m Text replacement - "Category:P" to ""
m Text replacement - "termhotel.com" to "beijerterm.com"
 
(One intermediate revision by the same user not shown)
Line 1: Line 1:
  '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
  '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
  '''Archived on Termhotel.com at''': https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/
  '''Archived on Beijerterm.com at''': https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/
   
   
  [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]]
  [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]]

Latest revision as of 19:19, 30 October 2023

Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
ga   echtgenoot, echtgenote, gade, gemaal, gemalin, man, verdwijn, vrouw 
gaaf   foutloos, gave, geheel, goed, (ge)heel, gezond,  intact, integer, maagdelijk ongerept, ongeschonden, onschuldig, onverlet, perfect, rein, volledig, volmaakt, zuiver
gaafheid - ongeschondenheid, volledigheid
gaai   doelvogel, meerkol, mikvogel, spotvogel
gaal   galle, glee, kattedoorn, nachtegaal, onstuimig, ruw, slijtplek
gaan   afreizen, lopen, marcheren, trekken, tijgen, verdwijnen, vertrekken, voortbewegen, vooruitkomen, weggaan  
gaan begrijpen - dagen
gaan bewonen - betrekken, intekken
gaand - indringend
gaande - bezig 
gaanderij   galerij, tribune, zuilengang
gaandeweg   allengs, altermet, langzaamaan, langzamerhand, weldra, 
gaan langs - passeren
gaan liggen - bedaren, luwen
gaan naar - begeven, bezoeken
gaan wandelen - kuieren, lopen
gaan zien - bezoeken
gaap   geeuw
gaapbeen - tongbeen
gaapstok - luiaard, sufferd
gaar   afgemat, bereid, beu, eetbaar, gebraden, gekookt, gestoofd; moe, vermoeid
gaar maken   braden, garen,  koken
gaard - boomgaard, hof, hortus, lusthof, park, tuin, wijngaard
gaarde - tuin, hof, hortus, lusthof, park 
gaardenier   hovenier, tuinman, tuinier
gaarder - ontvanger, rentmeester
gar en korstig maken - braden
gaarkeuken - ganeum, ordinaris, spijshuis
gaar maken - braden, koken
gaarne – alstublieft, begerig, bereidwillig, geerne, graag, gretig, liever, veeleer
gaarne lerend   leergierig, weetgierig
gaarne willen doen - bereid 
gaarte - gaarheid
gaas - vlechtwerk
gaas voor borduurwerk - stramien
gaasachtig weefsel   grenadine, tule
gaasdoek - kamerdoek
gaaslinnen - jute
gaasstrook   tampon
Gaasterland, kunstvorm in - klif
gaat aan de kost vooraf   baat 
gaat aan het scheren vooraf - inzepen
gaat heen - voort
gaatje   perforatie 
gaatje in de huid - potie
gaatjesdragers - foraminiferen, krijtdiertjes
gaatjeskaas - rijzer
gaatjes maken - perforeren
gaatjeszwam - buiszwam
gaat niet door   veto
gabaar - lichter, modderschuit, praam
gabber   kameraad, deelgenootkerel, kornuit, maat, makker, deelgenoot, vent
gabbertaal - dieventaal
Gabon, bevolkingsgroep in - Bakalai, Bakota, Bateke, Mpangwe, Oeroengoe
Gabon, hoofdstad van - Libreville
Gabon, inwoner van - Gaboener, Gabonees
Gabon, rivier in - Ogowe
gade   eega, echtgenoot, echtgenote, gemaal, gemalin, levensgezel, man, vrouw, wederhelft
gade van Achab - Izebel
gede van Admefus - Alcestis
gade van Aegir   Ran, Rana 
gade van Aeneas - Lavina
gade van Agamemnon -  Clytamnestra
gade van Ahasverus - Esther
gade van Alexander de Grote - Roxana
gade van Alphons XIII - Ena(spanje)
gade van Amphion   Niobe 
gade van Arminius - Thusnelda
gade van Athamas - Emino, Ino
gade van Augustus (keizer) - Livia
gade van Baäl   Astarte 
gade van Balder   Nanna, Idoena, Iduna  
gade van Boreas - Orithyia
gade van Cadmus - Harmonia
gade van Caesar - Cornelia
gade van Claudius   Agrippina, Messalina
gade van Cronos - Rhea
gade van de Trojaanse held Hector - Andromache
gade van een hertog - hertogin
gade van een sultan - sultane
gade van Freyr   Gerda
gadevan Germanicus - Agrippina
gade van Hector   Andromache 
gade van Heracles - Hebe
gade van Hercules   Deianira 
gade van Jason - Medea
gade van Jupiter   Juno 
gade van Kama - Rati
gade van koning Arthur - Guinevere
gade van Laius - locaste
gade van Mars - Neria
gade van Menelaos   Helena 
gade van Nero - Octavia
gade van Oberon - Titania
gade van Oceanus - Tethys
gade van Odin - Fria, Frigga
gade van Odysseus - Penelope
gade van Orfeus   Eurydice 
gade van Osiris   Isis 
gade van Othello   Desdemona 
gade van Paris - Oenone
gade van Peleus   Tethis 
gade van Perseus - Andromedea
gade van Pluto - Proserpina
gade van Pompeius - Julia
gade van Poseidon   Amphitrite 
gade van Priamus - Hecabe, Hecuba
gade van Pyrrhus - Hermione
gade van Romulus - Hersalia
gade van Saturnus   Rhea 
gade van Tarquinius - Collatinus, Lucretia
gade van Tyndareos   Leda 
gade van Ulyssus - Penelope
gade van Uranus   Gaea 
gade van Vishnoe - Sri
gade van Zephyrus - Chloris
gade van Zeus   Hera 
gadeloos - ongeëvenaard, onschatbaar, weergaloos
gederen - verzamelen
gadeslaan - aanschouwen, bekijken, bemerken, beschouwen, bespeuren, bespieden, observeren, opmerken, waarnemen
gading   belangstelling, genoegen, lust, zin 
gadolinium   gd 
gaffel    drietand, hooivork, mestvork, musketvork, reek, riek, snik, stramp, vork
gaffelanker   tuinanker 
gaffelantilope - pronghorn
gaffelhert - gaffeler
faffelkruid - boelmansvorken
gaffelsteng   gipskruid 
gaffel voor hooi - hooivork
gaffelvormige boomtak - mik
gaffelvormige disselboom - gaffeldissel
gaffelvormige splitsring   bifurcatie 
gaffelvormige stutpaal   mik 
gaffelvormige tak - stramp
gaffelvormige verdeling van takken - dichotomie
gaffelzeil - achterschoenerzeil, bezaan, brikzeil, grootbarkzeil, voorbarkzeil, voorschoenerzeil
gaga - rijstveld
gagaat - git
gage   bezoldiging, honorarium, inkomen, katje (marine), loon, salaris, scheepsloon, soldij, traktement, verdienste, wedde
gagea - geelster
gagel - kevel, kreupelhout, luiskruid, mirt, pos, posse, possem tandvlees, verhemelte, vlooienkruid
gagement - bezoldiging, pensioen, soldij 
gagestaat - loonstaat
gaggelen - kwaken, snateren
gage of salaris - loon
gahonger - geeuwhonger
gajes - canaille, geboefte, gepeupel, gespuis, grauw, janhagel, mensen, plebs, rapalje, schorremorrie, schuim, tuig, uitvaagsel, volk
gal -  bitterheid, cholos (Grieks), flegma, haat, kwal, toorn, verbittering, wrevel, wrok, 
gala - avondkleding, feestdos, feestgewaad, feesttenue, hofbal, hoffeest, hofkledij, plechtgewaad,  statie, staatsiekleding
galabal - hofbal
galachtig - gemelijk, gramstorig, knorrig, somber
galactiet    melkjaspis, melksteen
galactose - melksuiker
galadegen - staatsiedegen
galadiner - banket
galadiner (Hind.Pers.) - durbar
galakoets - statiekoets 
galakostuum   rok, smoking, statiegewaad
galaliet - kunsthoorn
galant - aanstaande, amant, attent, beleefd, gedienstig, heus, hoffelijk, hoofs, minnaar, ridderlijk, voorkomend, vrijer, welgemanierd, wellevend
galante man   charmeur, cavalier 
galante wereld   demi monde 
galanterie   beleefdheid, hoffelijkheid, hoofsheid, liefdesavontuur, snuisterij, urbaniteit, voorkomendheid, wellevendheid
galanteriewaren - snuisterijen
galantheid - Courtoisie
Galapagos-eilanden, een van de - Albermarle, Baltra, Chatam, Fernandina, Isabela
galapak - staatsiekleding 
galappel - galnoot
galareceptie - durbar
galarijtuig - galakoets, staatsiekoets
 galbanum - moederhars
galblaasontsteking - Cholecystitis 
galbuis - hepaticus
galei   galjoot, roeischip, roeivaartuig, trireem
galei met drie rijen roeiers - trieem
galei met vier rijen roeiers boven elkaar - quadrireem 
galei uit de vijftiende eeuw - galeas, galias
galei vormig schip - brigantijn
galeistraf in Frankrijk - bagno
galeivormig schip - brigantijn
galeniet - loodglans
galerij - corridor, doxaal (kerk), etage,gang, gaanderij, grondgang, kunstzaal, liwan (moskee), loggia, loopgang,mijngang, oksaal (kerk), omloop, portiek, porticus, schilderijengang, schouwburgplaats, stoa, tribune, veranda, zuilengang 
galerij aan een huis - veranda
galerij in de schouwburg - engelenbak
galerij in kerk   doxaal, kraak, oksaal, tribune
galerij in een kerk (voor zangers) -  doxaal, oksaal (r.k.),
galerij om een gebouw - omgang, omloop
galerij om een moskeem - liwan
galerij rondom de gang van een klooster - pand
galettezijde - galettame
galgangontsteking - cholangitis
galg   bretel, draagband, grendel, knip (van een deur), ophanging, strafwerktuig 
galgenaas – boosdoener, rakker, schurk
galgenbrok   deugniet, rakker, rekel, schelm 
galgenmaal - afscheidsetentje
galgroen - bilivordine
galigaan - cypergras (Sumatra)
galigaangras - cypergras
galilea - voorkerk
galjoot - kofschip
galkleurstof - bilirubine, biliverdine
galkruid – genadekruid, godsgenade
galle   gaal 
galletje - broodje
gallig - brommerig, vitterig
Gallisch volk - Carnuten, Insubriërs
Gallische god - Borvo
Gallische priester - Druïde
Gallische volksstam - Lemovices, Limoges
gallium   ga
galm   echo, geluid, klank, nagalm, naklank, resonance, resonantie, toon, (klank)weerkaatsing
galmbord   klankbord 
galmei   kalamijn 
galmeisteen - galmei, kalamijnsteen
galmen - luiden, resoneren, schallen, schreeuwen, weerklinken
galmgat - bomgat, klankgat 
galnoot - galappel, inktappel 
galon - belegsel, goudboordsel, passement, sierband, springloop,  trens, versiersel 
galop   canter, dans, draf, gang, ren, springloop
galopperen - rennen 
galserig - ranzig
galsteenziekte - cholelitihiasis
galstoornis - acholurie
galvaniseren - electriseren, opwekken, prikkelen, verzinken
galvet - cholesterol, cholestearine
galvormend diertje - aaltje, galmug, galwesp, mijt, vaderdiertje
galvorming veroorzaakt door de galwesp -  bedeguar, hondsrozespons
galwesp - hondsvlieg
galzucht - atrabiliteit, melancholie 
galzuur - cholzuur, glycocholzuur 
gamba - knieviool
gambade - bokkesprong, luchtsprong
Gambia, bevolkingsgroep in - Foelbe, Joles, Mandingo, Sarahoelis, Wolof
Gambia, hoofdstad van - Banjul, Bathurst
Gambia, munteenheid in - dalasy
Gambiereilanden, een van de - Mangareva
Gambiereilanden, hoofdstad van de – Rikitea
gambiet - zet in het schaakspel
gamboebeer - panda
gamel – eetketel, etensblik, keteltje
Gamélan, citer in de - tjelempang
Gamélan, compositie van de - gending, tembang
Gamélan, gongslag in de - gong-ageng
Gamélan, instrument van de - 
 4  alus, beri, gade
 5  ketuk, luang, rebab, saron
 6  betoeg, bonang, gender, kempul, kenong, ketjer, peking,                sindèn, suling, tjaruk
 7  gambang, gending, kendang, renteng
 8  gerongan, ketipung, ketjiter, klendang
 9  gong-ageng, tjlempung
10 tjelempang
Gamélan, kernmelodie van de - balungan
Gamélan, leidend instrument van de - gending, klendang
Gamélan, toonschaal van de - pelog, slendra
Gamélanspeler - nyaga
gamma   scala, toonladder
gammavlinder - pistooltje 
gammel   lusteloos, oud, vervallen, wrak, ziekelijk
gander - ganzerik, gent, mannetjesgans
gang - allure, beloop, galop, kanaal, loop,  loopgraaf, pace, proces, rit, schacht, snelheid, spoed, stap, tocht, tred,  tunnel, vaart, verloop
gang (lopen)   corridor, galop, loop, stap, tred
gang (leiding)   buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg
gang van een mol - ril, rit, mollegang
gang van een paard - draf, tel(gang), trot
gang van zaken - afloop, beloop, gebeurtenis, toedracht, verloop
gang waar een trap op uitkomt - hal, overloop
gangbaar   algemeen, begaanbaar, courant, gebruikelijk, geldig, gewild, gevraagd, gewettigd, gewoon, geijkt, heersend, reaal, valabel, wettig
gangbaar zijn - koerseren
gangbaarheid   cours, geldigheid, koers, usance, validiteit, zwang gangbare dracht - mode
gangboord   boordpad, halfdek, overloop, waring 
gangetje - slop
ganggesteente - diabaas, diarietporfier, syenietporfier
gangleiding - buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg
ganglion   peesknoop, zenuwknoop
ganglioom   gezwel (van zenuwcellen)
gangmaken - pacen
gangmaker - animator, motor, pacemaker, pacer, promotor, propagandist, ijveraar, propagandiststimulator, stuwer
gangmaker bij wielrennen - stayer
gang of draf - loop
gang of pas - trede
gang of snelheid - vaart, tempo
gang onder de grond - tunnel
gangreen   koudvuur, versterf 
gangspil   aardwind, kaapstander, windas
gangster   bandiet, bendeleider, bendelid, misdadiger
gangtapijt - loper
gangtrap - opgang 
gang van een mol – mollengang, rit
gang van een paard – draf, galop, tel, trot
gang van paarden - draf 
gang van zaken   beloop, toedracht, verloop
gangverlichting - ganglantaarn
gangwerk in uurwerk - mouvement
gangwiel   vliegwiel 
gangwissel - transmissie
gannef - boef, dief, guit, leperd, rakker, schelm, snaak, 
gannefen - bedriegen, gappen, wegkapen
gans - al, domoor, gander, ganzerik, ganzenkieken, geheel, gent, gezond, heel, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt
gans die Niels Holgerson droeg   Akka
gansachtige vogel   brandgans, rotgans
ganselijk - gans, (ge)heel, totaliter
gansevoet - mei, melde, milde, milt
gansvogelfamilies - eenden, ganzen, zwanen, zaagbekken
ganzedistel - melkdistel
ganzebloem   margriet 
ganzenbloem, gele - goudsbloem
ganzenboer   tolker 
ganzegat - broekje
ganzekruid - muur, scheefkruid
ganzemossel - eendemossel
ganzemuur - muur, veldereprijs
ganzenboer - tolker
ganzenjager   tolker 
ganzensoort - brandgans, kolgans, ne-ne, rietgans, rotgans, sneeuwgans
ganzenvanger - flapper
ganzenvet - smout
ganzekruid   muur, scheefkruid 
ganzerik   gander, gent, mannetjesgans, meerwortel, schijnwortel, tormentil, zilverschoon, zevenblad
ganzesmout - ganzevet
ganzentong - herderstasje
ganzevoetachtig plantegeslacht - melde
ganzevoetachtigen - chenopodiaceae
gapen   geeuwen 
gapende snede  - glip
gapende snijwond - jaap
gapende wond   jaap 
gaper - geeuwer, moriaan
gaperig - geeuwerig, slaperig, suf
gaperschelp - mya, strandgaper 
gaping   barst, bres, breuk, gat, geeuw, hiaat, holte, interval, kier, kloof, lacune, leegte, leemte, onvolledigheid, opening, reet, scheur, spleet, weglating
gappen - afpakken, dieven, graaien, grissen, jatten, kapen, ontvreemden, pikken, rampassen, ratsen, rommelen, roven, snaaien, snezen, stelen, struinen, wegnemen, wegpakken, 
gapper - dief, rover, steler 
gapper(bargoens) - geps, handvol, jatter
gaps   handvol 
garage   autostalling, box 
garage voor tramwagens - remise
garagehouder - garagist
garagist - garagehouder
garamond - garmond, lettersoort
garanderen - beloven, instaan, verzekeren, waarborgen
garant   borg, waarborg
garant staan   garanderen, waarborgen
garantie   borg, borgstelling, borgtocht, onderpand, verzekering, vrijwaring, waarborg, zekerheid
garantiebedrag - waarborgsom
garant staan - borg, garanderen, waarborgen
garçon - kelner, ober
gard   roe, roede, stok 
garde   elite, erewacht, kluster, keurbende, keurkorps, keurtroep, kluster, lijfwacht, stoottroep, veldwachter, wacht
gardenier - tuinier
garderobe - kleding, kleerkast, kleerkamer, kleren, uitzet, vestiaire
gardiaan - kloosteroverste
gardist - dtrijder
gardoe (Ind.) - wachthuisje
gareel   band, breidel, dwang, greel, haam, halsgordel, halsjuk, juk, leiband, lemoen, pressie, trekking, trektuig, tuig
gareellus - treit
garen - bijeen, draad, lezen, sparen, verzamelen 
garendielje - braamsluiper
garen, grondstof voor - jute, katoen, wol
garenfabriek - spinnerij
garenklos - spindel, haspel, winde
garenklosje - cops, spoel, spindel
garensoort - breigaren, filamentgaren, jaspé, Kamgaren, naaigaren, rayongaren, strijkgaren, tapijtgaren, vezelgaren, weefgaren
garenspil   spoel 
garenweefsel - tule
garenwiel   spoelwiel 
garenwinder   haspel 
garf   garve, (koren)schoof
garibaldihoed - bolhoed,  dophoed, herenhoed
garnaal   (lnd.) oedang 
garnaalsoort - steurgarnaal, steurkrab
garnaat (scheepsterm) - hondefok, slaggarnaat
garnalen lijkende schaaldieren - aasgarnaaltjes
garnalennet - saai, saaien
garnalenschuit - kwak, kwakkuil
garneerknoop   sierknoop 
garneersel - agrement, belegsel, boordsel, oplegsel, opmaak, versierselzoom
garneersuiker   poedersuiker 
garneren - omzomen, opmaken, versieren, uitmonsteren
garnering - agrement, belegsel, boordsel, franje, galon, garneersel, passement, plisée, plooisel, soutache, versiering, versiersel 
garnering van bloemen   corsage 
garnering van draden   franje, tres
garnier   grenier
garnituur - belegsel, garneersel, keuze, set, sortiment, stel, toebehoren
garnizoen - bezetting, legerplaats, standplaats (mil.afd.)
garoeboom - peperboom
garotteren - binden, wurgen
garstig   galsterig, gortig, misselijk, vinnig, rans, ranzig, walgelijk
garstigheid - gortigheid 
garve - band,bos, garf, (graan)opper, korenmijt, (koren)schoof, mandel, schoof, tas, 
gas - aardgas, acetyleen, acetyleengas, ammoniak, argon, blauwgas, brandstof, brongas, buta, chloor, edelgas, gasoline, helium, houtgas, neon, kookgas, koolzuur, lachgas, lichtgas, lucht, luchtgas, methaan, moerasgas, mosterdgas, mijngas, nitrogeen, ozon, propaan, radon, stikstof, xenon, waterstof. zuurstof
gas dat blaren veroorzaakt - mosterdgas
gas in buislampen   neon 
gas in kolenmijnen - grisou, mijngas
gas met scherpe giftige geur   chloor
gas ter bestrijding van ongedierte - cyaangas
gas uit de grond - aardgas, brongas 
gasautomaat - muntgasmeter
gasbelletjes doen opstijgen - kralen, parelen
gasbenzine - gasoline
gasbewegingsleer - aërodynamica
gasbrander   komfoor, bunsenbrander, pit
gasbrander met zeer kleine vlam - microbrander
gasconnade -grootspraak, snoeverij
gasexplosie   gasontploffing 
gashouder -,  gastank, gazometer 
gasketel   gasreservoir 
gasklep   smoorklop 
gaskool   retortegrafiet 
gaslucht - gasreuk
gasmengsel - butaan, propaan
gaspeldoorn - doornstruik, ginster, steekbrem
gasolie - dieselolie
gasoline - benzine, petroleumether 
gasontladingslamp - natrlumlamp
gasontploffing - gasexplosie
gaspeldoorn - doornstok, doornstruik, genst, ginster, kattendoorn, steekbrem, ulex
gasreuk   gaslucht 
gassen elektrisch geleidend maken - ioniseren
gasser - knoeier, (barg.) varken, viespeuk, zwerver 
gassie (dievent.) - muts, pet
gassoort - aardgas, acetyleen, butagas, propaangas 
gasstel - kookstel, kooktoestel
gast   bezoeker, eter, gastrolspeler, genodigde, gezel, introducé, invité, kerel, knecht, kwant, leperd, logé, meeëter, slaper, snaak, snuiter, spuitgast, tafelgenoot, vent, visite, vreemde
gast die eerhalve is uitgenodigd - eregast
gastank - gashouder
gasten - bezoek(ers), visite 
gastenlokker   runner 
gastenpater - hospitarius
gastenverblijf in een klooster - hospies
gastenvertrek - hotelkamer, logeerkamer
gastereren - brassen, slempen
gastheer - hospes, traktant, waard
gasthof - logement
gasthol - logement
gasthuis  hofje,  hospitaal, kliniek, ziekenhuis, ziekeninrichting 
gastmaal   banket, convivium, diner, feestdiner, feestmaal, festijn, regaal 
gastmaal (Fr.) - fête
gast of lege - meeeter
gastplant   epifyt 
gastricisme - maagstoornis
gastriloog - buikspreker, ventriloog
gastritis   maagontsteking 
gastrofiel - fijnproever, smulpaap
gastrologie   gastronomie 
gastronomie - kookkunst
gastronoom   epicurist, gourmand, lekkerbek, smulpaap 
gastrotomie - maagoperatie
gastvriendelijk - gul, herbergzaam, mild
gastvrouw - traktante
gastvrij   gul, herbergzaam hospitaliter
gastvrij klooster - hospitum
gastvrij ontvangst - onthaal  
gastvrijheid   hospitaliteit, philoxenie
gasverdichter   condensor, compressor 
gasvormig element   argon, chloor, ethaan, fluor, helium, koolwaterstof, krypton, negorij, neon, radon, waterstof, xenon 
gaswet, opsteller van - Avogadro, Boyle, Dalton
gat - achterste, apertura, bijt, bres, diepte, doorbraak, doorgang, dorp, foramen, gaping, gehucht, hiaat, hol, kont, kuil, leegte, leemte, lek, negorij, oog, opening, put, uithoek, uitholling, uitweg, wak, zitvlak
gat in de muur - bres
gat in een kous   knol 
gat in een weg   del 
gat in het ijs   bijt, wak 
gatenbak - vergiettest
gaten in ijzer slaan   ponsen 
gaten maken - boren, hakken 
gatenplant - Monstera
gatenplateel   vergiet 
gatenteil - vergiet
gaucherie - linksheid, lompheid
gauge - standaardmaat
gauw - aanstonds, algauw, alras, binnenkort, dra, fluks, gehaast, gezwind, kwiek, licht, meteen, ongeduldig, overhaast, overijld, rap, ras, schielijk, slim, snel, spoedig, vlot, vlug, vort, weldra, ijlings
gauwdief - deugniet, guit, schelm, schurk, snaak
gauwdieventaal - bargoens
gauwdieverij - schelmerij
gauw te breken - breekbaar
gauw verslijtend - sleets
gauwerd - sluwaard
gauw kwaad   driftig, opvliegend 
gauwheid   behendigheid, slimheid, vlugheid
gauwigheid   inderhaast 
gave   aalmoes, aanbieding, aanleg, begaafdheid, begiftiging, 
bijdrage, cadeau, donatie, donum, dotatie, douceur, eigenschap, fooi, geest, genie, geschenk, charisma, gift, offer, present, schenking, talent, vermogen   
gave aan arme   aalmoes, gift 
gave aan de goden   offer 
gave van het woord    elokwentie, welsprekendheld
gaviaal   snavelkrokodil 
gavotte - dans, muziekstuk
ga weg - verdwijn
gazan - chazan, voorzanger
gazelle - antilope
gazellensoort - gerenuk, impala, springbok
gazen scherm   hor 
gazen vrouwenmuts - cornet, kornet, neepjesmuts
gazen weefsel   tule 
gazet   courant, dagblad, krant, nieuwsblad
gazeus - koolzuurhoudend
gazeuse - limonade
gazometer - gasmeter
gazon   grasveld, perk 
gazongewas - gras
Gdansk, oude naam van - Danzig
ge - u, gij, jullie
geaardheid - aanleg, aard, complexie, geest, gemoed, gemoedsaard, gestel, gesteldheid, groadtrek, inborst, kenmerk, natuur, persoonlijkheid, phyche, temperament, trek, type, zielskracht
geaarzel - gedraai, getalm
geabonneerde - abonnee, intekenaar, lezer
geaccepteerd - aangenomen, aanvaard
geaccidenteerd - heuvelachtig, ongelijk
geaccidenteerd landschap - heuvelland
geaccidenteerdheid - heuvelachtigheid
geaccrediteerd - kredietwaardig
geacheveerd - afgewerkt, zorgvuldig
geacht - aanzienlijk, gezien
geaderd - aderig
geaderd gesteente - marmer
geaderd kalkgesteente - marmer
geadopteerd   aangenomen 
geadviseerd   aangeraden, geraden 
geaffaireerd - bedrijvig, druk
geaffecteerd   aanstellerig, gekunsteld, gemaakt, gezocht, kostbaar, onnatuurlijk, precieus
geagiteerd   onrustig, opgewonden, zenuwachtig
geaggregeerd   toegevoegd 
geagiteerd - onrustig, opgewonden, zenuwachtig
gealiëneerd   waanzinnig 
gealimenteerde   armlastige, bedeelde
geallieerden   bondgenoten 
gealliëneerd - waanzinnig
gealtereerd   ontroerd 
geamuseerd - vermaakt
geanimeerd   druk, gezellig, opgewekt, vrolijk, willig
geankerd   ga
geankerde ton - baak, baken
gearresteerde - arrestant
geaspireerd   aangeblazen 
geassocieerde - vennoot
geassumeerd   toegevoegd 
geassureerd   verzekerd 
geautoriseerd - gemachtigd, gevolmachtigd
geavanceerd   bevorderd, gevorderd, nieuwst, vooruitstrevend
gebaand - begaanbaar
gebaand gedeelte grond   weg, pad 
gebaand pad - weg
gebaar - beweging, geestesuiting, geste, gesticulatie, grimas, koddig, manuaal, mime, minne, wenk
gebaar met de hand - gesticulatie
gebaarmaking - gesticulatie, mimiek
gebabbel   gekal, gekakel, gekeuvel, geklets, gelal, gepraat, geratel, gesnap, gesnater, getater, gezeur, klets, kletskoek, kletspraat, praats
gebak   allumet, baksel, banket, beignet, biscuit, bolus, cake, eierkoek, evenveeltje, kantoek, koek, lekkernij, marsepein, moorkop, oliebol, polonaise, rissole, roerom, roomsoes, soes, speculaas, sprits, taaitaai, taart, taartje, tompoes, tulband, vla, vlaai, wafel
gebak uit amandelen en suiker - marsepijn, noga
gebak in bladerdeeg - banket, rissole
gebak van fijn deeg - pastei
gebak van gestadig omgeroerd beslag - roerom
gebak van meel en eieren - koek
gebakje van bladerdeeg gevuld met ragout of jam - rissole
gebakken aardappelen - chips, frites, patat
gebakken aardewerk   keramiek 
gebakken bouwsteen - brik
gebakken ei - omelet, spiegelei 
gebakken ei met brood en vleeswaren - uitsmijter
gebakken en verglaasde knikker - blinkerd
gebakken karamel - ulevel
gebakken klei - aardewerk
gabakken kransje - koekje
gebakken sneetjes wit brood - wentelteefjes
gebakken steen   baksteen, brik, flagstone, kareel, klinker, mop, tegel, tichelsteen, ijzelmop,
gebakken vloersteen - tegel
gebakken vloertegel   estrik, plavuis
gebakken vuurvaste klei - chamotte
gebalde hand   vuist 
gebalder - geraas
gebalk   ia
gebalsemd stoffelijk overschot - gebang (Jav.), mummie, 
gebaren   gesticuleren 
gebaren maken   gesticuleren 
gebarenkunde   pantomimiek 
gebarenkunst   mime, mimiek, pantomime  
gebarenspel   gesticulatie, mime, mimiek, pantomime
gebarenspeler - mimicus
gebarenspelers - mimen
gebarentaal - mimiek
gebarentaci   mimiek 
gebarsten - gebroken, rap, stuk
gebarsten glazuur of emaille - craquelé
gebaseerd   gefundeerdgegrond 
gebazel   geklets, gewauwel, gezeur, gezanik, prietpraat, radotage, wartaal
gebbe - ruitwagen, slaghaan steekhaan 
gebed   angelus, avemarij bede, avondgebed, bee, kaddisj, metten, middaggebed, morgengebed, paternoster, smeekbede, smeking, verzoek, vesper
gebed der Mohammedanen - namaz
gebed der 9e ure - none
gebed in de mis - oratie, oremus
gebed na het eten - gratias
gebed (R.K.) - oratie
gebedel - geschooi
gebeden, vroege    metten 
gebeden gedurende negen dagen - noveen, novene
gebedenboek    breviarium, brevier, getijboek, kerkboek, liturgie, missaal, passieboek, rubicella
gebedenboek (R.K.) - diurnaal
gebedenhuisje - bidkapel
gebedenkamer - bidcel
gebednis in een moskee - mihrab
gebedsinrichting - kibla
gebedsmantel - tallieth
gebedsriemen   tefillin 
gebed opzeggen - bidden, danken
gebedsruimte - kapel
gebed van de Moslim - Namaz
gebeeldhouwd - expressief, plastisch, sculpsit
gebeeldhouwde strook boven de wand - fries
gebeente   beenderen, bot, geraamte, graat, karkas, knook, rib, rif, skelet, wervel
gebeier   gebengel, geklep, gelui
gebelgd   beledigd, boos, gebeten, gepikeerd, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verbolgen, verstoord
gebenedijing - heiliging, wijding, zegening
gebergte   Alpen, Andes, Apennijnen, Eifel, Himalaya, Harz, Ida, Karpaten - Kaukasus, Libanon, Oeral
gebergte in Afrika – Adamawa, Atlas, Bongo, Mitumba 
gebergte in Amerika   Andes, Alleghenies Apalachen
gebergte in Arabië   Sinaï 
gebergte in Australië - Olga
gebergte in Azië   Altai, Himalaya, Inatigebergte, Irangebergte, Karakorum, Libanon Sinaï
gebergte in België - Ardennen
gebergte in Bulgarije - Rhodope
gebergte in Canada - Rotsgebergte
gebergte in Chili - Aconcagua
gebergte in China - Nansjan, Tiensjan
gebergte in Duitsland.   Eifel, Harz,Taunus, Hunsrük, Zevengebergte 
gebergte in Duitsland en Tsjechoslowakije - ertsgebergte
gebergte in Europa   Alpen, Ardennen, Apennijnen, Balkan, Dolomieten, Eifel, Grampian, Harz, Hunsruck,  Jura, Karpaten, Karst, Kaukasus, Oeral, Parnon, Pindus, Pyreneeën, Tatra, Taygetos, Taunus, Vogezen
gebergte in Frankrijk - Jura, Pyreneeën, Vogezen
gebergte in Griekenland   Pindus 
gebergte in Groot-Brittannië - Dartmoor
gebergte in India - Himalaya, Karakorum
gebergte in Israël - Karmel
gebergte in Italië - Apennijnen, Dolomieten
gebergte in Klein-Azië - Libanon
gebergte in Marokko - Atlas, Bani, Rif
gebergte in midden Azië   Pamir 
gebergte in midden Europa   Alpen, Karpaten, Sudeten, Tatra
gebergte in Midden-Oosten - Libanon
gebergte in Noord-Afrika - Atlas
gebergte in Noorwegen - Jotunheimen
gebergte in Oostenrijk - Alpen, Bregenzerwoud, Kaisergebergte, Schneeberg, Wetterstein
gebergte in Pakistan - Karakorum
gebergte in Palestina - Karmel
gebergte in Perzië - Seistan, Serhad, Zagros,
gebergte in Polen - Tatra, Woudkarpaten,  
gebergte in Polen en Tsjechoslowakije - Reuzengebergte, Sudeten
gebergte in Rusland   Oeral, Kaukasus
gebergte in Schotland - Grampian
gebergte in Spanje   Pyreneeën, Sierra 
gebergte in Suriname - Brokopondo, Bakhuysgebergte
gebergte in Tibet - Himalaja, Tanglaha
gebergte in Tsjechoslowakije - Erstgebergte, Karpaten, Reuzengebergte, Sudeten, Tatra, Woudkarpaten 
gebergte in Turkije   Taurus 
gebergte in de Sahara - Ahagger, Hogar
gebergte in de Sudeten   Tatra 
gebergte in het midden Oosten   Libanon 
gebergte in Zuid-Afrika - Baviaanskloof, Drakensberge, Kompasberge, Piketberge, Sneeberge, Winterberge
gebergte in Zuid-Amerika - Andes
gebergte in Zwitserland - Alpen, Jura,
gebergte op Kreta   Ida 
gebergtebeschrijver   orograaf
gebergtebeschrijving   orografie
gebergte-etage - alpiene-etage, coliene-etage,
montane-etagenivale-etage, subalpiene-etage 
gebergtekunde - orognosie, orologie
gebergteleer - orologie
gebergtevorming   orogenese, plooiing
gebeten   boos, fel, gebelgd, kwaad, nijdig, toornig, verbitterd,  verbolgen, vergramd, verstoord, woedend
gebeuk - gebons, gestoot
gebeul - gekwel, gemartel
gebeurd - afgelopen, gedaan, voorbij
gebeurde - factum
gebeuren - geschieden, overkomen, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, toedragen, toegaan, voorkomen, voorvallen, wedervaren
gebeuren met - bejegenen
gebeurlijk   eventueel, ev., mogelijk 
gebeurlijkheid   eventualiteit, mogelijkheid 
gebeurtenis   avontuur, belevenis, casus (Lat.), episode, evenement, feit, gebeuren, geschiedenis, geval, historie, lotgeval, tafereel, toedracht, verschijnsel, voorval
gebeurtenissen - daden, feiten
gebied - aanleg (rechtbank), ambtsgebied, areaal, contrei, district, domein, erf, gewest, gezag, grondgebied, heerschappij, kreits, kring, land, landschap, landstreek, macht, rayon, regio, region, ressort, revier, ring, rijk, satrapie, sfeer, staat, stad, streek, terrein, territorium, veld, werkkring, zone
gebied begroeid met rietplanten   gors, rietland
gebied dat eigendom is van een of meer staten - condominium
gebied dat onder de ban staat - banaat
gebied dat tussen twee hoge en twee lage drukgebieden - zadelgebied
gebied der ongelovigen - Ipi
gebied door een munteenheid beheerst - areaal
gebied in Midden-Oosten - Afghanistan, Arabië, Armenië, Egypte, Irak, Iran, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Turkije 
gebied in Oceanië   Samoa 
gebied in oorspronkelijke staat    reservaat
gebied in Zuid Afrika   Natal 
gebied met gelijke invoerrechten   tolgebied
gebied met bepaalde flora - bioom
gebied met bepaalde flora en fauna - bioom
gebied met een oppervlakte gelijk aan een zesde van al het vaste land - U.S.S.R
gebied of streek - zone
gebied om grote stad   banlieue 
gebied op de grens. van Brabant en  Limburg - Peel
gebied op Sumatra - Deli
gebied van de dichtkunst - parnassus
gebied van een baron - baronie
gebied van een Markies   markizaat, marktgraafschap
gebied van een Meier   meierij 
gebied van een Temeie   areaal 
gebied van lage luchtdruk - depressie, trog
gebied waar men in de oudheid de Olympische spelen hield - Elis
gebied waarover de rechtsmacht van een  persoon of lichaam zich uitstrekt - jurisdictie
gebieden   bevelen, bevelvoeren, commanderen, gelasten, heersen, heten, noemen, offeren, opdragen, ordenen, (toe)wijden, verplichten, vorderen, zeggen 
gebiedend - bindend, dictatoriaal, dwingend, imperatief, imperieus, noodzakelijk 
gebiedende wijs   imperatief 
gebieder   bevelhebber, gezaghebber, heer, heerser, hoofd, koning, leider, leidsman, machthebber, meester, vorst, imperator
gebiederschap - heerschappij
gebiedsdeel   staatsgebied 
gebiedster -beminde, bevelvoerster, domina, heerseres, meesteres, uitverkorene
gebiedsuitbreiding - anexatie
gebijt   geknabbel 
gebimbam   beieren, gebeier, klokgelui
gebint   balkwerk, dakspant, dakstoel, kapstijl, spant, 
gebintbalk - bintbalk, hanebalk
gebit - bit, dentuur, mondstuk
gebit, deel van het - hoektand, kies, maalkies, snijtand, tand
gebit en leidsel   toom 
gebitknop - spang
gebitsdeskundige - dentist
gebitsregulatie - orthodontie
gebitverzorger - tandarts
geblaas - gepoch, gesnoef
gebladerte   groen, lommer, loof, lover 
gebladerte van eiken   eikenloof 
geblakerd - verbrand
geblazen voorwerpen in de koeloven verzorgen - pleger
gebleekte dunne katoenen  stof - renforce
geblèr - gehuil
geblesseerd   bezeerd, blasé, gekwetst, geraakt, getroffen, gewond 
geblesseerde - gewonde
gebliksem - geharrewar, gezanik, gezeur
gebloemd neteldoek - doerias
geblokkeerd - afgesloten, ingesloten, omsingeld, vast
gebloosd - blozend
gebluf - gasconnade, gesnoef, gepoch 
gebluste kalk - calciumhydroxyde
gebocheld - bultig,  gebult
gebocheld iemand   bochel, bultenaar
gebochelde   bochel, bultenaar, krates
gebochelde van Parijs - Quasimodo 
gebod   afkondiging, bevel, bevelschrift, commando, dienstbevel, dienstorder, drink, eet, ga, injunctie, irade, kom, last, legerorder, machtwoord, mobilisatiebevel, oekase, opdracht, oproep, oproeping, order, regel, sta, voorschrift, verordening, verordering, voorschrift, weg, wet 
gebod   drink, eet, ga, kom, sta, weg 
gebod voor militairen   commando, dienstbevel
geboefte   addergebroed, crapule, gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, geteisem, janhagel, schoft, schorem, schorremorrie, schuim, slangegebroed, triefel, tuig, uitvaagsel
geboeid   aandachtig, gebonden, geketend
gebogen   gekromd, gewelfd, krom, rond
gebogenbalk - krommer
gebogen balk van een scheepsromp - rib, spant
gebogen been - rib, rif
gebogen blaashoorn - bugel, kornet, piston
gebogen buis - bochtstuk 
gebogen dolk (Ind.) - rentjong
gebogen haak - kram
gebogen handvat - hengsel
gebogen dolkmes - rentjong
gebogen draadje - kram
gebogen hoorn   bugel, kornet, piston
gebogen houding - gebukt
gebogen kapmes - macheke(lnd.)
gebogen liggen - knielen
gebogen lijn   bocht, curve, haal, kegelsnede, kromme, kromming, krul, parabool, spiraal
gebogen neus - arendsneus
gebogen pen - marlpen
gebogen priem - els
gebogen rand v/e metalen plaat - fels
gebogen slagwapen met een snede - sabel
gebogen stang waar sloepen aan hangen - davit
gebogen stuk hout van een scheepsromp   ribbe, spant, rib
gebogen stuk waaruit een vat is samengesteld - duig
gebogen vlak van kegel   mantel 
gebogen werpknots - boemerang
gebogen zoldering - gewelf
gebogen zwaard - kromzwaard,. sabel 
gebonden   dik, druk(bezet), latent,  liëto (muz.), legato(muz.), lijmerig, onvrij, vast, verborgen
gebonden van spijzen  - lobberig
gebonden - afhankelijk, bezet, onvrij, vast
gebondenheid - alliantie, gehechtheid, liaison, plicht, verbondenheid
gebons   geklop, gebeuk, gestoot 
geboomte   boom, boomgewas, bos, bosschage, foreest, Loo, woud 
geboord - om boord
geboorte   afkomst, afstamming, baring, bevalling, komaf, rang, stand, wording
geboorteadel in het oude Athene - Eupatriden
geboortenbeperkend middel -   anticonceptivum, condoom, pil
geboortebeperking - anticonceptie 
geboorte betreffend - nataal
geboorte voorafgaand - prenataal
geboortecijfer   nataliteit, nativiteit 
geboortedag   verjaardag 
geboortedrank - kandeel
geboortegodin - Eileithyia
geboorteland - vaderland
geboorteleer - tokologie
geboorte voorafgaand   prénataal 
geboorteplaats van Abraham   Ur 
geboorteplaats van Adenauer   Keulen
geboorteplaats van Alexander   Pella 
geboorteplaats van Amphion, Hercules en Pindaru - Thebe
geboorteplaats van Andersen   Odense
geboorteplaats van Apollo   Delos 
geboorteplaats van Aristoteles   Stagira
geboorteplaats van Aurelius en Artemis   Rome
geboorteplaats van Bach   Eisenach
geboorteplaats van Baden Powell   London
geboorteplaats van Beethoven   Bonn
geboorteplaats van Boeddha   Kapilavestoe
geboorteplaats van Brahms   Hamburg
geboorteplaats van Brederode   Amsterdam
geboorteplaats van Caspers   Lahaye
geboorteplaats van Christus - Bethlehem
geboorteplaats van Chroetsjow   Kalinowka
geboorteplaats van Columbus   Genua
geboorteplaats van Goethe   Frankfurt
geboorteplaats van Van Gogh   Zundert
geboorteplaats van Haydn   Rohrau 
geboorteplaats van Heine   Keulen 
geboorteplaats van Jezus   Bethlehem
geboorteplaats van Mendelssohn    Hamburg
geboorteplaats van Mohammed   Mekka
geboorteplaats van Mozart   Salzburg
geboorteplaats van Napoleon   Ajaccio
geboorteplaats van Piet Heyn   Delfshaven
geboorteplaats van Rembrandt   Leiden
geboorteplaats van Rossini   Pesaro 
geboorteplaats van Samuel   Rama
geboorteplaats van schepen - dok, scheepswerf
geboorteplaats van Schubert   Lichtenthal
geboorteplaats van Timmermans   Lier
geboorteplaats van Tsjaikowski   Wotkingk
geboorteplaats van Vondel   Keulen 
geboorteplaats van Wagner   Leipzig 
geboorteplaats van Willem de Zwijger   Dillenburg
geboortesteen   agaat, amethist, beryl, diamant, granaat, jaspis, opaal, robijn, saffier, sardonyx, smaragd, topaas, turkoois
geboortestreek   vaderland 
geboorteteken uit de dierenriem - ascendant
geboorteuur - nativiteit
geboortig - aangeboren, afkomstig, afstammend, atief
geborduurde letterlap - merklap
geborduurde rand --feston, festoen
geborduurde zware zijden stof   brocaat, brokaat
geboren - geb. ,ontstaan, voortgekomen
geboren en getogen - grootgebracht, opgegroeid
geborene   kind, kroost, telg 
geborgen - beschut, onderdak, veilig, zeker
geborneerd - bekrompen, kleingeestig, kortzichtig
geboterde snede brood - boterham
gebouw   barak, bejaardenhuis, bouwsel, bouwwerk, bungalow, dom, etablissement, fabriek, huis, kantoor, kasteel, kathedraal, kazerne, kerk, loods, monument, museum, opstal, perceeltoren, stationsgebouw, stoomgemaal, toren, woning 
gebouw aan de godsdienst gewijd - kapel, kathedraal, kerk, moskee, tempel
gebouw aan wetenschap en kunst gewijd - muzentempel, odeon
gebouw gewijd aan wetenschap of kunst - muzentempel
gebouw met ketels - ketelhuis
gebouw in Amsterdam   RAI, Beurs. Paleis, C.S., Munt
gebouw in Athene - Prytaneum
gebouw voor besmettelijke ziekte - barak
gebouw in Granada   Alhambra 
gebouw in Leningrad   Hermitage
gebouw in Londen   Tower 
gebouw in Madrid   Prado, Escoriaal
gebouw in Moskou   Kremlin 
gebouw in Parijs   Eifeltoren, Elysée, Louvre, Odeon, Sorbonne 
gebouw in Rome   Pantheon, Colosseum
gebouw in Rotterdam   Euromast 
gebouw in Toledo   Alcazar, Alhambra
gebouw in Washington   Capitool 
gebouw in de oudheid voor wedstrijden op kunstgebied - odeon
gebouw van volksvertegenwoordiging   parlement
gebouw voor boeken   bibliotheek 
gebouw voor dressuur   circus 
gebouw voor kunst – museum, theater, odeon 
gebouw voor kunstwedstrijden   odeon
gebouw voor officiële weging - waag
gebouw voor paardrijden   manége 
gebouw veer quarantaine   barak 
gebouw voor sport   stadion, sporthal
gebouw voor toneelvoorstellingen   theater, schouwburg
gebouw voor vee - stal
gebouw voor wedstrijden op kunstgebied - Odeon
gebouw waar van overheidswege goederen gewogen worden - waag
gebouwencomplex - etablissement
gebraad - kotelet, wildbraad 
gebraad van wild - wildbraad
gebrabbel - wartaal
gebraden gehakt vlees - frikadel
gebraden ribstuk   kotelet, karbonade
gebraden runderrib - karbonade
gebraden rundvlees - rosbief, roastbeef
gebraden (stuk) vlees - bout, haas, harst(je), biefstuk, braadstuk, cotelet, karbonade
gebraden vlees (Sp.) - asado
gebraden worden - roosteren
gebral - geklets, gesnoef, gezwets 
gebrand en fijn gemalen calciumsulfaat - gips
gebrand gips   pleister 
gebrand linnen   tondel, tonder
gebrande gerst - mout
gebrande kalk - calciumoxyde
gebrande klei - chamotte, terracotta, 
gebrande oker - sienna
gebrande paardeboon - molleboon
gebrande suiker   buisman, karamel, koffiestroop, noga,
gebrande vuurvaste klei - chamotte
gebrandheid - belustheid
gebras - geslemp
gebreid damesjasje - cardigan
gebreid en geweven ondergoed - lingerie
gebreide kleding voor dames - twinset
gebreide visfuik   kub 
gebrek   afwezigheid, armoe, armoede, behoefte, defect, deficientie, derving, euvel, evel, faal, feil, fout, gemis, imperfectie, indigentie, kommer, krapte, krimp, krimping, kwaad, kwaal, leemte, manco, mangel, mankement, misere, misslag, misstap, nood,  nooddruft, ondeugd, ongemak, ongerechtigheid, ongesteldheid, ontbering, ontstentenis, onvoldoendheid, onvolkomenheid, onvolmaaktheid, schaarste, tekort(koming), vergissing, ziekte, zonde,
gebrek aan begrip - onbegrip
gebrek aan bloedkleurstof - anemie
gebrek aan eenheid - pluriformiteit
gebrek aan eetlust - anorecie, digotrofie 
gebrek aan erkentelijkheid - ondank
gebrek aan eten - voedseltekort
gebrek aan fijn gevoel - onkies
gebrek aan flinkheid - slapte
gebrek aan gal - acholie
gebrek aan geld - armlastig
gebrek aan goede wil - onwil, weerspannigheid
gebrek aan moed - lafheid
gebrek aan muzikaal gehoor - amusie
gebrek aan ondervinding   apirie, aporie, onbedrevenheid, onervarenheid
gebrek aan overeenstemming - disharmonie
gebrek aan regen   droogte 
gebrek aan ruimte   plaatsgebrek 
gebrek aan speeksel - asialie
gebrek aan vitamine B - beriberi
gebrek aan vitamine C   scheurbuik, scorbuut
gebrek aan vitamine D - rachitis
gebrek aan vitaminen - avitaminose
gebrek aan voedsel - asipie, honger
gebrek aan wilskracht - aboulie
gebrek aan wind - blak
gebrek bij een paard - ezelskruis, reebeen
gebrek in gegoten ijzer - gal 
gebreke (in) - immora, mora, nalatig, verzuim
gebrekkelijk   gebrekkig 
gebrekkig   armoedig, behoeftig, defectueus,  decaduc, decrepitus, efectief, gehandicapt, halfbakken, houterig, hulpbehoevend, hulpeloos, imparfait, imperfect, invalide, kaduk, kaduuk, krukkig, kwalijk, lacuneus, mank, misdeeld, mismaakt, misvormd, onbeholpen, ondeugdelijk, onhandig, imparfait, onvolkomen, onvolledig, onvolmaakt, onvolwaardig, primitief, slecht, stumperig, stuntelig, verminkt, vicieus, zwak
gebrekkige - invalide
gebrekkig krukkig - stuntelig
gebrekkig lopen   strompelen, hompelen, mank
gebrekkig lopend - mank
gebrekkig lopende - manke
gebrekkig (onhandig) persoon - stuntel
gebrekkig praten - brabbelen, stamelen, stotteren
gebrekkig spreker - stamelaar
gebrekkige - invalide
gebrekkige hartwerking - asystolie
gebrekkige reukzin - parosmie
gebrekkigheid - caduciteit, infirmiteit, invaliditeit, kaduciteit
gebrekziekte - avitaminose, beriberi, scheurbeuk
gebries - gebrul
gebrocheerde stof - broché
gebroddel   geknoei, knoeiwerk 
gebroed - broedsel, broeisel, geboefte, gedierte, gespuis, kroost 
gebroederlijk - samen
gebroeders   Gebr. 
gebroken   defect, dof, futloos, haperend, kapot, refractair, stuk, teleurgesteld, terneergeslagen
gebroken akkoord - arpreggio (muz.)
