Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
u - ge, gij, gijlieden, ulieden, uberbretil - kleinkunsttoneel überhaupt eigenlijk, geheel, helemaal, toch, bermensch - oppermens uberteit overvloed, rijkdom,volheid, vruchtbaarheid ubi - waar ubiquitair - alomtegenwoordig ubiquiteit - alomtegenwoordigheid uboot - onderzeeër uchtend - ochtend (Z.N.) uchtendkrieken - dageraad udang - garnaal udograal - regenmeter udometer regenmeter uedele - ued Uganda, hoofdstad van - Entebbe Ugandees meer - Costarmeer, Edwardmeer uggav - fluit ui ajuin, bak, bawang, bieslook, bolgewas, grap, grol, juin, knoflook, mop, prei,siepel, kwinkslag, misslag, look ui van een rist - ristui uiachtige plant - look uiengerecht - haché uiensaus, dikke - soubise uientapper - uienverkoper uier - edder, elder, melkklier uierontsteking - aamt, droop, mastitis uierpuistje koepok uiervlees - uierboord uierzwelling - aamt uieschil - rok uigewas affodil(le), ajuin, aloë, asperge, bieslook, juin, knoflook, look, siepel uiig grappig, komisch, komiek, leutig, lollig, moppig, schalks snaaks uil bosuil, domkop, domoor, kerkuil, oehoe, steenuil, stommeling, striges uil van muizen levend - katuil, kerkuil, torenuil uil zonder oorpluimpjes - katuil uilaap kuifaap, makaak, meerkat uilachtig - aartsdom, uilig uilebaard - kipperas uilegat - uilebord uilejong - uilskuiken uilekop - domoor, houtsnip uilenbord - ganzenbord uilenspiegel grapjas, grappenmaker, guit, schalk, snaak uilejong - uilskuiken uilen - soeen, striges, suffen uilensoort - bosuil, kerkuil, oehoe, ransuil, steenuil, velduil, visuil uilenspiegel - guit, schalk uilevlucht - halfdonker, schemerdonker (fig.) uilig achterlijk, dom, indom, oerdom, oliedom, stom, stupide, uilachtig uilskuiken domoor, ezel, knuppel, sufferd uiltje agrotida, avondvlindertje, dutje, slaapje uiltje, soort - gamma-uil, huismoeder, monnikskap, pistooltje uilvalk - sperweruil uit af, afgelopen, afwezig, basta, buiten, door, ex, fini, gedaan, gedoofd, geëindigd, herkomstig (van), klaar, op, per, verbroken, weg uit Algiers afkomstig Algerijns uit Amerika ingevoerde dans jive, rumba, samba, step, tango uit Amsterdam afkomstig Amsterdams, Mokums uit beginsel - principieel uit beleefdheid geven - aanbieden uit België afkomstig Belgisch uit bladstelen bestaand gerecht - rabarber uit bed komen - opstaan uit brandewijn of kruiden getrokken - absint uit cellen bestaand cellulair uit Ceylon afkomstig Singalees uit cijferschrift overbrengen - dechiffreren uit de armenkas ontvangen - bedeling uit de diepe aardkorst - abyssaal uit de doeken doen - blootleggen, ontplooien, ontvouwen, uitleggen, verklaren uit de diepe aardkorst abyssaal uit de diepe zee abyssaal uit de droom helpen - detromperen uit de dwaling helpen - desabuseren uit de grondwet voortvloeiend - organiek uit de haak - scheel uit de hogere stand - deftig, elegant uit de hoogte hautain, hooghartig, laatdunkend, trots, uit de hoogte toegeworpen gift - aalmoes uit de Kaap de Goede Hoop Kaaps uit de knoop doen - ontwarren uit de knop komen - ontbotten, uitlopen uit de kunst - gaaf, beweldig uit de laatste tijd jong, modern, pas, recent uit de lucht grijpen - vangen uit de mode - antiek uit de nood helpen - bijstaan, redden uit de ondiepe zee - neritisc uit de rails lopen derailleren, ontsporen uit de stad - stads uit de tijd - antiek, ouderwets, passé, verouderd, voorbij uit de toon - vals uit de volle zee - pelagisch uit de weg gaan - mijden, ontlopen, uitwijken, uit de weg ruimen - afschaffen, effenen, elimineren, liuideren opruimen, supprimeren, vermoorden uit de wind - beschutmjjj uit Denemarken afkomstig Deens uit dienst treding - ontslag uit drie delen bestaand boek trilogie uit drie delen bestaand schilderij - drieluik, triptiek uit drie gedeelten bestaand werk - drieluik, triologie uit drie leden bestaand muziekgezelschap - trio uit duigen samengestelde ton vat uit Duitsland afkomstig Duits uit duivelsdrek verkregen geneesmiddel - asafoetida uit een ambt ontzetten - amoveren uit een andere verkregen stof - derivatie uit één ei ontstaan - ééneiig uit een muur vooruitstekend deel waarop een balk rust - console, neut uit een stam ontwikkeld - monofylitisch uit een vloeistof neerslaan - bezinken uit een zaak iets afleiden - abstraheren uit eigen aandrang - spontaan uit eigen aandrang handelen - spontaniteit uit eigen beweging arbitrair, eigenmachtig, facultatief, gewillig, ongedwongen, spontaan, vanzelf, willekeurig, zelfstandig uit eigen opwelling - spontaan uit elkaar - dia (Gr.), uiteen, vaneen uit elkaar halen - demonteren uit elkaar namen - demonteren, slopen uit Engeland afkomstig Brits, Engels uit en klaar - basta uit en over - afgelopen, voorbij uit en te na - diepgaand, grondig uit eten gaan - uitgaan uit gevaar helpen - redden uit granaatappelpitten bereide drank - grenadine uit Griekenland afkomstig Grieks, Helleens uit grove wol geweven stof - ras uit gunst p.f. (par faveur) uit het geheugen verdwijnen ontschieten, ontsnappen, vergeten uit het binnenste voortkomend endogeen uit het buitenste voorkomend - exogeen uit het hoofd leren memoriseren uit het hoofd praten - afraden, ontraden uit het land verdreven zijn ballingschap uit het land verdrijven - expatriëren uit het land zelf - autochtoon, inheems uit het lichaam verwijderen - lozen uit het lichaam zelf afkomstig - endogeen uit het niet voortbrengen - scheppen uit het niet voortgebracht - schepping uit het ongerijmde - apagogisch uit het oosten - oriëntaal uit het spel - out uit het veld geslagen - confuus, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, overstuur, paf, perplex, verschrokken, verslagen, verward, verwezen uit het vlak gebogen - scheef, scheel, scheluw uit hogere stand - chic, rijk uit Hongarije afkomstig Hongaars uit houtas gewonnen loogzout - kaliloog, potas uit iets volgen - proflueren uit jeneverbessen gestookte drank - gin uit Indonesië afkomstig Indonesisch uit Israël afkomstig Israëlisch uit Italië afkomstig Italiaans uit kiezelzuur bestaande - kwarts uit lagen bestaande gelaagd uit lagen samenstellen - lamineren uit leem verwekte mens golem uit lettersvormen - spellen uit logeren gaan - waardschappen uit Madrid afkomstig Madrileens uit Marokko afkomstig Marokkaans uit melasse verkregen drank - dram uit metaal (leer, blik, rubber) slaan - ponsen, stansen uit Monaco afkomstig Monagaskisch uit moreel oogpunt - correct, korrekt uit Moskou afkomstig Moskovitisch uit mijn naam - mijnentwege uit naam van namens uit nalatenschap verkrijgen erven uit Noorwegen afkomstig - Noors uit of weg - afwezig uit orangebloesem gedistileerde olie - neroli uit oude tijden afkomstig - antiek uit papier geknipte figuur knipsel uit planten bereid kleurmiddel - henna uit planten ontstaan - fytogeen uit Polen afkomstig Pools uit Portugal afkomstig Portugees uit protest zitten blijven - sitdownstaking uit rijst gebrouwen drank arak, saké uit Rome afkomstig Romeins uit sadisme handelend - sadistisch, wreed uit schroom zich weerhouden - schromen, weifelen uit Spanje afkomstig Spaans uit stof bestaande - concreet, lichamelijk, materieel, stoffelijk, wezenlijk, zakelijk uit suiker en specerijen bestaande drank - negus uit Suriname afkomstig Surinaams uit Tsjecho-Slowakije afkomstig - Slowaaks, Tsjechisch uit veel details bestaande - veelledig uit vier delen bestaande - quaternair uit vier leden bestaand muziekgezelschap - kwartet, quartet uit vulkaan geworpen stoffen - lava uit Wenen afkomstig - Weens uit zichzelf - autogeen, ongedwongen, spontaan uit zorg voor uw welzijn - bestwil uit Zweden afkomstig Zweeds uit Zwitserland afkomstig Zwitsers uit zijn humeur - geluimd (slecht), gemelijk, landerig, ontstemd, verdrietig, verstoord uit zijn op - najagen uitademen - expireren, uitwasemen uitademing - exhalatie, expiratie, uitwaseming uitasemen - uitademen uitbabbelen - verklappen uitbaggeren - mergelen, slatten, opslatten uitbakenen - uitzetten uitbaliën - leeghozen, uithozen uitbannen belezen, bezweren, exorciseren, overhalen, verdrijven, verjagen, wegjagen uitbanning van boze geesten - exorcisastie, exorciseren, exorcisme uitbarsten - exploderen uitbarsting - eruptie, explosie, ontploffing uitbarsting van een vulkaan eruptie uitbarstingsmond van een vulkaan - krater uitbaten benutten, exploiteren, melken uitbater - exploitant uitbating exploitatie uitbazuinen - bekendmaken, rondvertellen, rondschallen, verkondigen uitbeelden - schetsen, verbeelden, vereeuwige, vertolken, voorstellen, weergeven uitbeelding - afbeelding, afschildering, beeld, nabootsing, plaat, portret, prent, representatie schets, schildering, tekening, verbeelding, vertolking, voorstelling uitbeelding van tekst of muziekfiguren in choreografisch lijnenspel - eurythmie uitbeeldingsvermogen - plastiek uitbenen - melken uitbetalen - uitkeren uitbetaling - déboursement, payement, uitkering uitbetalingsformulier - cheque, loonlijst, loonstrook uitbikijzer - voegbeitel uitbillen - uithollen uitbindsel - uitsluitsel uitblazen – doven, rusten, uitdoen, (uit)rusten, verwijderen uitblinken excelleren, overtreffen, schitteren, uitmunten, uitsteken uitblinkend briljant, excellent, exquis, volmaakt, preëminent, uitmuntend, weergaloos uitblinker bollebof, bolleboos, coryfee, favoriet, feniks, genie, grootmeester, kampioen, kei, kraan, maestro, matador, ster, topper, übermensch uitblinker (Eng.) - ace, crack uitblinker (sport) crack, kampioen uitbloeien - uitlopen uitbloemen - uitbloeien uitblussen - doven, extingeren, verstikken uitblussing - extinatie, extinctie uitblussing (boeddh.) - nirvana, nirwana uitblijven - tarderen, wegblijven uitboegseren - uitslepen uitboenen reinigen, schoonmaken uitboezeming - confidentie uitbollen - puilen uitborreling - opborreling uitborstelen - verwijten uitbotten ontkiemen, ontspruiten, uitkomen, uitlopen uitbouw annex, arkel, arkeneel, balkon, bijkeuken, erker, luifel, saillant, serre, terras, veranda, vleugel uitbouw aan een dakvenster - koekoek uitbouw aan een huis - erker, serre uitbouw aan een voorgevel luifel uitbouw aan een woning - veranda uitbouw van een koor - arsis uitbouwen - uitputten, vergroten uitbouwsel aan een gevel - arkel, arkeneel uitbraak - ontsnapping uitbraak van dieven - vlucht uitbrabbelen - uiten uitbraken - kotsen, overgeven, vomeren uitbranden van wonden - cauteriseren uitbrander algarade, bekattering, berisping, rapplement, reprimande, schrobbering, standje, vermaning, verwijt, uitbreiden - aanwas, aanwassen, dilateren, elargeren, expanderen, expansie, extenderen,openen, uitleggen, uitstrekken, vaneenleggen, verbreiden, vergroten, vermeerderen, verruimen, verspreiden uitbreiden van geldcirculatie - reflatie uitbreiding ampli(fic)atie, dilatatie, disseminatie, expansie, extensie, dilatatie, ontwikkeling, proliferatie, propagatie, toename, toepassing, toewas, uitzetting, verbreiding, vergroting, vermeerdering, verrruiming, verspreiding, uitbreiding van een oorlog escalatie uitbreiding van stad uitleg, uitlegging uitbreken - losbarsten, losmaken, ontsnappen, openspringen, vluchten