicht - dakkapel, koekoek zolderschuit - aak, bak, praam zoldertje van losse planken boven een veestal - hilde, hilt zomaar - ineens, klakkeloos, lukraak, onverwachts, opeens, pardoes, plots(eling) zomede - evenals zomen - omgorden zomer - bloeitijd zomeraster - zaaiaster zomerbier - lager(bier) zomerbloem - madeliefje zomercypres - bezemvlas zomerdistel - centauri, zomercentaurie zomerdrank - kwast, ranja zomerhuisje - alpenhut, bungalow, chalet, optrek(je), prieel zomerhuisje van herders in de Alpen - Sennhut zomerjas demi zomerknol - meiknol zomerkoren - zomergerst, zomergraan lomerkostuum - zomerkleding zomerlinde - bladlinde zomerlust - zomergenoegen zomermaand - augustus, juni, juli zomermat - krammat zomerooft - zomerfruit zomeroverjas - demi zomerpakje - zomerkostuum zomerpeer - jut zomerpeil z. p. zomerpels - zomervacht zomerschoeisel - opank zomerschoen opank, sandaal zomerse lekkernij - ijs zomersport - zeilen, zwemmen zomersproeten - efeliden zomerstand - zomerpeil zomerstippen - sproeten zomertaling - stareend zomertarwe - zomerkoren zomerteken - Leo zomerverblijf buiten(huis), camping, caravan, lusthuis, pension, tent, landhuis, villegiatuur zomerviolier - stokviolier zomervogel fitis, gors, heidehopper, kievit, kneu, mees, sijs(je), tapuit, tjiftjaf, tortel, vliegenvanger, zwaluw, zomervogeltje - fitis zomervoren - zomervagen zomerwarmtemeter - pyrheliometer zomerwoning - zomerhuis zomerzaad - raapzaad, zomerkoolzaad zomerziekte - bort zomerzonnestand - solstitium zomerzotje - zomerklokje zomerzijde - zuidzijde zo meteen - aanstonds, straks, temee, terstond, weldra zomin - evenmin zomp - drasland, moeras zompig - drassig, moerassig zon - dagvorstin, febus, hemellichaam licht, sol, solair, solaris zon als middelpunt - herliocentrisch zo’n beetje - zowat zon betreffende (de) solair zon met hemellichamen - zonnestelsel zon, warmtestuwing door de - hyperthermie zonaanbidding - heliolatrie zondaar - schuldige zondag - rustdag zondag in de vasten laetare zondag na de advent Kerstmis zondag na de vasten - Laetare, Pasen zondag na feestdag octaaf zondag na september - sexagesima zondag voor palmzondag passie-zondag zondag voor Pasen - palmarum, Palmzondag, septuagesima zondagse mouwtjesjas der Volendammers - blempje zondagsgezicht - gelegenheidsgezicht zondagskind - gelukskind zondagskleed - zondagsgewaad zondagsnummer - zondagsblad zondares - Magdalena zonde fout, helaas, jammer, kwaad, misslag, misstap, ondeugd, overtreding (van goddelijke of zedelijke wetten), peccatum, schuld, spijtig zonde tegen de tijdrekening - anachronisme zondeloosheid - impeccabiliteit zondenboek - zondenregister zondenleer - hamartologie zonden vergeven absolveren zonder - geen, sans, verstoken zonder (Duits) - ohne zonder (Engels) - without zonder (Fr.) - sans zonder (Lat.) - sine zonder (muz.) - senza zonder - behalve, buiten zonder aandacht - achteloos, nonchalant, onachtzaam, onoplettend, onopmerkzaam, onverschillig, onvoorzichtig zorgeloos zonder aandoening - gezond, goed zonder aanstellerij - ongekunsteld zonder aarzelen - blindelings, direct, kordaat, meteen, ogenblikkelijk, onbeschroomd zonder aarzeling - bereidwillig, gemakkelijk, geredelijk, resoluut zonder adem - ademloos zonder afhankelijkheid - autonoom, vrij zonder aflaten - voortzurend zonder af te slaan - rechtdoor, rechttoe, rechtuit zonder aftrek van kosten - bruto zonder afwisseling eentonig, effen, egaal, gelijk, glad, monomaan, monotoom, saai zonder afwijkingen - exact, geregeld, letterlijk, nauwkeurig, normaal, precies, regelmatig, wetmatig zonder afwijking of speling - streng zonder anderen na te volgen - oorspronkelijk, origineel zonder animo lusteloos zonder arbeid - werkeloos zonder bedenken - klakkeloos, pardoes, spontaan zonder bedenkingen - ongezien, onvoorwaardelijk zonder beding - onvoorwaardelijk zonder begeleiding a capella zonder begrip - wezenloos zonder behulp van warmte - koudweg zonder bekleding - naakt zonder bekwaamheid - incapabel, incompetent zonder belangstelling apathisch, gelaten, ongeïnteresseerd onverschillig zonder belasting - taksvrij zonder benul - onbenullig zonder beschadiging - gaaf zonder beschaving - barbaars, ongeciviliseerd zonder betaling - belangeloos, gratis, kosteloos zonder betekenis askaks (volkstaal), gemeen, hol, irrelevant, kwansuis, leeg, nietsbetekenend, nietswaardig, onbelangrijk, voos, waardeloos, zinledig, zinloos zonder bevestiging los, vrij zonder beweging doodstil, onbeweeglijk, pal, roerloos, stil, stokstijf zonder bewerking - herleiden, veranderen zonder bewijs - hypothetisch zonder bewijs aangenomen stelling - axioma zonder bezigheid - ledig, werkeloos zonder bezinning - impulsief zonder bezwaar - geredelijk, gerust zonder blikken of blozen brutaal, impertinent, onbeschaamd zonder blos - bleek zonder bochten recht zonder bodem - bodemloos zonder boosheid - onnozel zonder buit - platzak zonder bijbedoelingen - eenvoud zonder chorda - ongewerveld zonder complimenten - gene zonder dierlijke organismen - azoïsch zonder doel - doelloos zonder doel heen en weer lopen - drentelen zonder doel langzaam lopen - slenteren zonder doel rond lopen - dwalen zonder doel wandelen - slenteren zonder doorzicht - kortzichtig zonder dralen - dadelijk, meteen, onbeschroomd, terstond zonder dwang - natuurlijk, ongedwongen, ongezocht, spontaan zonder een spoor van leven (geologie) azoïsch zonder een woord te laten ontglippen - aandacht zonder een zweem van slaperigheid - klaarwakker zonder eer eerloos, roemloos zonder eerbied - irreverend, oneerbiedig zonder eergevoel - eerloos zonder eigen karakter - onpersoonlijk zonder eind - eindeloos, oneindig zonder einde - eindeloos, oneindig zonder eindrijm - rijmloos zonder energie - futloos, krachteloos, laks, lam, loom,lui, lusteloos zonder enig gebrek of voorbehoud - onvoorwaardelijk, volkomen, volmaakt zonder enig geluid - muisstil zonder enig resultaat - tevergeefs, vruchteloos, ijdel zonder enig teken van leven levenloos zonder enig verband met de godsdienst - areligieus zonder enige bedoeling - doelloos zonder enige norm regelloos, normloos zonder enige ontroering - onaandoenlijk zonder enige vorm - normloos, regelloos zonder er bij te denken - domweg zonder er van geprofiteerd te hebben - niets zonder ernst - lichtzinnig, onberaden, onbesuisd, roekeloos, zorgeloos zonder ervaring - onervaren zonder fatsoen - indecent zonder fout - correct, faliekant, feilloos, korrekt zonder fouten - best, correct, feilloos, prima, zuiver zonder fijn gevoel - onkies, ontactisch, tactloos zonder galm dof, mat zondergebid - tandarm, tandeloos zonder gebreken - correct, gaaf, onberispelijk, ongeschonden, volmaakt zonder geest - eenvoudig, dof, geesteloos zonder geld arm, blut, gedallast, onbemiddeld, platzak, rut, straatarm, zonder geluld - rustig, stil, stom zonder gelijkvormigheid - incongruent zonder gemeenschapszin - asociaal zonder geslacht adelogenisch, aseksueel, geslachtloos zonder gevaar - gerust, safe, veilig zonder gevoel - gevoelloos zonder gevoel of verstand - afwezig, wezenloos zonder gezelschap alleen, eenzaam, enzelvig, solitair, stil, verlaten zonder gist of hevel bereid - ongeheveld, ongerezen zonder gist rijzend zelfrijzend zonder glans dof, glansloos, mat zonder goede naam - eerloos zonder grenzen - eindeloos, grenzeloos, onbeperkt, ongelimiteerd zonder groeikracht - armetierig, armzalig, kwijnend zonder grond bodemloos, gratuit, ongefundeerd, ongegrond, onmetelijk, ongemotiveerd, peilloos zonder haar kaal zonder haast kalm, rustig zonder haperen snel, vlekkeloos, vloeiend, vlot, vlug zonder hartelijkheid - koel, koud zonder heftigheid - dierbaar, gevoelig, zacht zonder heil zijnde - heilloos, rampzalig zonder hersenen - anencefalie zonder het te weten - argeloos, ongewild, onschuldig, onwetend, onwetens zonder hinder - ongemoeid zonder hoofd - acefalisch zonder hoop op genezing infaust zonder hulp alleen, hulpeloos, verlaten zonder humor - humorloos zonder inhoud hol, ledig, leeg, onbenullig, ongevuld, zinledig zonder initiatief - lauw, los, slof, traag zonder jaar a.j., s. a. zonder kennis - dom, stom, onnozel, talentloos zonder klank - toonloos zonder kleren bloot, naakt, ongekleed, poedelnaakt zonder kleur blank, bleek, kleurloos zonder korting - bruto zonder kosten gratis, kosteloos zonder kracht futloos, krachteloos, lam, levenloos, nietig, slap, uitgeput, voos, zwak zonder kunstgevoel - amusisch zonder land - staatloos zonder leed blij, gelukkig, zalig zonder letsel - gezond, ongedeerd, onverlet zonder leven - dood zonder lichaamsgebreken - volmaakt, welgeschapen zonder licht - donker, duister zonder liefde - koud, liefdeloos zonder mankern - steevast zonder matiging - ongeremd zonder mededogen cru, genadeloos, hard, harteloos, meedogenloos, onbarmhartig, onmeedogend, streng, wreed zonder medelijden - cru, hard, kil, koel, koud, onbarmhartig, wreed zonder meer - alleen, beslist, bloot, direct, enkel, finaal, meteen, onvoorwaardelijk, stellig, voetstoots, zeker, zomaar zonder moed - vormloos zonder moed laf zonder moeite gemakkelijk, lichtelijk, makkelijk, moeiteloos, probleemloos, vlot zonder moraal - amoreel zonder morele kracht - decadent zonder morele preoccupatie - amoreel zonder naad - naadloos zonder naam - anoniem, naamloos, nameloos, onnoemelijk zonder nadenken - automatisch, klakkeloos, mechanisch, zonder nadruk toonloos zonder nationaliteit - apatride, staatloos, statenloos zonder noodzaak nodeloos, onnodig, vanzelf, zomaar zonder omhaal - eenvoudig, kostaf, kortweg, ongeveinsd zonder omslag - belangrijk, bondig, gewichtig, juist, kort, kortweg, reëel, wezenlijk, zakelijk zonder omwegen - direct, onmiddellijk, oprecht, rechtstreeks, regelrecht, ronduit, subiet zonder onderbreking - constant, continu, gaand, doonon-stop, steeds zonder onderling verband - onsamenhangend, verward zonder ondertekening anoniem zonder ondervinding onervaren zonder ophef spreken - simpel zonder ophouden aanhoudend, aldoor, alsmaar, bestendig, continu, constant, eindeloos, gestaag, gestadig, nonstop, onafgebroken, steeds, uitentreuren, voortdurend zonder opsmuk eenvoudig, gewoon, simpel zonder opzet ergens komen - geraken zonder opzet gekozen - willekeurig zonder overgang - adiabatisch zonder overleg - tactloos zonder overleg met anderen - autocratisch, eigengereid zonder overweging - klakkeloos zonder overweging handelen - spontaneïteit, spontaniteit zonder pit flauw, futloos, laf, slap, voos, waterig, zoutloos zonder plaats en jaartal - s.l.e.a. zonder plichtplegingen - los, ongedwongen, ongegeneerd, vrij zonder precedent - enig, weergaloos, uniek zonder protest - lijdelijk zonder ramen - blind zonder realiteit - wezenloos zonder regel - regelloos, wetteloos zonder respect - brutaal, onbeschoft zonder resultaat - ijdel, tevergeefs, vergeefs, vruchteloos zonder risico - gerust, ongevaarlijk, rustig, veilig zonder roem - roemloos zonder rust - rusteloos zonder samenhang - incoherent, los, mul, rul zonder samenhang spreken - radoteren zonder sap - droog, melig, saploos, voos zonder schaamtegevoel - schaamteloos zonder schoenen - barrevoets, blootsvoets, ongeschoeid zonder schouderbanden strapless zonder schroom - vrijuit zonder schuld schuldeloos, onschuldig zonder slaap - slapeloos zonder smaak - smakeloos zonder smart - smarteloos zonder smet - smetteloos zonder smetstof - aseptisch zonder spanning - gezapig, goedig, kalm, rustig, stil, zacht zonder speelruimte - krap zonder spoor - spoorloos zonder spoor van leven (geologie) - azoïsch zonder sprekende trekken - onbeduidend zonder stengel - ongesteeld zonder steun - hulpeloos zonder stevig vlees - bedorven, slap, voos zonder stevige kern - voos zonder stevigheid - voos zonder structuur - amorf, vormloos zonder tucht - ongedisciplineerd zonder stijfheid - losjes, vluchtig zonder tal - talloos zonder tanden - tandeloos zonder te aarzelen meteen, direct, kordaat, ogenblikkelijk zonder te kijken - blindelings zonder tegenslagen - voorspoedig zonder tegenspraak - blindelings, onvoorwaardelijk zonder tehuis - ontheemd zonder terughouding - openlijk, ronduit zonder testament - ai (ab intestato) zonder testament gestorven - ab intestato, intestaat zonder titelvermelding S.t. zonder toekomst - hopeloos, radeloos zonder toevoegsel - sec zonder toezicht - onbeheerd, onbeveiligd, onbewaakt zonder toom - tomeloos zonder troebeling - sereen zonder troef s. a., sans atout zonder tucht - ongedisciplineerd zonder tussenpozen - aaneen, aanhoudend, achtereen, onafgebroken zonder tussenruimte aaneen, aaneengesloten, compact zonder twijfel - stellig, vast, zeker zonder uitdrukking - levenloos, wezenloos zonder uitstel - dadelijk, direct, immediaat, meteen, onmiddelijk, onverwijld zonder uitstel van betaling - contant zonder uitwerking - ineffectief, krachteloos zonder