gebroken boekweit - grut
gebroken gang van paard - middelgang
gebroken eens gegeven woord    woordbreuk
gebroken gerst - gierst, gries 
gebroken getal   breuk
gebroken glas   scherven 
gebroken graan - gries, grut
gebroken iemand   geslagene 
gebroken kap op een huis - mansardedak
gebroken mout - gries
gebroken plaats - breuk
gebroken praten   haperen, haspelen, stamelen, stotteren
gebroken taal   kromtaal 
gebroken tarwe - griesmeel
gebroken steen - puin, steengruis, steenslag 
gebroken waar - brekage
gebroken woord - woordbreuk
gebrom   gekijf, gegrom, geknor, gemopper, genurk, gesnor
gebruik - aanwending, adat, besteding, emplooi, formaliteit, 
genot, geplogenheid, gewoonte, manier, mode, mos(mores), nuttiging, regel, rite, traditie, uitgave, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang 
gebruik in kerk   ceremonie 
gebruik in kleding   mode 
gebruik maken van wisselend vervoer - pendelen
gebruik van listen   trucage 
gebruik van meer woorden dan nodig is - pleonasme
gebruik van zinnebeelden   allegorie, allegorisme
gebruikelijk   gangbaar, gewoon, habitueel, in, normaal, normaliter, gemeenlijk, ordinair, ritueel, traditioneel, usueel 
gebruikelijke betalingstermijn - uso
gebruiken - aangrijpen, aanvatten, aanwenden, bedienen, behandelen, benutten, besteden, bezigen, brillen, cons,  consumeren, employeren, eten, hanteren, innemen, mores, nemen, nuttigen, toepassen, uitoefenen, utiliseren, verorberen, verplaatsen, verstoken, vervolgen,  waarnemen,
gebruiker   consument 
gebruiker van rookwaren   roker, smoker
gebruikmaken van twee draden - bifilair
gebruiksartikel van walvisbaard - balein
gebruiksgoed   kleding, machine 
gebruiksvoorwerp   mes 
gebruikt - benut, gebezigd 
gebruikt bij het melken   melkemmer 
gebruikt de bakker - bakvorm,  bloem, boter, deeg, gist, meel, suiker
gebruikt de boer    eg, karn, ploeg
gebruikt de goudsmid - ank
gebruikt de hengelaar   aas, dobber, hengel, werpmolen
gebuikt de kunstschilder   ezel, kwast, mes, palet, penseel,
gebruikt de naaister   garen, naaimachine,  naald, rijggaren, spelden
gebruikt de schilder   kwast, ladder, lijnolie, olie, plamuur, roller, stopverf, terpentine, verf
gebruikt de schoenmaker   els, ijzergaren, leer, leest, schoensmeer
gebruikt de timmerman - hamer
gebruikt de turner   bok, brug, mat, rek, rekstok, ringen, toestel, wandrek
gebruikte Hugo de Groot om te ontsnappen - kist
gebruikte run - bark, kif
gebruis - gehuil, geruis, getier
gebruik van meer woorden dan nodig - pleonasme
gebruind - tanig
gebrijzeld graan - griesmeel
gebrijzeld iets - gruis
gebuikt - corpulent, dik, lijvig
gebukt - gebogen, gekromd, voorover
gebulder van de storm - geloei
geburen - buren, buurlieden, buurlui
geburin - buurvrouw
gecacheteerd – vergezeld
gecalligrafeerd bewijs - oorkonde
gecamoufleerd - verkapt 
gecarbureerde lucht - luchtgas
gecastreerd paard - ruin
gecastreerd rund - os
gecastreerd schaap - hamel, weer
gecastreerd varken - barg, borg
gecastreerde bok - hamel
gecastreerde haan - kapoen
gecastreerde harembewaker   eunuch
gecastreerde hengst - ruin
gecastreerde kip - kapoen, poularde
gecastreerde ram - hamel
gecastreerde stier - os
gechargeerd komisch - burlesk
gecharmeerd    bekoord, gevleid 
geciviliseerd   beschaafd 
gecombineerd - samen, samengevoegd, verenigd
gecommitteerde   gevolmachtigde, lasthebber
gecompliceerd   ingewikkeld 
gecompliceerdheid - ingewikkeldheid
geconcentreerd - gebundeld, samentrekking, sterk, versterkt
geconcentreerd aftreksel - essence
geconcentreerde lichtstraal   laser(straal), lichtbundel
gecondenseerd   neergeslagen, ingedikt, verdicht
gecondenseerde damp - dauw
geconfijte schil van een citroen   sukade
geconfijt reepje schil van een sinaasappel - snipper
geconfijte kers - bigareau
geconfijte vruchten - confitures
geconfijte wortelstok van een Ind. Plant    gember, sucade 
geconfirmeerd   bevestigd 
geconjugeerd   toegevoegd
geconserveerd   ingeblikt, verduurzaamd
geconsferneerd - onthutst, ontsteld, verbaasd
geconsterneerd   onthutst, ontsteld, verbaasd
geconstipeerd - hardlijvig
gecontinueerd   vervolgd, voortgezet
gecostumeerd - verkleed
gecostumeerd feest   maskerade 
gecoupeerde hond of paard - mots
gecultiveerd   beschaafd, ontwikkeld, verfijnd, verzorgd
gedaagde - gedagvaarde
gedaagde in (hoger) beroep - geappelleerde, geïntimeerde,
gedaald vertrouwen - miscrediet
gedaan - afgehandeld, afgelopen, fini, gebeurd, geëindigd, gereed, klaar, uit, verhandeld, verricht, voorbij
gedaan en bieden (beurst.) - gb.
gedaan en laten (beurst.) - g.l.
gedaan geven - ontslaan
gedaan krijgen - klaarspelen
gedaante   beeld, fantoom,  figuur, geest, gestalte, habitus, houding, leest, lichaam, postuur, schijn, schim, spook, uiterlijk, verschijning, voorkomen, vorm
gedaante geven   formeren, maniëren, vormen 
gedaante gevend - plastisch
gedaante onder wit laken - spook
gedaanteleer - morfologie, vormleer
gedaanteverandering   metamorfose, omschepping, transfiguratie, transformatie, gedaanteverwisseling
gedaanteverwisseling - metamorfose, vormverandering
gedaantevorming   anamorfose 
gedaas - geklets, geleuter, rimram, zotteklap
gedachte   aandenken, bedoeling, begrip, beraad, beraming, beschouwing, denkbeeld, denkvermogen, dunk, gedachtenis, gepeins, gevoelen, herinnering, idee, inval, mening, nadenken, notie, notitie, oordeel, overdenking, overlegging, overweging, plan, vermoeden, oetstoots, voornemen,  voorstellingsvermogen, zienswijze
gedachteloos   achteloos, automatisch,onberaden, onbezonnen, onbewust, ondoordacht, onnadenkend, suf, verstrooid, werktuigelijk,  willekeurig
gedachteloos gebruik   sleur 
gedachteloos zijn - suffen
gedachteloze naprater - beo
gedachteloze napraterij - psittacisme
gedachtenbeeld - denkbeeld, droombeeld, fantasie, hersenschim, idee 
gedachtengang - oogmerk, gedachtenloop
gedachten in slaap   droom 
gedachtenis   aandenken, commemoratie, geheugenis, herdenking, herinnering, memorie, relique, souvenir, teminiscentie gedachtenisteken -  memento, memoria 
gedachtenisviering - commemoratie
gedachtenoverbrenging - telepatie, telepathie
gedachtenuithaal - tirade
gedachtenuiting - opmerking
gedachtelezen   clairvoyance, helderziendheid, telepathie
gedachtelezer   telepaat 
gedachteloop   gedachtegang 
gedachtestelsel - gnostiek
gedachtewisseling   debat, discussie, dispuut
gedane moeite - poging
gedagtekend - dd, dato
gedagtekend geschrift - cognossement, connossement
gedarmte - ingewanden
gedartel - gehuppel, gestoei
gedagvaarde - gedaagde
gedateerd   antiek, d.d., ouderwets, verouderd, van
gedaver - gedender, gedreun, lawaai
gedebaucheerd - losbandig, ontuchtig, verliederlijkt
gedecideerd   beslist, ferm, flink, vastbesloten
gedecideerdheid - beslistheid, vastberadenheid
gedecimeerd   uitgedund 
gedecolleteerd   gedurfd, gewaagd
gedecoreerd - geridderd
gedecreteerd - besloten, vastgesteld, verordend
gedeeld - gesplitst
gedeeld door - deling 
gedeeld door twee - gehalveerd
gedeelte   afdeling, brok, deel, episode, fragment, helft, kaveling, kwart, lid, onderdeel, paragraaf,  part, partij, portie, segment, stuk, traject, viertel, zone  
gedeelte (med.) - portio
gedeelte bij het dakschild - aandak
gedeelte der kleurenleer   epoptica 
gedeelte van de mis   canon 
gedeelte van de Spaanse hoogvlakte   Morena
gedeelte van een aandeel - certificaat
gedeelte van een boek - paragraaf
gedeelte van een bouwland - akker
gedeelte van een cirkelvlak - segment
gedeelte van een dijk om overtollig water af te voeren - overlaat
gedeelte van een periode - fase, tijdvak
gedeelte van een schouwburg - orkest
gedeelte van een woonvertrek - eethoek
gedeelte van het aangezicht - kin, lip, mond, neus, oog(lid), wang, wenkbrauw, wimper
gedeelte van het anker van een gelijkstroomdynamo - collector
gedeelte van het vaarwater - rak
gedeelte van iets - partij
gedeelte van opmerkzaam maken -  attenderen
gedeelte van premie dat men terugkrijgt bij verval van verzekering   restorno
gedeelte van....   zie deel van
gedeelte van Sumatra - Deli
gedeeltelijk   anderdeels, deels, deelsgewijze, demi, fragmentarisch, half, kwart, onvolkomen, onvolledig,  partiaal, partieel, partim, semi
gedeeltelijk  van bewegingen beroofd   lam, verlamd 
gedeeltelijk kunstmatige vezel - rayon, acetaatrayon
gedeeltelijk samenvallen - overlappen
gedeeltelijk van bewegingen beroofd - lam, verlamd
gedeeltelijk vergoeden - tegemoetkomen
gedeeltelijke breuk – barst, knak, knik, scheur
gedeeltelijke gebitsprothese - bovengebit, ondergebit
gedeeltelijke spierverlamming - pares(i)e
gedeeltelijke verduistering van de maan   (maan)eclips
gedeeltelijke vergoeding   tegemoetkoming
gedegen   beproefd, degelijk, doordacht, ontaard, onvermengd, zuiver
gedegenereerd - ontaard
gedegenereerde - ontaarde
gedegenheid   degelijkheid 
gedekt - bevruchtbeschut
gedekte staatsschuld - consola
gedekte tafel   dis 
gedelegeerde   aangewezene, afgevaardigde, gemachtigde, gevolmachtigde
gedelgd worden - delging
gedempt   dof, gevoileerd, mat, omfloerst, onderdrukt, wazig, zacht
gedempt (It.) - suffocato
gedempt (muz.) - dof, mat, sordo, zacht, fluisterend
gedender - gedaver
gedender - gedaver
gedenk - memento
gedenk te sterven - m.m.
gedenkblad - historieblad
gedenkboek - memorandum
gedenkdag - jaardaag, verjaardag, herinneringsdag
gedenkdag van een heilige naar wie men genoemd is - naamdag
gedenken - bedenken, herinneren, memoreren,
terugdenken, vieren
gedenkenis -aandenken, gedachtenis, gedenkschrift, gedenkteken
gedenkjaar - jubileum
gedenknaald   obelisk 
gedenkpenning - erepenning, kroonmunt, medaille, medalje
gedenkplaat   plaket, plaquette 
gedenkschrift - memorandum, memorie
gedenkschriften   memoires 
gedenksteen - gedenkteken
gedenkstuk - gedenkteken
gedenkteken   cenotaaf, gedenksteen, megaliet, memoriaal, monument, naald, obelisk, steen
gedenkteken op een graf - epitaaf, grafmonument, grafsteen, tombe, zerk
gedenkteken uit de prehistorie - megaliet
gedenkteken van een overledene wiens lijk  men niet heeft - cenotaaf
gedenktijd - epoque
gedenkuitgave   album 
gedenkwaardig - commemorabel, memorabel, merkwaardig
gedenkwaardige zaken - memorabilia
gedenkwaardigheden - memorabilia, omemorandum  
gedenkzuil   eerzuil, erezuil (fig.), grafzuil, kolom, monoliet, monument, naald, obelisk, pilaar, pyloon, rotszuil 
gedeporteerde - banneling
gedeprimeerd - neerslachtig
gedeputeerd - afgevaardigd, 
gedeputeerde - afgevaardigde,  volksvertegenwoordiger
Gedeputeerde Staten   G.S 
gedesillusioneerd - ontgoocheld, teleurgesteld
gedestineerd - bestemd
gedetailleerde beschrijving van iemand - signalement
gedetermineerd   vastgelegd 
gedetineerd   gevangen 
gedetineerde   gevangene 
gedicht - acrosticon, azang, ballade, barancolle, cantate, dicht(stuk), dichtwerk, eeuwzang, elegie, eloge, epode, epos, erimeker, hekeldicht, heldendicht, herderslied, klinkdicht, klinkerd, kwatrijn, leerdicht, lied, lierdicht, limmerick, lofdicht, mengeldicht, ode, pastorale, poème, poëem, poema, poëmata, poëzie, puntdicht, romance, rondeau, rondeel, rijm, slagdijn, sonnet, strofe, triolet, vers, zang
gedicht door de rapsoden voorgedragen - rapsodie
gedicht, eenvoudig - rijm
gedicht in disticha - epode
gedicht van Gorter   Mei, Pan 
gedicht over onbedorvenheid – idylle
gedicht van dertien regels - rondo
gedicht van Emants - lilith
gedicht van Frederik van Eeden - Ellen
gedicht van Gorter - mei, pan gedicht van Homerus - Odyssee
gedicht van Kloos - okeanos, rhodopis
gedicht van Ovidius - Fasti
gedicht van Perzisch-Arabische oorsprong  - ghazal
gedicht van Tollens - Hondentrouw
gedicht van Verwey - Persephone
gedicht van Virgilius - Enide
gedicht van 4 regels - kwatrijn
gedicht van 8 regels -  triolet
gedicht (verhalen) - boerde, Fabliau, lierdicht, lyriek, sproke
gedichtenboek - bundel
gedichtencyclus van Perk   Mathilde 
gedichten uit de middeleeuwen -  ridderpoëzie
gedichtenverzameling   bundel 
gedichtje - rijmpje, versje
gedienstig   behulpzaam, bereidwillig, coulant, dienstvaardig, dienstwillig, faciel, gevoegzaam, hulpvaardig, inschikkelijk, officieus, prevenant, voorkomend
gedienstige   dienares, dienstbode, dienster, dienstmeisje, huishoudster, meid  
gedienstigheid - behulpzaamheid, dienstvaardigheid, dienstwilligheid
gedierte - dierage, fauna, gebroed, ongedierte 
gedijen - aarden, floreren, groeien, prospereren, reütieren, sarden, slagen, strekken, tieren, wassen
geding - geschil, onderwerp, principaal, procedure, proces, rechtsgeding, rechtszaak, zaak 
geding voeren   procederen 
geding voerend   procederend 
geding voerende partij   litigant 
gedissel   gekibbel, gestribbel 
gedistilleerde dranken - alcoholica
 gedistilleerde kleur - aniline
gedistileerde steenkool - cokes
gedistingeerd - deftig, fijn, voornaam 
gedoe - bedoeling, bedrijf, gedoente, gedonder, drukte, geduvel, gezanik, iets, last, leven, moeite, nering, omhaal, omslag, opschudding, raars, soesa, toestand
gedoente - drukte
gedogen   dulden, lijden, ondervinden, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, vergunnen, veroorloven 
gedol - gestoei
gedoofd - uit 
gedoopte jood (in Spanje) - maraan
gedorste halmen   stro 
gedraaf   draven, gehol, geren, geloop
gedraaid - getordeerd, gewrongen
gedraaide punt prikkeldraad) - distel
gedraaide vorm - torsie
gedraaidheid - torsie
gedraal - getalm
gedrag   allure, bewegingen, bezigheid, compertement, comportement, conduite, doening, gang, gedraging, gedragslijn, habitus, handeling, handelwijze, houding, levenswijze, manier (van doen), oppas, optreden, stijl, verzorging, wandel, zorg
gedragen   breeduit, gebruikt, largo, plechtstatig, sostenuto, statig, tweedehands 
gedragen   (muz.) portando 
gedragen als een kind - kinds
gedragen tempo   (muz.) sostenuto 
gedraging   doening, gewoonte, houding, manier
gedragingen - handelswijze
gedragingen als van gekken - dolhuiskuren
gedragsdecorum - etiquette
gedragskundige - agoog
gedragsleer - enthologie
gedragsleer van dieren en planten - ethologie
gedragslijn   code, fatsoen, grondregel, houding, instructie, mode, moraal, norm, regel, zede
gedragspatroon   handelingen, manieren, optreden
gedragspsychologie   behaviorisme 
gedragsregel   canon, fatsoen, gedragslijn, mode, moraal, norm, voorschrift, zede 
gedragswetenschap - psychologie, sociologie
gedrang   drukte, foule, gewoel, menigte, mensenmassa, samenscholing, scrimmage, verdrukking, (volks)oploop, volte 
gedrang van spelers voor het doel - scrimmage
gedrenkt in vloeistof   nat 
gedresseerd   afgericht, beleerd, gedrild, geoefend, getemd
gedreun - bons, bons
gedreven - gebosseleerd, bezield, gehaast
gedrevenheid - bezieling
gedrild - afgericht
gedrocht   gebochelde, draak, gnoom, misbaksel, misgeboorte,  monster, ondier, spook, wanschepsel
gedrocht op Kreta - Minotaurus
gedrochtelijk   lelijk, mismaakt, misvormd, monstrueus, monstrum, monsterachtig, wanschapen, wanstaltig
gedrochtelijk wezen - monster
gedrochtelijke grootte - enormiteit
gedrochtelijkheid - misvormdheid, monsterachtigheid, monstruositeit, wanschapenheid, wanstaltigheid
gedrochten - prodigiën
gedrocht op Kreta - Minotaurus
gedrongen   beknopt, compact, geserreerd, gezet, klein, kort, pycnisch 
gedrongen van postuur - kort
gedroogd bisonvlees - pemmekan, pemmikan
gedroogd gras   hooi 
gedroogd melksap uit papaver - amfioen, opium
gedroogd melksap van de bolletrieboom - balata
gedroogd plantensap - kino
gedroogd vlees - den(g)deng (Indon.)
gedroogd vlees (Indianen) - pemmika(a)n
gedroogd vlees van de kokosnoot   copra
gedroogd zeewier - agar-agar
gedroogde bladeren verzameling   herbarium
gedroogde bloemstengels   saffraan 
gedroogde dors - titeling
gedroogde druiven   krenten, rozijnen
gedroogde en gemalen meekrapwortel - krap
gedroogde gerstekiemen - mout
gedroogde halmen   stro 
gedroogde heilbotvinnen - raf
gedroogde kabeljauw   klipvis, leug, stokvis
gedroogde leng - stokvis
gedroogde melksappen en hars van de bolletrieboom   balata
gedroogde mest van zeevogels - guano
 gedroogde onrijpe vrucht van de pimentboom  - piment
gedroogde palmbladeren   kadjang 
gedroogde pit van nootmuskaat - pala (Ind.)
gedroogde plantenverzameling - herbarium
gedroogde pruim - pruimedant, pruzel
gedroogde rugvinnen van heilbot - raf
gedroogde rundermest - dungcakes
gedroogde rundermest (Ind.) - gorj
gedroogde schol - braad
gedroogde soepgroente - julienne
gedroogde vis   bokking, stokvis 
gedroogde vogelmest   guano 
gedroogde vruchten - tuttifrutti
gedroogde vrucht van pimentboom - piment, jamaïcapeper
gedroogde witte pruim - prunel
gedroogde zoden van veenachtige heidegrond   schadde
gedroom   gesuf
gedorste halmen - stro
gedruis   gerommel, herrie, keet, lawaai, leven, onrust, opschudding, rumoer, tumult
gedrukt   bedrukt, bezwaard, depressief, gedrongen, neerslachtig, sip, somber, zwaarmoedig,
gedrukt bericht – bulletin
gedrukt boek - kapitalon
gedrukt geschrift - pamflet
gedrukte lijst v/e universiteit - series
gedrukte plaat   ets, litho, prent 
gedruktheid - accablement
gedubbeld garen - tweern
gedubbeld tweedraads garen - twijn
geducht   aanzienlijk, behoorlijk, bijzonder, danig, deerlijk, degelijk, erg, flink, formidabel, gevreesd, geweldig, grondig, hevig, intens, kloek, machtig, ontzaglijk, redoutabel,  respectabel, schromelijk, sinister, terdege, vervaarlijk, vreselijk, zeer 
geduld   berusting, eupathie, gelatenheid,  kalmte, lankmoedigheid, lijdzaamheid, patiëntie, rust, stoicisme, volharding
geduldspelletje - patience
geduld vergende bezigheid   wachten
geduldig – bedaard, duldzaam, gedwee, gelaten, kalm, lankmoedig, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, rustig, toegevend, wee
geduldwerk   borduurwerk (fijn), legkaart, monnikenwerk,  naaiwerk (fijn), peuterwerk, patience, priegelwerk, puzzel
gedupeerd   bedrogen, beetgenomen, gefopt
gedupeerde   benadeelde, bedrogene, slachtoffer,
geduren   standhouden, voortduren
gedurende - hangende, in, inter, onder, onderwijl, over, para, staande, terwijl, tijdens
gedurende de dag   daags, overdag 
gedurende korte tijd   even
gedurfd - driest, ferm, gewaagd, koen, moedig, overmoedig, riskant, stout, vermetel
gedurfd modern - hip
gedurfde prestatie - bravourstukje, kunststuk, kunstvlucht, stunt
gedurig   aanhoudend, aldoor, almaar, constant, dikwijls, gestaag, gestadig, herhaald, herhaaldelijk, onophoudelijk, permanent, regelmatig, riskant, staag, steeds, steevast, telkens, vaak, vermetel, voortdurend
gedurig aangroeien - voortwoekeren
gedurig toeten - toeteren
geduvel - gedoe, gedonderjaag, gekwel, gelazer, gezanik, herrie 
geduw - gedrang, verdrukking
gedwaal   gedool 
gedwee - berustend, buigzaam, dienstwillig, docie, dociel, faciel, flexibel, geduldig,  gehoorzaam, gelaten, gewillig, gezeglijk, handelbaar, handzaam, inschikkelijk, mak, makkelijk, maniabel, meegaand, onderdanig, onderworpen, slaafs, soepel, soumis, tam, tractabel, volgzaam, week, zacht, zoet
gedweeheid   buigzaamheid, dociliteit, flexibiliteit, gewilligheid, handzaamheid, makheid, meegaandheid, onderdanigheid, onderworpenheid, passiviteit, slaafsheid, tamheid, volgzaam(heid), weekheid, zachtheid
gedweep - exaltatie, fanatisme, geestdrijverij, idolatie, zelotisme
gedwongen - compulsief, geforceerd, gegeneerd, gekunsteld, gemaakt, genoodzaakt, gezocht, kunstmatig, node, onnatuurlijk, onvrijwillig, onwillig stijf, tegen, verplicht 
gedwongen afzondering   arrest, celstraf, quarantaine
gedwongen door geweld - v.c. (vi coactus)
gedwongen keuze   alternatief 
gedwongen ligtijd - quarantaine
gedwongen verblijf - arrest
gedwongen verblijf in een vertrek - kamerarrest, quarantaine
gedwongen verblijf van schepen of goederen - quarantaine
gedwongen wachttijd - quarantaine
gedwongen worden - moeten, verplicht
gedwongen zijn   moeten 
gedwongenheid - gemaaktheid, stijfheid, geaffecteerdheid, geforceerdheid, gezochtheid
gedijen - aarden, bloeien, gelukken, groeien, opgroeien, tieren, wassen,  welvaren
geëchauffeerd - boos, driftig, opgewonden, verhit
geëerd - geacht
geëigend - geschikt
geëindigd   afgelopen, basta, fini, over, uit
geëindigde tijdkring begint weer - nieuw
geef - detur
geef (op recepten) -  d(a)
geef acht - attentie, opgelet
geefachtig   gul, mild 
geel - geluw, vaal 
geel aardhars - retiniet
geel als stro - strogeel
geel bruin - izabel
geel bruine kleurstof - diatomine
geel worden - gelen, vergeeld
geel worden van het hoofdhaar - peenhaar
geel zien - xanthopsie
geelachtig - gelig, geluw, gul, mild, ongebleekt 
geelachtig paard - bleekvos, geelvos 
geelachtig wit - izabel
geelachtig wit stenen goed   faience, roomgoed
geelachtige delfstof   zwavel 
geelachtige edelsteen - beril, izabel
geelachtige faience   roomgoed 
geelachtige rode wijnsoort - paillet
geelbes - avignonbes, wegedoorn
geelbloem - reukgras, winterkoolzaad
geelborstje - spotvogel
geelbruinig   tanig 
geelbuikje - geelborstje
geelgors - geelgarsje, geelgierst, gerstkneu, gierstvink, haverkneu
geelgroene steen - chrysoliet, peridot
geelgrijs - beige
geelhars   gummi 
geelhartje - purgeervlas
geelhout   fisethout, fustiekhout
geelkleurig vospaard - goudvos
geelkop - zeearend
geelkoper - double, latoen, messing, tombak 
geelkoper met laagje goud of zilver - doublé
geelkoperwerk - dinanderie
geelkruid   reseda, wouw
geellamplicht - natriumlamp, natriumlicht
geel-oranje kleurstof - carotine 
geelrode verfstof   orleaan 
geelster - Gagea
geeltje - dukaat, geld, goudstuk
geelvink - geeltje, goudvink
Geelvinkbaai, eiland in de - Japèn, Noemfoor, Schouteneiland
geelwit   grauw, isabel, izabel
geelwit metaal - strontium
geelwitte hars - sandrak 
geelworm - leverbot
geelwortel - kurkuma, saffraan  
geelijzersteen - geeloker, goethiet
geelziek - nieuwziek
geelzucht   cholomie, galziekte, galzucht, geling, geluw, heparititis, icterus
geelzucht hebben - gouddorst
geelzwavel arsenicum - koningsgeel, operment
geëmigreerde Chinees - sing(h)ke, ke
geëmotioneerd - bewogen
geëmployeerde - beambte
geïmporteerd - driftig, oplopend
geen - niemand, niets
geen aandacht krijgen - grip
geen aangename vrouw   feeks, prij, tang, Xantippe
geen aardse goederen bezittend - arm, berooid
geen adem meer krijgen - stikken
geen anderen navolgend   oorspronkelijk, origineel
geen deskundige   leek 
geen eigendom - leen
geen enkel ding - niets
geen enkel mens   niemand
geen enkele uitgezonderd   alle, allen, elk, elkeen, ieder, iedereen
geen enkele zaak – niets
geen geld meer – platzak, rut
geen geluid doorlatend – geluiddicht
geen geluk – pech, strop, tegenvaller
geen gevoel - pijnloos
geen gezag erkennend   anarchist 
geen god erkennend   atheïst 
geen hand uitsteken   luieren, toekijken
geen jood - goi
geen kennis bezitten - dom, ignorant, onwetend 
geen knappe kop   domoor, ezel, knuppel
geen koper - kijker
geen korte - lange
geen krimp geven - volharden
geen kunst   kitsch 
geen melk gevend - gust
geen mens   niemand 
geen notie nemen   negeren
geen nut opleverend    braak, nutteloos,onnut
geen overdaad - eenvoud
geen overheid erkennend persoon   anarchist provo
geen spaan - niets
geen succes - echec, pech, strop
geenszins - allesbehalve
geen tijd hebbend   bezet, druk 
geen uitstel kunnende lijden   dringend, gewenst, hoognodig, urgent
geen uitzondering   alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, leder, elkeen, iedereen, iedere
geen vakman   leek, dilettant 
geen van beiden - neuter, niemand
geen vaste standplaats hebbende - ambulant, nomadisch
geen verband met de godsdienst -  areligieus
geen verboden en geboden in de thora - mitsva
geen vocht bevattend   droog, dor, uitgedroogd
geen vruchten dragend - gust
geen vuile - schone 
geen warmtestralen doorlatend - athermaan
geen werkelijkheid   droom, fantasie, verbeelding
geen zedelijke verantwoordelijkheid kennende   gewetenloos
geen zeeman - landrot
geen zin hebben - lusteloos, passen
geëngageerd   betrokken, verloofd 
geenszins - allerminst
geep - flater, zeevis
geeps - bleekgeel, ziekelijk
geer - gerardskruid, kiel, spie, strook, zevenblad
geërfde - ingelande 
geërgerd - geraakt
geërgerdheid - verontwaardiging
geertelsel - giervalk
geest - anima, animo, brein, demon, duivel, elf, energie, engel, esprit, fantoom, gedaante, genie, genius, grappigheid, humor, karakter, kruim, pit, pneuma, psyche, satan, scherpzinnigheid, schim, sfeer, schim, spirit, spook, strekking, teneur, vernuft, verschijning, wezen, ziel
geest van ammoniumchloride - salmiakgeest
geest van azijn   aceton 
geest van brandewijn -  wijngeest
geest van het nieuwe - modernisme
geest van rijstcultuur - Sri
geest van salmiak   ammonia 
geest van wijn   spiritus 
geest van zout   zoutzuur 
geestachtig - kernachtig
geestdodend - afstompend
geestdrift   aandrift, animo, bezieling, drift, elan, energie, enthousiasme, gemoedsbeweging, gloed, hartstocht, lust, spirit, trek, verrukking, verve, vervoering, vuur, ijver, zin 
geestdriftig   bewonderd, bezield, energiek, enthousiast, fervent, gloedvol, hartstochtelijk, innig, spirituoso, vurig, vuurvol
geestdriftig   (muz.) spirituoso 
geestdriftig loflied - dithyrambe
geestdriftig persoon - enthousiasteling
geestdriftig slotwoord - peroratie
geestdriftige aanvalsgeest - elan, opwelling, vuur
geestdrijver   dweper, fanaticus, zeloot 
geestdrijverij - dweepzucht, fanatisme, gedweep, sectarisme, zelotisme
geesteloos - flauw, insipide
geestelijk – bovenzinnelijk, clericaal, godsdienstig, immaterieel, kerkelijk, klerikaal, mentaal, onstoffelijk, priesterlijk, psychisch, religieus, spiritueel, stichtelijk, onstoffelijk, verstandelijk
geestelijk adviseur   moderator 
geestelijk ambt met kerkelijke inkomsten - prebende
geestelijk anders - abnormaal
geestelijk bekrompen - kleinburgerlijk
geestelijk bestuur - prioraat
geestelijk drama - passiespel
geestelijk en zakelijk leven - cultuur
geestelijk en wereldlijk hoofd van de Boeddhisten in Tibet - Dalai Lama
geestelijk gevoel – gemoed, 
geestelijk gewaad   albe,caban, habijt, koorhemd, pij, soutane, talaar
geestelijk handboekje - lekenspiegel
geestelijk hoofd in Arabië - imam, iman 
geestelijk hoofd in Atjeh   imeum 
geestelijk hoofd van een - moskee, imam
geestelijk kind - boekfiguur
geestelijk leider - dominee, priester, voorganger
geestelijk leider van een klooster - abt, overste, prior, proost
geestelijk licht verspreidend - lumineus
geestelijk lied   gezang, hymne, koraal, psalm, spiritual
geestelijk liefhebben - platonisme
geestelijk opperhoofd - (Arab.)lmam
geestelijk overwicht - gezag, invloed, prestige
geestelijk plaatsvervanger   vicaris 
geestelijk raar - abnormaal
geestelijk verzorger – dominee, priester, provisor 
geestelijk volmaakt - heilig
geestelijk vreemd van doen - abnormaal
geestelijk vrij - vrank
geestelijk wezen   engel 
geestelijk zangstuk - oratorium
geestelijke   abbé, abt, acoliet, bisschop, broeder, clericus, curé, deken, diaken, dominee, ds, em., eminentie, frater, imam, kanunnik, kapelaan, kardinaal, monnik, non, ordebroeder,  pastoor, pater, paus, pope, prelaat, prior, predikant, priester, rabbi, rabbijn, reverend, vicaris, voorganger
geestelijke (vr.)   abdis, non, zuster 
geestelijke aftakeling - dementie
geestelijke afwijking - aberratie
geestelijke afwijking ontstaan door langdurig verblijf in 
de tropen - tropenkolder
geestelijke bijbeluitlegging - anagoge
geestelijke die de leiding heeft van een klooster   overste
geestelijke die de mis opdraagt   celebrant
geestelijke die preekt   dominee, predikheer
geestelijke eenheid - saamhorigheid
geestelijke goederen verhandelen - timonio
geestelijke hergeboorte - regeneratie
geestelijke herleving   opwekking, reveil
geestelijke hoogwaardigheidsbekleder   bisschop, kardinaal, paus, prelaat, prior, vicaris
geestelijke in het leger - aalmoezenier, legerpredikant, veldprediker
geestelijke kloosterorde - benedictijnen, capucijners, dominicanen, franciscanen, jezuïeten, trappisten
geestelijke kracht - energie, invloed
geestelijke leraar - dominee, herder, pastoor, predikant, rabbijn
geestelijke liefde   platonisme 
geestelijke macht (Afr.) - ngai
geestelijke manifestaties - astraal
geestelijke meerderheid - superioriteit
geestelijke of zinnebeeldige bijbeluitlegging - anagoge
geestelijke ongevoeligheid - shock, trauma
geestelijke orde - congregatie, gezindte, kerkgenootschap, sekte
geestelijke raadgever - moderator, proost 
geestelijke ridderorde   Johannieter. Tempelier
geestelijke schakering   modaliteit 
geestelijke schok - shock, trauma
geestelijke stroming   sekte 
geestelijke titel   dominee, ds., eminentie, em., monseigneur mgr.
geestelijke van domkerk - kapittelheer
geestelijke van een plaats - pastoor
geestelijke verbinding - resonantie
geestelijke vereniging - congregatie, orde
geestelijke verwantschap - congemaliteit
geestelijke verzorger - aalmoezenier, provisor
geestelijke vormen - formeren  
geestelijke waardigheid - kruinschering, rabbinaat, rasure, tonsuur
geestelijke waardigheidsbekleder - bisschop, kardinaal, patriarch, paus, prelaat, prior, vicaris
geestelijke zuster - non 
geestelijke ziekte met vermoeidheid en grote prikkelbaarheid - 
neurastenie, neurasthenisch
geestelijkheid   clerus, spiritualiteit
geesteloos - dol, flauw,  geestdodend
geesteloos gezegde - flauwiteit
geesteloosheid - apathie, flauwiteit, platheid
geesteloze flauwert - melkmuil
geesten   elfen, spoken, genieën 
geesten der afgestorvenen - Laren, Lares, manen, manes, uanen, uanes
geestenbanner   bezweerder, exorcist, geestenbezweerder 
geestenbanning - duivelbanning, exorcisme, geestenbezwering
geestenbezweerder - goêet, psychomant
geestenbezwering - geestenbanning
geestendom - afgestorvenen, engelen, geesten, geestenheir, spoken
geestengeloof   bijgeloof, spiritisme
geestenleer - pneumatiek, pneumatologie, spiritisme
geestenoproeper   medium, psychosant
geestenoproeping - goëtie, necromantie
geestenuitbanning   exorcisme
geestenuur - middernacht 
geestenverering   animisme 
geesten verschijning - fantasmagorie, geest, schim, spook
geestenwereld - geestenrijk, schimmenrijk
geestesafwijking - geestesbezwering, nigromantie, psychopathie
geestesfilosofie - hegelianisme
geestesgesteldheid    denkwijze, geestvermogen, mentaliteit, stemming
geesteshouding   denkwijze,mentaliteit
geesteslevend betreffend - spiritueel
geestessplijting - schizofrenie
geestesstoring - psychopathie, zielsziekte
geesteswetenschappen - humaniora
geestesziek   dwaas, gek, krankzinnig
geesteszieke   idioot, krankzinnige, psychopaat
geestesziekte - dementie, echolalie, latta (Ind. vrouwen speciaal), neurose, psychose, schizofrenie, waanzin
geestesziekte in de tropen   tropenkolder
geesteszwakte - dementie, idiotie, ouderdom, psychasthenie
geestgrond afgraven - afgeesten
geestig   adrem, attisch, betekenisvol, energiek, faceto, fraai, geestrijk, gevat grappig, grotesk, humoristisch, ingenieus, kernachtig, koddig, komisch, kostelijk, lakoniek, leuk, lollig, luimig, moppig, olijk, pikant, pit, pittig, schelms, scherp, schrander, snaaks, snarig, snedig, spits, spiritueel, vernuftig, vrolijk, zinrijk, zout 
geestig en leuk - aardig
geestig gezegde - bon-mot, kwinkslag
geestige kritiek - boutade
geestige tekening   cartoon, spotprent
geestige uitval   boutade 
geestige woordspeling - calembour, woordenspel  
geestige zet   inval, saillie 
geestigheid - aardigheid, esprit, geestig, gevatheid, grap, grappigheid, humor, humoristisch, luim, mop, vermakelijk, zet   
geestkracht   elan, energie, geducht, karakter, kloek, moed, pit, spirit, standvastigheid, stevig, wil, wilskracht 
geestkrachtig - energiek, wilskrachtig
geestkracht tonend  -  ferm, kloek, moed
geestrijk   geestig, humoristisch, spiritueel, spiritueus, vernuftig
geestrijk vocht - alcohol, rum  
geestrijke drank   arak, cognac, jenever, rum, spiritus, whiskey, wodka, wijn
geestrijke dranken - alcoholica, spiritualia, spiritualiën, spiritus, spirituosa
geestrijkheid   spiritualiteit, vernuft, vernuftigheid
geestverheffing - anagoge, exaltatie
geestvermogen - genie,intellekt, talent, verstand
geestverrukking   exaltatie, extase, geestvervoering, trance
geestverschijning    fantoom, hallucinatie, schim, spook
geestverstrooiing - afleiding
geestvervoering   bezieling, emotie, exaltatie, extase, geestdrift,  overspanning, trance, verheerlijking, verrukking, vervoering, zielsverrukking 
geestverwant - congeniaal, gelijkgezinde, medestander, partijgenoot
geestverwant van Thomas Morus - utopist
geestverwantschap - congenialiteit
geestverwarring - delirium
geestvol - bezield, volgeestig
geestzwak - defect
geëtste plaat - ets
geeuw   gaap 
geeuwen - gapen
geeuwer - gaper
geeuwerig - gaperig, saai, vervelend 
geeuwhonger - gadood, gadoop
geëvenredigd - geproportioneerd
geëxalteerd   overdreven, overspannen
gefantaseerd verhaal   fabel, legends, mythe, parabel, sage, sprookje
gefeliciteerd - proviciat
gefemel - bigoterie, cant (schijnheilig) (Eng.), gekwezel, geteem, huichelarij, kwezelarij, schijnheiligheid
gefigureerd   versierd 
gefingeerd   verdicht, verzonnen 
Gefjon, schepping van - Sjaellond
gefleem - geflikflooi, gevlei 
geflodder - geknoei
geflonker - schittering
gefluister - gelispel
gefoeter - gebrom, geknor
gefonkel - geschitter
gefopt - verschalkt
gefopte - bedrogene, beetgenomen, dupe, gedupeerde
geforceerd   gedwongen, gemaakt, genoodzaakt, gewild, onnatuurlijk
geforceerde kopstem   falset 
geforceerde opening   bres 
geformuleerde mening - oordeel
gefronst weefsel - crêpe, frotté
gefortuneerd   rijk, vermogend 
gefortuneerd iemand   rijkaard, miljardair, miljonair
gefrankeerd tot aan de plaats van bestemming - PB
gefundeerd - gegrond, stellig
gefutsel - gebeuzel, geknoei, getalm
gegaan   heen, vertrokken, weg
gegadigde   belanghebbende, candidaat, dinger, kandidaat, reflectant, sollicitant
gegalvaniseerd - vertind, verzinkt
gegarandeerd - stellig, zeker
gegarandeerd minimumloon   garantieloon
gegarandeerde prijs -  garantieprijs
gegeeuw - gegaap
gegeneerd   gehinderd, timide, verlegen
gegeneerdheid   gêne, verlegenheid 
gegeten kunnende worden - eetbaar, gaar, rijp
gegeven   dat, dosis, feit, geschonken, gesteldheid, grootheid, hoeveelheid, ligging, onderwerp, thema
gegeven hoeveelheid - dosis
gegevens - data, feiten
gegevens omtrent de persoon - personalia
gegevens van een boek of beschrijving - materiaal
gegier - gehuil, geloei, geschreeuw
gegil - gekrijs, geschreeuw, lawaai
gegist - gefermenteerd
gegist druivensap - wijn
gegist melkgerecht   yoghurt 
gegist vruchtensap   cider 
gegiste drank - cider, most,
gegiste drank in Guinee - bili
geglaceerde amandel - dragee
geglansd leer   glacé 
geglazuurd aardewerk   gleiswerk, majolica  
gegleufd - gegroefd
gegleufd (van wapen) - getrokken
geglinster - geschitter
gegluur - geloer
gegniffel - gegiechel, geginnegap
gegoed   bemiddeld, binnen, gezeten, opulent, rijk, vermogend, welgesteld, welvarend
gegoede stand - burgerstand, middenstand
gegoedheid - rijkdom, welgesteldheid
gegolfd - geonduleerd, geplooid, gewaterd 
gegolfd streepje boven letter   tilde 
gegolfde lijn   tremblé 
gegoten asfalt   mastiek 
gegoten drukletter - type
gegoten drukvorm - cliché, stiep
gegoten stuk ruw ijzer - geus, gieteling
gegraasde boter - grasboter
gegraveerde edelsteen - gemma, gemme
gegraveerde stempel - ponsoen
gegraveerde prent   ets 
gegraven gat   put, kuil 
gegraven graf - groeve
gegraven water - doorvaart, gracht, grep, greppel, grift, kanaal, sloot, vaart, 
gegraven waterkom - vijver
gegrepen   gepakt 
gegriefd - beledigd, verbitterd, wrevelig
gegroefd   gecanneleerd 
gegroet   adé, adi adieu, adio, ave, bonjour, dag, houdoe, salve, saluut, tabé, vaarwel
gegrom - gebrom, geknor, gemopper, gemor, 
gegrond   degelijk, deugdelijk, gebaseerd, gefundeerd, geldig, gemotiveerd, gerechtvaardigd, juist, waar 
gegrond zijn op - stoelen
gegrondheid - geldigheid, juistheid, waarheid
gegijzelde - gijzelaar
gehaaid - bijdehand, geslepen, gewiekst, handig, slim, uitgekookt
gehaaide vrouw - haaibaai, heibei
gehaakt kleedje   antimakassar 
gehaast   driftig, gedreven, gejaagd, gejacht, gepresseerd, haastig, jachtig, koortsachtig, naarstig, ongeduldig, opvliegend, overijld, voorbarig
gehakkel   gestamel, gestotter, 
gehakketak   geharrewar, gekibbel, onenigheid, ruzie
gehakt vlees   met
gehaktbal   frikadel 
gehakte biefstuk - tartaar
gehakte opening in het ijs   bijt 
gehalmd gewas - gras
gehalte   alliage, allooi, hoedanigheid, inhoud, kaliber, kwaliteit, kt, legering, niveau, peil, percentage, teneur, titer, waarde 
gehalte (van goed) - degelijk, gedegen, zuiver
gehalte van goud - kt
gehalte aan zuiver goud - allooi
gehalte bepalen van goud en zilver - essaaieren
gehalte betreffend - kwalitatief
gehalte eenheid van goud - allooi, karaat 
gehalte teken -  keurmerk
gehaltebepaling bij munten   essaai
gehaltemeter van zuurstof - eudiometer
gehalteproef - essaai
gehalveerd - dimidiatus, gedeeld
gehamerd   (muz.) martellato 
gehandicapt   belemmerd, benadeeld, gebrekkig, gehinderd, verminkt
gehandicapte - gebrekkige, invalide
gehanna - hel, hellepoel
gehannes   geknoei, gemier, gepeuter, gepruts,
gehanteerd - bezeten, vervolgd
gehard - gestaald, mannelijk, spartaans
gehard mens - Spartaan
geharrewar   gekibbel, gekrakeel, geruzie, gesol, verwarring
gehaspel   bisbilles, drukte, gebrabbel, geharrewar, gekibbel, geknoei, gekrakeel, gekijf, gemorrel, geredetwist, getob, getwist, last, moeite
gehassebas - drukte, gekijf, last
gehate vreemdelingen - gebroed
gehavend - aangeslagen, beschadigd, ontrampeneerd (sch.term) ontredderd, toegetakeld,  
gehecht   gebonden, trouw, vast, verknocht
gehecht zijn   hangen aan
gehecht zijn aan - liefhebben
gehechtheid   gebondenheid, hang, liefde, trouw, vastheid, verbondenheid, verknochtheid, vriendschap
geheel   algeheel, alles, alleszins, compleet, finaal, gaaf, gans, ganselijk, heel, helemaal, holocrien, integraal, ongeschonden, onverdeeld, perfect, rond, som, totaal, totaliteit, volkomen, volkoren, volledig, volmaakt, volslagen, volstrkt, voltallig
geheel alleen aan het eind komen - uiteindelijk
geheel alleen afmatten - kraken
geheel alleen afmatten - kraken
geheel bedekt met - vol
geheel bederven - abimeren
geheel beslagen paal - kolder
geheel buiten adem - ademloos
geheeld - beter
geheel de jouwe - t.t., t.a.t.
