Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/
Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L
Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T
Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
baadje – borstrok, buis, hemdje, hemdrok, jasje
baai – bahia, bocht, borseauxwijn, boezem, gelukje, gof, inham, kreek, mond, tabak, tabakssoort, wol, zeearm, zeeboezem
baaierd - wanboel, wanorde
baai in Afrika – Algoa, Biafra, Delagoa, Helena, Lucia, Memba, Mossel, Saldenha, Tafel, Walvis
baai in Alaska Bristol, Camden,Glacier, Harrison, Norton, Peard, Smit
baai in Amerika - Barnegat, Bianco, Bull, Chesapeake, Ccoteaque, Descanso, Fishing, Frenchman, Keewanaw, La Paz, Long, Massachusetts, Matagorda, Monica, Monterey, Penobscot, Raleigh, Saginaw
Baai in Australië - Anson, Beagle, Boucaut, Broken, Brunswick, Carnot, Celedon, Collier, Diemen, Discovery, Doubtful, Encounter, Flinders, Fowler, Hervey, Hyland, Jurien, lacepede, Limmen, Melville, Newcastle, Portland, Radstock, Rivoli, Roebuck, Scorpion, Shark, Shelburn, Spencer, Streaky, Tor, Trinity, Upstart, Van lethbridge, Wide
baai in Aziatisch Rusland - Anadyr, Diep, Gishiga, Kamtschatka, Koschak, Nabil, Natalie, Uda, Uka, Yama, Yana
baai in Canada - Bonavista, Browne, Burnett, Christie, Croker, Daly, Dease, Denmark, Fortune, Freshfield,Fundy, Glace, Home, Griper, James, Keith, Kogaluk, Kovik, Mal, Merchant, Mings, Miramichi, Mire, Mosquito, Ommaney, Pelly, Placentia, Ross, Satellite, South Elliot, Spence, Trepassey, Ungave, Waddington, Walker
baai in Bonaire - slag
baai in California - Asuncion, Blanco, Monica
baai in Canada – Bonavista, Browne, Burnett, Christie, Croker, Daly, Dease, Denmark, Elliot, Freshfield, Frobisher, Fundy, Fortune, Glace, Griper, Hermitage, Home, Hudson, Irving, James, Kaipokok, Keuth, Kogaluk, Kovik, Liverpool, Mackenzie, Mings, Miramichi, Mal, Merchant, Mire, Mosquito, Noorse, Ommaney, Spence, Pelly, Placentia, Ross, Satellite, South, Trepassey, Ungave, Waddington, Walker
baai in Chili - Ancud, Chonorades, Corcovado, Cucao, Manzano, Penas, Quitralco, Tarn
baai in China - Bias, Hangchow,Hiatu, Mirs, Tonkin,
Wenchon
Baai in Curaçao – Anne, Bartol, Boeska, Bullen, Caracas, Daaibooi, Fuik, Knip, Manzanilla, Piscadera, Valantijn, Versali, Westpunt
baai in Denemarken – Faxe, Hjelms, Kalö, Kjoge, Laholm, Nyrup, Venö, Laholm, Sejrö, vigsö
baai in Engeland - Caernarvon, Cardigan, Bridlington, Lyme, Morecambe, Mounts, PegweIl, Swansea
baai in Frankrijk - Aude, Fos, Fréjus, Juan, Lion, Quiberon, Seine, Uon
Baai in Griekenland - Argolis, Kalloni, Kassandra, Klompo, Korinthos, Lakonia, Myrto, Orphani, Patrai, Pegassetikos, Petalia, Piraeus, Saloniki, Singitikos, Strimonikos
baai in Ierland – Athenry, Ballinskelligs, Bantry, Blacksad, Clew, Dingle, Donegal, Dundalk, Dundrum, Dublin, Galway, Gweebarra, Kilkieran, Killala, Mal, Mannin, Sligo
baai in Itallë - Manfredonia, Napels, Neapoli, Policastro, Salerno, Tarente, Terracina. Trieste
baai in Japan - Aniva, Ise, Matsu, Sagami, Shari, Tokyo, Toyama, Wakasa
baai in Mexico - Chetumai, Magdalena, Mexico, Mertos, Taltemba`
Baai in New York - Lower
baai in Nieuw Zeeland – Zloudy, Golden, Hicks, Karamea, Plenty, Tasman
baai in Noorwegen - Bokn, Folden, Oslo, Salten
baai in Rusland – Agrachan, Archangel, Baidaratskaja, Dwina, Kahipudsk, Kandalaksja, Karkinitski, Kirova, Koema, Kola, Komsomolets, Krasnowodsk, Mezen, Onega, Petsjora, Taganrog,Tsjeskaja
Baai in Saba – Fort, Ladder
Baai in St. Eustatius – Concordia, Jenkins, Oranje, Venus
Baai in St. Maarten – Flamand, Grote, Guana, Kleine, Kool, Lucas, Marigot, Orient, Simson, Steen
baai in Schotland - Broad, Luce
baai in Spanje - Algericas, Malaga, Valencia
baai in Tunis - Gabes
baai in Verenigde Staten – Apalchee, Chesapeake, Florida, Keewanaw, Matagorda
Baai in West-Irian – Agoeni, Bintoeni, Etna, Dora, Geelvink, Humboldt, Kamrau, Newerip, Seroei, Wandamen
Baai in Ijsland – Faxa, Huna
Baai in Zuid-Nederland – fortuintje, gelukje
baaierd – chaos, mengelklomp, verwarring, wanorde, warboel
baaivanger – doordraaier, jas, kledingstuk, ruziemeker, schuddebol
baaizout - keukenzout
baak baken, boei, jalon, joon, merkteken, paal, ton, vuurtoren, zeemerk
baakster - baker
baal – buidel, buil, hoeveelheid, jutezak, maa, maalzak, seroen, tas, zak
baaldag - snipperdag
baal van boombast seroen
Baäl Bel, Beël
Baälsdienaar – afgodendienaar, wereldling
Baal van boombast - seroen
baal van jute - jutezak
baan – ambacht, ambt, beroep, betrekking, circuit, dienst, emplooi, hemelbaan, job, koers, kogelbaan, officie, orbis, pad, parcours, piste, positie, post, ronde, route, spoorbaan, touwslagerswerkplaats, stiel,strook, tra, trambaan, vak, weg, ijsbaan, wildbaan
baan (balspel) – kaatsbaan, kegelbaan, tennisbaan, tra
baan die een plukker in een gang plukt – zwad, zwade
baan voor golf of kegelspel – (bol)tra
baan voor het rangeren – rangeerspoor
baan voor kolfspel - maliebaan
baan voor rolschaatsen – rink
baan voor schaatsenrijden – ijsbaan
baan voor vliegtuigen – start- landingsbaan
baan voor wedrennen – renbaan
baan (wedstrijd) – circuit, parcoers, ronde
baanbed van een spoorweg - grindkist
baanbreker – padvinder, pionier, voortrekken, wegbereider
baanbrekers of vegers op het ijs - ijsvertiermakers
aander – baangast, schoen, touwslager
baanderen - rondlopen
baanderheer baanrots
baanderij touwslagerij
baangast - baander
baanloos - werkeloos
baanloper - lokeend, lokvink
baan of ambt - functie
baan papier - strook
baanronde dubbel, lap, omloop
baanronde inhalen - lappen
baanruimer – baanveger, schoonmaker
baanstroper – baan(rover), struikrover
baantje - betrekking, job, werkkring
baantje (gemakkelijk) sinecure
baantjesjager - streber
baanvak traject
baan voor atletiek - sintelbaan
baan voor balspel – kaatsbaan, tra
baan voor rolschaatsen - rink
baar berrie, brancard, contant, disselboom, draagbaar, draagbed, golf, katafalk, nieuweling, novitius, pecuniair, pecunieel prompt, staaf, totok, watergolf, zandrug, zuiver
baar bloot, naakt, onbedekt, onverhuld
baar (Ind.) nieuweling
baarblijkelijk - kennelijk, klaarblijkelijk
baard – bakkebaard, braam, geitebaard, kinbaard, napoleon, puntbaard, ringbaard, sik, zeemansbaard
baardbrandertje – neuswarmertje
baarden (van hennep) – hekelen
baardgier - lammergier
baardgroeisel - haar
baardje napoleon, sik
baardkoekoek trappist
baardscheerder - barbier, kapper
baardschimmel – schurft
baardsnijder - pogonotoom
baard van een pijl – veder, veer
baardvin – baardschurft, krentenbaard
baardwalvis – baleinvis, bultrug, noordkaper, vinvis
baardworm - trichophytie
baar geld cash, contanten, (kas)geld, poen
baarkleed lijkkleed, pelder, wade
baarlijk - klinkklaar
baarmoeder – metra, moederschootuterus
baarmoederbloeding - menstruatie
baarmoedercatarh - endometritis
baarmoederring - pessarium
baarmoederspiegel – metroscoop
baarsacgtigen - percidae
baarsvis baars, baarvis, blauwbaars, cichlide, cobia, dissel, glijgoot, groen, holmes, hors, inktvis, kloet, klumbaars, knorhaan, kuipersbijl, lintvis, lipvis, makreel, nanderbaars, mojarra, mul, onbeholpen, onervaren, papegaaivis, pieterman, pos, snoekbaars, schuttersvis, spuitvis, stekelbaars, sterrenkijker, sul, telescoopvis, tonijn, zeebaars, zeebarbeel, zeebrasem, zonnevis, zwaardvis
baas – aanvoerder, basis, bestuurder, broodheer, chef, directeur, eigenaar, hoofd, kerel, leider, meester, opzichter, ouwe, patroon, principaal, superieur, voorman, voetstuk, werkgever, werkmeester
baasachtig bazig
baasje – mannetje, ventje
baat – belang, bijstand, gewin, heul, hulp, nut, profijt, toevlucht, troost, voordeel, winst
baatzucht egoïsme, eigenbaat, inhaligheid, zelfzucht
babbe borstlap, kwijldoekje, slabbetje
babbel bek, klep, kletskop, kletskous, kwebbel, moel, mond, muil, praatje, praats, smoel, snater, tater, wouwel
babbelaar – kakelaar, keuvelaar, kletser, kletskous, kokinje, kussentje, kwebbel, polkabrok, praatal, prater, rammel, ratel, spekje, stroopbal, tater, ulevel, veelprater
babbelaarster (babbel)kous, commère, dille, flapuit, kalle, klappei, klappp(st)er, kletskop, kletskous, kwebbel, lameer, praatster, rel, roffel, snapster, theetante
babbelachtig praatziek
babbelarij gebabbel, gekakel, gesnap
babbelen – brommen, keuvelen, klappen, kleppen, kletsen, kniezen, kouten, kwebbelen, leuteren, praten, rallen, ratelen, rellen, spreken, tateren, teuten, zeuren, zwammen
babbelguigjes – fratsen, grimassen, uitvluchten
babbelkous – babbelaarster, kakel, klappei,klessebes, klepper, kletser, kletskop, kletskous, kletsmajoor, kwekker, leuterkous, (ratel)kous
babbelmoer - babbelaarster
babbeltje – gesprek, kout, praatje
babbeltjes – praats
babbelwijf - klappei
babbelziek – babbelachtig, babbelkousig, spraakzaam
babi - dikzak, (mest)varken, zwijn(evlees)
baboe – kindermeid, oppas
babok - domoor, lomperd
babokkig – dom, lomp,onvriendelijk, ruw
baby kindje, kleintje, peuter, uk, wiegenkind, zuigeling
babyartikel – babybadje, babybox, babypoeder, babytafel, fopspeen, kribbe, looprek, luier, luur, navelbandje, rammelaar,speen, wieg
babybedje kribbe, wieg
babybox – loophek, looprek
babydoek luier
babydoll – nachthemd, pyama
babyfoon - intercom
babyoogjes - bosliefje
babysit - oppas, wiegenwacht
babysitten - oppassen
babytafel - commode
babyvoeding – kindermeel, melk
Babyloniër (oudste) – Sumeriër
Babylonisch dodend middel - dageman
Babylonische ballingschap - galoeth
Babylonische god Anoë, Anu, Bel, Ea, Enki, Enlil, Enki, Hea, Ira, Isjtar, Nammoe, Nebo, Ninmach, Ninurta, Ramman, Sin, Siris, Sjamasj, Zu
Babulonische heer der aarde en lucht - Bel
Babylonische held - Adapa
Babylonische koning - Hammoerabi, Naboenid, Nabopolasser, Nebucadnezer
Babylonische priester - En
Babylonische titel – gaon
Babysit – Oppas, wiegewacht
babyslaapplaats – wieg
babyspeelgoed – rammelaar
babyvoeding – melk, pap
baccarat hazardspel, kaartspel
bacchanaal asotte, braspartij, drinkgelach, orgie, uitspatting, zwelgpartij
bacchanalisch – losbandig, zedeloos
bacchant – Bacchuspriester, wijnzuiper
Bacchanten – Mainaden
Bacchantisch - tomeloos
Bache – dekzeil
Bachten – achter, achterplaats
bacil – bacterie, kok, microbe, spiril, staafje, ziektekiem
back achterspeler, verdediger
back-up – afdruk, kopie
bacon ham, hesp, schink, (ontbijt)spek
baconvarken - zouter
bacove banaan, pisang
bactericide - bacteriëndodend
bacterie bacil, kok, microbe, spiril, ziektekiem
bacterie die zonder zuurstof niet leven kan acrobie
bacteriedoder – bacteriofaag
bacteriën – bacillen, kokken, spirillen, streptokokken
bacterievrij – ontsmet, steriel
bacteriënziekte - bacteriose
bacterie op voedingsbodem brengen enten
bacterievrij ontsmet, steriel
bacterievrije wondbehandeling asepon
bad – badkuip, indompeling, indoping, kuip, onderdompeling, verfrissing, zwembad
badaan - aanbidden
badak (Ind.) neushoorn, rhinoceros
badbenodigdheid – badschuim, handdoek, shampoo, spons, washandje
badbroek - zwembroek
badbaden douchen, mandiën, rondspartelen, wassen, zwemmen,
badderen - poedelen
badding - balk
baden – douchen, poedelen, zwemmen
baden (Ind.) - mandiën
bader – badgast, zwemmer
badine - rijzweepje
badgast - bader
badge – button, speldje
badgelegenheid badhuis, wed, zwembad
badhuis – balneum,kurhaus, therme, sauna
badinage kortswijl, scherts
badine – rotting, wandelstok
badineren gekscheren, schertsen,
badinrichting – badhuis, balneum, sauna, thermen
badinrichting der Romeinen - Thermen, badhuis
badjas badmantel
badjing - klapperrat
badkleding – bikini, monokini, zwempak
badknecht - balneator
badkuip baignoire
badmaagd - balneatrix
badminton - poona
badpak bikini
badplaats bij Venetië - Lido
badplaats in België Blankenberge, Heist, Knokke, Ostende, Spa
badplaats in de Ardennen - Spa
badplaats in Duitsland – Durchheim, Ems, Ilmenau, Travemunde, Wiesbaden
badplaats in Engeland - Torquay
badplaats in Frankrijk Biarritz, Cannes, Deauville, Menton, Nice, Pau
badplaats in Italië Alassio, Como, Lido, Merano, Portofino, Rimini, San Remo
badplaats in Nederland Bakkum, Bergen, Domburg, Egmond, Katwijk, Noordwijk, Petten, Scheveningen, Westcapelle, Zandvoort
badplaats in Tessino - Lugano
badplaats in Tirol - Meran
badplaats in Zweden Haverdal, Pitea
badplaats in Zwitserland - Leukerbad
badplaats bij Venetië – Lido
badstof - frotté
badtas - zwemtas
baf klap, slag
baffen slaan
bag - edelsteen
bagage barang(Ind.), colly, goed, koffer, pakkage, reisgoed, tas, valies
bagagebiljet – bagagebewijs, recu, vrachtbrief
boeltje, pacotille, rommelzo
bagagedrager - carrier
bagagedrager op vliegveld - kruier
bagageplaats in schip ruim
bagagerek op een auto imperiaal
bagageriem - snelbinder
bagagetas - reistas
bagasse - ampas
bagatel akkefietje,beetje, beuzeling, kleinigheid, krats, schijntje, schimmetje, wissewasje
bagge big, draagmand, edelsteen
baggelaa - baggerturf
bagger – blubber, derrie, drek, modder, prut, slatslijk, slib, slijk, slik, excavateur, smurrie
baggeraar – dieper, veenarbeider, veentrekker
baggeren – blubberen, modderen, ploeteren, prutten, slatten, slikken, uitdiepen
baggermachine baggermolen, moddermolen, zuiger
baggerman – modderaar, modderman, prutter
baggermolen – moddermolen
baggernet - beugel
baggerschuit - hopper
baggerturf baggelaar
baggervaartuig – hopper
baghera - welpenleider
Baghdadbuil - Aleppobeul
bagno galeistraf
bah (Z.N.) - aak
Bahama eilanden Abaco, Andros, Bahama, Bimini, Cat, Eleuthera, Exuma, Mayagena, Wating
Bahama eilanden, hoofdstad der - Nassau
Bahia, eiland behorende tot de, archipel - Barbareta, Elena, Guanaja, Morat, Roatan, Utila
Bahia, hoofdstad van - Roatan, Salvador
Bahrein, eiland behorende tot - Moeharrat, Sitra
Bahrein, hoofdstad van - Manama
baie - erg, zeer
baileybrug - noodbrug
Baillonnella - Minusops
baisse prijsdaling
baissespeculant - baissier, contramineur
bajes bak, cachot, cel, gevang, gevangenis, lik, nor, petoet
bajesklant - gevangene
bajonet geweersabel, geweerdolk, kling, stootwapen
bajonetboom - yucca
bajonetlampvoet - swanfitting
bajonetplant - sansevieria
bak – asbak, bajes, baksel, beun, bun, cachot, cel, drinkbak, etensbak, gevang, gevangenis grap, kot, kaar, kas, kist, kop, kuip, lastschuit, la(de), lik, mop, nap, nor, paraplubak, petoet, plantenhuispoets, reservoir, rotbak, rugkorf, teil, trog, viskaar, vuilnisbak
bakaarde - terra cotta
bakbeest gevaarte, kolos, monster
bak benodigdheden – bloem, deeg, gist, meel, oven
bakboord - linkerzijde, stuurboord
bakelman klappereend
bakeliet – kunsthars
bakelman - klappereend
baken baak, boei, breel, gids, joon, kunstlicht, lichtbron uiterton, wegwijzer
baken in vaarwater - boei
bakenstok jalon, joon
bakenton – boei, breel, grootsplit, joon, uiterton
baker – kraamhulp, kraamvrouw, kraamverzorgster, nurse
bakermat geboorteplaats, ontstaan, oorsprong, wieg, vaderland, wordingsplaats
bakernaam – fifi, mimi, toto
bakerpraatje – babbel, beuzelpraat, verzinsel
bakerspeld – knopspeld, toespeld, veiligheidsspeld
bakerton breel
bakfiets – carrier, karrier, transportfiets
bakgeld - bakloon
bakgerei pan
bakhuis – bakkeet
bak in oliemolens - kaar
bakinrichting – grill, magnetron, oven
bakje – kom, kommetjeschoteltje, nap
bakje voor een penhouder - pennenbak
bakkebaard – favorietje, tochtlat
bakkebaarden – coteletten, favoris, tochtlatjes
bakkeet bakhuis, ovenhuis, poffertjeskraam
bakkeleien plukharen, twisten, vechten
bakken – braden, frituren, sjezen, sauteren, stralen, tichelen, trictracspelen, zakken
bakker – broodbezorger, broodslijter, broodverkoper, meikever
bakkersgereedschap - broodkar, (brood)kneder, deegrol
bakkerskar – bakkerkswagen, broodkar
bakkersknecht – bakkersgezel
bakkersplank – meelplank, taartenplank
bakkerstor kakkerlak
bakkerszeef – buil, meelzift
bakkes – aangezicht, bek, facie, gelaat, gezicht, mombakkes, mond, ponem, smoel(werk), toet, tronie
bakkruid – primula, pijpbloem, sleutelbloem
bakmengsel – beslag, deeg
bak met aarde - terrarium
bak met deksel - doos
bakmiddel – beslag, deeg, gist
bak of cel – bajesgevang, petoet
bak of mop - grap
bak om te wassen - tobbe
bak om vis te bewaren beun, kaar
bak onder waterkraan - gootsteen
bakoven – bakplaats, bakruimte
bakplaats oven
bakplaats voor tegels – tegelbakkerij
bakpoeder – gistpoeder, kunstgist
bakschuit ponton
baksel banket, beschuit, cake, gebakje, koek, oliebol, taart, wafel
baksel van beslag en olie - oliebol
baksel van deeg - brood
baksjisji (Turks) fooi, geldgeschenk
bakslagerij - vechtpartij
bakslede koets
baksteen brik, drieling, kareel, klampsteen, klinker, kloostermop, metselsteen, molensteen, mop, tichelsteen, trasraamklinker, ijselmop
baksteen voor metselwerk - tichel
bakn van papier - doos
bakvis – grietje, hittepetit, nest, tiener
bak voor de afwas – teil
bak voor planten – hjerbarium,
bak voor reptielen – terrarium
bak voor vissen - aquarium
bakvorm – blik, ketel
bakwaarde bakaard
bal – bals, balt, bol, boos, danspartij, driftig, globus, kluwen, knikker, onrustig, prop, testikel, testis, schuw
balans eindrekening, evenaar, evenwicht, hefboom, saldo, weeghefboom, weegschaal, weegtoestel, wip
balansonderdeel – (balanceer)mes, balansarm, balk, brug, gewicht, hefboom, huisje, juk, lastarm, naald, tongetje, wijzer
balanceren om evenwichtstoestand – equilibreren, libratie
balansonderdeel – balansarm, (balanceer)mes, balk, brug, gewicht, hefboom, huisje, juk, lastarm, naald, tongetje, wijzer
balansplaat - lijfplaat
balans van een ophaalbrug - wip
balata - rubbersoort
balatum - viltzeil
bal bij het doel - voorzet
baldadig brooddronken, brutaal, doldriest, onbeleefd, roekeloos, wild, uitgelaten
baldadige jongen - belhamel, deugniet, nozem, rakker, rekel, vlegel
baldakijn choepa, draaghemel, mahmal, overkapping, overspanning, troonhemel
balderen - baltsen, bulderen, razan, tieren
baldoveren – klikken, nakijken
Balearen, een der Cabrera, Formentera, Ibiza, Malloca, Menorca, Minorca, Pityusen
Balearen, monument op de - navetas, talayoten
balein – walvisbaard
baleintje – pijpdoorsteker, soutien
balen – kotsen, walgen
balenger – baliekluiver, leuningbijter
baleniet kunstbalein
balg bast, buik, huid, maag, scalp, vel
balgentreder – orgeltrapper
balhoofd - kogelgewricht
Bali, berg op - Tabanan
Bali, vulkaan op - Batur
balie advocatenstand, bak, balustrade, bar, bijl (barg.), hekwerk, kuip, leuning, mand, teil, tob, tobbe, receptie, rechtbank, reling, spijsbak, toonbank
baliekluiver balenger, leegloper, nietsnut, niksnut, sjap
baliemand - balie
Balinees heiligdom - meru, paru
Balinees rund - banteng
Balinees weefsel – ikat
Balinese dans – ardja, baris, barong, djanger, ketjak
baljaren ravotten, schreeuwen, stoeien, tieren
baljurk - avondjapon
baljuw – ambtenaar, bestuursambtenaar, drossaard, drost, landdrost, landrechter, meier, schout, schouw,
balk badding, barkoen, bint, draag, dwarsbalk, faas, gording, karbeel, keper, kesp, korbeel, latting, notenbalk, paal, rafter, rib, schoor, slof, spant, stijl, stut, wallen(ogen), zakmes
balk (herald) faas
balk in dakstoel – hanebalk
balk in de wapenkunde - faas
balk van een hooiberg laan
balk van een kozijn dorpel
balk van Noors grenehout - batting
Balkan, berg op de - Botev
Balkanstaat Albanië, Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Joegoslavië, Kroatië, Roemenië, Servie
balken – iaen, roepen
balken, waarop men de zolderbalken legt - rooster
balkenbrij – kwet
balkenlichter – penter
balkenpaleis – konak
balkenschoeisel - opank
balkhaak – duivelsklauw
balkhaar (scherts) – kat
balk (herald.) - faas
balk in dak - spant
balk in dakstoel - hanebalk
balklep kogelklep
balk of bint - keper
balkon – altaar, balustrade, gaanderij, galerij, loggia, platform, staanplaats, uitbouw, uitstek, veranda, zitplaats
balksteen – draagsteen, console
balk tegen sluisdeur - tempel
balk van een hooiberg - laan
balkwerk gebint(e)
ballade - danslied, romance, romantisch gedicht
ballade van Goethe - Erlkőnig
balladevorm - piedi, ripresa
ballast - lading, saburraverzwaring, vracht
ballasten van een schip - lestage
ballaster – ballastschop, bats, schop, zandschop
balleganter - herrieschopper, zwetser
Balleny-eilenden, een der - Buckle, Sturge, Young
balleeina – danseres
ballerina - balletdanseres
ballet dans , toneeldans, zie choreografie
balletdanser ballerino
balletdanseres ballerina
balletje drek van een geit - keutel
balletje meel - knoedel
balletje papier prop, prul
balletkunst – choreografie, danskunst
balletsprong - cabriole
balletrokje - tutu
ballettenontwerp(st)er – choreograaf
balletteuse - balletdanseres
balling – banneling, exulant, galoet, golah, paria, uitgestotene, uitgewekene, uitgeworpene, verbannene, verstotene
ballingschap – ballingsoord, exil, exilium, verbanning
ballistische raketten – minuteman, polaris, scamp, scrooge, skean, sandal
ballon - luchtbol
ballonbouwer - Blanchard, Mongolfier
ballonmouw – pofmouw
ballonreiziger – ballonreiziger, ballonvaarder
ballonvaart - luchtreis
ballorig – balsturig, boos, gemelijk, grillig, humeurig, kittelorig, ongehoorzaam, ongezeglijk, ontevreden, ontstemd, onwillig, prikkelbaar, rebels, recalcitrant, weerbarstig, weerspannig
ballorigheid – koppigheid, ontevredenheid
ballotage – stemming
ballote - stinknetel
balloteren - stemmen
ballpoint - balpen, kogelpen
ballroom – danszaal
balmuziek – dansmuziek
balorig – dwars, kittelorig, onwillig, wrevelig
bal papier - prop
balpartij – danspartij
balpen – kogelpen
balregister – orgelregister
balroos - sneeuwbal
balschoen dansschoen
balsem – amoon, crème, harsoplossing, kloosterbalsem, nardus, olie, opbeuring, pasta, smeersel, spijkerbalsem, troost, wond(er)balsem, zalf
balsemachtig gomhars - storax
balsemen – smeren, zalven
balsem tegen reumatiek opodeldoc(h)
balsemiek – welriekend
balsemine – springzaad
balseming – stichting, verzachting, zalving
balsemkruid – brasilicom, brasilicum, watermunt
bal van garen kluwen
balspel badminton, balspel, bandy, base-ball, basketbal, beugelen, biljart(en), boccia, bowling, casti(e), cricket, croquet, golf, grensbal, handbal, hockey, honkbal, kaats(en), kastie, kegelen, kolf, korfbal, lawntennis, microkorfbal, minigolf, muurbal, pelote, pluimbal, polo, pushbal, rugby, slagbal, slingerbal, soccer, softbal, squash, tafel(tennis), tafelvoetbal, tennis, veldbal, voetbal, volley(bal), waterpolo, zaalhandbal, zaalvoetbal
balspel, term uit het - ace, set
balspel beoefenen – kegelen
balspel in het water - waterpolo
balspel met bal en pluim - badminton
ba lspel met bereden spelers - polo
ba lspel met met keu - biljarten
ba lspel met racket - tennis
ba lspel met stick – hockey
balspel op het groene laken - biljard
balspel op het ijs curling
balspel op veld – voetbal
balspel te paard – polo
balspel van de Basken – pelota, pelote
balsturig grillig, halsstarrig, koppig, rebels, ongezeglijk, eigenzinnig, weerspannig
Balt - Let
Baltisch land - Estland, Koerland, Letland, Litouwen, Lijfland
Baltisch volk - Letten, Litouwers, Pruisen
Baltische taal - Lets, Litouws, Oostptuisisch
Baltische zee - Oostzee
Baltsen - balderen
baluster stijl
balustrade afzetting, balie, baluster, borstwering, heining, hek, hekwerk, leuning, reling, terras
balvanger bilmoquet
bal van opgewonden garen - kluwen
balzaal dancing, redoute
balzak – beurs, scrotum
bamboche marionet
bambocheren - pierewaaien
bambocheur - nietsnut, pierewaaier
bamboe - palmriet
bamboebeer – panda, reuzenpanda
bamboefluit - shakuhachi
bamboerustbank – balebale
bamboestok - lathi
bamboe visnet ( Ind. ) sero
bamis - herfsttijd
ban afkondiging, anathema, bekoring, betovering, bezwering, exil, interdict, landvoogd, podesta, satraap, straf, uitsluiting, vloek
ban podesta, satraap, stadhouder, landvoogd
ban, gebied onder een - banaat, mark
banaal afgezaagd, alledaags, goedkoop, gewoon, huisbakken, onbeduidend, ordinair, plat, platvloers, triviaal, vulgair
banaan bacove, pisang
banaan achtige plant – abaco
banaliteit - gemeenplaats
bananeneter - toerako
bananenvlieg - drosophilla
band – belegsel, binding, ceintuur, dansorkest, galon, gordel, hoepel, kluister, koord, kordon, ligament, lint, muziekkorps, relatie, riem, ring, samenhand, sjerp, snoer, strook, tape, verbinding, verbintenis, zwachtel
band aan de hemel – melkweg
band aan de zijkant van een affuit - kouseband
Banda-eilanden, hoofdstad der - Bandaneira
bandafdruk - spoor
bandage - verband, windsel, zwachtel
bandbreedte – resonantiegebied
bande (herald) – balk, schuinbalk
banddeel – ventiel
bandel - hoepel
band der gewrichten - ligament
bandelier – bandoulière, degenhanger, draagband, draagriem, koppelriem, schouderband, schouderriem, wapenriem
bandeloos onbeteugeld, ongeremd, onbeteugeld, ongetemperd, onordelijk, schouw, teugelloos, tomeloos, verwilderd, vrijgevochten, wild
bandeloosheid - brulziekte, ordeloosheid
bandelotte – oorhanger
bandenbelegsel voor een geweer – geweerbeslag
bandengestel - halster
bandenstelsel van leer – halster
banderol – lansvaantje, spreukband, strook
banden van een nieuw loopvlak voorzien - coveren
bandiet aartsboosdoenerboef, booswicht, bosrover, dief, fielt, gangster, misdadiger, overvaller, rover, schurk, schavuit, straatrover, struikrover
bandiet van een jongen – schavuit
bandietenleider op Sicilië – Mesina
bandietenpak - geboefte
bandietenwezen – banditisme, straatroverij, struikroverij
banditisme – bandietenwezen, straatroverij
bandje - orkestje
bandje om een sigaar – banderol
bandje van de rietdekker – roop
bandje van een onderscheiding – baton
bandkraal - ojiefschaaf
band om het middel - gordelriem
band om te plakken - tape
band om tonnen – hoepel
band op een architraaf – taenia(plat)
bandopnameapparaat bandrecorder, dictafoon, taperecorder
bandopnemer - taperecorder
band over eenwapenschild - balk, faas
bandrecorder – tapedeck
bandsteek - zoomsteek
band ter versiering – sjerp
band van een Arabische hoofddoek – (l)igaal
band van een boek – ligatuur
band van een priester - manipel
band van stof – lint
band voor versiering – picot
bandvormige verbreding van plantestengels – fasciatie
bandwipper – bandlichter
bandworm – ingewandsworm, lintworm
bandijk – rivierdijk
bandzaag - lintzaag
banen effenen, stroken, tippelen, slenteren
bang angstig, angstvallig, beangst, bedeesd, beducht, beklemd, benard, benauwd, benard, benepen, beschroomd, bevreesd, bezorgd, bleu, blo(de), blohartig, huiverig, kopschuw, laf, lafhartig, ongerust, pages, schichtig, schrikachtig, schroomvallig, schuchter, schuchtig, schuw, timide, vervaard
bangheid angst, bevreesdheid, lafheid, schroom, vrees
bang maken – dreigen
bang makend – benauwend
bang mens – bangerd, lafaard
bang voor vreemden - eenkennig, verlegen
bang weer - onweer
bang worden – verliezen, versagen
bang zijn - vrezen
Bangai-eilander, een der - Banggai, Bangkulu, Labobo, Peleng
bange droom - nachtmerrie
bangelijk – angstig, angstvallig, bevreesd, bioharig, blo, blode, lafhartig, schrikachtig, vreesachtig
bangerd – bangerik, bloodaard, haas, lafaard, lafbek,
bangerik – bangerd, lafaard, lafbek, schijtebroek, schijtkont, schijtvink
Bangladesh, bevolkingsgroep in - Bihari´s
Bangladesh, hoofdstad van - Dacca
Bangladesh, provincie van - Choelna, Dacca, Rajsjahi
Bangladesh, stad in - Barisal, Silhat
baniaanboom waringin
banier bandera, blazoen, driekleur, dundoek, gonfalon, oriflamme, vaan(del), vlag standaard, wimpel
banieren en vlaggen, kennis van – banistiek
baniervoerder - gonfalonière
banjaar – baaierd
banjer – banjerheer, branie, druktemaker, opschepper
banjeren – trekken, zwerven
banjerheer - branie, druktemaker,
bank – geldinstelling, rif
bankbeambte – loper
banken buiten het Texelse zeegat - Haaksgronden
bankbiljet – banknoot, flap, geeltje, groentje, joetje, lap, meier, papiergeld, riks, rug, tientje, vijfje
bankbiljetten bankpapier, papiergeld
bankbiljet van honderd gulden - snip
bankbiljet van tien gulden - joetje
bankdebacle – krach
bank die effecten uitgeeft - emittent
bankemployé – kassier
bank en twee fauteuls - bankstel
bankerd - bastaard
banket – baksel, gastmaal, feestmaaal, gebak, koek, taart
banketbakker - Confiseur, confiturier, patissier
banketbakkers artikel - gebak
banketbakkers ijs - roomijs
banketbakkers winkel - confiserie
banketbakkerij patisserie
banketletter - boterletter
bankbeambte – bankemployé, loper
bankbiljet – flapje, geeltje, lap,joetje, meier, riks, tientje
bankbiljetten – bankpapier, papiergeld
bankbriefje – bankbiljet, lommerdbriefje
bankdebâcle – krach
bankemployé - kassier
banken – feestvieren, fuiven, vertoeven
banken buiten hetTexelse zeegat – Haaksgronden
bankerd – bastaard
banket – feestmaaltijd, gastmaal, gebak, koek, steunberm, taart,
banketbakker – confiseur, patissier
banketbakkersijs - roomijs
banketbakkerij - patisserie
bankgeld – banco
bankhouder - bankier
bankier bankhouder, financier, geldhandelaar, geldschieter, leenheer
bankiersbeslacht - Rothschild
bank in Nederland ABN, AMRO, HBU, Heldring, Mees MBZ, NOB, Labouchére, Mees, Patijn, Pierson, Rabobank, Ribank, Slavenburg, Staalbank, Strausbank, Vermeer
bankje – bankbiljet, schemel, taboeret
bankkluis - safe
bankloper - bediende
banknoot – bankbiljet
bank of bankier die nieuwe aandelen uitgeeft - emittent
bankovervaller – bandiet, misdadiger,
bankroet – bankbreuk, blut, déconfiture, failliet, faillissement, fiasco, krach, machteloosheid, misrekening, over de kop, perke, pleite(barg.), schadepost, tegenvaller
bankschroef – klem
Banks-eilanden, een der - Gaua
bankterm - banco, credit, debet, rente, saldo
bank van lening – lombard, lomberd, lommerd, pand(jes)huis
bankwerker – draaier, frezer, koperslager, kotteraar,
banneling – balling, gedeporteerde
bannen – bezweren, uitwijzen, verjagen
banner van de duivel - exorcist
banst tondel
Bantoeneger - kaffer
Bantoetaal - Bemba, Cewa, Ganda, Kamba, Kikoejoe Lozi, Ndebele, Nyanja, Ruanda, Shona, Sotho, Swahili Tswana, Xhosa, Zoeloe
Bantoevolk - Akwa, Amba, Ambo, Amoe, Bemba, Bena, Boenda, Bondei, Dwala, Emboe, Fan, Fang, Fipa, Ganda, Gisoe, Gogo, Gwere, Ha, Haja, Hehe, Herero, Himba, Hoetoe, Jaka, Jao, Ua, Kamba, Karanga, Kongo, Jasa, Kigu, Kikoejoe, Konjo, Lamba, Limba, Loeba, Loenda, Lozi, Lwena, Makoealomwe, Makonde, Malawi, Mbere, Mboendoe, Mboko, Meroe, Namba, Ndebele, Ngala, Ngangela, Ngoni, Njamkore, Njamwezi, Njawanda, Njika, Njoekoesa, Njoro, Nyanja, Okavango, Sjambala, Orambo, Pamue, Pokomo, Roendi, Ruanda, Saga, Toemboeka Tora, Sjangana, Sjewa, Sjokwe, Soekoema, Songo, Sotho, Swazi, Taita, Tanga, Tchaga, Terta, Tonga, Tsonga, Tswana Venda, Xhosa, Xosa, Zinza, Zoeloes
banus - landvoogd
banvloek anathema, ban, excommunicatie, interdict, kerkelijke ban, verkettering, vervloeking, wraking
beobab apenbroodboom
Baptist – doper
baptisteterrum doopkapel
bar akelig, bloot, bodega, buffet, café, cru, ellendig, eng, erg, ernstig, geducht, (on)guur,onvruchtbaar honds, kaal, kil, koud, lam, naakt, naar, nacht, nors, onguur, schraal, stuurs, tapkast, tapperij, vreeslijk, vreselijk
bar – bodega, buffet, café, bodega, disco, drankhuis, dranklokaal, nachtclub, tapkast
barak hok, keet, loods, noodgebouw, schuur, tent, veldhospitaal
barang (Mal.) - bagage
barathandel ruilhandel
barbaar – kanibaal, monster, onbeschaafdeonmens, vandaal, vernieler, wilde, woesteling, wreedaard
barbaars – cru, hardvochtig, medodenloos, onbarmhartig, onbeschaafd, onmeedogend, onmenselijk, ruw, smakeloos, wild, woest, wreed
barbaarse toestand – barbarij
barbaarse vernielzucht - vandalisme
Barbados, hoofdstad van – Bridgetown
barbarakruid – winterkers
barbarisme – anglicisme, gallicisme, germanisme, latinisme
barbarijse vorst - bei
barbeel - barm, berf
barbier coiffeur, figaro, friseur, haarsnijder, heren(kapper), kapper, scheerbaas, scheerder
barbieren scheren
barboks - scherts
barbot riviergrondel, smeerling
barcarolle gondellied
barchent barachaan, barka(a)n, bombazijn
bard dichter, minnezanger, minstreel, rapsode, skald, troubadour, zanger troubadour, zanger, volksdichter, volkszanger
bareel – slagboom, spoorboom, tolhek
barema - loonschaal
baren – bevallen, teweegbrengen, veroorzaker, voortbrengen
bar en boos – akelig
barensteel (heraldiek) – lambel, palesteel, toernooikraag
baret alpino, bonnet, muts, soldatenmuts, zeskant
barg - hooiberg
barge snik, trekschuit
bargoens argot, cant, dieventaal, geheimtaal, jargon, koeterwaals, kramerslatijn, slang
bargoens voor duizend gulden – rooie, rootje, rug
bargoens voor honderd gulden meier
bargoens voor rijksdaalder knaak
bargoens voor tien gulden joetje
bargoens voor vijf en twintig gulden – geeltje
bargoense betiteling voor gevangenis – lik
barboense kerel - gozer
bariet – zwaarspaat
barietgeel - ultramarijngeel
baring - bevalling, partus
baringspijn – barenswee
bariton - zangstem
Barium – Ba
bariumfosfaatglas - uviolglas
bariummanganaat - barietgroen
bariumsulfaat - bariet
bark – driemaster
bark(a)n – barchent, bombazijn
barkas – launch, motorboot, sloep
barkas door stoom gedreven - stoombarkas
barkeeper – barman, buffethouder
barkoen – dwarsbalk, berkoen, stut
Barlow, ziekte van - zuigelingenscheurbuik
barm - baardvis, barbeel
barman – barkeeper, bartender, kastelein
barmen - branden
barmhartig genadig, goedertieren(d), goedhartig, lankmoedig, medelijden(d), meedogen(d), menslievend, mild, ontfermend, zachtmoedig
barmhartigheid deelneming, genade, goedertieren, lankmoedigheid, mededogen, medelijden, ontferming, veroveraar, zachtmoedigheid
barmhartig mens - Samaritaan
barmsijsje paapje, steenbarm
barmte – berm, hoogte, hoop, tas
barnen - branden
barnsteen amber, electron, hars
barnsteenolie – succinol
barnsteenzuur - ethaandicarbonzuur
bar of buffet – tapkast
bar of cafe – kroeg
barogram - luchtdrukdiagram
barok bizar, grillig, grotesk, onregelmatig, overladen, zonderling
barometer aneroïde, luchtdrukmeter, weerglas, weervis
barometerdaling – depressie, verschijnsel
barometervis – donderaal, weeraal
barometer zonder kwik aneroide
baron – baanderheer, banierheer, burchtheer, edelman, kasteelheer, vrijheer
baron (afk.) - bar
barones – edelvrouw
baronet - bt
barrage – baslissingspartij, herkansing, spervuur, stuwdam, versperring
barreel slagboom, spoorboom, tolhek
barrel afval, bende, doordraaier, dronkaard, fust, ploert, rommel, rotzooi, uitschot
barre landstreek – woesternij, woestijn
barrelen – doordraaien, pierewaaien
barre vlakte - ijsveld
barrevoetbroeder franciscaan
barrevoets – blootsvoets, ongeschoeid
barribal – bullebak
barricade – barrière, hek, slagboom, straat(versperring)
barricaderen - versperren
barrière – barricade, hek, slagboom, obstakel, tolboom, versperring
barrière stad Ath
barroom – gelabkamer
bars – bar, boos, breuk, bruusk, fractuur, kloof, kraak, nors, onvriendelijk, reet,ruptuur, ruw, scheur, spleet, straf, streng, stug, stuurs, terugstotend
bars en bits – stug
barse kerel – bietebauw, boeman, bullebak
barse portier – cerberus
barst bres, breuk, fractuur, gaping, keen, kloof, knak, knik, krak, ruptuur, scheur, spleet
barsten – bezwijken, breken, kenen, knappen, scheuren, splijten, springen, uiteenspatten
barstende hoofdpijn – migraine
barstende van droogte - spakerig
barsten in de huid - kloven
barstoel - kruk
barst of kier – spleet
bart - waterstoepje
barysfeer aardkern
bascule brugbalans
bas - kardoes
basaal – beneden, fundamenteel
basaalcellencarcinoom – bassalioom
basale breuk - schedelbasisfractuur
basale metabolie – grondstofwisseling
basaltine – kunstbasalt
basaltplateau in Frankrijk – Aubrac, Velay
bascule - balans, brugbalans, weegschaal,unster
base alkali, loog
baseball - honkbal
Basedow, ziekte van - Hypertyreoïde, thyreotoxicose
basement – fundering, plint, sokkel, voetstuk
baseren funderen, gronden, grondvesten, stammen, steunen
Basilan, hoofdstad van - Isabela
basilicum - balsemkruid, koningskruid
basiliek kerk, dom. Kathedraal
basiliekruid - basilicum
basinstrument – basbazuin, contrabas
basis beginsel, fundament, fundering, grondslag, grondvest, brondvlak, ondergrond, onderkant, vloer, voetstuk
basis van een driehoek - grondlijn
basis voor pensioen - pensioengrondslag
basisch - alkalisch
basislid bij insekt – scapus
basisschip - moederschip
basketbalterm – pivot
Baskisch spel pelote
Baskische dans – Agarrao, fandango Zortico, Zortiko,
Baskische hoofdstad - Guernica
Baskische provincie - Alava, Guipuzkoa, Viscaya
Baskische trommel pandero
basofyle leukocyt - basocyt
Baskische wetten - fueros
basklok – bourdon
basluit – teorbe, theorbe
baspijp – fagot
bassethoorn – klarinet, kromhoorn
bassnaar - bourdon
bassaangans - Jan van Gent
bassen – blaffen, snauwen
bassin bekken, zwembad, meer, kom, waterbekken, zwembad
bassin voor vissen – aquarium, vijver
bassist - basspeler
bassnaar bourdon
basson fagot
bast balg, bolster, boomschors, buik, buitenlaag, cortex, huid, korst, lichaam, lijf, pel, pens, romp, sassafras (laurier), schil, schors, vel
basta afgedaan, afgelopen, einde, fini, beeindigd, genoeg, uit
bastaard – basterd, creool, hybride, indo, mulat, onecht
bastaardaap – halfaap
bastaardachtig - hybridisch
bastaarddier muildier, muilezel
bastaarddier van forel en zalm - muil
bastaardering - hybridisatie
bastaardmuur – guichelheil, hoornbloempje
bastaardnachtegaal – boerennachtegaal, doornkruiper, heggemus, winterzanger
bastaardpen – spatpen
bastaardpopulier – abeel
bastaardsmaragd - peridot
bastaardspin – hooiwagen, langbeen
bastaardsterkte - heterosis
bastaarduitgang age, aat, elen, eren, ier, ment, teit
bastaard van konijn en haas – leporide
bastaard van paard en ezel - muildier
bastaardvloek jakkes, jandorie, jesses, nondeju, parbleu, sakkerloot, sakkerment, verdorie
bastion bolwerk, citadel, fort, lunet, rastel, schans, sterkte, vesting
bastkant van hout – wankant
bastkever - dennescheerder
bastuba bombardon
bast van een boom – schors
bast van noten en dergelijke – bis
bastweefsel – floëem, kurk
basviool knieviool, violoncel
bastzijde van hout – wankant
basvetterij – gakanker
basviool – knieviool, violoncel
basvioolspeler – violonnist
baszanger (Tsech.) - Dubceck
bat racket, slaghout
Bataaf – Batavier, Germaan, mannetjesputter, manwijf
Bataafs profetes – Veleda
Bataafse priesteres – Veleda
Battiljonscommandant - majoor
bataljonsvlag - banier, fanion, richtvlag, vaandel
Batanes, een der - Batan, Itabayat
Batanes, hoofdstad van – Basco
Batavieren – feestvieren, tekeergaan
bate nut, rente, voordeel
bateleur - buitelarend
bate van interest - rentewinst
baten – activa, helpen, naderen, nutten, opbrengst
baten van boedel – activa, rentewinst
bathometer - dieptemeter
bathymetriche lijn - dieptelijn
batig – gunstig, lonend, nuttig, voordelig
batig saldo – excedent, opbrengst, winst
batig slot - boni, saldo
batist cambric, lawn, lijnwaad
batnet - kruisnet, totebel
bâton (fr) – chocoladestaafje, dirigeerstok,
batraaf - rakker, rekel
bats – achterste, ballaster, bil, dij, hoogmoedig, overmoedig, panschop, schep, schop, spa, trots, zandschop
batterij accu, geschutlaag, geschutsschans, legereenheid
battledress (Eng.) - veldtenue
bauwen – galmen
bauxiet - mineraal
bavaria Beieren
bavet – slab, slabbetje
baviaan amubis, hondskopaap, kuifmakaak, mandril, mantelaap, mensaap, papio, woudduivel
baviaan (Z.Afr.) - bobbejaan
bavianegezicht - apebakker
Bavo, feestdag van St. - Bamis
bazaangans - Jan van Gent
bazaar bazar, fancyfair, magazijn,marktplaats, marktplein, politiebureau, shop, toko, verkoping, warenhuis, winkel
bazaltsoort - basaniet
bazaltsteenslag split
bazalaar - revelaar
bazel – kletspraat, larie, onzin
bazelen beuzelen, dazen, dievageren, fantaseren, kletsen, leuteren, meieren, raaskallen, radoteren, revelen, wauwelen, ijlen, zwammen
bazig – autoritair, boosaardig, pinnig
bazige keukenmeid – keukenprinses
bazige ruwe vrouw – haaiebaai, heibei, manwijf
bazige vrouw – dragonder, haai, haaibaai, helleveeg, ka, kenau, matrone
bazilkruid – basilicum, basilikruid
bazin meesteres
bazooka - antitankwapen
bazuin – (blaas)hoorn, schuiftrompet, (tromp)et, trombone, tuba
bazijn – bombazijn, streepjesgoed
beaarden - begraven
beaarding - begrafenis
beaat - verheerlijkt
beademen - reanimeren
beambte – agent, burocraat, commies, employé, functionaris, griffier, klerk, officiant
beambte van lagere rang (Ind.) - mantri, mantrie
beambte voor loketdienst - lokettist
beamen – bevestigen, goedkeuren, instemmen, toegeven, toestemmen
beangst angstig, angstvallig, bang, benauwd, bevreesd, schuw, vreesachtig
beangstigen - examineren
beangstigend – angstaanjagend, bekneld, benauwend
beantwoorden – responderen, slagen, voldoen
beantwoorden met tegenbewijzen weerleggen
beantwoording – antikritiek, antwoord, dupliek, overeenkomst repliek, responsie, teruggroeting, terugschieting, weerlegging
bearbeiden - bewerken
beast - bestoven
beatificatie – zaligverklaring
beatisme – femelarij, schijnheiligheid
beatnik – damslaper, bohémien, zwerver
beau - fat
beauty beauté, schoonheid
bebbe – beppe, grootmoeder, oma, opoe
beboeten – bekeuren, straffen
bebording dakbeschot, beplanking
bebouwd – gecultiveerd, ontgonnen
bebouwd deel van een dorp kom
bebouwd oppervlak areaal
bebouwen – aanbouwen, betelen, bewerken, cultiveren, exploiteren, ontginnen
bebouwing der grond - cultuur
bebouwingsleer planologie
bebroed maar onbevrucht – schier
becijferde bas - partimento
becijferen berekenen, calculeren, nagaan, uitrekenen, voorrekenen
bed – bedding, bedstede, bloemperk, brits, kazemat, kermisbed, koffer, kooi, kraambed, kribbe, ledikant, leger(stede), libbing, lits-jumeaux, perk, rustplaats, slaapplaats, slaapzak, sponde, tuinvak, veldbed
bed in trein couchette
bed in een rivier – bedding, kil, winterbedding, zomerbedding
bedaagd oud, bejaard, weloverdacht
bedaagde dame matrone
bedaard – adagio, beheerst, bezadigd, bezonken, bezonnen, discreet, flegmatiek, geduldig, gelijkmatig, gelijkmoedig, gematigd, geposeerd, gerust, gezapig, goedmoeds, ingetogen, kalm, koel, koelbloedig, koest, lakoniek, nuchter, onbewogen, overwogen, placide, rustig, stagig, sedaat, stil, vredig, weloverwogen, zacht, zoetjes
bedaardheid – gemak, kalmte
bedacht – gefingeerd, opzettelijk, overwogen, verzonnen, voorbereid
bedacht zijn – voorbereid
bedachte taal – esperanto, ido, kunsttaal, volapuk, wereldtaal
bedachtzaam behoedzaam, bezonnen, kalm, omzichtig, rustig, voorzichtig, weloverwogen
bedachtzaamheid – atie, bezonnenheid, ernst, reser
bedak(Ind,) – banketsel, rijstpoeder
bedaking dak, dakwerk
bedanken – afslaan, afzeggen, dankzeggen, ontslaan, ontslag, opzeggen, weigering
bedanking ontslag, weigering
bedankt merci
bedaren – afnemen, apaiseren, bevredigen, kalmeren, luwen, ontspannen, stelpen, stillen, sussen, temperen, terechtkomen, troosten, verademen
bedbehangsel draperie
bedbewaarder – euneuch, vrouwenbewaarder(harem)
bed bloemen - tuinperk
beddegoed – beddedek, bulster, deken, goeling(Ind.), hoofdkussens, kussens, laken, matras, onderdeken, onderlaken, peluw, sierlaken, sloop sprei,
beddegoed afnemen - afhalen
beddek – deken, sprei
beddeklokje – angelus
beddepisser – bedwateraar, keldermot, pissebed
beddepan - bedwarmer, ondersteek
beddewarmer – echtgeno(o)t(e), kruik,
beddezak – bulster, matras, onderbed
bedding - bed, bodem, bodemlaag, grondslag, petitie, riviergeul, smekinf, verzoek, verzoekschrift, zaat, zelling
bede – aanroep, gebed, rekest, verzoek, vraag
bedeelde - arme, behoeftige
bedeeld met - begaafd
bedeesd angstvallig, beangst, bedremmeld, bedrukt, beschroomd, bleu, blo(de), eenkennig, laf, schroomvallig, schuchter, sip, schuw, terneergeslagen, timide, verlegen
bedeesdheid – beschroomdheid, schroom, schroomvalligheid, timiditeit, verlegenheid,
bedeesd persoon - blodaard
bedegar - hondsrozenspons
bedehuis – basiliek, bidkapel, dom, godshuis, kapel, kerk, missigit, moskee, pagode, synagoge, tempel
bedehuis (Turks) – dsjami, dsjamie
bedehuisje (Ind.) - tangar
bedekken – aanstrijken, afdekken, bekleden, beleggen, beschermen, bestrooien, dekken, kleden, lamineren, maskeren, onderdekken, overdekken, toedekken, verbergen, verbloemen, verdoezelen, vervloeren
bedekken met een sluier – sluieren
bedekken onder aarde - bedelven
bedekking – bekleding, dak,dek, deken, dekking, deklaag, escorte, geleide, gordijn, huls, kap, karpet, kleed, konvooi, linoleum, mat, omhulsel, tectum, tegmentum, tegument, velum, voorhang, zeil
bedekking met een andere stof - bekleding
bedekking van een gebouw – dak(bedekking), kap, leidak, riet
bedekking van een kamer - zoldering
bedekking van een luikopening merkel, scheerstok
bedekking van een trap – traploper
bedekking van een vishuid – schub
bedekking van een vogel pluimage, veren
bedeklokje angelus
bedekt bewolkt, clandestien, gemaskerd, heimelijk, ironisch, klandestien, steels, stiekem, tersluiks, verbloemd, vérborgen, verholen, verstolen,
bedekt bloeiend cryptogaam
bedekt bloeiende plant - mos
bedekt met stof - stoffig
bedekt spottend – ironisch
bedekt te kennen geven - insinueren
bedekt zadigen - angiospermen, cryptogamen
bedekt zijn - liggen
bedekte aanduiding – toespeling, verbloeming, zinspeling
bedekte aantijging – aanwrijving, imputatie, insinuatie, tenlastelegging
bedekte hatelijke toespeling - steek
bedekte mededeling - wenk
bedekte scherts - spot
bedekte spot ironie
bedekte toespeling – dubbelzinnigheid, equivoque, hint, insinuatie
bedekte toespelingen uiten - insinueren
bedekte waarschuwing – wenk
bedektkieuwigen - tectibranchiata
bedelaar - bietser, dakloze, dalver, kalis, landloper, mendicant, profiteur, schobbejak, schooier, topper, vagebond,
bedelaar in Napels lazzarone
bedelachtig - schooierig
bedelarij – gebedel, mendiciteit
bedelbeurs - francy-fair
bedelbroeder – mendicant
bedelbrood – aalmoes
bedelderwish - kalender
bedelen – bidden, bietsen, dalven, klaplopen, manzen, schooien, toppen, vragen
bedelgebied van monniken termijn
bedeling - armenzorg
bedelkruid - bosrank
bedelmonnik derwisj, dominicaan, fakir, franciscaan, kapucijn, karmeliet, serviet
bedelmonniken, orde van - Servieten
bedelorde - dominicanen, franciscanen, hiëronymianen, jezuïeten, karmelieten, mendicant(orde), miniemen, servieten, teutoniërs
bedelstand - mendiciteit
bedeltje - charivari
bedelven bedekken, ondergooien, overstelpen
bedelvrouw bedelares
bedelzak – aalmoezenzak, knapzak
bedenk - overweeg
bedenkelijk – aanvechtbaar, alarmerend, betwistbaar, critiek, critisch, discutabel, erg, ernstig, gespannen, gevaarlijk, hachelijk, lastig, moeilijk, netelig, onheilspellend, onrustbarend, onzeker, periculeus, precair, riskant, schromelijk, serieus, speculatief, suspect, twijfelachtig, verdacht, zorgelijk, zwaar
bedenken – beramen, begroten, bewaar, fantaseren, maar, smeden, ontwerpen, ontwerping, overweging, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, verzinnen, weten, zie aldaar
bedenker – fantast, ontwerper
bedenking – aanmerking, aanvechtbaar, betwistbaar, bezwaar, maar, opwerping, overdenking, overweging, reflectie, tegenwerping
bedenksel fantasie, idee, verdichtsel, verzinsel, vondst
bedeplaats – kapel, kerk
bederf achteruitgang, contaminatie, corruptie, depravatie, deterioratie, kwaal, ondergang, ontaarding, ontbinding, rotting, sepsis, stagnatie, verderf, verrotting, verval
bederf in graan – leng, molm
bederf in hout – houtworm, molm, paalworm, vuur
bederf tegengaan conserveren,verduurzamen
bederfwerend antiseptisch, aseptisch, ontsmet
bederfwerend apparaat - diepvriezer, ijskast, vrieskast
bederfwerend middel alcohol, creosoot, koelkast, salol, salicylzuur, ijskast, vriezer, zout
bederfwerende middelen - antiseptica
bederfwerende vloeistof carbolineum
bederfwerende verfstof carbolineum, taan
bederven – abimeren, bedorven, beschadigen, ondermijnen, ontbinden, putresceren,
ramponeren, rotten, ruïneren, slopen, stagneren, verbruien, verderven, vergaan, vergallen, verknallen, verknoeien, verpesten, verprutsen, verrotten, verstoren, verzwakken, verwennen
bedervend adellijk
bedestond bidstond, biduur
bedevaart pelgrimage
bedevaart in Spanje - romeria
bedevaart naar Mekka - hadj
bedevaartganger pelgrim
bedevaartplaats pelgrimsoord
bedevaartplaats Banneux, Beauraing, Benares, Bethlehem, Brielle, Brugge, Chartres, Dokkum, Fatima, Halle, Jeruzalem, Kevelaar, Lisieux, Lourdes, Mariazell, Medina, Mekka, Nazareth, Rome, Santiago
bedevaart aan de Niers – Kevelaar
bedevaartplaats van Hindoes - Benares
bedevaart van muzelman hadj
bedgenoot – bijslaapje,echtgeno(o)t(e), partner,
bedfles – urinaal
bedhemel – baldakijn
bedienaar der begrafenis – aanspreker, bidder, kraai, lijkbezorger
bedienaar der H.mis – acoliet, koorknaap, misdienaar
bedienaar der outaars - priester
bedienaar des woord dominee, predikant, priester
bedienaar van een stoomlier – donkeyman
bedienaar van machines - machinist
bediend - stervend
bediende – bankloper, baboe(Mal.), beambte, bode, butler, chasseur, dienaar, dienstbode, dienster, dienstmeid, dienstmeisje, cemployé, groom, hulp, kelner, klerk, knecht, lakei, magazijnbediende, ober, oppas, page, pedel, serveerder, serveerster, serveuse, serviteur, valet
bediende (Eng.) groom
bediende - (Ind.) oppas
bediende aan het hof nestellakei
bediende in café – kelner, ober
bediende in laboratorium – amanuensis, laborant
bediende in wijnkelder – bottelier
bedienen – dienen, gerieven, helpen, opdienen, serveren
bediening ambt, betrekking, dienst, ministerie, office, officie, service
bedieningsgeld - baksjisj, fooi, tip
bedieningsknop – druktoets, schakelaar
bedieningsman – machinistt, operator
bedieningspaneel – instrumentenbord
bedienwagentje - serveerboy, serveerwagen
bedijen - uitzetten
bedijken – inpolderen
bedijking - polder
bedijkt land – kavel, polder
bedilal - albedil
bedilgeest - albedil, bedilal, bediller, vitter
bedillen - bekritiseren, vitten
bediller – bemoeial, criticus, vitter
bedillerig – bazig, bemoeizuchtig, critiserend, critisch, ringelorig, vitterig
bedilziek - bedillig, bedilzuchtig, bemoeial, laakziek
bedilzucht – betweterij, vitlust, vitten
bedilzuchtig – laakziek, vitterij
beding – clausule, conditié, convenant, mits, overeenkomst, reserve, stipulatie, voorbehoud, voorwaarde
beding bij levering - cif
bedingen – afdingen, afspreken, bepalen, conditioneren, eisen, stipuleren, verwerven,
bedinging – afspraak, bepaling, voorwaarde
bediscusiëren – bediscuteren, bepraten, bespreken
bedisputeren - redetqisten
bedisselen beredderen, fiksen, gladmaken, klaren, kronkelen, ordenen, regelen
bedissen - opduikelen, stelen, verdienen
bedjasje – slaapjak
bedkastje - nachtkastje
bedkleding – babydoll, pon, hansop, nachthemd, nachtjak, tenderen, nachtpon, pyama
bedkleed – sprei
bedkussen peluw
bedlinnen – laken, sloop
bedoeken - doubleren
bedoeld - bemeend
bedoelen – beogen, menen , voorhebben, willen
bedoeling – betekenis, doel, doelstelling, intentie, mikpunt, oogmerk, opzet, project, strekking, streven, tendens, toeleg, voornemen
bedoening – bedrijfje,boerderijtje, drukte, gedoe, omslag, toestand
bedoïnenstam - Anaze, Aneze, midianieten
bedolven veengrond – darg, derrie
bedomen - beslaan, bewasemen
bedompt benauwd, dompig, duf, muf, onfris, vuns
bedomptheid - mufheid
bedonderd - beroerd, lam, verbaasd
bedonderen - bedriegen, misleiden
bedongene - reservaat
bedorven adellijk, beurs, corrupt, goor, ontaard, oneetbaar, pervers, rottig, slecht, vaats, verbruid, vergald, (ver)rot, vertroeteld, vervallen, verwend, vuil, wrak
bedot – verschalkt
bedotten – aannaaien, beetnemen, bedot, bedotting, bedriegen, beduvelen, deluderen, delusie, foppen, misleiden, neppen, verlakken, vernachelen, verneuken, vernikkelen, verraden, verschalken
bedotting delusie
bedotterij – bedrog, fopperij, misleiding
bedouïenen hoofdman – shaik, sheik
bedovertrek – hoes, tijk
bedpo - ondersteek
bedrag beloop, (geld)som, hoeveelheid, inzet, kwantum, kwantiteit, product, provenu, quantum, som(ma), summa, tantum, tarief
bedrag aan geld – geldsom
bedrag boven de inschrijvingsprijs – opzet, opzetje
bedrag dat een perceel aan huur kan opbrengen huurwaarde
bedrag der belasting aanslag
bedrag (fr.) – montant
bedrag jaarlijks te voldoenvoor erfpacht - canon
bedrag van aankoop - prijs
bedrag waarmee de koopprijs verhoogd wordt opgeld
bedragen - belopen
bedreigen – aanblaffen, belagen,intimideren, molesteren
bedreigend – grimmig
bedreiger - aanvaller, belager
bedreiging – gevaar, onheil
bedreiging tegen het leven - levensgevaar
bedremmeld – angstvallig, gedecontenanceerd, bedeesd, beduusd, beschroomd,
beteuterd, bleu, eenkennig, onthutsts, chroomvallig, schuchter, sip, timide, verlegen
bedreven – afgericht, behendig, bekwaam, capabel, deskundig, expert, doorkneed, ervaren, gehaaid, gekheid, gereed, geoefend, geroutineerd, getraind, geverseerd, gezwind, handig, klaar, knap, kundig, kunstig, letterwijs, vaardig, vakbekwaam, vakkundig, waardig, vlug
bedreven in iets – abel, bekwaam, bevallig
bedreven musicus virtuoos
bedrevenheid ervaring, handigheid, kundigheid, routine, techniek, vaardigheid, vakmanschap
bedrevenheid door ervaring – routine
bedrevenheid t.a.v. muziekinstrument - virtuositeit
bedreven raken - leren
bedreven zijn – kennen
bedriegen – aannaaien, afzetten, bedotten, beetnemen, bedrog, belagen, beliegen, beduvelen, bezwendelen, dreigement, duperen, foppen, fraude(ren), knoeien, kuipen, kullen, kwakzalven, liegen, lorren(draaien), misleiden, neppen, oetsen, oplichten, plegen, seibelen, smokkelen, verduisteren, verlakken, verschalkt, vervalsen, zwendelen
bedrieger – afzetter, bedotter, dief, flessentrekker, fraudeur, guit, knoeier, kwakzalver, leperd, linkerd, leugenaar, misleider, oplichter, paloeter, schurk, sjacheraar, snees, oplichter, valsaard, zwendelaar
bedriegerij - bedrog, fopperij, fraude,geknoei, leugen, misleiding, nep, oplichting, zwendel
bedrieglijk – arglistig, frauduleus, illusoir, doleus, corrupt, gemeen, geslepen, leugenachtig, listig, loos, los, misleidend, ogenschijnlijk, oneerlijk, pseudo, slinks, vals
bedrieglijk beeld drogbeeld, schijn
bedrieglijk slim - leep
bedrieglijk voorkomen schijn
bedrieglijke namaak pastiche
bedrieglijke handelaar – pingelaar, sjacheraar, snees
bedrieglijke nabootsing – pastische
bedrieglijke reden - drogreden
bedrieglijke redenering drogreden, sofisme
bedrieglijke ruiler - tuiser
bedrieglijke samenheuling – conclusie
bedrieglijke schijn – glimp, klatergoud
bedrieglijke voorstelling – bedrog, mystificatie
bedrieglijke zotternij – apekool
bedrieglijkheid – valsheid
bedrillen – beschikken, besturen, ringeloren
bedrijf (toneel) actie, taf(e)reel
bedrijf (Grieks drama) climax, expositie, intrige, kathersis, peripetie
bedrijf akte, ambacht, bank, beroep, boerderij, compagnie, daad, etablissement, fa., fabriek, firma, fokkerij, garage, gedoe, handeling, handelszaak, handwerk, kwekerij, N.V., metier, nering, onderneming, restaurant, stiel, supermarkt, toko, toneelwerk, vak, vennootschap, werkzaamheid, zaak
bedrijfsconcentratie – fusie, trust
bedrijfsdrukte - bezettingsgraad
bedrijfshuishoudkunde economie
bedrijfsleer technologie
bedrijfsleider directeur, gerant, manager
bedrijfsleiding - management
bedrijfspand - zakenpand
bedrijfsrestaurant - kantine
bedrijfsruimte – fabriek, smederij
bedrijfsstuk - akte
bedrijfstak – bouwsector, horeka, industrie, landbouw, scheepsbouw, tuinbouw, veeteelt, visserij, wegenbouw
bedrijfster daderes
bedrijfsvorm – bv, cv, nv
bedrijf voor goederenopslag - veem
bedrijven – begaan, dader, doen, perpetreren, plegen, stichten, uitoefenen, uitrichten, uitwerken, verrichten, volvoeren
bedrijvend - actief
bedrijvende vorm actief, activum
bedrijver dader, pleger, schuldige
bedrijver van sluikhandel smokkelaar
bedrijvig actief, arbeidzaam, bezig, druk, geaffaireerd, ijverig, laborieus, levendig, nijver, onledig, vlijtig, werkzaam
bedrijvigheid – actie, activiteit, afleiding, ambitie, animatie, applicatie, arbeidzaam, bezigheid, drukte, empressement, ijver, krachtdadig, leven, naarstigheid, noestheid, nijverheid, vertier, vigilantie, vlijt(betoon), werkzaamheid
bedreivig vrouwtje - hittepetit
bedrillen beschikken, besturen, ringeloren
bedroefd – aangedaan, akelig, armzalig, bedrukt, desolaat, droef, droevig, drol, gering, leeddragend, miserabel, naargeestig, neerslachtig, ontroerd, rauwig, sacherijnig, slecht, smartelijk, treurig, triest, troosteloos, verdrietig, weinig,
bedroefdheid droefenis verdriet
bedroefd krijgsman - veteraan
bedroefd zijn - treuren
bedroeven – affigeren, chagrineren, verdrieten
bedroevend armzalig, deerlijk,desolant, ergerlijk, geducht, hartverscheurend, jammerlijk, navrant, slecht, teléurstellend, treurig, triest, verdrietig
bedroevend slecht – droevig
bedroevend weinig – zielig
bedroeving – bedroefdheid, droefenis, smart, verdriet
bedrog – afzetterij, arglist, bedriegerij, boerenbedrog, dolus, falsivicatie, farce, flessentrekkerij, fopperij, fake, fint, fraude, geknoei, geveins, goochelspel - humbug, knoeiboel, knoeierij, kuiperij, kwakzalverij, laag, lak, leugen, list, malversatie, misleiding, nep, oneerlijkheid, onwaarheid, oplichterij, oplichting, part, seibel, streek, strik, teleurstelling, troggelarij, verlakkerij, verraad, vervalsing, woeker, zinsbegoocheling, zwendel(arij)
bedrogen – gedupeerd, misleid, teleurgesteld
bedrogene dupe
bedrogen man - cocu, hoorndrager
bedrog in administratie - fraude
bedrog of nep – zwendel
bedrog plegen – bedriegen, frauderen, knoeien, liegen, malverseren, neppen, oplichten, verduisteren, zwendelen
bedruipen - arroseren, bedroppelen
bedrog plegen bedriegen, beduvelen, knoeien, liegen, malverseren, neppen, oplichten, verduisteren, zwendelen
bedruipen – bedroppelen, bedruppelen
bedrukt bedroefd, beklemd, bekommerd, benard, benauwd, bezorgd, bezwaard, droef, gedeprimeerd, gedrukt, miezerig, moedeloos, neerslachtig, sip, somber, stil, terneergeslagen, treurig, triest, zwaarmoedig
bedrukt en niet gevouwen plano
bedrukt katoen - indienne, sits
bedruktheid - terneergeslagen
bedrukte stof – imprimé
bedrust – slaap
bedsermoen – gordijnpreek, terechtwijzing, vermaning
bedste(d)e – alkoof, ledikant, sponde
bedstro - asperula
beducht angstig, bang, vervaard
beducht zijn vrezen
beduiden - aanwijzen, betekenen, tonen
beduidend aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, erg, hevig, zeer
beduimeld slordig, smerig, smoezelig, vies, vuil
beduimeling – vlek
beduivelen – bedotten, beduvelen, beetnemen
beduusd – bedremmeld, beteuterd, verlegen, verslagen
beduveld - flauw, gek, mal, verbluft, verbijsterd, verward
beduvelen – aannaaien, bedotten, bedriegen, beetnemen, belatafelen, overbluffen
bed van een rivier - kil
bed voor bloemen - bloemperk
bed vulling dons, kapok, schuimrubber, stro, veren, zeegras
bedwang beheersing, gezag, macht, onderdrukking, onderwerping, overwicht
bedwants - wandluis, weegluis
bedwarmer – beddepan, bedde(kruik)
bedwelmd - beneveld, beteuterd, dronken, onmachtig, verdoofd, versuft
bedwelmen – benevelen, enivreren, verdoven, versuffen
bedwelmend – benevelend, hypnotisch
bedwelmend middel alcohol, anfioen, atropine, bhang, bheng, cocaïne, dope, drug, ether, hasjiesj, heroïne, lachgas, LSD, marihuana, mescaline, morfine, narcoticum, opium, soma, tabak
bedwelmende drank – alcohol, kava, kawa, koemis, mede, mee, oemis, salep, soma(Ind.)
