Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/
Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L
Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T
Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
ga echtgenoot, echtgenote, gade, gemaal, gemalin, man, verdwijn, vrouw
gaaf foutloos, gave, geheel, goed, (ge)heel, gezond, intact, integer, maagdelijk ongerept, ongeschonden, onschuldig, onverlet, perfect, rein, volledig, volmaakt, zuiver
gaafheid - ongeschondenheid, volledigheid
gaai doelvogel, meerkol, mikvogel, spotvogel
gaal galle, glee, kattedoorn, nachtegaal, onstuimig, ruw, slijtplek
gaan afreizen, lopen, marcheren, trekken, tijgen, verdwijnen, vertrekken, voortbewegen, vooruitkomen, weggaan
gaan begrijpen - dagen
gaan bewonen - betrekken, intekken
gaand - indringend
gaande - bezig
gaanderij galerij, tribune, zuilengang
gaandeweg allengs, altermet, langzaamaan, langzamerhand, weldra,
gaan langs - passeren
gaan liggen - bedaren, luwen
gaan naar - begeven, bezoeken
gaan wandelen - kuieren, lopen
gaan zien - bezoeken
gaap geeuw
gaapbeen - tongbeen
gaapstok - luiaard, sufferd
gaar afgemat, bereid, beu, eetbaar, gebraden, gekookt, gestoofd; moe, vermoeid
gaar maken braden, garen, koken
gaard - boomgaard, hof, hortus, lusthof, park, tuin, wijngaard
gaarde - tuin, hof, hortus, lusthof, park
gaardenier hovenier, tuinman, tuinier
gaarder - ontvanger, rentmeester
gar en korstig maken - braden
gaarkeuken - ganeum, ordinaris, spijshuis
gaar maken - braden, koken
gaarne – alstublieft, begerig, bereidwillig, geerne, graag, gretig, liever, veeleer
gaarne lerend leergierig, weetgierig
gaarne willen doen - bereid
gaarte - gaarheid
gaas - vlechtwerk
gaas voor borduurwerk - stramien
gaasachtig weefsel grenadine, tule
gaasdoek - kamerdoek
gaaslinnen - jute
gaasstrook tampon
Gaasterland, kunstvorm in - klif
gaat aan de kost vooraf baat
gaat aan het scheren vooraf - inzepen
gaat heen - voort
gaatje perforatie
gaatje in de huid - potie
gaatjesdragers - foraminiferen, krijtdiertjes
gaatjeskaas - rijzer
gaatjes maken - perforeren
gaatjeszwam - buiszwam
gaat niet door veto
gabaar - lichter, modderschuit, praam
gabber kameraad, deelgenootkerel, kornuit, maat, makker, deelgenoot, vent
gabbertaal - dieventaal
Gabon, bevolkingsgroep in - Bakalai, Bakota, Bateke, Mpangwe, Oeroengoe
Gabon, hoofdstad van - Libreville
Gabon, inwoner van - Gaboener, Gabonees
Gabon, rivier in - Ogowe
gade eega, echtgenoot, echtgenote, gemaal, gemalin, levensgezel, man, vrouw, wederhelft
gade van Achab - Izebel
gede van Admefus - Alcestis
gade van Aegir Ran, Rana
gade van Aeneas - Lavina
gade van Agamemnon - Clytamnestra
gade van Ahasverus - Esther
gade van Alexander de Grote - Roxana
gade van Alphons XIII - Ena(spanje)
gade van Amphion Niobe
gade van Arminius - Thusnelda
gade van Athamas - Emino, Ino
gade van Augustus (keizer) - Livia
gade van Baäl Astarte
gade van Balder Nanna, Idoena, Iduna
gade van Boreas - Orithyia
gade van Cadmus - Harmonia
gade van Caesar - Cornelia
gade van Claudius Agrippina, Messalina
gade van Cronos - Rhea
gade van de Trojaanse held Hector - Andromache
gade van een hertog - hertogin
gade van een sultan - sultane
gade van Freyr Gerda
gadevan Germanicus - Agrippina
gade van Hector Andromache
gade van Heracles - Hebe
gade van Hercules Deianira
gade van Jason - Medea
gade van Jupiter Juno
gade van Kama - Rati
gade van koning Arthur - Guinevere
gade van Laius - locaste
gade van Mars - Neria
gade van Menelaos Helena
gade van Nero - Octavia
gade van Oberon - Titania
gade van Oceanus - Tethys
gade van Odin - Fria, Frigga
gade van Odysseus - Penelope
gade van Orfeus Eurydice
gade van Osiris Isis
gade van Othello Desdemona
gade van Paris - Oenone
gade van Peleus Tethis
gade van Perseus - Andromedea
gade van Pluto - Proserpina
gade van Pompeius - Julia
gade van Poseidon Amphitrite
gade van Priamus - Hecabe, Hecuba
gade van Pyrrhus - Hermione
gade van Romulus - Hersalia
gade van Saturnus Rhea
gade van Tarquinius - Collatinus, Lucretia
gade van Tyndareos Leda
gade van Ulyssus - Penelope
gade van Uranus Gaea
gade van Vishnoe - Sri
gade van Zephyrus - Chloris
gade van Zeus Hera
gadeloos - ongeëvenaard, onschatbaar, weergaloos
gederen - verzamelen
gadeslaan - aanschouwen, bekijken, bemerken, beschouwen, bespeuren, bespieden, observeren, opmerken, waarnemen
gading belangstelling, genoegen, lust, zin
gadolinium gd
gaffel drietand, hooivork, mestvork, musketvork, reek, riek, snik, stramp, vork
gaffelanker tuinanker
gaffelantilope - pronghorn
gaffelhert - gaffeler
faffelkruid - boelmansvorken
gaffelsteng gipskruid
gaffel voor hooi - hooivork
gaffelvormige boomtak - mik
gaffelvormige disselboom - gaffeldissel
gaffelvormige splitsring bifurcatie
gaffelvormige stutpaal mik
gaffelvormige tak - stramp
gaffelvormige verdeling van takken - dichotomie
gaffelzeil - achterschoenerzeil, bezaan, brikzeil, grootbarkzeil, voorbarkzeil, voorschoenerzeil
gaga - rijstveld
gagaat - git
gage bezoldiging, honorarium, inkomen, katje (marine), loon, salaris, scheepsloon, soldij, traktement, verdienste, wedde
gagea - geelster
gagel - kevel, kreupelhout, luiskruid, mirt, pos, posse, possem tandvlees, verhemelte, vlooienkruid
gagement - bezoldiging, pensioen, soldij
gagestaat - loonstaat
gaggelen - kwaken, snateren
gage of salaris - loon
gahonger - geeuwhonger
gajes - canaille, geboefte, gepeupel, gespuis, grauw, janhagel, mensen, plebs, rapalje, schorremorrie, schuim, tuig, uitvaagsel, volk
gal - bitterheid, cholos (Grieks), flegma, haat, kwal, toorn, verbittering, wrevel, wrok,
gala - avondkleding, feestdos, feestgewaad, feesttenue, hofbal, hoffeest, hofkledij, plechtgewaad, statie, staatsiekleding
galabal - hofbal
galachtig - gemelijk, gramstorig, knorrig, somber
galactiet melkjaspis, melksteen
galactose - melksuiker
galadegen - staatsiedegen
galadiner - banket
galadiner (Hind.Pers.) - durbar
galakoets - statiekoets
galakostuum rok, smoking, statiegewaad
galaliet - kunsthoorn
galant - aanstaande, amant, attent, beleefd, gedienstig, heus, hoffelijk, hoofs, minnaar, ridderlijk, voorkomend, vrijer, welgemanierd, wellevend
galante man charmeur, cavalier
galante wereld demi monde
galanterie beleefdheid, hoffelijkheid, hoofsheid, liefdesavontuur, snuisterij, urbaniteit, voorkomendheid, wellevendheid
galanteriewaren - snuisterijen
galantheid - Courtoisie
Galapagos-eilanden, een van de - Albermarle, Baltra, Chatam, Fernandina, Isabela
galapak - staatsiekleding
galappel - galnoot
galareceptie - durbar
galarijtuig - galakoets, staatsiekoets
galbanum - moederhars
galblaasontsteking - Cholecystitis
galbuis - hepaticus
galei galjoot, roeischip, roeivaartuig, trireem
galei met drie rijen roeiers - trieem
galei met vier rijen roeiers boven elkaar - quadrireem
galei uit de vijftiende eeuw - galeas, galias
galei vormig schip - brigantijn
galeistraf in Frankrijk - bagno
galeivormig schip - brigantijn
galeniet - loodglans
galerij - corridor, doxaal (kerk), etage,gang, gaanderij, grondgang, kunstzaal, liwan (moskee), loggia, loopgang,mijngang, oksaal (kerk), omloop, portiek, porticus, schilderijengang, schouwburgplaats, stoa, tribune, veranda, zuilengang
galerij aan een huis - veranda
galerij in de schouwburg - engelenbak
galerij in kerk doxaal, kraak, oksaal, tribune
galerij in een kerk (voor zangers) - doxaal, oksaal (r.k.),
galerij om een gebouw - omgang, omloop
galerij om een moskeem - liwan
galerij rondom de gang van een klooster - pand
galettezijde - galettame
galgangontsteking - cholangitis
galg bretel, draagband, grendel, knip (van een deur), ophanging, strafwerktuig
galgenaas – boosdoener, rakker, schurk
galgenbrok deugniet, rakker, rekel, schelm
galgenmaal - afscheidsetentje
galgroen - bilivordine
galigaan - cypergras (Sumatra)
galigaangras - cypergras
galilea - voorkerk
galjoot - kofschip
galkleurstof - bilirubine, biliverdine
galkruid – genadekruid, godsgenade
galle gaal
galletje - broodje
gallig - brommerig, vitterig
Gallisch volk - Carnuten, Insubriërs
Gallische god - Borvo
Gallische priester - Druïde
Gallische volksstam - Lemovices, Limoges
gallium ga
galm echo, geluid, klank, nagalm, naklank, resonance, resonantie, toon, (klank)weerkaatsing
galmbord klankbord
galmei kalamijn
galmeisteen - galmei, kalamijnsteen
galmen - luiden, resoneren, schallen, schreeuwen, weerklinken
galmgat - bomgat, klankgat
galnoot - galappel, inktappel
galon - belegsel, goudboordsel, passement, sierband, springloop, trens, versiersel
galop canter, dans, draf, gang, ren, springloop
galopperen - rennen
galserig - ranzig
galsteenziekte - cholelitihiasis
galstoornis - acholurie
galvaniseren - electriseren, opwekken, prikkelen, verzinken
galvet - cholesterol, cholestearine
galvormend diertje - aaltje, galmug, galwesp, mijt, vaderdiertje
galvorming veroorzaakt door de galwesp - bedeguar, hondsrozespons
galwesp - hondsvlieg
galzucht - atrabiliteit, melancholie
galzuur - cholzuur, glycocholzuur
gamba - knieviool
gambade - bokkesprong, luchtsprong
Gambia, bevolkingsgroep in - Foelbe, Joles, Mandingo, Sarahoelis, Wolof
Gambia, hoofdstad van - Banjul, Bathurst
Gambia, munteenheid in - dalasy
Gambiereilanden, een van de - Mangareva
Gambiereilanden, hoofdstad van de – Rikitea
gambiet - zet in het schaakspel
gamboebeer - panda
gamel – eetketel, etensblik, keteltje
Gamélan, citer in de - tjelempang
Gamélan, compositie van de - gending, tembang
Gamélan, gongslag in de - gong-ageng
Gamélan, instrument van de -
4 alus, beri, gade
5 ketuk, luang, rebab, saron
6 betoeg, bonang, gender, kempul, kenong, ketjer, peking, sindèn, suling, tjaruk
7 gambang, gending, kendang, renteng
8 gerongan, ketipung, ketjiter, klendang
9 gong-ageng, tjlempung
10 tjelempang
Gamélan, kernmelodie van de - balungan
Gamélan, leidend instrument van de - gending, klendang
Gamélan, toonschaal van de - pelog, slendra
Gamélanspeler - nyaga
gamma scala, toonladder
gammavlinder - pistooltje
gammel lusteloos, oud, vervallen, wrak, ziekelijk
gander - ganzerik, gent, mannetjesgans
gang - allure, beloop, galop, kanaal, loop, loopgraaf, pace, proces, rit, schacht, snelheid, spoed, stap, tocht, tred, tunnel, vaart, verloop
gang (lopen) corridor, galop, loop, stap, tred
gang (leiding) buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg
gang van een mol - ril, rit, mollegang
gang van een paard - draf, tel(gang), trot
gang van zaken - afloop, beloop, gebeurtenis, toedracht, verloop
gang waar een trap op uitkomt - hal, overloop
gangbaar algemeen, begaanbaar, courant, gebruikelijk, geldig, gewild, gevraagd, gewettigd, gewoon, geijkt, heersend, reaal, valabel, wettig
gangbaar zijn - koerseren
gangbaarheid cours, geldigheid, koers, usance, validiteit, zwang gangbare dracht - mode
gangboord boordpad, halfdek, overloop, waring
gangetje - slop
ganggesteente - diabaas, diarietporfier, syenietporfier
gangleiding - buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg
ganglion peesknoop, zenuwknoop
ganglioom gezwel (van zenuwcellen)
gangmaken - pacen
gangmaker - animator, motor, pacemaker, pacer, promotor, propagandist, ijveraar, propagandiststimulator, stuwer
gangmaker bij wielrennen - stayer
gang of draf - loop
gang of pas - trede
gang of snelheid - vaart, tempo
gang onder de grond - tunnel
gangreen koudvuur, versterf
gangspil aardwind, kaapstander, windas
gangster bandiet, bendeleider, bendelid, misdadiger
gangtapijt - loper
gangtrap - opgang
gang van een mol – mollengang, rit
gang van een paard – draf, galop, tel, trot
gang van paarden - draf
gang van zaken beloop, toedracht, verloop
gangverlichting - ganglantaarn
gangwerk in uurwerk - mouvement
gangwiel vliegwiel
gangwissel - transmissie
gannef - boef, dief, guit, leperd, rakker, schelm, snaak,
gannefen - bedriegen, gappen, wegkapen
gans - al, domoor, gander, ganzerik, ganzenkieken, geheel, gent, gezond, heel, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt
gans die Niels Holgerson droeg Akka
gansachtige vogel brandgans, rotgans
ganselijk - gans, (ge)heel, totaliter
gansevoet - mei, melde, milde, milt
gansvogelfamilies - eenden, ganzen, zwanen, zaagbekken
ganzedistel - melkdistel
ganzebloem margriet
ganzenbloem, gele - goudsbloem
ganzenboer tolker
ganzegat - broekje
ganzekruid - muur, scheefkruid
ganzemossel - eendemossel
ganzemuur - muur, veldereprijs
ganzenboer - tolker
ganzenjager tolker
ganzensoort - brandgans, kolgans, ne-ne, rietgans, rotgans, sneeuwgans
ganzenvanger - flapper
ganzenvet - smout
ganzekruid muur, scheefkruid
ganzerik gander, gent, mannetjesgans, meerwortel, schijnwortel, tormentil, zilverschoon, zevenblad
ganzesmout - ganzevet
ganzentong - herderstasje
ganzevoetachtig plantegeslacht - melde
ganzevoetachtigen - chenopodiaceae
gapen geeuwen
gapende snede - glip
gapende snijwond - jaap
gapende wond jaap
gaper - geeuwer, moriaan
gaperig - geeuwerig, slaperig, suf
gaperschelp - mya, strandgaper
gaping barst, bres, breuk, gat, geeuw, hiaat, holte, interval, kier, kloof, lacune, leegte, leemte, onvolledigheid, opening, reet, scheur, spleet, weglating
gappen - afpakken, dieven, graaien, grissen, jatten, kapen, ontvreemden, pikken, rampassen, ratsen, rommelen, roven, snaaien, snezen, stelen, struinen, wegnemen, wegpakken,
gapper - dief, rover, steler
gapper(bargoens) - geps, handvol, jatter
gaps handvol
garage autostalling, box
garage voor tramwagens - remise
garagehouder - garagist
garagist - garagehouder
garamond - garmond, lettersoort
garanderen - beloven, instaan, verzekeren, waarborgen
garant borg, waarborg
garant staan garanderen, waarborgen
garantie borg, borgstelling, borgtocht, onderpand, verzekering, vrijwaring, waarborg, zekerheid
garantiebedrag - waarborgsom
garant staan - borg, garanderen, waarborgen
garçon - kelner, ober
gard roe, roede, stok
garde elite, erewacht, kluster, keurbende, keurkorps, keurtroep, kluster, lijfwacht, stoottroep, veldwachter, wacht
gardenier - tuinier
garderobe - kleding, kleerkast, kleerkamer, kleren, uitzet, vestiaire
gardiaan - kloosteroverste
gardist - dtrijder
gardoe (Ind.) - wachthuisje
gareel band, breidel, dwang, greel, haam, halsgordel, halsjuk, juk, leiband, lemoen, pressie, trekking, trektuig, tuig
gareellus - treit
garen - bijeen, draad, lezen, sparen, verzamelen
garendielje - braamsluiper
garen, grondstof voor - jute, katoen, wol
garenfabriek - spinnerij
garenklos - spindel, haspel, winde
garenklosje - cops, spoel, spindel
garensoort - breigaren, filamentgaren, jaspé, Kamgaren, naaigaren, rayongaren, strijkgaren, tapijtgaren, vezelgaren, weefgaren
garenspil spoel
garenweefsel - tule
garenwiel spoelwiel
garenwinder haspel
garf garve, (koren)schoof
garibaldihoed - bolhoed, dophoed, herenhoed
garnaal (lnd.) oedang
garnaalsoort - steurgarnaal, steurkrab
garnaat (scheepsterm) - hondefok, slaggarnaat
garnalen lijkende schaaldieren - aasgarnaaltjes
garnalennet - saai, saaien
garnalenschuit - kwak, kwakkuil
garneerknoop sierknoop
garneersel - agrement, belegsel, boordsel, oplegsel, opmaak, versierselzoom
garneersuiker poedersuiker
garneren - omzomen, opmaken, versieren, uitmonsteren
garnering - agrement, belegsel, boordsel, franje, galon, garneersel, passement, plisée, plooisel, soutache, versiering, versiersel
garnering van bloemen corsage
garnering van draden franje, tres
garnier grenier
garnituur - belegsel, garneersel, keuze, set, sortiment, stel, toebehoren
garnizoen - bezetting, legerplaats, standplaats (mil.afd.)
garoeboom - peperboom
garotteren - binden, wurgen
garstig galsterig, gortig, misselijk, vinnig, rans, ranzig, walgelijk
garstigheid - gortigheid
garve - band,bos, garf, (graan)opper, korenmijt, (koren)schoof, mandel, schoof, tas,
gas - aardgas, acetyleen, acetyleengas, ammoniak, argon, blauwgas, brandstof, brongas, buta, chloor, edelgas, gasoline, helium, houtgas, neon, kookgas, koolzuur, lachgas, lichtgas, lucht, luchtgas, methaan, moerasgas, mosterdgas, mijngas, nitrogeen, ozon, propaan, radon, stikstof, xenon, waterstof. zuurstof
gas dat blaren veroorzaakt - mosterdgas
gas in buislampen neon
gas in kolenmijnen - grisou, mijngas
gas met scherpe giftige geur chloor
gas ter bestrijding van ongedierte - cyaangas
gas uit de grond - aardgas, brongas
gasautomaat - muntgasmeter
gasbelletjes doen opstijgen - kralen, parelen
gasbenzine - gasoline
gasbewegingsleer - aërodynamica
gasbrander komfoor, bunsenbrander, pit
gasbrander met zeer kleine vlam - microbrander
gasconnade -grootspraak, snoeverij
gasexplosie gasontploffing
gashouder -, gastank, gazometer
gasketel gasreservoir
gasklep smoorklop
gaskool retortegrafiet
gaslucht - gasreuk
gasmengsel - butaan, propaan
gaspeldoorn - doornstruik, ginster, steekbrem
gasolie - dieselolie
gasoline - benzine, petroleumether
gasontladingslamp - natrlumlamp
gasontploffing - gasexplosie
gaspeldoorn - doornstok, doornstruik, genst, ginster, kattendoorn, steekbrem, ulex
gasreuk gaslucht
gassen elektrisch geleidend maken - ioniseren
gasser - knoeier, (barg.) varken, viespeuk, zwerver
gassie (dievent.) - muts, pet
gassoort - aardgas, acetyleen, butagas, propaangas
gasstel - kookstel, kooktoestel
gast bezoeker, eter, gastrolspeler, genodigde, gezel, introducé, invité, kerel, knecht, kwant, leperd, logé, meeëter, slaper, snaak, snuiter, spuitgast, tafelgenoot, vent, visite, vreemde
gast die eerhalve is uitgenodigd - eregast
gastank - gashouder
gasten - bezoek(ers), visite
gastenlokker runner
gastenpater - hospitarius
gastenverblijf in een klooster - hospies
gastenvertrek - hotelkamer, logeerkamer
gastereren - brassen, slempen
gastheer - hospes, traktant, waard
gasthof - logement
gasthol - logement
gasthuis hofje, hospitaal, kliniek, ziekenhuis, ziekeninrichting
gastmaal banket, convivium, diner, feestdiner, feestmaal, festijn, regaal
gastmaal (Fr.) - fête
gast of lege - meeeter
gastplant epifyt
gastricisme - maagstoornis
gastriloog - buikspreker, ventriloog
gastritis maagontsteking
gastrofiel - fijnproever, smulpaap
gastrologie gastronomie
gastronomie - kookkunst
gastronoom epicurist, gourmand, lekkerbek, smulpaap
gastrotomie - maagoperatie
gastvriendelijk - gul, herbergzaam, mild
gastvrouw - traktante
gastvrij gul, herbergzaam hospitaliter
gastvrij klooster - hospitum
gastvrij ontvangst - onthaal
gastvrijheid hospitaliteit, philoxenie
gasverdichter condensor, compressor
gasvormig element argon, chloor, ethaan, fluor, helium, koolwaterstof, krypton, negorij, neon, radon, waterstof, xenon
gaswet, opsteller van - Avogadro, Boyle, Dalton
gat - achterste, apertura, bijt, bres, diepte, doorbraak, doorgang, dorp, foramen, gaping, gehucht, hiaat, hol, kont, kuil, leegte, leemte, lek, negorij, oog, opening, put, uithoek, uitholling, uitweg, wak, zitvlak
gat in de muur - bres
gat in een kous knol
gat in een weg del
gat in het ijs bijt, wak
gatenbak - vergiettest
gaten in ijzer slaan ponsen
gaten maken - boren, hakken
gatenplant - Monstera
gatenplateel vergiet
gatenteil - vergiet
gaucherie - linksheid, lompheid
gauge - standaardmaat
gauw - aanstonds, algauw, alras, binnenkort, dra, fluks, gehaast, gezwind, kwiek, licht, meteen, ongeduldig, overhaast, overijld, rap, ras, schielijk, slim, snel, spoedig, vlot, vlug, vort, weldra, ijlings
gauwdief - deugniet, guit, schelm, schurk, snaak
gauwdieventaal - bargoens
gauwdieverij - schelmerij
gauw te breken - breekbaar
gauw verslijtend - sleets
gauwerd - sluwaard
gauw kwaad driftig, opvliegend
gauwheid behendigheid, slimheid, vlugheid
gauwigheid inderhaast
gave aalmoes, aanbieding, aanleg, begaafdheid, begiftiging,
bijdrage, cadeau, donatie, donum, dotatie, douceur, eigenschap, fooi, geest, genie, geschenk, charisma, gift, offer, present, schenking, talent, vermogen
gave aan arme aalmoes, gift
gave aan de goden offer
gave van het woord elokwentie, welsprekendheld
gaviaal snavelkrokodil
gavotte - dans, muziekstuk
ga weg - verdwijn
gazan - chazan, voorzanger
gazelle - antilope
gazellensoort - gerenuk, impala, springbok
gazen scherm hor
gazen vrouwenmuts - cornet, kornet, neepjesmuts
gazen weefsel tule
gazet courant, dagblad, krant, nieuwsblad
gazeus - koolzuurhoudend
gazeuse - limonade
gazometer - gasmeter
gazon grasveld, perk
gazongewas - gras
Gdansk, oude naam van - Danzig
ge - u, gij, jullie
geaardheid - aanleg, aard, complexie, geest, gemoed, gemoedsaard, gestel, gesteldheid, groadtrek, inborst, kenmerk, natuur, persoonlijkheid, phyche, temperament, trek, type, zielskracht
geaarzel - gedraai, getalm
geabonneerde - abonnee, intekenaar, lezer
geaccepteerd - aangenomen, aanvaard
geaccidenteerd - heuvelachtig, ongelijk
geaccidenteerd landschap - heuvelland
geaccidenteerdheid - heuvelachtigheid
geaccrediteerd - kredietwaardig
geacheveerd - afgewerkt, zorgvuldig
geacht - aanzienlijk, gezien
geaderd - aderig
geaderd gesteente - marmer
geaderd kalkgesteente - marmer
geadopteerd aangenomen
geadviseerd aangeraden, geraden
geaffaireerd - bedrijvig, druk
geaffecteerd aanstellerig, gekunsteld, gemaakt, gezocht, kostbaar, onnatuurlijk, precieus
geagiteerd onrustig, opgewonden, zenuwachtig
geaggregeerd toegevoegd
geagiteerd - onrustig, opgewonden, zenuwachtig
gealiëneerd waanzinnig
gealimenteerde armlastige, bedeelde
geallieerden bondgenoten
gealliëneerd - waanzinnig
gealtereerd ontroerd
geamuseerd - vermaakt
geanimeerd druk, gezellig, opgewekt, vrolijk, willig
geankerd ga
geankerde ton - baak, baken
gearresteerde - arrestant
geaspireerd aangeblazen
geassocieerde - vennoot
geassumeerd toegevoegd
geassureerd verzekerd
geautoriseerd - gemachtigd, gevolmachtigd
geavanceerd bevorderd, gevorderd, nieuwst, vooruitstrevend
gebaand - begaanbaar
gebaand gedeelte grond weg, pad
gebaand pad - weg
gebaar - beweging, geestesuiting, geste, gesticulatie, grimas, koddig, manuaal, mime, minne, wenk
gebaar met de hand - gesticulatie
gebaarmaking - gesticulatie, mimiek
gebabbel gekal, gekakel, gekeuvel, geklets, gelal, gepraat, geratel, gesnap, gesnater, getater, gezeur, klets, kletskoek, kletspraat, praats
gebak allumet, baksel, banket, beignet, biscuit, bolus, cake, eierkoek, evenveeltje, kantoek, koek, lekkernij, marsepein, moorkop, oliebol, polonaise, rissole, roerom, roomsoes, soes, speculaas, sprits, taaitaai, taart, taartje, tompoes, tulband, vla, vlaai, wafel
gebak uit amandelen en suiker - marsepijn, noga
gebak in bladerdeeg - banket, rissole
gebak van fijn deeg - pastei
gebak van gestadig omgeroerd beslag - roerom
gebak van meel en eieren - koek
gebakje van bladerdeeg gevuld met ragout of jam - rissole
gebakken aardappelen - chips, frites, patat
gebakken aardewerk keramiek
gebakken bouwsteen - brik
gebakken ei - omelet, spiegelei
gebakken ei met brood en vleeswaren - uitsmijter
gebakken en verglaasde knikker - blinkerd
gebakken karamel - ulevel
gebakken klei - aardewerk
gabakken kransje - koekje
gebakken sneetjes wit brood - wentelteefjes
gebakken steen baksteen, brik, flagstone, kareel, klinker, mop, tegel, tichelsteen, ijzelmop,
gebakken vloersteen - tegel
gebakken vloertegel estrik, plavuis
gebakken vuurvaste klei - chamotte
gebalde hand vuist
gebalder - geraas
gebalk ia
gebalsemd stoffelijk overschot - gebang (Jav.), mummie,
gebaren gesticuleren
gebaren maken gesticuleren
gebarenkunde pantomimiek
gebarenkunst mime, mimiek, pantomime
gebarenspel gesticulatie, mime, mimiek, pantomime
gebarenspeler - mimicus
gebarenspelers - mimen
gebarentaal - mimiek
gebarentaci mimiek
gebarsten - gebroken, rap, stuk
gebarsten glazuur of emaille - craquelé
gebaseerd gefundeerdgegrond
gebazel geklets, gewauwel, gezeur, gezanik, prietpraat, radotage, wartaal
gebbe - ruitwagen, slaghaan steekhaan
gebed angelus, avemarij bede, avondgebed, bee, kaddisj, metten, middaggebed, morgengebed, paternoster, smeekbede, smeking, verzoek, vesper
gebed der Mohammedanen - namaz
gebed der 9e ure - none
gebed in de mis - oratie, oremus
gebed na het eten - gratias
gebed (R.K.) - oratie
gebedel - geschooi
gebeden, vroege metten
gebeden gedurende negen dagen - noveen, novene
gebedenboek breviarium, brevier, getijboek, kerkboek, liturgie, missaal, passieboek, rubicella
gebedenboek (R.K.) - diurnaal
gebedenhuisje - bidkapel
gebedenkamer - bidcel
gebednis in een moskee - mihrab
gebedsinrichting - kibla
gebedsmantel - tallieth
gebedsriemen tefillin
gebed opzeggen - bidden, danken
gebedsruimte - kapel
gebed van de Moslim - Namaz
gebeeldhouwd - expressief, plastisch, sculpsit
gebeeldhouwde strook boven de wand - fries
gebeente beenderen, bot, geraamte, graat, karkas, knook, rib, rif, skelet, wervel
gebeier gebengel, geklep, gelui
gebelgd beledigd, boos, gebeten, gepikeerd, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verbolgen, verstoord
gebenedijing - heiliging, wijding, zegening
gebergte Alpen, Andes, Apennijnen, Eifel, Himalaya, Harz, Ida, Karpaten - Kaukasus, Libanon, Oeral
gebergte in Afrika – Adamawa, Atlas, Bongo, Mitumba
gebergte in Amerika Andes, Alleghenies Apalachen
gebergte in Arabië Sinaï
gebergte in Australië - Olga
gebergte in Azië Altai, Himalaya, Inatigebergte, Irangebergte, Karakorum, Libanon Sinaï
gebergte in België - Ardennen
gebergte in Bulgarije - Rhodope
gebergte in Canada - Rotsgebergte
gebergte in Chili - Aconcagua
gebergte in China - Nansjan, Tiensjan
gebergte in Duitsland. Eifel, Harz,Taunus, Hunsrük, Zevengebergte
gebergte in Duitsland en Tsjechoslowakije - ertsgebergte
gebergte in Europa Alpen, Ardennen, Apennijnen, Balkan, Dolomieten, Eifel, Grampian, Harz, Hunsruck, Jura, Karpaten, Karst, Kaukasus, Oeral, Parnon, Pindus, Pyreneeën, Tatra, Taygetos, Taunus, Vogezen
gebergte in Frankrijk - Jura, Pyreneeën, Vogezen
gebergte in Griekenland Pindus
gebergte in Groot-Brittannië - Dartmoor
gebergte in India - Himalaya, Karakorum
gebergte in Israël - Karmel
gebergte in Italië - Apennijnen, Dolomieten
gebergte in Klein-Azië - Libanon
gebergte in Marokko - Atlas, Bani, Rif
gebergte in midden Azië Pamir
gebergte in midden Europa Alpen, Karpaten, Sudeten, Tatra
gebergte in Midden-Oosten - Libanon
gebergte in Noord-Afrika - Atlas
gebergte in Noorwegen - Jotunheimen
gebergte in Oostenrijk - Alpen, Bregenzerwoud, Kaisergebergte, Schneeberg, Wetterstein
gebergte in Pakistan - Karakorum
gebergte in Palestina - Karmel
gebergte in Perzië - Seistan, Serhad, Zagros,
gebergte in Polen - Tatra, Woudkarpaten,
gebergte in Polen en Tsjechoslowakije - Reuzengebergte, Sudeten
gebergte in Rusland Oeral, Kaukasus
gebergte in Schotland - Grampian
gebergte in Spanje Pyreneeën, Sierra
gebergte in Suriname - Brokopondo, Bakhuysgebergte
gebergte in Tibet - Himalaja, Tanglaha
gebergte in Tsjechoslowakije - Erstgebergte, Karpaten, Reuzengebergte, Sudeten, Tatra, Woudkarpaten
gebergte in Turkije Taurus
gebergte in de Sahara - Ahagger, Hogar
gebergte in de Sudeten Tatra
gebergte in het midden Oosten Libanon
gebergte in Zuid-Afrika - Baviaanskloof, Drakensberge, Kompasberge, Piketberge, Sneeberge, Winterberge
gebergte in Zuid-Amerika - Andes
gebergte in Zwitserland - Alpen, Jura,
gebergte op Kreta Ida
gebergtebeschrijver orograaf
gebergtebeschrijving orografie
gebergte-etage - alpiene-etage, coliene-etage,
montane-etagenivale-etage, subalpiene-etage
gebergtekunde - orognosie, orologie
gebergteleer - orologie
gebergtevorming orogenese, plooiing
gebeten boos, fel, gebelgd, kwaad, nijdig, toornig, verbitterd, verbolgen, vergramd, verstoord, woedend
gebeuk - gebons, gestoot
gebeul - gekwel, gemartel
gebeurd - afgelopen, gedaan, voorbij
gebeurde - factum
gebeuren - geschieden, overkomen, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, toedragen, toegaan, voorkomen, voorvallen, wedervaren
gebeuren met - bejegenen
gebeurlijk eventueel, ev., mogelijk
gebeurlijkheid eventualiteit, mogelijkheid
gebeurtenis avontuur, belevenis, casus (Lat.), episode, evenement, feit, gebeuren, geschiedenis, geval, historie, lotgeval, tafereel, toedracht, verschijnsel, voorval
gebeurtenissen - daden, feiten
gebied - aanleg (rechtbank), ambtsgebied, areaal, contrei, district, domein, erf, gewest, gezag, grondgebied, heerschappij, kreits, kring, land, landschap, landstreek, macht, rayon, regio, region, ressort, revier, ring, rijk, satrapie, sfeer, staat, stad, streek, terrein, territorium, veld, werkkring, zone
gebied begroeid met rietplanten gors, rietland
gebied dat eigendom is van een of meer staten - condominium
gebied dat onder de ban staat - banaat
gebied dat tussen twee hoge en twee lage drukgebieden - zadelgebied
gebied der ongelovigen - Ipi
gebied door een munteenheid beheerst - areaal
gebied in Midden-Oosten - Afghanistan, Arabië, Armenië, Egypte, Irak, Iran, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Turkije
gebied in Oceanië Samoa
gebied in oorspronkelijke staat reservaat
gebied in Zuid Afrika Natal
gebied met gelijke invoerrechten tolgebied
gebied met bepaalde flora - bioom
gebied met bepaalde flora en fauna - bioom
gebied met een oppervlakte gelijk aan een zesde van al het vaste land - U.S.S.R
gebied of streek - zone
gebied om grote stad banlieue
gebied op de grens. van Brabant en Limburg - Peel
gebied op Sumatra - Deli
gebied van de dichtkunst - parnassus
gebied van een baron - baronie
gebied van een Markies markizaat, marktgraafschap
gebied van een Meier meierij
gebied van een Temeie areaal
gebied van lage luchtdruk - depressie, trog
gebied waar men in de oudheid de Olympische spelen hield - Elis
gebied waarover de rechtsmacht van een persoon of lichaam zich uitstrekt - jurisdictie
gebieden bevelen, bevelvoeren, commanderen, gelasten, heersen, heten, noemen, offeren, opdragen, ordenen, (toe)wijden, verplichten, vorderen, zeggen
gebiedend - bindend, dictatoriaal, dwingend, imperatief, imperieus, noodzakelijk
gebiedende wijs imperatief
gebieder bevelhebber, gezaghebber, heer, heerser, hoofd, koning, leider, leidsman, machthebber, meester, vorst, imperator
gebiederschap - heerschappij
gebiedsdeel staatsgebied
gebiedster -beminde, bevelvoerster, domina, heerseres, meesteres, uitverkorene
gebiedsuitbreiding - anexatie
gebijt geknabbel
gebimbam beieren, gebeier, klokgelui
gebint balkwerk, dakspant, dakstoel, kapstijl, spant,
gebintbalk - bintbalk, hanebalk
gebit - bit, dentuur, mondstuk
gebit, deel van het - hoektand, kies, maalkies, snijtand, tand
gebit en leidsel toom
gebitknop - spang
gebitsdeskundige - dentist
gebitsregulatie - orthodontie
gebitverzorger - tandarts
geblaas - gepoch, gesnoef
gebladerte groen, lommer, loof, lover
gebladerte van eiken eikenloof
geblakerd - verbrand
geblazen voorwerpen in de koeloven verzorgen - pleger
gebleekte dunne katoenen stof - renforce
geblèr - gehuil
geblesseerd bezeerd, blasé, gekwetst, geraakt, getroffen, gewond
geblesseerde - gewonde
gebliksem - geharrewar, gezanik, gezeur
gebloemd neteldoek - doerias
geblokkeerd - afgesloten, ingesloten, omsingeld, vast
gebloosd - blozend
gebluf - gasconnade, gesnoef, gepoch
gebluste kalk - calciumhydroxyde
gebocheld - bultig, gebult
gebocheld iemand bochel, bultenaar
gebochelde bochel, bultenaar, krates
gebochelde van Parijs - Quasimodo
gebod afkondiging, bevel, bevelschrift, commando, dienstbevel, dienstorder, drink, eet, ga, injunctie, irade, kom, last, legerorder, machtwoord, mobilisatiebevel, oekase, opdracht, oproep, oproeping, order, regel, sta, voorschrift, verordening, verordering, voorschrift, weg, wet
gebod drink, eet, ga, kom, sta, weg
gebod voor militairen commando, dienstbevel
geboefte addergebroed, crapule, gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, geteisem, janhagel, schoft, schorem, schorremorrie, schuim, slangegebroed, triefel, tuig, uitvaagsel
geboeid aandachtig, gebonden, geketend
gebogen gekromd, gewelfd, krom, rond
gebogenbalk - krommer
gebogen balk van een scheepsromp - rib, spant
gebogen been - rib, rif
gebogen blaashoorn - bugel, kornet, piston
gebogen buis - bochtstuk
gebogen dolk (Ind.) - rentjong
gebogen haak - kram
gebogen handvat - hengsel
gebogen dolkmes - rentjong
gebogen draadje - kram
gebogen hoorn bugel, kornet, piston
gebogen houding - gebukt
gebogen kapmes - macheke(lnd.)
gebogen liggen - knielen
gebogen lijn bocht, curve, haal, kegelsnede, kromme, kromming, krul, parabool, spiraal
gebogen neus - arendsneus
gebogen pen - marlpen
gebogen priem - els
gebogen rand v/e metalen plaat - fels
gebogen slagwapen met een snede - sabel
gebogen stang waar sloepen aan hangen - davit
gebogen stuk hout van een scheepsromp ribbe, spant, rib
gebogen stuk waaruit een vat is samengesteld - duig
gebogen vlak van kegel mantel
gebogen werpknots - boemerang
gebogen zoldering - gewelf
gebogen zwaard - kromzwaard,. sabel
gebonden dik, druk(bezet), latent, liëto (muz.), legato(muz.), lijmerig, onvrij, vast, verborgen
gebonden van spijzen - lobberig
gebonden - afhankelijk, bezet, onvrij, vast
gebondenheid - alliantie, gehechtheid, liaison, plicht, verbondenheid
gebons geklop, gebeuk, gestoot
geboomte boom, boomgewas, bos, bosschage, foreest, Loo, woud
geboord - om boord
geboorte afkomst, afstamming, baring, bevalling, komaf, rang, stand, wording
geboorteadel in het oude Athene - Eupatriden
geboortenbeperkend middel - anticonceptivum, condoom, pil
geboortebeperking - anticonceptie
geboorte betreffend - nataal
geboorte voorafgaand - prenataal
geboortecijfer nataliteit, nativiteit
geboortedag verjaardag
geboortedrank - kandeel
geboortegodin - Eileithyia
geboorteland - vaderland
geboorteleer - tokologie
geboorte voorafgaand prénataal
geboorteplaats van Abraham Ur
geboorteplaats van Adenauer Keulen
geboorteplaats van Alexander Pella
geboorteplaats van Amphion, Hercules en Pindaru - Thebe
geboorteplaats van Andersen Odense
geboorteplaats van Apollo Delos
geboorteplaats van Aristoteles Stagira
geboorteplaats van Aurelius en Artemis Rome
geboorteplaats van Bach Eisenach
geboorteplaats van Baden Powell London
geboorteplaats van Beethoven Bonn
geboorteplaats van Boeddha Kapilavestoe
geboorteplaats van Brahms Hamburg
geboorteplaats van Brederode Amsterdam
geboorteplaats van Caspers Lahaye
geboorteplaats van Christus - Bethlehem
geboorteplaats van Chroetsjow Kalinowka
geboorteplaats van Columbus Genua
geboorteplaats van Goethe Frankfurt
geboorteplaats van Van Gogh Zundert
geboorteplaats van Haydn Rohrau
geboorteplaats van Heine Keulen
geboorteplaats van Jezus Bethlehem
geboorteplaats van Mendelssohn Hamburg
geboorteplaats van Mohammed Mekka
geboorteplaats van Mozart Salzburg
geboorteplaats van Napoleon Ajaccio
geboorteplaats van Piet Heyn Delfshaven
geboorteplaats van Rembrandt Leiden
geboorteplaats van Rossini Pesaro
geboorteplaats van Samuel Rama
geboorteplaats van schepen - dok, scheepswerf
geboorteplaats van Schubert Lichtenthal
geboorteplaats van Timmermans Lier
geboorteplaats van Tsjaikowski Wotkingk
geboorteplaats van Vondel Keulen
geboorteplaats van Wagner Leipzig
geboorteplaats van Willem de Zwijger Dillenburg
geboortesteen agaat, amethist, beryl, diamant, granaat, jaspis, opaal, robijn, saffier, sardonyx, smaragd, topaas, turkoois
geboortestreek vaderland
geboorteteken uit de dierenriem - ascendant
geboorteuur - nativiteit
geboortig - aangeboren, afkomstig, afstammend, atief
geborduurde letterlap - merklap
geborduurde rand --feston, festoen
geborduurde zware zijden stof brocaat, brokaat
geboren - geb. ,ontstaan, voortgekomen
geboren en getogen - grootgebracht, opgegroeid
geborene kind, kroost, telg
geborgen - beschut, onderdak, veilig, zeker
geborneerd - bekrompen, kleingeestig, kortzichtig
geboterde snede brood - boterham
gebouw barak, bejaardenhuis, bouwsel, bouwwerk, bungalow, dom, etablissement, fabriek, huis, kantoor, kasteel, kathedraal, kazerne, kerk, loods, monument, museum, opstal, perceeltoren, stationsgebouw, stoomgemaal, toren, woning
gebouw aan de godsdienst gewijd - kapel, kathedraal, kerk, moskee, tempel
gebouw aan wetenschap en kunst gewijd - muzentempel, odeon
gebouw gewijd aan wetenschap of kunst - muzentempel
gebouw met ketels - ketelhuis
gebouw in Amsterdam RAI, Beurs. Paleis, C.S., Munt
gebouw in Athene - Prytaneum
gebouw voor besmettelijke ziekte - barak
gebouw in Granada Alhambra
gebouw in Leningrad Hermitage
gebouw in Londen Tower
gebouw in Madrid Prado, Escoriaal
gebouw in Moskou Kremlin
gebouw in Parijs Eifeltoren, Elysée, Louvre, Odeon, Sorbonne
gebouw in Rome Pantheon, Colosseum
gebouw in Rotterdam Euromast
gebouw in Toledo Alcazar, Alhambra
gebouw in Washington Capitool
gebouw in de oudheid voor wedstrijden op kunstgebied - odeon
gebouw van volksvertegenwoordiging parlement
gebouw voor boeken bibliotheek
gebouw voor dressuur circus
gebouw voor kunst – museum, theater, odeon
gebouw voor kunstwedstrijden odeon
gebouw voor officiële weging - waag
gebouw voor paardrijden manége
gebouw veer quarantaine barak
gebouw voor sport stadion, sporthal
gebouw voor toneelvoorstellingen theater, schouwburg
gebouw voor vee - stal
gebouw voor wedstrijden op kunstgebied - Odeon
gebouw waar van overheidswege goederen gewogen worden - waag
gebouwencomplex - etablissement
gebraad - kotelet, wildbraad
gebraad van wild - wildbraad
gebrabbel - wartaal
gebraden gehakt vlees - frikadel
gebraden ribstuk kotelet, karbonade
gebraden runderrib - karbonade
gebraden rundvlees - rosbief, roastbeef
gebraden (stuk) vlees - bout, haas, harst(je), biefstuk, braadstuk, cotelet, karbonade
gebraden vlees (Sp.) - asado
gebraden worden - roosteren
gebral - geklets, gesnoef, gezwets
gebrand en fijn gemalen calciumsulfaat - gips
gebrand gips pleister
gebrand linnen tondel, tonder
gebrande gerst - mout
gebrande kalk - calciumoxyde
gebrande klei - chamotte, terracotta,
gebrande oker - sienna
gebrande paardeboon - molleboon
gebrande suiker buisman, karamel, koffiestroop, noga,
gebrande vuurvaste klei - chamotte
gebrandheid - belustheid
gebras - geslemp
gebreid damesjasje - cardigan
gebreid en geweven ondergoed - lingerie
gebreide kleding voor dames - twinset
gebreide visfuik kub
gebrek afwezigheid, armoe, armoede, behoefte, defect, deficientie, derving, euvel, evel, faal, feil, fout, gemis, imperfectie, indigentie, kommer, krapte, krimp, krimping, kwaad, kwaal, leemte, manco, mangel, mankement, misere, misslag, misstap, nood, nooddruft, ondeugd, ongemak, ongerechtigheid, ongesteldheid, ontbering, ontstentenis, onvoldoendheid, onvolkomenheid, onvolmaaktheid, schaarste, tekort(koming), vergissing, ziekte, zonde,
gebrek aan begrip - onbegrip
gebrek aan bloedkleurstof - anemie
gebrek aan eenheid - pluriformiteit
gebrek aan eetlust - anorecie, digotrofie
gebrek aan erkentelijkheid - ondank
gebrek aan eten - voedseltekort
gebrek aan fijn gevoel - onkies
gebrek aan flinkheid - slapte
gebrek aan gal - acholie
gebrek aan geld - armlastig
gebrek aan goede wil - onwil, weerspannigheid
gebrek aan moed - lafheid
gebrek aan muzikaal gehoor - amusie
gebrek aan ondervinding apirie, aporie, onbedrevenheid, onervarenheid
gebrek aan overeenstemming - disharmonie
gebrek aan regen droogte
gebrek aan ruimte plaatsgebrek
gebrek aan speeksel - asialie
gebrek aan vitamine B - beriberi
gebrek aan vitamine C scheurbuik, scorbuut
gebrek aan vitamine D - rachitis
gebrek aan vitaminen - avitaminose
gebrek aan voedsel - asipie, honger
gebrek aan wilskracht - aboulie
gebrek aan wind - blak
gebrek bij een paard - ezelskruis, reebeen
gebrek in gegoten ijzer - gal
gebreke (in) - immora, mora, nalatig, verzuim
gebrekkelijk gebrekkig
gebrekkig armoedig, behoeftig, defectueus, decaduc, decrepitus, efectief, gehandicapt, halfbakken, houterig, hulpbehoevend, hulpeloos, imparfait, imperfect, invalide, kaduk, kaduuk, krukkig, kwalijk, lacuneus, mank, misdeeld, mismaakt, misvormd, onbeholpen, ondeugdelijk, onhandig, imparfait, onvolkomen, onvolledig, onvolmaakt, onvolwaardig, primitief, slecht, stumperig, stuntelig, verminkt, vicieus, zwak
gebrekkige - invalide
gebrekkig krukkig - stuntelig
gebrekkig lopen strompelen, hompelen, mank
gebrekkig lopend - mank
gebrekkig lopende - manke
gebrekkig (onhandig) persoon - stuntel
gebrekkig praten - brabbelen, stamelen, stotteren
gebrekkig spreker - stamelaar
gebrekkige - invalide
gebrekkige hartwerking - asystolie
gebrekkige reukzin - parosmie
gebrekkigheid - caduciteit, infirmiteit, invaliditeit, kaduciteit
gebrekziekte - avitaminose, beriberi, scheurbeuk
gebries - gebrul
gebrocheerde stof - broché
gebroddel geknoei, knoeiwerk
gebroed - broedsel, broeisel, geboefte, gedierte, gespuis, kroost
gebroederlijk - samen
gebroeders Gebr.
gebroken defect, dof, futloos, haperend, kapot, refractair, stuk, teleurgesteld, terneergeslagen
gebroken akkoord - arpreggio (muz.)
gebroken boekweit - grut
gebroken gang van paard - middelgang
gebroken eens gegeven woord woordbreuk
gebroken gerst - gierst, gries
gebroken getal breuk
gebroken glas scherven
gebroken graan - gries, grut
gebroken iemand geslagene
gebroken kap op een huis - mansardedak
gebroken mout - gries
gebroken plaats - breuk
gebroken praten haperen, haspelen, stamelen, stotteren
gebroken taal kromtaal
gebroken tarwe - griesmeel
gebroken steen - puin, steengruis, steenslag
gebroken waar - brekage
gebroken woord - woordbreuk
gebrom gekijf, gegrom, geknor, gemopper, genurk, gesnor
gebruik - aanwending, adat, besteding, emplooi, formaliteit,
genot, geplogenheid, gewoonte, manier, mode, mos(mores), nuttiging, regel, rite, traditie, uitgave, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang
gebruik in kerk ceremonie
gebruik in kleding mode
gebruik maken van wisselend vervoer - pendelen
gebruik van listen trucage
gebruik van meer woorden dan nodig is - pleonasme
gebruik van zinnebeelden allegorie, allegorisme
gebruikelijk gangbaar, gewoon, habitueel, in, normaal, normaliter, gemeenlijk, ordinair, ritueel, traditioneel, usueel
gebruikelijke betalingstermijn - uso
gebruiken - aangrijpen, aanvatten, aanwenden, bedienen, behandelen, benutten, besteden, bezigen, brillen, cons, consumeren, employeren, eten, hanteren, innemen, mores, nemen, nuttigen, toepassen, uitoefenen, utiliseren, verorberen, verplaatsen, verstoken, vervolgen, waarnemen,
gebruiker consument
gebruiker van rookwaren roker, smoker
gebruikmaken van twee draden - bifilair
gebruiksartikel van walvisbaard - balein
gebruiksgoed kleding, machine
gebruiksvoorwerp mes
gebruikt - benut, gebezigd
gebruikt bij het melken melkemmer
gebruikt de bakker - bakvorm, bloem, boter, deeg, gist, meel, suiker
gebruikt de boer eg, karn, ploeg
gebruikt de goudsmid - ank
gebruikt de hengelaar aas, dobber, hengel, werpmolen
gebuikt de kunstschilder ezel, kwast, mes, palet, penseel,
gebruikt de naaister garen, naaimachine, naald, rijggaren, spelden
gebruikt de schilder kwast, ladder, lijnolie, olie, plamuur, roller, stopverf, terpentine, verf
gebruikt de schoenmaker els, ijzergaren, leer, leest, schoensmeer
gebruikt de timmerman - hamer
gebruikt de turner bok, brug, mat, rek, rekstok, ringen, toestel, wandrek
gebruikte Hugo de Groot om te ontsnappen - kist
gebruikte run - bark, kif
gebruis - gehuil, geruis, getier
gebruik van meer woorden dan nodig - pleonasme
gebruind - tanig
gebrijzeld graan - griesmeel
gebrijzeld iets - gruis
gebuikt - corpulent, dik, lijvig
gebukt - gebogen, gekromd, voorover
gebulder van de storm - geloei
geburen - buren, buurlieden, buurlui
geburin - buurvrouw
gecacheteerd – vergezeld
gecalligrafeerd bewijs - oorkonde
gecamoufleerd - verkapt
gecarbureerde lucht - luchtgas
gecastreerd paard - ruin
gecastreerd rund - os
gecastreerd schaap - hamel, weer
gecastreerd varken - barg, borg
gecastreerde bok - hamel
gecastreerde haan - kapoen
gecastreerde harembewaker eunuch
gecastreerde hengst - ruin
gecastreerde kip - kapoen, poularde
gecastreerde ram - hamel
gecastreerde stier - os
gechargeerd komisch - burlesk
gecharmeerd bekoord, gevleid
geciviliseerd beschaafd
gecombineerd - samen, samengevoegd, verenigd
gecommitteerde gevolmachtigde, lasthebber
gecompliceerd ingewikkeld
gecompliceerdheid - ingewikkeldheid
geconcentreerd - gebundeld, samentrekking, sterk, versterkt
geconcentreerd aftreksel - essence
geconcentreerde lichtstraal laser(straal), lichtbundel
gecondenseerd neergeslagen, ingedikt, verdicht
gecondenseerde damp - dauw
geconfijte schil van een citroen sukade
geconfijt reepje schil van een sinaasappel - snipper
geconfijte kers - bigareau
geconfijte vruchten - confitures
geconfijte wortelstok van een Ind. Plant gember, sucade
geconfirmeerd bevestigd
geconjugeerd toegevoegd
geconserveerd ingeblikt, verduurzaamd
geconsferneerd - onthutst, ontsteld, verbaasd
geconsterneerd onthutst, ontsteld, verbaasd
geconstipeerd - hardlijvig
gecontinueerd vervolgd, voortgezet
gecostumeerd - verkleed
gecostumeerd feest maskerade
gecoupeerde hond of paard - mots
gecultiveerd beschaafd, ontwikkeld, verfijnd, verzorgd
gedaagde - gedagvaarde
gedaagde in (hoger) beroep - geappelleerde, geïntimeerde,
gedaald vertrouwen - miscrediet
gedaan - afgehandeld, afgelopen, fini, gebeurd, geëindigd, gereed, klaar, uit, verhandeld, verricht, voorbij
gedaan en bieden (beurst.) - gb.
gedaan en laten (beurst.) - g.l.
gedaan geven - ontslaan
gedaan krijgen - klaarspelen
gedaante beeld, fantoom, figuur, geest, gestalte, habitus, houding, leest, lichaam, postuur, schijn, schim, spook, uiterlijk, verschijning, voorkomen, vorm
gedaante geven formeren, maniëren, vormen
gedaante gevend - plastisch
gedaante onder wit laken - spook
gedaanteleer - morfologie, vormleer
gedaanteverandering metamorfose, omschepping, transfiguratie, transformatie, gedaanteverwisseling
gedaanteverwisseling - metamorfose, vormverandering
gedaantevorming anamorfose
gedaas - geklets, geleuter, rimram, zotteklap
gedachte aandenken, bedoeling, begrip, beraad, beraming, beschouwing, denkbeeld, denkvermogen, dunk, gedachtenis, gepeins, gevoelen, herinnering, idee, inval, mening, nadenken, notie, notitie, oordeel, overdenking, overlegging, overweging, plan, vermoeden, oetstoots, voornemen, voorstellingsvermogen, zienswijze
gedachteloos achteloos, automatisch,onberaden, onbezonnen, onbewust, ondoordacht, onnadenkend, suf, verstrooid, werktuigelijk, willekeurig
gedachteloos gebruik sleur
gedachteloos zijn - suffen
gedachteloze naprater - beo
gedachteloze napraterij - psittacisme
gedachtenbeeld - denkbeeld, droombeeld, fantasie, hersenschim, idee
gedachtengang - oogmerk, gedachtenloop
gedachten in slaap droom
gedachtenis aandenken, commemoratie, geheugenis, herdenking, herinnering, memorie, relique, souvenir, teminiscentie gedachtenisteken - memento, memoria
gedachtenisviering - commemoratie
gedachtenoverbrenging - telepatie, telepathie
gedachtenuithaal - tirade
gedachtenuiting - opmerking
gedachtelezen clairvoyance, helderziendheid, telepathie
gedachtelezer telepaat
gedachteloop gedachtegang
gedachtestelsel - gnostiek
gedachtewisseling debat, discussie, dispuut
gedane moeite - poging
gedagtekend - dd, dato
gedagtekend geschrift - cognossement, connossement
gedarmte - ingewanden
gedartel - gehuppel, gestoei
gedagvaarde - gedaagde
gedateerd antiek, d.d., ouderwets, verouderd, van
gedaver - gedender, gedreun, lawaai
gedebaucheerd - losbandig, ontuchtig, verliederlijkt
gedecideerd beslist, ferm, flink, vastbesloten
gedecideerdheid - beslistheid, vastberadenheid
gedecimeerd uitgedund
gedecolleteerd gedurfd, gewaagd
gedecoreerd - geridderd
gedecreteerd - besloten, vastgesteld, verordend
gedeeld - gesplitst
gedeeld door - deling
gedeeld door twee - gehalveerd
gedeelte afdeling, brok, deel, episode, fragment, helft, kaveling, kwart, lid, onderdeel, paragraaf, part, partij, portie, segment, stuk, traject, viertel, zone
gedeelte (med.) - portio
gedeelte bij het dakschild - aandak
gedeelte der kleurenleer epoptica
gedeelte van de mis canon
gedeelte van de Spaanse hoogvlakte Morena
gedeelte van een aandeel - certificaat
gedeelte van een boek - paragraaf
gedeelte van een bouwland - akker
gedeelte van een cirkelvlak - segment
gedeelte van een dijk om overtollig water af te voeren - overlaat
gedeelte van een periode - fase, tijdvak
gedeelte van een schouwburg - orkest
gedeelte van een woonvertrek - eethoek
gedeelte van het aangezicht - kin, lip, mond, neus, oog(lid), wang, wenkbrauw, wimper
gedeelte van het anker van een gelijkstroomdynamo - collector
gedeelte van het vaarwater - rak
gedeelte van iets - partij
gedeelte van opmerkzaam maken - attenderen
gedeelte van premie dat men terugkrijgt bij verval van verzekering restorno
gedeelte van.... zie deel van
gedeelte van Sumatra - Deli
gedeeltelijk anderdeels, deels, deelsgewijze, demi, fragmentarisch, half, kwart, onvolkomen, onvolledig, partiaal, partieel, partim, semi
gedeeltelijk van bewegingen beroofd lam, verlamd
gedeeltelijk kunstmatige vezel - rayon, acetaatrayon
gedeeltelijk samenvallen - overlappen
gedeeltelijk van bewegingen beroofd - lam, verlamd
gedeeltelijk vergoeden - tegemoetkomen
gedeeltelijke breuk – barst, knak, knik, scheur
gedeeltelijke gebitsprothese - bovengebit, ondergebit
gedeeltelijke spierverlamming - pares(i)e
gedeeltelijke verduistering van de maan (maan)eclips
gedeeltelijke vergoeding tegemoetkoming
gedegen beproefd, degelijk, doordacht, ontaard, onvermengd, zuiver
gedegenereerd - ontaard
gedegenereerde - ontaarde
gedegenheid degelijkheid
gedekt - bevruchtbeschut
gedekte staatsschuld - consola
gedekte tafel dis
gedelegeerde aangewezene, afgevaardigde, gemachtigde, gevolmachtigde
gedelgd worden - delging
gedempt dof, gevoileerd, mat, omfloerst, onderdrukt, wazig, zacht
gedempt (It.) - suffocato
gedempt (muz.) - dof, mat, sordo, zacht, fluisterend
gedender - gedaver
gedender - gedaver
gedenk - memento
gedenk te sterven - m.m.