uitbrengen - afgeven, lanceren, leveren, openbaren, profereren, spuien, uiten, verraden, zeggen uitbrengen van een toost - proosten, toosten uitbrengzaak - detailzaak uitbrieven - bekendmaken uitbroeden - bedenken, verzinnen uitbroedsel - kuiken uitbuffelen - uitkafferen, uitschelden uitbuiten - afpersen, benutten, bovenmatig, enthousiast, exploiteren, exuberant, melken, misbruiken, ongeremd, overmoedig, profiteren, uitkleden, uitermate, uitgelaten, uitzuigen uitbuiter - profiteur, uitzuiger uitbulderen - uitrazen uitbundig bovenmatig, buitengewoon, hevig, ongeremd, opgewonden, overmoedig, uitgelaten, zeer, uitbundig lachen - gieren uitbundig lachend - gierend uitbundig prijzen - bewieroken, ophemelen uitbundige vreugde - exaltatie uitbundigheid - xuberantiee uitbijten - aanvreten, corroderen, etsen, uitetsen uitbijting - aantasting, corrosie, etsing uitcijferen - berekenen, opmaken, ramen, uitknobbelen, uitrekenen, vaststellen uitcijfering - berekening, uitrekening uitdaagbrief - uitdagingsbrief uitdag - uitgaansdag uitdagen - defiëren, oproepen, opvorderen, pesten, provoceren, sarren, tarten, tergen, trotseren, uittarten, uitzoeken, verzoeken, vorderen uitdagend pestend, provocerend, sarrend, tartend, tergend, uitlokkend uitdagende jongere - provo uitdagend plagen - tergen uitdaging defi, provocatie uitdagingsbriefje (duel) - cartel uitdampen - evaporeren, uitwasemen uitdamping - emanatie, evaporatie, exhabatie, exhalatie, uitwaseming, verdamping uitdamping van koolzuur uit de grond - mofette uitdamping van rottende stoffen - miasme uitdelen distribueren, ronddelen, uitgeven, uitreiken, verdienen, weggeven uitdelgen amortiseren, tenietdoen, uitbannen, uitroeien, verdelgen uitdelging amortisatie, extinctie, extirpatie, obliteratie, uitblussen, uitblussing, uitsterven, vereffening uitdeling - distributie, ronddeling, verdeling uitdelven opgraven, uitgraven uitdenken bedenken, smeden, ontwerpen, uitpeinzen, uitvinden, verzinnen uitdenker - ontwerper, uitvinder uitdiepen - baggeren, onderzoeken, slatten, uitgraven uitdijen uitzetten, zwellen uitdoen afleggen, delven, doorhalen, doven, ontkleden, rooien, uitblazen, uitdraaien, uittrekken, uitvinden, uitwissen, vaststellen uitdokteren - bedenken, uitkienen, uitzoeken uitdossen - aankleden, uitmonsteren, verkleden uitdossing - opschik, sier, tooi uitdoven blussen, dompen, extingeren, smoren, uitgaan uitdover - domper uitdovend - diluendo uitdovend (muz.) stringendo uitdraai - output, print, uitvoer uitdragen - verbreiden, verkondigen uitdrager - opkoper uitdrijven (van geesten) - exorciseren, uitstorten, zuiveren uitdrinken - legen, ledigen, leegmaken, opdrinken uitdrogen uitteren, verdorren, verdrogen, verleppen, verwelken uitdrogend middel - exsiccantium uitdroging - desiccatie, xerosis uitdruk - beeltenis, vorm uitdrukkelijk bepaald(elijk), bepaaldheid, beslist, duidelijk, echt, expliciet, expres, expresselijk, flagrant, formeel, nadrukkelijk, opzettelijk, pertinent, stellig, stelligheid uitdrukkelijkheid - bepaaldheid, stelligheid uitdrukken - aanduiden, besluiten, doven, eindigen, enunceren, exprimeren, luiden, preciseren, sterven, uiten, uitgaan, uitknijpen, uitlopen, uitpersen, verwoorden, voltooien, weergeven, zeggen uitdrukking bewering, bewoording, expressie, formule, formulering, frase, gelaatstrek, gevoel, gezegde, impressie, leven, locutie, mime, passage, spreuk, spreekwijze, preekwoord, term, uiting, zegswijze, ziel, zinswending uitdrukking op de rand - glos, marginalia, kanttekening uitdrukking van gedachten door woorden - rede uitdrukking van het gelaat mime uitdrukkingsmiddel - pers, taal uitdrukkingsvermogen - artisticiteit, expressiviteit uitdrijven van geesten - elimineren, uitbannen uitdrijven (van geesten) - exorciseren uitdrijving - eliminatie, exmissie uitduiden - aanwijzen, expliceren, omschrijven, signaleren, tonen, uitleggen, verklaren uitduiding - beschrijving, explicatie, omschrijving, verklaring uitdunnen - effileren, ruimen uitdijen - expanderen, uitzetten, zwellen uitduwen - doven, uitstoten uiteen gescheiden, los, vaneen, wijd uiteenbarsten exploderen, ontploffen uiteenbarsting explosie, ontploffing uiteengaan - scheiden, splitsen uiteengevallen - ingestort, vergaan uiteenhouden onderscheiden uiteenjagen - afzonderen, separeren, verspreiden uiteenleggen - uitvouwen uiteenlopen - afwijken, divergeren uiteenlopen van twee lijnen - divergentie uiteenlopend afwijkend, allerlei, divergent, divergerend, divers, tegenstrijdig, verschillend uiteennemen - demonteren, scheiden uiteenrafelen analyseren, ontwarren uiteenrafelen van wollen lompen - drousseren uiteenslaan - uiteenstuiven, verspreiden uiteenspatten - exploderen, ontploffen, uiteenspringen uiteentrekkend - verscheurend uiteenvallen desintegratie, splitsen, verbrokkelen, verbrokkeling, verstrooien, verstrooiing, uiteenvloeien - divergeren uiteenwerping - disjectie uiteenwijken - divergentie uiteenwijkend - divergent uiteenwijking - divergentie uiteenwijking van beenderen - diastase uiteenzetten dijen, expliceren, exponeren, uitleggen, verklaren uiteenzetting - beredenering, betoog, explicatie, exposé, expositie, uitleg(ging), uitleg, verklaring, voordracht uiteinde acra, advies, afloop, (as)tap, dood, end, extremiteit, nok, punt, slot, spits, staart, staartstuk, stip, tamp, timp, tip, tomp, top, uiterste, uitsteeksel, wenk, uiteinde bij vogels - staart uiteinde der denkbeeldige aardas - pool uiteinde van de as der ellipsvormige planetenloopbaan - apsis uiteinde van een buis - mof, sok uiteinde van een kuilnet - aatje uiteinde van een magneet - pool uiteinde van een niet rechtopstaand rondhout - nok uiteinde van een scheepstouw - tamp uiteinde van een tros - tamp uiteinde van geologische lagen - dagzoom uiteinde van iets - end uiteinde van rechtop staand hout - nok uiteinde van rondhout - nok uiteinde van spier pees uiteinde van staart pluim uiteindelijk definitief, finaal, tenminste, tenslotte, terminaal, ultiem uiten - afvuren, beleiden, belijden, betogen, doen, kennisgeven, loslaten, luchten, mededelen, ontboezemen, openbaren, plegen, profereren, razen, slaken, stichten, tieren, uitdrukken, uitlaten, uitspreken, uitwerken, ventileren (ter opluchting), volvoeren, woeden uitentena - expliciet, grondig, instantelijk, nadrukkelijk, onophoudelijk, onverflauwd, pertinent, stellig, uitdrukkelijk uitentreuren - alsmaar, frequent, grondig, langdurig, uiteraard - bijgevolg, dus, logisch, natuurlijk, onontkomelijk, vanzelf, vanzelfsprekend, zeker uiterdijk - uiterland uiterlands - buitendijks uiterlijk - aanblik, aangezicht, aanschijn, aanzien, buitenkant, buitenzijde, bexterieur, extern, exterieur, extrinsiek, gedaante, gelaat, gezicht, hoogstens, maximaal, schijn, type, uit, uitwendig, ultimo, ultra, vertoon, voorkomen, vorm uiterlijk braaf - uitgestreken uiterlijk karakter - wezen uiterlijk voorkomen - aanblik, aangezicht, aanschijn, aspect, buitenzijde, exterieur, gedaante, gestalte, gezicht, habitus, pralerij, vorm, zondaarsgezicht, zondagsgezicht uiterlijk voorkomen (scheepsterm) - stroking uiterlijk (voorkomen) beschrijving - prosopografie uiterlijk vertoon bluf, demonstratie, exhibitionisme, gepraal, optocht, ostentatie, parade, praal, praalzucht, pracht, pralerij, pronk, schijn, show, slot, staatsie, statie, zicht uiterlijke gedaante aanschijn, fysiognonie, lichaam, verschijning, voorkomen, vorm uiterlijke praal - staatsie uiterlijke schijn - vernis uiterlijke tekenen van waardigheid - machtinsignes uiterlijke vorm - formaliteit, gebruik, regel uiterlijke vormen - contouren, decorum, formaliteiten, omtrekken uiterlijke vormen in acht nemen - formaliseren uiterlijke waardigheid - decorum, deftigheid, grootheid, verhevenheid uiterlijkheid - vorm uitermate buitengemeen, buitengewoon, criant, excessief, extreem, fameus, hoogst, reuze, zeer uitermate droevig indroevig, tragisch uitermate duur - kostbaar, peperduur uitermate goedkoop - spotgoedkoop uiterst ergst, extreem, grootst, hoogst, laatst, limiet, maximaal, meest, optimaal, supreem, ultra, verst, verwijderd uiterst correct - impeccabel uiterst fel - fanaat uiterst fijne opening - porie uiterst gelukkig - overgelukkig, welzalig, zalig, zielsgelukkig uiterst gering - miniem uiterst gevoelig - sensibel uiterst glad - aalglad uiterst goed - best, meerderwaardig, opperbest, superieur uiterst klein - miniem, minimaal, nietig uiterst krachtig - ersterk uiterst links - rood uiterst nauwkeurig - minutieus uiterst net innet, keurig, netjes uiterst onhartelijk - cru, ijskoud uiterst ontwikkeld - af, perfect, volmaakt uiterst precies - haarfijn, minutieus, nauwkeurig, zorgvuldig uiterst snel (muz.) prestissimo uiterst streng - rigoreus uiterst volmaakt wezen - God uiterst weinig - miniem, zier uiterst zorgvuldig - minutieus, pijnlijk uiterste acro (Gr), dood, eind, einde, eindpunt, ergste, extreme, extremiteit, grens, hel, hemel, limiet, laatste, maximum, oordeel, uiteinde uiterste (in het geval) - desnoods, hoogstens uiterste (tot het - gaan) - radicalisme uiterste correctheid impeccabiliteit uiterste datum - deadline uiterste eindpunt - extremiteit uiterste eis - ultimatum uiterste gestrengheid - rigorositeit uiterste gezichtsgrens - einder, horizon uiterste. grens limiet, rand uiterste nauwkeurigheid - acribie, oplettendheid, precisie, punctualiteit, stiptheid, zorgvuldigheid uiterste nood - nooddwang uiterste post - ruiterwacht, schildwacht (te paard), vedette uiterste prestatie - record, rekord uiterste prijs - limiet uiterste punt - eindpunt, pool, toppunt uiterste puntje - timp uiterste rand grens, kant(lijn), limiet, periferie uiterste redmiddel - noodgreep uiterste verbazing - stupefactie uiterste wanhoopsdaad - zelfmoord uiterste wil codicil, testament uiterste wilsbeschikking - codicil, testament uiterwaard - buitendijk, griend uitetsen - uitbijten, wegbijten uitflappen - uitkramen uitfluiten - bespotten, siffleren uitfoeteren - uitkafferen, uitschelden, uitvaren uitfrezen - kotteren uitgaaf - editie uitgaan - besluiten, doven, eindigen, emaneren, stappen, sterven, uitdoven, uitdrukken, uitlopen, voltooien, weggaan uitgaand - extern uitgaande van de echtgenoot - maritaal uitgaansdag - verlof, vrijaf uitgaansverbod - avondklok uitgaansverlof avondpermissie uitgalmen - galmen uitgang einde, exit, exitus, exodus, opening, poort, sortie, uitloop, uitrit, uittocht, uittreding, uitweg, zij(deur) uitgang in tuin - poort uitgang van de maag naar vijfvingerige darm - pylorus uitgang van een rivier - delta, monding uitgang van een woord - terminatie uitgang van overtreffende trap ste uitgang voor wagens uitrit uitgangsdag - uitgaansdag uitgangshouding - startpositie uitgangspunt axiona, basis, begin, beginsel, fundament, grondslag, grondstelling, meet, premisse, principe, rudiment, start, these uitgangsstoffen van kunststoffen - mengpolymeren uitgave - aanwending, besteding, druk, ed(editio), editie, gebruik, oplage, publicatie, vertering uitgave met verschillende aantekeningen van schrijvers - variorum uitgaven expensen, impensen, kosten, (ver)tering