bedwelmende gas – kolendamp, koolmonoxyde
bedwelmende raaigras – dolik, hondsdravik
bedwelming beneveling, bewusteloosheid, flauwte, lethargie, narcose, roes, trance, verdoving, zwijmel
bedwingen – beheersen, beteugelen, breidelen, inteugelen, temmen, tomen, inbinden, innemen, intomen, onderdrukken, ophalen, regeren, ringeloren, tomen,
bedwinger – dwingeland, onderdrukker, overwinnaar, temmer, tiran
bedwongen – getemd
bedwongen spijt – bitterheid, misnoegdheid, wrevel
bedzweer – decubitus, doorligwond
beëdigd - gezworen
beëdigd tussenhandelaar makelaar
beëdigde gerechtelijke verklaring – affidavit
beefaal - sidderaal
beefachtig – beverig, rillerig
beefesp – ratelpopulier
beefrog - sidderrog
beeftea - vleesbouillon
beeftoon tremolo
beefvis - siddermeerval
beëdigd deskundige die een rafactie vaststelt – rafactiemeter
beëdigd beëindigd getuige – klerk
beëdigd tussenhandelaar – makelaar
beëdigde – gezworene
bndigde gerechtelijke verklaring – affidavit
beëdigde verklaring – affidavit, getuigenis
beëindigd – afgerond, afgesloten, afhouden, afnokken, volbracht
beëindigen – afhouden, afmaken, afschaffen, besluiten, inhouden, intomen, omsluiten, omvatten, opheffen, ophouden, schukken, stoppen, tegenhouden, terughouden, uitscheiden, volbrengen, voltooien
beëindiging – afloop, afsluiting, terminatie
beëindiging der dienstbetrekking –enuntiatief
beek – afkeuring, grensscheiding, grift, kreek, laak, spreng , stroom, vliet, water, wetering
beek en vijvernimfen - hyaden
beekforel - schotzalm
beek in Limburg Geleen, Geul, Gulp, Niers, Roer
beekje – grift, kreek, riviertje, spreng, stroom, vliet
beek- en vijvernimfen - hyaden
beeld – afbeelding, afgietsel, afschijnsel, beeltenis, begrip, buste, gelijkenis, icon, vkon, ikoon, illusie, imago, kolos, konterfeitsel, nabootsing, plasma, portret, projectie, sculptuur, schema, torso, troop, typus, voorbeeld, voorstelling, weergave
beeldaanbidder - beeldendienaar
beeld als schoorzuil - kariatide
beeldband - ampex
beeldbeschrijving iconografie
beeldbraak - beeldenstorm
beeldbuis - tv, teevee, televisie
beeldend plastisch
beeldend kunstenaar beeldhouwer, etser, schilder, tekenaar
beeldendienst – idolatrie
beelden in de taal – beeldspraak, tropen
beeldenaar – muntafbeelding, muntboek
beeldenaarszijde – avers
beeldend – plastisch
beeldende kracht - plasticiteit
beeldendkunstenaar – beeldhoower, ester, schilder, tekenaar
beeldende kunsten – beeldhouwen, etsen, graveren, schilderen, tekenen
beeldendienst – idolatrie, xylolatrie
beeldengalerij – glyptotheek
beeldenstorm - iconoclasie
bee1denstormer – iconoclast
beeldenvereerders - iconodulen
beelddoek - scherm
beeldenstormers - iconoclasten
beeldenstrijd - iconoclasme
beelderig - mooi, prachtigsnoeperig, snoezig
beeldglas – spiegel
beeldhouw - statuair
beeldhouwer - sculpteur
beeldhouwers -
3 Arp, Wijk, Zijl
4 Beki, Boos, Eyek, Gaul, Krop, Rude, Saly, Veen, Zürn
5 Begas, Bolle, Cione ,Degas, Dietz, Egell, Ernst, Esser,
Grard, Husly, Juste, Kolbe, Manzu, Minne, Moore,
Musea, Pajou, Pilon, Porta, Puget, Rodin, Rosso, Stoss,
Vinei, Vulea, Witte
6 Bandel, Boyens, Calder, Canova, Chabot, Derain,
Dongen, Donner, Dubois, Dughet, Floris, Gillet, Goujon,
Haller, Hodler, Houdon, Keyze,r Leplaie, Leyden, Lisböa,
Marcks, Marini, Mataré, Miller, Obrist, Omodeo,
Pisano, Puvrez, Robbia ,Sluter, Straub, Syrin, Wagner,
Zadkin, Zauner,
7 Alessii, Aigardi, Bartach, Barrias, Belling, Bronner,
Cellini, Chagall, Chaudet, Coustau, Damier, Delvaux,
EI Greco, Filaret, Flaxman, Gauguin, Gerhard, Günther,
Jespers, Lardera, Lehmann, Lemoyne, Madema, Maitani,
Meunier, Orcagna, Phidias, Picasso, Quercia, Reichel,
Richier, Schadow, Schubin, Stappen, Trippel, Vischer,
Zandkine,
8 Ammanati, Antelami, Boccione, Boulogne, Brancuse,
Carstens, Cosmaten, Coyzevox, Desnoyer, Dubroecq,
Falconet, Ghiberti, Girardon, Gonzales, Kirchner,
Kollwitz, Lambeaux, Lipchitz, Longhena, Lysippus,
Michetti, Minguzzi, Montanés, Ollivier, Permoser,
Schröder, Tassaert, Tuaillon, Verhuist, Wezelaar
9 Beauneven, Bourdelle, Corbusier, Dannecker, Dieussart,
Donatello, Faydherbe, Géricault, Lamoureux, Lehmbruck,
Leochares, Malevitsj, Multscher, Pasiteles, Quellinus,
Raedecker, Rietschel, Sansovino, Schilling, Verhaghen
10 Andriessen, Antanianus, Appollonus, Archipenko,
Bandinelli, Bartholomé, Blumenthal, Bouchardon,
Feichtmayr, Giacometti, Hildebrand, Keldermans,
Leinbergen, Michelozzo, Modigliani, Pollaiuoli,
Prandtauer, Praxiteles, Settignano, Verrocchio,
Wenckebach
11 Münstermann, Polykleitos, Schwantaler, horwaldsen,
Troebetzkoi
12 Brunelleschi, Churriguerra, Michelangelo,
Sonnenschein, Verschaffeit
13 Duchamp,Villon, Mendes da Costa, Messerschmidt,
Mino da Fiesole
15 Riemenschneider
beeldhouwkunst - sculptuur
beeldhouwster – buste, monument, relief, sculptuur,
beeldhouwwerk - sculptuur
bee1dhouwwerk borstbeeld, buste, monument, reliëf, sculptuur, standbeeld, statue
beeldig – aanminnig, allerliefst, mooi, prachtig, schattig, snoeperig, snoezig, verrukkelijk
beeld in was wasfiguur
beeldje - pronkjestatuette
beeldje op een grafmonument - gisant
beeldje van terracotta - tanagra
beeldmerk – logo, vignet
beeld met Medusa’s hoofd – Aegis
beeld of kop van een munt - beeldenaar
beeldomroep - t.v., televisie
beeldpaar - koppel
beeldpuzzel - rebus
beeldraadsel - rebus
beeldregistratie - opname
beeldroman – strip
beeldrijk - plastisch
beeldscherm – monitor
beeldschone Egyptische koningin – Nefirtiti
beeldschone godin – Minerva, Venus
beeldschone jongeling – Adonis, Narcissus
beeldschoon - ideaal, schitterend
beeldschoon meisje Galatea,Hekna, nimf
beeldschrift spijkerschrift, hiëroglief, pictograaf, rune
beeldsnijden uit kurk – felloplastiek
beeldspraak – cliché, metafoor, metarfora
beeldspraak bij schildering vanvrouwelijk schoon – gazel
beeldspraak op vergelijking berustend – metafoor, metafora, metafore
beeldsprakig - figuurlijk, overdrachtelijk
beeldsteen - agalmatoliet, pagodiet, pyrofyliet, speksteen
beeldstormer - iconoclast
beeldstrook – strip
beeldteken - pictograaf
beeldtelegrafie - fax
beeldtelegram - belinogram
beeldvereerders iconodulen
beeldverhaal comic, strip, tekenverhaal
beeldverhoging - reliëf
beeldvervorming door een lens - astigmatisme
beeld van Andriessen – bootwerker
beeld van de beschermingsgodin Minerva – palladium
beelb van de bliksem – Miölner
beeld van de raadselachtigheid – Sfinx
beeld van de rouw – cypres(boom)
beeld van de stormwing - sleipnis
beeld van drogist – gaper
beeld van iemandbij het publiek – imago
beeld van Michelangelo - David
beeld van moeder der smarten Piëta
beeld van Rodin Donker, Hellepoort
beeld van terzijde – profiel, zijaanzicht
beeld van vergankelijkheid - schaduw
beeldvormig door een lens – astigmatisme
beeldwerk – beeldhouw en snijwerk, plasma, sculptuur
beeld zonder ledematen tors(o)
beeldzuil - statue
beeldzijde (munt) avers
beeltenis afbeelding, afbeeldsel, afdruk, beeld, beschrijving, conterfeitsel, effigie, foto, plaat, portret, prent, tekening
Beëlzebub opperduivel, satan
beemd – dreef, dreven, landouw, landschap, lusthof, oord, streek, veld, waqranda, warande, waterland, weiland
beemdduizendknoop - adderkruid
beemdgras – poa
beemdklaver – varkensklaver
beemdlangbloem – zwenkgras
been – beenstof, bonk, bot, ellepijp, gehoorbeen, halsbeen, handbeen, heupbeen, knekel, knok, knook, kuitbeen, pikkel, poot, rib, schink, schonk, schouderbeen, sleutelbeen, spaakbeen, stomp, voetbeen
been-atrofie - osteolyse
beenbescherming - kous
beenbeschrijving - osteologie
beenbreek – affodillelie
beenbreker – visarend, zeearend
beenbreuk – botbreuk, fractuur
been, deel van een bekken, darmbeen, dijbeen, enkel, heiligbeen, hielbeen, jukbeen, kuitbeen, middenvoetsbeen, neusbeen, schaambeen, scheenbeen, slaapbeen, voetkootjes, voetwortelbeenderen, zitbeen
been van het oog in schedel traanbeen
beenderen botten, gebeente, geraamte, graat, karkas, knoken, ossa, rif, skelet
beenderenleer oxologie
beendergestel - gebeente, geraamte, skelet
beenderhuisje - knekelhuis
beenderinhoud merg
beenderkool – beenzwart
beenderlijm – colledos, gelatine, glutine
beenderolie – beenteer
beenderverweking – osteomalacie
beendervet - merg
beenderweefsel – beenderstof
beenderwoekering – spat (bij paarden)
beenderziekte – artritis, beendermergontsteking, beenetter, beenversterf, beenverwerking, beenvreter, ischias, jicht, necrose, ositis, osteoganggreen, osteomalacie, rachitis, reuma, scroliose
beenderzwart - spodium
beendor - (brood)mager
beendroog - kurkdroog
beeneter - cariës
beenfractuur - breuk
beengebrek bij een paard - hazehak
beengezwel – osteoma, periostose
beenhouwer – slager, slachter
beenhouwerij – slagerij
beenhuis – slagerij, vleeshal
beenkluister – hinderpaal
beenkool - beenzwart
beenmergontsteking - osteomyelitis
beenontsteking - ost(e)itis
beenpoeder - beendermeel
beenpuntje op een snavel eitand
beenspecie – merg
beenstuk – pijp
beenteer - beenderolie
beentje lichten – beetnemen, tackelen
beentje op snavel – eitand
beentje uit achterpoot van een haas - sprong
beentje voor de hond – kluifje
beentje waar vlees aan zit - kluif
been van het gelaat - kaak
beenverharding - osteosclerose
beenverlenging stelt
beenverweking - osteomalacie
beenvis aal, ansjovis, baars, blei, bliek, bot, brasem, forel, geep, giebel, goudvis, griet, grondel, haring, heilbot, hors, kabeljauw, karper, klimvis, knorhaan, ledistes, leng, maanvis, maenida, makreel, meerval, meun, paling, pieterman, pos, puitaal, sardine, schelvis, schol, serranida, smelt, sneep, snelt, snoek, snoep, spiering, sprot, stokvis, tarbot, tink, tong, tonijn, voorn, wijting, witvis, zalm, zeebrasem, zeelt
beenvlies periost
beenvliesontsteking - periostitis
beenweefselontsteking - ostitis
beenwindsel putter
beenwoekering - overbeen, overtroef
beer – aasbeer, baribal, bruin, contrefort, dikzak, faecaliën, grizzly, helarotos, holenbeer, lobbes, lomp(erik), mannetjesvarken, mensendrek, muurstut, neusbeer, panda, ploeg, poolbeer, schaaf, schraagbeer, schuldbeer, schuldeiser, schut, sekreetmest, steunbeer, stut, teddybeer, ursidae, ijsbeer, ijsabreker, varken, wasbeer, waterkering, zwijn
beer (zwijn) barg, var, berg
beer - fecaliën, feces
beerbak – beerput, drekbak, sekreetput
beerboer – beersteker, secreetruimer
beerdiertjes – tardigrade
beerkar – giertongierwagen, mestwagen, strontkar
beermaki - angwatibo
beermarter - bintoeroeng
beerput - stapelput
beerrupsvlinder - beeruil
beersem - kwajongen, vlegel
beeruil – beerrupsvlinder
bees – bes, bezie
beest – bruut, dier, gedierte, gedrocht, gierig, huisdier, ondier, onmens, ruw, vogel, woesteling
beestachtig bestiaal, bruut, crapuleus, dierlijk, gemeen, laag, onmenselijk, woest, wreed
beesten – dieren,
beestenboel – beesterij, bende, cirsus, herrie, keet, rommel, smeerboel, troep, wanorde
beestendrek gier, mest
beestenmarkt - veemarkt
beestenspel – keet, menagerie
beestenstal jamboel, keet, smeerboel
beestenvoer – draf, fourage, gras, hooi, lijnkoek, slobber, spoeling, spurrie, voerage
beesterij - beestenboel
beestig – dierlijk
beestje – diertje, dubbeltje(batg.)
beestmens – barbaar, beul, bruut
beet – bete, gevangen, hap, knauw, nop, prik, snap, steek, tuk
beethebben – foppen, neppen
beetje – bagatel, iet, iets, ietwat, enig, frutje, grein, ietsje, ietwat, kleinigheid, lutteI, mondjevol, pietsie, piezeltje, schijntje, stukje, tikje, tikkeltje, wat, weinig, zier
beetje bijziende kippig
beetje voor beetje – allengs, lieverlede
beetnemen – afzetten, bedotten, bedriegen, belazeren, beseibelen, foppen, liegen, misleiden, neppen, oplichten, railleren, vangen, verlakken, vernaggelen
beetpakken – aangrijpen, nemen, grijpen, vastgrijpen, vatten
beetwortel – beet, biet, kroot, mangelbiet, mangelwortel, suikerbiet, voederbiet , winterwortel
beetwortelmoes – pulp
beetwortelstroop – melasse
beetwortelsuiker - beetsuiker
bef – halsdoek, hom, hemdsboord, jabot, kraag
bef met kap (nonnen) - guimpe
befaamd bekend, beroemd, berucht, fabelachtig, fameus, legendair, legendarisch, vermaard
beflijster – dominee, kraagmerel, ringmerel
befman - dominee, geestelijke, predikant
begaafd geniaal, knap, talentvol, vindingrijk,
begaafd iemand , fenomeen, genie
begaafd met vernuft geniaal
begaafdheid – aanleg, gave, kennis, talent, vermogen, verstand
begaan – bedrijven, betreden, plegen, volvoeren, perpetreren
begaanbaar – toegankelijk
begaan van een misdaad - perpetratie
begane grond aarde, bodem, gelijkvloers
begaving - beroerte, flauwte, stuipen, toevallen
begeerd – geforceerd, gevraagd, gewild, gezocht, (ge)willig
begeerlijk – aantrekkelijk, beniojdbaar, verleidelijk, verlokkend
begeerlijkheid - concupiscentie
begeerte – aandrift, appetentie, bever, bevlieging, dorst, drang, drift, graagte, honger, libido, lust, meug, neiging, trek, verlangen, wens, wil, zin, zinnigheid, zucht
begeerte naar winst – winstzucht
begeerte om te verwerven – ambitie
begeerte om te werken – arbeidszucht
begeesteren – bezielen, vervoeren
begeestering - bezieling, geestdrift
begeestigd – bezield
begeleiden accompagneren, chaperonneren, coachen, convooieren, escorteren, geleiden, konvooieren, opleiden, toezien, vergezellen
begeleidend concomitant
begeleider – aanhang, accompagnateur, cavalier, chaperon, coach, compagnon, gezel, gids, hulpverlener, lijfwacht, mentor, metgezel, paranimf, satelliet, tender (linieschip), trawan
begeleider bij sport- coach, ploegleider
begeleider van olifanten kornak
begeleider van promovendus paranimf
begeleiding – aanhang, accompagnement, conduct, convooiëring, escorte, geleide, gevolg, gezelschap, konvooi, opvang
begenadigd – begaafd, gezegend
begenadigen – gratificeren, gratifiëren, zegenen
begeren – aanlokken, azen, chaperon, dorsten, enveniëren, haken, hongeren, hunkeren, lusten, reikhalzen, smachten, smoren, snakken, souhaiteren, talen, verlangen, vlammen, verwachten, wensen, willen
begerenswaardig - benijdbaar
begerig belust, dorstig, eerzuchtig, graag, gaarne, gebrand, gewenst, gierig, gretig, grif, gulzig, happig, hebberig, hebzuchtig, hongerig, inhalig, schrokkerig, smachtend, tuk, verlangend, vinnig
begerige ijver – graagte
begerigheid – aviditeit, eerzucht, gretigheid, hebzucht, inhaligheid, vaardig, verlangen
begerigheid naar geld – gelddorst
begerigheid naar goud - gouddorst
begerig naar – eergierig, tuk, weetgraag
begerig naar eer eergierig, eerzuchtig, roem
begerig naar drank – dorstig
begerig naar eer – eergierig, eerzuchtig
begerig naar kennis – weetgierig
begerig naar macht – ambiteus, heerszuchtig
begerig naar roem – eergierig, eerzuchtig, roemzuchtig
begerig naar spijs – hongerig
begerig om te leren – leergierig
begerig om wraak te nemen – wraakgierig, wraakzuchtig
begerig zijnde - belust
begeven – begaan naar, bezwijken, breken, ontgaan, ontwijken, toevertrouwen, uitvallen, verlaten
begieren - bemesten
begieten arrogeren, besproeien
begiftigde - donataris
begiftigen – bedelen, beschenken, beschilderen, decoreren, doteren, ridderen, schenken
begiftiger - donateur, gever, schenker, weldoener
begiftiging – beschenking, donatie, gift, schenking
begijn – begarde, kwezel, lekenzuster
begin aanhef, aanleiding, aanloop, aanpak, aanslag, aanstalte, aanvang, aanzet, advent, afkomst, alfa, alpha, bron, dageraad, debuut, eerst, eicel, geboorte, ingang, inleiding, introductie, inzet, keen, kiem, nulpunt, ontstaan, oorsprong, opening, opgang, opkomst, principium, sourcestart, startlijn, startpunt, uitgangspunt, vertrek, voorspel, wieg, wording
begin aria - sortita
begin der Mohammedaanse tijdrekening hedsjra, hegira, hidzra
begin herfst nazomer
begin maken aanstalten maken
begin van alle wijsheid – a b c
begin van de dag – morgen, vroegte
begin van de H. mis - intrtoïtus
begin van de ochtend dageraad, eos, ochtendgloren
begin van de Saharaspoorweg – Oran
begin van de vasten - aswoensdag
begin van een compositie – capo
begin van een studentenlied – so
begin van het gevecht – aanleiding, inaleiding
begin van leven - bevruchting
begin van organisch wezen – eicel, kiem
begin van toom ontstemming
begin van voetbalwedstrijd – aftrap
beginaanduidend werkwoord – inchitief
beginformule van kerkgebeden – oremus
beginkapitaal – initiaal, stock
beginletter - initiaal, paraaf
beginletters in een handschrift – initiaal, miniatuur
beginletters van een naam - monogram
beginletters paraaf
beginletterrijm - alliteratie, stafrijm
beginletters in een handschrift - initiaal, miniatuur
beginlijn - meet
beginneling – aankomeling, aanspanner, aanvanger, aspirant, beginner, debutant, leerling, nieuweling
beginnen aanbinden, aanbreken, aangaan, aangorden, aanheffen, aanknopen, aanpakken, aanrijden, aansnijden, aanspannen, aanvaarden, aanvangen, aanvatten, aanzetten, entameren, incipiëren, ingaan, instellen, intreden, inzetten, lobbes, losbarsten, loslaten, losmaken, ondernemen, opkomen, opperen, optreden, opzetten, starten
beginnen met iets – openen
beginnen minder melk te geven – aflaten
beginnend – aankomend, debuterend, indux, primair
beginnend student aan R.K.seminarium - figurist
beginner – debutant, nieuweling
beginner (Lat.) – abecedarius, incipiënt
beginpunt aanvangspunt, beginstreep, meet, start, startpunt, stelregel, vertrekpunt
beginregel – initium
beginregels - initia
beginrijm - alliteratie
beginsel basis, bron, grondregel, grondslag, kern, kiem, oorsprong, principe, stelling, uitgangspunt
beginselbeschermer - paladijn
beginsel betreffend elementair, principieel
beginselleer – theorie
beginselloos - inconsequent
beginsel van een blad knop
beginsel van een partij - programma
beginsel van nieuw organisme eicel, kiem
beginsel doorvoerend – consequent
beginselen vasthoudend - principieel
beginselvast – principieel
beginselvast beschermer - paladijn
beginstreep – beginpunt, meet, schreef, start
begin van alle wijsheid - abc
begin van dag – dageraad, morgen, morgenstond, ochtend, vroegte
begin van herfst - nazomer
begin van toorn - ontstemming
beginweefsel meristeem
beginwoord van een paaslofzang - exsultet
begluren - beloeren, bespieden
begluurder – bespieder, voyeur
begonia – bladbegonia, bloembegonia, bolbegonia, knolbegonia, scheefblad
begoochelen – bedriegen, misleiden, verblinden, verbijsteren, verlinken
begoocheling – droombeeld, fascinatie, fantasmagorie, hallucinatie, hersenschim, illusie, misleiding, ontgoochelen, verblinging, waan, zinsbedrog
begraafplaats graf, hunebed, kerkhof, rustplaats, dodenakker, necropolis, rustplaats
begraafplaats der eerste christenen in Gome – catacombe, katakombe
begraafplaats in Drenthe uit de prehistorie – hunnebed
begraafplaats vab Aäron - Hor
begraafplaats van veroordeelden Gehenna
begrafenis - beaarding, inhumatie, lawage, lijkdienst, lijkpracht, lijkstatie, sepeltuur, teraardebestelling, uitvaart
begrafenisbidder – aanspreker, doorbidder, lijkbidder
begrafenisdienaar aanspreker, aanzegger, doodbidder, doodgraver, huilebalk, kraai
begrafeniskoets - lijkkoets, lijkwagen
begrafenismaal – lijkfeest, lijkmaal
begrafenisondernemer – lijkbezorger
begrafenisplechtigheid – aboute, lijkdienst
begraasde boter - grasboter
begraven – beaarden, putten
begraven zijn – liggen, rusten
begraving – begrafenis, slootwerk
begrensd – beknopt, bepaald, beperkt, bestek, circumscript, eindig, geborneerd, gelimiteerd, kort, limineel, limited,
begrensd gebied – areaal, plek
begrensd gebied van de hersenschors - area
begrensd met heesters – heg
begrensde ruimte – bestek, lokaal
begrensde tijdsruimte - bestek, dag, eeuw, grens, greppel, jaar, limiet, limitatie, maand, omlijning, omrastering, periode, perk, sloot, termijn
begrenzen afbakenen, afgrenzen, afpalen, beëindigen, bepalen, beperken, omlijnen, termineren
begrenzing afpaling, grens, kader, limiet, omrastering, perk, restrictie, terminatie, vlak
begrenzing van een vlak - omtrek
begrepen - gesnapt
begrijpelijk - bevoordelen, bevorderen, patroneren, verstaanbaar, wiedes
begrijpen – aanpakken, bevatten, doorgronden, doorhebben, doorzien, indenken, inzien, snappen, vatten, verstaan, vatten, voelen, weten
begrip apprehensie, beeld, benul, besef, betekenis, bevatting, comprehensie, concep(tie), denkbeeld, doorzicht, gedachte, gevoelo, gewaarwording, idee, inhoud, iontelligentie, inzicht, kluts, licht, nota, notie, oordeel, ratio, rede, sjoege, verstand, voorstelling, zin
begrip hebben – kennen
begrip hebbend - begrijpend
begripsbepaling - definitie
begrip tonend - begrijpend
begrip uit bezettingsjaren - NSB
begrip uit Chinese filosofie tao
begrip uit de meetkunde - bol, cirkel, congruentie, cosinus, cotangens, driehoek, hoek, kegel, kubus, ruit, sinus, tangens, veelhoek, vierkant
begrip uit scheikunde base, evenwichtsconstante, loog, reactie, zout, zuur
begripsleer – ideologie
begrip van een woord of zin – betekenis
begrip van plicht - plichtsbesef
begrippentaal – vakjargon
begripsbepaling – definitie, omschrijving, verklaring
begripsleer – ideologie, logica
begripsomschrijving – definitie
begripsverbinding – synthese
begripsvermogen – intelligentie
begripsverwarring – confusie
begripsteken – ideogram
begroeid - ruig
begroeid duin - nol, nolle
begroeid met haar behaard, harig, ruig
begroeide akkergrens – reen, rein
begroeien - bewassen
begroeiing op bomen boommos
begroeten ontvangen, salueren, saluut, toezwaaien, verwelkomen
begroeting – complimentatie, groet, groetenis, salam, salutatie, salutatio, welkom
begroeting als eerbewijs - eresaluut
begroten – beramen, berekenen, evalueren, ramen, schatten, taxeren, vaststellen, verevenen, waarderen
begroting beraming, budget, raming, schatting
begunstigen bevoordelen, zegenen
begunstiger – beschermer, bevorderaar, donateur
begunstiging - donatie
begunstiging van familie – nepotisme
begrijpelijk – bevattelijk, concevabel, duidelijk, helder, intellighent, manipuleren, rationaal, rationeel, verklaarbaar
begunstiger – beschermer, bevorderaar, cliënt, donateur, fautor, klant, maecenas, patroon
begunstiger der kunst – mecenas
begunstiger van een vereniging – beschermheer, donateur
begunstiging van familie - neprotisme
beha - bustehouder
behaaglijk aangenaam, agreabel, bevallig, confortabel, echt, emmes, fijn, gemakkelijk, gemelijk, gezellig, knus, koket, lekker, leuk, mooi, plezierig, prettig, senang, tevreden, welgevallig
behaaglijk aangenaam gezellig
behaaglijk vertrouwd - knus
behaaglijke rust en kalmte gemak
behaaglijkheid - tierig
behaagziek aanhalig, coquet, fijn, koket, ijdel
behaagziek doen – miauderen
behaagziek jong mens - adonis
behaagzieke vrouw – cocette, pagadet,pronkster
behaagzucht koketterie
behaaglijke rust en kalmte - gemak
behaalde punten – score, stand, uitslag
behaard – begroeid, borstelig, harig, pileus, pilosus, ruig
behaarde dierenhuid – pels, vacht
behaarde huid – vacht
behaarde schedelhuid - scalp
behaarde vrucht - kiwi, kruisbes, perzik
behaardheid - pilositeit
behagen – aanstaan, bekoren, believen, bevallen, gelieven, genoegen, goeddunken, koketteren, monden, plezieren, vleien, welbehagen, welgevallen
behakken - kanten
behalen – presteren, winnen
behalve behoudens, benevens, buiten, naast, ongerekend, ook, tenzij, uitgezonderd
behandelen – aanpakken, afdoen, bejegenen, beoefenen, beschrijven, bespreken, bewerken, gebruiken, hanteren, manipuleren, trakteren, verzorgen
behandelend geneeskundige - therapeut
behandeling – aanpak, afdoening, arrangement, bejegening, hantering, manipulatie, omgang, therapie, verzorging
behandeling met kunstnier – hemodialyse
behandeling met salpeterzuur - nitreren
behandeling met warme baden – thermotherapie
behandeling met warme genegenheid – hartelijkheid
behandeling tegen infectie - sterilisatie
behandeling van verkrommingen orthopedie
behandeling waarbij men waakt tegen microben – asepsis
behandelingsstoel of instrumenten bij tandarts – unit
behang – behangsel, muurbedekking, wandbekleding
behangen – bedekken, bekleden, draperen, tapisseren
behanger – tappisseerder, tapissier
behangersartikel – borstel, kwast, linnen, plaktafel, plamuurstijfsel, tengeldoek, vladder
behangersborstel vladder
behangerslinnen tengeldoek
behangsel – tapisserie
behangselpapier – behang, meubelpapier, muurpapier, reliëfpapier, voetpapier
beharing - haargroei
behartigen – nalopen, verzorgen, waarnemen
behartiging van zijn plicht – plichtsbetrachting
behartiger van kunst - mecenas
beheer administratie, beleid, bestel, bestuur, bewind, bewindvoering, gestie, gezag, heerschappij, leiding, management, prevaricatie, regering, regie, staatsbestel, toezicht, zorg
beheerder – administrateur, beschikker, bestuurder, bewaker, bewindvoerder, curator, directeur, disponent, gerant, hoofd, houder, manager, opzichter, penningmeester, regent, regisseur, rentmeester, schatmeester, thesaurier, toezichthouder, trezorier, trustee
beheerder (Duits) – Verwalter
beheerder van Algiers - dei
beheerder van boerderij halfer, pachter
beheerder van de onderwereld – Hades
bbeheerder van een apotheek – provisor
beheerder van een archief – archivaris
beheerder van een boedel – boedelberedderaar, curator, executeurtestamentair
beheerder van een boekerij (bibliotheek) – bibliothecaris
beheerder van een boerderij – halfer, pachter
beheerder van een failissement – curator
beheerder van een filiaal – agent, factoor, filiaalhouder, handelsagent
beheerder van een hotel – gerant
beheerder van een landgoed – meier, rentmeester
beheerder van een museum – conservator
beheerder van een plantentuin - hortulanus
beheerder van een trust trustee
beheerder van een wijnkelder keldermeester, sommelier
beheerder van failiete boedel - curator
beheerder van geldelijke zaken – administrateur, financier
beheerder van gelden – financier
beheerder van geld als onderpand – trustee
beheerder van goederen en geld curator
beheerder van kerkelijke goederen kerkrentmeester, kerkvoogd
beheerder van land – baron, landvoogd, president
beheerder van nalatenschappen - notaris
beheerder van universiteit curator
beheerder van wijnkelder - keldermeester
beheersen - bedwingen, controleren, domineren, heersen, inhouden, kennen, kunnen, maitriseren, regeren
beheerser gebieder, heer, meester, vorst
beheerser der duisternis – duivel, lucifer, satan
beheerser van Algiers (1600 - 1830) – dei
beheersing – controlegreep, kalmte
beheerst – bedaard, bedwongen, ingehouden, kalm, rustig, zeker
beheerst door adel – feodaal
beheerst veel talen - polyglot
beheersdheid – kalmte, rust, zelfbeheersing
beheksen – betoveren
behekst – betjoend, betoverd
behelpen – redden, stellen
behelzen – bedwingen, bevatten, inhouden, impliceren. luiden, omvatten, vervatten
behendig aardig, bedreven, bekwaam, gezwind, handig, klaar, listig vaardig, vlug
behendig iets wegnemen – grissen, kapen
behendigheid – bedrevenheid, dexteriteit, gewiekstheid handigheid, sofisme, vaardigheid, vlugheid
behenolie - benolie, koringaolie
behept onderhevig
beheren - administreren, besturen, leiden
beherend bestuurder - bewindhebber
behoed - beschermd
behoeden – behouden, beschermen, bewaken, bewaren, dekken, sauveren, vrijwaren
behoeden tegen bederf – conserveren, verduurzamen
behoeder – beschermerredder
behoeder van de hellepoort - Cerberus
behoeding – preservatie
behoedmiddel – amulet, preservatief, sylacterion, voorbehoedsmiddel
behoedzaam – angstvallig, bedachtzaam, omzichtig, spaarzaam, voorzichtig
behoedzaamheid - bedachzaamheid, omzichtigheid, cirdumspectie, voorzichtigheid
behoefte – aandrang, animo, armoe(de) drang, drijfveer, exigentie, gebrek, gemis, gevoeg, nadorst, nood, noodruft, noodzaak, onderhoud, penarie, tekort, verlangen, vraag
behoefte aan drank – dorst, dorstig
behoefte aan eten - honger
behoeftig arm, armoedig, armelijk, armoedig, armzalig, brodeloos, haveloos, indigent, mager, misdeeld, miserabel, nooddruftig, noodlijdend, pover, schamel, sjofel
behoeftige – arme, pauper
behoeftige omstandigheden armoe, armoede
behoeftigheid - armoede
behoeftig mens – arme, bedelaar, schooier
behoeven – eisen,hoeven, moeten,vereisen, vragen
behoorlijk – aanzienlijk, betamelijk, billijk, bruikbaar, correct, decent, eigenzinnig, fair, fatsoenlijk, fiks, gemanierd, gepast, geschikt, goed, goedschiks, juist, kies, mak, net, netjes, nogal, oirbaar, oorbaar, ordentelijk, passend, raisonabel, rechtvaardig, redelijk, tamelijk, terecht, toonbaar, voegzaam, voldoende, vrij, vrijgoed, welgemanierd, welvoeglijk, zinnig, zozo
behoorlijk georganiseerd - geregeld
behoorlijk stevig - flink
behoorlijke schikking - orde
behoort aan een fiets - bel, rem
behoort bij een snelle vliet - oever
behoren betamen, dienen, eigendom, horen, luisteren, moeten, passen, voegen
behoren moeten - dienen
behorende bij – adequaat, annex
behorende bij een intreerede van een hoogleraar - inaugureel
behorend bij dezelfde xone – isozonaal
behorende bij een inwijding - inaugureel
behoren tot – ressorteren
behorende tot – barok
behorende tot afgescheiden kerkelijke groep – dolerende
behorende tot de retorica - retorisch
behorende tot een ander land - buitenlander
behorend tot een groep - lid, element, groepslid
behorende tot een kerkbemeenschap - kerkelijk
behorende tot geestelijkheid klerikaal
behorende tot Griekse of Romeinse oudheid klassiek
behoren tot een notaris – notarieel
behorende tot een sekte - sektarisch
behorende tot een vreemd volk – allofiel
behoren tot een zekere categorie - kenmerken
behorende tot het middelste octaaf in onze toon – engestreepte
behorende tot het midden – centraal
behorende tot Indië - Indisch
behorende tot niet blanke ras – indo, kleurling, mulat, neger
behorende tot oude kunst - klassiek
behoen oeten - dienen
behoud – bewaring, conservatie, redding
behouden behoeden, bewaren, conserveren, garderen, gered, gespaard, gezond, heelhuids, houden, onbeschadigd, ongedeerd, redden, safe, sauveren, zeker
behoudend – conservatief, rechts, vasthoudend
behoudens behalve, buiten, exclusief, mits, salma, voorbehouden, uitgenomen, uitgezonderd
behoudens bekrachtiging - s.r.
behoudens de eer s.h, (salvo honore)
behoudens de verschuldigde eer – s.t.
behoudenis - instandhouding, redding, safe
behoudens de rekenfouten s.e.c., (salvo errore calculi)
behoudens de titel s.t. (salvo tituto)
behoudens eer en titel - shet
behoudens gezind – conservatief
behoudens goedkeuring – s.a.
behoudens vergissingen e. e. (errore excepto)
behoudens vergissingen en weglatingen s.e.e.o. (salvo errore et omissione)
behoudens weglatingen s.o. (salvis, om issis)
behouder - conservatief, redder
behoudsman - conservatief
behoudzucht consorvatisme
behoudzuchtig consorvatief
behuild - bekreten, betraand, nat
behuizing - bungalow, flat, huis, villa, woning
behuizing in het bos - hut
behuizing van dieren - hok, hol,kooi, kot, leger, mand, nest, ren, stal, voliere
behuizing van kampeerder – tent
behuizing van reiziger – hotel
behuizing van reptielen – terrarium
behuizing van soldaten – barak, kamp
behuizing van vee – hok, hol, kot, leger, nest, ren, stal, til, volière
behuizing van vogels - nest, ren, til, volière
behulpelijk – armoedig, armzalig, schamel
behulpzaam - attent, dienend, dienstvaardig, gedienstig, hulpvaardig, vriendelijk
behulpzaamheid – gedienstig, hulpvaardig
behulpzaam zijn dienen, helpen
behuwd - aangetrouwd
behuwdbroeder zwager
behuwdvader schoonvader
bei - bes
beiaard carillon, klokkenspel, schelleboom
beiaardier - carillonnist, klokkenist
beiaarddrager - beiaardier
beide – allebei, samen
beiden - allebei, beiden, tweetal , vertoeven, wachten
beiderzijds – bilateraal, wederzijds
beier - aalbes, kruisbes
beierd - gelagkamer
beieren – kleppen, klingelen, luiden, schommelen, slingeren, zwaaien
Beieren - Bavaria
Beieren, deel van - Franken(land), Schwaben
Beieren, hoofdstad van - Munchen
Beierse politieke partij - C.S.U.
Beieren politicus - Straus
beignet - appelgebak
beijveren - streven
beïnvloeden – bewerken, influenceren, manipuleren, suggestie
beïnvloedend – suggestief
beïnvloeding – bewerking, influentie, manipulatie
beisje - dubbeltje
beitel – draaibeitel, guts, fermoor, hakbeitel, hakijzer, kloofbeitel, koubeitel, snikkenbeitel, steekbeitel
beiteleg - kruimelaar
beitelen – hakken, houwen
beitel, deel van een - arend, blad, borst, hals, hecht, heft,
houder, kraag, snede, vouw
beitel, met een - afhakken, bikken
beitel, holle - guds, guts
beitel, soort - burijn
beitelkunst - beeldhouwkunst
beits - verf
bejaard – bedaagd, hoogbedaagd, oud
bejaarde - oude
bejaardengeneeskunde – geriatrie
bejaardentehuis – bejaardenoord, besjeshuis, hofje
bejaarde gezelschapsdame - duenne
bejaard iemand – grijsaard, ouderling, oudje
bejag - winststreven
bejammeren betreuren
bejegenen behandelen
bejegening – dreiging, onthaal
bejubelen - toejuichen
bek – babbel, klep, mond, muil, neb, smoel, snater, snavel, sneb, snuit, tater, waffel
bekaaid - beduusd, misdeeld, slecht, verlegen
bekaf – afgemat, doodmoe, doodop, op, uitgeput, uitgeteld
bekakt – aanstellerig, arrogant, gemaakt, houterig, stadhuisachtig, stijf
bekampen bestrijden, bevechten
bekant – bijkans, bijna, haast, ongeveer, vrijwel, zowat
bekeerde moor in Spanje – morisco, morisk
bekeerder – apostel, geloofsbode, prediker, verkondiger
bekeerling convertiet, renegaat, neofiet, proseliet
bekeken – afgelopen, gezien
bekend befaamd, beroemd, berucht, bewust, gekend, kenbaar, gerenommeerd, kenbaar, kennelijk, notoir, openbaar, publiek, ruchtbaar, vermaard, vertrouwd
bekend architect Oud, Dudok., Vriend, Berlage, Corbusier
bekend beeldhouwer – Asndriessen, Brancussie, Greco, Michelangelo, Moore, Picasso, Rodin, Zadkine
bekend borduurster – Bloch, Mier Dreesman
bekend comité - N.O.C.
bekend componist – Bach, Beethoven, Chopin, Franck, Grieg, Händel, Mozart, Ravel, Wagner
bekend congrescentrum – RAI
bekend dal in Duitsland – Neanderdal
bekend dichter – Boutens, Dante, Goethe, Hooft, Vondel
bekend Engels admiraal - Nelson
bekend Engels stadje – Cambridge, Eton, Oxford, Stratford
bekend epos – Aeneïde, Aeneïs, ilias, Odyssee
bekend door oliebronnen - Bakoe
bekend feit – gegeven
bekend filmacteur – Brando, Burton, Chaplin, Hoffman, Piccolo, Sinatra, Wayne
bekend Frans schrijver - Verne
bekend Italiaans geslacht Este, Forza, Borgia, Medici
bekend gebouw RAI, Tower, Eifeltoren, Ridderzaal
bekend gebouw in Londen – Towe
bekend gebouw in Parijs – Eiffeltoren
bekend grbouw in Rome – Colosseum
bekend heldendicht – Ilias
bekend Italiaans geslacht – Borgia, Este, Forza, Medici
bekend Italiaans sterrenkundige - Galilei
bekend koekje - sprits
bekend maken aankondigen, adverteren, annonceren
bekend marionettentoneel te Antwerpen - Poesjenellenkelder
bekend Nederlands kasteel - Loevestein
bekend Noors schrijver - Ibsen
bekend oeroud gebied in Italië - Etruria
bekend om ongunstige eigenschap - berucht
bekend onderdeel van een uurwerk - echappement
bekend operafiguur – Aïda, Carmen, Figaro
bekend persbureau - Aneta, A.N.P., Reuter, Tass
bekend plein in Wenen – Prater
bekend redenaar – Brugman, Cicero
bekend roofdier – beer, leeuw, panter, tijger
bekend sagenboek Edda
bekend schaaldier – oester
bekend schaker – Botwinnik, Larsen, Reshevsky, Reti, Smislow, Spassty
bekend schilder – Giotto, Picasso, Potter
bekend soort haven – petkuserhaven
bekend station - C.S.
bekend type zeilboot - B. M.
bekend uit een kinderrijmpje - dei
bekend verondersteld – gegeven
bekend verteller van moppen - Tailleur
bekend zijn met – kennen, weten
bekend zijn met iets - kenner
bekende connectie, kennis, relatie, vriend
bekende architect – Corbusier, Berlage, Dudok, Hertzberger, Oud, Vriend
bekende badplaats – Domburg, Ems, Bergen, Brighton, Katwijk,
Nice, Noordwijk, Ostende, Scheveningen, Spa, Zandvoort
bekende dammer – Andreiko, Sybrands, Wiersma
bekende diamant Betty, Braganza, Cullinan, Excelsior, Hope, Jonker. Jubilee, Kohinoor, Nassak, Orloff, Regent, Sancy, Victoria
Bekende dichter - Dante, Goethe, Hooft
bekende Engelse ridderorde kousenband
bekende feiten data, gegevens
bekende filmactrice – Bardot, Cardinale, Day, Deneuve, Fonda, Monroe, Taylor
bekende filmregisseur – Antonioni, Bunuel, Lellini, Godard, Hitchcock, Malle, Pasolini, Polanski
bekende herdruk van een kookboek - aaltje
bekende Italiaanse sterrenkundige – Galilei
bekende Italiaanse zangeres - Callas
bekende motorraces T.T.
bekende naam bij Zwolle - Katerveer
bekende oorlogsuitvinding – atoombom, radar
bekende Oostenrijkse zanger - Tauber
bekende opera Aida, Carmen, Faust, Fidelio, Lohengrin, Oberon, Othello, Parsifal, Rigoletto, Tannhauser, Tosca, Zauberflote
bekende operafiguur Aida; Carmen, Figaro
bekend pedagoog - Fröbel
bekende planeet aarde, Jupiter, Mars, Mercurius, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus
bekende profeet Amos, Elia, Ezechiël, Daniel, Habakuk, Hosea, Jesaja, Jeremia, Joël,Jona, Micha, Nahum, Obadja
bekende sageverzameling Edda
bekende schaker Aljechin, Botwinnik, Donner, Euwe, Fischer, Larson, Petrosian Tal
bekende schilder – Albrecht, Appel, Bosch, Degas, Durer, Goya, Hals, Holbein, Holstein, Manet, Maris, Miro, Monet, Picasso, Potter, Rembrandt, Renoir, Rubens, Steen, Titiaan, Vermeer
bekende schrijver (dichter) Andersen, Bocaccio, Balzac, Byron, Cervantes, Dante, Dickens, Dumas, Goethe, Heine, Hooft, Homerus, Ibsen, May, Molière, Poe, Racine, Rostand, Shakespeare, Sinclair, Strindberg, Tagore, Tolstoi, Twain, Verne, Vondel, Voltaire, Zola
bekende spaarpot - varken
bekende vaarweg bij Denemarken Sont
bekende vaarweg bij Turkije Bosporus
bekende vaarweg in Midden Oosten Suezkanaal
bekende vaarweg tussen Noord en Zuid Amerika Panamakanaal
bekende voetbalclub - Ajax, AZ, Feyenoord, PSV, Roda-JC
bekende vogel – spreeuw, zwaluw
bekende volksleider – mao, Tito
bekende vrucht - aardbei
bekende zevis - kabeljouw
bekende Zweed Nobel, Hamarskjold
bekendheid – beroemdheid, celebriteit, ervaring, faam, kennis, naam, notoriteit, openbaarheid, publiciteit, reputatie, roem, roep, ruchtbaarheid, vermaardheid, wetenschap
bekendmaken – aandienen, aanklagen, aankondigen, aanzeggen, adverteren, afkondigen, annonceren, berichten, meedelen, melden, openbaren, opgeven, uitroepen
bekendmaking aankondiging, aanwijzing, aanzegging, advertentie, afkondiging, annonce(ring), bekendgeving, bericht, boodschap, dagorder, declaratie, edict, kennisgeving, manifest, mare, mededeling, naricht, notificatie, openbaring, oproeping, order, plakkaat, proclamatie, publicatie, tijding, verkondigen
bekendmaking aan de verliezende - betekening
bekendmaking in het leger dagorder
bekend met verstand - kennis
bekennen – avoueren, belijden, bemerken, bespeuren, biechten, doorslaan, erkennen, naderen, omslaan, opbiechten, toegeven, uitkomen
bekentenis belijdenis, biecht, erkenning, confessie, confiteor
bekentenis van schuld - biecht, confessie, schuldbelijdenis
beker bokaal, cup, kelk, kom, kop, kroes, mok, nap, pint, poculum, roemer
beker van een blaasinstrument - pavillon
beker zonder voet tumbler
bekeren – dopen, kerstenen, ompraten, overhalen, poculeren
bekeren tot het christendom – evangeliseren
bekerglas zonder voet – tumbler
bekering – berouw, inkeer, kerstening, metanoia
bekeringsijver – proselitisme
beker(korst)mos – cladopnia, rendiermos
bekerkraakbeentjes – arykraakbeentjes
bekerkwal – stauromedusa
bekerpaddestoel – bekerzwam, judasoor
bekerplant - nepenthes
bekertje – napje
bekervormig - vaasvormig
bekervrucht - besanjelier
bekerwedstrijd – cupfinale, cupmatch, cupwedstrijd, Europacup
bekerzwam – judasoor
bekeurder - verbalisant
bekeuren –beboeten, calangeren, opmaken, proces, verbaal, verbaliseren
bekeuren van belastingontduikers - calangeren
bekeuring ban,boete, bon, calange, geldstraf, proces(verbaal)
bekeuring voor belastingontduiking – calange
bekisting – beplanking, kistwerk, mal, schotwerk
bekje – meisje, mondje
bekijken – aanschouwen, aanstaren, aanzien, beoordelen
bewonderen, bezichtigen, gadeslaan, bezien,monsteren, opnemen, opserveren, waarnemen
bekijks - aandacht
bekijven - berispen
bekken – afbekken, bassin, cimbaal, fontein, gong, holte, kom, kijven, laagte, lichaamsdeel, monden, pelvis, schaal, scheerbekken, schotel, slaginstrument, smaken, snauwen, stroomgebied, vechten
bekken(It.) - cinelli
bekken, deel van het - darmbeen, heiligbeen, heupgewricht, heupkom, promontorium, schaambeen, staartbeen, zitbeen
bekkeneel doodshoofd, hersenpan
bekkeneelberg – Golgotha
bekkeneelnaad – schedelnaald
bekkenmeter - pelvimeter
bekkenmeting - pelvimetrie
bekkenist – bekkenslager
bekkens (It.) - piatti
bekkenslager - bakkenist, omroeper
bekkentrekken - grijnzen
bekken waarin water wordt verzameld – spaarbekken
bekkig - brutaal
beklaagde - beschuldigde, betichte verdachte
beklaaglijk - jammerenswaardig
bekladden – aantasten, barbouilleren, belasteren, bemorsen, besmeren, besmeuren, bevlekken, bevuilen, bezoedelen, denigreren, zwartmaken
bekladder – kwaadspreker, roddelaar
beklag klacht, reclamatie, reclame
beklagen – aanklagen, beschuldigen, weeklagen
beklagenswaardig armzalig, bedroevend, deernis, deerniswekkend, deerniswaardig, droevig, ellendig, erbarmelijk, jammerlijk, hartbrekend, hartverscheurend, lamentabel, stumperig, triest, treurig, zielig
beklagenswaardig mens – stakker
beklagenswaardig persoon - stumper
beklagenswaardige arme, stakker, stumperd, zielenpoot
beklag indienen – klagen, reclameren
beklaging – klacht
beklanten – achalanderen
beklanting – cliëntèle, klandizie
beklauteren beklimmen
bekleden bedekken, beschieten, beschoeien, bestaan, bezetten, innemen, omkleden, overdekken, overtrekken, stofferen, voeren, vullen
bekleden met een dunne laag riet over panlatten - lateren
bekleding – bedekking, beslag, deklaag, omhulsel, stoffage, stoffering, tapisserie
bekleding van boom bast, schors
bekledingsbuis - boorbuis, casing
bekledingsmuur - grondkeermuur
bekledingsstof – gobelin, leer, skai, trijp
bekleed – gestoffeerd, omgeven, omhuld,
bekleedsel – behangsel, beschot, hama, schot
bekleedsel van de huid – integument
bekleedsel van een oeverwal – plating
bekleedsel van stoelen - trijp
bekleedsel van wanden behang, betimmering, granol, schrootjes, tapisserie, tegel
bekleding voor meubelen – trijp
beklemd bang, beangst, bedrukt, benauwd, benepen, bevreemd, bevreesd, bezet, gedrongen, knel, nauw, vast, vastgeklemd, vastgeknepen
beklemde breuk - hernia
beklemmend - benauwend
beklemmen - benauwen, prangen
beklemming – angst, angustatie, benauwdheid, benauwing, druk, klem, knel, (op)pressie
beklemtonen accentueren, benadrukken
beklemtoning accentuatie, accentuatie, accentuering, emfase, nadruk
beklemtoonde lettergreep – arsis
beklimmen – bestijgen, opklauteren
beklimming met ladder – bestorming, escalatie
beklinken - bezegelen
beklijven gedijen
beklonken - afgevallen, vermagerd, vast
bekloppen – betasten, palperen, palpeteren, percuteren
beklopping – betasting, palpatie(geneesk), palpitatie
bekneld – beklemd, benauwd, vast, vastgeklemd
beknellen – beangstigen, benauwen, drukken
beknelling - knijp
beknibbelaar – afdinger, dinger, pingelaar
beknibbelen afdingen (op), bekorten, bezuinigen, tornen
beknopt – begrensd, beperkt, bondig, compendieus, concies, klein, kort, samengevat, summair, summarisch, summier, succint, synoptisch, verkort
beknopt en zakelijk – bondig
beknoptheid - concisie
beknopt herhalen – resumeren, samenvatten
beknopt overzicht – compendium, resumé. excerpt, uittreksel
beknopte inhoudsopgave van oorkonde - regest
beknopte dictionaire handwoordenboek
beknopte handleiding gids, leidraad, vademecum
beknopte herhaling – resumé, samenvatting
beknopte samenvatting – excerptcummarium
beknot – beperkt
beknotten – bekorten, beperken, fnuiken, inperken, verkleinen
bekoelen – afkoelen, afnemen, bedaren, verminderen, verwijderen
bek of kwebbel - mond
bekokstoven – bekonkelen
bekomen – erlangen, herademen, krijgen, ontvangen, verkrijgen, verwerven
bekommerd – bedrukt, bezorgd, ongerust, zorgelijk
bekommerd zijn - vrezen
bekommering – angst, bekommernis, bezordheid, kommer, ongerustheid, onrust, preoccupatiew, zorg
bekommernis - onrust, zorg
bekomst verzadiging
bekonkelen - bekokstoven
bekoorlijk – aanbiddelijk, aanlokkend, aanlokkelijk, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, ardig, bevallig, charmant, delicieus, genoeglijk, gracieus, innemend, leuk, lief, lief(e)lijk, lieftallig, minnelijk, mooi, nogal, prettig, riant, schoon, snoeperig, verlokkelijk
behoorlijk oord Dorado, elim, Elysee, Elyseum, lusthof, paradijs
bekoorlijk tafereeltje idylle
bekoorlijk uitziende - riant
bekoorlijk verleidster – Circe, Lorelei, sirene,
bekoorlijke eigenschap - charme
bekoorlijkheid charme, gratie
bekoorster – verleidster, verlokster
bekopen – betalen, boeten, ontgelden
bekoren – aanlokken, aantrekken, behagen, bevallen, chanteren, charmeren, enchanteren, innemen, lokken, tenteren, verlakken, verleiden, verlokken, verzoeken
bekoring - aantrekking, ban, betovering, temptatie, verleiding, verzoeking
bekorten – afkorten, afsnijden, afzagen, beperken, inkrimpen, inperken, kortermaken
bekorting – aanmerking, beknotting, restrictie
bekostigen – betalen
bekrachten - bezegelen
bekrachtigen – affirmeren, bevestigen, bezegelen, confirmeren, homologeren, promulgeren, ratificeren, sanctioneren, staren, staven, versterken, verzekeren, wettigen
bekrachtigend – bevestigend, canfirmatief
bekrachtiging affirmatie, bevestiging, bezegeling, corroboratie, goedkeuring, homologatie, obsignatie, promulgatie, ratificatie, ratihabitiesanctie, staving, wettiging
bekrachtiging door een eed –beëdiging
bekrachtiging van een document – overeenkomst, ratificatie, verdrag
bekrachtiging van een pauselijk stuk door een regering – placet
bekrachtiging van een pauselijke afkondiging door een regering - exequatur
bekrimpen – besnoeien, bezuinigen
bekritiseren – afkammen, beoordelen
bekrompen armelijk, armhartig, (be)nauw(d), begrensd, benepen, beperkt, burgerlijk, dom, duf, eenzijdig, eng, enggeestig, enghartig, geborneerd, halsstarrig,huisbakken, karig, keutelig, klef, kleinburgerlijk, kleingeestig, kleinhartig, kleinmoedig, kleinsteeds, klein(zielig), kortzichtig, krap, krenterig, krap, maltentig, mesquin, nauw, pietluttig, provinciaals, saai, schriel, smal, steil, vernepen
bekrompen burgerlijk iemand – filister, krent, krentenbakker
bekrompen van geest – anghartig
bekrompen van verstand – geborneerd
bekrompenheid – beperktheid, engte, exiguiteit, kleingeestigheid, kortzichtigheid
bekrompen wijsheid - dom
bekronen – primeren, vervolmaken, voltooien
bekroning prijs
bekroning (bouwkundig) – kapiteel
bekroond dichter – laureaat, schilder, schrijver
bekroond kunstenaar – laureaat
bekrijten - bewenen
bek van een muis - snuit
bekvechten - bestrijden, diskuteren, kiften, kijven, moelvechten, redetwisten, ruziën, twisten
bekwaam abel, afgericht, ambidexyer, bedreven, behendig, bruikbaar, bijdehand, capabel, competent, deskundig, doorkneed, eminent, ervaren, geleerd, geroutineerd, geschikt, geschoold, goed, getraind, habiel, handig, handvaardig, knap, kundig, kunstvaardig, nuchter, onderlegd, ondernemen, ondervinden,
bekwaam genoeg voor - berelend
bekwaamheid – aanleg, bedrevenheid, capaciteit, ervarenheid, geoefendheidm geschiktheid, habiliteit, kunde, kundigheid, kundigheid, kunst, routine, talent, vaardigheid, vakkundig, vermogen
bekwaamheids bewijs – brevet, diploma, oorkonde
bekwaan kunstenaar - Prometeus
bekwaam maken – studeren, oefenen
bekwaam mens - deskundig
bekwamen – oefenen, studeren
bekwaming - studie
bekijken – bezien, beschouwen, gadeslaan, lorgneren
bekijven - berispen
bekziekte pip
bel blaasje, bloemtros, bobbel, gong, klok, knop, oorhanger, schel, zoemer
belaagster – vijandin
belabben - belasteren
belabberd akelig, beroerd, ellendig, eng, lam, miserabel, naar, ontdaan, rottig, slecht, vervelend
belabben - belasteren, kwaadspreken
belachelijk – abderitisch, absurd, bespottelijk, bezopen, derisoir, dwaas, gek, grappig, idioot, kolderiek, krankzinnig, lachwekkend, onnozel, onzinnig, potsierkijk, ridicuul
belachelijk iets – bespotting, klucht, paskwil
belachelijk maken (be)spotten, honen, ironiseren, ridiculiseren, persifleren
belachelijk mens – hansworst, risèe
belachelijke imitatie – parodie
belachelijke overdrijving - persiflage
beladen – belast(en), bepakken, bezwaard, bezwaren, laden
belagen – aanranden, aanvallen, bedreigen, overvallen
belager – aanrander, aanvaller, achtervolger, bedreiger, overvaller, vervolger, vijand
belanden – neerkomen, stranden, terechtkomen, verzeilen
belang – aangelegenheid, baat, betekenis, ernst, gewicht, gewin, importantie, inhoud, interesse, nut, omvang, participatie, profijt, portee, voordeel, waarde, zaak, zin
belangeloos – gratis, kosteloos, onbaatzuchtig, vrijwillig
belangeloosheid – altruïsme, onbaatzuchtigheid, onzelfzuchtigheid
belangende - aangaande, betreffende
belangengemeenschap - kongsi, solidairiteit, trust
belanghebbend - betrokken, gegadigd
belanghebbende – belangstellende, gegadigde, geïnteresseerde, interessant
belangrijk – aanmerkelijk, aanzienlijk, beduidend, geding, gewichtig, groot, notabel, veel, verhevèn, voornaam, waardevol, wichtig, zwaarwegend
belangrijk gedeelte van een orkest - slagwerk
belangrijk landbouwproduct - graan
belangrijk papier bul, diploma, document, rapport, tentamenbriefje
belangrijk persoon bij wedstrijden - starter
belangrijk persoon VIP
belangrijk stuk bij het schaakspel - dame
belangrijke belangrijke gebeurtenis – evenement, mijlpaal
operaster - primadonna
belangrijke rechthoek bij voetbal - doel
belangrijke staat in Zuid-Amerika - Chili
belangrijke uitvinding uit de 15e eeuw - boekdrukkunst
belangrijke verandering - doorbraak
belangrijke voedingsstof - eiwit, vet
belangrijke wedstrijd – klassieker, topper
belangrijkheid – aanwezigheid, betekenis, gewichtigheid, importantie, interesse, ponderositeit, portee, prioriteit, strekking, urgentie, voorrang, zwaarwichtigheid
belangrijkste – hoofdzaak
belangrijkste deel – glanspunt, hoofdpunt, kern, zwaartepunt
belangstellende – gegadigde, geïnteresseerde
belangstelling aandacht,deelneming, gading, interesse, liefhebberij, meeleven, narcisme,
belangstelling koesteren voor – liefhebben
belangstelling trachten op te wekken - aanbevelen
belangstelling verdienend - belangstellend, interessant
belangstelling voor iemand – aanbevelen
belangstelling wekken - interesseren
belangwekkend boeiend, curieus, interessant, spannend
belangzucht - eigenbaat
belast – beladen, bezwaard
belast met de uitvoering – regisseur
belasten – (be)laden, bepakken, bevrachten, bezwaren, debiteren, onereren
belasteren – aantasten, bekladden, bekletsen. belabben, belakken, beledigen, beroddelen, bezwadderen, calumniëren, diffameren, kwaadspreken, schandaliseren
belastering – denigratie, laster, roddel
belasting aanslag, accijns, bezetting, B.T.W., census, cijns, douanerecht, druk, effectenbelasting, fiscus, gemeentebelasting, grondbelasting, honderbelasting, inkomstenbelasting invoerrecht, last, leges, loonbelasting, octrooirecht, omslag, omzetbebasting, precario, recht, rijksbelasting, schatting, straatbelasting, taks, tiend, tol, tribuut, uitvoerrecht, vennootschapsbelasting, vermogensbelasting,zegelrecht
belasting-aanslagregister - kohier
belastingambtenaar – betaalmeester, beurder, commies, douanebeambte, douanier, gaarder, grensbewaker, grenswachter, inspecteur, keurmeester, kommies, ontvanger, peiler, percepteur, publikaan, roeier, rijksontvanger, tolbaas, tolbeambte, tolkommies, tollenaar, verificateur, verificateur, visiteur, ijker, zetter
belastingbandje – banderol
belastingbetaler - schatplichtige
belastingbiljet - aanslag, broodbrief
belastingdienst - fiscus
belastingen – bezwaren, onera
belastinginner (hist) – belastinggaarder, tollenaar
belastingheffer fiscus
belastingontduiker – defraudant
belastingontvanger - percepteur
belasting op gebruik van een weg – tol
belastingpenning – hondepenning
belastingrecht – fiscaal, fiskaal
belastingrechter - accijnsrechter
belastingregister - aanslagrgister, kohier
belastingterm aanslag
belasting toegevoegde waarde – B.T.W.
belasting vrij – onbelast
belatafeld - gek, idioot, mal
belatafelen – beduvelen
belazerd – bedonderd, bedroevend, belabberd, beroerd, betoeterd, ellendig, mal, miserabel, vervelend
belazeren – bedotten, bedriegen, beetnemen
belboei – signaalboei
belboom – abeel
belbuis – waterpas
belder – bolder, brileend
belderom - gildos, slachtbeest
beldrukker - belknop
beledigd – belasterd, beschadigd, gechoqueerd, geformaliseerd, gegriefd, gehoond, gekrenkt, gekwetst, geraakt, gesmaad, lichtgeraakt
beledigd tonen - kwalijk
beledigde - gelaedeerde
beledigen - affronteren, beschimpen, bespotten, blesseren, grieven, hekelen, honen, krenken, kwetsen, lasteren, offenderen, onteren, prikken, schanden, smaden, smalen, steken, toucheren, vernederen, uitschakelen, verguizen, vernederen, wonden
beledigend – gegriefd, grievend, honend, krenkend, kwetsend, smadelijk, smadend
beledigende spot – schimp
beledigende spotternij – smaadrede, spotternij
beledigende toespeling - insinuatie
belediging – afbreuk, affront, blessuur, grief, grieving, hoon, injurie, insult, insultatie, krenking, kwetsing, offensie, outrage, schimp(scheut), smaad, stoornis, vernedering
beleefd – behoorlijk, beschaafd, civiel, correct, elegant, galant, gehoorzaam, heus, hoffelijk, hoofs, hups, net, netjes, obligant, opgewekt, oppassend, poliet, urdaan, voorkomend, welgemanierd, wellevend, vormelijk, wellevend
beleefdheid egard
beleefdheidsbetuiging – achting, buiging, compliment, eerbetoon, eerbewijs, egard, groet, kniebuiging, knieval, revérence, reverentie
beleefdheidsformule - geacht
beleefdheidsfrase alsjeblieft, a.u.b., s.v.p.
beleefdheidsregels – etiketten
beleefdheidstitel in Engeland - esquire
beleenbank - lommerd, pandjeshuis
beleerd – afgericht,gedresseerd
beleg belegering, blokkade, insluiting, omsingeling
belegd geld deposito
belegen oud
belegeraar - aanvaller
belegeren – aanvallen, omsingelen
belegering beleg, bezetting, blokkade, insluiting, omsingeling
belegeringswerktuig – kanon, katapult, mangel, ram, vuurmond
beleggen bedekken, bijeenroepen, seizen, vastsjorren
beleggen in een onderneming - investeren
belegger – financier, geldschieter
belegging van geld – investering
beleggingsklamp - kikker
beleghout – fineer, karvielnagel, kruisklamp
belegsel – agrement, beslag, boordsel, chenille, galon, garnituur, passement, tres
belegstuk – bewijsstuk, karvielnagel, klamp, kruisklamp, onderlaag, oplegstuk
belegsel passement
beleid – bedachtzaamheid, beheer, behoedzaamheid, beraad, bestuur, doorzicht, omzichtigheid, overleg, politie, prudentie, strategie, tact, takt, tactiek
beleidvol – bedachtzaam, omzichtig
belemmerd – gegeneerd, gehandicapt, geremd
belemmerd in ademhaling benauwd
belemmerd in zijn uiting geremd
belemmeren beletten, benadelen, dwarsbomen, handicappen, hinderen, hindernis, imprediëren, obstrueren, ophouden, remmen, retarderen, storen, stremmen, tegenhouden, verhinderen, verstoren, vertragen, voorkomen, weerstaan
belemmerend – hinderlijk, lastig, storend
belemmerend omhulsel - keurs
belemmering – belet(sel), blokkade, embarras, encombrement, handicap, haperen, hindernis, hindering, hinderpaal, horde, impediment, molest, obstakel, overlast, rem, remming, slagboom, stoornis, storing, struikelblok, tegenstand, verhindering, versperring, weerstand
belemmering der geestvermogens – verbijstering
belemmering van bloedtoevoer - infarct
belemmering van scheepvaart plaat, wrak, zandbank
belemmering van vrije meningsuiting - censuur
belemmering voor het verkeer barricade, slag(boom), spoorboom, tol
belemmering voor voertuigen – wegversperring
belemniet – donderbeitel, duivelskegel, duivelsvinger, heksenvinger, pijlsteen, vingersteen
belenden – grenzen, palen
belendend – aangelegen,aangrenzend, aanpalend, adjacent, naastgelegen, naburig
belendende aanhorigheden – appendentiën, dependentiën
belending – aangrenzing, contiguïteit
belenen – verpanden
belening – hypotheek, verpanding
beleningschuldige bij onroerend goed - hypotheekgever
beleren – africhten, leraren, leren, onderrichten, onderwijzen, opleiden
belet – belemmering, rem, verhindering
beletsel – belemmering, bezwaar, empechement, hinder(nis), hinderpaal, inpediment, klip, obstakel, rem, scheidsmuur, staketsel, stoornis, struikelblok, verhindering, verlet
beletten – afhouden, afwenden, belemmeren, deren, inhiberen, letten, schutten, storen, stuiten, tegenhouden, terughouden, verbieden, verhinderen, verhoeden, verstoren, verijdelen, voorkomen, weerhouden
beletten te spelen – obstructie
beletten te spreken - muilkorven
beleven doorbrengen, doormaken, ervaren, meemaken, ondergaan, ondervinden
belevenis avontuur, beleving, emotie, ervaring, lotgeval, ondervinding, sensatie
belevenis tijdens slapen - dromen
beleving - ervaring
belezen – bezweren, overreden
belezen van een duivel – bannen, exorceren, uitdrijven
belezene – geleerde
belezenheid - lectuur
belezer - bezweerder, duivelbanner
belezing – bezwering
Belgen Vlamingen, Walen, Waloniërs
België, Nederland en Luxemburg - Benelux
belgeluid - tingeling
België, stad in - zie Belgische stad
België, streek in - Fagne
Belgisch bergland – Ardennen
Belgisch bier – seef
Belgisch biljarter – Ceulemans
Belgisch musicus – Radoux
Belgisch staatsman – Malon, Peereboom, Schoolaert, Spaak, Trooz, Renkin, Rogier, Vandervelde
Belgisch sterrenkundige – Plateau
Belgisch staatsman – Malon, Peereboom, Schoolaert, Spaak, Trooz, Renkin, Rogier, Vandervelde
Belgisch sterrenkundige – Plateau
Belgisch volkslied - Brabançonne
Belgisch woord voor adres woonzit
Belgisch woord voor binnenplaats koor
Belgisch woord voor gelagkamer verbruikzaal
Belgisch woord voor fietsenstalling velorust
Belgisch woord voor identiteitsbewijs eenzelvigheidskaart
Belgisch woord voor reinigen - kuisen
Belgisch woord voor tramhalte stilstand
Belgische architect (bouwmeester) -
4 Poot, Suys
5 Balat, Braem, Dewir, Geefs, Grard, Horta,
Hoste, Minne, Payeu
6 Bastin, Blomme, Cantré, Faiken, Faulte, Floris,
Hankar, Hesius, Ledoux, Roulin, Stijnen
7 Bonduel, Devigne, Dillens, Guimard, Meunier,
Simonis, Winders
8 Aquillon, Brunfaut, Eggericx, Huyssens,
Montoyer, Poelaert
9 Appelmans, Bourgeois, Coeberger, Faid`Herbe
10 Anneessens, Dessauvage, Godecharle
Belgische auteur – Claus, Gijsen, Raes, Ruyslinck, Streuvels, Vandeloo
Belgische badplaats Blankenberge, Bredene, Heist, Knokke, Koksijde, Oostende, Spa
Belgische beeldhouwer -
4 Bury, Meyt, Mone, Pans, Poot
5 Aebly. Dries, Dupon, Geefs, Grard, Minne, Vonck
6 Borman, Caille, Cantré, Colijns, D´Haese, Hanrez,
Kreitz, Leplae, Macken, Puvrez, Roulin, Verlee
7 Bonduel, Delcour, Delvaux, Devigne, Gentils,
Ghysels, Holmens, Jespers, Gentils, Ghysels,
Holmens, Jespers, Kerricx, Meunier, Permeke,
Verjans, Wouters
8 Anthoons, Boulogne, Courtois, Lambeaux,
Quellieu, Rombeaux, Rousseau
9 Dubroeucq, Duquesnoy, Faid-Herba, uellinus, Strebelle, Willequet
10 Dervichian, Godecharle, Verbruggen
Belgische biersoort – duvel, faro, lambiek, postel, seef
Belgische chansonnier Brel
Belgische bevolkingsgroep - Vlamen, Walen
Belgische dichter – Nahon, Gezelle
Belgische grensplaats Essen, Eysden, Hamont, Kanne, Kessenich, Neerharen, Poppel,Wuustwezol, Zelzate
Belgische gehucht met Kunstmatige waterval Coo
Belgische grensplaats – Essen, Eysden, Hamont, Kanne, Kessenrich, Koewacht, Neerharen, Overslag, Poppel, Ternaaien, Veldwezel, Wuustwezel, Zelzate
Belgische industrieplaats - Luik
Belgische kiezelzandsten – gres
Belgische kloosterzuster - maseur
Belgische koning Boudewijn, Leopold
Belgische koningin Astrid, Fabiola
Belgische krant – Gazet
Belgische kunstmatige waterval - Coo
Belgische luchtvaartmaatschappij Sabena
Belgische munt - belga, centiem, centime
Belgische musicus -
4 Gorr, Miry, Poot
5 Absil, Brehy, Denijn, Dufay, Fetis, Hamal,
Isaac, Lekeu, Louel, Rasse, Tinel, Ysaye
6 Albert, Benoit, Blockx, Brumel, Cornet,
Fiocco, Franck, Gilson, Gossec, Gretry, Grisar,
Jongen, Legley, Quinet, Radoux, Schmit, Vreuls
7 Bayens, Bernier, Broeckx, Busnois, Candael,
Ciconia, Compère, Delvaaux, Duvosel,
Gevaert, Gombert, Josquin, Lemmens,
Marsick, Obrecht, Peeters, Waelput, Wambach
8 Agricola, Alpaerts, Binchois, Brassart,
Defossez, Devreese, Grumiaux, Keurvels,
Loeillet, Lunssens, Mesdagh, Ockeghem,
P elemans, Veremans
9 Antheneus, Meulemans
10 Froidebise, Mortelmans, Sternefeld
11 Chevreuille, Hullebroeck
Belgische omroep BRT, NSR, RTB
Belgische plaats zie: plaats in België
Belgische patat - patros
Belgische platteschotel moniteur
Belgische politicus - Eyskens, Huysmans, Spaak
Belgische prinses Paola
Belgische provincie
4 Luik
5 Liège, Namen, Namur
7 Brabant, Hainaut, Limburg
9 Antwerpen, Luxemburg
10 Henegouwen, Luxembourg, Vlaanderen
Belgisch(e) rivier(tje)
4 Amel, Dyle, Gabe, Geer, Gete, Hene, Herk,
Leie, Maas, Nete, Salm, IJzer
5 Demer, Durme, Helle, Jeker, Lesse, Meuse
6 Dender, Hoëgne, Lhomme, Ourthe, Sambre
7 Amblève, Gileppe, Hoyoux, Schelde
8 Hermeton
Belgische schilder(es) -
3 Art, Cox, Fijt
4 Boel, Bril, Cocq, Lens, Leys, Moro,
5 Artan, Artot, Bouts, Claus, David, Ensor,
Fabry, Minne, Navez, Peire, Vinck
6 Benson, Bonnet, Campin, Coxcie, Dasnoy,
Dudant, Gassel, Mesens, Metsijs, Oleffe,
Rubens, Tytgat, Verlat, Verwee, Vogels,
Vrancx, Wiertz
7 Aertsen, Brouwer, Breugel, Delvaux, Gallait
Garemijn, Jespers, Landuyt, Lombard, Malfait,
Memlinc, Meunier, Mortier, Permeke,
Pourbus, Provost, Seghers, Servaes, Sneyers,
Snijders. Stevens, Teniers, Wappers, Wolvens
8 Badseleer, Blondeel, Defrance, Flemalle,
Gossaert, Horemans, Jordaens, Laermans,
Magritte, Odevaere, Patinier, Quelliieu,
Rombouts
9 Evenepoel, Ommeganch, Quellinus,
Verhaghen, Verschoot
10 Bellegambe, Beuckelaer, Siberechts
Belgische staatskrant – moniteur
Belgische Stad -
3 Aat, Mol, Spa
4 Bree, Geel, Genk, Gent, Luik, Mons, Peer, Visé
5 Arlon, Damme, Gilly, Halle, Namen, Ronse
6 Bergen, Brugge, Dinant, Leuven, Lommel
7 Ardenne, Brussel, Doornik, Hasselt, Kortrijk,
Maaseik
8 Bastogne, Kapellen, Mechelen, Turnhout
9 Anrwerpen
Belgische streek - Ardennen, Condroz, Haspengouw, Kempen, Lotharingen, Maasland, Marlahne, Voerstreek
Belgische taal - Vlaams, Waals
Belgische volkslied - Brabantçonne
Belgische wielrenner – Merckx
Belgische zanger – Adamo, Brel, Neefs
belhamel aanvoerder, boef, deugniet, galgenbrok,
leider, ondeugd, raddraaier, rakker, rekel, roervink, snotaap, vlegel
belial – hellevorst
belialskind - duivelsjong
belichamen – concretiseren, incarneren
belichaming – concretisering, incarnatie, materialisatie, personificatie
belichten – beschijnen, toelichten, verduidelijken, verlichten
belichting - lichtval
beliegen - bedriegen
believen – behagen, goeddunken, behagen, lusten, moeten, mogen, verkiezen, welbehagen, wens(en)
belijden aanhangen, bekennen, biechten, erkennen, openbaren uiten
belijdend confessioneel, gelovig, kerkelijk
belijdend lid van een protestantse kerk - lidmaat
belijdenis – bekentenis, biecht, confessie, geloofsbelijdenis, professie
belijdenisschrift - symbool
belijdenis van schuld - schuldbekentenis
belijder- confessor
belijder van de Islam Islamiet, Moslim, Mohammedaan, muzzelman, saraceen
belijder van de Mozes' leer Israëliet
belijnd – gelinieerd
belijnen - liniëren
belijning - liniatuur, liniéring
belladonna - antropine, doodkruid, nachtschade, wolfkers
bellen – ringelen, rinkelen, schellen, seinen, telefoneren, tingelen, zoemen
belleplant - fuchsia
bellentrekker - afluider
belletje – klingel, klokje
belletristisch - lit(t)erair
belligerent oorlogvoerend
beloeren – aangluipen, begluren,belagen, bespieden, gadeslaan
belofte – eed, erewoord, gelofte, getuigenis, laudum, pollicitatie, parool, promesse, promissie, promissoir, toezegging, verbintenis, woord
bel of schel - klingel
beloken – gesloten
belomantie - pijlwichelarij
belommeren - beschaduwen
belonen – betalen, bezoldigen, honoreren, maken, recompenseren, renumeratie, remunereren, retributie, vergelden, vergoeden
beloning – betaling, compensatie, courtage, dagloon, fooi, gave, gift, handgeld, honorarium, jaarloon, loon, maandloon, premie, provisie, prijs, recognitie, recompens(i)e, remuneratie, retributie, salaris, schadeloosstelling, soldij, tip, uitkering, uurloon, vacatie, vergelding, vergoeding, wedde
beloning van een koopvaardijschipper – kaplaken
beloning van militairen – soldij
beloning voor bijzondere werkzaamheden – premie
beloning voor eenbijzondere prestatie – prijs
beloning voor het aanbrengen – aanbrengpremie
beloning voor het bergen van een schip – bergloon
beloningsreizen - incentivetours
beloofde land Eldorado, hemel, Kanaän, Utopia
beloop – bedrag, decursus, dossering, evolutie, gang, glooiing, helling, loop, lijn, model, montant, ontwikkeling, proces, richting, strekking, tracé, vorm
belopen – bedragen, begaan, maken, uitmaken
be1oven garaderen, toezeggen, verzekeren, voorspellen, zweren
belover – promittent
belroos – erysipeles, huidontsteking, wondroos
belslede - arreslede
belt – afvalhoop, ashoop, asvaalt, berg, heuvel, hoogte, mesthoop, mestvaalt, vaalt, vuilnishoop, zeeengte
beluchten - aëreren
beluisteren – aanhoren, afluisteren, onderzoeken
belullen – bepraten, overhalen, overreden, plaslullen
belust begerig, branderig, gaarne, graag, gretig, happig, loerend, tuk, verlangend, verlekkerd, verzot
belustheid – begeerte, behagen, lust, trek, zin
belust maken op iets - lokken
belust op iets – verlangend
belust op lekkernijen – snoeperig, snoeplust
bel van een kerk - klok
belvedère – uitzichttoren
Belzebub – opperduivel, satan
bema - spreekgestoelte
bemachtigen – aftrochelen, innemen, overweldigen, veroveren
bemachtigen (trachten te) – aanvallen, afknevelen, aftroggelen, annexeren, beslagleggen, bestormen, bezetter, inpalmen, ontrukken, overnemen, veroveren
bemalen – beschilderen
bemannen – equiperen, monsteren
bemanning (schip/vliegtuig) crew, equipage, hens, manschap, matrozen, personeel
bemanning, lid van de - bootsman, ketelbinkie, keteljongen, kok, mschinist, matroos, olieman, schipper, stoker, stuurman
bemantelen – be(dekken), doreren, farderen, pallieren, verbergen, verbloemen, vergoeilijken
bemanteling - shielding
bemer – Bohemer, lokvogel, pestvogel, zijdestaartvogel
bemerkbaar – merkbaar, perceptibel, waarneembaar
bemerken – aanhoren, bekennen, bespeuren, constateren,
gewaarworden, horen, lezen, luisteren, merken, nasporen, ontdekken, ontwaren, opletten, opvallen, speuren, verhoren, voelen, waarnemen, zien
bemerking – aanmerking, gewaarwording, opmerking
bemesten – begieren
bemesting – stercoratie
bemeubelen - meubileren
bemiddelaar – adjuster, arbiter, entremetteur, expert, goeman, intermediair, koppelaar, koppelbaas, makelaar, ombudsman, mediateur, vertalerkoppelaar, parakleet, scheidsman, scheidsrechter, tolk, trustee, tussenpersoon, umpire, vertaler, vertrouwensman
bemiddelaarster - scheidsvrouw
bemiddeld gefortuneerd, gegoed, rijk, vermogend, welgesteld
bemiddelen – arbitrageren, beslechten, bijleggen, conciliëren, intermediëren, treden
bemiddelend – mediaterisch, mediatief, voorspraak
bemiddeling arbitrage, bemoeiing, bemoeienis, expertise, intercesssie, intermediair, interpositie, meditatie, schakel, tussenkomst, tussenspraak
bemiddelingsbureau voor werkkrachten arbeidsbeurs
bemind dier(baar), geliefd, geliefkoosd, gewild, gezien, lief, populair
bemind persoon aangebedene, beminde, lieveling,
beminde – aangebedene, aanstaande, fiancé(e), geliefde, liefste, lievelinf, lieve(rd), uitverkorene, verloofde, vrijster
beminde van Hercules – Iole
beminmde van Jupiter - Latona
beminde van Zeus Alcmene, Antiope, Danae, Dionne, Europa, Ganymedes, Io, Leda, Leto, Maia, Metis, Semele
beminnaar - aanbidder, amateur, liefhebber,
beminne1ijk – aantrekkelijk, aanvallig, adorabel, aimabel, allerliefst, animabel, innemend, lief, liefelijk, lieftallig, minnelijk, minzaam, vriendelijk, welwillend
beminnelijke openhartigheid - candeur
beminnen – aanhangen, filatelie, liefhebben, lieven
beminner – beminnaar, liefhebber
bemoedigen aansporen, opbeuren, sterken, troosten
bemoedigend - opbeurend
bemoediging – aanmoediging, aansporing, knikje, opbeuring, opwekking, soelaas, sterking, troost
bemoeial albedil, albeschik, bedilal, bediller, bedilziek, beschikal, inmenger, moeial
bemoeien – inlaten, inmengen
bemoeienis – competentie, taak, werkzaamheid, zorg
bemoeiing - conatus
bemoeilijken hinderen, remmen, tegenwerken
bemoeilijking - belemmering, hinder, last, rem
bemoeilijkte ademhaling - stridor
bemoeiziek mens - bemoeial
bemoeizuchtig - bedilziek
bemorsen - bekladden, besmetten, bevuilen,bezoedelen, smetten
bemost – mossig
bemorste oude lap – slet, smots
ben bun, kaar, korf, mand, nis, rugkorf, vismand
benaarstiging - vlijt, ijver
benadeeld – belemmerd, gebrekkig, gehandicapt, gehinderd
benadeelde persoon laesus
benadelen – aanranden, bedriegen, deren, duperen, handicappen, hinderen, krenken, schaden
benadeling – afbreuk, grieving, stoornis
benaderbaar – mak, tam
benaderen aanklampen, naasten, polsen
benaderend - approximatief
benadering – approximatie, schatting
benadrukken – accentueren, beklemtonen
benaming – kwalificatie, naam, naamgeving, nomen, praedicaat, predikaat, term, titel
benaming van bacteriën - streptokok
benaming van de Heilige Maagd Madonna
benaming van een bioscoop odeon, cinema, cineac
benaming van een boek titel
benaming van een deelstaat in Indonesië – Negara
benaming van elementen die met metalen direct zouten vormen – halogenen
benaming van in het water groeiende planten – lies
benaming voor aanhangsel van de karteldarm - vetlap
benaming voor geld – daalder, geeltje, joetje, knaak, meier, pop, riks, spie
benaming voor de meun - puit
benaming voor gezicht – facie, snoet, snuit, toet, tronie
benaming voor een haas – langoor
benaming voor ezel – grauwtje, hans, langoor
benaming voor het haantjeskevers – bloedspuwer
benaming voor verschillende minerale koolwaters – bitumen
benaming voor verschillende soorten van ganzevoet – melde
benaming voor werktuigen - aandrijver
vormen halogeen
benard – bang, bedrukt, benauw, benepen, hachelijk, moeilijk, netelig, verlegen, zorgwekkend
benarde toestand – nood
benardheid – benauwdheid, verlegenheid
benauwd angstig, angstwekkend, bang, bedompt, bedrukt, beducht, beklemd, bekneld, bekrompen, benard, benepen, beperkt, bevreesd, bezwaard, broeierig, drukkend, duf, eng, gierig, griezelig, hachelijk, heet, huiverig, klein, knellend, krap, loom, muf, mus, nauw, penarie, pufferig, vuns, zuinig, zwoel
benauwdheid – ademnood, agonie, angst, beklemming, bekommering, benauwing, bezorgdheid, druk, klem, knel, knoei, nood, oppressie, penarie, piepzak, pressie, pijn, rats, schrik, verlegenheid, vrees, worg, zorg
benauwd in de keel – kroeperig
benauwd warm – pufferig, zwoel
benauwde damp - smoor
benauwde droom – cauchemar, nachtmerrie, oneirodynie
benauwde ruimte – cel, hok
benauwde walm – smoor
benauwelijk – beangstigend, beklemmend
benauwen beangstigen beklemmen, drukken, hinderen, knellen, kwellen, nijpen
benauwend – benard, drukkend, beangstigend, beklemmend, eng, griezelig, naar, stikheet
benauwende angst – perairie
benauwende hoest – stikhoest
benauwenis – beklemming, druk, penairie
benauwing – beklemming, drukking, knelling, oppressie
bende – beestenboel, bendeaanvoerder, chaos, condottiere, drift, drom, gang, groep, hens, hoop, horde, hul, jamboel, kabaal, keet, kliek, koppel, kudde, lawaai, macht, massa, meute, mikmak, ordeloosheid, pan, partij, puinhoop, rataplan, reut, rommel(tje), rot, rotzooi, schaar, schare, sjoecht, sliert, stel(letje0,spul(len), struip, troep, veel, zooitje), zwerm, zwik, zwijnenstal
bende jachthonden – meute
bendeleider boss, condottiere, gangster
bendelid - gangster
bende misdadigers - maffia
bendeoorlog – guerrilla
bendie – mandewagentje
bene – goed, wel
beneden – basaal, benee, bijwoord, gelijkvloers, inf (Lat.) infra, lager, omlaag, onder(in), parterre, stroomafwaarts, sub (Lat.), voorzetsel
beneden armbeen - ellepijp, spaakbeen
beneden verdieping - beletage, parterre
benedenwindse eilanden, een der - Aruba, Bonaire, Curaçao
benedenwindse zijde lij
beneden deel van een pakhuis – onderstuk
benedendeel van een strijkstok - slot
beneden deel van ingezette edelsteen – kulas
benedeneind - lagereind, ondereind, ondereinde
beneden gevel pui
beneden het oppervlak -diep
beneden in iets –onderen, onderin
benedenkaak - kinnebak
benedenkant ondereind, onderkant, onderzij(de)
benedenlangs – onderlangs
benedenloop van de Njemen – Memel
benedenpand van een kanaal - boezemwater
beneden peil – gemeen, inferieur, knudde, laag, min, inderwaardig
benedenrug – lende, stuit
benedenste deel van de stamper met de eitjes - eicel, vruchtbeginsel
benedenverdieping - parterre
benedenwindse zijde lij
benedenzijde – onderkant
beneden zijn stand huwen - mesalliëren
benedictenabdij – maredsous
benedictie - zegen(ing), wijding
benedictuskruid nagelkruid
Benedictijnenorde - O.S.B.
