Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
s (Grieks) - sigma sa - Franse naamval, komaan, tsa, welaan saai - dor, doods, droog, duf, eentonig, fastidieus, geestdodend, insipide, kamelot, langdradig, levenloos, loom, lijzig, maf, muf, onbenullig, ongezellig, sajet, serge (wollen stof), slaap, slaapverwekkend, sloom, smakeloos, taai, traag, vervelend saaien - garnalennet saaiheid - dufheid saai iemand - doodbidder, droge, droogaard, droogpruim, droogstoppel, droogzak, femelgat, femelkous, Jan Salie, klaas, lijs, stokvis, sijsjeslijmer saai mens droogpruim, droogstoppel, visjesvreter saai studieboek - knar saaie man - droogstoppel saaie vent - doodbidder, droogpruimer saaifabriek - schrobnetfabriek saam - bijeen, getweeen, gezamenlijk, onderling, saampjes, samen, tezamen, saamgeknepen hand - vuist saamgezworene - conspirator, samenzweerder saamhelmig - synanthee saamhorig - eendrachtig, eensgezind, solidair, verbonden saamhorigheid - solidariteit saamhorigheidsgevoel - solidariteit saampjes - getweeën, gezamenlijk, samen, tezamen Saarlandse plaats Saarbrücken, Saarlouis sabaeisme sterrendienst sabbat rustdag, zaterdag sabbatsvierder - sabbattariër sabbelen lebberen, likken, zuigen sabberaar - koevoet sabberen - babbelen, inbreken, kladden, kletsen, knoeien sabel - bazelaar, degen, lat, lemmer, rapier, sarras, zwaard, zwart sabel, deel van een - gevest, kling sabel der zware ruiterij - pallas sabel (heraldiek) - zwart sabelantilope - spiesbok sabelbek - kluut sabelbont zibeline sabeldolfljn orca, ork, orka, orke, zwaardwalvis sabelen - hakken, houwen, slaan sabelkleur (heraldiek) - zwart sabelkoker - sche(d)e sabelkwast dragon, troetel, trottel sabellen - buiswormen sabelschermen - sabreren sabelschermer - sabreur sabelsleper - militair, officier sabelsprinkhaan - wrattenbijter sabotage - bederving, beschadiging, terreurdaad, vernieling sabotage plegen - saboteren saboteur - vernieler, tegenwerker sabreren - neerhouwen, neersabelen sabreur - houwdegen, ijzervreter, vechtjas, woesteling Sabijnse jonkvrouw - Hersilia saccharomyceet - (bier)gist saccharose - sucrose sacerdotaal priesterlijk Sachalin, berg in - Nevelsk sacharase - invertase sacharide - sacharose, suiker sacharificatie - versuikering sacharose - rietsuiker, sucrose, suiker sacherijn ellende, narigheid, neetoor, verdriet sacherijnig - boos, kwaad, lastig, saggerijnig, zeurderig sachet - reukzakje sacoche - zadeltas sacraal gewijd, heilig sacrale handeling - ritus sacrament avondmaal, biecht, doop(sel), eucharisti, genademiddel (R.K.), huwelijk, oliesel, priesterschap, vormsel sacrament aan het altaar, heilig - eucharistie sacrament der stervenden - oliesel sacrament des altaars (R.K.) - eucharistie sacrament van boosaardigheid - biecht sacramentariër - Gnapheus, Hoen, Smit sacramenteel (Gr.) - mustikon sacramenten toedienen - communiceren, sacramenteren sacramentshuisje - tabernakel sacramentsprocesie - bronk sacreren heiligen, wijden, zalven sacrificeren - offeren sacrificie (mis)offer, opoffering sacrilege heiligschennis sacristie kerkekamer sacristiemeester koster sacrosanct heilig, hoogheilig, onaantastbaar, onschendbaar sadisme - kwellust, kwelzucht, wreedheid sadist kweller, onmens, wreedaard sadistisch - wreed sado - ossenkar, rijtuig Sadrag - Hananja safari karavaanstocht, jachtexpeditie safe - behouden, beschermd, betrouwbaar, brandkast, deposit, kluisvast, veilig, zeker safe of brandkast - kluis saffel - slap saffiaan - geitenleer, marokijn saffiaantje - sigaar, sigaret saffie - sigaret saffier - hemelsblauw saffraan - oranjegeel saffraan,valse - saffloer saffraanachtig - saffranig saffraankleurig - geel sagaai -assagaai, werpspies saga-verteller - sagnamadr sage legende, mythe, overlevering, verhaal sage - Faust, Gudrun, Nibelungen sagenboek edda sagenverzameling edda saggerijnig boos, lastig, zeurderig saginamos - vetmur saginiet - crispiet sagitta - zeepijl Sagittarius (Boog)schutter sago bindmeel, palm(merg)meel sagoientje zijdeaapje Sahara, bergmassief in de - Air, Ajjir Sahara, deel van de - Adzar, Borma, Borkoe Saint-Lucia, hoofdstad van - Castries Saint-Vincent, hoofdstad van - Kingstown saillant vooruitspringend, vooruitstekend saillie boutade, uitval Saipan, hoofdstad van - Garapan sajet - breigaren, stopgaren, stopwol sajetgaren - b(o)rat, brat, stopwol Sake - rijstbrandewijn, saki Sakerdaan - teak sakkeren - foeteren, vloeken Saksen, hertog(in) of koning(in) van - 4 Anna, Luis, Otto 5 Anton, Boris, Bruno, Frans, Johan, Karel, Maria, Petro 6 August, Carlos, Edward, Eilia, Ernest, George, Herman, Magnus, Manuel, Orduif, Simeon, Willem 7 Charles, Gebhard, Hendrik, Leopold, Liudolf, Maurits 8 Albrecht, Augustus, Bernhard, Frederik, Gertrude, Mathilde 9 Ferdinant, Lotharius, Swanhilde, Wulfhilde 10 Christiaan 11 Maximiliaan Saksische boerenhoeve loshoes Saksische leider - Aelle Saksische weide of dorpsplein - anger, Brink salade latuw, sla, slaatje salamander - axolotl, olm, sirenida, urodela, vuurgeest salamanderachtig dier - axolotl salamanderwol - amiant salangaan - klipzwaluw salanganen - collocalia salariëren bezoldigen salaris bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, jaarwedde, loon, soldij, traktement, verdienste, wedde, werkloon salarislijst - loonlijst salaris of gage - loon salaris of loon - inkomen salarisvermeerdering - opslag, loonsverhoging salat, hij die de-aankondigt - moeezzin salat, houding bij de - raka, sudjud saldo - kastegoed, overschot, rest(bedrag), resultaat, slot, uitkomst salet - ontvangkamer, onrvangst, salon saletje - zijkamer saletjonker dandy, fat, lion, modejonker salicacee - abeel, espe, kruipwilg, populier, ratelpopulier, salix, teenhout, wilg, witblad, witboom salicoside - salicin Salicylalcohol - saligenine, saligenol salie - salvia salie, Jeruzalemse - kaarskruid salie, wilde - hennepnetel salificatie - zoutvorming saline - zoutmijn, zoutziederij saliva - speeksel salivatie - ptyalisme, polysiatie, speekselvloed salmagundi - ratatouille, ratjetoe salmi - wildragout salmiakpastille dropje salomonslelie - lelienarcis salomonszegel - dalkruid, mot, polygonatum salomonszuil - kluwenzuil salon - ontvangkamer, pronkkamer, salet, zaal salonheld – lion salonheldin - lione salonkastje bonheur saloon - dranklokaal salpen - thaliacee salpeter - kalium, kaliumnitraat, muurzout, nitraat, nitrium, nitro, steenzout salpeterbloemen - muursalpeter, muurzout salpeterigzuur zout - nitriet salpetervorming - nitrificatie salpeterzout - nitraat saltimbanque kunstenmaker salto - buiteling, duikeling, sprong salto mortale dodensprong salubriteit gezondheidstoestand salueren begroeten, groeten salus S., heil, welzijn salutatie begroeting saluut – begroeting, gegroet, groet, heil, vaarwel salva (salvo) behoudens,voorbehouden Salvador, munt in El - solon Salvation Army S.A., Heilsleger salve - gegroet, heil salvia - salie salvinia - vlotvaren Salzburg, bergland in - Salzkammergut Salzburg, rivier in - Enns, Mur, Salzach samaar - tabbaard, vrouwenkleed samarium - Sa, Sm. sambar - rusa sambucus - vlier sameet - flueel samen - aaneen, allebei, beide, beidjes, bovendien, bijeen, daarbij, gezamenlijk, ineen, onderling, saam, tegader, tegelijk, tesaam, tezamen, vereend, verenigd, vergezeld, zowel, samenbinden - hechten, koppelen samenbrengen - bijeenroepen, verenen, verenigen samenbundelen concentreren samenbundeling concentratie samendoen - bijeenvoegen, samensmelten, verenigen samendrommen - scholen samendrukbaar compressibel samendruk - compressie samendrukbaar - compressibel samendrukken - knijpen, persen samendrukking - compressie samengaan - paren, parteren, samenwerken samengaan van bedrijven - fuseren samengaand - inherent samengaren opzamelen samengebonden bundel rijzen gard, roe, roede samengebonden graanhalmen - garf, garven samengebracht - vereend, verenigd samengedrongen - compact samengedrongen menigte - drom samengedrukt - geperst samengeflanst - rapsodisch samengegroeide klomp planten - pol samengeklapte hoed - gibus, klaphoed samengeklonterde massa - klomp, klont samengeknepen bal prop samengeknepen bol papier - prop samengeknepen hand vuist samengepakt - compact samengeperst - aaneengeperst, dichtgeklonken, geklonken, vastgedrukt samengeperst butaan - butagas samengeperste massa - drom samengesmolten afval slak samengesteld complex, compositus, dubbel, dubbelzinnig, duplex, gecompliceerd, gestructureerd, geleed, gemêleerd, gestructureerd, heterogeen, ingewikkeld, meervoudig, moeilijk, synthetisch, veelledig, vervaardigd samengesteld met afwisseling – geschakeerd samengesteld bloemig plantengeslacht - klis samengesteldbloemige plant aardwortel, afrikaan, alant, alsem, andijvie, artisjok, aster, zulte, bertram, chrysant, cichorei, composieten, compositae, dahlia, distel, edelweiss, ganzebloem, goudsbloem, havikskruid, kamille, kersouw, klis, knoopkruid, korenbloem, kruiskruid, madeliefje, okersouw, paardebloem, roerkruid, schorseneer, sla, wormkruid, zinnia, zonnebloem samengesteldbloemigen - compositae, compositen samengesteld camera-objectief - anastigmaat samengesteld groeisel in blaas of nier - blaassteen, concrement, galsteen, niersteen samengesteld oog - facetoog samengesteld vergrootglas - microscoop samengestelde bloem - dragon, mater, moederkruid samengestelde bloemige plant - bitterkruid samengestelde ether ester samengestelde partijen - coalitie samengesteldheid ingewikkeldheid, veelledigheid samengetrokken bijwoord - eel,weer samengetrokken uit adem - aam samengetrokken vorm van adelaar - aadler samengevat - beknopt, kort, summier samengevoegd - aaneengesloten, bijeen, gefusieerd, verbonden, vereend, verenigd samengewarde massa klit samengezworene - conspirator, samenzweerder samengroeien van beenderen - symtyse samengroeiing - concretie samengroeiing van beenderen - symfysis samengroeisel concrement samenhang - coadhesie, coherentie, cohesie, connectie, context, connexie, continuiteit, draad, nexus, relatie, structuur, verband, verbinding samenhang in de zin - context samenhang verliezen losgaan samenhangen - contineren, correleren samenhangend adherent, coherent, consistent, dichtheid, solide, verbonden, verwant samenhangend en sterk buigzaam - taai samenhangend geheel eenheid samenhangend hoopje lichte stof - vlok samenhangend stuk gras zode, pol samenhangende menigte - drom, schaar, stoet samenhechten - verenigen samenhokken - samenleven, samenwonen samenhopen - amasseren, ophopen, opstapelen samenhoping - agglomeraat, agglomeratie, conglobatie, conglomeraat, conglomeratie, konglomeraat, konglomeratie samenhoping van bewijzen - conglobatie samenhorig - solidair samenhorigheid - aaneensluiting, eensgezindheid, gemeenschapsgevoel, solidariteit samenklank - akkoord, harmonie, symfonie samenklapbaar - opvouwbaar samenklappen - ineenvouwen, opvouwen samenkleven - agglutineren, plakken samenklevende massa - klis samenkleving - agglutinatie, conglutinatie samenklinken harmoniëren, nieten samenklinkend - symfonisch samenklonten - agglutineren samenklontering agglutinatie, conglomeraat, conglomeratie, koek, opeenhoping, samenpakking samenklontering van steden agglomeratie, conurbatie samenknijpen - persen samenknijpen van de hand - ballen samenkomen - ontmoeten, vergaderen samenkomen en op elkaar inwerken - interfereren samenkomst bijeenkomst, conferentie, congres, meeting, toeloop, treffen, vergadering samenkomst (van staatslieden) - conferentie, congres samenkomst van geestelijken - conclaaf, convent, synode samenkoppeling - contextuur samenkrimping - crispatie samenladen van vrachten - groupage samenlading - groepage, groupage samenleven van organismen - symbiose samenleving commune, communiteit, convent, dorp, gemeenschap, gemeente, konvent, maatschappij, mutualisme, natie, omgang, verkeer samenleving van twee ongelijksoortige organisme - symbiose samenleving (biol.) symbiose samenleving van planten of dieren - associatie samenlezen - bijeenzamelen, sprokkelaar samenlezer van brokstukken - rapsodist samenloop concursus, ineenlopen, parallellisme, samengang, samenvloeiing, vereniging samenloop van omstandigheden - coïncidentie, complicatie, toeval(ligheid), verwikkeling samenloop van tijdsomstandigheden - conjunctuur samenlopen - klonteren, stollen, stremmen, stromen samenmengen - vermengen samen met - benevens samennaaien - hechten samenpakking agglomeraat, opeenhoping, samenklontering, verdichting samenpersen comprimeren samenpersend - compressief samenpersing compressie samenplakken - aaneenkleven samenplakking - synechie samenraapsel allegaartje, divers, mengelmoes, mengsel, mixture, ratjetoe, troep, varia, zooitje samenroepen - alarmeren, convoceren samenroeping - convocatie samenscholen - groeperen samenscholing - bijeenkomst, oploop samensmelten van metalen legeren samensmelting - aaneensluiting, amalgamatie, fusie, holding, legering, samenvoeging, trust samensmelting van woorden - synaloefe samenspannen - aanspannen, cabaleren, complotteren, heulen, intrigeren, kuipen, samenzweren samenspanning aanspanning, combine, complot, eedgespan, komplot, conniventie, conspiratie, gekonkel, intrige, kabaal, kuiperij samenspel ensemble, harmonie, quatremains, samenzang samenspelen - combineren samenspraak bespreking, colloquium, conversatie, dialoog, discussie, gesprek, onderhoud, tweespraak samenstel - stelsel, systeem samenstel van balken - gebint samenstel van afvoerbuizen - riolering samenstel van delen - gestel samenstel van getakte horens - gewei samenstellen - alliëren, assembleren, bouwen, combineren, componeren, construeren consulteren, formeren, inrichten, legeren, maken, monteren, verbinden, vermengen, vervaardigen, vormen samenstellend deel component, element samenstellende factoren - elementen samensteller van een kabinet formateur samensteller van een muziekstuk - componist samensteller van het kortschrift - Groote, Pont samenstelling - alligatie, arrangement, assemblage, bestel, bouwsel, combinatie, compositie, compositum, constructie, formatie, fusie, inrichting, maaksel, mengsel, montage, structuur, synthese, textuur samenstelling (taalk.) - compositum samenstelling uit vele groenten - macedoine samenstelling van gelijksoortige maatschappijen trust samenstelling van gruis en steenkool - briket samenstemmen harmoniëren samenstemmen van instrumenten - accordamento samenstemmend - symfonisch samenstemmend in toon - syntonisch samenstemming harmonie samenhechten - verenigen samenhopen - opstapelen samenklank - harmonie samenkleving - agglutinatie samenklinken - harmoniëren samenklontering - conglomeraat samenkomen - vergaderen samenkomst - convent, vergadering samenkomst (van gelieven) - rendez-vous samenkomst (van staatslieden) - conferentie, congres samenlading - groupage samenleving - commune, communiteit, dorp, gemeenschap, maatschappij samenloop - concurnus samenloop van omstandigheden - coïncidentie samenlopen - klonteren, stollen, stremmen, samenpakking - agglomeraat samenpersen - comprimeren samenroepen - convoceren samenroeping - convocatie samenscholing - oploop samensmelten - alliëren samenspanning - complot samenspel - ensemble samenspraak - colloquium, dialoog samenspreking - bespreking, gesprek, overleg samenstel - stelsel, systeem samenstel van accu’s - accumulatoren, batterij samenstel van lijnen - liniatuur samentelling optelling samentrekken - adstringeren, centraliseren, concentreren, contraheren, constringeren, retraheren samentrekken van stof - krimpen samentrekkend geneesmiddel - ratanhiawortel samentrekkend middel - aluin, astringens, dubbelzout samentrekking concentratie, conjunctie, constrictie, contractie, kramp, retractie, strictuur, stuip, synaloefe, syncope, synderesis samentrekking van de spierwand van de hartkamer - systole samentrekking van edel - eel samentrekking van een sluitspier - tenesmus samentrekking van opeenvolgende klanken van verschillende woorden - synaloefe samentrekking van spieren - kramp, stuip samentrekking van twee stoften osram samenstromen - conflueren samenvallen - coïncideren,overlappen samenvallend - coïncident, gelijktijdig samenvattend - constringent, synoptisch samenvattend handboek - compendium samenvattend overzicht - exposé, summaexpose samenvatting abrege, aperpu, condensatie, epicrise, excerpt, overzicht, recapitulatie, regest, resumé, resumtie, som, ynthese samenvattingsteken accolade samenvloeien - integreren samenvoegen - aanhechten, adderen, combineren, koppelen, lassen, lieren, verbinden, verenen, verenigen samenvoeging - agglomeratie, assemblage, combinatie, hereniging, junctie, naad, resumé, reünie, samensmelting, verbinding, vereniging, verzameling samenvoeging van te en den ten samenvoegsel - samenspel samenvormen - adderen samenvouwen - ployeren samenwerken - coöpereren, medewerken samenwerken met de vijand - collaboreren, heulen samenwerken van renners - combine samenwerkend - koöperatief, synergistisch samenwerking associatie, collaboratie, coöperatie, eendracht, synergie samenwerking in bedrijf - bedrijfsorganisatie samenwoner - contubernaal, kamergenoot, kostganger samenzang - ensemble, koorzang samenzijn - vergaderen samenzweerder - complotteur, eedgenoot, rotgezel samenzweren - conjureren, conspireren, komplotteren, samenspannen samenzwering aanslag, cabaal, combine, complot, komplot, conjuratie, conspiratie, kuiperij, plan, samenspanning, ijver samenzwering tegen de kroon - hoogverraad sammelaar leuteraar, talmer, teut sammelen - dralen, lenteren, talmen, verbeuzelen samsam doen - delen sanatorium herstellingsoord sanatorium voor drankzuchtigen - Eelde sanbenito - ketterhemd sanctie bekrachtiging, bevestiging, dwangmaatregel, dwang(middel), goedkeuring, waarborg sanctificatie heiliging, heiligspreking, heiligverklaring sanctioneren goedkeuren, bekrachtigen sanctuarium abaton, altaar, heiligdom, priesterkoor sanctus s., heilig(e) sandaal - opank sandaal met hak - sandalet sandaal met touwzool - spadrille sander - snoekbaars sandrak - arsenicumsulfiet sandwich – boterham, tosti Sandwich-eilanden - Hawaii saneren - gezondmaken, ordenen, zuiveren sanering - gezondmaking, herstel, opruiming, ordening, zuivering sanforiseren - stuiken sangen - paars sangfroid - koelbloedigheid Sangihe-eilanden, een der - Sangihe, Siaoe, Tagoelandan sanguinisch bloedrijk, driftig, oplopend, volbloedig, vurig sanguinivoor - hematofaag sanikel breukkruid sanitaire inrichting bad(kamer), bidet, douchecel, lavet, wastafel, W.C. sanitas gezondheid San Sebastian - Izurum Sansevieria - slangeblad, slangentong, vrouwentongen, zwaardplant, zwaardtong Sans gêne - ongedwongen, vrij Sanskrit, kenner van het - Sanskritist Sanskrit, met het,verwante taal - Zends sant - heilige, sint, st. Santa Catarina, hoofdstad van - Florianopolis Santalacee - bergvlas, thessium santé gezondheid, heil, proost, skol santjes - proost santin heilige Säntis-gebergte, top in het - Altmann, Girenspitz, Ohrlikopf, Säntis santonine - wormenkoekje santorie - duizendguldenkruid, knoopkruid Saoedi Arabie, hoofdstad van - Riaad Saoedi Arabie, provincie van - Asir Saoedi Arabische munt - girsh, riyal Saoedi Arabische stad - Damman, Djidda, Mekka Saône-et-Loire, hoofdstad van het departement - Macon sap druivensap, kracht, levensvocht, lymfe, most, nat, saus, vocht, vruchtennat sap afgescheiden door bladluizen - honingdauw sap in het lichaam - lymfe sap laten vloeien - tappen sap uit de balsemboom - balsem sap van rubberboom - latex (bolletrieboom) sap van run - taan sap van rijpe druiven - racemus (Lat.) sap van zwarte aalbessen - cassis sapajou - rolstaartaap sapanhout - verfhout sapfisch - lesbisch, saffisch sapgroenboom - wegedoorn saphout - lijsterbes saploos - uitgedroogd, voos sapmachine - pers sapodilla - sawoe saponiet zeepsteen sapotacee die gutta-percha levert - payena sapotilboom - Sawo(e) sappanhout - verfhout sappe - loopgraaf sappel - hardwerkend, overdruk, slovend, zwoegend sappelaar - zwoeger sappelen ploeteren, zwoegen sappe(r)degroentje - herfstbergamot sapperen - ondergraven, ondermijnen sapperloot - sapristi, sacristie, sapristie sappeur - genist, loopgraafmaker, schansgraver sappe(r)degroentje - herfstbergamot sappig lekker, mals, smakelijk, smeuïg, succulent, suculent, sijp, welig sappig en zacht - mals sappige vrucht ananas, bes, citroen, druif, kers, mandarijn, meloen, peer, perzik, pruim, sinaasappel, tomaat sappige zomerpeer jut sappigheid - succulentie sapristie - sapperloot, uitroep saprofyt - atvalplant saprijk smeuïg, succulent saprogeel - gyttia sar kwelgeest, kweller, pestkop, plaag, plaaggeest, plager Saraceen - Moor Saraceenskruid - helmbloem, pijpbloem sarcasme - cynisme, spot sarcastisch - caustisch, cynisch, hatelijk, spotziek, vlijmscherp sarcofaag - doodkist, lijkkist sardien - pelser, pilchard sardientje - sprot Sardinië, rivier op - Tirso Sardiniër - Sard Sardinisch bergschaap - mouflon sardis bloedsteen, carneool sardonisch boosaardig, duivels, grijnzend, satanisch, spottend sardijn - sprot sarepta - Sarfath Sargassa-zee - Krooszee, Wierzee sargeest - pestkop Sarong, deel van een - badan sar of kwelgeest - treiter sarras (ruiter)sabel sarren - dwarszitten, huilen, jennen, kwellen, narren, negeren, nijdassen, pesten, plagen, prikkelen, pruttelen, tanen, tarten, tergen, treiteren, uitdagen, wachten, zwerven sarren (barg.) - darren sarrend - jennig, plaagziek, tergend, uitdagend sarrig - plaagziek, trgend sarring - gesar, terging sas hum, pret, schik, schutsluis, sluis, sluiskolk, spui, verlaat sasmeester - sluiswachter sassen - plassen, schutten, spuien, wateren sassenier - sluiswachter sasser - sluiswachter sassluis - schutsluis Sarkatchewan, hoofdstad van - Regina satan Asmodee, Azazal, Beëlzebub, Belial, demo(o)n, droes, duivel, geest, Lucifer, Mefisto, (n)ikker, verleider, verzoeker satanisch - demonisch, diabolisch, duivels, hels, sardonisch satans - demonisch, duivels, vervloekt, verwenst, satelliet begeleider, bijplaneet, handlanger, kunstmaan, maan, trawant, wachter satelliet van de aarde - maan satelliet van Mars - Deimos, Phobos, satelliet van Saturnus - Dione, Enceladus, Hyperion, Japetus, Minas, Phoebe, Rhea, Tathys, Titan satemtaal - Albanees, Armeens, Balto/Slavisch, Indo/lraans satep - wortel van de standelkruit sater bokspoot, boksvoet, bosgod, dagvlinder, faam, faun, halfgod, satyr, veldgod, wellusteling satinella – voeringstof satineren – gladmaken, glanzen satinet - satijnweefsel satirdrama - Cycloop, Ichneutai satire hekeldicht, hekeling, schimpdicht, spotdicht satirisch - hekelig, spottend satirisch artikeltje - speldeprik satiricus hekeldichter satiriek hekelend, spotachtig satisfactie bevrediging, genoegdoening, voldoening sattig - dampig, heiig satraap ban, heerser, landvoogd, podesta, stadhouder, saturatie verzadiging satureren - verzadigen saturnaliën - Saturnusfeest saturnisch - eenvoudig, gelukkig, onschuldig saturnisme - loodvergiftiging saturnusfeesten - saturnalia satijn glanszijde, atlas satijnachtige stof - satinet satijnduiker - keizer, fuut, zanddrijver saucijs braadworst Sauerland, rivier in - Lenne sauf conduit vrijgeleidebrief saumon - zalmkleurig sauna - badhuis, heteluchtbad, stoombad saus boter, eier, jus, maggi, regen, roomsaus, sap, slaag, slasaus, vla, roux, vleesnat, worcestersaus sauslook sjalot sautoir ketting, St. Andrieskruis sauvegarde vrijgeleide sauveren behouden, redden savanne - grasvlakte savant geleerd savante - blauwkous, pronkwijf savoir-vivre - levenskunst savonet zeepbal savoureren - nuttigen Savoye, hoofdstad van - Chambéry Savoye, lid van het huis - 4 Bona, Otto 5 Eugen, Frans, Karel, Maria 6 Aimone, Bianca, Filips, Thomas, Victor 7 Amadeus, Emanuel, Humbert, Jolanda, Lodewijk, Mafalda, Umberto 8 Adalbert, Emmanuel, Eugenius, Filibert, Giovanna, Isabella 9 Clothilde, Ferdinant, Francesca, Pgilibert 10 Margaretha Sawa - rijstveld sawahslang - python Sawoboon - breiappel, sapodilla saxofoon sax sax-hoorn - bugel saxifragacee - aalbes, astilbe, deutzia, goudveil, jasmijn, klapbes, kruisbes, moederplant, parnassia, ribes, tellima saxofoon, uitvinder van de - Sax scabiës schurft scabiosa - schurftkruid scabreus - gewaagd, obsceen, onwelvoeglijk, schuin, welvoeglijk scafander duikerpak, reddinggordel, zwemgordel scala gamma, rangorde, reeks, serie, toonladder scalp - hoofdhuid, schedelhuid scalpel - bistouri, ontleedmes Scandinaviër Deen, Lap, Noor, Ijslander, Zweed Scandinavische dichter Skald Scandinavische hoofdstad - Helsinki, Kopenhagen, Oslo, Stockholm Scandinavische jongensnaam - Brengt, Haakon, Lars, Lennart, Olaf, Olie, Sven Scandinavische munt kroon, kr, öre Scandinavische taal Deens, Fins, IJslands, Noors, Zweeds, scandium - sc scannen - aftasten, afzoeken scanner - aftaster, aftasttoestel, radarantenne, scapulier - schouderkleed Scaramouche - hansworst scarificator - kopmes scarlatina - roodvonk scenario - draaiboek, speelboek scenarioschrijver - scenarist scène ruzie, toneel, voorval scène zetten - ensceneren scepsis scepticisme, twijfel(zucht) scepter - heerschappij, koningsstaf, oppergezag, rijksstaf, staf scepticisme - skepsis scepticus - wijfelaareel, strop scha - nadeel schaaf – rasp, roffel schaafafval - schaafsel schaafbank - vlakbank schaafbank voor beide zijden te bewerken - vandiktebank schaafkrullen - schavelingen schaafmes van leerlooiers - slichtmes schaafsel van hout - krul schaafwond - abrasie, krab, ontvelling, schram schaakfiguur - dame, kasteel, koning(in), loper, paard, pion, raadsheer, toren schaakgrootmeester Aljechin, Botwinnik, Donner, Euwe, Fischer, Flohr, Hort, Ivkov, Kéres, Korchnoi, Larsen, Lasker, Najdorf, Pachman, Petrosian, Postisch, Reshevsky, Reti, Smislow, Spasski, Tal schaakhandelIng slaan, zetten, rocheren schaakopening - Catalaans, Damegambiet,Gambiet, Koningsgambiet, Reti, Siciliaans schaak spelen - schaken schaakstuk dame, kasteel, koning(in), loper, paard, pion, raadsheer, toren schaakterm dame, gambiet, geopend, kasteel, koning, koningin, loper, mat, offer, paardesprong, pat, pion, raadsheer, remise, roccade, rochade, roche, rokade, rocheren, rokeren, schaak, schaakmat, slaan, toren, zet, zuil schaaktoren - bemmel schaaktijd - kamerdag schaakzetten - klemzetten, vastzetten schaal - bak, coupe, criterium, drageoir, (eier)dop, graal, kom, maatstaf, norm, patine, peilschaal, pel, plateel, scala, schotel, sierschaal, toonladder, thermometerschaal, toonschaal, verhouding schaal voor hangplanten - ampel schaaldier barometerschaal, collecteschaal, eendemossel, garnaal, hummer, kieuwpoot, krab, kreeft, langoest, mossel, oester, pissebed, schelpvis, snel, steekmossel, strandkrab, visluis, watervlo, wolhandkrab, wolkrab, zeegarnaal, zeekrab, zeekreeft schaaldieren - conchyliën, crustacea, crustaceeën, testaceeën schaaldier/roeisprietig eenoog schaalgeld - waaggeld schaalheer - collectant schaalhoren - patella schaalmodel - maquette schaalrechten - accijnzen schaaltje - capella schaaltje aan kandelaar om kaarsvet op te vangen - bob-che schaalvergroting - escalatie schaalvis - koffervis schaalvrucht - kastanje, noot schaamachtig - bedeesd, beschaamd, honteus, pudiek,verlegen schaamdelen - pudenda schaamheuvel - venusberg schaamkleed lendendoek, paan schaamlid - teeldeel schamrok der negers - lendedoek, paan schaamstreek (Lat.) - pubes schaamte - bleuheid, gêne, schroom, verlegenheid schaamteblos - schaamrood schaamtegevoel - pudeur, pudiciteit schaamtegevoel wekkend - gênant schaamteloos - cynicus, cynisch, eerloos, eervergeten, genant, gepatenteerd, immoreel, impertinent, imprudent, impudent, obsceen, onbeschaamd, ongegeneerd, onkuis, schaamvoeg symfysis schaap - argalischaap, bok, Crossbred, foklam, hamel, lam, merino, moeflon, ooi, ooilam, ovis, ram, Shropshire, South-Down, var, Wensleydale schaap aan het hoofd van een kudde - belhamel schaap dat moet jongen - oonschaap schaap met korte fijne wol - merinos schaapachtig - bête, dom, naïef, onnozel, simpel schaaperwtjes - veldlathyrus, vogelwikke schaapherder - schaper, scheper schaapjes op het droge hebbend - binnen schaapjesboter - grasboter schaapkameel alpaca, lama, vigogne schaapsdravik - schapngras schaapshoofd - domoor, lomperd schaapos - muskusos schaapscheerder - ploter schaapsdravik - schapegras schaapshoofd - domoor, lomperd schaapskooi - bergerie, schapenstal schaar - aalgeer, gewas, kouter, kudde, meent, menigte, ploegblad, schare, schoor, schor, vaargeul, verzameling schaar of aantal van honderd - centurie schaar, tang of poot van een kreeft of krab - tengel schaarbaar kapbaar schaarbos kreupelhout schaarden kerven schaarhout hakhout, schalmhout schaarlijster - kramsvogel, veldlijster schaarpoot - chelipede schaars - betuin, gering, karig, krap, nauwelijks, spaarzaam, sporadisch, ternauwernood, weinig, zelden, zeldzaam schaarse kledij - nachthemd, negligé schaarsheid - gebrek, karigheid, tekort schaarsliep - scharenslijper schaarsnede knip schaarste gebrek, tekort, zeldzaamheid schaartje met gebogen punten - nagelschaar schaarweide - gemeenteweide, mark, markeweide, meent, mient schaats - doorloper, Noor, noren, schaverdijnen scheuvel, stelt (Z.N.), ijzers schaatsdomein - ijsbaan schaatsen ijzers, scheuvels, schaverdijnen schaatsenrijden hardrijden, patisseren, schaatsen, schaverdijnen (Z.N.), scheuvelen, schoonrijden schaatsen rijden met lange slagen - blokzeilen schaatsenrijden schaatsenrijder - schaatser, Bols, Broekman, Eeden, Jorritsma, Keiler, Kleine, Nottet, Schenk, Stensen, Stiansen, Treter, Verheyen, Verkerk schaatsenrijdersbond - I.S.U., K.N.S.B. schaatstocht - elfstedentocht, molentocht schab - kiel, werkkiel schabberig - armoedig, kaal, versleten schabbernak - cavalje, kwajongen, rakker schabel - knielbankje, voetbankje, strafbankje schabullig - armoedig, haveloos, kal schacheren - parlevinken schacht buis, gang, grappenmaker, kam, koker, mijngang, mijningang, mijnput, put, pijl, pijp, schaft, snaak (Z.N.), spoel(veder), staak, spier, staaf, stang, steel, steng, stok, vlerk, vleugel, schacht van een roer - roerkoning schacht van een vogelveer - pen schachthalm - paardestaart schachthoed - mijnpet schachtkooi - mijnlift schachtleest - laarzebeen schachtoven - koepeloven schadde - veenzode schade - afbreuk, averij, bezwaar, damnum, desavantage, detriment, hinder, injurie, klap, knak, knauw, kwade, letsel, molest, nadeel, neep, ongelijk, panne, pech, prejudice, scha, strop, tegenslag, tekort, verlies, waardevermindering schade aan auto - deuk schade aan schip - averij, molest schade berokkenen - benadelen, beschadigen, duperen, kwetsen schade doen - benadelen, beschadigen, deren schade door moedwil - molest schade door schipbreuk - averij schade toebrengen - benadelen, beschadigen, ravageren schadelijk - bescheiden, detrimenteus, hinderlijk, kwaad, lek, lekkage, nadelig, nederig, noodlottig, ongezond, ongunstig, onnut, onvoordelig, pernicieus, ruineus, slecht, verderfelijk, verkeerd, vitiosus, wan schadelijk Amerikaans knaagdier - agoeti schadelijk bladkevertje - aardvlo schadelijkheid - nadeel schadelijk insekt - bietevlieg, coloradokever, graanvlieg, koolvlieg, luis, veenmol, meeltor, mot, mug, muskiet, rajajo, sievlieg, sprinkhaan, teek, termiet, uienvlieg, wesp schadelijk knaagdier - bever, rat, rot schadelijk onkruid - akkerwinde schadelijk schaaldier - wolhandkrab schadelijk voor de gezondheid - patogeen schadelijk Zuidamerikaans knaagdiertje - agoet schadelijk zijn - prejudiciëren schadelijke bladluis bloedluis schadelijke daad - streek schadelijke insecten - ongedierte schadelijke korenvlieg - fritvlieg schadelijke schorskever op dennen - dennenscheerder schadelijke uitdamping - emanatie, misma schadelijke vliegensoort fruitvlieg, halmvlieg, rozenvlieg schadeloosstellen - bonificeren, dedommageren, indemniseren, vergoeden schadeloosstelling afstappersgeld (schepelingen), bonificatie, compensatie, genoegdoening, indemnisatie, indemniteit, regressie, retributie, satisfactie, smartegeld, teruggave, vergoeding, verhaal schaden - aanranden, benadelen, beschadigen, deren, hinderen, kwetsen, ontrieven, prejudiciëren schadeopnemer - expert schadeopneming - expertise, taxatie schadepost - bankroetje, strop, verliespost schade toebrengen - benadelen schadevergoeding - alimentatie, indemniteit, restitutie, schadeloosstelling, smartegeld, verhaal schadeverhaal op iemand - regres schadeverzekering - WA, wapper(tje) schaduw adumbratie, donkerte, slagschaduw, lommer, ombrage, scheem, schim schaduw geven - beschaduwen, ombrageren schaduw maken - adumbreren schaduw van bladeren - lommer schaduw van een boom - lommer schaduwachtig - schimmig, vaag schaduwbeeld hersenschim , schim, schijnbeeld, silhouet schaduwen - arceren, bespieden, dekken, ongemerkt, spieden, volgen, sport schaduwfiguur - silhouet schaduwgestalte - schim schaduwkant keerzijde, luwte schaduwlijnen trekken - schrafferen schaduwomtrek - sciagrafie schaduwpalm - gebang schaduwpatroon - schim schaduwportret - silhouet schaduwproef - skiascopie schaduwrijk - lommerig, lommerrijk schaduwspel - schimmenspel schaduwtekening - sciagrafie schaduwvogel - hamerkop schaduwwolk cumulonimbus, stapelwolk schaduwzoekend - ombrofiel schaduwzijde keerzijde, luwte, nadeel, schaduwkant, tegenzijde schaffelen - slenteren, sloffen, sukkelen, tegenzijde, schaffen - bezorgen, opdissen, verlenen, verstrekken schaft - pauze, rust schaften - eten, pauzeren, rusten schaftlokaal kantine schafttijd - etenstijd, lunchpauze, (middag)pauze, schoft schakel band, es, ketting, schalm, school, wartel schakelaar - aanzetknop, onderbreker schakelbord - bedieningspaneel, paneel, verdeelbord schakelcentrum voor gevoels- en reukvezels - thalamus schakeling verbinding schakelrad - echappement schaken ontvoeren, roven, schaakspelen schaker van Helena Paris schakering afwisseling, kleurschikking, kleurspeling, nuance, nuancering, tint, variëteit schaking - ontvoering, raptus schakering van kleuren bont schaker van Helena - Paris schako - chakot schalleachtig gesteente fylliet, kleisteen, lei schalie - lei schalieachtig gesteente - kleisteen, lei schalier kantstijl schalk - bengel, deugniet, farceur, grapjas, grappenmaker, guit, hansworst, joker, kapoen, komiek, kwant, leperd, lolbroek, lolmaker, loos, moppentapper, nar, olijkerd, ondeugd, pias, schelm, scherts, snaak, snuiter, strop, uientapper, Uilenspiegel schalkheid - plaaglust schalks grappig, guitig, lollig, loos, mooi, olijk, ontdeugend, plagend, plagerig, schelms, snaaks, uiig schalkse streek - guitenstreek, malice schallebijter - kamkever schallen - galmen, luiden schalm - kettingring, schakel, sluiting schalmei blaasinstrument, doedelzak, herdersfluit, hobo(achtig), musette, officiersransel, rietpijp, snorkwerk (van een orgel), trekharmonika,veldpijp, zampogna, schalmen - sjappen schalmhout schaarhout, hakhout scham - veneilandje schamel arm, armelijk, armoedig, armzalig, behoeftig, bok, driepoot, haveloos, kaal, karig, mager, naakt, pover, schemel, schraal, schunnig, bankje, schriel schamel bezit armoedje, boeltje schamele woning hut, krot, plaggenhut, stulp schamelheid - armoede schamen generen schamp beschimping, schimpscheut, spot schampavie spelen - vluchten schampen afglijden, afstuiten, slippen schamper bits, geringschattend, giftig, honend, minachtend, giftig, smadend, smalend, snerend, spinnig, spottend, stekelig,vinnig, schamperen - sneren schampere opmerking sneer schampere woorden hoon, spot schampig - glad, glibberig schampscheut - aanmerking, verwijt schandaal aanstoot, ergernis, opspraak, schande schandaleus - aanstootgevend, aanstotelijk, ergerniswekkend, schandalig, schandelijk, ergerlijk schandalig aanstotelijk, abject, ergerlijk, infaam, sc(h)andaleus schandband - kruistitel schande blaam, blamage, crime, eerloosheid, ignominie, laagheid, oneer, smaad, smet, vlek schande aandoen – blameren, verlagen schande, te, maken onteren schandelijk abject, aldoor, bar, blamerend, deshonorabel, eerloos, eerrovend, erg(erlijk), gemeen, gewetenloos, godganselijk, gruwelijk, honteus, infaam, infamant, infamerend, laag, laaghartig, lasterlijk, 1eervergeten, liederlijk, min, odieus, onbeschaamd, onterend, onwaardig, revoltant, schandaleus, schandalig, schendig, slecht, smerig, snood, verachtelijk, zedeloos, zeer schandelijk verwijt - opprobatie standhout - kruis schandpaal - galg, geselpaal, kaak, pranger schandteken - brandmerk schandvlek - oneer, smet, stigma schandvlekken - bezoedelen, brandmerken, fletrisseren, onteren, stigmatiseren schans - bastion, bolwerk, brilschans, fortificatie, halfdek, huneborg, kade, lunet, lunette, ravelijn, redan, redoute retranchement, stadswal, sterkte, sterreschans, verschansing, versterking, vesting, voorschans, wal schansgraver - mineur, sappeur schans in de vorm van een halve maan ravelijn schanskorf - gabion schanspaal - palissade schap - buffet, egkast, leg(plank), plankenkast, tapkast, schapenaard - volgzaam(heid) schapenbloem - madelief(je) schapenbout - gigot, hamelbout, lamsbout schapengeluid - blaten schapedistel - melkdistel schapenhaar wol schapehuid zonder wol - ploot, vacht, vlies, zeen schapehuiden van de wol ontdoen - ploten schapenkaas - Rocquefort schapen met zeer fijne wol - merinos schapenscheerder - ploter schapensmeer - lanoline schapensoort - argali, heideschaap, karakoel, moeflon, merino, txelaar, tzigaia, urial schapentongen - weegbree schapenvacht waarvan wol verwijderd is ploot schapenvet lanoline schapenvellen scheren - ploten schapenvlees - hamelvlees schapenwei dries schapenwolkjes - cirro-cumulus, cumulo, cirrus, cumulocirrus hamerslag, schapenzalf lanoline schapenziekte - aamt, bezoar, blaar, blauwtong, blein, botgal, bradsot, draaiziekte, klauwzeer, leverbotziekte, pootzeer, rotkreupel, schapenpokken, schapenteek, trommelziekte, trommelzucht schapepootmouw - gigotmouw, hammouw schapevacht zonder wol - ploot schap in kast - kastplank schappelijk - beleefd, billijk, coulant, eerlijk, fair, fatsoenlijk, gedienstig, goedkoop, matig, netjes, open, ordentelijk, redelijk, schikkelijk, tamelijk schapraai - etenskast (gew.), spinde schar krit, platvis scharbier - braad, platvis scharbier - scharrebier (slecht, dun) schardijn - sprot schare horde, massa, menigte scharen opstellen, ordenen, rangschikken scharenkruid - bonenkruid, kuun scharenslijper scharensliep scharlaken - fijne wol, hoogrood, laken, stof, verfstof scharlakenkleur - bloedrood, hoogrood scharlakenkoorts - roodvonk, scarlatina scharlakenluis - cochenille scharlakenrood - ecarlate scharlakenverf - cochenille scharluin - landloper, schalk, schelm, schavuit scharluip - griel scharminkel geraamte, magere, ribbenkast, spektakel, talhout, wanorde, zielepoot scharnier cardo, enkel, fits, gewricht, hals, har, harre, hengsel, her, herre, heupgewricht, knie, knier, lee, pols, pomelle, schoudergewricht, spil scharnier van een deur - knier scharnier van een hengsel har(re) scharnierend vloerschot - luik, valluik scharre - ploegschaar scharrebijter - loopkever (grote) scharrel - vrijer, ratelaar scharrelaar - brekebeen, knoeier, kreukelaar, kwanselaar, ronselaar, sjachelaar, vogel scharrelen - rommelen, verkeren, vrijen scharrelende bewegingen maken - morrelen, twisten scharreltje - verkering scharrelvogels - coraciae scharren - graaien, grissen, krabben schart - schram schartel - ratelaar schat dot, dotje, engel, fortuin, geliefde, hartendief, hondje, lap, lieveling, lieverd, overvloed, prulletje, rijkdom, snoes, thesaurus, trezoor, troetel, vermogen, vlijnaam, zoeteliefje schat (Fr.) - trésor schatbaar - belastbaar, schatplichtig schatbewaarder penningmeester, thesaurier schatekster - klauwier (grauwe) schateren - brullen, kwetteren, lachen, proesten, schallen, weergalmen, weerklinken schaterlachen - schateren, uitproesten schatkamer - aerarium, rijkskas, tresoor, trezorie schatkist - fiscus, fiskus, staatskas, staatsruif, thesaurie schatlijster - koperwiek, kramsvogel schatmeester rendant, schatbewaarder, thesaurier, trezorier, schatmeesterskantoor - thesaurie schatplichtig - belastingschuldig, cijnsbaar, contribuabel schattebout liefje, lieveling schatten - aanslaan, achten, afmeten, begroten, bepalen, beoordelen, beramen, censeren, evalueren, gissen, gokken, keuren, koersen, mikken, omslaan, opmaken, opnemen, priseren, prijsbepalen, prijzen, raden, ramen, rekenen, stellen, supputeren, taxeren, valveren, valueren, waarderen, wegen schatten op - aanrekenen schatter - priseerder, priseur, prijzer, taxateur, waardeerder schattig aanminnig, aantrekkelijk, aardig, beeldig, doddig, innemend, lief(tallig), snoepachtig, snoeperig, snoezig schatting - aanslag, appreciatie, begroting, belasting, cijns, estimatie, evaluatie, gis, gok, heffing, mening, raming, rooi, taks, taxatie, tribuut, valvatie,waardering schatting van zeeschade - dispache Schaumburg-Lippe, hoofdstad van - Bückeburg schauw - schaduw schavelen - opschuiven schaven - afschrappen, effenen, gladmaken, schavelen, schuren, vlakken, zoeten schavotkleurig - vaalrood schaver - bankwerker schavot - executieplaats, stellage, stelling schavotkleurig - vaalrood schavotpaal - geselpaal schavuit bandiet, bengel, bink, boef, boosdoener, deugniet, fielt, galgebrok, guit, hellebrok, (Ind.) katjang, kwajongen, misdadiger, onverlaat, ploert, rabaut, raddraaier, rakker, rover, schelm, schobbejak, schoelje, schoft, schurk, snaak, snoodaard schavuitenstreek - banditisme, misdrijf, schelmerij schede - etui, foedraal, groef, koker, omhulsel, verbinding, vagina, wig schedediertje - kokerdiertje schedekundige - cranioloog schedel bekkeneel, cranium, (doods)kop, doodshoofd, hersenkas, hersenpan Schedelberg Calvarieberg, Golgotha schedelbeschouwing cranioscopie schedelboor trepaan schedelboring - trepanatie schedelbreuk - elytrocele, schedelfractuur schedel, deel van de - achterhoofdswiggebeen, bovenkaak, hersenpan, jukbeen, mondholte, neusbeen, neusholte, onderkaak, oogkas, ploegschaarbeen, slaapbeen, traanbeen, verhemeltebeen, voorhoofdsbeen, wandbeen, zeefbeen schedelhuid met het daarbij behorende hoofdhaar- scalp schedelinhoud - hersens schedelkapje - kalot, keppeltje, kipa, pileolus schedelkapje van geestelijken - solidee schedelleer craniologie, frenologie, gallisme schedellichten - trepanatie schedelloos visje lancet schedelloze dieren - acrania schedelmeter cefalometer schedelmeting - craniometrie schedelmutsje - kalot schedeloperatie - trepanatie schedeloperatie instrument craniotoom, trepaan schedelplaats Golgotha, Calvarieberg schedelpunt - kruinpunt, zenith schedelvorm - brachycefaal, dolichocefaal, mesocefaal, schedeontsteking - vaginitis schedespoeling - irrigatie scheef afkeurend, aflopend, afval (hennep, vlas), afwijkend, dwars, faliekant, hellend, krom, onzuiver, obliquus, oplopend, scheluw, schots, schuin, vals, verkeerd, vertrokken scheef lopen - geren scheefbloem - iberis, umbellata scheefhals - torticollis scheefheid - asymmetrie, ebliquiteit scheefhoekige vierhoek - ruit scheefkelk – arabis scheefliggend - dwars scheeflopen - mislukken, ontsporen scheel afgunstig, akkerhoornbloem, deksel (gew.), dwarsziende, geschil, ginoffel, haarscheiding, loens, louche, ogentroost, onvriendelijk, scheluw, twist, verschil scheel zien helosis, heteroforie, loensen, strabisme, strabismus, strabositeit scheelheid - strabisme scheeliet - tungsteen scheelvet - darmvet, plukvet scheem - schaduw scheenbeen - tibia scheepmaker – scheepsbouwer scheepsadministrateur - purser scheepsaffuit - rolpaard scheepsbalk - steng scheepsbed - kooi scheepsbehoeften - pasotille scheepsbeitel - kaaf, kaafijzer scheepsbemanning crew, equipage, hens, janmaat, matroos, scheepsvolk scheepsbeplanking - boeisel scheepsbeschuit - kaak, zeekaak scheepsbevrachter cargadoor, stuwadoor scheepsbewijs - bijlbrief scheepsbezitter reder scheepsboek - journaal, logboek scheepsboek bij de marine - devies scheepsborrel - oorlam scheepsbouw bras, gei, kabel, stag, takelage, toppenant tros, tui, tuig, val, want scheepsbouwbedrijf - scheepmakerij, werf scheepsbouwer - scheepmaker scheepsbouwproefstation - proefdok, sleeptank scheepsdagboek - journaal, logboek scheepsdeel anker, bak, berghout, boeg(beeld), brug, campagne, davit, dek, huid, kajuit, kasteel, kiel, kombuis, kraaiennest, mast, plecht, ra, roer, ruim, schegbeeld, spant, steven, vooronder, zeeg scheepsdek dek, plecht, promenade, promenadedek, tussendek, verdek scheepsdeken - kombaars scheepsdokter chirurgijn scheepsdweil - zwabber scheepseigenaar reder, uitruster scheepsemmer puts scheepsexploitant reder, scheepseigenaar, uitruster scheepsgeleide - convooi scheepsgeleider loods scheepsgeraamte casco, inhoud, karkas scheepsgerei mast, tui, zeil scheepsgezagvoerder - kapitein scheepsgezel - matroos, varensgezel scheepsgids - loods scheepsgoot - mamiering scheepshelling - kieling, overtoom, werf scheepsherstelplaats dok, kade, helling, werf scheepshut - cabine, kooi scheepsinhoud - ton, tonnage scheepsinstrument - kompas, radar scheepsjongen - ketelbinkie, putger, zeun(tje) scheepsjournaal - dagboek, logboek scheepskabel - tui scheepskamer - kajuit scheepskamer voor officieren - longroom scheepskanon - carronade scheepskatrol - geiblok scheepskeuken kombuis scheepskist - zeemanskist scheepskoopman - tagrijn scheepsladder touwladder scheepslader stuwadoor scheepslading - ballast, carga, cargo, last, tonnage, vracht, vrachtgoed scheepslantarentje - kattekop scheepslek - wan scheepsleuning - reling scheepslicht fanaal scheepslichter - bok, kameel scheepslier - winch scheepsloon - gage scheepsmaat ton, tonnage, nt. scheepsmaat matroos scheepsmakelaar - cargadoor scheepsmatras bultzak scheepsmelder - hydrofoon scheepsneus steven scheepsondernemer reder, scheepsexploitant uitruster scheepsonderneming - rederij scheepsonderofficier schieman scheepspapier - manifest, metbrief, monsterrol, zeebrief scheepspassagier opvarende scheepspersoneel - bemanning scheepsraam - patrijspoort scheepsreis - vaart scheepsriool - durk, hoosgat scheepsroeper - megafoon scheepsroer - stuur scheepsromp casco scheepsruim voorin vooronder scheepsruimte tonnage scheepsschade - averij scheepsschoonmaker classificeerder scheepssignaal - misthoorn scheepsstrijd - naumachie scheepsstut - apostel scheepstakel - gei, lier, talie scheepsterm bakboord, bestek, giro, kabel, kombuis, kompas, laveren, loevert, log, peilen, peiling, ra, reling, roerganger, sextant, stuurboord, want scheepstimmerbedrijf - werf scheepstimmerwerf - helling, scheepswerf scheepstocht - cruise, talie scheepstouw - bakstag, bram, bramzeil, bras, dirk, gei, greling, gijn, hals, kabel, kabelaring, takelage, leng, lijk, lijn, marlijn, pardoen, putting, raband, rakketalie, ralak, ralijk, ralijn, reep, schinkel, schoot, sleeptros, slijp, stag, stopper, talie, talreep, tamp, toppenant, tros, trijs, tui, tuigage, val, want, zeel, zoomtouw scheepstrap - valreep scheepstros - kabel scheepstuig laadboom, ra, takelage, want scheepstype - coaster scheepsuitruster reder scheepsuitrusting - apparel scheepsverblijf hut, kajuit, kombuis, kooi, lounge, roef, vooronder scheepsverrekijker - nauscoop scheepsvlag - maatschappijvlag, stander, topstander scheepsvloer achterdek, campagnedek, dek, promenadedek, verdek, voordek scheepsvolk - bemanning, zeelieden, zeelui scheepswacht - hondenwacht, dagwacht, platvoet scheepswand - boord scheepswant - takelage scheepswending - boegslag, slagboeg scheepswerf - helling, holm, kielkade scheepswerkplaats werf scheepswerktuig - handspaak, windboom scheepswezen - nautiek scheepswrak casco scheepszoetelaar - kadraai, parlevinker scheepszwabber - dweiil, kog scheepvaart koopvaardij, nautiek, navigatie, rederij, riviervaart, zeevaart scheepvaartbedrijf rederij scheepvaart betreffend - nautisch, navaal scheepvaartmisdrijf - muiterij, zeeroof scheepvaartondernemer reder, uitruster scheepvaartondememing rederij scheepvaart, tak van - binnenvaart, carbotage, kustvaart, lijnvaart, trampvaart scheepvaarttermen - 2 ra 3 aap, bak, dek, fok, gei, hak, hek, mik, rol 4 bark, brem, brik, brug, geus, kiel, klik, last, luik, rara, roer, ruim, want, zeeg 5 anker, bilge, boord, davit, ralijk, scheg, sloep, staag, steng, tjalk, vrang 6 beting, bezaan, bonnet, bramra, fregat, gaffel, girder, gusset, hommer, kompas kotter, leuver, logger, plecht, rahout, ralijst, ratuig, razeil, reling, steven, tanker, zaling 7 aapzeil, brassen, breefok, conster, dekhuis, deklast, dokkiel, fokkenra, klamaai, kluiver, kraaien, krabber, lastlijn, pardoen, perdoen, railing, reehout, roerpen, roerpot, schegge, snijzeil, spardek, stagfok, tentdek, valreep, vissing, vulling 8 bagijnera,bakboord, brambras, bramstag, bramwant, bramzeil, broeking, brughuis, diepgang, journaal, kampanje, koftjalk, laadboom, laadruim, mastdoft, raveling, schoener, sjorring, slederak, spanblok, stagzeil, volschip, vrijboord, windboom 9 begijnzeil, boeganker, boegbeeld, bootshaak, bramsteng, drifthoek, fokkemast, grootzeil, handspaak, kokerkiel, kruismast, kruiszeil, lummelpot, marssteng, mastkloot, maststoel, ondermast, rakkeslee, schavotje, stampstok, stokanker, tunnelwel, wulfspoor 10 ankerkluis, barkentine, boegspriet, druilsmast, gaffelzeil, kruissteng, paternoster, piekleuver, schegbeeld, schuurgang, shelterdek, stakelvuur, stengestag, stengewant, stuurboord, trunkschip, vingerling 11 bezaansboom, brikkentine, broodwinner, deplacement, kluiverboom, patrijspoort, roosterbaar, schaamplaat, schoverzeil, spankerboom, stagzeilval, stakellicht, stroomanker, turretschip, vrachtschip 12 bovenkruisra, grietjesteng, kuildekschip, onderkruisra, Plimsoll-merk, schoenerbark, schoenerbrik, schoenerzeil 13 bezaansgaffel, torendekschip, voorbramsteng, voormarssteng 14 bovenbramsteng, bovengrietjera, gaffelschoener, grootbramsteng, grootmarssteng, kofferdekschip, ondergrietjera, schotsmannetje 15 drie-eiland-schip, aheltordakschip, topzeillschoener, voorbovenbramra, vooronderbramra 16 grootbovenbramra, grootonderbramra, voorbovenmarsera, voorondermarsera 17 bovengrietjesteng, grootbovenmarsera, grootondermarsera gaftopzeilschoener scheepvaartwezen nautiek scheer - gierzwaluw scheerapparaat - shaver scheerbaas baardscheerder, baardschrapper, barbier, coiffeur, figaro, kapper, schrapper, styler scheerbalk - hanebalk scheerbenodigdheden aftershave, aluin, crème, kwast, mesje, preshave, scheercrème, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, zeep scheerbliek - brasem scheerder - barbier, ploter scheergebint - kapspant scheergerei - aftershave, aluin, crème, kwast, mesje, preshave, scheercrème, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, zeep scheerhout - aanbinder scheerling - hondpeterselie, kervel, pijpkruid, waterscheerling scheerlings - rakelings scheerlijn - tui, scheernabewerking - aftershave scheersalon - kapperszaak scheersteen - aluin scheerstok - luikondersteuning, merkei scheervink - kruisbek scheervoorbewerking - preshave scheerwinkel - barbierszaak, kapperszaak scgeerzolder - vliering scheg homp, keg, klamp, wig schegbeeld - boegbeeld schegbord - kamhout schei - dwarsdrijver, dwarshout,dwarslat, sleutelstuk scheiboter - schaapjesboter scheidbaar - afscheiding, separabel scheiden – afbreken, afzonderen, breken, doorhakken, heengaan, klieven, losgaan, ontbinden, ontkoppelen, schiften , schisma, selecteren, separatie, separeren, splitsen, uiteengaan, verbreken, verdelen, vertrekken scheiden uit het leven - doodgaan, sterven scheidend - dialytisch, disjunctief, ontbindend, oplossend scheiding - afbakening, afreis, afscheid, afscheiding, afzondering, breuk, decompositie, dialyse, discessie, disjunctief, grens, grenslijn, haag, heg, marge, rading, scheidingslijn, schisma, scissie, schot, schutting, separabel, separatie, splitsing, trouwbreuk, verbreking, verdeling, vertrek scheiding bewerkend - separatief scheiding binnen de kerk - scheuring, schisma scheiding in delen verdeling s cheiding in het haar - naad scheiding in kleding - naad scheiding tussen landen - grens scheiding van grondsoorten - analyse, granulair scheiding van het hoofdhaar - luizenpad schiding van metalen - loutering scheiding van stoffen door een membraan - dialyse scheiding van tafel en bed - stb scheiding van tuinen - haag scheidingsgrond - echtbreuk, overspel scheidingslijn afbakening, demarcatielijn, grens, grenslijn, rading, scheidingslinie scheidingsmethode - chromatografie, destillatie, extractie scheidingsteken - trema scheidingswand, niet benige - diafragma scheidpaal - grenspaal, limiet scheidsgerecht - arbitragecommissie, jury scheidsman arbiter, scheidsrechter scheidsmuur beletsel, hinderpaal, tussenmuur scheidsrechter arbiter, arbitrageant, bemiddelaar, expert, goeman, ombudsman, referee, scheidsman, secondant, umpire, wedstrijdleider scheidsrechter die de thuisclub bevoordeelt - homereferee scheidsrechter in de strijd om appel (myth.) - Paris scheidsrechteren - fluiten scheidsrechterlijk - arbitraal, arbitrair, compromissaal scheidsrechterlijk beslissen - arbitreren scheidsrechterlijke beslissing - arbitrage scheidsrechterlijke uitspraak - arbitrage scheikunde chemie scheikunde der metalen - metallochemie scheikunde der zouten - halochemie scheikunde in de dienst der geneeskunde - iatrochemie scheikunde van de aardbodem - geochemie scheikunde van het leven biochemie scheikundig - chemisch scheikundig bereide stoffen - chemicaliën scheikundig element zie: elementen scheikundig gebeuren reactie scheikundig symbool - ce, er, eu, ne, ni, se, sm, ta scheikundig zuur uit vet afgescheiden - vetzuur scheikundige analist, analiste, chemicus, chemieker, laborant, Berzelius, Lavoisier, Liebig, Nobel, Zernicke scheikundige aanduiding - ar, lu, ne, pt, se, sk, sn scheikundige benaming voor stoffen die de carbonylgroep bevatten - keton scheikundige bewerking - reactie scheikundige in een laboratorium - laborant scheikundige meetkunde - stoichiometrie scheikundige omzetting - reactie scheikundige preparaten - chemicaliën scheikundige reactie bevorderend - katalysator scheikundige term agens, analyse, anion, anode, atomisme, atoom, base, derivaat, disomeer, dispersie, dissociatie, educt, emulsie, ester, formule, gel, hydroxyde, ion, katalyse, koolmonoxyde, loog, neerslag, oxyde, reactie, reagens, suspensie, verbinding, zout, zuur scheikundige verbinding base, dimeer, disomeer, ester, ether, hydroxide, loog, oxyde, reagens, zout, zuur, scheikundige werking reactie scheil mesenterium scheilijn grenslijn scheilvet darmvet scheipaal grenspaal scheitebroek - lafaard scheiwater - salpeterzuur scheiweg - kruisweg scheizer - steengaver schel - bel, deurbel, doordringend, fel, geluid (onaangenaam), grel, hel, helder, licht, oogvlies, schil, schril, verblindend
schel doordringend schreeuwen - krijsen schel lawaai maken - rellen schelden - beledigen, foeteren, honen, knorren, kijven, razen, schimpen, tieren, uitjouwen, uitkafferen, uitvaren, vloeken scheldnaam - schimpnaam, spotnaam scheldnaam der Patriotten (18e eeuw) - kees scheldnaam voor een agent - klabak scheldnaam voor Dordrechtenaar - schaapskop scheldnaam voor een Duitser böche, mof scheldnaam voor een Nederlander - Hollander, kaaskop scheldnaam voor een niet-mohammedaan - giaur scheldnaam voor een Spanjaard - maraan, spekjan scheldnaam voor Hollander - kaaskop scheldnaam voor jood - smous scheldnaam voor Leidenaar - blauwmuts scheldnaam voor protestanten en calvinisten - geus scheldnaam voor Rotterdammer - stoepenschijter scheldnaam voor vrouwen en meisjes - taart scheldpartij - tirade scheldwoord belediging, invectief, lamstraal, rotstraal, schimpwoord scheleend - brilduiker, brileend, klappereend, kwakereend schele hoofdpijn migraine schelen - afwijken, haperen, mankeren, ontbreken, schorten, verschillen schelf bies, bres, garf, garve, hooihoop, hooistapel, hoop, klamp, korenhoop, mijt, opper, riet, stapel, tas Schelfzee - Rietzee schelklinkende trompet - klaroen scheikruid gouwe schellak gomlak schelle hoofdpijn - hemicrania schelle kreet gil, krijs schellen bellen, luiden schelletje - klingel schellinkje - engelenbak schelm bedrieger, bengel, bliksem, boef, boosdoener, booswicht, deugniet, dief, gannef, guit, kwajongen, leperd, ondeugd, picaro, plurk, rabaut, rakker, schalk, schavuit, schobbejak, schurk, slimmerd, spitsboef, snaak, vagebond schelm (Fr.) - coquin schelm (Ind.) - bangsat schelm (Sp.) - picaro schelmachtig - gemeen, ondeugend, picaresk schelmenroman - picaresk schelmenstreek - bedriegerij, schelmerij, schurkerij schelmerij bedriegerij, euveldaad, schurkerij, schurkenstreek schelmpje - boefje schelms - grappig, guitig, schalks, schurkachtig, schurkenstreek, schurkerij schelmstuk euveldaad, schelmerij schelp - bunzing, concha, hoorn, kabouter, kinkhoorn, schulp, schaal, wulk schelp- en schaaldieren - conchifera, conchylieën schelpaarde kalkmergel schelpdier eendenmossel, gaper, kokhaan, kokkel, mossel, nautilus, nonnetje, oester, paalworm, slak, ulk, weekdier schelpdieren - conchifera, conchyliën schelpenkunde - conchyliologie schelpgrind - crag schelpkalk - muschelkalk schelpkreeften - ostracada schelpengruis grit schelpenvorm - harp, kasket, klipkousnaals, rol, stormhoed, toot, trompet schelpgrind crag, krag schelpsoort - ammon schelpverstening - ammoniet schelpvis kreeft, mossel, oester scheluw scheef, scheel, verwrongen schelven - tassen schelvis kabeljauw, leng, molenaar (klein), piper, rondvis, stokvis, wijting schelvisachtige - anacanthinus, gul, keek, kabeljauw, koolvis, kwabaal, leng, lom, meun, pollak, schelvis, steenbolk, stokvis, vorskwab, wijting schelvisduivel - pitvis schelvisfilet - lekkerbekje schelijzer - klinkhamer schema beeld, concept, diagram, geraamte, intrige, leerplan, ontwerp, opzet, overzicht, paradigma, patroon, plan, plot, rooster, schets, voorstelling, werking, werkplan, schema van een film draaiboek, scenario schema van verbuiging – paradigma schematisch - eenvoudig, geschematiseerd, schetsgewijs, schetsmatig, summier schematische voorstelling - diagram schemel dwarshout, voetbankje schemer - halfduister, tweeduuster schemerachtig - vaag schemerdonker - halfduister, schemerig schemerig - duister, halfdonker, hazengrauw, vaag schenden - aantasten, bederven, belasteren, beledigen, beschadigen, fletrisseren, krommen, kwetsen, misvormen, onteren, ontheiligen, ontsieren, ontwijden, overtreden, schaden, schandvlekken, schennen, schofferen, toetakelen, verbreken, verkrachten, verminken, vernielen, violeren schender - onteerder schendig - afzichtelijk, eerrovend, lasterlijk, schandelijk, schendend, vernielend schending - aantasting, beschadiging, constupratie, inbreuk, infractie, ontheiliging, ontwijding, overtreding, schennis, verkrachting, verminking, violatie schending van eenbelofte - woordbreuk schending van trouw verraad schendtaal - lasterpraat, lastertaal schendtong eerrover, kwaadspreker, lasteraar schenkbank – buffet, tapkast schenkbuisje tuit schenkel - dij(been), onderbeen, schink schenken - aanbieden, afstaan, begiftigen, betamen, doneren, doteren, erkennen, geven, gieten, kwijtschelden, legateren, medegeven, offeren, offreren, presenteren, slijten, tappen, toedienen, trakteren, verkopen, verleden, verlenen, voegen, weggeven, wijden schenker donateur, donator, donor, gever, tapper, vereerder schenkgerei fles, kan, karaf, theepot schenking - aalmoes, cadeau, decanie, donatie, dotatie, gave, geschenk, gift, kado, legaat, present schenkinrichting. tuit schenkkamer bar, buffetkamer schenkkannetje ampul schenkmond kraan, pijp, tuit schenkster der goden - Hebe schenktafel - buffet schenkvat kit schennis – aanranding, inbreuk, ontering, ontheiliging, ontwijding, verbreking, overtreding, schending, violatie schennis van trouw - verraad schep bats, menigte, schop, spade, theeschepje schepel – dl, graanschopmaatvat schepeling - bootsgezel, bootsmaat, bootsman, ketelbinkiematroos, olieman, schipper, stoker, zeeman schepelingen - baksvolk, équipage schepemmertje aker, gajoeng, puts schepen - olderman, scheepgaan, wethouder schepen en vaartuigen - m.s., s.s. 3 aak, ark, bok,bol, bom, jol, keg, kog, kof, m.t.b 4 bark, bons, boot, brik, cano, duck, giel, hulk, jonk, kaag, kaan, kano, kiel, kits, kwak, lark, pink, pont, poon, smak, snik, snip, somp, veer, vlet, vlot, wade, yawl 5 aviso, bette, eiker, galei, jachtkajuit, kogge, otter, patas, pinas, pluit, pluut, praam, prauw, scheg, skiff, spits, sloep, tjalk, ramp 6 barkas, baulea, beuger, bireem, blazer, boeier, botter, drakar, fregat, galjas, gondel, karaak, korvet, kotter, logger, palaja, pampus, ponton, punter, rijnaak, sampan, schouw, schuit, sleper, snekar, snekke, stomer, tanker, wherry 7 aalpoon, baardze, brander, clipper, coaster, dromone, duwboot, galjoen, galjoot, karveel, klipper, korjaal, kruiser, lichter, pamfiel, padjala, pluiter, raschip, sharpie, smekja, spanker, tartaan, tjotter, trawler, treiler, trireem, woonark 8 aaltjalk, bijlander, duikboot, gierpont, hoogaars, kofschip, korftjalk, mailboot, orembaai, praamaak, raceboot, roeiboot, samoreus, schoener, schokker, sleepaak, spitsbek, tankboot, veerpont, vlieboot, volschip, zeilboot, zeilkano 9 barkentijn, boeieraak, boorschip, brigantijn, dekschuit, gaffelaar, hekwieler, kieljacht, koelschip, loodsboot, motorboot, paketboot, patjalang, radarboot, slagschip, sleepboot, slijkpraam, smakschip, speedboot, stevenaak, stoomboot, tambangan, tankschip, zeilschip 10 cargoschip, clipperton, draakjacht, fluitschip, motorschip, mijnenveger, onderzeeër, pakketboot, pantjalang, pentjalang, poonschuit, praamschip, quadrireem, spankuiler, snipschuit, speeljacht, trekschuit 11 aanvalsboot, adviesjacht, baggerschip, binnenschip, kabellegger, kustvaarder, mijnenlegger, onderlosser, panneschuit, reddingboot, scholschuit, slagkruiser, sloeplogger, steekschuit, voldekschip, vrachtschip 12 kuildekschip, modderschuit, pantserschip, reactorschip, reddingsboot, schoenerbark, schoenerbrik, spardekschip, spiegelschip, tentdekschip, turbineschip, zolderschuit 13 pantserfregat, schutdekschip, walvisvaarder 14 containerschip, gladdekschip, pantserkruiser, passagierschip, raderstoomboot, regenboogjacht 15 pantserdekschip, schaduwdekschip, shelterdekschip scheper herder, hoeder, schaper schepje voor suiker - lepeltje schepkorf - kieps (voor bijen) scheplepel - puls scheplicht bovenlicht, koekoek, vallicht schepnet - boshaam, dregge, gebbe, oeverhaam scheppen - creeren, fabriceren, formeren, maken, opdoen, opnemen, opscheppen, opstellen, putten, smeden, teweegbrengen, veroorzaken, vervaardigen, voortbrengen, vormen, wrochten scheppend kunstenaar auteur, beeldhouwer, choreograaf, componist, dichter, dramatist, etser, houtsnijder, illustrator, poëet, pottenbakker, schilder, schrijver, tekenaar, toneelschrijver schepper - herder, hoeder, maker, pagaai, schepkaas schepper god demiurg schepping creatie, formatie, formering, heelal, kosmos, kunstwerk, opus, vorming, werk scheppingsboek Genesis scheppingsleer - teleologie schepping in zes dagen - hexameron schepriem - pagaai, peddel schepsel creatuur, dier, eenling, enkeling, etre, etter, geschapene, iemand, individu, kerel, kind, man, mens, nuf, persoon, sterveling, vent, vrouw, wicht, wezen schepseldienst - afgoderij, idolatrie schepsel of wezen - mens schepvat gajoeng, hoosvat, puts schepwagen gebbe scheren - afsnijden, bespotten, knippen, nabootsen, ontharen, ordenen, raseren, spannen, trimmen scherf - brok, diggel, las, stuk scherf- of bomvrij maken - blinderen scherfje - brijzel, gruizel schering - kettingdraad scherm - bescherming, afschutting, beschutting, bloeiwijze, coulisse, doek, gordijn, paravant, umbrella, valscherm, voorhangsel, zonnescherm scherm van rijshout rits schermattribuut - schermmasker scherm beveiliging - plastron schermbloemige plant anijs, berenklauw, bevernel, dille, distel, dollekervel, dolwortel, doorwas, drieblad, eindeloos, engelwortel, eppe, karwij, kervel, komijn, koriander, kranebek, kruisdistel, lavas, mariadistel, melkeppe, naaldekervel, pastinak, peen, peterselie, pimpernel, pinksternakel, pijpkruid, scheerling, selderie, torenkruid, torkruid, venkel, wallendistel, weidekruid, wortel, zevenblad schermbloemige plant met kruidige smaak - lavas, lubbestok, manskracht schermbloemige planten - embelliferen schermbloemigen - bifora, umbelliferen schermdak - luifel schermdegen fleuret, floret schermdragende gewassen - schermbloemigen, umbelliferae schermen - beschutten, strijden schermen met een stok - batonneren schermen, rang in het - meester, prevot schermkwal - schijfkwal schermlap - plastron schermlederbeveiliging - plastron schermlist fint schermmeester - prévot schermoefening assaut schermsteek - touche scherm tegen de zon - parasol schermterm - garde, mensuur, nastoot, pareren, riposte, riposteren, touche scherm van rijshout - rits schermvormig - umbelliform schermwapen degen, fleuret, floret, sabel schermwedstrijd - assaut scherp - aangezet, acer, acuut, brandend, bijtend, bits, bitter, branderig, cassant, cru, doordringend, epigrammatisch, fel, fijn, gepeperd, gepunt, gestreng, diftig, grievend, haarfijn, hatelijk, heftig, hekelig, hel, incisief, juist, kantig, krenkend, kwetsend, nauwkeurig, onverbloemd, onvriendelijk, penetrant, pikant, pittig, pungent, puntig, rigide, schamper, schraal, schrander, snar, snedig, snijdend, spits, spijtig, stekelachtig, stekelig, straf, streng, subtiel, tranchant, venijnig, vinnig, vitterig, vlijmend, wrang, wreed, zerp, zuur scherp (muz.) - duramente scherp afgetekend - fel scherp afkeuren - laken, hekelen scherp antwoord - spits scherp benig puntje op een snavel - eitand scherp blazend geluid maken – sissen scherp bijtend van smaak - eggig, wrang, zuur scherp deeltje hout splinter scherp doorhalen - metten scherp en bitter schrijven - dopen scherp en pijnlijk - stekend scherp gebouwd schip - brik scherp gedeelte - snede scherp geformuleerd - gewichtig, kernachtig, overtuigend, pregnant, zinrijk scherp geluid gil, klap, knal, kreet scherp geluid voortbrengen - sissen schrp grievend - bitter scherp hekelen - sarcastisch scherp hevig - acuut scherp hoog blaf je van een hond - kef scherp keurend - kritisch scherp knapperend geluid voortbrengen - knetteren scherp koud - Siberisch, ijskoud, ijzig scherp kijken gluren, loeren, ogen, spieden, turen, scherp maken punten, slijpen, wetten scherp mesje - lancet, vlijm scherp omlijnd - duidelijk, helder scherp, onbewimpeld - cru scherp puntje op een snavel - eitand scherp riekend gas ammoniak scherp schreeuwen - gillen scherp smakend gortig, rans, ranzig, scherp staan - schrap scherp tegen de wind zeilen - oploeven scherp toekruid - sambal scherp toekijken - gluren, loeren, ogen, turen scherp toelopend conisch, geer, piek, spits scherp toezien - vigileren scherp toeziend - nauwlettend scherp uitkomend - markant, schel scherp uitlopend - spits scherp van een beitel - faas scherp van een mes - lemmet, lemmer scherp van een zwaard - blank, kling, lemmet scherp van smaak - bitter, miers scherp van smaak (Mal.) - heet, pedis scherp veroordelend vonnis - doemvonnis scherp voorwerp - beitel, bijl, degen, els, kling, lans, mes, naald, pen, piek, pijl, pen, pin, priem, speer, speld, spies, zaag scherp zuur - eggig, rans, rins, wrang scherp zwaard kling scherp zijn - snijden scherpe berisping uitbrander scherpe bittere taal schrijven - alsem scherpe blik - adelaarsblik, arendsoog, perspicaciteit, valkeoog, scherpe bocht haarpin, haarspeldbocht, kniebocht, knik scherpe boterbloem - veldhanevoet scherpe geluiden doen horen - knetteren scherpe harde slag - knetterslag, vloek scherpe hoek - oxygoon scherpe kant - haar scherpe kant van mes lemmer, lemmet, neg, negge, 6scherp snee, snede scherpe kant van steen of hout - neg, negge scherpe kritiek - diatribe, uitval scherpe kromme nagel klauw scherpe lijn veroorzaken - snijden scherpe nagel - klauw scherpe opmerking - naaldeprik, steek, speldeprik scherpe punt - spits scherpe punt van een plant - distel, doorn, doren, stekel scherpe smaak veroorzakend - bitter scherpe spade - stik scherpe spijs - peper, pimento, sambal scherpe tegenstelling - antithese scherpe toespijs - sambal scherpe tong - addertong, serpentstong scherpe uitval - diatribe, tirade scherpe vermaning - sermoen, uitbrander scherpen - aanzetten, haren, opscherpen, opwekken, punten, slijpen, spitsen, wetten scherpen, de geest - oefenen scherpen, een molensteen - billen scherpen, een potlood - (aan)punten, slijpen scherpen, een zeis - haren scherper afscheiden dan een komma - aandachtstreep scherper omlijnen - preciseren scherper tegen wind op zeilen - aanloeven scherpheid - bitsheid, hardheid, pikanterie, sarcasme, scherpte, strengheid scherphoekig - acutangle, oxygoon scherpkruid - asperugo scherprechter beul, carnifax, hangman, ravenkok scherpriekend gas ammoniak scherpschutter (Eng.) sniper scherpschutter in het Italiaanse leger - bersaglieri scherpslijper - letterknecht scherpsnijdend - striemend (fig.), vlijmend, vlijmscherp scherpte - acrimonie, asperiteit, krasheid, snede scherpziend oog - arendsoog, lynceusoog, lynxoog scherpzinnig begrijpelijk, bevattelijk, doortrapt, geestig, geslepen, gis, helder, ingenieus, intelligent, judicieus, listig, pienter, pointieus, puntig, schrander, slim, spits, spitsvondig, subtiel, talentvol, uitgerekend, vernuftig, verstandig, vindingrijk, volgeestig scherpzinnigheid - perspicaciteit scherts aanstellerij, aardigheid, badinage, boert, buffa, fokkerij, gein, gekheid, grap, grol, guit, humor, iocus, joke, kapoen, kortswijl, leut, luim, oele, raillerie, schalk, schimpnaam, spot(ternij), zwans schertsen - badineren, boerten, dollen, gekken, gekscheren, jokken, kortswijlen, mallen, plaisanteren, railleren, spotten schertsend - moquant schertsend (muz.) lisingando, scherzando schertsend muziekstuk scherzo scherven - afbrokkelen, kerven, schilferen schervengericht - ostracisme, volksgericht scherzando - dartelend, schertsend schets aanleg, afbakening, bestek, concept, delinatie, diagram, grondtekening, lay-out, model, ontwerp, opstel, overzicht, plan, project, projectie, schema, tekening, tracé, verhaal, vorm schetsen - tekenen, ontwerpen, uitbeelden schetser - tekenaar schetsmatig schematisch schetsontwerp - plan schetstekening - cedel, ceel schetterig luidruchtig scheuchzeriacee - zoutgras scheur barst, bres, breuk, fissuur, glip, kloof, naad, opening, reet, rits, ruptuur, scissuur, spleet, keen, kier, krak scheurbuik - avitaminose, beriberi, scorbuut scheurbuikmiddel - ascorbinezuur scheuren barsten, bersten, beschadigen, creveren, kloven, losrukken, omploegen, splijten, (van een)rijten, ritsen, splitsen, scheuring afscheiding, tweedracht, tweespalt, schisma, verdeeldheid scheuring makend schismatiek scheuringmaker - dissident, onruststoker, raskolnik, schismaticus scheurtje - barst scheurtje in nagel haper scheut ent, loot, lot, poot, stek, spier, spruit, stek scheuteling big, schram, varkentje scheutig bereidwillig, goedgeefs, gul, onbekrompen, opgeschoten, royaal, rijzig, vrijgevig scheut of loot - stek scheut vocht - plons schuvel - schaats schevelbeen - schiefel scheuvelen - schaatsen onruststoker, scheve kubus - romboëder scheve richtlijn - obliquiteit scheve zijde - geer schibbetje - splinter schicht bliksemflits, bloeiwijze, flits, pijl, straal, zonnestraal schichtig bang, bevreesd, haastig, kopschuw, schielijk, schrikachtig, schuchter, schuw, vreesachtig, wantrouwend, wantrouwig schie - keg, spie, wig schiefer leisteen