gedenkblad - historieblad
gedenkboek - memorandum
gedenkdag - jaardaag, verjaardag, herinneringsdag
gedenkdag van een heilige naar wie men genoemd is - naamdag
gedenken - bedenken, herinneren, memoreren,
terugdenken, vieren
gedenkenis -aandenken, gedachtenis, gedenkschrift, gedenkteken
gedenkjaar - jubileum
gedenknaald obelisk
gedenkpenning - erepenning, kroonmunt, medaille, medalje
gedenkplaat plaket, plaquette
gedenkschrift - memorandum, memorie
gedenkschriften memoires
gedenksteen - gedenkteken
gedenkstuk - gedenkteken
gedenkteken cenotaaf, gedenksteen, megaliet, memoriaal, monument, naald, obelisk, steen
gedenkteken op een graf - epitaaf, grafmonument, grafsteen, tombe, zerk
gedenkteken uit de prehistorie - megaliet
gedenkteken van een overledene wiens lijk men niet heeft - cenotaaf
gedenktijd - epoque
gedenkuitgave album
gedenkwaardig - commemorabel, memorabel, merkwaardig
gedenkwaardige zaken - memorabilia
gedenkwaardigheden - memorabilia, omemorandum
gedenkzuil eerzuil, erezuil (fig.), grafzuil, kolom, monoliet, monument, naald, obelisk, pilaar, pyloon, rotszuil
gedeporteerde - banneling
gedeprimeerd - neerslachtig
gedeputeerd - afgevaardigd,
gedeputeerde - afgevaardigde, volksvertegenwoordiger
Gedeputeerde Staten G.S
gedesillusioneerd - ontgoocheld, teleurgesteld
gedestineerd - bestemd
gedetailleerde beschrijving van iemand - signalement
gedetermineerd vastgelegd
gedetineerd gevangen
gedetineerde gevangene
gedicht - acrosticon, azang, ballade, barancolle, cantate, dicht(stuk), dichtwerk, eeuwzang, elegie, eloge, epode, epos, erimeker, hekeldicht, heldendicht, herderslied, klinkdicht, klinkerd, kwatrijn, leerdicht, lied, lierdicht, limmerick, lofdicht, mengeldicht, ode, pastorale, poème, poëem, poema, poëmata, poëzie, puntdicht, romance, rondeau, rondeel, rijm, slagdijn, sonnet, strofe, triolet, vers, zang
gedicht door de rapsoden voorgedragen - rapsodie
gedicht, eenvoudig - rijm
gedicht in disticha - epode
gedicht van Gorter Mei, Pan
gedicht over onbedorvenheid – idylle
gedicht van dertien regels - rondo
gedicht van Emants - lilith
gedicht van Frederik van Eeden - Ellen
gedicht van Gorter - mei, pan gedicht van Homerus - Odyssee
gedicht van Kloos - okeanos, rhodopis
gedicht van Ovidius - Fasti
gedicht van Perzisch-Arabische oorsprong - ghazal
gedicht van Tollens - Hondentrouw
gedicht van Verwey - Persephone
gedicht van Virgilius - Enide
gedicht van 4 regels - kwatrijn
gedicht van 8 regels - triolet
gedicht (verhalen) - boerde, Fabliau, lierdicht, lyriek, sproke
gedichtenboek - bundel
gedichtencyclus van Perk Mathilde
gedichten uit de middeleeuwen - ridderpoëzie
gedichtenverzameling bundel
gedichtje - rijmpje, versje
gedienstig behulpzaam, bereidwillig, coulant, dienstvaardig, dienstwillig, faciel, gevoegzaam, hulpvaardig, inschikkelijk, officieus, prevenant, voorkomend
gedienstige dienares, dienstbode, dienster, dienstmeisje, huishoudster, meid
gedienstigheid - behulpzaamheid, dienstvaardigheid, dienstwilligheid
gedierte - dierage, fauna, gebroed, ongedierte
gedijen - aarden, floreren, groeien, prospereren, reütieren, sarden, slagen, strekken, tieren, wassen
geding - geschil, onderwerp, principaal, procedure, proces, rechtsgeding, rechtszaak, zaak
geding voeren procederen
geding voerend procederend
geding voerende partij litigant
gedissel gekibbel, gestribbel
gedistilleerde dranken - alcoholica
gedistilleerde kleur - aniline
gedistileerde steenkool - cokes
gedistingeerd - deftig, fijn, voornaam
gedoe - bedoeling, bedrijf, gedoente, gedonder, drukte, geduvel, gezanik, iets, last, leven, moeite, nering, omhaal, omslag, opschudding, raars, soesa, toestand
gedoente - drukte
gedogen dulden, lijden, ondervinden, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, vergunnen, veroorloven
gedol - gestoei
gedoofd - uit
gedoopte jood (in Spanje) - maraan
gedorste halmen stro
gedraaf draven, gehol, geren, geloop
gedraaid - getordeerd, gewrongen
gedraaide punt prikkeldraad) - distel
gedraaide vorm - torsie
gedraaidheid - torsie
gedraal - getalm
gedrag allure, bewegingen, bezigheid, compertement, comportement, conduite, doening, gang, gedraging, gedragslijn, habitus, handeling, handelwijze, houding, levenswijze, manier (van doen), oppas, optreden, stijl, verzorging, wandel, zorg
gedragen breeduit, gebruikt, largo, plechtstatig, sostenuto, statig, tweedehands
gedragen (muz.) portando
gedragen als een kind - kinds
gedragen tempo (muz.) sostenuto
gedraging doening, gewoonte, houding, manier
gedragingen - handelswijze
gedragingen als van gekken - dolhuiskuren
gedragsdecorum - etiquette
gedragskundige - agoog
gedragsleer - enthologie
gedragsleer van dieren en planten - ethologie
gedragslijn code, fatsoen, grondregel, houding, instructie, mode, moraal, norm, regel, zede
gedragspatroon handelingen, manieren, optreden
gedragspsychologie behaviorisme
gedragsregel canon, fatsoen, gedragslijn, mode, moraal, norm, voorschrift, zede
gedragswetenschap - psychologie, sociologie
gedrang drukte, foule, gewoel, menigte, mensenmassa, samenscholing, scrimmage, verdrukking, (volks)oploop, volte
gedrang van spelers voor het doel - scrimmage
gedrenkt in vloeistof nat
gedresseerd afgericht, beleerd, gedrild, geoefend, getemd
gedreun - bons, bons
gedreven - gebosseleerd, bezield, gehaast
gedrevenheid - bezieling
gedrild - afgericht
gedrocht gebochelde, draak, gnoom, misbaksel, misgeboorte, monster, ondier, spook, wanschepsel
gedrocht op Kreta - Minotaurus
gedrochtelijk lelijk, mismaakt, misvormd, monstrueus, monstrum, monsterachtig, wanschapen, wanstaltig
gedrochtelijk wezen - monster
gedrochtelijke grootte - enormiteit
gedrochtelijkheid - misvormdheid, monsterachtigheid, monstruositeit, wanschapenheid, wanstaltigheid
gedrochten - prodigiën
gedrocht op Kreta - Minotaurus
gedrongen beknopt, compact, geserreerd, gezet, klein, kort, pycnisch
gedrongen van postuur - kort
gedroogd bisonvlees - pemmekan, pemmikan
gedroogd gras hooi
gedroogd melksap uit papaver - amfioen, opium
gedroogd melksap van de bolletrieboom - balata
gedroogd plantensap - kino
gedroogd vlees - den(g)deng (Indon.)
gedroogd vlees (Indianen) - pemmika(a)n
gedroogd vlees van de kokosnoot copra
gedroogd zeewier - agar-agar
gedroogde bladeren verzameling herbarium
gedroogde bloemstengels saffraan
gedroogde dors - titeling
gedroogde druiven krenten, rozijnen
gedroogde en gemalen meekrapwortel - krap
gedroogde gerstekiemen - mout
gedroogde halmen stro
gedroogde heilbotvinnen - raf
gedroogde kabeljauw klipvis, leug, stokvis
gedroogde leng - stokvis
gedroogde melksappen en hars van de bolletrieboom balata
gedroogde mest van zeevogels - guano
gedroogde onrijpe vrucht van de pimentboom - piment
gedroogde palmbladeren kadjang
gedroogde pit van nootmuskaat - pala (Ind.)
gedroogde plantenverzameling - herbarium
gedroogde pruim - pruimedant, pruzel
gedroogde rugvinnen van heilbot - raf
gedroogde rundermest - dungcakes
gedroogde rundermest (Ind.) - gorj
gedroogde schol - braad
gedroogde soepgroente - julienne
gedroogde vis bokking, stokvis
gedroogde vogelmest guano
gedroogde vruchten - tuttifrutti
gedroogde vrucht van pimentboom - piment, jamaïcapeper
gedroogde witte pruim - prunel
gedroogde zoden van veenachtige heidegrond schadde
gedroom gesuf
gedorste halmen - stro
gedruis gerommel, herrie, keet, lawaai, leven, onrust, opschudding, rumoer, tumult
gedrukt bedrukt, bezwaard, depressief, gedrongen, neerslachtig, sip, somber, zwaarmoedig,
gedrukt bericht – bulletin
gedrukt boek - kapitalon
gedrukt geschrift - pamflet
gedrukte lijst v/e universiteit - series
gedrukte plaat ets, litho, prent
gedruktheid - accablement
gedubbeld garen - tweern
gedubbeld tweedraads garen - twijn
geducht aanzienlijk, behoorlijk, bijzonder, danig, deerlijk, degelijk, erg, flink, formidabel, gevreesd, geweldig, grondig, hevig, intens, kloek, machtig, ontzaglijk, redoutabel, respectabel, schromelijk, sinister, terdege, vervaarlijk, vreselijk, zeer
geduld berusting, eupathie, gelatenheid, kalmte, lankmoedigheid, lijdzaamheid, patiëntie, rust, stoicisme, volharding
geduldspelletje - patience
geduld vergende bezigheid wachten
geduldig – bedaard, duldzaam, gedwee, gelaten, kalm, lankmoedig, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, rustig, toegevend, wee
geduldwerk borduurwerk (fijn), legkaart, monnikenwerk, naaiwerk (fijn), peuterwerk, patience, priegelwerk, puzzel
gedupeerd bedrogen, beetgenomen, gefopt
gedupeerde benadeelde, bedrogene, slachtoffer,
geduren standhouden, voortduren
gedurende - hangende, in, inter, onder, onderwijl, over, para, staande, terwijl, tijdens
gedurende de dag daags, overdag
gedurende korte tijd even
gedurfd - driest, ferm, gewaagd, koen, moedig, overmoedig, riskant, stout, vermetel
gedurfd modern - hip
gedurfde prestatie - bravourstukje, kunststuk, kunstvlucht, stunt
gedurig aanhoudend, aldoor, almaar, constant, dikwijls, gestaag, gestadig, herhaald, herhaaldelijk, onophoudelijk, permanent, regelmatig, riskant, staag, steeds, steevast, telkens, vaak, vermetel, voortdurend
gedurig aangroeien - voortwoekeren
gedurig toeten - toeteren
geduvel - gedoe, gedonderjaag, gekwel, gelazer, gezanik, herrie
geduw - gedrang, verdrukking
gedwaal gedool
gedwee - berustend, buigzaam, dienstwillig, docie, dociel, faciel, flexibel, geduldig, gehoorzaam, gelaten, gewillig, gezeglijk, handelbaar, handzaam, inschikkelijk, mak, makkelijk, maniabel, meegaand, onderdanig, onderworpen, slaafs, soepel, soumis, tam, tractabel, volgzaam, week, zacht, zoet
gedweeheid buigzaamheid, dociliteit, flexibiliteit, gewilligheid, handzaamheid, makheid, meegaandheid, onderdanigheid, onderworpenheid, passiviteit, slaafsheid, tamheid, volgzaam(heid), weekheid, zachtheid
gedweep - exaltatie, fanatisme, geestdrijverij, idolatie, zelotisme
gedwongen - compulsief, geforceerd, gegeneerd, gekunsteld, gemaakt, genoodzaakt, gezocht, kunstmatig, node, onnatuurlijk, onvrijwillig, onwillig stijf, tegen, verplicht
gedwongen afzondering arrest, celstraf, quarantaine
gedwongen door geweld - v.c. (vi coactus)
gedwongen keuze alternatief
gedwongen ligtijd - quarantaine
gedwongen verblijf - arrest
gedwongen verblijf in een vertrek - kamerarrest, quarantaine
gedwongen verblijf van schepen of goederen - quarantaine
gedwongen wachttijd - quarantaine
gedwongen worden - moeten, verplicht
gedwongen zijn moeten
gedwongenheid - gemaaktheid, stijfheid, geaffecteerdheid, geforceerdheid, gezochtheid
gedijen - aarden, bloeien, gelukken, groeien, opgroeien, tieren, wassen, welvaren
geëchauffeerd - boos, driftig, opgewonden, verhit
geëerd - geacht
geëigend - geschikt
geëindigd afgelopen, basta, fini, over, uit
geëindigde tijdkring begint weer - nieuw
geef - detur
geef (op recepten) - d(a)
geef acht - attentie, opgelet
geefachtig gul, mild
geel - geluw, vaal
geel aardhars - retiniet
geel als stro - strogeel
geel bruin - izabel
geel bruine kleurstof - diatomine
geel worden - gelen, vergeeld
geel worden van het hoofdhaar - peenhaar
geel zien - xanthopsie
geelachtig - gelig, geluw, gul, mild, ongebleekt
geelachtig paard - bleekvos, geelvos
geelachtig wit - izabel
geelachtig wit stenen goed faience, roomgoed
geelachtige delfstof zwavel
geelachtige edelsteen - beril, izabel
geelachtige faience roomgoed
geelachtige rode wijnsoort - paillet
geelbes - avignonbes, wegedoorn
geelbloem - reukgras, winterkoolzaad
geelborstje - spotvogel
geelbruinig tanig
geelbuikje - geelborstje
geelgors - geelgarsje, geelgierst, gerstkneu, gierstvink, haverkneu
geelgroene steen - chrysoliet, peridot
geelgrijs - beige
geelhars gummi
geelhartje - purgeervlas
geelhout fisethout, fustiekhout
geelkleurig vospaard - goudvos
geelkop - zeearend
geelkoper - double, latoen, messing, tombak
geelkoper met laagje goud of zilver - doublé
geelkoperwerk - dinanderie
geelkruid reseda, wouw
geellamplicht - natriumlamp, natriumlicht
geel-oranje kleurstof - carotine
geelrode verfstof orleaan
geelster - Gagea
geeltje - dukaat, geld, goudstuk
geelvink - geeltje, goudvink
Geelvinkbaai, eiland in de - Japèn, Noemfoor, Schouteneiland
geelwit grauw, isabel, izabel
geelwit metaal - strontium
geelwitte hars - sandrak
geelworm - leverbot
geelwortel - kurkuma, saffraan
geelijzersteen - geeloker, goethiet
geelziek - nieuwziek
geelzucht cholomie, galziekte, galzucht, geling, geluw, heparititis, icterus
geelzucht hebben - gouddorst
geelzwavel arsenicum - koningsgeel, operment
geëmigreerde Chinees - sing(h)ke, ke
geëmotioneerd - bewogen
geëmployeerde - beambte
geïmporteerd - driftig, oplopend
geen - niemand, niets
geen aandacht krijgen - grip
geen aangename vrouw feeks, prij, tang, Xantippe
geen aardse goederen bezittend - arm, berooid
geen adem meer krijgen - stikken
geen anderen navolgend oorspronkelijk, origineel
geen deskundige leek
geen eigendom - leen
geen enkel ding - niets
geen enkel mens niemand
geen enkele uitgezonderd alle, allen, elk, elkeen, ieder, iedereen
geen enkele zaak – niets
geen geld meer – platzak, rut
geen geluid doorlatend – geluiddicht
geen geluk – pech, strop, tegenvaller
geen gevoel - pijnloos
geen gezag erkennend anarchist
geen god erkennend atheïst
geen hand uitsteken luieren, toekijken
geen jood - goi
geen kennis bezitten - dom, ignorant, onwetend
geen knappe kop domoor, ezel, knuppel
geen koper - kijker
geen korte - lange
geen krimp geven - volharden
geen kunst kitsch
geen melk gevend - gust
geen mens niemand
geen notie nemen negeren
geen nut opleverend braak, nutteloos,onnut
geen overdaad - eenvoud
geen overheid erkennend persoon anarchist provo
geen spaan - niets
geen succes - echec, pech, strop
geenszins - allesbehalve
geen tijd hebbend bezet, druk
geen uitstel kunnende lijden dringend, gewenst, hoognodig, urgent
geen uitzondering alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, leder, elkeen, iedereen, iedere
geen vakman leek, dilettant
geen van beiden - neuter, niemand
geen vaste standplaats hebbende - ambulant, nomadisch
geen verband met de godsdienst - areligieus
geen verboden en geboden in de thora - mitsva
geen vocht bevattend droog, dor, uitgedroogd
geen vruchten dragend - gust
geen vuile - schone
geen warmtestralen doorlatend - athermaan
geen werkelijkheid droom, fantasie, verbeelding
geen zedelijke verantwoordelijkheid kennende gewetenloos
geen zeeman - landrot
geen zin hebben - lusteloos, passen
geëngageerd betrokken, verloofd
geenszins - allerminst
geep - flater, zeevis
geeps - bleekgeel, ziekelijk
geer - gerardskruid, kiel, spie, strook, zevenblad
geërfde - ingelande
geërgerd - geraakt
geërgerdheid - verontwaardiging
geertelsel - giervalk
geest - anima, animo, brein, demon, duivel, elf, energie, engel, esprit, fantoom, gedaante, genie, genius, grappigheid, humor, karakter, kruim, pit, pneuma, psyche, satan, scherpzinnigheid, schim, sfeer, schim, spirit, spook, strekking, teneur, vernuft, verschijning, wezen, ziel
geest van ammoniumchloride - salmiakgeest
geest van azijn aceton
geest van brandewijn - wijngeest
geest van het nieuwe - modernisme
geest van rijstcultuur - Sri
geest van salmiak ammonia
geest van wijn spiritus
geest van zout zoutzuur
geestachtig - kernachtig
geestdodend - afstompend
geestdrift aandrift, animo, bezieling, drift, elan, energie, enthousiasme, gemoedsbeweging, gloed, hartstocht, lust, spirit, trek, verrukking, verve, vervoering, vuur, ijver, zin
geestdriftig bewonderd, bezield, energiek, enthousiast, fervent, gloedvol, hartstochtelijk, innig, spirituoso, vurig, vuurvol
geestdriftig (muz.) spirituoso
geestdriftig loflied - dithyrambe
geestdriftig persoon - enthousiasteling
geestdriftig slotwoord - peroratie
geestdriftige aanvalsgeest - elan, opwelling, vuur
geestdrijver dweper, fanaticus, zeloot
geestdrijverij - dweepzucht, fanatisme, gedweep, sectarisme, zelotisme
geesteloos - flauw, insipide
geestelijk – bovenzinnelijk, clericaal, godsdienstig, immaterieel, kerkelijk, klerikaal, mentaal, onstoffelijk, priesterlijk, psychisch, religieus, spiritueel, stichtelijk, onstoffelijk, verstandelijk
geestelijk adviseur moderator
geestelijk ambt met kerkelijke inkomsten - prebende
geestelijk anders - abnormaal
geestelijk bekrompen - kleinburgerlijk
geestelijk bestuur - prioraat
geestelijk drama - passiespel
geestelijk en zakelijk leven - cultuur
geestelijk en wereldlijk hoofd van de Boeddhisten in Tibet - Dalai Lama
geestelijk gevoel – gemoed,
geestelijk gewaad albe,caban, habijt, koorhemd, pij, soutane, talaar
geestelijk handboekje - lekenspiegel
geestelijk hoofd in Arabië - imam, iman
geestelijk hoofd in Atjeh imeum
geestelijk hoofd van een - moskee, imam
geestelijk kind - boekfiguur
geestelijk leider - dominee, priester, voorganger
geestelijk leider van een klooster - abt, overste, prior, proost
geestelijk licht verspreidend - lumineus
geestelijk lied gezang, hymne, koraal, psalm, spiritual
geestelijk liefhebben - platonisme
geestelijk opperhoofd - (Arab.)lmam
geestelijk overwicht - gezag, invloed, prestige
geestelijk plaatsvervanger vicaris
geestelijk raar - abnormaal
geestelijk verzorger – dominee, priester, provisor
geestelijk volmaakt - heilig
geestelijk vreemd van doen - abnormaal
geestelijk vrij - vrank
geestelijk wezen engel
geestelijk zangstuk - oratorium
geestelijke abbé, abt, acoliet, bisschop, broeder, clericus, curé, deken, diaken, dominee, ds, em., eminentie, frater, imam, kanunnik, kapelaan, kardinaal, monnik, non, ordebroeder, pastoor, pater, paus, pope, prelaat, prior, predikant, priester, rabbi, rabbijn, reverend, vicaris, voorganger
geestelijke (vr.) abdis, non, zuster
geestelijke aftakeling - dementie
geestelijke afwijking - aberratie
geestelijke afwijking ontstaan door langdurig verblijf in
de tropen - tropenkolder
geestelijke bijbeluitlegging - anagoge
geestelijke die de leiding heeft van een klooster overste
geestelijke die de mis opdraagt celebrant
geestelijke die preekt dominee, predikheer
geestelijke eenheid - saamhorigheid
geestelijke goederen verhandelen - timonio
geestelijke hergeboorte - regeneratie
geestelijke herleving opwekking, reveil
geestelijke hoogwaardigheidsbekleder bisschop, kardinaal, paus, prelaat, prior, vicaris
geestelijke in het leger - aalmoezenier, legerpredikant, veldprediker
geestelijke kloosterorde - benedictijnen, capucijners, dominicanen, franciscanen, jezuïeten, trappisten
geestelijke kracht - energie, invloed
geestelijke leraar - dominee, herder, pastoor, predikant, rabbijn
geestelijke liefde platonisme
geestelijke macht (Afr.) - ngai
geestelijke manifestaties - astraal
geestelijke meerderheid - superioriteit
geestelijke of zinnebeeldige bijbeluitlegging - anagoge
geestelijke ongevoeligheid - shock, trauma
geestelijke orde - congregatie, gezindte, kerkgenootschap, sekte
geestelijke raadgever - moderator, proost
geestelijke ridderorde Johannieter. Tempelier
geestelijke schakering modaliteit
geestelijke schok - shock, trauma
geestelijke stroming sekte
geestelijke titel dominee, ds., eminentie, em., monseigneur mgr.
geestelijke van domkerk - kapittelheer
geestelijke van een plaats - pastoor
geestelijke verbinding - resonantie
geestelijke vereniging - congregatie, orde
geestelijke verwantschap - congemaliteit
geestelijke verzorger - aalmoezenier, provisor
geestelijke vormen - formeren
geestelijke waardigheid - kruinschering, rabbinaat, rasure, tonsuur
geestelijke waardigheidsbekleder - bisschop, kardinaal, patriarch, paus, prelaat, prior, vicaris
geestelijke zuster - non
geestelijke ziekte met vermoeidheid en grote prikkelbaarheid -
neurastenie, neurasthenisch
geestelijkheid clerus, spiritualiteit
geesteloos - dol, flauw, geestdodend
geesteloos gezegde - flauwiteit
geesteloosheid - apathie, flauwiteit, platheid
geesteloze flauwert - melkmuil
geesten elfen, spoken, genieën
geesten der afgestorvenen - Laren, Lares, manen, manes, uanen, uanes
geestenbanner bezweerder, exorcist, geestenbezweerder
geestenbanning - duivelbanning, exorcisme, geestenbezwering
geestenbezweerder - goêet, psychomant
geestenbezwering - geestenbanning
geestendom - afgestorvenen, engelen, geesten, geestenheir, spoken
geestengeloof bijgeloof, spiritisme
geestenleer - pneumatiek, pneumatologie, spiritisme
geestenoproeper medium, psychosant
geestenoproeping - goëtie, necromantie
geestenuitbanning exorcisme
geestenuur - middernacht
geestenverering animisme
geesten verschijning - fantasmagorie, geest, schim, spook
geestenwereld - geestenrijk, schimmenrijk
geestesafwijking - geestesbezwering, nigromantie, psychopathie
geestesfilosofie - hegelianisme
geestesgesteldheid denkwijze, geestvermogen, mentaliteit, stemming
geesteshouding denkwijze,mentaliteit
geesteslevend betreffend - spiritueel
geestessplijting - schizofrenie
geestesstoring - psychopathie, zielsziekte
geesteswetenschappen - humaniora
geestesziek dwaas, gek, krankzinnig
geesteszieke idioot, krankzinnige, psychopaat
geestesziekte - dementie, echolalie, latta (Ind. vrouwen speciaal), neurose, psychose, schizofrenie, waanzin
geestesziekte in de tropen tropenkolder
geesteszwakte - dementie, idiotie, ouderdom, psychasthenie
geestgrond afgraven - afgeesten
geestig adrem, attisch, betekenisvol, energiek, faceto, fraai, geestrijk, gevat grappig, grotesk, humoristisch, ingenieus, kernachtig, koddig, komisch, kostelijk, lakoniek, leuk, lollig, luimig, moppig, olijk, pikant, pit, pittig, schelms, scherp, schrander, snaaks, snarig, snedig, spits, spiritueel, vernuftig, vrolijk, zinrijk, zout
geestig en leuk - aardig
geestig gezegde - bon-mot, kwinkslag
geestige kritiek - boutade
geestige tekening cartoon, spotprent
geestige uitval boutade
geestige woordspeling - calembour, woordenspel
geestige zet inval, saillie
geestigheid - aardigheid, esprit, geestig, gevatheid, grap, grappigheid, humor, humoristisch, luim, mop, vermakelijk, zet
geestkracht elan, energie, geducht, karakter, kloek, moed, pit, spirit, standvastigheid, stevig, wil, wilskracht
geestkrachtig - energiek, wilskrachtig
geestkracht tonend - ferm, kloek, moed
geestrijk geestig, humoristisch, spiritueel, spiritueus, vernuftig
geestrijk vocht - alcohol, rum
geestrijke drank arak, cognac, jenever, rum, spiritus, whiskey, wodka, wijn
geestrijke dranken - alcoholica, spiritualia, spiritualiën, spiritus, spirituosa
geestrijkheid spiritualiteit, vernuft, vernuftigheid
geestverheffing - anagoge, exaltatie
geestvermogen - genie,intellekt, talent, verstand
geestverrukking exaltatie, extase, geestvervoering, trance
geestverschijning fantoom, hallucinatie, schim, spook
geestverstrooiing - afleiding
geestvervoering bezieling, emotie, exaltatie, extase, geestdrift, overspanning, trance, verheerlijking, verrukking, vervoering, zielsverrukking
geestverwant - congeniaal, gelijkgezinde, medestander, partijgenoot
geestverwant van Thomas Morus - utopist
geestverwantschap - congenialiteit
geestverwarring - delirium
geestvol - bezield, volgeestig
geestzwak - defect
geëtste plaat - ets
geeuw gaap
geeuwen - gapen
geeuwer - gaper
geeuwerig - gaperig, saai, vervelend
geeuwhonger - gadood, gadoop
geëvenredigd - geproportioneerd
geëxalteerd overdreven, overspannen
gefantaseerd verhaal fabel, legends, mythe, parabel, sage, sprookje
gefeliciteerd - proviciat
gefemel - bigoterie, cant (schijnheilig) (Eng.), gekwezel, geteem, huichelarij, kwezelarij, schijnheiligheid
gefigureerd versierd
gefingeerd verdicht, verzonnen
Gefjon, schepping van - Sjaellond
gefleem - geflikflooi, gevlei
geflodder - geknoei
geflonker - schittering
gefluister - gelispel
gefoeter - gebrom, geknor
gefonkel - geschitter
gefopt - verschalkt
gefopte - bedrogene, beetgenomen, dupe, gedupeerde
geforceerd gedwongen, gemaakt, genoodzaakt, gewild, onnatuurlijk
geforceerde kopstem falset
geforceerde opening bres
geformuleerde mening - oordeel
gefronst weefsel - crêpe, frotté
gefortuneerd rijk, vermogend
gefortuneerd iemand rijkaard, miljardair, miljonair
gefrankeerd tot aan de plaats van bestemming - PB
gefundeerd - gegrond, stellig
gefutsel - gebeuzel, geknoei, getalm
gegaan heen, vertrokken, weg
gegadigde belanghebbende, candidaat, dinger, kandidaat, reflectant, sollicitant
gegalvaniseerd - vertind, verzinkt
gegarandeerd - stellig, zeker
gegarandeerd minimumloon garantieloon
gegarandeerde prijs - garantieprijs
gegeeuw - gegaap
gegeneerd gehinderd, timide, verlegen
gegeneerdheid gêne, verlegenheid
gegeten kunnende worden - eetbaar, gaar, rijp
gegeven dat, dosis, feit, geschonken, gesteldheid, grootheid, hoeveelheid, ligging, onderwerp, thema
gegeven hoeveelheid - dosis
gegevens - data, feiten
gegevens omtrent de persoon - personalia
gegevens van een boek of beschrijving - materiaal
gegier - gehuil, geloei, geschreeuw
gegil - gekrijs, geschreeuw, lawaai
gegist - gefermenteerd
gegist druivensap - wijn
gegist melkgerecht yoghurt
gegist vruchtensap cider
gegiste drank - cider, most,
gegiste drank in Guinee - bili
geglaceerde amandel - dragee
geglansd leer glacé
geglazuurd aardewerk gleiswerk, majolica
gegleufd - gegroefd
gegleufd (van wapen) - getrokken
geglinster - geschitter
gegluur - geloer
gegniffel - gegiechel, geginnegap
gegoed bemiddeld, binnen, gezeten, opulent, rijk, vermogend, welgesteld, welvarend
gegoede stand - burgerstand, middenstand
gegoedheid - rijkdom, welgesteldheid
gegolfd - geonduleerd, geplooid, gewaterd
gegolfd streepje boven letter tilde
gegolfde lijn tremblé
gegoten asfalt mastiek
gegoten drukletter - type
gegoten drukvorm - cliché, stiep
gegoten stuk ruw ijzer - geus, gieteling
gegraasde boter - grasboter
gegraveerde edelsteen - gemma, gemme
gegraveerde stempel - ponsoen
gegraveerde prent ets
gegraven gat put, kuil
gegraven graf - groeve
gegraven water - doorvaart, gracht, grep, greppel, grift, kanaal, sloot, vaart,
gegraven waterkom - vijver
gegrepen gepakt
gegriefd - beledigd, verbitterd, wrevelig
gegroefd gecanneleerd
gegroet adé, adi adieu, adio, ave, bonjour, dag, houdoe, salve, saluut, tabé, vaarwel
gegrom - gebrom, geknor, gemopper, gemor,
gegrond degelijk, deugdelijk, gebaseerd, gefundeerd, geldig, gemotiveerd, gerechtvaardigd, juist, waar
gegrond zijn op - stoelen
gegrondheid - geldigheid, juistheid, waarheid
gegijzelde - gijzelaar
gehaaid - bijdehand, geslepen, gewiekst, handig, slim, uitgekookt
gehaaide vrouw - haaibaai, heibei
gehaakt kleedje antimakassar
gehaast driftig, gedreven, gejaagd, gejacht, gepresseerd, haastig, jachtig, koortsachtig, naarstig, ongeduldig, opvliegend, overijld, voorbarig
gehakkel gestamel, gestotter,
gehakketak geharrewar, gekibbel, onenigheid, ruzie
gehakt vlees met
gehaktbal frikadel
gehakte biefstuk - tartaar
gehakte opening in het ijs bijt
gehalmd gewas - gras
gehalte alliage, allooi, hoedanigheid, inhoud, kaliber, kwaliteit, kt, legering, niveau, peil, percentage, teneur, titer, waarde
gehalte (van goed) - degelijk, gedegen, zuiver
gehalte van goud - kt
gehalte aan zuiver goud - allooi
gehalte bepalen van goud en zilver - essaaieren
gehalte betreffend - kwalitatief
gehalte eenheid van goud - allooi, karaat
gehalte teken - keurmerk
gehaltebepaling bij munten essaai
gehaltemeter van zuurstof - eudiometer
gehalteproef - essaai
gehalveerd - dimidiatus, gedeeld
gehamerd (muz.) martellato
gehandicapt belemmerd, benadeeld, gebrekkig, gehinderd, verminkt
gehandicapte - gebrekkige, invalide
gehanna - hel, hellepoel
gehannes geknoei, gemier, gepeuter, gepruts,
gehanteerd - bezeten, vervolgd
gehard - gestaald, mannelijk, spartaans
gehard mens - Spartaan
geharrewar gekibbel, gekrakeel, geruzie, gesol, verwarring
gehaspel bisbilles, drukte, gebrabbel, geharrewar, gekibbel, geknoei, gekrakeel, gekijf, gemorrel, geredetwist, getob, getwist, last, moeite
gehassebas - drukte, gekijf, last
gehate vreemdelingen - gebroed
gehavend - aangeslagen, beschadigd, ontrampeneerd (sch.term) ontredderd, toegetakeld,
gehecht gebonden, trouw, vast, verknocht
gehecht zijn hangen aan
gehecht zijn aan - liefhebben
gehechtheid gebondenheid, hang, liefde, trouw, vastheid, verbondenheid, verknochtheid, vriendschap
geheel algeheel, alles, alleszins, compleet, finaal, gaaf, gans, ganselijk, heel, helemaal, holocrien, integraal, ongeschonden, onverdeeld, perfect, rond, som, totaal, totaliteit, volkomen, volkoren, volledig, volmaakt, volslagen, volstrkt, voltallig
geheel alleen aan het eind komen - uiteindelijk
geheel alleen afmatten - kraken
geheel alleen afmatten - kraken
geheel bedekt met - vol
geheel bederven - abimeren
geheel beslagen paal - kolder
geheel buiten adem - ademloos
geheeld - beter
geheel de jouwe - t.t., t.a.t.
geheel der inzetten bij weddenschappen - pool
geheel der liefdegevoelens - erotiek
geheel der menselijke kennis - wetenschap
geheel de uwe t.a.t. (toutatoi), t.a.v. (toutavous), t.t (totustuus)
geheel en al absoluut, algeheel, alleszins, compleet, finaal, gans, ganselijk, helemaal, inderdaad, juist, letterlijk, nauwlettend, radicaal, roerend, totaal, totaliter, volkomen
geheel en al instemmen - beamen
geheel goed - gaaf
geheel gelijk - identiek
geheel gevuld boordevol, eivol, vol
geheel (het - betreffende) - algemeen, alles, totalitair, totaliter
geheel (het - der verstandelijke vermogens) - intellect
geheel (het) - ensemble
geheel kleden - hullen, wikkelen
geheel leeg - op
geheel met zuilen omgeven tempel - peripteros
geheel meten - uitmeten
geheel nazien - reviseren
geheel niet - geenszins
geheel niets - snars
geheel onderworpen - slaafs
geheel ongeschonden - gaaf, onaangeraakt, onbeschadigd, onbetreden, onbevlekt, ongerept, puntgaaf, rein, zuiver
geheel ontwikkeld insekt - imago
geheel overgegeven verslaafd
geheel (over het) - globaal, integraal
geheel stuk - kapot
geheel (tot een - maken) - integratie, integreren
geheel van beleefdheidsvormen - etiquette
geheel van bepalingen - reglement
geheel van bouwlanden enk
geheel van gedragsregels protocol
geheel van de verwanten sibbe
geheel van drie letterkundige werken - trilogie
geheel van gedragsregels - protocol
geheel van liefdesgevoelens - erotiek
geheel van luchtlijnen - luchtnet
geheel van regels met betrekking tot erezaken - erecode
geheel van streek beduusd, confuus, ontdaan , ontsteld overstuur, verward
geheel van woorden - tekst
geheel verbruikt leeg, op, uitgeput
geheel verbruikt worden opgaan
geheel vers - kersvers, nieuwbakken, pas
geheel verwoestend vernietigend
geheel volk betreffende - nationaal
geheel voltooien - voleinden
geheel vormend - aaneen
geheel vullen - volmaken
geheel zonder lichamelijke gebreken - kerngezond
geheelonthouder - afschaffer, teetotaler
geheibel - geharrewar, gekibbel
geheid - absoluut, echt, geoefend,onwrikbaar, vast, zeker
geheiligd gewijd, sacraal
geheim - achterbaks, arglistig, bedekt, cabbalistisch, clandestien, discreet, duister, esoterisch, geheimzinnig, geniepig, gluipig, hartsgeheim, heimelijk, mysterie, mysterieus, mystiek, occult, onverklaarbaar, raadselachtig, secreet, stiekem, stilletjes, verborgen, verborgenheid, verdoken, verholen, verkapt
geheim agent detective, rechercheur, spion, stille
geheim bestemd van de deskundigen - esoterisch
geheim bestemd voor ingewijden - esoterisch
geheim betreffende landszaken staatsgeheim
geheim bordeel - knip
geheim gemak - sekreet
geheim geneesmiddel arcanum
geheim genootschap Camorra, Carbonair, Fenians, Illuminaten, K.K.K, Kikoejoe, Maffia, Maumau, Rozenkruisers, Tempelieren, Vrijmetselaars, Waldenzen
geheim genootschap, Iers - Fenians
geheim genootschap Italiaans Camorra, Carbonari, Maffia
geheim genootschap van misdadigers in Napels camorra
geheim genootschap, Macedonisch - Komitadsji
geheim genootschap, Melanesisch - Sukwe
geheim genootschap, Oost-Afrikaans - Mau-Mau
geheim genootschap, West-Afrikaans - Bundo, Poro
geheim houden - helen, secreteren
geheim middel - arcanum
geheim pad - sluippad
geheim recept - keukengeheim
geheim rechtscollege - veemgericht, volksrechtbank
geheim verbond complot, kongsi
geheimbewaarder geheimhouder, vertrouweling
geheime akte contrelettre
geheime bode - emissario, emissaris spion, verkenner, verspieder
geheime (joods) tekens - kabbalatekens
geheime leer - Kabbala
geheime politie Gestapo. Gepeoe
geheime schrijfkunst - steganografie
geheime staatspolitie B.V.B., C.I.A. ,G.P.O.U., Ocra, Ovra, S.S., PIDE, Gestapo
geheime vergadering - conciliabulum
geheime vijandschap - haat, rancune, wrok
geheime wetenschap - alchemie
geheimbouden verbergen, verzwijgen
geheimhouding - discretie, secretesse
geheimleer kabbala, mysterie, mystiek
geheimelijk - geniepig, vals
geheimenis - arcanum, musterion, raadsel
geheimenis (Lat.) - arcanum
geheimmiddel - nostrum
geheimschrift code, cryptografie, rune
geheimschrijver secretaris
geheimtaal argot, bargoens, boeventaal, dieventaal, jargon
geheim verbond - complot
geheimzinnig achterhoudend, apocalyptisch, duister, gesloten, hiëroglyphisch, missleidend, mystiek mysterieus, obscuur, occult, onbegrijpelijk, onontcijferbaar, onverklaarbaar, orakelachtig, oraculeus, raadselachtig, verborgen, vreemd
geheimzinnige spreuk - abacadabra,orakel, spreuk, toverspreuk
geheimzinnigheid - achterhoudendheid, duisterheid, geslotenheid, heimelijkheid, onverklaarbaarheid, raadselachtigheid
gehele aarde betreffend - oecumenisch
gehele college - plenum
gehele koop en verkoop - omzet
gehele ommekeer kentering, omwenteling, revolutie, verandering
gehele verandering - omkeer, ommekeer
gehele vergadering - plenum
gehele verkoop - omzet
gehemelte palatum, raak, verhemelte, velum
gehemelteletter - palataal
gehengen - dulden, gedogen, goedvinden, toelaten, toestaan, tolereren, veroorloven
gehengenis - beschikking, bewilliging, goedvinden, toelating, vergunning
Gehenna hel, hellepoel
Geheten - genaamd
geheugen gedachtenis, herinneringsvermogen, heugenis, memorie, mneme, remiscentie
geheugenbedrog - paramnese
geheugenfout - lapsus
geheugenis gedachtenis, geheugen, herinnering
geheugenkunst - mnemoniek, mnemotechniek
geheugenleer - geheugenkunst, memoniek
geheugenloos - kinds, vergeetachtig
geheugensteun agenda, ezelsbrug
geheugensteuntje - ezelsbruggetje
geheugenstoornis - paramnesie
geheugenverlies amnesie
geheugenverzwakking - dysmnesie
geheugenzwakte aphasie, mnemasthenie
geheugenzwakte (Gr.) - aprosexie
geheveld - gedesemd, gezuurd
gehinderd belemmerd, gegeneerd, gehandicapt, gestoord gehinderdheid - gegeneerdheid, gène, handicap, hel, kwelling, plaag, verlegenheid
gehoekt - hoekig
gehol - gedraaf
geholpen - gered
gehoor aandacht, audiëntie, auditorium, luisteraars, oplettendheid, publiek, toehoorders, weerklank
gehoor, door- kenbaar - acustich, akoestisch, akustich
gehoor, het- betreffende - auditief
gehoorapparaat audiofoon, otofoon, spreekbuis, spreekhoorn
gehoorbeentje aanbeeld, hamer, stijgbeugel, zadel
gehoorbuis - auriculaire, otofoon
gehoorcurve audiogram
gehoorgang - gehoorbuis
gehoorgestoord - doof
gehoor geven - volgen
gehoorkamer - audiëntiekamer, audiologie, auditorium, gehoorvertrek, gehoorkunde
gehoorkunde audiologie
gehoormeter akoe(sti)mester, audiometer
gehoormiddel - karwijzaad
gehooronderzoek - auscultatie
gehooronderzoeken - ausculteren
gehoorontwikkeling - solfège
gehoororganen oren
gehoorsteentjes - gehoorzand
gehoorverlening audiëntie
gehoorvlies - trommelvlies
gehoorzaal audiëntiezaal, auditorium, aula
gehoorzaam - bereidwillig, braaf, beleefd, gedwee, gewillig, gezeglijk, hoorzaam, obediënt, onderdanig, oppassend, suf, volgzaam, willig, zoet
gehoorzaamheid braafheid, discipline, gedweeheid, gezeglijkheid, subordinatie, obediëntie, tucht, volgzaamheid, zoetheid
gehoorzaamheid in krijgsdienst - subordinatie
gehoorzaamheid van kloosterlingen - obsequium
gehoorzamen - luisteren, naleven, obediéren, volgen,
gehopt bier - wort
gehouden - verbonden, verplicht
gehucht buurtschap, dorp, gat, negorij, plek, uithoek, vlek
gehucht bij Steenwijk - Eze
gehucht (Eng.) hamlet
gehuichel - huichelarij, hypocrisie
gehuicheld - geveinsd, huichelachtig, hypocritisch, ongemeend, onoprecht, schijnheilig, voorgewend
gehuil - gebler, gegier, gejank, geklaag, geloei, geschrei, misbaar
gehuisvest - wonend
gehumeurd - geluimd, gemutst, gestemd
gehuurde sluipmoordenaar bravo, pistolero
gehuurde sjouwer koelie, kruier
gehuwd getrouwd
gehuwde - getrouwde
gehuwd paar echtelieden, echtpaar
gei takel, scheepstouw, touw
geijkte uitdrukking - cliche, gezegde, spreekwoord, zegswijze
geil dartel, heet, host, vet, weelderig, wellustig, wulps
geïllustreerde atlas - platenatlas
geiman kraandrijver
geïmiteerd nagedaan, nagemaakt, onecht
geïmmigreerde Chinees in Indonesië - singke, singken
geïmporteerd ingevoerd
geïmproviseerd privaat van een kampement - latrine
geïmproviseerd tafellied - drinklied, skolion
gein - aardigheid, boert, gebbe, gekheid, grap, humor, leukheid, lol, leut, luim, oele, plezier, pret, scherts, snakerij
geïncrimineerd - gewraakt
geïndigeerd - verontwaardigd
geïndisponeerd - ongenegen, ongesteld, ontstemd
geinig - amusant, grappig, leuk, lollig
geinmaker - clown, fuifnummer, lolbroek, pleziermaker, pretmaker
geintje - aardigheidje, grapje, lolletje
geïntrigeer - gekonkel, konkelarij, kuiperij, slinksheid
geïnverteerd - omgekeerd
geïrriteerd - kriegel
geiser - springbron
geisha - maiko
geïsoleerd - afgesloten, afgezonderd, apart
geit - amathea, bok, met(te), sik, wijfje
geitantilope - gems, kambing-oetan. sneeuwgeit
geit, soort van - markhoorn, sakin, steenbok, thar, toer
geitenbok - sik
geitenbaard - sik
geitenblad - kamperfoelie
geitenbond - chevrette
geitengeluid - mekkeren
geitenhaar - grein, mohair
geitenkaas - chevron
geitenklaver - grein, geitekruid, geiterust
geitenleer - cabretleer, chevreau, corduaan, marokijn, saffiaan
geitenmelker - dagslaper, nachtzwaluw
geitenpoot - zevenblad
geitenras - toggenburger
geitenrust - galigaan
geitensik - geitebaard
geitensoort - alpensteenbok, bezoargeit, huisgeit, markhoor, sakin, schroefhorengeit, thar, toer
geitenziekte - aamt
geitouw - gei
gejaagd - doldriest, gehaast, haastig, heisterig, jachtig, koortsachtig, nerveus, ongeduldig, onrustig, rusteloos, voortgedreven, zenuwachtig
gejaagd (muz.) - agitato
gejaagd heen en weer lopen - heisteren
gejaagd maken - agiteren, opdrijven, verontrusten
gejaagdheid - agitatie, gejacht, haast, onrust, spoed
gejaagdheid uit vrees voor straf - draf
gejakker - gehaast
gejammer - gelamenteer, geweeklaag, jeremiade, lamentatie, misbaar
gejank - gehuil
gejen - geterg
gejoel - getier, geroep, rumoer
gejubel op de zangalerij - jubee
gejudas - gekwel
gejuich - applaus, cheer, exultatie, gejubel, hoera, jubel, vreugdekreten
gek - absurd, bedlamiet, belachelijk, bespottelijk, bezeten, clown, crazy, daas, dol, dwaas, geschift, getikt, grappig, hoerageroep, idioot, kinds, knots, koddig, krankzinnig, kwast, kwibus, laf, lijperd, maf, mal, malloot, marot, mesjoche, mesjoege, mesjokke, nar, oele, ongewoon, ontzind, onwijs, onzinnig, paljas, potsenmaker, stapel, raar, verdwaasd, vreemd, waanzinnig, ijlhoofdig, zinneloos, zonderling, zot
gek (bar.) - olms
gek (te - om los te lopen) - onzinnig
gek doen - mallen
gekakel - babbelarij, gebabbel, gekwebbel, gekwetter, gesnater, snoeverij,
gekal - gebabbel, gepraat
gekamd - gekuifd, kamdragend
gekamd stro - dekriet, glui
gekanaliseerd riviertje in Friesland - Ee
gekanker - basvetterij, basvetting
gekant - afkerig, ertegen, vijandig
gekanteld - omgevallen
gekarteld - ingekeept
gekast - gezet (van diamanten)
gekauwde ingesmeerde betelblad - sirih
gekeeld - gedood, geslacht
gekeerd naar - tegen
gekef - geblaf
gekend - bekend, openbaar, publiek
gekend wordende - bekend
gekenmerkt door - onfortuinlijk, pech, tegenslagen
gekeperd katoen - denim
gekeperd linnen weefsel - dril
gekeperde stof - kamelot, oriëntaal, serge
gekeperd weefsel - dril, pilo,serge
gekeperd weefsel van strijkwol en katoen - napolitaine
gekeperde katoenen stof - oriëntaal
gekeperde stof - buksin, cheviot, dril, merinos, paramat, pilo, ras, serge, tibet
gekeperde wollen stof - serge
gekerm - gesteun
geketend - geboeid, gekluisterd, vastgeklonken
gekeuvel - gebabbel, geklets
gekheden - allotra (Gr.), dwaasheden
gekheid - aardigheid, aperij, boert, dwaasheid, frats, grap, gril, grol, gein, idioterie, klucht, kolder, kortswijl, leut, lol, malligheid, narrerij, nuk, oele, onverstand, onzin, scherts, sottise, zotheid, zotternij
gekheid maken - dollen, mallen, schertsen, stoeien
gekibbel - bisbilles, gehakketak, geharrewar, gehassebas, kibbelarij, kibbeling, kijvage, twist
gekiemde gerst - mout
gekietel - gekriebel
gekkemanswerk - dwaasheid
gekkenpraat - larie, nonsens
gekken - boerten, schertsen
gekkenfeest - narrenfeest
gekkengetal - elf
gekkenhuis - dolhuis, krankzinnigegesticht
gekkennummer - elf
gekkenpraat - dollemanspraat, dollepraat, larie, nonsens, onzin, zotteklap
gekkentaal - zotteklap
gekkenwerk - narrenwerk
gekkenzaad - huttentut
gekkerd - malle, malloot
gekkernij - gekheid, jokkernij, scherts
gekke streek - capriool
gekke streken - fratsen
gekke vent - dwaas, fat, kwast, kwibus, malloot, zot
gekkigheid - dwaasheid, gekheid
gekkigheid maken - schertsen
gekkin - malloot, zottin
gekko - hagedis, reptiel, tokeh
geklaag - gejammer, gelamenteer, misbaar
geklad - geknoei
gekladder - geknoei
geklap - applaus, beuzelpraat, gebabbel, roddel
geklauter - geklim
gekleed - deftig, zondags
geklemd - beknel
geklep - gebeier
geklets - beuzel, gebabbel, gebazel, gebral, gekwebbel, gekwek, geleuter, gepraat, gerel, gewauwel, gezeur, gezanik, gezwam, kletspraat, kletsica, larie, onzin, praterij, quatsch
gekleurd - aangedikt (fig.), colorado, getint, kleurrijk, overdreven
gekleurde kwast - troetel
gekleurd weefsel - batik
gekleurde gipsfiguur voor kerstkribbe - santon
gekleurde katoenen stof - sits
gekleurde kwast - troetel
gekleurde ontbinding van licht - fluorescentie
gekleurde plaat - prent
gekleurde reproduktie - oleografie
gekleurde vlinder - atalanta, nummervlinder
geklieder - geknoei
geklier - gezeur
geklonterde melk - ruiting
geklop - gebons
geklopt touwwerk - pluis
geklots - aanslag
gekluisterd - geketend
geklungel - geknoei
geklutste eieren - struif, roerei
gek mens - dwaas, malle, malloot
geknars - strepitus
gekneed mengsel - deeg
gekneveld - gebonden, onderdrukt
geknikt stuk hout - knie
geknoei - bedrog, fraude, gebroddel, gehaspel, geklungel, gekonkel, gekuip, gemodder, gemors, gepruts, gezanik, intrige, knoeierij, knudde, kuiperij, malversatie, oplichting, pet, prutswerk, slordigheid, zwendel
geknor - gegrom
gekocht - aangeschaft, overgenomen
gekochte goederen weigeren - katten
gekochte voorraad - inslag, inkopen, leeftocht, opslag, proviand, reserve
gekommiteerde - afgevaardigde, gevolmachtigde
gekoncentreerd - aandachtig, ingespannen, verdiept
gekondenseerd - ingedikt, verdicht
gekonjugeerd - toegevoegd
gekonkel - geknoei, mikmak, intrige, konkelarij, kuiperij
gekonstateerd - bekrachtigd, gestaafd, vastgesteld
gekonsterneerd - onthutst, verbaasd, versteld
gekontinueerd - verlengd, vervolgd, voortgezet
gekooktemeelkost - troet
gekookt - gaar, gezoden
gekookt fruit - gelei
gekookt mengsel van lijnolie, pijpaarde en loodwit - plamuur
gekookt sap van vruchten - gelei
gekookt vruchtensap - rob
gekookte lijnolie - plamuur
gekookte rijst - nasi
gekookte spijzen - kokage(oud)
gekoos - geliefkoos, geminnekoos, gevlei
gekorreld marmer - graniet
gekorreldheid - grein, korn
gekostumeerd - verkleed
gekostumeerd feest - maskerade
gekozen - elect
gekozen aanvoerder - bisschop, electo, eletto
gekozene - elect, electo, geliefd, uitverkorene
gekraagde tortelduif - lachduif, ringtortel
gekraak - lawaai
gekraak laten horen - kraken
gekrab - gekriebel
gekrabbel - pataraffe
gekrakeel - gekijf, getwist
gekrenkt - beledigd, gepikeerd, verdrietig
gekreukelde broek - slob(berbroek)
gekreukt - behaaglijk, gemelijk, verfrommeld
gekreun - gekerm, gesteun, gejammer
gekriebel - gekietel, gekrab, gekriebel, gestreel, jeuk
gekriewel - krevel
gekrioel - gewemel, gewoel
gekristalliseerde aluin - aluinmeel
gekristalliseerde azijn - ijsazijn
gekristalliseerde koolstof - diamant
gekristalliseerde suiker - kandij
gekristaliseerde ijzeroxyde - ijzerglans
gekroesd - krullend
gekroesd papier om cotelet of kippepoot - manchet, papillot
gekroesd weefsel - crèpe
gekroesde stof - crèpe, krip
gekromd - gebogen, gebukt, krom, rond
gekromde lijn - curve
gekronkeld - bochtig
gekroond staatshoofd - keizer, koning, tsaar
gekroond hoofd - vorst
gekruid - gepeperd, pikant, prikkelend
gekruide drank - kandeel
gekruid broodje - anijsbeschuitbol, bestel
gekruid nat - saus
gekruid vlees - aspic
gekruide azijnsaus - marinade
gekruide eiersaus - ravigote
gekruide jenever - berenburg
gekruide kaas - komijnekaas, kruidkaas, nagelkaas
gekruide saus - ravigote(saus)
gekruide wijn - negus
gekruide wijnsaus - marinade
gekruist - cruciatus, kruiselings
gekruist evenwijdig traliewerk - roosterwerk
gekruiste vis - muil
gekruld - kroes
gekruld bont van pasgeboren lammeren - astrakan
gekruld zijn - krullen
gekrulde haren - wol
gekrulde zuring - koeleek
gekrijt - gejammer, geklaag, gekrijs
geschreeuw
gekscheerder - grappenmaker
gekscheren - badineren, boerten, dollen, jokken, plaisanteren, railleren, schertsen
gekscherend - lachenderwijs
gekskap - narrenkap
gekskolf - marot, zotskolf
geksspel - dwaasheid, zotsspel
gekte - waanzin
gekuip - corrupte, kuiperij
gekuist - fijn, keurig, kies, zuiver
gekunsteld - artificieel, geaffecteerd, gedwongen, gemaakt, gemaniëreerd, gezocht, kostbaar, kunstmatig, onecht, onnatuurlijk, onnatuurlijk, precieus, vals
gekunstelde bouwstijl - maniërisme
gekunstelde houding - poseren
gekunstelde houding aannemen - pareren
gekunstelde schrijftrant - marinisme
gekunstelde schrijftrant (17e eeuw) - eufuïsme
gekunsteldheid - affectatie, gemaaktheid, maniërisme, onnatuurlijkheid, stijfheid
gekwaak - gekwek
gekwalificeerd - bevoegd, gerechtigd
gekwartierd - ecartelé, gekwartileerd
gekwebbel - geklets
gekweekt voedergras - timotheegras
gekweekte soort papaver - schijnpapaver
gekweel van vogels - getierelier
gekwek - gekwaak
gekwetst - beledigd, geblesseerd, gekrenkt, geraakt, gewond, verstoord
gekwetst kunnen worden - kwetsbaar
gekwetste - gewonde
gekwetter - gekakel, gesnap, gesnater
gekwezel - gefemel, femelarij
gekijf - isbillies, drukte, gekrakeel, getier, getwist, krakeel, lawaai, ruzie, tweedracht, twist
gel - gelantine, gelei, haringingewand
gelaafd - verkwikt
gelaagd gesteente - gneis
gelaagdheid - stratificatie
gelaat - (aan)gezicht, aanschijn, bakkes, facie, mine, ponem, smoel, snoek, snoet, snuit, toet, tronie, uiterlijk
gelaat van een dier - bek, snoet, snuit
gelaat van opzij - profiel, silhouet
gelaatkunde - fysiognomie, proposologie
gelaatkundige - fysionomist
gelaatsafdruk - masker
gelaatskleur - bleek, blos, teint, teint
gelaatspoeder - bedak, blanketsel, rouge
gelaatsschildering - grime, portret
gelaatstrekken - lineament, wezenstrek
gelaatsuitdrukking - fysiognomie, fysionomie, mime, mimiek
gelaatsversiering - baard, bakkebaard, knevel, snor, sik
gelaatsvertrekking - grimas, grijns, grijnslach, mime, sneer, trek
gelach - geschater, hilariteit, schaterlach, vrolijkhid
geladen - affectief
geladen admosfeer - spanning
geladen atoom - ion
geladen waterstofatoom - ion, proton
gelaedeerde - beledigde, benadeelde
gelag - braspartij, lot, orgie, slemppartij, slemperij, vertering
gelaghouder - herbergier, kastelein, kroegbaas, waard
gelachkamer - beierd
gelamenteer - gejammer, geklaag, geweeklaag
gelande - landeigenaar
gelang - mate
gelardeerd - doorregen
gelast - verbonden
gelasten - aanzeggen, bevelen, commanderengebieden, gebieden, opdragen, opgeven, ordonneren, verordenen
gelaster - kwaadsprekerij
gelastigde - agent, commissaris, mandataris
gelaten - abandono, berustend, geduldig, gedwee, geresigneerd, getroost, kalm, lijdzaam, onderworpen, passief, rustig, sedaat, stoïsch, stoicijns
gelatenheid - bedaardheid, berusting, geduld, kalmte, lijdzaamheid, passiviteit, resignatie, stoicisme, zenoisme
gelatine - beenderlijm, lil
gelauwerd - bekroond, versierd
gelauwerd dichter - laureaat
gelazer - geduvel
geld - betaalmiddel, betaling, centen, duimkruid, duiten, entreegeld, financiën, geldsom, kapitaal, kas, lood, loon, masomme, money, moos, munt, pasgeld, pecunia, penning, pingping, poen, poet, specie, spie, splint, ruilmiddel, vermogen,
geld betreffende - financieel, geldelijk, pecunair, pecunieel
geld buiten omloop stellen - demonetiseren
geld (satanisch of duivels) - mammon
geld in kas - baar, cash, contanten
geld inbrengen - deposito, inleggen
geld innen - opsteken
geld lenen op onderpand - belenen
geld maken zonder werken - speculeren, rentenieren
geld op de bank - deposito, saldo
geld ophalen - incasseren
geld ophalen (door orgeldraaier) - mansen
geld opmaken - interen, uitgeven, verteren
geld opnemen - disponeren
geld opsparen - potten
geld opzij leggen - sparen
geld overmaken - gireren, remitteren
geld overschrijven - bankieren, gireren
geld sparen - muiken, potten
geld steken in aandelen - speculeren
geld steken in een onderneming - financieren
geld voor de oude dag - lijfrente, pensioen
geld weggeven - doneren, schenken
geldadel - miljonairs, rijkaards
geldafperser - afdrijver, afzetter, chanteur, knevelaar
geldafpersing - chantage, concussie, knevelarij
geldbakje van straatmuzikant - mans
geldbedrag - geldsom, som
geldbeheerder - bankier, financier, rentmeester
geldbergplaats - beurs, buidel, kluis, safe
geldbeurs - knip, portemonnee
geldbewaarplaats - kas
geldbezit - kapitaal, vermogen
geldbezorger - financier
geldboek - kasboek
geldboete - amende, poene
geldbriefje - biljet
geldbuidel - beurs, portemonnee, portemonnaie, puit
geldelijk - financieel
geldelijke ondersteuning - donatie, subsidie, toelage
gelddorst - geldzucht, goudkoorts
geldduivel - geldhond, geldwolf, mammoon vrek
geldeenheid - valuta
geldelijk - financieel, monetair, pecunair, pecunieel
geldelijk belonen - retridueren, vergoeden
geldelijk bezit - rijkdom, vermogen
geldelijk bezit van de staat - financiën, rijksmiddelen, staatskas, staatskist, staatsmiddelen
geldelijk steunen - subsidiëren
geldelijk tot niets meer in staat - gedallast, gedallest
geldelijk vermogen - fortuin, kapitaal
geldelijk voordeel - gewin, mazzel, winst
geldelijke beloning - gage, honorarium, loon, salaris, vergoeding,
geldelijke bijstand - subsidie
geldelijke dwang - pressie
geldelijke ondersteuning - subsidie, tegemoetkoming, toelage
geldelijke straf - boete, pene, poene
geldelijke toelage - stipendium
geldelijke uitgave - kost
geldelijke uitkering - getuigengeld, toelage
geldelijke verplichting - last, obligo, schuld
geldelijke zorgen - penarie
geldeloos - berooid, blut
gelden - aangaan, deugen, doorgaan, kosten, (mee)tellen, slaan op, strekken, valeren, valideren, vigeren,
gelden beheren - financieren
gelden ontvangen - innen
gelden verduisteren - malverseren
gelden verschaffen - financieren
gelden voor mislezing - stipendium
geldend - geldig, valabel, wettig
Gelderland - Gelre
Gelderland, deel van - Achterhoek, Betuwe,
Bommelerwaard, Liemers, Lijmers, Montferland, Veluwe
Gelders vliegveld - Terlet, Teuge
Gelderse beek - Berkel, Slinge(rbeek)
Gelderse gemeente -
3 Ede, Epe
4 Elst, Lent, Nede, Tiel, Velp, Wehl
5 Bergh, Didam, Gendt, Hedel, Neede, Vuren, Wamel,
Wisch
6 Aalten, Arnhem, Bemmel, Brakel, Druten, Elburg,
Ermelo, Hattem, Heerde, Lochem, Maurik, Nijkerk,
Putten, Renkum, Rheden, Rossum, Voorst, Vorden,
Wijchen
7 Angerlo, Borculo, Brummen, Echteld, Gorssel,
Groenlo, Haatten, Hengelo, Heteren, Huissen, Lienden,
Nijmegen, Zutphen
8 Doesburg, Eibergen, Ubbergen, Zevenaar
9 Apeldoorn, Barneveld, Culemborg, Dinxperlo,
Dodewaard, Groesbeek, Harderwijk, Maasdriel,
Millingen, Oldebroek, Pannerden
10 Doetinchem, Gendringen, Wageningen,
Winterswijk, Zaltbommel
11 Westervoort
12 Geldermalsen, Heerewaarden, Scherpenzeel
13 Hummelo Keppel, Lichtenvoorde
Gelderse hoofdstad - Arnhem
Gelderse plaats -
4 Ewijk, Ulft, Velp
5 Driel, Eefde, Uddel
6 Dieren, Ruurlo
7 Barchem, Dreumel, Leeuwen, Vaassen
8 Nunspeet
Gelderse roos - balroos, mispelbloem, sneeuwbal
geldgever - sponsor
geldgier - goudduivel, hebzucht, griffioen, Harpagon
gelddaren - sparen
geldgod - Mammon, Plutus
geldgordel - gelddoosje
geldhandel - bankbedrijf
geldhandelaar - bankier, financier
geldheerschappij - plutocratie, plutokratie
geldheffing - belasting
geld huishouding - maatschappij
geldig - aannemelijk, competent, deugdelijk, echt, gangbaar, gegrond, goed, juist, legaal, profijtelijk, rechtsgeldig,
valabel, valide, vigerend, wettig
geldigheid - validiteit
geldigheidstijd - looptijd
geldigverklaring - legalisatie, validatie, wettiging
geld inbrengen - deposito, inleggen
geld in kas - baar, cash, contanten
geld inleggen - lappen, zetten
geld innen - opsteken
geld instelling - bank
geldinzameling - collecte
geldkast - kluis
geldkistje - cassette
geldknip - beugel
geldkoning - financier
geldlade - kassa
geldlening met schip als onderpand - bodemerij
geldlening tegen onderpand van effecten – nolongati-
geldmiddelen - financiën, kapitaal
geldnemer - lener
geldnood - penarie
geldomloop - circulatie
geld ontvangen - beuren, incasseren, innen
geldontwaarding - devaluatie, inflatie
geld ophalen - incasseren
geldophaler bij een draaiorgel - manser
geld opmaken - interen, uitgeven, verteren
geld opsparen - potten
geld opzij leggen - sparen
geld overmaken - gireren, remitteren
geldovermaking - remise
geldprijs - koers, waarde
geldregering - timocratie
geldschaaltje - muntwaag
geldschieter - actionair, actionist, bankier, belegger, crediteur, faiseur, financier, geldman, lener, prolongant, woekeraar,
geld slaan - munten
geldsom - bedrag, kapitaal
geldsom die betaald moet worden somma, waarde
geldspeler gokker, speculant
geld steken in aandelen - speculeren
geldstelsel - valuta
geldstraf - achterwiel, bekeuring, boete, pene, poene
geldstuk cent, daalder, dubbeltje, duit, euro, florijn, gobang (Indon.), gulden, knaak, kwartje, munt, muntstuk, numis, oortje, penning, pop, riks, rijksdaalder, schelling, schijf, stuiver, sou
geldstuk (fr) - sou
geldtas - beurs, buidel
geldswaarde - bedrag, valuta
geldwaarde (Eng.) - P.,St.