benedijen loven, prijzen,.verheerlijken, zegenen
benee – onderaan
beneficium - prebende, voorrecht
benemen - ontnemen, wegnemen
benen kuierlatten, lopen, rennen, snellen, stappen, snellen, stelten, tuinen,
benen lepel - gierlepel
benen of doorlopen - stappen
benepen band, beangst, beklemd, bekrompen, benard, benauwd, bourgeois, eng, enggeestig, frikkerig, kleindenkend, kleingeestig, kleinmoedig, kleinzielig, sip
benepenheid - beklemdheid, bekrompenheid
beneveld – bedwelmd, dampig, doezelig, dronken, dof, duf, en, naast, ook, suf, tipsy, verdoofd, versuft, wazig,
benevens alsmede, alsook, bovendien, daarenboven, evenals, gelijktijdig, met, ook, tevens, teffens,
benevens de korf - imme, honingbij
benevolentie welwillendheid, toegenegenheid, gunst
bemoeiziek mens - bemoeial
bengel aap, bink, deugniet, guit, klepel, klokje, kwajongen, kwant,
ondeugd, rakker, rekel, schalk, schavuit, schelm, schobbejak, snaak, snotjongen, snotneus, stouterd, straatjongen, vlegel, vlerk
Bengaalse voertaal - Oerdoe,Bengali
bengelen – schommelen, slingeren, zwabberen
bengelkruid - bingelkruid, smeerwortel
bengel van een klok - klepel
benieuwd – nieuwsgierig
benieuwen - verwachten
benig bottig, knokig, schonkig, vleesloos
benige vis - hozebek, zeeduivel
bennetje - korfje, mandje
benijdbaar begeerlijk, begerenswaardig, benijdenswaardig
benijden - misgunnen
benijdenswaardig begeerlijk
benjamin – jongste, junior
bennetje korfje, mandje
benodigd - nodig
benodigd gereedschap – alaam, gerei
benodigde voorwerpen - rekwisieten
benodigdheden accessoires, attributen, gerei
benodigdheid bij betonwerk - betonspecie
benodigdheid voor de landbouw combine, dorsmachine, eg, ploeg, sikkel, strekel, tractor, zeis
benodigdheid voor een denksport - dambord, schaakbord
benodigdheid voor een balspel - tennisracket
benoemd - aangesteld
benoemen aanstellen, aanwijzen, beroepen, nomineren, plaatsen,verkiezen
benoemer - nominator
benoeming aanstelling, nominatie
benoemingsrecht - benoeming, nominatie, voordracht
ben of korf - mand
bent bunt, club, genootschap, hennep, vereniging
benteng sterkte, vesting
bentgras - bunt, boendergras, pijpestrootje, smele
benul begrip, besef, bevatting, bewustheid, doorzicht, idee, inzicht, notie, verstand
benut gebruikt
benutten – gebruiken, uitbaten, uitbuiten, waarnemen
benutting - tie, utilis
benzaldehyde - bitter amandelolie
benzeen - benzol, benzien
benzine - gasoline, gasoline, gasoline, koolwaterstof, olie, super,
benzineblik – drum, jerrycan
benzinedamp - uitlaatgas
benzine innemen – laden, tanken
benzinemengsel – aral
benzinemotor - explosiemotor
benzinestation – pomp, tankstation
benzoë - harssoort
benzofuraan - Cumaro(o)n
benzol - benzeen
benzonitril – fenylcyanide
benzopurperine - kleurstof
benzylalcohol - fenylcarbinol
beoefenaar amateur, liefhebber
beoefenaar der alchemie – adept
beoefenaar der fraaie letteren - bellettrist
beoefenaar der klassieke talen - klassicus
beoefenaar der Nederlandse taal en letterkunde – neerlandicus, neerlandist
beoefenaar der planologie - planoloog
beoefenaar der retorica – rederijker, tidoloog
beoefenaar der Spaanse taal en letterkunde - hispanoloog
beoefenaar der scholastiek - scholasticus
beoefenaar der statistiek - statisticus
beoefenaar der sterrenwichelarij - astroloog
beoefenaar der volkenkunde - ethnoloog
beoefenaar der wetten der zeestromingen - onderzoeker
beoefenaar van de aardkunde geoloog
beoefenaar van de aardrijkskunde – geograaf, geoloog
beoefenaar van de bodemkunde – pedoloog
beoefenaar van de bouwkunst - architekt
beoefenaar van de Chinese taal en letterkunde - sinoloog
beoefenaar van de dierkunde zoöloog, bioloog
beoefenaar van de Duitse taalkunde germanist
beoefenaar van de Engelse taalkunde - anglicist
beoefenaar van de Franse taaikunde – romanist
beoefenaar van de geologie - geoloog
beoefenaar van de geslachtsrekenkunde genealoog
beoefenaar van de godgeleerdheid theoloog
beoefenaar van de grottenkunde – speleoloog
be oefenaar van de Hebreeuwse literatuur – hebraïcus, hebraïst
beoefenaar van de klinische geneeskunde - klinicus
beoefenaar van de krachtsport - atleet, bokser, gewichtheffer, worstelaar
beoefenaar van de kunst der oorlogvoering – strateeg
beoefenaar van de kunsten artiest, kunstenaar
beoefenaar van de kunstnijverheid pottenbakker, wever
beoefenaar van de leer der virussen – viroloog
beoefenaar van de magie – goochelaar, heks, magiër, tovenaar
beoefenaar van de moderne talen - filoloog
beoefenaar van de mycologie (paddestoelen en zwammen) -
fungioloog, mycoloog
beoefenaar van de natuurkunde fysicus
beoefenaar van de oosterse talen oriëntalist
beoefenaar van de plantkunde bioloog
beoefenaar van de pollenanalyse palynoloog
beoefenaar van de rechtswetenschap – jurist
beoefenaar van de reliëfvormen - geomorfoloog
beoefenaar van de ruimteordening en stedenbouw - planoloog
beoefenaar van de scheikunde chemicus
beoefenaar van de sociologische aardrijkskunde – sociograaf
beoefenaar van de staatshuishoudkunde - econoom, staatshuishoudkundige
beoefenaar van de stelkunde – algebraïst
beoefenaar van de taalwetenschap – linguïst
beoefenaar van de volken beschrijving - etnograaf
beoefenaar van de weerkunde meteoroloog
beoefenaar van de welsprekendheid rector,redenaar, rederijker
beoefenaar van de wetenschap der politiek politicoloog
beoefenaar van de Noordeuropese taal en letterkunde Scandinavist
beoefenaar van de wetenschap der samenleving socioloog
beoefenaar van de wetenschap der staathuishoudkunde econoom
beoefenaar van de wetenschap der relief vormen geomorfoloog
beoefenaar van de zielgeneeskunde psychiater, psycholoog
beoefenaar van de zwarte kunsten - heks, magiër, tovenaar
beoefenaar van het buikspreken – gastriloog
beoefenaar van rituelen - magiër, medicijnman, priester
beoefenaar van sociologische aardrijkskunde – sociograaf
beoefenaar van zielgeneeskunde - psycholoog
beoefenaarster van de kunstnijverheid kantwerkster, pottenbakster
beoefenaar uit beroep – professional
beoefenaar uit liefhebberij - amateur, dilettant
beoefenen behandelen, bezigen, gebruiken, hanteren, praktiseren, uitoefenen, vervolgen
beoefening van de natuurkunde – fysica
beoefening van de oudheidkunde – pateologie
beoefening van de penningkunde - numismatiek
beoefening van de plant en dierkunde biologie
beoefening van de scheikunde chemie
beoefening van de staathuishoudkunde economie
beoefening van de taalwetenschap - linguistiek, taalkunde
beoefening van de waarzeggerij - mantiek
beoefening van de weerkunde - meteorologie
beoefening van de welsprekendheid - retorica, retoriek
beoefening van de welsprekendheid retorica, retoriek
beoefening van de wetenschap der samenleving sociologie
beoefenaar van de zeestromingen - tidoloog
beoefening van de zielkunde – psychologie
beogen bedoelen, intenderen, nastreven, pogen, streven, trachten, viseren
beoogd - gewenst
beoordelaar censor, criticus, essayeur, examinator, keurder, keurmeester, recensent, rechter, schatter, taxateur, toetser, ijker
beoordelen – aanzien, achten, begunstigen, bekritiseren, bekijken, bezien, cenceren, censureren, critiseren, discerneren, gissen, recenceren, judiceren, keuren, kritiseren, onderzoeken, ramen, recenseren, schatten, schouwen, waarderen
beoordelen door jury - jureren
beoordelend kritisch
beoordelend aankondigen - ecenseren
beoordeling appreciatie, bespreking, critiek, evaluatie, uring, kritiek, oogpunt, oordeel, rapport, recensie, voorstelling
beoordeling van een beoordeling - metakritiek
beoordelingscommissie – jury
beoordelingslijst - rapport, conduitestaat
Beotiër - domoor, lomperd
Beotisch - dom, lomp, onbeschaafd
bepaalbaar - bepaald, vastgesteld, determinabel
bepaald – aangewezen, afgelast, afgemeten, afgesproken, begrensd, beperkt, beslist, bestemd, echt, formeel, gegeven, geregeld, gesteld, gezet, nauwkeurig, omlijnd, omschreven, positief, precies, speciaal, specieel, stellig, uitdrukkelijk, uitgesproken, vastgesteld, volstrekt, zeker
bepaald aankondigend voornaamwoord – datgene, degeen, degene, dezelfde, zodanig
bepaald aantal aam, anker, baal, boek, bouw, bunder, centiare, dozijn, gros, hoeveelheid, hok, kan, kop, last, liter, meter, mud, octet, riem, snees, tal, ton, trio, vim, wog (waag),
bepaald bedrag – budget
bepaald gegeven - feit, motief
bepaald geldbedrag - ton
bepaald gevoelscomplex – minderwaardigheids complex
bepaald hemelverschijnsel - nova
bepaald kwantum iet
bepaald leencontract – antichresis
bepaald mineraal - dolomiet
bepaald onderwijs - spraakles
bepaald sacrament – avondmaal, biecht, doopsel, genademiddel, huwelijk, oliesel, priesterschap, vormsel
bepaald sein - S.O.S.
bepaald soort horloge - remontoir
bepaald soort klimaat - landklimaat, zeeklimaat
bepaald soort koe - blaarkop, bontkop, lakenvelder
bepaald soort scheepvaart - kustvaart
bepaald soort soldaten – garde, grenadiers, jagers, keurkorps
bepaald tarief - klasse
bepaald teken signaal
bepaald tijdvak - dag, decennium, eeuw, jaar, maand, semester, termijn, trimester, week,
beoefenaar van de wetenschap van de samenleving - socioloog
bepaald tijdsverloop kwartier, minuut, stond, termijn, uur
bepaald weefsel fluweel, kant, katoen, laken, linnen, moiré, rips, tijk, trijp
bepaalde afmeting - bestek, meet
bepaalde bepalingen - verordening
bepaalde dag datum
bepaalde dienst bij de spoorwegen tractie
bepaalde electrische stroom - gelijkstroom, wisselstroom
bepaalde entstof - serum
bepaalde erezaken - erecode
bepaalde figuur – ovaal, rechthoekig, rond, vierkant
bepaalde functie bij de marine seiner, kanonnier
bepaalde functionaris ten stadhuize – bode
bepaalde gebeden in de mis - oratie
bepaalde hoeveelheid aantal, dozijn, gros, quantum, snees, tal, tiental, twintigtal
bepaalde inentstof serum
bepaalde inzinking dijkval
bepaalde kaart aas, boer, nel, heer, troef, vrouw
bepaalde klank toon
bepaalde kleurstof - henna
bepaalde kosten - leges
bepaalde kunstinrichting klassiek, naturalisme, expressionisme
bepaalde landmaat - are, bunder, hectare, morgen, mud, roede, bepaalde lengtemaat - cm, dm, el, inch, km, meter, roede, vadem, voet
bepaalde levensbeschouwing - antinomisme
bepaalde luchtstroming in de tropische luchtstreek moesson, passaat
bepaalde meetkundige figuur - cirkel, driehoek, parabool, rechthoek, ruit, trapeze, vierkant
bepaalde plek – ergens, plek
bepaalde politieke richting A.R. C.H.U , K.v.P., P.v.d A., P.S.P., V.V.D., P.P R.
bepaalde rechten – leges, stadsrechten
bepaalde resten kliekje, peukje, prakje
bepaalde richting uit - linksaf, rechtsaf, rechtuit
bepaalde ruimte bestek
bepaalde runderziekte - runderpest
bepaalde Rus kozak
bepaalde schikking rangorde
bepaalde sociale opvattingen - standegeest
bepaalde speelkaart aas, nel, boer, heer, joker, troef, vrouw
bepaalde spier - biceps
bepaalde stadsdienst - G.R., R.E.T., S.R.
bepaalde stand adel, edelen
bepaalde steen git
bepaalde stemming - ernst
bepaalde stof - laken, tijk
bepaalde tijd – termijn
bepaalde tijdruimte - tijdsbestek
bepaalde vierhoek - ruit
bepaalde viool Amati, Cremona, Stradivarius
bepaalde voorstelling van de dood – zeisman
bepaalde voorwaarde bieden - aanbieden
bepaalde vorm van Handelsonderneming - BV, CV, firma, NV. bepaald. wedren van paarden omnium
bepaalde welriekende zalf - balsem
bepaalde wet AO.W., A.W.W., W.W. armen, hinder, bijstands
bepaalde wijk in de residentie marlot
bepaalde wijze van verkrijging - huurkoop
bepaalde winkel boekhandel, groentewinkel, hoedenwinkel, juwelierswinkel, manifacturenzaak, supermarkt
bepaalde wortelstok - zoethout
bepaalde zee – IJszeee
bepaalde zeilhandeling - laveren, reven
bepaalde zelfbewerking - reven
bepaalde zwemslag crawl, rugslag, schoolslag, vlinderslag
bepaaldelijk - inzonderheid, juist, stellig, uitdrukkelijk, vooral
bepaaldheid - juistheid, stelligheid
bepaalt (Lat.) - ratus
bepakken – belasten, beladen, bezwaren
bepakking - last, uitrusting
bepakking van de soldaat - P.S.U. (persoonlijke
standaard uitrusting)
bepakking voor op reis – bagage
bepakt beladen, belast, bevracht, bezakt, opgetuigd
bepalen – afbakenen, bedingen, beperken, bestemmen, definiëren,
determineren, doseren, fixeren, omschrijven, ordonneren, regelen, resolveren, stellen, stipuleren, vaststellen, verordineren, vesten, voorschrijven
bepalen bij overeenstemmen - bedingen
bepalen van de maat meten, meting
bepalend lidwoord - de, het
bepaling – afbakening, artikel, attribuut, begrenzing, beschrijving, bestwil, bevel, definitie, decreet, dekreet, determinatie, fixatie, fixering, irade, kwalificatie,oekaze, omschrijving, order, ordonnantie, regel(ing), stipulatie, vaststelling, verordinering, voorschrift, wet, zinsdeel
bepaling van alcoholgehalte in het bloed bloedproef
bepaling aankondigend determinatief
bepaling aankondigend voornaamwoord datzelfde, degene, dergelijk, dezelfde, diegene, dusdanig, hetzelfde, zodanig, zulke
bepaling in de wet - artikel
bepaling in het verkeer - verkeersregel
bepaling van aantal telling
bepaling van alcoholgehalte in het bloed – bloedproef
bepaling van een zeker gehalte – titratie
bepaling van goud – en zilvergehalte - essaai, titrage
bepaling van het gehalte – tritage, titratie
bepaling van het middelpunt - centroscopie
bepaling van het zwaartepunt - centroscopie
bepaling van hoeveelheid – dosering
bepaling van iemands identiteit - identificatie
bepaling van de muntwaarde evaluatie
bepaling van soortelijk gewicht van vloeistoffen areometrie
bepeinzen mediteren, overdenken
beperken - begrenzen, beknotten,bepalen, besnoeien, bezuinigen, inkrimpen, limiteren, matigen,rantsoeneren, reduceren, restringeren, temperen, verkleinen, volstaan
beperken van rechten beknotten
beperken tot – volstaan
beperkend - begrenzend, limitatief, restrictief
beperking afbakening, afpaling, afsluiting, afzetting, begrenzing, deliënatie, insnoering, limiet, limitatie, limitering, omrastering, reductie, reserve, restrictie, vermindering, voorbehoud
beperkt afgemeten, begrensd, beknopt, beknot, bekrompen, benauwd, bepaald, constrictie, demarcatie, dom, eindig,
geborneerd, gering, ingekrompen, kort, lim., limited, localisatie, matig, modificatie, nauw, onbevattelijk, relatief, restrictie, verkleind, verkort, verminderd, voorbehoud,
beperkt gebied - reservaat
beperktheid - begrenzing, bekrompenheid, geringheid, kleinheid, limietnietigheid
beperkt van begrip - argeloos naïef, onnozel
beperkt van duuur - eindig
beperkt van ruimte – benauwd, eng, krap, nauw
beperkt van verstand debiel, dom, knullig, stom, stupide, sullig
bepimpeld - dronken, teut, tipsy
beplanking - beschot, bekisting
beplante laan in Spanje ramblas
beplante toegangsweg oprijlaan
beplante weg allee, dreef, laan
beplanting – beschot, gewas, plantage, plantsoen
bepleisteren - stukadoren
bepleiten – verdedigen
beploegen - doorklieven
bepoederen - inpoeieren
beppe - grootmoeder
bepraten – induceren, overhalen, overreden, persuaderen beproefd – afdoend, degelijk, deugdelijk, echt, getest, goed, natuurlijk, onderzocht, opperbest, probaat, souverein, trouw
beproefd krijgsman - veteraan
beproeven essaaieren, examineren, ondernemen, onderstaan, pogen, proberen, tenteren, testen, toetsen, trachten, uitproberen
beproeving – bezoeking, kruis, loutering, onderzoek, plaag, poging, proef, test, toets
beproeving van metalen - toets
beraad beleid, bespreking, conferentie, consili�ren, consulteren, deliberatie, overleg, overweging
beraadslagen – bespreken, besogneren, confereren, delibereren, overleggen, raadplegen, redeneren, vergaderen
beraadslaging conferentie, consilium, deliberatie, overleg
beraamd - voorgenomen
beraamd plan - opzet
beraden - bedachtzaam, beleidvol, beradenheid ,besluitvaardig, bezinnen, bezonnen(heid), ernstig, ferm, overdenken, overleggen, schrander,
standvastig, voorzichtig, welberaden,
beramen bedenken, begroten, berekenen, broeden, ontwerpen, opvatten, opzetten, overleggen, plannen, schatten, smeden, voorbereider
beramer - smeder
beraming – begroting, ontwerp, opzet
berber - moor, zwarte
Berberbevolking - Mozabieten
berberidacee - berberis, epimedium, mahonia, zuurbes
berberine – alcaloïde
berberis - zuurbes
Berbers alfabet - tifinagh
Berberstammen - masmoeda, sjileuh
Berbervesting - agadir, igherm
Berberwoning - nouala
berceau - booggang, prieel, wieg
berceuse - wiegeliedje, schommelstoel
berdache bij de Mohava-Indianen – alyha
berebezie - (rode) bosbezie
berebijter - bullebak
berechten - rechtdoen, rechtspreken
berechting - rechtspraak
berechting (snelle) - streng en informeel) – standrecht
beredderen – bedisselen, beschikken, ordenen, ordenen, redderen, regelen, schikken
bereddering – bestel, drukte
bereden - geoefend, mak
bereden herder in Argentinië - gaucho
bereden herder van Amerika - cowboy
bereden kapitein ritmeester
bereden legeronderdeel cavalerie, ruiterij
bereden man ruiter
bereden officier – artillerist, cavalerist, dragonder, ritmeester
bereden soldaat cavalerist, dragonder, huzaar
bereden vrouw amazone
beredruif - (altijd groene) heester
berehoeder - bereleider, Boöter, sterrenbeeld
bereid – afgewerkt, al, bereidvaardig, genegen, gereed(gemaakt), gewillig, gezind, klaar, klaargemaakt, paraat, reeds, slagvaardig, vaardig, vlug, willig
bereid boete te doen - boetvaardig
bereid een offer te brengen - offervaardig
bereid plantaardig of dierlijk weefsel - preparaat
bereid tot - genegen
bereid tot iets - gereed
bereid verklaren - treden
bereid zijn tot - staan
bereide artsenij - preparaat
bereide dierehuid - leder
bereide hennephars - hasj, hasjiesj, marihuana
bereide huid abortief, Ieder, leer, nappa, perkament, zeem
bereide huid met haar – bont
bereide opium madat, tjandoe
bereide rugvinnen van heilbot raf
bereide schapenhuid zeem (leder)
bereide spijs diner, menu
bereide vis – filet, rolmops, stokvis
bereiden klaarmaken , prepareren
bereider en verkoper van geneesmiddelen - apotheker
bereider van mout melter
bereider van spijzen kok
bereider van zeemleer - zeemtouwer
bereidheid - willigheid
bereiding der metalen uit ertsen metallurgie
bereidingsvoorschrift – recept
bereidingswijze - procéédé, procedure
bereidingswijze van vlees – bakken, barderen, braden, grillen, grilleren, koken, roosteren
bereids alrede, al (reeds), reeds
bereid tot - genegen
bereidvaardig - bereidwillig, gedwee, gewillig, hulpvaardig
bereidwillig – behulpzaam, bereidvaardig, dienstvaardig, dienstwillig, galant, gedienstig, gehoorzaam, gemakkelijk, genegen, gereed, geredelijk, gewillig, goedwillig, hulpvaardig, meegaand, offervaardig, toeschietelijk, volgzaam, voorkomend, vriendelijk, willig
bereidwillig om te geven – offervaardig
bereidwilligheid - bereidvaardigheid
bereik actieradius, omvang, portee, reikwijdte, werkingssfeer
resultaat, succes
bereikbaar - haalbschiktaar
bereiken –aankomen, arriveren, halen, treffen
bereiken met inspanning - halen
bereiken van bestemming – aankomen, arriveren
bereikt kunnen worden - toegankelijk
bereikte – resultaat, succes
bereizing – perambulatie
berekenbaarheid - rationaliteit
berekend – bekwaam, capabel, geleep, geschikt, leep, slim, sluw, uitgekiend, uitgekookt, uitgerekend, voorbereid
berekenen becijferen, begroten, calculeren, meten, mikken, opmaken, overwegen, overzien, tellen, timen, uitcijferen, uitrekenen, uitwerken, vaststellen
berekenend – doortrapt, sluw, uitgekookt
berekening afleiding, becijfering, bepaling, calculatie, computatie, deling, inzicht, optelling, overleg, overslag, overweging, raming, schatting, som, supputatie
berekening van kosten calculatie
berekening van zeeschade - dispache
beren bemesten, borgen, mesten, schreeuwen, tieren
berenbijter - bullebak
berengeluid – brommen, grommen
berenklauw - acanthus, alant, heracleum, kalbak, kolbak, pelsmuts
berenmuts – kolbak
berenoor – arikel, smeerwortel, alpensierplant
berensoort - baribal, brilbeer, grizzlybeer, holenbeer, koala, kraagbeer, lippenbeer, wasbeer, ijsbeer
berg aardhoogte, alp, barg, belt, big(gesneden), heuvel, hoeveelheid, hoogte, hoop, kam, massa, menigte, oro, piek stapel, tas, top, verheffing, verhevenheid, verhoging
berg (Bab.) - Horeb
berg (Mal.) - Goenoeng
berg (Turks) dagh
berg aan de muzen gewijd - Heiicon
bergaf - achteruit
bergafwaarts – slechter
Berg bij het Vierwoudstedenmeer - Esel, eifel
berg bij Insbruck - AIsch
berg der dichters – Parnassus
berg der Griekse goden - Olympus
berg der muzen - Pindus, Helikon, Parnassus
berg der verheerlijking - Thabor
berg der vervloeking - Ebal
berg der wetgeving - Horeb
berg, heilige - Kailasa, Olympus, Sinaï, Sion
berg in Afrika Atlas, Brandberg, Cathkin, Drakenberg, Elgon, Kameroen, Karissimbi, Kenya, Kibo, Kilimanjaro, Kollo, Kompas, Meru, Moco, Nairobi, Natal, Pare, Rungwe, Ruwensori, Toubkal,Virunga, Windhoek
berg in Albanië Amfissa,Timeristos, Tomorica
berg in Amerika Aconcagua, Cachi, Cayambe, Chimborazo, Chiripo, Chiriqui, Coropuna, Cotopaxi, Elbert, Huascaran, Hula, Ilampu, Illimani, Lanin, Logan Popocatepeti, Robson, Ruiz, Sajama, Shasta, Tajumuico, Teton, Tronador, Waddington
berg in Armenië Ararat, Ida
berg in Australië Bruce, Cradle, Garnet, Hann, Isa, Ise, Magnet, Morgan, Mulligan, Murchison, Musgrave, Newman, Ord, Ziel
berg in Azië – Akdag, Annapura, Apo, Ararat, Azuma, Bazardjoezi, Elbroes, Everest, Fudsji, Haku, Hermon, Kazbek, Kirisjima, Nilgiri, Ramon, Semeru, Tabor
berg in Bolivia Andes, Cusco, lllampu, lllimani, Sajama, Sorata
berg in Brazilië - Itambe,Itatiaya
berg in Bulgarije Bolev, Joemroektsjal, Perelik, Vitosja, Witosa
berg in Canada Columbia, Doomerak, Fairweather, Gold, Laurens, Logan, Mackenzie, Rockies, Robson, Shickshock, Waddington
berg in Chili – Aconcagua, Lanin, Tronador, Valentin
berg in Columbia - Huila, Tolima
berg in Costarika - Blanco, Chirippo
berg in de Kaukasus Elbroez, Kazbek
berg in Engeland Snowdon
berg in Equador Antisana, Cayambe, Chimborazo, Cotopaxi, Pinchincha
berg in Europa – Adamallo, Catria, Dagstein, Dinara, Durmitor, Eiger, Etna, Helikon, Jungfrau, Komovi, Matterhorn, Montblanc, Olympus, Ossa, Pasnassos, Pelat, Pilatus, Pollino, Rigi, Rothorn, Smolikas, Stella, Stockhorn, Tatra, Velino, Ventoux, Vesuvius, Vitosa, Weishorn, Zugspitze
berg in Frankrijk Aubrac, Delvoux, Mont Blanc, Mont Dorè, Pelat, Puy de Dome,Ventoux
berg in Griekenland Athos, Heilkon, Octa, Olonos, Olympus, Parnassus, Parnon, Smolika, Taygetos, Zyria
berg in Indonesië Api, Lawu, Merapi, Semeru, Slamat
berg in Israël Hermon, Olijfberg, Sion, Tabor
berg in Italië Adamello, Bernhard, Catria, Etna, Pollina, Stella, Velina, Vesuvius
berg in Japan Foedsji, Fudjijama, Granjoe, Hakoe, Komaga, Tate
berg in Jeruzalem - Sion
berg in Joegoslavie Dinara, Doermitor, Lowtjen, Troglav,Velebit
Berg in Kaukasus - Bazardjoezi,Elbroez, Kazbek, Teloebos
berg in Mexico - Nevado
berg in Nederland Braamberg, Dietserberg, Friezenberg, Galgenberg, Gelsenberg, Grebbeberg, Haarlerberg, Herikerberg, Holterberg, Imbosch, Montferland, Paalberg, Stompert, Tankenberg, Torenberg, Vaalserberg, Woldberg, Zijpenberg
berg in Nepal Everest
berg in Nieuw Zeeland Ruapehu
berg in Noorwegen Bôrgefjel,Gausta, Kjolen, Sogne, Snohetta, Svartis, Telemark
berg in Oostenrijk Arlberg, Brenner, Dachstein, Eisenhut, Pfânder, Zitterklapfen, Zug
berg in Palestina Meiscopus, Nebo, Sinai, Sion, Tabor
berg in Peru - Huascaran
berg in Syrië Hermon
berg in Turkije Akdag, Ararat, Ida, Olympus
berg in Zweden Akka, Erstberg, Kebnekaise, Sutitelma, Taberg
berg in Zwitserland Eiger, Finsteraarhorn, Jungfrau, Matterhorn, Pilatus, Rigi, Rothorn, Stockhorn, Weisshorn
berg metaalatval - schroothoop
berg op Ceylon Adamspiek
berg op Java Bromo, Kendeng, Kelud, Lawu, Merabu, Merapi, Salak, Slamet, Semeru, Sumbing, Wajang, Willis
berg op Troje en op Kreta – Ida
berg op Mindanao Apo
berg op de Philippijnen Apo, Pulog, Mayon
berg op Sicilië - Amaro, Etna
berg op Sumatra - Dempo, Leuser, marapi
berg uit de bijbel Ararat, Horeb, Moria, Nebo, Sinaï, Thabor
berg van het gouden kalt - Horeb
berg van Zeus' opvoeding – Ida
bergaarde - oker
bergachtig – heuvelig, geaccidenteerd
bergafschuiving - lawine
bergahorn - esdoorn
Bergamo, inwoner van – Bergamask
bergamotpeer – sapperdegroentje
bergbarometer - orometer
bergbeklimmer – alpinist, Hillary
bergbeklimming - alpinisme
bergbeschrijver - orograaf
bergbeschrijving orografie
bergbewoner – montagnard, monticool, sherpa (Nepal)
bergblauw - ultramarijn
bergbruin - omber
bergcol - pas
bergdoorgang – engte, pas
bergduivel - moloch
bergen – stouwen, stuwen
berge - rommel, wanorde
bergeend- tadorna
bergen - redden, opbergen, verbergen
bergengte col, defllé, gorge, (Fr.), nauwtepas
bergėre – leunstoel
bergerette – herdersliedje
bergfluiter - wulp
bergformatie - gebergte, bergvorming
berggeel oker
berggeest - alf, bergmannetje, gnoom, kobold, oreade
berggeit chamols, gems, steengeit
berggewest - Kanton
berggids sherpa
bergglas – bergkristal, berggroen, verfstof
berggroep - Alpen, Balkan, Jura, Pyreneeën
berggroep in Europa – Tatra
berghaven – binnenhaven
berghol spelonk
berghuisje chalet
berghut – sennhut
bergkalk - kolenkalksteen
bergketen in Syrië - Libanon
bergketen in Zuid-Amerika - Emmaketen
bergketen in Z.O. Europa - Balkan
bergketen (Mal.) - Kendang
bergketen (Sp.) - Sierra
bergklit – lappa
berging – berghok, bergingsauto, bergruimte, garage, hok, kast, kraanauto, la, opslagruimte, takelwagen
berging in huis - zolder
bergingsauto - kraanwagen, takelwagen
bergingsgeld - bergloon
berging voor rommel - schuur
bergkam - arête
bergketen Alleghenies, Alpen, Andes, Apennijnen, Appalachen, Balkan, Dolomieten, Jura, Karpaten, Libanon, 0eral, Pyreneeën, Rotsgebergte, Tatra
bergketen in Syrië - Libanon
bergketen in Zuid-Amerika - Andes
bergketen (sp) - Pena, Sierra
bergkloof afgrond, canyon, canon, ravijn
bergkristal – bergglas, citrin(geel), dragoniet, iris, kwarts, morion(zwart)
bergkunde - orognosie
bergland (Ar.)- Adrar, oostenrijk
bergleer - bergkurk
berglieden - Montanen
berglijster – beflijster, dominee
bergmeubel - bak, buffet, commode, dressoir, etagere, kast, latafel, vak
bergmos – rendiermos
bergmuis - hazelmuis
bergmus - ringmus
bergnimf 3alt, elf, daphne, oreade
bergnimf wegkwijnend van versmade liefde - Echo
bergovergang – col, pas
bergpad - pas
bergpas - bergengte, col, défilé, engte, nek
bergpas van Alpen naar Apennijnen - Altare
bergpas in Griekenland Thermopylae
bergpas uit de bijbel Adummim
bergpek aardhars, asfalt
bergpik - pissasphalt
bergplaats baal, bak, berging, beurs, blik, boet, brandkast, buffet, buidel, bus, commode, depot, doos, draal, dressoir, eierrek, entrepot, etenskist, etui, foedraal, garage, garderobe, hangar, hok, kas, kassa, kast, kelder, kist, kluis, koelcel, koelkast, kolenkist, koffer, la, lade(kast), latafel, lessenaar, loket, loods, magazijn, mand, map, nis, portefeuille, rek, remise, safe, schuur, stelling, tas, ton, trommel, tuinhuis(je), valies, vak,vat, vestiaire, vliering, zak, zolder,
bergplaats bij boerderij schuur
bergplaats in een drukkerij - onderkast
bergplaats in een meubel - la
bergplaats in huis – kelder,zolder
bergplaats op een auto imperiaal
bergplaats van boeken - librije
bergplaats voor textiel linnenkast
bergplaats voor eieren eierrek
bergplaats voor geld bank, brandkast, kassa, kas, kluis, safe
bergplaats voor groente – kist
bergplaats voor hooi - barg
bergplaats voor hooi of stro - delte, dilte, schelf
bergplaats voor rommel - rommelzolder
bergplaats voor steenkolen - bunker
bergplaats voor textiel - linnenkast
bergplaats voor vervoer - koffer
bergplaats voor vloeistof - fles
bergplaats voor voertuigen fietsenstalling, garage, parkeerterrein, remise, schuur, stalling
bergplaats voor zout - den, keet, zoutkeet
bergplant- edelweiss
bergpuin morene
bergpunt – piek
bergrat - marmot, mormeldier
bergrood - cinnaber
bergrook - heirook, veendamp
bergroos - rododendron
bergrug - bergkam, kam, nek
bergrug uit de bijbel - Karmel
bergruimte - kast, kelder, kist, kot, ladekast, schuur, vliering zolder
bergruimte van een auto - koffer
bergruimte van een huis - zolder, vliering
bergschaap alpaca, lama, moeflon, mouflon
Bergschot – Hooglander
bergsleuf - bergengte
bergspits - piek
bergspleet kloof, ravijn
bergsport - alpinisme, bergbeklimming skiën, wintersport,
bergsportvereniging – alpenclub
bergstaat - Andorra (Pyreneeën), Utahca
bergsteen - graniet, hardsteen, lei, marmer,
bergstelsel - bergketen, bergreeksen
bergstok alpenstok
bergstorting - lawine
bergtop - piek
bergijsveld - gletsjer
bergtalk - bergwas, okeriet, paraffine, vetaarde
bergteer - pissasfalt
bergtop - kop, piek, top
bergtop in de Anti Libanon Hermon
bergtop in de Kaukasus Elbroes
bergtop op Kreta Ida
bergtop in Zuidpoolgebied - Nansen
bergtop in Zwitserland Eiger, Pilatus
bergtop in Zwitserse Jura - Terri
bergtop op Kreta - Ida
bergtrechter – doline
bergverschuiving – bergstorting, lawine
bergvesting in Messenië - Ira
bergvink keep
bergvlakte plateau
bergvlakte (Skand.) fjeld
bergvlas amiant, asbest
bergwage – profielmeetwerktuig, timmermanswaterpas
bergwand - steilte
bergwas - bergtalk, git
bergweide – alm, matte
bergwerker - mineur
bergwerktuigkunde - metallurgie
bergwording orogenese
bergijs firn, gletsjer
bergzolder – den, vliering
bericht – advies, annonce, avis, bekendmaking, berichtgeving, bescheid, bescheidkondschap, blaam, boodschap, brief, bulletin, depêche, governo, informatie, inlichting, kennisgeving, laak, loopmare, maar, mare, mededeling, melding, mening, naricht, nieuws, nieuwtje, onderricht, opinie, raad, radiobericht, radiogram, rapport, referaat, relaas, sein(tje), telegram, tijding, verhaal, verslag
bericht (verderfbrengend) - Uriasbrief
berichten – aankondigen, annonceren, mededelen, meedelen, melden, rapporteren, refereren, relateren, vermelden, verwittigen
berichten (de) - nieuws
berichten en artikelen – verzamelen, redigeren
bericht geven – rapporteren, telegraferen
berichtgever aankondiger, bode, boodschapper, correspondent,
stafette, journalist, melder, koerier, ordonnans, renbode, reporter, telegraaf
bericht tot besluit van een boek - epiloog, narede, nawoord, peroratie, slotrede, slotwoord, sluitrede
bericht van de Paus aan de gelovigen - mandement
bericht van overzee – kabelbericht, scheepstelegram
berig - tochtig
bereidster van een paard - amazone
beril smaragd, aquamarijn
beriliumoxyde - Beo, berilaarde
berilvariëteit - Goudberil, heliodoor
bering - blok, kussen
beringen - infibuleren
berispelijk laakbaar
berispen – afkeuren, bedillen, beknorren, bekijven, bevitten, censureren, corrigeren, doorhalen, flamberen, foppen, gispen, hekelen, kapittelen, knorren, laken, moneren, onderhouden, overgaan, reprocheren, schrobberen, taart, terechtwijzen, vermanen, verwijten
berispend op een fout wijzen verwijten
berisping afkeuring, blaam, reprimande, roffel, schrobberingstandje, terechtwijzing, uitbrander, vermaning
berk - betula
berkachtige - alnus, betula, berk, carpinus, els, haagbeuk, hazelaar, papierberk, zilverberk
berkachtige boom - elzeboom
berkachtigen - betulaceeen
berkelium – Bk
berkenbastje – spotvogel
berkeboleet - paddestoel
berkenbos - betuletum
berkenhouten - berken
berkenkamfer – betuline
berkezwam - buisjeszwam
berkhoen – korhoen, moerhoen
berkoen - dwarsbalk, stut
berline - reiskoets
Berlijns zilver alfenide, alpaca,
berm – borstwering, glooiing, grondstrook, straatkant, talud, walrand, wegkant, wegrand
Bermuda´s, een der - Bermuda, Somerset
Bermuda´s, hoofdstad der – Hamilton
Bernage – bernagie, borago
bernhardskreeft – heremietkreeft, kluizenaarskreeft
beroemd befaamd, bekend, doorluchtig, fameus, gerenomeerd, gevierd, illuster, overbekend, roemrijk, roemrucht(ig), uitstekend, vermaard, weids, wereldberoemd
beroemd actrice - diva
beroemd Amerikaans filosoof Emerson
beroemd arts Koch
beroemd beeldhouwer Moore, Rodin, Zadkine
beroemd componist – Bach, Beethoven, Mozart, Verdi
beroemd dirigent Bemstein, Haitink, Karajan, Toscanini, Walter
beroemd Frans scheikundige - Pasteur, Curie
beroemd Italiaans schilder - Titiaan, Rafael
beroemd minnaar - Casanova
beroemd Moors gebouw - Alhambra
beroemd musicus of toonkunstenaar – maestro
beroemd natuurkundige - Röntgen
beroemd Nederlands geleerde - Erasmus, Donders, Lorentz
beroemd Nederlandse schilder – Appel, Mauve, Maris, Steen, Rembrandt, Vermeer
beroemd oceaanvlieger - Lindbergh
beroemd redenaar - Brugman, Cicero, Demosthenes
beroemd uitvinder - Edison
beroemd vioolbouwer - Amati, Stradivarius
beroemd werk van Shakespeare - Hamlet
beroemde actrice – diva
beroemde arts – Barnard, Koch, Pasteur, Schweitser
beroemde diamant Braganza, Cullinan, Excelsior Hope, Jonker, Jubilee, Kohinoor, Nassak, Pigott, Sancy, Regent, Victoria
beroemde diamant in Engelse kroon – Cullinan
beroemde Engelse toneelschrijver - Shakespeare
beroemde Franse dichters en romanschrijvers - Camus, Hugo, Sartre, Zola
beroemde Indonesische koning - Asoka
beroemde kerk - Notre Dame, Madeleine
beroemde koning uit de geschiedenis vm Indië – Asoka
beroemde leeuwin (boekfiguur) - Elsa
beroemde minnaar Casanova, Don Juan
beroemde oceaanvlieger - Lindberg
beroemde opera - Aida, Tosca
beroemde persoon celebriteit
beroemde Phoenicische havenstad – Sidon
beroemde redenaar – Brugman
beroemde schilder - Rembrand
beroemde stad in het oude Griekenland Thebe
beroemde vioolbouwer – Amati, Stradivarius
beroemde vrouw – Curie, Gandi, Meir, Peron
beroemde waterval in Amerika Niagara
beroemde waterval in Belgje Co
beroemde waterval in Zwitserland – Schaffhausen
beroemde zanger uit de mythologie - Orfeus
beroemde Zweed Nobel
beroemdheid – diva, faam, naam, roem, ster, vermaardheid
beroep ambacht, ambt, job, metier, positie, professie stiel, vak, werkkring
beroep appèl
beroepen, mannelijke
3 abt, kok, nar
4 arts, beul, bode, boer, chef, gids, ijker, ober, paus, smid, tolk
5 agent, asman, baker, baron, cadet, clown, drost, deken, etser, graaf, heier, heler, imker, jager, kaker, kaper, klerk, lader,
lakei, loods, koper, maler, pa- ter, pedel, prins, prior, rabbi,
reder, spion, teler, tsaar, vorst, waard, waker, wever, zever
6 acteur, auteur, badman, bakker, berger, binder, blazer,
bouwer, braker, butler, censor, cipier, co- deur, codist. consul,
cowboy, danser, diaken, do- cent, dokter, dorser, douane, drager, drijver, dui-ker, expert, filmer, fitter, fokker, frezer, gasman, gerant, gezant, gieter, graver, heraut, herder, hof -nar, hopman, hospes, iemker, jockey, jurist, jutter, kapper, keizer, kelner, knecht, komiek, kompel, koning, koster, kramer, kruier, krijger, kuiper, kweker, lapper, lasser, lector, leeman, leraar, looier, losser, majoor, melker, melter, menner, metser, monnik, pakker, perser, picolo, pikeur, piloot, ponser, porder, preses, purser, rabbijn, rec- tor, regent, schout, seiner, slager, sloper, slijper, slijter, snijder, stoker, stuwer, tagrijn, tailor, tem- mer, typist, venter, verver, vilder, visser, voeger, volder, weiman, witter, zaaier, zanger, zetter, zee- man, zetter
7 analist, anatoom, arbiter, artiest, attaché, ban- kier, barbier, bassist, beambte, bewaker, bioloog, broeder, brouwer, cellist, chefkok, chirurg, cine- ast, commies, coupeur, coureur, curator, danseur, dentist, dichter, dienaar, diender, diëtist, dominee, draaier, drogist, drukker, drummer, ebenist, eco-noom, etaleur, firmant, fourier, fraiser, friseur, fy- sicus, graveur, grimeur, grutter, harpist, heibaas, hoboïst, hoekman, inkoper, kassier, kellner, koe-rier, kolonel, koopman, lampist, lansier, leurder,
lijfarts, manager, markies, masseur, matroos, me- dicus, meester, monarch, monteur, musicus, nota- ris, nuntius, oculist, olieman, oogarts, oorarts, op- koper, opmaker, overman, overste, pachter, pastoor, patroon, pianist, piccolo, planter, plotter, poelier, pompier, portier, poulier, prefect, prelaat, premier, rechter, rekruut, ruwaard, schepen, scheper, senator, sjouwer, soldaat, spinner, spoeler, spuiter, stemmer, steward, storter, stroper, stri- ker, student, tamboer, tolbaas, trainer, trimmer,
tsarina, tuinder, tuinman, tuinier, twijnder, uroloog, veearts, veeboer, veerman, vennoot, vicaris, violist, voerman, voorman, wachter, walbaas, werkman, witkiel, wijsgeer, ijscoman, zetbaas,
zetboer, zoöloog
8 aannemer, acrobaat, actuaris, admiraal, adviseur, advocaat, afslager, agrariër, agronoom, akkerman, arbeider, bediende, behanger, bezorger, bisschop, bloemist, bootsman, botanist, breeuwer, burelist, chasseur, chemicus, corveeër, crasseur, criticus, croupier, dagloner, diëtiste, dirigent, dompteur, douanier, edelsmid, eierboer, emba- leur, essayist, etnoloog, figurant, filmster, filo- soof, fluitist, grafboer, gendarme, generaal, geo- graaf, gitarist, goudsmid, graficus, griffier, gros- sier, hoefsmid, hofmeier, hoornist, horloger, ho- telier, hovenier, huidarts, huisarts, huisbaas, hu- morist, imitator, inpakker, jongleur, juwelier, kaasboer, kamerlid, kanunnik, kapelaan, kapitein,
kleiboer, koetsier, koksmaat, kolenman, kyno- loog, laborant, legumier, linguist, lijfwacht, makelaar, marinier, melkboer, militair, minister, mo lenaar, muzikant, naaister, officier, olieboer, om- roeper, opleider, oppasser, opperman, opticien, op- voeder, organist, orgelman, pedagoog, pedicure, pedoloog, perschef, postbode, pompgast, priester, promotor, prozaïst, puinbaas, quaestor, raadslid, raadsman, reisgids, reiziger, repelaar, reporter, re- sident, rijknecht, schilder, schipper, schrijver, scri bent, sergeant, siersmid, slachter, spinster, soig neur, speurder, stuurman, suppoost, taanbaas, tail- leur, tandarts, taxateur, tekenaar, uitgever, theo- loog, tonelist, toreador, uitgever, vedelaar, veeko- per, veembaas, veenbaas, veenboer, veerbaas, ver- koper, vertaler, viskoper, vocalist, werkster, wijn- koper, zakenman, zeerover
9 adelborst, alchimist, ambtenaar, antiquair, apo theker, architect, astroloog, astronoom, baanveger, baggelaar, baggeraar, baggerman, bankloper, bar- keeper, beheerder, besteller, blokmaker, bookma ker, botanicus, bottelier, brigadier, cameraman, ca- mioneur, cargadoor, catecheet, chauffeur, chirur- gijn, componist, conciërge, confiseur, conrector, corrector, costumier, couturier, dakdekker, detecti- ve, diplomaat, directeur, dokwerker, donkeyman, dramaturg, dijkwerker, etnograaf, executeur, ex- porteur, fabrikant, facturist, farmaceut, financier, fotograaf, fysioloog, gasfitter, genealoog, germa- nist, glazenier, grafoloog, handelaar, importeur, ingenieur, internist, kaaskoper, kaasmaker, kamer- heer, kamermeid, kanonnier, kardinaal, kastelein, kerkvoogd, kolenboer, komediant, koppelaar, kor poraal, kroegbaas, kwekeling, landdrost, landme- ter, leidekker, literator, luitenant, lijkdrager, lijn- slager, machinist, marconist, metselaar, minstreel, mijnwerker, modinette, mosselman, mytholoog, navigator, neuroloog, ombudsman, ontvanger, ont- werper, operateur, opzichter, ouderling, pakknecht, parlevinker, patholoog, patissier, paukenist, pedde- laar, pelsjager, ploegbaas, politicus, preceptor, pre- dikant, preekheer, president, procureur, professor, pijpfitter, raadsheer, radioloog, rayonchef, recen- sent, redakteur, regisseur, rentenier, skileraar, slotvoogd, socioloog, souffleur, speculant, spuitgast, stadsbode, stadsvoogd, stoofsmid, stukadoor, stuwadoor, technicus, therapeut, timmerman, tollenaar, topograaf, typograaf, trancheur, treinchef, uitdeuker, uitdrager, uitvinder, vakleraar, valkenier, veedrijver, veefokker, veehoeder, verhuizer, verpleger, verzinker, voddenman, waarnemer,
wachtsman, waterschout, wegwerker, wethouder, winkelier, wolverver, zeilmaker, zendeling, zenuwarts
10 aanspreker, aardwerker, academicus, accountant, archivaris, assuradeur, badmeester, bandleider, bankwerker, beenhouwer, beiaardier, bestuurder, beugvisser, beursagent, bevrachter, biersteker, biertapper, blikslager, boekbinder, boekhouder, bollandist, bontwerker, boomkweker, bootwerker, boswachter, brandwacht, buffetchef, caféhouder, cabaretier, calculator, calligraaf, cardioloog, cavalerist, chemigraaf, collecteur, colporteur, commandant, commandeur, conducteur, controleur, courantier, dansleraar, declamateur, decorateur, detaillist,
diamantair, dienstbode, dierenarts, discjockey, doodbidder, doodgraver, entomoloog, evangelist, examinator, expediteur, ezeldrijver, filatelist, filmacteur, filmspeler, gaardenier, geestelijke, geneesheer, glasblazer, goochelaar, goudzoeker,
gouverneur, graveerder, handelsman, handwerker, handzetter, harpoenier, harpspeler, herbergier, historicus, hofmeester, hoofdagent, hoogleraar, houthakker, houtvester, huisdokter, huisknecht, inspecteur, journalist, kachelsmid, karabinier, kerkleraar, kermisgast, keuterboer, kinderarts, kippenboer, kleerkoper, kleermaker, klepperman, klokkenist, klokluider, kluizenaar, koddebeier, koorzanger, kostwinner, kruidenier, kuilvisser, kwakzalver, lakenkoper, lakenwever, landbouwer, lansknecht, leerlooier, leertouwer, librettist, liftjongen, logopedist, loodgieter, loopjongen, lorrenboer, maarschalk, magistraat, magnetiseur, marskramer, mecanicien, medewerker, melkslijter, modelmaker, nachtwaker, oberkelner, observator, obstetrist, olie slager, ondernemer, onderwijzer, ovenbouwer, paleograaf, palfrenier, papyroloog, ponstypist, psychiater, psycholoog, pijpenmaker, quizmaster, rangeerder, reisleider, reparateur,
rietdekker, ritmeester, robbenjager, roerganger, scheepskok, scheepskok, schoolarts, secretaris, sjouwerman, slagwerker, smokkelaar, sorteerder, specialist, spekslager, speleoloog, stalhouder, staljongen, stalknecht, stenograaf, striptease,
strodekker, strowerker, stukwerker, tabaksboer, technoloog, telefonist, thaumaturg, thesaurier, tokohouder, tolgaarder, toonzetter, touwslager, trompetter, troubadour, tuinjongen, turfsteker, tijdopnemer, uitvoerder, varensgast, veengraver, verdediger, verhuurder, veterinair, vetsmelter, vice-consul, vliegenier, vlootvoogd, voetballer, voorganger, voorzanger, voorzitter, vroedvrouw, vuilnisman, waarzegger, afelbakker, wagenmaker, waterklerk, wegenwacht, wielrenner, winkelchef, ijzergieter, zeepzieder, zielzorger, zilversmid, zoutzieder, zwingelaar
11 aardkundige, aartsdiaken, aartshertog, acquisiteur, mbassadeur, auctionaris, autobewaker, automonteur, autospuiter, baakmeester, baanwachter, bankbeambte, beeldhouwer, betonwerker, beulsknecht, bevelhebber, bezembinder, bierbrouwer, biochemicus, bloemkweker, blokwachter, boekdrukker, bomenrooier, bouwkundige, brancardier, broodbakker, broodventer, brugwachter, buikspreker, burgervader, chiropodist, clichémaker, commentator, commissaris, confiturier, conservator,
dameskapper, dansmeester, dekofficier, depothouder, dermatoloog, deurwaarder, eekschiller, elektricien, fruitkweker, gareelmaker, garderobier, geweermaker, gezaghebber, godgeleerde, groenteboer, grondwerker, gynaecoloog, haarsnijder, haringkaker, heelkundige, heelmeester, heilgymnast, herenkapper, hofprediker, hotelhouder, hotelkruier, huidenkoper, huismeester,
hutbediende, hypnotiseur, illustrator, impresario, industrieel, informateur, instructeur, kaapvaarder, kamprechter, kastenmaker, kerkdienaar, kermisklant, ketelbikker, ketelboeter, ketellapper, keurmeester, keursoldaat, kistenmaker, kolendrager, kolonisator, koordanser, koperslager, knopengieter, leermeester, lexicograaf, lijstenmaker, magazijn-chef, magnetiseur, mandenmaker, mattenmaker, meteoroloog, meubelmaker, missionaris, modelbouwer, motordrijver, motorrenner, nageljongen, onderwijzer, operazanger, orgelbouwer, ormithiloog, orthopedist, paardenkoper, parelduiker, parelvisser, parlevinker, persattaché, pianoleraar, plaat-snijder, plaatwerker, postmeester, preparateur, propagandist, programmeur, pijpenlooier, raffinadeur, echercheur, rentmeester, rozenkweker, satijnwerker, scheepsarts, schildwacht, schoenmaker, schoolhoofd, schoonmaker, seinwachter, sloten-maker, snelschrijver, stalmeester, standbouwer, strandwerker, steenbakker, steenhouwer, stoffeer-der, straatmaker, straatveger, taalkundige, tafelwer-ker, tapijtwever, tegelbakker, tegelzetter, telegra-fist, theeplanter, touwslager, translateur, turftrapper
valsemunter, varensgezel, vatenwasser, veldwach-ter, vellenkoper, venduhouder, vervrachter, verzekeraar, vioolbouwer, vioolspeler, vlasspinner, vleeshouder, vrachtrijder, vrouwenarts, waagmees-ter, wafelbakker, waterschout, watervitter, weerkundige, wegenbouwer, werkmeester, wildstroper, zaalwachter, zeekapitein
12 aalmoezenier, accordeonist, armenverzorger, bacterioloog, bakkersgezel, balletdanser, bankbediende, banketbakker, beschermheer, boekverko-per, boerenknecht, boetprediker, bollenkweker, bordenwasser, borstelmaker, brandmeester, brandweerman, brillenmaker, burgemeester, cari-caturist, conferencier, constructeur, dactylograaf, degenslikker, dierentemmer, distillateur, duiven-melker, fietsenmaker, flessenmaker, floormana-ger, functionaris, garagehouder, gedeputeerde, geldschieter, gemeentebode, gerechtsbode, gezagvoerder, gildemeester, gildepatroon, glazenwas-ser, grenswachter, handarbeider, handelsagent, handwerksman, haringpakker, havenmeester, hel-derziende, horlogemaker, hotelportier, huisbediende, huiseigenaar, huisschilder, incasseerder, installateur, jagermeester, kamerdienaar, kantoor-klerk, kapelmeester, kapittelheer, kareelbakker, karikaturist, karrevoerder, kassenbouwer, kippenfokker, klarinettist, klokkenmaker, klom-penmaker, koraalvisser, kornetblazer, koudslach-ter, kraandrijver, kunstschilder, landarbeider, let-terzetter, lichtmatroos, lijkschouwer, manegehou-der, marechaussee, marktkoopman, marktmeester, messenslijper, metaalgieter, meteropnemer, mu-ziekleraar, mijningenieur, nachtportier, neurochi-rurg, notarisklerk, orgeldraaier, orkestleider, pale-ontoloog, pannenbakker, parkeerwacht, pasteima-ker, pensionhouder, pianostemmer, polderjongen, politieagent, pompbediende, poolreiziger, potten-bakker, propagandist, pruikenmaker, raadadvi-seur, radiomonteur, referendaris, restaurateur, thaumatoloog, röntgenoloog, rubbertapper, rijks-advocaat, schaapherder, schade-expert, scharen-sliep, scheepsagent, scheepsklerk, scheikundige, schillenboer, schoenlapper, schrijnwerker, siga-renmaker, sluiswachter, snelschrijver, snelteke-naar, spuitmeester, stadhuisbode, stafofficier,steendrukker, stempelmaker, straatzanger, strand-jutter, strandvonder, stratenmaker, stuntvlieger, taalgeleerde, tabakskerver, touroperator, tulpen-kweker, turfschipper, uurwerkmaker, veehande-laar, veerschipper, veldprediker, vendumeester, verificateur, verlofhouder, verslaggever, vece-ad-miraal, vishandelaar, vlagofficier, vrederechter, vrachtrijder, wagenmeester, wijnhandelaar
13 aandeelhouder, aardappelboer, aartsbisschop,
autohandelaar, bakkersknecht, balletmeester, bankdirecteur, bedrijfsleider, betaalmeester, beursbediende, beurtschipper, boedelmeester, boekhandelaar, bonthandelaar, brillendokter, bril-lenslijper, broodbezorger, cabaretzanger, cinema-tograaf, commissionaris, concertzanger, confectio-nair, correspondent, correspondent, diamantslijper, diamantwerker, diamantzetter, douanebeambte, fi-liaalhouder, filmoperateur, filmproducent, flessen-blazer, fotohandelaar, garde-officier, geneeskun-dige,groentekweker, havenarbeider, hellebaardier, historiograaf, hoofdarbeider, hoofdofficier, huisbe-waarder, huisjesmelker, hulpbesteller, jachtopzie-ner, jeneverstoker, kaashandelaar, kabinetwerker, kantinehouder, kantonrechter, kaperkapitein, kel-dermeester, kinderrechter, koffieplanter, krantenjongen, krullenjonen, kunstschilder, ladingmeester, leeuwentemmer, letterkundige, liedjeszanger, lom-merdhouder, lompengaarder, lompenkoopman, machinezetter, magazijnknecht, manufacturier, meesterknecht, mededirecteur, mederedacteur, melkhandelaar, metaaldraaier, middenstander, modeontwerper, muziekmeester, oliehandelaar, onder-officier, opvoedkundige, orkestmeester, paarden-slager, pakhuisknecht, pensionhouder, persfotograaf, pillendraaier, postbesteller, postdirecteur, psychometrist, pijpenopsteker, radio-omroeper, ruimtevaarder, rijksambtenaar, salonbediende, schapenfokker, schapenhouder, scharenslijper, scheepsbouwer, scheepsexpert, scherprechter, schoenpoetser, schoolmeester, schout-bij-nacht, schriftkenner, slagersjongen, sponsenduiker, spon-senvisser, stadsadvocaat, stoelenmatter, straat-koopman, tabaksplanter, tamboer-majoor, land-techniker, taxichauffeur, tekstschrijver, tuinarchi-tect, turfschipper, vaartschipper, varkensfokker, verkeersagent, verloskundige, vice-president, vod-denkoopman, vuurwerkmaker, wederverkoper,
zaakwaarnemer
14 aapjeskoetsier, adjunct-commies, administra-teur, armenverzorger, autoverhuurder, beursspecu-lant, bibliothecairs, binnenschipper, bioscoophou- der, boerenarbeider, boodschaploper, boterhande-laar, buffetbediende, concertmeester, consul-gene-raal, diamantslijper, elektromonteur, filmverhuur-der, frescoschilder, fruithandelaar, fysiotherapeut, garnalenvisser, gecommitteerde, generaal-majoor, graanhandelaar, grondspeculant, groothandelaar, handelsattaché, hoofdambtenaar, hoofdredacteur, huisonderwijzer, hypotheekgever, hypotheekne-mer, kleinhandelaar, kolenhandelaar, kunsthande-laar, legerpredikant, legioensoldaat, linnenjuffrouw, logementhouder, magazijnmeester, melkcontro-leur, metaalbewerker, onderdirecteur, onderluite-nant, oudheidkundige, paardenkoopman, pakhuis-meester, parlementariër, pluimveehouder, postcommandant, putjesschepper, radiohandelaar, rechtsgeleerde, rijksaccountant, rijksarchivaris, rijschoolhouder, scheidsrechter, schriftkundige, schoolopziener, sergeant-majoor, sierkunstenaar, sluikhandelaar, soldaat-commies, sportredacteur, straatmuzikant, tabaksmakelaar, terrazzowerker, toonkunstenaar, trambestuurder, tramconducteur, veilingmeester
15 aardrijkskundige, advocaat-fiscaal, bouwvakarbeider, concessiehouder, detailhandelaar, dia-mantbewerker, dierenhandelaar, effectenmake- laar, equipagemeester, gerechtsdienaar, geschied-kundige, geslachtkundige, handelsbediende, har-monicaspeler, hoofdconducteur, hoofdinspecteur, hoofdonderwijzer, hypotheekhouder, instrumen-talist, instrumentmaker, kamerverhuurder, kapi-tein-ter-zee, kleinkunstenaar, kloosterbroeder, korpscommandant, kroniekschrijver, kunsthisto-ricus, landbouwkundige, legercommandant, loge-menthouder, luitenant-ter-zee, magazijnbediende, obligatiehouder, portretschilder, productieleider, raadspensionaris, reclameschilder, reclameteke-naar, rijwielhandelaar, scheepskapitein, spoor-wegbeambte, straathandelaar, tabakshandelaar, tabaksimporteur, tandheelkundige, textielarbei-der, treinconducteur, tuinbouwkundige, tussen-handelaar, varkensslachter, vicaris-generaal, woninginrichter, ziekenverpleger, zuivelconsulent
16 adjunct-directeur, admiraal-generaal, advocaat generaal, auditeur-militair, brievenbesteller, cere-moniemeester, fietsenbewaarder, elektrotechnicus, evangeliedienaar, fabrieksarbeider, geluidstech-nicus, geschiedschrijver, grootindustrieel, horos-cooptrekker, huwelijksmakelaar, kapitein-adju-dant, kapitein-generaal, kostschoolhouder, lantarenopsteker, loco-burgemeester, logementhouder, luitenant-kolonel, ondercommissaris, opperbevel-hebber, oppergezaghebber, plaatscommandant, procuratiehouder, rijwielhersteller, scenario-schrijver, scheepstimmerman, schoolinspecteur, schoorsteenveger, sectie-commandant, sigaretten-fabrikant, staatssecretaris, theaterdirecteur, victu-alie-meester, vuurtorenwachter
17 assistent-resident, bestuursambtenaar, bestuursassistente, bloembollenkweker, brigade-commandant, cavalerie-officier, directeur-gene-raal, divisiecommandant, gemeenteambtenaar, ge-meenteontvanger, gevangenbewaarder, kapitein-ingenieur, kapitein-luitenant, landbouwingenieur, landbouwconsulent, landschapschilder, luitenant-adjudant, luitenant-admiraal, luitenant-generaal, noordpoolreiziger, opperwachtmeester, ordonnans officier, politie-inspecteur, procureur-generaal, scheepsbevrachter, tuinbouwconsulent, veeteelt-consulent, vertegenwoordiger, verzekeringsagent
18 adjunct-commissaris, artillerieofficier, aspirant-controleur, assistent-apotheker, belastingconsulent, oodschappenjongen, catechiseermeester, evange-lieprediker, gemeentearchivaris, gemeentesecreta- ris, gouverneur generaal, hypotheekbewaarder, in-specteur generaal, karikatuurtekenaar, luitenant ingenieur, politiecommissaris, rechter commissa-ris, scheepsbouwkundige, secretaris generaal, sub-stituut griffier, substituut officier
19 apothekersassistent, bataljonscommandant, bin-nenhuisarchitect, commies verificateur, commis-saris generaal, compagniecommandant, districts-commandant, gezantschapsattaché, ontdekkings- reiziger, regimentscommandant, substituut-procu- reur
20 begrafenisondernemer, boordwerktuigkundige, districtscommissaris, garnizoenscommandant, handelscorrespondent, oorlogscorrespondent, voordrachtskunstenaar, waterstaatsingenieur
21 adjudant onderofficier, adjunct administrateur
22 gezantschapssecretaris, gouvernementsambte-naar, scheepswerktuigkundige, volksvertegenwoor-diger
23 kapitein kwartiermeester
24 luitenant kwartiermeester
26 arrondissements-commissaris,
29 arrondissements-schoolopziener
beroepen, vrouwelijke-
3 non, min
4 hoer, meid
5 baker, minne
6 agente, boerin, kokkin ,pilote, zuster
7 actrice, barones, cheffin, docente, hofdame, hos-pita, juriste, kapster, lerares, modiste, pakster, porster, prinses, priores, typiste, waardin
8 acrobate, advocate, analiste, artieste, breister, cassière, celliste, coupeuse, danseres, danseuse, dentiste, dienares, diëtiste, dokteres, drogiste, etnologe, filmster, firmante, geograve, harpiste, herderin, juffrouw, kamenier, kelnerin, koningin, kookster, kopiiste, manicure, naaister, ouvreuse, pedagoge, pedicure, pianiste, ponseuse, serveuse, spinster, studente, theologe, violiste, voedster, wasvrouw, werkster, zangeres
9 adviseuse, astrologe, astronome, ballerina, bureliste, caissière, coiffeuse, dichteres, dirigente, fluitiste, fotografe, gitariste, grafologe, huisvrouw, kookvrouw, koopvrouw, kostvrouw, laborante, mannequin, markiezin, molenarin, mosselwijf, neurologe, organiste, radiologe, sociologe, soubrette, spoelster stripster strijkster tailleuse tekenares vocaliste wijkzuster
10 ambtenares, arbeidster, architecte, bewaakster, calligrafe, cardiologe, chauffeuse, componiste, costumière, dienstbode, directrice, dramaturge, fabrikante, facturiste, inkoopster, interniste, keukenmeid, komediante, koorzuster, kweke-linge, lokettiste, melkmeisje, omroepster, predi-kante, psychologe, publiciste, raadsvrouw, regisseuse, schilderes, schrijfster, scriptgirl, souffleuse, stenografe, stewardess, strijkvrouw, vroedvrouw, zendelinge
11 colportrice, conductrice, controleuse, dans-lerares, decoratrice, detailliste, filmactrice, gou- vernante, inspectrice, journaliste, kamermeisje, kasteleinse, logopediste, metereologe, ontwerpster, pianolerares, ponstypiste, redactrice, ser-veerster, telefoniste, uitgeefster, verkoopster, vertaalster, waarzegster
12 ambassadrice, archivaresse, bacteriologe, bel-lenmeisje, boekhoudster, bontwerkster, caféhoud- ster, chansonnière, chiropodiste, dameskapster, declamatrice, dienstmeisje, ekwilibriste, exami-natrice, groentevrouw, handwerkster, heilgym-naste, huishoudster, huisnaaister, informatrice,
instructrice, juwelierster, kaartlegster, kamenier-ster, kantwerkster, keukenmeisje, kindermeisje, linnenmeisje, onderwijzeres, orthopediste, pornpnaaister, reumatologe, scheidsvrouw, secretaresse, steno typiste, verdedigster, ver-pleegster, vlasspinster
13 ateliermeisje, beeldhouwster, bloemenmeisje, hotelhoudster, illustratrice, keukenprinses, koorddanseres, koppelaarster, marketentster, operazangeres, persfotografe, pottenbakster, propagandiste, taillewerkster, verloskundig,
14 balletdanseres, beschermvrouwe, buffetjuf-frouw , correspondente, fabrieksmeisje, herber-gierster, hoedenmaakster, huisbewaarster, kinderjuffrouw, kleuterleidster, kloosterzuster, koffiejuffrouw, linnenjuffrouw, marktkoopvrouw, nettenboetster, pensionhoudster, schoonmaakster, toiletjuffrouw, verkeersagente, winkeljuffrouw,
15 administratrice, concertzangeres, costuum-naaister, filiaalhoudster, kleuterleidster, pension-houdster, speldenwerkster, verslaggeefster, wijkverpleegster
16 bibliothecaresse, instrumentaliste kamerverhuurster
17 garderobejuffrouw
18 fabrieksarbeidster
19 belastingconsulente, vertegenwoordigster
20 apothekersassistente, binnenhuisarchitecte
21 voordrachtkunstenares
22 schoonheidsspecialiste
24 bewaarschoolonderwijzeres
beroepen – convoceren
beroep in de tropen – planter
beroep in de winter – baanveger
beroeping – benoeming, nominatie, vocatie
beroep op hogere rechter – appel
beroep van makelaar - makelarij
beroeps – prof
beroepsbezigheden vaarwel zeggen – afdeinzen retireren, terugtrekken
beroepsdanser – balletdanser, gigolo, playboy
beroepsdanser in danshuizen – gigolo
bertoepsdanseres – ballesteuse, figuurdanseres, ronggeng, serimpi, taledek (Ind.)