geheel der inzetten bij weddenschappen -  pool
geheel der liefdegevoelens - erotiek
geheel der menselijke kennis - wetenschap
geheel de uwe   t.a.t. (toutatoi), t.a.v. (toutavous), t.t (totustuus)
geheel en al   absoluut, algeheel, alleszins, compleet, finaal, gans, ganselijk, helemaal, inderdaad, juist, letterlijk, nauwlettend,  radicaal, roerend, totaal, totaliter, volkomen
geheel en al instemmen - beamen
geheel goed - gaaf
geheel gelijk - identiek
geheel gevuld   boordevol, eivol, vol 
geheel (het - betreffende) - algemeen, alles, totalitair, totaliter 
geheel (het - der verstandelijke vermogens) - intellect
geheel (het) - ensemble
geheel kleden - hullen, wikkelen
geheel leeg - op
geheel met zuilen omgeven tempel - peripteros
geheel meten - uitmeten 
geheel nazien - reviseren
geheel niet - geenszins
geheel niets - snars
geheel onderworpen - slaafs
geheel ongeschonden - gaaf, onaangeraakt, onbeschadigd, onbetreden, onbevlekt, ongerept, puntgaaf, rein, zuiver
geheel ontwikkeld insekt - imago
geheel overgegeven   verslaafd 
geheel (over het) - globaal, integraal
geheel stuk - kapot
geheel (tot een - maken) - integratie, integreren
geheel van beleefdheidsvormen - etiquette
geheel van bepalingen - reglement
geheel van bouwlanden   enk 
geheel van gedragsregels   protocol
geheel van de verwanten   sibbe 
geheel van drie letterkundige werken - trilogie
geheel van gedragsregels - protocol
geheel van liefdesgevoelens - erotiek
geheel van luchtlijnen - luchtnet
geheel van regels met betrekking tot erezaken - erecode
geheel van streek   beduusd, confuus, ontdaan , ontsteld overstuur, verward
geheel van woorden - tekst
geheel verbruikt   leeg, op, uitgeput 
geheel verbruikt worden   opgaan 
geheel vers - kersvers, nieuwbakken, pas
geheel verwoestend   vernietigend 
geheel volk betreffende - nationaal
geheel voltooien - voleinden
geheel vormend - aaneen
geheel vullen - volmaken
geheel zonder lichamelijke gebreken - kerngezond
geheelonthouder - afschaffer, teetotaler  
geheibel - geharrewar, gekibbel
geheid - absoluut, echt, geoefend,onwrikbaar, vast, zeker
geheiligd   gewijd, sacraal 
geheim - achterbaks, arglistig, bedekt, cabbalistisch, clandestien, discreet, duister, esoterisch, geheimzinnig, geniepig, gluipig, hartsgeheim, heimelijk, mysterie, mysterieus, mystiek, occult, onverklaarbaar, raadselachtig, secreet, stiekem, stilletjes, verborgen, verborgenheid, verdoken, verholen, verkapt
geheim agent   detective, rechercheur, spion, stille 
geheim bestemd van de deskundigen - esoterisch
geheim bestemd voor ingewijden - esoterisch
geheim betreffende landszaken    staatsgeheim
geheim bordeel - knip
geheim gemak - sekreet
geheim geneesmiddel   arcanum 
geheim genootschap   Camorra, Carbonair, Fenians, Illuminaten,  K.K.K, Kikoejoe, Maffia, Maumau, Rozenkruisers, Tempelieren, Vrijmetselaars, Waldenzen
geheim genootschap, Iers - Fenians
geheim genootschap Italiaans   Camorra, Carbonari,  Maffia
geheim genootschap van misdadigers in Napels   camorra
geheim genootschap, Macedonisch - Komitadsji
geheim genootschap, Melanesisch - Sukwe
geheim genootschap, Oost-Afrikaans - Mau-Mau
geheim genootschap, West-Afrikaans - Bundo, Poro
geheim houden - helen, secreteren
geheim middel - arcanum
geheim pad - sluippad
geheim recept - keukengeheim
geheim rechtscollege - veemgericht, volksrechtbank
geheim verbond   complot, kongsi 
geheimbewaarder   geheimhouder, vertrouweling 
geheime akte   contrelettre 
geheime bode - emissario, emissaris spion, verkenner, verspieder
geheime (joods) tekens - kabbalatekens
geheime leer - Kabbala
geheime politie   Gestapo. Gepeoe 
geheime schrijfkunst - steganografie
geheime staatspolitie     B.V.B., C.I.A. ,G.P.O.U., Ocra, Ovra, S.S., PIDE, Gestapo 
geheime vergadering - conciliabulum
geheime vijandschap - haat, rancune, wrok
geheime wetenschap - alchemie
geheimbouden   verbergen, verzwijgen
geheimhouding - discretie, secretesse
geheimleer   kabbala, mysterie, mystiek 
geheimelijk - geniepig, vals
geheimenis - arcanum,  musterion, raadsel
geheimenis (Lat.) - arcanum
geheimmiddel - nostrum
geheimschrift   code, cryptografie, rune
geheimschrijver   secretaris 
geheimtaal   argot, bargoens, boeventaal, dieventaal, jargon
geheim verbond - complot
geheimzinnig   achterhoudend, apocalyptisch, duister, gesloten, hiëroglyphisch, missleidend, mystiek mysterieus, obscuur, occult, onbegrijpelijk, onontcijferbaar, onverklaarbaar, orakelachtig, oraculeus, raadselachtig, verborgen, vreemd
geheimzinnige spreuk -  abacadabra,orakel, spreuk, toverspreuk
geheimzinnigheid - achterhoudendheid, duisterheid, geslotenheid, heimelijkheid, onverklaarbaarheid, raadselachtigheid
gehele aarde betreffend - oecumenisch
gehele college - plenum
gehele koop en verkoop - omzet
gehele ommekeer   kentering, omwenteling, revolutie, verandering
gehele verandering - omkeer, ommekeer
gehele vergadering - plenum
gehele verkoop - omzet
gehemelte   palatum, raak, verhemelte, velum
gehemelteletter - palataal
gehengen - dulden, gedogen, goedvinden, toelaten, toestaan, tolereren, veroorloven
gehengenis - beschikking, bewilliging, goedvinden, toelating, vergunning
Gehenna   hel, hellepoel 
Geheten - genaamd
geheugen   gedachtenis, herinneringsvermogen, heugenis, memorie, mneme,  remiscentie
geheugenbedrog - paramnese
 geheugenfout - lapsus
geheugenis   gedachtenis, geheugen, herinnering
geheugenkunst - mnemoniek, mnemotechniek
geheugenleer - geheugenkunst, memoniek 
geheugenloos - kinds, vergeetachtig
geheugensteun   agenda, ezelsbrug 
geheugensteuntje - ezelsbruggetje
geheugenstoornis - paramnesie
geheugenverlies   amnesie 
geheugenverzwakking - dysmnesie
geheugenzwakte   aphasie, mnemasthenie 
geheugenzwakte (Gr.) - aprosexie
geheveld - gedesemd, gezuurd
gehinderd   belemmerd, gegeneerd, gehandicapt, gestoord gehinderdheid - gegeneerdheid, gène, handicap, hel, kwelling, plaag, verlegenheid
gehoekt - hoekig
gehol - gedraaf
geholpen - gered
gehoor   aandacht, audiëntie, auditorium, luisteraars, oplettendheid, publiek, toehoorders, weerklank
gehoor, door- kenbaar - acustich, akoestisch, akustich
gehoor, het- betreffende - auditief
gehoorapparaat   audiofoon, otofoon, spreekbuis, spreekhoorn 
gehoorbeentje   aanbeeld, hamer, stijgbeugel, zadel
gehoorbuis - auriculaire, otofoon
gehoorcurve   audiogram 
gehoorgang - gehoorbuis
gehoorgestoord - doof
gehoor geven - volgen
gehoorkamer - audiëntiekamer, audiologie, auditorium, gehoorvertrek, gehoorkunde
gehoorkunde   audiologie 
gehoormeter   akoe(sti)mester, audiometer  
gehoormiddel - karwijzaad
gehooronderzoek - auscultatie
gehooronderzoeken - ausculteren
gehoorontwikkeling - solfège
gehoororganen   oren 
gehoorsteentjes - gehoorzand
gehoorverlening   audiëntie 
gehoorvlies - trommelvlies
gehoorzaal   audiëntiezaal, auditorium, aula
gehoorzaam - bereidwillig, braaf, beleefd, gedwee, gewillig, gezeglijk, hoorzaam, obediënt, onderdanig, oppassend, suf, volgzaam, willig, zoet
gehoorzaamheid   braafheid, discipline, gedweeheid, gezeglijkheid, subordinatie, obediëntie, tucht, volgzaamheid, zoetheid
gehoorzaamheid in krijgsdienst - subordinatie
gehoorzaamheid van kloosterlingen - obsequium
gehoorzamen - luisteren, naleven, obediéren, volgen, 
gehopt bier - wort
gehouden - verbonden, verplicht 
gehucht   buurtschap, dorp, gat, negorij, plek, uithoek, vlek 
gehucht bij Steenwijk - Eze
gehucht (Eng.)   hamlet 
gehuichel - huichelarij, hypocrisie
gehuicheld - geveinsd, huichelachtig, hypocritisch, ongemeend, onoprecht, schijnheilig, voorgewend
gehuil - gebler, gegier, gejank, geklaag, geloei, geschrei, misbaar
gehuisvest - wonend
gehumeurd - geluimd, gemutst, gestemd
gehuurde sluipmoordenaar   bravo, pistolero 
gehuurde sjouwer   koelie, kruier 
gehuwd   getrouwd 
gehuwde - getrouwde 
gehuwd paar   echtelieden, echtpaar
gei   takel, scheepstouw, touw 
geijkte uitdrukking - cliche, gezegde, spreekwoord,  zegswijze 
geil   dartel, heet, host, vet, weelderig, wellustig, wulps
geïllustreerde atlas - platenatlas
geiman   kraandrijver
geïmiteerd   nagedaan, nagemaakt, onecht
geïmmigreerde Chinees in Indonesië  - singke, singken
geïmporteerd   ingevoerd
geïmproviseerd privaat van een kampement - latrine
geïmproviseerd tafellied - drinklied, skolion
gein - aardigheid, boert, gebbe, gekheid, grap, humor, leukheid, lol, leut, luim, oele, plezier, pret, scherts, snakerij
geïncrimineerd - gewraakt
geïndigeerd - verontwaardigd
geïndisponeerd - ongenegen, ongesteld, ontstemd
geinig - amusant, grappig, leuk, lollig
geinmaker - clown, fuifnummer, lolbroek, pleziermaker, pretmaker 
geintje - aardigheidje, grapje, lolletje
geïntrigeer - gekonkel, konkelarij, kuiperij, slinksheid
geïnverteerd - omgekeerd
geïrriteerd - kriegel
geiser - springbron
geisha - maiko
geïsoleerd - afgesloten, afgezonderd, apart
geit - amathea, bok, met(te), sik, wijfje
geitantilope - gems, kambing-oetan. sneeuwgeit
geit, soort van - markhoorn, sakin, steenbok, thar, toer
geitenbok - sik
geitenbaard - sik
geitenblad - kamperfoelie
geitenbond - chevrette
geitengeluid - mekkeren
geitenhaar - grein, mohair
geitenkaas - chevron
geitenklaver - grein, geitekruid, geiterust 
geitenleer - cabretleer,  chevreau, corduaan, marokijn, saffiaan  
geitenmelker - dagslaper, nachtzwaluw
geitenpoot - zevenblad
geitenras - toggenburger
geitenrust - galigaan
geitensik - geitebaard
geitensoort - alpensteenbok, bezoargeit, huisgeit, markhoor, sakin, schroefhorengeit, thar, toer
geitenziekte - aamt
geitouw - gei
gejaagd - doldriest, gehaast, haastig, heisterig, jachtig, koortsachtig, nerveus, ongeduldig, onrustig, rusteloos, voortgedreven, zenuwachtig 
gejaagd (muz.) - agitato
gejaagd heen en weer lopen - heisteren
gejaagd maken - agiteren, opdrijven, verontrusten
gejaagdheid - agitatie, gejacht, haast, onrust, spoed
gejaagdheid uit vrees voor straf - draf
gejakker - gehaast
gejammer - gelamenteer, geweeklaag, jeremiade, lamentatie, misbaar
gejank - gehuil
gejen - geterg
gejoel - getier, geroep, rumoer
gejubel op de zangalerij - jubee
gejudas - gekwel
gejuich - applaus, cheer, exultatie, gejubel, hoera, jubel, vreugdekreten
gek - absurd, bedlamiet, belachelijk, bespottelijk, bezeten, clown, crazy, daas, dol, dwaas, geschift, getikt, grappig, hoerageroep, idioot, kinds, knots, koddig, krankzinnig, kwast, kwibus, laf, lijperd, maf, mal, malloot, marot, mesjoche, mesjoege, mesjokke, nar, oele, ongewoon,  ontzind, onwijs, onzinnig, paljas, potsenmaker, stapel, raar, verdwaasd, vreemd, waanzinnig, ijlhoofdig, zinneloos, zonderling, zot
gek (bar.) - olms
gek (te - om los te lopen) - onzinnig
gek doen - mallen
gekakel - babbelarij, gebabbel, gekwebbel, gekwetter, gesnater, snoeverij, 
gekal - gebabbel, gepraat
gekamd - gekuifd, kamdragend
gekamd stro - dekriet, glui
gekanaliseerd riviertje in Friesland - Ee
gekanker - basvetterij, basvetting
gekant - afkerig, ertegen, vijandig 
gekanteld - omgevallen
gekarteld - ingekeept
gekast - gezet (van diamanten)
gekauwde ingesmeerde betelblad - sirih
gekeeld - gedood, geslacht
gekeerd naar - tegen
gekef - geblaf
gekend - bekend, openbaar, publiek
gekend wordende - bekend
gekenmerkt door - onfortuinlijk, pech, tegenslagen
gekeperd katoen - denim
gekeperd linnen weefsel - dril
gekeperde stof - kamelot, oriëntaal, serge
gekeperd weefsel - dril, pilo,serge
gekeperd weefsel van strijkwol en katoen -  napolitaine
gekeperde katoenen stof - oriëntaal
gekeperde stof - buksin, cheviot, dril, merinos, paramat, pilo, ras, serge, tibet
gekeperde wollen stof - serge
gekerm - gesteun
geketend - geboeid, gekluisterd, vastgeklonken
gekeuvel - gebabbel, geklets
gekheden - allotra (Gr.), dwaasheden
gekheid - aardigheid, aperij, boert, dwaasheid, frats, grap, gril, grol, gein, idioterie, klucht, kolder, kortswijl, leut, lol, malligheid, narrerij, nuk, oele, onverstand, onzin, scherts, sottise, zotheid, zotternij
gekheid maken - dollen, mallen, schertsen, stoeien 
gekibbel - bisbilles, gehakketak, geharrewar, gehassebas, kibbelarij, kibbeling, kijvage, twist
gekiemde gerst - mout
gekietel - gekriebel
gekkemanswerk - dwaasheid
gekkenpraat - larie, nonsens
gekken - boerten, schertsen
gekkenfeest - narrenfeest
gekkengetal - elf
gekkenhuis - dolhuis, krankzinnigegesticht
gekkennummer - elf
gekkenpraat - dollemanspraat, dollepraat, larie, nonsens, onzin, zotteklap
gekkentaal - zotteklap
gekkenwerk - narrenwerk
gekkenzaad - huttentut
gekkerd - malle, malloot
gekkernij - gekheid, jokkernij, scherts
gekke streek - capriool
gekke streken - fratsen
gekke vent - dwaas, fat, kwast, kwibus, malloot, zot 
gekkigheid - dwaasheid, gekheid
gekkigheid maken - schertsen
gekkin - malloot, zottin
gekko - hagedis, reptiel, tokeh
geklaag - gejammer, gelamenteer, misbaar
geklad - geknoei
gekladder - geknoei
geklap - applaus, beuzelpraat, gebabbel, roddel
geklauter - geklim
gekleed - deftig, zondags
geklemd - beknel
geklep - gebeier
geklets - beuzel, gebabbel, gebazel, gebral, gekwebbel, gekwek, geleuter, gepraat, gerel, gewauwel, gezeur, gezanik, gezwam, kletspraat, kletsica, larie, onzin, praterij, quatsch  
gekleurd - aangedikt (fig.), colorado, getint, kleurrijk, overdreven
gekleurde kwast - troetel
gekleurd weefsel - batik
gekleurde gipsfiguur voor kerstkribbe - santon
gekleurde katoenen stof - sits
gekleurde kwast - troetel
gekleurde ontbinding van licht - fluorescentie
gekleurde plaat - prent
gekleurde reproduktie - oleografie
gekleurde vlinder - atalanta,  nummervlinder
geklieder - geknoei
geklier - gezeur
geklonterde melk - ruiting
geklop - gebons
geklopt touwwerk - pluis
geklots - aanslag
gekluisterd - geketend 
geklungel - geknoei 
geklutste eieren - struif, roerei
gek mens - dwaas, malle, malloot
geknars - strepitus
gekneed mengsel - deeg
gekneveld - gebonden, onderdrukt
geknikt stuk hout - knie
geknoei - bedrog, fraude, gebroddel, gehaspel, geklungel, gekonkel, gekuip, gemodder, gemors, gepruts, gezanik, intrige, knoeierij, knudde, kuiperij, malversatie, oplichting, pet, prutswerk, slordigheid, zwendel
geknor - gegrom
gekocht - aangeschaft, overgenomen
gekochte goederen weigeren - katten
gekochte voorraad - inslag, inkopen, leeftocht, opslag, proviand, reserve
gekommiteerde - afgevaardigde, gevolmachtigde
gekoncentreerd - aandachtig,  ingespannen, verdiept
gekondenseerd - ingedikt, verdicht
gekonjugeerd - toegevoegd
gekonkel - geknoei, mikmak, intrige, konkelarij, kuiperij
gekonstateerd - bekrachtigd, gestaafd, vastgesteld
gekonsterneerd - onthutst, verbaasd, versteld
gekontinueerd - verlengd, vervolgd, voortgezet
gekooktemeelkost - troet
gekookt - gaar, gezoden
gekookt fruit - gelei
gekookt mengsel van lijnolie, pijpaarde en loodwit - plamuur
gekookt sap van vruchten - gelei
gekookt vruchtensap - rob
gekookte lijnolie - plamuur
gekookte rijst - nasi
gekookte spijzen - kokage(oud)
gekoos - geliefkoos, geminnekoos, gevlei
gekorreld marmer - graniet
gekorreldheid - grein, korn
gekostumeerd - verkleed
gekostumeerd feest - maskerade
gekozen - elect
gekozen aanvoerder - bisschop, electo, eletto
gekozene - elect, electo, geliefd, uitverkorene
gekraagde tortelduif - lachduif, ringtortel
gekraak - lawaai
gekraak laten horen - kraken
gekrab - gekriebel
gekrabbel - pataraffe
gekrakeel - gekijf, getwist
gekrenkt - beledigd, gepikeerd, verdrietig
gekreukelde broek - slob(berbroek)
gekreukt - behaaglijk, gemelijk, verfrommeld 
gekreun - gekerm, gesteun, gejammer
gekriebel - gekietel, gekrab, gekriebel, gestreel, jeuk
gekriewel - krevel
gekrioel - gewemel, gewoel
gekristalliseerde aluin - aluinmeel
gekristalliseerde azijn - ijsazijn
gekristalliseerde koolstof - diamant
gekristalliseerde suiker - kandij
gekristaliseerde ijzeroxyde - ijzerglans
gekroesd - krullend
gekroesd papier om cotelet of kippepoot - manchet, papillot
gekroesd weefsel - crèpe
gekroesde stof - crèpe, krip
gekromd - gebogen, gebukt, krom, rond
gekromde lijn - curve
gekronkeld - bochtig
gekroond staatshoofd - keizer, koning, tsaar
gekroond hoofd - vorst
gekruid - gepeperd, pikant, prikkelend
gekruide drank - kandeel
gekruid broodje - anijsbeschuitbol, bestel
gekruid nat - saus
gekruid vlees - aspic
gekruide azijnsaus - marinade
gekruide eiersaus - ravigote
gekruide jenever - berenburg
gekruide kaas - komijnekaas, kruidkaas, nagelkaas
gekruide saus - ravigote(saus)
gekruide wijn - negus
gekruide wijnsaus - marinade
gekruist - cruciatus, kruiselings
gekruist evenwijdig traliewerk -  roosterwerk
gekruiste vis - muil
gekruld - kroes
gekruld bont van pasgeboren lammeren -  astrakan
gekruld zijn - krullen
gekrulde haren - wol
gekrulde zuring - koeleek
gekrijt - gejammer, geklaag, gekrijs
geschreeuw
gekscheerder - grappenmaker
gekscheren - badineren, boerten, dollen, jokken, plaisanteren,  railleren, schertsen
gekscherend - lachenderwijs
gekskap - narrenkap
gekskolf - marot, zotskolf
geksspel - dwaasheid, zotsspel
gekte - waanzin
gekuip - corrupte, kuiperij
gekuist - fijn, keurig, kies, zuiver
gekunsteld - artificieel, geaffecteerd, gedwongen, gemaakt, gemaniëreerd, gezocht, kostbaar, kunstmatig, onecht, onnatuurlijk, onnatuurlijk, precieus, vals
gekunstelde bouwstijl - maniërisme
gekunstelde houding - poseren
gekunstelde houding aannemen - pareren
gekunstelde schrijftrant - marinisme
gekunstelde schrijftrant (17e eeuw) -  eufuïsme
gekunsteldheid - affectatie, gemaaktheid, maniërisme, onnatuurlijkheid, stijfheid
gekwaak - gekwek
gekwalificeerd - bevoegd, gerechtigd
gekwartierd - ecartelé, gekwartileerd 
gekwebbel - geklets
gekweekt voedergras - timotheegras
gekweekte soort papaver - schijnpapaver
gekweel van vogels - getierelier
gekwek - gekwaak
gekwetst - beledigd, geblesseerd, gekrenkt, geraakt, gewond, verstoord
gekwetst kunnen worden - kwetsbaar
gekwetste - gewonde
gekwetter - gekakel, gesnap, gesnater
gekwezel - gefemel, femelarij
gekijf - isbillies, drukte, gekrakeel, getier, getwist, krakeel, lawaai,  ruzie, tweedracht, twist
gel - gelantine, gelei, haringingewand
gelaafd - verkwikt
gelaagd gesteente - gneis
gelaagdheid - stratificatie
gelaat - (aan)gezicht, aanschijn,  bakkes, facie, mine, ponem, smoel, snoek, snoet, snuit, toet, tronie, uiterlijk
gelaat van een dier - bek, snoet, snuit
gelaat van opzij - profiel, silhouet
gelaatkunde - fysiognomie, proposologie
gelaatkundige - fysionomist
gelaatsafdruk - masker
gelaatskleur - bleek, blos, teint, teint
gelaatspoeder - bedak, blanketsel, rouge
gelaatsschildering - grime, portret
gelaatstrekken - lineament, wezenstrek
gelaatsuitdrukking - fysiognomie, fysionomie, mime, mimiek
gelaatsversiering - baard, bakkebaard, knevel, snor, sik
gelaatsvertrekking - grimas, grijns, grijnslach, mime, sneer, trek
gelach - geschater, hilariteit, schaterlach, vrolijkhid
geladen - affectief
geladen admosfeer - spanning
geladen atoom - ion
geladen waterstofatoom - ion, proton
gelaedeerde - beledigde, benadeelde
gelag - braspartij, lot, orgie, slemppartij, slemperij, vertering
gelaghouder - herbergier, kastelein, kroegbaas, waard
gelachkamer - beierd
gelamenteer - gejammer, geklaag, geweeklaag
gelande - landeigenaar
gelang - mate
gelardeerd - doorregen
gelast - verbonden
gelasten - aanzeggen, bevelen, commanderengebieden, gebieden, opdragen, opgeven, ordonneren, verordenen
gelaster - kwaadsprekerij
gelastigde - agent, commissaris,  mandataris
gelaten - abandono, berustend, geduldig, gedwee, geresigneerd, getroost, kalm, lijdzaam, onderworpen, passief, rustig, sedaat, stoïsch, stoicijns 
gelatenheid - bedaardheid, berusting, geduld, kalmte, lijdzaamheid, passiviteit, resignatie, stoicisme, zenoisme
gelatine - beenderlijm, lil
gelauwerd - bekroond, versierd
gelauwerd dichter - laureaat
gelazer - geduvel
geld - betaalmiddel, betaling, centen, duimkruid, duiten, entreegeld, financiën, geldsom, kapitaal, kas, lood, loon, masomme, money, moos, munt, pasgeld, pecunia, penning, pingping, poen, poet, specie, spie, splint, ruilmiddel, vermogen, 
geld betreffende - financieel, geldelijk, pecunair, pecunieel
geld buiten omloop stellen - demonetiseren
geld (satanisch of duivels) - mammon
geld in kas - baar, cash, contanten
geld inbrengen - deposito, inleggen
geld innen - opsteken
geld lenen op onderpand - belenen
geld maken zonder werken - speculeren,  rentenieren
geld op de bank - deposito, saldo
geld ophalen - incasseren
geld ophalen (door orgeldraaier) - mansen
geld opmaken - interen, uitgeven, verteren
geld opnemen - disponeren
geld opsparen - potten
geld opzij leggen - sparen
geld overmaken - gireren, remitteren
geld overschrijven - bankieren, gireren
geld sparen - muiken, potten
geld steken in aandelen - speculeren
geld steken in een onderneming -  financieren
geld voor de oude dag - lijfrente, pensioen
geld weggeven - doneren, schenken
geldadel - miljonairs, rijkaards
geldafperser - afdrijver, afzetter, chanteur, knevelaar 
geldafpersing - chantage, concussie, knevelarij
geldbakje van straatmuzikant - mans
geldbedrag - geldsom, som
geldbeheerder - bankier, financier, rentmeester
geldbergplaats - beurs, buidel, kluis, safe
geldbeurs - knip, portemonnee
geldbewaarplaats - kas
geldbezit - kapitaal, vermogen
geldbezorger - financier
geldboek - kasboek
geldboete - amende, poene
geldbriefje - biljet
geldbuidel - beurs, portemonnee, portemonnaie,  puit
geldelijk - financieel
geldelijke ondersteuning -  donatie, subsidie, toelage
gelddorst - geldzucht, goudkoorts
geldduivel - geldhond, geldwolf, mammoon vrek 
geldeenheid - valuta
geldelijk - financieel, monetair, pecunair, pecunieel
geldelijk belonen - retridueren, vergoeden
geldelijk bezit - rijkdom, vermogen
geldelijk bezit van de staat - financiën, rijksmiddelen, staatskas, staatskist, staatsmiddelen
geldelijk steunen - subsidiëren
geldelijk tot niets meer in staat - gedallast, gedallest
geldelijk vermogen - fortuin, kapitaal
geldelijk voordeel - gewin, mazzel, winst
geldelijke beloning - gage, honorarium, loon, salaris, vergoeding,
geldelijke bijstand - subsidie
geldelijke dwang - pressie
geldelijke ondersteuning - subsidie, tegemoetkoming, toelage 
geldelijke straf - boete, pene, poene
geldelijke toelage - stipendium
geldelijke uitgave - kost
geldelijke uitkering - getuigengeld, toelage
geldelijke verplichting  - last, obligo, schuld 
geldelijke zorgen - penarie
geldeloos - berooid, blut
gelden - aangaan, deugen, doorgaan, kosten, (mee)tellen, slaan op, strekken, valeren, valideren, vigeren,
gelden beheren - financieren
gelden ontvangen - innen
gelden verduisteren - malverseren
gelden verschaffen - financieren
gelden voor mislezing - stipendium
geldend - geldig, valabel, wettig
Gelderland - Gelre
Gelderland, deel van - Achterhoek, Betuwe,
Bommelerwaard, Liemers, Lijmers, Montferland, Veluwe
Gelders vliegveld - Terlet, Teuge
Gelderse beek - Berkel, Slinge(rbeek) 
Gelderse gemeente - 
 3   Ede, Epe
 4   Elst, Lent, Nede, Tiel, Velp, Wehl
 5   Bergh, Didam, Gendt, Hedel, Neede, Vuren, Wamel,
      Wisch
 6   Aalten, Arnhem, Bemmel, Brakel, Druten, Elburg,
      Ermelo, Hattem, Heerde, Lochem, Maurik, Nijkerk,
      Putten, Renkum, Rheden, Rossum, Voorst, Vorden,
      Wijchen
 7   Angerlo, Borculo, Brummen, Echteld, Gorssel,
      Groenlo, Haatten, Hengelo, Heteren, Huissen, Lienden,
      Nijmegen, Zutphen
 8   Doesburg, Eibergen, Ubbergen, Zevenaar
 9   Apeldoorn, Barneveld, Culemborg, Dinxperlo,
      Dodewaard, Groesbeek, Harderwijk, Maasdriel,
      Millingen, Oldebroek, Pannerden
10  Doetinchem, Gendringen, Wageningen,
      Winterswijk, Zaltbommel
11  Westervoort
12  Geldermalsen, Heerewaarden, Scherpenzeel
13   Hummelo Keppel, Lichtenvoorde 
Gelderse hoofdstad - Arnhem
Gelderse plaats -
 4   Ewijk, Ulft, Velp
 5   Driel, Eefde, Uddel
 6   Dieren, Ruurlo
 7   Barchem, Dreumel, Leeuwen, Vaassen
 8   Nunspeet
Gelderse roos - balroos, mispelbloem, sneeuwbal
geldgever - sponsor
geldgier - goudduivel, hebzucht, griffioen, Harpagon
gelddaren - sparen
geldgod - Mammon, Plutus
geldgordel - gelddoosje
geldhandel - bankbedrijf
geldhandelaar - bankier, financier
geldheerschappij - plutocratie, plutokratie
geldheffing - belasting
geld huishouding - maatschappij
geldig - aannemelijk, competent, deugdelijk, echt, gangbaar, gegrond, goed, juist, legaal, profijtelijk, rechtsgeldig, 
valabel, valide, vigerend, wettig 
geldigheid - validiteit
geldigheidstijd - looptijd
geldigverklaring - legalisatie, validatie, wettiging  
geld inbrengen - deposito, inleggen 
geld in kas - baar, cash, contanten
geld inleggen - lappen, zetten
geld innen - opsteken
geld instelling - bank
geldinzameling - collecte
geldkast - kluis
geldkistje - cassette
geldknip - beugel
geldkoning - financier
geldlade - kassa
geldlening met schip als onderpand - bodemerij
geldlening tegen onderpand van effecten – nolongati-
geldmiddelen - financiën, kapitaal
geldnemer - lener
geldnood - penarie
geldomloop - circulatie
geld ontvangen - beuren, incasseren, innen
geldontwaarding - devaluatie, inflatie 
geld ophalen - incasseren
geldophaler bij een draaiorgel - manser
geld opmaken - interen, uitgeven, verteren
geld opsparen -  potten
geld opzij leggen - sparen
geld overmaken - gireren, remitteren
geldovermaking - remise
geldprijs - koers, waarde
geldregering - timocratie
geldschaaltje - muntwaag
geldschieter - actionair, actionist, bankier, belegger, crediteur, faiseur, financier, geldman, lener, prolongant, woekeraar,
geld slaan - munten
geldsom - bedrag, kapitaal
geldsom die betaald moet worden   somma, waarde
geldspeler   gokker, speculant 
geld steken in aandelen - speculeren
geldstelsel - valuta
geldstraf - achterwiel, bekeuring, boete, pene, poene 
geldstuk   cent, daalder, dubbeltje, duit, euro, florijn, gobang (Indon.), gulden, knaak, kwartje, munt, muntstuk, numis, oortje, penning, pop, riks, rijksdaalder, schelling, schijf, stuiver, sou
geldstuk (fr)  - sou
geldtas - beurs, buidel
geldswaarde - bedrag, valuta
geldwaarde (Eng.) - P.,St.
geldswaarde van een aandeel - koers
geldswaardig papier    aandeel, bankbiljet, betaalcheque, cheque, coupon, dividendbewijs, effect, fonds, grootboekinschrijving obligatie, pandbrief, postbewijzen, promesse, stuk, tegoed bon, waardepapier, wissel
geldsysteem voor uitkeringen -  verzekeringen
geldtasje - portemonnee, portemonnaie
geldtransactie - koop
geldtransactie tot stand brengen - koop
geldverdiener - moneymaker
geldverduistering - malversatie
geldverlegenheid - geldgebrek, penarie 
geld voor het stallen - stalgeld
geldvoorraad   kas 
geldwaardig papier - betaalcheque, effect
geld weggeven - doneren, schenken 
geldwezen - financiën
geldwisselaar   agioteur 
geldwisselkantoor - change
geldwolf - duitendief, gierigaard, gortenteller
geldzak - beurs, buidel 
geldzending   remise 
geldzorgen - misère, nooddruft
geldzucht - gouddorst, inhaligheid
geldzuchtige - goudduivel
gele aardhars - retiniet
gele aardsoort   oker 
gele bladkleurstof - xantofyl
gele drank - citroen, citroenjenever
gele ganzebloem - strobloem
gele granaat   topasoliet 
gele harsachtige kleurstof - morine
gele kleurstof in meekrap - oker, xanthine
gele koorts, overbrenger van het virus - Aëdes 
gele kwikstaart - koevinkje
gele licht brandbare stof   zwavel 
gele lis - ooievaarsbloem
gele loofvogel   lopertje 
gele mier uit Egypte - faraomier
gele narcis - paaslelie
gele paardebloem - hengel
gele perzik - mercaton
gele plantenkleurstoffen - flavonen
gele plomp   kruik 
Gele rivier - Hwang(h)o
gele vaseline met terpentijn - kloosterbalsem
gele vederik - teunisbloem
gele verfstof - berggeel, cadoniumgeel, luteoline, massicot, oker, oreade
Gele zee - Hwang-hai
gele zoetigheid - honing
geleden   afgelopen, her, passé, terugblik, voorbij 
gelederen - kring
geleding - gelid, gewricht, insnijding (kust), lid, segment,  verbinding
geleed   apocyt(isch), gearticuleerd, samengesteld 
geleed dier - duizendpoot, insect, krab, kreeft, rups, spin
geleedpotige - arthropoda
geleedpotig dier   duizendpoot, hooiwagen, insekt, krab, kever, kreeft, kruisspin, roofspin, spin, tor
geleend geld -  lening
geleend goed - leen
geleende geldsom - lening
geleerd   bekwaam, belezen, deskundig, erudiet, geletterd, knap, kundig, letterheid, letterwijs, lettre, onderlegd, onderwezen, prifessoraal, savant, wijs
geleerd taalkundige - linguïst
geleerd twistgesprek - dispuut
geleerde - letterheid, professor
geleerde Hindo - Pandit
geleerde (moh.) - molla, mollah
geleerde uit Rotterdam afkomstig   Erasmus
geleerde verhandeling - dissertatie, proefschrift
geleerde vrouw    blauwkous, doctoranda, savante
geleerdheid   eruditie, kennis, kundigheid, wijsheid 
gelegen - apropos, gelocaliseerd, gesitueerd
gelegen komen - conveniëren, pas
gelegen komend - opportuun, welkom 
gelegen komende - welkom
gelegen zijn - liggen
gelegen zijn aan   belenden 
gelegenheid    aanleiding, etage, evenement, inrichting, kans, mogelijkheid, moment, occasie, plaats, ruimte, stade, situatie, testade, zaak
gelegenheid geven - aflaten
gelegenheid tot overnachten   herberg, hotel, jeugdherberg, logies, motel 
gelegenheid tot verblijf   logies 
gelegenheidskleding   avondtoillet, gala, jacquet, rok, smoking 
gelegenheidskoopje   occasion 
gelegenheidskostuum - rok, smoking
gelegenheidspolitiek - opportunisme
gelegenkomend - geschikt, opportuun, vanpas, welkom
gele granaat - topasoliet
gelei - aspic, dril, jam, lil, vruchtenmoes 
geleiachtig - colloïdaal
geleiachtig afval - dril, lil
geleiachtig eiwitpreparaat - gelatine
geleiachtige benzine   napalm 
geleiachtige massa - dril
geleiachtige stof   gel, gelatine 
geleibiljet - cedel, ceel, consent, permit
geleiboom - leider
geleibrief - permis, vrijbrief
geleidebuis van leer of zeildoek    mamiering
geleide - bescherming, comitaat, conduct, escorte, gevolg, gids 
geleide economie   dirigisme
geleidebiljet   ceel, cedel, permit 
geleidebuis van leer - mamiering
geleidelijk   allengs, effenaan, geordend, geregeld, getemporiseerd, gradueel, langzaam, langzaamaan, ordelijk, regelmatig, rustig, stilaan, 
geleidelijk verval - afname, decadentieteruggang, terugloop, verloop
geleidelijk zich ontwikkelen - evolueren
geleidelijke afsterving van de cellen - necrobiose
geleidelijke ontwikkeling   evolutie, groei
geleidelijke overgang - evolutie
geleidelijke uitbreiding - escalatie
geleidelijke vermindering der ziekteverschijnselen - lysis
geleiden   begeleiden, escorteren, flankeren, leiden, vergezellen, voeren
geleidend maken - ioniseren
geleider   cicerone, conductor, gids, loods
geleider - chaperon, cipier 
geleider (elek.) - conductor
geleider van olifant   kornak 
geleider van pakpaard - batman
geleider van toeristen   gids, cicerone
geleiding maken - ioniseren
geleidster van een jonge dame   chaperonne
geleigeest - beschermengel
geleischip - konvooier, konvooischip
gelest   gestild
geletterd - belezen, erudiet, geleerd, knap, kundig, lettre, literaat, wijs
geletterde   lettré, literator 
geletterdheid - alfabetisme, eruditie
geleuter - geduvel, geklets gemier, gepeuter, gezanik, gezeur, gezwam, kletspraat, mallepraat
geleverd door een koe - melk, zuivel
geleverd door een olifant - ivoor
geleverd door een schaap - wol
geleverd door het land - graan, voedsel
gelid - file, geleding, geslacht, lid, rij, ris 
geliefd   begeerd, bemind, dierbaar, getapt, gezouitverkorencht, favoriet, geliefkoosd, gewild, gezien, lief, populair, 
geliefde - aanbedene, amant, belle, beminde, favoriet, liefje, maitresse, minnaar, minnares, uitverkorene, vlam
geliefde van Abelard   Heloïse 
geliefde van geliefde van Aeneas   Dido, Lavinia 
geliefde van Alexander de Grote   Thaïs
geliefde van Alkmene - Elfio, Europa
geliefde van Amor - Psyche
geliefde van Antonius   Cleopatra 
geliefde van Apollo - Cyrene, Daphnis, Kaliope
geliefde van Artemit - Endymion
geliefde van Bob   Daphne 
geliefde van Cupido   Psyche 
geliefde van Dante   Beatrice 
geliefde van Daphnis   Chloë 
geliefde van Demosthenes - Laïs
geliefde van Dido - Aeneas
geliefde van Don Quichot - Dulcinea
geliefde van Endymion - Artemis, Selene
geliefde van Eros - Psyche
geliefde van Heloïse   Abelard 
geliefde van Hercules - lole
 geliefde van Hero - Leander
 geliefde van Heros - Leandros
geliefde van Isolde   Tristan 
geliefde van Jacques Perk   Mathilde
geliefde van Jupiter   Latona 
geliefde van Julius Caesar   Cleopatra
geliefde van Jupiter - Latona, Leto
geliefde van Leander - Hero
geliefde van Mimnermus - Nanno
geliefde van Pericles   Aspasia 
geliefde van Perk - Mathilde
geliefde van Petrarca   Laura 
geliefde van Pyramus   Thisbe 
geliefde van Radames - Aïda
geliefde van Romeo   Julia 
geliefde van Rougeleaa   Bettina 
geliefde van Saidjah - Adinda
geliefde van Samson - Oelila
geliefde van Selene - Endymion
geliefde van Theseus   Ariadne 
geliefde van Tristan   Isolde 
geliefde van Venus - Anchises
geliefde van Zeus   Aegina, Alkmene, Antiope, Demeter, Dione, Europa, Hera, Juturna, Lamia, lo, Leto, Loda, Maera,  Maia, Metis Semele, Themis,
geliefhebber   amateurisme, dilettantisme
geliefkoos - gevlei
geliefkoosd - bemind, dierbaar, geliefd
geliefkoosd onderwerp   stokpaardje 
gelieven - behagen, goedvinden, minnenden, willen
gelig - tanig, vergeeld
gelig maken - gelen
gelige licht ontvlambare stof - zwavel
geliggen - bevallen, kramen
gelijk - conform, dezelfde, dito, doorgaand, eender, eenparig, eensluidend, eenzelvig, effen, effenen, egaal, eigenste, enerlei, equaal, equivalent, even, evenals, evenbreed, eveneens, evenhoog, evenlang,  evenmatig, evenveel, evenzo, gelijkertijd, gelijkluidend, gelijkvormig, glad, hetzelfde, idem, identiek, intussen, iso, it, kiet, onbeslist, ondertussen, onderwijl, ongewijzigd, onveranderd, overeen, overeenkomst, parallel, pari, part, plat, quitte,  rechtstreeks, remise, simultaan, sprekend, tegelijk, uniform, vlak,  zoals
gelijk (Lat.) - par
gelijk aan - evenals, identiek, synoniem
gelijk aan minimale waarde   à pari 
gelijk aan waarde - pari
gelijk blijven - bijbenen
gelijk doen - meteen
gelijk en cilindervormig   rolrond
gelijk en gelijkvormig - congruent
gelijk gekleed   uniform
gelijk in betekenis - synoniem
gelijk in samenstelling - iso
gelijk in talent - peer
gelijk in uiterlijk   uniform, evenbeeld
gelijk maken - adjusteren, aplaneren, elimineren, nivelleren, planeren, wegwerken
gelijk op   sam sam 
gelijk spel - onbeslist, remise
gelijk van inhoud - eensluidend
gelijk van vorm   isomorf 
gelijk verdeeld - isometrisch
gelijk vooraf - us
gelijkbaar - quasi
gelijkblijvend - regelmatig
gelijkdurig - isochroon
gelijke - confrater, collega, dezelfde, dubbelganger, eendere, evenbeeld, evenknie, gade, genoot, gezel, hetzelfde, maat, medemens,naaste, pair, partuur, portuur, recent, weerga,
gelijke betekenis hebbend   equivalent, identiek, synoniem
gelijke driehoekige vakken - gegeerd
gelijke gedaante - isoform
gelijke kleding   uniform, tenue 
gelijke optische eigenschappen hebbend -  isotoop
gelijke schaakstelling - pat
gelijke spanning - isotoon
gelijke stemmen (muz.) - ve (voci equali)
gelijkelijk - evenzeer, tegelijk
gelijken   egaleren, evenaren, overeenkomen, pares, stroken 
gelijken op - aarden, slachten
gelijkenis   afbeelding, beeld, evenbeeld, metafoor, model, overeenkomst, parabel, portret, vergelijking
gelijkerwijze   evenals, evenzo, zoals
gelijkgeaard   eendrachtig, homogeen, homogeniteit 
gelijkgeaardheid   eendrachtigheid, homogeniteit
gelijkgerechtigheid - pariteit
gelijkgesteld in rechten - gemancipeerd
gelijkgestemd - eendrachtig, eenstemmig, gelijkgezind, zuiver
gelijkgezind   eensgezind, unaniem, verwant
gelijkgezinde - geestverwant, medestander, partizaan, verwante
gelijkheid   akkoord, analogie, congruentie, eenheid, egalité, egaliteit, emancipatie, equivalentie, evenwicht, identiteit, iso, overeenkomst, pariteit, uniformiteit
gelijkheid (Fr.) - egalité
gelijkin aantal - even
gelijkheid in afmeting   isometrie 
gelijkheid in vorm maar met verschil in betekenis - homonymie
gelijk in uiterlijk - evenbeeld
gelijkheid van atoomkern met zelfde massanummer - isobaar
gelijkheid van beginklank - alliteratie, beginrijm, stafrijm
gelijkheid van denkbeeld met een andere uitdrukking - tautologie
gelijkheid van duur - isochronisme, isochroniteit
gelijkheid van klank - isofonie, rijm
gelijkheid van klinker   assonantie 
gelijkheid van koers op verschillende plaatsen - pariteit
gelijkheid van luidheid aangewende lijn - isofoon
gelijkheid van maat - isometrie
gelijkheid van meetkundige figuren - congruentie
gelijkheid van mening - akkoord, overeenstemming
gelijkheid van temperaturen aangevende lijn - isotherm
gelijkheid van voortplantingscellen   isogamie 
gelijkheid van vorm - isomorfie
gelijkheid van waarde - equivalentie
gelijkhoekig - isogonaal, isogonisch, isogoon 
gelijkkleurig   egaal 
gelijkklinken - stemmen
gelijkklinkend - homofoon
gelijkleggen - effenen
gelijklettergrepig - parisyllabisch
gelijklopend - evenwijdig, overeenkomende, parallel, vergelijkbaar
gelijklijkend - eender, overeen
gelijkluidend - eensluidend, gelijknamig, homoloog, homoniem, overeenkomend, unisono 
gelijkluidend doch met verschillende betekenis - homoniem
gelijkmaken   assimileren, effenen, egaliseren, nivelleren, vlakmaken
gelijkmaker   egalisator 
gelijkmaking   aanpassing, assimilatie,  effening, egalisatie, egalisering, emancipatie, exequatie, nivellering, perequatie, slechting, sloping, unificatie, vereffening
gelijkmatig   eenparig, effen, egaal, equaal, evenwichtig, gelijkmoedig, gestaag, glad, homogeen, homoloog, proportioneel, regelmatig, symmetrisch, uniform, vlak, vloeiend
gelijkmatig en kalm - flegmatiek
gelijkmatige algemene loonsverhoging   loonrondo
gelijkmatige verdeling - gelijkmaking, peraequatie, vereffening
gelijkmatigheid - egaliteit, enerlei, evenzeer, gelijk, glad, homoniem, symmetrie, vlak 
gelijkmiddelpuntig   concentrisch
gelijkmoedig   bedaard, evenwichtig, geduldig, kalm, lacide, onverstoorbaar, stoïcijns,
gelijknamig - effen, enerlei, gelijk, gelijkluidend, glad, homoloog, homoniem, vlak
gelijkrichter - egalisator
gelijkslachtig   analoog, gelijksoortig, homogeen, homoloog, soortgelijk 
gelijksoortig   analoog, enerlei, gelijkwaardig, homogeen, homoloog, eendrachtig, soortgelijk, synchroon, tegelijk 
gelijksoortigheid - homogeniteit
gelijkstaan - overeenkomen
gelijkstaan met - evenaren
gelijkstellen - emanciperen
gelijkstelling - assimilatie, coördinatie, emancipatie, indentificatie 
gelijkstelling voor de wet - emancipatie
gelijktijdig   contemporain, contemporair, gedurende, gelijk, hangende, inmiddels, inter, intussen, meteen, middelerwijl, ondertussen, onderwijl, seffens, simultaan, staande, synchronisch, synchroon, tautochroon, tegelijk, tegelijkertijd, terwijl, terzelfdertijd, tevens, tijdens
gelijktijdig afvuren van een aantal vuurwapens - salvo
gelijktijdig klinken van enkele noten - akkoord, harmonie
gelijktijdig losbranden van vuurwapens - salvo
gelijktijdig optreden van verschillende  maatsoorten - polymetriek
gelijktijdig optreden van verschijnselen   synchronisme
gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten   polymetriek
gelijktijdig plaats vinden van twee gebeurtenissen - synchronisme
gelijktijdig rijp zijn - homogaam
gelijktijdige aanwezigheid van een lichaam op twee plaatsen - bilocatie
gelijktijdigheid - coïncidentie, simultaniteit, synchronisme
gelijk van vorm - isomorf
gelijkvleugelig insekt   bladluis, cicade, kermes, luis, platluis, termiet, wandluis
gelijkvloers   begane beneden, grond, parterre
gelijkvloerse verdieping - parterre
gelijkvormig   analoog, eenvormig, conform, congruent, identiek, isomorf, uniform
gelijkvormigheid   conformiteit, conformisme, uniformiteit
gelijkwaardig   adekwaat, adequaat, equivalent, identiek, pari,  
gelijkwaardig zijn   pariteit 
gelijkwaardige   equivalent, evenknie 
gelijkzijdige, scheve vierhoek - ruit, rhombus, toverrad
gelijnd - gelinieerd
gelimiteerd - begrensd
gelinieerd - gelijnd
geling - geelzucht, icterus
gelinieerd - belijnd, gelijnd  
geloei - gehuil
gelofelijk   aannemelijk 
gelofte   belofte, bezwering, eed, getuigenis, laudum, pollicitatie votum 
geloften   vota
geloftesteen -  votiefsteen
geloftetafel - votietafel
gelogen - onwaar
gelogen kwaad - laster, smaad
geloken   dicht, gesloten, oogluikend, overeenkomen, toe 
geloochend - negatur
geloof - confessie, blijk, blijk geven, fides (Lat.), fiducie, fidutie, geloofsleer, gezindheid, gezindte, gezondheid, godsdienst, leer, mening, overtuiging, piscis, religie, vertrouwen
geloof aan beelden - idolatrie
geloof aan één God   monotheïsme 
geloof aan mirakelen   wondergeloof 
geloof aan onmiddellijk van de Godheid uitgaande openbaringen   supernaturalisme
geloof dat geen geloof mogelijk is   agnosticisme, scepsis
geloof in de toekomst   chiliasme, optimisme
geloof in duizendjarig rijk   chiliasme
geloof in geen God   atheïsme 
geloof in geesten   spiritisme, bijgeloof
geloof in meer dan een God -  polytheïsme
geloof in mirakelen - wondergeloof
geloof in wetenschap   sciëntisme 
geloof verlaten   afvallen 
geloofbaar   aannemelijk, croyabel
gelooflijk - aannemelijk
geloofsafval   apostasie 
geloofsafvallige   apostaat, ketter, renegaat 
geloofsartikel - dogma, geloofspunt, leerstuk, geloofswaarheid 
geloofsbelijdenis   confessio, credo 
geloofsbelijdenis aanhangend - confessioneel
geloofsbode - apostel
geloofsbrief - accreditief
geloofsbrieven   credentialen 
geloofsgemeenschap - gemeente, sekte 
geloofsgericht - inquisitie
geloofsgetuige - martelaar, martelares
geloofsheld - Gideon
geloofsleer   catechismus, dogma, dogmatiek, geloof, godsdienst kerkleer, religie 
geloofsleerling   catechumeen , catechumenaat
geloofsonderricht   catechisatie
geloofsonderzoek - inquisitie
geloofsonderzoeker - inquisiteur
geloofspartij - kerk(genootschap), sekte
geloofspunt - dogma, leerstelling 
geloofsrechtbank   inquisitie 
geloofsrechter   inquisiteur 
geloofsregel - canon, richtsnoer, wet
geloofsstelsel - religie
geloofs twist - godsdiensttwist
geloofsverdediger   apologeet 
geloofsverdediger uit de middeleeuwen - kruisvaarder
geloofsverdediging   apologie 
geloofsverdeler - scheurmaker,  schismaticus
geloofsverdeling   scheuring, schisma
geloofsverklaring - belijdenis
geloofsverkondiger - apostel, dominee, evangelist, missioonaris, predikant, prediker, zendeling
geloofsverkondiging - predikatie, prediking, preek, sermoen
geloofsverloochening - apostatie
geloofsvervolger in het oude Rome - Nero
geloofsvervolger in Nederland - Alva
geloofsverwant - geloofsgenoot
geloofsverzaker   afvallige, apostaat, deserteur, dwaalgeest, heiden, ketter, mam(m)eluk, ontrouwe, rebel, renegaat
geloofsverzaking - apostasie
geloofsijver - zelotisme
geloofszaken - spiritualiën
geloofwaardig - authentiek, aannemelijk, betrouwbaar, controleerbaar, echt, geloofbaar, officieel, plausibel, reëel, vertrouwenswaardig, waarachtig
geloofwaardigheid - aannemelijkheid, betrouwbaarheid, authenticiteit, plausibiliteit
gelooide huid   bazaan, leer, leder 
gelooid schapenvel - bezaan
geloop   gedraaf, geren, lopen
gelouterd - geraffineerd
geloven - aannemen, belijden, denken, dunken, menen, oordelen, vertrouwen
gelovende aan het noodlot - fatalistisch
gelovig - godsdienstig, religieus, vroom
gelovige - belijder
gelp - tierig
Gelre   Gelderland 
geltharing   hommer
gelubd - gecastreerd, gesneden
gelui   gebeier
geluid   beng, bons, flap,  gebonk, gebons, gegons, geklap, geknal, geratel, gerucht, getik, gil, herrie, kabaal, kik, klank, klap, klets, klop, klots, knal, kreet, lawaai, leven, muziek, nies, rumoer, sonus, stem, tik, toon
geluid bij onweer - donder
geluid om aandacht te trekken   pst 
geluid van baby   blèren, kraaien 
geluid van bazuin   schallen, toeten 
geluid van beer   brommen, grommen
geluid van bij   gonzen,  zoemen
geluid van blaren   geritsel, ritselen 
geluid van brekend glas   gerinkel, rinkelen
geluid van buffel   blazen, bulken, snuiven
geluid van duiven    gekir, gekoer, kirren, koeren
geluid van eenden - snateren
geluid van everzwijn   knorren 
geluid van ezel   ia, balken, gebalk 
geluid van gans   gak 
geluid van gewonde   kermen, kreunen, steunen
geluid van golven   geklots, klotsen
geluid van grote trompet   bazuingeschal
geluid van hart   bonzen, slaan
geluid van hert   brommen, reutelen, schreeuwen
geluid van hommel   blozen, brommen, hommelen
geluid van hond, jakhals, hyena   bassen, blaffen, grommen, janken, keffen
geluid van houtvuur   knetteren, suizen
geluid van huiskrekel   krekelen, krieken
geluid van jonge vogel   piepen 
geluid van kat   blazen, gespin, m(i)auwen, ronken, spinnen
geluid van kikker   kwaken, kwekken, rikkikken
geluid van kippen - kakelen
geluid van klok   slaan, tikken 
geluid van koe   bulken, loeien 
geluid van konijn   piepen 
geluid van krekel   kriepen, piepen, ritselen, (t)sjirpen, zingen
geluid van krokodil   jammeren 
geluid van leeuw   briesen, briezen, brullen, grollen
geluid van meikever   gonzen, ronken, zoemen
geluid van mug   dommelen, gonzen, zingen
geluid van muis   knagen, piepen, ritselen
geluid van olifant   beren, trompetten
geluid van paard   briesen, hinniken, proesten, snuiven
geluid van poes - spinnen
geluid van ratelslang   ratelen 
geluid van rinoceros   beren 
geluid van schaap, geit   blaten, blèren, mekk(er)en
geluid van slang   biezen, bissen, sissen, ratelen, sijfelen
geluid van slot   klik 
geluid van stier   brullen, knorren 
geluid van tijger   brullen, knorren 
geluid van uil   gekras, krassen
geluid van vallend voorwerp   bons, dreun, klap, plons
geluid van vallende druppel   pats, pets 
geluid van varken   knorren 
geluid van vlammen   geknetter, geloei, knetteren, loeien
geluid van vleermuis   piepen 
geluid van vliegen   gonzen, ronken 
geluid van vogel   zingen 
geluid van vos   blaffen, janken, keffen
geluid van vuurwerk   knallen, knetteren, ploffen
geluid van water   kabbelen, klotsen, murmelen ruisen
geluid van wind   blazen, bulderen, fluiten, gieren, loeien, ruisen, suizen, zoeven
geluid van wolf   huilen 
geluid van zwijn   gieren, knorren, knuffen, snorken
geluid waarnemen   horen 
geluidbreker   demper, geluiddemper 
geluiddemper   geluidbreker, sordino, sourdine
geluiddemper van een motor - knalpot
geluiddover - demper, sourdino
geluidje - kik
geluidkunde   akoestiek 
geluidkundig   akoestisch 
geluidloos - onhoorbaar, stil 
geluidloosheid - stilte
geluid makend insekt   krekel 
geluid makend voorwerp   rommelpot
geluid makende baken - belboei, brulboei
geluid nabootsing - klats, klets, onomatopee, pang
geluid overdracht door lichtstralen - radiofonie
geluid producerend - geluidgevend
geluid voortbrengen - luiden
geluid voortbrengend   geluidgevend 
geluid voortbrengend apparaat -grammofoon, microfoon, motor, radio, recorder, televisie, versterker
geluidwerend maken - isoleren
geluidwerend materiaal - isolatie
geluidsband- tape
geluidschouwer - fonoscoop
geluidsdeskundige - acousticus
geluidsfilm - movietone
geluidsleer   acoustiek, acustica, akoestica, akoestiek 
geluidsmaat   decibel 
geluidsoverbrenging - telefonie, telefoon
geluidsregistratie - opname
geluidssterkte - volume
geluidstechniek - membraan
geluidstrechter - megafoon, microfoon
geluidsversterker   megafoon 
geluidsvoortplanting - akoestiek
geluidswagen - omroepwagen, reportagewagen
geluidsweerkaatsing - echo, galm, resonantie
geluimd - gehumeurd, gemutst, gestemd 
geluk   bezit, bof, buitenkansje, fortuin, Fortuna, gelukje, heil, licht, lot, luk, mazzel, meevaller, oentoeng, slagboer, succes, toeval, tref, veine, vervoering, voorspoed, welvaart, welzijn, zaligheid, zegen, zegening
geluk hebben   boffen, treffen 
geluk aanbrengend voorwerp   amulet,  mascotte, talisman, totem
geluk ermee - proficiat
geluk hebben - boffen, sloffen, treffen
geluk hebbend - fortuinlijk
gelukhebbende - bofferd, fortuinlijke, gelukkige, gezegende, zwijnjak
gelukaanbrengend voorwerp - amulet, mascotte, talisman, totem
gelukaanbrenger - mascotte
gelukgewenst - gefeliciteerd, proficiat
gelukje   baai, bof, fortuin, gok, kans, luk, meevaller, toeval, tref, treffer, veine 
gelukken - beteren, meelopen, slagen 
gelukkig   blij, felix (Lat.), fortuinlijk, gezegend, goddank, goed, gunstig, happy, tevreden, voorspoedig, zalig
gelukkig bezit - genot
geluk bij het spel - veine
gelukkig herdersland - arcadia
gelukkig land dat niet bestaat - Utopia
gelukkig toeval   bof, fortuin, kans, mazzel, meevaller, tref, treffer
gelukkig verblijf - dorado, eldorado
gelukkig zijn - veine
gelukkige - boffer, mazzelaar
gelukkige afloop - succes
gelukkige omstandigheden - buitenkansje, zegen
gelukkige vondst - trouvaille
gelukkigheid - zaligheid
geluksgodin   Fortuna
gelukskantoor - loterijkantoor
gelukskind - mercurlale, zondagskind
geluksmoraal - eudaemonisme
geluksnummer - staartnummer, winner
gelukspoppetje   billiken, mascotte, nénette
geluksspel - hazard, kansspel, loterij 
geluksspinnetje - aardmijt, fluweelmijt
geluksstaat - Utopia
geluksstoot (in het spel) - beest, raceroe, ruiker, zwijn
geluksvogel - boffer, bofkont 
gelukt   geslaagd 
gelukwens   congratulatie, felicitatie, gratulatie, heilwens 
gelukwensen - complimenteren, feliciteren
gelukwensing - felicitatie
gelukzalig oord - Eden, elysee, nirwana, paradijs
gelukzalige   hemeling 
gelukzalige engel - hemeling
gelukzaligheidsleer - eudemonisme
gelukzoeker   avontuur, avonturier 
geluw   geel, geelachtig,  geelzucht, icterus
gemaakt - aangeleerd, aanstellerig, afgemeten, confectie, geaffecteerd, gedwongen, gefabriceerd, gehuicheld, gekunsteld, gespeeld, gezocht, geveinsd, made, onecht, onnatuurlijk, precieus, stijf, vervaardigd, voorgewend
gemaakte bloemen - kunstbloemen
gemaakt deftig - parmantig 
gemaakte stof van geitehaar en wol -  barkan
gemaaktheid - aanstellerij, affectatie, allure, gekunsteldheid, precieusheid, prosopopeia, stijfheid  
gemaal   echtgenoot, e(e)ga, ga(de), gezanik, gezeur, herrie, man, molen, overlast, pomp, stoomgemaal, watermolen
gemaal van Agrippina - Germanicus
gemaal van Amphitrite -  Poseidon
gemaal van Andromache - Hector
gemaal van Andromeda - Perseus
gemaal van Apsaria - Pericles
gemaal van Atamas - Ino
gemaal van Atossa - Darius
gemaal van Bernice - Ptolemaeus
gemaal van Charis - Hephaistos
gemaal van Chloris - Zephyrus
gemaal van Clytaemnestra - Agamemnon
gemaal van Desdemona - Othello
gemaal van Deïanira - Hercules
gemaal van Eurydice -  Orfeus
gemaal van een vorstin - prinsgemaal
gemaal van Frigg   Odin 
gemaal van Gaea - Uranus
gemaal van Guinevere - Arthur
gemaal van Hecuba - Priamus
gemaal van Helena - Menelaos
gemaal van Hera - Zeus
gemaal van Hermione - Orestes
gemaal van Hersilia - Romulus
gemaal van Ilione - Polymnestor
gemaal van Isis - Osire, Osiris
gemaal van Juno - Jupiter
gemaal van Lavina - Aeneas
gemaal van Leda - Thyndareüs
gemaal van locaste - Laïus, Oedipus
gemaal van Medea - Jason
gemaal van Niobe - Amphion
gemaal van Octavia - Antonius
gemaal van Oenone - Paris
gemaal van Penelope - Odysseus
gemaal van Persephone - Hades
gemaal van Proserpina - Pluto
gemaal van Ran - Aegir
gemaal van Rhea - Cronus
gemaal van Tethys - Oceanos
gemaal van Thaïs - Ptolemaeus
gemaal van Tethys - Okeanos, Peleus
gemachtigd - bevoegd
gemachtigde   afgevaardigde, bevoegde, chargé, depute, gecommitteerde, gedelegeerde, lasthebber, mandataris, zaakgelastigde, zaakwaarnemer 
gemagnetiseerde schijf - floppydisk
gemak   bedaardheid, bestekamer, comfort, commoditeit, commodum, gerief(lijk), geriefelijkheid, kalmte, komfort, privaat, rust, stade, stilletjes, testade, toilet, wc
gemak (Fr) - aise
gemak gevend - gerieflijk
gemakkelijk   allicht, behaaglijk, bereidwillig, comfortabel, commodo,  eenvoudig, faciel, gedwee,  geredelijk, gereed, geriefelijk, gerieflijk, gesmeerd, goed, grif, handelbaar, handzaam, kalm, komfortabel, kwiek, licht, lichtelijk, luchtig, makkelijk, pluis, rustig, simpel, vlot, vrolijk,
gemakkelijk baantje   sinecure 
gemakkelijk beweegbaar - flexibel, licht
gemakkelijk breekbaar   broos, bros, teer
gemakkelijk bij zich te dragen tasje - necessaire
gemakkelijk en weelderig leventje - prinsenleven
gemakkelijk gevend - goedgeefs, mild, vrijgevig
gemakkelijk glijdend - glad, glibberig
gemakkelijk karweitje - peuleschil
gemakkelijk leventje - vakantie
gemakkelijk onderkenbaar - kennelijk
gemakkelijk, ongedwongen - vloeiend
gemakkelijk pratende Indische vogel - bettet
gemakkelijk splijtbare stof - micat
gemakkelijk te begrijpen - bevattelijk, duidelijk 
gemakkelijk te behandelen - mariabel
gemakkelijk te kauwen - mals
gemakkelijk te kruimelen - bros
gemakkelijk te verdragen - licht
gemakkelijk vocht opzuigend - hydrofiel
gemakkelijk voordelig en doelmatig - handig,  praktisch,
vindingrijk
gemakkelijke en onverwachte bijverdienste - grijpstuiver
gemakkelijke leuningstoel - bergere
gemakkelijke stoel   berceuse, bergere, club, clubfauteuil, crapaud, dormeuse, fauteuil, kussenstoel,  leunstoel, ligfauteuil, ligstoel, ruststoel, schommelstoel, sta-op stoel, zorgstoel,
gemakkelijke vaardigheid - flair
gemakkelijkheid - faciliteit
gemakken - commoda
gemakstoel - stilletje
gemakzucht - laksheid, luiheid
gemakzuchtig   allicht, (ge)makkelijk, laks, licht, lui, wel, zeer
gemalen biefstuk - tartaar
gemalen eikenschors - looi, run 
gemalen graan - mee mout
gemalen koren - tarwemeel, gerstemeel 
gemalen polijstaarde   tripelpoeder 
gemalen rode, dakpannen - gravel
gemalen rogge - roggemeel
gemalen schelpen   grit 
gemalen tabak - snuif
gemalen talksteen - speksteenpoeder
gemalen tufsteen   tras 
gemalen vlees - gehakt
gemalin   echtgenote, eega, gade, huisvrouw, levensgezellin vrouw, wederhelft
gemalin van ...   zie gade van 
gemanierd - gemaniëeerd, welopgevoed
gemanierde vrouw   dame 
gemanierdheid - beleefdheid, beschaving, fatsoen, manieren
gemankeerd - mislukt 
gemar - gedraal, getalm
gemarineerd - ingelegd
gemarkeerd   gemerkt, (muz.) marcato 
gemarmerd glas - marbriet
gemartel - gepijnig
gemaskerd - bedekt, larvatus, vermomd, verborgen
gemaskerd bal - dans, maskerade, mom, redoute
gemaskerd feest - maskerade
gemarmerd glas   marbriet 
gemaskerd bal    bal masqué, maskerade, redoute
gematigd   (muz.) adagio, andante, moderato
gematigd   bedaard, bezadigd, gemodereerd, getemperd, kalm, maathoudend, matig, moderaat, tamelijk, verzacht
gematigdheid   matiging, moderatie 
gember (Ind.) - djae, djahe
gemberachtig gewas - cardamon, kardamon
gemeen   abject, achterbaks, algemeen,  arglistig, banaal, bedrieglijk, commuun, doorsnee, doortrapt, dun, eerloos, eervergeten, gangbaar, geniepig, gewoon, gluiperig, grof, heimelijk, huichelachtig, ignobel, infaam, kwaadwillig, laag, laaghartig, laagstaand, lasterlijk, liederlijk, luguber, min, minderwaardig, miniem, naar, nietswaardig, obsceen, onedel, oneerlijk, onfatsoenlijk, onguur, onoprecht, ontaard, onwaardig, onzedelijk, openbaar, ordinair, pervers, plebejisch, ploertig, publiek, ruw, schorem, schrikwekkend, schunnig, schurkachtig, sinister, slecht, slim, smerig, snood, trivaal, trouweloos, uitgeslapen, unfair, vaal, vals, veil, venijnig, verachtelijk, verdorven, verfoeilijk, vilaine, vilein, vuig, vuil, vulgair, wreed, zedeloos
gemeen gespuis - crapule, crapuul, hef(fe), janhagel, uitvaagsel
gemeen kijken - loeren
gemeen lachen - grijnszen
gemeen mens - bedrieger, doerak, dronkaard, dweil, fielt, gemenerik, kreng, loeder, misdadiger, ploert, schoft, schurk, valsaard, wreedaard, zwendelaar 
gemeen persoon - adder, beroerling, doerak, ellendeling, fielt, lelijkerd, loboor, loebas, loeder, ploert, schmiecht, schurk
gemeen sujet - doerak
gemeen volk - gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, grauw, plebs, schorem, tuig
gemeen vrouwspersoon - del, drel, kataas
gemeen wijf - del, feeks, haaiebaai, kenau, kreng, loeder, prij, serpent, slang
gemeend   bedoeld, echt, eerlijk, ernstig, hartelijk, innig, ongeveinst, oprecht, serieus, warm 
gemeendheid - ernst
gemeenheid   bassesse, infamie, impudentie, kwaad, laaghartigheid, laagheid, oprechtheid, sorditeit, trivaliteit, valsheid, vuigheid, vuilheid
gemeenheid in handelen of uiten - ernst
gemeenheid in streven - ernst
gemeenlijk   doorgaans, gewoonlijk, meestal, meestentijds,  meesttijds, normaal, vulgariter, 
gemeenlijk (Lat.) - vulgariter, vulgo
gemeenplaats - alledaags, alledaagsheid, banaliteit, commonplace, platitude, trivialiteit, truïsme  
gemeenschap - betrekking, civitas, cohabitatie, communicatie,
 communiteit, contact, convent, copulatie, maatschappij, marga, massaliteit, omgang, rapport, relatie, samenleving, verbinding, verkeer, verstandhouding, volk
gemeenschap (Hebr.) - jahad
gemeenschap der bewoners - volk
gemeenschap van goederen en geen eigen bezit - communisme
gemeenschap van kloosterlingen - communauteit
gemeenschappelijk   collectief, communaal, confederatief, familiaar, gemeen, overeenkomstig, samen, simultaan, tezamen, universeel, verwant
gemeenschappelijk bezit - communiteit, gemeengoed  
gemeenschappelijk bouwland   es, enk, eng
gemeenschappelijk ding - simultaneum
gemeenschappelijk gedachtenismaal   agape 
gemeenschappelijk graf - familiegraf, kerkhof, massagraf, oorlogsgraf
gemeenschappelijk liefdemaal – agape
gemeenschappelijk strijdende afdeling soldaten -gevechtseenheid, gevechtsgroep
gemeenschappelijk weiland   groenland, made, meent, mient 
gemeenschappelijk zingen   samenzang
gemeenschappelijke eetgelegenheid - mensa
gemeenschappelijke golf - oc
gemeenschappelijke grond - eng, enk, es, maalschap, meent, mient
gemeenschappelijke markt   E.E.G., Euromarkt
gemeenschappelijke nederzetting der Israeli's - kibboets
gemeenschappelijke opvoeding van jongensen meisjes - coëducatie
gemeenschappelijke slaapzaal   dortoir
gemeenschappelijke tafel bij de marine - gamelle
gemeenschappelijke weide - meent
gemeenschappelijke werkzaamheid  coördinatie, samenwerking
gemeen sujet - doerak
gemeente - burgerij, dorp, plaats,  stad,
gemeente (Jap.) - shi
gemeente (Sp.) - pueblo
gemeente aan de rand van een grote stad   randgemeente, voorstad
gemeente bestuur – gemeenteraad, stadsraad,
gemeente in Belgisch Limburg   Bocholt, Eksel
gemeente in de Achterhoek   Aalten, Groenlo
gemeente in de provincie Antwerpen   Meerle
gemeente in Drenthe   Dalen, Emmen, Norg 
gemeente in Gelderland   Didam, Ede, Elst, Epe, Neede
gemeente in Groningen   Eenrum, Warfum
gemeente in Limburg   Elsloo, Haelen, Weert
gemeente in Noord Brabant   Asten,  Bladel, Erp, Gemert, Goirle, Megen
gemeente in Noord Holland   Bloemendaal, Edam
gemeente in provincie Luik - Ans
gemeente in Utrecht   Baarn, Soest, Zeist
gemeente in Zuid Holland   Arkel, Puttershoek, Strijen, Vianen
gemeentegevangenis - belfort
gemeentehuis   mairie, raadhuis, stadhuis,
gemeentehuis van Heerenveen - crackstate
gemeentelijk - municipaal, stedelijk 
gemeentelijk bedrijf - bevolkingsregister, girodienst, huisvestingsdienst, huisvuilophaaldienst, rioleringsdienst
gemeentelijk energiebedrijf - G.E.B.