geldswaarde van een aandeel - koers
geldswaardig papier aandeel, bankbiljet, betaalcheque, cheque, coupon, dividendbewijs, effect, fonds, grootboekinschrijving obligatie, pandbrief, postbewijzen, promesse, stuk, tegoed bon, waardepapier, wissel
geldsysteem voor uitkeringen - verzekeringen
geldtasje - portemonnee, portemonnaie
geldtransactie - koop
geldtransactie tot stand brengen - koop
geldverdiener - moneymaker
geldverduistering - malversatie
geldverlegenheid - geldgebrek, penarie
geld voor het stallen - stalgeld
geldvoorraad kas
geldwaardig papier - betaalcheque, effect
geld weggeven - doneren, schenken
geldwezen - financiën
geldwisselaar agioteur
geldwisselkantoor - change
geldwolf - duitendief, gierigaard, gortenteller
geldzak - beurs, buidel
geldzending remise
geldzorgen - misère, nooddruft
geldzucht - gouddorst, inhaligheid
geldzuchtige - goudduivel
gele aardhars - retiniet
gele aardsoort oker
gele bladkleurstof - xantofyl
gele drank - citroen, citroenjenever
gele ganzebloem - strobloem
gele granaat topasoliet
gele harsachtige kleurstof - morine
gele kleurstof in meekrap - oker, xanthine
gele koorts, overbrenger van het virus - Aëdes
gele kwikstaart - koevinkje
gele licht brandbare stof zwavel
gele lis - ooievaarsbloem
gele loofvogel lopertje
gele mier uit Egypte - faraomier
gele narcis - paaslelie
gele paardebloem - hengel
gele perzik - mercaton
gele plantenkleurstoffen - flavonen
gele plomp kruik
Gele rivier - Hwang(h)o
gele vaseline met terpentijn - kloosterbalsem
gele vederik - teunisbloem
gele verfstof - berggeel, cadoniumgeel, luteoline, massicot, oker, oreade
Gele zee - Hwang-hai
gele zoetigheid - honing
geleden afgelopen, her, passé, terugblik, voorbij
gelederen - kring
geleding - gelid, gewricht, insnijding (kust), lid, segment, verbinding
geleed apocyt(isch), gearticuleerd, samengesteld
geleed dier - duizendpoot, insect, krab, kreeft, rups, spin
geleedpotige - arthropoda
geleedpotig dier duizendpoot, hooiwagen, insekt, krab, kever, kreeft, kruisspin, roofspin, spin, tor
geleend geld - lening
geleend goed - leen
geleende geldsom - lening
geleerd bekwaam, belezen, deskundig, erudiet, geletterd, knap, kundig, letterheid, letterwijs, lettre, onderlegd, onderwezen, prifessoraal, savant, wijs
geleerd taalkundige - linguïst
geleerd twistgesprek - dispuut
geleerde - letterheid, professor
geleerde Hindo - Pandit
geleerde (moh.) - molla, mollah
geleerde uit Rotterdam afkomstig Erasmus
geleerde verhandeling - dissertatie, proefschrift
geleerde vrouw blauwkous, doctoranda, savante
geleerdheid eruditie, kennis, kundigheid, wijsheid
gelegen - apropos, gelocaliseerd, gesitueerd
gelegen komen - conveniëren, pas
gelegen komend - opportuun, welkom
gelegen komende - welkom
gelegen zijn - liggen
gelegen zijn aan belenden
gelegenheid aanleiding, etage, evenement, inrichting, kans, mogelijkheid, moment, occasie, plaats, ruimte, stade, situatie, testade, zaak
gelegenheid geven - aflaten
gelegenheid tot overnachten herberg, hotel, jeugdherberg, logies, motel
gelegenheid tot verblijf logies
gelegenheidskleding avondtoillet, gala, jacquet, rok, smoking
gelegenheidskoopje occasion
gelegenheidskostuum - rok, smoking
gelegenheidspolitiek - opportunisme
gelegenkomend - geschikt, opportuun, vanpas, welkom
gele granaat - topasoliet
gelei - aspic, dril, jam, lil, vruchtenmoes
geleiachtig - colloïdaal
geleiachtig afval - dril, lil
geleiachtig eiwitpreparaat - gelatine
geleiachtige benzine napalm
geleiachtige massa - dril
geleiachtige stof gel, gelatine
geleibiljet - cedel, ceel, consent, permit
geleiboom - leider
geleibrief - permis, vrijbrief
geleidebuis van leer of zeildoek mamiering
geleide - bescherming, comitaat, conduct, escorte, gevolg, gids
geleide economie dirigisme
geleidebiljet ceel, cedel, permit
geleidebuis van leer - mamiering
geleidelijk allengs, effenaan, geordend, geregeld, getemporiseerd, gradueel, langzaam, langzaamaan, ordelijk, regelmatig, rustig, stilaan,
geleidelijk verval - afname, decadentieteruggang, terugloop, verloop
geleidelijk zich ontwikkelen - evolueren
geleidelijke afsterving van de cellen - necrobiose
geleidelijke ontwikkeling evolutie, groei
geleidelijke overgang - evolutie
geleidelijke uitbreiding - escalatie
geleidelijke vermindering der ziekteverschijnselen - lysis
geleiden begeleiden, escorteren, flankeren, leiden, vergezellen, voeren
geleidend maken - ioniseren
geleider cicerone, conductor, gids, loods
geleider - chaperon, cipier
geleider (elek.) - conductor
geleider van olifant kornak
geleider van pakpaard - batman
geleider van toeristen gids, cicerone
geleiding maken - ioniseren
geleidster van een jonge dame chaperonne
geleigeest - beschermengel
geleischip - konvooier, konvooischip
gelest gestild
geletterd - belezen, erudiet, geleerd, knap, kundig, lettre, literaat, wijs
geletterde lettré, literator
geletterdheid - alfabetisme, eruditie
geleuter - geduvel, geklets gemier, gepeuter, gezanik, gezeur, gezwam, kletspraat, mallepraat
geleverd door een koe - melk, zuivel
geleverd door een olifant - ivoor
geleverd door een schaap - wol
geleverd door het land - graan, voedsel
gelid - file, geleding, geslacht, lid, rij, ris
geliefd begeerd, bemind, dierbaar, getapt, gezouitverkorencht, favoriet, geliefkoosd, gewild, gezien, lief, populair,
geliefde - aanbedene, amant, belle, beminde, favoriet, liefje, maitresse, minnaar, minnares, uitverkorene, vlam
geliefde van Abelard Heloïse
geliefde van geliefde van Aeneas Dido, Lavinia
geliefde van Alexander de Grote Thaïs
geliefde van Alkmene - Elfio, Europa
geliefde van Amor - Psyche
geliefde van Antonius Cleopatra
geliefde van Apollo - Cyrene, Daphnis, Kaliope
geliefde van Artemit - Endymion
geliefde van Bob Daphne
geliefde van Cupido Psyche
geliefde van Dante Beatrice
geliefde van Daphnis Chloë
geliefde van Demosthenes - Laïs
geliefde van Dido - Aeneas
geliefde van Don Quichot - Dulcinea
geliefde van Endymion - Artemis, Selene
geliefde van Eros - Psyche
geliefde van Heloïse Abelard
geliefde van Hercules - lole
geliefde van Hero - Leander
geliefde van Heros - Leandros
geliefde van Isolde Tristan
geliefde van Jacques Perk Mathilde
geliefde van Jupiter Latona
geliefde van Julius Caesar Cleopatra
geliefde van Jupiter - Latona, Leto
geliefde van Leander - Hero
geliefde van Mimnermus - Nanno
geliefde van Pericles Aspasia
geliefde van Perk - Mathilde
geliefde van Petrarca Laura
geliefde van Pyramus Thisbe
geliefde van Radames - Aïda
geliefde van Romeo Julia
geliefde van Rougeleaa Bettina
geliefde van Saidjah - Adinda
geliefde van Samson - Oelila
geliefde van Selene - Endymion
geliefde van Theseus Ariadne
geliefde van Tristan Isolde
geliefde van Venus - Anchises
geliefde van Zeus Aegina, Alkmene, Antiope, Demeter, Dione, Europa, Hera, Juturna, Lamia, lo, Leto, Loda, Maera, Maia, Metis Semele, Themis,
geliefhebber amateurisme, dilettantisme
geliefkoos - gevlei
geliefkoosd - bemind, dierbaar, geliefd
geliefkoosd onderwerp stokpaardje
gelieven - behagen, goedvinden, minnenden, willen
gelig - tanig, vergeeld
gelig maken - gelen
gelige licht ontvlambare stof - zwavel
geliggen - bevallen, kramen
gelijk - conform, dezelfde, dito, doorgaand, eender, eenparig, eensluidend, eenzelvig, effen, effenen, egaal, eigenste, enerlei, equaal, equivalent, even, evenals, evenbreed, eveneens, evenhoog, evenlang, evenmatig, evenveel, evenzo, gelijkertijd, gelijkluidend, gelijkvormig, glad, hetzelfde, idem, identiek, intussen, iso, it, kiet, onbeslist, ondertussen, onderwijl, ongewijzigd, onveranderd, overeen, overeenkomst, parallel, pari, part, plat, quitte, rechtstreeks, remise, simultaan, sprekend, tegelijk, uniform, vlak, zoals
gelijk (Lat.) - par
gelijk aan - evenals, identiek, synoniem
gelijk aan minimale waarde à pari
gelijk aan waarde - pari
gelijk blijven - bijbenen
gelijk doen - meteen
gelijk en cilindervormig rolrond
gelijk en gelijkvormig - congruent
gelijk gekleed uniform
gelijk in betekenis - synoniem
gelijk in samenstelling - iso
gelijk in talent - peer
gelijk in uiterlijk uniform, evenbeeld
gelijk maken - adjusteren, aplaneren, elimineren, nivelleren, planeren, wegwerken
gelijk op sam sam
gelijk spel - onbeslist, remise
gelijk van inhoud - eensluidend
gelijk van vorm isomorf
gelijk verdeeld - isometrisch
gelijk vooraf - us
gelijkbaar - quasi
gelijkblijvend - regelmatig
gelijkdurig - isochroon
gelijke - confrater, collega, dezelfde, dubbelganger, eendere, evenbeeld, evenknie, gade, genoot, gezel, hetzelfde, maat, medemens,naaste, pair, partuur, portuur, recent, weerga,
gelijke betekenis hebbend equivalent, identiek, synoniem
gelijke driehoekige vakken - gegeerd
gelijke gedaante - isoform
gelijke kleding uniform, tenue
gelijke optische eigenschappen hebbend - isotoop
gelijke schaakstelling - pat
gelijke spanning - isotoon
gelijke stemmen (muz.) - ve (voci equali)
gelijkelijk - evenzeer, tegelijk
gelijken egaleren, evenaren, overeenkomen, pares, stroken
gelijken op - aarden, slachten
gelijkenis afbeelding, beeld, evenbeeld, metafoor, model, overeenkomst, parabel, portret, vergelijking
gelijkerwijze evenals, evenzo, zoals
gelijkgeaard eendrachtig, homogeen, homogeniteit
gelijkgeaardheid eendrachtigheid, homogeniteit
gelijkgerechtigheid - pariteit
gelijkgesteld in rechten - gemancipeerd
gelijkgestemd - eendrachtig, eenstemmig, gelijkgezind, zuiver
gelijkgezind eensgezind, unaniem, verwant
gelijkgezinde - geestverwant, medestander, partizaan, verwante
gelijkheid akkoord, analogie, congruentie, eenheid, egalité, egaliteit, emancipatie, equivalentie, evenwicht, identiteit, iso, overeenkomst, pariteit, uniformiteit
gelijkheid (Fr.) - egalité
gelijkin aantal - even
gelijkheid in afmeting isometrie
gelijkheid in vorm maar met verschil in betekenis - homonymie
gelijk in uiterlijk - evenbeeld
gelijkheid van atoomkern met zelfde massanummer - isobaar
gelijkheid van beginklank - alliteratie, beginrijm, stafrijm
gelijkheid van denkbeeld met een andere uitdrukking - tautologie
gelijkheid van duur - isochronisme, isochroniteit
gelijkheid van klank - isofonie, rijm
gelijkheid van klinker assonantie
gelijkheid van koers op verschillende plaatsen - pariteit
gelijkheid van luidheid aangewende lijn - isofoon
gelijkheid van maat - isometrie
gelijkheid van meetkundige figuren - congruentie
gelijkheid van mening - akkoord, overeenstemming
gelijkheid van temperaturen aangevende lijn - isotherm
gelijkheid van voortplantingscellen isogamie
gelijkheid van vorm - isomorfie
gelijkheid van waarde - equivalentie
gelijkhoekig - isogonaal, isogonisch, isogoon
gelijkkleurig egaal
gelijkklinken - stemmen
gelijkklinkend - homofoon
gelijkleggen - effenen
gelijklettergrepig - parisyllabisch
gelijklopend - evenwijdig, overeenkomende, parallel, vergelijkbaar
gelijklijkend - eender, overeen
gelijkluidend - eensluidend, gelijknamig, homoloog, homoniem, overeenkomend, unisono
gelijkluidend doch met verschillende betekenis - homoniem
gelijkmaken assimileren, effenen, egaliseren, nivelleren, vlakmaken
gelijkmaker egalisator
gelijkmaking aanpassing, assimilatie, effening, egalisatie, egalisering, emancipatie, exequatie, nivellering, perequatie, slechting, sloping, unificatie, vereffening
gelijkmatig eenparig, effen, egaal, equaal, evenwichtig, gelijkmoedig, gestaag, glad, homogeen, homoloog, proportioneel, regelmatig, symmetrisch, uniform, vlak, vloeiend
gelijkmatig en kalm - flegmatiek
gelijkmatige algemene loonsverhoging loonrondo
gelijkmatige verdeling - gelijkmaking, peraequatie, vereffening
gelijkmatigheid - egaliteit, enerlei, evenzeer, gelijk, glad, homoniem, symmetrie, vlak
gelijkmiddelpuntig concentrisch
gelijkmoedig bedaard, evenwichtig, geduldig, kalm, lacide, onverstoorbaar, stoïcijns,
gelijknamig - effen, enerlei, gelijk, gelijkluidend, glad, homoloog, homoniem, vlak
gelijkrichter - egalisator
gelijkslachtig analoog, gelijksoortig, homogeen, homoloog, soortgelijk
gelijksoortig analoog, enerlei, gelijkwaardig, homogeen, homoloog, eendrachtig, soortgelijk, synchroon, tegelijk
gelijksoortigheid - homogeniteit
gelijkstaan - overeenkomen
gelijkstaan met - evenaren
gelijkstellen - emanciperen
gelijkstelling - assimilatie, coördinatie, emancipatie, indentificatie
gelijkstelling voor de wet - emancipatie
gelijktijdig contemporain, contemporair, gedurende, gelijk, hangende, inmiddels, inter, intussen, meteen, middelerwijl, ondertussen, onderwijl, seffens, simultaan, staande, synchronisch, synchroon, tautochroon, tegelijk, tegelijkertijd, terwijl, terzelfdertijd, tevens, tijdens
gelijktijdig afvuren van een aantal vuurwapens - salvo
gelijktijdig klinken van enkele noten - akkoord, harmonie
gelijktijdig losbranden van vuurwapens - salvo
gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten - polymetriek
gelijktijdig optreden van verschijnselen synchronisme
gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten polymetriek
gelijktijdig plaats vinden van twee gebeurtenissen - synchronisme
gelijktijdig rijp zijn - homogaam
gelijktijdige aanwezigheid van een lichaam op twee plaatsen - bilocatie
gelijktijdigheid - coïncidentie, simultaniteit, synchronisme
gelijk van vorm - isomorf
gelijkvleugelig insekt bladluis, cicade, kermes, luis, platluis, termiet, wandluis
gelijkvloers begane beneden, grond, parterre
gelijkvloerse verdieping - parterre
gelijkvormig analoog, eenvormig, conform, congruent, identiek, isomorf, uniform
gelijkvormigheid conformiteit, conformisme, uniformiteit
gelijkwaardig adekwaat, adequaat, equivalent, identiek, pari,
gelijkwaardig zijn pariteit
gelijkwaardige equivalent, evenknie
gelijkzijdige, scheve vierhoek - ruit, rhombus, toverrad
gelijnd - gelinieerd
gelimiteerd - begrensd
gelinieerd - gelijnd
geling - geelzucht, icterus
gelinieerd - belijnd, gelijnd
geloei - gehuil
gelofelijk aannemelijk
gelofte belofte, bezwering, eed, getuigenis, laudum, pollicitatie votum
geloften vota
geloftesteen - votiefsteen
geloftetafel - votietafel
gelogen - onwaar
gelogen kwaad - laster, smaad
geloken dicht, gesloten, oogluikend, overeenkomen, toe
geloochend - negatur
geloof - confessie, blijk, blijk geven, fides (Lat.), fiducie, fidutie, geloofsleer, gezindheid, gezindte, gezondheid, godsdienst, leer, mening, overtuiging, piscis, religie, vertrouwen
geloof aan beelden - idolatrie
geloof aan één God monotheïsme
geloof aan mirakelen wondergeloof
geloof aan onmiddellijk van de Godheid uitgaande openbaringen supernaturalisme
geloof dat geen geloof mogelijk is agnosticisme, scepsis
geloof in de toekomst chiliasme, optimisme
geloof in duizendjarig rijk chiliasme
geloof in geen God atheïsme
geloof in geesten spiritisme, bijgeloof
geloof in meer dan een God - polytheïsme
geloof in mirakelen - wondergeloof
geloof in wetenschap sciëntisme
geloof verlaten afvallen
geloofbaar aannemelijk, croyabel
gelooflijk - aannemelijk
geloofsafval apostasie
geloofsafvallige apostaat, ketter, renegaat
geloofsartikel - dogma, geloofspunt, leerstuk, geloofswaarheid
geloofsbelijdenis confessio, credo
geloofsbelijdenis aanhangend - confessioneel
geloofsbode - apostel
geloofsbrief - accreditief
geloofsbrieven credentialen
geloofsgemeenschap - gemeente, sekte
geloofsgericht - inquisitie
geloofsgetuige - martelaar, martelares
geloofsheld - Gideon
geloofsleer catechismus, dogma, dogmatiek, geloof, godsdienst kerkleer, religie
geloofsleerling catechumeen , catechumenaat
geloofsonderricht catechisatie
geloofsonderzoek - inquisitie
geloofsonderzoeker - inquisiteur
geloofspartij - kerk(genootschap), sekte
geloofspunt - dogma, leerstelling
geloofsrechtbank inquisitie
geloofsrechter inquisiteur
geloofsregel - canon, richtsnoer, wet
geloofsstelsel - religie
geloofs twist - godsdiensttwist
geloofsverdediger apologeet
geloofsverdediger uit de middeleeuwen - kruisvaarder
geloofsverdediging apologie
geloofsverdeler - scheurmaker, schismaticus
geloofsverdeling scheuring, schisma
geloofsverklaring - belijdenis
geloofsverkondiger - apostel, dominee, evangelist, missioonaris, predikant, prediker, zendeling
geloofsverkondiging - predikatie, prediking, preek, sermoen
geloofsverloochening - apostatie
geloofsvervolger in het oude Rome - Nero
geloofsvervolger in Nederland - Alva
geloofsverwant - geloofsgenoot
geloofsverzaker afvallige, apostaat, deserteur, dwaalgeest, heiden, ketter, mam(m)eluk, ontrouwe, rebel, renegaat
geloofsverzaking - apostasie
geloofsijver - zelotisme
geloofszaken - spiritualiën
geloofwaardig - authentiek, aannemelijk, betrouwbaar, controleerbaar, echt, geloofbaar, officieel, plausibel, reëel, vertrouwenswaardig, waarachtig
geloofwaardigheid - aannemelijkheid, betrouwbaarheid, authenticiteit, plausibiliteit
gelooide huid bazaan, leer, leder
gelooid schapenvel - bezaan
geloop gedraaf, geren, lopen
gelouterd - geraffineerd
geloven - aannemen, belijden, denken, dunken, menen, oordelen, vertrouwen
gelovende aan het noodlot - fatalistisch
gelovig - godsdienstig, religieus, vroom
gelovige - belijder
gelp - tierig
Gelre Gelderland
geltharing hommer
gelubd - gecastreerd, gesneden
gelui gebeier
geluid beng, bons, flap, gebonk, gebons, gegons, geklap, geknal, geratel, gerucht, getik, gil, herrie, kabaal, kik, klank, klap, klets, klop, klots, knal, kreet, lawaai, leven, muziek, nies, rumoer, sonus, stem, tik, toon
geluid bij onweer - donder
geluid om aandacht te trekken pst
geluid van baby blèren, kraaien
geluid van bazuin schallen, toeten
geluid van beer brommen, grommen
geluid van bij gonzen, zoemen
geluid van blaren geritsel, ritselen
geluid van brekend glas gerinkel, rinkelen
geluid van buffel blazen, bulken, snuiven
geluid van duiven gekir, gekoer, kirren, koeren
geluid van eenden - snateren
geluid van everzwijn knorren
geluid van ezel ia, balken, gebalk
geluid van gans gak
geluid van gewonde kermen, kreunen, steunen
geluid van golven geklots, klotsen
geluid van grote trompet bazuingeschal
geluid van hart bonzen, slaan
geluid van hert brommen, reutelen, schreeuwen
geluid van hommel blozen, brommen, hommelen
geluid van hond, jakhals, hyena bassen, blaffen, grommen, janken, keffen
geluid van houtvuur knetteren, suizen
geluid van huiskrekel krekelen, krieken
geluid van jonge vogel piepen
geluid van kat blazen, gespin, m(i)auwen, ronken, spinnen
geluid van kikker kwaken, kwekken, rikkikken
geluid van kippen - kakelen
geluid van klok slaan, tikken
geluid van koe bulken, loeien
geluid van konijn piepen
geluid van krekel kriepen, piepen, ritselen, (t)sjirpen, zingen
geluid van krokodil jammeren
geluid van leeuw briesen, briezen, brullen, grollen
geluid van meikever gonzen, ronken, zoemen
geluid van mug dommelen, gonzen, zingen
geluid van muis knagen, piepen, ritselen
geluid van olifant beren, trompetten
geluid van paard briesen, hinniken, proesten, snuiven
geluid van poes - spinnen
geluid van ratelslang ratelen
geluid van rinoceros beren
geluid van schaap, geit blaten, blèren, mekk(er)en
geluid van slang biezen, bissen, sissen, ratelen, sijfelen
geluid van slot klik
geluid van stier brullen, knorren
geluid van tijger brullen, knorren
geluid van uil gekras, krassen
geluid van vallend voorwerp bons, dreun, klap, plons
geluid van vallende druppel pats, pets
geluid van varken knorren
geluid van vlammen geknetter, geloei, knetteren, loeien
geluid van vleermuis piepen
geluid van vliegen gonzen, ronken
geluid van vogel zingen
geluid van vos blaffen, janken, keffen
geluid van vuurwerk knallen, knetteren, ploffen
geluid van water kabbelen, klotsen, murmelen ruisen
geluid van wind blazen, bulderen, fluiten, gieren, loeien, ruisen, suizen, zoeven
geluid van wolf huilen
geluid van zwijn gieren, knorren, knuffen, snorken
geluid waarnemen horen
geluidbreker demper, geluiddemper
geluiddemper geluidbreker, sordino, sourdine
geluiddemper van een motor - knalpot
geluiddover - demper, sourdino
geluidje - kik
geluidkunde akoestiek
geluidkundig akoestisch
geluidloos - onhoorbaar, stil
geluidloosheid - stilte
geluid makend insekt krekel
geluid makend voorwerp rommelpot
geluid makende baken - belboei, brulboei
geluid nabootsing - klats, klets, onomatopee, pang
geluid overdracht door lichtstralen - radiofonie
geluid producerend - geluidgevend
geluid voortbrengen - luiden
geluid voortbrengend geluidgevend
geluid voortbrengend apparaat -grammofoon, microfoon, motor, radio, recorder, televisie, versterker
geluidwerend maken - isoleren
geluidwerend materiaal - isolatie
geluidsband- tape
geluidschouwer - fonoscoop
geluidsdeskundige - acousticus
geluidsfilm - movietone
geluidsleer acoustiek, acustica, akoestica, akoestiek
geluidsmaat decibel
geluidsoverbrenging - telefonie, telefoon
geluidsregistratie - opname
geluidssterkte - volume
geluidstechniek - membraan
geluidstrechter - megafoon, microfoon
geluidsversterker megafoon
geluidsvoortplanting - akoestiek
geluidswagen - omroepwagen, reportagewagen
geluidsweerkaatsing - echo, galm, resonantie
geluimd - gehumeurd, gemutst, gestemd
geluk bezit, bof, buitenkansje, fortuin, Fortuna, gelukje, heil, licht, lot, luk, mazzel, meevaller, oentoeng, slagboer, succes, toeval, tref, veine, vervoering, voorspoed, welvaart, welzijn, zaligheid, zegen, zegening
geluk hebben boffen, treffen
geluk aanbrengend voorwerp amulet, mascotte, talisman, totem
geluk ermee - proficiat
geluk hebben - boffen, sloffen, treffen
geluk hebbend - fortuinlijk
gelukhebbende - bofferd, fortuinlijke, gelukkige, gezegende, zwijnjak
gelukaanbrengend voorwerp - amulet, mascotte, talisman, totem
gelukaanbrenger - mascotte
gelukgewenst - gefeliciteerd, proficiat
gelukje baai, bof, fortuin, gok, kans, luk, meevaller, toeval, tref, treffer, veine
gelukken - beteren, meelopen, slagen
gelukkig blij, felix (Lat.), fortuinlijk, gezegend, goddank, goed, gunstig, happy, tevreden, voorspoedig, zalig
gelukkig bezit - genot
geluk bij het spel - veine
gelukkig herdersland - arcadia
gelukkig land dat niet bestaat - Utopia
gelukkig toeval bof, fortuin, kans, mazzel, meevaller, tref, treffer
gelukkig verblijf - dorado, eldorado
gelukkig zijn - veine
gelukkige - boffer, mazzelaar
gelukkige afloop - succes
gelukkige omstandigheden - buitenkansje, zegen
gelukkige vondst - trouvaille
gelukkigheid - zaligheid
geluksgodin Fortuna
gelukskantoor - loterijkantoor
gelukskind - mercurlale, zondagskind
geluksmoraal - eudaemonisme
geluksnummer - staartnummer, winner
gelukspoppetje billiken, mascotte, nénette
geluksspel - hazard, kansspel, loterij
geluksspinnetje - aardmijt, fluweelmijt
geluksstaat - Utopia
geluksstoot (in het spel) - beest, raceroe, ruiker, zwijn
geluksvogel - boffer, bofkont
gelukt geslaagd
gelukwens congratulatie, felicitatie, gratulatie, heilwens
gelukwensen - complimenteren, feliciteren
gelukwensing - felicitatie
gelukzalig oord - Eden, elysee, nirwana, paradijs
gelukzalige hemeling
gelukzalige engel - hemeling
gelukzaligheidsleer - eudemonisme
gelukzoeker avontuur, avonturier
geluw geel, geelachtig, geelzucht, icterus
gemaakt - aangeleerd, aanstellerig, afgemeten, confectie, geaffecteerd, gedwongen, gefabriceerd, gehuicheld, gekunsteld, gespeeld, gezocht, geveinsd, made, onecht, onnatuurlijk, precieus, stijf, vervaardigd, voorgewend
gemaakte bloemen - kunstbloemen
gemaakt deftig - parmantig
gemaakte stof van geitehaar en wol - barkan
gemaaktheid - aanstellerij, affectatie, allure, gekunsteldheid, precieusheid, prosopopeia, stijfheid
gemaal echtgenoot, e(e)ga, ga(de), gezanik, gezeur, herrie, man, molen, overlast, pomp, stoomgemaal, watermolen
gemaal van Agrippina - Germanicus
gemaal van Amphitrite - Poseidon
gemaal van Andromache - Hector
gemaal van Andromeda - Perseus
gemaal van Apsaria - Pericles
gemaal van Atamas - Ino
gemaal van Atossa - Darius
gemaal van Bernice - Ptolemaeus
gemaal van Charis - Hephaistos
gemaal van Chloris - Zephyrus
gemaal van Clytaemnestra - Agamemnon
gemaal van Desdemona - Othello
gemaal van Deïanira - Hercules
gemaal van Eurydice - Orfeus
gemaal van een vorstin - prinsgemaal
gemaal van Frigg Odin
gemaal van Gaea - Uranus
gemaal van Guinevere - Arthur
gemaal van Hecuba - Priamus
gemaal van Helena - Menelaos
gemaal van Hera - Zeus
gemaal van Hermione - Orestes
gemaal van Hersilia - Romulus
gemaal van Ilione - Polymnestor
gemaal van Isis - Osire, Osiris
gemaal van Juno - Jupiter
gemaal van Lavina - Aeneas
gemaal van Leda - Thyndareüs
gemaal van locaste - Laïus, Oedipus
gemaal van Medea - Jason
gemaal van Niobe - Amphion
gemaal van Octavia - Antonius
gemaal van Oenone - Paris
gemaal van Penelope - Odysseus
gemaal van Persephone - Hades
gemaal van Proserpina - Pluto
gemaal van Ran - Aegir
gemaal van Rhea - Cronus
gemaal van Tethys - Oceanos
gemaal van Thaïs - Ptolemaeus
gemaal van Tethys - Okeanos, Peleus
gemachtigd - bevoegd
gemachtigde afgevaardigde, bevoegde, chargé, depute, gecommitteerde, gedelegeerde, lasthebber, mandataris, zaakgelastigde, zaakwaarnemer
gemagnetiseerde schijf - floppydisk
gemak bedaardheid, bestekamer, comfort, commoditeit, commodum, gerief(lijk), geriefelijkheid, kalmte, komfort, privaat, rust, stade, stilletjes, testade, toilet, wc
gemak (Fr) - aise
gemak gevend - gerieflijk
gemakkelijk allicht, behaaglijk, bereidwillig, comfortabel, commodo, eenvoudig, faciel, gedwee, geredelijk, gereed, geriefelijk, gerieflijk, gesmeerd, goed, grif, handelbaar, handzaam, kalm, komfortabel, kwiek, licht, lichtelijk, luchtig, makkelijk, pluis, rustig, simpel, vlot, vrolijk,
gemakkelijk baantje sinecure
gemakkelijk beweegbaar - flexibel, licht
gemakkelijk breekbaar broos, bros, teer
gemakkelijk bij zich te dragen tasje - necessaire
gemakkelijk en weelderig leventje - prinsenleven
gemakkelijk gevend - goedgeefs, mild, vrijgevig
gemakkelijk glijdend - glad, glibberig
gemakkelijk karweitje - peuleschil
gemakkelijk leventje - vakantie
gemakkelijk onderkenbaar - kennelijk
gemakkelijk, ongedwongen - vloeiend
gemakkelijk pratende Indische vogel - bettet
gemakkelijk splijtbare stof - micat
gemakkelijk te begrijpen - bevattelijk, duidelijk
gemakkelijk te behandelen - mariabel
gemakkelijk te kauwen - mals
gemakkelijk te kruimelen - bros
gemakkelijk te verdragen - licht
gemakkelijk vocht opzuigend - hydrofiel
gemakkelijk voordelig en doelmatig - handig, praktisch,
vindingrijk
gemakkelijke en onverwachte bijverdienste - grijpstuiver
gemakkelijke leuningstoel - bergere
gemakkelijke stoel berceuse, bergere, club, clubfauteuil, crapaud, dormeuse, fauteuil, kussenstoel, leunstoel, ligfauteuil, ligstoel, ruststoel, schommelstoel, sta-op stoel, zorgstoel,
gemakkelijke vaardigheid - flair
gemakkelijkheid - faciliteit
gemakken - commoda
gemakstoel - stilletje
gemakzucht - laksheid, luiheid
gemakzuchtig allicht, (ge)makkelijk, laks, licht, lui, wel, zeer
gemalen biefstuk - tartaar
gemalen eikenschors - looi, run
gemalen graan - mee mout
gemalen koren - tarwemeel, gerstemeel
gemalen polijstaarde tripelpoeder
gemalen rode, dakpannen - gravel
gemalen rogge - roggemeel
gemalen schelpen grit
gemalen tabak - snuif
gemalen talksteen - speksteenpoeder
gemalen tufsteen tras
gemalen vlees - gehakt
gemalin echtgenote, eega, gade, huisvrouw, levensgezellin vrouw, wederhelft
gemalin van ... zie gade van
gemanierd - gemaniëeerd, welopgevoed
gemanierde vrouw dame
gemanierdheid - beleefdheid, beschaving, fatsoen, manieren
gemankeerd - mislukt
gemar - gedraal, getalm
gemarineerd - ingelegd
gemarkeerd gemerkt, (muz.) marcato
gemarmerd glas - marbriet
gemartel - gepijnig
gemaskerd - bedekt, larvatus, vermomd, verborgen
gemaskerd bal - dans, maskerade, mom, redoute
gemaskerd feest - maskerade
gemarmerd glas marbriet
gemaskerd bal bal masqué, maskerade, redoute
gematigd (muz.) adagio, andante, moderato
gematigd bedaard, bezadigd, gemodereerd, getemperd, kalm, maathoudend, matig, moderaat, tamelijk, verzacht
gematigdheid matiging, moderatie
gember (Ind.) - djae, djahe
gemberachtig gewas - cardamon, kardamon
gemeen abject, achterbaks, algemeen, arglistig, banaal, bedrieglijk, commuun, doorsnee, doortrapt, dun, eerloos, eervergeten, gangbaar, geniepig, gewoon, gluiperig, grof, heimelijk, huichelachtig, ignobel, infaam, kwaadwillig, laag, laaghartig, laagstaand, lasterlijk, liederlijk, luguber, min, minderwaardig, miniem, naar, nietswaardig, obsceen, onedel, oneerlijk, onfatsoenlijk, onguur, onoprecht, ontaard, onwaardig, onzedelijk, openbaar, ordinair, pervers, plebejisch, ploertig, publiek, ruw, schorem, schrikwekkend, schunnig, schurkachtig, sinister, slecht, slim, smerig, snood, trivaal, trouweloos, uitgeslapen, unfair, vaal, vals, veil, venijnig, verachtelijk, verdorven, verfoeilijk, vilaine, vilein, vuig, vuil, vulgair, wreed, zedeloos
gemeen gespuis - crapule, crapuul, hef(fe), janhagel, uitvaagsel
gemeen kijken - loeren
gemeen lachen - grijnszen
gemeen mens - bedrieger, doerak, dronkaard, dweil, fielt, gemenerik, kreng, loeder, misdadiger, ploert, schoft, schurk, valsaard, wreedaard, zwendelaar
gemeen persoon - adder, beroerling, doerak, ellendeling, fielt, lelijkerd, loboor, loebas, loeder, ploert, schmiecht, schurk
gemeen sujet - doerak
gemeen volk - gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, grauw, plebs, schorem, tuig
gemeen vrouwspersoon - del, drel, kataas
gemeen wijf - del, feeks, haaiebaai, kenau, kreng, loeder, prij, serpent, slang
gemeend bedoeld, echt, eerlijk, ernstig, hartelijk, innig, ongeveinst, oprecht, serieus, warm
gemeendheid - ernst
gemeenheid bassesse, infamie, impudentie, kwaad, laaghartigheid, laagheid, oprechtheid, sorditeit, trivaliteit, valsheid, vuigheid, vuilheid
gemeenheid in handelen of uiten - ernst
gemeenheid in streven - ernst
gemeenlijk doorgaans, gewoonlijk, meestal, meestentijds, meesttijds, normaal, vulgariter,
gemeenlijk (Lat.) - vulgariter, vulgo
gemeenplaats - alledaags, alledaagsheid, banaliteit, commonplace, platitude, trivialiteit, truïsme
gemeenschap - betrekking, civitas, cohabitatie, communicatie,
communiteit, contact, convent, copulatie, maatschappij, marga, massaliteit, omgang, rapport, relatie, samenleving, verbinding, verkeer, verstandhouding, volk
gemeenschap (Hebr.) - jahad
gemeenschap der bewoners - volk
gemeenschap van goederen en geen eigen bezit - communisme
gemeenschap van kloosterlingen - communauteit
gemeenschappelijk collectief, communaal, confederatief, familiaar, gemeen, overeenkomstig, samen, simultaan, tezamen, universeel, verwant
gemeenschappelijk bezit - communiteit, gemeengoed
gemeenschappelijk bouwland es, enk, eng
gemeenschappelijk ding - simultaneum
gemeenschappelijk gedachtenismaal agape
gemeenschappelijk graf - familiegraf, kerkhof, massagraf, oorlogsgraf
gemeenschappelijk liefdemaal – agape
gemeenschappelijk strijdende afdeling soldaten -gevechtseenheid, gevechtsgroep
gemeenschappelijk weiland groenland, made, meent, mient
gemeenschappelijk zingen samenzang
gemeenschappelijke eetgelegenheid - mensa
gemeenschappelijke golf - oc
gemeenschappelijke grond - eng, enk, es, maalschap, meent, mient
gemeenschappelijke markt E.E.G., Euromarkt
gemeenschappelijke nederzetting der Israeli's - kibboets
gemeenschappelijke opvoeding van jongensen meisjes - coëducatie
gemeenschappelijke slaapzaal dortoir
gemeenschappelijke tafel bij de marine - gamelle
gemeenschappelijke weide - meent
gemeenschappelijke werkzaamheid coördinatie, samenwerking
gemeen sujet - doerak
gemeente - burgerij, dorp, plaats, stad,
gemeente (Jap.) - shi
gemeente (Sp.) - pueblo
gemeente aan de rand van een grote stad randgemeente, voorstad
gemeente bestuur – gemeenteraad, stadsraad,
gemeente in Belgisch Limburg Bocholt, Eksel
gemeente in de Achterhoek Aalten, Groenlo
gemeente in de provincie Antwerpen Meerle
gemeente in Drenthe Dalen, Emmen, Norg
gemeente in Gelderland Didam, Ede, Elst, Epe, Neede
gemeente in Groningen Eenrum, Warfum
gemeente in Limburg Elsloo, Haelen, Weert
gemeente in Noord Brabant Asten, Bladel, Erp, Gemert, Goirle, Megen
gemeente in Noord Holland Bloemendaal, Edam
gemeente in provincie Luik - Ans
gemeente in Utrecht Baarn, Soest, Zeist
gemeente in Zuid Holland Arkel, Puttershoek, Strijen, Vianen
gemeentegevangenis - belfort
gemeentehuis mairie, raadhuis, stadhuis,
gemeentehuis van Heerenveen - crackstate
gemeentelijk - municipaal, stedelijk
gemeentelijk bedrijf - bevolkingsregister, girodienst, huisvestingsdienst, huisvuilophaaldienst, rioleringsdienst
gemeentelijk energiebedrijf - G.E.B.
gemeentelijk grondgebied - municipaliteit
gemeentelijk register BS
gemeentelijke bepaling - verordening
gemeentelijke geneeskundige dienst G.G.D.
gemeentelijke gezondheidsdienst - GGD
gemeentelijke instelling - GEB, GGD
gemeentenaar - ingezetene
gemeentepils leidingwater
gemeentepolitie - GP, stadspolitie
gemeenteraad - municipaliteit
gemeenteweide made, meent, mient, schaarweide
gemeentewerken - PW., O.W.
gemeentezang - koraal
gemeen volk - gajes, geboefte, gebroed, gespuis, schorem, tuig
gemeenzaam - amicaal, amikaal, bekend, eigen, familiaar, gemoedelijk, vertrouwelijk
gemeenzaam woord voor plezier gein, leut, lol
gemeenzaamheid - familiariteit, vertrouwdheid, vertrouwelijkheid, vrijpostigheid
gemeenzame aanduiding van een familielid pipa
gemeier - gezanik, gezeur
gemêleerd gemengd, gemixt, grijzend, vermengd
gemelijk aalwaardig, alwallig, balorig, balsturig, behaaglijk, boos, chicaneurig, driftig, droefgeestig, gallig, gefrommeld, gekreukt, gellig, gramstorig, grommig, iezegrimmig, kniezend, kniezerig, kniezig, knorrig, korzelig, kregel, landerig, lomig, misnoegd, moroos, morrig, narrig, neetorig, nurks, nijdassig, ontevreden, ontstemd, onvergenoegdonwillig, pruttelend, sikkeneurig, verdrietig, vitterig, weerspannig, wrevelig, zanekerig, ziekeneurig
gemelijk beklag - gemor
gemelijk iemand - nijdas, iezegrim, izegrim
gemelijk mens brompot, grompot, kniesoor, kniezer, knorrepot, neetoor, kwel, nijdas, nurk, pruttelaar, sar
gemelijkheid - landerigheid, malaise, morositeit
gemelijk zijn - huilen, narren, plagen, pruttelen, sarren, treiteren
gemelk - gezanik, gezemel, gewauwel, gezeur
gemene alsem - bijvoet (geneeskr.)
gemene kerel - aterling, doerak, fielt, loeder, nijdas, ploert, pooier, schurk, smeerlao, smiecht
gemenebest - republica, republiek, res
Gemene best, deel van het Britse -
5 Ghana, India, Kenya, Malta, Nauru, Sabah
6 Canada, India, Cyprus, Gambia, Guyana, Malawi,
Malaya, Nguana, Tobago, Uganda, Zambia
7 Jemaica, Lesotho, Nigeria, Sarawak
8 Barbados, Botswana, Malaysia, Trinidad, Zanzibar
9 Australië, Mauritius, Singapore, West-Samoa
10 Tanganyika
12 Nieuw-Zeeland
gemene deugniet - galgeaas
gemenerik - fielt, judas, loeder, onterik, schurk, smiecht, snoodaard, valsaard, valserik, vuilak, zedeloos
gemene handelwijze - laagheid
gemene kroeg - kavéte, kavitje
gemene meid - lel
gemene muur - erf
gemene streek - gemenigheid
gemene vent - aterllng, booswicht, doerak, doordraaier, fielt, lafbek, loeder, nijdas, patser, ploert, poen, pooier, rotvent, schoft, schurk, sloeber, smeerlap, smiecht, verkwister
gemene vrouw - furie, heks, helleveeg, karonje, sloerie
gemene weide - meent
gemene wolfsklauw - kolfmos
gemene zaak maken - heulen
gemengd aangelengd, bont, dooreen, gemeleerd, gemixed, mixed, ongelijk, ongelijksoortig, onzuiver, verdund, verschillend
gemengd eten kliek, prak, stamppot
gemengd kunnen worden - mengbaar
gemengd ras - halfbloed
gemengd veevoer - haksel, kortvoer
gemengde drank - cocktail
gemengde hoeveelheid melange, mengsel
gemengde meststof compost
gemengde opstellen - miscellanea
gemengde orgelstem – tertiaan
gemengde pijptabak - mixture
gemengdheid - mixture
gemenigheid gemeenheid
gemerkt aangezien, naardien, wijl
gemerkte vrachtlijst - manifest
gemest kalf - kistkalf
gemeste gesneden haan kapoen
gemeste hoen - poularde
gemeste vogel - kropvogel
gemet - landerij
gemetseld gat voor een kelderraam - vossegat
gemetseld rookkanaal schoorsteen
gemetselde oeverkant - beer, kaai, kade, wal
gemetselde voet van een vloerbalk stiep
gemetselde waterkering - beer
gemeubileerd gem.
gemiddeld - alledaags, circa, dooreengenomen, doorsnee, gewoon, normaal
gemiddeld inkomen - modaal
gemiddelde moyenne
gemiddelde rekening - overslag, raming
gemiddelde vaart kruissnelheid
gemiddelde weersgesteldheid - klimaat
gemier geknoei, geleuter, gepeuter, gepruts, gewriemel, gezanik, gezeur
gemieter geduvel, gemier, gezanik
gemijmer - pepeins
geminacht - geduvel, gezanik, versmaad
geminatie - verdubbeling
gemini ruimteschip, tweelingen, sterrenbeeld
gemis armoe, behoefte, defect, derving, gebrek, hiaat, krimp, lacune, leegte, leemte, manco, nood, ontbering, privatie, tekort(koming), verlies
gemis aan het nodige - gebrek, kommer
gemis aan kleurstof - achromatose
gemis aan pigment - achromatosis
gemis der oogleden - ablefarie
gemis van de geest - dof, eenvoudig, geesteloos, onbeduidend
gemis van het hoognodige - armoe, gebrek
gemis van muzikaal gevoel - amusie
gemis van of gebrek aan een zekere kleur - renonce
gemis van vrije tijd - gebonden
gemissen - missen, ontberen
gemixt dooreen, gemêleerd, gemengd
gemixt meel - beslag, deeg
gemixte soorten melange
gemme - camee, intaglio
gemodder baggeren, gebagger, gebroddel, geknoei, gepruts, geschipper, getob
gemodelleerd - modele, plastisch
gemodereerd - gematigd, getemperd, modest
gemoed binnenste, boezem, borst, inborst, drift, gestemd, gevoel, gevoeligheid, gezind, hart, kloekmoedigheid, innerlijk, onverschrokkenheid, stemming, verbolgenheid, zogestemd
gemoedelijk - aandoenlijk, bezadigd, eenvoudig, familiair, fideel, gematigd, gemeenzaam, gevoelig, gezapig, gezellig, goedhartig, goedig, goedmoedig, handelbaar, huiselijk, intiem, kalm, knus, los, mild, minzaam, natuurlijk, ongedwongen, onvormelijk, pathetiek, vertrouwelijk, vlot, vriendelijk, zachtaardig
gemoedelijke kalmte - placiditeit
gemoedelijkheid - bonhommie, gezapigheid, fijngevoeligheid, zachtaardigheid
gemoedereerd - doodleuk, kalmweg, vanzelfsprekend
gemoedsaandoening aandoening, affect, affectie, agitatie, bezieling, bui, drift, elan, emotie, geestdrift, gevoel, gezwollenheid, hartstocht, humeur, motie, ontroering, passie, patos, stemming,
gemoedsaard inborst, karakter, temperament
gemoedsbestaan - inborst
gemoedsbeweging agitatie, begering, commotie, emotie, ontroering, satisfactie
gemoedsdrift - hartstocht
gemoedsgesteldheid agitatie, angst, bui, dispositie, drift, emotie, ernst, exaltatie, gemoedsaard, gemoedsindruk, gemoedstoestand, hartstocht, humeur, hypochondrie-, impulsie, innerlijk, luim, ontroering, pathos, smart, stemming, temperament, toestand, vrees, vrolijkheid
gemoedsgesteldheid met dwaasheden - kolder
gemoedsgesteldheid waarin men dwaasheden doet - kolder
gemoedskalmte - contenance
gemoedsrust - bedaardheid, sereniteit, zielenrust
gemoedsstemming blijheid, dispositie, droefheid, ernst, humeur, humeur, instelling, melancholie, somberheid, vreugde, vrolijk, vrolijkheid
gemoedsstemming, gedrukt - depressie
gemoedsuiting - drift, emotie, hartstocht, lach, ontboezeming, temperament
gemoedsuitstorting - lyriek
gemoedsvrede - zielerust
gemoireerde - moire
gemok - bouderie, gepruil
gemompel - gemor, gemurmel, geprevel
gemopper - gebrom, gemurmel, geprevel
gemor - gebrom, gemompel, gezanik
gemors - geknoei, knoeiboel
gemotiveerd - gedocumenteerd, gedrevenheid, redelijk, verantwoord, weloverwogen
gemotoriseerde kraan dragline
gems berggeit, klipgeit, steengeit
gemsachtige - gocel, kambing-oetan, sneeuwgeit
gemsbok - passan
gemsbuffel - anoa, gnoe, wildebeest
gemskleurig - chamois
gemul - gruis
gemunt - geladen, geslagen
gemunt geld reaal, specie
gemurmel gemompel, geprevel
gemutst gehumeurd, geluimd
gemzenleer chamois, kamoes
genaakbaar accessibel, benaderbaar, toegankelijk, toelaatbaar
genaakbaar - toegankelijk
genaamd alias, geheten, getiteld, hetende
genaamd zijn - heten
genade - amnestie, barmhartigheid, clementie, deernis, erbarmen, gena, goedertierenheid, gratie, gunst(bewijs), hulp, kwartier, lijfsbehoud, medelijden, pardon, vergeving, vergevingsgezindheid, vergiflenis, welwillendheid
genade voor recht laten gelden - amnestie, begenadigen, gratiëren, verlenen
genadebriefje in de R.K. kerk - aflaat
genadebron - God
genadebrood - aalmoes
genadegave - charisma
genadekruid - galkruid, godsgenade
genadeloos onbarmhartig, onverbiddelijk, wreed
genadeloze concurrentie (Eng.) - rad, race
genadelijk - barmhartig, genadig
genademiddel amnestie, gebed, prediking, sacrament, vergiffenis genadeoord bedevaartplaats
genadereis bedevaart
genade schenken pardonneren, vergeven
genadeslag - nekschot, nekslag
genadeslag geven - afmaken, doden, neerslaannekken
genadig barmhartig, clement, edelmoedig, genadevol, goedertieren, goed(gunstig), lankmoedig, mild, neerbuigend, vergevingsgezind
genaken naderen, naken
genan genant, genante, naamgenoot
genant – beschamend, ergerlijk, hinderlijk, lastig, onvrij
gendarme agent, marechaussee, rijkswacht, veldwachter
gene die, ginds, gindse
gêne schaamte, schroom, verlegenheid
genealogie geslachtskennis, geslachtsrekenkunde, stamboom
genealoog stamboomkundige
geneesbaar - curabel, heelbaar
geneesheer arts, chirurg, dermatoloog, dokter, esculaap, internist, medicus, specialist
geneesheer der goden Melchior, Paenan
geneesheer onder de goden - Aesculaap
geneesheer uit de oudheid - Hippokrates
geneesheer van zielezieken psychiater
geneesheer voor inwendige ziektes - internist
geneeskrachtig - genezend, medicinaal, officinaal
geneeskrachtig aftreksel - elixer, salep,
geneeskrachtig gewas - aloë, alant, alsem, althea, arnica, bijvoet, fenegriek, galgant, hijsop, kamille, luciaankruid, melisse, nepent, nepentes, salie, sanikel, serradella, standelkruid, valeriaan, valkruid, wolverlei, wondklaver, wormkruid, wijnkruit, zevenzaad
geneeskrachtig hout - sassafras
geneeskrachtig kruid - gentiaan, kamille, lavendel, melisse, papaver, salie, standelkruid, valeriaan, valkruid
geneeskrachtig water - bronwater, levico, spa
geneeskrachtig zout - emserzout, vlugzout, zuiveringszout
geneeskrachtige balsem - storax, tolubalsem
geneeskrachtige bast - kaneel, kina, hamamelis
geneeskrachtige bloem - camille, crocus, klaproos, kruidnagel, lavendel, saffraan
geneeskrachtige bol - zeeajuin
geneeskrachtige bron bij Jeruzalem Bethesda
geneeskrachtige drank - salep, kinawijn, staaldrank
geneeskrachtige extracten - cachou, catechu, gambier
geneeskrachtige gomhars - duivelsdrek,
geneeskrachtige hars - gerajakhars
geneeskrachtige holte - sinus
geneeskrachtige houtsoort - gerajak, kwassie, pok
geneeskrachtige knol - salep
geneeskrachtige knoppen en bladeren - bilzenkruid, digitalis, doornappel, drieblad, eucalyptus, laurier, monnikskap, pepermunt,
salie, senna, wolfskers
geneeskrachtige kruiden - hennep, lobelia, marjolein, thijm, zonnedauw
geneeskrachtige middelen uit dieren bereid - gelatina, hertshoorn, levertraan, melksuiker, reuzel
geneeskrachtige modder fango
geneeskrachtige olie - citronella, kamfer, sesamolie
geneeskrachtige plant alant, bijvoet, fenegriek, gentiaan, heemst, kamille, kervel, laudanum, lavendel, melisse, mirre, papaver, salep, salie
geneeskrachtige standelkruidsoort - salep
geneeskrachtige vrucht - anijs, bosbes, komijn, kwee, pruim, vanille
geneeskrachtige waterbron - staalbron
geneeskrachtige wortel - alant, gentiaan, meekrap, mierik
valeriaan, zoethout
geneeskrachtige wortelstok - galenga, gember, kalmus
geneeskruid - heelkruid, wonderkruid
geneeskunde heelkunst, medicina, medicijnen, therapie
geneeskunde, richting in de - anatomie, bacteriologie, chemotherapie, cytopathologie, diagnostiek, geriatrie, gerontologie, neurologie, oogheelkunde, pediatrie, psychiatrie, virologie
geneeskunde van bejaarden - geriatrie
geneeskunde van de huid - dermatologie
geneeskunde van de spraakorganen toniatrie
geneeskunde van de zielsziekten - psychiatrie
geneeskunde van het hart - cardiologie
geneeskunde van kinderen - pediatrie
geneeskunde van vrouwen - gynaecologie
geneeskunde voor ouden van dagen - geriatrie
geneeskunde van de spraakorganen - foniatrie
geneeskundig - medisch, medicinaal, therapeutisch
geneeskundig behandelen - medicineren
geneeskundig onderzoek - auscultatie
geneeskundig toestel - ergostaat
geneeskundige arts, dokter, dr., geneesheer, medicus, m.d. therapeut
geneeskundige behandeling - therapie
geneeskundige, beroemd - Boerhaave, Galenus, Harvey, Koch, Paracelsus, Pasteur, Vesalius, Virchow
geneeskundige dienst voor zieken - ambulance
geneeskundige drank - salep
geneeskundige hulp voor niet bedlegerigen - polikliniek
geneeskundige inrichting hospitaal, kliniek, ziekenhuis
geneeskundige scheikunde - iatrochemie
geneeskundige subtropische plant - hysop
geneeskundige verklaring - attest, declaratoir
geneeskundige verzorging - behandeling
geneeskunst geneeskunde, therapie
geneesleer therapie
geneeslijk - curabel
geneesmeester - geneesheer, heelmeester
geneesmethode aderlating, allopathie, homeopathie, kuur, lavement, massage, operatie, remedie, therapie
geneesmiddel anti bioticum, arnica, artsenij, aspirine, atebrine, calmans, capsule, castoreum, decraline, dragee, drank, drankje, emetine, insuline, kalomel, kamille, kervel, kina, kinabast, kinine, kruid, lavement, medicament, medicijn, norit, panacee, penicilline, pil, poeder, remedie, salep, salmiak. serum, tablet, teerpil, therapie, triakel, valeriaan, zetpil
geneesmiddel (lnd.) obat
geneesmiddelkunde - acognosie
geneesmiddel tegen alle kwalen panacee
geneesmiddel tegen giftige beet teriakel
geneesmiddel tegen koorts - antifebrine, antipyrine, kinine
geneesmiddel tegen maag kwaal - digerentia, maagzout
geneesmiddel regen malaria - araleën, atebrine, kina, kinine
geneesmiddel tegen ontsteking - antibioticum, boorwater
geneesmiddel tegen slaapziekte - germanine
geneesmiddel tegen vergiftigde slangenbeet - colubrina, strichmos, triakel
geneesmiddel tegen waterzucht - zeeajuin
geneesmiddel voor diarree - salep
geneesmiddel voor dieren - bolus
geneesmiddel voor hartlijders - digitaline
geneesmiddel voor infectieziekten - antibioticum, penicilline, streptomycine
geneesmiddelen sera
geneesmiddelenboek - larmacopee, pharmacopee
geneesmiddelenbriefje - recept
geneesmiddelenleer acognosie
geneesmiddelen, natuurlijke - drogerijen
geneesmiddelenwinkel apotheek
geneesproces kuur, remedie
geneeswijze allopathie, homeopathie, kuur, massage, medicatie, remedie, therapie
geneeswijze, door baden - balneotherapie
geneeswijze door bestraling - radiotherapie
geneeswijze door warme baden, warme lucht etc. - thermotherapie
genegen bereid, geneigd, gereed, gewillig, therapie, toegedaan, (wel)gezind, welwillend
genegenheid affectie, drift, liefde, lust, min, neiging, trek, tendens, vriendschap, wil
genegenheid opwekkend - innemend
genegen iets te doen - bereid
geneigd affiniteit, bereid, bereidwillig, genegen, gereed, gezind, gestemd, gezond, inclinatie, neigend, willig,
geneigdheid aandrift, begerigheid, belusheid, lust, neiging, propensie, tendens, trek, wens, wil, zin, zucht
geneigdheid om het eigen inzicht te volgen - eigenzinnigheid
geneigdheid tot plichtsbetrachting - ernst
geneigd tot veel babbelen - babbelachtig, praatgraag
geneigd tot verzet - opstandig, rebels
generaal algemeen gen., veldheer
generaal van het apenleger(Ind. myth) -Hanuman
generaal pardon - amnestie
generaalsbewind - junta
generale (de - bas) - fundamento (muz.)