uitgave van een boek - editie uitgaven voor levensonderhoud - huishoudkosten, kosten, menagegeld, onderhoudskosten, tering, vertering, uitgebaggerde diepte(veen) - trekgat uitgebakken spek - kaan uitgebouwde deel van een kamer - erker, veranda uitgebrande kool as, sinder, sintel, sinter, slak uitgebreid ampel, breed, extensief, groot, omstandig, omvangrijk, ruim, uitgestrekt, uitvoerig, veelomvattend, voortgezet, weids, wijd, wijdlopig uitgebreid zangstuk - cantate uitgebreider - nader uitgebreidheid - ruimte uitgebreid lager onderwijs ulo uitgebreid zangstuk cantate uitgebreide bloeding onder de huid - ecchymose uitgebreide kennis - eruditie, geleerdheid uitgebreide maaltijd - diner uitgebreide technische school - U.T.S. uitgedoofde ster planeet uitgedorste halmen stro uitgedroogd dor, kaal, saploos, schraal, verdord, verschrompeld uitgedrukt in een breukgetal - gefractioneerd uitgegraven aarde wegruimen - deblayeren uitgehekeld dotwerk van hennep - baardsel uitgehekelde hennep - Karl uitgeholde boomstam (als vaartuig in Guyana) - korjaal uitgekamde wol - borat, brat uitgekapte woeste grond voor de rijstbouw - ladang uitgekiend - berekendlistig, vernuftig uitgekomen - vers, verschenen uitgekookt gehaaid, geslepen, gewiekst, goochem, kien, handig, leep, loos, slim, sluw, uitgerekend, uitgeslapen uitgekookt en slim - kien, leep uitgekozen keur, keus, select, geselecteerde, uitgezocht, (uit)verkoren, voortreffelijk uitgekozen deel - bloem, elite, keur, puik uitgekrabde plaats in een handschrift - rature, rasuur, ratuur uitgelaten baldadig, bandeloos, blij(de), brooddronken, corybantisch, dartel, (dol)blij, jolig, lollig, losgebroken, luidruchtig, opbruisend, petulant, uitbundig, vrolijk, wild, wispelturig uitgelaten blij - dolblij uitgelaten van pret - dol uitgelaten vrolijk dartel uitgeleend - verpand uitgeleide doen - escorteren uitgelezen exquis, geselecteerd, gesorteerd, keur(ig), puik, select, selekt, uitgezocht, uitmuntend, uitstekend, uit(verkoren), verkozen, voortreffelijk uitgelezen deel bloem, elite, keur, pit, puik, upper ten uitgelezen legerafdeling garde, genie, keurbende, keurkorps, keurtroepen uitgelezen troep soldaten - garde, partizanen uitgelezenen - elite uitgelezenste - puik uitgeloofde beloning – premie, prijs uitgemaakt afgedaan, beslist, gedoofd, onbetwist, vast, verbroken, voldongen, zeker uitgemaakt zijn - vaststaan uitgemergeld doodop, fytloos, hongerig, krachteloos, machteloos, mager, ontkracht, ontzenuwd, uitgeput uitgenodigde - invites uitgeperst koolzaad - slijk uitgeperst suikerriet - ampas, bagasse uitgeperste beetwortel pulp uitgeperst suikerriet - tras uitgeplozen touw werk uitgeput – aangeslagen, afgedraaid, afgejakkerd, afgeleefd, afgemat, afgepeigerd, afgesloofd, afgetobd, amechtig, bekaf, doodmoe, doodop, krachteloos, ledig, leeg, mat, moe, moede, op, opgebruikt, teut, uitgemergeld, vermoeid, verzwakt uitgerafeld touwwerk - pluis uitgerangeerd - nonactief, uitgeschakeld uitgerekend - berekend, bijdehand, correct, exact, gewiekst, goochem, handig, juist, kien, leep, pienter, precies, slim, uitgekookt, uitgeslapen uitgerekt - gestrekt, langgerekt uitgerust - fit, geoutilleerd, gis, verkwikt uitgeslagen goud – bladgoud, klatergoud, messing uitgeslapen - alert, bijdehand, doortrapt, gewiekst, gis, goochem, kien, leep, link, listig, pienter, schrander, slim, sluw, snedig, spits, uitgekookt, uitgerekend, wakker uitgesleten slof uitgesloten - exclusief, onmogelijk uitgesloten aansprakelijkheid u,a. uitgesmolten dierlijk vet ongel uitgesmolten stukje vet kaan uitgesneden vis - filet uitgespogen slijm rochel, zwadder uitgesponnen vergelijking - allegorie uitgesproken - afdoend, bepaald, beslist, bitter, definitief, doorslaand, duidelijk, geprononceerd, onbetwistbaar, onmiskenbaar, overtuigend, positief, verklaard uitgestorven doods, eenzaam, fossiel, leeg, levensloos, onbewoond, onbevolkt, onbewoond, stil, verlaten uitgestorven dier - dinosaurus, dodo uitgestorven hagedisachtig dier - saurus uitgestorven hertesoort - eucladoceros uitgestorven Indianenstam - Mohikanen uitgestorven landstreek - woestijn uitgestorven olifant - aarddier, mammoet, mastodont uitgestorven paard - tarpan uitgestorven paardachtig dier - quagga uitgestorven paarden soort tarpan uitgestorven reuzenhagedis - dinosaurus uitgestorven stad - spookstad uitgestorven struisvogel - moa uitgestorven taal - Hittitisch, Tochaars uitgestorven vogel aepyornis, archaeopteryx, dodaars, dodo, dronte, moa, reuzenalk, walgvogel uitgestotene balling, outcast, paria, verschoppeling uitgestoven - geërodeerd uitgestreken effen, glad, hypocriet, kalm, onberoerd, onbewogen, schijnheilig, strak uitgestrekt - effen, gestrekt, glad, groot, kalm, lang, omvangrijk, onafzienbaar, onbegrensd, onmetelijk, ruim, schijnheilig, statieus, strak, uitgebreid, veelomvattend, ver, weids, wijd uitgestrekt gebergte Alpen, Andes, Atlas, Oeral uitgestrekt gebied - areaal uitgestrekt land - Canada, Chili, China, Rusland uitgestrekt landoppervlak - continent uitgestrekt reptiel - slang uitgestrekt zijn - liggen uitgestrekt zoutwater - zee uitgestrekte beenhouding - spagaat uitgestrekte bergstreek - hoogland uitgestrekte boomloze steppe - Llano uitgestrekte grasvlakte - pampa, steppe uitgestrekte grasvlakte in Amerika - prairie uitgestrekte mosvlakte in Rusland - toendra uitgestrekte rivier - Amazone uitgestrekte ruit - losange (heral.) uitgestrekte vlakte delta, llano, pampa, paramos, poesta, prairie, savanne, steppe, toendra, woestijn uitgestrekte zee - oceaan uitgestrektheid - areaal, extentie, grootte, hoogvlakte, laagvlakte, lengte, omvang, oppervlak, steppe, terrein, toendra, vlakte, woestijn, uitgebreidheid uitgestrektheid met zacht mos - mostapijt uitgestrektheid zout water - zee uitgestrektste - langste uitgestudeerd - afgestudeerd, gediplomeerd, volleerd, uitgeleerd uitgeteerd - vermagerd uitgeteld - afgepeigerd, doodop, knockout, uitgeput, verslagen uitgetrokken - uitgerekt uitgetrokken bosje - plukje uitgetrokken onkruid - ruit uitgetrokken vlokje - plukje uitgevast uitgeput, uitgeteerd uitgeven afgeven, bekostigen, besteden, betalen, depenseren, editeren, openbaarmaken, opmaken, publiceren, ronddelen, spanderen, spenderen, uitdelen, verspreiden, verstrekken, verteren uitgeven van aandelen - emitteren uitgeven van ge�nd geld - renumeratie uitgeven van nieuwe aandelen - emitteren uitgever - auteur, editeur, editor, letterkundige, uitgeverij, uitgeversfirma uitgever van aandelen - emittant uitgever van nieuwe aandelen - emittent uitgeversfirma - uitgeverszaak uitgeversmaatschappij - urn uitgeverij - uitgeverszaak uitgeverij in Nederland - Bruna, Bijleveld, Callenbach, Contact, Dishoeck, Donker, Driehoek, Duwaer, Eekhoorn, Elmar, Elsevier, Forel, Forum, Gaade, Gottmer, Helmond, Hollandia, Kluitman, Luitingh, Meulenhof, N.V.S.H., Nijhoff, Oisterwijk, Paris, Ploegsma, Rap, Sara, Stafleu, Teleboek, Thieme, Tijdstroom,Vuga, Winands, Wyt uitgevoerd in - barok uitgevoerd in een soort stijl - barok uitgevouwen strook - inslag uitgewekene d.p., balling, emigrant, refugié, vluchteling uitgewerkt - gedoofd, leeg uitgewerkt opstel - lezing, verhandeling uitgewerkt plan - blauwdruk uitgewerkt schema - plan uitgewerkte aantekeningen dictaat, notulen uitgewerkte beeldspraak - allegorie uitgewerkte opsomming - specificatie uitgewoond - haveloos, vervallen uitgeworpene balling, paria uitgewoond huis - kavalje uitgezet bloedvat - spatader uitgezette lijn grens, limiet, linie, raai, rooi uitgezette post - schildwacht uitgezocht exquis, geselecteerd, gesorteerd, keurig, select, uitgekozen, uitgelezen, uitstekend, uitverkoren, verfijnd, voortreffelijk uitgezocht gezelschap - elite, keur, selectie uitgezochte lekkernij - delicatesse, delice uitgezochte slimheid - raffinement uitgezochte sluwheid - raffinement uitgezochte verzameling - anthologie, assortiment, bloemlezing, collectie, keurcollectie, sortering, keuze, selectie, voorraad, winkelgoed uitgezondene - afgezant, koerier, legaat, (ren)bode, representant, vertegenwoordiger, zendeling uitgezonderd behalve, behoudens, buiten, diffunderen, exclusief, exc., excl., ook, uitgenomen uitgieten - ledigen, plengen, schenken, sproeien, storten, uitstorten uitgieting - profusie uitgifte editie, emissie, verspreiding uitgifte van aandelen - emitteren uitgifte van loten - collecte uitgifte van nieuwe aandelen - emissie uitgifte van effecten - emissie uitgifte van waardepapieren emissie uitglibberen - uitglijden, wegschieten uitgloeien - calcineren uitglijden - slippen, vallen uitgommen - wegstuffen uitgooien - ledigen, legen, verwijderen uitgooiing - dropping uitgors - kwelder, voorland uitgraven - diepen, opgraven, rooien, spitten, uitdelven, uitdiepen uitgraving - excavatie, uitholling uitgraving van slotgracht - cunet(te) uitgroei bij lintwormen - botridie uitgroeiing - excrescentie uitgroeisel - uitwas uitgroeven - cannelere, canneleren uithaal - galm, klap, mep, najaarsschoonmaak, praal, slag, zwieper uithaal met de voet - schop, trap uithaaltafel - schuiftafel uithakken - beitelen, bikken, houwen uithakken van een stuk bast bij bomen - aanbikken uithalen - doen, meppen, mergelen, psalmodiëren, reinigen, schoonmaken, slaan, uithalen, uitpakken, uitvoeren, uitvreten, uitvoeren, verbreken, verstoren uithalen (med.) - extraheren uithaler - pijpewisser, pijpewroeter, reier uitham landtong, nes uithangbord - bred, enseigne, uiterlijk, voorkomen uithangsel van een gestopte pijp - pruik uithangteken - etiket, gaper, paardekop, scheerbekken, uithangbord uithangteken van een barbier - scheerbekken uithangteken van drogist gaper uitheems - buitenlands, exotisch, heterochthoon, onbekend, ongewoon, raar, vreemd uitheems dier - kangoeroe, lama, leeuw, olifant, tapir, tijger uitheems hoofddeksel - fez uitheems kunstvoorwerp - rariteit uitheems woord - exotismetisch uitheems zoogdier - kangoeroe, lama, leeuw, olifant, tapir, tijger uitheemse - vreemdeling, vreemdelinge uitheemse kruiderij foelie, peper, specerij uitheemse plant - eierplant uitheemse vrucht amandel, ananas, banaan, cacao, citroen, cocos, dadel, djamboe, djeroek, doekoe, doerian, gember, grapefruit, kalebas, katjang, kemiri, klapper, koffie, kokos, kokosnoot, mandarijn, manga, mangistan, mango, maniok, muskaat, nangka, olijf, papaja, paprika, piment, pinang, pinda, pisang, pompelmoes, sinaasappel, vijg, zuidvrucht, zuurzak, uitheemsheid - exotisme uitheffen - verheffen uitheinig - dol, uitgelaten uithelper - redder uithevelen - ledigen, leegmaken uithoek gat, gehucht, kaap, landtong, negorij uithoesten - expectoratief, opgeven uithof - buitenpost, hofstede uitholling erosie, gat, gleuf, grot, hol(te), impressie, kas, kuil, nes, nis, put(je), sleuf, uitholling in de grond - kuil, sleuf uitholling in een zuil - cannelure, gleuf, groef, ribbeling uitholling in muur - nis uitholling in rots - grot uitholling in zand - kuil uitholling in zuil cannelure uitholling van gesteente door stromend water - erosie, eversie uithongeren - affameren uithoren - polsen, ondervragen, sonderen, uitvragen uithouden doorstaan, duren, gedogen, handhaven, harden, lijden, toestaan, verdragen, verduren, volhouden uithouder - balk, koker, spier, volharder uithoudingsvermogen - conditie, duurkracht, wilskracht uithoudingsvermogen (Duits) - Ausdauer uithouwen - beitelen, bikken, houwen uithozen - leegscheppen uithuizig - buitenshuis, weg uiting ai, expressie, gezegde, gewag, gil, kreet, lach, lafheid, loosheid, lucht, mededeling, melding, ontboezeming, ontmoediging, openbaring, opmerking, teken, uitdrukking, uitlating, uitroep, uitstorting, verzuchting, woord, zin uiting van. .. zie ook: uitroep van uiting van afkeuring ba, foei, oei uiting van afschuw of koude - br uiting van angst gil, kreet, schreeuw uiting van berusting - tja uiting van blijdschap lach uiting van droefheid ach, och, huilen, rouw, snikken, tranen uiting van ergernis - gemor uiting van geestdrift applaus, hoezee, ode, ovatie uiting van genegenheid aai, kus, streling, zoen uiting van goedheid aalmoes, weldaad uiting van goedkeuring bravo, goedzo uiting van herkenning - groet uiting van instemming ja, zeker uiting van koude bibberen, br, rillen, trillen uiting van kritiek - opmerking uiting van leedvermaak hoon, ironie uiting van liefde kus, omhelzing, zoen uiting van macht – geweld uiting van misnoegen - beklag uiting van ongeloof oele uiting van ontevredenheid klacht, reclame uiting van pijn ai, au, kreunen uiting van pret lach uiting van schrik gil, kreet uiting van smadelijke vreugde - hoongelach uiting van smart - ai, geween, rouw, snik, tranen uiting van spot hoon uiting van verdriet huilen, snik, tranen, wenen uiting van vermoeidheid - geeuw uiting van verrassing - aha uiting van verzet demonstratie, protest, verzet uiting van vreugde dans, gelach, lach, sprong uiting van vrolijkheid lach, gelach, lachen uiting van warmte transpiratie uiting van welwillendheid glimlach uitingsmiddel orgaan uitingsmogelijkheid - expressie uitje reisje, trip, uitgangetje, uitstapje, verzetje uitjouwen beschimpen, bespotten, jouwen, schelden, schimpen, siffleren, uitjoelen, uitschelden uitkafferen - rondklappen, schelden, uitjouwen, uitkakelen, uitschelden uitkammen - zuiveren uitkant - uithoek uitkappen - beitelen, bikken uitkepen - kantelen uitkeping - kerf uitkeren - betalen, uitbezemen, uitvegen, vergoeden uitkering - afgifte, annuiteit, betaling, bonus, distributie, dividend, lijfrente, payement, pensioen, tantieme, vergoeding uitkering aan ouden van dagen - aow uitkering bij echtscheiding alimentatie uitkering van bijzondere aard - bonus uitkerven - Insnijden, losrafelen, ontrafelen uitkerving - gat, holte uitketteren - razen, tieren, uitjouwen, uitkafferen, uitschelden uitkiemen - ontspruiten, uitbotten, uitlopen uitkienen - bewerkstelligen, klaarspelen,uitdokteren, uitrekenen, uitzoeken uitkieperen - uitgooien uitkiezen - keuze, selecteren, selectie, selektie, uitpikken, verkiezen uitkiezend - eclectisch, selectief uitkippen - uitkiezen, uitkijk - post, wachtpost uitkitsen - uitspuwen uitklappen - openen, openslaan, overbrengen, verklikken uitklauteren - uitklimmen uitkleden - beroven, ontbloten, ontkleden, plunderen, uitbuiten uitkletsen - rondbabbelen uitklimmen - uitklauteren uitklinken - omroepen, rondklinken uitklinker - omroeper uitkloken - uithoren, uitpeuteren uitkloker - pijpenwroeter, pijpuihaler uitklokken - uitdrinken uitkloppen - uithameren uitknagen - uithollen uitknippen - uitsnijden uitknobbelen - bevinden, uitkienen, uitvissen, uitzoeken uitknokken - uitvechten uitknijpen - sterven, uitdrukken, uitpersen, uitsnijden, vaststellen, wringen uitkoken - steriliseren uitkom - lente uitkomen -ontkiemen, ontluiken, ontspruiten, treffen, uitbotten, uitlopen, uitspruiten, verschijnen uitkomen boven iets - torenen uitkomen voor - bekennen uitkomst afloop, bedrag, besluit, bevinding, conclusie, indcijfer, eindbedrag, einde, facit (lat.), gat, hulp, ontknoping, ontraadseling oplossing, optelling, redding, rest, resultaat, resultante (wisk.), saldo, slotsom, soelaas, som, uitslag, uitweg, verlossing uitkomst bij rekenen GGD, K.G.V., kwadraat, product, quotiënt, rest, som, verschil, wortel uitkomstbrenger Heiland, redder uitkoop afkoopsom, losgeld, vrijkoop uitkopen - vrijkopen uitkoteren - reinigen, uitjagen uitkotsen - vomeren, uitbraken uitkrabben - raderen schrapen uitkramen - opdissen, uitflappen, verkondigen, vertellen uitkrassen - raderen uitkristalliseren - neerslaan, precipiteren uitkrijgen - leegdrinken uitkuisen - reinigen, schoonmaken, uitdrinken, uiteten, zuiveren uitkijk - post, uiterlijk, uitzicht, wachtpost uitkijken - alert, deizen (bargoens), loeren, spieden, opletten, oppassen, turen, uitzien, wachten, zoeken, uitkijkplaats - loer, observatiepost, observatorium, vedette uitkijkpost - kraaiennest, observatorium, voorpost uitkijktoren - belvédère uitkijktoren gebruiken - alert, alerte uitlaat - demper, knalpijp, knalpot, uitstek uitlachen bespotten, honen, ridiculiseren, derideren uitlachend - moquant uitladen - afladen, lossen, ontladen uitlander - buitenlander, vreemdeling uitlandig - buitenlands uitlangen - uitdrinken, uitlappen, uitreiken uitlaten - elideren, geleiden, luchten, omitteren, spuien, uiten, uitleiden, uitspreken, vergezellen uitlating - elisie, ellips, gemis, gezegde, lacune, leemte, nalatigheid, omissie, opmerking, uitgeleide, uitspraak, verzuim, weglating, woord uitlating van een of meer woorden - ellips uitlatingsteken afkappingsteken, apostrof, apostrophe, caret, deleatur, weglatingsteken uitlebberen - leegdrinken, opdrinken uitleenbibliotheek - leesbibliotheek uitleencentrum voor beeldende kunst - artotheek uitleg - bescheid, commentaar, exegese, explicatie, exposé, glos, glosse, inleg, interpretatie, opheldering, spitsvondigheid, toelichten, uitbreiding, uitlegbaar, uitlegging, verduidelijken, vergroten, verklaarbaar, verklaring, verruiming uitleggen blootleggen, duiden, expliceren, gereedleggen, interpreteren, spreiden, ontvouwen, ophelderen, toelichten, uitbreiden, uitduiden, uiteenzetten, uitspreiden, verduidelijken verklaren uitleggend exegetisch, verklarend uitlegger commentator, exegeet, explicateur, interpreteur, scholiast, toelichter, verklaarder, wachtschip uitlegging exegese, exegetiek, explanatie, explicatie, exposé,commentaar, interpretatie, opheldering, toelichting, verduidelijking, verklaring, vertolking uitlegging van de bijbel - anagoge, hermeneutiek uitlegkunde exegese, hermeneutiek uitlegkundig - exegetisch uitlegkundige - exegeet uitleiden - uitzetten uitleiding - uitwijzing uitlekken - uitdruipen, ventileren uitlekstandaard - druiprek uitlenen - terleengeving uitlengen - aanlengen, uitleggen, verdunnen uitlepelen - ledigen uitlepperen - uitlebberen uitlessen - blussen uitleuren - rondventen, venten, verkopen uitleven - botvieren, overgeven, uitteren uitleveren - overgeven uitlevering - extraditie, overdracht, overgave uitlezen - sorteren, triëren, uitkiezen uitlezer - electicus (wijsgeer) uitlezing - selectie, triage uitlichten - uitheffen uitloeien - uitschreeuwen uitlokkelijk - aanlokkelijk uitlokken - engageant, provoceren, sarren, tarten, uitdagen, verleiden, verlokken uitlokkend - provocerend, uitdagend uitlokker - provocateur, verleider, verlokker uitlokking - uitdaging, uittarting, verlokking uitloop afvoer, afvoerbuis, monding, rent, ank, riool, riviermond, schot, spruit, vieren uitloop van water - afvoer uitlooppoging - demarrage uitlooppijp - rioolbuis, spuier uitloopster - straatloopster uitlopen - botten, demarreren, (ont)kiemen, spruiten, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitkomen, uitspruiten uitlopen in - uitmonden uitlopen op - aangaan uitlopend in 2 punten - gevorkt uitlopende tak - ent uitloper bijtak, kiem, loot, pierewaaier, rank, scheut, spruit, uitspruitsel, zwierbol uitloper van zenuwcel neuriet uitlopers van de zee - zeearm uitloting - trekking uitloven - doneren uitloving - premie uitlozen - spuien uitluchten - doorhalen, uitmaken uitluisteren - afluisteren, toehoren uitmaken afbreken, bepalen, beslissen, besluiten, betekenen, blussen, doven, formeren, uitschelden, verbreken, vormen, wegmaken, uitmalen - droogmaken, leegpompen uitmars - terugtrekking uitmelken - afzetten, uitbuiten uitmergelen afmatten, emacereren, uitputten uitmergeling - afmatting, maceratie uitmesten - reinigen uitmeten - uitvallen uitmiddelpuntig exentriek, excentrisch uitmiddelpuntigheid - excentriciteit uitmikken - afpassen, uitgooien uitmoeren - uitvenen uitmonden - uitlopen uitmonding - monding (rivier), orificium, ostium uitmonding van de Rijn bij Katwijk - Rijnmond uitmonding van een dakgoot - spuier, spuwer (middeleeuws), uitloospijp uitmonsteren - afkeuren, opschikken, optooien, tooien, uitdossen, verfraaien, versieren uitmonstering - opschik, tooi uitmoording - genocide, volkenmoord uitmunten excelleren, emineren, brilleren, lichten, onderscheiden, overtreffen, schitteren, uitblinken, uitsteken uitmuntend - best, bravissimo, briljant, edel, eminent, excellent, exceptioneel, exquis, geniaal, kranig, meesterlijk, onovertroffen, opperbest, patent, perfect, preminent, prestant, prima, schitterend, subliem, uitgelezen, uitnemend, uitstekend, uniek, voortreffelijk, weergaloos, wonderwel uitmuntend door verstand geniaal, intelligent uitmuntend in zijn soort - transcendant uitmuntendheid - eminentie, excellentie, genialiteit, superioriteit, voortreffelijkheid uitnaadje - postuurnaadje uitneembaar - demontabel, demonteerbaar uitnemen - afladen, uitdraaien uitnemend - best, eminent, excellent, mooi, perfect, prima, puik, superieur, uitstekend uitnemendheid - excellentie, genialiteit, voortreffelijkheid uitnemer - souteneur uitnoden - uitnodigen uitnodigen bescheiden, dagvaarden, engageren, inviteren, noden, nodigen, ontbieden, verlokken, verzoeken, vragen uitnodiging - convocatie, invitatie, oproep, oproepen, verzoek uitnodiging tot verklaring motie uitnijpen - uitpersen, wringen uitnijper - nijpvorm uitoefenaar van de geneeskunde - arts, chirurgijn, dokter uitoefenen bedrijven, behandelen, beïnvloeden, beoefenen, bezigen, doen, gebruiken, handwerk, praktiseren, verplaatsen, verrichten, vervolgen, wapenen uitoefenend - praktiserend, praktisch uitoefening - praktijk uitoefening van recht rechtspleging uitpakken - uithalen uitpad - uitweg uitpakken - deballeren, ledigen, ontdoen, onthullen, uitvaren uitpakking - deballage uitpeinzen - bedenken, uitdenken, verzinnen uitpellen - schillen uitpersen - pletten, uitbuiten, uitdrukken, wringen uitpersen - exprimeren, uitdrukken, uitknijpen, wringen uitpersen met de voeten - treden uitpiekeren - uitdenken uitpikken - uithaken, uitkiezen uitpitter - uitbrander uitpluizen - doorwroeten, nasnorren, naspeuren, noppen, onderzoeken, ontraadselen, subtiliseren uitplukken - uitpluizen uitplunderen - beroven, spoliëren uitplundering - beroving, expoliatie, leegplundering, spoliatie uitpoetsen - raderen, onderschatten (fig.), uitwissen, uitwrijven, wegvegen uitpooien - uitdrinken uitporren - opkloppen, wekken