beroepsfotograaf - vakfotograaf
beroepsgenoot – collega, confrater, confrère
beroepshalve – e.o., e.p, .r.o.
beroepskleding livrei, overall, tenue, uniform, werkkleding
beroepsonderwijs – vakonderwijs
beroepsorganisatie - vakbond
beroepspaardrijder jockey
beroepsspeler – professional
beroepssportbeoefenaar – professional
beroepssportman – prof., professional
beroepstaal - (vak)jargon
beroepsuitoefening – praktijk
beroepsverandering - omscholing
beroepsverenigig – gilde, vakbond
beroepswerkzaamheden – praktijk
beroepswerkzaamheid – bezigheden
beroepszielte – loodvergiftiging, silicose
beroepsziekte van steenhouwers - silicose
beroerd akelig, belabberd, deplorabel, ellendig, erg, gammel, hopeloos, lam(lendig), lammenadig, lamlendig, lelijk, lui, misselijk, miserabel, naar, onaangenaam, ongedisponeerd, ongestels, onlekker, onpasselijk, onwillig, slecht, treurig, vervelend
beroerd geval – lelijkerd
beroerde vent – lammeling, naarling
beroerdigheid – akeligheid, ellende, misère, narigheid
beroeren - aanraken, aangrijpen, ontstellen, turberen, verontrusten
beroering – aandoening, aanraking, agitatie, beweging, deining, emotie, fermentatie, gisting, onrust, ontsteltenis, opwinding, perturbatie, rel, rep, roerte, sensatie, tumult
beroerling – bliksemstraal, ellendeling, etre, lelijkerd, mispunt, naarling, rotzak
beroerte – aanval, apoplexie, attaque, bloeduitstorting(hersenen), onrust, paraly(i)se, toeval, verlamming
beroerten – onlusten, rustverstoring
beroest – rauw, schor, verroest
berokkenen – aandoen, teweegbrengen, veroorzaken, verschaffen
beroofd berold, bestolen, platzak, uitgeschud, verstoken
beroofd van – verstoken
beroofd van verstand – ontzind, verdwaasd
beroofd van zijn zinnen – dwaas, onbesuisd, razend
berooid arm(oedig), armzalig, bekaaid, blut, haveloos, kaal, ledig, leeg, miserabel, platzak, uitgeput
berooid persoon – armoedzaaier, kalis, schooier, vagebont
berouw – bekering, bezinning, boetvaardigheid, droefheid, deemoed, gebrokenheid, (gewetens)wroeging, gewetensknaging, hartzeer, inkeer, leedwezen, metanola, naberouw, schuldbesef, spijt, wroeging, zielskwelling, zondebewustzijn
berouwen spijten
berouw gevoelen - inkeren
berouw hebben – spijten
berouwhebbend door schuldgevoel – bezorgd, bekommerd, ,bezwaard
berouwhebbebde in deemoed en oprechtheid des harten - tollenaar
berouw uit vrees voor straf - attritie
berouwvol – boetvaardig, deemoedig, ootmoedig, rouwaardig
berouwvolle belijdenis - biecht
beroven – bestelen, doden, ontnemen, ontstelen, opsluiten, plukken, plunderen, priveren, rampokken, uitkleden
berovend - privatief
beroving – plundering, privatie
beroving van nationaliteit denaturalisatie
berrie baar, brancard, burie, disselboom, draagbaar, drek, hooiraam, katafalk, lamoen, slat
berst – barst, scheur(tje), spleet
bersten – creveren, (vaneen)splijten
bertram – duizendblad, kwijlwortel
berucht- bekend, kwaadwillig, kwalijk, notoir, slacht, ongeacht, ongeëerd, openbaar
berucht gangster Al Capone, Dillinger, Lamothe, Landru
berucht legeraanvoerder - Tilly
berucht moordenaar – Landru
berucht moordenaar (bijbel) - Barabbas
berucht Romeinse keizer Nero
berucht staatsman Franco, Hitler, Napoleon, Stalin
berucht uit de 80 jarige oorlog Alva
beruchte buurt – gribus
beruchte dief (begin 18e eeeuw in Parijs) - Cartouche
beruchte Duitse organisatie - SD
beruchte verleider Casanova, Don Juan
beruchte ziekte cholera, kanker, lepra, pest, pokken, polio, t.b.c., tering, tumor
berusten – baseren, resigneren, schikken, steunen, verblijven
berusten in - neerleggen
berustend geduldig, gedwee, gelaten, geresigneerd, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, passief, stoïsch
berustend op – votief
berustend op de rede – rationeel, redelijk, verantwoord, weldoordacht, zakelijk
berustend op de wet – legitiem
berustend op ervaring – empirisch
berustend op experimenten – proefondervindelijk
berustend op geschiedenis – historisch
berustend op vertrouwen – fiduciair, trouwhartig, vertrouwelijk
berusting – bewaring, bezit, fatalisme, geduld, gelatenheid, lijdzaamheid, onderworpenheid, overgave, resignatie, stoicisme, zenoïsme
berijder van een auto – chauffeur
berijder van een olifant – kornak
berijder van een paard – ruiter
berijder van een wagen – menner, voerman
berijder van een zeker dier – kameelruiter
berijdster van een paard – amazone
berylistiek - spiegelwaarzeggerij
beryllium – Be
berijmd verhaal – sproke
berijmde kunstproza van Arabische oorsprong - makame
berijmen - versmaat
bes – aalbes, bei, beier(rozenkrans), bezie, b (verlaagd), bosbes, braam, oudje
besant – medaille, penning
besappel - bloeiheester
beschaafd – beleefd, correct, fatsoenlijk, fijn, geciviliseerd, gecultiveerd, gedistingeerd, gemanierd, keurig, net(jes), ontwikkeld, poliet, urbaan, (wel)gemanierd, welopgevoed, wellevend
beschaafde man – gentleman, heer
beschaafde mensen – adel, dames, elite, herenedelen
beschaafde vrouw – dame, douarièrte, edeldame, freule, gravin, hertogin, mevrouw
beschaafde vrouw van losse zeden - Hetraere
beschaafdheid – beleefdheid, fatsoen, verfijning, wellevendheid
beschaafd persoon – aristocraat
beschaamd – bekaaid, blozende, confuus, honteus, schaamachtig, schaamtevol, verlegen, (ver)schut,
beschaamdheid – confusie, schaamt, verlegenheid
beschaamd maken - praam
beschadigd – aangeslagen, bedorven, defekt, gedegradeerd, gehavend, gekneusd, gekreukt, gemultileerd, gescheurd, geschonden, geteisterd, kaduuk, kapot, ongaaf, ontrampeneerd, romp, slecht, toegetakeld, stuk, vervallen, verwoest, wankel, ziek
beschadigd schip wrak
beschadigen – aantasten, bederven, besmetten, gescheurd, havenen, kneuzen, krenken, kreukelen, misvormen, mutileren, ontheiligen, ontwijden, ramponeren, schenden, scheuren, teisteren, toerichten, toetakelen, verknoeien, vernield, vernielen, verwoesten,
beschadiging averij, barst, breuk, deuk, gat, kras, laesie, molest, schade, schending
beschadiging aan schepen – averij
beschadiging van een graf – grafschennis
beschaduwd – lommerrijk
beschaduwen – belommeren, ombrageren
beschamen - mortificeren
beschamend – genant, mortifiant, vernederend
beschaming – mortificatie, schande
beschaven civiliseren, cultiveren, gladmaken, humaniseren, ontwikkelen, polijsten, verlichten, vormen
beschaving – beleefdheid, civilisatie, cultuur, hoffelijkheid, kultuur, ontwikkeling, techniek, veredeling
bescheid – akte, antwoord, bericht, (bewijs)stuk, document, inlichting, kondschap, responsum, uitleg
bescheid doen – repliceren
bescheid geven - antwoorden
bescheiden – bedeesd, bleu, deemoedig, discreet, eenvoudig, eerbaar, gering, ingetogen, kuis, matig, modest, nederig, onaanzienlijk, ongunstig, onopvallend, ootmoedig, schadelijk, sober, verlegen, voorzichtig, zedig
bescheiden beknorren, berispen
bescheidenheid eenvoud, discretie, ingetogenheid, modestie, nederigheid, soberheid, voorzichtigheid
bescheid geven - antwoorden
beschenden belasteren
beschenken - begiftigen
bescheren – toebedelen
beschering - beschikking
beschermbeeld schutsbeeld, palladium
beschermd – behoed, beschut, beveiligd, bewaakt, geborgen, safe, veilig
beschermd gebied domein, reservaat
beschermd geleide - konvooi
beschermd jachtgebied – revier, warande
beschermd landschap – natuurgebied
beschermd natuurgebied in Nederland – Biesbos, Wadden
beschermeling(e) – begunstigde, cliënt, protégé(e), pupil
beschermende huisgoden penaten, laren
beschermeling protégé
beschermen afdekken, bedekken, behoeden, beschutten, beveiligen, bewaken, bewaren, dekken, hoeden, patroneren, protegeren, verdedigen, waren
beschermend – beschuttend, veveiligendtutelair
beschermend geleidster – chaperonne
beschermend jachtterrein – waranda
beschermend omhulsel – bekleding, integument, omkleedsel, omwinding, verpakking
beschermende huisgoden – laren, penaten
beschermende kleuraanpassing mimicry, schutkleur
beschermende penning – amulet, talisman
beschermer – begunstiger, (be)hoeder, borg, goed, lijfwacht, patroon, protectorschutsheer, toeverlaat, tuteur, tutor
beschermer (bevorderaar) – voorstander
beschermer der artsen – Esculaap
beschermer der boogschutters - Sebastiaan
beschermer der brandweerlieden - Barbara
beschermer der Engelsen – Joris
beschermer der gehuwde vrouwen – Anna
beschermer der leren – Patrick, Patricius
beschermer der jagers – St. Hubertus
beschermer der politie – Hermandad
beschermer der schilders – Lucas, Lukas
beschermer der schoenmakers – Chrispijn
beschermer der timmerlieden – Jozef
beschermer der tuinders – Adam
beschermer der vissers - Petrus
beschermers van een vorst garde, lijfwacht
beschermgeest – Ariël, fee, geleigeest, genius, goeroepatroon, peri, goeroe
beschermgod – totem
beschermgodin – schutspatrones
beschermgodin van de bronnen en (kl) rivieren – najade
beschermgodin van de paarden – Epona (Rom.)
beschermgodin van kunsten en wetenschappen – muze, zanggodin
beschermgodin van Rome - Egera
beschermheer patroon, protector, schutspatroon
beschermheerschap patrocinium, patronaat, patronage
beschermheer van een rederijkerskamer – keizer
beschermheerschap – patronaat, patronage, protectie, protectoraat
beschermheilige – schuts(patroon), schutsheer, schutsvrouw
beschermheilige van Ierland Patrick
bescherming – aegis, asiel, auspiciën, beschermgod, beschutting, beveiliging, bewaarengel, bewaring, geleide, hoede, protectie, schuilplaats, schutsengel, schutsel, steun, toeverlaat, toevlucht, voorspraak, vrijwaring
bescherming burgerbevolking - bb
beschermingsplaat - asbalans
bescherming tegen de wind – rietmat
bescherming tegen de wind – zeewering
bescherming tegen de zon – markies, parasol
bescherming van staatshoofd – garde, lijfwacht
bescherminstantie van oude bouwwerken - monumentenzorg
beschermschap – patronaat
beschermster - patrones
beschermvrouwe – beschermheilige, patrones, protectrice, schutsheilige, schutsvrouw
beschermvrouw der gehuwde vrouwen – Anna
schutsvrouwe van Parijs - Genoveva
beschermwal – berm, brandmuur, contregarde
bescheten – bekaaid, krenterig, slecht, verkeerd
beschieten - afsluiten, bekleden, betekenen, opleveren, vorderen
beschieten met een machinegeweer – mitrailleren
beschieten uit de lucht – bombarderen, platgooien
beschieting – bambrezering, beschot, bombardement, kanonnade
beschijnen – verlichten
beschik - bestel, regeling
beschikal - bemoeial
beschikbaar – aanwezig, disponibel, vacant, veil, verkrijgbaar, voorhanden, voorradig, vrij
beschikbaar aantal – bestand, collectie
beschikbaar stellen – aanbieden
beschikbaar worden – loskomen, vrijkomen
beschikbaarheid - disponibiliteit
beschikken – beredderen, beslissen, besluiten, besturen, bezorgen, determineren, disponeren, distineren, inwilligen, ordenen, ordonneren, regelen
beschikking – arrest, bepaling, beslissing, besluit, bestel, bestemming, decisie, decreet, destignatie, determinatie, dispositie, doel, lot, maatregel, noodlot, oekase, ordening, regeling, resolutie, slotsom, testament, uitspraak, ukase, wil(sbeschikking)
beschilderd aardewerk - gleiergoed
beschilderen – begiftigen, bemalen, beschamen, decoreren, kleuren, decoreren, kleuren, ridderen, verven
beschildering van het gelaat - grime
beschimmeld - beschaamd, bleek, kamig, muf, onfris, oud, schimmelig, verlegen
beschimmelen - kamen
beschimpen – smaden, smalen, beledigen, (be)spotten, honen, opproberen, schrollen, uitjoelen, uitjouwen, (uit)schelden
beschimper – belediger, bespotter, smaler, uitschelder
beschimping – belediging, eerkrenking, hoon, ignominie, injurie insult, opprobatie, schimpwoord, smaad, spot
beschoeing – damwant, schot, wand
beschonken – bezopen, dronken, lazarus, onbekwaam, sikker, teut, toeter, zat
beschonkenheid - dronkenschap
beschoren toebedeeld
beschot afscheiding, afschutting, bekleedsel (hout)houten, lambrisering, opbrengst (veldvruchten), paneel, schutting
beschotwerk – paneelwerk, lambrizering
beschouwelijk – bespiegelend, contemplatief
beschouwelijkheid - contemplatie
beschouwen - aanzien, bekijken, beoordelen, considereren, gadeslaan, keuren, observeren, overwegen, waarnemen
beschouwen als – aanmerken, aanrekenen
beschouwend – contemplatief, beoordelend, bespiegelend, meditatief, overpeinzend,
beschouwer - spectator, speculant, speculateur, waarnemer
beschouwing – contemplatie, denkbeeld, denkwijze, terugblik
beschouwingswijze – gezichtspunt, oogpunt, standpunt, zienswijze
beschrijfbare huid van schapen – perkament
beschrijvende volkenkunde - etnografie
beschrijven - afbeelden
beschrijvend – descriptief
beschrijver (statistische -) van een volk – demograaf
beschrijver van eigen leven - autobiograaf
beschrijver van insekten - entomograaf
beschrijver van volken - etnograaf
beschrijving - schets, signalement, tekst, verhaal
beschrijving der dieren – zoögrafie
beschrijving der steensoorten - petrografie
beschrijving van bibliotheken – bibliothecografie
beschrijving van bomen - dendrografie
beschrijving van de aarde geografie
beschrijving van de aardlagen – stratigrafie
beschrijving van de oceanen - oceanografie
beschrijving van de spieren - myografie
beschrijving van de sterrenhemel uranografie
beschrijving van een boek - bibliografie
beschrijving van eigen leven – autobiografie
beschrijving van gebergten - orografie
beschrijving van gesteenten petrografie
beschrijving van heiligenleven hagiografie
beschrijving van het heelal – kosmografie
beschrijving van het leven der heiligen - hagiografie, legende
beschrijving van het oor – otografie
beschrijving van houtsoorten - xylologie
beschrijving van iemands leven biografie
beschrijving van iemands uiterlijk signalement
beschrijving van insecten – entomografie
beschrijving van iets - descriptie, tekst, omschrijving, verklaring,
beschrijving van vissen - ichtyografie
beschrijving van volksgroepen sociografie
beschrijving van vogels - ornithografie
beschrijving van volken - demografie, etnografie
beschrijving van volksgroepen - sociografie
beschroomd – angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, bleu, blo(de), eenkennig, laf(hartig), schroomvallig, schuchter, schuw, sip, timide, verlegen, vreesachtig
beschroomdheid bedeesdheid, blohartigheid, bloheid, timiditeit, verlegen(heid)
beschroomd mens - bloodaard
beschuitbol – bestel, bolder, mastel
beschuitbol met anijs - bestel
beschuitbus - trommel
beschuitgelei - honingzoet
beschuldigde – aangeklaagde, beklaagde, verdachte
beschuldigen – aanbrengen, aangeven, aanklagen, aantijgen, accuseren, belasten, betichten, crimineren, inculperen, taxeren, verwijten
beschuldiger aanklager
beschuldiging aanklacht, aantijging, accusatie, betichting, incriminatie, inculpatie, last, tenlastelegging, verwijt
beschut aegide, afgeschermd, beschermd, beveiligd, geborgen, gevrijwaard, luw, veilig, windvrij
beschut tegen de wind – luwte, windvrij
beschutte ligplaats van schepen opper
beschutten – beschermen, beveiligen, dekken
beschuttende bomen en struiken – manteling
beschutter - phylax, protector
beschutting abri, afdak, asiel, atap, bedekking, bescherming, beschutsel, beveiliging, dak, dek, dekkleed, deken, (kamer)scherm, luwte, mat, overdekking, overtrek, protectie, raster, rietmat, scherm, schild, schuil, schuilplaats, schut, schutsel
beschutting tegen de felle kou - anorak, beremuts, bontjas, oorkleppen, oorlap, oorwarmer
beschutting zoeken - schuilen
besef begrip, benul, bewustzijn, bezinning, denkbeeld, doorzicht, erkenning, gevoel, gewaarwording, idee, inzicht, kennis, notie, positie, verstand, voorstelling, weet,
beseffen – achten, begrijpen, blijken, inzien, onderkennenrealiseren, vatten, weten
beseffend – bewust
besef hebbend - bewustzijn
besef hebbend van - bewust
besef van de juistheid van iets – erkentenis
besef van eigen eer – eergevoel
besef van goed en kwaad - geweten
besef van het bestaan erkentenis
besef van hetgeen de eer vereist – eergevoel
besef van juistheid van iets - erkentenis
besef van schuld - berouw, gewetenswroeging
besef van zedelijke verbondenheid - plichtsbesef
besef van zijn verantwoordelijkheid - plichtsbesef
beseffeloosheid - bewusteloosheid
beseffen - achten, begrijpen, blijken, houden, waarnemen, identificeren, inzien, kennen, mededelen, rekenen, vasten, verstaan, waarnemen, weten, zien
besheide - kraaiheide
beseffeloos bewusteloos
besje – bestemoer, grootmoeder
besjoemelen – manipuleren, neppen
beslaan bedekken, bekleden, kanten, tengelen, vervullen
beslabberaar - morskriek
beslag aanhouding, arrest, bekleding, belegsel, bekleedsel, deeg, hoefijzr, oogst, veestapel, versiering
beslag aan de staart van een affuit - staartbeslag
beslag leggen op - saississeren
beslag op neutrale schepen - angarie
beslag op schepen embargo
beslagen - onderlegd
beslagleggen - accapareren, sekwestreren
beslaglegger - deurwaarder
beslaglegging aanhaling, aanhouding, angarie, arrest, arrestatie, benadering, beslag, bezitneming, confiscatie, embargo, saisine, sekwestratie
beslaglegging op gebied – annexeren
beslagleggen op goederen – benaderen
beslaglegging op neutraal schip in oorlogstijd - angarie
beslagnagel hoefspijker
beslagwerk – rijswerk
beslapen van een vrouw - paren
beslechten beslissen, bijleggen, vereffenen, uitmaken
beslechting - beslissing, vereffening
beslissen – afdoen, beklinken, beslechten, besluiten, bepalen, decideren, oordelen, uitmaken, uitwijzen, vonnissen,
beslissend afdoende, apodictisch, decisoir, definitief, genoeg
beslissend antwoord uitsluitsel
beslissend kenmerk – criterium, maatstaf, toets
beslissend ogenblik keerpunt
beslissend stadium - crisis
beslissende extra partij barrage
beslissende rit bij wielrennen belle
beslissing beslechting, besluit, conclusie, decisie, decisief, dispositief, doorslag, eindoordeel, oplossing, resolutie, uitsluitsel, uitspraak, vonnis, voornemen
beslissing van gezworenen - verdict
beslist absoluut, afdoend, apert, bepaald, besloten, doortastend, duidelijk, echt, gedecideerd, gewis, ongetwijfeld, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, onversaagd, perse, pertinent, stellig, uitdrukkelijk, uitgemaakt, uitgesproken, vastberaden, volstrekt, waarachtig, waarlijk, welbewust, werkelijk, wilskrachtig, wis, zeker
beslist en stellig – waarlijk ,zeker
beslistheid aplomb, flinkheid, pertinentie, stelligheid, zekerheid
beslist nodig - noodzakelijk
beslommering besogne, bezigheid, drukte, moeite, omslag, soesa, rompslomp, zorg
besloten – afgesloten, beslist, besloten, gereserveerd,
geresolveerd, gesloten, intiem, ommuurd, ratus,
besloten erf rondom boerenwoning heem
besloten gezelschap club, corps, coterie, ensemble, krans(je), kring, sociëteit, soos
besloten koliek - darmafsluiting
beslotenheid - vastberadenheid
besloten vereniging club, corps, sociëteit, soos
besluit afloop, beschikking, beslissing, conclusie, consultum, decisie, decreet, determinatie, edict, eind(e), end, irade, maatregel, narede, oekaze, order, resolutie, resultaat, slot, slotsom, vaststelling, voornemen, wet
besluit nemen – beslissen
besluit tot analogie - analogiebesluit
besluit van de sultan irade
besluit van de tsaar oekaze
besluit van een geschrift narede
besluit van een vergadering motie, resolutie
besluit van het haringseizoen - nateelt
besluit van overheidswege - decreet
besluiteloos aarzelend , grillig, halfslachtig, huiverig, (in)suspendo, irresoluut, onbestendig, onstandvastig, onzeker, slap, talmend, twijfelachtig, twijfelmoedig, twijfelend, wankelmoedig, weifelachtig, weifelend, weifelmoedig, wispelturig,
besluiteloos mens twijfelaar
besluiteloosheid onzekerheid, twijfel
besluiteloos persoon - slappeling, twijfelaar,
besluiteloos zijn - aarzelen, balanceren, twijfelen, vacilleren
besluiteloosheid - aporie, onzekerheid, schromen, suspensie, twijfel, weifelen,
besluiten afmaken, beëindigen, beslissen, beschikken, besussen, concluderen, decideren, determineren ,einden, eindigen, omsluiten, omvatten, resolveren, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitlopen, uitmaken, vaststellen, voltooien, voornemen
besluiten trekken - syllogiseren
besluitvaardig doortastend, resoluut, vastberaden
besluitvorming – stemming
beslijken - bemodderen
besmelde - aardbeispinazie
besmeren bemorsen, bestrijken, bevuilen, bezoedelen, boteren
besmeren met pek - asepsis,bepekken
besmet – aangestoken, bevlekt, geïnfecteerd, gevlekt, infect, onrein, verboden
besmet met de geest des kwaads - onrein
besmettelijk aanstekelig, aanstekelijk, bezoedelend, contagieus, infectieus
besmettelijke kinderziekte kinkhoest, mazelen, rode hond
besmettelijke veeziekte - boutvuur, miltvuur, (mond en) klauwzeer, koepok
besmettelijke ziekte alastrim, cholera, epidemie, favus, influenza, lepra, longontsteking, pest, pokken, roodvonk, schurft, t.b.c. tering, tyfus, tuberculose
besmettelijke ziekte van het hoofd - favus, kletskop
besmetten aansteken, bemorsen, bevlekken, bevuilen, bezoedelen, infecteren, verontreinigen
besmetting contagie, infectie
besmettingsangst - bacterievrees
besmeurd – bezoedeld, zwart
besmeuren - bezoedelen
besmuikt - geniepig, verdoken
besnaard gevoelig
besnaard toetsinstrument (18e) eeuw clavecimbel, klavechord
besnijdenis - circumcisie
besnijder mohel
besnoeien afsnijden, bekrimpen, beperken,bezuinigen, inkorten, knippen
bes-of knobbelachtige opzwelling - aambei
besogne aangelegenheid, beslommering, zaak,
besognes - rompslomp
bespannen voertuig calèche, huifkar, karos, koets, landauer, ossenwagen
besparen – overhouden, uitsparen, uitzuinigen
bespat besmeurd
bespat met slijk – bemodderd, beslikt, beslijkt, besmeurd
bespeuren – bekennen, bemerken, merken, ontdekken, ontwaren, opmerken, waarnemen
bespieden – afloeren, begluren, beloeren, bespioneren, gadeslaan, observeren, schouwen, spioneren, waarnemen
bespieder – gluurder, observator, spion, waarnemer
bespieding – observatie, spionage
bespiegelen contempleren,mediteren, overdenken
bespiegeling aanschouwing, beschouwing, contemplatie, mediteren, overpeinzing
bespiegeling meditatie
bespioneren - bespieden
bespoedigen verhaasten, versnellen
bespot persoon - risee
bespottelijk absurd, belachelijk, dol, dwaas, eigenaardig, gek, idioot, krankzinnig, lachwekkend, mal, ridicuul, vreemd, zot
bespottelijk iets paskwil, pasquinade
bespottelijk nadoen - parodiëren
bespotten – aanfluiten, honen, aanfluiten, uitlachen
bespotting – aanfluiting, caricatuur, hoon, ludificatie, parodie, paskwil, risee, smaad, spot(prent)
bespraakt - eloquent, welsprekend
bespreken - bediscussere, beraadslagen, bestellen, recenseren, vermaken, verzeggen
bespreking conferentie, congres, kritiek, overleg, palaver, recensie, vergadering, verhandeling
bespreking van en boek - beoordeling, kritiek, resensie
besprenkelen - bevochtigen
besproeide vruchtbare vlakte in Spanje huerta, vega
besproeien – aangieten, arroseren, begieten, bespuiten, bevloeien, bewateren, irrigeren
besproeiing - irrigatie
besproken - bewust
bespuiten - besproeien
bespijkering - spijkerhuid
bessen afstropen - rissen
bessen (bruin ) mispel
bessendrank - cassis
bessen (groen) kruisbes
bessenjenever - rood
bessen (rood) niet giftig: aalbes, bergvlier, berendruif, dakkruid, framboos, hondrood, hulst, meelbes, taxus, veenbes
giftig, bitterzoet, boksdoorn, heggenrank, lelietjesvandalen, lijsterbes, peperboompje, slangenwortel
bessenvlinder - harlekijn
bessen (wit) mistletoe, sneeuwbes
bessen (zwart) niet giftig: bosbraam, jeneverbes, klimop, krentenboompje kruidvlier, liguster, rijsbes, sleedoorn, vogelkers, wegedoorn, vlier, vuilboom, zoetekers, giftig: eenbes, kraaiheide, salomonszegel, wolfkers, zevenboom
best – betrouwbaar, braaf, eminent, excellent, flink, goed(ig), lekker, leuk, nut(tig), puik, prima, rechtschapen, solide, uitnemend, uitstekend, uitmuntend, voordeel, wonderwel
bestaan – aanzijn, dasein, durven, kostwinning, leven, omvatten, wezen, wagen, zijn
bestaanbaar mogelijk
bestaand aanwezig, actueel, concreet, echt, innig, levend, reëel, vast, voorkomend, waar, werkelijk, zijnde
bestaande op zichzelf - autonoom, integraal
bestaande toestand status quo
bestaande uit reeksen – serieel
bestaansmiddelen - inkomen, loon, salaris, soldij, wedde
bestaansreden – zin
bestaat - is
bestand akkoord, conventie, entente, opgewassen, overeenkomst, resistent, schikking, sterk, traktaat, verdrag, vergelijk, wapenstilstand
bestand kunnen bieden - resistent
bestand tegen aantasting - hecht
bestand tegen chemische invloeden - loogvast
bestand tegen rumoer - geluiddicht
bestand tegen warmte - hittebestendig
bestand tegen water waterdicht, waterproef
bestanddeel element, grondstof, ingrediënt, onderdeel
bestanddeel van aardolie – benzine, petroleum
bestanddeel van de aloë – aloïne
bestanddeel van de alsem plant - absintine
bestanddeel van Amerikaanse petroleum - pentaan
bestanddeel van bier - gerst, gruit, hop
bestanddeel van bloed bloedwei, hemoglobine, plasma, water
bestanddeel van buskruit – houtskool, salpeter, zwavel
bestanddeel van bijenwas – cerine
bestanddeel van een cel - cellulose, cytoplasma, klem, protoplasma
bestanddeel van deeg gist, meel, bloem
bestanddeel van fruit en verse groenten - ascorbinezuur
bestanddeel van het ei - dooier, eiwit
bestanddeel van groene zeep - hennepolie
bestanddeel van groentesoep - selderieknol
bestanddeel van het lichaam – bloed, (kraak)been, merg,
proteïne, specie
bestanddeel van een kaarsen - stearine
bestanddeel van koffie – coffeïne
bestanddeel van koolteer - creosoot
bestanddeel van lucht neon, argon helium, stikstof, koolzuur(gas), zuurstof
bestanddeel van melk en kaas eiwit, lebenzym, room, vet
bestanddeel van oliën – oleïne
bestanddeel van palmolie - palmitine
bestanddeel van papier - cellulose
bestanddeel van pepermuntolie – menthol
bestanddeel van petroleum pentaan
bestanddeel van stoomtrein tender
bestanddeel van teer – beenstof, hout, kurk, steenkool, turf, xylol
bestanddeel van thee - teïne
bestanddeel van urine xanthine
bestanddeel van vet - stearine
bestanddeel van voedsel eiwit, vet zetmeel
bestanddeel van een cel cellulose cytoplasma, protoplasma
bestanddeel van een kaars stearine
bestanddeel van een klokhuis – blees, vruchtenpit
bestanddeel van een lucifer – fosfor, hout
bestanddeel van een sediment fractie, korrel, partikel
bestanddeel van een stengel - vezel
bestanddeel van een stollingsgesteente – bergkristal, fenokrist, kristal, kwarts
bestanddeel van het lichaam (kraak)been, bloed, merg, specie, proteïne
bestandslijn – demarcatielijn
beste hennep - kol
beste het – eersterangs, bloem, elite, keur, optimum, puik
beste kamer - latrine, privaat, retirade secreet
besteden aanwenden, gebruiken, consumeren, opmaken, spenderen, uitgeven
besteding – aanwending, gebruik, uitgaaf, uitgave, verbruik
bestedingsbeperking - bezuiniging
besteedbaar inkomen - koopkracht
besteedster - verhuurster, vroegpreek
besteend rijshoofd nol, nolle, strandhoofd
besteekband - kapitaalbandje
bestek – bouwplan, couvert, eetgerei, geraamte, kader, lepel, mes, omvang, opstand, plan, ruimte, schets, soeplepel, tafelgerei, tekening, tijdruimte, vismes, vork
bestek voor een aanbesteding - lastkohier
bestekamer closet, cour, gemak, toilet, w.c.,
beste kwaliteit - puik
besteker - botenbaas
bestekkoepel - astrodome
bestel beheer, beschikking, bestuur, drukte, leiding, regeling, opzet, orde, ordening, regime, schikking, verordning
bestelen – beroven ontroven
bestelfiets - bakfiets
bestellen – aanvragen, bezorgen ontbieden, overhandigen, regelen, thuisbezorgen,
besteller – bezorger, (post)bode
bestelling aankoop, aanvraag, commissie, lastgeving, leiding, levering, ontbieding, opdracht, order, (ver)koop
bestelloon - port(o)
bestelvrachtfiets - carrier
bestemd – bepaald, geschikt
bestemd voor ingewijden - esoterisch
bestemmen aanwijzen, bepalen, beschikken
bestemming – aankomst, adres, destinatie, doel, einddoel, fatum, levenslot, levensweg, lot, noodlot, reisdoel, roeping, voorland,
bestemoer - besje, grootmoeder, oma
bestempelen brandmerken, kwalificeren
bestendig aanhoudend, almaar, blijvend, constant, degelijk, duurzaam, klamp, langdurig, pal, pen, stabiel, standvastig, steeds, steevast, sterk, strak, stijf, onbeweeglijk, onveranderlijkheid, onverzettelijk, onwrikbaar, pal, regelmatig, standvastig, stijf, vast, volhardend, voortdurend
bestendigheid - durabiliteit, duurzaamheid, onveranderlijkheid,
stabiliteit
bestendiging - fixatie
bestendig motief - draad
bestendige duur - sempiterniteit
bestendigen - aanhouden, eterniseren, handhaven, perpetueren, vereeuwigen, vervolgen, voortzetten
best en fijn – puik
beste prestatie – record
besterd - versierd
besterven - afsterven, sterven, tenietgaan
bestevaer - grootvader, opa
bestevenen - bezeilen, koersen
bestiaal – beestachtig, dierlijk, gemeen
bestialiteit – beestachtigheid, sodomie
bestiarium – dierenboek
bestiarius – stierenvechter, toreador,
bestier - bestuur
bestieren - besteden, besturen, leiden
best mogelijk – optimaal
bestippelen
bestoft - stoffig
bestolen – beroofd
bestoken – aanvallen, beschieten, bombarderen
bestorming – aanloop, assout, expugnatie, overstelpen, run, stormloop, toeloop
bestorming van een stadsmuur met behulp van ladders - escalade
bestorven kind - weeskind
bestoven - stoffig
bestraffen – beknorren, berispen
bestraffende toespraak - strafpreek
bestraffing – berisping, boete, celstraf, degradatie, lijfstraf, penaliteit
bestralen - asfalteren, plaveien
bestraling beschijning, hoogtestraling, irradiatie, zandstraling
bestraling door de zon - insolatie
bestraten asfalteren, plaveien, verharden
bestrate wallekant - kade
bestrating - asfalt, beton, klinkers, plaveisel, steen
bestratingsmateriaal asfalt, beton, keien, kinderhoofdjes, klinkers, steen
bestruiven - bevuilen, bezwangeren
bestrijdbaar – discutabel
bestrijden aanvallen, bekampen, betwisten, contesteren, opponeren, tegengaan, tegenspreken, tegenwerpen, weerleggen,
bestrijder antagonist, contradictor, opponent, tegenpartij, tegenstander
bestrijding – aanvechting, antagonisme, tegenstreving
bestrijdingsmethode - therapie
bestrijdingsmiddel - D.D.T., harpuis, pesticide
bestrijken – manipuleren, rapen, smeren
bestrijkend – rasant
bestseller - succesboek
bestuderen - doornemen
bestudeerd - gemaakt, onnatuurlijk
bestudeerde houding – pose
bestudering der fraaie letteren - bellettristiek
bestudering der klassieken als grondslag van de opvoeding -
humanisme
bestuiving - polinatie, pollinisatie
bestuiving door insecten entomogamie
bestuiving door slakken malacogamie
bestuiving door vleermuizen chiropterogamie
bestuiving door vogels ornithografie
besturen – aanvoeren, administreren, begaan, beheren, beschikken, bestieren, dirigeren, gouverneren, heersen, leiden, mennen, regelen, regeren, tomen,
besturend college raad
besturend lichaam - kabinet, raad, regering volksvertegenwoordiging
besturing - beheren, dirigeren, leiden, moderamen, regelen, regeren, stuur
besturingssysteem bij aanhangwagens - molenbesturing
bestuur aanvoering, beheer, beleid, bestel, bewind, college, controle, directie, directoraat, gemeente, gestie(rt), gouvernement, heerschappij, leiding, macht, moderamen, opperbewind, opperleiding, overheersing, overheid, patronaat, regeling, regering, regime(nt), ressort, roer, staatsbestel, terreur, terrorisme, toezicht, vroedschap
bestuur en toezicht – beheer
bestuurbaar luchtschip - zeppelin
bestuurbare slee – bob, bobslee
bestuur van beurs - beurscommité
bestuur van classis moderamen
bestuur van genootschap comité
bestuur van klooster prioraat
bestuur van land kabinet, ministerie, regering, regime,
bestuur van studentencorps collegium, senaat
bestuur van universiteit curatorium, presidium, senaat
bestuur van directeuren – directorium
bestuur van een aalmoezeniershuis – aalmoezenierskamer
bestuur van een hogeschool - senaat
bestuur van een land- kabinet, ministerie, regering
bestuur van een polder - polderstoel
bestuur van een staat - regering, regiem, staatsbestel
bestuurder – baas, beheerder, bewindvoerder, chauffeur, directeur, dirigent, functionaris, gouverneur, leider, manager, minister, moderateur, overste, rector, regeerder, regent, resident, senator, voerder, voerman, voogd
bestuurder van een Engelse stad - alderman
bestuurder van een gilde olderman
bestuurder van een klooster abdes, abt, overste, prior, priores, priorin, regent,
bestuurder van een polder – dijkgraaf
bestuurder van een stoomwerktuig – machinist
bestuur van een universiteit - curatorium, presidium, senaat,
bestuurder van een vliegtuig – piloot
bestuurder van Gallilea - Antipas, Herodes
bestuurder van Israël - Richter
bestuurder van Venetië doge
bestuurdersruimte – cabine, cockpit
bestuurlijk – administratief
bestuurlijk gebied - gemeente, gewest, provincie
bestuurlijk gewest – departement
bestuurlijke leiding - moderamen
bestuursambtenaar baljuw, drost, gezaghebber, ruwaard, schout
bestuurscollege directie, gemeenteraad, presidium, raad, senaat
bestuurscollege van de generale staf – gs
bestuurseenheid - gemeente
bestuursfunctie - penningmeester, praeses, scriba, secretaris, voorzitter
bestuurskamer van een weeshuis - regentenkamer
bestuurslichaam college, decemviraat, directie, directorium, gemeenteraad, polderbestuur, raad, senaat, senaattienmanschap, stadsbestuur
bestuurslid - abactis, bewindsman, commisaris, conrector, penningmeester, praesis, rector, scribent, secretaris, senator, thesaurier, (vice)voorzitter
bestuurslid van een hofje - regent
bestuurslid van een studentenvereniging - abactis (secretaris) bestuurslid van een gemeente – wethouder
bestuurster regentes
bestuurster van een abdij - abdis
bestuurster van een nonnenklooster - abdis
bestuur van een genootschap - comite
bestuur van een staat – regering, regime
bestuur van universiteit - senaat
bestuurswerkzaamheid - gouvernementsdienst
bestwil – belang
besuikeren - vleien, verzachten
betaalbaar - payabel
betaalbaar bij een bank - bankabel
betaalbaar - payabel
betaalbaar stellen - ordonnanceren
betaalbewijs – bon, factuur, kwitantienota, rekening
betaalbon – bewijs, rekening
betaalbriefje – bon, cheque, mandaat
betaald voldaan
betaaldag – pree., kazem, soldij, soldijdag, tractementsdag,
vervaldag, werkloon, zakgeld
betaald bedrag - prijs
betaald antwoord r.p.
betaald kunnende worden - betaalbaar
betaald sportman prof(essional)
betaald zetten inpeperen, vergelden wreken,
betaalde danser in dancing gigolo
betaalde onruststoker - provocateur
betaalde som – overdracht, uitkering
betaaldienst – bank, giro
betaald minnaar - gigolo
betaalkantoor kas
betaalkrachtig - solvabel, solvent
betaalloket – kassa
betaalmeester - intendant, kassier, kwartiermeester, penningmeester, purser, thesaurier, tresorier
betaalmeester aan boord - purser
betaalmiddel – bankbiljet,bon, cheque, geld, giro, munt
betaalpas met pincode – chipknip, pinpas
betaalplaats – kas(sa)
betaalstaat - loonlijst
betaalt men bij Burgerlijke Stand leges
betalen – afdoen, afrekenen, afschuiven, bekopen, bekostigen, belonen, besjolmen, bloeden, boeten, delegeren, dokken, fourneren, gireren, honoreren, kwijten, lonen, nantiseren, neerleggen, opdokken, overdragen, overmaken, remitteren, schokken, schuiven, storten, uitgeven, uitkeren, vereffenen, vergelden, vergoeden, verrekenen, voldoen
betalen aandringen - manen
betalen per bank - overmaken
betaling – afdoening, afrekening, delegatie, fournissement, geldoverdracht, girering, kwijting, payment, solutie, storting, uitkering, vereffening, vergelding, verrekening, voldoening
betaling bij ontvangst – COD, rembours
betalingen doen - last
betaling met gesloten beurs - clearing
betaling uit vergissing – indebitum
betaling van overheidsdiensten - leges, registratiekosten, retributie
betaling van schuld - presteren
betaling van verrichte diensten - loon
betaling vragen manen, aanmanen
betaling zonder verplichting - indebitum
betalingsaanwijzing assignatie
betalingsbewijs bon, girobewijs, kassabon, kwitantie, nota, reçu, stortingsbewijs
betalingsmethode - bankgiro, giro, postwissel
betalingsoverdracht - cheque, mandaat
betalingstermijn – paayement
betalingstermijn verlengen - paaiement, prolongeren
betalingsuitstel – indult, krediet
betalingsvermogen - solvabiliteit
betalingswijze bank, betalkaart, cash, cheque, contant, bankgiro, kontant, postwissel
betamelijk behoorlijk, convenabel, decent, eerbaar, eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, gepast, keurig, kies, net(jes), oirbaar, oorbaar, passend, rechtgeaard, voeglijk, voegzaam, welvoeglijk zedelijk
betamen behoren, competeren, erkennen, horen, inwilligen, passen, schenken, toegeven, toestaan, toewijzen, vergunnen, verschaffen, voegen
betamelijkheid – decentie, gepastheid, fatsoen
betasten – aankomen, aanraken, bevoelen, duwen, manipuleren palperen, stoten, toucheren
betasten (med.) - palperen
betaster – voeler
betasting – aanraking, manipulatie, touche
betasting bij onderzoek – palpate
bètavakken – natuurkunde, scheikunde, wiskunde
bete hap(je), beet
bête dom, naïef, onnozel, schaapachtig
betegelen - oplaveien
betekenen – beduiden, designeren, notificeren
betekening – exploot, notificatie
betekenis bedoeling, beduidenis, begrip, belang, draagwijdte, gewicht, inhoud, invloed, nut, omvang, portée, relevantie, strekking, waarde, zin
betekenisaanduiding significatie
betekenis (in) tegengesteldheid - antagonisme, tegenstrijdigheid
betekenis van - belangrijk, gewichtig, relevant
betekenis van geen - irrelevant
betekenisleer semantiek, semasiologie, semiotiek, signific
betel pinang, sirih
betelen – bebouwen, telen
betelnoot - arekanoot, pinang
betelpalm - areca, pinang
betel pruim - sirihpruim
beter – betrouwbaargeheeld, genezen, hersteld, opgeknapt, superieur
beter dan nooit – laat
beter maken - kureren, opknappen, verbeteren
beter wetend eigenwijs
beter worden herstellen, genezen
betere functie krijgen - promoveren
beteren – aansterken, genezen, helen, herstellen
beterend convalescent
betering - genezing, herstel, schadeloosstelling
beterschap herstel, verbetering
beteugelen betomen, bedwingen, breidelen, inhouden, intomen, onderdrukken, ringeloren, temmen, tomen
beteugelend - intomend, repressief
beteugeling - afremming, bedwang, belemmering, beperking, betoming, breidel, inhouding, inkorting, intoming, matiging, toom,
repressie, versperring
beteuterd – angstvallig, bedremmeld, beduusd, bedwelmdm, benepen, betoeterd, onthutst, sip, sippig, verlegen, verwezen
betichte - beklaagde
betichten – beschuldigen, verwijten
betichting – aanklacht, beschuldiging, verwijt
betiel - plateel
betijen - begaan
betimmering - lambrisering
betingeld - bezeten, verzot
betingsteunder - steekspeen
bêtise blunder, domheid, enormiteit, onnozelheid, stommiteit
betitelen - aanspreken, noemen, tituleren
betiteling B. l. Dr., Mr, Dra., Drs., Ir., Mr., Prof., W. I:, Z.D., Z D H., Z E., Z.em., Z.Exc., Z.H., Z.H.E., Z.H.E.G., Z.H.G., Z.K.H., Z.K.M. Z.M.
betiteling van bisschop – monseigneur
betiteling van hoogleraren - prof.
betiteling van minister - excellentie
betiteling van vorstelijk persoon – majesteit, sire
betittelaar - vitter
betjah - fietstaxi
betjoegd betjoecht, betjoekt, geslepen, leep, listig, slim
betjoend betoverd
betoel inderdaad, waarlijk,werkelijk
betoeterd - beteuterd, sip, verdwaasd
betogen aantonen, argumenteren, beweren, demonstreren, manifesteren, oreren, redeneren, spreken, uiten
betoger demonstrant, manifestant, protestant, provo
betoging demonstratie, manifestatie, optocht, redenatie,
redenering,
betomen bedwingen, beheersen, beteugelen, betrachten, betuigen, breidelen, inhouden, intomen, offenen
betonen accentueren beklemtonen, benadrukken, betuigen, bewijzen, blijkgeven, kronen
betonie - betonica
betoning - betoon
betonmachine - betonmolen, betonstamper
betonnen geschutsvloer - bedding
betonnen onderkomen - bedding, bunker
betonstaal - wapeningsijzer
betonnen balk - kesp
betonnen zinkbak – caisson, zinkstuk
betoningsstelsel - bebakening
betontimmerman - bekister
betoog argument(atie), bewijs(voering), manifest, opstel, pleidooi, redekaveling, rede(natie), redenering, redevoering, relaas, sermoen, uiteenzetting, verhandeling, verdrag, vertoog
betooggrond - argument
betoogtrant argumentatie, redeneerwijze, redenering
betoon betoning, bewijs, blijk
betoonde lettergreep in een versvoet arsis
betoonde lettergreep - arsis
betoonde verzen - vers
betoon van droefheid - rouw
betoon van trouw – hulde
betoppen - bedotten, bedriegen
betoverd betjoend
betoveren beheksen, bekoren, bezeren, biologeren, boeien, enchanteren, fascineren, incarteren verrukken
betoverend behekst, boeiend, fascinerend, magisch, poëtisch, ravissant, verrukkelijk
betoverende invloed - ban
betovering ban, beheksing, bekoring, bezwering, charme, fascinatie, seductie, verblinding, verrukking
betoveringsmiddel - amulet, talisman
betraand - behuild
betrachten - behartigen, beoefenen, betonen, bevorderen, bijhouden, doen, nakomen, naleven, oefenen, opvolgen, vervullen, volbrengen
betrachting - meditatie, oefening, overdenking, vervulling
betrachting van het geloof in de mens - geloofsleven
betrappen arresteren, attraperen, deprehenderen, frapperen, snappen, overlopen, overrompelen, overvallen, pakken, snorren, verrassen
betrapping - deprehensie
betrapt – gesnapt, verrast
betreden – begaan, belopen, binnengaan, ingaan, intreden, klimmen, opgaan, treden,
betreffen aangaan, belangen, concerneren, ontmoeten, raken, regarderen, treffen
betreffend – bewust, nopens
betreffende aangaande, geding, hoofd, inzake, nopens, omtrent, over, principaal, rakende, t.a.v., wegens, w.b.
betreffende de beschavingsgeschiedenis – cultuurhistorisch
betreffende de endeldarm - rectaal
betreffende de groei van het organisme – vegatief
betreffende de koophandel – mercantiel
betreffende de luchtwegen - bronchiaal
betreffende de meter - metriek
betreffende de natuur - fysiek, fysisch, physisch
betreffende de ritus ritueel
betreffende de sterren - sideraal, siderisch
betreffende de zeevaart maritiem
betreffende de zon - solair
betreffende het gehalte kwalitatief
betreffende het klimaat - klimatologisch
betreffende het leenstelsel - feodaal, feudaal
betreffende het ontstaan en de ontwikkeling ener zaak - genetisch
betreffende het weer - meteorologisch
betreffende het zien - visueel
betrekkelijk – distributief, nogal, relatief, tamelijk
betrekkelijk klein of gering beperkt
betrekkelijk korte damesmantel - swagger
betrekkelijk voornaamwoord dat, die, dewelke, hetgeen, hetwelk, relativum, wat, welke, wie, wiens, wier
betrekkelijke hoeveelheid - gehalte
betrekkelijke zwaarte van stoffen s.g.
betrekkelijkheid - relativiteit
betrekking ambt, baan, connectie, contact, dienst, emplooi, job, officie, post, positie, relatie, verband, verhouding, werkkring
betrekking hebben op aangaan, betreffen, reageren, strekken
betrekking hebbend op de gehoorswaarneming auditief
betrekking hebbend op de gezichts waarneming visueel
betrekking hebbend op bestaan existentieel
betrekking hebbend op de - axilliair, oksels
betrekking hebbend op de tastzin - tactiel
betrekking hebbend op het bestaan - existentieel
betrekking hebbend op het zintuiglijk waarnemen - sensorisch
betrekking tussen volzinnen – onderling, zinsverband
betreuren bejammeren, beklagen, beschreien, bewenen, regretteren, spijten
betreurenswaardig – deplorabel, droevig, erg, jammer(lijk), miserabel, naar, regrettabel, treurig, zielig,
betrokken bedekt, bewolkt, bleek, flets, lusteloos ongezond, somber, pips, treurig, ziekelijk, zwak
betrouwbaar – authentiek, best, beter, bonafide, braaf, degelijk, deugdzaam, eerlijk, fair, fideel, fijn, geloofbaar, geloofwaardig, geschikt, getrouw, gezellig, goed, integer, leuk, onkreukbaar, onschendbaar, oprecht, prettig, probaat, rechtgeaard, rechtschapen, rechtvaardig, safe, solide, sympathiek, tof, zeker
betrouwen - toevertrouwen, vertrouwen,
betten bevochtigen, deppen, dopen, indompelen, natten, soppen
betuigde eerbied - knieval
betuigen – betomen, bewijzen, protesteren, verklaren, verzekeren
betuiging blijk, testificatie, uiting
betuiging van eer eerbetoon
betuiging van eerbied groet, knieval, reverentie
betuiging van erkentelijkheid bedankbrief, dankbrief, dankwoord, dankbetuiging,
betuiging van genegenheid – aai, dankbrief, dankwoord, kus, liefkozing, omhelzing, streling, zoen
betuin - schaars
betuining - heg, mandewerk, (om)heining
betuline - berkekamfer
betuttelaar - muggenzifter, vitter
Betuwe, stad in de - Tiel
Betuwse vrucht - kers
betweter eigenwijs, frik, pedant, pruttelaar (Z.N.), waanwijze, wijsneus
betweterig - beter weten, bedillerig, betweterij, eigenwijs, neuswijs, pedanterig, waanwijs, wetend, verwaand, waanwijsheid, wijsneuzig(heid)
betweterij - bedilzucht
betwist - litigieus, omstreden
betwistbaar – aanvechtbaar, discutabel, disputabel, exceptionabel, kwestieus, litigieus, problematisch, twijfelachtig
betwistelaar - contestabel
betwiste zaak - lis
betwisten aanvechten, bestrijden, betwijfelen, contesteren, ontzeggen, tegenspreken, tegenwerpen
betwisting - contest, contestatie
betijen - otteren
beu – afkerig, blasé, moe, (spuug)zat
beu, iets - zijn - blasé, moe
beug – vislijn, vistuig
beugel – haak, handvat, klem, knip, pothaak, sluitschalm, stijgbeugel
beugelbaan - kolfbaan
beugel die tot steun dient - steunbeugel
beugelhoorn – klaroen
beugel van een elektrische tram of bus - trolley
beugel van een emmer - hengsel
beugvis - kabeljauw, schelvis
beuk - fagus, haagbeuk
beukenboom - beukelaar, koek
beukei - beukenoot
beukelaar – beukeboom, rondas
beuken – bonken, bonzen, braken, bulken, meppen, hameren, kloppen, rammeien, rammen, slaan, stompen, stoten
beukennoot - beukel
beukhamer - beuker
beukpaal – ram rammei, stormram
beukvaren - nephrodium, phegopteris
beul – carnifex, folteraar, hangman, henker, onmens, ravenkok, scherprechter, wreedaard
beulemaal - galgemaal
beulen - aftuigen, doodwerken, mishandelen, sloven, zwoegen
beuling – bloedworst, rondstaaf, wrong,
beun bak, ben, bun, (vis)kaar, kanis, rugkorf, viskaar, vliering, vlonder , zoldering
beunhaas brekebeen, charlatan, dilettant, falsaris, kluns, knoeier, kreukelaar, kwakzalver, leek, onbevoegde, onderkruiper, ondeskundige, prutser, renegaat, roffelaar, sufferd, zolderhaas,
beunhazen – knoeien, prutsen
beuren innen, lichten, ontvangen, (op)heffen, (op)tillen
beuren van geld - innen
beurs aangestoken, bedorven, blamot, buidel, buikziek, geldbuidel, geldtas, geldzak, Messe(D.), handelsgebouw, overrijp, portefeuille, portemonnee, stipendium, studiefonds, week
beursagent - makelaar
beursbelasting – beurszegel
beursbengel – beursklok
beursdaling - baisse
beurs en zacht – overrijp, zacht
beursgezwel - wen
beursgokker speculant
beurshokje - nis
beursje – portomonnee, zakje
beursjeskruid - herderstasje
beursklok beursbengel
beursontwrichting (hevige) - krach
beursprijs koers
beursspeculant - agioteur, beursgokker, jobber,
beursspel – agiotage speculatie
beursspel drijven - agioteren
beursspeler agioteur, gokker, jobber, speculant speculateur
beursstudent beneficiarius, bursaal
beursstijging - hausse
beursstudent - beneficiarus, b eurstelegraaf, bursaal, tikker
beursterm account, agio, banco, G.B., gi, G.L., koers, pari(teit), tape, wissel
beurs van een student – stipendium
beurs voor de graanhandel – korenbeurs
beurs voor studiedoeleinden - stipendium
beurs (met gesloten � betalen) - toebeurs
beurstikker – koerstelegraaf
beurszegel - beursbelasting
beurt - dienst, figuur, predikbeurt, (bij)afwisseling, rang(orde), schoonmaak, taak, toer, tour, volgorde, wisselkeer
beurtelings achtereen, afwisselend, alternatief, keer-om-keer, overhand (Z.N.), rotelings (Z.N.), roulerend, variërend
beurtelings handelen – afwisselen
beurtgesprek - dialoog
beurt in een spel - zet
beurtschipper pontschipper, veerman
beurt volgens vastgestelde volgorde – toerbeurt
beurtwisseling - alternatie
beurtzang antifoon, canon, keerzang, leis, tegenzang, wisselzang
beurzensnijder - dief, oplichter, zakkenroller
beuzel – geklets, kletspraat, larie, leugen, onwaarheid
beuzelaar futselaar, lanterfanter, talmer, sukkel
beuzelachtig kinderachtig, onbeduidend, peuterig
beuzelachtigheid - niaserie
beuzelarij – len, bagatel, kletsen, krikkemik, larie, nesterij, nietigheid
beuzelen – bazetalmen, femelen, frutselen, haarkloven, huichelen, keffen, kletsen, kwezelen, lanterfanten, peuteren, pietlutten, pointilleren, raaskallen, raffelen, suilen, talmen, treuzelen, tutten
beuzeling bagatel, futiliteit, larie, leugen, lor, nesterij, wissewas
beuzelpraat apekool, bakerpraatje, franje, geleuter, kinderpraat, larie, nonsens, onzin
bevaarbaar – navigabel, water
bevaarbaar maken van een rivier - kanaliseren
bevallen - aanstaan, accoucheren, baren, behagen, bekoren, kramen, lijken, verlossen
bevallig aanlokken, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, aardig, abel, bekoorlijk, bekoren, bekwaam, charmant, elegant, geestig, goed, goeddunken, gracieus, gratieus, grazioso, innemend, keurig, knap, levendig, lief, lief(e)lijk, lieftallig, lusten, monden, mooi, net, nuver, prettig, rank, sierlijk, smaakvol, strelen, vleiend, zwierig
bevallig (muz) gentile, gradevole, graziose
bevallige schenkster - hebe
bevalligheid - agrement, bekoorlijkheid, bekoring, charme, elegantie, élégance, gratie, lieflijkhid, netheid, sierlijkheid, zwier,
bevalling accouchement, baren, baring, geboorte, partus, verlossing
bevangen – aangaan, aanvatten, beklemd, benauwd, kortademig, omvangen, overmeesterd, schuchter, verlegen
bevanging - schrik
bevaren matroos - paai, oorlam, pekbroek, pikbroek
bevattelijk begrijpelijk, duidelijk, geleerd, intelligent, knap, pienter, slim, snugger
bevatten begrijpen, behelzen, hebben, (in)houden, snappen, omsluiten, (om)vatten
bevatting begrip, behelzing, benul, conceptie, doorzicht, idee, inhoud, intelligentie, portee, verstand
bevattingsvermogen – begrip, bevechten, intellect, verstand
bevechten – bekampen, bestrijden, comprehensie, veroveren
bevechter - strijder, voorvechter
bevederd - vederachtig
bevedering - verenkleed
beveiligd - beschut
beveiligen – aarden, behoeden, beschermen, beschutten, borgen, hoeden, preserveren, privilegiëren, secureren, versterken, waarborgen, zekeren
beveiligende bedekking - vernis
beveiliging alarm, bescherming, beschutting, bewaking, borg, dekking, hek, preservatie, radar, schut
beveiliging tegen harde slagen - harnas, pantser
beveiliging tegen stoten - helm
beveiliging tegen wateroverlast - dijk
beveiliging van een spoorwegovergang - ahob, aki, spoor(bomen)
beveiliging voor het scheepvaartverkeer - baken, brulboei,
betonning, vuurtoren
beveiligingsinstallatie – alarmsysteem, beveiligingspen, pal, pin,
radar, spie
bevel – aanschrijving, aanvoering, bepaling, commandement, commando, decreet, doe, eet, eruit, ga, gebod, halt, ho, hu, koest, kommando, last, lastgeving, mandaat, oekaze, opdracht, opgelet, order, ordonnantie, sta, sommatie, stil, stop, verordening, voorschrift, voort, vort, vuur, weg,
bevel (Eng.) - hands up
bevel aan een hond – af, opport, koest, lig, volg
bevel van de sultan – ferman
bevel vooraf - commando, waarschuwing
bevelen – aanzeggen, betitelen, commanderen, decreteren, gebieden, geboden, gelasten, heten, kwalificeren, noemen, opdragen, ordonneren, sommeren, verklaren, verordenen, verordineren
bevelend - gelasten, imperatief
bevelgever - lastgever
bevelhebber – admiraal, aga chef, chief, commandant, commandeur, dux, emi(e)r, gezagvoerder, hoofdman, imperator,
legeraanvoerder, officier, overste, veldheer
bevelhebber over duizend - chiliarch
bevel om te shieten – vuur
bevelhebber van een leger - legerhoofd
bevelhebber van het leger - veldheer
bevelhebber (Turks) - aga
bevelschrift edict, ferman, lastbrief, Irade, mandaat, mandement, oekaze, order, ordonnantie, plakkaat, ukase, verordening
bevelschrift tot aanhouding - arrestatiebevel
bevelschrift tot betalen mandaat
bevelschrift van de sultan irade
bevelschrift van de tsaar oekaze
bevel om te schieten - vuur
bevel tot opstappen - eruit
bevelsuitvaardiging - decreet
bevel van een schildwacht - sta, werda
bevelvoerder - aanvoerder, bevelhebber, chief, commandant, generaal, bevelhebber, gezaghebber, hoofdman, leider, opperhoofd, veldheer
bevelvoeren - commanderen, bevelen, gebieden
bevelvoering - commando, leiding
bevel vooraf - waarschuwingscommando
beven bibberen, huiveren, kwakkelen, popelen, schudden, sidderen, trembleren, tremor, (t)rillen, vibreren
bevend rillend, (muz.) tremolo, vibrato
bevende toon - tremolo, tremulant, triltoon, vibrato,
bever (Lat.) Castor (fiter)
bever - koorts, schrik, triller
beverbont - bbiberette
bevergeil - castoreum
beverhaar vilt, kastoor, pimpernel
beverig – beefachtig, koorstachtig, trillerig, vibrerend
beverig zingen - tremoleren, tremuleren
bevernel - pimpernel, pimpinella, sorbenkruid
beverrat – moerasbever, moerasrat, nutria
bevertien - moleskin
bevertjes - trilgras
bevervilt - beverhaar, kastoor
bevestigd - vast
bevestigen – aangorden, aanhangen, aanspannen, affirmeren, attesteren, beamen, bedillen, bekrachtigen, besturen, bezegelen, certificeren, confirmeren, fixeren, hechten, klampen, knopen, monteren, opsluiten, plakken, singelen, solderen, solideren, stabileren, staven, vasthechten, vastmaken, versterken, verzegelen, verzekeren, waarmaken
bevestigend - affirmatief, assertoir, bekrachtigend, confirmatief, positief, toestemmend
bevestiging affirmatie, assertie, bekrachtigen, bekrachtiging, confirmatie, eed, erkenning, fixatie, fortificatie, installatie, ja, jawel, jazeker, jegens, knik, obsignatie, oke, sanctie, sanotie, speld, staving, toestemming, vasthechting, verzekering, wel, zeker
bevestiging in een ambt installatie
bevestigingsmiddel anker, band, bout, gesp, gom, haak, kabel, keg, keil, keten, ketting, klamp, klink, klinknagel, knoop, knijper, koord, kram, lacet, lijn, malie, moer, nagel, neet, niet, pal, pen, pin, pol, paperclip, punaise, riem, schroef, snoer, spang, speld, spie, spijker, talie, tengel, touw, trens, tros, veter, wervel, wig
bevestigingsvoet - fels
bevinden - ervaren
bevindt zich langs de spoorbaan seinpaal, spoorboom
bevinding - conclusie, slotsom
beving aardschok, bibber, bibberatie, oscillatie,rilling, seisis, siddering, tremolo, tremor, trilling, vibrato, vibratie
bevitten – bebabbelen, bedillen
bevlekken – bekladden, besmetten, besmeuren, bevuilen, ontreinigenvuilmaken
bevlekking - pollutie, bezoedeling
bevlekt - besmet
bevlieging aanval, aanvechting, bui, caprice, begeerte, caprie, drift, frats, gril, inval, kuur, lust, manie, nuk, opwelling, rage, razernij, scheut, stormloop, verlangen, vlaag
bevloeide rijstvlakte huerta(Sp.), sawah, sawa
bevloeide vlakte in Spanje huerta, vega
bevloeien – besproeien, bewateren, irrigeren, onderlopen
bevloeiing drenking, irrigatie
bevloering - klankier
bevochtigen benatten, besproeien, betten, deppen, dopen, druppelen, gieten, humecteren, invochten
bevochtigen met lapje – betten
bevochtiger - natmaker
bevoegd aangewezen, bekwaam, competent, erkend, gediplomeerd, geldig, gemachtigd, gerechtigd
bevoegde - licentiaat
bevoegdheden - regalia, regaliën
bevoegdheid – competentie, recht
bevoegdheidsschema - kruiskaart
bevoegd persoon – kenner
bevoegd waarnemer – provisor
bevoelen aanraken, betasten, palperen, tasten
bevolking populatie
bevolkingsafname door sterfte - mortualiteit
bevolkingscentrum city, metropool, plaats, stad
bevolkingsgroei door geboorte - nataliteit
bevolkingsgroep – etnie, middenstand
bevolkingsgroep in India kaste
bevolkingsklasse stand
bevolkingsleer - biostatie, demografie, demologie
bevolkt – volkrijk
bevolktheid – bezettingsgraad
bevoogdend - paternalistisch
bevoogding paternalisme
bevoordelen - avantageren, begunstigen
bevoordelen van verwanten bij het vergeven van - nepotisme
bevooroordeeld eenzijdig, gepreoccupeerd, partijdig, prevenu, subjectief, vooringenomen
bevooroordeeldheid - preoccupatie
bevoorraden - provianderen, ravitailleren
bevoorrading - ravitaillering
bevoorradingsofficier - foerier, fourier
bevoorrecht – favoriet, geprivilegieerd, preferent, toekennen voorgetrokken
bevoorrechte vrouw - kadin (harem)
bevoorrechten – privilegiëren
bevoorrechting - 9nepotisme, privilegiëren, voorrang,
bevorderaar begunstiger, bepleiter, beschermer, fautor, manager, patroon, promotor, propagandist, verdediger, voorstander, ijveraar
bevorderd worden – overgaan, promoveren
bevorderde - promotus
bevorderen aanbevelen, aankweken, aanmoedigen, begunstigen, bespoedigen, dienen, pousseren, promoveren, stimuleren, verhaasten, verhogen, versnellen, voorstaan, vooruitbrengen, vooruithelpen, ijveren
bevordering - avancement, begunstiging, bloei, ontwikkeling, opbouw, promotie, stimulering, stijging, verhoging
bevordering van een zachte dood euthanasie
bevorderingswedstrijd - promotiewedstrijd
bevorderlijk - aanbevolen, dienstbaar, dienstig, goed, gunstig, nuttig
bevorderlijk zijn - baten, helpen, meewerken
bevorens (al)eer, tevoren, vooraf, voordat , vroeger
bevracht - geladen
bevrachten – beladen, laden, belasten, stuadoren
bevrachter – aflader, afscheper, cargadoor, expediteur, lader, reder, stuwadoor, verscheper
bevrachting – ballast, charter, lading, last
bevredigd content, contenteren, klaar, tevreden, voldaan, verzadigd, zat
bevredigen apaiseren, boeten, bedaren, dempen, pacificeren, radouceren, stellen, stillen, tevredenstemmen, vergenoegen, verzachten, verzoenen, voldoen
bevredigend – lonend, tevredenstellend, voldoend, voldoeninggevend
bevrediger - pacificateur, pacificator, vredestichter
bevrediging 11pacificatie, perversiteit, voldoening, satisfactie
bevreemd - verbaasd, verrast, verwonderd
bevreemden - frapperen, opvallen, verbazen, verrassen,
verwonderen
bevreemdend - raar, verwonderlijk, vreemd, zonderling
bevreemd, zeer - stupéfait
bevreemding – suprise, verbazing, verwondering
bevreesd – afkerig, angstgevend, angstig, angstvallig, bang, bangelijk, beangst, beducht, beklemd, benauwd, 10beschroomd,bezorgd, biberachtig, bunzig, kleinhartigk, moedeloos, ongerust, onrustig, opschuw, schuw, timide, schichtig,
schuchter, versaagd, vervaard, vreesachtig
bevreesd maken – intimideren
bevreesd persoon - bangerd
bevreesdheid – angst, bangheid
bevriend - amicaal
bevriend meisje – vriendin
bevriezen - congelatie
bevriezing - congelatie
bevrijd gered, ontzet, verlost
bevrijden – ontbinden, ontdoen, ontketenen, ontwarren, ontzetten, uithelpen, verlichten, verlossen, vinciceren, vrijlaten, vrijmaken, vrijstellen
bevrijder liberator, redder, verlosser
bevrijding delivrance, liberalisatie, ontheffen, ontzet, ontzetten, ontzetting, redding, relevatie, verlossing, vrijmaking
bevrijdingsleger van igus - geallieerden
bevroeden begrijpen, bevatten, denlen, geloven, inzien, menen, vermoeden, verwachten
bevroeding - begrip, inzicht, vermoeden
bevroren - steenkoud
bevroren afdruipend water pegel, ijspegel, ijstap
bevroren dauw rijm, rijp, ijzel
bevroren neerslag – hagel, ijzel
bevroren plek in de grond hal
bevroren regen ijzel
bevroren water hagel, pegel, rijm, rijp, sneeuw, ijs, ijsbloemen, bevroren waterdamp - sneeuwkegel
bevrucht – gedekt, gepaard, zwanger
bevruchte eicel - zygote
bevruchten - bestuiven, fecunderen, bezwangeren
bevruchtend - seminaal
bevruchting - conceptie, fecundatie, fertilisatie, ontvangenis
bevruchting zonder geslachtsverkeer - inseminatie , k.i.,
bévue - bok, flater, misslag
bevuilen – bekladden, bemorsen, besmeren, besmeuren, bezwalken, bevlekken, bezoedelen, ontreinigen, tateren, vuilmaken
bevuild – modderig, vies
bewaarder – bewaker, cipier, conservator, wachter
bewaarder van gevangenen - cipier
bewaarder van in beslag genomen goederen sequester,
sekwester
bewaarengel – engelbewaarder
bewaargever - deponent
bewaargeving – consignatie, deponering, depot, safe,
stalling,
bewaargeving van geld deposito
bewaarheiden - affirmeren, bevestigen, staven, vervullen, waarmaken
bewaarplaats – aktentas, archief, baal, bak, ben, blik, boet, brandkast, bureau, bus, cassette, depot, doos, dossier, entrepot, etui, fietsenhok, garage, garderobe, hoes, hok, kaar, kanis, kast, kelder, kist, kluis, koelcel, koelkast, koffer, kolenhok, la, lade, magazijn, mand, pakhuis, pot, remise, reservoir, safe, schrijn, schuur, silo, spaarpot, spinde, stalling, ton, trommel, urn, vat, ijskast, zak
bewaarplaats van papier – doos
bewaarplaats van de kas - thesaurus
bewaarplaats van heilige zaken - sacrarium
bewaarplaats van het Allerheiligste (r.k.) - tabernakel
bewaarplaats van vis - beun, kaar
bewaarplaats voor afval asemmer, vuilnisbak
bewaarplaats voor bescheiden archief, dossier
bewaarplaats voor curiositeiten - rariteitenkabinet
bewaarplaats voor de laatste as urn, columbarium
bewaarplaats voor drukletters – letterkast
bewaarplaats voor een sleutel - sleutelring
bewaarplaats voor eieren - eiernet
bewaarplaats voor fietsen - 15fietsenstalling, 14rijwielstalling,
bewaarplaats bewaarplaats voor geld - bank, beurs, brandkast, kas, kluis, kous, muik, portefeuille, portemonnaie, pot, safe, spaarpot, spaarvarken,
bewaarplaats voor geschriften archief
bewaarplaats voor goederen depot, entrepot, magazijn, stapelplaats
bewaarplaats voor graan silo
bewaarplaats voor kleren van kinderen crèche, kapstok, garderobe, kleerkast, kindergarten, mottenzak, vestiaire
bewaarplaats voor kleren – garderobe
bewaarplaats voor koopmansgoederen - depot, entrepot, magazijn, opslagplaats, pakhuis, stapelplaats, veem
bewaarplaats voor kostbaarheden - kluis, safe
bewaarplaats voor kunstwerken museum
bewaarplaats voor levensmiddelen garderobe, diepvries,
kleerkast koelkast, provisiekast, ijskast
bewaarplaats voor lijkurnen in nissen van een oud Romeins grafgewelf - columbine
bewaarplaats voor olie - tank
bewaarplaats voor reisgoed - bagagedepot, bagagekluis
bewaarplaats voor urnen bij een crematorium - columbarium
bewaarplaats voor vis – aquarium, beun, kaar, kanis
bewaarplaats voor vleeswaren - diepvries(kast), frigidaire, koelkast
bewaarplaats voor vis kaar, beun, bun
bewaarplaats voor wijn - kelder
bewaarplaats voor zeker broodbelegsel - kaasstolp
bewaarplaats voor zout - saline, zoutkeet
bewaarplaats voor zuigelingen en kleuters – crèche, kindergarten
bewaarschool – kleuterschool
bewaarschoolhoudster - matres
bewaarstelling - consignatie
bewaarstuk - gok
bewaken behoeden, beschermen, garderen, hoeden, nagaan, oppassen, survailleren, toezien, wachten, wachthouden
bewaker – agent, behoeder, bewaarder, cipier, conciërge,
gevangenbewaarder, herder, hoeder, koddebeier, leidsman, nachtwacht, oppasser, opzichter, ordonnans, politieagent, portier, post, predikaat, priester, provoost, schepper, stokbewaarder, stokkenknecht, schildwacht, suppoost, surveillant, toezichthouder, veldwachter, wacht, wachter, wachtsman, wachtpost, waker, zaalwachter
bewaker (Mal.) - djaga
bewaker in een museum - custos, suppoost
bewaker van de goede zeden - moralist, zedemeester
bewaker van de Hades - Cerberus
bewaker van de openbare orde - politie
bewaker van de Tartarus - Ceberus
bewaker van een brug - brug(ge)wachter
bewaker van een harem - eunuch
bewaker van het orakel Delphi - Pythia
bewaker van lo - Argus
bewaker van strijdperk - krijtbewaarder
bewaker van tol tolbaas, tollenaar
bewaker van vroeger verkeersobstakel tolbaas
bewaking beveiliging, garde, hoede, oppas, opzicht, surveillance, toezicht, wacht
bewapenen – uitrusten, wapenen
bewapening - armatuur, wapening
bewaren (be)hoeden, behouden, beschermen, conserveren, handhaven, opbergen, opsparen, overhouden, preserveren, reserveren, responeren, toezien, verzorgen
bewaring – behoud, bescherming, conservatie, gijzeling, hechtenis, preservatie
bewaring van betwist goed - sekwestratie, sequestratie
bewassen - begroeien
bewateren besproeien, bevloeien, irrigeren
beweeg - drukte
beweegbaar - los, mobiel, roerend, verplaatsbaar
beweegbaarheid – mobiliteit
beweegbaar schot – luik
beweegbaar stuk aan een schipbrug - aanbrug
beweegbare afsluiting - deur
beweegbare balk - heiblok, ramsteven
beweegbare beugel - hengsel
beweegbare ledepop androïde, marionet, robot
beweegbare lucht - wind
beweegbare verbinding - scharnier
beweeggrond agiel, beweegrede, drang, drangrede, drijfveer, grond, moment, motief, ratio, overweging, rede(n), roersel
beweeggrond van een handeling – principe
beweeginrichting - waag
beweegkracht - aandrijving, benzine, elektriciteit, locomotief, machine, mechaniek, moment, motor, stoom, straalaandrijving
turbine
beweeglijk – agiel, bewogen (licht), dartel, driest, druk, impuls(ie), kwiek, levendig, los mobiel, ongedurig, onrustig, orageus, roerig, speels, tierig, verplaatsbaar, vlug, volubel, volubiliteit, vrij, week, woelig
beweeglijkheid - lichtheid, mobiliteit, motiliteit,
beweeglijk in bed - woelig
beweeglijk kind draaitol
beweegreden – beweeggrond, drijfveer, grond, motief, motivering, oorzaak, overweging, ratio
beweerschrift - memorie
bewegelijk - los, mobiel
bewegen – aangrijpen, beroeren, commoveren, dansen, deinen, draaien, gepriegel, motiveren, moveren, ontroeren, optreden, overhalen, overreden, permoveren, popelen, roeren, schokken, schudden, stampen, trillen, verroeren, vertederen, vertoeven, zwaaien, zwermen, zwieren
bewegende beelden – film
bewegende lucht - stormwind
bewegen tot - drijven
beweging aandrang, aandrift, actie, arsis, beroering, bombarie, buiging, circulatie, commotie, daling, dans, deining, draai, drukte, emotie, gang, gebaar, gedoente, gedrag, gedraging, getier, gewoel, gisting, heffing, lawaai, locomotie, loop, mobiliteit, motie, motoriek, motus, mouvement, onrust, ontroering, ophef, oploop, opschudding, roering, rumoer, statisch, stroming, sprong, stroming, stroom, trilling, vaart, val, vertier, werking, woeling, zwaai
beweging in 1930/1940 - nazisme
beweging in de rondte rotatie
beweging van - kinetisch
beweging in de richting van zeker voorwerp - heen, naar
beweging om een as rotatie, toer, wenteling
beweging van een vloeistof vloeiing, stroming
beweging van water deining, stroming, stroom
bewegingen maken gebaren
bewegingloos dood, immobiel, lam, roerloos, star, stil, stijf, vast
bewegingsgedrag - motoriek
bewegingskunst - euritmie
bewegingsleer – kinetica, kinetiek
bewegingsleer der elektrische stromen - elektrodynamica
bewegingsleer der gassen - aërodynamica
bewegingsleer der vloeistoffen - hydrodynamica
bewegingsorgaan van een vis vin
bewegingsstoring - ballisme
bewegingsvrijheid armslag
beweid grasland - etland
bewenen - betreuren
beweren – aannemen, aanvoeren, betogen, pretenderen, stellen, sustineren, volhouden, verdedigen, voorgeven, vorderen, zeggen
bewerend - assertoir
bewering - asser(ta)tie, gezag, mening, positum, stelling, teweegbrenging, theorie, these, uitdrukking, uitspraak, verklaring, verzekering, voorwendsel
bewerkelijk – arbeidsintensief, ingewikkeld, laborieus, tijdrovend,
bewerken - bearbeiden, behandelen, beïnvloeden, eggen, fijnmaken, gladmaken, herzien, manipuleren, negotiëren, ompraten, opereren, overhalen, ploegen, snijden, teweegbrengen, veroorzaken, versieren,
bewerken van een muziekstuk - arrangeren
bewerken van land – bemesten, bouwen, eggen, kultiveren, ploegen, schoffelen, spitten, zaaien
bewerken van melk - karnen
bewerken van vlas – hekelen, repelenroten,
bewerken van voedsel bakken, braden, inmaken, koken, stoven, stomen, roken, wekken
bewerker - meester
bewerker van dierehuiden - looier
bewerker van kostbare metalen - edelsmid
bewerker van kwaad – aanstichter, dader
bewerker van metaal - smid
bewerking adaptatie, bearbeiding, behandeling, lezing, manipulatie, operatie, parafrase, uitwerking, versie
bewerking (muz.) arrangement, zetting
bewerking in de rekenkunde - aftrekken, delen, kwadrateren,
optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken
bewerking van dierenhuid – looien
bewerking van land – bemesten, bouw, eggen, kultuur, ploegen, spitten
bewerking van melk karnen
bewerking van muziek voor een orkest arrangement, instrumentatie, orkestratie, zetting
bewerking van vlas - reten, roten
bewerking van voedsel - inmaken
bewerking (muz.) – arrangement, zetting
bewerkstelligen effectueren, maken, realiseren, uitvoeren, verwezenlijken, volbrengen, wrochten
bewerkt besneden, geciseleerd, gevormd,
bewerkt achterstuk van een altaar retabel
bewerkt een schoenmaker - le(d)er
bewerkt stuk hout lat, plank
bewerkte huid leder, leer, perkament, zeem,
bewerkte huid met haar – bont
bewerkte klei los steken - opsteken
bewerkte pantoffel van gekleurd leer - mocassin (Indianen)
bewerkte vuursteen – silex
bewerkte vuursteen uit voorhistor. tijd - artefact
bewerktuigd - organisch
bewerktuiging - machinalisering , mechanisatie, organisatie, techniek
bewezen – liquide,
bewieroken prijzen
bewieroking – incensatie
bewilligen – concederen, inwilligen, toestaan, toestemmen, vergunnen
bewilliging - accordatie, lint, toestemming, versiersel
bewimpelen - bemantelen, palliëren, verbloemen, verhelen
bewimpeling - bemanteling, geheimhouding, palliatie, verbloeming
bewind - aanvoering, beheer, beleid, bestel, bestier, bestuur, controle, directie, directoraat, gemeentebestuur, gezag, gouvernement, junta, leiding, macht, moderamen, opperbewind, patronaat, regering, regiem, regine, regiment, ressort, roer, terreur, terrorisme, toezicht, vroedschap
bewind over anderen - gezag
bewind van anderen gezag,
bewind van drie mannen directoire, triumviraat
bewind van tien mannen decemviraat
bewindhebber bestuurder, gezagsdrager, regent
bewindsel - omslag
bewindsman beheerder, magistraat, minister, president, regeerder, regent, staatsman
bewindvoerder - beheerder, bestuurder, bevelvoerder, curator, gemachtigde, leider, plaatsvervanger
bewindvoering – administratie, beheer, bestuur
bewogen aandoening, aangedaan, geëmotioneerd geroerd, getroffen, ontroerd
bewogen (muz.) agitato
bewogenheid - emotie, ontroering
bewogenheid missende - levenloos
bewolkt – bedekt, betrokken, grijs, mistig, nebuleus, nevelachtig, somber
bewolkt worden - betrekken
bewonderaar – aanbidder, admirateur, fan, minnaar, supporter, vereerder, vrijer
bewonderen – aanbidden, aanschouwen, aanstaren, admireren bekijken, bezien
bewondering admiratie, applaus, eerbied, goedkeuring, respect
bewonderingswaardig – admirabel, mooi, schitterend, voortreffelijk
bewonen - habiteren, inhabiteren
bewoner inboorling, ingezetene, burger, inwoner
bewoner van Afrika Bantoe, Berber, Boer, Bosjesman, Hamiet, Hottentot, Kaffer, Moor, Neger, Niloot, Pygmee, Zoeloe
bewoner van Amerika - Amerikaan, Apache, Indiaan
bewoner van Baltische republiek Est, Let, Litauer,
Litouwer
bewoner van Beieren - Beier
bewoner van België Waal, Vlaming
bewoner van Borneo Daja, Dajakker
bewoner van Celebes Barreïr, Boeginees, Boniër, Makassaar,
Menadonees, Toradja
bewoner van Centraal Afrika neger
bewoner van Ceylon – Ceylonnees, Dravida, Singalees, Tamil,
Vaddah, Weddah
bewoner van Duitsland Beier, Germaan, Hes, Pruis, Saks(er)
bewoner van Eire Ier
bewoner van Frankrijk Breton, Fransman, Gascogner, Parisien, Provençaal
bewoner van Groenland Eskimo
bewoner van grote plaats – stedeling
bewoner van Hellas - Griek, Helleen
bewoner van India – Dravida,
bewoner van Indonesië - Ambonees, Atjeher, Balinees, Dajakker, Javaan, Papoea, Soendanees, Sumatraan,
bewoner van Irak - Irakees
bewoner van Japan - Aino, Ainu, Japanner
bewoner van Klein Azië Anosdies, Armeniër, Osmaan, Ottomaan, Turk
bewoner van Kreta Kretenzer
bewoner van Kreta - Kretenzer
bewoner van Kroatië - Kroaat
bewoner van Lapland - Laplander
bewoner van Libanon - Libanees
bewoner van Lombok Sasak
bewoner van Madoera – Madoerees
bewoner van Madrid - Madrileen
bewoner van Majorca – Majorcaan
bewoner van Makassar - Makassaar
bewoner van Malta Maltezer
bewoner van Marseille - Marseillaan
bewoner van Mauritaniė – moor
bewoner van Melanesië – Melanesiër
bewoner van Midden Borneo - Dajak, Dajakker
bewoner van Milaan - Milanees
bewoner van Monaco Monegask
bewoner van Montenegro – Montenegrijn
bewoner van Napels - Napolitaan
bewoner van Nederland zie bij streek in....