uitzondering algemeen, alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, elkeen, ieder, iedere, iedereen, iegelijk, niemand, niets zonder vast verblijf - ambulant, nomadisch, rondtrekkend, zwervend zonder vaste lijnen - lukraak, vaag, vagelijk zonder vaste plaats - ambulant, zwervend zonder vaste verblijfplaats - nomadisch, reizend, rondtrekkend, zwervend zonder vaste werkkring - ambulant zonder veel gewicht - licht zonder veel verscheidenheid - eentonig zonder veerkracht - krachteloos, lam, slap zonder verandering of uitzicht op verbetering - slepend zonder verband - onsamenhangend zonder verband met de godsdienst - areligieus zonder verbeeldingskracht - fantasieloos zonder verdediging - weerloos zonder veren - pluimloos zonder verflauwen - uitentreuren zonder verheffing - plat zonder verlet - dadelijk, meteen, onmiddellijk, onverwijld, terstond, voetstoots zonder vermelding van naam - anoniem zonder vermogen om te betalen - insolvabel, insolvent zonder vernuft - geesteloos zonder verschil - gelijk zonder verstand breinloos, dom, dwaas, ignorant, ondoordacht, redeloos, stom, wezenloos, zinloos zonder verstand van zaken - irrationeel, onoordeelkundig zonder vertrouwen - moedeloos zonder verwijl - dadelijk, direct, onmiddellijk, onverwijld, terstond zonder verzet - lijdeloos, lijdelijk zonder vet - mager, schraal zonder vingers of tenen - adactylisch zonder vlam branden - gloeien, smeulen zonder vlekken - smetteloos zonder vocht - dor, droog zonder voldoende reden - ongemotiveerd zonder volledige titel - z.v.t. zonder voorafgaande waarschuwing - ineens, plotseling zonder voorbedachtheid - onwillens zonder voorbehoud - gladweg, openhartig zonder voorbereiding - onvoorbereid, opeens, pardoes, spontaan zonder voordeel - onnuttig, renteloos zonder vooroordeel objectief zonder vorm amorf, inform, ongevormd, vormeloos, vormloos, wanstaltig zonder vormgeving - amorf, stijlloos zonder vouwen - ongekreukt zonder vrees - boud, dapper, gerust, obversaagd, onversaagd, parmantig, zelfbewust, zelfverzekerd zonder vrucht - steriel zonder vruchtenat - saploos zonder waarde -astraks (volkstaal), kwansuis, nietig, onnuttig, waardeloos zonder warmte van gevoel - kil zonder water - anhydrisch zonder weerga - enig, gadeloos, ongeëvenaard, onovertroffen, onvergelijkbaar, onvergelijkelijk, uitstekend, uniek, weergaloos zonder weerstand - krachteloos, lijdelijk, slap, zwak zondr werk - baanloos, werk(e)loos zonder werklust - lui zonder wettige oorzaak geschieden - kwaadwillig zonder wil - willoos zonder wind - bladstil, windstil zonder winst of verlies gelijk, kiet, (quitte), remise zonder woorden gewetenloos, (stil)zwijgend, vanzelfsprekend zonder zedelijk besef of bewustzijn - gewetenloos zonder zedelijke normen - amoreel zonder zedelijke overweging amoreel, onzedelijk zonder zich angstig te maken - gerust, rustig zonder zich te bedenken - ineens, klakkeloos, onnadenkend, opeens, pardoes, plots, spontaan zonder ziel - apatisch, zielloos zonder zonden - heilig. zonder zorg slordig, nonchalant, sinecure, zeker, zorgeloos zonder zorg gemaakt - slordig zonder zorgen - onbekommerd, ongegeneerd zonder zuurstof levend - anaëroob zonder zijn - spenen zuurstof - anaëroob zonderbaar - buitenissig, excentriek, (soortig), zonderling zonderling – aarlanderveens, abnormaal, avontuurlijk, barok, bizar, buitenissig, dwaas, dwars, eigenaardig, eigendunkelijk, eigengereid, enig, exentriek, gek, grillig, grotesk, individu, misselijk, onberekenbaar, ongehoord, ongemeen, ongewoon, opmerkelijk, oubollig, raar, rare, singulier, snuiter, suprenant, sijs, verwonderlijk, vreemd, vreemd(soortig), wonderbaar, wonderlijk, zonderbaar zonderling gebaar - grimas, zonderlingheid - rariteit zonderling idee gril zonderling in stijl barok, grillig, grotesk zonderling mens druif, kwant, kwibus, rare, snuiter zonderling voorval - fenomeen zonderlinge kwant, rare zonderlinge belevenis - avontuur, gebeurtenis, lotgeval zonderlinge gebeurlenis avontuur, belevenis, lotgeval
zonderlingheid - rariteit, singulariteit zondig boos, feilbaar, goddeloos, ignobel, kwaad, misdadig, ontaard, peccabel, schuldig, slecht, snood, verdorven zondige daad misdaad, onrecht zondigen - misdoen, pecceren zondigheid - depravatie, ontaardheid, peccabiliteit, slechtheid, verdorvenheid zondvloed - deluge, dilivium zone aardgordel, afdeling, gebied, gevechtszone, kring, luchtstreek, sector, streek, terrein, territorium, wereldstreek zonen, verdeling in - zoning zon met hemellichamen - zonnestelsel zone der wereld - continent, gebied, wereldstreek zonet - juist, pas, zoeven, zojuist, zopas zoneclips - zonsverduistering zonit - anders zonnebaan - ecliptica, zonnecirkel zonnebad - solarium zonnebaden - zonnen zonnebank - bruinbank, zonnekanon zonneblind - abatjour, bovenlicht, lampekap, vallicht zonneblinde jaloezie, luik, markies, persienne, store, zonnescherm zonneblind voor ramen - luik zonnebloem - heliant(hus), helioroop zonnecirkel - zodiak zonnedampkring - chromosfeer zonnedauw - drosera, rossolis zonnedauwachtigen - droseraceeën zonnedienst - heliolatrie zonnedieren - heliozoa zonnefakkel - protuberans zonnegas - helium, zonnewinde zonnegod - Baal (Phoenicië), Hyperion, Phoebus, Soerga (hindoe), Sol, sperwerkop),Titan zonnegod Egyptische - Ra, Re, Osiris zonnegod Grieks - Apollo, Helios, zonnegod Perzisch - Mit(h)ra zonnegordijn - jaloezie, kree, store zonnekanon - solarium, zonnebank zonnekant - teneriffewerk zonne keer op 21 Juni en 22 dec.- solstitium zonnekeerpunten – keerkringen, tropen zonnekever - goudhaantje zonnekijker helioscoop zonneklaar duidelijk, evident, flagrant, glas(helder), kristalhelder, palpabel, tastbaar, vanzelfsprekend, voelbaar zonneklaar in het oog springend - evident zonnekring - zodiak zonnekruid - zonneroosje zonnekruidachtigen - cistaceeën zonnekijker - helioscoop zonneparaplu - parasol zonnescherm markies, jaloezie, pajoeng, parasol, persiene zonnescherm van bamboelatjes - kree zonneschijf - ton zonneschijn - isolatie zonnesteek - heliosis, insolatio, solarasfynie zonnestelsel, deel van het - komeet, maan, meteoor, planeet, planetoïde, zon zonnestilstand solstitium, trope zonnestofje - atoom, ion zonnetje - dievenlantaarn zonnevlam - protuberantie zonnevlecht - zenuwknoop zonnevlekje op de huid - sproeten zonnevogel - paradijsvogel zonne vrees heliofobie zonneweg - ecliptica, zodiak zonnewende solstitium zonnewendebloem heliotroop zonnewijzer - gnomon(ica) zonnewijzerskunst - sciagrafie zonnig - opgewekt, plezierig, prettig, vrolijk zo nodig - desnoods zonsverduistering eclips, zoneclips, zoneclips, zoneklips zo nu en dan - soms, temet zonwering - jaloezie, store zonzucht - heliomanie zoodkorrel - keest zoöfiel - dierenvriend zoöfiet - hydroidpoliepen zo-filie - dierenliefde zoogdier – 2 ai, os 3 aap, air, big, bok, bul, cay, das, dog, dol, elk, fik, fis, hit, kat, ked, keg, ket, keu, kid, koe, kra, lam, lar, los, met, mol, mop, ooi, puk, ram, rat, ree, reu, rob, ros, sai, sik, sim, tei, ulk, var, vig, vos, yak 4 alco, anoa, anta, apin, aroe, axis, babi, bagh, barg, beer, berg, bick, bles, bonk, brak, coey, dauw, does, dril, egel, ever, ezel, frèt, fits, garm, gaur, geit, gems, germ, gnoe, guil, haas, hert, hond, inia, jaki, kalf, kama, kees, knol, kuis, lama, lori, lupa, lynx, maal, maki, miko, mink, mara, moor, mops, mots, muil, muis, napu, orka, oryx, paco, pako, pink, poes, pony, puck, ruin, rund, saki, sapi, sasi, sero, taks, tana, teef, titi, toro, trui, urus, urva, vari, wara, welp, wolf, wuaa, yack, zebu, zeug, zwijn 5 abada, addra, adjag, ariës, badak, bagijn, beisa, beite, berin, bever, bisam, bizon, blaar, bobak, bonto, boxer, bruin, caama, cairn, cavia, chama, coati, danta, dingo, domba, eland, fahad, fenek, fiber, fossa, gayal, gazel, genet, giraf, grind, hamel, harpy, hinde, hyena, hoorn, hound, hyena, indri, irbis, jakal, kahau, kalan, kater, katta, kavia, kegge, kekek, kemel, kikik, koala, kobus, koeda, koata, komba, konijn, kurre, kuxio, kween, leeuw, loeri, lupus, magot, majas, makak, manat, manis, meert, melon, mette, mkaka, moere, molos, moose, mungo, muzin, nahar, nerts, oeros, okapi, oreas, otter, paard, panda, pekan, poema, poney, pongo, rasse, ratel, rekel, roesa, sabel, saiga, sanka, schot, sfinx, skunk, smous, spits, stier, talpe, tapir, tijger, vaars, visse, wajak, wawar, wezel, yapok, ijsvos, zeboe, zebra 6 agoeti, aguara, alesan, alfane, alpaca, apella, argali, ateles, barber, barzol, basset, beagle,berang, beroek, bichon, boebal, bokram, boniet, borele, borzol, boskat, bosrat, buffel, bultos, caraya, castor, choras, coaita, coipoe, collie, corsak, coyote, desman, dolfijn, duivel, ezelin, etalon, fennec, fluwijn, foklam, gadjah, galago, gelade, gepard, gesela, gibbar, gibbon, goffer, grison, hamman, hengst, herder, hunter, hyrare, isebei, jackal, jaguar, joekel, kalong, kameel, kapauk, kavaje, kidang, knevel, kobaka, koeati, koebin, koedoe, koelan, koesoe, kolobe, korsak, landak, lemboe, leplam, loboor, loewak, macaco, manaat, marmot, marter, matako, matjan, mehari, merrie, mierga, miriki, mongoz, monjet, mormel, muilos, narwal, nylgou, ocelot, oengko, oerson, onager, ooilam, ooraap, oorrob, osezel, ozelot, paniki, panter, paseng, pekari, pinche, poedel, potlam, potoro, potvis, quagga, ranger, reebok, rolaap, rottel, schaap, schoep, schram, senoek, serval, setter, simiae, simpei, sirene, sloegi, tanrek, tarpan, teckel, tekkel, tikoes, tjakma, tjigah, toepai, torean, tsjati, tupaja, uilaap, varken, veulen, vicuna, vinvis, vosaap, wakera, walros, walrus, walvis, wangel, weilam, wisent, witvis, wolaap, wolvin, wombat, wouwou, ijsbeer, yurumi, zeebok, zeekoe, zeerob, ziesel 7 aasbeer, aloeate, amprool, anoeang, arabier, armadil, babiche, baboein, bachmat, badjing, bangoer, banteng, baribal, baviaan, baloega, bergkat, bergrat, bergvos, bieloek, blesbok, bobtail, boedeng, boender, boerong, bonzing, bosgeit, bosmens, bosmuis, boszwijn, bouvier, broeang, broncho, bruiker, bruiaap, bulhond, bulldog, bultrug, bunzing, butskop, cacajoa, caracal, caniden, carniva, chucoto, coandoe, coyotte, dakhaas, damhert, dashond, djemmel, djerboa, doejong, doghond, dwasala, entjang, faunaap, fluweel, gazelle, gemsbok, genette, giraffe, gorilla, goudkat, goudmol, griffon, grizzli, grysbok, guanaco, guereza, hackney, hamster, hariman, heihaas, hermelijn, hoedaap, hoelman, hoelock, huanaco, huiskat, jakhals, kabriet, kalakie, kalasie, kalawat, kambing, kamelin, kamneus, kampret, kantjil, kapater, karakal, karbouw, kardoes, kariboe, katbeer, kateker, katfret, katodon, kavalje, keitloa, kelawar, klipdas, kloeang, koekang, koewoek, kolsoen, kuifaap, lamprei, langoor, leeuwin, lemming, lemuren, levrier, linsang, luiaard, maanzat, maikong, mammoet, manatus, màndril, mangabe, mangebe, mangust, mastiff, meerkat, mengkas, mensaap, merinos, minette, moedjlt, moeflon, moervos, moesang, molmuis, monofeo, mooraap, muiskat, mungose, muntjak, mustang, myogale, neusaap, njentek, nijlpaard, oeakari, oerrund, olifant, ondatra, opossum, ouddier, pelsrob, pestrat, pincher, pinegel, pischoe, pointer, poolkat, pooltje, poolvos, pursang, reegeit, rendier, rietbok, rilmuis, roodvos, sagoein, saimiri, santeng, sapajou, segoeng, siamang, silling, snotaap, soerili, soesoek, spaniel, spitser, stenops, stermol, surilho, surillo, tagoean, tarsius, teledoe, terriër, tschita, tsjakma, tsjamek, twenter, tijgerin, ursidae, vaarkoe, vampier, veldrat, vigogne, viverra, wasbeer, watoesi, wergoel, whippet, wipmuis, woelrat, zakmuis, zandmol, zandrat, zeebeer, zeehond, zeekalf, zeerund, zoraféh, zorilla, zwijndas 8 aardmuis, aardwolf, aberdeen, airedale, alakdaga, algaseen, antilope, araguata, auerochs, baardaap, baardvis, baarssim, babakoto, beermuis, belhamel, berenrob, berggeit, berghaas, bergmuis, beroeang, beverrat, biroeang, bisamrat, blaarkoe, bladneus, blauwbok, blauwvos, bleekbok, boommuis, brabagon, brandvos, bremhaas, brilbeer, bruinvis, bulpaard, bultrund, cachelot, carcajou, howchow, civetkat, civetrat, cimarone, coegoear, courtaud, dasyurus, deugling, doejoeng, duinhaas, dwergkat, edelhert, eekkatte, eekhoorn, elzasser, everzwijn, fikshond, filander, gaffeier, garangan, genetkat, gladhaai, gladneus, goeazoeï, grasbuik, grauwtje, grimbeer, grootoor, gyakgyak, haaregel, hakkenei, halfezel, hanemaan, hanoeman, hazewind, heemhond, hermelijn, hertzwijn, hondsaap, honigdas, huismuis, jodenaap, kagoeang, kastoeri, keeshond, kinkaloe, klapneus, klauwaap, kleihaas, klipgeit, koeandoe, koebeest, koeboeng, koeëroek, koegosar, koeskoes, koetjing, koolhaas, kroonaap, kruisvos, labrador, lamantijn, lampreel, landbeer, landmuis, langkouw, leeuwaap, leeuwtje, leporide, lierneus, Ijoetaga, loetoeng, luipaard, malbroek, mammalia, mammouth, mangoest, marapoet, margoeay, markhoor, marmoset, meerzwijn, melkgeit, melursus, mirikina, moefflon, moerhaas, monoehoe, moormaki, muildier, muilezel, muscusos, nachtaap, negeraap, neusbeer, nibandar, nijlpaard, oeïstiti, oewaoewa, pintcher, poolbeer, poolhaas, rammelaar, rekelvos, renoster, rididiel, rudentia, satanaap, schaapos, schimmel, schotter, sealyham, sinsring, slankaap, smaldier, spaling, spiesbok, spinjoen, spitsrat, spoorrat, steenbok, stinkdas, stompaap, stormvis, surikate, tangkasi, thargeit, tjelling, tjilling, tsjikori, tijgerkat, veldhaas, veldmuis, viscacha, visotter, voedster, visotter, voedster, voskonijn, waakhond, wanderoe, warragai, waterbok, waterrat, wezeldas, wezeling, windhond, woelmuis, wolbeest, woudezel, yoeroemi, zadelrob, zandhaas, zeeleeuw, zeeotter, zesender, zonnedas, zwijnegel, zwijnhert 