generale staf GS
generaliseren - veralgemenen
generalisatie algemeen making
generaliteit - staatsmacht
Generaliteitslanden, een der - Brabant, Limburg, Opper-Gelderland, Vlaanderen
generatie geslacht, teling, tijdgenoten, voortplanting
generatief geslachtelijk
generatiewisseling - metagenesis
generator dynamo
generen - hinderen, schamen
genereren telen, verwekken, voortbrengen
genereus edel, edelmoedig, goedertieren, goedgeefs, grootmoedig, mild, milddadig, onbekrompen, royaal, vorstelijk,
generhande - geen, generlei
generlei - geen, generhande
generositeit - edelmoedigheid, onbaatzuchtig, onbekrompenheid
genese ontstaan, wording
geneselijk - curabel
genesis - gen, genese, ontstaan, oorsprong, wording
genet - paard, rijpaard
genetica erfelijkheidsleer
genetkat - genetta, civetkat
geneugte delice, genieting, genoegen, genot, vermaak, vreugde, wellust
genever - jenever
genezen - beter(en), boeten, bijgespijkerdcureren, gezond, heel, helen, hersteld, herstellen, nieuw, opgefleurd, opgeknapt, remediëren, verhelpen
genezen kunnende worden - curabel, geneesbaar, geneeslijk, heelbaar
genezend - curatief, therapeutisch
genezing - analepsis, heil, heling, herstel(ling), regeneratie, reconvalescentie, recuperatie, restitutie
genezing aanbrengend - heilzaam
genezing door verandering van lucht - aerotherapie, klimaatbehandeling
genezing door water - hydrotherapie, hydriasis,
geniaal begaafd, bekwaam, briljant, geniaal, knap, talentrijk, talentvol, talrijk, uitzonderlijk, vernuftig
geniaal mens - genie
genialiteit vernuft, vindingrijkheid
genie aanleg, begaafdheid, esprit, fenomeen, gave, talent
genie-officier - genist
geniesoldaat genist, mineur, pionier, pontonnier
geniep - achterbaks, geheim, heimelijk, stiekem, stilletjes, tersluiks, verborgen
geniepig achterbaks, boosaardig, gemeen, gluiperig, heimelijk, insidieus, kwelziek, slinks, sluw, steels, stiekem, treiterig, vals, vuil
geniepig zeer doen - knijpen
geniesoldaat - genist, mineur, pontonnist, schansgraver, sappeur,
torpedist
genietbaar - genietelijk
genieten - krijgen, leven, nemen, ontvangen, smaken, snoepen
genieten wederverkopers - rabat
genieting geneugte, genoegen, genot, genucht, leut, lust, plezier, vreugde, zielsgenoegen
genieting die de zinnen streelt - weelde, wellust, zingenot
genist - geniesoldaat, mineur, pionier, pontonnier,
genitaliën - geslachtsdelen
genitief - gen
genius beschermengel, beschermgeest, geleigeest, schutsengel
genocide rassenmoord, soortmoord
genodigde gast, gevraagde, introducé, invité
genoeg afdoende, afgedaan, afgelopen, afgemeten, basta, beu, flink, genoegzaam, halt, nogal, plenty, stevig, stop, suffisant, toereikend, verzadigd, voldoende, volop, zat, zeer
genoeg (Lat.) - tantum
genoegdoening bevrediging, boete, eerherstel, excuus, herstel, loon, penitentie, retributie, revanche, satisfactie, talio, teruggave, vendetta, vergelding, vergoeding, voldoening, wraak
genoegdoening voor belediging - duel, excuus
genoegdoening voor verloren wedstrijd revanche
genoegen - amusement, behagen, believen, bevallen, bevrediging, bezit, blijdschap, boete, faveur, gading, geneugte, genieting, genot, gerief, lol, leut, liefhebberij, lust, ontspanning, plezier, pret, pretje, satisfactie, schik, tevredenheid, verlustiging, vermaak, voldoening, vreugde, welbehagen, welgevallen, wellust, wil, zaligheid, zin
genoeg en uit - basta
genoeg gekookt - gaar
genoeg hebben - rondkomen
genoeg hebben van - balen
genoeglijk aangenaam, aardig, amusant, bekoorlijk, charmant, emmes, gezellig, knus, leuk, plezierig, prettig, vriendelijk, vrolijk
genoeglijke bezigheid hobby
genoeglijke stemming - schik
genoegzaam krachtig, nagenoeg, overtuigend, toereikend, voldoende
genoemd gemeld, vermeld
genomen - aangenomen, gesteld, ondersteld
genoot compagnon, doelgenoot, gelijke, gezel, kameraad, makker, metgezel, vennoot
genootschap - bent, bond, broederschapclub, club, compagnie, corporatie, maatschappij, orde, organisatie, raad, sekte, sociëteit, unie, (ver)bond, vereniging, vergadering
genootschap der vrienden - kwakers
genootschap in Ierland - Fenians
genoodzaakt - verplicht
genot - baat, bevrediging, bezit, blijdschap, delectatie, delice, gebruik, geneugte, genieting, genoegen, gerief, hedone(Gr.), jouissance, lust, plezier, pret, smaak, verrukking, vreugde, welbehagen, wellust, wil, zaligheid
genot achteraf beleven - nagenieten
genot hebben - genieting
genot smaken - genieten
genot van iemands bezit - vruchtgebruik
genotartikel - tabak
genoteerd - aangetekend, gen., opgeschreven
genotleer - hedonisme
genotloos - blase
genotmiddel
2 ijs
3 wijn
4 bier, hasj, shag, thee
5 cacao, drank, opium, snoep, snuif, tabak
6 bonbon, koffie, sigaar
7 alcohol, cocaïne, sigaret, snoepje, specerij
7 genotrijk, hasjiesj, nicotine
8 aangenaam, rooktabak, snoepgoed, specerijen,
9 pruimtabak
genotmiddel in Indonesië - sirih
genotziek hedonistisch, wellustig, wulps, zinnelijk
genotziek persoon - wellusteling
genotzucht - epicurisme
genotzuchtig - epicurisch, weelderig, wellustig, zwelgend
genotzuchtig mens - epicurist
genre allooi, manier, ras, slag, smaak, soort, stijl, trant, wijze
genre in de literatuur - drama, epiek, lyriek, poëzie, proza
genst – gaspeldoorn, heidebrem
genster - vonk
gent gander, gans, ganzerik, mannetjesgans
Gent, gilde huis in - St. Jorishof, Toreke
Gent, monument in - Belfort, Gravensteen, Lakenhalle, Mammelokker, Prinsenhof, Rabat
Gent, oude gevangenis in - Mammelokker
Gent, oude haven van - Graslei
gentiaan - alpenplant
gentiaanachtigen - Gentianaceeën
gentiaanwortel - bitterwortel
gentianacee - bittering, duizendguldenkruid
gentleman edelman, heer, seigneur
genuanceerd van klank klankrijk, melodieus
Genuees Columbus
genuïen aangeboren, echt
genuïteit echtheid
genurk gebrom, gekijf, geknor
genus geslacht, soort
geoccupeerd bezet, bezig, drukdoende
geodeet - landmeter, spanrups
geodesie landmeetkunde
geoefend - afgericht, bedreven, ervaren, geroutineerd, geschoold, getraind, geverseerd
geoefend in de cijferkunst rekenkundig
geoefend op de jacht bejaagd
geoefend zeeman - matroos, zeebonk, zeevaarder
geoefendheid - ervaring, geroutineerdheid, geschooldheid, getraindheid, routine
geofaag aardeter
geofyten - bol, knol, wortelstokplanten
geogenie aardwording
geograaf aardrijkskundige
geografie aardrijkskunde
geografisch aardrijkskundig
geografisch overleg - go
geografische aanduiding N.B., O.L., W.L., Z.B.
geografische breedte latitude
geografische breedtecirkel parallel
geografische lengte longitude
geografische lengtecirkel meridiaan
geografische ligging topografie
geografische lijn - isobaar, isogoon
geografische mijl g.m.
geografische naam toponiem
geografische naamkunde toponymie
geografische plaatsbepaling - breedtegraad, lengtegraad
geografische tekening (land)kaart
geografische term - NB, OL, WL, ZB
geoliede huid van schapen - perkament
geologie aardkunde
geologisch aardkundig
geologisch proces - abrasie, erosie, sedimentatie, verwering
geologisch stelsel - neptunisme
geologisch tijdperk Algonkium, Alluvium, Cambrium, Carboon, Devoon, Diluvium, Jura, Kambrium, Krijt, Mioceen, Neozoïcum, Oligoceen, Perm, Pleistoceen, Plioceen, Quartair (Holoceen), Secondair, Siluur,Tertiair (Eoceen),Trias, IJsperiode, Ijstijd
geologisch tijdperk, huidig - quartair
geologisch tijdvak - lias, ijsperiode
geologisch verschijnsel - boudinage
geologische formatie eoceen, Jura, krijt, perm, trias
geologische hulpwetenschap mineralogie, petrologie, sedimentologie, stratigrafie,
geoloog - aardkundige
geometrie - meetkunde, planimetrie
geometrisch meetkundig
geometrische verhouding cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens
geomorfologie landschapkunde
geomorfologische eenheid landschap
geoorloofd - fiat, gepermitteerd, oorbaar, toegelaten, toegestaan, toelaatbaar, veroorloofd
geoorloofde liefdesbetrekkingen - minnarij
geopend - open, openstaand
geopperd denkbeeld - suggestie
geordend - geregeld
geordende lijst index, rooster, tabel
geordende lijst van namen - register, telefoongids
geordende overeenkomst - schikking
geordende zeemacht - marine, vloot
georganiseerd overleg - g.o.
georganiseerde bijeenkomst - vergadering
Georgië, hoofdstad van - Tbilisi
Georgië, oorspronkelijke bewoners van - Colchii, Iberii
Georgië, rivier in - Rion
Georgië, stad in - Batoemi, Koetaisi, Tsiatoera
Georgië, steppe in - Karajas, Sjiraki
geotropisme - geotropie
geoutilleerd - uitgerust, voorzien
geoxideerd - roestig
gepaard - gehuwd
gepaard gaande met ettering - suppuratief
gepaardhoevige ever, ezel, kalf, koe, muildier, muilezel, stier, varken, zwijn
gepakt gegrepen
gepantserde haai - katte(n)haai
gepantserde legerafdeling cavalerie, pantserdivisie
gepapt dicht gordijnweefsel lancaster
gepard jachtluipaard
gepareld parelvormig
geparenteerd - vermaagschapt, verwant (schapt)
geparfumeerde gezichtspoeder - bedak, irisine
gepassioneerd hartstochtelijk
gepassioneerdheid - hartstocht, passie, voorliefde
gepast adekwaat, adequaat, behoorlijk, betamelijk, bruikbaar, convenabel, decent, eerlijk, fatsoenlijk, geschikt, gevoeglijk, juist, keurig, net, oirbaar, oorbaar, passend, schikkelijk, sortabel, voegzaam
gepast betalen - passen
gepastheid betamelijkheid, keurigheid, netheid, oorbaarheid, voegzaamheid
gepatenteerd - geoctrooieerd
gepeild geraaid
gepeilde diepte loding
gepeins denkbeeld, denken, gedachte, gemijmer, gesuf, mijmering, mijmerij
gepelde haver tot grutten gemaakt - havergort
gepekeld - gezouten
gepelde gerst gort
gepelde rijst beras, bras, nasi
gepen geschrijf
gepend - puntig, stekelig
gepensioneerd - emeritus, rustend
gepensioneerde - oudgediende
gepeperd bijtend, hartig, heet, pedes (Ind.), pikant, prikkelend, sterk, stekelig
geperforeerd doorboord
gepermitteerd geoorloofd, toegestaan, veroorloofd
gepersonifieerd - belichaamd
gepersonifiseerde rijkdom - Mammon
geperst hout - triplex
geperste haarstof vilt
geperst hout – triplex
geperst kolengruis - briket
gepetrifieerd versteend
gepeupel canaille, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, grauw, heffe, janhagel, plebs, rapaille, schorem, schorriemorrie, schuim, tuig
gepeupelheerschappij - lochlocratie
gepeupelregering - lochlocratie
gepeuter - geknoei, geleuter, gemier
gepieker - getob
gepiept – gedaan, klaar
gepijnig - gemartel
gepikeerd beledigd, boos, gebelgd, gekrenkt, geprikkeld, geraakt, korzelig, kregel, kriegel, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verstoord
gepikeerdheid - boosheid, gebelgdheid, geraaktheid, nijd, toorn, wrevel
gepikt en gedreven - klaar, reisvaardig, uitgerust
geplaag gesar, geterg, getreiter
geplaatst ondergebracht, neergezet
geplaatst bij - gedetacheerd
geplaveide weg straat
gepleegde handeling - daad
geplekt - bont
geplet koper - latoen
geplet en vertind dun metaal blik
geploeter gesjouw, getob, gezwoeg
geplogenheid - gebruik, gewoonte
geplooid - gegolfd, gerimpeld, plisse
geplooid bedbehangsel - draperie
geplooid oplegsel ruche
geplooide bef jabot
geplooide boordsel - falbala
geplooide dameshalskraag frees
geplooide huid leer, leder
geplooide kraag - fraise, lob, lub
geplooide leren zak - balg
geplooide muts - kaper
geplooide stof - plissé
geplooide strook - falbala, hem, kantje, ruche
geplooide strook van een gordijn - rabat
geplooide zak (leer) - balg
geplooide zoom falbala
geplozen touw - pluis
gepluimd - gevederd
geplukt kaal
gepoch bluf, gesnoef, gezwets, grootspraak, opschepperij, snoeverij, vanterie
gepoender - gedoe, gedraai, gepeuter
gepofte mais - popcorn
gepolitoerd gepolijst
geporteerd voor - pro
geposeerd aanstellerig, bedaard, bezadigd, evenwichtig, gemaakt, gezet, nuffie,
gepraal gepronk, pralerij, pronkerij
gepraat gebabbel, gekeuvel, geklets, geleuter gesnap, gekoos, gezwam, klap, palaver, praterij
gepraat (ongunstig) van de mensen - (In) opspraak
gepremediteerd - opzettelijk, voorbedacht
gepreoccupeerd - vooringenomen
geprepareerd waspapier stencil
geprepareerde huid leder, leer
gepresseerd - gehaast
geprevel - gemompel, gemummel
geprezen - geroemd, gevierd, gezegend
gepriegel gepeuter
geprikkel - getintel
geprikkeld boos, geraakt, humeurig, korzelig, kregel, kriebelig, lichtgeraakt, nerveus, nijdig, ontstemd, opgewonden, opvliegend, wrevelig
geprikkelde stemming - animositeit, geïrriteerdheid, irritatie, wrevel, wrevelig(heid)
geprikkeldheid - gebelgdheid, boosheid, gepikeerdheid, irritatie, korzeligheid, ontstemdheid, opvliegendheid, verstoordheid
geprivilegieerd - bevoorrecht
gepromoveerd persoon doctor, dr
gepronk gepraal, pralerij
gepronoceerd - sprekend
geprotesteerd (handel) geweigerd
gepruil bouderie, geknies, gemok
gepruts geknoei, gemier, gemodder
gepruttel gemopper, gemor
geps gaps
gepuf grootspraak
gepunt puntig, scherp, spits
gepunte stok - prikkel
gepurperd purperkleurig
gepijnig - gemartel
geraaid gepeild
geraakt - aangedaan, aangeschoten, aangeslagen, beledigd, boos, gebelgd, geblesseerd, geergerd. geïrriteerd, gekwetst, gepikeerd, geprikkeld, geroerd, getroffen, gewond, korzelig, kregel, kriegel, nijdig, ontroerd, ontstemd, opgewonden, raak, toornig, verstoord
geraaktheid boosheid, ergernis, gebelgdheid, gekwetstheid, gepikeerdheid, irritatie, prikkeling, touche, verstoordheid
geraamd - approximatief
geraamte armatuur, beenderen, beendergestel, bekkeneel, gebeente, bot, bouw, constructie, frame, fusilage, graat, karkas, knekelman, knok, knokok, knook, ontwerp, rib, ribbenkast, rif, scharminkel, schedel, schema, skelet, wervel
geraamte uitdrogen en ineenzetten - skeletteren
geraamte van het hoofd bekkeneel, doodshoofd, schedel
geraamte van hout - latwerk
geraamte van kiezelzuur - kiezelskelet
geraas alarm, balderen, drukte, gebalder, gerucht, gesnor, getempeest, getier, heibel, herrie, kabaal, keet, lawaai, lejool, leven, opschudding, rumoer, stampei, tumult, volksoploop
geraas en getier - stampei
geraaskal gebral, gezwets, lariekoek, nonsenspraat, radotage,
geraas makend (muz.) - strepitoso
geradbraakt afgemat, doodmoe, doodop, gebroken, kapot, uitgeput, verknoeid
geraden aangeraden, dienstig, geadviseerd, gezuiverd, raadzaam, treffen, wenselijk
gerafelde naad torn
geraffineerd doorkneed, doortrapt, gezuiverd, listig, sluw, veredeld, verfijnd
geraffineerd gemeen - ingemeen
geraffineerd verleider - mefisto, Mephistopheles
geraffineerde houding raffinement
geraffineerde vouw - vamp
gerak - gemak, gerei, gerief
geraken - komen, terechtkomen
gerammel - geratel
geranium - kraanhals, ooievaarsbek, pelargonium
geraniumachtigen - ooievaarsbek,pelargonium, reigerbek
gérant beheerder, zaakeider, zaakwaarnemer, zetbaas
gerardskruid - zevenblad
geraspte snuiftabak rapé
geratel - gerammel, lawaai
gerecht
3 hof, hot, pap, vla
4 bami, gang, kie(n), moes, raad, saté, soep, spijs
5 balie, haché, juist, patat, purée, salmi, snert
6 billijk, fondue, muesli, omelet, pastei, ragout, reerug, salade, salami, roerei, wettig
7 beignet, compote, correct, flensje, hutspot, pudding, reebout, schotel, soubise, soufflé, vissoep, voedsel,zalmsla
8 biefstuk, bouillon, flensjes, fleurons, niertjes, rissoles,
rijstebrij, rijstepap, stamppot, to urnedo, uiensoep,
vispastei, zuurkool
9 bietensla, hamburger, haringsla, kippesoep, pasteitje, rechtbank, rijstemelk, tribunaal, uitsmijter
10 croquetten, erwtensoep, huzarensla, linzensoep, vierschaar, watergruwel
11 aardappelen, groentesoep, hors d´oeuvre, kalfsoester,
pannekoeken, plumpudding, rabarbermoes, tomatensoep, trommelkoek, vogelnestje
12 jachtschotel, macaronisaus, rechtvaardig
13
14 wentelteefjes
15 ossestaartsoep
gerecht (It.) - polenta
gerecht (Sp.) - olla podrida
gerecht aan het einde van een maaltijd - nagerecht, toetje
gerecht in Italië - spaghetti
gerecht in Spanje - paella
gerecht met kerstmis - kerstgans
gerecht van fijn gekookte groente moes
gerecht van fijn vlees en deeg pastei
gerecht van zure appelen, bruin brood, karnemelk – prol
gerechtelijk forensisch, justieel, justitieel, rechtelijk
gerechtelijk ambtenaar - kantonrechter, officier
gerechtelijk bevel injunctie
gerechtelijk inschrijfboek - registratuur
gerechtelijk onderzoek - perquisitle
gerechtelijk ontzegelen - resigneren
gerechtelijk ontzeggen - resigneren
gerechtelijk toewijzen - addiceren, adjudlceren
gerechtelijk vooronderzoek - perquisitie
gerechtelijk vooronderzoek in militaire strafzaken - informatiën
gerechtelijke aanmaning sommatie
gerechtelijke actie procedure
gerechtelijke bekrachtiging homologatie
gerechtelijke bekrachtiging van een akkoord hornologatie
gerechtelijke beslaglegging sequestratie
gerechtelijke ontzegeling - resignatie
gerechtelijke uitspraak oordeel, vonnis
gerechtig - billijkerwijs, rechtvaardig
gerechtigd bevoegd, competent
gerechtigheid recht,rechtvaardigheid
gerechtsbode deurwaarder
gerechtsdienaar agent, beul, diender
gerechtshof rechtbank
gerechtshof in Drenthe tot eind 18e eeuw etstoel
gerechtshof in Oud-Athene - Areopagus
gerechtskosten - vacatiekosten
gerechtsoefening - rechtspleging
gerechtsplaats bij Jeruzalem Golgotha
gerechtsplaats in Athene - Areopagus
gerechtsplaats in Twente Dingspelberg
gerechtsschrijver griffier
gerechtszaak (Ind.) perkara, proces
gerechtvaardigd – billijk, gegrond, juist, terecht
gerecht van verschillende groenten – jardinière
gerecht met uien en vlees – hachee
gered behouden, bevrijd, ongedeerd, safe, veilig, verlost
geredelijk bereidwillig, gemakkelijk, graag, grif, licht, pront
gereed af, afgewerkt, bereid, contant, grif, klaar, paraat, ready, ree, slagvaardigvaardig, volbracht, voltooid
gereedgemaakt – afgewerkt, bereid, klaar
gereed maken – klaarmaken, prepareren
gereedschap - alaan, aks, beitel, bij, boor, drevel, drijver els, gerei, graveerijzer, hak, hamer, instrument, kaarde, mes, nijptang, spaan, tang, tuig, vijl, werktuig, zaag, zie ook werktuigen
gereformeerde - Calvinist, Doleerder
gereed tot handelen bereid, paraat, vaardig
gereed uit te trekken beweegbaar, marsvaardig, mobiel
gereedschap gerei, tuig
gereedschap om emmers te dragen juk
gereedschap om oven mee uit te krabben – loet
gereedschap om te vegen – stoffer, veger
gereedschap om zeis te scherpen strekel
gereedschap van tekenaar winkelhaak
gereedschap van timmerman – hamer, schaaf
gereedschap voor de tuin – hark
gereedschap voor de tuin – hark
gereed zijn – bereid, klaar
gereformeerd hervormd
gereformeerd geloof calvinisme
geregeld – altijd, behoorlijk, dagelijks, dikwijls, doorgaans, geordend, meestal, ordelijk, regelmatig, regulair,steeds, steevast, telkens, vaak, vast
geregeld bezighouden – oefenen
geregeld volgen - nalopen
geregelde toestand - orde, regel, regelmaat
geregelde volgorde beurt
gerei – gereedschap, tuig
gerekend worden tot behoren
gerekt lang, langdradig, tenuto, uitvoerig, wijdlopend
gerekte vorm hebbend langwerpig
geremd belemmerd
geren gedraaf, geloop, rennnen
gerenommeerd – bekend, beroemd, vermaard
gerenommeerdheid vermaardheid
gereserveerd besproken, terughoudend
geresigneerd – gelaten
geresolveerd – kordaat, resoluut
gerezen gedeelte van de aardkost - horst
gergel glee
geriatrie ouderdomszorg
geribbeld geribd
geribd brood – wegge
geribde stof - rips
gericht op de ander altruïstisch
gericht op zichzelf egocentrisch
gerief accommodatie, comfort, dienst, gemak, genoegen, genot, gerak, gereedschap, gerei, gevoeg, luxe, nut, plezier, voordeel
gerieflijk aangenaam, comfortabel, gemak, gemakkelijk, genoeglijk, makkelijk,
geriefelijkheid - comfort, gemak, genoegen, genot, gerak, gerei, luxe, nut, plezier
gerieven - bedienen, bijstaan, helpen
gerimpeld - geplooid, rimpelig, schrompelig
gering - armzalig, beperkt, bescheiden, futiel, gemeen, iel, karig, klein, laag, licht, luttel, mager, matig, min, miniem, modiek, nederig, nietig, onaanzienlijk, onbeduidend, onbetekenend, ondergeschikt, ordinair, pover, schaars, schril, weinig
gering bezit armoe, armoede
gering gewicht - lichtheid
gering in aantal - weinig
gering in getal - weinig
gering van gewicht - licht
geringachten - minachten
geringe hoeveelheid beetje, greintje, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat
geringe afstand - dichtbij, kippeëindje, uitvlucht, vlakbij
geringe eetlust - anorexia
geringe hoeveelheid - beetje, grein, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat
geringe mate - onbeduidend
geringe prijs - goedkoop
geringe urine aficheiding - oligurie
geringe warmtegraad bezittend koud, lauw
geringer - kleiner, minder , zwakker
geringheid - exiquiteit, nietigheid, teuïteit
geringschatten depreciëren, discrimineren, kleineren, minachten, nullificeren, onderwaarderen, schamperen, smaden, vilipenderen
geringschattend - dedaigneus, despectief, kleinachting, minachtend, schamper, smalend
geringschatting - dedain, depreciatie, minachting, vilipendentie
geringst - minst
geringste - kleinste, minste
gering van kracht - slap, zwak
gering verschil - miniem
Germaan Bataaf, Batavier, Teutoon Saks
Germaans godengeslacht Asen, Wanen
Germaans feest - midwinterfeest, joelfeest
Germaans heidens winterfeest joelfeest
Germaans letterteken rune
Germaans volk Denen, Duitsers, Engelsen, Nederlanders, Noren, Zweden
Germaans volk in Zuid Duitsland Alamannen
Germaanse aarde Midgard
Germaanse afgod - Irmin
Germaanse bewaakster van onderwereld Hel(a)
Germaanse bode der goden - Hermod
Germaanse boze geest - belewitte, Holda, Pertha
Germaanse goden - Asen
Germaanse Godheid Aegir, Balder, Bragi, Donar, Forseti,
Freyr, Geirrod, Hermod, Hoenir, Ing, Irmin,Kvasir, Loki, Lodur, Lytir, Magni, Njord, Od, Odin, Skold, Thor, Tiw(az), Tyr, Vali, Vé,Vidar, Vili, Wodan
Germaanse godin Edda, Erna, Freya, Frigg, Frigga,
Geijon, Gerda, Hel, Hela, Iduna, Laga, Manna, Qerd, Ran, Rana, Sif
Germaanse godin van de eeuwige jeugd - Iduna
Germaanse godin van de lente - Ostara
Germaanse godin van de onderwereld - Hela
Germaanse godin van de zee - Ran
Germaanse heldenfiguur - Hilde
Germaanse heldenepos - Attila, Brunhilde, Kriemhilde, Nibelungen, Siegried
Germaanse hemel Asgaard, Walhalla
Germaanse koning Odoaker
Germaanse korte speer - framer
Germaanse landstreek - Gou(w)
Germaanse lentegodin - Ostara
Germaanse lotgodinnen Nornen, Skuld Urd,Werdandi,
Germaanse luchtgeest - sylfe
Germaanse mythologisch figuur - Irmin, Nixe,
Germaanse mythologisch profetes - Wala
Germaanse mythologisch schandpaal - nidingpaal
Germaanse natuurgeesten alven, elfen
Germaanse oergod - Tuisto
Germaanse onderwereld Niftheim, Helheim
Germaanse oppergod Odin, Wodan
Germaanse profetes - Veleda
Germaanse reus - Berserik
Germaanse sagen Edda
Germaanse sagenfiguur - Beowulf, Emenarik, Gudrun
Germaanse schikgodinnen Norne
Germaanse strijdwolf - Fenris
Germaanse taal Deens, Duits, Engels, Fries, Gotisch, Nederlands, Noors, IJslands, Zweeds
Germaanse taalwetenschap - germanistiek
Germaanse tweelinggoden - Alcis
Germaanse volksstam - Cherusken, Fosi, Gauten, Teutonen
Germaanse watergeesten - Nixen
Germaanse wereld Midgaard
Germaanse wichelares - alruin
Germaanse zeegod Aegir, Eiger
Germaanse zeegodin Ran, Rana
Germanië - Duitsland
germaniseren - verduitsen
germanium ge
germinal - kiemmaand
geminatie broeien, ontkieming
germineren ontkiemen, ontspruiten
gerochel - gereutel
geroddel - achterklap, babbelpraat, differmatie, kwaadsprekerij, laster, praatje
geroemd - geprezen, gevierd
geroep gekrijs, geschreeuw
geroerd aangedaan, bewogen, gekleed, getroffen, ontroerd
geroes - rumoer
geroezemoes - gegons
gerokte bol - ui
geronk - gesnork
geronnen gestold, gestremd, ingedikt, rinnen, verdikt
gerooid bos - rade, rode
gerookt spek met vlees er aan - bacon
gerookt visje - sprot
gerookte aal paling
gerookte haring - bokking
gerookte vis - bokking, paling
geroosterd brood - mouilette, muffin, toast, toost, tosti
geroosterd vlees saté
geroutineerd bedreven, doorkneed, ervaren, gehaaid, geheid,
geoefend, getraind, handig, kundig, vaardig
gerst, gepelde - gort
gerstebier der Egyptenaren - zython
gerstekoffie - moutkoffie
gerstenat ale, aal, bier, pils
gerstepap - gerstebrij
gerstmaand - september
gerucht faam, geluid, geraas, klank, mare, nieuws, nieuwtje, opzien, praatje, rel, roddel, roep, spraak, tijding, verhaal,
geruchtmakend - alarmerend, bruyant, fameus, geraasmakend, opvallend, opzienbarend, sensationeel
geruime tijd - lang, poos
geruime tijd durende lang, langdurig
geruis gegons, geritsel, gezwatel (lit), lawaai, leven, ritseling, strepitus
geruisloos - geluidloos, onhoorbaar, stil
geruit weefsel - quadrille
geruite stof - dambordgoed, tartaan
gerust bedaard, kalm, onbekommerd, onbevreesd, onbezorgd, onbezwaard, rustig, stellig, stil, tevreden, vredig, vreedzaam, zeker
gerustelijk - kalm, rustig
gerustheid - geruststelling, onbekommerd, onbezorgdheid, zorgeloosheid
geruststellen rassureren
geruststellend - rassurant, sedatief
geruwd leer - suède
geruwde dekendtof – molton
gerven - leerlooien
gerwe - duizendblad
gerij - wagen
gerijm - rijmelarij
gesar geplaag, geterg, getreiter
gesatineerd - satijnachtig
geschaakt door Paris - Helena
geschaakt door Zeus - Europa
geschakeerd - afwisselend, genuanceerd
geschal - geschetter
geschandvlekt - bezoedeld, infaam
geschapen - aangeboren
geschapen wezen - schepsel
geschapenheid - geaardheid, gesteldheid
geschat - globaal
geschater - gelach, geschetter
geschatte uitgave - raming
gescheiden - apart, distinctus, los, seperaat, uiteen, verbroken
gescheiden van elkaar - vaneen
gescheld - geschimp, getempeest, getoeter
geschenk - aalmoes, aardigheid, bijdrage, cadeau, donatie, donum, douceurtje, fooi, gave, gift, gratificatie, persent, schenking, surprise, xenie
geschenk in geld boven het bedongen loon - gratificatie
geschenk (klein) - aardigheid(je)
geschenken aan de gasten - xeniën
geschenken brengende fee - Befana
geschenknummer - presentexemplaar
geschetter - geschal, gesnater, gesnoef, gezwets
gescheurd - beschadigd, gehavend, kapot, rap, stuk, veilig, vernield
gescheurde lap - flard
geschiedboeken - annalen, historiën
geschieden - doorgaan, gebeuren, overkomen, plaatshebben, voorvallen, wedervaren
geschiedenis - annalen (algemeen), avontuur, gebeurtenis, historie, onderneming, storietoedracht, verhaal, voorval, toedracht
geschiedenis der martelaren - martyrologie
geschiedenisverhaal - kroniek
geschiedkundig - historisch
geschiedkundig tijdperk - Middeleeuwen, oudheid, renaissance
geschiedkundige - historicus
geschiedkundige schrijver - analist
geschiedkundige wereldbeschouwing - historisme
geschiedrol - gedenkrol
geschiedschrijver - annalist, Bor, Caspers, Fruin, Herodotus, historicus, historiograaf, Hooft, Huizinga, Livitus, Machiavelli, Michelet, Niebuhr, Pirenne, Plutarchus, Suetonius, Tacitus,
geschiedschrijving - historiografie
geschiedzang - historielied
geschift - dwaas, dol, gehot (melk), gek, gestoord, getikt, ineengelopen, kartelig, klonterig
geschikt - aangenaam, aardig, adret, bekwaam, betrouwbaar, braaf, bruikbaar, capabel, convenabel, deugdzaam, dienstig, doelmatig, eerlijk, fair, fijn, gedisponeerd, geëigend, geknipt, gepast, goed, handzaam, heilzaam, jofel, juist, nuttig, oorbaar, opportuun, pasklaar, passend, schappelijk, sortabel, sympathiek, reeel, vatbaar
geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, bruikbaarheid, handigheid, opportuniteit, talent
geschikt maken tot - predisponeren
geschikt voor bebouwing - bouwrijp
geschikt voor consumptie - consumabel, eetbaar
geschikt zijn - dienen
geschikte gelegenheid - opportuniteit
geschikte maat - kameraad, portuur
geschikte plaats - stade
geschikte tijd - occasie
geschikte wederpartij - portuur
geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, gepastheid, handigheid, tact,talent, vatbaarheid
geschiktheidsproef - test
geschil - afgrijzen, afkeer, afschuw, conflict, contest, dispuut, familietwist, geding, gekijf, geschil, gruwel, krakeel, kijf, kwestie, lis, onenigheid, onmin, pleit, probleem, redetwist, ruzie, strijd, tweedracht, twist, vete, woorden, woordenstrijd, woordentwist, woordenwisseling
geschil (Ind.) - perkara
geschild hout (eiketakken) als brandhout - talhout
geschild stamstuk van een eik - perkoen
geschilde paal (eike- of dennehout) - perkoen, stamstuk
geschilpunt - controverse, kwestie, (Ind.) perkara, ruzie, twist
geschimp - gesmaal
geschokt - aangedaan, onpasselijk, overstuur
geschimmeld schimmelkleurig
geschimp - gescheld
geschokt - overstuur
geschonden - beschadigd, defect, gekwetst, kapot, ongaaf
geschonken - gegeven
geschonken door d.d.
geschonken wegens een belofte - votief
geschooi - bedelarij, gebedel
geschoold bekwaam, geoefend, getraind, opgeleid
geschoren kruin - tonsuur
geschoren ongewassen wol - smeerwol
geschoren schapenvel ploot
geschrapt - afgevoerd, schoongemaakt
geschrapt (het worden) - deleatur
geschreeuw gegil, gekrijs, geroep, getier, kabaal, krakeel, leven, misbaar, ophef, roep, rumoer, tumult, vociferatie
geschreeuwde leuze yell, slogan veil.
geschreven - schriftelijk
geschreven bericht - grief
geschreven boek - manuscript
geschreven klacht - klaagschrift
geschreven opdracht - oorkonde
geschreven stuk aandeel bewijs, alinea, brief, document, epistel, manuscript, minuut, oorkonde, pennevrucht, tekst
geschrift bijbel, boek, brief, dienstbrief, epistel, handschrift, handwerk, koran, missive, oorkonde, opstel, pamflet, scriptie, scriptum, scriptura, stuk, tekst, werk
geschrift met werkzaamheden - programma
geschrift over een onderwerp - monografie
geschrift vol fouten - kokagrafie
geschriften - lectuur
geschriften over een bepaald onderwerp - literatuur
geschrijf - gepen
geschroeid worden - roosteren
geschrokken ontdaan, onthutst, ontsteld, opgeschrikt, verschrikt
geschubd - ecaillé, squameus
geschubde diersoort - draak, hagedis, vis
geschulpte zoom falbala
geschup - geschop, kerkportaal
geschut - artillerie, bas, batterij, bazooka, houwitser, kanon, kartouw, mitrailleur, mortier, vuurmond
geschut, middeleeuws - ballist
geschut, Romeins - ballista
geschut uit de 16e en 17e eeuw - serpentijn
geschutbank - artillerie, emplacement
geschutbedding - remas
geschutkelder - kazemat
geschutkoepel - geschuttoren
geschutlaag op schip batterij
geschutmeester - artillerist
geschutrichter - pointeur
geschutserie batterij
geschutstand op de grond,schip, tank of vliegtuig - koepel
geschutwerf - artilleriepark
geschuttoren op een oorlogsschip - barbette
geschuurd rotan - manou
gesel karwats, knoet, kwispel, larp, plaag, ramp, roe, roede, tuchtroede, zweep
gesel Gods Attila
geselaar - flagellant
geselbroeder - flagellant, geselaar, kruisbroeder
geseldiertje - tetramitus, zweepdiertje
geselecteerd - uitgelezen
geselen – fustigeren, hekelen, kastijden, lijfstraf, tuchtigen,
geseling flagellatie
geseling met netels - urticatie
geselkoord - karwats, zweep
geselmonnik flagellant, geselbroeder, ranselaar
geselwerktuig - knoet, zweep
gesepareerd afzonderlijk, gescheiden
geserreerd beknopt, gedrongen, kort
gesigneerd - getekend
gesis - stridor
gesitueerd - gelegen, vermogend
gesjochten arm, desolaat, gefopt, geruïneerd
gesjouw - geploeter
geslaaf getob
geslaagd - gelukt, succesvol, voldaan
geslaagde hulp - redding
geslaagde voor examen abituriënt
geslacht - afstamming, familie, gelid, generatie, genus, homo, huis, kunne, linie, lijn, ras, sekse, sibbe, soort, stam, tak
geslacht der peulgewassen - indigostruik
geslacht van bacteriën - salmonella
geslacht van bolvormige bacteriën die na deling splitsen - streptokok
geslacht van dwergen - nibelungen
geslacht van hagedissen - agama
geslacht van klimmende palmen - rotan
geslacht van kuikens bepaler - sexer
geslacht van makis - lori
geslacht van paddestoelen - boleet
geslacht van plaatzwammen - russuia
geslacht van poliepslakken - nautilus
geslacht van witte mieren - termieten
geslacht van zangvogels - prunella
geslachtkunde - genealogie
geslachtkundige - genealoog
geslachtloos aseksueel
geslachtelijk - generatief, seksueel, sexueel
geslachtelijke afwijking - perversiteit
geslachtelijkheid - geslachtsleven, seksualiteit, sexualiteit
geslachtsbastaard - bigenerisch
geslachtsboom geslachtslijst, geslachtsregister, pedigree, stamboom
geslachtscel - ei
geslachtscellen - gameten
geslachtsdeel - genitalie, penis, schaamdeel, scrotum
geslachtsdrift - libido
geslachtsgemeenschap bijslaap, coïtus, paring
geslachtshoofd - mac
geslachtshormoon - oestron, testosteron
geslachtsklieren - gonaden
geslachtskoel frigide
geslachtskoelheid frigiditeit
geslachtskunde genealogie
geslachtskundige genealoog
geslachtsleven seksualiteit
geslachtsloos - adelogenisch
geslachtslijst genealogie, geslachtsregister, pedigree, stamboom
geslachtsnaam achternaam, familienaam
geslachtsreeks - linie
geslachtsregister genealogie, geslachtslijst, pedigree, stamboom
geslachtsrekenkunde - genealogie, sibbekunde
geslachtstafel - geslachtsboom, stemma
geslachtsverkeer - coïtus
geslachtswapenleer - heraldiek
geslachtswisseling generatiewisseling, metagenesis
geslachtsziekte - gonorroea, lues, syfilis
geslagen goud - bladgoud
geslagen ijzer - smeedijzer
geslagen teken van een munt klop
geslagen worden - slaag
gesleep - gezeul
geslemp gebras
geslepen aangezet, aspect, astutieus, betjoegd, betjoecht, betjoekt, doortrapt, facet, gehaaid, gewiekst, goochem, leep, link, listig, loos, pienter, scherp, scherpzinnig, slim, sluw, uitgekookt, vlak, zijde
geslepen dief - gauwdief
geslepen diamant - briljant
geslepen glas - bril, kristal, lens, objectief, oculair
geslepen glas van bril - lens
geslepen glee bril, objectief lens, oculair
geslepenheid - calliditeit, finesse, list, panurgie, raffiniment, sluwheid,
geslepen kerel boef, rat
geslepen mens - panurgus
geslepen persoon - slimmerik
geslepen scherp van beitel faas
geslepen schuine rand - biseau
geslepen tussenpersoon - Figaro
geslepen vlak van edelsteen facet
geslepen vos - Reinaert
geslepenheid list, sluwheid
gesleten - vergaan
gesleten plek in weefsel gaat, glee, sleet
gesleufd - sulcaat
geslingerd - meandrisch
gesloof - geslaaf, getob, gewurm, gezwoeg
gesloten achterhoudend, dicht, geheimzinnig, geloken, impenetrabel, introvert, ondoordringbaar, ondoorgrondelijk, ongeopend, toe, verboden, zwijgzaam
gesloten aanval - charge
geloten auto limousine, sedan
gesloten baan - circuit
gesloten band - hoepel
gesloten beurs - toebeurs
gesloten boek enigma, geheim, mysterie, raadsel
gesloten glazen veranda - loggia, serre
gesloten groep - corps
gesloten hand - knuist, vuist
gesloten hoekbalkon arkel, erker
gesloten huurrijtuig vigilante
gesloten koetsiersrijtuig - hansom
gesloten kring cirkel, clan, kaste, kongsie, korps
gesloten kromme lijn - cirkel, kring
gesloten luxe auto waarin de bestuurdersplaats van de passagiersruimte gescheiden is limousine
gesloten ronde lijn - kring
gesloten ruimte in graansilo - bin
gesloten rijtuig - vigilante
gesloten slagorde - falanks, falanx
gesloten stand kaste
gesloten tijd - spertijd
gesloten van aard introvert, zwijgzaam
gesloten veranda loggia
gesloten vierdeurs auto - sedan
gesloten vistijd schoontijd
gesloten voor anderen - besloten, introvert
gesloten waranda - serre
geslotenheid - geheimzinnigheid, taciturniteit
gesluimer - sluimering
gesmaal - geschimp
gesmeerd - gemakkelijk, kwiek, vlot, voorspoedig, vrolijk
gesmeerd worden - smerig
gesmokkel - smokkelarij
gesmokkelde alcohol - moonshine
gesmolten asfalt - mastiek
gesmolten gesteente lava, magma
gesmolten vet - reuzel, smout
gesmolten vulkaangesteente - magma
gesmolten witte suiker kokanje, kokinje
gesmoord afgeremd, dof, gestikt, gestokt, gewurgd, onderdrukt
gesmoord lachen - giechelen
gesnap achterklap, babbelen, gebabbel, gekwebbel, gepraat, getater, lasterpraat
gesnapt - begrepen,betrapt, gevangen, mislukt,
gesnater - geschetter, gekwetter
gesneden - gecastreerd, gecoupeerd, gesteriliseerd, ontmand
gesneden big - hamel
gesneden druksteen litho
gesneden edelsteen camée, gemma, gemme
gesneden eikenschors run
gesneden haan kapoen
gesneden hengst ruin
gesneden ram - hamel, weer
gesneden sierschelp - kamee, mee
gesneden steen - camee, gemma, gemme, lithoglief
gesneden stenen - gemmen, glypten
gesneden stier os
gesneden tabak - shag
gesneden varken - barg, schram
gesneden vlees - poulet
gesnedene eunuch, ontmande
gesnoef - gebluf, gebral, gepoch, gezwets, opschepperij, pocherij
gesnoerd - ingeregen
gesnor - gebrom, geraas, gesnoef, gezwets
gesol - geharrewar
gesorteerd - bijeengevoegd, uitgezocht
gesorteerde koekjes - allerhande
gesp agraaf, agrafe, beugel, knip, riemsluiting, ringbeugel, sluiting, spang
gesphaak span, agrafe
gespan koppel, paar, span
gespannen - drukkend, effen, geladen, gemunt, glad, heftig, nauwsluitend, nerveus, onbeweeglijk, onrustig, star, stijf, strak, verbeten
gespannenheid spanning, stijfheid, tensie
gespeeld - gemaakt
gespeend zijn van - missen, ontberen
gespekt rijk, welvoorzien
gespen - aangorden, vastmaken
gesphaak - agrafe, spang
gespierd - fors, gestaald, kernachtig, krachtig, musculeus, pezig, potig, robust, sterk, stoer
gespierd mens atleet
gespitste mond toet
gespleten gesplitst, schizofreen, vaneen, verdeeld,
gespleten bamboe - bilik
gespleten bovenlip hazenlip
gespleten van geest schizofreen
gesplitst - gedeeld
gesponnen draad - garen, koord, touw
gesponnen vezels - draad
gesponnen vlasvezel - vlasdraad
gespreid - wijd
gespreide laag - stratum (Lat.)
gesprek bespreking, colloquium, confabulatie, conferentie, conversatie, dialoog, discussie, discours, entrenous, kout, onderhoud, overleg, pourparler, praatje, redekaveling, redenering, ronde-tafelconferentie, samenspraak
gesprek aanknopen - aanpappen
gespreksgewijze - discursief
gespreksgroep van studenten - dispuut
gesprekspunt - onderwerp, thema
gesproken - mondeling, parlando
gesproken brief - fonopost, lezing
gesproken inleiding proloog
gesproken nawoord - epiloog, narede
gesproken voordracht causerie, college, lezing, oratie, praatje, rede, speech, toast, toespraak
gesproken woord causerie, lezing, toespraak
gesproken woord of verhaal - mythe
gesproken woorden - propoost
gespuis crapule, falderappes, gajus, geboefte, gebroed, gepeupel, grauw, grut, janhagel, Jan Rap, kanalje, ontuig, plebs, rapalje, schooiers, schorem, schuim, tuig, uitschot, vagebond, vee, vulgus
gespuis uit de grote steden van Indonesië - boeaja
gest - bezinksel
gestaag aanhoudend, aldoor, constant, gestadig, stadig, steeds, voortdurend
gestaald - atletisch, gehard, gespierd, hard, mannelijk
gestaarte aap - javaan
gestadig - aanhoudend, aldoor, altoos, bestendig, constant, continu, doorlopend, gedurig, (ge)staag, herhaaldelijk, onophoudelijk, regelmatig, steeds, staag, telkens, voortdurend
gestadig aanvallen bestoken
gestadigheid - aanhoudendheid, bestendigheid, continuïteit, resolutie, tenaciteit, volharding, gedecideerdheid
gestadiglijk gestadig, voortdurend
gestalte - fase, figuur, formaat, gedaante, gewas, grootte, leest, postuur, schema, statuur, taille, vorm
gestalte der maan e.k., l.k., n.m., v.m.
gestalte geven - scheppen, vormen
gestalte van het lichaam - bouw, lichaamsbouw
gestalte waaronder iemand wedergeboren is - reïncarnatie
gestaltenis - gedaante, figuur, postuur
gestamel - gestotter
gestamp - getrappel
gestampt - fijngemaakt
gestampte aarde - none
gestampte hutspot - stamppot
gestampte kruidnagelen - nagelgruis
gestand doen - nakomen
geste - daad, gebaar, handgebaar, zwaai
gesteend schaaldier - eendemossel(kreeftachtig)
gesteente -
3 git, lei
4 brik, erts, gips, jade, kalk, onyx
4 agaat, amber, beril, camee, gemma, gneis, grind, opaal,
parel, robijn, silex, tegel
6 albast, amaril, amaril, apliet, arduin, asbest, basalt, carbon, eoliet, estrik, gabbro, jaspis, juweel, kwarts, macade,
marmer, morion, oöliet, perdot, plavei, plavui, puriet, spinel, topaas, ulviet, zarbat
7 adamant, asteria, breccie, carrara, diabaas, diamant, dioriet, dolomiet, elctron, glimmer, granaat, graniet, granito, grauwak, hyacint, hyaliet, kalktuf, krijttuf, lapilli, mangaan, molasse, nefriet, oliviet, pagadet, philiet, posfier, quenast, ryoliet, saffier, smaragd, syeniet, talklei, uroliet, zeoliet
8 aeroliet, amethist, basaniet, boraciet, braggiet, carneool, briljant, chaludon, chamotte,cornalijn, corneool, cryoliet, dioptaas,dolomiet, esmerald, esmeraud, essoniet,galsteen, geeloker, isjoliet, kohinoor, leisteen, leksteen, melaniet, obsidaan, rhyoliet,rijnsteen, sardonix, schiefer, silicium, steatiet, tartarus, topasiet, trachiet, tufsteen,turkoois, wijnsteen, wolfraam, zeeagaat, zeeberil
9 anhydriet, aquamarijn, aromaliet, barnsteen, cacholong, calcidoon, carbonium, dialliage, diatomiet, dinasteen, draconiet, gesteente, granofier, ferqusiet, galactiet,granuliet, kalksteen, karbonkel, kattegoud, kwartsiet, maansteen, malachiet, mergsteen,niersteen, paapsteen, phonoliet, puimsteen,puzzolana, steenvlas, steenzout, tandsteen, theraliet, toermalijn, tungsteen, uranoliet,waalsteen, zandsteen, zeilsteen, zerksteen
10 bruinsteen, meteorliet, pyromalith, stalactiet,stalagmiet, urinesteen, zonnesteen, zwaarspaat
11 azuurbariet, bergkristal, chlorietlei, chrisoberil, chrisopraas, colophonium, holosodriet, kaneelsteen, kittelsteen, lazuursteen, purpersteen, simidiamant, straalsteen, tichelsteen, kalaminsteen, kiezelsinter, parelglimmer, radiolariet, somibriljant
12 filtreersteen, ijzergesteente, serpetijnsteen
13 astramentsteen, hoornblendelei, tracgyandesiet
15 apisinfernalis, olivijngesteente
17 pyroxeengesteente
gesteente - grafsteen, grafzerk, tombe
gesteente dat oplosingsverschijnselen vertoont dolomiet, kalksteen
gesteente door afzetting in water ontstaan sediment
gesteente door stolling ontstaan bazalt, graniet, porfier
gesteente gevormd door planten of dieren - bioliet
gesteente waarin erts voorkomt moedergesteente
gesteentebeschrijving - lithologie
gesteentekunde lithologie, petrologie
gesteentemateriaal in de gletjser - binnenmorene
gestel aard, bouw, constellatie, constitutie, diathese, geaardheid, gezondheid, inborst, karakter, natuur, organisme, raamwerk, samenstel, struktuur,
gestel van twee palen - bolder
gesteld aangenomen , verondersteld
gesteldheid aard, circumstantie, complexie, conditie, configuratie, dispositie, état, gesteltenis, hoedanigheid, houding, instelling, kwalitatief, kwaliteit, mentaliteit, omstandigheid, situatie, staat, stand, stemming, temperament, toestand
gesteldheid van de lucht weer, klimaat
gesteltenis - constellatie, positie, toestand
gestemd - gedisponeerd, gehumeurd, geluimd
gestemdheid - ernst, gemoed, luim, sfeer, stemming, toegewijd, vastheid, werkelijkheid
gestempeld plat stuk metaal munt, penning, plaquette
gestempelde metalen plaat munt, plaquette, penning
gesteriliseerd onvruchtbaar, steriel
gesterkt - getroost
gesterkt van gemoed - getroost
gesternte - sterrenbeeld, uitspansel
gesteun gekerm, gekreun
gesteven front van overhemd plastron
gesticht asiel, gesterkt, getroost, instelling, instituut, inrichting kliniek, paviljoen, stichting, tevreden, tuchthuis, verbeterhuis
gestichtsbewoner provenier
gesticulatie - gebarenspel, gebaar, geste
gesticuleren gebaren
gestie ambtsuitoefening, beheer, daad, verrichting, werkzaamheid
gestild bedaard, geblust, gelest
gestoei - gedartel, gedol
gestoeld gezwel - poliep
gestoelte bank (grote), erebank, katheder, kerkbank, zetel, zitbank
gestoffeerd - bekleed
gestoffeerde rustbank divan, sofa
gestold bloed - klont, prop, stolsel
gestold dierlijk vet - niervet, ongel, reuzel, smeer, smout, stearine, talk
gestold klompje - klonter, stremsel
gestold lijmachtig vocht gom
gestold sap gelei
gestold vet smout
gestold vleesnat dril, gelei, lil
gestolde brok - klont, klonter
gestolde oppervlakte - korst
gestolde reuzel - smout
gestolde suiker op een stokje lolly
gestolen buit - poet
gestolen geld - poen
gestolen goed - massematten
gestolen goed kopen helen
gestommel - gestoot, herrie, kabaal, lawaai
gestoofde uien met vlees - hachee
gestoomde koffie - cappuccino
gestoord - getikt, geschift
gestoorde spijsvertering - indigestie
gestoot - gebons
gestort bedrag - storting
gestort vocht - plas
gestorte geldsom - inlaag, inlage
gestorven dood, ontslapen, overleden, wijlen
gestorven (hij is) - obiït
gestorvene - dode, overledene
gestorvene zonder testament - intestaat
gestotter - gestamel
gestraald - gezakt, mislukt
gestrafte - boeteling
gestrand schip - wrak
gestrande goederen - wrakgoed
gestreel - geaai, gekriebel, geliefkoos
gestreept gearceerd
gestreept dessin - streepdessin
gestreept zijn - striatie
gestreepte ezel zebra
gestreepte ezelachtige giraffesoort - okapi
gestreepte kat - cyperse
gestreken - glad
gestrekt lang, uitgerekt
gestremd - prollig
gestremd zijn - stagneren
gestremde melk kwark, leb, prut, quark,runsel, wrongel
gestreng - hard, koud, krachtig, onbarmhartig, onverbiddelijk, rigide, rigoureus, scherp, sevère, straf, stremsel streng, strengelijk, strikt, strong
gestreng van zedenleer - rigide
gestrengheid - ernst, onverbiddelijkheid, rigeur, rigiditeit, severiteit, strengheid
gestudeerd - geleerd, onderlegd, wijs
gestudeerde vrouw blauwkous, dra, savante
gesubordineerd - ondergeschikt
gesuf gedroom, gepeins
gesuikerd - zoet
gesuikerd balletje - pastille
gesuikerd ooftmoes jam, marmelade
gesuikerd preparaat - pastille
gesuikerd tablet - dragee
gesuikerde warme drank met eierdooier, wijn en kaneel - kandeel
gesuikerde warme wijn - negus
gesukkel - bekommeringgetob, tobberij, ziekelijk
gesyncopeerde muziek ragtime
getaand - taankleurig, verweerd
getabberd persoon - advocaat, geestelijke, hoogleraar, rechter
getailleerd - nauwsluitend
getakt ijzer met ketting in de schoorsteen - haal
getakte horens gewei
getal aantal, cijfer, hoeveelheid, numerus, nummer, Pi, summa, tal, veelheid
getal alleen deelbaar door zichzelf - priemgetal
getal boven de breukstreep - teller
getal dat de verhouding uitdrukt tussen middellijn en omtrek van een cirkel - pi
getal dat het lichaamsgewicht per meter lengte aangeeft - gewichtscoëfficiënt
getal, onmeetbaar - pi
getal (taalk.) - meervoud (pluralis), enkelvoud
getal tussen nul en een breuk, fractie
getal vermenigvuldigd - veelvoud
getalenteerd - talentvol
getallen in volgorde opnoemen tellen
getallen op de vingers aanwijzen – tellen
getallenleer - cijferkunst, rekenkunde
getallenraadsel - aritmogrief
getalletter - pi
getalm geaarzel, gedraal, gemar, geteut, getrek, getreuzel, temporisatie
getalmerk cijfer, no, nr
getalsmatig - nummeriek
getalsterkte - quantum
getalsverhouding - breuk
getalteken - cijfer, getalmerk, nummer
getalvers - jaardicht
getalvorm - breuk
getand muurwerk - kanteel, tinne
getand werktuig greep, hark, hooivork, kam, reek, riek, vork
getand wiel kamrad, rad, tandrad, tandwiel
getande bovenrand van een kast of muur - tinne
getande muurrand - kanteel
getande uitwas van vogels - kam
getapt favoriet, geliefd, gezien, populair
getater – gebabbel, gesnap
geteem - gezemel, gezeur
geteerd dekkleed presenning
geteerd garen tot bekleding der kabels lording
geteerd papier - bitumen, dakleer
geteerd zeildoek - panje
geteisem falderappes, schorrie morrie, schuim, uitschot, uitvaagsel
geteisterde - gedupeerde, slachtoffer
getekend - doorgroefd, geëtst, gegroefd, gemerkt, gesigneerd, gevlekt, mismaakt, sign (signatum erat)
getekend plan - schets
getekend verhaal strip
getekende mop cartoon
getemd bedwongen, gedresseerd, handelbaar, mak, koest, tam
getemde jachtvogel - hagerd, valk
getemperd gedempt, gematigd, matig, (ver)zacht, verzwakt
geterg gejen, geplaag, gesar, getreiter
getest beproefd, geëxamineerd, getoetst, onderzocht, probaat
geteut getalm getreuzel
getier - balderen, drukte, gedoente, gejoel, gekijf, geraas, getempeest, heibel, kabaal, lawaai, leven, misbaar, rumoer, ruzie, standje, vociferatie
getier en geraas - stampei
getikt dwaas, getroebleerd, gek, geschift, gestoord, idioot, onwijs
getimmerde steiger stellage
getimmerte - stellage, timmerwerk
getint - gekleurd
getintel geflonker
getiteld genaamd
getob - gehaspel, gemartel, gemodder, gepeins, gepieker, geploeter, gewurm, gezwoeg, kopzorg, moeite, muizenis, zorg
getogen grootgebracht, opgegroeid, opgevoed
getokkeld (muz.) pizzicato
getorst gedraaid, gewrongen
getouw gareel, weefgetouw
getraind - geoefend
getralied hok kooi
getraliede voederbak - ruif
getreiter gejen, geplaag, gesar, geterg, pesterij
getreuzel - getalm, geteut
getroebleerd - warrig, warhoofdig
getroffen - aangedaan, aangeschoten, bewogen, geblesseerd, geraakt, geroerd, gewond, ontroerd, raak, touche
getroffene geblesseerde, gewonde, slachtoffer
getrokken door paard met bellen - ar
getrokken koperdraad - rekdraad
getrokken lijn - streep
getrokken metaal - ijzerdraad
getrokken streep haal
getrokken voertuig ar, koets, slee, sleep, slede, wagen
getrokken wissel traite
getrokken (muz.) - tirato, tratto
getroost - berustend, gelaten, geresigneerd, gesterkt, passibel,
getrouw betrouwbaar, eerlijk, gehecht, gestand, loyaal, nauwgezet, oprecht, stipt, trouw
getrouwd - gehuwd
getrouwd manspersoon - lap
getrouwde burgervrouw - madam
getrouwden - echtgenoot, echtgenote, eega, gehuwden, man, vrouw
getrouwe aanhanger, dienaar, satelliet, trawant, volgeling
getrouwelijk nauwgezet, nauwkeurig, stipt
getrouwheid - betrouwbaarheid, eerlijkheid, fideliteit, gehechtheid, gehoorzaamheid, loyaliteit, nauwkeurigheid, trouw
getrouwheid aan de werkelijkheid - waarheid
getto - jodenkwartier, jodenwijk
getuige deponent, get.