bewoner van Nederlands eiland Marker, Terschellinger, Vlielander
bewoner van Nepal - Nepalees
bewoner van Nieuw Guinea - Papoea
bewoner van Nieuw Zeeland Maori
bewoner van Noord Europa Est, Fin, Lap, Let, Litouwer, Noor, Zweed
bewoner van Noordpoolgebied – Eskimo
bewoner van Ociana - Maori
bewoner van ons werelddeel – Europeaan
bewoner van Oost Europa Bulgaar, Hongaar, Joegoslaaf, Kozak, Pool, Roemeen, Rus, Slaviër,Tsjech
bewoner van Oost Pakistan - Bengalees
bewoner van oud Nederland Bataaf, Germaan, Kaninefaat, Saks
bewoner van Pakistan - Pakistani
bewoner van Peru Inka, Peruviaan
bewoner van Perzië Pers
bewoner van Roemenië - Roemeen
bewoner van Schotland - Schot
bewoner van Slowakije – Slowaak
bewoner van Sofia - Sofioot
bewoner van Sovjet Unie Armeen, Georgiër, Ingerier, Kabardijn, Kareliër, Kirgies, Kozak, Maimuk, Moldavië, Tataar
bewoner van Spanje - Andalusiër, Bask, Castillaan, Spanjaard
bewoner van Sumatra Batak, Batakker, Sumatraan
bewoner van Tibet - Tibetaan
bewoner van Transvaal - Transvaler
bewoner van Turkije Turk, Osmaan, Armeniër, Ottomaan
bewoner van Twente - Tukker
bewoner van Venezuela – Venezolaan
bewoner van Voor Indië - Bombayer. Brahmaan, Ceylonnees, Hindoestaner, Pakistaner
bewoner van West-Nederland - Hollander
bewoner van Ijsland - IJslander
bewoner van Zd.Afrika – bosjesman, damra, herero, kavango, kooko, mulat, ovambo, tswana
bewoner van Zuid Europa Albanees, Griek, Italiaan, Portugees, Spanjaard
bewoner van Z. W. Celebes – Makassaar
bewoner van Zwitserland – Helvetiër, Zwitser
bewoner van Z.W. Celebes - Boeginees
bewoner van de Baltische republiek - Est, Let, Litauwer, Litouwer
bewoner van de Levant - Levantijn
bewoner van de Noordpool - Eskimo
bewoner van de Pyreneeën Bask
bewoner van de Sandwicheilanden - Kanaka
bewoner van de U.S.S.R. Armeen, Armeniër, Est, Georgiër,
Kalmuk, Kareliër, Kirgies, Kozak, Let, Litauer, Litouwer,
Moldaviër, Oekraïner, Rus, Samojeed, Siberiër, Tartaar
bewoners van de wereld – bevolking
bewoner van een mark - markgenoot
bewoner van een onzer provincies Drent, Fries, Zeeuw, Stichtenaar
bewoner van een plaats met tegengestelde breedtegraad - antipode
bewoner van een stad stedeling, poorter
bewoner van een werelddeel Afrikaan, Amerikaan, Australiër, Aziaat Europeaan
bewoner van een deel van Oost-Europa - Kozak
bewoner van het land van de sprookjes van 1001 nacht – bewoner van het Midden Oosten - Arabier
bewoner van het oude Griekenland - Spartaan
bewoners – volk
bewoners van Argos - Argiven, Danaïden
bewoners van Hellas - Hellenen
bewoners van de hel – duivelen
bewoners van Medië - Meden
bewoners van de Philippijnen Australië, Melanesië, Negrito, Polinesië
bewoners van de zee – vissen
bewoners van het sprookjesbos - alferman, dwerg, elf, fee, heks,
kabouter, reus, tovenaar, trol
bewoning - inhabitatie
bewoonbaar habitabel, herbergzaam, logeabel
bewoonster van een zelfde land - landgenote
bewoording term, terminologie, uitdrukking
bewust bekend, beseffend, besproken, doordrongen, expres, moedwillig, opzettelijk, weloverwogen, wetend
bewust onderscheidingsvermogen kennis
bewust waarnemen – appercipiëren
bewuste ervaring - beleving
bewuste tegenwerking - sabotage
bewuste waarneming - apperceptie
bewusteloos - bezwijmd, lens, onmachtig
bewusteloosheid coma, flauwte, onmacht, syncope
bewustheid - benul, besef, notie
bewust streven - wil
bewustwording – inzicht, precarist, rijping
bewustzijn besef, bezinning, gevoel, consciëntie, kennis, verstand, weten, wetenschap
bewustzijn van goed en kwaad - geweten
bewustzijn veranderende middelen amfioen, ether, hasjiesj, heroïne, L.S.D, marihuana, mescaline, morfine, opium
bewustzijnsverlaging – amentie
bewustzijnsverruimende middelen - heroïne,L.S.D., mescaline
bewijs aanwijzing, akte, alibi, argument, attest(atie), betoog, betoon, biljet, blijk, bon, bul, cedel, ceel, certificaat, diploma, document, ereblijk, getuigenis, keur, kwitantie, legitimatie, merk, navicert, oorkonde, paspoort, plaatskaart, probatie, proef, proeve, recu, reisbiljet, teken, toets, uitwijzing, verklaring,
bewijs aan toonder in pakhuizen - cedel, ceel
bewijsgrond argument
bewijsje - snu(i)fje
bewijsstuk akte, attest, bon, bul, cedel, ceel, diploma, document, geschrift, polis, reçu
bewijs van achting - buiging, eerbied, eer, 5egard, groet, hulde,
knieval, neiging, nik, reverentie
bewijsstuk van benoeming – aanstellingsakte, geloofsbrief
bewijsstuk van opslag - ce(d)el
bewijs uit het ongerijmde apagogie
bewijs van achting eer, egards
bewijs van afwezigheid - alibi
bewijs van bekwaamheid brevet, diploma, licentie, proef
bewijs van beleefdheid groet
bewijs van betaling bon, kwitantie, nota, reçu
bewijs van bevoegdheid - brevet, diploma, getuigschrift
bewijs van deelgenootschap aandeel
bewijs van eer eerbetoon
bewijs van eerbetoon aubade, hulde, knieval, krans, lint, saluut, serenade
bewijs van eerbied buiging, eerbetoon, knieval
bewijs van eigendom - acte, akte, koopakte
bewijs van elders zijn alibi
bewijs van gedeeltelijke storting op een aandeel - scrip
bewijs van herkomst - geboorteuittreksel
bewijs van identificatie – legitimatie
bewijs van iemands aanspraken - legitimatie
bewijs van kooprecht – bon, overeenkomst
bewijs van lidmaatschap abonnementskaart, attestatie, diploma, inschrijvingskaart, oorkonde
bewijs van liefde - kus, serenade, zoen,
bewijs van nationaliteit paspoort
bewijs van niet aanwezigheid alibi
bewijs van nog niet uitbetaalde rente - scrip
bewijs van onderpand hypotheekakte, lommerdbriefje
bewijs van onschuld - alibi
bewijs van ontvangst - betalingsbewijs, bon, kwitantie, kwijtbrief, ontvangstbewijs, recepis, reci(e)f, recief,
bewijs van onschuld - alibi
bewijs van ontvangst – bon, recu,
bewijs van onvermogen tot betaling - faillietverklaring
bewijs van onwaarheid - logenstraffing
bewijs van opdrachtgeving - volmacht
bewijs van opslag ceel, cedel
bewijsalibi van slagen voor een examen diploma
bewijs van smaak – proeve
bewijs van staatsburgerschap - paspoort
bewijs van te mogen passeren pas, paspoort, visum
bewijs van toegang – kaartje, ticket
bewijs van verdienste – ereketen
bewijs van verdriet snik, traan, zucht
bewijs van verering eerbetoon
bewijs van voorkeursrecht claim
bewijsgrond - argument
bewijsgronden doen zien - aantonen
bewijsgronden aanvoeren – argumenteren, staven
bewijskrachtig maken - bezegelen
bewijsmiddel - aanwijzing, argumentatie, bewijsrede, bewijsschrift, certificaat, getuigenis, oorkonde
bewijsstuk - aandeel, akte, attest(atie), bewijsschrift, bon, cedel, ceel, certificaat, corpus delicti, geloofsbrief, getuigenis, getuigschrift, obligatie, ooggetuigeverslag, pand, promesse, rapport, referentie, repu, schuldbekentenis, schuldbrief, talon, verklaring, vingerafdruk
bewijsstuk van benoeming – geloofsbrief
bewijsstuk van bevoegdheid - geloofsbrief
bewijsvoering – argumentatie, argumentering, betoog, demonstratie, ratiocinatie, redenatie, redenering, trant, vertoog
bewijzen aandoen, aantonen, betogen, betonen, betuigen, evenceren, liquideren, prouveren, staven, streven, tonen, waarmaken
bewijzen aanvoeren - adstrueren, staven
beijveren (zich) - streven
bezaagde balk - badding
bezaaid met – bedekt
bezaantje - breedlip, strombus
bezadigd - bedaard, correct, gelaten, gematigd, gemoedelijk, geposeerd, gezapig, goedig, ingetogen, kalm, nuchter, rustig, rijp, wijs
bezadigdheid – bedaardheid, gezapigheid, kalmte, moderatie, rust
bezakken - inklinken
bezaksel – bezinksel
bezat - bezopen
bezeerd - geblesseerd
bezegelen – bekrachtigen, bevestigen
bezegelend woord amen, eed, gelofte
bezegeling - bekrachtiging, bevestiging, verzegeling,
bezelaar - bessestruik
bezem - veger
bezemen boenen, kuisen , reinigen, schoonmaken, schrobben, vegen
bezemkruid brem
bezempje – akkerdistel, akkervederdistel
bezemstruik - brem
bezemvlas - studentenkruid, zomercypres
bezending - gezantschap
bezeren kneuzen, kwetsen
bezering - kwetsuur, verwonding
bezet arbeidend, bevrucht, bezig, druk, gebonden, geoccupeerd, gevuld, ingenomen, occupé, onledig, propvol, verhinderd, vol,
bezet - hypotheek, legaat
bezeten – betikkeld, (dol)driftig, duivels, dwaas, gek, geschift, idioot, krankzinnig, kwaad, verkikkerd, vernikkeld
bezetene - energumeen, gek, idioot, krankzinnige, maniak, verslaafde, waanzinnige, woesteling
bezetenheid – demonie, demotie, dolheid, frenesie, koorts, krankzinnigheid, manie, obsessie, rage, razernij
bezetsel - belegsel, bepleistering, limbus
bezetten - afzetten, bekleden, bemachtigen, innemen, occuperen, veroveren, vervullen
bezetten van huizen – kraken
bezetter – onderdrukker, overheerser
bezetting – belegering, benauwdheld, garnizoen, overheersing
bezichtigen - beschouwen, bezien
bezetting (Sp.) - presidio
bezichtiging adspectie, inspectie, rondleiding, schouw
bezichtiging met Z-stralen - radioscopie
bezichtigingsreis - perambulatie
bezie bes
bezield – begeesterd, begeestigd, bezeten, geanimeerd, geïnspireerd, levend(ig), treffend, vurig
bezield (muz.) - animoso
bezieldheid – aandrift, animo, elan, geestdrift, opwelling, vuur,
bezielen – aanblazen, animeren, inspireren, stimuleren
bezielend – gloed, levenwekkend, seminaal
bezielende kracht - adem, animo, gloed, verve
bezieler - animator
bezieling animo, begeestering, elan, geestdrift, gloed, impuls, inspiratie, lust, neiging, verrukking, vuur
bezien – aanschouwen, aanzien, bekijken, beoordelen, bewonderen, bezichtigen, overwegen, proberen, schouwen
bezienswaard – spectabel
bezienswaardigheid - attractie, attraktie, curiositeit
bezienswaardigheid in Den Haag Gevangenpoort, Madurodam, Vredespaleis
bezig actief, arbeidend, bedrijvig, bezet, diligent, doende, druk, geoccupeerd, noest, nijver, onledig, vlijtig, werkende, werkzaam
bezigen – gebruiken, hanteren, uitoefenen, vervolgen
bezigheden - allotria
beziging - gebruik
bezigheid affaire, arbeid, beslommering, besogne, doening, emplooi, gedoe, hobby, liefhebberij, occupatie, spel, verrichten, verrichting, werk
bezigheid in vrije tijd – hobby
bezighouden – absorberen, afleiden
beziging - gebruik
bezig met arbeid - werkende
bezig zijnde - bezet
bezijden langs, naast, nevens, opzij
bezijden de waarheid onwaar, onjuist, gelogen
bezinken – precipiteren
bezinking - sedimentair
bezinksel – aanzetsel, afzetting, daal, dik, drab(be), drasland, droes(em), gest, groef, grom(gew), grondsop, hef(fe), moer, moes, pinksel, precipitaat, prut, residu, run, schuim, sediment, slib, sop, uitvaagsel, veengrond, veenslik, zetsel
bezinksel in een aftreksel dik, koffiedik
bezinnen – beraden, mediteren, nadenken, overdenken, overwegen
bezinning – bekering, beraad, berouw, besef, bewustzijn, bezonnenheid, contemplatie, ernst, inkeer, kalmte, meditatie, moratorium, overleg, overweging, possessie, reflectie, rust, spijt
bezinning op het ethische – ethiek
bezit – activa, bezitting, eigendom, fortuin, geld, genot, goed, goederen, have, kraak, leen, possessie, propriëteit, vermogen, vreugde, wellust
bezit betreffende - possessief
bezit dat iemand door erfenis verwerft - erfdeel
bezit dat men niet in eigendom heeft – leen
bezit van aardse goederen rijkdom
bezit van een boer akker, grond, land, vee, wel, wei(de)
bezit van het rijk – kroondomein, rijkseigendom
bezit verwerven - geluk, vermogen, voorspoed
bezitloos – arm, haveloos
bezitloos arbeider – proletariër
bezitloosheid - pauperisme
bezitloze arme, armoedzaaier, have-not, proletariër
bezitloze arbeider – proletariër,
bezitloze klasse - proletariaat
bezitsaanmatiging - usurpatie
bezitster - eigenares
bezitswisseling – annexatie, naasting, verkoop
bezittelijk - possessief
bezittelijk voornaamwoord haar, hare, hebben, hun, je, jouw, jullie, mijn, ons, onze, possessivum, uw, zijn
bezitten – kennen, possederen
bezittend - inert, inertie
bezittende klasse adel, rijken, bourgeoisie
bezitter eigenaar, heer, houder, meester, possessor, propriëtair
bezitter ter bede – precarist
bezitter van aandelen - aandeelhouder
bezitter van een aangrenzend land – reegenoot
bezitter van een waardepapier - aandeelhouder
bezitter van produktiemiddelen - kapitalist
bezitting boerenplaats, eigendom, goed, have, hoeve, kolonie, landgoed, possessie, propriëteit, rust, spul, staal, werf, zate, zetel
bezitting waarop herendiensten rusten vroon
bezittingen - activa, goederen, have, spullen
bezit van een boer – akker, land, vee
bezocht – gekweld, beproefd, geteisterd, getroffen
bezoedeld - besmeurd
bezoedelen besmetten, besmeuren, bevlekken, bevuilen,
bezwadderen, bezwalken, onteren, smeuren, verontreinigen,
bezoedeling – bevlekking, blaam, smet
bezoek aanloop, eters, gasten, instuif, visitatie, visite, volk
bezoek aan een volksvermaak - kermisbezoek
bezoeken – aandoen, aankomen, aanlopen, aanwippen, opwachting, opzoeken, visiteren
bezoeken in het voorbijgaan - aangaan
bezoeker gast, logé, visite
bezoeker van een badplaats - badgast
bezoeker van een café - stamgast
bezoekers – gasten, kopers, kijkers, loges, publiek, visiteurs, volk
bezoeking beproeving, ellende, kwelling, ongeluk, onheil, plaag, penitentie, ramp, visitatie
bezoldigd ambt zonder veel werk – sinecure
bezoldigen – appointeren, belonen, jaargeld, loon, salariëren,
salaris, soldij, traktement, wedde,
bezoldiging appointement, beloning, gage, gagement, honorarium, loon, maandgeld, salariëring, salaris, soldij, traktement, verdiensten, wedde, weekloon,
bezoldiging van scheepsvolk, acteurs, zangers – gage
bezoldiging van soldaten – soldij, wedde
bezoldiging van zeelieden – gage
bezoles (barg.) - ziek
bezolletje (barg.) - koopje
bezonken - bedaard, overlegd, rustig, sedimentair, statisch, weloverdacht
bezonken vloeistof afgieten - decanteren, klaren,
bezonnen bedachtzaam, beraden, ernstig, overwogen, serieus, voorzichtig, welberaden, wijs
bezonnenheid apprehensie, beraad, beraad, beradenheid, bezinning, bezorgdheid, ernst, kommernis, ongerustheid,
preoccupatie, vrees, wijsheid
bezonning - isolatie
bezopen – beschonken, dronken, dwaas, idioot, stomdronkem, tipsy, zat
bezorgd bang, bedrukt, bezwaard, ongerust
bezorgdheid - (be)kommer(nis), onrust, vrees
bezorgen – aanreiken, afgeven, afgifte, afleveren, beredderen, bestellen, brengen, leveren, procureren, sturen, toevoeren,
veroorzaken, verschaffen, verstrekken, wegbrengen
bezorger besteller, koerier, leverancier, postbode,
bezorging – aanlevering, afgifte, aflevering, bestelling, distributie, leverantie, levering, verschaffing, verstrekking
bezuiden zuidwaarts
bezuinigen – afslanken, bekrimpen , beperken, beknibbelen,
besnoeien, besparen, miniseren, ombuigen, uitsparen
bezuinigend – restringerend, uitsparend
bezuren - boeten, ontgelden, opbreken,
bezwaar bedenking, beletsel, captie, gravamen, gravamina (Lat
mv), grief, inconvenient, kapsie, kapsones, klaagschrift, klacht, last, maar, moeilijkheid, moeite, nadeel, objectie, oppressie, opwerking , opwerping, protest, reclame, strubbeling, tegen, tegenwerping
bezwaar (Lat) gravamen
bezwaar indienen reclameren
bezwaar maken tegenwerpen
bezwaard beangstigd, bedrukt, bekommerd, beladen, belast, bezorgd, drukkend, gegriefd
bezwaarlijk – kwalijk, lastig, moeilijk, moeilijk, moeitevol, nauw(elijks), problematisch
bezwaar maken – protesteren, reclameren
bezwaarschrift adres, beklag, doleantie, klacht, petitie, protest, reclame, reclamatie, tegenbetoog
bezwadderen – belasteren
bezwalker - lasteraar
bezwangerd - doortrokken, overtogen
bezwaren beladen, belasten, bepakken, onera, onereren
bezwaren indienen - doleren, reclameren
bezwaren met last - beladen
bezwarend belastend, drukkend, genant, lastig, moeilijk, onereus, ongunstig
bezwarende verklaring - beschuldiging, verdachtmaking
bezwaring - last
bezwaring met een last - belasting, tol
bezweerder – conjurator, (duivel)banner, exorcist, tovenaar
bezweet – domig, klam
bezwendelen - bedriegen
bezweren aanroepen, afwenden, belezen, beloven, betoveren, exorciseren, incarteren, keren, overreden, verzekeren, voorkomen, wagen
bezweren van boze geesten - exorciseren
bezwering ban, betovering, eed, gelofte, toverspreuk
bezweringsformule – ban
bezworen verklaring - eed
bezwijken barsten, afleggen, breken, onderdoen, ondergaan, sterven, succumberen, toegeven, zwichten
bezwijmen - flauwvallen
bezwijming flauwte, kwalijkheid, onmacht, syncope, toeval
bezworen verklaring eed
bezijden - langs, naast, nevens, opzij
bezijden de waarheid - gelogen, onjuist, onwaar,
Bhoetan, hoofdstad van - Thimboe
Bhoetan, stad in - Paro
Bhoetan, taal in - Dzongkha, Sarsjapkha
biappen – liften
bias - vertekening, vervorming
bibber – bibberatie, huiver, koorts
bibberaar - triller
bibberachtig - angstig, bevreesd, huiverachtig, huiverend, huiverig, rillerig, vreesachtig
bibberatie - angst, huivering, koorts, rilling, vrees
bibberen beven, huiveren, sidderen, (t)rillen
biberette - beverbont
biblia - bijbel
bibberig – bevend, beverig, onvast, trillerig, wankel
bibelot galanterie, snuisterij
bibliofilie - boekenliefhebberij
bibliognosie – boekenkennis
bibliognost - boekenkenner
bibliograaf - boekenbeschrijver
bibliografie - boekbeschrijving
bibliolatrie - bijbelverering
bibljoraft - brievenordener
bibliothecaris in een klooster - librarius
bibliotheek boekerij, leeszaal, librije
bibliotheek van dagbladen enz. - hemerotheek
bibliotheek van grammofoonplaten - discotheek
bibliotheek van tijdschriften – hemerotheek
biblist – bijbelkenner
biblistiek – bijbelkennis, bijbelkunde
biceps – armspier
biconcaaf - dubbelhol
biconvex – dubbelbol
bid (Lat.) - urgie
bid(t) (lat.) ora, oremus
bidbank - knielbank
biddeman - bedelaar
bidden – aanroepen, bedelen, danken, nodigen, prijzen, smeken, verzoeken, vragen
bid en werk ora et labora
biddeman - bedelaar
bidden - smeken, verzoeken
bidden en smeken - soebatten
biddend vragen – smeken
biddende figuur orans
biddende vrouwenfiguur orans, orante
bidder aanspreker, kraai
bidelot - aapje
bidet zitbad, wasbekken
bidkapel - langgar
bidmachine – gebed(s)molen
bidnis in Moskee – mihrab
bidon - veldfles
bidonville - krottenwijk
bidplaats – bedeplaats, kapel, kerk, moskee, overal, tempel
bidriem - gebedsriem
bidsnoer paternoster, rosarium, rozenkrans
bidstoel - knielbank
bidstond – bedestond
bidstonden - horea
bidvertrek – oratorium
bidvertrek met altaar - kapel, oratorium
bidwiel - gebedsmolen (joods)
bie - bijdehand, bijzonder
bieboer bijenboer, iemker, imker
biecht bekentenis, belijdenis, betekenis, confessie, penitentie
biechtboek - poenitentiaal
biechten bekennen, belijden
biechteling biechtkind, boeteling, penitent
biechten – bekennen, belijden
biechtgeld – biechtpenning
biechtgewaad van priester - biechtstool
biechtkamertje - biechtstoel
biechtstoel - confessionale, confessionaris, fluisterhokje
biechtvader – pastoor, priester
biechtzegel biechtgeheim
bieden – aanbieden, aankomdigen, marchanderen, toekeren, toesteken, wensen, zeggen
bieding bod
biedt zich aan b.z.a.
bief – biefstuk
biefsluiter - cachet
biefstuk - steak
biefstuk van de haas – chateaubriand, tournedos
biek - paard, varken
biel – dwarslegger
biema - almemor
bier aal, ale, blonde, bock bier, donker, ee1, faro, fator, gerstenat, grolsch, jopenbier, lager, lambiek, licht, münchener, pannebier, patersbier, paulaner, peterman, pils, pilsener, porter, seef, seve, stout, vatbier, wort(gehopt)
bier azijn - moutazijn
bierbereiden - brouwen
bierbezinksel - dik, droesem, moer
bierbrouwerij - brasserie
bierdraf bostel
bierfabriek - brouwerij
bierfles – pul, pijpje
biergist – gijl, malt
bierglas – pint, pul
bierhuis café, estaminet, herberg, knijp, kroeg, staminé, taveerne
bierkan botte, pul
biermaat - kapper
biermerk Amstel, Grolsch, Heineken, Oranjeboom, Z.H.B.,
bierschenken - tappen
bierschuim - kraag
biersoort aal, ale, donker, faro, lager, lambiek, pils, seef, seve
biertapperij bierhuis
bierton biervat, fust,
biervat - rondeel
bies – galon, trens, schelf, scirpus
bieslook – (gras)look
biest – colostrum, zog
biesvaren - isoeter
bies(water) – bloembies, rus, veldbies
biet beetwortel, boemanknol, kroot, mangelwortel, pee, peen, suikerbiet, wortel
bieteaaltje - draadworm
bietebouw boeman, bullebak, kinderspook, nachtmerrie
bietenafval – pulp
bietensap - melasse
bietenziekte hartrot
bietsen bedelen, jatten, klaplopen, (in)pikken, stelen, vragen
bietser – bedelaar, klaploper, parasiet, profiteur
bietsijsje - grassijsje
biezebras - lisdodde
biezen mand ben, kalebas, kanaster, korf
bifora - tweelingvenster
big bagge, biggen, keu, recruut, varken(tje), viggen
bignoniacee - catalpa, prachtrank, trompetbloem
biggekruid – biggekruid, hypochoeris
bignonia – hypochoeris - trompetbloem
biggel kiezelsteen
biggelen – stromen, vloeien
biggelzand kiezelzand
bignonia - trompetbloem
bigot femelachtig, 12kinderachtig, kwezelachtig, sullig
bihemineuze lei - kuckersiet
bij ad, dar, hommel, honingbij, ieme, imk, imme, wolbij
bij met, nabij, tijdens
bij afslag verkopen mijnen
bij afwisseling - beurtelings
bij aldien - indien, ingeval
bijartikel - afvalproduct, bijproduct
bijbal - epididymitis
bijbank - succursaal, succursale
bijbehorend - aanhorig, annex
bijbehorende onderdelen - appendages
bijbehorende zaken - appertinentiën
bijbehorend gebouw - dependance
bijbehorende zaken accessoires,
bijbel biblia, H.S., Schrift
bijbelboek
3 Job,
4 Amos, Ezra, Joel, Jona, Ruth,
5 Ester, Hosea, Jonas, Jozua, Judas, Lucas,
Micha, Nahum, Titus
6 Daniël, Esther, Exodus, Haggai, Jesaja, Marcus,
Numeri, Obadja, Petrus, Samuël
7 Filemon, Galaten, Genesis, Habakuk, Jacobus,
Jeremia, Nehemia, Psalmen, Sefanja,
8 Efeziërs, Ezechiël, Hebreeën, Hooglied,
Johannes, Koningen, Maleachi,
Mattheus, Prediker, Romeinen,
9 Kronieken, Leviticus, Richteren, Timotheus,
Zacharias
10 Korinthiërs, Openbaring,
11 Filippenzen, Handelingen, Kolossenzen,
13 Deuteronomium, Klaagliederen,
16 Thessalonicenzen
bijbeldeel 0.T., N.T., Brieven, Evangeliën
bijbel der mohammedanen - koran
bijbelen - kaartspelen
bijbelhandschrift - codex
bijbelkenner exegeet, schriftgeleerde, biblist
bijbelkennis biblistiek, bijbelvastheid
bijbelplaats tekst, vers
bijbelse figuren
2 Ada, Ai, Ar, Er, No, Og, Ou, So, Ur, Uz
3 Abi, Ada, Age, Asa, Bel, Ben, Bul, Buz, Cos, Dan, Dor, Efa, Ela, Eva, Evi, Gad, Goa, Gob, Gog, Gur, Ham, Hen, Hor, Hur, Ion, Job, Kir, Kis, Koa, Kun, Lea, Lod, Lot, Lud, Luz, Mep, Nijl, Nob, Nod, Nol, Nun, Ono, Puil, Pul, Put, Ram, Rei, Saf, Sem, Sen, Sin, Soa, Suf, Sur, Tob, Toï, Uri, Zif, Zin, Ziv, Ziz, Zuf, Zur
4 Abba, Abel, Abia, Abib, Adam, Adar, Adna, Afek, Afra, Agag, Agur, Ahia, Ahio, Ajja, Akko, Amma, Ammi, Amon, Amos, Amoz, Aner, Anna, Arad, Aram, Arje, Asaf, Aser, Aisa Aven, Avva, Azal, Baäl, Beer, Bela, Beor, Beia, Boaz, Buzi, Cham, Dina, Dodo, Doëg, Duma, Dura, Ebal, Ebed, Eden, Edom, Efaï, Egla, Ehud, Elam, Elia, Elim, Eloï, Elon, Elul, Enak, Enan, Enos, Esau, Esek, Etam, Ezau, Ezer, Ezra, Gaäl, Gadi, Gath, Gaza, Geba, Gera, Gilo, Hefa, Hena, Heth, Hiël, Hira, Hoba, Hosa, Husa, Iddo, Irad, Isaï, Ivva, Izak, Jaär, Jaël, Jafo, Jaïr, Jake, Jedo, Jehu, Jeüs, Joab, Joas, Joël, Jona, Jood, Juda, Juta, Kaïn, Kana, Kore, Laël, Laïs, Levi, Loïs, Maon, Mara, Meni, Mesa, Moab, Moré, Musi, Myra, Nain, Nebo, Obal, Obed, Oded, Ofel, Ofir, Ofra, Ohad ,Omri, Onan, Oreb, Orpa, Peor, Pers, Pura, Rafa, Rafu, Rama, Reba, Rehu, Rome, Ruma, Ruth, Salu, Sara, Saul, Seba, Seïr, Seja, Sene, Seth, Silo, Sion ,Sira, Sobi, Suah, Susa, Tema, Tohu, Ufaz,Ulai, Uria, Uzal, Uzza, Zela, Zera, Zeus, Ziba, Zoan, Zoar, Zora
5 Aäron, Abana, Abdon, Abïam, Abida, Abiël, Abihu, Abner, Abram, Absai, Achab, Achan, Achar, Achaz, Achis, Achor, Achsa, Adaja, Adama, Addan, Addon, Adnah, Aenon, Afiah, Ahava, Ahïam, Ahira, Ahoah, Ajath, Akkad, Amana, Amasa, Ammon, Amnon, Amram, Anaja, Anath, Annas, Araba, Argob, Ariël, Arius, Amon, Aroër, Arpad, Aruma, Arvad, Asaël, Asaja, Asdod, Asera, Asima, Assir, Assur, Assus, Attaï, Aviet, Azeka, Azmon, Azuba, Azzur, Baäla, Baäna, Babel, Baëna, Baësa, Balak, Barak, Basan, Beëri, Behon, Berea, Bered, Besor, Bezek, Bezer, Bikri, Bilha, Birsa, Bozez, Bozra, Bukki, Chlos, Chloö, Creta, Cyrus, Dagon, David, Debir, Dedan, Demas, Derbe, Dibou, Dibri, Dikla, Dimon, Ebzan, Edri, Efron, Eglon, Ekron, Elasa, Elath, Eldad, Eliab, Eliam, Elias, Elihu, Elisa, Elkos, Eloth, Emiet, Endor, Erech, EskoI, Ethan, Farao, Felix, Funon, Gajus, Gareb, Gasmu, Gebal, Gebim, Gedor, Gerar, Gesem, Gesur, Gezer, Glach, Glbea, Glhon, Glmzo, Golan, Gomez, Goaen, Gozan, Griek, Habor, Hadad, Hadar, Hadid, Hagar, Halah, Haman, Hanan, Hanes, Hanna, Hanun, Harad, Haron, Harod, Haruz, Hasra, Hazer, Hazor, Habel, Heber, Heter, Hegai, Helam, Helba, Helek, Helem, Helon, Heman, Hemor, Hiram, Hobab, Hodia, Hodsi, Hofni, Hofra, Hogla, Hoham, Holon, Horam, Horeb, Horma, Hosea, Hulda, Huram, Husai, Lezer, Immer, Indië, Isaäk, Ittai, Jabal, Jabes, Jabez, Jabin, Jabné, Jafia, Jahaz, Jahza, Jakob, Jamin, Jareb, Jason, Javan, Jebus, Jefta, Jeiël, Jered, Jeria, Jesse ,Jesua ,Jetur, Jezer, Jezus, Jimla, Jimna, Jisvi, Jitra, Jobab, Jodin, Joppe, Joram, Joses, Josia, Jotba, Jozef, Jozua ,Jubal, Judas, Judéa, Julia, Jutta, Kades, Kaleb, Kalme, Kalno, Kamon, Kamos, Karmi, Kebar, Kedar, Kedes, Kedma, Kenan, Kenaz, Kewan, Kezia, Kidon, Kison, Kores, Kozbi, Krith, Kusch, Kutha ,Laban, Lasea, Lechi, Lesem, Libna, Libni, Libye, Linus, Lucas, Lyrië, Lydda, Lydia, Machi, Madai, Madon, Magog, Mahli, Malta, Mamre, Maoch, Maria, Massa, Matri, Meara, Medad, Meden, Mebië, Merab, Merom, Meroz, Micha, Milka, Millo, Minni, Mizpa, Modin, Moria, Mozes, Mysië, Naäma, Nabal, Nadab, Nahas, Nahor, Nahum, Naomi, Necho, Neria, Negeb, Niger, Nimsi, Nisan, Noach, Nobah, Nogah, Oboth, Ohola, Orion, Oman, Othni, Palti, Paran, Pekah, Pekod, Peleg, Perez, Perge, Petra, Phebe, Pisga, Pison, Pniël, Pnuël, Rabba, Raema, Rahab, Rebob, Rekem, Rezef, Rezin, Rezon, Rhode, Ribla, Rizpa, Rogel, Ruben, Rufus, Sabta, Safan, Safat, Safir, Salem, Salim, Samir, Samma, Samos, Sarai, Saron, Sceva, Scyth, Sebat, Sebna, Sechu, Seïra, Semer, Senir, Sesai, Sibma, Sidon, Sifra, Sihon, Sihor, Silas, Silla, Simea, Simeï, Simon, Sinaï, Sisak, Sitna, Sobab, Socho, Sodom, Sorek, Suhiet, Sumer, Sunem, Sudan, Syrië, Tabor, Tamar, Tebez, Tekoa, Teman, Terah, Teres, Thola, Tibni, Timna, Timon, Tiras, Tirza, Titus, Tobia, Tofel, Troas, Tubal, Tyrus, Uriël, Uzzia, Zadok, Zenas, Zered, Zibja, Zilla, Zilpa, Zimri, Zofar, Zohar
6 Abarim, Abidan, Abiram, Abisag, Abisaï, Abital, Achaje, Achbor, Achsaf, Achzib, Adalja, Adleël, Adonia, Adoram, Adriël, Aeneas, Afarsa, Agabus, Ahazia, Ahikam, Ahilud, Ahiman, Ahiram, Ahitub, Ajalon, Amalek, Amarja, Amasia, Amazia, Ammiel, Apphia, Aquila, Arabië, Ararat, Arauma, Azetas, Arioch, Arkiet, Ar moab, Armoni, Asjjéra, Asnath, Athene, Atthaï. Avviet, Azalia, Azalja, Azaria, Azarja, Azazel, Azriel, Baälis, Bamoth, Baruch, Belial, Banaja,, Ben-oni, Beroth, Betach, Bethel, Bidkar, Bigtan, Bildad, Bileam, Binnui, Bislam, Bochim, Buziet, Carpus, Cephas, Chesed, Chezib, Chonja, Chuzas, Clauda, Cuidus, Cyprus, Cyrene, Daniël, Daniet, Darius, Dathan, Debora, Delaja, Delila, Dodava, Dorcas, Dothan, Efraïm, Efrath, Eglaïm, Eleale, Elifaz, Elisua, Elizur, Eljada, Elkana, Elymas, Emmaus, Engedi, Epheze, Estaol, Esther, Eunice, Euodia, Festus, Gadiet, Galaat, Gallim, Gallio, Gaziet, Gohazi, Gersom, Gerson, Gibeon, Gideom, Gideon, Gibboa, Gilead, Gilgal, Gudgod, Hadlai, Haëzel, Haggai, Hamath, Hanani, Harhas, Hauran, Havila, Hazaël, Hebron, Heldai, Henoch, Hermas, Hermes, Hermon, Hesbon, Heviet, Hexion, Hezion, Hilkia, Hillel, Hinnom, Hizkia, Horiet, Hosaja, Idumea, Ikabod, Ismaël, Israel, Italië, Iturea, Izebel, Jabbok, Jachin, Jaddua, Jaëzer, Jafeth, Jaairus, Jannes, Janoch, Jarach, Jattir, Jedaja, Jedida, Jehlël, Jehudi, Jenima, Jemuël, Jeruël, Jerusa, Jesaja, Jether, Jethro, Jibhar, Jigeal, Jisbak, Jizhar, Joahaz ,Jojada, Joktan, Joséba, Jotham, Juchal, Judith, Julius, Junias, Justus, Kattor, Kahath, Kanaän, Kareah, Karkor, Karmel, Kedron, Kefira, Kehath, Kehila, Kenath, Keniet, Ketura, Kidron, Kileab, Kilmad, Kimham, Kisleu, Kittim, Klopas, Kohath, Kolaja, Korach, Kusaja, Lachis, Lachmi, Lamech, Lebona, Lemuël, Leviet, Lo ammi, Lucius, Ludiet, Luhith, Lysias, Lydiër, Lystra, Maächa, Machir, Mahath, Halham, Halkia, Mammon, Manaëh, Manoah, Marcus, Maresa, Maroth, Martha, Mattan, Meduba, Melite, Merari, Meriba, Mesach, Mesech, Michal, Midian, Migdol, Mogron, Milete, Milkom, Mirjam, Misaël, Mnason, Moséra, Musiet, Naäman, Naboth, Nachon, Najoth, Nathan, Nereus, Nergal, Netofa, Nibhaz, Nimrim, Nimrod, Ninevé, Noadja, No amon, Nympha, Obadja, Ochran, Paddan, Paphos, Parpar, Pashur, Patava, Patmos, Patiël Paulus, Pedaja Peleth, Penuël, Persis, Pethor, Petrus, Pichol, Piream, Pithom, Plethi, Pontus, Prisca, Pudens, Putiël, Rachab, Rachel, Ramoth, Rechab, Refaim, Rehuël, Rhodus, Rimmon, Rithma, Rompha, Saänan, Salcha ,Salisa, Sallum, Salman, Salmon, Salomé, Salomo, Samgar, Sammua, Samuël, Sardes, Sargon, Saulus, Schavé, Scheba, Semaja, Seraja, Sesach, Sethur, Sichar, Sichem, Siddim, Siloah, Siloam, Simcon, Simson, Sineab, Sinear, Siniet, Sirjon, Sisera, Sikhri, Sittim, Smyrna, Sobach, Syrtis, Tabbat, Tabeal, Tabeël, Tadmor, Talmai ,Tammuz, Tarsis ,Tarsus, Tartak, Tebeth, Thomas, Tideal, Tifsah, Tigris, Timens, Tofeth, Uzriël, Vasthi, Zalmon, Zanoah, Zeboïm, Zeloot, Zereda ,Zeruja, Zichri, Zifiet, Ziklag, Zippor, Zuriet
7 Abaddon, Abiasaf, Ablëze,r Abigaïl, Abilene, Abinoam, Abraham, Absalom, Adoraïm, Adullam, Adummim, Agagiet, Agrippa, Ahiëzer, Ahimaäz, Ahinoam, Ahohiet, Aholiab, Alpheüs, Amittai, Amiihud, Ammihur, Amoriet, Amrafel, Ananias, Andreas, Andipas, Apelles, Apollos, Artemas, Artemis, Asafiet, Aseriet, Askelon, Askenaz, Aspenaz, Astarte, Ataroth, Athalia ,Athalja, Attalia, Azrikam, Baälath, Baäl, gad, Babylon, Bahurim, Baladan, Bazluth, Beëroth, Ben ammi, Benhail, Beracha, Bernice, Berseba, Beth kar, Beth san, Bethuël, Blastus ,Bor asan, Bozkath, Candace ,Chaldea, Chelbon, Chereth, Chiljon, Choresa ,Cilicië, Claudia, Clemens, Colosse, Crispus, Damaris, Dan jaän, Diblaim ,Didymus, Di zahab, Efratha, Elamiet, Eleazar, Elhanan, Eliezer, Elifele, Elisama ,Eliseba, Eljakim ,Eljasaf, Ellasar, EI paran, Elzafan, Emakiet, En semes, Erastus, Estemoa, Esthaol, Ethanim, Ethbaäl, Eubulus, Eufraat, Fereziet, Gabriël, Galatië, Galilea, Gathiet, Gattiet, Gedalja, Gemalli, Gemarja, Gerizim, Gibliet, Gideoni, Girriet, Goliath, Gomorra, Habakuk, Hachila ,Hadassa, Hadoram, Hadrach, Haggith, Hammath, Hamutal, Hananja, Harbona, Hasabja, Hathach, Henadad, Herodes, Hethiet, Hethlon, Iconium, lezriet, Lllyrië, Ithamar, Jabniël, Jacobus, Jaïriet, Jambres, Jarmuth, Jedidja, Jeremia, Jericho, Jeroham, Jezanja, Jibleam, Jizreël, Joaddam, Jogbeha, Johanan, Johanna, Jojakim, Jonadab, Jordaan, Josafat, Josifja, Jotbath, Jozabad ,Jozadak Kadmiël, Kajafas, Kenaäna, Kenanja, Kerioth, Kir moab, Kithron, Kleopas, Kuschan, Lazarus, Letusiet, Libanon, Libniet, Lodebar, Machlon, Madmena, Magadan, Magdala, Mahliet, Makkeda, Malchus, Malluch, Manasse, Mattana, Matchan, Mefaäth, Megiddo, Memphis, Memokan, Menahem, Messias, Meüniet, Michaël, Michaja, Michnus, Minnith, Mizraïm, Moabiet, Naftali, Nahalal, Nehemia, Nicanor, Nisroch, Oholiba, Olympas, Othniël, Parthen, Parvaïm, Pathros, Pedazur, Pekahia, Pelatja, Pennina, Perazim, Pethuël, Phanuël, Phlegon, Phoenix, Phrygië, Pilatus, Pinehas, Pisidië, Pontius, Potifar Publius, Puteeër, Peteoli, Pyrrhus, Quartus, Raamses, Rafidim, Rakkath, Rameses, Rebekka, Refaiet, Remalia, Rhegium, Rogelim, Ruchama, Sabeeër, Sadrach, Sahalim, Sakkuth, Salamis, Salmone, Samaria, Sarepta, Sarexer, Sarfath, Schebam, Sefarad ,Selemja, Semarja ,Sibraïm, Sifmoth, Simeath, Simëiet, Sopater, Stachys, Sukkiet, Sukkoth, Suzanna, Taänach, Tabeëra, Tabitha, Tekoïet, Tel abib, Theudas, Timnata, Tirhaka, Tisbiet, Togarma ,Urbanus, Zacheüs, Zalmona, Zalmuna, Zarfath, Zebadja, Zebaoth, Zebulon, Zedekia, Zefanja, Zefatha, Zippora, Zoutzee
8 Aäroniet, Abednego, Abel Maïm, Abialbon, Ablchail, Abinadab, Abisalom, Abjathar, Achaïcus, Achmetha, Adoniram, Ahinadab, Ahuzzath, Akeldama, Ammoniet, Amramiet, Anathoth, Apollyon, Arameeër, Arvadiet, Asdodiet, Asnapper, Assuriet, Assyriër, Astaroth, Astoreth, Augustus, Azarjahu, Azmareth, Baäl Meon, Baäl Peor, Barabbas, Bar Jezus, Barnabas, Bathseba, Beër elim, Belsazar, Benhadad, Benjamin, Berechja, Berothai, Bethanië, Beth aven, Beth bara, Beth eden, Bethseda, Bath meon, Bath peor, Beth saan, Bezaleël, Bithynië, Caesarea, Chesalon, Chonanja, Chorazim, Claudius, Corinthe, Crescens, Damaskus, Dedaniet, Drusilla, El-berith, EI bethel, Elifelet, Elisafat, Elizafan, Elkosiet, Elnathan, Elon tabor, En eglaïm, En Gannim, En Mispat ,En Rimmon, Epaphras, Epenetus, Epheziër Esthemoa Eutychus Ezrahiet Filistea Filistijn, Gabbatha, Gadpoort, Galilees, Gamaliël, Genubath, Gesuriet, Giloniet ,Gitthaim, Golgotha, Hachalja, Hanameël, Haraziet, Haroseth, Hazeroth, Hebreeër, Hefsibah, Hemaniet, Herodias, Herodion, Hiddekel, Horonaim, Horoniet, Immanuël, Isboseth, Iskariot, Jaäzanja ,Jahaziël, Jebusiet, Jecholia, Jechonja, Jeduthun, Jehizkia, Jerimoth, Jeroboam, Jigdalja, Jithream, Jochebed, Johannes, Jojachin, Jonathan, Josabath, Kalebiet, Karkemis, Kedariet, Kedemoth, Keniziet, Kir Heres, Kittiërs, Kuschiet, Laodicea, Lehabiet, Libertijn, Lysanias, Maächath, Maäseja, Machpela, Machseja, Mahalath, Mahanaïm, Maleachi, Malkisua, Mattanja, Mattheus, Matthias, Mea qoren, Mehujael, Me jarkon, Merariet, Merodach, Mesullam, Minjamin, Mitylene, Moseroth, Nahaliël, Nahesson, Nazareth, Neapolis, Nebajoth, Nehustan, Nethanja, Nicolaus, Nineviet, Obed edon, Olijfberg, Onesimus, Parmenas, Patrobas, Pergammum, Phenicië, Philemon, Philetus, Philippi, Phygelus, Pi bezeth, Pirathon, Plejaden, Potifera, Rehabeam, Rehoboth, Rubeniet, Sanherib, Sapphira, Secundus, Seleucië, Selomith, Selumiël, Senassar, Sidonïër, Siloniet, Silvanus, Stoïcijns, Syntyche, Syracuse, Temaniet, Thaddeüs, Thathnai, Thyatira, Tiberias, Tiberius, Tryphena, Tryphosa, Tychicus, Tyrannus, Vispoort, Waizatha, Zacharia ,Zacharja, Zebedeüs, Zecharja, Zemariet, Zoheleth
9 Abiëzriet, Abimelech, Achitofel, Ahasveros, Alexander, Amalekiet, Amminadab, Ampliatus, Antiochië, Appollonia, Archelaüs, Archippus, Areopagus, Arfachsad, Arpachsad, Arimathea, Aschuriet, Asdodisch, Aserpoort, Baäl Hamon, Baäl Hazor, Baël Tamar, Baël Sefon, Baäl Zebub, Baäle juda, Baracheel, Barbillai, Barsabbas, Bartimeus, Bechorath, Beëlzebub, Beltsazar, Ben hinnom, Beth abara, Beth anath, Beth arbel, Betheliet, Beth gamul, Beth.haram, Beth Heked, Beth horon, Beth kerem, Bethlemen, Beth millo, Beth minra, Bethphage, Beth rehob, Bethsaïda, Beth semes Beth sitta, Boanerges, Bronpoort, Chaldeeër, Cornelius, Cretenzer, Cyreneeër, Decapolis, Demetrius ,Dionysius, Dioscuren, Efraimiet, Efrathiet, Elimelech, Elisabeth, Curaquilo, Farizeeër, Cadarenen, Gath hefer, Gerasenen, Gersoniet, Gibeoniet, Gileadiet, Girgasiet, Hadadezer, Hagarenen, Hamathiet, Hasabneja, Hazar enon, Herodiaan, Hookpoort, Husathiet, Hymenaeüs, Ismaëliet, Issaschar, Jerubbaäl, Jeschurun, Jizhariet, Judapoort, Kadmoniet ,Kafdoriet, Kanäniet, Kapernaum, Karmeliet, Kasluhiet, Kehathiet, Kenchreae, Kerithiet, Kittieten, Korachiet ,Lachai Roi, Lappidoth, Leviathan, Levipoort, Lo ruchama, Mahane dan, Manessiet, Mattithjan, Mazzaroth, Merathaim, Mercurius, Methusaël, Midianiet, Morastiet, Mordechai, Naftaliet, Narcissus, Nathanaël, Nazarener, Nazoreeër, Nethaneël, Nicodemus, Nicolaiet, Nicopolis, Oostpoort, Pamphilië, Perez Uzza, Philippus, Phrygisch, Priscilla, Prochorus, Ptolemaïs, Quirinius, Rechabiet, Sanballat, Schelfzee ,Sealthiël, Sefarvaim, Sefarviet, Sesbazzar, Silbechai, Sibboleth, Sidonisch, Sosipater, Sosthenes, Stephanes, Stephanus, Tachpenes,Tertullus, Timotheus, Trophimus ,Tubal Kain, Zacharias, Zuidpoort
10 Abel Mehola, Abel Sittim, Achimelech, Adoni bezek, Adoni zedek, Adullamiet, Beërothiet, Beth cherem, Beth haëzel, Beth maëcha, Beth semiet, Bloedakker, Cappadodië, Chaldeeuws ,Chinnereth, Corinthiër, Cyreneïsch, Damaskener, Diotrephes, Ebed melech, Eben haëzer, Efes-Dammim, Esarhaddon, Fortunatus, Gethsemane, Habazzimja, Hammoth dor, Harmagedon, Hermogenes, Hiërapolis, Jeberechja, Jerachmeël, Jozefpoort, Koningsdal, Methusalah, Migdal eder, Mithredath, Naämathiet, Nebusazban, Noordpoort, Paddan aram, Philologus, Rubenpoort, Sadduceëër, Salmaneser, Samaritaan, Samothrace, Tachpanhes, Theophilus, Wachtpoort, Waterpoort, Wilgenbeek, Zamzummiet, Zerubbabel, Zuiderland
11 Abel mizraïm, Adrammelech, Adramyttium, Anethothiet ,Aristarchus, Aristobulus, Arthahsasta, Atroth Sofan, Baäl perazim, Babylonisch, Ben abinadab, Benjaminiet, Bileamsloon, Dalmanoetha, Davidsdozen, Edomlotisch, Efraïmpoort, Epicurëïsch, Gennesareth, Hadad Rimmon, Hazarmaveth, Jaäre oregim, Jedduthniet, Jerubbêseth, Kades Barnea, Kedorlaomer, Kir hareseth, Kirjath arba ,Kirjath baäl, Mesech tubal, Mesillemoth, Mesopotamië, Mesullemeth, Moabietisch, Nathan melech, Nebuzaradan, Nechelamiet, Netofathiet, Onesiphorus, Pi hachiroth ,Pirathoniet, Ramathlechi, Ramath mispa, Regemmelech, Simeonpoort, Slangenbron, Tekoretisch, Trachonitis
12 Ammonietisch, Bakoventoren, Bartholomeus, Beth halachmi, Beth jesimoth, Bethlehemiet, Epaphroditus, Evil merodach, Geruth kimham, Hazor Hadatta, Jerahmeëliet, Kerenhappuch, Kibroth taäva ,Kirjath sefer, Lithostrotos, Moreseth gath, Naftalipoort, Nebudkadnezar, Nebukadrezar, Paardenpoor,t Philadelphila, Phililpenzer, Roofgebergte, Schaapspoort, Sunamietisch, Thessalonica, Timnath heres, Timnath serah, Zebulonpoort
13 Benjaminpoort,Gevangenpoort, Hananeeël toren, Hazeron thamar, Kanaänietisch, Karmelietisch, Kirjath jearim, Micianietisch, Misrefoth maïm, Navel des Lands, Nergalsarezer, Schear jaschlub, Scheldelplaat, Schervenpoort, Sukkoth benoth, Sulamietisch, Terebinteldal,
14 Abel beth maächa, Beth diblathaïm, fundamentpoort, Issacharpoort, Jegar sahadutha, Jizreilietisch ,Kirjath Huzroth, Midianietisch, Ramathaïm zofim, Tiglath pileser,
15 Asteroth karnaïm, Berodach baladan, Schorpioenenpas, Syro phenicische, Tilgath pilneser, Zafnath Paäneach,
16 Scharie Kirjathaïm ,Thessalonicenzer,
17 Beeroth bene jaakan, Kuschan rischataïm,
19 Mahler Schalal chaz bar, Waarzeggersterebint
bijbels land - Kanaan
bijbels vaartuig ark
bijbelse held Gideon, Simson
bijbelse belastinginner - tollenaar
bijbelse berg - Horeb, Karmel, Sion
bijbelse hogepriester Eli
bijbelse hoofdstad Jeruzalem, Samaria
bijbelse koning - David, Saul
bijbelse leiders profeten, richteren
bijbelse maat - bath
bijbelse munt bekah, drachme gera, kikkar, manen, sikkel, stater, talent,
bijbelse plaats Achor, Aduilam, Afek, Al, Aja, Ajalon, Anathoth, Aratat, Arnon, Asdod, Askelon, Astharoth, Basan, Bazan, Berseba, Bethaniê, Bethiehem, Bethsaîda, Caesarea, Colosse, Dan, Dothan, Ebal, Eden, Efreze, Efratha, Ekron, Elath, Endor, Erech, Galatië, Galilea, Gath, Gaza, Gebal, Gerar, Gerizim, Gethsemane, Gibeâ, Gibeon, Gihon, Gilead, Gilgal, Golgotha, Gomorra, Gosen, Hazor, Hebron, Hermon, Jabbok, Jabes, Jericho, Jeruzalem, Jizreël, Joppe, Jafo, Jaffa, Jordaan, Kades, Kaparnaûm, Karmel, Kidron, Lachis, Machpela, Mizpa, Nazareth, Paddan, Peor, Ribia, Samaria, Saron, Scheba, Seïr, Smal, Horeb, Sinear, Sodom, Sunem, Taânach, Tarsus, Thabor, Thekoa, Thessalonica, Tiberias, Tirza, Tofet, Ur, Uz, Zion
bijbelse reus Enak, Goliath
bijbelse vrijstad Bezer, Gol, Hebron, Kades, Ramoth, Sichem,
bijbelterm - tekst
bijbeluitleg anagoge, exegese
bijbeluitlegger - exegeet
bijbelverering - bibliolatrie
bijbelverklaring exegese
bijbelvertaling itala, pessjitto, vulgaat
bijbelwoord – schriftwoord, tekst
bijbenadering – approximatief,globaal, grofweg
bijbetalen supleren, bijpassen
bijbetaling – toeslag
bijbetaling op aandelen - assesment
bijblad bijvoegsel, inlegvel, supplement
bijblijven - aanblijven
bijbol - klister
bijbouwen - aanbouwen
bijbrassen bijdraaien
bijbreien - meerderen
bijbrengen – aandammen, leren
bij dag - daags, overdag
bij dat woord a.v.
bij de geboorte nataal
bij de hand - adrem, behendig, brutaal, gehaaid, gevat, gewiekst, handig, kien, leep, levendig, link, pienter, plat, schrander, slim, snugger, uitgeslapen, vigilant, vlug, waakzaam, wakker
bijdehands - linker
bijdehante vrouw feeks, xantippe, wijf
bij de pinken – knap, pienter, snugger
bij de tijd - pienter
bij de vleet – genoeg, talloos, zat
bijdicht - episode
bijdoen - aanvullen, toevoegen
bijdrage – aandeel, artikel, contingent, contributie, donatie, gave, geschenk, gift, opstel, som, subsidie
bijdragen – aanbrengen, bijspringen, geven, helpen, medewerken, opbrengen, steunen, toeleggen, tegemoetkomen, verschaffen
bij eb droogvallend. grond – kwelder, plaat, schor, wad
bijeen – saam, samen, tegader, tezamen
bijeen behorend geheel - collectie, klasse, set, span, stel,
bijeen behorend stel - span
bijeen behorende voorwerpen garnituur, set, stel
bijeen behorende schepen vloot
bijeenbrengen inzamelen, lezen, opzamelen, vergaderen, verzamelen, wannen, zamelen
bijeengaren – rapen, verzamelen
bijeengeveegd stof - veegsel
bijeenharken - aanharken
bijeenhorend geheel – collectie, klasse, set, stel,
bijeenhorend stel - span
bijeenkomen – aantreden, reuniëren vergaderen
bijeenkomen om iets te bespreken - vergaderen
bijeenkomst - conferentie, congres, feest, meeting, rally, receptie, rendez-vous, reünie, samenzijn, seance, treffen, vergadering
bijeenkomst, sektarische - conventikel
bijeenkomst op hogeschool - academie-vergadering, faculteitsvergadering
bijeenkomst van cowboys rodeo
bijeenkomst van geliefden rendez-vous
bijeenkomsten houden - oefenen
bijeenrapen - verzamelen
bijeenroepen – alarmeren, beleggen, convoceren, oproepen, optrommelen, samenbrengen, samenroepen, verzamelen
bijeenroeping - convocatie
bijeen schikken - groeperen, opmaken
bijeentellen – adderen
bijeentellend - optellend
bijeenvoegen – adderen, koppelen, lijmen, mengen, mixen, pakken, paren, summeren
bijeenvoeging - suminatie
bijeenzoeken – assorteren, schikken
bij elkaar opeen, saam, samen, tezamen
bij elkaar behorend vaatwerk servies
bij elkaar behorende voorwerpen garnituur
bijenboer - iemker
bijenbijter - libel
bijengift – apitoxine
bijenhars - propolis
bijenhouder – bijker, iemker, imker, ymker
bijenhuif bijenkorf, bijenkap
bijenkoningin moer
bijenkorf – stok
bijenkruid - melisse
bijenmasker - bijenkap
bijen product honing, raat, was
bijensoort - anthocopa, behangersbij, graafbij, groefbij,
bijenteelt – apicultuur
bijenvolk - bijenzwerm
bijenziekte - bijenroer, roerziekte, vuilbroed
bijenzwerm imme
bijfiguur - figurant
bijgaand – bijgevoegd, ingesloten
bijgat lom
bijgebouw annex, appendance, dependance, paviljoen
bijgebouw van een hotel - dependance
bij gedeelten - deels, partieel, deelsgewijs
bijgedachte bijbedoeling
bijgeloof superstitie
bijgelovig - lichtgelovig, superstitieus
bijgeluid piepen, ruis, schal
bijgeluid van een radio - ruis
bijgenaamd - alias
bij gelegenheid p. ooc.
bijgestaan - gered, gereed
bij geval – indien, misschien, ook, soms(tijds), toevallig
bijgeven – naspelen
bijgevoegd - adjectief, subjunctief
bijgevoegd stuk bijlage
bijgevolg – aldus, alzo, daarom, derhalve, dus, ergo, igitur, uiteraard
bijgezant - subdelegaat
bijhangsel aanhangsel
bij het volk geliefd - populair
bijhouden – bijbenen, betrachten
bijjou – juweel, parel
bij iets doen mengen, (toe)voegen
bijkans – bekant bijna, haast, nagenoeg, ongeveer, schier, vrijwel, zowat
bijkantoor – agentschap, filiaal
bijkelk - epicalyx
bijker bijenhouder, iemker, ijmker
bijkeuken - kooknis
bijknippen - trimmen
bijknippen van haa r - punten
bijkoetsier - palfrenier
bijkomen – herademen, inhalen, kastijden, ontwaken, straffen
bijkomend aanvullend, accessoir, accessorisch, accidenteel, additief, additioneel, extra, intercurrent
bijkomende kosten - onkosten
bijkomende ziekte complicatie
bijkoming - herleving
bijkomstig - accidenteel
bijkomstige bate emolument
bijkomstigheden – accidentiën, imponderabilia
bijl (a)aks, dissel
bijlaan zijlaan
bijlage aanhangsel, aanvulling, addenda, acclusum, bijvoegsel, inseraat, supplement, toelichting
bijlage achter in een boek addenda
bijldrager (in Rome) lictor
bijleggen - beslechten, bijdoen, goedmaken, vereffenen, uitpraten
bijlegger – bladwijzer, leeswijzer
bijlegging beslechting, schikking, vereffening
bijleveren - bijzenden
bijlhout - walaba
bijlhouwer – timmerman
bijlichten - aflaten
bijliggend - bijgaand, ingesloten
bijligger – bijschip
bijlmes kapmes
bijl met gekromde punt – enterbijl
bijl met twee sneden - labrys
bijloop aanhang, gevolg
bijloper hulp, klaploper, leerjongen, leerling, loopjongen
bijlslag - hak
bijlsteen - nephriet
bijmaag - netmaag
bij machte - capabel
bijnaam – paraselena, parhelium, spotnaam, toenaam
bijna – amper, bekant, bijkans, bijster, feitelijk, haast, nagenoeg, omtrent, ongeveer, practisch, schier, temee, temet, temets, vrijwel, welhaast, zowat
bijna alle - meest, meeste
bijna altijd - meestal, voornamelijk
bijna bloot - topless
bijna dood - halfdood
bijna gehuwde vrouw - bruid
bijna loodrecht steil
bijna niet - kwalijk
bijna niets – kleinigheid, nauwelijks, weinig
bijna nooit schaars, sporadisch, zelden, zeldzaam
bijna rakend rakelings
bijna rechte sabel in Indië - golok
bijnaam - alias, epitheton, pseudoniem, spotnaam, toenaam
bijnaam van Aphrodite Pontia
bijnaam van Apollo - Paean
bijnaam voor Artemis Delia
bijnaam voor Athene Palias
bijnaam van Brits soldaat - Tommy
bijnaam van Duitse keizer Frederik 1 Barbarossa
bijnaam van De Ruyter Bestevaar, bestevaer
bijnaam van Diana Cynthia
bijnaam van een Brits soldaat Tommy
bijnaam van een Londenaar cockney
bijnaam van een olifant jumbo
bijnaam van Eisenhouwer ike
bijnaam van Ezau Edom
bijnaam van Frederik de Vijfde - winterkoning
bijnaam van Hecate Trivia
bijnaam van Helius - Titan
bijnaam van Homerus - Maonides
bijnaam van Jakob Israël
bijnaam van kantoorbediende - pennelikker
bijnaam van universiteit - Alma, Mater
bijnaam van de vroegere koning van Bohemen – winterkoning
bijnaam van een keurvorst - winterkoning
bij name - nominatimbij opslag verkopen - mijnen
bijna zwartekers - kriek
bijou - parel
bijpassen – aanzuiveren, bijbetalen, suppleren
bijplaneet maan, satelliet, trawant, wachter
bijproduct van gasfabriek cokes, teer
bijprodukt van petroleum - pacura
bijprijs – bonus, premie
bij raming – globaal, ongeveer
bijrijder - meerijder
bijrivier - zie zijrivier
bijrivier van de Elbe - Iser
bijscherm - cyma
bijscherpen – afpennen
bijschikkend - nevenschikkend
bijschildklier - epitheellichaampje
bijschip - bijlegger, bijligger
bijslaap – bedgenoot, coitus
bijslaapster - bedgenote, concubine
bijslag - extra, toegift, toemaat
bijslaper - bedgenoot
bijsmaak - smaakje
bijspeler - figurant
bijspringen - helpen, (onder)steunen, secoureren
bijspijkeren - bijbetalen, goedmaken, herstellen, inhalen, opknappen
bijstaan assisteren, bijspringen, helpen, seconderen, secoureren, secunderen, sterken, (onder)steunen, stijven, subveniëren
bijstand assistentie, heul, hulp, ministerie, onderstand (onder)steuning, raad, secours, steun, subventie, uitkering
bijstand verlenen - secunderen
bijstellen - aanpassen
bijstelling appositie
bij stemming toeslaan voteren
bijster - bijzonder, erg, kwijt, onbestendig, zeer, zoek
bijstorting – suppletie
bijstukken - pertinentiën
bijt gat, lom opening, wak
bijtak - waterloot
bijtak van bergketen uitloper
bijten branden, happen, kluiven, knabbelen, knagen, prikkelen
bijtend bits, bitter, caustisch, cynisch, grievend, incisief, invretend, kwetsend, onvriendelijk, prikkelend, sarcastisch, schamper, scherp, snibbig, stokend, stotend, vinnig
bijtend middel soda, natron, pyrotica, vitriool, loogzout
bijtend scherp - mordant
bijtende oplossing loog
bijtende opmerking sneer
bijtende scherpte - mordaciteit
bijtende soda - loog
bijtende stof - natron, soda, vitriool
bijter - tand
bijterig - agressief
bij tijden - soms
bijtijds tijdig, op tijd, vroeg, vroegtijdig
bijt in ijs – gat, wak
bijtitel – ondertitel
bijtmiddel - mordant
bijtmug muskiet, mosquito, steekmug
bij toeval - onvoorzien
bijtoon – boventoon, ondertoon
bijtorgaan gebit, kies, tand
bij tussen tijd a.i. (ad interim)
bij uitzondering – zelden
bijtvermogen - mordacitiet
bijval – adhesie, applaus, acclamatie, goedkeuring, instemming, steun, succes, toejuiching, waardering
bijvallen - instemmen
bijvalletje - buitenkansje
bijverdienste – snabbel, schnabbel
bijverdiensten accidentiën, emolumenten
bij vergissing – abusievelijk
bijverzoekschrift vragen - rekestreren
bijvoegen - aanvullen, adderen, toevoegen, (ver)meerderen
bijvoegend additief
bijvoeglijk - adjectivisch
bijvoeglijk naamwoord – adjectief, bn
bijvoegsel aanhangsel, aanvulling, aanvulsel, accessorium, addenda, appendix, bijblad, bijlage, supplement, toelichting
bijvoegsels - addenda
bij volmacht p.p., p.o.