uitpoten - zaaien uitpraten - afspreken, bijleggen, oplossen, rondvertellen uitproberen - beproeven, testen uitproesten schateren, schaterlachen uitpuilen - uitsteken uitpuilende ogen - exofthalmus, koeieogen uitpuiling - protrusie uitputten - afbeulen, afjakkeren, afmatten, aftappen, aftobben, draineren, ledigen, slopen uitputtend afmattend, intensief, moordend, vermoeiend, volledig uitputting afmatting, defatigatio, dialyse, emaciatie, enervatie, exhaustie, inanitie, krachteloosheid, lediging, recessus, verzwakking uitputtingsoorlog - slijtageslag uitpuzzelen - nagaan, oplossen, uitzoeken uitraderen - wegkrabben uitrafelen - analyseren, determineren, ontleden, uitpluizen uitrammelen - uitsmijten uitrangeren - uitschakelen, wegpromoveren uitrapen - afzonderen, sorteren uitrazen - tieren, uitbulderen uitreden - gereedmaken, uitrusten uitredding - verlossing uitreiken distribueren, overhandigen, ronddelen, uitdelen uitreiken van eremetaal - huldigen uitreiking distributie, overhandiging, uitdeling uitreiking van doctorsbul - promotie uitreiking van gaven aan de armen - bedeling uitreis - vertrek uitreispapieren - toeristenkaart, visum uitrekbaar - elastisch uitreis vertrek uitrekenen - becijferen, bepalen, berekenen, nagaan, uitkienen, uitcijferen, uitknobbelen, vaststellen uitrekken - lengen, oprekken, spannen, strekken, verlengen uitrekking - distentie, distractie, evulsie, extasie, extensie uitrichten bewerken, doen, verrichten uit rijst gebrouwen drank - arak, sake uitrit - uitgang uitroeien - afmaken, deracineren, elimineren, exterminatie, extermineren, extriperen, genocide, ombrengen, uitdelgen, verdelgen, vernietigen uitroeiing - annihilatie, eliminatie, extirpatie, massacre, uitdelging, verdelging, vernietiging uitroep ach, aha, ai, ala, au, ba, boe, br, eh, eureka, foei, gil, ha, hallo, he, heila, ho, hu, jeminé, komaan, kreet, och, oef, oh, oei, roep, sa, schreeuw, voort, welaan, ziedaar uitroep exclamatie uitroep bij bacchusfeesten evoë uitroep bij bepaald spel - bingo, kien, mat, schaak uitroep tot aansporing tsa, komaan, voort uitroep tot afkeer ba(th), foei, jakkes, jasses uitroep van Archimedes eureka uitroep van benauwdheid oef, ai uitroep van bewondering bravo uitroep van blijdschap aha, ha, heisa, hoera uitroep van Duitse schildwacht - werda uitroep van geestdrift - hoera uitroep van huivering br, hu uitroep van instemming bravo uitroep van medelijden ach, och uitroep van minachting ba, foei uitroep van ongeloof oele, kom uitroep van opluchting - hehe, oef uitroep van pijn ai, au uitroep van schildwacht halt, werda, wiedaar uitroep van schrik ai, oei, oh uitroep van spijt - helaas uitroep van teleurstelling - jammer uitroep van verrassing aha, hé, oh uitroep van verwondering - gom uitroep van vreugde aha, ha, fijn, heila, hoera, hoezee, leve uitroep van walging - ba, jakkes uitroepen aankondigen, bekendmaken, proclameren uitroepteken - exclamandum, exclamatieteken uitrollen - losrollen, openrollen uitrollen van bladeren - epinastie uitrollen van metalen - walsen uitromen - ontromen uitronken - uitslapen uitrotten - wegrotten uitrozen - uitslapen uitruilen - herverkavelen, uitwisselen uitrukken - arracheren, doden, uittrekken, vernietigen, vernietiging, verwijderen, wegnemen uitrukking - evulsie uitrusten - aangorden, armeren, bekomen, bemannen,bewapenen, bijkomen, equiperen, herstellen, outilleren, relaxen, slapen, toerusten, uitblazen, verademen, verpozen, voorzien, wapenen, uitrusten met motoren - motoriseren uitrusten op bed - slapen uitruster in leger foerier uitruster van schepen - fabrikant, reder uitrusting accommodatie, armatuur, benodigde, equipage, equipment, installatie, monstering, outillage, outfit, rusting, toerusting, uitzet uitrusting van een schip - takelage, takeling, takelwerk, toetakeling, tuigage uitrusting van een toerist - bagage uitrusting van een zeilschip - takelage uitrusting van kleren - uitzet uitrusting van schepen - takelage uitrusting van soldaten - P.S.U. uitrijden - uitploegen, uitslijten uitrijzen - uitvallen uitschakelen afzetten, elimineren, gelijkmaken, opzijzetten, stopzetten, uitdoen, uitrangeren, verslaan, verwijderen uitschakeling - eliminatie, integratie, terzijdeschuiving, terzijdestelling uitschateren - schaterlachen, uitproesten uitschaven - raderen, uithollen uitscheiden afscheiden, aflaten, afzonderen, beëindigen, belemmeren, beletten, bevatten, eindigen, intomen, ophouden, stoppen, storen uitscheiding - afscheiding, excretie, intomen, secretie uitscheidingsholte bij vogels - cloaca uitscheidingsprodukt - excrement uitscheidingsstoffen - extre(men)ten uitschelden beledigen, beschadigen, beschimpen, bespotten, honen, kwetsen, misvormen, onteren, ontheiligen, ontwijden, overtreden, smaden, toetakelen, uitjouwen, uitfoeteren, uitjouwen, verbreken, vernielen uitschenken - leeggieten, uit(gieten) uitscheppen - leegmaken uitscheuren - uithalen uitschieten - botten, spuiten uitschietende lichtbundel - flits, lichtstraal, straal uitschiften - ontmengen, uitvlokken uitschilderen - konterfeiten, portretteren uitschitteren - excelleren uitschoffelen - wieden uitschoppen - uitschieten, uittrappen uitschot afval, barrel, bocht, gepeupel, gespuis, geteisem, kaf, krens(Z.N.), kriel, kroet, matschudding, onbruikbare (het), ontuig, rammelant, rap, rebuut, rommel, rotzooi, samenraapsel, schorem, schrot, schuim, stek, tuig, uitgeschifte, uitvaagsel, vuil uitschot van fruit kroet, schrot, stek uitschrabben - uitschrapen uitschrapen - leegmaken uitschrappen - raderen, wegkrabben uitschreeuwen - exclameren, kraaien, uitroepen uitschrobben - reinigen, wegnemen, wegvoeren uitschrijven - bekendmaken, instellen, proclameren, verordenen uitschrijven van een vergadering - bijeenroepen, convoceren uitschrijving - requisitie, samenroeping uitschudden - afleggen, devaliseren, plunderen uitschudding - beroving uitschuieren – uitborstelen uitschuifbaar telescopisch uitschuifbare ladder magirusladder uitschuiftafel - trektafel uitschuring van rotsen - erosie uitseinen - bekendmaken uitserveren - voordienen uitslaan - ontplooien, ontvouwen, pletten, walsen uitslaapkamer - recovery uitslag afloop, bevinding, brand, calori, debiet, einde, gevolg, levering, opbrengst, overmaat, overwicht, poes, puistjes, resultaat, schimmel, score, slotsom, uitkomst, uitsluitsel, uitvloeisel, uitwerking, verkoop, vlekjes, vrucht uitslag aan het gelaat - krent uitslag op mond of kin - krentenbaard uitslag op muren - salpeter uitslag van de huid ekseem, exceem, exantheem, knobbel, mazelen, netelroos, puist, pukkel, roodvonk, vlek, vlektyfus, wrat uitslag van een slinger - slingerwijdte uitslag van het gelaat - krent, puist uitslagwerk - stanswerk uitslapen - luilakken uitslepen - wegslepen uitslibberen - uitglibberen uitslingeren - centrifugeren uitslobberen - ledigen uitsloven - inspannen uitslover - braniemaker, dienstklopper, opschepper, strooplikker uitsluitelijk - uitsluitend uitsluiten afzonderen, boycotten, buitensluiten, excluderen, onterven, precluderen, secluderen, uitzonderen, verbannen, weren, uitsluiten van een genootschap - proscriberen uitsluiten van lidmaatschap - royeren uitsluitend alleen, enig, enkel, excl, exclusief, gereserveerd, louter, preclusief, puur, speciaal uitsluitend een bezit van dieren - staart uitsluitende bevoegdheid tot iets - monopolie uitsluiting afwijzing, afzondering, ban, boycot, buitensluiting, eliminatie, exclusie, forclusie, interdict, lockout, onterving, ontzegging, preclusie, royement, seclusie, uitwerping, uitzondering, verbanning, wering uitsluiting in een wedstrijd diskwalificatie uitsluiting van deelname - schorsing uitsluiting van geloofsgemeenschap - anathema, ban, excommunicatie uitsluiting van het maatschappelijk verkeer - boycot uitsluiting van kerkelijke bedieningen - interdict uitsluiting van opvolging - seclusie uitsluiting van rechtsbescherming - ban uitsluitsel - antwoord, beslissing, opheldering, verklaring uitslijpen - eroderen uitslijten - eroderen, eroseren, uitslijpen uitslijting - exclusie uitslijting door stromend water - erosie uitsmeden - pletten, rekken uitsmeren - spreiden, strijken, verdelen uitsmelten (van metaal) louteren uitsmijten - amoveren, uitkaaien uitsmijter - buitenzetter, patser, pooier, portier, souteneur, uitkaaier uitsnorren - nazoeken, ontdekken, opsporen uitsnijden - excideren, excisie, fileren, graveren, snoeien uitsnijden van een stukje vlees voor microscopie - biopsie uitsnijden van een wond - excisie
uitsnijding excisie uitsorteren - uitlezen uitspannen - losmaken uitspanning amusement, boog, delectatie, divertissement, gewelf, hemel, herberg, pleisterplaats, plezier, recreatie, relache, toog, trans, vermaak, vermakelijkheid, zwerk uitspansel azuur, cosmos, firmament, gewelf, heelal, hemel, hemelboog, hemeldak, hemelgewelf, hemelgordel, hemelkoepel, hemelstaat, kosmos, lucht, sterrengewelf, sterrenhemel, trans(literair), zwerk uitsparen - besparen, bezuinigen, economiseren, ontsparen, uitwinnen uitsparing - bezuiniging, nis, openlating, reserve, uitzuiniging uitsparing in muur nis uitspatten - extravageren uitspatting - buitensporigheid, debauche, estrapade, exces, libertinage, licentie, lichtmisserij, lichtzinnigheid, losbandigheid, onbehoorlijkheid, ongebondenheid, orgie, overdrijving uitspitten - onderzoeken, ontrafelen, ordenen, terechtbrengen uitsplitsing - atomiseren, uitschiften, uitsplijten, uitzuinigen uitspoelen ondermijnen, reinigen, schoonmaken, uithollen uitspoeling - irrigatie uitspoken - uitvreten uitspraak - arrest, attest, articulatie, beslissing, bewering, citaat, decisie, dialect, dicta, dictie, elocutie, eloquentie, gewijsde, judicium, ontboezeming, oordeel, prononciatie, sententie, spreekwijze, tongval, uitlating, uiting, verdict, verklaring, vonnis, voordracht, votum (van een stemming), zegging uitspraak bij stemming votum uitspraak doen over - beslissen, prononceren uitspraak in een moeilijk geschil - Salomonsoordeel uitspraak in geschil - arbitrage uitspraak van een scheidsrechter - laudum uitspraak van Gerechtshof arrest uitspraak van kantongerecht - vonnis uitspraak van rechtbank - vonnis uitspraakleer - orthoëpie uitspreiden - etaleren, uitleggen, uitstallen uitspreken articuleren, bekendmaken, prononceren, uiten, uitpraten, vellen, verklaren, zeggen uitspringen - vooruitsteken uitspringend gedeelte - nok uitspringende hoek - saillant uitspringende steen waarop een balk rust - korbeel uitsprong - uitstek uitsprong van een gevel saillie uitspruiten - botten, germineren, ontkiemen, opslaan, uitbotten, uitkomen, uitlopen uitspruiting - germinatie uitspruitsel blaadje, bot, flits, knopje, loot, opslag, schoot, spruit, tak, uitloper, wortel, (wortel)scheut, uitspuiten - lozen uitspuwen - uitwerpen uitstaan - dulden, lijden, uitsteken, velen, verdragen, verduren uitstaand rokje van een balletdanseres - tutu uitstaande geldelijke verplichting - uitschuld uitstaande plooi - pof uitstaande schuld - passief uitstaande schulden - actiefschuld uitstaande vordering - actiefschuld