9 achtender, akkermuis, alpengeit, alpenhaas, angorakat, ayeredale, baardzwijn, babioetan, babiroesa, bamboerat, bandikoet, bastpaard, bedengelt, binturong, bisamzwijn, blindmuis, bloedhond, bobbejaan, bokschaap, boomtijger, bosduivel, bosvarken, brandhert, buideldas, buidelmol, buidelrat, butterfly, chimpans, cimmarone, damagazel, deerhound, dekhengst, dodekopje, dschelade, duikerbok, duinkonijn, dwerggeit, dwerghert, dwergmuis, dziggetai, ezelgiraf, franjeaap, gaffe bok, gladakker, greyhound, grindewal, haaskonijn, haloewang, hamadryas, hazelmuis, hokkeling, holenbeer, hollander, honingdas, hyenahond, ichneumon, infantado, jachthond, javaanaap, kangoeroe, kattepoes, kelderrat, klederaap, knaagmaki, koerimira, koffierat, kokosbeer, kraagbeer, kraboekoe, kwastzwijn, lastpaard, lepelhond, marimanda, marterkat, maskeraap, mastodont, mierenvos, moerkonijn, muetpaard, muilpaard, muskuskat, navelzwijn, neushoorn, nonnenaap, paardhert, pampaskat, pardelkat, pariahond, pasganger, pharaorat, pinkstier, pinkvaars, plalanger, pronghorn, pronkneus, prosimiae, rammelaar, roodblaar, sabeldier, saharavos, schoepati, schubdler, shawlgeit, slankapen, slurfdier, snuitbeer, speurhond, spieshert, spilgioen, spitshond, spitsmuis, spookdier, springaap, springbok, staartaap, steenezel, steengeit, stekelrat, stinkdier, stinkmuis, tagnicati, tamandoea, tamandoes, telganger, tjakalang, trekpaard, tuimelaar, tijgerhond, tijgerwolf, vachtegel, veelvraat, vetstaart, vleermuis, wachthond, wangoerie, waterhert, waterhond, waterzwijn, weduweaap, werkpaard, wezelhond, witkopaap, wolfshond, wolverene, wijfjesree, xenarthra, zebrawolf, zeevarken, zilvervos, zwaardvis, zijdeaapje 10 aardduivel, aardvarken, aboelandsj, aenaeasrat, agaattijger, aguarachay, andalusiër, angorageit, beermarter, bezoargeit, bergschaap, boommarter, boomslaper, borstelrat, buidelbeer, buidelhaas, buidelhond, buidelmuis, buideirat, buidelwolf, bulterrier, catarrhina, chinchilla, chiroptera, clydesdale, colobusaap, dalmatiner. diana-aapje, dromedaris, duivelsaap, dwergkonijn, dwergpaard, edelmarter, eskimohond, foxterrier, gaffelgems, gaffelhert, gemsbuffel, gordeldier, gordelmuis, hartebeest, heiknapper, herenpaard, herkauwers, hertepaard, hertestier, huismarter, huzarenaap, jachtpaard, kameelgeit, kapucijnaap, karrepaard, klapperaap, klapperrat, klauwaapje, langarmaap, leeuwaapje, lippenbeer, lombalomba, macrotarsi, maskerzwijn, melkschaap, meloncille, mendjangan, mierenbeer, mierenegel, miereneter, monniksrob, muffeldier, muskusdier, muskuszwijn, musteliden, nachtaapje, natiepaard, noordkaper, osantilope, pacokameel, palmroller, pinnipedia, reuzenhert, rhinoceros, roofdieren, ruminantia, sandelwood, slapstaart, slingeraap, smousbaard, sneeuwhaas, spookaapje, spoorwezel, springhaas, springmuis, stekelmuis, strandwolf, tandelozen, tandwalvis, tenggiling, tingaloeng, tjeboeroet, tuinslaper, tijgerpaard, vertebrata, vingerdier, wapitihert, weerschaap, welingsang, wildebeest, woudduivel, yangoerondi, ijzervarken, zeeolifant, zwartblaar 11 angorakonijn, baardwalvis, bastaardaap, boeroendoek, boerenpaard, bovenlander, bosantilope, bullenbijter, dikhuidigen, dinotherium, dschiggetai, douroucouli, dwergbuffel, eenhoevigen, eenhoornvis, ezelgiraffe, groenendaal, herdershond, hertebuffel, hondjakhals, hondskopaap, kameelpaard, kamponghond, katachtigen, knaagdieren, koeantilope, krabbenhond, kuifbaviaan, lakenvelder, laponderaap, maanblaffer, manenschaap, marsupialia, monotremata, moorbaviaan, nevelpanter, ottermarter, pachydermen, pantserdier, paukenpaard, pluimstaart, prairiewolf, proboscidea. rattenbever, rivierpaard, sahoeiaapje, schiabandar, schippertje, snuitdieren, speenvarken, spitsdolfijn, steenmarter, steenschaap, steppenlynx, tedalschaap, vinvoetigen, vleermuizen, wrattenzwijn, zeeëenhoorn, zevenslaper, zilveraapje, zilverkonijn 12 aardeekhoorn, aardmannetje, affenpincher, artiodactyla, beëlzebubaap, bernardshond, buideldieren, buidelmarter, cynocephalus, groenendaler, hazewindhond, hertantilope, hippopotamus, hoefijzerneus, hondachtigen, kafferbuffel, kameelpardel, kameelschaap, kangoeroerat, kapucijneraap, koningstijger, korthoornkoe, merinoschaap, penseelaapje, platyrrhinae, prairiepaard, rattenvanger, schaapkameel, schildvarken, schoothondje, snaveldieren, snaveldolfijn, spiegelotter, spitsmuismol, stekelvarken, talapoeinaap, tweehoevigen, vogelbekdier, vosmangoeste, withandaapje, witsnuitbeer, woestijnvosje, ijslandschaap, zakvleermuis 13 alpensteenbok, appelschimmel, boomkangoeroe, boomspitsmuis, dwergantilope, dwergnijlpaard, eekhoornaapje, forelschimmel, grondeekhoorn, huisspitsmuis, hyenaachtigen, jachtluipaard, kaapsebaviaan, palmrolmarter, reuzenolifant, rolstaartbeer, schabrakhyena, spekvleermuis, veldspitsmuis 14 bisamspitsmuis, boommiereneter, buideleekhoorn, buffelantiloop, dwergspitsmuis, dwergvleermuis, hondsvleermuis, marterachtigen, naaktzoolwezel, nachtvleermuis, peperspysmuis, perissodactyla, pluimstaartaap, walvisachtigen, waterspitsmuis, witschouderaap 15 aardeekhoorntje, aristoteleshert, buidelslaapmuis, doodshoofdaapje, dwergmiereneter, kogelgordeldier, mantelvleermuis, muskusspitsmuis, prevosteekhoorn, spitsbuideldier, springspitsmuis, 16 berggeitantilope, civetkatachtigen, eendvogelbekdier, egelvogel bekdier, spitseekhoorntje, steenbokantilope 17 grootoorvleermuis, olifantsspitsmuis, roodhandzijdeaapje zoogdier (voorwereldlijk) - dinotherium, mammouth zoogdier in de literatuur - kemel (kameel) zoogdier (jong) - big, kalf, lam, veulen, welp zoogdiersoort aap, halfaap, carnivoor, vleeseter, vinvoetige, walvis, knaagdier, vleermuis, insecteneter, insectivoor, hoefdier, buideldier zoogdier (vrouw) - berin, ezelin, geit, hinde, koe,merrie, teef, voedster, wolvin, zeug zoogdiertje -cavia, egel, marmot, mol, muis zoogdistel - melkdistel zoögeografie - dierengeografie zoogster min, voedster zoogster van Odysseus - Euryclea zoogvrouw - zoogster zooi - bende, boel, chaos, keet, rommel, rotzooi troep, vracht, zootje zool - loopvlak, planta zool van crêpe spekzool zoolganger - beer zoolleer - lapleer zoöloog - dierkundige zoölogie - dierkunde zoölogische tuin - artis, blijdorp, diergaarde zoöloog - dierkundige zoom boord, boordsel, border, buiten(rand), grens, inleg, inslag, kant, laticlarve, limbus, lumbus, lijst, oever, omleg, omslag, plooi, zijde, wal zoom (omgeslagen) - rabat zoom van de schelp bij keverslakken - zone zoom van een vrouwenrok (geplooid) - falbala zoom van kleed - rabat zoomband - hoornzoom zoom/omgeslagen rabat zoomtouw - lijk zoon - nakomeling zoon (Arabisch) ibn zoon (Isr.) ben zoon (Lat.) - filius zoon (Schots) mac zoönose - infektieziekte zoonsdochter - kleindochter zoonskind - kleinkind zoonsvrouw - schoondochter zoonszoon - kleinzoon zoon van aartsvader Jakob - Aser, Benjamin, Dan, Gad, Levi, Jozef, Juda, Naftalie, Ruben, Simeon, Zebulon zoon van Abraham Ismaël, Izaak zoon van Adam Abel, Kain, Seth zoon van Aeneas en Creüsa Ascanius, Lulus zoon van Agamemnon Orestes zoon van Agenor Cadmus zoon van Altreus - Menelaus, Agamennon, Plisthenes zoon van Amphitrite - Triton zoon van Amphiaraus en Eriphyle - Alcmaeon zoon van Anchises en Aphrodite - Aeneas zoon van Aphareus Idas zoon van Apollo en Calliope Orpheus zoon van Apollo en Creüsa Ion zoon van Ares en Aphrodite Eros zoon van Atreus Agamemnon, Menelaus zoon van Balder - Forsete zoon van Boaz en Ruth Obed zoon van Bethuel - Laban zoon van Cadmus Polydorus zoon van Chaos Erebus zoon van Cronus Zeus zoon van Darius en Atossa Xerxes zoon van David Absalom, Salomo(n) zoon van de czaar – czarewitsj zoon van edelman - jonker zoon van Ezau Korah zoon van Hector en Andromache - Astyanax zoon van Heymijn van Ardennen - Ritsaert, Writsaert, Reinout, Adelaert zoon van Helios Faëton zoon van Hermes en Aphrodite - Hermaphroditus zoon van Hippolochus Glaucus zoon van Hyperion en Theia Helius, Helios zoon van Izaak Jakob zoon van Jakob Ruben, Simeon, Levi, Juda, Isseschar, Zebulon, Dam, Naftalie, Gad, Aser, Jozef, Benjamin zoon van Josia Jojakim zoon van Jozef Manasse zoon van Jupiter Minos zoon van Laërtes en Anticlea - Odysseus, Ulysses zoon van Leda Pollux, Castor zoon van Mars en Venus Amor zoon van Nahor Bethuël zoon van Noach Sem, Cham, Jafeth, zoon van Oceanus en Tethys - Acheloüs, Inachus zoon van Odin Balder, Vidar, Hodur, Braga zoon van Odysseus Telemachus zoon van Peleus Achilles zoon van Pelops en Hippodamia - Atreus, Thyestes zoon van Poseidon en Amphitrite - Triton zoon van Poseidon en Libye Agenor zoon van Priamus Hector, Paris, Helenus, Troilus, Cassandra, Polyxena zoon van Rembrandt Titus zoon van Saturnus Jupiter zoon van Saul Jonathan zoon van Seth Enos zoon van Tantalus Pelops zoon van Telamon Ajax zoon van Terah Abraham zoon van Tereus en Philomela Itys zoon van Thesus Hippolytus zoon van Uranus Cycloop zoon van Venus Amor zoon van Zebedeus Johannes, Jakobus zoon van Zeus Perseus, Ares, Arcas, Hercules, Hermes, Apollo, Dionysus, Dardanus, Tantalus, Artemis, Hephaestus, Amphion, Zethus, Perseus, Castor, Pollux, Athene zoon van zonnegod Phaëton zooi rotzooi, bende, keet, rommel, troep zoopje - teugje zoopjesman - kroeghouder zoor - schrijnend zoösporangium - sporendoosje zoötechniek - veeteelt zoötherapie - diergeneeskunde zootje - bende, chaos, daareven, jamboel, ratjetoe, (rommel)tje, troep zopas - net, temee, zojuist, zonet zoresijzer - beleggingsijzer zorg - aandacht, acht, attentie, bekommerdheid, bekommering, bekommernis, beleid, bemoeienis, beslommering, bewaking, bezorgdheid, cura, druk, gebrek, hoede, kommer(nis), kwelling, last, leuningstoel, moeite, naloop, onderhoud, ongerustheid, oppas, oppassing, overleg, toewijding, verdriet, verzorging, voorziening, zetel, zorgstoel, zorgvuldigheid, zorgzaamheid zorg besteden aan - soigneren zorgdragen - waken zorg en liefde tonend - moederlijk, zorgzaam zorg om ongerief te voorkomen - voorzorg zorg veroorzakend - zorgbarend zorg voor geestelijke gezondheid - welzijnszorg zorg voor het dagelijks brood - broodzorg zorgband - zorglijn zorgbarend - alarmerend, ernstig zorgdragend - responsabel, verantwoordelijk zorgdragend voor - soigneus zorgdijk - inlaagdijk zorgeloos - achteloos, dolzinnig, gerust, lichtzinnig, luchthartig, nalatig, onaandachtig, onachtzaam, onbedachtzaam, onbekookt, onbekommerd, onberaden, onbesuisd, onbezorgd, onoplettend, onvoorbedacht, onwillekeurig, roekeloos, slordig, verstrooid, verzuimachtig zorgeloos kunstenaar - bohémien zorgeloos mens - bilboquet, dolkop, dolleman, dwazerik, lichthart, lichthoofd, losbol, loshoofd, ijlhoofd zorgeloos wandelen flaneren zorgeloosheid - incurie, nalatigheid, nonchalance, onbekommerdheid zorgelijk bedenkelijk, gevaarlijk, kritiek, onrustbarend, précair, tobberig, toegewijd, verontrustend, zorgvuldig, zorgwekkend zorgelijke gedachte - preoccupatie zorgelijke omstandigheid nood zorgelijke toestand - armoede, behoefte, ellende,gebrek, gevaar, kommer, nood, penarie, penurie zorgen - opletten, oppassen, sores, toezien, waken zorgen (Ind.) - soesah zorgen dat iets niet aangenomen wordt - nekken zorgen hebben - tobben zorgen voor - verzorgen zorggras - meelraai, witbol zorglijn - borgstrop, zorgband zorgstoel - leunstoel zorgverdrijvend kruid - nepent(hes) zorgvol - kommervol zorgvolle gedachten hebben - tobben zorgvuldig - aandachtig, accuraat, attent, bedachtzaam, ernstig, geacheveerd, juist, minutieus, nauwgezet, nauwkeurig, net, ongewoon, oplettend, precies, rijpelijk, secuur, sekuur, soigneus, stipt, voorzichtig, waakzaam, welberaden, zorgzaam zorgvuldig (zeer) - soigneus zorgvuldig afgewerkt - geacheveerd zorgvuldigheid - diligentia, oplettendheid, recherche, stiptheid zorgvuldig opstapelen - tassen, zetten zorgwekkend bekommerd, benard, benauwd, ernstig, kritiek, onrustbarend, precair, verontrustend, zorgelijk zorgzaam - zorgvuldig zorgzaam (voorkomen) - verhoeden zorilla - muishondje zorillo - stinkdier zoster - gordelroos, sintantoniusvuur zostraks - daarnet, zoeven, zojuist zot