gemeentelijk grondgebied - municipaliteit
gemeentelijk register   BS
gemeentelijke bepaling - verordening
gemeentelijke geneeskundige dienst   G.G.D.
gemeentelijke gezondheidsdienst - GGD
gemeentelijke instelling - GEB, GGD
gemeentenaar - ingezetene
gemeentepils   leidingwater 
gemeentepolitie - GP, stadspolitie
gemeenteraad - municipaliteit
gemeenteweide   made, meent, mient, schaarweide
gemeentewerken - PW., O.W.
gemeentezang - koraal
gemeen volk - gajes, geboefte, gebroed, gespuis, schorem, tuig
gemeenzaam - amicaal, amikaal, bekend, eigen, familiaar, gemoedelijk, vertrouwelijk
gemeenzaam woord voor plezier    gein, leut, lol
gemeenzaamheid - familiariteit, vertrouwdheid, vertrouwelijkheid, vrijpostigheid
gemeenzame aanduiding van een familielid   pipa
gemeier - gezanik, gezeur
gemêleerd   gemengd, gemixt, grijzend, vermengd
gemelijk   aalwaardig, alwallig, balorig, balsturig, behaaglijk, boos, chicaneurig, driftig, droefgeestig, gallig, gefrommeld, gekreukt, gellig, gramstorig, grommig, iezegrimmig, kniezend, kniezerig, kniezig, knorrig, korzelig, kregel, landerig, lomig, misnoegd, moroos,  morrig, narrig, neetorig, nurks, nijdassig, ontevreden, ontstemd, onvergenoegdonwillig, pruttelend, sikkeneurig, verdrietig, vitterig, weerspannig, wrevelig, zanekerig, ziekeneurig
gemelijk beklag - gemor
gemelijk iemand - nijdas, iezegrim, izegrim
gemelijk mens   brompot, grompot, kniesoor, kniezer, knorrepot, neetoor, kwel, nijdas, nurk, pruttelaar, sar
gemelijkheid - landerigheid, malaise, morositeit  
gemelijk zijn - huilen, narren, plagen, pruttelen, sarren, treiteren 
gemelk - gezanik, gezemel, gewauwel, gezeur
gemene alsem - bijvoet (geneeskr.)
gemene kerel - aterling, doerak, fielt, loeder, nijdas, ploert, pooier, schurk, smeerlao, smiecht
gemenebest - republica, republiek, res
Gemene best, deel van het Britse - 
 5   Ghana, India, Kenya, Malta, Nauru, Sabah
 6   Canada, India, Cyprus, Gambia, Guyana, Malawi,
      Malaya, Nguana, Tobago, Uganda, Zambia
 7   Jemaica, Lesotho, Nigeria, Sarawak
 8   Barbados, Botswana, Malaysia, Trinidad, Zanzibar
 9   Australië, Mauritius, Singapore, West-Samoa
10  Tanganyika
12  Nieuw-Zeeland
gemene deugniet - galgeaas
gemenerik - fielt, judas, loeder, onterik, schurk, smiecht, snoodaard, valsaard, valserik, vuilak, zedeloos 
gemene handelwijze - laagheid
gemene kroeg - kavéte, kavitje
gemene meid - lel
 gemene muur - erf
gemene streek - gemenigheid
gemene vent - aterllng, booswicht, doerak, doordraaier, fielt, lafbek, loeder, nijdas, patser, ploert, poen, pooier, rotvent, schoft, schurk, sloeber, smeerlap, smiecht, verkwister   
gemene vrouw - furie, heks, helleveeg, karonje, sloerie
gemene weide - meent
gemene wolfsklauw - kolfmos
gemene zaak maken - heulen
gemengd   aangelengd, bont, dooreen, gemeleerd, gemixed, mixed, ongelijk, ongelijksoortig, onzuiver, verdund, verschillend
gemengd eten    kliek, prak, stamppot
gemengd kunnen worden - mengbaar
gemengd ras - halfbloed
gemengd veevoer -  haksel, kortvoer
gemengde drank - cocktail
gemengde hoeveelheid   melange, mengsel 
gemengde meststof   compost 
gemengde opstellen - miscellanea
gemengde orgelstem – tertiaan
gemengde pijptabak - mixture
gemengdheid - mixture
gemenigheid   gemeenheid 
gemerkt   aangezien, naardien, wijl 
gemerkte vrachtlijst - manifest
gemest kalf - kistkalf
gemeste gesneden haan   kapoen 
gemeste hoen - poularde
gemeste vogel - kropvogel
gemet - landerij
gemetseld gat voor een kelderraam - vossegat
gemetseld rookkanaal   schoorsteen 
gemetselde oeverkant - beer, kaai, kade, wal
gemetselde voet van een vloerbalk   stiep
gemetselde waterkering - beer
gemeubileerd   gem. 
gemiddeld - alledaags, circa, dooreengenomen, doorsnee, gewoon, normaal
gemiddeld inkomen - modaal
gemiddelde   moyenne 
gemiddelde rekening - overslag, raming
gemiddelde vaart   kruissnelheid 
gemiddelde weersgesteldheid - klimaat
gemier   geknoei, geleuter, gepeuter, gepruts, gewriemel, gezanik, gezeur
gemieter   geduvel, gemier, gezanik
gemijmer - pepeins
geminacht - geduvel, gezanik, versmaad 
geminatie - verdubbeling
gemini   ruimteschip, tweelingen, sterrenbeeld
gemis   armoe, behoefte, defect, derving, gebrek, hiaat, krimp, lacune, leegte, leemte, manco, nood, ontbering, privatie, tekort(koming), verlies
gemis aan het nodige - gebrek, kommer
gemis aan kleurstof - achromatose
gemis aan pigment - achromatosis
gemis der oogleden - ablefarie
gemis van de geest - dof, eenvoudig, geesteloos, onbeduidend
gemis van het hoognodige - armoe, gebrek
gemis van muzikaal gevoel - amusie
gemis van of gebrek aan een zekere kleur - renonce
gemis van vrije tijd - gebonden
gemissen - missen, ontberen
gemixt   dooreen, gemêleerd, gemengd
gemixt meel - beslag, deeg
gemixte soorten   melange 
gemme - camee, intaglio
gemodder   baggeren, gebagger, gebroddel, geknoei, gepruts, geschipper, getob
gemodelleerd - modele, plastisch
gemodereerd - gematigd, getemperd, modest
gemoed   binnenste, boezem, borst, inborst, drift, gestemd, gevoel, gevoeligheid, gezind, hart, kloekmoedigheid, innerlijk, onverschrokkenheid, stemming, verbolgenheid, zogestemd
gemoedelijk - aandoenlijk, bezadigd, eenvoudig, familiair, fideel, gematigd, gemeenzaam, gevoelig, gezapig, gezellig, goedhartig, goedig, goedmoedig, handelbaar, huiselijk, intiem, kalm, knus, los, mild, minzaam, natuurlijk, ongedwongen, onvormelijk, pathetiek, vertrouwelijk, vlot, vriendelijk, zachtaardig
gemoedelijke kalmte - placiditeit
gemoedelijkheid - bonhommie, gezapigheid, fijngevoeligheid, zachtaardigheid
gemoedereerd - doodleuk, kalmweg, vanzelfsprekend
gemoedsaandoening   aandoening, affect, affectie, agitatie, bezieling, bui, drift, elan, emotie, geestdrift, gevoel, gezwollenheid, hartstocht, humeur, motie, ontroering, passie, patos, stemming,
gemoedsaard   inborst, karakter, temperament
gemoedsbestaan - inborst
gemoedsbeweging   agitatie, begering, commotie, emotie, ontroering, satisfactie 
gemoedsdrift - hartstocht
gemoedsgesteldheid   agitatie, angst, bui, dispositie, drift, emotie, ernst, exaltatie, gemoedsaard, gemoedsindruk, gemoedstoestand, hartstocht, humeur, hypochondrie-, impulsie, innerlijk, luim, ontroering, pathos, smart, stemming, temperament, toestand, vrees, vrolijkheid
gemoedsgesteldheid met dwaasheden - kolder
gemoedsgesteldheid waarin men dwaasheden doet - kolder
gemoedskalmte - contenance
gemoedsrust - bedaardheid, sereniteit, zielenrust
gemoedsstemming   blijheid, dispositie, droefheid, ernst, humeur, humeur, instelling, melancholie, somberheid, vreugde, vrolijk, vrolijkheid
gemoedsstemming, gedrukt - depressie
gemoedsuiting - drift, emotie, hartstocht, lach, ontboezeming, temperament
gemoedsuitstorting - lyriek
gemoedsvrede - zielerust
gemoireerde - moire
gemok - bouderie, gepruil 
gemompel - gemor, gemurmel, geprevel
gemopper - gebrom, gemurmel, geprevel
gemor - gebrom, gemompel, gezanik
gemors - geknoei, knoeiboel
gemotiveerd - gedocumenteerd, gedrevenheid, redelijk, verantwoord, weloverwogen
gemotoriseerde kraan   dragline 
gems   berggeit, klipgeit, steengeit
gemsachtige - gocel, kambing-oetan, sneeuwgeit
gemsbok - passan
gemsbuffel - anoa, gnoe, wildebeest
gemskleurig - chamois
gemul - gruis
gemunt - geladen, geslagen 
gemunt geld   reaal, specie 
gemurmel   gemompel, geprevel 
gemutst   gehumeurd, geluimd
gemzenleer   chamois, kamoes 
genaakbaar   accessibel, benaderbaar, toegankelijk, toelaatbaar 
genaakbaar - toegankelijk
genaamd    alias, geheten, getiteld, hetende  
genaamd zijn - heten
genade - amnestie, barmhartigheid, clementie, deernis, erbarmen, gena, goedertierenheid, gratie, gunst(bewijs), hulp, kwartier, lijfsbehoud, medelijden,  pardon, vergeving, vergevingsgezindheid, vergiflenis, welwillendheid 
genade voor recht laten gelden - amnestie, begenadigen, gratiëren, verlenen
genadebriefje in de R.K. kerk - aflaat
genadebron - God
genadebrood - aalmoes
genadegave - charisma
genadekruid - galkruid, godsgenade
genadeloos   onbarmhartig, onverbiddelijk, wreed
genadeloze concurrentie (Eng.) - rad, race
genadelijk - barmhartig, genadig
genademiddel   amnestie, gebed, prediking, sacrament, vergiffenis  genadeoord   bedevaartplaats 
genadereis   bedevaart 
genade schenken   pardonneren, vergeven
genadeslag - nekschot, nekslag
genadeslag geven - afmaken, doden, neerslaannekken
genadig   barmhartig, clement, edelmoedig, genadevol, goedertieren, goed(gunstig), lankmoedig, mild, neerbuigend, vergevingsgezind
genaken   naderen, naken 
genan   genant, genante, naamgenoot
genant – beschamend, ergerlijk, hinderlijk, lastig, onvrij
gendarme   agent, marechaussee, rijkswacht, veldwachter
gene    die, ginds, gindse 
gêne   schaamte, schroom, verlegenheid 
genealogie   geslachtskennis, geslachtsrekenkunde, stamboom
genealoog   stamboomkundige 
geneesbaar - curabel, heelbaar
geneesheer   arts, chirurg, dermatoloog, dokter, esculaap, internist, medicus, specialist
geneesheer der goden   Melchior, Paenan 
geneesheer onder de goden - Aesculaap
geneesheer uit de oudheid - Hippokrates
geneesheer van zielezieken   psychiater
geneesheer voor inwendige ziektes - internist
geneeskrachtig - genezend, medicinaal, officinaal
geneeskrachtig aftreksel - elixer, salep,
geneeskrachtig gewas - aloë, alant, alsem, althea, arnica, bijvoet, fenegriek, galgant, hijsop, kamille, luciaankruid, melisse, nepent, nepentes, salie, sanikel, serradella, standelkruid, valeriaan, valkruid, wolverlei, wondklaver, wormkruid, wijnkruit, zevenzaad
geneeskrachtig hout - sassafras
geneeskrachtig kruid - gentiaan, kamille, lavendel, melisse,  papaver, salie, standelkruid, valeriaan, valkruid
geneeskrachtig water - bronwater, levico, spa
geneeskrachtig zout - emserzout, vlugzout, zuiveringszout
geneeskrachtige balsem - storax, tolubalsem
geneeskrachtige bast - kaneel, kina, hamamelis
geneeskrachtige bloem - camille, crocus, klaproos, kruidnagel, lavendel, saffraan
geneeskrachtige bol - zeeajuin
geneeskrachtige bron bij Jeruzalem   Bethesda 
geneeskrachtige drank - salep, kinawijn, staaldrank 
geneeskrachtige extracten - cachou, catechu, gambier
geneeskrachtige gomhars - duivelsdrek, 
geneeskrachtige hars - gerajakhars
geneeskrachtige holte - sinus
geneeskrachtige houtsoort - gerajak, kwassie, pok
geneeskrachtige knol - salep
geneeskrachtige knoppen en bladeren - bilzenkruid, digitalis, doornappel, drieblad, eucalyptus, laurier, monnikskap, pepermunt,
salie, senna, wolfskers
geneeskrachtige kruiden - hennep, lobelia, marjolein, thijm, zonnedauw
geneeskrachtige middelen uit dieren bereid - gelatina, hertshoorn, levertraan, melksuiker, reuzel
geneeskrachtige modder   fango 
geneeskrachtige olie - citronella, kamfer, sesamolie
geneeskrachtige plant   alant, bijvoet, fenegriek, gentiaan,  heemst, kamille, kervel, laudanum, lavendel, melisse, mirre, papaver, salep, salie 
geneeskrachtige standelkruidsoort - salep
geneeskrachtige vrucht - anijs, bosbes, komijn, kwee, pruim, vanille
geneeskrachtige waterbron - staalbron
geneeskrachtige wortel - alant, gentiaan, meekrap, mierik
valeriaan, zoethout
geneeskrachtige wortelstok - galenga, gember, kalmus  
geneeskruid - heelkruid, wonderkruid
geneeskunde   heelkunst, medicina, medicijnen, therapie 
geneeskunde, richting in de - anatomie, bacteriologie, chemotherapie, cytopathologie, diagnostiek, geriatrie, gerontologie, neurologie, oogheelkunde, pediatrie, psychiatrie, virologie
geneeskunde van bejaarden - geriatrie
geneeskunde van de huid - dermatologie
geneeskunde van de spraakorganen   toniatrie 
geneeskunde van de zielsziekten - psychiatrie
geneeskunde van het hart - cardiologie
geneeskunde van kinderen - pediatrie
geneeskunde van vrouwen - gynaecologie
geneeskunde voor ouden van dagen - geriatrie
geneeskunde van de spraakorganen - foniatrie
geneeskundig - medisch, medicinaal, therapeutisch
geneeskundig behandelen - medicineren
geneeskundig onderzoek - auscultatie
geneeskundig toestel - ergostaat
geneeskundige   arts, dokter, dr., geneesheer, medicus, m.d. therapeut 
geneeskundige behandeling - therapie
geneeskundige, beroemd - Boerhaave, Galenus, Harvey, Koch, Paracelsus, Pasteur, Vesalius, Virchow
geneeskundige dienst voor zieken - ambulance
geneeskundige drank - salep
geneeskundige hulp voor niet bedlegerigen - polikliniek
geneeskundige inrichting   hospitaal, kliniek, ziekenhuis 
geneeskundige scheikunde - iatrochemie
geneeskundige subtropische plant - hysop
geneeskundige verklaring - attest, declaratoir
geneeskundige verzorging - behandeling
geneeskunst   geneeskunde, therapie
geneesleer   therapie 
geneeslijk - curabel
geneesmeester - geneesheer, heelmeester
geneesmethode   aderlating, allopathie, homeopathie, kuur, lavement, massage, operatie,  remedie, therapie 
geneesmiddel   anti bioticum, arnica, artsenij, aspirine, atebrine, calmans, capsule, castoreum, decraline, dragee, drank, drankje, emetine, insuline, kalomel, kamille, kervel, kina, kinabast, kinine, kruid, lavement, medicament, medicijn, norit, panacee, penicilline, pil, poeder, remedie, salep, salmiak. serum, tablet, teerpil, therapie, triakel, valeriaan, zetpil
geneesmiddel   (lnd.) obat 
geneesmiddelkunde - acognosie
geneesmiddel tegen alle kwalen   panacee
geneesmiddel tegen giftige beet   teriakel
geneesmiddel tegen koorts - antifebrine, antipyrine, kinine
geneesmiddel tegen maag kwaal - digerentia, maagzout
geneesmiddel regen malaria - araleën, atebrine, kina, kinine
geneesmiddel tegen ontsteking - antibioticum, boorwater
geneesmiddel tegen slaapziekte - germanine
geneesmiddel tegen vergiftigde slangenbeet - colubrina, strichmos, triakel
geneesmiddel tegen waterzucht -  zeeajuin
geneesmiddel voor diarree - salep
geneesmiddel voor dieren - bolus
geneesmiddel voor hartlijders - digitaline
geneesmiddel voor infectieziekten - antibioticum, penicilline, streptomycine
geneesmiddelen   sera 
geneesmiddelenboek - larmacopee, pharmacopee
geneesmiddelenbriefje - recept
geneesmiddelenleer   acognosie 
geneesmiddelen, natuurlijke - drogerijen
geneesmiddelenwinkel   apotheek 
geneesproces   kuur, remedie 
geneeswijze   allopathie, homeopathie, kuur, massage, medicatie, remedie, therapie
geneeswijze, door baden - balneotherapie
geneeswijze door bestraling - radiotherapie
geneeswijze door warme baden, warme lucht etc. - thermotherapie
genegen   bereid, geneigd, gereed, gewillig, therapie, toegedaan, (wel)gezind, welwillend
genegenheid   affectie, drift, liefde, lust,  min, neiging, trek, tendens, vriendschap, wil 
genegenheid opwekkend -  innemend
genegen iets te doen - bereid
geneigd   affiniteit, bereid, bereidwillig, genegen, gereed, gezind, gestemd, gezond, inclinatie, neigend, willig, 
geneigdheid   aandrift, begerigheid, belusheid, lust, neiging, propensie, tendens, trek, wens, wil, zin, zucht
geneigdheid om het eigen inzicht te volgen - eigenzinnigheid
geneigdheid tot plichtsbetrachting - ernst
geneigd tot veel babbelen - babbelachtig, praatgraag
geneigd tot verzet - opstandig, rebels
generaal   algemeen gen., veldheer
generaal van het apenleger(Ind. myth) -Hanuman
generaal pardon - amnestie
generaalsbewind - junta
generale (de - bas) - fundamento (muz.)
generale staf   GS
generaliseren - veralgemenen 
generalisatie   algemeen making 
generaliteit - staatsmacht
Generaliteitslanden, een der - Brabant, Limburg, Opper-Gelderland, Vlaanderen
generatie   geslacht, teling, tijdgenoten, voortplanting 
generatief   geslachtelijk
generatiewisseling - metagenesis 
generator   dynamo 
generen - hinderen, schamen 
genereren   telen, verwekken, voortbrengen
genereus   edel, edelmoedig, goedertieren, goedgeefs, grootmoedig,  mild, milddadig, onbekrompen, royaal, vorstelijk,
generhande - geen, generlei
generlei - geen, generhande
generositeit - edelmoedigheid, onbaatzuchtig, onbekrompenheid
genese   ontstaan, wording 
geneselijk - curabel
genesis - gen, genese, ontstaan, oorsprong, wording
genet - paard, rijpaard
genetica   erfelijkheidsleer 
genetkat - genetta, civetkat
geneugte   delice, genieting, genoegen, genot, vermaak, vreugde, wellust 
genever - jenever
genezen - beter(en), boeten, bijgespijkerdcureren, gezond,  heel, helen, hersteld, herstellen, nieuw, opgefleurd, opgeknapt, remediëren, verhelpen
genezen kunnende worden - curabel, geneesbaar, geneeslijk, heelbaar
genezend - curatief, therapeutisch
genezing - analepsis, heil, heling, herstel(ling),  regeneratie, reconvalescentie, recuperatie, restitutie
genezing aanbrengend - heilzaam
genezing door verandering van lucht - aerotherapie, klimaatbehandeling
genezing door water - hydrotherapie, hydriasis,
geniaal   begaafd, bekwaam, briljant, geniaal, knap, talentrijk, talentvol, talrijk, uitzonderlijk, vernuftig
geniaal mens - genie
genialiteit   vernuft, vindingrijkheid
genie   aanleg, begaafdheid, esprit, fenomeen, gave, talent
genie-officier - genist
geniesoldaat   genist, mineur, pionier, pontonnier
geniep - achterbaks, geheim, heimelijk, stiekem, stilletjes, tersluiks, verborgen
geniepig   achterbaks, boosaardig, gemeen, gluiperig, heimelijk, insidieus, kwelziek, slinks, sluw, steels,  stiekem, treiterig, vals, vuil
geniepig zeer doen - knijpen
geniesoldaat - genist, mineur, pontonnist, schansgraver, sappeur,
torpedist
genietbaar - genietelijk
genieten - krijgen, leven, nemen, ontvangen, smaken, snoepen
genieten wederverkopers - rabat
genieting   geneugte, genoegen, genot, genucht, leut, lust, plezier, vreugde, zielsgenoegen
genieting die de zinnen streelt -  weelde, wellust, zingenot
genist - geniesoldaat, mineur, pionier, pontonnier,
genitaliën - geslachtsdelen
genitief - gen
genius   beschermengel, beschermgeest, geleigeest, schutsengel
genocide   rassenmoord, soortmoord
genodigde   gast, gevraagde, introducé,  invité 
genoeg   afdoende, afgedaan, afgelopen, afgemeten, basta, beu, flink, genoegzaam, halt, nogal, plenty, stevig, stop, suffisant, toereikend, verzadigd, voldoende, volop, zat, zeer
genoeg (Lat.) - tantum
genoegdoening   bevrediging, boete, eerherstel, excuus, herstel, loon, penitentie, retributie, revanche, satisfactie, talio, teruggave, vendetta, vergelding, vergoeding, voldoening, wraak
genoegdoening voor belediging - duel, excuus
genoegdoening voor verloren wedstrijd   revanche 
genoegen - amusement, behagen, believen, bevallen, bevrediging, bezit, blijdschap, boete, faveur, gading, geneugte, genieting, genot, gerief, lol, leut, liefhebberij, lust, ontspanning, plezier, pret, pretje, satisfactie, schik, tevredenheid, verlustiging, vermaak, voldoening, vreugde, welbehagen, welgevallen, wellust, wil, zaligheid, zin
genoeg en uit - basta
genoeg gekookt - gaar
genoeg hebben - rondkomen
genoeg hebben van - balen
genoeglijk   aangenaam, aardig, amusant, bekoorlijk, charmant, emmes, gezellig, knus, leuk, plezierig, prettig, vriendelijk, vrolijk
genoeglijke bezigheid   hobby 
genoeglijke stemming - schik
genoegzaam    krachtig, nagenoeg, overtuigend, toereikend, voldoende 
genoemd   gemeld, vermeld
genomen - aangenomen, gesteld, ondersteld 
genoot   compagnon, doelgenoot, gelijke, gezel,  kameraad,  makker, metgezel, vennoot
genootschap - bent, bond, broederschapclub, club, compagnie, corporatie, maatschappij, orde, organisatie, raad, sekte, sociëteit, unie, (ver)bond, vereniging, vergadering
genootschap der vrienden - kwakers
genootschap in Ierland - Fenians
genoodzaakt - verplicht
genot - baat, bevrediging, bezit, blijdschap, delectatie, delice, gebruik, geneugte, genieting, genoegen, gerief, hedone(Gr.), jouissance, lust, plezier, pret, smaak, verrukking, vreugde, welbehagen, wellust, wil, zaligheid
genot achteraf beleven - nagenieten
genot hebben - genieting
genot smaken - genieten
genot van iemands bezit - vruchtgebruik
genotartikel - tabak 
genoteerd - aangetekend, gen., opgeschreven 
genotleer - hedonisme
genotloos - blase
genotmiddel   
2   ijs
3   wijn
4      bier, hasj, shag, thee
5      cacao, drank, opium, snoep, snuif, tabak
6      bonbon, koffie, sigaar
7      alcohol, cocaïne, sigaret, snoepje, specerij
7 genotrijk, hasjiesj, nicotine
8 aangenaam, rooktabak, snoepgoed, specerijen,
9 pruimtabak
genotmiddel in Indonesië - sirih
genotziek   hedonistisch, wellustig, wulps, zinnelijk
genotziek persoon - wellusteling
genotzucht - epicurisme
genotzuchtig - epicurisch, weelderig, wellustig, zwelgend
genotzuchtig mens - epicurist
genre   allooi, manier, ras, slag, smaak, soort, stijl, trant, wijze
genre in de literatuur - drama, epiek, lyriek, poëzie, proza
genst – gaspeldoorn, heidebrem
genster - vonk
gent   gander, gans, ganzerik, mannetjesgans  
Gent, gilde huis in - St. Jorishof, Toreke
Gent, monument in - Belfort, Gravensteen, Lakenhalle, Mammelokker, Prinsenhof, Rabat
Gent, oude gevangenis in - Mammelokker
Gent, oude haven van -  Graslei
gentiaan - alpenplant
gentiaanachtigen - Gentianaceeën
gentiaanwortel - bitterwortel
gentianacee - bittering, duizendguldenkruid
gentleman   edelman, heer, seigneur
genuanceerd van klank   klankrijk, melodieus
Genuees   Columbus 
genuïen    aangeboren, echt
genuïteit   echtheid 
genurk   gebrom, gekijf, geknor 
genus   geslacht, soort 
geoccupeerd   bezet, bezig, drukdoende
geodeet - landmeter, spanrups
geodesie   landmeetkunde 
geoefend - afgericht, bedreven, ervaren, geroutineerd, geschoold, getraind, geverseerd
geoefend in de cijferkunst   rekenkundig
geoefend op de jacht   bejaagd 
geoefend zeeman - matroos, zeebonk, zeevaarder
geoefendheid - ervaring, geroutineerdheid, geschooldheid, getraindheid, routine
geofaag   aardeter 
geofyten - bol, knol, wortelstokplanten
geogenie   aardwording 
geograaf   aardrijkskundige 
geografie   aardrijkskunde 
geografisch   aardrijkskundig 
geografisch overleg - go
geografische aanduiding   N.B., O.L., W.L., Z.B.
geografische breedte   latitude 
geografische breedtecirkel   parallel 
geografische lengte   longitude 
geografische lengtecirkel   meridiaan
geografische ligging   topografie 
geografische lijn - isobaar, isogoon
geografische mijl   g.m. 
geografische naam   toponiem
geografische naamkunde   toponymie
geografische plaatsbepaling - breedtegraad, lengtegraad
geografische tekening   (land)kaart
geografische term - NB, OL, WL, ZB
geoliede huid van schapen - perkament
geologie   aardkunde 
geologisch   aardkundig 
geologisch proces - abrasie, erosie, sedimentatie, verwering
geologisch stelsel - neptunisme
geologisch tijdperk   Algonkium, Alluvium, Cambrium, Carboon,  Devoon, Diluvium, Jura, Kambrium, Krijt, Mioceen,  Neozoïcum, Oligoceen, Perm, Pleistoceen, Plioceen, Quartair (Holoceen),  Secondair, Siluur,Tertiair (Eoceen),Trias, IJsperiode, Ijstijd 
geologisch tijdperk, huidig - quartair
geologisch tijdvak - lias, ijsperiode
geologisch verschijnsel - boudinage
geologische formatie   eoceen, Jura, krijt, perm, trias 
geologische hulpwetenschap   mineralogie, petrologie, sedimentologie, stratigrafie,
geoloog - aardkundige
geometrie - meetkunde, planimetrie 
geometrisch   meetkundig 
geometrische verhouding   cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens
geomorfologie   landschapkunde 
geomorfologische eenheid   landschap
geoorloofd - fiat, gepermitteerd, oorbaar, toegelaten, toegestaan, toelaatbaar, veroorloofd
geoorloofde liefdesbetrekkingen - minnarij
geopend - open, openstaand
geopperd denkbeeld - suggestie
geordend - geregeld 
geordende lijst   index, rooster, tabel
geordende lijst van namen - register, telefoongids
geordende overeenkomst - schikking
geordende zeemacht - marine, vloot
georganiseerd overleg - g.o.
georganiseerde bijeenkomst - vergadering
Georgië, hoofdstad van - Tbilisi
Georgië, oorspronkelijke bewoners van - Colchii, Iberii
Georgië, rivier in - Rion
Georgië, stad in - Batoemi, Koetaisi, Tsiatoera
Georgië, steppe in - Karajas, Sjiraki
geotropisme - geotropie
geoutilleerd - uitgerust, voorzien
geoxideerd - roestig
gepaard - gehuwd 
gepaard gaande met ettering - suppuratief
gepaardhoevige   ever, ezel, kalf, koe, muildier, muilezel, stier, varken, zwijn
gepakt   gegrepen 
gepantserde haai - katte(n)haai
gepantserde legerafdeling   cavalerie, pantserdivisie
gepapt dicht gordijnweefsel   lancaster
gepard   jachtluipaard 
gepareld   parelvormig 
geparenteerd - vermaagschapt, verwant (schapt) 
geparfumeerde gezichtspoeder - bedak, irisine
gepassioneerd   hartstochtelijk 
gepassioneerdheid - hartstocht, passie, voorliefde
gepast    adekwaat, adequaat, behoorlijk, betamelijk, bruikbaar, convenabel, decent, eerlijk, fatsoenlijk, geschikt, gevoeglijk, juist, keurig, net, oirbaar, oorbaar, passend, schikkelijk, sortabel, voegzaam
gepast betalen - passen
gepastheid   betamelijkheid,  keurigheid, netheid,  oorbaarheid, voegzaamheid 
gepatenteerd - geoctrooieerd
gepeild   geraaid 
gepeilde diepte   loding
gepeins   denkbeeld, denken, gedachte, gemijmer, gesuf, mijmering, mijmerij
gepelde haver tot grutten gemaakt - havergort
gepekeld - gezouten
gepelde gerst   gort 
gepelde rijst    beras, bras, nasi
gepen   geschrijf 
gepend - puntig, stekelig
gepensioneerd - emeritus, rustend
gepensioneerde - oudgediende
gepeperd   bijtend, hartig, heet, pedes (Ind.), pikant, prikkelend, sterk, stekelig
geperforeerd   doorboord 
gepermitteerd   geoorloofd, toegestaan, veroorloofd
gepersonifieerd - belichaamd
gepersonifiseerde rijkdom - Mammon
geperst hout - triplex
geperste haarstof   vilt 
geperst hout – triplex
geperst kolengruis - briket
gepetrifieerd   versteend 
gepeupel   canaille, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, grauw, heffe, janhagel, plebs, rapaille, schorem, schorriemorrie, schuim, tuig
gepeupelheerschappij - lochlocratie
gepeupelregering - lochlocratie
gepeuter - geknoei, geleuter, gemier
gepieker -  getob
gepiept – gedaan, klaar
gepijnig - gemartel
gepikeerd   beledigd, boos, gebelgd, gekrenkt, geprikkeld, geraakt, korzelig, kregel, kriegel, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verstoord
gepikeerdheid - boosheid, gebelgdheid, geraaktheid, nijd, toorn, wrevel 
gepikt en gedreven - klaar, reisvaardig, uitgerust
geplaag   gesar, geterg, getreiter 
geplaatst   ondergebracht, neergezet 
geplaatst bij - gedetacheerd
geplaveide weg   straat 
gepleegde handeling - daad
geplekt - bont
geplet koper - latoen
geplet en vertind dun metaal   blik 
geploeter   gesjouw, getob, gezwoeg
geplogenheid - gebruik, gewoonte
geplooid - gegolfd, gerimpeld, plisse 
geplooid bedbehangsel - draperie
geplooid oplegsel   ruche 
geplooide bef   jabot 
geplooide boordsel - falbala
geplooide dameshalskraag   frees
geplooide huid   leer, leder 
geplooide kraag - fraise, lob, lub
geplooide leren zak - balg
geplooide muts - kaper
geplooide stof - plissé
geplooide strook - falbala, hem, kantje, ruche 
geplooide strook van een gordijn - rabat
geplooide zak (leer) - balg
geplooide zoom   falbala 
geplozen touw - pluis
gepluimd - gevederd
geplukt   kaal
gepoch   bluf, gesnoef, gezwets, grootspraak, opschepperij, snoeverij, vanterie 
gepoender - gedoe, gedraai, gepeuter
gepofte mais - popcorn
gepolitoerd   gepolijst 
geporteerd voor - pro
geposeerd   aanstellerig, bedaard, bezadigd, evenwichtig, gemaakt, gezet, nuffie,
gepraal   gepronk, pralerij, pronkerij 
gepraat   gebabbel, gekeuvel, geklets, geleuter gesnap, gekoos, gezwam, klap, palaver, praterij
gepraat (ongunstig) van de mensen - (In) opspraak
gepremediteerd - opzettelijk, voorbedacht
gepreoccupeerd - vooringenomen
geprepareerd waspapier   stencil 
geprepareerde huid   leder, leer
gepresseerd - gehaast
geprevel - gemompel, gemummel
geprezen - geroemd, gevierd, gezegend
gepriegel   gepeuter 
geprikkel - getintel
geprikkeld   boos, geraakt, humeurig, korzelig, kregel, kriebelig, lichtgeraakt, nerveus, nijdig, ontstemd, opgewonden, opvliegend, wrevelig
geprikkelde stemming - animositeit, geïrriteerdheid, irritatie, wrevel, wrevelig(heid)
geprikkeldheid - gebelgdheid, boosheid, gepikeerdheid, irritatie, korzeligheid, ontstemdheid, opvliegendheid, verstoordheid
geprivilegieerd - bevoorrecht
gepromoveerd persoon    doctor, dr 
gepronk   gepraal, pralerij 
gepronoceerd - sprekend
geprotesteerd (handel)   geweigerd 
gepruil   bouderie, geknies, gemok
gepruts   geknoei, gemier, gemodder 
gepruttel   gemopper, gemor
geps   gaps
gepuf   grootspraak 
gepunt   puntig, scherp, spits
gepunte stok - prikkel
gepurperd   purperkleurig 
gepijnig - gemartel
geraaid   gepeild 
geraakt - aangedaan, aangeschoten, aangeslagen, beledigd, boos, gebelgd, geblesseerd, geergerd. geïrriteerd, gekwetst, gepikeerd, geprikkeld, geroerd, getroffen, gewond, korzelig, kregel, kriegel, nijdig, ontroerd, ontstemd, opgewonden, raak, toornig, verstoord
geraaktheid   boosheid, ergernis, gebelgdheid, gekwetstheid, gepikeerdheid, irritatie, prikkeling, touche, verstoordheid
geraamd - approximatief
geraamte   armatuur, beenderen, beendergestel, bekkeneel, gebeente, bot, bouw, constructie, frame, fusilage, graat, karkas, knekelman, knok, knokok, knook, ontwerp, rib, ribbenkast, rif, scharminkel, schedel, schema, skelet, wervel
geraamte uitdrogen en ineenzetten - skeletteren
geraamte van het hoofd   bekkeneel, doodshoofd, schedel
geraamte van hout - latwerk
geraamte van kiezelzuur - kiezelskelet
geraas   alarm, balderen, drukte, gebalder, gerucht, gesnor, getempeest, getier, heibel, herrie, kabaal, keet, lawaai, lejool, leven, opschudding, rumoer, stampei, tumult, volksoploop 
geraas en getier - stampei
geraaskal   gebral, gezwets, lariekoek, nonsenspraat, radotage,
geraas makend (muz.) - strepitoso
geradbraakt   afgemat, doodmoe, doodop, gebroken, kapot, uitgeput, verknoeid
geraden   aangeraden, dienstig, geadviseerd, gezuiverd, raadzaam, treffen, wenselijk 
gerafelde naad   torn 
geraffineerd   doorkneed, doortrapt, gezuiverd, listig, sluw, veredeld, verfijnd
geraffineerd gemeen - ingemeen
geraffineerd verleider - mefisto, Mephistopheles
geraffineerde houding   raffinement 
geraffineerde vouw - vamp
gerak - gemak, gerei, gerief
geraken - komen, terechtkomen
gerammel - geratel
geranium - kraanhals, ooievaarsbek, pelargonium
geraniumachtigen - ooievaarsbek,pelargonium, reigerbek
gérant   beheerder, zaakeider, zaakwaarnemer, zetbaas
gerardskruid - zevenblad
geraspte snuiftabak   rapé 
geratel - gerammel, lawaai
gerecht   
 3   hof, hot, pap, vla
 4   bami, gang, kie(n), moes, raad, saté, soep, spijs
 5   balie, haché, juist, patat, purée, salmi, snert
 6   billijk, fondue, muesli, omelet, pastei, ragout, reerug, salade,           salami, roerei, wettig 
7    beignet, compote, correct, flensje, hutspot, pudding, reebout,        schotel, soubise, soufflé, vissoep, voedsel,zalmsla
 8   biefstuk, bouillon, flensjes, fleurons, niertjes, rissoles,
      rijstebrij, rijstepap, stamppot, to urnedo, uiensoep,
      vispastei, zuurkool
 9   bietensla, hamburger, haringsla, kippesoep, pasteitje,                     rechtbank, rijstemelk, tribunaal, uitsmijter
10  croquetten, erwtensoep, huzarensla, linzensoep, vierschaar,           watergruwel
11  aardappelen, groentesoep, hors d´oeuvre, kalfsoester,
      pannekoeken, plumpudding, rabarbermoes, tomatensoep,              trommelkoek, vogelnestje
12 jachtschotel, macaronisaus, rechtvaardig
13 
14 wentelteefjes
15 ossestaartsoep
gerecht (It.) - polenta
gerecht (Sp.) - olla podrida
gerecht aan het einde van een maaltijd - nagerecht, toetje
gerecht in Italië - spaghetti
gerecht in Spanje - paella
gerecht met kerstmis - kerstgans
gerecht van fijn gekookte groente   moes
gerecht van fijn vlees en deeg    pastei
gerecht van zure appelen, bruin brood, karnemelk – prol
gerechtelijk   forensisch, justieel,  justitieel, rechtelijk
gerechtelijk ambtenaar - kantonrechter, officier
gerechtelijk bevel   injunctie
gerechtelijk inschrijfboek - registratuur
gerechtelijk onderzoek - perquisitle
gerechtelijk ontzegelen - resigneren
gerechtelijk ontzeggen - resigneren
gerechtelijk toewijzen - addiceren, adjudlceren
gerechtelijk vooronderzoek - perquisitie 
gerechtelijk vooronderzoek in militaire strafzaken - informatiën
gerechtelijke aanmaning   sommatie 
gerechtelijke actie   procedure 
gerechtelijke bekrachtiging   homologatie
gerechtelijke bekrachtiging van een akkoord   hornologatie
gerechtelijke beslaglegging   sequestratie
gerechtelijke ontzegeling - resignatie
gerechtelijke uitspraak   oordeel, vonnis
gerechtig - billijkerwijs, rechtvaardig
gerechtigd   bevoegd, competent 
gerechtigheid     recht,rechtvaardigheid
gerechtsbode   deurwaarder 
gerechtsdienaar   agent, beul, diender
gerechtshof   rechtbank 
gerechtshof in Drenthe tot eind 18e eeuw   etstoel
gerechtshof in Oud-Athene - Areopagus
gerechtskosten - vacatiekosten
gerechtsoefening - rechtspleging
gerechtsplaats bij Jeruzalem   Golgotha
gerechtsplaats in Athene - Areopagus
gerechtsplaats in Twente   Dingspelberg
gerechtsschrijver   griffier 
gerechtszaak   (Ind.) perkara, proces
gerechtvaardigd – billijk, gegrond, juist, terecht 
gerecht van verschillende groenten – jardinière
gerecht met uien en vlees – hachee
gered   behouden, bevrijd, ongedeerd, safe, veilig, verlost
geredelijk   bereidwillig, gemakkelijk, graag, grif, licht, pront
gereed   af, afgewerkt, bereid, contant, grif, klaar,  paraat, ready, ree, slagvaardigvaardig, volbracht, voltooid
gereedgemaakt –  afgewerkt, bereid, klaar
gereed maken – klaarmaken, prepareren
gereedschap - alaan,  aks, beitel, bij, boor, drevel, drijver els, gerei, graveerijzer, hak, hamer, instrument, kaarde, mes, nijptang, spaan, tang, tuig, vijl, werktuig, zaag, zie ook werktuigen
gereformeerde - Calvinist, Doleerder
gereed tot handelen   bereid, paraat, vaardig
gereed uit te trekken   beweegbaar, marsvaardig, mobiel
gereedschap   gerei, tuig 
gereedschap om emmers te dragen   juk
gereedschap om oven mee uit te krabben – loet
gereedschap om te vegen – stoffer, veger
gereedschap om zeis te scherpen   strekel
gereedschap van tekenaar   winkelhaak
gereedschap van timmerman – hamer, schaaf
gereedschap voor de tuin – hark
gereedschap voor de tuin – hark
gereed zijn – bereid, klaar
gereformeerd   hervormd 
gereformeerd geloof   calvinisme 
geregeld – altijd, behoorlijk, dagelijks, dikwijls, doorgaans, geordend, meestal, ordelijk, regelmatig, regulair,steeds, steevast, telkens, vaak, vast 
geregeld bezighouden – oefenen
geregeld volgen - nalopen
geregelde toestand - orde, regel, regelmaat
geregelde volgorde   beurt 
gerei – gereedschap, tuig
gerekend worden tot   behoren 
gerekt   lang, langdradig, tenuto, uitvoerig, wijdlopend
gerekte vorm hebbend   langwerpig 
geremd   belemmerd 
geren   gedraaf, geloop, rennnen 
gerenommeerd – bekend, beroemd, vermaard 
gerenommeerdheid   vermaardheid 
gereserveerd   besproken, terughoudend
geresigneerd – gelaten
geresolveerd – kordaat, resoluut
gerezen gedeelte van de aardkost - horst
gergel   glee 
geriatrie   ouderdomszorg 
geribbeld   geribd 
geribd brood – wegge
geribde stof - rips
gericht op de ander   altruïstisch 
gericht op zichzelf   egocentrisch 
gerief   accommodatie, comfort, dienst, gemak, genoegen, genot, gerak, gereedschap, gerei, gevoeg, luxe, nut, plezier, voordeel 
gerieflijk   aangenaam, comfortabel, gemak, gemakkelijk, genoeglijk, makkelijk,
geriefelijkheid - comfort, gemak, genoegen, genot, gerak, gerei, luxe, nut, plezier
gerieven - bedienen, bijstaan, helpen
gerimpeld - geplooid, rimpelig, schrompelig
gering - armzalig, beperkt, bescheiden, futiel, gemeen, iel, karig, klein, laag, licht, luttel, mager, matig, min, miniem, modiek, nederig, nietig, onaanzienlijk, onbeduidend, onbetekenend, ondergeschikt, ordinair, pover, schaars, schril, weinig
gering bezit   armoe, armoede 
gering gewicht - lichtheid
gering in aantal - weinig
gering in getal - weinig
gering van gewicht - licht
geringachten - minachten
geringe hoeveelheid   beetje, greintje, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat
geringe afstand - dichtbij, kippeëindje, uitvlucht, vlakbij
geringe eetlust - anorexia
geringe hoeveelheid - beetje, grein, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat
geringe mate - onbeduidend
geringe prijs - goedkoop
geringe urine aficheiding - oligurie
geringe warmtegraad bezittend   koud, lauw
geringer - kleiner, minder , zwakker
geringheid - exiquiteit, nietigheid,  teuïteit
geringschatten   depreciëren, discrimineren, kleineren, minachten, nullificeren, onderwaarderen, schamperen, smaden, vilipenderen
geringschattend - dedaigneus, despectief, kleinachting, minachtend, schamper,  smalend
geringschatting - dedain, depreciatie, minachting, vilipendentie
geringst - minst
geringste - kleinste, minste
gering van kracht - slap, zwak
gering verschil - miniem
Germaan   Bataaf, Batavier, Teutoon Saks
Germaans godengeslacht   Asen, Wanen
Germaans feest - midwinterfeest, joelfeest
Germaans heidens winterfeest    joelfeest
Germaans letterteken   rune 
Germaans volk   Denen, Duitsers, Engelsen, Nederlanders, Noren, Zweden
Germaans volk in Zuid Duitsland   Alamannen
Germaanse aarde   Midgard
Germaanse afgod - Irmin 
Germaanse bewaakster van onderwereld   Hel(a)
Germaanse bode der goden - Hermod
Germaanse boze geest - belewitte, Holda, Pertha
Germaanse goden - Asen
Germaanse Godheid   Aegir, Balder, Bragi, Donar, Forseti,
Freyr, Geirrod, Hermod, Hoenir, Ing, Irmin,Kvasir, Loki, Lodur, Lytir, Magni, Njord, Od, Odin, Skold, Thor, Tiw(az), Tyr,  Vali, Vé,Vidar, Vili, Wodan
Germaanse godin   Edda, Erna, Freya, Frigg, Frigga,
Geijon, Gerda, Hel, Hela, Iduna, Laga, Manna, Qerd, Ran, Rana, Sif
Germaanse godin van de eeuwige jeugd - Iduna 
Germaanse godin van de lente - Ostara
Germaanse godin van de onderwereld - Hela
Germaanse godin van de zee - Ran
Germaanse heldenfiguur - Hilde
Germaanse heldenepos - Attila, Brunhilde, Kriemhilde, Nibelungen, Siegried
Germaanse hemel    Asgaard, Walhalla
Germaanse koning   Odoaker 
Germaanse korte speer - framer
Germaanse landstreek - Gou(w)
Germaanse lentegodin - Ostara
Germaanse lotgodinnen   Nornen, Skuld Urd,Werdandi, 
Germaanse luchtgeest - sylfe
Germaanse mythologisch figuur - Irmin, Nixe,
Germaanse mythologisch profetes - Wala
Germaanse mythologisch schandpaal  - nidingpaal
Germaanse  natuurgeesten   alven, elfen 
Germaanse oergod - Tuisto
Germaanse onderwereld   Niftheim, Helheim 
Germaanse oppergod   Odin, Wodan 
Germaanse profetes - Veleda
Germaanse reus - Berserik
Germaanse  sagen   Edda 
Germaanse sagenfiguur - Beowulf, Emenarik, Gudrun
Germaanse schikgodinnen   Norne 
Germaanse strijdwolf - Fenris
Germaanse taal   Deens, Duits, Engels, Fries, Gotisch, Nederlands, Noors, IJslands, Zweeds
Germaanse taalwetenschap - germanistiek
Germaanse tweelinggoden - Alcis
Germaanse volksstam - Cherusken, Fosi, Gauten, Teutonen 
Germaanse watergeesten - Nixen
Germaanse wereld   Midgaard 
Germaanse wichelares - alruin
Germaanse zeegod   Aegir, Eiger 
Germaanse zeegodin   Ran, Rana 
Germanië - Duitsland
germaniseren - verduitsen
germanium   ge 
germinal - kiemmaand
geminatie   broeien, ontkieming
germineren   ontkiemen, ontspruiten
gerochel - gereutel
geroddel - achterklap, babbelpraat, differmatie, kwaadsprekerij, laster, praatje
geroemd - geprezen, gevierd
geroep   gekrijs, geschreeuw 
geroerd   aangedaan, bewogen, gekleed, getroffen, ontroerd 
geroes - rumoer
geroezemoes - gegons
gerokte bol - ui
geronk - gesnork
geronnen   gestold, gestremd, ingedikt, rinnen, verdikt
gerooid bos - rade, rode
gerookt spek met vlees er aan - bacon
gerookt visje - sprot
gerookte aal   paling 
gerookte haring - bokking
gerookte vis - bokking, paling 
geroosterd brood - mouilette, muffin, toast, toost, tosti 
geroosterd vlees   saté
geroutineerd   bedreven, doorkneed, ervaren, gehaaid, geheid,
geoefend, getraind, handig, kundig, vaardig
gerst, gepelde - gort
gerstebier der Egyptenaren - zython
gerstekoffie - moutkoffie
gerstenat   ale, aal, bier, pils 
gerstepap - gerstebrij
gerstmaand - september
gerucht    faam, geluid, geraas, klank, mare, nieuws, nieuwtje, opzien, praatje, rel, roddel, roep, spraak, tijding, verhaal, 
geruchtmakend - alarmerend, bruyant, fameus, geraasmakend, opvallend, opzienbarend, sensationeel
geruime tijd - lang, poos
geruime tijd durende   lang, langdurig
geruis   gegons, geritsel, gezwatel (lit), lawaai, leven, ritseling, strepitus 
geruisloos - geluidloos, onhoorbaar, stil
geruit weefsel - quadrille
geruite stof - dambordgoed, tartaan
gerust   bedaard, kalm, onbekommerd, onbevreesd, onbezorgd, onbezwaard, rustig, stellig, stil, tevreden, vredig, vreedzaam, zeker
gerustelijk - kalm, rustig
gerustheid - geruststelling, onbekommerd, onbezorgdheid, zorgeloosheid 
geruststellen   rassureren 
geruststellend - rassurant, sedatief 
geruwd leer -  suède
geruwde dekendtof – molton
gerven - leerlooien
gerwe - duizendblad
gerij - wagen
gerijm - rijmelarij
gesar   geplaag, geterg, getreiter
gesatineerd - satijnachtig
geschaakt door Paris - Helena
geschaakt door Zeus - Europa
geschakeerd - afwisselend, genuanceerd
geschal - geschetter
geschandvlekt - bezoedeld, infaam
geschapen - aangeboren
geschapen wezen - schepsel
geschapenheid - geaardheid, gesteldheid
geschat - globaal
geschater - gelach, geschetter 
geschatte uitgave - raming
gescheiden - apart, distinctus, los, seperaat, uiteen, verbroken
gescheiden van elkaar - vaneen
gescheld - geschimp, getempeest, getoeter
geschenk - aalmoes, aardigheid, bijdrage, cadeau, donatie, donum, douceurtje, fooi, gave, gift, gratificatie, persent, schenking, surprise, xenie
geschenk in geld boven het bedongen loon - gratificatie
geschenk (klein) - aardigheid(je)
geschenken aan de gasten - xeniën
geschenken brengende fee - Befana
geschenknummer - presentexemplaar
geschetter - geschal, gesnater, gesnoef, gezwets 
gescheurd - beschadigd, gehavend, kapot, rap, stuk, veilig, vernield
gescheurde lap - flard
geschiedboeken - annalen, historiën
geschieden - doorgaan, gebeuren, overkomen, plaatshebben, voorvallen, wedervaren
geschiedenis - annalen (algemeen), avontuur, gebeurtenis, historie, onderneming, storietoedracht,  verhaal, voorval, toedracht
geschiedenis der martelaren - martyrologie
geschiedenisverhaal - kroniek
geschiedkundig - historisch
geschiedkundig tijdperk - Middeleeuwen, oudheid, renaissance 
geschiedkundige - historicus
geschiedkundige schrijver - analist
geschiedkundige wereldbeschouwing - historisme
geschiedrol - gedenkrol
geschiedschrijver - annalist, Bor, Caspers, Fruin, Herodotus, historicus, historiograaf, Hooft, Huizinga, Livitus, Machiavelli, Michelet, Niebuhr, Pirenne, Plutarchus, Suetonius, Tacitus,
geschiedschrijving - historiografie
geschiedzang - historielied
geschift - dwaas, dol, gehot (melk), gek, gestoord, getikt, ineengelopen, kartelig, klonterig 
geschikt - aangenaam, aardig, adret, bekwaam, betrouwbaar, braaf, bruikbaar, capabel, convenabel, deugdzaam, dienstig, doelmatig, eerlijk, fair, fijn, gedisponeerd, geëigend, geknipt, gepast, goed, handzaam, heilzaam, jofel, juist, nuttig, oorbaar, opportuun, pasklaar, passend, schappelijk, sortabel, sympathiek, reeel, vatbaar 
geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, bruikbaarheid, handigheid, opportuniteit, talent
geschikt maken tot - predisponeren
geschikt voor bebouwing - bouwrijp
geschikt voor consumptie - consumabel, eetbaar
geschikt zijn - dienen
geschikte gelegenheid - opportuniteit
geschikte maat - kameraad, portuur
geschikte plaats - stade
geschikte tijd - occasie
geschikte wederpartij - portuur
geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, gepastheid, handigheid, tact,talent, vatbaarheid
geschiktheidsproef - test
geschil - afgrijzen, afkeer, afschuw, conflict, contest, dispuut, familietwist, geding, gekijf, geschil, gruwel, krakeel, kijf, kwestie, lis, onenigheid, onmin, pleit, probleem, redetwist, ruzie, strijd, tweedracht, twist, vete, woorden,  woordenstrijd, woordentwist, woordenwisseling
geschil (Ind.) - perkara
geschild hout (eiketakken) als brandhout - talhout
geschild stamstuk van een eik - perkoen
geschilde paal (eike- of dennehout) - perkoen, stamstuk
geschilpunt - controverse, kwestie, (Ind.) perkara, ruzie, twist
geschimp - gesmaal
geschokt - aangedaan, onpasselijk, overstuur 
geschimmeld   schimmelkleurig 
geschimp - gescheld
geschokt - overstuur
geschonden - beschadigd, defect, gekwetst, kapot, ongaaf
geschonken - gegeven
geschonken door   d.d.
