m 1 revision imported |
m Text replacement - "Category:P" to "" |
||
Line 8,997: | Line 8,997: | ||
G-sleutel - solsleutel | G-sleutel - solsleutel | ||
[[Category:Puzzelwoordenboek]] | [[Category:Puzzelwoordenboek]] | ||
{{Back to the top}} | {{Back to the top}} |
Revision as of 13:43, 30 October 2023
Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Termhotel.com at: https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
ga echtgenoot, echtgenote, gade, gemaal, gemalin, man, verdwijn, vrouw gaaf foutloos, gave, geheel, goed, (ge)heel, gezond, intact, integer, maagdelijk ongerept, ongeschonden, onschuldig, onverlet, perfect, rein, volledig, volmaakt, zuiver gaafheid - ongeschondenheid, volledigheid gaai doelvogel, meerkol, mikvogel, spotvogel gaal galle, glee, kattedoorn, nachtegaal, onstuimig, ruw, slijtplek gaan afreizen, lopen, marcheren, trekken, tijgen, verdwijnen, vertrekken, voortbewegen, vooruitkomen, weggaan gaan begrijpen - dagen gaan bewonen - betrekken, intekken gaand - indringend gaande - bezig gaanderij galerij, tribune, zuilengang gaandeweg allengs, altermet, langzaamaan, langzamerhand, weldra, gaan langs - passeren gaan liggen - bedaren, luwen gaan naar - begeven, bezoeken gaan wandelen - kuieren, lopen gaan zien - bezoeken gaap geeuw gaapbeen - tongbeen gaapstok - luiaard, sufferd gaar afgemat, bereid, beu, eetbaar, gebraden, gekookt, gestoofd; moe, vermoeid gaar maken braden, garen, koken gaard - boomgaard, hof, hortus, lusthof, park, tuin, wijngaard gaarde - tuin, hof, hortus, lusthof, park gaardenier hovenier, tuinman, tuinier gaarder - ontvanger, rentmeester gar en korstig maken - braden gaarkeuken - ganeum, ordinaris, spijshuis gaar maken - braden, koken gaarne – alstublieft, begerig, bereidwillig, geerne, graag, gretig, liever, veeleer gaarne lerend leergierig, weetgierig gaarne willen doen - bereid gaarte - gaarheid gaas - vlechtwerk gaas voor borduurwerk - stramien gaasachtig weefsel grenadine, tule gaasdoek - kamerdoek gaaslinnen - jute gaasstrook tampon Gaasterland, kunstvorm in - klif gaat aan de kost vooraf baat gaat aan het scheren vooraf - inzepen gaat heen - voort gaatje perforatie gaatje in de huid - potie gaatjesdragers - foraminiferen, krijtdiertjes gaatjeskaas - rijzer gaatjes maken - perforeren gaatjeszwam - buiszwam gaat niet door veto gabaar - lichter, modderschuit, praam gabber kameraad, deelgenootkerel, kornuit, maat, makker, deelgenoot, vent gabbertaal - dieventaal Gabon, bevolkingsgroep in - Bakalai, Bakota, Bateke, Mpangwe, Oeroengoe Gabon, hoofdstad van - Libreville Gabon, inwoner van - Gaboener, Gabonees Gabon, rivier in - Ogowe gade eega, echtgenoot, echtgenote, gemaal, gemalin, levensgezel, man, vrouw, wederhelft gade van Achab - Izebel gede van Admefus - Alcestis gade van Aegir Ran, Rana gade van Aeneas - Lavina gade van Agamemnon - Clytamnestra gade van Ahasverus - Esther gade van Alexander de Grote - Roxana gade van Alphons XIII - Ena(spanje) gade van Amphion Niobe gade van Arminius - Thusnelda gade van Athamas - Emino, Ino gade van Augustus (keizer) - Livia gade van Baäl Astarte gade van Balder Nanna, Idoena, Iduna gade van Boreas - Orithyia gade van Cadmus - Harmonia gade van Caesar - Cornelia gade van Claudius Agrippina, Messalina gade van Cronos - Rhea gade van de Trojaanse held Hector - Andromache gade van een hertog - hertogin gade van een sultan - sultane gade van Freyr Gerda gadevan Germanicus - Agrippina gade van Hector Andromache gade van Heracles - Hebe gade van Hercules Deianira gade van Jason - Medea gade van Jupiter Juno gade van Kama - Rati gade van koning Arthur - Guinevere gade van Laius - locaste gade van Mars - Neria gade van Menelaos Helena gade van Nero - Octavia gade van Oberon - Titania gade van Oceanus - Tethys gade van Odin - Fria, Frigga gade van Odysseus - Penelope gade van Orfeus Eurydice gade van Osiris Isis gade van Othello Desdemona gade van Paris - Oenone gade van Peleus Tethis gade van Perseus - Andromedea gade van Pluto - Proserpina gade van Pompeius - Julia gade van Poseidon Amphitrite gade van Priamus - Hecabe, Hecuba gade van Pyrrhus - Hermione gade van Romulus - Hersalia gade van Saturnus Rhea gade van Tarquinius - Collatinus, Lucretia gade van Tyndareos Leda gade van Ulyssus - Penelope gade van Uranus Gaea gade van Vishnoe - Sri gade van Zephyrus - Chloris gade van Zeus Hera gadeloos - ongeëvenaard, onschatbaar, weergaloos gederen - verzamelen gadeslaan - aanschouwen, bekijken, bemerken, beschouwen, bespeuren, bespieden, observeren, opmerken, waarnemen gading belangstelling, genoegen, lust, zin gadolinium gd gaffel drietand, hooivork, mestvork, musketvork, reek, riek, snik, stramp, vork gaffelanker tuinanker gaffelantilope - pronghorn gaffelhert - gaffeler faffelkruid - boelmansvorken gaffelsteng gipskruid gaffel voor hooi - hooivork gaffelvormige boomtak - mik gaffelvormige disselboom - gaffeldissel gaffelvormige splitsring bifurcatie gaffelvormige stutpaal mik gaffelvormige tak - stramp gaffelvormige verdeling van takken - dichotomie gaffelzeil - achterschoenerzeil, bezaan, brikzeil, grootbarkzeil, voorbarkzeil, voorschoenerzeil gaga - rijstveld gagaat - git gage bezoldiging, honorarium, inkomen, katje (marine), loon, salaris, scheepsloon, soldij, traktement, verdienste, wedde gagea - geelster gagel - kevel, kreupelhout, luiskruid, mirt, pos, posse, possem tandvlees, verhemelte, vlooienkruid gagement - bezoldiging, pensioen, soldij gagestaat - loonstaat gaggelen - kwaken, snateren gage of salaris - loon gahonger - geeuwhonger gajes - canaille, geboefte, gepeupel, gespuis, grauw, janhagel, mensen, plebs, rapalje, schorremorrie, schuim, tuig, uitvaagsel, volk gal - bitterheid, cholos (Grieks), flegma, haat, kwal, toorn, verbittering, wrevel, wrok, gala - avondkleding, feestdos, feestgewaad, feesttenue, hofbal, hoffeest, hofkledij, plechtgewaad, statie, staatsiekleding galabal - hofbal galachtig - gemelijk, gramstorig, knorrig, somber galactiet melkjaspis, melksteen galactose - melksuiker galadegen - staatsiedegen galadiner - banket galadiner (Hind.Pers.) - durbar galakoets - statiekoets galakostuum rok, smoking, statiegewaad galaliet - kunsthoorn galant - aanstaande, amant, attent, beleefd, gedienstig, heus, hoffelijk, hoofs, minnaar, ridderlijk, voorkomend, vrijer, welgemanierd, wellevend galante man charmeur, cavalier galante wereld demi monde galanterie beleefdheid, hoffelijkheid, hoofsheid, liefdesavontuur, snuisterij, urbaniteit, voorkomendheid, wellevendheid galanteriewaren - snuisterijen galantheid - Courtoisie Galapagos-eilanden, een van de - Albermarle, Baltra, Chatam, Fernandina, Isabela galapak - staatsiekleding galappel - galnoot galareceptie - durbar galarijtuig - galakoets, staatsiekoets galbanum - moederhars galblaasontsteking - Cholecystitis galbuis - hepaticus galei galjoot, roeischip, roeivaartuig, trireem galei met drie rijen roeiers - trieem galei met vier rijen roeiers boven elkaar - quadrireem galei uit de vijftiende eeuw - galeas, galias galei vormig schip - brigantijn galeistraf in Frankrijk - bagno galeivormig schip - brigantijn galeniet - loodglans galerij - corridor, doxaal (kerk), etage,gang, gaanderij, grondgang, kunstzaal, liwan (moskee), loggia, loopgang,mijngang, oksaal (kerk), omloop, portiek, porticus, schilderijengang, schouwburgplaats, stoa, tribune, veranda, zuilengang galerij aan een huis - veranda galerij in de schouwburg - engelenbak galerij in kerk doxaal, kraak, oksaal, tribune galerij in een kerk (voor zangers) - doxaal, oksaal (r.k.), galerij om een gebouw - omgang, omloop galerij om een moskeem - liwan galerij rondom de gang van een klooster - pand galettezijde - galettame galgangontsteking - cholangitis galg bretel, draagband, grendel, knip (van een deur), ophanging, strafwerktuig galgenaas – boosdoener, rakker, schurk galgenbrok deugniet, rakker, rekel, schelm galgenmaal - afscheidsetentje galgroen - bilivordine galigaan - cypergras (Sumatra) galigaangras - cypergras galilea - voorkerk galjoot - kofschip galkleurstof - bilirubine, biliverdine galkruid – genadekruid, godsgenade galle gaal galletje - broodje gallig - brommerig, vitterig Gallisch volk - Carnuten, Insubriërs Gallische god - Borvo Gallische priester - Druïde Gallische volksstam - Lemovices, Limoges gallium ga galm echo, geluid, klank, nagalm, naklank, resonance, resonantie, toon, (klank)weerkaatsing galmbord klankbord galmei kalamijn galmeisteen - galmei, kalamijnsteen galmen - luiden, resoneren, schallen, schreeuwen, weerklinken galmgat - bomgat, klankgat galnoot - galappel, inktappel galon - belegsel, goudboordsel, passement, sierband, springloop, trens, versiersel galop canter, dans, draf, gang, ren, springloop galopperen - rennen galserig - ranzig galsteenziekte - cholelitihiasis galstoornis - acholurie galvaniseren - electriseren, opwekken, prikkelen, verzinken galvet - cholesterol, cholestearine galvormend diertje - aaltje, galmug, galwesp, mijt, vaderdiertje galvorming veroorzaakt door de galwesp - bedeguar, hondsrozespons galwesp - hondsvlieg galzucht - atrabiliteit, melancholie galzuur - cholzuur, glycocholzuur gamba - knieviool gambade - bokkesprong, luchtsprong Gambia, bevolkingsgroep in - Foelbe, Joles, Mandingo, Sarahoelis, Wolof Gambia, hoofdstad van - Banjul, Bathurst Gambia, munteenheid in - dalasy Gambiereilanden, een van de - Mangareva Gambiereilanden, hoofdstad van de – Rikitea gambiet - zet in het schaakspel gamboebeer - panda gamel – eetketel, etensblik, keteltje Gamélan, citer in de - tjelempang Gamélan, compositie van de - gending, tembang Gamélan, gongslag in de - gong-ageng Gamélan, instrument van de - 4 alus, beri, gade 5 ketuk, luang, rebab, saron 6 betoeg, bonang, gender, kempul, kenong, ketjer, peking, sindèn, suling, tjaruk 7 gambang, gending, kendang, renteng 8 gerongan, ketipung, ketjiter, klendang 9 gong-ageng, tjlempung 10 tjelempang Gamélan, kernmelodie van de - balungan Gamélan, leidend instrument van de - gending, klendang Gamélan, toonschaal van de - pelog, slendra Gamélanspeler - nyaga gamma scala, toonladder gammavlinder - pistooltje gammel lusteloos, oud, vervallen, wrak, ziekelijk gander - ganzerik, gent, mannetjesgans gang - allure, beloop, galop, kanaal, loop, loopgraaf, pace, proces, rit, schacht, snelheid, spoed, stap, tocht, tred, tunnel, vaart, verloop gang (lopen) corridor, galop, loop, stap, tred gang (leiding) buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg gang van een mol - ril, rit, mollegang gang van een paard - draf, tel(gang), trot gang van zaken - afloop, beloop, gebeurtenis, toedracht, verloop gang waar een trap op uitkomt - hal, overloop gangbaar algemeen, begaanbaar, courant, gebruikelijk, geldig, gewild, gevraagd, gewettigd, gewoon, geijkt, heersend, reaal, valabel, wettig gangbaar zijn - koerseren gangbaarheid cours, geldigheid, koers, usance, validiteit, zwang gangbare dracht - mode gangboord boordpad, halfdek, overloop, waring gangetje - slop ganggesteente - diabaas, diarietporfier, syenietporfier gangleiding - buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg ganglion peesknoop, zenuwknoop ganglioom gezwel (van zenuwcellen) gangmaken - pacen gangmaker - animator, motor, pacemaker, pacer, promotor, propagandist, ijveraar, propagandiststimulator, stuwer gangmaker bij wielrennen - stayer gang of draf - loop gang of pas - trede gang of snelheid - vaart, tempo gang onder de grond - tunnel gangreen koudvuur, versterf gangspil aardwind, kaapstander, windas gangster bandiet, bendeleider, bendelid, misdadiger gangtapijt - loper gangtrap - opgang gang van een mol – mollengang, rit gang van een paard – draf, galop, tel, trot gang van paarden - draf gang van zaken beloop, toedracht, verloop gangverlichting - ganglantaarn gangwerk in uurwerk - mouvement gangwiel vliegwiel gangwissel - transmissie gannef - boef, dief, guit, leperd, rakker, schelm, snaak, gannefen - bedriegen, gappen, wegkapen gans - al, domoor, gander, ganzerik, ganzenkieken, geheel, gent, gezond, heel, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt gans die Niels Holgerson droeg Akka gansachtige vogel brandgans, rotgans ganselijk - gans, (ge)heel, totaliter gansevoet - mei, melde, milde, milt gansvogelfamilies - eenden, ganzen, zwanen, zaagbekken ganzedistel - melkdistel ganzebloem margriet ganzenbloem, gele - goudsbloem ganzenboer tolker ganzegat - broekje ganzekruid - muur, scheefkruid ganzemossel - eendemossel ganzemuur - muur, veldereprijs ganzenboer - tolker ganzenjager tolker ganzensoort - brandgans, kolgans, ne-ne, rietgans, rotgans, sneeuwgans ganzenvanger - flapper ganzenvet - smout ganzekruid muur, scheefkruid ganzerik gander, gent, mannetjesgans, meerwortel, schijnwortel, tormentil, zilverschoon, zevenblad ganzesmout - ganzevet ganzentong - herderstasje ganzevoetachtig plantegeslacht - melde ganzevoetachtigen - chenopodiaceae gapen geeuwen gapende snede - glip gapende snijwond - jaap gapende wond jaap gaper - geeuwer, moriaan gaperig - geeuwerig, slaperig, suf gaperschelp - mya, strandgaper gaping barst, bres, breuk, gat, geeuw, hiaat, holte, interval, kier, kloof, lacune, leegte, leemte, onvolledigheid, opening, reet, scheur, spleet, weglating gappen - afpakken, dieven, graaien, grissen, jatten, kapen, ontvreemden, pikken, rampassen, ratsen, rommelen, roven, snaaien, snezen, stelen, struinen, wegnemen, wegpakken, gapper - dief, rover, steler gapper(bargoens) - geps, handvol, jatter gaps handvol garage autostalling, box garage voor tramwagens - remise garagehouder - garagist garagist - garagehouder garamond - garmond, lettersoort garanderen - beloven, instaan, verzekeren, waarborgen garant borg, waarborg garant staan garanderen, waarborgen garantie borg, borgstelling, borgtocht, onderpand, verzekering, vrijwaring, waarborg, zekerheid garantiebedrag - waarborgsom garant staan - borg, garanderen, waarborgen garçon - kelner, ober gard roe, roede, stok garde elite, erewacht, kluster, keurbende, keurkorps, keurtroep, kluster, lijfwacht, stoottroep, veldwachter, wacht gardenier - tuinier garderobe - kleding, kleerkast, kleerkamer, kleren, uitzet, vestiaire gardiaan - kloosteroverste gardist - dtrijder gardoe (Ind.) - wachthuisje gareel band, breidel, dwang, greel, haam, halsgordel, halsjuk, juk, leiband, lemoen, pressie, trekking, trektuig, tuig gareellus - treit garen - bijeen, draad, lezen, sparen, verzamelen garendielje - braamsluiper garen, grondstof voor - jute, katoen, wol garenfabriek - spinnerij garenklos - spindel, haspel, winde garenklosje - cops, spoel, spindel garensoort - breigaren, filamentgaren, jaspé, Kamgaren, naaigaren, rayongaren, strijkgaren, tapijtgaren, vezelgaren, weefgaren garenspil spoel garenweefsel - tule garenwiel spoelwiel garenwinder haspel garf garve, (koren)schoof garibaldihoed - bolhoed, dophoed, herenhoed garnaal (lnd.) oedang garnaalsoort - steurgarnaal, steurkrab garnaat (scheepsterm) - hondefok, slaggarnaat garnalen lijkende schaaldieren - aasgarnaaltjes garnalennet - saai, saaien garnalenschuit - kwak, kwakkuil garneerknoop sierknoop garneersel - agrement, belegsel, boordsel, oplegsel, opmaak, versierselzoom garneersuiker poedersuiker garneren - omzomen, opmaken, versieren, uitmonsteren garnering - agrement, belegsel, boordsel, franje, galon, garneersel, passement, plisée, plooisel, soutache, versiering, versiersel garnering van bloemen corsage garnering van draden franje, tres garnier grenier garnituur - belegsel, garneersel, keuze, set, sortiment, stel, toebehoren garnizoen - bezetting, legerplaats, standplaats (mil.afd.) garoeboom - peperboom garotteren - binden, wurgen garstig galsterig, gortig, misselijk, vinnig, rans, ranzig, walgelijk garstigheid - gortigheid garve - band,bos, garf, (graan)opper, korenmijt, (koren)schoof, mandel, schoof, tas, gas - aardgas, acetyleen, acetyleengas, ammoniak, argon, blauwgas, brandstof, brongas, buta, chloor, edelgas, gasoline, helium, houtgas, neon, kookgas, koolzuur, lachgas, lichtgas, lucht, luchtgas, methaan, moerasgas, mosterdgas, mijngas, nitrogeen, ozon, propaan, radon, stikstof, xenon, waterstof. zuurstof gas dat blaren veroorzaakt - mosterdgas gas in buislampen neon gas in kolenmijnen - grisou, mijngas gas met scherpe giftige geur chloor gas ter bestrijding van ongedierte - cyaangas gas uit de grond - aardgas, brongas gasautomaat - muntgasmeter gasbelletjes doen opstijgen - kralen, parelen gasbenzine - gasoline gasbewegingsleer - aërodynamica gasbrander komfoor, bunsenbrander, pit gasbrander met zeer kleine vlam - microbrander gasconnade -grootspraak, snoeverij gasexplosie gasontploffing gashouder -, gastank, gazometer gasketel gasreservoir gasklep smoorklop gaskool retortegrafiet gaslucht - gasreuk gasmengsel - butaan, propaan gaspeldoorn - doornstruik, ginster, steekbrem gasolie - dieselolie gasoline - benzine, petroleumether gasontladingslamp - natrlumlamp gasontploffing - gasexplosie gaspeldoorn - doornstok, doornstruik, genst, ginster, kattendoorn, steekbrem, ulex gasreuk gaslucht gassen elektrisch geleidend maken - ioniseren gasser - knoeier, (barg.) varken, viespeuk, zwerver gassie (dievent.) - muts, pet gassoort - aardgas, acetyleen, butagas, propaangas gasstel - kookstel, kooktoestel gast bezoeker, eter, gastrolspeler, genodigde, gezel, introducé, invité, kerel, knecht, kwant, leperd, logé, meeëter, slaper, snaak, snuiter, spuitgast, tafelgenoot, vent, visite, vreemde gast die eerhalve is uitgenodigd - eregast gastank - gashouder gasten - bezoek(ers), visite gastenlokker runner gastenpater - hospitarius gastenverblijf in een klooster - hospies gastenvertrek - hotelkamer, logeerkamer gastereren - brassen, slempen gastheer - hospes, traktant, waard gasthof - logement gasthol - logement gasthuis hofje, hospitaal, kliniek, ziekenhuis, ziekeninrichting gastmaal banket, convivium, diner, feestdiner, feestmaal, festijn, regaal gastmaal (Fr.) - fête gast of lege - meeeter gastplant epifyt gastricisme - maagstoornis gastriloog - buikspreker, ventriloog gastritis maagontsteking gastrofiel - fijnproever, smulpaap gastrologie gastronomie gastronomie - kookkunst gastronoom epicurist, gourmand, lekkerbek, smulpaap gastrotomie - maagoperatie gastvriendelijk - gul, herbergzaam, mild gastvrouw - traktante gastvrij gul, herbergzaam hospitaliter gastvrij klooster - hospitum gastvrij ontvangst - onthaal gastvrijheid hospitaliteit, philoxenie gasverdichter condensor, compressor gasvormig element argon, chloor, ethaan, fluor, helium, koolwaterstof, krypton, negorij, neon, radon, waterstof, xenon gaswet, opsteller van - Avogadro, Boyle, Dalton gat - achterste, apertura, bijt, bres, diepte, doorbraak, doorgang, dorp, foramen, gaping, gehucht, hiaat, hol, kont, kuil, leegte, leemte, lek, negorij, oog, opening, put, uithoek, uitholling, uitweg, wak, zitvlak gat in de muur - bres gat in een kous knol gat in een weg del gat in het ijs bijt, wak gatenbak - vergiettest gaten in ijzer slaan ponsen gaten maken - boren, hakken gatenplant - Monstera gatenplateel vergiet gatenteil - vergiet gaucherie - linksheid, lompheid gauge - standaardmaat gauw - aanstonds, algauw, alras, binnenkort, dra, fluks, gehaast, gezwind, kwiek, licht, meteen, ongeduldig, overhaast, overijld, rap, ras, schielijk, slim, snel, spoedig, vlot, vlug, vort, weldra, ijlings gauwdief - deugniet, guit, schelm, schurk, snaak gauwdieventaal - bargoens gauwdieverij - schelmerij gauw te breken - breekbaar gauw verslijtend - sleets gauwerd - sluwaard gauw kwaad driftig, opvliegend gauwheid behendigheid, slimheid, vlugheid gauwigheid inderhaast gave aalmoes, aanbieding, aanleg, begaafdheid, begiftiging, bijdrage, cadeau, donatie, donum, dotatie, douceur, eigenschap, fooi, geest, genie, geschenk, charisma, gift, offer, present, schenking, talent, vermogen gave aan arme aalmoes, gift gave aan de goden offer gave van het woord elokwentie, welsprekendheld gaviaal snavelkrokodil gavotte - dans, muziekstuk ga weg - verdwijn gazan - chazan, voorzanger gazelle - antilope gazellensoort - gerenuk, impala, springbok gazen scherm hor gazen vrouwenmuts - cornet, kornet, neepjesmuts gazen weefsel tule gazet courant, dagblad, krant, nieuwsblad gazeus - koolzuurhoudend gazeuse - limonade gazometer - gasmeter gazon grasveld, perk gazongewas - gras Gdansk, oude naam van - Danzig ge - u, gij, jullie geaardheid - aanleg, aard, complexie, geest, gemoed, gemoedsaard, gestel, gesteldheid, groadtrek, inborst, kenmerk, natuur, persoonlijkheid, phyche, temperament, trek, type, zielskracht geaarzel - gedraai, getalm geabonneerde - abonnee, intekenaar, lezer geaccepteerd - aangenomen, aanvaard geaccidenteerd - heuvelachtig, ongelijk geaccidenteerd landschap - heuvelland geaccidenteerdheid - heuvelachtigheid geaccrediteerd - kredietwaardig geacheveerd - afgewerkt, zorgvuldig geacht - aanzienlijk, gezien geaderd - aderig geaderd gesteente - marmer geaderd kalkgesteente - marmer geadopteerd aangenomen geadviseerd aangeraden, geraden geaffaireerd - bedrijvig, druk geaffecteerd aanstellerig, gekunsteld, gemaakt, gezocht, kostbaar, onnatuurlijk, precieus geagiteerd onrustig, opgewonden, zenuwachtig geaggregeerd toegevoegd geagiteerd - onrustig, opgewonden, zenuwachtig gealiëneerd waanzinnig gealimenteerde armlastige, bedeelde geallieerden bondgenoten gealliëneerd - waanzinnig gealtereerd ontroerd geamuseerd - vermaakt geanimeerd druk, gezellig, opgewekt, vrolijk, willig geankerd ga geankerde ton - baak, baken gearresteerde - arrestant geaspireerd aangeblazen geassocieerde - vennoot geassumeerd toegevoegd geassureerd verzekerd geautoriseerd - gemachtigd, gevolmachtigd geavanceerd bevorderd, gevorderd, nieuwst, vooruitstrevend gebaand - begaanbaar gebaand gedeelte grond weg, pad gebaand pad - weg gebaar - beweging, geestesuiting, geste, gesticulatie, grimas, koddig, manuaal, mime, minne, wenk gebaar met de hand - gesticulatie gebaarmaking - gesticulatie, mimiek gebabbel gekal, gekakel, gekeuvel, geklets, gelal, gepraat, geratel, gesnap, gesnater, getater, gezeur, klets, kletskoek, kletspraat, praats gebak allumet, baksel, banket, beignet, biscuit, bolus, cake, eierkoek, evenveeltje, kantoek, koek, lekkernij, marsepein, moorkop, oliebol, polonaise, rissole, roerom, roomsoes, soes, speculaas, sprits, taaitaai, taart, taartje, tompoes, tulband, vla, vlaai, wafel gebak uit amandelen en suiker - marsepijn, noga gebak in bladerdeeg - banket, rissole gebak van fijn deeg - pastei gebak van gestadig omgeroerd beslag - roerom gebak van meel en eieren - koek gebakje van bladerdeeg gevuld met ragout of jam - rissole gebakken aardappelen - chips, frites, patat gebakken aardewerk keramiek gebakken bouwsteen - brik gebakken ei - omelet, spiegelei gebakken ei met brood en vleeswaren - uitsmijter gebakken en verglaasde knikker - blinkerd gebakken karamel - ulevel gebakken klei - aardewerk gabakken kransje - koekje gebakken sneetjes wit brood - wentelteefjes gebakken steen baksteen, brik, flagstone, kareel, klinker, mop, tegel, tichelsteen, ijzelmop, gebakken vloersteen - tegel gebakken vloertegel estrik, plavuis gebakken vuurvaste klei - chamotte gebalde hand vuist gebalder - geraas gebalk ia gebalsemd stoffelijk overschot - gebang (Jav.), mummie, gebaren gesticuleren gebaren maken gesticuleren gebarenkunde pantomimiek gebarenkunst mime, mimiek, pantomime gebarenspel gesticulatie, mime, mimiek, pantomime gebarenspeler - mimicus gebarenspelers - mimen gebarentaal - mimiek gebarentaci mimiek gebarsten - gebroken, rap, stuk gebarsten glazuur of emaille - craquelé gebaseerd gefundeerdgegrond gebazel geklets, gewauwel, gezeur, gezanik, prietpraat, radotage, wartaal gebbe - ruitwagen, slaghaan steekhaan gebed angelus, avemarij bede, avondgebed, bee, kaddisj, metten, middaggebed, morgengebed, paternoster, smeekbede, smeking, verzoek, vesper gebed der Mohammedanen - namaz gebed der 9e ure - none gebed in de mis - oratie, oremus gebed na het eten - gratias gebed (R.K.) - oratie gebedel - geschooi gebeden, vroege metten gebeden gedurende negen dagen - noveen, novene gebedenboek breviarium, brevier, getijboek, kerkboek, liturgie, missaal, passieboek, rubicella gebedenboek (R.K.) - diurnaal gebedenhuisje - bidkapel gebedenkamer - bidcel gebednis in een moskee - mihrab gebedsinrichting - kibla gebedsmantel - tallieth gebedsriemen tefillin gebed opzeggen - bidden, danken gebedsruimte - kapel gebed van de Moslim - Namaz gebeeldhouwd - expressief, plastisch, sculpsit gebeeldhouwde strook boven de wand - fries gebeente beenderen, bot, geraamte, graat, karkas, knook, rib, rif, skelet, wervel gebeier gebengel, geklep, gelui gebelgd beledigd, boos, gebeten, gepikeerd, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verbolgen, verstoord gebenedijing - heiliging, wijding, zegening gebergte Alpen, Andes, Apennijnen, Eifel, Himalaya, Harz, Ida, Karpaten - Kaukasus, Libanon, Oeral gebergte in Afrika – Adamawa, Atlas, Bongo, Mitumba gebergte in Amerika Andes, Alleghenies Apalachen gebergte in Arabië Sinaï gebergte in Australië - Olga gebergte in Azië Altai, Himalaya, Inatigebergte, Irangebergte, Karakorum, Libanon Sinaï gebergte in België - Ardennen gebergte in Bulgarije - Rhodope gebergte in Canada - Rotsgebergte gebergte in Chili - Aconcagua gebergte in China - Nansjan, Tiensjan gebergte in Duitsland. Eifel, Harz,Taunus, Hunsrük, Zevengebergte gebergte in Duitsland en Tsjechoslowakije - ertsgebergte gebergte in Europa Alpen, Ardennen, Apennijnen, Balkan, Dolomieten, Eifel, Grampian, Harz, Hunsruck, Jura, Karpaten, Karst, Kaukasus, Oeral, Parnon, Pindus, Pyreneeën, Tatra, Taygetos, Taunus, Vogezen gebergte in Frankrijk - Jura, Pyreneeën, Vogezen gebergte in Griekenland Pindus gebergte in Groot-Brittannië - Dartmoor gebergte in India - Himalaya, Karakorum gebergte in Israël - Karmel gebergte in Italië - Apennijnen, Dolomieten gebergte in Klein-Azië - Libanon gebergte in Marokko - Atlas, Bani, Rif gebergte in midden Azië Pamir gebergte in midden Europa Alpen, Karpaten, Sudeten, Tatra gebergte in Midden-Oosten - Libanon gebergte in Noord-Afrika - Atlas gebergte in Noorwegen - Jotunheimen gebergte in Oostenrijk - Alpen, Bregenzerwoud, Kaisergebergte, Schneeberg, Wetterstein gebergte in Pakistan - Karakorum gebergte in Palestina - Karmel gebergte in Perzië - Seistan, Serhad, Zagros, gebergte in Polen - Tatra, Woudkarpaten, gebergte in Polen en Tsjechoslowakije - Reuzengebergte, Sudeten gebergte in Rusland Oeral, Kaukasus gebergte in Schotland - Grampian gebergte in Spanje Pyreneeën, Sierra gebergte in Suriname - Brokopondo, Bakhuysgebergte gebergte in Tibet - Himalaja, Tanglaha gebergte in Tsjechoslowakije - Erstgebergte, Karpaten, Reuzengebergte, Sudeten, Tatra, Woudkarpaten gebergte in Turkije Taurus gebergte in de Sahara - Ahagger, Hogar gebergte in de Sudeten Tatra gebergte in het midden Oosten Libanon gebergte in Zuid-Afrika - Baviaanskloof, Drakensberge, Kompasberge, Piketberge, Sneeberge, Winterberge gebergte in Zuid-Amerika - Andes gebergte in Zwitserland - Alpen, Jura, gebergte op Kreta Ida gebergtebeschrijver orograaf gebergtebeschrijving orografie gebergte-etage - alpiene-etage, coliene-etage, montane-etagenivale-etage, subalpiene-etage gebergtekunde - orognosie, orologie gebergteleer - orologie gebergtevorming orogenese, plooiing gebeten boos, fel, gebelgd, kwaad, nijdig, toornig, verbitterd, verbolgen, vergramd, verstoord, woedend gebeuk - gebons, gestoot gebeul - gekwel, gemartel gebeurd - afgelopen, gedaan, voorbij gebeurde - factum gebeuren - geschieden, overkomen, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, toedragen, toegaan, voorkomen, voorvallen, wedervaren gebeuren met - bejegenen gebeurlijk eventueel, ev., mogelijk gebeurlijkheid eventualiteit, mogelijkheid gebeurtenis avontuur, belevenis, casus (Lat.), episode, evenement, feit, gebeuren, geschiedenis, geval, historie, lotgeval, tafereel, toedracht, verschijnsel, voorval gebeurtenissen - daden, feiten gebied - aanleg (rechtbank), ambtsgebied, areaal, contrei, district, domein, erf, gewest, gezag, grondgebied, heerschappij, kreits, kring, land, landschap, landstreek, macht, rayon, regio, region, ressort, revier, ring, rijk, satrapie, sfeer, staat, stad, streek, terrein, territorium, veld, werkkring, zone gebied begroeid met rietplanten gors, rietland gebied dat eigendom is van een of meer staten - condominium gebied dat onder de ban staat - banaat gebied dat tussen twee hoge en twee lage drukgebieden - zadelgebied gebied der ongelovigen - Ipi gebied door een munteenheid beheerst - areaal gebied in Midden-Oosten - Afghanistan, Arabië, Armenië, Egypte, Irak, Iran, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Turkije gebied in Oceanië Samoa gebied in oorspronkelijke staat reservaat gebied in Zuid Afrika Natal gebied met gelijke invoerrechten tolgebied gebied met bepaalde flora - bioom gebied met bepaalde flora en fauna - bioom gebied met een oppervlakte gelijk aan een zesde van al het vaste land - U.S.S.R gebied of streek - zone gebied om grote stad banlieue gebied op de grens. van Brabant en Limburg - Peel gebied op Sumatra - Deli gebied van de dichtkunst - parnassus gebied van een baron - baronie gebied van een Markies markizaat, marktgraafschap gebied van een Meier meierij gebied van een Temeie areaal gebied van lage luchtdruk - depressie, trog gebied waar men in de oudheid de Olympische spelen hield - Elis gebied waarover de rechtsmacht van een persoon of lichaam zich uitstrekt - jurisdictie gebieden bevelen, bevelvoeren, commanderen, gelasten, heersen, heten, noemen, offeren, opdragen, ordenen, (toe)wijden, verplichten, vorderen, zeggen gebiedend - bindend, dictatoriaal, dwingend, imperatief, imperieus, noodzakelijk gebiedende wijs imperatief gebieder bevelhebber, gezaghebber, heer, heerser, hoofd, koning, leider, leidsman, machthebber, meester, vorst, imperator gebiederschap - heerschappij gebiedsdeel staatsgebied gebiedster -beminde, bevelvoerster, domina, heerseres, meesteres, uitverkorene gebiedsuitbreiding - anexatie gebijt geknabbel gebimbam beieren, gebeier, klokgelui gebint balkwerk, dakspant, dakstoel, kapstijl, spant, gebintbalk - bintbalk, hanebalk gebit - bit, dentuur, mondstuk gebit, deel van het - hoektand, kies, maalkies, snijtand, tand gebit en leidsel toom gebitknop - spang gebitsdeskundige - dentist gebitsregulatie - orthodontie gebitverzorger - tandarts geblaas - gepoch, gesnoef gebladerte groen, lommer, loof, lover gebladerte van eiken eikenloof geblakerd - verbrand geblazen voorwerpen in de koeloven verzorgen - pleger gebleekte dunne katoenen stof - renforce geblèr - gehuil geblesseerd bezeerd, blasé, gekwetst, geraakt, getroffen, gewond geblesseerde - gewonde gebliksem - geharrewar, gezanik, gezeur gebloemd neteldoek - doerias geblokkeerd - afgesloten, ingesloten, omsingeld, vast gebloosd - blozend gebluf - gasconnade, gesnoef, gepoch gebluste kalk - calciumhydroxyde gebocheld - bultig, gebult gebocheld iemand bochel, bultenaar gebochelde bochel, bultenaar, krates gebochelde van Parijs - Quasimodo gebod afkondiging, bevel, bevelschrift, commando, dienstbevel, dienstorder, drink, eet, ga, injunctie, irade, kom, last, legerorder, machtwoord, mobilisatiebevel, oekase, opdracht, oproep, oproeping, order, regel, sta, voorschrift, verordening, verordering, voorschrift, weg, wet gebod drink, eet, ga, kom, sta, weg gebod voor militairen commando, dienstbevel geboefte addergebroed, crapule, gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, geteisem, janhagel, schoft, schorem, schorremorrie, schuim, slangegebroed, triefel, tuig, uitvaagsel geboeid aandachtig, gebonden, geketend gebogen gekromd, gewelfd, krom, rond gebogenbalk - krommer gebogen balk van een scheepsromp - rib, spant gebogen been - rib, rif gebogen blaashoorn - bugel, kornet, piston gebogen buis - bochtstuk gebogen dolk (Ind.) - rentjong gebogen haak - kram gebogen handvat - hengsel gebogen dolkmes - rentjong gebogen draadje - kram gebogen hoorn bugel, kornet, piston gebogen houding - gebukt gebogen kapmes - macheke(lnd.) gebogen liggen - knielen gebogen lijn bocht, curve, haal, kegelsnede, kromme, kromming, krul, parabool, spiraal gebogen neus - arendsneus gebogen pen - marlpen gebogen priem - els gebogen rand v/e metalen plaat - fels gebogen slagwapen met een snede - sabel gebogen stang waar sloepen aan hangen - davit gebogen stuk hout van een scheepsromp ribbe, spant, rib gebogen stuk waaruit een vat is samengesteld - duig gebogen vlak van kegel mantel gebogen werpknots - boemerang gebogen zoldering - gewelf gebogen zwaard - kromzwaard,. sabel gebonden dik, druk(bezet), latent, liëto (muz.), legato(muz.), lijmerig, onvrij, vast, verborgen gebonden van spijzen - lobberig gebonden - afhankelijk, bezet, onvrij, vast gebondenheid - alliantie, gehechtheid, liaison, plicht, verbondenheid gebons geklop, gebeuk, gestoot geboomte boom, boomgewas, bos, bosschage, foreest, Loo, woud geboord - om boord geboorte afkomst, afstamming, baring, bevalling, komaf, rang, stand, wording geboorteadel in het oude Athene - Eupatriden geboortenbeperkend middel - anticonceptivum, condoom, pil geboortebeperking - anticonceptie geboorte betreffend - nataal geboorte voorafgaand - prenataal geboortecijfer nataliteit, nativiteit geboortedag verjaardag geboortedrank - kandeel geboortegodin - Eileithyia geboorteland - vaderland geboorteleer - tokologie geboorte voorafgaand prénataal geboorteplaats van Abraham Ur geboorteplaats van Adenauer Keulen geboorteplaats van Alexander Pella geboorteplaats van Amphion, Hercules en Pindaru - Thebe geboorteplaats van Andersen Odense geboorteplaats van Apollo Delos geboorteplaats van Aristoteles Stagira geboorteplaats van Aurelius en Artemis Rome geboorteplaats van Bach Eisenach geboorteplaats van Baden Powell London geboorteplaats van Beethoven Bonn geboorteplaats van Boeddha Kapilavestoe geboorteplaats van Brahms Hamburg geboorteplaats van Brederode Amsterdam geboorteplaats van Caspers Lahaye geboorteplaats van Christus - Bethlehem geboorteplaats van Chroetsjow Kalinowka geboorteplaats van Columbus Genua geboorteplaats van Goethe Frankfurt geboorteplaats van Van Gogh Zundert geboorteplaats van Haydn Rohrau geboorteplaats van Heine Keulen geboorteplaats van Jezus Bethlehem geboorteplaats van Mendelssohn Hamburg geboorteplaats van Mohammed Mekka geboorteplaats van Mozart Salzburg geboorteplaats van Napoleon Ajaccio geboorteplaats van Piet Heyn Delfshaven geboorteplaats van Rembrandt Leiden geboorteplaats van Rossini Pesaro geboorteplaats van Samuel Rama geboorteplaats van schepen - dok, scheepswerf geboorteplaats van Schubert Lichtenthal geboorteplaats van Timmermans Lier geboorteplaats van Tsjaikowski Wotkingk geboorteplaats van Vondel Keulen geboorteplaats van Wagner Leipzig geboorteplaats van Willem de Zwijger Dillenburg geboortesteen agaat, amethist, beryl, diamant, granaat, jaspis, opaal, robijn, saffier, sardonyx, smaragd, topaas, turkoois geboortestreek vaderland geboorteteken uit de dierenriem - ascendant geboorteuur - nativiteit geboortig - aangeboren, afkomstig, afstammend, atief geborduurde letterlap - merklap geborduurde rand --feston, festoen geborduurde zware zijden stof brocaat, brokaat geboren - geb. ,ontstaan, voortgekomen geboren en getogen - grootgebracht, opgegroeid geborene kind, kroost, telg geborgen - beschut, onderdak, veilig, zeker geborneerd - bekrompen, kleingeestig, kortzichtig geboterde snede brood - boterham gebouw barak, bejaardenhuis, bouwsel, bouwwerk, bungalow, dom, etablissement, fabriek, huis, kantoor, kasteel, kathedraal, kazerne, kerk, loods, monument, museum, opstal, perceeltoren, stationsgebouw, stoomgemaal, toren, woning gebouw aan de godsdienst gewijd - kapel, kathedraal, kerk, moskee, tempel gebouw aan wetenschap en kunst gewijd - muzentempel, odeon gebouw gewijd aan wetenschap of kunst - muzentempel gebouw met ketels - ketelhuis gebouw in Amsterdam RAI, Beurs. Paleis, C.S., Munt gebouw in Athene - Prytaneum gebouw voor besmettelijke ziekte - barak gebouw in Granada Alhambra gebouw in Leningrad Hermitage gebouw in Londen Tower gebouw in Madrid Prado, Escoriaal gebouw in Moskou Kremlin gebouw in Parijs Eifeltoren, Elysée, Louvre, Odeon, Sorbonne gebouw in Rome Pantheon, Colosseum gebouw in Rotterdam Euromast gebouw in Toledo Alcazar, Alhambra gebouw in Washington Capitool gebouw in de oudheid voor wedstrijden op kunstgebied - odeon gebouw van volksvertegenwoordiging parlement gebouw voor boeken bibliotheek gebouw voor dressuur circus gebouw voor kunst – museum, theater, odeon gebouw voor kunstwedstrijden odeon gebouw voor officiële weging - waag gebouw voor paardrijden manége gebouw veer quarantaine barak gebouw voor sport stadion, sporthal gebouw voor toneelvoorstellingen theater, schouwburg gebouw voor vee - stal gebouw voor wedstrijden op kunstgebied - Odeon gebouw waar van overheidswege goederen gewogen worden - waag gebouwencomplex - etablissement gebraad - kotelet, wildbraad gebraad van wild - wildbraad gebrabbel - wartaal gebraden gehakt vlees - frikadel gebraden ribstuk kotelet, karbonade gebraden runderrib - karbonade gebraden rundvlees - rosbief, roastbeef gebraden (stuk) vlees - bout, haas, harst(je), biefstuk, braadstuk, cotelet, karbonade gebraden vlees (Sp.) - asado gebraden worden - roosteren gebral - geklets, gesnoef, gezwets gebrand en fijn gemalen calciumsulfaat - gips gebrand gips pleister gebrand linnen tondel, tonder gebrande gerst - mout gebrande kalk - calciumoxyde gebrande klei - chamotte, terracotta, gebrande oker - sienna gebrande paardeboon - molleboon gebrande suiker buisman, karamel, koffiestroop, noga, gebrande vuurvaste klei - chamotte gebrandheid - belustheid gebras - geslemp gebreid damesjasje - cardigan gebreid en geweven ondergoed - lingerie gebreide kleding voor dames - twinset gebreide visfuik kub gebrek afwezigheid, armoe, armoede, behoefte, defect, deficientie, derving, euvel, evel, faal, feil, fout, gemis, imperfectie, indigentie, kommer, krapte, krimp, krimping, kwaad, kwaal, leemte, manco, mangel, mankement, misere, misslag, misstap, nood, nooddruft, ondeugd, ongemak, ongerechtigheid, ongesteldheid, ontbering, ontstentenis, onvoldoendheid, onvolkomenheid, onvolmaaktheid, schaarste, tekort(koming), vergissing, ziekte, zonde, gebrek aan begrip - onbegrip gebrek aan bloedkleurstof - anemie gebrek aan eenheid - pluriformiteit gebrek aan eetlust - anorecie, digotrofie gebrek aan erkentelijkheid - ondank gebrek aan eten - voedseltekort gebrek aan fijn gevoel - onkies gebrek aan flinkheid - slapte gebrek aan gal - acholie gebrek aan geld - armlastig gebrek aan goede wil - onwil, weerspannigheid gebrek aan moed - lafheid gebrek aan muzikaal gehoor - amusie gebrek aan ondervinding apirie, aporie, onbedrevenheid, onervarenheid gebrek aan overeenstemming - disharmonie gebrek aan regen droogte gebrek aan ruimte plaatsgebrek gebrek aan speeksel - asialie gebrek aan vitamine B - beriberi gebrek aan vitamine C scheurbuik, scorbuut gebrek aan vitamine D - rachitis gebrek aan vitaminen - avitaminose gebrek aan voedsel - asipie, honger gebrek aan wilskracht - aboulie gebrek aan wind - blak gebrek bij een paard - ezelskruis, reebeen gebrek in gegoten ijzer - gal gebreke (in) - immora, mora, nalatig, verzuim gebrekkelijk gebrekkig gebrekkig armoedig, behoeftig, defectueus, decaduc, decrepitus, efectief, gehandicapt, halfbakken, houterig, hulpbehoevend, hulpeloos, imparfait, imperfect, invalide, kaduk, kaduuk, krukkig, kwalijk, lacuneus, mank, misdeeld, mismaakt, misvormd, onbeholpen, ondeugdelijk, onhandig, imparfait, onvolkomen, onvolledig, onvolmaakt, onvolwaardig, primitief, slecht, stumperig, stuntelig, verminkt, vicieus, zwak gebrekkige - invalide gebrekkig krukkig - stuntelig gebrekkig lopen strompelen, hompelen, mank gebrekkig lopend - mank gebrekkig lopende - manke gebrekkig (onhandig) persoon - stuntel gebrekkig praten - brabbelen, stamelen, stotteren gebrekkig spreker - stamelaar gebrekkige - invalide gebrekkige hartwerking - asystolie gebrekkige reukzin - parosmie gebrekkigheid - caduciteit, infirmiteit, invaliditeit, kaduciteit gebrekziekte - avitaminose, beriberi, scheurbeuk gebries - gebrul gebrocheerde stof - broché gebroddel geknoei, knoeiwerk gebroed - broedsel, broeisel, geboefte, gedierte, gespuis, kroost gebroederlijk - samen gebroeders Gebr. gebroken defect, dof, futloos, haperend, kapot, refractair, stuk, teleurgesteld, terneergeslagen gebroken akkoord - arpreggio (muz.) gebroken boekweit - grut gebroken gang van paard - middelgang gebroken eens gegeven woord woordbreuk gebroken gerst - gierst, gries gebroken getal breuk gebroken glas scherven gebroken graan - gries, grut gebroken iemand geslagene gebroken kap op een huis - mansardedak gebroken mout - gries gebroken plaats - breuk gebroken praten haperen, haspelen, stamelen, stotteren gebroken taal kromtaal gebroken tarwe - griesmeel gebroken steen - puin, steengruis, steenslag gebroken waar - brekage gebroken woord - woordbreuk gebrom gekijf, gegrom, geknor, gemopper, genurk, gesnor gebruik - aanwending, adat, besteding, emplooi, formaliteit, genot, geplogenheid, gewoonte, manier, mode, mos(mores), nuttiging, regel, rite, traditie, uitgave, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang gebruik in kerk ceremonie gebruik in kleding mode gebruik maken van wisselend vervoer - pendelen gebruik van listen trucage gebruik van meer woorden dan nodig is - pleonasme gebruik van zinnebeelden allegorie, allegorisme gebruikelijk gangbaar, gewoon, habitueel, in, normaal, normaliter, gemeenlijk, ordinair, ritueel, traditioneel, usueel gebruikelijke betalingstermijn - uso gebruiken - aangrijpen, aanvatten, aanwenden, bedienen, behandelen, benutten, besteden, bezigen, brillen, cons, consumeren, employeren, eten, hanteren, innemen, mores, nemen, nuttigen, toepassen, uitoefenen, utiliseren, verorberen, verplaatsen, verstoken, vervolgen, waarnemen, gebruiker consument gebruiker van rookwaren roker, smoker gebruikmaken van twee draden - bifilair gebruiksartikel van walvisbaard - balein gebruiksgoed kleding, machine gebruiksvoorwerp mes gebruikt - benut, gebezigd gebruikt bij het melken melkemmer gebruikt de bakker - bakvorm, bloem, boter, deeg, gist, meel, suiker gebruikt de boer eg, karn, ploeg gebruikt de goudsmid - ank gebruikt de hengelaar aas, dobber, hengel, werpmolen gebuikt de kunstschilder ezel, kwast, mes, palet, penseel, gebruikt de naaister garen, naaimachine, naald, rijggaren, spelden gebruikt de schilder kwast, ladder, lijnolie, olie, plamuur, roller, stopverf, terpentine, verf gebruikt de schoenmaker els, ijzergaren, leer, leest, schoensmeer gebruikt de timmerman - hamer gebruikt de turner bok, brug, mat, rek, rekstok, ringen, toestel, wandrek gebruikte Hugo de Groot om te ontsnappen - kist gebruikte run - bark, kif gebruis - gehuil, geruis, getier gebruik van meer woorden dan nodig - pleonasme gebruind - tanig gebrijzeld graan - griesmeel gebrijzeld iets - gruis gebuikt - corpulent, dik, lijvig gebukt - gebogen, gekromd, voorover gebulder van de storm - geloei geburen - buren, buurlieden, buurlui geburin - buurvrouw gecacheteerd – vergezeld gecalligrafeerd bewijs - oorkonde gecamoufleerd - verkapt gecarbureerde lucht - luchtgas gecastreerd paard - ruin gecastreerd rund - os gecastreerd schaap - hamel, weer gecastreerd varken - barg, borg gecastreerde bok - hamel gecastreerde haan - kapoen gecastreerde harembewaker eunuch gecastreerde hengst - ruin gecastreerde kip - kapoen, poularde gecastreerde ram - hamel gecastreerde stier - os gechargeerd komisch - burlesk gecharmeerd bekoord, gevleid geciviliseerd beschaafd gecombineerd - samen, samengevoegd, verenigd gecommitteerde gevolmachtigde, lasthebber gecompliceerd ingewikkeld gecompliceerdheid - ingewikkeldheid geconcentreerd - gebundeld, samentrekking, sterk, versterkt geconcentreerd aftreksel - essence geconcentreerde lichtstraal laser(straal), lichtbundel gecondenseerd neergeslagen, ingedikt, verdicht gecondenseerde damp - dauw geconfijte schil van een citroen sukade geconfijt reepje schil van een sinaasappel - snipper geconfijte kers - bigareau geconfijte vruchten - confitures geconfijte wortelstok van een Ind. Plant gember, sucade geconfirmeerd bevestigd geconjugeerd toegevoegd geconserveerd ingeblikt, verduurzaamd geconsferneerd - onthutst, ontsteld, verbaasd geconsterneerd onthutst, ontsteld, verbaasd geconstipeerd - hardlijvig gecontinueerd vervolgd, voortgezet gecostumeerd - verkleed gecostumeerd feest maskerade gecoupeerde hond of paard - mots gecultiveerd beschaafd, ontwikkeld, verfijnd, verzorgd gedaagde - gedagvaarde gedaagde in (hoger) beroep - geappelleerde, geïntimeerde, gedaald vertrouwen - miscrediet gedaan - afgehandeld, afgelopen, fini, gebeurd, geëindigd, gereed, klaar, uit, verhandeld, verricht, voorbij gedaan en bieden (beurst.) - gb. gedaan en laten (beurst.) - g.l. gedaan geven - ontslaan gedaan krijgen - klaarspelen gedaante beeld, fantoom, figuur, geest, gestalte, habitus, houding, leest, lichaam, postuur, schijn, schim, spook, uiterlijk, verschijning, voorkomen, vorm gedaante geven formeren, maniëren, vormen gedaante gevend - plastisch gedaante onder wit laken - spook gedaanteleer - morfologie, vormleer gedaanteverandering metamorfose, omschepping, transfiguratie, transformatie, gedaanteverwisseling gedaanteverwisseling - metamorfose, vormverandering gedaantevorming anamorfose gedaas - geklets, geleuter, rimram, zotteklap gedachte aandenken, bedoeling, begrip, beraad, beraming, beschouwing, denkbeeld, denkvermogen, dunk, gedachtenis, gepeins, gevoelen, herinnering, idee, inval, mening, nadenken, notie, notitie, oordeel, overdenking, overlegging, overweging, plan, vermoeden, oetstoots, voornemen, voorstellingsvermogen, zienswijze gedachteloos achteloos, automatisch,onberaden, onbezonnen, onbewust, ondoordacht, onnadenkend, suf, verstrooid, werktuigelijk, willekeurig gedachteloos gebruik sleur gedachteloos zijn - suffen gedachteloze naprater - beo gedachteloze napraterij - psittacisme gedachtenbeeld - denkbeeld, droombeeld, fantasie, hersenschim, idee gedachtengang - oogmerk, gedachtenloop gedachten in slaap droom gedachtenis aandenken, commemoratie, geheugenis, herdenking, herinnering, memorie, relique, souvenir, teminiscentie gedachtenisteken - memento, memoria gedachtenisviering - commemoratie gedachtenoverbrenging - telepatie, telepathie gedachtenuithaal - tirade gedachtenuiting - opmerking gedachtelezen clairvoyance, helderziendheid, telepathie gedachtelezer telepaat gedachteloop gedachtegang gedachtestelsel - gnostiek gedachtewisseling debat, discussie, dispuut gedane moeite - poging gedagtekend - dd, dato gedagtekend geschrift - cognossement, connossement gedarmte - ingewanden gedartel - gehuppel, gestoei gedagvaarde - gedaagde gedateerd antiek, d.d., ouderwets, verouderd, van gedaver - gedender, gedreun, lawaai gedebaucheerd - losbandig, ontuchtig, verliederlijkt gedecideerd beslist, ferm, flink, vastbesloten gedecideerdheid - beslistheid, vastberadenheid gedecimeerd uitgedund gedecolleteerd gedurfd, gewaagd gedecoreerd - geridderd gedecreteerd - besloten, vastgesteld, verordend gedeeld - gesplitst gedeeld door - deling gedeeld door twee - gehalveerd gedeelte afdeling, brok, deel, episode, fragment, helft, kaveling, kwart, lid, onderdeel, paragraaf, part, partij, portie, segment, stuk, traject, viertel, zone gedeelte (med.) - portio gedeelte bij het dakschild - aandak gedeelte der kleurenleer epoptica gedeelte van de mis canon gedeelte van de Spaanse hoogvlakte Morena gedeelte van een aandeel - certificaat gedeelte van een boek - paragraaf gedeelte van een bouwland - akker gedeelte van een cirkelvlak - segment gedeelte van een dijk om overtollig water af te voeren - overlaat gedeelte van een periode - fase, tijdvak gedeelte van een schouwburg - orkest gedeelte van een woonvertrek - eethoek gedeelte van het aangezicht - kin, lip, mond, neus, oog(lid), wang, wenkbrauw, wimper gedeelte van het anker van een gelijkstroomdynamo - collector gedeelte van het vaarwater - rak gedeelte van iets - partij gedeelte van opmerkzaam maken - attenderen gedeelte van premie dat men terugkrijgt bij verval van verzekering restorno gedeelte van.... zie deel van gedeelte van Sumatra - Deli gedeeltelijk anderdeels, deels, deelsgewijze, demi, fragmentarisch, half, kwart, onvolkomen, onvolledig, partiaal, partieel, partim, semi gedeeltelijk van bewegingen beroofd lam, verlamd gedeeltelijk kunstmatige vezel - rayon, acetaatrayon gedeeltelijk samenvallen - overlappen gedeeltelijk van bewegingen beroofd - lam, verlamd gedeeltelijk vergoeden - tegemoetkomen gedeeltelijke breuk – barst, knak, knik, scheur gedeeltelijke gebitsprothese - bovengebit, ondergebit gedeeltelijke spierverlamming - pares(i)e gedeeltelijke