aapachtig, absurd, bespottelijk, clown, dol, dom, dwaas, gek, grotesk, hals, hansworst, idioot, inept, jocrisse, kwast, kwibus, lijperd, (mal)loot, marot, mofel, nar, ongerijmd, onverstandig, pias, raar, uilskuiken zot iets - paskwil zo te zien - blijkbaar, kennelijk zotheid - absurditeit, aperij, dwaasheid, gekheid, ineptie, joke, malligheid, ongereimdheid, sottise, zotteklap, zotternij zothuis - gekkenhuis zot of onnozel - idioot zotskap - dwaas, gek, gekkin, marot, narrenkap, narrenstok zotskolf - manie, marot, narrenstaf, narrenstok, stokpaardje zotsstok - zotskolf zotte behandeling - aperij zotte handeling - aperij zotte inval - fril, kuur zotte streek - schrikaanjaging, stuip zotte vertoning - apekool, aperij, farce, klucht zotte waan - infatuatie zottebol - krullebol, vloerbol zotteklap gedaas, geleuter, gerel, gerevel, gezeur, larie, lariefarie, mallepraat, nonsens, onzin, paribolen, wartaal, zottepraat zotteklap uitslaan - dazen, kletsen, lallen, leuteren, ijlen, zwammen zottepraat uitslaan - revelen zotternij aperij, dwaasheid, gekheid, grol, malligheid, nonsens, sottise, zotheid, zotteklap, zottigheid zottin - gekkin zottinnetje - malloot zoutziederij - saline zout brak, brem, hartig, pekel, sal, salinisch, zilt zout aan wanden van wijnvaten - wijnsteen zout en zoet water vermengd - brak zout maken - pekelen zout strooien - pekelen zout uit geneeskrachtig bronwater - bronzout zout uit salpeter nitraat zout van azijnzuur - acetaat zout van boorzuur - boraat zout van chloorzuur - chloraat zout van citroenzuur - citraat zout van fosforzuur - fosfaat zoet van joodwaterstof - jodide zout van joodzuur - jodaat zout van koolzuur - carbonaat zout van oliezuur - oleaat zout van onderchlorig zuur - hypochloriet zout van onderfosforig zuur - hypofosfaat zout van pectinezuur - pectaat zout van salpeterig zuur - nitriet zout van salpeterzuur - nitraat zout van tantaalzuur - tantalaat zout van waterstofsulfide - sulfide zout van zwavelig zuur - sulfiet, sulfraat zout water brijn, pekel zoutwoestijn - Kavir zout woestijnmeer playa zoutachtig brak, brem, salinisch, zilt zoutachtig veen - derrie zoutafzetting - kristallisatie zoutas - soda zoutbak, pakhuis - den, keet, pan zoutbelasting - gabel, zoutaccijns zoutbereiden - zieden zoutbereiding - salificatie zoutbergplaats - den zoute haring - zeebanket zoute smaak - hartig zoute vis - abberdaan zouteloos fade, flauw, laf, weeps, zoetsappig zouteloos gezegde flauwiteit zouteloze geestigheid turlipinade zouten inmaken, pekelen zouten anhydriet, bischofiet, carnalliet, gips, inmaken, kaliet, kalizout, karniet, kieseriet, pekelen, steenzout zoutevis labberdaan zout en zoet water vermengd - brak zouten van oliezuur - oleaten zouterik - zeekraai zoutevis - labberdaan zoutgeest - zoutzuur zoutgehalte saliniteit zoutglazuur - gresglazuur zoutgras -moerasgras, scheuchzeria, strandgras, triclochin, zeezoutgras zoutgroeve - zoutmijn zoutig - brak, hartig, zilt zoutig vocht - pekel zoutkeet - saline zoutklomp om te likken (vee) - liksteen, likzout zoutkrabber - zeeschip zoutkruid - zeekraal zoutkundig - halologisch zoutlokje - zoutvaatje zoutmeer - Asal(O.Afr.), etang, meeretang, steppe, zoutmeer aan de Franse zuidkust - Berre zoutmeer in Amerika - Salt Lake zoutmeer in Oost Afrika Asal zoutmelde - schorrenkruid zoutmeter halometer, salinometer zoutmeting - halometrie zoutmijn - saline, zoutziederij zoutmoeras - ran zoutmoeras in Armenië - sjot zoutmijn saline zoutoplossing - brem, brijn, pekel, zeewater zoutpan - saline, zouttuin zoutplant - halofyt zoutrecht - zoutbelasting zoutschuim - glasgal zoutsiederij - keet zoutsoort - sulfaat zoutsteen - liksteen zoutstof - halogeen zoutvormer - halogeen zoutvorming - salificatie zout water - brijn, pekel, zeewater zoutwateraster - zulte zoutwatersterrekruid - zulte zoutwatervissen ansjovis, dikkopje, egelvis, elft, geep, haring, harnasmannetje, kabeljauw, koffervis, koningsvis, loodsmannetje, makreel, meun, pelikaanaal, puitaal, pijlstaart, sardien, schelvis, schorpioenvis, snotolf, spiering, sprot, stekelrog, sterrenkijker, steur, tonijn, wiervis, wijting, zaagvis, zalm, zeedonderpad, zeeduivel, zeepaardje, zeepaling, zeewolf, zonnevis, zuigvis, zwaardvis zoutweger - areometer zoutwoestijn (Perz.) - Kavir zoutzieder - zoutbereider zoutziederij saline zoutzure ammoniak - salmiak, salmoniak zoutzuur bevattend muriatisch zoutzuurgas - chloorwaterstofgas zoutzuurverbinding - rodinal zoveel - iets, tantum (Lat.) zoveel als men verlangt - bekomst, onbeperkt, verzadiging zoveel land als een maaier op een dag kan maaien mad zoveel gij wilt (op recepten) q.v. (quantum vis) zoveel men belieft q.l. (quantum libet) , zover het rijkt - berijkbaar, instantum (Lat.) zowaar inderdaad, wezenlijk, waarachtig, waarlijk, warempel, zelfs zowat bijkans, bijna, omtrent, ongeveer, plusminus, vrijwel zowel - als, bovendien, bijkans, daarbij, eveneens, evenzeer, omtrent, ongeveer, ook, tevens, zowel dames- als herenkleding - rok, broek zo wordt een koning aangespeoken - zire zozeer aldus, alzo, bepaald, derwijze, erg, zodanig zo zij het amen zozo lala, matigjes, minnetjes, nogal, redelijk, tamelijk zucht - adem, begeerte, graagte, klagen, propensie, snak, tocht, trek, verlangen, windje, zin zucht naar voordeel - berekening, winsbejag zucht om door anderen bewonderd te worden - ijdelheid zucht om zich af te scheiden - separatisme, seperatisme zucht om zich te wreken - wraak zucht tot afscheiding - separatisme zucht tot de waarheid - waarheidszucht zucht tot eigen voordeel - baatzuchtig, hebzuchtig zucht tot uitbreiding van grondgebied - imperialisme zucht tot vernielen - vandalisme zuchten - hijgen, klagen, stenen, steunen, smachten, zwoegen zuchten en steunen - dtenen zuchtgezwel oedeem zuchtige zwelling van de uier - aamt zuchtje - bries, koeltje, tocht, verzuchting vleug, vleugje, windje (zeer zacht), zefir, zucht tot vernielen - vandalis me zucht tot vernielen - vandalisme Zuidafrika, parlementszetel in - Kaapstad Zuid Afrikaan Afrikaander, bantoe, Hottentot, kaffer, zoeloe Zuid-Afrikaans bantoedorp lokasie, kraal Zuidafrikaams dier - antilope, giraffe, gnoe, hartebeest, hertebeest, lama, neushoorn, springbok, wildebeest, zeebra Zuid-Afrikaans dorp - kraal, lokatie Zuid-Afrikaans gerecht biedie Zuid-Afrikaans legerkamp lager Zuid-Afrikaans mengras - Grikwa, Grigus Zuid-Afrikaans negergebied Bantoestan Zuid-Afrikaanse hoofdstad - Pretoria Zuid-Afrikaanse mais - miele Zuid-Afrikaanse munt - pond, rand Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar - Luthuli Zuid-Afrikaanse provincie Kaapkolonie, Natal, Oranjerivierkolonie, Transvaal Zuid-Afrikaanse staat Kaap, Natal, Transvaal, 0ranjevrijstaat Zuid-Afrikaanse stad - Benoni, Durban, Welkom, Springs Zuid-Afrikaanse verhuizing trek Zuid-Amerika, vroegere bewoner van - chimu Zuidamerikaans bergtchaap - alpaca Zuidamerikaans boomhagedisje - basiliek Zuid-Amerikaans gebergte - 5 Andes 6 Sajama 7 Lllanpu, Cayambé 8 Cotopaxi, Lllimani, Itatiia 9 Aconcagua, Huascaran, Tupungato 10 Chimborazo Zuid-Amerikaans goudstuk - condor Zuid-Amerikaans knaagdier - agoeti, chinchilla (Chili) Zuid-Amerikaans land Argentinië, Bolivia, Brazilië, Colombia, Chili, Ecuador, Guyana, Paraguay, Peru, Suriname, Uruguay, Venezuela Zuid-Amerikaans meer Titicaca Zuid-Amerikaans oerwoud selva Zuid-Amerikaans schaap - paco Zuidamerikaans zoogdier - luipaard, traagloper Zuidamerikaanse aap - beelzebub, slingeraap Zuid-Amerikaanse bergketen - Andes Zuid-Amerikaanse boerderij - estancia Zuidamerikaanse boom - duivelsboom (waarvan men knotsen maakt), koeboom (levert vocht als koemelk) Zuid-Amerikaanse boomloze vlakte - pampa Zuid-Amerikaanse cowboy - gaucho Zuid-Amerikaanse dans - bossanova, mambo, rumba, samba, tango Zuid-Amerikaanse drank - mate Zuidamerikaanse drietenige struisvogel - nandoe Zuid-Amerikaanse graftoren - chulpa Zuid-Amerikaanse grasvlakte campo, llano, pampa, savanne Zuid-Amerikaanse haven Rio Zuid-Amerikaanse hoogvlakte - puna Zuid-Amerikaanse indianenstam - Doquis Zuid-Amerikaanse jenever - aguardiente Zuidamerikaanse kever (grote) - hercules Zuid-Amerikaanse koekoek - ani Zuid-Amerikaanse lama - guanako Zuid-Amerikaanse lasso bola Zuid- Amerikaanse leeuw - poema Zuid-Amerikaanse loopvogel - nandoe Zuid-Amerikaanse mantel poncho Zuidamerikaanse mier - parasol, visitemier Zuidamerikaanse moerasvogel - agami, brulvogel, spoorvogel, trompetvogel Zuid-Amerikaanse munt - peso Zuid-Amerikaanse negerstam - Aloekoe, Bonni Zuid-Amerikaanse panter - jaguar Zuid-Amerikaanse papegaai ara Zuid-Amerikaanse pasmunt - centavo, peso Zuid-Amerikaanse rivier - Amazone, Colorado, Orinoco, Panama, Salado Zuidamerikaanse sierplant - alkanna, passiebloem Zuid-Amerikaanse staat - 4 Peru 5 Chili 6 Guyana 7 Bolivia, Ecuador, Uruguay 8 Brazilië, Colombia, Paraguay, Suriname 9 Venezuela 10 Argentinië Zuid-Amerikaanse struis nandoe Zuid-Amerikaanse thee maté Zuidamerikaanse vis - piranna, sidderaal Zuid-Amerikaanse vleermuis - vampier Zuid-Amerikaanse vogel - anioema Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijder - Bolivar Zuid-Amerikaanse wesp - apoica Zuidamerikaanse wind - pampero Zuid-Europese plant alkanna, alruin, anijs, bourgainville, hazelaar, hijsop, mandragora, mimosa, oleander, sumak (heester) Zuideuropese sierboom - cypres, laurier Zuidholland, deel van - Alblasserwaard, Delftland, Goeree, Krimpenerwaard, Overflakkee, Putten, Rozenburg, Rijnland, Schieland, Voorne, Westland, IJselmonde Zuid-Hollands eiland - Goeree, Hoeksewaard, Overflakkee, Putten, Rozenburg, Tiengemeten, Voorne, IJsselmonde Zuid-Hollandse gemeente Vianen, Delft Zuid-Hollandse getijstroom Haringvliet Zuid-Hollandse Vervoersmij R.T.M. zuidelijk austraal, meridionaal,tropisch, zuidelijk sterrenbeeld Norma zuidelijkste bewoner van Zuid Amerika Patagoniër zuidelijkste der Ionische eilanden - Zante zuidenwind - auster (Lat.) Zuideraspunt - Zuidpool zuiderbreedte z. b. zuiderbuur Belg zuiderkeerkring - Steenbokskeerkring Zuiderkroon - sterrenbeeld Zuiderkruis - Crux Zuiderzeepolder - Flevoland Zuidland – Australië Zuid-Molukker - Ambonees zuidoosten z.o. Zuidoosten of oostenwind (myth.) - Eurus Zuidpool, behorende tot de - antarctisch Zuidpoolgebied Antarctica , Antarctis Zuidpoolvogel - pinguïn, vetgans Zuidslavische munt dinar zuidvrucht - abrikoos, amandel, ananas, banaan, citroen, dadel, djamboe, djeroek, doekoe, doerian, grapefruit, krent, manga, mangistan, nangka, olijf, papaja, pisang, pompelmoes, ramboetan, rozijn, sawoe, sinaas(appel), vijg zuidwesten z. w. zuidwester - regenhoed Zuidzeeëilanden, bewoners van de - Kanakan zuidzuidoost z. z. o. zuidzuidwest z. z. w. zuigaal - negenoog, prik zuigbuis hevel, pipet zuigdot - fopspeen, lurk, lot, lut, speen, tepel, tul zuigeling - baby, bebe, borstkind, lactens zuigelingeneczeem - dauwdorm zuigen puren, lebberen, lokken, lurken, lutten, puren, sabbelen, vasthouden, zabbelen, zoenen zuiger - mastring, piston, plunjer, smuiger, snorkel, snuiver, stookhok zuigergat - rifgat zuigerschuif - busschuif zuigfles - pompfles zuigfles, onderdeel van een - speen zuiggas - generatorgas zuiggat - overtrekgat, windgat zuigglas - borstglas zuiging tocht, trek, trekking (van de lucht) zuiging van lucht - tocht zuiginstallatie pomp, stof(zuiger) zuigjes - dovenetel zuigkuil - draaikolk zuigkwal - bezaantje zuiglap - veulenbrood zuigmachine - aspirator zuigmachine voor stof en verbruikte lucht exhauster zuigmechanisme fietspomp, pomp, stofzuiger, waterpomp, zandzuiger, zuiger zuignap - tul zuigperspomp - kattekop zuigplant - woekerplant zuigpopje - zuigdotje zuigsnavel - vlooiensnavel zuigspeen - dot, tulletje, vip zuigspriet - zuigsnavel zuigtoestel - elevator, graanzuiger, zandzuiger zuigvis - remora zuigwind tocht, trek, zuiging zuigworm - leverbot, leverworm, lintworm, platworm, trilworm zuigwormen - trematoda zuil ante, colonne, columna, grafzuil, kolom, menhir, obelisk, pilaar, pilaster, pronknaald, pijler, standaard, stele zuil uit één stuk - obelisk (Egypte) zuilbeeld kariatide, schraagbeeld zuilbekroning - colonnade, fries, kapiteel zuilboormachine - kolomboormachine zuilen van Hercules - Abyla, Calpe zuilengalerij - colonnade, peristiel, peristyle, peristyl(i)um, stoa zuilengang galerij, peristyle, peristilum, peristylium, porticus, stoa zuilengang in Griekse stad Stoa zuilengroef cannelure zuilenhal - porticus, portiek, xystus zuilenhof - peristylum, peristyle, perystylium zuilenloopgang galerij zuilenorde - Dorisch, Ionisch, Korinthisch, Romeins, Toscaans zuilenrij - colonnade zuilenstoel - stylobaat zuilentype Corinthisch, Dorisch, Ionisch zuilenzaal - stoa zuilgroef - cannelure zuilheilige styliet zuilstoel - stylobaat zuiltje - columella zuilversiering - balluster, kapiteel, kroonlijst, volute zuilvoet sokkel, pedestal, piëdestal, postament zuilvoetstuk - sokkel zuimachig - nalatig, traag zuimen - dralen, talmen