geschonken wegens een belofte - votief
geschooi - bedelarij, gebedel 
geschoold   bekwaam, geoefend, getraind, opgeleid
geschoren kruin - tonsuur
geschoren ongewassen wol - smeerwol
geschoren schapenvel   ploot 
geschrapt - afgevoerd, schoongemaakt
geschrapt (het worden) - deleatur
geschreeuw   gegil, gekrijs, geroep, getier, kabaal, krakeel, leven, misbaar, ophef, roep, rumoer, tumult, vociferatie
geschreeuwde leuze   yell, slogan veil.
geschreven - schriftelijk
geschreven bericht - grief
geschreven boek - manuscript
geschreven klacht - klaagschrift
geschreven opdracht - oorkonde
geschreven stuk   aandeel bewijs, alinea, brief, document, epistel, manuscript, minuut, oorkonde, pennevrucht, tekst
geschrift   bijbel, boek, brief, dienstbrief, epistel, handschrift, handwerk, koran, missive, oorkonde, opstel, pamflet, scriptie, scriptum, scriptura, stuk, tekst, werk
geschrift met werkzaamheden - programma
geschrift over een onderwerp - monografie
geschrift vol fouten - kokagrafie
geschriften - lectuur
geschriften over een bepaald onderwerp - literatuur
geschrijf - gepen
geschroeid worden - roosteren
geschrokken   ontdaan, onthutst, ontsteld, opgeschrikt, verschrikt 
geschubd - ecaillé, squameus 
geschubde diersoort - draak, hagedis, vis
geschulpte zoom   falbala 
geschup - geschop, kerkportaal
geschut - artillerie, bas, batterij, bazooka, houwitser, kanon, kartouw, mitrailleur, mortier, vuurmond
geschut, middeleeuws - ballist
geschut, Romeins - ballista
geschut uit de 16e en 17e eeuw - serpentijn
geschutbank - artillerie, emplacement
geschutbedding - remas
geschutkelder - kazemat
geschutkoepel - geschuttoren
geschutlaag op schip   batterij
geschutmeester - artillerist
geschutrichter - pointeur
geschutserie   batterij 
geschutstand op de grond,schip, tank of vliegtuig - koepel
geschutwerf - artilleriepark
geschuttoren op een oorlogsschip - barbette
geschuurd rotan - manou
gesel   karwats, knoet, kwispel, larp, plaag, ramp, roe, roede, tuchtroede, zweep
gesel Gods   Attila
geselaar - flagellant
geselbroeder - flagellant, geselaar, kruisbroeder 
geseldiertje - tetramitus, zweepdiertje
geselecteerd - uitgelezen
geselen – fustigeren, hekelen, kastijden, lijfstraf, tuchtigen,
geseling   flagellatie 
geseling met netels - urticatie
geselkoord - karwats, zweep
geselmonnik   flagellant, geselbroeder, ranselaar
geselwerktuig - knoet, zweep
gesepareerd   afzonderlijk, gescheiden
geserreerd   beknopt, gedrongen, kort
gesigneerd - getekend
gesis - stridor
gesitueerd - gelegen, vermogend 
gesjochten   arm, desolaat, gefopt, geruïneerd
gesjouw - geploeter
geslaaf   getob 
geslaagd - gelukt, succesvol, voldaan
geslaagde hulp - redding
geslaagde voor examen   abituriënt 
geslacht - afstamming, familie, gelid, generatie, genus, homo, huis, kunne, linie, lijn, ras, sekse, sibbe, soort, stam, tak
geslacht der peulgewassen - indigostruik
geslacht van bacteriën - salmonella
geslacht van bolvormige bacteriën die na deling splitsen - streptokok
geslacht van dwergen - nibelungen
geslacht van hagedissen - agama
geslacht van klimmende palmen - rotan
geslacht van kuikens bepaler - sexer
geslacht van makis - lori
geslacht van paddestoelen - boleet
geslacht van plaatzwammen - russuia
geslacht van poliepslakken - nautilus
geslacht van witte mieren - termieten
geslacht van zangvogels - prunella
geslachtkunde - genealogie
geslachtkundige - genealoog
geslachtloos   aseksueel
geslachtelijk - generatief, seksueel, sexueel
geslachtelijke afwijking - perversiteit
geslachtelijkheid - geslachtsleven, seksualiteit, sexualiteit
geslachtsbastaard - bigenerisch
geslachtsboom   geslachtslijst, geslachtsregister, pedigree, stamboom
geslachtscel - ei
geslachtscellen - gameten 
geslachtsdeel - genitalie, penis, schaamdeel, scrotum
geslachtsdrift - libido
geslachtsgemeenschap   bijslaap, coïtus, paring
geslachtshoofd - mac
geslachtshormoon - oestron, testosteron
geslachtsklieren - gonaden
geslachtskoel   frigide 
geslachtskoelheid   frigiditeit 
geslachtskunde   genealogie 
geslachtskundige   genealoog 
geslachtsleven   seksualiteit 
geslachtsloos - adelogenisch
geslachtslijst   genealogie, geslachtsregister, pedigree, stamboom
geslachtsnaam   achternaam, familienaam
geslachtsreeks - linie
geslachtsregister   genealogie, geslachtslijst, pedigree, stamboom
geslachtsrekenkunde - genealogie, sibbekunde 
geslachtstafel - geslachtsboom, stemma
geslachtsverkeer - coïtus
geslachtswapenleer - heraldiek
geslachtswisseling   generatiewisseling, metagenesis
geslachtsziekte - gonorroea, lues, syfilis
geslagen goud - bladgoud
geslagen ijzer - smeedijzer
geslagen teken van een munt   klop 
geslagen worden - slaag
gesleep - gezeul
geslemp   gebras 
geslepen    aangezet, aspect, astutieus, betjoegd,  betjoecht, betjoekt, doortrapt, facet, gehaaid, gewiekst, goochem, leep, link, listig, loos, pienter, scherp, scherpzinnig, slim, sluw, uitgekookt, vlak, zijde
geslepen dief - gauwdief 
geslepen diamant - briljant
geslepen glas - bril, kristal, lens, objectief, oculair 
geslepen glas van bril - lens
geslepen glee   bril, objectief lens, oculair
geslepenheid - calliditeit, finesse, list, panurgie, raffiniment, sluwheid,
geslepen kerel   boef, rat  
geslepen mens - panurgus
geslepen persoon - slimmerik
geslepen scherp van beitel   faas 
geslepen schuine rand - biseau
geslepen tussenpersoon - Figaro
geslepen vlak van edelsteen   facet 
geslepen vos - Reinaert
geslepenheid   list, sluwheid 
gesleten - vergaan
gesleten plek in weefsel   gaat, glee, sleet
gesleufd - sulcaat
geslingerd - meandrisch
gesloof - geslaaf, getob, gewurm, gezwoeg
gesloten   achterhoudend, dicht, geheimzinnig, geloken, impenetrabel, introvert, ondoordringbaar, ondoorgrondelijk, ongeopend, toe, verboden, zwijgzaam
gesloten aanval - charge
geloten auto   limousine, sedan
gesloten baan - circuit
gesloten band - hoepel
gesloten beurs - toebeurs
gesloten boek   enigma, geheim, mysterie, raadsel
gesloten glazen veranda - loggia, serre
gesloten groep - corps
gesloten hand - knuist, vuist 
gesloten hoekbalkon   arkel, erker
gesloten huurrijtuig   vigilante 
gesloten koetsiersrijtuig - hansom
gesloten kring   cirkel, clan, kaste, kongsie, korps
gesloten kromme lijn - cirkel, kring
gesloten luxe auto waarin de bestuurdersplaats van de passagiersruimte gescheiden is   limousine
gesloten ronde lijn - kring
gesloten ruimte in graansilo - bin
gesloten rijtuig - vigilante
gesloten slagorde - falanks, falanx
gesloten stand   kaste 
gesloten tijd - spertijd
gesloten van aard  introvert, zwijgzaam
gesloten veranda   loggia 
gesloten vierdeurs auto - sedan
gesloten vistijd   schoontijd 
gesloten voor anderen - besloten, introvert 
gesloten waranda - serre
geslotenheid - geheimzinnigheid, taciturniteit
gesluimer - sluimering
gesmaal - geschimp
gesmeerd - gemakkelijk, kwiek, vlot, voorspoedig, vrolijk
gesmeerd worden - smerig 
gesmokkel - smokkelarij
gesmokkelde alcohol - moonshine 
gesmolten asfalt - mastiek 
gesmolten gesteente   lava, magma
gesmolten vet - reuzel, smout 
gesmolten vulkaangesteente - magma
gesmolten witte suiker   kokanje, kokinje
gesmoord   afgeremd, dof, gestikt, gestokt, gewurgd, onderdrukt 
gesmoord lachen - giechelen
gesnap   achterklap, babbelen, gebabbel, gekwebbel, gepraat, getater, lasterpraat
gesnapt - begrepen,betrapt, gevangen, mislukt,
gesnater - geschetter, gekwetter 
gesneden - gecastreerd, gecoupeerd, gesteriliseerd, ontmand 
gesneden big - hamel
gesneden druksteen   litho 
gesneden edelsteen   camée, gemma, gemme
gesneden eikenschors   run 
gesneden haan   kapoen 
gesneden hengst   ruin 
gesneden ram - hamel, weer 
gesneden sierschelp - kamee, mee
gesneden steen - camee, gemma, gemme, lithoglief
gesneden stenen - gemmen, glypten 
gesneden stier   os 
gesneden tabak - shag
gesneden varken - barg, schram
gesneden vlees - poulet
gesnedene   eunuch, ontmande
gesnoef - gebluf, gebral, gepoch, gezwets, opschepperij,  pocherij 
gesnoerd - ingeregen
gesnor - gebrom, geraas, gesnoef, gezwets
gesol - geharrewar
gesorteerd - bijeengevoegd, uitgezocht
gesorteerde koekjes - allerhande
gesp   agraaf, agrafe, beugel, knip, riemsluiting, ringbeugel, sluiting, spang
gesphaak   span, agrafe 
gespan   koppel, paar, span
gespannen - drukkend, effen, geladen, gemunt, glad, heftig, nauwsluitend, nerveus, onbeweeglijk, onrustig, star, stijf, strak, verbeten
gespannenheid   spanning, stijfheid, tensie 
gespeeld - gemaakt
gespeend zijn van - missen, ontberen
gespekt   rijk, welvoorzien 
gespen - aangorden, vastmaken
gesphaak - agrafe, spang
gespierd - fors, gestaald, kernachtig, krachtig, musculeus, pezig, potig, robust, sterk, stoer
gespierd mens   atleet 
gespitste mond   toet 
gespleten   gesplitst, schizofreen, vaneen, verdeeld,  
gespleten bamboe - bilik
gespleten bovenlip   hazenlip 
gespleten van geest   schizofreen 
gesplitst - gedeeld
gesponnen draad - garen, koord, touw 
gesponnen vezels - draad
gesponnen vlasvezel - vlasdraad
gespreid - wijd
gespreide laag - stratum (Lat.)
gesprek   bespreking, colloquium, confabulatie, conferentie, conversatie, dialoog, discussie, discours, entrenous, kout, onderhoud, overleg, pourparler, praatje, redekaveling, redenering, ronde-tafelconferentie,  samenspraak
gesprek aanknopen - aanpappen
gespreksgewijze - discursief
gespreksgroep van studenten - dispuut
gesprekspunt - onderwerp, thema
gesproken - mondeling, parlando 
gesproken brief - fonopost, lezing
gesproken inleiding   proloog 
gesproken nawoord - epiloog, narede 
gesproken voordracht   causerie, college, lezing, oratie, praatje, rede, speech, toast, toespraak
gesproken woord   causerie, lezing, toespraak
gesproken woord of verhaal - mythe
gesproken woorden - propoost
gespuis   crapule, falderappes, gajus, geboefte, gebroed, gepeupel, grauw,  grut, janhagel, Jan Rap, kanalje, ontuig, plebs, rapalje, schooiers, schorem, schuim, tuig, uitschot, vagebond, vee, vulgus
gespuis uit de grote steden van Indonesië  -  boeaja
gest - bezinksel
gestaag   aanhoudend, aldoor, constant, gestadig, stadig, steeds, voortdurend
gestaald - atletisch, gehard, gespierd, hard, mannelijk 
gestaarte aap - javaan
gestadig - aanhoudend, aldoor, altoos, bestendig, constant, continu, doorlopend, gedurig, (ge)staag, herhaaldelijk, onophoudelijk, regelmatig,  steeds, staag, telkens, voortdurend 
gestadig aanvallen   bestoken
gestadigheid - aanhoudendheid, bestendigheid, continuïteit, resolutie, tenaciteit, volharding, gedecideerdheid
gestadiglijk   gestadig, voortdurend 
gestalte - fase, figuur, formaat, gedaante, gewas, grootte, leest, postuur, schema, statuur, taille, vorm
gestalte der maan   e.k., l.k., n.m., v.m.
gestalte geven - scheppen, vormen
gestalte van het lichaam - bouw, lichaamsbouw
gestalte waaronder iemand wedergeboren is  - reïncarnatie
gestaltenis - gedaante, figuur, postuur
gestamel - gestotter
gestamp - getrappel
gestampt - fijngemaakt
gestampte aarde - none
gestampte hutspot - stamppot
gestampte kruidnagelen - nagelgruis
gestand doen - nakomen 
geste - daad, gebaar, handgebaar, zwaai  
gesteend schaaldier - eendemossel(kreeftachtig)
gesteente - 
 3     git, lei
 4     brik, erts, gips, jade, kalk, onyx
4 agaat, amber, beril, camee,  gemma, gneis, grind, opaal, 
       parel, robijn, silex, tegel
6     albast, amaril, amaril, apliet, arduin, asbest, basalt, carbon,            eoliet, estrik, gabbro, jaspis, juweel, kwarts, macade, 
       marmer, morion, oöliet, perdot, plavei, plavui, puriet, spinel,        topaas, ulviet, zarbat
7 adamant, asteria, breccie, carrara, diabaas, diamant, dioriet, dolomiet, elctron, glimmer, granaat, graniet, granito, grauwak, hyacint, hyaliet, kalktuf, krijttuf, lapilli, mangaan, molasse, nefriet, oliviet, pagadet, philiet, posfier, quenast, ryoliet, saffier, smaragd, syeniet, talklei, uroliet, zeoliet
8 aeroliet, amethist, basaniet, boraciet, braggiet, carneool, briljant, chaludon, chamotte,cornalijn, corneool, cryoliet, dioptaas,dolomiet, esmerald, esmeraud, essoniet,galsteen, geeloker, isjoliet, kohinoor, leisteen, leksteen, melaniet, obsidaan, rhyoliet,rijnsteen, sardonix, schiefer, silicium, steatiet, tartarus, topasiet, trachiet, tufsteen,turkoois, wijnsteen, wolfraam, zeeagaat, zeeberil
9 anhydriet, aquamarijn, aromaliet, barnsteen, cacholong, calcidoon, carbonium, dialliage, diatomiet, dinasteen, draconiet, gesteente, granofier, ferqusiet, galactiet,granuliet, kalksteen, karbonkel, kattegoud, kwartsiet, maansteen, malachiet, mergsteen,niersteen, paapsteen, phonoliet, puimsteen,puzzolana, steenvlas, steenzout, tandsteen, theraliet, toermalijn, tungsteen, uranoliet,waalsteen, zandsteen, zeilsteen, zerksteen
10 bruinsteen, meteorliet, pyromalith, stalactiet,stalagmiet, urinesteen, zonnesteen, zwaarspaat
11 azuurbariet, bergkristal, chlorietlei, chrisoberil, chrisopraas, colophonium, holosodriet, kaneelsteen, kittelsteen, lazuursteen, purpersteen, simidiamant, straalsteen, tichelsteen, kalaminsteen, kiezelsinter, parelglimmer, radiolariet, somibriljant
12 filtreersteen, ijzergesteente, serpetijnsteen
13 astramentsteen, hoornblendelei, tracgyandesiet
 15   apisinfernalis, olivijngesteente
 17   pyroxeengesteente
gesteente - grafsteen, grafzerk, tombe
gesteente dat oplosingsverschijnselen vertoont   dolomiet, kalksteen
gesteente door afzetting in water ontstaan   sediment
gesteente door stolling ontstaan   bazalt, graniet, porfier
gesteente gevormd door planten of dieren - bioliet
gesteente waarin erts voorkomt   moedergesteente
gesteentebeschrijving - lithologie
gesteentekunde   lithologie, petrologie
gesteentemateriaal in de gletjser - binnenmorene
gestel   aard, bouw, constellatie, constitutie, diathese, geaardheid, gezondheid, inborst, karakter, natuur, organisme, raamwerk, samenstel, struktuur,
gestel van twee palen - bolder
gesteld   aangenomen , verondersteld
gesteldheid   aard, circumstantie, complexie, conditie, configuratie, dispositie, état, gesteltenis, hoedanigheid, houding, instelling, kwalitatief, kwaliteit, mentaliteit, omstandigheid, situatie, staat, stand, stemming, temperament, toestand
gesteldheid van de lucht   weer, klimaat
gesteltenis - constellatie, positie, toestand
gestemd - gedisponeerd, gehumeurd, geluimd
gestemdheid - ernst, gemoed, luim, sfeer, stemming, toegewijd, vastheid, werkelijkheid
gestempeld plat stuk metaal    munt, penning, plaquette
gestempelde metalen plaat   munt, plaquette, penning 
gesteriliseerd   onvruchtbaar, steriel
gesterkt - getroost
gesterkt van gemoed - getroost
gesternte - sterrenbeeld, uitspansel 
gesteun   gekerm, gekreun
gesteven front van overhemd    plastron
gesticht   asiel, gesterkt, getroost, instelling, instituut, inrichting kliniek, paviljoen, stichting, tevreden, tuchthuis, verbeterhuis
gestichtsbewoner   provenier 
gesticulatie - gebarenspel,  gebaar, geste
gesticuleren   gebaren 
gestie   ambtsuitoefening, beheer, daad, verrichting, werkzaamheid 
gestild   bedaard, geblust, gelest 
gestoei - gedartel, gedol
gestoeld gezwel - poliep
gestoelte   bank (grote), erebank, katheder, kerkbank, zetel, zitbank
gestoffeerd - bekleed
gestoffeerde rustbank   divan, sofa  
gestold bloed - klont, prop, stolsel
gestold dierlijk vet - niervet, ongel, reuzel, smeer, smout, stearine, talk
gestold klompje - klonter, stremsel
gestold lijmachtig vocht   gom 
gestold sap   gelei
gestold vet   smout 
gestold vleesnat   dril, gelei, lil 
gestolde brok - klont, klonter
gestolde oppervlakte - korst
gestolde reuzel - smout
gestolde suiker op een stokje   lolly 
gestolen buit - poet
gestolen geld - poen
gestolen goed - massematten
gestolen goed kopen   helen 
gestommel - gestoot, herrie, kabaal, lawaai
gestoofde uien met vlees - hachee
gestoomde koffie - cappuccino
gestoord - getikt, geschift
gestoorde spijsvertering - indigestie
gestoot - gebons
gestort bedrag - storting
gestort vocht - plas
gestorte geldsom - inlaag, inlage
gestorven   dood, ontslapen, overleden, wijlen
gestorven (hij is) - obiït
gestorvene - dode, overledene
gestorvene zonder testament - intestaat
gestotter - gestamel
gestraald - gezakt, mislukt
gestrafte - boeteling
gestrand schip - wrak
gestrande goederen - wrakgoed
gestreel - geaai, gekriebel, geliefkoos
gestreept   gearceerd 
gestreept dessin - streepdessin
gestreept zijn - striatie
gestreepte ezel   zebra 
gestreepte ezelachtige giraffesoort -  okapi
gestreepte kat - cyperse
gestreken - glad
gestrekt   lang, uitgerekt 
gestremd - prollig
gestremd zijn - stagneren
gestremde melk   kwark, leb, prut, quark,runsel, wrongel 
gestreng - hard, koud, krachtig, onbarmhartig, onverbiddelijk, rigide, rigoureus, scherp, sevère, straf, stremsel streng, strengelijk, strikt, strong 
gestreng van zedenleer - rigide
gestrengheid - ernst, onverbiddelijkheid, rigeur, rigiditeit, severiteit, strengheid
gestudeerd - geleerd, onderlegd, wijs
gestudeerde vrouw   blauwkous, dra, savante
gesubordineerd - ondergeschikt
gesuf   gedroom, gepeins 
gesuikerd - zoet
gesuikerd balletje - pastille
gesuikerd ooftmoes   jam, marmelade 
gesuikerd preparaat - pastille
gesuikerd tablet - dragee
gesuikerde warme drank met eierdooier, wijn en kaneel - kandeel
gesuikerde warme wijn - negus
gesukkel - bekommeringgetob, tobberij, ziekelijk
gesyncopeerde muziek   ragtime 
getaand - taankleurig, verweerd
getabberd persoon - advocaat, geestelijke, hoogleraar, rechter
getailleerd - nauwsluitend
getakt ijzer met ketting in de schoorsteen  - haal
getakte horens   gewei 
getal   aantal, cijfer, hoeveelheid, numerus, nummer, Pi, summa, tal,  veelheid
getal alleen deelbaar door zichzelf - priemgetal
getal boven de breukstreep - teller
getal dat de verhouding uitdrukt tussen middellijn en omtrek van een cirkel -  pi
getal dat het lichaamsgewicht per meter lengte aangeeft - gewichtscoëfficiënt
getal, onmeetbaar - pi
getal (taalk.) - meervoud (pluralis), enkelvoud
getal tussen nul en een   breuk, fractie
getal vermenigvuldigd - veelvoud
getalenteerd - talentvol
getallen in volgorde opnoemen   tellen
getallen op de vingers aanwijzen – tellen
getallenleer - cijferkunst, rekenkunde 
getallenraadsel - aritmogrief
getalletter - pi
getalm   geaarzel, gedraal, gemar, geteut, getrek, getreuzel, temporisatie  
getalmerk   cijfer, no, nr
getalsmatig - nummeriek
getalsterkte - quantum
getalsverhouding - breuk
getalteken - cijfer, getalmerk, nummer
getalvers - jaardicht 
getalvorm - breuk
getand muurwerk - kanteel, tinne
getand werktuig   greep, hark, hooivork, kam, reek, riek, vork
getand wiel   kamrad, rad, tandrad, tandwiel
getande bovenrand van een kast of muur - tinne
getande muurrand - kanteel
getande uitwas van vogels - kam
getapt   favoriet, geliefd, gezien, populair
getater – gebabbel, gesnap
geteem - gezemel, gezeur 
geteerd dekkleed   presenning 
geteerd garen tot bekleding der kabels   lording
geteerd papier - bitumen, dakleer
geteerd zeildoek - panje
geteisem   falderappes, schorrie morrie, schuim, uitschot, uitvaagsel   
geteisterde - gedupeerde, slachtoffer
getekend - doorgroefd, geëtst, gegroefd, gemerkt, gesigneerd, gevlekt, mismaakt, sign (signatum erat)
getekend plan - schets 
getekend verhaal   strip 
getekende mop   cartoon 
getemd   bedwongen,  gedresseerd, handelbaar, mak,  koest, tam 
getemde jachtvogel - hagerd, valk
getemperd   gedempt, gematigd, matig, (ver)zacht, verzwakt
geterg   gejen, geplaag, gesar, getreiter
getest    beproefd, geëxamineerd, getoetst, onderzocht, probaat
geteut   getalm getreuzel 
getier - balderen, drukte, gedoente, gejoel, gekijf, geraas, getempeest, heibel, kabaal, lawaai, leven, misbaar, rumoer, ruzie, standje, vociferatie
getier en geraas - stampei
getikt   dwaas, getroebleerd, gek, geschift, gestoord, idioot, onwijs
getimmerde steiger   stellage 
getimmerte - stellage, timmerwerk
getint - gekleurd
getintel   geflonker 
getiteld   genaamd 
getob - gehaspel, gemartel, gemodder, gepeins, gepieker, geploeter, gewurm, gezwoeg, kopzorg, moeite, muizenis, zorg  
getogen    grootgebracht, opgegroeid, opgevoed
getokkeld   (muz.) pizzicato 
getorst   gedraaid, gewrongen 
getouw   gareel, weefgetouw 
getraind - geoefend
getralied hok   kooi 
getraliede voederbak - ruif
getreiter   gejen, geplaag, gesar, geterg, pesterij
getreuzel - getalm, geteut 
getroebleerd - warrig, warhoofdig
getroffen - aangedaan, aangeschoten, bewogen, geblesseerd, geraakt, geroerd, gewond, ontroerd, raak, touche
getroffene   geblesseerde, gewonde, slachtoffer
getrokken door paard met bellen - ar
getrokken koperdraad - rekdraad
getrokken lijn - streep
getrokken metaal - ijzerdraad
getrokken streep   haal 
getrokken voertuig   ar, koets, slee, sleep, slede, wagen
getrokken wissel   traite 
getrokken (muz.) - tirato, tratto
getroost - berustend, gelaten, geresigneerd,  gesterkt, passibel,
getrouw   betrouwbaar, eerlijk, gehecht, gestand,  loyaal, nauwgezet, oprecht, stipt, trouw 
getrouwd - gehuwd
getrouwd manspersoon - lap
getrouwde burgervrouw - madam
getrouwden - echtgenoot, echtgenote, eega, gehuwden, man, vrouw
getrouwe   aanhanger, dienaar, satelliet, trawant, volgeling
getrouwelijk   nauwgezet, nauwkeurig, stipt
getrouwheid - betrouwbaarheid, eerlijkheid, fideliteit, gehechtheid, gehoorzaamheid, loyaliteit, nauwkeurigheid, trouw
getrouwheid aan de werkelijkheid - waarheid
getto - jodenkwartier, jodenwijk
getuige   deponent, get.
getuige bij duel - secondant
getuige (bij doop) - meter, peet, peter
getuigen - attesteren, bevestigen, deponeren, testeren, tonen, verklaren 
getuigende van - energiek
getuigende van goedheid   gastvrij, goedgeefs
getuigende van weinig nadenken   ondoordacht
getuigenis   akte, attest, attestatie, bewijs, belofte, brevet, certificaat, depositie (rechtsterm), diploma, eed, gelofte,  getuigschrift, kenmerk, kenteken, oorkonde, openbaring, referentie, testimonium, verklaring
getuigenis van de juistheid - erkentenis
getuigenverklaring - attestatie
getuigschrift - akte, attest, attestatie, brevet, bul, certificaat, diploma, einddiploma, oorkonde, referentie, testimonium
getuigt van weinig nadenken - ondoordacht
getweeën - samen, tezamen 
getweende stijve witte zijde -  maraboezijde
getwijnd garen   sajet 
getwist - gekijf, stribbeling, geruzie
getij   eb, ebbe, getij, getijde, hoogtij, jaardienst (r.k.), springtij, tij, tijd, tijdstip, vloed,  waterstand
getijde - getij
getijden - hora, horea, horen
getijdenboek van priester   brevier 
getijdenstroom - Haringvliet
getijverschijnsel - agger, naspui
geul - diep(te), gleuf, goot, greppel, groef, kanaal, kil, ril, riool, sleuf, vaargeul, vore, wetering
geul door de regen gemaakt - ril
geul in buitendijks land - zwin
geul in de wadden - balg
geul in een schor - slenk
geul in het strand   slenk 
geul in strandbank - mui
geul of slootje - greppel
geul tussen twee zandbanken - kil
geul voor afvoer   afvoerkanaal, riool
geul voor drinkwatertransport - aquaduct
geur    aroma, aroom, boeket, halitus, lucht, odeur, odorant, parfum, reuk, snuf, stank, trant, walm, 
geur maken - opscheppen, pronken
geur verspreiden - rieken
geurballetje   kamfer 
geuren - branie, luchten opscheppen, pronken, rieken, ruiken, snoeven, stinken
geurig   aromatisch, balsemiek, odorant, welriekend
geurig gewas - lavendel
geurig ruinkruid - orego
geurig staafje -  wierook
geurig toekruid bij tuinbonen - bonekruid
geurig zaad   anijs, komijn 
geurige balsem - amoon
geurige bloem - fresia, hyacint, jasmijn, narcis, orchidee, roos, sering
geurige bolbloem - hyacint, narcis 
geurige citrusvrucht   mandarijn 
geurige drank - koffie, mokka, thee 
geurige hulsels van een Indische plant - vanille
geurige kruiden   anijs, bonekruid, citroenmelisse, dille, dragon, foelie, hysop, kalmoes, kaneel, karwij, kervel, koriander, laurier, lavendel, marjolein, melisse, orego, pepermunt, peterselie, rosemarijn, selderij, specerij, steranijs, thijm, vanille, venkel,
geurige likeur - chartreuse
geurige organische verbinding - ester
geurige plant   kamperfoelie, lavendel, reseda
geurige tabaksoort - manilla
geurige vrucht - kweeappel, mandarijn
geurigheid - aroma, 
geurkruid - ageratum
geurmaker   bluffer, branieschopper, opschepper, poen, pocher, snoever, opsnijder
geurstof   amber (uit potvis), mirre,nardus, parfum
geurstof leverend oosters gewas   nardus
geurstof uit kruidnagelen - eugenol
geurstof van kruidnagelen - eugenol
geurtje - luchje
geurwater - parfum
geurzakje - sachet
geus - afvallige, bosgeus, calvinist, gieteling, liberaal, protestant, schooier, vaan, vlag (op boegspriet), watergeus
geuzenleider - Lumey
geuzenlied   spotlied, strijdlied, Wilhelmus 
gevaar - alarm, bedreiging, dreigement, dreiging, ellende, nood, onheil, onraad, onveiligheid, periculum, perikel, risico, waagstuk  
gevaar lopen   dreigen 
gevaar merken - nattigheid (voelen)
gevaar voor schade   risico 
gevaar voor voertuigen   slippen 
gevaarlijk - bedenkelijk, benard, dangereus, dreigend, ernstig, gewaagd,  hachelijk, kritiek, link, netelig, onrustbarend, onveilig, periculeus, riskant, roekeloos, verraderlijk, zorgelijk
gevaarlijk dier   adder, kaaiman, krokodil, leeuw, panterpoema, roofdier, schorpioen, slang, tijger
gevaarlijk en leep - link
gevaarlijke dolfijnsoort - grampus
gevaarlijke infectieziekte - tetanus
gevaarlijke kans   risico 
gevaarlijke oogziekte   staar 
gevaarlijke plek in het ijs   bijt, wak 
gevaarlijke plek in rivier - draaikolk
gevaarlijke plek op zee   mui 
gevaarlijke prestatie – stunt, waagstuk
gevaarlijke sprong   salto 
gevaarlijke storm - noodweer
gevaarlijke stunt - waagstuk
gevaarlijke vis - haai, octopus
gevaarlijk kruipend dier - slang
gevaarlijk spul - gif
gevaarloos - veilig
gevaar lopen - dreigen, riskeren
gevaaropleverend - onveilig
gevaarsignaal - s.o.s.
gevaarte   bakbeest,  kolos, reuzenbeeld, reuzengestalte
gevaccineerd   ingeënt 
gevader   doopvader, peet, peetoom, peter
geval - aangelegenheid, akkevietje, avontuur, casus, feit, gebeurtenis, gesteltenis, kwestie, lot, occurentie, omstandigheid, situatie, toeval, voorval, zaak
geval in nood - noodgeval, noodzaak
gevallen   gebeuren 
gevallen afleiden - analogie
gevallen engel   Belial, demoon, duivel, Lucifer, Satan
gevallen van zijn voetstuk - ontluisterd
gevallen vrouw - echtbreekster, hoer, slet
gevalletje   akkevietje, karweitje, klusje
gevallig - aangenaam, behaaglijk, toevallig
gevang - cel, bajes, cachot, gevangenis, lik, nor, petoet
gevangen   beet, captif,  gedetineerd, onvrij 
gevangen en eenzaam opgesloten - cellulair
gevangen nemen als onderpand - gijzelen
gevangen vis in leven houden - spenen
gevangenbewaarder - cipier kastelein, stokkenknecht 
gevangene - arrestant,  gedetineerde
gevangenhouden - detineren
gevangenhouding - arrest, detinering, hechtenis, incarceratie
gevangenis   amigo, bagno, bajes, bak, belfort, bastille, bonenhotel, cachot, cel, doos, gevang, gevangenhuis, gribus, hok, jeugdgevangenis, kast, kerker, lik, nor, pensionaat, petoet, pot, provoost (mil.), rasphuis, singsing, spinhuis, tuchthuis
gevangenis   (Frans) bagno
gevangenis (Z. Afr.) - tronk
gevangenishok - cel
gevangenis in Gent - rasphuis
gevangenis in Madrid - Carabanchel
gevangenis in U. S. A. - Sing Sing
gevangenis voor galeislaven - bagno
gevangenishok - cel, kerkerkot
gevangenishok (Fr.) - bagno, cachot
 gevangenishuis - gevangenis
gevangeniskamer - pistole
gevangenis ondergronds - kerker
gevangenis, oude - rasphuis 
gevangenisstraf - cellulair, detentie
gevangenisstraf vervangend   subsidiair
gevangenis te Gent – rasphuis
gevangenis voor galeislaven - bagno
gevangennemen   aanhouding, apprehensie, arrestatie, arresteren, hechtenis, inhechtenisneming, inrekenen, inrekening, opbrengen, opsluiting, pakken
gevangenneming   arrestatie, hechtenis, inrekening
gevangenrol - procesverbaal
gevangenschap - captiviteit, celstraf, detentie, opsluiting
gevangenwagen   arrestantenwagen, boevenwagen
gevangenzetten   detineren 
gevangenzetting - gijzeling, incarceratie, reclusie
gevarieerd    afwisselend, gemêleerd, verschillend, wisselend
gevarieerd in kleur - bont, getekend, gevlekt
gevarieerde voorraad   assortiment 
gevat   adrem, bijdehand, gaar, geestig, gewiekst, handig, intelligent, kattig, pienter, pinken, prompt, raak, schrander, slagvaardig, slim, snarig, snedig, snees, snugger, spits, terzake 
gevat antwoord - repartie
gevat antwoorden - riposteren
gevatheid - flair, snedigheld, slagvaardigheid, slimheid 
gevecht - aanval, actie, botsing, duel, handgemeen, handtastelijkheden, kamp, krijg, match, oorlog(sdaad), operatie, prijskamp, ruzie, schermutseling, schietpartij, slag, straatgevecht, strijd, tegenspraak, treffen, tweestrijd, veldslag, worsteling, zielstrijd
gevecht om de eerste plaats - wedstrijd
gevecht op grote schaal - treffen
gevechtseenheid - divisie 
gevechtsformatie - slagorde
gevechtsklaar - mobiel, strijdvaardig
gevechtslinie   front, frontlijn 
gevechtspauze - bestand
gevechtsplaats   front, slagveld 
gevechtsstelling - carré
gevechtstas   pukkel, ransel 
gevechtsveld - gevechtsplaats, operatietoneel, slagveld, strijdtoneel
gevechtsvliegtuig   fighter, jager, Mig, Mirage, Phantom, Starfighter 
gevecht tussen twee legers - veldslag
gevecht van man tegen man - handgemeen
gevecht wegens smaad - duel
gevechtswagen   tank 
gevederd dier   vogel 
gevederte   dons, pluimage 
geveins - veinzerij
geveinsd   dubbelhartig, gehuicheld, gluiperig, hypocriet, huichelachtig, loos, onoprecht, schijnheilig, vals, voorgewend
geveinsd mens - valsaard
geveinsde   huichelaar 
geveinsde flauwte - appelflauwte, katzwijm 
geveinsdheid - huichelarij, hypocrisie, valsheid,,  
gevel - achtergevel, buitenmuur, facade, neus, pui, voorgevel, voorkant, voormuur, zijgevel
geveldriehoek   fronton, timpaan, tympaan 
gevelornament - makelaar, oelebord
gevelsoort - halsgevel, klokgevel, lijstgevel, puntgevel, trapgevel, tuitgevel
gevelsteen - gevelgrauw, puisteen
geveltoerist   glazenwasser, inbreker
geven - aanbieden, aanreiken, adviseren, afstaan, bijdragen,  betalen, lenen, leveren, offeren, offreren, overhandigen, reiken, schenken, toebrengen, toedienen, trakteren, uitgeven, verlenen, verschaffen, verstrekken 
geven om   talen 
gevensgezind - goedgeefs, mild
gever - donor, schenker
geverfde stof - doek, linnen
geverfd tafereel - schilderij
gevergeerd   gestreept 
geverseerd   bedreven, behendig 
gever van bloed - donor
gevest - greep, wapenhandvat
gevestigd   conservatief, gesetteld, onveranderlijk, stabiel, vast, vaststaand, woonachtig
gevestigd zijn - wonen, zetelen 
gevestigde orde - maatschappij
gevierd   geprezen, geroemd, populair 
gevierd man - held, lion, vedette 
gevierd persoon - held, idool
gevierde filmactrice - idool, starlet, ster
gevierde vrouw - diva, filmdiva, heldin, kampioene, lionne, primadonna, theaterster, vedette, winnares,
gevierde zangeres - diva, reine (du bal) 
gevierendeeld - ecartele
gevlamd - flambe, moiré, gewaterd
gevlamd aardewerk - flamme
gevlamd hout - palissanderhout
gevlamd opwerken - moireren
gevlamd patroon geven - moireren
gevlamd ijzer - moor
gevlamd weefsel - chiné
gevlamde stof - flammé
gevlamde zijde - moiré
gevlei - gefleem, geliefkoos
gevlekt   besmet, bont, gespikkeld, getekend, veelkleurig
gevlekt van kleur - bont
gevlekte koe   bonte
gevlekte tijger - luipaard 
gevlerkt   gevleugeld 
gevleugeld - volatiel
gevleugeld mens - Icarus
gevleugeld paard   Pegasus 
gevleugeld woord - spreuk
gevleugeld zoogdier - kalong, vampier, vleermuis
gevleugelde boodschapper - duif, Hermes, Mercurius
gevleugelde geest in Perzië - Peri
gevleugelde godin - Nike
gevleugelde insekten - pterygota
gevleugelde termiet (witte mier)    larong
gevleugelde vrienden - vogels
gevlochten band   snoer 
gevlochten bloemenring   krans 
gevlochten draad   gaas, koord, prikkeldraad, snoer
gevlochten haar – vlecht
gevlochten haarbos - streng
gevlochten handtas - karbies
 gevlochten hennep - touw
 gevlochten ijzerdraad - gaas, prikkeldraad
 gevlochten ring - krans
gevlochten samenstel   netwerk
gevlochten schoen - mocassin, sandaal
gevlochten snoer   koord 
gevlochten stoelzitting - stoelmat
gevlochten touw - koord
gevlochten visfuik   kub 
gevlochten voorwerpen - matgoed, matwerk
gevlogen   verdwenen, vertrokken, weg 
gevoeg - gerief
gevoegd bij   annex, adjunct 
gevoeglijk   betamelijk, gehoor, gemoed, gepast, gevoeligheid,  gezindheid, inblazing, indruk, ingeving, inspiratie, intuïtie, inval, sentiment, tast, tastzin, zin, zintuig
gevoeglijkheid   betamelijkheid, gepastheid 
gevoegzaam   dienstig, inschikkelijk
gevoel   aanraking, aesthesie, begrip, besef, bewustheid, emotie, feeling, gemoed, gewaarwording, honger, intuïtie, moeheid, pijn, sentiment, stemming, tact, tast(zin), waarneming, wellust
gevoel dat er iets niet klopt - argwaan, wantrouwen
gevoel en wil - geest
gevoel (of tastzin) betreffende   haptisch
gevoel van afgunst - jaloezie
gevoel van afkeer   antipathie, haat, hekel, walg(ing), weerzin 
gevoel van beklemming - anxietas
gevoel van bewondering - eerbied, egard  
gevoel van deernis - medelijden
gevoel van eenheid - saamhorigheidsgevoel 
gevoel van eer - eergevoel
gevoel van eerbied    piëteit, verering, vroomheid
gevoel van eigenwaarde - egotisme
gevoel van genegenheid   affectie, sympathie 
gevoel van welbehagen   euforie, geluk
gevoel van hetgeen men waard is - eigenwaarde
gevoel van innerlijke verwantschap - affiniteit
gevoel van kiesheid - bescheidenheid, gevoeligheid, tact, takt 
gevoel van medeleven - compassie, medegevoel, medelevend
gevoel van moede te zijn - moeheid
gevoel van neerslachtigheid - depressie, moedeloosheid
gevoel van onbehaaglijkheid - onlust
gevoel van onbehagen - beschaamdheid, dissatisfactie, onbehaaglijkheid, onlust, onlustgevoel
gevoel van onderdanigheid - ootmoed
gevoel van onwel zijn - malaise
gevoel van saamhorigheid - solidariteit
gevoel van wat passend is - fatsoen, tact
gevoel van welbehagen - euforie, (geluk)zaligheid
gevoel voor het komische - humor
gevoel voor kunst - artisticiteit
gevoel voor saamhorigheid - solidairiteit
gevoel voor situaties - tact
gevoel voor sociale situatie - tact
gevoel voor tastindrukken - tastgevoel
gevoel voor waarheid - waarheidszin
gevoel voor wrok hebben - haten
gevoel voor wijze van optreden    tact
gevoelen   aanvoelen, begrijpen, beschouwing, beseffen, gemoedsbeweging, gewaarworden, inzicht, inzien, lijden, mening, oordeel, ondervinden, opinie, opvatting, sentiment, videtur, voelen, waarnemen
gevoelig   aandoenlijk, aantrekkelijk, allergisch, besnaard, dankbaar, delicaat, delikaat, dierbaar, emotioneel, fijn, fijnbesnaard, hartelijk, innig, kies, kleinzerig, kwetsbaar, lichtgeraakt, liefderijk, netelig, ontvankelijk, passibel, prikkelbaar, pijnlijk, sensibel, sensitief, sentimenteel, susceptibel, te(d)er, teerhartig, tenger, vatbaar, week, weekhartig, weekmoedig, zachtaardig, zwak
gevoelig maken van een fotografische plaat - sensibileren
gevoelig papier -  fotopapier
gevoelig raken met de voet   trap, trappen
gevoelig samendrukken   knijpen 
gevoelig verlies - aderlating
gevoelig verslaan   inmaken ,schoppen, slaan, stompen
gevoelig voor zintuiglijke indrukken - sensitief
gevoeligheid   aandoenlijkheid, geraaktheid, ingetogenheid, keurigheid, kiesheid, passibiliteit, prikkelbaarheid, sensibiliteit, tederheid, welvoeglijkheid
gevoeligheid des harten - gemoed, gemoedsaard, inborst
gevoeligheid voor bepaalde stof   allergie
gevoeligheid voor straling - radiaesthesie
gevoeligheid voor stuifmeel van grassen - hooikoorts
gevoeligheidsaanduiding van fotografisch materiaal - asa, din (afkorting)
gevoelloos   apatisch, bewusteloos, cynisch, flegmatiek, frigide, hard, hardvochtig, harteloos, inhumaan, koel, lethargisch, levenloos, onaandoenlijk, onbewogen, onmenselijk, stoïsch, torpide, verdoofd 
gevoelloosheid   anesthesie, frigiditeit, hardvochtigheid, harteloosheid, lethargie onaandoenlijkheid
gevoelloos mens - sinicus, wreedaard
gevoelloosheid - anesthesie, apathie, flegma, frigiditeit, harteloosheid, hardvochtigheid, lethargie, onaandoenlijkheid, stupor, torpiditeit
gevoelloosheid door injectie of chloroform - anaesthesie
gevoelloosheid voor pijn - analgesie, binding, gevoelsband
gevoel van afkeer - haat, hekel, walging, weerzin
gevoelsexplosie - emotie
gevoelsgewaarwording - sensibiliteit
gevoelsleven - geestesleven
gevoelsmoraal - sentimentalisme
gevoelswaarde - affectie
gevoelswijze - psyche
gevoelszin - tactus
gevoelvol   athetisch, emotioneel, innig, sentiment, sentimenteel, tactvol, teder, teer, zacht 
gevogelte - eend, fazant, gans, kalkoen, kip, patrijs
gevolleerd   dof, gedempt, omfloerst, wazig
gevolg   aanhang, afloop, besluit, comitaat, effect, karavaan, konsekwentie, consequentie, nasleep, oorzaak, partij, resultaat, sequela,  sleep, slot, slotsom, staart, staatsie, stoet, uitkomst, uitslag, uitvloeisel,  uitwerking 
gevolgelijk - bijgevolg, dientengevolge
gevolgen nagaan - nadenken
gevolgen van begane feiten - penitentie
gevolg van aantijging   smet 
gevolg van een heer - comitatus
gevolg van hard werken - eelt, vermoeidheid
gevolg van overtreding   berouw, boete 
gevolg van vuur   as, roet, rook
gevolgaanduidend   consecutief 
gevolgtrekking - advies, besluit, conclusie, consequentie, deductie, ratiocinatie, slotsom
gevolgtrekkingen maken - concluderen, redeneren, syllogiseren
gevolmachtigd - accreditief 
gevolmachtigd gezant - ambassadeur
gevolmachtigd minister   plenipotentiaris
gevolmachtigde   commissaris, consul, gelastigde, gezant, internuntius, lasthebber, legaat, mandataris, plenipotentiaris, procuratiehouder, procureur, resident, trustee, zaakgelastigde
gevolmachtigde van een handelshuis - procuratiehouder
gevolmachtigde van een regering - consul, gezant, legaat, resident
gevolmachtigde van een regering in het buitenland - resident
gevolmachtigde van een staat - afgezant, ambassadeur, consul, diplomaat
gevolmachtigde van een vereniging   penningmeester, secretaris, voorzitter
gevonden   aangetroffen, ontdekt, terecht, teruggevonden
gevonden (ik heb het) - eureka
gevonden kind - vondeling
gevonden voorwerpen wegbrengen -  aanbrengen
gevorderd - ver
gevorderde - petitum
gevorderde leeftijd - ouderdom
gevorkte boomstam - stramp
gevorkte tak - strampel
gevormd   ontstaan, ontwikkeld, volgroeid
gevouwen bedrukt vel papier - katern
gevouwen doek - kompres
gevraagd   begeerd, gewild, gewenst, gezocht, vereist
gevraagde prijs - laatkoers
gevreesd   angstaanjagend, geducht, vreselijk 
gevrijwaard - beschut
gevulcaniseerde rubber - eboniet, gummi, rubber 
gevuld - bezet, corpulent, dik, gefarceerd, gevleesd, gezet, mollig, rond, vol
gevuld door personen - bezet
gevuld gebak   pastei 
gevuld gevogelte - opor (Ind.)