schiefer, zwarte - ampeliet schielijk gauw, haastig, naarstig, onverwachts, onverwijld, plotseling, rap, ras, schichtig, snel, vlug, weldra schielijk spreken - rabbelen schiemannen - opknappen schier bebroed (maar onbevrucht), bijkans, bijna, bijster, grauw, grijs, haast, helder, nagenoeg, netjes, proper, temee, temet schieraal - drijfpaling schiereiland peninsula, landtong schiereiland bij Canada - Gaspe schiereiland Iberië - Istrië, Kola, Korea schiereiland in Azië Korea, Sinaï schiereiland in Europa Iberië schiereiland in de Adriatische Zee - Istra, Istrië schiereiland in het Gardameer – Sirmione schiergans rietgans schiervlakte peneplain schierzand - bleekzand, loodzand schietbaan - doelen schietbenodigdheden - munitie schietbevel - vuur schietbus klapbus, proppenschieter schietdoel - roos schieten - knallen, lanceren, paffen, poefen, smijten, vuren schieten, geld - lenen, voorschieten schieten, laten - loslaten, vieren schieter - blaffer, paffer schietgat dat van boven open is - embrasure, musketgat, muuropening schiethoog - tiro schietkatoen - nitrocellulose, nitroschietlood schietlood - loodlijn, meetlood, paslood schiet met pijlen - Amor schietmotten - trochoptera schietpatroon - granaat, kardoes, kartets, kogel schietprojectielen - munitie schietschijf doel, doelwit, roos schietspoel - navet, schieter schietstoel - navet schiettoestel zie: schiettuig schietstoffen - munitie schietstroom - stroomversnelling, waterval schiettoestel - zie: schiettuig schiettuig - achterlaadgeweer, achterlader, afweergeschut, blaasroer, blijde, boog, browning, claymore, draaikanon, eenloop, flobert, geschut, geweer, haakbus, haakmortier, handboog, houwitser, jachtgeweer, kanon, karabijn, kruisboog, lilla, machinegeweer, madsengeweer, mauser, maxim, mitrailleur, mortier, musket, naaldgeweer, pantserschrik, pistool, pijl, repeteergeweer, revolver, roer, snaphaan, stengun, torpedo, scheepskanon, schrootbus, spuit, stropersgeweer, veldgeschut, voorlader, voetboog, Winchester, zelflaadpistool, zinkroer, schietvereniging - schutterij schietvogel - sperwer schietvoorraad ammunitie, munitie schietwapen – bazooka, blaffer, boog, geweer, harpoen, jachtgeweer, houwitser, kanon, karabijn, katapult, mitrailleur, mortier, musket, pistool, revolver, sten, voorlader schietwapen met pijl - boog schietwilg - knotwilg schiften - afzonderen, greineren, haperen, hotten (melk), karrelen, kartelen, kerven, klonteren, lezen, runnen, scheiden, selecteren, sorteren, stremmen, triëren, uitzoeken, zeven schiften van zaden - triëren schiftend - kartellg schifting - stremming schik content, genoegen, leut, lol, lust, opruiming, orde, pret, plezier, sas, schikking, tevredenheid, trek, vreugd(e), zin schikgodin - Atropos, Clotho, Lachesis, norne schikgodinnen Ate, Atropos, Clotho, Lachesis, Moiren, Nornen, Oerd, Parcen, Verdandi schikkelijk billijk, fatsoenlijk, gepast, ordelijk, redelijk, schappelijk, tamelijk, toegevend schikken - aanpassen, accommodatie, accommoderen, aflopen, arrangeren, arrimeren, beredderen, berusten, bijleggen, conveniëren, draperen, inrichten, klasseren, klassificeren, oplossen, opstellen, ordenen, ordening, ordonneren, overeenkomen, passen, plooien, quadreren, rangeren, rangschikken, redderen, regelen, regulariseren, reguleren, sorteren, transmissie, vereffenen, vleien, voegen schikken (in der minne) - beëindigen, beslechten, bijleggen schikken in plooien - draperen schikking accommodatie, akkoord, arangement, berusting, bestand, billijk, compromis, dading, dispositie, maatregel, opstelling, opvolging, orde, ordening, ordonnantie, overeenkomst, plaatsing, rangorde, regeling, structuur, tamelijk, transactie, vergelijk schikking der delen - constructie, konstruktie schikking op een schilderij - ordonnantie schikking van zaken - arrangement schil bast, bolster, cortex, dop, doppel, huid, kaf, korst, omhulsel, omkleedsel, pel, schaal, schilletje, schilver, schors, spat, vel, vlek,vlies schil, geconfeit-van onrijpe cytrus - sukade schild aegis, aigis, beukelaar, blazoen, dekschild, écu, pavese, rondas, uithangbord, wapenbord schilddrager - page, schildknaap, tenant schild in wapen ecusson schild met een knop - beukelaar schild met Medusahoofd Aegis schild van Donar - rondas schildboog - muraalboog schilddaalder - ecu schilddrager - page, schildknaap, tenant schildeend - slobeend schilder verver schilders, tekenaars, graficie 3 Apt, Arp, Art, Bol, Dix, Dou, Ket, Loo, Mor, Roy, Vos, Wit 4 Agar, Alix, Apol, Asam, Aved, Bega, Bril, Cuyp, Dali, Doe, Dufy, Dijck, Eyck, Fuhr, Gaul, Goes, Gogh, Goya, Gran, Gris, Gros, Hals, Heda, Klee, Koch, Leck, Lega, Lens, Leys, Miss, Maes, Marc, Menn, Mi Fu, Miro, Moll, Nash, Neer, Paul, Pilo, Post, Reni, Rode, Roos, Rops, Rosa, Rose, Smet, Toma, Tosi, Uhde, Yuan, Zick 5 Abels, Acket, Amiet, Antum, Appel, Artan, Bakst, Bauer, Behan, Belot, Bosch, Caron, Carrà, Carus, Cione, Cleve, Coene, Corot, Cossa, Craig, Daddi, David, Degas, Dolci, Dossi, Dürer, Eishi, Ensor, Ernst, Ewout, Fetti, Foppa, Frank, FugerDaddi, Goyen, Graff, Greco, Grund, Hagen, Hayes, Heine, Helst, Hofer, Hooch, Huber, Kalff, Ketel, Klimt, Knaus, Kniep, Koami, Korin, Kraus, Kubin, Léger, Leibl, Libri, Lippi, Lotto, Luini, Macke, Maler, Manet, Manzu, Maris, Mauve, Memmi, Mengs, Metsu, Mikon, Minne, Monet, Moore, Mu-hsi, Munch, Nolde, Oeser, Orley, Ovens, Paola, Peter, Pesne, Pforr, Pozzo, Preda, Redon, Rudin, Rosso, Runge, Sanyo, Sarto, Soest, Steen, Stuck, Thoma, Udine, Velde, Vinci, Vouet, Werff, Witte, Yosai 6 Abbate, Aberli, Albani, Alard, Allers, Altink, Amasis, Amman, Amstel, Andlau, Arniko, Aujame, Basser, Batoni, Behmer, Berghe, Bihzad, Bocion, Brandt, Braque, Buncho, Callot, Campen, Canale, Cantré, Chabot, Chagal, Ciardi, Claesz, Clouet, Cochin, Cosino, Denner, DerIN, Dillis, Dongen, Dubois, Diccio, Duerer, Dughet, Flinck, Floris, Friesz, Füsli, Geiami, Gérard, Gillot, Giotto, Greuze, Guardi, Guérin, Heckel, Hesdin, Hetsch, Hodler, Hoitsu, Hollar, Holzer, Hsu, Hummel, Ingres, Jettel, Klenze, Kobell, Koetsu, Koller, Kwazan, Latour, Lebrun, Le Nain, Leyden, Longhi, Lurçat, Luyken, Majano, Makart, Mander, Marées, Marini, Masson, Mataré, Ma Yuan, Mensel, Merian, Masdag, Metsijs, Mieris, Millet, Minden, Moreau, Morris, Müller, Nikias, Ni Tsan, Nittis, Ostade, Pacher, Pen, Piloty, Piombo, Potter, Rafaël, Renoir, Rethel, Ribera, Rivera, Rohden, Rohlfs, Romamo, Romney, Roslin, Rubens, Rublov, Ruysch, Schick, Schuch, Schütz, Scorel, Sebald, Sesshu, Sesson, Seurat, Signac, Singer, Sironi, strack, Suardi, Tanguy, Tessai, Thiele, Toorop, Traini, Troger, Troost, Turner, Vasari, verver,Wagner, Walser, Werner, Weyden, Wiertz, Wilson, Witsen, Wu Chen 7 Aertsen, Alberti, Algardi, d’Angers, Ansingh, Apelles, Aretino, Baldung, Berlach, Barocci, Bellini, Berchem, Bermejo, Beyeren, Blechem, Böcklin, Boldini, Bonnard, Bosboom, Brouwer, Buchser, Capelle, Cellini, Cézanne, Chagall, Chardin, Chaudet, Chirico, Chirzan, Choshu, Cimabue, Corinth, Cortona, Courbet, Cranach, Daumier, Delvaux, Desprez, Eckmann, Erbslöh, Eretria, Exekias, FattoriFerrari, Firenze, Flaxman, Fouquet, Froment, Führich, Gallait, Gallego, Gauguin, Gavarni, Gessner, Gleizes, Gorivar, Gozzoli, Günther, Hackert, Hamburg, Hartung, Hobbema, Hogarth, Hokusai, Holbein, Hsu Ling, Hung-jen, Hynckes, I Fu chiu, Israëls, Janssen, Kanoldt, Klengel, Klitias, Kneller, Knoller, Koninck, Labisse, Lancret, Lan Uing, Larsson, Laurana, Lautree, Lesueur, Levizki, Leyster, Liotard, Li T’ai-po, Lochner, Lorrain, Maillol, Malouel, Manyoki, Marmion, Marquet, Martini, Matejko, Matisse, Memling, Messina, Munier, Mignard, Millias, Morandi, Morelli, Moretto, Morland, Moulins, Murillo, Neuhuys, Nicilas, Olbrich, Orcagna, Ouwater, Pecheco, Pannini, Percier, Pereyns, Permeke, Peruzzi, Pevsner, Picasso, Pisarro, Poussin, Preller, Prudhon, Richter, Rouault, Russolo, Schadow, Scheits, Schmidt, schind, Seekatz, Seghers, ShihChi Shumman, Sickert, Singier, Slevogt, Solario, Soutine, Stevens, Stimmer, Strozzi, Taraval, Teniers, Tiepolo, Titiaan, Töpffer, Trübner, Tuscher, Ucello, Utamaro, Utrillo, Voutier, Vecchio, Vermeer, Verster, Wang Hui, Wang Wei, Wappers, Watteau, Werkman, Wiegers, Willink, Wouters 8 Ambergen, Antropov, Beckmann, Blondeel, Boccioni, Bramante, Breitner, Bronzino, Brueghel, Buchholz, Campigli, CamperauxCarracci, Carriera, Carstens, Casorati, Castagno, Ceballos, Christus, Courtois, Crivelli, Delaunay, Desnoyer, Dietrich, Edlinger, Eeckhout, Fabriano, Favretto, Figueroa, Flandrin, Fléalle, Frédéric, Gebhardt, Geertgen, Giordano, Giovanni, Girardet, Goltzius, Gossaert, Gromaire, Guercino, Hemessen, Hoffmann, Hsia Kuei, Jongkind, Jordaens, Kaulbach, Keishoki, Kerinckx, Kersting, Kirchner, Kiyonaga, Kiyonobu, Koekkoek, Kollwitz, Kruseman, Krumbach, Kunisada, Lairesse, Lepautre, Lossenko, Magnasco, Magritte, Manfredi, Mantegna, Masaccio, Masolino, Matthieu, Michetti, Montagna, Monorobu, Motonobu, Overbeck, Perugino, Pieneman, Piranesi, Pissarro, Poccetti, Poliakof, Pontormo, Purmann, Rai Sanyo, Rehnault, Reinhart, Reynolds, Richters, Rosselli, Rossetti, Rottmann, Rousseau, Rugendas, Ruysdael, Sandrart, Saraceni, Scheffer, Severini, Sluyters, Soulages, Spitzweg, Spranger, Terborch, Veronese, Vivarine, Vlaminck, Vuillard, Wamdmann, Wang Ch’en, Wang Meng, Whistler, Willmann, Wuchters, Wu Tao-tse, Ziesenis, Zurbaran 9 Achenbach, Altdorfer, Beardsley, Bourdelle, Burgkmair, Cammerano, Canaletto, Carpaccio, Cavallino, Charonton, Chavannes, Coninxloo, Constable, Corbusier, Comelius, Correggio, Delacroix, Desmarées, Elsheimer, Epektetes, Fabritius, Feininger, Feuerbach, Fragonard, Francesca, Franquart, Friedrich, Fromentin, Géricault, Giorgione, Gonçalves, Grünewald, Hennequin, Hiroshige, Hohenfort, Jawlensky, Kandinsky, Kao Ch'i-p'ei, Kauffmann, Kokorinov, Kokoschka, Ku K'ai-chih, Kung Hsein, Kuniyoshi, Leistikow, Lhermitte, Lisiewska, Lissitzky, Malevitsj, Manessier, Metzinger, Mondriaan, Multscher, Pechstein, Pisanello, Portinari, Raedecker, Rembrandt, Robertson, Rochussen, Rodchenko, Rodriquez, Saenredam, Saftleven, Santomaso, Schindler, Schlemmer, Schönfeld, Segantine, Tischbein, Uffenbach, Velasques, Velázquez, Veneziano, Verhaghen, Wouwerman 10 Aldegrever, Bartholomé, Bellechose, Boltraffio, Borgognone, Botticelli, Broederlam, Champaigne, Chang Ch'eng, Chassériau, Coebergher, Dietterlin, Euphronios, Euthymides, Fauconnier, Fragiacomo, Giacometti, Heemskerck, Hegenbarth, Hildebrand, Lautensack, Liebermann, Li Lung-mien, Lorenzetti, Modigliani, Parrhasios, Philoxenos, Pollaiuoli, Polygnotos, Schelfhout, Schongauer, Shen Nan- p'in, Signorelli, Sutherland, Tintoretto, Verrocchio, Vorsterman 11 Apollinalre, Braeckeleer, Brusselmans, Castiglione, Chodawiecki, Derkinderen, Gentileschi, Ghirlandajo, Hirschvogel, Konijnenburg, Maddox-Brown, Maulpertsch, Meistermann, P'an Kung-shou, Primaticcio, Roland Holst, Schäufelein, Strzeminski, Unkoku Togan, Vigée-Lebrun, Wang Yuan-ch'I 12 Caroldsfelds, Gainsborough, huisschilder, kladschilder, Michelangelo, Pinturicchio, Rottenhammer, Rijsselberghe, Thom Prikker, Valckenborch, Weissenbruch 13 kunstschilderSinger Sargent 15 Igarashi Shinsai, Modersohn-Becker, Rembrandt van Rijn, Schmidt-Rottluff, Toulouse-Lautrec, Yokoyama- Taikwin 16 Teniers de Jongere 18 Hennequin van Brugge 19 Duccio di Buoninsegna, Geertgen tot Sint Jans schilder van miniaturen - miniaturist schilderachtig - bekoorlijk, fraai, picturaal, pittoresk, prachtig, riant, schoon, suggestief, zwierig schilderachtig mooi - pittoresk schilderdoek - linnen schilderen kalken, kwasten, malen, penselen, verven, wachten schilderen (het) - pictura schilderen met waterverf waarin gom is opgelost - gouache schilderen van letters lettertrekken schilderes - kunstenares schilderfamilie - Brueghel, Maris schildergerei borstel, doek, ezel, linnen, palet, penseel, raam, tempermes, terpentijn, verf schilderhuis wachthuis schildering - beschrijving, schetsing schildering op doorzichtig materiaal - diorama schildering van een periode - tijdsbeeld schilderkamer - atelier schilderkunst - grafiek, peinture, pictura schilderkunstig - picturaal schilderkwastje - penseel schildermaterieel - doek, ezel, kwast, palet, verf schilderplankje palet schildersattribuut borstel, doek, ezel, kwast, lijnolie, lijst, linnen, maatstok, mes, olieverf, palet, paletmes, pastei, penceel, plamuur, raam, tempermes, terpentijn, verf(kwast), waterverf schildersclub - bent schildersgoud - muziekgoud schilderskwast borstel, penseel schilderslinnen - doek schildersmes - tempermes schildersplankje - palet schilderspraat - bastiet schildersterm - borstelen, tempera, temperen, temperij schilderstuk – conterfeitsel, doek, paneel, prent, schilderij, stilleven, tableau, tafereel, vergezicht schilderstuk gemaakt met waterverf verdund met gom - gouache schilderstuk in natte kalk fresco schilderstuk op hout paneel schilderstuk tegen een plafond - zolderstuk schilderstuk van grijs op grijze of bruin op bruine tinten - grisaille schildersverf - loodwit, olieverf, plakkaatverf, waterverf schilderswerkplaats - atelier schildertechniek tempèra schilderwerk boven schoorsteenmantel - boezemstuk schilderwerk met grijze en bruine tinten - grisaille schilderwerkplaats - atelier schilderwijze - fresco schilderij - aquarel, cyclorama, diorama, doek, fresco, genrestuk, gouache, grauwtje, grisaille, historiestuk, jachttoneel, miniatuur, paneel, schildering, schilderstuk, stilleven, tableau, tafereel, tafreel schilderij (oprolbaar) - kakemono schilderij (3-delig) - drieluik, triptiek schilderij dat een groep schutters voorstelt - schutterstuk schilderij in woorden - tafereel schilderij met historische afbeelding - historiestuk schilderij op hout - paneel schilderij op natte kalk - fresco schilderij van een gebeurtenis - tafereel schilderijenkabinet - pinacotheek, pinakoteek schilderijenkunde - pictologie schilderijenmuseum - Prado (Spanje) schilderijen tentoonstellen - exposeren schilderijen tentoonstelling - expositie schilderijenverzameling - kabinet, museum, pinacotheek schilderijenverzameling te Leningrad - Hermitage schilderijenverzameling te Madrid - Prado schilderijenverzameling te München - Pinacotheek schildhoek (wapenkunde) - kanton schildhouder - schilddrager, tenànt schildklier - thyroïde schildklierhormoon - thyroxine schildklierstoornis - cretinisme, myxoedeem, struma schildknaap - page, schilddrager, wapendrager schildkraakbeen - adamsappel schildluis - coccida, cochenille, galinsect, kermes, kommaschildluis, scharlakenluis schildpad chelonia, drieklauw, halswender, karet, landschildpad (tortoise), langnek, moerasschildpad, reuzenschildpadzeeschildpad (turtle) schildpadden - chelonia, testunidata schildpadreiger - nachtraaf schildreiger - kwak schildstof - chitine schildvarken - gordeldier schildvleugelig insekt aastor, glimworm, kalander, kever, meeltor, meikever, tor schildvleugelige insekten - coleoptera schildvlo - eenoog schildwacht planton, post, wachtpost schildwacht te paard vedette schildzaad - alyssum schilfer - huid, pel, roos, schin, schub, stuk, vel schilferen - bladderen schilfering van de huid - desquamatie schilfers op het hoofd roos, schim schilkouter stroopschaar,voorschaar schillen doppen, jassen, ontbolsteren, ontmantelen, ontschorsen, ontvellen, pellen schilletje - citroenjenever, pel, vel(letje),vlies schil van een noot - dop schil van erwten - peul schim - droombeeld, fantoom, geest, ombre, schijnbeeld, spook, schaduw(beeld), visioen schimmel kaam, kaamsel, kaan, kim schimmelachtig - duf schimmel in korenaren moederkoren schimmel op bladeren - meeldauw, molenaarsziekte, oidium schimmel op wijn - kaam schimmeldodende stof - fungicide schimmeldraden - hyfen schimmelig - kamig, muf schimmels Fungi schimmelpaddestoel - mildew schimmelplantje in azijn azijnaaltje, azijnmoer schimmelvergiftiging - mycetisme schimmelvlies kaam schimmlziekte - schurft schimmenrijk dodenrijk, Elysium, erebus, gehenna, Hades, hel, Hinnomsdal, inferno, onderwereld, Orcus, Tartarus schimmenspel - schaduwspel schimmig mistig, vaagoon, spot schimp - h schimpdicht hekeldicht, satire schimpen - afgeven, beledigen, gefluit, gehoon, gejouw, gespot, honen, jouwen, rachen, schelden, schimp, schrollen, smaad, smalen, spotten schimpnaam - scheldnaam, spotnaam schimpscheut - schamp, sneer, toespeling, verwijt schimpschrift - libel schimpschriftmaker - libellist schimpwoord - belediging, eerkrenking, injurie, insult, invectief, scheldwoord, smaad, sneer schinde boombast, schors schink - ham, schenkel schip aak, bark, bodm, boot, botter, brigantijn, galei, galjoen, kaag, kogge, karveel, klipper, kogge, korvet, kotter, logger, m.s., oceaanreus, onderzeeer, pink, prauw, schoener, schuit, snauw, s.s, stomer, tanker, tjalk, trireem, vaartuig, zeilboot, zeiljacht schip aanklampen - enteren schip als huis ark, woonark schip als opslagplaats hulk schip dat olie vervoert tanker, tankschip schip der Argonauten Argo schip der woestijn kameel schip met dezelfde koers bijligger schip van de wilde vaart tramp schip van Noach ark schip vastleggen aanleggen, ankeren, meren schip voor olievervoer tankschip, tanker schip voor visvangst - botter schipbreuk - ondergang schipbreuk lijden - stranden, vergaan schipbrug - ponton schipper - beurtman, beurtschipper, kapitein, nautilus, navigator, vletter schipperaar - plooier schipperen - modderen, klaarspelen, knoeien, laveren, transigeren schippersboom - kloet, vaarboom schippersbroek - mots, motse schippersdweil zwabber schippersknoop - mastworp schipperslied - barcarolle, gondellied schisma afscheiding, scheuring, tweespalt, verdeeldheid schismaticus - scheurmaker schit - koeiendrek schitteren - blinken, bogen, brilleren, fonkelen, glanzen, glimmen, glinsteren, gloren, kostelijk, lichten, luisterrijk, opaliseren, pareren, pinkelen, pralen, pronken, stralen, schijnen, twinkelen, uitblinken, uitmunten, vlammen schitteren der ogen - fonkelen, tintelogen, twinkelen schitteren of glanzen als een opaal - opaliseren, opalizeren schitterend blinkend, bont, briljant, dacerend, denderend, eclatant, fleurig, geniaal, glansrijk, glorieus, grandioos, groots, heerlijk, hel, kleurig, luisterrijk, lumineus, magnifiek, mooi, prachtig, rayonnant, rijk, splendide, stralend, subliem, voortreffelijk, uitstekend, vrolijk, weids, schitterend feest gala(bal) schitterend mooi - oogverblindend schitterend slottoneel apoteose, apotheose schitterende illuminatie - agiorno schitterende ster in het zuiden - Orion schittering blinker, brille, flikkering, fonkeling, geflonker, glans, glinster, glitter, luister, lummatie, praal, pracht, pronk, scintillatie, straling schittering van de zon - zonneglans, zonnestraling schizofreen gespleten, krankzinnig schizomycetes - splijtzwam schlager hit, song, succeslied, succesnummer, tophit schlemiel ongeluksvogel, pechvogel, sloeber, slungel, stakker, schmink - grimeersel, make-up, opmaak schminken blanketten, grimeren, opmaken, schnabbel - bijverdienste, klus schnaps borrel, jenever schob kraan, wagenhuis schobbe - schooier, sloddervos, slons schobbejak - aterling, bengel, deugniet, loeder, lorrejus, schavuit, schelm, schoft, schurk, schooier schobben jeuken, krabben, krauwen, schuren schobberd schobbejak, schoft, schooier, schurk schobbetje dubbeltje schobbig haveloos, schubbig schoeiinghout - damplank,dampost, waterkeringsplank schoeisel avondschoen, babyschoentje, badschoen, baggerlaars, ballerina, balletschoen, balschoen, bergschoen, blok, bloklaars, bontlaars, bottine, broos, cricketschoen, dameslaars, damespantoffel, damesschoen, dameszomerschoen, dansschoen, damessportschoen, gespschoen, golfschoen, gymschoen, herenlaars, herenpantoffel, herenschoen, huispantoffel, instep, jachtlaars, kamermuil, kaplaars, kinderschoen, kistje, klomp, klompsok, kloon, laars, lakschoen, lieslaars, linkerschoen, maatschoeisel, mocassin, molière, motorlaars, muil, muiltje, opank, overschoen, pantoffel, pump, regenlaars, rubberlaars, rugbyschoen, ruiterlaars, rijglaars, rijlaars, sandaal, schoen, slipper, slof, sneeuwschoen, sportschoen, steunschoen, stevel, stiefel, suëdeschoen, trip, turftrapper, veterschoen, wandelschoen, werkschoen, winterlaars, winterschoen, zevenmijlslaars, zomerschoen, schoeisel de goede pasvorm geven - largoleren schoeisel van een kind - kinderschoen schoeisel van hout klepper, klomp schoeisel van Indiaan mocassin schoeisel zonder veters sloffen, slippers, laarzen, klompen, kleppers, pantoffels schoelje - fielt, schoft, schuimer, schurk, sloeber, slokop, smeerlap, stakker, sujet, vlegel schoeljestuk - boevenstreek, schurkenstreek schoen (barg.) - treder, treedster schoen met veters - nestelschoen, rijgschoen (Z.N.) schoen uit Bohemen - opank schoenaantrekker - laarzenknecht, schoenhoorn schoenband - veter schoenborstel - blinkborstel, smeerborstel schoendeel hak, neus, zool schoenen de geschikte pasvorm geven - largoleren schoenenwinkel - schoenenzaak schoener - goelette schoenhersteller - lapper, schoenlapper, schoenmaker schoenlappertje - atalanta schoenlepel schoenhoorn, laarzenknecht schoenmaker - laarzenmaker, lapper, mast, pik, schoenlapper, schoenpik (scheldnaam), vlindersoort schoenmakersgaren - spinaal, vlasgaren schoenmakersgerei - borstel, els, hamer, krommes, krukje, leest, mes, naald, pekdraad, priem, rasp, spinaal schoenmakersriem - spanriem schoenmakersstoeltje - driestal, drievoet schoenoogje malie schoenpoetsmiddel - schoensmeer schoenvetergaatje malie schoen voor adleten - spike schoenvorm leest, model schoep van een scheprad - paddel, peddel schoepenrad - rotor, turbine, waaier schoepenrad bij ventilatoren - waaier schoepvliegtuig - cyclogiro schoer - schouder schoerhaai - zeeëngel schof - lade schoffel - luierman, schrepel schoftelaar damhert, eland schoffelijzer - krauwel schoffie schooiertje, straatjongen schoft - bruut, deugniet, fielt, loeder, ploert, rust, schavuit, schobbejak, schoelje, schurk, vlegel, rusttijd, schooier, schouder (paard, vee), sujet schoftachtig gemeen, vlegelachtig, schurkachtig schofterig schoftachtig, gemeen, schuw schok - bons, botsing, dreun, ruk, shock, stoot, stroomstoot schokbreker buffer, bumper, demper, stootbalk schokken - hobbelen, hossen, stoten schokkend - aanstootgevend, hortend, ontroerend, ontstellend, ontzettend, roerend, shocking, treffend schokker - erwt, gierigaard, haai, vissersboot schoktoestand - shock schol - ondiep, platvis, zode, schraal scholaster - schoolvos scholekster - kliet, zeekieft scholen opleiden, onderrichten scholier - leerling, pupil scholing - opleiding, training, vorming schollevaar - aalscholver, rotgans schommel balans, bijs, dikzak, schop, slingerplank(je), touter, vrouw (dikke), wipper, zweef bankje schommelbedje - wieg schommelen bengelen, bungelen, dobberen, slingeren, sussen, waggelen, wiegen, zwaaien schommelend - onvast schommeling amplitude (hemellichamen), fluctuatie, golving, ondulatie, oscillatie, wiegeling schommeling tussen uitersten amplitudo. schommeling van hemellichamen om hun as - libratie schone jongeling Adonis, Ganymedes schone letteren bellettrie schone verleidster sirene, Lorelei schone vrouw Helena schone zaken moois, fraais schonen zuiveren schonk bons, bot, (dij)been, heup, schouder schonkig benig, mager schoof - bundel, garf, garve, korenschoof schooien bedelen schooier bedelaar, landloper, schoft, schobbejak, schurk schooieren - bedelen schooier - armoedzaaier, bedelaar, bohémien, deugniet, geus, kalis, landloper, proleet, rabout, schobbejak, schoelje, schoffie, schoft, schoremerd, sloeber, vagebond, zigeuner, zwerver school (Lat.) schola school voor Joods godsdienstonderwijs jesjiva schoolafdeling klas schoolbehoefte agenda, bank, boek, bord, gom, gum, griffel, gum, krijt, liniaal, lei, passer, pen, potlood, schrift, spons, stuf schoolgeld - minerval schoolgeleerde - scholasticus schooljaar cursusjaar schooljuffrouw - docente, lerares schoolkamer - lokaal schoolmeester - docent, frik, leraar, onderwijzer schoolmeesteren bedillen schoolopziener inspecteur schoolschrift cahier schoolvak aardrijkskunde, algebra, biologie, boekhouden, economie, fysica, geschiedenis, lezen, meetkunde, muziek, rekenen, schrijven, taal, tekenen, wiskunde, zingen schoolverzuimen platlopen, spijbelen schoolvoorbeeld - prototype schoolvos frik, meester, pedant, scholaster, scholasticus schoon - aantrekkelijk, abel (spel), behaaglijk, behoorlijk, slean, fraai, goedgevormd, gunstig, heerlijk, helder, helemaal, hoopvol, keurig, klaar, knap, lieflijk, mooi, net, netto, nobel, ofschoon, onbevlekt, opgeruimd, prachtig, proper, rein, rooskleurig, sierlijk, smetteloos, vlekkeloos, zindelijk, zuiver schoon aan de haak - zuiver schoon maken - decrotteren, krauwen, poetsen, purificeren, purifiëren, redderen, schuren, schurken, wrijven schoon en helder - zuiver schoon en zuiver - rein schoon schijnende stelling - paradox, wonderspreuk schoon schip maken - laxeren schoon toekomstbeeld - droom schoon uitzicht - bellevue, belvédère schoon zicht - bellevue schoonbroer - behuwdbroeder, behuwdbroer, zwager schoonbijten - reduceren, reoxyderen schoondochter - behuwddochter, kal(le)(barg) schoongemaakt - gezuiverd, ontsmet schoonheid beauté, élégance, elegantie, gratie, helderheid schoonheid (Gr.) - kallos schoonheid benadelen - ontsieren schoonheid bevorderend - kosmetisch schoonheid der kleuren - kleurenpracht schoonheid van bolgewassen - bollenpracht, tulpenpracht schoonheidsdienaar estheet, esteet schoonheidsgevoel smaak schoonheidskijker - caleidoscoop schoonheidskoningin - miss schoonheidsleer - esthetica, esthetiek schoonheidsmiddelen cosmetica, crème, eyeliner, haarlak, kosmetiek, lippenstift, lipstick, lotion, mascara, masker, oogschaduw, poeder, rouge schoonheidspleister - mouche schoonheidsspecialist(e) - visagist(e) schoonheidsvlekje - tache de beauté schoonheidswedstrijd - missverkiezing schoonheidszin aesthetiek, schoonheidsgevoel, smaak schoonklapper - flikflooier, mooiprater schoonklinkend - harmonieus, melodieus, welluidend schoonmaak - reiniging, uithaal, zuivering schoonmaakdag (Fries) - himmeldei schoonmaakgerei ammonia, badzeep, bezem, boender, bordendoek, borstel, blik, boender, centrifuge, doek, dweil, emmer, glazendoek, handdoek, lap, luiwagen, mattenklopper, nagelborstel, pannespons, parketboender, plumeau, poetslap, ragebol, rolveger, ruitewisser, schoenborstel, schoensmeer, soda, spons, stofdoek, stofzuiger, tandenborstel, tandpasta, teil, theedoek, toiletborstel, toiletzeep, vaatdoek, veegdoek,veger, vim, wasmachine, werkborstel, werkdoek, wisser, zeem, zeemlap, zeemleer, zeep, zwabber schoonmaakgerei voor machines - poetskatoen schoonmaakmiddel soda, vim, was, zeep schoonmaakster - huisvrouw, schrogster, werkster schoonmaaktijd - beëlzebubtijd schoonmaken - boenen, borstelen, dweilen, kuisen, poetsen, ragen, reinigen, ruimen, schrobben, schuieren, stoffen, vegen, wassen, wissen, zuiveren, zwabberen schoonmaker - kuiser, poetser, reiniger schoonmoeder - behuwdmoeder, schoonmama schoonmoeder van Ruth - Naomi schoonprater flikflooier, hielenlikker, mooiprater, vleier schoonrijden op de schaats - kunstschaatsen schoonschrift kalligrafie , pennekunst schoonschrijfkunst - kalligrafie schoonschrijver calligraaf, kalligraaf schoonschijnend - misleidend, plausibel, specieus schoontjes fijntjes, liefelijk, netjes, vleiend schoon toekomstbeeld - droom schoonvader - behuwdvader, schoonpapa schoonvader van Jacob - Laban schoonvader van Kalafas - Annas schoonvader van Penelope - Laërtes schoonvader van Wagner - Liszt schoonwrijen - boenen schoonzicht - belvédère schoonzoon - behuwdzoon, gozer (barg.), kerel, vent (volkstaal) schoonzoon van keizer Augustus - Agrippa schoonzuster - behuwdzuster, snaar schoor berkoen, draagbalk, korbeel, pal, schraag, schraag, schrap, stempel, steun(balk), stut, stutbalk, vast schoorbalk karbeel, kniestuk, korbeel, steun, steunbalk, stut schoorgewelf - luchtboog schoorpaal - stut schoorpijler schraagbeer, contrefort schoorsteen - kaaf, rookkanaal schoorsteenhaak - hogel schoorsteenkanaal - rookgat schoorsteenkap - draaikap, gek schoorsteenmantel - schouw schoorsteenval - rabat schoorsteenveger - roetmop, savoyaard, schouwveger, sneep, zwatjan schoorsteenijzer - hangijzer schoorsteenzwaluw - boerenzwaluw schoorsteenzwart roet schoorstuk buitensteunder, noodstuk, karbeel, steunknie schoorvoetend aarzelend, langzaam, ongaarne, tegenstribbelend, weifelend schoorwal - draagzuil, landtong, nehrung(D.), pijler, spit (Eng.), steunpilaar, strandwal schoorzuil steunpilaar, draagzuil, lastdrager, pijler schoot baarmoeder, ent, gremium, ketting, loot, lot, moederlijf, scheut, slottong, spruit, steek, touw, uitspruitsel, voorschoot schoot van een slot - schotel schootdoek - germiale (bisschop) schootgaan - vluchten, weglopen schoothondje - babiche schoothoorn - schootsleuver schootlijn richtlijn, schot, vuurlijn schootsafstand - actieradius, reikwijdte schootsvel van vrijmetselaars - tablier, voorschoot schootsveld - actieradius, bereik, reikwijdte schop bats, ballaster, flap, flapkan, graaf, hak, kwast, lap, lep, loods, spa, spade, schep, schoep, schommel, schuur, stamp, trap, trede, tree, veldfles schop door paard getrokken - molbord schop met de voet - trap schoppen stampen, trappen schoppenaas in omber of quadrille spel spadille schoppenvrouw (Fr.) - piquédame schor - aanslibbing, gors, hees, kardoes, kwelder, nes, plaat, rauw schorem - armoede, geboefte, gepeupel, geteisem, janhagel, plebs, rapalje, schorriemorrie, tuig, uitschot, uitvaagsel schoren - ondersteunen, schragen, stempelen, steunen, stutten schorfte - warkruid schorpioen - gesel (met stekels), scorpio, zodiakteken (het achtste) schorpioenen - scorpionidea schorpioenkruid - muizenoor, rupsenkruid schorpioenvis - donderpad, knorhaantje, poon, snotolf, slakdolf, stekelbaars schorre - gors, vloerzerk schorrekruid - suaeda schorriemorrie - falderappes, gajes, gepeupel, geteisem, rapalje, rommel, schorem, tuig, uitschot, uitvaagsel, volk, schors bast, boombarst, buitenbekleding, buitenlaag, cortex, eek, eikenschors, run, schil schors afhalen - eken schorsen - opheffen, opschorten, suspenderen, uitstellen, verdagen, verschuiven schorseneer - aardwortel, slangenkruid schorsing - interdict, onderbreking, opschorting, pauze, posponering, stagnatie, stopping, stremming, suspensie, uitstel, verdaging schorsing in een ambt suspensie schorskever dennenscheerder schorskevers - scolytidae schort – boezelaar, eva, lendendoek, voorschoot, schorteldoek schorteldoek voorschoot, schort schorten haperen, hinderen, liegen, mankeren, ontbreken, verschuiven schortje - tablier Schot Sandy schot - beschoeisel, luik, paneel, schotzalm, schutsel, schutting, vaart, vooruitgang, zeeforel schotel - ankersleutel, bakje, bord, eten, gang, gerecht, grendel, menu, ovenpaal, plat, plateel, platine, schaal, schieter, schietplank, schoot, spijs, teiloor schotel om van te eten - bord schotelrek - etagere, richel schotel van het avondmaal graal schotel voor gebruik tijdens de mis - pateen schoteltje in R. K. eredienst pateen schotelrek etagère, hang, richel schothout - bitterzoet schotjesgeest - sectarisme schotkruid - muurpeper Schots bankier uit de 18e eeuw - Law Schots grondbezitter - laird Schots kledingstuk - kilt Schots muziekinstrument - doedelzak schots - kluchtig, mal, raar, scheef, schol, ijsschol, ijsschots, verkeerd schots en scheef kriskras schotschrift - hekelschrift, libel, klaagschrift, lasterschrift, pamflet, paskwil, smaadschrift, spotternij, smeekschrift Schotse dans ecossaie, reel Schotse drank whisky Schotse herdershond collie Schotse rivier Dee, Forth, Spey,Tay, Thurso Schotse rok - kilt Schotse ruitstof - tartan Schotse stam clan Schotse stof tartan Schotse volksdichter Bums schotschrift pamflet, paskwil schotvarken - schotteling schotvrij - kogelvast, safe, veilig schotzalm - zeeforel schouder - boeg (paard), schoer, schoft schouderband - bandelier, stola, stool schouderbedekking - passant schouderbedekking aan uniformen - epaulet, passant schouderbelegsel epaulet schouderblad scapula, scapulier schouderdoek - slendang, stola schouderdoek van priester gedragen tijdens de mis - amict, humeraal schouderholte oksel schouderjicht - omagra, schouderreuma schouderkleed - caban, scapula, scapulier schouderklopje - lofuiting schouderkraag van een aartsbisschop - pallium schouderkwasten op uniformen - fouragère schoudermantel cape, kappa schoudermantel van bisschoppen en domheren mozetta schouderpijn - myalgie, omalgie schouderreuma - omagra, schouderjicht, voorbou schouderspier - deltaspier schouderstuk - epaulet, pat schouderversiering epaulet schoudervracht (Ind.) pikol, pikoei schout - baljuw, drost, dijkgraaf (waterschappen), meier schoutsknecht - rakker schouw - beschouwing, bezichtiging, controle, expertise, haard, inspectie, keuring, opneming, pont, ronkies, revue, schoorsteen, schunnig, schuit, sjofel, stookplaats, woest schouwburg amfitheater, komedie, theater, variété, schouwburg in Milaan Scala schouburgjuffrouw - ouvreuse schouwburgplaats balkon, gaanderij, loge, parket, parterre, stalles, schellinkje schouwen - aanzien,beoordelen, bezien, inspecteren, keuren schouwend - contemplatief schouwer - profeet, ziener schouwing inspectie, keuring schouwkamer - toonzaal schoueman - veerman schouwspel blijspel, komedie, kijkspel, revue, scène, spektakel, taf(e) reel, toneel, toneelstuk, tragedie, treurspel, thriller, vertoning, vertoon schouwspel in theater - revue schoven graan op het veld - garf, lee schraag amper, draagezel, draaggestel, drievoet, kruishout, nauwelijks, onderstel, schoor, schoorsteun schuins, stelling, steun, stut schraagjes krapjes schraagpijler muurstut, steunbeer schraal - arm, armzalig, dor, droog, dun, gust, guur, iel, kaal, karig, koud, krap, mager, matig, miezerig, mondjesmaat, onvruchtbaar, pover, rank, ruw, schriel, schamel, slank, sober, spits, ijl schraal afgemeten - mondjesmaat schraal bij gebrek aan sappen - dor schraal looderts - loodaarde schraal mens - bonestaak, lat, sprinkhaan schraalhans - gierigaard schraalheid geringheid, magerheid, armelijkheid, dorheid, onvruchtbaarheid, ruwheid schraalland - onland schraaltjes armoedig, dun, ijl, karig, magertjes, schamel schraapmanier - zwartekunst schraapsel - schrabsel schraapwagen - scraper schraapijzer - krabber, schrabber schraapzuchtig gierig, inhalig, vrekkig schraapzuchtig mens - schrafelaar, schraper, vrek schraapzuchtig wijf - prij schraapzuchtigheid - hebzucht schrab - schrap, streep schrabben - schrapen schrabben van vis - schubben schrabsel - schraapsel schrafelaar - gierigaard, schraper, vrek schrafferen - arceren schragen dragen, leunen, ondersteunen, sterken, steunen, stutten, troosten schraging bijstand, hulp, ondersteuning schrale haver - evena, evene schrale kost - gust schralen - krimpen schraler zeilen - opseizen schram - keep, krab, kras, krauw, loopvarken (jong varken), schaafwond, schrap, varken, wond schram op de huid - krab schrander bevattelijk, bijdehand, gevat, gewiekst, gis, glad, handig, helder, intelligent, kien, kloek, knap, listig, pienter, rap, scherp, slim, sluw, snedig, snood, snugger, pienter, scherpzinnig, spitsvondig, verstandig schrander persoon – slimmerd schrandere grijsaard - Nestor schranderheid - doorzicht, gevatheid, intelligentie, list, sagaclteit, scherpzinnigheid schrank - schoof, schraag schranken - kruisen, ontwijken, perken schransen buffelen, bunkeren, schrokken, slokken, smiezen, vreten schrap - doorhaling, kavel, krab, kras, onwankelbaar, pal, reef, rits, schreef, scherp, schoor, schram, stevig, streep, strijdvaardig, vast schrap zeilen - scherp (bij de wind) schraper - erwtenteller, gierigaard, hapschaar, krabber, krabijzer, 9krenterig, kruimelig, melker, potter, schraapijzer, schrabber, vrek schraperig geldzuchtig, gierig, grijperig, hebberig, inhalig, karig, overzuinig, schraal, schraapzuchtig, schriel, vrekkig schrapnel - granaatkartets schrapijzer - krabber schrap of kras - streep schrappen - cancelleren, concelen, doorhalen, rayeren, royeren, weglaten schrappen als lid - royeren schrapper doorhaler, krabber, schraapijzer, schrabber schrapping - expurgatie, royement schrapsel - tikkeltje, vleugje schrede pas, stap, tred(e) schrede (Lat.) - passus schredenteller afstandsmeter, cyclo, (h)ado, hodometer, pedo, pedometer, speedo, stappenteller, telemeter schreef beginstreep, doorhaling, doelstreep, grenslijn, kras, lijn, schrap, streep, taxo schreeuw cri, exclamatie, gil, kreet, krijs, roep, uitroep schreeuwekster - meerkol schreeuwen - aangaan, beren, briesen, brullen, bulderen, galmen, gieren, gillen, huilen, heisteren, krijsen, krijten, lollen, razen, roepen, schreien, tekeergaan, tieren schreeuwen van een ezel - balken, giegagen schreeuwen van eenden - snateren schreeuwen van ezels - balken schreeuwend - baljarend, criant, gillend, knal, razend, roepend, tierend, vloekend schreeuwend geluid kreet schreeuwer - kwaker, pochhans, raasbol, roeper, snoever, stentor schreeuwerig - druk, kijfachtig schreeuwerige vrouw - kijfster, viswijf schreeuwlelijk brulaap schreeuwvogel beo, iolibrie, neusvogel, salangaan schreien hullen, janken, krijten, pruilen, roepen, schreeuwen, snikken, snotteren, wenen schreien om - betreuren, bewenen schreier - huilebalk schrepel - luierman, schoffel, schraal, schriel, wiedhaak, wiedijzer schrepelen - loswieden, wieden schreur - kleermaker schreuven - sintels schriek - krekel, kwartelkoning, spriet, waterral schriel dun, gierig, iel, karig, krenterig, mager, minnetjes, nauw, onvruchtbaar, parcimonieus, pinnig, schamel, schraal, smal, zuinig schriel en mager - smal, parcimonie schrielheid – gierigheid schrift - bijbel, cahier, schrijfboek, schrijfmanier, scriptura, scriptuur schrift met begriptekens - ideografie schrift van de oude Egyptenaren - hiëroglyphen schrift van de oude Soemeriërs - spijkerschrift schrift waarbij tekens begrippen weergeven - ideografie schriftelijk - geschreven schriftelijk bericht - brief, briefkaart schriftelijk bescheid - rescript, responsum schriftelijk bevel decreet(overheid), ferman, firman, irade (Arab.), oekase(Russ.) schriftelijk bewijsstuk akte, bescheid, bon, cedel, ceel, diploma, document, dokument, getuigschrift, oorkonde schriftelijk bewijs van betaling - kwitantie schriftelijk bewijs van lidmaatschap en goed gedrag - attestatie schriftelijk bewijs van ontvangst - recu schriftelijk contact - briefwisseling, correspondentie schriftelijk contract - correspondentie schriftelijk onderricht - cursus schriftelijk stuk - akte, brief
schriftelijk vergelijk - reces, verslag schriftelijk verhalen - beschrijven schriftelijk verlof - pas, permissiebriefje, vergunning, vrijbrief schriftelijk verslag nota, notulen, rapport, reces schriftelijk verzoek petitie, request, rekest, smeekschrift, verzoekschrift schriftelijke aanmaning tot betalen - maanbrief, monitorie schriftelijke aanwijzing nota schriftelijke belofte tot betaling - promesse schriftelijke betalingsopdracht - rescriptie, signatie schriftelijke getuigenis oorkonde schriftelijke kennisgeving - cedel, ceel, circulaire, mededeling schriftelijke lastgeving cedel, ceel schriftelijke mededeling nota schriftelijke opdracht - assignatie schriftelijke overeenkomst contract schriftelijke studie - cursus schriftelijke tegenbelofte - renversaal schriftelijke uiteenzetting - annotatie schriftelijke verbintenis revers schriftelijke verdediging - apologie schriftelijke verhandeling acta schriftelijke verklarig - attest schriftelijke wetgeving - nomografie, wetsschrijving schrifterts sylvaniet schriftgeleerde farizeeër, oelema, wetgeleerde schriftkenner schriftgeleerde schriftkunde grafologie, paleografie schriftkundige grafoloog, paleograaf schriftlezing bijbellezing schriftstuk - akte, copy schriftteken grafeem, karakter, letter, lettersoort, rune schriftteken (Chinees) karakter schriftteken (Germaans) rune schriftuur akte, geschrift schriftuitlegger - exegeet schriftverklaring exegese schriftvervalser - falsaris, plastograaf, pseudograaf schrik alteratie, angst, horror, ontsteltenis, ontzetting, paniek, rats, vrees schrik aanjagen - alarmeren, intimideren, verontrusten, verschrikken schrikaanjagend intimidatie schrikaanjagende godheid Pan schrikaanjaging intimidatie, ontmoediging schrikachtig - bang(elijk), kopschuw, schichtig, schrikkerig schrikbarend afschuwelijk, erg, geducht, schrikwekkend, vreselijk, verschrikkelijk, vervaarlijk, vreeswekkend, ijselijk, schrikbeeld - boeman, cauchemar, nachtmerrie, schim, spook schrikbewind terreur schrikdier gedrocht, monster schrikdraad - rasterdraad schrikgestalte - popans schrikgodin - erinys, gorgone schrikhagedis dinosaurus schrikkelijk bedenkelijk, geducht, ijselijk, verschrikkelijk schrikken - ontstellen schrikkerig schrikachtig schrikschans - redoute schrikstelling noodvloer, valsteiger schrikwekkend - akelig, geducht, gemeen, ijselijk, luguber, onguur, onheilspellend, ontstellend, schrikbarend, sinister, verschrikkelijk, vreeswekkend, vreselijk schrikwekkend schild Aegis schril - angstig, gejaagd, gering, weinig schril geluid geven snerpen schro - blad, reep schrobben boenen, krabbelen, reinigen, schoonboenen, schoonmaken, wrijven, zwabberen schrobber - heibezem, luiwagen schrobbering berisping, uitbrander schrobnet foezel, kor, korre, wade schrobnet voor de garnalenvangst - saai, saaiem, saaien chrobwant schrobnetten schrobzaag stootzaag schroef bloeiwijze, bankschroef, bout, dolfijnsprong, duiksprong, luchtschroef, moer, propeller, scheepsschroef, vleugelschroef, vijs schroef (biochemie) - helix schroefbacterie - spiril schroefboor fret schroefbout - fret, plug schroefdop - nippel schroeflijn spiraal schroeforchis - spiranthes schroefpomp tonmolen schroefrad wormwiel schroefsgewijs - helicitisch, spiraalvormig schroefsleutel - bahco schroefvormig rad met schoepen - turbine schroeien afbranden, blakeren, snoeien, zengen schroeven – draaien, vastmaken schrok gulzigaard, slokop, vreetzak, vreter schrokachtig vraatzuchtig, vrekkig schroken schroeien, zengen schrokerig armzalig, geschroeid, min, nietig, verschrompeld schrokker - vreter schrokkerd gulzigaard, slokop schrokkerig – begerig, gretig, gulzig, hongeriginhalig, schrokkerij gulzigheid schrokkig – gulzig, inhalig, onbeschoft, schots, vraatzuchtig, vrekkig schrollen schimpen, smalen schromeloos onbeschroomd schromeloosheid onbeschroomdheid schromelijk - angstwekkend, bedenkelijk, erg, geducht, ijselijk, verschrikkelijk, vreselijk, ijselijk, zeer schromen aarzelen, dralen, duchten, ontzien, vrezen schrompelen - krimpen, rimpelen schrompelig - gerimpeld, rimpelig schronselen - wroeten schrooi - honger, trek schrooien - ploeteren schroom - aarzeling, angst(valligheid), bedeesdheid, gêne, ontzag, schaamte, schrik, verlegenheid, vrees schroomachtig angstvallig, bedeesd schroomvallig - angstig, angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bleu, schromig, schuchter, sip, timide, verlegen schroomvalligheid - timiditeit schroonwrijven - boenen schroot - afval, ijzerafval, metaalafval, oudroest, rafter schroot als kanonlading - mitraille schrootboom schrootladder schrootplank - rachel, rafter, tengel schrot - basaltsteenslag, kriel, schroot schrijden - lopen schrijdend (muz.) - andante
schrijf- en tekenkunst - grafiek schrijf- of krulletter - trekletter schrijf op - signa schrijfbakje - pennebakje schrijfbenodigdheid - papier schrijfblok - cahier schrijfboek - blocnote, cahier, schrift schrijfboekje - agenda, notitieboekje, souvenir schrijfbordje - lei schrijffout - haplografie, lapsus, vergissing schrijfgeld - leges schrijfgerei - balpen, ballpoint, balpunt, bon, griffel, inkt, inktkoker, inktpot, inktpotlood, kroontjespen, krijt, papier, pen, potlood, schrijfbehoefte, vulpen, veder, viltstift, vulpen schrijfjeuk - scribomanie schrijfkabinet - bureau, kantoor, scriban, secretaire schrijfkamer - kabinet, kantoor, secretarie schrijfkast - secretaire schrijfkosten - leges schrijfkramp - chiropasmus, grafospasmus schrijfkunstenaar - kalligraaf schrijflessenaar met opschuifbare halfronde klep - cilinderbureau schrijfletter - cursief schrijflijn - regel schrijfloon - leges, zegel schrijfmachine - portable, tikmachine, typemachine, typewriter schrijfmachine afdrukpapier - carbonpapier, copieerpapier, doorschrijfpapier, doorslagpapier, stencilpapier schrijfmachinelint - kopieerlint schrijfmanier - schrijftrant, stijl schrijfmateriaal - bord, lei, perkament schrijfmeubel - bureau, lessenaar, schrijfbureau, schrijftafel, secretaire schrijfmodel - exempel schrijfonvermogen - agrafie schrijfportefeuille - schrijfmap schrijfpriem - stilet schrijfschrift - cahier schrijfster - Selinko, Minco schrijfster van novellen - novellenschrijfster schrijfstift - grif, griffel, krijt, pen, potlood, stilet, stilus schrijftablet - lei schrijftafel - bureau, lessenaar, secretaire schrijftrant - stijl schrijfvertrek - scriptorium schrijfvlak - lessenaar schrijfvloeistof - inkt schrijfwoede - scribomanie schrijfwijze - notatie, schrijftrant, schrijfwoede, scribomanie, stijl, schrijfwijze van lyrische gedichten - odemanie schrijfwijze van woorden - spelling schrijfwijze (gekunsteld) - marinisme schrijfzucht - literomanie, scribomanie schrijlings - wijdbeens schrijn - fiedel, fiertel, kast, kist (bewerkt), reliekkastje, relikwieënkastje schrijnen - branden, snerpen schrijnend - allerdroevigst, deerlijk, grievend, hartverscheurend, navenant, navrant, pijnlijk, smartelijk schrijnwerker - kabinetmaker, meubelmaker schrijnwerker in ebbenhout - ebbenist, meubelmaker schrijnwerkersbies - schaafstro schrijvelaar - scribent schrijven - noteren, pennen, volgen schrijven in geheimschrift - coderen schrijven met schrijfmachine - tikken, typen schrijven met veel fouten - cacografie schrijvtn of boeken in het wettelijk register - registreren schrijven op een advertentie - reflecteren, solliciteren schrijven van een lexicon - lexicografie schrijver - auteur, commies, klerk, literator, opsteller, penner, pennist, romancier, scribent, secretaris, zie verder: romanschrijver en Nederlands schrijver schrijver van Alice in Wonderland - Carroll schrijver van alleen op de wereld - Hector Malot schrijver van Camera Obscura - Beets, HiIdebrand schrijver van cowboyboeken - Nowee schrijver van detectives - Beuving, Chartris, Christie, Conan, Doyle, Durbridge, Flemming, Gardner, Havank, Hofdorp, Ivans, Mons, Poe, Simenon, Visser schrijver van de drie Musketiers - Dumas schrijver van doktersroman - Cronin schrijver van een Christmas Carol - Dickens schrijver van een woordenboek - lexicograaf schrijver van Faust - Goethe schrijver van griezelverhalen - Poe schrijver van Gullivers reizen - Swift schrijver van Hamlet - Shakespeare schrijver van Indianenboeken - Cooper, May, Nowee schrijver van Jongensboeken - Kieviet schrijver van Mathildecyclus - Perk schrijver van Max Havelaar - Multatuli schrijver van Paradise Lost - Miloton schrijver van Robinson Crusoë - Defoe schrijver van sprookjes - Andersen, Bomans, Grimm, Hauff schrijver van verzoekschrift - adressant schrijvertje - draaikever, watertor schrijverij - geschrijf, gekrabbel schub - écaille squama schubachtig - squameus schubben van bolgewassen - rokken schubbig - geschilferd, geschubd, squameus schubdier - aai, ai, gordeldier, luiaard, manis, megatherium, miereneter, pangolin (Fr.) schubdieren - pholidota schubhuid - ichthyosis schubje - schilfer schubkruid - schijnspurrie schubsalamander - stegocefaal schubuitslag - pityriasis, psoriasis schubvleugelig insect nimf, parelvlinder, rups, vlinder schubwortel - lathraea, tandkruid schubziekte - psoriasis schuchter - angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bevangen, bleu, blo, blode, schroomvallig, schuw, sip, timide, verlegen schuchterheid - timiditeit schudapparaat - deintoestel, jigger schudbeker - shaker schudden - beven, daveren, deinen, hutselen, knikken, schommelen, shaken, sidderen, trillen schudden met dof geluid - dreunen schudden van kaarten - wassen schudding - beving, concussie, dreun, stuik, succussie schudkorf - wan schudtoestel voor de graanbak in molens - molenklepper schuier - boender, borstel, kleerborstel, luiwagen, stoffer, veger schuier (Fr.) - brosse schuier (stijf met lange steel) om de vloer te schrobben - luiwagen schuieren - borstelen, vegen schuierhout borstelblok schuierwagen - kruiwagen schuif - afsluiting, grendel, hevel, hoeveelheid (grote), knip, schuifbout, schuifdeksel schuif in een sluisdeur rinket schuifbak la, Iade schuifbout grendel, knip, schuif schuifelachtig sluipend, gluipend, stiekem schuifelbeen - schefelbeen (veearts.) schuifhout kloosterhout, zandstrook schuifijzer of slot – grendel schuifkar bakfiets, handkar, kruiwagen schuifknoop - slipsteek, strik schuifladder in gebruik bij brandweer - magirusladder schuifraam - loket schuifspeld - haarspeld schuiftrap - schuifladder schuiftrompet bazuin, trombone schuifuil - nachtuil, ransuil schuifvenster - schuifraam schuifvizier - laddervizier schuifvlak - tade schuifwand - vouwwand schuifweersluis - rikket schuifijzer - grendel schuil spruw; verborgen, verscholen, weg schuilevinkje - verstoppertje schuilgaan verbergen schuilhoek - gat, reduit, vluchtschans schuilhouden - verbergen, verstoppen schuilkelder bunker schuilkleur - schutkleur schuilnaam pseudoniem schuilnaam - incognito, pennenaam, pseudoniem schuilnaam van Beats - Hildebrand schuilnaam van een Nederlandse dichter - Avank schuilnaam van... zie: pseudoniem van... schuilplaats abri, afdak, asiel, asyl, berghut, bunker, heuvel, hok, honk, hut, kelder, kooi, onderkomen, schuilhoek, schuilhut, schuilkelder, schuilkerk, shelter, stek, terp, toevlucht, toevluchtsoord, wierde schuilplaats tegen luchtaanvallen - schuilkelder schuilplaats tegen weer en wind - abri schuilplaats van roofdieren - roofnest schuiltent - abri, shelter schuim broes, bruis, gajes, gepeupel, gespuis, geteisem, gist, grauw, heffe, plebs, rapalje, schorem, schorriemorrie, tuig, uitschot, uitvaagsel schuim op bier - gijl, kaam, kaan schuimachtige spijs - creme schuimbeestje - koekoeksspog, paddespog schuimbekken - razen, tieren, zieden schuimcellen - histiocyten schuimeendje - zomertaling schuim op bier gijl, kaam, kraag schuimen bruisen, gisten, gijlen, klaplopen, koken, kolken, mousseren, opborrelen, opbruisen, petilleren, roeren, roven, wellen, woelen, zieden schuimend - bruisend, mousserend, petillant schuimer - klaploper, landloperschoelje, zeerover schuimgebakje - baiser schuiming van ertsen - dotatie, flotage schuimkanon - brandblusser schuimklompje - koekoeksspog schuimkraag op bier manchet schuimkruid - veldkers, waterkers schuimloper - klaploper, tafelschuimer schuimpje - nonnefortje schuimscheiding - dotatie schuimsel - uitschot schuimsteen - stalactiet schuimtaart - polonaise schuimvormer - saponine, zeep schuin - aflopend, cursief, dubbelzinnig, dwars, gemeen, glooiend, hellend, obliquus, obsceen, onkies, onnet, onwelvoeglijk, onzedelijk, oplopend, pikant, scabreus, scheef, schraag, verkeerd, schuin aflopen - geren, hellen schuin aflopend - hellend schuinbewerkte kant - bilgoen schuin gedrukt - cursief schuin geslepen rand biseau schuin kijken - loensen schuin latwerk als voederrek ruif schuin naar voren stekend - prognaat schuin schrift - cursief schuin toelopend geer, gerend, taps schuine baan geer schuine balk spant schuine kant van beitel keg, neg(ge) schuine letter - cursief, italiek schuine pen - spie schuine reep - geer schuine reep stof - geer schuine schrijftafel - lessenaar schuine stand - helling schuine stootnaad - verstek schuine stootrand bij balken of lijsten - stootnaad, verstek schuine strook - geer schuine zijde van een rechthoekige driehoek hypotenusa schuingedrukt - cursief schuins - schraag schuins afwijken - afgeren schuins kijken - lonken schuinschrift - cursief schuinsmarcheerder - boemelaar, boemelpetrus, losbol, stapper schuin staan - hellen schuinstaand boekenplankje lezenaar schuinstaande deur die men kan oplichten - valdeur schuinte - helling, valling schuinte van aardwerken - beloop, glooiing, helling, talud schuin toelopend - taps schuit ark, boot, praam, schip, schoen schuitbek - lepelbek, nachtreiger, reiger schuitig - wild, woelig schuitjevaren spelevaren schuiven - betalen, dokken, glijden, roken, slippen, verplaatsen, voortduwen, voortslepen schuiven van grond afkalven, creep, slump, solifluctie schuivende ijsheuvel toros schuivende ijsmassa - gletsjer schuiver - glijbeweging, junk, kaaier, landloper, misstap, 3opiumschuiver, schooier, schot (voetballen), slipper, smak, val schuld achterstand, beer, culpa, dalles, debet, debitum, fout, hypotheekschuld, krediet, kredit, lening, misdaad, oorzaak, overtreding, passief, tekortkoming, verkeerdheid, verplichting, zonde schuld aan de bank - debet schuld afbetalen - salderen schuld aflossen - betalen schuld die de staat heeft - staatsschuld schuld vereffenen - betalen schuldaflossing - moratorium schuldbekentenis accept, amende, biecht, consol, kredietbrief, obligatie, promesse, schuldbewijs schuldbelijden - biechten schuldbelijdenis biecht, confessie, confiteor schuldbesef - berouw, inkeer, spijt, wroeging schuldbevrijding - decharge schuldbewijs - pandbrief schuldbrief - bond, integraal, obligatie, obligo (tt.), pandbrief, promesse schulddelging - afdoening, amortisatie, betaling, kwijting schulddelging door aflossing - amortisatie schulddelgingsfonds - sinkingfund schuldeiser crediteur, haai, maner, ontvanger schuldeloos - onschuldig schulden - passiva schulden aflossen - amortiseren schulden maken - beren schulden vereffenen - betalen schuldenaar beslagene, debiteur, zondaar schulden maken - beren schuldenregister - kerfstok schuldgevoel - berouw schuldig - aansprakelijk, coupabel, credit, debet, medeplichtig, misdadig, nalatig, redevabel, verplicht, verschuldigd schuldig aan meineed - meinedig schuldig aan valse gelofte - meinedig schuldige - bedrijver, dader, delinquent, nalatige, overtreder, strafbaar, verdachte, zondaar, zondig schuld maken - beloven, lenen schuldigheid - culpabiliteit schuldmisdrijf - culpoosmisdrijf schuldoverdracht delegatie schuldslaaf pandeling schuld vereffenen betalen schuldvereffening - afrekening schuldvergelijking afbetaling, compensatie, schadeloosstelling, vereffening, vergoeding, verrekening schuldvergeving (R.K.) - absolutie schuldvergiffenis genade schuldvernieuwing novatie schuldvernieuwing aangaan - noveren schuldvordering - creance, inschuld, pretentie schulp - feston, grotwerk, rocaille, schelp, versiering schulpboor - schulper, vervolgboor schulplijn - conchoïde schulptrek - conchoïde schulpvormige geborduurde rand - feston schulpvormige rand aan weefsels - feston schulpvormige uitsparing in muur - nis schun schavuit, schooier schund pornografie, prikkellectuur schunnerd schooier, zwerver schunnig armelijk, armoedig, armzalig, gemeen, haveloos, laag, laf, min, obsceen, onfatsoenlijk, onkuis, onwelvoeglijk, schamelijk, schorem, schuin, shack, smerig, vies, vuil, vunzig schunnige kerel - schoremerd schuren - gladmaken, glijden, krauwen, polijsten, pumiceren, schrobben, schurken, wrijven schurend geluid doen horen - knarsen, tandenknarsen schurend strijken - raspen schurft krets, psoriasis, rap, scabiës schurftachtig - gemeen, laag, scabieus, schurftig schurftig - rappig, scabieus, schunnig, smerig, uidig, zerig schurftkop - roek schurftkruid - knautia, scabiosa schuringsgeluid - fricatief, glijder, spirant schuringsletter - spirant schurk – aterling, bandiet, bedrieger, beroerling, boef, boosdoener, booswicht, cartouche, deugniet, doerak, ellendeling, fielt, galgeaas, galgebrok, galgestrop, gladakker, gauwdief, hondsvot, judas, loebas, loeder, loer, loeres, loeris, lomperd, leur, misdadiger, onmens, onverlaat, patser, ploert, rabaud, rover, schavuit, schelm, schobbejak, schoelje, schoft, schooier, sloeber, smeerlap, snoodaard, spitsboef, vagebond, verkwister, wrijfpaal schurk (Fr.) filou schurkachtig bedriegerig, boefachtig, fieltachtig, fielterig, gemeen, laag, misdadig, schelms schurken boeven, hurken, ineen, ineenhurken, krabben, ruisen, schoonmaken, schuren, wrijven schurkenstreek - bedriegerij, boevenstreek, dievenstreek, fielterij, misdaad, schelmstuk schurkerij bedrog, felonie, fielterij, gemeenheid, laagheid, oplichting, scheimerij, schelmstreek, schelmstuk, schurkenstreek schut beer, beschaamd, bescherming, beschot, boswachter, dam, deur, kamerscherm, keerdam, koddebeier, onthutst, paal, schandaal, scherm, chutdeur, stuw, stuwdeur, verschut, wand, schudblaadje van aren - kafje schutblad bractea, dekblad schutblad van tamme kastanjes - boest schutboog gordelboog schutbos schermbos schutdek - shelter schutdekschip - shelterdekschip schutdeur sluisdeur schutkamer schutkolk schutkleur - dekkleur, mimicry schutkolk - sluis schutkorf - korenzeef, wan, wanmolen, zeef schutoverloop scheepsplecht schutplank sluisplank, vloedplank schutsbrief - handvest, leenbrief, octrooi, privilege schutsel - bescherming, heg, hek, heining, paravent, schot, schutting schutsengel - beschermgeest, genius, patrones, patroon schutsheer - beschermer, beschermheer schutsheilige patrones, patroon schutsheilige der dokters Lucas schutsheilige der jagers St. Hubertus schutsheilige der kooplieden Martinius schutsheilige der kruisvaarders Joris schutsheilige der padvinders Joris schutsheilige der schilders Lucas schutsheilige der schoenmakers - Antonius schutsheilige der smeden - Elois schutsheilige der tandartsen Apollonia schutsheilige der timmerlieden Jozef schutsheilige van Amsterdam Nicolaas schutsheilige van Ierland Patrick schutsluis kolk, sas, spui, stuw, verlaat, zijl schutspatroon beschermheilige schutsvrouw beschermheilige, patrones schutswacht - fylacterion schutten afsluiten, afwenden, afweren, beletten, beschermen, insluiten, keren, opsluiten, sluizen, stuiten, tegengaan, tegenhouden, verhoeden schutter - klovenier, musketier, onhandige, sagittarius, scherpschutter, schieter, stakker, stumper schutter Sagittarius schutteren - knoeien, stuntelen schutter op wild - jager schutters, oefenplaats voor de - doelen, schietbaan schuttersvis - toxotes schutterig klunzig, lomp, onbeholpen, onhandig, stuntelig, zenuwachtig schutting - afbakening, afrastering, afsluiting, beschot, (om)heining, hek, planket, scheiding, schot, schutsel, stakt schuur barak, berging, bergplaats, boede, boet, hok, hut, keet, korenschuur, kot, loods, silo, stal, veem schuurbiezen - schaafstro schuurborstel - draaischuier schuurdoek - schuurlinnen schuurklank - fricatief schuurlinnen - amarilkatoen schuurpaal wrijfpaal schuurpapier, zeer fijn - botnul schuurpoeder amaril, vim schuursteen puimsteen schuurtje - berghok, boet, hok, keet, kombof (buiten), kot, stal schuur voor graan - silo schuw - angstig, bang, beangst, bedeesd, beschroomd, bevreesd, bleu, eenkennig, erg, geweldig, ombrageus, ril, schichtig, schuchter, timide, verlegen, vrees, vreesachtig, wild schuw dier - hert, hinde, ree schuw roofdiertje - wezel schuwen - mijden schuwheid - schichtigheid, schuchterheid schuw en slank dier - ree schuw dier - fret, hert, ree, wezel schuwen - mijden, ontwijken, vermijden, vrezen schuw roofdiertje wezel schwadronneren opsnijden, snoeven, pochen, uitsloven schwung gang , kracht, vaart schijf - damsteen, discus, end, geldstuk, moot, part, plak, snede, speeltuig (dammen), spoorwegsignaal, stuk, werptuig schijfkwallen - scyphozoa schijfraket - erucastrum schijftol - gyroscoop schijf vis - filetmoot schijfvormig - platrond schijfzwammen - discomycetes schijn - aanzien, air, alsof, dekmantel, glans, glimp, klatergoud, kwasi, leuze, licht, maneschijn, mine, pseudo, quasi , reflex, schim, schijnsel, spoor, voorkomen, voorwendsel, waan, waas, zweem, schijnas - sympodium schijnbaar - alsof, bedrieglijk, denkbeeldig, kwansuis, kwanswijs, kwasi, loos, ogenschijnlijk, onecht, onwerkelijk, pseudo, quasi, verbeelden, virtueel, zogenaamd schijnbaar bekeerde Moor of Jood - maraan schijnbaar levensloze toestand - abiose, schijndood schijnbare tegenstrijdigheid - paradox schijnbeeld - begoocheling, drogbeeld, fantasma, fantoom, fatamorgana, hallucinatie, hersenschim, illusie, simulacre, spook, utopie, zinsbedrog schijnbekleding - morisk schijndood - abiose, asfysie, asfyxie, lethargie schijnen - glanzen, gloeien, lichten, lijken, schitteren, stralen, verlichten schijngestalte van de maan - fase, EK, LK, NM, VM schijngevecht - schermoefening, spiegelgevecht, steekspel, toernooi, tournooi, wapenspel schijngoud - doublé, semilor, similor schijngras - blauwgras, zegge schijngrond - pretext, sofisme, spitsvondigheid, voorwendsel schijnheilig - beaat, bigot, dubbelhartig, effen, farizees, femelachtig, gehuicheld, geveinsd, huichelachtig, hypocriet, hypocritisch, hypokriet, kalm, schijnvroom, uitgestreken, veinsaard, verheerlijkt, vroomprater schijnheilige - Beata, farizeeër, femel, femelaar, gluiperd, hypocriet, huichelaar, kwezel, tartuffe, valsaard schijnheiligheid - beatisme, bigotterie, farizeïsme, hypoctrisie schijnkrans - verticillaster schijnmengsel - emulsie schijnoorlog - manoeuvres schijnrat - koeroero schijnreden - drogreden, sofisme, voorwendsel schijnredenering - schijnbetoog, sofisme schijnsel - glans, glimp, gloor, licht, reflex, schijn, straalflikkering, straling, weerschijn, zweem schijnsel van een lamp - licht schijnspurrie - spergularia schijnstoot - fint schijnstrijdig - paradoxaal schijnstrijdigheid - paradoxie schijntje - halfhemdje, zier schijnverpopping - pseudonimfose schijnvertoning - enscenering, simulacre schijnvertoon - bluf, humbug schijnvol - voos schijnvoetje - pseudopodium schijnvrome - femelaar, huichelaar, kwezel, pilaarvrome schijnvrome huichelaar - farizeeër schijnvroom - hypocriet, onoprecht, schijnheilig schijnvrucht - aardbei, ananas, botte, kalebas, kwee, moerbei, rozebottel, vijg schijnvrucht van een roos - bottel, mispel, schijnweerstand - reactantie schijnwerper - spot, spotlight, zoeklicht schijnwetenschap - filosofaster, filosofist, galantisme schijnwijsgeer - filosofaster, sofist, sophist schijnwijsheid - pedanterie, pedantisme, verwaandheid, waanwijsheid schijnwijze - filosofaster, filosofist schijnzedig - preuts, prude schijnzedigheid - pruderie schijnzwangerschap - mola schijthak bij een paard - krab science fiction - sf scilicet sc., namelijk Scilla-eilanden - Sorling Scilly-eilanden, een der - Annet, Bryher, Gugh, Samson, St-Agnes, St-Martin’s, St-Mary’s, Tresco scintillatie flikkering, fonkeling, schittering sciopticon - projectielantaarn, toverlantaarn sclereiïde - steencel scopolamine - hyoscinum scorbuut scheurbuik score - stand, uitslag scoren - doelpunten, doelpunt maken scorpio schorpioen scout – padvinder, verkenner scouting - padvinderij screenen - onderzoeken sculpsit sc., sculps scriba secretaris scriban - schrijfkabinet scribent - prulschrijver, schrijvelaar, scrip - bewijsstuk, scripsit scr. script - manuscript, tekst scriptie - opstel, verhandeling scriptorium schrijfvertrek scriphulariacee - 6 hengel 7 ereprijs, linaria, mimulus, nemesia 8 gratiola, ratelaar, veronica 9 aronsstaf, beekpunge, digitalis, helmkruid, limosella, slijkgroen, stalkaars, verbascum 10 kartelblad, leeuwenbek, ogentroost 11 genadekruid, maskerbloem, mottenkruid, schubwortel 12 koningskaars 16 vingerhoedskruid scrofelkruid helmkruid scrofulose - klierziekte scrotum - balzak scrupule - gewetensbezwaar scrupuleus angstvallig, gewetensvol, zwaartillend scrutineren onderzoeken, uitvorsen, nasporen scrutinium - onderzoek, stemmenverzameling Seatslands, een der Amerikaanse - Cumberland, Edisto, James, Ossabaw sculpsit - sculps, se. sculptuur - beeldhouwkunst, beeldhouwwerk, snijkunst seance - voorstelling, zitting Seba, gastheer van de koningin van – Salomo sec - dry, droog, naturel, naturel, onvermengd, onversneden, puur secans sec., snijlijn seceren opensnijden, ontleden secessie - afscheiding seclusie - uitsluiting secondant helper seconde even, moment, mum, ogenblik, sec, tel seconderen bijstaan, helpen secreet - ellendeling, geheim, kreng, lamstraal, mispunt, naarling, speeksel secretaire - bureau, schrijfkast, schrijftafel secretariaat -griffie, secretarie secretarie van de Provinciale Staten griffie secretarie van een rechtbank griffie secretaris - abactis, geheim, schrijver, scriba secretaris van Alexander de Grote -Eumenes secretaris van een college -griffier secretarisambt - secretarispost secretarisvogel - slangenvreter secretie - afscheiding sectarische bijeenkomst - conventokel secte -afsplitsing, gezindte sectie - afdeling, insnijding, lijkopening, onderdeel, operatie sectie verrichten - seceren sector - afdeling, zone seculair - honderdjarig, wereldlijk secularisatie - verwereldlijking seculier - wereldlijk secundair - secondair, symptomatisch secundair (geol.) Mesozoïcum secundaire periode Jura, Krijt, Trias secundaire waterkering - slaperdijk secureren - beveiligen, verzekeren secuur - nauwgezet, nauwkeurig, nauwlettend, stellig, stipt, vast, wis, zeker sedatief - kalmeermiddel sederen - kalmeren sedert anno, gedurende, her, sinds, vanaf sedert de schepping van de wereld - am sedert de stichting van Rome 753 voor Christus - auc sedert de 17e eeuw uitgestorven vogel dodo sedertdien - nadien, sinds sedert kort - kortelings, onlangs, zonet, zopas sedes ontlasting (geneesk.), pauselijke stoel, woonplaats, zetel sediment afzetting(sgesteente), bezinksel, neerslag sediment van organische oorsprong - bioliet sedimental klei, leem, sedimentair gesteente - grind, klei, leem, zand, zavel sedimentatie afzetting sedimentgesteente - arkose, bauxiet, gneissegregatie seductie verleiding . seduisant verleidelijk, verlokkelijk sedum - vetkruid seef - bier seffens aanstonds, dadelijk, direct segment - geleding, metameer segmentering - metamerie segregatie afscheiding, afzondering, apartheid, ontmenging segregeren afscheiden, afzonderen segreren - filteren, zakken, zuiveren seibel - bedrog, zwendel seibelaar - knoeier, reut, zanik, zeur seibelen - knoeien, teuten seigneur - edelman, heer, sinjeur, sinjoor sein - hint, signaal, teken, tip, wenk sein dat er storm komt - stormsein sein op een blaasinstrument - hoornsignaal sein op trommel roffel sein tot verzamelen - appèl sein voor oplettendheid - attentiesein sein voor vertrek - startsein seinapparaat - seintoestel seinen - berichten, signaleren, telegraferen, waarschuwen, wenken seiner marconist, signalist, telegrafist Seine-et-Marne, hoofdstad van het departement -Melum Seine-et-Oise, hoofdstad van het departement -Versailles Seine-Maritime, vissersplaats in het departement - Dieppe, Fécamp, Rouen seingever starter seingever bij de spoorwegen - signalist seingever bij de telegraaf - manipulator seinhuisje - cabine, seinpost, wachthuisje seinlicht - fanaal, vuurbaken, vuurtoren seinontvanger - receptor seinpaal - semafoor seinpost semafoor seinschip adviesjacht seinsleutel - morsesleutel seinspiegel heliograaf seintaal code, morse seintje hint, raad, tip, wenk seintoestel heliograaf, morsetoestel, seinapparaat, seinlamp, semafoor, telegraaf, telex seintoestel aan de kust - semafoor seintoestel op schepen - nautafoon seintoren seinpost, semafoor seinvlag - geus, pitsjaar, wimpel seinvlag voor lettertekens - codevlag sein voor vertrek - startsein seizen - beleggen, vastbinden, vastsjorren seizoen getij(de), herfst, jaargetijde, lente, moesson, najaar, passaat, tijd, voorjaar, winter, zomer seizoenopruiming - uitverkoop seizoenstalwoning - boe, boo séjour - verblijf sekreet - bestekamer, gemak sekretaris - abactis, griffier seks - erotiek sekse geslacht, kunne, sexe, sekslokstof - feromoon seksualitiet - erotiek, sex seksueel - erotisch, geslachtelijk seksuele onthouding - continentie seksuele opwinding - afrodisie seksuele reinheid - kuisheid seksuologie - geslachtsleer sekt - champagne sekte - aanhang, darbisten, gezindte, geloofspartij, kaste, sekte betreffend - sektarisch sektegeest sectarisme, sektarisme sekuur - nauwgezet, nauwlettend, stellig, stipt, zeker, zorg sekwester - opsluiting, sekwestratie sela - pauzeteken, rustteken seladon zeegroen selderij - apium, eppe, juffrouwmerk select uitgekozen, uitgelezen, uitgezocht, uitverkoren selecte groep bloem, elite, puik, upperten selecteren - scheiden, schiften, uitzoeken selectie - elite, keur, keuze, selektie, teeltkeus, uitkiezing selectief uitkiezend Selene maan(godin) seleniasis - maanziekte seleniet maansteen selenium se., seleen selenografie maanbeschrijving selenotypie - chaostypie selfmade man autodidact selve - salie selve, wilde - wilgenroosj Sem, afstammeling van - Arabier, Israëliet, Semiet Semasiologie - semantiek semester halfjaar semestraal halfjarig semestrieel halfjaarlijks semi - half semilor - halfgoud semiologie - symptomatologie Semitische godheid - El Semitische talen Arabisch, Aramees, Assyrisch, Babylonisch, Ethyopisch, Ethiopisch, Fenitisch, Hebreeuws, Punisch, Syrisch Semitische talen, kenner der - Semitist Semitische talen, wetenschap der - semitistiek Semitische volken - Phoeniciërs semmel - geteem, gezanik, gezemel semmelen - brommen, dralen, mopperen, talmen, temen, treuzelen, zeuren Semnonen - Alamannen semper - steeds semper crescendo - aanzwellend semper virens - altijdgroen, immergroen senaat s., senatus senaat, lid van de - senator senaatsbesluit - senatus-consult senang - lekker senatus - senaat Senegal, deel van - Cap-Vert, Casamanca, Diourbel, Fleuve, Sine-Saloum, Thiës Senegal, eilandje behorende bij - Gorëe Segal, hoofdstaf van - Dakar Senegal, stad in - Diourbal, Kaolack, Saint-Louis, Siguinchor, Tambacounda, Thiës seneplant cassia senestruik - senne seniel - afgeleefd, afgetakeld, aftands, kinds seniel zijn - seniliteit seniele aftakeling ouderdomszwakte senior oudere, sr., oudste sennhut – berghut, herdershut senor - mijnheer sensatie beroering, beweging (alg.), gevoel, gewaarwording, indruk, ontsteltenis, opschudding, opwinding, opzien, spanning, verwondering sensationeel enerverend, opzienbarend, opwindend, spannend sensibel aandoenlijk, gevoelig, voelbaar, waarneembaar sensibiliteit - gevoeligheid, prikkelbaarheid sensualisme - zinnelijkheid sensualiteit - geslachtsgenot, zinnelijkheid sensueel wellustig, zinnelijk sent gording, lijst sententie - kernspreuk, uitspraak, vonnis, zedespreuk, zinspreuk sententieus - bondig, kernachtig, leerrijk, pittig, spreukmatig sentiment - aandoening, gevoel, gevoelen, mening, opinie sentimentaliteit - gevoeligheid, weemoedigheid sentimenteel (over)gevoelig separaat - afgescheiden, afzonderlijk, apart, gescheiden, gesepareerd separatie afscheiding, scheiding separator (zuivelber.) - melkontromer separeren afzonderen, scheiden sepia inktvis, octopus, poliep, verfstof sepositie - sepot seppoekoe - harakiri sepsis rotting september herfstmaand septennaal - zevenjaarlijks septicaemie - sepsis septictank rottingsbak septik(a)emie - bloedvergiftiging, ettervergiftiging septine - leidtoon septum koorafsluiting septum nasi - neustussenschot sepulcrum - graf sequeel aanhangsel, gevolg, toebehoren sequens kerkgezang, seq:, volgend(e) sera bloedwater seraf(ijn) engel serail - harem Seram, bewoner van - Alfoer Serawak, hoofdstad van - Kuching sereen helder, kalm, klaar, louter, luchtig, ongerept, onbewolkt, ongesoord, puur, rein, zuiver serenade - muziekhulde, muziekhulde, zanghulde sereniteit - helderheid, kalmte sereus - waterachtig, waterig, weiachtig sergeant - lijmklem, lijmknecht, O.O-rang sergen alpaca Sergipe, hoofdstad van - Acuraju serie - cyclus, heat, manche, opeenvolging, reeks, rij, ris, scala, schakel, sleep, sliert serie van vier bijeenhorende drama's - tetralogie serieus bezonnen, echt, ernstig, gemeend, oprecht, saai serieus bedoelen - menen seriewerk - trilogisch serigrafie - zeefdruk serinette - kanarieorgeltje sering - syringa seriositeit - ernst, serieusheid sermoen bedsermoen, betoog, predicatie, predikatie, preek, toespraak, vermaning seroen - emballagemat seroet - seroetoe, sigaar serpeling - gruis serpent adder, feeks, furie, heks, helleveeg, karonje, kreng, prij, slang, tang, xantippe serpentijnsteen - ofriet serpentine - slangenlijn serpentisch - boos, kwaadaardig serpentig boosaardig serpentslook - berglook, slangelook serpentijn - ofiet, ophiet, slangesteen, talksteen (zw., gr. of donkergr.) serre broeihuis, (broei)kas, kweekplaats, orangerie, plantenhuis, tuinkamer, veranda, warenhuis serre waarin de oranje bomen bewaard worden - oranjerie serum antistof , (bloed)wei, entstof, injectiestof serum tegen difterie - tan serum tegen slangengif antivenine serum tegen tuberculose - B.C.G. serumbereider - seroloog serumleer serologie serval - boskat, tijgerkat serve - opslag serveerblad - theeblad serveerboy - dienwagentje serveerder - kellner serveerjuffrouw - serveerster, serveuze serveren - aanbieden, opdienen, opdissen, bedienen servet - feitel, hulpdienst, monddoek, morsdoekje, tafeldoek, vingerdoek service bediening, dienst(betoon), opslag Servië, hoofdstad van - Beograd serviel dienstbaar, kruipend, kruiperig, nederig, onderdanig, slaafs servies - vaatwerk serviesgoed - aardewerk, bord, kom, kop, schaal, schotel Servisch ruiter - huzaar Servische sandaal - opank(a) Servietenorde S.B.M.V. Servilisme slaafsheid, kuiperij, laagheid Serviliteit - kruiperij, laagheid, slaafsheid Servisch ruiter - huzaar Servisch snaarinstrument - gusla serviteur buiging, dienaar servituut - erfdienstbaarheid Servius S. sesam - oliezaad sessie - bijeenkomst, zitting set garnituur, filmdecor, garnituurstel, stel, set pannen, schalen enz. - nest set tafeltjes - mini seter - ringvuur, tater settelen - vestigen setter - patrijshond settler (Eng.) - kolonist seuteren - sudderen seuterig mager, schriel, slap sevenboom - juniperus sévère - ernstig, (ge)streng severiteit - strengheid sekse geslacht, kunne seksualiteit erotiek, geslachtelijkheid, geslachtsdrift, sex sévère - ernstig, gestreng, onverbiddelijk sexueel - erotisch, geslachtelijk secsueel prikkelend - sexy Seychellen, een der - Maké, Praslin Seychellen, hoofdstad van - Victoria sex - seksualiteit sexclub - eroscentrum sexe - geslacht, kunne, sekse sexhuis - bordeel sexliteratuur - pornografie sextet - zestal sextus s. sexualiteit - erotiek, sex, (geheel der liefdesgevoelens) sfaleriet - ZnS, blende sfeer bol, dampkring, denkwijze (algemene), gemoedsgesteldheid, hemelstreek, humeur, omgeving, stemming, wereldbol, sfeerloos - kil, koel, koud sferisch bolvormig sferische aberratie - askring sfinx - ker sforzando aanzwellend, sfz., versterkt sfragistiek - zegelkunde shabby - armoedig, armzalig, haveloos, kaal, sjofel shaken - mengen, schudden shaker - schudbeker share aandeel, actie, effect, portie shawl - das, sjaal sheddak - zaagdak shelter - kampeertent, tentje Sheppey, hoofdplaats op - Sheermess Sheppey, eiland bij - Mainland, Umst, Yell Sheppey, hoofdstad van - Lerwick sherry (Sp.) - Amontillado, Xeres 's Hertogenbosch in carnavalstijd - Oeteldonk Shetlandeiland - Mainland, Unst.Yell Shilling - sh shilling, deel van een - pence shillingstuk - crown shirt bloes, blouse, boezeroen, (over)hemd, sporthemd shirtje - polohemd shit - onzin, rotzooi shock - zenuwschok shockerend - schokkend shop - winkel short story - novelle shorts - strandbroek shot - foto, injectie show expositie, kijkspel, revue, tentoonstelling, uitstalling, variété, vertoning showbink - opschepper, praler showen - exposeren, tonen, vertonen showroom - toonkamer, toonzaal showvenster - toonraam shrapnel - granaatkartets Shropshire, hoofdstad van - Shrewsbury Siam Thailand Siamees - Thailander Siamese lengtemaat sen Siamese munt bath, satang, tikal sibbe clan, familie, geslacht, maagschap, stam sibbekunde - genealogie, geslachtsrekenkunde, stamboom Siberische bevolkingsgroep - Ainoes, Jakoeten, Korjaken, Ostiaken, Samojeden, Toengoezen, Tsjoetsen Siberische steenbok - sakin Siberische toverpriester - sjamaan Siberisch oerwoud - taiga Siberisch vaartuig - baidarka sibille - Albuna, profetes, sibil, sibylle, verkondigster waarzegster sibylle - profetes, sibil siccatief - boorzuur, harszuur Sichem - Nabloes Sicherheits Dienst - SD Sicilië, berg op - Etna Sicilië, hoofdstad van - Palermo Sicilië, kaap op - Faro Sicilië, oudste inwoners van - Sicani, Siculi sidderaal - gymnotus, vis (zendt schokken uit) sidderen beven, bibberen, huiveren, rillen, schudden, trembleren, trepidatie, trillen siddergras - trilgras siddering - beving, huivering, ril, rilling, trilling siddertrog - torpedo sidecar (Eng.) - zijspan(wagentje) sideratie - beroerte, sterrenstand siderroggen - tropedinidae sideriet - ijzerspaat siderisch jaar - sterrejaar siderurgie - ijzermetallurgie Sidon - Saida sidotblende - ZnS siepel - ui siepelen - sijpelen siepenhout - lijsterbes sier dos, luister, onthaal, opmaak, opsmuk, praal, pracht, pronk, sieraad, tooi sieraad - 3 bag, git 4 ring, smuk, tooi 5 bijou, camée, parel, roset, rozet, snoer, spang, zegel 6 broche, franje, hanger, juweel, kralen, oorbel 7 armband, diadeem, diamant, emerald, ketting, oorknop, oorring, opschik, siersel, smaragd, speldje, tooisel 8 bracelet, dasspeld, kleinood, oorhanger, ornament, paramant 9 edelsteen, halssnoer, medaillon, oorhanger, pronkstuk, zegelring 10 versiering 11 ferronnière 12 bedelarmband sieraad aan een halsketting - hanger sieraad van de bruid - bruidsbouquet, bruidskrans, bruidssluier sieraad van een haan hanenkam, kam sieraad van de man baard, bakkebaard, knevel, snor sieraad van juwelen - opschik, parure, paruur, tooi sieraad voor de hals - halssnoer sieraad voor het oor - oorbel sieraad voor versiering - galon, tres sierband - belegsel, boordsel, galon, moulure, omboordsel, passement sierbes - ribes sierblaadje - lovertje sierboom - goudenregen, judasboom (Z. Eur.), magnolia, mimosaoleander, prunus, trompetboom (Braz. Ind.), tulpenboom sierdek - sprei sierdeken - bedsprei, sprei tierdeken in Mexico - sarape sierduif - kroonduif, kropper, meeuwtje, pagadet, pauwenstaart, raadsheer, valkenet sieren tooien, orneren, pareren, verfraaien, versieren siererwt - pronkerwt sierfles - flacon, karaf siergewas - siermais siergordel - ceintuur, riem siergras - eulalia, parelgras, pijlgras, trilgras sierhaaksluiting - agraaf sierheester - alpenroos, bergroos, brem, goudenregen, hortensia, jasmijn, lavendel, liguster, magnolia, meidoorn, rhododendron, ribes, sering, sierstruik, sneeuwbal, spirea, tamarisk sierhoen - lakenvelder sierhout - bloemheesters sierketting - sautoir sierkleed - sprei sierknoop - rozet sierknop - bouton sierkunst - ornamentiek sierkwast - troetel sierletter - initiaal, lombarde, smoutletter sierlijk bevallig, elegant, fraai, geestig, gracieus, lieftallig, mooi, net, netjes, welgevallig, welgevormd, zwierig sierlijk damesvertrek - boudoir sierlijk en chic - zwierig sierlijk en fraai - mooi sierlijk flesje fiool, flacon, karaf sierlijk gebogen versiersel - krul sierlijk kleden - dossen sierlijk meisje - sylfide sierlijk omlijst vlak met opschrift - cartouche sierlijk opdoffen - tooien sierlijk steekwapen - angel, kris sierlijk uitmuntend opgeschikt - pralend, statieus sierlijk vaatwerk - amphora, vaas sierlijk vat - vaas sierlijk vogeltje - kolibrie sierlijke fles - flacon, karaf sierlijke herkauwer antilope, gazelle, ree sierlijke kist - schrijn sierlijke metalen gesp - spang sierlijke vogel - siervogel sierlijkheid - bevalligheid, chic, elegantie, élégance, gratie, sjiek, zwier, zwierigheid sierlijst - moulure sierlijstje - regula sierplanten affodille, agave, aloë, akelei, akant, amaryllis, anthurium, aronskelk, azalea, begonia, bitterblad, bladbegonia, bougainvillea, bromelia, bruidsbloem, canna, calla, cineraria, clivia, cyclame, christusdoorn, clivia, croton, dopheide, erica, ficus, fuchsia, flox, garnalenplant, casperdoorn, gatenplant, gloxinia, geranium, hibiscus, hortensia, ixora, kerstster, kerstroos, lelie, lobelia, nestvaren, oleander, pantoffelplant, passiebloem, poinsettia, primula, pteris, ranonkel, rhododendron, rosientje, rubberplant, salvia, sinningia, spirea, vaderplant, venusschoentje, vingerplant, wasbloem sierplantje - afrikaantje Sierra Leone, hoofdstad van - Freetown Sierra Leone, munteenheid van - leone Sierra Nevada, top in de - Mulhacen sierschaal jardinière siersel - Citellus, pronk sierspeld - broche, clip, fibula siersteen agaat, amathist, aquamarijn, beryl, brillant, camée, chrysoberyl, chrysoliet,granaat, jade, jaspis, kamee, karbonkel, karneool, kwarts, marganiet, marmer, morion, opaal, onyx, parel, robijn, saffier, smaragd, toermalijn, topaas, turkoois, zirkoon sierstruik - jasmij n, ribes, sering siertafeltje gueridon siertas - giberne sierteelt - bloem(boll)enteelt, boomteelt siertorentjes in gotiek fiaal, fiale, minaret, pinakel siertuin (bloemen)tuin, hof, park siervogel - pauw siervrucht kalebas sierwapen - eredegen, eresabel, erewapen, staatsiedegen siësta dutje, middagslaapje, tukje siffleren uitfluiten sifon grondduiker, hevel, hevelfles, spuitfles, straatkolk sigaar bolknak, havanna, stengel , stinkstok, strootje sigaar (Ind.) - seroetoe sigaar (Z.Afr.) - Seroet sigaar, lange dunne - panatella sigaar na het eten after-dinner sigaarroker sigarist sigaartje cigarillo, sigretto, strootje sigaarvormig projectiel torpedo sigarenkistje - fust sigarenkleursoort - claro, maduro sigaren van banderol voorzien ringen sigaret saffie, sjekkie, strootje sigarettenpapier - vloe, vloeitje sightseeing bezichtiging, toerisme sigillum (Lat.) zegel signaal alarm, bel, hoorn, schel, sein, sirene, teken, toeter, wenk signaal voor alarm alarm, sirene signaal voor onraad - alarm, sirene signaal voor opstaan reveille signaal voor overgave chamade signaal voor slapen gaan taptoe signaal voor verzamelen hallali, railly signaalhoorn - bugel, claxon, trompet signaalinstrument - bel, claxon, fluit, gong, ratel, signaalinstrument, sirene, toeter signaalmast - semafoor signaaltoren - minaret signalement - beschrijving signaleren - opmerken, zien signatuur autogram, bedoeling, handtekening, merk, ondertekening, paraaf, strekking, teken, volgcijfer, volgletter (op bladzijden) signeren - ondertekenen, tekenen signet cachet, titelvignet, zegelring, zegelstempel significant - veelbetekenend signor S., heer signum beduiding, kenteken, merk, s., segno, teken, wonderteken signum exclamandi uitroepteken signum interrogandi vraagteken sijfelen fluiten, schuifelen, sissen sijpelen - af(druipen), druppelen, (druppelsgewijs), filtreren klenzen, lekken, siepelen, sijperen, zijgen, zijpelen sijs - kwant sik baard, haardos, kinbaard, mouche, geit sikhs, heilig boek der - Adi Granth sikkel - zicht sikkelduim - barchaan sikkelkruid - falcaria sikkelvormig - falciform sikkelvormig snoeimes heep sikkeneurig gemelijk, onvriendelijk, vitziek sikkeneurig mens - droogstoppel, druil, femelaar, flauwerik, jansalie, Klaas, meubel, neetoor, pruimer, stokvis, temer, teut, zanikkous, zeur sikkepitje greintje, pietsie, snars, weinig, zier sikker beschonken, draaierig, dronken, duizelig, teut Sikkim, bevolkingsgroep in - Bhots, Leptsja’s Sikkim, hoofdstad van - Gangtok sileen woudgeest silentium stilte silenus - sater, satyr silex vuursteen silhouet schaduwbeeld silicaat - 5 beriel 6 kwarts, olivijn, topaas 7 biotiet, epidoot, zeoliet 8 calamien, distheen, hefelien, sodaliet 9 benitoïet, enstatiet, muscoviet, scapoliet, tourmalijn, tremoliet, veldspaat, vesuviaan 10 apofyliet 11 hoornblende 14 kiezelzuurzout cilicaatsmelt - magma silicium si., kiezel siliciumcarbide - carborundum siliciumdioxyde kwarts, kiezelzuur siliciumoxyde - SiO siliciumtetrahydride - silaan siliciumverbindingen - siliciden silicose - stoflongziekte (mijnwerkers) silidon scheikruid silo kuil, magazijn, pakhuis, schuur sil vous plait a.u.b., s.v.p. sim aap, dobber, hengelsnoer, koord, kurk, snoer, veter . simaroubacee - hemelboom similigravure - autotypie similor - bijouteriegoud, halfgoud, schijngoud, spinsbek simmen - jengelen, schreien simpel - argeloos, bloot, dom, eenvoudig, enkel, makkelijk, idioot, mal, naïef, onbetekenend, onnozel, onschuldig, simpeltjes, suf, wezenloos simpele melodie deun, wijs(je) simpelheid - eenvoud simpel wijsje - deun, melodie simpen - jengelen simplex enkelvoud, singularis simpliciteit eenvoud, ongekunsteldheid,oprechtheid, simulacre malenger, schijnbeeld, schijnvertoning, schijnzieke, simulant huichelaar, luilak, lijntrekker, malenger, veinzer, voorwender simulatie - huichelarij, voorwendsel simuleren voorgeven, voorwenden, veinzen simultaan gelijktijdig, tegelijkertijd simultaneïteit - gelijktijdigheid sin - sinus sinaasappel - appelsien, jaffasinaasappel, mandarijn, marokkaan, navel, oranjeappel, outspan, pers, sunkist, zuidvrucht, sinaasappelachtige vrucht - grapefruit, pompelmoes sinaasappellimonade - ranja Sinaï Horeb Sinaïgebergte, top van het - Moesa Sinaloa, hoofdstad van - Culiacan Sinceriteit - ernst, oprechtheid sinds anno, sedert, vanaf sinds jaar en dag - allang sinds lange tijden - her sinds onheugelijke tijden - a.e. sine - zonder singel - band, buitenwal, draagband, draagriem, enkeling, gordel, gracht, koppel, priestergordel, riem singelen - enkelspel single - enkelspel singletje - plaatje singularis enkelvoud, sing., simplex singulariteit - vreemdheid, zonderlingheid singulier bijzonder, eigenaardig, enkel, gek, merkwaardig, vreemd, zonderling sinister - boos, donker, duister, geducht, gemeen, griezelig, luguber, nadelig, ongelukkig, onguur, onheilspellend, rampspoedig, ruw, snood, schrikkelijk, schrikwekkend, somber, vreselijk sinjeur - heer, heerschap, kwant, persoon sinjoor - antwerpenaar Sinjorenstad Antwerpen Sinksen (Z.N.) - Pinksteren Sinoloog - Chinakenner Sinon - e, Gr, ie, k, lis, tig Sinopelkleur - (smaragd)groen sint heilig(e), (It.) san, (Port.) sao, st, S(in)t-Margriet, regenheilige Sint-Andrieskruis - schoorbalk, stut Sint-Antonieskruid - helmkruid Sint-Antoniusvuur - gordelroos sintel sinter, slak sintelbaan - crossbaan sintelbaanmateriaal - gravel sintels van steenkool - koolas sinterklaas - suikeroom sinterklaasbaksel - speculaas sinterklaasgeschenk letter sinterklaasje speculaasje sinterklaaskleed - tabbaard, tabberd, sinterklaaskoek - speculaas sinterklaaslekkernij amandelkoek, banket(letter), banketstaaf, borstplaat, boterletter, chocoladeletter, marsepein, pepernoten, speculaas sinterklaasmuts - mijter sinterklaaspop - vrijer, vrijster sinterklaassnoepgoed - amandelkoek, banket, banketletter, banketstaaf, borstplaat, chocoladeletter, fondant, letterbanket, marsepein, pepemoot, pepernoten, speculaas, strooigoed, suikerbeest, suikergoed Sint Helena, hoofdstad van - Jamestown sint-jansbloem - margriet sint-janskruid - hertshooi sint-maartensvogeltje - goudhaantje Sint-Nicolaas - Sinterklaas sint-pieterskruid - glaskruid, sleutelbloem sinus bocht, boezem, golf, holte, inham, instulping, schoot, sin, zeeboezem sinusharen - snor sinusoïde - sinuslijn Sion Jeruzalem sioniet uitverkorene, zionist Siouxstam - Dakota, Santee, Yanktown sip - bedeesd, bedremmeld, bedrukt, beteuterd, bleu, benepen, beschroomd, beteuterd, mismoedig, misnoegd, neerslachtig, teleurgesteld, terneergeslagen, timide, treurig, verlegen, verslagen sippig - beteuterd, verlegen sir (Eng.) - heer, mijnheer sirammen (Ind.) - begieten, besproeien sirene alarm, meermin, misthoorn, sein, signaal , simpel, verleidster, zee(nimf) sirenelied - sirenezang sirih betel sirihgeld - fooi Sirius - Hondsster sirocco - droogoven siroop - stroop sisal - agavevezel, bladvezel sisklank - sibilant sissen - schuifelen, snerken, snirsen, sijfelen, sissen als water op heet ijzer - snirsen sissen in de oren - suizen sissen van een slang - sijfelen sissend braden - snerken sisser - capucijner, keker, raasdonder, schokker, sissererwt, vuurwerk sissererwt keker sitologie voedingsleer sitspapier - katoenpapier situatie - gesteldheid, ligging, omstandigheid, positie, situering, staat, stand, tafereel, toestand situatieplan - plattegrond situatievrees - katrofobie sjaal das, halsdoek, omslagdoek, shawl, slengdang, stola sjablone - mal, modelvorm sjabrak paardendekkleed, zadelkleed sjacheraar - heler, jobber, opkoper, ronselaar, sjachelaar, snees, woekeraar sjacheren - parlevinken, pingelen sjaffie - sigaret, sjekkie sjako - muts, soldatenpet, uniformpet sjalot - eslook, look, sauslook, schalonge, ui, zilveruitje sjamberloek - chambercloack, chamberloek, kamerjas, kimono, negligé sjansen - flirten Sjansi, hoofdstad van - Tai-juan Sjantoeng, hoofdstad van - Tsinan sjappen - merken sjappietouwen - lanterfanten, rinkelrooien, straatslijpen sjappietouwer baliekluiver sjar berisping, standje, uitbrander sjeik geleerde, leraar Sjeikdom aan de Perzische golf - Doebai sjeikdom in Azië - Koeweit, Oman Sjensi, hoofdstad van - Sian sjerp - band, draagband, écharpe, gordel, ordeband sjerp aan vlaggenstok - wimpel sjezen - hardlopen, vluchten, wegjagen, weglopen, zakken sjiek - chick, deftig, elegant, mondain sjintoïsme, begrip in het - ikigami, kami(dama), onura, tennô sjoege - antwoord, begrip, kennis, verdenking, vermoeden, verstand sjoelbak - schuifbak sjoemelen - knoeien sjofel - armelijk, arm(oedig), behoeftig, haveloos, kaal, karig, nooddruftig, pover, schamel sjofelaar - armoedzaaier sjokken - sukkelen sjortouw - talie(reep) sjouw - karwei, last (zware), moeilijkheid (fig.), rol (opgerolde vlag), ruk, torn sjorren dansen, optrekken, reien, slepen, trekken, uitdunnen, vastbinden, vastmaken sjouwelen - kletsen, wauwelen sjouwen dragen, nachtbraken, tillen, torsen, zeulen zwieren, zwoegen sjouwer - koelie, lastdeager, zakkendrager, zoeger sjouwerman - mantelmeeuw sjouwer bij de waag - waagdrager sjouwer met koffer - kruier skald - zanger Skandinaviër - Deen, Lap, Noor, IJslander, Zweed Skandinavitch dier - rendier Skandinavisch land - Denemarken, Noorwegen, Zweden Skandinavische adellijke titel - Jarl Skandinavische brandewijn - aquaviet Skandinavische dichter - skald Skandinavische dwerg - Andvai Skandinavische god - Balder, Odin, Thor S Skandinavische heilwens - Asen Skandinavische hoofdstad - Kopenhagen, Oslo, Stockholm Skandinavische jongensnaam - Bengt, Haakon, Lars, Lennart, Olaf, Sven Skandinavische goden - Asen, Wanen Skandinavische kopermunt ore Skandinavische munt - kroon, ore Skandinavische mythologische figuur - Bor, Bur Skandinavische oerreus - Ymir Skandinavische taal - Deens, Fins, Noors, IJslands, Zweeds Skandinavische veroveraar - Noorman, Viking Skandinavische volksdichter - skald skapoliet - werneriet scating - rolschaatsen skeeler - rolschaats skelet - casco, gebeente, geraamte, karkas, knekelman, ribbe(n)kast, rif skelet, deel van het - 3 rib 4 heup, hiel, kaak,knie, pols 5 atlas, enkel 6 dijbeen, kootje, wervel 7 draaier, ellepijp, jukbeen, schouder, symfyse, zitbeen 8 darmbeen, elleboog, heupbeen, hielbeen, kuitbeen, neusbeen, teenkoot, wandbeen 9 borstbeen, bovenkaak, dijbeenkop, knieschijf, rugwervel, slaapbeen, spaakbeen 10 halswervel, heiligbeen, schaambeen, scheenbeen, staartbeen, vingerkoot 11 ledewervel, sleutelbeen 12 opperarmbeen, schouderblad 14 andortelbeen, voetwortelbeen, voorhoofdsbeen 15 middenhandsbeen, middelvoetsbeen 16 achterhoofdsbeen skelet van bloempoliepen - koraal skeletteren - ontvlezen skelter - go-cart, racewagentje, trapauto scelterwedstrijd - karting skepticisme - twijfelzucht sketch - act skibaan - piste skiff - roeiboot skiffeur - roeier skilopen - skiën skinken - scincidae skisprong - telemark skiterm - schans, slalom skiwedstrijd - afdaling, slalom skua - reuzenroofmeeuw Skumagin Islands, een der - Unga skunk - bunzing, stinkdier, stinkhagedis, ulk Skye, hoofdplaats van - Portree Skyscraper - wolkenkrabber Skyten, koning der - Ateas skyscraper wolkenkrabber sla salade, lactuca, latuw, kropsla, stoofsla, veldsla sla om (muz.) - volti sla snel om (muz.) - vs (volti subito) slaaf horige, heloot, lijfeigene, onderhorige, onderworpene, servus, slavin, verdrukte slaafs byzantijns, gedwee, kruipend, kruiperig, nederig, onderdanig, onderworpen, serviel, serviliter slaafse hoveling - byzantijn, ogendienaar, vleier slaafse kruiperij - byzantinisme slaafse toepassing van de wet - legisterij slaafse vrouw - slavin slaafsheid - gedweeheid, servilisme slaag - aframmeling, afranseling, afrossen, kastijding, klappen, mot, priegel, rammel, rammeling, ransel, ros, rottingslagen, strips, troef, tuchtiging, zwingel slaag geven aframmelen, (af)rossen, kastijden, leep, meppen, slaan slaag geven met karwats - geselen slaan -afdrogen, afrossen, beuken, hakken, hameren, houwen, kastijden, lel, lellen, meppen, petsen, poenen, ranselen, tikken, treffen slaan met een hamer - hameren slaan met een sabel - sabelen slaan van de polsaderen - saltatie slaand - pulsatief slaap - bedrust, dut, loom, maf, maffen, morfeus, nachtrust, narco, rust, saai, siësta, tukkie slaapachtig - comateus, geeuwerig, slaperig slaapbank - brits, rustbed, rustbed slaapbeeld - droom slaapbewegingen bij bladeren - nyctinastie slaapbol dial, dormitief, heul, hypnoticum, maankop, opiaat, opial, papaver, slaapkruid slaapbollensap - opium slaapcel in klooster - dormitorium slaapdronken - bedwelmd slaapdronkenheid - slaperigheid, somnalentia slaapgast - logé slaapgod - Morpheus slaap hebben - gapen slaap hebbende - slaperig slaapjak - bedjasje slaapje dut, dutje, siësta, sluimer, tuk, tukje, uiltje slaapkamertje chambret(te) slaapkoets - bedste(d)e slaapkop domkop, mafkous, suffer(d) slaapkruid - maankop, opium, slaapbol, slaapmiddel slaaplelie - affodille, goudwortel slaapliedje berceuse, wiegeliedje slaapmatje (Mal.) tikar slaapmiddel adaline, barbital, chloral, cloralose, chloroform, dormitief, dyacid, evipan, heroine, heulsap, heulsiroop, hypnon, hypnoticum, laudanum, luminal, maankop, mogadon, morfine, narcoticum, opiaat, opium, slaappoeder, slaaptablet, sonoril, soporatief, veronal slaapmuis - bosslaper, myoxida, relmuis, zevenslaper slaapmuts - machtmuts slaapmutsje - borreltjegoudpapaver slaapneiging - narcolepsie slaapplaats alkoof, bed, bedstede, brits, divan, hangmat, kooi, krib, ledikant, leger, legerstede, sponde, veldbed, wieg slaapplaats op een schip - kooi slaapplaats voor baby - wieg slaapplaats voor honden - mand slaapplaats voor kippen roest, stok slaapstede - peluw, peul slaapstoel - dormeuse, fauteuil slaapvertrek - alkoof slaapverwekkend - droog, hypnogeen, hypnotisch, saai, somnifoor, soperifiek, soporatief, soporeus, vervelend slaapverwekkend middel - narcotine, opium slaapverwekkende middelen - drugs, hypnotica, somnifera slaapwagen - slaaprijtuig slaapwandelaar - lunambulist, maanzieke, noctambule, somnabule slaapwandelaar(ster) noctambule slaapwandelen - noctambulisme, slaapwekkend, somnambulisme slaapwekkend - soporatief slaapwekkend kruid - alruin, mandragora slaapwerend - slaapverdrijvend, stimulerend slaapzaal - chambree, dormitorium, dormter, dormtoir slaapzak - trappelzak slaapziek - comateus slaapziekte - nona, trypanosomiasis slaapziekteverwekker - tse-tse-vlieg slaapzucht coma, hypnothamsie, hypotamie, lethargie, somnolentie slaapzuchtig lethargisch slab bavet, bavetje, bef, eva, feitel, morsdoekje, slabbe, slabbetje slabakken afnemen, luieren, verminderen slabben drinken, leppen, morsen, slobberen slabbetje - morsdoekje slab van advocaat - bavet slachten - afmaken, doden, kelen, killen, opensnijden slachter - beenhouwer, doder, slager, vleeshouwer slachterij - abattoir, slachthuis, vleeshouwerij slachthamer - merlin slachthuis abattoir slachting bloedbad, doodslag, hecatombe, immolatie, massacre, opruiming slachtmaand november slachtmes - slagersmes, slachtoffer - aangevallene, bedrogene, dupe, gedupeerde, haasje, klos, misleide, offerdier, pineut, pisang, prooi, sigaar, slachtoffer van Achilles - Hector slachtoffer van een broedermoord - Abel slachtoffer van Odysseus - Polyfemus, Polyphemus slachtofferen - offeren, sacrificiëren slachttijd - november slag allooi, beuk, bons, dreun, gevecht, houw, kamp, klap, klop, knal, lel, mep, muilpeer, onheil, oorveeg, oorvijg, oplawaai, opstopper, pats, percussie, pets, por, schade, smak, stoot, streek, strijd, tegenvaller, tik, uithaal, veeg, zwieper slag allooi, genre, soort slag(barg.) - makkes slag gevecht, strijd slag (Z.N.) - mats slag bij honkbal - homerun, honkslag slag bij tennis backhand, drive, forehand, lob, service, smash slag in het gezicht - muilpeer slag in het tennisspel - service slag in kaartspel - levee slag met een scherp voorwerp - houw slag met roeispaan - riemslag slag om de oren - oorveeg, oorvijg slag op de gong - ping slagader aorta, arterie, bloedvat slagaderlijk - arterieel slagaderlijke bloeding - arteriola slagaderontsteking - arteritis slagaderverkalking - arteriosclerose, slagaderverharding slagaderverwijding - aneurisme slagbalspel - honkbal, kaatsen, tennis slagbekken gong slagboeg - boegslag, buitenkansje, gang slagboom afsluiting, balie, bareel, barrière, belemmering, beletsel, hamei, hamel, hek, palissade, pikettering, spoorboom, staket, staketsel, straatversperring, versperring slagboombarrière - hek slagdeurtje van een duiventil - huis, klem, knip, praam, schuif, slecht slagel - klophamer, klopper, slaghout slagen - doeltreffen, doorkomen, ge(lukken), prospereren, tieren, vooruitkomen slagen in het tennisspel drive, lob, smash, volley slagen onder de voetzolen - bastonnade slager - beenhouwer, slachter, vleeshouwer slager die minderwaardig vlees verkoopt - knors slagersblok - kapblok slagersgerei - gehaktmolen, hakmes, mes, snijmachine, spekmes, vleeskuip slagersknecht - bezorgjongen, slagersjongen slagerspin - speet slagerspriem - wetstaal slagerij - beenhouwerij, slagersbedrijf, slagerswinkel vleeshouwerij slaggeling (Z.N.) - eensklaps, plotseling slaghout barrière, bat, klepper, knots, knuppel slaghoutje - klepper slaginstrument - 4 drum, gong, pauk, trom 5 bongo, conga, drums, guiro, hi-hat, ratel, schel, zweep 6 bekken, claves, koebel, pauken, tamtam 7 celesta, kendang, maracas, marimba, triangel, trommel, 8 buisklok, roertrom, timbales, tong-tong, triangel, xylofoon 9 castagnet, keteltrom, plaatklok, rinkelbom, tamboerijn, tamboerin, woodblock, xylophoon, xylorimba 13 spleettrommel, 14 hamerklokkenspel slaginstrument van de gamelan - kendang slagkooi - vogelknip slagleveren - vechten slagmolen - olieslagerij slagmulder - olieslager slagnet balnet, gabaar, gabare, klapnet, knipnet, racket, raket, tiras, valnet, valtouw, vogelnet slagnet van gespannen snaren - racket slagnet in ronde beugel - racket slag of duw – stoot slag of strijd – kamp slag op de deur - bons slagorde - bataille, carré, falanx, gelid, krijgsorde, linie slagorde van schepen - linie slagpen - remex slagpen van vogels - armpen slagplaats - Alamein, Bastogne, Duinkerken, Nieuwpoort, Waterloo slagputs - ameraal slagregen - plensbui, plensregen, stortbui, stortregen wolkbreuk slagregenen plenzen, stortregenen slagroomsoes - moorkop slagroomtaart - polonaise slagschaduw - silhouet slagschip - force, oorlogsschip slagstempel - klopper slagtand van een wld zwijn - houwer slagvaardig adrem, bereid, bijdehand, geestig, gereed, gewiekst, gevat, kien, paraat, schrander, snedig, spits slagveer - pen, slagpen slagveld - arena, gevechtsplaats, strijdperk, strijdtoneel slagveld voor de laatste strijd (bijb.) - Armageddon slagvenster - buitenblind, tochtvenster slagvloot - oorlogsvloot slagwapen hellebaard, knots, klewang, knuppel, morgenster, sabel, sarras, slagzwaard strijdbijl, strijdhamer, strijdkolf, zwaard slag-stootwapen - hellebaard slagwater - kielzog slagwerk - trom slagwerk in jazzband drum, drumo slagwerker drummer, paukenist, tamboer, trommelaar slagwerktuig aks, bijl, hamer, marteel, moker, roe, roede, voorhamer, vuisthamer, vuistje, slagwind - valwind slagwoord - leuze, sloughan, yell slagzee - stortzee slagzin - devies, leus, leuze, motto, oorlogskreet, parool, reclameleus, riedel, slogan, spreuk slagzij krijgen - kimmen slagzij maken van een schip - kimmen slak - afval, sintel slaksoort - 4 arim, toot, wulk 5 balea, doris, kauri, limax, murex 6 aeolis, sintel, triton, zeeoor 7 angariz, karakol, kreukel, muiltje, patella, purpuraslipper, slipper, trochus, wegslak, zeehars, zeeslak, 8 aardslak, alikruik, boomslak, caracole, diepslak, meerslak, poelslak, veldslak 9 agaatslak, dadelslak, fuikhoorn, hoornslak, klinkhoorn, nerieslak, plooislak, reuzenoor, schijfslak, tijgerslak, varkentje 10 moerasslak, obliehoren, purperslak, sluierslak, stekelslak 11 heesterslak, tekelhoren 12 hoornzeeslak, tritonschoon 13 bisschopsmuts, drijfhoornslak, pantoffelslak, pelikaansvoet, porseleinslak, traphoornslak, viooltjesslak, wijngaardsiak 14 amberhoornslak, bloemhoornslak, draaihoornslak, schaalhoornslak slakdolf - schorpioenvis slaken loslaten, losmaken, lozen, ontboezemen, ontketenen, uiten, vieren (teugels), vrijmaken slakken - gastropoda slakken zonder uitwendige schelp - naaktslakken slakkengang - langzaam, traag slaklijn - linaçon slakprik - Lancetvisje slakvormig spiraalvormig slakvormig kettingraadje in een uurwerk - snek slakvormige weekdieren - eokiden, eoliden slamat - heil slamier - slungel slampampen brassen, leeglopen, zwieren slampamper drinkebroer; leegloper, luilak, nietsnut, zuiper slampamperij brasserij; leegloperij, lijntrekkerij slang - argot, jargon, serpens, serpent slangsoort - 3 boa 4 naga, naja 5 adder, apepi (Egypte), argot, cobra, feeks, Hydra, mamba, nater, pyton 6 python, vipera 7 serpent, zandboa 8 anaconda, anakonda, bothrops, gifslang, pofadder, ringhals, waterboa, zeeslang 9 brilslang, netpython, ringadder, ringslang, rubberboa, spuwslangworgslang, wormslang 10 dieventaal, eiervreter, ratelslang, sawahslang, 11 afgodsslang, hondskopboa, modderslang, reuzenslang, ringelslang, tijgerpython, uraeusslang 12 hagedisslang, koningscobra, lampropeltis 13 groefkopadder, ijzerslangetje 14 boaconstriktor, kousebandslang slang met vele koppen hydra slangaanbidding - ofiolatrie slangdraak - basilisk, koningshagedis slangearend - bacha slangeblad - sanseviëria, zwaardplant slangebloem - wilgeroosje slangegod - Aesculapius slangeloop - onduline slangelijn - serpentin(e) slangemarmer - ofiet slangemens - contorsionist slangenbeschrijving - ofiologie slangenhout, Surinaams - hoeboeballie, snekihoedo slangenkruid - dragon, echium, keizersalade, schorseneer, steenraket, steenraket, slangenloop - onduline slangenslijm - zwadder slangenmens contorsionist slangeslijm zwadder slangestaartlijn ofiuride slangesteen - ofiet, serpentijn, slangealbast, talksteen slangetong - lasteraar slangestaartlijn - ofiuride slangestaf - hermesstaf, mercuriusstaf slangetong - lasteraar, lastertong, pijlkruid slangewortel - calla slangster - amphiura, ophiotrix, ophiura slangvormige vis - aal, paling slank - dun, ijl, lenig, rijzig, rank, reel, riel, rilde, schraal, tenger slankaap - hoelman slank en dun - mager slank en fijn - rank, slanke ronde toren bij een moskee - minaret slanke steel rank slanke toren - minaret slaolie - arachideolie, spijsolie slap - asthenisch, besluiteloos, buigzaam, flauw, futloos, karakterloos, krachteloos, laf, laks, lam, lamlendig, lens, loom, los, loshangend, machteloos, maf, mat, melig, moe, ontspannen, onverschillig, plooibaar, sloom, torpide, verwaterd, voos, waterig, wee, week, wekelijk, zacht, zwak slap aftreksel dat weinig werkzame stof bevat tisane slap en flauwtjes - zwakjes slap en geel wordende planten - etioleren slap en klef - week slap en sloom - futloos slap maken - relacheren slapeloosheid - agrypnia, asomnia, asomnie, insomnie slapen doezelen, dommelen, dromen, dutten, keveren, knikkebollen, luimen, maffen, overnachten, pitten, rusten, sluimeren, soezen, suffen, uitrusten slapend doorbrengen - verslapen slaper binnendijk, dromer, gaperig, gast, ligger, loge, logeergast, maffer, sluimeraar, snurker, suffer(d), surfer, waterdam slaperig - doezelig, doezerig, dommelig, dromerig, druilerig, inactief, lodderig, loom, lusteloos, onoplettend, slaapkop, sluimerig, soezerig, soezig, suf, sufferig, traag, vakerig, vervelend slaperig en lui - loom slaperigheid dommel, dromerigheid, lethargie, lodderigheid, loomheid, loomte, slaaplust, soezerigheid, somnolentie slapheid astenie, asthenie, buigzaamheid, elasticiteit, indolentie, krachteloosheid, laksheid, laxiteit, malaise, rekbaarheid, slapte, souplesse, voosheid, weekheid, willoosheid, zachtheid, zwakte, slapie - kamergenoot slapjanus - lummel, slappeling, sul slapjes - losjes, zwak(jes) slaplant - latuw slaplendig lamlendig slappe koffie - flut slappeling - huichelaar slapper worden - ontspannen slapte -astenie, crisis, flauwte, indolentie,, inertie, krachteloosheid, malaise, traagheid, willoosheid, zachtheid slaraak slegge, slei slasoort - bietsla, botersla, kropsla, pluksla, snijsla, ijssla slat modder, slatting, slijk, veenbagger slatten - baggeren, uitdiepen slatting - bagger, slijk Slaven - Abodriten, Bulgaren, Kasjoeben, Kroaten, Oekraïners, Polen, Russen, Ruthenen, Serven, Slovenen, Slowaken, Sorben, Tsjechen, Veleten, Wenden, Witrussen slaven - zwoegen slavengevangenis - bagno Slaven, kenner der - slavist slavernij - dienstbaarheid, onvrijheid slavin in harem odalisk slavin van Abraham - Agar slavin van Achilles - Briseis slavin van Sara - Hagar Slacisch volkslied - dumka Slavische god - Dabog, Peroen, Stribog Slavische grootgrondbezitter - bojaar Slavische keizer - tsaar Slavische munt dinar Slavische reidans - kolo Slavische sportvereniging - sokol Slavische taal Bulgaars, Kasjoebisch, Kroatisch, Macedonisch, Oekraïens, Polabisch, Pools, Russisch, Servisch, Servokroatisch, Slowaaks, Sloweens, Sorbisch, Tsjechisch, Wendisch, Witrussisch Slavische titel - tsaar (vorst), tsarewitsj (prins) Slavische zomerschoen opank slecht abominabel, afschuwelijk, amoreel, arg, bedorven, bekaaid, belabberd, berispelijk, beroerd, beschadigd, boos, boos(aardig), broddelen, corrupt, doortrapt, eenvoudig, eerloos, eervergeten, effen, ellendig, erg, euvel, falikant, fout, gemeen, glad, hels, hopeloos, ignobel, immoreel, infaam, inferieur, klunzig, krom, kwaad(aardig), kwaal, kwalijk, laag(hartig), laakbaar, lelijk, lelijkerd, losbandig, min, minderwaardig, mis, misdadig, miserabel, naar, nadelig, onaanzienlijk, ondeugdelijk, ondeugend, oneerlijk, ongehoorzaam, ongunstig, onguur, ontaard, onvoldoende, onvolkomen, perfide, pervers, rot, schadelijk, schandelijk, schorem, slim, snood, tuig, vals, verderfelijk, verdorven, verkeerd, verwerpelijk, vicieus, vuig, waardeloos, wan, wankel, wrak, zedeloos, ziek, ziekte, zwak, zondig slechtaard - aterling, schurk, snoodaard slechtbijl - kantbijl (om hout vierkant te maken) slechtbijtel - draaibeitel slecht acteur - cabotin slecht afkomen (ergens) - bekaaid slecht bedeeld - booswicht, schurk, misdeeld slecht bedeelde - misdeelde slecht begiftigd - misdeeld slecht bereide drank - brouwsel slecht en vals - gemeen slecht er aan toe (zijn) - kwaad slecht fruit - kriel, kroet slecht gedrag - wangedrag slecht gehumeurd chagrijnig, lamlendig, landerig slecht gehumeurd mens - neetoor slecht geluimd - bokkig, chagrijnig, gemelijk, knorrig, landerig, luimig, ongenietbaar, recalcitrant slecht geluimd zijn - pert, perte slecht geschreven letter - hanepoot slecht gestemd - landerig slecht gezind - afkerig, antipathiek, gezind, kwalijk, kwalijkgezind, ongenegen slecht goed - bocht, (on)tuig, pacotille, rommel slecht huis - valsaard slecht in moreel opzicht - kwaad slecht in morele zin - kwalijk slecht jager - zondagsjager slecht klinkend - dissonant, dissonerend, onwelluidend vals, wanluidend slecht kunnende onthouden - vergeetachtig slecht Latijn - kramerslatijn, potjeslatijn slecht maaksel - makelij, prullewerk, prulwerk, prutswerk slecht maken van - bederf slecht mens aterling, beroerling, booswicht, deugniet, doerak, ellendeling, fielt, galgebrok, galgenaas, gladakker, hondsvot, judas, loeder, misdadiger, moordenaar, onmens, onverlaat, ploert, pooier, rover, schavuit, schoft, schurk, snodaard, snoodaard, sujet, valsaard, zondaar slecht naschrijven - nakladden slecht of verkeerd doen - euvel slecht paard - bink, knol, rossinant slecht politicus - politicaster slecht raadsman Achitofel, Achitophel slecht rieken - kwalijk slecht rijder - zondagsrijder slecht schilder - kladschilder slecht schilderen - kladschilderen slecht schrift - hanepoten, krabbelschrift slecht schrijven - krabbelen slecht schrijver - scribent slecht soort tabak - pluksen slecht spelen - krassen slecht ten opzichte van een of andere leer - kwalijk slecht timmerhout - waaibomenhout slecht uit zijn - treffen slecht uitgegroeide vrucht - kwarrel slecht vioolspelen krassen, zagen slecht volk - addergebroed, crapule, gajes, geboefte, gepeupel, gespuis, janhagel, lap, ontuig, rapalje, richel, schorremorrie, slangegebroed, tuig, uitvaagsel, vee slecht voorzien - misdeeld slecht, walgelijk, onrein eten - bras slecht weer - beestenweer, hondeweer, noodweer, onweer, snertweer, stormweer slecht ziende - bijziend, dag, kippig, leep(ogig), lichtschuw, kleurenblind, maan, myopisch, nacht, sneeuw, verziend, zonne, zonneschuw slechte aanschaf - miskoop slechte algemene lichamelijke toestand - cachexie slechte betaling - wanbetaling slechte betrekking - hondebaantje slechte broodsuiker - melis slechte daad - misdaad, wandaad, zonde slechte drank - bocht slechte dunne plaats - ril slechte eigenschap - jaloersheid, kleptomanie, misbruik, onbeheerstheid, sadisme, vechtlustigheid slechte erkenning van het goede - ondank slechte fiets - vehikel slechte gang in zaken - malaise slechte gewoonte aanwensel, fout slechte grond - dries slechte handeling - misdaad, zonde slechte jenever - foezel slechte koffie - parda slechte koopwaar - tinnef slechte kunst - kitsch slechte manier(en) - misdraging, wangedrag slechte noot (jazz) - clinker slechte ontwikkeling van een orgaan - dystrofie slechte oogst - misgewas, wanoogst slechte piano - rammel slechte plaats in breiwerk - ril slechte plek in een stof - gaal, glee slechte plek in touw - stee slechte plek in weefsel glee, sleet slechte raadgever - angst slechte raadgever (bijbels) - Achitofel slechte reuk - stank slechte sigaar - stinkstok slechte smaak - wansmaak slechte spijs - draf slechte spijsvertering - apepsie, dyspepsie, indigestie slechte toestand - malaise slechte tijd - crisis slechte verzen - gerijmel, rijmelarij slechte verzen maken - rijmeien slechte vrouw drel, hoer, lichtekooi, lupa, slet, snol, temeier slechte waar afval, bocht, rommel, rotzooi, troep, uitschot slechte wijn - leur slechte woning hut, kot, krot slechte zilvermunt - biljoen slechten - afbreken, demoieren, effenen, egaliseren, omverhalen, ontmantelen, slopen slechter - minder slechthamer - planeerhamer, vlakhamer slechtheid arg, boosaardigheid, boosheid, immoraliteit, kwaad, kwaadaardigheid, ondeugd, verdorvenheid, zedeloosheid slechthorend - doof slechthorend iemand - dove slechting - demolitie slechts alleen, eniglijk,enkel, louter, maar slechts één etmaal durend - eendaags, efemeer, ephemeer slechtweg - eenvoudig slechtijzer - vlakker, vlakijzer sle(d)e ar, arre, arreslee, auto (grote), bob, bobslee, prikslee, tobogan, ijsslee sleden - arren sledesport - rodelen slee sleedoorn slee bot, stomp, stroef, wrang sleeboom - sleien, trekkebek slede zie: slee sleedoorn - kwets, sleepruim, trekkebek, sleien sleef - (pol)lepel slee met prikkers - prikslee sleekachel - plattebuiskachel sleep - aanhang, gevolg, hellend (Z.N.), horde, japonsleep, karavaan, optocht, reeks, rij, slier, sliert, staart, stoet, suite, trein sleepanker dreg sleepboot - remorqueur, sleper, traeiler, trailer, trawier, treiter, sleepgraver - drafline sleephelling overtoom sleepkabl - strang sleeplijn dragline sleepnet kol, kor, korre vleet, schrobnet, saai, sleper, tiras, trawl, treil, wade, wonderkuil, zegen, sleepruim – slei sleepschip - aak sleepschop - graafmachineschraper sleeptouw, op - nemen - meeslepen sleeptouw, op - houden - paaien sleepvoeten - sloffen sleepzak kuil sleerijden arren sleeschuit - ijsboot Sleeswijk-Holstein, hoofdstad van - Kiel Sleeswijk-Holstein, zeepolders in - marschen sleet - gaal, glee, slijtsel sleetje rijden - arren sleets slordig, versleten, verslijtend, wrak sleeuw - loom slef - pantoffel sleffer - pantoffel, slipper sleg - hamer slegel - staak slegge - hamer, slei slei - hamer, sleepruim, sleg, slegge sleisijzer - rakelijzer slemiel - schlemiel, sukkel slemp brasserij, koffie, smulpartij slempen brassen, gulzig, overdadig, smullen, zuipen, zwelgen slemper - brasser, smuller slemperij bacchanaal, braspartij, brasserij, drinkgelag, drinkpartij, gelag, libatie, orgie, saturnalia, slemperij, smullerij, smulpaperij, smulpartij, zuippartij, zwelgerij, zwelgpartij slempmaal - orgie slenk - bodeminzinking, geul, greppel, kom, moddergat, plas, sleuf, slootje slenter - flard, list, streek, uitvlucht slenteraar flaneur, straatslijper slenteren - flaneren, kuieren, lanterfanten, lenteren, sjokken, sloffen slentergang - sleur slepen sleuren, slieren, traineren, trekken, zeulen slepen van een schip door middel van sloepen boegseren slepend chronisch, gerekt, langdurig, languide, langzaam, log, loom, lijmerig, onafgedaan, pesante, talmend, teemachtig, traag, ijzig, zwaarmoedig slepend (muz.) - languido, lento, partamento, pesante, portando, portato, trascinando slepend houden - traineren, rekken slepend lopen - sjokken, sloffen slepend, zwaar - pesante slepende ziekte - kwaal, kwakkelziekte sleper - koetsier, penseel, sleepboot, vervoerder sleperspaard - natiepaar sleperswagen camion sleping helling sleping (muz.) loopje, triller slet - del, flard, lap, prostituee, slons, snol, veenbagger, vod slet of del - sloerie slets - muil, pantoffel sletsen - sloffen slettig - haveloos sleuf geul, gleuf, groef, keep, kerf, slenk, uitholling, voor, vore sleur aanwensel, gebruik, gewoonte, routine, slenter, slentergang tredmolen, usance sleuren - slepen, togen, sollen sleutel clavis, lips, loper, motograaf, oplossing, tandel sleutelaar - knutselaar sleutel op notenbalk chiave sleutel voor alle sloten - passepartout sleutelbeen - clavicula sleutelblad - baard sleutelbloem - aurikel, bakkruid, berenoor, cyclame, dwergbloem, eierkruid, guichelheil, hanetree, hemelsleutel, melkkruld, pannekoek, penningkruid, pinksterbloem, primula, veris, waterpunge, waterviolier, zevenster sleutel bloemige aurikel, cyclamen, guichelheil, melkkruid, penningkruid, primula, waterviolier, wederik sleuteldeel - baard, pijp sleutelen - knutselen sleutelstad Leiden, L.B. sleuven kerven slib - bagger, bezinksel, blubber, derrie, drek, flodder, modder, neerslag, prut, roodolm, slat, slib, schor, slik, slobber, slijk slibachtig modderig, slijkerig slibber - blubber, slijk slibberen - slippen slibberig - glad, glibberig sliglaag, bovenste in de Wadden - blets slichten afgraven, gelijkmaken, gladmaken, slechten slidderen - (uit)glijden slieren glijden, slepen, sleuren, slingeren, traineren sliert - file, gevolg, reeks, ris, rist, rij, sjoecht, sleep, slier, stoet, sliet - paal, rekhout slik bagger, modder, prut, slib, slijk slik, begroeide - schor slikhout - kesp, kesje slikken - accepteren, afvoeren, baggeren, digereren, golzen, slokken, tolereren, verkroppen, verzwelgen slikker - veelvraat slikmus - oeverloper sliknat doornat, druipnat slikop -sloeker, slokop, veelvrat slikopruimer - veegmachine slim - adret, afgericht, arg, behendig, berekend, betjoegd, bijdehand, diplomatiek, doortrapt, gaar, gehaaid, geheid, gemeen, geraffineerd, geslepen, gevaarlijk, gevat, glad, gewiekst, gis, goochem, handig, intelligent, kien, kritiek, kwaad, leep, link, listig, loos, moeilijk, olijk, pienter, plat, rap, scherpzinnig, schrander, slecht, slinks, sluw, snedig, snugger, spits(vondig), tof, uitgekook, uitgerekend, uitgeslapen, verkeerd, vindingrijk, wakker slim, (volksterm) - gis, link slim (Ind.) - pintar, pinter slim (jongenstaal) - fijn, jofel, leuk slim bedenksel fint, list slim beest dolfijn, vos slim berekenend - politiek slim en sluw - leep, link slim en uitgeslapen - kien slim, schalks meisje - fee, heks slimheid geraffineerdheid, geslepenheid, gewiekstheid, intelligentie, list, schranderheid, sluwheid, streek, treek, truc, vindingrijkheid slimme - lepe slimme daad - streek slimme streek - advocatenstreek, advocaterij, list, treek, valstrik, zet slimme viervoeter poedel, vos slimme vondst list slimme zet - treek slim mens - vos slimmerd gladakker, goochemerd, guit, leperd, linkerd, linkmichel, olijkerd, picaro, schelm, slimmeling, slimmerik, spitsboef, vos, slimmerik - goochemerd, linkerd slimmigheid - foef, foefje, list, slimheid, truc slimmigheidje - list slinger draai, fronde, guirlande, katapult, pendel, pendule, pompslinger, pompzwengel, pret, trapeze, versiering, werptuig, zwaai, zweefrek, zwengel slinger van bloemen - festoen, guirlande slinger van groen en vruchten - festoen, guirlande slinger van loof - festoen, guirlande slingeraap - ateles slinger, bepaald soort - compensatieslinger slingerdans - cramignon slinger van bloemen festoen slingeren bengelen, bungelen, gieren, gooien, kronkelen, lanceren, oscilleren, rondzwerven, schommelen, slieren, werpen, zwaaien, zwieren, zwingelen slingeren rond een evenwichtstoestand - libratie slingerend - kronkelend, meandrisch slingerende lijn - meander slingerende rivierloop meander slingering - curve, draai, draaischommeling, golving, kronkel, kronkeling, oscillatie, schommeling slingerklok - pendule slingerkiel - kimkiel, komkiel slingerklok - pendule slingerlamp hanglamp slingerlijn - curve, kromming, kronkel, meander, onduline slingermachine - centrifuge slingermachine voor honing - extractor slingerplant akkerwinde, betel, boon, elfrank, haagwinde, hop, kamperfoelie, liaan, liane, schommel, sirih, winde, wingerd slingerplant (Ind.) - sirih slingerplant in Azië betel slingerplant in beukeboom - spekwortel slingerplanten - lianen slingerproefnemer Toucault slingerroos - haagwinde slingerstengel - rank slingerstok werpstok slingertrap wenteltrap slingeuurwerk - cartel, klok, pendule, pronkklokje slinger van loof - guirlande slingerverband - funda slingerwerktuig katapult slingerwijdte amplitude, amplitudo, magnitude slinken afnemen, inkrimpen, kelderen, minderen, verminderen slinks achterbaks, arglistig, bedrieglijk, doortrapt, geniepig, geniept, link, loos, neerlijk, ongemerkt, pervers, stiekem, stiekum, sluw, subreptief, tersluiks, tortueus, vals slinkse streek - afleidingsmanoeuvre, draaierij, geïntrigeer, gekonkel, intrige, kuiperij, kunstgreep, treek, tuk, verwikkeling slinkse streken - manoeuvres slinkse verwerving - aftroggelarij slinksheid - achterbaksheid, bedriegerij, obliquiteit slip - eind, end, insnijding, krachtverlies (werktuig), lurf (klein stuk), onderbroekje, sluitnota, spleet, split, strook, tip, uiteinde slip of the pen verschrijving slip of the tongue verspreking slip van een kledingstuk - lurf slipjacht - horde, meute, troep, vossenjacht slipjas - pandjesjas slipje - onderbroekje slipje of zwembroek - tanga slip-over - truivest slipon(Eng.) - overjas, sportmantel slippen - doorgaan, doorslaan, ontsnappen, schampen, schuiven, uit(glijden), wegglijden slipper - muiltje, pantoffel slippertje - escapade, estrapade, uitstapje slissen lispelen slob - slib, modder slobbe- noodhulp, slobeend, vaatdoek, voorschot slobber - koffie, slib, slons, varkensvoer, veevoer slobberen -baggeren, drinken, lebberen, lobberend drinken, morsen, slorpen, slurpen slobberig - flodderig, kwabberig, morsig, regenachtig, slap, slonzig, slordig, vuil slobbig kwabberig, slap, slordig slobkous get, gette, jet, spat, strumpel, wagge slobkousjes - nanking slochter - doorgang, vaargeul slodde - slons, slodder - slet slodderachtig - duf, muf, slordig, vies, vochtig slodderig - duf, muf, verdorven, vies, vochtig slodderig en vies - vuns, vunzig slodderjurk - hobbezak, soepjurk sloeber schoelje, slokop, smeerlap, stakker, sukkel, vlegel sloef - voorschoot sloeker - slokker, vraat, vrek sloep barkas, giek, pinas, roeiboot sloep (lichte) - kof sloep van een oorlogsschip - barkas, labberlot, pinas sloep voor gezagvoerders - gig sloepdavits - sloepskraanbalken sloepenstang - davit sloepskraanbalk - sloepdavit sloep van een oorlogsschip labberlot sloerie del, dweil, lellebel, slet, slons sloester - bolster slof - achteloos, briket, danswijze, dof, druilerig, drukkend, laks, lauw, lijs, lijzig, blokje (strijkstok), drukkend, muil, nalatig, pantoffel, langzaam, ondersteek, onverschillig, scheepsnaam, sigarettendoos (met pakjes), traag, treuzelaar, uitgesleten, voetbalschoen, voetwarmer, zwoel sloffen - nalatig (fig.), schuifelen, slepen, talmen (fig.), sloffig achteloos, druilerig, laks, lui, nalatig, slof, traag slofje - broodje, pampoesje slof of schoen - muil slogan devies, leus, leuze, motto, slagzin slöjd handenarbeid slöjdgereedschap - beitel, hamer, mes, passer, zaag slok - borrel, dronk, gulp, slokker, slokop, slorp, slurf, slurp, teug, toog slok op een borrel - veel sloka, soort - anustubh slokachtig - gulzig slokan (Ind.) - goot, greppel slokdarm - gulzigaard, oesofagus slokje - borrel, nipje, teugje, zoopje slokken - gulpen, slikken, zwelgen slokker - drommel, gulzigaardhals, slokop, sul slokkerd - gulzigaard slokkerig - gulzig, slokkig slokop - eetwolf, gilzigaard, schrok, sloeber, slokker, veelvraat, vreetzak, slok op een borrel - veel slome - sukkel slome duikelaar - sufferd, sul slome vrouw - meut(je) slommering - beslommering, rommel slomp - buitenkansje, wisselvallig slonde - afgrond, sloof slonk - doortrapt, loos, slim slons del, flard, feeks, lellebel, 8morsebel slet, slobber, slodder(vos), sloor, sloerie, Kea, Keja, totebel slonsachtig - slordig slonzen - kladden slonzig - achteloos, haveloos, nalatig, slordig slonsachtige vrouw - del, konkel, loeder, morsebel, slet, sloddervos, sloerie, slomp, totebel, sloof - boezelaar, dekbalk, dwarsbalk, verschort, stakker, tobber, voorschoot, werkster sloom dromerig, duf, futloos, inert, krachteloos, langzaam, laks, lui, lijzig, ongeanimeerd, saai, slap, suf, traag, vervelend sloom en traag - laks sloomheid - inertie, laksheid, luiheid, sufheid, traagheid sloop afbraak, omkleedsel, overtrek, sloperij, tijk, sloopbeitel breekijzer sloorzaad - koolzaad sloot - afwatering, delf, gouw, grebbe, grep, greppel, laak, riviertje, stroompje, tocht, vliet, watergang, wetering, zwet, zijp slootdier - kikker, stekelbaarsje slootgraver - delver slootje - greppel, knip, slenk slootje op een kerkboek - klem, knip, praam, schuif slootmus - rietgors slootplank vlonder, vonder slootriet dakriet, dekriet slootriet (in poelen en moerassen) - arundo slop - armenbuurt, glop, impasse, keerweer, steeg, straatje, vaargeul slopen afbreken, amoveren, demoieren, moeren, mollen, neerhalen, omverhalen, ondergraven, ondermijnen, ontaarden, ontzetten, rampeneren, raseren, slechten, stukslaan, uitputten, verderven, vernielen, verpesten, verteren, wegbreken, verwijderen slopend - hectisch sloper - afbreker sloperswerkplaats - sloop, sloperij sloping - afbraak, demolitie, opruiming, slechting, vernietiging, wegruiming slordevos dant, morsebel, sloddervos, slons, totebel slordig - achteloos, armoedig, flodderig, haveloos, knoeierig, labberlottig, liederlijk, nalatig, negligent, nonchalant, onachtzaam, ongeredderd, onnauwkeurig, onnet, onooglijk, onordelijk, onverzorgd, onvoorzichtig, ordeloos, rappig, roffelig, ruw, slecht, sleets, slobberig, slonsachtig, slonzig, stoffig, todderig, vervallen, verwaarloosd, verzuimachtig, wanordelijk, zorgeloos, slordig mens - flodder, flodderkous, kea, knoeier, lellebel, morsebel, ordeloze, slodder, slodderkous, sloddervos, sloerie, slons, slordervos, viespeuk, slordig schrift gekrabbel slordige vrouw del, flodder, floddermadam, kladdeboter, morsebel, sloddervos, sloerie, slons, sloor, totebel slordigheid onachtzaamheid, haveloosheid,onnetheid slordig iemand - sloddervos slordig wijf - totebel, morsebel slorp - opslurping slorpen - lurken slosse - notebolster, sloester slot afloop, afsluiting, besluit, burcht, citadel, clausuur, coda (muz.), deursluiting, eind, eindcijfer, einde, end, ende, finale, finisch, grendel, grond, kasteel, knip, reden, saldo, sluiting, staart, stins, toestand, uiteinde, uitkomst, uitslag, vesting, zin slot - zie ook, burchten, kastelen, vestingen slot aan boek - fermoir, krap slot bij Amerongen Zuylensteijn slot bij Arnhem Rosendael slot bij Bemmel Doornenburg slot bij Boxtel Stapelen slot bij Breda Wolfslaar slot bij Breukelen Nijenrode slot bij Deil Bulgersteijn slot bij Delden 't Wickel slot bij De Steeg Middachten slot bij Doetinchem Slangenburg slot bij Gorkum Loevestein slot bij Haarzuilen De Haar slot bij 's Heerenberg Bergh slot bij Heino Nijenhuis slot bij Lage Vuurse Drakensteyn slot bij Loosdrecht Sijpesteijn slot bij Muiden Muiderslot slot bij Otterlo St. Hubertus slot bij Renkum Doorwerth slot bij Santpoort Brederode (ruïne) slot bij Tegelen Holtmühle slot bij Tiel Soelen slot bij Vaassen Cannenburgh slot bij Vorden Wildenborch, Hackfort, Onstein slot bij Wijk bij Duurstede De Kieftenkamp slot of burcht - kasteel slot of einde - afloop slot of kasteel - burcht slot van een lied naspel slot van een muziekstuk - coda, finale slot van gebed amen slotband - ligament slotbewoner - burchtheer, drost, kasteelheer, kastelein, ridder, slotvoogd slotconclusie - eindoordeel, eindresultaat slotdeel van een concert of sonate - rondo slotdeel van een lierdicht - epode, slot slotdeel van een muziekwerk - finale sloteffect apotheose slotenmaker - smid slotformule - amen slotgedeelte - finale slothaak - haaksleutel, loper slotheer - burchtheer, drost, kasteelheer, kastelein, slotvoogd slotklinker - eindklinker slotletter - eindletter slotnotering - eindnotering, slotkoers slotopener loper, sleutel slotplaat kram slotplein binnenplaats, binnenplein, voorplein slotrede epiloog, narede, nawoord, peroratie slotsom apercu, beslissing, besluit, bevinding, conclusie, eindgevolg, einduitkomst, gevolg, gevolgtrekking, konklusie, overzicht, resolutie, resultaat, saldo, samenvatting, summarium, syllogisme, uitkomst, uitspraak slotstrofe in afwijkend metrum - epode slotstuk apotheose, finale slotter - tuigage slottoneel - apotheose slotuil - kerkuil, torenuil slot van een lied - naspel slot van een gebed - amen slot van miziekstuk - finale slotvers districhon, epode, slotzang slotvonnis einduitspraak, eindvonnis slotvoogd drost, kastelein, slotheer slotwedstrijd - eindstrijd slotwoord amen, epiloog, narede, peroratie, slotrede, slotzang eindzang slotzuster - non sloven - beulen, ploeteren, sappelen, tobben, wurmen, zwoegen slover - zwoeger Slovenië, hoofdstad van - Ljubljana Slovenië, rivier in - Drava, Sava, Soca Slowakije, hoofdstad van - Bratislava sluier - floers, lamfer, mantilla, rouwfloers, voile, waas, wa, wade, wijl, wijle sluier (Turks) - tsjadra sluier of overkleed van een Arabische vrouw haik sluiereffect - fäding, verpakking sluieruil - kerkuil, torenuil sluiervis - sluierstaart (siervis) sluif dopje, foedraal, gleuf, groef, huls, kluut, overtrekje, vingerling, vingerovertrek sluik - heimelijk, plataf hangend, gladaf, gladafhangend, (neer)hangend, ongemerkt, verholen sluiken - smokkelen, verklikken sluiker - smokkelaar sluikerij - minnehandel, smokkelarij sluikgoed - contrabande, smokkelwaar sluikhandel - fraude, smokkel, smokkelarij sluikhandel bedrijven - lorredraaien sluikharigheid - lissotrichie sluikswijs - heimelijk, steelsgewijs, stiekem, tersluiks sluim - erwtenpeul sluimen - gappen, loeren sluimer - dutje, slaap, slaapje, tukje sluimeren dutten, doezelen, dommelen, slapen sluimerend latent sluimerig dommelend, slaperig sluimering - doezel(ing), dommel(ing), druil, dutje, gesluimer, hazeslaapje, middagslaapje, siësta, slaapje, somnolentie, tukje sluimerrol slaapkussen sluimerzucht - slaapzucht, slaperigheid sluipdeurtje achterdeurtje, klinket, vestingpoor je, uitvlucht, winket sluipen (mil.) - tijgeren sluipend voortbewegen - kruipen, tijgeren sluiper indringer sluiphaven - vooronder sluipkever - meelkever, meeltor sluipmoordenaar bravo, doder, sniper sluipmoordenaar bravo (It.), sluipschutter, sniper sluippoortje - achterdeurtje, klinket, vestingpoortje, uitvlucht sluipschutter - moordenaar, scherpschutter, sluipmoordenaar, sniper sluipswijze - steelsgewijs, tersluiks sluip, ter - verholen sluipveest - kousevoeter sluipvliegen - tachinidae sluipwesp - dolkwesp, ichneumon, spinnendoder sluis brug, doorlaat, duiker, kolk, rabot, schutkolk, sas, sluiskolk, spui, verlaat, zijl sluis, deel van en - achterkar, broekbalk sluis voor te ontwateren - verlaat sluisbalk - slagbalk sluisband - hoepel sluisdeur - draaideur, ebdeur, sasdeur, schuifdeur, schutdeur, spuideur, valdeur, vloeddeur sluisdeurtje rinket sluisje in een dijk - doorlaat sluiskamer - schutkolk sluiskolk - sas, schutkolk sluismeester - sasmeester sluispoortje - sas sluisteren - ontbolsteren, snoepen sluistocht - vaarsloot sluis voor schepen - doorvaart sluiswachter - sasmeester, sasser, sessenier, sluismeester sluiswachterswoning - sluishuis (Z.N.) sluit alles in - al, geheel sluit alles uit niets sluit niets uit alles sluitband hoepel sluitband (judo) - obi sluitbeugel haak, knip sluitboom - afsluitboom, barrière, bout, hamei, klink, overval, sluitbout, spagnolet, staaf(nagel), stang, sluitboom aan poort - klink sluitbout - klink, overval, sluitijzer (vallend) sluitdeel van een fles - kurk sluitdeksel - klep sluitdop - schroefdeksel sluiten - aangaan, be(ëindigen), deftig, dichtdoen, dichten, dichtgaan, dichtmaken, dichten, eindigen, grendelen, knopen, luiken, opbergen, raken, statig, toedoen, treffen, wegsluiten sluiten de ramen af - ruiten sluiter in een leiding - kraan sluitgesp - agrafe sluithaak - gesp, klamp, spang sluithaak aan boek - krap, slot sluithaak voor boeken - klamp sluithek met ijzeren punten - hamei sluithoutje - wervel sluitijzer grendel, klink sluiting deksel, drukker, gesp, grendel, gulp, haak, hangslot, klep, klink, knip, knoop, luik, opheffing, rits, ritssluiting, schalm, slot sluiting van brandkast - letterslot sluiting van een broek - gulp, rits sluiting van een deurklink - gek sluiting van een jas - knoop, rits sluiting van een kist - deksel sluiting van een muziekstuk - autentiek sluiting van een riem - gesp sluiting van een toegang - hek sluitkade - afsluitdam sluitkool - boes, kabuis(kool), kopkool sluitlusje - trens sluitmand - sluitben sluitmiddel - deksel, deur, deurknop, dop, espagnolet, frontmuur, gesp, grendel, kapsule, ketting, klep, klink, knoop, kroonkurk, kurk, lid, mousqueton, rits, slot, sluithaakje, sluitstang, zegel, zipp sluitmuur - frontmuur sluitnagel - sloopnagel, toognagel sluitnota - handpolis, hoek, punt, slip, spits, spleet, split, tip sluitprop - pakker sluitrede epiloog, logisme, narede, ratiocinatie, redenering, slotrede, slotwoord, syllogisme sluitrede, valse - sofise sluitredenering - syllogisme sluitregel - refrein, slotrijm sluitschalm - beugel, harp sluitspeld doekspeld, fibula, veiligheidsspeld sluitspier - constrictor, maagpoort, maagspier, sfincter, sphincter sluitstaaf van een raam espagnolet, spanjolet sluitsteen sluitstuk sluitsteen van een metsellaag - klesoor, klezoor sluitstop van het bonigat - bom, spon sluitstuk - bouterolle, finale, klep, sluitsteen sluitstuk op een opening - klep sluitstuk van een metsellaag - klesoor sluitteken - punt sluittoestel - grendel sluitwerk - blind, espagnolet, espanjolet, grendel, haak, keg, ketting, klamp, klink, knip, opsluitwig, raamboom, schuif, sluitwig, spanjolet, spie sluitijzer - bout, fazel, grendel, klink, overval, schuif, sluitbout, sluitstang sluizen - schutten slum (Eng.) - achterbuurt, slop slump - koersdaling slungel bonenstaak, klungel, lange, lijs, lurk, schlemiel, sladood, slamier slungelachtig persoon - lijs slungelig - lijzig slurf - pijpenla, slang, slorp, slurp, snuit, steegje, tromp slurf van een hoos - trombe slurf van een olifant - slop, snuit, tromp slurfdier - Manmoet, olifant, proboscodeum, tapir slurfdieren - rondoorolifant, slurfdragenden, soedanolifant slurfdragende - slurfdieren slurp slok, teug slurpen - drinken, slobberen, slorpen, zuipen slurpend opdrinken - opslurpen sluw - achterbaks, arg, arglistig, artificieus, astutieus, betjoegd, captieus, doortrapt, gemeen, geniepig, geraffineerd, geslepen, gevat, gewiekst, glad, goochem, helder, leep, link, listig, loos, pienter, politiek, schrander, slim, slinks, snugger, uitgekookt, uitgeslapen sluw en slim - leep en link sluw meisje heks sluw mens leperd, rat, vos sluwe handeling - streek sluwe kamerdienaar - figaro sluwe kerel rat, vos sluwe streek - list, reinardie, toef, treek, truc sluwe tegenwerking - cabaal, complot, gekonkel, intrige, kuiperij, samenspanning sluwe trek kneep sluwe vondst list sluwheid calliditeit, doortraptheid, finesse, geslepenheid, gewiekstheid, gladheid, leepheid, list, listigheid, loosheid, raffinement, reinardie, slimheid, slimmigheid, uitgeslapenheid sluw iemand - leperd, rat, vos slijk - bagger, blubber, dras, drek, flodder, goor, koolzaad, mergel, modder, moer, moeras, prut, slat, slib(ber), slik, vuil, vuilslat slijkachtig - modderig slijkgeus - contra-remonstrant slijkgras - spartina slijkgroen - limosella slijkig - modderachtig slijkspringer - springgrondel slijkstroom - lahar, ribine slijk uit sloot - slat slijkvis - smeerling slijkvulkaan - maccaluba, sals slijm - mucus, spuwsel slijm (Gr.) - muxa slijm- of draadvorming in melk - leng slijmachtig - pituitalr slijmachtige stof uit een plant - salep slijmbal - slijmerd slijmbeursontsteking - bursitis slijmdeel - fluim slijmdiertje - amoebe, wisseldiertje slijmen - pluimstrijken, strooplikken slijmerig - glibberig, kruiperig, nederig, onderdanig, week slijmerige klei - slemp slijmerig vocht - kwijl, snot slijmgezwelziekte - myxomatosis slijmjurk - pluimstrijker, vleier slijmlozing - expectoratie slijmoplossend middel - salmiak slijmprik - myxine slijmstof - mucine slijmvis - botervis, lomp, lump, magge, puitaal, rotvis, zeewolf slijmvlies - mucosa slijmvliesgezwel - poliep slijmvliesontsteking - catarre, difterie, neuscatarre, (neus)-katar, neuscathar, spruw, zinkings slijmvlok - fluim slijmzwam - myxomycrtum, runbloem slijpbewerking - honen slijpen - aanzetten, fijnmaken, polijsten, scherpen, spitsen, wetten slijphout - strekel slijplak - grondvernis slijpmiddel - abrasiet, amaril, diamantin, schuurpapier, slijpplank, slijpsteen, slijpzand, smergel, strekel, wetstaal, wetsteen slijppoeder - amaril, slijpsel, smergel slijpsel - slijppoeder slijpsteen - amaril, wetsteen slijpvlak - facet slijpvorm van een diamant - baguette slijtachtig - sleets slijtage - afslijting, aftakeling, sleet, slijting, usuur slijten - afdragen, afnemen, doorbrengen, leuren, oogsten (vlas), roesten, scenken, venten, verkopen, verminderen, verslijten slijter - debitant, verkoper slijterij - drankwinkel, saloon, wijnhandel slijting - slijtage, vlasoogst slijtplek - gaal, glee smaad - affront, bejegening, belediging, beschimping, bespotting, eerroof, hoon, laster(ing), oneer, schande, schimp, sneer, spot smaad tegen beter weten in laster smaadschrift hekelschrift, libel, pamflet, schotschrift smaadtaal - palinodle smaak - aroma, eetlust, gastus, geest, genot, genre, goesting, goût, keus, kunstzin, lust, meug, mode, neiging, schoonheidsgevoel, trant, trek, voorkeur, welbehagen, wijze smaak op kunstgebied - artisticiteit smaakje - bijsmaak, toevoegsel smaakknoppen, samenstel van - papil smaakorgaan papil, tong smaakstof essence, kruid, kruiden, specerij smaakt best lekker smaakvol artistiek, beelderig, beeldig, beeldschoon, bekoorlijk, charmant, chic, elegant, esthetisch, flatteus, fraai, fijn, geestig, honneponnig, keurig, lekker, liefjes, luisterrijk, modieus, mooi, onberispelijk, piekfijn, prachtig, sierlijk, snoezig, specieus, subliem, succulent, wonderschoon, zwierig smacht, op de - lopen - klaplopen smachten begeren, dorsten, haken, hunkeren, reikhalzen, smoren, snakken, vergaan, verlangen, wegkwijnen, (ver)zuchten smachtend begerig, dorstig, kwijnend, langoureus, languissant, verlangend smadelijk beledigend, honend, injurieus, kwetsend, onterend, vernederend smadelijk bejegenen - beschimpen smadelijke bejegening belediging, hoon smaden beledigen, beschimpen, honen, kwetsen, smalen, verachten, vernederen smadend - beledigend, honend, schamper smak bons, buiteling, dreun, klap(zoen), plof, slag, val smakelijk aangenaam, aanlokkelijk, aantrekkelijk, appetijtelijk, begeerlijk, fijn, heerlijk, lekker, perfect, savoureus, smeuïg, zalig smakelijkheid - succulentie smakeloos - banaal, boers, fade, flauw, laf, lelijk, ordinair, saai, vervelend, zouteloos smakeloosheid - lafheid, onsmakelijk, vies smaken - bevallen, genieten, gouteren, gustatie, keuren, monden, nuttigen, proeven smakken - dreunen, gooien, kwakken, mieteren, neergooien, neerkwakken, neersmijten, smekken, smijten smakkerd - kus, zoen smakwater - slagzee smal bekrompen, benepen, dun, eng, fijn, gering, iel, klein, mager(tjes), nauw, onaanzienlijk, schriel, slank, tenger smal bloembed - border, rabat smal boordsel - bies smal boordsel om hoed - kreel smal bruggetje - kwaak, passerelle, plankbrug, steg, til, vlonder, vonder smalbladig wollegras - lok smaldeel - eskader, flottielje, onderafdeling, onderdeel smaldelen - onderverdelen, splitsen smal diep water - geul smaldoek - vlag smalen - beschimpen, honen, smaden, schimpen smalend - schamper smalende bejegening - ironie, kleinering, sarcasme, scherts, spotternij smal en klein - nauw smal en kort - klein smal en puntig - spichtig, spits smal en recht rank, slank, tenger smal en slank - mager smal en tenger - rank smaler - kleineerder, sarcast, spotter smal gewelf boog smalhart - lancetvis smal koord voor schoenen - veter smal linnen - smaldoek smal paadje - hazenpad smal slootje grep, grup smal stilstaand water - kreek, poel, slootje smal straatje - doorloop, glob, slob, steeg steg, smal stromend water - beek, sloot, spreng, vliet, waterloop smal stuk hout lat smal stuk ijzer - strip smalstuk land - repel smal stuk leer riem smal stuk papier reep smal stuk stof - strook smal stuk textiel afzetband, biaisband, band, elastiekband, galon, lint, passement, tres, passement smal water beek, grep, kreek, sloot, wetering smal stuk weefsel - lint smal tapijt - loper smal toelopend stuk stof - geer smal toelopende strook doek - geer smal tuin- of bloembed - rabat smal uiteinde - kapje, spits, timp, tip smal vaartuig - kajak, kano smal visnet - zegen smal water - kreek, sloot, vaart, wetering smal waterloopje - beek, beekje, geul, greppel, kanaal, kreek, sprank, spreng smal watertje - sloot smal weefsel - lint smal weggetje - paadje, pad, steg smal zeilschip klipper smal zijvlak van een steen - streksmal smalle band lint smalle band rond een zuil - annulet smalle bergpas - bergengte, engte, kloof smalle bloemenrand - border smalle brug vlonder, vonder smalle diepte geul, gleuf, grebbe, grep, greppel, voor, vore, smalle dikke beitel - schietbeitel smalle doorgang bergpas, engte, gangpad, pad, pas smalle doorgang in de bergen - pas smalle doorgang op zee - straat smalle doorgang tussen rotsen - canyon, kloof smalle draaizaag - afzetzaag smalle dunne lat - richtel smalle gang - steeg smalle groef - gleuf, sleuf smalle hoge voetbrug - vonder smalle houtbeitel - steekbeitel smalle inham - kreek smalle landverbinding istmus, landengte smalle lange lap - reep smalle lat tengel smalle leest - wespetaille smalle lichtstraal - laserstraal smalle loopbrug - passerelle smalle onderzeese rug rif smalle ondiepte - gleuf, klip, mui, rif smalle ondiepte langs het strand - zandbank smalle ondiepte van verharde grond - klip smalle opening gleuf, kier, reet, richel, sleuf, spleet smalle opstaande rand richel smalle plank van boven toegespitst - rachel, rafter smalle plank lat, plint, rachel, rachter, tengel, smalle rand of lijst richel smalle reep stof - bies smalle reep zijde - lint smalle roeiboot - wherry smalle schop - spade smalle sloep - giek smalle sloot grep, grebbe, grup smalle stof lint smalle straat - pad, steeg, slop smalle straat in Noord-Afrika - Soek, Souk smalle strook bies, lint, reep, repel, rib, strip smalle strook als versiering - bies smalle strook gekleurd papier - serpentine smalle strook land, die in zee uitloopt - landtong, nes smalle strook land in water uitlopend - landtong smalle strook land tussen twee vastelanden landengte smalle strook leer - riem smalle strook papier - reep smalle strook weefsel - lint smalle strook ijzer - strip smalle stroom beek smalle tak van een waterloop - sprank smalle vaan banderol, pennoen, wimpel smalle vaargeul kreek smalle verbinding tussen twee vastelanden - landengte smalle verhoging ribbel smalle verhoging aan een voorwerp - ribbel smalle voetbrug - kwaak, passerelle smalle voetweg - pad smalle voor greppel smalle weegbree - hondsbloem smalle weg - doorgang, engte, ingang, nauwte, pad, ste(e)g, straatje, zeeëngte, smalle weg over een berg col, pas, zadel smalle zuilengalerij - stoa (oud Athene), trifotium smalhart - lancetvis smaller mengen - versnijden smalletjes mager, schraal(tjes), sober, smalligheid - ielheid, smalheid, tengerheid smalneuzige aap baviaan, chimpansee, gibbon, gorilla, hondsaap, mandril, meerkat, mensaap, orangoetang, slapstaart smalt kobaltglas smalte - engte smaragd esmerald, esmeraud, nevelsteen smaradgroen - esmeraud, sinopel (wapenkunde) smaragdkleur - groen smarotsen - klaplopen, schransen, smullen smart droefheid, grief, hartzeer, huidplooiontvelling, kommer, kwel, leed, lijden, pijn, rouw, verdriet, wee, zielenleed smart doen lijden - pijnen smart gevoelen - lijden smart veroorzaken - branden, gloeien, hinderen, priemen, pijnigen, schrijnen, smarten, treffen smartegeld – schadeloosstelling, vergoeding smartelijk bitter, doloreus, droef, jammerlijk, leeddragend, navrant, nijpend, penibel, pijnlijk, schrijnend, treurig, triest, verdrietig smartelijk (muz.) dolorosa , doloroso smartelijk gevoel gemis smartelijk gevoelen - lijden smartelijk gevolg nawee smartelijk verlies - gemis smartelijk verloop - lijdensweg smartelijke ervaring - grief smartelijke gewaarwording - pijn smart hebben - lijden smartig - ontvelt, open smarting - vurigheid smartlap - levenslied, schmalz smart of rouw - leed smart voelen - rouwen smeden aaneenwellen, bedenken, beramen, maken, ontwerpen, scheppen, uitdenken, vervaardigen, verzinnen, vormen smederij - smidse smedig buigzaam, kneedbaar, lenig, plooibaar, smeedbaar, smeu, smijdig, zacht smeedbaar - ductief, hamerbaar, hamergaar, pletbaar, smijdig, snedig, welbaar smeedbaarheid - ductiliteit smeedbak smidskoelbak smeedblok aambeeld smeedkolen - esskolen smeedijzer