bij voorbaat - provisoir
bij voorbeeld bv., bijv., e..e., e.g., p.e., p, ex, zoals
bij voorkeur – gaarne, graag, liefst, liever
bij voortduring – aldoor, almaar, nog, steeds, voortdurend
bij vordering vaststellen - reglementeren
bijvrouw van Abraham - Hagar
bijweg - zijpad
bijwagen – aanhangwagen, oplegger
bijwerken herstellen, restaureren, retoucheren
bijwerking van een foto retouche
bijwezen - tegenwoordigheid
bijwijlen – ongeregeld, soms, somtijds, temet
bijwinkel – filiaal
bijwinst - premie
bijwonen beleven, meemaken
bijwoner - getuige
bijwoord
2 af, al, er, na, nu, om, te, zo
3 aan, dan, dra, erg, hoe, mee, nog, nou, ook, tel, toe
4 alom, daar, door, ergo, eens, haar, hier, mede, nabij, ooit, open, toch, toen, weer, zeer
5 aldra, aldus, alsof, doods, edoch, eerst, elders, eraan, ereis, ertoe, evenzo, ginds, heden, immer, meest, midden, nadat, nadien, nooit, omheen, overal, reeds, sedert, sinds, temee, temet, terug, tevens, thans, weder zelden
6 achter, alevel, alsdan, ergens, gereed, ginder, gister, immers, laatst, straks, weerom, zozeer
7 alreeds, altemet, beneden, dermate, eertijds, eenmaal, nergens, onderen, onderin, telkens, vroeger, wederom
8 achteraf, andersom, desnoods, helemaal, ondereen, voorheen
9 hierboven, niettemin, voormaals, waartegen
10 allereerst, enigermate
bijwoordelijk - adverbaal
bijwoord van beweging af
bijwoord van graad al, bijna, erg, meer, schier, te, uiterst, veel, zeer
bijwoord van modaliteit beslist, denkelijk, geenszins, graag, misschien, mogelijk, ongetwijfeld, stellig, toch
bijwoord van plaats daar, er, ergens, ginds, hier, hiernaast, nergens, te
bijwoord van reden bijgevolg, daarom, derhalve, dientengevolge, dus, hierom
bijwoord van tijd altijd, dan, eindelijk, gisteren, laatst, later, nog, nooit, nu, ooit, soms, straks, tegelijk, telkens, toen, vaak, vandaag
bijwijlen ongeregeld, soms, somwijlen, somwijls, temet
bij wijze van gunst - precario
bijzaken - allotria
bijzakken - bedaren, bijkomen
bijzettafeltje bijzetje, mini, piedestal, stommeknecht
bijzetteugels - martingale
bijzetten - toevoegen
bij zich doen komen halen, ontbieden
bijziende kippig, kortzichtig, myoop, myopisch
bijziendheid kippigheid, myopie, plesiopsie
bijzig - onstuimig, tochtig, winderig
bijzit - concubine, maîtresse
bijzijn aanwezigheid, presentie, tegenwoordigheid
bijzitter assessor
bijzon parhelium
bijzonder afzonderlijk, anders, apart, bovenmate, buitengewoon, eigen, eigenaardig, enorm, erg, exclusief, extra, geweldig, intens, intiem, inzonderheid, markant, merkwaardig, noemenswaard, ongewoon, onwijs, opmerkelijk, particulier, privaat, privé, raar, singulier, speciaal, supra, uiterst, uitzonderlijk, vooral, vreemd, wonderlijk, zeer, zeldzaam
bijzonder aantrekkelijk - riant
bijzonder begaafd geniaal
bijzonder begaafd iemand - fenomeen, genie
bijzonder begaafd man genie
bijzonder goed – prima, uitmuntend, uitnemend, uitstekend
bijzonder goed uitkomend - markant
bijzonderheid detail, eigenaardigheid, finesse, inzonderheid, selectheid, specialiteit
bijzonder hoge mate – extreem, zeer
bijzonder lief bloemzoet
bijzonder mooi meisje beeld, beeldje, engel
bijzonder pauselijk gezant – ablegaat
bijzonder studievak - specialiteit
bijzonder uitkomend – markant
bijzonder vlug - overhaast
bijzonder zuur inzuur
bijzondere aanleg - flair
bijzondere beloning – premie
bijzondere eigenschap - eigenaardigheid
bijzondere handigheid - flair
bijzondere kleding - livrei
bijzondere taalles – dictee
bijzondere naam - eigennaam
bijzondere omstandigheden - particulariteiten
bijzondere werkkamer van een minister - kabinet
bijzonderheden personen betreffende - personalia
bik houweel, laadkraan, puin, steenafval, steengruis, steenslag,
bikhamer - kaphamer
bikkel – hieltik, hoed, kei, koot, kootbeentje, pikhouweel, stuiter, stoere knaap
bikkelbal stuiter, speelbal
bikkelen – eten, koten, zwoegen
bikken - eten, hakken, uithakken
bikker – pooier
bikkerbal - speelbal, stuiter,
bil – dijspier, ham, hesp
bilateraal tweezijdig
bilbord ankervoering
bilharziosis - schistosomiasis
bilinguïsme tweetaligheid
biljarten stoten, queuën
biljartspel met zakken – snooker
biljartstok keu
biljartterm acquit, amortiseren, bandstoten, bricole, carambole, doorschieten, effect, kader, libre, massé, nastoot, piqueren, pomerans, trekbal, trekstoot
biljet – affiche, afgiftebewijs, bewijs, briefje, formulier, kaartje, lap
biljetje – kaartje
biljet van f. 10,- - joetje
biljet van f. 100,- - meier
biljet van f.25,- - geeltje
biljet van inschrijving – aannemingsbiljet
biljoenvoud - tera
billen - achterste, achterwerk, bibs, bips, kont
billenkoek – slaag
billentikker – pandjesjas, slipjas
billen van kleine kinderen - bolus
billetdoux - minnebriefje
billijk behoorlijk, betamelijk, eerlijk, fair, fatsoenlijk (fig.), genadelijk (Z.N.), genadig, gerechtvaardigd, goed, goedkoop, handelbaar, juist, mak, moderaat, onbevooroordeeld, onpartijdig, oorbaar, raisonnabel, rechtmatig, rechtvaardig, redelijk, recht, schappelijk, schikkelijk, terecht, verstandig
billijken - goedkeuren
billijkheid – (recht)vaardigheid, redelijkheid
billijkheid in aanmerking nemende - billijkerwijs
bilnaad – perineum
bilstuk van een slachtdier - biefstuk
biltong - pemmican
bilzenkruid - dolappel, dolkruid, hyoscyamus, malkruid, malwillempjeskruid
bimbambeieren - klokgelui
bimbammen – luiden, luien
bims –bimszand, lavazand, luiden, puimsteengruis
binair dubbel, paarsgewijs, tweedelig, tweeledig, tweevoudig
bindbalk - dwarsbalk, zolderbalk
bindbies - raffia
binde - akkerwinde
bindeenheid - katern
binden – boeien, knevelen, snoeren, strikken, vasthechten, vastmaken, verbinden
bindend dwingend, gebiedend, imperatief, normatief
bindend meel maizena, sago
bindend voorschrift – reglement, richtlijn, wet
bindende grondregels axioma, principe, richtlijnen, statuten
bindende regel – wet
bindgaren - bindtouw, hennepgaren
bindhout of bindlat klamp
binding (gevoels)band, koppeling
, ohesie
bindlaag rand
bindlat klamp
bindmateriaal – bandijzer, paktouw, plakband, raffia
bindmiddel – aardappelmeel, asfalt, cement, bloem, garen, gips, gom, kalk, kit, koord, kunsthars, lasso, lint, lijm, maïzena, meel, mixtion, pasta, raffia, riem, sago, singel, snelbinder, specie, tapioca, touw
bindmiddel uit zeewier - agaragar (Indon.), cement
bindmiddel voor cement – gips
bindmiddel voor naden in ijzerwerk - ijzercement
bindplaat strip
bindsel van touwwerk - duizendpoot
bindsellijn(zeew) – beslagseizing, steeklijn
bindstok – ponderboom, weesboom,
bindstuk – klamp
bindteken – koppelteken
indvliesontsteking - conjunctivitus
bindvlies van het oog conjunctiva
bindweefsel - collenchijm, 9parenchijm, 12steunweefsel, stroma,
bindweefselband - ligament, ligamentum
bindweefselgezwel – fibroma, fibroom
bindweefselvlies fascia, fascie
bindweefselzakje dat het hart omsluit pericard, pericardium, hartzakje
bindwilg - katwilg
bindwijze - oblong
bindzool sandaal
bineren – verdubbelen
bingelkruid - smeerwortel
bink – beenkap, bonk, botterik, broekspijp, gozer, knoeier, knol, knul, lomperd, macho, man, paard, politieagent, stuk, vent, vlegel
binken - spijbelen
binnen – binnenshuis, in, inter, intern, intra (Lat), inwendig, rijk, thuis
binnenaanzicht – interieur
binnenafkomstig - endogeen
binnen afzienbare tijd – binnenkort, eerlang
binnenbekleding voering
binnenbekleedsel – voering
binnen bepaalde grenzen beperken - begrenzen, beperken, inperken, inrijgen, insnoeren, lokaliseren
binnenbeursje – horlogezakje
binnenblad - omblad
binnenbreken - inbreken, penetreren
binnenbrengen - inhalen
binnen de cellen intercellulair
binnendijk - dromer, slaper(dijk)
binnendijkse kolk (overgebleven na overstroming) - wiel
binnendringen – inbreken
binnendringen (het) - penetratie
binnendringer - dief, inbreker, spion
binnengaan – betreden, ingaan, inkomen, intreden, intrekken
binnengoed van sigaar bosje, inleg
binnengrachtsboord - escarpe
binnenhalen oogsten, inhalen, inpalmen
binnenhalen van gewas oogsten
binnenhandvlakte - palm
binnen het bedrijf - intern
binnenhof binnenplaats , (Spa) patio, (Vla) koer
binnenhuis interieur
binnenin –ntern
binnenjaloezie – luxaflex, store
binnenjongen - huisknecht
binnenkleding - voering
binnenkomen - inkomen, invallen
binnenkomst entree, inkomst, intre(de)e
binnenkoorts sluipkoorts
binnenkort – aanstonds, alras, dra, eerdaags, eerstdaags, eerlang, gauw, ras, spoedig, strakjes, straks, weldra, welhaast,
binnen korte tijd alras, binnenkort, dra, gauw, ras, snel, spoedig, vlug
binnenkring van een gemeente kom
binnenlands - nationaal
binnenlandsbestuur b. b.
binnenlandse strijdkrachten – bs
binnenleiden - inleiden, introduceren
binnenleiding introductie
binnenloop – deur, poort
binnenoor – doolhof
binnenpad - landweggetje
binnen perken houden - inhouden
binnenplaats – binnenhof, cour (koer), patio
binnenplaneet Aarde, Mars, Mercurius, Venus
binnenplein - atrium, binnenplaats, slotplein
binnenschip aak, bok, botter, bijlander, duwboot, eiker, hengst, kaag, kempenaar, kog, kraag, kraak, lichter, mas, poon, praam, punter, rivierschip, schokker, schouw, snauw, snik, steilsteven, tjalk, trekschuit
binnenshuis - indoor (E), intern
binnenslaan - verorberen
binnensmonds dof, mompelend, onduidelijk, onverstaanbaar
binnensmonds zeggen murmelen mompelen
binnensmonds zingen neuriën
binnensport badminton, basketbal, volleybal, zaalhandbal, zaalsport, zaalvoetbal
binnenstad centrum, city, kern
binnenstad (Ind.) - kota
binnenste - centrum, gemoed, geweten, hart, innerlijk, inwendige, kern, klokhuis, merg, pit, vulling, vulsel
binnenstebuiten – omgekeerd
binnenste buiten keren – omstulpen
binnenste deel kern, merg, pit
binnenste der aarde aardkern, magma
binnenste van bot merg
binnenste van brood kruim
binnenste van sigaar inleg
binnenste van een appel - klokhuis
binnenste van een boomstam - pit
binnenste van een mens - gemoed, geweten, hart,
binnenste van een sigaar - dekblad, inleg, omblad, pop
binnenste van een vrucht - pit
binnenste van zaak kern
binnenste vlak van een paneel - kussen
binnenstof – voering
binnenstromen - binnenglooiing, binnentalud, instromen
binnentalud van een vesting escarpe
binnentreden – ingaan, inschrijden
binnentrekken – binnenhalen, inhalen, inhaleren
binnenvaart (soort) - duwvaart, trekvaart
binnenvaartuig aak, eiker, hengst, kaag, rijnaak, steilsteven
binnenvaren – invaren
binnenvest - binnengracht
binnenvlakte van de hand – palm
binnenvoeren van schepen – loodsen
binnenwaard - polder
binnenwaarts – introvert, inwaarts
binnenwaarts gekeerd zijn - introversie
binnenwaarts gericht - introvert
binnenwater – boezem, kanaal, meer, plas, poldervaart, polderwater, riviertocht, sloot, trekvaart, vaart, ven, vliet, wetering
binnenwater dat als boezem dient - binnenboezem
binnenwater in heide - ven
binnenwerk – interrieur
binnenwindse zijde - lijzij, lijzijde
binnenzaal - hal
binnenzee in Europa Kaspischezee, IJsselmeer, Zuiderzee
binnenzool - belegstuk
binnenzijde - binnenkant, innerlijk,inwendige
binocle verrekijker, toneelkijker
binominaal - dubbelnamig, tweetermig
binomisch - tweetermig
binomium - tweeterm
bint balk, dwarsbalk, keper, kesp, later, paal, spant
bintanker - balkanker
bintbalk – zolderbalk
biocenose - levensgemeenschap
biogene sedimenten - biolieten
biograaf levensbeschrijver
biografie - levensbeschrijving
biografie van martelaren - martyrologie
biografisch register v/e dagblad - morgue
bio-industrie – veebedrijf, veeteelt
biokatalysator - enzym, hormoon, vitamine
biologeren - hypnotiseren, suggereren
biologie – levensleer
biologie van de akkerbodem - agrobiologie
biologie van de binnenwateren - limnologie
biologisch - natuurlijk
biologisch afbreekbaar – biogradabel
biologische term – gen
biomantie - waarzeggerij
bioscoop bios, cinema, chineac, (film)theater, kino, theater
bioscoopbedrijf - cinema
biosfeer, deel van de - biocyclus, biotoop
biotiek - levensleer
biplane tweedekker
bipolair - tweepolig
Birmaanse munt kjat, pjas
Birmaanse staat Sjan
bips – achterste, derriere, gat, kont,
bis andermaal, encore, herhalen, nogeens, nogmaals, opnieuw, tweemaal, wederom, weer, weerom
bis roepen - bisseren
bisam muskus
bisbillen - gehaspel, gekibbel
biscuit - kaakje, wafel(tje)
biscuitblik - koektrommel
bisdom diocees, diocese, episcopaat, sticht
bisdom in missiegebied vicariaat
biseksueel - amfogeen
bisette - boerenkant
biskwie - koekje
Bismarckarchipel, district van de - Manus
Bismarckbruin - fenylbruin, vesuvine
bismut – Bi, aslood, astin, spiegeltin,
bismutkoperloodsulfide - Aciculiet, patriniet
bismutoker - bismiet
bismutsulfotelluride - borniet, tetradymiet
Bissagoseilanden, een van de - Bolama
bison – buffel, karbouw, oeros, yakbizon, wisent
bisschop – kerkvoogd, pontifex, prelaat
bisschop (tot) gekozen maar nog niet gewijd - elect
bisschop der Goden Ufilas, Wulfila
bisschop van een diocees - ordinaris
bisschop van Pergamus – Entipas
bisschoppelijk manteltje - mazet(ta)
bisschoppelijk plichtenboek - pontificatie
bisschoppelijk schrijven mandement
bisschoppelijke brief mandement
bisschoppelijke waardigheid – episcopaat
bisschopsgewaad – pontificaal, tabbaard, tabberd,
bisschopshoed mijter, mitra
bisschopskleed - tunica
bisschopskruid - steeneppe
bisschopsmanteltje - camail
bisschopsmijter - infula
bisschopsmouw - gigotmouw, hammouw
bisschopmuts olijfslak
bisschopsraad - domkapittel
bisschopsstaf – baculus, kromstaf,
bisschopsstoel - faldistorium
bisschopszetel – bema, diocees, katheder
bissectrice deellijn, bisectrix
bisseren herhalen
bissinge - drukte, jaarmark,t kermis
bister - roestbruin
bistouri - operatiemes, scalpel
bistro – eethuis, restaurant
bit breidel, gebit, mondstuk
bit en leidsel toom
bits afgebeten, bijtend, chagrijnig, hekelig, kattig, kortaf, kribbig, luimig, narrig, nors, nuffig, nijdig, onvriendelijk, pikant, pinnig, scherp, snar, snauwachtig, snibbig, spijtig, spits, stekelig, stug, tranchant, venijnig, vinnig, vitterig, wrevelig
bits spreken – afsnauwen, blaffen, grauwen, houwen, snauwen
bits toespreken – afsnauwen, blaffen
bitsheid – scherpheid, vinnighei
bitstuk - loefhouder
bits woord - snak
bitter alsem, bijtend, elixer, erg, gallig, grievend, hatelijk, kroppig, myrrhe, scherp, smartelijk, snerpend, spijtig, verdrietig, wrang, wrevelig, wrevelmoedig, zuur
bitterappel - bitteraugurk, kolokwint,
bitterbast - kwassiehout
bitterblad - ridderzuring
bitter bestanddeel van alsem – sinitine
bitterbloem - egelboterbloem
bitter gevoel - haat, wrok
bitter hout - quassta
bitter medicijn - kina, kinine
bitter plantesap - elixer, elixir
bitter steen - jade, nefriet
bitter vocht - alsem, azijn, elixer, gal
bittere afgunst nijd, haat, wrok
bittere borrel - rotterdammer
bittere ernst - echt, gemeend, nadrukkelijk
bittere ervaring - alsemdronk
bittere gemoedsstemming - gal, wrevel
bittere gentiaan - amarel
bittere haat – wrok
bittere kers - tuinkers
bittere oranjeappel - pomerans
bitteren - borrelen
bitternoot - pecannoot
bittere plant alsem
bittere scherts - galgenhumor
bittere smart – alsem
bittere spaat - dolomiet
bittere spot hoon, sarcasme, smaad
bittere steen - jade
bittere stemming - wrevel
bittere stof – acerbiteit, alsem, amara, gal
bittere wortel - chichorei, gentiaanwortel
bitteraarde - magnesia, magnesiumoxyde
bitterappel kolowint
bittergarnituurtje - borrelhapje
bitterglas - borrelglaasje
bitterheftig maar beheerst - verbeten
bitterheid alsem, gal, rancune, wrevel, wrok,
bitterhout kwassiehout
bitterkalk dolomiet
bitterkers - sterkes, sterrekers, tuinkers
bitterklaver - waterdrieblad
bitterkoekje makaron
bitterkruid – alsem, amarel
bitterlijk - deerlijk, erg, hevig
bitterling - chlora
bitterlijk – deerlijk, hevig,
bitter medicijn – kina, kinine
bitterpee - chichoreiwortel
bitterplant – bitterling, cichorei, waterpeper
bitterspaat - dubbelzout
bitterstof - acorine
bitterstoffen - amara
bittertje - aperitief, borrel(tje), neutje pikketanesie
bittertje (Mal.) – pait
bittertong - waterpeper
bitter vocht alsem, azijn, elixer, gal
bittervoorn – rui
bitterwortel - chichorei, gentiaanwortel, quassia,
bitterzoet – afdrank, alfrank, dolbessenkruid, elfrank, elgjeshout, hoelangerhoeliever, hondebeishout, kersthout, kwalster, oerhout, rekop, sluchter, weerhout, walshout,
bitterzout – Epsonzout, magnesiumsulfaat
bitumen aardolie, aardpek, asfalt, bergteer
bitumenhoudend materiaal – asfalt
bitumineus harsachtig
bitumineus hout ligniet
bitumineuse strijklak - enamel
bivalent tweewaardig
bit van een paard – mondstuk
bivak – kampement, legerkamp, loegerplaats, nachtleger
bivalent - tweewaardig
bizar barok, buitennissig, gek, grillig, grotesk, nukkig, vreemd, wonderlijk, zonderling
bizarre - tijbloem
bizarrerie - grilligheid, vreemdheid
bizon buftel, bultos, oeros, wisent
b-kruit - boniet
blaadje - foliolum
blaadje hout fineer
blaadje metaal blik, folie, lamel(le)
blaadje papier ceel, vel
blaadje van bloemkroon petaal
blaag – kind, kwajongen, rakker, rekel, snotjongen, snotneus, vlegel, wijsneus
blaai - drukte, ophef
blaaimaker - druktemaker, oproerkraaier
blaak - pips, wit(jes), walm
blaam afkeuring, brandmerk, berisping, laak, lak, opprobatie reproche, schande, smet, verwijt, vlek
blaam verdiend - berispelijk, laakbaar
blaamloos – onberispelijk, smetteloos, zuiver
blaar blaasje, bel, blein, bles, bloedblaar, bobbel, bulla, huidblaas, huidzwelling, klein, knobbel, knol, kol, lichtekooi (Z.N.), malloot (Z.N.), opzwelling, papula, pok, puist, veeziekte
blaarkoorts - pemflgus
blaarkop - koe
blaar of buil – bobbel
blaarschors - garoebast
blaartje – peukel
blaartrekkend gas lewisiet
blaartrekkend middel - garoe, garve, gifgas, mosterdgas,
muurpeper
blaartrekkend poeder cantharide
blaartrekkende boterbloem – eppe
blaartrekkende kever – oliekever
blaaruitslag - rupia
blaarvormig compartiment tegen scheepswand - bilster, bulge
blaas – adem, bel, blaar, bladder, bobbel, cyste, galblaas, kolk, luchtbel, urineblaas, vesica, zak, zwemblaas
blaasachtige zwelling van huid blaar
blaasboom – blazenstruik, colutea
blaascatarh – cystitis
blaaserwt - hartezaad
blaasgezwel cyste
blaashoorn kornet
blaas in gietwerk - holte
blaasinstrument
3 sax
4 hobo, tuba
5 aulos, bugel, fagot, fluit, hoorn, orgel
6 bazuin, cornet, kornet, piston, sjofar, toeter
7 bariton, clarino, klaroen, ocarina, piccolo, trompet
8 aërofoon, althoorn, bashoorn, klarinet, saxhoorn,
saxofoon, schalmei, trombone
9 accordeon, blokfluit, bombardon, doedelzak, harmonica, harmonium
10 alpenhoorn
11 bassethoorn
blaasinstrument voor joodse godsdienstoefening sjofar
blaasje bel, blaar
blaasje met, bedekt - papuleus
blaasjeskruid - lentibulariacee, urtricularia
blaasjesuitslag - herpes
blaasjes van een vloeistof - schuim
blaaskaak bluffer, branie, karabas, opschepper, opsnijder, pocher, praalhans, snoever
blaaskaken - opsnijden, snoeven
blaaskakerij - pocherij, snorkerij
blaaskaking - bluf
blaasontsteking –blaascatarre, cystitis
blaasproef - ademtest
blaasspiegel – cytoscoop
blaaspijp - blaasroer, poester, roer
blaaspotigen - dondervliegjes
blaasrob - klapmuts
blaasspiegel - cytoscoop
blaassteek - punctie
blaassteen graveel
blaastoestel – balg, ventilator
blaasvis - kogelvis
blaasvocht - urine
blaasworm fin, vin
blaasworm, aan.... lijdend garstig, gortig, vinnig
blabla – geklets, gezwam
blac-out – stoornis, vergissing
blad avondblad, blz., boomblad, ceel, courant, dagblad, dienblad, folio, folium, humus, kaart krant, kroniek, loof, lover, magazine, orgaan, pag(ina), papier, periodiek, planteblad, schro, schrooi, tabaksblad, teelaarde, theeblad, tong (Z.N.), tijdschrift, vel
bladaaltje - draadworm
bladaarde humus, teelaarde
bladader – bladrib, nerf
bladaderen – nervatuur
bladafdruk in stenen - biblioliet
bladbegin – knop
bladcactus - phyllocactus
bladder – blaas, verfblaasje
bladerdeegpasteitje – bouchée
bladerdek - bladeren, gebladerte, lommer, loof,lover,
bladeren van bomen - groen, lover, loof
bladerdek bladeren, gebladerte, lommer, loof, lover
bladerloos - kaal
bladergroen chlorofyl, chloroplast
bladerloos - kaal
bladgroente andijvie, boerenkool, kool, namenia, postelein, prei, sla, snijbiet, spinazie, spitskool, spruitkool, veldsla, witlof
bladgoud - boekje, foelie
bladgroente - andijvie, kool, moesgroente, postelijn, raapstelen,
salade, 3sla, spinazie, warmoes
bladhoender – jacanae
bladkever - aardvlo, meikever
bladhoning - honingdauw
bladkant - marge
bladkers - goudhaan
bladkoper – koperblik, latoen
bladlitteken - bladmerk
bladlood - loodfoelie
bladmaag boekmaag, boekpens
bladeren met rondachtige tanden - gekarteld
blad met ronde rand – lob
blad of bloemversiering - hogel
bladmetaal blik, foelie, folie, latoen
bladmoer - vleugelmoer
bladmoes - mesofiel, parenchyn
bladmos - barbula
bladnerf ader
bladnervenbouw - nervatuur
blad papier vel
bladplant – klaver, sla
bladpotigen - phyllopode
bladrozet – rosula
bladrijk - frondeus
bladschijf - bladvlakte, bloemzoom, lamina, limbus,
bladschimmel - oidium
bladskelet - nervatuur
bladsnijder - behangersbij
bladspringer - cicade
bladsteel - periolus
bladstil loofstil, windstil
bladteken custos, custode
bladtin - foelie (spiegels), staniol, staminool, zilverpapier
bladtin bij spiegels foelie
blad van altaar - retabel
blad van anker – hand
bladereneter - fyllofaag
bladeren van bomen - lover
blad van de N.V.S.H. Sextant
blad van de Telegraaf Telekleur
blad van de paardenbloem molsla
blad van een aalbes - aalbesseblad
blad van een atlas kaart
blad van een boek – folio, pagina
blad van een hamer - kruin
blad van een koopmansboek - folio
blad van een paardenbloem - molsla
blad van roeiriem – peddel, peel (Eng.)
blad van een schaar - wang
blad van een schroef - vleugel
blad van een sleutel - baard
blad van een varenplant - veer
bladvet van varken reuzel
bladvezel van agave sisal
bladvezels van een bananeboom - abaca
bladvlinder – kallima
bladvlo - psylla
bladvogel - iora
bladvorm drietallig, drielobbig, ei, eivormig, gaafrandig, gaaf, gegolfd, gekarteld, gelobd, geschulpt, getand, geveerd, gevind, gezaagd, hand, handdelig, handlobbig, handnervig, handspletig, handvormig, hartvormig, lancet, lancetvormig, lijnvormig, naald, niervormig, pijl, pijlvormig, randig, ruit, ruitvormig, schild, schildvormig, spatel, spatelvormig, speer, spiesvormig, uitgeknaagd, veerdelig, veerlobbig, veernervig, veerspletig, voetvormig
bladvormig loofwerk - acanthus (Corintische zuilen), akant
bladvormige versiering acant, akant, acanthus
bladwachter - custos, oppasser (bij bibliotheken)
bladwijzer - boekenlegger, blijlegger, 10deelstreep, index, inhoudsopgave, kapittelstokje (bijbel), leeswijzer, luswijzer, register, signet, tabel, tafel
bladijzer - stort
bladziekte – roest
bladzij - bl
bladzijde 3pag., pagina, folio, latus, titelpagina
bladzijde waarop titel is afgedrukt titelblad, titelpagina
bladzijden doorlopend – nummeren, pagineren
blaffen aanslaan, bassen, dassen, heffen, keffen, snauwen
blaffer - hond, kantoorkladboek, klapper, opschepper, pistool, register, revolver, schieter, vuurwapen
blaffetuur - vensterluik
blafhert – muntjak
blague – grootdoenerij, grootspraak, lef
blagueren - bluffen, grootspreken, opscheppen, opsnijden
blagueur - opsnijder, snoever, zwetser
blafhoest – pseudokroep
blaf kaken - blaaskaken, snoeven
blak - bloot, effen, kaal, open, vlak
blaken – branden, gloeien, glunder, grootspraak, lef, smeulend, stralend
blakend blij, brandend, groeiend, vurig, smeulend, stralend, vurig,
blaker – kaarsdrager, kaarsenstandaard, kandelaar
blakeren – branden, flamberen, roosteren, schroeien, smeulen, zengen
blakstil - bladstil, vlak, windstil
blakvis - inktvis, sepia
blamabel - afkeurenswaard(ig), berispelijk, laakbaar
blamage – afgang, blaam, oneer, schande, smet, vlek,
blameren - berispen, laken
blamot - beurs, gekneusd
blanc fixe - barietwit
blanceren - beitsen, (glad)schaven
blanco – leeg, onbedrukt, onbeschreven, oningevuld, open(gelaten), wit
blancseing – blanket
blanda - blanke, Hollander, vreemdeling
blank bleek, blinkend, helder, maagdelijk, onbeschreven, onbevlekt, ongeverfd, rein, rijmloos, smetteloos, spiegelend, wit
blanke (Ind.) – blanda
blank van een sabel – kling
blankblauw - staalblauw
blanke – bleekgezicht
blanke doorschijnende slof - albast
blanke haremdienares odalisk
blanke lak – vernis
blanke niet joden - Ariërs, Indogermanen
blanke wilster - zilverpluvier
blank en schoon - rein
blanketsel (Ind.) bedak, gezichtspoeder
blankheid - reinheid
blaren - balken, blaten, bulken, loeien, schreeuwen
blaren (verbleekte) van de chichorei - (wit)lof
blarenbijter - glazenmaker, libelle
blaren of bulken - blaten
blas – flets, zacht
blasé beu, moe, vermoeid, zat
blasfemie - godslastering
blastoporus - oermond
blastula - kiemblaas
blaten - blaren, blèren, bulken, loeien, mekkeren, schreeuwen
blauw (l)azuur, bleu
blauwachtig – blauwig, livide, pimpelpaars
blauwachtig gas - ozon
blauwachtig wit metaal - antimonium
blauwachtige vale kleur - leikleur
blauwachtige verkleuring van gezicht - cyanose
blauwbaard wreedaard, vrouwenbeul
blauwbekken - kleumen
blauwbes - bosbes, klokkebei
blauwbloem – korenbloem
blauw bloempje - akkerereprijs, akkererepreis
blauwboekje libel, pamflet, schotschrift, vlugschrift, volksboek
blauwdruk - cyanotypie, ijzerdruk
blauwe boerenkiel - hes
blauwe boon - kogel
blauwe boter - kwikzalf
blauwe edelsteen - saffier
blauwe hanenschrobber - blauwvalk
blauwe klauwier - klapekster
blauwe kleur-of verfstof - aniline, azuur, blauwsel, indigo, lakmoes, ultramarijn
blauwe knoop - duivelsbeet
blauwe nachtreiger - kwak
blauwe papaver - blauwmaanzaad
blauwe plek - sugillatie
blauwe pruim - eierpruim, kwets
blauwe reiger - aalreiger, ielregel, ielreiger
blauwe steen – lazuur
blauwe vleesvlieg – aasvlieg, dol,
blauwe vlinder - blauwtje
blauwe werkkiel – blouse, hes, overall,
blauwen opdoemen
blauwgas waterglas
blauw glazuur email, smalt
blauwgroen - cyaan
blauwgrijs - leikleurig
blauwgrijs metaal - lood
blauwgroen - mosgroen, zeegroen
blauwgroene delfstof – kopergroen, malachiet
blauwhout - vampèchehout
blauwkiel - arbeider, sjouwerman
blauwkieltje – blauwborstje
blauwkopmees – pimpelmees, vink
blauwkous blue, savante, stocking
blauwmaan - maanzaad
blauwmees - pimpelmees
blauwmeter - cyanometer
blauw mineraal – euklaas
blauwmuts - Leidenaar
blauwneusje - houting
blauwolie – aniline
blauwpaapje - roodstaartje
blauwpaardje - glazenmaker, libel
blauwpaars - lila
blauwpieper - bastaard, (hegge)mus, nachtegaal
blauwscheuten - spataders
blauwschild - kuikendief
blauwschuit – scheurbuik
blauwsel - smalt
blauwspecht – boomklever
blauwsteen - azuursteen
blauwtje – afwijzing, carbon(papier)
blauwvalk - boomvalk, kiekendief, sperwer, stiervalk
blauwvinger – Zwollenaar
blauw vlindertje - blauwtje
blauwvoet - kwastelvalk, steenvalk, stormvogel, zeemeeuw
blauwwit metaal – lood, osmium, tin
blauwwitte opaal - chalcedon
blauwziekte - cyanose
blauwzucht cyanose
blauwziekte – cyanose
blauwzuur - cyaan, cyaankali, cyaanwaterstof,
Pruisisch zuur
blauwe boerenkiel hes
blauwe boon - kogel
blauwe kleur ultramarijn
blauwe kleurstof anilineblauw, azuur, blauwsel, indigo, indogotine, lakmoes, ultramarijn
blauwe meer der Russen Aral
blauwe regen glycine
blauwe steen arduinsteen, azuursteen, lazuur
blauwe verfstof indigo, lakmoes, ultramarijn
blauwe vleesvlieg dol
blauwe vlinder blauwtje
blauwe werkkiel blouse, overall
blauwen - opdoemen
blazen – puffen, schieten, schuifelen, souffleren, toeten, toeteren, waaien
blazen op een blaasinstrument - toeten
blazen op hoorns getoet
blazen op trompetten - toeten
blazen van de wind waaien
blazer fluiter, fluitist, fagottist, hoboïst, hoorn, jasje, klarinettist, pocher, saxofonist, sportjas, toeter(aar), trombonist, trompettist
blazoen banier, devies, embleem, emblema, kenspreuk, leuze, motto, vaandel, veldteken, wapen(schild)
bleek – bekrompen, betrokken, blank, chamois, deluw, dor, dun, eng, flauw, flets, geeps, grasveld, iel, ijl, kleimoedig, lichtgrauw, kleurloos, lusteloos, mager, mat, minnetjes, ongezond, ontkleurd, pallidus, pips, vaal, verlegen, wit, witachtig, witjes, ziekelijk, zonder blos, zwak
bleek van kleur - vaal
bleekblauw - bleumerant, bloemerant
bleekbruin - vaal
vaalbleek en mager – zwak
bleekgeel chamois, flets, geeps, vaal
bleekgezicht blanke
bleekgroen - celadon
bleekmiddel chloorkalk, soda, waterstofperoxyde
bleek (ongekookt Belgisch bier) - kazes
bleekpoeder chloor(kalk)
bleekrood rose, roze, saumon, vaal, zalmkleurig
bleekzout - bleekkali
bleekzucht anemie, bloedarmoede, chlorose, clorox, leukopethie,
blees kafje, rietpluim
blei - bliek, witvis
blein bel, blaar, draaiziekte
bleinenbijter - glazenwasser, waternimf
blekbos - schaarbos
bleken – cloren, ontkleuren
bleker – wasbaas, wasman
blekhol - hel
blèren - blaten, brullen, huilen, krijsen, schreeuwen
bles – blaar, haarlok, hol, kol, paard, schorsloze plek
blèren of loeien - blaten
blesseren – kwetsen, verwonden, wonden
blessuur – breuk, kwetsuur, letsel, wonde
bleten - blaten, hullen, schreien
bletten - pletten
bleu – angstig, beangst, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, eenkennig, lichtblauw, pips, schuchter, schuw, sip, timide, verlegen, zachtblauw
blij bleuheid – verlegenheid
blèren - tieren
bliek blei, sprot, witvis
blieven – lusten, moeten, willen
- gelukkig, happy, heuglijk, ingenomen, jolig, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, tevreden, uitgelaten, verblijd, vergenoegd, verheugd, vrolijk, welgemoed
blik bladmetaal
blik – aanzien, bakvorm, bladmetaal, inzicht, kan, kijk, lonk, ogentaal, oog, oogopslag, open, plaatijzer, stofblik, uitzicht, vue,
blikgroente - conserven
blikje - tinnetje
blikken glinsteren, kijken, lonken, ogen, zien
blikken bus - doos
blikken doos bus, trommel
blikken drinkbakje - mok
blikken eetgerei gamel, (mess)tin
bliksem - hemelvuur, licht, weerga, weerlicht
bliksem zonder donder weerlicht
bliksemen flikkeren, fulguratie, lichten, onweren, schitteren, weerlichten
bliksemflits schicht, bliksemschicht
blikseming - schittering, straling
bliksems duivels, erg, geweldig, zeer
bliksemsnel - fulminans, siderans
bliksemschicht flits, straal
bliksemstraal - bliksemflits, bliksemschicht deugniet, flits, lammeling, schicht, weerlicht
blikvanger - lokkertje
blikveld - gezichtsveld
blind gesloten, hol, leeg, loos, noodlot, onbegrensd, ondervloer,
onzichtbaar, rolluik, toeval, vals, (venster)luik
blindaas - steekvlieg
blindage - blindering
blind dier – mol
blindedarm - appendix, coecum
blindedarmontsteking – appendicitis
blinde geloofsijver – zelotisme
blinde god der duisternis Hodur,
blinde ijver – dweepzucht, fanatisme,
blindelings - klakkeloos, lukraak, onbezonnen
blinde in het kaartspel dummy
blinde insecteneter - mol
blinde passagier verstekeling
blinde plek scotoom
blinde schacht neerbraak
blinde woede - razernij
blimderen - pantseren
blinde steeg keerweer
blindenschrift – brailleschrift
blinderen - luiken, pantseren
blindheid - ablepsie
blinde vink - paupiette
blinde woede – amok, razernij
blind gemaakt - verblind
blindkap - oogklep
blind voor het raam – luik
blindworm - hazelworm
blink glans, glanzend, gloed, schittering
blinken glanzen, glimmen, glinsteren, gloren, schitteren, stralen
blinkend blank, fel, hel, glanzend, poliet, schitterend
blinkend glad - blank
blinkend helder proper
blinkend schoon – kraakwit
blinkerd - duintop, 13snoeklepeltje , (Zuidn.) snoever,
blinkvet - schoensmeer
blinkworm - glimworm
blister - bulge
blits – hip, modern, modieus
blitzlicht - flits, magnesiumlicht
blizzard barber, blode, boeran, buran, sneeuwjacht, sneeuwstorm
blo – angstig, bangelijk, bedeesd, beschroomd, laf, schuchter, verlegen, vreesachtig
blocnote – schrijfboekje
blodaard - bangerd, bangerik, haasvreter, poltron,
blode – angstig, bang, bangelijk, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bleu, blo, flauwhartig, laf, lafhartig, schuchter, verlegen, versagen, vreesachtig
bloed – hals, levenssap, sanguis, hals, stumper, sufferd, sukkel, sul
bloed (met bezoedelde) - Ares, Mars
bloedaandrang - congestie
bloedader – ader, aorta, arterie, bloedbuis, bloedvat, darmader, dijader, haarvat, holader, hoofdader, kransslagader, lymf(e)ader, vat, vena, venae (Lat.), vene
bloedaftapping – aderlating
bloedarmoede - anemie, bleekzucht, bloedbaan, bloedsomloop
bloedappel - sinaasappel
bloedarmoede anemie, bleekzucht
bloedbaar - blein
bloedbad hecatombe, hekatombe, massacre, massaker, massamoord, mensenslachting, moordpartij, slachting
bloedbad aanrichten – massacreren
bloedbeeld - hemogram
bloed, bestanddeel van het - erytrocyt, hemoglobine, leukocyt, lymfocyt, trombociet
bloedbeuling bloedworst
bloedblein – bloedblaar, bloedvin, puist (roodpuntig), vin,
bloedbraken hematemesis
bloedbruiloft - St. Bartholemeusnacht
bloedbuis (slag)ader, aorta, arterie, vene
bloedcellen – agranulocyten, erythrocyten, granylocyten, leukocyten, lymfocyten, monocyten, trombocyten,
bloeddiarree dysenterie
bloeddoop - marteldood
bloeddorst - moordlust
bloeddorstig barbaars, homicide, moorddadig, moordlustig,
moordzuchtig, sanguinair, wreed
bloeddorstige razernij - amok
bloeddrukmeter - tensiemeter
bloeddrukperiode - diastole, systole
bloedverhoging - hypertensie
bloeddrukverlaging hypotonie, hypotensis
bloedeigen verwant
bloedeiwit - albumine, fibrinogeen, globuline
bloedeloos armetierig, slap
bloedeloosheid – anemie
bloeder - hemofiel
bloederig volksdrama - melodrama
bloederwit fibrinogeen
bloederziekte - hemofilie
bloedgeld - moordloon
bloedgetuige martelaar
bloedgever donor
bloedgierig - bloeddorstig, moordlustig
bloedhoesten - h(a=emoptoë
bloedhond – woekeraar, wreedaard
bloedhout - campêchehout, vuilboom
bloedig - fel, geweldig, hard, moorddadig
bloeding - h(a)emorr(h)agie
bloedje - schaap
bloedjong - pril
bloedkanker - leuk(a)emie
bloedkleurstof hemoglobine, heem
bloedkruid - addertong, drakenbloed, duizendknoop, herderstas, knoopgras, partijke, pimpernel, sorbenkruid, varkensgras, zuring
bloedkruik – morel
bloedleer - hematologie
bloedlichaampje, rood - erythrocyt
bloedlichaampje, wit – leukocyt
bloedloop – bloedontlasting, persie
bloedneus – epistaxis
bloedontlasting – aderlating
bloedontvanger - acceptor
bloedoverbrenging - cryptogamen, transfusie
bloedparasiet trypanosoom
bloedparasiet bij dieren - piroplasma
bloedplaatje trombocyt
bloedplasma, bestanddeel van het - bicarbonaat, calcium, chloride, fosfaat, kalium, magnesium, natrium, sulfaat
bloedprop embolie, embolus
bloedprijs - moordloon
bloedrijk apoplectisch, sanguineus
bloedrode harssoort - drakebloed
bloedrood hoogrood, scharlakenrood
bloedrijk - apoplectisch, sanguineus
bloedrijkdom – turgescentie
bloedschande incest
bloedschending - incestueus
bloedschennig - incestueus
bloedschennis incest
bloedserum bloedwei
bloedspuwing - h(a)emoptoë
bloedsteen – hematiet, sardis
bloedstelpend - adstringerend, styptich
bloedstelpend middel – adrenaline, aluin, ergotine, gaas, tampon, verband
bloedstelping hemostase
bloedstolling trombose
bloedstolsel fibrine
bloedstuwing congestie
bloedsuiker - glucose
bloeduitstorting – extravasaat, hematoom
bloeduitstorting in een gewricht - hemarthros
bloedvaatgezwel - hemangioma
bloedvat ader, angio, aorta, arterie, slagader, vene
bloedvatgezwel - hemangioom
bloedvatverstopping embolie, trombose
bloedverdunnend middel - aloë
bloedverdunning - hydremie
bloedvergieten – afslachten, doden, moorden, oorlog
bloedvergiftiging py(a)emie, sepsis, septicemie, septik(la)emie, toxemie, uremie
bloedverwant aanhorige, aanverwant, betrekking, broer, broeder, cognatus, eigen, familie(lid), goei, maag, moeder, nabestaande, neef, nicht, oma, oom, opa, tante, vader, verwant(e), zuster
bloedverwanten - familie
bloedverwanten in opgaande lijn ascendenten
bloedverwantenmoord - parricidium
bloedverwanten van moederszijde cognaten, spillemagen
bloedverwanten van vaderszijde agnaten, zwaardmagen
bloedverwantschap parentage
bloedvet - cholesterol
bloedvezelstof - fibrine
bloedvin blein, bloedzweer
bloedvink - goudvink
bloedvlekziekte - purpura
bloedvloeistof – lymfe
bloedvocht - (bloed)wei, hui, plasma, serum
bloedvormend geneesmiddel – hematogeen
bloedvormend vocht – chijl, gijl
bloedvorming – hemopoiese
bloedvrees - hematofobie
bloedwater sera
bloedwateren - hemaeturie, hematurie
bloedwei plasma, serum
bloedwet - militiewet
bloedwraak vendetta
bloedwreker Goël
bloedziekte anemie, hemofilie, leuk(a)emie, hemopathie, polycytemie, trombopemie
bloedzuigende mug - knijt
bloedzuigende vleermuis - vampier
bloedzuiger - echel, laken, mug, muskiet, patjet, teek, uitzuiger (fig.), vampier, vlo, wandluis, woekeraar
bloedzuiverend middel sarsaparilla
bloedzweer – bloedvin, furunkel, karbonkel, lamprei, negenoog, steenpuist, vin, zevenoog
bloedzweten hematohydrosis
bloei fleur, hausse, kracht, krits, mei (fig.), ontplooiing, opgang, opkomst, opleving, prosperiteit, tier, voorspoed, vooruitgang, welvaart
bloei van riet - pluis
bloeien floreren, pronken, prospereren
bloeiend fleurig, florisant, fris, gezond, tierig, voorspoedig
bloeiend grasplantje - smeel, smele
bloeiende tak – bloeiheester, mei, ribes, seringeboom
bloeihormoon - florigeen
bloeikolf spadix
bloeimaand mei
bloeischede spahta
bloeitijd bloeiperiode, mei, fleur, hoogtij, voorspoed
bloei van riet - pluis
bloeiwijze
3 aar,
4 cyma, kolf, tros, tuil
5 conus, katje, kegel, maske, pluim, speer, spica, trant
6 bloem, aartje, hoofdje, korfje, scherm, schicht, sikkel, spadix,
spatha, waaier
7 amentum, anthela, bloeikolf, bloemkoek, bloemkorf, bloesem, bijscherm, hoofdje, schicht, schroef,
umbella
8 aarpluim, corumbus, panicula
9 bijscherm, bloeikolf, bloemkoek, bloemkorf,
capitulum, cincinnus, dichasium, drepanium, rhipidium
11 schijnscherm, schijnkrans
12 bloemhoofdje, pleiochasium
bloem anjer, aster, blom, elite, erica, flos, iris, keur, lelie, lis, lotus, meel, puik, roos, tulp,
bloemen, bomen, gewassen, heesters en planten
2 es, ui, ijf
3 aak, aat, alg, asp, bes, den, eik, els, esp, hei, hop, iep, ive, lis, mos, olm, oot, pee, poa, pijn, rus, sal, sla, tijm, zea
4 acer, aira, alfa, aloë, ammi, anijs, arum, arve, asam, bent, berk, beta, beuk, bles, biet, boon, brem, brya, bunt, coix, cora, anex, eppe, erwt, espe, esua, flox, geum, gort, gras, helm, herk, ilex, iris, juin, kemp, kers, klis, klit, kool, knol, kwee, lens, look, lork, mais, mast, mede, mier, mirt, munt, muur, noot, olijf, palm, pari, peen, peer, peul, prei, raai, raap, reie, rhus, riet, roos, rosa, ruit, ruta, rijst, sawo, sida, sium, slee, sona, spar, teil, thijm, tulp, uchi, ulex, vlas, wede, weit, wier, wilg, wouw, zwam
5 abeel, abies, abrus, abusa, acant, acioa, adoxa, agati, agave, ahorn, ajuga, ajuin, akant, alant, alnus, alsem, amoon, anjer, anoda, apera, apios, apium, appel, aster, avena, azima, balsa, batis, betel, biota, boldo, braam, braya, briza, buxus, calla, canna, carex, carum, carya, ceder, cicer, cocos, coula, cycas, dadel, dicer, delia, dille, dolik, doorn, draba, dreps, druif ,duist, emmer, erica, evene, gagel, fagus, ficus, fomes, fungi, gagea, gagel, genst, gerst, gilia, glaux, gouwe, hakea, halfa, haver, heide, herik, hosta, hulst, hysop, inula, karwij, keker, kleef, komijn, krent, kroos, kroot, kweek, kwets, lappa, larix, latuw, lavas, ledum, lelie, lemna, liaan, linde, linum, linze, lotus, macis, madia, majer, malus, malva, melde, miere, morel, morus, murik, nagel, netel, nonea, obero, orego, oryza, oxera, panax, paris, patig, patik, pavia, pekea, peper, phlox, picea, pilea, pinus, piont, pirus, pisum, plomp, polei, popel, pruim, pyrus, radijs, raket, ramee, rameh, ramie, rheum, rhoeo, ribes, rogge, rotan, rozijn, rubia, rubus, rumex, sabal, sabia, salie, salix, sawoe, sodum, senne, sereh, sesam, sisal, smeel, smele, soria, spart, spelt, stipa, sumak, tabak, tajer, tamus, tarwe, taxus, thuja, tilia, trapa, tsuga, tunic, typha, ulmus, varen, vicia, vinca, viola, viool, vitis, vlier, wikke, winde, zegge, zulte
6 aalbes, abobra, acacia, aceras, achras, acorus, actaea, adenia, adonis, akebia, akelei, alaria, alisma, allium, alruin, althea, alyxia amarel, amyris, ananas, andira, anemia, annona, arabis, arenga, annona, arabis, amica, aronia, arundo, asarum, atropa, aucuba, augurk, axyris, azalea, azolla, bacove, baeria, bamboe, banaan, bassia, bataat, bauera, bellis, betula, bidens, bifora, blakea, bletia, blitum, blumea, boleet, bombax, borago, bosbes, bovist, bromus, brunel, bunias, bunium, bijvoet, cactus, cakile, caltha, carapa, cassia, cedrus, cersis, chlora, cicuta, cipres, citrus, clivia, cnicus, cobaea, conium, cordia, cornus, cosmea, cosmos, cotula, crambe, crepis, crocus, cynara, cypres, dahlia, daphne, datura, daucus, diodia, distel, dobera, dophei, dragon, dravik, ebinus, ebulum, echium, eenbes, eiloof, elegia, elisma, elodea, elsbes, elymus, emilia, eracum, fatsia, filago, fiorin, foelie, fresia, funkia, galega, gallum, gember, gierst, gifbes, ginkgo, hedera, heemst, hengel, hennep, holcus, holpijp, hotela, huriki, hydnum, hyssop, iberis, isatus, jasmijn, juncus, kalmia, kaneel, karwei, katoen, kennep, kerria, kerrie, kervel, klaver, klimop, klokje, kochia, krodde, lamium, lariks, laurus, lidrus, lilium, lolium, lupine, luzuta, lycium, malope, maluwe, meloen, melica, mellea, mentha, mibora, mierik, milium, millet, mimosa, mispel, molsla, montia, moseik, mycelis, myrica, narcis, nardus, nepeta, nerium, neslia, nonnea, nuphar, obione, ocimum, ononis, ophrys, opilia, orchis, orlaya, orobus, ostrya, owenia, ozouga, pandan, papaya, pappel, parkia, payena, pekden, pentas ,peplis, peppel, persea, perzik, pessem, phleum, picris, piment, pirola, pistia, pituri, pitrus, porama, portea, possem, pothos, premna, prinus, protea, prunus, psamma, ptelea, pteris, pyrola, radula ,rahmeh, randia, raphia, rengas, reseda, restio, rhapis, rotala, royena, rudgea, ruppia, rijsbes, sagina, salade, salvia, sapium, schima, scilla, secale, selago, semele, sering, seseli, shorea, sicyos, siepel, silaum, silene, simaba, sjalot, sorbus, sparre, spirea, stekel, sticta, striga, styrax, suaeda, tapura, tecoma, thymus, tolpis, tomaat, toorts, tragus, trebol, tulipa, urtica, venkel, viscum, vulpia, witbol, witlof, wortel, zeeden, zeesla, zinnia, zuring
7 abronia, acinete, aeonium, aethusa, affodil, afzelia, akoniet, alfrank, algoede, alkanna, alonsoa, aloysia, althaea, alyssum, amandel, amaniet, amanita, amarant, amorpha, anchusa, andoorn, andoren, andijvie, anemone, anemoon, anethum, apeboom, arctium, armeria, arnebia, asimina, asperge, astilbe, attalea ,aurikel, averuit, baetris, ballota, ballote, bambusa, banksia, barosma, basella, bedstro, begonia, bennoot, bergden, bergpijn, bernage, bertram, betonie, blighia, blysmus, boletus, bomarez, boreava, boronia, bosrank, brummel, bryonia, butomus, calluna, camelia, campsis, carduus, carlina ,catyota, cascara, catalpa, celosia, chayote, cascare, catalpa, celosia, chloris, circaea, cirsium, citroen, cladium, clarkia, clethra, colutea, comarum, corylus, corypha, cotinus, crupina, cucumis, cumimum, cuphaea, ciscuta, cyclaam, cyclame, cydonia ,cynodon, cyperus, cytisus, daklook, dambeer, daslook ,deutzia, doorwas, doperwt, douglas, drosera, edelden, elatine, elfrank, ereprijs, erodium, esdoorn, esparto, euterpe, festuca, ficaria, fopzwam, freesla, fuchsia, fijnspar, lumaria, galnoot, geaster, genista, geonoma, glycine, godetia, goejave, gomboom, granaat, gunnera, haageik, halesia ,halisum, hanekam, hazesla, hemlock, heulbol, holzaad, hordeum, hyacint, ipomoea, isoëtes, jasione, juglans, kalebas, kalmoes, kamgras, kamille, kardoen, katalpa, katwilg, kickxia, klapbes, klapper, knautia, kropaar, kurkeik, kwassie, lactula, lagurus, lakboom, lactuca, lagurus, lamsoor, lappula, lapsana, latirus, laurier, leersia, lepotes, liatris, linarra, linnaea, liparis, listera, lobelia, lucerne, lunaria, lupinus, luzerne, lychnis, lycopus, lijnzaad, lythrum, maankop, mahonia, malaxis, malrove, mansoor, maretak, meekrap, meelbes, melissa, melisse, meratia, mimulus, modiola, moerbei, molboon, molinia, monarad, morille, mosroos, mosterd, motillo, moscari, muskaat, muursla, myagrum, myrrhis, negundo, nemesia, neottia, nigella, nigelle, onoclea ,opuntia, osmunda, othonna, ouratea, ourisia, pachira, paeonia, pagamea, pangium, panicum, papaver, paprika, papyrus, pavetta, pavonia, peganum, pellaea, pentace, peponia, perilla, persica, petunia, phlomis, pimelea, pimenta, plataan, pluchea, pompoen, populus, potalia, prangos, prepusa, primula, procris, pronker, pijlriet, pijnboom, pijpboom, pijpekop, quercus, radiola, radulae, rajania, ramenas, ramonda, rapaena, raphanus, ravenea, rebutia, rhamnus, ribzaad, ricinus, rinorea, robinia, romneya, torippa, roselle, roupala, rubinia, ruellia, rumulea, russula, rutidea, sabicea, salacia, salsola, samanea, samolus, sanikel, saphout, sapkelk, scandix, schinus, schotia, scirpus, sechium, sekgras, selderij, selinum, senecio, sequoia, sesanum setaria, shortia, silybum, sinapis, skimmia, sleebes, sloanea, sloetia, slofhak, solanum, sonchus, sophora, sorghum, spiraea, sporkel, spurrie, stachys, stemona ,sturmia, succisa, suikerij, synnema ,syringa, tagetes, taluama, talinum, talipot, tamarix, telekia, tellima, thesium, thlaspi, tillaea, torilis, triodia, truffel, ulmaria, vanille, veenbes, veldiep, veldsla, verbena, vetblad, vetmuur, violier, vogelia, vuurpijl, walnoot, walstro, waspalm, wederik, weigela, wingerd, witblad, witboom, witspar, wolffia, wolgras, wijnruit, wijnstok, zebrina, zeebies, zeegras, zeekool, zeepijn, zeewilg, zenobia, zostera, zuurbes
8 aardaker, aardbuil, aardnoot, aardpeer, aardrook, aardster, aardtong, abrikoos, abutilon, acalypha, acanthus, achillea, aconitum, adiantum, aegilops, aesculus, afrikaan, agrarius, ageratum, agrostis, akkersla, albizzia, alliaria, allionia ,alpenbes, alpenden, alpensla, amarella, ambrosia, ammobium, namirta, angelica, anjelier, anthemis, antiaris, appelbes, arenaria, arenpalm, argemone, artisjok, asperugo, asperula, aspidium, athyrium, atriplex, aubrieta, azorella, azijnboom, barbarea, basilima, bauhinia, begijntje, bekermos, bentgras, berberis, berenoor, bergamot, bergenia, berglook, bergroos, bergvlas, bergwilg, bernagie, berteroa, berzelia, beshulst, bevernel, bieslook, bindwilg, blauwbes, blechnum, blimbing, bocconia, boekweit, bolderik, boltonia, borassus, bosdruif, boskriek, bossalie, bowlesia, braambes, brassiea, bremraap, brodiaea, bromelia, brongras, brunella, buddleja, buksboom, buntgras, calenthe, calepina, camelina, cannebis, cansjera, cantarel, capsella, capsicum, caragena, carmadon, carpinus, castanea, caucalis, cenchrus, cerinthe, ceterach, chrysant, cicendia, cichorei, clematis, colchium, collomia, collybia, conifeer, coprinus, crabboom, crassula, crithmum, cutandia, cyclamen, dactylis, dagbloem, daglelie, dalkruid, danthus, dicentra, dielytra, dipsacus, dodonaea, dolappel, dolkruid, dopheide, driebast, drieblad, duinriet, echenops, edelweis, eenkoorn, egelskop, eikvaren, eleusine, empetrum, endymion, engbloem, eranthis, eremurus, erigeron, erophila, eryngium, erysimum, euonymus, eupteris, evonymus, falcaria, farsetia, fragaria, framboos, frangula, fraxinus, galigaan, galtonia, gamander, ganzerik, gardenia, gaudinia, geastrum, geelster, gentiaan, gentiana, geranium, gladiool, glaucium, glechoma, gloxinia, glyceria, gomplant, goodyera, goudlork, goudveil, graskers, graskool, gratiola, guizotia, gynerium, haagbeuk, hanepoot, hardgras, harlekijn, hazelaar, heelbeen, heermoes, helenium, helmgras, hepatica, hesperis, heuchera, hibiscus, hippuris, hoefblad, hondsbes, hooigeur, hosackia, hottonia, hulsloof, huislook, hypecoum, hyssopus, imperata, inktboom, inktzwam, isnardia, isolesis, jasminum, kadsura, kamerden, kamvaren, kastanje, klaproos, knoflook, knopbies, knotwilg, koekruid, koeleria, koolraap, koolzaad, korensla, korstmos, kromhals, kruisbes, krulzoom, kweepeer, laburnum, laccaria, lampsana, lathraea, lathyrus, lavatera, lavendel, legousia, leonurus, lepidium, lepturus, leucojum, levermos, lidsteng, liergras, liesgras, liguster, limonium, lisdodde, lonicera, luawigia, lycopsis, lygodium, macleaya, magnolia, majoraan , majorana, marentak, margriet,
mariscus, martynia, mauritia ,medicago, meibloem, meelboom, meidoorn, melkeppe, melkwied, melkzwam, merremia, mespilus, moenchia, moeslook, monsonia, morielje, myosotis, myosurus, naaldaar, nassella, nicandra, noteboom, nymphaea, oenanthe, oleander, oliepalm, olijfboom, olijfwilg, opopanax, orbignya, orchidee, origanum, oroxylum, ossetong ,otophora, palisota, paliurus, palmboom, pandorea, parinari, paspalum, patrinia ,pekanjer, pekbloem, pereboom, perelaar, pereskia, pericome, phacelia, phalaris, pholiota, phormium, physalis, piekgras, pilkruid, pilvaren pilzegge, pistacia, plantago, platanus, platzaad, pluimiep, plumbago, plumeria, poelruit, polygata, polymnia, poncyrus, pongamia, populier, poterium, prikneus, prunella, psiadium, psilotum, ptilotus, puibloem, pulegium, pijlkruid, pijpbloem, pijpje lak, pijpkruid, raaigras, raapzaad, rabarber, rammenas, ranonkel, rapunzel, rasamala, ratanhia, ratelaar, reukgras, reynosia ,rhodiola, ridolfia, riempjes, rietgras, roemeria, roodbeen, rosmarijn, rotskers, rotswilg, rozelaar, russelia, ruwkruid, rijstgras, sabbatia ,saffloer, saffraan, sagopalm, salvinia, sambucus ,sanicula, santalum, santorie, sapindus, satuerja, saurauia, sauropus, saururus, scabiosa, scaevola, scharlei, scheelaa, scherlei, schimmel, schismus, schizaea, schoenus, scolopia, scolymus, scopolia, selderie, serjania, sesbania, sesleria, sidalcea ,sierkers, silphium, slaapbol, slijkgras, smyrnium, sojaboon, solidago, sorbaria, spartina, spartium, spergula, spigelia, spinacia, spinazie, stamroos, steeleik, steeliep, steeneik, steranijs, sterkers, stofzaad, stokroos, syzygium, tabebuia, tacsonia, talkboom, tamarisk, tandzaad, taxodium, teenhout, teutrium, thrincia, tigridia, timothee, torkruid, tribulus, trilgras, trisetum, triticum, tritonia, trollius, troskers, tuberoos, tuinboon, tuinkers, turgenia, turmerie, turritis, tweebast, vaccaria, valkruid, veldbies, veldkers, verfbrem, veronica, vetkruid, vetplant, viburnum, viltroos, viscaria, voetblad, vlotgras, vogellijm, vossebes, vuilboom, vijgeboom, warkruid, wasbloem, weegbree, weigelia, windhalm, windroos, wistaria, wolkruid, xanthium, ijzerhard, zaagblad, zandkool, zandmuur, zeeaster, zeekraal, zeeraket, zegeltje, zoethout, zomereik, zoethout, zoutgras, zuurling
9 aardappel, aardeikel, addermoes, addertong, affodille, agaatroos, agonandra, agrimonia, agropyton, ailanthus, akkerkers, akkerkool, akkermunt, akkerrood, akkerroos, allocarya, alpengras, alpenroos, amaryllis, amberboom, ammadenia, ammochloa, ammophila, amsinckia, amygdalus, anacyclus, anagallis, ananasbes, anaphalis, andrachne, andromeda, angelonia, anthurium, anthylis, appelboom, aquilegia, araucaria ,armoracia, arnoseris, aronskelk, aronsstaf, artemisia, asclepias, asparagus, asplenium, astrantia, aubergine, avicennia, baardgras, balsamina, balsemien, basilicum, beekpunge, beemdgras, beenbreek, behennoot, bellardia, bereklauw, beukvaren, biesvaren,
biezenkop, blaaswier, blauwgras, bloemkool, bloemriet, boksdoorn, bonekruid, boomvaren, bosliefje, boterkarn, brilkruid, bupleurum, calamintha, calendula, campanula, cantharel, capucijner, cardamine, carthamus, catabrosa, ceanothus, centaurea, centaurie, cerastium, cicerbita, cichorium, cineraria, citrullus, claytonia, colchicum, commelina, conringia, coreopsis, coronaria, coronilla, coronopus, corydalis, crataegus, cucubalus, cucurbita, cupressus, cynanchum, cynosurus, cypergras, cyrtonium, dadelpalm, dagschone, danthonia, dauwnetel, dictamnus, diervilla, digitalis, digitaria, diospyros, diplachne, doddegras, doornzaad, doronicum, dovenetel, drakenkop, duifkruid, duikelaar, duindoorn, dwerggras, dwergspar, dwergvlas, ecballium, echinaria, edelweiss, elaeagnus, elytrigis, emerkoorn, epilobium, epimedium, epipactis, equisetum, erythraea, erythrina, euchlaena, euclidium, euphoribia, euphrasia, ezelsoren, agopyrum, forsythia, frankeinia, fijnstraal, galanthus, galeopsis, galinsoga, ganzerik, ganzevoet, gemshoren, geweiboom, gipskruid, gladiolus, glaskruid, glidkruid, goudhaver, graslelie, grevillea, grindelia, grondster, grijskruid, haagdoorn, haagwinde, haynaldia, azelatuw, hazelnoot, hedypnois, hedysarum, eelkruid, heggemuur, eggerank, helmbloem, helmkruid, hemelboom, hemizonia, heracleum, herminium, herniaria, hertshooi, hertsmunt, hieracium, hippophaë, holosteum, holwortel, honckenya, ondsdraf, hondstand, ondstong, hoornblad, hopklaver, ortensia, huttentut, hydrangea, hypiricum, hypholoma, impatiens, jezusgras, odenkers, judasboom, juniperus, karadebol, kalanchoë, kalfsvoet, kalketrip, kamerpalm, kanteloep, kersappel, kerseboom, kerstroos, kerstster, knarkruid, knikbloem, kniphofia, knipherik, knopkruid, koeienoog, kogelboom, kokospalm, komkommer, komijnzaad, koornroos, koriander ,kornoelje, kortsteel, kraagroos, kraailook, kraanhals, kransspar, kringzwam, kruidkers, kruipbrem, kruipwilg, lactarius, lagoseris, lamarckia, lavendula, lederboom, leeuwebek, leontodon, lepelblad, lepelboom, lepigonum, lespedeza, libanotis, lidcactus, ligustrum, limosella ,lobularia, longkruid ,loodkruid, loogkruid, lotosboom, lijsterbes, maanvaren, magnifera, malachium, malcolmia, mannagras, marjolein, marrublum, mutthiola, melitolus, melkkruid, mentzelia, microcala, minuartia, mirabilis, mistletoe, moeraseik, moffenpijp, monolepis, monotropa, muizenoor, mulgedium, muurbloem muurpeper muurvaren, myricaria, naaldboom, narcissus, neophila, nephelium, nestvaren, nevelgras, nevelzwam, nicotiana, nieskruid, niesvaren, nimfkruid, odontites, oenethera ,ogenklaar, okkernoot, onopordum, oreopanax, orobrance, ortgiesia, oryzopsis, osmanthus, oxyanthus, oxybaphus, oxycoccus, oxylobium, oxymitria, oxystigma, paasbloem, paaslelie, palaquium, palmlelie, parelgras, parelzaad, parnassia, passerina, pasteraak, pastinaak, pastinaca, potiëntia, paullinia, paulownia, pellionia, peltandra, penstemon, peperboom, peperkers, pepermunt, peperomia, periploca, Pernettya, persoonia, petasites, pharbitis, phaseolus, pholiurus, phyllitis, piluparia, pimpernel, pioenroos, pluimboom, pluimgras, pedolepis, polygonum, polypogon, polyporus, popelboom, portulaca, postelein, prestonia, prinsepia, pronkboon, pronkerwt, pteridium, pulicaria, pijlwortel, pyrethrum, radijskool, rafflesia, ramischia, rapistrum, rauwolfia, reaumuria, regenboom, rehmannia, restrepia, rhabarber, rhamnella, rhipsalis, rhodanthe, richardia, rodgersia, roegneria, rolklaver, rosientje, rosularia, roystonea, rozemarijn, rozetblad, rucbeckia, saccharum, sagoplant, salvadora, santolina, sapodilla, saponaria, sassafras, savelboom, saxifraga, scabieuse, schoberia, schrebera, schijngras, scleropoa, senebiera, serratula, sevenboom, sherardia, sideritis, sierappel, sitkaspar, slangekop, sleedoorn, sleedoren, sleepruim, slijkgroen, smilacina, sneeuwbal, sneeuwbes, soldaatje, spathodea, spruitjes, stalkaars, stalkruid, steelzaad ,steenbeuk, steenkers, steenroos, steenruit, steenthijm stekelbes, stenactis, stephania, stereulia, stinkblad, stinkboom, stinkroos, stinkzwam, strobloem, struikhei, stuifzwam, styphelia, subularia, succulent, symphonia, symphytum, symplocos, syngonium, taguaboom, tamarinde, tanacetum, taraxacum, tarwegras, taxusboom, teesdalia, thujopsis, tongvaren, tormentil, tripolium, treurbeuk, treurwilg, trifolium, tripmadam, triteleia, tuberaria, tuinmelde, tulpeboom, tweekoorn, uiversbek, valeriaan, vedergras, veenpluis, veldgerst, veldsalie, ventenata, venushaar, verbascum, verbesina, viltkruid, lambloem, vlasdolik, vlaskruid, vlieszaad, vlotvaren, voerbloem, vogelkers, vogelmelk, vossenbes, vuurbloem, vuurdoorn, wakholder, waterbies, watereppe, waterkers, watermunt, watermuur, waternoot, waterpest, wegdistel, wegedoorn, whitlavia, wintereik, wolfskers, wolfsmelk, wolfspoot, wollegras, wolverlei, wormkruid, ijzerkruid, ijzervaren, zandanjer, zandbloem, zandhaver, zandraket, zeedistel, zeepkruid, zeevenkel, zeezuring, zenegroen, zevenblad, zevenster, zilverden, zonnedauw, zoutkruid, zwavelkop, zwenkgras, zijdeplant
10 aardappel, aarddistel, acajouboom, achtermeel, aegopodium, agapantnus, agrostemma, akeleiruit, akkerkruid, akkerwinde, alang alang, alchimella, alopecurus, alpenaster, amaranthus, amelanchier, amethystea, anacamptis, ananaskers, anacardium, anastatica, antennaria, anthericum, anthocerus, anthriscus, armilliria, ascomyceet, asphodelus, aspidistra, asteriscus, astragalus, bazielkruid, beemdhaver, beetwortel, bekerplant, belladonna, berendruif, berenklauw, bergdrank, bezemkruid, biscutella, bitterling, bitternoot, bitterzoet, blaasvaren, blauwbloem, boerenkers, boerenkool, bonenkruid, bosaardbei, bosandoorn, bosanemoon, boshyacint, boswalstro, boswederik, boterbloem, botrychium, brandnetel, breukkruid, bijenorchis, calliopsis, calystegia, catananche, catapodium, centaurium, champignon, chimaphila, chondrilla, chorispora, cladanthus, cochlearia, coriandrum, corrigiola, cortadoris, crypthanta, cymbopogon, delphinium, diplotaxis, darwintulp, donderblad ,dooierzwam, doornappel, douglasden, draaibloem, driedistel, droogbloem, druifkruid, dryopteris, dubbelkelk, dubbelloof, duinroosje, duivelskop, dwergbloem, eendekroos, egelantier, eleocharis, eragrostis, eremopyrum, eriophorum, erucastrum, esparcette, essenkruid, eupatorium fakkelgras fioringras foeniculum gaillardia, gaffeltand, ganzebloem, gastridium, geelhartje, geelwortel, geitebaard, genistella, gierstgras, globularia, gnaphalium, goudsbloem, goudscherm, grasklokje, greppelrus, gymnadenia, gypsophila, haakdistel, halianthus, hangsilene, hartgespan, hauwklaver, hazepootje, hazestaart, heggewikke, heggewinde, heidekruid, heksenmelk, helianthus, heliotroop, helipterum, helleboru,s helminthia ,hemlockden, hiba cypres, hierochloë, hokjespeul, holodiscus, hondskruid, honingzwam, hoornbloem, hyacinthus, hoyscyamus, illecebrum, immortelle, indigofera, jeneverbes, jobstranen, kaneelroos, kappertjes, kartelblad, kattedoorn, kikkerbeet, kleefkruid, knoopkruid, kogelbloem, kollebloem, korenbloem, kraaiheide, kranssalie, kromstaart, kroonkruid, kroosvaren, kruidnagel, kruipvaren, kruisdoorn, kruiskruid, kruizemunt, kwetspruim, leeuwenbek, leeuwetand, lepionurus, levensboom, leverkruid, levisticum, liefdegras, littorella, lontarpalm, lophantus, lycoperdon, lycopodium, lysimachia, maagdepalm, mactotomia, madeliefje, matricaria, mattenbies, natteuccia, meconopsis, melampyrum, melandrium, melkdistel, meloenboom, menyanthes, metroxylon, miscanthus, moehringia, moeraskers, monnikskap, ontbretia, morgenster, muurdravik moricandia ,naaktvaren, naaldvaren, nagelbloem, nagelkruid, narthecium, nasturtium, nymphoides, oeverkruid, oeverzegge, ogentroost, omphalodes, onobrychis, ophiopagon, oplismenus, ornithopus, otacanthus, oxydendrum, paardeboom, paardegras, pachyveria paddebloem, paddekruid, pampasgras, papenbloem, papenkruid, papierberk, parelkruid, parietaria, parochetus, paronychia, parthenium, patersonia, passiflora, pakwegerst, pelliciera, pennisetum, pentstemon, peperkruid, perzikboom, pestwortel, peterselie, peucedanum, peulvruch,t phagangium, phragmites, phytolacca, pimentboom, pimpernoot, pimpinella, pinangboom, pinguicula, piorieroos, platanthera, platycarya, platycodon, pluimvaren, pluimzegge, polemonium, polycarpon, polycnemum, polypodium, pompebloem, potentilla, prachtrank, prachtriet, prenanthes, priemkruid, pronkwinde, pruikeboom, pruimeboom, pruimelaar, pseudosasa, pterocarya, pulmonaria, pulsatilla, purperwilg, puschkinia, pyracantha, raffiapalm, ranunculus, rapistrum, ratelabeel, reigersbek, rendiermos, rhinantus, rhodotypos, rhynchosia, ridderzwam, rietorchia, rimpelroos, ringboleet, roggebloem, rosmarinus, rotscactus, rozenmelde, rubberboom, ruigklokje, rupsenboom, rupsklaver, sagittaria, salicornia, salieplant, salpichroa, sandelboom, sarcanthus, sarcocolla, sarracenia, sarradelle, sauromatum, sauvagesia, sawomanila, schaafgras, schaafstro, schapenoor, scheefkelk, scheerling, schefflera, scherpgras, schietwilg, schildzaad ,schinopsis, schisandra, schotkruid, schubkruid, schubvaren, schuimblad, schijnraket, scindapsus, scorpiurus, scorzonera, semecarpus, senestruik, serradelle, setcreasia, shepherdia, sieglingia, siepenhout, sisymbrium, slaapkruid ,slaaplelie, slangeblad, slangelook, slootveren, smeerkruid, snavelbies, sneeuwroem, sneeuwwilg, soldanella, sparganium, sparreboom, specularia, speenkruid, spekwortel, spilanthes, splitbloem, spoorbloem, sporkeboom, sporkehout, springzaad, spruitkool, steenahorn, steenbloem, steenbraam, steenbreek, steendoorn, steendoren, steennetel, steenvaren, steenviool, stekelbrem, stekelnoot, stekelzaad, stekelzwam, steppegras, sterremuur, sterrenmos, stinkbloem, stinknetel, storaxboom, straatgras, stratiotes, streepzaad, strelitzia, strombosia ,struisgras, struisriet, suikerbiet, suikerriet, suikermais, suikerpalm, thalictrum, torenkruid, tragopogon, trientalis, triglochin, trigonella, tropaeolum, trosdravik, trosnarcis, tulpenboom, tijgerbloem, tijgerlelie, vaderplant, vederkruid, veenworte,l veldzuring, vingergras, vinkenzaad, vogelwikke, vroegeling, vroeghaver, waterlelie, waternavel, waterpeper, waterpunge, weide kruid, wolfsklauw, wonderboom, wondklaver, zeeviolier, zilverspar, zilverwilg, zonnebloem, zonnekroon, zuilcactus, zwaluwtong, zwartkoren, zwartsteel
11 aardamandel, aardbeiboom, achterbloem, adderwortel, afgodskruid, akkerdistel, akkerdravik, akkerklaver, akkerklokje, akkerscherm, alpenklokje, amandelboom, amandelwilg, anthoxantum, antirrhinum, arabidopsis, arundinaria, asphodeline, bazielkruid, besanjelier, biggenkruid, blizenkruid, bingelkruid, bitterkruid, blaassilene, blackstonia, bloedgierst, borstelbies, borstelgras, bosvogeltje, braamstruik, brassicella, bulbocodium, buphthalmum, calandrinia, calceolaria, callitriche, calycanthus, centunculus, chaenomeles, cheiranthus, chelidonium, henopodium, chionanthus, citroengras, clinopodium, convallaria, convolvulus, corispernum, cornucopiae, cotoneaster, crucianella, cryptomeria, cynoglossum, cypripedium, cystopteris, amastbloem, eschampsia, descurainia, dessertblad, dodecatheon, donderkruid, dotterbloem, duivekervel duizendblad dwergmispel, echinochloa, echiondorus, eigenheimer, engelwortel, erythronium, espartogras, filipendula, fluitekruid, fritillaria, galeobdolon, gaspeldoorn, genadekruid, giersmelde, gleditschia, glycyrrhiza, goudenregen, guichelheil, guldenroede, gymnocladus, handjesgras, hemelroosje, havikskruid, heksenkruid, heleocharis, helichrysum, helleborine, haverwortel, hennepnetel, hoenderbeet, hydrocharis, hydrocotyle, hypochoeris, incarvillea, indigobloem, ionopsidium, ivoordistel, kafferlelie, kaimastruik, kanariegras, kanariekers, kanariezaad, kankerbloem, karmozijnbes, kattendoorn, kattenkruid, kattestaart, kentranthus, keverorchis, knolamaniet, kogeldistel, kompasplant, kruisdistel, kuifhyacint, kweldergras, leeuwentand, lenteklokje, leycesteria, limoenkruid, liquidambar, longenkruid, loroglossum, maagdenpalm, maianthemum, mantelanjer, mariadistel, mariahartje, maskerbloem, menispermum, mercurialis, mexicaantje, moederkruid, moederplant, moerasvaren, mosbloempje, mottenkruid, muizengerst, muizestaart, muskuskruid, nachtorchis, nachtschade, nachtsilene, negergierst, nephrolepis, nootmuskaat, oranjebloem, orleaanboom, orthocarpus, paardebloem, paardeklauw, paardengras, pachyphytum, pachypodium, pachyrhizus, pachysandra, palmboompje, palmyrapalm, papierbloem, parapluboom, parasolboom, parelgierst, parnaskruid, passiebloem, patrijskruid, pedicularis, pelargonium, penningblad, perzikkruid, phegopteris, pieterselie, platycerium, pluimakelei, pluimakolei, pluimgierst, polygonatum, polystichum, potamogeton, prachtappel, prachtkaars, pruikenboom, pseudolarix, pseudotsuga, puccinellia, purperwinde, rattenkruit, reigerbloem, retinispora, reuzenlelie, rhagadiolus, ridderspoor, ringelwikke, rododendron, rouwviolier, rozelaurier, rubberplant, rupsenkruid, sanguinaria, sanguisorba, sansevieria, sapotilboom, sarcocaulon, sawoemanila, chaamkruid, schaduwgras, schapengras, scheefbloem, schelwortel, schermbloem, scherpkruid, schizanthus, schorseneer, schroefboom, schroefpalm schubwortel, schuimkruid, sciadopitys, scleranthus, sclerochloa, scutellaria, selaginella, sempervivum, seringeboom, sierasperge, sikkelkruid, sinaasappel, slangebloem, slangekruid, smeerwortel, sophiekruid, speerdistel, speerwortel, spergularia, sporkenhout, steenklaver, stekeldoorn, stekeldoren, stekelvaren, sterhyacint, sterrekroos, sterrekruid, stoelenbies, strandkruid, stranvaesia, streepvaren, strophantus, struikheide, struikwinde, struisvaren, suikerahorn, suikernetel, tambourissa, tandjesgras, tasjeskruid, tazatnarnis, teunisbloem, theeboompje, thelesperma, thelypodium, thysselinum, topineamber, trompetboom, utricularia, varkensgras, varkenskers, vingerplant, vleugelnoot, vliegenzwam, vogelgierst, vogelnestje, vogelpootje, vossestaart, vrouwenhaar, waardenhout, waterklaver, waterstruik, weidekervel, weymouthpijn, wiedemannia, wintergroen, wonderbloem, wrangwortel, wijfjesvaren, xanthoceras, zilverhaver, zomerklokje, zonneroosje, zwaardvaren, zwanenbloem, zwavelkopje
12 aardkastanje, abrikozeboom, affodillelie, akkerbedstro, akkerereprijs, akkerkamille, alstroemeria, anacampseros, apenhoutboom, aristolochia, baillonklokje, barbarakruid, bergsteentijm, berkenboleet, bessenstruik, blaadjeheide, blazenkruid, boerenjasmijn, bokkenorchis, borstelkrans, brachypodium, bruidssluier, callistephus, centranthus, cephalanthus, cephalotaxus, chaerofolium, chamagrostis, chimonanthus, citroenkruid, coeloglossum, corallophira, corynephorus, dennenorchis, droogbloeier, druifhyacint, duivenkervel, duizendknoop, echinopsilon, fonteinkruid, heelblaadje, heesterpioen, helianthemum, heliotropium, helosciadium, hennepvreter, herderstasje, herfstsering, herfsttijloos, hirschfeldia, holoschoenus, honingklaver, hoornpapaver, jacobsladder, januariplant, judaspenning, kaasjeskruid, karnperfoelie, kandelaartje, keizerskroon, kievitsbloem, klavervreter, klaverzuring koelreuteria, koningskaars ,koningsvaren, koraalstruik, koraalwortel, krabbescheer, kwispelgerst, lambertsnoot, lampionplant, leeuwenklauw, leontopodium, limnanthemum, liriodendron, lithospermum, mammoethboom, mangelwortel, moerascypres, moerasklokje, moerasscherm, mottenkoning, muggenorchis, muriophyllum, haaldekervel, muggenorchis, myriophyllum, naaldenkoker, nachtviolier, olifantsgras, ooievaarsbek, ophioglossum, ornithogalum, paardenbloem, paardestaart, pachystroma, pantoffeltje, pedicellaria, penningkruid, peperboompje, pinksterroos, pistacheboom, pluimasperge, pluimhyacint, poppenorchis, populierboom, prachtklokje, prachtspirea, profeetplant provenceroos, psorospermum, purperklokje, purperdistel, pijlkruidkers, pijpestrootje, radermachera, randjesbloem, raphanistrum, reuzencactus, rhododendron, rhynchospora, robertskruid, rozegeranium, rozenkransje, sabadelkruid , salpoglossis, satansboleet, schapedistel, schapekervel, schapeklaver, schapenbloem, schapezuring, scharenkruid, scheuchzeria, schorrekruid, schubkamille, schijfkamille, schijnspurrie, scrofelkruid, schrophularia ,serpentslook, siegesbeckia, sikkelklaver, sisyrinchium, slakkeklaver, slangenkruid ,slangewortel, sleutelbloem, snavelruppia, sneeuwklokje, sphenopholis, standelkruid, steenviolier, stekelaugurk, stenophragma, stenotaphrum, stippelvaren, straalscherm, tamariskboom, timotheegras, tradescantia, trichophorum, trompetbloem, tuingeranium, tuintjesgras, valerianella, vincetoxicum, vlooienkruid wateraardbei waterkaarden, waterviolier, weichselboom, wespenorchis, weverskaardje, wilgenroosje, winterjasmijn, wrattenkruid, xanthorrhiza, zandblauwtje, zannichellia, zantedeschia, zeepostelein, zilverdistel, zilverschoon
13 aardbeiklaver, adelaarsvaren, akkerhanevoet, lternanthera, arrhenatherum, bastaardsenne, blaasjeskruid, borstelscherm, bougainvillea, bruinnetteken ,calamogrostis, cardaminopsis, cephalanthera, ceratophyllum, chaenorrhinum, haerophyllum, chaemzecyparis, christusdoorn, chrysanthemum, dennenmoorder, dieffenbachia, dimorphotheca, draad gentiaan, dracocephalum, drie urenbloem, duizendschoon, chinosperhum ,flamingoplant, heiligenbloem, ndigoboompje, kanneboenders, kentrophyllum, klaverboompje, naapjeskruid, koekoeksbloem, kruisjesplant, lampenpoetse,r lavendelheide, kroosjespruim, lepeltjesheide, lepeltjesdief, meloenboompje, mierikswortel, moerasandijvie, moerbezieboom, nuehlenbergia, muskusplantje, aaldenkervel, orleaanstruik, papiermoerbei, parentucellia, pinksterbloem, pinksterlelie, pinksternakel, piptochaetium, prachtlobelia, provincieroos, psittacanthus, ratelpopulier, reizigersboom, reuzenkalebas ,reuzenpapaver, ietzwenkgras, salomonszegel, schorrenkruid, schroeforchis, schijnhazelaar schijnviooltje, scolopendrium, int jansbloem, sint janskruid, seringestruik, slangenwortel, specerijstruik, spiegelklokje, spiraalruppia, steenrotskers, stekelboompje, strandkamille, strandviolier, streptocarpus, strophostyles, stijfselbloem, suikeresdoorn, tamarindeboom, toverhazelaar, rachyspermum, varkenskervel, vergeet me niet, liegenorchis vrouwenmantel, vuurwerkplant, waterdrieblad, atergentiaan, waterhanepoot, waterranonkel, waterweegbree, interakoniet, zanddoddegras, zandroerkruid,
14 duinreigersbek, hondstarwegras, ooievaarsbloem, paardkastanje, pantoffelbloem, papegaaiekruid, apunzelklokje, saffraancrocus, sappanhoutboom, scharnierbloem, scharnierplant, schildpadbloem, slangkomkommer, sneeuwvlokboom, stinkganzevoet,
15 sinaasappelboom, tuinridderspoor
bloemaar van lisdodde - sigaar
bloembed – border, parterre, perk, rabat
bloembegin – albastrum, knop
bloembolgewas anemoon, borliris, gladiool, hyacint, iris, krokus, lelie, narcis, ranonkel, sneeuwklokje, tulp, vogelmelk, sneeuwklokje
bloembekleedsel - periant
bloembiesachtigen - juncaceeën
bloembodem – torus
bloembollencentrum Keukenhof
bloembollenkweker - bollenbaas
bloembos boeket, corsage, ruiker, tuil
bloem, deel van een -
4 kelk, stijl
5 kroon, ovula, steel, torus
6 bijkelk, discus, pollen, sepaal, stylus, tepaal
7 athere, loculus, avarium, stamper, stempel,
stengel
8 bloemdek, epicalex, gynofoor, helmknop,
kelkblad, perianth, staminum, stigmata
9 gynaecium, helmdraad, kroonblad, meeldraad,
nectarium, pastillum, stuifmeel
10 androecium, hypanthium, pedicellus
11 honingklier, staminodium
12 receptacullum, zaadbeginsel
14 vruchtbeginsel
bloem der onsterfelijkheid - amarat
bloem van een fuchsia - bag, bel
bloem van een hyacint - nagel
bloem van een vruchtboom - bloesem
bloem van roggemeel - mik
bloemencorso - optocht
bloemendek perigonium
bloemendekblad - tepaal
bloem der onsterfelijkheid amarat
bloemdier - koraal(dier), zeeanemoon, zeester, zeelelie,
bloemdieren anthozoa
bloemdragend – bloeiend
bloemen en bladeren - festoen
bloemenetend - anthofaag
bloemenfeest Floralia
bloemenhandelaar – bloemist, bloemverkoper, kweker
bloemenhof rosarium, siertuin
bloemenhouder - vaas
bloemenkweker - bloemist, florist
bloemenkluwen – glomerumus
bloemenminnend - anthofiel
bloemenoptocht – corso
bloemenornament - festoen, feston, fleuron
bloemenpoeder – stuifmeel
bloemenprikker – bastaard, honingvogel
bloemenrand border
bloemenring - krans
bloemenslinger festoen, guirlande
bloementafel jardinière
bloemententoonstelling - floriade
bloementooi bloesem
bloemenvaas kostbare jardinière
bloemengodin Flora
bloemetje – boeket
bloemetjes buitenzetten - feestvieren
bloemfeest – floralia
bloemfeest in oud Rome - floralia
bloemfestoen - guirlande, krans, slinger
bloemgarnering - corsage
bloemgestel - aar, katje, inflorescentie, tros
bloemgodin - Flora
bloemgras - muurbloem
bloemhof - bloementuin
bloemhoofdje van de bij - klis
bloemig - bebloemd, bloemrijk, droog, kruimig, melig
bloem in de weide - boterbloem, pinksterbloem
bloemist – florist, kweker, bloemenhandelaar, bloemkweker
bloemisterij – kwekerij
bloemklokje - klokbloem, woudnarcis
bloemknop albastrum
bloemkoek - caenanthium, hypanthodium
bloemkoolziekte boren, klemhart, schift, waterziek
bloemkrani - kroon, wrong
bloemkroon corolla
bloemkroonblad petaal
bloemkoolneus - rinofyma
bloemkroonachtig - petaloïd
bloemkweker – bloemist, florist
bloemlezing analecta, anthologie, antologie, chrestomathie, heul, krestomat(h)ie,
bloemmotief arabesk
bloemornament feston
bloemperk in een tuin – bed, rabat
bloempje - madelief, melati, viooltje
bloempje uit de bergen - alpenklokje
bloemplant – anthofyta, bloeier
bloemriet - canne
bloemrijk – beeldend, polyanthisch
bloemrijk feest - corso
bloemruiker - boeket
bloemschede - spata
bloemsierkunst, (Jap.) - ikebana
bloemslingers guirlandes
bloemsteker - snuittor
bloemstuk boeket, corsage, krans, ruiker
bloemsijsje - barnsijs
bloemsoort - buisbloem, lipbloem, muilbloem, steelschaalbloem, sterbloem, vlinderbloem, windbloem
bloemtros bel
bloemtuil ruiker
bloemvak perk
bloem van meel - donst
bloem van roggemeel mik
bloemvormig ornament fleuron
bloemzoet - lief, vriendelijk
bloemzoom - limbus
bloesem dragen - bloeien
bloesem van zekere vruchtboom perenbloesem, kersenbloesem, appelbloesem, pruimenbloesem
blohartig bang, beschroomd, laf(hartig), schuchter,
bloheid lafheid, schuchterheid
blok – boomschacht, complex, figuur, huizengroep, katrol, klamp, klomp (Z.N.), klos, offerblok, onderstel, partijgroep, patroon, pootkluister, stapel, stronk, stuk, tronk
blok (scheepsterm) katrol
blok (fig.) last, lastpost
blok aan een paardenbeen – bengel
blok brandhout - stomme
blok dat twee palen bijeen houdt ezelshoofd
blok, deel van een - nagel, neut, wang, wartel
blokdruk – xylografie
blokhaak - kruishaak, winkelhaak
blok hout – klomp
blok hout onder paardehoeven - trip
blokhuis – citadel, seinhuisje, wachthuisje
blokje – klos, klont
blokje brandstof - briket
blok kalksteen - clint
blok staal – bram
blokje steen onder een kozijn - neut
blokje van een strijkstok - slof
blok turf – briket
blok ijzer waaruit blik wordt geperst - bram
blokkade afsluiting, beleg(ering), belemmering, blokkering, hindernis, insluiting, vastlegging
blokkadebreker runner
blokken afsluiten, blokkeren, sloven, studeren, vossen, zwoegen
blokkeren - afsluiten, caleren, stremmen, verhinderen
blokkering – afsluiting, blokkade, insluiting, omsingeling, versperring
blokkeringscondensator - sperring
blokleem - keileem
blokmaker - chemigraaf, clichémaker
blok om te hijsen – katrol
blokschaaf - gerfschaaf, roffel, voorloper
blokschoen – klomp
blokvorming - coalitie, pact
blokwalsen - blooming
blokwerk - fluitregister
blond - licht
blond meisje blondine, blondje
bloodaard bangerd, lafaard
bloosangst - erytrofobie
bloot – adamskostuum, baar, blik, eenvoudig, enkel, kaal, naakt, onbedekt, ongekleed, ongewapend, ontkleed, open, poedelnaakt
blootgesteld aan - onderhevig, onderworpen
blootleggen – denuderen, exponeren, ontdekken, onthullen, openbaren
blootlegging - denudatie, ontbloting
blootgelegd openbaar
blootstellen – riskeren
blootwol - plootwol
blootsvoets – barrevoets, ongeschoeid
blos fleur, gloed, (schaam)rood, tint
blotelijk - alleen, eenvoudig, enkel
bloter - ploter
bloterik - naaktloper, nudist
blouse – bovenlijfje, jongensbuisje, kiel, shirt, werkkiel
blouson - windjak
blouwel - hennepbraak
blowen - roken
blozen bleken, kleuren
blubber – bagger, derrie, dras, modder, prut, slib, slik, slijk
blubberen – baggeren, modderen
blubberig - modderig
bluf – blague, bluffen, boerenbedrog, branie, dapper, durf, fanfaronnade, gepoch, grootspraak, humbug, lust, moed(ig), muf, onverschrokkenheid, opschepperij, ostentatie, pocherij, poeha, poempa, pompa, praal(zucht), pralerij, poeha, puf, renommage, snoeverij, trek, vertoon, vertoonmaking, zwetserij
bluffen bogen, geuren, grootspreken, opscheppen, opsnijden, pochen, pralen, protsen, roemen, snoeven, steunen, trots
bluffer blaaskaak, blageur, bramarbas, branie, dikdoener, grootspreker, keker, opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, proleet, proneur, snoever, zwetser,
blufferig - astentatisch, dikdoenerij, grootsprakig, opschepperig, pocherig, protserig, snoeverig, winderig
blufferij – grootsprekerij, opschepperij, snoeverij
blunder – betise, bok, domheid, enormiteit, flater, fout, miskleun, poedel, stommiteit, vergissing
blusapparaat – brandblustoestel, brandslang, poederblusser,
sprinkler(installatie)
blusmiddel – brandkraan, brandslang, doofpot, extincteur, schuim, schuimblusser, spuit, stikstof, water, zand
bluspot - doofpot
blussen doven, lessen, smoren, uitdoen, uitmaken
blusser – brandweerman
blustoestel - annihilator
blut – arm, berooid, gust, kaal, platzak, rut
bluts braam, buil, deuk, eschaard, kneuzing, kwetsuur, schaard,
blutsen – kneuzen, kwetsen
blij - blakend, glunder, heuglijk, ingenomen
blij(de) - ballista, blijgeestig, blijmoedig, gelukkig, heuglijk, monter, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk, verblijd(end), vergenoegd, verheugd, verrukt
blijde boodschap - Evangelie, verkondiging
blijdschap - genoegen, plezier, pret, voldoening vreugde
blijft na het kaas maken over - wei
blijgeestig - gulhartig, opgeruimd, opgewekt, vrolijk, joviaal,
blijheid - levenslust, blijdschap, opgetogenheid, opgewektheid, verheugenis, vreugde, vrolijkheid,
blijk - betoon, bewijs, geloof, geschenk, kenteken, merk, proef, proefteken, proeve, teken, uiting
blijde - opgewekt
blijde boodschap evangelie, verkondiging
blijdschap – blijheid, genoegen, vreugde
blij en jolig - vrolijk
blijft er na brand over - as, sintels, verbrandingsproduct
blijft er na het kaasmaken van de melk over - wei
blijf staan – halt, ho, stop
blijgeestig hartelijk, joviaal, levenslustig, opgeruimd,
opgewekt, verheugd, vrolijk
blijheid blijdschap, blijgeestigheid, geestigheid, levenslust, opgewektheid, vrolijkheid
blijk betoon, betuiging, bewijs, proef, teken
blijkbaar – apert, blijkend, duidelijk, evident, kenbaar, kennelijk, klaar, merkelijk, ogenschijnlijk
blijken – aantonen, beseffen
blijkens volgens
blijkens de akten – t.a.