gevuld maar slap - voos
gevuld pannekoekje   loempia 
gevulde mand - mandvol
gewaad   dos, habijt, japon, jurk, kleding(stuk), kleed, omhulsel, gewaad van de ordebroeder - ordekleed
gewaad voor gemaskerd bal - domino, ornaat, overkleed, robe, tenue, toga, tooi
gewaagd - avontuurlijk, bevreemdend, dubbelzinnig, gedurfd, gevaarlijk, gevaarvol, glibberig, hachelijk, onzeker, periculeus, pikant, riskant, roekeloos, scabreus (Fr.),schuins, stout, zonderling 
gewaagdheid   pikanterie 
gewaand - denkbeeldig, ingebeeld, illusoir, pseudo, vermeend
gewaarmerkt stuk   akte 
gewaar worden    bekwaam, bemerken, beseffen, bespeuren, ervaren, gevoelen, horen, inzien, lezen, meemaken, merken,  ondervinden, ontdekken, ontwaren, proeven, ruiken, vermenen, voelen, waarnemen, zien
gewaarwordend - sensorisch
gewaarwording   aandoening, emotie, gevoel, prikkel, sensatie 
gewag - mededeling, melding , mentie, notitie, uiting, vermelding, verhaal
gewag maken - melden, rapporteren, vermelden
gewagen - aanroeren, melden 
gewalst vloerijzer   bandijzer 
gewand   hijsblok, katrolblok 
gewapend beton   cementijzer 
gewapend dienaar - lijftrawant, staffier
gewapend geleide   convooi, escorte 
gewapend ijzerdraad - pinnekesdraad, prikkeldraad 
gewapende bende   horde, rot
gewapende knecht - hopliet
gewapende macht - leger, politie
gewapende macht ter zee - armada
gewapende opstand - muiterij, insurrectie, revolte
gewapende ruiter - ulaan
gewapende schutter   klovenier 
gewar - kluwen
gewas   aloë, boom, gerst, graan, gras, haver, heester, hei, klaver, knol, koren, kruid, mais, oogst, plant, riet, rogge, spelt, struik, tarwe, uitwas,vlas, zie verder bloemen en bomen
gewas in Middellandse Zee gebied   alkan(n)a
gewas met lijnvormige bladeren - vlas
gewas met sterke reuk - bieslook, knoflook
gewas op de droge grond   hei, heide
gewas uit het Middellandse Zeegebied - hysop
gewas verzorgen   wieden 
gewassen tekening - lavis
gewaterd   gegolfd, gevlamd, moiré
gewaterd maken - moireren
gewaterde tekening - gouache
gewaterde zij - moiré
gewaterde zijden stof   tabijn 
gewatteerde kap   theemuts 
gewatteerde voering - doublure
gewauwel - gebazel, geklets, gezeur, prietpraat, wartaal 
geweeklaag   gejammer, gelamenteer, geween, gejeremieer jammerklacht  
geween - misbaar
geweer   achterlader, beaumont, bren, buks, chassepot, dubbelloops, eendenroer, enkelloops, flobert, ganzenroer, garrand, gladloops, gun, haakbus, jachtgeweer, karabijn, machinegeweer, Madsen, mauser, Maxim, musket, naaldgeweer, percussiegeweer, repetitiegeweer, schietgerei, schietgeweer, schiettuig, schietwapen, snaphaan, snellaadgeweer, snelvuurgeweer, spuit, sten(gun), uzi, voorlader, vuurroer, vuursteengeweer vuurwapen, windbuks 
geweerbandelier   geweerriem 
geweer met korte loop   karabijn 
geweer met lange loop - eendenroer, ganzenroer  
geweer met twee lopen - tweeloop
geweerbandelier - geweerriem
geweerdolk   bajonet 
geweerhaan - trekker
geweerkogel - patroon
geweerkorrels - hagel
geweer, oud - (haak)bus
geweerpal - haan
geweerpiramide - rot
geweerrek - ratelier
geweerriem - bandelier, cordon, kordon
geweersabel - bajonet
geweervuur - fusillade, salvo
geweervuur bij terechtstelling - fusillade
geweest - voorbij, voormalig
gewei   hertehorens 
geweiboom - doodsbeenderboom
geweidragend dier   edelhert, eland, hert, ree, rendier
geweien - achtpunter, gaffel, spies, tienpunter, twaalfpunter, zespunter
geweistok - stang
geweld   drang, drukte, dwang, force, gedruis, gewelddadigheid, heerschappij, hevigheid, kabaal, keet, kracht, lawaai, leven,  macht, onstuimigheid, razen, rumoer, ruwheid, sterkte, tirannie, violatie
gewelddaad - attentaat, verkrachting, violatie
gewelddaden plegen - woeden
gewelddadig - agressief, brutaal, bruut, coactief, daverend, formidabel, geweldig, hevig, moorddadig, ruw, vehement, verschrikkelijk, violent
gewelddadig aangrijpen - teisteren
gewelddadig heerser - tiran
gewelddadig overlast aan doen - molesteren
gewelddadige aanmatiging   ingreep
gewelddadige aanranding - coactie, dwang, overval
gewelddadige inwerking - snede, trauma, wond(e)
gewelddadigheid - geweld
geweldenaar   dwingeland, kei, geducht, gigant, grandioos, groot, groots, heftig, hevig, immens, kolos, kolossaal, kopstuk, krachtig, machtig, massaal, moorddadig, ontzaglijk, overheerser, reus, reusachtig, reuze, sterk, tiran, vervaarlijk, zeer 
geweldenarij - dwingelandij, tirannie, violentie, 
geducht, gewelddadig, gigantisch, formidabel, groot(s), gruwelijk, hardstikke, heftig, hevig, hoogst, immens, imposant, indrukwekkend, kolossaal, krachtig, machtig, magnifiek, massaal, mieters, ongenadig, onstuimig, reusachtig, reuze, schitterend, schuw (fig.), sterk, stierlijk, subliem, titanisch, verbazend, verdraaid, violent, vreselijk, (zeer) erg, zeer
geweldig applaus - ovatie
geweldig groot - onmetelijk
geweldig leuk - aardig, fijn, gezellig, luizig, prettig, tof
geweldig en groot - massaal
geweldig jager   Nimrod, Orion 
geweldig (onstuimig) - enorm, furieus, intens, machtig, stormachtig
geweldig van omvang - groot
geweldig zwaar - centenaarszwaar, ontilbaar
geweldige - rijksgrote, satraap, tiran
geweldige bijval - furore
geweldige oorveeg - paardezoen
geweldige overstroming - watersnood, zondvloed
geweldige stroom - vloed 
geweldigheid - vehementie
geweldloos - vreedzaam
geweldloosheid - pacifisme
geweldmaker   herrieschopper, levenmaker,  rumoermaker, 
geweldpleger   aanrander, terrorist, moordenaar  
geweldpleging - aanslag, moord, terreur 
gewelf - arcade, berdau, boog, firmament, fornix, gewelfsel, gewulfsel, hemel, kluis, koepel, pleistergewelf, uitspansel, verwulf, voute (Z.N.), welfsel, welving
gewelfboog - berdau, ogief (zie aldaar), ogief (zie aldaar), paander, toog
gewelfconstructie van hout -kapgewelf
gewelfd been - rib
gewelfd dak - koepel
gewelfde bovenafsluiting van een meubel - toog
gewelfde deurtoegang - portiek
gewelfde doorgang    arcade, are, boog, poort, portiek
gewelfde gaanderij - arcade
gewelfde gang - porticus
gewelfeenheid - travee
gewelfrib - boogschenkel
gewelfde zoldering - boog
gewelf, soort - arcade, kloostergewelf, kruisgewelf, ribgewelf, stergewelf, tonggewelf, waaiergewelf
gewelfvlak in een kerk - travee
gewemel   gekrioel, gemier, gewoel,  
gewend - aangepast, eigen, geaard, gewoon, ingeburgerd, vertrouwd
gewend aan - gewoon  
gewennen   aanpassen,  aarden, acclimatiseren, inburgeren, wennen
gewenning - acclimatisatie
gewenst - aangenaam, begeerd, begeerlijk, gevraagd, gezocht, goed, gewild, in votis, nodig, verlangd, welgevallig, welkom, wenselijk
gewervelde dieren   vertebraten 
gewervelde dieren, soort van de - amfibieën, reptielen, vissen, vogels, zoogdieren
gewest - district, gebied, landstreek, streek, gouw, kanton, oord, provincie, regio, 
gewestelijk   dialectisch, gew., provinciaal, regionaal
gewestelijke naam voor de grote vliegenvanger - aalbessendief
gewestelijke taal   dialect, tongval 
geweten - besef, binnenste, consciëntie, gewissen, innerlijk, kerfstok, kloppertje, tikkertje (fig),
gewetenloos - eerloos, eervergeten, meedogenloos, onterend 
gewetensangst - wroeging, zelfverwijt  
gewetensbezwaar   scrupule 
gewetensconflict - zielestrijd
gewetensknaging - berouw, onderzoek, wroeging
gewetenskwestie   gewetenszaak 
gewetensleer - casuïstiek
gewetensonderzoek - inquisitie
gewetensrust - securiteit, vrede, vree
gewetensverklaring - berouw, inkeer, spijt, wroeging
gewetensvol   consciëntieus, scrupuleus
gewetensvrijheid - geloofsvrijheid
gewettigd   gerechtvaardigd, legaal, oké, ok., toegestaan
gewettigdheid - legimiteit
geweven band   lint 
geweven behangsel - tapestry
geweven borduursel - galon, tres 
geweven goudboordsel - tres
geweven hechting - stiksel
geweven katoen   sanel 
geweven katoenen voering - sanella
geweven omslagdoekje - tissu
geweven stof   doek, laken, linnen, lint, madras, orleans, tweed weefsel, zijde
geweven tapijt   kelim 
geweven wandtapijt - gobelin
geweven wollen stof - tweed
geweven zilverstof - dragon
gewezen   ex, gepensioneerd, oud, vroeger, voormalig 
gewicht   
2   cg, dg, gr, hg., kg, mg, sg 
3   ons, ton
4   gram, kilo, last, lood, pond
5   grein,  massa, netto, oteen, schoon), pikol, stone, tarra                   (verpakking),
6   belang, gelang, karaat, waarde
7   aanzien, invloed, megaton, militon, zwaarte
8   decagram, decigram, hectogram, kilogram, milligram 
9   centenaar, hectogram
11  importantie
13 belangrijkheid
15 gewichtseenheid
gewicht - belang , kaliber, steen, waarde, zwaarte
gewicht (Lat.) - pondus
gewicht (med.) - drachme
gewicht (Russ.) - pud
gewicht, eenheid van - newton
gewicht der verpakking   tarra 
gewicht en munt in China   tael 
gewicht in Indonesië, China en Japan   kati
gewicht bepalen - wegen
gewicht controleren   ijken, nameten, nawegen
gewicht en munt in China - tael
gewicht hebben - representeren
gewicht in Indonesië, China, Japan - kati, pikol
gewicht kan door slaan - wik
gewicht van de emballage - tarragewicht
gewicht van de inhoud   netto 
gewicht van de inhoud plus de verpakking   brute
gewicht van duizend gram - kg, kilo, kilogram
gewicht van duizend kilo - ton
gewicht van duizend kilogram - centenaar
gewicht van duizend kilo, duizend keer - kiloton
gewicht van duizendste - milligram, microgram
gewicht van edelgesteente - mark
gewicht van een half ons - lood
gewicht van een kwart van een oud pond - vierel, vierendeel
gewicht van een ons - hectogram
gewicht van een stof vergeleken bij water   s.g
gewicht van honderd kilo - centenaar, kwintaal
gewicht van inhoud - netto
gewicht van inhoud plus de verpakking - bruto
gewicht van milligram - korrel
gewicht van ongeveer 3,9 gram - drachme
gewicht van ruim 12 pond steenkool – stone
gewicht van 10 gram - decagram, lood
gewicht van 100 pond vis - wicht
gewicht van 4 drachmen - sikkel
gewicht van 40 Russische ponden - pud
gewicht van 65 mg - grein
gewichtaftrek - tarra
gewicht van verpakking - tarra
gewicht voor edelgesteente   mark 
gewichten waarmerken - ijken
gewichtig   aanzienlijk, belangrijk, deftig, dik, important, merkelijk, overtuigend, pregnant, relevant, voornaam, waardevol, wichtig, zelfvoldaan, zwaar
gewichtigdoener - poseur
gewichtigdoenerij - aanstellerij, air, pose
gewichtig feit - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis
gewichtig feit dat een tijdperk afsluit - mijlpaal
gewichtige gebeurtenis - evenement
gewichtige gebeurtenis voor een vorst - kroning
gewichtige uitspraak   orakel 
gewichtige zaak - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis
gewichtigheid - belangrijkheid, importantie, macht
gewichtigst - grootst, meest, voornaamst
gewichtigste zaak - hoofdzaak
gewichtje - grein
gewichtsaftrek - tarra
gewichtseenheid   gram, grein, karaat, kt.
gewichtseenheid van edelstenen - caraat, karaat
gewichtseenheid van kunstzijde - denier
gewichtseenheid van nylon - denier
gewichtsklasse (boksen)   bantam, midden, veder, vlieg, welter, zwaar
gewichtskorting   tarra 
gewichtsmaat - ton
gewichtsmaat van diamanten en parels   karaat
gewichtsmerk   ijk 
gewichtsvermindering - afslanking, vermagering
gewied onkruid - ruit
gewiekst   arg, betjoegd, bijdehand, doortrapt, gaar, geheid, gevat, goochem, gehaaid, geslepen, gevaarlijk, gevat, glad, goochem , handig, kien, kritiek, leep, link, listig, loos, moeilijk,  pienter, schrander, slecht, slim, slinks, sluw, tof, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen, verkeerd, vindingrijk
gewiekstheid - sluwheid
gewiekst persoon - goochemerd, handigerd, linkmichiel, slimmerd, slimmerik 
gewiggel   gewik
gewild   begeerd, bemind, favoriet, gangbaar, geforceerd, gemaakt, gevraagd, gewenst, gezocht, intrek, populair, willig
gewillig   bereid, braaf, gaarne, gedwee, genegen, gehoorzaam, gemakkelijk, graag, gehoorzaam, genegen, gezeglijk, goedwillig, graag, inschikkelijk, lubens, meegaand, tam, volgzaam, willig
gewilligheid   bereidheid, gedweeheid, volgzaamheid, willigheid
gewin   aanwinst, baat, belang, inkomen, oogst, opbrengst, profijt, voordeel, winst
gewinnen   erlangen, krijgen, telen, verwekken,  verwerven, winnen
gewinzuchtig - baatzuchtig, hebzuchtig, inhalig
gewis   beslist, betrouwbaar ,ongetwijfeld, pertinent, positief, stellig, vast, waar, waarlijk, werkelijk, wis, zeker
gewoel - bedrijvigheid, beweging, drukte, gedrang, gekrioel, 
gewoel, gewemel, leven, onrust
gewond - aangeschoten, geblesseerd, gekwetst, geraakt, getroffen
gewonde - gekwetste, slachtoffer
gewonden verpleegster - zuster
gewonden verpleger - broeder
gewone benaming van de aalbessenstruik - aalbessenboompje
gewone ezel - steenezel
gewone gang - sleur
gewone gesteldheid - normaliteit
gewone salade - latuw
gewone te buiten gaand - afwijkend, extravagant, mateloos, onmatig
gewone vlier - vledder
gewone waterstand - wel
gewoon   algemeen, alledaags, anders, banaal, commuun, dikwijls, doorgaand, doorgaans, eenvoudig, gangbaar, gebruikelijk, gemeen, gemiddeld, gewend, gewoonlijk, gewoonweg, habitueel, meest, meestal, normaal,  normaliter, ongekunsteld, ordinair, overigens, plat, regelmatig, ronduit, sober, triviaal, vaak, veelal, vulgair,
gewoon betalingstermijn - uso
gewoon hoogleraar - ordinariaat
gewoon hoogleraarschap - ordinariaat
gewoon lager onderwijs - glo
gewoon lettertype   romein 
gewoon maken - achten, kennen, rekenen, wennen
gewoon raken - wennen
gewoon te liegen - leugenachtig
gewoon worden - wennen
gewoon zand - kwartszand
gewoon zijn   plegen 
gewoonheid   alledaagsheid, platheid
gewoonlijk   anders, dikwijls, doorgaans, doorlopend,- gemeenlijk, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, vaak, veelal
gewoon maken - gewennen, wennen
gewoonte   aanwensel, adat, conventie, costume, ethiek, gebruik, hebbelijkheid, herkomst, kant, manie(r), mode, mos, regel, ritus, routine, sleur, traditie, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang
gewoonte (Lat.) - mos
gewoonte (volgens de) - conventioneel, gebruikelijk, traditioneel
gewoonte der moraal - zede
gewoonte hebben - plegen
gewoontedier - mens
gewoonte gang - sleur
gewoontegebruiken   mores
gewoonte in het maatschappelijk leven - gebruik
gewoontemisdadiger   recidivist
gewoonterecht - adat, costumierrecht, hadat
gewoontjes   alledaags, middelmatig, ordinair
gewoonweg - bepaald, ronduit
gewoon worden - wennen
geworden - krijgen, ontvangen
gewricht   elleboog, enkel, era, geleding, gelid, heup, kaak, knie, lid, pols, schouder, tijdperk, vinger
gewricht aan de voet - enkel
gewricht aan het been - knie
gewricht dat de voet met het scheenbeen verbindt - spronggewricht, 
gewricht van een paard - boeg, borst, schouder, voorschenkelgewricht
gewrichtsaandoening - artritis, gewrichtsontsteking, reuma(tiek), jicht, omalgie, voetbalknie
gewrichtsband - ligament
gewrichtsdeel - band, beurs, einde, holte, hoofd,  kapsel, kom, kop, muis, smeer, span, vlakte
gewrichtsknobbel - kneukel
gewrichtsslijm - synovia
gewrichtsontsteking   artritis
gewrichtspijn   arthralgie, reuma
gewrichtsreumatiek - jicht
gewrichtssoort - amfiartrose, bolgewricht, draaigewricht, kogelgewricht, kroongewricht, preudartrose, rolgewricht, scharniergewricht, schuifgewricht, schijngewricht, zadelgewricht 
gewrichtsstijfheid- ankylose
gewrichtsverstijving - ankylose
gewrichtsvliesontsteking - synovitis
gewrichtsvocht - ledewater, leewater, synovia
gewrichtswaterzucht - hydratrun
gewrichtsziekte - artritis, ischias, jicht, ledewater, podagra, reuma, voetjicht
gewrocht - opus, schepping, schepsel
gewrongen - gezocht, verdraaid, onnatuurlijk, verwrongen
gewrongen vorm - torsie, verwrongen
gewrongenheid - gezochtheid
gewurm   gesloof, getob
gewijd   geheiligd, gezegend, godsdienstig, heilig, plechtig, sacraal 
gewijd bos bij Athene - Kolonos
gewijd lied   hymne, psalm
gewijd water   wijwater 
gewijde (Hebr.) - nazireeër
gewijde gave   offer 
gewijde gezangen - cantica
gewijde handeling   magie, plechtigheid, ritus,  sacrament
gewijde hostie - oblaat
gewijde kaars - penningkaars
gewijde lofzang - hymne
gewijde ouwel - hostie
gewijde priester - neomist
gewijde zalfolie   chrisma 
gewijde zang - canticum, kantiek 
gewijsde   beslissing, vonnis
gewijzigd   veranderd 
gewijzigde aansprakelijkheid - g.a.
gewijzigde speelwijze   variant, variatie
geijkt taalgebruik - cliché
geijkte uitdrukking - cliché, formule, gezaag, gezaagd, gezegde, gezanik, gezeur, schabloon, serratus, sjablone, spreekwoord, term,
zegswijze
gezaagd stuk hout   balk, deel, plank, lat
gezag   autoriteit, bedwang, beheer, bewind, commando, gouvernement, heerschappij, invloed, macht, overheid,  overwicht, prestige, regering, respect
gezag hebbend   autoritair, bevelvoerend, bevoegd, geldend, potestatief, toonaangevend
gezag hebbend woord   bevel, commando, gebod, machtsspreuk, machtwoord, opdracht
gezaghebber    aanvoerder, autoriteit, commandant, bestuursambtenaar, gebieder, gezagdrager, gezagvoerder, gouveneur, kapitein, petor, potentaat, president
gezaghebber in Sparta - Geront
gezaghebber van marinevloot - admiraal
gezaghebber van zeeschepen - admiraal, vlootvoogd
gezagdragend ambtenaar - instantie
gezagsdrager - autoriteit, gezaghebber
gezagsgebied - ressort
gezag uitoefenen - besturen, heersen, leiden, regeren
gezagvoerder   admiraal, bevelvoerder, commandant, commodore, generaal, kapitein, oude, ouwe, schipper 
gezakt   afgewezen, gestraald
gezakte - afgewezene, gesjeesde, gestraalde
gezakte op de K. M. A.   asymptoot
gezalfde - Christus, Mahdl, Messias, verlosser
gezamenlijk    allemaal, altemaal, altegader, altezamen, bijeengevoegd, collectief, gader, saam, samen, tegaar, tegader, tesamen, tezamen, vereend, verenigd, volledig 
gezamenlijk bedrag - summarum
gezamenlijk schot - salvo
gezamenlijk werk - coöperatie
gezamenlijk  werk  van  een  kunstenaar   oeuvre
gezamenlijke apparaten   apparatuur
gezamenlijke bedienden   personeel
gezamenlijke beenderen - geraamte
gezamenlijke bloedverwanten   familie, magen, maagschap
gezamenlijke burgers - burgerij
gezamenlijke curatoren - curatorium
gezamenlijke dagbladen - pers
gezamenlijke edellieden   adel, adelstand
gezamenlijke hoeveelheid - alles
gezamenlijke inzet - pot
gezamenlijke leiders van een vereniging   bestuur
gezamenlijke ministers   kabinet, regering
gezamenlijke musici   orkest
gezamenlijke personen uit een gemeenschappelijke 
stamvader ontsproten    familie, geslacht, sibbe, stam
gezamenlijke redacteuren van een blad - redactie
gezamenlijke spieren   spierstelsel
gezamenlijke toetsen   klavier, tastateur
gezamenlijke vee   veestapel
gezamenlijke water op aarde - hydrosfeer
gezamenlijkheid - plenum, totaliteit
gezang   air, aria, ariosa (vrije melodie), canon, cantate, cantilene, canto, chanson(net), duet, gez, lied, lofzang, lijkzang, meio's, melodie, ode, psalm, rouwzang, song, vers, zangstuk, zangwijze
gezang van een vogel - lied
gezang (oud) met refrein - beurtzang, leis
gezangboek - psalmenboek
gezangbord - psalmbord
gezangenboek der R. K. Liturgie   antifonarium, cantatorium
gezangenboek of bundel - liederboek
gezangenbundel - liederboek
gezanik   fleem, femelarij, gebazel, gedoe, geduvel, gefemel, gehannes, gehaspel, geknoei, gekauw, geleuter, gemaal, gemeier, gemelk, gemier, gemor, geteem, geveugel, gewauwel, gezemel, gezeur, gezwam, oremus
gezant   afgevaardigde, afgezant, ambassadeur, apostel, attaché, bode, boodschapper, diplomaat, gedeputeerde, gevolmachtigde, legaat, nuntius, zaakgelastigde, zendeling
gezant van de paus   nuntius
gezant van geloofsbrieven voorzien - accrediteren
gezant van God - Jezus
gezantschap   ambassade, legatie, zending 
gezantschapsgebouw - legatie
gezapig   bedaard, bezadigd, gemoedelijk, goedig, kalm, rustig
gezapig man   goedzak, goeierd
gezapigheid   bezadigdheid
gezeefd meel (het fijnste deel) - donst
gezegd - bedoeld, geheten, genaamd, genoemd
gezegd van wilde dieren - stoots
gezegde   adagium, aforisme, leus, leuze, praedicaat, predikaat, spreekwoord, spreuk, uitdrukking, uiting, uitlating, zegswijze
gezegde dat een schijnbare tegenstrijdigheid bevat - paradox
gezegde dat kort en pittig is - aforisme
gezegde dat op ervaring berustende waarheid of wijsheid uitdruk - spreekwoord
gezegde met levenswijsheid - gnome
gezegeld papier - formaatzegel
gezegelde aarde - bolus, potaarde
gezegelde oorkonde - bul
gezegend   gebenedijd, geloofd, gelukkig, geprezen, gewijd,  zegenrijk
gezegend brood - eulogie
gezeglijk   gedwee, gehoorzaam, gewillig, inschikkelijk, mak, onderworpen, verbiedelijk, volgzaam
gezel   (be)geleider, chaperon, collega, compagnon, consort, gast, gelijke, genoot, handwerksman, jonkman, kameraad, knecht, kornuit, kwant, leerling, maat, makker, medestander, metgezel, reisgenoot, snuiter, vent, vriend
gezellig   aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, betrouwbaar, comfortabel, conversabel, degelijk, enig, fideel, fidele, fijn, gemoedelijk, genoeglijk, geschikt, getapt, goed, innig, intiem, hups, huiselijk, kneuterig, knus, knusjes, knussig, leuk, lief, lustig, onderhoudend, plezierig, prettig, sfeervol, sociaal, vrolijk, tof, 
gezellig breedvoerig praten - bomen
gezellig druk - geanimeerd
gezellig en leuk - aardig
gezellig gesprek - conversatie
gezellig prater - causeur, keuvelaar
gezellig samenzijn   onderons (je)
gezellig thuis - huiselijk
gezellig verkeer - omgang
gezellige bijeenkomst - kransje
gezellige bijeenkomst van het nut na een vergadering - nanut
gezelligheid   behaaglijkheid, gemoedelijkheid, knusheid
gezelligheidscentrum   bar, café, club, kroeg, sociëteit, soos 
gezellinnen van Jupiter - Aglaia, Chariten, Euphrasyne, Gratiën, Thalia
gezelschap - aanhang, club, comité, sociëteit, compagnie, corps, ensemble, geleide, groep, korps, kransje, kring, samenzijn, soos, team, troep, troupe, verbond, vereniging
gezelschap dichters - bent
gezelschap kunstenaars   bent gezelschap
gezelschap kunstenaars uit de 17e eeuw - Muiderkring
gezelschappelijk - sociaal
gezelschappelijk verbinden – sociëren
gezelschapsdame - duenna, hofdame
gezelschapsdans - 
 4   beat, jive, wals
 5   bebob, galop, gigue, mambo, polka, rumba, samba,
      swing, tango, twist
 6   boston, branle, menuet, pavane, shimmy
 7   calypso, foxtrot, gavotte, mazurka, morisca, musette,
      onestep, ragtine, slowfox, twostep
 8   cakewalk, chaconne, cotillon, machiche, rigaudon
 9   allemande, cha-cha-cha, jitterbug, passepied, quadrille,
      quickstep, sarabande
10  bassedanse, charleston
gezelschapsdans, 18e-eeuwse - quadrille
gezelschapskamer - salet
gezelschapskraai - roek
gezelschapsspel   bingo, boerenschroom bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino,  ganzenbord, halma, hazard, kaarten, kienen, lotto, monopoly, pokeren, roulette, schaken, scrabble, sjoelen, skat, triktrak
gezelschapszaal   salet, salon
gezemel - geteem, gezanik, gezeur, semmel
gezengd - roosteren
gezet   bepaald, corpulent, dik, dikbuikig, geregeld, gevuld, kalm, log, lijvig, nauwgezet, regelmatig,, vastgesteld, vet, vlezig, zwaargebouwd, zwaar(lijvig)
gezet en zwaar - corpulent, log, vlezig
gezeten - binnen, gefortuneerd, gegoed, in bonus, rijk, welgesteld, zittend
gezeten zijn - zetelen
gezetheid - bedaardheid, corpulentie, dikte, embonpoint, ernst, regelmaat, zwaarlijvigheid
gezette man   dikkerd, dikzak, vetzak
gezette vrouw - schommel
gezeul - gesleep
gezeur   gebabbel, gedoe, geklets, geleuter, gemeier, gemier, gerei, geteem, gewauwel, gezanik, gezemel,  lijmerij, mikmak, wartaal
gezever - geëmmer, geleuter, gemier, geteem, gezanik, gezeur
gezicht   aanblik, aangezicht, aanschouwing, aanzien, aspect, bakkes, blik, droomgezicht einder, face, facie(s), fado, fysionomie, gelaat, grijns, horizon, inzicht, inzage, kijk, kim, panorama, ponem, porum, postzegel, richting, smikkel, smoel, snoet, snufferd, snuit, toet, tronie, uitzicht, visioen, visie, vista, vue, zicht 
gezicht (Barg.) - ponem, porem
gezicht met een strakke ernstige uitdrukking - begrafenisgezicht
gezicht van een meisje - bekje, sneetje, snuitje, toetje
gezicht op iets   aanblik, blik, kijk, panorama, uitzicht, vue, 
gezichtkunde   optica, optiek 
gezichtkundig   optisch 
gezichtkundige - opticien
gezichtsas - oogas 
gezichtsbedrog   pseudopsie,visioen, 
gezichtseinder   einder, horizont, horizon, kim
gezichtsgrens - horopter
gezichtskleur - teint, tint
gezichtskring   sfeer 
gezichtsleer   optiek 
gezichtslijn - collimatielijn
gezichtsmeter - optometer
gezichtsorgaan   oog 
gezichtsorgaan van geleedpotigen   facetoog 
gezichtspijpen - figuranten
gezichtspunt - aspect, oogpunt, optiek, standpunt, uitgangspunt
gezichtsrimpel - frons, groef, plooi
gezichtssluier - voile
gezichtstrek - lineament
gezichtstudie - optica
gezichtsuitdrukking - fysionomie
gezichtsveld - panorama
gezichtsvermogen - licht, zien
gezichtsverzwakking - amblyopie
gezichtsvlekjes - sproeten, zomersproeten
gezichtszintuig - oog
gezichtszwakte - athopie
gezien - bemind, geacht, getapt, populair
gezien kunnende worden - zichtbaar, waarneembaar
gezien worden - treffen
gezin   familie, huisgezin, huishouden, huishouding
gezind - bereid, (toe)genegen, geneigd 
gezindheid    bereidwilligheid, denkrichting, denkwijze, dispositie, geloofsovertuiging, geneigdheid, geneigdheid, gevoelen, gezindte, hart, inborst, inclinatie, kinderzin, mentaliteit, neiging, overtuiging, secte, sekte, stemming
gezindheid tot handeldrijven -  handelsgeest
gezindheid van medelijden te hebben - barmhartigheid
gezindte   kerk, kerkgenootschap, sekte
gezind zijn - neigen
gezinloos - privaat
gezinsleven - familieleven
gezinslid - familielid, huisgenoot
gezocht   abstruus, begeerd, begeerlijk, gekunsteld, gemaakt, gemaniëreerd, gewenst, gewild, natuurlijk, opzettelijk, verzonnen, willig 
gezocht bezwaar - chicane
gezochtheid - precieusheid, recherche
gezoden   gekookt 
gezond    behouden, best, beter, deugdelijk, fleurig, fiks, fit, flink, florissant, fris, gaaf, gans, gelukkig, genezen, goed, heilzaam, hersteld, hygiënisch, kiplekker, kloek, lekker,  levenslustig, natuurlijk, onaangetast, onbedorven, onbezeerd, ongedeerd, rooskleurig, sanitair, stevig, tierig, uitstekend, valide, volbloedig, vruchtbaar, wel, welgedaan, welgesteld, welvarend 
gezond maken   genezen, helen, saneren 
gezond verstand   rede 
gezonde kleur - rood
gezondene   apostel, bode, boodschapper, gezant, koerier, 
gezondheid   proost, sanitas, santé, welzijn 
gezondheid betreffende   sanitair, hygiënisch
gezondheid bevorderende spierbehandeling -  massage
gezondheidsdienst   G.G.D.
gezondheidsinrichting    bio, herstellingsoord, sanatorium
gezondheidsleer    diaetetiek, dietetiek, eubiotiek, hygiëne, macrobiotiek
gezondheidsregel - dieet, leefregel
gezondheidstoestand - salubriteit
gezondheidswens - proost, prosit, sante
gezond maken - helen, genezen, saneren
gezondmaking - genezing, herstelling, opruiming, ordening, sanering, vervanging, zuivering
gezond verstand - rede
gezongen   (muz.) cantate
gezongen gedicht - lied 
gezongen melodie - air, aria
gezouten   gekruid, gepekeld, kras, pikant
gezouten ansjovis - sardellen
gezouten kabeljauw   abberdaan, labberdaan, zoutevis 
gezouten kuit van steur - kaviaar
gezouten spek   bacon 
gezouten steurkuit   kaviaar 
gezouten varkenskluifjes - ors
gezouten vlees - pekelvlees
gezouten water   pekel 
gezuiverd   depurantief, gedestilleerd, geraffineerd, rein, schoon
gezuiverd asfalt van Trinidad    goudron
gezuiverd roggestro - dekmateriaal, glui
gezuiverd water - aquadest
gezuiverde katoenvezel - watten
gezuiverde kolenslik - edelslik
gezuiverde olie   petroleum 
gezuiverde petroleum - kerosine
gezuiverde raapolie - patentolie
gezuiverde talk   stearine 
gezuiverde wijngeest - alcohol
gezusters   gez.
gezwam - blabla, geklets, geleuter, gezwets, 
gezwatel   gegons, geruis
gezwel    abces, adenoma, blaar, blastoom, blein, bluts, bobbel, buil, bult, carnositeit, cyste, epithelioom, etterbuil, extuberatie, fistel, fyma, gewan, gewen, gioom, glioom, granuloom, kanker, lipoom, myoom, negenoog, neoplasma, neuroom, opzetting, ostyoom, pokkel, poliep, protuberantie, puist, pukkel, sarkoon, stekel, tuberositeit, tumor, uitwas, wrat, zwelling
gezwel aan bloedvaten - angioom
gezwel aan paardepoot - bolspoot, galspat
gezwel aan de keel - babbe, struma
gezwel aan koeienpoot - egelsvoet, mokpoot
gezwel aan pootgewricht   galspat 
gezwel, goedaardig - fibroom
gezwel met negen ogen - karbonkel
gezwel op bladen, planten   gal 
gezwel op ooglid - gerstekorrel, strontje
gezwel op planten - gal, tumor
gezwel van goede aard - myoom
gezwel van kwade aard - carcinoom
gezwel van zenuwcellen - ganglioom
gezwendel - oplichterij
gezwets - flauwekul, gebral, gepoch, gepoek, gesnoef, gesnor, gesnuif, gezwam, grootspraak, ophakkerij
gezwind   agiel, agile (muz.), alert, bedreven, behendig, behendig, bijdehand, cito, fluks, gauw, grif, haastig, hard, kwiek, levendig, prompt, pijlsnel, rad, rap, ras, snel, spoedig,  (muz~)presto, vaardig, vief, vlot, vlug, volmondig, ijlings, wakker, wierig,
gezwindheid - haast, rapiditeit, snelheid, spoed, ijl, vaart, vitesse, vlugheid
gezwingelde vlasbundel - vlasdot
gezwoeg   getob, geploeter, geürm, gewurm
gezwollen   bombast(isch), dik, hoogdravend, opgeblazen, opgezet, pasteus, pof, retorisch, uitgedijd, 
gezwollen been - bombeen
gezwollen stijl - gongorisme
gezwollen taal   bombast 
gezwollenheid   aandoening, gemoedsaandoening, hoogdravendheid, pathos, patos, stemming
gezworen gelofte - beëdigd, eed 
gezworen vijand - aardsvijand deoodsvijand
gezworene - expert
gezworenen - belemmerend, gênant,  jury
Ghanese bevolkingsgroep - Akan, Ewe, Mosi
Ghanese boom - boabab
Ghanese haven - Takoradi
Ghanese hoofdstad - Accra
Ghanese munt   penny, pond 
Ghanese politicus - Nkroemah
Ghanese rivier - Bia, Volta
Ghanese stad - Koforidua, Kumasi, Legon, Obuasi, Sekendi, Takoradi, Tamale, Wijnneba
Ghanese taal - Akan, Fanti, Ga, Twi
giaur - ongelovige
gibbonsoort - imbou, lar, oewa, siamang, wau-wau
gibbus - bochel
giberne - patroontas
gibus - claque, klak, klaphoed
gids   baken, begeleider, boei, cicerone, courier, diagoman, geleider, guide, handleiding,  leider, leidraad, leidsman, leidster, leidsvrouw, loods, loodsman, mentor, raadsman, reisleider, rondleider, vademecum, voorganger, wegwijzer
gids langs de weg - baken
gids te water   loods 
gids voor reizen - reisgids, reisleider, reiswijzer
gidsfossiel - leidsfossiel
giebel - kroeskarper
giechelen   giebelen 
giek - gig, sloep
gier   aal, aalt, beestendrek, condor, drek, gil, ier, mestvocht, gil uier
gierachtige - aasgier, baardgier, condor, lammergier
gieren   fluiten, giechelen, gillen, joelen, krijten, loeien, schateren,
schaterlachen, schreeuwen
gierensoort - aasgier, condor, koningsgier, lammergier
gierhavik - gierzeearend
gierig   begerig, deun, geldzuchtig, gretig, haaiig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, karig, kleinzielig, knijperig, krenterig, parcimonieus, pinnig, schraapziek, schraperig, schriel, spijkervast, venijnig,  verlangend, vinnig, vrekkig, zuinig
gierigaard   duitendief, erwtenteller, geldwolf, gortenteller, harpagon, knar, krent, potter, schraper, schriep, vrek 
gierigaard uit blijspel van Hooft - Warenar
gierigaard uit blijspel van Molière - Harpagon
gierigheid   erwtentellerij, geldzucht, hebzucht, krenterigheid, parcimonia, schrielheid, vrekkigheid 
giering   gierslag, zwenking 
gierkabel   dwarskabel, gierketting 
gierslag (scheepst.) - gier, giering, zwenking
giersoort   aasgier, broodkoren (Afr.), condor, graansoort koningsgier, lammergier, monniksgier
gierst   dari, durha, koren, millet, millies, milo, sorghum, mil 
giersteek - giervalk
gierstvink - geelgors
giertij   gierstroom, springtij
gier uit de Andes - condor
gierzwaluw - haker, salangaan, scheer, steenzwaluw, torenzwaluw 
gietbui   plensbui, stortregen 
gietcedel - letterpolis
gieteling   geus, merel 
gietemmer - gieter
gieten - besproeien, bevochtigen, plenzen, regenen, schenken, sproeien, stromen, uitschenken
gieter   sproeier, gietemmer 
gietijzer   goteling 
gietijzer om ronde staven te gieten - gus
gietkegel - trechter
gietmodel - vorm
gietvorm - mal, matrijs, model, modulus, typus   
gif   gift, laster, roddel, venijn, vergift 
gifgas - mosterdgas
gif in tabak - nicotine 
gifplant   akoniet, bilzekruid 
gifslang   adder, cobra, naga
gifspuwende waterslang - hydra
gifstof die in het bijzonder het zenuwweefsel aantast   neurotoxine
gift   aalmoes, bijdrage, cadeau, donatie, gave, geschenk, legaat, liefdegave, offer, schenking, venijn
gift (Gr.) - doron
gift aan arme   aalmoes 
gift in natura - prove
giftig   boos, hatelijk, lasterend, nijdig, sarcastisch, scherp, venijnig, virulent
giftig en fel – veninig
giftig gas - kolendamp
giftig raaigras - dolik
giftige eiwitachtige stof - ricine
giftige jachtspin - tarantella
giftige naaldboom - taxus
giftige opmerking   hatelijkheid, sneer, steek
giftige paddestoel   amaniet, braakrussula, duivelsbrood, knolzwam, panteramaniet satansboleet, vliegenzwam
giftige plant - akoniet, akonitine, belladonna, bilzenkruid, bromium, dollekervel, doodkruid, doornappel, duivelskaas, duivelskers, eenbes, hazewortel, mansoor, monnikskap, nachtschade, satansboleet, wolfskers
giftige spin - tarantella, tarantula
giftige stof   arseen, arcenicum, atropine, blauwzuur, ricine, solanine
giftige stoffen door bacteriën voortgebracht - toxine
giftigheid - toxiciteit
giftkunde - toxiologle
giftmeel - rattenkruid
giftmengster - heks
giftplant - monnikskap, nachtschade
giftslangetje - adder
gig   cabriolet, disselwagen, giek,  scheepsboot
gigant - atlas, enak(o), goliath, kind, kolos, orion, reus, titan, ijmir
gigantisch - groots, reusachtig, titanisch
gigantisch schip - mammoettanker
gigantisme - reuzengroei
gigolo -  beroepsdanser
gil   kreet, krijs, roep, schreeuw, uitroep 
Gilbert-and- Ellice-eilanden, deel van de - Ellice-eilanden, Gilbert-eilanden, Line-eilanden, Phoenix-eilanden
Gilbert-and- Ellice-eilanden, een van de - Aranuka, Birnie, Canton, Christmas-island, Enderbury, Fanning, Gardner, Hull, Maraki, Marawa, Monouti, Ocean-island, Phoenix, Sydney, Tamana, Tarawa
gilde   ambachtsvereniging, broederschap, corporatie, genootschap, hanze, vakgenoten
gildebode   gildeknecht
gildebroeder - collega, vakgenoot 
gildedeken - overman,  gildemeester
gildeheilige   patroon 
gildehoofd   deken
gildekleed   lijkkleed 
gildemeester - deken
gildepatroon - gildeheilige
gildeproef   meesterstuk 
Gilgamesj-epos, figuur uit het - Agga, Enkidoe, Gilgamesj, Isjtar, Oetnapisjtim
gilet - vest
gillen - gieren, krijsen, schreeuwen
gillend - schreeuwend
gillen van het lachen - brullen, gieren
ginder - daar, ginds
ginderheen - daarheen, derwaarts
ginds   daar, daarginder, gene, ginder 
gindse - gene
ginnegappen - grinneken, meesmuilen
ginst - heidebrem
ginster - ginstkruid
ginster en steekbrem - gaspeldoorn, gaspeldoren
ginstkruid - gaspeldoorn, ginster
gips - witkalk 
gips met marmer - pleister 
gipsafdruk - moulage
gipsen - pleisteren
gipskalk - pleister, stuc 
gipskruid   bruidssluier, gypsophila
gipsmarmer   albast 
gipsmeel - pleister
gipsmuur - bruidssluier, gipskruid
gipspleister   stuc 
gipssoort - albast
gipsy   brunette, gitano, zigeuner (in)  
giraf - ocapie, okapi, okapie
girafachtig dier - okapi
giraffe, familielid van de - ocapie, okapie 
girandole - armblaker
girasol - maansteen
gireren - overmaken, overschrijven, storten
girering - storting
giro -  betaaldienst, endossement, geldomloop, geldoverschrijving, overdracht, overschrijving,  wisseloverdracht
giroformulier - betaalcheque, giropas, kascheque
gis   bijdehand, handig, kien, leep, pienter, raming, schatting , scherpzinnig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, veronderstelling
gispen   afkeuren, geselen, hekelen, laken, verwijten
gisping   verwijt 
gissen   conjectureren, menen, onderstellen, raden, ramen, rooien, schatten, soupconneren, vermoeden, veronderstellen
gissing   beraming, conjectuur, correctie, gis, hypothese, onderstelling, raming, rooi, tanatie, vermoeden 
gist - bakmiddel, desem, droesem, ferment, grondsop
gistbestanddeel - bios
gisten   broeien, bruisen, fermenteren, gijlen, opbruisen, schuimen, woelen
gisting   beroering, broei, bruising, fermentatie, gijl, sensatie, woeling, zymose
gisting van vers bier - gijl
gistingmeter - oenometer
gistingsmiddel - gist
gistingsproduct van plantedelen -  fermentolie
gistingveroorzakende stof - enzym, ferment
gistmiddel   desem, ferment, zuurdeeg
giststof - enzym, ferment, leb, zyma, zymogeen
gistzwam   kaam, kaamsel, kaan
git   agaat, agaatsteen, bergwas, kraal, zwart
gitaarachtig instrument   banjo, mandoline, ukelele
gitaarsoort - bas, slag, solo
gitaarspeler - gitarist
gitana - waarzegster, zigeunerin
gitano - gipsy, zigeuner
gitarist   gitaarspeler 
gitarist, beroemd - Segovia
gitsteen - agaat
gitzwart - pikzwart
glaasje   borrel, neut 
glaasje sterke drank – borrel
glacé - handschoen
glaceren - glanzen
glaciaal - ijskoud, ijzig
glaciale accumulatievorm   drumlin, keileem, morene
glaciale erosie   exaratie 
glaciale erosievorm   bultrots, trogdal
glaciale nis   cirque, kaar
glaciale tijd   Günz, ijstijd, Mindel, Pleistoceen, Riss, Wüim
glaciatie   ijstijd, vergletsjering 
glaciologie - gletsjerkunde
glad   baardeloos, duidelijk, effen, egaal, geheel, gelijk(matig), gespannen, gewiekst, glanzig, glibberig, grif, haarloos, helder, kaal, loos, onbehaard, ongekreukt, ongerimpeld, pienter, plat, plooiloos, pluis, poliet, rimpeloos, schrander, slibberig, slim, sluik, sluw, slijmerig, smeu, totaal, uitgestreken, vlak, vloeiend, vlot, vlug, volkomen, welsprekend, wiedes, 
gladaf - gladweg, rondweg
glad afhangend   sluik
gladakker - field, leperd, schurk
glad dier   aal, paling, slang, pier, worm
glad en glanzend maken - satineren
glad geschaafd houten blad - paneel
glad katoenfluweel (In het bijzonder voor werkkleding)   manchester
glad maken   effenen, egaliseren, glanzen, planeren, poetsen, polijsten, schaven, schuren, strijken, vijlen
glad maken van linnen - mangelen, planeren
glad papier - velijn
glad satijnen stof - atlas
glad uit doen staan - ontplooien
gladakker    fielt, knol, leperd, schurk, smeerlap
gladde band - slick
gladde waterdichte stof - gabardine
bladden - glanzen, poetsen, polijsten, schuren
gladde onbewogen oppervlakte    waterspiegel
gladharig hondje   dwergpincher, teckel
gladde satijnen stof - atlas
gladde stijve stof - taf
glad en vlak - strak
gladheid - politoer
gladiator (Rom.) - kampvechter, zwaardvechter
gladjanus - gladakker, leperd
glad maken - effenen, egaliseren, mangelen, polijsten, raspen, schaven, schuren, strijken, vijlen
gladmaken met rasp - vijlen 
glad neerhangend - sluik
gladiator (Rom.)   kampvechter, laquearius, murmillo, retiarius,  zwaardvechter
glad tricot - jersey
gladuit - gladweg, ronduit
gladweg - ronduit, rondweg, totaal, volstrekt
glamour - glans, glitter
glanduleus - klierachtig
glans - aureool, blink, brille, clou, eclat, fleur, gladheid, glanspunt, fonkering, glamour, glimp, glinster, glinstering, gloed, gloor, glorie, helderheid, hoogtepunt, krits, luister, luisterrijk, luster, lustre, nimbus, nitiditeit, poetsmiddel, politoer, praal, pracht, roem, schoonheid, schijn, schijnsel, schittering, (uit)straling 
glans aan iets geven - glanzen
glans en glorie - luister
glans (met) - glansrijk, glorieus, metére
glans van genoegen   glunder 
glans verlenen aan iets - opluisteren, verhelderen
glans verliezen   tanen 
glanserts - zilverglans
glanshout - likhout, likstok, wrijfhout
glanskool   antraciet 
glanslak   vernis 
glansloos - dof, mat 
glansmachine - kalander,  pletmachine
glansmiddel   koperpoets, lak, lap, lapje, politoer, schoensmeer vernis, was 
glansmiddel in textiel - appret
glansperiode - bloeitijd, renaissance 
glanspers - mangel
glanspunt - apogeé, clou, krits, triomf
glansrijk   glorieus, luisterrijk, prachtig, radieus, roemrijk,   schitterend
glansschub vis   huso, sterlet, steur 
glanssteen - liksteen
glanstaf - lustre
glansstof - lak, glitter, politoer, vernis
glansverf   lak
glansvogel - jacamar
glanszijde - lustrine, satijn
glanzen   blinken, donkeren, flikkeren, flonkeren, glimmen, glinsteren, gloren, pinken, satineren, schitteren, stralen, tintelen,vlammen
glanzen van lakens - appreteren
glanzend - blank, blinkend, briljant, flikkerend, flonkerend, glanzig, glimmend, glinsterend, hel, pinkelend, schitterend, stralend, tintelend
glanzend maken - poetsen, polijsten satineren
glanzen van laken - appreteren
glanzend maken van garen - lustreren
glanzend schijnen - glimmen, gloren
glanzend wrijven   boenen 
glanzende katoenen stof - satinet
glanzende stof - lustre, sanella
glanzende voeringstof - satinet
glanzende zijde   satijn 
glanzig - blakend, blinkend, glunder, politoer
glanzig maken - likken
glanzing - tinteling, twinkeling
glariën - glinsteren, schitteren
glas   bel, bierglas, bitterglas, champagneglas, drinkglas, fluit, fluitglas, horlogeglas, jeneverglas, kelk, kristal, likeurglas, limonadeglas, maatglas, pint, portglas, roemer, romer, ruit, sherryglas, tumbler, uurglas, vitrum, waterglas, weerglas, wijnglas, zandloper
glas bier - pilsje, pint, tapje
glas dat ultraviolet licht doorlaat - uviolglas
glas (een stevig glas drinken) - hijsen, peren 
glas jenever - borrel, hartversterkertje, mammetje, neutje, oorlam, pikketanusje, schaap
glas koffie met suiker - mazagran
glas koude koffie met cognac - mazagran
glas licht bier - pilsje
glas met maatverdeling - maatglas
glas met ijs, vruchtjes en slagroom - sorbet
glas (ruw en dik) dat in de vloeren wordt gebruikt - ijsglas
glas sterke drank - borrel, neut
glas voor namaakjuwelen - stras
glas voor optische instrumenten - kristalglas (loodhoudend)
glas zonder voet   tumbler 
glasaal - lintaal
glasaaltje - alver, elver
glasaardedeksel - aludel
glasachtig   email, glazig, hyalien, vitreus
glasachtig doorschijnende stof - email, hyaliet, mica
glasachtig korund - pachee
glasachtig mineraal   hyaliet, mica
glasachtig steen - tektiek
glasachtige delfstof - parelsteen
glasachtige massa - glazuur
glasblazer - flessenblazer, flessenmaker, glazenmaker, keier, spiegelglasblazer
glasblazersterm - hazemelk
glasblazerswerktuig - bolstok
glasblazerszeep - bruinsteen
glasblazerij - glashut
glascultuur - glasteelt, kasteelt
glasdruk - hyalografie,  hyalotypie
glasgarnaal - steurkrab
glasgordijn   vitrage 
glashard - zakelijk
glasharmonika - vitrage
glashelder   doorzichtig, duidelijk, klaar, overduidelijk, zonneklaar
glasinstrument   verrofoon 
glas jenever - borrel, schrapmannetje 
glasklok - stolp
glasknoop - osseoog
glas koffie met suiker - mazagran
glasopaal   hyaliet
glaspapier - cellofaan
glasplaat - ruit
glasruit - vensterruit
glasschilder   glazenier 
glasslijper - fonger
glassoort   stras 
glassteen   hyaliet 
glaszijde - vegisol
glaszuiver - helder, klinkend
glatik - rijstvogeltje
glauberzout - natriumsulfaat
glaucoom - oogziekte
glazen bak - schaal
glazen blad - plaat, ruit
glazen bolletje   knikker, kraal, stuiter
glazen buis aan stoomketel voor aflezen waterstand - peilglas
glazen buisje - pipet, reageerbuis  
glazen chemische buis - buret
glazen deksel - stolp
glazen distilleervat - pelikaan
glazen fles met gebogen hals - retort
glazen gesloten veranda aan de voorgevel - loggia
glazen kap op een dak   bovenlicht, daklicht, lantaarn, stolp  
glazen kast - vitrine
glazen klok   stolp
glazen klok bij een luchtpomp - recipiënt
glazen knikker - kraal, stuiter 
glazen kolf met platte bodem - erlenmeijer
glazen kom of fles met wijde mond voor dranken - bokaal, drinkbeker
glazen kweekhuis - kas
glazen laboratoriumbuis - pipet
glazenmaker - hengst, juffer, libelle
glazenmakers beitel - loodmes
glazenmakerswerktuig - gruis
glazen meetbuis - buret, pipet
glazen omhulsel - fles, stolp  
glazen oog (groen) in plaveisel - kwal
glazen proefbuisje   pipet
glazen reactievat - eudiometer
glazen speelgoed - knikker, stuiter
glazen stad - Westland
glazen stolp - kaasstolp, klok
glazen uitbouw   erker 
glazen uitstalkast - vitrine
glazen vat - flas
glazen vat waarin elektriciteit  wordt ontwikkeld - element
glazen veranda - serre
glazen veranda aan de voorgevel - loggia
glazen verpakkingsmiddel - fles
glazen visbakje - kom
glazen voetje - sokkel
glazen voorwerp   fles, glas, knikker, pot, vaas
glazen uitstalkast - vitrine
glazen vullen - inschenken, tappen
glazen waranda - serre
glazen zuigbuisje - pipet
glazenier - glasschilder
glazenier, Nederlandse - Boermeester, Campendonk, Colette, Eyck, Hofman, Nicolas, Prikker, Toorop, Weyand
glazig - glasachtig, hyalien, vitreus
glazig (fig.) - wezenloos
glazig gehomogeniseerd - hyalien
glazuren - emailleren, gleizen, verglazen
glazuur  azuur, brandverf, email, emailleersel, glazuursel, gleis, smalt, smeltglas, tandemail, verglaassel, yrit
glee    (dunne) plek, gaal, gergel, gleuf, kroos, sleet, slijtplek
glei - dekriet 
gleis   pottenbakkersklei
gleiwerk - majolica
gletsjer   ijsveld, ijsrivier 
gletsjer afsmelting   ablatie
gletsjerbanden   ogiven 
gletsjerbreuk   ijsval 
gletsjerinsekt in smeltwater - gletsjervlo
gletsjerkunde   glaciologie 
gletsjerpuin   eindmorene, middenmorene, morene, zijmorene
gletsjerrand - morene
gletsjerspleet   crevasse , 
gletsjer, smeltwater van de - gletsjermelk
gletsjerwal - morene
gletsjerwaldam - morene, moraine
gleuf   baaitje, fir, geul, glee, geul, greppel, groef, groeve, inkeping, insnijding, keep, kerf, kier, kloof, reet, richel, ril, rits, scissuur, sleuf, spilt, sponning, spleet, split, uitholling, vore, wetering
gleuf in de aarde - ril
gleufje - vallecula
gleuf van een schuifraam - sponning
gleufvormige uitholling op zuilen -  cannelure
glibberig - glad, modderig, schampig, slibberig, slijmerig, smerig, vet, vetachtig
glibberig dier   aal, kikker, paling,  pier, slak, slang, worm
glibberig persoon   gladjanus 
glibberige stof - boter, gelatine, dril, modder, olie, slijm, spek, vet
glibberige vis – paling
glimhart - lichthout
glimkever - lichtkever
glimlach - grameel (iron.), grijns, lachje, lachtrek
glimlamp - neonlamp
glimlachen - smuilen
glimmen   blinken, flonkeren, glanzen, glinsteren, gloeien, gloren, schitteren, spiegelen, stralen, vunzen 
glimmend dier - glimkever, glimworm
glimmend kunstaas - blinker
glimmend maken - poetsen
glimmende gesponnen draad - glansgaren
glimmer - kattengoud, mica, mika
glimmer of kachelglas - mica
glimmersoort - biotiet
glimp   flikkering, glans, gloed, gunster, schijn(sel), sprank(je), vleug, vonk voorwendsel 
glimworm - johannesworm, lichtkever
glimworm, mannetje van de - vuurvliegjes
glinster   glans, sprank, schittering, vonk
glinsteren - blikkeren, blinken, flikkeren, schitteren, stralen, tintelen, twinkelen
glinsteren van de ogen - gloriën 
glinsterend - blinkend
glinsterend aardewerk - gleiwerk, majolica 
glinsterend zwart - gitzwart
glinstering - glans, schittering, tintel(ing)
glinsterschijn - klatergoud 
glint - heining, latwerk
glioomsoort - astrocytoom, ependynoom, glioblastoma, medulloblastoom, multiforme, oligodendroglioom
glip - kerving, kier, reet, scheur, snede, spleet, split  
glippen - insluipen, litsen, ontschieten, slippen, uitglijden
glippertje   escapade, glissando (muz.), glijdend, slippertje, uitstapje
glissen - glijden
glissando (muz.) - glijdend
glit - loodoxide
glitter - glamour, schittering 
globaal   afgerond, doorsnee, gemiddeld, geschat, ongeveer, ruwweg
globale becijfering - raming, schatting
globe - aardbol, bol, hemelglobe, klomp, menigte, wereldbol
globebloem - trollius
globedrager - atlas
globetrotter - wereldreiziger
globuleus - kogelvormig
gloed   bezieling, blink, drift, elan, geestdrift, glans, glimp, gloor, hitte, koloriet, kracht, reflectie, schittering, verve, vlam, vuur(glans), warmte
gloednieuw - fonkelnieuw, splinternieuw
gloed ontberend   kil 
gloed van hartstocht - vlam
gloedvol - bezield, geestdriftig
gloedvol (muz.) - rubato
gloeien   blaken, blinken, branden, fonkelen, glimmen, gloren, kleuren, schitteren, schijnen, uitstralen, vlammen 
gloeiend - ardente, blakend, brandendheet, erg, fonkelend, heet, heftig, nijdig, verhit, vlammend, vurig, witgloeiend
gloeiend deeltje - vonk
gloeiend heet - snikheet
gloeiende hitte afgeven - blaken
gloeiende kolom gas   vlam 
gloeiende kratergolf - lahar, lava
gloeiende massa   lava 
gloeikousje (grondstof voor) - ramee, ramen, rami
gloeilamp - asmiumlamp, peer, peertje
gloeispaan - hamerslag
gloeiworm - lichtkever
glooi - helling
glooien   afhellen, aflopen, hellen 
glooiend - schuin
glooiende stukken land - hellingen
glooiing   beloop, berm, helling, talud, verloop
glooiing op verdediging van een fort - glacis
gloor - glans, gloed, schijn, schijnsel, straling 
glop - glans, gloed, schijnsel
gloren   blaken, blinken, dagen, flikkeren, glanzen, glimmen, gloeien, krieken, lichten, schitteren, schijnen, stralen
gloren zonder vlam - smeulen
gloria - aureool, glorie
glorie   aanzien, aureool, eer, ere, faam, glans, gloor, heerlijkheid, hulde, lof, luister, nimbus, praal, praalzucht, pracht, roem stralenkrans 
gloriëren   pralen, roemen
gloriekroon   erekroon
glorierijk    heerlijk, overheerlijk, roemrijk, verheerlijkt
glorieus   glansrijk, glorierijk, heerlijk, luisterrijk, roemrijk, roemvol, trots, verheerlijkt
glorieren - pralen, roemen
gloriëtte -  prieel, tuinhuisje
glorievol - glorieus, luisterrijk, prachtvol
glorificatie - verheerlijking
gloring - gloed, schijnsel
gloriole - stralenkrans
gloriool   stralenkrans 
glos - kantschrift
glossarium - woordenlijst
glossé   aanmerking, aantekening, glos, kanttekening, spotterij 
glossitis - tongontsteking
glossolatie - taalwonder
glottis - stemspleet
Gloucester, oorspronkelijke naam van - Glevun
glucocol - lijmzoet
glucose   dextrose, druivensuiker, zetmeelsuiker  
glucogeenstapelziekte - thesaurismus
glucosurie - suikerziekte
glui - dekriet
gluipen   loeren 
gluiperd   gemenerik, genieperd, huichelaar, hypocriet, leperd, smuiger, stiekemerd, valsaard
gluiperig   achterbaks, geniepig, geveinsd, hypocriet, hypocritisch, huichelachtig, onecht, stiekum, vals, voorgewend  
gluiperig kijken - loeren
gluiphoed - huilebalk
glunder - blakend, glanzig, helder, opgewekt, tevreden, voldaan, vrolijk
glunderen - stralen
glunderend - blij
gluren - koekeloeren, loeren, spieden, turen
glutaeus - bilspier
glutine   beenderlijm
glutineus   lijmerig 
gluurder   bespieder, kijker, loerder, spieder, voyeur
gluurster - loerster 
glijbaan   roetsjbaan, sullebaan
glijboot - hydroplaan
glijcontactbeugel - trolley
glijden - afzakken, glippen, glissen, roetsjen, schuiven, schuren, slieren, slippen, sullen, voortglijden, voortschieten
glijden door de lucht - zweven
glijdend   (muz~) glissando
glijdend - labiel
glijdend onderstel - slee, slede
glijdende sneeuw - lawine 
glijder   spirant 
glijdop   glijspijker 
glijgoot - baars, dissel, kloet
glijgoot in pakhuizen - sul
glytodont - reuzengordeldier
glyptotheek - beeldengalerij
glijvliegen - zweven
glijvliegtuig - zweetvliegtuig
glijvlietboot - hydroglider
glij-ijzer - loper, schaats
glijvoertuig - arre, slee, slede
glycerine  glycerol, olizoet,
glycocol - glycine
glycogeen - spiersuiker
glycogeenstapelziekte - thesaurismus
gniffelen - gnuiven, grinneken
gnoe - antiloop, hertestier, wildebeest 
gnome - spreuk, zedenleer
gnoom   aardgeest, aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, kobold  
gnosis    inzicht, kennis, openbaring (theologie)
gnuiven - gniffelen
goal - doel, doelpunt, treffer
goalie - keeper 
goalkeeper   doelverdediger, keeper
goallat - doellat, doelpaal 
goalpaal   doelpaal 
gobelin - wandkleed, wandtapijt
God   Aangeroepene, Allah, Opperwezen, Schepper
God   (Lat.) deus, Jahweh, Jehova 
God alleen zij eer   s.d.g. 