met kruisvormige doorsnede - kruisijzer smeeg mager, schraal smeegruis kolengruis, smeekolen smeekbede - gebed, petitie, smeekgebed, smeking smeekgebed - litanie, smeekbede smeekgezang - litanie smeeklied - litanie smeekschrift - bedelschrift, klaagschrift, libel, petitie, rekest, request, verzoek smeent - fluiteend, smient smeer angel, consistentvet, crème, kaarsvet, olie, ongel, pommade, reuzel, schoensmeer, slaag, sebum, smeersel, talg, talk, veeg, vet, wagensmeer, smeerblad - dotterbloem, vetblad smeerbloem - dotterbloem smeerboel - beestenstal, rommel, troep, zwijnenstal smeerbuik - pens smeergeld - omkoopsom smeerkalk pleisterkalk smeerkanis doerak, viezerik smeerkees - smeerlap, viespeuk, viezerik, vuilpoets smeerkruid bremraap, smeerwortel smeerkwast, met de - lopen - pluimstrijken, vlijen smeerlap - patser, slioeber, smiecht, viezerik, vlegel, vuilik smeerlapperij liederlijkheid, patjakker, smerigheid, verkwister, viespeuk, viezerd, vuil(ig)heid, zwijnerij smeerling barbot, poelvis, (rivier)grondel, slijkvis, weervis smeermiddel - glyserol, silicon, smeersel smeerpijp - smeerpoets, vuilak, vuilik smeerpoets - taddik, viespeuk, vuilik smeerpunt - nippel smeersel - balsem, crème, linement, lubricant, opodeldok, pasta, politoer, smeermiddel, smering, strijksel, talkzalf smeersel op brood - beleg, boter, jam, kaas, leverworst, margarine, marmelade, pasta, pindakaas, smeerkaas, smout smeerstruik - smeerboompje, wasboompje smeervloeistof olie smeerwortel - bingelkruid, donderboon, duivelsbeet, duivelsboon, ezelsoor, hemelsleutel, keelwortel, mercurialis, spekwortel, symphytum smeet - klap, slag, worp smekeling - implorant, klager, smeker smeken afprachen, afsmeken, bidden, prengelen, soebatten, suppliëren, verbidden, verzoeken, vragen (ootmoedig), smekend verzoek bede, gebed smekend vragen - bedelen smekend woord - bede smeking aanroep, gebed, smeekbede smelleken - dwergvalk, smerlijn smele - deschampsia smelt magma, spiering, zandaal, zandspiering smelten -dooien, oplossen, vergaan, verkwijnen smelten van sneeuw en ijs dooi smeltend - sentimenteel, vervlietend, week smelting - fusie, gieting, ineenvloeiing, liquatie, sentimnteel, week smelting van metalen - legeren smeltglas - brandverf, email, glazuur smeltpatroon - zekering smeltstof - miasma smeltstop - zekering (elect.) smeltwaterafzetting esker, kame, oos smeltziekte - smeul smeren - balsemen, invetten, kladden, klodderen, knoeien, morsen, oliën, strijken, talken, vleien, weggaan, weglopen, zalven smergel amaril smergeltang - amarilhout smerig beroerd, boos, ellendig, gemeen, goor, gorig, laag, laaghartig, min, morsig, olieachtig, oneerlijk, onfatsoenlijk, onnet, onrein, schandelijk, schunnig, vals, vettig, vies, vuig, vulgair, vuns, vuil, vunzig, weerzinwekkend smerig en grof - gortig smerige reuk - stank smering - smeersel smeris agent, bink, diender, juut, klabak, politieagent, tuut smet blaam, blamage, klacht, klad, lak, ontsiering, plek, schande, schandvlek, smeur, spat, vlak, vlek, vuil smetlijn - slaglijn smets - flauw, laf, smakeloos, zouteloos smetstof - contagium, miasma, serum, virus smettarwe - brandkoren smetteloos blank, helder, helderwit, kuis, onbevlekt, rein, schoon, vlekkeloos, volmaakt, zuiver smetteloosheid - reinheid, zuiverheid smetten bemorsen, bevlekken, smoezelen, vuilmaken smetten,van de huid - intertrugo smeu - glad, lenig, smijdig, soppig, vettig zacht smeuig - lekker, lenig, smakelijk, snijdig smeulen - blakeren, broeien, nagloeien, veinzen, vunzen smeur - feil, gebrek, smet smeuren bemorsen, bevlekken, bezoedelen smid - ijzerbewerker smidsaambeeld - speerhaak, tas smidse smederij smidsgereedschap - aambeeld, blag, hamer, koel(bak), tang smidshaard eest, ast smidshamer - voorhamer, vuist smidsterm - aanstuiten, stuiken smidswerktuig - voorhamer smidswinkel - smidse smiecht aterling, gemenerd, smeerlap, valsaard, viezerik, vuilak smieg - handig, lenig, smijdig smient - fluiteend, smeent, spekeend smiespelen - fluisteren, smoezelen, smoezen smiezen - smullen, schransen smikkelaar - smulpaap smikkelen - eten, smullen, snoepen smodde - morsschort, slab, slabbetje, smoddervis - zeelt smoel - aangezicht, babbel, bakkes, bek, facie, gelaat, gezicht, grimas, mond, muil, porem, tetter, toet, waffel smoelwerk - aangezicht smoes aardigheid, flous, grap, klets, praatje, uitvlucht, vertelsel, verzinsel, voorwendsel smoesje - excuus, ontwijking, pratje, tierlantijn, tierelantijn, trucje, uitvlucht smoezelen - smetten smoezelig beduimeld, goor, grauw, groezelig, kreukelig, onfris, smerig, vettig, vies, vuil smoezen - femelen, kletsen, soebatten smoezig - groezelig, smotzig smog mist, nevel smok - (klap)zoen, snoepgoed smoken dampen, roken, walmen smoker - roker smokerig - rokerig smoking - avondkostuum, galakostuum, herenjas smokkel - heimelijk, ongemerkt, sluik, sluikerij, sluikhandel, smokkelarij, smokkelen, verholen smokkelaar - contrabandier, defraudant, lorder, pungelaar, runner, sluiker, sluikhandelaar smokkelarij - sluikhandel, smokkel smokkelen bedriegen, frauderen, ontduiken, sluiken, spieken, wegmoffelen smokkelhandel - sluikhandel smokkeltje - neuswarmertje, spiekbriefje, spiekpapiertje smokkelwaar - contrabande, sluikgoed, smokkelgoed smokken - dampen, kussen, walmen, zoenen smook damp, mist, nevel, rook, walm smoor - damp, mist, nevel, rook, walm smoordronken - beschonken, laveloos, zat smoorheet - snikheet smoorklep - choke smoorvol eivol, stampvol, tjokvol smoren - afremmen, begeren, dampen, dempen, doven, drosselen, misten, onderdrukken, roken, smachten, sudderen, uitdoven, vergaan, (ver)stikken, walmen, wurgen 's morgens - am smorig - dampig, nevelig smoring - stikking, suffocatie smörrebröd - smorgas smorzando (muz.) wegstervend smots - dweil, slet smotzig - groezelig, smerig, smoezelig, vuil smous - bedrieger, sjacheraar, smoushond smousen - bedriegen, sjacheren smouserij - bedrog smout - reuzel, smeer, smeerolie smout(ter)ig - vettig smuiger - bedrieger, gluiper, stiekemerd smuik - mist, nevel smuiken - misten, motregenen smuilen - glimlachen smuk opschik, sier(aad), tooi, versiering smukken - opmaken, optutten, sieren, tooien, versieren smul - brasserij smulbaard - epicurist, gastronoom, lekkerbek smulbroer apicius, brasser, gastrofiel, gastronoom, gourmand, lekkerbek, likkebaard, lucullus, opsomaan, smeerbuik, smikkel, smikkelaar smulbaard, smulbroer, smulgraag, smulpaap smullen - banketteren, banquetteren, kiskassen, lekkerbekken, slempen, smiezen, smikkelen, snoepen smullend opmaken - teren smuller - brasser, drinker,lekkerbek, slemper smullerij gastronomie smulpaap zie: smulbroer mulpaperij - lekkerbekkerij smulpartij - banket, brasserij, orgie, regaal, slemp, slemppartij, tractatie smurrie - bagger, drek, modder, vuil smijdig - buigzaam, glad, kneedbaar, lenig, smeedbaar, smeu, smeuig, smieg, vettig, zacht smijdigen - vermurwen, verzachten smijt - klap, smak, worp smijten - gooien, keilen, kelderen, kogelen, kwakken, lazeren, mieteren, pleuren, schieten, smakken, trappen, werpen smijter - gooier, vechtersbaas smijtfilm - slapstick Smyrna - Izmir Smyrna, inwoner van - Smyrnioot snaai voordeel, winst snaaien betrappen (gewest.), kapen, pikken, rampassen, roven, snoepen, snuffelen, stelen, wegkapen, wegnemen, wegroven snaak bengel, clown, compère, deugniet, gast, gezel, grapjas, grappenmaker, guit, klown, kwant, kwajongen, kwast, kwibus, leukerd, malloot, nar, olijkerd, ondeugd, pias, potsemaker, rakker, rekel, schalk, schavuit, schelm, snuiter, vent, zot snaaks boertig, grappig, guitig, kluchtig, koddig, komisch, luimig, olijk, ondeugend, potsierlijk, schalks, schelms, spotachtig snaaksheid - grappigheid, guitigheid, schalksheid snaakshoofd - kabouter snaar draad, lor, meisje, pees, prul, schoonzuster snaar (muz.) - corda, corde snaarderij - prulleboel, rommel snaarinstrument - 3 bas, cel 4 harp, lier, luit 5 banjo, benta, cello, citer, gamba, piano, viool 6 dombra, gitaar, spinet 7 bandola, basgitaar, cembalo, chrotta, klavier, mandola, pianola, vleugel 8 bandoera 9 balalaika, contrabas, mandoline, violoncel 10 clavichord 11 klavecimbel 12 clavichordum snaarinstrument, Antilliaans - benta snaarinstrument met klavier - piono(la) snaarschijf - poelie snabbel - bek, bijwerk, mond, bijverdienste snabbelen - snateren, tateren snack hap, snap, snik, tosti, zucht snackbar - cafetaria, snelbuffet snaffel - paardebit, trens snak - beet, hap, map, snap, snik, zucht snakerig boertig, komiek, komisch snakerij boert, gein, luim snakken begeren, haken, happen, reikhalzen, smachten, verlangen snakker - prater, snapper, snauwer snap - hap, laatvlijm, lancet, snak, snik snapachtig - babbelachtig, praatziek, praatzuchtig snapachtigheid - loquaciteit snaper - naaldvis, sneper, zeepaardje snaphaan - geweer, snoeshaan, snuiter, vent snappen arresteren, babbelen, begrijpen, betrappen, bevatten, doorzien, grijpen, happen, inzien, keuvelen, kwebbelen, kwetteren, pakken, praten, snateren, tateren, vatten, vertellen voelen snapper - babbelaar, babbelkous, dopper, kletsmeier, mond snapperij - gebabbel, gekeuvel, gesnap snaps borrel, jenever, oorlam, snevel, sterkedrank snaps of borrel - neut snapshot foto, instantané, kiekje, momentopname snapster - kletskous snar bits, scherp, stekelig, taai, venijnig snaren bespelen - tokkelen snarenophouder bij viool kam snarenspanner - schroef snarenspeeltuig - banjo, bas, cello, citer, gitaar, harp, lier, mandoline, viool snarig - flink, geestig, snedig snarren - bluffen, kijven, pochen snars jota, niets, sikkepit, zier snater - babbel, bek, klepper, kwebbel, mond, neb, ratel, snavel, snuit, tater, waffel snateraar - babbelaar, babbelkous snaterachtig babbelachtig snaterbek - babbelkous snatereend - krakeend snateren babbelen, kakelen, kletsen, kwaken, kwebbelen, kwekken, ratelen, snabbelen, snappen, tateren snateren van ganzen - gaggelen snauw - algarade, grauw, kitval, snak, uitval snauwachtig bits, boos, kijfzuchtig, snauwerig, snauwen - aansnauwen, bassen, bekken, blaffen, bijten, grauwen, uitvallen snauwerig - bits, boos, kijfachttig, nors, stuurs snauwerig mens - snip snavel bek, neus, neb(be), snater, sneb, snuit, tater, vogelbek, waffel snavelbies - rhynchospora snaveldier haaregel, mierenegel, vachtegel, vogelbekdier snavelkrokodil gaviaal snavelpunt van jonge vogels - eitand snavelvormig - rostraal, rostriform sneb - bek, snavel, waffel snebben - kakelen snebbig - snibbig, vinnig snede cesuur, coupe, dieresis, inkeping, incisie, insnijding, jaap, kartel, kerf, kwetsuur, letsel, plak, scheur, schijf, snee snijwond, snit, spleet, taille, tranche, verwonding, vorm, wond(e) snede brood - boterham snede gras zwad snedegelijk - isotomisch snede in luchtpijp - tracheotomie snede van een boek bespikkelen - jasperen snede van een mes - meskant snedig adrem, alert, bijdehand, energiek, gaar, geestig, gevat, gewiekst, handig, kernachtig, krachtig, pittig, prompt, puntig, raak, repartie, scherp(zinnig), schrander, slagvaardig, slim, snarig, spits, tersnede, terzake, vlug, vaardig, vlug, zinrijk snedig antwoord repartie, riposte snedigheid gevatheid, schranderheid snee - glip, inkeping, inkerving, insnijdingjaap, kerf, kloof, meskant, plak, (snij)wond, spleet, verwonding, wond sneep - kommel, neusvis, steenmeeuw sneer hatelijkheid, hoonlach, kwinkslag, scherts snees - bedrieger, heler, landmaat, opkoper, rits, scharrelaar sjacheraar sneetje - flistertje, wondje sneetje brood met ei - uitsmijter sneeuw blankheid, grijsheid, neerslag sneeuw (grofkorrelig) - firn, sneeuwijs sneeuw, overjarige - fi(e)rn sneeuwbal - viburnum sneeuwbank - sastrugie, sneeuwwolk sneeuwgors - duinputter, sneeuwputter, strandputter, zeeputter sneeuwhoen - lagopus sneeuwhut van een Eskimo iglo sneeuwjacht blizzard sneeuwkleed lijkwade sneeuwklokje - galanthus sneeuwlaag, bevroren - harst sneeuwmaand - nivose sneeuwman sneeuwpop sneeuwpanter - irbis sneeuwputter sneeuwgors sneeuwschaats ski sneeuwschoen ski sneeuwsoort - firn sneeuwspirea - rozenheester sneeuwsport - skiën, sleeën sneeuwstorm barber, blizzard, sneeuwjacht sneeuwstorm in Rusland - boeran, burran sneeuwstorting - lawine, sneeuwval sneeuwvogel pestvogel, sneeuwgors sneeuwwit - lelieblank, leliewit, smetteloos, rein, vlekkeloos sneeuwijs - firn snel - aldra, allegro, alras, cito, dadelijk, dra, fluks, gauw, gehaast, gezwind, haastig, hard, ijlings, kwiek, levendig, overijld, prestó, prompt, pront, rad, rap, ras, schielijk, schrander slim, spoedig, spoorslags, subiet, tachy, vliegensvlug, vlot, vlug, weldra snel (muz.) allegro, presto snel bewegen - scheren, schieten snel draaien tollen snel handelen - rap snel kwaad driftig, opvliegend snel loopje - gangetje, sprintjevaartje snel lopen - aan(benen), draven, hollen, looppas, racen, rennen, snellen, sprinten snel oorlogsvaartuig - korvet snel ontploffend brisant snel ontroerd - emotioneel nel praten ratelen snel spreken - tachyfrasie snel vaartuig om berichten over te brengen - aviso snel varend zeilschip in de Mldd. Zee - feloek snel varende roeiboot - giek snel verbreidende ziekte epidemie snel verlopend - acuut snel verslijtend sleets snel voorbijgaan - vliegen snel voortdrijven - aanjagen, aanzetten snel voortgaan - aanbenen, aanpoten snel zeilende één master - kotter snel zeilende tweemaster - brigantijn snel zeilende driemaster klipper snel zeilschip brigantijn, feloek, karveel, klipper, kotter snelbakoven - magnetron snelbinder bagageriem snelblusser schuimblusapparaat snelboot motortorpedoboot snelbuffet - cafetaria, snackbar sneldicht epigram, puntdicht snelheid celeriteit, gang, gezwindheid, haast, pace, promptitude, radheid, rapiditeit, speed, spoed, tempo, vaart, vitesse, vlugheid snelheid (Lat.) - velocitas snelheid van de wind windsnelheid snelheidskromme - hodograaf snelheidsmaat - knoop snelheidsmaniak kilometervreter, snelheidsduivel snelheidsmeter - hydrogeenmeter, kilometerteller, pluviometer, podometer, log(instrument), pasteller, schredenteller, silometer, speedometer, tachograaf, tachometer, toerenteller, velocimeter, snelheidsmeter van schip log snelheidswedstrijd - race, sprint snelheid van lopen - draf, gang(etje), ren, spurt snelkookpan drukpan, hogedrukpan, pressure cooker, snelkoker snelle aanval inval, overrompeling, raid snelle afwisseling van twee tonen - triller snelle beweging bij het schermen - uitval snelle dans - foxtrot, wals snelle draai - pirouette, volte, zwenking snelle draf galop, race, ren, run, sprint, spurt snelle draver - renpaard snelle eindspurt - sprint snelle gang draf, galop, ren, run, vaart snelle greep graai, gris, snaai, snap snelle haal - ruk snelle hap greep, snap snelle korte ren - sprint snelle loop - draf, galop, gang, looppas, race, ren, run, sprint, spurt, wedloop, ijl snelle melodische figuur - passage snelle overval inval, raid snelle pas - looppas snelle ren - draf, race, sprint, spurt snelle rilling - huivering snelle springdans - huppeldans, saltarello snelle strooptocht - inval, marode, overval, raid snelle toonwisselingen triller snelle vlucht hazenpad snelle volksdans - tarantella snelle voortgang haast, progressie, snelheid, spoed, vaart, snelle wending pirouette, volte snelle Zuidit. dans - tarantella nelle zwenkingen - caracole, karakol snellen - benen, lopen, draven, haasten, hardlopen, hollen, ijlen, jagen, racen, rennen, spoeden, vliegen, spurten, vliegen sneller dan het geluid - hypersoon, supersonisch, supersoon sneller draven - aandraven sneller lopen - aanlopen sneller voortdrijven - aanjagen snelloop - galop, sprint snelroeien met gondels in Venetië - regatta snelschrift brachygrafie, citograaf, steno(grafie), tirografie snelschritt met verkortingen - brachygrafie snelschrijlkunst met verkortingen - brachygrafie, steno snel schrijfmachine - tachotype snelschrijven stenograferen snelschrijver - stenograaf, tachygraaf sneltrein - berglandexpres, expres, intercity, sprinter, T.E.E., Rheingold, spoortrein snelvarend jacht - aviso (snel, licht) snelvarend oorlogsschip - torpedojager snelvarend stoomschip - paket snelvarend zeilschip in Middellandse zee - feloek snelverkeersweg autobaan, autostrada, rijksweg, snelweg, snelvoetige Griekse held voor Troje - Achilles snelvuurgeweer - mitrailleur snelvurend kanon - pompom snelvuurwapen - mitrailleur snelwandelen - aanbenen snelweg - autobaan, autoweg, vierbaansweg snellijk - haastig, spoedig snelzeilend schip - jacht, karveel, klipper, korvet snelzeilende driemaster - fregat, klipper snelzeilende tweemaster - brigantijn snepper - flebotoom, laatvlijm, lancet sneren - honen, schamperen, spotten snerken - knetteren, schroeien, sissen, snirsen snerpen - branden, gloeien, krijsen, schrijnen, snijden, striemen snerpend - snijdend, verstijvend, ijzig snert - erwtensoep, flut, gekkenpraat, niets, rot, waardeloos sneu hard, jammer, spijtig, teleurstellend, teleurgesteld, sneukelen - snoepen sneuvelen breken, omkomen, sneven, sterven snevel - jenever, neb sneven - omkomen, sneuvelen, sterven snezen helen, kapen, opkopen, wegnemen snibbig begerig, bits, bijtend, kattig, kwaad, nors, stekelig, tuk, vinnig snibbige vrouw of meisje - snibbe snibbigheid - vinnigheid sniffen - huilen snik - ademtocht, hik, nik, nok, onwijs, snap, trekschuit snikheet smoorheet snikken huilen, nokken, schreien, snotteren, wenen snip - bokje, borrel, dronken, griet, grutto, insnijding, keep, kemphaan, kievit, kluit, knor, sabelbek, snede, steltloper, strandruiter, verkouden, wulp Snip en Snap spektakel - revue snipachtige vogel - (steppenvorkstaart), griet, grutto, kluit, kluut, kraanvogel, oeverloper, plevier, pluvier, steltkluit, wulp snippeling - snipper snippennet - flouw, schakelnet snipper flard, ietsje, reep(je), stuk snipperbak prullenmand snipperdag baaldag, vakantiedag, verlofdag, vrijedag, snippermand - prullenmand snipstruis - kiwi snipvis - zeesnip snipwerk - beuzelwerk snirsen - schuifelen, sissen, snerken snit coupe, fatsoen, leest, model, pasvorm, snede, taille, vorm snit of coupe - pasvorm snit van een kapsel - coupe snit van kleren - coupe snob - dikdoener, huichelaar, opschepper, parvenu, patser, poen, poet, pral(er), proleet, sjappie snode daad - euveldaad, misdaad snoeftaal grootsprekerij, opschepperij, pocherij snoeien - afsnijden, inkorten, snoepen, wegknippen snoeigoed - snoepgoed snoeihout - snoei snoeimaand februari, maart snoeimes heep, hiep, sikkel snoeischaar - tuinschaar, snoeitang snoeisel - afval, slum snoeitang papegaaisbek, papegaaienbek snoeitijd snoeimaanden snoek geep snoekachtige zeevis - geep, murene, spionnetje snoekbaars - sander, zander snoekenblad pijlkruid, waterlelie snoekje - grassnoek snoeklijn - fleur snoekvis - esox, hondsvis, snoek, tandkarper, umbra snoep - bonbon, chocolade, drop, hopje, lekkerij, lekkers, toffee, ulevel, versnapering snoepachtig - lief, schattig, snoeperig snoepballetje - zuurtje snoepen - genieten, sabbelen, smikkelen, smullen snoeper - sneukelaar snoeperig aardig, beeldig, lief, schattig snoeperij - lekkers, noga, nougat, zoetigheid snoepeter - snoeper snoepgoed - bonbon, cake, chocolaatje, chocolade, drop, flikje, gebak, hopje, karamel, katjesdrop, kersebonbon, koek(je), lekkernij, lekkers, likeurbonbon, lintdrop, lolly, noga, nougat, pepermunt, praline, snoep, speculaas, suikergoed, toffee, toverbal, ulevel, versnapering, zuurstok, zuurtje snoepje - griot, karamel, lekkers snoeplustig snoepachtig, snoepzuchtig snoer bajadère, band, collier, draad, halsketting, hengelsnoer, karkant, keten, ketting, koord, kordon, lkralensnoer, acet, lias, lis, lus, lijn, meetsnoer, nestel, parelsnoer, paternoster, reeks, richtsnoer, riem, rozekrans, rijgsnoer, sim, tali, touw, veter snoer om papieren aan te rijgen - lias snoer van bloedkoralen - bajadère snoer van brieven - lias snoer van gitten - bajadère snoer van hengel sim snoeren - passement, strengelen, vastmaken snoerenvormende bacterie - streptococcus snoertje - nestel snoerwormen - nemertinae snoerzool sandaal snoes dot, engel, schat, liefje, lieverd schattebout, troel snoeshaan - gezicht, kwant, schattebout, mond, opschepper, rare, snoeter, snuit, toet, zonderling snoet - facie, gelaat, gezicht, mond, snuit, toet snoeven bluffen, brallen, geuren, grootspreken, lawaaimaker, opscheppen, opsnijden, pochen, pralen, pronken, roemen, schitteren, zwetsen snoever - aansteller, babbelarij, blaaskaak, blagueur, bluffer, bram, bramarbos, branie, dikdoener, druktemaker, fanfaron, flierefluit, gekakel, geurmaker, grootspreker, kakelaar, kwast, ophakker, opschepper, opsnijder, overbluffen, pochhans, poen, pocher, praler, praalhans, praatjesmaker, pronker, schreeuwer, windbuil, zwetser snoeverij - bluf, bravade, gepoch, grootspraak, opschepperij, opsnijderij, pocherij, rodomontade snoezig - aardig, allerliefst, beeldig, doddig, lief, lieftallig, schattig, snoeperig snokken - snikken snol hoer, lichtekooi, prostituée, slet, straatmeid, temeier snollen - snuffelen snood - arglistig, boos, boosaardig, eerloos, gemeen, hard, infaam, kwaad, laag, min, misdadig, scherpzinnig, schrander, sinister, slecht, verdorven, zondig snood verleider Mefisto snoodaard - boef, boosdoener, booswicht, deugniet, gemenerik, onmens, onverlaat, schurk, schavuit, valsaard snoodheid boosheid, slechtheid snor knevel, moustache, neushaar, snorbaard snorbaard - knevel, moustache snorder koetsier, kramer, taxi, venter snorfiets - bromfiets, brommer snorkel - luchtpijpje, snuiver snorken ronken, pochen, bluffen, grootspreken, snoeven, snurken snorker pocher, snoever, zwetser snorkerig pochend, poenig, opscheppend snorkerij bravade, snoeverij snorren betrappen, brommen, gonzen, pakken, ronken, snappen, speuren, spinnen, suizen, zoeken snorrepijperij - prul(laria) snot - kippenzikte, kwijl, mucus, neusvocht, pip, snotziekte snotaap - belhamel, bengel, blaag, druipneus, rekel, snotjongen, snotneus - bengel, blaag, druipneus, kwajongen, vlegel snotblok - boomkont snotjongen - bengel, kwajongen snotlap - zakdoek snotneus blaag, bengel, druipneus, kwajongen, rekel, snaak, snotaap, snotjongen, vlegelnikken notteren - huilen, schreien, s snuf - geur, lucht, reuk, snuiftabak, trant snuffelaar - navorser, neuzelaar, onderzoeker, pottenkijker, speurder snuffelen - doorzoeken, inademen, naspeuren, nazoeken, neuzelen, neuzen, onderzoeken, opsporen, rommelen, snuiven, speuren, speurneus, struinen, zoeken snuffert gelaat, gezicht, neus snufje iets, ietsje, luchtje, modeartikel, nieuwigheid, pietsie, pietsje, reuk, reukje, tikje, snugger bevattelijk, bij, bijdehand, intelligent, kwiek, levendig, pienter, schrander, slim, sluw, vlug, waakzaam, wakker snuif - rapé snuifje - beetje, pries, prise snuifmiddelen - ether, tri snuiftabak karot, macuba, makuba, negrillo, nieskruid, rapé, snuif snuisterij - bibelot,galanterie, prul, snuit - aangezicht, bek, facie, gelaat, gezicht, mond, neus, slurf, snoet, vlasafval snuitaap - makaak, maki(bi), mangoe snuit van olifant slurf, tromp snuitdier mastodont, olifant, slurfdier, tapir, varken snuitdoek - zakdoek snuiter - apostel, gast, gezel, guit, knul, komiek, kwant, kwast, kwibus, nar, olijkerd, schalk, snaak, snoeshaan, sijs, vent, vogel, zonderling snuitkever - bladroller snuitkevers - curculionidae snuitmot - crambus snuitrund - tapir snuittor - kalander, muiskever snuiven -briesen, priseren, snuffe(le)n snuivend brullen - briesen snuiver - junk, snorkel, stookhok snuiving - tocht, trek snurken - maffen, knorren, ronken, snorken, snorren snurker - maffer, ronker, slaper, snuiter snurrevaad - zegen snijbiet - beetwortel snijboon - aparte, rare, zonderling snijden - afsteken, couperen, fijnmaken, kerven, lubben, ontleden, oplichten, overvragen, seceren, snerpen, splijten, trancheren, zagen snijdend - scherp, snerpend snijden van miniatuurvoorstellingen - glyptiek snijder - coupeur, kleermaker, tailleur, snijdervogel - prinia, tjitji snijgereedschap - mes snijkant - doorsnede, doorsnijding, intersectie, kruising, kruispunt, lemmer, lemmet, neg, scherp, snee, snijpunt snijkamer - ontleedzaal snijkant van mes - neg(ge) snijpunt - kruispunt. snijpunt van zes wegen - zes sprong snijriem - roeispaan snijtand - voortand snijvlak - doorsnede snijvlak van een stuk vlees - aansnit snijwerktuig - lancet, mes snijwond - jaap, snede, snee snijzaal - ontleedzaal so easy - knijpbril sobbelen - strompelen, struikelen sober afkerig, arm, armoedig, bescheiden, eenvoudig, frugaal, gewoon, ingetogen, karig, magertjes, matig, modest, nederig, ongekunsteld, onopgesmukt, schraal, schriel, spaarzaam, streng, soberheid - eenvoud, frugaliteit, matigheid, nederigheid, schaarste, sobri-teit sociaal maatschappelijk Sociaal Economische Raad S.E.R. Sociaal Democratische Arbeiders Partij S.D.A.P. Sociaal economische Instelling - S.E.R. Sociaal-revolutionairen, voorlopers van de – narodniki sosiale kring - millieu sociale raad, voorloper van de - armenraad sociale wetenschap - economie, sociografie, sociologie Socialistische Federatieve Sowjet Republiek S.F.S.R., U.S.S.R. Socialistischekleur - rood Societatis Jesu S.J., jezuïet(en orde) Société Anonyme SA, N.V. Société anonyme Belge d'exploitation de la navigation aerienne - Sabena sociëteit club, genootschap, gezelschap, soos sociëteit van een studentencorps - N.I.A., PHRM, Minerva, Phoenix socotra, hoofdstad van - Tamrida soda - kelp (uit wier of zeegras), natriumcarbonaat, natron, polkazeep, reinigingsmiddel sodium - natrium Sodom - edom sodomiet - bogger so-easy - knijpbril, lorgnet, pincenez soebatten smeken, smoezen, vleien, vragen, zaniken Soedanneger - nigritiër soelaas hulp, solaas, steun, troost, uitkomst, verlichting, vertroosting, verzachting Soedanese heerser - almani Soedanees volk - Fulbe Soedantaal - zie negertaal Soefi-orde - tarika Soefisme, lid van het - derwisj Soela-eilanden, een der - Mangole, Soelabesi, Taliaboe Soemerische rijk (hoofdstad van het) - Ur Soenda-eilandern, een der - Alor, Bali, Borneo, Celebes, Flores, Java, Lombok, Omba(a)i, Sumatra, Timor Soendanees muziekinstrument - angkloeng soep aardappelsoep, consommé, erwtensoep, groentesoep, linzensoep, oxtailsoep, potage, preisoep, snert, tomatensoep, vermicellisoep, vissoep soep, heldere - consommé soep met gekookte paling - aalsoep soeparoma - maggi soepbeen - mergpijp soepel agiel, buigzaam, elastisch, flexibel, inschikkelijk, lenig, maniabel, meegaand, meegevend, plastisch, plooibaar, soupie, toegevend, wendbaar soepel zijn - meegeven soepelheid elasticiteit, lenigheid, plooibaarheid, meegaandheid, buigzaamheid, flexibiliteit, souplesse soepel leer - saffiaan soepgroente - boontjes, brunoise, eppe, look, peterselie, prei, schorseneren, selderie, selderij, tomaat, ui, worteltjes soepie - pleps soepkom - soepschaal, terrine soepschotel - terrine soepstengel - stereolet soepvlees bouilli, poelet, poulet, rundvlees (mager) soepzootje mengelmoes, rommeltje, vleesafval Soer - Tyrus soerat (Ind.) - brief soes - dommel, dromer soesa beslommering, drukte, last, moeite, omslag, ophef, poespas, rompslomp, spats, poespas soeverein onafhankelijk, oppermachtig, verheven, vorst soevereine staat mogendheid soevereiniteit heerschappij soezen - doezelen, doezelig, dommelen, dromen, druilen, dutten, mijmeren, slapen, sluimeren, suffen, uilen soezend peinzen - suffen soezerig doezelig, dommelig, dromerig, lodderig, loom,slaperig, suf(fig.), sufferig soezig - dommelig, lodderig sof - afgang, fiasco, knudde, mislukking, pech, slecht, strop, tegenslag, tegenvaller, teleurstelling sofa canapé, coach, divan, ligbank, lounge, ottomane, rustbank sofakussen - paresseuse sofiekruid - fiekruid, vuurkruid sofisme - drogreden, redenering (spitsvondig) sofist - drogredenaar sofisterij chicane, drogredenering, spitsvondigheid sofistisch - spitsvondig soft - rustig, zacht softa - student (Turks, Perzisch) soigneur - soigneus, verzorger, zorgvuldig soigneus zorgvuldig soiree - avondpartij, raout sojakaas - tahoe, tofie sojasaus - ketjap soja uit peulvrucht - ketjap sok anklet, kous, mof, sukkel, valkenzak sokkel - postament, voetstuk, zuilvoet sokophouder - jarretel sok voor heren - anklets solaas - soelaas, verlichting, verzachting solanacee - aardappel, atopa, belladonna, bilzenkruid, bitterzoet, boksdoorn, dolappel, elfdrank, lycium, nicandra, petunia, physalis, solanum, tabak, tomaat, wolfskers solanales - tubifloren solarium zonnebad soldaat - alpenjager, ambulancier, artillerist, big, boche, bombardier, cavallerist, dienstplichtige, dragonder, fuselier, genist, g.i. (gouv. issue), grenadier, hoornblazer, huzaar, infanterist, jager, kanonnier, karabinier, kolvenier, krijger, krijgsknecht, krijgsmakker, krijgsman, kurassier, landstormer, legionair, marechaussee, marinier, milicien, militair, mitraillist, muskettier, ordonnans, piekenier, piot, planton, poilu, pontonnier, recruut, rekruut, remplacant, reservist, schansgraver, scherpschutter sansculotte, sappeur, schutter, strijder, tamboer, tamboermaître, tirailleur, tommy, torpedist, treinsoldaat, ulaan, vedette, vliegenier, waardgelder, waarnemer, ziekendrager soldaat aan het front - g.i.(Amer.), poilu (Fr.), tommy (Eng.) soldaat, als van een - soldatesk soldaat (bereden) - cavalerist, huzaar soldaat bij de genie - genist soldaat bij het geschut - kanonnier soldaat der eerste klasse - éénpitter, spandri (Ind.), soldaat der genie - mineur soldaat die zijn opleiding beëindigd heeft filler soldaat gewapend met een musket - musketier soldaat in de voorste linie - tirailleur soldaat in guerrilla - partizaan soldaat in het Romeinse leger - legioensoldaat, legionnair soldaat in het voormalige Brits-lndische leger - ghurka, hurkha, goerkha soldaat ingedeeld bij de tuchtklasse - klassiaan soldaat koerier - planton soldaatloteling - milicien soldaat onder Cromwell rondhoofd soldaatstroper - maraudeur soldaat te paard cavalerist, huzaar, kurassier, lansier, ulaan soldaat te voet - infanterist, landknecht soldaat uit de dertigjarige oorlog - pappenheimer soldaat van Achilles - myrmidon soldaat van de militaire politie - gendarme, marechaussee soldaat van de lichting - milicien soldaat van de paus zoeaaf soldaat van een nieuwe lichting - recruut soldaat van vroeger - kurassier soldaat zijn dienen soldanella - alpenklokje soldaten - krijgsvolk soldaten aanwerven - enroleren, ronselen soldaten africhten - drillen soldatenbende - saldateska soldatenbrood - commiesbrood, kuch soldatencomité - junta soldatendeken - kombaars soldatendracht (16e eeuw) - casaque soldateneetgerei - mesting soldatenjas - attila, huzarenbuis, overjas, schansloper, tenue, uniformjas soldatenkleding - tenue, tuniek, uniform soldatenkost bonen, commies (brood), kuch, legerkost, menage, rats, snert soldatenloon - bezoldiging, gage, soldij, traktement, wedde soldatenloopwacht - patrouille soldatenmuts - baret, kepie, sjako soldatenpak - uniform soldatenpet - sjako soldaten raad sowjet soldatenregering - stratocratie soldatenrugzak ransel soldatenschoen kist(je) soldatenslaapkamer - chambree soldatentas ransel, pukkel soldatentent - legertent soldatenuitrusting - battledress, tenue, uniform soldatenverblijf chambree, bivak, bunker, garnizoen, kamp, kazemat, kazerne, kwartier, legering, legerkamp, tent soldatenvolk - krijgslieden, krijgsvolk, soldateska soldaten werven - ronselen soldatenwerver ronselaar soldatesk martiaal, militair, krijgshaftig, strijdbaar solde - opruiming soldeer - lasmetaal soldeermateriaal - tin soldeerwater - lorum soldeerzout - amoniumzinkchloride soldenier huursoldaat soldij bezoldiging, gage, loon, salaris, soldatenloon, traktement, werkloon, zakgeld solemneel plechtig solfatare - zwavelbron solfège - solmisatie, zangoefening solfer - lucifer, sulfer, zwavel solidair - eensgezind, saamhorig solidariteit saamhorigheid solide best, beter, betrouwbaar, braaf, degelijk, deugdelijk, duurzaam, eerbaar, eerlijk, flink, hecht, kredietwaardig, massief, ordelijk, rechtschapen, sterk, stevig, vast sollidee - bonnet soliditeit - stevigheid, vastheid sollissitant - dinger, kandidaat solideetje bonnet, priestermuts solideren - bevestigen soliditeit betrouwbaarheid, degelijkheid, hechtheid, ordelijkheid, stevigheid solist - alléénspeler, obligatist, solospeler, solozanger soliste - zangeres solistenvoordracht recital solitair afgezonderd, celibatair, diamant (afzonderlijk gezet), dier (niet in de troep levend),eenzaam, enkel, kluizenaar, quadrillespel, ring (met één steen), vrijgezel sollen - jonassen, plagen, slepen, sleuren, trekken sollicitant dinger, kandidaat solliciteren - aanzoeken, dingen solo - alleen(zang), enkel, enkelspel solospeler solist solo-uitvoering - recital solozang - aria, monodie solozanger - solist(e) solstitium keerpunt, zonnestilstand, zonnewende solutie oplossing, plakmiddel solveren - afdoen, oplossen, vereffenen Solomonseilanden, een der - Bauro, Boeka, Bougainville, Choiseul, Guadalcanal, Makira, Malaita, Ysabel Solomonseilanden, hoofdplaats van de - Honiara Solos-eilanden, een der - Adonara, Lomblen, Solor som bedrag, einduitkomst, facit, geldbedrag, opgave, optelling, somma, summa, tantum, totaal, uitkomst, vraagstuk som van een kwadraat en de wortel daaruit - pronikgetal Somalische hoofdstad Djibouti somatisch fysiek, lichamelijk somatische deling - meiose, mitose somber - akelig, armoedig, bedrukt, betrokken, desolaat, dompig, donker, doods, droefgeestig, droevig, duister, jammerlijk, klaaglijk, luguber, mesto, mineur, mismoedig, mistroostig, morose, naar(geestig), pessimistisch, saturninisch,sinister, tragisch, treurig, triest, verdrietig, vreugdeloos, zwaarmoedig, zwartgallig somber (muz.) mesto, maesose somber en stil doods somber gestemd - bedrukt, depressief, down, naargeestig somber stemmen - deprimeren somber stemmend - naargeestig somber van toon - mineur sombere stemming - dysforia somberheid - morositeit, naargeestigheid, somberte somma bedrag, geldsom, prijs, totaal sommatie aanmaning, bevel, dagvaarding, eis, exploot, opvordering sommeren aanmanen, eisen, optellen sommetjes tafel(s) sommige enige, enkele sommiteit - kei, kopstuk (fig.), kraan, uitblinker somnambule helderziende, slaapwandelaarster somp moeras sompig drassig, moerassig somptueus - kostbaar soms allengs, altemet, bijgeval, bijna, bijwijlen, eventueel, indien, meteen, misschien, mogelijk, nu en dan, somtijds, somwijlen, temee, temet, temets, terstond, toevallig, weleens, wellicht, zelden somtijds – altemet, bijgeval, bijwijlen, soms, weleens, somtueus weelderig somwijlen - soms Son Altesse Royale SAR., H.K.H., Z.K.H. Sonant - vokaal sonate, deel van een - adagio, allegro, andante, menuet, rondo, scherzo sonate, kleine - sonatine sonate van L. van Beethoven - Frühling, Hammerklavier, Mondschein, Pathétigue, Sturm, Waldstein sonde - collector, peillood, peilstift, specillum sondeelballon - sonde sonderen - peilen, polsen, uithoren song - lied sonnet - klinkdicht, klinkerd, sonnet, deel van een - kwatrijn, terzine sonnettendichter - Dante, Goethe, Heine, Keats, Kloos, Perk, Milton, Rike, Shakespeare, Shelley sonometer - klankmeter sonoor helderklinkend, klankvol, welluidend Sonora, hoofdstad van - Hermosillo Sonora, rivier in - Asuncion, Mayo, Vaqui soort aard, allooi, categorie, familie, genre, genus, geslacht, kaliber, keuze, klasse, kwaliteit, pluimage, ras, rubriek, set, slag, sortering, specie, species, trant, type, variëteit soort aal - botervis, kataal, kongeraal, lebaal, meeraal, montee, nebaal, nebbeling, prik, ridderaal, rivieraal, slangeaal, zeeaal soort aanhangwagen - tender soort aanslag roet soort aap baviaan, gorilla, lori, mandril, mantelbaviaan, meerkat, mensaap, slingeraap soort aardappel bintje, eigenheimer, doré, malta, poter soort aarde beekklei, geestgrond, grond, grondsoort, hoogveen, humus, keileem, laagveen, lei, leem, loss, moer, oer, rivierklei, smergel, veen, zand, zeeklei, soort aardewerk faience, plateel, pot soort aardhars ozokeriet, retiniet, rivierklei soort aardolie - nafta soort aardwas - ozokeriet, parafine soort acacia - mimosa soort accoord - drieklank soort adelaar - koningsarend, steenarend, visarend, zeearend soort adelaarshout - agallochehout soort ader - aorta, arterie soort afrastering - heining, hek, omheining soort Afrikaanse droge wind - harmattan soort Afrikaanse woestijnwind - chamsin soort afvalbak - biobak papierbak, plastickbak soort agave - oloë soort ahorn - esdoorn soort akker - stoppelveld soort akte - bul soort alkaloïde in tabak - nicotin soort alvertje - moertje soort Amerik. bunzing - skunk soort anjelier - duizendschoon soort anker dreg soort antenne - dipool, radioantenne, taster, voelhoren soort antilope blesbok, blauwbok, bongo, bontebok, gaffelhert, gazelle, gems, gnoe, hartebeest, hertebeest, hertepaard, impala, koedoe, sassaby, topi soort anijslikeur - pastis soort aperitief - byrrh soort appel aagt, bellefleur, cox, delicious, ermgaard (zoet), goudpepping, goudpippeling, goudrenet, granny, Groningerkroon, guldeling, jam, jonathan, joop, kalvijn, kersappel, lemoen, notarisappel, ossekop, paradijsappel, pippeling, ramboerzing, rammelappel, reddelicious, reinet, renet, ribbeling, seedling (zuur), sterappel, stoofappel, ijzerhard, ijzerkruid soort appelstroop - kroet soort appelwijn - beverage, cider soort Arabische woestijnwind - chamsin soort arak (Indon.) - brem soort arrest - sententie, vonnis soort artikelen \- galanterieen, galanteriewezen soort asbest aardvlas, amiant, eterniet soort asbestcementlei - eterniet soort asfalt - bitumen soort assurantie - allriskverzekering, autoverzekering, bagageverzekering, brandverzekering, dakverzekering, inbraakverzekering, levensverzekering, molestverzekering, ziekteverzekering soort auto – bestelauto, dieplader, hofauto, jeep, huisvuilauto, landrover, personenauto, praalwagen, raceauto, sedan, sportauto, sportwagen, stationcar, tankauto, trouwauto, veeauto, verhuiswagen, vrachtauto, zandauto, ziekenauto soort baard - bakkebaard, ringbaard, sik soort baars - lipvis, pos, stekelbaars, soort soort bacchanaal orgie soort bacil - bacterie, coccus, spiril, spirocheet, virus soort bacterie bacil, coccus, spiril, spirocheet soort baken - tonneboei soort baksteen - ijsselsteen soort bakvis nest, nuf, tiener soort balans - unster soort balk - bint, dakbalk, grondbalk, keper, kesp, notenbalk, schildbalk, spant, steunbalk soort balkon - platvorm soort ballet - dodendans, figuurdans, harlekinade, sabeldans, toneeldans, toverballet, zwanendans soort balsem - creme, harssoort, nardus, opbeuring, perubalsem, smeersel, troost soort balspel - basketbal, biljart, grondbal, handbal, hockey, honkbal, kastie, katsen, kegelen, korfbal, rugby, softbal, tennis, voetbal, volleybal, zaalvoetbal, zitvoetbal soort bamboe - obor soort banaan - bacove, pisang soort bankier emittent soort barnsteen gagaat soort barometer - bakbarometer, barometrograaf, doosbarometer, drukkingsmeter, hevelbarometer, kwikbarometer, luchtdrukmeter, microbarometer, weerglas, weerhuisje soort bazuin klaroen, trombone, trompet soort bed brits, divanbed, hospitaalbed, kantelbed, kermisbed, kinderbed, kinderledikant, ledikant, logeerbed, opklapbed, twijfelaar, veldbed, wieg, soort bediende baboe, butler, djongos, huisknecht, kebon, kelner, keukenmeid, kindermeid, kokkie, lakei, ober, portier, werkster soort beeld - image, imago soort beeldspraak - metafoor, metafora, vergelijking soort been - atlas, bekkenbeen, borstbeen, bot, bovenbeen, dijbeen, ellepijp, elpenbeen, halsbeen, handbeen, heiligbeen, heupbeen, hielbeen, ivoor, kaakbeen, knieschijf, knok, knokkel, koot(je), kraakbeen, linkerbeen, onderbeen, opperarmbeen, rechterbeen, scheenbeen, schonk, schouderbeen, slaapbeen, sleutelbeen, spaakbeen, voetbeen(tje), voorhoofdsbeen soort beer - buidelbeer, grizzly, grizzlybeer, honingbeer, koalabeer(Austr.), kraagbeer, landbeer, lippenbeer, mierenbeer, neusbeer, panda, poolbeer, rolstaartbeer, ijsbeer, wasbeer soort behangselpapier - reliëfpapier soort beitel - fermoor, groef beitel, guts, hak, handbeitel, kant, kap, katel, kist, klief, kloof, knier, kol, kou, kruis, moker, poleer, rits, scharnier, schiet, schrood, slag, slecht, steek, tand, warmbeitel, ijzer soort bekken - cimbaal, kom soort bel - zoemer soort belasting - accijns, belasting, b.t.w., cijns, dijkgeld, grondbelasting, l.b., i.b., inkomstenbelasting, omroepbijdrage, omslag, patentrecht, personele precario, polderbelasting, rioolbelasting, sluisgeld, straatbelasting, tiend, tol, vermogensbelasting, soort bemiddelaar advokaat, koppelaar, makelaar, ombudsman, tussenpersoon soort bemiddelaarster - koppelaarster soort benzine Aral, boron, Esso, gasoline, Pam, Shell, super, tetra soort beoordelaar - arbiter, criticus, examinator, jurylid, recensent, axateur soort bergkristal - citrin, dragoniet, iris, kwarts, morion soort bergopening - krater soort bergplaats diepvries, doos, kast, kist, koelcel, lade soort beroemdheid - diva, ster soort bes - aalbes, bosbes, klapbes, kruisbes soort beschermeling protégé soort betelplant - sirih soort betimmering - bekuiping soort beton - gasbeton, bimsbeton, houtbeton, klinkerbeton, korrelbeton, kurkbeton, schuimbeton, slakkenbeton, sperulitebeton, zaagselbeton soort beugel - klink soort beverstof - fustein soort bewegingsziekte - luchtziekte, wagenziekte, zeeziekte soort bewusteloosheid coma soort bezem - luiwagen soort bier alant, ale, bockbier, bokbier, donker, eel, faro, gerstebier, lager, lambiek, pils, pilsener, pilsner, porter, seef, stout, trappist soort bierkan - but, pul soort biljartspel - potspel, trok soort bindmiddel - mordant soort biscuit - creamcracker, mariabiscuit, Patria, petitbeurre soort bison - oeros, wisent soort bitterhout - kwassie soort bitterkalk - dolomiet soort blauw - hemels, kobalt, koren soort blei brasem soort bliksem - parelmoerbliksem soort bloedcel - bloedplasma, rode bloedlichaampjes, witte bloedlichaampjes soort bloedhond - Cubaanse hond soort bloeding - ecchymose, hematoom, petechiae, purpura soort bloedlichaampje lymfocyt soort bloedvergiftiging - uraenamie soort bloeiwijze aar, bijscherm, pluim, scherm, tros, tuil, waaier soort bloemkool - brocceli soort bloemstuk boeket, bos, corsage, krans, ruiker, toef soort blouse - hes kiel soort boei belboei, brulboei, lichtboei, markeerboei, reddingsboei, ton soort boek - roman soort boeket bosje, ruiker, toef, tuil sort bolgroente - ui soort bolwerk - bastion, brilschans, lunet, paalwerk (zeedijk), ravelijn, verdedigingswerk soort bonbon - praline soort bont bisam, chinchilla, lam, mink, nerts, persianer, sabel, sealskin, seal soort boom - aak, abeel, acacia, ahorn, amandelwilg, amberboom, appelaar, azijnboom, balsemboom, balsempopulier, bergden, berk, beuk, bindwilg, buks, buzus, canadapopulierceder, citroenboom, cypres, dadelpalm, den, eik, els, es, esch, esdoorn, esp, geweiboom, goudlork, haagbeuk, hazelaar, heksemast, hemelboom, hemlockspar, himalayaceder, iep, judasboom, julniperus, kastagne, katwilg, knotwilg, kokospalm, kola, kraakwilg, kraalboom, lariks, larix, larke, laurier, linde, lork, mahonia, mastboom, mastspar, muskaatboom, naaldboom, notelaar, olm, olijf, olijfboom, palm, papierberk, pel, pep, peppel, perelaar, pinus, plataan, popel, populier, pruimeboom, pijn, ratelaar, ratelpopulier, rozeboom, schotwilg, sequoja, spar, steeneik, tamarinde, taxis, taxus, thuja, treures, treurwilg, tulpenboom, vederesdoorn, verfeik, vogelkers, waringin, waterwilg, wilg, wintereik, witzoom, zandwilg, zilverspar, zilverwilg, zeeboon, zuurdadelboom, soort boomkrekel - cicade soort boon bruineboon, koffieboon, paardeboon, peul, pronkboon, slaboon, snijboon, soja, pronker, spercieboon, tuinboon, witteboon soort boor – avegaar, fret, grondboor, houtboor, ijzerboor, widia soort boord kol soort bord etensbord, schoolbord, sierbord, verkeersbord, wandbord soort Bordeaux Médoc soort borduurwerk - feston, kelim soort borg - cautie soort borstel draadborstel, gootsteenborstel, klerenborstel, kretsborstel, nagelborstel, ragebol, schoenborstel, schuier, tandenborstel soort bos dennenbos, eikenbos, sparrenbos soort bosbes veenbes soort bot kol soort bouw – baksteencanstructie soort bouwstijl - gotiek soort bowlen – kegelen soort brandewijn arak, cognac, guldenwater, mescal, wodka soort brandstof aardgas, aardolie, benzine, butagas, cokes, diesel, gas, kolen, kool, olie, steenkool soort brem - gaspeldoorn, genst, ginst soort brief adres soort bril lorgnet, lorgnon, monocle, uilebril, voorzetbril soort broeibak eenruiter soort broeikas warenhuis soort bromfiets mobylette, solex soort brood - amandelbrood, boekweitbrood, bolletje, bruinbrood, cadet, duivekater, kadet, krentenbol, krentenbrood, kummelbrood, maanzaadbrood, melkbrood, mik, puntje, roggebrood, stokbrood, stol, sukadebrood, tarwebrood, vogelbrood, wegge, witbrood, zuurbrood soort brug - balkbrug, basculebrug, boogbrug, boogliggerbrug, draaibrug, hefbrug, krukkenbrug, ophaalbrug, plaatbrug, rolbrug, schipbrug, viaduct soort bruinkool - ligniet soort bruinvis - tuimelaar soort buffel - karbouw, yak soort buideldier - kangoeroe, koeskoes, wombat soort buidelrat - opossum soort buikloop - roer soort buis ampul, gasbuis, haringbuis, oliebuis, oliepijp, radiobuis, reageerbuis, pijp, waterslang soort buldog - bokser, molos soort bult - bobbel, carcinoom, gezwel, myoom soort buntgras - smeel, smele soort bunzing fis(Z.N.), fret soort bij - dar, honingbij, koningin, werkbij soort bijl - aks, houweel, soort café bar, bodega, kroeg, tapperij,wijnhuis soort casuaris - emoe, emu soort cellen - lymfocyten, monocyten soort cement - mortel, tras soort cervelaatworst - salami soort chem. verbinding - antipode soort christenen arianen, baptisten, calvinisten, katholieken, kopten, lutheranen, methodisten, orthodoxen, protestanten, puriteinen, vrijzinnigen, zwinglianen, AK, PG soort citroen - bergamotcitroen, djeroek, limmetje, limoen soort civetkat - loewak soort cliché - autotypie, galvano soort club bent, soos,vereniging soort cognac -driesterretjes, napoleon soort concern trust soort conferencier - compère, humorist soort crème pasta soort croquet – garnalencroquet, hamcroquet, kaascroquet, kalfsvleescroquet, kipcroquet, vleescroquet, viscroquet soort cypergras - wolgras soort dagvlinder - koolwitje, nymfale, page soort dak - afdak, atapdak, autodak, koepel, leien, maas, mos, overkapping, panne, pannendak, plaggen, platdak, punt, rens, rietdak, rieten, schuif, schut, sirappen, stro, strodak, strokap, tegeldak, tentdak soort dak van auto linnenkap, roldak, schuifdak soort dakbedekking - alangalang, asfalt, pannen, lei, plaggen, rubberoïd, sirappen, stro soort dakpan bovenpan, broekstuk, gevelpan, gevelplaat, hoekkeperpan, hoekkepervorst, kilpan, muldenpan, nokvorst, onderpan, stormpan, vleugelpan soort dal bergketel, canon, canyon, dalengte, dalketel, del, delling, duindal, duinpan, dwarsdal, erosiedal, keteldal, kloof, kom, lengtedal, pan, scheidingsdal, tranendal (fig.), vallei, zijdal soort dam - keerdam soort damesbroek - slipje soort damesschoen - pump soort damestasje reticule soort damp - nevel, smog, stoom soort damspel - checkers soort dans – foxtrot, klompendans, quickstep, rock, rondedans, rumba, samba, slowfox, tango, tapdans, twist, wals soort dansmuziek blues, menuet, rumba, tango, wals soort danspas coupé, kuitenflikker soort das - plastron soort Deens bier - Carlsberg, Tuborg soort degen - degenstok, dolk, eredegen, fleuret, floret, galadegen, houwdegen, ponjaard, rapier, schermdegen, staatsiedegen, steekdegen, stilet, stootdegen soort deken Aabe, beddedeken, bedelaarsdeken, dek, kinderdeken, kombaars, lappendeken, onderdeken, overdeken, plaid, pronkdeken, reisdeken, sierdeken, slaapdeken, sprei soort dekmantel - alibi soort dendriet - nemoliet, nepoliet soort dendrolieten - anthropoliet, belemniet, bergkalk (kolenkalksteen), dolomiet, drakensteen, drakoniet, elatiet, entomoliet, fossiel, gangsteen, ichthyoliet, kienhout, koraal, linksteen, lithodendriet, ostraciet, pgyliet, pijlsteen, spongiet, zoöiet soort den(neboom) - conifeer, cypres, greneboom, jeneverstruik, levensboom, lork, mammoetsboom, mastboom, naaldboom, pinus, pijnboom, spar, tafelden, taxis, ijf, zeeden soort depot - loods, magazijn soort deur - poort soort dialoog - stichomythie soort dichter - epicus soort dichting - mos soort dierlijk vet boter, niervet, ongel, reuzel, room, spekvet soort dikhuid - neushoorn, nijlpaard, olifant soort diploma akte,brevet, getuigschrift, oorkonde soort distel akkerdistel, akkerkruisdistel, dikkop, donderdistel, doorn, doornstekel, duin, eindeloos, ganze, hazen, kardoen, kruis, maria, meerkruis, melk, putter, rogge, speer, steek, tuimel, veder, veer, veldkruis, vrouwe, wallen, waterdistel, weg, zeekruisdistel, zeug soort divan - ottomane soort doedelzak - beerpijp soort doedelzak (Midd.) - estive soort doek - stola soort doghond - puck soort dokter anest(h)esist, chirurg, dermatoloog, gynaecoloog, hartspecialist, huidarts, huisarts, internist, knijpdokter, longspecialist, narcotiseur, neuroloog, oogarts, oorarts, psychiater, specialist, stomatoloog, tandarts, osteopaat, uroloog, vrouwenarts soort dolfijn beloega (wit), bruinvis, butskop, tuimelaar soort dolk ponjaard, stilet, stiletto soort dommekracht - kelderwinde, koevoet, krik, vijzel, windas, winde soort doornappel - metel soort dop - bast, bolster, eierschaal, hoed, pel soort doperwt - kapucijner, keker, krombek, sisser soort dorp - gat, gehucht, oord, vlek soort dors - bolk, kabeljauw (jonge), pollak, wijting soort dovenetel hoenderbeet soort draad - herfstdraad, koperdraad, lengterichting, nylondraad, prikkeldraad, rag, rijgdraad, samenhang, schrikdraad, schroefdraad, spinrag, stroomdraad, ijzerdraad, ijzergaren soort draaimolen - carrousel soort drank - fladderak, sec soort drank in Nepal - chang soort dreg - anker soort driedelig tandzaad - klis soort drinkbeker - molenbeker soort droge wind - sirocco soort drop - griot, salmiak soort dropje - griot, katje soort drug - Isd soort druif - muskaat soort druivendrank - champagne, wijn soort druk blinddruk, boekdruk, diepdruk, drang, gravure, offset, steendruk, vlakdruk soort drukletter bembo, cicero, cursiefletter, garamond, garmond, lutetia, mediaeval, nonparel, regaal, romein, sabon, smoutletter, times soort drukpers - degel, rotatiepers, snelpers soort drum - vat soort drijfijzer - slechtijzer soort duffel - fries, stof (wollen) soort duif doffer, kapduif, kappertje, kipduif, kleurduif, kropper, lachduif, meeuwduif, pagadet, pauwenstaart, postduif, raadsheer, reuzenduif, sierduif, structuurduif, tortel, trommelduif, tuimelaar, vleesduif, woudduif, wratduif soort duig - halshoep, hoep(el), ring, staaf, stoelband, wandplank (kuip of ton) soort duikeend - alk, dodaars, dodo, fuut, kromsnavel, kuifduiker, pinguin, zeekoet soort duis - smeel, smele soort dijk - dromer, inlaat, slaper, waker soort dynamiet nitroliet soort edelsteen agaat, amethist, aquamarijn, beril, beryl, diamant, gem, gemme, granaat, opaal, robijn, smaragd, toermalijn, topaas soort eekhoorn (Jav.) - badjing soort eend bergeend, brilduiker, duikereend, klappereend, kraageend, krakeend, kuifeend, lokeend, nonnetje, smient, taling, zeeeend soort eetbare paddestoel - cantharel, champignon, dooierzwam, hanekam, morielje, morille soort eethuis - bistro soort eland - moose soort elft - fint soort emelt - hamel soort emmer - aker soort enting - oculatie soort ereprijs - gamander, veronica soort erica - azalea soort erts bauxiet, uraan, uranium soort erwt keker, linze, schokker soort ets gravure soort examen tentamen, test soort ezel koelanzebra soort expeditiebedrijf verzenddienst soort fagot - contrafagot, discantfagot soort fiets brommer, snelbrommer, tandem, vélo, vouwfiets soort film documentaire, speelfilm, spionagefilm, thriller, western soort fles azijnfles, bierfles, fiool, flacon, jeneverfles, karaf, kruik, spiritusfles, thermosfles, veldfles, wijnfles, zuigfles soort fluit - albisifoon, blokfluit, dwarsfluit, flageolet, flakfluit, haunedda, herdersfluit, houtfluit, kwatfluit, panfluit, piccolo, spitsfluit, teorbe, veldfluit, woudflult soort fluweel chiffon, corduroy, floers, fulp, inslagfluweel, kaffa, kettingfluweel, koordfluweel, manchester, paan, ribfluweel, tulp, velours, velvet soort forel - beek, meer, rood, schot, zalm, zeeforel soort fuut dodaars soort gaard bongerd, boomgaard, wijngaard soort gans - akkergans, brandgans, eidergans, kolgans, lamfer, rietgans, zeegans soort ganzebloem - margriet soort ganzebord - uilenbord soort ganzenvoet - melde soort ganzerik - tormentil soort garage remise soort garen - boratdraad, machinegaren, meskroes, naaigaren, rijggaren, sajet, twijn, ijzergaren soort galerij loggia soort gans akkergans, brandgans, kolgans, rietgans, sneeuwgans soort garen - mouline, sajet soort garnaal - langoest soort gas butaan, helium, methaan, ozon, propaan, traangas soort gaspeldoorn - genst, ginst soort gastoestel comfoor, primus soort gebak beignet, bolus, cake, eierkoek, koek, oliebol, rissole, roerom, roomsoes, schuim, soes, sprits, taart, tompoes, vlaai soort gebouw bank, bunker, flat, flatgebouw, hangar, huis, kantoor, keet, kerk, loods, magazijn, schuur, sporthal, stadion, stal, station, toren soort gedenkzuil - obelisk soort gedicht ballade, epigram, epos, hymne, kwatrijn, limmerick, ode, puntdicht, rondeau, rondeel, sonnet, tautogram soort geel beige, citroengeel soort geestelijke acoliet, akoliet soort geestesziekte echolalie, paranoia, parafrenie, schizofrenie soort geit angorageit, klipgeit, steenbok soort gekeperde stof dril soort gelei dril, jam soort geluid - plonzen, tikken soort gemeenschap commune, sekte soort gems - chamois soort gerst - gort, kruiper, muizengerst, sukrion (Z.N.) soort gesloten auto cabriolet, sedan soort gesp - spang soort gesteente - lei soort gesteente voor het maken van voorwerpen - jade soort getwist katoen - mul soort gevangenis concentratiekamp, nor, rasphuis, spinhuis soort gevel halsgevel, klokgevel, trapgevel soort gewas alkanna, gras soort geweer buks, eendenroer, flobert, garand, karabijn, mauser, maxim, musket,winchster soort gewelfboog paander, tudorboog soort gibbon - lar soort gids geleider, leidraad, wegwijzer soort gier aasgier, condor, kondor, monniksgier soort gif - arseen, arsenicum, cyaankali, kwik, rattenkruid, thalium soort gifgas - lewisiet soort gifslang - adder, brilslang, cobra, ratelslang soort gips - alabast, albast(ine), pleister, stuc soort gitaar banjo, biwa, krontjong, mandoline, ukelele soort glad fluweel velvet soort glas beker, bier, broei, drink, glaswerk, halfuurglas, horloge, kelk, kristal, limonade, loep, marbriet, mat, melkalbast, normaal, port, roemer, ruit, spiegel, tumbler, ultraviolet, uviol, venster, vergroot, waterglas, wijnglas, zandloper, soort glazuur - email soort gloeilamp - argenta, osmiumlamp, osram, peertje, straatlantaren soort god - beëlzebub soort golfstok - putter soort gom arabica, damar, dragant, gum(mi), stuf, vlakgom soort gomhars mirre, wierook soort gondel - punter soort gong tamtam soort gordijn glasgordin, kree, overgordijn, rideau, rolgordijn, store, toneelgordijn, vitrage soort goud - doublé soort Goudse pijp - cabaal soort goudvis goudbaars soort graafwerk van militairen - sappe soort graan - aat, boekweit, boekweitgort, doerra, gerst, gierst (zwarte), haver, haverdegort, koren, negerkoren,oot, rogge, sorghum, rijst, spelt, tarwe soort graf - hunebed, piramide, praalgraf soort grafiek - trend soort grafteken - sarcofaag soort graftombe - mausoleum soort grammofoon - fonograaf, platenspeler soort grammofoonplaat I.p., single soort granaat - brisant soort granaatsteen melaniet soort gras – alangalang, bamboe, bitrus, dravik, duist, esperto, et, helm, kanariegras, kweek, pitrus, pluimgras, raaigras, riet, rus, smeel, smele, zegge soort grasmus braamsluiper, tuinfluiter . soort grauwe erwt - kapucijner, keker soort graveerwerk - niello soort gravure litho soort grendel knip, schuif soort grenenhout - oregon, rift soort griep Aziatische griep, Honkonggriep, Maogriep soort grind - grind, keizand, kiezel(steen), silicium, steengruis soort groente andijvie, artisjok, bieten, bloemkool, boerenkool, bonen, brockrly, doperwten, erwten, kapucijner, kool(raap), kropsla, lof, peen, postelein, peulen, prei, raapstelen, rabarber, rodekool, schorseneren, selderij, sla(boon, snijboon, spinazie, spruiten, stoofsla, venkel, witlof, wortelen, zuring, zuurkool soort groentesoep - selderiesoep soort groet adé, adieu. avé, dag, hallo, sjaloom, tabé, vaarwel soort grof laken - want soort grond - keileem, klei, leem, löss, tuinaarde, veen, zand, zavel soort grootindustrieel - magnaat soort grote luit - theorbe soort grote meloen - pompoen soort grote voederbiet - mangelwortel soort grijsgele stevige zijde - tussor soort gummi - rubber soort gymnastiek - trimmen soort gymnastiektoestel - bok, brug, paard, ringen soort haai - doornhaai, hamerhaai, haringhaai, hondshaai, mensenhaai, reuzenhaai, roofhaai, toonhaai, zeevos soort haakje ter verbinding van twee of meer regels - accolade soort haan - kapoen soort haarcrème - gel soort haargroei baard, knevel, snor, tochtlat soort haarvilt - teddy soort haarzalf - gel soort hagedis - agame, basilisk, brontosaurus, dinosaurus, everdas, gekko, gigantosaurus, guano, hazelworm, iguano, iguanodon, kameleon, koningshagedis, leguaan, maashagedis, monitor, muurhagedis, salamander, slanghagedis, tjitjak, tokkè, varaan, vleugelvinger, vliegendedraak soort halfaap aiai (luiaard), babakoto, galago, indri, katta, komba, leuren, lort, macrotarsi, maki, momgoz, moormaki, ningerdier, ooraap, spookaapje (spookdier), tarsius, traagloper vari, vosaap soort halm - gras soort hamer bankhamer, bolhamer, breeuwhamer, kalfaathamer, klauwhamer, klinkhamer, kloofhamer, klophamer, marteel, moker, penhamer, sleg, slei, voorhamer, vuist soort hamster - korenwolf soort handschoen bokshandschoen, glacé, mitaine, operatiehandschoen, rubberhandschoen, rijhandschoen, valkeniershandschoen, want soort handschrift - codex soort handtas - karbies soort handtekening paraaf, signatuur soort handvat greep, knop, kruk, oor, steel soort handwerk - ambacht, borduurwerk, breiwerk, frivolité, gobelinwerk haakwerk, kruissteek, macramé, platsteek, richelieu soort hansworst - pierrot soort hard metaal - diamantstaai, pantserstaai soort harde rubber - eboniet soort haring - ansjovis, bokking, elft, fint, grasharing, kuitharing, maatjesharing, meivis, sardien, sardine, sprot, steurharing (ongekaakt) soort hark - hooikark, roefel soort harmonie - cluster, zevenklank soort harmonika - accordeon soort harnas kuras, maliënkolder soort harp boogharp, dubbele pedaalharp, haakharp, hoekharp, pedaalharp, raamharp, windharp soort hars amber, barnsteen, damar, duivendrek, kopal, resine soort haver - aat, oot soort heester brem, cydonia, forsythia, genst, haag, heg, liguster, sering, sneeuwbal, spireae, weigelia soort hengel werphengel soort hennep - abaca, femel, gelling (manl.) , kemp, kol, sisal soort herberg - logement soort hernia - spit soort herdershond collie soort herenjas - frak, ulster soort herenkostuumstof - pickwick soort herhaling - examen, proefwerk, repetitie soort hernia - spit soort hert antilope, cervus (Lat.), edelhert, eland, gazel, hinde, kantjing, muntjak, ree(bok)(geit), reekalf, rekke, rendier soort heuvel - duin, molshoop, terp, wierde soort hoefijzer - achterijzer, balkijzer, klapijzer, loopijzer, renijzer, schaalijzer, voetijzer, halvemaanijzer soort hoen Barnevelder, kalkoen, krielkip, korhoen, leghorn, pel, sneeuwhoen soort hol - grot, spelonk soort hond bastaard, bobtail, bokser, bouvier, brak, collie, dashond, dingo, does, dog, fox, herder, jachthond, kees, mops, pekinees, pincher, pointer, puck, setter, spaniël, staander, taks, terriër, waakhond soort hondachtige coyote, dingo, poolvos, steppehond, vos, wolf soort honingdrank - ambrozijn, nectar soort honkbal - rounders soort honkbalspel baseball soort hoofddeksel baret, bonnet, hoed, kalot, kaper, kapoetsmuts, muts, pet, steek soort hoogte berg, duin, heuvel, kopje, nol, terp, top soort hoorn - sonotone, toot, zinke soort horloge - remontoir, savonet soort hotel - motel soort hout - balsa, berken, beuken, ceder, dennen, djati, ebben, eiken, essen, grenen, mahonie, noten, palissander, teak, vuren, wenge, wortelnoten soort houten bal maasbal soort houten werpspies - assegaai soort houtworm doodskloppertje soort houweel pik soort huidontsteking - erythema soort huidplooi - mongolenplooi soort huiduitslag - eczeem, ekseem soort huidziekte - ichthyosis, plasmodermatose soort huis - apartement, bungalow, eengezinswoning, flat, iglo, koker, krot, meanderwoning, pijpenla, villa, wigwam soort huisknecht - butler soort humor - gein soort huurauto - taxi soort illusie waan, droom soort Indisch rund karbouw, zeeboe soort inktvis - octopus soort instrument kopsnepper, snepper soort jacht - kieljacht, motorjacht, plezierjacht, speeljacht, stoomjacht, zeiljacht soort jachtgeweer - beaumont, eendenroer, jachtroer soort jachthond - airedaleterrier, beagle, bloedhond, brak, cockerspaniël, dashond, foxhond, otterhound, pointer, stabyhound, setter, taks soort jas - duffel soort jasje - blazer soort jasmijn melati soort jazz - dixieland soort jazzmuziek - beat, bebop, blues, cool, dixie, eastcoast, hot, swing soort jicht - chiragie (hand), omagra (schouder), podagra (heup) soort juweel - briljant, diamant, robijn, saffier, smaragd soort jury - forum, panel soort kaakje - koekje soort kaartspel - baccarat, bridge, canasta, ecarte, jokeren, klaverjassen, omber, patience, pandoeren, pesten, piket, poker, skaat, skat, tarok, whist, zwikken soort kaas boerenkaas, Camembert, Edammer, geitenkaas, Goudse, graskaas, Gruyère, komijnekaas, Leidse, marollenkaas, nagelkaas, Roquefort, Volvet, Zwitserse soort kabeljauw - dogger, dors, gul, klipvis, landorium, leng soort kabouter - dwerg, gnoom, trol soort kachel buiskachel, fornuis, gas, haard, potkachel, stoof soort kalfsvlees fricandeau, kalfsborst, kalfsgehakt, kalfshersenen, kalfskotelet, kalfslever, kalfsnierstuk, kalfsoester, kalfsrollade, kalfsoester, kalfsschenkel, kalfstong, kalfszwezerik soort kalk - berenkalk, gips, kluitkalk, loodkalk, meelkalk, metselkalk, muurkalk, pleisterkalk, raapkalk, schelpkalk, smeerkalk, steenkalk, voegkalk, witkalk soort kalkoen - pauw soort kalksteen - dolomiet soort kalktufsteen - travertijn, travertine soort kalmte - stoïcisme soort kameel dromedaris, lama, soort kamenier eunuch, odalisk, valet, soort kamenierster - odalisk soort kandelaar - menorah soort kangoeroe - potoro soort kano - kajak, prauw soort kanon achtponder, houwitser, mortier, orgelgeschut soort kansspel - baccarat, dobbelen, faro, poker, roulette, whist, soort kant alençon, argentaan, argentella, binche, blonde, brugs, Brussels, burano, chantilly, cluny, duchesse, Engels, Gents, honiton (devon), kloskant, Mechels, naaldkant, organza, pottekant, reticella, rozenkant, stropkant, Valenciennes, Venetiaans, Vlaams, soort kantoorboek - kasboek soort kantwerk - macramé soort kaplaars - overschoen soort kapstok - stander soort kar - kipkar, mallejan soort karper alver, alvenaar, ruis soort karton - celotex, lederbord soort karwij - aardkastanje soort kastje - étagère soort kat - angora, bos, boskat, civet, cyperse, dakhaas, genet, huiskat, ichneumon, kater, los, lynx, minette, muis, muskus, poes, siamees, tijgerkat, viskat soort katjesdragende heester - gagel soort katoen diemit, sanel soort katoenbont - kaffa soort katoenen molton - mollevel soort katoenen weefsel - tetra soort kebelspel - bowling soort kerk domkerk, kapel, kathedraal, kruiskerk, moskee, synagoge, tempel soort kerkzang gregoriaans, psalm soort kermis - lunapark soort kerngesteente - graniet soort kers amarel, bitterkers, cerise, griotte, knapkers, kreek, kriek, meikers, mirabel, morel, noordkers, tuinkers soort kersenlikeur kirsch, marasquin soort ketting - draadketting, schakelketting, staafketting soort keukenkruid - helvella soort kever - aardappelkever, aardboktor, aardtor, aaskever, aastor, alpenboktor, amethistkever, atlaskever, bakkerstor, bastkever, berkensteker, blaartrekker, bladkever, bladrandkever, bloemkever, (bok)tor, bonenkever, boorkever, boortor, bosloopkever, brillantkever, bromkever, buidelkever, bijenkever, cocoejokever, coloradokever, dennenboktor, dennenscheerder, dennensnuittor, diamantkever, dikkopkever, doodgraver, doodskloppertje, draadkever, draaikever, druivensnijder, duinkever, eenhoornkever, eikenbladroller, elzenhaantje, erwtenkever, glanskever, glimkever, goliathkever, goudhaantje, goudkever, herculeskever, hoedjeskever, Johanneskever, julikever, junikever, juweelkever, kakkerlak, kalander, kamhoornkever, kamkever, klopkever, knaagkever, kniptor, knoppenbijter, knotskever, koolzaadtor, korenkalander, krengtor, kwastkever, langkopboktor, lederboktor, lichtkever, lieveheersbeestje, linzenkever, meeltor, mestkever, modderkever, neushoornkever, oliekever, pelskever, piempampoentje, pillendraaier, pillenkever, poppenrover, populierboktor, rietkever, roofkever, rozenkever, rupsendoder, rijstkalander, scarabee, schallebijter, schorskever, schutterbok, snuittor, spekkever, takafsteker, tapijtboktor, tuinkever, valkkever, vetkever, vingerkever, vliegendhert, vuurkever, vuurvlieg, waterkever, waterspinkever, watertor, wikkenkever, wilgenbok, zaagkever, zandkever, zonnekever, zwamkever soort kiekendief - koop soort kiezellei - lydiet soort kikvors - (boom)kikker, pad, staartkikker soort kinawijn - byrrh soort kindermeisje begijn, nurse soort kindermutsje - bagijn soort kinderspel - botten soort kinderziekte - adrodynie, bof, mazelen, rode hond, roodvonk, waterpokken soort kip Barnevelder, kriel, leghorn, wyandotte soort kipkar - dumper soort kist - bak soort kit - lijm soort klanknabootsing - onomatopee soort klant gast soort klap mep, nekslag, tik soort klaproos - papaver soort klaver - kemp, luzerne, mallote soort klavier - spinet soort kleding - ambtskleding, avondkleding, dienstkleding, galatenue, livrei, morgenkleding soort klei - katteklei, leem, loss, mergel soort kleine dagvlinder page soort kleine dog - mops soort kleine dog - mops soort kleine zeis pik, sikkel soort klimaat - landklimaat, zeeklimaat soort klimmende plant - rotan soort klok - pendule soort klokje - sonnerie soort klokkenspel - beiaard, carillon soort klokkentoren campanile soort klomp - trip soort kloskant - rosaline soort knaagdier bever, cavia, haas, konijn, marmot, muis, rat, soort knikker - alikas, basterd, bim, lavoor, marbel, pottebakker, stuiter soort knoet - nagaika soort knol aardappel, ajuin, biet, kroot, lobak, raap, ui soort knoop - mastworp, paalsteek, padvindersknoop, weitasknoop soort knooptechniek - frivolité soort koe - bagijn, blaar, blaarkoe, blaarkop, bonte, hokkeling, Hollander (Z.N.), lakenvelder, melkbeest, melkkoe, mestkoe, pink, pinkvaars, roodbont, schotter, schotvaars, spoelingkoe, trekos, vaars, zwartblaar, zwartbont soort koek - amandelkoek, bolus, boterkoek, cake, deventerkoek, drabbelkoek, eierkoek, gemberkoek, honingkoek, kantkoek, knuppelkoek, ontbijtkoek, snijkoek, snipperkoek, speculaas, spekkoek, sprits, sucadekoek, taaitaai, trommelkoek, peperkoek soort koekje allumet, bitterkoekje, bokkenpoot (je), boterbiesje, boterkoekje, evenveeltje, hernhutter, janhagel, kaneel, kaakje, kaneelkoekje, kattentong, kletskop, koekje, krakeling, kransje, macaron, mop, paleisbanket, sprits, sptitskoek, theebanket, zandkoekje soort koeklauw - klamp soort koelmachine - frigidaire, frigo, vrieskast, ijskast soort koets - coupé (2 pers.),kales, karos, landauer, tilbury, trouwkoets, vigilante soort koetsje - cab soort koffie hag, mokka soort kogel dumdum, gaspatroon, huzaarboon, kanonskogel, lichtspoorkogel soort komkommer - augurk soort kool - bloemkool, boerenkool, brockeli, chinesekool, groenekool, mergkool, rodekool, savooinkool, spitskool, wittekool, zuurkool soort koolwaterstof - butaan, ethyleen, propaan soort koopcontract - indent soort koord - touw soort koordfluweel manchester, ribfluweel soort koper - brons soort koppotig weekdier - nautilus soort koren - doerra, sorghem, zwarte gierst soort korenworm kalander soort korstmos bekermos soort korter - karbies, valies soort korting rabat soort kraai - roek soort kramp - hik soort kramp in spieren - stuip soort krant advertentieblad, avondblad, dagblad, ochtendblad, weekblad soort krentenbrood deuvekater soort kreupelhout scrub soort kristal - baccarat, diamantslijpsel, ruitjesslijpsel soort kristalwerk baccarat soort krokodil alligator, gaviaal, kaaiman, rabat, soort kruid - anijs, bieslook, bonekruid, dille, dragon, foelie, kervel, kruizenmunt, laurier, lavas, majoraan, marjolein, pepermunt, peterselie, rozemarijn, salie, selderij, sesam, thijm, tijm, venkel soort kruisjassen - schutjassen soort kruisnet - totebel soort kruiswoordraadsel - doorloper soort krijgen - erven soort krijt - crayon soort kunstleer - skai soort kunstmest - kalium, stikstof soort kunsttaal esperanto, Ido soort kurk - kroonkurk soort kussen peluw, poef soort kwal - aurelia, medusa soort kwarts agaat, amethist, chalcedoon, jaspis, kornalijn, onyx soort kwast - troetel soort kwikstaart - pieperl soort laan - allee soort laars - mocassin, stevel soort label - etiket soort lach - grijns soort ladekast - kabinet soort lak - emanel, vernis soort lama - alpaca, paco soort lamp kroon, looplamp, luchter, mistlamp, pechlamp, schemerlamp, schijnwerper, stallantaarn, zoeklicht soort landhuis bungalow soort lans - assegaai, hellebaard, speer, spies soort lasso - bola, werpkoord soort leer - gemsleer, kalfsleer, nappa, runderleder, segrijn, slangenleer, suède, varkensleer, vetleer soort leguaan - gekko, kamhagedis, wrong soort lelie - amaryllis, aronskelk, daglelie, gladlool, glorioso, goudlelie, lotus, oranjelelie, tijgerlelie, waterlelie soort lepel boterspaan, pollepel, schep, schuimspaan, spaan soort lepelblad - mierik, murik, muur soort leren handschoen - glace soort letterdruk - missaal soort letterschrift rentjong (Ind.) soort libel glazenmaker, glazenwasser, rombout; waterjuffer, wrattenbijter soort lichaamsvocht gal soort licht natriumlicht, neon soort licht bier - pils, pilsener soort lichtboei - pitboei soort liederen gezangen, psalmen soort 1ift roltrap soort lijster koperwiek, kransvogel, merel, zanglijster soort lijzeil - giek soort likeur absint, advocaat, anijs, anisette, benedictine, brandy, chartreuse, cointreau, curaçao, drambuie, elixer, kardinaal, kirsch, kummel, maraskijn, pastis, pernod, persico, ratafia, tafia soort lilliputter dwerg soort limonade - cola, gazeuse, grenadine, prik, ranja soort lindeboom - krimlinde soort linnen - lijnwaad soort lipvis - jonker, regenboogvis soort looistof - looizuur, massooi, rum, tannine soort look - prei soort loon bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, salaris, soldij, verdienste, wedde soort loop - looppas, pasgang, telgang soort loopgraaf sappe . soort looppad tegelpad soort lorrie - draisine soort loterij grabbelton, tombola soort lotto - bingo soort luiklok campaan soort luit teorbe, theorbe soort maagkwaal - gastritis soort maagsap - pepsine soort macaronie - spaghetti soort makreel - albikoor soort mand ben, bun, kaar, kanis, karbies, naaimandje, verstelmand, wasmand, werkmand soort mandoline - balalaika, pandora, ukelele soort mangel kalander, linnenpers soort mantel - jas soort marjolijn - orego soort marmer albast, antico, brecciato, carrara, cipollino, levanto, stalattito, statuario, turchino, violetto soort marter - otter soort mascotte amulet, fetich soort medegevoel - empathie, empatie, compassie soort medisch specialist - cardioloog,dermatoloog, gerontoloog, gynaecoloog, internist, neuroloog, radioloog soort meekrap - mul soort meel aardappelmeel, bakmeel, bloem, boekweitmeel, donst (Z.N.), gerstemeel, griesmeel, maïzena, paneermeel, pannekoekmeel, roggemeel, rijstemeel, sago, slakkemeel, tapioca, tarwebloem, tarwemeel, vismeel, soort meelkoek - pannekoek soort meerkat - kuifaap soort meermin - najade, sirene soort meerstemmig muziekstuk - fuga soort meeuw drieteenmeeuw, dwergmeeuw, jager, kapmeeuw, kokmeeuw, mantelmeeuw, sagomeel, stern, stormmeeuw, zilvermeeuw soort melaatsheid - elefantiasis soort melasse van suikerriet - arak soort melde - lamsoor soort melk - biest, karnemelk, moedermelk, ondermelk, taptemelk, yoghurt soort meloen - kanteloep, netmeloen, oogmeloen, suikermeloen, watermeloen soort merel - gieteling, lijster (zwarte), merelaar (Z.N.) soort mes botermes(je), broodmes, broodzaag, dolk, golok, hak, jacht, (kap)mes, kartel, knip, koppensnelmes, parang, pennenmes, pisoblati, ploegmes, ponjaard, rentjong, scalpel, scheermes, slag, slagersmes, stilet, stiletto, vleesmes, zakmes soort meststof - mergel soort metaal - plate soort meteoorsteen - sporadosideriet soort methode - deductie, inductie, reductie, scholastiek soort metselspecie - portlandcement soort metselsteen - baksteen, ijselmop soort metselverband - halfsteens, kettingverband, klezoren, kops, kruis, sier, staand, strekkenverband, Vlaams soort metworst - mortadel soort meubel - regaal soort microfoon - condensator, koolmicrofoon soort micro-organisme - bacterie, virus soort mier - laron, termiet soort miereneter - aardvarken soort militair - marinier soort mineraalwater - spa, spawater, vichywater soort mineraalwater uit Nassau - Telterswater soort moestuin - akker, enk, plantage, planterij soort molen - baggermolen, binnenkruier, bovenkruier, draaimolen, gehaktmolen, graanmolen, koffiemolen, korenmolen, mallemolen, onderkruier, onderslager, paltrok, paltrokmolen, schepradwatermolen, standerdmolen, tjasker, tredmolen, watermolen, windmolen, wipwatermolen, zeefmolen soort mortel - betonmortel, metselmortel, plakmortel, pleistermortel, voegmortel soort mos bekermos, beukemos, bladmos, bronmos, duinsterretje, halvemaanmos, lettermos, levermos, purpersteeltje, rendiermos, steenlevermos, steenmos, sterremos, veenmos, watervorkje soort mossel - strandgaper, zwanemossel soort mot - bontmot, kleermot, tapijtmot soort motor - benzinemotor, elektromotor, gloeikopmotor, heetgasmotor, middeldrukmotor, persluchtmotor, reactormotor, stoommotor, straalmotor, veermotor, verbrandingsmotor, wankelmotor, windmotor soort motorfiets - scooter soort mousseline jaconnet soort mouwinzet - raglan soort mug anopheles, emelt, galmug, haarmug, hamel, hooiwagen, langpoot, malariamug, motmug, muskiet, steekmug, zingmug soort muis - woelmuis soort musketzaad - dragee soort muts alpino, alpinopet, baret, bonnet, dienstbodenmuts, fez, hoofddoek, hulle, jakobijnermuts, kalot, kapeline, kaper, kapoets, kaproen, keuvel, knipmuts, koof(Z.N.), kopiah, kornet, mopmuts, neepjesmuts, ondermuts, pelsmuts, pinnemuts, plooimuts, poffermuts, puntmuts, sjako, slaapmuts, toefmuts, toque, tulband, ulanenmuts soort muur - bekledingsmuur, binnenmuur, bouwmuur, buitenmuur, funderingsmuur, gevel, spouwmuur, walmuur, wand soort muziek - blues, ragtime soort muzikale compositie - romance soort mijt - teek soort naaktkieuwige weekdieren - eoliden soort naald - borduurnaald, breipen, gedenknaald, haaknaald, haakpen, leernaald, naainaald, obelisk, paknaald, rijgnaald soort naaldboom - bergden, blauwden, blauwspar, ceder, conifeer, cypres, den, jeneverbes, jeneverstruik, kamerden, lariks, lork, mastboom, pinus, pijn, pijnboom, spar, taxis, taxus, terpentijnden, ijf, ijfel, zeeden soort nachtegaal - zwartkopje soort nachtschade - petunia, tabak soort nachtuil (grote) - schuifuil soort nachtvlinder - agaatuiltje, nachtuiltje soort naslagwerk adresboek, encyclopedie, handboek, telefoonboek, vademecum, woordenboek soort natriumzout borax, keukenzout, natriumchloride soort natuurramp - aardschok, orkaan, tyfoon, soort nederzetting - beschaving, kolonie, vestiging, volksplanting soort neerslag - sneeuw, stofregen soort negergitaar - banjo soort net - flouw, foezel, fuik, haarnet, ink, kor, korre, leefnet, stroomnet, vangnet, visnet, vlindernet soort neteldier - koraal, poliep, zeeanemoon, zeeroos soort nevel - mist, smog soort niemandsland - utopia soort nikkelstaal - elinvar soort niveau plateau, platform, terras soort noot - walnoot soort noot tussen hele en halve noot - ais soort Normandische appel - biffin soort notendruk - melotypie soort nylon - derana, draion, enkalon, orlon, perion, terleen, trevira soort odeur - lodderein, parfum soort oever - schaaroever soort of charter met gegevens - programma soort olie - alard-, amandel-, anijs-, beender-, bron-, castor-, citroen-, dieselolie, eucalyptus-, gas-, glijn-, haar-, kajapoetiolie, klapper-, oleine, olijf-, palm-, patent-, pepermunt-, petroleum, planten-, raap-, ricinus-, rozen-, sla-, smeer-, stookolie, wonderolie soort onderafdeling - mos soort onderbed - kapokmatras soort onderpand - handgeld, handgift, waarborg, zekerheidsstelling soort onderwijs g.lo., m.o., u.l.o., m.u.l.o, v.w.o., lts., h.ts., th., h.a.v.o., m.a.v.o., basis, kniples, l,a.v.o., m.m.s., h.e.a.o., l.e.a.o. soort onderwijs (D.) - Realschule soort ongemak eksteroog, hoofdpijn, jicht, migraine, napijn, podagra, potje, pijn, spit, steenpuist, voetjicht soort onkruid aardangel, boterbloem, dovenetel, fluitekruid, herderstasje, hondsdraf, hondstong, klaproos, klaver, korenbloem, muizenoortje, nachtschade, netel, paardebloem, paardestaart, smeerwortel, speenkruid, weegbree, wrattenkruid, zwanebloem soort olifant - manmoet soort onderpand - handgeld soort ontspanning spel soort ontsteking - abces, blaasontsteking, hersenvliesontsteking, longontsteking, nierontsteking, ruggemergontsteking soort openhaard - schouw soort opening inlaat, uitlaat soort opera/operette - burletta soort opgeworpen heuvel terp, vliedberg, wierd(e) soort orchidee - ankrehboelan, avis, calceolus, cattleya, coelogyne, handekenskruid, latofolia, muggenorchis, nidus, oncidium, orchis, phaleonopsis, stanhopea, vogelnestje, vrouwenschoentje soort organisatie orde soort otter nerts, visotter soort overeenkomst afspraak, c.a soort overgevoeligheid - allergie, anafylaxie soort overhemd bloes, blouse, boezeroen, kiel, shirt soort overleg ruggespraak soort overloop trapportaal soort overste deken soort overtreding schending, vergrijp soort paard Arabier, Belg, boulongnees, clydesdaler, Fries, Hackney, Hongaar, Jutlander, oberländer, ponny, percheron, pinzgauer, schimmel, Shire, Sleeswijker, Suffolker, telganger, volbloed soort paardestaart - heermoes, lidrus, rijt soort pachter meier soort paddestoel aardster, bandaal, beefaal, boleet, champignon, dennemoorder, kantarel, morille, satansboleet truffel, zwam soort paling - bakaal, braadaal, glasaal, kataal, kongeraal, kwabaal, lebaal, magaal, moeraal, nebaal, nebbeling, paaierpaling, puitaal, sidderaal, slangaal, zandaal, zeeaal, soort palm areka, aren, bananeboom, betel, lontar, nipa, sabal soort palmriet - rotan soort pan - steelpan soort pantoffel muil, slof soort pantserkreeft - langoest soort pap - pudding vla soort papaver - klaproos, maankop, slaapbol soort papegaai amazone, ara, beo, dwergpapegaai, geelkop, kaketoe, kea, lori soort papier - boterhampapier, briefpapier, crêpepapier, kaftpapier, karton, pakpapier, ribbelkarton, rijstpapier, satijnpapier, velijn soort parasol - paravent soort parkiet - bètèt soort passer bekpasser, dansmeester, ellipspasser, hartpasser, krompasser, lijnpasser, orleonpasser, reductiepasser, staafpasser, steekpasser, verdeelpasser soort peer - bergamot , meelpeer soort peignoir - duster soort pen - balpen, veer, veder soort penseel - sleper soort perkament - fransijn soort pers - citroenpers, citruspers, drukpers, fruitpers, offsetpers, soort peulvrucht doperwt, erwt, kapucijner, linz, sperzieboon, snijboon soort pijnboom zie: soort naaldboom soort pijptabak portorico, varinas soort plaag - gesel soort plakpers - lijmpers soort plan voorstel soort plank duig, schrootje soort plant - alruin, gentiaan, neppe, resrda, waterplant soort ploeg team soort poeder bloem, irisine, meel, talk soort poeder voor ivoorwerkers - sepia soort poëet bard, dichter, minstreel, rapsode, skald, troubadour soort poëzie - epigram, puntdicht, rondeel, sneldicht soort pokken alastrim soort poliep - actinia, armpoliep, doomansduim, haringgraat, klokjespoliep, knotsdrager, lamprei, negenoog, octopus, pijppoliep, steelworm, zoetwaterpoliep soort polijstpoeder - amaril, diamantine, smergel soort pompoen - kalebas soort pony -shetlander soort poon - mul soort populier - abeel, peppel, popel, italiaan, klaterabeel, ratelaar, ratelpopulier soort porselein - biscuit, Chinees, ierschaalporselein, meissner, mulliet, Rosenthal, seladon, Sevrès soort pottenbakkersklei - gleis soort potvis - cachelot soort praam - vlet soort praatje smoesje soort prent ets, gravure, kleurets, koperets, linoleumsnede soort prentkunst - monotype soort proef - aanvullingsexamen, accountantsexamen, admissieëxamen, akte-examen, apothekersexamen, onderwijzersexamen soort projectietoestel - episcoop soort pronkbeker - nautilusbeker soort pruim - bels, eierpruim, kroosje, kwets, lierpruim, mirabel, pruimedant, reineclaude soort prunus - amandelboom soort pudding - custard, vla soort puist - hekel, huidzwelling, pok, pukkel, vin soort punt - jota, pik, punctum, spikkel, stip, stippel, tip, tittel soort puntbaard - sik soort puntig steekmes - rentjong, stiletto soort purperverf - karmozijn soort puts - ameraal soort puzzel anagramraadsel, charade, cirkelraadsel, contactraadsel, cryptogram, cijferpuzzel, diagonaalraadsel, doorloper, enigwit, hersenbreker, koppelraadsel, kruiswoordraadsel, lettergreepraadsel, rebus, tovertrap, verbindingsraadsel, woordrangschikking, woordzoeker soort pijl - flits, grashalm, haartje (Z.N.), kareel, schicht, springaal soort pijlstaartrog - vleerrnuisvis, zeevleermuis soort pijlstaartvlinder - sfinx soort pijnboom - ceder, conifeer, cypres, den, green, pinus, spar, tjemara soort pijptabak - portorico, varinars soort raaigras - dolik, gladhaver, loliurri, veldhaver, weidegras soort raam bovenlicht, schuifraam, tuimelraam soort rabarber - inktwortel soort radioactieve stralen - alfastralen soort radijs - tut soort ragout - pate soort ramenas - lobak soort rammenas - radijs soort ranonkel - egelboterbloem soort ransel - laukes, pukkel soort ras - Alpine, Armenide, Dinarisch, Lappide, Mediterrane, Mongools, Negroïde, Noordse, Oosteuropees, Siberisch, Toengide, Toeranide soort rat aenaeasrat, bamboerat, beverrat, borstrat, buidelrat, kelderrat, klapperrat, koffierat, muscusrat, pestrat, spitsrat, spoorrat, stekelrat, veldrat, waterrat, zandrat soort recht - adat soort rechter kadi soort rechthoek - vierkant soort reden - oorzaak soort reiger - ibis, kwak, ral soort reiskoets - berline soort rem blokrem, handrem, schijfrem, terugtraprem, trommelrem, velgrem soort renbaan - motodrome soort rente van kerkelijke goederen - prebende soort reseda - geelkruid, wouw soort restaurant - bistro soort reukwater - lotion soort reus - cycloop, gigant, titaan soort ribfluweel - cordelet, corduroy soori riem - ceintuur soort riet arundo, bies, esparto, pitriet, rotan, slootriet, suikerriet soort rietmees - baardmannetje soort rietpalm - rotan soort riviermonding delta, estuarium, liman soort robijn - karbonkel, rubicel soort roeiboot - gondel, pinas soort rog - stekelrog soort roggebrood - masteluin, stoet (wit) soort rondom gesloten cape - poncho soort roofmeeuw - jager soort rooktabak - kanaster, knaster, varinas soort room - creme soort rover aanrander, boekanier, dief, kaper, kleptomaan, ladelichter, piraat, plunderaar, straatrover, struikrover, winkeldief, zakkenroller soort rubber balata, caoutchouc, eboniet, elastiek, gomelastiek, gummi, karet, para soort ruiter - jockey, pikeur soort rum - Jamaicarum, ratafia, taf(f)ia soort rund - blaarkoe, fokstier, hollander, kalf, koe, lakenvelder, melkbeest, oeros, pink, schoner, stier, trekkoe, vaars, var, zwartblaar soort rundvlees chateaubriand, contrefilet, entrecote, gomelastiek, lende, ossenhaas, para, ribstuk, rollade, rosbief, staartstuk, tournedos soort rups - eekhoornrups, livreirups, processierups ringelrups, spanrups, zijderups soort Rus - Moskoviet soort rustbank - brits soort rijm - alliteratie, alrijm, assonatie, beginrijm, binnenrijm, dauw, dubbelrijm, eindrijm, halfrijm, keerrijm, klinkerrijm, kreupelrijm, letterrijm, mist, slagrijm, slotrijm, sluitrijm, stafrijm, wisselrijm soort rijmpje - retrograde soort rijtuig - andong, bandy, barouchet, brik, cab., calèche, deleman, galakoets, gig, janplezier, kales, karos, koets, landauer, sado, slaaprijtuig, slaapwagon, spoorwegwagon, statiedegen, tentwagen, vigilante soort rijwiel - medicycle soort sabel - degen, eresabel, klewang, lat, rapier, rebus, sarras, schermdegen, soort sajet - borat, brat soort salamander - axoloti, axolotiel, grotsalamander, olm, vuursalamander soort salie - salvia, scharlei soort salontafeltje - mimitafeltje soort sandaal - opank soort sardine - pilchard soort saus - beairnaise, kerriesaus, ravigotti, soubisesaus soort schaaf - bandschaaf, blokschaaf, boomschaaf, boorschaaf, gerfschaaf, gladschaaf, grondschaaf, handschaaf, holschaaf, houtschaaf, kaasschaaf, koolschaaf, kortschaaf, kroosschaaf, platschaaf, ploegschaaf, polijstschaaf, profielschaaf, puntschaaf, randschaaf, rasp, reepschaaf, reeschaaf, roffel, reischaaf, roffelschaaf, ruwschaaf, rijschaaf, toogschaaf, verdiepschaaf, vlakschaaf, voorloper, vijlschaaf, zoetschaax soort schaakspel simultaan soort schaal cakeschaal, coupe, gebakschaal, graal, mortier, taartschaal soort schaaldier - alikruik, mossel, oester soort schaap (bel)hamel, bergschaap, bette (Z.N.), bok-, bokram, fooi, garm, hamel, hok, lam, langstaart, melkooi, melkschaap, merino, mouflon, muffeldier, nahoer, ram, rattestaart, steenschaap, vetstaart, wolbeest, soort schaar - bloemenschaar, druivenschaar, grasschaar, kartelschaar, kleermakersschaar,nagelschaar, snoeischaar, snuiter, wildschaar soort schaats doorloper, krul, Noor, rondrijder, soort schakel - es, schalm, verbinding, visnet (3 kantig) soort schakelnet - flouw, snippenet soort schans ravelijn soort schapen - merinos soort schar krit soort schelp - gaper, kegelschelp, kinkhoorn, kokkel, kussentje, mosselschelp, noordhoorn, noordkromp, oesterschelp, platschelp, purpervlak, reuzenschelp, rolschelp, schaalhoorn, tepelhoorn, wendelprat, wulk, zaagje (strand) soort schelvis - koolvis, molenaar, wijting soort schep spade, bats soort schepnet dreg, dregge, soort schildering - diorama, muurschildering, panorama soort schilderkunst - cubisme, dadaïsme, xpressionisme, fresco, futurisme, idealisme, ilme, impressionisme, kubisme, modernisme, naturalisme, rea, romantisme, symbolisme, tempera, verisme soort schildluis kermes soort schoeisel klomp, laars, muil, schoen, slof, soort school Atheneum, gymnasium, HAVO, H.T.S.L.T.S., lyceum, L.O.M., MAVO, M.M.S. soort schop - spa(de) soort schors eek soort schort eva, voorschoot soort schuldbekentenis - obligatie soort schut beer, kamerscherm, keerdam, scherm, stuw soort schuimende wijn - champagne soort schuurpapier - glaspapier soort segrijnleer - haaievel soort serre orangerie, oranjerie soort sigaar - bolknak, cigarillo, knak, londres, panatella soort signaal - alarm soort sikkel - snit soort slak - caracole, karakol, wulk soort slang - adder, boa, brilslang, cobra, ratelslang, ringslang, rolslang soort slee ar, arre, bakslee, bob, prikslee, tobogan soort sleepnet - treil soort sleutel - autosleutel, brandkastsleutel, deursleutel, figuursleutel, gewelfsleutel, haaksleutel, horlogesleutel, kachelsleutel, kastsleutel, keizer, kien, koffersleutel, kraansleutel, kruissleutel, lettersleutel, loper, morsesleutel, muzieksleutel, palsleutel, pijpsleutel, schroefsleutel, telegraafsleutel, voordeursleutel, yalesleutel soort sloep - vlet soort sluis kolk, schutkolk, schutsluis, sas, spui, waterkering (beweegbaar) soort s1uisdeur ebdeur soort sluiting - deksel, knoop, rits, strik soort smalneusaap - meerkat soort smidstang - krombeen soort snip - houtsnip, poelsnip, snep, steltloper, tuimelaar, verkoudheid, watersnip, wulp soort snoeimes heep soort snoepje caramel, dropje, hopje, lolly, pastille, toffee, zuurtje soort snoer - touw soort snuiftabak - negrillo, rapé soort soda - kelp, sodex, wiersoda soort soep aspergesoep, champignonsoep, erwtensoep, (snert), goulashsoep, groentesoep, haaienvinnensoep, kerrysoep, kippensoep, linzensoep, ossenstaartsoep, potage, preisoep, schildpadsoep, tomatensoep, uiensoep, vermicellisoep soort spade - bats, brak, hak, patjol, schop soort speculatie - gokken, kansoverweging, riskeren, wagen, wedden, windhandel soort speeldoos - symfonion soort speelgoed autoped soort spek - bacon soort spel bikkelen, bridge, damspel, dobbelen, ganzenbord, halma, kaartspel, kienen, lotto, poker, schaakspel scrabble, whist soort spel spelen ballen, dammen, hoepelen, kaarten,kegelen, knikkeren, schaken, tollen, triktrak soort spencer - slipover soort spiegelglas - ijglas soort spiering - pin, smelt soort spies - lans soort spirea - moerasspirea, sneeuwspirea soort spook gedaante, geest, klopgeest, schim soort sport atletiek, basketbal, judo, hockey, honkbal, kaatsen roeien, skiën, tennissen, tienkamp, voetbal, watersport, wielrennen, zwemmen soort spraak A.B., A.B.N.,dialect, dialekt, plat soort spreeuw - beo(lnd.), glansspreeuw, goudmerel, goudvogel, gouw, koningsvogel, kortpootspreeuw, pestvogel, waterspreeuw, wielewaal soort springstof - meliniet, T.N.T., trotyl soort sprinkhaan - mantis, wrattenbijter soort sprong bokkesprong, driesprong, duik, luchtsprong, salto, viersprong, vijfsprong, zevensprong (spel) soort spijker - (draad)nagel, drieling, hoefnagel, kopspijker, loodnagel, taats, rong soort stem alt, bariton, bas, sopraan, tenor soort steelzucht kleptomanie soort steen aluin, amaril, amber, arduin, asbest, basalt, dioriet, eterniet, grafiet, graniet, grind, kiezel, kwarts, lei, marmer, mop, porfier, puimsteen, wolfram soort steenkool antraciet, cokes, eierkolen soort steenpuist - negenoog soort stekker - plug soort steppeplant - yuca soort sterkedrank - likeur soort sterrengeloof - siderisme soort steun - klamp soort steur - sterlet soort stoep - bordes soort stof cheviot, cretonne, damast, dril, flanel, fluweel, kamgaren, katoen, laken, linnen, nylon, pilo, ratiné, rips, sanel, satijn, satinet, sits, taf, tarlatan, tibel, tule, tweed,vilt, wol, zijde soort stokvis - titeling soort stop - spon soort stopsajet - borat, brat soort stopverf - plamuur soort straal - bliksemstraal, flikkering, laserstraal, vuurstraal, warmtestraal, waterstraal, zonnestraal soort straatbelasting - tol soort stroming - maalstroom soort stroperige koek - flap soort struik - gagel soort struikgewas - abelmos soort strijd - slag soort struisgras - haar soort struisvogel emoe, kasuaris, moa, nandoe, pampasstruis, rea soort stuurman - navigator soort stijl - barok, gotiek soort stijlfiguur - chiasma soort suiker basterd, basterdsuiker, beetwortelsuiker, dextrose, glucose (druivensuiker), kandij, melis, moscovade, pentose, poedersuiker, rietsuiker soort suikergoed - fondant, toffee soort suikerwerk - karamel soort synthetische rubber - neopreen soort sijsje - barmsijsje, paapje, steensijsje soort taal - bargoens, jargon soort taalfout - soloecisme soort taart - profiterol soort taartje - moorkop soort tabak - amersfoorder, apenhaar, baai, braziel, brazil, herenbaai, kanaster, karot, kerftabak, krultabak, manilla, maryland, mixture, pluksel, portorico, pruimtabak, pijptabak, rapé, rooktabak, shag, snuif(tabak), spintabak, swicent, varinas, virginia, soort tabakspijp - doorroker soort tafel bijzettafel, latafel, uittrektafel soort tafelzout - cerebaszout soort takel - talie soort takshond basset soort talie - penter soort tang - krombek, ravebek, smeetang, smeedtang, smidstang soort tapijt afgaan, axminster, kroontapijt, pers, shirag soort tarwe - spelt, weit, wintertarwe soort tas - aktentas, avondtasje, boodschappentas, handtas, karbies, reistas, schoudertas, weitas soort teckel - basset soort teek - luis soort teken - armsein, uitje soort tekening bestek soort telegram brieftelegram, gelukstelegram, perstelegram soort televisie toestel - monitor soort tempel - kerk, monopteros, moskee, peripteros soort temperament cholerisch, flegmatisch, melancholisch, sanguinisch soort temperatuur - hitte, kou soort tent - ambulancetent, bungalowtent, circustent, eenmanstent, hondehokje, hospitaaltent, kampeertent, kermistent, legertent, marktkraam, schuiltent, shelter, werktent, ijstent soort terpentijn - terpentijnolie soort terpentijnolie - terpentijn soort terriër alredale, fox, welsh, welshterrier, wirehairterrier soort textiel keper soort thee - afternoonthee, Ceylonthee, Darjeeling, gemberthee, kamillethee, karavaanthee,keizerthee, kruidenthee, maté (Z.Am.), lindethee, pecco, stofthee, vlierthee soort toffee - caramel soort ton - baken, boel, kuip soort toneelspel uit de middeleeuwen - mirakelspel soort toneelstuk blijspel, drama, klucht, komedie, melodrama, tragedie, tragikomedie soort tong - las (midd. groot) soort tong of makreel (in de keerkringgewesten) - bonetvis, boniet soort tor - meeltor soort touw - gei, koord, lijn soort trainer coach soort traktaat - satisfactie, satisfaktie soort tram - trolley soort trap - ladder soort trechter treem, tremel soort trekschuit - snik soort trekvogel - hop, zwaluw ooievaar, reiger, soort trofee beker, krans, palmtak soort trom bedoek, beltrommel (Z.N.), combo, keteltrom, loera, pauk, rommelpot, sistrum, tamboerijn, tar, tongtong, trommel, turksetrom, xylofoon soort trombose - embolie soort trompet bazuin, klaroen, lyra, schuiftrompet, trombone, ventieltrompet soort tropisch gewas - bamboe, rotan soort tropische bodem lateriet soort tropische ooievaar - maraboe soort tropisch gras alang-alang, bamboe soort trui - coltrui, pulover, sweater soort trijp - kaffa, moquetie, pluche, pluchette soort tuin hortus, rosarium soort tuinarchitect - hovenier soort tuinboon - pieter soort tuingors - ortolaan soort turf - baggelaar, derink (zwart), sponnetje, sponturf, steekturf soort Turkse stol - moeselien, mousseline soort tijdbepaling - wanneer soort tijdmeter - zonnewijzer soort tijger - koningstijger, luipaard, matjan (Ind.), panter soort tijk - zwilk soort ui ajuin, berglook, bieslook, daslook, drieling, eslook, knoflook, prei, sjalot, slangenlook soort uil baarduil, boomuil, bosuil, daguil, hertogsuil, hoornuil, katuil, kerkuil, lijkuil, nachtuil, oehoe, ooruil, oranjeuil, ransuil, schuifuil (groot), sneeuwuil, sluieruil, steenuil, torenuil,velduil, visuil soort uiting protest soort uitslag brand, eczeem, gordelroos, netelroos, rupia, zonnebrand soort ulevel - babbelaar, polkabrok soort uurwerk ankerhorloge, armbandhorloge, cilinderhorloge, gangklok, hangklok, horloge, klok, koekoeksklok, pendule, polshorloge, radiumklok, remontoir, repetitiehorloge, savonet, staartklok, torenklok, wandklok, wekker, zakhorloge, zonnewijzer soort vaan - pennoen, wimpel soort vaandel - fanion soort vaartuig - punter soort vaatwerk - bord, kan, pot, schotel soort valk boomvalk,slechtvalk, torenvalk soort van ankersteek - kleens, klens, teems, vergiettest, zeef, zijgdoek soort van asbest - amiant soort van bremraap - klavervreter soort van drukletters - lettersoort soort van ereprijs - beekpunge, gamander soort van hoornblende - oeraliet soort van pruik - naturelletje soort van puntdichten - xeniën soort van sajetgaren - borat, brat soort van visnet - praamnet, puit soort van vlosgras - lies soort van wit bier - mol soort varen addervaren, adelaarsvaren, arendsvaren, boomvaren, bosvaren, eikvaren, kamvaren, koningsvaren, moerasvaren, muurvaren, pluimvaren, schubvaren, struisvaren, venusvaren soort varken - ever soort varkensvlees varkensfilet, varkenshaas, varkenskotelet, várkensnierstuk, varkensrollade soort vaste spiritus - meta soort vat aker soort veiligheidsslot lipsslot, yaleslot soort veldspaat - agamatoilet, barnsteen, delfstof soort venster dakraam, oculus soort vensterglas - maanglas, matglas, melkglas, spiegelglas soort verband doekverband, drukverband, gaas, kinverband, mitella, rustverband, schildpadverband, slingerverband, windsel, zwachtel soort verbod taboe, veto soort verdrag - edict soort vereniging - club, stichting, verbond soort verf grondverf, lak, menie, vernis soort vergadering congres soort vergif - atropine soort vergiftig raaigras - dolik soort vergunning jachtakte soort verhaal sage, sprookje soort verklaring eed soort verkoping - subhastatie soort verlichting brabder, electricitei, gaslamp, neon, t.l. soort verlies nadeel, strop soort vermaak kaarten soort verouderde letter - sabon soort verpakking baal, buil, doos, emballage, golfkarton, jambisch, krat, kist, plastic, zak, zinsnede, soort vers alexandrijn, dactylisch, dichttrant, drievoeter, eenvoeter, limerick, serpentinisch, trochaeisch, tweevoeter, versregel, vrijvers soort versvoet - spondeus soort verzekering brand , diefstal , levens , ongevallen , transport-, ziekteverzekering, W.A. soort vet - kaarsvet, margarine, niervet, ongel, reuzel, rundvet, soort vilt kastoor soort vilten hoed huilebalk soort vink - keep, kneu, putter, roodmus soort viool amati, cremona, stradivarius soort vis - aal, baars, blei, bot, brasem, elft, forel, grondel, haai, karper, kruis, leng, makreel, meun, mul, paling, pos, rog, sander, sardine, snoek, spiering, steur, tong, voorn, zalm, zeelt soort visbewaarplaats - kee soort visfuik - kub, puikel soort visitemier - parasol (2. Am.) soort visnet - flouw, fuik, garnalennet, korre, kruis, oeverhaam, totebel, trawl, treil, vleet, zegen soort vitrageweefsel - allover soort vlakdruk - offset soort vlamoven - reverbeeroven soort vleermuis - bladneus, grootoor(vleermuis), hoefijzerneus, kalong, kamneus, kampret, laatvlieger, vampier soort vlees - biefstuk, gehakt, ham, hersenen, karbonade, kip, lever, rollade, spek soort vleesgerecht (Sp.) - salpicon soort vleeswaren - ham, lever, rookvlees, rosbief soort vlekziekte in het gelaat - lupus soort vleugelpiano - salonvleugel soort vlieg aasvlieg, brems, brommer, daas, fritvlieg , galvlieg, goudvlieg, horzel, paardenhorzel, schapenhorzel, slijkvlieg, tsetse, vleesvlieg soort vliegtuig aëroplaan, aërostaat, amfibievliegtuig, autogiro, biplane, boeing, bombardementsvliegtuig, bommenwerper, caravelle, constellation, convair, dakota, D.C., douglas, eendekker, fellowship, fokker, friendship, gevechtsvliegtuig, helikopter, jet, kunstvliegtuig, luchtbus, luchttaxi, luchtvaartuig, lijntoestel, monoplaan, motorvliegmachine, passagiersvliegtuig, starfighter, straaljager, straalvliegtuig, taube, taxivliegtuig, tweedekker, verkeersvliegtuig, verkenningsvliegtuig,vliegboot, vliegmachine, vliegschip, vliegtoestel, watervliegtuig, zeppelin, zweefvliegtuig soort vlinder - atalanta, atalante, aurora, non, pepel, spinner soort vloeistof olie, water soort vlugschrift - pamflet soort voederbiet - mangelwortel soort voedsel - aardappelcroquet, fruit, nasi, salade soort voeringstof - sanella soort voetbekleedsel - slobkous soort voetstuk baas, basement, onderbaas (van een pilaar), piedestal, postament, sokkel, statief, support, zuil, soort vogelbekdier - mierenegel soort vogelmaag voormaag soort volksopruier - demagoog soort vonnis - arrest soort voorbeeld precedent soort voorstelling matinée, première soort voortplanting - inteelt soort vork - greep, hooivork, spoorlijnsplitsing soort vorst - inca, keizer, maharadja, mogol, radja, sjeik, sultan, tsaar soort vos - moervos soort vrachtbrief - ladingsbrief soort vrachtschip - eiker, rijnaak soort vrachtwagen - verhuiswagen soort vrouwenbeeld - orans, orante soort vrouwenklomp - trip soort vrouwenmuts bonbonnière, cornet, hul, kaper, neepjesmuts, toot soort vrucht aagt, aagtappel, aardappel, aardbei, aardbes, aardbezie, aardeikel, aardnoot, aardpeer, abrikoos, adamsappel, advokaat, aker, alpenbes, amandel, amandelpruim, amarel, arnhemmer, ananas, anijsappel, apenootje, appel, arekanoot, asperge, augurk, banaan, behennoot, bellefleur, bergamot, bergamotpeer, bertram, bes, betelnoot, beukenoot, bitterkers, bitteroranjeappel, blauwbes, bloedappel, braambezie, boerenpruim, boompjesappel, boon, bosbes, bosbezie, boterpeer, braam, braambes, cacaoboon, citroen, citroenpeer, cocos, cocosnoot, cranberry, dadel, dadelpruim, denappel, diamantpeer, dirkjespeer, djamboe, djeroek, doekoe, doeren, doerian, dolappel, doornappel, doosvrucht, doperwt, dopper, druif, duivenboon, eenbes, eersteling, eierpruim, eikel, erwt, flip, flip, framboos, geelbes, goudappel, goudpenning, goudrenet, goudreinet, granaat, grapefruit, grauwerwt, griet, griotte, groenerwt, guldeling, guldenappel, haagappel, haagbes, handpeer, hanenbezie, hanneman, hartperzik, haver, hauw, hazelnoot,hondsbei, hondsbes, huif, hulsbes, jaapjespeer, jaffa, jasappel, jeneverbes, jodenboon, joop, jut, juttepeer, kalebas, kalvijn, kaneelappel, kaneelpeer, kantaloep, kapucijn(er), kardamon, kartoffel, kasdruif, katjang, kattekop, keker, kemirimklapper, kempenaar, kers, kersappel, kerspruim, kievitsboon, klapbes, klapbezie, klappernoot, kleipeer, klimerwt, klokkebei, klompvrucht, knol, koffiebes, koffieboon, kokervrucht, kokker, kokosnoot, kolanoot, kolokwint, komkommer, koningspeer, koningspruim, kraaipeer, kraakbes, krombek, kroonerwt, kroos(je), kroot, kroppeer, kruidappel, kruidnagel, kruidpeer, kruiperwt, kruisbes, kruisbezie, kurkuma, kweeappel, kweepeer, kwets, kwintappel, lammernoot, langhals, laurierbes, lauwrierkers, liefdesappel, limmetje, limoen, linze, lobak, lijsterbes, lijzebet, maagdepeer, maankop, magdalenaperzik, mandarijn, mandragora, manga, manggis, mango, mangostan, maniok, margris, mastpruim, meelpeer, meikers, meloen, mirabel, mirabelpruim, mispel, moerbei, moerbezie, muis, molboon, koningspeer, muskaatpeer, muskadel, muskadelpeer, muskus, muskuspeer, nangka, napoleon, negenweker, netmeloen, nootmuskaat, notemuskaat, okker, okkernoot, olienoot, olienootje, olijf, ondje, oranje, oranjeappel, oranjebes, oranjepeer, osseboon, paardekastanje, palmnoot, papaja, paradijs, paradijsappel, paranoot, pareldruif, patater, paternostererwt, peen, peer, pelerwt, peperappel, peruel, perzik, peul, peulen, philippine, pieper, piment, pinang, pinangnoot, pindanoot, pinksterpeer, pippeling, pisang, pistache, pitvrucht, planter, plantraap, pomerans, pomp, pompelmoes, pompoen, pondspeer, poot, portelbes, postelbes, prinses, prinsesseboon, pronkappel, pronker, pruim, pruimedant, pruis, prunel, pijnappel, raap, raasdonder, rabaut, rabauw, radijs, rambotan, ramenas, rapeling, reinette, renetappel, ribbeling, rietpeer, rietstoel, roomappel, rotmispel, rozijn, rozijnenerwt, rijnsburger, sabelboon, saffraanappel, saffraanpeer, saladeboon, saffraanpeer, sapperdegroentje, sawoemanilla, scharakenbes, schelerwt, schoenlapper, schokker, schijfpeer, schijnvrucht, silene, sinaasappel, sjalot, slaboon, slee, sleepruim, slepel, sluitappel, smeltpeer, sneeuwbes, snijbiet, snijboon, snijlook, sojaboon, sorbe, spadeling, sparappel, sperzieboon, spitskool, springkers, stamboon, steenbes, steennoot, steenvrucht, stekelbes, stekelbezie, sterappel, sterkers, stokboon, stokerwt, stoofappel, stoofpeer, suikerappel, suikerboontje, suikermeloen, suikerpeentje, suikerpeer, suikerpruim, sultanarozijn,tafelappel, tafelpeer, talkbes, tamarinde, tomaat, tripang, troskers, trosvogelkers, tuinboon, ui, veenbes, veldboon, veldvrucht, venkelappel, vleeskers, vlierbei, vlierbes, vogelbes, vogelkers, volger, vossenbes, vijg, vijgappel, vijgepeer, wakel, walnoot, wasappel, waspeer, waspruim, waterappel, waterpruim, winterkers, winterpeer, wintervrucht, wolfsbes, wolfsbezie, woudbes, wijnappel, wijndadel, wijndruif, wijnmeloen, wijnpeer, wijnperzik, wijnpruim, ijsbout, ijspeer, ijzerappeltje, ijzerhard, zaaier, zandappel, zeepappel, zeeboon, zilverling, zoeteveentje, zomerappel, zomerpeer, zonzoet, zuurzak, soort vuurwerk - rotje soort vijgenboom - waringin soort vijver - bassin soort waanzin - monomanie soort walrus - manati soort walvis baardvis, bruinvis, doejong, dolfijn, eenhoornvis, narwal, ork, orka, potvis, vinvis, zeekoe soort warme wijn negus soort warmtemeter - badthermometer, differentieelthermometer soort wassen spoelen, stoelen soort waterdichte stof – loden soort waterlelie - plomp soort waterplant dotterbloem, najade, nimfkruid, plomp, riet, waterlook, watereppe soort watertor - duikelaar soort wederik - nagelkruid, sering (Z.N.) soort wedstrijd draverij, match, race,toernooi soort weefsel - crèpe, damast, dril, kelim, keper, mohair, molton, organdie, rips, tobralco, toile, tule soort weegbree - oeverkruid soort weg allee, laan, straat soort weg bedekking asfalt, macadam soort werkplaats atelier, kantoor soort wetenschappelijk onderzoek - eugenese soort wezel - hermelijn, marter soort whistspel - bridge soort wier - sargasso, zeegras, zeewier soort wig keg, kegge, keil, luns, pin, plug, scheg, schegge, schie, spalk, spie, spij, stelspie, stelwig (mortieren), soort winkel bazar, bazaar, supermarkt soort wild schaap - moeflon soort wild varken bandzwijn soort wilg - katwilg, knotwilg soort witte verfstof - loodwit soort woelrat - molmuis soort wol - angora, babywol, boomwol, breiwol, cachemir, haakwol, kantwol, kasjmier, merinowol, mohair, natuurwol, sajet, schaapswol, scheerwol, slakkenwol, sterfwol soort wolf - weerwolf soort wolfziekte - lupus soort wollen stof - aba, fries soort wolspin in Italië - tarantel soort worm kalander, made, pier, regenworm, ringworm soort worstelgreep - nelson soort wortel biet, kroot, pee(n) soort woudezel - onager soort wijn - beaujolais, bordeaux, bourgogne, champagne, cider, likeur, made(i)ra, médoc, muskaat, port, raaps, rosé, samos, sec, sekt, sherry soort wijnglas - fluit, ro(e)mer soort xylofoon - marimba soort ijsvogel - alcyon (myth.), duikerkoning, laplander soort ijzererts - mangaan soort zak buidel soort zalf - apostelzalf, balsem, boorzalf, brandzalf, creme, gel, gelee, gelei, kwikzalf, lanoline, likdoornzalf, linament, liniment, opodeldok, pasta, perubalsem, pommade, smeersel, toverbalsem, toverzalf, vaseline, wonderbalsem, wonderzalf, wondzalf soort zalm - lodde, schot, zeeforel soort zandsteen - grauwak, gres, kiezelzandsteen, molasse soort zang hymne, ode soort zangvogel braamsluiper, duinpieper, fitis, goudhaantje, grasmus, kardinaal, karekiet, kneu, kwikstaart, leeuwerik, nachtegaal, rietlijster, rietzanger, roodborstje, tapuit, tjiftjaf, tuinfluiter, winterkoninkje soort zangvoordracht - belcanto soort zebra - dauw soort zeebrasem - laxeervis soort zeef - filter, melkzeef, teems, theezeefje, wan soort zeekoe - lamantijn, manatus, soort zeep toiletzeep, traanzeep soort zeer oude reusachtige boom - sequoia soort zeeslak - alikruik, kokkel, steenslak soort zeewier - kelp, nekton soort zegge - zuurgras soort zeil balatum, bram, bramzeil, dekzeil, fok, jager, kluiver, linoleum, marmoleum, vangzeil, vlieger soort zeilbewerking - reven soort zeilboot - bm, lark soort zeiljacht - spanker soort zeilschip B.M., boeier, botter, brigantijn, draak, jol, klipper, olympiajol, pampus, regenboog, stern, tjotter, valk, vlieger, waterspin soort zeis - zicht soort zekerheid - aval, borgtocht, garantie soort zelfmoord harakiri soort zelfverdediging judo, karate, soort zetel - bank, bok, canap,club, crapaud, divan, faldistorium, fauteuil, kruk, poef, sofa, stoel, troon soort zetmeel tapioca soort zeventiende eeuws boek elzevier soort ziekte beriberi, jicht, kanker, reuma, staar soort zijden stof - brokaat soort zilver gero, plate, vermeil, zilvium soort zilver met 2% zilverwaarde - peruzilver soort zilverharing - sardine soort zitbad - bidet, lavet soort zoogdier - knaagdier soort zoolleder - lies soort zout aluin, Emserzout, Engelszout, jozozout, kali, nitraat, nitriet soort zuil - monoliet soort zwaan (wilde) - deen, hoelzwaan soort zwaluw - boerenzwaluw, gierzwaluw, huiszwaluw, oeverzwaluw, spierzwaluw, steenzwaluw, strandzwaluw, torenzwaluw soort zwam amethistzwam, anijszwam, bekertjeszwam, berkenzwam, biefstukzwam, bovist, broodjeszwam, buisjeszwam, cantharel, dooierzwam, doolhotzwam, eekhoorntjesbrood, eikenkorstzwam, elfenbank, elfenbankje, franjezwam, gaatjeszwam, granaatzwam, harszwam, honingzwam, huiszwam, inktzwam, judasoor, kluifjeszwam, knoopzwam, knotszwam, kopergroenzwam, koraalzwam, lepelzwam, meelkop, melkzwam, moederkoren, narciszwam, nestzwam, nevelzwam, oesterzwam, oorlepelzwam, oranjeaderzwam, paddestoel, parasolzwam, plaatzwam, porseleinzwam, pijpzwam, radijszwam, rodekoolzwam, schimmel, sponszwam, spijkerzwam, stekelzwam, stinkzwam, tolzwam, tonderzwam, trechterzwam, trilzwam, trompetzwam, vermiljoenzwam, vliegenzwam, vuurzwam, weidekringzwam, winterhoutzwam, zadelzwam, zakjeszwam, zeepzwam, soort zware zijden stof brokaat soort zwarte lak - moffellak, vuurlak soort zwavel - pyriet, pijpzwavel, sulfer soort zweep - gezel, knoet soort zwemeend - roestgans soort zwemslag crawl, borstcawl, rugcrawl, schoolslag, trawl, vlinderslag soort zwijn - ever, muskuszwijn soort zijde - fleuret, floret, satijn, shantung, 3taf (uit zijde gekookte sto), tussor, vlos soort zijden stof - brokaat soortelijk - specifiek soortelijk gewicht - s.g. soortement - dergelijks soortgelijk dergelijk, identiek, overeenkomstig, similair, specifiek, zulk soortgelijke - dergelijke soortgelijke eigenschap - specialiteit soortgelijken - consorten soortelijk - specifiek soortelijk gewicht s.g. soortelijk gewichtmeter - balling soortvorming - speciatie soos - clubgebouw, clubhuis, genootschap, gezelschap, sociëteit, vereniging, genootschap, verenigingsgebouw sop kooknat, schuim, waswater; zeepwater soporatief slaapmiddel, slaapverwekkend, vervelend soppen indopen, dopen, reinigen schoonmaken, wassen sopper - misstap sopperig modderig, slobberig, week, zacht sopraan kinderstem, vrouwenstem sorbe - lijsterbes Sorben - Wenden sorbendrank - cider Sorbet - ijsdrank Sorbisch dichter - Seiler Sordino - demper, klankdemper sores - misere, zorgen sorghum - kafferkoren sorry - pardon sortabel - gepast, geschikt sorteerder - uitzoeker sorteermachine - trieur sorteertafel - leestafel sorteren schiften, triëren, uitlezen, uitzoeken sortering assortiment, keus, keuze, soort, variatie, verscheidenheid sortie - contramerk, damesmantel, uitval sortiment - keuze, sortering S.O.S. - alarm, hulpgeroep, noodsein sosias - dubbelganger soterisch reddend, zaligmakend sotternie clute, esbattement, klucht sottise - zotternij sortie - uitval soter redder, verlosser, Zaligmaker soterisch - reddend, zaligmakend sotternie - clute, esbattement, klucht sottise - dwaasheid, zotheid sou stuiver souche - kantstrook, stok,talon souffleren influisteren, voorzeggen souffleur voorzegger souffreren - dulden, lijden sounder - klopper souper avondmaal, avondeten , maaltijd souplesse buigzaamheid, lenigheid, plooibaarheid sourdine - geluiddemper, sordino sousmain onderlegger, vloeimap soutane - ambtsgewaad, tabbaard, toga, toog souteneur - bikker, pal(barg.), patser, pooier, uitsmijter souter psalm, psalter souterrain kelderverdieping Southampton, hoofdstad van het graafschap - Winchester soutien (Fr.) baleintje, ondersteuning, steun souvenir aandenken, herinnering souverein gebieder, goudstuk, landsheer, machtig, oppermachtig, vorst, zelfstandig souvereine staat - mogendheid Sowjet Republieken - Armenië, Azerbeidsjan, Estland, Georgië, Kazachstan, Kirgizistan, Letland, Litauen, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Tadzjikistan, Toerkmenistan, Wit Rusland Sowjet Russische munt roebel Sowjet Unie SSSR, USSR, (Russ.)CCCP, RSFSR, Rusland Sowjet-Unie, staatshoofd van de - Brezjnev, Kalimin, Lenin, Mikojan, Podgorny, Sjvernik, Vorosjilov Sowjet-Unie, stad in de - zie stad in Rusland spa ballaster, bats, laat, lep, schop, spade spaak boom, speek, spijl, stoelsport, stok, vastlopen, verbindingsspijl (in wiel), spaakbeen - radius spaan - lepel, borrel, houtafval, reutel, spatel, roeiriem spaan voor een roeiboot - roeiriem spaander houtreep, koppeling, krul, splinter spaanders van hout mot spaanhout - dozenhout, roeiblad Spaans balspel - pelote Spaans bruin - amber Spaans dorp - pueblo Spaans edelman - caballero, don, grande, hidalgo Spaans eethuis - cafetaria Spaans eiland - Ferro, Formentera, Ibiza, Lanzarote, Mallorca, Menorca, Palma, Tenerife Spaans gebergte - Pyreneeën, Sierra Spaans gebogen kapmes als wapen - machéte Spaans gedicht - copla, kopla Spaans geel - auripigment Spaans gedicht - cancion Spaans geitenleer - corduaan Spaans gerecht - olla, paella, podnda, zarzuela Spaans goudstuk - Pistolet Spaans gras esparto Spaans heer senor Spaans hout - ijf Spaans kerklied - vilancico Spaans koopvaardijschip - galjoen Spaans krijt kleermakerskrijt Spaans landvoogd Alva Spaans leder - corduaan, marokijnleer Spaans liedje - tonatilla Spaans Marialied cantica Spaans mes - machete Spaans oorlogsschip galjoen Spaans openluchttheater - corral Spaans opperhoofd - cod Spaans paard genet Spaans paleis - alcazar Spaans-Portugees leesteken - tilde Spaans-Portugese joden - sefarden, sefardin Spaans riet rotan, rotting Spaans rijpaard genet Spaans schaap merino Spaans schiereiland - Iberië Spaans schilder - Baco, Dali, Goya, Miro, Murillo, Picasso, Ribalta, Ribera, Velasques, Zurbaran Spaans schrijver - Aub, Bayo, Boscan, Caldoron, Cela, Cervantes, Diego, Galdos, Ibanez, Isla, Jimenez, Larra, Losca, Manuel, Peman, Ruiz, Salinas, Quevedo Spaans spek - meloen Spaans staatshoofd - caudillo Spaans toeristen hotel parador Spaans tuinbouwgebied - huerta Spaans veldheer Alva Spaans veroveraar van Amerika - conquistador Spaans vierregelig gedicht - copla Spaanse aak - esdoorn Spaanse aanspreektitel senor Spaanse aanvoerder - caudillo Spaanse beeldhouwer - Cano, Montanes, Zarcillo Spaanse belasting - alcabella Spaanse bergketen - Cadi Spaanse bevolkingsbroep - Basken, Catalanen, Gallegos Spaanse boer - peon Spaanse burgemeester alcalde Spaanse componist – Albeniz, Espa, Granadas, Mompou, Nin, Turina Spaanse dans - auresku, bolera, bolero, espagnola, espatadanza, fanda(n)go, flamengo, isa, jota, muineira, paduana, pasacalle, pasodoble, pavane, sarabande, sardana, sequidilla, sevillanas, tango, taranto, zapateado, zortzico Spaanse dichter - Barral Spaanse dolk - cachetero Spaanse drank - sangria Spaanse edelman - caballero, don, grande, hidalgo Spaanse edelvrouw grande Spaanse eenakter - sainette Spaanse eenzame herberg - venta Spaanse ex koningin Ena Spaanse geheime raad - camarilla Spaanse gezelschapsdame duena Spaanse gezelschapsdans - duenna Spaanse handklepper castagnetten Spaanse havenplaats - Adra, Barcelona, Cadiz, Corûna, Santander, Valencia Spaanse heer caballerosenor Spaanse hoed - bolero, sombrero Spaanse hoeve haciënda Spaanse hofdame - duenna Spaanse hofkliek camarilla Spaanse krijgsheld Cid Spaanse herberg posada, venta Spaanse hoofdman - caudillo Spaanse hoogvlakte - meseta Spaanse huurlingen - almogavaren Spaanse inhoudsmaat - almude, ar(r)oba, cantara Spaanse juffrouw - senorita Spaanse koning(in) - 5 Johan, Jozef, Karel, Maria, Peter 6 Favola, Filips, Fruela, Ordono, Pelayo, Ramiro, Sancho, Urraca 7 Alfonso, Amadeus, Bermudo, Hendrik, Jacobus, Johanna, Lodewijk 8 Isabella, Martinus 9 Ferdinant, Francisco 10 Petronella Spaanse koningstitel - camarilla Spaanse landherberg - venta Spaanse landstreek Andalusië, Aragon, Asturië, Baskenland, Castilië, Catalonië, Estramadura, Galicië, Granada, Kastilië, Leon, Murcia, Navarra, Valencia Spaanse leider caudillo Spaanse meisjesnaam Inez Spaanse melksalon - copacabana Spaanse meneer - senor Spaanse mevrouw - senora Spaanse munt pasmunt - centime, crusaat, crusado, dubloen, dukaat, duro, mat, patakon, peseta, peso, reaal, Spaanse oostenwind - solana Spaanse operette - zarzuela Spaanse peper - cayenne, chillies, lombok, paprika, peperoni Spaanse pokken - sufilis Spaanse politieagent - alguazil, guardia Spaanse politieke leider - caudillo Spaanse politieke partij Falange Spaanse, Portugese en Zuidoosteuropese joden - sefarden, sefardim Spaanse prins infant Spaanse prinses infante Spaanse provincie – 4 Leon 5 Alave, Avila, Cadiz, Soria 6 Bilbao, Burgos, Cuenca, GeronaHuelva, Huesca, Lerida, Madrid, Malaga, Murcia, Orense, Oviedo, Teruel, Toledo, Zamore 7 Almeria, Badajoz, Caceras, Cordoba, Granada, Logrono, Navarra, Segovia, Sevilla, Victoria, Vizcaya 8 Albacete, Alicante, Balearen, Palencia, Pamplona, Valencia, Zaragoza 9 Barcelona, Castellon, Guipuzcoa, Salamanca, Santander, Tarragona 10 Pontevedra, Valladolid 11 Guadalajara Spaanse raadgevende vergadering - consulta Spaanse ridder caballero Spaanse rivier Douro, Duero, Ebro, Esla, Guadalquivir, Jacur, Jarama, Segura, Taag Spaanse schapen merinos Spaanse schout - alcalde Spaanse senaat en volksvertegenwoordiging - cortes Spaanse sjalot - romcambole Spaanse sluier - mantilla Spaanse sluiting - bijbelsluiting, koordsluiting Spaanse snuiftabak - Spanjool Spaanse soda - barilla Spaanse spitsboef - picaro Spaanse staatsman - Rivas, Segasta Spaanse staatsraad - junta Spaanse stad - 3 Rio 4 Baza,Coin, Elda, lugo, Rute, Vigo, 5 Berga, Cabra, Cadiz, Cleza, Ecija, Gijon 6 Alosno, Alpera, Bermeo, Bilbao, Lerida, Madrid, Malaga, Murcia, Oviedo, Toledo, Utrera 7 Almaden, Almaghro, Almansa, Almeria, Almonte, Andujar, Badajar, Cordoba, Granada, Linares, Sevilla, Tortosa 8 Alicante, Pamplona, Valencia, Zaragoza 9 Barcelona, Cartagena, Pontevedra, Santander, Salamanca, Sebastian, Tarragona, 10 Valladolid Spaanse stadhouder - Alva Spaanse stedenbond - Hermandad Spaanse streek - Baztan, Leon Spaanse takeling - hondsend Spaanse tarwe - mais Spaanse titel – cid, don, donna, donagrande, grande, hidalgo, infant, senor, senora, senorita, zie Spaanse edelman Spaanse toneelmuziek - zarzuela Spaanse troonopvolger - principe Spaanse tuin - huerta Spaanse uitroep - olé Spaanse varen - adelaarsvaren Spaanse veeboer - llanero Spaanse veeboerderij - alqueria, hacienda, stancia Spaanse veehoeve - ranch Spaanse veldheer - Spinola Spaanse veroveraar - conquistador Spaanse vlakte - huerta Spaanse vliegen - canthariden Spaanse vloek - caramba Spaanse vloot armada Spaanse volksdans - bolero, fandango, zapateado Spaanse volksstam - Cantabri Spaanse volksvertegenwoordiging - Cortes Spaanse vorst - Cid Spaanse vrouw - senora Spaanse vrouwelijke titel - donna, senora Spaanse vrijheidsbeweging - eta Spaanse vuurpot - brasero Spaanse wand - kanerscherm, kraamschot, tochtscherm Spaanse wijn blanco (wit), malaga, samos, sangria, sherry, tinto, xeres Spaanse witte wijn - manzanilla Spaanse zang en dans flamenco Spaanse zeilboot - galjoen, karveel Spaanse zigeuner - gitano Spaanse zilvermunt - mat, matte spaarboekje - livret spaargeld - magot, potgeld, spaarcenten, spaarduitjes spaarinstelling spaarbank, R.P.S. spaarpenning - potstuk spaarpenningen - potgeld spaarpot magot, ponk, varken spaarvarkentje - magot, spaarpot spaarzaam - behoedzaam, economisch, rugaal, karig, matig, menageus, schaars, sober, sporadisch, terughoudend, zelden, zuinig spaarzaam huishouden - menageren spaarzaam mens - economist spaarzaamheid - economie, frugaliteit, huishoudelijkheid matigheid, soberheid, zuinigheid spaarzamelijk - zelden spaat bevattend - spatig spaatijzersteen - sideriet spade bats, graaf, graatwerktuig, laat, loet, patjol, schop, schulp, schep, spitwerktuig, steek spade (bijb.) laat spade met gekromd blad - hak spadeling nakomer spadesteek - spit spagaat - spreidzit spagnum - veenmos spakerig - broos, dor, droog, uitgedroogd, verlept, wazig spalier espalier, latwerk, leiboom, staket, staketsel spalierboom - leiboom, spalier spalk - beenhout, ferula, hechtlat, spalt, steunplankje spalk van Cramer - draadspalk span duo, gespan, koppel, paar, stel, toom, tweetal, twin span vossen - lot spanader - tongriem spanderen - uitgeven spanen hengselmandje slof spang agraaf, agrave, agrafe, clips, gebitknop, gesp, haak, knip, sierhaak, sierring, sluiting spaniel - épagneul Spanjaard - Andalusiër, spanjool Spanje - Hispanië, Iberië Spanje, deel van - zie: Spaanse provincie Spanje en Portugal Iberië Spanje kenner - hispanoloog spanjolet draairoede spanjoletafsluiting - basculesluiting Spanjool - Spanjaard Spanker - zeiljacht spankeren rennen, vluchten, weglopen spankracht elasticiteit, drijfveer, rek, ressort, springveer, veerkracht spannen drukken, opwinden, kwellen, rekken, scheren, strekken, surexciteren, tenderen, spannend adembenemend, boeiend, enerverend, hevig, meeslepend, opwindend, sensationeel, streng, tonisch, versterkend, vlijmend spannend buigen - cambreren spannende film cowboyfilm, griezelfilm, thriller, western, spionagefilm spanner - landmeter spanners - geometridaes spanning afstand, agitatie, angst, druk, drukking, entonie, geladenheid, hoogspanning, laagspanning, inspanning, ongeduld, onrust, opwinding, overdruk, potentieel, sensatie, spankracht, stress, tonus, torsie, voltage spanning (elektrische) bezittend - geladen spanning in celwanden bij planten - turgor spanning van een snaar - tonus spanning van lippen bij het bespelen van blaasinstrument - embouchure spanning van meer dan 300 volt - hoogspanning spanning van minder dan 300 volt - laagspanning spanning van snaar - monotoon spanning van toon - monotoon spanningsbron voor elektriciteit - batterij spanningsgraad - toniciteit spanningsmeter - manometer, voltmeter spanningstoestand van spieren - toniciteit spanningzoeker - voltmeter spanrib - spant, windschoor spanrups kram, landmeter, patjet spanrupsen - spanners spanrupsvlinder - peretak spanstok van een spanzaag - knevel spant balk, bint, dakgebint, dakrib, dakspant, draagbalk, gebint, kapgebint, kapwerk, keper, paal, rib(be), ril, schraagstoel, spantrichel, spanwerk, spar, spoor, zijstuk, spantouw - talreep spantrib - dakspar spantrichel - spanrib spantstut - oplanger spanvisserij, net bij de - kuil spanwerk van dak bint, gebint, spant spanzaag - raamzaag, schulpzaag spanzaagje - figuurzaag spar - den, douglas, piceaspant, staak spar of rib van een dak - spant sparappel - sparrekegel sparen behoeden, bewaren, inzamelen, menageren, mijden, nalaten, ontzien, openlaten, opgaren, oppotten, overhouden, potten, vergaren, verzamelen, vrijwaren, uitzuinigen, verzamelen, wegleggen sparganiacee - egelskop spark - vonk sparkelen - vonken spart - espertogras Spartaans gestreng, hard, lakoniek, streng Spartaans ambt - ephoren Spartaans folterwerktuig - apega Spartaanse koning Agis, Epaminondes, Leonidas Spartaanse magistrat - efoor Spartaanse overheidspersonen - eforen Spartaanse slaaf heloot Spartaanse volksvergadering - apella, halia spartelen - schitteren sparterie - matwerk spasmisch - krampachtig, spasmodisch spasmodisch - krampachtig spasmus(Lat.) kramp spastisch krampachtig spat drop, droppel, drup, druppel, gezwel (paardenziekte), klad, smet, spatader, spet(ter), spikkel, vel, vlek spat of dierenhuid - gremel spatader - varix spataderbreuk - varicocele spataderen (med.) - varices spatbord - spatscherm spat, droge - hanespat spatel - paletmes, strijkmes, strijkspaan, tempermes, zalfmes spatie - ruimte, speelruimte, speling, tussenruimte spatiebalk spatielat spatieus ruim spats drukte, inbeelding, lef, ophef, poeha, praats, soesa, tamtam spatscherm - spatbord spatsies - kapsones spatten spetten, spetteren spattende druppel - spikkel, sprenkel spat van rubber - klodder speaker - luidspreker specerij aloe (bijbel), anijs, dragon, foelie, kaneel, kappertjes, kardamon, karwij, karwijzaad, kerrie, kervel, komijn, kruid, kruiderij, kruidnagel, lombok, mosterd, muskaat, nagelgruis, nootmuskaat, paprika, peper, piment, pijpkaneel, saffraam toekruid, tijm specerij eilanden Molukken specerij voor de rijsttafel - assem (tamarinde), boemboe, djinten, rawit, kentjoor, kerrie, ketoembar, klappermelk, klapperolie, kloewek, koenir (koenjit), lombok, sambal, trassie specerij(plant) - 3 hop 4 anijs, soja, thijm 5 dille, komijn, macis, nagel, peper, salie, karwij 6 cassia, dragon, foelie, gember, kaneel, kerrie, piment, venkel 7 kalmoes, laurier, mosterd, muskaat, paprika, vanille 8 cardamon, saffraan, turmeric 9 koriander, marjolein, pepermunt 10 bonenkruid, kappertjes, kruidnagel peterselie 11 nootmuskaat, pieterselie specerijsteen aromaliet specht klimvogel, notenkraker, (Ind.) platoek spechtvogel - baardvogel, draaihals, indicator, pepervreter, specht, toekan speciaal - afzonderlijk, apart, bijzonder, bizonder, buitengewoon, extra, specifiek, vooral specialist chirurg, dermatoloog, deskundige, expert, endocrinoloog, gerontoloog, gynaecoloog, internist, neuroloog, oogarts, psychiater, röntgenoloog, tandarts, vakgebied, vakman specialiteit bijzonderheid specie cement, grondstof, 0letterspijs, mastiek, meststof, metaal, metaalmengsel, metselkalk, mortel, muntgeld, pleister, soort, splint, stof, tras specieboekje - borderel species - soort speciesoort - adobe specificatie - afrekening, opsomming, zaakvorming specificeren omschrijven specifiek apart, bijzonder, eigenaardig, kenmerkend, soortelijk, typisch specimen exemplaar, proefje, proeve, staaltje, voorbeeld, spectaculair opvallend, opzienbarend spectator opmerker, toeschouwer, waarnemer spectrale lijn van natrium - D-lijn spectrum kleurenbeeld speculant agioteur speculatie bespiegeling, gis, gok, kansoverweging, risico speculatief bespiegelend, onzeker,speculerend speculeren - gokken, agioteren speculum - kijkglas, spiegel speech rede, redevoering, toespraak, toast, toost speed - snelheid, vaart speeksel fluim, kwalster, kwalstor, kwijl, mondvocht, rochel, salvia, secreet, slijm, spog, sputum, spuug, spuw, zever speeksel verliezen kwijlen speekselferment ptyalase speekselkruid - bosandoorn speekselvloed - salivatie speel het één octaaf hoger (muz.) - octava, stanza speelbaan tra speelbank - casino, gokhuis speelbank doen springen - debankeren, debanqueren speelbankbediende croupier speelbankspel baccarat, faro, hazard, roulette, saturnus speelboek - harmonica, scenario speelboek van een film scenario, draaiboek speelbord hakkebord speelclub speelgezelschap speeldoos brandkast(diev.), muziekdoos, speelduiten speelgeld speelgeld bank, fiche, inleg, inzet, pot speelgenoot maat, makker, partner, vroend speelgoed - autoped, bal, beer, bikkel, blokken, blokkendoos, bouwdoos, bromtol, damspel, diabolo, draaitol, draak, duikelaar, erwtenblazer, hobbelpaard, hoepel, jojo, katapult, kienspel, klaphoutjes, klapper, klepper, knikker, koot, legpuzzel, lottospel, mecano, mobaco, opwindtrein, pop, poppewagen, prikkar, prikslee, priktol, proppeschieter, rammelaar, ratel, rekstok, rinkelbom, schommel, springtouw, stelt, step, stokpaard, stuiter, tol, touw, trein, vlieger, werptol, wip, wipplank, zettol, zweeptol, speelgoedautootje matchbox speelgoedbeer - teddybeer speelhol – casino, speelhuis, speelbank speeljacht pleziervaartuig speelkaart aas, boer, dame, heer, joker, koning(in), negen, nel, schoppenaas, tien, vrouw, speelkaarten langzaam één voor één openleggen fileren speelkamer kinderkamer speelkameraad - speelmakker speelmakker vriend, kameraad speelman - artiest, minnezanger, minstreel, muzikant, troubadour, zeeëngel speelmeisje bruidsmeisje speelmerkje - fiche speelnote bruidsjonker, bruidsmeisje, speelkameraad, speelmakker, speelpenning fiche, markje speelplaatje - plectrum speelplaats - cour, speeltuin speelplaats (oudtijdse) - maliebaan speelplaats bij school - koer, schoolplein speelplaats voor kolfspel - maliebaan speelplein - speelplaats speelpot - inleg speelreisje pleziertochtje speelruimte - bewegingsvrijheid, marge, spatie, speling, vrijheid speelruimte tussen hoeveelheden - marge speelruimte van een circus - piste speelruimte voor gehalte van munten remedie speels dartel, grillig, luchtig, ludiek, speelziek, stoeiziek, wulps speels bewegen - dartelen speels stoeien - dartelen speels vernuft bezittend - geestig speelse verliefdheid - flirt speelsheid dartelheid speelsoort - bastaard speelstuk (muz.) - sonate speeltafeltje abacus speeltuig bugel, doedelzak, fluit, muziekinstrument, rinkelbom, speelgoed, viool, wip speeltuingerei draaimolen, glijbaan, ringen, rutschbaan, schommel, wip speeltijd speelduur speeltijd van schouwburgen en theaters - seizoen speeluur - snipperuur speelvak - kader speelveld - sportveld speelweide voor kleine kinderen - kleuterweide speelweide - voetbalveld speelziekte speelzucht speelzucht speelziekte speet (haring)pen speen - dot, fop, fopspeen, gummidop, helmkruid, tepel, zuigdop speen aan de uier - tepel speenkruid gouwe speer bol, horen, kreits, lans, piek, punt, spies, steekwapen, werpwapen speer van Odin gungnir speerdistel - breedbol speerdrager - piekenier speerhaai - doornhaai speerhaak - (smids)aambeeld speerruiter - lansier speerwortel - mansoor speet - palingpen, stokje speetjesaal - speetaal, spitaal speetjespaling - aalsnoerspeet speiteling - spat speilen - spatten, wegpakken spek babbelaar, bacon, caramel, ham, pork, vet spek (met - schieten) - bluffen, opsnijden spekbuik dikzak, speketer spekeend smient speken - spuwen spekhuid zwoerd, zwoord spekjan - Portuges, Spanjool spekje - babbelaar spekken larderen, volstoppen, vullen spekkig halfrot, ranzig, vet, vetachtig speknaald lardeerpriem speknek dikkerd, spekhals spekrand - zwoerd spekrookplaat wieme spekslager varkensslager speksteen - agalmatoliet, beeldsteen, cagoliet, pagadiet, perliet, steatiet, steatief, talk speksteenpoeder - talk spektakel bombarie, drukte, gedoe, geraas, geweld, herrie, kabaal, keet, lawaai, leven, misbaar, opschudding, pandemonium, rumoer, schouwspel, tumult spektakelwerk - acrobatie spektortel - yam spektor - spekkever spel ballen, bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino, ganzenbord, halma, hazard, jeu, kaarten, kegelen, lotto, monopolie, ontspanning, poker, polo, roulette, rummycup, schaken, scrabble, triktrak, vermaak, whist, wiekslag spel met ballen biljart spel- of stemproef - auditie spel in de open lucht - veldspel spel met ballen - biljart spel met dobbelstenen - passediesje, passediezen spel met kegelballen - boccia spel met marionetten - poppenspel spel voor allen tutti spel voor één persoon patience, solo spel voor twee personen - duet spel voor verscheidene personen - gezelschapsspel spel (of zang) voor allen tegelijk - koor, tutti spelbreker haarzak, pretbederver, rustverstoorder, spelverstoorder speld - broche, insigne spelden opprikken, vasthechten,vastprikken, vaststeken speldengeld - epingles speldenwerk - kant speldenprik hatelijkheid speldernieuw - splinternieuw speldje - badge, embleem spelen - dartelen, ketteren, ontspannen, robbedoezen, ravotten, speculeren, spelemeien, vermaken spelen op snaarinstrument tokkelen spelenderijs bezig zijn - sollen spelend kwijtraken - verspelen spelende doen toekomen - toespelen speleologie - grottenleer, holenkunde speler acteur, gokker, kaarter, muzikant, tuiser, verliezer, winnaar speler aan speelbank ponte speler in loterij - gokker speler op ongeoorloofde wijze aanvallen - tekkelen spelers - team spelevaart roeitocht, zeiltocht spelfiguur dam, mat, pat, schaak speling afwijking armslag, bewegingsvrijheid, keer, latitude (fig.), marge, orthografie, ruimte, spatie, speelruimte, tolerantie (fig.), tussenruimte, variant, wending spelkunst - orthografie, schrijfwijze spellen voorspellen, voorzeggen spelleider - gymnastiekonderwijzer, regisseur spelleider in een casino croupier spelleiding - regie spelletjes doen - spelen spelling orthografie, schrijfwijze spel met dobbelstenen – poker spel met schijven – dammen spel met stenen - domino spel of zang van allen tegelijk - tutti spelonk berghol, bergholte, catacombe, caverne, grot, hol, krocht, spleet spelonkbewoner troglodiet spelonkkunde speleologie spelonkkundige - speleoloog spelpauze - rust spelpenning - fiche spelregel - reglement spelschuiver - dammer, damspeler spel van 1 persoon - patience, solo spelt - tarwe spelterm - bingo, kien spelverstoorder - rustverstoorder spelvoorschrift - spelregel spelziekte - orthogratitis spen provisiekast spen (Ind.) - tafelbediende spencer - blouse, jak spenderen - besteden, uitgeven spenen - onthouden, uitplanten spergelkruid - asperge spermaceet - amber, walschot spermaceti - walraat, walschot spermogonium – pycnium sperren – afsluiten spervuur - gordijnvuur sperwer - blauwvalk, kwaadvogel, mussenarend, stiervalk, stuiker, vinkendief sperzieboon - princesseboon spet - drop(pel), druppel, klad, mop, plek, smet, spat, spetter, sputter, vlek spetter - druppel, spat, stuk spetteren morren, opspelen, spatten, sputteren, tegenspreken speurder bespieder, detective, onderzoeker, rechercheur, rus, speurneus, spion, stille, verspieder, zoeker speurdersroman detective speuren nasporen, bemerken, bespeuren, nazoeken, onderzoeken, ontwaren, snuffelen speuren naar - zoeken speurhond bespieder, brak, handlanger, jachthond, politiehond, ranger speurneus - detective speurtocht - jacht speurwerk - onderzoek, recherche, research speurzin - flair , neus sphagnum veenmos spicht - slank, tenger spichtig dun, fijn, mager, puntig, schraal, schriel, smal, snibbig, sprietig tenger, vinnig spie - bout, cent, geer, geld, keg, keil, lens, luns, peg, pen, pin, wig spie (barg.) cent, duiten, geld spie bespieder, spion spieden bespieden, gluren, loeren, speuren, spinzen, uitkijken, verkennen spieder - gluurder spiegat spijgat, kijkgat spiegel achterdeelvlak, achtersteven, afspiegeling, beeldglas, speculum, spiegelbeeld spiegel die een groot aantal beelden geeft - myriomorfoscoop spiegel van de ziel - oog spiegelbanket - miroirs spiegelblank - rein, hoogtemeter, spiegelsextant, zuiver spiegelboog - sextant spiegeldraad - mergstaal spiegeleend - wintertaling spiegelen glimmen, reflecteren, terugkaatsen, weerkaatsen spiegelgevecht manoeuvre (mil.), schijngevecht, schijnkamp, schijnvertoning, sciamachie spiegelgevecht te paard fantasia spiegelgevecht te water naumachie spiegelhars - colofonium spiegeling reflectie, terugkaatsing, spiegelbeeld spiegelklokje - specularia spiegelkijker reflector, spiegeltelescoop spiegelleer - katoptriek spiegelmaas ladder net spiegelmees - koolmees spiegelmetaal - speculum spiegelnieuw fonkelnieuw, splinternieuw spiegelpauw - pauwfazant spiegelrand - biseau spiegels beleggen - foeliën spiegelschip - pinas spiegelsteen - girasol, maansteen, reflector, seleniet spiegeltelescoop - reflector spiegeltin - bismut spiegelijzer - ruwstaartijzer spiegelzool tripzool spieken afkijken, overschrijven, smokkelen (in de les of bij examen), spieren spier - 4 halm, pees 6 biceps, spriet 7 anticus, dijspier, triceps 8 armspier, bilspier, musculus, rugspier 9 buikspier, kauwspier, knieschijf, peesplaat, voetspier, zaagspier 10 borstspier, deltaspier, slaapspier 11 gelaatspie 12 achillespees, handbalspier, hoofdknikker 13 kuitbeenspier, oogkringspier 14 mondkringspier, spaakbeenspier 15 monnikskapspier, spaakbeenbuiger, voorhoofdsspier 16 kleermakerspier, onderarmstrekker,vingerstrekspier 17 achterhoofdsspier, schouderbladspier, tweelingkuitspier spieraandoening - rheuma spierbeschrijving - myografie spiereinde - pees spieren - musculatuur spierenkennis - myologie spierhaai doornhaai spierig - rank, spichtig spiering - smelt, stint, zandaal, zandspiering spierkramp klem, spasme, spiercontractie, spierpijn, tetanus spiermeter dynamometer spiernaakt moedernaakt, poedelnaakt spierontsteking - myositis spierpijn ataxie, catalepsie, groeistuip, kramp, myalgie, peesknoop, peesontsteking spit, spierrheumatiek - bevanging, myofibrositis spierreumatiek in de lendestreek - lumbago spiersamentrekking - contractie, kramp, stuip, spiersoort - buiger, strekker spierspanning - tonus spierstelsel musculatuur spierstoornis - ataxie spierstrekking - kramp, stuip spiersuiker - inosiet spiertrekking kramp spierverslapping - atonie spierverstijving - catalopsie, reumatiek spierwit – bleek, hagelwit spierwrijving - massage spies harpoen, hertegewei (eerste), lans, lens, piek, speer, spies, steekwapen, werptuig spiesbok - oryx, sabelantilope spies van walvisvanger harpoen, lens spiesdrager piekenier spiesglans antimoon, antimonium spieshert - mazama spiesruiter ulaan spiessoldaat lansenier, lansier, piekenier spiets - harpoen, lens, spies spietsen - empaleren spik - vlekje spike - atletiekschoen, nageltje, spijkertje spikkel - punt, spat, sprank, sprenkel, stip, (s)tippel, vlekje spikkelbloem - vlekbloem spikkelen - moucheteren spil as, bloeiwijze, cardo, centerback, doordraaiend, gangspil, kaapstander, naaf, persoon (belangrijk), pivot, steel, stopper, tap, verkwistend, voetballer, windas, zijtak spilboom windspaak, kardinaalshoed spillen besteden, verknoeien,verkwisten, verspillen spillig - spichtig spil of as - naaf spilpenning teergeld, zakgeld spilziek verkwistend, doordraaiend spilzucht verkwisting spin - aardmijt, aardspin, ankertje, bastaardspinbroodkast, buisspin, celspin, feeks, heks, huisspin, jachtspin, kelderspin, klos, kol, krabspin, kruisspin, mijt, rolspin, satijnspin, snelbinder, tarantel, tarantula, tarentula, tolvlucht, vogelspin, waterspin, wolfspin spina - doorn spinaap - slingeraap spinachtig - tarantel spinachtig dier - schorpioen spinachtig diertje - mijt spinachtige arachnoideum, hooiwagen, malmignatte, mijt, kobbe, schorpioen, tarantella, teek, vogelspin spinachtige dieren - arachniden spinaker - jager spinazie bladgroente spinbeweging - chiraliteit spinbloem herfsttijloos spinde - broodkast, provisiekast, spijskast spindel - garenklos, klos spinel - robijn spinfabriek - spinnerij spinet virginaal spinhuis gevang, gevangenis, nor,tuchthuis spinklos - bobijn, garenklos, speldewerkklos, spoel spinlijn - clothoïde spinmaal - spinning spinmachine - flyer spinnen - areneidae, rullen, snorren, wentelen, zoemen spinnenkop spin, standaardmolen spinnenkop (barg.) doekspeld, dasspeld spinnenjager ragebol spinnerijarbeider spinner spinnen, klos voor het - spindel spinnenkunde - araneologie spinnenleer - arachnologie spinnensoort - ero spinnenverdriet - ragebol spinnenwebben web, webben, spinrag, rag spinnewebdraden - rag, spinsel, webbe spinner - kunstaas, hengelaas, nonvlinder, processierups, wapendrager, zijderups spinnerij - garenfabriek spinners - bombycidae spinnersterm (katoen en wol) - aftrekrol spinnersterm (vlas en helm) - aanleg, afleveringsrol, machine, oplegrol, vlij spinnerijarbeider - spinner spinnetje - mijt spinneweb - raag, rag spinnewebdraad - rag spinnewiel - woelwater spinnig kattig, kwaadaardig, nijdig spinnijdig boos, gram, gramstorig, rabiaat, woedend spinrag - raag, spinsel, web soinragvlies - arachnoides spinsel - byssus, draad, garen, rag, spint, web spinsel van vezelachtige stof - draad spinster van het levenslot - Atropos, Clotho, Lachesis, Moira spinstof uit houtvezel - textulose spinvezel - hennep, jute, katoen, kokos, ramie, sisal, vlas, wol, zijde spinvis - schelvisduivel spinvlieg luisvlieg, paardenvlieg spinzen (barg.) kijken, loeren, speuren spion agent, bespieder, dwarskijker, éclaireur, indringer, patrijshond, pottenkijker, spie, spiegeltje (spionnetje), stille, verkenner, verklikker, verrader, verspieder spionage - bespieding spioneren - bespieden, verkennen, verspieden spiraal krul, krullijn, kurketrekker, schroeflijn, slakkenlijn, spiraalveer, springveer, (trek)veer spiraalbeweging - torsade spiraaldek - ondermatras spiraalduik vrille spiraalklosje - piton spiraalveer met handvatten - expander spiraalvormig - slakvormig spiraalvormig gebogen draad - spiraaldraad spiraalvormig opgerolde peulen van een Westind. plant - dividivi spiraalvormig gewonden gouddraad - cantille spiraalvormige bocht - krul spiraalvormige schelp - nautilus spiraalvormige versiering - voluut spirant - fricatief, glijder spirit fut, geest, kracht, pep, pit, temperament spiritisme - geheim, necromantie, occult, occultisme, verbergen spiritisme, onmisbaar in het - medium spiritistisch wezen - klopgeest spiritistische ziel - manas spiritual - negerlied (religieus) spiritualia - dranken (geestrijke of alcoholische) spiritualiteit geestelijkheid, onstoffelijkheid spiritueel geestelijk, geestig, immaterieel, onlichamelijk, onstoffelijk, snedig spiritueus - geestrijk, sterk spirituoso (muz.) geestdriftig, vurig spiritus alcohol, ethanol, ethylalcohol, spriet, sprit, wijngeest spiritusbrander - primus spiritusdrank - likeur spit - braadijzer, kremertje, lendeschot, lumbago, spadensteek, speet, verschot (Z.N.) spitaal - speetjesaal spits - apexpiek, bits, geestig, gepunt, hatelijk, leep, loos, piek, piekerig, pienter, punt, puntig, raak, scherp, scherpzinnig, schraal, slim, snedig, stekelachtig, timp, tip, toelopend, top, uiteinde, vernuftig, vinnig spits (barg.) - paraplu spits broodje - kadetje, timp spits maken - toespitsen spits toelopend taps, timp, tip spits toelopend baardje sik spits toelopend eind - punt, toot, tuit spits toelopend gedeelte - kam, tand, toot, tuit spits toelopend grafgebouw - piramide spits toelopend grafmonument - pyramide spits toelopend voorwerp naald, punt, speld spits toelopende zuil - naald spits toelopende zuil of gedenk - naald, obelisk spits torentje - fiaal (gotiek) spits uiteinde - punt, stip, tip spits uitlopende strook geer spits uitstekend gedeelte kam, tand spits vooruitspringende hoek horn spits ijzer - piek spitsachtig - puntig Spitsbergen - Svalbard spitsboef boosdoener, picaro, rabauw, schavuit, schelm, schurk, slimmerd spitsbogenstijl - gotiek, gotisch, ogivaal spitsboog kruisboog, ogief spitsboogvormig - ogivaal spitseekhoorn - toepaja spitsbroeder bentgenoot, gabber, kameraad, lotgenoot, makker, vriend spitsbroederschap - solidariteit spitsdak - revalje spitse baard - sik spitse bek - neb spitse bergtop - piek spitse naald - zuil spitse snavel neb, nebbe spitse toren - minaret spitse versiering - toot spitse vooruitstekende hoek - horn spitse zuil naald, obelisk, piramide spitsen - scherpen, slijpen spitsen van lippen - tuiten spitser - spiesbok spitsgebekt - hatelijk spitsheid bitsheid, puntigheid, scherpzinnigheid spitshond - kees spitsig - puntig spitsmuil - haairog, zeepaling spitsmuis - dol, dwergspitsmuis, muis spitsmuisachtig zoogdier - egel spitsmuizen - soricedae spitsrat - ratteëgel spitssnuitdolfijn - mesoplodon spitsstaart - worm spitstoelopend - taps, timp spitstoelopend voorwerp - naald spitsuur piekuur, top uur spitsvondig bijdehand, chicaneus, geraffineerd, geslepen, gevat, gewiekst, gezocht, intellectueel, pointilleus, scherpzinnig, schrander, sluw, subtiel, vernuftig spitsvondige redenering - drogreden, haarkloverij, sofisme spitsvondigheid - haarkloverij, intelligentie, scherpzinnigheid, schranderheid, sofisme, sofisterij, subtiliteit, vernuftigheid