blijkens het voorafgaande derhalve, dus, ergo
blijk geven - betonen, uiting
blijk van aandacht - attentie
blijk van aandacht attentie
blijk van erkentelijkheid – dank, dankbaarheid
blijk van genegenheid - gunst, kus, liefde, omhelzing, present
blijk van hoogachting – eerbewijs, egard
blijk van innerlijk vuur - vurig
blijk van tevredenheid - beloning
blijk van verdienste - erekruis, ridderorde
blijk van verering – eerbetoon, eerbetuiging eerbewijs, ereblijk, groet, knieval, referentie
blijk van vroegere aanwezigheid spoor
blijk van waardering beloning
blijkbaar - apert, blijkend, duidelijk, evident, kennelijk, klaar,
manifest, merkelijk, ongetwijfeld, onmiskenbaar, tastbaar
blijkens - volgens
blijkgevende van gebrek aan inzicht - onoordeelkundig
blijkgevende van gezond oordeel - oordeelkundig
blijmoedig - opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk
blijmaken – plezieren, verblijden,
blijmoedig opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk
blijspel klucht, komedie, treurspel
blijspel van Hooft - warenar
blijven – standhouden, toeven, voortbestaan
blijven aandringen – persistentie, persisteren, perseveren, volharden, volhouden
blijvend bestendig, definitief, duurzaam, immer, passend, permanent, stabiel, standhoudend, stationair, voorgoed
blijven hangen – lijmen, plakken
blijven plakken - kleven
blijven slapen – logeren, overnachten
blijven steken haperen, stagneren, ophouden, stokken, stoppen
blijven zitten – doubleren
blijvend - aanhoudend, aldoor, altijddurend, bestemd, definitief, durabel, duurzaam, eeuwig, onophoudelijk, permanent, stabiel, standhoudend, stationair, vast, voortdurend
blijvend deel ven een gewei - rozestok
blijvend verwijderen van haren - epileren
blijvende haargolf permanent
blijvende waarde - klassiek
blijvende ziekte kwaal
boa – bontsjaal, halsbont, koningsslang, serpent, slang, verenbont
bob – slede, slee, thuisbrenger
bobbekop bullebak, dikkop, dwarskop, waterhoofd
bobbel bal, bel, blaar, blaas, buil, buit, bult, gezwel, knobbel, oneffenheid, pukkel, zwelling
bobbelig - hobbelig
bobbeltje – bultje, puistje, pukkel
bobbeltjesstof everglaze
bobben - bobsleeen
bobberd dikkop, dikzak, lomperd
bobberen - poperen
bobby - politieagent
bobine – inductie(klos)
bobijn - klos, spoel
bobo – kopstuk, voorman
bobslee rijden bobben
bocaja - apache, boef, (Mal.) kaaiman
bocconia - macleaya
bochel - bult, bultenaar, gebochelde, gibbositas, gibbositeit, kyfose
bochelen - ranselen
bocht afval, baai, boezem, boog, bot, buiging, curve, detour, draai, draaiing, flexuur, golf, inbuiging, inham, knie, kink, knik, kromming, kromte, kronkel, kronkeling, krul, meander, melkplaats, ontuig, pacotille, slag (om een paal), sinus, slinger, strip, trend (Eng.), uitschot, wending, wikkeling, winding, uitschot, zwenking
bocht in de endeldarm - sigma
bocht van het been - ham
bochtig angelus, ingewikkeld (fig.), kronkelend, kronkelig, tortueus, verwrongen,
bochtig deel - meander
bochtige kronkelende streep ader
bochtige weg kronkelpad
bod aanbieding, aanbod, annonce, kooppoging, offerte, propositie, prijsopgave
bod, een-doen - bieden
bodder - assepoester, sloof, werkezel
bode afgezant, agent, bediende, berichtgever, besteller, boodschapper, brenger, dienstmeisje, facteur, gezant, koerier, lakei, loper, nuntius, overbrenger, pedel, postbezorger, vrachtrijder, werkster
bode aan een universiteit - pedel
bode der goden Hermes, Iris, Mercurius
bode van een academie pedel
bode van vrede en geluk - arkduif
bodega bar, taverne, wijnhuis, wijnkelder, wijnlokaal
bodeloon – transportkosten, vrachtloon, vrachtprijs
bodem aarde, aardkorst, aardoppervlakte, basis, bedding, bodemafzetting, fond, fundus, grond, grondgebied, land, grondvlak, minimumprijs (beurs), onderkant, onderstuk, oorlogsbodem, prijslimiet, schip, schoot (der aarde), sediment, substraat, terrein, vlakte, vloer
bodemademhaling - aëratie
bodemafzetting sediment, sedimentatie
bodemgesteldheid - reliëf
bodemgroef - gergel, glee, inkrozing, kroost,
bodemhorizont (ijzer)oerlaag, koffiebank, loodzand
bodeminzinking depressie, ponor, slenk
bodeminzinking in Azië Dode Zee, Toerfan
bodemkunde pedologie
bodemkundige pedoloog
bodemlaag – aardkorst, bed, bedding
bodemloos - grondeloos, onverzadelijk
bodemloos vat - danaïdevat
bodemopening – gat, put
bodemprofiel podzol, tsjernozom
bodemrijkdom - erts, mineraal, olie
bodemrijzing bijhoudend – antecedent
bodemslijtage - erosie
bodemsoort - podsol, podzal
bodemsoorten - duingronden, geestgronden, kleibodem, veenbodem, zandbodem
bodemverheffing - berg, bergketen, duin, hoogte, klif, steilte
bodemverschijnsel erosie, inspoeling, profielvorming, uitspoeling, verkitting, verwering ,verzakking
bodemverzakking - slenk
bodemvlak - grondvlak
bodemvloeiing - solifluctie
bodemvorming – pedogenese
bodemwater – grondwater, kwelwater, welwater
bodemziekte - boutvuur, klem, miltvuur
bodes der goden - Iris
bod op een veiling – inzet
bodverhoger – (op)bieder
body – corpus, lichaam, lijf
bodyguard – bewaker, lijfwacht
boeba - boeman, bietebauw
Boeddha - Gautama (Ind. prins), Fo, Mo, (bij de Chinezen)
Boeddha, leer van - boeddhisme, dharma
Boeddha, neef en leerling van - Ananda
Boeddhisme, soort - hinajana, mahajana, theravada
Boeddhisme, stichter van het - Boeddha
Boeddhistisch begrip Nirwana, Nirvana
Boeddhistisch dogma – karma
Boeddhistisch geschrift Soetra
Boeddhistisch heiligdom – Boroboedoer, pagode, stoepa tempel
Boeddhistisch hiernamaals - Nirvana, Nirwana
Boeddhistisch ideaaltoestand - Nirvana
Boeddhistisch monument - dagob(a)
Boeddhistisch monument op Java Djago, Dsjago
Boeddhistisch nieuwjaar Thet
Boeddhistisch oerprincipe - brahman
Boeddhistisch stadium - kalpa, nirvana
Boeddhistische bedelmonnik bhiksjoe
Boeddhistische canonieke boeken - santri
Boeddhistische concentratie - samadhi
Boeddhistische geestelijke - bonze
Boeddhistische gemeenschap - sangha
Boeddhistische heilige Bodhisattva
Boeddhistische heilige stad Lhasa
Boeddhistische kerk tera
Boeddhistische kuisheid - ahimsa
Boeddhistische kwade geest Mara
Boeddhistische leek - spasaka
Boeddhistische literatuur - gatha
Boeddhistische meditatie samadhi
Boeddhistische moeder Maya
Boeddhistische monnik - arhat, bo, bonze, bhiksjoe, lama, sthavira, thera
Boeddhistische monnikenleven - bhiksjoe
Boeddhistische monnikenorde - Sangha
Boeddhistische onsterfelijkheld Nirvana, Nirwana
boeddhistische priester - bachsji
boeddhistische priester in Tibet - lama
Boeddhistische school - sjinto, tantra, tendai, tientai, vinaja, yoga, zen
Boeddhistische taal – pali Sanskriet
Boeddhistische tempel – pagod, dagob, dagoba, stoepa, tjandie
Boeddhistische tempel op Java Boroboedoer
Boeddhistische titel Mahatma
Boeddhistische tucht - vinaja
Boeddhistische weg naar de ideale toestand - yoga
Boeddhistische wet - dharma
Boeddhistische zaligheidstoestand - nirvana
boedel erfenis, huisraad, inboedel, inventais, legaat, meubilair, nalatenschap, vermogen
boedelbeschrijving inventaris
boedelceel - inventaris
boedelkamer weeskamer
boedellijst - ce(d)el
boedelrechter curator
boedelverkoping – veiling
boederie - gemak, gepruil
boef bandiet, belhamel, boosdoener, deugniet, galeiboef, guit, misdadiger, rakker, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, straatjongen, niet-korpslid (stud), vagebont
boefje deugniet, rakker, schelmpje, stouterd, straatbengel
boeg – neus, paardeborst, steven, voorschip
boegbeeld - schegbeeld
boegen - koersen, varen, zeilen
boegseren - remorqueren
boegslag - scheepswending, slagboeg,
boegspriet kluifhout
boeg van een schip - punt
boei baak, baakjoon, baken, bank, belboei, breel, brulboei, dobber, joon, halsijzer, hand(voet)beugel, keten, kluister, knevel, lichtboei, prang, ton
boei aan een net joon
boeien - betoveren, bezighouden, binden, captiveren, fascineren, interessant, interesseren, ketenen, kluisteren, knevelen, manchetten, vastbinden, vinculeren
boeien losmaken - slaken
boeiend – fascinerend, interessant, onderhoudend, pakkend, spannend, verrukkelijk
boeilicht – holmeslicht
boeiton op de beug - breel
boek band, bundel, encyclopedie, foliant, geschrift, lectuur, naslagwerk, novelle, roman, turf, volume, woordenboek
boek Hebr. sefer
boek dat geslachtswapens beschrijft – armoriaal
boek der boeken - bijbel
boek der getallen – Numeri
boek der Hindoes - veda
boek der Mohammedanen – koran
boek der liederen sje-ting
boek der oorkonden - sjoe-ting
boek der riten litji
boek der veranderingen – itjing
boek met gebeden - brevier, getijdenboek
boek met kaarten atlas
boek met lege bladen – album
boeken met monsters - staalboeken
boek met reisgegevens baedeker, reisgids
boeken om te lezen - lectuur
boek over de Britse adel – debrett
boek over dieren en hun eigenschappen - bestiarium
boek , groot foliant
boek voor verzamelingen – album
boek van de notariële akten - protocol
boek van groot formaat folio
boek van Mozes - Deuteronomium, Exodus, Genesis, Numeri,
Leviticus
boek van M. Twain – Tom Sawyer
boek van voor de uitvinding der boekdrukkunst - codex, handschrift
boek uit de beginperiode der boekdrukkunst - incunabel, wiegedruk
boekaankondiging - bespreking, recensie
boekachtig – onnatuurlijk, stijf
boekanier buffeljager, filibuster, kaper, piraat, vrijbuiter, wilddief, wildstroper, zeerover
boekband – omslag
boekband met ribbels - ribbeband
boekbandversiering – kapitaalbandje
boekbeoordelaar - recensent
boekbeoordeling - bespreking, recensie
boekbeschrijver bibliograaf
boekbeschrijving - bibliografie
boekbespreker - referent
boekbespreking recensie, kritiek
boekbewaarder - bibliothecaris
boekbindersleer - kunstleer
boekbinderslinnen - bougram, buckram
boekbinderstempel filet
boekbindersterm folio, katern, kwarto, oblong, octavo
boekbinderswerktuig dunmes
boekdeel band, boekwerk, tomus, volume
boekdruk - hoogdruk
boekdrukkersfamilie Blaeu, Elsevier, Plantijn
boekdrukker - typograaf
boekdrukkerswerktuig – ferlet, kruk, kruis, tenakel
boekdrukkunst typografie
boekdrukterm - toestel
boekdrukzethaak - ferlet
boekeboom - beuk, beukeboom
boekehout - beukehout
boekel – haarkrul
boekelegger - leeswijzer
boeken aantekenen, bespreken, debiteren, inschrijven, noteren, optekenen, registreren, turven
boeken (de 5) - pentateuch
boekenafschrijver - kopiist
boekenbeschrijver - bibliograaf
boekenbezit bibliotheek
boekenclub - lezerskring
boekengek – biliofiel, bibliomaan
boekenkamer – boekerij
boekenkenner - bibliograaf
boekenkennis - bibliologie, bibliognosie
boekenlegger lees en bladwijzer
boekenliefhebber - bibliofiel
boekenlijst - catalogus
boekenmens - kamergeleerde
boekenplank – regaal
boekenrek - boekenplank, regaal,
boekenschrijver - auteur
boekenstandaard – lessenaar
boekentas - map
boeken ter verstrooiing - ontspanningslectuur
boeken uitleenbedrijf - stuiversbibliotheek
boekenverzameling – bibliotheek, boekerij, kloosterboekerij, librije, stadsboekerij
boekenvriend bibliofiel
boekenwurm - student
boekenzot - bibliomaan
boekerij bibliotheek, leeszaal
boeket – bloemstuk, bos, bosje, dot, kuif, pluk, ruiker, toef, tuil, tuiltje, wijngeur
boeket bloemen - bloemetje, ruiker
boekformaat duodecimo, folio, kwarto, kwartijn, oblong, octavo, octodecimo, sextesimo
boekhouddiploma - P.D., S.P.D.
boekhouder – klerk, pennelikker
boekhouding inzake lonen - loonadministratie
boekhoudkundige accountant
boekhoudmethode - rekensysteem
boekhoudplan - rekeningstelsel
boekhoudterm balans, bank, budget, calculatie, credit, debet, deficit, giro, kas, kasgeld, kruispost, post, rente, saldo
boeking – inschrijving, registratie
boekit (Mal.) - berg, heuvel
boekje – aantekenboekje, (zak)agenda,
boekje dat tekst van opera of operette bevat - libretto
boekje met examenopgaven - toetsnaald
boekje van postpapier - katern
boekje voor diverse dingen - livret
boekmaag – bladmaag, boekpens, omasus
boekmerk - ex-libris
boek met gedichten - bundel
boek met landkaarten - atlas
boeknaam titel
boekomslag – coverstofomslag, kaft
boekonderdeel band, katern
boekorgel - harmonika
boeksharing - bokking
boekslot - krap
boekstaven opschrijven, noteren
boekteken - ex-libris
boek ter beoordeling - recensie-exemplaar
boek van de schrijver - auteursexemplaar
boek van groot formaat - foliant
boek van Mohammed – koran
boek voor loonadministratie - loonboek
boek voor verzamelingen - album
boekvergrendeling - krap
boekverhaal roman
boekverluchter - illustrator
boekverzameling bibliotheek
boek voor verzamelingen – album
boek waarin gegevens over de adelstand staan - adelboek
boek waarin voorname bezoekers hun naam zetten -
guldenboek
boekweit - graansoort
boekweit breken - grutten
boekweitgort - grutten
boekweitkruid - zwaluwtong
boekweitvergiftiging - fagopyrie
boekwerk boekdeel, bundel, foliant, last, novelle, paperback, roep, roman, volume
boekwinst - imaginair
boel brui, dingen, drukte, herrie, hoop, inboedel, massa, menigte, ordeloosheid, rataplan, reut, rommel, troep, veel, wanorde, zooi, zwik
boelage - minnerij, overspel
boeldag - veiling, verkoopdag
boel die overhoop is - bende, rommel
boeleerder – minnaar, overspelige
boeleerster - hoer, prostituee
boelen – hokken, samenwonen
boeleren – hokken, samenwonen
boelig rommelig, wanordelijk
boelhuis – veiling, verkoophuis
boelkenskruid - agrimona, koninginnekruid, leverkruid
boelmansvorke - waterboelkenskruid
boeltje – rommel(tje), zwikje
boelijnspruit - hanepoot
boelijnsteek - ankersteek
boeman bietebauw, bullebak, spook
boemel - stoptrein
boemelaar - bamser, flierefluiter, fuifnummer, kroegloper, losbol, pierewaaier
boemelen – bambrocheren, brassen, dweilen, pierewaaien, wallebakken, zwieren
boemeltrein boemel, stoptrein
boemerang - werphout
boender – borstel, luiwagen, schrobber, schuier
boendergras – bentgras, smele
boenen kuisen, rossen, poetsen, reinigen, rossen, schoonmaken, schrobben, verdrijven, wassen, wegjagen, wrijven
boenmiddel - poeder, was, zeep
Boeotië, hoofdstad van - Thebe
Boeotië, stad in - Tanagra
boer Afrikaan, agrariër, akkerman, bouwman, buitenman, dorpeling, farmer, heiboer, heikneuter, hoevenaar, huisman, kaffer, keuterboer, kinkel, landbouwer, landman, lomperd, oprisping, plattelander, ploeger, ructatie, ructus, veehouder
boer, kleine - keuter
boer (Arab.) fellah
boer (ind.) tani
boer (Rusl.) – koelak, moejik
boer in kaartspel enz, - Jack, Piet, pion, zwartepiet,
boer in U.S.A. farmer
boer met kleinbedrijf keuter
boerachtig - boers
boerderij – bedoening, boerenhoeve, boerenhuis, boerenwerf, farm, gedoe, havezate, heem, heemstede, heemstee, hoef, hoeve, hof, hofstede, keuterij, landhoeve, ranch, State (Fries), stede, stee, stel, stulp, stolphuis, zate
boerderij, deel van een - boenhok, dars, deel, hooivak, karnhuis, karnmolen, koehuis, melkkelder, schuur, stal, voorhuis, wisch
boerderij in Amerika - farm
boerderij in Friesland - state
boerderij in Z.Am. – estancia, hacienda
boerderijtype - hoeve, langgeveltype, los-hoes, stelp, stolp
boeren – eructatie, landvolk, oprispen
boerenaal paling, aal
boerenbedrieger – kwakzalver
boerenbedrog - humbug, kwakzalverij, oogverblinding
boerenbedrijfje - keuterij, kolchoz
boerenbende - troep
boerenbezit – landgoed, zate
boerenboon - tuinboon
boerenbuis - kiel
boerendans – klompendans, villanelle
boerendochter - deern(e)
boerendoening – boerderij, hoeve
boerendozijn dertien
boerendracht - kiel
boerenerf – brink, heem
boerenfluit – herdersfluit, schalmei
boerenhengst - boerenlul, kinkel, lomperik, pummel
boerenhoeve - boerderij, hofstede
boerenhofstede havezaat, bisette
boerenhooi - zate
boerenhufter – botterik, kaffer, kinkel, lomperd, lomperik, pummel
boerenkant - bisette
boerenkers – herik, tasjeskruid, veldkruidkers
boerenkiel boezeroen, hes, kazak, smock (Eng.)
boerenkinkel kinkel, lomperd, loebas, pummel
boerenknecht - boerenarbeider (inw), boever, landarbeider, (Sp.) peon
boerenknoop - (bargoens) rijksdaalder, hielingsteek
boerenkool - kruikooi
boerenkool slijpen - beunhazen, knoeien
boerenland - platteland
boerenleenbank - Rabo, Raiffeisenbank
boerenlook - kraailook
boerennachtegaal - basterdnachtegaal, (hegge)mus, huismus, kikvors
boerenopstand (van 1358 in Frank rijk) – Jacquerie
boerenpartij - bp
boerenplaag – akkerdistel, vederdistel
boerenplaats - hoeve, landgoed, 4stee, stolp, stuip, werf, zate
boerenpummel – kinkel
boerenroos - pioen, pioenroos
boerensjees - tilbury
boerenspraak - patois, plattelandsdialekt
boerentrien – totebel, troela, trut
boerenvlegel - kinkel, pummel
boerenvoertuig - boerensjees, boerenslede, beugelsjees,
bolderwagen, disselsjees, sjees
boerenvrouw - boerin
boerenwafel wentelteefje
boerenwagen (4 wielen) voor landbouwgebruik - brak
boerenwerktuig – dorsvlegel, eg(ge), gaffel, hark, hooivork, kam, karn, kouter, nek, pikkel, ploeg, reek, riek, sikkel, vlegel, vork, wan, zeis
boerenwoning heem, hoeve, hofstee, boerderij, havezaat
boerenwoning met alles onder één dak – taswoning
boerenwormkruid - ganzebloem, reinevaar, steenvaren
boerenzwaluw – zwaalf
boerig – boers
boerin - boerenvrouw, dorpelinge
boerinachtige vrouw - trien
boerinnenkostuum in Oostenrijk en Zuid-Duitsland - dirndl
boer met klein bedrijf - keuter
Boeroendi, bevolkingsgroep in - Hutu, Toetsi, Twa
boerig boers
boers – agrest, arcadisch, boerachtig, boerig, dorps, grof, landelijk, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaamd, ongemanierd, plat, plomp, ruraal, rustiek, smakeloos
boerschap buurt, gehucht
boerse lompe vrouw - trien
boers en grof - lomp
boersheid - lompheid, platheid, rusticiteit, ruwheid
boers en grof - lomp
boersheid - platheid
boert aardigheid, anecdote, bak, badinage, farce, geestigheid, gein, gekheid, grap, gril, grol, jen, jocus, jokkernij, klucht, kortswijl, kuur, kwinkslag, leut, loer, lolletje, luim, mop, poets, pots, raillerie, scherts, snakerij, spot, ui, zwank (Z.N.)
boertachtig - kluchtig, schertsend
boerten - gekscheren, jokken, mallen, schertsen, schetsen
boertend – schertsenderwijs
boerterij - boert
boertig aardig, burlesque, gekscheren, grappig, guitig, kluchtig, komisch, luimig, olijk, oubollig, plat, snaaks
boertige nabootsing – parodie
boertigheid - scherts
boertje - plattelander
boesman - bosjesman
boet schuur, loodsje, poena, vuurtoren
boete – bekeuring, bon, expiatie, geldstraf, penaal, pene, penetentie, poena, poene, straf
boetedoend kluizenaar fakier, fakir
boetedoening expiatie, penitentie
boetedoening van 40 dagen - quadrageen
boetedrank - poenitet
boetekleed - cilicium
boeteling bekeerling, penitent
boetemonnik - fakir
boeten aanleggen, bekopen, betalen, bevredigen, bezuren, genezen, goed, helen, herstellen, lappen, lessen, lijden, maken, ontgelden, ontsteken, repareren, voldoen
boetende bedelmonnik – fakir
boetezang - miserere
boethuis - boede
boetiek – modewinkel, winkel
boetpredikatie - strafsermoen
boetprofeet - Jeremia, Jona
boetseerdeeg – plasticine
boetseerder - beeldmaker, modelleur, modelmaker, vormgever, vormer
boetseerhoutje – ébauchoir
boetseerklei - chamotte
boetseerkunst plastiek
boetseerstof - plastiline
boetseerstokje – mirette, ebouchoir
boetseerwerktuig - mirette
boetseren – modelleren, vormen
boetserend - plastisch
boetvaardig berouwvol, deemoedig, ootmoedig, penitent
boetvaardige zondares Magdalena
boevenbende gang, dieventroep
boevennet - enternet, vinkenet
boeventaal - argot, bargoens, dieventaal
boeventuig - penose
boevenwagen – gevangeniswagen
boevenwereld - onderwereld
boever - boerenknecht
boeverig – schelmenstreek
boezel - boezelaar, werkmanssloof
boezelaar eva, schort, sloof, voorschoot
boezem atrium, borst(en), buste, gemoed, golf, gremium, (in)borst, inham, schoot, sinus, spui, watercomplex, zeeboezem
boezem van het hart – atrium, boezemrib, steekbalk
boezeroen van wol - onderbaadje
boezemvriend bel ami, intimus, kameraad
boezemvriend van Achilles - Patrochus
boezeroen – buis, hemd, kazak, kiel, overhemd, shirt, werkkiel
boezeroen van wol onderbaadje
bof buitenkansje, geluk, klap, meevaller, plons, slag, stoot, toeval, tref(fer)
boffen – treffen, zwijnen
boffer geluksvogel, mazzelaar
bofje - luk
bofkont – geluksvogel, mazzelaar
bogaard - boomgaard
bogen – bluffen, pochen, pralen, pronken, roemen, schitteren
bogengaanderij – arcade, portiek
bogengalerij – arcade, berceaux, bogengang
bogger - fielt, smeerlap, sodomiet
Boheems aardewerk - sideroliet
Boheems glas - filiglas, kaliglas, kalkkristal
Boheems musicus - Smetana
Boheemse broeders - hernhutters
Boheemse dans - polka, regdona
bohemiene Boheemse berg - Jeseniky, Snezka
Boheems gebergte - Kirkonôse, Sumara
Boheems glas - kaliglas, kalkkristal
Boheems musicus - Benda
Boheemse dans - polka
Boheemse nationale dans polka
Boheemse sekte voor Abraham’s besnijdenis - Abrahamieten
Boheemse sterrenkundige - Kepler
Boheemse zomerschoen opank
Bohemen, rivier in - Berounka, Bilina, Labe, Ohoe, Sazara, Tepla, Vltava
Bohémien artiest, zwerver
Bohol, hoofdstad van – Tagbilaran
Boisering - beschot, boisage, lambrizering
bok blunder, domkop, ezel, flater, fout, geit, lomperd, misslag, sik, stommiteit, takel, vergissing
bok van hijswerk dirkkraan
bokaal beker, kelk, poculum, ro(e)mer, wijnglas, wisselbeker
bokachtig - bokkig, koppig, lomp, onbeleefd, ruw
bokkalf kitsbok
bokkebaard - boksbaard, puntbaard, sik
bokkekruid - tuinheester
bokken - pruilen
bokkenpoot – teerkwast
bokkepit - beukenootje, bokkepoot, koekje, teerkop, teerkwast
bokkerig - humeurig, knorrig, kregel, nors
bokkerij - stotig
bokkesprong - kuitenflikker
bokkensprongen – cabriolen, capriolen, luchtsprongen
bokkever - boktor
bokkig nors, koppig, lomp, nors, ritsig, stuurs, tochtig, hardnekkig, tegendraads
bok of blunder – flater
bok of sik - geit
bokkraan - brugkraan
bokleer - marokijn
boks – duw, stoot
boksbaard – morgenster, salzafij
boksbeugel - kneukelijzer
boksbom - lupine, waterdrieblad
boksboon - lis, lupine, waterdrieblad
boksen – knokken, pugileren, vechten, vuistvechten
boksenpoffer - broekeman
bokser – pugilist, vuistvechter
boksersoor - bloemkooloor
boksharing - bokking
bokspartij - pugilist, vuistgevecht
bokspeterselie - pimpernel
bokspodium - ring
bokspoot – duivel, faun, pan, sater,
bokspotige Pan - Aegipan
boksstoot – kopstoot, k.o.stoot, linkse, rechtse, swing, uppercut
boksterm bantam-, clinch, counter, blokken, clinch, counter, directe, groggy, hoekstoot, nastoot, halfzwaar-,licht-, midden-veder-, welter-, zwaargewicht, hoek, k.o., linkse, opstoot, punch, rechtse, ring, ronde, stoot, uppercut
boksvoet - duivel, Pan, sater
bokswedstrijd voor het kampioenschap titelgevecht
boktor - acrocinus, bokkever, clytus, macrotoma
boksijzer - boksbeugel
bol – aardbol, bal, broodje, bul, cilindervormig, convex, globe, hemellichaam, hoed, hoofd, kluwen, kogelvormig, kraan, opgezet, pafferig, plantenstengel, pof, prop, rond, sfeer, stier, zaaddoos
bol gedeelte van een fles buik
bol naar buiten uitsteken - uitpuilen
bol zijn - puilen
bola - lasso
bolder - belder, brileend, duikereend, werpbol
bolderik - brileend
bola – lasso, werpkoord
boleet - buiszwam, eekhoorntjesbrood
bolgewas – amaryllis, bieslook, crocus, eslook, hyacint, knoflook, krokus, look, lelie, narcis, nerine (Z.A.), rammenas, saffraan, siepel, sjalot, sneeuwklokjes, sneeuwroem, tulp, ui
bolheid - gevuldheid, rondheid, weldoorvoedheid
bolhoed – derby, garibaldi, kaasbolletje, pothoed
bolhol - concaaf, convex
bolide - vuurbal
Boliviaanse berg - llampu, llimani, Musurata, Ollaqué, Sajama, Tacora
Boliviaanse hoofdstad – Sucre
Boliviaanse letterkundige -
4 Diaz, Lara
5 Fabre, Finot, Pinto
6 Echazu, Freyre, Geurra, Tamayo
7 Aquirre, Alarcon, Cerruto, Coimbra, Gerruto, Jimenez, Mendoza, Mercado, Ramallo, Torrico
8 Bedregal, Cespedes, Reynolds
Boliviaans meer - Poöpomeer, Titicacameer
Boliviaanse munt boliviano, centavo, peso
Boliviaanse munt, oude - sueldo
Boliviaanse rivier - Beni, Irénez, Mamoré, Potosi
Boliviaanse staatsman - Sucre
Boliviaanse staatsmijnen - Comibol
Boliviaanse vallei - yunga
bolkap kalot
bolknak - sigaar
bolknop bijbol, klister
bolkruid - wolfsmelk
bolkwast - pompon
bolleboos – heksenmeester, kei, kraan, uitblinker
bollebuisje poffertje
bollen - zwellen
bollepraat - larie, nonsens, onzin
boller worden opzetten, zwellen
bolletje - kadet
bolletje papier - propje
bolletreeboom – balata
bolletriehout - paardevleeshout
bolle vorm - ronding, sfeer, sferisch
bollig - tochtig
bol maken bomberen, rondzetten, welven
boloferiet - hedenbergier
bolplant - tulp
bolrond – convex, sferisch
bolrond horloge - savonet
bolrond zaad - erwt
bol staan - uitpuilen
bolstaande plooi - pof
bolster bast, buitenschil, bulster, dop, kaf, korst, omhulsel, palie, pel, peul, peluw, schil, sloester
bolster van graan - zemel
bolus aardkluit, billen, gebak, kleiaarde, stroopballetje, strooppil, zegelaarde
bolvorm – kogelvorm
bolvormig bol, convex, globosus, globuleus, rond, sferisch
bolvormig dak koepel
bolvormig lichaam - knop
bolvormig omhulsel ballon
bolvormig voorwerp bal, knikker, stuiter
bolvormige bacterie - kok, coccus
bolvormige driehoek - boldriehoek
bolvormige koek - oliebol
bolvormige opwelving dome
bolvormige uitwas - knobbel
bolvormige verharding of verhevenheid knobbel
bolvormige versiering - ponpon
bolwerk bastion, boulevard, burcht, fort, lunet, paalwerk (zeedijk), ravalijn, redoute, reduit, rondeel, schans, vesting, versterking
bnolwerken - klaarspelen
bolwerksgordijn - courtine
bol wol – kluwen, knot
bolwolk - globule
bom - projectiel, raket
bom die niet ontploft is - blindganger
bom die op bepaalde diepte explodeert - dieptebom
bom van een vat - bommel, spon
bomaanval - bombardement, luchtaanval
bombarde bromwerk in orgels, steengeschut
bombarderen – aanvallen, beschieten
bombardeerschip - bombarda, bombarder
bombardon - bastuba
bombarie beweging, bombast, drukte, getier, gezwets, grootspraak, heibel, herrie, klatergoud, klink, klank, lawaai, misbaar, ophef, opschudding, poeha, sensatie, spektakel, tamtam, vertoon
bombast – bombarie, gezwollen, hol, kletskoek, larie, nonsens, retoriek, woordenpraal
bombastisch - gezwollen, hoogdravend, retorisch
bombaxachtige - adansonia, cerbo, durio, pachira
bombazijn – moleskin, pilou
bomberen - bollen, buigen, rondzetten, welven
bom die niet ontploft - blindganger
bomen – keuvelen, kletsen, redekavelen
bomen inkorten – toppen
bomen kappen – vellen
bomen merken voor de verkoop – aanbikken
bomen of vaten met brandijzer merken - ritsen
bomen omhakken – kappen, vellen
bomentuin park
bomen veredelen – enten
bomentuin - arboretum, park, stadstuin, wildpark
bomentuin ten dienste van de wetenschap - arboretum
bomgat galmgat, spongat
bommel – spon
bommen gooien - bombarderen
bommenwerper - bombardier
bommerd - kanjer, kokker(d)
bomvol - eivol, gortvol, overvol, propvol, stampvol
bomvrij gewelf bunker, cazamat, kazemat, onderkomen (mik), poterne, schuilkelder
bomvrije gang – poterne
bon – afgiftebewijs, bekeuring, bewijs, cedel, ceel, kwitantie, nota, prent, reçu, teken
bonaf - goed af
bonafide – betrouwbaar, eerlijk
Bonaire, hoofdplaats van - Kralendijk
bonbon - lekkernij, praline, rumboon
bonbon waar van men het uitpakt een knal geeft – knalbonbon
bonbondoosje - bonbonnière
bonbonschaaltje - bonbonnière
bond alliantie, club, federatie, genootschap, Hansa, Hanze, liga, genootschap, organisatie, unie, verbond, verdrag, vereniging
bond van handelssteden Hanze, Hansa
bond van Ned. Architekten - BNA
bond van rovers op Sicilië - Maffia
bond van samenwerkende verenigingen – federatie
bond van schilders - bent
bond van verenigingen - federatie
bondboek - Pentateuch, O.T.
bondel – bundel, spon
bondgenoot alliance, alliantie, geallieerde, helper, medestander, statenbond
bondgenoot bij ede - eedgenoot
bondgenoot (Lat.) - socius
bondgenootschap alliantie, combinatie, federatie ,statenbond, Zwitserse kantons
bondgenootschappelijk – federaal, federatief
bondgenoten – geallieerden
bondgenoten (Lat.) - socii
bondig afdoende, beknopt, concies, degelijk, deugdelijk, duurzaam, essentieel, essentioneel, geserreerd, gewichtig, ingrijpend, kernachtig, klemmend, kort, kortaf, krachtig, lapide, leerrijk, pittig, samenhangend, sententieus, solide, stringent, summair, summier, vast, zaakrijk, zakelijk
bondigheid - afdoendheid, beknoptheid, concisie, degelijkheid, gespierdheid, kracht, zakelijk, zaaklijkheid,
bondsbesluurlijk stelsel - federalisme
bondskist – ark
bondsrepubliek - Duitsland
bondsvolk - Israël
bonen afhalen – repen
bonenbrood - driekoningenbrood
bonenhotel (barg.) - gevangenis
bonenkruid keule, keune kruin, kuun
bonenland - boonakker
bonensoort - duivelbonen, paardebonen, pronkbonen, pronkers, pronksnijbonen, slabonen, spekbonen, (spek)snijbonen, sperziebonen, stam(sla)bonen, stok(sla)bonen, tuinbonen, veldbonen
bonenstaak – slungel, klimstok
bonenveld - boonakker
bonenziekte - roest
bonetvis - boniet
bong - fuik
bongel – knuppel, latierboom, pummel
bonhomie jovialiteit
bonificatie schadeloosstelling, vergoeding
bongerd - boomgaard
bonheur - salonkastje
bonhomie - jovialiteit
bonhomme - goedaardigheid, goedigheid, goedzak, gulhartigheid, hartelijkheid, jovialiteit, vriendelijkheid
boni – batig, slot
boniet - albikoor
bonificatie – schadeloosstelling, vergoeding
bonificeren – schadeloosstellen, vergoeden
bonis gegoed, toeslag, welgesteld
bonje - herrie, hot, ruzie, twist,
bonjour – gegroet, goedendag
bonjouren - wuiven
bonk been, blok, bonk, bot, brok, kerel, klomp, klont, kluif, knok, knol, knook, knort, lomperd, schink, schonk, stuk
bonkaarde - bonksel
bonken – beuken, bonzen, kloppen, rammeien, slaan, stompen,
stoten
bonker – jekker, overjas, zeemansjas, veenarbeider
bonket - banket, bolket, bonker, stuiter
bonkig - benig, schonkig
bonmarché – goedkoop
bon-mot - kwinkslag
bonne – dienstmeisje, kinderjuffrouw, kindermeisje, nurse
bonnet - muts
bon of factuur - nota
bons dreun, klop, partijleider, plof, schok, slag, smak, val
bont – afwisselend, allerlei, boa, dierenvel, erg, fleurig, gemengd, gespikkeld, gestreept, gevlekt, gortig, halskraag, kleurig, kleurrijk, luchtig, multicolor, opzichtig, pelterij, pels, pelswerk, polychroom, seal, veelkleurig, versicolor
bont en blauw slaan – aftuigen
bont gedrukt katoen - sits
bont gekleurd kerngesteente – graniet
bont gekleurde dagvlinder – schoenlapper, schoenmaker
bont gekleurde edelsteen - toermalijn
bont van Amerikaanse bunzing skunk
bont van mongoolse lammeren - mongoline
bont wollen weefsel - kelim
bontbek pluvier - goudkieviet, goudpluvier
bontjas – pels(jas)
bonte kraai - schierroek
bonte maki – vari
bonte mengeling - mozaïek, staalkaart
bonte piet – scholekster
bonte vogel - ara (papegaai)
bonte wilster - pluvier, zilverpluvier
bonten muts kapoets, karpoets
bontgekleurde nachtvlinder - oleander, pijlstaart
bontjas pels
bontjas der Finse soldaten - peski
bontkleurig maken - bigarreren
bontkoperwerk - borniet
bontmanteltje - palatine
bondmuts – sjapka
bontpaard - agaattijger
bontsjaal – boa, stola
bontsoort boa, lam, mol, vos
4 kalf, mink, seal, vair
5 bever, bisam, iltis, konijn, nerts, otter, sabel, skunk,
yemen
6 marter, mouton, murmel, nutria, ocelot, veulen
7 bunzing, caracul, genotte, hamster, karakul,krimmer, opossum,
poolvos, roodvos, wasbeer, zeehond
8 antiloop, astrakan, beverlam, beverrat, blauwvos, eekhoorn, exotique, hermelijn, karakool, kolinsky, robbevel, sealskin, sobelfee, zeeotter
9 biberette, chevrette, fiberette, mongoline, persianer,
petit-gris, sabelbont, whitecoat, zilvervos
10 chinchilla
11 breitschwanz, seal-electric
bon-vivant - losbol, pretmaker
bonttor - spektor
bontwerk boa, pelterij, skunk, vos
bontwinkel - pelleterie
bonus gratificatie, extraatje, korting, premie, toegift, winstuitkering
bonzen – beuken, bommen, bonken, dreunen, galmen, jagen, kloppen
boodschap ambassade, bericht, brief, commissie, evangelie, inkoop, kennisgeving, konde, kondschap, last, mare, mededeling, melding, message, opdracht, tijding, taak, telegram, verklaring
boodschappen - berichten, melden, overbrengen
boodschappen doen - winkelen
boodschappentas karbies
boodschapper bode, expresse, Hermes,koerier, kruier, ordenans, profeet, Messias, verkondiger
boodschapper der goden - Hermes, Mercurius
boodschapper in het leger - ordonnans
boodschapper van God - Gabriël
boodschapster - koerierster
boog absis, arc, arcus, armborst, bocht, curve, erepoort, gewelf, graadboog, kromming, ogief, overspanning, paander, poort, regenboog, schiettuig, schietwapen, strek (bouwkunde), uitspansel, verwelf, wapen
boogbal - lob
boog of welving - ronding
boog van een gewelf – draagbalk, ogief, toog
boog van ijf- of taxushout - ijfel
boog voorzien van hor. welflijn – boogbord, strek, tangentbord
boogbrug - viaduct
boogfries - boogtafel,
booggang berceau, pergola
booggang met loof overdekt in tuinen - pergola
booggewelf arcade
booggewijze opgaande randen boven dakschilden – aandak
booghout - ahorn, esdoren
boog houtboom - haagbeuk
boogkrab - steeloog
booglamp - koolspits
booglamp met ultraviolette, stralen - hoogtezon
boogschutter Sagittarius
boogsprong - courbette
boogtrommel timpaan
boogveld - timpaan
boogvenster boograam
boogvormen - ezelsrug, hoefijzerboog, klokboog, korfboog, 10 lancetboog, rondboog, spitsboog, steekboog, tudorboog
boogvormig - 5ovaal, rond
boogvormig bot - rib, ribbe
boogvormig overhangend van
bloemen
8knikkend
boogvormige doorgang pergola, poort
boogvormige insnijding – holte
boogwelving - archivolt
boogzaag – amputatiezaag, spanzaag
boogzaag amputatie zaag, spanzaag
bookmaker – totalisator
boom balk, mast, paal, zie bomen
boom - gezwel, hause, koersstijging, poliep, uitwas
boom des doods - taxus(boom)
boom des levens – sumakboom
boom in het oude volksleven - linde
boom op Java rasamala
boom met luchtwortels waringin
boom steunend op luchtwortels - waringin
boom uit Amerika en Z. Azië – tamarinde
boom uit de familie der peulgewassen - dadap
boom uit Syrië ceder
boom uit de Libanon ceder
boom van een ladder - traam
boom van het volksleven - linde
boom voor pijlengif – upasboom
boom waaruit welriekende, hars of skyrase vloeit - amberboom
boomachtige struik - heester
boomarm gebied - savanne
boombast schors, schinde
boombast als verpakking - seroen
boombeschrijver - dendrograaf
boombeschrijving dendrografie
boombewoner – arboricool
boomduif - houtduif, ringduif
boomezel – mallejan, oets
boomgaard bogerd, bogaard, bongerd
boomhagedis – basilisk, fabeldier, leguaan
boomhagedisje (Z.A.) - basilisk
boomkangoeroe - dendrolagus
boomkant boskant
boomkever - houtbokje, meikever, molenaar
boomkikvors - haagpuit
boomklever - blauwspecht, brabander, klimvogel, spechtmees
boomkrekel - cicade
boomkruiper - klampvogel
boomkunde dendrologie
boomknoest boomkwast, knoop
boomkweekkunst - arboricultuur
boomkwekerij - arboretum, nterij, enthof, pépinière
boomloos landschap - steppe
boomloot ent
boomloze hoogvlakte (Skand.) Fjeld
boomloze vlakte bamba, llano, pampa, poesta, prairie, savanne, steppe
boomloze hoogvlakte in de Andes - poena
boomloze vlakte in Z. Amerika liano, pampa, poesta, steppe
boomloze mosvlakte – toendra
boomloze vlakte Z.Amerika - llano, pampa
boommarter - edelmarter
boommees - boomklever
boommes - haalmes
boommeter dendrometer
boom met sterk riekende bloemen - linde
boommiereneter tamandoea
boommus - ringmus
boomnimf (hama)dryade
boomolie – klapperolie, olijfolie, slaolie
boompalm - buksboom
boom parasiet - maretak, mistletoe, vogellijm
boompollen A. P.
boomring - jaarring
boomschacht - blok
boomscheut – ent, loot, lot, poot, spruit, tak
boomscheutje – telg
boomschimmel - els, es, esdoorn, esp, garoe, gebang, hazelaar, iep, laris, linde, lork, olm, olijf, palm, plataan, popel, populier, stuifmos, tamarinde, waringin,wilg
boomschors bast, eek
boomslag – paardenpoot
boomsoort - loofboom
boomspecht - boomhakker
boomstam balk, mast, paal, schacht
boomstam (zonder wortels top en takken) - dolk(bink)
boomstek – telg
boomsteppe - savanne
boomstomp – hach, stob(be), stomp, stronk
boomstronk knar, stobbe, tronk
boomtak branke, ent, rijs
boomtop – kruin
boomtuin - boomgaard
boomtijger – nevelpanter
boomuitwas - hardigheid (in hout), knoest, 5kwast
boomvalk – bailler
boomvarens - cycadofilices
boomveil - eiloof, iefte, klimop
boomveller - houthakker
boomvrucht appel, banaan, beukennoot, citroen, cocosnoot, dadel, denappel, doeren, eikel, kastanje, kers, klappernoot, manga, mispel, morel, noot, okkernoot, peer, pisang, pruim, sawoe, sinaasappel, sparappel, vijg,
boom waarvan pijlengif wordt gemaakt – upasboom
boomwagen – mallejan, oets
boomweefsel bast, floëem, hout, kurk, schors, xyleem
boomwol kapok, katoen, zaadpluis
boomwortel - stronk
boomzij - bombazijn
boon – peul
boonboom - acacia, goudenregen
boonerwt – dopboon
boonkoek - driekoningenbrood
boonvormige klier nier
boor aardboor, avegaar, bomboor, borium, centerboor, dril, drukboor, eensnitboor, effer, egger, effer, fret, grondboor, holboor, klepboor, lepelboor, moerboor, nagelboor, navegaar, slagboor, veenboor
boor met dwarsstang - avegaar, effer, egger, navegaar
boor met holle cilinder - puls
boor voor grote gaten - centerboor
booras boorspil
boorbeitel - bit
boorbok - boortoren
boorbuis – casing
boorcilinder - puls
boord - belegsel (hals) kraag, col, kant, kraag, oever, omtrek, omzetsel, rand, richel, scheepswand, wal, waterkant, zoom
boord aan de leizijde - leiboord
boord van een rivier - oever
boord van een stroom - oever
boord van een toga - bef
boorden - (om)zomen
boordevol – eivol, propvol, stampvol, tjokvol
boordjournaal - logboek
boordsel - agrement, belegsel, bies, fabbala, franje, galon, garneersel, koord, lint, paspel, passement, passepoil, shenille, tres
boordsel aan de rand van zeil lijk
boordtelegraaf – navigator
boordtelegrafist - marconist, radiotelegrafist
boord van een overhemd - manchet
boord van kleding – rand
boordwerktuigkundige – boordwever, mechanicien
boordwever - passementwever
booreiland - platvorm
boorgruis boorsel
boorijzer dril, boor, drilboor
boorinstallatie, deel van een - boortafel, kelly, kroontafel, slikpomp, slikseperator, sliktank, spoelkop, takelblok , toren
boorkever - tikker
boor met dwarsstang avegaar
boor met holle cilinder puls
boorschaaf - sponningsschaaf
boorschelpdier - paalworm, steenboorder
boorspil - booras
boorstaal boorijzer
boort - diamantafval
boortoren - pyloon
boor voor grote gaten centerboor
boorworm paalworm
boorwortel - zuigwortel
boorzure soda - borak, borax
boorzuur – boraxzuur, sassoline
boorzuur, zoet van - boraat
boos – aangebrand, aangeslagen, arg, bits, boosaardig, dol, drammoedig, duivels, erg, fel, gebelgd, gebeten, geergerd, geïndigneerd gepikeerd, geprikkeld, geraakt, gevaarlijk, giftig, gramstorig, grimmig, hellig, hels, krachtig, kregel, krieuwelig, kwaad(aardig), lelijk, misnoegd, nors, nijdig, onstuimig, ontstemd, ontsticht, razend, sacherijnig, serpentig, slecht, snauwachtig, snood, snoodaard, toornig, venijnig, verbolgen, verderfelijk, verdorven, vergramd, verstoord, vertoornd, verwoed, vilein, vinnig, vreeswekkend, woedend, woest, wrevelig, zondig,
zorgelijk
boosaardig – arglistig - boos, duivels, gemeen, geniepig, hatelijk, infernaal, kwaad, kwaadaardig, kwaadwillig, kwelziek, malicieus,
misdadig, nijdig, sadistisch, sarrig, schrander, serpentig, slecht, snood, stug, tergziek, venijnig, verderflijk, virulent, vijandig, verderfelijk, verdorven
boosaardig en pinnig - venijnig
boosaardigheid – venijn
boosaardig instinct – kwaadwillig, misdadig, slechtheid, vals, wraaklust
boosaardig plezier leedvermaak
boosaardige aanval aanranding
boosaardige vrouw carogne, feeks, furie, heks, helleveeg, karonje, megera prij, tang, xantippe
boosaardige watergeest – nikker, nix, nixe
boosaardigheid - arglistigheid, malice, venijn
boos, hard man Nabal
boosdoener aanrander, boef, booswicht, deugniet, dief, galgenbrok, inbreker, misdadiger, onverlaat, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, zondaar
boosheid gramschap, grimmigheid, kwaadheid, nijd, ontstemming, onverlaat, schurk, slechtheid, snoodaard, toom, verdorvenheid, woede
boos kind - dierage
boos maken – indisponeren, irriteren, pesten, plagen, tergen, treiteren
boos van opzet – arglistig, baldadigheid, moedwillig
booswicht – aterling, boosdoener, bram, deugniet, ètre, guit, hellebrok, hellekind, helleking, Ixion (mythe), misdadiger, naarling, onverlaat, prikkelen, schurk, snoodaard
boos wijf - feeks, prij, tang, xantippe
boot aak, ark, bark, boeier, botter, coaster, fregat, galjoen, giek, gondel, jacht, jol, jonk, kaan, kano, kogge, korvet, kotter, kruiser, logger, monitor, m.s., praam, prauw, punter, roeiboot, schip, schuit, sleper, sloep, s.s.,stomer, tanker, trawler, tjalk, tjotter, trawler, vlet, zie vaartuigen
bootafhouder - luiaard, lijntrekker, uitsteller
boot der Argonauten argo
boot die 's nachts vertrekt - nachtboot
boot in Lapland - eka
boot met plat dek - schietschouw, schietschuit
boot van bosnegers - korjaal
boot van een uitgeholde boomstam - korjaal
boot voor beugvisserij - nap
boot voor olievervoer - tanker
bootafhouder – lijntrekker
bootje kano, pont, prauw, sloep
bootschaar - haarblok, haarsplt
bootsen – modelleren, naäpen, nabootsen, nadoen
bootsgezel - matroos, varensgezel
bootsman – boots, reepgast, schepeling, varensgezel
bootsmannetje - waterwants
bootsmansmaat - onderbootsman
boottocht per luxeboot - cruise
boot van bosnegers – korjaal
bootvolk - bemanning,matrozen
bootwerker – dokwerker, havenarbeider
bora - valwind
bora, kleine - borino
Bora Bora, hoofdstad van - Vaitape
boraginacee - borago, echium, heliotroop, hondstong, lappula, ossentong, parelzaad, scherpkruid, wasbloem
borat brat, sajet(garen), stopsajet
borax - natriumzout
boraxzuur boorzuur
bord – aanplakbord, berd, bred, dambord, eetschotel, etensbord, ganzenbord, plaat, plank, schaakbord, schoolbord, soepbord, teiloor, teljoor (Z.N.), uithangbord, verkeersbord
bord van een waterrad - schoep
bordeauxwijn - medoc
bordeel – erocentrum, hoerenkast, hoerhuis, kot, lupanarium, ontuchthuis, sexhuis
bordeelhouder - hoerenwaard
bordenwasser – casseroller, teljoorlikker
bordenwisser - afwasborstel
border bloembed, perk, perron, rabat, rand, zoom
borderel ceel, lijst, staat
borderen - omzomen
bordes estrade, laadvloer, opstap, palier, palter, perron, platvorm, pui, stoep, stoepportaal, stijger, vloertje
bordes in station - perron
bord eten - maal
bordnet planknet, schrobnet
bordpapier ganzenbord, karton, kartonpapier, pergument, scrabble, strobord(papier), strokarton, turfkarton
bordspel - bingo, damspel, ganzenbord, go, gobang, halma, lotto, monopoly,schaak, schaken, scrabble, stratego
borduren – handwerken, naaldwerken, opsmukken, overdrijven, stikken
borduurgaas canvas, ètamine, stramien
borduurgerei - merklap
borduurketting - cantille
borduuroefening merklap
borduurraam - tamboerijn, tamboereerraam
borduurrand - feston
borduursel agrement, borduurwerk, broderie, tres, passement, pointlace, verdichtsel, (lintvlechtwerk), verdichtsel, versiersel
borduursteek – festonneersteek, festonsteek, kettingsteek, kruissteek, platsteek
borduurtechniek - festonneren
borduurwerk broderie, merklap
boreaal arctisch, noordelijk
boreling - baby, zuigeling
boren – drillen, pulsen, steken
boren door de hersenpan - trepaneren
borend vuur - plongeervuur
borg cautie, cavant, garant, garantie, (onder)pand, sponsor, waarborg , zekerheid
borg blijven caveren, goedspreken, instaan, responderen
borg voor emigranten - sponsor
borg zijn - instaan
borgen – beren, beveiligen, krediet geven, lenen, waarborgen
borgpen - contrapen
borgsom – cautie, onderpand
borgspreking – borgtocht, cautie
borgstaan – instaan
borgstellen – cautioneren, garanderen, waarborgen
borgsteller - borger
borgstelling - borgtocht, cautie, garantie, impegno, obligo, vadimonium, verpanding, zekerheid
borgtekening op wissel aval
borgtocht aval, cautie, delcredere, evictie, garantie, impegno, onderpand, vadimonium, waarborg(som)
boring – kaliber
borium - IB.