uitstalkamer - toonzaal uitstalkast etalage, pronkkast, toog, uitstalling, vitrine uitstalkastje - etagère, pronkkastje uitstallen - etaleren, exhiberen, opstellen, vertonen, uitstalling - marktkraam, show uitstalraam - etalage, vitrine uitstallen - etaleren, exhiberen, vertonen uitstalling etalage, exhibitie, expositie, show, tentoonstelling uitstalraam - etalage, toonraam, vitrine, winkelraam uitstalruimte etalage, museum, pronkkast, showroom, toonkamer, vitrine uitstapje escapade, estrapade, excursie, plezierreis, reis, reisje, rit, ritje, slippertje, tocht, tochtje, toer, trip, uitje uitstapje naar buiten - picknick uitstappen - debarkeren, uitstijgen, uittreden uitsteeksel apsis, arkel, balkon, doorn, erker, estrade, knobbel, nis, nok, oversteeksel, overstek, protuberantie, punt, rand, saillie, spina, spriet, stip, tand, tentakel, timpaan, tip, trommel, uitlaat, uitsprong, uitstek, uitwas, uitsteeksel aan een kanon - tap uitsteeksel aan gereedschap om de steel aan te bevestigen -arend uitsteeksel op een spil asnok uitsteeksel op een ijzeren staaf - nok uitsteeksel voor iets op te hangen - klamp uitsteeksel waarop een stijl rust - neut uitstek arkel, balkon, buitengewoon, erker, estrade, kroonlijst, luifel, optred, saillie, uithoek, uitsteeksel uitstek aan een bovenverdieping - balkon uitsteken - helpen, puilen, uitblinken, uitstrekken, wegnemen, uitsteken in iemands richting - toesteken uitstekend beroemd, best, bravissimo, bravo, briljant, doorluchtig, edel, eersterangs, eminent, excellent, fameus, fantastisch, goed, heerlijk, illuster, ingoed, kostelijk, meesterlijk, mooi, nobel, oke, onnavolgbaar, onovertrefbaar, onovertroffen, oor, opperbest, patent, perfect, perfekt, picobello, prachtig, preë minent,prima, probaat, prominent, puik, puikbest, schitterend, subliem, superieur, suprême, supra, tiptop, uitgelezen, uitgezocht, uitmuntend, uitnemend, volkomen, volmaakt, voorbeeldig, voortreffelijk, vooruitspringend, weergaloos, wel, wonderwel uitstekend dakgedeelte - euzie, oze, ozie, ozine uitstekend dakvenster koekoek uitstekend deel - tand uitstekend deel van een vestingwal - bastion uitstekend gedeelte op kant van een plank - messing uitstekend hout - gijk uitstekend puntje als versiering - picot uitstekend reepje of strookje - tab uitstekend strookje aan kaart tab uitstekend voorwerp - hecht, heft uitstekende balk aan de gevel om goederen op te hijsen - arkeneel, trijsbalk uitstekende balk onder de kap van een molen - spruit uitstekende landtong in zee - kaap, klip, nes, rots uitstekende lichaamsdelen - ledematen uitstekende lijst richel uitstekende pilaster ante uitstekende punt stekel, doorn uitstekende (sluit)rand flens, richel uitstekende rand of lijst - flens, radkrans, ribbel, richel uitstekende rand van een pijp - flens uitstekende rots in zee - kaap uitstekende sluitrand - flens uitstekende top piek uitstekende zwemmer - waterrot, zwemkampioen uitstekendheid - voortreffelijkheid uitstel - aanhouding, adjourneren, crediet, differt, dilatie, indult (betaling), mora, moratorium, opschorting, prorogatie, protractie, remise, respijt, retardement, schorsing, surséance, suspentie, temporisatie, tijdverlies, verdaging, verlenging, verlet, verliezen, verschuiving, vertraging, verwijl, uitstel geven - prolongeren uitstel is gevaarlijk p.i.m. (periculum in mora) uitstel van betaling dispensatie, indult, krediet, moratorium, remis, respijt, surceance uitstel van betalingstermijn - remis uitstel verlenen - opschorten, prolongeren, uitstellen uitstellen - aanhouden, afgelasten, ajourneren, differeren, opschorten, opschuiven, postponeren, procrastineren prorogeren, protraheren, rekken, schorsen, transfereren, verdagen, verschuiven, vertragen, verzetten uitstellen tot een andere dag - verdagen uitsterven - extingeren uitstippelen aanduiden, ontwerpen uitstorten ejaculeren, ledigen, ontboezemen, openbaren, plenzen, uiten, uitgieten, uitwerpen, wegwerpen uitstortend nat - gulp uitstorting - effusie, mededeling, nederdaling, ontboezeming uitvloeiing uitstoten - royeren, syncoperen, uitdrijven, uitwerpen, verbannen, verdrijven, verschoppen, verwijderen uitstoten van een klinker aan het eind van een woord - elisie uitstoting - dejectie, excommunicatie, royement, verbanning, verdrijving uitstralen - afschieten, emaneren, emitteren, gloeien, straling, schijnen, uitzenden uitstralen van licht - bioluminescentie uitstralend licht - schijnsel uitstralende glorie - luister uitstralende warmte gloed uitstraling - aura, emanatie, emissie, eradiatie, irradiatie, radiatie, schijnsel, straalwerping uitstraling van energie - radioactiviteit uitstraling van pijn irradiatie uitstralingspunt radiant uitstrekken - elargeren, extenderen, reiken, strekken, uitbreiden, uitrekken, vergroten uitstrekken naar - reiken uitstrepen - doorhalen, schrappen uitstromen - effunderen, emaneren, uitvloeien uitstroming - effusie, emanatie, uitvloeiing uitstroming van gas - effusie uitstromingen - effluviën uitstrooien - dissemineren, divulgeren, sprenkelen, uitzaaien, verspreiden uitstrooiing - disseminatie, uitzaaiing, verspreiding uitstrooisel - gerucht, praatje uitstroomopening - osculum uitstropen - uitzakken uitstrijken - doorhalen, doorstrepen, gladmaken, gladstrijken, rekken (zeemleer), smeren, uitsmeren, verdelen uitstuffen gommen, uitvlakken uitstulping - diverticulum uitstulping van de huid bult, puist uitstulping van een vliesbreuk - hernia uitstijgen - uitstappen uitstijgen boven - overtreffen uitsijpelen - uitdruipen uittanden - creleneren, kantelen, kartelen, kerven, uittarten oproepen, provoceren, tergen, uitdagen, vorderen uittartend - bravade uittarting - provocatie, uitdaging, uitlokking uittekening - beschrijving, portret uittellen - toetellen, uitbetalen uitteren - verkwijnen, wegkwijnen uittering - emaciatie, tabes, tabescentie, vermagering uittering van het lichaam door verval van krachten - marasme uittesten - proberen, testen, toetsen, uitbijten uittieren - uitrazen uittillen - uitheffen, uitlichten uittocht exodus, sortie, vertrek, vlucht uittoeteren - uitbazuinen uittellen - uitrazen uittrappen - uitschieten, uitschoppen uittreden - opstappen, treden, uittrappen uittreding - bovenwaterkoming, emersie, opduiking uittrekken afleggen, begroten, enlargeren, excerperen, extenderen, lostrekken, pluizen, plukken, ramen, rekken, roppen, strekken, uitbreiden, uitdoen uittrekken van kiezen extraheren ulttrekse1 abrégé, aftreksel, begrip(Grieks), educt, epitome, excerpt, extract, fragment, overzicht, synopsis uittreksel maken - excerperen uittreksel uit boeken of geschriften - excerpt uittreksel uit een akte - borderel uittreksel van een geschrift - excerpt uittreksel van vruchten - essence uittrektafel - uitschuiftafel uittrommelen - rondtrommelen uittuilen - uitrazen uitvaagsel bezinksel, droesem, falderappes, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, geteisem, heffe, moer, plebs, rapalje, rebut, schorem, schorr(i)iemorrie, schuim, tuig, uitschot uitvaardigen afkondigen, bekendmaken, decreteren, lanceren, mededelen, promulgeren, verkondigen uitvaardiging - afkondiging, decreet, promulgatie, verordening uitvaart begrafenis, lijkmis, plechtigheid uitvaartmis - requiem uitvaartplechtigheden - exequien uitvagen - uitvegen, wegvegen, wegvlakken uitval - aantasting, afval, boutade, diatribe, driftbui, losbarsting, snauw, sneer, sortie (oorlog), stoot, uitval (scherpe) - diatribe, tirade uitval van een schermer - passe uitvallen - begeven, losbarsten, loslaten, nederstorten, succederen, verdwijnen, vervallen, wegvallen uitvallende haren - alopecieuitvaller - achterblijver uitvalpoortje - potern uitvaren - afreizen, foeteren, heisteren, ketteren, knorren, mopperen, opspelen, peuteren, plagen, razen, schelden, tekeergaan, tieren, toeteren, vloeken uitvaren en tekeergaan - ketteren uitvaren tegen iemand - ketteren uitvechten beslechten, uitknokken, uitmaken uitvegen afwissen, effaceren, gommen, reinigen, schoonvegen, uitvegen, uitwissen, uitwrijven, verwijderen uitvenen - moeren, uitmoeren uitverkiezing - electie, keus uitverkocht - leeg, los uitverkoop liquidatie, opruiming, solde uitverkoren bemind, dierbaar, geliefd, geselecteerd, uitgelezen, uitgezocht, verkoren uitverkoren uitgezondene afgezant, zendeling uitverkoren volk Gods Israëlieten uitverkorene - beminde, geliefde, gunsteling, zalige uitverkozen - verkoren uitvertellen - rondvertellen uitverzoeken - uitnodigen uitveteren - berispen, schrobberen uitvezelen - uitrafelen uitvieren - uitlopen, uitwerken uitvigileren - uitdenken uitvinden - bedenken, inventeren, ontdekken, uitdenken, verzinnen uitvindend creatief, inventief, scheppend uitvinder - inventor, ontdekker uitvinder van aceton - Derosne uitvinder van accordeon Buschmann uitvinder van aceton - Takamine uitvinder van altfluit Böhm uitvinder van de achromatische verrekijker Dollond uitvinder van de aniline Perkin uitvinder van de antenne - Popov uitvinder van de areometer Hypatia uitvinder van de atoombom Compton uitvinder van de auto Daimler uitvinder van de barometer Torricelli, Viviani, uitvinder van de beeldtelegrafie - Kom uitvinder van de bioscoop Lumière uitvinder van de bliksemafleider - Franklin uitvinder van de boekdrukkunst - Gutenberg, Koster uitvinder van de brandspuit v. d. Heijden uitvinder van de bril Franklin uitvinder van de destillatie Geber uitvinder van de differentiaalrekening Leibnitz, Newton uitvinder van de dieselmotor Diesel uitvinder van de draadloze telegrafie Marconi uitvinder van de duikboot Drebbel uitvinder van de dynamo Faraday uitvinder van de elektro dynamo - Faraday uitvinder van de elevator Otis uitvinder van de fiets - MacMilan uitvinder van de film Edison uitvinder van de fonograaf Edison uitvinder van de fotografie Daguerre, Niepce uitvinder van de gasverlichting - Murdoch uitvinder van de gloeilamp Edison uitvinder van de grammofoon Edison uitvinder van de grasmaaimachine - Hills uitvinder van de inductiespoel - Ruhmkorff uitvinder van de katrol Archimedes uitvinder van de kleurenfotografie - Ives uitvinder van de koepokinenting - Jenner uitvinder van de kwikthermometer - Fahrenheit uitvinder van de lichtdruk Albert uitvinder van de locomotief Stephenson uitvinder van de luchtballon Mongolfier uitvinder van de luchtband Dunlop uitvinder van de lucifers Walker uitvinder van de metronoom Maelzer uitvinder van de microfoon Hughes uitvinder van de microscoop Leeuwenhoek uitvonder van de motor - Siesel uitvinder van de mijnlamp Davy uitvinder van de naaimachine Howe uitvinder van de onderzeeboot Fulton, Drebbel, Bushnell uitvinder van de penicilline Fleming uitvinder van de piano Christofori uitvinder van de postzegel Kaiser uitvinder van de radar Watt uitvinder van de radio Marconi uitvinder van de rotatiepers Applegarth uitvinder van de rekenmachine - Pascal uitvinder van de saxofoon Sax uitvinder van de scheepsschroef - Ericson, Ressel uitvinder van de schrijfmachine - Sholes uitvinder van de spoorweg Stephenson uitvinder van de steendruk Senefelder uitvinder van