God der Indianen - Noncomala
God met bokkenpoten   Pan, sater 
God met twee gezichten - Janus
God van de akkers   Conus, Faunus, Vervactor
God van de Babyloniërs   Baäl
God van de begeerte   Pathos
God van de bescherming van de staat   Polias
God van de besmetting   Sterculius 
God van de bevrijding van zorgen   Aequitas, Lydios
God van de bijbel   Elohim, Jehova, JHWH
God van de bliksem   Jupiter
God van de bloedige dood   Ker
God van de dapperheid - Minerva, Vitrus
God van de dichtkunst   Apollo,Braga, Bragi
God van de dieven   Hermes 
God van de donder   Donar, Jupiter, Thor
God van de dood   Anubus, Caeculus, Mors, Thanatus, Ubitina,  Uller
God van de dood   Ind. Myth. - Jama
God van de droom   Morpheus 
God van de duisternis   (Gr.) Ahriman, Erebus, Furina, Zoroaster
Godin van de echt - Pronuba
God van de eed en trouw   War 
God van de eeuwigheid   Aeternitas
God van de geboorte   Pelumnus 
God van de geneeskunde   Aesculaplus, Esculaap
God van de geploegde akkers    Obarator
God van de grenzen   Terminus 
God van de handel   Hermes, Mercurius
God van de haven.   Portunus 
God van de hekeling en spot   Momus
God van de herders   Ruminus 
God van de herfst   Vertumnus 
God van de Hindoes   Brahma, Indra
God van de honger   Fames 
God van de hoop   Spes 
God van de Indianen   Manitou, Noncomala
God van de jaargetijden   Freyer 
God van de jonggehuwde mannen   Subigus
God van de kinderen   Fascines 
God van de koophandel   Hermes, Mercurius
God van de landbouw   Saturnus
God van de liefde   Amor, Cupido, Eros
God van de muzen   Apollo
God van de noordenwind   Boreas
God van de noordoostenwind   Kaikias
God van de onderwereld   Dis, Oreus, Pluto,
God van de onoverwinnelijkheid   Invictus
God van de oorlog, wijsheid en kracht   Ares, Mars, Tyr
God van de oostenwind   Eurus, Vuturnus
God van de overwinning   Victor 
God van de regen   Pluvius 
God van de rijkdom - Plutus, Xanthos 
God van de rivieren   Asopus, Enipeus, Peneus, Rhesos, Xanthos
God van de scheiding van ziel en lichaam   Viduus
God van de scherts   Liber, Locus
God van de schone kunsten   Apollo
God van de schrik   Pavor, Phobos
God van de slaap   Hypnos ,Morfeus 
God van de slaven   Portunus
God van de spot   Momus
God van de steden   Promachos
God van de stilzwijgendheid   Horos, Widar
God van de storm   Njord, Typhon 
God van de stroom   Inachos, Tiburtus
God van de trouw   Fides, Var
God van de tuinbouw   Priapus
God van de tijd   Janus
God van de uitvindingen   Hermes
God van de veeteelt   Pales, Priapus
God van de veiligheid   Securitas 
God van de velden   Picus 
God van de vernietiging   Loki 
God van de wateren   Neptunus, Njord, Poseidon
God van de wederliefde - Anteros
God van de welvaart van de staat   Salus
God van de westenwind   Zephyrus, Zephuros
God van de wind   Aeolus 
God van de wijn   Bacchus, Dionysos
God van de woede   Furor 
God van de wouden   Picus 
God van de zang, snarenspel en schone kunsten - Apollo
God van de zee   Aegir, Egir, Glaucus, Neptunus,  Njord, Ocoanos, Poseidon
God van de zuidenwind   Africus Auster, Notus,
God van de zuidoostenwind   Eurus
God van de zuidwestenwind   Libs 
God van het begin en einde   Janus 
God van het bestraffen van misdaden   Ultor
God van het bos - Sater
God van het dodenrijk   Hades, Pluto
God van het eggen   Occator 
God van het huwelijk - Hymen
God van het kwaad   Ahriman 
God van het metaal bewerken   Vulcanus
God van het onweer   Hadad
God van het spreken   Fabulius
God van het uitrusten tijdens de tocht   Qulies
God van het vee   Faunus 
God van het veld - Sater
God van het vuur   Hephaistos, Vulcanus
goddelijk   heerlijk, hemels, kostelijk, subliem, schoon, verheven, verrukkelijk, zalig
goddelijke ingeving - theopneustie
goddelijke openbaring - orakel
goddelijke verering van de keizer - keizercultus
goddelijke volheid - pleroma
goddelijkheid - deïeit,
goddeloos   gruwelijk, heilloos, misdadig, ongodsdienstig, onheilig, schandelijk, slecht, zedeloos, zondig
goddeloosheid   Atheïsme, boosheid,  inpieteit, iligheid ongodsdienstigheid, verdorvenheid
goddeloos mens – atheïst, heerlijkheid,
goddeloze   atheïst, ongelovige
goddelijkheid - diviniteit
Gode - Deo
Gode alleen zij de eer - S. D. G.
Gode zij dank   dg
Gode zij de hoogste 1of   L. P.O.
Gode zij lof   Ld.
Gode zij lof en het volk heil   L.D.S.P.
goden   asen, Dewata (Br. Ind.), godendom, penaten
goden der bovenwereld - Superi
Goden van het huis - Domiduca (Domiducus), Laren (Lares), Penates(Rom.), Teraphem (Hebr.)
godenbeeld - afgodsbeeld
godendienst - afgodsdienst
godendrank   mee, mede, nectar 
godenhuwelijk - theogamie
godenleer   fabelleer, mythologie 
godenrivalen - Titanen
godenspijs - ambrosia, ambrozijn, nectar 
godentaal - hemelval
godentroon (Bali) - padmasana
godenverhaal - mythe
godenverblijf   Asga(a)rd, Helicon, Hemel, Olympus, Parnassus, Walhalla
godgans(elijk) - aldoor, schandelijk
godgeklaagd   ergerlijk, schandelijk 
godgeleerd   theologiach 
godgeleerde faculteit in Parijs - Sorbonne
godgeleerde   theoloog 
godgeleerdheid   theologie
Godgewijd - heilig 
Godgewijde vrouw - begijn, non
Godgezind - godsdienstig, vroom 
godheerschappij - theocratie
Godheid - Aegir, Aeolus, Apollo, Amor, Ares, Ate, Baai, 
Balder, Braga,Donar, Egir, Eos, Eolus, Eros, Irmin, (Hebr.)Ja(h)we, Loki, Odin, Frigga, opperwezen, Poseidon, Ra, Ran, Saturnus, Wodan
Godheid   Opperwezen 
Godheid   (Hebreeuws) Ja(h)we 
Godheid - demon
Godheid met bokspoten   Pan, Sater
godheid van de Babylonische  en Assyrische mythe - Ahoe
godheid van de boeddhisten - Boeddha
Godheid van de Hindoes - Brahma, Siva 
godheid der Indianen - Manitoe
Godheid van de Indiërs - Indra
godin - Aphrodite, Ares, Artemis, Astarte. Ate, Aurora, Bellona, Ceres, Demeter, Diana, Eos, Eris, Eros, Europa, Flora, Fortuna, Gea, Gerda, Hera, Hestia, Iduna Irene, Iris, Isis, Justitia, Laga, Nemesis, Nerthus, Nimf, Ostara, Ran, Venus, Vesta 
Godin die de daden der helden uitbazuint - Faam
Godin van de aarde - Aker. Aser, Caeo, Gaea, Gea, Hertha, Ira, Irmin, Tellus, Terra, Vacuna
Godin van de akkers   Dea
Godin van de Amazonen   Otrera
Godin van de angst   Angerona
Godin van de armoede - Penia, Egestas, Paupertas
Godin van de begraving - Libitinia
Godin van de bestrijding van kwalen   Angitia
Godin van de bevalligheid - Charites, Gratiën
Godin van de blindheid   Orbona 
Godin van de bloemen   Flora, Ohioris 
Godin van de boomvruchten - Pomona
Godin van de bronnen en rivieren   Najade
Godin van de buitensporigheid - Cotys
Godin van de dag - Hermera, Homers
Godin van de dageraad   Eos, Aurora, Matuta, Themis
Godin van de dapperheid   Minerva
Godin van de duistere nacht   Leto
Godin van de eendracht   Concordia
Godin van de eeuwige jeugd   Hebe, Iduna, Juventa
Godin van de Efreziërs – Diana
Godin van de Egyptenaren - Isis
Godin van de geboorte - Eileithyia, Lucina
Godin van de gelijkmatigheid - Adrasteia
Godin van de gelukzaligheid - Felicitas
Godin van de gemakkelijke geboorte   Numeria
Godin van de genezing   Panakeis 
Godin van de gerechtigheid   Astrea, Dike, Justitia, Themis
Godin van de gezondheid   Hygiea
Godin van de groeikracht   Marcia
Godin van de hemel - Hera, Juno
Godin van de herlevende natuur   Ostara
Godin van de huisleijke haard -  Freya, Holda, Mestia, Vesta
Godin van de hulp op woelige zee   Leukothea
Godin van de huwelijkstrouw - Juno
Godin van de jaargetijden - Dike, Eirene, Eumonia, 
Godin van de jacht   Artemis, Diana, Nemesis
Godin van de jeugd - Hobo, Juventa
Godin van de kinderen   Cunia
Godin van de krijgshaft   Indra
Godin van de kuisheid   Pudicitia
Godin van de kunst - Athene
Godin van de kunst en wetenschap - muze
Godin van de lagere rang - nimf
Godin van de landbouw - Aristaios, Ceres, Demeter, Pales
Godin van de lastdieren   Epona 
Godin van de lente   Flora, Ostara 
Godin van de liefde   Amor, Aphrodite, Cupido,  Freja, Fria, Frigga, Venus
Godin van de liefde (Sanskriet) - Kama
Godin van de lieflijkheid   Bettina
Godin van de luidruchtigheid - Cotys
Godin van de lijkbalseming - Anubis
Godin van de maan   Artemis (Cynthia), Astaroth, Astarte, Bendis, Diana, Luna, Mene, Phebe (Phoebe), Selene, Sin
Godin van de menselijke geest - Minerva
Godin van de meren - Laga
Godin van de muzen   Melete, Mneme
Godin van de natuurkracht   lris 
Godin van de nieuwe maan - Hekate
Godin van de nijd - Invidia
Godin van de onderwereld - Cora, Hecate, Hela, Persefone, Proserpina 
Godin van de onkuise vrouwen - Salsia, Venus
Godin van de  onsterfelijkheid   Ida 
Godin van de oogst - Ceres, Chloë, Demeter, Panda
Godin van de oorlog - Bellona
Godin van de opwekking der liefde   Stimula
Godin van de overreding   Peitho,  Suada 
Godin van de overvloed   Abundantia, Apteros, Consivia
Godin van de overwinning - Nike,Victoria, Victoria, Walküren
Godin van de paarden   Epona, Hippia
Godin van de plantengroei   Ceres, Chloris, Flora
Godin van de razernij   Lyssa 
Godin van de rechtvaardigheid - Justitia, Themis
Godin van de regenboog   Iris 
Godin van de rivieren -   nimf, Potamides, Tiberinidesj
Godin van de roem - Fama
Godin van de rijstcultuur - (Dewi) Sri
Godin van de runderteelt -  Bubona
Godin van de rust   Hesychia 
Godin van de rijst - Inari (Japan), Sri (Java)
Godin van de schaakspelen - Caïssa 
Godin van de scheepvaart   Nehalennia
Godin van de schepen – Brizo
Godin van de schoonheid - Gerda, Venus
Godin van de schrik - Moïren, Nornen, Parcen
Godin van de slagvelden - Walküren 
Godin van de spinsters   Berchta
Godin van de stromen - Laga
Godin van de strijd - Ker
Godin van de Syriërs   Astarte
Godin van de toorn   Ira
Godin  van de toverij - Hecate
Godin van de trouw - Fides Var 
Godin van de tuin en het ooft   Pomona
Godin van de tweedracht - Discordia, Eris 
Godin van de twist   Eris 
Godin van de tijdwisseling   Dike, Eirene, Eunomia
Godin van de verblinding   Apate,Ate
Godin van de vergelding - Nemesis
Godin van de vergetelheid   Lethe 
Godin van de vermoeidheid   Fessonia
Godin van de verzoening   Virplace 
Godin van de vindingrijkheid   Athene, Minerva
Godin van de vloeiende voordracht - Suada
Godin van de vloek - Ara
Godin van de voortplanting - Libera
Godin van de voortplantingskracht, van  het leven - Astarte 
Godin van de vrede - Amicitia, Forsete, Irene, Pax
Godin van de vreugde   Laetitia
Godin van de vrijheid - Feronia, Libertas
Godin van de vruchtbaarheid   Demeter, Freya, Isis, Nerthus , Rhenia
Godin van de vruchten - Pomona
Godin van de weefkunst - Athene
Godin van de wellust   Volupia 
Godin van de welsprekendheid - Suada
Godin van de wieg   Cunina
Godin van de wijsheid   Athene, Minerva, Pallas
Godin van de wolken   Nephele
Godin van de wraak   Alecto, Ate, Nemesis
Godin van de wrekende gerechtigheid - Nemesis
Godin van de wijsheid - Athene, Minerva
Godin van de zedelijke rechtsorde - Themis
Godin van de zee - Benthesikysme Ino, Keto, Leucothea, Ran, Rana
Godin van de zegepraal - Nike
Godin van de zogende moeders  Edulia
Godin van de zorg   Cura
Godin van gelijke betekenis - Libera 
Godin van het aangename leven - Volupia
Godin van het bedrog   Apate
Godin van het beginnende jaar   Anna
Godin van het berouw   Metameleia 
Godin van het dodenrijk - Hecate, Persephone
Godin van het Egyptische Hebe - Moet
Godin van het fruit - Pomona
Godin van het geheugen   Mnomosyne
Godin van het geluk - Felicitas, Fortuna, Futychia, Gad, Kairos, Tyche, Vesta
Godin van het gerecht - Faam, Fama
Godin van het gerucht   Faam, Fama, Pheme
Godin van het graan   Ceres, Demeter
Godin van het huiselijk geluk   Vesta
Godin van het huwelijk - Hera, Holda, Holle, Juno
Godin van het leven en vruchtbaarheid - Isis
Godin van het licht - Hera, Juno
Godin van het lot   Fortuna 
Godin van het medelijden   Eleos, Misericordia
Godin van het noodlot   Moïra
Godin van het ongelijk   Ate, Cassandra
Godin van het onheil   Ate
Godin van het ooft - Pomona
Godin van het recht   Astraea, Forsete, Irene, Justitia, Themis
Godin van het schaakspel   Caïssa 
Godin van het verstand - Minerva
Godin van het vrouwelijk principe - Astarte
Godin van het vuur - Agni, Megera, Vesta
Godin van het zinnelijk genot   Libentia, Vulgivaga
Godin van tuin en erf   Pomona 
Godinnen van de jaargetijden - horen
Godlof   l. d.
godloochenaar   atheïst, ongelovige 
godloochening   atheïsme 
godminnende - filothea
godsakker - begraafplaats, kerkhof
godsbode - engel
godsdienst   animisme, boeddhisme, christendom, confucianisme, cultus, dynamisme,  geloof, hindoeïsme, islam, jodendom, leer, NH, P.G., religie, ritus, R.K., shintoïsme, taoïsme
godsdienst   Islam, N.H., R. K., P.G., 
godsdienst in Achter-lndië - boeddhisme,  laïnisme
godsdienst in China - tauïsme
godsdienst in Japan - zenboeddhisme
godsdienst in Mongolië - lamaïsme
godsdienst in Voor Indië   Boeddhisme, Brahmanisme, Laïnisme 
godsdienst van de rede - rationalisme
godsdienstig   devoot, geestelijk, gelovig, godgetrouw, godlievend, godminnend, godvrezend, godvruchtig, godzalig, heilig, kerks, kerksgezind, mystisch, pieus, religieus, stichtelijk, vroom
godsdienstig feest der Turken    balram
godsdienstig gebouw   abdij, kapel, kerk, klooster, synagoge, tempel 
godsdienstig gebruik - besnijdenis, rite
godsdienstig gezang - motet
godsdienstig lied - psalm 
godsdienstig offermaal  (Arab.)    sedekah
godsdienstig vertoog - tractaat
godsdienstig voorschrift - rite, vete
godsdienstig vragenboek   catechismus
godsdienstige bijeenkomst - conventikel
godsdienstige gebruiken - ritus
godsdienstige groep   kaste, kerk, sekte, zuil
godsdienstige - vrome
godsdienstige handeling   bidden, biecht, cultus, doop, gebed, liturgie, magie, mis, preek, rite, ritueel, ritus, sacrament, verrichtingen
godsdienstige groep - sekte
godsdienstige herleving   Réveil
godsdienstige lastering - blasfemie, spotternij, vervloeking, vloek
godsdienstige leerrede   canon, preek, predikatie, sermoen
godsdienstige levensbeschouwing - deïsme
godsdienstige maaltijd - (R.K.) communie
godsdienstige maaltijd (Mal.) - desekah
godsdienstige overdenking   meditatie
godsdienstige richting   confessie, gezindte, kerk, sekte
godsdienstige scheiding   schisma 
godsdienstige sekte in Canada - hornenieten
godsdienstige sekte in N.Amerika - mormonen
godsdienstige sekte uit de middeleeuwen   Atbigenzen, Waldenzen
godsdienstige sekte uit de tweede eeuw - adamieten
godsdienstige stichter - Boeddha, Zoroaster
godsdienstige toespraak   allocutie, predikatie, preek, sermoen
godsdienstige twist - controverse, geloofsstrijd
godsdienstige verhandeling - traktaat
godsdienstigheid - religiositeit
godsdienstijver   geloofsijver 
godsdienstijveraar - zeloot
godsdienstleer - geloofsleer, theologie
godsdienstleiders - Farizeeërs
godsdienstleraar   dominee, geestelijke, pastoor, predikant, priester, rabbi, rabbijn, rebbe
godsdienstleraar (Hebr.) - goeroe
godsdienstloos - neutraal
godsdienstoefening   adventsdienst, dankmis, dienst, eredienst, (hoog)mis, (Isr.) seider, kerdienst, lof, mis, tempeldienst, tesper
godsdienstoefening gedurende 9 dagen - noveen, novene
godsdienstonderwijs   catechese, catechisatie, lering
godsdienstonderwijzer - (Ind.) goeroe
godsdienstonderwijzer (Hebr.) - rabbi, rabbijn, rebbe
godsdienstoorlog - controverse, geloofsstrijd, polemiek
godsdienstplechtigheid   eredienst, liturgie
godsdienstscheuring - schisma
godsdienstschool van de Islam    madrasah
godsdiensttwist - geloofstwist
godsdienstverandering bekering -  godsdienstvoorschrift, rite
godsdienstwaanzin - theomanie
godsdienstzaak   geloofszaak 
godsdienstzin   godsdienstigheid 
godsgebouw   godshuis, kerk, tempel, liefdadigheidsgesticht
godsgericht   godsoordeel, orakel, ordale,  straf, vuurproef
godsgetuige   martelaar 
Godsgezant   apostel, Christus, engel, Messias, profeet 
godsheerschappij - theocratie
godshuis   armenhuis, basiliek, bedehuis , dom, kathedraal, kerk, tempel
godskennis - theognosie, theologie
godslastering   blasfemie, vervloeking, vloek
godslasteringen uiten - blasfemeren, vloeken
godslasterlijk - blasfemisch, hemeltergend, liederlijk, ongehoord  
godsleer - theodicee
Godsman    apostel, Godsgezant, heilige, profeet
godsoordeel (middeleeuwen)   vuurproef, waterproef
godsoordeel - orakel, ordale, ordalium
godsoordeel (middeleeuwen) - vuurproef, waterproef
godsoordelen - ordaliën
godspenning - handgeld, huurpenning
Godsregering   theocratie 
godsrijk - Jeruzalem
godsspraak    antwoord, apocalyps, Epifanie, openbaring, orakel, orakelspreuk, orakeltaal, profetie, revelatie, uitspraak
godsstad - Jeruzalem
godsvereerder in Indië - dikir
godsverschijning - openbaring, theofanie
godsverzaking - godloochening
godsvloek - Kainsteken
godsvrucht   devotie, eusebie, geloof, godsvrees, godvrezend, godvrezendheid, piëteit, religie, vroomheid
godswil (om) - p.d.
godswonder - mirakel, mysterie
godvergeten - goddeloos, gruwelijk, snood
godverloochenaar - afvallige, geloofsverzaker
godverloochening - atheïsme, ongeloof
godverzaking - (god)loochening
godvrezend - gelovig, godvruchtig, religieus, vroom
godvruchtig   devoot, hemelsgezind, ootmoedig, pieus, religieus, vroom
godvruchtige oefening   doop, doop, novene 
godwijze - theosoof
godzalig   godvruchtig, vroom 
goed - bagage, behoorlijk, bekwaam, bene, best, betamelijk, beter, betrouwbaar, bezittingen, billijk,  braaf, bruikbaar, bezit, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edel, eerbaar, eerlijk, eerzaam, eminent, emmes, flink, fair, fijn, gaaf, garderobe, gelukkig, genadig, gepast, geschikt, gewenst, gezond, goederen, grappig, gunstig, have, heerlijk, heilzaam, juist, kleding, kleren, koopwaar, leen, leuk, mooi, nobel, nogal, nuttig, oprecht, pakkage, passend, patent, prettig, puik, recht, rechtschapen, reisgoed, schitterend, soit, solvabel, textiel, toegegeven, toegestaan, tof, uitmuntend, uitstekend, vermogen, voordelig, voortreffelijk, vruchtbaar, wel
goed   bezit, goederen, have 
goed (Barg.)   emmes 
goed (Lat.) - recte
goed   garderobe, kleding, kleren 
goed algemeen gebruik   gewoonte, mos, zede
goed bedacht – bekeken
goed begrijpen – beseffen, snappen,  vatten
goed bekend – eigen, vertrouwd 
goed beklant   druk 
goed doordacht   weloverwogen
goed door elkaar gemengd   b.m. 
goed er uit zien - ogen
goed gekookt   gaar 
goed gelegen – welgelegen
goed geslepen - scherp
goed gewicht   ggw 
goed gezouten   hartig, pittig 
goed groeiende   welig 
goed helpen - weldoen
goed helpend   afdoend, beproefd, deugdelijk, probaat
goed hoorbaar - luid, overluid
goed ingelicht   geïnformeerd, welingelicht
goed kunnende koken   g. k. k. 
goed nadenken - bezinnen
goed op de hoogte   welingelicht 
goed oplettend   opmerkzaam 
goed oppassen - deugen
goed oppassend - braaf
goed passend - aangegoten
goed redenaar   Brugman, Cicero, Guldenmond
goed schoon - keurig, net, proper
goed schot   treffer
goed snijdend   scherp 
goed spreker   orator, redenaar 
goed staan   kleden 
goed stevig – sterk
goed te lezen - duidelijk, leesbaar
goed verneembaar - hardop, luid
goed verstaanbaar - helder, duidelijk
goed verzorgd - netjes
goed voor kleding - stof
goed waarneembaar     hoorbaar, verstaanbaar, zichtbaar
goed waarvan iemand het vruchtgebruik bezit   loon
goed zo   bravo 
goedaardig   benigne, braaf, goedhartig, goedig, goedmoedig, ongevaarlijk, vriendelijk, welwillend 
goedaardig gezwel - angioma, angioom
goedaardig mens - bonhomme
goedaardige hond - lobbes
goedaardige spot   ironie
goedaardigheid - benigniteit, bonhommie, hartelijkheid, vriendelijkheid
goedang (Ind.) - pakhuis, provisiekamer
goedbloed - goedzak, lobbes, nul, sukkel, sul
goeddeels - grotendeels, merendeels, voornamelijk
goeddoen - baten, helpen, weldoen
goeddunken - believen, goedvinden, prudentie, toestemming, welbehagen, welgevallen
goede - beste
goede aarde - humus, teelaarde, teelgrond
goede afloop - ressite, succes, welslagen
goede bekendheid   faam, naam, reputatie, roep
goede conditie - topvorm
goede daad   mitsva, weldaad 
goede dingen prijzen - loven 
goede eigenschap   deugd 
goede elf (myth.) - lichtelf
goede geest   beschermgeest, engel, fee, geleidegeest, genius, Ormazd, patroon, peri
goede geest (Arab.) - djinn
goede geest bij de Perzen - geri
goede geest des huizes (Rom.) - laren, lares, penaten
goede gezindheid - gunst, gunstig
goede grond   teelaarde 
goede grond voor bloembollen   geest
goede hoedanigheid - merite, verdienstelijkheid  
goede hoop - kans
goede inlichting - tip
goede kennis - amice
goede kokkin - keukenprinses
goede kookster - josine
goede kwaliteit - tof
goede leidsman - geleidegeest
goede luim - humor 
goede manieren   bon ton, fatsoen 
goede manieren in de maatschappij - fatsoen
goede mannen   arbiters, scheidsrechters
goede naam   faam, reputatie 
goede naam in geldzaken - krediet
goede talenkenner   polyglot, tolk 
goede trouw   bonnefooi, eerlijkheid, integriteit, probaatheid, probiteit, rechtschapenheid 
goede uitslag   succes 
goede verklaring - vidimatie
goede verstandhouding - harmonie, overeenkomst,  vrede, vriendschap
goedang (End.)   pakhuis, provisiekamer
goedbloed   goedzak, lobbes, sukkel, sul
goeddoen   weldoen 
goedendag   adé, adi, aju, bonjour, daag, dag, hallo, knots, vaarwel
goedendag - knots
goedendag zeggen - groeten
goed en fijn - puk
goed en fraai - mooi
goed en grondig - terdege
goed en terecht - juist
goed en zuiver - rein
Goedereede, plaats op - Ouddorp, Stellendam
goederen   artikelen, bagage, barang, bezit, bezittingen, colli, gerei, goed, have, huisraad, koopwaar, spullen, stoffen, stukgoed, waar, waren
goederen (Ind.) - barang
goederen boven op een schip   deklast
goederen opslaan   bergen, opbergen
goederen opslagplaats    barak, depot, loods, pakhuis, veem
goederenverkeer- handel
goederenvoorraad - assortiment, opslag, sortiment
goederen waarvan de koop blijft hangen - hangpartij
goedertieren   barmhartig, clement, decanle, donatie, genadig, genereus, goed, goedgunstig, goedhartig, klement, lankmoedig, mild, schenking, welgezind, welwillend, zacht, zachtmoedig
goedertierenheid   genade, gratie 
goedgebouwd   welgevormd, krachtig
goedgeefs   gul, loyaal, mild, milddadig, royaal, scheutig, vrijgevig
goedgeefsheid - gulheid, milddadigheid, mildheid, royaliteit
goedgehumeurd - goedgemutst, opgeruimd, opgewekt, vrolijk
goedgekeurd - ratus, toegestaan
goedgekleed - pront
goedgelovig   lichtgelovig, naïef, onnozel, orthodox, overvroom,
goedgelijkend - weigetroffen
goedgemanierd - netjes, fatsoenlijk
goedgemutst - opgewekt, vrolijk
goedgeoefend - afgericht, geschoold,  getraind
goedgevig   gul, royaal, vrijgevig 
goedgevormd - mooi, schoon
goedgezind   gehou, consent, genegen, goedgunstig, goedgunstig, weldenkend, welnemend, welwillend
goedgunstig   genegen, genegenheid, goedertieren, gunstig, minzaam, welgezind, welwillend
goedgunstige lezer heil - Ibs
goedgunstige gezindheid - genegenheid
goedhartig   adagio, behulpzaam, betrouwbaar braaf, gemoedelijk, gepast, geschikt, goed, goedaardig, goedig, gul, voordelig, vriendelijk, zachtaardig
goedhartige, domme man - sukkel, sul
goedhartigheid   bonhomie, braafheid, goedaardigheid, jovialiteit welwillendheid
goedheid   bonhomie, boniteit, braafheid, deugd, gunst, rechtschapenheid, welwillendheid
goedheilig man – sint, sinterklaas, sintnicolaas, sul,
goedig - betrouwbaar, bezadigd, gezapig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, zachtaardig, inschikkelijk, kalm, lankmoedig, liefderijk, sullig, toegeeflijk, vriendelijkheid 
goedig mens - sul
goedige en domme man   sukkel, sul, goeierd
goedigheid - lankmoedigheid, toegeeflijkheid
goedje   grut, kleren, meubels, spul
goedkeuren   accepteren, approberen, approuveren, assenteren, beamen, bewilligen, billijken, consenteren, goedvinden, gouteren, gunnen, instemmen, inwilligen, ratificeren, sanctioneren, toelaten, toestaan, toestemmen
goedkeurend   instemmend, toestemmend
goed- of afkeurende uitspraak - oordeel
goedkeuring   adhesie, agreatie, agrement, applaus, approbatie, aqueatie, bekrachtiging, bewilliging, billijking, bijval, comprobatle, fiat, goeddunking, goedvinden, homologatie, instemming, placet, ratificatie, sanctie, stem, toestemming, waardering, welbehagen, welnemen
goedkeuring voor verkoop van alcohol -  vergunning
goedkeuring zonder stemming - acclamatie
goedkeuringsstem - suffrage
goedkoop   billijk, bon-marché, laag, modiek, plat, platvloers voordelig 
goedkoopboekje - pocket
goedkoop handelsgoed - spul
goedkoop verblijf - logement
goedkoop vlees (door noodslachting) - vrijbankvlees
goedkope eetgelegenheid - gaarkeuken
goedkope kunstprodukten - kits
goedkope kwaliteit blank linnen - raaflinnen
goedkope lectuur - stuiversroman
goedkope logeergelegenheid -jeugdherberg, pension
goedkope mutsekant   langet 
goedkope schouwburgrang - engelenbak, schellinkje
goedkope rang   engelenbak, schellinkje
goedmaken   bestrijden, dekken, goedpraten, herstellen, verbeteren, vergoeden
goedmaking   vergoeding 
goedmoedig   argeloos, goedaardig, goedhartig, gemoedelijk, goedig, onergdenkend, trouwhartig, vriendelijk, welwillend
goedmoedigheid   bonhomie, gemoedelijkheid, goedigheid,  jovialiteit  
goedpraten - vergoelijken, verschonen
goedreiniger   bleker 
goedrond   openhartig, oprecht, rondborstig
goedschiks   behoorlijk, betamelijk, gewillig
goedsmoeds   bedaard, onbevreesd, opgeruimd, opgewekt, welgemoed 
goedspreken   waarborgen 
goedvinden   approuveren, goeddunken, goedkeuren, toelaten, toestaan, toestemmen, toestemming, welbehagen, welnemen 
goedwillig   dienstvaardig. gewillig,  humaan
goedzak – goedbloed, goeierd, lobbes, sul
goeierd   goedbloed, goedzak, lobbes, sukkel, sul
Goël   Heiland,  Losser, Verlosser, Wreker
goelijk    goedaardig, lief, vriendelijk
goeman - arbiter, bemiddelaar, commissaris, scheidsrechter
goendoe - anakhré
goeni    gonje, jute
goenoeng (Ind.)   berg, bergland 
goeroe - godsdienstonderwijzer, leermeester
goesting - goeste, lust, smaak, trek, zin
goëtisch - bedrieglijk, betoverend, toverkrachtig
goffer   dikkerd, dikzak 
gok   bluf, kans, pari, poker, risico, schatting, waagstuk, weddenschap
gokhuis - casino
gokken - riskeren, schatten, speculeren, wagen, wedden
gokker - dobbelaar, speculant, speler 
gokmachine - trekkast
gokspel - dobbelspel, hazard, kaarten, loterij, lotto, poker, roulette, saturnus, totalisator, toto
golf   baai, baar, boezem, breker, deining, golfslag, gulp, guts, inham, roller, sinus, slagzee, stortzee, zeeboezem, zwalp
golf die over een schip heen slaat - breker
golfbaan - links
golfbeweging   trilling, triller, deining, branding, omslaan
golfbreker   dam, hoofd, pier, strandhoofd, strekdam
golfbroek - plus-fours 
golflengteëenheid - hz, hertz, khz
golflijn   tremblé 
golfmeisje - Eyia, zeenimf (dochter van Aegir), Golfmaagd
golfsgewijze beweging - ondulatie
golfslag - deining, rolling
golfspel - midgetgolf
golfspel, term uit het - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, mashie, putter, spoon, stick, stroke, tee
golfstok - brassy, club
golftasdrager - caddie
golfterm -  bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, match, par, putt, putter, 
spoon, stick, spoon, tee 
golfterrein   course, golflinks, greens, links
golfvorm geven aan het haar - onduleren
golfvormig - undulatorisch
Golgotha - hoofdschedelplaats, schedelplaats
Goliath - reus
golven   deinen, gulpen, onduleren, plooien, stromen, zwalpen
golvend - geaccidenteerd, ondulerend
golvend effect bij muziek - zweven
golvend maken - permanenten
golvende beweging - ondulatie
golvende koorts - Malaria, Maltakoorts
golvende lok haar - krul
golvende lijn - onduline, slangeloop
golvende streep op een schip - waterstreep
golving - deining, fluctuatie, ondulatie, plooi, rimpeling, schommeling, undulatie
gom - gum,kit, lijm, plak, plaksel, stuf, vlakgom 
gomachtige stof   lak 
gomboom   acacia, eucalyptus, hevea, sapium 
gomelastiek   caoutchouc, gummi, karet, rubber, stuf
gomhars   amoniakgom, bdellium, duivelsdrek, guttegom, laudanum, mirre, opium, opoponax, scammonium, wierook 
gomlak   schellak 
gommen - kleven, lijmen, (op)plakken, rederen, stuffen,  uitvegen 
gonaden - geslachtsklieren
gondel - cabine, schuitje
gondelier   gondelroeier 
gondellied   barcarolle 
gondelroeier   gondelier, gondeliere
gondelschipper - gondelier
gondelstad   Venetië 
gondelwedstrijd - regatta
gonfalon - banier 
gong - bekken, klankbekken 
gong bij drumstel - bekken
gongslag - bekkenslag
goniometrie   gonio, hookmeetkunde 
goniometrische term   cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens
gonje – jute, zakkengoed
gonje (Mal.) - goeni
gonorroea - druiper
gonstol - bromtol
gonzen - brommen, fremitus, malen, mommeien, ronken, snorren, zeuren, zoemen
gonzend   brommend, malend, snorrend
gonzende klap - gons
gonzer - snorrepot
goochelaar - escamoteur, illusionist, kunstenmaker, prestidigitateur, tovenaar 
goochelarij - hocuspocus, toverdoos, toverkunst, toverij, trucage
goochelen - toveren
goochelkunst - goochelarij, goocheltoer, magie, toer, toverij
goochelnummer - act
goochelspel - bedrag, spot, zinsbegoocheling
goocheltoer - duivelskunstenarij, goochelwerk, truc 
goochem    arg, behendig, betjoegd, bijdehand, geslepen, gevat, gewiekst, handig, leep, link, listig, pienter, slim, sluw, schrander, spitsvondig, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen
goocheme jongen   linkmichel, linkmichiel, slimmerd, slimmerik
goochemerd   leperd, slimmerd
gooi - duw, gang, gouw, kans, klap, landstreek, slag, smak, smeet, toss, worp
gooien - gutsen, keilen, kogelen, schieten, slingeren, smakken, smijten, storten, trappen, werpen
gooien of smijten - kwakken
gooier - smijter, werper
Gooilander   Gooier 
Goois dorp   Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden
goor - bedorven, grauw, groezelig, modderig, morsig, ongewassen, onfris, onzedelijk, slijkerig, smerig, smoezelig, vaal, vies, vuil 
goorachtig - goor, zurig
goorheid - groezeligheid, ransigheid, smerigheid, vuilheid, zuurheid
goot   afvoerbuis, afvoerkanaal , dakrand, geul, grep, greppel, heul, pijp, regenafvoer, riool, rioolbuis
gootbedekking - lood, zink
gootgat   afgietsel, spoelwater
goot in koestal - greppel, groep, grub, kuil
gootje (stenen) aan kerk- of torendak - spikjer
gootlijst - boelbord, kranslijst, neuslijst
gootnat - afgietsel, spoelwater 
gootplank - zonnebord 
gootpijp   afvoerbuis 
goot in de rundveestal - groep, grup
gootsteen - aanrecht, lavet 
goot voor afvoer van aal - aalgoot
gootvormig, groef op een zuil   cannelure
gordel   band, buikriem, ceintuur, draagband, hals, krans, kring, lasso, lijfband, riem, singel, sjerp, snoer, zone 
gordel (Jap.) - obi
gordel aan de hemel - dierenriem, Zodiak
gordelband - band, ceintuur, riem, sjerp
gordelbeurs - beugeltas
gordeldier - apara, armadil, armadillo, pantserdiertatoe
gordelkwal - venusgordel
gordelriem - (degen)koppel
gordelroos - Antoniusvuur, zoster
gordel van bloemen - krans
gordel van een trekdier - gareel
gordel van Freyja (myth.) - brisingamen 
gordel van sterren   melkweg 
gordel van zijde of andere stof   sjerp 
gordel zonder sluiting   step in 
gordelroos   huidontsteking 
gordelvormig sneeuwgebied   sneeuwgordel
gordijn   courtine, doek, (Fr) rideau, store, vitrage, voorhang, voorhangsel 
gordijn van gaas   klamboe, muskietennet
gordijnband of koord   embrasse 
gordijnpreek   bedsermoen 
gordijnroede - rail
gordijnstof - cretonne, damast, dobby, lancaster, madras, marquisette, pluche, pluchette, tarlatan, tule, vitrage
gordijnstok   roe, roede 
gordijnvuur - spervuur
gordijnwieltje   runner
gording – balk, bint, dwarsbalk, dwarshout, rib, sent, sept, spant, spier, touw  
gore lucht - stank
gorgel   hals, keel, strottenhoofd 
gorgeldrank - aluin, gargarisme
gorgelen - spoelen
Gorgonen - schrikgodinnen, Medusa,  Euryale, Stheno
Gorgonen, vader van de - Phorcys
gorgonisch   ijzingwekkend 
gorig - onzindelijk, smerig
gorilla - lijfwacht
gorilla - lijfwacht, mensaap, pongo 
gors - aanslibbing, gorzing, groed(e), groes, groeze, kardoes, kwelder, nes, schor, schorre, vinksoort, zandplaat
gorsachtige vogel   cirigors, ortolaan, rietgors
goteling - kanon (gegoten), staaf (gegoten), gietijzer
gorter - grutter, pelmolenaar
gortig   bont, garstig, grof, smerig, vinnig, vuil
gortenbrij - gortenpap
gortenteller   duitendief, erwtenteller, geldwolf, gierigsard, knar, krent, vrek 
gortenpap   gortebrij 
gorter - pelmolenaar
Gorter, werk van - Mei, Pan
gorterij - pelmolen
gortgerecht - watergruwel 
gortig - garstig, grof, ongans, smerig, vuil
gortrijst - emer
gortworst - beuling
goteling   geus, gietijzer 
gotisch bouwmeester - Keldermans
Gotisch siermotief   hogel 
gotische kerk - hallenkerk
Gotische letter   fractuur 
Gotische lettersoort   blak 
Gotische spitsboog - ogief, ogiefboog   
Gotische stijl - ogivaalstijl, spitsbogenstijl
Goto Eilanden, een der - Foekoesjima
gouache waterverf (verdund met gom) - schilderstuk
goud   Au, Aurum , geel, gold
goud   (Fr.) or 
goud (lnd.) - mas
goud- en zilversmid - edelsmid
goud- en zilverwerk met drijfwerk versieren - bosseleren
goud met kwikzilver - goudaimalgaan
goudachtig - goudkleurig
goudappel - pippeling
goudarend   steenarend 
goudberil - heliodoor
goudblad - bladgoud
goudboordsel - galon, tres
goudbruin - mordore
gouddelver - goudgraver
gouddelver (Eng.) - golddigger
gouddorst - geelzucht (fig.)