verduistering van de maan (maan)eclips gedeeltelijke vergoeding tegemoetkoming gedegen beproefd, degelijk, doordacht, ontaard, onvermengd, zuiver gedegenereerd - ontaard gedegenereerde - ontaarde gedegenheid degelijkheid gedekt - bevruchtbeschut gedekte staatsschuld - consola gedekte tafel dis gedelegeerde aangewezene, afgevaardigde, gemachtigde, gevolmachtigde gedelgd worden - delging gedempt dof, gevoileerd, mat, omfloerst, onderdrukt, wazig, zacht gedempt (It.) - suffocato gedempt (muz.) - dof, mat, sordo, zacht, fluisterend gedender - gedaver gedender - gedaver gedenk - memento gedenk te sterven - m.m. gedenkblad - historieblad gedenkboek - memorandum gedenkdag - jaardaag, verjaardag, herinneringsdag gedenkdag van een heilige naar wie men genoemd is - naamdag gedenken - bedenken, herinneren, memoreren, terugdenken, vieren gedenkenis -aandenken, gedachtenis, gedenkschrift, gedenkteken gedenkjaar - jubileum gedenknaald obelisk gedenkpenning - erepenning, kroonmunt, medaille, medalje gedenkplaat plaket, plaquette gedenkschrift - memorandum, memorie gedenkschriften memoires gedenksteen - gedenkteken gedenkstuk - gedenkteken gedenkteken cenotaaf, gedenksteen, megaliet, memoriaal, monument, naald, obelisk, steen gedenkteken op een graf - epitaaf, grafmonument, grafsteen, tombe, zerk gedenkteken uit de prehistorie - megaliet gedenkteken van een overledene wiens lijk men niet heeft - cenotaaf gedenktijd - epoque gedenkuitgave album gedenkwaardig - commemorabel, memorabel, merkwaardig gedenkwaardige zaken - memorabilia gedenkwaardigheden - memorabilia, omemorandum gedenkzuil eerzuil, erezuil (fig.), grafzuil, kolom, monoliet, monument, naald, obelisk, pilaar, pyloon, rotszuil gedeporteerde - banneling gedeprimeerd - neerslachtig gedeputeerd - afgevaardigd, gedeputeerde - afgevaardigde, volksvertegenwoordiger Gedeputeerde Staten G.S gedesillusioneerd - ontgoocheld, teleurgesteld gedestineerd - bestemd gedetailleerde beschrijving van iemand - signalement gedetermineerd vastgelegd gedetineerd gevangen gedetineerde gevangene gedicht - acrosticon, azang, ballade, barancolle, cantate, dicht(stuk), dichtwerk, eeuwzang, elegie, eloge, epode, epos, erimeker, hekeldicht, heldendicht, herderslied, klinkdicht, klinkerd, kwatrijn, leerdicht, lied, lierdicht, limmerick, lofdicht, mengeldicht, ode, pastorale, poème, poëem, poema, poëmata, poëzie, puntdicht, romance, rondeau, rondeel, rijm, slagdijn, sonnet, strofe, triolet, vers, zang gedicht door de rapsoden voorgedragen - rapsodie gedicht, eenvoudig - rijm gedicht in disticha - epode gedicht van Gorter Mei, Pan gedicht over onbedorvenheid – idylle gedicht van dertien regels - rondo gedicht van Emants - lilith gedicht van Frederik van Eeden - Ellen gedicht van Gorter - mei, pan gedicht van Homerus - Odyssee gedicht van Kloos - okeanos, rhodopis gedicht van Ovidius - Fasti gedicht van Perzisch-Arabische oorsprong - ghazal gedicht van Tollens - Hondentrouw gedicht van Verwey - Persephone gedicht van Virgilius - Enide gedicht van 4 regels - kwatrijn gedicht van 8 regels - triolet gedicht (verhalen) - boerde, Fabliau, lierdicht, lyriek, sproke gedichtenboek - bundel gedichtencyclus van Perk Mathilde gedichten uit de middeleeuwen - ridderpoëzie gedichtenverzameling bundel gedichtje - rijmpje, versje gedienstig behulpzaam, bereidwillig, coulant, dienstvaardig, dienstwillig, faciel, gevoegzaam, hulpvaardig, inschikkelijk, officieus, prevenant, voorkomend gedienstige dienares, dienstbode, dienster, dienstmeisje, huishoudster, meid gedienstigheid - behulpzaamheid, dienstvaardigheid, dienstwilligheid gedierte - dierage, fauna, gebroed, ongedierte gedijen - aarden, floreren, groeien, prospereren, reütieren, sarden, slagen, strekken, tieren, wassen geding - geschil, onderwerp, principaal, procedure, proces, rechtsgeding, rechtszaak, zaak geding voeren procederen geding voerend procederend geding voerende partij litigant gedissel gekibbel, gestribbel gedistilleerde dranken - alcoholica gedistilleerde kleur - aniline gedistileerde steenkool - cokes gedistingeerd - deftig, fijn, voornaam gedoe - bedoeling, bedrijf, gedoente, gedonder, drukte, geduvel, gezanik, iets, last, leven, moeite, nering, omhaal, omslag, opschudding, raars, soesa, toestand gedoente - drukte gedogen dulden, lijden, ondervinden, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, vergunnen, veroorloven gedol - gestoei gedoofd - uit gedoopte jood (in Spanje) - maraan gedorste halmen stro gedraaf draven, gehol, geren, geloop gedraaid - getordeerd, gewrongen gedraaide punt prikkeldraad) - distel gedraaide vorm - torsie gedraaidheid - torsie gedraal - getalm gedrag allure, bewegingen, bezigheid, compertement, comportement, conduite, doening, gang, gedraging, gedragslijn, habitus, handeling, handelwijze, houding, levenswijze, manier (van doen), oppas, optreden, stijl, verzorging, wandel, zorg gedragen breeduit, gebruikt, largo, plechtstatig, sostenuto, statig, tweedehands gedragen (muz.) portando gedragen als een kind - kinds gedragen tempo (muz.) sostenuto gedraging doening, gewoonte, houding, manier gedragingen - handelswijze gedragingen als van gekken - dolhuiskuren gedragsdecorum - etiquette gedragskundige - agoog gedragsleer - enthologie gedragsleer van dieren en planten - ethologie gedragslijn code, fatsoen, grondregel, houding, instructie, mode, moraal, norm, regel, zede gedragspatroon handelingen, manieren, optreden gedragspsychologie behaviorisme gedragsregel canon, fatsoen, gedragslijn, mode, moraal, norm, voorschrift, zede gedragswetenschap - psychologie, sociologie gedrang drukte, foule, gewoel, menigte, mensenmassa, samenscholing, scrimmage, verdrukking, (volks)oploop, volte gedrang van spelers voor het doel - scrimmage gedrenkt in vloeistof nat gedresseerd afgericht, beleerd, gedrild, geoefend, getemd gedreun - bons, bons gedreven - gebosseleerd, bezield, gehaast gedrevenheid - bezieling gedrild - afgericht gedrocht gebochelde, draak, gnoom, misbaksel, misgeboorte, monster, ondier, spook, wanschepsel gedrocht op Kreta - Minotaurus gedrochtelijk lelijk, mismaakt, misvormd, monstrueus, monstrum, monsterachtig, wanschapen, wanstaltig gedrochtelijk wezen - monster gedrochtelijke grootte - enormiteit gedrochtelijkheid - misvormdheid, monsterachtigheid, monstruositeit, wanschapenheid, wanstaltigheid gedrochten - prodigiën gedrocht op Kreta - Minotaurus gedrongen beknopt, compact, geserreerd, gezet, klein, kort, pycnisch gedrongen van postuur - kort gedroogd bisonvlees - pemmekan, pemmikan gedroogd gras hooi gedroogd melksap uit papaver - amfioen, opium gedroogd melksap van de bolletrieboom - balata gedroogd plantensap - kino gedroogd vlees - den(g)deng (Indon.) gedroogd vlees (Indianen) - pemmika(a)n gedroogd vlees van de kokosnoot copra gedroogd zeewier - agar-agar gedroogde bladeren verzameling herbarium gedroogde bloemstengels saffraan gedroogde dors - titeling gedroogde druiven krenten, rozijnen gedroogde en gemalen meekrapwortel - krap gedroogde gerstekiemen - mout gedroogde halmen stro gedroogde heilbotvinnen - raf gedroogde kabeljauw klipvis, leug, stokvis gedroogde leng - stokvis gedroogde melksappen en hars van de bolletrieboom balata gedroogde mest van zeevogels - guano gedroogde onrijpe vrucht van de pimentboom - piment gedroogde palmbladeren kadjang gedroogde pit van nootmuskaat - pala (Ind.) gedroogde plantenverzameling - herbarium gedroogde pruim - pruimedant, pruzel gedroogde rugvinnen van heilbot - raf gedroogde rundermest - dungcakes gedroogde rundermest (Ind.) - gorj gedroogde schol - braad gedroogde soepgroente - julienne gedroogde vis bokking, stokvis gedroogde vogelmest guano gedroogde vruchten - tuttifrutti gedroogde vrucht van pimentboom - piment, jamaïcapeper gedroogde witte pruim - prunel gedroogde zoden van veenachtige heidegrond schadde gedroom gesuf gedorste halmen - stro gedruis gerommel, herrie, keet, lawaai, leven, onrust, opschudding, rumoer, tumult gedrukt bedrukt, bezwaard, depressief, gedrongen, neerslachtig, sip, somber, zwaarmoedig, gedrukt bericht – bulletin gedrukt boek - kapitalon gedrukt geschrift - pamflet gedrukte lijst v/e universiteit - series gedrukte plaat ets, litho, prent gedruktheid - accablement gedubbeld garen - tweern gedubbeld tweedraads garen - twijn geducht aanzienlijk, behoorlijk, bijzonder, danig, deerlijk, degelijk, erg, flink, formidabel, gevreesd, geweldig, grondig, hevig, intens, kloek, machtig, ontzaglijk, redoutabel, respectabel, schromelijk, sinister, terdege, vervaarlijk, vreselijk, zeer geduld berusting, eupathie, gelatenheid, kalmte, lankmoedigheid, lijdzaamheid, patiëntie, rust, stoicisme, volharding geduldspelletje - patience geduld vergende bezigheid wachten geduldig – bedaard, duldzaam, gedwee, gelaten, kalm, lankmoedig, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, rustig, toegevend, wee geduldwerk borduurwerk (fijn), legkaart, monnikenwerk, naaiwerk (fijn), peuterwerk, patience, priegelwerk, puzzel gedupeerd bedrogen, beetgenomen, gefopt gedupeerde benadeelde, bedrogene, slachtoffer, geduren standhouden, voortduren gedurende - hangende, in, inter, onder, onderwijl, over, para, staande, terwijl, tijdens gedurende de dag daags, overdag gedurende korte tijd even gedurfd - driest, ferm, gewaagd, koen, moedig, overmoedig, riskant, stout, vermetel gedurfd modern - hip gedurfde prestatie - bravourstukje, kunststuk, kunstvlucht, stunt gedurig aanhoudend, aldoor, almaar, constant, dikwijls, gestaag, gestadig, herhaald, herhaaldelijk, onophoudelijk, permanent, regelmatig, riskant, staag, steeds, steevast, telkens, vaak, vermetel, voortdurend gedurig aangroeien - voortwoekeren gedurig toeten - toeteren geduvel - gedoe, gedonderjaag, gekwel, gelazer, gezanik, herrie geduw - gedrang, verdrukking gedwaal gedool gedwee - berustend, buigzaam, dienstwillig, docie, dociel, faciel, flexibel, geduldig, gehoorzaam, gelaten, gewillig, gezeglijk, handelbaar, handzaam, inschikkelijk, mak, makkelijk, maniabel, meegaand, onderdanig, onderworpen, slaafs, soepel, soumis, tam, tractabel, volgzaam, week, zacht, zoet gedweeheid buigzaamheid, dociliteit, flexibiliteit, gewilligheid, handzaamheid, makheid, meegaandheid, onderdanigheid, onderworpenheid, passiviteit, slaafsheid, tamheid, volgzaam(heid), weekheid, zachtheid gedweep - exaltatie, fanatisme, geestdrijverij, idolatie, zelotisme gedwongen - compulsief, geforceerd, gegeneerd, gekunsteld, gemaakt, genoodzaakt, gezocht, kunstmatig, node, onnatuurlijk, onvrijwillig, onwillig stijf, tegen, verplicht gedwongen afzondering arrest, celstraf, quarantaine gedwongen door geweld - v.c. (vi coactus) gedwongen keuze alternatief gedwongen ligtijd - quarantaine gedwongen verblijf - arrest gedwongen verblijf in een vertrek - kamerarrest, quarantaine gedwongen verblijf van schepen of goederen - quarantaine gedwongen wachttijd - quarantaine gedwongen worden - moeten, verplicht gedwongen zijn moeten gedwongenheid - gemaaktheid, stijfheid, geaffecteerdheid, geforceerdheid, gezochtheid gedijen - aarden, bloeien, gelukken, groeien, opgroeien, tieren, wassen, welvaren geëchauffeerd - boos, driftig, opgewonden, verhit geëerd - geacht geëigend - geschikt geëindigd afgelopen, basta, fini, over, uit geëindigde tijdkring begint weer - nieuw geef - detur geef (op recepten) - d(a) geef acht - attentie, opgelet geefachtig gul, mild geel - geluw, vaal geel aardhars - retiniet geel als stro - strogeel geel bruin - izabel geel bruine kleurstof - diatomine geel worden - gelen, vergeeld geel worden van het hoofdhaar - peenhaar geel zien - xanthopsie geelachtig - gelig, geluw, gul, mild, ongebleekt geelachtig paard - bleekvos, geelvos geelachtig wit - izabel geelachtig wit stenen goed faience, roomgoed geelachtige delfstof zwavel geelachtige edelsteen - beril, izabel geelachtige faience roomgoed geelachtige rode wijnsoort - paillet geelbes - avignonbes, wegedoorn geelbloem - reukgras, winterkoolzaad geelborstje - spotvogel geelbruinig tanig geelbuikje - geelborstje geelgors - geelgarsje, geelgierst, gerstkneu, gierstvink, haverkneu geelgroene steen - chrysoliet, peridot geelgrijs - beige geelhars gummi geelhartje - purgeervlas geelhout fisethout, fustiekhout geelkleurig vospaard - goudvos geelkop - zeearend geelkoper - double, latoen, messing, tombak geelkoper met laagje goud of zilver - doublé geelkoperwerk - dinanderie geelkruid reseda, wouw geellamplicht - natriumlamp, natriumlicht geel-oranje kleurstof - carotine geelrode verfstof orleaan geelster - Gagea geeltje - dukaat, geld, goudstuk geelvink - geeltje, goudvink Geelvinkbaai, eiland in de - Japèn, Noemfoor, Schouteneiland geelwit grauw, isabel, izabel geelwit metaal - strontium geelwitte hars - sandrak geelworm - leverbot geelwortel - kurkuma, saffraan geelijzersteen - geeloker, goethiet geelziek - nieuwziek geelzucht cholomie, galziekte, galzucht, geling, geluw, heparititis, icterus geelzucht hebben - gouddorst geelzwavel arsenicum - koningsgeel, operment geëmigreerde Chinees - sing(h)ke, ke geëmotioneerd - bewogen geëmployeerde - beambte geïmporteerd - driftig, oplopend geen - niemand, niets geen aandacht krijgen - grip geen aangename vrouw feeks, prij, tang, Xantippe geen aardse goederen bezittend - arm, berooid geen adem meer krijgen - stikken geen anderen navolgend oorspronkelijk, origineel geen deskundige leek geen eigendom - leen geen enkel ding - niets geen enkel mens niemand geen enkele uitgezonderd alle, allen, elk, elkeen, ieder, iedereen geen enkele zaak – niets geen geld meer – platzak, rut geen geluid doorlatend – geluiddicht geen geluk – pech, strop, tegenvaller geen gevoel - pijnloos geen gezag erkennend anarchist geen god erkennend atheïst geen hand uitsteken luieren, toekijken geen jood - goi geen kennis bezitten - dom, ignorant, onwetend geen knappe kop domoor, ezel, knuppel geen koper - kijker geen korte - lange geen krimp geven - volharden geen kunst kitsch geen melk gevend - gust geen mens niemand geen notie nemen negeren geen nut opleverend braak, nutteloos,onnut geen overdaad - eenvoud geen overheid erkennend persoon anarchist provo geen spaan - niets geen succes - echec, pech, strop geenszins - allesbehalve geen tijd hebbend bezet, druk geen uitstel kunnende lijden dringend, gewenst, hoognodig, urgent geen uitzondering alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, leder, elkeen, iedereen, iedere geen vakman leek, dilettant geen van beiden - neuter, niemand geen vaste standplaats hebbende - ambulant, nomadisch geen verband met de godsdienst - areligieus geen verboden en geboden in de thora - mitsva geen vocht bevattend droog, dor, uitgedroogd geen vruchten dragend - gust geen vuile - schone geen warmtestralen doorlatend - athermaan geen werkelijkheid droom, fantasie, verbeelding geen zedelijke verantwoordelijkheid kennende gewetenloos geen zeeman - landrot geen zin hebben - lusteloos, passen geëngageerd betrokken, verloofd geenszins - allerminst geep - flater, zeevis geeps - bleekgeel, ziekelijk geer - gerardskruid, kiel, spie, strook, zevenblad geërfde - ingelande geërgerd - geraakt geërgerdheid - verontwaardiging geertelsel - giervalk geest - anima, animo, brein, demon, duivel, elf, energie, engel, esprit, fantoom, gedaante, genie, genius, grappigheid, humor, karakter, kruim, pit, pneuma, psyche, satan, scherpzinnigheid, schim, sfeer, schim, spirit, spook, strekking, teneur, vernuft, verschijning, wezen, ziel geest van ammoniumchloride - salmiakgeest geest van azijn aceton geest van brandewijn - wijngeest geest van het nieuwe - modernisme geest van rijstcultuur - Sri geest van salmiak ammonia geest van wijn spiritus geest van zout zoutzuur geestachtig - kernachtig geestdodend - afstompend geestdrift aandrift, animo, bezieling, drift, elan, energie, enthousiasme, gemoedsbeweging, gloed, hartstocht, lust, spirit, trek, verrukking, verve, vervoering, vuur, ijver, zin geestdriftig bewonderd, bezield, energiek, enthousiast, fervent, gloedvol, hartstochtelijk, innig, spirituoso, vurig, vuurvol geestdriftig (muz.) spirituoso geestdriftig loflied - dithyrambe geestdriftig persoon - enthousiasteling geestdriftig slotwoord - peroratie geestdriftige aanvalsgeest - elan, opwelling, vuur geestdrijver dweper, fanaticus, zeloot geestdrijverij - dweepzucht, fanatisme, gedweep, sectarisme, zelotisme geesteloos - flauw, insipide geestelijk – bovenzinnelijk, clericaal, godsdienstig, immaterieel, kerkelijk, klerikaal, mentaal, onstoffelijk, priesterlijk, psychisch, religieus, spiritueel, stichtelijk, onstoffelijk, verstandelijk geestelijk adviseur moderator geestelijk ambt met kerkelijke inkomsten - prebende geestelijk anders - abnormaal geestelijk bekrompen - kleinburgerlijk geestelijk bestuur - prioraat geestelijk drama - passiespel geestelijk en zakelijk leven - cultuur geestelijk en wereldlijk hoofd van de Boeddhisten in Tibet - Dalai Lama geestelijk gevoel – gemoed, geestelijk gewaad albe,caban, habijt, koorhemd, pij, soutane, talaar geestelijk handboekje - lekenspiegel geestelijk hoofd in Arabië - imam, iman geestelijk hoofd in Atjeh imeum geestelijk hoofd van een - moskee, imam geestelijk kind - boekfiguur geestelijk leider - dominee, priester, voorganger geestelijk leider van een klooster - abt, overste, prior, proost geestelijk licht verspreidend - lumineus geestelijk lied gezang, hymne, koraal, psalm, spiritual geestelijk liefhebben - platonisme geestelijk opperhoofd - (Arab.)lmam geestelijk overwicht - gezag, invloed, prestige geestelijk plaatsvervanger vicaris geestelijk raar - abnormaal geestelijk verzorger – dominee, priester, provisor geestelijk volmaakt - heilig geestelijk vreemd van doen - abnormaal geestelijk vrij - vrank geestelijk wezen engel geestelijk zangstuk - oratorium geestelijke abbé, abt, acoliet, bisschop, broeder, clericus, curé, deken, diaken, dominee, ds, em., eminentie, frater, imam, kanunnik, kapelaan, kardinaal, monnik, non, ordebroeder, pastoor, pater, paus, pope, prelaat, prior, predikant, priester, rabbi, rabbijn, reverend, vicaris, voorganger geestelijke (vr.) abdis, non, zuster geestelijke aftakeling - dementie geestelijke afwijking - aberratie geestelijke afwijking ontstaan door langdurig verblijf in de tropen - tropenkolder geestelijke bijbeluitlegging - anagoge geestelijke die de leiding heeft van een klooster overste geestelijke die de mis opdraagt celebrant geestelijke die preekt dominee, predikheer geestelijke eenheid - saamhorigheid geestelijke goederen verhandelen - timonio geestelijke hergeboorte - regeneratie geestelijke herleving opwekking, reveil geestelijke hoogwaardigheidsbekleder bisschop, kardinaal, paus, prelaat, prior, vicaris geestelijke in het leger - aalmoezenier, legerpredikant, veldprediker geestelijke kloosterorde - benedictijnen, capucijners, dominicanen, franciscanen, jezuïeten, trappisten geestelijke kracht - energie, invloed geestelijke leraar - dominee, herder, pastoor, predikant, rabbijn geestelijke liefde platonisme geestelijke macht (Afr.) - ngai geestelijke manifestaties - astraal geestelijke meerderheid - superioriteit geestelijke of zinnebeeldige bijbeluitlegging - anagoge geestelijke ongevoeligheid - shock, trauma geestelijke orde - congregatie, gezindte, kerkgenootschap, sekte geestelijke raadgever - moderator, proost geestelijke ridderorde Johannieter. Tempelier geestelijke schakering modaliteit geestelijke schok - shock, trauma geestelijke stroming sekte geestelijke titel dominee, ds., eminentie, em., monseigneur mgr. geestelijke van domkerk - kapittelheer geestelijke van een plaats - pastoor geestelijke verbinding - resonantie geestelijke vereniging - congregatie, orde geestelijke verwantschap - congemaliteit geestelijke verzorger - aalmoezenier, provisor geestelijke vormen - formeren geestelijke waardigheid - kruinschering, rabbinaat, rasure, tonsuur geestelijke waardigheidsbekleder - bisschop, kardinaal, patriarch, paus, prelaat, prior, vicaris geestelijke zuster - non geestelijke ziekte met vermoeidheid en grote prikkelbaarheid - neurastenie, neurasthenisch geestelijkheid clerus, spiritualiteit geesteloos - dol, flauw, geestdodend geesteloos gezegde - flauwiteit geesteloosheid - apathie, flauwiteit, platheid geesteloze flauwert - melkmuil geesten elfen, spoken, genieën geesten der afgestorvenen - Laren, Lares, manen, manes, uanen, uanes geestenbanner bezweerder, exorcist, geestenbezweerder geestenbanning - duivelbanning, exorcisme, geestenbezwering geestenbezweerder - goêet, psychomant geestenbezwering - geestenbanning geestendom - afgestorvenen, engelen, geesten, geestenheir, spoken geestengeloof bijgeloof, spiritisme geestenleer - pneumatiek, pneumatologie, spiritisme geestenoproeper medium, psychosant geestenoproeping - goëtie, necromantie geestenuitbanning exorcisme geestenuur - middernacht geestenverering animisme geesten verschijning - fantasmagorie, geest, schim, spook geestenwereld - geestenrijk, schimmenrijk geestesafwijking - geestesbezwering, nigromantie, psychopathie geestesfilosofie - hegelianisme geestesgesteldheid denkwijze, geestvermogen, mentaliteit, stemming geesteshouding denkwijze,mentaliteit geesteslevend betreffend - spiritueel geestessplijting - schizofrenie geestesstoring - psychopathie, zielsziekte geesteswetenschappen - humaniora geestesziek dwaas, gek, krankzinnig geesteszieke idioot, krankzinnige, psychopaat geestesziekte - dementie, echolalie, latta (Ind. vrouwen speciaal), neurose, psychose, schizofrenie, waanzin geestesziekte in de tropen tropenkolder geesteszwakte - dementie, idiotie, ouderdom, psychasthenie geestgrond afgraven - afgeesten geestig adrem, attisch, betekenisvol, energiek, faceto, fraai, geestrijk, gevat grappig, grotesk, humoristisch, ingenieus, kernachtig, koddig, komisch, kostelijk, lakoniek, leuk, lollig, luimig, moppig, olijk, pikant, pit, pittig, schelms, scherp, schrander, snaaks, snarig, snedig, spits, spiritueel, vernuftig, vrolijk, zinrijk, zout geestig en leuk - aardig geestig gezegde - bon-mot, kwinkslag geestige kritiek - boutade geestige tekening cartoon, spotprent geestige uitval boutade geestige woordspeling - calembour, woordenspel geestige zet inval, saillie geestigheid - aardigheid, esprit, geestig, gevatheid, grap, grappigheid, humor, humoristisch, luim, mop, vermakelijk, zet geestkracht elan, energie, geducht, karakter, kloek, moed, pit, spirit, standvastigheid, stevig, wil, wilskracht geestkrachtig - energiek, wilskrachtig geestkracht tonend - ferm, kloek, moed geestrijk geestig, humoristisch, spiritueel, spiritueus, vernuftig geestrijk vocht - alcohol, rum geestrijke drank arak, cognac, jenever, rum, spiritus, whiskey, wodka, wijn geestrijke dranken - alcoholica, spiritualia, spiritualiën, spiritus, spirituosa geestrijkheid spiritualiteit, vernuft, vernuftigheid geestverheffing - anagoge, exaltatie geestvermogen - genie,intellekt, talent, verstand geestverrukking exaltatie, extase, geestvervoering, trance geestverschijning fantoom, hallucinatie, schim, spook geestverstrooiing - afleiding geestvervoering bezieling, emotie, exaltatie, extase, geestdrift, overspanning, trance, verheerlijking, verrukking, vervoering, zielsverrukking geestverwant - congeniaal, gelijkgezinde, medestander, partijgenoot geestverwant van Thomas Morus - utopist geestverwantschap - congenialiteit geestverwarring - delirium geestvol - bezield, volgeestig geestzwak - defect geëtste plaat - ets geeuw gaap geeuwen - gapen geeuwer - gaper geeuwerig - gaperig, saai, vervelend geeuwhonger - gadood, gadoop geëvenredigd - geproportioneerd geëxalteerd overdreven, overspannen gefantaseerd verhaal fabel, legends, mythe, parabel, sage, sprookje gefeliciteerd - proviciat gefemel - bigoterie, cant (schijnheilig) (Eng.), gekwezel, geteem, huichelarij, kwezelarij, schijnheiligheid gefigureerd versierd gefingeerd verdicht, verzonnen Gefjon, schepping van - Sjaellond gefleem - geflikflooi, gevlei geflodder - geknoei geflonker - schittering gefluister - gelispel gefoeter - gebrom, geknor gefonkel - geschitter gefopt - verschalkt gefopte - bedrogene, beetgenomen, dupe, gedupeerde geforceerd gedwongen, gemaakt, genoodzaakt, gewild, onnatuurlijk geforceerde kopstem falset geforceerde opening bres geformuleerde mening - oordeel gefronst weefsel - crêpe, frotté gefortuneerd rijk, vermogend gefortuneerd iemand rijkaard, miljardair, miljonair gefrankeerd tot aan de plaats van bestemming - PB gefundeerd - gegrond, stellig gefutsel - gebeuzel, geknoei, getalm gegaan heen, vertrokken, weg gegadigde belanghebbende, candidaat, dinger, kandidaat, reflectant, sollicitant gegalvaniseerd - vertind, verzinkt gegarandeerd - stellig, zeker gegarandeerd minimumloon garantieloon gegarandeerde prijs - garantieprijs gegeeuw - gegaap gegeneerd gehinderd, timide, verlegen gegeneerdheid gêne, verlegenheid gegeten kunnende worden - eetbaar, gaar, rijp gegeven dat, dosis, feit, geschonken, gesteldheid, grootheid, hoeveelheid, ligging, onderwerp, thema gegeven hoeveelheid - dosis gegevens - data, feiten gegevens omtrent de persoon - personalia gegevens van een boek of beschrijving - materiaal gegier - gehuil, geloei, geschreeuw gegil - gekrijs, geschreeuw, lawaai gegist - gefermenteerd gegist druivensap - wijn gegist melkgerecht yoghurt gegist vruchtensap cider gegiste drank - cider, most, gegiste drank in Guinee - bili geglaceerde amandel - dragee geglansd leer glacé geglazuurd aardewerk gleiswerk, majolica gegleufd - gegroefd gegleufd (van wapen) - getrokken geglinster - geschitter gegluur - geloer gegniffel - gegiechel, geginnegap gegoed bemiddeld, binnen, gezeten, opulent, rijk, vermogend, welgesteld, welvarend gegoede stand - burgerstand, middenstand gegoedheid - rijkdom, welgesteldheid gegolfd - geonduleerd, geplooid, gewaterd gegolfd streepje boven letter tilde gegolfde lijn tremblé gegoten asfalt mastiek gegoten drukletter - type gegoten drukvorm - cliché, stiep gegoten stuk ruw ijzer - geus, gieteling gegraasde boter - grasboter gegraveerde edelsteen - gemma, gemme gegraveerde stempel - ponsoen gegraveerde prent ets gegraven gat put, kuil gegraven graf - groeve gegraven water - doorvaart, gracht, grep, greppel, grift, kanaal, sloot, vaart, gegraven waterkom - vijver gegrepen gepakt gegriefd - beledigd, verbitterd, wrevelig gegroefd gecanneleerd gegroet adé, adi adieu, adio, ave, bonjour, dag, houdoe, salve, saluut, tabé, vaarwel gegrom - gebrom, geknor, gemopper, gemor, gegrond degelijk, deugdelijk, gebaseerd, gefundeerd, geldig, gemotiveerd, gerechtvaardigd, juist, waar gegrond zijn op - stoelen gegrondheid - geldigheid, juistheid, waarheid gegijzelde - gijzelaar gehaaid - bijdehand, geslepen, gewiekst, handig, slim, uitgekookt gehaaide vrouw - haaibaai, heibei gehaakt kleedje antimakassar gehaast driftig, gedreven, gejaagd, gejacht, gepresseerd, haastig, jachtig, koortsachtig, naarstig, ongeduldig, opvliegend, overijld, voorbarig gehakkel gestamel, gestotter, gehakketak geharrewar, gekibbel, onenigheid, ruzie gehakt vlees met gehaktbal frikadel gehakte biefstuk - tartaar gehakte opening in het ijs bijt gehalmd gewas - gras gehalte alliage, allooi, hoedanigheid, inhoud, kaliber, kwaliteit, kt, legering, niveau, peil, percentage, teneur, titer, waarde gehalte (van goed) - degelijk, gedegen, zuiver gehalte van goud - kt gehalte aan zuiver goud - allooi gehalte bepalen van goud en zilver - essaaieren gehalte betreffend - kwalitatief gehalte eenheid van goud - allooi, karaat gehalte teken - keurmerk gehaltebepaling bij munten essaai gehaltemeter van zuurstof - eudiometer gehalteproef - essaai gehalveerd - dimidiatus, gedeeld gehamerd (muz.) martellato gehandicapt belemmerd, benadeeld, gebrekkig, gehinderd, verminkt gehandicapte - gebrekkige, invalide gehanna - hel, hellepoel gehannes geknoei, gemier, gepeuter, gepruts, gehanteerd - bezeten, vervolgd gehard - gestaald, mannelijk, spartaans gehard mens - Spartaan geharrewar gekibbel, gekrakeel, geruzie, gesol, verwarring gehaspel bisbilles, drukte, gebrabbel, geharrewar, gekibbel, geknoei, gekrakeel, gekijf, gemorrel, geredetwist, getob, getwist, last, moeite gehassebas - drukte, gekijf, last gehate vreemdelingen - gebroed gehavend - aangeslagen, beschadigd, ontrampeneerd (sch.term) ontredderd, toegetakeld, gehecht gebonden, trouw, vast, verknocht gehecht zijn hangen aan gehecht zijn aan - liefhebben gehechtheid gebondenheid, hang, liefde, trouw, vastheid, verbondenheid, verknochtheid, vriendschap geheel algeheel, alles, alleszins, compleet, finaal, gaaf, gans, ganselijk, heel, helemaal, holocrien, integraal, ongeschonden, onverdeeld, perfect, rond, som, totaal, totaliteit, volkomen, volkoren, volledig, volmaakt, volslagen, volstrkt, voltallig geheel alleen aan het eind komen - uiteindelijk geheel alleen afmatten - kraken geheel alleen afmatten - kraken geheel bedekt met - vol geheel bederven - abimeren geheel beslagen paal - kolder geheel buiten adem - ademloos geheeld - beter geheel de jouwe - t.t., t.a.t. geheel der inzetten bij weddenschappen - pool geheel der liefdegevoelens - erotiek geheel der menselijke kennis - wetenschap geheel de uwe t.a.t. (toutatoi), t.a.v. (toutavous), t.t (totustuus) geheel en al absoluut, algeheel, alleszins, compleet, finaal, gans, ganselijk, helemaal, inderdaad, juist, letterlijk, nauwlettend, radicaal, roerend, totaal, totaliter, volkomen geheel en al instemmen - beamen geheel goed - gaaf geheel gelijk - identiek geheel gevuld boordevol, eivol, vol geheel (het - betreffende) - algemeen, alles, totalitair, totaliter geheel (het - der verstandelijke vermogens) - intellect geheel (het) - ensemble geheel kleden - hullen, wikkelen geheel leeg - op geheel met zuilen omgeven tempel - peripteros geheel meten - uitmeten geheel nazien - reviseren geheel niet - geenszins geheel niets - snars geheel onderworpen - slaafs geheel ongeschonden - gaaf, onaangeraakt, onbeschadigd, onbetreden, onbevlekt, ongerept, puntgaaf, rein, zuiver geheel ontwikkeld insekt - imago geheel overgegeven verslaafd geheel (over het) - globaal, integraal geheel stuk - kapot geheel (tot een - maken) - integratie, integreren geheel van beleefdheidsvormen - etiquette geheel van bepalingen - reglement geheel van bouwlanden enk geheel van gedragsregels protocol geheel van de verwanten sibbe geheel van drie letterkundige werken - trilogie geheel van gedragsregels - protocol geheel van liefdesgevoelens - erotiek geheel van luchtlijnen - luchtnet geheel van regels met betrekking tot erezaken - erecode geheel van streek beduusd, confuus, ontdaan , ontsteld overstuur, verward geheel van woorden - tekst geheel verbruikt leeg, op, uitgeput geheel verbruikt worden opgaan geheel vers - kersvers, nieuwbakken, pas geheel verwoestend vernietigend geheel volk betreffende - nationaal geheel voltooien - voleinden geheel vormend - aaneen geheel vullen - volmaken geheel zonder lichamelijke gebreken - kerngezond geheelonthouder - afschaffer, teetotaler geheibel - geharrewar, gekibbel geheid - absoluut, echt, geoefend,onwrikbaar, vast, zeker geheiligd gewijd, sacraal geheim - achterbaks, arglistig, bedekt, cabbalistisch, clandestien, discreet, duister, esoterisch, geheimzinnig, geniepig, gluipig, hartsgeheim, heimelijk, mysterie, mysterieus, mystiek, occult, onverklaarbaar, raadselachtig, secreet, stiekem, stilletjes, verborgen, verborgenheid, verdoken, verholen, verkapt geheim agent detective, rechercheur, spion, stille geheim bestemd van de deskundigen - esoterisch geheim bestemd voor ingewijden - esoterisch geheim betreffende landszaken staatsgeheim geheim bordeel - knip geheim gemak - sekreet geheim geneesmiddel arcanum geheim genootschap Camorra, Carbonair, Fenians, Illuminaten, K.K.K, Kikoejoe, Maffia, Maumau, Rozenkruisers, Tempelieren, Vrijmetselaars, Waldenzen geheim genootschap, Iers - Fenians geheim genootschap Italiaans Camorra, Carbonari, Maffia geheim genootschap van misdadigers in Napels camorra geheim genootschap, Macedonisch - Komitadsji geheim genootschap, Melanesisch - Sukwe geheim genootschap, Oost-Afrikaans - Mau-Mau geheim genootschap, West-Afrikaans - Bundo, Poro geheim houden - helen, secreteren geheim middel - arcanum geheim pad - sluippad geheim recept - keukengeheim geheim rechtscollege - veemgericht, volksrechtbank geheim verbond complot, kongsi geheimbewaarder geheimhouder, vertrouweling geheime akte contrelettre geheime bode - emissario, emissaris spion, verkenner, verspieder geheime (joods) tekens - kabbalatekens geheime leer - Kabbala geheime politie Gestapo. Gepeoe geheime schrijfkunst - steganografie geheime staatspolitie B.V.B., C.I.A. ,G.P.O.U., Ocra, Ovra, S.S., PIDE, Gestapo geheime vergadering - conciliabulum geheime vijandschap - haat, rancune, wrok geheime wetenschap - alchemie geheimbouden verbergen, verzwijgen geheimhouding - discretie, secretesse geheimleer kabbala, mysterie, mystiek geheimelijk - geniepig, vals geheimenis - arcanum, musterion, raadsel geheimenis (Lat.) - arcanum geheimmiddel - nostrum geheimschrift code, cryptografie, rune geheimschrijver secretaris geheimtaal argot, bargoens, boeventaal, dieventaal, jargon geheim verbond - complot geheimzinnig achterhoudend, apocalyptisch, duister, gesloten, hiëroglyphisch, missleidend, mystiek mysterieus, obscuur, occult, onbegrijpelijk, onontcijferbaar, onverklaarbaar, orakelachtig, oraculeus, raadselachtig, verborgen, vreemd geheimzinnige spreuk - abacadabra,orakel, spreuk, toverspreuk geheimzinnigheid - achterhoudendheid, duisterheid, geslotenheid, heimelijkheid, onverklaarbaarheid, raadselachtigheid gehele aarde betreffend - oecumenisch gehele college - plenum gehele koop en verkoop - omzet gehele ommekeer kentering, omwenteling, revolutie, verandering gehele verandering - omkeer, ommekeer gehele vergadering - plenum gehele verkoop - omzet gehemelte palatum, raak, verhemelte, velum gehemelteletter - palataal gehengen - dulden, gedogen, goedvinden, toelaten, toestaan, tolereren, veroorloven gehengenis - beschikking, bewilliging, goedvinden, toelating, vergunning Gehenna hel, hellepoel Geheten - genaamd geheugen gedachtenis, herinneringsvermogen, heugenis, memorie, mneme, remiscentie geheugenbedrog - paramnese geheugenfout - lapsus geheugenis gedachtenis, geheugen, herinnering geheugenkunst - mnemoniek, mnemotechniek geheugenleer - geheugenkunst, memoniek geheugenloos - kinds, vergeetachtig geheugensteun agenda, ezelsbrug geheugensteuntje - ezelsbruggetje geheugenstoornis - paramnesie geheugenverlies amnesie geheugenverzwakking - dysmnesie geheugenzwakte aphasie, mnemasthenie geheugenzwakte (Gr.) - aprosexie geheveld - gedesemd, gezuurd gehinderd belemmerd, gegeneerd, gehandicapt, gestoord gehinderdheid - gegeneerdheid, gène, handicap, hel, kwelling, plaag, verlegenheid gehoekt - hoekig gehol - gedraaf geholpen - gered gehoor aandacht, audiëntie, auditorium, luisteraars, oplettendheid, publiek, toehoorders, weerklank gehoor, door- kenbaar - acustich, akoestisch, akustich gehoor, het- betreffende - auditief gehoorapparaat audiofoon, otofoon, spreekbuis, spreekhoorn gehoorbeentje aanbeeld, hamer, stijgbeugel, zadel gehoorbuis - auriculaire, otofoon gehoorcurve audiogram gehoorgang - gehoorbuis gehoorgestoord - doof gehoor geven - volgen gehoorkamer - audiëntiekamer, audiologie, auditorium, gehoorvertrek, gehoorkunde gehoorkunde audiologie gehoormeter akoe(sti)mester, audiometer gehoormiddel - karwijzaad gehooronderzoek - auscultatie gehooronderzoeken - ausculteren gehoorontwikkeling - solfège gehoororganen oren gehoorsteentjes - gehoorzand gehoorverlening audiëntie gehoorvlies - trommelvlies gehoorzaal audiëntiezaal, auditorium, aula gehoorzaam - bereidwillig, braaf, beleefd, gedwee, gewillig, gezeglijk, hoorzaam, obediënt, onderdanig, oppassend, suf, volgzaam, willig, zoet gehoorzaamheid braafheid, discipline, gedweeheid, gezeglijkheid, subordinatie, obediëntie, tucht, volgzaamheid, zoetheid gehoorzaamheid in krijgsdienst - subordinatie gehoorzaamheid van kloosterlingen - obsequium gehoorzamen - luisteren, naleven, obediéren, volgen, gehopt bier - wort gehouden - verbonden, verplicht gehucht buurtschap, dorp, gat, negorij, plek, uithoek, vlek gehucht bij Steenwijk - Eze gehucht (Eng.) hamlet gehuichel - huichelarij, hypocrisie gehuicheld - geveinsd, huichelachtig, hypocritisch, ongemeend, onoprecht, schijnheilig, voorgewend gehuil - gebler, gegier, gejank, geklaag, geloei, geschrei, misbaar gehuisvest - wonend gehumeurd - geluimd, gemutst, gestemd gehuurde sluipmoordenaar bravo, pistolero gehuurde sjouwer koelie, kruier gehuwd getrouwd gehuwde - getrouwde gehuwd paar echtelieden, echtpaar gei takel, scheepstouw, touw geijkte uitdrukking - cliche, gezegde, spreekwoord, zegswijze geil dartel, heet, host, vet, weelderig, wellustig, wulps geïllustreerde atlas - platenatlas geiman kraandrijver geïmiteerd nagedaan, nagemaakt, onecht geïmmigreerde Chinees in Indonesië - singke, singken geïmporteerd ingevoerd geïmproviseerd privaat van een kampement - latrine geïmproviseerd tafellied - drinklied, skolion gein - aardigheid, boert, gebbe, gekheid, grap, humor, leukheid, lol, leut, luim, oele, plezier, pret, scherts, snakerij geïncrimineerd - gewraakt geïndigeerd - verontwaardigd geïndisponeerd - ongenegen, ongesteld, ontstemd geinig - amusant, grappig, leuk, lollig geinmaker - clown, fuifnummer, lolbroek, pleziermaker, pretmaker geintje - aardigheidje, grapje, lolletje geïntrigeer - gekonkel, konkelarij, kuiperij, slinksheid geïnverteerd - omgekeerd geïrriteerd - kriegel geiser - springbron geisha - maiko geïsoleerd - afgesloten, afgezonderd, apart geit - amathea, bok, met(te), sik, wijfje geitantilope - gems, kambing-oetan. sneeuwgeit geit, soort van - markhoorn, sakin, steenbok, thar, toer geitenbok - sik geitenbaard - sik geitenblad - kamperfoelie geitenbond - chevrette geitengeluid - mekkeren geitenhaar - grein, mohair geitenkaas - chevron geitenklaver - grein, geitekruid, geiterust geitenleer - cabretleer, chevreau, corduaan, marokijn, saffiaan geitenmelker - dagslaper, nachtzwaluw geitenpoot - zevenblad geitenras - toggenburger geitenrust - galigaan geitensik - geitebaard geitensoort - alpensteenbok, bezoargeit, huisgeit, markhoor, sakin, schroefhorengeit, thar, toer geitenziekte - aamt geitouw - gei gejaagd - doldriest, gehaast, haastig, heisterig, jachtig, koortsachtig, nerveus, ongeduldig, onrustig, rusteloos, voortgedreven, zenuwachtig gejaagd (muz.) - agitato gejaagd heen en weer lopen - heisteren gejaagd maken - agiteren, opdrijven, verontrusten gejaagdheid - agitatie, gejacht, haast, onrust, spoed gejaagdheid uit vrees voor straf - draf gejakker - gehaast gejammer - gelamenteer, geweeklaag, jeremiade, lamentatie, misbaar gejank - gehuil gejen - geterg gejoel - getier, geroep, rumoer gejubel op de zangalerij - jubee gejudas - gekwel gejuich - applaus, cheer, exultatie, gejubel, hoera, jubel, vreugdekreten gek - absurd, bedlamiet, belachelijk, bespottelijk, bezeten, clown, crazy, daas, dol, dwaas, geschift, getikt, grappig, hoerageroep, idioot, kinds, knots, koddig, krankzinnig, kwast, kwibus, laf, lijperd, maf, mal, malloot, marot, mesjoche, mesjoege, mesjokke, nar, oele, ongewoon, ontzind, onwijs, onzinnig, paljas, potsenmaker, stapel, raar, verdwaasd, vreemd, waanzinnig, ijlhoofdig, zinneloos, zonderling, zot gek (bar.) - olms gek (te - om los te lopen) - onzinnig gek doen - mallen gekakel - babbelarij, gebabbel, gekwebbel, gekwetter, gesnater, snoeverij, gekal - gebabbel, gepraat gekamd - gekuifd, kamdragend gekamd stro - dekriet, glui gekanaliseerd riviertje in Friesland - Ee gekanker - basvetterij, basvetting gekant - afkerig, ertegen, vijandig gekanteld - omgevallen gekarteld - ingekeept gekast - gezet (van diamanten) gekauwde ingesmeerde betelblad - sirih gekeeld - gedood, geslacht gekeerd naar - tegen gekef - geblaf gekend - bekend, openbaar, publiek gekend wordende - bekend gekenmerkt door - onfortuinlijk, pech, tegenslagen gekeperd katoen - denim gekeperd linnen weefsel - dril gekeperde stof - kamelot, oriëntaal, serge gekeperd weefsel - dril, pilo,serge gekeperd weefsel van strijkwol en katoen - napolitaine gekeperde katoenen stof - oriëntaal gekeperde stof - buksin, cheviot, dril, merinos, paramat, pilo, ras, serge, tibet gekeperde wollen stof - serge gekerm - gesteun geketend - geboeid, gekluisterd, vastgeklonken gekeuvel - gebabbel, geklets gekheden - allotra (Gr.), dwaasheden gekheid - aardigheid, aperij, boert, dwaasheid, frats, grap, gril, grol, gein, idioterie, klucht, kolder, kortswijl, leut, lol, malligheid, narrerij, nuk, oele, onverstand, onzin, scherts, sottise, zotheid, zotternij gekheid maken - dollen, mallen, schertsen, stoeien gekibbel - bisbilles, gehakketak, geharrewar, gehassebas, kibbelarij, kibbeling, kijvage, twist gekiemde gerst - mout gekietel - gekriebel gekkemanswerk - dwaasheid gekkenpraat - larie, nonsens gekken - boerten, schertsen gekkenfeest - narrenfeest gekkengetal - elf gekkenhuis - dolhuis, krankzinnigegesticht gekkennummer - elf gekkenpraat - dollemanspraat, dollepraat, larie, nonsens, onzin, zotteklap gekkentaal - zotteklap gekkenwerk - narrenwerk gekkenzaad - huttentut gekkerd - malle, malloot gekkernij - gekheid, jokkernij, scherts gekke streek - capriool gekke streken - fratsen gekke vent - dwaas, fat, kwast, kwibus, malloot, zot gekkigheid - dwaasheid, gekheid gekkigheid maken - schertsen gekkin - malloot, zottin gekko - hagedis, reptiel, tokeh geklaag - gejammer, gelamenteer, misbaar geklad - geknoei gekladder - geknoei geklap - applaus, beuzelpraat, gebabbel, roddel geklauter - geklim gekleed - deftig, zondags geklemd - beknel geklep - gebeier geklets - beuzel, gebabbel, gebazel, gebral, gekwebbel, gekwek, geleuter, gepraat, gerel, gewauwel, gezeur, gezanik, gezwam, kletspraat, kletsica, larie, onzin, praterij, quatsch gekleurd - aangedikt (fig.), colorado, getint, kleurrijk, overdreven gekleurde kwast - troetel gekleurd weefsel - batik gekleurde gipsfiguur voor kerstkribbe - santon gekleurde katoenen stof - sits gekleurde kwast - troetel gekleurde ontbinding van licht - fluorescentie gekleurde plaat - prent gekleurde reproduktie - oleografie gekleurde vlinder - atalanta, nummervlinder geklieder - geknoei geklier - gezeur geklonterde melk - ruiting geklop - gebons geklopt touwwerk - pluis geklots - aanslag gekluisterd - geketend geklungel - geknoei geklutste eieren - struif, roerei gek mens - dwaas, malle, malloot geknars - strepitus gekneed mengsel - deeg gekneveld - gebonden, onderdrukt geknikt stuk hout - knie geknoei - bedrog, fraude, gebroddel, gehaspel, geklungel, gekonkel, gekuip, gemodder, gemors, gepruts, gezanik, intrige, knoeierij, knudde, kuiperij, malversatie, oplichting, pet, prutswerk, slordigheid, zwendel geknor - gegrom gekocht - aangeschaft, overgenomen gekochte goederen weigeren - katten gekochte voorraad - inslag, inkopen, leeftocht, opslag, proviand, reserve gekommiteerde - afgevaardigde, gevolmachtigde gekoncentreerd - aandachtig, ingespannen, verdiept gekondenseerd - ingedikt, verdicht gekonjugeerd - toegevoegd gekonkel - geknoei, mikmak, intrige, konkelarij, kuiperij gekonstateerd - bekrachtigd, gestaafd, vastgesteld gekonsterneerd - onthutst, verbaasd, versteld gekontinueerd - verlengd, vervolgd, voortgezet gekooktemeelkost - troet gekookt - gaar, gezoden gekookt fruit - gelei gekookt mengsel van lijnolie, pijpaarde en loodwit - plamuur gekookt sap van vruchten - gelei gekookt vruchtensap - rob gekookte lijnolie - plamuur gekookte rijst - nasi gekookte spijzen - kokage(oud) gekoos - geliefkoos, geminnekoos, gevlei gekorreld marmer - graniet gekorreldheid - grein, korn gekostumeerd - verkleed gekostumeerd feest - maskerade gekozen - elect gekozen aanvoerder - bisschop, electo, eletto gekozene - elect, electo, geliefd, uitverkorene gekraagde tortelduif - lachduif, ringtortel gekraak - lawaai gekraak laten horen - kraken gekrab - gekriebel gekrabbel - pataraffe gekrakeel - gekijf, getwist gekrenkt - beledigd, gepikeerd, verdrietig gekreukelde broek - slob(berbroek) gekreukt - behaaglijk, gemelijk, verfrommeld gekreun - gekerm, gesteun, gejammer gekriebel - gekietel, gekrab, gekriebel, gestreel, jeuk gekriewel - krevel gekrioel - gewemel, gewoel gekristalliseerde aluin - aluinmeel gekristalliseerde azijn - ijsazijn gekristalliseerde koolstof - diamant gekristalliseerde suiker - kandij gekristaliseerde ijzeroxyde - ijzerglans gekroesd - krullend gekroesd papier om cotelet of kippepoot - manchet, papillot gekroesd weefsel - crèpe gekroesde stof - crèpe, krip gekromd - gebogen, gebukt, krom, rond gekromde lijn - curve gekronkeld - bochtig gekroond staatshoofd - keizer, koning, tsaar gekroond hoofd - vorst gekruid - gepeperd, pikant, prikkelend gekruide drank - kandeel gekruid broodje - anijsbeschuitbol, bestel gekruid nat - saus gekruid vlees - aspic gekruide azijnsaus - marinade gekruide eiersaus - ravigote gekruide jenever - berenburg gekruide kaas - komijnekaas, kruidkaas, nagelkaas gekruide saus - ravigote(saus) gekruide wijn - negus gekruide wijnsaus - marinade gekruist - cruciatus, kruiselings gekruist evenwijdig traliewerk - roosterwerk gekruiste vis - muil gekruld - kroes gekruld bont van pasgeboren lammeren - astrakan gekruld zijn - krullen gekrulde haren - wol gekrulde zuring - koeleek gekrijt - gejammer, geklaag, gekrijs geschreeuw gekscheerder - grappenmaker gekscheren - badineren, boerten, dollen, jokken, plaisanteren, railleren, schertsen gekscherend - lachenderwijs gekskap - narrenkap gekskolf - marot, zotskolf geksspel - dwaasheid, zotsspel gekte - waanzin gekuip - corrupte, kuiperij gekuist - fijn, keurig, kies, zuiver gekunsteld - artificieel, geaffecteerd, gedwongen, gemaakt, gemaniëreerd, gezocht, kostbaar, kunstmatig, onecht, onnatuurlijk, onnatuurlijk, precieus, vals gekunstelde bouwstijl - maniërisme gekunstelde houding - poseren gekunstelde houding aannemen - pareren gekunstelde schrijftrant - marinisme gekunstelde schrijftrant (17e eeuw) - eufuïsme gekunsteldheid - affectatie, gemaaktheid, maniërisme, onnatuurlijkheid, stijfheid gekwaak - gekwek gekwalificeerd - bevoegd, gerechtigd gekwartierd - ecartelé, gekwartileerd gekwebbel - geklets gekweekt voedergras - timotheegras gekweekte soort papaver - schijnpapaver gekweel van vogels - getierelier gekwek - gekwaak gekwetst - beledigd, geblesseerd, gekrenkt, geraakt, gewond, verstoord gekwetst kunnen worden - kwetsbaar gekwetste - gewonde gekwetter - gekakel, gesnap, gesnater gekwezel - gefemel, femelarij gekijf - isbillies, drukte, gekrakeel, getier, getwist, krakeel, lawaai, ruzie, tweedracht, twist gel - gelantine, gelei, haringingewand gelaafd - verkwikt gelaagd gesteente - gneis gelaagdheid - stratificatie gelaat - (aan)gezicht, aanschijn, bakkes, facie, mine, ponem, smoel, snoek, snoet, snuit, toet, tronie, uiterlijk gelaat van een dier - bek, snoet, snuit gelaat van opzij - profiel, silhouet gelaatkunde - fysiognomie, proposologie gelaatkundige - fysionomist gelaatsafdruk - masker gelaatskleur - bleek, blos, teint, teint gelaatspoeder - bedak, blanketsel, rouge gelaatsschildering - grime, portret gelaatstrekken - lineament, wezenstrek gelaatsuitdrukking - fysiognomie, fysionomie, mime, mimiek gelaatsversiering - baard, bakkebaard, knevel, snor, sik gelaatsvertrekking - grimas, grijns, grijnslach, mime, sneer, trek gelach - geschater, hilariteit, schaterlach, vrolijkhid geladen - affectief geladen admosfeer - spanning geladen atoom - ion geladen waterstofatoom - ion, proton gelaedeerde - beledigde, benadeelde gelag - braspartij, lot, orgie, slemppartij, slemperij, vertering gelaghouder - herbergier, kastelein, kroegbaas, waard gelachkamer - beierd gelamenteer - gejammer, geklaag, geweeklaag gelande - landeigenaar gelang - mate gelardeerd - doorregen gelast - verbonden gelasten - aanzeggen, bevelen, commanderengebieden, gebieden, opdragen, opgeven, ordonneren, verordenen gelaster - kwaadsprekerij gelastigde - agent, commissaris, mandataris gelaten - abandono, berustend, geduldig, gedwee, geresigneerd, getroost, kalm, lijdzaam, onderworpen, passief, rustig, sedaat, stoïsch, stoicijns gelatenheid - bedaardheid, berusting, geduld, kalmte, lijdzaamheid, passiviteit, resignatie, stoicisme, zenoisme gelatine - beenderlijm, lil gelauwerd - bekroond, versierd gelauwerd dichter - laureaat gelazer - geduvel geld - betaalmiddel, betaling, centen, duimkruid, duiten, entreegeld, financiën, geldsom, kapitaal, kas, lood, loon, masomme, money, moos, munt, pasgeld, pecunia, penning, pingping, poen, poet, specie, spie, splint, ruilmiddel, vermogen, geld betreffende - financieel, geldelijk, pecunair, pecunieel geld buiten omloop stellen - demonetiseren geld (satanisch of duivels) - mammon geld in kas - baar, cash, contanten geld inbrengen - deposito, inleggen geld innen - opsteken geld lenen op onderpand - belenen geld