zuinig - economisch, gierig, karig, knapjes, krenterig, pinnig, parcimonieus, profijtelijk, profijtig, schriel, sip, sober, spaarzaam, voordelig, weinig zuinig (kleingeestig) - bekrompen, krenterig zuinig sparen - potten zuinig zijn - pinken zuinigheid beleid, economie, krenterigheid, parcimonie schrielheid, soberheid, sobriëteit, spaarzaamheid, zuinigje - profijtertje zuinig sparen - potten zuinig zijn - pinken zuip - teug zuipen drinken, pimpelen, slempen, slurpen, zwelgen zuiper drinkebroer, drinker, dronkaard, pooier, potator, slampamper, zuiplap, zuipschuit zuiperij - dronkenschap zuiplap - dronkaard zuivel - melk, melkprodukten zuivelbereiding - karnen zuivelblok - offerblok zuivelhandelaar - kaasboer zuivelproduct alpenkaas, biest, biestboter, bleu, blikjesmelk, boerenboter, boerenkaas, boerenmelk, boet, boter, botermelk, brie, camembert, champignon, chester, edammer, emmenthaler, fabrieksboter, fabriekskaas, flessenmelk, galamboter, geiteboter, geitekaas, geitemelk, gervais, goeboter, gorgonzola, graasdeboter, grasboter, graskaas, gruyere, hangop, herfstboter, herfstkaas, hooiboter, hooikaas, hot, hui, huiboter, inmaakboter, jonge, kaas, kaasbol, kaasdeeg, kaasstremsel, kaaswei, kaaswrongel, karnemelk, karperton, kladdeboter, klaverboter, kluitenboter, knollenboter, koeboter, koelboter, koelhuisboter, koemelk, komijnkaas, korstkaas, kruidenkaas, kruidkaas, kwark, leb, lenteboter, litermelk, lunchkaas, margarinekaas, meiboter, melk, melkkaas, melkroom, melkpoeder, melkrunsel, melkvet, melkwei, munsterkaas, nagelkaas, natuurboter, neuchatel, ondermelk, oude, parmezaan, potboter, potkaas, quark, raapboter, rendierkaas, renost, rocquefort, roodkorst, room, roomboter, roomkaas, ruiting, scheimelk, schepkaas, saliekaas, saliemelk, schaalboter, schapeboter, schapekaas, schapemelk, schepmelk, selderiekaas, slagroom, smeerkaas, stalboter, stinkkaas, stremsel, stroboter, tafelboter, taptemelk, tonneboter, vaatboter, vatboter, vette, vlies, volvet, volvette, yoghurt, wei, weiboter, weikaas, winterboter, wrongel, zaan, zoetemelk, zomerboter, zuivelwerktuig karn(ton) zuiver - alleen, baar, betrouwbaar, blank, bloot, braaf, correct, duidelijk, echt, eerlijk, enkel, feilloos, outloos, fris, fijn, gaaf, gedegen, gelouterd, genuien, goed, heel, helder, intact, klaar, klinkklaar, korrekt, kuis, limpido (It.), louter, maagdelijk, naakt, naief, naturel, net, netto, onbedorven, onbesmet, onbevlekt, ongemengd, ongerept, ongeschonden, onverbasterd, onverkort, onvermengd, onversneden, onvervalst, oprecht, pluis, proper, puik, puntgaaf, puur, rasecht, rechtzinnig, rein, schier, schoon, sereen, smetteloos, vlekkeloos, waar, zindelijk zuiver bespiegelend voorstel - theorama zuiver en echt - puur zuiver en ongeschonden - gaaf zuiver en schoon - rein zuiver (van winst) limpido zuiver gehalte edel, louter zuiver gevoel voor gedrag takt zuiver gevoel voor het schone - smaak zuiver gevoel voor verhoudingen - tact zuiver gewicht - netto zuiver kiezel - kwarts zuiver kwarts kristal zuiver loon schoon zuiver recht - loodrecht zuiver ronde kring - cirkel zuiver ronde lijn cirkel zuiver (van winst) - limpido zuiver koper - roodkoper zuiver kwarts - kristal zuiver loon - schoon zuiver niet vermengd - gedegen zuiver talk - stearine zuiver tegenover elkaar liggende gaten in platen - brillen zuiver van ras - volbloed zuivere koolstof - grafiet zuivere kweek reincultuur zuivere petroleum - keratine, kerosine zuiveraar - filter, purist, raffinadeur, taalzuiveraar zuiveren - affineren, clarificeren, culleren, epureren, filteren, filtreren, klaren, kuisen, louteren, opknappen, purgeren, raffineren, rechtvaardigen, rectificeren, reinigen, saneren, schonen, schoonmaken, segregeren, tochten, vegen, verbeteren, wannen, wassen, wieden, zakken, zeven, ziften zuiveren door verdamping en condensatie - distillatie zuiveren d.m.v. ozon - ozoniseren zuiveren van rag - ragen zuiveren van ruwe grondstoffen - raffineren zuiveren van water - filtreren zuiveren van onden - reinigen zuiverheid - correctheid, eerlijkheid, frisheid, helderheid, juistheid, klaarheid, korrektheid, kuisheid, limpiditeit, maagdelijkheid, puriteit, puurheid, reinheid, schoonheid, sereniteit, smetteloosheid, steriliteit, zindelijkheid zuivering loutering, opruiming, ordening, purge(ring), reiniging, schoonmaak zuivering door verdamping en condensatie - destillatie, distillatie zuivering van ertsen - lotie zuivering van ertsenlotie - raffinage zuiveringsartikel soda, vim, zeep zuiveringsmaand - februari zuiveringsplaats - purgatorium zuiveringszout natriumbicarbonaat zuiverste stroop uit suiker - naloop zulk - dergelijk, dusdanig, zodanig zullen - mogen, moeten zult hoofdkaas, hoofdvlees zulte - zeeaster zulten - inleggen zure appel - aagt, streping zure bom - augurk zure kers - amarel, griotte, morel zure klaver - klaverzuring, zurkel zure melk - karnemelk zure melkspijs - kwark zure pruim - slee(pruim) zure vloeistof azijn, edik, eek zure vrucht - citroen zure vrucht (Ind.) - blinding zure zult - hoofdkaas zurig rans, rens, rins, rijns, wrang, wrongel, zerp zurig melkgerecht hangop, kwark (Russ.), yoghurt zurige melk karnemelk zuring - moeskruid, rumex, surkel zuringboom - berberisstruik zuringklaver - zurkel zuringzuur - dicarbonzuur, oxaalzuur zuringzuur zout - oxaalzuur, oxalaat zus - meisje zusje (Ind.) - ade zuster bagijn, diakones, geestelijke, non, soeur, verpleegster, zanggodin, ziekenverpleegster, zr zustercongregatie - maricolen zuster en eega van Jupiter - Juno zusterhuwelijk - sororaat zuster - verpleegster zusterling - neef, nicht zuster van Aäron - Mirjam zuster van Apollo Artemis zuster van Ares Eris, Hebe zuster van Caesar - Atia zuster van Caspers Lida zuster van Dido - Anna zuster van Elektra Iphigineia, Orestes zuster van Erebos Nux zuster van Kadmos - Europa zuster van Mozes Mirjam zuster van Osiris - Isis zuster van Pelops Niobe zuster van Phoebus - Hera zuster van Phrixus Helle zuster van Zeus - Hera zustersdochter - nicht zusterszoon - neef zuur - acidum, amper, bars, bedorven, bezwaarlijk, bitter, bot, bijtend, edik, eggerig, eggig, hard, kropperig, lebbig, loog, nors, nurs, onaangenaam, onvriendelijk, rans, rins, rijns, scherp, stee, steeuw, straf, stroef, stug, stuurs, wreed, wrang, zerp zuur (het) - acidum zuurachtig - goorachtig, rens, rins, rijns, wrang zuurachtige melkwijn kefir zuurbes berberis, zuurdoorn zuurdadelboom - assam, tamarinde zuurdeeg - desem, zyma zuurdesem - heef, heefsel, zuurdeeg zuurdoorn - berberis, zuurbes zuurgeest - oxygenium, zuurstof zuurgraad - aciditeit, p.h. zuurgraadmeter - acetometer, acidimeter, oxymeter zuurgras - cypergras, zegg zuur melkproduct - hangop zuurmeter - acidimeter, oxymeter zuurpruim kniesoor zuurstelen - zuring zuurstof - oxygeen, o(xygenium), oxygenum, zuurstofgebrek - anox(em)ie zuurstofgehaltemeter - eudiometer zuurstofgever - kaliumchloraat zuurstofmodificatie ozon zuurstofrijke verbinding - peroxyde zuurstofverbinding koolzuur, oxyde, water zuurtje snoepje, ulevel zuurvergiftiging - acidose zuur vleesgerecht - zult zuur vocht - azijn, sdik zuurvoeder - bostel, pulp zuurwei - hui zuurzoet rins, zerpzoet zuur zwavelig zuur - bisulfiet zuur zwavelzuur zout - bisulfaat zwaai - draai, gier, slinger, wending, (zwenk)ing, zwier zwaaien - groeten, schomelen, slingeren, wenken, wuiven, zwabberen, zwieren zwaaiende slag - oorveeg zwaaihaak - zwei zwaaikolf - hefboom zwaaipunt - metacentrum zwaalf - boerenzwaluw zwaan cygnus, deen, flamingo, hoelzwaan zwaan, Agrippjnse - Vondel zwaan, Mantuaanse - Vergilius zwaangans - coscoroba zwaanridder - Lohengrin zwaan, Thebaanse - Pindarus zwaan van Kamerijk - Fénelon zwaan, wilde - deen, hoelzwaan zwaantje - kookkolfje, pasteurkolf zwaaraarde - baryt(aarde) zwaar aanzienlijk, corpulent, dik, drukkend, ernstig, gewichtig, gezet, gravis, grof, hard, inspannend, laborieus, log, lijvig, machtig, massief, moeilijk, onereus, pesant, pesante, plomp, pondereus, stoer, streng, vet, zwaarwichtig zwaar ademen - hijgen zwaar arbeid verrichten - zwoegen zwaar bepakt - belast zwaar beproefd man Hiob. Job zwaar beschadigde auto - kneus zwaar beschadigen ramponeren, teisteren, vernielen, verwoesten zwaar beschonken - lazarus zwaar bevleesd jong rund dikbil zwaar bier lambiek zwaar Brussels bier - faro, geuzelambiek, lambiek zwaar dragen - torsen zwaar dreunen - daveren zwaar en fors - groot zwaar Engels bier - porter zwaar en krachtig - stoer zwaar en log - grof, lijvig, lomp zwaar en vet - dik, lijvig, log zwaar erotisch - zwoel zwaar gebouwd - corpulent, flink, gezet, kloek, log, massief, plomp, stevig, stoer, strak, struis zwaar geluid - donder, gedonder, geronk zwaar gepeins - muizenissen zwaar gesnork - geronk zwaar gespierde man - atleet zwaar gevoel in de lenden - loom zwaar hout - balk, boomstam, paal zwaar in bewegingen - log zwaar karwei heksentoer, hijs, last, ledebraak, moeite, monnikenwerk, sjouw, titanenarbeid, toer zwaar kromhout - knie zwaar letsel aan hei hoofd - hersenbloeding, hersenschudding, hoofdwond, tumor zwaar metaal goud, kwik, lood, tin, zilver zwaar moeilijk werk - heksentoer, heksenwerk, hijs, karwei, sjouw, toer zwaar onbeholpen - log, lomp zwaar paalwerk - ducdalf, palissade zwaar papier - karton zwaar persoon - dikzak zwaar roken - bavianen zwaar scheepstouw - tros, tui zwaar studeren - blokken zwaar stuk blok zwaar stuk hout balk, paal zwaar tillen - torsen zwaar touw - ankertouw, kabel, reep, scheepstros zwaar vallend - lastig zwaar van bot - schonkig zwaar verbindingsmiddel - bout zwaar vergif - arsenicum, blauwzuur, cyaankali zwaar vergrijp - misdaad zwaar verkikkerd - smoor zwaar verlies - aderlating, slag zwaar voorwerp - baksteen, last, gewicht zwaar weer - onweer, storm zwaar werk - heksentoer, hijs, job, karwei, klus, labeur(Z.N.), sjouw, titanenarbeid, toer zwaar werken - sappelen, tobben, zwoegen zwaar zijn - wegen zwaaraarde - barietaarde zwaarbeschonken - smoordronken zwaard degen, klewang, kling, rapier, sabel zwaard met één snede scramasax zwaard van Roeland - durandal zwaardbloem - gladiool, zwaardlelie zwaardbroeder - zwaardridder zwaardkruid - zwaardlelie zwaardlelie gladiool, gladiolum, gladiolus, irias, iris, ixia zwaar letsel aan het hoofd - hersenschudding, hoofdwond, schedelbasisfractuur, schedelbreuk zwaardplant - sansevieria, slangeblad zwaardstaart - molukkenkreeft zwaardstatigen - xiphosura zwaard van Roeland - Durandel, Durendel zwaardvechter - gladiator, kamprechter zwaardvechters - gladiatoren zwaardveger - wapensmid zwaardvormig blad - lis zwaardwalvis - ark, orka zwaardvis orka, ork, xiphiida zwaardwalvis - ork, orka, tandwalvis zwaargewichtbokser - Clay, Frazier zwaarhoofdig - pessimisties zwaarhoofdigheid - bekommerdheid, pessimisme zwaarlijvig corpulent,dik, gezet, log, plomp, vet zwaarlijvige vogel - trapgans zwaarlijvigheid - corpulentie, diklijvigheid, gezetheid, obesitas, obesiteit, pachysomie, repletie, replitie, vetlijvigheid, vetzucht zwaar metaal - kwik, lood zwaarmoedig bedrukt, droefgeestig, gedrukt, hypochonder, melancholisch, melancholiek, miltziek, mismoedig, mistroostig, neergeslagen, neerslachtig, somber, treurig, zwaartillend, zwartgallig zwaarmoedig mens hypochonder, melancholicus zwaarmoedig persoon - melancholicus zwaarmoedig, slepend - pesante (muz.) zwaarmoedige hypochonder, melancholicus zwaarmoedigheid droefgeestigheid, dysthymie, hypochondrie, landerigheid, melancholie, miltzucht, neerslachtigheid somberheid, spleen, zwaarspaat bariet zwaarste klok van een carillon - bourdon zwaarste sloep aan boord - barkas zwaarte aard, baro (Gr.) gehalte, gewicht, druk, graviteit, grootte, juk, kaliber, last, soort, zwaarte ergens van - gewicht zwaarte van de drank - koppigheid zwaartekracht gravitatie zwaartekrachtmeter gravitatiemeter zwaartekrachtmeting gravimetrie zwaartelijn - mediaan zwaartemeter - areometer, balans, barometer, baroscoop, brievenweger, gravimeter, unster, weegschaal zwaartepunt - aangrijpingspunt, accent, centroïde, hoofdzaak, kern, middelpunt, voornaamste zwaartepunt van het laterale vlak - lateraal zwaar, vervelend werk - hijs, karwei zwaarwichtig - belangrijk (quasi), (ge)wictitig, pesante, pondereus, slepend zwaarwichtig (muz.) pesante zwaarwichtigheid - belangrijkheid, ponderositeit zwabber scheepsdweil, scheepsjongen, stokdweil, zeilmop zwabbergast, zwalken, zwierbol zwabberen - bengelen, labberen, reinigen, schoonmaken, zwaaien zwabbergast - scheepsjongen zwachtel - bandage, ligament, mitella, verband, verbandgaas, windsel zwachtel bij aderlaten - laatband zwachtelen - inbakeren, verbinden, winden, zwadder - laster, slangenspog, slijm (uitgespogen), smet, spog zwadderen - klutsen, zwieren zwadderig - troebel, vuil zwadmaaier - maaimachine zwager - behuwdbroeder, schoonbroer, schoonbroeder, vrouwenbroeder, zustersman