getuige bij duel - secondant
getuige (bij doop) - meter, peet, peter
getuigen - attesteren, bevestigen, deponeren, testeren, tonen, verklaren
getuigende van - energiek
getuigende van goedheid gastvrij, goedgeefs
getuigende van weinig nadenken ondoordacht
getuigenis akte, attest, attestatie, bewijs, belofte, brevet, certificaat, depositie (rechtsterm), diploma, eed, gelofte, getuigschrift, kenmerk, kenteken, oorkonde, openbaring, referentie, testimonium, verklaring
getuigenis van de juistheid - erkentenis
getuigenverklaring - attestatie
getuigschrift - akte, attest, attestatie, brevet, bul, certificaat, diploma, einddiploma, oorkonde, referentie, testimonium
getuigt van weinig nadenken - ondoordacht
getweeën - samen, tezamen
getweende stijve witte zijde - maraboezijde
getwijnd garen sajet
getwist - gekijf, stribbeling, geruzie
getij eb, ebbe, getij, getijde, hoogtij, jaardienst (r.k.), springtij, tij, tijd, tijdstip, vloed, waterstand
getijde - getij
getijden - hora, horea, horen
getijdenboek van priester brevier
getijdenstroom - Haringvliet
getijverschijnsel - agger, naspui
geul - diep(te), gleuf, goot, greppel, groef, kanaal, kil, ril, riool, sleuf, vaargeul, vore, wetering
geul door de regen gemaakt - ril
geul in buitendijks land - zwin
geul in de wadden - balg
geul in een schor - slenk
geul in het strand slenk
geul in strandbank - mui
geul of slootje - greppel
geul tussen twee zandbanken - kil
geul voor afvoer afvoerkanaal, riool
geul voor drinkwatertransport - aquaduct
geur aroma, aroom, boeket, halitus, lucht, odeur, odorant, parfum, reuk, snuf, stank, trant, walm,
geur maken - opscheppen, pronken
geur verspreiden - rieken
geurballetje kamfer
geuren - branie, luchten opscheppen, pronken, rieken, ruiken, snoeven, stinken
geurig aromatisch, balsemiek, odorant, welriekend
geurig gewas - lavendel
geurig ruinkruid - orego
geurig staafje - wierook
geurig toekruid bij tuinbonen - bonekruid
geurig zaad anijs, komijn
geurige balsem - amoon
geurige bloem - fresia, hyacint, jasmijn, narcis, orchidee, roos, sering
geurige bolbloem - hyacint, narcis
geurige citrusvrucht mandarijn
geurige drank - koffie, mokka, thee
geurige hulsels van een Indische plant - vanille
geurige kruiden anijs, bonekruid, citroenmelisse, dille, dragon, foelie, hysop, kalmoes, kaneel, karwij, kervel, koriander, laurier, lavendel, marjolein, melisse, orego, pepermunt, peterselie, rosemarijn, selderij, specerij, steranijs, thijm, vanille, venkel,
geurige likeur - chartreuse
geurige organische verbinding - ester
geurige plant kamperfoelie, lavendel, reseda
geurige tabaksoort - manilla
geurige vrucht - kweeappel, mandarijn
geurigheid - aroma,
geurkruid - ageratum
geurmaker bluffer, branieschopper, opschepper, poen, pocher, snoever, opsnijder
geurstof amber (uit potvis), mirre,nardus, parfum
geurstof leverend oosters gewas nardus
geurstof uit kruidnagelen - eugenol
geurstof van kruidnagelen - eugenol
geurtje - luchje
geurwater - parfum
geurzakje - sachet
geus - afvallige, bosgeus, calvinist, gieteling, liberaal, protestant, schooier, vaan, vlag (op boegspriet), watergeus
geuzenleider - Lumey
geuzenlied spotlied, strijdlied, Wilhelmus
gevaar - alarm, bedreiging, dreigement, dreiging, ellende, nood, onheil, onraad, onveiligheid, periculum, perikel, risico, waagstuk
gevaar lopen dreigen
gevaar merken - nattigheid (voelen)
gevaar voor schade risico
gevaar voor voertuigen slippen
gevaarlijk - bedenkelijk, benard, dangereus, dreigend, ernstig, gewaagd, hachelijk, kritiek, link, netelig, onrustbarend, onveilig, periculeus, riskant, roekeloos, verraderlijk, zorgelijk
gevaarlijk dier adder, kaaiman, krokodil, leeuw, panterpoema, roofdier, schorpioen, slang, tijger
gevaarlijk en leep - link
gevaarlijke dolfijnsoort - grampus
gevaarlijke infectieziekte - tetanus
gevaarlijke kans risico
gevaarlijke oogziekte staar
gevaarlijke plek in het ijs bijt, wak
gevaarlijke plek in rivier - draaikolk
gevaarlijke plek op zee mui
gevaarlijke prestatie – stunt, waagstuk
gevaarlijke sprong salto
gevaarlijke storm - noodweer
gevaarlijke stunt - waagstuk
gevaarlijke vis - haai, octopus
gevaarlijk kruipend dier - slang
gevaarlijk spul - gif
gevaarloos - veilig
gevaar lopen - dreigen, riskeren
gevaaropleverend - onveilig
gevaarsignaal - s.o.s.
gevaarte bakbeest, kolos, reuzenbeeld, reuzengestalte
gevaccineerd ingeënt
gevader doopvader, peet, peetoom, peter
geval - aangelegenheid, akkevietje, avontuur, casus, feit, gebeurtenis, gesteltenis, kwestie, lot, occurentie, omstandigheid, situatie, toeval, voorval, zaak
geval in nood - noodgeval, noodzaak
gevallen gebeuren
gevallen afleiden - analogie
gevallen engel Belial, demoon, duivel, Lucifer, Satan
gevallen van zijn voetstuk - ontluisterd
gevallen vrouw - echtbreekster, hoer, slet
gevalletje akkevietje, karweitje, klusje
gevallig - aangenaam, behaaglijk, toevallig
gevang - cel, bajes, cachot, gevangenis, lik, nor, petoet
gevangen beet, captif, gedetineerd, onvrij
gevangen en eenzaam opgesloten - cellulair
gevangen nemen als onderpand - gijzelen
gevangen vis in leven houden - spenen
gevangenbewaarder - cipier kastelein, stokkenknecht
gevangene - arrestant, gedetineerde
gevangenhouden - detineren
gevangenhouding - arrest, detinering, hechtenis, incarceratie
gevangenis amigo, bagno, bajes, bak, belfort, bastille, bonenhotel, cachot, cel, doos, gevang, gevangenhuis, gribus, hok, jeugdgevangenis, kast, kerker, lik, nor, pensionaat, petoet, pot, provoost (mil.), rasphuis, singsing, spinhuis, tuchthuis
gevangenis (Frans) bagno
gevangenis (Z. Afr.) - tronk
gevangenishok - cel
gevangenis in Gent - rasphuis
gevangenis in Madrid - Carabanchel
gevangenis in U. S. A. - Sing Sing
gevangenis voor galeislaven - bagno
gevangenishok - cel, kerkerkot
gevangenishok (Fr.) - bagno, cachot
gevangenishuis - gevangenis
gevangeniskamer - pistole
gevangenis ondergronds - kerker
gevangenis, oude - rasphuis
gevangenisstraf - cellulair, detentie
gevangenisstraf vervangend subsidiair
gevangenis te Gent – rasphuis
gevangenis voor galeislaven - bagno
gevangennemen aanhouding, apprehensie, arrestatie, arresteren, hechtenis, inhechtenisneming, inrekenen, inrekening, opbrengen, opsluiting, pakken
gevangenneming arrestatie, hechtenis, inrekening
gevangenrol - procesverbaal
gevangenschap - captiviteit, celstraf, detentie, opsluiting
gevangenwagen arrestantenwagen, boevenwagen
gevangenzetten detineren
gevangenzetting - gijzeling, incarceratie, reclusie
gevarieerd afwisselend, gemêleerd, verschillend, wisselend
gevarieerd in kleur - bont, getekend, gevlekt
gevarieerde voorraad assortiment
gevat adrem, bijdehand, gaar, geestig, gewiekst, handig, intelligent, kattig, pienter, pinken, prompt, raak, schrander, slagvaardig, slim, snarig, snedig, snees, snugger, spits, terzake
gevat antwoord - repartie
gevat antwoorden - riposteren
gevatheid - flair, snedigheld, slagvaardigheid, slimheid
gevecht - aanval, actie, botsing, duel, handgemeen, handtastelijkheden, kamp, krijg, match, oorlog(sdaad), operatie, prijskamp, ruzie, schermutseling, schietpartij, slag, straatgevecht, strijd, tegenspraak, treffen, tweestrijd, veldslag, worsteling, zielstrijd
gevecht om de eerste plaats - wedstrijd
gevecht op grote schaal - treffen
gevechtseenheid - divisie
gevechtsformatie - slagorde
gevechtsklaar - mobiel, strijdvaardig
gevechtslinie front, frontlijn
gevechtspauze - bestand
gevechtsplaats front, slagveld
gevechtsstelling - carré
gevechtstas pukkel, ransel
gevechtsveld - gevechtsplaats, operatietoneel, slagveld, strijdtoneel
gevechtsvliegtuig fighter, jager, Mig, Mirage, Phantom, Starfighter
gevecht tussen twee legers - veldslag
gevecht van man tegen man - handgemeen
gevecht wegens smaad - duel
gevechtswagen tank
gevederd dier vogel
gevederte dons, pluimage
geveins - veinzerij
geveinsd dubbelhartig, gehuicheld, gluiperig, hypocriet, huichelachtig, loos, onoprecht, schijnheilig, vals, voorgewend
geveinsd mens - valsaard
geveinsde huichelaar
geveinsde flauwte - appelflauwte, katzwijm
geveinsdheid - huichelarij, hypocrisie, valsheid,,
gevel - achtergevel, buitenmuur, facade, neus, pui, voorgevel, voorkant, voormuur, zijgevel
geveldriehoek fronton, timpaan, tympaan
gevelornament - makelaar, oelebord
gevelsoort - halsgevel, klokgevel, lijstgevel, puntgevel, trapgevel, tuitgevel
gevelsteen - gevelgrauw, puisteen
geveltoerist glazenwasser, inbreker
geven - aanbieden, aanreiken, adviseren, afstaan, bijdragen, betalen, lenen, leveren, offeren, offreren, overhandigen, reiken, schenken, toebrengen, toedienen, trakteren, uitgeven, verlenen, verschaffen, verstrekken
geven om talen
gevensgezind - goedgeefs, mild
gever - donor, schenker
geverfde stof - doek, linnen
geverfd tafereel - schilderij
gevergeerd gestreept
geverseerd bedreven, behendig
gever van bloed - donor
gevest - greep, wapenhandvat
gevestigd conservatief, gesetteld, onveranderlijk, stabiel, vast, vaststaand, woonachtig
gevestigd zijn - wonen, zetelen
gevestigde orde - maatschappij
gevierd geprezen, geroemd, populair
gevierd man - held, lion, vedette
gevierd persoon - held, idool
gevierde filmactrice - idool, starlet, ster
gevierde vrouw - diva, filmdiva, heldin, kampioene, lionne, primadonna, theaterster, vedette, winnares,
gevierde zangeres - diva, reine (du bal)
gevierendeeld - ecartele
gevlamd - flambe, moiré, gewaterd
gevlamd aardewerk - flamme
gevlamd hout - palissanderhout
gevlamd opwerken - moireren
gevlamd patroon geven - moireren
gevlamd ijzer - moor
gevlamd weefsel - chiné
gevlamde stof - flammé
gevlamde zijde - moiré
gevlei - gefleem, geliefkoos
gevlekt besmet, bont, gespikkeld, getekend, veelkleurig
gevlekt van kleur - bont
gevlekte koe bonte
gevlekte tijger - luipaard
gevlerkt gevleugeld
gevleugeld - volatiel
gevleugeld mens - Icarus
gevleugeld paard Pegasus
gevleugeld woord - spreuk
gevleugeld zoogdier - kalong, vampier, vleermuis
gevleugelde boodschapper - duif, Hermes, Mercurius
gevleugelde geest in Perzië - Peri
gevleugelde godin - Nike
gevleugelde insekten - pterygota
gevleugelde termiet (witte mier) larong
gevleugelde vrienden - vogels
gevlochten band snoer
gevlochten bloemenring krans
gevlochten draad gaas, koord, prikkeldraad, snoer
gevlochten haar – vlecht
gevlochten haarbos - streng
gevlochten handtas - karbies
gevlochten hennep - touw
gevlochten ijzerdraad - gaas, prikkeldraad
gevlochten ring - krans
gevlochten samenstel netwerk
gevlochten schoen - mocassin, sandaal
gevlochten snoer koord
gevlochten stoelzitting - stoelmat
gevlochten touw - koord
gevlochten visfuik kub
gevlochten voorwerpen - matgoed, matwerk
gevlogen verdwenen, vertrokken, weg
gevoeg - gerief
gevoegd bij annex, adjunct
gevoeglijk betamelijk, gehoor, gemoed, gepast, gevoeligheid, gezindheid, inblazing, indruk, ingeving, inspiratie, intuïtie, inval, sentiment, tast, tastzin, zin, zintuig
gevoeglijkheid betamelijkheid, gepastheid
gevoegzaam dienstig, inschikkelijk
gevoel aanraking, aesthesie, begrip, besef, bewustheid, emotie, feeling, gemoed, gewaarwording, honger, intuïtie, moeheid, pijn, sentiment, stemming, tact, tast(zin), waarneming, wellust
gevoel dat er iets niet klopt - argwaan, wantrouwen
gevoel en wil - geest
gevoel (of tastzin) betreffende haptisch
gevoel van afgunst - jaloezie
gevoel van afkeer antipathie, haat, hekel, walg(ing), weerzin
gevoel van beklemming - anxietas
gevoel van bewondering - eerbied, egard
gevoel van deernis - medelijden
gevoel van eenheid - saamhorigheidsgevoel
gevoel van eer - eergevoel
gevoel van eerbied piëteit, verering, vroomheid
gevoel van eigenwaarde - egotisme
gevoel van genegenheid affectie, sympathie
gevoel van welbehagen euforie, geluk
gevoel van hetgeen men waard is - eigenwaarde
gevoel van innerlijke verwantschap - affiniteit
gevoel van kiesheid - bescheidenheid, gevoeligheid, tact, takt
gevoel van medeleven - compassie, medegevoel, medelevend
gevoel van moede te zijn - moeheid
gevoel van neerslachtigheid - depressie, moedeloosheid
gevoel van onbehaaglijkheid - onlust
gevoel van onbehagen - beschaamdheid, dissatisfactie, onbehaaglijkheid, onlust, onlustgevoel
gevoel van onderdanigheid - ootmoed
gevoel van onwel zijn - malaise
gevoel van saamhorigheid - solidariteit
gevoel van wat passend is - fatsoen, tact
gevoel van welbehagen - euforie, (geluk)zaligheid
gevoel voor het komische - humor
gevoel voor kunst - artisticiteit
gevoel voor saamhorigheid - solidairiteit
gevoel voor situaties - tact
gevoel voor sociale situatie - tact
gevoel voor tastindrukken - tastgevoel
gevoel voor waarheid - waarheidszin
gevoel voor wrok hebben - haten
gevoel voor wijze van optreden tact
gevoelen aanvoelen, begrijpen, beschouwing, beseffen, gemoedsbeweging, gewaarworden, inzicht, inzien, lijden, mening, oordeel, ondervinden, opinie, opvatting, sentiment, videtur, voelen, waarnemen
gevoelig aandoenlijk, aantrekkelijk, allergisch, besnaard, dankbaar, delicaat, delikaat, dierbaar, emotioneel, fijn, fijnbesnaard, hartelijk, innig, kies, kleinzerig, kwetsbaar, lichtgeraakt, liefderijk, netelig, ontvankelijk, passibel, prikkelbaar, pijnlijk, sensibel, sensitief, sentimenteel, susceptibel, te(d)er, teerhartig, tenger, vatbaar, week, weekhartig, weekmoedig, zachtaardig, zwak
gevoelig maken van een fotografische plaat - sensibileren
gevoelig papier - fotopapier
gevoelig raken met de voet trap, trappen
gevoelig samendrukken knijpen
gevoelig verlies - aderlating
gevoelig verslaan inmaken ,schoppen, slaan, stompen
gevoelig voor zintuiglijke indrukken - sensitief
gevoeligheid aandoenlijkheid, geraaktheid, ingetogenheid, keurigheid, kiesheid, passibiliteit, prikkelbaarheid, sensibiliteit, tederheid, welvoeglijkheid
gevoeligheid des harten - gemoed, gemoedsaard, inborst
gevoeligheid voor bepaalde stof allergie
gevoeligheid voor straling - radiaesthesie
gevoeligheid voor stuifmeel van grassen - hooikoorts
gevoeligheidsaanduiding van fotografisch materiaal - asa, din (afkorting)
gevoelloos apatisch, bewusteloos, cynisch, flegmatiek, frigide, hard, hardvochtig, harteloos, inhumaan, koel, lethargisch, levenloos, onaandoenlijk, onbewogen, onmenselijk, stoïsch, torpide, verdoofd
gevoelloosheid anesthesie, frigiditeit, hardvochtigheid, harteloosheid, lethargie onaandoenlijkheid
gevoelloos mens - sinicus, wreedaard
gevoelloosheid - anesthesie, apathie, flegma, frigiditeit, harteloosheid, hardvochtigheid, lethargie, onaandoenlijkheid, stupor, torpiditeit
gevoelloosheid door injectie of chloroform - anaesthesie
gevoelloosheid voor pijn - analgesie, binding, gevoelsband
gevoel van afkeer - haat, hekel, walging, weerzin
gevoelsexplosie - emotie
gevoelsgewaarwording - sensibiliteit
gevoelsleven - geestesleven
gevoelsmoraal - sentimentalisme
gevoelswaarde - affectie
gevoelswijze - psyche
gevoelszin - tactus
gevoelvol athetisch, emotioneel, innig, sentiment, sentimenteel, tactvol, teder, teer, zacht
gevogelte - eend, fazant, gans, kalkoen, kip, patrijs
gevolleerd dof, gedempt, omfloerst, wazig
gevolg aanhang, afloop, besluit, comitaat, effect, karavaan, konsekwentie, consequentie, nasleep, oorzaak, partij, resultaat, sequela, sleep, slot, slotsom, staart, staatsie, stoet, uitkomst, uitslag, uitvloeisel, uitwerking
gevolgelijk - bijgevolg, dientengevolge
gevolgen nagaan - nadenken
gevolgen van begane feiten - penitentie
gevolg van aantijging smet
gevolg van een heer - comitatus
gevolg van hard werken - eelt, vermoeidheid
gevolg van overtreding berouw, boete
gevolg van vuur as, roet, rook
gevolgaanduidend consecutief
gevolgtrekking - advies, besluit, conclusie, consequentie, deductie, ratiocinatie, slotsom
gevolgtrekkingen maken - concluderen, redeneren, syllogiseren
gevolmachtigd - accreditief
gevolmachtigd gezant - ambassadeur
gevolmachtigd minister plenipotentiaris
gevolmachtigde commissaris, consul, gelastigde, gezant, internuntius, lasthebber, legaat, mandataris, plenipotentiaris, procuratiehouder, procureur, resident, trustee, zaakgelastigde
gevolmachtigde van een handelshuis - procuratiehouder
gevolmachtigde van een regering - consul, gezant, legaat, resident
gevolmachtigde van een regering in het buitenland - resident
gevolmachtigde van een staat - afgezant, ambassadeur, consul, diplomaat
gevolmachtigde van een vereniging penningmeester, secretaris, voorzitter
gevonden aangetroffen, ontdekt, terecht, teruggevonden
gevonden (ik heb het) - eureka
gevonden kind - vondeling
gevonden voorwerpen wegbrengen - aanbrengen
gevorderd - ver
gevorderde - petitum
gevorderde leeftijd - ouderdom
gevorkte boomstam - stramp
gevorkte tak - strampel
gevormd ontstaan, ontwikkeld, volgroeid
gevouwen bedrukt vel papier - katern
gevouwen doek - kompres
gevraagd begeerd, gewild, gewenst, gezocht, vereist
gevraagde prijs - laatkoers
gevreesd angstaanjagend, geducht, vreselijk
gevrijwaard - beschut
gevulcaniseerde rubber - eboniet, gummi, rubber
gevuld - bezet, corpulent, dik, gefarceerd, gevleesd, gezet, mollig, rond, vol
gevuld door personen - bezet
gevuld gebak pastei
gevuld gevogelte - opor (Ind.)
gevuld maar slap - voos
gevuld pannekoekje loempia
gevulde mand - mandvol
gewaad dos, habijt, japon, jurk, kleding(stuk), kleed, omhulsel, gewaad van de ordebroeder - ordekleed
gewaad voor gemaskerd bal - domino, ornaat, overkleed, robe, tenue, toga, tooi
gewaagd - avontuurlijk, bevreemdend, dubbelzinnig, gedurfd, gevaarlijk, gevaarvol, glibberig, hachelijk, onzeker, periculeus, pikant, riskant, roekeloos, scabreus (Fr.),schuins, stout, zonderling
gewaagdheid pikanterie
gewaand - denkbeeldig, ingebeeld, illusoir, pseudo, vermeend
gewaarmerkt stuk akte
gewaar worden bekwaam, bemerken, beseffen, bespeuren, ervaren, gevoelen, horen, inzien, lezen, meemaken, merken, ondervinden, ontdekken, ontwaren, proeven, ruiken, vermenen, voelen, waarnemen, zien
gewaarwordend - sensorisch
gewaarwording aandoening, emotie, gevoel, prikkel, sensatie
gewag - mededeling, melding , mentie, notitie, uiting, vermelding, verhaal
gewag maken - melden, rapporteren, vermelden
gewagen - aanroeren, melden
gewalst vloerijzer bandijzer
gewand hijsblok, katrolblok
gewapend beton cementijzer
gewapend dienaar - lijftrawant, staffier
gewapend geleide convooi, escorte
gewapend ijzerdraad - pinnekesdraad, prikkeldraad
gewapende bende horde, rot
gewapende knecht - hopliet
gewapende macht - leger, politie
gewapende macht ter zee - armada
gewapende opstand - muiterij, insurrectie, revolte
gewapende ruiter - ulaan
gewapende schutter klovenier
gewar - kluwen
gewas aloë, boom, gerst, graan, gras, haver, heester, hei, klaver, knol, koren, kruid, mais, oogst, plant, riet, rogge, spelt, struik, tarwe, uitwas,vlas, zie verder bloemen en bomen
gewas in Middellandse Zee gebied alkan(n)a
gewas met lijnvormige bladeren - vlas
gewas met sterke reuk - bieslook, knoflook
gewas op de droge grond hei, heide
gewas uit het Middellandse Zeegebied - hysop
gewas verzorgen wieden
gewassen tekening - lavis
gewaterd gegolfd, gevlamd, moiré
gewaterd maken - moireren
gewaterde tekening - gouache
gewaterde zij - moiré
gewaterde zijden stof tabijn
gewatteerde kap theemuts
gewatteerde voering - doublure
gewauwel - gebazel, geklets, gezeur, prietpraat, wartaal
geweeklaag gejammer, gelamenteer, geween, gejeremieer jammerklacht
geween - misbaar
geweer achterlader, beaumont, bren, buks, chassepot, dubbelloops, eendenroer, enkelloops, flobert, ganzenroer, garrand, gladloops, gun, haakbus, jachtgeweer, karabijn, machinegeweer, Madsen, mauser, Maxim, musket, naaldgeweer, percussiegeweer, repetitiegeweer, schietgerei, schietgeweer, schiettuig, schietwapen, snaphaan, snellaadgeweer, snelvuurgeweer, spuit, sten(gun), uzi, voorlader, vuurroer, vuursteengeweer vuurwapen, windbuks
geweerbandelier geweerriem
geweer met korte loop karabijn
geweer met lange loop - eendenroer, ganzenroer
geweer met twee lopen - tweeloop
geweerbandelier - geweerriem
geweerdolk bajonet
geweerhaan - trekker
geweerkogel - patroon
geweerkorrels - hagel
geweer, oud - (haak)bus
geweerpal - haan
geweerpiramide - rot
geweerrek - ratelier
geweerriem - bandelier, cordon, kordon
geweersabel - bajonet
geweervuur - fusillade, salvo
geweervuur bij terechtstelling - fusillade
geweest - voorbij, voormalig
gewei hertehorens
geweiboom - doodsbeenderboom
geweidragend dier edelhert, eland, hert, ree, rendier
geweien - achtpunter, gaffel, spies, tienpunter, twaalfpunter, zespunter
geweistok - stang
geweld drang, drukte, dwang, force, gedruis, gewelddadigheid, heerschappij, hevigheid, kabaal, keet, kracht, lawaai, leven, macht, onstuimigheid, razen, rumoer, ruwheid, sterkte, tirannie, violatie
gewelddaad - attentaat, verkrachting, violatie
gewelddaden plegen - woeden
gewelddadig - agressief, brutaal, bruut, coactief, daverend, formidabel, geweldig, hevig, moorddadig, ruw, vehement, verschrikkelijk, violent
gewelddadig aangrijpen - teisteren
gewelddadig heerser - tiran
gewelddadig overlast aan doen - molesteren
gewelddadige aanmatiging ingreep
gewelddadige aanranding - coactie, dwang, overval
gewelddadige inwerking - snede, trauma, wond(e)
gewelddadigheid - geweld
geweldenaar dwingeland, kei, geducht, gigant, grandioos, groot, groots, heftig, hevig, immens, kolos, kolossaal, kopstuk, krachtig, machtig, massaal, moorddadig, ontzaglijk, overheerser, reus, reusachtig, reuze, sterk, tiran, vervaarlijk, zeer
geweldenarij - dwingelandij, tirannie, violentie,
geducht, gewelddadig, gigantisch, formidabel, groot(s), gruwelijk, hardstikke, heftig, hevig, hoogst, immens, imposant, indrukwekkend, kolossaal, krachtig, machtig, magnifiek, massaal, mieters, ongenadig, onstuimig, reusachtig, reuze, schitterend, schuw (fig.), sterk, stierlijk, subliem, titanisch, verbazend, verdraaid, violent, vreselijk, (zeer) erg, zeer
geweldig applaus - ovatie
geweldig groot - onmetelijk
geweldig leuk - aardig, fijn, gezellig, luizig, prettig, tof
geweldig en groot - massaal
geweldig jager Nimrod, Orion
geweldig (onstuimig) - enorm, furieus, intens, machtig, stormachtig
geweldig van omvang - groot
geweldig zwaar - centenaarszwaar, ontilbaar
geweldige - rijksgrote, satraap, tiran
geweldige bijval - furore
geweldige oorveeg - paardezoen
geweldige overstroming - watersnood, zondvloed
geweldige stroom - vloed
geweldigheid - vehementie
geweldloos - vreedzaam
geweldloosheid - pacifisme
geweldmaker herrieschopper, levenmaker, rumoermaker,
geweldpleger aanrander, terrorist, moordenaar
geweldpleging - aanslag, moord, terreur
gewelf - arcade, berdau, boog, firmament, fornix, gewelfsel, gewulfsel, hemel, kluis, koepel, pleistergewelf, uitspansel, verwulf, voute (Z.N.), welfsel, welving
gewelfboog - berdau, ogief (zie aldaar), ogief (zie aldaar), paander, toog
gewelfconstructie van hout -kapgewelf
gewelfd been - rib
gewelfd dak - koepel
gewelfde bovenafsluiting van een meubel - toog
gewelfde deurtoegang - portiek
gewelfde doorgang arcade, are, boog, poort, portiek
gewelfde gaanderij - arcade
gewelfde gang - porticus
gewelfeenheid - travee
gewelfrib - boogschenkel
gewelfde zoldering - boog
gewelf, soort - arcade, kloostergewelf, kruisgewelf, ribgewelf, stergewelf, tonggewelf, waaiergewelf
gewelfvlak in een kerk - travee
gewemel gekrioel, gemier, gewoel,
gewend - aangepast, eigen, geaard, gewoon, ingeburgerd, vertrouwd
gewend aan - gewoon
gewennen aanpassen, aarden, acclimatiseren, inburgeren, wennen
gewenning - acclimatisatie
gewenst - aangenaam, begeerd, begeerlijk, gevraagd, gezocht, goed, gewild, in votis, nodig, verlangd, welgevallig, welkom, wenselijk
gewervelde dieren vertebraten
gewervelde dieren, soort van de - amfibieën, reptielen, vissen, vogels, zoogdieren
gewest - district, gebied, landstreek, streek, gouw, kanton, oord, provincie, regio,
gewestelijk dialectisch, gew., provinciaal, regionaal
gewestelijke naam voor de grote vliegenvanger - aalbessendief
gewestelijke taal dialect, tongval
geweten - besef, binnenste, consciëntie, gewissen, innerlijk, kerfstok, kloppertje, tikkertje (fig),
gewetenloos - eerloos, eervergeten, meedogenloos, onterend
gewetensangst - wroeging, zelfverwijt
gewetensbezwaar scrupule
gewetensconflict - zielestrijd
gewetensknaging - berouw, onderzoek, wroeging
gewetenskwestie gewetenszaak
gewetensleer - casuïstiek
gewetensonderzoek - inquisitie
gewetensrust - securiteit, vrede, vree
gewetensverklaring - berouw, inkeer, spijt, wroeging
gewetensvol consciëntieus, scrupuleus
gewetensvrijheid - geloofsvrijheid
gewettigd gerechtvaardigd, legaal, oké, ok., toegestaan
gewettigdheid - legimiteit
geweven band lint
geweven behangsel - tapestry
geweven borduursel - galon, tres
geweven goudboordsel - tres
geweven hechting - stiksel
geweven katoen sanel
geweven katoenen voering - sanella
geweven omslagdoekje - tissu
geweven stof doek, laken, linnen, lint, madras, orleans, tweed weefsel, zijde
geweven tapijt kelim
geweven wandtapijt - gobelin
geweven wollen stof - tweed
geweven zilverstof - dragon
gewezen ex, gepensioneerd, oud, vroeger, voormalig
gewicht
2 cg, dg, gr, hg., kg, mg, sg
3 ons, ton
4 gram, kilo, last, lood, pond
5 grein, massa, netto, oteen, schoon), pikol, stone, tarra (verpakking),
6 belang, gelang, karaat, waarde
7 aanzien, invloed, megaton, militon, zwaarte
8 decagram, decigram, hectogram, kilogram, milligram
9 centenaar, hectogram
11 importantie
13 belangrijkheid
15 gewichtseenheid
gewicht - belang , kaliber, steen, waarde, zwaarte
gewicht (Lat.) - pondus
gewicht (med.) - drachme
gewicht (Russ.) - pud
gewicht, eenheid van - newton
gewicht der verpakking tarra
gewicht en munt in China tael
gewicht in Indonesië, China en Japan kati
gewicht bepalen - wegen
gewicht controleren ijken, nameten, nawegen
gewicht en munt in China - tael
gewicht hebben - representeren
gewicht in Indonesië, China, Japan - kati, pikol
gewicht kan door slaan - wik
gewicht van de emballage - tarragewicht
gewicht van de inhoud netto
gewicht van de inhoud plus de verpakking brute
gewicht van duizend gram - kg, kilo, kilogram
gewicht van duizend kilo - ton
gewicht van duizend kilogram - centenaar
gewicht van duizend kilo, duizend keer - kiloton
gewicht van duizendste - milligram, microgram
gewicht van edelgesteente - mark
gewicht van een half ons - lood
gewicht van een kwart van een oud pond - vierel, vierendeel
gewicht van een ons - hectogram
gewicht van een stof vergeleken bij water s.g
gewicht van honderd kilo - centenaar, kwintaal
gewicht van inhoud - netto
gewicht van inhoud plus de verpakking - bruto
gewicht van milligram - korrel
gewicht van ongeveer 3,9 gram - drachme
gewicht van ruim 12 pond steenkool – stone
gewicht van 10 gram - decagram, lood
gewicht van 100 pond vis - wicht
gewicht van 4 drachmen - sikkel
gewicht van 40 Russische ponden - pud
gewicht van 65 mg - grein
gewichtaftrek - tarra
gewicht van verpakking - tarra
gewicht voor edelgesteente mark
gewichten waarmerken - ijken
gewichtig aanzienlijk, belangrijk, deftig, dik, important, merkelijk, overtuigend, pregnant, relevant, voornaam, waardevol, wichtig, zelfvoldaan, zwaar
gewichtigdoener - poseur
gewichtigdoenerij - aanstellerij, air, pose
gewichtig feit - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis
gewichtig feit dat een tijdperk afsluit - mijlpaal
gewichtige gebeurtenis - evenement
gewichtige gebeurtenis voor een vorst - kroning
gewichtige uitspraak orakel
gewichtige zaak - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis
gewichtigheid - belangrijkheid, importantie, macht
gewichtigst - grootst, meest, voornaamst
gewichtigste zaak - hoofdzaak
gewichtje - grein
gewichtsaftrek - tarra
gewichtseenheid gram, grein, karaat, kt.
gewichtseenheid van edelstenen - caraat, karaat
gewichtseenheid van kunstzijde - denier
gewichtseenheid van nylon - denier
gewichtsklasse (boksen) bantam, midden, veder, vlieg, welter, zwaar
gewichtskorting tarra
gewichtsmaat - ton
gewichtsmaat van diamanten en parels karaat
gewichtsmerk ijk
gewichtsvermindering - afslanking, vermagering
gewied onkruid - ruit
gewiekst arg, betjoegd, bijdehand, doortrapt, gaar, geheid, gevat, goochem, gehaaid, geslepen, gevaarlijk, gevat, glad, goochem , handig, kien, kritiek, leep, link, listig, loos, moeilijk, pienter, schrander, slecht, slim, slinks, sluw, tof, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen, verkeerd, vindingrijk
gewiekstheid - sluwheid
gewiekst persoon - goochemerd, handigerd, linkmichiel, slimmerd, slimmerik
gewiggel gewik
gewild begeerd, bemind, favoriet, gangbaar, geforceerd, gemaakt, gevraagd, gewenst, gezocht, intrek, populair, willig
gewillig bereid, braaf, gaarne, gedwee, genegen, gehoorzaam, gemakkelijk, graag, gehoorzaam, genegen, gezeglijk, goedwillig, graag, inschikkelijk, lubens, meegaand, tam, volgzaam, willig
gewilligheid bereidheid, gedweeheid, volgzaamheid, willigheid
gewin aanwinst, baat, belang, inkomen, oogst, opbrengst, profijt, voordeel, winst
gewinnen erlangen, krijgen, telen, verwekken, verwerven, winnen
gewinzuchtig - baatzuchtig, hebzuchtig, inhalig
gewis beslist, betrouwbaar ,ongetwijfeld, pertinent, positief, stellig, vast, waar, waarlijk, werkelijk, wis, zeker
gewoel - bedrijvigheid, beweging, drukte, gedrang, gekrioel,
gewoel, gewemel, leven, onrust
gewond - aangeschoten, geblesseerd, gekwetst, geraakt, getroffen
gewonde - gekwetste, slachtoffer
gewonden verpleegster - zuster
gewonden verpleger - broeder
gewone benaming van de aalbessenstruik - aalbessenboompje
gewone ezel - steenezel
gewone gang - sleur
gewone gesteldheid - normaliteit
gewone salade - latuw
gewone te buiten gaand - afwijkend, extravagant, mateloos, onmatig
gewone vlier - vledder
gewone waterstand - wel
gewoon algemeen, alledaags, anders, banaal, commuun, dikwijls, doorgaand, doorgaans, eenvoudig, gangbaar, gebruikelijk, gemeen, gemiddeld, gewend, gewoonlijk, gewoonweg, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, ongekunsteld, ordinair, overigens, plat, regelmatig, ronduit, sober, triviaal, vaak, veelal, vulgair,
gewoon betalingstermijn - uso
gewoon hoogleraar - ordinariaat
gewoon hoogleraarschap - ordinariaat
gewoon lager onderwijs - glo
gewoon lettertype romein
gewoon maken - achten, kennen, rekenen, wennen
gewoon raken - wennen
gewoon te liegen - leugenachtig
gewoon worden - wennen
gewoon zand - kwartszand
gewoon zijn plegen
gewoonheid alledaagsheid, platheid
gewoonlijk anders, dikwijls, doorgaans, doorlopend,- gemeenlijk, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, vaak, veelal
gewoon maken - gewennen, wennen
gewoonte aanwensel, adat, conventie, costume, ethiek, gebruik, hebbelijkheid, herkomst, kant, manie(r), mode, mos, regel, ritus, routine, sleur, traditie, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang
gewoonte (Lat.) - mos
gewoonte (volgens de) - conventioneel, gebruikelijk, traditioneel
gewoonte der moraal - zede
gewoonte hebben - plegen
gewoontedier - mens
gewoonte gang - sleur
gewoontegebruiken mores
gewoonte in het maatschappelijk leven - gebruik
gewoontemisdadiger recidivist
gewoonterecht - adat, costumierrecht, hadat
gewoontjes alledaags, middelmatig, ordinair
gewoonweg - bepaald, ronduit
gewoon worden - wennen
geworden - krijgen, ontvangen
gewricht elleboog, enkel, era, geleding, gelid, heup, kaak, knie, lid, pols, schouder, tijdperk, vinger
gewricht aan de voet - enkel
gewricht aan het been - knie
gewricht dat de voet met het scheenbeen verbindt - spronggewricht,
gewricht van een paard - boeg, borst, schouder, voorschenkelgewricht
gewrichtsaandoening - artritis, gewrichtsontsteking, reuma(tiek), jicht, omalgie, voetbalknie
gewrichtsband - ligament
gewrichtsdeel - band, beurs, einde, holte, hoofd, kapsel, kom, kop, muis, smeer, span, vlakte
gewrichtsknobbel - kneukel
gewrichtsslijm - synovia
gewrichtsontsteking artritis
gewrichtspijn arthralgie, reuma
gewrichtsreumatiek - jicht
gewrichtssoort - amfiartrose, bolgewricht, draaigewricht, kogelgewricht, kroongewricht, preudartrose, rolgewricht, scharniergewricht, schuifgewricht, schijngewricht, zadelgewricht
gewrichtsstijfheid- ankylose
gewrichtsverstijving - ankylose
gewrichtsvliesontsteking - synovitis
gewrichtsvocht - ledewater, leewater, synovia
gewrichtswaterzucht - hydratrun
gewrichtsziekte - artritis, ischias, jicht, ledewater, podagra, reuma, voetjicht
gewrocht - opus, schepping, schepsel
gewrongen - gezocht, verdraaid, onnatuurlijk, verwrongen
gewrongen vorm - torsie, verwrongen
gewrongenheid - gezochtheid
gewurm gesloof, getob
gewijd geheiligd, gezegend, godsdienstig, heilig, plechtig, sacraal
gewijd bos bij Athene - Kolonos
gewijd lied hymne, psalm
gewijd water wijwater
gewijde (Hebr.) - nazireeër
gewijde gave offer
gewijde gezangen - cantica
gewijde handeling magie, plechtigheid, ritus, sacrament
gewijde hostie - oblaat
gewijde kaars - penningkaars
gewijde lofzang - hymne
gewijde ouwel - hostie
gewijde priester - neomist
gewijde zalfolie chrisma
gewijde zang - canticum, kantiek
gewijsde beslissing, vonnis
gewijzigd veranderd
gewijzigde aansprakelijkheid - g.a.
gewijzigde speelwijze variant, variatie
geijkt taalgebruik - cliché
geijkte uitdrukking - cliché, formule, gezaag, gezaagd, gezegde, gezanik, gezeur, schabloon, serratus, sjablone, spreekwoord, term,
zegswijze
gezaagd stuk hout balk, deel, plank, lat
gezag autoriteit, bedwang, beheer, bewind, commando, gouvernement, heerschappij, invloed, macht, overheid, overwicht, prestige, regering, respect
gezag hebbend autoritair, bevelvoerend, bevoegd, geldend, potestatief, toonaangevend
gezag hebbend woord bevel, commando, gebod, machtsspreuk, machtwoord, opdracht
gezaghebber aanvoerder, autoriteit, commandant, bestuursambtenaar, gebieder, gezagdrager, gezagvoerder, gouveneur, kapitein, petor, potentaat, president
gezaghebber in Sparta - Geront
gezaghebber van marinevloot - admiraal
gezaghebber van zeeschepen - admiraal, vlootvoogd
gezagdragend ambtenaar - instantie
gezagsdrager - autoriteit, gezaghebber
gezagsgebied - ressort
gezag uitoefenen - besturen, heersen, leiden, regeren
gezagvoerder admiraal, bevelvoerder, commandant, commodore, generaal, kapitein, oude, ouwe, schipper
gezakt afgewezen, gestraald
gezakte - afgewezene, gesjeesde, gestraalde
gezakte op de K. M. A. asymptoot
gezalfde - Christus, Mahdl, Messias, verlosser
gezamenlijk allemaal, altemaal, altegader, altezamen, bijeengevoegd, collectief, gader, saam, samen, tegaar, tegader, tesamen, tezamen, vereend, verenigd, volledig
gezamenlijk bedrag - summarum
gezamenlijk schot - salvo
gezamenlijk werk - coöperatie
gezamenlijk werk van een kunstenaar oeuvre
gezamenlijke apparaten apparatuur
gezamenlijke bedienden personeel
gezamenlijke beenderen - geraamte
gezamenlijke bloedverwanten familie, magen, maagschap
gezamenlijke burgers - burgerij
gezamenlijke curatoren - curatorium
gezamenlijke dagbladen - pers
gezamenlijke edellieden adel, adelstand
gezamenlijke hoeveelheid - alles
gezamenlijke inzet - pot
gezamenlijke leiders van een vereniging bestuur
gezamenlijke ministers kabinet, regering
gezamenlijke musici orkest
gezamenlijke personen uit een gemeenschappelijke
stamvader ontsproten familie, geslacht, sibbe, stam
gezamenlijke redacteuren van een blad - redactie
gezamenlijke spieren spierstelsel
gezamenlijke toetsen klavier, tastateur
gezamenlijke vee veestapel
gezamenlijke water op aarde - hydrosfeer
gezamenlijkheid - plenum, totaliteit
gezang air, aria, ariosa (vrije melodie), canon, cantate, cantilene, canto, chanson(net), duet, gez, lied, lofzang, lijkzang, meio's, melodie, ode, psalm, rouwzang, song, vers, zangstuk, zangwijze
gezang van een vogel - lied
gezang (oud) met refrein - beurtzang, leis
gezangboek - psalmenboek
gezangbord - psalmbord
gezangenboek der R. K. Liturgie antifonarium, cantatorium
gezangenboek of bundel - liederboek
gezangenbundel - liederboek
gezanik fleem, femelarij, gebazel, gedoe, geduvel, gefemel, gehannes, gehaspel, geknoei, gekauw, geleuter, gemaal, gemeier, gemelk, gemier, gemor, geteem, geveugel, gewauwel, gezemel, gezeur, gezwam, oremus
gezant afgevaardigde, afgezant, ambassadeur, apostel, attaché, bode, boodschapper, diplomaat, gedeputeerde, gevolmachtigde, legaat, nuntius, zaakgelastigde, zendeling
gezant van de paus nuntius
gezant van geloofsbrieven voorzien - accrediteren
gezant van God - Jezus
gezantschap ambassade, legatie, zending
gezantschapsgebouw - legatie
gezapig bedaard, bezadigd, gemoedelijk, goedig, kalm, rustig
gezapig man goedzak, goeierd
gezapigheid bezadigdheid
gezeefd meel (het fijnste deel) - donst
gezegd - bedoeld, geheten, genaamd, genoemd
gezegd van wilde dieren - stoots
gezegde adagium, aforisme, leus, leuze, praedicaat, predikaat, spreekwoord, spreuk, uitdrukking, uiting, uitlating, zegswijze
gezegde dat een schijnbare tegenstrijdigheid bevat - paradox
gezegde dat kort en pittig is - aforisme
gezegde dat op ervaring berustende waarheid of wijsheid uitdruk - spreekwoord
gezegde met levenswijsheid - gnome
gezegeld papier - formaatzegel
gezegelde aarde - bolus, potaarde
gezegelde oorkonde - bul
gezegend gebenedijd, geloofd, gelukkig, geprezen, gewijd, zegenrijk
gezegend brood - eulogie
gezeglijk gedwee, gehoorzaam, gewillig, inschikkelijk, mak, onderworpen, verbiedelijk, volgzaam
gezel (be)geleider, chaperon, collega, compagnon, consort, gast, gelijke, genoot, handwerksman, jonkman, kameraad, knecht, kornuit, kwant, leerling, maat, makker, medestander, metgezel, reisgenoot, snuiter, vent, vriend
gezellig aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, betrouwbaar, comfortabel, conversabel, degelijk, enig, fideel, fidele, fijn, gemoedelijk, genoeglijk, geschikt, getapt, goed, innig, intiem, hups, huiselijk, kneuterig, knus, knusjes, knussig, leuk, lief, lustig, onderhoudend, plezierig, prettig, sfeervol, sociaal, vrolijk, tof,
gezellig breedvoerig praten - bomen
gezellig druk - geanimeerd
gezellig en leuk - aardig
gezellig gesprek - conversatie
gezellig prater - causeur, keuvelaar
gezellig samenzijn onderons (je)
gezellig thuis - huiselijk
gezellig verkeer - omgang
gezellige bijeenkomst - kransje
gezellige bijeenkomst van het nut na een vergadering - nanut
gezelligheid behaaglijkheid, gemoedelijkheid, knusheid
gezelligheidscentrum bar, café, club, kroeg, sociëteit, soos
gezellinnen van Jupiter - Aglaia, Chariten, Euphrasyne, Gratiën, Thalia
gezelschap - aanhang, club, comité, sociëteit, compagnie, corps, ensemble, geleide, groep, korps, kransje, kring, samenzijn, soos, team, troep, troupe, verbond, vereniging
gezelschap dichters - bent
gezelschap kunstenaars bent gezelschap
gezelschap kunstenaars uit de 17e eeuw - Muiderkring
gezelschappelijk - sociaal
gezelschappelijk verbinden – sociëren
gezelschapsdame - duenna, hofdame
gezelschapsdans -
4 beat, jive, wals
5 bebob, galop, gigue, mambo, polka, rumba, samba,
swing, tango, twist
6 boston, branle, menuet, pavane, shimmy
7 calypso, foxtrot, gavotte, mazurka, morisca, musette,
onestep, ragtine, slowfox, twostep
8 cakewalk, chaconne, cotillon, machiche, rigaudon
9 allemande, cha-cha-cha, jitterbug, passepied, quadrille,
quickstep, sarabande
10 bassedanse, charleston
gezelschapsdans, 18e-eeuwse - quadrille
gezelschapskamer - salet
gezelschapskraai - roek
gezelschapsspel bingo, boerenschroom bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino, ganzenbord, halma, hazard, kaarten, kienen, lotto, monopoly, pokeren, roulette, schaken, scrabble, sjoelen, skat, triktrak
gezelschapszaal salet, salon
gezemel - geteem, gezanik, gezeur, semmel
gezengd - roosteren
gezet bepaald, corpulent, dik, dikbuikig, geregeld, gevuld, kalm, log, lijvig, nauwgezet, regelmatig,, vastgesteld, vet, vlezig, zwaargebouwd, zwaar(lijvig)
gezet en zwaar - corpulent, log, vlezig
gezeten - binnen, gefortuneerd, gegoed, in bonus, rijk, welgesteld, zittend
gezeten zijn - zetelen
gezetheid - bedaardheid, corpulentie, dikte, embonpoint, ernst, regelmaat, zwaarlijvigheid
gezette man dikkerd, dikzak, vetzak
gezette vrouw - schommel
gezeul - gesleep
gezeur gebabbel, gedoe, geklets, geleuter, gemeier, gemier, gerei, geteem, gewauwel, gezanik, gezemel, lijmerij, mikmak, wartaal
gezever - geëmmer, geleuter, gemier, geteem, gezanik, gezeur
gezicht aanblik, aangezicht, aanschouwing, aanzien, aspect, bakkes, blik, droomgezicht einder, face, facie(s), fado, fysionomie, gelaat, grijns, horizon, inzicht, inzage, kijk, kim, panorama, ponem, porum, postzegel, richting, smikkel, smoel, snoet, snufferd, snuit, toet, tronie, uitzicht, visioen, visie, vista, vue, zicht
gezicht (Barg.) - ponem, porem
gezicht met een strakke ernstige uitdrukking - begrafenisgezicht
gezicht van een meisje - bekje, sneetje, snuitje, toetje
gezicht op iets aanblik, blik, kijk, panorama, uitzicht, vue,
gezichtkunde optica, optiek
gezichtkundig optisch
gezichtkundige - opticien
gezichtsas - oogas
gezichtsbedrog pseudopsie,visioen,
gezichtseinder einder, horizont, horizon, kim
gezichtsgrens - horopter
gezichtskleur - teint, tint
gezichtskring sfeer
gezichtsleer optiek
gezichtslijn - collimatielijn
gezichtsmeter - optometer
gezichtsorgaan oog
gezichtsorgaan van geleedpotigen facetoog
gezichtspijpen - figuranten
gezichtspunt - aspect, oogpunt, optiek, standpunt, uitgangspunt
gezichtsrimpel - frons, groef, plooi
gezichtssluier - voile
gezichtstrek - lineament
gezichtstudie - optica
gezichtsuitdrukking - fysionomie
gezichtsveld - panorama
gezichtsvermogen - licht, zien
gezichtsverzwakking - amblyopie
gezichtsvlekjes - sproeten, zomersproeten
gezichtszintuig - oog
gezichtszwakte - athopie
gezien - bemind, geacht, getapt, populair
gezien kunnende worden - zichtbaar, waarneembaar
gezien worden - treffen
gezin familie, huisgezin, huishouden, huishouding
gezind - bereid, (toe)genegen, geneigd
gezindheid bereidwilligheid, denkrichting, denkwijze, dispositie, geloofsovertuiging, geneigdheid, geneigdheid, gevoelen, gezindte, hart, inborst, inclinatie, kinderzin, mentaliteit, neiging, overtuiging, secte, sekte, stemming
gezindheid tot handeldrijven - handelsgeest
gezindheid van medelijden te hebben - barmhartigheid
gezindte kerk, kerkgenootschap, sekte
gezind zijn - neigen
gezinloos - privaat
gezinsleven - familieleven
gezinslid - familielid, huisgenoot
gezocht abstruus, begeerd, begeerlijk, gekunsteld, gemaakt, gemaniëreerd, gewenst, gewild, natuurlijk, opzettelijk, verzonnen, willig
gezocht bezwaar - chicane
gezochtheid - precieusheid, recherche
gezoden gekookt
gezond behouden, best, beter, deugdelijk, fleurig, fiks, fit, flink, florissant, fris, gaaf, gans, gelukkig, genezen, goed, heilzaam, hersteld, hygiënisch, kiplekker, kloek, lekker, levenslustig, natuurlijk, onaangetast, onbedorven, onbezeerd, ongedeerd, rooskleurig, sanitair, stevig, tierig, uitstekend, valide, volbloedig, vruchtbaar, wel, welgedaan, welgesteld, welvarend
gezond maken genezen, helen, saneren
gezond verstand rede
gezonde kleur - rood
gezondene apostel, bode, boodschapper, gezant, koerier,
gezondheid proost, sanitas, santé, welzijn
gezondheid betreffende sanitair, hygiënisch
gezondheid bevorderende spierbehandeling - massage
gezondheidsdienst G.G.D.
gezondheidsinrichting bio, herstellingsoord, sanatorium
gezondheidsleer diaetetiek, dietetiek, eubiotiek, hygiëne, macrobiotiek
gezondheidsregel - dieet, leefregel
gezondheidstoestand - salubriteit
gezondheidswens - proost, prosit, sante
gezond maken - helen, genezen, saneren
gezondmaking - genezing, herstelling, opruiming, ordening, sanering, vervanging, zuivering
gezond verstand - rede
gezongen (muz.) cantate
gezongen gedicht - lied
gezongen melodie - air, aria
gezouten gekruid, gepekeld, kras, pikant
gezouten ansjovis - sardellen
gezouten kabeljauw abberdaan, labberdaan, zoutevis
gezouten kuit van steur - kaviaar
gezouten spek bacon
gezouten steurkuit kaviaar
gezouten varkenskluifjes - ors
gezouten vlees - pekelvlees
gezouten water pekel
gezuiverd depurantief, gedestilleerd, geraffineerd, rein, schoon
gezuiverd asfalt van Trinidad goudron
gezuiverd roggestro - dekmateriaal, glui
gezuiverd water - aquadest
gezuiverde katoenvezel - watten
gezuiverde kolenslik - edelslik
gezuiverde olie petroleum
gezuiverde petroleum - kerosine
gezuiverde raapolie - patentolie
gezuiverde talk stearine
gezuiverde wijngeest - alcohol
gezusters gez.