Borneo - Kalimantan, Sarawak
Borneo, deel van - Brunei, Kalimantan, Sabah, Sarawak
Borneo, rivier op - Barito, Busang, Kajan, Kapuas, Makahan, Murung
Borneo , stad op - zie stad op Borneo
Borneo, sultanaat op - Brunei
Borneo, volk op - Bajao, Dajaks
born bron, bronwater
bornen opborrelen, opwellen
borneren - afpalen, begrenzen, bespreken
bornput - welput
bornwater - bronwater
borocalciet - bechiliet
boronatrocalciet - ulexiet
bornput welput
bornwater bronwater
borrel – afzakkertje, aperatief, dikkop, drupje, drup(pel), gasbel, glaasje, hassebasje, jajem(barg.), jenever, jonge, klare, keiltje, kleintje, lel, neut(je), oorlam, opkikkertje, ouwe, part, propje, slaapmuts, slikje, slokje, snaps, spaan, spatje, taaie, tikkertje, waterbobbel
borrelen babbelen, bitteren, bobbelen, drinken, nippen, opwellen
borrelpraat dronkemanspraat, kletspraat, onzin
borreltje - bittertje
borreltje vóór het eten - aperitief
borreltje - (Mal.) - pait
borst - boezem, gezel, jongeman, maat, thorax
borstbeeld buste, torso
borstbeen – rib, sternum
borstbeenklier - thymus(klier), zwezerik
borstbeklemming - astma
borstbes – jujube
borstbeschermer - kuras, plastron, steekblad
borstbescherming (schermen) plastron
borstel boender, haarborstel, kleerborstel, kwast, lola, ragebol, schuier, stoffer, vege,r werkborstel
borstel (Fr.) – brosse
borsteldier - egel, stekelvarken, zwijn
borstelen - bakkeleien, rossen, schoonmaken, schuieren, strubben, vechten
borstelgordeldier - peludo
borstelgras nardus
borstelig behaard, hang, ruig(harig), ruig, rul, ruw, stekelig
borstelig zoogdier egel, ever, stekelvarken
borstelworm - aardworm, duizendpoot, regenworm, zeemuis, zeepier, zeepiet
borsten - boezem
borsthanger - pendentief
borstharnas kuras, pantser
borsthoedje - zuigglas
borstkas – ribbenkast, thorax
borstkind - baby, boreling, zuigeling
borstklier van een kalf - zwezerik
borstklierader - melkgang
borstklierontsteking - mastitis
borstklier van een kalf zwezerik
borstklontjes kandij
borstmiddel - pectoraal
borstnaad - postuurnaad
borstpijn sternalgie
borstplaat kurasplaat
borstrok – hemdrok, kamizool, wolletje
borstspeldje broche, doekspeld
borststem - falset
borststrook van een overhemd - jabot
borststuk – pectorale, plastron
borst, van de... nemen spenen
borstversiering - pectorale
borstvlies pleura
borstvliesontsteking pleuritis, pleuresie
borstvliesoperatie – pleurotomie
borstwsaterzucht - hydrothorax
borstwering balustrade, epaulement, kooromgang, kring, leuning, loopgraaf, parapet, rand, rempart, tinne, torenomgang trans, verschansing, vestingwal, weergang
borstzuur - boorzuur
bort - boor(t)s, cholerine
bos bos, boeket, bundel, buidel, dot, foreest, geboomte, hout, jungle, kluwen, knot, kuif, loo, maquis, oerwoud, pak, panache, pluimbos, pluk, rimboe, ris, tas, toef, tros, tuil(tje), veerbos, woud
bos bij Breda - Liesbos
bos bijeen gebonden bloemen - ruiker
bos bloemen - ruiker
bos hakhout - schaarbos
bos met dicht struikgewas - jungle, maquis, oerwoud
bos riet of stro voor dakbedekking - glei
bos van rijshout - griend
bos aanwas boomgroei
bosachtig - boomrijk
bosantilope - bongo
bosbeheerder - houtvester
bosbes - blauwbes, bleek, braam, klokkebei, kraakbes, nunbes, rijstbes, veenbes, vossebes, waldbeer, waterbes
bos bloemen – boeket, ruiker
bosbloem anemoon, speenkruid
bosbouw - sylvicultuur
bosdruif - heggenrank
bosduif - houtduif, ringduif, tortel, valduif(Z.N.), woudduif
bosduivel - mandril
bosgang tra
bosgewas bosbes, varen
bosgod faun(us), pan, sater, satyr, sylvanus
bosgod met herdersfluit - Pan
bosgodin - nimf
bos haar – dos
boshoen - auerhaan, korhoen, sneeuwhoen
bos in samenstelling - Lo(o)
bosje - bos, dot, kluwentje, knot, kuif, plok, pluk, toef
bosje haar – boeket, bundeltje, dot, krul, lok, plukje, staart, struik, tuil(tje), vlecht
bosje haar in de nek - staart
bosje planten - pol
bosje reigerveren – aigrette, eigrette,
bosje rijshout – gard, griend
bosjes - struweel
bosje samenhangende planten pol
bosje stro - strowis
bosje wol - knot
boskat serval
boskant rand, zoom
boskar - blokwagen, mallejan, oets
boskat - serval
boskever – schallebijter
boskip - ajamalas, berkhoen, korhaan, korhen, korhoen, moerhoen
bos landschap (in Noord Z.) Amerika savanne
bosmens - chimpansee, orang-oetang
bos met dicht struikgewas - jungle, maquis, oerwoud
bosneger in Suriname dryade, marron
bosnimf bosgodin, Betty , diade
bosolifant – rondoor
bosplant - angelica, engelwortel
bosplanten – nemorosen
bosproduct hout, rotan, rottan, rubber
bos met dicht struikgewas jungle, maquis, oerwoud
bosrank - clematis, meelbloem
bosrietzanger - wilgensijsje
bos rijshout - wiep
bosruiter - snip
bosseerder - collectant
bosseren - boucharderen, collecteren, kollekteren, spitsen
bosspin - vogelspin
bosspook - pontianak
bos van rijshout griend
bostel - (bier)draf, spoeling
bostijloos - sleutelbloem
bosvink kwaker
bos vlasstengels - boot
bosvogel ekster, gaai, houtduif, houtsnip, specht
bosvrucht - nraam
boswachter – houtvester, koddebeier, ranger,schut, vorster
boswachterij - houtvesterij
bosweide – laar, savanne
boswinde - kamperfoelie
boszanger fitis, fluiter, tjiftjaf
bot – afgestompt, been, geraamte, gebeente, grof, hardleers, knekel, knook, kortaf, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, ongemanierd, onscherp, onvriendelijk, ploertig, plomp, rib, stomp, tactloos, uitspruitsel, wervel, zuur
bot been, bonk, dom, ellepijp, gebeente, geraamte, heup, knekel, knok, knop, knook, lomp, obtuus, onbehouwen, onbeleefd, onderarmbeen, onscherp, onverwachts, platvis, plomp(weg), plotseling, rib, schenkel, schonk, schouderbeen, scok (Z.N.), slee, sleeuw, sleutelbeen,stomp, stoot (Z.N.), stupide, touwtje, uitspruitsel, wervelbeen, ijlbot
bot aan beide zijde donker - kol
bot vangen - slip
botaf - beslist, kortaf, plompverloren, plompweg
botanica - botanie, plantkunde
botanicus plantkundige
botanie – plantkunde
botanisch - plantkundig
botanische tuin - hortus
botanist - plantenkenner
botenbaas - besteker
botenbergplaats boothuis
boterazijnzuur - Propionzuur
boterbloem egelkolen (gr), hanevoeten, hanepoten, ranonkel, veldbloem
boterbloemachtige waterplant dotterbloem
boterbrief - belastingbiljet, rekening
boterbriefje – trouwakte
boter bij de vis - cash, contant, kontant
boteren besmeren, gedijen, gelukken, karnen, klikken, slagen, vlotten
boterham - broodmaaltijd, brugge, keg, sandwichsnee, stuit
boterhambeleg - (appel)stroop, chocopasta, ei, gelei, honing, jam, kaas, leverkaas, leverpastei, marmelade, omelet, pindakaas, suiker, vlees, worst
boterhammenzak - knik
boterham met roggebrood en kaas housnip
boterkapel – knollenwitje, koolwitje
boterkuip karn (ton), boterton
boterland - wolkenformatie
boterletter - banketletter
boter maken - karnen
botermaker karner
botermelk - karnemelk
boterolie bakolie
botersaus (Fr.) – blanche
boterspeet - boterspaan
boterstof – butyrine
boterstok - karnpols
boterton karn, karnton
botervat – boterton, botervlinder, broodje (van bladerdeeg)
botheid domheid, stommiteit, stupiditeit
bothol – watervenkel
botontkalking - osteoporose
botpikker - bloedvink, dikbek,
botridie - fyllidium
botrioliet - datoliet
bots schok, slag, stoot, weerstuit
botsen aanbonzen, aanrijden, aanvaren, collideren, klotsen, rammen, stoten, stuiten, totteren
botsing – aanrijding, aanvaring, collisie, conflict, crash, gevecht, ongeluk, oorlog, schok, stoot, strijd, treinbotsing, (verkeers)ongeluk
botsing der meningen conflict
botsing met schepen - aanvaring
Botswana, bevolkingsgroep in - Bakgatla, Bakwena, Bamalete, Bamangwato, Bangwaketse, Barolong, Batawana, Batlokwa
Botswana, eerste president van - Khama
Botswana, hoofdstad van - Gaberones
botte - bierkan
botte gewoonte - sleur
bottel - fles
bottelarij - wijnmakerij
bottelier – hofmeester, keldermeester, wijnmaker
Botteloef – loefboom
bottelroos – egelantier, hondsroos
botten - uitspruiten
botte ontkenning - nee
botten – beenderen, knoppen, weerkaatsen
botterik bink, boer, botmuil, domkop, domoor, hufter, kinkel, loeres, loer, lomperd, stommeling, stommerd, stompzinnige
bottig – schonkig
bottine – knooplaars, rijglaars
bottleneck flessenhals, knelpunt
botvieren inwilligen, toegeven, uitleven
bot voor de hond - kluif
botweg kortweg, onverholen, onvoorziens, openhartig, plomp, plompweg, plotseling, resoluut, ronduit, ruw
boucharderen - bosseren, grotten, spitsen, stokken
boud dapper, driest, ferm, flink, gedurfd, heldhaftig, koen, moedig, onverschrokken, onversaagd, onvervaard, sterk, stoer, (stout)moedig, term
bouderen mokken, pruilen
boudweg - onbevreesd, ronduit, stout, zomaar
bouffon – grappenmakerij, hansworst, potsenmaker
bougie – kaars, vonker, vonkbrug
bouillabaisse - bouilloire (Fr.), bouilloire (Fr.), schenkketel, theeketel, vissoep
bouillon – aftreksel, aspic, beeftea, consommé, goud(zilver)draadrol, maggi, vleesextract, vleesnat
bouillon van schapenvlees - weernat
boulangeriet - jamesoniet, plumosiet
boulevardblad - roddelkrant, schandaalkrantje
boulevardier - flaneur
bouquet – ruiker, tuil
bourdon basenaar, luidklok
bourgeois - (klein)burgerlijk
bourgeoisie - burgerij
bourgognewijn beaujolais, brouilly, chablis, Chambertin, chassagne, Beaujolais, chenas, Chassagno, fleurie, fuissé, juliènas, Mâcon, Meursault, morgon, Montrachet, Pommard, pouilly, vergisson
bout – achterpoot, duivelstoejager eendvogel, ham, hartje, klink, klinknagel, kluif, liefste, nagel, pen, pin, plug, politieagent (barg.), schatje, schroef, sluitboom, soldeerijzer, staafnagel, staaf (ijzer), spie, stang, strijkijzer, poot, vogelgebraad, voorpoot,
bout waarop iets ronddraait - pin
boutade gril, saillie, uitval
boutig - aanvallig, mollig
bouton –knoopje, (sier)knop
boutschutter – eendenjager
bouvier - koehond
bouw bahoe, bouwland, bouwtrant, constructie, frame, geraamte, gestel, hol, maaksel, nest, net, oogst, opbouw, oppervlakte, organisme, structuur, textuur, welving
bouwaarde - humus
bouwakker - enk
bouwakker waarop men producten voor eigen gebruik teelt – kostgrond
bouwarbeider - bouwvakker, metselaar, stukadoor, tegelzetter,
timmerman
bouwbaas – uitvoerder
bouwbenodigdheden - bouwmaterialen
bouwbij - waszweetster
bouwdeel - element
bouwen bewerken, construeren, kweken, maken, oprichten, samenstellen, stichten, vesten, vestigen, zetten
bouwer aannemer, architect, constructeur, maker, oprichter, ploeger, stichter, uitvoerder
bouwer van een houten paard – Epeus
bouwer v/e bekende toren in Parijs - Eiffel
bouwer van labyrint Daedalus
bouwerij - boerderij, bouw, bouwbedrijf, landbouw, pachthoeve
bouwfeest – oogstfeest
bouwheer - principaal
bouwheer van het heelal - Schepper
bouwkarton bouwplaat
bouwkundig - architectonisch
bouwkundig Ingenieur b.i.
bouwkundig model - holmal, maquette
bouwkundig ontwerper – architect
bouwkundig ornament - holm
bouwkundige aannemer, architect
bouwkundige versiering – architraaf, eierlijst, 9eierstaaf, fries, , kapiteel, kornis, sokkel, zuil (dorisch, Ionisch),
bouwkunst - architectuur
bouwkunstenaar - architect
bouwkunstig architectonisch
bouwland akker, dries, eng, enk, es, farm, goed, griend, ink, korenland, kouter, 7kwekerij, land, landouw, plantage, roggeveld, veld, valg
bouwland bij een dorp – enk
bouwland in Indonesië - sawah(nat), tegalan (droog)
bouwland ontlasten van overtollig water - draineren
bouwlieden - metselaars, timmerlui
bouwman - boer, landbouwer, landman
bouwmanswoning – boerenwoning, boerderij, hoeve
bouwmateriaal baksteen, beton, board, cement, hout, kalk, mortel, specie, steen, tegel, tras
bouwmeester architect
bouwmeester onder de dieren - bever
bouwmeester van labyrint – Daedalus
bouwmeester van het rijksmuseum - Cuypers
bouwmeester van Troje - Laomedoon
bouwmeester (Gr.) – tekton
bouwopzichter - erfscheider, rooimeester
bouworde bouwstijl, model, stijl, wijze
bouwplaats - boerderij
bouwplaats voor schepen helling, werf
bouwplan bestek
bouwschets - trace
bouwsel als eerbewijs - erepost
bouwsteen tuf, tufsteen
bouwsteen van een molecuul - atoom
bouwsteiger stellage, stelling
bouwstelling - steiger, stellage
bouwstijl architectuur, barok, classicisme, dorisch, got(h)iek, ionisch, korinthisch, orne, renaissance , rococo, romaans, tudor
bouwstijl tijdens Lodewijk de 14e - rococo
bouwstof(fen) materiaal
bouwterrein voor schepen - werf
bouwvakarbeider betonwerker, heier, metselaar, opperman, schilder, stukadoor, tegelzetter, timmerman
bouwvakker - metselaar
bouwval – krot, puinhoop, ruïne
bouwvallig caduc, kaduk, gammel, kaduuk, onvast, oud, ruïneus, vervallen, wankel, wrak
bouwvallig huis - krot
bouwvallig worden vervallen
bouwwerk burcht, blok, dom, flat, fort, gebouw, huis, kasteel, kerk, molen, opstal, paleis, tempel, toren, slot
bouwwerk (Boedd.) Stoepa
bouwwerk in Athene - Akropolis, Parthenon
bouwwerk in Den Haag - Mauritshuis
bouwwerk in Egypte - piramide
bouwwerk in Florence - Dom, Scala
bouwwerk in Parijs Eifeltoren, Elysée, Louvre
bouwwerk in Perganum altaar
bouwwerk in Rome Colosseum, Kapitool, Pantheon
bouwwerk op Java Boroboedoer
bouwwerk te Haliarnassus in KleinAzië Mausoleum
bouwwijze - baksteenconstructie, vakwerkconstructie
boven de wind - afwindig
boven het gewone - extra
boven het gewone uit - supernormaal
boven hoger, over, super, supra
bovenaan – eerst, op, super, supra
bovenaards – goddelijk, hemels, zalig
bovenaardse wezens engelen, geesten, goden, godheid, grotendeels, duivels, fee
bovenal – allereerst, allermeest, bepaaldelijk, bovenaan, inzonderheid, vooral, voornamelijk, voorop
boven alle klassen groots
bovenarm – opperarm
bovenarmbeen – dij, schonk
bovenarmspier biceps
bovendek - dekbed
bovenbeen – dijbeen
bovenbil van kalf - biefstuk
bovenblad – dekblad
bovenbouw op een schip - dekhuis
bovenbramzeil - bovengrietje
bovendeel – boveneinde, kroon, nok, top,
bovendeel van een anker - kruis
bovendeel van een muur - tinne
bovendek – overloop
bovendek van een brug - brugdek, rijvoering
bovendek van een schip - opperdek
boven de geluidssnelheid gelegen - supersonisch
boven de werkelijkheid verheffen - idealiseren
bovendien - alsmede, alsook, behalve, benevens, buitendien, daarbij, daarenboven, dat, eveneens, extra, nog, ook, overigens, tegelijk, tevens, verder, voorts, wijders, zomede, zowel
bovendorpel - bovenregel, kalf,
bovendraad van weefsel - rijdraad
bovengalerij - travee (kerk)
bovengei - nokgordijn
bovengemeld - vorenstaand
bovengewaad (Jap.) kimono
bovengoed - blouse, bovenkleren, 5broek, jas, jurk, mantel,
overhemd, pantalon
bovengrens – plafond
bovengrietje - bovenbramzeil
bovengrondse ontginning - dagbouw
bovenhalswervel - atlas
bovenhand – overhand
bovenhand krijgen - winnen, zegevieren
boven het normale extra
bovenhoek van een zeil - nok
bovenkaak maxille
bovenkamer - bovenvertrek
bovenkant – hoofd
bovenkeurs - rok
bovenkastletter – kapitaal
bovenkleren – overgoed
bovenkorst van het veen - bonksel
bovenkruiszeil - grietje
bovenlaag -elite, puikje, top
bovenlaag van een weg wegdek, slijtlaag
bovenlander - Oostfries, Westfaling
bovenlangs - over
bovenleiding - catena
bovenlicht - abat-jour, lampekap, vallicht, waaier, zonneblind
bovenlicht (half cirkelvormig) – linet
bovenlijf tors(o)
bovenlipversiering snor
bovenlucht - aether, dampkring, ether
bovenlijf - tors(o)
bovenlijst – kroonlijst
bovenmaans - translunarisch
bovenmate – bar, buitengewoon, bijzonder, enorm, erg, extravagant, extreem, heel, intens, mateloos, reuze, super, supra, uiterst, zeer
bovenmatig buitengewoon, bijzonder, enorm, extravagant, extreem, mateloos, overtollig, uitbundig, uitermate, zeer
bovenmatig groot - reusachtig
bovenmatig vleien - bewieroken
bovenmatige verering - vergoding
bovenmatigheid - bijzonderheid, enormiteit, excessiviteit, extremiteit, mateloosheid, overdrijving, overtolligheid, uitbundigheid
bovenmenselijk - titanisch
bovenmenselijk wezen – god
bovennatuurkunde - metaphysica
bovennatuurlijk – metafysisch, paranormaal, transcedent
bovennatuurlijk feit – mirakel,wonder
bovennatuurlijk wezen - demon, engel, geest, God, godheid, satan
bovennatuurlijke gave – charisma, genade
bovennatuurlijke macht - magie
bovenomloop van een toren - trans
bovenplaats in de scheepsmast - kraaienest
bovenraam – lunet
bovenrand - trans
bovenrand van een gebouw – kanteel, tinne, trans
bovenschrift - kop, rubriek
bovenst - opperst
bovenstaand - bovenvermeld, eerder, hoger
bovenste balk - hanebsik
bovenste balk in de nok - nok
bovenste balk in een bouwwerk - hanebalk
bovenste balk van een kap – nok
bovenste dakrand – nok
bovenste deel – bovendeel, dak, kap, kop, kroon, kruin, nok, spits, top(punt)
bovenste deel van de bil van een rund - biefstuk
bovenste deel van een breuk - teller
bovenste deel van een huis - kap
bovenste deel van een kasteelmuur - kanteel, tinne
bovenste deel van een kerk - spits
bovenste deel van een klomp – roof
bovenste deel van een kroonblad – vlag
bovenste deel van een laag met veen bedekte zee - spier
bovenste deel van een rots – punt
bovenste deel van een toneeldecoratie - fries
bovenste deel van een zuil kapiteel
bovenste deel van de bil van een rund – biefstuk
bovenste deel van kasteelmuren tinnen, transen, kantelen
bovenste eind - toppunt
bovenste galerij scheilinkje
bovenste halswervel atlas
bovenstem - discant, falset, kopstem
bovenste maagopening cardia
bovenste molensteen - loper
bovenste sliblaag in de wadden - blets
bovenste verdiping – zolder
bovenste windvanger - topzeil
bovenstuk van versierde gevel – fries
bovenstuk van een voorgevel - frontispice, frontispies
boventallig aangesteld ambtenaar - surnumerair
boventijdruimtelijk - metafysisch
bovenverdieping - etage
bovenvlak van borstwering - plongé
bovenstuk van kleding - lijf
bovenvlak van raamkozijn - afzaat
Bovenwindse eilanden, een der - Anttigua, Barmuda, Bominica, Guadeloupe, Martinique, Nevis, Saba
bovenwindse zijde loef, loever (t)
bovenzicht van een juweel - applique
bovenzijde van een penning - obvers
bovenzijde van een briljant - bezeel
bovenzijde van een penning obvers
bovenzinnelijk - metafysisch, transcedent,
boven zitplaats op voertuig – imperiaal
bovist - bovista, lycoperdon, scleroderma
box – autostallinggarage, loophek, postbus
boy – joch, jongen, huisbediende, knaap, knul
boycot – embargo, sanctie, uitsluiting
boycotten – buitensluiten, verhinderen, weren
boze duivel, kwade, kwaaie, satan, slechte
boze bedoeling – arglist
boze daden - melaficia
boze geest a(h)riman, alf, alve, azazel, cacodemon, demo(o)n, djinn, duivel, eunjer, geest, genius, genus, Heintje, kakodemon, larve, nixe, pik, Samiëllsatan, satan, spook, pontianak, troli
boze kabouter kobold
boze man boeman, Nabal
boze oog malocchio
boze opzet arglist
boze stemming - gal, gril, kuur, nuk
boze vrouw harpij, helleveeg, ka, ogresse, Xantippe
boze watergeest - nixe
boze woudgeest – pontianak
bra - b.h., bustehouder
braad – braadschol, schar
braadaal - speetaal
braadharing - panharing
braad je - extraatje
braadoven - grill
braadpan casserole, kastrol, stoofpot
braadrooster – grill
braadschol - braad
braadslee – braadschotel
braadstuk - braai, gebraad
braadworst - metworst, saucijs,
braadijzer braadstaaf, grill, rooster, spit
braaf – betrouwbaar, danig, dapper, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edelaardig, eerbaar, eerbiedwaardig eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, flink, gehoorzaam, goed, goedhartig, integer, kloek, lief, loyaal, mooi, net, nuttig, oppassend, rechtschapen, solide, suf, welgeaard, zedelijk, zoet
braafheid flinkheid, deugd, goedheid
braaf man - virbonus
braaf zijn - deugen
braafheid - deugd, eerlijkheid, goedheid, integriteit, loyaliteit,
oprechtheid
braai braadstuk, kuit
braak afbraak, breekwerktuig, doorbraak, dijkbreuk, inbraak, kolk, ledig, nutteloos, onbebouwd, ongebruikt, onnut, onontgonnen, wiel, woest
braakhennep - gelling
braakjaar - sabbatsjaar
braakliggende akker – braakland, dries
braakmiddel – emetica, emeticum, vomitief
braakneiging - nausea
braaknoot – kraanoog
braaksel – overgeefsel, vomitas,
braakstok zwingel
braa kwekkend - walgelijk
braakwortel - ipecacuaha
braam baard, braambes, braamstruik, braamvis, doornstruik, zeebrasem, zelfkant
braambes braam, brummel
braam op snede van een mes – graat
braamsluiper - garendiefje, grasmus, molenaar, tuinfluiter
braamvis - koningsvis, zeebrasem
Brabant, hoofdstad van - Brussel, Bruxelles
Brabantse heideland Kempen
Brabantse minnezanger - Ademet
Brabantse mirt gagel, luiskruid, pos, possem, post, vlooienkruid
Brabants riviertje - Beerse, Diese, Dommel,
Brabants veenland Peel
brabbeling - beuzelpraat, brabbeltaal
brabbeltaal – bastaardtaal, galimatias, jargon, koeterwaals, larie, nonsens, onzin, patois, wartaal, zotteklap
brabbeltaal spreken - koeterwalen
bracelet armband, handboei
brachycefaal - kortschedelig
bractee - schutblad
braden – bakken, grillen, roosteren
braden door middel van straalwarmte – grilleren
braden en gaar maken – sauteren
braden (het) - roostering
braderij - braderie, gaarkeuken
braderie – winkelweek
Braga’s vrouw - Iduna
brageren - geuren, pronken
Brahma (Jap). – Bonten
Brahmaan - Hindoe
Brahmaanse ascese - Yoga
Brahmaanse commentaren - bhasjya
Brahmaanse filosofie - darsjawa
Brahmaanse godheid - Brahma, deva, Sjiva, Visjnod
Brahmaanse heilige formules - mantra
Brahmaanse mystieke beschouwing - bhakti
Brahmaans inzicht - djnawa
Brahmaanse rite - poedja
Brahmaans rijdier - vahana
Brahmaanse verering - poedja
Brahmaanse verlossing - moksja
Brahmaanse voorschriften - soetra
brahmaanse ziel - atman
brahmapriester brahmaan
braille - blindenschrift
brainwave – idee, inval
braiseren - smoren
brak – bengel, deugniet, guit, jachthond, rakker, zilt, zout(ig)
brak water brijn
brakel - bengel, deugniet
braken – keveren, kitsen, kotsen, meevoeren, opvoeden, opbrengen, opgeven, opvoeden, overgeven, spugen, spuwen, uitwerpen, vomeren, vomitus
braken van hennep – blouwelen
brakkeman - kermisgast, kermisreiziger
Brakna, hoofdstad van – Aleg
brakwater - brijn
brallen bluffen, lallen, pochen, pronken, snoeven
braller - pocher, snoever
bram - druktemaker
bramarbas - grootspreker, snoever
bramzeil van de bezaammast - grietje
brancard (draag)baar, draagbed, burrie
brancard op wielen - raderbaar
branche - afdeling, handelstak, tak, vak
brand fik, gloed, huidontsteking, inflammatie, laai, uitslag, vlak, vlam, vlammenzee, vuur(gloed), vuur(zee)
brand veroorzakend - brandbaar, ontvlambaar
brandal - muiter, oproerling
Brandaris vuurtoren
brandbaar - combustibel, flogistisch, ontvlambaar
brandbaar aardolieproduct - napalm
brandbaar gas - ethaan
brandbaar gas uit de grond aardgas, acetyleen, brongas, moerasgas
brandbaar koord lont
brandbaar lint lont
brandbaar mengsel (licht) - sas, slagsas
brandbaar metaal - vanadium
brandbaar zeer licht gas - waterstof
brandbare aardolie – nafta
brandbare zelfstandigheid - pek, pik
brandbare zwarte stof pek
brandbalie brandemmer, slagputs
brandblaas karbonkel
brandblusapparaat – annihilator, extincteur, minmax, poederblusser, ramoneur, schuimblusser, schuimkanon, waterkanon
brandblusinstallatie - sprinkler
brandbom – brandgranaat, napalmbom, thermit
brandbrazem - zwartstaart
brandbuil – antrax, miltvuur
brandekkel – brandnetel
brandrmoris - brandewijn
branden – aanflitsen, aanfloepen, blake(re)n, fikken, gloeien, (in)bijten, laaien, schroeien, snerpen, stralen, vlammen, vonken, (ver)zengen
branden van tekeningen in hout - pyrografie
branden zonder vlam - smeulen
brandend – gloeiend, heet, vurig
brandend gevoel in de maag pyrosis
brander – bek, distilateur, pit, stoker, vlambek, vuurschip
branderig – belust, gezwollen, koortsig, ontstoken, vurig
branderig gevoel in de maag - pyrosis
branderij - stokerij
brandewijn aquavit, cognac, eaudevie, kirsch, sake, saki, vuurwater
brandewijn, bier, eieren - twist
brandewijndraf – droesem
brandewijn met citroen en suiker - fladderak
brandewijn met stukjes goudblad guldenwater
brandewijn met suiker – flip
brandewijn op alsem en anijs - absint
brandewijn, Turks - raki
brandgang – laar, tra
brandgans - dondergans
brandgierig - aartsgierig
brandglas loep, vergrootglas
brandhaard - vuur
branding – golfbeweging, golfslag
brandingsgolf - breker
brandje – fik, vuurtje
brandkast kluis, safe
brandkastenmerk Lips
brandklok – noodklok
brandkluis – safe
brandladder - magarijs
brandmeester – bevelvoerder, spuitmeester
brandmerk blaam, smet, stigma, vlek
brandmerken - stigmatiseren
brandnetel – tingel
brandoffer - holocaustum
brandpunt centrum, focus, middelpunt
brandschilderen - emaileren
brandschoon helder, kraakhelder, onbevlekt, rein
brandspuit – poederblusser, schuimblusser, waterkanon
brandspuitwagen – bluseenheid, autospuit
brandstapel helsel, houtmijt, mutsaard
brandstichter empressomaan, pyromaan
brandstichting - pyromanie
brandstof aardgas, antraciet, benzine, briket, bruinkool, cokes, gas, hout, kerosine, kolen, olie, papier, petroleum, steenkool, stookolie, turf
brandstof innemen tanken
brandstofopslagplaats olietank, reservoir, tank, vat
brandstof uit veen - turf
brandverf email, smalt
brandvrij vertrek - kluis
brandvrije kluis safe
brandweergebouw - kazerne
brandweerman – bevelvoerder, blusser, pompbediende, spuitgast
brandy - brandewijn, cognac
branie banjer, blaaskaak, bluf, bluffer, drukte(schopper), durfal, geurmaker, lef, opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, snoever, waaghals
branieachtig - tof
branieschopper banjer, druktemaker, lefgozer, opschepper, uitslover
bras – hijstouw, rommel, steuntouw, tuig, trijs
brasem blei, bliek
braspartij bacchanaal, drinkgelag, gelag, orgie, overdadig, schuimen, slampampen, slemppartij, uitspatten
brassard - armdoek
brassen boemelen, dweilen, fuiven, gulzig, slempen, smullen, zwelgen, zwieren
brasser – doordraaier, drinkebroer,drinker, slemper, smuller, zwelger
brassière -bustehouder
brat borat, sajet(garen)
bravade - grootspraak
brave borst - sul
braveren - trotseren
bravo - goed, mooi, uitstekend
bravo (Jap.) - banzai
bravoure bravoer, dapperheid, durf, lef, moed, schwung
bravourestukje – stunt, truc
Braziliaans eiland - Marajo
Braziliaanse auteur - Assis
Braziliaanse berg - Itatiara, Orgaos
Braziliaanse dans samba
Braziliaanse dichter - Abreu, Alves, Dias, Oliveira
Braziliaanse gouden munt - peça
Braziliaanse halfbloed - Caboclo
Braziliaanse haven - Bahia, Belem, Manaos, Natal, Permambuco, Recife, Rio, Santos, Vitoria
Braziliaanse hoofdstad - Brasilia
Braziliaanse hoogvlakte - chapada, taboleira
Braziliaanse Indianenstam - Arara, Pariri
Braziliaanse rivier - Amazone, Apa, Igquaçu
Braziliaanse schrijver - Assis
Braziliaanse staat - Ba(h)ia
Braziliaanse stad - Bagé, Bauru, Belem, Marajo, Monaus, Recife, Salvador
Braziliaanse vis – arapaima
Braziliaanse vrucht - calavo
break – brik, interval, pauze
brede afhangende band van Arabische hoofddoek - igaal
brede band sjerp
brede band (Ind) - bale-bale
brede broekklep – lats
brede ceintuur bij Japans – obi, vrouwenkleed
brede diepe greppel - sloot
brede gang hal
brede gleuf - groeve
brede grove latten raster
brede hakbeitel - snik
brede hoge vaas pul
brede korte sabel - kortelas
brede laan allee, avenue, boulevard
brede landweg dreef
brede moerassige riviermonding liman
brede opening poort
brede riem om het middel - koppelriem
brede roeispaan - pagaai
brede sjaal stola
brede sloot lee, tocht, wetering
brede straat allee, avenue, boulevard
brede waterloop – graaf, rivier, sloot
brede weg – allee, dreef, laan
brede weg met bomen - laan
breed ampel, groot, largetto, (muz)largo, omvangrijk , onbekrompen, ruim(denkend), uitvoerig, wijd, wild
breed (muz) - largo
breed beeld cinemascoop
breed en hoog ruim
breed en uitvoerig - ruim
breed geschouderd - stoer
breedhouder - tempel
breed kort zwaard klewang, kortelas
breed ontwikkeld - erudiet
breed plat stuk hout - plank
breedsprakig – breedvoerig
breed strand - strandvlakte
breed uitgroeien - stoelen
breed uitlopend glas - kelk
breed zoet water (Ind.) kali, kanaal, rivier
breedgerande hoed - kwakershoed
breedneuzige aap brulaap, leeuw aap, slingeraap
breedscheermachine - warpmolen
breedsprakig breedvoerig, diffuus, langdradig, praatziek, prolix, wijdlopig
breedsprakigheid - diffusie, makrologie
breedte – baan, latitude, latitudo
breedtecirkel keerkring, parallel, poolcirkel
breeduit - uitvoerig
breedvoerig ampel, circumstantieel, extenso, gedetailleerd, omstandig, uitgebreid, uitvoerig, verbeus
breedvoerigheid - omstandigheid
breedvoerig praten bomen, uitweiden
breed water - meer
breekbaar brokkelig, broos, bros, fragiel, frêle, refrangibel, te(d)er, zwak
breekbaar en broos - zwak
breekbaarheid – fragiliteit, refrangibiliteit
breekhamer – moker, vuist
breekijzer – koevoet, sloopbeitel
breel – boei, joon
breeuwen – herstellen, kalefateren
breeuwhamer - klauwer
breeuwijzer - kalfaatijzer
breiartikel borat, brat, (brei)naald, katoen, pen, sajet, wol
breidel beperking, bit, censuur, gareel, halsgordel, juk, leidsel, teugel, toom
breidelen beteugelen, intomen
breidelloos - tomeloos
breien – handwerken, knopen, vlechten
breigaren – sajet
breilap - morslap
brein computer, denkvermogen, geest, hersens, koker, verstand
breinaald - bout, knijper, pen, penwortel, pin, priem, spie,
breinloos - dom, krankzinnig, onverstandig, prang, stom
breipen - breinaal
breiterm toer
brekebeen beunhaas, knoeier, pijpkruid, stumper, sukkelaar
breken barsten, begeven, bezwijken, brokkelen, knakken, knikken, kraken, nekken, stukslaan, zwikken
breken van golven tegen het strand - branding
breker – golf, roller
breking (licht) deviatie, refractie
brem bezemkruid, genst, ginst, heester, pekel, zout
Bremergroen - bergklauw
bremaapachtigen - orobranchaceën
brempaap – paapje
breng hier - apport
brengen (aan)dragen, aanrukken, aanzetten, afleveren, bezorgen, deponeren, drijven, dringen, indoen, legeren, voeren
brengen tot – nopen
brengen tot doen – leren
brengen van aarde op dalgrond - aandammen
brenger bode, drager
bres barst, breuk, doorbraak, gaping, gat, lek, opening, scheur, stormgat
bretel – broekophouder, draagband, galg
Bretagne, rivier in - Blavet, Scorff
Bretonse doedelzak - biniou
Bretonse haven - Brest
Bretonse vissershaven - Lorient, St.Malo
Bretonse zang - lai
Bretons godsdienstig feest - pardon
Bretons grafmonument dolmen
breuk barst, bres, brook, fractie, fractuur, heir, hernia, knak, knik, krak, kwetsuur, opening, rhexis, ruptuur, scheur, tweedracht, verbreking
breukig - bros
breukband bandage
breuk in de aardkorst druklaas
breuk in weefsels ladder, scheur, winkelhaak
breukkruid – sanikel
breukoperatie - herniotomie '
brevet akte, diploma, getuigenis, getuigschrift, oorkonde, referentie, testimonium, vergunning
breviarium brevier
brevier breviarium, getijdenboek
breviter kortweg
bridgeterm bieden, bod, down, drive, harten, klaver, manche, robber, ruiten, schoppen, slem, sans, troef
bridgewedstrijd - drive
brief akte, couvert, epistel, letteren, missive, oorkonde, schrijven
brief (Mal.) – soerat
brief of exploot waarin aangemaand wordt -
briefaanhef H.H., l.s., m.h.
briefgeld - port
briefhouder - ordner
briefje – kesafie, memo
briefje met uitdaging tot duel – kartel
brief in zakelijke trant missive
briefje van armbestuur – borgbriefje
brief voor aanbevelingen – aanbevelingsbrief
briefje voor geneesmiddel – recept
brief waarin permissie wordt gegeven - verlofbrief
briefkoord - lias
briefkosten port, porto, verzendkosten
briefomslag couvert, envelop(pe)
briefopener vouwbeen
briefopschrift - aanhef
briefordner map, legger, dossier
briefpost - mail
briefvracht porto, port, verzendkosten
briefwisseling correspondentie, post
briefwisseling tussen zaken - handelscorrespondentie
briek angstig, dreigend, gevaarlijk, krom, raar, scheef
bries wind(je), zeilwind
briesen –brullen, pruisen, razen, schreeuwen, tekeergaan
briesen tegen - aanbriesen
brieven - post
brievenbesteller facteur, koerier, (post)bode, postillon,
brievenbus - postbus
brievenordner - biblioraft
brievenpost mail
brievensnoer lias
brieventas – aktetas, map, portefeuille
brigadier - brigges
brij pap, kwak ,pudding, puree, vla
brijachtige massa - trot
brijig - troeterig
brij van aardappelen puree
brij van bieten – pulp
brij van vruchten - moes
brijn – pekel, zout
brijzel - kruimel
brik - baksten
briket van kolengruis - fom
bril fok, lorgnet, lorgnon, montuur, neusklem
brilduiker - knob
brileend - bolder
briljant - diamant, geniaal glansrijk, glanzend, prachtig, schitterend, uitnemend
briljante leerling - bolleboos
brillantine – haarcreme, haarvet
brillenglas - lens
brillenmaker - opticien
brilleren - schitteren
bril met handvat lorgnon
brilleren schitteren, uitmuntend
brilslang cobra, lepelslang, naga, naja
brilslang als god in Hindoestan vereerd - naja
brink – boerenerf, dorpcentrum, dorpsplein, plein, markt
brio - levendigheid
brionie - heggenrank
Brit Engelsman
Brits Engels, Iers, Schots, Welsh
brits bed, legerstede, nachtleger, rustbank, slaapplaats
Brits eiland - Arran, Sark
Brits eiland in de Straat van Bab-el-Mandeb - Perim
Brits eiland in West-Indië - Dominica
Britse eilandengroep - Orkaden
Britse Gemenebest, lidstaat van het -
2 U,K,
5 Ghana, India, Kenia, Malta
6 Canada, Ceylon, Cypres, Gambia, Malawi, Tobago, Zambia
7 Jamaica, Lesotho, Nigeria, Oeganda
8 Barbados, Botswana, Maleisië, Tanzania, Trinidad
9 Australië, Mauritius, Singapore
11 Sierra Leone
12 Nieuw-Zeeland
Britse havenstad in Azië Aden
Brits-Indisch lengtemaat - cubit
Brits kolenstation - Perim
Britse kolonie -
6 Brunei, Cayman
7 Aldabra, Antiqua, Bahama´s, Bermuda, Granada
8 Dominica, Farquhan, Pitcaim
9 Ascension, Gibraltar
10 Montserrat, Seychellen
Britse koning, legendarisch – Lear
Britse luchtvaart maatschappij - BEA
Britse marine navy, R. N.
Britse typograaf - Morison
Britse vesting Gibraltar
Britse zeemansdans - horlepijp
brocceli - bloemkool
broche – sieraad, (sier)speld
brocheren - innaaien
brochette - roosterpen
brochure boekje, folder, vlugschrift
broddelaar – knoeier, prutser
broddelen – kliederen, knoeien, klungelen, morsen, prutsen
broddelaar knoeier, prutser
brodeloos arm, behoeftig, failliet, haveloos, pover, werkeloos
brodig - bloemig, kruimig
broed broedsel
broed waar darren uitkomen - darrenbroed
broedbak kas
broeden beramen, broedtijd, broeien, kweken, peinzen, telen, uitdenken
broeder fra, frater, br., fr., diakoon, kloosterling, verpleger
broedergemeente – Hernhutters
broederliefde getuigend - agape
broeder van Abel Kain, Seth
broeder van Abraham Nahor
broeder van Agamemnon Menelaos
broeder van Atreus Thyestes
broeder van Castor Pollux
broeder van Elektra Orestes
broeder van Eris - Ares, Mars
broeder van Europa - Kadmos
broeder van Hebe Ares
broeder van Hector Paris, Troilus, Polydorus
broeder van Helle Phrixus
broeder van Kain Abel
broeder van Mozes Aäron
broeder van Romulus Remus
broeder van Selene Helius
broeder van Willem van Oranje Adolf, Hendrik, Jan, Lodewijk
broederschap – genootschap, gilde, sodaliteit
broederskind - neef, nicht
broedkip - klokhen
broedmachine - broeder, couveuse
broedpest - vuilbroed
broedplaats horst, nest
broedse hen - kloek
broedsel – broed, kweek, nest, toom
broedziek - broeds
broeibak – eenruiter, kas, kweekruimte, oranjerie
broeibak met een ruit - eenruiter
broeien branden, brieden, muiken
broeiend zwoel
broeierig – broeis, drukkend, zwoel
broeihuis kas, serre, trekkas, warenhuis
broeikas - eenruit, oranjerie, plantenhuis, serre, stookhuis, warenhuis
broeinest – haard, kweekplaats
broeiraam - eenruit
broeisel - broed
broek - boks, pantalon,
broek - drasland, moeras, waterland
broek met een gulp – gulpbroek
broek met korte pijpen - kniebroek
broekachtig - moerassig
broekbalk - achterhar, penbalk
broekdraagband bretel, galg
broekekster gaai, meerkol
broekenman – dreumesm, jochie
broekenstof - pilo
broekgalg draagband, bretel
broekig - moerassig
broekje - jongentje, ventje
broekklep lats
broekland veen, moeras
broekopening - gulp
broekophouder – bretel, galg
broer van vader of moeder – oom
broer van Eöos - Helicu, Helius
broer van Numitor - Amulius
broes trechter, schuim, sprinkler, sproeikop, spruit
brok – bonk, deel, fragment, gedeelte, homp, klomp, klont, klonter, kluit, kriezel, mok, mop, moot, morzel, pompel, stuk
brok aarde – kluit
brok vis - moot
brokje – klontje, stukje
brokje geperst kolengruis – briket
brokjes - gneis, gruis
brokkelen breken, kruimelen, vallen
brokkelig – bro(o)s, kruimelig
brokkelig stukje - kruimel
brokkel - brooddronken, hovaardig
brokkelvloer - mozaïekvloer
brokken steen - puin
broksgewijs fragmentarisch
brok steen - basaltblok
brokstuk brok, deel, fragment, gedeelte
brokstukken – afval, puin, schroot
brok vis - moot
brol - bocht, rommel
bromargyriet - bromiet
brombeer brompot, druiloor, iezegrim, knorrepot, mopperaar, neetoor, nurks, nijdas
bromfiets brommer, plof, snorfiets
bromijzer crembalum
bromkever mestkever
bromium broom, Br.
brommel - braam
brommen – babbelen, gemor, gonzen, grommen, kniezen, knorren, kneuteren, kreuken, kwinkeleren, mompelen, mopperen, morren, schrollen, snorken, snorren, straf uitzitten, zingen, zitten
brommer brombas, bromfiets, brompijp, bromvlieg, moped, motorfiets, solex, standje, uitbrander
brommerig knorrig, korzelig, ontevreden, pruttelig, wrevelig
brommerig en kortaf - korzelig
brommig – knorrig
brompijjp - brommer
brompot – brombeer, grompot, iezegrim, knorrepot, mopperaar, nors, neetoor, nurk, nurks, nijdas, pruiloor,
bromvlieg – aasvlieg, brommer, dol, vleesvlieg
bron – afkomst, beginselfontein, herkomst, oorsprong, oorzaak, origine, source, spreng, wel, zegsman
bronforel - beekridder
brongas – aardgas, moerasgas
brongebied van Tigris en Eufraat - Armenië
bronmaagd Salmacis
bronnenleer pegiatrie
bronnimf najade
bron op de Helicon - Hengstebron
bronsachtige zeevis - meun
bronsperiode bronstijd
bronst - paardrift, paartijd, paringsdrift
bronstig – broeds, hengstig, krols, loops, ruizig, tochtig
bronstijd – bronsperiode, paartijd
bron van licht – lamp, zon
bron voor water - geiser, geizer
bronwater – welwater
bronzen – maffen, slapen
brood – artos, casino, kost, kuch, mik, stol
broodbeleg gelei, ham, honing, jam, kaas, koek, lever, leverkaas, leverworst, pasta, pindakaas, smeerkaas, spek, stroop, suiker, vlees, worst
broodbreking - avondmaal
broodbrief - belastingbiljet
brooddief - beunhaas, knoeier
brooddronken baldadig, dartel, uitgelaten
broodheer – baas, werkgever
broodje – kadet(je), punt, slofje, stoet, stuit, timp
broodje met krenten - deuvekater
broodkast – spinde, provisiekast
broodje knakworst – hotdog
broodkar – bakkerskar
provisiekast - spinde
broodkast –
broodkorf broodmand, paander, panier
broodmaaltijd - lunch
broodmand ben, broodkorf, paander, panier
broodmeel - bloem
brood met vlees en ei uitsmijter
broodnijd - afgunst, jaloezie
broodnodig dringend, noodzakelijk, perse
broodpap – panade, pent
broodslijter bakker
broodsmeersel – boter, jam, pasta, pindakaas,
broodsuiker melis
broodtrog moel
brood van fijn roggemeel - mik
brood van waterdeeg - waterbrood
brood, voor het gebakken is - deeg
brood voor kerstmis - kerststol
broodwinner – bonnet, kostwinner
broodwortel cassave, maniok, yam
broodzak – eetzak, knapzak
broodziekte - leng
broom - bromium
broomverfdruk - pigmogravure
broomvergiftiging - bromisme
broomzuurresten - bromaat
broomzuurzout - bromaat
broos breekbaar, bros,cothurn, delicaat, fragiel, frêle, iel, mager, onvast, perissabel, ras, sprakerig, teer, tenger, zwak
broos en breekbaar - zwak
broosheid breekbaarheid, zwakheid
bros breekbaar, brokkelig, croquant, droog, knappend, knapperig, schraal, spreu, teer
bros gebakken deegstang bij soep - stereolet
bros licht baksel - beschuit
bros metaal – mangaan
brossen - verzuimen
bros tarwe gebak - beschuit
brouille onenigheid, onmin
brouillon klad, ontwerp, schema
brousse – wildernis
brouwen – bereiden, stichten
brouwersterm beslaan, bottelen, brouwen, eesten, filtreren, gerstwassen, hoofdvergisting, hoppen, kiemen, koelen, koken, legeren, malen, mouten, navergisting, ontkiemen, roosteren, rijpen, tappen,wegen, weken
brouwerij product - bier, mout, wort
brouwfris - bottelvers
brouwsel - bier, gerstenat
brug – verbinding, vonder, watermerk
brug, hoge stenen - heul, hoele
brug over een weg viaduct
brug, soort - aquaduct, baileybrug, balkbrug, basculebrug, boogbrug, cantileverbrug, draaibrug, gierbrug, hangbrug, hefbrug, kraanbrug, ophaalbrug, rolbrug, schipbrug, spoorbrug, staafboogbrug, vakwerkbrug, viaduct, wipbrug
brugbalans bascule
brugdek, gemakkelijk verplaatsbaar - bart
brugdrager - ponton
bruggenhoofd walhoofd
bruggenlegger - pontonnier
bruggeman brugwachter
bruggetje – loopplank, til, vlonder, vondel, vlonder
bruggetje van een paar planken - zijl
brughagedis - hatteria, tuatera
brugkanaal - aquaduct
brug over een weg - viaduct
brugschuit – pont, ponton
brugspier - buiger
brugsteun - pijler
brugwachter - bruggeman
brui slag, stoot
bruid - vrouw
bruid (Hebr.) Kalle
bruidegom - man
bruidegomscostuum - trouwpak
bruidsjonker – page, paranimf
bruidspenning - spelde(n)geld
bruidsschat – bruidsgift, dos, uitzet
bruikbaar bekwaam, degelijk, dienstig, gepast, geschikt, goed, nuttig, practicabel, praktisch
bruikbaar gereedschap - utensiliën
bruikbaarheid - nut, utiliteit
bruiklening - commodaat
bruiloft – huwelijk, trouwerij, trouwfeest, trouwpartij
bruiloftsdicht epi(h)alamium
bruiloftsdrank hipocras, hippocras
bruiloftslied epistalaan, epi(h)alamium
bruin tanig
bruinachtige stof verkregen uit run - taan
bruinachtige vernislak - schellak
bruinachtige verfstof – sepia, taan
bruinbank - zonnebank
bruin braden onder voortdurend keren - sauteren
bruinrood - mordore
bruin plekje sproet
bruinsteen – pyrolusiet
bruinvis – dolfijn, meerzwijn
bruine asbest - amosiet
bruine beuk - bloedbeuk
bruine bodemhorizont (ijzer)oerlaag, koffiebank
bruine frisdrank - cola
bruine ijzersteen limoniet
bruine kleurstof omber, umber
bruine koek - taaitaai
bruine stof uit eikenschors taan
bruine verfstof sepia, taan bruine
bruine zeevis - meun
bruine zwaluw - oeverzwaluw
waterverf sepia
bruingebraden spijzen - frituur
bruingeel - tanig
bruingeel worden - tanen
bruingele verfstof - taan
bruinhardhout - wacapou
bruinkleurig - tanig
bruinkool - lignet
bruinkoolcokes, poedervormig - grude
bruinkool producerend land - Australië, Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Joegoslavië, Polen, Rusland, Slowakije, Tsjechië
bruinkoolwas - montaanwas
bruinlooderts - saturniet
bruinoogje - gaasvlieg
bruinrood terracotta
bruinrood beeldje tanagra, terracotta
bruinspaat - ankerriet
bruinsteen - glasblazerszeep, mangaan
bruinverbrand tanig, gebronsd
bruinvis tuimelaar
bruinijzererts - goethiet
bruis – schuim
bruisen - borrelen, schuimen
bruisend – erfervescens, petulant, spitant, swingend, wervelend
bruistig - opvliegend, ruw, wild
bruit - geluid, geruis
brulboei - zeeboei
brullen – briesen, bulken, bulderen, loeien gieren, schateren, schreeuwen, tekeergaan, trompen
brullen van olifanten - trompen
brulzieke koe - jachter
brummel braambes
brunchen - eten
bruneren - bruinen
bruskeren beledigen, kwetsen, stoten
Brusselaar - kiekenfretter
Brussels bier faro, lambiek
Brussel, deel van - Anderlecht, Auderghem, Elsene, Evere, Etterbeek, Forest, Ganshoren, lxelles, Jotte. Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Schaerbeek, Uccle, Ukkel, Vorst
Brussels lof witlof
Brussels mengbier - faro
brut - droog
brutaal – aanmatigend, astrant, astranterig, bijdehand, driest, grof, hevig, honds, impertinent, insolent, krachtig, lastig, losbandig, luchtig, onbehoorlijk, onbeleefd, onbeschaamd, onbescheiden, onbeschoft, onbeschroomd, ondeugend, onhebbelijk, overmoedig, ruw, schitterend, stout, stoutmoedig, strabant, straf, vermetel, verwaand, (vrij)moedig, vrijpostig
brutaalweg - astrant
brutale jongen - batraaf, lomperd, rakker, rekel, vlegel
brutaliseren schofferen
brutaliteit gotspe, impertinentie, lompheid, onbeschoftheid, onhebbelijkheid
bruto br., bt., bto. , onzuiver, vuil
bruto min tarra - netto
brutowinst - bijdrage, contributie, opbrengst
bruusk eensklaps, grof, kortaf, nors, onverhoeds, (plots)eling
bruut beest(achtig), gewelddadig, hard,onverlaat, ruw, woesteling, wreedaard
bruutheid – geweld, ruwheid
brij – boeboer, magma, pap, prol, puree
brijachtige spijs - pent
brijn - pekel
brijzel - kiezel, kruimel
brylcream - pommade
bubbelbad – whirlpool
bubbelen – borrelen
buddy – helper
buddyseat - zitting
bubinga - kevazingo
budget bedrag, begroting
budgetteren –begroten, gerekenen, vaststellen
buffel anoa, anoeang, arni, bison, butalis, jak, karbouw, kauprey, lomperd, syncerus, pamaroe, stomme(ling), os, vlegel, wisent
buffelen – bunkeren, schransen, schrokken, zwelgen
buffel in Noord-Amerika - bizon
buffel in Tibet – yak
buffen - steunen
buffer – bumper, schokbreker, (stoot)kussen
buffertank - expansievat
buffet – bar, dressoir, schenkbank, tapkast, toog, toonbank
buffethouder – barkeeper
buffet in cafe – bar tapkast
buffet voor sterke dranken bar, tapkast
buffetje - abacus, pronktafeltje, speeltafeltje, telraam
bugel – signaalhoorn
buggy – zelfbouwauto
bühne – podium, toneel
bui bevlieging, caprice, frats, gril, humeur, kuur, luim, neerslag, nuk, opwelling, regenvlaag, stemming, vlaag
buidel – baal, beurs, doedel, geldzak, tas, zak
buidelbeer - koala
buideldier (boom)kangoeroe, buidelbeer, buideldas, buidelduivel, buideleekhoorn, buidelmarter,
buidelmiereneter, buidelmol, buidelmuis, buidelrat,
buidelspitsmuis, buidelspringmuis, buidelwolf, dwergbuidelrat, honingmuis, kangoeroe, kangoeroerat, koeskoes, opossum, reuzekangoeroe, spitsbuidelrat, suikereekhoorn, voskoeskoes, waterbuidelrat, wombat, yapok
buidelmuis - tafa
buidelrat opossum
buidel voor geld - geldzak
buigbaar buigzaam, flexibel, plooibaar, soepel
buigen – bukken, knikken, krommen, nik, nijgen, ployeren,
buigen door de knieën – hurken
buiger - rugspier
buiging dienaar, diffractie, flexie, ham, knik, inflexie, kromming, kromte, nik, nijging, reverence, verdraaiing, wijziging
buigtangetje ravebek
buigzaam – flexibel, gedwee, handelbaar, inschikkelijk, lenig, lenigen, plooibaar, rank, smedig, smeu, soepel, slap, taai
buigzaam dun hout – spaan, twijg
buigzaam gewas riet
buigzaamheid – lenigheid, souplesse
buigzaam maar pezig - taai
buigzaam wandelstokje - badine
buigzame hoed - panama
buigzame paal sliet
buigzame tak rijs, twijg
buiig ongestadig, onbestendigd, onstuimig, onvast, regenachtig, veranderlijk
buik abdomen, hara, lapare, melis, onderlijf, pens, wam
buik, maag van dieren (plat) - balg
buik zonder ingewand van een vis - leb
buikband - centuur, gordel, riem, singel
buikbetreffend - abdominalis
buikdienaar - gulzigaard, lekkerbek
buikig corpulent, dik, gezet, zwaarlijvig
buikig flesj - ampul
buikje embonpoint
buikklier - alvleesklier
buikkramp - koliek
buikloop diarree, dysenterie, loslijvigheid
buikopening - harakiri, laxering, punctie
buikriem – gordel, singel
buikriem van een paard singel
buikschild - plastron
buiksnede – laparotomie
buikspreekkunst – ventriloquentie
buikspeekselklier - alvleesklier, pancreas
buikspreker gastriloog, ventriloquist
buikvlies - peritoneum
buikvliesontsteking peritonitis
buikwaterzucht - ascetes
buikwind - veest
buikzuiverend - purgorent
buikzuivering - purgatie
buil – bobbel, bult, bundel, buts, gezwel, puist, tumor, zakje, zwelling
bui of frats – gril, kuur
buis ader, cilinder, kanaal,kiel, koker, lamp, leiding, pijp, riool, tunnelkoker
buis aan de dakgoot afvoerpijp, regenpijp
buis met schaalverdeling buret
buis om urine af te tappen cat(h)eter
buis van een tabakspijp roer
buisje ampul, dispenserpijpje, pipet, tube
buisje met injectievloeistof ampul
buis of pijp - leiding
buisje om wonden open te houden canule
buisje van buigzaam metaal tube
buiskool kropkool
buiskwal zeeblaas
buister - beddenzak, strozak, tijk
buis van een pomp - daal
buis van Eustachius - oortrompet
buisverbinding - nippel
buis voorafwatering - afvoer
buisvormig ingewand darm
buiszwam - boleet, eekhoorntjesbrood
buit – poet, prooi, prijs, roofgoed, vangst
buit (Eng.) - spoil
buitelen – culbuteren, duikelen, kraaien, rollen, rollebollen, totteren, tuimelen
buiteling bankroet, duikeling, koprol, salto, smak, tuimel, tuimeling, val
buiten behalve, extern, uitgezonderd, zonder
buiten landgoed, landhuis villa
buiten adem amechtig
buitenbeentje - bastaard
buitencafé - uitspanning
bui8ten de lijn – out, uit
buiten de perken buitensporig, extravagant, overdreven
buiten de wet gestelde (Eng.) outlaw
buitendien bovendien, daarenboven, nog, ook, tevens, verder, voorts
buiten dienst b.d., inactief, non-actief , passief
buitendokter - dorpsarts
buiten proporties abnormaal, buitensporig
buiten verband - los
buiten zomerzonnescherm markies,store
buitendijks aangeslibd land gors, hem, kaag, koog, nes, kwelder, schor, wad
buitendijks grasland - borzing
buitendijkse grond – nes, koog, kwelder, uiterland, uiterwaard, wad, waardland
buitengerechtelijk - extrajudicieel
buitengemeen – bijzonder, danig, ongemeen, uitermate, zeldzaam, zeer
buiten gevaar - veilig
buitengewone begaafdheid - genialiteit
buitengewone blijheid uitgelatenheid
buitengewone toelage – bonus, gratificatie, premie
buitengewone verwarring - verbijstering
buitengewoon bovenmatig, buitenmate, bovenmenselijk, bijzonder, donders, eigenhandig, enorm, extra, extrsvagant, kras, luizig, mateloos, merkwaardig, mirakel, onalledaags, ongebruikelijk, ongemeen, onregelmatig, ontzaglijk, ontzettend, overmatig, reuze, speciaal, uitbundend, uitermate, uitbundig, verbazend, wonderlijk, zeldzaam
buitengewoon begaafd geniaal
buitengewoon dividend bonus
buitengewoon groot – enorm, matelijk
buitengewoon lid van iets – erelid
buitengewoon loon - premie
buitengewoon spannend adembenemend
buitengewoon streng draconisch
buitengewoon zware arbeid - ledebraak
buitengewone lof – apotheose, apoteose
buitengras - gors
buitenhaven rede, ree
buitenhuis – bungalow, landhuis, villa, zomerverblijf
buiten iemands weten – achterbaks, stiekem
buitenissig afwijkend, bizar, excentriek, raar, vreemd, zonderling
buitenissigheid - apartheid
buitenkansje bof, fortuin, geluk, mazzel, meevaller, toeval, tref(fer), voordeel
buitenkant – buitenzijde, exterieur, omtrek, periferie, rand, uiterlijk
buitenkant van fruit – schil, pel
buiten kennis - bewusteloos, onbekwaam, onmachtig
buitenkeuken kombof
buitenlaag bast, bolster, korst, kurklaag, schil, schors,
buitenlaag van brood - korst
buitenlander vreemdeling
buitenlands vreemde, vreemd, uitheems
buitenlandse munt zie vreemde munt
buitenlandse titel don, lord, sir
buitenleven landleven
buitenlijn omtrek
buitenman boer, dorpeling, landman
buitenmate – akelig, bar, deerlijk, enorm, erg, heel, hoogst, intern, onwijs, sterk, uiterst, vreselijk, zeer
buitenmatig – enord, gigantisch, immens, kolossaal, ontzaglijk
buitenmens – plattelander
buitenmodel - afwijkend
buitenmuur façade, gevel, pui
buitenomtrek – periferie
buitenpartij picknick
buitenplaneet Jupiter, Mars, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus
buitenpost - uitwacht
buitenrand – grens, grenskant, kant, oever, periferie, rand, randje, velg,
buitenrand van een wiel velg
buitenschil bast, bolster
buitenshuis wonend extern
buitenspel offside
buitenspelers - vleugels
buitenspiegeltje spion
buitensporig – bar, bovenmatig, enorm, erg, extravagant, extreem, losbandig, onmatig, onredelijk, onzinnig, overdadig, overdreven, overmatig, tomeloos, uiterst, verbazend, verregaand, zeer
buitensporigheid enormiteit, exes, losbandigheid, overdrijving, uiterste
buitensporige voorstelling van iets overdrijving
buitensporigheden excessen, strapatsen
buitenstaander – buitengewoon, derde, leek, outlaw, outsider, vreemde
buitenste atmosfeer van de zon - corona
buitenste bast – bolster, schors
buitenste borstwering glacis
buitenste deel rand
buitenste deel der grote hersenen schors, hersenschors
buitenste harde rand - korst
buitenste laag van de atmosfeer exosfeer
buitenste laag van bomen – bast, schil, schos
buitenste omtrek - rand
buitenste rand – korst, omtrek
buitenste van een sigaret - dekblad
buitenverblijf buitenhuis, landgoed, villa, zomerhuis
buitenwaarts uitzwellen – puilen
buitenwal - voorwal
buitenwal om een stad singel
buitenwereldlijk - extramundaan
buitenwesten - bewusteloos
buiten wonend extern
buitenwonende - forens
buitenzedelijke overwegingen - amoreel
buitenwoning – landhuis
buitenzijde buitenkant, exterieur, uiterlijk, uitwendig
buitenzitje op dak - terras
buiten-zonnescherm - store
buitmaken – kapen, prederen
buitzoeker - avonturier
buizennet - riolering
buizerd – hanenschop, muizerd
buizig - angstig, bevreesd, brommerig, ruw, verstoord
bukken – buigen, stuipen
buks (jacht)geweer, bosboom, palmboompje
bul acte, dikkerd, dikzak, diploma, document, lomperd, lor, oorkonde, os, stier, vod
bulachtig - lomp, stuurs
bulderaar bulderbast
bulderbast bulderaar
bulderen – balderen, brullen, bulderend, daveren, lieien, razen, schreeuwen, tempestief, tieren
bulderend naderen - aanbulderen
buldog - bulhond
buldozer - graafmachine
Bulgaarse badplaats Albena, Boergas Verna
Bulgaarse berg - Jel-Tepe, Moes-als, Perelik, Sjoetka, Vitosja, Witosa
Bulgaarse drank - yoghurt
Bulgaarse hoofdstad Sofia
Bulgaarse ketterse sekte - Bogomielen
Bulgaarse maat kune, lekha, oka
Bulgaarse munt lev, leva, stotinka
Bulgaarse nationale vergadering -sobranje
Bulgaarse pruimengenever riha, rika
Bulgaarse rivier - Arda, Isker, Kamptsjija, Lom, Mantsa, Ogost, Osma, Stroema, Toendsja
Bulgaarse schrijver – Beron
Bulgaarse staatsman - stamboelof
Bulgaarse stad - Boergas, Pernik, Plewen, Plovdiv, Roese, Varna
Bulgaarse tsaar - Boril
bulge - blister
bulhond – mastiff, rekel
bulk – massa, stortgoed
bulken – blaren, blaten, brullen, huilen, loeien, roepen, schreeuwen
bulken van runderen - loeien
bullebak - bietebauw, boeman, dwarskop, popans, tiran
bullebijter - nijdas
bullen – spulletjes
bullepees - pezerik
bulletin - dagbericht
bullig - tochtig
bulpezerik - lisdodde
bulsum - korteling
bult bobbel, bochel, buil, gezwel, huidzwelling, knobbel, nol, oneffenheid, pokkel, puist, stuit, tumor, verdikking, verhevenheid, zwelling
bultachtig - gebocheld, oneffen
bulten - knobbels
bult in een weiland - nol, nolle
bultenaar bochel, gebochelde, krates
bultig – gebocheld, hobbelig
bultje – bobbel, tubereus
bultigheid - gibbositeit, tuberositeit
bultos bizon, buffel, zebu
bultrund zeboe, zebu
bulwer - lytton
bultzak strozak, strobed
bumper buffer, stootbalk, schokbreker, stootkussen
bun bak, ben, beun, korf, kaar, mand, rugkorf
bundel – boek, bondel, bos, buil, bussel, dot,knot, nis, pak(ket), ris, schoof, tas, toef, tros
bundel bloemen – bos, boeket, tuil
bundel brandhout – poorter
bundel dierenfabels - esopet
bundel garen knot, streng
bundel garven - hok
bundel geconcentreerd licht - lazerstraal
bundel graanhalmen garf, gave
bundel grashalmen garf, garve, schoof
bundel haar - streng
bundel korenhalmen – garf, garve
bundel aaneengeregen papier lias
bundel rijshout fascine
bundel stro – schoof
bundel stukken - dossier
bundel twijgen gard,roe(de)
bundel vlasstengels - boot
bundel vruchten – tros
bundels moleculen - molecuulstralen
bundel vuurpijlen girande
bundelen – trossen, uniëren,verenigen
bundeltje – donk, dot, vlok, wis
bundeltje haar – dot, lok
bundeltje vlas – wiek
bundel wol – knot, streng
bunder ha., hectare
bungalow – buitenhuis, landhuis, zomerhuis
bungelen – schommelen, slingeren
bunker – fort, kazemat, kolenruim, schuilkelder, schuilplaats
bunkeren – schranzen
bun of korf - mand
bunzing fret, kabouter, mud, schelp,skunk, stinkmarter, ulk, wulk
buran boeran, blizzard, sneeuwstorm
burcht bolwerk, borg, citadel, kasteel, slot, sterkte, veste
toevluchtsoord, veste, vesting
burchtheer – baron, kasteekheer, slotheer
burcht (Ind.) - poeri
burcht in Troje - pergama
Burchten, kastelen en ruïnes in de Achterhoek – Kiefskamp
bij - mits, nevens, para, per, sub
bij Apeldoorn Het Loo, Cannenburgh
bij Baarn Groeneveld
bij Bakkeveen Slotplaats
bij Barneveld Schaffelaar
bij Bergen op Zoom Mattemburgh
in de Betuwe (0) Doornenburg
bij Breda Anneville, Bouvigne
bij Breukelen Nijenrode
bij Delden Twikkel
bij Diepenheim Warmelo
bij Doesburg Bingerden
bij Domburg Westhove
bij Driebergen Sterkenburg
bij Dwingeloo Oldengaarde
bij Ede Hoekelum
ten zuiden van Eindhoven - Heeze
in Gaasterland Kippenburg
bij Geertruidenberg Dussen
in het Gooi Groeneveld, Muiderslot
bij Gorkum Loevestein
bij Gulpen Neubourg
bij Haerst Arnichem
bij Hedel Ammersooien
bij Heemskerk Assumburg, Marquette
bij Heemstede Groenendaal
te 's Heerenberg Bergh
bij Heerlen Rivieren
bij Heino Alerdinck
bij Helmond Croy
ten zuiden van 's Hertogenbosch Heeswijk
bij Hoensbroek Amstenrade
bij Hoonhorst Aalshorst
bij Houten Heemstede
bij Jelsum Dekemastate
bij Lage Vuursche Drakensteyn, Pijnenburg
in het Land van Maas en Waal Batenburg, Hernen
bij Leek Nienoord
bij Leersum Broekhuizen
bij Leidschendam Duivenvoorde
bij Lisse d'Ever, Keukenhof
bij Lochem Ampsen .
bij Maastricht Borgharen, Eisden, Kanne, Mheer
bij Marssum Poptaslot
te Medemblik Radboud
bij Meppel Havixshorst
bij Middelstum Ewsum
bij Midwolda Ennemaborg
in Noord Limburg Weil
bij Nuis Coendersborg
bij Nijkerk Olden Aller, Salentein
bij Nijmegen Wiechen
bij Oegstgeest Oud Poelgeest
bij Oenkerk Heemstrastate
bij Oisterwijk Nemelaer
bij Olst Hoenlo
bij Ommen Rechteren
bij Oosterhesselen De Klencke
bij Oud kerk Staniastate
bij Renkum Doorwerth
bij Roermond Hillenraad, Hom
bij Santpoort Brederode
bij Sassenheim Teylingen
op Schouwen Duiveland - Moermont
bij Sittard Stein
bij Slochteren Fraeylemaborg
bij Tiel Soelen
bij Tietjerk Vijversburg
bij Tubbergen Eeshof
bij Uithuizen Menkemaborg
bij Utrecht De Haar, Zuilen, Rhijnauwen
bij Velp Biljoen, Rozendaal
bij Vollenhove Vleuten Haarzuilens
Toutenburg
bij Voorschoten Duivenvoorde
bij Vught Zwijnsbergen
aan de Waal Doddendael
aan Waal en Maas Loevestein
op Walcheren Ter Hooge
bij Wedde Wedderburcht
in het Westland - Staelduyn
aan de IJssel Middachten
bij Zuid laren Laarwoud
bij Zutphen Voorstonden, Vorden
bij Zwagerveen - Fogelsanghstate
burcht in Friesland stins
burchtheer baron, kasteelheer, kastelein, slotheer
burcht of slot - kasteel
burcht op Bali - poeri
burchttype - motte-et-bayle, ronding, slotsteen, stienhûs, stins
burchtvoogd - slotheer
bureau – bureel, buro, kantoor, office, secretarie, secretaire, schrijftafel, werkkamer, werktafel
bureau tot het uitrusten van schepen – rederij
bureau van de secretaris - secretariaat
bureau van een commissaris - commissariaat
bureau van een gezantschap kanselarij
bureau voor administratie secretarie
bureau voor muziekauteursrecht – Buma
bureau voor uitrusten van schepen - podesta, podestaat, rederij
bereel – bureau, kantoor, schrijftafel
buren – naaste, omwoners
burg citadel, burcht, kasteel, slot, veste
burgemeester maire, burg., starost
burgemeester (Eng.) mayor
burgemeester (Sp.) alcalde
burgemeester in de middeleeuwen en onder het fascisme (It.) podesta
burger bourgeois, filister, ingezetene, onderdaan, plebejer, poorter, postieker, square
burger van het oude Rome - Romein, quiriet
burgerboterham - politiekje
burgerdeugd – civisme
burgerkleding - politiekje, postiek
burgerleger - militie
burgerlijk – bekrompen, bourgeois, civiel, eerbaar, fatsoenlijk, gewoon, netjes, square
burgerlijk armbestuur - aalmoezenierskamer, ba
burgerlijk recht - privaatrecht
burgerlijk Wetboek B.W.
burgerlijke dag - etmaal
burgeroorlog - guerrilla
burgerrecht - indigenaat
burgerstand - bourgeoisie
burgerij – bourgeoisie, gemeente
burgerzin - civisme
burggraaf vicomte, visc(ount)
burijn graveernaald, stift, ponsoen
burlesk grappig, kluchtig, koddig
burin - buurvtouw
Burmese munt kyat, pjas
Burma, hoofdstad van - Rangoon
Burma, rivier in - Awa, Irrawaddy, Sanlwin, Sittong
Burma, stad in - Akyab, Ava, Bassein, Mandalai, Mulmay
Burmese volksgroep - Karen, Mon, Pjoe, Thai
burrie berrie, brancard, draagbaar, lamoen
burijn –etsnaald, graveernaald, stift
bus – autocar, blik, doos, fonds, koker, syrinx, trommel
bus met chauffeur zonder conducteur - eenmanswagen
bus met schroot en kogeltjes kartets
busboom - buksboom, taxisboom
bush-bush – jungle, oerwoud, rimboe, woldernis
bushel bs.
bussel - bos, bundel
business –handel, zaak, zaken
buskruit – pulver, trotyl, dynamiet , springstof
buste boezem, borst(beeld), paspop
bustehouder b.h., bra(ssière), beha, suspensorium
bus voor kolen - kolenkit
butaan - butagas
butler bediende, dienaar, huisbediende, huisknecht, lakei, valet
butoor lomperd, roerdomp
buts bluts, bult, deuk
butsen – deuken, uitdeuken
butskop - stormvis
button – badge, tekstplaatje
butylalcohol - butanol
buur buurman, naast wonende
buurland van Israël Moab
buurman buur, naber, nabuur
buurschap - buurt, gehucht, kwartier, nabijheid
buurt gehucht, kwartier, ongeving, omstreken, stadsdeel, werf, wijk
buurt aan de Regge Eerde
buurt bij Gelders Laren Eksel
buurt bij Gramsbergen Ane
buurt in Amsterdam Jordaan, Kattenburg, Pijp
buurt in Rotterdam Charlois, Katendrecht
buurt onder Borger Ees
buurt onder Diemen Sniep
buurten – bezoeken, opsteken
buurtschap – dorpje, gehucht, maalschap, vlek, werf, wijk
buurtschap (Fries) - hammerke, hamrik, hemrik
buurtschap in n.w. Overijssel - onna
buurtspoorweg – lokaalspoor, lokaaltrein
buurvrouw – burin, naastwonende
buut doel, mikpunt, oogmerk, wit
Buzzer – zoemer
bij de Romeinen de 15e in div. maanden - idus
bij een openbare verkoping bij afslag koper worden - mijnen
bij een rekening - summatie
bij gelegenheid - okkasioneel
bij het afromen van melk gebruikt vat - aad, ade
bij het volk geliefd – populair
bij name - nominatim
bij- of verziendheid - ametropie
bij overeenkomst - adjectum
bij overeenkomst bepalen - bedingen
bij vergissing - abusief, abusievelijk
bij voorbaat - provisoir, provisioneel
bij voorbaat wapenen - premuneren
bij voortduring - nog
bij wijze van voorzorg – precautioneel
Byzanthisme - haarkloverij, ogendienaar
Byzantijns kruiperij, Oost-Romeins, slaafs
Byzantijns apostel - Cyrillus, Methodius
Byzantijns keizer(in) -
3 Leo, Zoë
5 Fokas, Irene, Izaak
6 Manuel, Zenoon
7 Alexios, Ariadne, Eudoxia, Michaël, Romanus
8 Arkadios, Basilios, Johannes, Justinus, Konstans,
Leontios, Prokopia, Theodora, Tiberius
9 Alexander, Bascleios, Marcianus, Mauritius,
Nikeforos, Theodorus, Theofilos
10 Anastasios, Andronikos, Filippikos, Herakleios,
Konstantijn, Nikephoras, Staurakios, Theodosios,
Theodosius, Theophilos
11 Justinianus
Byzantijns keizerin – Irene
Byzantijns kerk - Hagia, Katholikon, 12 Kloosterkerk, San Marco, Sphia, St. Vitale
Byzantijns liturgische boek - euchologion
Byzantijns motief - etimasia
Byzantijns veldheer - Narses
Byzantijns roei-oorlogsschip - dromone