zwager van Brutus - Vitellius zwager van Napoleon - Murat zwagerhuwelijk - leviraat, leviraatshuwelijk zwagerin - behuwdzuster, schoonzuster zwak - armzalig, asthenisch, beschadigd, betrokken, bleek, breekbaar, bro(o)s, caduk, defect, delicaat, delikaat, faible, flauw, fragiel, futloos, fijn, genegenheid, gevoelig, gracille (muz.), impotent, kaduk, kaduuk, kies, krachteloos, krank, kwak, lusteloos, machteloos, mager, mat, min, morbide, netelig, nietig, ongunstig, onmachtig, onstandvastig, onsterk, overgevoelig, pip, pips, romp, slap(jes), slecht, teer, tenger, torpide, vergankelijk, voorliefde (sterke), wankel, week, weerloos, willoos, wrak, zacht, ziek, ziekelijk zwak afgedrukt - flauw zwak aftreksel - tisane zwak (muz.) - debile, debole, gracille zwak beeld - afschaduwing zwak begaafd - dom zwak en wankel - gammel zwak keelgeluid kik . zwak kind - bleekneus, zorgenkind zwakheid - breekbaarheid, broosheid, teerheid zwak licht glimp, gloeilicht, kaarslicht, nachtlichtje, pitje, schemerlicht, schijnsel (zwak) zwak licht na zonsondergang - avondschemer zwak mager mens - puit zwak meisje - pimpel zwak of flauw - vaagjes zwak persoon bleekneus, pimpel zwak rokend kruid - ballistiet zwak schijnsel - glimp zwak van begrip - kinds zwak van geest - dement zwak van geheugen - vergeetachtig zwak van gestel - teertjes zwak van hersenen - simpel zwakheid - broosheid zwakhoofdig - dom zwakheid - amnesie (geheugen), astenie, asthenie, athopie (gezicht), broosheid, fout, gebrek, morbiditeit zwakjes - flauw, miezerig, minnetjes, slap(jes), teer zwakke - tere zwakke nabootsing - parodie zwakke plaats in weefsel glee, ril zwakke plek achilleshiel zwakke schijn - glimp zwakke wind - bries zwakkeling - lafbek, slappeling, veulen zwakker accent - bijaccent zwakkere - underdog zwakte - asthenie, atonie, krachteloosheid, onmacht, onvermogen zwakte, uitputting - afmatting, amnesie zwakte van geheugen - amnesie zwak van gestel - teertjes zwakte van gezicht - athopie zwak van kleur - flets zwakzinnig - achterlijk, debiel, defect, dement, gaga, idioot, imbeciel, onnozel zwakzinnige - debiel, idioot, imdiciel zwakzinnig kind mongooltje zwakzinnigheid achterlijk, achterlijkheid, debiliteit, dementie, idiotie, idiotisme, imbeciliteit, oligofrenie zwalken dobberen, dolen, dwalen, laveren, ronddolen, slenteren, zwerven zwalm - zwaluw zwalp golf, gulp zwalpen - braken, overgeven, zwabberen zwalpend golvend zwaluw - hirundinida, lentebode zwaluwkruid - robbertskruid zwaluwstaart houtverbinding, koninginnenpage, koningswouw, papenkop, rok, rokkostuum (fig.), schei, vlindersoort, wouw zwaluwtong - boekweit, duizendknoop, rang, reng, winde (zwarte) zwam bacterie, champignon, elfenbankje, eumyceet, fungus, kamperfoelie, morille, paddestoel, phycomeet, schimmel, schyzomeceet, truffel zwam op naaldbomen - dennemoorder zwam op rogge - korenbrand zwamdraad hyfa, hypha zwamdraden hyfen zwammen - bazelen, dazen, fungi, fungia, ijlen, kletsen, zwetsen zwammengeslacht - empusa, fungia zwammenkunde - mycologie zwammenkundige - mycoloog zwamnus - zanik, zemel, zwetser zwam op naaldbomen - dennemoorder zwamp kreek zwamvlok mycelium zwamwortel mycorrhize zwanebloem - butomus, moerasplant zwanebloenachtige - butomaceeën zwanekolf - pasteurkolf, zwaantje zwanemaagden - Walkuren zwanenbrood - kalmoes, kalmus, zwanebloem zwanenmaagden - Walküren zwaneschacht - pen zwang - gebruik, gewoonte, mode zwang (in) - gebruik, gewoonte zwanger bevrucht, drachtig, pregnant, vruchtdragend, zwaar zwanger (med.) - gravida zwanger worden - concipiëren zwangerschap - dracht(ig), graviditeit, verwachting zwangerschapsonderbreking abortus, miskraam, vruchtafdrijving zwanken - waggelen, wankelen zwans - knoeier, prutser zware arbeid labeur zware arbeid, die tot geen uitkomst leidt sisyfusarbeid zware balk - stut zware beitel - fermoor zware benzine - terpentine zware bepakking juk, last zware blokschaaf - voorloper zware bout - rang, rong zware bijl - aks, akst zware drinker - alcoholist, zuiplap, zuipschuit zware droom - nachtmerrie zware drug - cocaine, heroine, lsd, morfine, opium zware dwarsbalksteun voor kinderbalken - moerbalk zware en sterke takel - gijn zware Egyptische steensoort - basaniet zware golf breker, roller zware hamer breekhamer, moker, sleg, slegge, slei, smidshamer, voorhamer, vuist zware harde houtsoort - mora zware holle laadbom - spier zware ijzeren bout of nagel rong zware jongen - boef, misdadiger, schavuit, schurk zware jongens - penose zware kabel - gijn, tros zware klus - wij, karsjouw zware laadboom - spier zware last - centenaarslast, juk zware lasten - bezwaren, onera(Lat.) zware loopplank van schepen - rechter, badding zware medische ingreep operatie, transplantatie zware misdaad - aanslag, moord, ontvoering zware plank - deel, diel, sleepdeel zware regenbui - plensbui zware sloep - barkas, motorbarkas, stoombarkas zware smidshamer moker, voorhamer, vuist zware sterke kabel voor een takel - gijn zware stok - knots zware stoot met voet stamp ware storm cycloon, orkaan, taifoen, tempeest, tornado, tyfoon, windhoos zware taak - heksentoer zware takel kardeel zware tegenvaller débâcle, fiasco, klap, misrekening, panne, slag, strop, tegenvaller, wanbof, zeper zware turf baggelaar zware vloeistof - broom zware voetboog - springaal zware waterstof - deuterium zware zoete wijn - sec, sek zware zijden stof - salemine zware zijden stof met gouddraad brokaat zware zoete wijn sec, sek zwarigheid - beletsel, bezwaar, difficulteit, drawback, gravamen, hindernis, moeilijkheid, obstakel, tegenwerking, tegenwerping zwart donker, git, mela, melan, moor, moriaan, morsig, nors, onwettig, pessimistisch, roet, roetzwart, (wapenk.) sabel, verboden, verdacht, vuil, zuur zwart aftreksel - roet zwart afzetsel - roet zwart behangen kamer - aula zwart bergkristal - morion zwart bewolkte lucht - onweerslucht zwart blik - stort zwart dier - moor zwart eb vies - vuil zwart en wit paard - moorkop zwart geverfd gemzeleer - kamoes zwart glas - gitt zwart granaat melaniet zwart in de wapenkunde - sabel zwart kandijklontje - borstklontje zwart koolpreparaat norit zwart koren - dolik, melampyrum, paardsbloemen zwart maken - bekladden, denigreren, teren zwart mineraal hars - asfalt zwart op wit geven - certificeren zwart paard moor zwart en wit paard - moorkop zwart poeder niëllo zwart vocht van een inktvis - sepia zwart ijzererts - magneet, zeilsteen zwart zijden stof krip, rouwfloers zwartbenigheid - aardappelziekte zwartbewolkte lucht - donderwolk, onweerslucht zwartbloedigheid melanemie zwartbonte koe - bagijn, begijn zwartbruine verf - sepia zwartdag - vastendag zwartdruk - negrografie zwart ijzererts - magneet zwart kijker - hypochonder zwarte duivel, ikker, moor, moriaan, neger, negroïde, nikker, zwartje zwarte aalbes - schoenlapper zwarte aanslag - roet zwarte aap - loetoeng zwarte aarde - tsjernosjem zwarte agaatsteen - git zwarte arbeider - beunhaas zwarte barnsteen - agaat zwarte beer - baribal zwarte bessensoort - ligusterbes, vlierbes zwarte dag - rampdag zwarte dagvlinder - moor zwarte delfstof - git, kolen, steenkool zwarte diamant - carbon, carbonado, steenkool (fig.) zwarte duivel - ikker zwarte gaslava - obsidiaan zwarte getrokken aalbessen - aalbessenjenever zwarte gierst - negerkoren, sorghum zwarte glimmende harde stof - eboniet, steenkool zwarte granaat - melaniet zwarte herenjas - jacquet zwarte kanten sluier - mantilla zwarte kers - kriek zwarte kever - meeltor zwarte kleefstof - pik zwarte kleur - blauwzwart, pikzwart, ravenzwart, sabel (her.) zwartkleverige stof - pek, pik, plasma, teer zwarte koe met witte blaar - zwartblaar zwarte koffie - espresso, mokka zwarte kraal git zwarte kunst magie, negro, nigromantie, sterrenwichelarij, tovenarij, toverkunst, toverij zwarte lijster - merel zwarte man - neger zwartemantel - pestvogel zwarte meisjesogen - keuogen zwarte mensaap - chimpansee zwarte merel - gieteling zwarte pelikaan - cormoran, zeeraaf zwarte piet - schoppenboer zwarte rhinoceros - zwartharnaster zwarte rook - rook (dikke vette), smook, walm zwarte sluier - falie, vloers zwarte snuitkever - berkesteker zwarte staar - amaurose zwarte steensoort - git, graniet zwarte stip - schimmelziekte (in vlas) zwarte stof asfalt, eboniet, pek, roet, teer zwarte stof uit dennensap pek zwarte stof uitgespoten door inktvis - sepia zwarte stroperige vloeistof teer zwarte teelaarde - humus, tuinaarde zwarte turf derink, baggelaar zwarte verfstof - ivoorzwart, teer zwarte vloeistof - inkt, pek, teer zwarte vogel - ekster, gaai, ka, kraai, merel, raaf, roek zwarte vos met witte spikkels - zilvervos zwarte vrouw - negerin zwarte winde - zwaluwtong zwarte wortel - rammenas zwarte ijzergranaat - melaniet zwarte zangvogel - merel zwarte zijden stof - krip, rouwfloers zwartdruk negrografie zwarterik - duivel, koffie zwartgallig - atrabilair, atrabileus, droefgeestig, melancholiek, misanthropisch, neerslachtig, pessimistisch, somber, zwaarmoedig zwartgallige - droefgeestige, hypochonder, melancholicus, pessimist, zwaarmoedige zwartgalligheid atrabiliteit, melancholie, hypochondrie, pessimisme, zwaarmoedigheid zwartgerokt persoon - kelner, ober zwartglimmende harde stof - eboniet zwartgras - duist zwarthemd fascist zwartin - negerin zwartjan - schoorsteenveger zwartje moor, moriaan, neger, silhouet zwartkanten sluier - mantilla zwartkapje - bastaardnachtegaal zwartkoorn - weit zwartkopmees - ossekopje zwartkopvee - zwartblaren zwartkoren dolik, hengel, hondsdravik, onkruid, weit, zwartkijkend - donker, gefronst, verstoord zwartkijker - negativist, nurks, pessimist zwartkijkerij - pessimisme zwartmaken - poltoden, bekladden zwartmaken met teer - teren zwartmaking - denigratie zwartmees - glanskopmees, matkopmees zwartmeeuw - kapmeeuw zwartogige maagd in Oosters paradijs - hoeri zwartrok geestelijke, kraai, roek zwartsel git, kachelglans, niëllo, potlood, roet, schoensmeer, schoorsteenroet zwartsel van rook - roet zwartsnot - planteziekte zwartstaart - brandbrasem zwartsteel - streepvaren zwartstip - malaria, zwartwaterkoorts Zwartvoet-Indianen - Kainah, Piegan, Siksika zwartwerker - grootwerker zwartwitte vogel - ekster zwartzucht geelzucht zwartzuur - ganzepeper, mockturtle zwatelen lispelen, gonzen zwavel solfer, sulfer zwavel (rokend) - oleum zwavel met mangaan - blende zwavel met rattekruid - koningsgeel, operment, zwavelarsenic zwavelachtig - sulferachtig zwavelarsenic (rood) - realgar zwavelarsenicum - operment zwavelbron – solfatare, zwaveldampen zwaveldamp - zwaveldioxyde zwaveldampen, zwavelzuur en zwavelwaterstofgas uitstotende bron - solfatare zwaveldioxyde - zwaveligzuurgas zwavelzuur en zwavelwaterstofgas uitstotende bron - solfatare zwavelen - luchten, souffreren, sulferen zwavelgroeve - zwavelmijn zwavelhoudend mineraal - ijzerblende zwavelhoudende erts - marca, pyriet, vitrioolkies, zwavelkies zwavelig sulfureus zwavelkies - pyriet zwaveling - sulfuratie zwavelkalk - calciumsulfide zwavelkamer - zwavelhok zwavelkies - pyriet zwavelkoper cuprisulfide zwavelkopje - steelzwam zwavelkwik - cinnaber, vermiljoenblende zwavellood - looderts, loodglas zwavellucht - zwaveldamp zwavelmetaal - blende, sulfide zwavelolie - zwavelzuur zwavelstok - sulfer zwavelstoof - zwavelkamer zwaveltje - lucifer, zwavelstokje zwavelverbinding in steenkool - pyriet zwavelverbindingen - sulfuriden zwavelvergiftiging - sulfoxysme zwavelzilver - zilvererts, zilverglans, zilversulfide zwavelzink - blende zwavelzinkverbinding - blende zwavelzout sulfaat, sulfiet, vitriool zwavelzure kalimagnesia - patentkali zwavelzure kalk - gips zwavelzuur - vitriool, hamerzuur (onzuiver en goedkoop), kopervitriool zwavelzuurvergiftiging - sulfoxysme zwee - winkelhaak Zweeds automerk Saab, Scana fabis,Volvo Zweeds danslied polska Zweeds eiland Öland, Gotland Zweeds hervormer Petri Zweeds koningshuis - Bernadotte, GottorpHessen, Wasa Zweedse ertshaven Lulea Zweedse haven - Ahus Zweedse hervormer - Petri Zweedse hoofdstad Stockholm Zweedse koning - Anund, Björn Zweedse koperen munt slantar Zweedse munteenheid - kroon, slantar Zweedse naam voor Helsinki Helsingfors Zweedse ontdekkingsreiziger - Hedin Zweedse provincie - 6 Kalmar, Orebro 7 Gotland, Halland, Uppsala 8 Alvsborg, Blekinge, Götenborg, Jämtland, Maolöhus, Värmland 9 Gävleborg, Jönköping, Krtonoberg, Skaraborg, Stockholm 10 Kopparberg, Norrbotten 11 Västmanland 12 Kristianstad, Ostergötland, Södermanland – Västerbotten 14 Västernorrland Zweedse rivier - Angerman Zweedse schrijver Geyerstam, Hallström, Lagerlöf, Strindberg, Undset Zweedse stad - Amal, Falua, Göteborg, Lulea, Lund, Stockholm, Umea, Uppsala Zweedse sterrenkundige Celsius Zweedse universiteitsstad Uppsala, Lund Zweedse voornaam Brigit, Inge, Ingmar zweefpont ter verbinding van twee rivieroevers transbordeur