gezwam - blabla, geklets, geleuter, gezwets,
gezwatel gegons, geruis
gezwel abces, adenoma, blaar, blastoom, blein, bluts, bobbel, buil, bult, carnositeit, cyste, epithelioom, etterbuil, extuberatie, fistel, fyma, gewan, gewen, gioom, glioom, granuloom, kanker, lipoom, myoom, negenoog, neoplasma, neuroom, opzetting, ostyoom, pokkel, poliep, protuberantie, puist, pukkel, sarkoon, stekel, tuberositeit, tumor, uitwas, wrat, zwelling
gezwel aan bloedvaten - angioom
gezwel aan paardepoot - bolspoot, galspat
gezwel aan de keel - babbe, struma
gezwel aan koeienpoot - egelsvoet, mokpoot
gezwel aan pootgewricht galspat
gezwel, goedaardig - fibroom
gezwel met negen ogen - karbonkel
gezwel op bladen, planten gal
gezwel op ooglid - gerstekorrel, strontje
gezwel op planten - gal, tumor
gezwel van goede aard - myoom
gezwel van kwade aard - carcinoom
gezwel van zenuwcellen - ganglioom
gezwendel - oplichterij
gezwets - flauwekul, gebral, gepoch, gepoek, gesnoef, gesnor, gesnuif, gezwam, grootspraak, ophakkerij
gezwind agiel, agile (muz.), alert, bedreven, behendig, behendig, bijdehand, cito, fluks, gauw, grif, haastig, hard, kwiek, levendig, prompt, pijlsnel, rad, rap, ras, snel, spoedig, (muz~)presto, vaardig, vief, vlot, vlug, volmondig, ijlings, wakker, wierig,
gezwindheid - haast, rapiditeit, snelheid, spoed, ijl, vaart, vitesse, vlugheid
gezwingelde vlasbundel - vlasdot
gezwoeg getob, geploeter, geürm, gewurm
gezwollen bombast(isch), dik, hoogdravend, opgeblazen, opgezet, pasteus, pof, retorisch, uitgedijd,
gezwollen been - bombeen
gezwollen stijl - gongorisme
gezwollen taal bombast
gezwollenheid aandoening, gemoedsaandoening, hoogdravendheid, pathos, patos, stemming
gezworen gelofte - beëdigd, eed
gezworen vijand - aardsvijand deoodsvijand
gezworene - expert
gezworenen - belemmerend, gênant, jury
Ghanese bevolkingsgroep - Akan, Ewe, Mosi
Ghanese boom - boabab
Ghanese haven - Takoradi
Ghanese hoofdstad - Accra
Ghanese munt penny, pond
Ghanese politicus - Nkroemah
Ghanese rivier - Bia, Volta
Ghanese stad - Koforidua, Kumasi, Legon, Obuasi, Sekendi, Takoradi, Tamale, Wijnneba
Ghanese taal - Akan, Fanti, Ga, Twi
giaur - ongelovige
gibbonsoort - imbou, lar, oewa, siamang, wau-wau
gibbus - bochel
giberne - patroontas
gibus - claque, klak, klaphoed
gids baken, begeleider, boei, cicerone, courier, diagoman, geleider, guide, handleiding, leider, leidraad, leidsman, leidster, leidsvrouw, loods, loodsman, mentor, raadsman, reisleider, rondleider, vademecum, voorganger, wegwijzer
gids langs de weg - baken
gids te water loods
gids voor reizen - reisgids, reisleider, reiswijzer
gidsfossiel - leidsfossiel
giebel - kroeskarper
giechelen giebelen
giek - gig, sloep
gier aal, aalt, beestendrek, condor, drek, gil, ier, mestvocht, gil uier
gierachtige - aasgier, baardgier, condor, lammergier
gieren fluiten, giechelen, gillen, joelen, krijten, loeien, schateren,
schaterlachen, schreeuwen
gierensoort - aasgier, condor, koningsgier, lammergier
gierhavik - gierzeearend
gierig begerig, deun, geldzuchtig, gretig, haaiig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, karig, kleinzielig, knijperig, krenterig, parcimonieus, pinnig, schraapziek, schraperig, schriel, spijkervast, venijnig, verlangend, vinnig, vrekkig, zuinig
gierigaard duitendief, erwtenteller, geldwolf, gortenteller, harpagon, knar, krent, potter, schraper, schriep, vrek
gierigaard uit blijspel van Hooft - Warenar
gierigaard uit blijspel van Molière - Harpagon
gierigheid erwtentellerij, geldzucht, hebzucht, krenterigheid, parcimonia, schrielheid, vrekkigheid
giering gierslag, zwenking
gierkabel dwarskabel, gierketting
gierslag (scheepst.) - gier, giering, zwenking
giersoort aasgier, broodkoren (Afr.), condor, graansoort koningsgier, lammergier, monniksgier
gierst dari, durha, koren, millet, millies, milo, sorghum, mil
giersteek - giervalk
gierstvink - geelgors
giertij gierstroom, springtij
gier uit de Andes - condor
gierzwaluw - haker, salangaan, scheer, steenzwaluw, torenzwaluw
gietbui plensbui, stortregen
gietcedel - letterpolis
gieteling geus, merel
gietemmer - gieter
gieten - besproeien, bevochtigen, plenzen, regenen, schenken, sproeien, stromen, uitschenken
gieter sproeier, gietemmer
gietijzer goteling
gietijzer om ronde staven te gieten - gus
gietkegel - trechter
gietmodel - vorm
gietvorm - mal, matrijs, model, modulus, typus
gif gift, laster, roddel, venijn, vergift
gifgas - mosterdgas
gif in tabak - nicotine
gifplant akoniet, bilzekruid
gifslang adder, cobra, naga
gifspuwende waterslang - hydra
gifstof die in het bijzonder het zenuwweefsel aantast neurotoxine
gift aalmoes, bijdrage, cadeau, donatie, gave, geschenk, legaat, liefdegave, offer, schenking, venijn
gift (Gr.) - doron
gift aan arme aalmoes
gift in natura - prove
giftig boos, hatelijk, lasterend, nijdig, sarcastisch, scherp, venijnig, virulent
giftig en fel – veninig
giftig gas - kolendamp
giftig raaigras - dolik
giftige eiwitachtige stof - ricine
giftige jachtspin - tarantella
giftige naaldboom - taxus
giftige opmerking hatelijkheid, sneer, steek
giftige paddestoel amaniet, braakrussula, duivelsbrood, knolzwam, panteramaniet satansboleet, vliegenzwam
giftige plant - akoniet, akonitine, belladonna, bilzenkruid, bromium, dollekervel, doodkruid, doornappel, duivelskaas, duivelskers, eenbes, hazewortel, mansoor, monnikskap, nachtschade, satansboleet, wolfskers
giftige spin - tarantella, tarantula
giftige stof arseen, arcenicum, atropine, blauwzuur, ricine, solanine
giftige stoffen door bacteriën voortgebracht - toxine
giftigheid - toxiciteit
giftkunde - toxiologle
giftmeel - rattenkruid
giftmengster - heks
giftplant - monnikskap, nachtschade
giftslangetje - adder
gig cabriolet, disselwagen, giek, scheepsboot
gigant - atlas, enak(o), goliath, kind, kolos, orion, reus, titan, ijmir
gigantisch - groots, reusachtig, titanisch
gigantisch schip - mammoettanker
gigantisme - reuzengroei
gigolo - beroepsdanser
gil kreet, krijs, roep, schreeuw, uitroep
Gilbert-and- Ellice-eilanden, deel van de - Ellice-eilanden, Gilbert-eilanden, Line-eilanden, Phoenix-eilanden
Gilbert-and- Ellice-eilanden, een van de - Aranuka, Birnie, Canton, Christmas-island, Enderbury, Fanning, Gardner, Hull, Maraki, Marawa, Monouti, Ocean-island, Phoenix, Sydney, Tamana, Tarawa
gilde ambachtsvereniging, broederschap, corporatie, genootschap, hanze, vakgenoten
gildebode gildeknecht
gildebroeder - collega, vakgenoot
gildedeken - overman, gildemeester
gildeheilige patroon
gildehoofd deken
gildekleed lijkkleed
gildemeester - deken
gildepatroon - gildeheilige
gildeproef meesterstuk
Gilgamesj-epos, figuur uit het - Agga, Enkidoe, Gilgamesj, Isjtar, Oetnapisjtim
gilet - vest
gillen - gieren, krijsen, schreeuwen
gillend - schreeuwend
gillen van het lachen - brullen, gieren
ginder - daar, ginds
ginderheen - daarheen, derwaarts
ginds daar, daarginder, gene, ginder
gindse - gene
ginnegappen - grinneken, meesmuilen
ginst - heidebrem
ginster - ginstkruid
ginster en steekbrem - gaspeldoorn, gaspeldoren
ginstkruid - gaspeldoorn, ginster
gips - witkalk
gips met marmer - pleister
gipsafdruk - moulage
gipsen - pleisteren
gipskalk - pleister, stuc
gipskruid bruidssluier, gypsophila
gipsmarmer albast
gipsmeel - pleister
gipsmuur - bruidssluier, gipskruid
gipspleister stuc
gipssoort - albast
gipsy brunette, gitano, zigeuner (in)
giraf - ocapie, okapi, okapie
girafachtig dier - okapi
giraffe, familielid van de - ocapie, okapie
girandole - armblaker
girasol - maansteen
gireren - overmaken, overschrijven, storten
girering - storting
giro - betaaldienst, endossement, geldomloop, geldoverschrijving, overdracht, overschrijving, wisseloverdracht
giroformulier - betaalcheque, giropas, kascheque
gis bijdehand, handig, kien, leep, pienter, raming, schatting , scherpzinnig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, veronderstelling
gispen afkeuren, geselen, hekelen, laken, verwijten
gisping verwijt
gissen conjectureren, menen, onderstellen, raden, ramen, rooien, schatten, soupconneren, vermoeden, veronderstellen
gissing beraming, conjectuur, correctie, gis, hypothese, onderstelling, raming, rooi, tanatie, vermoeden
gist - bakmiddel, desem, droesem, ferment, grondsop
gistbestanddeel - bios
gisten broeien, bruisen, fermenteren, gijlen, opbruisen, schuimen, woelen
gisting beroering, broei, bruising, fermentatie, gijl, sensatie, woeling, zymose
gisting van vers bier - gijl
gistingmeter - oenometer
gistingsmiddel - gist
gistingsproduct van plantedelen - fermentolie
gistingveroorzakende stof - enzym, ferment
gistmiddel desem, ferment, zuurdeeg
giststof - enzym, ferment, leb, zyma, zymogeen
gistzwam kaam, kaamsel, kaan
git agaat, agaatsteen, bergwas, kraal, zwart
gitaarachtig instrument banjo, mandoline, ukelele
gitaarsoort - bas, slag, solo
gitaarspeler - gitarist
gitana - waarzegster, zigeunerin
gitano - gipsy, zigeuner
gitarist gitaarspeler
gitarist, beroemd - Segovia
gitsteen - agaat
gitzwart - pikzwart
glaasje borrel, neut
glaasje sterke drank – borrel
glacé - handschoen
glaceren - glanzen
glaciaal - ijskoud, ijzig
glaciale accumulatievorm drumlin, keileem, morene
glaciale erosie exaratie
glaciale erosievorm bultrots, trogdal
glaciale nis cirque, kaar
glaciale tijd Günz, ijstijd, Mindel, Pleistoceen, Riss, Wüim
glaciatie ijstijd, vergletsjering
glaciologie - gletsjerkunde
glad baardeloos, duidelijk, effen, egaal, geheel, gelijk(matig), gespannen, gewiekst, glanzig, glibberig, grif, haarloos, helder, kaal, loos, onbehaard, ongekreukt, ongerimpeld, pienter, plat, plooiloos, pluis, poliet, rimpeloos, schrander, slibberig, slim, sluik, sluw, slijmerig, smeu, totaal, uitgestreken, vlak, vloeiend, vlot, vlug, volkomen, welsprekend, wiedes,
gladaf - gladweg, rondweg
glad afhangend sluik
gladakker - field, leperd, schurk
glad dier aal, paling, slang, pier, worm
glad en glanzend maken - satineren
glad geschaafd houten blad - paneel
glad katoenfluweel (In het bijzonder voor werkkleding) manchester
glad maken effenen, egaliseren, glanzen, planeren, poetsen, polijsten, schaven, schuren, strijken, vijlen
glad maken van linnen - mangelen, planeren
glad papier - velijn
glad satijnen stof - atlas
glad uit doen staan - ontplooien
gladakker fielt, knol, leperd, schurk, smeerlap
gladde band - slick
gladde waterdichte stof - gabardine
bladden - glanzen, poetsen, polijsten, schuren
gladde onbewogen oppervlakte waterspiegel
gladharig hondje dwergpincher, teckel
gladde satijnen stof - atlas
gladde stijve stof - taf
glad en vlak - strak
gladheid - politoer
gladiator (Rom.) - kampvechter, zwaardvechter
gladjanus - gladakker, leperd
glad maken - effenen, egaliseren, mangelen, polijsten, raspen, schaven, schuren, strijken, vijlen
gladmaken met rasp - vijlen
glad neerhangend - sluik
gladiator (Rom.) kampvechter, laquearius, murmillo, retiarius, zwaardvechter
glad tricot - jersey
gladuit - gladweg, ronduit
gladweg - ronduit, rondweg, totaal, volstrekt
glamour - glans, glitter
glanduleus - klierachtig
glans - aureool, blink, brille, clou, eclat, fleur, gladheid, glanspunt, fonkering, glamour, glimp, glinster, glinstering, gloed, gloor, glorie, helderheid, hoogtepunt, krits, luister, luisterrijk, luster, lustre, nimbus, nitiditeit, poetsmiddel, politoer, praal, pracht, roem, schoonheid, schijn, schijnsel, schittering, (uit)straling
glans aan iets geven - glanzen
glans en glorie - luister
glans (met) - glansrijk, glorieus, metére
glans van genoegen glunder
glans verlenen aan iets - opluisteren, verhelderen
glans verliezen tanen
glanserts - zilverglans
glanshout - likhout, likstok, wrijfhout
glanskool antraciet
glanslak vernis
glansloos - dof, mat
glansmachine - kalander, pletmachine
glansmiddel koperpoets, lak, lap, lapje, politoer, schoensmeer vernis, was
glansmiddel in textiel - appret
glansperiode - bloeitijd, renaissance
glanspers - mangel
glanspunt - apogeé, clou, krits, triomf
glansrijk glorieus, luisterrijk, prachtig, radieus, roemrijk, schitterend
glansschub vis huso, sterlet, steur
glanssteen - liksteen
glanstaf - lustre
glansstof - lak, glitter, politoer, vernis
glansverf lak
glansvogel - jacamar
glanszijde - lustrine, satijn
glanzen blinken, donkeren, flikkeren, flonkeren, glimmen, glinsteren, gloren, pinken, satineren, schitteren, stralen, tintelen,vlammen
glanzen van lakens - appreteren
glanzend - blank, blinkend, briljant, flikkerend, flonkerend, glanzig, glimmend, glinsterend, hel, pinkelend, schitterend, stralend, tintelend
glanzend maken - poetsen, polijsten satineren
glanzen van laken - appreteren
glanzend maken van garen - lustreren
glanzend schijnen - glimmen, gloren
glanzend wrijven boenen
glanzende katoenen stof - satinet
glanzende stof - lustre, sanella
glanzende voeringstof - satinet
glanzende zijde satijn
glanzig - blakend, blinkend, glunder, politoer
glanzig maken - likken
glanzing - tinteling, twinkeling
glariën - glinsteren, schitteren
glas bel, bierglas, bitterglas, champagneglas, drinkglas, fluit, fluitglas, horlogeglas, jeneverglas, kelk, kristal, likeurglas, limonadeglas, maatglas, pint, portglas, roemer, romer, ruit, sherryglas, tumbler, uurglas, vitrum, waterglas, weerglas, wijnglas, zandloper
glas bier - pilsje, pint, tapje
glas dat ultraviolet licht doorlaat - uviolglas
glas (een stevig glas drinken) - hijsen, peren
glas jenever - borrel, hartversterkertje, mammetje, neutje, oorlam, pikketanusje, schaap
glas koffie met suiker - mazagran
glas koude koffie met cognac - mazagran
glas licht bier - pilsje
glas met maatverdeling - maatglas
glas met ijs, vruchtjes en slagroom - sorbet
glas (ruw en dik) dat in de vloeren wordt gebruikt - ijsglas
glas sterke drank - borrel, neut
glas voor namaakjuwelen - stras
glas voor optische instrumenten - kristalglas (loodhoudend)
glas zonder voet tumbler
glasaal - lintaal
glasaaltje - alver, elver
glasaardedeksel - aludel
glasachtig email, glazig, hyalien, vitreus
glasachtig doorschijnende stof - email, hyaliet, mica
glasachtig korund - pachee
glasachtig mineraal hyaliet, mica
glasachtig steen - tektiek
glasachtige delfstof - parelsteen
glasachtige massa - glazuur
glasblazer - flessenblazer, flessenmaker, glazenmaker, keier, spiegelglasblazer
glasblazersterm - hazemelk
glasblazerswerktuig - bolstok
glasblazerszeep - bruinsteen
glasblazerij - glashut
glascultuur - glasteelt, kasteelt
glasdruk - hyalografie, hyalotypie
glasgarnaal - steurkrab
glasgordijn vitrage
glashard - zakelijk
glasharmonika - vitrage
glashelder doorzichtig, duidelijk, klaar, overduidelijk, zonneklaar
glasinstrument verrofoon
glas jenever - borrel, schrapmannetje
glasklok - stolp
glasknoop - osseoog
glas koffie met suiker - mazagran
glasopaal hyaliet
glaspapier - cellofaan
glasplaat - ruit
glasruit - vensterruit
glasschilder glazenier
glasslijper - fonger
glassoort stras
glassteen hyaliet
glaszijde - vegisol
glaszuiver - helder, klinkend
glatik - rijstvogeltje
glauberzout - natriumsulfaat
glaucoom - oogziekte
glazen bak - schaal
glazen blad - plaat, ruit
glazen bolletje knikker, kraal, stuiter
glazen buis aan stoomketel voor aflezen waterstand - peilglas
glazen buisje - pipet, reageerbuis
glazen chemische buis - buret
glazen deksel - stolp
glazen distilleervat - pelikaan
glazen fles met gebogen hals - retort
glazen gesloten veranda aan de voorgevel - loggia
glazen kap op een dak bovenlicht, daklicht, lantaarn, stolp
glazen kast - vitrine
glazen klok stolp
glazen klok bij een luchtpomp - recipiënt
glazen knikker - kraal, stuiter
glazen kolf met platte bodem - erlenmeijer
glazen kom of fles met wijde mond voor dranken - bokaal, drinkbeker
glazen kweekhuis - kas
glazen laboratoriumbuis - pipet
glazenmaker - hengst, juffer, libelle
glazenmakers beitel - loodmes
glazenmakerswerktuig - gruis
glazen meetbuis - buret, pipet
glazen omhulsel - fles, stolp
glazen oog (groen) in plaveisel - kwal
glazen proefbuisje pipet
glazen reactievat - eudiometer
glazen speelgoed - knikker, stuiter
glazen stad - Westland
glazen stolp - kaasstolp, klok
glazen uitbouw erker
glazen uitstalkast - vitrine
glazen vat - flas
glazen vat waarin elektriciteit wordt ontwikkeld - element
glazen veranda - serre
glazen veranda aan de voorgevel - loggia
glazen verpakkingsmiddel - fles
glazen visbakje - kom
glazen voetje - sokkel
glazen voorwerp fles, glas, knikker, pot, vaas
glazen uitstalkast - vitrine
glazen vullen - inschenken, tappen
glazen waranda - serre
glazen zuigbuisje - pipet
glazenier - glasschilder
glazenier, Nederlandse - Boermeester, Campendonk, Colette, Eyck, Hofman, Nicolas, Prikker, Toorop, Weyand
glazig - glasachtig, hyalien, vitreus
glazig (fig.) - wezenloos
glazig gehomogeniseerd - hyalien
glazuren - emailleren, gleizen, verglazen
glazuur azuur, brandverf, email, emailleersel, glazuursel, gleis, smalt, smeltglas, tandemail, verglaassel, yrit
glee (dunne) plek, gaal, gergel, gleuf, kroos, sleet, slijtplek
glei - dekriet
gleis pottenbakkersklei
gleiwerk - majolica
gletsjer ijsveld, ijsrivier
gletsjer afsmelting ablatie
gletsjerbanden ogiven
gletsjerbreuk ijsval
gletsjerinsekt in smeltwater - gletsjervlo
gletsjerkunde glaciologie
gletsjerpuin eindmorene, middenmorene, morene, zijmorene
gletsjerrand - morene
gletsjerspleet crevasse ,
gletsjer, smeltwater van de - gletsjermelk
gletsjerwal - morene
gletsjerwaldam - morene, moraine
gleuf baaitje, fir, geul, glee, geul, greppel, groef, groeve, inkeping, insnijding, keep, kerf, kier, kloof, reet, richel, ril, rits, scissuur, sleuf, spilt, sponning, spleet, split, uitholling, vore, wetering
gleuf in de aarde - ril
gleufje - vallecula
gleuf van een schuifraam - sponning
gleufvormige uitholling op zuilen - cannelure
glibberig - glad, modderig, schampig, slibberig, slijmerig, smerig, vet, vetachtig
glibberig dier aal, kikker, paling, pier, slak, slang, worm
glibberig persoon gladjanus
glibberige stof - boter, gelatine, dril, modder, olie, slijm, spek, vet
glibberige vis – paling
glimhart - lichthout
glimkever - lichtkever
glimlach - grameel (iron.), grijns, lachje, lachtrek
glimlamp - neonlamp
glimlachen - smuilen
glimmen blinken, flonkeren, glanzen, glinsteren, gloeien, gloren, schitteren, spiegelen, stralen, vunzen
glimmend dier - glimkever, glimworm
glimmend kunstaas - blinker
glimmend maken - poetsen
glimmende gesponnen draad - glansgaren
glimmer - kattengoud, mica, mika
glimmer of kachelglas - mica
glimmersoort - biotiet
glimp flikkering, glans, gloed, gunster, schijn(sel), sprank(je), vleug, vonk voorwendsel
glimworm - johannesworm, lichtkever
glimworm, mannetje van de - vuurvliegjes
glinster glans, sprank, schittering, vonk
glinsteren - blikkeren, blinken, flikkeren, schitteren, stralen, tintelen, twinkelen
glinsteren van de ogen - gloriën
glinsterend - blinkend
glinsterend aardewerk - gleiwerk, majolica
glinsterend zwart - gitzwart
glinstering - glans, schittering, tintel(ing)
glinsterschijn - klatergoud
glint - heining, latwerk
glioomsoort - astrocytoom, ependynoom, glioblastoma, medulloblastoom, multiforme, oligodendroglioom
glip - kerving, kier, reet, scheur, snede, spleet, split
glippen - insluipen, litsen, ontschieten, slippen, uitglijden
glippertje escapade, glissando (muz.), glijdend, slippertje, uitstapje
glissen - glijden
glissando (muz.) - glijdend
glit - loodoxide
glitter - glamour, schittering
globaal afgerond, doorsnee, gemiddeld, geschat, ongeveer, ruwweg
globale becijfering - raming, schatting
globe - aardbol, bol, hemelglobe, klomp, menigte, wereldbol
globebloem - trollius
globedrager - atlas
globetrotter - wereldreiziger
globuleus - kogelvormig
gloed bezieling, blink, drift, elan, geestdrift, glans, glimp, gloor, hitte, koloriet, kracht, reflectie, schittering, verve, vlam, vuur(glans), warmte
gloednieuw - fonkelnieuw, splinternieuw
gloed ontberend kil
gloed van hartstocht - vlam
gloedvol - bezield, geestdriftig
gloedvol (muz.) - rubato
gloeien blaken, blinken, branden, fonkelen, glimmen, gloren, kleuren, schitteren, schijnen, uitstralen, vlammen
gloeiend - ardente, blakend, brandendheet, erg, fonkelend, heet, heftig, nijdig, verhit, vlammend, vurig, witgloeiend
gloeiend deeltje - vonk
gloeiend heet - snikheet
gloeiende hitte afgeven - blaken
gloeiende kolom gas vlam
gloeiende kratergolf - lahar, lava
gloeiende massa lava
gloeikousje (grondstof voor) - ramee, ramen, rami
gloeilamp - asmiumlamp, peer, peertje
gloeispaan - hamerslag
gloeiworm - lichtkever
glooi - helling
glooien afhellen, aflopen, hellen
glooiend - schuin
glooiende stukken land - hellingen
glooiing beloop, berm, helling, talud, verloop
glooiing op verdediging van een fort - glacis
gloor - glans, gloed, schijn, schijnsel, straling
glop - glans, gloed, schijnsel
gloren blaken, blinken, dagen, flikkeren, glanzen, glimmen, gloeien, krieken, lichten, schitteren, schijnen, stralen
gloren zonder vlam - smeulen
gloria - aureool, glorie
glorie aanzien, aureool, eer, ere, faam, glans, gloor, heerlijkheid, hulde, lof, luister, nimbus, praal, praalzucht, pracht, roem stralenkrans
gloriëren pralen, roemen
gloriekroon erekroon
glorierijk heerlijk, overheerlijk, roemrijk, verheerlijkt
glorieus glansrijk, glorierijk, heerlijk, luisterrijk, roemrijk, roemvol, trots, verheerlijkt
glorieren - pralen, roemen
gloriëtte - prieel, tuinhuisje
glorievol - glorieus, luisterrijk, prachtvol
glorificatie - verheerlijking
gloring - gloed, schijnsel
gloriole - stralenkrans
gloriool stralenkrans
glos - kantschrift
glossarium - woordenlijst
glossé aanmerking, aantekening, glos, kanttekening, spotterij
glossitis - tongontsteking
glossolatie - taalwonder
glottis - stemspleet
Gloucester, oorspronkelijke naam van - Glevun
glucocol - lijmzoet
glucose dextrose, druivensuiker, zetmeelsuiker
glucogeenstapelziekte - thesaurismus
glucosurie - suikerziekte
glui - dekriet
gluipen loeren
gluiperd gemenerik, genieperd, huichelaar, hypocriet, leperd, smuiger, stiekemerd, valsaard
gluiperig achterbaks, geniepig, geveinsd, hypocriet, hypocritisch, huichelachtig, onecht, stiekum, vals, voorgewend
gluiperig kijken - loeren
gluiphoed - huilebalk
glunder - blakend, glanzig, helder, opgewekt, tevreden, voldaan, vrolijk
glunderen - stralen
glunderend - blij
gluren - koekeloeren, loeren, spieden, turen
glutaeus - bilspier
glutine beenderlijm
glutineus lijmerig
gluurder bespieder, kijker, loerder, spieder, voyeur
gluurster - loerster
glijbaan roetsjbaan, sullebaan
glijboot - hydroplaan
glijcontactbeugel - trolley
glijden - afzakken, glippen, glissen, roetsjen, schuiven, schuren, slieren, slippen, sullen, voortglijden, voortschieten
glijden door de lucht - zweven
glijdend (muz~) glissando
glijdend - labiel
glijdend onderstel - slee, slede
glijdende sneeuw - lawine
glijder spirant
glijdop glijspijker
glijgoot - baars, dissel, kloet
glijgoot in pakhuizen - sul
glytodont - reuzengordeldier
glyptotheek - beeldengalerij
glijvliegen - zweven
glijvliegtuig - zweetvliegtuig
glijvlietboot - hydroglider
glij-ijzer - loper, schaats
glijvoertuig - arre, slee, slede
glycerine glycerol, olizoet,
glycocol - glycine
glycogeen - spiersuiker
glycogeenstapelziekte - thesaurismus
gniffelen - gnuiven, grinneken
gnoe - antiloop, hertestier, wildebeest
gnome - spreuk, zedenleer
gnoom aardgeest, aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, kobold
gnosis inzicht, kennis, openbaring (theologie)
gnuiven - gniffelen
goal - doel, doelpunt, treffer
goalie - keeper
goalkeeper doelverdediger, keeper
goallat - doellat, doelpaal
goalpaal doelpaal
gobelin - wandkleed, wandtapijt
God Aangeroepene, Allah, Opperwezen, Schepper
God (Lat.) deus, Jahweh, Jehova
God alleen zij eer s.d.g.
God der Indianen - Noncomala
God met bokkenpoten Pan, sater
God met twee gezichten - Janus
God van de akkers Conus, Faunus, Vervactor
God van de Babyloniërs Baäl
God van de begeerte Pathos
God van de bescherming van de staat Polias
God van de besmetting Sterculius
God van de bevrijding van zorgen Aequitas, Lydios
God van de bijbel Elohim, Jehova, JHWH
God van de bliksem Jupiter
God van de bloedige dood Ker
God van de dapperheid - Minerva, Vitrus
God van de dichtkunst Apollo,Braga, Bragi
God van de dieven Hermes
God van de donder Donar, Jupiter, Thor
God van de dood Anubus, Caeculus, Mors, Thanatus, Ubitina, Uller
God van de dood Ind. Myth. - Jama
God van de droom Morpheus
God van de duisternis (Gr.) Ahriman, Erebus, Furina, Zoroaster
Godin van de echt - Pronuba
God van de eed en trouw War
God van de eeuwigheid Aeternitas
God van de geboorte Pelumnus
God van de geneeskunde Aesculaplus, Esculaap
God van de geploegde akkers Obarator
God van de grenzen Terminus
God van de handel Hermes, Mercurius
God van de haven. Portunus
God van de hekeling en spot Momus
God van de herders Ruminus
God van de herfst Vertumnus
God van de Hindoes Brahma, Indra
God van de honger Fames
God van de hoop Spes
God van de Indianen Manitou, Noncomala
God van de jaargetijden Freyer
God van de jonggehuwde mannen Subigus
God van de kinderen Fascines
God van de koophandel Hermes, Mercurius
God van de landbouw Saturnus
God van de liefde Amor, Cupido, Eros
God van de muzen Apollo
God van de noordenwind Boreas
God van de noordoostenwind Kaikias
God van de onderwereld Dis, Oreus, Pluto,
God van de onoverwinnelijkheid Invictus
God van de oorlog, wijsheid en kracht Ares, Mars, Tyr
God van de oostenwind Eurus, Vuturnus
God van de overwinning Victor
God van de regen Pluvius
God van de rijkdom - Plutus, Xanthos
God van de rivieren Asopus, Enipeus, Peneus, Rhesos, Xanthos
God van de scheiding van ziel en lichaam Viduus
God van de scherts Liber, Locus
God van de schone kunsten Apollo
God van de schrik Pavor, Phobos
God van de slaap Hypnos ,Morfeus
God van de slaven Portunus
God van de spot Momus
God van de steden Promachos
God van de stilzwijgendheid Horos, Widar
God van de storm Njord, Typhon
God van de stroom Inachos, Tiburtus
God van de trouw Fides, Var
God van de tuinbouw Priapus
God van de tijd Janus
God van de uitvindingen Hermes
God van de veeteelt Pales, Priapus
God van de veiligheid Securitas
God van de velden Picus
God van de vernietiging Loki
God van de wateren Neptunus, Njord, Poseidon
God van de wederliefde - Anteros
God van de welvaart van de staat Salus
God van de westenwind Zephyrus, Zephuros
God van de wind Aeolus
God van de wijn Bacchus, Dionysos
God van de woede Furor
God van de wouden Picus
God van de zang, snarenspel en schone kunsten - Apollo
God van de zee Aegir, Egir, Glaucus, Neptunus, Njord, Ocoanos, Poseidon
God van de zuidenwind Africus Auster, Notus,
God van de zuidoostenwind Eurus
God van de zuidwestenwind Libs
God van het begin en einde Janus
God van het bestraffen van misdaden Ultor
God van het bos - Sater
God van het dodenrijk Hades, Pluto
God van het eggen Occator
God van het huwelijk - Hymen
God van het kwaad Ahriman
God van het metaal bewerken Vulcanus
God van het onweer Hadad
God van het spreken Fabulius
God van het uitrusten tijdens de tocht Qulies
God van het vee Faunus
God van het veld - Sater
God van het vuur Hephaistos, Vulcanus
goddelijk heerlijk, hemels, kostelijk, subliem, schoon, verheven, verrukkelijk, zalig
goddelijke ingeving - theopneustie
goddelijke openbaring - orakel
goddelijke verering van de keizer - keizercultus
goddelijke volheid - pleroma
goddelijkheid - deïeit,
goddeloos gruwelijk, heilloos, misdadig, ongodsdienstig, onheilig, schandelijk, slecht, zedeloos, zondig
goddeloosheid Atheïsme, boosheid, inpieteit, iligheid ongodsdienstigheid, verdorvenheid
goddeloos mens – atheïst, heerlijkheid,
goddeloze atheïst, ongelovige
goddelijkheid - diviniteit
Gode - Deo
Gode alleen zij de eer - S. D. G.
Gode zij dank dg
Gode zij de hoogste 1of L. P.O.
Gode zij lof Ld.
Gode zij lof en het volk heil L.D.S.P.
goden asen, Dewata (Br. Ind.), godendom, penaten
goden der bovenwereld - Superi
Goden van het huis - Domiduca (Domiducus), Laren (Lares), Penates(Rom.), Teraphem (Hebr.)
godenbeeld - afgodsbeeld
godendienst - afgodsdienst
godendrank mee, mede, nectar
godenhuwelijk - theogamie
godenleer fabelleer, mythologie
godenrivalen - Titanen
godenspijs - ambrosia, ambrozijn, nectar
godentaal - hemelval
godentroon (Bali) - padmasana
godenverhaal - mythe
godenverblijf Asga(a)rd, Helicon, Hemel, Olympus, Parnassus, Walhalla
godgans(elijk) - aldoor, schandelijk
godgeklaagd ergerlijk, schandelijk
godgeleerd theologiach
godgeleerde faculteit in Parijs - Sorbonne
godgeleerde theoloog
godgeleerdheid theologie
Godgewijd - heilig
Godgewijde vrouw - begijn, non
Godgezind - godsdienstig, vroom
godheerschappij - theocratie
Godheid - Aegir, Aeolus, Apollo, Amor, Ares, Ate, Baai,
Balder, Braga,Donar, Egir, Eos, Eolus, Eros, Irmin, (Hebr.)Ja(h)we, Loki, Odin, Frigga, opperwezen, Poseidon, Ra, Ran, Saturnus, Wodan
Godheid Opperwezen
Godheid (Hebreeuws) Ja(h)we
Godheid - demon
Godheid met bokspoten Pan, Sater
godheid van de Babylonische en Assyrische mythe - Ahoe
godheid van de boeddhisten - Boeddha
Godheid van de Hindoes - Brahma, Siva
godheid der Indianen - Manitoe
Godheid van de Indiërs - Indra
godin - Aphrodite, Ares, Artemis, Astarte. Ate, Aurora, Bellona, Ceres, Demeter, Diana, Eos, Eris, Eros, Europa, Flora, Fortuna, Gea, Gerda, Hera, Hestia, Iduna Irene, Iris, Isis, Justitia, Laga, Nemesis, Nerthus, Nimf, Ostara, Ran, Venus, Vesta
Godin die de daden der helden uitbazuint - Faam
Godin van de aarde - Aker. Aser, Caeo, Gaea, Gea, Hertha, Ira, Irmin, Tellus, Terra, Vacuna
Godin van de akkers Dea
Godin van de Amazonen Otrera
Godin van de angst Angerona
Godin van de armoede - Penia, Egestas, Paupertas
Godin van de begraving - Libitinia
Godin van de bestrijding van kwalen Angitia
Godin van de bevalligheid - Charites, Gratiën
Godin van de blindheid Orbona
Godin van de bloemen Flora, Ohioris
Godin van de boomvruchten - Pomona
Godin van de bronnen en rivieren Najade
Godin van de buitensporigheid - Cotys
Godin van de dag - Hermera, Homers
Godin van de dageraad Eos, Aurora, Matuta, Themis
Godin van de dapperheid Minerva
Godin van de duistere nacht Leto
Godin van de eendracht Concordia
Godin van de eeuwige jeugd Hebe, Iduna, Juventa
Godin van de Efreziërs – Diana
Godin van de Egyptenaren - Isis
Godin van de geboorte - Eileithyia, Lucina
Godin van de gelijkmatigheid - Adrasteia
Godin van de gelukzaligheid - Felicitas
Godin van de gemakkelijke geboorte Numeria
Godin van de genezing Panakeis
Godin van de gerechtigheid Astrea, Dike, Justitia, Themis
Godin van de gezondheid Hygiea
Godin van de groeikracht Marcia
Godin van de hemel - Hera, Juno
Godin van de herlevende natuur Ostara
Godin van de huisleijke haard - Freya, Holda, Mestia, Vesta
Godin van de hulp op woelige zee Leukothea
Godin van de huwelijkstrouw - Juno
Godin van de jaargetijden - Dike, Eirene, Eumonia,
Godin van de jacht Artemis, Diana, Nemesis
Godin van de jeugd - Hobo, Juventa
Godin van de kinderen Cunia
Godin van de krijgshaft Indra
Godin van de kuisheid Pudicitia
Godin van de kunst - Athene
Godin van de kunst en wetenschap - muze
Godin van de lagere rang - nimf
Godin van de landbouw - Aristaios, Ceres, Demeter, Pales
Godin van de lastdieren Epona
Godin van de lente Flora, Ostara
Godin van de liefde Amor, Aphrodite, Cupido, Freja, Fria, Frigga, Venus
Godin van de liefde (Sanskriet) - Kama
Godin van de lieflijkheid Bettina
Godin van de luidruchtigheid - Cotys
Godin van de lijkbalseming - Anubis
Godin van de maan Artemis (Cynthia), Astaroth, Astarte, Bendis, Diana, Luna, Mene, Phebe (Phoebe), Selene, Sin
Godin van de menselijke geest - Minerva
Godin van de meren - Laga
Godin van de muzen Melete, Mneme
Godin van de natuurkracht lris
Godin van de nieuwe maan - Hekate
Godin van de nijd - Invidia
Godin van de onderwereld - Cora, Hecate, Hela, Persefone, Proserpina
Godin van de onkuise vrouwen - Salsia, Venus
Godin van de onsterfelijkheid Ida
Godin van de oogst - Ceres, Chloë, Demeter, Panda
Godin van de oorlog - Bellona
Godin van de opwekking der liefde Stimula
Godin van de overreding Peitho, Suada
Godin van de overvloed Abundantia, Apteros, Consivia
Godin van de overwinning - Nike,Victoria, Victoria, Walküren
Godin van de paarden Epona, Hippia
Godin van de plantengroei Ceres, Chloris, Flora
Godin van de razernij Lyssa
Godin van de rechtvaardigheid - Justitia, Themis
Godin van de regenboog Iris
Godin van de rivieren - nimf, Potamides, Tiberinidesj
Godin van de roem - Fama
Godin van de rijstcultuur - (Dewi) Sri
Godin van de runderteelt - Bubona
Godin van de rust Hesychia
Godin van de rijst - Inari (Japan), Sri (Java)
Godin van de schaakspelen - Caïssa
Godin van de scheepvaart Nehalennia
Godin van de schepen – Brizo
Godin van de schoonheid - Gerda, Venus
Godin van de schrik - Moïren, Nornen, Parcen
Godin van de slagvelden - Walküren
Godin van de spinsters Berchta
Godin van de stromen - Laga
Godin van de strijd - Ker
Godin van de Syriërs Astarte
Godin van de toorn Ira
Godin van de toverij - Hecate
Godin van de trouw - Fides Var
Godin van de tuin en het ooft Pomona
Godin van de tweedracht - Discordia, Eris
Godin van de twist Eris
Godin van de tijdwisseling Dike, Eirene, Eunomia
Godin van de verblinding Apate,Ate
Godin van de vergelding - Nemesis
Godin van de vergetelheid Lethe
Godin van de vermoeidheid Fessonia
Godin van de verzoening Virplace
Godin van de vindingrijkheid Athene, Minerva
Godin van de vloeiende voordracht - Suada
Godin van de vloek - Ara
Godin van de voortplanting - Libera
Godin van de voortplantingskracht, van het leven - Astarte
Godin van de vrede - Amicitia, Forsete, Irene, Pax
Godin van de vreugde Laetitia
Godin van de vrijheid - Feronia, Libertas
Godin van de vruchtbaarheid Demeter, Freya, Isis, Nerthus , Rhenia
Godin van de vruchten - Pomona
Godin van de weefkunst - Athene
Godin van de wellust Volupia
Godin van de welsprekendheid - Suada
Godin van de wieg Cunina
Godin van de wijsheid Athene, Minerva, Pallas
Godin van de wolken Nephele
Godin van de wraak Alecto, Ate, Nemesis
Godin van de wrekende gerechtigheid - Nemesis
Godin van de wijsheid - Athene, Minerva
Godin van de zedelijke rechtsorde - Themis
Godin van de zee - Benthesikysme Ino, Keto, Leucothea, Ran, Rana
Godin van de zegepraal - Nike
Godin van de zogende moeders Edulia
Godin van de zorg Cura
Godin van gelijke betekenis - Libera
Godin van het aangename leven - Volupia
Godin van het bedrog Apate
Godin van het beginnende jaar Anna
Godin van het berouw Metameleia
Godin van het dodenrijk - Hecate, Persephone
Godin van het Egyptische Hebe - Moet
Godin van het fruit - Pomona
Godin van het geheugen Mnomosyne
Godin van het geluk - Felicitas, Fortuna, Futychia, Gad, Kairos, Tyche, Vesta
Godin van het gerecht - Faam, Fama
Godin van het gerucht Faam, Fama, Pheme
Godin van het graan Ceres, Demeter
Godin van het huiselijk geluk Vesta
Godin van het huwelijk - Hera, Holda, Holle, Juno
Godin van het leven en vruchtbaarheid - Isis
Godin van het licht - Hera, Juno
Godin van het lot Fortuna
Godin van het medelijden Eleos, Misericordia
Godin van het noodlot Moïra
Godin van het ongelijk Ate, Cassandra
Godin van het onheil Ate
Godin van het ooft - Pomona
Godin van het recht Astraea, Forsete, Irene, Justitia, Themis
Godin van het schaakspel Caïssa
Godin van het verstand - Minerva
Godin van het vrouwelijk principe - Astarte
Godin van het vuur - Agni, Megera, Vesta
Godin van het zinnelijk genot Libentia, Vulgivaga
Godin van tuin en erf Pomona
Godinnen van de jaargetijden - horen
Godlof l. d.
godloochenaar atheïst, ongelovige
godloochening atheïsme
godminnende - filothea
godsakker - begraafplaats, kerkhof
godsbode - engel
godsdienst animisme, boeddhisme, christendom, confucianisme, cultus, dynamisme, geloof, hindoeïsme, islam, jodendom, leer, NH, P.G., religie, ritus, R.K., shintoïsme, taoïsme
godsdienst Islam, N.H., R. K., P.G.,
godsdienst in Achter-lndië - boeddhisme, laïnisme
godsdienst in China - tauïsme
godsdienst in Japan - zenboeddhisme
godsdienst in Mongolië - lamaïsme
godsdienst in Voor Indië Boeddhisme, Brahmanisme, Laïnisme
godsdienst van de rede - rationalisme
godsdienstig devoot, geestelijk, gelovig, godgetrouw, godlievend, godminnend, godvrezend, godvruchtig, godzalig, heilig, kerks, kerksgezind, mystisch, pieus, religieus, stichtelijk, vroom
godsdienstig feest der Turken balram
godsdienstig gebouw abdij, kapel, kerk, klooster, synagoge, tempel
godsdienstig gebruik - besnijdenis, rite
godsdienstig gezang - motet
godsdienstig lied - psalm
godsdienstig offermaal (Arab.) sedekah
godsdienstig vertoog - tractaat
godsdienstig voorschrift - rite, vete
godsdienstig vragenboek catechismus
godsdienstige bijeenkomst - conventikel
godsdienstige gebruiken - ritus
godsdienstige groep kaste, kerk, sekte, zuil
godsdienstige - vrome
godsdienstige handeling bidden, biecht, cultus, doop, gebed, liturgie, magie, mis, preek, rite, ritueel, ritus, sacrament, verrichtingen
godsdienstige groep - sekte
godsdienstige herleving Réveil
godsdienstige lastering - blasfemie, spotternij, vervloeking, vloek
godsdienstige leerrede canon, preek, predikatie, sermoen
godsdienstige levensbeschouwing - deïsme
godsdienstige maaltijd - (R.K.) communie
godsdienstige maaltijd (Mal.) - desekah
godsdienstige overdenking meditatie
godsdienstige richting confessie, gezindte, kerk, sekte
godsdienstige scheiding schisma
godsdienstige sekte in Canada - hornenieten
godsdienstige sekte in N.Amerika - mormonen
godsdienstige sekte uit de middeleeuwen Atbigenzen, Waldenzen
godsdienstige sekte uit de tweede eeuw - adamieten
godsdienstige stichter - Boeddha, Zoroaster
godsdienstige toespraak allocutie, predikatie, preek, sermoen
godsdienstige twist - controverse, geloofsstrijd
godsdienstige verhandeling - traktaat
godsdienstigheid - religiositeit
godsdienstijver geloofsijver
godsdienstijveraar - zeloot
godsdienstleer - geloofsleer, theologie
godsdienstleiders - Farizeeërs
godsdienstleraar dominee, geestelijke, pastoor, predikant, priester, rabbi, rabbijn, rebbe
godsdienstleraar (Hebr.) - goeroe
godsdienstloos - neutraal
godsdienstoefening adventsdienst, dankmis, dienst, eredienst, (hoog)mis, (Isr.) seider, kerdienst, lof, mis, tempeldienst, tesper
godsdienstoefening gedurende 9 dagen - noveen, novene
godsdienstonderwijs catechese, catechisatie, lering
godsdienstonderwijzer - (Ind.) goeroe
godsdienstonderwijzer (Hebr.) - rabbi, rabbijn, rebbe
godsdienstoorlog - controverse, geloofsstrijd, polemiek
godsdienstplechtigheid eredienst, liturgie
godsdienstscheuring - schisma
godsdienstschool van de Islam madrasah
godsdiensttwist - geloofstwist
godsdienstverandering bekering - godsdienstvoorschrift, rite
godsdienstwaanzin - theomanie
godsdienstzaak geloofszaak
godsdienstzin godsdienstigheid
godsgebouw godshuis, kerk, tempel, liefdadigheidsgesticht
godsgericht godsoordeel, orakel, ordale, straf, vuurproef
godsgetuige martelaar
Godsgezant apostel, Christus, engel, Messias, profeet
godsheerschappij - theocratie
godshuis armenhuis, basiliek, bedehuis , dom, kathedraal, kerk, tempel
godskennis - theognosie, theologie
godslastering blasfemie, vervloeking, vloek
godslasteringen uiten - blasfemeren, vloeken
godslasterlijk - blasfemisch, hemeltergend, liederlijk, ongehoord
godsleer - theodicee
Godsman apostel, Godsgezant, heilige, profeet
godsoordeel (middeleeuwen) vuurproef, waterproef
godsoordeel - orakel, ordale, ordalium
godsoordeel (middeleeuwen) - vuurproef, waterproef
godsoordelen - ordaliën
godspenning - handgeld, huurpenning
Godsregering theocratie
godsrijk - Jeruzalem
godsspraak antwoord, apocalyps, Epifanie, openbaring, orakel, orakelspreuk, orakeltaal, profetie, revelatie, uitspraak
godsstad - Jeruzalem
godsvereerder in Indië - dikir
godsverschijning - openbaring, theofanie
godsverzaking - godloochening
godsvloek - Kainsteken
godsvrucht devotie, eusebie, geloof, godsvrees, godvrezend, godvrezendheid, piëteit, religie, vroomheid
godswil (om) - p.d.
godswonder - mirakel, mysterie
godvergeten - goddeloos, gruwelijk, snood
godverloochenaar - afvallige, geloofsverzaker
godverloochening - atheïsme, ongeloof
godverzaking - (god)loochening
godvrezend - gelovig, godvruchtig, religieus, vroom
godvruchtig devoot, hemelsgezind, ootmoedig, pieus, religieus, vroom
godvruchtige oefening doop, doop, novene
godwijze - theosoof
godzalig godvruchtig, vroom
goed - bagage, behoorlijk, bekwaam, bene, best, betamelijk, beter, betrouwbaar, bezittingen, billijk, braaf, bruikbaar, bezit, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edel, eerbaar, eerlijk, eerzaam, eminent, emmes, flink, fair, fijn, gaaf, garderobe, gelukkig, genadig, gepast, geschikt, gewenst, gezond, goederen, grappig, gunstig, have, heerlijk, heilzaam, juist, kleding, kleren, koopwaar, leen, leuk, mooi, nobel, nogal, nuttig, oprecht, pakkage, passend, patent, prettig, puik, recht, rechtschapen, reisgoed, schitterend, soit, solvabel, textiel, toegegeven, toegestaan, tof, uitmuntend, uitstekend, vermogen, voordelig, voortreffelijk, vruchtbaar, wel
goed bezit, goederen, have
goed (Barg.) emmes
goed (Lat.) - recte
goed garderobe, kleding, kleren
goed algemeen gebruik gewoonte, mos, zede
goed bedacht – bekeken
goed begrijpen – beseffen, snappen, vatten
goed bekend – eigen, vertrouwd
goed beklant druk
goed doordacht weloverwogen
goed door elkaar gemengd b.m.
goed er uit zien - ogen
goed gekookt gaar
goed gelegen – welgelegen
goed geslepen - scherp
goed gewicht ggw
goed gezouten hartig, pittig
goed groeiende welig
goed helpen - weldoen
goed helpend afdoend, beproefd, deugdelijk, probaat
goed hoorbaar - luid, overluid
goed ingelicht geïnformeerd, welingelicht
goed kunnende koken g. k. k.
goed nadenken - bezinnen
goed op de hoogte welingelicht
goed oplettend opmerkzaam
goed oppassen - deugen
goed oppassend - braaf
goed passend - aangegoten
goed redenaar Brugman, Cicero, Guldenmond
goed schoon - keurig, net, proper
goed schot treffer
goed snijdend scherp
goed spreker orator, redenaar
goed staan kleden
goed stevig – sterk
goed te lezen - duidelijk, leesbaar
goed verneembaar - hardop, luid
goed verstaanbaar - helder, duidelijk
goed verzorgd - netjes
goed voor kleding - stof
goed waarneembaar hoorbaar, verstaanbaar, zichtbaar
goed waarvan iemand het vruchtgebruik bezit loon
goed zo bravo
goedaardig benigne, braaf, goedhartig, goedig, goedmoedig, ongevaarlijk, vriendelijk, welwillend
goedaardig gezwel - angioma, angioom
goedaardig mens - bonhomme
goedaardige hond - lobbes
goedaardige spot ironie
goedaardigheid - benigniteit, bonhommie, hartelijkheid, vriendelijkheid
goedang (Ind.) - pakhuis, provisiekamer
goedbloed - goedzak, lobbes, nul, sukkel, sul
goeddeels - grotendeels, merendeels, voornamelijk
goeddoen - baten, helpen, weldoen
goeddunken - believen, goedvinden, prudentie, toestemming, welbehagen, welgevallen
goede - beste
goede aarde - humus, teelaarde, teelgrond
goede afloop - ressite, succes, welslagen
goede bekendheid faam, naam, reputatie, roep
goede conditie - topvorm
goede daad mitsva, weldaad
goede dingen prijzen - loven
goede eigenschap deugd
goede elf (myth.) - lichtelf
goede geest beschermgeest, engel, fee, geleidegeest, genius, Ormazd, patroon, peri
goede geest (Arab.) - djinn
goede geest bij de Perzen - geri
goede geest des huizes (Rom.) - laren, lares, penaten
goede gezindheid - gunst, gunstig
goede grond teelaarde
goede grond voor bloembollen geest
goede hoedanigheid - merite, verdienstelijkheid
goede hoop - kans
goede inlichting - tip
goede kennis - amice
goede kokkin - keukenprinses
goede kookster - josine
goede kwaliteit - tof
goede leidsman - geleidegeest
goede luim - humor
goede manieren bon ton, fatsoen
goede manieren in de maatschappij - fatsoen
goede mannen arbiters, scheidsrechters
goede naam faam, reputatie
goede naam in geldzaken - krediet
goede talenkenner polyglot, tolk
goede trouw bonnefooi, eerlijkheid, integriteit, probaatheid, probiteit, rechtschapenheid
goede uitslag succes
goede verklaring - vidimatie
goede verstandhouding - harmonie, overeenkomst, vrede, vriendschap
goedang (End.) pakhuis, provisiekamer
goedbloed goedzak, lobbes, sukkel, sul
goeddoen weldoen
goedendag adé, adi, aju, bonjour, daag, dag, hallo, knots, vaarwel
goedendag - knots
goedendag zeggen - groeten
goed en fijn - puk
goed en fraai - mooi
goed en grondig - terdege
goed en terecht - juist
goed en zuiver - rein
Goedereede, plaats op - Ouddorp, Stellendam
goederen artikelen, bagage, barang, bezit, bezittingen, colli, gerei, goed, have, huisraad, koopwaar, spullen, stoffen, stukgoed, waar, waren
goederen (Ind.) - barang
goederen boven op een schip deklast
goederen opslaan bergen, opbergen
goederen opslagplaats barak, depot, loods, pakhuis, veem
goederenverkeer- handel
goederenvoorraad - assortiment, opslag, sortiment
goederen waarvan de koop blijft hangen - hangpartij
goedertieren barmhartig, clement, decanle, donatie, genadig, genereus, goed, goedgunstig, goedhartig, klement, lankmoedig, mild, schenking, welgezind, welwillend, zacht, zachtmoedig
goedertierenheid genade, gratie
goedgebouwd welgevormd, krachtig
goedgeefs gul, loyaal, mild, milddadig, royaal, scheutig, vrijgevig
goedgeefsheid - gulheid, milddadigheid, mildheid, royaliteit
goedgehumeurd - goedgemutst, opgeruimd, opgewekt, vrolijk
goedgekeurd - ratus, toegestaan
goedgekleed - pront
goedgelovig lichtgelovig, naïef, onnozel, orthodox, overvroom,
goedgelijkend - weigetroffen
goedgemanierd - netjes, fatsoenlijk
goedgemutst - opgewekt, vrolijk
goedgeoefend - afgericht, geschoold, getraind
goedgevig gul, royaal, vrijgevig
goedgevormd - mooi, schoon
goedgezind gehou, consent, genegen, goedgunstig, goedgunstig, weldenkend, welnemend, welwillend
goedgunstig genegen, genegenheid, goedertieren, gunstig, minzaam, welgezind, welwillend
goedgunstige lezer heil - Ibs
goedgunstige gezindheid - genegenheid
goedhartig adagio, behulpzaam, betrouwbaar braaf, gemoedelijk, gepast, geschikt, goed, goedaardig, goedig, gul, voordelig, vriendelijk, zachtaardig
goedhartige, domme man - sukkel, sul
goedhartigheid bonhomie, braafheid, goedaardigheid, jovialiteit welwillendheid
goedheid bonhomie, boniteit, braafheid, deugd, gunst, rechtschapenheid, welwillendheid
goedheilig man – sint, sinterklaas, sintnicolaas, sul,
goedig - betrouwbaar, bezadigd, gezapig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, zachtaardig, inschikkelijk, kalm, lankmoedig, liefderijk, sullig, toegeeflijk, vriendelijkheid
goedig mens - sul
goedige en domme man sukkel, sul, goeierd
goedigheid - lankmoedigheid, toegeeflijkheid
goedje grut, kleren, meubels, spul
goedkeuren accepteren, approberen, approuveren, assenteren, beamen, bewilligen, billijken, consenteren, goedvinden, gouteren, gunnen, instemmen, inwilligen, ratificeren, sanctioneren, toelaten, toestaan, toestemmen
goedkeurend instemmend, toestemmend
goed- of afkeurende uitspraak - oordeel
goedkeuring adhesie, agreatie, agrement, applaus, approbatie, aqueatie, bekrachtiging, bewilliging, billijking, bijval, comprobatle, fiat, goeddunking, goedvinden, homologatie, instemming, placet, ratificatie, sanctie, stem, toestemming, waardering, welbehagen, welnemen
goedkeuring voor verkoop van alcohol - vergunning
goedkeuring zonder stemming - acclamatie
goedkeuringsstem - suffrage
goedkoop billijk, bon-marché, laag, modiek, plat, platvloers voordelig
goedkoopboekje - pocket
goedkoop handelsgoed - spul
goedkoop verblijf - logement
goedkoop vlees (door noodslachting) - vrijbankvlees
goedkope eetgelegenheid - gaarkeuken
goedkope kunstprodukten - kits
goedkope kwaliteit blank linnen - raaflinnen
goedkope lectuur - stuiversroman
goedkope logeergelegenheid -jeugdherberg, pension
goedkope mutsekant langet
goedkope schouwburgrang - engelenbak, schellinkje
goedkope rang engelenbak, schellinkje
goedmaken bestrijden, dekken, goedpraten, herstellen, verbeteren, vergoeden
goedmaking vergoeding
goedmoedig argeloos, goedaardig, goedhartig, gemoedelijk, goedig, onergdenkend, trouwhartig, vriendelijk, welwillend
goedmoedigheid bonhomie, gemoedelijkheid, goedigheid, jovialiteit
goedpraten - vergoelijken, verschonen
goedreiniger bleker
goedrond openhartig, oprecht, rondborstig
goedschiks behoorlijk, betamelijk, gewillig
goedsmoeds bedaard, onbevreesd, opgeruimd, opgewekt, welgemoed
goedspreken waarborgen
goedvinden approuveren, goeddunken, goedkeuren, toelaten, toestaan, toestemmen, toestemming, welbehagen, welnemen
goedwillig dienstvaardig. gewillig, humaan
goedzak – goedbloed, goeierd, lobbes, sul
goeierd goedbloed, goedzak, lobbes, sukkel, sul
Goël Heiland, Losser, Verlosser, Wreker
goelijk goedaardig, lief, vriendelijk
goeman - arbiter, bemiddelaar, commissaris, scheidsrechter
goendoe - anakhré
goeni gonje, jute
goenoeng (Ind.) berg, bergland
goeroe - godsdienstonderwijzer, leermeester
goesting - goeste, lust, smaak, trek, zin
goëtisch - bedrieglijk, betoverend, toverkrachtig
goffer dikkerd, dikzak
gok bluf, kans, pari, poker, risico, schatting, waagstuk, weddenschap
gokhuis - casino
gokken - riskeren, schatten, speculeren, wagen, wedden
gokker - dobbelaar, speculant, speler
gokmachine - trekkast
gokspel - dobbelspel, hazard, kaarten, loterij, lotto, poker, roulette, saturnus, totalisator, toto
golf baai, baar, boezem, breker, deining, golfslag, gulp, guts, inham, roller, sinus, slagzee, stortzee, zeeboezem, zwalp
golf die over een schip heen slaat - breker
golfbaan - links
golfbeweging trilling, triller, deining, branding, omslaan
golfbreker dam, hoofd, pier, strandhoofd, strekdam
golfbroek - plus-fours
golflengteëenheid - hz, hertz, khz
golflijn tremblé
golfmeisje - Eyia, zeenimf (dochter van Aegir), Golfmaagd
golfsgewijze beweging - ondulatie
golfslag - deining, rolling
golfspel - midgetgolf
golfspel, term uit het - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, mashie, putter, spoon, stick, stroke, tee
golfstok - brassy, club
golftasdrager - caddie
golfterm - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, match, par, putt, putter,
spoon, stick, spoon, tee
golfterrein course, golflinks, greens, links
golfvorm geven aan het haar - onduleren
golfvormig - undulatorisch
Golgotha - hoofdschedelplaats, schedelplaats
Goliath - reus
golven deinen, gulpen, onduleren, plooien, stromen, zwalpen
golvend - geaccidenteerd, ondulerend
golvend effect bij muziek - zweven
golvend maken - permanenten
golvende beweging - ondulatie
golvende koorts - Malaria, Maltakoorts
golvende lok haar - krul
golvende lijn - onduline, slangeloop
golvende streep op een schip - waterstreep
golving - deining, fluctuatie, ondulatie, plooi, rimpeling, schommeling, undulatie
gom - gum,kit, lijm, plak, plaksel, stuf, vlakgom
gomachtige stof lak
gomboom acacia, eucalyptus, hevea, sapium
gomelastiek caoutchouc, gummi, karet, rubber, stuf
gomhars amoniakgom, bdellium, duivelsdrek, guttegom, laudanum, mirre, opium, opoponax, scammonium, wierook
gomlak schellak
gommen - kleven, lijmen, (op)plakken, rederen, stuffen, uitvegen
gonaden - geslachtsklieren
gondel - cabine, schuitje
gondelier gondelroeier
gondellied barcarolle
gondelroeier gondelier, gondeliere
gondelschipper - gondelier
gondelstad Venetië
gondelwedstrijd - regatta
gonfalon - banier
gong - bekken, klankbekken
gong bij drumstel - bekken
gongslag - bekkenslag
goniometrie gonio, hookmeetkunde
goniometrische term cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens
gonje – jute, zakkengoed
gonje (Mal.) - goeni
gonorroea - druiper
gonstol - bromtol
gonzen - brommen, fremitus, malen, mommeien, ronken, snorren, zeuren, zoemen
gonzend brommend, malend, snorrend
gonzende klap - gons
gonzer - snorrepot
goochelaar - escamoteur, illusionist, kunstenmaker, prestidigitateur, tovenaar
goochelarij - hocuspocus, toverdoos, toverkunst, toverij, trucage
goochelen - toveren
goochelkunst - goochelarij, goocheltoer, magie, toer, toverij
goochelnummer - act
goochelspel - bedrag, spot, zinsbegoocheling
goocheltoer - duivelskunstenarij, goochelwerk, truc
goochem arg, behendig, betjoegd, bijdehand, geslepen, gevat, gewiekst, handig, leep, link, listig, pienter, slim, sluw, schrander, spitsvondig, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen
goocheme jongen linkmichel, linkmichiel, slimmerd, slimmerik
goochemerd leperd, slimmerd
gooi - duw, gang, gouw, kans, klap, landstreek, slag, smak, smeet, toss, worp
gooien - gutsen, keilen, kogelen, schieten, slingeren, smakken, smijten, storten, trappen, werpen
gooien of smijten - kwakken
gooier - smijter, werper
Gooilander Gooier
Goois dorp Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden
goor - bedorven, grauw, groezelig, modderig, morsig, ongewassen, onfris, onzedelijk, slijkerig, smerig, smoezelig, vaal, vies, vuil
goorachtig - goor, zurig
goorheid - groezeligheid, ransigheid, smerigheid, vuilheid, zuurheid
goot afvoerbuis, afvoerkanaal , dakrand, geul, grep, greppel, heul, pijp, regenafvoer, riool, rioolbuis
gootbedekking - lood, zink
gootgat afgietsel, spoelwater
goot in koestal - greppel, groep, grub, kuil
gootje (stenen) aan kerk- of torendak - spikjer
gootlijst - boelbord, kranslijst, neuslijst
gootnat - afgietsel, spoelwater
gootplank - zonnebord
gootpijp afvoerbuis
goot in de rundveestal - groep, grup
gootsteen - aanrecht, lavet
goot voor afvoer van aal - aalgoot
gootvormig, groef op een zuil cannelure
gordel band, buikriem, ceintuur, draagband, hals, krans, kring, lasso, lijfband, riem, singel, sjerp, snoer, zone
gordel (Jap.) - obi
gordel aan de hemel - dierenriem, Zodiak
gordelband - band, ceintuur, riem, sjerp
gordelbeurs - beugeltas
gordeldier - apara, armadil, armadillo, pantserdiertatoe
gordelkwal - venusgordel
gordelriem - (degen)koppel
gordelroos - Antoniusvuur, zoster
gordel van bloemen - krans
gordel van een trekdier - gareel
gordel van Freyja (myth.) - brisingamen
gordel van sterren melkweg
gordel van zijde of andere stof sjerp
gordel zonder sluiting step in
gordelroos huidontsteking
gordelvormig sneeuwgebied sneeuwgordel
gordijn courtine, doek, (Fr) rideau, store, vitrage, voorhang, voorhangsel
gordijn van gaas klamboe, muskietennet
gordijnband of koord embrasse
gordijnpreek bedsermoen
gordijnroede - rail
gordijnstof - cretonne, damast, dobby, lancaster, madras, marquisette, pluche, pluchette, tarlatan, tule, vitrage
gordijnstok roe, roede
gordijnvuur - spervuur
gordijnwieltje runner
gording – balk, bint, dwarsbalk, dwarshout, rib, sent, sept, spant, spier, touw
gore lucht - stank
gorgel hals, keel, strottenhoofd
gorgeldrank - aluin, gargarisme
gorgelen - spoelen
Gorgonen - schrikgodinnen, Medusa, Euryale, Stheno
Gorgonen, vader van de - Phorcys
gorgonisch ijzingwekkend
gorig - onzindelijk, smerig
gorilla - lijfwacht
gorilla - lijfwacht, mensaap, pongo
gors - aanslibbing, gorzing, groed(e), groes, groeze, kardoes, kwelder, nes, schor, schorre, vinksoort, zandplaat
gorsachtige vogel cirigors, ortolaan, rietgors
goteling - kanon (gegoten), staaf (gegoten), gietijzer
gorter - grutter, pelmolenaar
gortig bont, garstig, grof, smerig, vinnig, vuil
gortenbrij - gortenpap
gortenteller duitendief, erwtenteller, geldwolf, gierigsard, knar, krent, vrek
gortenpap gortebrij
gorter - pelmolenaar
Gorter, werk van - Mei, Pan
gorterij - pelmolen
gortgerecht - watergruwel
gortig - garstig, grof, ongans, smerig, vuil
gortrijst - emer
gortworst - beuling
goteling geus, gietijzer
gotisch bouwmeester - Keldermans
Gotisch siermotief hogel
gotische kerk - hallenkerk
Gotische letter fractuur
Gotische lettersoort blak
Gotische spitsboog - ogief, ogiefboog
Gotische stijl - ogivaalstijl, spitsbogenstijl
Goto Eilanden, een der - Foekoesjima
gouache waterverf (verdund met gom) - schilderstuk
goud Au, Aurum , geel, gold
goud (Fr.) or
goud (lnd.) - mas
goud- en zilversmid - edelsmid
goud- en zilverwerk met drijfwerk versieren - bosseleren
goud met kwikzilver - goudaimalgaan
goudachtig - goudkleurig
goudappel - pippeling
goudarend steenarend
goudberil - heliodoor
goudblad - bladgoud
goudboordsel - galon, tres
goudbruin - mordore
gouddelver - goudgraver
gouddelver (Eng.) - golddigger
gouddorst - geelzucht (fig.)