de stencildruk Gestetner uitvinder van de stereoscoop Brewster uitvinder van de sterrenwacht - Drake uitvinder van de stethoscoop Laennec uitvinder van de stofzuiger Noe uitvinder van de stoomketel Papin uitvinder van de stoommachine - Watt uitvinder van de telefoon Bell uitvinder van de telegraaf Morse uitvinder van de televisie Baird, Nipkof uitvinder van de vaccinatie Jenner uitvinder van de verrekijker Drebbel uitvinder van de vulpen Mollet, Waterman . uitvinder van de wandtapijten Gobelin uitvinder van de wringbalans Coulombe uitvinder van de zeilwagen Stevin uitvinder van de zetmachine Mergenthaler uitvinder van de zonnewijzer Anazimander uitvinder van het blindenschrift - Braille uitvinder van het buskruit Schwarz uitvinder van het duikerpak Borelli uitvinder van het dynamiet Nobel uitvinder van het esperanto Zamenhof uitvinder van het gasgloeilicht - Weisbach uitvinder van het haringkaken - Beukelsz(oon) uitvinder van het kompas Gioja uitvinder van het kortschrift Groote uitvinder van het kasregister Ritty uitvinder van het plastic Hyatt uitvinder van het slingeruurwerk - Huygens uitvinder van het spinnewiel Jurgens uitvinder van het telegraafschrift - Morse uitvinder van het vulkaniseren - Goodyear uitvinder van het zakuurwerk Henlein uitvinder van het zweefvliegtuig - Lillienthal uitvinging - inventie uitvinding uit de laatste wereldoorlog atoombom, radar uitvindster van het kantklossen - Uttmann uitvissen - controleren, navorsen, nazoeken, onderzoeken uitvlakken - raderen, uitgommen, uitstuffen, verwaarlozen uitvliegen - emaneren, verlaten, wegvliegen uitvloeien - wegstromen uitvloeien van lava extrusie, effusie uitvloeiing ecoulement, emanatie, monding, uitstroming, verspreiding, wegstroming uitvloeiingsgesteente basalt, kwartsporfier, lipariet, melafier, ryoliet uitvloeiing van licht - straling uitvloeisel afloop, consequentie, effect, emanatie, gevolg, nasleep, resultaat, uitkomst, uitslag, uitwerking uitvlokken coaguleren uitvlokking coagulatie uitvlucht detour, elusie, evasie, excuus, flous, ontsnapping, ontwijking, salvo, smoes(je), subterfugium, verdichtsel, verzinsel, voorwendsel, uitwijking, vinding uitvluchten zoeken dralen, tergiverseren uitvoer - export, output, sortie, uitdraai, uitvoering, uitvoerbaar - doenlijk, executoir, executoriaal, exportabel, faisabel, haalbaar, mogelijk, practicabel, praktisch, realiseerbaar uitvoeren doen, exporteren uitvoerder - aannemer, bouwbaas, executant, executeur uitvoerder van bouwwerken aannemer uitvoerder van een testament executeur uitvoerder van een vonnis - beul uitvoeren doen, effectueren, executeren, exporteren, ondernemen, presteren, realiseren, toepassen, volbrengen, verrichten uitvoerend - executief, executoriaal uitvoerend bewind executieve uitvoerend kunstenaar acteur, danser, declamator, dirigent, cellist, dirigent, klarinettist, musicus, trompetist, violist, zanger, uitvoerend kunstenares - actrice, balletdanseres, declamatrice, zangeres uitvoerend orgaan v/h Atlantisch pact - NATO uitvoerende macht keizer, koning, kroon uitvoerhandel - export uitvoerig ampel, breed(voerig), extensief, gedetailleerd, gerekt, grondig, in extenso, langdradig, langgerekt, omstandig, praktijk, prolix, uitgebreid, wijdlopig uitvoerig overdacht - beredeneerd uitvoerig toegelicht - beredeneerd uitvoerig verslag rapport, relaas uitvoerige nabeschouwingen houden - naborduren uitvoeriger - dichterbij, juister, korter, later, nader, nauwkeuriger, nieuwer, verder uitvoeriger gedachte uit een zetting - amplificatie uitvoerigheid - omstandigheid, omvattendheid, uitgebreidheid uitvoering afwerking, concert, executie, toneelstuk, vertoning, voltrekking, voorstelling uitvoering - afwerking, bewerking, concert, lezing, opera, toneelstuk, versie, voltrekking, voorstelling itvoering van een vonnis - executoriaal, testamentair uitvoering van operamuziek - operaconcert uitvoeringsbevel - opdracht, voort, voorwaarts, weg uitvoerlijk - uitvoerbaar uitvoersaldo - uitvoeroverschot uitvoervergunning consent uitvorsen deterreren, doorgronden, naspuren, onderzoeken, opdiepen, opsporen, perquireren, rechercheren, scrutineren, sonderen uitvorsend penetrant, scherpzinnig uitvouwen - uiteenleggen uitvragen - ontlokken, uithoren uitvreten - uitbijten uitvretend - bijtend, verterend uitvreter bietser, klaploper, parasiet, tafelschuimer, uithaler, uitspoker uitvijlen - losmaken, verwijderen, wegnemen uitwaaien wapperen uitwaaiing - nirwana uitwaarts - buitenwaarts uitwacht - buitenpost uitwannen - zuiveren uitwas - abces, exces, excrescentie, extuberatie, gezwel, groei, knobbel, knoers, knoerst, protuberantie, stekel, uitgroeisel, uitsteeksel, uitstek, wen, wrat, zwelling, uitgroeisel uitwas aan bomen - knoest, zwam uitwas aan een boom - knoest uitwas aan eikenbladeren galnoot uitwas aan kop van dieren - gewei, hoorn, horen uitwas bij planten gal uitwas op de huid - bobbel, buil, bult, eczeem, gezwel, puist, pukkel, uitslag, wrat uitwas op kop van dieren gewei, hoorn, horen uitwas op snavel van jonge vogels - eitand uitwas van een vlierstruik - judasoog uitwas van eikebladeren - galnoot, neuspoliep uitwasemen - dampen, evaporeren, exhaleren, transpireren, zweten uitwaseming evaporatie, exhalatie, stoom, transpiratie uitwaseming van rottende stoffen - miasma uitwassen - reinigen, zuiveren uitwateren - lozen, monden, spuien, uitlozen uitwatering - afvoerbuis, rijt, riool, spuigat, suatie, suatiekanaal, waterlozing uitwatering van een kanaal - rijt uitwatering van een stroom - rijt uitwateringsduiker - duikersluis uitwateringskanaal suatiekanaal uitwateringslijn - waterlijn uitwateringsmerk - Plimsollmerk uitwateringssluis - suatiesluis, zijl uitweg - exit, expedient, gat, oplossing, redding, uitgang, uitkomst uitweg (geen - ziende) - radeloos, vertwijfeld, wanhopig uitweiden - divageren, temen, treden uitweiding amplificatie, breedvoerigheid, digressie, divagatie, elaboratie, excursie, omhaal, tirade, wijdlopigheid uitweiding vooraf - preambule uitwendig extern, exterieur, extrinsiek, uiterlijk uitwendig gebruik u.e. uitwendig geneesmiddel - balsem, smeersel, zalf uitwendig heelmiddel - pleister uitwendig voorkomen - apparentie, apparitie uitwendige exterieur uitwendige aanzetting - agglomeraat uitwendige vorm of gedaante - stal uitwendigheid voorkomen uitwerken - afdoen, bedrijven, berekenen, bewerkstelligen, doen, effectueren, ontwikkelen, oplossen, plegen, stichten, uiten, uitsnijden, volvoeren, uitwerker - bewerker uitwerking amplificatie, berekening, effect, elaboratie, gevolg, invloed, inwerking, ontwikkeling, oplossing, resultaat, uiteenzetting uitwerking hebbend - operatief uitwerking van het persen - persing uitwerking verhinderen of opheffen - neutraliseren uitwerkingsgebied - invloedssfeer uitwerksel - gevolg uitwerkster - bewerkster uitwerpen braken, lozen, reprouveren, spuwen, uitbannen, uitstorten, uitstoten, verstoten uitwerping - eruptie, neerlating, uitwijzing, uitbanning, uitbarsting, uitsluiting uitwerpsel - faecaliën, faeces uitwerpsel van de mens - faecaliën uitwerpsel van wild - gewei, geweide uitwerpselen - drekstoffen, exorementen, fecaliën, faeces, ontlasting uitwerpselen van een dier drek, keutel, mest, plak, stront, vijg uitwerpspier - sluitspier uitwinden - loswinden, ontrollen uitwinnen - bekorten, besparen, uitsparen uitwinning - evictie, excussie uitwisselen - echangeren, ruilen uitwisseling - echange, ruil uitwissen doorhalen, effaceren, obliteren, raderen, uitpoetsen, uitdoen, uit(vegen) uitwissing - deletie, obliteratie uitwoelen - uithollen uitwonend - extern, forens uitwonende - extern(ist), forens uitwortelen - ontwortelen uitwroeten - uithollen uitwrijven - poetsen, reinigen, uiteenwrijven uitvegen, uitwissen, uitwuiven - uitzwaaien uitwijden - divageren, temen uitwijkeling - balling, emigrant uitwijken - afwijken uitwijking - emigratie, evasie, landverhuizing, uithaal, uitslag, uittocht, uitvlucht, voorwendsel uitwijzen – aantonen, bannen, vonnissen uitwijzing - verbanning uitzaad - zaaigoed, zaaigraan uitzaaien - dissemineren, verbreiden, verspreiden, uitstrooien, uitzaaiing (med.) - metastase uitzaaiing - misseminatie uitzagen - verwijderen uitzakken van emulsies - ontmengen uitzakking (geneesk.) - prolaps uitzakking van een lichaamsdeel - prolaps uitzeggen - rondvertellen, uitspreken, verraden uitzeilen - vertrekken, voorbijzeilen, wegvaren, wegzeilen, uitzenden - omroepen, wegsturen uitzenden (radio) - omroepen uitzending - (e)missie, programma uitzendkok - restaurateur uitzet - dilatatie, kleren, linnengoed uitzet van een bruid - trousseau uitzetbaar - dilatabel, ductiel, elastisch, expansief, rekbaar, taai uitzetbaarheid - expansibiliteit uitzetijzer - veer uitzetscharnier - uitzethengsel uitzetten - aftekenen, dilateren, dijen, expanderen, ontschepen, toenemen, traceren, uitbreiden, uitdijen, uitmeten, wijken, zwellen uitzetten van geld - beleggen, investeren uitzetten van zaaiplantjes - pikeren uitzettend - expansief uitzetting diastole, dilatatie, ectasie, evacuatie, expansie, expulsie, toename, uitbakening, uitbreiding, uitdijing, uitwijding, uitwijzing, vergroting, verwijdering, zwelling uitzetting van een ader - aderspat uitzetting van een woning - exmissie uitzettingsklep - expansieklep uitzettingskracht elasticiteit, spankracht uitzeven afscheiden uitzeveren uitkwijlen uitzicht kijk, panorama, perspectief, prospect, vergezicht, vue uitzicht benemen - maskeren uitzicht in de toekomst - aspect, aspekt, perspectief uitzichttoren - belvédère, uitkijktoren uitzieden - uitkoken uitzieken - uitvieren uitzien - uitkijken uitzien naar - haken, spitsen, verheugen, verlangen uitziften - uitpluizen uitzingen - volhouden uitzinnig dol, doldriest, dwaas, enorm, furieus, idioot, krankzinnig, onzinnig, razend, redeloos, onbesuisd uitzinnige dolleman, idioot, krankzinnige uitzinnigheid dolheid, idioterie, razernij uitzitten - ondergaan uitzoedelen - uitventen uitzoeken assorteren, kiezen, lezen, schiften, selecteren, sorteren, triëren, uitdokteren, uitkienen, uitknobbelen, uitpluizen, uitvissen, uitvossen uitzoeker lezer, selecteur uitzonderen excipiëren, uitsluiten uitzondering - afzondering, exceptie, exclusie, terzijdeplaatsing, uitsluiting, voorbehoud, uitzondering (bij) - exceptioneel uitzondering van een regel of wet - anomalie uitzonderingsmaatregel - uitzonderingsgeval uitzonderlijk apart, bijzonder, enig, exceptioneel, extravagant, extreem, geniaal, uiterst, uniek, vreemd, zeldzaam uitzonderlijk begaafd - geniaal uitzonderlijk raar - apart uitzonderlijke begaafdheid - genie uitzuchten - uitblazen uitzuigen - afpersen, onderdrukken, uitbuiten, uitputten uitzuiger - aasgier, afperser, knevelaar, profiteur, uitbuiter, vampier, woekeraar uitzuiging - bekrimpen, exsudatie, knevelarij, woeker uitzuinigen - (be)sparen, bezuinigen, overhouden, uitsparen uitzuipen - leegdrinken uitzwaaien - uitwuiven uitzweetsel - exsudaat uitzwellen - puilen uitzwemmer - aquarium uitzwermen - tirailleren, verspreiden uitzweten - bezuren, transpireren, uitwasemen