zweefboom - latierboom zweefboot - hovercraft zweefmolen - draaimolen zweefrek trapeze zweetvlieg - narcisvlieg zweefvliegen - syrophidae zweefvliegers - dermopera zweefvliegtuig - glijder zweefvliegtuig met hulpmotor - motoplaan zweel - regel, wiers zweem aanduiding, flinter, nevelsluier, schijn(sel), schijntje, snufje, spoor, tint, vleug(je), waas, zwiertje zweep chambrière, djakke, gard, gesel, gips, karwats, knoet, piets, roede, sjambok, tuchtroede zweepdiertje - bodo, flagellaten zweepdiertjes - flagellaten zweepdraad - flagel, flagellum, zweepalgen zweephaar - flagel zweep met riemen knoet zweepslag - striem zweer abces, etter(gezwel), ontsteking, poliep, puist, steenpuist tumor, ulcus zweer met ontsteking - brandpuist zweer of gezwel - abces zweertje - afte, pok, puistjepukkel, zweertje aan ooglid strontje zweet - huidvocht, transpiratie zweet (jagerst) bloed (van wild) zweet (Lat.) - sudor zweetbad sauna, sudatorium zweetblaasje - sudamen, sudaminum zweetdrank - saliemelk zweetdrijvend hidrotisch zweetdroppel parel zweetdrijvende middelen - diaforese, hidrotica zweetkamer hidroterion zweetkliergezwel - hidradenoma zweetklierontsteking - hidradenitis zweetuitslag - sudamen zwei - reehaak, winkelhaak, zwaaihaak zweiboekje - aantekenboekje zweitje - foefje, kneep zwelg - slok, teug zwelgen brassen, drinken, gulpen, pooien, slempen, zuipen zwelgend - epicurisch zwelger - dronkaard, gulzigaard, vraat, zuiplap zwelgpap - zwelder zwelgpartij bacchanaal, brasserij, drinkgelagorgie, slemppartij, zwelgerij zwellen - bollen, opzetten, puilen, uitdijen, uitzetten zwelling blaas, bobbel, buil, bult, dikte, erectie, gezwel, knobbel, oedeem, opzetting, poliep, puist, pukkel, slijmvliesgezwel, steenpuist, temescentie, uitwas, uitzetting, vleesboom, vleesuitwas, vleeswoekering, wrat zwelling aan de endeldarm - aambei zwelling in de hersenen - hersenoedeem zwelling van bepaalde lympheklieren - bubo zwelling van de stembanden - glottisoedeem zwelling van de uier - aamt zwelmiddel - zweider zwembad bassin zwembassin voor kleuters – pierenbad zwembeweging - armslag, beenslag, borstslag, crawl, rugslag, vlinderslag zwembroek - badbroek zwembuis - zwemvest zwemeend - wintertaling, zomertaling zwemgans - pelikaan zwemgordel scafander, skafander zwemkever - waterroofkever zwemkostuum - badpak, bikini, zwembroek, zwembroek, zwempak zwemmen - baden, drijven, poelen zwemmende organismen, alle - nekton zwemmer - bader zwemmuts - badmuys zwempak badcostuum, bikini zwemschimmel - epidermofytie zwemslag borstslag, crawl, schoolslag, rugslag, vlinderslag zwemtas - badtas zwemtenen - badkamereczeem, zwemschimmel zwemvest - zwembuis zwemvlies - palmatuur zwemvogel aalduiker, aalscholver, albatros, alk, belder, deen, dodo, eend, eidereend, fuut, gans, gent, hobbe, koet, kokmeeuw, lom, meeuw, papegaaiduiker, pelikaan, pinguin, rietgans, rotgans, smeent, smient, snip, taling, waterhoen, watersnip, woerd, zaagbek, zeekoet, zilvermeeuw, zwaan zwemwiek vin zwendel - bedriegerij, bedrog, fake, fraude, knoeiboel, misleiding, nep, oplichting, zwendelarij zwendelaar bedrieger, fraudeur, misleider, nepper, oplichter zwendelen - bedriegen, oplichten zwengel - braakstok, charlatan, draaikruk, handel, handvat, hefboom, hengel, pomparm, slinger, zwengelboor - krukboor zwenghout braamhout, dwarshout, spoorstok, zwing zwenk - draai, keer, wending, zwaai zwenken afslaan, draaien, evolueren, keren, omwenden, wenden, zwaaien zwenkende beweging - caracole zwenkgras - dravik, festuca zwenking - draai, evolutie, gier, keer, kentering, omdraai, omkeer, virage, volte, wending, zwaai, zwenk, zwenking naar rechts - rechtsomkeerd zwenklaadschip - scooper zwenkrad - vliegwiel zwerage - verzwering zweren beloven, bevestigen, etteren, ontsteken, ulceren, ulcereren zwerfblok - kei zwerfcel histiocyt, planocyt zwerfhond - straathond zwerfstam - nomaden zwerfsteen - eraticum, kei zwering ulceratie, ulcus zwerfsteen - erraticum, (kei)steen, vlint zwerfstenen in leem morene, keileem zwerfster - landloopster, zwerfkat zwerfzucht - drapetomanie, dromomanie zwering - ulceratie zwerk firmament, hemel, hemelgewelf, uitspansel zwerm - cluster, bende, bijengroep, drom, hagel, kolonie, massa, menigte, troep, vlucht, volk (bijen) zwerm van meteoren - meteorenzwerm zwermcel - koninginnecel zwermen - bewegen, vertonen zwermer - landloper, petarde, voetzoeker, zwermcel zwermsporen - zoösporen zwerveling - zigeuner zwerven banjeren, dalven, darren, dolen, dwalen, landlopen, lopen, omdolen, planeren, ronddolen, ronddwalen, rondlopen, rondwaren, sarren tarten, trekken, vagebonderen, verdolen, wachten, waren, zwalken, zweven, zwieren zwervend - dolend, erratisch, nomadisch, rondtrekkend zwervend rondtrekken - nomadiseren zwervend zigeuner - bohémien zwervend volk nomaden, zigeuners zwervende Arabier - bedoeïen zwervende heiden Bohemer, zigeuner zwervende herdersvolken - nomaden zwervende kwakzalver - charlatan, oliekoop zwervende mohammedaanse - monnik, sadi zwervende zanger bard
zwerver - artiest, bohémien, dakloze, dolaard, doler, dwaler, kalis, (land)loper, nomade, ramblertramp, landloper, rambler, tramp, trekker, vagant, vagebond, vamp, zigeuner, zwerver (Eng.) - rambler zwerverzwet - zwetsloor zweten - transpireren, uitwasemen zweterig - bloederig (jagerslatijn), klam zwets - kletskous, kletspraat zwetsen bluffen, dazen, grootspreken, kletsen, leuteren, opsnijden, pochen, raaskallen, reutelen, snoeven, zwammen zwetser - bluffer, grootspreker, opschepper, opsnijder, parlesanten, pocher, pochhans, praatjesmaker, proneur, raaskallen, snoever, veelprater, zwamneus zwetserij - bluf, grootspraak, opschepperij, snoeverij zwetsloot - grenssloot zweven - balanceren, dobberen, drentelen, flaneren, planeren, vliegen, zeilen, zweefvliegen, zwerven zwevend - hangend, vaag zwevend bewegen - dwarrelen zwevend rek trapeze zwevend voorgaan - voorzweven zwevende organen in zee - plankton zweveningen (muz.) - wolven zweverig - duizelig, vaag zwevers - plankton zwezerik - lisdodde, thymus, thymusklier zwichten - bezijken, cederen, inhalen, onderdoen, reven, submitteren, toegeven, wijken zwichting - zwichtlijn zwiep - zweep zwiepen - doorbuigen, gooien zwieper - slag, stoot, uithaal zwieping - schorlat, spil, spillage zwiepplank - springplank zwier - bevalligheid, chic, draai, gala, grandezza, gratie, opschik, opsmuk, praal, pronk, statie, staatsie, tooi, verkwister, zwaai zwierbol doordraaier, lichtmis, losbol, pierewaaier, zwabber zwierbollen - pierewaaien zwieren - boemelen, bambocheren, dwalen, draaien, ronddraaien, schaatsenrijden, slingeren, zwaaien, zwerven, zwabberen, zwalpen, zwirrelen zwierig bevallig, charmant, chic, chique, elegant, flatteus, fraai, gracelijk, gracieus, kwiek, los, mooi, net(jes), opgeschikt, parmant, parmantig, pompeus, sierlijk zwierig geknoopte das - lavallière zwierigheid - gratie, sierlijkheid zwik - boel, verdraaing, verstuiking, wrijfhoutd zwikboor - avegaar zwikhout - drijfhout zwikje - boeltje, zaakje zwikken - breken, kaartspel, knakken, omslaan, verstuiken zwikzwak - bonenstaak zwil - eelt zwilk - trielje, tyk zwilwrat - hoornwrat zwin geul, kreek, wad zwindel - duizeling zwinden - verdwijnen zwing - korbeel, spoorstok, vleugel, zwengel, zwenghout zwingel - braakstok, slaag zwingelaar - vlasbreker zwingelhout - zwenghout zwingelkot - zwingelhok zwirrelen - warrelen zwitselbloem - kamperfoelie Zwitser Helveet, Helvetiër, Suisse Zwitserland Helvetia. Suisse (Fr.), Schweiz (D.). Helvetië Zwitsers Helvetisch Zwitsers bergmassief - Birnina Zwitsers bewoner - Helvetiër Zwitsers bruinvee - schwyz Zwitsers dichter - Amiel Zwitsers dorp - Airolo, Albula Zwitsers gebergte - Alpen, Jura Zwitsers hervormer Zwingli Zwitsers houten huisje - alpenhut, chalet Zwitsers kanton - 3 Uri, Zug 4 Bern, Vaud 5 Bazel 6 Aargau, Glarus, Schwyz, Ticino, Valais, Zürich 7 Thurgau, Tessino 8 Fribourg, 9 Appenzell, Neuchatel, Solothurn 10 Graubünden 11 Unterwalden 12 Schaffhausen Zwitsers parlement Bundesversammlung Zwitsers vacantieoord - Caux, Chur Zwitserse Alpenherders - sennen Zwitsers wintersportoord Adelboden, Arosa, Davos, Zermatt
Zwitserse berg Eiger, Faulhorn, Jungfrau, Matterhom, Pilatus, Rigi, Schildhorn Zwitserse berghut sennhut Zwitserse bergpas - Gotthard, Süsterpas Zwitserse bondsstaat kanton Zwitserse fijnkorrel zandsteen - molasse Zwitserse garde - Vaticaanwachter Zwitserse herders - sennen Zwitserse hoofdstad - Bern Zwitserse kantonale hoofdstad - 3 BexZug 4 Bern, Chur, Sion 5 Aarau, Bazel, Stans 6 Genève, Glarus, Sarmen, Schwyz, Zürich 7 Altdorf, Fribourg, Herisau, Liestal 8 Lausanne 9 Appenzell, Neuchatel, Solothurn 11 Bellinzona, Frauwenfeld 12 Schaffhausen Zwitserse munt batz, franc, Rappe Zwitserse reformator - Calvijn, Zwingli Zwitserse rivier - Aar(e), Ahr, Areuse, Emme, Inn, Rouss, Rhône, Rijn, Sure, Ticino Zwitserse schilderes - Aloyse Zwitserse schrijver - Dürrenmatt Zwitserse stad - Bern, Bex, Biel, Genève, Leuk, Zürich Zwitserse volksheld - Tell Zwitserse vrijheidsstrijder - Tell Zwitserse zangkunst - jodelen zwoegen beulen, blokken, hijgen, pezen, ploegen, ploeteren, sappelen, sjouwen, slaven, sloven, stoken, tobben, urmen, werken, wroeten, wurmen, zuchten zwoeger - ploeteraar, sappelaar, sjouwer, slover, tobber zwoel - bedompt, beklemmend, benauwd, broeiend, broeierig, drukkend, erotisch, laauw, laf, laks, los, sensueel, slof, traag, wellustig, wulps, zoel zwoerd - doof, hardhorig (fig.), huidrand (spek), spekrand, varkensvel Zwollenaar - blauwvinger, brijbek zwijg (Lat.) - tace zwijgen - mutisme, silentium, stil zijn, woordeloos zwijgend - silentieus, stil, stom, zwijgend acteur - figurant, statist zwijgend - figurant, statist, zwijgend mokken - pruilen zwijger - stille zwijgt - tacet zwijgteken - pauzeteken, rustteken zwijgzaam - stil, gesloten, geslotenheid, taciturniteit zwijgzaamheid - gesloten, geslotenheid, stil, taciturniteit zwijm - flauwte zwijmel(ing) - bedwelming, duizeling, roes zwijmelen - doezelen, dutten, wankelen zwijmelroes - extase, vervoering zwijn - beer, biek, big, bof, ever, keu, krulstaart, scheuteling, schram, varken, zeug zwijn beneden het jaar - spalling zwijnachtig - liederlijk zwijnachtig tandeloos zoogdier - miereneter, pluimstaartmiereneter zwijnedistel - gouddistel zwijnegel - stekelvarken zwijnekost - draf zwijnekot - varkenshok zwijnerij - drek, uitwerpsel, viezigheid, vuiligheid zwijnevlees - varkensvlees zwijnen - boffen zwijnengras - mannagras, nardus, varkensgras zwijnenhaar - borstelgras zwijnenhoeder - varkenshoeder zwijnenkost - draft zwijnenpan - bende, boel, troep, smeerboel zwijnensla - akkerkool zwijnjak - schoelje zwijnjakken - zwijnen zwijntje - bof, fiets, gelukje, speenvarken zwijntjesjager - fietsendief, rijwieldief zij - ze, haar, hen, hun, kant, meisje, vrouw zij die aandraagt - aandraagster zij die antwoordt - antwoordster zij die een erfenis nalaat - erflaatster zij die in een koor zingt - koriste zij die inlichtingen verschaft - informatrice zij die naar een ambt dingt - kandidate zij die op een aanbieding ingaat - reflectante zij die vordert - eiseres zij die waagt - waagster zij die waakt bij zieken - waakster zij treden af - exeunt zij treedt af - exit zij waagt te veel - branie zijaanzicht - profiel zijas van een verbrandingsmotor - nokkenas zijbeuk - dwarsbeuk, transept zijbeuk van een kerk - apsis zijblad - zijstuk zijbord - treeplank zijdal - dwarsdal zijde - aspect, facet, flank, geslepen, grenslijn, kant, latus, rand, ribbe, richting, spinsel, taf, vlak, vleugel, vlos zijde (benedenwindse) - lij zijde (bovenwindse) - loef zijde (Eng.) - silk zijde (ruwe Levantse) - biasse zijde afkoken - degommeren, ontschalen zijde gesponnen van het binnenste van een cocon - filozel, floret, halfzijde zijde van schip - bakboord, flank, loef, lij, stuurboord zijde van een schip waar de wind invalt - loever zijdeaap - mantelaap zijdeaapje - sagoïntje zijdeachtig weelsel - hantung zijdeachtige wol - alpaca zijdeglans geven - merceriseren zijdegroen - chromaatgroen zijdehaspelaarster - spoelster zijdehoentje - waterval zijdekapok - akon zijdelings - collateraal, indirect, lateraal, opzij, schuins, terloops, terzijde, zijwaarts zijdelings afdrijven van een schip - wraak zijdelings afwijken - slooien zijdelings gelegen - lateraal zijdelings kijken - lonken zijdelings uitbuigen onder druk - knikken zijdelings verwijt - schimpscheut zijdelingse afwijking - derivatie zijdelingse blik - lonk zijdelingse helling - talud zijdelingse projectie van schip onder water - lateraal zijdelingse stroom - tak zijdelingse toespeling - insinuatie zijdelingse uitloper - tak zijdelijm - sericine zijdemolen - zijdehaspel zijden brokaat - diaspe zijden jaquardweefsel - brokaat zijden kant - blonde, organza zijden ribflueel - ottoman zijden stof - 3 taf 4 krip, lamé 