gouddraad cantille
gouddraadwerk - filigraan, filigrein
goudduivel geldzucht
goudemail - cloisonné
gouden boordsel - galon, tres
gouden dollarstuk eagle
gouden kalf mammon
gouden pond sterling sovereign
gouden munt dukaat, eagle, florijn, gm, nobel
gouden munt in Perzië - toman
gouden munt (Sp.) - alfonso
gouden munten - goudgeld
gouden of zilveren uniformweefsel - galon
gouden plaatje (misoffer) - pateen
gouden pond sterling - sovereign
gouden regen - linzeboom
gouden ring van Odin Draupnir
gouden schoteltje (altaar) - pateen
gouden twistappel - Eris
gouden vaatwerk (R.K.) monstrans
goudenregen linzeboom
goudforel - bergmeerforel, ridderforel
goudgehalte onderzoeken - essayeren, essaaieren
goudgehalte van munten allooi
goudgele wijn - rijnwijn
goudgewicht - karaat, mas
goudglimmer - mica
goudgraven - gouddelven
goudgraver - gouddelver
goudgroene edelsteen - chrysoberil
goudgulden Gld.
goudhaantje - coloradokever, elzenhaantje, goudsbloemvogel
goudhaanvoer - dovenetel
goudhaas - acouchi, agoeti, paka
goudkalk - goudpurper
goudkeurmeester - essayeur
goudkieviet - bontbekpluvier, bontewilster, wilster, zilverpluvier
goudkleurig dorré, verguld
goudkleurige legering (koper, tin, ijzer) - pinsbek
goudkleurige vilnder - aurelia
goudklomp - nugget, pepite
goudkruid - goudwortel
goudlaag - vergulsel
Goudland Eldorado, Ofir
goudlelie - amarillis
goudlijster - goudmerel, wielewaal
goudlovertje - paillet
goudmaken - alchemie, alchimi, alchimisterij
goudmakerij - alchemie, alchimie
goudmaker alchemist, alchimist
goudmakreel dorade
goudmerel gouw, wielewaal
goudmunt - albertijn, dukaat, eagle, florijn, goudgulden, guinea, napoleon, nobel
goudmijn - goudgroeve, goudmijntje, schatkamer
goud of zilverboordsel - tres
goudpluvier - diek, goudkieviet, wilster
goudproducerend land - Afrika,Amerika, Rusland, Australië
goudrenonkel boterbloem
goudron - asfalt(vloeibaar), teer
goudsbloem calendula
goudscheiwater - koningswater
goudschuim goudglit
Goudse pijp - gouwenaar
goedsmid - juwelier, orfèvre
goudsmidsgerei - ank, keurstempel, ponsoen, steekpriem
goudstaaf baar
goudsteen - chrysoliet, krysoliet,
goudstof - brokaat
goudstuk van 10 dollar eagle
goudsurrogaat - lombak
goudtoets - essaai
goudvink - bloedvink
goudvis - dorade, goudbaars
goudvogel wielewaal
goudvogeltje - goudhaantje
goudvoorraad die als dekking dient - goudreserve
goudwolf - jakhals, vrek
goudworm - prachtkever
goudwortel - antimoonsulfide, goudzwafel, gouwe, schelkruid, slaaplelie, vrek, jakhals
goudzoeker alchimist, avonturier, (Am.) digger, fortuinzoeker
goudzwavel - antimoonsulfide
gougnotte - lesbienne
gourmand - duenna, gastronoom, gouvernante, landvoogdes, lekkerbek
goûteren - goedkeuren, keuren, proeven
gouvernante duenna (Sp), huisonderwijzeres landvoogdes
gouvernement bestuur, provincie, regering
gouvernementsambtenaar in voorm. Ned. Indië - resident
gouverneren - beheren, besturen, regelen
gouverneur bestuurder, landvoogd, nabob
Gouverneur Generaal - G.G., onderkoning
Gouverneur Generaal (Ned. Gesch.) Alting, Both, Brouwer, Carpentier, Coen, Daendels, Fock, Heutz, ldenburg, Loudon, Maetsuyker, Mossel, Pahud, Rochussen, Valckenier, Wiese
gouw gewest, goudmerel, landstreek, pad, provincie, sloot, streek, water, weg, watering, wielewaal
gouwe goudwortel, schelkruid, speenkruid
gouwpluvier - goudpluvier, pluvier, wilster
gozer - kerel, vent
graad deel, hoogte, mate, orde rang, stadium, titel, trap, waardigheid
graadboog - hoekmeter, protactor, radiometer, rapporteur
graadmeter - graadboog (zon,sterren), octant, schaal, transporteur
graadverdeler - nonius
graadverdeling - graduatie
graad bij vechtsport - dan
graad van afstamming - lid
graad van een breedtecirkel - lengtegraad
graaf - earl, edelman, landsheer, markgraaf, paltsgraaf, pluimgraaf
graafijzer - houweel
graafmachine dragline, excavateur, Jan-Allemachtig
graaf met bepaalde titel – paltsgraaf
Graaf van Holland Aernout, Dirk, Floris, Jan, Willem
graaf van Monte Christo - Dantes
graaf van Vlaanderen -Arnulf, Boudewijn, Clito, Dampierre, Guido(Guy), Robert, Robrecht
graafkever - scarabee
graafmachine - excavateur, dragline, grijper
graafschap - Bentheim, Gelre, Zutphen
Graafschap in Engeland Essex, Kent, Leicester, York, Norfolk, Sussex
Graafschap in de middeleeuwen Bentheim, Brabant, Gelre, Holland, Zutphen
graafschap in Noord-lerland - Londonderry
graafschap in Z. Holland - Teisterbant
graafster - delfster, spitster
graafwerk van militairen - sappe
Graaf van Monte Christo Dantes
Graaf van Vlaanderen Arnuif, Boudewijn, Clito, Guido(guy), Robert, Robrecht, Clito, Dampierre
Gelre, Holland , Zutphen
graafwerk - delfwerk, drondwerk, spitwerk
graafwerktuig
3 pik, spa
5 ploeg, schop, spade
6 grader, grijper, patjol
7 houweel, scraper
8 dragline, hefschop
9 ballaster, bulldozer, graafwiel, handspade, hooglepel
10 excavateur, pikhouweel
12 ballastschop, graafmachine
graafwesp bijenwolf, harkwesp, keverdoder, rupsendoder, spinnendoder
graag begerig, belust, gaarne, geredelijk, gewillig, gretig, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, tuk
graag mogen - liefhebben
graag spelende - speels
graagte appetijt, begeerte, gretigheid, honger, lust, trek, zin
graag thuis blijvende - honkvast
graag thuis zijn - huiselijk
graag uitlopend - loops
graag willen - hopen
graag willende leren - leergraag, leergierig, weetgraag
graaggeziene gast op deftige partijen - salonheld
graagheid - appetijt, begeerte, eetlust, etenstrek, graagte, honger,
graagte - begeerte,gretigheid, lust, trek, zin
graaien - gappen, grabbelen, grissen, ratsen, struinen, wegkapen
graal - schaal, schotel
graalridder - Lohengrin, Parcival
graan boekweit, gerst, gierst, graankorrel, haver, koren, maïs, mielie (Turks), reuzentarwe, rijst, rogge, spelt, tarwe, winterhaver, wintertarwe, zaadkorrel
graan (ontkiemd en weer gedroogd) - mout
graanafval draf, kaf, krens, stro
graanakker - korenveld
graanbeurs - korenbeurs
graanbewerker molenaar
graanbouw - arvicultuur
graandrank - brandewijn, genever, jenever, jonge, oude
graandrogerij - eest
graanelevator - graanzuiger
graangewas - boekweit, gerst, gierst, haver, koren, maïs, rogge, rijst, tarwe, weit
graangewassen - cerealiën
graanhalm - korenaar
graanharp - korenharp
graanhoop - garf, garve, graanschoof, mandel, schoof
graanhulzen - zemelen
graanklander - snuitkever
graankorrel - graantje, grein, korrel, tarwekorrel
graankorrelbast - blees, kaf, korenkaf
graanelevator - graanzuiger
graanmaaier - korenpikker
graanmarkt - korenbeurs
graanmijt - opper, schelf
graanopslag plaats - korenpakhuis
graanpakhuis - entrepot, graanzolder, korenpakhuis, korenschuur, pijzel, silo, spijker
graanschelf - mijt, opper
graanschip - (koren)lichter
graanschoof - korenschoof
graanschuur - korenschuur
graanschuur met stallingen - tas
graansilo - graanpakhuis
graansoort boekweit, gerat, gerst, gierst, haver, koren, maïs, milie, rogge, rijst, spelt, tarwe, weit
graantje korrel, borrel
graantjespikker drinkebroer, nathals
graantrechter treem, tremel
graan uit de halm halen - dorsen
graanveld - korenveld
graan voor nasigorang - rijst
graanworm kalander, korenbijter, korenbout
graanzeef - harp, korenharp, wan
graanziekte - dwergroest, kalfjesbruin, kroonroest, meeldauw, moederkoren, oogvlekkenziekte, sneeuwschimmel, steenbrand, stuifbrand
graanzolder - pezel, pijzel, spijker
graanzuiger - elevator, Silo
graasde boter - grasboter
graasvlakte - weiland
graat beentje, gebeente, geraamte , visbeen
graatachtig gratig, kraakbenig, week
grabbelen - graaien
grabbelton tombola
gracelijk aanvallig, bevallig, gracieus, sierlijk
gracht kanaal, kade, maar, rei, singel, sloot, vaart, vaarwater, vest, vestewaterloop
gracht (Z.N.) - rei
gracht in Amsterdam Egelantiersgracht, Elandsgracht,
Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rozengracht, Singel
gracht om de stad - singel, singelgracht
grachttalud - escarpe
gracieus bekoorlijk, bevallig, elegant, gracelijk, hoffelijk, innemend, lieflijk, sierlijk
graderen - frijnen
gradenboog van een meetinstrument - limbus
gradenschaal - scala
gradueel trapsgewijs, opklimmend
graf - grafkuil, groeve, kuil, mausoleum, pyramide, rustplaats, terp, tombe
graf (Arab.) - mastaba
graf complex - necropool, necropolos
graf (prehistorisch) - hunebed, piramide, tumulus
graf der farao´s piramide
graf van vorst (Ind.) - kramat
graf van zwerfkeien hunebed
grafdelver doodgraver
grafelijk verzoek om geld bede
grafgebouw mausoleum
grafgesteente - tombe, zerk
grafgewelf - crypt, crypte
grafheuvel terp, tumulus
graficus - zie schilders, drukker, etser, grafici, letterzetter, tekenaars, zetter
grafiek diagram, prentkunst
grafisch kunstenaar - etser, graficus, graveur, lithograaf
grafisch product boek, druk, drukwerk, ets, kaart, landkaart, plaat, prent
grafisch teken - cedille
grafisch vakman drukker, zetter
grafische afdruk ets, litho
grafische voorstelling as, curve, diagram, grafiek, lijn, schema, schets
grafische voorstelling van aardbevingen seismogram
grafische voorstelling van hartslag - cardiogram
grafiet - potlood
grafkelder crypte, crypt
graflelie - affodil(le), beengras, slaaplelie
graflied - dirge
grafmonument - cenotaaf, dolmen, gedenknaald (obeliskvormig), gedenksteen, gedenkteken, hunebed, mausoleum, pyramide, tombe
grafmonument in Bretagne en Engeland dolmen
grafnaald - obelisk
grafologie - handschriftkunde
grafoloog - schriflkundige
grafometer - schrijfhoekmeter
grafschrift epitaaf, epitatis, epitafium, R.l.P.
grafsteen epitafium, grafmonument, tombe, zerk
grafteken - mastaba, merk, piramide, sarcofaag, steen, stele, stoepa, tombe
graftempel in Peru huaca
graftombe - mausoleum, praalgraf
grafvaas - urn, urne
grafvaas (Gr.) - lekythos
graf van grote stenen - hunnebed
grafzang (Eng.) - dirge
grafzerk - tombe
grafzuil – obelisk, stele
grafzuil (Gr.) - menhir, stele
gram beu, boos, kwaad, toornig, verbolgen, verstoord
gram - eenheid van gewicht, gr.
gramcentimeter - gcm
gramcentimeterseconde - es
gramheid - toorn, woede
grammaire grammatica, spraakkunst
grammatica grammaire, spraakkunst, spraakleer, syntaxis, taalkunde
gramaticaal - gramatisch
grammaticale term achtervoegsel, affix, bijwoord, bijzin, casus, enkelvoud, foneem, meervoud, naamval, naamwoord, nomen, persoon, prefix, pronomen, suffix, telwoord, tijd, tussenwerpsel, verbuiging, voegwoord, voornaamwoord, voorvoegsel, voorzetsel, werkwoord, wijs, woord, zin
grammaticus - linguïst, taalkundige
grammatische figuur aferesis, apocope, epenthesis, paragoge, prothesis, syncope
grammatische vorm voor het tweevoud - dualis
grammofoon - draaitafel, fonograaf, patefoon, pathefoon, platenspeler, pick-up
grammofoononderdeel - arm, draaitafel, saffier
grammofoonplaat - draaischijf, L.P., E.P.,plaat, schijf, single
grammofoonplatenautomaat - jukebox
grammofoonplatenmerk - Apple, C.B.S., Columbia, Decca, Philips, Phonogram
grammolecule - mol
gramschap - boosheid, colere, drift, driftvervoering, grim, irritatie, toorn, verbolgenheid, verstoordheid, woede, wrevel
gramstorig boos, grimmig, korzelig, kregel, kregelig, kwaad, nijdig, toornig, vertoornd
gramstorig worden - vergrammen
granaat - edelsteen, granaatappel, kanonprojectiel, kartets, melaniet (fluw. zw.), obus, patroon, projectiel
granaatkartets - schrapnel
granaatkiezel - macadam, steengruis
granaatmijn - fougas (open)
granaatscherf - shrapnel
ranaatsoort - melaniet, pyrope
granaatsteen melaniet
granaatwerper - mortier
grande - rijksgrote
grandezza (It.) - waardigheid
grandioos - algeheel, enorm, geweldig, groots, heerlijk, magistraal, monumentaal, prachtig, schitterend, weids
granen maaien - oogsten
graniet - hardsteen, natuursteen, porfier
granietachtig gesteente - beresiet, porfier, purpersteen
granietkiezel macadam
granietputje kociolki, oricango
granietribbel - tafoni
granietsoort - biotiet, porfier, pyroxeen, rapakiwi
granietvariatie - dioriet, porfier
granito - kunststeen
granietribbel tafoni
granietsoort - Poptrfier, Rapakivi
granietvariatie dioriet, porfier
granje - garant
granulatie - korrelig
granuleren - greineren, korrelen, verkorrelen
granuleus korrelig
grap aardigheid, anekdote, badinage, bak, boert, capriool (fig.), farce, gebeuzel, geestigheid, gein, jocus, jolie, gril, grol, jen, joke, klucht, kortswijl, kuur, kwinkslag, leut, list, loer, lol, lolletje,luim, mop, narrenpots, oele, paskwil, poets, pots, scherts, snakerij, spot, streek, ui, witz, zet, zwank (Z.N.)
grap (voor de - zeggen) - gekken,spotten, schertsen
grapefruit - pomelo, pompelmoes
grapjas bouffon, clown, grappenmaker, hansworst, harlekijn, komiek, komiekeling, leukerd, lolbroek, malloot, nar, paljas, pleziermaker, potsemaker, schalk
grapje - aardigheidje,geintje, lolletje
grapjes maken dollen, mallen, schertsen
grappenmaker clown, coco, farceur, fumiste, geinig, gek, grapjas, guit, hansworst, harlekijn, hekkenspringer, joker, komiek(eling), kwant, kwast, kwibus, lacher, leukerd, lolbroek, lolmaker, luimig, malloot, moppentapper, nar, olijkerd, pagadder, paljas, pias, pierrot, pirewiet, polichinel, poteten, potnat, potsenmaker, potser, potstuk, punch, rakker, rekel, risee, scaramouche, schalk, snaak, snuiter, sijs, tetjeroen, uientapper, uilenspiegel, zot
grappenmaker aan het hof - hofnar
grappig aardig, amusant, boertig, burlesk, drollig, dwaas, enig, flink, geestig, geinig, genoeglijk, goed, grappig, grollig, guitig, humoristisch, idioot, jofel, kluchtig, koddig, komiek, komisch, kortswijlig, kostelijk, lachwekkend, leuk, leutig, lollig, luimig, mal, mofel, moppig, narrig, olijk, ondeugend, plesant, potsierlijk, potsig, schalks, schelms, snaaks, spotachtig, spottend, uiig, vermakelijk, vrolijk, zot
grappig (muz.) scherzando
grappig deuntje - mopje
grappig plaatje - cartoon
grappig verhaal anekdote, boerde
grappigheid boert, geestigheid, gein, guitigheid, luim, snakerij
gras - alang-alang, alungalung
grasachtig onkruid - duist
gras afeten door koeien - grazen
grasbewerking - maaien
grasbloem - aartje, madelief, spicula
gras dat na het maaien opschiet etgras, etgroede, etgroen, nagras
grasduiker - groenvink
grasgewas pitrus,zegge
grasgewas aan de oever bies, riet
grasgans - rietgans
grasgewas - bies, pitrus, riet, zegge
grasgewas aan oevers - bies
grasgrond - veld, wei(de)
grashalm - pijl, raai, scheut, spier, spriet
grasjonker - groenvink
grasknarper - kwartelkoning
gras korten - maaien
graskramp kopziekte, krampziekte
grasland - anger, beemd, dries, greide, groenland, made, mars, meent, meers, wei, weiland, weide, wel
grasland aan water beemd
grasland (drassig) dries
grasland (maaiveld) made
grasland tot akkerland maken - scheuren
grasland (gemeensch.) meent, mient
grasland (Vlaams) mars, meers
grasland (Zuidn.) - meers
graslook bieslook
grasmaaier - hannekemaaier
grasmaand – april
grasmachine – maaie
grasmat - voerbalveld
grasmus braamfluiter, fitis, erwtenpikker, koewachter, tjiftjaf, tuinfluiter, zwartkop
grasparasiet - weidebergvlas
graspeen graswortel
grasperk gazon
graspieper akkerleeuwerik, veldleeuwerik
grasplant allang alang, bamboe, dravik, gerst, gierst, haver, helm, maïs, riet, rijst, rogge, sorghum, suikerriet, tarwe, kweek, spelt, spits, vossenstaart
graspol - aardkluit, plag
graspreek hagepreek
grasrijk - grassig, grazig
grassnede - zwad(de)
grassoort -
3 aat, oot, pee, poa, zea
4 aira, alfa, bent, bunt, coix, helm, mais, raai, riet, rijst,
teff
5 avena, briza, dolik, dravik, dreps, duist, emmer, evene, gerst, halfa, haver, kweek, oryza, rogge, sereh, smeel,
smele, spart, spelt, tarwe, zegge
6 bamboe, bromus, dravik, fiorin, gierst, holcus, lolium,
melica, milium, phleum, secala, smeele, sparte, witbol
7 bambusa, esparto (Spaans), eulalia(Jap.), festuca, hordeum,
kamgras, kropaar, lagurus, motraai, molinia, panicum, pionten, pijlriet, sekgras, slofhak, sorghum
8 agrostis, alfagras, beefgras, bentgras, buntgras, dactylis,
duinriet, edelgras, eenkoorn, glyceria, haargras, hanepoot, hardgras, helmgras, hooigeur, imperata, liesgras, liesluus, lintgras, meelraai, naaldaar, paragras, paspalum, phalaris, piekgras, pilzegge, puingras, raaigras, reukgras, rietgras, rijstgras, sesleria, slikgras, slijkgras, spartina, timothee, trekgras, trilgras, triciticum, vlotgras, zorggras
9 agropyton, ammophila, baardgras, beemdgras, blauwgras,
cynosurus, cypergras, doddegras, elytrigia, emerkoorn, gladhaver, halfagras, helmdraad, mannagras, nevelgras, pampagras, panikgras, parelgras, roegneria, saccharum, schijngras, slijkzegge, tarwegras, traangras, tweekoorn, vedergras, veldhaver, vlasdolk, vloghaver, zandzegge, zwenkgras
10 alang alang, alopecurus, cortadoria, cymbopogon,
fioringras, gierstgras, hazenstaart, honinggras, jobstranen, kruipertje, liefdegras, oplismenus, paardegras, pampasgras,
pennisetum, phragmites, prachtriet, pseudosasa,
schapegras, scherpgras, slangegras, steppegras,
straatgras, struisgras, struisriet, suikerriet
11 anthoxantum, arundinaria, boendergras, borstelgras, citroengras, deschampsia,
espartogras, kanariegras, kanariezaad, kweldergras,
muizengerst, negergierst, parelgierst, pluimgierst,
puccinellia, reukruikerd, schaduwgras, scherpkruid, spartelgras, timothygras
12 corynephorus, kamgarengras, olifantsgras, pijpestrootje, stenotaphrum, timotheegras
13 arrhenatherum, calamogrostis, pijpestrootje, rietzwenkgras,
vossenstaart, zanddoddegras, zeestrandgras
14 beemdlangbloem, hondstarwegras
15 borstelveergras
grassoort in Spanje esparto, halfagras
grassoort in weilanden raaigras
grasspier - grasspriet
grasspriet - grashalm, hengst
grasstengel - halm, helm, pijl, smeel, spier
grassteppe llano, pampa, poesta, prairie, savannah
grassteppe in Hongarije poesta
grasstuk - plag, pol, zode
grassijsje - bietsijsje
grastapijt graskleed, grasmat, grasveld
grastetanie graskramp, kopziekte
grasveld bleek, gazon, made, wei(de)
grasveld bij een renbaan - paddock
grasvink - groenvink
grasvlakte lawn, pampa, poesta, prairie, savanne, steppe, wei(land)
grasvlakte in Brazilië campo
grasvlakte in Ecuador paramos
grasvlakte in Noord Amerika prairie
grasvlakte in Zuid Amerika Llano, pampa
grasvlakte met groepjes bomen savanne
grasvogel - poelsnip
graszode groes, groeze, plag, pol, tors
gratias dankzegging
gratie bevalligheid, charme, elegantie, genade, goedgezindheid, goedgunstigheid, goedertierenheid, gunst, kwijtschelding, zwier
gratie (bij de) - ternauwernood
gratie verlenen - gratiëren
Gratiën Aglaja, Euphrosyne, Thalia
gratieus zie: gracieus
gratievol (muz.) - grazioso
gratificatie bonus, geschenk, premie, kaplaken, tantieme, toelage, toeslag, vergoeding
gratig - graatachtig
gratis belangeloos, cadeau, kosteloos, pro deo, p.d., te geef, vrij
gratis luisteraar - nontonner
gratis verzenden - franco, portvrij
gratuit (Fr.) ongegrond, ongemotiveerd, onverplicht
grauw canaille, donkergrijs, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, goor, grijs, groezelig, heffe, janhagel, knauw, marollen, nomaden, outcast, plebs, rammenant, rapalje, rapaille, schorum, schuim, snauw, tuig, vaal, vaalbleek, vaalwit, vaalzwart
grauwachtig - vaal
grauwachtig wit metaal - mangaan
grauw gesteente amaril
grauwe erwt kapucijner, keker, raasdonder, sisser, schokker
grauwe lijster - vaal
grauwe peulerwt - keker
grauwe peulvrucht - capucijner, keker
grauwe renet - rabauw
grauwe rotssteen - basalt
grauwe staar - cataract
grauwe zusters - Klarissen
grauwbruin dofbruin, vaalbruin
grauwen - snauwen
grauwend - bitsig, scherp, snauwend
grauwgeel - kaki, matgeel, grijsgeel, vaalgeel
grauwgele stof - kaki
grauwgors - grauwstaart
grauwkop - ezel
grauwpieper - boerennachtegaal, bastaardnachtegaal
grauwschildering - grisaille
grauwstaart - grauwgors
grauwtje ezel, grauwschildering
grauwvink - ringmus
grauwvuur - grison, mijngasontploffing
grauwwit - lichtgrijs
gravamen (Lat.) bezwaar, zwarigheid
grave (muz) ernstig, plechtig
graveel blaassteen, jade, nefriet, nephriet, niersteen, uroliet,
graveerder etser, graveur, plaatsnijder
graveerkunst - sculptuur
graveernaald burijn, burin, etsnaald, etsstift, graveerstaal, graveerijzer, ponsoen
graveersel - prent
graveerstift graveernaald
graveerwerk - chalcografie, ets, gravure, niëllo
graven delven, dollen, keiven, omwoelen, rooien, scheppen, spitten, wroeten
graver grondwerker, delver , mineur, sappeur, spitter
graveren - etsen, griffen, kerven, krassen
graveur etser, graceerder, plaatsnijder
graviditeit zwangerschap
gravimeter - zwaartemeter
gravin - edelvrouw, landsvrouw
gravimeter aërometer, zwaartemeter
gravinnenkruid - hertshoornweegbree, varkenskers
Gravin (Eng.) Countess
Gravin (Fr.) comtesse
Gravin van Holland Ada, Jacoba, Margaretha
gravitatie aantrekkingskracht, zwaartekracht
graviteit deftigheid, plechtstatigheid
gravure ets, koperdruk, plaat, prent, zegelstempel
grawitz-tumor - hypermefroma
grazen weiden
grazig grasrijk
grazioso (muz) bevallig, liefelijk, zacht
grebbe gouw, greppel, sloot, vore
greel – gareel, halsjuk
Greenwichtijd G.T.
greep gevest, grip, handigheid, handvat, handvol, heft, hecht, hengsel, houvast, knop, invloed, kruk, mestvork, oor, steel, stool, vaardigheid, vat
greep naar macht - coup, staatsgreep
greep van een degen gevest
greep van een rijschaaf - toot
greid grasland, weiland
greidboer - veehouder
greidgrond - wei(land)
greidplaats boerenplaats
grein beetje, gewichtje, knorrepot korrel, schijntje, zier
greinachtig - greinig. korrelachtig, korrelig
greinbeitel - kartelbeitel
greintje - korreltje, zier
greineren - korrelen
greinig - korrelig
greintje - ziertje
grellen - visafval
grenadier - infanterist, keursoldaat, soldaat
grenadine - vruchtenlimonade, limonade
grendel - fazel, klink, knip, kram, overval, slot, schuif, schuifbout, sluitbout, sluitijzer
grendelen - afsluiten, sluiten
grenehouten - grenen
grenen vloerbint - badding
grenier garnier
grenenboom - den, pijnboom
grens - afbakening, afpaling, afrastering, afscheiding, afsluiting, akkerscheiding, begrenzing, beperking, eind, einde, eindpaal, eindpunt, erfafscheiding, grenslijn, heg, keim, hek, kant, kust, laak, limiet, lijn, maat, marge, muur, oever, rading, rand, randje, scheiding, scheidingslijn, scheidslijn, sloot, speelruimte, uiterste
grens met douane - grenspost
grens tussen 2 stroomgebieden - waterscheiding
grens van een streek - gebiedsgrens
grens van heesters - heg
grens van krediet - limiet
grensbeambte commies, douane, douanier, grenswacht
grensbepaling - afbakening, deliminatie
grensbewaker tegen de Turken - pandoer
grensbewaking - douane, marechaussee
grensboom maal, slagboom
grenscontrole douane, douanedienst, grenswacht
grensdocument - pas, paspoort, visum
grensganger grensarbeider
grensgebied - mark, periferie,
grensgebied tussen twee flora´s - biochore
grensgeld - tol
grensgewest - grens, grensstreek, mark
grensgod - Terminus
grenskantoor - douanepost
grensland mark, randgebied
grenslijn - grenslinie, limiet, omtrek, rading, schreef, zijde
grenslijnen trekken - demarqueren
grenslinie - grenslijn
grensmuur - scheidsmuur, tussenmuur
grensoppervlak - horisfeer
grenspaal – cippus, landpaal, scheipaal
grenspaal (akker) - reen, rein
grenspolitie - douane
grenspunt - terminus
grensrechter (Eng.) - linesman
grensrivier tussen Drente en Overijssel - eest
grensrivier van Europa en Azië Oeral
grensrivier van Italië en Gallië Rubicon
grensscheiding - afkeuring, beek, demarcatielijn, demarkatie, laak, rading, wetering
grenssloot - halmer, halmoer, heiningsloot, heinsloot, laak
grenssteen - merksteen
grensteken boom, paal, steen
grensstreek - grensgebied
grensstreek tussen Frankrijk en Duitsland - Elzas
grensstuk - randgebied
grensteken - boom, grenspaal, maal, steen
grens van heesters - heg
grenswaarde lim., limiet
grenswacht - douane, douanier, kommies
grenswachter - commies, douanebeambte
grenzeloos bar, eindeloos, erg, mateloos, oeverloos, onbegrensd, onbeperkt, oneindig, geul, onmetelijk, ontzettend
grenzen - belanden, naderen, palen
grenzen aan - belenden, palen
grenzend - aangelegen
greppel aardgeul, geul, goot, grep, groef, groeve, ree, riool, slenk, sloot, slootje, spleet, voor, vore, watergang
greppel in het hoogveen raai
greppelrus - greppelgras, mothaar, paddengras
gres kiezelzandsteen
gresbuis - rioolbuis
gretig begerig, belust, gaarne, graag, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, sappig, schrokkerig, tuk
gretig genoegen - graagheid, graagte
gretig verlangen aandrift, aanvechting, azen, bejag, begerig(heid), gading, goesting, graagte, hang, hartewens, konts, neiging, roeping, smachten, trek, zin, zinnelijkheid
gretigheid alacriteit, aviditeit, begeerte, begerigheid, graagte, gulzigheid, schrokkerigheid
gribus achterbuurt, bouwval, keet
griebels fratsen, grimassen, kunsten, rillingen
grief bedenking, belediging, bezwaar, ergernis, klacht, krenking, kwelling, leed, smart, verdriet
Griek - Helleen
Griek met enorm stemvolume - stentor
Griek voor Troje - Sinon
Grieken (bij Humerus) Danaërs
Griekenland Hellas
Griekenvriend -filhelleen
Grieks aardrijkskundige - Strabo
Grieks Helleens
Grieks achtervoegsel algie, archie, fiel fobie, geen, grafie, iatrie, kratie, logie, loog, manie, pathie, tomie,
Grieks alfabet alpha, bèta, chi, delta, epsilon, èta gamma,, jota, kappa, lambda, mu, nu, omega, omikron, pi, phi, psi, rho, thèta, xi, sigma, tau, upsilon, zeta
Grieks bestuurder geront, archont
Grieks beeldhouwer Doidalses, Eubolides, Eufranoz, Feidias, Leochares, Lysippos, Myron, Praxiteles, Skopas, Timotheos
Grieks blaasinstrument aulos, kithara panfluit, schalmei, subs, syrinx
Grieks blijspeldichter - Aristofanes, Eupolis, Kratinos, Menander
Grieks bovenkleed - Chitoon
Grieks bruiloftslied - Epihalamion
Grieks Concertgebouw Odeon
Grieks danslied - hyposchema
Grieks dialect - Aiolisch, Archaisch, Attisch, Boiotisch, Dorisch, Eleisch, Ionisch, Koinê, Lesbisch
Grieks dichter Anacreon, Homerus, Pindarus ,Sappho
Grieks district - nomos
Grieks eiland
3 Ios, Kea, Kos
4 Nios, Oxia, Simi
5 Chios, Delos, Hydra, Korfu, Kreta, Milos, Laros, Lesbos,
axos, Samos, Syros, Thera, Tinos, Vidos, Zante
6 Aegina, Amorgo, Andros, Euboia, Fleves, Ikaria, Ithaca,
Ithaki, Kastos, Korfoe, Lesbos, Lesvos, Leukas, imnos,
Megalo, Patmos, Piperi, Schiza, Skyros, Thasos, hodos,
Valexa, yioura
7 Arkoudi, Athokos, Kalamos, Kerkyra, Kythira, ythnos,
Pelagos, Petalas, Spetsai
8 Serirhos, Skiathos
9 Alonnisos, Antimilos, Antipaxos, Falkonera, Patroklos,
Periatera, Psasthoura, Sapientza, Skaopelos, Velopoula,
Zakynthos
10 Elafonisos, Kefallina, Samothrake, Skantzoura,
Skyropoula
Grieks fabeldichter Esopus
Grieks fabeldier - griffioen
Grieks feest in de oudheid - Apat(o)uria, Ch(l)oia
Grieks geneesheer Galenas, Hippocrates
Grieks gebergte Athos
Grieks gerechtshof Areopagus
Grieks geschiedschrijver - Eforos, Herodotus, Thoukydides, Xenofon
Grieks grensland - Albanië, Bulgarije, Joegoslavië, Turkije
Grieks heilig dier - stier
Grieks heldendicht epos, Ilias, Proteus, Poseidon
Grieks infanterist - peltast
Grieks kapmantel - Birrus
Grieks kledingstuk - chiton, chlamys, Himation, peplos, petasos
Grieks landschap Arcadia, Attica, Beotië, Elis, Epirus, Thessalie
Grieks lied ter ere van Apollo - paian
Grieks lied ter ere van Doinysos - dithyrambe
Grieks loflied - enkomion, epinokos
Grieks mannenvertrek - androon
Grieks muziekinstrument - aulos, hydraulis, kithara, lyra, syrinx
Grieks onderklees - chiton
Grieks schiereiland - Chalkidike, Pelion, Peloponnesos
Grieks schilder - Apelles, Apollodoros, Eufranor, Mikon, Nikias, Parrasios, Pausias, Polygnotos, Protogenes, Zeuxis
Grieks snaarinstrument kithara, lier, lyra
Grieks soldaat hopliet, peltast
Grieks spreekgestoelte - ambo, bema
Grieks treurdicht - threnos
Grieks treurspeldichter Aeschylus, Casperius,Thespis, Sophocles, Euripides
Grieks veldheer Epaminondas, Miltiades, Themistocles
Grieks voorvoegsel akro, amfi, an, ana, anti, apo archeo, auto, baro, biblio, bio, chrono, crypto, demo, di, dia, en, epi, fono, foto, geo, helio, hemi, hexa, holo, homo, hydro, hypo, iso, kata, kilo, kosmo, kyno, leuko, litho, makro, meso, meta, mikro, mono, necro, neo, neuro, ochlo, on, ortho, paleo, pan, para, patho, penta, peri, petro, poly, proto, pyro, steno, syn,
tele, theo, thoxi, zoö
Grieks voorzetsel - epi
Grieks vrouwenkleed - peplos
Grieks wetgever - Draco, Solon
Grieks wiskundige - Archimedes, Eudoxis, Hipparchus, Pythagoras
Grieks woord - logos
Grieks wollen vrouwenkleed - peplos
Grieks wijsgeer - Aristoteles, Diogenes, Epicurus, Plato, Plotinus, Socrates
Grieks zinnebeeld van de vruchtbaarheid - fallos
Griekse aanvoerder voor Troje - Agamemnon
Griekse afstandmaat - stadie
Griekse archipel - Cycladen, Dodekanesos, Sporaden
Griekse berg - Athos
Griekse berg aan Apollo en de Muzen gewijd - Helikon, Parnas(sus), Zangberg
Griekse beroepszanger - aoidos
Griekse bestuurder - archont
Griekse bevolkingsgroep - Joerochen, Wlachen
Griekse bewoner (oud) - Beotiër, Spartaan
Griekse blijspeldichter - Aristophanus, Epicharmos, Menander
Griekse bouwmeester - Daedalus, Phidias
Griekse bode der goden - Iris
Griekse bouwstijl - Corintisch, Dorisch, Korintisch, Lonisch
Griekse bruidschat - proika
Griekse burcht - Acropolis
Griekse bijbelvertaling - septuaginta
Griekse componist - Theodorakis
Griekse courtisane - Hetaere
Griekse cycladen - milos
Griekse dichter(es) - Alkaios, Alkman, Anaxillas,
Archilochos, Batoon, Hesiodos, Hipponax, Homeros, Korinna, Pindaros, Sapfo, Simonides, Theognis, Tyrtaios
Griekse dictator Hipparchus, Hipplas, Metaxas, Pattakos, Papadopoulos
Griekse drieheid - trias
Griekse eilandengroep Dodekanesos, Milo, Sporaden,
Griekse epos - Iliade (Homerus) - Ilias
Griekse fabeldichter - Esopus
Griekse filosoof - Demostenes, Numenlus
Griekse filosoof en staatsman - Dion
Griekse geldswaarde talent
Griekse geleerde - Archimedes, Eratosthenes
Griekse geograaf - Strabo
Griekse geschiedschrijver - Herodotus, Nepos, Thucydes, Xenophon
Griekse geschriften - hermetica
Griekse gezelschapsdame - hetaere
Griekse God Apollo, Ares, Artemis, Ate, Athene, Bia, Dionysos, Eros, Gaea, Hades, Hebe, Hera, Pan, Poseidon, Tyche, Zeus
Griekse god van de akkerbouw - Apollo
Griekse God van het dodenrijk - Hades
Griekse godheid - Eros, Pandora
Griekse godin Adrateia, Aegina, Aegle, Aello, Aetna, Aganippe, Aigina, Alcimede, Alea, Amathusia (aphrodite), Artemis, Ate, Athene, Chloris, Demeter, Eris, Hebe, Hera, Irene, Iris, Ker, Minerva, Tethys
Griekse godin van de dageraad - Eos
Griekse godin der gerechtigheid - Oike
Griekse godin der jacht - Artemis
Griekse godin van het geheugen - Mnemosyne
Griekse halfgod Herakles, Heros, Hercules, Prometheus
Griekse halfgoden - heroën
Griekse harp magadis
Griekse haven - Patras, Pireüs, Saloniki, Volos
Griekse held - Achilles, Aeneas, Agamemnon, Ajax, Argon, Eteocles, Heracles, Hercules, Palamedes, Theseus, Ulysses
Griekse held van Troje Achilles, Ajax, Patroclos
Griekse helden - Argonauten
Griekse heraut - Stentor
Griekse herder - Endymion
Griekse herdersgod - Pan
Griekse infanterist - peltast
Griekse hoofdstad - Athene
Griekse kolonie aan de Noordkust van Afrika - Cyrene
Griekse kolonie in Zuid-Frankrijk, nu Marseille - Massilia
Griekse koning over het eiland Erythia met drie lichamen (myth.) Geryon
Griekse koningin der goden - Hera
Griekse koning van Troje - Palamedes
Griekse koorleider - choreeg
Griekse krijgsgod - Ares
Griekse krijgsman uit Thebe Epaminondas
Griekse laars - kothurn
Griekse lengtemaat palmos, piki, stadie
Griekse letter -
2 fi, mu, nu, pi, ro, xi
3 chi, eta, ksi, phi, psi, rho, tau
4 alfa, beta, iota, jota, zeta
5 alpha, delta, gamma, kappa, laba, omega, sigma, theta
6 lambda
7 epsilon, omikron, upsilon
Griekse lier kithara, phorminx
Griekse lierdichter Arion, Orpheus, Pindarus
Griekse maat, oude - choes, kotyle
Griekse mantel pallium
Griekse markt agora
Griekse munt drachme, lepton, obool, stater
Griekse muntwaarde talent
Griekse mythologische figuur - Leda
Griekse mythologische vorst - Ceyx
Griekse naam voor Amer Eros
Griekse naam voor Ceres Demeter
Griekse naam voor Diana Artemis
Griekse naam voor Hercules Heracles, Herakles
Griekse naam voor Juno Hera
Griekse naam voor Jupiter Zeus
Griekse naam voor Mars Ares
Griekse naam voor Mercurius Hermes
Griekse naam veer Minerva Athene
Griekse naam voor Neptunus Poseidon
Griekse naam voor Pluto Hades
Griekse naam voor Venus Aphrodite
Griekse nimf - Calypso
Griekse omgangstaal - koinè
Griekse onheilsgodin en godin van de blinde drift Ate
Griekse oorlogsgod Ares
Griekse oppergod Zeus
Griekse orakelplaats Delphi
Griekse pasmunt obool
Griekse patrijs - steenhoen
Griekse politieke club - hetaerie
Griekse raad - boule
Griekse redenaar Aft(h)onos, Aichinis, Antifon, Demosthenes, Hyperides, Isokrates, Lysias
Griekse rivier -
4 Aoos, Arta
5 Axios, Euros, Ladon
6 Evinos, Kourou, Louros, Mornos, Nestos, Pinios, Pirros
7 Acheron, Aggitis, Enipeus, Euratas, Strymon, Thyamis
8 Acheloos, Aliakmon, Alpheios, Filiouri, Gallikos,
Selinous
11 Kalamntari, Monglenitsa
Griekse schikgodinnen - Atropos, Clotho, lachesis
Griekse schilder Apelles, Zeuxis
Griekse schrijver - Aeschylos, Euripides, Homerus, Sophocles, Vergilius
Griekse staatsman - Pericles
Griekse staatsman en filosoof - Dion
Griekse stad Aigai, Argos, Arta, Athene, Bolos, Chalkis, Chios, Drama, Edessa, Elis, Enos, Kalamai, Korinthe, Nauplia, Patrai, Pyrgos, Saloniki, Serrai, Sparta, Thebe, Thessalinica, Veria, Xanthi
Griekse stad met orakel - Delphi, Dodone
Griekse stad-staat in de oudheid - Athene, Sparta, Thebe
Griekse stam - Aeoliërs
Griekse stoïcijn - Zeno
Griekse tamboerijn - timpaan
Griekse teken - sema
Griekse tempel - parthenon
Griekse tiran - Hippias, Kyselos, Peisistratos, Periander,
Polykrates
Griekse toneeldichter - Thepis (klassiek)
Griekse tovernaarster - Medea
Griekse tragediedichter - Aischylos, Euripides, Sofokles
Griekse treurspeldichter - Euripides
Griekse vaas amfoor, amfora
Griekse vaasvorm - kylix
Griekse vampier - lamia
Griekse veerman - Charon
Griekse veldheer Miltiades, Themistocles
Griekse verrader - Ephialtes
Griekse verlosser - Soter
Griekse vertaling van het O.T. septuaginta
Griekse vilten muts - 0pilas
Griekse volksdichter - Pandarus, Solomos
Griekse volksstam - Pelasgen (oud)
Griekse volksvergadering - agora
Griekse vrouw van losse zeden - Hetaere
Griekse wachter filax
Griekse waterkruik - hydria
Griekse waterslang - hydra
Griekse wetgever - Solon
Griekse wijsgeer Aristoteles, Crates, Dlogenes, Empedocles, Epicurus, Numenlus, Plato, Pythagoras, Socrates, Senoca, Solon, Thales, Uenippos, Xenophanis, Zeno
Griekse wijsgerige school - Eleaten
Griekse wijze - Bias
Griekse wiskundige - Archimedes, Euclides
Griekse wis- en natuurkundige in de oudheid - Heron
Griekse witte wijn Samos
Griekse woonkamer megaron
Griekse zangberg - Heiicon
Griekse zanger Orpheus, rapsode
Griekse zeegod Poseidon, Proteus, Triton
Griekse zeehelden van het Guldenvlies - Argonauten
Griekse zeenimf - Galatea
Griekse zegswijze - graecisme
Griekse zoete wijn - malvezij, samos
Griekse zonnegod - Apollo, Helios
Griekskenner - graecus
griel - doornsluiper, duinvogel, scharluip
grien - huilebalk
griend griendhout, ham, hoephout, rijshout, rijswaard, uiterwaard, waard, wilgehakhout
griendhout hoephout, rijshout, teen
griendland hoepland
grienebalk huilebalk
grienen huilen, jammeren, janken, pruilen
griener - huilebalk
grienerig - huilerig, pruilerig
grienland - hoepland
griep - influenza
griepen - pesten, treiteren, zeuren
gries kiezelzand, meisje, gruis, snol
griesmeelproduct - macaroni, spaghetti, vermecelli
griet appel, grieto, grutto, kwartelkoning, meid, meisje, platvis, vogel, vrouw, wachtelkoning
grietensoort - scharretong, schurftvis, tarbot
grietenij - schoutambacht
grietje - bakvis, bovenkruiszeil, meisje, topzeil
grieven beledigen, ergeren, hinderen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, steken, treffen, (ver)wonden
grievend beledigend, bitter, bijtend, grof, hartverscheurend, hatelijk, krenkend, kwetsend, navrant, pijnlijk, sarcastisch, scherp, smartelijk, stekelig, stekend
grievend leed - harteleed, hartzeer, kwelling, smart, verdriet, zieleleed, zielesmart
grievende belediging hoon, smaad
grieze - meisje, snol
griezel afkeer, engerd, gruizel gruwel, kriezel, rilling (van afkeer), weinigje, ziertje
griezelen - gruwen, huiveren, rillen, ijzen, verstijven
griezelfilm – horrorfilm, thriller
griezelig eng, grillig, huiverig, huiveringwekkend, luguber, ijzig, koud, macaber, onguur, onheilspellend, sinister, spookachtig,
griezelig creatuur - cabopus
griezelig mens engerd
griezelschrijver - Poe
griezelverhaal spookverhaal, thriller
grif - begerig, gaarne, glad, graag, graveernaald, gretig, griffel, terstond, vaardig, vlot(weg), vlug, volgaarne, volmondig
griffel beekje, entlot, entrijs, entrijchlorophyls, grift, schrijfgerei, stift, wetering
griffelen - enten
griffen etsen, graveren, inkrassen
griffioen fabeldier, griffion, grijpvogel, lammergier, leeuwarend, smous
grif - kanaal, vaart, watergang
grifheid - promptheid, vlotheid, vlugheid
grifmesje entmesje
grifweg - moeiteloos, vlot
gril - apekuur, bevlieging, boert, boutade, bui, caprice, dwaasheid, frats, grap, hel, huivering, humeur, inval, kuur, luim, malligheid, nuk, opwelling, pert, rilling, schril, stuip, tinka, tuil, tureluur
grilleren - braden, roosteren
grillig - balsturig, barok, bizar, buiig, capricieus, eigenzinnig, fantastisch, grotesk, hachelijk, humeurig, hysterisch, inconstant, instabiel, lastig, luimig, loetachtig, lunatiek, moeilijk, netelig, nukkig, ongedurig, onstabiel, onvoorzien, onzeker, overladen, ruw, speels, variabel, veranderlijk, versatief, wild, willekeurig, wispelturig, wonderlijk, wuft, zonderling
grillig (muz.) - capricio
grill - braadrooster
grillen - griezelen, huiveren, rillen
grilleren braden, roosteren
grillerig - grillig, huiverig, nukkig, rillerig
grillig behandelen gesol, sollen
grillig van stijl barok, bizar, grotesk, rococo
grillig van vorm - grotesk
grilligheid bizarrerie, caprice, fantasie, gril, kuur, luimigheid, nuk, nukkigheid, willekeur, wisselvalligheid
grilling huivering, rilling
gril of frats - kuur
grilziek - lastig, nukkig
grim grimmigheid, onvriendelijk, toorn, woede
grimas frats, gebaar, gezicht, grijns, koddig, kunst, kuur
grimassen geveinsdheid, kunstenmaker, kunstenmakerij, onoprechtheid
grimassenmaker - clown, kurenmaker, nar, potsenmaker
grimbek - huilebalk, knorrepot
grime gelaatschildering, opmaak
grimeersel - blanketsel, schmink
grimeren opmaken, sminken
grimeur - toneelkapper
grimlachen - kokermuilen
grimmig bitter, boos, bijtend, fel, grievend, grim, grimmigheid, kwaad, nors, onguur, onredelijk, onvriendelijk, toorn, toornig, (muz.) torso, verbeten, verbitterd, verbolgen, verhard, verontwaardigd, vertoornd, woedend, vreeswekkend, woede, wrevelig
grimmig kijken - grommen
grimmigheid boosheid, gramschap, grim, norsheid, onvriendelijk, toorn, verbolgenheid, woede, wrevel, wreveligheid
grind (grint) kiezel, meel (na zifting), rolstenen, steengruis
grind-en zandrug - oos
grindhoop in wegbermen - kits
grindrijke strook langs een rivier - heibaan
grindewal dolfijn
grindwoestijn - hammada
grindzand - gus
grinniken - gniffelen, grijnzen, lachen, meesmuilen
grint - grind, kiezel, rolstenen
griotje - dropje
grip - houvast
grisaille - pruik
grison - grauwvuur, mijngas
grissen graaien, jatten, pakken, weggrijpen, wegroven
grit - grutto
groede - gors
groef bits, deuk, frees, graf, geul, gleuf, grafkuil, greppel, groeve, induw, inkerving, inkrassing, instulping, keep, kerf, kloof, kras, kuil, lijn, plooi, put, reef, ril, rimpel, rits, sleuf, sloot, spleet, sponning, uitholling, voeg, voor, vore
groef in de huid - rimpel
groef in een zuil cannelure
groef voor een zwaluwstaartverbinding - gat
groefbeitel - puntijzer
groefbidder - aanspreker, doodbidder
groeftaster – pick-up
groei aanwas, bloei, evolutie, gewas, leven, ontwikkeling, reproductie, tier, toeneming, toename, toenemen, uitbouw, uitbreiding, uitspruitsel, vaag, vegetatie, vermeerdering, voortgang, was(dom)
groei van het aantal motorvoertuigen - motorisering
groei van planten - vegetatie
groeibelemmerende stof - antibioticum, penicilline, streptomycine
groeibelemmering van micro-organisme – antibiose
groeibeweging der planten - tropisme
groeien - aangrijpen, aanwassen, aanzwellen, aarden, dijen, evolueren, gedijen, leven, opkomen, opschieten, ontwikkelen, rijpen, rijzen, stijgen, tieren, toenemen, vegeteren, vermeerderen, wassen
groeiende - tierig
groeihormoon - somatotropine
groeikracht - groei
groeikracht bezittende - vegetatief
groeilaag van boom - jaarring
groeiloos - onvruchtbaar
groeimeter - auxanometer
groeimiddel - gier, mest, kunstmest
groeimiddel toedienen - bemesten, gieren
groeischijf - epifyse
groeisel van cellen - weefsel
groeistadium embryonaal
groeisteen - agaat, mosagaat
groeistof - mest
groeistoffen - auxinen
groeizaam fertiel, vet, voedzaam, vruchtbaar, welig, wulps
groen (wapenkunde) sinopel
groen foet, fris, Jong, loof, nieuweling, noviet, onervaren, onrijp, onverwelkt, pril, vers
groen eiland - Ierland
groen in de wapenkunde - sinopel
groen mineraal - dioptaas
groen (gesteente) - dioriet
Groen (Herald.) - sinopel
groen (student) - foetus, noviet, novitus
groen- of witachtige delfstof - jade, nefriet
groen wijnglas - romer, roemer
groen worden - groenen
groenaarde - seladoniet
groenachtig blauw - pauwblauw, seladon, zeegroen
groenachtige delfstof (taai en hard) - nephriet
groenbedrijf groenboerderij, veehouderij
groenbemester - lupine, serradella
groenblijvende heester - taxus
groenblindheid deuteranopsie
groenboer veehouder, groentekweker, warmoezenier
groene aarde - veronees
groene amandel - pistache
groene delfstof - veronees
groene dop - bolster, dop, sloester
groene edelsteen - beril , smaragd
groene eiland - Ierland
groene galkleurstof - biliverdine
groene haring panharing
groene heester - hulst, taxus
groene kaas - zwitsers
groene kleurstof - chlorofyl
groene lipbloemige plant - rozemarijn
groene naaldboom - lariks
groene roestlaag - patina
groene sierplant oleander
groene staar - glaucoma
groene steen - aphaniet, augiet, dioriet
groene tafel - biljart
groene talksteen - baikaliet
groene zijde - linkerzijde
groene zuidvrucht - kiwi
groenheid frisheid, linksheid, onervarenheid, wrangheid
Groenland, bergtop op - nunatak
Groenland, hoofdstad van - Godthab
Groenland, ontdekker van - Gunnbjörn
Groenland, stad op - Etah, Ivigtut, Umanak,
Groenlander Eskimo
Groenlands vaartuig kajak
groenling groenvink, kneu, knuit
groensel - uitspruitsel
groensteen dioriet
groente
2 ui
3 lof, sla
4 biet, boon, eppe, erwt, knol, kool, look, moes, peen, peul, prei, raap
5 kroot, linze, radijs, taugé, ijssla,
6 augurk, dunsel, kervel, molsla, salade, siepel, sjalot, snijsla,
sperge, tomaat, witlof, wortel, zuring
7 andijvie, asperges, bindsla, doperwt, kardoen, kropsla,
paprika, pluksla, ramenas, selderij, slaboon, snijbiet,
snijboon, snijkool, snijmoes, veldsla, warmoes
8 artisjok, botersla, brocceli, koolraap, koolrabi, rabarber,
rammenas, spinazie, rodekool, selderie, slabonen,
snijbonen, spekboon, spinazie, spruitje, sterkers,
stoofsla, tuinboon, wortelen, zuurkool
9 aubergine, bloemkool, cantharel, doperwten, flageolet,
kapucijner, komkommer, moeskruid, pastenaak,
patiëntia, postelein, pronkboon, raapsteel, radijskool,
spitskool, spruitjes, wittekool
10 boerenkool, champignon, groenekool, capucijners,
peterselie, raapstelen, savoyekool, spruitkool,
suikermais, winterbiet, winterpeen
11 bladselderij, knolselderij, savooiekool, schorseneer,
sperzieboon, topinamboer
12 bleekselderij, schorseneren, slierasperge, winterwortel
14 prinsessenboon
15 herfstknolletje
groenteboer - groenteman
groente en vleesextract maggi
groentekweker berkoos, tuinder, warmoezenier
groentesoep julienne, potage
groentetuin moestuin
groente voor de soep - selderie
greentijd novitiaat
groentje baar, fout, nieuweling, noviet
groenvink - groenling
groenvoedergewas serradella
groenvoer inkuilen - ensilage
groenwerk - vendure
groep afdeling, categorie, club, complex, fondament, formatie, gedeelte, gezelschap, groepering, klasse, kliek, koor, kring, kudde, partij, ploeg, reeks, rubriek, sekte, stel, team, troep, verzameling
groep beraadslagende personen - comité, commissie, komitee, vergadering
groepen - samenscholen
groeperen - rangschikken
groep agenten - politie
groep bijeen wonende dieren kolonie
groep bij elkaar behorende voorwerpen - set, stel
groep bijen zwerm
groep cijfers achter de komma van een logaritme - mantisse
groep cavaliers (Arab.) - goum
groep coureurs - renstal
groep cijfers achter de komma van een logaritme - Mantisse
groep delfstoffen - metaal
groep deskundigen (voor vragen beantwoording) - braintrust, forum, jury, panel
groep dichters omstreeks 1950 experimentelen
groep die een overval uitvoert - overvalcommando
groep dieren - dieren, horde, nest, troep
groep duiven vlucht
groep eencelligen - heliozoa
groep eilanden archipel, eilandengroep
groep elementen - metaal
groep ganzen koppel
groep hemellichamen melkweg, spiraalnevel, sterrenbeeld
groep herten roedel
groep honden meute
groep huizen - complex, blok
groep jachthonden - meute
groep kamerleden van bepaalde partij - fractie
groep kinderen - kinderschaar
groep kippen toom
groep klanken woord
groep kunstenaars bent, generatie, kring, school
groep kunstenaars uit de 17e eeuw Muiderkring
groep. leerlingen klas, school
groep leidende officieren - legerleiding
groep met opdracht comité, commissie
groep met zekere denkwijze - kliek
groep militairen - volk
groep misdadigers - bende, maffia, syndicaat
groep musici - band, combo, orkest
groep muzikanten - korps, orkest
groep oorlogsschepen - eskader, smaldeel
groep optredende mensen - volk
groep personen die organiseert - comité
groep plantensoorten - element
groep reizigers in woestijn - karavaan
groep roddelende dames - kransje
groep rovers - bende
groep samenlevende personen - commune
groep samenwerkers - ploeg, team
groep schapen kudde
groep schepen die onder geleide varen - convooi, konvooi
groep schilders na de tweede wereldoorlog - realisten