maken zonder werken - speculeren, rentenieren geld op de bank - deposito, saldo geld ophalen - incasseren geld ophalen (door orgeldraaier) - mansen geld opmaken - interen, uitgeven, verteren geld opnemen - disponeren geld opsparen - potten geld opzij leggen - sparen geld overmaken - gireren, remitteren geld overschrijven - bankieren, gireren geld sparen - muiken, potten geld steken in aandelen - speculeren geld steken in een onderneming - financieren geld voor de oude dag - lijfrente, pensioen geld weggeven - doneren, schenken geldadel - miljonairs, rijkaards geldafperser - afdrijver, afzetter, chanteur, knevelaar geldafpersing - chantage, concussie, knevelarij geldbakje van straatmuzikant - mans geldbedrag - geldsom, som geldbeheerder - bankier, financier, rentmeester geldbergplaats - beurs, buidel, kluis, safe geldbeurs - knip, portemonnee geldbewaarplaats - kas geldbezit - kapitaal, vermogen geldbezorger - financier geldboek - kasboek geldboete - amende, poene geldbriefje - biljet geldbuidel - beurs, portemonnee, portemonnaie, puit geldelijk - financieel geldelijke ondersteuning - donatie, subsidie, toelage gelddorst - geldzucht, goudkoorts geldduivel - geldhond, geldwolf, mammoon vrek geldeenheid - valuta geldelijk - financieel, monetair, pecunair, pecunieel geldelijk belonen - retridueren, vergoeden geldelijk bezit - rijkdom, vermogen geldelijk bezit van de staat - financiën, rijksmiddelen, staatskas, staatskist, staatsmiddelen geldelijk steunen - subsidiëren geldelijk tot niets meer in staat - gedallast, gedallest geldelijk vermogen - fortuin, kapitaal geldelijk voordeel - gewin, mazzel, winst geldelijke beloning - gage, honorarium, loon, salaris, vergoeding, geldelijke bijstand - subsidie geldelijke dwang - pressie geldelijke ondersteuning - subsidie, tegemoetkoming, toelage geldelijke straf - boete, pene, poene geldelijke toelage - stipendium geldelijke uitgave - kost geldelijke uitkering - getuigengeld, toelage geldelijke verplichting - last, obligo, schuld geldelijke zorgen - penarie geldeloos - berooid, blut gelden - aangaan, deugen, doorgaan, kosten, (mee)tellen, slaan op, strekken, valeren, valideren, vigeren, gelden beheren - financieren gelden ontvangen - innen gelden verduisteren - malverseren gelden verschaffen - financieren gelden voor mislezing - stipendium geldend - geldig, valabel, wettig Gelderland - Gelre Gelderland, deel van - Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Liemers, Lijmers, Montferland, Veluwe Gelders vliegveld - Terlet, Teuge Gelderse beek - Berkel, Slinge(rbeek) Gelderse gemeente - 3 Ede, Epe 4 Elst, Lent, Nede, Tiel, Velp, Wehl 5 Bergh, Didam, Gendt, Hedel, Neede, Vuren, Wamel, Wisch 6 Aalten, Arnhem, Bemmel, Brakel, Druten, Elburg, Ermelo, Hattem, Heerde, Lochem, Maurik, Nijkerk, Putten, Renkum, Rheden, Rossum, Voorst, Vorden, Wijchen 7 Angerlo, Borculo, Brummen, Echteld, Gorssel, Groenlo, Haatten, Hengelo, Heteren, Huissen, Lienden, Nijmegen, Zutphen 8 Doesburg, Eibergen, Ubbergen, Zevenaar 9 Apeldoorn, Barneveld, Culemborg, Dinxperlo, Dodewaard, Groesbeek, Harderwijk, Maasdriel, Millingen, Oldebroek, Pannerden 10 Doetinchem, Gendringen, Wageningen, Winterswijk, Zaltbommel 11 Westervoort 12 Geldermalsen, Heerewaarden, Scherpenzeel 13 Hummelo Keppel, Lichtenvoorde Gelderse hoofdstad - Arnhem Gelderse plaats - 4 Ewijk, Ulft, Velp 5 Driel, Eefde, Uddel 6 Dieren, Ruurlo 7 Barchem, Dreumel, Leeuwen, Vaassen 8 Nunspeet Gelderse roos - balroos, mispelbloem, sneeuwbal geldgever - sponsor geldgier - goudduivel, hebzucht, griffioen, Harpagon gelddaren - sparen geldgod - Mammon, Plutus geldgordel - gelddoosje geldhandel - bankbedrijf geldhandelaar - bankier, financier geldheerschappij - plutocratie, plutokratie geldheffing - belasting geld huishouding - maatschappij geldig - aannemelijk, competent, deugdelijk, echt, gangbaar, gegrond, goed, juist, legaal, profijtelijk, rechtsgeldig, valabel, valide, vigerend, wettig geldigheid - validiteit geldigheidstijd - looptijd geldigverklaring - legalisatie, validatie, wettiging geld inbrengen - deposito, inleggen geld in kas - baar, cash, contanten geld inleggen - lappen, zetten geld innen - opsteken geld instelling - bank geldinzameling - collecte geldkast - kluis geldkistje - cassette geldknip - beugel geldkoning - financier geldlade - kassa geldlening met schip als onderpand - bodemerij geldlening tegen onderpand van effecten – nolongati- geldmiddelen - financiën, kapitaal geldnemer - lener geldnood - penarie geldomloop - circulatie geld ontvangen - beuren, incasseren, innen geldontwaarding - devaluatie, inflatie geld ophalen - incasseren geldophaler bij een draaiorgel - manser geld opmaken - interen, uitgeven, verteren geld opsparen - potten geld opzij leggen - sparen geld overmaken - gireren, remitteren geldovermaking - remise geldprijs - koers, waarde geldregering - timocratie geldschaaltje - muntwaag geldschieter - actionair, actionist, bankier, belegger, crediteur, faiseur, financier, geldman, lener, prolongant, woekeraar, geld slaan - munten geldsom - bedrag, kapitaal geldsom die betaald moet worden somma, waarde geldspeler gokker, speculant geld steken in aandelen - speculeren geldstelsel - valuta geldstraf - achterwiel, bekeuring, boete, pene, poene geldstuk cent, daalder, dubbeltje, duit, euro, florijn, gobang (Indon.), gulden, knaak, kwartje, munt, muntstuk, numis, oortje, penning, pop, riks, rijksdaalder, schelling, schijf, stuiver, sou geldstuk (fr) - sou geldtas - beurs, buidel geldswaarde - bedrag, valuta geldwaarde (Eng.) - P.,St. geldswaarde van een aandeel - koers geldswaardig papier aandeel, bankbiljet, betaalcheque, cheque, coupon, dividendbewijs, effect, fonds, grootboekinschrijving obligatie, pandbrief, postbewijzen, promesse, stuk, tegoed bon, waardepapier, wissel geldsysteem voor uitkeringen - verzekeringen geldtasje - portemonnee, portemonnaie geldtransactie - koop geldtransactie tot stand brengen - koop geldverdiener - moneymaker geldverduistering - malversatie geldverlegenheid - geldgebrek, penarie geld voor het stallen - stalgeld geldvoorraad kas geldwaardig papier - betaalcheque, effect geld weggeven - doneren, schenken geldwezen - financiën geldwisselaar agioteur geldwisselkantoor - change geldwolf - duitendief, gierigaard, gortenteller geldzak - beurs, buidel geldzending remise geldzorgen - misère, nooddruft geldzucht - gouddorst, inhaligheid geldzuchtige - goudduivel gele aardhars - retiniet gele aardsoort oker gele bladkleurstof - xantofyl gele drank - citroen, citroenjenever gele ganzebloem - strobloem gele granaat topasoliet gele harsachtige kleurstof - morine gele kleurstof in meekrap - oker, xanthine gele koorts, overbrenger van het virus - Aëdes gele kwikstaart - koevinkje gele licht brandbare stof zwavel gele lis - ooievaarsbloem gele loofvogel lopertje gele mier uit Egypte - faraomier gele narcis - paaslelie gele paardebloem - hengel gele perzik - mercaton gele plantenkleurstoffen - flavonen gele plomp kruik Gele rivier - Hwang(h)o gele vaseline met terpentijn - kloosterbalsem gele vederik - teunisbloem gele verfstof - berggeel, cadoniumgeel, luteoline, massicot, oker, oreade Gele zee - Hwang-hai gele zoetigheid - honing geleden afgelopen, her, passé, terugblik, voorbij gelederen - kring geleding - gelid, gewricht, insnijding (kust), lid, segment, verbinding geleed apocyt(isch), gearticuleerd, samengesteld geleed dier - duizendpoot, insect, krab, kreeft, rups, spin geleedpotige - arthropoda geleedpotig dier duizendpoot, hooiwagen, insekt, krab, kever, kreeft, kruisspin, roofspin, spin, tor geleend geld - lening geleend goed - leen geleende geldsom - lening geleerd bekwaam, belezen, deskundig, erudiet, geletterd, knap, kundig, letterheid, letterwijs, lettre, onderlegd, onderwezen, prifessoraal, savant, wijs geleerd taalkundige - linguïst geleerd twistgesprek - dispuut geleerde - letterheid, professor geleerde Hindo - Pandit geleerde (moh.) - molla, mollah geleerde uit Rotterdam afkomstig Erasmus geleerde verhandeling - dissertatie, proefschrift geleerde vrouw blauwkous, doctoranda, savante geleerdheid eruditie, kennis, kundigheid, wijsheid gelegen - apropos, gelocaliseerd, gesitueerd gelegen komen - conveniëren, pas gelegen komend - opportuun, welkom gelegen komende - welkom gelegen zijn - liggen gelegen zijn aan belenden gelegenheid aanleiding, etage, evenement, inrichting, kans, mogelijkheid, moment, occasie, plaats, ruimte, stade, situatie, testade, zaak gelegenheid geven - aflaten gelegenheid tot overnachten herberg, hotel, jeugdherberg, logies, motel gelegenheid tot verblijf logies gelegenheidskleding avondtoillet, gala, jacquet, rok, smoking gelegenheidskoopje occasion gelegenheidskostuum - rok, smoking gelegenheidspolitiek - opportunisme gelegenkomend - geschikt, opportuun, vanpas, welkom gele granaat - topasoliet gelei - aspic, dril, jam, lil, vruchtenmoes geleiachtig - colloïdaal geleiachtig afval - dril, lil geleiachtig eiwitpreparaat - gelatine geleiachtige benzine napalm geleiachtige massa - dril geleiachtige stof gel, gelatine geleibiljet - cedel, ceel, consent, permit geleiboom - leider geleibrief - permis, vrijbrief geleidebuis van leer of zeildoek mamiering geleide - bescherming, comitaat, conduct, escorte, gevolg, gids geleide economie dirigisme geleidebiljet ceel, cedel, permit geleidebuis van leer - mamiering geleidelijk allengs, effenaan, geordend, geregeld, getemporiseerd, gradueel, langzaam, langzaamaan, ordelijk, regelmatig, rustig, stilaan, geleidelijk verval - afname, decadentieteruggang, terugloop, verloop geleidelijk zich ontwikkelen - evolueren geleidelijke afsterving van de cellen - necrobiose geleidelijke ontwikkeling evolutie, groei geleidelijke overgang - evolutie geleidelijke uitbreiding - escalatie geleidelijke vermindering der ziekteverschijnselen - lysis geleiden begeleiden, escorteren, flankeren, leiden, vergezellen, voeren geleidend maken - ioniseren geleider cicerone, conductor, gids, loods geleider - chaperon, cipier geleider (elek.) - conductor geleider van olifant kornak geleider van pakpaard - batman geleider van toeristen gids, cicerone geleiding maken - ioniseren geleidster van een jonge dame chaperonne geleigeest - beschermengel geleischip - konvooier, konvooischip gelest gestild geletterd - belezen, erudiet, geleerd, knap, kundig, lettre, literaat, wijs geletterde lettré, literator geletterdheid - alfabetisme, eruditie geleuter - geduvel, geklets gemier, gepeuter, gezanik, gezeur, gezwam, kletspraat, mallepraat geleverd door een koe - melk, zuivel geleverd door een olifant - ivoor geleverd door een schaap - wol geleverd door het land - graan, voedsel gelid - file, geleding, geslacht, lid, rij, ris geliefd begeerd, bemind, dierbaar, getapt, gezouitverkorencht, favoriet, geliefkoosd, gewild, gezien, lief, populair, geliefde - aanbedene, amant, belle, beminde, favoriet, liefje, maitresse, minnaar, minnares, uitverkorene, vlam geliefde van Abelard Heloïse geliefde van geliefde van Aeneas Dido, Lavinia geliefde van Alexander de Grote Thaïs geliefde van Alkmene - Elfio, Europa geliefde van Amor - Psyche geliefde van Antonius Cleopatra geliefde van Apollo - Cyrene, Daphnis, Kaliope geliefde van Artemit - Endymion geliefde van Bob Daphne geliefde van Cupido Psyche geliefde van Dante Beatrice geliefde van Daphnis Chloë geliefde van Demosthenes - Laïs geliefde van Dido - Aeneas geliefde van Don Quichot - Dulcinea geliefde van Endymion - Artemis, Selene geliefde van Eros - Psyche geliefde van Heloïse Abelard geliefde van Hercules - lole geliefde van Hero - Leander geliefde van Heros - Leandros geliefde van Isolde Tristan geliefde van Jacques Perk Mathilde geliefde van Jupiter Latona geliefde van Julius Caesar Cleopatra geliefde van Jupiter - Latona, Leto geliefde van Leander - Hero geliefde van Mimnermus - Nanno geliefde van Pericles Aspasia geliefde van Perk - Mathilde geliefde van Petrarca Laura geliefde van Pyramus Thisbe geliefde van Radames - Aïda geliefde van Romeo Julia geliefde van Rougeleaa Bettina geliefde van Saidjah - Adinda geliefde van Samson - Oelila geliefde van Selene - Endymion geliefde van Theseus Ariadne geliefde van Tristan Isolde geliefde van Venus - Anchises geliefde van Zeus Aegina, Alkmene, Antiope, Demeter, Dione, Europa, Hera, Juturna, Lamia, lo, Leto, Loda, Maera, Maia, Metis Semele, Themis, geliefhebber amateurisme, dilettantisme geliefkoos - gevlei geliefkoosd - bemind, dierbaar, geliefd geliefkoosd onderwerp stokpaardje gelieven - behagen, goedvinden, minnenden, willen gelig - tanig, vergeeld gelig maken - gelen gelige licht ontvlambare stof - zwavel geliggen - bevallen, kramen gelijk - conform, dezelfde, dito, doorgaand, eender, eenparig, eensluidend, eenzelvig, effen, effenen, egaal, eigenste, enerlei, equaal, equivalent, even, evenals, evenbreed, eveneens, evenhoog, evenlang, evenmatig, evenveel, evenzo, gelijkertijd, gelijkluidend, gelijkvormig, glad, hetzelfde, idem, identiek, intussen, iso, it, kiet, onbeslist, ondertussen, onderwijl, ongewijzigd, onveranderd, overeen, overeenkomst, parallel, pari, part, plat, quitte, rechtstreeks, remise, simultaan, sprekend, tegelijk, uniform, vlak, zoals gelijk (Lat.) - par gelijk aan - evenals, identiek, synoniem gelijk aan minimale waarde à pari gelijk aan waarde - pari gelijk blijven - bijbenen gelijk doen - meteen gelijk en cilindervormig rolrond gelijk en gelijkvormig - congruent gelijk gekleed uniform gelijk in betekenis - synoniem gelijk in samenstelling - iso gelijk in talent - peer gelijk in uiterlijk uniform, evenbeeld gelijk maken - adjusteren, aplaneren, elimineren, nivelleren, planeren, wegwerken gelijk op sam sam gelijk spel - onbeslist, remise gelijk van inhoud - eensluidend gelijk van vorm isomorf gelijk verdeeld - isometrisch gelijk vooraf - us gelijkbaar - quasi gelijkblijvend - regelmatig gelijkdurig - isochroon gelijke - confrater, collega, dezelfde, dubbelganger, eendere, evenbeeld, evenknie, gade, genoot, gezel, hetzelfde, maat, medemens,naaste, pair, partuur, portuur, recent, weerga, gelijke betekenis hebbend equivalent, identiek, synoniem gelijke driehoekige vakken - gegeerd gelijke gedaante - isoform gelijke kleding uniform, tenue gelijke optische eigenschappen hebbend - isotoop gelijke schaakstelling - pat gelijke spanning - isotoon gelijke stemmen (muz.) - ve (voci equali) gelijkelijk - evenzeer, tegelijk gelijken egaleren, evenaren, overeenkomen, pares, stroken gelijken op - aarden, slachten gelijkenis afbeelding, beeld, evenbeeld, metafoor, model, overeenkomst, parabel, portret, vergelijking gelijkerwijze evenals, evenzo, zoals gelijkgeaard eendrachtig, homogeen, homogeniteit gelijkgeaardheid eendrachtigheid, homogeniteit gelijkgerechtigheid - pariteit gelijkgesteld in rechten - gemancipeerd gelijkgestemd - eendrachtig, eenstemmig, gelijkgezind, zuiver gelijkgezind eensgezind, unaniem, verwant gelijkgezinde - geestverwant, medestander, partizaan, verwante gelijkheid akkoord, analogie, congruentie, eenheid, egalité, egaliteit, emancipatie, equivalentie, evenwicht, identiteit, iso, overeenkomst, pariteit, uniformiteit gelijkheid (Fr.) - egalité gelijkin aantal - even gelijkheid in afmeting isometrie gelijkheid in vorm maar met verschil in betekenis - homonymie gelijk in uiterlijk - evenbeeld gelijkheid van atoomkern met zelfde massanummer - isobaar gelijkheid van beginklank - alliteratie, beginrijm, stafrijm gelijkheid van denkbeeld met een andere uitdrukking - tautologie gelijkheid van duur - isochronisme, isochroniteit gelijkheid van klank - isofonie, rijm gelijkheid van klinker assonantie gelijkheid van koers op verschillende plaatsen - pariteit gelijkheid van luidheid aangewende lijn - isofoon gelijkheid van maat - isometrie gelijkheid van meetkundige figuren - congruentie gelijkheid van mening - akkoord, overeenstemming gelijkheid van temperaturen aangevende lijn - isotherm gelijkheid van voortplantingscellen isogamie gelijkheid van vorm - isomorfie gelijkheid van waarde - equivalentie gelijkhoekig - isogonaal, isogonisch, isogoon gelijkkleurig egaal gelijkklinken - stemmen gelijkklinkend - homofoon gelijkleggen - effenen gelijklettergrepig - parisyllabisch gelijklopend - evenwijdig, overeenkomende, parallel, vergelijkbaar gelijklijkend - eender, overeen gelijkluidend - eensluidend, gelijknamig, homoloog, homoniem, overeenkomend, unisono gelijkluidend doch met verschillende betekenis - homoniem gelijkmaken assimileren, effenen, egaliseren, nivelleren, vlakmaken gelijkmaker egalisator gelijkmaking aanpassing, assimilatie, effening, egalisatie, egalisering, emancipatie, exequatie, nivellering, perequatie, slechting, sloping, unificatie, vereffening gelijkmatig eenparig, effen, egaal, equaal, evenwichtig, gelijkmoedig, gestaag, glad, homogeen, homoloog, proportioneel, regelmatig, symmetrisch, uniform, vlak, vloeiend gelijkmatig en kalm - flegmatiek gelijkmatige algemene loonsverhoging loonrondo gelijkmatige verdeling - gelijkmaking, peraequatie, vereffening gelijkmatigheid - egaliteit, enerlei, evenzeer, gelijk, glad, homoniem, symmetrie, vlak gelijkmiddelpuntig concentrisch gelijkmoedig bedaard, evenwichtig, geduldig, kalm, lacide, onverstoorbaar, stoïcijns, gelijknamig - effen, enerlei, gelijk, gelijkluidend, glad, homoloog, homoniem, vlak gelijkrichter - egalisator gelijkslachtig analoog, gelijksoortig, homogeen, homoloog, soortgelijk gelijksoortig analoog, enerlei, gelijkwaardig, homogeen, homoloog, eendrachtig, soortgelijk, synchroon, tegelijk gelijksoortigheid - homogeniteit gelijkstaan - overeenkomen gelijkstaan met - evenaren gelijkstellen - emanciperen gelijkstelling - assimilatie, coördinatie, emancipatie, indentificatie gelijkstelling voor de wet - emancipatie gelijktijdig contemporain, contemporair, gedurende, gelijk, hangende, inmiddels, inter, intussen, meteen, middelerwijl, ondertussen, onderwijl, seffens, simultaan, staande, synchronisch, synchroon, tautochroon, tegelijk, tegelijkertijd, terwijl, terzelfdertijd, tevens, tijdens gelijktijdig afvuren van een aantal vuurwapens - salvo gelijktijdig klinken van enkele noten - akkoord, harmonie gelijktijdig losbranden van vuurwapens - salvo gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten - polymetriek gelijktijdig optreden van verschijnselen synchronisme gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten polymetriek gelijktijdig plaats vinden van twee gebeurtenissen - synchronisme gelijktijdig rijp zijn - homogaam gelijktijdige aanwezigheid van een lichaam op twee plaatsen - bilocatie gelijktijdigheid - coïncidentie, simultaniteit, synchronisme gelijk van vorm - isomorf gelijkvleugelig insekt bladluis, cicade, kermes, luis, platluis, termiet, wandluis gelijkvloers begane beneden, grond, parterre gelijkvloerse verdieping - parterre gelijkvormig analoog, eenvormig, conform, congruent, identiek, isomorf, uniform gelijkvormigheid conformiteit, conformisme, uniformiteit gelijkwaardig adekwaat, adequaat, equivalent, identiek, pari, gelijkwaardig zijn pariteit gelijkwaardige equivalent, evenknie gelijkzijdige, scheve vierhoek - ruit, rhombus, toverrad gelijnd - gelinieerd gelimiteerd - begrensd gelinieerd - gelijnd geling - geelzucht, icterus gelinieerd - belijnd, gelijnd geloei - gehuil gelofelijk aannemelijk gelofte belofte, bezwering, eed, getuigenis, laudum, pollicitatie votum geloften vota geloftesteen - votiefsteen geloftetafel - votietafel gelogen - onwaar gelogen kwaad - laster, smaad geloken dicht, gesloten, oogluikend, overeenkomen, toe geloochend - negatur geloof - confessie, blijk, blijk geven, fides (Lat.), fiducie, fidutie, geloofsleer, gezindheid, gezindte, gezondheid, godsdienst, leer, mening, overtuiging, piscis, religie, vertrouwen geloof aan beelden - idolatrie geloof aan één God monotheïsme geloof aan mirakelen wondergeloof geloof aan onmiddellijk van de Godheid uitgaande openbaringen supernaturalisme geloof dat geen geloof mogelijk is agnosticisme, scepsis geloof in de toekomst chiliasme, optimisme geloof in duizendjarig rijk chiliasme geloof in geen God atheïsme geloof in geesten spiritisme, bijgeloof geloof in meer dan een God - polytheïsme geloof in mirakelen - wondergeloof geloof in wetenschap sciëntisme geloof verlaten afvallen geloofbaar aannemelijk, croyabel gelooflijk - aannemelijk geloofsafval apostasie geloofsafvallige apostaat, ketter, renegaat geloofsartikel - dogma, geloofspunt, leerstuk, geloofswaarheid geloofsbelijdenis confessio, credo geloofsbelijdenis aanhangend - confessioneel geloofsbode - apostel geloofsbrief - accreditief geloofsbrieven credentialen geloofsgemeenschap - gemeente, sekte geloofsgericht - inquisitie geloofsgetuige - martelaar, martelares geloofsheld - Gideon geloofsleer catechismus, dogma, dogmatiek, geloof, godsdienst kerkleer, religie geloofsleerling catechumeen , catechumenaat geloofsonderricht catechisatie geloofsonderzoek - inquisitie geloofsonderzoeker - inquisiteur geloofspartij - kerk(genootschap), sekte geloofspunt - dogma, leerstelling geloofsrechtbank inquisitie geloofsrechter inquisiteur geloofsregel - canon, richtsnoer, wet geloofsstelsel - religie geloofs twist - godsdiensttwist geloofsverdediger apologeet geloofsverdediger uit de middeleeuwen - kruisvaarder geloofsverdediging apologie geloofsverdeler - scheurmaker, schismaticus geloofsverdeling scheuring, schisma geloofsverklaring - belijdenis geloofsverkondiger - apostel, dominee, evangelist, missioonaris, predikant, prediker, zendeling geloofsverkondiging - predikatie, prediking, preek, sermoen geloofsverloochening - apostatie geloofsvervolger in het oude Rome - Nero geloofsvervolger in Nederland - Alva geloofsverwant - geloofsgenoot geloofsverzaker afvallige, apostaat, deserteur, dwaalgeest, heiden, ketter, mam(m)eluk, ontrouwe, rebel, renegaat geloofsverzaking - apostasie geloofsijver - zelotisme geloofszaken - spiritualiën geloofwaardig - authentiek, aannemelijk, betrouwbaar, controleerbaar, echt, geloofbaar, officieel, plausibel, reëel, vertrouwenswaardig, waarachtig geloofwaardigheid - aannemelijkheid, betrouwbaarheid, authenticiteit, plausibiliteit gelooide huid bazaan, leer, leder gelooid schapenvel - bezaan geloop gedraaf, geren, lopen gelouterd - geraffineerd geloven - aannemen, belijden, denken, dunken, menen, oordelen, vertrouwen gelovende aan het noodlot - fatalistisch gelovig - godsdienstig, religieus, vroom gelovige - belijder gelp - tierig Gelre Gelderland geltharing hommer gelubd - gecastreerd, gesneden gelui gebeier geluid beng, bons, flap, gebonk, gebons, gegons, geklap, geknal, geratel, gerucht, getik, gil, herrie, kabaal, kik, klank, klap, klets, klop, klots, knal, kreet, lawaai, leven, muziek, nies, rumoer, sonus, stem, tik, toon geluid bij onweer - donder geluid om aandacht te trekken pst geluid van baby blèren, kraaien geluid van bazuin schallen, toeten geluid van beer brommen, grommen geluid van bij gonzen, zoemen geluid van blaren geritsel, ritselen geluid van brekend glas gerinkel, rinkelen geluid van buffel blazen, bulken, snuiven geluid van duiven gekir, gekoer, kirren, koeren geluid van eenden - snateren geluid van everzwijn knorren geluid van ezel ia, balken, gebalk geluid van gans gak geluid van gewonde kermen, kreunen, steunen geluid van golven geklots, klotsen geluid van grote trompet bazuingeschal geluid van hart bonzen, slaan geluid van hert brommen, reutelen, schreeuwen geluid van hommel blozen, brommen, hommelen geluid van hond, jakhals, hyena bassen, blaffen, grommen, janken, keffen geluid van houtvuur knetteren, suizen geluid van huiskrekel krekelen, krieken geluid van jonge vogel piepen geluid van kat blazen, gespin, m(i)auwen, ronken, spinnen geluid van kikker kwaken, kwekken, rikkikken geluid van kippen - kakelen geluid van klok slaan, tikken geluid van koe bulken, loeien geluid van konijn piepen geluid van krekel kriepen, piepen, ritselen, (t)sjirpen, zingen geluid van krokodil jammeren geluid van leeuw briesen, briezen, brullen, grollen geluid van meikever gonzen, ronken, zoemen geluid van mug dommelen, gonzen, zingen geluid van muis knagen, piepen, ritselen geluid van olifant beren, trompetten geluid van paard briesen, hinniken, proesten, snuiven geluid van poes - spinnen geluid van ratelslang ratelen geluid van rinoceros beren geluid van schaap, geit blaten, blèren, mekk(er)en geluid van slang biezen, bissen, sissen, ratelen, sijfelen geluid van slot klik geluid van stier brullen, knorren geluid van tijger brullen, knorren geluid van uil gekras, krassen geluid van vallend voorwerp bons, dreun, klap, plons geluid van vallende druppel pats, pets geluid van varken knorren geluid van vlammen geknetter, geloei, knetteren, loeien geluid van vleermuis piepen geluid van vliegen gonzen, ronken geluid van vogel zingen geluid van vos blaffen, janken, keffen geluid van vuurwerk knallen, knetteren, ploffen geluid van water kabbelen, klotsen, murmelen ruisen geluid van wind blazen, bulderen, fluiten, gieren, loeien, ruisen, suizen, zoeven geluid van wolf huilen geluid van zwijn gieren, knorren, knuffen, snorken geluid waarnemen horen geluidbreker demper, geluiddemper geluiddemper geluidbreker, sordino, sourdine geluiddemper van een motor - knalpot geluiddover - demper, sourdino geluidje - kik geluidkunde akoestiek geluidkundig akoestisch geluidloos - onhoorbaar, stil geluidloosheid - stilte geluid makend insekt krekel geluid makend voorwerp rommelpot geluid makende baken - belboei, brulboei geluid nabootsing - klats, klets, onomatopee, pang geluid overdracht door lichtstralen - radiofonie geluid producerend - geluidgevend geluid voortbrengen - luiden geluid voortbrengend geluidgevend geluid voortbrengend apparaat -grammofoon, microfoon, motor, radio, recorder, televisie, versterker geluidwerend maken - isoleren geluidwerend materiaal - isolatie geluidsband- tape geluidschouwer - fonoscoop geluidsdeskundige - acousticus geluidsfilm - movietone geluidsleer acoustiek, acustica, akoestica, akoestiek geluidsmaat decibel geluidsoverbrenging - telefonie, telefoon geluidsregistratie - opname geluidssterkte - volume geluidstechniek - membraan geluidstrechter - megafoon, microfoon geluidsversterker megafoon geluidsvoortplanting - akoestiek geluidswagen - omroepwagen, reportagewagen geluidsweerkaatsing - echo, galm, resonantie geluimd - gehumeurd, gemutst, gestemd geluk bezit, bof, buitenkansje, fortuin, Fortuna, gelukje, heil, licht, lot, luk, mazzel, meevaller, oentoeng, slagboer, succes, toeval, tref, veine, vervoering, voorspoed, welvaart, welzijn, zaligheid, zegen, zegening geluk hebben boffen, treffen geluk aanbrengend voorwerp amulet, mascotte, talisman, totem geluk ermee - proficiat geluk hebben - boffen, sloffen, treffen geluk hebbend - fortuinlijk gelukhebbende - bofferd, fortuinlijke, gelukkige, gezegende, zwijnjak gelukaanbrengend voorwerp - amulet, mascotte, talisman, totem gelukaanbrenger - mascotte gelukgewenst - gefeliciteerd, proficiat gelukje baai, bof, fortuin, gok, kans, luk, meevaller, toeval, tref, treffer, veine gelukken - beteren, meelopen, slagen gelukkig blij, felix (Lat.), fortuinlijk, gezegend, goddank, goed, gunstig, happy, tevreden, voorspoedig, zalig gelukkig bezit - genot geluk bij het spel - veine gelukkig herdersland - arcadia gelukkig land dat niet bestaat - Utopia gelukkig toeval bof, fortuin, kans, mazzel, meevaller, tref, treffer gelukkig verblijf - dorado, eldorado gelukkig zijn - veine gelukkige - boffer, mazzelaar gelukkige afloop - succes gelukkige omstandigheden - buitenkansje, zegen gelukkige vondst - trouvaille gelukkigheid - zaligheid geluksgodin Fortuna gelukskantoor - loterijkantoor gelukskind - mercurlale, zondagskind geluksmoraal - eudaemonisme geluksnummer - staartnummer, winner gelukspoppetje billiken, mascotte, nénette geluksspel - hazard, kansspel, loterij geluksspinnetje - aardmijt, fluweelmijt geluksstaat - Utopia geluksstoot (in het spel) - beest, raceroe, ruiker, zwijn geluksvogel - boffer, bofkont gelukt geslaagd gelukwens congratulatie, felicitatie, gratulatie, heilwens gelukwensen - complimenteren, feliciteren gelukwensing - felicitatie gelukzalig oord - Eden, elysee, nirwana, paradijs gelukzalige hemeling gelukzalige engel - hemeling gelukzaligheidsleer - eudemonisme gelukzoeker avontuur, avonturier geluw geel, geelachtig, geelzucht, icterus gemaakt - aangeleerd, aanstellerig, afgemeten, confectie, geaffecteerd, gedwongen, gefabriceerd, gehuicheld, gekunsteld, gespeeld, gezocht, geveinsd, made, onecht, onnatuurlijk, precieus, stijf, vervaardigd, voorgewend gemaakte bloemen - kunstbloemen gemaakt deftig - parmantig gemaakte stof van geitehaar en wol - barkan gemaaktheid - aanstellerij, affectatie, allure, gekunsteldheid, precieusheid, prosopopeia, stijfheid gemaal echtgenoot, e(e)ga, ga(de), gezanik, gezeur, herrie, man, molen, overlast, pomp, stoomgemaal, watermolen gemaal van Agrippina - Germanicus gemaal van Amphitrite - Poseidon gemaal van Andromache - Hector gemaal van Andromeda - Perseus gemaal van Apsaria - Pericles gemaal van Atamas - Ino gemaal van Atossa - Darius gemaal van Bernice - Ptolemaeus gemaal van Charis - Hephaistos gemaal van Chloris - Zephyrus gemaal van Clytaemnestra - Agamemnon gemaal van Desdemona - Othello gemaal van Deïanira - Hercules gemaal van Eurydice - Orfeus gemaal van een vorstin - prinsgemaal gemaal van Frigg Odin gemaal van Gaea - Uranus gemaal van Guinevere - Arthur gemaal van Hecuba - Priamus gemaal van Helena - Menelaos gemaal van Hera - Zeus gemaal van Hermione - Orestes gemaal van Hersilia - Romulus gemaal van Ilione - Polymnestor gemaal van Isis - Osire, Osiris gemaal van Juno - Jupiter gemaal van Lavina - Aeneas gemaal van Leda - Thyndareüs gemaal van locaste - Laïus, Oedipus gemaal van Medea - Jason gemaal van Niobe - Amphion gemaal van Octavia - Antonius gemaal van Oenone - Paris gemaal van Penelope - Odysseus gemaal van Persephone - Hades gemaal van Proserpina - Pluto gemaal van Ran - Aegir gemaal van Rhea - Cronus gemaal van Tethys - Oceanos gemaal van Thaïs - Ptolemaeus gemaal van Tethys - Okeanos, Peleus gemachtigd - bevoegd gemachtigde afgevaardigde, bevoegde, chargé, depute, gecommitteerde, gedelegeerde, lasthebber, mandataris, zaakgelastigde, zaakwaarnemer gemagnetiseerde schijf - floppydisk gemak bedaardheid, bestekamer, comfort, commoditeit, commodum, gerief(lijk), geriefelijkheid, kalmte, komfort, privaat, rust, stade, stilletjes, testade, toilet, wc gemak (Fr) - aise gemak gevend - gerieflijk gemakkelijk allicht, behaaglijk, bereidwillig, comfortabel, commodo, eenvoudig, faciel, gedwee, geredelijk, gereed, geriefelijk, gerieflijk, gesmeerd, goed, grif, handelbaar, handzaam, kalm, komfortabel, kwiek, licht, lichtelijk, luchtig, makkelijk, pluis, rustig, simpel, vlot, vrolijk, gemakkelijk baantje sinecure gemakkelijk beweegbaar - flexibel, licht gemakkelijk breekbaar broos, bros, teer gemakkelijk bij zich te dragen tasje - necessaire gemakkelijk en weelderig leventje - prinsenleven gemakkelijk gevend - goedgeefs, mild, vrijgevig gemakkelijk glijdend - glad, glibberig gemakkelijk karweitje - peuleschil gemakkelijk leventje - vakantie gemakkelijk onderkenbaar - kennelijk gemakkelijk, ongedwongen - vloeiend gemakkelijk pratende Indische vogel - bettet gemakkelijk splijtbare stof - micat gemakkelijk te begrijpen - bevattelijk, duidelijk gemakkelijk te behandelen - mariabel gemakkelijk te kauwen - mals gemakkelijk te kruimelen - bros gemakkelijk te verdragen - licht gemakkelijk vocht opzuigend - hydrofiel gemakkelijk voordelig en doelmatig - handig, praktisch, vindingrijk gemakkelijke en onverwachte bijverdienste - grijpstuiver gemakkelijke leuningstoel - bergere gemakkelijke stoel berceuse, bergere, club, clubfauteuil, crapaud, dormeuse, fauteuil, kussenstoel, leunstoel, ligfauteuil, ligstoel, ruststoel, schommelstoel, sta-op stoel, zorgstoel, gemakkelijke vaardigheid - flair gemakkelijkheid - faciliteit gemakken - commoda gemakstoel - stilletje gemakzucht - laksheid, luiheid gemakzuchtig allicht, (ge)makkelijk, laks, licht, lui, wel, zeer gemalen biefstuk - tartaar gemalen eikenschors - looi, run gemalen graan - mee mout gemalen koren - tarwemeel, gerstemeel gemalen polijstaarde tripelpoeder gemalen rode, dakpannen - gravel gemalen rogge - roggemeel gemalen schelpen grit gemalen tabak - snuif gemalen talksteen - speksteenpoeder gemalen tufsteen tras gemalen vlees - gehakt gemalin echtgenote, eega, gade, huisvrouw, levensgezellin vrouw, wederhelft gemalin van ... zie gade van gemanierd - gemaniëeerd, welopgevoed gemanierde vrouw dame gemanierdheid - beleefdheid, beschaving, fatsoen, manieren gemankeerd - mislukt gemar - gedraal, getalm gemarineerd - ingelegd gemarkeerd gemerkt, (muz.) marcato gemarmerd glas - marbriet gemartel - gepijnig gemaskerd - bedekt, larvatus, vermomd, verborgen gemaskerd bal - dans, maskerade, mom, redoute gemaskerd feest - maskerade gemarmerd glas marbriet gemaskerd bal bal masqué, maskerade, redoute gematigd (muz.) adagio, andante, moderato gematigd bedaard, bezadigd, gemodereerd, getemperd, kalm, maathoudend, matig, moderaat, tamelijk, verzacht gematigdheid matiging, moderatie gember (Ind.) - djae, djahe gemberachtig gewas - cardamon, kardamon gemeen abject, achterbaks, algemeen, arglistig, banaal, bedrieglijk, commuun, doorsnee, doortrapt, dun, eerloos, eervergeten, gangbaar, geniepig, gewoon, gluiperig, grof, heimelijk, huichelachtig, ignobel, infaam, kwaadwillig, laag, laaghartig, laagstaand, lasterlijk, liederlijk, luguber, min, minderwaardig, miniem, naar, nietswaardig, obsceen, onedel, oneerlijk, onfatsoenlijk, onguur, onoprecht, ontaard, onwaardig, onzedelijk, openbaar, ordinair, pervers, plebejisch, ploertig, publiek, ruw, schorem, schrikwekkend, schunnig, schurkachtig, sinister, slecht, slim, smerig, snood, trivaal, trouweloos, uitgeslapen, unfair, vaal, vals, veil, venijnig, verachtelijk, verdorven, verfoeilijk, vilaine, vilein, vuig, vuil, vulgair, wreed, zedeloos gemeen gespuis - crapule, crapuul, hef(fe), janhagel, uitvaagsel gemeen kijken - loeren gemeen lachen - grijnszen gemeen mens - bedrieger, doerak, dronkaard, dweil, fielt, gemenerik, kreng, loeder, misdadiger, ploert, schoft, schurk, valsaard, wreedaard, zwendelaar gemeen persoon - adder, beroerling, doerak, ellendeling, fielt, lelijkerd, loboor, loebas, loeder, ploert, schmiecht, schurk gemeen sujet - doerak gemeen volk - gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, grauw, plebs, schorem, tuig gemeen vrouwspersoon - del, drel, kataas gemeen wijf - del, feeks, haaiebaai, kenau, kreng, loeder, prij, serpent, slang gemeend bedoeld, echt, eerlijk, ernstig, hartelijk, innig, ongeveinst, oprecht, serieus, warm gemeendheid - ernst gemeenheid bassesse, infamie, impudentie, kwaad, laaghartigheid, laagheid, oprechtheid, sorditeit, trivaliteit, valsheid, vuigheid, vuilheid gemeenheid in handelen of uiten - ernst gemeenheid in streven - ernst gemeenlijk doorgaans, gewoonlijk, meestal, meestentijds, meesttijds, normaal, vulgariter, gemeenlijk (Lat.) - vulgariter, vulgo gemeenplaats - alledaags, alledaagsheid, banaliteit, commonplace, platitude, trivialiteit, truïsme gemeenschap - betrekking, civitas, cohabitatie, communicatie, communiteit, contact, convent, copulatie, maatschappij, marga, massaliteit, omgang, rapport, relatie, samenleving, verbinding, verkeer, verstandhouding, volk gemeenschap (Hebr.) - jahad gemeenschap der bewoners - volk gemeenschap van goederen en geen eigen bezit - communisme gemeenschap van kloosterlingen - communauteit gemeenschappelijk collectief, communaal, confederatief, familiaar, gemeen, overeenkomstig, samen, simultaan, tezamen, universeel, verwant gemeenschappelijk bezit - communiteit, gemeengoed gemeenschappelijk bouwland es, enk, eng gemeenschappelijk ding - simultaneum gemeenschappelijk gedachtenismaal agape gemeenschappelijk graf - familiegraf, kerkhof, massagraf, oorlogsgraf gemeenschappelijk liefdemaal – agape gemeenschappelijk strijdende afdeling soldaten -gevechtseenheid, gevechtsgroep gemeenschappelijk weiland groenland, made, meent, mient gemeenschappelijk zingen samenzang gemeenschappelijke eetgelegenheid - mensa gemeenschappelijke golf - oc gemeenschappelijke grond - eng, enk, es, maalschap, meent, mient gemeenschappelijke markt E.E.G., Euromarkt gemeenschappelijke nederzetting der Israeli's - kibboets gemeenschappelijke opvoeding van jongensen meisjes - coëducatie gemeenschappelijke slaapzaal dortoir gemeenschappelijke tafel bij de marine - gamelle gemeenschappelijke weide - meent gemeenschappelijke werkzaamheid coördinatie, samenwerking gemeen sujet - doerak gemeente - burgerij, dorp, plaats, stad, gemeente (Jap.) - shi gemeente (Sp.) - pueblo gemeente aan de rand van een grote stad randgemeente, voorstad gemeente bestuur – gemeenteraad, stadsraad, gemeente in Belgisch Limburg Bocholt, Eksel gemeente in de Achterhoek Aalten, Groenlo gemeente in de provincie Antwerpen Meerle gemeente in Drenthe Dalen, Emmen, Norg gemeente in Gelderland Didam, Ede, Elst, Epe, Neede gemeente in Groningen Eenrum, Warfum gemeente in Limburg Elsloo, Haelen, Weert gemeente in Noord Brabant Asten, Bladel, Erp, Gemert, Goirle, Megen gemeente in Noord Holland Bloemendaal, Edam gemeente in provincie Luik - Ans gemeente in Utrecht Baarn, Soest, Zeist gemeente in Zuid Holland Arkel, Puttershoek, Strijen, Vianen gemeentegevangenis - belfort gemeentehuis mairie, raadhuis, stadhuis, gemeentehuis van Heerenveen - crackstate gemeentelijk - municipaal, stedelijk gemeentelijk bedrijf - bevolkingsregister, girodienst, huisvestingsdienst, huisvuilophaaldienst, rioleringsdienst gemeentelijk energiebedrijf - G.E.B. gemeentelijk grondgebied - municipaliteit gemeentelijk register BS gemeentelijke bepaling - verordening gemeentelijke geneeskundige dienst G.G.D. gemeentelijke gezondheidsdienst - GGD gemeentelijke instelling - GEB, GGD gemeentenaar - ingezetene gemeentepils leidingwater gemeentepolitie - GP, stadspolitie gemeenteraad - municipaliteit gemeenteweide made, meent, mient, schaarweide gemeentewerken - PW., O.W. gemeentezang - koraal gemeen volk - gajes, geboefte, gebroed, gespuis, schorem, tuig gemeenzaam - amicaal, amikaal, bekend, eigen, familiaar, gemoedelijk, vertrouwelijk gemeenzaam woord voor plezier gein, leut, lol gemeenzaamheid - familiariteit, vertrouwdheid, vertrouwelijkheid, vrijpostigheid gemeenzame aanduiding van een familielid pipa gemeier - gezanik, gezeur gemêleerd gemengd, gemixt, grijzend, vermengd gemelijk aalwaardig, alwallig, balorig, balsturig, behaaglijk, boos, chicaneurig, driftig, droefgeestig, gallig, gefrommeld, gekreukt, gellig, gramstorig, grommig, iezegrimmig, kniezend, kniezerig, kniezig, knorrig, korzelig, kregel, landerig, lomig, misnoegd, moroos, morrig, narrig, neetorig, nurks, nijdassig, ontevreden, ontstemd, onvergenoegdonwillig, pruttelend, sikkeneurig, verdrietig, vitterig, weerspannig, wrevelig, zanekerig, ziekeneurig gemelijk beklag - gemor gemelijk iemand - nijdas, iezegrim, izegrim gemelijk mens brompot, grompot, kniesoor, kniezer, knorrepot, neetoor, kwel, nijdas, nurk, pruttelaar, sar gemelijkheid - landerigheid, malaise, morositeit gemelijk zijn - huilen, narren, plagen, pruttelen, sarren, treiteren gemelk - gezanik, gezemel, gewauwel, gezeur gemene alsem - bijvoet (geneeskr.) gemene kerel - aterling, doerak, fielt, loeder, nijdas, ploert, pooier, schurk, smeerlao, smiecht gemenebest - republica, republiek, res Gemene best, deel van het Britse - 5 Ghana, India, Kenya, Malta, Nauru, Sabah 6 Canada, India, Cyprus, Gambia, Guyana, Malawi, Malaya, Nguana, Tobago, Uganda, Zambia 7 Jemaica, Lesotho, Nigeria, Sarawak 8 Barbados, Botswana, Malaysia, Trinidad, Zanzibar 9 Australië, Mauritius, Singapore, West-Samoa 10 Tanganyika 12 Nieuw-Zeeland gemene deugniet - galgeaas gemenerik - fielt, judas, loeder, onterik, schurk, smiecht, snoodaard, valsaard, valserik, vuilak, zedeloos gemene handelwijze - laagheid gemene kroeg - kavéte, kavitje gemene meid - lel gemene muur - erf gemene streek - gemenigheid gemene vent - aterllng, booswicht, doerak, doordraaier, fielt, lafbek, loeder, nijdas, patser, ploert, poen, pooier, rotvent, schoft, schurk, sloeber, smeerlap, smiecht, verkwister gemene vrouw - furie, heks, helleveeg, karonje, sloerie gemene weide - meent gemene wolfsklauw - kolfmos gemene zaak maken - heulen gemengd aangelengd, bont, dooreen, gemeleerd, gemixed, mixed, ongelijk, ongelijksoortig, onzuiver, verdund, verschillend gemengd eten kliek, prak, stamppot gemengd kunnen worden - mengbaar gemengd ras - halfbloed gemengd veevoer - haksel, kortvoer gemengde drank - cocktail gemengde hoeveelheid melange, mengsel gemengde meststof compost gemengde opstellen - miscellanea gemengde orgelstem – tertiaan gemengde pijptabak - mixture gemengdheid - mixture gemenigheid gemeenheid gemerkt aangezien, naardien, wijl gemerkte vrachtlijst - manifest gemest kalf - kistkalf gemeste gesneden haan kapoen gemeste hoen - poularde gemeste vogel - kropvogel gemet - landerij gemetseld gat voor een kelderraam - vossegat gemetseld rookkanaal schoorsteen gemetselde oeverkant - beer, kaai, kade, wal gemetselde voet van een vloerbalk stiep gemetselde waterkering - beer gemeubileerd gem. gemiddeld - alledaags, circa, dooreengenomen, doorsnee, gewoon, normaal gemiddeld inkomen - modaal gemiddelde moyenne gemiddelde rekening - overslag, raming gemiddelde vaart kruissnelheid gemiddelde weersgesteldheid - klimaat gemier geknoei, geleuter, gepeuter, gepruts, gewriemel, gezanik, gezeur gemieter geduvel, gemier, gezanik gemijmer - pepeins geminacht - geduvel, gezanik, versmaad geminatie - verdubbeling gemini ruimteschip, tweelingen, sterrenbeeld gemis armoe, behoefte, defect, derving, gebrek, hiaat, krimp, lacune, leegte, leemte, manco, nood, ontbering, privatie, tekort(koming), verlies gemis aan het nodige - gebrek, kommer gemis aan kleurstof - achromatose gemis aan pigment - achromatosis gemis der oogleden - ablefarie gemis van de geest - dof, eenvoudig, geesteloos, onbeduidend gemis van het hoognodige - armoe, gebrek gemis van muzikaal gevoel - amusie gemis van of gebrek aan een zekere kleur - renonce gemis van vrije tijd - gebonden gemissen - missen, ontberen gemixt dooreen, gemêleerd, gemengd gemixt meel - beslag, deeg gemixte soorten melange gemme - camee, intaglio gemodder baggeren, gebagger, gebroddel, geknoei, gepruts, geschipper, getob gemodelleerd - modele, plastisch gemodereerd - gematigd, getemperd, modest gemoed binnenste, boezem, borst, inborst, drift, gestemd, gevoel, gevoeligheid, gezind, hart, kloekmoedigheid, innerlijk, onverschrokkenheid, stemming, verbolgenheid, zogestemd gemoedelijk - aandoenlijk, bezadigd, eenvoudig, familiair, fideel, gematigd, gemeenzaam, gevoelig, gezapig, gezellig, goedhartig, goedig, goedmoedig, handelbaar, huiselijk, intiem, kalm, knus, los, mild, minzaam, natuurlijk, ongedwongen, onvormelijk, pathetiek, vertrouwelijk, vlot, vriendelijk, zachtaardig gemoedelijke kalmte - placiditeit gemoedelijkheid - bonhommie, gezapigheid, fijngevoeligheid, zachtaardigheid gemoedereerd - doodleuk, kalmweg, vanzelfsprekend gemoedsaandoening aandoening, affect, affectie, agitatie, bezieling, bui, drift, elan, emotie, geestdrift, gevoel, gezwollenheid, hartstocht, humeur, motie, ontroering, passie, patos, stemming, gemoedsaard inborst, karakter, temperament gemoedsbestaan - inborst gemoedsbeweging agitatie, begering, commotie, emotie, ontroering, satisfactie gemoedsdrift - hartstocht gemoedsgesteldheid agitatie, angst, bui, dispositie, drift, emotie, ernst, exaltatie, gemoedsaard, gemoedsindruk, gemoedstoestand, hartstocht, humeur, hypochondrie-, impulsie, innerlijk, luim, ontroering, pathos, smart, stemming, temperament, toestand, vrees, vrolijkheid gemoedsgesteldheid met dwaasheden - kolder gemoedsgesteldheid waarin men dwaasheden doet - kolder gemoedskalmte - contenance gemoedsrust - bedaardheid, sereniteit, zielenrust gemoedsstemming blijheid, dispositie, droefheid, ernst, humeur, humeur, instelling, melancholie, somberheid, vreugde, vrolijk, vrolijkheid gemoedsstemming, gedrukt - depressie gemoedsuiting - drift, emotie, hartstocht, lach, ontboezeming, temperament gemoedsuitstorting - lyriek gemoedsvrede - zielerust gemoireerde - moire gemok - bouderie, gepruil gemompel - gemor, gemurmel, geprevel gemopper - gebrom, gemurmel, geprevel gemor - gebrom, gemompel, gezanik gemors - geknoei, knoeiboel gemotiveerd - gedocumenteerd, gedrevenheid, redelijk, verantwoord, weloverwogen gemotoriseerde kraan dragline gems berggeit, klipgeit, steengeit gemsachtige - gocel, kambing-oetan, sneeuwgeit gemsbok - passan gemsbuffel - anoa, gnoe, wildebeest gemskleurig - chamois gemul - gruis gemunt - geladen, geslagen gemunt geld reaal, specie gemurmel gemompel, geprevel gemutst gehumeurd, geluimd gemzenleer chamois, kamoes genaakbaar accessibel, benaderbaar, toegankelijk, toelaatbaar genaakbaar - toegankelijk genaamd alias, geheten, getiteld, hetende genaamd zijn - heten genade - amnestie, barmhartigheid, clementie, deernis, erbarmen, gena, goedertierenheid, gratie, gunst(bewijs), hulp, kwartier, lijfsbehoud, medelijden, pardon, vergeving, vergevingsgezindheid, vergiflenis, welwillendheid genade voor recht laten gelden - amnestie, begenadigen, gratiëren, verlenen genadebriefje in de R.K. kerk - aflaat genadebron - God genadebrood - aalmoes genadegave - charisma genadekruid - galkruid, godsgenade genadeloos onbarmhartig, onverbiddelijk, wreed genadeloze concurrentie (Eng.) - rad, race genadelijk - barmhartig, genadig genademiddel amnestie, gebed, prediking, sacrament, vergiffenis genadeoord bedevaartplaats genadereis bedevaart genade schenken pardonneren, vergeven genadeslag - nekschot, nekslag genadeslag geven - afmaken, doden, neerslaannekken genadig barmhartig, clement, edelmoedig, genadevol, goedertieren, goed(gunstig), lankmoedig, mild, neerbuigend, vergevingsgezind genaken naderen, naken genan genant, genante, naamgenoot genant – beschamend, ergerlijk, hinderlijk, lastig, onvrij gendarme agent, marechaussee, rijkswacht, veldwachter gene die, ginds, gindse gêne schaamte, schroom, verlegenheid genealogie geslachtskennis, geslachtsrekenkunde, stamboom genealoog stamboomkundige geneesbaar - curabel, heelbaar geneesheer arts, chirurg, dermatoloog, dokter, esculaap, internist, medicus, specialist geneesheer der goden Melchior, Paenan geneesheer onder de goden - Aesculaap geneesheer uit de oudheid - Hippokrates geneesheer van zielezieken psychiater geneesheer voor inwendige ziektes - internist geneeskrachtig - genezend, medicinaal, officinaal geneeskrachtig aftreksel - elixer, salep, geneeskrachtig gewas - aloë, alant, alsem, althea, arnica, bijvoet, fenegriek, galgant, hijsop, kamille, luciaankruid, melisse, nepent, nepentes, salie, sanikel, serradella, standelkruid, valeriaan, valkruid, wolverlei, wondklaver, wormkruid, wijnkruit, zevenzaad geneeskrachtig hout - sassafras geneeskrachtig kruid - gentiaan, kamille, lavendel, melisse, papaver, salie, standelkruid, valeriaan, valkruid geneeskrachtig water - bronwater, levico, spa geneeskrachtig zout - emserzout, vlugzout, zuiveringszout geneeskrachtige balsem - storax, tolubalsem geneeskrachtige bast - kaneel, kina, hamamelis geneeskrachtige bloem - camille, crocus, klaproos, kruidnagel, lavendel, saffraan geneeskrachtige bol - zeeajuin geneeskrachtige bron bij Jeruzalem Bethesda geneeskrachtige drank - salep, kinawijn, staaldrank geneeskrachtige extracten - cachou, catechu, gambier geneeskrachtige gomhars - duivelsdrek, geneeskrachtige hars - gerajakhars geneeskrachtige holte - sinus geneeskrachtige houtsoort - gerajak, kwassie, pok geneeskrachtige knol - salep geneeskrachtige knoppen en bladeren - bilzenkruid, digitalis, doornappel, drieblad, eucalyptus, laurier, monnikskap, pepermunt, salie, senna, wolfskers geneeskrachtige kruiden - hennep, lobelia, marjolein, thijm, zonnedauw geneeskrachtige middelen uit dieren bereid - gelatina, hertshoorn, levertraan, melksuiker, reuzel geneeskrachtige modder fango geneeskrachtige olie - citronella, kamfer, sesamolie geneeskrachtige plant alant, bijvoet, fenegriek, gentiaan, heemst, kamille, kervel, laudanum, lavendel, melisse, mirre, papaver, salep, salie geneeskrachtige standelkruidsoort - salep geneeskrachtige vrucht - anijs, bosbes, komijn, kwee, pruim, vanille geneeskrachtige waterbron - staalbron geneeskrachtige wortel - alant, gentiaan, meekrap, mierik valeriaan, zoethout geneeskrachtige wortelstok - galenga, gember, kalmus geneeskruid - heelkruid, wonderkruid geneeskunde heelkunst, medicina, medicijnen, therapie geneeskunde, richting in de - anatomie, bacteriologie, chemotherapie, cytopathologie, diagnostiek, geriatrie, gerontologie, neurologie, oogheelkunde, pediatrie, psychiatrie, virologie