spitsvormige redenering - sofisme spitszuil - obelisk, pyramide spitszuilig - piramidaal spitten delven, graven, omspitten, omwerken, spaaien, spaden, uitgraven spitter - graver spitwerk - graafwerk spleen - depressie, hypochondrie, landerigheid, milt, miltzucht spleet barst, breuk, diaklaas, fissura, gerre, geul, gleuf, glip, groef, hiaat, hoek, holte, inkeping, insnijding, keen, keep, kerf, kerving, kier, kieuw, kloof, opening, pen, punt, reet, rhagus, rift, rima, scheur, schrap, scissie, scissuur, spelonk, spits, split, spouw, stip, tussenruimte spleetveer - splits spleet in de kalkbodem - bogaz spleet in een toneelvloer - rit spleet in kleding - naad spleet waaruit mijngas ontsnapt - blazer spleetje - snee spleetje in een jas - knoopsgat spleet of kier - scheur splendide - duur, kostelijk, prachtig, rijk splinter - dorentje, spaan, spaander splintergroep - sekte splintering - spallatie splinternieuw - fonkelnieuw, gloednieuw, nagelnieuw splintertang - gratenvanger, pincet splintertrekker - pincet split - alcohol, cocktail, gulp, hoek, insnijding, punt, rits, spleet, splinter, stip, tip split van een mansbroek - gulp splitbout keg, keil, luns, wig splitpen - luns splitsen - delen, divideren, kenen, klieven, kloven, scheiden, splijten, spouwen, uiteengaan, verdelen, vertakken splitsen in rubrieken - specialiseren splitsen van een opgeloste verbinding in twee delen - ioniseren splitser van atomen - cyclotron splitshoren - marlpriem splitsing - desintegratie, differentiatie, scheiding, scheuring, scissie, scissuur, splijting, verdeeldheid, verdeling splitsing der moleculen - ionisatie splitsing van atomen - ionisatie splitsing van een weg - driesprong, tweesprong, viersprong splitsing van rivieren in brongebied - bifurcatie splitsing van twee wegen in garfelvorm - bifurcatie splitsing van wegen - bifurcatie splitsingsprodukt van atoom - ion splitveer - splitpen split - gulp, insnijding, rits, spelet, splinter,steenslag splinter, splitbout - luns splitleer - croute splitpen - borgpen, luns splits - veerspie splitsbaar - deelbaar splitsen delen, doorhakken, kloven, scheiden, splijten, uiteengaan, verdelen, vertakken, splitsen in rubrieken specialiseren splitshoorn - marlpriem splitsing scheiding, scheuring, verdeeldheid, verdeling splitsing der moleculen ionisatie splitsing in rubrieken – specialisatie splitsing van driewegen - driesprong splitsing van rivieren in brongebied - bifurcatie splitsing van twee wegen in gaffel vorm – bifurcatie splitsing van vier wegen - viersprong splitsing van wegen tweesprong, driesprong, viersprong splitsingsprodukt van atoom ion splitten - splijten splitveer splitpen splijtbaar - fissiel, schizofact, scissibel splijtbaar materiaal - uranium splijtbaarheid - fissiliteit splijtbout - wig splijten - barsten, delen, kenen, kiemen, klieven, kloven, rijten, scheuren, splitsen, splitten, uiteendrijven splijten van hout - kloven splijthoef - kalfspoot splijthout - kloofladder splijting - inkeping, kap, keep, kerf, klieving, kloving, rits, schisma, scissie, scissuur, splitsing splijtstuk - keg, kegge, wig splijtzwam - bacil, bacterie, schizomyceet spodderen - rennen, snellen, ijlen spodumeen - trifaan spoed - celeriteit, drift, expres, expresse, gang, gejaagdheid, gezwindheid, haast, jacht, run, snelheid, tempo, vaart, vitesse, vlugheid, ijl, ijver spoed vereisend urgent spoedbericht dépêche, telegram spoedbestelling p.e., per expresse spoedbrief - expresse spoed vereisen - urgeren spoedeisend - dringend, pressant, urgent spoeden - haasten, jachten, racen, rennen, reppen, snellen, ijlen spoedig - aanstonds, aldra, alras, binnenkort, dadelijk, dra, eer(st)daags, eerlang, fluks, gauw, gezwind, haast(ig), methaast, metterhaast, onmiddelijk, rad, rap, ras, snel, vlug, voort, weldra, welhaast spoedig (Lat.) - cito spoedig beledigd - lichtgeraakt spoedig boos - heetgebakerd, kittelorig, kortaangebonden, lichtgeraakt, prikkelbaar spoedig gereed - grif spoedig in samenstelling - ijl spoedig klaar vlot spoedig tot iets geneigd - impulsief, licht, ontvlambaar spoedig verslijtend - sleets spoediger tot het doel komen - nader spoedrecept - cito(recept) spoel bobine, bobijn, bocage, garenspil, klos, schacht, schietspoel, vederschacht, weversklos, spoel van een spinnewiel - klauwier spoelbakje - cuvette spoeldrank - gorgeldrank, mondwater spoelen - opklossen, reinigen, vloeien, wassen spoeling - afvalprodukt, bostel, draf, melasse, spoelinrichting, (w.c.), varkensvoer, veevoeder, spoelingkoek - cake spoelkant frivolité spoelkuipje - bidet, wasbekken, zitbad spoelloos weefgetouw - fatex spoelsel spoeldrank, spoelwater spoelvat spoelbak spoelwater - spoelsel spoelwormen - ascariden spoetnik - satelliet spog - speeksel, spuug spoken - dolen, ronddolen, rondwaren, waren, woelen spokken - knappen, knetteren spokend rond gaan - omspoken spoliatie - roof spon - moedermelk, prop, sponturf, stop, tap, zog sponde bed, bedstede, bedstee, krib, ledikant, leger, legerstede, nachtleger spongat vulgat sponning gleuf, groef, groeve, inkerving, rabatspong spons - spongia sponsachtig fungeus, poreus, spongieus, sponzig, voos sponsor borg, geldschieter, peet sponssteen - spongiet sponsweefsel - badstof spontaan - hartelijk, impulsief, natuurlijk, ongedwongen, ongekunsteld, onvoorbedacht, vanzelf spontane generatie - abiogenesis sponturf - sponnetje sponzen - afvegen, porifera sponzig sponsachtig spook bietebouw, boeman, bullebak, engerd, eunjer, fantasma, fantoom, feeks, gedrocht, geest, hersenschim, larve, luchtgeest, mispunt, naarling, pakkeman, schim, vampier, verschijning spookachtig huiveringwekkend spookachtig vrouwelijk wezen - Lamia spookachtig wezen - geest spookbeeld hersenschim, nachtmerrie, waanvoorstelling spookdieren - tarsioidea spooksprinkhanen - phasmidae spookverschijning - fantoom, schim, spokerij, spooksel, vampier spookverschijnsel - gedaante, geest, hersenschim, spookbeeld, spooksel, vampier, waanvoorstelling spookvis - haringkoning, zeekat spoor - aanwijzing, afdruk, afdruksel, bewijs, calcar, dakspar, indruk, keen, kerf, kielzog, kloof, moet, neut, paardespoor, piste, prent, rails, sleuf, spant, spoortrein, spoorweg, spore, teken, voetafdruk, wagenspoor, spoorbaanstoep - perron spoor van schip kielzog spoorbaan spoorlijn, spoorweg, talud spoorbaan op de openbare weg aangelegd - tramweg spoorbaan/deel van.. . overweg spoorbaan op weg tramweg spoorbeambte conducteur, blokwachter, seinhuiswachter spoorbalk - biels spoorbiels dwarsligger spoorbiljet (trein)kaartje spoorboekje dienstregeling, reisgids, spoorgids, treingids spoorboom - afsluitboom, bareel spoorbreedte spoorwijdte spoorelement oligopleront spoorkarretje - lorrie spoorklok stationsklok spoorkoekoek - koekal spoorlegger - biels, slipper spoorlijn - rail, spoorbaan, spoorweg spoorloos kwijt, onvindbaar, verdwenen, weg, zoek spoorrail spoorstaaf spoorrijtuig wagon spoorrijtuigafdeling compartiment, coupé spoorslags dadelijk, direct, direkt, meteen, onmiddellijk, snel, ijlings spoorstaaf rail spoorstok zwenghout, zwing spoortje - flinter, snufje, vleug, zweem(pje) spoortraject - baanvak spoorwagen – spoorrijtuig, tender, wagon spoorweg - spoorbaan spoorwegarbeider die de wagens aaneen en loskoppelt rangeerder spoorwegcentrum in Nederland - Amsterdam, Rotterdam, Utrecht spoonvegcentrum in Zwitserland - Olten spoorweggebouw - seinhuis, station spoorweggids spoorboekje spoorwegkruising - overweg spoorwegmaatschappij NS, H.Y.S.M., S.S., O.B., S.N.C.F., LN.E.R. spoorwegongeluk deraillement spoorwegpersoneel - baanwachter, baanwachter, haltechef, kaartjesknipper, ladingmeester, machinist, opzichter, railveger, rangeerder, remmer, spoorwegarbeider, treinchef, (trein)conducteur, wisselwachter spoorwegramp deraillement spoorwegsplitsing wissel spoorwegstation in... zie station in... spoorwezel - faraorat spoorzoeker - ichneumon, scout Sporaden/een der... Chios, ikaria, kalymnos, kos, lesbos, patmos, Skyros, Samos sporadisch - schaars, verspreid, verstrooid, zelden, zeldzaam sporen - manen, nopen, vestigia sporen afstoten bij paddestoelen - sporuleren sporenblad - sporofyl sporendragende plant - varen sporenelement - oligopleront sporenhoopjes - sorus sporenhouder - sporangium sporenkapsel - sporangium sporenplant adderruit, addertong, addervaren, adelaarsvaren, alg, azolla, bekermos, beukvaren, blaasvaren, blaaswier, bosvaren, bruinwier, cryptogram, dubbelloof, eikenvaren, groenwier, heermoes, hertsvaren, kamvaren, koningsvaren, korstmos, maankruid, maanvaren, mannetjesvaren, miltvaren, moerasvaren, mos, muurruit, muurvaren, naaldvaren, niervaren, paardenstaart, pilvaren, pluimvaren, slootvaren, steenbreekvaren, steenruit, steenvaren, stekelvaren, stippelvaren, streepvaren, stronkvaren, tondelzwam, tongvaren, varen, venushaar, vlotvaren, wederdood, wier, wolfsklauw, zeewier, zilverschoon, zwam sporen kapsel sporenhouder sporenverspreiding - sporulatie sporenvorming - sporulatie sporenvrucht - sporocarpium sporeplanten - cryptogamen sporkeboom - els, sporkel, sprakel,vuilboom, watervlierboom sporrelen - pruttelen sport tree, trede sport alpinisme, atletiek, autorace, autosport, badminton, basketbal, biljarten, bingo, bobben, boksen, cricket, croquet, curling, dammen, discuswerpen, drafsport, draven, fietsen, golf, gymnastiek, halma, handbal, hardlopen, hengelen, hockey, honkbal, hoogspringen, hordeloop, ijsdansen, jagen, jiujitsu, judo, kaatsen, kanovaren, karate, kastie, kegelen, kogelstoten, korfbal, kunstrijden, motorrace, motorrennen, motorsport, paardensport, pingpong, polo, puzzelen, roeien, rounders, rugby, schaatsen, schaken, schermen, schieten, sjoelen, skiën, skilopen, skiffen, slagbal, slalom, softbal, speerwerpen, spel, springen, surfen, tafel(tennis), tienkamp, trimmen, turnen, veldrijden, verspringen, kamp, vijfvissen, vliegen, voetbal, volleybal, wielrennen, worstelen, zaalhocky, zeilen, zwemmen sport (Eng.) rugger, soccer sportartikel bal, bat, bok, brug, club, discus, golfstok, keu, kogel, lat, net, paard, racket, schaats, ski, speer, stick sportauto, kleine - spider sportbaan - golf, links, piste, racebaan, renbaan, sportterrein, wielerbaan, ijsbaan sportbeker - cup sportbeoefenaar atleet, beroepsrijder, beroepsspeler, biljartspeler, bokser, bowler, cricketspeler, crocketspeler, degenschermer, discuswerper, geweerschermer, handbalspeler, hardloper, hockeyspeler, hoogspringer, kaatser, kastiespeler, kegelaar, kolfspeler, korfbalspeler, loper, pluimbalspeler, poolstokhoogspringer, professional, racer, raketspeler, renner, roeier, sabelschermer, schaatsenrijder, schaatser, schermer, skiër, speerwerper, springer, sprinter, stierenvechter, tennisser, tennisspeler, voetballer, vogelschieter, volleybalspeler, waterpolospeler, wielrijder, worstelaar, ijshockeyer, sport binnenshuis - indoor sportbroek shorts sportfestijn concours, derby, EK, match, O.S., Olympiade, wedstrijd sportgebeuren concours, match, rally, wedstrijd sporthemd poloshirt, shirt, sportief eerlijk, fair, fideel sport in de ring - boksen sportinstructeur sportleraar, sportleider sportieve pestatie - afstandsrit, elfstedentocht, hordenloop, race, record, tienkamp, veldloop, vijfkamp sportjasje - blazer, cardigan sportkalender wedstrijdkalender sportlat ski sportleraar coach, trainer sportman - atleet, speler, voetballer sport met kegel - bowlen sportoefening - training sport op latten - skiën sportoverhemd - shirt sportpark - sportterrein, stadion sportplaats (voetbal)veld, sporthal, stadion sportploeg - elftal, equipe, team sportprestatie record, kampioenschap, zege sportschoeisel rijlaars, spike sportschool - trimschool sportster crack sportterm - aanval, afgeven, afhouden, afsprong, aftrap, afzien, assaut, back, barrage, boogbal, break, brug, buitenspel, carambole, catch, corner, derby, deuce, doel(trap), drive, duel, game, goal, groggy, handicap, hands, heat, hoekschop, hole, honk, horde, in, inning, inswinger, inworp, kader, k.o., koppel, kopstand, korf, lappen, libre, linkse, lob, mat, match, matchpoint, meet, net, offside, opslag, out, passeren, penalty, piket, piqué, piste, poule, push, punch, race, rechtse, record, remise, ring, ronde, roos, run, score(n), serie, serveren, service, set, shot, sigle, slag, slalom, smash, spil, start, stick, stoot, strafschop, team, toss, touché, trap, treffer, try, uppercut, voorzet, werper, worp, zege, zet sportterrein arena, golflinks, hippodroom, honkbalveld, piste, roeibaan, stadion,,sportpark, voetbalveld sporttitel - kampioen sporttrofee beker, bokaal, cup, krans, medaille, penning, plak, schaal, wereldbeker sporttrui van wol sweater sportuitblinker crack, kampioen, vedette sport van een trap - tre(d)e sportvest - sweater sportvoertuig - raceauto sportwater - roeibaan sportwedstrijd - derby, match spot - aanfluiting, bejegening, beschimping, bespotting, hoon, ironie, moquerie, parodie, pastiche, persiflage, raillerie, risée, sarcasme, schamp, scherts, schimp, schijnwerper, smaad, smaling, spotternij, vlek spot (de - drijven) - guichelen, spotten, spot, bijtende - sarcasme spotachtig - grappig, hekelend, ironisch, komiek, komisch, satiriek, snaaks, spottend, spotziek spotbeeld - cartoon, karikatuur spotboeverij grappen, spotternij spotdicht - epigram, hekeldicht, satire, spotdichter - satyricus, sillograaf spotdrijver - sillograaf spotfiguur - risee spotgeest - schim, spook spotgoedkoop - tegeef spotheilige - St. Niemand spotlijster - spotmerel spotlust - reinardie spotnaam - bijnaam, scheldnaam spotnaam van een onderwijzer - frik spotnaam voor Amerikaan Yankee spotnaam voor Amsterdammer - koeketer spotnaam voor bajonet - slakkensteker spotnaam voor bakkebaard cotelet, tochtlat
spotnaam voor Deen - Hanneman spotnaam voor Engelsman - John Bull spotnaam voor Franse republiek - Marianne spotnaam voor geestelijke - paap, zwartrok spotnaam voor haardracht - tochtlat spotnaam voor Hollander kaaskop spotnaam voor homo nicht spotnaam voor Ier paddy spotnaam voor nietsbezittenden - sijmen spotnaam voor Patriot (hist.) Kees spotnaam voor politieagent adood, diender, kip, tuut spotnaam voor sabel - kaasmes, lat spotprent caricatuur, cartoon, karikatuur, persiflage, spotbeeld, spotschrift diatribe, hekeldicht, libel, pamflet, satire, smaadschrift spotschrijver - hekeldichter, libellist, pamflettist, satiricus, sillograaf spotten - alluderen, beschimpen, gekken, gekscheren, jokken, leuren, railleren, schertsen, schimpen, smalen, sneren spottend cynisch, geringschattend honend, ironiek, ironisch, lachenderwijs, meewarig, minachtend, momisch, moquant, sarcastisch, sardonisch, satiriek, schamper, spotachtig, spottenderwijs spottend en onderdrukt lachen - ginnegappen spottend gebaar - guich spottend gezegde - spotternij spottend glimlachen - meesmuilen spottend lachen - grijnslachen, honen, meesmuilen spottend met het heilige - profaan spottend op geringschattende wijze - grijnzend, schamper spottende afkeuring - ironie spottende lach - grijns spottende liefkozing - bedrieger, gannef spottende nabootsing - carricatuur, cartoon, parodie, pastiche, persiflage, spotbeeld, spotprent, spottende opmerking - schamperheid, sneer spottende opmerkingen - glos, kantschrift spottende spot - sarcasme spottende uitval - boutade spottende vertrekking van het gelaat - grijns spottenderwijs ironisch spotter satiricus, ironicus, momus spotternij glos, ludificatie, moquerie, opmerking, paskwil, plaisanterie, scherts, uitleg, verklaring, spotvogel braamsluiper, gaai, geelborst, hofzanger, spotlijster, spotter spotvoorstelling - karikatuur spotziek - sarcastisch spouw - speeksel, spleet, splijt, spuug spouwen kitsen, kloven, splijten, spuwen, spugen, spraak A.B.N., bargoens, dialekt, gerucht, gesprek, klank, lingua, opspraak, plat, spreektaal, taal, tongval, uitspraak, volkstaal spraak afzien - liplezen spraakgebrek afasie, broddelen, hakkelen, polteren, slissen, spreekbuis, stamelen, stotteren spraakgeluid - stem, toon, vox spraakgezang - recitatief spraakklank - consonant, foneem, (mede)klinker, sisklank, taal, vocaal spraakklanken - taal spraakklankvorming - articulatie spraakkundige grammaire, logopedist spraakkundige term zie: grammaticale term spraakkunst - grammaire, grammatica spraakkunstenaar - gramaticus spraakkunstgeleerde - grammaticus spraakkunstig grammaticaal spraakkunstige term - diftong, enkelvoud, lettergreep, meervoud, monoftong, naamval, ontleding, onderwerp, persoon, syllabe, tijd, uitgang, verbuiging, vervoeging, vocaal, voorwerp, werkwoord, wijs spraakkunstschrijver - grammaticus spraakleer - logopedie spraakleraar - logopedist, spraakkundige spraakles - logopedie spraaklid - leuter, tong spraakstoornis - afasie, anathrie, paralalie, stamelen, stotteren spraakverbetering - logopedie spraakverlies - afemie spraakvermogen - spraak, stem spraakwerktuig tong, keel, lippen, stemband . spraakzaam affabiel, babbelachtig, babbelziek, flapuit, loslippig, mededeelzaam, praatziek, praterig sprakel - sporkel, vuilboom sprakeloos - monddicht, ontstemd, paf, perplex, stil, stom, verbaasd, zwijgend sprakeloos ontsteld staan - treffen sprakeloos van verbazing - stomverbaasd sprakeloosheid - afasie, mitisme, stomheid sprang - waterader sprank - gilnster, spikkel, spruit, vertakking, vonk, waterspruit sprankel - vonk(je) sprankelen - fonkelen, vonken, zinderen sprankelend - spitant sprankelend van geest - petillant spray - aërosol spreek - woord spreekbeurt - lezing spreekbewegingen maken - articuleren spreekbuis - huistelefoon, orgaan, telekal, spreekhoorn, spreektrompet (fig.) spreekcel - telefooncel spreekgeluid stem spreekgestoelte ambo, bema, chaire, erezetel, kansel, katheder, tribune, tribuun, podium, preekstoel, pulpitum, rostra spreekhoorn - huistelefoon, megafoon, trompet (sch.t.) spreekkamer - cabinet, parloir, spreekplaats spreekmachine dictafoon, fonograaf, grammofoon, pick-up spreekmanier - locutie spreekonderwijs - logopedie spreekorgaan - stem, tong spreekstoel - tribune spreektaal - gesprekstaal, omgangstaal, voertaal spreektrant - dictie, elocutie, expressie, frase, spreekwijze, stijl, voordracht spreektrant bij een menigte - zo spreektrompet megafoon, naprater, roeper, spreekbuis, toeter, toethoorn, spreekverbod zwijgplicht spreekvermogen - spraak spreekwoord - adagium, gezegde, proverbe, proverbium, spreuk spreekwoordelijk - aforistisch, proverbiaal, proverbialiter spreekwoordenleer - par(o)emiologie spreekwijs - frase, spraak spreekwijze - frase, locutie, uitdrukking, zegswijze spreekwoord adagium, gezegde, spreuk spreekwoordelijk aforistisch, proverbaal spreekwoordenleer - par(o)emiologi spreekzaal - aula, parloir spreeuw beo, prutter, staar, wielewaal spreeuwbezie lijsterbes spreuwvogel - beo, huia, ossenpikker, rosespreeuw, sturnida sprei - bedovertrek, dek, kleed, plaid, sierdek spreiden ontvouwen, uitleggen, uitspreiden, uitstrooien, uitzetten, verbreiden, verspreiden, verstrooien spreiding arbeidsspreiding, dislocatie, ontvouwing, standaarddeviatie, uitspreiding, vacantiespreiding, verdeling, verspreiding, verstrooiing spreiding van kleurelementen van het licht - aberratie spreidlicht - floodlight spreidzit - spagaat spreken - babbelen, debatteren, discussiëren kallen, keuvelen, kletsen, kouten, leuteren, oreren, parieren, praten, profereren, redeneren, rellen, talen, uiten, uitspreken, vertellen, zeggen, zwammen spreken over afstand bellen, telefoneren spreken over iets behandelen, bepraten, bespreken spreken tot God - bidden sprekend duidelijk, frappand, helder, klaar, markant, onweerlegbaar, prononceren, treffend, uitdrukkingsvol sprekend (muz.) - declamendo sprekend vogeltje - parkiet sprekende gelijkenis evenbeeld sprekende vogel beo, papegaai, parkiet sprekenderwijs parlando spreker debater, kletser, orator, prater, redenaar, redevoerder, retor, rhetor, speecher, tribuun, woordvoerder spreker (Eng.) - debater, speaker spreker namens anderen - woordvoerder sprekerstribune - rostra spreng beek, bron, kreek, riviertje, waterader, wel sprenkel - drup, klem, rondhout, spier, spikkel, spring sprenkelen bespikkelen, natmaken, sproeien, uitstrooien spreu - bros, droog, ruw, schraal spreuk adagium, aforisme, chrie, devies, frase, gezegde, gnome, lemma, leus, leus, leuze, lijfspreuk, maxome, motto, orakel, sententie, slagzin, spreekwoord, uitdrikking, zegswijze spreuk uit de koran - koranspreuk spreukband - banderolle spreukenverzameling - spreukwoordenboek spreukmatig - sententieus spriet antenne, (gras)halm, gijk, haarbosje, kruis (van een broek Z.N.), rondhout (onder aan de mast), scheut (gras), schraal, sigaar, spier, spruit, steekwapen, steng, voelhoorn, wachtelkoning, werpwapen (jacht), sprieteling - sprank sprietig - mager, tenger sprietogen - dubbelzien, turen spriet of ent - loot spriettuig - zeil spring in 't veld - grappenmaker, pierewiet spring aal - springer springader bron, waterader, wel springbed trampoline springbeweging – sprong springbron fontein, geiser, wel springbus - petarde springen barsten, dartelen, exploderen, failleren, hinken, huppelen, knappen, ontploffen, ópenbarsten, wippen springend insekt - vlo springend waterdier - kikker springend zich voortbewegen - hossen springen op een been - hinken springende beweging - wip springer snuiter, tangent, vlo, windvoorn, wippertje springerig dartel, speels springerig beest - kangoeroe, kikker, konijn, sprinkhaan, vlo springfontein geiser, girande springhaas buideldier, kangoeroe, springmuis spring in 't veld - grappenmaker, pierewiet springkever - kniptor, sprinkhaan springkolf - halter springkomkommer - ecballium springloop - galop springmatras - trampoline springmussen - dipodoidea springnet - valnet, vangnet springplank met veren - trampoline, tremplin springraket - donderster springscherm - parachute springstaarten – collembola springstier - dekstier springstof buskruit, dynamiet, nitrogelatine, trotyl, TNT springstofsoort - 5 hexyl 6 amatex, amatol, tretyl, trotyl 7 ammonal, boloron, brisant, lignose, lyddiet 8 acremiet, amberiet, buskruit, dynamiet, acrasoet, hexaniet hexogeen, pentrietroburiet 9 emmensiet 11 pikrinezuur 12 schietkatoen 13 nytroglyserol 15 trinitrotolueen springstof, vloeibare - boloron springstok pols, polsstok springteugel - martingaal springteugels - martingale springtochtje uitstapje springtor springkever springtij - giertij, springvloed springveer ressort, spiraal(veer) springvloed giertij, gierstroom, springtij, vloedgolf springzaad - balsaminezaad, balsemienzaad springzeil - impatiens, reuzebalsemien, vangzeil springzeil vangzeil sprinkhaan - affuit, cycade, krekel, walan sprinkhaankruid - veldsla sprint - snelheidswedloop, spurt, wedloop sprinten - hardlopen, spurten sprinter - hardloper, hardrijder, wielrenner sprit - steenslag sproeibad douche, regen sproeidop broes sproeien - aangieten, begieten, besproeien, bevochtigen, natmaken, sprietsen, spuiten sproeien met water - gieten sproeier broes, does, gieter, sprenkelen, spuit, straalbreker sproeier voor planten - gieter sproeistof sproeimiddel sproeiwerktuig gieter, spuit sproet - efelide, huidvlekje, naevus sproke - verhaal sproke, middeleeuwse - Beatrijs sprokkelbloem - narcis, paaslelie sprokkelmaand februari sprokkelworm - kokerjuffer sprong - afstand, barst, dierengroep, duik, duiksprong, hoogtesprong, interval, kloof, salto, wip sprongbeen - astragal sprong in het water - duik sprookje - fabel, feeërie, idylle, legende, onwaarheid, sage, verdichtsel verhaal, vertelling, vertelsel, verzinsel sprookjesachtig - feeëriek, toverachtig sprookjesfiguur aardgeest, aardmannetje, alf, Alladin, Ali, Assepoester, Cinderella, draak, dwerg, elf, engel, fee, heks, kabouter, kol, Oberon, prins, prinses, reus, Roodkapje, Sinbad, Sinterklaas, Sneeuwwitje, toverheks, wolf sprookjestoneel - feeërie sprookjesverteller - fabulant sprookjesschrijver Andersen, Bomans, Grimm, Perrault sprookjeswereld fantasiewereld sprot, verse - s(ch)adijn spruit afstammeling, broes (gieterkop), dochter, ent, keest, kiem, kind, kleindochter, kleinzoon, loot, lot, nakomeling, scheut, schoot, stek, telg, twijg, uitloper, uitspruitsel, zoon, spruiten afstammen, nakomelingen, ontkiemen, voortkomen, voortbrengen spruit of ent - loot spruit of telg - kind, nazaat spruw - afthae, mondultslag, raam, schuil spugen braken, kitsen, kotsen, overgeven, spuwen spui boezem, kolk, sas, (schut)sluis, verlaat, waterkering spuien - aflaten, aflopen, kwijtraken, lozen, openbaren, uitbrengen, uitwateren spuier - gargouille spuimachine - extruder spuit - geweer, shot, sproeier spuitbeweging - extruder spuitbus - verstuiver spuiter - junk spuitfles sifon spuitgast pompier spuitgat - spiraculum spuitje injectie, inspuiting spuitmachine - extruder spuitmeester brandmeester spuitmiddel - lavement spuitpijp - straalpijp spuitpistool verfpistool spuitplateren - sc(h)operen, vlamspuiten spuitwaterfles - sifon spuitwater met citroen - kwast spuitwijn champagne spul gereedschap, goedje, kermistent, last, moeite, onenigheid, ruzie, waar spullen - goederen, waren spulletjes - bullen spurge-grote - duivelsmelk spurge- kleine - tuinwolfsmelk spurrie - spergula, watergeil spurt draf, run, ren, sprint spurten - hartlopen, rennen, snellen, sprinten spurter - hardloper, renner spurtum - spuwsel spuug kits, kwijl, mondvocht, slijm, spag, spog, speeksel, sputum spuugzat - beu sputteren - knorren, mopperen spuwbak - panaal, rochelbakje, slijmpotje, spuwpotje, spuwbakje - kwispedoor
spuwen braken, kitsen, kotsen, overgeven, spugen, uitwerpen, tuffen spuwen - sputum spuwsel - braaksel, slijm spijbelen - schoolverzuim (moedwillig), wegblijven (van vergadering), verzuimen spiier - gootje spijgat - spiegat spijk - lavendel spijker - draadnagel, geld (fig.), klinknagel, kopspijke, nagel, pin, rondkop, taats spijker (barg.) - cent, geld, poen spijker met brede kop - taats spijker uit één stuk - draadnagel spijker van 9 cm. - koldernagel spijkerbaar beton - estrichvloer spijkerbalsem - terpentijnzalf spijkerbroek - jeans spijkeren - hameren, nagelen, timmeren, vastmaken spijkerschrift - hiëroglief, wigschrift spijkerstof - denim spijkertje - spike spijkervast - nagelvast spijkolie - lavendelolie, naterolie spijl - spaak, staaf, stang, tralie spijltje - elde spijs - eten, gerecht, kost, leeftocht, maal, metselspecie, moes, schotel, voeding, voedsel spijs van gekookte vruchten - moes spijsbak - balie spijsbrei - chymus spijs gebruiken - eten, nuttigen spijshuis - restaurant spijskaart - carte, menu, spijslijst spijskamer - provisiekamer spijskast - cibarën, spenkast, spiker, spinde spijskelder - spinde spijskobalt - smaltiet spijslijst - menu, spijskaart spijsolie - slaolie, tafelolie spijstafel - dis spijsvertering - digestie, enzym, ferment spijsverteringsorgaan - darm, lever, maag spijsverteringsstoornis - constipatie, dyspepsie, hardlijvigheid, indigestie spijt - berouw, bezinning, depit, ergernis, inkeer, leed, leedwezen, schuldbesef, smart, verdriet, weerwil, wrevel, wroeging spijten - berouwen, betreuren spijtig - betreurenswaardig, bits, boos, droevig, facheus, geërgerd, geprikkeld, helaas, jammer, misnoegd, onaangenaam, ontstemd, onvriendelijk, scherp, sneu, teleurstellend, verdrietig, vinnig, zonde spijzenbereider - kok spijzigen - eten, voeden, voederen squadron - eskader staaf baar, bout, buis, cilinder, lingot, pin, rail, reel, roe(de), rong, stang, stijl, streng, tralie, staafdiertje - bacil staaf edel metaal baar, tin staaf goud baar staaf van was kaars staaf voor loper roe(de), traproe(de) staaf voor trambaan - tramrail staafje - bacil, bacterie, pal, pin, spijl, stift staafje van balein - baleintje staafje gips - krijtje staafje graniet stift staafje klein - pin staafjesrood - rodopsine staafje watten - tampon staafnagel - bout staafspel - knikkerspel, lyra staafvormig - bacillair staafvormig biskwietje - baton staafvormig kristalliet - longuliet staafvormig werktuig met scherpe punt - mijs staafvormige bacterie - bacil, splijtzwam, staafdiertje staafvormige broche - barette staag aanhoudend, almaar, altijd, gedurig, gestaag, gestadig, onafgebroken, stadig, steeds, voortdurend staak - elzesliet, linie (geslacht), paal, roe, roede, rijs, schacht, sliet, spier, stang, steng, stok, tak, talhout staak met dwarsklamp stelt staak met houten schop in een bakkerij - (oven)paal staak of dunne paal - stal staak van een slagnet - slegel staak van elzehout - elzesliet staak van rijshout - sliet staaknet - fuik staakt het vuren - bestand staak van rijshout - sliert staal blijk, dijkondergrond, dijkstaal, geneesmiddel, graveernaald, graveerstift, grondslag, lap, mal, metaal, model, monster, patroon, proef, proeve, specimen, tabel, voorbeeld, ijkmaat, ijzer, staal maken - puddelen (van ruw of smeedijzer) staal van een zwaard - kling staalbewerker smid staalblauwe kleurstof - Berlijnsblauw staaldraad - stag staaldraad van een maststeng - pardoen, perdoen staaldraadborstel - staalborstel staaldraadschuier - staalborstel staalgraveerkunst - siderografie staalgraveur - siderograaf staal houdende grond oer staalmeester - keurmeester, lakenkeurder staal of type - model staaltje - monster, specimen, voorbeeld staand - overeind, rechtop, vertikaal staand uurwerk - pendule staand vlak op kroonlijst attiek staande gedurende, overeind, rechtop, tijdens staande blijven - handhaven staande druipsteenkegel - stalagmiet staande hond - braque, jachthond, leghond, wildhond staande houden - aanklampen, aanspreken, aborderen, asserieren, asserteren, beweren, dogmatiseren, handhaven, verdedigen, volharden, volhouden staande kapstok - portemanteau, stander staande kegel in een grot - stalagmiet staande klok - pendule staande lat van een hekwerk - raster staande sport of stang op een wagen – rong staande voets - dadelijk, terstond staande vrouwenfiguur met biddend opgeheven arm - caryatide, orans, orante staande windas - gangspil staander - doelpaal, drievoet, melktobbe, rong, staar, steunbalk, tabel staandevoets - dadelijk, dadelijk, direct, meteen, terstond staangeld marktgeld, stageld, statiegeld, waarborggeld staanplaats - stede staanplaats op de markt - stal staanplaats op markt - stel staanplaatsen in schouwburg - promenoir staar - cataract, lijst, melktobbe, oogziekte, roomvat, staander, tabel, tafel staarblind stekeblind staar, groene - glaucoom staart - aanhangsel, achtereinde, cauda, einde, gevolg, haarvlecht, hamerkop, nasleep, overschot, pluim, queue, roede, sleep, slot, snoer, teil (gewest.), uiteinde, uitloper staart (Jagersterm) - bloem, coccyx, pluim staart van een akkerpaard - unjer staart van een haas - pluim staart van een komeet - roe, roede staart van een mes of vijl - angel (in handvat) staartbeen stuit, stuitbeen, stuitje staart dragend reptiel gekko, salamander, tjitjak, tokkèh, staartgras - draadhalm staartje - kliek, overschotje staartloos reptiel boomkikker, dikkop, haagvors, kikker, kikvors, pad, puid staartloos vliegtuig - pterodactylus staartloze aap - magot staartloze halfaap - lori staartpen - rectrix staartpeper - cubebe staartpruik - allongepruik staartster - komeet staartsteun van een vliegtuig - béquille, pikje, pikkie staartstuk - achterstuk, uiteinde staarttooi - pluim staartveer pen, staartpen staartvin - zwemwiek staartvlak - stabilo staatvos - jaki staat - aanzien, borderol, constellatie, dictatuur, gebied, gesteldheid, imperium, land, lijst, luister, macht, mogendheid, natie, notitie, overzicht, positie, praal, pracht, prachtig, rang, register, republiek, rijk, situatie, stand, stelling, tabel, toestand, vertoon, volk, volksgemeenschap staat (Fr) état staat (Lat.) - status staat aan de Frans-Spaanse grens - Andorra staat aan de Oostzee Finland, Sovjet Unie (vroeger Estland, Letland, Litauen), D.D.R., Polen, Zweden, staat bij jaartallen a. d. staat bij ondertekeningen t. t.. staat bij jaartallen - A.D. staat bij ondertekening - t.t. staat door koning bestuurd - koninkrijk staat in Australië - Victoria staat in Azië - AfghanistanBirma, China, India, Irak, Japan, Libanon, Mongolië, Nepal, Siam, Syrië, Thibet, staat in Europa - Albanië, Cambodja, Ierland, Italië, Jordanië, Letland, Pakistan, Rusland, Spanje staat in... zie: land in... staat in de Hymalaya - Nepal, Tibet staat in de Pyreneeën - Andorra staat in Europa - Albanië, Andorra, België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Engeland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Holland, Hongarije, Ierland, Italië, Joegoslavië, Letland, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Rusland, Spanje, Zweden, Zwitserland staat in het wapen der Bourbons - lelie staat in het wapen van Den Haag - eiber, ooievaar staat in het Oosten - Irak, Libanon staat in Z-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Equador, Guyana, Panama, Paraguay, Peru, Suriname, Venezuela staat in Zuid-Azië - Tibet staat maken - aangaan staat maken (op) - rekenen (op), (zich) verlaten (op) staat met debet - en creditzijde - rekening staat onder schilderij - pinx(it) staat onder tekening e.d. - del, delin, delineavit staat op brieven adres staat op kruisingen verkeerslicht staat op Malakka - Perak staat op straat lantaarnpaal staat van bezittingen en schulden - balans staat van debet en credit - rekeningcourant staat van eisen en gegevens - programma staat van ontwikkeling - stadium staat van rust - inactiviteit, vrede staathuishoudkunde economie staathuiskundig stelsel - mercantilisme staathuishoudkundige economist, econoom staatje - état, lijst, overzicht, politiek staatkunde diplomatiek, politiek staatkunde zonder moraal - macchiavellisme staatkundig diplomatiek, listig, politiek, politisch staatkundig evenwicht status Quo staatkundig overwicht hegemonie, opperheerschappij staatkundig streven - particularisme staatkundige diplomaat, politicus, staatsman staatkundige aangelegenheid - Staatszaak staatkundige bediening staatsambt staatkundige overheersing onderdrukking staatkundige verdeling district, gemeente, provincie staatkwallen - siphonophora staatlosheid - apatridie staatloze - apatride, d.p., ontheemde staat of land - rijk staat of lijst - tabel staat of rijk - natie staats - staatsgezind staatsaangelegenheid - staatszaak staatsbediening - staatsambt staatsbestel - beheer, bestuur, regime staatsbestuur - regering staatsbezit - domein staatsbedrijf - NS, PTT, RVA, SS, Staatsmijnen staatsbegroting miljoenennota staatsbeheer - ministerie staatsbelang boven volksbelang - etatisme staatsbeleid regeringsbeleid staatsbestel - regering, regime staatsbestuur democratie, dictatuur, monarchie, plutocratie, regime, theocratie staatsbeurs rijksbeurs, studiebeurs, staatsbezit - domein staatsblad Stbl.. staatsbudget staatsbegroting staatsburger - burger, onderdaan staatscollege - rekenkamer staatscommissie in Spaans sprekende landen - junta staatscourant Stct.. staatsdienaar - gouverneur, kamerlid, minister, premier, president, staatssecretarist staatsdienaar in Duitsland - kanselier staatseigendom - domein staatsgebied territorium, domein staatsgebied door een ban bestuurd - banaat staatsgevangenis in Parijs - Bastille staatsgezind - staats staatsgreep - coupe, overval, putsch, revolutie, slag, staatsgrens - landsgrens staatshandelsmonopolie - régie staatsheraut - wapenkoning staatshoofd - dictator, keizer, koning, president, dictator, regent, souverein, tsaar, vorst staatshoofd in Venetië - doge staatshoofd of bestuurder - regent staatshoofd van een koninkrijk koning, koningin staatshoofd van een republiek president staatshoofd van het oude Venetië - doge staatshoofd van Japan mikado staatshoofd van Jemen Imam staatshoofd van Nepal - Maharadjadhiraja staatshoofd van Perzië Sjah staatshoofd van Spanje Caudillo staatshoofd van Yemen - Imam staatshuishoudkundige - ekonoom staatsie - ceremonie, gala, luister, plechtigheid, praal, pracht, pronk, solemniteit, stoet, vertoon, zwier staatsiebed - praalbed, paradebed staatsiedegen - eredegen, galadegen, prachtdegen staatsiedraagstoel in Japan - norimono staatsiegestoelte - troon statiegewaad - galakostuum, ornaat staatsiegordijn - portière staatsiekleed - talaar staatsiekleding gala, ornaat, plechtgewaad, pontificaal (bisschop of paus), rok(kostuum), talaar staatsiekleed gala, talaar staatsiekoets - calèche, galakoets, karos, koets, praalkoets staatsiepaard - paradepaard staatsierijtuig - galakoets staatsiewagen - karos staatsiezetel van vorst troon staatsinkomn - belasting, intraden staatsinmenging - etatisme staatsinrichting - autocratie, bestuurswijze, communisme, democratie, dictatuur, etimocratie, geldregeling, gouvernement, kapitalisme, organisatie, regime, republiek, staatsorganisatie, staatssocialisme, volksregering staatsinstelling - instituut staatskas - fiscus, rijksschatkist, schatkist staatskerk in Engeland - Anglicaans staatskleding - tabberd staatskleur - oranje staatskwallen - sifonoforen staatsleiding in Roemenië - poglavnik staatslichaam rijksinstelling staatsloze - apatride staatsmacht van onze republiek - generaliteit staatsmachtige heerser - autocraat staatsman - diplomaat, formateur, gedeputeerde, kamerlid, kanselier, onderhandelaar, parlementariër, politicus, minister, premier, president, senator staatsman in Athenem - demagoog (ongunstig), Themistocles, tribuun, volksleider staatsman uit Thebe - Epaminondas staatsmanskunst - diplomatie staatsmerk - rijksmerk staatsmisdaad - hoogverraad, majesteitsschennis staatsmonopolie régie staat soms op paaltjes - R.G. staatsobligatie - N.W.S. staatsomwenteling revolutie staatspapier - schuldbrief staatspraktijk - spd staatsraad durbar (India), junta (Spanje, Portugal), staatsrechtelijk - publicistisch staatsrechtkenner - publicist staatsregeling constitutie, grondwet, regeringsvorm staatsreisbureau (Russ.) Intourist staatsruif - schatkist staatsschuldbrief - grootboekinschrijving, integraal (ongelimiteerd), N.W.S. staatsschuldbrieven - metallieken staatsslaven in Sparta - heloten staatsstuk - akte staatsvorm absolutisme, democratie, dictatuur, gemenebest, hertogdom, imperium, keizerrijk, koninkrijk, monarchie, oligarchie, pantocratie, prinsdom, republiek, theocratie staatsvrouw - politica staatwerk - lijsten, tabellen staatswetenschap - staatsleer staatszegel - grootzegel stabiel bestendig, constant, duurzaam, evenwichtig, invariabel, onveranderd, standvastig, stevig, vast, vastliggend, vaststaand stabiel houden - consolideren stabiel maken - stabiliseren stabiel zijn - stabiliteit stabiele toestand - evenwicht stabiliseren vastleggen stabiliteit bestendigheid, duurzaamheid, evenwicht, evenwichtigheid, standvastigheid, trim, vastheid stabilo - staartvlak, stabilisatievlak stabij - hond staccato - kort, stotend, vlot
stad city, gemeente, metropolis, metropool, plaats, polis, stee, stad aan de Adriatische zee - Bari stad aan/bij/in/van... zie ook: aan/bij/in/van . . . stad aan de Donau Boedapest, Belgrado, Negotin, Nikopol, Passau, Regensburg, Roese, Silistra, Ulm, Unz, Wenen stad aan de Ganges Benares, Patna, Bhagalpur stad aan de Garonne - Agen, Bordeaux, Marmande, Toulouse stad aan de Kaspische Zee - Astrachan, Baku, Gurjev, Machachkala, Rasht stad aan de kust van Coromandel - Madras stad aan de Loire - Nantes, Orleans, Tours stad aan de Maas Dinant, Luik, Maastricht, Namen, Roermond, Rotterdam stad aan de Moezel - Cochem, Trier stad aan de noordkust van Java - Grisee, Tegal stad aan de Oostkust van Achter-Indië - Annam stad aan de Oostkust van Afrika - Zanzibar stad aan de Oostzee - Gdansk, Gdynia, Kaliningrad, Klaipeda stad aan de Perzische Golf - Dohe stad aan de Rhône Arles, Lyon, Marcoule, Tarascon,Valence stad aan de Riaskust van Galicië - Neda stad aan de Rijn Arnhem, Bingen, Bonn, Duisburg, Keulen,, Koblenz, Mains, Mannheim, Speyer stad aan de Rode Zee Suez stad aan de Seine Parijs, Rouen stad aan de Siberische spoorweg - Irkoetsk, Oefa, Omsk stad aan de Stille Oceaan Seattle stad aan de Theems Londen stad aan de Waal Nijmegen stad aan de Witte Zee - Archangel(sk) stad aan de Wolga Kazan stad aan de Zaan Zaandam, Zaandijk stad aan de zuidwestkust van Arabië Aden stad aan de Zwarte Zee Batumi, Burgas, Cherson, Constantia, Frabzon, Istanboel, Kerch, Novorossijk, Odessa, Samsun, Sebastopol, Sachi, Usküdar, Varna stadachtig - steeds stad bekend door Bartje - Assen stad bekend door de watersport - Kiel, Sneek stad bekend door een orakel - Delphi stad bekend door motorrennen - Assen stad bekend door onderwerping aan de paus - Canossa stad bekend door zijn elite-scholen - Cambridge, Eton, Oxford stad bekend door zijn toren Pisa stad bekend om de damiaatjes - Haarlem stad bekend om zijn aardewerk - Gouda, Makkum stad bekend om zijn dom - Keulen, Milaan, Utrecht stad bekend om zijn heksenwaag - Oudewater stad bekend om zijn jeneverstokerijen - Schiedam stad bekend om zijn kaasmarkt - Alkmaar stad bekend om zijn kantkloswerk - Brugge, Sluis stad bekend om zijn orakel van Zeus - Dodona stad bekend om zijn porcelein - Delft stad bekend om zijn toren - Parijs, Pisa stad bekend om zijn zilversmeedkunst - Shoonhoven stad bekend vanwege de Babylonischeballingschap der pausen - Avignon stadbewoner - stedeling stad, de eeuwige - Rome stad, de heilige - Jeruzalem, Mekka stad der duizend eilanden Venetië stad der honderd torens - Pavia stad der lelies - Firenze, Florence stad der zeven heuvelen Rome stad met orakel van Zeus - Dodona stad in Afrika Casablanca, Dakar, Fez, Oran, Suez, Zanzibar stad in Algerije Oran, Algiers stad in Amerika Abilene, Albany, Atlanta, Baltimore, Beamont, Birmingham, Boston, Buffalo, Charleston, Charlotte, Chattanooga, Chicago, Cincinnati, Cleveland, Columbia, Columbus, Dallas, Denver, Detroit, Duluth, Evansville, Fresno, Gary, Greensboro, Houston, Indianapolis, Jackson, Las Vegas, Lincoln, Los Angeles, Louisville, Lubbock, Madison, Memphis, Miami, Milwaukee, Minneapolis, Mobile, Montgomery, Montreal, Nashville, New York, Norfolk, Oakland, Oklahoma, Omaha, Pasadena, Peoria, Philadelphia, Phoenix, Pittsburg, Portland, Richmond, Sacramento, San Diego, San Francisco, Savannah, Seattle, Spokane, Tacona, Tampa, Toledo, Topeka, Tucson, Tulsa, Washington, Wichita stad in Anatolië Adana stad in Arabië Aden, Medina, Mekka stad in Azië Hongkong, Jakarta, Moekden, Peiping, Peking, Tokio, stad in Beieren Bamberg stad in Boeotië Tanagra stad in België Antwerpen, Arlon, Gent, Brussel, Brugge, Luik, Namen, Oostende, Spa, Knokke stad in Canada - Albany, Arvida, Calgary, Edmonton, Halifax, Hamelton, Kitchener, Montreal, Ottawa, Quebec, Regina, Sudbury, Toronto, Vancouver, Winnipeg stad in China Nanking, Peking stad in Congo - Ikela stad in Coromandel - Madras stad in Dahomey - Cotonou stad in Denemarken - Aalborg, Arhus, Esbjerg, Frederikshavn, Flensburg, Flesjberg, Halstebro, Kalundborg, Kopenhagen, Odense, Roskilde, Randen, Skagen, Viborg stad in de oudheid - Babel, Carthago, Memghis, Nineve, On,Thebe, Ur stad in de V. S. Elmira, Minneapolis, Chicago, Boston, Washington stad in Drente - Assen, Beilen, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Stadskanaal stad in Duitsland Aken, Augsburg, Baden, Bamberg, Berlijn, Bielefeld, Bonn, Bremen, Dortmund, Dresden, Duisburg, Düsseldorf, Ems, Erfurt, Essen, Frankfort,Gera, Hamburg, Hannover, Heidelberg,Jena, Karlsruhe, Kassel, Keulen, Kiel, Leipzig, Lübeck, Mainz, Mannheim, Minden, München, Munster, Neurenberg, Oldenburg, Osnabrück, Potsdam, Regensburg, Rostock, Saarbrücken, Solingen, Stutgart, Tabar, Trier, Worms, Wuppertal stad in Egypte Caïro, Suez, Alexandrië stad in Europa Aken, Amsterdam, Antwerpen, Barcelona, Berlijn, Brussel, Cordova, Dresden, Edinburgh, Frankfort, Gdansk, Granada, ’s Gravenhage, Harwich, Kaunas, Leningrad, Londen, Madrid, Milaan, Moskou, Napels, Oslo, Parijs, Praag, Rome, Rotterdam, Sebastopol, Turijn, Uppsala, Valencia, Venetië, Warschau, York, Zürich stad in Finland Turku, Helsinki stad in Frankrijk Lille, Lourdes, Marseille, Range, Pau, Parijs, Rochefort, Rouen, Straatsburg, Nantes, Orleans, Tours, Reims, Arras, Gap, Lyon, Bordeaux, Toulon, Toulouse stad in Frankrijk aan de Loire, Nantes, Orleans, Tours stad in Frans departement Hautes Alpes - Gap stad in Frans departement Pas-de-Calais - Arras stad in Friesland Dokkum, Franeker, Harlingen, Heerenveen, Hindelopen, Leeuwarden, Lemmer, Makkum, Sloten, Sneek, Staveren, Wolvega, Workum, IJlst stad in Gabon - Lambarene stad in Ghana, - Accra, Kumasi stad in Gelderland Apeldoorn, Arnhem, Doesburg, Doetinchem, Harderwijk, Nijmegen, Rhenen, Tiel, Winterswijk, Zutphen stad in Griekenland Athene, Enos, Saloniki, Sparta stad in Groningen Groningen, Delfzijl, Winschoten stad in Groot Hessen Giessen stad in Hannover Lehe stad in Henegouwen Ath stad in Hessen Nassau Fulda stad in Honduras - Belize stad in Moezeldal Metz stad in het Roergebied Dortmund, Duisburg, Essen, Wuppertal, Düsseldorf stad in Ierland Belfast, Cork, Dublin stad in Indië Demak stad in Irak - Bag(h)dad, Basra, Karbala, Kiskuk, Mosul stad in Iran - Abadan, Hamadan, Isfahan, Kermashah, Qum, Rasht, Sheraz, Tabriz, Teheran stad in Italië Adria, Rome, Florence, Genua, Palermo, Venetië, Napels, Milaan stad in Ivoorkust - Abidjan, Bonaki, Sassandria stad in Japan Fukuoka, Hakodata, Hiroshima, Jokohama, Kitakyushu, Kobe, Kyoto, Nagasaki, Nagoya, Nara, Nigata, Osaka, Sapporo, Sendai, Tokio stad in Jordanië Amman stad in Kameroen - Bamenda, Batouri, Douala, Garona stad in Kanaän Sodom stad in Kasjmir Leh stad in Kenia - Marsabit, Momgassa, Nairobi stad in Kongo - Albertville, Bamba, Jadotville, Kabinda, Kinshasa, Kisangani, Lubumbashi stad in Korea Seoel stad in Kroatië Zagreb stad in Laos - Vientiane stad in Letland Riga stad in Libanon - Beyrouth stad in Liberia - Greenville, Monrosia stad in Lybië - Benghazi, Tripoli, Tobroek stad in Limburg - Geleen, Heerlen, Maastricht, Roermond, Sittard, Venlo, Weert, stad in Litauen Memel stad in Maleisië - Georgetown, Singapore, stad in Mali - Bamako, Segou stad in Mandsjoekwo Jehol stad in Mansjoekwo - Jehol stad in Marokko Fez stad in Mesopotamië Basra stad in Midden Soedan Koeka stad in Mozambique - Beira, Tete, Zomba stad in Nicaragua - Managua stad in Niger - Agadem, Agadez, Zinder stad in Nigeria Lagos stad in Noord Afrika - Alexandrië, Algiers, Caïro, Fez, Oran, Tunis stad in Noord Brabant Bergen op Zoom, Breda, Deurne, Eindhoven, Helmond, ’s Hertogenbosch, Oss, Roosendaal, Tilburg stad in Noord Frankrijk Reims stad in Noord-Holland Alkmaar, Amsterdam, Edam, Enkhuizen, Haarlem, Hilversum, Hoorn, Medenblik, Monnikendam, Naarden, Schagen, IJmuiden, Zaandam Stad in Noord Ierland – Bangor, Belfast Stad in Noord Vietnam - Hanoi stad in Noorwegen Arendal, Bergen, Narvik, Oslo, Skien, Trondheim stad in Normandië Caen, Cherbourg, Dauville stad in Oeganda - Kampala stad in Oldenburg Eutin stad in Oost Duitsland Jena stad in Oostenrijk Graz, Innsbruck, Linz, Salzburg, Wenen, Zeil stad in Oost-Pakistan - Dacca stad in Opper-Volta - Boto, Ougadougou stad in Overijssel Almelo, Deventer, Enschede, Hengelo, Kampen, Meppel, Steenwijk, Zwolle stad in Palestina Dan, Jericho, Jeruzalem, Haifa stad in Panama - Panama stad in Peru - Callao, Lima stad in Phoenicië Sidon stad in Polen Wilna, Warschau stad in Paraguay - Asuncion stad in Portugal Coimbra, Elvas, Faro, Lagos, Lisboa, Lissabon, Oporto, Setubal stad in Rhodesië - Bulawayo, Salisbury stad in Rio Grande del Norte Natal stad in Roemenië Boekarest, Braila, Sinaja stad in Rusland Archangel(sk), Asov, Bakoe, Charkow, Cheljabinsk, Dnepro, Donitsk, Gorky, Jerevan , Kalinin, Kaluga, Kazan, Kijev, Kiev, Kirov, Kujbyshev, Kursk, Leningrad, Lvov, Minsk, Moskou, Odessa, Omsk, Orel, Orenburg, Orks, Osj, Penza, Petrozavodsk, Saratov, Smolensk, Stalingrad, Sverslovsk, Tbilisi, Tula, Ufa, Uralsk, Volgagrad, Vologda, Voronezk, Wladiwostok stad in Rijnland Aken, Bonn, Mainz, Keulen stad in Rwanda - Kigali stad in Saoedi-Arabië - Jidda, Mecca, Medina stad in Scandinavië Oslo, Stockholm, Gotenburg, Narvik, Bergen stad in Senegal - Dakar stad in Siberië Omsk, Tomsk, Wladiwostok, stad in Sierra-Leone - Freetown stad in Silezië Ratibor stad in Soedan - Dongola, Kassala, Khartoum, Omdurman stad in Somalië - Berhera, Mogadiscio stad in Spanje Murcia, Linares, Santander, Bilbao, Barcelona, Madrid, Teruel, Toledo, Vigo, Cadiz, Valencia stad in Suriname Paramaribo stad in Syrië - Aleppo, Damascus, Hamah, stad inTailand - Bangkok stad in Tanzania - Dar es Salaam, Tabora stad in Tessalië Larissa stad in Tirol Neran stad in Togo - Lome stad in Toscane Florence, Siena stad in Tsjaad - Abéché stad in Tsjecho-Sloakije - Beatislava, Brno, Plzen, Praag, Praha stad in Tunesië - Sfax, Tunis stad in Turkije Adana, Ankara, Bursa, Istanboel, Izmis, Konya stad in Uruguay - Montevideo stad in Utrecht Amersfoort, Doorn, Montfoort, Oudewater, Utrecht, stad in Venezuela - Caracas, Merida stad in Vlaanderen Antwerpen, Brugge, Gent, Ieperen, Oostende stad in Voor Indië Agra stad in Washington Everett stad in West Duitsland Keulen, Aken, Bonn, Hamburg, Bremen, Essen, Mainz, Munster, Kleef, Hannover, Brunswijk stad in West-Pakistan - Karachi, Lahore, Multan stad in Ijsland - Reykjavic stad in Zambia - Lusaka stad in Zeeland - Axel, Goes, Hulst, Middelburg, Sluis, Terneuzen, Veere, Vlissingen, Zirekzee stad in Zeeuws-Vlaanderen - Axel stad in Zuid Afrika - Bloemfontein, Durban, Johannesburg, Pretoria, Kaapstad, , stad in Zuid Amerika Lima, Rio, Santiago, Buenos Aires, Paramaribo stad in Zuid Holland Brielle, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gorkum, Gouda, Hellevoetsluis, Leiden, Rotterdam, Schiedam, 's Gravenhage, Vlaardingen stad in Zuid-Korea - Pusan, Seoul stad in Zuid-Vietnam - Saigon stad in Zuid-West_Afrika - Walvisbaai, Windhoek stad in Zweden Falun, Gävle, Göteborg, Hälsingborg, Jönköping, Kiruna, Malmö, Öland, Orebro, Ostersund, Stockholm, Umea, Upsala, Västeräs stad in Zwitserland Sargans, Genève, Bern, Davos, Bazel Stad in Birma - Mandalai, Rangoon stad in de Betuwe Tiel stad in de Dominicaanse Republiek - Santo stad in de oudheid Thebe, Memphis, Nineve, Carthago, Ur, Babel, Rome, Athene, Jeruzalem stad in het Moezeldal - Metz stad met bekend college - Eton, Oxford stad met beroemd orakel Delphi stad met een beroemd orakel van Zeus Dodona stad op Attica - Athene stad op Borneo - Balikpapan, Bandjoermasin, Pontianak stad op Celebes - Kendau, Makasar, Menado, Poso stad op Ceylon - Colombo stad op Corsica - Ajaccio, Bastia, Calvi stad op Cuba - Havana, Holguin, Santiago Stad op Curaçao - Willemstad, Emmastad stad op Cypres - Nicosia stad op de Filippijnen - Davao, Luzon, Manilla,Mindanao stad op Formosa - Tainon, Taipei stad op Irian Barat - Merauke, Manokwari, Sorong stad op Java - Bandung, Djakarta, Jogjakarta, Semarang, Soerabaja stad op Malagasië - Tananarive stad op rechter oever van de Garonne - Agen stad op Sardinië Cagliari, Nuoro,Olbia, Oristano, Sassari stad op Sicilië Agrigentum, Catania, Enna, Marsala, Messina, Palermo stad op St-Eustatius - Oranjestad stad op Sumatra Belawan, Djambi, Medan , Padang, Palembang, Sibolga stad tussen Moskou en Charkov - Orel stad uit de oudheid - Athene, Babel, Carthago, Memphis, Rome, Thebe, Ur stad van ballingschap der pausen - Avignon stad van David Jeruzalem stad van de Elfstedentocht - Bolzwart, Dokkum, Franeker, Harlingen, Hindelopen, Leeuwarden, Sloten, Sneek, Stavoren, Workum, IJlst stad van duizend eilanden - Venetië stad van Expo 1970 Osaka stad van Felix Timmermans Lier stad van de Jaggernaut - Poeri stad van de punters - Giethoorn stad van het licht - Eindhoven, Parijs stad van Karel de Grote Aken, Nijmegen stad van Olympische Spelen Amsterdam, Antwerpen, Athene, Berlijn, Helsinki, Londen, Los Angeles, Melbourne, Mexico, Montreal, München, Parijs, Rome, St. Louis, Stockholm, Tokio stad waar een hogeschool is gevestigd - academiestad stadachtig - steeds stadbewoner - stedeling stadcultuur - urbanisme stade - gelegenheid, gemak stadgenoot - medebewoner stadhouder baljuw, ban, gouverneur, landvoogd, nabob, prefect, plaatsvervanger, podesta, praef(praefectus), proconsul, satraap stadhouder - landvoogd stadhouder (Turks) - atabeg stadhouder in het oude Perzië - satraap stadhouder in Macedonië - antipatros stadhouder van de Grote Mogol - nabo stadhouder van een gewest - ras stadhouder van Mohammed - kalief stadhouderschap - prefectuur stadhuis - prytaneum, raadhuis stadhuis in oud-Athene - Prytaneum stadhuis te Amsterdam - Prinsenhof stadhuisachtig - deftig, officieel, vormelijk stadhuisbediende - bode, stadhuisklerk stadhuisstoep - bordes stadhuisstijl - kanselarijstijl stadhuisstoep - bordes stadie - (Gr.) lengtemaat stadig aanhoudend, bedaard, almaar, gestaag, gestadig, langzamerhand, staag, voortdurend stadion - Arena (Amsterdam), Bernabeu (Madrid), Feyenoord (Rotterdam), renbaan (in Gr. gymnasium), sportpark, sportterrein (groot met tribunes) stadion in Glasgow - Celtlc, Hampden, Imrox stadium fase, periode, phase, toestand, tijdperk, tijdvak stadium van het felsen - ineenslaan, amenpersen, voorvormen stadium van insecten - emelt, engerling, larf, larve, made, nimf, pop, ritnaald, rups, vlinder stadje (Ind.) - kotta stadje aan de Lek - Vianen stadje aan de Maas - Dinant stadje in Zeeuws Vlaanderen Axel stadje met bekende public school - Eton stadje van onderwerping aan de paus Canossa stadje waar keizer Hendrik IV zich onderwierp aan de Paus - Canossa stads stedelijk stadsadvocaat (16/17e eeuw) - pensionaris, syndicus stadsafslager vendumeester stadsafval - compost stadsbank van lening lommerd stadsbeschrijving - poleografie stadsbestuur gemeenteraad stadsbestuurder podesta stadsbewoner - stedeling stadsboekerij - librije stadsbouwmeester - hoofdarchitect stadsburcht - Acropolis, Akropolis stadscentrum binnenstad, city, stadskern, winkelbuurt stadscommandant - stadsbevelhebber stadscompost - baggerspecie, f(a)ecaliën, haardas, huisvuil, straatveegsel stadscultuur urbanisme stadsdeel buurt, centrum, kwartier, park, plantsoen, plein, voorstad, wijk stadsdeel van Berlijn - Mariëndorf stadsdienst - G.R. stadsdokter - stadsgeneesheer stadsgedeelte – rayon, woonwijk stadsgemeente - commune stadsgeneeskundige dienst - G.G.D. stadsgevangenis in Brussel - Amigo stadsgracht gracht, kanaal, rei (Z.N.), singel, vaart, vest, veste, wal stadskantoor - raadhuis stadskas - gemeenteschatkist stadskern centrum, city, kom stadskern van Amsterdam Dam stadskwartier - afdeling, buurt, stadswijk stadslicht - lantaarn stadslieden - stedelingen stadsmens - stedeling stadslicht - lantaarn stadsmest - stadscompost stadsmestvaalt - belt stadsmuren slechten ontmantelen stadsmuur - veste, wal stadsplein (Ind.) - aloenaloen stadspolitie gemeentepolitie stadsraad - gemeenteraad, senaat, stadsrechter in Italië - podesta stadsregering - magistraat stadsschout - baljuw stadssecretaris - syndicus stadstaat - polis stadstaat, moderne - Monaco stadstimmerman - stadsarchitect stadstuin - plantsoen stadsverband (Ind.) - stadshospitaal stadsvervoer bus, ondergrondse, taxi, tram, trein, omnibus stadsvervoer ondergronds - metro stadsvesting - bolwerk, citadel stadsvoorrecht burcht, citadel, handvest, omwalling, privilege stadswal - schans, singel, veste stadswijk buitenwijk, buurt, centrum, city, fabriekssectie handelswijk, kwartier, plein, sectie, stadskwartier, uitleg, stadswijk der Joden - getto stadswijk in Amsterdam Centrum, Eilanden, Jordaan, Goudkust, Tuindorp stadswijk in Istanboel Pera stadswijk in Oosterse stad soek stadszendeling evangelist staf - ferula, heerschappij (zinneb.), legerleiding, roe(de), staaf, scepter, steun, stok, stang, stut, waardigheidsteken staf der gezamenlijke legeraanvoerders - generaliteit staf van Bacchanten - thyrsus, tyrsus staf van de Paus - ferula staf van een bisschop - kromstaf staf van Mercurius - Caduceus stafdrager - maarschalk, pedel staffier - lijfknecht, lijftrawant, lijfwacht, trawant stafrijm alliteratie, beginrijm, letterrijm stafuik op zee - sero staf van de paus - ferula stafwaarzeggerij - rabdomantie stag staaldraad, tapult, touw stage oefentijd, proeftijd stage vlijt - ijver stageld staangeld stagelopen - stageren stagnatie oponthoud, stilstand, storing, stremming stagnatie in de produktie - bottleneck stagnatie in de werking van een motor - motorstoring stagneren - bederven, ophouden, stilstaan, stoppen, stremmen, stagzeil - kluiver stagzeil voor de storm - stormstagzeil staken - hollen, lozen, ophouden, stoppen, storen staker op zee muiter staket hekwerk, paalwerk, schutting staketsel espalier, estacade, hekwerk, latwerk, leiboom, paalwerk, palissade, spalier staketsel van leibomen - spalier staketselfuik in V vorm voor de visvangst - sero sta in de weg - belemmering, hinderpaal, obstructie staken - onderbreken, opgeven, ophouden, stoppen, verstoren staker op zee - muiter stakingsbreker - onderkruiper staking van betalingen - bankroet, faillissement stakker arme, behoeftige, bloedje, dompelaar, drommel, hals, kalis, piekeraar, schlemiel, sloeber, slokker, sloof, stumper, sukkel, sukkelaar, sul, stakker, stumper, tobber, tobberd, totelaar, verschoveling, vlegel, ziel(epoot) stakkerd - stumperd, zielepoot stal hok, kot, kooi schuur stal bij arena toril stal, deel van een - boes, groep stal die nodig gereinigd moest worden - Augiastal stal door Hercules gereinigd Augiasstal stal in mythe Augiasstal stal met mest potstal stal met vee - boerenbeslag stal van een paard - box stal voor de dieren bij een arena - toril stal voor stieren (Spanje) toril stalactiet - druipsteenkegel (afh.) stalagmiet druipsteenkegel (opst.) stalboter - hooiboter staldeur - heemdeur staleend lokeend stalen harden, monsters, oefenen, sterken, trainen, trimmen, stalen bekleding - pantser stalen goudsmidstempel - ponsoen stalen laatboom - spier stalenpennetje - nagel stalen rasp - vijl stalen reservoir - tank stalen ros - fiets, rijwiel stalen schijfje waarop zich balans beweegt mes stalen sleepkabel - strang stalen staaf pen, rail, stang, steng, tralie stalen stift pen, pin stalen tap waarop een vertikale as in een holte - taats (sluisdeuren, draadhekken) stalen wapenrusting harnas, kuras stalgoot - greppel, groep, grub, kuil stalgreep - mestvork stalhouder rijtuigverhuurder staling - onderlaag stalkaars - dwaallicht, toorts stalknecht - groom, koetsierhelper, palfrenier, staljongen stalkruid - ononis stallen - bergen, onderbrengen, paskeren, uitspannen, stalles theaterrang stalletje kraampje, marktkraam, tentje stallicht dwaallicht, stalkaars stalling - garage, loods stalmeester - hippiarch stal met mest - potstal stalpaal - latier, latierboom, repel, reppel, stalboom, stal van een paard - box stalvlieg - brems, steekvlieg stam boom, clan, geslacht, hoofdader, mac, sibbe, stengel, volk stam in Schotland Mac, clan stamboek S. B., genealogie (paarden soldaten), geslachtsregister, matricuk, pedigrec (huisdieren), stamboekvee - rasvee stamboel - Konstantinopel stamboom familieboom, genealogie, geslachtsboom, pedigree, sibbe, stemma, stamboom van gefokte stieren - pedigree stamboommaker - genealoog, geslachtskundige, sibbekundige stamcafé stamkroeg stamdeel - kwartier stamelen - stotteren stamelaar - hakkelaar, stamelbek, stotteraar stamelen - dysarthrie, hakkelen, kekeren, psellisme, stotteren stamelgebrek - lambdacisme stamel klank van kind da, dada, ta, tata stamgast - cafebezoeker, habitué, kroegloper stamgoed - majoraat, majoraatsgoed stamheer stamvader stamhoofd chief, opperhoofd, sheik, sjeik stamhuis dynastie staminée - cafe, kroeg stamkroeg stamcafé stamleider van de bosnegers in Suriname granman stamloze palm - nipa stammen - baseren stammoeder der Israëlieten Sara stammoeder der mensheid Eva stamp massa, menigte, schop, trap, stoot, tegelstempel stampaal - totem stampaarde - pisé (Frans) stampei - drukte, geraas, getier, herrie, kabaal, keet, lawaai, rumoer stampen doppen, dorsen, fijnstoten, heien, schoppen, stoten, stuiken, trappen, vermengen stamper - hei, mortier, olieslager, stamen, stempel, stoter, vijzel stamper, deel van een - stempel stamper van de stratenmaker - hei stamper van de was - stuik stamppot hutspot, ratatouille, ratjetoe, rats, stew stamppot van aardappelen, uien zout en vlees - labskous stampvat - vijzel stampvoeten - trappelen stampvol - afgestampt, bomvol, eivol, mudvol, overladen, overvol, propvol, tjokvol stamriool hoofdriool stamroos - herfstroos stamsymbool - stamteken, totem stamtafel - geslachtslijst, pedigre(Eng.) stamboek, stamboom, stamgasttafel (in soos) stamvader aartsvader, Adam, ancêtre (Fr.), Noach, patriarch, Sem, stamheer, voorvader, voorzaat stamvader der Batavieren - Bato stamvader der Hebreeën - Abraham, Abram stamvader der Moabieten en Ammonnieten - Loth stamvader van alle mensen - Adam, Noach stamvader van David - Boaz stamvader van de Arabieren Ismaël stamvader van de Asen - Alvader, Odin, Wodan stamvader van de Atheners - Kehrops stamvader van de Batavieren Ba(e)to stamvader van de Friezen Friso stamvader van de Joden Abraham stamvader van de nieuwe mensheid Noach, Noë stamvader van de reuzen - Ymir stamvader van de Romeinen Aeneas, Romulus stamvader van de Semieten - Sem stamvader van een herdersvolk - Ismal stam van Israël - Aser, Benjamin, Dan, Efraim, Gad, Issaschar, Jozef, Juda, Levi, Manasse, Naftali, Ruben, Simeon, Zebulon stamvaderschap - patriarchaat stamvee - stamboekvee stamverwant paroniem stamverwante familiegroepen in Griekenland - fratrie stamverwante woorden paroniemen stamverwanten - familie stamwapen familiewapen, geslachtswapen stamwoord grondwoord, primitivum, radix, wortelwoord stamijn - stof, weefsel, zeefdoek stance - couplet, strofe stand aanzien, adel, air, bestaan, burger, burgerij, clerus, edelman, elite, estat, fase, gesteldheid, hoedanigheid, hoogte, houding, jaarbeursplaats, kaste, kastestaat, klasse, kring, ligging, marktkraam, marktplaats, oploop, ordo, peil, pose, positie, postuur, proletariaat, rang, situatie, staat, stal, standplaats, status, stelling, tentoonstellingsplaats, toeschouwerstribune (races), toestand, volk, wezen, stand adel, burgerij, clerus, proletariaat, volk stand bij schaken mat, pat, schaak stand bij sport - score stand der advocaten - balie stand der edelen - adel, adelstand stand der sterren - constellatie, sideratie stand geven - brassen stand in de Middeleeuwen adel, boer, clerus, burgerij, dorper, edelman, poorter stand ophouden - representeren stand van de edelen - adel stand van de maan N.M., E.K., V.M., L.K. stand van de spraakorganen in rust - articulatiebasis stand van de zaken - constellatie, toestand stand van een voorwerp - positie stand van hemellichaam - constellatie stand van het lichaam - positie, postuur standaard as, banier, criterium, ezel, houder, legger, lessenaar, maatstaf, norm, sta(a)nder, statief, steun, support, toets, vaan(del), vaandelstok, vaas, veldteken, vlaggestok, voetstuk, wimpel, ijk, zuil standaard der Franse koningen - oriflamme standaard der ruiterij kornet standaardgewicht - normaalgewicht standaardkous - breikous, rondkous standaardmaat - etalon, gauge, slaper standaardmolen - spinnekop standaard om te schilderen - ezel standaardtype model standbeeld - monument, ruiterstandbeeld, statue standbeeld met ruiter - ruiterstandbeeld standbeeld van vrouwen te paard - hippiade stande - karnton, kuip, tob standelkruid - harlekijn, orchidee, orchis stander kapstok, molenas, standaard, standerd, steunbalk, stut, standhouden - blijven, consisteren duren, steekhouden, stoppen, weerstaan, wijken standhoudend - stabiel standing aanzien, deftigheid, distinctie, drukte, kabaal, lawaai, positie, rang, status standje berisping, gekijf, getier, herrie, kabaal, kwestie, lawaai, oploopje, rapplement, relletje, reprimande, ruzie, uitbrander, vermaning, verwijt standje geven berispen, kapittelen, vermanen, verwijten stand of klasse - rang stand of pose - houding standolie - lijnolie standplaats domicilie, emplacement, garnizoen, post, residentie, stadie, statie, station, stationnement, stelling, verblijfplaats, woonplaats, zetel, standplaats geven of hebben - stationeren standplaats van een geestelijke - karspel, kerspel, parochie, statie standplaats van een seiner - seinpost standplaats van een vloot - kruispost standplaats van zendelingen - zendingspost standpunt gezichtspunt, mening, opvatting, overtuiging, zienswijze standpunt van beschouwing - oogpunt standpunt verkleinen - nader standrecht - lynchwet standregels - statuten stand van water - peil stand van zaken - toestand standvastig - beraden, bestendig, blijvend, bokkig, constant, continu, doorzettend, duurzaam, ferm, fiks, flink, gestaag, halsstarrig, hardnekkig, inalterabel, konstant, koppig, onafgebroken, onbuigzaam, onveranderlijk, onverzettelijk, onwankelbaar, onwrikbaar, opiniater, paalvast, pal, permanent, perpetueel, solide, stabiel, stationnair, statisch (nat), stavast, stereotiep, trouw, vast(beraden), volhardend, vastliggend, volhoudend, volstandig standvastig (med.) - tempostabiel standvastigheid - constantie, stabilisatie, stabiliteit, vastberadenheid standvogel blijver, meeuw, merel, mus, rietmus, roodborstje, spreeuw, standwerker - koopman, (straat)venter standwerker, toespraak van een - boniment stang - bout, buis, cilinder, hoofdtak (gewei), mondstuk (ijzer van een paard), roe, roede, spijl, sta(a)f, pers, staak, steng, stengel, steun, stok, stut, tralie stang in open haardvuur - haalboom stang met greep om grote vuren te reinigen - rakelijzer, sleisijzer stang op een wagen - rong stang tussen de pedaal en de trapas - crank stang waaraan een sloep hangt - davit stang (gebogen) waaraan de sloepen hangen - davit stangen - jennen, plagen sarren stannio(o)l bladtin, tinfoelie, zilverpapier stank - geur, reuk(lucht) stankafsluiter - sifon, zwanenhals stank of geur - reuk stannum sn., tin stans - pons stansen - ponsen, stempelen stanswerk - ponswerk stante pede direct, meteen, onmiddellijk, onverwijld stanza - couplet, strofe, stance stap gang, klem, loop, opstap, pas, schrede, tred, tre(d)e, voetspoor, voetstap stap van telganger - telpas stap voor stap - geleidelijk, stapvoets stapdansen - steppen stapel belt, berg, blok, garf, hoop, klamp, klomp, massa, mijt, opeenhoping, opper, opstapeling, schelf, stapelgek,stellage, stuik, tas, vaam (6 voet hout), vachtdikte, vadem, vim, wollaag stapel drogend gras - opper stapel hooi hooiberg, mijt, opper, rooi, schelf stapel hout houtmijt, tas stapel of tas van hout - stuik stapel plaats - overslaghaven stapel van een houtskolenbrander - meiler stapel veldhooi - opper stapelen - klampen, opeenhopen, ophopen, stouwen, stuwen, tassen, vleien stapelgek - hoteldebotel, idioot, knots, krankzinnig stapel hooi - hooiberg, mijt, opper, schelf, stapel hout - houtmijt, tas stapeling - hoop, stapel, stuwing stapelkommies - magazijnmeester stapellat - strijk stapelplaats depot, emplacement, emporium, entrepot, hooischelf, magazijn, opslagplaats, pakhuis, veem, voorraadschuur stapelplaats gezaagd timmerhout - houttuin stapelput beerput stapelwagen heftruck stapelwolk - cumulus, donderwolk stapelzot - stapelgek staphyleacee - pimpernoot stapje - pasje stappen - benen, gaan, kuieren, lopen, pierewaaien, treden, uitgaan, voortbewegen, wandelen stappen op - optreden stappenteller - pedometer, schredenteller stapper laars, schoen, voetganger stapvoets - langzaam, traag star - bekrompen, bewegingloos, dogmatisch, gespannen, hard, houterig, immobiel, kataleptisch, onbeweeglijk, onbuigzaam, pal, rigide, steil, straf, strak, stram, streng, stroef, stug, stijf star voor zich uit kijken - staren star worden - verstarren stareend - zomertaling staren fixeren, kijken, turen, starheid koppigheid, strakheid, stugheid, vasthoudendheid starnakel - totaal starogen - staren starre - starriet, stern, zeezwaluw starriet - starre start - aanhef, aanvang, afrit, alfa, begin(punt), meet, vertrek(punt) startbewijs - startkaart starten - aanslaan, aanslingeren, aanvangen, aanvangspunt, aanzetten, beginnen, opstijgen, vertrekken starter - aanzetknop, seingever startkaart - startbewijs startklaar - gereed, reisvaardig startlijn - meet startschot - vertrekschot, vertreksein state boerderij, farm, hoeve, hofstede, landgoed, stee, stins statelijk - deftig statenbond (con)federatie, symmachie statenbond betreffend federatief Staten Generaal S.G., kamers, parlement, volksvertegenwoordiging statenloze - apatride stater - munt stater, gouden - didrachmon stater, zilveren - tetradrachmon statica - evenwichtsleer, statisch statie driepoot, drievoet, gala, gebed, karspel, kerspel, kruisweg, opsmuk, parochie, praal, pracht, sier, staatsie, standaard, standplaats, statief, station, tooi, tripode, verdieping, vertoon, voetstuk, zwier statief drievoet, tripode, voetstuk, standaard statiegeld staangeld, waarborgsom statiekleding gala, rok statiekleed - ornaat, robe,talaar, toga statiekoets galakoets, karos statiepruik uit de dagen van Lodewijk de veertiende allongepruik statiewagen - karos statiezetel van vorst troon statieus pralend, pronkend, sierlijk statig afgemeten, deftig, (eerbied)waardig, fier, indrukwekkend, langzaam, (muz.) largo, ingetogen, koninklijk, majestueus, nobel, parmant(ig), plechtig, plechtstatig, pomposo, stemmig, trots, voornaam, vorstelijk, waardig, weids, zedig statig klinkend - groots statigheid fierheid, parmantigheid, waardigheid station halte, losplaats, statie, stop, treinhalte stationcar - combi station in Amsterdam C.S., A.S., M.S., Amstel, Centraal, Muiderpoort, Sloterdijk station in Den Haag H.S., S.S., Haagse spoor, Mariahoeve, Staatsspoor, station in Leiden Lammenschans station in Rotterdam D.P., Blaak, Centraal, Feijenoord, Lombardije stationkiezer afstemknop station (Vlaams) – statie stationsklok - spoorklok statisch evenwichtig, onveranderlijk, rustig, stabiel, stilstaand statistische kaart - cartogram statische strategie beleg, linie, stelling statist - figurant, medespeelster statue standbeeld status - hoedanigheid, image, positie, rang, stand(ing), toestand status quo - toestand statuur gestalte, lichaamslengte, postuur, statuut grondregel, instelling, reglement, verordening, voorschrift stavast flink, ferm staven - aantonen, bekrachtigen, bevestigen, bewijzen, documenteren, evinceren, motiveren, sterken, steunen, waarmaken stavenbundel met uitstekende bijl - fasces staving - bevestiging stayer - hardrijder steak - biefstuk stearinem - kaarsvet, talkvet stearinezuur - talkzuur stede plaats, plek, stad, stee stadebouwer - planoloog stedenbouwkunde planologie stedenbouwkundige planoloog stedehouder ban, gouverneur, landvoogd, nabob, plaatsvervanger, podesta, satraap stedehouder Gods paus stedelijk gemeentelijk, municipaal, stads, steeds stedelijk overheidspersoon, oud - schepen stedelijke politie gemeentepolitie stedeling burger, glee, oord, poorter, stadsbewoner, stadsmens stee boerderij, hoeve, hofstede, plaats, plek, stad, stede, woonplaats steeds aanhoudend, alaan, aldoor, almaar, altoos, altijd, bestendig, continu, doorlopend, eeuwig, gedurig, geregeld, gestaa(di)g, herhaaldelijk, immer, onafgebroken, onophoudelijk, permanent, regelmatig, semper, staag, stedelijk, steevast, telkens, urbaan, voortdurend steeds (muz.) - semper steeds doorgaand - permanent steeds hoger - excelsior steeds meer alleen zijn vereenzamen steeds op voordeel uit - berekend steeds opnieuw - telkens steeds terugkerend herhaaldelijk, repeterend steeds terugkerende bezigheid - dagwerk steeds voorkomend - doorgaand steeds weer alaan, aldoor, telkens steedse beschaving - urbaniteit steeg drift, pad, slop, slurf, steg, straatje, weggetje steek balletje, breisteek, gons, hoofddeksel, knoop, maas, mastworp, naaisteek, partituut, pik, prik, punctie, punctuur,punthoed, rondtorn, spade, stoot, worp, zuurtje, steek (in de - laten) - begeven, heengaan,schenken, verlaten steek met een dolk - dolksteek steek onder water - zet steekbank - houtbank steekbeitel - fermoor, guts, guds steekbekken ondersteek steekboog segmentboog, steunboog, toog steekbrander lasapparaat steekbrem - gaspeldoorn, gaspeldoren steekbijl - snik steekcontact - stekade, steker, stekker steekdegen - pallas, schermdegen, steekdegen steekdistel melkdistel steekdoorn - kruisbes steekdoos - aansluitdoos, stopcontact steekgrond ankergrond steekhevel -kolfglas, kromhals, pipet, retort, zuigbuis steekhoudend aannemelijk, afdoend, degelijk, deugdelijk, juist, krachtig, logisch, overtuigend steekijzer graveernaald, graveerstift steekkontakt stekker steeklijn - beslagseizing, bindsellijn (zeew.), steekmug -bijtmug, langbeen, mosquito, muskiet, neefje steeknet - slaghaam steekneus - bolderik steek of punthoed - mijter steekorgaan angel, pen steekpalm - hulst steekpan - ondersteek steekpartij vechtpartij steekpenningen - corruptiegeld, fooi, handgeld, omkoopgeld, omkoopsom, smeergeld steekpenningen geven omkopen steekpenning om een huurcontract te krijgen - sleutelgeld steekpriem - ponsoen, steekijzer steekriempje - ponsoen steeksleutel - loper steekschoor - korbeel steekspel - lansspel, ringrijden, ringsteken, toernooi, tornooi, tournooi, wapenspel steekspeld sierspeld steekvlieg blindaas, brems, daas, paardevlieg, runderhorzel tsetsevlieg steekvogel - sperwer steekwagen - schepper steekwapen - angel, bajonet, dagge, degen, degge, dolk, floret, hartsvanger, kris, lans, mes, ponjaard, rapier, rentjong, sabel, speer, spies, spiets, steekdegen, stekade, stilet, stiletto steekwerktuig - steker steekwoordje - custos steekijzer - graveernaald, graveerstift steel – bloemstengel, greep, groente, handgreep, handvat, handvatsel, helm, hersenverbindsel, moesgrond, pijpesteel, raapsteel, raapzaad, schacht, stengel, stok steel met metalen punt - spies steel of heft verwijderen - demancheren steel van een stenen pijp - schenk steelblaadje - bracteola steelhuis van een schop - dil, dille steeliep - trosiep steel of heft - greep steelpan castrol, kastrol, koekenpan, melkkan, poffertjespan steels achterbaks, bedekt, geniepig, heimelijk, onmerkbaar, onopgemerkt, stiekem, tersluiks, verholen, verscholen steel van een stenen pijp - schenk steelsgewijs - furtief, kruipelings, verholen stoeltje in bloem - helmdraad steeltje van bessen ontdaan - aalbessenrits steelvormig - stipiform steelworm - poliep steelziekte - druivenziekte, kleptomanie steelzucht kleptomanie steelzuchtige - kleptomaan steelzwam - buiszwam steeman - stadsmens, stedeling steen aluin, amaril, amber, arduin, asbest, baksteen, basalt, calculus, dioriet, eterniet, grafiet, graniet, grind, grint, kei, kiezel, kinderhoofdje, klinker, linker, kwarts, lapis, lel, marmer, porfier, tegel, wolfram, zerk steen kei, kinderhoofdje, klinker, lithos, tegel, zerk, steen der hulpe - Eben Haëzer steen der wijzen - alchemie, alchimie, magisterium steen gebruikt voor molen - molensteen steen in de gevel - gevelsteen steen in een ring - bag, bagge, camee steen met inschrift in de muur - gevelsteen steen ter herinnering aan een - feit, gedenksteen steen uit de Ardennen - arduin steen van de wijzen - magisterium steen van een hunebed - megaliet steen van het dambord - damschijf steen van marmerbrokjes en cement - granito, kunststeen steen voor reiniging - puimsteen steen waarop een balk rust - korbeel steenachtig - stenig steenachtige aanslag in waterketels - ketelsteen steenachtige heuvel uit de bijbel - Sion steenachtige zelfstandigheid - steenafval bik, puin steenafval in de galblaas galsteen - bik, puin steenahorn - esdoorn steenaltaar - dolmen steenbakker - tichelaar, tiohelbakker steenbakkerij - geleg, steenfabriek, steenoven steenbakkerswerktuig - strengpers steenbakkerij - geleg steenbank - rif steenbarmpje - barmsijsje steenberg - hoop, puinhoop, stort, stortplaats steenbikker - tapuit steenbloem - parnaskruid, strobloem, stortplaats, zandroerkruid steenbok Capricornus, gems steenbokskeerkring Zuiderkeerkring steenbolk dorsvis steenboorder folade steenbrak parforcehond steenbreek - wederdood steenbreekachtigen - saxifragaceeën steenbreekachtige plant - aalbes, concasseur, doornbes, goudveil, hortensia, jasmijn, klapbes, kruisbes, kruisdoorn, moederplant, ribes, spirea, steenbreker, stekelbes steencel - sclereïden steencultus - baetylisme, litholatrie, steenverering steen der wijzen - magisterium steendistel - mariadistel steendog - mopshond steendood morsdood steendrogerij - tasveld steendruk lito, litho, lithografie steendruk in kleuren - lit(h)ochromie steendrukken - lit(h)ograferen steendrukker - lithograaf steenduif – holenduif, rotsduif steenekster klapekster, klauwier steeneppe - bisschopskruid steenfabriek - steenbakkerij steengeit gems, klipgeit steengeschut - bombarde, verwijt steengoed – gres, prima steengoed feestje - knalfuif steengraf - hunebed steengravure - litho steengruis bik, grit, mortel, puin, split, steengroeve latomie steengruis - bik, macadam, metselspecie, mortel, puin, rons, steenslag steenhard hardvochtig, keihard, ongevoelig, onvermurwbaar, onwrikbaar steenhars - asfalt, retiniet steenhechting cement, mortel, specie, tras, steenhout - xyloliet steenhouwer - latomus steenhouwerslongziekte - silicose steenkalk - aardwas steenkarper - kroeskarper steenkenner - delfstofkundige, mineraloog steenkennis - lithologie steenklaver - mallote steenklip rots steenklomp rots, kei, rotsblok, rotsklomp steenkneuter - fratertje steenkolen - arang, hoelie, hoelt|e(Z.N.) steenkolensjouwer - tremmer steenkolenwagen tender steenkoolmijn in Nederland Emma, Maurits steenkoolperiode - Carboon, karboon steenkoolprodukt alizarine, aniline, cokes, gas, nylon, plastic, teer steenkool, soort - anthraciet, cokes, esskool steenkraai - alpenklauw, alpenraaf steenkruid - winterkers steenkruiper - snotolf steenkrijter - gierzwaluw steenkunde - lithologie steenmarter fluwijn, huismarter steenmassa berg, hunebed, klip, klomp, puinhoop, rots, ruïne steenmeeuw - neusvis, sneep steenmeteoriet - aëroliet steenmetser - torenvalk steenmot keldermot, pissebed steenolie aardolie, petroleum steen op een graf - zerk steen oud hoogbejaard, stokoud steenpaapje barmsijsje steen pek asfalt steenpimpernel - bevernel steenplaat - grafsteen, zerk steenplant - lithofiet steenpoeder - steenstof, zand steenpoliepen - madrepora steenpuin van een gletsjer - morene steenpuist bloedvin, bloedzweer, furunkel, steenzweer steenrat - marmot steenroos - alpenroos steenrots - granietrots, petro, (Gr.) petros steenrots – arduin, bazalt, graniet, kel, kwarts, marmer steenschaap/wild. . . moeflon, muffeldier steenschrijf kunst - lithografie steenslag - bik, grit, macadam, puin, split steenslag voor de spoorbaan - ballast steenslag voor het verharden van wegen - macadam steenslijper - tapuit steensmetser - torenvalk steensnede - sectie steensnijder - etser, graveur, lithotomie, zegelsnijder steensnijkunst - glyptiek, lithoglyfie, litoglyfie, steensoort agaat, albast, aluin, amaril, amber, arduin, asbest, basalt, eterniet, git, graniet, grafiet, grind, grint, jade, jaspis, kiezel, kornalijn, kwarts, leisteen, maansteen, marmer, nefriet, onyx, porfier, vuursteen steenstof - steenpoeder, zand steentalk - aardwas steentekenaar - lithograaf steentekenen - lithograferen steentijdperk, deel van het - mesolithicum, neolithicum, paleolithicum steentje - kiezel steenuil - boomuil, huipke steenvalk - dwergrotsvalk, krem, merlet, merlijn, rotsvalk, snelleke steenvaren - boerenwormkruid steenvink oeverloper steen van een hunnebed - megaliet steenvlas amiant, asbest steenvrucht abrikoos, amandel, hazelnoot, kers, noot, okkernoot, paranoot, perzik, pinda, pruim, walnoot, steenvruchtdragende - amandel steenvrucht met eetbare pit - amandel steenwapen - blijde steenwerk grès steenwichelarij - lithomantie steenwording - llthiflcatle, verstening steenworp - smeet steenziekte - llthiasis steenzout - haliet, kaliumnitraat, keukenzout, klipzout, salpeter, steenzinde - asbest steenzuiger - snotolf, steenkruiper steenzwaluw - gierzwaluw, torenzwaluw steenzijde - asbest steerntje - vogelmelk steevast altijd, bestendig, geregeld, steeds, stellig, vast steevoogd - gouverneur steewaarts stadwaarts steg steeg, vlonder, vonder, vondel, (voet) pad steganografie - cijferschrift (geheim) stegel - stijgbeugel, trapje stegelgreep krulmoer, schroefmoer, stijgbeugel steggelen harrewarren stegomyia - tijgermuskiet steiger - aanleg(plaats), bordes, getimmerte, ka, kaai, kade, losplaats, metselsteiger, paalwerk, pier, schilderstellage, stellage, stelling, stoep, trap steigerbalk - dwarspaal, juffer, steigerpaal steigeren - klimmen, verhefen steigeren van koeien - staggen steigergeld aanleggeld, aanleglasten steigerpaal juffer steil bekrompen, dogmatisch, hard, hellend, loodrecht, orthodox, rechtwandig, rechtzinnig, star, sterk streng, stroef, stijf, steil hellinggedeelte steilwand steile bergkloof - bergspleet, canon, canyon steile hoogte - steilte steile hoogte van steen - klip steile kust - falaise, fjordenkust, klif(kust) steile rots in zee klip, klif; verhevenheid . steile rotskust (Fr.) - falaise steile zijkant van een rots - rotswand steilheid - steilte steiloor - ezel, padant, stijfkop steilorig eigenwijs, eigenzinnig, bekrompen, halsstarrig, koppig, stroef steilte afgrond, bodemverheffing, duin, halsstarrigheid, helling, hoogte, kam, klif, klim, klip, kloof, piek, spits, stroefheid steilwandig erosiedal - canon Steiner, leer van Rudolf - antroposofie stek aasplek, bakenstokje, ent, houtstek, loot, poot, rijs, spruit, takje, telg, uitschot, visplek, voerplek, ijzerstek stek (Ind.) - bibit stekaas - kokerworm stekade - degen, steekdegen stekel – aanhangsel, angel, distel, doorn, doren, prikkel, punt, stekelbaars, uitwas stekelachtig - bits, borstelig, pikkelend, prikkelig, puntig, scherp, stekelig, stekelbaars - gasterosteida, stekel, stekeling stekelbos - haagdoorn, wegedoorn stekeldraad - prikkeldraad stekeldraak - pieterman stekelhaar - kemp(vezel) stekelhuidig - zeeegel stekelhuidig dier echinodermata, egel, kamster, medusahoofd, oranjekamster, slangster, stekelvarken, tripang, zeeappel, zeebuidel, zeeduivel, (zee)egel, zeeklit, zeekomkommer, zeelelie, zeester, zonnester stekelhuidigen - echinodermata stekelig bits, borstelig, distelig, doornig, epigrammatig, epineus, gekarteld, gepunt, getand, hatelijk, hekelend, lastig, netelig, piekerig, puntig, ruig, ruw, scherp, snar, snibbig, spitsig, venijnig, vinnig stekelig gezegde - pikanterie stekelig voorwerp - doorn stekelige aanmerking - glos, sneer stekelige baardhaar - stoppel stekelige doornstruik - braam stekelige knop - klis stekelige opmerking - naaldeprik, naaldesteek, speldeprik, speldesteek stekelige opmerking maken - alluderen stekelige plant - brandnetel, cactus, distel, doorn, netel, roos stekelige uitwas - stekel stekelige zetten geven - pointileren stekeligheid - pikanterie stekelkruid - scheren stekelpapaver - argemone stekelpuntig - mucronaat stekelrog - zeepinksternakel stekels, van-voorzien - echinaat stekelvarken - egel stekelvinnige vis baars, knorhaan, makreel, pieterman, poon, puitaal, zeehaan, zwaardvis stekelvinnige trekvis makreel stekelvinnige zeevis - knorhaan, pieterman, poon, puitaal, staartrog, zeebaars, zeehaan, stekelzwam - hydnum, sarcodon steken - aanhitsen, beledigen, borduren, boren, duwen, haperen, hekelen, indoen, krenken, kwellen, nopen, prikken, pikeren, plaatsen, porren, prikken, pijnigen, stikken, stoppen, stoten steken blijven haperen, stokken stekend - bijtend, grievend, pikant, prikkend, pungent, puntig, pijnlijk, scherp stekend insect - horzel stekende los maken - opsteken stekje aflegger, ent, griffel, loot, poot, propago, rank, spruit stekjes aanbrengen - enten stekkeling - stek stekken beledigen, borduren, enten, gooien, hekelen, oculeren, prikken, steken, stikken, vastgrijpen, werpen stekken aanbrengen enten, poten, stekken uitzetten planten stekker - contactstop, plug, steker, stopcontact stekkerdoos - stopcontact stek of loot - scheut stekworm - ritnaald stel bedstel, borrelstel, bowlstel, duo, garnituur, gasstel, gebakstel, koppel, onderstel (wagen), ontbijtstel, orde, paar, petroleumstel, set, span, stand, stelletje, team, toestel, troep, twee(tal), twin, zoodje, stelberg - stelle stel bij elkaar behorende voorwerpen garnituur, set, stel bovenkleren - jurk, kostuum, pak stel ganzen koppel stel haringen school stel haringnetten - vleet stel herten roedel stel jachthonden meute stel juwelen - parure stel kaarten - flik stel kippen - toom stel mensen - boel, bubs, duo, echtpaar, koppel, paar troep, zwik stel met edele stenen - parure, paruur stel netten - vleet stel paarden - gespan stel spelers - elftal, team stel vaatwerk - servies stel van twee mogelijkheden - alternatief stel visnetten - vleet stelberg - stelle stele grafzuil, zerk stelen - afkapen, askenen, dieven, gappen, jatten, kapen, ontfutselen, ontgoochelen, ontvreemden, pakken, pikken, planteren, plunderen, posteren, ratsen, rollen, roven, situeren, stropen, susteneren, toeeigenen, trimmen, verdonkeren, verdonkeremanen, verduisteren, wegpakken steler dief, gapper, jatmoos, jatter, kaper, pikker, rover stelkunde algebra stelkundig algebraïsch stellage - bouwsteiger, getimmerte, rek, schavot, steiger, stelling, tribune, verhoging stellage of verhoging voor nabootsing - katafalk stelle - aardheuvel, herdershut, hoogte, stellen bepalen, beweren, leggen, maken, plaatsen, opperen, opstellen, poneren, redigeren, regelen, richten, sustineren, taxeren, vaststellen, veronderstellen, voordragen, zetten stellen van een probleem problematiek stellend - positief stellende trap - positivus, positief steller - relatant, schrijver, stilist, vermelder stelletje - duo, paar, paartje, tweetal stellig absoluut, bepaald, beslist, decisief, gefundeerd, gegarandeerd, (ge)wis, nadrukkelijk, onbeweeglijk, ongetwijfeld, perse, pertinent, positief, reëel, theorie, uitdrukkelijk, uitgemaakt, uitgesproken, vast, vastelijk, volstrekt, voorwaar, waarachtig, waarlijk, werkelijk, wezenlijk, wis, zeker, zekerlijk, stellig en beslist – waarlijk, zeker stelligheid aplomb, zekerheid stelling axioma, beginsel, bewering, bouwsteiger, dogma, hangstelling (glazenwassers), leer, opstelling, opvatting, plaats, positie, postulaat, rek, schavot, situatie, standplaats, steiger, stellage, teorema, tese, tesis, test, thema, theorema, theorema, theorie, these, thesis, tribune stelling op scheepswerf - stapel stelling voorafgaande aan een sluitrede - premisse stelpen bedaren, lenigen, stillen, stoppen, stuiten, verminderen stelphuis - stolp stelregel - beginsel, dogma, grondregel, leer, leerwijze, richtsnoer stelsel dogma, ethiek, etiek, leer, methode, muntstelsel, regiem, regime, samenstel, systeem, theorie, zenuwstelsel, zonnestelsel stelsel dat invoer overbodig maakt - autarkie, selfsupporting stelsel in de geologie - neptunisme stelsel van afgesproken woorden en tekens code stelsel van assen - coördinatenstelsel stelsel van betalen bank, cheque, giro stelsel van de dubbele standaard - bimetallisme stelsel van oppermacht ter zee - navalisme stelsel van vergunningen - licentiestelsel stelsel van waterlijnen in papier - vergure stelsel van werkwijzen of handelingen systeem stelsel voor bescherming van de handel enz. van eigen land - protectionisme stelsel voor het voortrekken van gunstelingen - favoritisme stelselmatig consequent, geordend, methodisch, opzettelijk, ordelijk, principieel, systematisch stelselmatige indeling - systematiek stelt - lopstok, staak steltloper - bontbekplevier, eiber, eidebaar, flamingo, franjepoot, goudkievit, goudplevier, griel, griet, grutto, ibis, kemphaan, kievit, kluut, koet, kraanvogel, lepelaar, maraboe, ooievaar, plevier, pluvier, ral, reiger, renvogel, roerdomp, snep, snip, steenloper, strandloper, trapgans, uiver, waterhoentje, watersnip, wulp steltvogel - eiber, koet, snep, snip steltlijn stijl stem alt, bariton, bas, geluid, keel, kiesstem, kinderstem, klank, mannenstem, mezzo, mezzosopraan, orgaan, roepstem, sopraan, spraakorgaan, spreekwijze, strot, tenor, volume, vrouwenstem, zangorgaan, zangstem stem (Lat.) - votum stem betreffend - vocaal stem die tot iets aanspoort - wekstem stem en spraakkundige logopedist stem geschikt tot zingen - zangstem stem- of spelproef - auditie stem uitbrengen - balloteren stem (de) wisselen - muteren stemband plica stembiljet stembriefje stembriefje - ticket stembuiging - accentuatie, inflexie, intonatie, modulatie, toon stembus - urn stembusstrijd verkiezingsstrijd stemdwang - opkomstplicht, stemplicht, stemgeluid - accent, timbre stemgerechtigd stemhebbend stemgerechtigde kiezer stemgerechtigde bij de Roomse koning - keurvorst stemgever - votant stemhebbend explosief - media stemhebbende - media stemhebbende klank - media stemhebbende medeklinker - media stemhebbende occlusief - media stemheffende explosieve klank - media steminstrument voor piano's - chromameter stemkundige - logopaedist, logopedist stemloos - stom stemloosheid - afonie, stomheid stemmen - intoneren, kiezen, opineren, toonregeling, vota, voteren stemmen over toelaten van een lid - balloteren stemmen verzamelen of opnemen - scrutineren stemmer van een piano - accordeur stemmig bedeesd, deftig, droefheid, eenvoudig, ernst, ernstig, gedekt (kleur), gereserveerd, ingetogen, onopvallend, opgewektheid, optimisme, sfeer, sober, statig, vrolijkheid, zedig stemming - aandoening, animo, ballotage, bui, denkwijze (algemene), diapason, dispositie, drift, eenvoudig, ernst, geest, geestesgesteldheid, gemoed, gemoedsaandoening, gemoedsgesteldheid, gesteldheid, gevoel, gezindheid, gezwollenheid, hartstocht, hartstochtelijkheid, hoogdravendheid, humeur, klankmoedigheid, luim, mentaliteit, nood, onverschrokkenheid, patos, sfeer, tendens, toestand, verbolgenheid, verkiezing, votum, vrolijkheid, zogestemd, stemming - referendum stemming in een kring - sfeer stemming over aanneming van een lid - ballotage stemming over toelating als lid - ballotage stemovergang - modulatie stempel afdruk, bloemdeel, cachet (fig.), doorslag, drevel geaardheid (fig.),, geaardheid (fig.) hoedanigheid, indruk, karakter (fig.), kenmerk, kenteken, keur, merk, merkteken, piston, ponsoen, schoor, stamp, stamper, steunbalk, steunbeer, stut, teken, waarmerk, ijk, zegel stempel aan de bloemstamper - stigma stempel om tegels mee te drukken - stamp stempel op het ondervlak van een ponshamer - paap stempelaar werkloze stempelbeeld - beeldenaar stempelen - markeren, ken(merken), schoren, signeren,stampen, stutten, tjappen, zegelen stempelhout - drevel stempeling op voor- en keerzijde - beeldenaar stempelmerk keur, muntslag, ijk, zegel stempel of ijk - merk stempelsnijder - graveur, medallleur stemspleet glottis stemsysteem - couloirstelsel (in aparte hokjes) stemtoon diapason stemuitbrenging votum stemval cadans stemverandering in de puberteitsjaren - mutatie stemverbetering - foniatrie stemverheffing - arsis, emphase, roep(en), schreeuw stemvork - accordoir, diapason stemwerktuig stemorgaan stemwisseling - mutatie stemzwakte - afonie, fonasthenie stencil - afdruk stenclimachine - cylostyl stenen klagen, steunen, weeklagen, zuchten stenenbakker - tichelaar stenen beeld in leeuwegedaante - sfinx stenen beer - landhoofd, muur (met scherpe rug in gracht), muurstuk, stormdak, waterkering stenenboogbrug - heul stenen bij gletscher - morene stenen buitenbekleding van een muur - parament stenen die op gerstekorrels lijken - cenchrieten stenen doodkist sarcofaag stenen fles - kruik stenen fluit - ocarina stenen gereedschap - eoliet stenen gootje aan daken van kerken en torens - spijer stenen huis (Friesland) stins stenen kolom obelisk, pilaar, zuil stenen kopje - lok stenen landhoofd - pier stenen lange pijp - gouwenaar stenen legger - metselaar, stratenmaker stenen met specie voegen - metselen stenen naald obelisk stenen opstap bordes, stoep, stoepsteen stenen pijp - gouwenaar stenen stapelen met cement - metselen stenen vat - bierkan, bierkruik, gendih, kruik, tijkbus, urn, urne stenen vergiet - gatenplateel, vergiettest stenen vloerbedekking - plavuis stenen vuurpot test stenen wand muur stenen wapen - silex steng - staaf, staak, stang, stengel, stok, vlaggenmast, vlaggestok stengel caulis, halm, klauwier, koekje (zout), rank, spriet, staaf, stang, steel, steng, stok, stoppel, vlaggestok, wortelstok stengel met bladeren - rank stengel van bonen en erwten - stommel stengel van grassen - halm stengel van kool - stronk stengel van koren - stro stengelaaltjes in rogge - reup stengelachtig gewas - gras, riet stengelbegroeiend - caulicot stengelbloei - cauliflorie stengeldeel - geleding, klauwier stengelgroente - asperge, bleekselderij, postelein, rabarber, waterkers stengelknol - aardappel, aronskelk, arum, crocus, dahlia, stok, tulp, tijloos stengellid - internodium stengelloos - steelloos, zittend stengelloze woekerplant in Indonesië - rafflesia stengel met bladeren rank stengelmoes - raapzaad stengelomvattend - amplexiaal stengel van graan - strohalm stengun - mitrailleur, sten stenig - rotsig, steenachtig stenigen - stenen steniging - lapidatie stennis - drukte, herrie, kabaal, ophef, stampei stenograaf - kortschrijver, snelschrijver stenografie kortschrift, snelschrift, steno stenotoop - stenoek step autoped, loopfiets, onestep, opstapper, ped, stapdans, twostep step-in - korset steppe - grasvlakte, llano, pampa, poesta, prairie, toendra steppe in Frankrijk- lande steppe in Hongarije - poesta steppe in Noordamerika - prairie, savanne steppe in Rusland - toendra steppe in Sovjet-Unie - Baraba steppe in Zuidamerika - llano, pampa steppebewoners nomaden steppedier bizon, mustang steppegras alfagras, halfagras, pampasgras steppeherder - llanero steppehond - hyena steppekat - caracol, karakol, los, lynx, manoel, zwartoor steppen - autopetten stepperuiter - kozak steppevos - korsak ster - 3 eta 4 Apus, b�ta, Ceti, diva, Enif, Izar, jota, Mira, nath, Umik, Vega, wega, zeta 5 Akrab, Algol, Alkor.Argus, algol, aster, astra, atair, barst, Cygni, Deneb (in de zwaan), Dubbe, deneb, Gemma, gamma, gemma, Hamal, licht, Merak, Mizar, Rigel, rigel, Spica 6 Megrez, Akyone, Alamak, Altair, Antkia, Boteïn, Castor, Cephel, etamin, Fornax, Hyaden, Kochab, Markab, Menkar, Mirach, Phekda, Pollux, pollux, Scheat, Sertum, Setula, Srius, Sirrah, Tucana 7 Algenib, Algieba, Algorab, Alphard, Antarus, Asellus, Canopus, Capella, epsilon, Lalande, Nasakon, Perseus, Phoenix, Pleaden, Polaris (poolster), Procyon, Regulus. Schedar 8 Achernar, Aquuleus, Arkturus, Borealis, denebola, filmster, Hercules, hemelbol, Lacaille, Praesepe, Salaphat, Scheliak 9 Aldebaran, Alderaman, Andromeda, Bellatrix, Centaurus, Fedorenko, Mesurthim, ordeteken, Reticulum, voorhoofd (Z.N.) 10 Alcalurops, Azelfafage, Benetnasch, Betelgeuze, Chamaeleon, Genimorium, Jacobsstaf, primadonna 11 beroemdheid, Cassiopejae, theaterster 12 hemellichaam ster (Perzisch) - stareh ster die plotseling opkomt en gauw verbleekt - nova ster in het sterrenbeeld 'De kleine Beer' - Noordster, Polaris, Poolster ster in sterrenbeeld de Lier - Wega ster in sterrenbeeld de Maagd - Korenaar ster in sterrenbeeld de Zwaan - Deneb ster uit het sterrenbeeld Draak - Etamin ster uit het sterrenbeeld Grote Beer - Columbo, Duif, Schip steraliseren - inmaken sterallures - kapsones sterappel - sterrenet sterbladeren - rubiaceeën sterbladige plant druifkruid, gardenia, kina, koffieboon, kolokwint, meerkrap, walstro stère s, wissel stereofonisch - stereo stereometaal - messing stereometrisch lichaam - prisma stereotiep - onveranderlijk, vast stereotype - stiep stereotyperen - stiepen sterfbed doodsbed sterfelijk aards, vergankelijk sterfelijkheid - modaliteit, mortaliteit sterfte dodelijkheid, doodgaan, letaliteit, mortaliteit, overlijden, sterftegeval, sterven, totaliteit sterfte onder het vee - nagana, trypanosomiase sterfte onder ratten - rattepest sterftecijfer - letaliteit, mortaliteit, sterftetal sterfte onder het vee - nagana sterfgeval - lijk stergewelf uitspansel steriel - bacterievrij, doods, dor, gedesinfecteerd, kiemvrij, ontsmet, onvruchtbaar, rein steriliteit onvruchtbaarheid sterk doortastend, durabel, duurzaam, energiek, erg, fel, ferm, fiks, flink, fors, geducht, gespierd, gestaald, geweldig, gezond, groot, haai, hecht, heftig, hevig, intens, kloek, krachtig, kras, levendig, machtig, massief, moedig, nameloos, overdreven, potig, rans, ransig, rins, robuust, scherp, solide, standvastig, stevig, stoer, straf, strak, streng, strenuus, struis, taai, talrijk, vast, vitaal, zwaar sterk (med.) - profuus sterk (muz.) - forte sterk ademhalen - hijgen sterk afdingen - penteren, pingelen sterk aftreksel elixer, essence, extract, tinctuur sterk belust - gaarne, gebrand, graag, gretig, tuk sterk beven - bibberen, rillen sterk beweeglijk - dynamisch sterk binden - garotteren sterk boeien - fascineren sterk bijtend zuur - salpeterzuur sterk bijtmiddel - vitriool sterk doen uitkomen - prononceren sterk driedraads touw - marlijn sterk drukken - persen, pressen sterk en gespierd atletisch sterk en snelwerkend drastisch sterk extract - elixer sterk gebogen neus - haviksneus sterk gebouwd - adletisch sterk gehecht - verknocht sterkgekruid - peperig, pikant sterk gekruid vleesgerecht ragout sterk gekruide worst - cervelaat sterk gekruld haar - koeskop sterk genoeg - bestand sterk gespierd - atletisch, herculisch, potig sterk glimmend glazuur - porselein sterk goed bombazijn, manchester sterk grof weefsel - kanvas sterk hellend - steil sterk herinneringsvermogen - hypermnesie sterk kerkelijke gezindheid - klerikalisme sterk klevende halfvloeistof - pek sterk kruid - peper sterk kruiden aftreksel - tinctuur sterk linnen weefsel - canvas sterk maken - stalen, sterken, stijven sterk minachten - verachten sterk naar iets verlangen - aspireren sterk op de voorgrond treden - domineren sterk overdreven (muz) forte sterk oxyderend gas - ozon sterk persoonlijk - subjectief sterk riekende stof - muskus sterk roken - dampen, puffen sterk samendrukken - persen sterk samenhangend - aderaal, taai sterk smakend - garstig, rans, ransig, ranzig sterk sprekend - beslist, expressief, geprononceerd, uitkomend, veelzeggend sterk stijgend steil sterk tegenspartelen - dwarsdrijven sterk uitkomend - beslist, geprononceerd, markant, sprekend sterk van geest - mentaal sterk van smaak - garstig, rans, ranzig sterk van spieren - herculisch, musculeus sterk verlangen begeerte, begeren, dorsten, droom, haken, hunkeren, popelen, reikhalzen, smachten, snakken, wens, zucht, zuchten sterk verlangen om hogerop te komen - ambitie sterk verlangend begeren, begerig, smachtend, talen, sterk verminderen van de bevolking door epidemie - decimeren sterk vooruitspringende kin - wuit sterk water - alcohol, formal, nitraat, salpeterzuur, spiritus sterk weefsel bombazijn, manchester sterk wensen - begeren, verlangen sterk werkend - drastisch sterk werkend slaapmiddel - luminal sterk zelfgevoel - eigenwaarde, hoogmoed, laatdunkendheid trots sterke aandrang - aandrift, ijver sterke aandrang voor een zekere zaak - roeping sterke afkeuring - reprobatie sterke beenderen - benig sterke begeerte - dorst, hartstocht, zucht sterke begeerte naar rijkdom - gouddorst sterke beroering - emotie, ongerustheid, onrust, opwinding, sensatie sterke beroering van het gemoed - sensatie, opwinding, emotie sterke beving - siddering sterke daling en rijzing van zeewater - agger sterke draaibare lichtbron - zoeklicht sterke drank advokaat, alcohol, anisette, arak, benedictine, berenfang, boerenjongens, brandewijn, borrel, brandy, campari, cognac, gedistilleerd, gin, grog, jenever, kirsch, klare, likeur, pernod, rum, spiritus, spraakwater, whisky, wodka sterke drank in het klein verkopen - tappen sterke drank stoken - distilleren sterke dranken alcoholica, emotie, patos, sensatie, spiritualiën sterke geest - mentaal sterke gemoedsaandoening pathos sterke gemoedsbeweging - enthousiasme, drift, passie sterke geur verspreidende stof - balsem sterke gevoeligheid voor indrukken - sensitiviteit sterke gewaarwording - sensatie sterke herinnering - hypermnesie sterke indruk maken - frapperen sterke indruk makend - frappant, imposant, indrukwekkend sprekend, treffend sterke innerlijke aandrang - roeping sterke kaart troef sterke kant fort sterke kerel - krachtpatser, mannetjesputter sterke koffie espresso sterke man - Atlas, atleet, beer, kerel, krachtpatser, hercules, mannetjesputter, reus sterke neiging - hang, penchant sterke noodzaak - dwang, urgentie sterke onaangename geur - stank sterke oorlogsvloot armada sterke oostenwind in de Straat van Gibraltar - Levant sterke opwelling - aandrift, bezieling, drang, impuls, neiging sterke opzwelling - bezieling, drang, impuls, instinct, neiging sterke pees tussen hiel en kuit - achillespees sterke prijsstijging boom, hausse, inflatie sterke roker - kettingroker sterke ruwe kerel - stier sterke ruwe vrouw - haaibaai, heibei, mannetjesputter, manwijf sterke stijging van koersen boom sterke smaak - gerstig, rans, ranzig sterke stof bombazijn, corduroy, eboniet, fiber, manchester sterke strijdster - (vrouwennaam) Gerarda sterke takel - gijn sterke vent - beer, hercules, hercuul, mannetjesputter, reus sterke voorliefde - zwak sterke was van een rivier bandjir sterke weerzin afschuw sterke wind - orkaan, storm, tyfoon sterke zijde - fort sterker - krachtiger sterkedrankgebruiker - borrelaar, drinkebroer, dronkaard sterkedrankstoker - brander, distillateur sterken - bijstaan, harden, laven, stalen, staven, steunen, stijven, versterken sterker (muz.) st., fz., sforzando sterker gaan blazen - aanbollen sterker maken renforceren, stalen, versterken, verstevigen sterker spannen - aanspannen sterker worden aansterken sterkers - tuinkers sterkheid kracht, sterkte sterklasse - spectraaltype sterkoraal - madreporen sterkoralen - astrala, madreporen sterkpap - sterksel sterkriekend kruid - anijs, kruizemunt, maggiekruid, marjolein, rozemarijn, ruit sterkriekende vloeistof - ammoniak, karbol, lysol, sublimaat Sterkste toren van een kasteel - donjon sterkte (Lat.) vis sterkte bastion, bolwerk, bunker, burcht, citadel, concentratie, bemoediging, duurzaamheid, gehalte, flinkheid, fort, fut, gehalte, intensiteit, kasteel, kracht, krasheid, lunet, macht, moed, potentie, schans, stevigheid, talrijkheid, troost, vermogen, vesting, weerstand sterkte (Ind.) benteng, benting sterkte die een stad beheerst citadel, fort, garnizoen sterkte en durf - moed sterkte en kracht - volume sterkte van de uitstraling van de zon - actine sterkte van een oplossing - titer sterktemaat van lenzen - dioptrie sterktemaat voor elektrisch vermogen - watt sterktemaat voor elektrische stroom amp., ampère sterlet steur sterling - st sterlijn - astroïde stern - meeuw, starre, starriet, zeezwaluw steroïdalcohol - sterol sterool - chollesterol sterrebeeld - Orion, sterremuur sterrebloem - aster, sterredistel - kalketrip sterrehoogtemeter - astrolabium sterrekers - tuinkers sterrekroos - callitriche, haarstreng sterrenbeeld - constellatie sterrenbeeld - constellatie, eenhoorn, gesternte, monoceros, perseus sterrenbeeld in de dierenriem - stier sterrenbeeld oven - fornax sterrenbeeld tussen de noordelijke en zuidelijke hemel - Orion
Sterrenbeelden - 3 Ara, Leo, Net, Pijl, Ram Vos 4 Apus, Crux, Duif, Grus, Haas, Lier, Lynx, Lyra, Oven, Paco, Pauw, Raaf, Vela, Wolf 5 Arend, Aries, Beker, Cetus, Draak, Draco, Hydra, Indus, Leeuw, Lepus, Libra, Lupus, Maagd, Mensa, Musca, Norma, Orion, Pyxis, Slang, Stier, Virgo, Vlieg, Zwaan 6 Altaar, Antlia, Auriga, Boötes, Caelum, CanserCarina, Cirkel, Corbus, Crater, Cygnus, Dolfijn, Dorado, Fornax, Gemini, Hydrus, Indiër, Kompas, Kreeft, Octans, Pictor, Pisces, Puppis, Schild, Scutum, Taurus, Tucana, Veulen, Vissen, Volans, Walvis 7 Centaur, Cepheus, Colomba, GoriffeGoudvis, Hagedis, acerta, Liniaal, Pegasus, Phoenix, Sagitta, Serpens, Sextans, Sextant, Uurwerk 8 Aquarius, Circinus, Driehoek, Eenhoorn, Equuleus, Hercules, Kamaleon, Schilder, Schutter, Scorpius, Sculptor, Steenbok, Wagenman, Waterman 9 Andromeda, Centaurus, Delphinus, Luchtpomp, Monoceros, Ophiugos, Reticulum Tafelberg, Zwaardvis 10 Cassiopeia, Chamaeleon, Horologium, Kraanvogel, Microscoop, Schorpioen, Triangulum, Tweelingen, Verrekijker, Vulpecula, Waterslang, Weegschaal 11 Beeldhouwer, Capricornus, Jachthonden, Ossenhoeder, Sagittarius, Telescopium, Zuiderkruis 12 Camelopardus, Graveerstift, Microscopium, Noorderkroon, Paradijsvogel 13 Slangendrager sterren betreffende - sideraal, stellair sterren die veranderlijk zijn - cepheïden sterrenaanbidding - sabaeïsme sterrenbloem - aster, sterrenmuur sterrendienst - Sebaeïsme sterrengroep bij de Pleiaden - Hyaden sterrebhemel - firmament, heelal, sideralejaar, sterrenjaar, sterrentijd, uitspansel sterrenhoogtemeter astrolabium sterreninvloed, leer betreffende de - siderisme sterrenkers tuinkers sterrenkroos - haarsteng, moerashaarsteng, sterre(n)kruid, voorjaarssteng sterrenkunde astronomie sterrenkundig instrument - sekstant sterrenkundige astronoom sterrenkundige eenheid lichtjaar sterrenkundige term - azimut, zenith sterrenkundige uit de 16e eeuw - Galilei sterrenkijker - astronoom, refractor, telescoop, uranoscoop, uranoscopus sterrenkijkerij - astronomie sterrenland sterrenhemel sterrenmeter - astrometer sterrenstand - horoscoop, sideratie sterrenstelsel - Melkweg sterrenstelsel buiten de melkweg - Boötes, Coma, Leo, Pegasus, Perseus, Virgo sterrentafel - efemeride sterrenwacht observatorium sterrenwichelaar astroloog sterrenwichelarij astrologie sterrenzwam - aardster sterresteen - katoog sterretje - asterisk, verwijzingsteken sterrit rally stersteen - psaroliet stertocht - rally stervalk sperwer sterveling - mens sterven - bezwijken, creperen, doodgaan, doodvallen, eindigen, gat,heengaan, inslapen, kraaienmars (blazen), omkomen, ontslapen, overgaan, overlijden, pijgeren, sneuvelen, sneven, succumberen, vallen, verbranden, verdrinken, verscheiden, vuurdood, zieltogen stervensangst doodsangst stervenssponde doodsbed stervijfhoek pentagram stervormig astroïde, radiaaal stervormig lichtverschijnsel - asterie stervormige vijfhoek - pentagram steun - armenzorg, assistentie, balkon, bescherming, bijstand, bijval, console, heul, hoede, houvast, hulp, leuning, ondersteuning, protektie, raad, reling, roeipen, rots, schoor, schraag, schoorbalk, staf, standaard, stok, soelaas, stut, subsidie, support, toeverlaat, troost, uitkering, vaas, verlichting, voetsteun, voetstuk, voorspraak, steun van balken - console steunbalk - beer, contrefort, draagbalk, karbeel, pijler, schoor, schoorbalk, schoorpaal, slaper, sleutelbalk spalk, stander, staander, stempel, stoelpoot, stut steunbalk van een afdak - jak steunbalk van een luifel - jak steunbalk waarop het fries rust - architraaf steunbalkje - spalk steun beeld schraagbeeld steunbeer - contrefort, schraagpijler steun bij het lopen - kruk, rotting, stok steunblaadje - stipella steundraad - stag steun geven - steunen steunen - assisteren, baseren, bluffen, bijdragen, bijstaan, bogen, gesteen, helpen, kermen, klagen, kreunen, leunen, medewerken, onderstutten, pochn, roemen, rusten, schoren, schragen, staven, stenen, sterken, stuiten, stutten, troosten, trots, vertrouwen zuchten steunen op - berusten steunen tegen - leunen steunend adem halen - zuchten, zwoegen steunend vlak - zaat steunende boog - schoorboog, schraagboog steun en toeverlaat - rechterhand steunhout - post, schoor steunhuis van een schop - dil(le) steunkabel op schip - stag steunknie - karbeel, schoorstuk steunlat - karbeel, korbeel steunlat voor planken - keeplat steunlatje - klamp steunmuur - conterfort, schoonmuur steunoverslag - flikflak steunpaal op wagen rong steunpilaar ante, atlant, beer, console, grondzuil, hoekpilaar, hoeksteen, hoekstuk, hoekzuil, kolom, penant, pilaster, pijler, schoorpijler, schoorwal, schoorzuil, schraagpijler, stander, steunbeer, zuil steunpilaren van halffiguren - hermen steunplankje - spalk steunpunt - basis, houvast, karbeel, korbeel, leuning, ondersteuningspunt, pijler, stut, verdedigingsbasis, steunpunt in de tram - lus steunpunt of pilaar in de gedaante van een fors gebouwde man atlant steunpunt voor de marine - marinebasis steunpunt voor een balk in de muur - karbeel, korbeel steunpijler - stut steunsel - console, penanttafel, stut steunsel der scheepsluiken - merkei, scheer, stokken steunspil - stander steuntoestel - schraag steuntouw - bras steuntouw aan mast ravanger(ra), stag, tui, tuier steuntouw van de ra - ravanger steuntrekker - stempelaar, werkloze steun van balkon console steunweefsel - bindweefsel, stroma steunweeftel in planten - collenchym steunzuil - kolom, lastdrager, pilaar, pijler, steunpilaar steunzuil in de vorm van een vrouw - kariatide steur - acipenserida, sterlet steur, gezouten eieren van de - kaviaar steurkrab - palaemonetes steurkuit - kaviaar, stevel laars, ruiterlaars, rijlaars stevelen - doorstappen steven boeg, kromhout, scheepsneus stevenbeeld - boegbeeld, schegbeeld stevenen - koersen, stappen, varen stevenbeeld boegbeeld, schegbeeld stevenloos platboomd vaartuig - aak stevig - compact, corpulent, degelijk, deugdelijk, dik, duurzaam, energiek, ferm, fiks, flink, fors, gezond, grondig, hecht, kloek, krachtig, lijvig, assief, omvangrijk, opperbest, pal, potig, solide, stabiel, sterk, stoer, terdege, term, vast, voedzaam stevig aaien - wrijven stevig aaneen gevoegd - geklonken, hecht, onscheidbaar, onverbrekelijk stevig aan elkaar - vast stevig blad van een boekdrukker - paginapapier stevig doorlopen - stappen stevig drukken - dringen, knellen, (k)nijpen, persen, pressen stevig gebouwd duurzaam, ferm, kloek, krachtig, pal, potig, robuust, sterk, stoer, struis, vast stevig drinken hijsen, peren, zuipenlink, fors, robuust stevig gebouwd - ferm, kloek, krachtig, potig, robuust, sterk, stoer stevig gespierd - atletisch stevig in het vlees - dral stevig jonkman - borst stevig maken - sterken stevig met touw vastmaken - sjorren stevig rondhout - paal stevig stuk papier - kaart stevig verband spalk stevig voedsel erwtensoep, haché, stamppot, hutspot, voedzaam winterkost stevige baby - wolk stevige gang - marstempo, trot stevige kost - boerenkool, hutspot, snert stevige kus - pakkerd stevige meid - Sien stevige por - stomp stevige stof - kaki stevige tros - kabel stevige vent - poteling stevige wind - storm stevige winterkost boerenkool, haché, hutspot, snert, spek stevigen - stijven stevigheid - hechtheid, samenhangend, soliditeit, stabiliteit, sterkte, vastheid steward - hofmeester, verzorger stewardess air hostess, hofmeesteresse, vliegtuigdienster sthenisch - krachtig, vitaal stibium - Sb, antimoon sticht - abdij, bisdom, gesticht, kerk, klooster (goed), stift sticht - bisdom, bisdom, gesticht, klooster (goed), stift Sticht Utrecht sticht - bisdom, bisdom, gesticht, klooster (goed), stift stichtelijk bezielend, devoot, edifiant, feestelijk, godsdienstig, nadrukkelijk, opbouwend, opwekkend, pieus, religieus, troostrijk, troostvol, verheffend, vertroostend, vroom, (ziel) roerend stichtelijk doen - preken stichtelijk geschrift - tractaat, traktaat stichten - aanleggen, aanrichten, bouwen, creëren, doen, erigeren, funderen, grondvesten, instellen, metselen, ontwerpen, oprichten, verheffen, veroorzaken, uiten, uitwerken, verheffen, veroorzaken, verrichten, vestigen, volvoeren Stichtenaar Utrechtenaar stichter bouwer, grondlegger, oprichter stichter van de Stoïcijnse school - Zeno stichter van een godsdienst Boeddha, Mohammed stichter van Rome Remus, Romulus stichter van het oude Perzië Cyrus stichting bouwwerk, fundatie, gesticht, grondvesting, hofje, inrichting, instelling, instituut, lichaam stichting ter vorming van een priester - Sorbonne stichting tot exploitatie van mechanische repro - Stemra stichting uit fondsen - fundatie stichting van jonge componisten - Gaudeamus stichtingsdag - dies, oprichtingsdag stichtster van Babylon - Semiramis stichtster van Carthago - Dido, Elissa stick - stok sticker - plakker, plakplaatje stiefbroer - halfbroer stiefdochter van Ino - Helle stiefelen - draven, lopen, rennen stiefkind stiefdochter, stiefzoon stiefmoeder van Helle - Ino stiefmoederlijk hardvochtig, karig, liefdeloos, sober, schraal stiefvader van Herakles - Amfitryoon stiefzoon van Thor - Uller stiefzuster halfzuster stiekem achterbaks, bedekt, geniepig, geniept, heimelijk, himelijk, onderhands, ongemerkt, rustig, slinks, steels, stels, stil, stilletjes, tersluiks, verborgen, verdekt, verholen, verstolen, stiekem dichterbij komen besluipen stiekem kijken - bespioneren, gluren, koekeloeren, loeren stiekem naderen - besluipen stiekem nalopen - volgen stiekem onttrekken van de leiding - tappen stiekem weggaan wegsluipen stiekem wegnemen jatten, onrfutdelen, pikken, stelen, verdonkeremanen stiekene blik - lonk stiekemerd - geniepigerd, gluiperd, smuiger, stille, rus stiekemheid - geniepigheid stiel ambacht, ambt, baan, bedrijf, beroep, kostwinner, métier, vak stielgenoot collega, vakgenoot stielman - vakman stiep - teerling stiepen - schoren, steunen, stutten stier bul, haussier, os, Taurus, toro, var stier als godheid vereerd - apis stier van het wilde rund - banteng stierendoder espada, matador, stierenvechter, toreador, torero stier, gecastreerde - bulos stierengevecht - corrida, tauromachia stierengevecht, helper bij een - peone, monosabio stierengevecht, intocht bij een - paseo stieregevecht met jonge stieren - novillada stierengevecht, rode doek gebruikt bij een - muleta stieregevecht te paard - rejonear stieregevecht voor amateurs - capea stierengevecht, wapen bij het - banderilla, pica, rejon stierengevechtstheater - arena, plazza, ruedo stierehok - toril stierenoffer - bloedbad, hecatombe stieren (Spaans) - toros stierenvechter - banderillo, espada, matador, picador, stierendoder, toreador, torero stierenvechter te paard - picadore, rejoneator stierenvechter zie stierendode stierenvechtersattribuut - banderillas, capa, pica stierenvechtersdoek - muleta stierenvechtersintocht - paseo stierenvechterskunst - tauromachie stierig - kwaad, nijdig stierkevers driehoorn, minotaurus stiermens - bucentaur, minotaurus stiervalk - blauwvalk, sperwer, vinkendief stierziek - loops, tochtig stier van het wilde rund (Ind.) - banteng stift - griffel, klooster, naald, oorijzerversiering, pal, pen, pin, priem, punt, staafje, sticht stifje - staafje stift met kop - punaise stiftje van een rijgsnoer - malie stiftscharnier - paumelle stiftje van een veter malie stifttand kunsttand stigma brandmerk, handmerk, litteken, merkteken, schandvlek, stempel, wondteken stigmatiseren - brandmerken, schandvlekken stikbes - kroezel, kruisbes stikdonker - aardedonker, aardeduister, duister, nacht, pikdonker stikheet - benauwend, snikheet, stikkend stikken borduren, naaien, omkomen, pikeren, smoren, steken, suffoceren, wurgen stikken van kleding – naaien stikker - turfsteker stikschop - stikker stikking - suffocatie stiklucht - mefistisch stiklucht bevattend - mefitiseh, mefistisch stikschop - stikker, veenspade stikstof azotum, N., nitrogenium stikstofafscheiding in de urine - azoturie stikstofgas - nitrogenium stikstofhoudend azotisch stikstofmaker - azotobacter, knolletjesbacterie stikstofmeter - azotometer stikstofverbinding - nitraat, nitride, nitriet stikvol - bomvol, eivol, mudvol, tjokvol stil - afgelegen, bedaard, bedrukt, bewegingloos, doods, eenzaam, geheim, heimelijk, geluidloos, geruisloos, kalm, koest, luw, mat, onbeweeglijk, roerloos, rustig, silentieus, sprakeloos, sst, stiekem, stilletjes, uitgestorvenverlaten, vredig, vreedzaam, verborgen, zacht, zwijgend, zwijgzaam stilaan allengs, langzamerhand stil doen worden - sussen stil en somber - druilerig stil gaan leven - afdeinzen, retireren, terugtrekken stil gewag maken - mompelen stil maken - bevredigen, dempen, verzachten stil plezier achteraf - napret stil spel - pantomime stil water - kentering stil worden - bedaren, bevredigen, liggen stilaan - allengs, langzamerhand stilb sb. stilet dolk, mes, punctieapparaat (schrijf)stift, stiletto stiletto - knopmes stilheid - bezadigdheid, geluidloosheid, rustigheid, vreedzaamheid stilhouden geheimhouden, ophouden, remmen, stoppen, verzwijgen stil iemand - zwijger stilist - schrijver stille kalme, rechercheur, rus, rustige, speurser, stiekemerd, zwijger stilleggen door staking - platleggen stille haat wrok stille kroeg - knip stille mis na de plechtige Kerstmis - na mis stille plaats - hoek tille vennoot - commanditair, commanditaris stille verklikker - alarmtoestel, mouchard stille wijding - devotie Stille Zuidzee - Pacific stilleggen door staking - platleggen stillen - bevredigen, bedarenkoelen, stelpen, sussen, verzadigen stille oceaan - zie Grote oceaan Stille Zuidzee Pacific stillen apaiseren, bedaren, bevredigen, boeten, dempen, kalmeren, koelen, lessen, radouceren, stelpen, sussen, verlichten, verzachten stiller worden - bedaren, luwen stilletje - gemak, kamerstoel stilletjes heimelijk, kalm, kalmpjes, langzaam, ongemerkt, onopgemerkt, rustig, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen, zachtjes stilling - lessing stilmaken - dempen, kalmeren, sussen stilleven riposo, schilderstuk, vanitas, vaniteitstuk stilligheid - rust, stikheid stilstaan - stagneren, stoppen, verwijlen stilstaand statarisch, stationair, constant stilstaand water etang, meer, kreek, lagune, plas, plomp, poel, ven, vijver stilstaand water in het bos - ven stilstand - oponthoud, rust, stagnatie, stremming stilstand in groei - nanisme stilstand/tot. .. komen remmen, stagneren, stoppen, stremmen stilstand van bloed in enig lichaamsdeel - stase stilus - schrijfstift (Romeinen) stilte kalmte, rust, vrede, vredigheid stil worden - bedaren stil zijn - zwijgen stilzwijgen - mutisme stilzwijgen (het) - silentium, stilte stilzwijgend - sprakeloos stilzwijgendheid - discretie, geheimhouding, geslotenheid, mutisme, taciturniteit stimulans aansporing, drijfveer, impuls, opwekking, pep, prikkel stimulatie - aansporing, opwekking, prikkeling stimulator - gangmaker, pacemaker stimuleren aandrijven, aansporen, opwekken, prikkelen stimulerend middel amfetamine,dope, doping, ephetaminepep, peppil, strijchine stinkbloem - pioen stinkboom - sporkehout stinkboon - peteh stinkdier - bunzing, mui, opossum, skunk, stinkdas, stinkdier, stinkdas, stinkmarter, susillo, ulk stinken kwalijk, rieken, ruiken, walmen stinkend - mefitiseh, onfris, putride, rottend stinkhaan hop stinkhagedis - landsnoek, skink, skunk stinkkever - ossendoder stinkmarter - bonzing stinknetel bosandoorn stinkneus ozaena stinksloot - moddersloot stinkstok - sigaar stinkvlieg - floersvlieg, gaasvlieg stinkvogel gier, hop, kuifhoen, stinkhaan stinkwesp - ossendoder stinkzwam - duivenei, phallus stint - spiering stip nip, nop, punt, tik, tip, tittel, vlek stip en sprong (op) dadelijk, direct, meteen, onmiddellijk stipje - punt, spikkel stip op dobbelsteen oog stipa - espartogras, vedergras stipendium beurs, studiebeurs, toelage stippel puntje, spikkel stipelen - punteren stippels/met ... bedekken stippelen stippen stippelen, dopen, indopen stipper - pootstok stipt accuraat, concientieus, exact, getrouw, getrouwelijk, juist, korrekt, letterlijk, nauwgezet, nauwkeurig, nauwlettend, net, pertinent, precies, prompt, puntelijk, punctueel, secuur, strak, strikt, trouw, zorgvuldig stiptheid - accuratesse, acribie, exactitude, nauwkeurigheid, precisie, promptitude, punctualiteit, zorgvuldigheid stipuleren - uitstippelen stoa colonnade, zuilengang, zuilenreeks, zuilenrij stoa, aanhanger van de - stoïcijn stobbe - boom(stomp), boom(stronk), turfhoop, wortelstok stock aandelen, magazijn, opslag, stamkapitaal, voorraad stock in een kaartspel - talon Stockholms historisch schip Waasa Stockholms pretpark Tivoli Stockholmse dierentuin Skansen Stockholmse metro Tunnelbana Stockholmse voorstad Nacka, Bromma, Lidingö, Huddinge, Väilingsby stockeren - opbergen, opslaan, verzamelen stoef - pralerij, snoeverij stoefen - pralen, snoeven, stoffen stoefer - opschepper, pocher, praler, stoeien baljaren, dartelen, dollen, heisteren, klauteren, mallen, raggen, ravotten, robbedoezen, rossen, spelen, vechten, worstelen stoeierig - speels stoeipoes - aanhaalster stoeis - dartel stoeiziek - dartel, speels, stoeis stoel bergere, biechtstoel, crapeau, dekstoel, eetkamerstoel, (fauteuil, Lat), keukenstoel, kinderstoel, klokkestoel, krukje, leuningstoel, ligstoel, pianokruk, preekstoel, schopstoel, sedes, slaapstoel, stellage, stronk, tabouret, tuinstoel, zetel, zit, zitmeubel, stoel met hoge rugleuning - grootvadersstoel, troonstoel, vleugelstoel, voltaire stoel met voetenbankje - bergere stoel op drie poten - drievoet stoel op wieltjes - rolstoel stoel van boetvaardigheid - biechtstoel stoel voor drinkers - barkruk stoel waarin men in liggende houding kan rusten - dormeuse stoel zonder leuning - bankje, bokjezitplaats, zitstoel stoelbekleding - cretonne, damast, dobbystof, gobelin, leder, leer, pluche, stof, trijp, velours, zijde stoelendans - cotillondans stoelgang - defaecatie, dejectie, ontlasting stoelkleedje antimakassar stoelovertrek - hoes stoelpoot - stapel, stempel (gew.) stoelspaak - sport stoelsport - spaak stoelrol - sluimerrol stoelstof - skai stoeltje kruk, krukje, taboeret, tabouret stoeltje zonder leuning - kruk, krukje, pianokruk, pianostoel, taboeret, tabouret stoep - afrit, bordes, duiker, oprit, opstap, perron, plaggenbruggetje, steigertje, straatkant, trottoir, voetpad, verhoging, wandelpad stoep langs spoorbaan perron stoep langs straat - trottoir stoep of trottoir - looppad stoerpportaal - bordes stoep voor gebouw bordes stoeppad trottoir stoepportaal - bordes stoer - boud, dapper, doortastend, ferm, fier, flink, gespierd, groot, heldhaftig, kloek, krachtig, onverzettelijk, potig, sterk, stevig, struis, trots, welgebouwd, zwaar stoer en sterk - flink, fors, robuust, struis stoere bink - heman(Eng.) stoet - betoging, broodje, cavalcade, colonne, convooi, cortège, corso, defilé, escorte, file, gevolg, karavaan, menigte, optocht, processie, reeks, rij, seguela, sleep, sliert, slinger, suite, trein, troep stoet van vermomden - maskerade stoethaspel - klojo, kluns, links, lummel, lijs, onhandige, slamier, stuntel, sufferd stoethaspelen- klunzen stoethaspelig links, onhandig stoet of aanhang - gevolg stof - 2 zij 3 mul, taf, wol 4 baai, dril, gaas, goed, pilo, tule, vilt, zijde 5 bazijn, biset, garen, grond, gruis, keper, laken, nylon, reden, sanel, satijn, serge, tweed 6 barège, bouclé, damast, flanel, katoen, linnen, poeder, pulver, ratiné 7 fluweel, lectuur, materie, merinos, nanking, oorzaak, satinet, weefsel 8 bombazijn, bombazijn, tiretein 9 gabardine, materiaal, onderwerp, stuifzand 10 aanleiding, beavertien, substantie stof aanleiding, grond, gruis, materiaal, materie, mul, poeder, pulver, onderwerp, oorzaak, reden, stuifzand, weefse stof afnemen - ragen stof (afval) achtergebleven bij het smelten van edele metalen - lavuur stof aangewend tot verwarming - aardgas, antraciet, cokes, gas, hout stof als draperie - lambrekijn stof bestand tegen hitte - formica stof der lezing - lectuur stof die allergie veroorzaakt - allergeen stof die andere kan omzetten - ferment stof die chemische reactie beinvloedt - katalysator stof die de elektrische stroom niet of nauwelijks geleidt glas, niet geleider, porselein, rubber stof (geneesk.) die de groei van zekere micro-organismen belemmert - antibioticum stof die een ziektetoestand veroorzaakt - agens stof die elektriciteit overbrengt - geleider stof die geneigd is een proton op te nemen - base stof die gisting veroorzaakt enzym, ferment, gist stof die ontleding tegengaat - emulgator stof die uit een andere verkregen is - derivaat stof die vervormt bij verhitting - plastic stof die zich op de tanden afzet - tandaanslag stof en vuil afval, huisvuil, veegsel stof (enkelvoudig) - element stof, gebruikt bij kaasbereiding leb stof, gebruikt bij wondbehandeling - jodoform stof, gekeperde sterke - pilo stof, gevormd door klier met interne secretie - hormoon stof in beenderen merg stof in de cel - protoplasma stof in de celkern - gen stof in het bloed dat gaat stollen - firrine stof in luchtvormige toestand gas stof in ijle toestand - gas stof in zwavelverbinding - arseen, arsenicum stof, licht doorschijnend - barège, gaas stof met veerkracht - elastiek stof met ruiten bedekt - geruit stof, met zijde bestikt - buf(f)o stof na verbranding - as, sintel stof om processen te versnellen of te vertragen - katalisator stof op een biljart - laken stof op een stoel - bekleding stof ter lezing lectuur stof ter versteviging - vlieseline stof uit beverharen - kastoor, vilt stof uit de walvis - balein stof uit gekookte zijde - taf(zijde) stof uit vezelplant jute stof uit wilgebast - salicien stof uit wolharen vilt stof uit zijde en katoen (uit Siam) - siamois stof van aarde molm stof van cement en asbest eterniet stof van kemelshaar geweven kamelot stof van rouwfloers - krip stof van turf - molm stof van vergaan hout - molm stof van vlas - hennep, linnen stof van walvisbaarden - balein stof van zijde en katoen - madras stof verkregen door metalen te mengen legering stof verkregen uit andere derivaat stof voor binnenbekleding - laken, voering stof voor borduurwerk - alda stof voor chemisch onderzoek - reagens stof voor dakbedekking - eterniet stof voor damesmantels bouclé, laken, tweed stof voor de parfumerie industrie - civet stof voor een bedhemel - lambrekijn stof voor geluidsisolatie - schuimplastic stof voor het bekleden van meubels - trijp stof voor hoeden - vilt stof voor inenting - entstof, serum stof voor kardoezen, gordijnen, en patroontassen - saai stof voor kranteartikel - kopij stof voor linnen - vlas stof voor manskleren - moleskin stof voor mantels - bouclé, tweed stof voor meubelbekleding - canvas, corduroy, cretonne, pluche, velours stof voor namaakjuwelen - stras stof voor regenmantels - loden stof voor sieraden te vervaardigen - git stof voor tapijten bouclé stof voor verbranding antraciet, benzine, bruinkool, gas, kolen, kool, olie, petroleum, steenkool stof voor vlas - linnen stof voor warmte-isolatie - asbest, herakliet stof voor werkkleding - pilo stof voor wijziging van organ. reacties - enzym stof waarmee geïsoleerd wordt - asbest, eboniet, isolatie, rubber stof waartoe vitaminen en hormonen behoren - ergon stof waarvan hoeden gemaakt worden vilt stof waarvan jurken gemaakt worden fluweel, jersey, katoen, linnen, nylon, wol stofaanbidding materialisme stofaftreksel - extract stofbewerking - modelleren stofbewerkingstechniek - batikken stofbezem - stoffer, veger stofbril - motorbril stofdeeltje atoom, molecuul, stofje stofdeeltje met negatieve lading - anion, elektron stofdeeltje met positieve lading - ion stofdeeltje zonder lading - neutron stofdraadje - vezel stoffage - aankleding, bekleding, grondstof, stoffering - stoffel domoor, lomperd, sukkel, stomkop, stommerd stoffelachtig lomp, onhandig stoffeloos - geestelijk, onstoffelijk stoffelijk concreet, lichamelijk, materieel stoffelijk bijvoeglijk naamwoord - aarden, beuken, dennen, fluwelen, gouden, houten, iepen, ivoren, koperen, loden, mahonie, metalen, mica, nikkelen, papieren, plastiek, rubberen, stenen, vilten, wollen, ijzeren, zilveren stoffelijk maken - concretiseren stoffelijk overschot aas, as, kadaver, kreng, lijk stoffelijke drager der erfelijke eigenschappen in de celkern gen. stoffeloos onstoffelijk, geestelijk stoffelijkheid - materialiteit stoffen - schoonmaken, snoeven stoffen die de lichaamsfunctie reguleren - hormonen stoffen op - bogen stoffen van elkaar scheiden met een centrifuge - centrifugeren stoffensoort - linnen stoffen uitpluizen wolven stoffer - borstel, handveger, opschepper, plumeau, pocher, ragebol, rolveger,schuier, stofbezem, veger stofferen - aankleden, bekleden stoffering - bekleding, stoffage stoffig - achteloos, laks, lui, muf, mul, nalatig, pulverig, saai, traag stof in de celkern - gen, werkpak stofjas - kantoorjas stofklomp - massa stofkwast plumeau stoflongen - silicose stoflongziekte - silicose stofluizen - psocoptera stofmaat el, elle stofmantel - duster stofnaam - hout stofomslag - cover, jacket stofregen miezel, mist, motregen, smokkel motregenen - miegelen stoftekening - dessin stof ter lezing - lectuur stofwisseling metabolisme, omzetting, spijsvertering stofwisselingsprodukt - kreatine stofwisselingsziekte - avitaminose, geelzucht, jicht, pentosurie, stapelziekte, suikerziekte, vetzucht stofzwamachtig woekerplantje - roest stoïcijns berustend, gelijkmoedig, onaangedaan, onverstoorbaar stoïcijns wijsgeer - Seneca stoïcisme - berusting, gelatenheid, onverschilligheid, zenoïsme stoïsch berustend, gelaten, lijdzaam, passief stok baton, bezemsteel, degenstok, ferula, keu, kloet, knoet, knots, knuppel, kodde, lat, pers, roe, roede, roest, rozenstok, sliet, souche, staak, sta(a)f, staak, stang, steel, stengel, stok(brood), talon, vlaggesteel, vlaggestok, stok bij golf - stick stok bij hockey stick stok bij kaartspel dulk, talon stok met dwarsklamp stelt stok met dweil - zwabber stok met rode doek - muleta stok met voetsteun stelt stok om bonen te laten klimmen - bonenstaak stok om te biljarten - keu stok om te steunen wandelstok stok van een bezem - steel stok van 2 meter duimstok, meetlat stokaas stekaas, oeveraas, kokerworm stokbewaarder cipier stokdegen stekade stokdoof potdoof stokdrager bij het golfspel caddie, caddy stokdweil zwabber stokebrand agitator, insurgent, onruststoker, ophitser, oproerkraaier, oproerling, opruier, provo, provocateur, twiststoker, twistzoeker, woelgeest, stoken - aanhitsen, aanwakkeren, distilleren, duwen, kuipen, onenigheid (veroorzaken), opruien, opstoken, steken, stoppen, twisten, verbranden, verwarmen, verwekken, verzet, wroeten, zwoegen stoken van drank distilatie, distilleren stoker - brander, distilsteur, distileerder, intrigant, konkelaar, kuiper, machinestoker, opruier, opstoker, ovenist, ruziezoeker, stokebrand, twistzoeker stokerij - branderij stokhouder - boelhuishouder, vendumeester stokje - badine, speet stokje bij haken haakpen stokje dat twee spijlen verbindt - sport stokje met mootjes vis - speet stokje van dunne rotting (Fr.) badine stokken - haperen, stagneren stokkerig houterig, mager, onhandig, stokkig, stram, stijf, stokkig stokoud afgeleefd, hoogbejaard, seniel stokpaardje hobby, manie, marot, marotte, narrenstok, paradepaard, zotskolf stokschermen - kendo stokstijf - onbeweeglijk, onverzettelijk, volhardend stokvis - heek, kabeljauw stokvishoepeltje - kip stokwapen - 4 lans, pede, piek 5 couse, gleve, runka 6 spatum 7 sponton 8 partizan 9 puntstaaf 10 hellebaard 11 knevelspies 12 mensenvanger 15 paardenschender stol - brok, stuk stola - sjaal, stremmen stollen - bevriezen, coaguleren, rinnen, stremmen, verdikken, verharden, verstijven stolling in bloedsomloop trombose stollingsgesteente - andesiet, apliet, Basalt, batholiet, daciet, diabass, dieptegesteente, dioriet, felsiet, gabbro, gneis, graniet, granodioriet, kwartporfier, kwartsdioriet, laccoliet, magma, melafier, obsidiaan, pegmatiet, porfier, porfiriet, porfiet, puinsteen, syeniet, trachiet stolp - boerenwoning, klok, kaasglas, kaasstolp, stolphuis, stulpkooi stolpdeur - dubbeldeur (onder-en boven) stolphoeve - stelp stolsel - coagulum stom dom, deerniswaardig, deerniswekkend, ezelachtig, geluidloos, imbeciel, oerdom, onverstandig, onwetend, sprakeloos, stil, stupide, uilig, stoma huidmondje, lymfspleet stomachiek maagversterkend stomdronken - apezat, bezopen, laveloos, lazarus, smoor, smoordronken, zat, stomen - dampen, reinigen, roken, walmen, wasemen stom en dwaas - onnozel stomen of roken - walmen stomer - schip, stoomboot stomheid - alalie, stommiteit stomkop - bokje, domoor, druif, stoffel, stommeling, stommerd, sukkel stomme meespeler dummy, figurant, statis, stroman stommeknecht bijzettafeltje, dienbak, standaard, stander stommeling - botterik, buffel, cretin, domoor, eend, ezel, gestommel, idioot, imbeciel, knuppel, knurft, lomperd, oen, os, steenezel, stommerd, stommerik, sufferd, uil, uilskuiken, weetniet stommelingen - ezels stomme medespeler - dummy, figurant, statist stom mens - domoor stommerd - botterik, domoor, kaffer, lomperd, stomkop stommerik - otter stommigheid domheid, stommiteit stommiteit bêtise, blunder, bok, domheid, enormiteit, flater stomnijdig - woest stomp afgeknot, afgeslepen, afgesleten, bot, deuk, duw, kink, kort, muilpeer, obtuus, onscherp, opduvel, opstopper, overblijfsel, peut, poeier, por, romp, stoot, stronk, stuk, suf, vuistslag, vuiststoot stomp van een boomstam - stronk stompe kant - rug stompe neus - mopsneus stompen boksen, bonken, meppen, porren, slaan stompen en slaan - beuken stompje - eindje, (kaars, potlood, brood, pijp, sigaar) peukje stompje kaars - smots stompje sigaar - peuk stompneus - mopsneus stomp of duw - stoot stompstaart - kortstaart stompstaartje - paapje stompzinnig - achterlijk, armgeestig, bedompt, bot, breinloos, dom, ezelachtig, halfgaar, hersenloos, idioot, imbeciel, impotent, loggeestig, onbenullig, onnozel, stom, stupide, torpide, zwakhoofdig, zwakzinnig stompzinnigheid - domheid stompzinnig kind - idioot, mongooltje stompzinnige vrouw - loete stompzinnigheid ablepsie, bot, botheid, domheid, fatuïteit, idioterie, idiotie, idiotisme, imbeciliteit, onnozelheid, stupiditeit, stupor stomverbaasd - sprakeloos, verbijsterd stomweg - klakkeloos stond tijd (stip), tijdsgewricht, uur stonde - tijd, uur stoof droogeest, eest, komfoor, test, theestoof, voetwarmer stoofbak - broeikas (verwarmd) stoofbuis - kachelbuis, kachelpijp stoofhaak - pook stoofpot - kastrol stookgat - trekgat stookinrichting - fornuis, haard, kachel, openhaard, schouw stookkas broeikas, trekkas stookmateriaal - benzine, gas, hout, kerosine, kolen, petroleum stookmateriaal, uit het veen - turf stookolie - dieselolie, huisbrandolie, mazout, mazurk, petroleumresidu stookplaats eest, fornuis, haard, haardstede, kachel, oven, schouw stookseizoen - winter stooksel - brandstof, gas, hout, kolen stookwarmte kachelwarmte stookijzer - haardijzer, pook, rakel stool - schouderband stool, oude Romeinse - orarium stoom - adem, damp, mist, nevel, waas, walm, wasem, waterdamp stoom afblazen - bijkomen, uitblazen, uitrusten stoom afkoelen - condenseren, kondenseren, verdichten stoom laten ontsnappen - afblazen stoombad sauna, dampbad, zweetbad stoomboot raderboot, sleepboot, stomer, stoombarkas, stoomschip, s.s., stoomsleper, stoomtrawler, stoomvaartuig sloomgemaal - maalinrichting stoomhei heitoestel stoomketel - boiler stoomketel, onderdeel van een - eco(nomiser), vlampijp stoomketel, onderdelen van een - appendages stoomketel van een schip - scheepsketel stoomkraan - heftoestel stoom laten ontsnappen - afblazen stoomlier - donkey, winch stoommeter - manometer stoom of nvel - mist stoompomp - pulsometer stoomschip stomer, s.s., stoomboot stoomturbine - compressor, drijfrad, turbo stoomvaartmaatschappij - messagerie stoomvaartuig raderboot, sleepboot, stomer stoomwerktuig met dubbele cilinder - tweelingmachine stoop beker,fles, jeneverkruik, kan, kruik, ton, vat stoorloos - kalm, rustig, vredig stoornis - afbreuk, belediging, belemmering, beletsel, benadeling, derangement, disturbatie, grieving, hinder, hindernis, hinderpaal, incident, oponthoud, perturbatie, stagnatie, storing, turbatie, verwarring, ziekte stoornis in de samenwerking der spieren - ataxie stoornis in de spijsvertering - indigestie stoornis in het zenuwstelsel - neurose, shock, zenuwziekte stoornis van de maag - gastricisme stoot aandrift, bok, bons, bots, botsing, duw, ictus, impuls, klap, knal, mep, opdoffer, opduvel, oplawaai, opstopper, percussie, plof, por, schok, slag, stomp, stuit, tik, vuistslag, vuiststoot, watjekou, windstoot, zet, zwieper stootbalk - bumper, ram, schokbreker stootbodem van een vuurmond - kulas stootdegen, driekante - parisien stooteind aan biljartkeu en schermdegen - dopje, pomerans stoot met de knie - kniestoot stoot met een degen - degenstoot stoot met mes - prik, steek stoot met vuist por, stomp stoot met wapen bij het schermen - treffer stootkussen - buffer, bumper stootkussen van touw (scheepst.) - leguaan stootmes - schaafijzer stootpaal - stoter stoottroep elite, garde, keurbende, keurtroep, stormtroep stootvormig - succussorisch stootwapen bajonet, degen, dolk, kris, mes, ponjaard, speer, steekwapen, stilet, stiletto stop - afsluiter, basta, bom, bondel, deuvik, dop, genoeg, halt, ho, kroonkurk, kurk, mondstuk, hu, ophouden, plug, prop, rustpoos, spon, sta, stekker, tampon, tap, voldoende, werda, zekering stop in een spongat - bom(mel), bondel, deuvik stop in vat spon stop langs een racebaan - pit stop van bepaalde schors kurk stop van hooi - prop stop voor schakelbord - smeltpatroon, zekering stopbord - verkeersbord stopcontact - stekkerdoos stop er mee - afgelopen, afnokken, basta, ophouden stopgaren - borat, brat, sajet, stopwol stophorloge - stopwatch stopkat - kat (uit een najaarsnest) stoplicht achterlicht, remlicht, verkeerslicht stopmiddel - antidiarrhoicum, kit, obstipantium, plamuur stop of plug - prop stop op fles - kurk stoppage - stopwerk stoppel - stengel stoppelig - ongeschoren stoppen - aanhitsen, afdichten, afhaken, (be)ëindigen, boeten, dichten, dichtmaken, duwen, halthouden, kappen, laten, mazen, nokken, opdoeken, opgeven, ophouden, remmen, sluiten, stagneren, steken, stelpen, stilhouden, stilstaan, uitscheiden stoppen met pedaal - remmen stoppen met werken - staken stoppen van kousen - mazen stoppend geneesmiddel - astringent, salep stoppende geneesmiddelen - obstipantia stopplaats - aanlegplaats, halte, station stopsajet - borat, brat stopsein halt, ho(la), hu, sta, stil, (stop)teken stopsel - tampon stopsignaal - halt, ho, hu, rood, stil, stop stopsluiting tap stopteken halt, stop, stopsein stoptrein - (boemel)trein stop van fles - kurk stopverf - mastiek, verversdeeg stopwatch - tijdmeter stopwerk - stoppage stopwas - entwas stopwatch - chronometer, secondemeter stopwol borat, brat, sajet(garen) stopwoord - vulwoord storax - benzoë store gordijn, jaloezie, magazijn, ophaalgordijn, rolgordijn, zonnegordijn, zonwering storen - afleiden, afsluiten, belemmeren, beletten, derangeren, disturberen, eindigen, genereren, hinderen, onderbreken, ophouden, pertuberen, staken, tegengaan, troubleren, turberen, uitscheiden, verbreken, verhinderen, vernietigen, verontrusten, versperren, verstoren, verwoesten, storend - hinderlijk, interval, ongewenst, belemmerend storend geluid gebonk, gedonder, gedreun, gehoest, geknal, gekuch, geratel, kabaal, lawaai, wanklank storing - belemmering, beroering, defect, depressie, derangement, filevorming, hinder, interruptie, lichtstoring, mankement, onderbreking, oponthoud, panne, pech, perturbatie, stoornis, treinstoring, verwarring storing in de atmosfeer - blizzard (sneeuwstorm), cycloon, depressie, dwarrel, hoos, hurricane (Amer.), onweer, orkaan, rukwind, stormweer, stormwind, taifoen, tempeest (op zee), tornado, typhoon storing van de spijsvertering - indigestie storing van de spraak - paralalie storing van het weer depressie storingsfilter - fadingcorrectie stork eiber, ooievaar storm blizzard, cycloon, hoos, orkaan, tempeest, tornado, wervelwind, wind, windhoos storm op zee tempeest stormachtig buiig, heftig, hevig, ongenadig, onstuimig, orageus, tempestief, tumultueus stormachtig (muz.) - tumultuoso stormbalk stormram stormcentrum - depressie stormegge - valhek, valpoort stormen - waaien storm en regen - noodweer stormfok - voorstagzeil stormgat bres stormgod Eolus stormgodin Harpij stormhamer - moker stormhoed - helmhoed, zuidwester stormig onstuimigstormachtig stormklok - alarmklok, noodklok stormkluiver - voorstagzeil stormladderbeklimming - escalade stormloop - aanvalrun, assaut, bestorming, rush stormpaal - fraise, frees,palissade stormram - beukpaal, ram, rammei, stormbalk, stormkat stormvis butskop, dolfijn, noordkaper stormvloed bandjir stormvogel albatros, malefijt, oceaanvogel, onweersvogel stormvogel uit Noord-Europa - mallemok stormvogels - tubinares stormvogeltje - mok stormwind - orkaan stormwind in de Straat van Gibraltar levant, levarte(r) stormwind op de kust vam Klein-Azië - levantijn stort - blik, steenberg stortbad douche stortbord rister stortbui plasregen, plensbui, wolkbreuk stortebed - vlechtwerk (met steenbezetting) stortebier - lekbier storten betalen, fourneren, gieten, gireren, gooien, gutsen, inleggen, leveren, nantiseren, neervallen, omvallen, overleggen, plempen, plengen, stromen, tellen, tremmen, vallen, vergieten, verschaffen, voorzien, (neer)werpen storten van bloed vergieten storten van geld aanzuivering, betaling, bijbetaling, deposito, fournissement, inleg storten van tranen plengen storten van water - uitgieten stortgelegenheid - belt, stortplaats, vaalt, vuilnisbelt stortgoed bulk storting van geld - betaling, deposito, inleg stortingsbewijs - kwitantie, recepis, reçu, scrip stortkar - kipwagen, tuimelkar, wipkar stortlaag - precoat stortpijp aflaatpijp, afvoerpijp stortplaats voor vuil - belt, stortplaats, vaalt, vuilnisbelt stortregenen - gietbui, slagregen stortvloed bandjer, lawine, springvloed, stroom, tornado, vloed, zondvloed stortvloed van water overstroming stortvloed van woorden - tirade, woordenstroom stortzee - slagzee story - affaire, geschiedenis, kwestie, verhaal, vertelling, voorval stoten botsen, duwen, ergeren, fijnstampenhinderen, horten, keuen, ontmoeten, onttronen, porren, queuen, raken, rammeien, rammen, schokken, stampen, stompen, stuiken, stuiten stoten met mes - steken stotend - hinderlijk, stroef stoter - stootpaal stoterig - haperend stotteraar hakkelaar, hakkelkees, stamelaar stotteren anarthrie, balbutieren, botsen, buitelen, dusarthrie, hakkelen, haperen, kekeren, knoeien, porren, prutsen, psellisme, stamelen, steken, stokken, steken, stoten, tottelen, totteren, tuimelen stotig - bokkig, lichtgeraakt, stoots stout baldadig, brutaal, dapper, driest, gewaagd, kloek, koen, krachtig (bier), lastig, moedig, onbevreesd, ondeugend, ongehoorzaam, ongezeglijk, temerair, vermetel, vrijmoedig, vrijpostig stouterd bengel, boefje, deugniet, kwajongen, ondeugd, stoutheid aanmatiging, brutaliteit, dapperheid, fierheid, ondeugendheid, ongehoorzaam stoutmoedig boud, braaf, brutaal, dapper, driest, ferm, flink, kloek, koen, kordaat, onbevreesd, ondernemend, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, vermetel, vrijmoedig, stoutmoedigheid dapperheid, fierheid, kloekheid stoutweg - brutaal, onvervaard, ronduit stouwen bergen, duiveljagen, inpersen, nuttigen, pakken, stapelen, stoppen, stuwen, traven, vastduwen, voortdrijven stouwer - stuwadoor stouwsluis keersluis, stuwsluis stoven - fementeren, gaarmaken (langzaam), koken, sudderen, zonnebaden