5 atlas, rayon, tabijn, trens 6 chappe, faille, felbel, felpel, floret 7 filozel, foulard, organza tafzijde 8 chenille 9 messaline 10 florentine, floretzijde zijden weefsel - charmeuse, cire, damast, taf, taft, taffetas zijden weefsel, met was bestreken - ciré zijdekapok - akon zijde papier - vloei zijdepijn - pleuris, pleuritis zijdereder - zijdefabrikant zijderups - bombyx, spinner, zijdeworm zijde van een berg - flank zijdd van een munt - avers, kruis zijde van een schip - bakboord, lij, loef, stuurboord zijdestaart - pestvogel zijdeteelt - sericultuur zijdewee - pleuris, pleuritis zijdewinde - zijdehaspel zijdeworm - zijderups zijdgeweer - degen, sabel zijflank - zijkant zijg - filter, vergiet, wan, zift, zee, zeef zijgdoek - filtreerdoek, kous (voor het tereiden van kruidenwijn), kleins, klens stamijn, teems, vergiettest, zeef, zeefdoek zijgebouw - vleugel, paviljoen zijgen - filtreren, sijpelen, zakken, zinken zijgeweer - degen, sabel zijgraampje - zeefraampje zijgtoestel - filter, wan, zeef zijig - halfzacht, mallotig zijkamer - kabinet zijkanaal in veenderijen - wijk zijkant - boord, flank, kant, rand, zoom, zij, zijde, zijstuk, zijvlak zijkant van baksteen - strek zijkant van een berg - flank zijkant van een boek - snee, snede zijkant van een muntstuk - legende zij karretje van motorfiets - zijspan zijknop - okselknop zijkolsem - zijzaathout zijl - sluis, uitwateringssluis zijladder - wagenladder zijlings - zijdelings zijlinie - branche zijluik van een triptiek - buitenluik zymose - gisting zijn - bestaan, dasein, existentie, leven, lopen, wezen zijn aandeel - bijdrage zijn beloop hebben - strekken zijn best doen - beijveren zijn biezen pakken - vluchten zijn deel geven - bedelen zijn dorst stillen - laven, lessen zijn eigen gang gaand - eigengereid zijn gang gaan - begaan zijn glans verliezen - tanen zijn houding wijzigen - aanpassen zijn mening uiten - oordelen zijn mond voorbij pratend - loslippig zijn schuld vereffenen - betalen zijn snor drukken - vluchten zijn stem geven - voteren zijn tijd verdoen - lummelen zijn woonplaats hebben - resideren, wonen Zijne Doorluchtige Hoogheid - s.a.e. Zijne Edelheid - z.ed., z.e Zijne Eerwaardigheid - s. Zijne Eminentie - z.e., z.e.; f,. Zijne Excellentie - z.ex., s.e. Zijne Hoogheid - SA Zijne keizerlijke Hoogheid - SAI. Zijne koninklijke Hoogheid - Z.K.H. zijns inziens - z.i. zijnsleer - ontologie zijp - afwatering, goot, riool, sloot, wetering zijpad - afweg, dwarsweg, zijweg zijpaden - dwarswegen zijpen - druipen, druppelen, siepelen zijpilaar - parastaat zijplank van een ton - duig zijpnat - drijfnat zijrivier - zijarm, zijtak zijrivier van de Aar - Emme, Limmat, Reuss, Saone zijrivier van de Adige - Agno, Noce, Alpone, Avisio zijrivier van de Adour - Arras, Luy, Pau, Gave, Nive, Midour, Saison zijrivier van de Aldan - Amga, Maja, Oetsjoer zijrivier van de Aller - Leine, Ocker zijrivier van de Alzette - Mamer, Allert zijrivier van de Amazone - Acre, Guainia, Huallaga, Icuna, Japura, Jary, Javari, Jurua, Madeira, Maranon, Napo, Negro, Paru, Purus, Putumayo, Ica, Rio, Tapajos, Tocantins, Trombetas, Ucauall, Vaupes, Xingo, Yapura zijrivier van de Amblève - Warche zijrivier van de Amoer - Amgoen, Argoen, Burea, Oessoeri, Onon, Seja, Sjilka, Soengari zijrivier van de Aragon - Arga, Bisenzio, Chiana, Erro, Esca, Leoz, Onsella, Pescio, Sieve, Veral zijrivier van de Arkansas - Cimarron, Neosho, Verdigris zijrivier van de Arno - Elsa, Era, Greve, Pesa zijrivier van de Atbara (Ethiopië) - Mareb zijrivier van de Cauvery - Amaravati,Bhavani, Noyil zijrivier van de Congo - Bomu, Kasai, Lindi, Lomani, Ltimbiri, Lualaba, Lulonga, Mongala, Oebangli, Sankuru, Ubango, Uele zijrivier van de Demer - Gete, Herk zijrivier van de Dieze - Dommel zijrivier van de Dnjepr - Berezina, Boeg, Desna, Ingoel, Pripet, Samara, Sozh,Vorskla zijrivier van de Don - Bystraja, Donez, Donjets, Khoper, Llowla, Manytsj, Medwjediza, Mesjba, Mur, Sal, Sar, Sau, Sosna, Tichaja, Woronesj zijrivier van de Donau - Aloeta, Alt, Alz, Aloeta, Arges, Altmühl, Brigach, Drau, Drava, Egau, Eipel, Ems, Enns, Erlauf, Fega, Grau, Günz, Hron, Iller, Llz, Inn, Ipel, Ipoly, Iskar, Isar, Jalonitsa, Jantra, Jioe, Kamp, Kapos, Krems, Lech, Leitha, Lom, March, Mindel, Morava, Naab, Naarn, Neutra, Ogost, Olt, Oltoe, Osma, Pielach, Proeth, Raab, Raba, Regen, Risz, Rott, Sau, Sava, Sereth, Siret, Teiss, Timok, Tisza, Traisen, Traun, Vils, Waag, Wörnitz, Ybbs zijrivier van de Douro - Esla, Tamega, Tormes zijrivier van de Drau (Drave) - Bednja, Isel, Kerka, Mur, Mura, Pecsi-viz, Rynia, Vucica zijrivier van de Drina - Tara zijrivier van de Duero - Agueda, Alisk, Arlanzon, Cabras, Corgo, Esla, Huebra, Sabor, Tamega, Tormes, Tua zijrivier van de Dwina - Joech, Pinega, Soekhona, Waga, Wytsjegda zijrivier van de Dyle - Demer, Lasne, Senne, Zenne zijrivier van de Ebro - Aguas, Arga, Aragon, Bayas, Cidacos, Cinca, Gallego, Jalon, Guadalope, Huerva, Iregwa, Leza, Linares, Martin, Oka, Riguel, Segre, Tiron zijrivier van de Eems - Hase, Leda zijrivier van de Elbe - Adler, Aragon, Alster, Cinca, Eger, Eister, Elde, Este, Elster, Guadalope, Havel, Iser, Jalon, Jeetze, Llmenau, Lücknitz, Luke, Milde, Moldau, Mulde, Neetze, Oste, Saaie, Segre, Spree, Sude, User, zijrivier van de Eufraat - Chaboer zijrivier van de Fulda - Eder, Haun, Lüder, Schlitz zijrivier van de Ganges - Alaknanda, Bhagirati, Bhagmati, Brahmapoetra, Damodar, Dsjahnavi, Dsjamma, Gendak, Goemti, Gogra, Jumna, Kasji, Koes, Kosi, Ram-Ganga, Thalgoe, Tons, Yamuna zijrivier van de Garonne - Agout, Ariege, Arière, Aveyron, Baise, Ciron, Dordogne, Dropt, Gers, Gimone, Hers, Isle, Lot, Pique, Salat, Save, Tarn, Verzère zijrivier van de Gelderse IJssel - Berkel, Slinge zijrivier van de Geul - Gulp zijrivier van de Gironde - Tarn zijrivier van de Gogra - Rapti zijrivier van de Guadalquivir - Carbones, Genil, Guadaira, Guadajoz, Guadiana, Guadiato, Guadalimar, Guardameno, Heulva, Jandula, Jenil, Salado zijrivier van de Guadiana - Azuer, Gabalon, Giguela, Zancara, Zujar zijrivier van de Gelderse IJssel - Berkel, Slinge zijrivier van de Gironde - Tarn zijrivier van de Havel - Spree zijrivier van de Henares - Jamara zijrivier van de Indoga (Rusland) - Onon zijrivier van de Indus - Dsjilam, Hunza, Gilgit, Kaboel, Pandsjaab, Rawi, Satledsj, Tsjinab zijrivier van de Inn - Alz, Otz, Rott, Salzach, Wipp zijrivier van de Irtysi - Isjim, Om, Tawda, Tobol zijrivier van de Isar - Ammer, Amper, Loisach zijrivier van de Isere - Arc, Drac zijrivier van de Jang -Tze-Kiang - Han,Jaloeng, Kan, Kia, Min, Siang, Woe, Yoeën zijrivier van de Jenisej - Abakan, Angara, Toegoenska zijrivier van de Jordaan - Fara, Jabbok, Jaloed, Jarmoek Zerka zijrivier van de Kama - Bjelaja, Kolwa, Tsjoesowaja, Wjatka zijrivier van de Kongo - Alima, Aroewimi, Ikelemba, Kassai, Kwa, Likoeala, Loekoega, Loelonga, Monga, Mongala, Oekangi, Roebi, Sanga zijrivier van de Kwango - Kwilu zijrivier van de Lech - Wertach zijrivier van de Leie - Lys, Mandel zijrivier van de Lena - Aldan, Olekma, Kirenga, Wiljoei, Witim zijrivier van de Loire - Allier, Arve, Arroux, Cher, Creuse, Indra, Maine, Marne, Mayenne, Sarthe, Sevre, Thouet, Vienne zijrivier van de Lualaba - Elila, Lowa, Luama, Lubidi, Lufira, Lukuga, Luvua, Ulindi zijrivier van de Maas - Aisne, Amblève, Berwinne, Boeg, Borcq, Chiers, Dommel, Diese, Geiser, Geleen, Geul, Hermeton, Hoyoux, Jeker, Lesse, Mark, Mehaigne, Molenbeek, Mouzon, Neer, Niers, Ourthe, Raam, Roer, Ruhr, Sambre, Semois, Serre, Vair, Vesdre,Viroin, Worm, Zwalm zijrivier van de Magdalena - Bogota, Cauca, Foenza, Nares, Sesar, Sogamoso zijrivier van de Main - Nidda, Pignitz, Regnitz, Saale, Tauber, Wetter zijrivier van de Maritsa - Arda, Ergene, Toendsja zijrivier van de Mekhong - Jangpi, Semoen zijrivier van de Mezen - Wasjka zijrivier van de Mino - Sil (Spanje) zijrivier van de Mississippi - Arkansas, Illinois, Jazoo, Kaskaskir, Minnesota, Missouri, Ohio, Ouachita, Wisconsin zijrivier van de Misouri - Cheyenne, Kansas zijrivier van de Moezel - Elz, Kyll, Mause, Meurthe, Our, Roer, Saar, Sauer, Sure, zijrivier van de Moldau - Sazawa zijrivier van de Murray - Darling, Lachlan zijrivier van de Neckar - Aich, Echatz, Elzenz, Enz, Fils, Murr, Jagst, Kocher, Lauter, Leinbach, Prim, Rems, Starzel, Sulm zijrivier van de Neder-Rijn - Grebbe zijrivier van de Niger - Bani, Benue, Kadwa, Milo, Sokoto zijrivier van de Nijl - Atbara (met zijarm Mareb), Malik, Sobat zijrivier van de Ob - Bija, Irtysj, Katoen, Ket, Soswa, Tjoelym, Tom zijrivier van de Ocker - llse zijrivier van de Oder - Bartsch, Barycz, Bober, Bobr, Katzb, Malapane, Neisse, Oppe, Pilszke, Warta, Warte zijrivier van de Oeral - Hek, Het zijrivier van de Oeralrivier - Hek zijrivier van de Ohio - Miami, Scioto, Wabash zijrivier van de Oise - Aisne, Serre zijrivier van de Oka - Moskwa zijrivier van de Oranjerivier - Vaal zijrivier van de Orinoco - Apure, Caura, Coroni, Guaviare, Meta, Vichada zijrivier van de Ourthe - Aisne, Amble, Vesdre zijrivier van de Parana - Anambany, Bermajo, Iguassu, Monday, Paranahyba, Paranapanema, Paraguay, Pilcomayo, Tiete, Uruguay, Yvahy zijrivier van de Petsjora - Oessa zijrivier van de Po - Adda, Adige, Arno, Baltea, Bormida, Etsen, Lambro, Maira, Mincio, Oglio, Oreo, Panaro, Parma, Riparia, Secchia, Sesia, Stura, Tanaro, Taro, Ticino, Trebbia zijrivier van de Reuss - Emme zijrivier van de Rhône - Ain, Ardèche, Arve, Borgne, Dala, Dora, Drôme, Durance, Gard, Isère, Lonza, Massas, Saône, Tanaro, Taro, Ticino, Verdon, Visp zijrivier van de Rio de la Plata - Bermejo, Parana, Pilcomayo, Salado zijrivier van de Rio Parana - Iguaçu zijrivier van de Roer - Urft, Worm zijrivier van de Rupel - Dyle, Nete, Nethe zijrivier van de Rijn - Aar, Aare, Ahr, Alb, Albula, Birs, Brohl, Domlesch, Elz, Emscher, Erft, Grebbe, Ill, Jangst, Kinzig, Lahn, Lauter, Lee, Limmats, Lippe, Main, Moezel, Mosel, Murg, Nahe, Neckar, Nette, Ogost, Ruhr, Sieg, Tamina, Thur, Töss, Waal, Wied, Wiese, Wupper, IJssel zijrivier van de Saale - Bode, Elster, Fuhne, Ilm, Unstrut zijrivier van de Sambre - Heure zijrivier van de Saone - Dheune, Doubs, Ognon, Ouche, Seille, Tille zijrivier van de Save - Bosna, Drin, Drina, Koelpa, Leibach, Oena, Vrbas zijrivier van de Schelde - Dender, Durme, Dijle, Haine, Hene, Leie, Lijs, Nete, Rupel, Scarpe zijrivier van de Seine - Allier, Aube, Cher, Epte, Essone, Eure, Loing, Loire, Marne, Oise, Risle, Seire, Vienne, Yonne zijrivier van de Severn - Avon, Usk, Wye zijrivier van de Somme - Anere, Avre zijrivier van de Spey - Avon zijrivier van de Taag (Tajo) - Alagon, Alberche, Algodor, Almonte, Canha, Eljas, Gallo, Guadarrama, Guadula, Jamara, Sabor, Tajuna, Tietar, Zatas, Zezere zijrivier van de Tarn - Agout, Aveyron zijrivier van de Theems - Cherwell, Kennet, Wey zijrivier van de Theiss - Bega, Bodrog, Körös, Maros, Sajo, Samos, Taros zijrivier van de Tiber - Allin, Anio, Cremera, Taverne zijrivier van de Tigris - Euphraat, Diala, Karoen, Zab zijrivier van de Tjimanoek - Tjipeles zijrivier van de Tjioedjoeng - Yjisiment zijrivier van de Tocantins - Araguayo zijrivier van de Tongo - Ituri zijrivier van de Unstrut - Helme zijrivier van de Vecht - Dinkel, Regge zijrivier van de Vesder - Helle zijrivier van de Vilaine - Ille zijrivier van de Wabash - Mississineira, Salamonie, Tippecanoe, White zijrivier van de Warte - Drage, Netze, Obra, Prosna zijrivier van de Weichsel - Doenajec, Biala, Boeg, Brda, Bug, Bzoera, Czorna, Molinka, Narew, Pilica, Pilitsa, San, Sanie, Wisloka zijrivier van de Wezer - Aller, Aue, Diemel, Eder, Emmer, Fulda, Geeste, Hamel, Hunte, Leine, Nethe, Oker, Werra, Werte, Wümme zijrivier van de Wolga - Irgis, Kama, Kostroma, Moloega, Oensja, Oka, Samarra, Seliharowka, Soera, Twertsa, Wetloega, zijrivier van de Yonne - Amançon zijrivier van de IJssel - Berkel, Schipbeek zijrivier van de IJzer - leperlee zijrivier van de Zaire - Kassai, Kwango, Kwiloe, Lulonga zijrivier van de Zambesi - Koebango Kwinto, Kwango, Loangua, Lwena, Sjire, Tsjobe zijspanrijder - bakkenist zijspoor - tak zijsprong - estrapade zijstuk van een boerenwagen - ladder zijstuk van vrouwenmuts - klap zijtak van de Donau - Isker zijtak van de Moezel - Sure zijtak van de Oeral - Hek zijtak van de Schelde - Nete zijtakel in het stegewant - klaploper zijtakje van de Rijn - Ahr zijtouw - boelijn, dwarstouw zijuitgang - zijdeur zijvaart in veenderijen - wijk zijverwanten - transversalen zijvlak van een baksteen - strek zijwaartse beweging - lateroflexie zijwaartse beweging maken - abduceren zijwaartse ombuiging - omleg zijwaartse richting inslaan - afslaan, afdraaien zijwaartse ruggegraatsverkromming - scoliose zijwand van een paardehoef - kwartier zijwang - trapboom zijweer (dwarsweg) - traverse zijweg - dwaalweg zijwit - kantwit zymose fermentatie, gisting zijzeil - boelijnzeil