geneeskunde van bejaarden - geriatrie geneeskunde van de huid - dermatologie geneeskunde van de spraakorganen toniatrie geneeskunde van de zielsziekten - psychiatrie geneeskunde van het hart - cardiologie geneeskunde van kinderen - pediatrie geneeskunde van vrouwen - gynaecologie geneeskunde voor ouden van dagen - geriatrie geneeskunde van de spraakorganen - foniatrie geneeskundig - medisch, medicinaal, therapeutisch geneeskundig behandelen - medicineren geneeskundig onderzoek - auscultatie geneeskundig toestel - ergostaat geneeskundige arts, dokter, dr., geneesheer, medicus, m.d. therapeut geneeskundige behandeling - therapie geneeskundige, beroemd - Boerhaave, Galenus, Harvey, Koch, Paracelsus, Pasteur, Vesalius, Virchow geneeskundige dienst voor zieken - ambulance geneeskundige drank - salep geneeskundige hulp voor niet bedlegerigen - polikliniek geneeskundige inrichting hospitaal, kliniek, ziekenhuis geneeskundige scheikunde - iatrochemie geneeskundige subtropische plant - hysop geneeskundige verklaring - attest, declaratoir geneeskundige verzorging - behandeling geneeskunst geneeskunde, therapie geneesleer therapie geneeslijk - curabel geneesmeester - geneesheer, heelmeester geneesmethode aderlating, allopathie, homeopathie, kuur, lavement, massage, operatie, remedie, therapie geneesmiddel anti bioticum, arnica, artsenij, aspirine, atebrine, calmans, capsule, castoreum, decraline, dragee, drank, drankje, emetine, insuline, kalomel, kamille, kervel, kina, kinabast, kinine, kruid, lavement, medicament, medicijn, norit, panacee, penicilline, pil, poeder, remedie, salep, salmiak. serum, tablet, teerpil, therapie, triakel, valeriaan, zetpil geneesmiddel (lnd.) obat geneesmiddelkunde - acognosie geneesmiddel tegen alle kwalen panacee geneesmiddel tegen giftige beet teriakel geneesmiddel tegen koorts - antifebrine, antipyrine, kinine geneesmiddel tegen maag kwaal - digerentia, maagzout geneesmiddel regen malaria - araleën, atebrine, kina, kinine geneesmiddel tegen ontsteking - antibioticum, boorwater geneesmiddel tegen slaapziekte - germanine geneesmiddel tegen vergiftigde slangenbeet - colubrina, strichmos, triakel geneesmiddel tegen waterzucht - zeeajuin geneesmiddel voor diarree - salep geneesmiddel voor dieren - bolus geneesmiddel voor hartlijders - digitaline geneesmiddel voor infectieziekten - antibioticum, penicilline, streptomycine geneesmiddelen sera geneesmiddelenboek - larmacopee, pharmacopee geneesmiddelenbriefje - recept geneesmiddelenleer acognosie geneesmiddelen, natuurlijke - drogerijen geneesmiddelenwinkel apotheek geneesproces kuur, remedie geneeswijze allopathie, homeopathie, kuur, massage, medicatie, remedie, therapie geneeswijze, door baden - balneotherapie geneeswijze door bestraling - radiotherapie geneeswijze door warme baden, warme lucht etc. - thermotherapie genegen bereid, geneigd, gereed, gewillig, therapie, toegedaan, (wel)gezind, welwillend genegenheid affectie, drift, liefde, lust, min, neiging, trek, tendens, vriendschap, wil genegenheid opwekkend - innemend genegen iets te doen - bereid geneigd affiniteit, bereid, bereidwillig, genegen, gereed, gezind, gestemd, gezond, inclinatie, neigend, willig, geneigdheid aandrift, begerigheid, belusheid, lust, neiging, propensie, tendens, trek, wens, wil, zin, zucht geneigdheid om het eigen inzicht te volgen - eigenzinnigheid geneigdheid tot plichtsbetrachting - ernst geneigd tot veel babbelen - babbelachtig, praatgraag geneigd tot verzet - opstandig, rebels generaal algemeen gen., veldheer generaal van het apenleger(Ind. myth) -Hanuman generaal pardon - amnestie generaalsbewind - junta generale (de - bas) - fundamento (muz.) generale staf GS generaliseren - veralgemenen generalisatie algemeen making generaliteit - staatsmacht Generaliteitslanden, een der - Brabant, Limburg, Opper-Gelderland, Vlaanderen generatie geslacht, teling, tijdgenoten, voortplanting generatief geslachtelijk generatiewisseling - metagenesis generator dynamo generen - hinderen, schamen genereren telen, verwekken, voortbrengen genereus edel, edelmoedig, goedertieren, goedgeefs, grootmoedig, mild, milddadig, onbekrompen, royaal, vorstelijk, generhande - geen, generlei generlei - geen, generhande generositeit - edelmoedigheid, onbaatzuchtig, onbekrompenheid genese ontstaan, wording geneselijk - curabel genesis - gen, genese, ontstaan, oorsprong, wording genet - paard, rijpaard genetica erfelijkheidsleer genetkat - genetta, civetkat geneugte delice, genieting, genoegen, genot, vermaak, vreugde, wellust genever - jenever genezen - beter(en), boeten, bijgespijkerdcureren, gezond, heel, helen, hersteld, herstellen, nieuw, opgefleurd, opgeknapt, remediëren, verhelpen genezen kunnende worden - curabel, geneesbaar, geneeslijk, heelbaar genezend - curatief, therapeutisch genezing - analepsis, heil, heling, herstel(ling), regeneratie, reconvalescentie, recuperatie, restitutie genezing aanbrengend - heilzaam genezing door verandering van lucht - aerotherapie, klimaatbehandeling genezing door water - hydrotherapie, hydriasis, geniaal begaafd, bekwaam, briljant, geniaal, knap, talentrijk, talentvol, talrijk, uitzonderlijk, vernuftig geniaal mens - genie genialiteit vernuft, vindingrijkheid genie aanleg, begaafdheid, esprit, fenomeen, gave, talent genie-officier - genist geniesoldaat genist, mineur, pionier, pontonnier geniep - achterbaks, geheim, heimelijk, stiekem, stilletjes, tersluiks, verborgen geniepig achterbaks, boosaardig, gemeen, gluiperig, heimelijk, insidieus, kwelziek, slinks, sluw, steels, stiekem, treiterig, vals, vuil geniepig zeer doen - knijpen geniesoldaat - genist, mineur, pontonnist, schansgraver, sappeur, torpedist genietbaar - genietelijk genieten - krijgen, leven, nemen, ontvangen, smaken, snoepen genieten wederverkopers - rabat genieting geneugte, genoegen, genot, genucht, leut, lust, plezier, vreugde, zielsgenoegen genieting die de zinnen streelt - weelde, wellust, zingenot genist - geniesoldaat, mineur, pionier, pontonnier, genitaliën - geslachtsdelen genitief - gen genius beschermengel, beschermgeest, geleigeest, schutsengel genocide rassenmoord, soortmoord genodigde gast, gevraagde, introducé, invité genoeg afdoende, afgedaan, afgelopen, afgemeten, basta, beu, flink, genoegzaam, halt, nogal, plenty, stevig, stop, suffisant, toereikend, verzadigd, voldoende, volop, zat, zeer genoeg (Lat.) - tantum genoegdoening bevrediging, boete, eerherstel, excuus, herstel, loon, penitentie, retributie, revanche, satisfactie, talio, teruggave, vendetta, vergelding, vergoeding, voldoening, wraak genoegdoening voor belediging - duel, excuus genoegdoening voor verloren wedstrijd revanche genoegen - amusement, behagen, believen, bevallen, bevrediging, bezit, blijdschap, boete, faveur, gading, geneugte, genieting, genot, gerief, lol, leut, liefhebberij, lust, ontspanning, plezier, pret, pretje, satisfactie, schik, tevredenheid, verlustiging, vermaak, voldoening, vreugde, welbehagen, welgevallen, wellust, wil, zaligheid, zin genoeg en uit - basta genoeg gekookt - gaar genoeg hebben - rondkomen genoeg hebben van - balen genoeglijk aangenaam, aardig, amusant, bekoorlijk, charmant, emmes, gezellig, knus, leuk, plezierig, prettig, vriendelijk, vrolijk genoeglijke bezigheid hobby genoeglijke stemming - schik genoegzaam krachtig, nagenoeg, overtuigend, toereikend, voldoende genoemd gemeld, vermeld genomen - aangenomen, gesteld, ondersteld genoot compagnon, doelgenoot, gelijke, gezel, kameraad, makker, metgezel, vennoot genootschap - bent, bond, broederschapclub, club, compagnie, corporatie, maatschappij, orde, organisatie, raad, sekte, sociëteit, unie, (ver)bond, vereniging, vergadering genootschap der vrienden - kwakers genootschap in Ierland - Fenians genoodzaakt - verplicht genot - baat, bevrediging, bezit, blijdschap, delectatie, delice, gebruik, geneugte, genieting, genoegen, gerief, hedone(Gr.), jouissance, lust, plezier, pret, smaak, verrukking, vreugde, welbehagen, wellust, wil, zaligheid genot achteraf beleven - nagenieten genot hebben - genieting genot smaken - genieten genot van iemands bezit - vruchtgebruik genotartikel - tabak genoteerd - aangetekend, gen., opgeschreven genotleer - hedonisme genotloos - blase genotmiddel 2 ijs 3 wijn 4 bier, hasj, shag, thee 5 cacao, drank, opium, snoep, snuif, tabak 6 bonbon, koffie, sigaar 7 alcohol, cocaïne, sigaret, snoepje, specerij 7 genotrijk, hasjiesj, nicotine 8 aangenaam, rooktabak, snoepgoed, specerijen, 9 pruimtabak genotmiddel in Indonesië - sirih genotziek hedonistisch, wellustig, wulps, zinnelijk genotziek persoon - wellusteling genotzucht - epicurisme genotzuchtig - epicurisch, weelderig, wellustig, zwelgend genotzuchtig mens - epicurist genre allooi, manier, ras, slag, smaak, soort, stijl, trant, wijze genre in de literatuur - drama, epiek, lyriek, poëzie, proza genst – gaspeldoorn, heidebrem genster - vonk gent gander, gans, ganzerik, mannetjesgans Gent, gilde huis in - St. Jorishof, Toreke Gent, monument in - Belfort, Gravensteen, Lakenhalle, Mammelokker, Prinsenhof, Rabat Gent, oude gevangenis in - Mammelokker Gent, oude haven van - Graslei gentiaan - alpenplant gentiaanachtigen - Gentianaceeën gentiaanwortel - bitterwortel gentianacee - bittering, duizendguldenkruid gentleman edelman, heer, seigneur genuanceerd van klank klankrijk, melodieus Genuees Columbus genuïen aangeboren, echt genuïteit echtheid genurk gebrom, gekijf, geknor genus geslacht, soort geoccupeerd bezet, bezig, drukdoende geodeet - landmeter, spanrups geodesie landmeetkunde geoefend - afgericht, bedreven, ervaren, geroutineerd, geschoold, getraind, geverseerd geoefend in de cijferkunst rekenkundig geoefend op de jacht bejaagd geoefend zeeman - matroos, zeebonk, zeevaarder geoefendheid - ervaring, geroutineerdheid, geschooldheid, getraindheid, routine geofaag aardeter geofyten - bol, knol, wortelstokplanten geogenie aardwording geograaf aardrijkskundige geografie aardrijkskunde geografisch aardrijkskundig geografisch overleg - go geografische aanduiding N.B., O.L., W.L., Z.B. geografische breedte latitude geografische breedtecirkel parallel geografische lengte longitude geografische lengtecirkel meridiaan geografische ligging topografie geografische lijn - isobaar, isogoon geografische mijl g.m. geografische naam toponiem geografische naamkunde toponymie geografische plaatsbepaling - breedtegraad, lengtegraad geografische tekening (land)kaart geografische term - NB, OL, WL, ZB geoliede huid van schapen - perkament geologie aardkunde geologisch aardkundig geologisch proces - abrasie, erosie, sedimentatie, verwering geologisch stelsel - neptunisme geologisch tijdperk Algonkium, Alluvium, Cambrium, Carboon, Devoon, Diluvium, Jura, Kambrium, Krijt, Mioceen, Neozoïcum, Oligoceen, Perm, Pleistoceen, Plioceen, Quartair (Holoceen), Secondair, Siluur,Tertiair (Eoceen),Trias, IJsperiode, Ijstijd geologisch tijdperk, huidig - quartair geologisch tijdvak - lias, ijsperiode geologisch verschijnsel - boudinage geologische formatie eoceen, Jura, krijt, perm, trias geologische hulpwetenschap mineralogie, petrologie, sedimentologie, stratigrafie, geoloog - aardkundige geometrie - meetkunde, planimetrie geometrisch meetkundig geometrische verhouding cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens geomorfologie landschapkunde geomorfologische eenheid landschap geoorloofd - fiat, gepermitteerd, oorbaar, toegelaten, toegestaan, toelaatbaar, veroorloofd geoorloofde liefdesbetrekkingen - minnarij geopend - open, openstaand geopperd denkbeeld - suggestie geordend - geregeld geordende lijst index, rooster, tabel geordende lijst van namen - register, telefoongids geordende overeenkomst - schikking geordende zeemacht - marine, vloot georganiseerd overleg - g.o. georganiseerde bijeenkomst - vergadering Georgië, hoofdstad van - Tbilisi Georgië, oorspronkelijke bewoners van - Colchii, Iberii Georgië, rivier in - Rion Georgië, stad in - Batoemi, Koetaisi, Tsiatoera Georgië, steppe in - Karajas, Sjiraki geotropisme - geotropie geoutilleerd - uitgerust, voorzien geoxideerd - roestig gepaard - gehuwd gepaard gaande met ettering - suppuratief gepaardhoevige ever, ezel, kalf, koe, muildier, muilezel, stier, varken, zwijn gepakt gegrepen gepantserde haai - katte(n)haai gepantserde legerafdeling cavalerie, pantserdivisie gepapt dicht gordijnweefsel lancaster gepard jachtluipaard gepareld parelvormig geparenteerd - vermaagschapt, verwant (schapt) geparfumeerde gezichtspoeder - bedak, irisine gepassioneerd hartstochtelijk gepassioneerdheid - hartstocht, passie, voorliefde gepast adekwaat, adequaat, behoorlijk, betamelijk, bruikbaar, convenabel, decent, eerlijk, fatsoenlijk, geschikt, gevoeglijk, juist, keurig, net, oirbaar, oorbaar, passend, schikkelijk, sortabel, voegzaam gepast betalen - passen gepastheid betamelijkheid, keurigheid, netheid, oorbaarheid, voegzaamheid gepatenteerd - geoctrooieerd gepeild geraaid gepeilde diepte loding gepeins denkbeeld, denken, gedachte, gemijmer, gesuf, mijmering, mijmerij gepelde haver tot grutten gemaakt - havergort gepekeld - gezouten gepelde gerst gort gepelde rijst beras, bras, nasi gepen geschrijf gepend - puntig, stekelig gepensioneerd - emeritus, rustend gepensioneerde - oudgediende gepeperd bijtend, hartig, heet, pedes (Ind.), pikant, prikkelend, sterk, stekelig geperforeerd doorboord gepermitteerd geoorloofd, toegestaan, veroorloofd gepersonifieerd - belichaamd gepersonifiseerde rijkdom - Mammon geperst hout - triplex geperste haarstof vilt geperst hout – triplex geperst kolengruis - briket gepetrifieerd versteend gepeupel canaille, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, grauw, heffe, janhagel, plebs, rapaille, schorem, schorriemorrie, schuim, tuig gepeupelheerschappij - lochlocratie gepeupelregering - lochlocratie gepeuter - geknoei, geleuter, gemier gepieker - getob gepiept – gedaan, klaar gepijnig - gemartel gepikeerd beledigd, boos, gebelgd, gekrenkt, geprikkeld, geraakt, korzelig, kregel, kriegel, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verstoord gepikeerdheid - boosheid, gebelgdheid, geraaktheid, nijd, toorn, wrevel gepikt en gedreven - klaar, reisvaardig, uitgerust geplaag gesar, geterg, getreiter geplaatst ondergebracht, neergezet geplaatst bij - gedetacheerd geplaveide weg straat gepleegde handeling - daad geplekt - bont geplet koper - latoen geplet en vertind dun metaal blik geploeter gesjouw, getob, gezwoeg geplogenheid - gebruik, gewoonte geplooid - gegolfd, gerimpeld, plisse geplooid bedbehangsel - draperie geplooid oplegsel ruche geplooide bef jabot geplooide boordsel - falbala geplooide dameshalskraag frees geplooide huid leer, leder geplooide kraag - fraise, lob, lub geplooide leren zak - balg geplooide muts - kaper geplooide stof - plissé geplooide strook - falbala, hem, kantje, ruche geplooide strook van een gordijn - rabat geplooide zak (leer) - balg geplooide zoom falbala geplozen touw - pluis gepluimd - gevederd geplukt kaal gepoch bluf, gesnoef, gezwets, grootspraak, opschepperij, snoeverij, vanterie gepoender - gedoe, gedraai, gepeuter gepofte mais - popcorn gepolitoerd gepolijst geporteerd voor - pro geposeerd aanstellerig, bedaard, bezadigd, evenwichtig, gemaakt, gezet, nuffie, gepraal gepronk, pralerij, pronkerij gepraat gebabbel, gekeuvel, geklets, geleuter gesnap, gekoos, gezwam, klap, palaver, praterij gepraat (ongunstig) van de mensen - (In) opspraak gepremediteerd - opzettelijk, voorbedacht gepreoccupeerd - vooringenomen geprepareerd waspapier stencil geprepareerde huid leder, leer gepresseerd - gehaast geprevel - gemompel, gemummel geprezen - geroemd, gevierd, gezegend gepriegel gepeuter geprikkel - getintel geprikkeld boos, geraakt, humeurig, korzelig, kregel, kriebelig, lichtgeraakt, nerveus, nijdig, ontstemd, opgewonden, opvliegend, wrevelig geprikkelde stemming - animositeit, geïrriteerdheid, irritatie, wrevel, wrevelig(heid) geprikkeldheid - gebelgdheid, boosheid, gepikeerdheid, irritatie, korzeligheid, ontstemdheid, opvliegendheid, verstoordheid geprivilegieerd - bevoorrecht gepromoveerd persoon doctor, dr gepronk gepraal, pralerij gepronoceerd - sprekend geprotesteerd (handel) geweigerd gepruil bouderie, geknies, gemok gepruts geknoei, gemier, gemodder gepruttel gemopper, gemor geps gaps gepuf grootspraak gepunt puntig, scherp, spits gepunte stok - prikkel gepurperd purperkleurig gepijnig - gemartel geraaid gepeild geraakt - aangedaan, aangeschoten, aangeslagen, beledigd, boos, gebelgd, geblesseerd, geergerd. geïrriteerd, gekwetst, gepikeerd, geprikkeld, geroerd, getroffen, gewond, korzelig, kregel, kriegel, nijdig, ontroerd, ontstemd, opgewonden, raak, toornig, verstoord geraaktheid boosheid, ergernis, gebelgdheid, gekwetstheid, gepikeerdheid, irritatie, prikkeling, touche, verstoordheid geraamd - approximatief geraamte armatuur, beenderen, beendergestel, bekkeneel, gebeente, bot, bouw, constructie, frame, fusilage, graat, karkas, knekelman, knok, knokok, knook, ontwerp, rib, ribbenkast, rif, scharminkel, schedel, schema, skelet, wervel geraamte uitdrogen en ineenzetten - skeletteren geraamte van het hoofd bekkeneel, doodshoofd, schedel geraamte van hout - latwerk geraamte van kiezelzuur - kiezelskelet geraas alarm, balderen, drukte, gebalder, gerucht, gesnor, getempeest, getier, heibel, herrie, kabaal, keet, lawaai, lejool, leven, opschudding, rumoer, stampei, tumult, volksoploop geraas en getier - stampei geraaskal gebral, gezwets, lariekoek, nonsenspraat, radotage, geraas makend (muz.) - strepitoso geradbraakt afgemat, doodmoe, doodop, gebroken, kapot, uitgeput, verknoeid geraden aangeraden, dienstig, geadviseerd, gezuiverd, raadzaam, treffen, wenselijk gerafelde naad torn geraffineerd doorkneed, doortrapt, gezuiverd, listig, sluw, veredeld, verfijnd geraffineerd gemeen - ingemeen geraffineerd verleider - mefisto, Mephistopheles geraffineerde houding raffinement geraffineerde vouw - vamp gerak - gemak, gerei, gerief geraken - komen, terechtkomen gerammel - geratel geranium - kraanhals, ooievaarsbek, pelargonium geraniumachtigen - ooievaarsbek,pelargonium, reigerbek gérant beheerder, zaakeider, zaakwaarnemer, zetbaas gerardskruid - zevenblad geraspte snuiftabak rapé geratel - gerammel, lawaai gerecht 3 hof, hot, pap, vla 4 bami, gang, kie(n), moes, raad, saté, soep, spijs 5 balie, haché, juist, patat, purée, salmi, snert 6 billijk, fondue, muesli, omelet, pastei, ragout, reerug, salade, salami, roerei, wettig 7 beignet, compote, correct, flensje, hutspot, pudding, reebout, schotel, soubise, soufflé, vissoep, voedsel,zalmsla 8 biefstuk, bouillon, flensjes, fleurons, niertjes, rissoles, rijstebrij, rijstepap, stamppot, to urnedo, uiensoep, vispastei, zuurkool 9 bietensla, hamburger, haringsla, kippesoep, pasteitje, rechtbank, rijstemelk, tribunaal, uitsmijter 10 croquetten, erwtensoep, huzarensla, linzensoep, vierschaar, watergruwel 11 aardappelen, groentesoep, hors d´oeuvre, kalfsoester, pannekoeken, plumpudding, rabarbermoes, tomatensoep, trommelkoek, vogelnestje 12 jachtschotel, macaronisaus, rechtvaardig 13 14 wentelteefjes 15 ossestaartsoep gerecht (It.) - polenta gerecht (Sp.) - olla podrida gerecht aan het einde van een maaltijd - nagerecht, toetje gerecht in Italië - spaghetti gerecht in Spanje - paella gerecht met kerstmis - kerstgans gerecht van fijn gekookte groente moes gerecht van fijn vlees en deeg pastei gerecht van zure appelen, bruin brood, karnemelk – prol gerechtelijk forensisch, justieel, justitieel, rechtelijk gerechtelijk ambtenaar - kantonrechter, officier gerechtelijk bevel injunctie gerechtelijk inschrijfboek - registratuur gerechtelijk onderzoek - perquisitle gerechtelijk ontzegelen - resigneren gerechtelijk ontzeggen - resigneren gerechtelijk toewijzen - addiceren, adjudlceren gerechtelijk vooronderzoek - perquisitie gerechtelijk vooronderzoek in militaire strafzaken - informatiën gerechtelijke aanmaning sommatie gerechtelijke actie procedure gerechtelijke bekrachtiging homologatie gerechtelijke bekrachtiging van een akkoord hornologatie gerechtelijke beslaglegging sequestratie gerechtelijke ontzegeling - resignatie gerechtelijke uitspraak oordeel, vonnis gerechtig - billijkerwijs, rechtvaardig gerechtigd bevoegd, competent gerechtigheid recht,rechtvaardigheid gerechtsbode deurwaarder gerechtsdienaar agent, beul, diender gerechtshof rechtbank gerechtshof in Drenthe tot eind 18e eeuw etstoel gerechtshof in Oud-Athene - Areopagus gerechtskosten - vacatiekosten gerechtsoefening - rechtspleging gerechtsplaats bij Jeruzalem Golgotha gerechtsplaats in Athene - Areopagus gerechtsplaats in Twente Dingspelberg gerechtsschrijver griffier gerechtszaak (Ind.) perkara, proces gerechtvaardigd – billijk, gegrond, juist, terecht gerecht van verschillende groenten – jardinière gerecht met uien en vlees – hachee gered behouden, bevrijd, ongedeerd, safe, veilig, verlost geredelijk bereidwillig, gemakkelijk, graag, grif, licht, pront gereed af, afgewerkt, bereid, contant, grif, klaar, paraat, ready, ree, slagvaardigvaardig, volbracht, voltooid gereedgemaakt – afgewerkt, bereid, klaar gereed maken – klaarmaken, prepareren gereedschap - alaan, aks, beitel, bij, boor, drevel, drijver els, gerei, graveerijzer, hak, hamer, instrument, kaarde, mes, nijptang, spaan, tang, tuig, vijl, werktuig, zaag, zie ook werktuigen gereformeerde - Calvinist, Doleerder gereed tot handelen bereid, paraat, vaardig gereed uit te trekken beweegbaar, marsvaardig, mobiel gereedschap gerei, tuig gereedschap om emmers te dragen juk gereedschap om oven mee uit te krabben – loet gereedschap om te vegen – stoffer, veger gereedschap om zeis te scherpen strekel gereedschap van tekenaar winkelhaak gereedschap van timmerman – hamer, schaaf gereedschap voor de tuin – hark gereedschap voor de tuin – hark gereed zijn – bereid, klaar gereformeerd hervormd gereformeerd geloof calvinisme geregeld – altijd, behoorlijk, dagelijks, dikwijls, doorgaans, geordend, meestal, ordelijk, regelmatig, regulair,steeds, steevast, telkens, vaak, vast geregeld bezighouden – oefenen geregeld volgen - nalopen geregelde toestand - orde, regel, regelmaat geregelde volgorde beurt gerei – gereedschap, tuig gerekend worden tot behoren gerekt lang, langdradig, tenuto, uitvoerig, wijdlopend gerekte vorm hebbend langwerpig geremd belemmerd geren gedraaf, geloop, rennnen gerenommeerd – bekend, beroemd, vermaard gerenommeerdheid vermaardheid gereserveerd besproken, terughoudend geresigneerd – gelaten geresolveerd – kordaat, resoluut gerezen gedeelte van de aardkost - horst gergel glee geriatrie ouderdomszorg geribbeld geribd geribd brood – wegge geribde stof - rips gericht op de ander altruïstisch gericht op zichzelf egocentrisch gerief accommodatie, comfort, dienst, gemak, genoegen, genot, gerak, gereedschap, gerei, gevoeg, luxe, nut, plezier, voordeel gerieflijk aangenaam, comfortabel, gemak, gemakkelijk, genoeglijk, makkelijk, geriefelijkheid - comfort, gemak, genoegen, genot, gerak, gerei, luxe, nut, plezier gerieven - bedienen, bijstaan, helpen gerimpeld - geplooid, rimpelig, schrompelig gering - armzalig, beperkt, bescheiden, futiel, gemeen, iel, karig, klein, laag, licht, luttel, mager, matig, min, miniem, modiek, nederig, nietig, onaanzienlijk, onbeduidend, onbetekenend, ondergeschikt, ordinair, pover, schaars, schril, weinig gering bezit armoe, armoede gering gewicht - lichtheid gering in aantal - weinig gering in getal - weinig gering van gewicht - licht geringachten - minachten geringe hoeveelheid beetje, greintje, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat geringe afstand - dichtbij, kippeëindje, uitvlucht, vlakbij geringe eetlust - anorexia geringe hoeveelheid - beetje, grein, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat geringe mate - onbeduidend geringe prijs - goedkoop geringe urine aficheiding - oligurie geringe warmtegraad bezittend koud, lauw geringer - kleiner, minder , zwakker geringheid - exiquiteit, nietigheid, teuïteit geringschatten depreciëren, discrimineren, kleineren, minachten, nullificeren, onderwaarderen, schamperen, smaden, vilipenderen geringschattend - dedaigneus, despectief, kleinachting, minachtend, schamper, smalend geringschatting - dedain, depreciatie, minachting, vilipendentie geringst - minst geringste - kleinste, minste gering van kracht - slap, zwak gering verschil - miniem Germaan Bataaf, Batavier, Teutoon Saks Germaans godengeslacht Asen, Wanen Germaans feest - midwinterfeest, joelfeest Germaans heidens winterfeest joelfeest Germaans letterteken rune Germaans volk Denen, Duitsers, Engelsen, Nederlanders, Noren, Zweden Germaans volk in Zuid Duitsland Alamannen Germaanse aarde Midgard Germaanse afgod - Irmin Germaanse bewaakster van onderwereld Hel(a) Germaanse bode der goden - Hermod Germaanse boze geest - belewitte, Holda, Pertha Germaanse goden - Asen Germaanse Godheid Aegir, Balder, Bragi, Donar, Forseti, Freyr, Geirrod, Hermod, Hoenir, Ing, Irmin,Kvasir, Loki, Lodur, Lytir, Magni, Njord, Od, Odin, Skold, Thor, Tiw(az), Tyr, Vali, Vé,Vidar, Vili, Wodan Germaanse godin Edda, Erna, Freya, Frigg, Frigga, Geijon, Gerda, Hel, Hela, Iduna, Laga, Manna, Qerd, Ran, Rana, Sif Germaanse godin van de eeuwige jeugd - Iduna Germaanse godin van de lente - Ostara Germaanse godin van de onderwereld - Hela Germaanse godin van de zee - Ran Germaanse heldenfiguur - Hilde Germaanse heldenepos - Attila, Brunhilde, Kriemhilde, Nibelungen, Siegried Germaanse hemel Asgaard, Walhalla Germaanse koning Odoaker Germaanse korte speer - framer Germaanse landstreek - Gou(w) Germaanse lentegodin - Ostara Germaanse lotgodinnen Nornen, Skuld Urd,Werdandi, Germaanse luchtgeest - sylfe Germaanse mythologisch figuur - Irmin, Nixe, Germaanse mythologisch profetes - Wala Germaanse mythologisch schandpaal - nidingpaal Germaanse natuurgeesten alven, elfen Germaanse oergod - Tuisto Germaanse onderwereld Niftheim, Helheim Germaanse oppergod Odin, Wodan Germaanse profetes - Veleda Germaanse reus - Berserik Germaanse sagen Edda Germaanse sagenfiguur - Beowulf, Emenarik, Gudrun Germaanse schikgodinnen Norne Germaanse strijdwolf - Fenris Germaanse taal Deens, Duits, Engels, Fries, Gotisch, Nederlands, Noors, IJslands, Zweeds Germaanse taalwetenschap - germanistiek Germaanse tweelinggoden - Alcis Germaanse volksstam - Cherusken, Fosi, Gauten, Teutonen Germaanse watergeesten - Nixen Germaanse wereld Midgaard Germaanse wichelares - alruin Germaanse zeegod Aegir, Eiger Germaanse zeegodin Ran, Rana Germanië - Duitsland germaniseren - verduitsen germanium ge germinal - kiemmaand geminatie broeien, ontkieming germineren ontkiemen, ontspruiten gerochel - gereutel geroddel - achterklap, babbelpraat, differmatie, kwaadsprekerij, laster, praatje geroemd - geprezen, gevierd geroep gekrijs, geschreeuw geroerd aangedaan, bewogen, gekleed, getroffen, ontroerd geroes - rumoer geroezemoes - gegons gerokte bol - ui geronk - gesnork geronnen gestold, gestremd, ingedikt, rinnen, verdikt gerooid bos - rade, rode gerookt spek met vlees er aan - bacon gerookt visje - sprot gerookte aal paling gerookte haring - bokking gerookte vis - bokking, paling geroosterd brood - mouilette, muffin, toast, toost, tosti geroosterd vlees saté geroutineerd bedreven, doorkneed, ervaren, gehaaid, geheid, geoefend, getraind, handig, kundig, vaardig gerst, gepelde - gort gerstebier der Egyptenaren - zython gerstekoffie - moutkoffie gerstenat ale, aal, bier, pils gerstepap - gerstebrij gerstmaand - september gerucht faam, geluid, geraas, klank, mare, nieuws, nieuwtje, opzien, praatje, rel, roddel, roep, spraak, tijding, verhaal, geruchtmakend - alarmerend, bruyant, fameus, geraasmakend, opvallend, opzienbarend, sensationeel geruime tijd - lang, poos geruime tijd durende lang, langdurig geruis gegons, geritsel, gezwatel (lit), lawaai, leven, ritseling, strepitus geruisloos - geluidloos, onhoorbaar, stil geruit weefsel - quadrille geruite stof - dambordgoed, tartaan gerust bedaard, kalm, onbekommerd, onbevreesd, onbezorgd, onbezwaard, rustig, stellig, stil, tevreden, vredig, vreedzaam, zeker gerustelijk - kalm, rustig gerustheid - geruststelling, onbekommerd, onbezorgdheid, zorgeloosheid geruststellen rassureren geruststellend - rassurant, sedatief geruwd leer - suède geruwde dekendtof – molton gerven - leerlooien gerwe - duizendblad gerij - wagen gerijm - rijmelarij gesar geplaag, geterg, getreiter gesatineerd - satijnachtig geschaakt door Paris - Helena geschaakt door Zeus - Europa geschakeerd - afwisselend, genuanceerd geschal - geschetter geschandvlekt - bezoedeld, infaam geschapen - aangeboren geschapen wezen - schepsel geschapenheid - geaardheid, gesteldheid geschat - globaal geschater - gelach, geschetter geschatte uitgave - raming gescheiden - apart, distinctus, los, seperaat, uiteen, verbroken gescheiden van elkaar - vaneen gescheld - geschimp, getempeest, getoeter geschenk - aalmoes, aardigheid, bijdrage, cadeau, donatie, donum, douceurtje, fooi, gave, gift, gratificatie, persent, schenking, surprise, xenie geschenk in geld boven het bedongen loon - gratificatie geschenk (klein) - aardigheid(je) geschenken aan de gasten - xeniën geschenken brengende fee - Befana geschenknummer - presentexemplaar geschetter - geschal, gesnater, gesnoef, gezwets gescheurd - beschadigd, gehavend, kapot, rap, stuk, veilig, vernield gescheurde lap - flard geschiedboeken - annalen, historiën geschieden - doorgaan, gebeuren, overkomen, plaatshebben, voorvallen, wedervaren geschiedenis - annalen (algemeen), avontuur, gebeurtenis, historie, onderneming, storietoedracht, verhaal, voorval, toedracht geschiedenis der martelaren - martyrologie geschiedenisverhaal - kroniek geschiedkundig - historisch geschiedkundig tijdperk - Middeleeuwen, oudheid, renaissance geschiedkundige - historicus geschiedkundige schrijver - analist geschiedkundige wereldbeschouwing - historisme geschiedrol - gedenkrol geschiedschrijver - annalist, Bor, Caspers, Fruin, Herodotus, historicus, historiograaf, Hooft, Huizinga, Livitus, Machiavelli, Michelet, Niebuhr, Pirenne, Plutarchus, Suetonius, Tacitus, geschiedschrijving - historiografie geschiedzang - historielied geschift - dwaas, dol, gehot (melk), gek, gestoord, getikt, ineengelopen, kartelig, klonterig geschikt - aangenaam, aardig, adret, bekwaam, betrouwbaar, braaf, bruikbaar, capabel, convenabel, deugdzaam, dienstig, doelmatig, eerlijk, fair, fijn, gedisponeerd, geëigend, geknipt, gepast, goed, handzaam, heilzaam, jofel, juist, nuttig, oorbaar, opportuun, pasklaar, passend, schappelijk, sortabel, sympathiek, reeel, vatbaar geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, bruikbaarheid, handigheid, opportuniteit, talent geschikt maken tot - predisponeren geschikt voor bebouwing - bouwrijp geschikt voor consumptie - consumabel, eetbaar geschikt zijn - dienen geschikte gelegenheid - opportuniteit geschikte maat - kameraad, portuur geschikte plaats - stade geschikte tijd - occasie geschikte wederpartij - portuur geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, gepastheid, handigheid, tact,talent, vatbaarheid geschiktheidsproef - test geschil - afgrijzen, afkeer, afschuw, conflict, contest, dispuut, familietwist, geding, gekijf, geschil, gruwel, krakeel, kijf, kwestie, lis, onenigheid, onmin, pleit, probleem, redetwist, ruzie, strijd, tweedracht, twist, vete, woorden, woordenstrijd, woordentwist, woordenwisseling geschil (Ind.) - perkara geschild hout (eiketakken) als brandhout - talhout geschild stamstuk van een eik - perkoen geschilde paal (eike- of dennehout) - perkoen, stamstuk geschilpunt - controverse, kwestie, (Ind.) perkara, ruzie, twist geschimp - gesmaal geschokt - aangedaan, onpasselijk, overstuur geschimmeld schimmelkleurig geschimp - gescheld geschokt - overstuur geschonden - beschadigd, defect, gekwetst, kapot, ongaaf geschonken - gegeven geschonken door d.d. geschonken wegens een belofte - votief geschooi - bedelarij, gebedel geschoold bekwaam, geoefend, getraind, opgeleid geschoren kruin - tonsuur geschoren ongewassen wol - smeerwol geschoren schapenvel ploot geschrapt - afgevoerd, schoongemaakt geschrapt (het worden) - deleatur geschreeuw gegil, gekrijs, geroep, getier, kabaal, krakeel, leven, misbaar, ophef, roep, rumoer, tumult, vociferatie geschreeuwde leuze yell, slogan veil. geschreven - schriftelijk geschreven bericht - grief geschreven boek - manuscript geschreven klacht - klaagschrift geschreven opdracht - oorkonde geschreven stuk aandeel bewijs, alinea, brief, document, epistel, manuscript, minuut, oorkonde, pennevrucht, tekst geschrift bijbel, boek, brief, dienstbrief, epistel, handschrift, handwerk, koran, missive, oorkonde, opstel, pamflet, scriptie, scriptum, scriptura, stuk, tekst, werk geschrift met werkzaamheden - programma geschrift over een onderwerp - monografie geschrift vol fouten - kokagrafie geschriften - lectuur geschriften over een bepaald onderwerp - literatuur geschrijf - gepen geschroeid worden - roosteren geschrokken ontdaan, onthutst, ontsteld, opgeschrikt, verschrikt geschubd - ecaillé, squameus geschubde diersoort - draak, hagedis, vis geschulpte zoom falbala geschup - geschop, kerkportaal geschut - artillerie, bas, batterij, bazooka, houwitser, kanon, kartouw, mitrailleur, mortier, vuurmond geschut, middeleeuws - ballist geschut, Romeins - ballista geschut uit de 16e en 17e eeuw - serpentijn geschutbank - artillerie, emplacement geschutbedding - remas geschutkelder - kazemat geschutkoepel - geschuttoren geschutlaag op schip batterij geschutmeester - artillerist geschutrichter - pointeur geschutserie batterij geschutstand op de grond,schip, tank of vliegtuig - koepel geschutwerf - artilleriepark geschuttoren op een oorlogsschip - barbette geschuurd rotan - manou gesel karwats, knoet, kwispel, larp, plaag, ramp, roe, roede, tuchtroede, zweep gesel Gods Attila geselaar - flagellant geselbroeder - flagellant, geselaar, kruisbroeder geseldiertje - tetramitus, zweepdiertje geselecteerd - uitgelezen geselen – fustigeren, hekelen, kastijden, lijfstraf, tuchtigen, geseling flagellatie geseling met netels - urticatie geselkoord - karwats, zweep geselmonnik flagellant, geselbroeder, ranselaar geselwerktuig - knoet, zweep gesepareerd afzonderlijk, gescheiden geserreerd beknopt, gedrongen, kort gesigneerd - getekend gesis - stridor gesitueerd - gelegen, vermogend gesjochten arm, desolaat, gefopt, geruïneerd gesjouw - geploeter geslaaf getob geslaagd - gelukt, succesvol, voldaan geslaagde hulp - redding geslaagde voor examen abituriënt geslacht - afstamming, familie, gelid, generatie, genus, homo, huis, kunne, linie, lijn, ras, sekse, sibbe, soort, stam, tak geslacht der peulgewassen - indigostruik geslacht van bacteriën - salmonella geslacht van bolvormige bacteriën die na deling splitsen - streptokok geslacht van dwergen - nibelungen geslacht van hagedissen - agama geslacht van klimmende palmen - rotan geslacht van kuikens bepaler - sexer geslacht van makis - lori geslacht van paddestoelen - boleet geslacht van plaatzwammen - russuia geslacht van poliepslakken - nautilus geslacht van witte mieren - termieten geslacht van zangvogels - prunella geslachtkunde - genealogie geslachtkundige - genealoog geslachtloos aseksueel geslachtelijk - generatief, seksueel, sexueel geslachtelijke afwijking - perversiteit geslachtelijkheid - geslachtsleven, seksualiteit, sexualiteit geslachtsbastaard - bigenerisch geslachtsboom geslachtslijst, geslachtsregister, pedigree, stamboom geslachtscel - ei geslachtscellen - gameten geslachtsdeel - genitalie, penis, schaamdeel, scrotum geslachtsdrift - libido geslachtsgemeenschap bijslaap, coïtus, paring geslachtshoofd - mac geslachtshormoon - oestron, testosteron geslachtsklieren - gonaden geslachtskoel frigide geslachtskoelheid frigiditeit geslachtskunde genealogie geslachtskundige genealoog geslachtsleven seksualiteit geslachtsloos - adelogenisch geslachtslijst genealogie, geslachtsregister, pedigree, stamboom geslachtsnaam achternaam, familienaam geslachtsreeks - linie geslachtsregister genealogie, geslachtslijst, pedigree, stamboom geslachtsrekenkunde - genealogie, sibbekunde geslachtstafel - geslachtsboom, stemma geslachtsverkeer - coïtus geslachtswapenleer - heraldiek geslachtswisseling generatiewisseling, metagenesis geslachtsziekte - gonorroea, lues, syfilis geslagen goud - bladgoud geslagen ijzer - smeedijzer geslagen teken van een munt klop geslagen worden - slaag gesleep - gezeul geslemp gebras geslepen aangezet, aspect, astutieus, betjoegd, betjoecht, betjoekt, doortrapt, facet, gehaaid, gewiekst, goochem, leep, link, listig, loos, pienter, scherp, scherpzinnig, slim, sluw, uitgekookt, vlak, zijde geslepen dief - gauwdief geslepen diamant - briljant geslepen glas - bril, kristal, lens, objectief, oculair geslepen glas van bril - lens geslepen glee bril, objectief lens, oculair geslepenheid - calliditeit, finesse, list, panurgie, raffiniment, sluwheid, geslepen kerel boef, rat geslepen mens - panurgus geslepen persoon - slimmerik geslepen scherp van beitel faas geslepen schuine rand - biseau geslepen tussenpersoon - Figaro geslepen vlak van edelsteen facet geslepen vos - Reinaert geslepenheid list, sluwheid gesleten - vergaan gesleten plek in weefsel gaat, glee, sleet gesleufd - sulcaat geslingerd - meandrisch gesloof - geslaaf, getob, gewurm, gezwoeg gesloten achterhoudend, dicht, geheimzinnig, geloken, impenetrabel, introvert, ondoordringbaar, ondoorgrondelijk, ongeopend, toe, verboden, zwijgzaam gesloten aanval - charge geloten auto limousine, sedan gesloten baan - circuit gesloten band - hoepel gesloten beurs - toebeurs gesloten boek enigma, geheim, mysterie, raadsel gesloten glazen veranda - loggia, serre gesloten groep - corps gesloten hand - knuist, vuist gesloten hoekbalkon arkel, erker gesloten huurrijtuig vigilante gesloten koetsiersrijtuig - hansom gesloten kring cirkel, clan, kaste, kongsie, korps gesloten kromme lijn - cirkel, kring gesloten luxe auto waarin de bestuurdersplaats van de passagiersruimte gescheiden is limousine gesloten ronde lijn - kring gesloten ruimte in graansilo - bin gesloten rijtuig - vigilante gesloten slagorde - falanks, falanx gesloten stand kaste gesloten tijd - spertijd gesloten van aard introvert, zwijgzaam gesloten veranda loggia gesloten vierdeurs auto - sedan gesloten vistijd schoontijd gesloten voor anderen - besloten, introvert gesloten waranda - serre geslotenheid - geheimzinnigheid, taciturniteit gesluimer - sluimering gesmaal - geschimp gesmeerd - gemakkelijk, kwiek, vlot, voorspoedig, vrolijk gesmeerd worden - smerig gesmokkel - smokkelarij gesmokkelde alcohol - moonshine gesmolten asfalt - mastiek gesmolten gesteente lava, magma gesmolten vet - reuzel, smout gesmolten vulkaangesteente - magma gesmolten witte suiker kokanje, kokinje gesmoord afgeremd, dof, gestikt, gestokt, gewurgd, onderdrukt gesmoord lachen - giechelen gesnap achterklap, babbelen, gebabbel, gekwebbel, gepraat, getater, lasterpraat gesnapt - begrepen,betrapt, gevangen, mislukt, gesnater - geschetter, gekwetter gesneden - gecastreerd, gecoupeerd, gesteriliseerd, ontmand gesneden big - hamel gesneden druksteen litho gesneden edelsteen camée, gemma, gemme gesneden eikenschors run gesneden haan kapoen gesneden hengst ruin gesneden ram - hamel, weer gesneden sierschelp - kamee, mee gesneden steen - camee, gemma, gemme, lithoglief gesneden stenen - gemmen, glypten gesneden stier os gesneden tabak - shag gesneden varken - barg, schram gesneden vlees - poulet gesnedene eunuch, ontmande gesnoef - gebluf, gebral, gepoch, gezwets, opschepperij, pocherij gesnoerd - ingeregen gesnor - gebrom, geraas, gesnoef, gezwets gesol - geharrewar gesorteerd - bijeengevoegd, uitgezocht gesorteerde koekjes - allerhande gesp agraaf, agrafe, beugel, knip, riemsluiting, ringbeugel, sluiting, spang gesphaak span, agrafe gespan koppel, paar, span gespannen - drukkend, effen, geladen, gemunt, glad, heftig, nauwsluitend, nerveus, onbeweeglijk, onrustig, star, stijf, strak, verbeten gespannenheid spanning, stijfheid, tensie gespeeld - gemaakt gespeend zijn van - missen, ontberen gespekt rijk, welvoorzien gespen - aangorden, vastmaken gesphaak - agrafe, spang gespierd - fors, gestaald, kernachtig, krachtig, musculeus, pezig, potig, robust, sterk, stoer gespierd mens atleet gespitste mond toet gespleten gesplitst, schizofreen, vaneen, verdeeld, gespleten bamboe - bilik gespleten bovenlip hazenlip gespleten van geest schizofreen gesplitst - gedeeld gesponnen draad - garen, koord, touw gesponnen vezels - draad gesponnen vlasvezel - vlasdraad gespreid - wijd gespreide laag - stratum (Lat.) gesprek bespreking, colloquium, confabulatie, conferentie, conversatie, dialoog, discussie, discours, entrenous, kout, onderhoud, overleg, pourparler, praatje, redekaveling, redenering, ronde-tafelconferentie, samenspraak gesprek aanknopen - aanpappen gespreksgewijze - discursief gespreksgroep van studenten - dispuut gesprekspunt - onderwerp, thema gesproken - mondeling, parlando gesproken brief - fonopost, lezing gesproken inleiding proloog gesproken nawoord - epiloog, narede gesproken voordracht causerie, college, lezing, oratie, praatje, rede, speech, toast, toespraak gesproken woord causerie, lezing, toespraak gesproken woord of verhaal - mythe gesproken woorden - propoost gespuis crapule, falderappes, gajus, geboefte, gebroed, gepeupel, grauw, grut, janhagel, Jan Rap, kanalje, ontuig, plebs, rapalje, schooiers, schorem, schuim, tuig, uitschot, vagebond, vee, vulgus gespuis uit de grote steden van Indonesië - boeaja gest - bezinksel gestaag aanhoudend, aldoor, constant, gestadig, stadig, steeds, voortdurend gestaald - atletisch, gehard, gespierd, hard, mannelijk gestaarte aap - javaan gestadig - aanhoudend, aldoor, altoos, bestendig, constant, continu, doorlopend, gedurig, (ge)staag, herhaaldelijk, onophoudelijk, regelmatig, steeds, staag, telkens, voortdurend gestadig aanvallen bestoken gestadigheid - aanhoudendheid, bestendigheid, continuïteit, resolutie, tenaciteit, volharding, gedecideerdheid gestadiglijk gestadig, voortdurend gestalte - fase, figuur, formaat, gedaante, gewas, grootte, leest, postuur, schema, statuur, taille, vorm gestalte der maan e.k., l.k., n.m., v.m. gestalte geven - scheppen, vormen gestalte van het lichaam - bouw, lichaamsbouw gestalte waaronder iemand wedergeboren is - reïncarnatie gestaltenis - gedaante, figuur, postuur gestamel - gestotter gestamp - getrappel gestampt - fijngemaakt gestampte aarde - none gestampte hutspot - stamppot gestampte kruidnagelen - nagelgruis gestand doen - nakomen geste - daad, gebaar, handgebaar, zwaai gesteend schaaldier - eendemossel(kreeftachtig) gesteente - 3 git, lei 4 brik, erts, gips, jade, kalk, onyx 4 agaat, amber, beril, camee, gemma, gneis, grind, opaal, parel, robijn, silex, tegel 6 albast, amaril, amaril, apliet, arduin, asbest, basalt, carbon, eoliet, estrik, gabbro, jaspis, juweel, kwarts, macade, marmer, morion, oöliet, perdot, plavei, plavui, puriet, spinel, topaas, ulviet, zarbat 7 adamant, asteria, breccie, carrara, diabaas, diamant, dioriet, dolomiet, elctron, glimmer, granaat, graniet, granito, grauwak, hyacint, hyaliet, kalktuf, krijttuf, lapilli, mangaan, molasse, nefriet, oliviet, pagadet, philiet, posfier, quenast, ryoliet, saffier, smaragd, syeniet, talklei, uroliet, zeoliet 8 aeroliet, amethist, basaniet, boraciet, braggiet, carneool, briljant, chaludon, chamotte,cornalijn, corneool, cryoliet, dioptaas,dolomiet, esmerald, esmeraud, essoniet,galsteen, geeloker, isjoliet, kohinoor, leisteen, leksteen, melaniet, obsidaan, rhyoliet,rijnsteen, sardonix, schiefer, silicium, steatiet, tartarus, topasiet, trachiet, tufsteen,turkoois, wijnsteen, wolfraam, zeeagaat, zeeberil 9 anhydriet, aquamarijn, aromaliet, barnsteen, cacholong, calcidoon, carbonium, dialliage, diatomiet, dinasteen, draconiet, gesteente, granofier, ferqusiet, galactiet,granuliet, kalksteen, karbonkel, kattegoud, kwartsiet, maansteen, malachiet, mergsteen,niersteen, paapsteen, phonoliet, puimsteen,puzzolana, steenvlas, steenzout, tandsteen, theraliet, toermalijn, tungsteen, uranoliet,waalsteen, zandsteen, zeilsteen, zerksteen 10 bruinsteen, meteorliet, pyromalith, stalactiet,stalagmiet, urinesteen, zonnesteen, zwaarspaat 11 azuurbariet, bergkristal, chlorietlei, chrisoberil, chrisopraas, colophonium, holosodriet, kaneelsteen, kittelsteen, lazuursteen, purpersteen, simidiamant, straalsteen, tichelsteen, kalaminsteen, kiezelsinter, parelglimmer, radiolariet, somibriljant 12 filtreersteen, ijzergesteente, serpetijnsteen 13 astramentsteen, hoornblendelei, tracgyandesiet 15 apisinfernalis, olivijngesteente 17 pyroxeengesteente gesteente - grafsteen, grafzerk, tombe gesteente dat oplosingsverschijnselen vertoont dolomiet, kalksteen gesteente door afzetting in water ontstaan sediment gesteente door stolling ontstaan bazalt, graniet, porfier gesteente gevormd door planten of dieren - bioliet gesteente waarin erts voorkomt moedergesteente gesteentebeschrijving - lithologie gesteentekunde lithologie, petrologie gesteentemateriaal in de gletjser - binnenmorene gestel aard, bouw, constellatie, constitutie, diathese, geaardheid, gezondheid, inborst, karakter, natuur, organisme, raamwerk, samenstel, struktuur, gestel van twee palen - bolder gesteld aangenomen , verondersteld gesteldheid aard, circumstantie, complexie, conditie, configuratie, dispositie, état, gesteltenis, hoedanigheid, houding, instelling, kwalitatief, kwaliteit, mentaliteit, omstandigheid, situatie, staat, stand, stemming, temperament, toestand gesteldheid van de lucht weer, klimaat gesteltenis - constellatie, positie, toestand gestemd - gedisponeerd, gehumeurd, geluimd gestemdheid - ernst, gemoed, luim, sfeer, stemming, toegewijd, vastheid, werkelijkheid gestempeld plat stuk metaal munt, penning, plaquette gestempelde metalen plaat munt, plaquette, penning gesteriliseerd onvruchtbaar, steriel gesterkt - getroost gesterkt van gemoed - getroost gesternte - sterrenbeeld, uitspansel gesteun gekerm, gekreun gesteven front van overhemd plastron gesticht asiel, gesterkt, getroost, instelling, instituut, inrichting kliniek, paviljoen, stichting, tevreden, tuchthuis, verbeterhuis gestichtsbewoner provenier gesticulatie - gebarenspel, gebaar, geste gesticuleren gebaren gestie ambtsuitoefening, beheer, daad, verrichting, werkzaamheid gestild bedaard, geblust, gelest gestoei - gedartel, gedol gestoeld gezwel - poliep gestoelte bank (grote), erebank, katheder, kerkbank, zetel, zitbank gestoffeerd - bekleed gestoffeerde rustbank divan, sofa gestold bloed - klont, prop, stolsel gestold dierlijk vet - niervet, ongel, reuzel, smeer, smout, stearine, talk gestold klompje - klonter, stremsel gestold lijmachtig vocht gom gestold sap gelei gestold vet smout gestold vleesnat dril, gelei, lil gestolde brok - klont, klonter gestolde oppervlakte - korst gestolde reuzel - smout gestolde suiker op een stokje lolly gestolen buit - poet gestolen geld - poen gestolen goed - massematten gestolen goed kopen helen gestommel - gestoot, herrie, kabaal, lawaai gestoofde uien met vlees - hachee gestoomde koffie - cappuccino gestoord - getikt, geschift gestoorde spijsvertering - indigestie gestoot - gebons gestort bedrag - storting gestort vocht - plas gestorte geldsom - inlaag, inlage gestorven dood, ontslapen, overleden, wijlen gestorven (hij is) - obiït gestorvene - dode, overledene gestorvene zonder testament - intestaat gestotter - gestamel gestraald - gezakt, mislukt gestrafte - boeteling gestrand schip - wrak gestrande goederen - wrakgoed gestreel - geaai, gekriebel, geliefkoos gestreept gearceerd gestreept dessin - streepdessin gestreept zijn - striatie gestreepte ezel zebra gestreepte ezelachtige giraffesoort - okapi gestreepte kat - cyperse gestreken - glad gestrekt lang, uitgerekt gestremd - prollig gestremd zijn - stagneren gestremde melk kwark, leb, prut, quark,runsel, wrongel gestreng - hard, koud, krachtig, onbarmhartig, onverbiddelijk, rigide, rigoureus, scherp, sevère, straf, stremsel streng, strengelijk, strikt, strong gestreng van zedenleer - rigide gestrengheid - ernst, onverbiddelijkheid, rigeur, rigiditeit, severiteit, strengheid gestudeerd - geleerd, onderlegd, wijs gestudeerde vrouw blauwkous, dra, savante gesubordineerd - ondergeschikt gesuf gedroom, gepeins gesuikerd - zoet gesuikerd balletje - pastille gesuikerd ooftmoes jam, marmelade gesuikerd preparaat - pastille gesuikerd tablet - dragee gesuikerde warme drank met eierdooier, wijn en kaneel - kandeel gesuikerde warme wijn - negus gesukkel - bekommeringgetob, tobberij, ziekelijk gesyncopeerde muziek ragtime getaand - taankleurig, verweerd getabberd persoon - advocaat, geestelijke, hoogleraar, rechter getailleerd - nauwsluitend getakt ijzer met ketting in de schoorsteen - haal getakte horens gewei getal aantal, cijfer, hoeveelheid, numerus, nummer, Pi, summa, tal, veelheid getal alleen deelbaar door zichzelf - priemgetal getal boven de breukstreep - teller getal dat de verhouding uitdrukt tussen middellijn en omtrek van een cirkel - pi getal dat het lichaamsgewicht per meter lengte aangeeft - gewichtscoëfficiënt getal, onmeetbaar - pi getal (taalk.) - meervoud (pluralis), enkelvoud getal tussen nul en een breuk, fractie getal vermenigvuldigd - veelvoud getalenteerd - talentvol getallen in volgorde opnoemen tellen getallen op de vingers aanwijzen – tellen getallenleer - cijferkunst, rekenkunde getallenraadsel - aritmogrief getalletter - pi getalm geaarzel, gedraal, gemar, geteut, getrek, getreuzel, temporisatie getalmerk cijfer, no, nr getalsmatig - nummeriek getalsterkte - quantum getalsverhouding - breuk getalteken - cijfer, getalmerk, nummer getalvers - jaardicht getalvorm - breuk getand muurwerk - kanteel, tinne getand werktuig greep, hark, hooivork, kam, reek, riek, vork getand wiel kamrad, rad, tandrad, tandwiel getande bovenrand van een kast of muur - tinne getande muurrand - kanteel getande uitwas van vogels - kam getapt favoriet, geliefd, gezien, populair getater – gebabbel, gesnap geteem - gezemel, gezeur geteerd dekkleed presenning geteerd garen tot bekleding der kabels lording geteerd papier - bitumen, dakleer geteerd zeildoek - panje geteisem falderappes, schorrie morrie, schuim, uitschot, uitvaagsel geteisterde - gedupeerde, slachtoffer getekend - doorgroefd, geëtst, gegroefd, gemerkt, gesigneerd, gevlekt, mismaakt, sign (signatum erat) getekend plan - schets getekend verhaal strip getekende mop cartoon getemd bedwongen, gedresseerd, handelbaar, mak, koest, tam getemde jachtvogel - hagerd, valk getemperd gedempt, gematigd, matig, (ver)zacht, verzwakt geterg gejen, geplaag, gesar, getreiter getest beproefd, geëxamineerd, getoetst, onderzocht, probaat geteut getalm getreuzel getier - balderen, drukte, gedoente, gejoel, gekijf, geraas, getempeest, heibel, kabaal, lawaai, leven, misbaar, rumoer, ruzie, standje, vociferatie getier en geraas - stampei getikt dwaas, getroebleerd, gek, geschift, gestoord, idioot, onwijs getimmerde steiger stellage getimmerte - stellage, timmerwerk getint - gekleurd getintel geflonker getiteld genaamd getob - gehaspel, gemartel, gemodder, gepeins, gepieker, geploeter, gewurm, gezwoeg, kopzorg, moeite, muizenis, zorg getogen grootgebracht, opgegroeid, opgevoed getokkeld (muz.) pizzicato getorst gedraaid, gewrongen getouw gareel, weefgetouw getraind - geoefend getralied hok kooi getraliede voederbak - ruif getreiter gejen, geplaag, gesar, geterg, pesterij getreuzel - getalm, geteut getroebleerd - warrig, warhoofdig getroffen - aangedaan, aangeschoten, bewogen, geblesseerd, geraakt, geroerd, gewond, ontroerd, raak, touche getroffene geblesseerde, gewonde, slachtoffer getrokken door paard met bellen - ar getrokken koperdraad - rekdraad getrokken lijn - streep getrokken metaal - ijzerdraad getrokken streep haal getrokken voertuig ar, koets, slee, sleep, slede, wagen getrokken wissel traite getrokken (muz.) - tirato, tratto getroost - berustend, gelaten, geresigneerd, gesterkt, passibel, getrouw betrouwbaar, eerlijk, gehecht, gestand, loyaal, nauwgezet, oprecht, stipt, trouw getrouwd - gehuwd getrouwd manspersoon - lap getrouwde burgervrouw - madam getrouwden - echtgenoot, echtgenote, eega, gehuwden, man, vrouw getrouwe aanhanger, dienaar, satelliet, trawant, volgeling getrouwelijk nauwgezet, nauwkeurig, stipt getrouwheid - betrouwbaarheid, eerlijkheid, fideliteit, gehechtheid, gehoorzaamheid, loyaliteit, nauwkeurigheid, trouw getrouwheid aan de werkelijkheid - waarheid getto - jodenkwartier, jodenwijk getuige deponent, get. getuige bij duel - secondant getuige (bij doop) - meter, peet, peter getuigen - attesteren, bevestigen, deponeren, testeren, tonen, verklaren getuigende van - energiek getuigende van goedheid gastvrij, goedgeefs getuigende van weinig nadenken ondoordacht getuigenis akte, attest, attestatie, bewijs, belofte, brevet, certificaat, depositie (rechtsterm), diploma, eed, gelofte, getuigschrift, kenmerk, kenteken, oorkonde, openbaring, referentie, testimonium, verklaring getuigenis van de juistheid - erkentenis getuigenverklaring - attestatie getuigschrift - akte, attest, attestatie, brevet, bul, certificaat, diploma, einddiploma, oorkonde, referentie, testimonium getuigt van weinig nadenken - ondoordacht getweeën - samen, tezamen getweende stijve witte zijde - maraboezijde getwijnd garen sajet getwist - gekijf, stribbeling, geruzie getij eb, ebbe, getij, getijde, hoogtij, jaardienst (r.k.), springtij, tij, tijd, tijdstip, vloed, waterstand getijde - getij getijden - hora, horea, horen getijdenboek van priester brevier getijdenstroom - Haringvliet getijverschijnsel - agger, naspui geul - diep(te), gleuf, goot, greppel, groef, kanaal, kil, ril, riool, sleuf, vaargeul, vore, wetering geul door de regen gemaakt - ril geul in buitendijks land - zwin geul in de wadden - balg geul in een schor - slenk geul in het strand slenk geul in strandbank - mui geul of slootje - greppel geul tussen twee zandbanken - kil geul voor afvoer afvoerkanaal, riool geul voor drinkwatertransport - aquaduct geur aroma, aroom, boeket, halitus, lucht, odeur, odorant, parfum, reuk, snuf, stank, trant, walm, geur maken - opscheppen, pronken geur verspreiden - rieken geurballetje kamfer geuren - branie, luchten opscheppen, pronken, rieken, ruiken, snoeven, stinken geurig aromatisch, balsemiek, odorant, welriekend geurig gewas - lavendel geurig ruinkruid - orego geurig staafje - wierook geurig toekruid bij tuinbonen - bonekruid geurig zaad anijs, komijn geurige balsem - amoon geurige bloem - fresia, hyacint, jasmijn, narcis, orchidee, roos, sering geurige bolbloem - hyacint, narcis geurige citrusvrucht mandarijn geurige drank - koffie, mokka, thee geurige hulsels van een Indische plant - vanille geurige kruiden anijs, bonekruid, citroenmelisse, dille, dragon, foelie, hysop, kalmoes, kaneel, karwij, kervel, koriander, laurier, lavendel, marjolein, melisse, orego, pepermunt, peterselie, rosemarijn, selderij, specerij, steranijs, thijm, vanille, venkel, geurige likeur - chartreuse geurige organische verbinding - ester geurige plant kamperfoelie, lavendel, reseda geurige tabaksoort - manilla geurige vrucht - kweeappel, mandarijn geurigheid - aroma, geurkruid - ageratum geurmaker bluffer, branieschopper, opschepper, poen, pocher, snoever, opsnijder geurstof amber (uit potvis), mirre,nardus, parfum geurstof leverend oosters gewas nardus geurstof uit kruidnagelen - eugenol geurstof van kruidnagelen - eugenol geurtje - luchje geurwater - parfum geurzakje - sachet geus - afvallige, bosgeus, calvinist, gieteling, liberaal, protestant, schooier, vaan, vlag (op boegspriet), watergeus geuzenleider - Lumey geuzenlied spotlied, strijdlied, Wilhelmus gevaar - alarm, bedreiging, dreigement, dreiging, ellende, nood, onheil, onraad, onveiligheid, periculum, perikel, risico, waagstuk gevaar lopen dreigen gevaar merken - nattigheid (voelen) gevaar voor schade risico gevaar voor voertuigen slippen gevaarlijk - bedenkelijk, benard, dangereus, dreigend, ernstig, gewaagd, hachelijk, kritiek, link, netelig, onrustbarend, onveilig, periculeus, riskant, roekeloos, verraderlijk, zorgelijk gevaarlijk dier adder, kaaiman, krokodil, leeuw, panterpoema, roofdier, schorpioen, slang, tijger gevaarlijk en leep - link gevaarlijke dolfijnsoort - grampus gevaarlijke infectieziekte - tetanus gevaarlijke kans risico gevaarlijke oogziekte staar gevaarlijke plek in het ijs bijt, wak gevaarlijke plek in rivier - draaikolk gevaarlijke plek op zee mui gevaarlijke prestatie – stunt, waagstuk gevaarlijke sprong salto gevaarlijke storm - noodweer gevaarlijke stunt - waagstuk gevaarlijke vis - haai, octopus gevaarlijk kruipend dier - slang gevaarlijk spul - gif gevaarloos - veilig gevaar lopen - dreigen, riskeren gevaaropleverend - onveilig gevaarsignaal - s.o.s. gevaarte bakbeest, kolos, reuzenbeeld, reuzengestalte gevaccineerd ingeënt gevader doopvader, peet, peetoom, peter geval - aangelegenheid, akkevietje, avontuur, casus, feit, gebeurtenis, gesteltenis, kwestie, lot, occurentie, omstandigheid, situatie, toeval, voorval, zaak geval in nood - noodgeval, noodzaak gevallen gebeuren gevallen afleiden - analogie gevallen engel Belial, demoon, duivel, Lucifer, Satan gevallen van zijn voetstuk - ontluisterd gevallen vrouw - echtbreekster, hoer, slet gevalletje akkevietje, karweitje, klusje gevallig - aangenaam, behaaglijk, toevallig gevang - cel, bajes, cachot, gevangenis, lik, nor, petoet gevangen beet, captif, gedetineerd, onvrij gevangen en eenzaam opgesloten - cellulair gevangen nemen als onderpand - gijzelen gevangen vis in leven houden - spenen gevangenbewaarder - cipier kastelein, stokkenknecht gevangene - arrestant, gedetineerde gevangenhouden - detineren gevangenhouding - arrest, detinering, hechtenis, incarceratie gevangenis amigo, bagno, bajes, bak, belfort, bastille, bonenhotel, cachot, cel, doos, gevang, gevangenhuis, gribus, hok, jeugdgevangenis, kast, kerker, lik, nor, pensionaat, petoet, pot, provoost (mil.), rasphuis, singsing, spinhuis, tuchthuis gevangenis (Frans) bagno gevangenis (Z. Afr.) - tronk gevangenishok - cel gevangenis in Gent - rasphuis gevangenis in Madrid - Carabanchel gevangenis in U. S. A. - Sing Sing gevangenis voor galeislaven - bagno gevangenishok - cel, kerkerkot gevangenishok (Fr.) - bagno, cachot gevangenishuis - gevangenis gevangeniskamer - pistole gevangenis ondergronds - kerker gevangenis, oude - rasphuis gevangenisstraf - cellulair, detentie gevangenisstraf vervangend subsidiair gevangenis te Gent – rasphuis gevangenis voor galeislaven - bagno gevangennemen aanhouding, apprehensie, arrestatie, arresteren, hechtenis, inhechtenisneming, inrekenen, inrekening, opbrengen, opsluiting, pakken gevangenneming arrestatie, hechtenis, inrekening gevangenrol - procesverbaal gevangenschap - captiviteit, celstraf, detentie, opsluiting gevangenwagen arrestantenwagen, boevenwagen gevangenzetten detineren gevangenzetting - gijzeling, incarceratie, reclusie gevarieerd afwisselend, gemêleerd, verschillend, wisselend gevarieerd in kleur - bont, getekend, gevlekt gevarieerde voorraad assortiment gevat adrem, bijdehand, gaar, geestig, gewiekst, handig, intelligent, kattig, pienter, pinken, prompt, raak, schrander, slagvaardig, slim, snarig, snedig, snees, snugger, spits, terzake gevat antwoord - repartie gevat antwoorden - riposteren gevatheid - flair, snedigheld, slagvaardigheid, slimheid gevecht - aanval, actie, botsing, duel, handgemeen, handtastelijkheden, kamp, krijg, match, oorlog(sdaad), operatie, prijskamp, ruzie, schermutseling, schietpartij, slag, straatgevecht, strijd, tegenspraak, treffen, tweestrijd, veldslag, worsteling, zielstrijd gevecht om de eerste plaats - wedstrijd gevecht op grote schaal - treffen gevechtseenheid - divisie gevechtsformatie - slagorde gevechtsklaar - mobiel, strijdvaardig gevechtslinie front, frontlijn gevechtspauze - bestand gevechtsplaats front, slagveld gevechtsstelling - carré gevechtstas pukkel, ransel gevechtsveld - gevechtsplaats, operatietoneel, slagveld, strijdtoneel gevechtsvliegtuig fighter, jager, Mig, Mirage, Phantom, Starfighter gevecht tussen twee legers - veldslag gevecht van man tegen man - handgemeen gevecht wegens smaad - duel gevechtswagen tank gevederd dier vogel gevederte dons, pluimage geveins - veinzerij geveinsd dubbelhartig, gehuicheld, gluiperig, hypocriet, huichelachtig, loos, onoprecht, schijnheilig, vals, voorgewend geveinsd mens - valsaard geveinsde huichelaar geveinsde flauwte - appelflauwte, katzwijm geveinsdheid - huichelarij, hypocrisie, valsheid,, gevel - achtergevel, buitenmuur, facade, neus, pui, voorgevel, voorkant, voormuur, zijgevel geveldriehoek fronton, timpaan, tympaan gevelornament - makelaar, oelebord gevelsoort - halsgevel, klokgevel, lijstgevel, puntgevel, trapgevel, tuitgevel gevelsteen - gevelgrauw, puisteen geveltoerist glazenwasser, inbreker geven - aanbieden, aanreiken, adviseren, afstaan, bijdragen, betalen, lenen, leveren, offeren, offreren, overhandigen, reiken, schenken, toebrengen, toedienen, trakteren, uitgeven, verlenen, verschaffen, verstrekken geven om talen gevensgezind - goedgeefs, mild gever - donor, schenker geverfde stof - doek, linnen geverfd tafereel - schilderij gevergeerd gestreept geverseerd bedreven, behendig gever van bloed - donor gevest - greep, wapenhandvat gevestigd conservatief, gesetteld, onveranderlijk, stabiel, vast, vaststaand, woonachtig gevestigd zijn - wonen, zetelen gevestigde orde - maatschappij gevierd geprezen, geroemd, populair gevierd man - held, lion, vedette gevierd persoon - held, idool gevierde filmactrice - idool, starlet, ster gevierde vrouw - diva, filmdiva, heldin, kampioene, lionne, primadonna, theaterster, vedette, winnares, gevierde zangeres - diva, reine (du bal) gevierendeeld - ecartele gevlamd - flambe, moiré, gewaterd gevlamd aardewerk - flamme gevlamd hout - palissanderhout gevlamd opwerken - moireren gevlamd patroon geven - moireren gevlamd ijzer - moor gevlamd weefsel - chiné gevlamde stof - flammé gevlamde zijde - moiré gevlei - gefleem, geliefkoos gevlekt besmet, bont, gespikkeld, getekend, veelkleurig gevlekt van kleur - bont gevlekte koe bonte gevlekte tijger - luipaard gevlerkt gevleugeld gevleugeld - volatiel gevleugeld mens - Icarus gevleugeld paard Pegasus gevleugeld woord - spreuk gevleugeld zoogdier - kalong, vampier, vleermuis gevleugelde boodschapper - duif, Hermes, Mercurius gevleugelde geest in Perzië - Peri gevleugelde godin - Nike gevleugelde insekten - pterygota gevleugelde termiet (witte mier) larong gevleugelde vrienden - vogels gevlochten band snoer gevlochten bloemenring krans gevlochten draad gaas, koord, prikkeldraad, snoer gevlochten haar – vlecht gevlochten haarbos - streng gevlochten handtas - karbies gevlochten hennep - touw gevlochten ijzerdraad - gaas, prikkeldraad gevlochten ring - krans gevlochten samenstel netwerk gevlochten schoen - mocassin, sandaal gevlochten snoer koord gevlochten stoelzitting - stoelmat gevlochten touw - koord gevlochten visfuik kub gevlochten voorwerpen - matgoed, matwerk gevlogen verdwenen, vertrokken, weg gevoeg - gerief gevoegd bij annex, adjunct gevoeglijk betamelijk, gehoor, gemoed, gepast, gevoeligheid, gezindheid, inblazing, indruk, ingeving, inspiratie, intuïtie, inval, sentiment, tast, tastzin, zin, zintuig gevoeglijkheid betamelijkheid, gepastheid gevoegzaam dienstig, inschikkelijk gevoel aanraking, aesthesie, begrip, besef, bewustheid, emotie, feeling, gemoed, gewaarwording, honger, intuïtie, moeheid, pijn, sentiment, stemming, tact, tast(zin), waarneming, wellust gevoel dat er iets niet klopt - argwaan, wantrouwen gevoel en wil - geest gevoel (of tastzin) betreffende haptisch gevoel van afgunst - jaloezie gevoel van afkeer antipathie, haat, hekel, walg(ing), weerzin gevoel van beklemming - anxietas gevoel van bewondering - eerbied, egard gevoel van deernis - medelijden gevoel van eenheid - saamhorigheidsgevoel gevoel van eer - eergevoel gevoel van eerbied piëteit, verering, vroomheid gevoel van eigenwaarde - egotisme gevoel van genegenheid affectie, sympathie gevoel van welbehagen euforie, geluk gevoel van hetgeen men waard is - eigenwaarde gevoel van innerlijke verwantschap - affiniteit gevoel van kiesheid - bescheidenheid, gevoeligheid, tact, takt gevoel van medeleven - compassie, medegevoel, medelevend gevoel van moede te zijn - moeheid gevoel van neerslachtigheid - depressie, moedeloosheid gevoel van onbehaaglijkheid - onlust gevoel van onbehagen - beschaamdheid, dissatisfactie, onbehaaglijkheid, onlust, onlustgevoel gevoel van onderdanigheid - ootmoed gevoel van onwel zijn - malaise gevoel van saamhorigheid - solidariteit gevoel van wat passend is - fatsoen, tact gevoel van welbehagen - euforie, (geluk)zaligheid gevoel voor het komische - humor gevoel voor kunst - artisticiteit gevoel voor saamhorigheid - solidairiteit gevoel voor situaties - tact gevoel voor sociale situatie - tact gevoel voor tastindrukken - tastgevoel gevoel voor waarheid - waarheidszin gevoel voor wrok hebben - haten gevoel voor wijze van optreden tact gevoelen aanvoelen, begrijpen, beschouwing, beseffen, gemoedsbeweging, gewaarworden, inzicht, inzien, lijden, mening, oordeel, ondervinden, opinie, opvatting, sentiment, videtur, voelen, waarnemen gevoelig aandoenlijk, aantrekkelijk, allergisch, besnaard, dankbaar, delicaat, delikaat, dierbaar, emotioneel, fijn, fijnbesnaard, hartelijk, innig, kies, kleinzerig, kwetsbaar, lichtgeraakt, liefderijk, netelig, ontvankelijk, passibel, prikkelbaar, pijnlijk, sensibel, sensitief, sentimenteel, susceptibel, te(d)er, teerhartig, tenger, vatbaar, week, weekhartig, weekmoedig, zachtaardig, zwak gevoelig maken van een fotografische plaat - sensibileren gevoelig papier - fotopapier gevoelig raken met de voet trap, trappen gevoelig samendrukken knijpen gevoelig verlies - aderlating gevoelig verslaan inmaken ,schoppen, slaan, stompen gevoelig voor zintuiglijke indrukken - sensitief gevoeligheid aandoenlijkheid, geraaktheid, ingetogenheid, keurigheid, kiesheid, passibiliteit, prikkelbaarheid, sensibiliteit, tederheid, welvoeglijkheid gevoeligheid des harten - gemoed, gemoedsaard, inborst gevoeligheid voor bepaalde stof allergie gevoeligheid voor straling - radiaesthesie gevoeligheid voor stuifmeel van grassen - hooikoorts gevoeligheidsaanduiding van fotografisch materiaal - asa, din (afkorting) gevoelloos apatisch, bewusteloos, cynisch, flegmatiek, frigide, hard, hardvochtig, harteloos, inhumaan, koel, lethargisch, levenloos, onaandoenlijk, onbewogen, onmenselijk, stoïsch, torpide, verdoofd gevoelloosheid anesthesie, frigiditeit, hardvochtigheid, harteloosheid, lethargie onaandoenlijkheid gevoelloos mens - sinicus, wreedaard gevoelloosheid - anesthesie, apathie, flegma, frigiditeit, harteloosheid, hardvochtigheid, lethargie, onaandoenlijkheid, stupor, torpiditeit gevoelloosheid door injectie of chloroform - anaesthesie gevoelloosheid voor pijn - analgesie, binding, gevoelsband gevoel van afkeer - haat, hekel, walging, weerzin gevoelsexplosie - emotie gevoelsgewaarwording - sensibiliteit gevoelsleven - geestesleven gevoelsmoraal - sentimentalisme gevoelswaarde - affectie gevoelswijze - psyche gevoelszin - tactus gevoelvol athetisch, emotioneel, innig, sentiment, sentimenteel, tactvol, teder, teer, zacht gevogelte - eend, fazant, gans, kalkoen, kip, patrijs gevolleerd dof, gedempt, omfloerst, wazig gevolg aanhang, afloop, besluit, comitaat, effect, karavaan, konsekwentie, consequentie, nasleep, oorzaak, partij, resultaat, sequela, sleep, slot, slotsom, staart, staatsie, stoet, uitkomst, uitslag, uitvloeisel, uitwerking gevolgelijk - bijgevolg, dientengevolge gevolgen nagaan - nadenken gevolgen van begane feiten - penitentie gevolg van aantijging smet gevolg van een heer - comitatus gevolg van hard werken - eelt, vermoeidheid gevolg van overtreding berouw, boete gevolg van vuur as, roet, rook gevolgaanduidend consecutief gevolgtrekking - advies, besluit, conclusie, consequentie, deductie, ratiocinatie, slotsom gevolgtrekkingen maken - concluderen, redeneren, syllogiseren gevolmachtigd - accreditief gevolmachtigd gezant - ambassadeur gevolmachtigd minister plenipotentiaris gevolmachtigde commissaris, consul, gelastigde, gezant, internuntius, lasthebber, legaat, mandataris, plenipotentiaris, procuratiehouder, procureur, resident, trustee, zaakgelastigde gevolmachtigde van een handelshuis - procuratiehouder gevolmachtigde van een regering - consul, gezant, legaat, resident gevolmachtigde van een regering in het buitenland - resident gevolmachtigde van een staat - afgezant, ambassadeur, consul, diplomaat gevolmachtigde van een vereniging penningmeester, secretaris, voorzitter gevonden aangetroffen, ontdekt, terecht, teruggevonden gevonden (ik heb het) - eureka gevonden kind - vondeling gevonden voorwerpen wegbrengen - aanbrengen gevorderd - ver gevorderde - petitum gevorderde leeftijd - ouderdom gevorkte boomstam - stramp gevorkte tak - strampel gevormd ontstaan, ontwikkeld, volgroeid gevouwen bedrukt vel papier - katern gevouwen doek - kompres gevraagd begeerd, gewild, gewenst, gezocht, vereist gevraagde prijs - laatkoers gevreesd angstaanjagend, geducht, vreselijk gevrijwaard - beschut gevulcaniseerde rubber - eboniet, gummi, rubber gevuld - bezet, corpulent, dik, gefarceerd, gevleesd, gezet, mollig, rond, vol gevuld door personen - bezet gevuld gebak pastei gevuld gevogelte - opor (Ind.) gevuld maar slap - voos gevuld pannekoekje loempia gevulde mand - mandvol gewaad dos, habijt, japon, jurk, kleding(stuk), kleed, omhulsel, gewaad van de ordebroeder - ordekleed gewaad voor gemaskerd bal - domino, ornaat, overkleed, robe, tenue, toga, tooi gewaagd - avontuurlijk, bevreemdend, dubbelzinnig, gedurfd, gevaarlijk, gevaarvol, glibberig, hachelijk, onzeker, periculeus, pikant, riskant, roekeloos, scabreus (Fr.),schuins, stout, zonderling gewaagdheid pikanterie gewaand - denkbeeldig, ingebeeld, illusoir, pseudo, vermeend gewaarmerkt stuk akte gewaar worden bekwaam, bemerken, beseffen, bespeuren, ervaren, gevoelen, horen, inzien, lezen, meemaken, merken, ondervinden, ontdekken, ontwaren, proeven, ruiken, vermenen, voelen, waarnemen, zien gewaarwordend - sensorisch gewaarwording aandoening, emotie, gevoel, prikkel, sensatie gewag - mededeling, melding , mentie, notitie, uiting, vermelding, verhaal gewag maken - melden, rapporteren, vermelden gewagen - aanroeren, melden gewalst vloerijzer bandijzer gewand hijsblok, katrolblok gewapend beton cementijzer gewapend dienaar - lijftrawant, staffier gewapend geleide convooi, escorte gewapend ijzerdraad - pinnekesdraad, prikkeldraad gewapende bende horde, rot gewapende knecht - hopliet gewapende macht - leger, politie gewapende macht ter zee - armada gewapende opstand - muiterij, insurrectie, revolte gewapende ruiter - ulaan gewapende schutter klovenier gewar - kluwen gewas aloë, boom, gerst, graan, gras, haver, heester, hei, klaver, knol, koren, kruid, mais, oogst, plant, riet, rogge, spelt, struik, tarwe, uitwas,vlas, zie verder bloemen en bomen gewas in Middellandse Zee gebied alkan(n)a gewas met lijnvormige bladeren - vlas gewas met sterke reuk - bieslook, knoflook gewas op de droge grond hei, heide gewas uit het Middellandse Zeegebied - hysop gewas verzorgen wieden gewassen tekening - lavis gewaterd gegolfd, gevlamd, moiré gewaterd maken - moireren gewaterde tekening - gouache gewaterde zij - moiré gewaterde zijden stof tabijn gewatteerde kap theemuts gewatteerde voering - doublure gewauwel - gebazel, geklets, gezeur, prietpraat, wartaal geweeklaag gejammer, gelamenteer, geween, gejeremieer jammerklacht geween - misbaar geweer achterlader, beaumont, bren, buks, chassepot, dubbelloops, eendenroer, enkelloops, flobert, ganzenroer, garrand, gladloops, gun, haakbus, jachtgeweer, karabijn, machinegeweer, Madsen, mauser, Maxim, musket, naaldgeweer, percussiegeweer, repetitiegeweer, schietgerei, schietgeweer, schiettuig, schietwapen, snaphaan, snellaadgeweer, snelvuurgeweer, spuit, sten(gun), uzi, voorlader, vuurroer, vuursteengeweer vuurwapen, windbuks geweerbandelier geweerriem geweer met korte loop karabijn geweer met lange loop - eendenroer, ganzenroer geweer met twee lopen - tweeloop geweerbandelier - geweerriem geweerdolk bajonet geweerhaan - trekker geweerkogel - patroon geweerkorrels - hagel geweer, oud - (haak)bus geweerpal - haan geweerpiramide - rot geweerrek - ratelier geweerriem - bandelier, cordon, kordon geweersabel - bajonet geweervuur - fusillade, salvo geweervuur bij terechtstelling - fusillade geweest - voorbij, voormalig gewei hertehorens geweiboom - doodsbeenderboom geweidragend dier edelhert, eland, hert, ree, rendier geweien - achtpunter, gaffel, spies, tienpunter, twaalfpunter, zespunter geweistok - stang geweld drang, drukte, dwang, force, gedruis, gewelddadigheid, heerschappij, hevigheid, kabaal, keet, kracht, lawaai, leven, macht, onstuimigheid, razen, rumoer, ruwheid, sterkte, tirannie, violatie gewelddaad - attentaat, verkrachting, violatie gewelddaden plegen - woeden gewelddadig - agressief, brutaal, bruut, coactief, daverend, formidabel, geweldig, hevig, moorddadig, ruw, vehement, verschrikkelijk, violent gewelddadig aangrijpen - teisteren gewelddadig heerser - tiran gewelddadig overlast aan doen - molesteren gewelddadige aanmatiging ingreep gewelddadige aanranding - coactie, dwang, overval gewelddadige inwerking - snede, trauma, wond(e) gewelddadigheid - geweld geweldenaar dwingeland, kei, geducht, gigant, grandioos, groot, groots, heftig, hevig, immens, kolos, kolossaal, kopstuk, krachtig, machtig, massaal, moorddadig, ontzaglijk, overheerser, reus, reusachtig, reuze, sterk, tiran, vervaarlijk, zeer geweldenarij - dwingelandij, tirannie, violentie, geducht, gewelddadig, gigantisch, formidabel, groot(s), gruwelijk, hardstikke, heftig, hevig, hoogst, immens, imposant, indrukwekkend, kolossaal, krachtig, machtig, magnifiek, massaal, mieters, ongenadig, onstuimig, reusachtig, reuze, schitterend, schuw (fig.), sterk, stierlijk, subliem, titanisch, verbazend, verdraaid, violent, vreselijk, (zeer) erg, zeer geweldig applaus - ovatie geweldig groot - onmetelijk geweldig leuk - aardig, fijn, gezellig, luizig, prettig, tof geweldig en groot - massaal geweldig jager Nimrod, Orion geweldig (onstuimig) - enorm, furieus, intens, machtig, stormachtig geweldig van omvang - groot geweldig zwaar - centenaarszwaar, ontilbaar geweldige - rijksgrote, satraap, tiran geweldige bijval - furore geweldige oorveeg - paardezoen geweldige overstroming - watersnood, zondvloed geweldige stroom - vloed geweldigheid - vehementie geweldloos - vreedzaam geweldloosheid - pacifisme geweldmaker herrieschopper, levenmaker, rumoermaker, geweldpleger aanrander, terrorist, moordenaar geweldpleging - aanslag, moord, terreur gewelf - arcade, berdau, boog, firmament, fornix, gewelfsel, gewulfsel, hemel, kluis, koepel, pleistergewelf, uitspansel, verwulf, voute (Z.N.), welfsel, welving gewelfboog - berdau, ogief (zie aldaar), ogief (zie aldaar), paander, toog gewelfconstructie van hout -kapgewelf gewelfd been - rib gewelfd dak - koepel gewelfde bovenafsluiting van een meubel - toog gewelfde deurtoegang - portiek gewelfde doorgang arcade, are, boog, poort, portiek gewelfde gaanderij - arcade gewelfde gang - porticus gewelfeenheid - travee gewelfrib - boogschenkel gewelfde zoldering - boog gewelf, soort - arcade, kloostergewelf, kruisgewelf, ribgewelf, stergewelf, tonggewelf, waaiergewelf gewelfvlak in een kerk - travee gewemel gekrioel, gemier, gewoel, gewend - aangepast, eigen, geaard, gewoon, ingeburgerd, vertrouwd gewend aan - gewoon gewennen aanpassen, aarden, acclimatiseren, inburgeren, wennen gewenning - acclimatisatie gewenst - aangenaam, begeerd, begeerlijk, gevraagd, gezocht, goed, gewild, in votis, nodig, verlangd, welgevallig, welkom, wenselijk gewervelde dieren vertebraten gewervelde dieren, soort van de - amfibieën, reptielen, vissen, vogels, zoogdieren gewest - district, gebied, landstreek, streek, gouw, kanton, oord, provincie, regio, gewestelijk dialectisch, gew., provinciaal, regionaal gewestelijke naam voor de grote vliegenvanger - aalbessendief gewestelijke taal dialect, tongval geweten - besef, binnenste, consciëntie, gewissen, innerlijk, kerfstok, kloppertje, tikkertje (fig), gewetenloos - eerloos, eervergeten, meedogenloos, onterend gewetensangst - wroeging, zelfverwijt gewetensbezwaar scrupule gewetensconflict - zielestrijd gewetensknaging - berouw, onderzoek, wroeging gewetenskwestie gewetenszaak gewetensleer - casuïstiek gewetensonderzoek - inquisitie gewetensrust - securiteit, vrede, vree gewetensverklaring - berouw, inkeer, spijt, wroeging gewetensvol consciëntieus, scrupuleus gewetensvrijheid - geloofsvrijheid gewettigd gerechtvaardigd, legaal, oké, ok., toegestaan gewettigdheid - legimiteit geweven band lint geweven behangsel - tapestry geweven borduursel - galon, tres geweven goudboordsel - tres geweven hechting - stiksel geweven katoen sanel geweven katoenen voering - sanella geweven omslagdoekje - tissu geweven stof doek, laken, linnen, lint, madras, orleans, tweed weefsel, zijde geweven tapijt kelim geweven wandtapijt - gobelin geweven wollen stof - tweed geweven zilverstof - dragon gewezen ex, gepensioneerd, oud, vroeger, voormalig gewicht 2 cg, dg, gr, hg., kg, mg, sg 3 ons, ton 4 gram, kilo, last, lood, pond 5 grein, massa, netto, oteen, schoon), pikol, stone, tarra (verpakking), 6 belang, gelang, karaat, waarde 7 aanzien, invloed, megaton, militon, zwaarte 8 decagram, decigram, hectogram, kilogram, milligram 9 centenaar, hectogram 11 importantie 13 belangrijkheid 15 gewichtseenheid gewicht - belang , kaliber, steen, waarde, zwaarte gewicht (Lat.) - pondus gewicht (med.) - drachme gewicht (Russ.) - pud gewicht, eenheid van - newton gewicht der verpakking tarra gewicht en munt in China tael gewicht in Indonesië, China en Japan kati gewicht bepalen - wegen gewicht controleren ijken, nameten, nawegen gewicht en munt in China - tael gewicht hebben - representeren gewicht in Indonesië, China, Japan - kati, pikol gewicht kan door slaan - wik gewicht van de emballage - tarragewicht gewicht van de inhoud netto gewicht van de inhoud plus de verpakking brute gewicht van duizend gram - kg, kilo, kilogram gewicht van duizend kilo - ton gewicht van duizend kilogram - centenaar gewicht van duizend kilo, duizend keer - kiloton gewicht van duizendste - milligram, microgram gewicht van edelgesteente - mark gewicht van een half ons - lood gewicht van een kwart van een oud pond - vierel, vierendeel gewicht van een ons - hectogram gewicht van een stof vergeleken bij water s.g gewicht van honderd kilo - centenaar, kwintaal gewicht van inhoud - netto gewicht van inhoud plus de verpakking - bruto gewicht van milligram - korrel gewicht van ongeveer 3,9 gram - drachme gewicht van ruim 12 pond steenkool – stone gewicht van 10 gram - decagram, lood gewicht van 100 pond vis - wicht gewicht van 4 drachmen - sikkel gewicht van 40 Russische ponden - pud gewicht van 65 mg - grein gewichtaftrek - tarra gewicht van verpakking - tarra gewicht voor edelgesteente mark gewichten waarmerken - ijken gewichtig aanzienlijk, belangrijk, deftig, dik, important, merkelijk, overtuigend, pregnant, relevant, voornaam, waardevol, wichtig, zelfvoldaan, zwaar gewichtigdoener - poseur gewichtigdoenerij - aanstellerij, air, pose gewichtig feit - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis gewichtig feit dat een tijdperk afsluit - mijlpaal gewichtige gebeurtenis - evenement gewichtige gebeurtenis voor een vorst - kroning gewichtige uitspraak orakel gewichtige zaak - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis gewichtigheid - belangrijkheid, importantie, macht gewichtigst - grootst, meest, voornaamst gewichtigste zaak - hoofdzaak gewichtje - grein gewichtsaftrek - tarra gewichtseenheid gram, grein, karaat, kt. gewichtseenheid van edelstenen - caraat, karaat gewichtseenheid van kunstzijde - denier gewichtseenheid van nylon - denier gewichtsklasse (boksen) bantam, midden, veder, vlieg, welter, zwaar gewichtskorting tarra gewichtsmaat - ton gewichtsmaat van diamanten en parels karaat gewichtsmerk ijk gewichtsvermindering - afslanking, vermagering gewied onkruid - ruit gewiekst arg, betjoegd, bijdehand, doortrapt, gaar, geheid, gevat, goochem, gehaaid, geslepen, gevaarlijk, gevat, glad, goochem , handig, kien, kritiek, leep, link, listig, loos, moeilijk, pienter, schrander, slecht, slim, slinks, sluw, tof, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen, verkeerd, vindingrijk gewiekstheid - sluwheid gewiekst persoon - goochemerd, handigerd, linkmichiel, slimmerd, slimmerik gewiggel gewik gewild begeerd, bemind, favoriet, gangbaar, geforceerd, gemaakt, gevraagd, gewenst, gezocht, intrek, populair, willig gewillig bereid, braaf, gaarne, gedwee, genegen, gehoorzaam, gemakkelijk, graag, gehoorzaam, genegen, gezeglijk, goedwillig, graag, inschikkelijk, lubens, meegaand, tam, volgzaam, willig gewilligheid bereidheid, gedweeheid, volgzaamheid, willigheid gewin aanwinst, baat, belang, inkomen, oogst, opbrengst, profijt, voordeel, winst gewinnen erlangen, krijgen, telen, verwekken, verwerven, winnen gewinzuchtig - baatzuchtig, hebzuchtig, inhalig gewis beslist, betrouwbaar ,ongetwijfeld, pertinent, positief, stellig, vast, waar, waarlijk, werkelijk, wis, zeker gewoel - bedrijvigheid, beweging, drukte, gedrang, gekrioel, gewoel, gewemel, leven, onrust gewond - aangeschoten, geblesseerd, gekwetst, geraakt, getroffen gewonde - gekwetste, slachtoffer gewonden verpleegster - zuster gewonden verpleger - broeder gewone benaming van de aalbessenstruik - aalbessenboompje gewone ezel - steenezel gewone gang - sleur gewone gesteldheid - normaliteit gewone salade - latuw gewone te buiten gaand - afwijkend, extravagant, mateloos, onmatig gewone vlier - vledder gewone waterstand - wel gewoon algemeen, alledaags, anders, banaal, commuun, dikwijls, doorgaand, doorgaans, eenvoudig, gangbaar, gebruikelijk, gemeen, gemiddeld, gewend, gewoonlijk, gewoonweg, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, ongekunsteld, ordinair, overigens, plat, regelmatig, ronduit, sober, triviaal, vaak, veelal, vulgair, gewoon betalingstermijn - uso gewoon hoogleraar - ordinariaat gewoon hoogleraarschap - ordinariaat gewoon lager onderwijs - glo gewoon lettertype romein gewoon maken - achten, kennen, rekenen, wennen gewoon raken - wennen gewoon te liegen - leugenachtig gewoon worden - wennen gewoon zand - kwartszand gewoon zijn plegen gewoonheid alledaagsheid, platheid gewoonlijk anders, dikwijls, doorgaans, doorlopend,- gemeenlijk, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, vaak, veelal gewoon maken - gewennen, wennen gewoonte aanwensel, adat, conventie, costume, ethiek, gebruik, hebbelijkheid, herkomst, kant, manie(r), mode, mos, regel, ritus, routine, sleur, traditie, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang gewoonte (Lat.) - mos gewoonte (volgens de) - conventioneel, gebruikelijk, traditioneel gewoonte der moraal - zede gewoonte hebben - plegen gewoontedier - mens gewoonte gang - sleur gewoontegebruiken mores gewoonte in het maatschappelijk leven - gebruik gewoontemisdadiger recidivist gewoonterecht - adat, costumierrecht, hadat gewoontjes alledaags, middelmatig, ordinair gewoonweg - bepaald, ronduit gewoon worden - wennen geworden - krijgen, ontvangen gewricht elleboog, enkel, era, geleding, gelid, heup, kaak, knie, lid, pols, schouder, tijdperk, vinger gewricht aan de voet - enkel gewricht aan het been - knie gewricht dat de voet met het scheenbeen verbindt - spronggewricht, gewricht van een paard - boeg, borst, schouder, voorschenkelgewricht gewrichtsaandoening - artritis, gewrichtsontsteking, reuma(tiek), jicht, omalgie, voetbalknie gewrichtsband - ligament gewrichtsdeel - band, beurs, einde, holte, hoofd, kapsel, kom, kop, muis, smeer, span, vlakte gewrichtsknobbel - kneukel gewrichtsslijm - synovia gewrichtsontsteking artritis gewrichtspijn arthralgie, reuma gewrichtsreumatiek - jicht gewrichtssoort - amfiartrose, bolgewricht, draaigewricht, kogelgewricht, kroongewricht, preudartrose, rolgewricht, scharniergewricht, schuifgewricht, schijngewricht, zadelgewricht gewrichtsstijfheid- ankylose gewrichtsverstijving - ankylose gewrichtsvliesontsteking - synovitis gewrichtsvocht - ledewater, leewater, synovia gewrichtswaterzucht - hydratrun gewrichtsziekte - artritis, ischias, jicht, ledewater, podagra, reuma, voetjicht gewrocht - opus, schepping, schepsel gewrongen - gezocht, verdraaid, onnatuurlijk, verwrongen gewrongen vorm - torsie, verwrongen gewrongenheid - gezochtheid gewurm gesloof, getob gewijd geheiligd, gezegend, godsdienstig, heilig, plechtig, sacraal gewijd bos bij Athene - Kolonos gewijd lied hymne, psalm gewijd water wijwater gewijde (Hebr.) - nazireeër gewijde gave offer gewijde gezangen - cantica gewijde handeling magie, plechtigheid, ritus, sacrament gewijde hostie - oblaat gewijde kaars - penningkaars gewijde lofzang - hymne gewijde ouwel - hostie gewijde priester - neomist gewijde zalfolie chrisma gewijde zang - canticum, kantiek gewijsde beslissing, vonnis gewijzigd veranderd gewijzigde aansprakelijkheid - g.a. gewijzigde speelwijze variant, variatie geijkt taalgebruik - cliché geijkte uitdrukking - cliché, formule, gezaag, gezaagd, gezegde, gezanik, gezeur, schabloon, serratus, sjablone, spreekwoord, term, zegswijze gezaagd stuk hout balk, deel, plank, lat gezag autoriteit, bedwang, beheer, bewind, commando, gouvernement, heerschappij, invloed, macht, overheid, overwicht, prestige, regering, respect gezag hebbend autoritair, bevelvoerend, bevoegd, geldend, potestatief, toonaangevend gezag hebbend woord bevel, commando, gebod, machtsspreuk, machtwoord, opdracht gezaghebber aanvoerder, autoriteit, commandant, bestuursambtenaar, gebieder, gezagdrager, gezagvoerder, gouveneur, kapitein, petor, potentaat, president gezaghebber in Sparta - Geront gezaghebber van marinevloot - admiraal gezaghebber van zeeschepen - admiraal, vlootvoogd gezagdragend ambtenaar - instantie gezagsdrager - autoriteit, gezaghebber gezagsgebied - ressort gezag uitoefenen - besturen, heersen, leiden, regeren gezagvoerder admiraal, bevelvoerder, commandant, commodore, generaal, kapitein, oude, ouwe, schipper gezakt afgewezen, gestraald gezakte - afgewezene, gesjeesde, gestraalde gezakte op de K. M. A. asymptoot gezalfde - Christus, Mahdl, Messias, verlosser gezamenlijk allemaal, altemaal, altegader, altezamen, bijeengevoegd, collectief, gader, saam, samen, tegaar, tegader, tesamen, tezamen, vereend, verenigd, volledig gezamenlijk bedrag - summarum gezamenlijk schot - salvo gezamenlijk werk - coöperatie gezamenlijk werk van een kunstenaar oeuvre gezamenlijke apparaten apparatuur gezamenlijke bedienden personeel gezamenlijke beenderen - geraamte gezamenlijke bloedverwanten familie, magen, maagschap gezamenlijke burgers - burgerij gezamenlijke curatoren - curatorium gezamenlijke dagbladen - pers gezamenlijke edellieden adel, adelstand gezamenlijke hoeveelheid - alles gezamenlijke inzet - pot gezamenlijke leiders van een vereniging bestuur gezamenlijke ministers kabinet, regering gezamenlijke musici orkest gezamenlijke personen uit een gemeenschappelijke stamvader ontsproten familie, geslacht, sibbe, stam gezamenlijke redacteuren van een blad - redactie gezamenlijke spieren spierstelsel gezamenlijke toetsen klavier, tastateur gezamenlijke vee veestapel gezamenlijke water op aarde - hydrosfeer gezamenlijkheid - plenum, totaliteit gezang air, aria, ariosa (vrije melodie), canon, cantate, cantilene, canto, chanson(net), duet, gez, lied, lofzang, lijkzang, meio's, melodie, ode, psalm, rouwzang, song, vers, zangstuk, zangwijze gezang van een vogel - lied gezang (oud) met refrein - beurtzang, leis gezangboek - psalmenboek gezangbord - psalmbord gezangenboek der R. K. Liturgie antifonarium, cantatorium gezangenboek of bundel - liederboek gezangenbundel - liederboek gezanik fleem, femelarij, gebazel, gedoe, geduvel, gefemel, gehannes, gehaspel, geknoei, gekauw, geleuter, gemaal, gemeier, gemelk, gemier, gemor, geteem, geveugel, gewauwel, gezemel, gezeur, gezwam, oremus gezant afgevaardigde, afgezant, ambassadeur, apostel, attaché, bode, boodschapper, diplomaat, gedeputeerde, gevolmachtigde, legaat, nuntius, zaakgelastigde, zendeling gezant van de paus nuntius gezant van geloofsbrieven voorzien - accrediteren gezant van God - Jezus gezantschap ambassade, legatie, zending gezantschapsgebouw - legatie gezapig bedaard, bezadigd, gemoedelijk, goedig, kalm, rustig gezapig man goedzak, goeierd gezapigheid bezadigdheid gezeefd meel (het fijnste deel) - donst gezegd - bedoeld, geheten, genaamd, genoemd gezegd van wilde dieren - stoots gezegde adagium, aforisme, leus, leuze, praedicaat, predikaat, spreekwoord, spreuk, uitdrukking, uiting, uitlating, zegswijze gezegde dat een schijnbare tegenstrijdigheid bevat - paradox gezegde dat kort en pittig is - aforisme gezegde dat op ervaring berustende waarheid of wijsheid uitdruk - spreekwoord gezegde met levenswijsheid - gnome gezegeld papier - formaatzegel gezegelde aarde - bolus, potaarde gezegelde oorkonde - bul gezegend gebenedijd, geloofd, gelukkig, geprezen, gewijd, zegenrijk gezegend brood - eulogie gezeglijk gedwee, gehoorzaam, gewillig, inschikkelijk, mak, onderworpen, verbiedelijk, volgzaam gezel (be)geleider, chaperon, collega, compagnon, consort, gast, gelijke, genoot, handwerksman, jonkman, kameraad, knecht, kornuit, kwant, leerling, maat, makker, medestander, metgezel, reisgenoot, snuiter, vent, vriend gezellig aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, betrouwbaar, comfortabel, conversabel, degelijk, enig, fideel, fidele, fijn, gemoedelijk, genoeglijk, geschikt, getapt, goed, innig, intiem, hups, huiselijk, kneuterig, knus, knusjes, knussig, leuk, lief, lustig, onderhoudend, plezierig, prettig, sfeervol, sociaal, vrolijk, tof, gezellig breedvoerig praten - bomen gezellig druk - geanimeerd gezellig en leuk - aardig gezellig gesprek - conversatie gezellig prater - causeur, keuvelaar gezellig samenzijn onderons (je) gezellig thuis - huiselijk gezellig verkeer - omgang gezellige bijeenkomst - kransje gezellige bijeenkomst van het nut na een vergadering - nanut gezelligheid behaaglijkheid, gemoedelijkheid, knusheid gezelligheidscentrum bar, café, club, kroeg, sociëteit, soos gezellinnen van Jupiter - Aglaia, Chariten, Euphrasyne, Gratiën, Thalia gezelschap - aanhang, club, comité, sociëteit, compagnie, corps, ensemble, geleide, groep, korps, kransje, kring, samenzijn, soos, team, troep, troupe, verbond, vereniging gezelschap dichters - bent gezelschap kunstenaars bent gezelschap gezelschap kunstenaars uit de 17e eeuw - Muiderkring gezelschappelijk - sociaal gezelschappelijk verbinden – sociëren gezelschapsdame - duenna, hofdame gezelschapsdans - 4 beat, jive, wals 5 bebob, galop, gigue, mambo, polka, rumba, samba, swing, tango, twist 6 boston, branle, menuet, pavane, shimmy 7 calypso, foxtrot, gavotte, mazurka, morisca, musette, onestep, ragtine, slowfox, twostep 8 cakewalk, chaconne, cotillon, machiche, rigaudon 9 allemande, cha-cha-cha, jitterbug, passepied, quadrille, quickstep, sarabande 10 bassedanse, charleston gezelschapsdans, 18e-eeuwse - quadrille gezelschapskamer - salet gezelschapskraai - roek gezelschapsspel bingo, boerenschroom bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino, ganzenbord, halma, hazard, kaarten, kienen, lotto, monopoly, pokeren, roulette, schaken, scrabble, sjoelen, skat, triktrak gezelschapszaal salet, salon gezemel - geteem, gezanik, gezeur, semmel gezengd - roosteren gezet bepaald, corpulent, dik, dikbuikig, geregeld, gevuld, kalm, log, lijvig, nauwgezet, regelmatig,, vastgesteld, vet, vlezig, zwaargebouwd, zwaar(lijvig) gezet en zwaar - corpulent, log, vlezig gezeten - binnen, gefortuneerd, gegoed, in bonus, rijk, welgesteld, zittend gezeten zijn - zetelen gezetheid - bedaardheid, corpulentie, dikte, embonpoint, ernst, regelmaat, zwaarlijvigheid gezette man dikkerd, dikzak, vetzak gezette vrouw - schommel gezeul - gesleep gezeur gebabbel, gedoe, geklets, geleuter, gemeier, gemier, gerei, geteem, gewauwel, gezanik, gezemel, lijmerij, mikmak, wartaal gezever - geëmmer, geleuter, gemier, geteem, gezanik, gezeur gezicht aanblik, aangezicht, aanschouwing, aanzien, aspect, bakkes, blik, droomgezicht einder, face, facie(s), fado, fysionomie, gelaat, grijns, horizon, inzicht, inzage, kijk, kim, panorama, ponem, porum, postzegel, richting, smikkel, smoel, snoet, snufferd, snuit, toet, tronie, uitzicht, visioen, visie, vista, vue, zicht gezicht (Barg.) - ponem, porem gezicht met een strakke ernstige uitdrukking - begrafenisgezicht gezicht van een meisje - bekje, sneetje, snuitje, toetje gezicht op iets aanblik, blik, kijk, panorama, uitzicht, vue, gezichtkunde optica, optiek gezichtkundig optisch gezichtkundige - opticien gezichtsas - oogas gezichtsbedrog pseudopsie,visioen, gezichtseinder einder, horizont, horizon, kim gezichtsgrens - horopter gezichtskleur - teint, tint gezichtskring sfeer gezichtsleer optiek gezichtslijn - collimatielijn gezichtsmeter - optometer gezichtsorgaan oog gezichtsorgaan van geleedpotigen facetoog gezichtspijpen - figuranten gezichtspunt - aspect, oogpunt, optiek, standpunt, uitgangspunt gezichtsrimpel - frons, groef, plooi gezichtssluier - voile gezichtstrek - lineament gezichtstudie - optica gezichtsuitdrukking - fysionomie gezichtsveld - panorama gezichtsvermogen - licht, zien gezichtsverzwakking - amblyopie gezichtsvlekjes - sproeten, zomersproeten gezichtszintuig - oog gezichtszwakte - athopie gezien - bemind, geacht, getapt, populair gezien kunnende worden - zichtbaar, waarneembaar gezien worden - treffen gezin familie, huisgezin, huishouden, huishouding gezind - bereid, (toe)genegen, geneigd gezindheid bereidwilligheid, denkrichting, denkwijze, dispositie, geloofsovertuiging, geneigdheid, geneigdheid, gevoelen, gezindte, hart, inborst, inclinatie, kinderzin, mentaliteit, neiging, overtuiging, secte, sekte, stemming gezindheid tot handeldrijven - handelsgeest gezindheid van medelijden te hebben - barmhartigheid gezindte kerk, kerkgenootschap, sekte gezind zijn - neigen gezinloos - privaat gezinsleven - familieleven gezinslid - familielid, huisgenoot gezocht abstruus, begeerd, begeerlijk, gekunsteld, gemaakt, gemaniëreerd, gewenst, gewild, natuurlijk, opzettelijk, verzonnen, willig gezocht bezwaar - chicane gezochtheid - precieusheid, recherche gezoden gekookt gezond behouden, best, beter, deugdelijk, fleurig, fiks, fit, flink, florissant, fris, gaaf, gans, gelukkig, genezen, goed, heilzaam, hersteld, hygiënisch, kiplekker, kloek, lekker, levenslustig, natuurlijk, onaangetast, onbedorven, onbezeerd, ongedeerd, rooskleurig, sanitair, stevig, tierig, uitstekend, valide, volbloedig, vruchtbaar, wel, welgedaan, welgesteld, welvarend gezond maken genezen, helen, saneren gezond verstand rede gezonde kleur - rood gezondene apostel, bode, boodschapper, gezant, koerier, gezondheid proost, sanitas, santé, welzijn gezondheid betreffende sanitair, hygiënisch gezondheid bevorderende spierbehandeling - massage gezondheidsdienst G.G.D. gezondheidsinrichting bio, herstellingsoord, sanatorium gezondheidsleer diaetetiek, dietetiek, eubiotiek, hygiëne, macrobiotiek gezondheidsregel - dieet, leefregel gezondheidstoestand - salubriteit gezondheidswens - proost, prosit, sante gezond maken - helen, genezen, saneren gezondmaking - genezing, herstelling, opruiming, ordening, sanering, vervanging, zuivering gezond verstand - rede gezongen (muz.) cantate gezongen gedicht - lied gezongen melodie - air, aria gezouten gekruid, gepekeld, kras, pikant gezouten ansjovis - sardellen gezouten kabeljauw abberdaan, labberdaan, zoutevis gezouten kuit van steur - kaviaar gezouten spek bacon gezouten steurkuit kaviaar gezouten varkenskluifjes - ors gezouten vlees - pekelvlees gezouten water pekel gezuiverd depurantief, gedestilleerd, geraffineerd, rein, schoon gezuiverd asfalt van Trinidad goudron gezuiverd roggestro - dekmateriaal, glui gezuiverd water - aquadest gezuiverde katoenvezel - watten gezuiverde kolenslik - edelslik gezuiverde olie petroleum gezuiverde petroleum - kerosine gezuiverde raapolie - patentolie gezuiverde talk stearine gezuiverde wijngeest - alcohol gezusters gez. gezwam - blabla, geklets, geleuter, gezwets, gezwatel gegons, geruis gezwel abces, adenoma, blaar, blastoom, blein, bluts, bobbel, buil, bult, carnositeit, cyste, epithelioom, etterbuil, extuberatie, fistel, fyma, gewan, gewen, gioom, glioom, granuloom, kanker, lipoom, myoom, negenoog, neoplasma, neuroom, opzetting, ostyoom, pokkel, poliep, protuberantie, puist, pukkel, sarkoon, stekel, tuberositeit, tumor, uitwas, wrat, zwelling gezwel aan bloedvaten - angioom gezwel aan paardepoot - bolspoot, galspat gezwel aan de keel - babbe, struma gezwel aan koeienpoot - egelsvoet, mokpoot gezwel aan pootgewricht galspat gezwel, goedaardig - fibroom gezwel met negen ogen - karbonkel gezwel op bladen, planten gal gezwel op ooglid - gerstekorrel, strontje gezwel op planten - gal, tumor gezwel van goede aard - myoom gezwel van kwade aard - carcinoom gezwel van zenuwcellen - ganglioom gezwendel - oplichterij gezwets - flauwekul, gebral, gepoch, gepoek, gesnoef, gesnor, gesnuif, gezwam, grootspraak, ophakkerij gezwind agiel, agile (muz.), alert, bedreven, behendig, behendig, bijdehand, cito, fluks, gauw, grif, haastig, hard, kwiek, levendig, prompt, pijlsnel, rad, rap, ras, snel, spoedig, (muz~)presto, vaardig, vief, vlot, vlug, volmondig, ijlings, wakker, wierig, gezwindheid - haast, rapiditeit, snelheid, spoed, ijl, vaart, vitesse, vlugheid gezwingelde vlasbundel - vlasdot gezwoeg getob, geploeter, geürm, gewurm gezwollen bombast(isch), dik, hoogdravend, opgeblazen, opgezet, pasteus, pof, retorisch, uitgedijd, gezwollen been - bombeen gezwollen stijl - gongorisme gezwollen taal bombast gezwollenheid aandoening, gemoedsaandoening, hoogdravendheid, pathos, patos, stemming gezworen gelofte - beëdigd, eed gezworen vijand - aardsvijand deoodsvijand gezworene - expert gezworenen - belemmerend, gênant, jury Ghanese bevolkingsgroep - Akan, Ewe, Mosi Ghanese boom - boabab Ghanese haven - Takoradi Ghanese hoofdstad - Accra Ghanese munt penny, pond Ghanese politicus - Nkroemah Ghanese rivier - Bia, Volta Ghanese stad - Koforidua, Kumasi, Legon, Obuasi, Sekendi, Takoradi, Tamale, Wijnneba Ghanese taal - Akan, Fanti, Ga, Twi giaur - ongelovige gibbonsoort - imbou, lar, oewa, siamang, wau-wau gibbus - bochel giberne - patroontas gibus - claque, klak, klaphoed gids baken, begeleider, boei, cicerone, courier, diagoman, geleider, guide, handleiding, leider, leidraad, leidsman, leidster, leidsvrouw, loods, loodsman, mentor, raadsman, reisleider, rondleider, vademecum, voorganger, wegwijzer gids langs de weg - baken gids te water loods gids voor reizen - reisgids, reisleider, reiswijzer gidsfossiel - leidsfossiel giebel - kroeskarper giechelen giebelen giek - gig, sloep gier aal, aalt, beestendrek, condor, drek, gil, ier, mestvocht, gil uier gierachtige - aasgier, baardgier, condor, lammergier gieren fluiten, giechelen, gillen, joelen, krijten, loeien, schateren, schaterlachen, schreeuwen gierensoort - aasgier, condor, koningsgier, lammergier gierhavik - gierzeearend gierig begerig, deun, geldzuchtig, gretig, haaiig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, karig, kleinzielig, knijperig, krenterig, parcimonieus, pinnig, schraapziek, schraperig, schriel, spijkervast, venijnig, verlangend, vinnig, vrekkig, zuinig gierigaard duitendief, erwtenteller, geldwolf, gortenteller, harpagon, knar, krent, potter, schraper, schriep, vrek gierigaard uit blijspel van Hooft - Warenar gierigaard uit blijspel van Molière - Harpagon gierigheid erwtentellerij, geldzucht, hebzucht, krenterigheid, parcimonia, schrielheid, vrekkigheid giering gierslag, zwenking gierkabel dwarskabel, gierketting gierslag (scheepst.) - gier, giering, zwenking giersoort aasgier, broodkoren (Afr.), condor, graansoort koningsgier, lammergier, monniksgier gierst dari, durha, koren, millet, millies, milo, sorghum, mil giersteek - giervalk gierstvink - geelgors giertij gierstroom, springtij gier uit de Andes - condor gierzwaluw - haker, salangaan, scheer, steenzwaluw, torenzwaluw gietbui plensbui, stortregen gietcedel - letterpolis gieteling geus, merel gietemmer - gieter gieten - besproeien, bevochtigen, plenzen, regenen, schenken, sproeien, stromen, uitschenken gieter sproeier, gietemmer gietijzer goteling gietijzer om ronde staven te gieten - gus gietkegel - trechter gietmodel - vorm gietvorm - mal, matrijs, model, modulus, typus gif gift, laster, roddel, venijn, vergift gifgas - mosterdgas gif in tabak - nicotine gifplant akoniet, bilzekruid gifslang adder, cobra, naga gifspuwende waterslang - hydra gifstof die in het bijzonder het zenuwweefsel aantast neurotoxine gift aalmoes, bijdrage, cadeau, donatie, gave, geschenk, legaat, liefdegave, offer, schenking, venijn gift (Gr.) - doron gift aan arme aalmoes gift in natura - prove giftig boos, hatelijk, lasterend, nijdig, sarcastisch, scherp, venijnig, virulent giftig en fel – veninig giftig gas - kolendamp giftig raaigras - dolik giftige eiwitachtige stof - ricine giftige jachtspin - tarantella giftige naaldboom - taxus giftige opmerking hatelijkheid, sneer, steek giftige paddestoel amaniet, braakrussula, duivelsbrood, knolzwam, panteramaniet satansboleet, vliegenzwam giftige plant - akoniet, akonitine, belladonna, bilzenkruid, bromium, dollekervel, doodkruid, doornappel, duivelskaas, duivelskers, eenbes, hazewortel, mansoor, monnikskap, nachtschade, satansboleet, wolfskers giftige spin - tarantella, tarantula giftige stof arseen, arcenicum, atropine, blauwzuur, ricine, solanine giftige stoffen door bacteriën voortgebracht - toxine giftigheid - toxiciteit giftkunde - toxiologle giftmeel - rattenkruid giftmengster - heks giftplant - monnikskap, nachtschade giftslangetje - adder gig cabriolet, disselwagen, giek, scheepsboot gigant - atlas, enak(o), goliath, kind, kolos, orion, reus, titan, ijmir gigantisch - groots, reusachtig, titanisch gigantisch schip - mammoettanker gigantisme - reuzengroei gigolo - beroepsdanser gil kreet, krijs, roep, schreeuw, uitroep Gilbert-and- Ellice-eilanden, deel van de - Ellice-eilanden, Gilbert-eilanden, Line-eilanden, Phoenix-eilanden Gilbert-and- Ellice-eilanden, een van de - Aranuka, Birnie, Canton, Christmas-island, Enderbury, Fanning, Gardner, Hull, Maraki, Marawa, Monouti, Ocean-island, Phoenix, Sydney, Tamana, Tarawa gilde ambachtsvereniging, broederschap, corporatie, genootschap, hanze, vakgenoten gildebode gildeknecht gildebroeder - collega, vakgenoot gildedeken - overman, gildemeester gildeheilige patroon gildehoofd deken gildekleed lijkkleed gildemeester - deken gildepatroon - gildeheilige gildeproef meesterstuk Gilgamesj-epos, figuur uit het - Agga, Enkidoe, Gilgamesj, Isjtar, Oetnapisjtim gilet - vest gillen - gieren, krijsen, schreeuwen gillend - schreeuwend gillen van het lachen - brullen, gieren ginder - daar, ginds ginderheen - daarheen, derwaarts ginds daar, daarginder, gene, ginder gindse - gene ginnegappen - grinneken, meesmuilen ginst - heidebrem ginster - ginstkruid ginster en steekbrem - gaspeldoorn, gaspeldoren ginstkruid - gaspeldoorn, ginster gips - witkalk gips met marmer - pleister gipsafdruk - moulage gipsen - pleisteren gipskalk - pleister, stuc gipskruid bruidssluier, gypsophila gipsmarmer albast gipsmeel - pleister gipsmuur - bruidssluier, gipskruid gipspleister stuc gipssoort - albast gipsy brunette, gitano, zigeuner (in) giraf - ocapie, okapi, okapie girafachtig dier - okapi giraffe, familielid van de - ocapie, okapie girandole - armblaker girasol - maansteen gireren - overmaken, overschrijven, storten girering - storting giro - betaaldienst, endossement, geldomloop, geldoverschrijving, overdracht, overschrijving, wisseloverdracht giroformulier - betaalcheque, giropas, kascheque gis bijdehand, handig, kien, leep, pienter, raming, schatting , scherpzinnig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, veronderstelling gispen afkeuren, geselen, hekelen, laken, verwijten gisping verwijt gissen conjectureren, menen, onderstellen, raden, ramen, rooien, schatten, soupconneren, vermoeden, veronderstellen gissing beraming, conjectuur, correctie, gis, hypothese, onderstelling, raming, rooi, tanatie, vermoeden gist - bakmiddel, desem, droesem, ferment, grondsop gistbestanddeel - bios gisten broeien, bruisen, fermenteren, gijlen, opbruisen, schuimen, woelen gisting beroering, broei, bruising, fermentatie, gijl, sensatie, woeling, zymose gisting van vers bier - gijl gistingmeter - oenometer gistingsmiddel - gist gistingsproduct van plantedelen - fermentolie gistingveroorzakende stof - enzym, ferment gistmiddel desem, ferment, zuurdeeg giststof - enzym, ferment, leb, zyma, zymogeen gistzwam kaam, kaamsel, kaan git agaat, agaatsteen, bergwas, kraal, zwart gitaarachtig instrument banjo, mandoline, ukelele gitaarsoort - bas, slag, solo gitaarspeler - gitarist gitana - waarzegster, zigeunerin gitano - gipsy, zigeuner gitarist gitaarspeler gitarist, beroemd - Segovia gitsteen - agaat gitzwart - pikzwart glaasje borrel, neut glaasje sterke drank – borrel glacé - handschoen glaceren - glanzen glaciaal - ijskoud, ijzig glaciale accumulatievorm drumlin, keileem, morene glaciale erosie exaratie glaciale erosievorm bultrots, trogdal glaciale nis cirque, kaar glaciale tijd Günz, ijstijd, Mindel, Pleistoceen, Riss, Wüim glaciatie ijstijd, vergletsjering glaciologie - gletsjerkunde glad baardeloos, duidelijk, effen, egaal, geheel, gelijk(matig), gespannen, gewiekst, glanzig, glibberig, grif, haarloos, helder, kaal, loos, onbehaard, ongekreukt, ongerimpeld, pienter, plat, plooiloos, pluis, poliet, rimpeloos, schrander, slibberig, slim, sluik, sluw, slijmerig, smeu, totaal, uitgestreken, vlak, vloeiend, vlot, vlug, volkomen, welsprekend, wiedes, gladaf - gladweg, rondweg glad afhangend sluik gladakker - field, leperd, schurk glad dier aal, paling, slang, pier, worm glad en glanzend maken - satineren glad geschaafd houten blad - paneel glad katoenfluweel (In het bijzonder voor werkkleding) manchester glad maken effenen, egaliseren, glanzen, planeren, poetsen, polijsten, schaven, schuren, strijken, vijlen glad maken van linnen - mangelen, planeren glad papier - velijn glad satijnen stof - atlas glad uit doen staan - ontplooien gladakker fielt, knol, leperd, schurk, smeerlap gladde band - slick gladde waterdichte stof - gabardine bladden - glanzen, poetsen, polijsten, schuren gladde onbewogen oppervlakte waterspiegel gladharig hondje dwergpincher, teckel gladde satijnen stof - atlas gladde stijve stof - taf glad en vlak - strak gladheid - politoer gladiator (Rom.) - kampvechter, zwaardvechter gladjanus - gladakker, leperd glad maken - effenen, egaliseren, mangelen, polijsten, raspen, schaven, schuren, strijken, vijlen gladmaken met rasp - vijlen glad neerhangend - sluik gladiator (Rom.) kampvechter, laquearius, murmillo, retiarius, zwaardvechter glad tricot - jersey gladuit - gladweg, ronduit gladweg - ronduit, rondweg, totaal, volstrekt glamour - glans, glitter glanduleus - klierachtig glans - aureool, blink, brille, clou, eclat, fleur, gladheid, glanspunt, fonkering, glamour, glimp, glinster, glinstering, gloed, gloor, glorie, helderheid, hoogtepunt, krits, luister, luisterrijk, luster, lustre, nimbus, nitiditeit, poetsmiddel, politoer, praal, pracht, roem, schoonheid, schijn, schijnsel, schittering, (uit)straling glans aan iets geven - glanzen glans en glorie - luister glans (met) - glansrijk, glorieus, metére glans van genoegen glunder glans verlenen aan iets - opluisteren, verhelderen glans verliezen tanen glanserts - zilverglans glanshout - likhout, likstok, wrijfhout glanskool antraciet glanslak vernis glansloos - dof, mat glansmachine - kalander, pletmachine glansmiddel koperpoets, lak, lap, lapje, politoer, schoensmeer vernis, was glansmiddel in textiel - appret glansperiode - bloeitijd, renaissance glanspers - mangel glanspunt - apogeé, clou, krits, triomf glansrijk glorieus, luisterrijk, prachtig, radieus, roemrijk, schitterend glansschub vis huso, sterlet, steur glanssteen - liksteen glanstaf - lustre glansstof - lak, glitter, politoer, vernis glansverf lak glansvogel - jacamar glanszijde - lustrine, satijn glanzen blinken, donkeren, flikkeren, flonkeren, glimmen, glinsteren, gloren, pinken, satineren, schitteren, stralen, tintelen,vlammen glanzen van lakens - appreteren glanzend - blank, blinkend, briljant, flikkerend, flonkerend, glanzig, glimmend, glinsterend, hel, pinkelend, schitterend, stralend, tintelend glanzend maken - poetsen, polijsten satineren glanzen van laken - appreteren glanzend maken van garen - lustreren glanzend schijnen - glimmen, gloren glanzend wrijven boenen glanzende katoenen stof - satinet glanzende stof - lustre, sanella glanzende voeringstof - satinet glanzende zijde satijn glanzig - blakend, blinkend, glunder, politoer glanzig maken - likken glanzing - tinteling, twinkeling glariën - glinsteren, schitteren glas bel, bierglas, bitterglas, champagneglas, drinkglas, fluit, fluitglas, horlogeglas, jeneverglas, kelk, kristal, likeurglas, limonadeglas, maatglas, pint, portglas, roemer, romer, ruit, sherryglas, tumbler, uurglas, vitrum, waterglas, weerglas, wijnglas, zandloper glas bier - pilsje, pint, tapje glas dat ultraviolet licht doorlaat - uviolglas glas (een stevig glas drinken) - hijsen, peren glas jenever - borrel, hartversterkertje, mammetje, neutje, oorlam, pikketanusje, schaap glas koffie met suiker - mazagran glas koude koffie met cognac - mazagran glas licht bier - pilsje glas met maatverdeling - maatglas glas met ijs, vruchtjes en slagroom - sorbet glas (ruw en dik) dat in de vloeren wordt gebruikt - ijsglas glas sterke drank - borrel, neut glas voor namaakjuwelen - stras glas voor optische instrumenten - kristalglas (loodhoudend) glas zonder voet tumbler glasaal - lintaal glasaaltje - alver, elver glasaardedeksel - aludel glasachtig email, glazig, hyalien, vitreus glasachtig doorschijnende stof - email, hyaliet, mica glasachtig korund - pachee glasachtig mineraal hyaliet, mica glasachtig steen - tektiek glasachtige delfstof - parelsteen glasachtige massa - glazuur glasblazer - flessenblazer, flessenmaker, glazenmaker, keier, spiegelglasblazer glasblazersterm - hazemelk glasblazerswerktuig - bolstok glasblazerszeep - bruinsteen glasblazerij - glashut glascultuur - glasteelt, kasteelt glasdruk - hyalografie, hyalotypie glasgarnaal - steurkrab glasgordijn vitrage glashard - zakelijk glasharmonika - vitrage glashelder doorzichtig, duidelijk, klaar, overduidelijk, zonneklaar glasinstrument verrofoon glas jenever - borrel, schrapmannetje glasklok - stolp glasknoop - osseoog glas koffie met suiker - mazagran glasopaal hyaliet glaspapier - cellofaan glasplaat - ruit glasruit - vensterruit glasschilder glazenier glasslijper - fonger glassoort stras glassteen hyaliet glaszijde - vegisol glaszuiver - helder, klinkend glatik - rijstvogeltje glauberzout - natriumsulfaat glaucoom - oogziekte glazen bak - schaal glazen blad - plaat, ruit glazen bolletje knikker, kraal, stuiter glazen buis aan stoomketel voor aflezen waterstand - peilglas glazen buisje - pipet, reageerbuis glazen chemische buis - buret glazen deksel - stolp glazen distilleervat - pelikaan glazen fles met gebogen hals - retort glazen gesloten veranda aan de voorgevel - loggia glazen kap op een dak bovenlicht, daklicht, lantaarn, stolp glazen kast - vitrine glazen klok stolp glazen klok bij een luchtpomp - recipiënt glazen knikker - kraal, stuiter glazen kolf met platte bodem - erlenmeijer glazen kom of fles met wijde mond voor dranken - bokaal, drinkbeker glazen kweekhuis - kas glazen laboratoriumbuis - pipet glazenmaker - hengst, juffer, libelle glazenmakers beitel - loodmes glazenmakerswerktuig - gruis glazen meetbuis - buret, pipet glazen omhulsel - fles, stolp glazen oog (groen) in plaveisel - kwal glazen proefbuisje pipet glazen reactievat - eudiometer glazen speelgoed - knikker, stuiter glazen stad - Westland glazen stolp - kaasstolp, klok glazen uitbouw erker glazen uitstalkast - vitrine glazen vat - flas glazen vat waarin elektriciteit wordt ontwikkeld - element glazen veranda - serre glazen veranda aan de voorgevel - loggia glazen verpakkingsmiddel - fles glazen visbakje - kom glazen voetje - sokkel glazen voorwerp fles, glas, knikker, pot, vaas glazen uitstalkast - vitrine glazen vullen - inschenken, tappen glazen waranda - serre glazen zuigbuisje - pipet glazenier - glasschilder glazenier, Nederlandse - Boermeester, Campendonk, Colette, Eyck, Hofman, Nicolas, Prikker, Toorop, Weyand glazig - glasachtig, hyalien, vitreus glazig (fig.) - wezenloos glazig gehomogeniseerd - hyalien glazuren - emailleren, gleizen, verglazen glazuur azuur, brandverf, email, emailleersel, glazuursel, gleis, smalt, smeltglas, tandemail, verglaassel, yrit glee (dunne) plek, gaal, gergel, gleuf, kroos, sleet, slijtplek glei - dekriet gleis pottenbakkersklei gleiwerk - majolica gletsjer ijsveld, ijsrivier gletsjer afsmelting ablatie gletsjerbanden ogiven gletsjerbreuk ijsval gletsjerinsekt in smeltwater - gletsjervlo gletsjerkunde glaciologie gletsjerpuin eindmorene, middenmorene, morene, zijmorene gletsjerrand - morene gletsjerspleet crevasse , gletsjer, smeltwater van de - gletsjermelk gletsjerwal - morene gletsjerwaldam - morene, moraine gleuf baaitje, fir, geul, glee, geul, greppel, groef, groeve, inkeping, insnijding, keep, kerf, kier, kloof, reet, richel, ril, rits, scissuur, sleuf, spilt, sponning, spleet, split, uitholling, vore, wetering gleuf in de aarde - ril gleufje - vallecula gleuf van een schuifraam - sponning gleufvormige uitholling op zuilen - cannelure glibberig - glad, modderig, schampig, slibberig, slijmerig, smerig, vet, vetachtig glibberig dier aal, kikker, paling, pier, slak, slang, worm glibberig persoon gladjanus glibberige stof - boter, gelatine, dril, modder, olie, slijm, spek, vet glibberige vis – paling glimhart - lichthout glimkever - lichtkever glimlach - grameel (iron.), grijns, lachje, lachtrek glimlamp - neonlamp glimlachen - smuilen glimmen blinken, flonkeren, glanzen, glinsteren, gloeien, gloren, schitteren, spiegelen, stralen, vunzen glimmend dier - glimkever, glimworm glimmend kunstaas - blinker glimmend maken - poetsen glimmende gesponnen draad - glansgaren glimmer - kattengoud, mica, mika glimmer of kachelglas - mica glimmersoort - biotiet glimp flikkering, glans, gloed, gunster, schijn(sel), sprank(je), vleug, vonk voorwendsel glimworm - johannesworm, lichtkever glimworm, mannetje van de - vuurvliegjes glinster glans, sprank, schittering, vonk glinsteren - blikkeren, blinken, flikkeren, schitteren, stralen, tintelen, twinkelen glinsteren van de ogen - gloriën glinsterend - blinkend glinsterend aardewerk - gleiwerk, majolica glinsterend zwart - gitzwart glinstering - glans, schittering, tintel(ing) glinsterschijn - klatergoud glint - heining, latwerk glioomsoort - astrocytoom, ependynoom, glioblastoma, medulloblastoom, multiforme, oligodendroglioom glip - kerving, kier, reet, scheur, snede, spleet, split glippen - insluipen, litsen, ontschieten, slippen, uitglijden glippertje escapade, glissando (muz.), glijdend, slippertje, uitstapje glissen - glijden glissando (muz.) - glijdend glit - loodoxide glitter - glamour, schittering globaal afgerond, doorsnee, gemiddeld, geschat, ongeveer, ruwweg globale becijfering - raming, schatting globe - aardbol, bol, hemelglobe, klomp, menigte, wereldbol globebloem - trollius globedrager - atlas globetrotter - wereldreiziger globuleus - kogelvormig gloed bezieling, blink, drift, elan, geestdrift, glans, glimp, gloor, hitte, koloriet, kracht, reflectie, schittering, verve, vlam, vuur(glans), warmte gloednieuw - fonkelnieuw, splinternieuw gloed ontberend kil gloed van hartstocht - vlam gloedvol - bezield, geestdriftig gloedvol (muz.) - rubato gloeien blaken, blinken, branden, fonkelen, glimmen, gloren, kleuren, schitteren, schijnen, uitstralen, vlammen gloeiend - ardente, blakend, brandendheet, erg, fonkelend, heet, heftig, nijdig, verhit, vlammend, vurig, witgloeiend gloeiend deeltje - vonk gloeiend heet - snikheet gloeiende hitte afgeven - blaken gloeiende kolom gas vlam gloeiende kratergolf - lahar, lava gloeiende massa lava gloeikousje (grondstof voor) - ramee, ramen, rami gloeilamp - asmiumlamp, peer, peertje gloeispaan - hamerslag gloeiworm - lichtkever glooi - helling glooien afhellen, aflopen, hellen glooiend - schuin glooiende stukken land - hellingen glooiing beloop, berm, helling, talud, verloop glooiing op verdediging van een fort - glacis gloor - glans, gloed, schijn, schijnsel, straling glop - glans, gloed, schijnsel gloren blaken, blinken, dagen, flikkeren, glanzen, glimmen, gloeien, krieken, lichten, schitteren, schijnen, stralen gloren zonder vlam - smeulen gloria - aureool, glorie glorie aanzien, aureool, eer, ere, faam, glans, gloor, heerlijkheid, hulde, lof, luister, nimbus, praal, praalzucht, pracht, roem stralenkrans gloriëren pralen, roemen gloriekroon erekroon glorierijk heerlijk, overheerlijk, roemrijk, verheerlijkt glorieus glansrijk, glorierijk, heerlijk, luisterrijk, roemrijk, roemvol, trots, verheerlijkt glorieren - pralen, roemen gloriëtte - prieel, tuinhuisje glorievol - glorieus, luisterrijk, prachtvol glorificatie - verheerlijking gloring - gloed, schijnsel gloriole - stralenkrans gloriool stralenkrans glos - kantschrift glossarium - woordenlijst glossé aanmerking, aantekening, glos, kanttekening, spotterij glossitis - tongontsteking glossolatie - taalwonder glottis - stemspleet Gloucester, oorspronkelijke naam van - Glevun glucocol - lijmzoet glucose dextrose, druivensuiker, zetmeelsuiker glucogeenstapelziekte - thesaurismus glucosurie - suikerziekte glui - dekriet gluipen loeren gluiperd gemenerik, genieperd, huichelaar, hypocriet, leperd, smuiger, stiekemerd, valsaard gluiperig achterbaks, geniepig, geveinsd, hypocriet, hypocritisch, huichelachtig, onecht, stiekum, vals, voorgewend gluiperig kijken - loeren gluiphoed - huilebalk glunder - blakend, glanzig, helder, opgewekt, tevreden, voldaan, vrolijk glunderen - stralen glunderend - blij gluren - koekeloeren, loeren, spieden, turen glutaeus - bilspier glutine beenderlijm glutineus lijmerig gluurder bespieder, kijker, loerder, spieder, voyeur gluurster - loerster glijbaan roetsjbaan, sullebaan glijboot - hydroplaan glijcontactbeugel - trolley glijden - afzakken, glippen, glissen, roetsjen, schuiven, schuren, slieren, slippen, sullen, voortglijden, voortschieten glijden door de lucht - zweven glijdend (muz~) glissando glijdend - labiel glijdend onderstel - slee, slede glijdende sneeuw - lawine glijder spirant glijdop glijspijker glijgoot - baars, dissel, kloet glijgoot in pakhuizen - sul glytodont - reuzengordeldier glyptotheek - beeldengalerij glijvliegen - zweven glijvliegtuig - zweetvliegtuig glijvlietboot - hydroglider glij-ijzer - loper, schaats glijvoertuig - arre, slee, slede glycerine glycerol, olizoet, glycocol - glycine glycogeen - spiersuiker glycogeenstapelziekte - thesaurismus gniffelen - gnuiven, grinneken gnoe - antiloop, hertestier, wildebeest gnome - spreuk, zedenleer gnoom aardgeest, aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, kobold gnosis inzicht, kennis, openbaring (theologie) gnuiven - gniffelen goal - doel, doelpunt, treffer goalie - keeper goalkeeper doelverdediger, keeper goallat - doellat, doelpaal goalpaal doelpaal gobelin - wandkleed, wandtapijt God Aangeroepene, Allah, Opperwezen, Schepper God (Lat.) deus, Jahweh, Jehova God alleen zij eer s.d.g. God der Indianen - Noncomala God met bokkenpoten Pan, sater God met twee gezichten - Janus God van de akkers Conus, Faunus, Vervactor God van de Babyloniërs Baäl God van de begeerte Pathos God van de bescherming van de staat Polias God van de besmetting Sterculius God van de bevrijding van zorgen Aequitas, Lydios God van de bijbel Elohim, Jehova, JHWH God van de bliksem Jupiter God van de bloedige dood Ker God van de dapperheid - Minerva, Vitrus God van de dichtkunst Apollo,Braga, Bragi God van de dieven Hermes God van de donder Donar, Jupiter, Thor God van de dood Anubus, Caeculus, Mors, Thanatus, Ubitina, Uller God van de dood Ind. Myth. - Jama God van de droom Morpheus God van de duisternis (Gr.) Ahriman, Erebus, Furina, Zoroaster Godin van de echt - Pronuba God van de eed en trouw War God van de eeuwigheid Aeternitas God van de geboorte Pelumnus God van de geneeskunde Aesculaplus, Esculaap God van de geploegde akkers Obarator God van de grenzen Terminus God van de handel Hermes, Mercurius God van de haven. Portunus God van de hekeling en spot Momus God van de herders Ruminus God van de herfst Vertumnus God van de Hindoes Brahma, Indra God van de honger Fames God van de hoop Spes God van de Indianen Manitou, Noncomala God van de jaargetijden Freyer God van de jonggehuwde mannen Subigus God van de kinderen Fascines God van de koophandel Hermes, Mercurius God van de landbouw Saturnus God van de liefde Amor, Cupido, Eros God van de muzen Apollo God van de noordenwind Boreas God van de noordoostenwind Kaikias God van de onderwereld Dis, Oreus, Pluto, God van de onoverwinnelijkheid Invictus God van de oorlog, wijsheid en kracht Ares, Mars, Tyr God van de oostenwind Eurus, Vuturnus God van de overwinning Victor God van de regen Pluvius God van de rijkdom - Plutus, Xanthos God van de rivieren Asopus, Enipeus, Peneus, Rhesos, Xanthos God van de scheiding van ziel en lichaam Viduus God van de scherts Liber, Locus God van de schone kunsten Apollo God van de schrik Pavor, Phobos God van de slaap Hypnos ,Morfeus God van de slaven Portunus God van de spot Momus God van de steden Promachos God van de stilzwijgendheid Horos, Widar God van de storm Njord, Typhon God van de stroom Inachos, Tiburtus God van de trouw Fides, Var God van de tuinbouw Priapus God van de tijd Janus God van de uitvindingen Hermes God van de veeteelt Pales, Priapus God van de veiligheid Securitas God van de velden Picus God van de vernietiging Loki God van de wateren Neptunus, Njord, Poseidon God van de wederliefde - Anteros God van de welvaart van de staat Salus God van de westenwind Zephyrus, Zephuros God van de wind Aeolus God van de wijn Bacchus, Dionysos God van de woede Furor God van de wouden Picus God van de zang, snarenspel en schone kunsten - Apollo God van de zee Aegir, Egir, Glaucus, Neptunus, Njord, Ocoanos, Poseidon God van de zuidenwind Africus Auster, Notus, God van de zuidoostenwind Eurus God van de zuidwestenwind Libs God van het begin en einde Janus God van het bestraffen van misdaden Ultor God van het bos - Sater God van het dodenrijk Hades, Pluto God van het eggen Occator God van het huwelijk - Hymen God van het kwaad Ahriman God van het metaal bewerken Vulcanus God van het onweer Hadad God van het spreken Fabulius God van het uitrusten tijdens de tocht Qulies God van het vee Faunus God van het veld - Sater God van het vuur Hephaistos, Vulcanus goddelijk heerlijk, hemels, kostelijk, subliem, schoon, verheven, verrukkelijk, zalig goddelijke ingeving - theopneustie goddelijke openbaring - orakel goddelijke verering van de keizer - keizercultus goddelijke volheid - pleroma goddelijkheid - deïeit, goddeloos gruwelijk, heilloos, misdadig, ongodsdienstig, onheilig, schandelijk, slecht, zedeloos, zondig goddeloosheid Atheïsme, boosheid, inpieteit, iligheid ongodsdienstigheid, verdorvenheid goddeloos mens – atheïst, heerlijkheid, goddeloze atheïst, ongelovige goddelijkheid - diviniteit Gode - Deo Gode alleen zij de eer - S. D. G. Gode zij dank dg Gode zij de hoogste 1of L. P.O. Gode zij lof Ld. Gode zij lof en het volk heil L.D.S.P. goden asen, Dewata (Br. Ind.), godendom, penaten goden der bovenwereld - Superi Goden van het huis - Domiduca (Domiducus), Laren (Lares), Penates(Rom.), Teraphem (Hebr.) godenbeeld - afgodsbeeld godendienst - afgodsdienst godendrank mee, mede, nectar godenhuwelijk - theogamie godenleer fabelleer, mythologie godenrivalen - Titanen godenspijs - ambrosia, ambrozijn, nectar godentaal - hemelval godentroon (Bali) - padmasana godenverhaal - mythe godenverblijf Asga(a)rd, Helicon, Hemel, Olympus, Parnassus, Walhalla godgans(elijk) - aldoor, schandelijk godgeklaagd ergerlijk, schandelijk godgeleerd theologiach godgeleerde faculteit in Parijs - Sorbonne godgeleerde theoloog godgeleerdheid theologie Godgewijd - heilig Godgewijde vrouw - begijn, non Godgezind - godsdienstig, vroom godheerschappij - theocratie Godheid - Aegir, Aeolus, Apollo, Amor, Ares, Ate, Baai, Balder, Braga,Donar, Egir, Eos, Eolus, Eros, Irmin, (Hebr.)Ja(h)we, Loki, Odin, Frigga, opperwezen, Poseidon, Ra, Ran, Saturnus, Wodan Godheid Opperwezen Godheid (Hebreeuws) Ja(h)we Godheid - demon Godheid met bokspoten Pan, Sater godheid van de Babylonische en Assyrische mythe - Ahoe godheid van de boeddhisten - Boeddha Godheid van de Hindoes - Brahma, Siva godheid der Indianen - Manitoe Godheid van de Indiërs - Indra godin - Aphrodite, Ares, Artemis, Astarte. Ate, Aurora, Bellona, Ceres, Demeter, Diana, Eos, Eris, Eros, Europa, Flora, Fortuna, Gea, Gerda, Hera, Hestia, Iduna Irene, Iris, Isis, Justitia, Laga, Nemesis, Nerthus, Nimf, Ostara, Ran, Venus, Vesta Godin die de daden der helden uitbazuint - Faam Godin van de aarde - Aker. Aser, Caeo, Gaea, Gea, Hertha, Ira, Irmin, Tellus, Terra, Vacuna Godin van de akkers Dea Godin van de Amazonen Otrera Godin van de angst Angerona Godin van de armoede - Penia, Egestas, Paupertas Godin van de begraving - Libitinia Godin van de bestrijding van kwalen Angitia Godin van de bevalligheid - Charites, Gratiën Godin van de blindheid Orbona Godin van de bloemen Flora, Ohioris Godin van de boomvruchten - Pomona Godin van de bronnen en rivieren Najade Godin van de buitensporigheid - Cotys Godin van de dag - Hermera, Homers Godin van de dageraad Eos, Aurora, Matuta, Themis Godin van de dapperheid Minerva Godin van de duistere nacht Leto Godin van de eendracht Concordia Godin van de eeuwige jeugd Hebe, Iduna, Juventa Godin van de Efreziërs – Diana Godin van de Egyptenaren - Isis Godin van de geboorte - Eileithyia, Lucina Godin van de gelijkmatigheid - Adrasteia Godin van de gelukzaligheid - Felicitas Godin van de gemakkelijke geboorte Numeria Godin van de genezing Panakeis Godin van de gerechtigheid Astrea, Dike, Justitia, Themis Godin van de gezondheid Hygiea Godin van de groeikracht Marcia Godin van de hemel - Hera, Juno Godin van de herlevende natuur Ostara Godin van de huisleijke haard - Freya, Holda, Mestia, Vesta Godin van de hulp op woelige zee Leukothea Godin van de huwelijkstrouw - Juno Godin van de jaargetijden - Dike, Eirene, Eumonia, Godin van de jacht Artemis, Diana, Nemesis Godin van de jeugd - Hobo, Juventa Godin van de kinderen Cunia Godin van de krijgshaft Indra Godin van de kuisheid Pudicitia Godin van de kunst - Athene Godin van de kunst en wetenschap - muze Godin van de lagere rang - nimf Godin van de landbouw - Aristaios, Ceres, Demeter, Pales Godin van de lastdieren Epona Godin van de lente Flora, Ostara Godin van de liefde Amor, Aphrodite, Cupido, Freja, Fria, Frigga, Venus Godin van de liefde (Sanskriet) - Kama Godin van de lieflijkheid Bettina Godin van de luidruchtigheid - Cotys Godin van de lijkbalseming - Anubis Godin van de maan Artemis (Cynthia), Astaroth, Astarte, Bendis, Diana, Luna, Mene, Phebe (Phoebe), Selene, Sin Godin van de menselijke geest - Minerva Godin van de meren - Laga Godin van de muzen Melete, Mneme Godin van de natuurkracht lris Godin van de nieuwe maan - Hekate Godin van de nijd - Invidia Godin van de onderwereld - Cora, Hecate, Hela, Persefone, Proserpina Godin van de onkuise vrouwen - Salsia, Venus Godin van de onsterfelijkheid Ida Godin van de oogst - Ceres, Chloë, Demeter, Panda Godin van de oorlog - Bellona Godin van de opwekking der liefde Stimula Godin van de overreding Peitho, Suada Godin van de overvloed Abundantia, Apteros, Consivia Godin van de overwinning - Nike,Victoria, Victoria, Walküren Godin van de paarden Epona, Hippia Godin van de plantengroei Ceres, Chloris, Flora Godin van de razernij Lyssa Godin van de rechtvaardigheid - Justitia, Themis Godin van de regenboog Iris Godin van de rivieren - nimf, Potamides, Tiberinidesj Godin van de roem - Fama Godin van de rijstcultuur - (Dewi) Sri Godin van de runderteelt - Bubona Godin van de rust Hesychia Godin van de rijst - Inari (Japan), Sri (Java) Godin van de schaakspelen - Caïssa Godin van de scheepvaart Nehalennia Godin van de schepen – Brizo Godin van de schoonheid - Gerda, Venus Godin van de schrik - Moïren, Nornen, Parcen Godin van de slagvelden - Walküren Godin van de spinsters Berchta Godin van de stromen - Laga Godin van de strijd - Ker Godin van de Syriërs Astarte Godin van de toorn Ira Godin van de toverij - Hecate Godin van de trouw - Fides Var Godin van de tuin en het ooft Pomona Godin van de tweedracht - Discordia, Eris Godin van de twist Eris Godin van de tijdwisseling Dike, Eirene, Eunomia Godin van de verblinding Apate,Ate Godin van de vergelding - Nemesis Godin van de vergetelheid Lethe Godin van de vermoeidheid Fessonia Godin van de verzoening Virplace Godin van de vindingrijkheid Athene, Minerva Godin van de vloeiende voordracht - Suada Godin van de vloek - Ara Godin van de voortplanting - Libera Godin van de voortplantingskracht, van het leven - Astarte Godin van de vrede - Amicitia, Forsete, Irene, Pax Godin van de vreugde Laetitia Godin van de vrijheid - Feronia, Libertas Godin van de vruchtbaarheid Demeter, Freya, Isis, Nerthus , Rhenia Godin van de vruchten - Pomona Godin van de weefkunst - Athene Godin van de wellust Volupia Godin van de welsprekendheid - Suada Godin van de wieg Cunina Godin van de wijsheid Athene, Minerva, Pallas Godin van de wolken Nephele Godin van de wraak Alecto, Ate, Nemesis Godin van de wrekende gerechtigheid - Nemesis Godin van de wijsheid - Athene, Minerva Godin van de zedelijke rechtsorde - Themis Godin van de zee - Benthesikysme Ino, Keto, Leucothea, Ran, Rana Godin van de zegepraal - Nike Godin van de zogende moeders Edulia Godin van de zorg Cura Godin van gelijke betekenis - Libera Godin van het aangename leven - Volupia Godin van het bedrog Apate Godin van het beginnende jaar Anna Godin van het berouw Metameleia Godin van het dodenrijk - Hecate, Persephone Godin van het Egyptische Hebe - Moet Godin van het fruit - Pomona Godin van het geheugen Mnomosyne Godin van het geluk - Felicitas, Fortuna, Futychia, Gad, Kairos, Tyche, Vesta Godin van het gerecht - Faam, Fama Godin van het gerucht Faam, Fama, Pheme Godin van het graan Ceres, Demeter Godin van het huiselijk geluk Vesta Godin van het huwelijk - Hera, Holda, Holle, Juno Godin van het leven en vruchtbaarheid - Isis Godin van het licht - Hera, Juno Godin van het lot Fortuna Godin van het medelijden Eleos, Misericordia Godin van het noodlot Moïra Godin van het ongelijk Ate, Cassandra Godin van het onheil Ate Godin van het ooft - Pomona Godin van het recht Astraea, Forsete, Irene, Justitia, Themis Godin van het schaakspel Caïssa Godin van het verstand - Minerva Godin van het vrouwelijk principe - Astarte Godin van het vuur - Agni, Megera, Vesta Godin van het zinnelijk genot Libentia, Vulgivaga Godin van tuin en erf Pomona Godinnen van de jaargetijden - horen Godlof l. d. godloochenaar atheïst, ongelovige godloochening atheïsme godminnende - filothea godsakker - begraafplaats, kerkhof godsbode - engel godsdienst animisme, boeddhisme, christendom, confucianisme, cultus, dynamisme, geloof, hindoeïsme, islam, jodendom, leer, NH, P.G., religie, ritus, R.K., shintoïsme, taoïsme godsdienst Islam, N.H., R. K., P.G., godsdienst in Achter-lndië - boeddhisme, laïnisme godsdienst in China - tauïsme godsdienst in Japan - zenboeddhisme godsdienst in Mongolië - lamaïsme godsdienst in Voor Indië Boeddhisme, Brahmanisme, Laïnisme godsdienst van de rede - rationalisme godsdienstig devoot, geestelijk, gelovig, godgetrouw, godlievend, godminnend, godvrezend, godvruchtig, godzalig, heilig, kerks, kerksgezind, mystisch, pieus, religieus, stichtelijk, vroom godsdienstig feest der Turken balram godsdienstig gebouw abdij, kapel, kerk, klooster, synagoge, tempel godsdienstig gebruik - besnijdenis, rite godsdienstig gezang - motet godsdienstig lied - psalm godsdienstig offermaal (Arab.) sedekah godsdienstig vertoog - tractaat godsdienstig voorschrift - rite, vete godsdienstig vragenboek catechismus godsdienstige bijeenkomst - conventikel godsdienstige gebruiken - ritus godsdienstige groep kaste, kerk, sekte, zuil godsdienstige - vrome godsdienstige handeling bidden, biecht, cultus, doop, gebed, liturgie, magie, mis, preek, rite, ritueel, ritus, sacrament, verrichtingen godsdienstige groep - sekte godsdienstige herleving Réveil godsdienstige lastering - blasfemie, spotternij, vervloeking, vloek godsdienstige leerrede canon, preek, predikatie, sermoen godsdienstige levensbeschouwing - deïsme godsdienstige maaltijd - (R.K.) communie godsdienstige maaltijd (Mal.) - desekah godsdienstige overdenking meditatie godsdienstige richting confessie, gezindte, kerk, sekte godsdienstige scheiding schisma godsdienstige sekte in Canada - hornenieten godsdienstige sekte in N.Amerika - mormonen godsdienstige sekte uit de middeleeuwen Atbigenzen, Waldenzen godsdienstige sekte uit de tweede eeuw - adamieten godsdienstige stichter - Boeddha, Zoroaster godsdienstige toespraak allocutie, predikatie, preek, sermoen godsdienstige twist - controverse, geloofsstrijd godsdienstige verhandeling - traktaat godsdienstigheid - religiositeit godsdienstijver geloofsijver godsdienstijveraar - zeloot godsdienstleer - geloofsleer, theologie godsdienstleiders - Farizeeërs godsdienstleraar dominee, geestelijke, pastoor, predikant, priester, rabbi, rabbijn, rebbe godsdienstleraar (Hebr.) - goeroe godsdienstloos - neutraal godsdienstoefening adventsdienst, dankmis, dienst, eredienst, (hoog)mis, (Isr.) seider, kerdienst, lof, mis, tempeldienst, tesper godsdienstoefening gedurende 9 dagen - noveen, novene godsdienstonderwijs catechese, catechisatie, lering godsdienstonderwijzer - (Ind.) goeroe godsdienstonderwijzer (Hebr.) - rabbi, rabbijn, rebbe godsdienstoorlog - controverse, geloofsstrijd, polemiek godsdienstplechtigheid eredienst, liturgie godsdienstscheuring - schisma godsdienstschool van de Islam madrasah godsdiensttwist - geloofstwist godsdienstverandering bekering - godsdienstvoorschrift, rite godsdienstwaanzin - theomanie godsdienstzaak geloofszaak godsdienstzin godsdienstigheid godsgebouw godshuis, kerk, tempel, liefdadigheidsgesticht godsgericht godsoordeel, orakel, ordale, straf, vuurproef godsgetuige martelaar Godsgezant apostel, Christus, engel, Messias, profeet godsheerschappij - theocratie godshuis armenhuis, basiliek, bedehuis , dom, kathedraal, kerk, tempel godskennis - theognosie, theologie godslastering blasfemie, vervloeking, vloek godslasteringen uiten - blasfemeren, vloeken godslasterlijk - blasfemisch, hemeltergend, liederlijk, ongehoord godsleer - theodicee Godsman apostel, Godsgezant, heilige, profeet godsoordeel (middeleeuwen) vuurproef, waterproef godsoordeel - orakel, ordale, ordalium godsoordeel (middeleeuwen) - vuurproef, waterproef godsoordelen - ordaliën godspenning - handgeld, huurpenning Godsregering theocratie godsrijk - Jeruzalem godsspraak antwoord, apocalyps, Epifanie, openbaring, orakel, orakelspreuk, orakeltaal, profetie, revelatie, uitspraak godsstad - Jeruzalem godsvereerder in Indië - dikir godsverschijning - openbaring, theofanie godsverzaking - godloochening godsvloek - Kainsteken godsvrucht devotie, eusebie, geloof, godsvrees, godvrezend, godvrezendheid, piëteit, religie, vroomheid godswil (om) - p.d. godswonder - mirakel, mysterie godvergeten - goddeloos, gruwelijk, snood godverloochenaar - afvallige, geloofsverzaker godverloochening - atheïsme, ongeloof godverzaking - (god)loochening godvrezend - gelovig, godvruchtig, religieus, vroom godvruchtig devoot, hemelsgezind, ootmoedig, pieus, religieus, vroom godvruchtige oefening doop, doop, novene godwijze - theosoof godzalig godvruchtig, vroom goed - bagage, behoorlijk, bekwaam, bene, best, betamelijk, beter, betrouwbaar, bezittingen, billijk, braaf, bruikbaar, bezit, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edel, eerbaar, eerlijk, eerzaam, eminent, emmes, flink, fair, fijn, gaaf, garderobe, gelukkig, genadig, gepast, geschikt, gewenst, gezond, goederen, grappig, gunstig, have, heerlijk, heilzaam, juist, kleding, kleren, koopwaar, leen, leuk, mooi, nobel, nogal, nuttig, oprecht, pakkage, passend, patent, prettig, puik, recht, rechtschapen, reisgoed, schitterend, soit, solvabel, textiel, toegegeven, toegestaan, tof, uitmuntend, uitstekend, vermogen, voordelig, voortreffelijk, vruchtbaar, wel goed bezit, goederen, have goed (Barg.) emmes goed (Lat.) - recte goed garderobe, kleding, kleren goed algemeen gebruik gewoonte, mos, zede goed bedacht – bekeken goed begrijpen – beseffen, snappen, vatten goed bekend – eigen, vertrouwd goed beklant druk goed doordacht weloverwogen goed door elkaar gemengd b.m. goed er uit zien - ogen goed gekookt gaar goed gelegen – welgelegen goed geslepen - scherp goed gewicht ggw goed gezouten hartig, pittig goed groeiende welig goed helpen - weldoen goed helpend afdoend, beproefd, deugdelijk, probaat goed hoorbaar - luid, overluid goed ingelicht geïnformeerd, welingelicht goed kunnende koken g. k. k. goed nadenken - bezinnen goed op de hoogte welingelicht goed oplettend opmerkzaam goed oppassen - deugen goed oppassend - braaf goed passend - aangegoten goed redenaar Brugman, Cicero, Guldenmond goed schoon - keurig, net, proper goed schot treffer goed snijdend scherp goed spreker orator, redenaar goed staan kleden goed stevig – sterk goed te lezen - duidelijk, leesbaar goed verneembaar - hardop, luid goed verstaanbaar - helder, duidelijk goed verzorgd - netjes goed voor kleding - stof goed waarneembaar hoorbaar, verstaanbaar, zichtbaar goed waarvan iemand het vruchtgebruik bezit loon goed zo bravo goedaardig benigne, braaf, goedhartig, goedig, goedmoedig, ongevaarlijk, vriendelijk, welwillend goedaardig gezwel - angioma, angioom goedaardig mens - bonhomme goedaardige hond - lobbes goedaardige spot ironie goedaardigheid - benigniteit, bonhommie, hartelijkheid, vriendelijkheid goedang (Ind.) - pakhuis, provisiekamer goedbloed - goedzak, lobbes, nul, sukkel, sul goeddeels - grotendeels, merendeels, voornamelijk goeddoen - baten, helpen, weldoen goeddunken - believen, goedvinden, prudentie, toestemming, welbehagen, welgevallen goede - beste goede aarde - humus, teelaarde, teelgrond goede afloop - ressite, succes, welslagen goede bekendheid faam, naam, reputatie, roep goede conditie - topvorm goede daad mitsva, weldaad goede dingen prijzen - loven goede eigenschap deugd goede elf (myth.) - lichtelf goede geest beschermgeest, engel, fee, geleidegeest, genius, Ormazd, patroon, peri goede geest (Arab.) - djinn goede geest bij de Perzen - geri goede geest des huizes (Rom.) - laren, lares, penaten goede gezindheid - gunst, gunstig goede grond teelaarde goede grond voor bloembollen geest goede hoedanigheid - merite, verdienstelijkheid goede hoop - kans goede inlichting - tip goede kennis - amice goede kokkin - keukenprinses goede kookster - josine goede kwaliteit - tof goede leidsman - geleidegeest goede luim - humor goede manieren bon ton, fatsoen goede manieren in de maatschappij - fatsoen goede mannen arbiters, scheidsrechters goede naam faam, reputatie goede naam in geldzaken - krediet goede talenkenner polyglot, tolk goede trouw bonnefooi, eerlijkheid, integriteit, probaatheid, probiteit, rechtschapenheid goede uitslag succes goede verklaring - vidimatie goede verstandhouding - harmonie, overeenkomst, vrede, vriendschap goedang (End.) pakhuis, provisiekamer goedbloed goedzak, lobbes, sukkel, sul goeddoen weldoen goedendag adé, adi, aju, bonjour, daag, dag, hallo, knots, vaarwel goedendag - knots goedendag zeggen - groeten goed en fijn - puk goed en fraai - mooi goed en grondig - terdege goed en terecht - juist goed en zuiver - rein Goedereede, plaats op - Ouddorp, Stellendam goederen artikelen, bagage, barang, bezit, bezittingen, colli, gerei, goed, have, huisraad, koopwaar, spullen, stoffen, stukgoed, waar, waren goederen (Ind.) - barang goederen boven op een schip deklast goederen opslaan bergen, opbergen goederen opslagplaats barak, depot, loods, pakhuis, veem goederenverkeer- handel goederenvoorraad - assortiment, opslag, sortiment goederen waarvan de koop blijft hangen - hangpartij goedertieren barmhartig, clement, decanle, donatie, genadig, genereus, goed, goedgunstig, goedhartig, klement, lankmoedig, mild, schenking, welgezind, welwillend, zacht, zachtmoedig goedertierenheid genade, gratie goedgebouwd welgevormd, krachtig goedgeefs gul, loyaal, mild, milddadig, royaal, scheutig, vrijgevig goedgeefsheid - gulheid, milddadigheid, mildheid, royaliteit goedgehumeurd - goedgemutst, opgeruimd, opgewekt, vrolijk goedgekeurd - ratus, toegestaan goedgekleed - pront goedgelovig lichtgelovig, naïef, onnozel, orthodox, overvroom, goedgelijkend - weigetroffen goedgemanierd - netjes, fatsoenlijk goedgemutst - opgewekt, vrolijk goedgeoefend - afgericht, geschoold, getraind goedgevig gul, royaal, vrijgevig goedgevormd - mooi, schoon goedgezind gehou, consent, genegen, goedgunstig, goedgunstig, weldenkend, welnemend, welwillend goedgunstig genegen, genegenheid, goedertieren, gunstig, minzaam, welgezind, welwillend goedgunstige lezer heil - Ibs goedgunstige gezindheid - genegenheid goedhartig adagio, behulpzaam, betrouwbaar braaf, gemoedelijk, gepast, geschikt, goed, goedaardig, goedig, gul, voordelig, vriendelijk, zachtaardig goedhartige, domme man - sukkel, sul goedhartigheid bonhomie, braafheid, goedaardigheid, jovialiteit welwillendheid goedheid bonhomie, boniteit, braafheid, deugd, gunst, rechtschapenheid, welwillendheid goedheilig man – sint, sinterklaas, sintnicolaas, sul, goedig - betrouwbaar, bezadigd, gezapig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, zachtaardig, inschikkelijk, kalm, lankmoedig, liefderijk, sullig, toegeeflijk, vriendelijkheid goedig mens - sul goedige en domme man sukkel, sul, goeierd goedigheid - lankmoedigheid, toegeeflijkheid goedje grut, kleren, meubels, spul goedkeuren accepteren, approberen, approuveren, assenteren, beamen, bewilligen, billijken, consenteren, goedvinden, gouteren, gunnen, instemmen, inwilligen, ratificeren, sanctioneren, toelaten, toestaan, toestemmen goedkeurend instemmend, toestemmend goed- of afkeurende uitspraak - oordeel goedkeuring adhesie, agreatie, agrement, applaus, approbatie, aqueatie, bekrachtiging, bewilliging, billijking, bijval, comprobatle, fiat, goeddunking, goedvinden, homologatie, instemming, placet, ratificatie, sanctie, stem, toestemming, waardering, welbehagen, welnemen goedkeuring voor verkoop van alcohol - vergunning goedkeuring zonder stemming - acclamatie goedkeuringsstem - suffrage goedkoop billijk, bon-marché, laag, modiek, plat, platvloers voordelig goedkoopboekje - pocket goedkoop handelsgoed - spul goedkoop verblijf - logement goedkoop vlees (door noodslachting) - vrijbankvlees goedkope eetgelegenheid - gaarkeuken goedkope kunstprodukten - kits goedkope kwaliteit blank linnen - raaflinnen goedkope lectuur - stuiversroman goedkope logeergelegenheid -jeugdherberg, pension goedkope mutsekant langet goedkope schouwburgrang - engelenbak, schellinkje goedkope rang engelenbak, schellinkje goedmaken bestrijden, dekken, goedpraten, herstellen, verbeteren, vergoeden goedmaking vergoeding goedmoedig argeloos, goedaardig, goedhartig, gemoedelijk, goedig, onergdenkend, trouwhartig, vriendelijk, welwillend goedmoedigheid bonhomie, gemoedelijkheid, goedigheid, jovialiteit goedpraten - vergoelijken, verschonen goedreiniger bleker goedrond openhartig, oprecht, rondborstig goedschiks behoorlijk, betamelijk, gewillig goedsmoeds bedaard, onbevreesd, opgeruimd, opgewekt, welgemoed goedspreken waarborgen goedvinden approuveren, goeddunken, goedkeuren, toelaten, toestaan, toestemmen, toestemming, welbehagen, welnemen goedwillig dienstvaardig. gewillig, humaan goedzak – goedbloed, goeierd, lobbes, sul goeierd goedbloed, goedzak, lobbes, sukkel, sul Goël Heiland, Losser, Verlosser, Wreker goelijk goedaardig, lief, vriendelijk goeman - arbiter, bemiddelaar, commissaris, scheidsrechter goendoe - anakhré goeni gonje, jute