stoving koestering straal angel (Z.N.), eeltweefsel (in paardehoef), flits, helemaal, lichtbundel, pijl, radius, rayon, schicht, stroom, volkomen straalbloem - aster, dahlia, zonnebloem straalboog - radiaal, radiant straalbreker - refractor, sproeier straalbreking anaklase, refractie straalbuiging - diffractie straaldier - inktvis, kwal, neteldier, radiaat, radiolara, poliep straaldieren - radiolaria, radiolariën straaldiertjes - radiaten, radiolariën straalgips - vezelsteen straaljager - vliegtuig straalkaatser - reflector, spiegeltelescoop straalkapel - absis straallamp - infraroodstraler straalmeter - aktinometer straalmotor - jet, turbojet straalonderzoek - spectrometer straalpoliep - domansduim, netkoraal straalpunt - radiant straalscherm - orlaya straalschimmelziekte - antinomycose straalsgewijs radiaal straalsteen - moedersteen straaltjes (met -) druppelen, druppelsgewijs, tappelings straalturbine - jetmotor straal uitzendend element radium straalvliegtuig - boeiing, comet, concorde, jet, mig, mirage, sabre, starfighter straalvormig - radiaal straalwerping - radiatie straalzweer - rotstraal straat - allee, avenue, boulevard, laan, rue, straatweg, weg, zee-engte straat (Fr.) - rue straat alleen voor voetgangers - promenade straat die parallel loopt aan een grote verkeersader - ventweg straat- en winkeldief - pickpocket, ladelichter, zakkenroller straat in Tunesië - soek straat langs de kust boulevard straat met bomen - allee, avenue, dreef, laan straat met veel winkels - winkelstraat straat met winkels (overdekt) - passage straatarm - doodarm straatarm mens - armoedzaaier straatarme - armoedzaaier, pauper straatbandiet - apache, straatschooier, tasjesrover straatbelasting - bruggegeld, straatgeld, tolgeld, weggeld straatbengel boefje, straatjongen straatdemonstratie - betoging straatdief - snaphaan, zakkenroller straatgeld straatbelasting straatgevecht - barricadengevecht straatgoot - riool, sloe(i) straathandel negotie straathandelaar - leurder, marskramer, straatkoopman, venter straathond - zerfhond straatinham slop straatje slop, steeg, steg straatjeugd asfaltjeugd straatjongen apache, bengel, boefje, gamin, kwajongen, ondeugd, polisson, rakker, schavuit, schoffie, schooier, straatbengel, straatvlegel, vlegel straatjongensstreek - polissonnerie straatkabaal straatrumoer straatkant berm, stoep, trottoir straatkei - kassei, klinker straatkolk - sifon straatkolk met stankafsluiter - siphon straatkoopman - leurder, marsdrager, marskramer, straathandelaar, straatventer, venter straatlamp - lantaarn straat langs de kust - boulevard straatlantaarn met reflectors reverbère straatleurder - camelot, venter straatlocomotief - tractor straatmadelief straatmeid straatmaker - keienlegger, plaveier, straatlegger, stratenmaker, tegellegger straatmeid - coureuse, del, dweil, fleer, klungel, konkel, lichtekooi, snol, straatloopster, straatmadelief, straatnimf, straat met bomn - laan, allee, dreef straatmuziekinstrument draaiorgel straatmuzikant blaaspoep, hoempa, liereman, oempa, orgeldraaier, orgelman, strater, straatnimf straatmadelief, snol straat of dreef - laan straatorgel - pierement straatpeil straatniveau straatroof - latrocinium straatrover - apache, bandiet, ladelichter, ladrone, struikrover, tough, zakkenroller Straatsburg Strassbourg straatschenderij - baldadigheid, polissonnerie, vandalisme straatslijpende jongeman - nozem straatslijpende jongen - nozem, vlegel straatslijper - baliekluiver, doeniet, flaneur, kaailoper, lanterfanter, leegaard, leegloper, luiaard, nietsdoener, nietsnut, nozem, slampamper straatschenderij baldadigheid straatslijpende jongen nozem,vlegel straatstamper - juffer straatsteen kassei, kei, keisteen, kinderhoofdje, klinker, plavei, straatkei, tegel, vloersteen straatstoep - trottoir straatventer - camelot straatverkoper leurder, venter straatverlichten illumineren straatverlichting booglamp, lantaarn, lantaren, straatlantaren straatverlichting door ontladingslampen met natriumdamp - natriumlamp straatverschansing - barricade straatversiering ereboog, illuminatie, lampions, slingers straatversperring barricade straatweg - chassée, kassei straatwijsje - deun strabant brutaal, hevig, krachtig, lastig, sterk straf - arrest, ban, boete, cachot, castigatie, celstraf,correctie, deportatie, detentie, douw, dwangarbeid, energiek, ernstig, fors, gestreng, gevangenisstraf, hechtenis, huisarrest, kamerarrest, kielhalen, krachtig, kras, peine, penaliteit, penaltie, pene, penitentie, poena, poenaliteit, poene, pijn, rigoureus, scherp, stijf, sterk, strafschop, strak, stram, streng, tuchtiging, vergelding straf betreffend - penaal, poenaal straf die dient als waarschuwing en voorbeeld - exemplaire straf door de priester in de biecht opgelegd - penitentie straf geven - bestraffen straf in geld boete straf in tijd arrest, hechtenis straf met stokslagen op de voetzolen - bastonnade straf ondergaan - boeten, misstap, vergrijp straf opleggen - straffen strafbaar - onwettig, verboden strafbaar feit - delict, diefstal, misdaad, misdrijf, moord, overtreding, vergrijp strafbaarheid - culpabaliteit, penaliteit strafbankje - schabel strafbank voor domme leerlingen op school - ezelsbank strafbeding - poenaliteit strafbepaling - penaliteit, veroordeling, vonnis strafbetaling - boete strafblad straflijst, strafregister straffeloos - ongestraft, vrij straffeloosheid - impunentie, impuniteit straffen - deporteren, electrocutie, kastijden, lonen, ophangen, onthoofden, opsluiten, tuchtigen, verbannen, veroordelen straffing - reprehensie strafgevangenis in de U.S.A. - Singsing strafinrichting bajes, bak, cachot, cel, gevang(enis), kast, kerker, lik, nor, petoet, spinhuis, tuchthuis, tuchtschool strafkamp - bagno strafkolonie op de kust van Marokko presidio straflijst strafblad straflokaal provoost straflijst - strafblad strafmaatregel - sanctie, strafmiddel strafoefening executie, kielhalen, strafexpeditie, strafuitvoering straf ondergaan - boeten strafontheffing - gratie strafoplegging - inflictie strafpleiter advocaat strafpredikatie - boetepreek, sermoen strafrechtkenner - criminalist strafrede bedsermoen, filippica, mercuriaal, sermoen, strafpreek strafreden - mutatie strafregister kerfstok, strafblad, straflijst strafschop - penalty, pingel strafsermoen strafpredikatie strafsysteem strafstelsel straftuig in de middeleeuwen blok, galg, pijnbank, rad, schroef strafuitvoering - executie straf van smaak - sterk strafverblijf van militairen - provoost strafvervolging - aanklacht strafvoltrekker - beul strafwerk pensum, taak strafwerktuig - bullepees, folterbank, folterkoord, folterpaal, galg, gard, gesel, karwats, kno(e)t(s), marteldood, martelpaal, palei, plak, pijnbank, rad, roe, roede, schandpaal, wip, zweep strafwetenschap - penologie strafwetgeving - penaliteit strafzaak - rechtsgeding strak - afgemeten, borstelig, effen, gespannen, nauw(sluitend), onbeweeglijk, onmiddellijk, rigide, star, sterk, straf, stram, stijf, streng, stram, stug, uitgestreken strak en krap - nauw strak en stram - stijf strak en wezenloos kijken staren, turen strak getrokken - gespannen strakheid ononderbrokenheid, onplooibaarheid, starheid, stijfheid, terughoudendheid strak houden beknotten, beperken, spannen strakjes - aanstonds, binnenkort, straks, zoëven strak kijken - (aan)staren, turen strak leggen - strekken strak trekken - spannen strak van opvoeding - streng strak zetten - spannen, strekken straks aanstonds, binnenkort, dadelijk, direct, later, meteen, spoedig, temee, onverwijld, terstond, vervolgens, weldra, zo, zoeven, zometeen stralen bakken (van een examen), blaken, blinken, flikkeren, fonkelen, glanzen, glimmen, gloren, glunderen, lachen, pralen, pronken, schijnen, schitteren, sjezen (van een examen), zakken, stralen bij elek. ontladingen - katodestralen stralen die buiten het violet van het spectrum vallen - ultraviolet stralen hebbend - radiaal stralen voor een. examen zakken stralenbundel bij vuurwerk - gerbe stralend - blakend, blakerend, blinkend, blij, glanzend, helder, klaar, lucide, radieus, rayonant, radiant, schitterend, schijnend, stralenkrans aureool, corona, glamour, gloriole, glotiool, halo, nimbus straling - glans, radiatie, schittering, twinkeling, uitzending stralingsgebied actieradius stralingsmeting - radiometrie stram afgemeten, houterig, onbeweeglijk, onbuigzaam, star, stijf, strak, streng, stroef, stug stram en star - stijf, stug stram en stijf - stroef stramheid onbuigzaamheid, stijfheid stramien - borduurgaas stram of pal - star stramp - slobkous strampel - gaffel, mik strand boord, kust, kustgebied, kuststrook, lijst, oeverstrook, plage, reep, strook, zoom strand (Engels) - beach, shore strand (Frans) - plage, rivage strand bij Venetië - Lido strandbroek - shorts strand met zandheuvels duinkustvastraken, stranddief - jutter, strandjutter, wrakker stranddiepte - mui stranddieverij plegen - jutten stranden aanspoelen, belanden, doodlopen, echoueren, mislukken, vastlopen strandgeul kil, slenk strandgrond - zand strandhoofd - golfbreker, nol(le), pier, rijshoofd (besteend), waterkering, zeedam strandjutter - stranddief strandkleding - badpak, bikini, zwembroek strandkreek - zwin strandkruid - statice strandloper - kanoet, knot, strandkievit, strandpluvier zeeleeuwerik, strandlopers - calidris, knot, strandmeer etang, haf, lagune strandmeer met eilandjes - lagune trandmeester dijkopzichter, strandvoogd strandpluvier froekie, griltje, zandloper strandputter - sneeuwgors, zeeputter strandrover - jutter strandwachter peek strandwal - lido, nehrung strang - sleepkabel strapatsen - buitensporigheden, streken stras - kristalglas, kunstdiamant strateeg krijgskundige, veldheer strategie krijgskunde strategisch krijgskundig, tactisch stratenmaker - strater stratografie - legerbeschrijving, oorlogsbeschrijving stratus - wolkmassa streaken - naaktlopen streaker - naaktloper streber arrivist, doordouwer, drijver, eerzuchtige, intrigant streek buurt, contrei, district, domein, fint, foef, gat, gebied, gewest, grap, grondgebied, hak, hoek, kneep, kunstgreep, kunststuk, land(schap), landstreek, leer, list, loer, nep, nuk, omstreken, omtrek, oord, plaats, poets, pots, regio, slenter, slimheid, stunt, treek, trick, truc, veeg, zet, zone streek in Drenthe Ellertsveld, Hondsrug streek in Friesland Bildt, Gaasterland, Zevenwouden streek in Gelderland Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Graafschap, Montferland, Tielerwaard, Veluwe streek in Groningen Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Veenkoloniën, Westerkwartier, Westerwolde streek in Limburg mijnstreek, Peel streek in Nederland zie bij de provincies streek in Noord Brabant Baronie, Biesbosch, Kempen, Langstraat, Meijerij, Peel streek in Noord Holland Gooi, Kennemerland, Streek, Waterland, Wieringermeer, Zaanstreek streek in Overijssel Salland, Twente, streek in Spanje Leon streek in Zuid Holland AIblasserwaard, Bollenstreek, Delfland, Europoort, Krimpenerwaard, Rijnland, Westland, IJsselmonde streek met een borstel - veeg streek of gebied - zone streek of list - fofje streek of plaats - oord streek of poets - loer streek rond Breda Baronie streek rond Groningen Ommelanden . streek rond 's Hertogenbosch - Meijerij streek tussen Linge en Rijn Betuwe streek tussen Maas en Roer Overmase streeksgewijs - dialect, gewestelijk, regionaal, streektaal streektaal - accent, dialect, tongval streekwijzer - kompas, windroos streep beginstreep, chevron, galon, haal, kras, linie, lis, lits, lijn, mm, meet, millimeter, onderscheidingsteken, peil(streep), rangteken, regel, schreef, staartletter, streek, stria, striem, strip, strook, taenia, teken streepje - lijntje streepje als teken - aandachtstreep streepje tussen woorden - koppelteken streepjescode - barcode streepjespatroon - streepdessin streepjes zetten - arceren streep als lengtemaat - millimeter streep als onderscheidingsteken - chevron streep bij een spel - meet streep in diamant (onzuivere) - gles streep in een laken - galle, geer streep in het haar - scheiding streep op de grond meet streep op de weg verkeersstreep streep op valse paarden - aalstreep streep op voetbalveld - doellijn, strafschopgebied streep over de huid striem streepzaad - crepis strekbeweging - extensie, point strekdam - golfbreker, krib, pier strekel - strijkstok streken - parten streken uit halen - pert, perte strekken aangeven, aanreiken, dienen, reiken, rekken, spannen, tenderen, toereiken, uitrekken, uitstrekken strekkend - lopend strekking bedoeling, beloop, betekenis, doel, gedachte, geest, geven, loop, moraal, omvang, opzet, pointe,porté, ratio, richting, tendens, tendentie, teneur, these, werking strekking hebbend tendentieus strekking van fabel moraal strekking van roman - tendens, tendentie strekkingsroman - tendensroman strekse boog - strek strekse steen - streksteen strekspier - extensor, strekker strelen aaien, aaipoes, aanhalen, caresseren, gelijkwerken, kozen, liefkozen, stroken, strijken, vleien, wrijven strelen met zoete woordjes - kozen strelen van een zacht oppervlak - aaipoes strelend - aangenaam, caressant, vleiend strelend (muz.) - carezzando streling aai, aaiing, aanhaling, caresse, liefkozing streling met de tong lik stremmen belemmeren, beletten, blokkeren, hinderen, hotten, klonteren, rinnen, runnen, schiften, stagneren, stollen, verdikken, verhinderen . stremming - belemmering, beletsel, coagulatie, interruptie, obstructie, oponthoud, panne, stagnàtie, stilstand, strem(sel)poeder, stremstof, verlet, verstijving, vertraging stremsel kaasleb, leb, runsel, walk stremstof - stremsel stremvat - kaastobbe streng ascetisch, bars, bondig, bundel, bundelo, draad, draconisch, ernstig, gestreng, gevoelloos, (haar)wrong, hard, kardeel, kluwen, knot, koord, koud, kras, logisch, nauwgezet, nauw(keurjg), onverbiddelijk, reep, riem, rigide, rigoureus, riviertak, ruggestreng, scherp, Spartaans, stiefmoederlijk, stipt, straf, strak, stram, streen, stres, strikt, striktelijk, stringent, stijf, touw, tractus, trekriem, vlecht, vroom, wreed, wrong streng aanhouden van de kloosterregels - observantie streng afkeuren reprouveren, veroordelen, verwerpen streng en stug - star streng garen - roof streng gelovig orthodox, precies, rechtzinnig, steil, vroom streng haar - lok, wrong streng in de maat - rigoroso streng van een vlecht - strengel streng vroom - ascetisch, devoot, godvruchtig, ingetogen, kerks, puriteins streng vroom Christen asceet, ascese, ascetisch streng wol - knot, roof strenge alkeuring - reprobatie, verwerping, wraking strenge levenswijze ascese strenge orde - discipline, tucht strenge protestant - puritein strenge vernis glansvernis strenge vrome levenswijze - ascese strenge zedenleer - rigorisme strenge zedenleraar - rigorist strenge zuiveraar van de taal purist strenge zedenleer rigorisme strengelen bijeenvoegen, slingeren, snoeren, vlechten strengelen van haar - vlechten strengen - aanhalen strengetje - knot strenggelovig - orthodox strengheid - hardheid, hevigheid, rigorisme, rigorositeit, wreedheid trengvroom christen - asceet strepel - streepje, strook strepen - linieren strepen trekken - striemen stress - spanning stretcher - noodbed, veldbed strevel - tentlat streven - actie, ambieren, ambitie, aspiratie, azen, beogen, beijveren, dingen, doel(stelling), intentie, pogen, pogen, trachten, ijveren, streven naar - beogen, najagen, pogen streven naar eenheid unitarisme streven naar herziening revisionisme streven naar ideaal idealisme streven naar materie materialisme streven naar volmaaktheid perfectisme strever naar een ideaal - idealist streving ambitie, aspiratie, bedoeling, intentie, poging stribbelen - verzetten stribbelig lastig, recalcitrant, tegenwerkend stribbeling geharrewar, getwist,onenigheid, ruzie, vete striem haal, indruk, linie, litteken, lijn, merk, moet, slag, streep, trek, zweepslag striem (scheepst.) binnenrahout, gangweger striem met bloed belopen - blein striemen - geselen, knijpen, krenken, slaan, snerpen striem of indruk - moet strik cocarde, hinderlaag, klem, knip, list, lus, strop, val, valstrik, verbinding strik met nationale kleuren - kokarde strikje butterfly, lusje, vlinder, vlinderdasje strikken binden, stropen, vangen strikker – stroper, wilddief striklijn – lemniscaat strik of lus - strop strikt juist, letterlijk, nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt, streng, striktelijk striktouw - lording stringent afdoend, bindend, bondig, dringend, dwingend, krachtig strip beeldroman, beeldverhaal, bindplaat, landingsbaan, plaatjesboek, reep, strook, tekenverhaal strip papier - reep stripfiguur - Asterix, Dagobert, Jeroen, Kuifje, Kwak, Lambiek, Suske, Wiske stripgoed - tabak (om te strippen) stripmeid - stripster strippen - afstropen, ontbloten, ontkleden stripverhaal - beeldroman stro - graanafval stro als dakbedekking - glui strobaal - strozak strobbe - boomstomp strobloem - ganzebloem, helichrysum, immortelle strobord - karton strodak glui strodakbedekking - glui, stro stro-licht - bakoe, baku stroef eggerig, hortend, langzaam, moeilijk, moeizaam, naargeestig, oneffen, ontoegankelijk, onvriendelijk, ruig, ruw, somber, star, stotend, stram, stijf, stotend, stug, terughoudend, traag stroef bot - eggerig, wrang stroefheid koelheid, oneffenheid, ruwheid, stijfheid stroeve tanden - eggerig, eggig, sleeuw strofe couplet, koeplet, kwatrijn, lied, rondeel, stanza, vers, versregel strofe van dertien regels - rondeel strofe van drie rijmende - regels, tripiet strofe van vier versregels - kwatrijn strofe van vijfvoetige jamben - stanza strofe van zes jamben met een rust in het midden - alexandrijn strofe van 8 regels in vijfvoetige jamben - stanza strofe van 13 regels rondeel strofisch gedicht ballade strogeel paille strohalm - reddingsmiddel, rietje, stengel, strootje strohoedje - matelot stroken akkorderen, banen, gelijken, overeenstemmen, accorderen strokend analoog, overeen, overeenkomend, overeenstemmend, stemmend strokenvloer - parket strokleurig - geel stroman kruiwagen, ledenpop, marionet, molik, schijnpersoon, stropop, vogelverschrikker stromen - gieten, golven, gulpen, gutsen, haperen, lopen, plenzen, storten, vlieden, vloeien stromen - ergens anders heen doen .... afleiden, omleiden, vertakken stromen van hemelwater - regenen stromend water beek, blaak, kreek, rivier, sloot, stroom, vliet stromende (de) - Nereus stroming beweging, drift, mening, mode, richting, stroom, zienswijze stroming in de beldendekunst - kubisme stroming in het zee water - zoper stroming van water - tij stromingsleer - reologie strompelen - moeilijk bewegen stronk knar, pol, stomp, stobbe, tronk stronkje - gerstekorrel, pol strontium - sr. strontje op het oog - student (Ind.) strooiavond St. Nicolaasavond strooibiljet - folder, pamflet strooiborax soldeerpoeder strooien - rondgooien, verspreiden strooien bijenkorf - kaar strooien dameshoed - matelot strooien matrozen hoedje - matelot strooien met zaad - zaaien strooien vrouwenhoed - kiep strooijuffer strooimeisje strooipapiertjes - confetti, snippers strooipoeder van struis (loodwit) - struispoeder, (voor ontstoken huid) talk strook baan, band(erol), boord, flard, geer, grens, kant, lap, limbus, lint, lijst, marge, oever, omtrek, reef, reep, repel, strand, strip, zone, zoom strook (rechte - van een waterweg) - rak strook aan een effect of obligatie - talon strook aan systeemkaart - tab strook bij een telegrafisch apparaat - tape strook gaas - tampon strook gezaagd hout - schroot strook grond langs de zee - duinenrecht, duinenrij, strand, zeestrand strook grond langs een dijk - aveling strook grond langs rivier griend strook grond langs verveend land - ril strook grond langs weg berm strook grond tussen twee dijken - inlaag strook hout (med.) - spalk strook in een bos - laar, tra strook in een zeil - reef strook kant - jabot strook kant als tussenzetsel - klisklas strook land langs zee duinen, kust, strand strook langs de onderkant van vrouwen rokken falbala strook langs de weg - berm, kant, trottoir strook langs de zee - kust strook lood in een muur gemetseld - slab(be) strook met opschrift banderol strook onder aan een zeil - fats strook papier - reep strook stof - baan, band strook tussen de regels - zwad, zwade strook tussen kust en een uur varen - binnenlek strook van couponblad talon strook van een kleed - afzetsel, beleg, belegsel, bezetsel, ruche, volant strook water - rak strook weefsel - lint strook ijzer - strip strook zeil - rif strook(je) - flard, geer, kant, koord, lamelle, lap, lint, marge, rabat, rand, reep, richel, streng, strip, tape, tengel, zone, zoom strookje op een kaart - tab strookje papier om een pijp aan te steken - fidibus stroom beek, elektriciteit, golf, gulf, kali, kanaal, loop, menigte, rivier, slaak, toevloed, vaart, vliet, vloed, waterloop, waterweg stroom in... zie rivier in . . . stroom van de Noordzee tot een uur varen van de kust binnenlek stroom van woorden woordenvloed stroomaanwijzer - reoscoop stroomafnemer met rolgeleiding - trolley stroomafsluiter - schakelaar, tuimelaar, wipcontact stroomafwaarts - benedenwaarts stroombed - geul, kil, vaargeul, winterbed, zomerbed stroombeugel op electrische trein - treinbeugel stroombodem - rivierbedding stroombron - accu, batterij, dynamo, generator stroomdrukmeter - manometer, manoscoop stroomduiker aflaatsluis stroomeenheid amp(ère) stroomgeleider - elektrode stroomgever - elektrode stroomgod - Cephissus, Enipeus, Sangarius, Skamandros riviergod stroomkring - circuit stroomlevering - elektra stroommeter ampèremeter, galvanometer, reometer stroommossel - parelmossel stroomnimf - nix stroomomkeerder - cammulator stroom onderbreker - interruptor, schakelaar stroomopwaarts - bovenstrooms, boven(waarts), tegenstrooms stroomopwekker - dynamo, generator stroompje - beek, beekje, sloot, spreng, vlaagje, vleugje, vliet stroomregelaar - regulator stroomrichting ebstroom, eb, vloed stroomsluiter relais stroomsnelheidsmeter - fluviometer stroomspanning - voltage stroomsterktemeter - amperemeter, reometer stroomsterkteregelaar - reostaat stroomstoot - impuls, schok stroomt door Spanje - Ebro stroomverbreker - interruptor stroomversnelling - cataract, waterval stroomvlak van een rivier - bedding stroomwisselaar - commutator, mutator stroop - melasse, siroop stroopachtig nat van geconfijte gember - gemberstroop stroopbal - babbelaar, brok, kokinje stroopballetje - babbelaar, kokinje stroopkoek - bolus, strooppil strooplikken - flemen, slijmen, vleien strooplikker flemer, hielenlikker, ogendienaar, pluimstrijker, pracher, slijmer, vleier, uitslover stroopnagel nij(d)nagel strooppartij - rooftocht strooppil - bolus strooptocht - invasie, marode, raid, rampokpartij, razzia, rooftocht strootje - sigaartje, sigaret, strohalm strop - braconneren, das, deugniet, deveine, flop, koord, lus, mislukking, nadeel, oog, pech, scha, schade(post), sof, strik, stropen, tegenslag, tegenvaller, trekker, zeperd stropdas - krawat stropen afzetten, maroderen, plunderen, stelen, struinen, villen stroper afzetter, boekanier, laveier(Z.N.), marodeur, pelsjager, raider, rover, strikkenspanner, strikker, stroppenzetter, trapper, wilddief, wildstroper stroperig - vleiend stroperig bietensap - melasse stroperig geneesmiddel - likkepot stroperij afzetterij, lavei, marode, roverij, velddiefstal strop in touw - lus strop of lus - strik strop of nadeel - schade, verlies strop van touw - leng stropoot - strobundel (in stuifzand gestoken tegen verstuiving) stropop - dok, gorgel, stroman, strowis, vogelverschrikker strot hals, keel, nek, stem, strotklepje - epiglottis strottehoofd - gorgel, larynx strottehoofdontsteking - laryngitis strottehoofdspiegel - laryngoscoop strovedel claquebois, echelette strowis - dok, stropop strozak beddezak, bulster, bultzak, scheepsmatras, strobaal strubbelen - kibbelen, kiften strubbeling - bezwaar, moeilijkheid, onenigheid, ongenoegen, ruzietje, tegenkanting structurele taalkunde - structuralisme structuur bouw, geheel, opbouw, organisatie, samenstelling struif eiergebak, omelet struifpan - koekepan struik aucuba, braam, brein, brem, eierpannekoek, framboos, hulst, jeneverbes, gewas, heester, jasmijn, plant, pol, prunus, ribes, sering, tak, vlier, wakel, struik die stof levert voor textiel - katoenstruik struik die vruchten voort brengt - aalbes struik met gele vlinderachtige bloemen - brem struik waar aan bessen groeien - bessenstruik struikachtige boom - tamarisk struikelblik - hindernis struikelblok - belemmering, beletsel, hinder(nis), horde, obstakel, stoornis struikelen bezwijken, broncheren, stoten, tuimelen, vallen struikeling - dwaling, misstap struiken gagel struikgewas - abelmos (Azië, Afrika), agrostis, akkermaalshout, bosje, brem(struik), hakhout, hucht, struweel struikheester - kapper (Z.Eur.) struikheide Calluna, bezemhei, bezemheide struikrover - bandiet, overvaller, rampokker, snaphaan, stroper, wegenschender struikrover (Ind.) - rampokker struikrover te paard - snaphaan struinen - gappen, graaien, kapen, rondsnuffelen, rommelen, slenteen, snuffelen, stropen, wandelen, weghalen, wegnemen struis flink, kloek, robuust, sterk, stevig, stoer, struisvogel struis flink, fors, kloek,krachtig, sterk, stevig, stoer struisachtige vogel - kiwi struis met drie tenen nandoe struis met korte hals - emoe, emu struis met zwarte lintachtige veren - kasuaris struise vrouw - ka struisgras - agrostis struisriet - calamogrostis struisveer op een dameshoed - pleureuse struisvogel ara, beo, emoe, emu, kea, moa, nandoe, rea struisvogelachtigen - emoe, kasauaris, moa, nandoe, rea struisvogels - struthiones struisvogelsoort - casuaris, emoe (Austr.), kasuaris, kiwi (Nieuw-Zeeland), moa, r(h)ea, nandoe (Z. Amerika), struisvogel, uitgestorven reuzen - moa struma krop, kropgezwel struweel bosje, struikgewas strijd - botsing, conflict, contentie, gevecht, kamp, krijg, lis, oorlog, prijskamp, ruzie, slag, tegenspraak, tweestrijd, veldslag, vete, wapenkamp, wedstrijd, worsteling strijdbaan - worstelperk strijdbaar - paraat, weerbaar strijdbanier - oorlogsvaan strijdbare vrouw - amazone strijdbijl - aks, oorlogsbijl, tomahawk strijden - ageren, certeren, kampen, kibbelen, krijgen, twisten, vechten, wedijveren, worstelen strijden met degen - schermen strijder - combattant, gardist, ijveraar, kamper, kampvechter, krijger, krijgsman, ruziemaker, soldaat, tegenspreker, vechter, worstelaar, ijveraar, strijder der lichte ruiterij - huzaar strijder die handgranaat wierp - grenadier strijder te paard - cavalerist strijdgas - fosgeen, lewisiet, mosterdgas strijdgenoot - krijgsmakker strijdgewoel - mêlee strijdgodinnen - walkuren strijdhamer - marshamer strijdig - tegenstrijdig strijdigheid - antimonie strijdig met de grondwet - anticonstitutioneel strijdig met de rede - absurd, irrationeel strijdig met de tijd - anachronisme, anarchronistisch strijdig met het verstand - irrationeel strijdig met iets zijn - tegen strijdig met zichzelf - inconsequent strijd in opvattingen - antagonisme strijdkrachten - heir, leger, manschappen, strijdmiddelen, vloot strijdkreet - leus, yell strijd leveren - vechten, worstelen strijdlust - miiitantie, pugnaciteit strijdlustig - krijgshaftig, militant, strijdvaardig strijdmacht - armee, heir, leger, legermacht, legerschaarmilitie, weermacht strijdmacht te voet - infanterie strijdmacht ter zee - marine strijdmachtsonderdeel - K.L., K.Lu., marine strijdmakker - medestrijder, wapenbroeder strijdmiddel - wapen trijdmiddel van arbeiders - staking strijdpaard - ros strijdperk - arena, kampplaats, krijt, oorlogsterrein, oorlogstoneel, piste, ring, stadion, toernooi strijdperk voor boksers, worstelaars en bij ijshockey - arena strijdpunt - hangijzer, kwestie strijdros - bucephaal strijdros van Alexander de Grote - Bucefalus, Bucephalus strijdschrift - polemiek strijdster voor het kiesrecht voor vrouwen - suffragette strijdteken van de NSB - wolfsangel strijdterrein - kampplaats strijdtoneel - front(linie), gevechtsterrein, slagveld strijdtuig - wapen strijdvaardig - gevechtsklaar, krijgshaftig, militant, mobiel, paraat, strijdlustig, strijdwillig, vechtlustig strijdvaardig lid der oppositie - frondeur strijdvraag - controverse, kwestie, probleem, twistpunt strijdwagen met twee paarden - briga strijdwagen met vier paarden - quadriga strijdwolf - Feuris strijdzuchtig - contentieus, twistziek strijk en zet - geregeld, herhaaldelijk, telkens strijk en zet terugkerend - stereotiep strijkage - buiging, vleierij strijkbord - rister, riester strijkbord aan een ploeg - rister, riester strijkbout - strijkijzer strijkbuiging - serviteur strijkel - strekel, wetsteen strijkelings - rakelings strijken - aaien, gladpersen, heengaan, kozen, liefkozen, masseren, neerdalen, neerlaten, opstrijken, strelen, uitsmeren, uitstrijken, vleien, wrijven strijken langs - raseren strijkende beweging - streek strijker - altist, (contra)bassist, cellist, (alt)violist strijkgeld bij een verkoop - plokgeld, plok, pluk, plukgeld, trekgeld strijkhout - strekel strijkhoutje - spaan, spatel, zalfspaan strijkijzer - strijkbout strijkinstrument - (alt)viool, baryton, bas, cel(lo), (contra)bas, gamba, gigue, quinton, vedel, veel, vielle, viola, viool, violoncel strijkinstrument met een snaar - nonnengeige strijkje - combo, ensemble, muziekgezelschap strijkje van vier spelers - kwartet strijkmachine - mangel strijkmes - rakel, spatel, tempermes strijkoven - reverbeeroven strijkriem - aanzetriem strijksel - smeersel strijkspaan - rakel, spatel strijkspaan van een stukadoor - spatel strijksteen - oliesteen, wetsteen strijkstok - archet, arco, maatstok, strekel, vedelboog strijkijzer - bout, rakel, strijkbout Stuart, lid van het huis - 4 Anna 5 David, Henry, Karel, Maria, Sofia 6 George, Louis, Robert, Sophie, Willem 7 Hendrik, Jacobus, William 8 Marjorie 9 Elizabeth, Henriëtte 10 Margaretha stubbelen - kibbelen stubben - stoffen stubber - stoffer, veger stuc pleister(kalk) studeerkamer - kabinet, leerkamer, leervertrek, werkkamer student academieburger, alumnus, knor, leerling, muzenzoon, nihilist, studax, studiosus student (Arab.) taleb student aan een pedagogische academie - alumnus student der algemene talen - linguist student die de laagste studiegraad heeft behaald - baccalaureus student die eindexamen heeft gedaan aan H.B.S. - arbituriënt student die geen corpslid is boef, knor student die geslaagd is voor het eerste deel van het eindexamen - semiarts student die het kandidaatsexamen moet afleggen - candidandus student die met beurs studeert - bursaal student die met de studie aanvangt - incipiënt student die zijn laatste examen gedaan heeft drs. student (groen) - feut, noviet student in de godgeleerdheid - theologant student in de islamitische wetenschap - softa student in de moderne talen - neofiloloog student in de theologie - theologant student in de veeartsenijkunde (scherts) veebonk student met beurs - beneficiarus, bursaal student (ouderejaars) - monitor student, vlijtig - collegehengst studentachtig - studentikoos studentenblad - P.C., Student studentenduel in Duitsland - mensuur studenteneethuis mensa studentenfeest - lustrum (5jaarlijks) studentenkamer - kast studenten lied Gaudeamus, iovivat studenten organisatie - arsf, srvu, usn studentenorkest N.S.O. studentenparty S.V.B., N.S.A., P.S.O., A.N.P.S., A.S.V.A. studenten reisorganisatie N.B.B.S. studentenrestaurant - eettafel, mensa studentenroeivereniging - Aegir, Argos, Laga, Nereus, Njord, Okeanos, Proteus, Skadi, Triton studentenroeiwedstrijd varsity studentenroep - io studentenvereniging corps, A.S.C., A.V.S.V., loS.C., U.S.C., U.S.A., N.C.S.V., V.C.S.B., Olofspoort studentenwijk - Uilenstede studentenwijk in Parijs Quartier Latin studentikoos los, ongedwongen, studentachtig, studentikoze term boef, hengst, hengsten, kast, ploert, prof, sjezen, soos, vakidioot, vossen studeren - bekwamen, blokken, leren, oefenen, vossen studie - étude, oefening, oefenstuk, onderwijs, opleiding, wetenschap studie begeleider - mentor studie betreffende onderaardse holen - holenkunde studie der sera - serologie studie der volkskunst, gebruiken en bijgeloof - folklore studie (kennis of leer) over God, die steunt op de gegevens van de openbaring theologie studie (kennis of leer) van de aard bevingen seismologie studie (kennis of leer) van de afwijkingen in de bouw van planten en dieren - teratologie studie (kennis of leer) van de bacteriën bacteriologie studie (kennis of leer) van de beelden iconologie studie (kennis of leer) van de beginselen, die de bestemming en het gebruik van de bodem dienen te bepalen planologie studie (kennis of leer)'van de betekenis der woorden semantiek studie (kennis of leer) van de betekenisverandering der woorden - semasiologie studie (kennis of leer) van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkost geologie studie (kennis of leer) van de celkernen karyologie studie (kennis of leer) van de dieren en plantenweefsels histologie studie (kennis of leer) van de dierkunde zoölogie studie (kennis of leer) van de eieren oölogie studie (kennis of leer) van de gedachtenoverbrenging telepathie studie (kennis of leer) van de genealogische ontwikkeling der planten en diergroepen uit lagere vormen fylogenie studie (kennis of leer) van de gedachtenoverbrenging - telepathie studie (kennis of leer) van de geneesmiddelen farmacologie studie (kennis of leer) van de gezondheid hygiëne studie (kennis of leer) van de grotten en holen speleologie studie (kennis of leer) van de hartziekten cardiologie studie (kennis of leer) van de houtgewassen - dendrologie studie (kennis of leer) van de huidziekten dermatologie studie (kennis of leer) van de kerkgezangen hymnologie studie (kennis of leer) van de klassieke letteren - humaniora studie (kennis of leer) van de levensverschijnselen - fysiologie studie (kennis of leer) van de maatschappelijke veranderingen metabletica studie (kennis of leer) van de mens als natuurhistorisch wezen antropologie studie (kennis of leer) van de menselijke samenleving als zodanig en van haar verschijnselen sociologie studie (kennis of leer) van de metalen metallurgie studie (kennis of leer) van de modificaties in het tempo ter wille van de voordracht agogiek studie (kennis of leer) van de muziek musicologie studie (kennis of leer) van de nieren, urine, urinewegen en haar afwijkingen urologie studie (kennis of leer) van de normale levensverschijnselen der dieren, en planten fysiologie studie (kennis of leer) van de oogziekten oftalmologie studie (kennis of leer) van de oude schrijfvormen paleografie studie (kennis of leer) van de oudheid (speciaal Gr. en Rom.)- archeologie studie (kennis of leer) van de planten - anatomie studie (kennis of leer) van de politiek politologie studie (kennis of leer) van de psichisch gestoorde kinderen - pedologie studie (kennis of leer) van de riekende stoffen osmologie studie (kennis of leer) van de schedel craniologie studie (kennis of leer) van de scheikunde biochemie studie (kennis of leer) van de schepping, van het ontstaan van het heelal kosmogonie studie (kennis of leer) van de seksualiteit seksuologie studie (kennis of leer) van de serums serologie studie (kennis of leer) van de slangenbeschrijving ofiologie studie (kennis of leer) van de sociaal economische beschrijving van bepaalde bevolkingsgroepen - sociografie studie (kennis of leer) van de spieren myologie studie (kennis of leer) van de spreekwoorden paremiologie studie (kennis of leer) van de sterren astronomie studie (kennis of ,leer) van de sterren in de zin van sterrenwichelarij astrologie studie (kennis of leer) van de stoffen, die door de planten gevormd worden of in planten voorkomen - fytochemie studie (kennis of leer) van de tanden odontologie studie (kennis of leer) van de uitwendige beschrijving van het boek bibliografie studie (kennis of leer) van de urine - urologie studie (kennis of leer) van de veranderingen, die dieren kunnen ondergaan na het embryonale stadium metamorfologie studie (kennis of leer) van de verschijnselen van het licht - optiek studie (kennis of leer) van de vissen beschrijving ichtyologie studie (kennis, of leer) van de voeding en het dieet bromatologie studie (kennis of leer) van de vogels ornithologie studie (kennis of leer) van de volks verhalen mythologie studie (kennis of leer) van de vorm en het inwendig samenstel van de planten anatomie studie (kennis of leer) van de vrouwenziekten gynaecologie studie (kennis of leer) van de werkelijkheid - realisme studie (kennis of leer) van de wijsbegeerte, die zegt, dat men de oorzaak der dingen niet kan kennen agnosticisme studie (kennis of leer) van de wonderen - thaumatologie studie (kennis of leer) van de wetenschap, die de algemene verschijnselen in het heelal beschrijft - kosmografie studie (kennis of leer) van de wetenschap der literatuur thematologie studie (kennis of leer) van de wetenschap der zee oceanografie studie (kennis of leer) van de wetenschappelijke gronden van het weten ideologie studie (kennis of leer) van de ziekten der planten patholoog studie (kennis of leer) van de zeeën, rivieren, meren enz. hydrografie studie (kennis of leer) van de zenuwen en zenuwziekten neurologie studie (kennis of leer) van de zenuwziekten pathologie studie (kennis of leer) van de zwammen mycologie studie (kennis of leer) van het dierlijk gedrag - etologie studie (kennis of leer) het evenwicht der vloeistoffen hydrostatica studie (kennis of leer) van het klimaat klimatologie studie (kennis of leer) van het leven in het water hydrobiologie studie (kennis of leer) van het maken van röntgenfoto's. van het ruggenmerg myelografie studie (kennis of leer) van het menselijk gedrag - gedragsleer studie (kennis of leer) van het menselijk lichaam, de lichamelijke verhoudingen en eigenschappen - somatologie studie (kennis of leer) van het ontstaan van de mens en van de ontwikkeling der mensenrassen - antropogenese studie (kennis of leer) van het op de toekomst gerichte denken futurologie studiebegeleider - repetitor studiebeurs leen, stipendium, toelage studieboek – leerboek studifonds - beurs studiegenoten - commilitones studiegraad (laagste) - baccalaureaat studiekameraad - academievriend studieonderdeel - vak studie over God - theologie studieprefect - rechter studieperiode - academiejaar, lestijd studierichting - antropologie, natuurkunde, rechten, sociologie studieus - naarstig, vlijtig studie volgen - studeren studiewerk handboek, leerboek studio atelier, werkruimte studiosus - student stuff - drug, hasj stuffen - gommen stuf gom, gomelastiek, gum, radeergom, vlakgom stug bars, bits, boosaardig, halsstarrig, hard, moeilijk, nors, onbuigzaam, onverdroten, onvriendelijk, onwillig, ruig, star, strak, stram, stroef, stuurs, stijf, weerbarstig, ziekelijk stug en streng - star stug weefsel - dril stugge, lompe kerel hork stugheid koppigheid, onbuigzaamheid, starheid, stuursheid, stijfheid stuifaarde - pulver, teelaarde stuifmeel - pollenzaad, stuif, voortplantingscellen stuifmeelklompjes - pollen stuifmeelonderzoek palynologie, pollenanalyse stuifmiddel - lycopodium stuifsel - meel, stof stuifsproeier pulverisator, pulverisateur, vaporisator stuifzand - (zand)stof, woestijnzand stuifzwam - aardbuil, bovist, truffel stuik - stamper, stoot, val stuiken - stampen, stoken stuikingsbreuk - compressiebreuk stuip - convulsie, gril, groeikramp, kramp, kuur, spiersamentrekking, stuiptrekking stuipachtige hoest - kramphoes stuip(trekking) - convulsie, kramp, stuip, tic stuipen - buigen, bukken, eclampsie, seskens stuit - bochel, broodje, bult, hooihoop, mesthoop, ondereinde, podex, rug(gegraat), staartbeen, stoot, terugstoot stuitbeen - koekoeksbeen, staartbeen stuiten - botsen, stelpen, stoten, stokken, stutten, tegenhouden, verhinderen stuitend aanstootgevend, aanstotelijk, ergerlijk, lelijk, onaangenaam, repugnant, walgelijk, weerzinwekkend stuitende zaken - odiosa stuiter - bikkelbal, knikker stuiteren - knikkeren stuithoender - tinamoe stuitje - staartbeen stuitklier - vetklier(der zwemvogels) stuiveling - turf (bevroren en vermolmd) stuiven - opwaaien, wegrennen stuiver munt, plak, sou, st stuk - aandeel, akte, artikel, beschadigd, bescheid, blok, bonk, brok, caduc, compositie, daad, deel, defekt, document, effect, end, einde, exemplaar, feit, figuur, flard, flenter, fragment, gebroken, gedeelte, schilfer, geschrift, handeling, hap, homp, kaduuk, kanon, kapot, kavel, klomp, kluit, kranteartikel, kruimel, lap, mezoles, moot, mop, morzel, oorkonde, papier, part, passage (boek), portie, scherf, schijf, snede, snee, snipper, spetter, verrot, vuurmond, werk, zaak stuk aardewerk – scherf stucadoor - pleisteraar stukadoorswerk - stucwerk stukadoren - pleisteren, witten stuk afgestoken heide plag stuk bouwland akker, eng, enk stuk brood homp stuk chocolade flik, reep, tablet stuk doek coupon, lap stuk drijfijs schol, ijsschots stuk gedraaid - lam stuk gegoten ijzer - geus, gieteling stuk gereedschap beitel, boor, drevel, els, hamer, moersleutel, nijptang, schaaf, schroevendraaier, sleutel, tang, vijl, zaag stuk goed coupon, lap, los, vod stuk gras pol, zode stuk grond akker, erf, land, kavel, kluit, perceel, terrein, tuin, uiterwaard, werf stuk grond langs de dijk - aveling stuk grond op Java - bahoe stuk hakken - verkappen stuk heidegrond dat gebrand wordt - scharde (gew.) stuk hoge grond - horst stuk hout balk, bint, blok, knuppel, knots, lat, paal, pen, pin, plank, spaan, spie, staak, stok, tak, tengel stuk in de kraag - dronken stuk in de krant - artikel, bericht, reportage stuk in een schaakspel dame, koning, koningin, loper, paard, pion, toren stuk karton - kaart stuk land akker, es, kavel, perceel stuk land ingesloten door vreemd gebied - enclave stuk land van 0,5 ha - dagmaat stuk land waarvoor men een bepaalde vergunning heeft verkregen - concessie stuk leer tegen slijten van klompen - klamp stuk linnen coupon, lap stuk lood - plombe stuk muur tussen twee ramen - muurdam, penant stuk of brok - homp stuk of defect - kapot stuk of regel wit - reglet stuk of wat - stel stuk om iemand te verbinden - cedel, ceel stuk om te zingen - duet, kwartet, kwintet, octet, septet, sextet, trio stuk papier - blad, rol, vel stuk pluimvee eend, gans, haan, kip, kalkoen, kloek, leghorn stuk rots - rotsblok stuk rundvlees - rollade stuk ruw hout - klomp stuk speelgoed bal, beer, beest, bromtol, diabolo, hoepel, jojo, knikker, pop, stuiter, tol stuk stof coupon, lap stuk ter verzending - baal, colli, collo, kist, krat, vat stuk textiel - coupon, lap stuk touw bot, dreumel, eind, end, reier, tamp, tui, uithaler stuk uit een boek - chapiter stuk van acht stemmen - oktet stuk van chequeboek - souche stuk van een gedicht - strofe stuk van een lied dat steeds herhaald wordt - refrein stuk van een ronde taart - punt stuk van een schaakspel - dame, koning, loper, paard, pion, raadsheer, toren stuk van een verhaal episode stuk van vijf lire - scudo stuk vel huid, nekvel stuk verheven beeldwerk - reliëf stuk vis moot stuk van een land, omringd door vreemd grondgebied - enclave stuk vlees bout, homp, karbonade, kotelet stuk voedsel - hap stuk voor acht stemmen - octet, oktet stuk voor drie stemmen trio stuk voor stuk - afzonderlijk stuk voor twee stemmen duet stuk voor vier stemmen kwartet stuk voor vijf stemmen kwintet stuk voor zes stemmen sextet stuk voor zeven stemmen septet stuk vrachtgoed collo, colli stuk waarin rechtsbeginselen zijn vastgelegd - handvest stuk zee achter landtong haf stuka - duikbommenwerper stukadoor - plafondmaker, plekker, witter stukadoren (be)pleisteren, witten stukgaan - breken, verslijten stukgoed baal, collo, colli, kist, m .v. krat, zak stukje - beetje, brokje, deeltje, eindje, fragment, kruimel, part stukje draaien - spijbelen stukje gedroogd vlees - dendeng stukje gestold bloed bloedprop stukje glas - scherf stukje hout - spaan stukje karton kaart stukje kriezel - eindje stukje kruim - kruimel stukje leer - blek stukje papier - snipper stukje metaal van waarde penning, munt stukje soepvlees - poulet stukje speetaal - speetje stukje stof - lapje stukje suikergoed - karamel, praline stukje suikerwerk - ulevel stukje van iets grit, gruis, poeder, pulver stukje varkensvlees met been - krab stukje vlasstengel - scheef stukje vlasvezel - scheef stukje wit tussen twee woorden - spatie stukjes draaien spijbelen stukjes geroosterd vlees - saté stukjes soepvlees - poelet stukjes van iets - gruis, grit, poeder, pulver stukjes vlees met saus ragout stukjesdraaier - columnist stukken - flarden, paperassen stukken scheepsgeschut - kanons stukken vastmaken - plakken, repareren stukken vuursteen - eolithen stukken winnen slaan stukkend defect, kapot, stuk stuklopen - foutgaan, misgaan, mislukken stukmaken afbreken, kapotmaken, moeren, mollen, slopen, vernielen, vernietigen, verpesten, verwoesten, stuksgewijze opgaaf - specificatie stukslaan - breken, mollen, slopen, verkwisten, vernielen stuks - st stuk trekken - scheuren stul kluit stulp hut, stolp, woning stulpen - omkeren stumper arme, behoeftige, bloed, domkop, hals, kalis, knul, kruk, lijder, onbenul, stakker, suffer(d), sukkel, sul, tobber, zielepoot stumperd - brekebeen, klungel, stakkerd, sukkel, sukkelaar, sul stumperen - klunzen, knoeien, stuntelen stumperig - halfbakken, halzerig, krukkig, onbeholpen, onbenullig, onhandig, onnozel, sullig, stumpertje - pul stumperwerk knoeiwerk stunt bravourestuk, huzarenstuk, kunststuk, kunstvlucht, streek, stukje, toer, truc, waagstuk stuntel - klooier, kluns stuntelen ezelen, haspelen, klunzen, knoeien, stumperen stuntelig abeluinig, ezelachtig, gebrekkig, klunzig, krukkig, links, onbeholpen, onhandig stunten - acrobatiek, kunstvliegen stunter - kunstvlieger stuntman - waaghals stuntvlieger - luchtacrobaat stupide dom, onzinnig, stom, stompzinnig, uilig stupiditeit bêtise, domheid, stommiteit stuprum schending, verkrachting sturen afvaardigen, besturen, bezorgen, koersen, leiden, loeven, mennen, overmaken, richten, stevenen, versturen, (ver)zenden sturen volgens stuurmanskunst - navigeren stut - balk, beer, leuning, pijler, pilaar, schoor, schraag, stander, stempel, steun, steunbalk, steunbeer, support stutbalk - schoorbalk stuthout - schoorbalk stut in de vorm van een beeld - kariatide, schegbeeld, schraagbeeld, zuilbeeld stut in muur korbeel stutpaal - mik, schoor, stander, steun, steunsel, stoelpoot (gewest.), stutbalk, stutter, stutten ondersteunen, ondervangen, stempelen, steunen, schoren, schragen, tegenhouden stuur - scheepsroer stuurboom - helmstok stuurboord s.b., rechterboord stuurcabine - cockpit stuurdeur - schut stuurhefboom - levier stuurhuis - bestuurderscabine stuurhut cockpit stuurinrichting - knuppel, roer, stuur, stuurtoestel stuurinrichting van vliegtuig - aileron stuurknuppel (vliegtuig) levier, stuurstang, stuurstok, stuurkunde cybernetica stuurloos - roerloos stuurman - chauffeur, palinuur, piloot, roerganger stuurman van Aneneas - Palinurus stuurmanoeuvre waarbij vliegtuig om eigen as draait - pirouette stuurmanskunst - cybernetica, navigatie, pilotage stuurpen - rectrix stuurrad - roer, stuurwiel stuurradmeter - axiometer, roerverklikker stuurruimte in een vliegtuig cockpit stuurs bar, bars, bokkig, humeurig, knorrig, koppig, kregelig, lastig, mokken, mijterig, neetorig, nors, onvriendelijk, stug, vervelend, zuur stuurs iemand - bul, nurks stuurs mens bok, bul, bullebak, izegrim, knorrepot, neetoor, onvriendelijkheid, ossekop stuursheid knorrigheid, norsheid, onaardigheid, onvriendelijkheid, stugheid stuurstang in vliegtuig knuppel stuurstang van een fiets - guidon stuurstang van een ploeg - ploegstaart stuurstoel - cockpit stuurstoel van een jacht - kuip stuurstok - knuppel, levier stuurvlak aan een vliegtuig voor regeling in het verticale vlak - hoogteroer stuw dam, keerdam, keersluis, keerwerk, schut stuwadoor bevrachter, cargadoor, lader, losser, scheepslader, stouwer stuadoren - bevrachten stuwage - carga stuwdam - barrage, keerdam stuwdam in Egypte Assoeandam stuwdam in rivier (Fr.) barrage stuwen - arrimeren, bergen, bevrachten, dringen, drijven, laden, lossen, pakken, persen, stapelen, stouwen, voortbewegen, voortduwen stuwende kracht - spil stuwer - animator, cargadoor, gangmaker stuwgeld - laadloon stuwing - aandrang, congestie, drang, druk, drukking, dwang, impuls, pressie, stase stuwkracht dynamiek, elan, push, stimulans stuwmeer - stuwbekken stijf - deftig, frigide, gedwongen, gespannen, hard, harkerig, hoekig, houterig, juist, kataleptisch, klamp, kuis, lomp, onbeweeglijk, onbuigzaam, onhandig, pal, pen, preuts, rigide, roerloos, star, stevig, stokkerig, stokkig, strak, stram, straf, streng, stroef, stug, stuntelig, vast, vlak, verstijfd stijf en stram - stroef stijf geworden sap - gelei stijf van kou - verkleumd stijf van reuma - reumatisch stijf van schrik - versteend stijf vasthouden aan - obstinatie stijf worden - stollen, stremmen, verstijven stijfheid - onbuigzaamheid, rigiditeit, rigor, strakheid ,stramheid, stugheid, vasthoudendheid stijfhoofdig - dwars, eigenzinnig, koppig, onbuigzaam, onverzettelijk, weerbarstig, weerspannig stijfhoofdig mens - dein, deinoor, kopstuk, deiner, Naboth, stijfkop, stijloor stijfhoofdigheid - koppigheid stijfjes - afgemeten, terughoudend stijfkop - dein, Naboth, steiloor stijfkoppig - dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardnekkig, koppig, onbuigzaam, onwillig, obstinaat, onverzettelijk, verstokt, stijfhoofdig stijfkramp - tetanus stijf mens - klaas stijf of stram - star stijf papier - bordpapier, karton stijfsel - pap, plaksel stijfselgom - dextrine stijf van kou - verkleumd stijfzinnig - hardnekkig, koppig stijgbeugel - gehoorbeentje, stapedius, stapes, stegel, voetbeugel, stijgen - klimmen, monteren, omhooggaan, opgaan, opklimmen, opkomen, oplopen, rijzen, toenemen, verheffen, vermeerderen, wassen stijgend - ascendeus stijging - aanwas, avans, toename, toeneming, verhoging, was stijging van de lucht - remous stijging van het aantal rode bloedlichaampjes - hyperglobule stijging van water bij eb - agger, was stijgkracht - lift stijgmeter - statoscoop, variometer stijgvermogen - stijgkracht stijgwind - thermiek stijl - allure, deurpost, fatsoen, genre, litotes, manier, schrijftrant, tralie, trant, wijze stijl(kunst) - archaïsch, barok, biedermeier, Gotisch, Hellenistisch, Jugendstil, Karolingisch, Klassiek, Moors, Renaissance, rococo, Romaans, Tudor stijl der achttiende eeuw - rococo stijl der zeventiende eeuw - barok, maniërisme stijl geven aan - stileren stijl in de schilderkunst - classicisme, expressionisme, impressionisme, Jugendstil, kubisme, magisch, pointillisme, realisme, surrealisme, zero stijl of kolom van de balustrade - baluster stijl van deur - post stijl van een balustrade - baluster stijl van schrijven die kort en kernachtig is - lapidairstijl stijl (bouwstijl) - barok, flamboyant, gotiek, jezuïeten, ogivaal, pruiken, renaissance, revolutie, Romaans, tudor stijlbeoefenaar - stilist stijlfiguur - anticlimax, anafora, anakoloet, antifrase, antithese, antoniem, antonomasia, antonomasio, aposiopetis, asyndeton, beeld(spraak), chiasme, climax, correctio, diafora, ellips, epifoor, eufemisme, gelijkenis, hendiadys, hyperbool, interrogatie, inversie, ironie, iteratie, litotes, metafoor, metafora, metoniem, metonymia, occupatio, optatie, oxymoron, parabool, paradox, paraleipsis, perifrase, pleonasme, polysyndeton, preteritio, repetitio, reticentia, sarcasme, troop, trope, vergelijkenis stijlleer - diafora, stilistiek stijlnuance - stijlvariant stijloefening - brief, opstel, parafras stijlperiode - barok, gothiek, rococo stijlprocedé - stijlmiddel stijlsoort - biedemeier, jugendstil, tudor stijve baret - toque stijve nek - torticollis stijve onderrok die de jurk doet uitstaan - petticoat stijven - aanmoedigen, bijstaan, steunen, stevigen, versterken stylist - herenkapper styracacee - sneeuwklokjesboom sua sponte (Lat.) ongedwongen, spontaan, vrijwillig sub s., bij, onder sub finem s.f., tenslotte sub judice aanhangig, hangende sub rosa geheim, vertrouwelijk sub voce - sv subaltern mindere, ondergeschikt subaltern officier kapitein, luitenant, ritmeester subbelen - strompelen, struikelen subcultuur - underground subcutaan onderhuids subdivisie - onderafdeling subdominant - onderkwint suberine kurkstof subiet abrupt, acuut, dadelijk, direct, halsover kop, ineens, onmiddellijk, onverwacht, opeens, plotseling, snel subito plotseling subject onderwerp subjectie onderwerping, onderworpenheid, tiranie subjectief partijdig subjonctief aanvoegend subliem - keurig, mooi, prachtig, verheven, volmaakt, uitstekend sublimaat - kwikdichloride sublunarisch ondermaans subluminaal - onderbewust submissie onderwerping, onderworpenheid, ootmoed subonctief - aanvoegend subordinatie ondergeschiktheid, hypotaxis subscribent - intekenaar subsidiair - in de plaats tredend, ondergeschikt subsidie - bijdrage, steun, toelage, ondersteuning substantie - hoofdinhoud, hoofdbestanddeel, hoofdzaak, kern, inhoud, materie, stof, zelfstandigheid substantieel - krachtig substantie in beenderen merg substantie uit de walvisbaard - balein substantieel - krachtig, voedzaam substitueren vervangen substitutie vervanging substraat - ondergrond, voedingsbodem substraatpigment - verflak subtiel fijn, scherp, scherpzinnig, teer subtiliteit fijnheid, fijnzinnigheid,scherpzinnigheid, spitsvondigheid subtropische boom - palm subtropische heester mirte subtropische vrucht - citroen, pompelmoes, sinaasappel, vijg subversief omverwerpend, ontwrichtend, revolutionair subversief persoon - revolutionair succederen - opvolgen succes bijval, geluk, triomf, veine, voorspoed, welslagen, winst, zege succesboek - bestseller succesnummer - bestseller, hit, schlager, top successie ambtsopvolging , erfenis, erfopvolging, nalatenschap, opvolging, troonopvolging successief - achtereenvolgend, achtereenvolgens successierecht - opvolgingsrecht successievelijk achtereenvolgens successtuk - kasstuk, schlager, tophit succesvol - geslaagd succiniet - barnsteen succulent - agave, berglook, hemelsleutel, huislook, muurpeper, vetkruid sucrose - rietsuiker, zoetstof Sudan, hoofdstad van - Kartoen sudderen - pruttelen, smoren, seuteren sudderen in boter - stoven suf - bedwelmd, doezelig, dof, dom, doezelig, dromerig, duf, dwaas, gedachteloos, indolent, kinds, lazarus, lodderig, lijzig, mat, moe, muf, onnozel, slaperig, sloom, soezerig, soezig, sullig, teut, traag, verdoofd, verstompt, wezenloos suf door ouderdom - kinds suf persoon - lijs suffen - doezelen, dromen, druilen, dutten, mijmeren, muffen, peinzen, piekeren, revelen, slapen, soezen, uilen suffer - druiloor, jool, kwezel sufferd bloed, ezel, ezel(skop), doetje, domkop, dommerik, domoor, dromer, ezel, hals, kalf, klooi, klungel, kluns, kruk, kwezel, lummel, poel, slaapkop, slaapmuts, slaper, sok,stumper, sufkous, sukkel, sul, zak sufferig - beunhaas, knoeier, lafaard, lodderig, soezerig sufficiënt toereikend, voldoende sufticiëntie - zelfgenoegzaamheid suffig dromerig, lodderig, soezerig, sullig suffix - achtervoegsel, morfeen suffragette, bekende - Pankhurst sufheid - doezeligheid, dromerigheid, dufheid, kindsheid, lijzigheid, slaperigheid, sloomheid, soezerigheid, sulligheid sufheid veroorzakend - suf sufkop - dromer suggereren - opperen suggestie - inbeelding suggestief - evocatief suiker basterdsuiker, beetwortelsuiker, broodsuiker, druivesuiker, fructose, galactose, glucose, goela, kandijsuiker, klontje, kristalsuiker, lactose, maltose, melasse, melis, rietsuiker, sachorose, zoetigheid, zoetstof suiker (bruine) - keukensuiker suiker éénmaal geraffineerd - cassonade suiker in klontjes kandij suiker in prismatische blokken - kandij suiker kristalliseren - canderen suiker (met) ingemaakte citroenschil - cidraat suiker met drie koolstofatomen - triose suiker met kaneel - kaneelsuiker suiker (gesuikerde) onrijpe schil van citroen, sinaasappel e.a. vruchten - sukade suiker, ruw en ongeraffineerd - moscovade suiker uit beetwortelen - beetwortelsuiker suiker uit druiven - glucose suiker uit suikerriet - rietsuiker suiker van fijne kristallen - melissuiker suikeraarde schuimaarde suikerachtig - suikerig suikerachtige massa - melasse, stroop suikeralcohol - inositol suikeramandel - praline suikerbakker - banketbakker, confiseur, patissier suikerballetje - babbelaar, dragee suikerbiet beetwortel, biet, mangelwortel, pee suikerbietresten - pulp suikerblokje met koffiesmaak - hopje suikerbol met gekleurde lagen - toverbal suikerbrood - melisbrood suikereend (hoen) - kokerjuffer, lom, schietmot, suikergast, zilvervisje suikergast - zilvervisje suikergehaltemeter - sachariameter suikergehalte, bepaling van vloeistoffen - sacharimetrie suikergoed - borstplaat, dragee, fondant, lekkers, praline, snoepgoed, suikerbeestje, suikerstok, zuurtje suikergoed met amandel als kern - dragee suikerhoudend sap - manna suikerhoudende massa - melasse suikerig suikerachtig, suikerzoet suiker in klontjes - kandij suikerkool - glanskool suikerkristal - suikerkorrel suikerkussentje - brok suikermaïs - sweetcorn suikeroom erfoom suikeroplossing met essence - fondant suikerpalm - aren, arenpalm suikerpatiënt - diabeet, diabeticus suikerplaatje - ulevel suikerplant - melis suikerraffinaderij - raffinaderij suikerriet - ampas suikerriet, uitgeperst - ampas, bagasse suikerriet (wild) - glagah suikers met drie koolstofatomen - triose suikersiroop melasse suikersoort - basterdsuiker, bietsuiker, kandij, pentoserietsuiker, poedersuiker, rietsuiker suikersoort die vijf koolstofatomen bevat - pentose suikerstof - maltose suikerstroop melasse suikerstroopballetje - babbelaar, kokinje, kussentje suikersurrogaat - zoetstof suikertante erftante suikervervangingsmiddel - sacharine suikervogels - coerebidae suikervorming - versuikering suikervorming uit zetmeel - sacharificatie suikerwerk - borstplaat, bruidsuiker, fondant, marsepein suikerwerkerij - banketbakkerij, confiserie, office suikerij - cichorei suikerziederij - raffinerie suikerziekte - diabete, diabetes, diabeticus suikerzoet - suikerig suite gevolg, kamer, muziekstuk, stoet suizen fluiten, ruisen, sissen, tuiten suizelen - duizelen, ruisen, suizebollen suizenbollen - suizelen suizen - fluiten, geruis, gesnor, ruisen, sissen, snorren, tuiten suizend geluid - gefluit, gesis, gesuis suizend geluid bij de halsader - nonnengeruis suizende klap - gons suizende slag - gebrom, gons, klets, pats, por, steek (barg.) sujet figuur, individu, jaman, kerel, kever, knul, persoon, pooier, schoft, vent sukkel - bloed, brekebeen, doetje, domkop, dommerik, domoor, drommel, duts, ezel, goedbloed, goeierd, hals, hangoor, hannes, haspel, jocrisse, klaas, klungel, kluns, koekebakker, kruk, krukkebeen, kwak, lobbes, loer, loeres, lijs, oen, onnozele, sloeber, slomerd, sok, stakker, stoethaspel, stumper(d), sufferd, sukkelaar, sul, tobber(d), treuzel, zak, Zebedeus sukkel in zijn werk - brekebeen sukkelaar - brekebeen, dandin, stakker, stumper(d), tobber, tobberd, zebedeus, sukkelachtig - krukkig sukkeldraf - kippedraf sukkelen - krukken, kwakkelen, laboreren, kwijnen, lijden, tobben sukkelend - krukkig, kwakkelig sukkelend ziekelijk - sukkelachtig sukkelende doorbrengen - versukkelen sukkelig - stumperig sukkelig klein kind - wurm sul bloed, brekebeen, doetje, domkop, goedbloed, goedzak, goeierd, hals, hangoor, hannes, haspel, janhen, jaman, Jansalie, jocrisse, keukenpiet, kever, klaas, klungel, koekebakker, koekeloer, kruk, kul, kwezel, lobbes, loer, loeres, lijs, onnozele, slomerd, sok, stakker, stumper(d), sufferd, sukkel, tobber, zak sul van een vrouw - lut sulachtig - sullig Sulawesi - Celebes sul van een vrouw lut sulfaat - natriumsulfaat, vitriool, zwavelzuurzout sulfa-preparaten - sulfanamides sulfer s., solfor, zwavel(stok) sulferen - zwavelen sulkyberijder - pikeur sullebaan glijbaan sullen beuzelen, glijden, lanterfanten, leuteren, slepen sullig - dazig, oenig, goedig, onbenullig, onnozel, suffig, sukkelachtig, sulachtig sullige, onnozele vrouw - lut, sloor sullige vrouw - sleur sulligheid - sufheid sullig persoon - oen sultanaat - Brunei, Oman sultanaat op Malakka, - Jehore sultansbesluit - ferman, irade sultansverblijf - kraton sultan, vrouw van - sultana Sulu-eilanden, hoofdstad van de - Jolo Sumatraan Atjeher, Batak(ker), Menankabauer, Palembanger Sumatra's tabakscentrum Deli Sumatra, bevolkingsgroep op - Adjehers, Bataks, Gajoërs Sumatra, deel van - Atjeh, Bengkulu, Deli, Djambi, Langkat Sumatra, hoogvlakte op - Agam Sumatra, rivier op - Djambi, Indragiri, Indrapura, Kampar, Katang, Musi Sumatrataal - Atjehs Bataks, Lampongs, Minangkabaus, Redjangs Sumatra, vulkaan op - Dempo Somba, hoofdplaats op - Waingapu Sumbawa, hoofdplats op - Raba summa som summa summarum tenslotte, uiteindelijk summatie - sommatie Sumerische god - Enki, Enlil Sumerische godin – Inanna summeren – bijeenvoegen, optellen summier beknopt, bondig, kort summum hoogtepunt, toppunt, voornaamste sumpen – huilen, pruilen Sunda-eilanden, een der - Bali, Flores, Java, Kalimantan, Lombak, Sulawesi, Sumatra, Sumba(wa)Timor suoloco - si super - boven(aan), enorm, heerlijk, hoger, hyper, over, prachtig, ultra, zeer superbe hooghartig, prachtig, voortreffelijk superficieel oppervlakkig superfosfaat - kunstmeststof supergigant - Antares, Canopus, Mira, Rigel superieur chef, edeler, meerdere, principaal, uitmuntend, uitnemend, voortreffelijk superior (Lat.) - overste (van een klooster of kostschool) superioriteit voortreffelijkheid superiatief van goed best superiatief van veel meest superiatief van weinig - minst supermarkt - discount, winkel superstitie - bijgeloof supervisie - leiding, toezicht supplement aanhangsel, aanvulsel, bijblad, bijlage, bijvoegsel, toevoegsel suppletie aanvulling suppletoir - aanvullend suppoost bewaker, ondergeschikte (van een magistraat), oppasser, waker, zaalwachter support – standaard, steun, voetstuk supporter - aanhanger, bewonderaar, fan supporters - legioen suppositie gis, hypothese, vermoeden, veronderstelling suppressie - onderdrukking supprimeren afschaffen, onderdrukken, weglaten supra - boven(mate), eender, eerder, extra, hoger, sup supreem - hoogst, opperst, uiterst suprematie oppergezag, oppermacht surfen - plankzeilen surfplank - zeilplank Surinaams kruid - Tajar Surinaams project Brokopondoplan Surinaams vaartuig korjaal Surinaamse boom - Anaura Surinaamse bosduivel - kwatta Surinaamse bosneger - mirron Surinaamse grensrivier - Lawa Surinaamse houtsoort - slangenhout Surinaamse inwoner - neger, Creool, Hindoe, Indiër, Javaan Surinaamse pad - pipa Surinaamse rivier - Para Suriname, delfstof in - bauxiet Suriname, diersoort in - agoeti, anaconda, kolibri, luipaard, meerval, miereneter, pekari, pipa, poema, tapir, toekan, wasbeer Suriname, gouverneur van - 3 Rijk 4 Fock, Lely, Raye 5 Barry, Brons, Elias, Green, Staal 6 Currie, Hughes, Nepveu, Texier 7 Coetier, Ferrier, Huender, Rutgers, Schimpf, Schmidt, Wardlau, Wichers 8 Bentinck, Heinsius, Idenburg, Kielstra, Klaassesz, Temmingk, Tonckens 9 Bannister, Berranger, Cantzlaar,Crommelin, Mauricius 11 Adriaensen, Lichtenberg 12 Haverschmidt Suriname, hoofdstad van - Paramaribo Suriname, president van - Ferrier Suriname, rivier in - Anai, Coeroeni, Coppenama, Corantijn, Cottica, Litani, Marowijne, Nickerie, Saramacca, Suriname Surinamer Creool, Hindoe, Indiër, Javaan, Neger surkel - zuring surplus agio, opgeld, overschot, restant, teveel surprise cadeau, geschenk, presentje, verrassing surrogaat ersatz, namaak, nep, vervangingsmiddel surrogaat voor gom - dextrine surrogaat voor hennep - sisal surrogaat voor ivoor - eburine, ivoriet surrogaat voor saffraan - feminel surveillance - bewaking sus st, stil suspect - verdacht suspensefilm - thriller suspensie ophijsing,opschorting, schorsing, verdraging suspicie - argwaan, verdenking sussen bedaren, bevredigen, geruststellen kalmeren, radouceren, stillen, vertroosten, wiegelen sussend - verzoenend sustineren - aanvoeren, beweren, stellen Svalbard - Spitsbergen Swaziland, hoofdstad van - Mbabene sweater - sportvest, trui swijlens - intussen, terwijl swingen - dansen swingend - bruisend, levendig, opwindend, veerkrachtig swinger of danser - walser sijfelen - fluiten, schuifelen, sissen syllabe lettergreep syllabus - dwaalleringen (lijst van) syllogisme sluitrede sylvaniet - schrifterts sylvien - KCI symbiose - samenleving symboliek - symbolenleer, innebeeldige, symbolenkennis symbolisch uithangteken gaper symbolisch voorwerp der Indianen - totem symbool aanduiding, teken, totem, vlag, zinnebeeld symbool van bangheid haas, wezel symbool van bedilzucht - Momus symbool van boosaardigheid - roe(de), scepter, slang symbool van Canada - esdoorn, mapleleaf symbool van Christus - feniks symbool van de dichtkunst - lier symbool van de dood - affodil, daglelie symbool van de echo - woudnimf symbool van de eer - kroon symbool van de geestelijke macht - kromstaf symbool van de goddelijke alwetendheid - oog symbool van de hebzucht - gier symbool van de hoop - anker, smaragd symbool van de jeugdelijke onbezonnenheid - Icarus symbool van de liefde - hart, roos symbool van de marine - anker symbool van de militaire waardigheid - maarschalksstaf symbool van de moed - leeuw symbool van de nietigheid - garnaal symbool van de onbedorvenheid - lelie, roos symbool van de onbestendigheid en vluchtigheid - rook symbool van de onschuld - duif, lam, lelie symbool van de onsterfelijkheid - amarant symbool van de onwrikbaarheid - rots symbool van de ootmoed en liefde - akolei symbool van de overvloed - hoorn symbool van de overwinning - beker, cup, eikeloof, krans, nike, palm, trui (gele) symbool van de roem - kroon, lauwerkrans symbool van de schilderkunst - palet symbool van de schoonheid - roos symbool van de slavernij - gareel, juk, symbool van de slimheid - vos symbool van de snelheid - bliksem, Thialfi symbool van de traagheid - slak symbool van de trouw - ceder, ring symbool van de tweedracht - Discordia, Eris symbool van de twist - fakkel symbool van de uiterlijke reiniging - wijwater symbool van de verzoening - vredespijp symbool van de vluchtigheid - rook symbool van de vorstelijke macht - adelaar, arend symbool van de vrede - duif symbool van de vreugde - zon symbool van de vruchtbaarheid - gerst symbool van de vrijheid - eik, muts symbool van de vrijmetselarij - troffel symbool van de waakzaamheid - Argus symbool van de waardigheid - hoed symbool van de wereldmacht - rijksappel symbool van de wijsheid - uil symbool van de zelfopofferende liefde - pelikaan symbool van domheid - ezel, koe, os symbool van een boosaardigheid - slang symbool van geestelijke macht - kromstaf symbool van geloof - kruis symbool van geluk - hazepoot, hoefijzer, klavervier symbool van het Ancien - Bastille, Régime symbool van het christendom - kruis symbool van het geloof - kruis symbool van het gezag - hamer, roe(de), scepter symbool van het huis van Oranje - oranjevlag symbool van het leven en de verrijzenis - ei symbool van hoop - anker symbool van huwelijk - ring symbool van huwelijksliefde - tortelduif symbool van huwelijkstrouw - Penelope symbool van ingetogenheid - sluier symbool van Johannes de doper - adelaar symbool van Kerstmis - kribbe, ster symbool van kracht en trots - eik symbool van lafheid - haas symbool van liefde - hart, roos symbool van stilzwijgendheid - roos symbool van verering - krans symbool van vergankelijkheid - gras symbool van verleiding - slang symbool van verzoening - olijftak symbool van vluchtigheid - rook symbool van vorstelijk gezag - koningsappel symbool van vrede - duif symbool van wijsheid - uil symbool van zachtheid en geduld - lam symbool voor Albion - krijtrots symbool voor blankheid - lelie, sneeuw (blankheid) symbool voor christelijk geloof - kruis symbool voor Christus - eenhoorn, fenix symbool voor domheid ezel, koe symbool voor dood kruis, taxis symbool voor drift en opgewondenheid - kalkoen symbool voor drogist eenhoorn, gaper, vijzel symbool voor drukkende dwang en dienstbaarheid - gareel, juk symbool voor echtvereniging - omarming, omhelzing symbool voor geduld en zachtheid - lam symbool voor gehechtheid - parkiet symbool voor geheimhouding - sluier symbool voor geloof kruis symbool voor geluk hazenpoot, hoefijzer, klavervier symbool voor hoop anker symbool voor huwelijk ring symbool voor huwelijk, liefde, vruchtbaarheid - mirt(e) symbool voor Kerstmis kribbe, ster symbool voor kuisheid - jade symbool voor lafheid haas symbool voor liefde hart, roos symbool voor macht - arend, arm, staf, zon symbool voor moed leeuw symbool voor neon - ne symbool voor onbedorvenheid lelie,roos symbool voor onschuld lam symbool voor overvloed hoorn symbool voor overwinning eikenloof, lauwerkrans, zegepalm symbool voor Pasen ei, haas symbool voor radioactief gas - RN symbool voor rechtsgezag - roede symbool voor reinheid lelie symbool voor roem lauwer(krans), laurier(krans) symbool voor slimheid vos symbool voor thulium - tm symbool voor traagheid - bed, ezel, slak, uil symbool voor vrede en overwinning - duif, laurier, olijftak symbool voor wereldgezag - rijksappel symbool voor wijsheid uil symbool voor zachtheid en geduld - lam symbool voor zwaarte (iets zwaars) - molensteen symfonie van Beethoven Eroïca, Pastorale symbool van geestelijke macht - kromstaf symbool van gramschap - beer, egel, ever, haan, kameel, uil symbool van hebzucht - aap, (geld)buidel, pad, raaf, wolf symbool van hoogmoed - adelaar, leeuw, pauw, scepter symbool van onkuisheid - beer, bloed, bok, haan, pad, sirene, spiegel, zwijn symbool van onmatigheid - haan, raaf, zwijn symbool van trouw - ring symbool van verkiezingen - stembus symbool van vorstelijk gezag - koningsappel symfonie - muziekstuk symmetrisch - evenredig sympathie - genegenheid, medegevoelen, verwantschap, waardering sympathiek - aardig, genegen, innemend, lief, tof, symptoom aanwijzing, kenteken, teken, verschijnsel, ziekteverschijnsel synagoge - jodenkerk syndicaat synd., vakvereniging syndroom - ziekteverschijnselen (het geheel van) synode concilie, kerkvergadering, synoniem - analoog, gelijkbetekend, gelijkluidend synoniem van. . . zie het betreffende woord synthese samenstelling, samenvoeging, samanvatting, verbinding synthetisch bereide rubber - neopreen synthetisch bereide vezelstof - nylon synthetische grondstof - kunststof synthetische stof uit eiwit - lanital, melkwol synthetische vezel - enkalon, orlon syrinx - pansfluit, rietfluit Syrië, haven van - Latakia Syrië, hoofdstad van - Damascus Syrië, rivier in - Barada Syrische bijbelvertaling - Pechita Syrische godin Astarte Syrische munt piaster, pond Syrische stad - Aleppo, Damascus, Deir-ez-Zor, Haleb, Hama, Homs, Latakia Syrische slavenhoofdman - Eunus Syrjenen - komi systeem - doctrine, leer, methode, regime, stelsel, werkwijze systeem van naamaanduiding nomenclatuur systeem van ritmische beweging als tak van opvoeding - euritmie systeem van wedden - pool, totalisator, toto systeem voor het opbergen van stukken - registratuur systeem waarbij de menselijke rede als enige kenbron wordt gehuldigd - rationalisme systematiek - taxonomie systematisch geregeld,ordelijk, stelselmatig systematisch samenstel - organisme systematische onthouding van zingenot - ascese systematiseren - rangschikken