groep soldaten - eskadron, peloton
groep schrijvers aan het eind der 19e. eeuw Tachtigers
groep spelers group, elftal, equipe, team
groep sporters - team
groep staten - Benelux, E.E.G., liga, unie
groep sterren stelsel, sterrenbeeld
groep uitgelezenen elite
groep vallende sterren - Perseïden
groep van drie trias
groep van drie noten triool
groep van elementen - metaal
groep van mensen - ras
groep van negen eenheden - negental
groep van opdracht - comité, commissie
groep van personen - koor, koorzang, kliek, rei, rondedans
groep van prijzen - prijsklasse
groep van samenwerkende bedrijven - concern
groep van vallende sterren - perseïden
groep van verfstoffen - eosine
groep van vier noten quartole
groep van vijf noten quintool
groep vertegenwoordigers van een staatk. partij - fractie
groep verwante families van planten en dieren orde
groep verwante geslachten familie
groep verwante ordes klasse
groep verwante soorten genus, geslacht
groep verwante talen - taalstam
groep verwante variëteiten soort, species
groep verwanten familie, geslacht
groep vissen school
groep vliegtuigen - eskader
groep woorden - woordgroep, zin
groep zakenlieden - syndicaat
groep zangers koor
groep zwanen bij elkaar zwanendrift
groeperen - dansen, formeren, reien,schikken, verenigen
groepering van troepen - formatie
groepje - klusje
groep kiezers - kengetal
groepstaal - argot, bargoens, slang
groepsvorming - clanvorming, kliekjesgeest
groes - dries
groet adé, adi, adie, adieu, aju(us), ave, begroeting, beleefdheidsbetuiging, bonjour, dag, eerbetoon, eerbewijs, gedag, glimlach, goedendag, groetenis, hallo, handdruk, knik, morgen, nik, salu(u)t, salve, tabé, vaarwel, vale, welkom, zwaai
groeten - aanslaan, gedag zeggen, knikken, nijgen, salueren, wuiven
groeten bij aankomst begroeten, verwelkomen
groeten bij afscheid - uitzwaaien, vaarwelzeggen
groet met buiging - neiging
groeten met de hand - zwaaien
groet met het hoofd - nik
groeten door een militair salueren
groet tijdens carnaval - alaaf
groetenis - aju, adie, atjuus, groet, salutatie
groetenis van Maria - Angelus
groeve - fossa, fovea, gleuf, graf, greppel, groef, inkerving, kuil, loopgraaf, mollerit, ril, rimpel, sponning, voor, vore, wagenspoor
groeve in karton of papier - perforatielijn, riblijn
groeven - canneleren, graveren, ingriffen, inkepen, kanneleren
groeven op de maalvlakte van een molensteen - billen
groezelig beduimeld, bestoven, goor, grijs, grauw, morsig, onfris, onzindelijk, smoezelig, vaal, vuil
groezig dof, goor, grijs, morsig, onfris, smoezelig, vaal, vuilgrauw
grof agrest, boers, bot, bruusk, brutaal, cru, dik, dorpelijk, gortig, groot, hard, honds, kantig, log, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschoft, ongemanierd, onverbloemd, ordinair, overmatig, plat, ploertig, plomp, ruig, rul, ruw, schromelijk, vulgair, zwaar
grof aardewerk - diggel
grof bedrog boerenbedrog
grof been - schonk
grof behaard ruig, ruwharig
grof beschilderd aardewerk - gleiergoed
grof blijvend tarwemeel - achterling
grof boezeroengoed - nassau
grof en boers - lomp
grof en sterk weefsel - plets, zeildoek
grof fluweel - paan
grof garen - baaigaren
grof gebouwd bonkig, krachtig, plompstevig, zwaar
grof geschut kanon, houwitser, overmacht
grofheid - bruuskheid, forsheid, kloekheid, lompheid, ruwheid, onbeschaafdheid, onbeschoftheid, platheid, platitude, plompheid
grof hennepweefsel - canvas
grof katoenen stof - dril
grof kolensoort - cokes
grofkorrelig gesteente - notiet
grofkorrelige sneeuw - firn
grof laken - want
grof lijnwaad - drol
grof linnen - jute, schoklinnen
grof mens lomperd, plomperd
grof puin - brik
grof puin in het hooggebergte - steenslag
grofschilder huisschilder, verver
grof stuk brood homp
grof stuk geschut - houwitser, kanon
grof soort weefsel - stramien
grofte - dikte, zwaarte
grof vuil - afval
grof weefsel canvas, fries, jute, kanefas, stramien, tweed
grof weefsel voor balen - baaldoek
grofheid - bruuskheid, cruditeit, forsheid, kloekheid, lompheid, platheid, platitude, plompheid, ruwheid
grofkorrelig basalt - doleriet
grofweg - onnauwkeurig
grof wild - hert, moeflon, ree, zwijn
grofzinnelijk dierlijk
grog - kwast
grol aardigheid, boert, gekheid, grap, gril, mop, poets, ui
grollen grappen, grommen, knorren, morren, pruttelen, schertsen
grollen maken schertsen
grollenmaker - clown, grapjas, grappenmaker, humorist, komiek, lolbroek, moppentapper, pias
grollig - grappig, snaaks
grombaard oudgediende, veteraan
grommen brommen, knorren, morren, pruttelen,
grommig gemelijk, knorrig
grompot brompot, grol, knorrepot, nurk, nurks, reutelaar
grond aarde, aardkorst, aardschors, achtergrond, akker, basis, beginsel, beweegreden, bodem, bron, drijfveer, erf, erve, fond, fundament, grondslag, kiem, land, motief, oorsprong, oorzaak, overweging, raison, ratio, reden, terra, terrein, veld, vlakte, vloer
grond aanwinnen - inpolderen
grond binnen de omheining van een boerenwoning - dries
grond buiten de dijk (vóór inpoldering) - kwelder
grond bij een huis erf
grond die aan de staat behoort - staatsdomein
grond die erts bevat ader
grond- en dijkwerker - polderjongen
grond in kaart brengen - kadastreren
grond in vruchtgebruik - leengoed
grond langs de rivier - griend
grond langs de zee strand
grond om boerderij erf, erve
grond ophogen aanaarden
grond tot behandelen reden
grond tussen dijk en rivier oeverwal, uiterwaard
grond van weinig waarde onland
grond van baron - baronie
grond van de staat - domein, territorium
grond van verdenking - indicatie
grond van weinig waarde - onland
grond voor vermoeden en verdenking aanwijzing, indicatie, indicium, vingerwijzing
grondaanwinning inpoldering, kolonisatie
grondbalk kesp
grondbedekking - kleed, loper, tapijt
grondbedrag basisbedrag
grondbeeld model, prototype
grondbeginsel dogma, element, fundament, kiem, principe, richtsnoer, stelregel
grondbeginsel betreffend elementair, fundamenteel, principieel
grondbeginsel dat niet bewezen is - axioma
grondbegrip - categorie, principe
grondbegrip van een leer - leerbegrip
grondbeschrijvend kadastraal
grondbeschrijving kadaster
grondbestanddeel - element, kern
grondbetekenis van een woord - etymon
grondbewerking eggen, gieren, mesten, ploegen
grondbewerkingsmachine - cultivator
grondbezit eigendom
grondbezit in vruchtgebruik - leen
grondbezit van vazal - leen
grondbezit van vorst - kroondomein
grondbezitter - ingeland, landeigenaar, landheer
grondbezitter van een polder - ingeland
grondbezit van vazal leen
grondbezitting - landerijen
grondboor puls
grondconstructie - postulaat
grondel - dikkopje
gronddenkbeeld grondgedachte
grondduiker- sifon
grondeenheid monade
grondeigendom grondbezit
grondeigendom van de staat domein
grondeigenaar - gelande, landheer, landlord, propriëtair
grondeigenaar in polder - eigenerfde, ingeland
grondeigendom - grondbezit
grondeigendom van de staat - domein
grondeigenschap - axioma
grondel - dikkopje
grondeloos bodemloos, ongegrond, onpeilbaar
gronden baseren, funderen, grondverven, grondvesten, stichten, vesten
gronden aan de noordkust van Nederland - wadden
grond en goed - terdege
gronden op - baseren
gronderig - troebel
grondgebied areaal, erf, land, rechtsgebied, rijk, staat, streek, terrein, territoir, territoor, territor, territorium, tuin
grondgebied van een munt - areaal
grondgebruiker boer
grondgedachte basis, beginsel, principe, thema
grondgetal - zestig
grondhaak - kloet
grondhoek - basishoek
grondhoogte - terp
grondhuur - erfpacht, pacht
grondig – afdoend, danig, degelijk, deugdelijk, diep, diepgaand, extensief, flink, fundamenteel, gedegen, geducht, indringend, ingrijpend, innig, radicaal, solide, stevig, terdege, troebel, uitentreuren, weldoordacht
grondig grondlegging, stichting
grondig bespreken - beredeneren
gronding - grondlegging, stichting
grondlaag fundament, onderlaag, precoat, residu, substraat
grondlaag met grondwater kwelm
grond langs de weg - berm
grond langs de zee - strand
grondlasten grondbelasting
grondleen - bordelagium
grondlegger oprichter, stichter
grondlegger van de bacteriologie Pasteur
grondlegger van de biochemie Liebig
grondlegger van de elektriciteitsleer Maxwell
grondlegger van de psychoanalyse Fraud
grondlegger van de spectroscopie Huggins
grondlegger van het Esperanto - Zamennof
grondlegging - gronding
grondlijn (wisk.) basis
grondlijn - fundament, grondslag, grondvlak
grondlijster - pitta
grondmist - nevel
grondmuur - fondament, fundament, fundering
grondnoot aardnoot, apenoot, katjang, olienoot, pinda
grondnotenolie - arachisolie
grond paal - funderingspaal, heipaal, juffer
grondpand - hypotheek
grondpein - kweek(gras)
grondplan grondtekening, ontwerp, plattegrond
grondplant - lilmos
grondprobleem kernprobleem
grondpunt - kernpunt
grondregel axioma, basis, beginsel, norm, principe, programma, grondregel van een wetenschap - axioma, statuut, stelregel, theorie
grondregister - kadaster
grondrente - cijnsrecht
grondschaaf - horletoet
grondschuiver - bulldozer
grondslag axioma, basis, beginsel, fundament, fundering, grondvest, handvest
grondslag leggen baseren, funderen, grondvesten
grondslag van een dijk zaat, zate
grondslag van muntstelsel standaard
grondslagen betreffend - elementair
grondsoort geest, grint, hei, hoogveen, kalk, keileem, klei, laagveen, leem, löss, mergel, moer, molm, oer, tuinaarde, veen, zand, zandsteen, zavel, zeeklei
grondsoort in Limburg - löss
grondsop bezinksel, drab, droesem, heffe, moer, residu, zetsel
grondsteen fundamant, hoeksteen
grondstelling axioma, materie, postulaat, principe, stelregel
grondstof element, erts, materiaal, materie, specie, stoffage
grondstof van asfalt - bitumen
grondstof voor aluminium bauxiet
grondstof voor azijnbereiding - azijnzuur
grondstof voor beton - cement
grondstof voor bier gerst, gist, hop, mout
grondstof voor brood - beslag, bloem, deeg, gist, graan, koren, meel
grondstof voor brouwerij hop, mout
grondstof voor buskruit houtskool, salpeter, zwavel
grondstof voor goedkope plastic - polystyreen
grondstof voor grammofoonplaten - schellak
grondstof voor inkt - gal(appel), galnoot
grondstof voor jenever - moutwijn
grondstof voor jodium - kelp (as van verbrand wier)
grondstof voor kaarsen - aardwas, ozokerlet, stearine
grondstof voor kleurstoffen - aniline
grondstof voor lekkernij - chocolade
grondstof voor limonade - essence
grondstof voor linnen - vlas
grondstof voor luciferskoppen - fosfor
grondstof voor macaroni - gries
grondstof voor metaal - bauxiet, (ijzer)erts
grondstof voor metaalbereiding - erts
grondstof voor meubel politoer - schellak
grondstof voor pap melk
grondstof voor papier cellulose, espartogras, hout, lompen
grondstof voor pannekoeken beslag
grondstof voor pottenbakkers gleis, klei, leem
grondstof voor suikerbereiding - beetwortel, suikerbiet
grondstof voor superfosfaat - calciumfosfaat, fosforiet
grondstof voor tennisbaan gravel
grondstof voor textiel - garen, katoen
grondstof voor touw hennep, sisal, vlas
grondstof voor macaroni, vermicelli etc. - hardgries
grondstof voor verf - aniline, indigo, loodacetaat, loodwit, meekrap, standolie
grondstof voor vernis - damar
grondstof voor was- en lichtechte kleurstoffen - antraceen
grondstof voor weefsels - afval, baardsel, bent, hennep, hongerwol, jute, kaard(sel), kamwol, katoen, (pluis, vezel), pluksel, ramen, sneerwol, spanzijde, spinzijde, snuit, spijt, vezelgewas, vlas(dot), vloksel, vlokzijde, vlokwal, vodje, wol, wolvet, zijde
grondstof voor zeepbereiding alkali, loog, vetstoffen
grondstuk voor beelden en zuilen - basement, sokkel, voetstuk
grondtaal begintaal, Germaans, Gotisch, Grieks, Latijn, oertaal grondtekening - delineatie, plan, plattegrond, schets
grondtekst - origineel
grondtoon a, do, motief, prime, toonaard, tonica, ut
grondtoon van de toonladder - prime
grondtrek - hoofdlijn
grond tussen dijk en rivier - uiterwaard
grond verbetering - bevloeiing, irrigatie, melioratie, mesten
grondvernis - slijplak
grondverven - gronden
grondverwering afslijting, erosie, uitholling
grondverzetmachine bulldozer
grondvest basis, fundament, grondslag, principe
grondvesten baseren, funderen, gronden, stichten
grondvester - grondlegger, stichter
grondvester van da U.S.S.R. Lenin
grondvlak basis, bodem, bodemvlak, steunvlak, vloer
grond voor tuinbouw - teelaarde
grondvorm model, type, voorbeeld, vorm
grondvuil (uitsmelten van edele metalen) - lavuur
grondwaarheid axioma
grondwals - aardrol
grondwater kwelwater, welwater, zakwater
grondwater betreffende freatisch
grondweefsel van planten - parenchym
grondwerker - graver
grondwet constitutie
grondwettelijk constitutioneel, grondwettig
grondwoord stamwoord
grondzee stortzee
grondzuil steunpilaar
Gronings bier kluin
Gronings eiland Rottum, Rottumeroog, Rottumerplaat
Gronings gebouw Martinitoren
Gronings gewest Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Westerkwartier, Westerwolde
Gronings hoog dorp wierd(e)
Gronings vliegveld Eelde
Gronings water - Boterdiep, Damsterdiep, Reitdiep
Groningse edelen (middeleeuwen) - redger
Groningse haven - Delfzijl, Zoutkamp
Groningse munt (17e eeuw) - flebbe
Groningse plaats -
4 Leek
5 Bedum, Haren, Marum, Ulrum
6 Beerta, Winsum
7 Delfzijl, Veendam, Warffum
8 Hoogkerk, Midwolda, Scheemda, Zoutkamp
9 Groningen, Grijpskerk, Hoogezand, Loppersum,
Muntendam, Onstwedde, Sappemeer, Uithuizen, Zuidhoorn
10 Appingedam, Grootegast, Noordwolde, Slochteren,
Vlagtwedde, Wildervank, Winschoten
11 Roodeschool, Stadskanaal
12 Bellingwolde, Musselkanaal, Nieuweschans
Groningse streek - Duurswold, Fivelingo, Goorecht,
Hunsingo, Oldambt, Westerkwartier, Westerwolde
groom livreibediende, rijknecht, stalknecht
groot aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, breed, enorm, fiks, geweldig, groots, kloek, kolossaal, lang, machtig, macro, mega, omvangrijk, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, volwassen, voornaam, voortreffelijk, uitgebreid, uitgestrekt, uitstekend, voornaam, wijd
groot aantal - boel, massa, menigte, hoop, legio, veel, verzameling
groot applaus - ovatie
groot bedrag - miljoen, kapitaal, ton
groot beest - behemota, brontosaurus
groot bezit - gezondheid, rijkdom, schat
groot bierglas - pul
groot bioloog - Darwin, Carell, Mendel
groot boek - foliant
groot brengen - opfokken, opkweken, opvoeden
Groot-Brittanië - Engeland, Schotland
groot dichter Dante, Goethe, Homerus, Schiller, Shakespeare, Shelley,
groot dik boek - pil, foliant
groot dik stuk - homp
groot diner - banket
groot drinkglas - bokaal
groot drukletter regaal
groot eiland Eire, Erin, Groenland ,Ierland
groot en breed - ruim
groot en diepgaande (kennis) - gedegen
groot en gerekt - lang
groot en ruim - breed
groot en sterk - flink, stevig, stoer
groot en stevig - fors, lijvig
groot en zwaar grof, groot, log, lomp, lijvig
groot en zwaar persoon - gofferd
groot exemplaar kanjer, knots
groot feest gala, partij
groot figuur held, reus
groot filmdoek - cinemascope
groot formaat papier - folio
groot gat in een kous - knol
groot gebergte Alpen, Andes, Oeral
groot gebouw burcht, dom, flat, hal, kasteel, kathedraal, kerk, schouwburg, stadion, theater, toren, wolkenkrabber
groot gebouw in Amsterdam R.A.l.
groot gebouw voor sport - stadion
groot gebrek - gemis, penurie
groot geoloog - Lamarck
groot getal - legio, menigte, veel
groot gevaar - menner, temmer
groot geval - gevaarte
groot gevecht - titanenstrijd, veldslag
groot gasveld - weide
groot glas - bel, bokaal, drinkbeker, kelk, pintglas, tumbler
groot hert - eland, rendier
groot historicus - Fruin, Huizinga, Romein
groot huis kasteel, slot, villa
groot in aantal - legio, talrijk
groot inlands hert - edelhert
groot jager - Nimrod, Orion
groot kapitaal - fortuin
groot koning - maharadja
groot koopvaardijschip - hulk
groot kussen - peluw
groot land - Australië, V. S., U. S. A., China, India, Rusland
groot lettersoort - canon, kapitaal
groot lichaam - kolos
groot logement - hotel
groot lokaal - zaal
groot maken - verheffen
groot man uit de geschiedenis Alexander, Caesar, Erasmus, Hannibal, Napoleon
groot mens enak, genie, held, kei, reus
groot mes - broodmes, hakmes, jachtmes, kalf, slagersmes, vleesmes
groot meubelstuk - dressoir, wandmeubel
groot muziekfeest - festival
groot nadeel (geldelijk) - strop
groot natuurkundige Bohr, Celsius, Einstein, Fahrenheit Lorentz, Newton, Planck, Réaumur, Volta, Zernike
groot Nederlands - Diets
groot Nederlands schaker - Euwe, Timman
groot ongeluk catastrofe, katastrofe, onheil, ramp
groot ongezuurd roggebrood - pompernikkel
groot onheil calamiteit, catastrofe, ramp
groot (doordringend kijkend) oog - koloog
groot oorlogsschip - Dreadnought, vliegtuigmoederschip
groot opgezet - ambitieus
groot opzien sensatie
groot papierformaat - folio, imperiaal, grootmediaan, grootoctavo
groot plat stuk hout - plaat
groot plein esplanade
groot portaal - hal, vestibule
groot prehistorisch dier - mammoet, mastodont
groot pretpark - lunapark
groot projectiel raket, torpedo
groot reder - soter
groot rijk - empirium, keizerrijk, kolos
groot rooster voor het braden - barbecue
groot ruiterfeest in Canada - stampede
groot schaakmeester Aljechin, Bogoljubov, Botwinnik, Bronstein, Capablanca, Euwe, Fischer, Lasker, Morphy, Petrosian, Smislov, Spasski, Steinitz, Tal Timman,,
groot scheikundige Laplace, Oparin
groot schietwapen - kanon
groot sleepnet - kol, zegen
groot soort drukletter - regaal
groot soort hagedis - krokodil
groot soort letter hoofdletter, kanon, kapitaal, regaal
groot soort walvis - ork, orka
groot soort sportterrein - stadion
groot speenkruid - aambeienkruid
groot staatsman - Churchill, (de) Gaulle, Drees, Kennedy, Napoleon, Nehroe, Roosevelt
groot sterk mens - krachtpatser, mannetjesputter
groot sterrenkundige Kepler, Tycho
groot strijkinstrument bas, contrabas
groot stuk - bonk, brok, homp, klomp, klont, mop
groot stuk boter - klont
groot stuk doek aan de mast - zeil
groot stuk vis - moot
groot toonkunstenaar - maestro
groot treknet - wade
groot uitblinker - coryfee
groot uitvinder Edison, Marconi
groot vaartuig - prauw
groot van lengte - lang
groot vee - runderen
groot verlies debâcle, ramp, slag
groot vertrek aula, hal, lokaal, zaal
groot vierkant zeil - razeil
groot vinvoetig dier - walrus
groot visnet - schrobnet, wade, zegen
groot vliegtuig - Jumbo
groot voertuig (boedh.) - mahajana, mahayana
groot volkscentrum - stad
groot voornaam huis - landgoed, landhuis, villa
groot voorplein - esplanade
groot voorstellen opsnijden, opscheppen, overdrijven
groot voorwerp - gevaartejoekel, kanjer
groot vuur - brand, vuurzee
groot waardigheidsbekleder - kanselier
groot warenhuis - bazaar
groot water meer, oceaan, zee
groot waterdier narwal, nijlpaard, walrus, walvis
groot waterreptiel - alligator
groot watervat op schepen - legger
groot waterwerk - stuwdam
groot werk - reuzenkarwei
groot werpnet (aalvangst) - aalgeerjaagnet
groot wezen reus
groot wijnglas roemer, romer
groot wijnvat toelast
groot winkelbedrijf - supermarkt, warenhuis
groot (Germaans-heidens) winterfeest - joelfeest
groot wiskundige Boole, Euclides, Euler, Frege, Gauss
groot worden - groeien
groot zakmes - kortjan
groot zeedier - walrus, walvis
groot zeezoogdier - orka, walvis
groot zeilschip - fregat, galjoen
groot zoogdier - neushoorn olifant, rinoceros
groot, zwaar boek turf
grootachtige brasem in de Middellandse Zee - osseoog
grootbrengen - braken, kweken, meevoeren, opgeven, opkweken, opmalen, opvoeden, voedsteren
grootdoener - dikdoener, opschepper, pocher
grootgebracht getogen, opgevoed
grootgrondbezit - latifundum
grootgrondbezitter - bojaar
groothandelaar - grossier, jabber, negotiant
groot hans - bluffer, pocher
groothartig - edel, edelmoedig, grootmoedig, lankmoedig, nobel
groothartigheid - edelmoedigheid, grootmoedigheid, hoogheid
grootheid - aanzien, adel, grandeur, heerlijkheid, hoeveelheid, hoogheid, kwantum, luister, majesteit, quantum, verhevenheid, waardigheid
grootheidswaan - megalomanie
groothertogdom - Luxemburg
groothandelaar grossier
groothartig edel, edelmoediglankmoedig
groothartigheid edelmoedigheid, hoogheid, grootmoedigheid
grootheid adel, hoogheid, luister
grootheidswaanzin megalomanie
groothertogdom Luxemburg
groothoofdig - macrocefaal
grootje grootmoeder , oma, opoe
grootkanselier van het pauselijk hof - aartskanselier
grootkanselier opperzegelbewaarder
grootkop - bucephalus
grootkruis erekruis, ridderteken
grootmaken verheerlijken, verheffen
grootmoeder beppe, besje, bestemoer grootje, oma, opoe
grootmoedig aardig, edel(moedig), genereus, magnaniem, nobel, onbaatzuchtig, onzelfzuchtig, trotsvol
grootmoedigheid edelmoedigheid, noblesse
grootmogol - Lenk, Timoer
grootogige vis - osseoog
grootouder - oma, opa, opoe
grootpoothoender - hamerhoen, maleo
groots – edel, enorm, fier, grandioos, heerlijk, hooghartig, hoogmoedig, immens, indrukwekkend, (muz.), kolossaal, luisterrijk, machtig, maëstuoso, magistraal, magnaniem, majestueus, massaal, meesterlijk, monumentaal, ontzaglijk, prachtig, roemrijk, reusachtig, ruim, schitterend, trots, verheven, weids
grootscheeps - royaal, weids
groots van afmetingen enorm, gigantisch, kolossaal,
monumentaal
grootse prestatie topprestatie
grootsheid fierheid, hoogmoed, indrukwekkendheid, pracht, trots, verwaandheid
grootspraak blague, bluf, bombarie, branie, bravado, eigenlof, fanfaronnade, gasconnade, gepoch, geschetter, gesnork, gezwets, jagerslatijn, lef, magnilokwentie, ophef, opschepperij, opsnijden, ostentetie, overdrijving, pocherij, poeha, praal, praalzucht, pralerij, roem, rodhomontade, snoeverij, vertoon, poeha, poeha, vanterie, vertoonmaking, visserslatijn
grootspraak van jagers - jagerslatijn
grootsprakig snoevend, zwetsend
grootspreekster - pochster, snoefster
grootspreken bluffen, keffen, overdrijven, pochen, snoeven
grootsprekend - glorieus, luisterrijk, roemrijk
grootspreker blageur, bluffer, bramarbas, fanfaron, levenmaker, opschepper, opsnijder, overdrijven, pocher, praalhans, praler, pronker, renommist, snoever, windbuil, zwetser
grootsprekerij - renommage, snoeftaal
grootst - gewichtigst, grandioos, meest, uiterst, voornaamst
grootst (het) - extreem
grootstalmeester - maarschalk
grootste - meest, meeste
grootste afstand van de aarde tot de zon - afelium
grootste arend van Z.A. - harpij
grootste belasting - toelaatbaar
grootste continent - Eurazië
grootste deel leeuwendeel
grootste der oude Griekse schilders - Apelles
grootste diamant - Culliman
grootste diersoort bruinvis, olifant, potvis, walvis
grootste eiland der Antillen Cuba
grootste eiland der Balearen - Majorca
grootste eiland ter wereld - Groenland
grootste eiland van de Balearen - Mallorca
grootste Europese uil - oehoe
grootste gedeelte - grotendeels, leeuwedeel, meerderheid, merendeel
grootste gemene deler G.G.D.
grootste graad van kommer,smart, woede, enz. - paroxisme
grootste haven van Frankrijk - Marseille
grootste hertesoort - eland
grootste hoeveelheid - maximaal, meest
grootste hoogte culminatie, top, zenith
grootste kantoorgebouw ter wereld - Pentagon
grootste klier - lever
grootste klok in klokkentoren bourdon
grootste meer van Europa - Ladogameer
grootste rivier van Afrika Nijl
grootste rivier van Europa Wolga
grootste rivier van Java Solo
grootste rivier van Rusland Wolga
grootste rivier van Zuid Amerika Amazone
grootste schiereiland van Noord Amerika Labrador
grootste schip van een rederij - vlaggeschip
grootste sloep van een schip - barkas
grootste soort hert eland
grootste soort wipstaart - goudpluvier
grootste stad van Nebraska Omaha
grootste strijkinstrument (contra)bas
grootste vaart topsnelheid
grootste vissershaven ter wereld - Grimsby
grootste vliegende vogel ter wereld - condor
grootste vogel van Amerika - nandoe
grootste wijnland ter wereld - Frankrijk
grootste woestijn ter wereld - Sahara
grootte aantal, afmeting, breedte, formaat, getal, hoeveelheid, inhoud, kaliber, lengte, maat, omvang, sterkte, talrijkheid, volume, vorm, zwaarte
grootte en vorm - formaat
grootte bepalen - meten
groottemeter megameter
groot-semenarie - scholastikaat
grootvader opa, grootpapa
grootvader van Abraham Nahor
grootvader van Aram - Noach, Noë
grootvader van David Obed
grootvader van Kanaän Noach, Noë
grootvader van Salomo Isaï
grootvee runderen
grootvizier - chiliarch
grootvleugeligen - macropterygidae
grootwaardigheidsbekleder - dignitaris
grootzegel aan orde - bul
grootzeil van de achterste mast van een viermastbark - Jigger
gros aantal, meerderheid, meesten, merendeel, tal
grosse - agschrift
grossierderij groothandel
grosso mode (afk.) gr .m. , ruwweg
grot hol, holte, spelonk, uitholling
grotdeskundige - speleoloog
grot in Noord-Spanje – Altamira
grote aak - samoreus
grote aal - lebaal
grote aanvangsletter hoofdletter, initiaal
grote aap baviaan, gorilla,, mandril, orang-oetang
grote adelaar koningsarend
grote afkeer haat, hekel, walging
grote afstand stadie, verte
grote algemene kennis van het geestesleven - eruditie
grote auto camion (Belg.), slee, truck
grote auto voor verhuizingen verhuiswagen, tapissière
grote basluit - teorbe, theorbe
grote basviool - contrabas
grote beginletter hoofdletter, initiaal
grote Beer - Hellewagen
grote Beer , een van de sterren van de - Alcor, Alioth, Benetnach, Dubhe, Megrez, Merak, Mizar, Phecda
grote beker bokaal, roemer
grote beroemdheid - superster
grote binnenplaats – plein
grote blauwepruim - pruimedant
grote boerderij farm
grote boor avegaar, egger, effer zwikboor
grote borst - boezem
grote boterbloem egelkolen
grote braadpan - kastrol, kasserol
grote brandnetel - nettel
grote brede schop - schoep
grote broeikas - serre
grote bijl aks
grote bijval furore
grote cirkel gaande door de twee polen - meridiaan
grote deurnis portaal
grote diamant - Amsterdammer, Cullinan, Kohinoor, Orloff, Paragon
grote dichter - Dante, Goethe
grote dolk - kortelas
grote domheid blunder, enormiteit, flater, stommiteit
grote domoor - uil
grote draagmand bagge
grote drakendoder - Joris
grote drinkbeker - bokaal, kelk
grote drukletter kapitaal, regaal, sabon
grote druklettersoort - missaal
grote duif op Nieuw-Guinea - kroonduif
grote dure auto - slee
grote dwaasheid - gekkemanswerk
grote edelsteen - Cullinan
grote eetbare huisjesslak - caracole, karakol
grote eetkamer - eetzaal
grote elektrische batterij - anodebatterij
grote emmer - amer, ameraal, puts
grote en algemene kennis van het geestesleven - eruditie
grote Europese rivier Don, Donau, Rijn, Wolga
grote evangelist uit V.S. - Graham
grote feestbokaal - hanzebeker
grote figuur reus
grote fles - bottel
grote fout tegen de regels van de spraakkunst - solicisme, soloecisme
grote Franse vazal - pair
grote geest - mahatma
grote geest (Indiaans) - manitoe
grote gehoorzaal aula, auditorium
grote geldsom - kapitaal
grote gele, perzik - merkaton
grote gemeente stad
grote gier uit de Andes - condor, koadok
grote gok - waagstuk
grote golf baar, roller
grote graanschuur - silo
grote grasvlakte campo, llano, pampa, poesta, prairie, steppe, toendra
grote grauwgroene appelsoort - reinet, renet
grote groep - menigte
grote groep hoefdieren - kudde
grote groep insecten - leger, zwerm
grote groep mensen - drom, massa, menigte
grote groep vissen - school
grote groep wielrenners – peloton
grote grondboor - puls
grote hagedis - leguaan, varaan
grote halsdoek - labaar, overslager
grote hamer - beuker, moker, slegel, slegge
grote hand - pollepel
grotehap - mondvol
grote haren zeef - teems
grote heer - padisjah
grote hersenen - cerebrum
grote hit - ked, ket, kidde
grote hoeveelheid boel, berg, bom, drom, hoop, legio, massa, menigte, overvloed, slomp, smak, stapel, stortvloed, tal, veel, wolk, zee
grote hoeveelheid geld fortuin, kapitaal, schat
grote hoeveelheid hooi hooiberg, hooimijt
grote hoeveelheid katoen - baal
grote hoeveelheid mensen menigte, schare
grote hoeveelheid schepen vloot
grote hoeveelheid soldaten - regiment
grote hoeveelheid vissen - school
grote hoeveelheid water - zee
grote hoeveelheid zand - berg, woestijn
grote hofstede - havezaat, havezate
grote hond - bernardshond
Grote Hond, een van de sterren van de - Hondsster, Sirius
grote hoofdletter - unicaal
grote hoogte - berg
grote hoop - berg, gros, massa, menigte, stapel
grote houten hamer sleg, slegge, slei
grote houten lepel - pollepel, sleef
grote houten zeilboot - klipper
grote huizenmassa - blok, flatgebouw, huurkazerne
grote ingang - poort
grote inktvis - achtarm, octopus
grote kaars op een kandelaar - stalkaars
grote kamer - lokaal, salon, zaal
grote kan kit
grote katuil - bosuil, ransuil
grote kerk basiliek, dom, kathedraal
grote kever in Z.Amerika - Hercules
grote klad inkt - mop
grote klamp om trossen vast te maken - bolder
grote knikker - bakker, bonket, stuiter
grote knobbel - carcinoom, gezwel
grote knol - koolraap, rammenas
grote kogel met ontplofbare lading - bom, raket
grote kuip - bad, tobbe
grote kwelling - tantaluskwelling
grote kwint dominant
grote landmassa - continent, vasteland
grote lange vis - zaagbaars
grote leegte - vacuüm
grote lepel sleef
grote letter - majuskel
grote lettersoort kanon, kapitaal, koeiekop, regaal
grote libel - glazenmaker, glazenwasser
grote lijster - appellijster
grote loofboom - sequoia
grote loods hangar
grote loopvogel - scharrebijter, struisvogel
grote man - kolos, reus
grote margriet - ganzebloem, johannesbloem
grote massa drom(men), hoop, horde, massa, menigte, meute, troep
grote meeuw - burgemeester
grote melktobbe - staar
grote meneer - banjer, banjerheer
grote menigte bande, boel, drom, heleboel, hoop, leger, massa, troep, vleet, zee, zwerm
grote menigte krijgsvolk leger, legioen
grote menigte sterren starrenbeeld
grote menigte vogels zwerm
grote meteoor - bolide
grote mier brek
grote mislukking catastrofe, debacle, flop, katastrofe
grote modderkruiper meerpoet, donderaal
grote moedige vogel adelaar, havik, valk
grote mogendheid China, Rusland, USA, USSR, VS. Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Japan
grote motorsloep – barkas
grote muziekuitvoering - taptoe
grote naainaald - pook
grote naaldboom - ceder
grote nachtvlinder - nachtpauwoog
grote oceaan, eiland in de -
3 Yap
4 Wake
5 Baker, Efate, Flink, Goeam
6 Anatom, Bikini, Jaluit, Jarvis, Kadvak, Malden, Ponape,
Saipan, Tahiti
7 Baranof, Fanning, Howland, Matador, Norfolk, Palmyra
8 Eniwetok, Johnston, Pitcairn, Wrangell
9 Guadelupe
10 Paaseiland, Tongalaboe
grote oceaan, eilandengroep in de -
7 Fidzji´s, Midways
8 Aleoeten, Hebriden, Koerilen, ,Marianen, Sporaden
9 Carolinen, Galapagos, Louisiaden, Melanesië,
Polynesië,
Rioe-Kioes, Tokelaoes
10 Filippijnen, Micronesië, Toeametoes
16 Bismarck-archipel
grote oceaan, trog in de -
7 Yaptrog
9 Bonintrog, Japantrog, Palautrog, Tongatrog
10 Mexcotrog
11 Atacamatrog, Kermadetrog,
12 Acapulcotrog, Aloetentrog, Koerillentrog,
Marianentrog, Rioekioetrog
16 Bougainvilletrog
grote onderneming concern, kartel, trust
grote onzin - kolder, waanzin
grote oorrob - zeeleeuw
grote opeenhoping - aandrang
grote ontplofbare kogel dumdum, granaat, bom
grote opgang furore
grote orchidee - reuzenorchis
grote overdekte ruimte - hal
grote personenauto - stationcar
grote piano - vleugel
grote piethamer - slaghamer
grote plaats metropool, stad
grote platte boot - aak
grote platte mand - wan
grote pluvier - griel, wilster
grote pruik uit de zeventiende eeuw - allongeprulk
grote puts - amiraal
grote raam- of spanzaag - schulpzaag
grote ramp calamiteit, cataclysme, catastrofe, katastrofe, onheil, watersnood
grote reistas - koffer
grote rivier Amazone, Don, Donau, Ganges, Indus, Maas, Mekong, Nijl, Mississippi, Rijn, Taag, Tsjaad, Waal, Wolga,
Zambezi
grote rivier in Afrika Kongo, Niger, Nijl, Senegal
grote rivier in Amerika Amazone, Mississippi
grote rivier in Azië Ganges, Indus, Hoangho, Jangtsekiang, Lena, Mekong, Ob
grote rivier in Duitsland Elbe, Oder, Rijn, Wezer
grote rivier in Engeland Theems
grote rivier in Frankrijk Garonne, Loire, Rhône, Seine
grote rivier in Italië Po, Tiber
grote rivier in Nederland Maas, Rijn, Waal
grote rivier in Rusland Wolga
grote rivier in West-Afrika - Senegal
grote rode zure kers - griotte
grote roeiboot - aak, barkas, pinas, sloep
grote roeisloep - barkas
grote rommel - bende, pan, rotzooi
grote ronde cake - tulband
grote ronde vrucht - pompoer
grote roofvis in modderige rivieren - meerval
grote roofvogel - adelaar, condor
grote ruwe steenmassa - rots
grote sabel - sarras
grote sardien pelser
grote schaalvormige platte mand - schudwan, tampa, wan
grote schaar - legio
grote scheepslantaarn - brandaris
grote schelm - boosdoener, spitsboef
grote schelp - reuzenschelp
grote schare mensen - menigte
grote schep ballaster, bats
grote schop - bats
grote sinaasappel Jaffa
grote sjaal - omslag
grote slachting bloedbad, hecatombe
grote slagader - aorta
grote slagputs - ameraal
grote slang - python
grote slee ar, arre
grote sloep barkas
grote smart - beproeving
grote smidshamer voorhamer
grote som gelds - kapitaal
grote soort letter - canon, kapitaal, re
grote soort nachtuil - schuifuil
grote Spaanse vloot - armada
grote spiegel - psyche (draaibaar)
grote spijker - draadnagel, rong, taats
grote spijker voor houten vloeren - zoldernagel
grote spijt - hartknaging, hartzeer, wroeging
grote spin in Amerika - vogelspin
grote stad in Afrika Alexandrië, Caïro
grote stad in Amerika Boston, Chicago, New York, Washington
grote stad in Australië Melbourne, Sydney
grote stad in Azië Bombay, Calcutta, Peking
grote stad in België Antwerpen, Brussel
grote stad in Duitsland Aken, Berlijn, Dortmund, Essen, Frankfurt, Hamburg,, Hannover, Keulen, München, Wupperthal
grote stad in Engeland Birmingham, Leeds, Londen, Manchester, Sheffield, Southampton
grote stad in Italië Genua, Milaan, Napels, Rome, Venetië
grote stad in Nederland Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage
grote stad in Oostenrijk Wenen
grote stad in Rusland Leningrad, Moskou
grote stad in Spanje Barcelona, Madrid
grote stad in Zuid-Amerika - Rio
grote steekvlieg - tseetseevlieg
grote steen - kei, rolsteen
grote steenmassa klip, rots, rotsgevaarte
grote sterke man - enak, goliath, kanjer, reus
grote stoep bordes, trottoir
grote stommiteit - enormiteit
grote strijd - oorlog, wedstrijd, worsteling
grote stroming - golfstroom
grote tas karbies
grote terts - majeur
grote tertstoonaard - majeur
grote teug - gulp
grote tobbe - balie
grote toeloop run, rush
grote troep - karavaan
grote trom in een Moskee - bedoek
grote tuin hof, park, paviljoen
grote tuin in stad - park
grote uitroeiing - genocide
grote uitschuifbare ladder - magirusladder
grote vaardigheid - volubiliteit
grote verzameling - collectie, compilatie, museum (oneigenlijk)
grote verkeersweg autobaan, rijksweg, snelweg, verkeersader
grote verwondering - verbazing
grote verzameling huizen stad
grote verzameling sterren sterrenhemel
grote viervoeter kameel, olifant
grote vis - kanjer, tarbot
grote vleermuis - kalong
grote vlerkpauw karakor, korekore
grote vlieg - brems, bremze, bromvlieg, daas, horzel, paardevlieg, steekvlieg, tseetseevlieg
grote vloot armada
grote vogelkooi - voliere
grote volwassen ever - zeiler
grote vorstbult - pingo
grote vrucht ananas, kalebas, kokosnoot, meloen, ponpoen, suikermeloen
grote vijgenboom waringin
grote vijzel - mortier
grote waadvogel flamingo
grote waaier - poenka (Indon.)
grote walvis - ork
grote warmte hitte
grote waskuip - tobbe
grote waterbak - tank
grote waterplas op de heide slat, ven
grote watersnip - poelsnip
grote watervlakte zee
grote weide meers
grote wereld - aristocratie, macrocosmos
grote wereldzee - oceaan
grote werkplaats fabriek
grote wesp - horzel
grote wezel hermelijn
grote wielerronde - toer
grote winkelzaak bazaar, bazar, magazijn, supermarkt, warenhuis
grote woede - razernij
grote woestijn - sahara
grote wollen en katoenen lap - tiretein
grote woordenrijkdom - verbositeit
grote wroeging - hartknaging, hartzeer
grote wurm - lintwurm
grote zaak - supermarkt, warenhuis
grote zaal - aula, hal
grote zak van grof linnen baal
grote zandvlakte - woestijn
grote zee - oceaan
grote zeebewoner - walvis
grote zeef teems
grote zeef voor graan harp
grote zeekreeft langoest
grote zeevis - goudmakreel, ork
grote zeevogel - albatros
grote ziener - maharishi
grote zilveren munt knaak, rijksdaalder, riks
grote zure kers (rode) griotte
grote zwaardwalvis - ork
grote zware hamer - moker
grote zware persoon - dikzak, goffer, gofferd
grote zwarte mier - brek
grote zwarte waterketel - moor
grote zwemvogel - pelikaan, zwaan
grotelijks - erg, hevig, zeer
grotendeels - merendeels, voornamelijk
groter meerder
groter aantal - meer, meerderheid
groter maken - vergroten
groter of meer in aantal dan nodig is - overtollig
groter worden - groeien, opgroeien, toename, toenemen
grotere getalssterkte - overmacht
grotere sterkte - superioriteit
grotesk barok, bizar, fantastisch, grillig, potsierlijk, raar, vreemd, vreemdsoortig, wonderlijk, zonderling
grotonderzoek - speleologie
grotonderzoeker speleoloog
grotparel - pisoliet
grotsalamander olm
grotwerk van schelpen, koralen en stenen - rocaille
grove ruwe
grove belediging - hoon, outrage, smaad
grove blunder - bok, flater, enormiteit
grove den - green, mastspar, pijnboom
grove doek - dweil
grove fout blunder, bok, enormiteit, flater
grove fout tegen de spraakkundige regels - solecisme
grove geweven stof - jute
grove humor - slapstick
grove kant - bisette
grove kerel - bonk, knoet
grove kiezelsteen - maaskei
grove laster - smaad
grove lat - raster
grove schoen - barrel
grove stof - abaca, fitiretein, goeni, gonje, jute, tweed
grove straatsteen - kassei
grove taalfout -sloecisme, solecisme
grove tarwe - amelkoren, spelt
grove vijl - basterd vijl, rasp
grove wollen stof aba, pilo, ras, trijp, tweed, stamijn
grove zinnelijkheid - lubriciteit
grovelijk erg, schromelijk, zwaar
grovigheid - lompheid, ruwheid
gruis brokje, gries, korreltje, mortel stukje, poeder, puin, serpeling, zandje
gruis maken - mortelen
gruis van steenkool - koolaarde
gruit - gagel
gruizel - griezel, scherf
grut - boekweit, gort, gruis, kinderen, kleingoed, kriel, ontuig, uitschot
grutboer - grutter
grutten - gorst, griesmeel
gruttenbrij - boekweit, gerste
grutter grutmolenaar, kruidenier
grutterswinkel - grutterij
grutto griet, grit, marel
gruwbaar afschrikwekkend, afgrijselijk, afschuwelijk, ontzettend, vreselijk
gruwel abominatie, antipathie, afgrijzen, afkeer, afschuw, atrositeit, degout, geschil, gruweldaad, haat, hekel, horror, huivering, nijd, octium, rancune, ruzie, tegenzin, twist, vete, walg, weerzin walging, wanbedrijf, wrok, ijzing
gruwelen - gruwen, huiveren
gruwelijk - afgrijselijk, afschuwwekkend, detestabel, erg, ontzettend, repugnant, vreselijk, weerzinwekkend
gruwelijkheid - gruwel, ijselijkheid
gruwelmoord - massacre
gruwen - griezelen, huiveren, ijzen, walgen
gruwzaam afschuwwekkend, afschuwelijk, verschrikkelijk
grijnen - grienen
grijns - glimlach, grimas, grijnslach, spotlach
grijnslach spotlach
grijnzaard grommer, knorrepot
grijnzen - grinniken, huilen, lachen,
grijnzend demonisch, duivels, sardonisch, satanisch, spotlachend
grijnzend lachen - grinniken
grijpachtig - begerig
grijpbaar - bereikbaar, concreet, tastbaar
grijpen (aan)pakken, aanvatten, beetpakken, beroeren, krijgen, nemen, pakken, snappen, vangen, vastpakken, vatten
grijpen (in het wilde weg) - grabbelen
grijpen naar - reiken
grijper - excavateur, grondgraafmachine, vanger
grijper (grondgraafmachine) - excavateur
grijprtje - pakkertje
grijpvogel griffioen, krakeend, lammergier
grijs aloud, bar, donkerwit, grauw, groezelig, lichtblauw, overoud, oud, schier, vaal
grijsaard - bejaarde, nestor, oude
grijsachtig geel beige
grijsachtig metaal - kobalt
grijsbont grauwgevlekt
grijs en bejaard - oud
grijsgrauw vaalgrauw
grijsgroene kleur - reseda, zegroen
grijsgroene roestlaag op brons en koperwerk - patina
grijsheid - ouderdom
grijskruid - knoflookkruid, kruiskruid
grijs of flets - vaal
grijs schilderwerk - grisaille
grijs worden - poliose
grijze fijnkorrelige zandsteen - molasse
grijze kleur asgrauw grauw,
grijze kristallijne stof - arseen
Guadalcanal, hoofdstad van - Honiara
Guam, hoofdstad van - Agana
guano - vogeldrek
Guatemala, berg in - Agua, Fuego, Tajumalco
Guatemala, bevolkingsgroep in - Ladino´s
Guatemala, luchtvaart mij. van - Avizteca
Guatemala, munt van centavo, quetzal
Guatemala, oorspronkelijke bewoner van - Maya
Guatemala, politicus in - Armas, Barrios, Cabrera, Carrera, Fuentos
Guatemala, stad in - Coban. Guatemala, Quetzaltenango, Zacapa
Guatemala, vulkaan in - Tacana, Tajamulco
gueridon (Fr.) siertafeltje
guichel gekheid, goochelarij, grimas, oog bedrog, toverij, toverwerk
guichet (Fr.) deurraampje, loket
guide (Fr.) geleide, gids, vleugelman, wegwijzer
guillotine valbijl
guillotineren - decapiteren
Guinee, bevolkingsgroep in - Foelbe, Kossi, Malinké, Soussou
Guinee, drank in - bili
Guinee, hoofdstad van - Conakry
Guinee, munteenheid in - Cauri, sily
Guinee, politicus in - Touré
Guinee, schiereiland van - Kaloem
Guinee, stad in - Dalaba, Kankan, Hindia, Mamoe
Guinees biggetje - cavia, marmot
guirlande - bloemslinger, festoen
guit - bengel, clown, deugniet, grappenmaker, kwant, kwant, leperd, nar, olijkerd, pagadder, platje, rakker, schalk, schavuit, schelm, slimmerd, snaak, vlegel
guitachtig schalkachtig, schelmachtig
guiterij - polissonnerie
guitig grappig, boertig, koddig , loos, luimig, malicieus, olijk, ondeugend, onschuldig, petillant, plat, schalks, schelms, snaaks
guitigheden - allotria
guitigheid - ondeugd
guitstuk guitenstreek, jongensstreek
gul cordiaal, gastvrij, goedgeefs, goedhartig, goedrond, hartelijk, joviaal, kwistig, liefdadig, mild, milddadig, offervaardig, onbekrompen, openhartig, overvloedig, resoluut, royaal, rijkelijk, scheutig, spendabel, vrijgevig, warm, weldadig, zacht
gul onthaal - gastvrijheid
gulden dore, florijn, fl., gld, gouden, pegel, pegulant, piek, pieterman, pop, soof (barg.),
guldenappel - Adamsappel, paradijsappel
guldenteken fl.
gulden maand - maart
gulden mysterie - Maria-boodschap
gulhartig gastvrij, hartelijk, joviaal, oprecht, openhartig
gulhartigheid gastvrij, gastvrijheid, jovialiteit, mildheid, vriendelijkheid, vrijgevigheid
gulheid - kwistigheid
gul in het onthalen - gastvrij
gulle gastheer - amphitryon
gulp - broeksplit, golf, plens, slok, sluiting, split, straal, stroom, zwalp
gulp water - guts, plens, zwalp
gulpen - golven, gutsen, plens, plons, rits, slokken, stromen, teug, zwelgen
gulp in broek - split
gulweg - guluit, ronduit
gulzand stuifzand, welzand
gulzig begerig, graag, gretig, inhalig, onmatig, overdadig, schrokkerig, schrokkig, vraatzuchtig
gulzig doorzweigen - slokken
gulzig eten - buffelen, lepelen, schranzen, schrokken, slokken, verorberen, vreten, zwelgen
gulzig slikken - slokken
gulzigaard - doorjager, freter, gourmand, lekkerbek, slokken, hebberd, schranser, schrok, schrokhans, schrokkerd, schrokop, slokkerd, slokop, veelvraat, vraat, vreetwolf, vreetzak, vreter, zwelgerd
gulzige eetster - vreetster
gulzige eter - slokker, slokkerd, schranzer, slokop, vraat, vreter
gulzigheid - snoepzucht, voraciteit, vraatzucht
gum gom, stuf, vlakgom
gummi caoutchouc, elastiek, gom, rubber
gummiartikelen - preservatief, perservativa
gummidop op zuigfles - speen
gummidruk - offsetdruk
gimmimelksap van een sapotilleboom - chicle
gummistok - knuppel, wapenstok
gunnen laten, toestaan, toewijzen, verlenen
gunst - affectie, begunstiging, benefice, benevolente, faveur, gena, genegenheid, genade, goedgezindheid, goedheid, gratie, pre, prebende, voordeel, voorkeur, voorrecht, voorspoed,
gunstbewijs - genade
gunstbrief - octrooi
gunsteling beminde, favoriet, lieveling, mignon, protégé, troetelkind
gunsteling van Caesar - Brutus
gunsteling van Dionysios - Damocles
gunsteling van Nero - Petronius, Seneca
gunster - glans, schittering, sprank, vonk
gunstgodin - Eumenide, wraakgodin
gunstenjager naloper, strooplikker, vleier
gunstig aangenaam, batig, bevorderlijk, dienstig, favorabel, florissant, genadig, genegen, gewenst, goed, goedgezind, handzaam, innemend, instemmend, meegevallen, mooi, nuttig, optimaal, positief, rooskleurig, toestemmend, voordelig, voorspoedig, welgezind, welwillend
gunstig bekend staande - gerenommeerd
gunstig bekend zijn - faam
gunstig doen uitkomen - flatteren
gunstig en fraai - mooi
gunstig gezind favorabel, genegen, goed, toegedaan, toegenegen, welgelegen, welwillend
gunstig gezind zijn - aanlachten, toelachen
gunstig toeval - geluk
gunstig verlopen - meevallen
gunstig zijn - meevallen
gunstige bekendheid beroemdheid, faam, geliefdheid, naam, populariteit, roem, roep
gunstige aanbeveling recommandatie
gunstige eigenschappen merite, voordelen
gunstige indruk maken ogen
gunstige kant - lichtzijde
gunstige reputatie - aanzien, prestige
gunstige toestand - bloei, gelegenheid, geluk, tevredenheid, voorspoed
gunstige wind - wauw (zeeterm)
gunstiggezind - bemind, geliefd, genegen, toegedaan, toegenegen, welwillend
gunstiggezind zijn - aanlachen, toelachen
gunstigst optimaal
gunstrijk - goedgunstig
gure noordwestenwind mistral
gust blut, droogstaand, guist, leeg, lens, mager, onbevrucht, schraal, vaar
guts plens, golf, holbeitel, pets, puts, scheut, steekbeitel, zwalp
gutsen - golven, gooien, gulpen, neerstromen, plenzen, regenen, storten
gutta - druppel
guttapercha balata, gummi, rubber
guur akelig, bar, kil, koud, naar, onaangenaam, ongenadig, schraal, snijdend, winderig, wreed
guur en droog - schraal
guurte - kilte
guur weer - herfstweer
Guyana, berg in - Roraima
Guyana, hoofdstad van - Georgetown
Guyana, rivier in - Berbice, Coeyouni, Demarara, Essequibo, Mazerorni
gijl biergist, schuim
gijn - hijstouw, scheepstouw, takel
gijzeling - arrest, terreurdaad
gymnaste - turnster
Gymnastiek - turnen
gymnastiek toestel bok, brug, halter, klimtouw, ladder, paard, rek, rekstok, ringen, trampoline, trapeze, wandrek
gymnastiekwerktuig - halter, klimtouw
gy.nastische oefeningen - turnen
gyneacecum - harem, vrouwenverblijf
gynaecoloog vrouwenarts
Györ - Raab
gyratie draaiing
gyrokompas - tolkompas
gyromantie - waarzeggerij
G-sleutel - solsleutel