goenoeng (Ind.) berg, bergland goeroe - godsdienstonderwijzer, leermeester goesting - goeste, lust, smaak, trek, zin goëtisch - bedrieglijk, betoverend, toverkrachtig goffer dikkerd, dikzak gok bluf, kans, pari, poker, risico, schatting, waagstuk, weddenschap gokhuis - casino gokken - riskeren, schatten, speculeren, wagen, wedden gokker - dobbelaar, speculant, speler gokmachine - trekkast gokspel - dobbelspel, hazard, kaarten, loterij, lotto, poker, roulette, saturnus, totalisator, toto golf baai, baar, boezem, breker, deining, golfslag, gulp, guts, inham, roller, sinus, slagzee, stortzee, zeeboezem, zwalp golf die over een schip heen slaat - breker golfbaan - links golfbeweging trilling, triller, deining, branding, omslaan golfbreker dam, hoofd, pier, strandhoofd, strekdam golfbroek - plus-fours golflengteëenheid - hz, hertz, khz golflijn tremblé golfmeisje - Eyia, zeenimf (dochter van Aegir), Golfmaagd golfsgewijze beweging - ondulatie golfslag - deining, rolling golfspel - midgetgolf golfspel, term uit het - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, mashie, putter, spoon, stick, stroke, tee golfstok - brassy, club golftasdrager - caddie golfterm - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, match, par, putt, putter, spoon, stick, spoon, tee golfterrein course, golflinks, greens, links golfvorm geven aan het haar - onduleren golfvormig - undulatorisch Golgotha - hoofdschedelplaats, schedelplaats Goliath - reus golven deinen, gulpen, onduleren, plooien, stromen, zwalpen golvend - geaccidenteerd, ondulerend golvend effect bij muziek - zweven golvend maken - permanenten golvende beweging - ondulatie golvende koorts - Malaria, Maltakoorts golvende lok haar - krul golvende lijn - onduline, slangeloop golvende streep op een schip - waterstreep golving - deining, fluctuatie, ondulatie, plooi, rimpeling, schommeling, undulatie gom - gum,kit, lijm, plak, plaksel, stuf, vlakgom gomachtige stof lak gomboom acacia, eucalyptus, hevea, sapium gomelastiek caoutchouc, gummi, karet, rubber, stuf gomhars amoniakgom, bdellium, duivelsdrek, guttegom, laudanum, mirre, opium, opoponax, scammonium, wierook gomlak schellak gommen - kleven, lijmen, (op)plakken, rederen, stuffen, uitvegen gonaden - geslachtsklieren gondel - cabine, schuitje gondelier gondelroeier gondellied barcarolle gondelroeier gondelier, gondeliere gondelschipper - gondelier gondelstad Venetië gondelwedstrijd - regatta gonfalon - banier gong - bekken, klankbekken gong bij drumstel - bekken gongslag - bekkenslag goniometrie gonio, hookmeetkunde goniometrische term cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens gonje – jute, zakkengoed gonje (Mal.) - goeni gonorroea - druiper gonstol - bromtol gonzen - brommen, fremitus, malen, mommeien, ronken, snorren, zeuren, zoemen gonzend brommend, malend, snorrend gonzende klap - gons gonzer - snorrepot goochelaar - escamoteur, illusionist, kunstenmaker, prestidigitateur, tovenaar goochelarij - hocuspocus, toverdoos, toverkunst, toverij, trucage goochelen - toveren goochelkunst - goochelarij, goocheltoer, magie, toer, toverij goochelnummer - act goochelspel - bedrag, spot, zinsbegoocheling goocheltoer - duivelskunstenarij, goochelwerk, truc goochem arg, behendig, betjoegd, bijdehand, geslepen, gevat, gewiekst, handig, leep, link, listig, pienter, slim, sluw, schrander, spitsvondig, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen goocheme jongen linkmichel, linkmichiel, slimmerd, slimmerik goochemerd leperd, slimmerd gooi - duw, gang, gouw, kans, klap, landstreek, slag, smak, smeet, toss, worp gooien - gutsen, keilen, kogelen, schieten, slingeren, smakken, smijten, storten, trappen, werpen gooien of smijten - kwakken gooier - smijter, werper Gooilander Gooier Goois dorp Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden goor - bedorven, grauw, groezelig, modderig, morsig, ongewassen, onfris, onzedelijk, slijkerig, smerig, smoezelig, vaal, vies, vuil goorachtig - goor, zurig goorheid - groezeligheid, ransigheid, smerigheid, vuilheid, zuurheid goot afvoerbuis, afvoerkanaal , dakrand, geul, grep, greppel, heul, pijp, regenafvoer, riool, rioolbuis gootbedekking - lood, zink gootgat afgietsel, spoelwater goot in koestal - greppel, groep, grub, kuil gootje (stenen) aan kerk- of torendak - spikjer gootlijst - boelbord, kranslijst, neuslijst gootnat - afgietsel, spoelwater gootplank - zonnebord gootpijp afvoerbuis goot in de rundveestal - groep, grup gootsteen - aanrecht, lavet goot voor afvoer van aal - aalgoot gootvormig, groef op een zuil cannelure gordel band, buikriem, ceintuur, draagband, hals, krans, kring, lasso, lijfband, riem, singel, sjerp, snoer, zone gordel (Jap.) - obi gordel aan de hemel - dierenriem, Zodiak gordelband - band, ceintuur, riem, sjerp gordelbeurs - beugeltas gordeldier - apara, armadil, armadillo, pantserdiertatoe gordelkwal - venusgordel gordelriem - (degen)koppel gordelroos - Antoniusvuur, zoster gordel van bloemen - krans gordel van een trekdier - gareel gordel van Freyja (myth.) - brisingamen gordel van sterren melkweg gordel van zijde of andere stof sjerp gordel zonder sluiting step in gordelroos huidontsteking gordelvormig sneeuwgebied sneeuwgordel gordijn courtine, doek, (Fr) rideau, store, vitrage, voorhang, voorhangsel gordijn van gaas klamboe, muskietennet gordijnband of koord embrasse gordijnpreek bedsermoen gordijnroede - rail gordijnstof - cretonne, damast, dobby, lancaster, madras, marquisette, pluche, pluchette, tarlatan, tule, vitrage gordijnstok roe, roede gordijnvuur - spervuur gordijnwieltje runner gording – balk, bint, dwarsbalk, dwarshout, rib, sent, sept, spant, spier, touw gore lucht - stank gorgel hals, keel, strottenhoofd gorgeldrank - aluin, gargarisme gorgelen - spoelen Gorgonen - schrikgodinnen, Medusa, Euryale, Stheno Gorgonen, vader van de - Phorcys gorgonisch ijzingwekkend gorig - onzindelijk, smerig gorilla - lijfwacht gorilla - lijfwacht, mensaap, pongo gors - aanslibbing, gorzing, groed(e), groes, groeze, kardoes, kwelder, nes, schor, schorre, vinksoort, zandplaat gorsachtige vogel cirigors, ortolaan, rietgors goteling - kanon (gegoten), staaf (gegoten), gietijzer gorter - grutter, pelmolenaar gortig bont, garstig, grof, smerig, vinnig, vuil gortenbrij - gortenpap gortenteller duitendief, erwtenteller, geldwolf, gierigsard, knar, krent, vrek gortenpap gortebrij gorter - pelmolenaar Gorter, werk van - Mei, Pan gorterij - pelmolen gortgerecht - watergruwel gortig - garstig, grof, ongans, smerig, vuil gortrijst - emer gortworst - beuling goteling geus, gietijzer gotisch bouwmeester - Keldermans Gotisch siermotief hogel gotische kerk - hallenkerk Gotische letter fractuur Gotische lettersoort blak Gotische spitsboog - ogief, ogiefboog Gotische stijl - ogivaalstijl, spitsbogenstijl Goto Eilanden, een der - Foekoesjima gouache waterverf (verdund met gom) - schilderstuk goud Au, Aurum , geel, gold goud (Fr.) or goud (lnd.) - mas goud- en zilversmid - edelsmid goud- en zilverwerk met drijfwerk versieren - bosseleren goud met kwikzilver - goudaimalgaan goudachtig - goudkleurig goudappel - pippeling goudarend steenarend goudberil - heliodoor goudblad - bladgoud goudboordsel - galon, tres goudbruin - mordore gouddelver - goudgraver gouddelver (Eng.) - golddigger gouddorst - geelzucht (fig.) gouddraad cantille gouddraadwerk - filigraan, filigrein goudduivel geldzucht goudemail - cloisonné gouden boordsel - galon, tres gouden dollarstuk eagle gouden kalf mammon gouden pond sterling sovereign gouden munt dukaat, eagle, florijn, gm, nobel gouden munt in Perzië - toman gouden munt (Sp.) - alfonso gouden munten - goudgeld gouden of zilveren uniformweefsel - galon gouden plaatje (misoffer) - pateen gouden pond sterling - sovereign gouden regen - linzeboom gouden ring van Odin Draupnir gouden schoteltje (altaar) - pateen gouden twistappel - Eris gouden vaatwerk (R.K.) monstrans goudenregen linzeboom goudforel - bergmeerforel, ridderforel goudgehalte onderzoeken - essayeren, essaaieren goudgehalte van munten allooi goudgele wijn - rijnwijn goudgewicht - karaat, mas goudglimmer - mica goudgraven - gouddelven goudgraver - gouddelver goudgroene edelsteen - chrysoberil goudgulden Gld. goudhaantje - coloradokever, elzenhaantje, goudsbloemvogel goudhaanvoer - dovenetel goudhaas - acouchi, agoeti, paka goudkalk - goudpurper goudkeurmeester - essayeur goudkieviet - bontbekpluvier, bontewilster, wilster, zilverpluvier goudkleurig dorré, verguld goudkleurige legering (koper, tin, ijzer) - pinsbek goudkleurige vilnder - aurelia goudklomp - nugget, pepite goudkruid - goudwortel goudlaag - vergulsel Goudland Eldorado, Ofir goudlelie - amarillis goudlijster - goudmerel, wielewaal goudlovertje - paillet goudmaken - alchemie, alchimi, alchimisterij goudmakerij - alchemie, alchimie goudmaker alchemist, alchimist goudmakreel dorade goudmerel gouw, wielewaal goudmunt - albertijn, dukaat, eagle, florijn, goudgulden, guinea, napoleon, nobel goudmijn - goudgroeve, goudmijntje, schatkamer goud of zilverboordsel - tres goudpluvier - diek, goudkieviet, wilster goudproducerend land - Afrika,Amerika, Rusland, Australië goudrenonkel boterbloem goudron - asfalt(vloeibaar), teer goudsbloem calendula goudscheiwater - koningswater goudschuim goudglit Goudse pijp - gouwenaar goedsmid - juwelier, orfèvre goudsmidsgerei - ank, keurstempel, ponsoen, steekpriem goudstaaf baar goudsteen - chrysoliet, krysoliet, goudstof - brokaat goudstuk van 10 dollar eagle goudsurrogaat - lombak goudtoets - essaai goudvink - bloedvink goudvis - dorade, goudbaars goudvogel wielewaal goudvogeltje - goudhaantje goudvoorraad die als dekking dient - goudreserve goudwolf - jakhals, vrek goudworm - prachtkever goudwortel - antimoonsulfide, goudzwafel, gouwe, schelkruid, slaaplelie, vrek, jakhals goudzoeker alchimist, avonturier, (Am.) digger, fortuinzoeker goudzwavel - antimoonsulfide gougnotte - lesbienne gourmand - duenna, gastronoom, gouvernante, landvoogdes, lekkerbek goûteren - goedkeuren, keuren, proeven gouvernante duenna (Sp), huisonderwijzeres landvoogdes gouvernement bestuur, provincie, regering gouvernementsambtenaar in voorm. Ned. Indië - resident gouverneren - beheren, besturen, regelen gouverneur bestuurder, landvoogd, nabob Gouverneur Generaal - G.G., onderkoning Gouverneur Generaal (Ned. Gesch.) Alting, Both, Brouwer, Carpentier, Coen, Daendels, Fock, Heutz, ldenburg, Loudon, Maetsuyker, Mossel, Pahud, Rochussen, Valckenier, Wiese gouw gewest, goudmerel, landstreek, pad, provincie, sloot, streek, water, weg, watering, wielewaal gouwe goudwortel, schelkruid, speenkruid gouwpluvier - goudpluvier, pluvier, wilster gozer - kerel, vent graad deel, hoogte, mate, orde rang, stadium, titel, trap, waardigheid graadboog - hoekmeter, protactor, radiometer, rapporteur graadmeter - graadboog (zon,sterren), octant, schaal, transporteur graadverdeler - nonius graadverdeling - graduatie graad bij vechtsport - dan graad van afstamming - lid graad van een breedtecirkel - lengtegraad graaf - earl, edelman, landsheer, markgraaf, paltsgraaf, pluimgraaf graafijzer - houweel graafmachine dragline, excavateur, Jan-Allemachtig graaf met bepaalde titel – paltsgraaf Graaf van Holland Aernout, Dirk, Floris, Jan, Willem graaf van Monte Christo - Dantes graaf van Vlaanderen -Arnulf, Boudewijn, Clito, Dampierre, Guido(Guy), Robert, Robrecht graafkever - scarabee graafmachine - excavateur, dragline, grijper graafschap - Bentheim, Gelre, Zutphen Graafschap in Engeland Essex, Kent, Leicester, York, Norfolk, Sussex Graafschap in de middeleeuwen Bentheim, Brabant, Gelre, Holland, Zutphen graafschap in Noord-lerland - Londonderry graafschap in Z. Holland - Teisterbant graafster - delfster, spitster graafwerk van militairen - sappe Graaf van Monte Christo Dantes Graaf van Vlaanderen Arnuif, Boudewijn, Clito, Guido(guy), Robert, Robrecht, Clito, Dampierre Gelre, Holland , Zutphen graafwerk - delfwerk, drondwerk, spitwerk graafwerktuig 3 pik, spa 5 ploeg, schop, spade 6 grader, grijper, patjol 7 houweel, scraper 8 dragline, hefschop 9 ballaster, bulldozer, graafwiel, handspade, hooglepel 10 excavateur, pikhouweel 12 ballastschop, graafmachine graafwesp bijenwolf, harkwesp, keverdoder, rupsendoder, spinnendoder graag begerig, belust, gaarne, geredelijk, gewillig, gretig, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, tuk graag mogen - liefhebben graag spelende - speels graagte appetijt, begeerte, gretigheid, honger, lust, trek, zin graag thuis blijvende - honkvast graag thuis zijn - huiselijk graag uitlopend - loops graag willen - hopen graag willende leren - leergraag, leergierig, weetgraag graaggeziene gast op deftige partijen - salonheld graagheid - appetijt, begeerte, eetlust, etenstrek, graagte, honger, graagte - begeerte,gretigheid, lust, trek, zin graaien - gappen, grabbelen, grissen, ratsen, struinen, wegkapen graal - schaal, schotel graalridder - Lohengrin, Parcival graan boekweit, gerst, gierst, graankorrel, haver, koren, maïs, mielie (Turks), reuzentarwe, rijst, rogge, spelt, tarwe, winterhaver, wintertarwe, zaadkorrel graan (ontkiemd en weer gedroogd) - mout graanafval draf, kaf, krens, stro graanakker - korenveld graanbeurs - korenbeurs graanbewerker molenaar graanbouw - arvicultuur graandrank - brandewijn, genever, jenever, jonge, oude graandrogerij - eest graanelevator - graanzuiger graangewas - boekweit, gerst, gierst, haver, koren, maïs, rogge, rijst, tarwe, weit graangewassen - cerealiën graanhalm - korenaar graanharp - korenharp graanhoop - garf, garve, graanschoof, mandel, schoof graanhulzen - zemelen graanklander - snuitkever graankorrel - graantje, grein, korrel, tarwekorrel graankorrelbast - blees, kaf, korenkaf graanelevator - graanzuiger graanmaaier - korenpikker graanmarkt - korenbeurs graanmijt - opper, schelf graanopslag plaats - korenpakhuis graanpakhuis - entrepot, graanzolder, korenpakhuis, korenschuur, pijzel, silo, spijker graanschelf - mijt, opper graanschip - (koren)lichter graanschoof - korenschoof graanschuur - korenschuur graanschuur met stallingen - tas graansilo - graanpakhuis graansoort boekweit, gerat, gerst, gierst, haver, koren, maïs, milie, rogge, rijst, spelt, tarwe, weit graantje korrel, borrel graantjespikker drinkebroer, nathals graantrechter treem, tremel graan uit de halm halen - dorsen graanveld - korenveld graan voor nasigorang - rijst graanworm kalander, korenbijter, korenbout graanzeef - harp, korenharp, wan graanziekte - dwergroest, kalfjesbruin, kroonroest, meeldauw, moederkoren, oogvlekkenziekte, sneeuwschimmel, steenbrand, stuifbrand graanzolder - pezel, pijzel, spijker graanzuiger - elevator, Silo graasde boter - grasboter graasvlakte - weiland graat beentje, gebeente, geraamte , visbeen graatachtig gratig, kraakbenig, week grabbelen - graaien grabbelton tombola gracelijk aanvallig, bevallig, gracieus, sierlijk gracht kanaal, kade, maar, rei, singel, sloot, vaart, vaarwater, vest, vestewaterloop gracht (Z.N.) - rei gracht in Amsterdam Egelantiersgracht, Elandsgracht, Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rozengracht, Singel gracht om de stad - singel, singelgracht grachttalud - escarpe gracieus bekoorlijk, bevallig, elegant, gracelijk, hoffelijk, innemend, lieflijk, sierlijk graderen - frijnen gradenboog van een meetinstrument - limbus gradenschaal - scala gradueel trapsgewijs, opklimmend graf - grafkuil, groeve, kuil, mausoleum, pyramide, rustplaats, terp, tombe graf (Arab.) - mastaba graf complex - necropool, necropolos graf (prehistorisch) - hunebed, piramide, tumulus graf der farao´s piramide graf van vorst (Ind.) - kramat graf van zwerfkeien hunebed grafdelver doodgraver grafelijk verzoek om geld bede grafgebouw mausoleum grafgesteente - tombe, zerk grafgewelf - crypt, crypte grafheuvel terp, tumulus graficus - zie schilders, drukker, etser, grafici, letterzetter, tekenaars, zetter grafiek diagram, prentkunst grafisch kunstenaar - etser, graficus, graveur, lithograaf grafisch product boek, druk, drukwerk, ets, kaart, landkaart, plaat, prent grafisch teken - cedille grafisch vakman drukker, zetter grafische afdruk ets, litho grafische voorstelling as, curve, diagram, grafiek, lijn, schema, schets grafische voorstelling van aardbevingen seismogram grafische voorstelling van hartslag - cardiogram grafiet - potlood grafkelder crypte, crypt graflelie - affodil(le), beengras, slaaplelie graflied - dirge grafmonument - cenotaaf, dolmen, gedenknaald (obeliskvormig), gedenksteen, gedenkteken, hunebed, mausoleum, pyramide, tombe grafmonument in Bretagne en Engeland dolmen grafnaald - obelisk grafologie - handschriftkunde grafoloog - schriflkundige grafometer - schrijfhoekmeter grafschrift epitaaf, epitatis, epitafium, R.l.P. grafsteen epitafium, grafmonument, tombe, zerk grafteken - mastaba, merk, piramide, sarcofaag, steen, stele, stoepa, tombe graftempel in Peru huaca graftombe - mausoleum, praalgraf grafvaas - urn, urne grafvaas (Gr.) - lekythos graf van grote stenen - hunnebed grafzang (Eng.) - dirge grafzerk - tombe grafzuil – obelisk, stele grafzuil (Gr.) - menhir, stele gram beu, boos, kwaad, toornig, verbolgen, verstoord gram - eenheid van gewicht, gr. gramcentimeter - gcm gramcentimeterseconde - es gramheid - toorn, woede grammaire grammatica, spraakkunst grammatica grammaire, spraakkunst, spraakleer, syntaxis, taalkunde gramaticaal - gramatisch grammaticale term achtervoegsel, affix, bijwoord, bijzin, casus, enkelvoud, foneem, meervoud, naamval, naamwoord, nomen, persoon, prefix, pronomen, suffix, telwoord, tijd, tussenwerpsel, verbuiging, voegwoord, voornaamwoord, voorvoegsel, voorzetsel, werkwoord, wijs, woord, zin grammaticus - linguïst, taalkundige grammatische figuur aferesis, apocope, epenthesis, paragoge, prothesis, syncope grammatische vorm voor het tweevoud - dualis grammofoon - draaitafel, fonograaf, patefoon, pathefoon, platenspeler, pick-up grammofoononderdeel - arm, draaitafel, saffier grammofoonplaat - draaischijf, L.P., E.P.,plaat, schijf, single grammofoonplatenautomaat - jukebox grammofoonplatenmerk - Apple, C.B.S., Columbia, Decca, Philips, Phonogram grammolecule - mol gramschap - boosheid, colere, drift, driftvervoering, grim, irritatie, toorn, verbolgenheid, verstoordheid, woede, wrevel gramstorig boos, grimmig, korzelig, kregel, kregelig, kwaad, nijdig, toornig, vertoornd gramstorig worden - vergrammen granaat - edelsteen, granaatappel, kanonprojectiel, kartets, melaniet (fluw. zw.), obus, patroon, projectiel granaatkartets - schrapnel granaatkiezel - macadam, steengruis granaatmijn - fougas (open) granaatscherf - shrapnel ranaatsoort - melaniet, pyrope granaatsteen melaniet granaatwerper - mortier grande - rijksgrote grandezza (It.) - waardigheid grandioos - algeheel, enorm, geweldig, groots, heerlijk, magistraal, monumentaal, prachtig, schitterend, weids granen maaien - oogsten graniet - hardsteen, natuursteen, porfier granietachtig gesteente - beresiet, porfier, purpersteen granietkiezel macadam granietputje kociolki, oricango granietribbel - tafoni granietsoort - biotiet, porfier, pyroxeen, rapakiwi granietvariatie - dioriet, porfier granito - kunststeen granietribbel tafoni granietsoort - Poptrfier, Rapakivi granietvariatie dioriet, porfier granje - garant granulatie - korrelig granuleren - greineren, korrelen, verkorrelen granuleus korrelig grap aardigheid, anekdote, badinage, bak, boert, capriool (fig.), farce, gebeuzel, geestigheid, gein, jocus, jolie, gril, grol, jen, joke, klucht, kortswijl, kuur, kwinkslag, leut, list, loer, lol, lolletje,luim, mop, narrenpots, oele, paskwil, poets, pots, scherts, snakerij, spot, streek, ui, witz, zet, zwank (Z.N.) grap (voor de - zeggen) - gekken,spotten, schertsen grapefruit - pomelo, pompelmoes grapjas bouffon, clown, grappenmaker, hansworst, harlekijn, komiek, komiekeling, leukerd, lolbroek, malloot, nar, paljas, pleziermaker, potsemaker, schalk grapje - aardigheidje,geintje, lolletje grapjes maken dollen, mallen, schertsen grappenmaker clown, coco, farceur, fumiste, geinig, gek, grapjas, guit, hansworst, harlekijn, hekkenspringer, joker, komiek(eling), kwant, kwast, kwibus, lacher, leukerd, lolbroek, lolmaker, luimig, malloot, moppentapper, nar, olijkerd, pagadder, paljas, pias, pierrot, pirewiet, polichinel, poteten, potnat, potsenmaker, potser, potstuk, punch, rakker, rekel, risee, scaramouche, schalk, snaak, snuiter, sijs, tetjeroen, uientapper, uilenspiegel, zot grappenmaker aan het hof - hofnar grappig aardig, amusant, boertig, burlesk, drollig, dwaas, enig, flink, geestig, geinig, genoeglijk, goed, grappig, grollig, guitig, humoristisch, idioot, jofel, kluchtig, koddig, komiek, komisch, kortswijlig, kostelijk, lachwekkend, leuk, leutig, lollig, luimig, mal, mofel, moppig, narrig, olijk, ondeugend, plesant, potsierlijk, potsig, schalks, schelms, snaaks, spotachtig, spottend, uiig, vermakelijk, vrolijk, zot grappig (muz.) scherzando grappig deuntje - mopje grappig plaatje - cartoon grappig verhaal anekdote, boerde grappigheid boert, geestigheid, gein, guitigheid, luim, snakerij gras - alang-alang, alungalung grasachtig onkruid - duist gras afeten door koeien - grazen grasbewerking - maaien grasbloem - aartje, madelief, spicula gras dat na het maaien opschiet etgras, etgroede, etgroen, nagras grasduiker - groenvink grasgewas pitrus,zegge grasgewas aan de oever bies, riet grasgans - rietgans grasgewas - bies, pitrus, riet, zegge grasgewas aan oevers - bies grasgrond - veld, wei(de) grashalm - pijl, raai, scheut, spier, spriet grasjonker - groenvink grasknarper - kwartelkoning gras korten - maaien graskramp kopziekte, krampziekte grasland - anger, beemd, dries, greide, groenland, made, mars, meent, meers, wei, weiland, weide, wel grasland aan water beemd grasland (drassig) dries grasland (maaiveld) made grasland tot akkerland maken - scheuren grasland (gemeensch.) meent, mient grasland (Vlaams) mars, meers grasland (Zuidn.) - meers graslook bieslook grasmaaier - hannekemaaier grasmaand – april grasmachine – maaie grasmat - voerbalveld grasmus braamfluiter, fitis, erwtenpikker, koewachter, tjiftjaf, tuinfluiter, zwartkop grasparasiet - weidebergvlas graspeen graswortel grasperk gazon graspieper akkerleeuwerik, veldleeuwerik grasplant allang alang, bamboe, dravik, gerst, gierst, haver, helm, maïs, riet, rijst, rogge, sorghum, suikerriet, tarwe, kweek, spelt, spits, vossenstaart graspol - aardkluit, plag graspreek hagepreek grasrijk - grassig, grazig grassnede - zwad(de) grassoort - 3 aat, oot, pee, poa, zea 4 aira, alfa, bent, bunt, coix, helm, mais, raai, riet, rijst, teff 5 avena, briza, dolik, dravik, dreps, duist, emmer, evene, gerst, halfa, haver, kweek, oryza, rogge, sereh, smeel, smele, spart, spelt, tarwe, zegge 6 bamboe, bromus, dravik, fiorin, gierst, holcus, lolium, melica, milium, phleum, secala, smeele, sparte, witbol 7 bambusa, esparto (Spaans), eulalia(Jap.), festuca, hordeum, kamgras, kropaar, lagurus, motraai, molinia, panicum, pionten, pijlriet, sekgras, slofhak, sorghum 8 agrostis, alfagras, beefgras, bentgras, buntgras, dactylis, duinriet, edelgras, eenkoorn, glyceria, haargras, hanepoot, hardgras, helmgras, hooigeur, imperata, liesgras, liesluus, lintgras, meelraai, naaldaar, paragras, paspalum, phalaris, piekgras, pilzegge, puingras, raaigras, reukgras, rietgras, rijstgras, sesleria, slikgras, slijkgras, spartina, timothee, trekgras, trilgras, triciticum, vlotgras, zorggras 9 agropyton, ammophila, baardgras, beemdgras, blauwgras, cynosurus, cypergras, doddegras, elytrigia, emerkoorn, gladhaver, halfagras, helmdraad, mannagras, nevelgras, pampagras, panikgras, parelgras, roegneria, saccharum, schijngras, slijkzegge, tarwegras, traangras, tweekoorn, vedergras, veldhaver, vlasdolk, vloghaver, zandzegge, zwenkgras 10 alang alang, alopecurus, cortadoria, cymbopogon, fioringras, gierstgras, hazenstaart, honinggras, jobstranen, kruipertje, liefdegras, oplismenus, paardegras, pampasgras, pennisetum, phragmites, prachtriet, pseudosasa, schapegras, scherpgras, slangegras, steppegras, straatgras, struisgras, struisriet, suikerriet 11 anthoxantum, arundinaria, boendergras, borstelgras, citroengras, deschampsia, espartogras, kanariegras, kanariezaad, kweldergras, muizengerst, negergierst, parelgierst, pluimgierst, puccinellia, reukruikerd, schaduwgras, scherpkruid, spartelgras, timothygras 12 corynephorus, kamgarengras, olifantsgras, pijpestrootje, stenotaphrum, timotheegras 13 arrhenatherum, calamogrostis, pijpestrootje, rietzwenkgras, vossenstaart, zanddoddegras, zeestrandgras 14 beemdlangbloem, hondstarwegras 15 borstelveergras grassoort in Spanje esparto, halfagras grassoort in weilanden raaigras grasspier - grasspriet grasspriet - grashalm, hengst grasstengel - halm, helm, pijl, smeel, spier grassteppe llano, pampa, poesta, prairie, savannah grassteppe in Hongarije poesta grasstuk - plag, pol, zode grassijsje - bietsijsje grastapijt graskleed, grasmat, grasveld grastetanie graskramp, kopziekte grasveld bleek, gazon, made, wei(de) grasveld bij een renbaan - paddock grasvink - groenvink grasvlakte lawn, pampa, poesta, prairie, savanne, steppe, wei(land) grasvlakte in Brazilië campo grasvlakte in Ecuador paramos grasvlakte in Noord Amerika prairie grasvlakte in Zuid Amerika Llano, pampa grasvlakte met groepjes bomen savanne grasvogel - poelsnip graszode groes, groeze, plag, pol, tors gratias dankzegging gratie bevalligheid, charme, elegantie, genade, goedgezindheid, goedgunstigheid, goedertierenheid, gunst, kwijtschelding, zwier gratie (bij de) - ternauwernood gratie verlenen - gratiëren Gratiën Aglaja, Euphrosyne, Thalia gratieus zie: gracieus gratievol (muz.) - grazioso gratificatie bonus, geschenk, premie, kaplaken, tantieme, toelage, toeslag, vergoeding gratig - graatachtig gratis belangeloos, cadeau, kosteloos, pro deo, p.d., te geef, vrij gratis luisteraar - nontonner gratis verzenden - franco, portvrij gratuit (Fr.) ongegrond, ongemotiveerd, onverplicht grauw canaille, donkergrijs, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, goor, grijs, groezelig, heffe, janhagel, knauw, marollen, nomaden, outcast, plebs, rammenant, rapalje, rapaille, schorum, schuim, snauw, tuig, vaal, vaalbleek, vaalwit, vaalzwart grauwachtig - vaal grauwachtig wit metaal - mangaan grauw gesteente amaril grauwe erwt kapucijner, keker, raasdonder, sisser, schokker grauwe lijster - vaal grauwe peulerwt - keker grauwe peulvrucht - capucijner, keker grauwe renet - rabauw grauwe rotssteen - basalt grauwe staar - cataract grauwe zusters - Klarissen grauwbruin dofbruin, vaalbruin grauwen - snauwen grauwend - bitsig, scherp, snauwend grauwgeel - kaki, matgeel, grijsgeel, vaalgeel grauwgele stof - kaki grauwgors - grauwstaart grauwkop - ezel grauwpieper - boerennachtegaal, bastaardnachtegaal grauwschildering - grisaille grauwstaart - grauwgors grauwtje ezel, grauwschildering grauwvink - ringmus grauwvuur - grison, mijngasontploffing grauwwit - lichtgrijs gravamen (Lat.) bezwaar, zwarigheid grave (muz) ernstig, plechtig graveel blaassteen, jade, nefriet, nephriet, niersteen, uroliet, graveerder etser, graveur, plaatsnijder graveerkunst - sculptuur graveernaald burijn, burin, etsnaald, etsstift, graveerstaal, graveerijzer, ponsoen graveersel - prent graveerstift graveernaald graveerwerk - chalcografie, ets, gravure, niëllo graven delven, dollen, keiven, omwoelen, rooien, scheppen, spitten, wroeten graver grondwerker, delver , mineur, sappeur, spitter graveren - etsen, griffen, kerven, krassen graveur etser, graceerder, plaatsnijder graviditeit zwangerschap gravimeter - zwaartemeter gravin - edelvrouw, landsvrouw gravimeter aërometer, zwaartemeter gravinnenkruid - hertshoornweegbree, varkenskers Gravin (Eng.) Countess Gravin (Fr.) comtesse Gravin van Holland Ada, Jacoba, Margaretha gravitatie aantrekkingskracht, zwaartekracht graviteit deftigheid, plechtstatigheid gravure ets, koperdruk, plaat, prent, zegelstempel grawitz-tumor - hypermefroma grazen weiden grazig grasrijk grazioso (muz) bevallig, liefelijk, zacht grebbe gouw, greppel, sloot, vore greel – gareel, halsjuk Greenwichtijd G.T. greep gevest, grip, handigheid, handvat, handvol, heft, hecht, hengsel, houvast, knop, invloed, kruk, mestvork, oor, steel, stool, vaardigheid, vat greep naar macht - coup, staatsgreep greep van een degen gevest greep van een rijschaaf - toot greid grasland, weiland greidboer - veehouder greidgrond - wei(land) greidplaats boerenplaats grein beetje, gewichtje, knorrepot korrel, schijntje, zier greinachtig - greinig. korrelachtig, korrelig greinbeitel - kartelbeitel greintje - korreltje, zier greineren - korrelen greinig - korrelig greintje - ziertje grellen - visafval grenadier - infanterist, keursoldaat, soldaat grenadine - vruchtenlimonade, limonade grendel - fazel, klink, knip, kram, overval, slot, schuif, schuifbout, sluitbout, sluitijzer grendelen - afsluiten, sluiten grenehouten - grenen grenen vloerbint - badding grenier garnier grenenboom - den, pijnboom grens - afbakening, afpaling, afrastering, afscheiding, afsluiting, akkerscheiding, begrenzing, beperking, eind, einde, eindpaal, eindpunt, erfafscheiding, grenslijn, heg, keim, hek, kant, kust, laak, limiet, lijn, maat, marge, muur, oever, rading, rand, randje, scheiding, scheidingslijn, scheidslijn, sloot, speelruimte, uiterste grens met douane - grenspost grens tussen 2 stroomgebieden - waterscheiding grens van een streek - gebiedsgrens grens van heesters - heg grens van krediet - limiet grensbeambte commies, douane, douanier, grenswacht grensbepaling - afbakening, deliminatie grensbewaker tegen de Turken - pandoer grensbewaking - douane, marechaussee grensboom maal, slagboom grenscontrole douane, douanedienst, grenswacht grensdocument - pas, paspoort, visum grensganger grensarbeider grensgebied - mark, periferie, grensgebied tussen twee flora´s - biochore grensgeld - tol grensgewest - grens, grensstreek, mark grensgod - Terminus grenskantoor - douanepost grensland mark, randgebied grenslijn - grenslinie, limiet, omtrek, rading, schreef, zijde grenslijnen trekken - demarqueren grenslinie - grenslijn grensmuur - scheidsmuur, tussenmuur grensoppervlak - horisfeer grenspaal – cippus, landpaal, scheipaal grenspaal (akker) - reen, rein grenspolitie - douane grenspunt - terminus grensrechter (Eng.) - linesman grensrivier tussen Drente en Overijssel - eest grensrivier van Europa en Azië Oeral grensrivier van Italië en Gallië Rubicon grensscheiding - afkeuring, beek, demarcatielijn, demarkatie, laak, rading, wetering grenssloot - halmer, halmoer, heiningsloot, heinsloot, laak grenssteen - merksteen grensteken boom, paal, steen grensstreek - grensgebied grensstreek tussen Frankrijk en Duitsland - Elzas grensstuk - randgebied grensteken - boom, grenspaal, maal, steen grens van heesters - heg grenswaarde lim., limiet grenswacht - douane, douanier, kommies grenswachter - commies, douanebeambte grenzeloos bar, eindeloos, erg, mateloos, oeverloos, onbegrensd, onbeperkt, oneindig, geul, onmetelijk, ontzettend grenzen - belanden, naderen, palen grenzen aan - belenden, palen grenzend - aangelegen greppel aardgeul, geul, goot, grep, groef, groeve, ree, riool, slenk, sloot, slootje, spleet, voor, vore, watergang greppel in het hoogveen raai greppelrus - greppelgras, mothaar, paddengras gres kiezelzandsteen gresbuis - rioolbuis gretig begerig, belust, gaarne, graag, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, sappig, schrokkerig, tuk gretig genoegen - graagheid, graagte gretig verlangen aandrift, aanvechting, azen, bejag, begerig(heid), gading, goesting, graagte, hang, hartewens, konts, neiging, roeping, smachten, trek, zin, zinnelijkheid gretigheid alacriteit, aviditeit, begeerte, begerigheid, graagte, gulzigheid, schrokkerigheid gribus achterbuurt, bouwval, keet griebels fratsen, grimassen, kunsten, rillingen grief bedenking, belediging, bezwaar, ergernis, klacht, krenking, kwelling, leed, smart, verdriet Griek - Helleen Griek met enorm stemvolume - stentor Griek voor Troje - Sinon Grieken (bij Humerus) Danaërs Griekenland Hellas Griekenvriend -filhelleen Grieks aardrijkskundige - Strabo Grieks Helleens Grieks achtervoegsel algie, archie, fiel fobie, geen, grafie, iatrie, kratie, logie, loog, manie, pathie, tomie, Grieks alfabet alpha, bèta, chi, delta, epsilon, èta gamma,, jota, kappa, lambda, mu, nu, omega, omikron, pi, phi, psi, rho, thèta, xi, sigma, tau, upsilon, zeta Grieks bestuurder geront, archont Grieks beeldhouwer Doidalses, Eubolides, Eufranoz, Feidias, Leochares, Lysippos, Myron, Praxiteles, Skopas, Timotheos Grieks blaasinstrument aulos, kithara panfluit, schalmei, subs, syrinx Grieks blijspeldichter - Aristofanes, Eupolis, Kratinos, Menander Grieks bovenkleed - Chitoon Grieks bruiloftslied - Epihalamion Grieks Concertgebouw Odeon Grieks danslied - hyposchema Grieks dialect - Aiolisch, Archaisch, Attisch, Boiotisch, Dorisch, Eleisch, Ionisch, Koinê, Lesbisch Grieks dichter Anacreon, Homerus, Pindarus ,Sappho Grieks district - nomos Grieks eiland 3 Ios, Kea, Kos 4 Nios, Oxia, Simi 5 Chios, Delos, Hydra, Korfu, Kreta, Milos, Laros, Lesbos, axos, Samos, Syros, Thera, Tinos, Vidos, Zante 6 Aegina, Amorgo, Andros, Euboia, Fleves, Ikaria, Ithaca, Ithaki, Kastos, Korfoe, Lesbos, Lesvos, Leukas, imnos, Megalo, Patmos, Piperi, Schiza, Skyros, Thasos, hodos, Valexa, yioura 7 Arkoudi, Athokos, Kalamos, Kerkyra, Kythira, ythnos, Pelagos, Petalas, Spetsai 8 Serirhos, Skiathos 9 Alonnisos, Antimilos, Antipaxos, Falkonera, Patroklos, Periatera, Psasthoura, Sapientza, Skaopelos, Velopoula, Zakynthos 10 Elafonisos, Kefallina, Samothrake, Skantzoura, Skyropoula Grieks fabeldichter Esopus Grieks fabeldier - griffioen Grieks feest in de oudheid - Apat(o)uria, Ch(l)oia Grieks geneesheer Galenas, Hippocrates Grieks gebergte Athos Grieks gerechtshof Areopagus Grieks geschiedschrijver - Eforos, Herodotus, Thoukydides, Xenofon Grieks grensland - Albanië, Bulgarije, Joegoslavië, Turkije Grieks heilig dier - stier Grieks heldendicht epos, Ilias, Proteus, Poseidon Grieks infanterist - peltast Grieks kapmantel - Birrus Grieks kledingstuk - chiton, chlamys, Himation, peplos, petasos Grieks landschap Arcadia, Attica, Beotië, Elis, Epirus, Thessalie Grieks lied ter ere van Apollo - paian Grieks lied ter ere van Doinysos - dithyrambe Grieks loflied - enkomion, epinokos Grieks mannenvertrek - androon Grieks muziekinstrument - aulos, hydraulis, kithara, lyra, syrinx Grieks onderklees - chiton Grieks schiereiland - Chalkidike, Pelion, Peloponnesos Grieks schilder - Apelles, Apollodoros, Eufranor, Mikon, Nikias, Parrasios, Pausias, Polygnotos, Protogenes, Zeuxis Grieks snaarinstrument kithara, lier, lyra Grieks soldaat hopliet, peltast Grieks spreekgestoelte - ambo, bema Grieks treurdicht - threnos Grieks treurspeldichter Aeschylus, Casperius,Thespis, Sophocles, Euripides Grieks veldheer Epaminondas, Miltiades, Themistocles Grieks voorvoegsel akro, amfi, an, ana, anti, apo archeo, auto, baro, biblio, bio, chrono, crypto, demo, di, dia, en, epi, fono, foto, geo, helio, hemi, hexa, holo, homo, hydro, hypo, iso, kata, kilo, kosmo, kyno, leuko, litho, makro, meso, meta, mikro, mono, necro, neo, neuro, ochlo, on, ortho, paleo, pan, para, patho, penta, peri, petro, poly, proto, pyro, steno, syn, tele, theo, thoxi, zoö Grieks voorzetsel - epi Grieks vrouwenkleed - peplos Grieks wetgever - Draco, Solon Grieks wiskundige - Archimedes, Eudoxis, Hipparchus, Pythagoras Grieks woord - logos Grieks wollen vrouwenkleed - peplos Grieks wijsgeer - Aristoteles, Diogenes, Epicurus, Plato, Plotinus, Socrates Grieks zinnebeeld van de vruchtbaarheid - fallos Griekse aanvoerder voor Troje - Agamemnon Griekse afstandmaat - stadie Griekse archipel - Cycladen, Dodekanesos, Sporaden Griekse berg - Athos Griekse berg aan Apollo en de Muzen gewijd - Helikon, Parnas(sus), Zangberg Griekse beroepszanger - aoidos Griekse bestuurder - archont Griekse bevolkingsgroep - Joerochen, Wlachen Griekse bewoner (oud) - Beotiër, Spartaan Griekse blijspeldichter - Aristophanus, Epicharmos, Menander Griekse bouwmeester - Daedalus, Phidias Griekse bode der goden - Iris Griekse bouwstijl - Corintisch, Dorisch, Korintisch, Lonisch Griekse bruidschat - proika Griekse burcht - Acropolis Griekse bijbelvertaling - septuaginta Griekse componist - Theodorakis Griekse courtisane - Hetaere Griekse cycladen - milos Griekse dichter(es) - Alkaios, Alkman, Anaxillas, Archilochos, Batoon, Hesiodos, Hipponax, Homeros, Korinna, Pindaros, Sapfo, Simonides, Theognis, Tyrtaios Griekse dictator Hipparchus, Hipplas, Metaxas, Pattakos, Papadopoulos Griekse drieheid - trias Griekse eilandengroep Dodekanesos, Milo, Sporaden, Griekse epos - Iliade (Homerus) - Ilias Griekse fabeldichter - Esopus Griekse filosoof - Demostenes, Numenlus Griekse filosoof en staatsman - Dion Griekse geldswaarde talent Griekse geleerde - Archimedes, Eratosthenes Griekse geograaf - Strabo Griekse geschiedschrijver - Herodotus, Nepos, Thucydes, Xenophon Griekse geschriften - hermetica Griekse gezelschapsdame - hetaere Griekse God Apollo, Ares, Artemis, Ate, Athene, Bia, Dionysos, Eros, Gaea, Hades, Hebe, Hera, Pan, Poseidon, Tyche, Zeus Griekse god van de akkerbouw - Apollo Griekse God van het dodenrijk - Hades Griekse godheid - Eros, Pandora Griekse godin Adrateia, Aegina, Aegle, Aello, Aetna, Aganippe, Aigina, Alcimede, Alea, Amathusia (aphrodite), Artemis, Ate, Athene, Chloris, Demeter, Eris, Hebe, Hera, Irene, Iris, Ker, Minerva, Tethys Griekse godin van de dageraad - Eos Griekse godin der gerechtigheid - Oike Griekse godin der jacht - Artemis Griekse godin van het geheugen - Mnemosyne Griekse halfgod Herakles, Heros, Hercules, Prometheus Griekse halfgoden - heroën Griekse harp magadis Griekse haven - Patras, Pireüs, Saloniki, Volos Griekse held - Achilles, Aeneas, Agamemnon, Ajax, Argon, Eteocles, Heracles, Hercules, Palamedes, Theseus, Ulysses Griekse held van Troje Achilles, Ajax, Patroclos Griekse helden - Argonauten Griekse heraut - Stentor Griekse herder - Endymion Griekse herdersgod - Pan Griekse infanterist - peltast Griekse hoofdstad - Athene Griekse kolonie aan de Noordkust van Afrika - Cyrene Griekse kolonie in Zuid-Frankrijk, nu Marseille - Massilia Griekse koning over het eiland Erythia met drie lichamen (myth.) Geryon Griekse koningin der goden - Hera Griekse koning van Troje - Palamedes Griekse koorleider - choreeg Griekse krijgsgod - Ares Griekse krijgsman uit Thebe Epaminondas Griekse laars - kothurn Griekse lengtemaat palmos, piki, stadie Griekse letter - 2 fi, mu, nu, pi, ro, xi 3 chi, eta, ksi, phi, psi, rho, tau 4 alfa, beta, iota, jota, zeta 5 alpha, delta, gamma, kappa, laba, omega, sigma, theta 6 lambda 7 epsilon, omikron, upsilon Griekse lier kithara, phorminx Griekse lierdichter Arion, Orpheus, Pindarus Griekse maat, oude - choes, kotyle Griekse mantel pallium Griekse markt agora Griekse munt drachme, lepton, obool, stater Griekse muntwaarde talent Griekse mythologische figuur - Leda Griekse mythologische vorst - Ceyx Griekse naam voor Amer Eros Griekse naam voor Ceres Demeter Griekse naam voor Diana Artemis Griekse naam voor Hercules Heracles, Herakles Griekse naam voor Juno Hera Griekse naam voor Jupiter Zeus Griekse naam voor Mars Ares Griekse naam voor Mercurius Hermes Griekse naam veer Minerva Athene Griekse naam voor Neptunus Poseidon Griekse naam voor Pluto Hades Griekse naam voor Venus Aphrodite Griekse nimf - Calypso Griekse omgangstaal - koinè Griekse onheilsgodin en godin van de blinde drift Ate Griekse oorlogsgod Ares Griekse oppergod Zeus Griekse orakelplaats Delphi Griekse pasmunt obool Griekse patrijs - steenhoen Griekse politieke club - hetaerie Griekse raad - boule Griekse redenaar Aft(h)onos, Aichinis, Antifon, Demosthenes, Hyperides, Isokrates, Lysias Griekse rivier - 4 Aoos, Arta 5 Axios, Euros, Ladon 6 Evinos, Kourou, Louros, Mornos, Nestos, Pinios, Pirros 7 Acheron, Aggitis, Enipeus, Euratas, Strymon, Thyamis 8 Acheloos, Aliakmon, Alpheios, Filiouri, Gallikos, Selinous 11 Kalamntari, Monglenitsa Griekse schikgodinnen - Atropos, Clotho, lachesis Griekse schilder Apelles, Zeuxis Griekse schrijver - Aeschylos, Euripides, Homerus, Sophocles, Vergilius Griekse staatsman - Pericles Griekse staatsman en filosoof - Dion Griekse stad Aigai, Argos, Arta, Athene, Bolos, Chalkis, Chios, Drama, Edessa, Elis, Enos, Kalamai, Korinthe, Nauplia, Patrai, Pyrgos, Saloniki, Serrai, Sparta, Thebe, Thessalinica, Veria, Xanthi Griekse stad met orakel - Delphi, Dodone Griekse stad-staat in de oudheid - Athene, Sparta, Thebe Griekse stam - Aeoliërs Griekse stoïcijn - Zeno Griekse tamboerijn - timpaan Griekse teken - sema Griekse tempel - parthenon Griekse tiran - Hippias, Kyselos, Peisistratos, Periander, Polykrates Griekse toneeldichter - Thepis (klassiek) Griekse tovernaarster - Medea Griekse tragediedichter - Aischylos, Euripides, Sofokles Griekse treurspeldichter - Euripides Griekse vaas amfoor, amfora Griekse vaasvorm - kylix Griekse vampier - lamia Griekse veerman - Charon Griekse veldheer Miltiades, Themistocles Griekse verrader - Ephialtes Griekse verlosser - Soter Griekse vertaling van het O.T. septuaginta Griekse vilten muts - 0pilas Griekse volksdichter - Pandarus, Solomos Griekse volksstam - Pelasgen (oud) Griekse volksvergadering - agora Griekse vrouw van losse zeden - Hetaere Griekse wachter filax Griekse waterkruik - hydria Griekse waterslang - hydra Griekse wetgever - Solon Griekse wijsgeer Aristoteles, Crates, Dlogenes, Empedocles, Epicurus, Numenlus, Plato, Pythagoras, Socrates, Senoca, Solon, Thales, Uenippos, Xenophanis, Zeno Griekse wijsgerige school - Eleaten Griekse wijze - Bias Griekse wiskundige - Archimedes, Euclides Griekse wis- en natuurkundige in de oudheid - Heron Griekse witte wijn Samos Griekse woonkamer megaron Griekse zangberg - Heiicon Griekse zanger Orpheus, rapsode Griekse zeegod Poseidon, Proteus, Triton Griekse zeehelden van het Guldenvlies - Argonauten Griekse zeenimf - Galatea Griekse zegswijze - graecisme Griekse zoete wijn - malvezij, samos Griekse zonnegod - Apollo, Helios Griekskenner - graecus griel - doornsluiper, duinvogel, scharluip grien - huilebalk griend griendhout, ham, hoephout, rijshout, rijswaard, uiterwaard, waard, wilgehakhout griendhout hoephout, rijshout, teen griendland hoepland grienebalk huilebalk grienen huilen, jammeren, janken, pruilen griener - huilebalk grienerig - huilerig, pruilerig grienland - hoepland griep - influenza griepen - pesten, treiteren, zeuren gries kiezelzand, meisje, gruis, snol griesmeelproduct - macaroni, spaghetti, vermecelli griet appel, grieto, grutto, kwartelkoning, meid, meisje, platvis, vogel, vrouw, wachtelkoning grietensoort - scharretong, schurftvis, tarbot grietenij - schoutambacht grietje - bakvis, bovenkruiszeil, meisje, topzeil grieven beledigen, ergeren, hinderen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, steken, treffen, (ver)wonden grievend beledigend, bitter, bijtend, grof, hartverscheurend, hatelijk, krenkend, kwetsend, navrant, pijnlijk, sarcastisch, scherp, smartelijk, stekelig, stekend grievend leed - harteleed, hartzeer, kwelling, smart, verdriet, zieleleed, zielesmart grievende belediging hoon, smaad grieze - meisje, snol griezel afkeer, engerd, gruizel gruwel, kriezel, rilling (van afkeer), weinigje, ziertje griezelen - gruwen, huiveren, rillen, ijzen, verstijven griezelfilm – horrorfilm, thriller griezelig eng, grillig, huiverig, huiveringwekkend, luguber, ijzig, koud, macaber, onguur, onheilspellend, sinister, spookachtig, griezelig creatuur - cabopus griezelig mens engerd griezelschrijver - Poe griezelverhaal spookverhaal, thriller grif - begerig, gaarne, glad, graag, graveernaald, gretig, griffel, terstond, vaardig, vlot(weg), vlug, volgaarne, volmondig griffel beekje, entlot, entrijs, entrijchlorophyls, grift, schrijfgerei, stift, wetering griffelen - enten griffen etsen, graveren, inkrassen griffioen fabeldier, griffion, grijpvogel, lammergier, leeuwarend, smous grif - kanaal, vaart, watergang grifheid - promptheid, vlotheid, vlugheid grifmesje entmesje grifweg - moeiteloos, vlot gril - apekuur, bevlieging, boert, boutade, bui, caprice, dwaasheid, frats, grap, hel, huivering, humeur, inval, kuur, luim, malligheid, nuk, opwelling, pert, rilling, schril, stuip, tinka, tuil, tureluur grilleren - braden, roosteren grillig - balsturig, barok, bizar, buiig, capricieus, eigenzinnig, fantastisch, grotesk, hachelijk, humeurig, hysterisch, inconstant, instabiel, lastig, luimig, loetachtig, lunatiek, moeilijk, netelig, nukkig, ongedurig, onstabiel, onvoorzien, onzeker, overladen, ruw, speels, variabel, veranderlijk, versatief, wild, willekeurig, wispelturig, wonderlijk, wuft, zonderling grillig (muz.) - capricio grill - braadrooster grillen - griezelen, huiveren, rillen grilleren braden, roosteren grillerig - grillig, huiverig, nukkig, rillerig grillig behandelen gesol, sollen grillig van stijl barok, bizar, grotesk, rococo grillig van vorm - grotesk grilligheid bizarrerie, caprice, fantasie, gril, kuur, luimigheid, nuk, nukkigheid, willekeur, wisselvalligheid grilling huivering, rilling gril of frats - kuur grilziek - lastig, nukkig grim grimmigheid, onvriendelijk, toorn, woede grimas frats, gebaar, gezicht, grijns, koddig, kunst, kuur grimassen geveinsdheid, kunstenmaker, kunstenmakerij, onoprechtheid grimassenmaker - clown, kurenmaker, nar, potsenmaker grimbek - huilebalk, knorrepot grime gelaatschildering, opmaak grimeersel - blanketsel, schmink grimeren opmaken, sminken grimeur - toneelkapper grimlachen - kokermuilen grimmig bitter, boos, bijtend, fel, grievend, grim, grimmigheid, kwaad, nors, onguur, onredelijk, onvriendelijk, toorn, toornig, (muz.) torso, verbeten, verbitterd, verbolgen, verhard, verontwaardigd, vertoornd, woedend, vreeswekkend, woede, wrevelig grimmig kijken - grommen grimmigheid boosheid, gramschap, grim, norsheid, onvriendelijk, toorn, verbolgenheid, woede, wrevel, wreveligheid grind (grint) kiezel, meel (na zifting), rolstenen, steengruis grind-en zandrug - oos grindhoop in wegbermen - kits grindrijke strook langs een rivier - heibaan grindewal dolfijn grindwoestijn - hammada grindzand - gus grinniken - gniffelen, grijnzen, lachen, meesmuilen grint - grind, kiezel, rolstenen griotje - dropje grip - houvast grisaille - pruik grison - grauwvuur, mijngas grissen graaien, jatten, pakken, weggrijpen, wegroven grit - grutto groede - gors groef bits, deuk, frees, graf, geul, gleuf, grafkuil, greppel, groeve, induw, inkerving, inkrassing, instulping, keep, kerf, kloof, kras, kuil, lijn, plooi, put, reef, ril, rimpel, rits, sleuf, sloot, spleet, sponning, uitholling, voeg, voor, vore groef in de huid - rimpel groef in een zuil cannelure groef voor een zwaluwstaartverbinding - gat groefbeitel - puntijzer groefbidder - aanspreker, doodbidder groeftaster – pick-up groei aanwas, bloei, evolutie, gewas, leven, ontwikkeling, reproductie, tier, toeneming, toename, toenemen, uitbouw, uitbreiding, uitspruitsel, vaag, vegetatie, vermeerdering, voortgang, was(dom) groei van het aantal motorvoertuigen - motorisering groei van planten - vegetatie groeibelemmerende stof - antibioticum, penicilline, streptomycine groeibelemmering van micro-organisme – antibiose groeibeweging der planten - tropisme groeien - aangrijpen, aanwassen, aanzwellen, aarden, dijen, evolueren, gedijen, leven, opkomen, opschieten, ontwikkelen, rijpen, rijzen, stijgen, tieren, toenemen, vegeteren, vermeerderen, wassen groeiende - tierig groeihormoon - somatotropine groeikracht - groei groeikracht bezittende - vegetatief groeilaag van boom - jaarring groeiloos - onvruchtbaar groeimeter - auxanometer groeimiddel - gier, mest, kunstmest groeimiddel toedienen - bemesten, gieren groeischijf - epifyse groeisel van cellen - weefsel groeistadium embryonaal groeisteen - agaat, mosagaat groeistof - mest groeistoffen - auxinen groeizaam fertiel, vet, voedzaam, vruchtbaar, welig, wulps groen (wapenkunde) sinopel groen foet, fris, Jong, loof, nieuweling, noviet, onervaren, onrijp, onverwelkt, pril, vers groen eiland - Ierland groen in de wapenkunde - sinopel groen mineraal - dioptaas groen (gesteente) - dioriet Groen (Herald.) - sinopel groen (student) - foetus, noviet, novitus groen- of witachtige delfstof - jade, nefriet groen wijnglas - romer, roemer groen worden - groenen groenaarde - seladoniet groenachtig blauw - pauwblauw, seladon, zeegroen groenachtige delfstof (taai en hard) - nephriet groenbedrijf groenboerderij, veehouderij groenbemester - lupine, serradella groenblijvende heester - taxus groenblindheid deuteranopsie groenboer veehouder, groentekweker, warmoezenier groene aarde - veronees groene amandel - pistache groene delfstof - veronees groene dop - bolster, dop, sloester groene edelsteen - beril , smaragd groene eiland - Ierland groene galkleurstof - biliverdine groene haring panharing groene heester - hulst, taxus groene kaas - zwitsers groene kleurstof - chlorofyl groene lipbloemige plant - rozemarijn groene naaldboom - lariks groene roestlaag - patina groene sierplant oleander groene staar - glaucoma groene steen - aphaniet, augiet, dioriet groene tafel - biljart groene talksteen - baikaliet groene zijde - linkerzijde groene zuidvrucht - kiwi groenheid frisheid, linksheid, onervarenheid, wrangheid Groenland, bergtop op - nunatak Groenland, hoofdstad van - Godthab Groenland, ontdekker van - Gunnbjörn Groenland, stad op - Etah, Ivigtut, Umanak, Groenlander Eskimo Groenlands vaartuig kajak groenling groenvink, kneu, knuit groensel - uitspruitsel groensteen dioriet groente 2 ui 3 lof, sla 4 biet, boon, eppe, erwt, knol, kool, look, moes, peen, peul, prei, raap 5 kroot, linze, radijs, taugé, ijssla, 6 augurk, dunsel, kervel, molsla, salade, siepel, sjalot, snijsla, sperge, tomaat, witlof, wortel, zuring 7 andijvie, asperges, bindsla, doperwt, kardoen, kropsla, paprika, pluksla, ramenas, selderij, slaboon, snijbiet, snijboon, snijkool, snijmoes, veldsla, warmoes 8 artisjok, botersla, brocceli, koolraap, koolrabi, rabarber, rammenas, spinazie, rodekool, selderie, slabonen, snijbonen, spekboon, spinazie, spruitje, sterkers, stoofsla, tuinboon, wortelen, zuurkool 9 