uitzweten van een pathologische vloeistof – exsudaat uitzweting - exsudatie uitzijgen - afscheiden, zuiveren uiver eiber, eidebaar, ooievaar uiversbek - reigersbek uiversbloem - pinksterbloem uk baasje, dreumes, dwerg, hummel, kereltje, kind, kleintje, kleuter, peuter ukelele - tokkelinstrument ukje - baasje ukkepuk - peuter ukkie - dreumes ulaan lansier, lans(ruiter) ulceratie - verettering, verzwering ulcereren etteren, zweren ulcereus - etterig, zwerend ulcus - zweer ulevel - babbelaar, karamel, suikergoed, zuurtje ulimanniet - NiSbS ulk - bunzing, kabouter, skunk ullage - wan ulier - ullr ulling - bunzing Ullr, woonplaats van - Ydalir Ulmacee - celis, iep. Olm, ulmus ulo - mavo ulster - overjas, winterjas ulterieur - later, naderhand ultiem - uiteindelijk Ultima Thule - IJsland ultimatissimum - allerlaatste ultimo - uit ultimum - laatste ultra - doordrijver, extreem, extremist, heethoofd, overdreven, uiterst ultramarijn bergblauw ultramarijngeel - barietgeel ultramicrobe - virus ultraviolet licht - uviollicht Ulysses - Odyssee, Odysseus umbellifeer - 4 anijs, peen, sium 5 apium, carum, dille, karwij, komijn 6 bunium, dicuta, cicuta, conium, daucus, kervel, venkel 7 doorwas, holzaad, myrrhis, scandix, selderij 8 amyrrhis, bevernel, drieblad, pijpkruid, torkruid 9 bereklauw, doornzaad, heelkruid, komijnzaad, koriander, pasteraar, zevenblad 10 peterselie, scheerling, waternavel 11 fluitekruid, kruisdistel umbelliform - schermvormig umbilicus - middelpunt, navel umbra - omber, schaduw, schim umbrella - draaghemel, scherm umlautteken - trema umoristico - grappig, luimig umpire - arbiter, referee, scheidsrechter una corda u.c. unaniem eendrachtig, eensgezind, eenparig, eenstemmig, unisono unanimiteit - eenparigheid, eenstemmigheid unanimiter - eenparig, eenstemmig unbedingt - onvoorwaardelijk unciform - haakvormig uncle Sam V.S., U.S.A. unctie zalving underdog - misdeelde, stakker, zwakke undergroundtekenaar - Crumb, Moscovo, Shelton underwriter - verzekeraar Undine - meermin, najade, nereïde, watergeest (vrouwelijke) undulatie golving undulatorisch - golfvormig unduleren - golven unfair gemeen, oneerlijk, onnet, onsportief unfug - onbetamelijkheid unguentum - zalf ungulata - hoefdieren unheimisch - akelig, naar, ongezellig, somber uni éénkleurig, effen unicaal - beginletter, schrijfletter unicellulair - eencellig unicorn - eenhoornig unicum - uitzondering, uitzonderingsgeval unie alliantie, club, confederatie, eenheid, genootschap, liga, (ver)bond, vereniging unie liberaal - ul unie tussen de statenbond in Noord Borneo - Maleisië Unie van Socialistische Sowjet Republieken Rusland, USSR Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers - U.V.V. uniek apart, enig, heerlijk, kostelijk, merkwaardig, onvergetelijk, prachtig, uitmuntend, uitzonderlijk, zeldzaam uniek in zijn soort - enig uniek zijn - enigheid, uniciteit uniëren - aaneensluiten, verenigen uniform eenvormig, evenveel, livrei, modelkleding, tuniek, tenue, wapenrok uniform (minachtend) - aperok unilorme kleding - tenue uniformiteit - eenheid, eensluidendheid, eentonigheid, eenvormigheid, gelijkvormigheid uniform kleding - livrei, tenue, tuniek uniformjas attila, tuniek uniformpet kepie, kolbak, sjako, talpa uniformstof kaki uniformversiering epauletten, galon, halssnoer, kwasten, sjerp, tres, verenpluim (op kepi) uniformweefsel - galon unilateraal eenzijdig unimoleculair - monomoleculair unisono algemeen, eenstemmig, gelijkluidend unit - eenheid unitament - overeenstemmend unitas bond, eendracht, eenheid, unie united - verbonden, verenigd United Kingdom Engeland, U.K. united nations - un United Nations Organisation UNO, V.N. United States (of Amerika) Amerika, U.S.A., V.S. uniteit eendracht, eenheid, eensgezindheid univalent - eerwaardig univalven - schaaldieren universal film agency - ufa universalisme - alomvattendheid universaliteit - algemeenheid, alomvattendheid universeel algemeen, algeheel, alles, allesomvattend, alzijdig allesomvattend universeel middel panacee universele decimale classificatie - U.D.C. universieel bibliotheek - ub universitair adviseur - dekaan, mentor universitaire examens - kandidaats, doctoraal, kantjes, propaedeuse, propjes universitaire les - college universitaire rang - lector, professor universitaire titel - dr., drs, ds., ir., mr. universitaire voorzitter - decaan universiteit academie, algemeenheid , campus, hogeschool, Sorbonne (Fr.), universiteit betreffend - universitair universiteit in Amsterdam V.U., G.U. universiteit in de V.S. Berkeley, Columbia, Harvard, Princeton, Vale universiteit in Engeland - Cambridge, Oxford universiteit van Parijs Sorbonne uniformiteitsafdeling - faculteit universiteitsbestuur C.v.B., senaat, universiteitsraad universiteitsbibliotheek U.B. universiteitsbode pedel universiteitscentrum bij Utrecht - Uithof universiteitsfakulteit - godgeleerdheid, letteren, medicijnen, rechten, wijsbegeerte universiteitsgebouw - academiegebouw universiteitsgemeenschap civitas universiteitshoofd R.M. (rector magnificus) universiteitsraadsman decaan, studentendecaan universiteitsstad academiestad universiteitsstad (België) Brussel, Gent, Leuven universiteitsstad (Engeland) Cambridge, Londen,Oxford universiteitsstad (Frankrijk) Montpellier, Parijs, Sorbonne universiteitsstad (Irak) Bagdad, Basra, Mosoel universiteitsstad (Israël) Haifa, Jeruzalem, Ramat universiteitsstad (Italië) Florence,Padua, universiteitsstad (Nederland) Amsterdam, Groningen, Leiden, Nijmegen, Utrecht universiteitsstad, middeleeuws - 3 Aix 4 Caen, Jena, Rome 5 Bazel, Mainz, Padua, Parijs, Pavia, Praag, Siena, Trier Turijn, Wenen 6 Arezzo, Cahors, Erfurt, Huesca, Keulen, Krakow, leiden, Leuvem, Modena, Nantes Napels, Oranje, Oxford 7 Avignon, Bologna, Bourges, Ciombra, Ferrara, Glasgow, Granada, Leipzig, Marburg, Orleans, Perugia, Rostock, Salermo, Sevilla, Vicenza 8 Aberdeen, Bordeaux, Debrecen, Florance, Freiburg, Grenoble, Palencia, Piacenza, Poitiers, Toulouse, Tübingen, Valencia, Vercelli, Würzburg 9 Barcelona, Boedapest, Camgridge, Frankfurt, Perpignan, Salamanca 10 Heidelberg, Kopenhagen, Valladolid, Wittenberg 11 Fünfkirchen, Montpellier 13 Koningsbergen universiteitsstad, voormalige Nederlandse - Franeker, Harderwijk universiteitsterrein campus universum al, heelal, kosmos UNO - VN unjer - heermoes, kattestaart unpoco - beetje, enigszins unster - einsel, weeghaak, weegtoestel unus - een unusjudex - rechter unverfroren - doodleuk, ijskoud unvollendete - onvoltooide uomo - mens uppercut - kinstoot, opstoot upper ten aanzienlijksten, aristocratie, bloem, edelen, elite, keur uppie - alleen, kleinigheid ups and downs - schommelingen, tegenspoed, verbeteringen, verslechteringen, voorspoed, wisselvalligheden up-to-date - actueel, modern, nieuw upupidae - hoppen uraan - uranium uraanpekerts - araniumoxyde uraanzout - uranylzout uraanzuur - uraniumtrioxyde uraat - urinezout uraatsteen - blaassteen uraniet - torberniet, uraanpekerts, zeuneriet uraniniet - pikblende, pukblende, uraanpikerts uranisme - homoseksualiteit uranium - uraan uraniumerts - carnoliet, uraniniet uraniumzout - uranylzout uranoliet - luchtsteen, meteoor uranologie - hemelkunde, hemelsterrenkunde uranoloog - hemelkundige uranometrie - hemelmeting uranoscoop - hemelkijker, sterrenkijker uranoscopie - hemelwaarneming uranoscopus - sterrenkijker, zeepaap uranotantalium - samarskiet Uranus, satelliet van - Oberon, Titania, Umbriël urbaan beleefd, beschaafd, galant, hoffelijk, stedelijk, welgemanierd, wellevend urbain - stedelijk urbaine - huurrijtuig urbanisatie verstedelijking urbaniseren - versteedsen urbanisme - stadscultuur, stedebouwkunde urbaniteit beschaving, galanterie, hoffelijkheid , stedelijkheid, welgemanierdheid, wellevendheid urbisme - steedsheid Urbs - stad ure - stonde uremie - bloedvergiftiging ureter - urineleider urethra - urinebuis, urinekanaal ureum - carbamide urgent dringend, dwingend, hoognodig, nodig, noodzakelijk, spoedeisend urgent zijn of maken - urgeren urgentie - spoed, voorrang urgeren - dringen urial - schapesoort urinaal - pisglas urine - pis, plas urine, bestanddeel van de - ureum urineblaas - pisblaas urinebuis urethra, katheter urinedrang - urineren urinedrijvend middel - coffeïne, diureticum, diuretine, theocine urineleider - ureter urineonderzoek - uroscopie urineren - lozen, pissen, plassen, wateren urineren van bloed - hematurie urinestof - ureum urinevergiftiging - uremie urinezak - urinaal urinezuurzout - uraat urinoir - pisbak, waterplaats urmen - jammeren, klagen, kreunen, zaniken, zeuren, zwoegen urn - asbus, aspotje, asvaas, canope, kruik, kutos, pul, stembus, tul vaas urochordata - manteldieren urocyst - urineblaas uroscoop - urinebekijker uroscopie - urineonderzoek urquelle - oorsprong ursa - beer, berin ursidae - beren ursus - beer ursushorribilis - grizzlybeer urticacee - brandnetel, glaskruid, rameh urticaria - netelroos Uruguay, hoofsstad van - Montevideo Uruguayse munt - peso U.S,A, - Amerika usage - gebruik, gewoonte usance gebruik, gewoonte, mos, rede, regel, zede usantie - gebruik, gewoonte usine - gebruik uso - gebruik, gewoonte, wisselgebruik usucapio - verjaring usueel - gebruikelijk usufructuarius - vruchtgebruiker usufructus - vruchtgebruik usureren - aanvreten usurpatie - aanmatiging, inbezitneming, overweldiging usurpatoir - overweldigend usurpator - overweldiger usurperen - overweldigen usus - gebruik, gewoonte ususfori - rechtsgebruik ususfructus - vruchtgebruik ususloquendi - spraakgebruik usuur - aanvreting, afsluiting, slijtage, woeker, woekerwinst ut - do uterus baarmoeder uteruscarcinoom - baarmoederkanker utilisatie - aanwending, benutting, tenuttemaking utiliseren - benutten utilitair - nuttigheid utiliteit bruikbaarheid, nut Utopia - heilstaat utopie droombeeld, illusie utopisch - hersenschimmig, onbereikbaar utopist - plannenmaker utraquist - aanhanger, belijder Utrecht - Bisschopsstad, Domstad, Sticht Utrecht, plaats in - 4 Elst, Odijk, Tuil 5 Baarn, Doorn, Graaf, Lopik, Maarn, Soest 6 Cabauw, Eemdijk, Eemnes, Loenen, Loerik, Rhenen, Wilnis, Zuilen 7 Abcoude, Kamerik, Leersum, Leusden, Spengen, Utrecht, Cleuten, Zegveld 8 Benschop, Blokland, Jutphaas, Maarsen, Mijdrecht Soestdijk, Uithoorn Utrecht, rivier in - Eem, Vecht uur H., hora, stonde uuraanwijzer - klok, uurwerk uurcirkel - declinatiecirkel uurgebeden horae, horen uurglas - tijdglas, zandloper uurwerk – ankerhorloge, armbandhorloge, dameshorloge, gnomon, hangklok, herewnhorloge, horloge, kerkklok keukenklok, klesyda, klok, pendule, polshorloge, prikklok, remontoir, savonet, schoorsteenklok, slingerklok, stopwatch, torenklok, tijdmeter, uurwijzer, wandklok, wekker, zakhorloge, zandloper, zonnewijzer uurwerk, deel van een - echappement, slagwerk, slinger, wijzer uurwerkhersteller horlogemaker uurwerkraadje - snek uurwijzer zie uurwerk uviolglas - bariumfosfaatglas uviollamp - kwikdamplamp u-vormig halshout om hoornvee vast te zetten - klaaf uvula - huig uw huis - thuis, uwent uxor - echtgenote, huisvrouw Uzbeekse hoofdstad Tasjkent