aubergine, bloemkool, cantharel, doperwten, flageolet, kapucijner, komkommer, moeskruid, pastenaak, patiëntia, postelein, pronkboon, raapsteel, radijskool, spitskool, spruitjes, wittekool 10 boerenkool, champignon, groenekool, capucijners, peterselie, raapstelen, savoyekool, spruitkool, suikermais, winterbiet, winterpeen 11 bladselderij, knolselderij, savooiekool, schorseneer, sperzieboon, topinamboer 12 bleekselderij, schorseneren, slierasperge, winterwortel 14 prinsessenboon 15 herfstknolletje groenteboer - groenteman groente en vleesextract maggi groentekweker berkoos, tuinder, warmoezenier groentesoep julienne, potage groentetuin moestuin groente voor de soep - selderie greentijd novitiaat groentje baar, fout, nieuweling, noviet groenvink - groenling groenvoedergewas serradella groenvoer inkuilen - ensilage groenwerk - vendure groep afdeling, categorie, club, complex, fondament, formatie, gedeelte, gezelschap, groepering, klasse, kliek, koor, kring, kudde, partij, ploeg, reeks, rubriek, sekte, stel, team, troep, verzameling groep beraadslagende personen - comité, commissie, komitee, vergadering groepen - samenscholen groeperen - rangschikken groep agenten - politie groep bijeen wonende dieren kolonie groep bij elkaar behorende voorwerpen - set, stel groep bijen zwerm groep cijfers achter de komma van een logaritme - mantisse groep cavaliers (Arab.) - goum groep coureurs - renstal groep cijfers achter de komma van een logaritme - Mantisse groep delfstoffen - metaal groep deskundigen (voor vragen beantwoording) - braintrust, forum, jury, panel groep dichters omstreeks 1950 experimentelen groep die een overval uitvoert - overvalcommando groep dieren - dieren, horde, nest, troep groep duiven vlucht groep eencelligen - heliozoa groep eilanden archipel, eilandengroep groep elementen - metaal groep ganzen koppel groep hemellichamen melkweg, spiraalnevel, sterrenbeeld groep herten roedel groep honden meute groep huizen - complex, blok groep jachthonden - meute groep kamerleden van bepaalde partij - fractie groep kinderen - kinderschaar groep kippen toom groep klanken woord groep kunstenaars bent, generatie, kring, school groep kunstenaars uit de 17e eeuw Muiderkring groep. leerlingen klas, school groep leidende officieren - legerleiding groep met opdracht comité, commissie groep met zekere denkwijze - kliek groep militairen - volk groep misdadigers - bende, maffia, syndicaat groep musici - band, combo, orkest groep muzikanten - korps, orkest groep oorlogsschepen - eskader, smaldeel groep optredende mensen - volk groep personen die organiseert - comité groep plantensoorten - element groep reizigers in woestijn - karavaan groep roddelende dames - kransje groep rovers - bende groep samenlevende personen - commune groep samenwerkers - ploeg, team groep schapen kudde groep schepen die onder geleide varen - convooi, konvooi groep schilders na de tweede wereldoorlog - realisten groep soldaten - eskadron, peloton groep schrijvers aan het eind der 19e. eeuw Tachtigers groep spelers group, elftal, equipe, team groep sporters - team groep staten - Benelux, E.E.G., liga, unie groep sterren stelsel, sterrenbeeld groep uitgelezenen elite groep vallende sterren - Perseïden groep van drie trias groep van drie noten triool groep van elementen - metaal groep van mensen - ras groep van negen eenheden - negental groep van opdracht - comité, commissie groep van personen - koor, koorzang, kliek, rei, rondedans groep van prijzen - prijsklasse groep van samenwerkende bedrijven - concern groep van vallende sterren - perseïden groep van verfstoffen - eosine groep van vier noten quartole groep van vijf noten quintool groep vertegenwoordigers van een staatk. partij - fractie groep verwante families van planten en dieren orde groep verwante geslachten familie groep verwante ordes klasse groep verwante soorten genus, geslacht groep verwante talen - taalstam groep verwante variëteiten soort, species groep verwanten familie, geslacht groep vissen school groep vliegtuigen - eskader groep woorden - woordgroep, zin groep zakenlieden - syndicaat groep zangers koor groep zwanen bij elkaar zwanendrift groeperen - dansen, formeren, reien,schikken, verenigen groepering van troepen - formatie groepje - klusje groep kiezers - kengetal groepstaal - argot, bargoens, slang groepsvorming - clanvorming, kliekjesgeest groes - dries groet adé, adi, adie, adieu, aju(us), ave, begroeting, beleefdheidsbetuiging, bonjour, dag, eerbetoon, eerbewijs, gedag, glimlach, goedendag, groetenis, hallo, handdruk, knik, morgen, nik, salu(u)t, salve, tabé, vaarwel, vale, welkom, zwaai groeten - aanslaan, gedag zeggen, knikken, nijgen, salueren, wuiven groeten bij aankomst begroeten, verwelkomen groeten bij afscheid - uitzwaaien, vaarwelzeggen groet met buiging - neiging groeten met de hand - zwaaien groet met het hoofd - nik groeten door een militair salueren groet tijdens carnaval - alaaf groetenis - aju, adie, atjuus, groet, salutatie groetenis van Maria - Angelus groeve - fossa, fovea, gleuf, graf, greppel, groef, inkerving, kuil, loopgraaf, mollerit, ril, rimpel, sponning, voor, vore, wagenspoor groeve in karton of papier - perforatielijn, riblijn groeven - canneleren, graveren, ingriffen, inkepen, kanneleren groeven op de maalvlakte van een molensteen - billen groezelig beduimeld, bestoven, goor, grijs, grauw, morsig, onfris, onzindelijk, smoezelig, vaal, vuil groezig dof, goor, grijs, morsig, onfris, smoezelig, vaal, vuilgrauw grof agrest, boers, bot, bruusk, brutaal, cru, dik, dorpelijk, gortig, groot, hard, honds, kantig, log, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschoft, ongemanierd, onverbloemd, ordinair, overmatig, plat, ploertig, plomp, ruig, rul, ruw, schromelijk, vulgair, zwaar grof aardewerk - diggel grof bedrog boerenbedrog grof been - schonk grof behaard ruig, ruwharig grof beschilderd aardewerk - gleiergoed grof blijvend tarwemeel - achterling grof boezeroengoed - nassau grof en boers - lomp grof en sterk weefsel - plets, zeildoek grof fluweel - paan grof garen - baaigaren grof gebouwd bonkig, krachtig, plompstevig, zwaar grof geschut kanon, houwitser, overmacht grofheid - bruuskheid, forsheid, kloekheid, lompheid, ruwheid, onbeschaafdheid, onbeschoftheid, platheid, platitude, plompheid grof hennepweefsel - canvas grof katoenen stof - dril grof kolensoort - cokes grofkorrelig gesteente - notiet grofkorrelige sneeuw - firn grof laken - want grof lijnwaad - drol grof linnen - jute, schoklinnen grof mens lomperd, plomperd grof puin - brik grof puin in het hooggebergte - steenslag grofschilder huisschilder, verver grof stuk brood homp grof stuk geschut - houwitser, kanon grof soort weefsel - stramien grofte - dikte, zwaarte grof vuil - afval grof weefsel canvas, fries, jute, kanefas, stramien, tweed grof weefsel voor balen - baaldoek grofheid - bruuskheid, cruditeit, forsheid, kloekheid, lompheid, platheid, platitude, plompheid, ruwheid grofkorrelig basalt - doleriet grofweg - onnauwkeurig grof wild - hert, moeflon, ree, zwijn grofzinnelijk dierlijk grog - kwast grol aardigheid, boert, gekheid, grap, gril, mop, poets, ui grollen grappen, grommen, knorren, morren, pruttelen, schertsen grollen maken schertsen grollenmaker - clown, grapjas, grappenmaker, humorist, komiek, lolbroek, moppentapper, pias grollig - grappig, snaaks grombaard oudgediende, veteraan grommen brommen, knorren, morren, pruttelen, grommig gemelijk, knorrig grompot brompot, grol, knorrepot, nurk, nurks, reutelaar grond aarde, aardkorst, aardschors, achtergrond, akker, basis, beginsel, beweegreden, bodem, bron, drijfveer, erf, erve, fond, fundament, grondslag, kiem, land, motief, oorsprong, oorzaak, overweging, raison, ratio, reden, terra, terrein, veld, vlakte, vloer grond aanwinnen - inpolderen grond binnen de omheining van een boerenwoning - dries grond buiten de dijk (vóór inpoldering) - kwelder grond bij een huis erf grond die aan de staat behoort - staatsdomein grond die erts bevat ader grond- en dijkwerker - polderjongen grond in kaart brengen - kadastreren grond in vruchtgebruik - leengoed grond langs de rivier - griend grond langs de zee strand grond om boerderij erf, erve grond ophogen aanaarden grond tot behandelen reden grond tussen dijk en rivier oeverwal, uiterwaard grond van weinig waarde onland grond van baron - baronie grond van de staat - domein, territorium grond van verdenking - indicatie grond van weinig waarde - onland grond voor vermoeden en verdenking aanwijzing, indicatie, indicium, vingerwijzing grondaanwinning inpoldering, kolonisatie grondbalk kesp grondbedekking - kleed, loper, tapijt grondbedrag basisbedrag grondbeeld model, prototype grondbeginsel dogma, element, fundament, kiem, principe, richtsnoer, stelregel grondbeginsel betreffend elementair, fundamenteel, principieel grondbeginsel dat niet bewezen is - axioma grondbegrip - categorie, principe grondbegrip van een leer - leerbegrip grondbeschrijvend kadastraal grondbeschrijving kadaster grondbestanddeel - element, kern grondbetekenis van een woord - etymon grondbewerking eggen, gieren, mesten, ploegen grondbewerkingsmachine - cultivator grondbezit eigendom grondbezit in vruchtgebruik - leen grondbezit van vazal - leen grondbezit van vorst - kroondomein grondbezitter - ingeland, landeigenaar, landheer grondbezitter van een polder - ingeland grondbezit van vazal leen grondbezitting - landerijen grondboor puls grondconstructie - postulaat grondel - dikkopje gronddenkbeeld grondgedachte grondduiker- sifon grondeenheid monade grondeigendom grondbezit grondeigendom van de staat domein grondeigenaar - gelande, landheer, landlord, propriëtair grondeigenaar in polder - eigenerfde, ingeland grondeigendom - grondbezit grondeigendom van de staat - domein grondeigenschap - axioma grondel - dikkopje grondeloos bodemloos, ongegrond, onpeilbaar gronden baseren, funderen, grondverven, grondvesten, stichten, vesten gronden aan de noordkust van Nederland - wadden grond en goed - terdege gronden op - baseren gronderig - troebel grondgebied areaal, erf, land, rechtsgebied, rijk, staat, streek, terrein, territoir, territoor, territor, territorium, tuin grondgebied van een munt - areaal grondgebruiker boer grondgedachte basis, beginsel, principe, thema grondgetal - zestig grondhaak - kloet grondhoek - basishoek grondhoogte - terp grondhuur - erfpacht, pacht grondig – afdoend, danig, degelijk, deugdelijk, diep, diepgaand, extensief, flink, fundamenteel, gedegen, geducht, indringend, ingrijpend, innig, radicaal, solide, stevig, terdege, troebel, uitentreuren, weldoordacht grondig grondlegging, stichting grondig bespreken - beredeneren gronding - grondlegging, stichting grondlaag fundament, onderlaag, precoat, residu, substraat grondlaag met grondwater kwelm grond langs de weg - berm grond langs de zee - strand grondlasten grondbelasting grondleen - bordelagium grondlegger oprichter, stichter grondlegger van de bacteriologie Pasteur grondlegger van de biochemie Liebig grondlegger van de elektriciteitsleer Maxwell grondlegger van de psychoanalyse Fraud grondlegger van de spectroscopie Huggins grondlegger van het Esperanto - Zamennof grondlegging - gronding grondlijn (wisk.) basis grondlijn - fundament, grondslag, grondvlak grondlijster - pitta grondmist - nevel grondmuur - fondament, fundament, fundering grondnoot aardnoot, apenoot, katjang, olienoot, pinda grondnotenolie - arachisolie grond paal - funderingspaal, heipaal, juffer grondpand - hypotheek grondpein - kweek(gras) grondplan grondtekening, ontwerp, plattegrond grondplant - lilmos grondprobleem kernprobleem grondpunt - kernpunt grondregel axioma, basis, beginsel, norm, principe, programma, grondregel van een wetenschap - axioma, statuut, stelregel, theorie grondregister - kadaster grondrente - cijnsrecht grondschaaf - horletoet grondschuiver - bulldozer grondslag axioma, basis, beginsel, fundament, fundering, grondvest, handvest grondslag leggen baseren, funderen, grondvesten grondslag van een dijk zaat, zate grondslag van muntstelsel standaard grondslagen betreffend - elementair grondsoort geest, grint, hei, hoogveen, kalk, keileem, klei, laagveen, leem, löss, mergel, moer, molm, oer, tuinaarde, veen, zand, zandsteen, zavel, zeeklei grondsoort in Limburg - löss grondsop bezinksel, drab, droesem, heffe, moer, residu, zetsel grondsteen fundamant, hoeksteen grondstelling axioma, materie, postulaat, principe, stelregel grondstof element, erts, materiaal, materie, specie, stoffage grondstof van asfalt - bitumen grondstof voor aluminium bauxiet grondstof voor azijnbereiding - azijnzuur grondstof voor beton - cement grondstof voor bier gerst, gist, hop, mout grondstof voor brood - beslag, bloem, deeg, gist, graan, koren, meel grondstof voor brouwerij hop, mout grondstof voor buskruit houtskool, salpeter, zwavel grondstof voor goedkope plastic - polystyreen grondstof voor grammofoonplaten - schellak grondstof voor inkt - gal(appel), galnoot grondstof voor jenever - moutwijn grondstof voor jodium - kelp (as van verbrand wier) grondstof voor kaarsen - aardwas, ozokerlet, stearine grondstof voor kleurstoffen - aniline grondstof voor lekkernij - chocolade grondstof voor limonade - essence grondstof voor linnen - vlas grondstof voor luciferskoppen - fosfor grondstof voor macaroni - gries grondstof voor metaal - bauxiet, (ijzer)erts grondstof voor metaalbereiding - erts grondstof voor meubel politoer - schellak grondstof voor pap melk grondstof voor papier cellulose, espartogras, hout, lompen grondstof voor pannekoeken beslag grondstof voor pottenbakkers gleis, klei, leem grondstof voor suikerbereiding - beetwortel, suikerbiet grondstof voor superfosfaat - calciumfosfaat, fosforiet grondstof voor tennisbaan gravel grondstof voor textiel - garen, katoen grondstof voor touw hennep, sisal, vlas grondstof voor macaroni, vermicelli etc. - hardgries grondstof voor verf - aniline, indigo, loodacetaat, loodwit, meekrap, standolie grondstof voor vernis - damar grondstof voor was- en lichtechte kleurstoffen - antraceen grondstof voor weefsels - afval, baardsel, bent, hennep, hongerwol, jute, kaard(sel), kamwol, katoen, (pluis, vezel), pluksel, ramen, sneerwol, spanzijde, spinzijde, snuit, spijt, vezelgewas, vlas(dot), vloksel, vlokzijde, vlokwal, vodje, wol, wolvet, zijde grondstof voor zeepbereiding alkali, loog, vetstoffen grondstuk voor beelden en zuilen - basement, sokkel, voetstuk grondtaal begintaal, Germaans, Gotisch, Grieks, Latijn, oertaal grondtekening - delineatie, plan, plattegrond, schets grondtekst - origineel grondtoon a, do, motief, prime, toonaard, tonica, ut grondtoon van de toonladder - prime grondtrek - hoofdlijn grond tussen dijk en rivier - uiterwaard grond verbetering - bevloeiing, irrigatie, melioratie, mesten grondvernis - slijplak grondverven - gronden grondverwering afslijting, erosie, uitholling grondverzetmachine bulldozer grondvest basis, fundament, grondslag, principe grondvesten baseren, funderen, gronden, stichten grondvester - grondlegger, stichter grondvester van da U.S.S.R. Lenin grondvlak basis, bodem, bodemvlak, steunvlak, vloer grond voor tuinbouw - teelaarde grondvorm model, type, voorbeeld, vorm grondvuil (uitsmelten van edele metalen) - lavuur grondwaarheid axioma grondwals - aardrol grondwater kwelwater, welwater, zakwater grondwater betreffende freatisch grondweefsel van planten - parenchym grondwerker - graver grondwet constitutie grondwettelijk constitutioneel, grondwettig grondwoord stamwoord grondzee stortzee grondzuil steunpilaar Gronings bier kluin Gronings eiland Rottum, Rottumeroog, Rottumerplaat Gronings gebouw Martinitoren Gronings gewest Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Westerkwartier, Westerwolde Gronings hoog dorp wierd(e) Gronings vliegveld Eelde Gronings water - Boterdiep, Damsterdiep, Reitdiep Groningse edelen (middeleeuwen) - redger Groningse haven - Delfzijl, Zoutkamp Groningse munt (17e eeuw) - flebbe Groningse plaats - 4 Leek 5 Bedum, Haren, Marum, Ulrum 6 Beerta, Winsum 7 Delfzijl, Veendam, Warffum 8 Hoogkerk, Midwolda, Scheemda, Zoutkamp 9 Groningen, Grijpskerk, Hoogezand, Loppersum, Muntendam, Onstwedde, Sappemeer, Uithuizen, Zuidhoorn 10 Appingedam, Grootegast, Noordwolde, Slochteren, Vlagtwedde, Wildervank, Winschoten 11 Roodeschool, Stadskanaal 12 Bellingwolde, Musselkanaal, Nieuweschans Groningse streek - Duurswold, Fivelingo, Goorecht, Hunsingo, Oldambt, Westerkwartier, Westerwolde groom livreibediende, rijknecht, stalknecht groot aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, breed, enorm, fiks, geweldig, groots, kloek, kolossaal, lang, machtig, macro, mega, omvangrijk, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, volwassen, voornaam, voortreffelijk, uitgebreid, uitgestrekt, uitstekend, voornaam, wijd groot aantal - boel, massa, menigte, hoop, legio, veel, verzameling groot applaus - ovatie groot bedrag - miljoen, kapitaal, ton groot beest - behemota, brontosaurus groot bezit - gezondheid, rijkdom, schat groot bierglas - pul groot bioloog - Darwin, Carell, Mendel groot boek - foliant groot brengen - opfokken, opkweken, opvoeden Groot-Brittanië - Engeland, Schotland groot dichter Dante, Goethe, Homerus, Schiller, Shakespeare, Shelley, groot dik boek - pil, foliant groot dik stuk - homp groot diner - banket groot drinkglas - bokaal groot drukletter regaal groot eiland Eire, Erin, Groenland ,Ierland groot en breed - ruim groot en diepgaande (kennis) - gedegen groot en gerekt - lang groot en ruim - breed groot en sterk - flink, stevig, stoer groot en stevig - fors, lijvig groot en zwaar grof, groot, log, lomp, lijvig groot en zwaar persoon - gofferd groot exemplaar kanjer, knots groot feest gala, partij groot figuur held, reus groot filmdoek - cinemascope groot formaat papier - folio groot gat in een kous - knol groot gebergte Alpen, Andes, Oeral groot gebouw burcht, dom, flat, hal, kasteel, kathedraal, kerk, schouwburg, stadion, theater, toren, wolkenkrabber groot gebouw in Amsterdam R.A.l. groot gebouw voor sport - stadion groot gebrek - gemis, penurie groot geoloog - Lamarck groot getal - legio, menigte, veel groot gevaar - menner, temmer groot geval - gevaarte groot gevecht - titanenstrijd, veldslag groot gasveld - weide groot glas - bel, bokaal, drinkbeker, kelk, pintglas, tumbler groot hert - eland, rendier groot historicus - Fruin, Huizinga, Romein groot huis kasteel, slot, villa groot in aantal - legio, talrijk groot inlands hert - edelhert groot jager - Nimrod, Orion groot kapitaal - fortuin groot koning - maharadja groot koopvaardijschip - hulk groot kussen - peluw groot land - Australië, V. S., U. S. A., China, India, Rusland groot lettersoort - canon, kapitaal groot lichaam - kolos groot logement - hotel groot lokaal - zaal groot maken - verheffen groot man uit de geschiedenis Alexander, Caesar, Erasmus, Hannibal, Napoleon groot mens enak, genie, held, kei, reus groot mes - broodmes, hakmes, jachtmes, kalf, slagersmes, vleesmes groot meubelstuk - dressoir, wandmeubel groot muziekfeest - festival groot nadeel (geldelijk) - strop groot natuurkundige Bohr, Celsius, Einstein, Fahrenheit Lorentz, Newton, Planck, Réaumur, Volta, Zernike groot Nederlands - Diets groot Nederlands schaker - Euwe, Timman groot ongeluk catastrofe, katastrofe, onheil, ramp groot ongezuurd roggebrood - pompernikkel groot onheil calamiteit, catastrofe, ramp groot (doordringend kijkend) oog - koloog groot oorlogsschip - Dreadnought, vliegtuigmoederschip groot opgezet - ambitieus groot opzien sensatie groot papierformaat - folio, imperiaal, grootmediaan, grootoctavo groot plat stuk hout - plaat groot plein esplanade groot portaal - hal, vestibule groot prehistorisch dier - mammoet, mastodont groot pretpark - lunapark groot projectiel raket, torpedo groot reder - soter groot rijk - empirium, keizerrijk, kolos groot rooster voor het braden - barbecue groot ruiterfeest in Canada - stampede groot schaakmeester Aljechin, Bogoljubov, Botwinnik, Bronstein, Capablanca, Euwe, Fischer, Lasker, Morphy, Petrosian, Smislov, Spasski, Steinitz, Tal Timman,, groot scheikundige Laplace, Oparin groot schietwapen - kanon groot sleepnet - kol, zegen groot soort drukletter - regaal groot soort hagedis - krokodil groot soort letter hoofdletter, kanon, kapitaal, regaal groot soort walvis - ork, orka groot soort sportterrein - stadion groot speenkruid - aambeienkruid groot staatsman - Churchill, (de) Gaulle, Drees, Kennedy, Napoleon, Nehroe, Roosevelt groot sterk mens - krachtpatser, mannetjesputter groot sterrenkundige Kepler, Tycho groot strijkinstrument bas, contrabas groot stuk - bonk, brok, homp, klomp, klont, mop groot stuk boter - klont groot stuk doek aan de mast - zeil groot stuk vis - moot groot toonkunstenaar - maestro groot treknet - wade groot uitblinker - coryfee groot uitvinder Edison, Marconi groot vaartuig - prauw groot van lengte - lang groot vee - runderen groot verlies debâcle, ramp, slag groot vertrek aula, hal, lokaal, zaal groot vierkant zeil - razeil groot vinvoetig dier - walrus groot visnet - schrobnet, wade, zegen groot vliegtuig - Jumbo groot voertuig (boedh.) - mahajana, mahayana groot volkscentrum - stad groot voornaam huis - landgoed, landhuis, villa groot voorplein - esplanade groot voorstellen opsnijden, opscheppen, overdrijven groot voorwerp - gevaartejoekel, kanjer groot vuur - brand, vuurzee groot waardigheidsbekleder - kanselier groot warenhuis - bazaar groot water meer, oceaan, zee groot waterdier narwal, nijlpaard, walrus, walvis groot waterreptiel - alligator groot watervat op schepen - legger groot waterwerk - stuwdam groot werk - reuzenkarwei groot werpnet (aalvangst) - aalgeerjaagnet groot wezen reus groot wijnglas roemer, romer groot wijnvat toelast groot winkelbedrijf - supermarkt, warenhuis groot (Germaans-heidens) winterfeest - joelfeest groot wiskundige Boole, Euclides, Euler, Frege, Gauss groot worden - groeien groot zakmes - kortjan groot zeedier - walrus, walvis groot zeezoogdier - orka, walvis groot zeilschip - fregat, galjoen groot zoogdier - neushoorn olifant, rinoceros groot, zwaar boek turf grootachtige brasem in de Middellandse Zee - osseoog grootbrengen - braken, kweken, meevoeren, opgeven, opkweken, opmalen, opvoeden, voedsteren grootdoener - dikdoener, opschepper, pocher grootgebracht getogen, opgevoed grootgrondbezit - latifundum grootgrondbezitter - bojaar groothandelaar - grossier, jabber, negotiant groot hans - bluffer, pocher groothartig - edel, edelmoedig, grootmoedig, lankmoedig, nobel groothartigheid - edelmoedigheid, grootmoedigheid, hoogheid grootheid - aanzien, adel, grandeur, heerlijkheid, hoeveelheid, hoogheid, kwantum, luister, majesteit, quantum, verhevenheid, waardigheid grootheidswaan - megalomanie groothertogdom - Luxemburg groothandelaar grossier groothartig edel, edelmoediglankmoedig groothartigheid edelmoedigheid, hoogheid, grootmoedigheid grootheid adel, hoogheid, luister grootheidswaanzin megalomanie groothertogdom Luxemburg groothoofdig - macrocefaal grootje grootmoeder , oma, opoe grootkanselier van het pauselijk hof - aartskanselier grootkanselier opperzegelbewaarder grootkop - bucephalus grootkruis erekruis, ridderteken grootmaken verheerlijken, verheffen grootmoeder beppe, besje, bestemoer grootje, oma, opoe grootmoedig aardig, edel(moedig), genereus, magnaniem, nobel, onbaatzuchtig, onzelfzuchtig, trotsvol grootmoedigheid edelmoedigheid, noblesse grootmogol - Lenk, Timoer grootogige vis - osseoog grootouder - oma, opa, opoe grootpoothoender - hamerhoen, maleo groots – edel, enorm, fier, grandioos, heerlijk, hooghartig, hoogmoedig, immens, indrukwekkend, (muz.), kolossaal, luisterrijk, machtig, maëstuoso, magistraal, magnaniem, majestueus, massaal, meesterlijk, monumentaal, ontzaglijk, prachtig, roemrijk, reusachtig, ruim, schitterend, trots, verheven, weids grootscheeps - royaal, weids groots van afmetingen enorm, gigantisch, kolossaal, monumentaal grootse prestatie topprestatie grootsheid fierheid, hoogmoed, indrukwekkendheid, pracht, trots, verwaandheid grootspraak blague, bluf, bombarie, branie, bravado, eigenlof, fanfaronnade, gasconnade, gepoch, geschetter, gesnork, gezwets, jagerslatijn, lef, magnilokwentie, ophef, opschepperij, opsnijden, ostentetie, overdrijving, pocherij, poeha, praal, praalzucht, pralerij, roem, rodhomontade, snoeverij, vertoon, poeha, poeha, vanterie, vertoonmaking, visserslatijn grootspraak van jagers - jagerslatijn grootsprakig snoevend, zwetsend grootspreekster - pochster, snoefster grootspreken bluffen, keffen, overdrijven, pochen, snoeven grootsprekend - glorieus, luisterrijk, roemrijk grootspreker blageur, bluffer, bramarbas, fanfaron, levenmaker, opschepper, opsnijder, overdrijven, pocher, praalhans, praler, pronker, renommist, snoever, windbuil, zwetser grootsprekerij - renommage, snoeftaal grootst - gewichtigst, grandioos, meest, uiterst, voornaamst grootst (het) - extreem grootstalmeester - maarschalk grootste - meest, meeste grootste afstand van de aarde tot de zon - afelium grootste arend van Z.A. - harpij grootste belasting - toelaatbaar grootste continent - Eurazië grootste deel leeuwendeel grootste der oude Griekse schilders - Apelles grootste diamant - Culliman grootste diersoort bruinvis, olifant, potvis, walvis grootste eiland der Antillen Cuba grootste eiland der Balearen - Majorca grootste eiland ter wereld - Groenland grootste eiland van de Balearen - Mallorca grootste Europese uil - oehoe grootste gedeelte - grotendeels, leeuwedeel, meerderheid, merendeel grootste gemene deler G.G.D. grootste graad van kommer,smart, woede, enz. - paroxisme grootste haven van Frankrijk - Marseille grootste hertesoort - eland grootste hoeveelheid - maximaal, meest grootste hoogte culminatie, top, zenith grootste kantoorgebouw ter wereld - Pentagon grootste klier - lever grootste klok in klokkentoren bourdon grootste meer van Europa - Ladogameer grootste rivier van Afrika Nijl grootste rivier van Europa Wolga grootste rivier van Java Solo grootste rivier van Rusland Wolga grootste rivier van Zuid Amerika Amazone grootste schiereiland van Noord Amerika Labrador grootste schip van een rederij - vlaggeschip grootste sloep van een schip - barkas grootste soort hert eland grootste soort wipstaart - goudpluvier grootste stad van Nebraska Omaha grootste strijkinstrument (contra)bas grootste vaart topsnelheid grootste vissershaven ter wereld - Grimsby grootste vliegende vogel ter wereld - condor grootste vogel van Amerika - nandoe grootste wijnland ter wereld - Frankrijk grootste woestijn ter wereld - Sahara grootte aantal, afmeting, breedte, formaat, getal, hoeveelheid, inhoud, kaliber, lengte, maat, omvang, sterkte, talrijkheid, volume, vorm, zwaarte grootte en vorm - formaat grootte bepalen - meten groottemeter megameter groot-semenarie - scholastikaat grootvader opa, grootpapa grootvader van Abraham Nahor grootvader van Aram - Noach, Noë grootvader van David Obed grootvader van Kanaän Noach, Noë grootvader van Salomo Isaï grootvee runderen grootvizier - chiliarch grootvleugeligen - macropterygidae grootwaardigheidsbekleder - dignitaris grootzegel aan orde - bul grootzeil van de achterste mast van een viermastbark - Jigger gros aantal, meerderheid, meesten, merendeel, tal grosse - agschrift grossierderij groothandel grosso mode (afk.) gr .m. , ruwweg grot hol, holte, spelonk, uitholling grotdeskundige - speleoloog grot in Noord-Spanje – Altamira grote aak - samoreus grote aal - lebaal grote aanvangsletter hoofdletter, initiaal grote aap baviaan, gorilla,, mandril, orang-oetang grote adelaar koningsarend grote afkeer haat, hekel, walging grote afstand stadie, verte grote algemene kennis van het geestesleven - eruditie grote auto camion (Belg.), slee, truck grote auto voor verhuizingen verhuiswagen, tapissière grote basluit - teorbe, theorbe grote basviool - contrabas grote beginletter hoofdletter, initiaal grote Beer - Hellewagen grote Beer , een van de sterren van de - Alcor, Alioth, Benetnach, Dubhe, Megrez, Merak, Mizar, Phecda grote beker bokaal, roemer grote beroemdheid - superster grote binnenplaats – plein grote blauwepruim - pruimedant grote boerderij farm grote boor avegaar, egger, effer zwikboor grote borst - boezem grote boterbloem egelkolen grote braadpan - kastrol, kasserol grote brandnetel - nettel grote brede schop - schoep grote broeikas - serre grote bijl aks grote bijval furore grote cirkel gaande door de twee polen - meridiaan grote deurnis portaal grote diamant - Amsterdammer, Cullinan, Kohinoor, Orloff, Paragon grote dichter - Dante, Goethe grote dolk - kortelas grote domheid blunder, enormiteit, flater, stommiteit grote domoor - uil grote draagmand bagge grote drakendoder - Joris grote drinkbeker - bokaal, kelk grote drukletter kapitaal, regaal, sabon grote druklettersoort - missaal grote duif op Nieuw-Guinea - kroonduif grote dure auto - slee grote dwaasheid - gekkemanswerk grote edelsteen - Cullinan grote eetbare huisjesslak - caracole, karakol grote eetkamer - eetzaal grote elektrische batterij - anodebatterij grote emmer - amer, ameraal, puts grote en algemene kennis van het geestesleven - eruditie grote Europese rivier Don, Donau, Rijn, Wolga grote evangelist uit V.S. - Graham grote feestbokaal - hanzebeker grote figuur reus grote fles - bottel grote fout tegen de regels van de spraakkunst - solicisme, soloecisme grote Franse vazal - pair grote geest - mahatma grote geest (Indiaans) - manitoe grote gehoorzaal aula, auditorium grote geldsom - kapitaal grote gele, perzik - merkaton grote gemeente stad grote gier uit de Andes - condor, koadok grote gok - waagstuk grote golf baar, roller grote graanschuur - silo grote grasvlakte campo, llano, pampa, poesta, prairie, steppe, toendra grote grauwgroene appelsoort - reinet, renet grote groep - menigte grote groep hoefdieren - kudde grote groep insecten - leger, zwerm grote groep mensen - drom, massa, menigte grote groep vissen - school grote groep wielrenners – peloton grote grondboor - puls grote hagedis - leguaan, varaan grote halsdoek - labaar, overslager grote hamer - beuker, moker, slegel, slegge grote hand - pollepel grotehap - mondvol grote haren zeef - teems grote heer - padisjah grote hersenen - cerebrum grote hit - ked, ket, kidde grote hoeveelheid boel, berg, bom, drom, hoop, legio, massa, menigte, overvloed, slomp, smak, stapel, stortvloed, tal, veel, wolk, zee grote hoeveelheid geld fortuin, kapitaal, schat grote hoeveelheid hooi hooiberg, hooimijt grote hoeveelheid katoen - baal grote hoeveelheid mensen menigte, schare grote hoeveelheid schepen vloot grote hoeveelheid soldaten - regiment grote hoeveelheid vissen - school grote hoeveelheid water - zee grote hoeveelheid zand - berg, woestijn grote hofstede - havezaat, havezate grote hond - bernardshond Grote Hond, een van de sterren van de - Hondsster, Sirius grote hoofdletter - unicaal grote hoogte - berg grote hoop - berg, gros, massa, menigte, stapel grote houten hamer sleg, slegge, slei grote houten lepel - pollepel, sleef grote houten zeilboot - klipper grote huizenmassa - blok, flatgebouw, huurkazerne grote ingang - poort grote inktvis - achtarm, octopus grote kaars op een kandelaar - stalkaars grote kamer - lokaal, salon, zaal grote kan kit grote katuil - bosuil, ransuil grote kerk basiliek, dom, kathedraal grote kever in Z.Amerika - Hercules grote klad inkt - mop grote klamp om trossen vast te maken - bolder grote knikker - bakker, bonket, stuiter grote knobbel - carcinoom, gezwel grote knol - koolraap, rammenas grote kogel met ontplofbare lading - bom, raket grote kuip - bad, tobbe grote kwelling - tantaluskwelling grote kwint dominant grote landmassa - continent, vasteland grote lange vis - zaagbaars grote leegte - vacuüm grote lepel sleef grote letter - majuskel grote lettersoort kanon, kapitaal, koeiekop, regaal grote libel - glazenmaker, glazenwasser grote lijster - appellijster grote loofboom - sequoia grote loods hangar grote loopvogel - scharrebijter, struisvogel grote man - kolos, reus grote margriet - ganzebloem, johannesbloem grote massa drom(men), hoop, horde, massa, menigte, meute, troep grote meeuw - burgemeester grote melktobbe - staar grote meneer - banjer, banjerheer grote menigte bande, boel, drom, heleboel, hoop, leger, massa, troep, vleet, zee, zwerm grote menigte krijgsvolk leger, legioen grote menigte sterren starrenbeeld grote menigte vogels zwerm grote meteoor - bolide grote mier brek grote mislukking catastrofe, debacle, flop, katastrofe grote modderkruiper meerpoet, donderaal grote moedige vogel adelaar, havik, valk grote mogendheid China, Rusland, USA, USSR, VS. Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Japan grote motorsloep – barkas grote muziekuitvoering - taptoe grote naainaald - pook grote naaldboom - ceder grote nachtvlinder - nachtpauwoog grote oceaan, eiland in de - 3 Yap 4 Wake 5 Baker, Efate, Flink, Goeam 6 Anatom, Bikini, Jaluit, Jarvis, Kadvak, Malden, Ponape, Saipan, Tahiti 7 Baranof, Fanning, Howland, Matador, Norfolk, Palmyra 8 Eniwetok, Johnston, Pitcairn, Wrangell 9 Guadelupe 10 Paaseiland, Tongalaboe grote oceaan, eilandengroep in de - 7 Fidzji´s, Midways 8 Aleoeten, Hebriden, Koerilen, ,Marianen, Sporaden 9 Carolinen, Galapagos, Louisiaden, Melanesië, Polynesië, Rioe-Kioes, Tokelaoes 10 Filippijnen, Micronesië, Toeametoes 16 Bismarck-archipel grote oceaan, trog in de - 7 Yaptrog 9 Bonintrog, Japantrog, Palautrog, Tongatrog 10 Mexcotrog 11 Atacamatrog, Kermadetrog, 12 Acapulcotrog, Aloetentrog, Koerillentrog, Marianentrog, Rioekioetrog 16 Bougainvilletrog grote onderneming concern, kartel, trust grote onzin - kolder, waanzin grote oorrob - zeeleeuw grote opeenhoping - aandrang grote ontplofbare kogel dumdum, granaat, bom grote opgang furore grote orchidee - reuzenorchis grote overdekte ruimte - hal grote personenauto - stationcar grote piano - vleugel grote piethamer - slaghamer grote plaats metropool, stad grote platte boot - aak grote platte mand - wan grote pluvier - griel, wilster grote pruik uit de zeventiende eeuw - allongeprulk grote puts - amiraal grote raam- of spanzaag - schulpzaag grote ramp calamiteit, cataclysme, catastrofe, katastrofe, onheil, watersnood grote reistas - koffer grote rivier Amazone, Don, Donau, Ganges, Indus, Maas, Mekong, Nijl, Mississippi, Rijn, Taag, Tsjaad, Waal, Wolga, Zambezi grote rivier in Afrika Kongo, Niger, Nijl, Senegal grote rivier in Amerika Amazone, Mississippi grote rivier in Azië Ganges, Indus, Hoangho, Jangtsekiang, Lena, Mekong, Ob grote rivier in Duitsland Elbe, Oder, Rijn, Wezer grote rivier in Engeland Theems grote rivier in Frankrijk Garonne, Loire, Rhône, Seine grote rivier in Italië Po, Tiber grote rivier in Nederland Maas, Rijn, Waal grote rivier in Rusland Wolga grote rivier in West-Afrika - Senegal grote rode zure kers - griotte grote roeiboot - aak, barkas, pinas, sloep grote roeisloep - barkas grote rommel - bende, pan, rotzooi grote ronde cake - tulband grote ronde vrucht - pompoer grote roofvis in modderige rivieren - meerval grote roofvogel - adelaar, condor grote ruwe steenmassa - rots grote sabel - sarras grote sardien pelser grote schaalvormige platte mand - schudwan, tampa, wan grote schaar - legio grote scheepslantaarn - brandaris grote schelm - boosdoener, spitsboef grote schelp - reuzenschelp grote schare mensen - menigte grote schep ballaster, bats grote schop - bats grote sinaasappel Jaffa grote sjaal - omslag grote slachting bloedbad, hecatombe grote slagader - aorta grote slagputs - ameraal grote slang - python grote slee ar, arre grote sloep barkas grote smart - beproeving grote smidshamer voorhamer grote som gelds - kapitaal grote soort letter - canon, kapitaal, re grote soort nachtuil - schuifuil grote Spaanse vloot - armada grote spiegel - psyche (draaibaar) grote spijker - draadnagel, rong, taats grote spijker voor houten vloeren - zoldernagel grote spijt - hartknaging, hartzeer, wroeging grote spin in Amerika - vogelspin grote stad in Afrika Alexandrië, Caïro grote stad in Amerika Boston, Chicago, New York, Washington grote stad in Australië Melbourne, Sydney grote stad in Azië Bombay, Calcutta, Peking grote stad in België Antwerpen, Brussel grote stad in Duitsland Aken, Berlijn, Dortmund, Essen, Frankfurt, Hamburg,, Hannover, Keulen, München, Wupperthal grote stad in Engeland Birmingham, Leeds, Londen, Manchester, Sheffield, Southampton grote stad in Italië Genua, Milaan, Napels, Rome, Venetië grote stad in Nederland Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage grote stad in Oostenrijk Wenen grote stad in Rusland Leningrad, Moskou grote stad in Spanje Barcelona, Madrid grote stad in Zuid-Amerika - Rio grote steekvlieg - tseetseevlieg grote steen - kei, rolsteen grote steenmassa klip, rots, rotsgevaarte grote sterke man - enak, goliath, kanjer, reus grote stoep bordes, trottoir grote stommiteit - enormiteit grote strijd - oorlog, wedstrijd, worsteling grote stroming - golfstroom grote tas karbies grote terts - majeur grote tertstoonaard - majeur grote teug - gulp grote tobbe - balie grote toeloop run, rush grote troep - karavaan grote trom in een Moskee - bedoek grote tuin hof, park, paviljoen grote tuin in stad - park grote uitroeiing - genocide grote uitschuifbare ladder - magirusladder grote vaardigheid - volubiliteit grote verzameling - collectie, compilatie, museum (oneigenlijk) grote verkeersweg autobaan, rijksweg, snelweg, verkeersader grote verwondering - verbazing grote verzameling huizen stad grote verzameling sterren sterrenhemel grote viervoeter kameel, olifant grote vis - kanjer, tarbot grote vleermuis - kalong grote vlerkpauw karakor, korekore grote vlieg - brems, bremze, bromvlieg, daas, horzel, paardevlieg, steekvlieg, tseetseevlieg grote vloot armada grote vogelkooi - voliere grote volwassen ever - zeiler grote vorstbult - pingo grote vrucht ananas, kalebas, kokosnoot, meloen, ponpoen, suikermeloen grote vijgenboom waringin grote vijzel - mortier grote waadvogel flamingo grote waaier - poenka (Indon.) grote walvis - ork grote warmte hitte grote waskuip - tobbe grote waterbak - tank grote waterplas op de heide slat, ven grote watersnip - poelsnip grote watervlakte zee grote weide meers grote wereld - aristocratie, macrocosmos grote wereldzee - oceaan grote werkplaats fabriek grote wesp - horzel grote wezel hermelijn grote wielerronde - toer grote winkelzaak bazaar, bazar, magazijn, supermarkt, warenhuis grote woede - razernij grote woestijn - sahara grote wollen en katoenen lap - tiretein grote woordenrijkdom - verbositeit grote wroeging - hartknaging, hartzeer grote wurm - lintwurm grote zaak - supermarkt, warenhuis grote zaal - aula, hal grote zak van grof linnen baal grote zandvlakte - woestijn grote zee - oceaan grote zeebewoner - walvis grote zeef teems grote zeef voor graan harp grote zeekreeft langoest grote zeevis - goudmakreel, ork grote zeevogel - albatros grote ziener - maharishi grote zilveren munt knaak, rijksdaalder, riks grote zure kers (rode) griotte grote zwaardwalvis - ork grote zware hamer - moker grote zware persoon - dikzak, goffer, gofferd grote zwarte mier - brek grote zwarte waterketel - moor grote zwemvogel - pelikaan, zwaan grotelijks - erg, hevig, zeer grotendeels - merendeels, voornamelijk groter meerder groter aantal - meer, meerderheid groter maken - vergroten groter of meer in aantal dan nodig is - overtollig groter worden - groeien, opgroeien, toename, toenemen grotere getalssterkte - overmacht grotere sterkte - superioriteit grotesk barok, bizar, fantastisch, grillig, potsierlijk, raar, vreemd, vreemdsoortig, wonderlijk, zonderling grotonderzoek - speleologie grotonderzoeker speleoloog grotparel - pisoliet grotsalamander olm grotwerk van schelpen, koralen en stenen - rocaille grove ruwe grove belediging - hoon, outrage, smaad grove blunder - bok, flater, enormiteit grove den - green, mastspar, pijnboom grove doek - dweil grove fout blunder, bok, enormiteit, flater grove fout tegen de spraakkundige regels - solecisme grove geweven stof - jute grove humor - slapstick grove kant - bisette grove kerel - bonk, knoet grove kiezelsteen - maaskei grove laster - smaad grove lat - raster grove schoen - barrel grove stof - abaca, fitiretein, goeni, gonje, jute, tweed grove straatsteen - kassei grove taalfout -sloecisme, solecisme grove tarwe - amelkoren, spelt grove vijl - basterd vijl, rasp grove wollen stof aba, pilo, ras, trijp, tweed, stamijn grove zinnelijkheid - lubriciteit grovelijk erg, schromelijk, zwaar grovigheid - lompheid, ruwheid gruis brokje, gries, korreltje, mortel stukje, poeder, puin, serpeling, zandje gruis maken - mortelen gruis van steenkool - koolaarde gruit - gagel gruizel - griezel, scherf grut - boekweit, gort, gruis, kinderen, kleingoed, kriel, ontuig, uitschot grutboer - grutter grutten - gorst, griesmeel gruttenbrij - boekweit, gerste grutter grutmolenaar, kruidenier grutterswinkel - grutterij grutto griet, grit, marel gruwbaar afschrikwekkend, afgrijselijk, afschuwelijk, ontzettend, vreselijk gruwel abominatie, antipathie, afgrijzen, afkeer, afschuw, atrositeit, degout, geschil, gruweldaad, haat, hekel, horror, huivering, nijd, octium, rancune, ruzie, tegenzin, twist, vete, walg, weerzin walging, wanbedrijf, wrok, ijzing gruwelen - gruwen, huiveren gruwelijk - afgrijselijk, afschuwwekkend, detestabel, erg, ontzettend, repugnant, vreselijk, weerzinwekkend gruwelijkheid - gruwel, ijselijkheid gruwelmoord - massacre gruwen - griezelen, huiveren, ijzen, walgen gruwzaam afschuwwekkend, afschuwelijk, verschrikkelijk grijnen - grienen grijns - glimlach, grimas, grijnslach, spotlach grijnslach spotlach grijnzaard grommer, knorrepot grijnzen - grinniken, huilen, lachen, grijnzend demonisch, duivels, sardonisch, satanisch, spotlachend grijnzend lachen - grinniken grijpachtig - begerig grijpbaar - bereikbaar, concreet, tastbaar grijpen (aan)pakken, aanvatten, beetpakken, beroeren, krijgen, nemen, pakken, snappen, vangen, vastpakken, vatten grijpen (in het wilde weg) - grabbelen grijpen naar - reiken grijper - excavateur, grondgraafmachine, vanger grijper (grondgraafmachine) - excavateur grijprtje - pakkertje grijpvogel griffioen, krakeend, lammergier grijs aloud, bar, donkerwit, grauw, groezelig, lichtblauw, overoud, oud, schier, vaal grijsaard - bejaarde, nestor, oude grijsachtig geel beige grijsachtig metaal - kobalt grijsbont grauwgevlekt grijs en bejaard - oud grijsgrauw vaalgrauw grijsgroene kleur - reseda, zegroen grijsgroene roestlaag op brons en koperwerk - patina grijsheid - ouderdom grijskruid - knoflookkruid, kruiskruid grijs of flets - vaal grijs schilderwerk - grisaille grijs worden - poliose grijze fijnkorrelige zandsteen - molasse grijze kleur asgrauw grauw, grijze kristallijne stof - arseen Guadalcanal, hoofdstad van - Honiara Guam, hoofdstad van - Agana guano - vogeldrek Guatemala, berg in - Agua, Fuego, Tajumalco Guatemala, bevolkingsgroep in - Ladino´s Guatemala, luchtvaart mij. van - Avizteca Guatemala, munt van centavo, quetzal Guatemala, oorspronkelijke bewoner van - Maya Guatemala, politicus in - Armas, Barrios, Cabrera, Carrera, Fuentos Guatemala, stad in - Coban. Guatemala, Quetzaltenango, Zacapa Guatemala, vulkaan in - Tacana, Tajamulco gueridon (Fr.) siertafeltje guichel gekheid, goochelarij, grimas, oog bedrog, toverij, toverwerk guichet (Fr.) deurraampje, loket guide (Fr.) geleide, gids, vleugelman, wegwijzer guillotine valbijl guillotineren - decapiteren Guinee, bevolkingsgroep in - Foelbe, Kossi, Malinké, Soussou Guinee, drank in - bili Guinee, hoofdstad van - Conakry Guinee, munteenheid in - Cauri, sily Guinee, politicus in - Touré Guinee, schiereiland van - Kaloem Guinee, stad in - Dalaba, Kankan, Hindia, Mamoe Guinees biggetje - cavia, marmot guirlande - bloemslinger, festoen guit - bengel, clown, deugniet, grappenmaker, kwant, kwant, leperd, nar, olijkerd, pagadder, platje, rakker, schalk, schavuit, schelm, slimmerd, snaak, vlegel guitachtig schalkachtig, schelmachtig guiterij - polissonnerie guitig grappig, boertig, koddig , loos, luimig, malicieus, olijk, ondeugend, onschuldig, petillant, plat, schalks, schelms, snaaks guitigheden - allotria guitigheid - ondeugd guitstuk guitenstreek, jongensstreek gul cordiaal, gastvrij, goedgeefs, goedhartig, goedrond, hartelijk, joviaal, kwistig, liefdadig, mild, milddadig, offervaardig, onbekrompen, openhartig, overvloedig, resoluut, royaal, rijkelijk, scheutig, spendabel, vrijgevig, warm, weldadig, zacht gul onthaal - gastvrijheid gulden dore, florijn, fl., gld, gouden, pegel, pegulant, piek, pieterman, pop, soof (barg.), guldenappel - Adamsappel, paradijsappel guldenteken fl. gulden maand - maart gulden mysterie - Maria-boodschap gulhartig gastvrij, hartelijk, joviaal, oprecht, openhartig gulhartigheid gastvrij, gastvrijheid, jovialiteit, mildheid, vriendelijkheid, vrijgevigheid gulheid - kwistigheid gul in het onthalen - gastvrij gulle gastheer - amphitryon gulp - broeksplit, golf, plens, slok, sluiting, split, straal, stroom, zwalp gulp water - guts, plens, zwalp gulpen - golven, gutsen, plens, plons, rits, slokken, stromen, teug, zwelgen gulp in broek - split gulweg - guluit, ronduit gulzand stuifzand, welzand gulzig begerig, graag, gretig, inhalig, onmatig, overdadig, schrokkerig, schrokkig, vraatzuchtig gulzig doorzweigen - slokken gulzig eten - buffelen, lepelen, schranzen, schrokken, slokken, verorberen, vreten, zwelgen gulzig slikken - slokken gulzigaard - doorjager, freter, gourmand, lekkerbek, slokken, hebberd, schranser, schrok, schrokhans, schrokkerd, schrokop, slokkerd, slokop, veelvraat, vraat, vreetwolf, vreetzak, vreter, zwelgerd gulzige eetster - vreetster gulzige eter - slokker, slokkerd, schranzer, slokop, vraat, vreter gulzigheid - snoepzucht, voraciteit, vraatzucht gum gom, stuf, vlakgom gummi caoutchouc, elastiek, gom, rubber gummiartikelen - preservatief, perservativa gummidop op zuigfles - speen gummidruk - offsetdruk gimmimelksap van een sapotilleboom - chicle gummistok - knuppel, wapenstok gunnen laten, toestaan, toewijzen, verlenen gunst - affectie, begunstiging, benefice, benevolente, faveur, gena, genegenheid, genade, goedgezindheid, goedheid, gratie, pre, prebende, voordeel, voorkeur, voorrecht, voorspoed, gunstbewijs - genade gunstbrief - octrooi gunsteling beminde, favoriet, lieveling, mignon, protégé, troetelkind gunsteling van Caesar - Brutus gunsteling van Dionysios - Damocles gunsteling van Nero - Petronius, Seneca gunster - glans, schittering, sprank, vonk gunstgodin - Eumenide, wraakgodin gunstenjager naloper, strooplikker, vleier gunstig aangenaam, batig, bevorderlijk, dienstig, favorabel, florissant, genadig, genegen, gewenst, goed, goedgezind, handzaam, innemend, instemmend, meegevallen, mooi, nuttig, optimaal, positief, rooskleurig, toestemmend, voordelig, voorspoedig, welgezind, welwillend gunstig bekend staande - gerenommeerd gunstig bekend zijn - faam gunstig doen uitkomen - flatteren gunstig en fraai - mooi gunstig gezind favorabel, genegen, goed, toegedaan, toegenegen, welgelegen, welwillend gunstig gezind zijn - aanlachten, toelachen gunstig toeval - geluk gunstig verlopen - meevallen gunstig zijn - meevallen gunstige bekendheid beroemdheid, faam, geliefdheid, naam, populariteit, roem, roep gunstige aanbeveling recommandatie gunstige eigenschappen merite, voordelen gunstige indruk maken ogen gunstige kant - lichtzijde gunstige reputatie - aanzien, prestige gunstige toestand - bloei, gelegenheid, geluk, tevredenheid, voorspoed gunstige wind - wauw (zeeterm) gunstiggezind - bemind, geliefd, genegen, toegedaan, toegenegen, welwillend gunstiggezind zijn - aanlachen, toelachen gunstigst optimaal gunstrijk - goedgunstig gure noordwestenwind mistral gust blut, droogstaand, guist, leeg, lens, mager, onbevrucht, schraal, vaar guts plens, golf, holbeitel, pets, puts, scheut, steekbeitel, zwalp gutsen - golven, gooien, gulpen, neerstromen, plenzen, regenen, storten gutta - druppel guttapercha balata, gummi, rubber guur akelig, bar, kil, koud, naar, onaangenaam, ongenadig, schraal, snijdend, winderig, wreed guur en droog - schraal guurte - kilte guur weer - herfstweer Guyana, berg in - Roraima Guyana, hoofdstad van - Georgetown Guyana, rivier in - Berbice, Coeyouni, Demarara, Essequibo, Mazerorni gijl biergist, schuim gijn - hijstouw, scheepstouw, takel gijzeling - arrest, terreurdaad gymnaste - turnster Gymnastiek - turnen gymnastiek toestel bok, brug, halter, klimtouw, ladder, paard, rek, rekstok, ringen, trampoline, trapeze, wandrek gymnastiekwerktuig - halter, klimtouw gy.nastische oefeningen - turnen gyneacecum - harem, vrouwenverblijf gynaecoloog vrouwenarts Györ - Raab gyratie draaiing gyrokompas - tolkompas gyromantie - waarzeggerij G-sleutel - solsleutel