gouddraad   cantille
gouddraadwerk - filigraan, filigrein
goudduivel   geldzucht
goudemail - cloisonné
gouden boordsel - galon, tres
gouden dollarstuk   eagle 
gouden kalf   mammon
gouden pond sterling   sovereign
gouden munt   dukaat, eagle, florijn, gm, nobel
gouden munt in Perzië - toman
gouden munt (Sp.) - alfonso
gouden munten - goudgeld
gouden of zilveren uniformweefsel - galon
gouden plaatje (misoffer) - pateen
gouden pond sterling - sovereign
gouden regen - linzeboom
gouden ring van Odin   Draupnir 
gouden schoteltje (altaar) - pateen
gouden twistappel - Eris
gouden vaatwerk   (R.K.) monstrans 
goudenregen   linzeboom
goudforel - bergmeerforel, ridderforel
goudgehalte onderzoeken - essayeren, essaaieren
goudgehalte van munten   allooi 
goudgele wijn - rijnwijn
goudgewicht - karaat, mas
goudglimmer - mica
goudgraven - gouddelven
goudgraver - gouddelver
goudgroene edelsteen - chrysoberil
goudgulden   Gld.
goudhaantje - coloradokever, elzenhaantje, goudsbloemvogel
goudhaanvoer - dovenetel
goudhaas - acouchi, agoeti, paka
goudkalk - goudpurper
goudkeurmeester - essayeur
goudkieviet - bontbekpluvier, bontewilster, wilster, zilverpluvier
goudkleurig   dorré, verguld 
goudkleurige legering (koper, tin, ijzer) - pinsbek
goudkleurige vilnder - aurelia
goudklomp - nugget, pepite
goudkruid - goudwortel
goudlaag - vergulsel
Goudland   Eldorado, Ofir
goudlelie - amarillis
goudlijster - goudmerel, wielewaal
goudlovertje - paillet
goudmaken - alchemie, alchimi, alchimisterij
goudmakerij - alchemie, alchimie
goudmaker   alchemist, alchimist
goudmakreel   dorade
goudmerel   gouw, wielewaal 
goudmunt - albertijn, dukaat, eagle, florijn, goudgulden, guinea, napoleon, nobel
goudmijn - goudgroeve, goudmijntje, schatkamer
goud of zilverboordsel - tres
goudpluvier - diek, goudkieviet, wilster
goudproducerend land - Afrika,Amerika, Rusland, Australië
goudrenonkel   boterbloem
goudron - asfalt(vloeibaar), teer
goudsbloem   calendula 
goudscheiwater - koningswater
goudschuim   goudglit 
Goudse pijp - gouwenaar
goedsmid - juwelier, orfèvre
goudsmidsgerei - ank, keurstempel, ponsoen, steekpriem
goudstaaf   baar
goudsteen - chrysoliet,  krysoliet,
goudstof - brokaat
goudstuk van 10 dollar   eagle 
goudsurrogaat - lombak
goudtoets - essaai
goudvink - bloedvink
goudvis - dorade, goudbaars 
goudvogel   wielewaal
goudvogeltje - goudhaantje
goudvoorraad die als dekking dient - goudreserve
goudwolf - jakhals, vrek
goudworm - prachtkever
goudwortel - antimoonsulfide, goudzwafel, gouwe, schelkruid, slaaplelie, vrek, jakhals 
goudzoeker   alchimist, avonturier, (Am.) digger, fortuinzoeker
goudzwavel - antimoonsulfide
gougnotte - lesbienne
gourmand - duenna, gastronoom, gouvernante, landvoogdes, lekkerbek
goûteren - goedkeuren, keuren, proeven
gouvernante   duenna (Sp), huisonderwijzeres landvoogdes
gouvernement   bestuur, provincie, regering
gouvernementsambtenaar in voorm. Ned. Indië - resident
gouverneren - beheren, besturen, regelen
gouverneur   bestuurder, landvoogd, nabob
Gouverneur Generaal - G.G., onderkoning
Gouverneur Generaal   (Ned. Gesch.) Alting, Both, Brouwer, Carpentier, Coen, Daendels, Fock, Heutz, ldenburg, Loudon, Maetsuyker, Mossel, Pahud, Rochussen, Valckenier, Wiese
gouw   gewest, goudmerel, landstreek, pad, provincie, sloot, streek, water, weg, watering, wielewaal
gouwe   goudwortel, schelkruid, speenkruid
gouwpluvier - goudpluvier, pluvier, wilster
gozer - kerel, vent
graad   deel, hoogte, mate, orde rang, stadium, titel, trap, waardigheid 
graadboog - hoekmeter, protactor, radiometer, rapporteur
graadmeter - graadboog (zon,sterren), octant, schaal, transporteur
graadverdeler - nonius
graadverdeling - graduatie
graad bij vechtsport - dan
graad van afstamming - lid
graad van een breedtecirkel - lengtegraad
graaf - earl, edelman, landsheer, markgraaf, paltsgraaf, pluimgraaf
graafijzer - houweel
graafmachine   dragline, excavateur, Jan-Allemachtig
graaf met bepaalde titel – paltsgraaf
Graaf van Holland   Aernout, Dirk, Floris, Jan, Willem
graaf van Monte Christo - Dantes
graaf van Vlaanderen -Arnulf, Boudewijn, Clito, Dampierre, Guido(Guy), Robert, Robrecht
graafkever - scarabee
graafmachine - excavateur, dragline, grijper
graafschap - Bentheim, Gelre, Zutphen
Graafschap in Engeland   Essex, Kent, Leicester, York, Norfolk, Sussex
Graafschap in de middeleeuwen   Bentheim, Brabant, Gelre, Holland, Zutphen
graafschap in Noord-lerland - Londonderry
 graafschap in Z. Holland - Teisterbant
graafster - delfster, spitster
graafwerk van militairen - sappe
Graaf van Monte Christo   Dantes 
Graaf van Vlaanderen   Arnuif, Boudewijn, Clito, Guido(guy), Robert, Robrecht, Clito, Dampierre
Gelre, Holland , Zutphen
graafwerk - delfwerk, drondwerk, spitwerk
graafwerktuig   
 3   pik, spa
 5   ploeg, schop, spade
 6   grader, grijper, patjol 
 7   houweel, scraper
 8   dragline, hefschop
 9   ballaster, bulldozer, graafwiel, handspade, hooglepel
10 excavateur, pikhouweel
12 ballastschop, graafmachine
graafwesp   bijenwolf, harkwesp, keverdoder, rupsendoder, spinnendoder 
graag   begerig, belust, gaarne, geredelijk, gewillig, gretig, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, tuk
graag mogen - liefhebben
graag spelende - speels
graagte   appetijt, begeerte, gretigheid, honger, lust, trek, zin
graag thuis blijvende - honkvast
graag thuis zijn - huiselijk
graag uitlopend - loops
graag willen - hopen
graag willende leren - leergraag, leergierig, weetgraag
graaggeziene gast op deftige partijen - salonheld
graagheid - appetijt, begeerte, eetlust, etenstrek, graagte, honger, 
graagte - begeerte,gretigheid, lust, trek, zin
graaien - gappen, grabbelen, grissen, ratsen, struinen, wegkapen 
graal - schaal, schotel
graalridder - Lohengrin, Parcival
graan   boekweit, gerst, gierst, graankorrel, haver, koren, maïs, mielie (Turks), reuzentarwe, rijst, rogge, spelt, tarwe, winterhaver, wintertarwe, zaadkorrel
graan (ontkiemd en weer gedroogd) - mout
graanafval   draf, kaf, krens, stro 
graanakker - korenveld
graanbeurs - korenbeurs
graanbewerker   molenaar 
graanbouw - arvicultuur
graandrank - brandewijn, genever, jenever, jonge, oude
graandrogerij - eest
graanelevator - graanzuiger
graangewas - boekweit, gerst, gierst, haver, koren, maïs, rogge, rijst, tarwe, weit
graangewassen - cerealiën
graanhalm - korenaar
graanharp - korenharp
graanhoop - garf, garve, graanschoof, mandel, schoof
graanhulzen - zemelen
graanklander - snuitkever
graankorrel - graantje, grein, korrel, tarwekorrel
graankorrelbast - blees, kaf, korenkaf
graanelevator - graanzuiger
graanmaaier - korenpikker
graanmarkt - korenbeurs
graanmijt - opper, schelf
graanopslag plaats - korenpakhuis 
graanpakhuis - entrepot, graanzolder, korenpakhuis, korenschuur, pijzel, silo, spijker
graanschelf - mijt, opper
graanschip - (koren)lichter
graanschoof - korenschoof
graanschuur - korenschuur
graanschuur met stallingen - tas
graansilo - graanpakhuis
graansoort   boekweit, gerat, gerst, gierst, haver, koren, maïs, milie, rogge, rijst, spelt, tarwe, weit
graantje   korrel, borrel 
graantjespikker   drinkebroer, nathals
graantrechter   treem, tremel 
graan uit de halm halen - dorsen
graanveld - korenveld
graan voor nasigorang - rijst
graanworm   kalander, korenbijter, korenbout 
graanzeef - harp, korenharp, wan
graanziekte - dwergroest, kalfjesbruin, kroonroest, meeldauw, moederkoren, oogvlekkenziekte, sneeuwschimmel, steenbrand, stuifbrand 
graanzolder - pezel, pijzel, spijker 
graanzuiger - elevator, Silo
graasde boter - grasboter
graasvlakte - weiland
graat   beentje, gebeente, geraamte , visbeen
graatachtig   gratig, kraakbenig, week
grabbelen - graaien
grabbelton   tombola 
gracelijk   aanvallig, bevallig, gracieus, sierlijk
gracht   kanaal, kade, maar, rei, singel, sloot, vaart, vaarwater, vest, vestewaterloop
gracht (Z.N.) - rei 
gracht in Amsterdam   Egelantiersgracht, Elandsgracht,
Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht,  Rozengracht,  Singel
gracht om de stad - singel,  singelgracht
grachttalud - escarpe
gracieus    bekoorlijk, bevallig, elegant, gracelijk, hoffelijk,  innemend, lieflijk, sierlijk
graderen - frijnen
gradenboog van een meetinstrument -  limbus
gradenschaal - scala
gradueel   trapsgewijs, opklimmend
graf - grafkuil, groeve, kuil, mausoleum, pyramide, rustplaats, terp, tombe 
graf (Arab.) - mastaba
graf complex - necropool, necropolos
graf (prehistorisch) - hunebed, piramide, tumulus
graf der farao´s   piramide 
graf van vorst (Ind.) - kramat
graf van zwerfkeien   hunebed 
grafdelver   doodgraver 
grafelijk verzoek om geld   bede 
grafgebouw   mausoleum 
grafgesteente - tombe, zerk
grafgewelf - crypt, crypte
grafheuvel   terp, tumulus 
graficus - zie schilders, drukker, etser, grafici, letterzetter, tekenaars, zetter
grafiek   diagram, prentkunst 
grafisch kunstenaar - etser, graficus, graveur, lithograaf
grafisch product   boek, druk, drukwerk, ets, kaart, landkaart, plaat, prent
grafisch teken - cedille
grafisch vakman   drukker, zetter 
grafische afdruk   ets, litho 
grafische voorstelling   as, curve, diagram, grafiek, lijn, schema, schets 
grafische voorstelling van aardbevingen   seismogram 
grafische voorstelling van hartslag - cardiogram
grafiet - potlood 
grafkelder   crypte, crypt 
graflelie - affodil(le), beengras, slaaplelie
graflied - dirge
grafmonument - cenotaaf, dolmen, gedenknaald (obeliskvormig), gedenksteen, gedenkteken, hunebed, mausoleum, pyramide, tombe
grafmonument in Bretagne en Engeland   dolmen
grafnaald - obelisk
grafologie - handschriftkunde
grafoloog - schriflkundige
 grafometer - schrijfhoekmeter
grafschrift   epitaaf, epitatis, epitafium,  R.l.P. 
grafsteen   epitafium, grafmonument, tombe,  zerk 
grafteken - mastaba, merk, piramide, sarcofaag, steen, stele, stoepa, tombe
graftempel in Peru   huaca 
graftombe - mausoleum, praalgraf 
grafvaas - urn, urne 
grafvaas (Gr.) - lekythos
graf van grote stenen - hunnebed
grafzang (Eng.) - dirge
grafzerk - tombe
grafzuil – obelisk, stele
grafzuil (Gr.) - menhir, stele
gram   beu, boos, kwaad, toornig, verbolgen, verstoord
gram - eenheid van gewicht, gr.
gramcentimeter - gcm
gramcentimeterseconde - es
gramheid - toorn, woede
grammaire   grammatica, spraakkunst 
grammatica   grammaire, spraakkunst, spraakleer, syntaxis, taalkunde 
gramaticaal - gramatisch
grammaticale term   achtervoegsel, affix, bijwoord, bijzin, casus, enkelvoud, foneem,  meervoud,  naamval, naamwoord, nomen, persoon, prefix, pronomen, suffix,  telwoord, tijd,  tussenwerpsel, verbuiging, voegwoord, voornaamwoord, voorvoegsel, voorzetsel, werkwoord, wijs, woord, zin
grammaticus - linguïst, taalkundige
grammatische figuur   aferesis, apocope, epenthesis, paragoge, prothesis, syncope
grammatische vorm voor het tweevoud - dualis
grammofoon - draaitafel, fonograaf, patefoon, pathefoon, platenspeler, pick-up
grammofoononderdeel - arm, draaitafel, saffier
grammofoonplaat - draaischijf, L.P., E.P.,plaat, schijf, single
grammofoonplatenautomaat - jukebox 
grammofoonplatenmerk - Apple, C.B.S., Columbia, Decca, Philips, Phonogram
grammolecule - mol
gramschap - boosheid, colere, drift, driftvervoering, grim, irritatie, toorn, verbolgenheid, verstoordheid, woede, wrevel 
gramstorig   boos, grimmig, korzelig, kregel, kregelig, kwaad, nijdig, toornig,  vertoornd
gramstorig worden - vergrammen
granaat - edelsteen, granaatappel, kanonprojectiel, kartets, melaniet (fluw. zw.), obus, patroon, projectiel
granaatkartets - schrapnel 
granaatkiezel - macadam, steengruis
granaatmijn - fougas (open)
granaatscherf - shrapnel
ranaatsoort - melaniet, pyrope
granaatsteen   melaniet 
granaatwerper - mortier
grande - rijksgrote
grandezza (It.) - waardigheid
grandioos - algeheel, enorm, geweldig, groots, heerlijk, magistraal, monumentaal, prachtig, schitterend, weids
granen maaien - oogsten
graniet - hardsteen, natuursteen, porfier
granietachtig gesteente - beresiet, porfier, purpersteen
granietkiezel   macadam 
granietputje   kociolki, oricango 
granietribbel - tafoni
granietsoort - biotiet, porfier, pyroxeen, rapakiwi
granietvariatie - dioriet, porfier
granito - kunststeen
granietribbel   tafoni 
granietsoort - Poptrfier, Rapakivi 
granietvariatie   dioriet, porfier
granje - garant
granulatie - korrelig
granuleren - greineren, korrelen, verkorrelen
granuleus   korrelig 
grap   aardigheid, anekdote, badinage, bak, boert, capriool (fig.), farce, gebeuzel, geestigheid, gein, jocus, jolie, gril, grol, jen, joke, klucht, kortswijl, kuur, kwinkslag, leut, list, loer, lol, lolletje,luim, mop, narrenpots, oele, paskwil, poets, pots, scherts, snakerij, spot, streek, ui, witz, zet, zwank (Z.N.)
grap (voor de - zeggen) - gekken,spotten, schertsen
grapefruit -  pomelo, pompelmoes
grapjas   bouffon, clown, grappenmaker, hansworst, harlekijn, komiek, komiekeling, leukerd, lolbroek, malloot, nar, paljas, pleziermaker, potsemaker, schalk
grapje - aardigheidje,geintje, lolletje
grapjes maken   dollen, mallen,  schertsen
grappenmaker   clown, coco, farceur, fumiste, geinig, gek, grapjas, guit, hansworst, harlekijn, hekkenspringer, joker, komiek(eling), kwant, kwast, kwibus, lacher, leukerd, lolbroek, lolmaker, luimig, malloot, moppentapper, nar, olijkerd, pagadder, paljas, pias, pierrot, pirewiet, polichinel, poteten, potnat, potsenmaker, potser, potstuk, punch, rakker, rekel, risee, scaramouche, schalk, snaak, snuiter, sijs, tetjeroen, uientapper, uilenspiegel, zot
grappenmaker aan het hof - hofnar
grappig   aardig, amusant, boertig, burlesk, drollig, dwaas, enig, flink, geestig, geinig, genoeglijk, goed, grappig, grollig, guitig, humoristisch, idioot, jofel, kluchtig, koddig, komiek, komisch, kortswijlig, kostelijk, lachwekkend, leuk, leutig, lollig, luimig, mal, mofel, moppig, narrig, olijk, ondeugend, plesant, potsierlijk, potsig, schalks, schelms, snaaks, spotachtig, spottend, uiig, vermakelijk, vrolijk, zot 
grappig   (muz.) scherzando 
grappig deuntje - mopje
grappig plaatje - cartoon
grappig verhaal   anekdote, boerde
grappigheid   boert, geestigheid, gein, guitigheid, luim, snakerij
gras - alang-alang, alungalung
grasachtig onkruid - duist
gras afeten door koeien - grazen
grasbewerking - maaien
grasbloem - aartje, madelief, spicula
gras dat na het maaien opschiet   etgras, etgroede, etgroen, nagras
grasduiker - groenvink
grasgewas   pitrus,zegge
grasgewas aan de oever   bies, riet  
grasgans - rietgans
grasgewas - bies, pitrus, riet, zegge
grasgewas aan oevers - bies
grasgrond - veld, wei(de)
grashalm - pijl, raai, scheut, spier, spriet
grasjonker - groenvink
grasknarper -  kwartelkoning
gras korten - maaien
graskramp   kopziekte, krampziekte
grasland - anger, beemd, dries, greide, groenland, made, mars, meent, meers, wei, weiland, weide, wel
grasland aan water   beemd 
grasland (drassig)   dries
grasland (maaiveld)   made
grasland tot akkerland maken - scheuren
grasland (gemeensch.)   meent, mient
grasland (Vlaams)   mars, meers
grasland (Zuidn.) - meers
graslook   bieslook 
grasmaaier - hannekemaaier
grasmaand – april
grasmachine – maaie
grasmat - voerbalveld
grasmus   braamfluiter, fitis, erwtenpikker, koewachter, tjiftjaf, tuinfluiter, zwartkop
grasparasiet - weidebergvlas
graspeen   graswortel
grasperk   gazon
graspieper   akkerleeuwerik, veldleeuwerik
grasplant   allang alang, bamboe, dravik, gerst, gierst, haver, helm, maïs, riet, rijst, rogge, sorghum, suikerriet, tarwe, kweek, spelt, spits, vossenstaart
graspol - aardkluit, plag
graspreek   hagepreek 
grasrijk - grassig, grazig
grassnede - zwad(de)
grassoort -
 3   aat, oot, pee, poa, zea
 4   aira, alfa, bent, bunt, coix, helm, mais, raai, riet, rijst,
      teff
 5   avena, briza, dolik, dravik, dreps, duist, emmer, evene,                  gerst, halfa, haver, kweek, oryza, rogge, sereh, smeel, 
      smele, spart, spelt, tarwe, zegge
 6   bamboe, bromus, dravik, fiorin, gierst, holcus, lolium,
      melica, milium, phleum, secala, smeele, sparte, witbol
 7   bambusa, esparto (Spaans), eulalia(Jap.), festuca, hordeum, 
      kamgras, kropaar, lagurus, motraai, molinia, panicum, pionten,       pijlriet, sekgras, slofhak, sorghum
 8   agrostis, alfagras, beefgras, bentgras, buntgras, dactylis, 
      duinriet, edelgras, eenkoorn, glyceria, haargras, hanepoot,             hardgras, helmgras, hooigeur, imperata, liesgras, liesluus,               lintgras, meelraai, naaldaar, paragras, paspalum, phalaris,               piekgras, pilzegge, puingras, raaigras, reukgras, rietgras,                rijstgras, sesleria, slikgras, slijkgras, spartina, timothee,                  trekgras, trilgras, triciticum, vlotgras, zorggras
 9   agropyton, ammophila, baardgras, beemdgras, blauwgras,
      cynosurus, cypergras, doddegras, elytrigia, emerkoorn,                  gladhaver, halfagras, helmdraad, mannagras, nevelgras,                  pampagras, panikgras, parelgras, roegneria, saccharum,                 schijngras, slijkzegge, tarwegras, traangras, tweekoorn,                 vedergras, veldhaver, vlasdolk, vloghaver, zandzegge,                    zwenkgras
10  alang alang, alopecurus, cortadoria, cymbopogon,
      fioringras, gierstgras, hazenstaart, honinggras, jobstranen,              kruipertje, liefdegras, oplismenus, paardegras, pampasgras,
      pennisetum, phragmites, prachtriet, pseudosasa,
      schapegras, scherpgras, slangegras, steppegras,
      straatgras, struisgras, struisriet, suikerriet
11  anthoxantum, arundinaria, boendergras, borstelgras,                       citroengras, deschampsia,
      espartogras, kanariegras, kanariezaad, kweldergras,
      muizengerst, negergierst, parelgierst, pluimgierst,
      puccinellia, reukruikerd, schaduwgras, scherpkruid,                       spartelgras, timothygras
12  corynephorus, kamgarengras, olifantsgras, pijpestrootje,                stenotaphrum, timotheegras
13  arrhenatherum, calamogrostis, pijpestrootje, rietzwenkgras,
      vossenstaart, zanddoddegras, zeestrandgras
14  beemdlangbloem, hondstarwegras
15  borstelveergras
grassoort in Spanje   esparto, halfagras
grassoort in weilanden   raaigras 
grasspier - grasspriet
grasspriet - grashalm, hengst
grasstengel - halm, helm, pijl, smeel, spier 
grassteppe   llano, pampa, poesta, prairie, savannah
grassteppe in Hongarije   poesta 
grasstuk - plag, pol, zode
grassijsje - bietsijsje
grastapijt   graskleed, grasmat, grasveld 
grastetanie   graskramp, kopziekte 
grasveld   bleek, gazon, made, wei(de)
grasveld bij een renbaan - paddock
grasvink - groenvink
grasvlakte   lawn, pampa, poesta, prairie, savanne, steppe, wei(land)
grasvlakte in Brazilië   campo
grasvlakte in Ecuador   paramos 
grasvlakte in Noord Amerika   prairie
grasvlakte in Zuid Amerika   Llano, pampa
grasvlakte met groepjes bomen   savanne
grasvogel - poelsnip
graszode   groes, groeze, plag, pol, tors
gratias   dankzegging
gratie    bevalligheid, charme, elegantie, genade, goedgezindheid, goedgunstigheid, goedertierenheid, gunst, kwijtschelding, zwier
gratie (bij de) - ternauwernood
gratie verlenen - gratiëren
Gratiën   Aglaja, Euphrosyne, Thalia
gratieus   zie: gracieus 
gratievol (muz.) - grazioso
gratificatie   bonus, geschenk, premie, kaplaken, tantieme, toelage, toeslag, vergoeding
gratig - graatachtig
gratis   belangeloos, cadeau, kosteloos, pro deo, p.d., te geef, vrij
gratis luisteraar - nontonner
gratis verzenden - franco, portvrij
gratuit (Fr.)   ongegrond, ongemotiveerd, onverplicht
grauw   canaille, donkergrijs, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, goor, grijs, groezelig, heffe, janhagel, knauw, marollen, nomaden, outcast, plebs, rammenant, rapalje, rapaille, schorum, schuim, snauw, tuig, vaal, vaalbleek, vaalwit, vaalzwart
grauwachtig - vaal
grauwachtig wit metaal - mangaan
grauw gesteente   amaril 
grauwe erwt   kapucijner, keker, raasdonder, sisser, schokker
grauwe lijster - vaal
grauwe peulerwt - keker
grauwe peulvrucht - capucijner, keker 
grauwe renet - rabauw
grauwe rotssteen - basalt
grauwe staar - cataract
grauwe zusters - Klarissen
grauwbruin   dofbruin, vaalbruin
grauwen - snauwen
grauwend - bitsig, scherp, snauwend
grauwgeel - kaki, matgeel, grijsgeel, vaalgeel
grauwgele stof - kaki
grauwgors - grauwstaart
grauwkop - ezel
grauwpieper - boerennachtegaal, bastaardnachtegaal
grauwschildering - grisaille
grauwstaart - grauwgors
grauwtje   ezel, grauwschildering 
grauwvink - ringmus
grauwvuur - grison, mijngasontploffing
grauwwit - lichtgrijs
gravamen (Lat.)   bezwaar, zwarigheid
grave (muz)   ernstig, plechtig 
graveel   blaassteen,  jade, nefriet, nephriet, niersteen, uroliet,
graveerder   etser, graveur, plaatsnijder
graveerkunst - sculptuur
graveernaald   burijn, burin, etsnaald, etsstift, graveerstaal, graveerijzer, ponsoen 
graveersel - prent
graveerstift   graveernaald 
graveerwerk - chalcografie, ets, gravure, niëllo
graven   delven, dollen, keiven, omwoelen, rooien, scheppen, spitten, wroeten 
graver   grondwerker, delver , mineur, sappeur, spitter
graveren - etsen, griffen, kerven, krassen 
graveur   etser, graceerder, plaatsnijder 
graviditeit   zwangerschap 
gravimeter - zwaartemeter
gravin - edelvrouw, landsvrouw
gravimeter  aërometer,  zwaartemeter 
gravinnenkruid - hertshoornweegbree, varkenskers
Gravin (Eng.)   Countess 
Gravin (Fr.)   comtesse 
Gravin van Holland   Ada, Jacoba, Margaretha
gravitatie   aantrekkingskracht, zwaartekracht
graviteit   deftigheid, plechtstatigheid
gravure   ets, koperdruk, plaat, prent, zegelstempel 
grawitz-tumor - hypermefroma
grazen   weiden 
grazig   grasrijk
grazioso (muz)   bevallig, liefelijk, zacht
grebbe   gouw, greppel, sloot, vore 
greel – gareel, halsjuk
Greenwichtijd   G.T. 
greep   gevest, grip, handigheid, handvat, handvol, heft, hecht, hengsel, houvast,  knop, invloed, kruk, mestvork, oor, steel, stool, vaardigheid, vat
greep naar macht - coup, staatsgreep 
greep van een degen   gevest 
greep van een rijschaaf - toot
greid   grasland, weiland 
greidboer - veehouder
greidgrond - wei(land)
greidplaats   boerenplaats
grein   beetje, gewichtje, knorrepot korrel, schijntje, zier
greinachtig - greinig. korrelachtig, korrelig
greinbeitel - kartelbeitel
greintje - korreltje, zier
greineren - korrelen
greinig - korrelig
greintje - ziertje
grellen - visafval
grenadier - infanterist, keursoldaat, soldaat
grenadine - vruchtenlimonade, limonade
grendel - fazel, klink, knip, kram, overval, slot, schuif, schuifbout, sluitbout, sluitijzer
grendelen - afsluiten, sluiten
grenehouten - grenen
grenen vloerbint - badding
grenier   garnier
grenenboom - den, pijnboom
grens - afbakening, afpaling, afrastering, afscheiding, afsluiting, akkerscheiding, begrenzing, beperking, eind, einde, eindpaal, eindpunt, erfafscheiding, grenslijn, heg, keim, hek, kant, kust, laak, limiet, lijn, maat, marge, muur, oever, rading, rand, randje, scheiding, scheidingslijn, scheidslijn, sloot, speelruimte, uiterste 
grens met douane - grenspost
grens tussen 2 stroomgebieden - waterscheiding
grens van een streek - gebiedsgrens
grens van heesters - heg
grens van krediet - limiet
grensbeambte   commies, douane, douanier, grenswacht 
grensbepaling - afbakening, deliminatie
grensbewaker tegen de Turken - pandoer
grensbewaking - douane, marechaussee
grensboom   maal, slagboom
grenscontrole   douane, douanedienst, grenswacht
grensdocument - pas, paspoort, visum
grensganger   grensarbeider 
grensgebied - mark, periferie,
grensgebied tussen twee flora´s - biochore
grensgeld - tol
grensgewest - grens, grensstreek, mark
grensgod - Terminus
grenskantoor - douanepost
grensland   mark, randgebied 
grenslijn - grenslinie, limiet, omtrek, rading, schreef, zijde
grenslijnen trekken - demarqueren
grenslinie - grenslijn
grensmuur - scheidsmuur, tussenmuur
grensoppervlak - horisfeer
grenspaal – cippus, landpaal, scheipaal
grenspaal (akker) - reen, rein
grenspolitie - douane
grenspunt - terminus
grensrechter (Eng.) - linesman
grensrivier tussen Drente en Overijssel - eest
grensrivier van Europa en Azië   Oeral
grensrivier van Italië en Gallië   Rubicon
grensscheiding - afkeuring, beek, demarcatielijn, demarkatie, laak, rading, wetering
grenssloot - halmer, halmoer, heiningsloot, heinsloot, laak
grenssteen - merksteen
grensteken   boom, paal, steen
grensstreek - grensgebied
grensstreek tussen Frankrijk en Duitsland  - Elzas
grensstuk - randgebied
grensteken - boom, grenspaal, maal, steen
grens van heesters - heg
grenswaarde   lim., limiet
grenswacht - douane, douanier, kommies
grenswachter - commies, douanebeambte 
grenzeloos   bar, eindeloos, erg, mateloos, oeverloos, onbegrensd, onbeperkt, oneindig, geul, onmetelijk, ontzettend
grenzen - belanden, naderen, palen
grenzen aan - belenden, palen
grenzend - aangelegen
greppel   aardgeul, geul, goot, grep, groef, groeve, ree, riool, slenk, sloot, slootje, spleet, voor, vore, watergang 
greppel in het hoogveen   raai 
greppelrus - greppelgras, mothaar, paddengras
gres   kiezelzandsteen
gresbuis - rioolbuis
gretig   begerig, belust, gaarne, graag, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, sappig, schrokkerig, tuk
gretig genoegen - graagheid, graagte
gretig verlangen   aandrift, aanvechting, azen, bejag, begerig(heid), gading, goesting, graagte, hang, hartewens, konts, neiging, roeping, smachten, trek, zin, zinnelijkheid
gretigheid   alacriteit, aviditeit, begeerte, begerigheid, graagte, gulzigheid, schrokkerigheid 
gribus   achterbuurt, bouwval, keet
griebels   fratsen, grimassen, kunsten, rillingen
grief   bedenking, belediging, bezwaar, ergernis, klacht, krenking, kwelling, leed, smart, verdriet
Griek - Helleen
Griek met enorm stemvolume - stentor
Griek voor Troje - Sinon
Grieken (bij Humerus)   Danaërs 
Griekenland   Hellas
Griekenvriend -filhelleen
Grieks aardrijkskundige - Strabo
Grieks   Helleens
Grieks achtervoegsel    algie, archie, fiel fobie, geen, grafie, iatrie, kratie, logie, loog, manie, pathie, tomie,
Grieks alfabet   alpha, bèta, chi, delta, epsilon, èta gamma,,  jota, kappa, lambda, mu, nu, omega, omikron, pi, phi, psi, rho, thèta, xi, sigma, tau, upsilon, zeta
Grieks bestuurder   geront, archont 
Grieks beeldhouwer   Doidalses, Eubolides, Eufranoz, Feidias, Leochares, Lysippos, Myron, Praxiteles, Skopas, Timotheos
Grieks blaasinstrument   aulos, kithara panfluit, schalmei, subs, syrinx
Grieks blijspeldichter - Aristofanes, Eupolis, Kratinos, Menander
Grieks bovenkleed - Chitoon
Grieks bruiloftslied - Epihalamion
Grieks Concertgebouw   Odeon
Grieks danslied - hyposchema
Grieks dialect - Aiolisch, Archaisch, Attisch, Boiotisch, Dorisch, Eleisch, Ionisch, Koinê, Lesbisch
Grieks dichter   Anacreon, Homerus, Pindarus ,Sappho
Grieks district - nomos
Grieks eiland   
 3   Ios, Kea, Kos
 4   Nios, Oxia, Simi
 5   Chios, Delos, Hydra, Korfu, Kreta, Milos, Laros, Lesbos, 
      axos, Samos, Syros, Thera, Tinos, Vidos, Zante
 6   Aegina, Amorgo, Andros, Euboia, Fleves, Ikaria, Ithaca,
      Ithaki, Kastos, Korfoe, Lesbos, Lesvos, Leukas, imnos,
      Megalo, Patmos, Piperi, Schiza, Skyros, Thasos, hodos,
      Valexa, yioura   
 7   Arkoudi, Athokos, Kalamos, Kerkyra, Kythira, ythnos,
      Pelagos, Petalas, Spetsai
 8   Serirhos, Skiathos
 9   Alonnisos, Antimilos, Antipaxos, Falkonera, Patroklos,
      Periatera, Psasthoura, Sapientza, Skaopelos, Velopoula,
      Zakynthos
10  Elafonisos, Kefallina, Samothrake, Skantzoura,
      Skyropoula
Grieks fabeldichter   Esopus
Grieks fabeldier - griffioen
Grieks feest in de oudheid - Apat(o)uria, Ch(l)oia
Grieks geneesheer   Galenas, Hippocrates
Grieks gebergte   Athos
Grieks gerechtshof   Areopagus
Grieks geschiedschrijver - Eforos, Herodotus, Thoukydides, Xenofon
Grieks grensland - Albanië, Bulgarije, Joegoslavië, Turkije
Grieks heilig dier - stier
Grieks heldendicht   epos, Ilias, Proteus, Poseidon
Grieks infanterist - peltast
Grieks kapmantel - Birrus
Grieks kledingstuk - chiton, chlamys, Himation, peplos, petasos
Grieks landschap   Arcadia, Attica, Beotië, Elis, Epirus, Thessalie
Grieks lied ter ere van Apollo - paian
Grieks lied ter ere van Doinysos - dithyrambe
Grieks loflied - enkomion, epinokos
Grieks mannenvertrek - androon
Grieks muziekinstrument - aulos, hydraulis, kithara, lyra, syrinx
Grieks onderklees - chiton
Grieks schiereiland - Chalkidike, Pelion, Peloponnesos
Grieks schilder - Apelles, Apollodoros, Eufranor, Mikon, Nikias, Parrasios, Pausias, Polygnotos, Protogenes, Zeuxis
Grieks snaarinstrument   kithara, lier, lyra
Grieks soldaat   hopliet, peltast
Grieks spreekgestoelte - ambo, bema
Grieks treurdicht - threnos
Grieks treurspeldichter   Aeschylus, Casperius,Thespis, Sophocles, Euripides 
Grieks veldheer   Epaminondas, Miltiades, Themistocles
Grieks voorvoegsel   akro, amfi, an, ana, anti, apo archeo, auto, baro, biblio, bio, chrono, crypto, demo, di, dia, en, epi, fono, foto, geo,  helio, hemi, hexa, holo, homo, hydro, hypo, iso, kata, kilo, kosmo, kyno, leuko, litho, makro, meso, meta, mikro, mono, necro, neo, neuro, ochlo, on, ortho, paleo, pan, para, patho, penta, peri, petro, poly, proto, pyro, steno, syn,
tele, theo, thoxi, zoö
Grieks voorzetsel - epi
Grieks vrouwenkleed - peplos
Grieks wetgever - Draco, Solon
Grieks wiskundige - Archimedes, Eudoxis,  Hipparchus, Pythagoras
Grieks woord - logos
Grieks wollen vrouwenkleed - peplos
Grieks wijsgeer - Aristoteles, Diogenes, Epicurus, Plato, Plotinus, Socrates
Grieks zinnebeeld van de vruchtbaarheid - fallos
Griekse aanvoerder voor Troje - Agamemnon
Griekse afstandmaat - stadie
Griekse archipel - Cycladen, Dodekanesos, Sporaden
Griekse berg - Athos
Griekse berg aan Apollo en de Muzen gewijd - Helikon, Parnas(sus), Zangberg
Griekse beroepszanger - aoidos
Griekse bestuurder - archont
Griekse bevolkingsgroep - Joerochen, Wlachen
Griekse bewoner (oud) - Beotiër, Spartaan
Griekse blijspeldichter - Aristophanus, Epicharmos, Menander
Griekse bouwmeester - Daedalus, Phidias
Griekse bode der goden - Iris
Griekse bouwstijl - Corintisch, Dorisch, Korintisch,  Lonisch
Griekse bruidschat - proika
Griekse burcht - Acropolis
Griekse bijbelvertaling - septuaginta
Griekse componist - Theodorakis
Griekse courtisane - Hetaere
Griekse cycladen - milos
Griekse dichter(es) - Alkaios, Alkman, Anaxillas,
Archilochos, Batoon, Hesiodos, Hipponax, Homeros, Korinna, Pindaros, Sapfo, Simonides, Theognis, Tyrtaios
Griekse dictator   Hipparchus, Hipplas, Metaxas, Pattakos, Papadopoulos 
Griekse drieheid - trias
Griekse eilandengroep   Dodekanesos, Milo, Sporaden,  
Griekse epos - Iliade (Homerus) - Ilias
Griekse fabeldichter - Esopus
Griekse filosoof - Demostenes, Numenlus
Griekse filosoof en staatsman - Dion
Griekse geldswaarde   talent
Griekse geleerde - Archimedes, Eratosthenes
Griekse geograaf - Strabo
Griekse geschiedschrijver - Herodotus, Nepos, Thucydes, Xenophon
Griekse geschriften - hermetica
Griekse gezelschapsdame - hetaere
Griekse God   Apollo, Ares, Artemis, Ate, Athene, Bia, Dionysos, Eros, Gaea, Hades, Hebe, Hera,  Pan, Poseidon, Tyche, Zeus
Griekse god van de akkerbouw - Apollo
Griekse God van het dodenrijk - Hades
Griekse godheid - Eros, Pandora
Griekse godin   Adrateia, Aegina, Aegle, Aello, Aetna, Aganippe, Aigina, Alcimede, Alea, Amathusia (aphrodite), Artemis, Ate, Athene, Chloris, Demeter, Eris, Hebe, Hera, Irene, Iris, Ker, Minerva, Tethys
Griekse godin van de dageraad - Eos
Griekse godin der gerechtigheid -  Oike
Griekse godin der jacht - Artemis
Griekse godin van het geheugen - Mnemosyne
Griekse halfgod   Herakles, Heros, Hercules, Prometheus
Griekse halfgoden - heroën
Griekse harp   magadis
Griekse haven - Patras, Pireüs, Saloniki, Volos 
Griekse held - Achilles, Aeneas, Agamemnon, Ajax, Argon, Eteocles, Heracles, Hercules, Palamedes, Theseus, Ulysses
Griekse held van Troje   Achilles, Ajax, Patroclos
Griekse helden - Argonauten
Griekse heraut - Stentor
Griekse herder - Endymion
Griekse herdersgod - Pan
Griekse infanterist - peltast
Griekse hoofdstad - Athene
Griekse kolonie aan de Noordkust van Afrika  - Cyrene
Griekse kolonie in Zuid-Frankrijk, nu Marseille - Massilia
Griekse koning over het eiland Erythia met drie lichamen   (myth.) Geryon
Griekse koningin der goden - Hera
Griekse koning van Troje - Palamedes
Griekse koorleider - choreeg
Griekse krijgsgod - Ares
Griekse krijgsman uit Thebe   Epaminondas
Griekse laars - kothurn
Griekse lengtemaat   palmos, piki, stadie
Griekse letter - 
2   fi, mu, nu, pi, ro, xi
3   chi, eta, ksi, phi, psi, rho, tau
4   alfa, beta, iota, jota, zeta
5   alpha, delta, gamma, kappa, laba, omega, sigma, theta
6   lambda
7   epsilon, omikron, upsilon
Griekse lier   kithara, phorminx 
Griekse lierdichter   Arion, Orpheus, Pindarus
Griekse maat, oude - choes, kotyle
Griekse mantel   pallium
Griekse markt   agora
Griekse munt   drachme, lepton, obool, stater
Griekse muntwaarde   talent
Griekse mythologische figuur - Leda
Griekse mythologische vorst - Ceyx
Griekse naam voor Amer   Eros
Griekse naam voor Ceres   Demeter
Griekse naam voor Diana   Artemis
Griekse naam voor Hercules   Heracles, Herakles
Griekse naam voor Juno   Hera 
Griekse naam voor Jupiter   Zeus 
Griekse naam voor Mars   Ares 
Griekse naam voor Mercurius   Hermes
Griekse naam veer Minerva   Athene 
Griekse naam voor Neptunus   Poseidon
Griekse naam voor Pluto   Hades 
Griekse naam voor Venus   Aphrodite
Griekse nimf - Calypso
Griekse omgangstaal - koinè
Griekse onheilsgodin en godin van de blinde drift   Ate
Griekse oorlogsgod   Ares
Griekse oppergod   Zeus
Griekse orakelplaats   Delphi
Griekse pasmunt   obool
Griekse patrijs - steenhoen
Griekse politieke club - hetaerie
Griekse raad - boule
Griekse redenaar   Aft(h)onos, Aichinis, Antifon, Demosthenes, Hyperides, Isokrates, Lysias
Griekse rivier - 
 4   Aoos, Arta
 5   Axios, Euros, Ladon
 6   Evinos, Kourou, Louros, Mornos, Nestos, Pinios, Pirros
 7   Acheron, Aggitis, Enipeus, Euratas, Strymon, Thyamis
 8   Acheloos, Aliakmon, Alpheios, Filiouri, Gallikos,
      Selinous
11  Kalamntari, Monglenitsa
Griekse schikgodinnen - Atropos, Clotho, lachesis
Griekse schilder   Apelles, Zeuxis
Griekse schrijver - Aeschylos, Euripides, Homerus, Sophocles, Vergilius
Griekse staatsman - Pericles
Griekse staatsman en filosoof - Dion
Griekse stad   Aigai, Argos, Arta, Athene, Bolos, Chalkis, Chios, Drama, Edessa, Elis, Enos, Kalamai, Korinthe, Nauplia, Patrai, Pyrgos, Saloniki, Serrai, Sparta, Thebe, Thessalinica, Veria, Xanthi
Griekse stad met orakel - Delphi, Dodone 
Griekse stad-staat in de oudheid - Athene, Sparta, Thebe 
Griekse stam - Aeoliërs
Griekse stoïcijn - Zeno
Griekse tamboerijn - timpaan
Griekse teken - sema
Griekse tempel - parthenon
Griekse tiran - Hippias, Kyselos, Peisistratos, Periander,
Polykrates
Griekse toneeldichter - Thepis (klassiek)
Griekse tovernaarster - Medea
Griekse tragediedichter - Aischylos, Euripides, Sofokles
Griekse treurspeldichter - Euripides
Griekse vaas   amfoor, amfora 
Griekse vaasvorm - kylix
Griekse vampier - lamia
Griekse veerman - Charon
Griekse veldheer   Miltiades, Themistocles
Griekse verrader - Ephialtes 
Griekse verlosser - Soter
Griekse vertaling van het O.T.    septuaginta
Griekse vilten muts - 0pilas
Griekse volksdichter - Pandarus, Solomos
Griekse volksstam - Pelasgen (oud)
Griekse volksvergadering - agora
Griekse vrouw van losse zeden - Hetaere
Griekse wachter   filax 
Griekse waterkruik - hydria
Griekse waterslang - hydra
Griekse wetgever - Solon
Griekse wijsgeer   Aristoteles, Crates, Dlogenes, Empedocles, Epicurus, Numenlus, Plato, Pythagoras, Socrates, Senoca, Solon, Thales, Uenippos, Xenophanis, Zeno
Griekse wijsgerige school - Eleaten
Griekse wijze - Bias
Griekse wiskundige - Archimedes, Euclides
Griekse wis- en natuurkundige in de oudheid - Heron
Griekse witte wijn   Samos 
Griekse woonkamer   megaron 
Griekse zangberg - Heiicon
Griekse zanger   Orpheus, rapsode 
Griekse zeegod   Poseidon, Proteus, Triton 
Griekse zeehelden van het Guldenvlies - Argonauten
Griekse zeenimf - Galatea
Griekse zegswijze - graecisme
Griekse zoete wijn - malvezij, samos
Griekse zonnegod - Apollo, Helios
Griekskenner - graecus
griel - doornsluiper, duinvogel, scharluip
grien - huilebalk
griend   griendhout, ham, hoephout, rijshout, rijswaard, uiterwaard, waard,  wilgehakhout
griendhout   hoephout, rijshout, teen 
griendland   hoepland 
grienebalk   huilebalk 
grienen   huilen, jammeren, janken, pruilen 
griener - huilebalk
grienerig - huilerig, pruilerig
grienland - hoepland
griep - influenza
griepen - pesten, treiteren, zeuren 
gries   kiezelzand, meisje, gruis, snol
griesmeelproduct - macaroni, spaghetti, vermecelli
griet   appel, grieto, grutto, kwartelkoning, meid, meisje, platvis, vogel, vrouw, wachtelkoning
grietensoort - scharretong, schurftvis, tarbot
grietenij - schoutambacht
grietje - bakvis, bovenkruiszeil, meisje, topzeil
grieven   beledigen, ergeren, hinderen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen,  steken, treffen, (ver)wonden  
grievend   beledigend, bitter, bijtend, grof, hartverscheurend, hatelijk, krenkend, kwetsend, navrant, pijnlijk, sarcastisch, scherp, smartelijk, stekelig, stekend 
grievend leed - harteleed, hartzeer, kwelling, smart, verdriet, zieleleed, zielesmart
grievende belediging    hoon, smaad
grieze - meisje, snol
griezel   afkeer, engerd, gruizel gruwel, kriezel, rilling (van afkeer), weinigje, ziertje
griezelen - gruwen, huiveren, rillen, ijzen, verstijven 
griezelfilm – horrorfilm, thriller 
griezelig   eng, grillig, huiverig, huiveringwekkend, luguber, ijzig, koud, macaber, onguur, onheilspellend, sinister, spookachtig,
griezelig creatuur - cabopus
griezelig mens   engerd 
griezelschrijver - Poe
griezelverhaal   spookverhaal, thriller
grif - begerig, gaarne, glad, graag, graveernaald, gretig, griffel, terstond, vaardig, vlot(weg), vlug, volgaarne, volmondig
griffel   beekje, entlot, entrijs, entrijchlorophyls, grift, schrijfgerei, stift, wetering
griffelen - enten
griffen   etsen, graveren, inkrassen
griffioen   fabeldier, griffion, grijpvogel, lammergier, leeuwarend, smous
grif - kanaal, vaart, watergang
grifheid - promptheid, vlotheid, vlugheid
grifmesje   entmesje
grifweg - moeiteloos, vlot
gril - apekuur, bevlieging, boert, boutade, bui, caprice, dwaasheid, frats, grap, hel, huivering, humeur, inval, kuur, luim, malligheid, nuk, opwelling, pert, rilling, schril, stuip, tinka, tuil, tureluur
grilleren - braden, roosteren
grillig - balsturig, barok, bizar, buiig, capricieus, eigenzinnig, fantastisch, grotesk, hachelijk, humeurig, hysterisch, inconstant, instabiel, lastig, luimig, loetachtig, lunatiek, moeilijk, netelig, nukkig, ongedurig, onstabiel, onvoorzien, onzeker, overladen, ruw, speels, variabel, veranderlijk, versatief, wild, willekeurig, wispelturig, wonderlijk, wuft, zonderling
grillig (muz.) - capricio
grill - braadrooster
grillen - griezelen, huiveren, rillen
grilleren   braden, roosteren 
grillerig - grillig, huiverig, nukkig, rillerig
grillig behandelen   gesol, sollen
grillig van stijl   barok, bizar, grotesk, rococo
grillig van vorm - grotesk
grilligheid   bizarrerie, caprice, fantasie, gril, kuur, luimigheid, nuk, nukkigheid, willekeur, wisselvalligheid
grilling   huivering, rilling 
gril of frats - kuur
grilziek - lastig, nukkig
grim   grimmigheid, onvriendelijk, toorn, woede
grimas   frats, gebaar, gezicht, grijns, koddig, kunst, kuur  
grimassen    geveinsdheid, kunstenmaker, kunstenmakerij, onoprechtheid
grimassenmaker - clown, kurenmaker, nar, potsenmaker
grimbek - huilebalk, knorrepot
grime   gelaatschildering, opmaak 
grimeersel - blanketsel, schmink
grimeren   opmaken, sminken
grimeur - toneelkapper 
grimlachen - kokermuilen
grimmig   bitter, boos, bijtend, fel, grievend, grim, grimmigheid, kwaad, nors, onguur, onredelijk, onvriendelijk, toorn, toornig, (muz.) torso, verbeten, verbitterd, verbolgen, verhard, verontwaardigd, vertoornd, woedend, vreeswekkend, woede, wrevelig 
grimmig kijken - grommen
grimmigheid   boosheid, gramschap, grim, norsheid, onvriendelijk, toorn, verbolgenheid, woede, wrevel, wreveligheid
grind (grint)   kiezel, meel (na zifting), rolstenen, steengruis 
grind-en zandrug - oos
grindhoop in wegbermen - kits
grindrijke strook langs een rivier -  heibaan
grindewal   dolfijn 
grindwoestijn - hammada
grindzand - gus
grinniken -  gniffelen, grijnzen, lachen, meesmuilen
grint - grind, kiezel, rolstenen
griotje - dropje
grip - houvast
grisaille - pruik
grison - grauwvuur, mijngas
grissen   graaien, jatten, pakken, weggrijpen, wegroven 
grit - grutto
groede - gors
groef   bits, deuk, frees, graf, geul, gleuf, grafkuil, greppel, groeve, induw, inkerving, inkrassing, instulping, keep, kerf, kloof, kras, kuil, lijn, plooi, put, reef, ril, rimpel, rits, sleuf, sloot, spleet, sponning, uitholling, voeg, voor, vore 
groef in de huid - rimpel
groef in een zuil   cannelure 
groef voor een zwaluwstaartverbinding - gat
groefbeitel - puntijzer
groefbidder - aanspreker, doodbidder
groeftaster – pick-up
groei   aanwas, bloei, evolutie, gewas, leven, ontwikkeling, reproductie, tier, toeneming, toename, toenemen, uitbouw, uitbreiding, uitspruitsel, vaag, vegetatie, vermeerdering, voortgang, was(dom)
groei van het aantal motorvoertuigen - motorisering
groei van planten - vegetatie
groeibelemmerende stof - antibioticum, penicilline, streptomycine
groeibelemmering van micro-organisme – antibiose
groeibeweging der planten - tropisme
groeien - aangrijpen, aanwassen, aanzwellen, aarden, dijen, evolueren, gedijen, leven, opkomen, opschieten, ontwikkelen, rijpen, rijzen, stijgen, tieren, toenemen, vegeteren, vermeerderen, wassen
groeiende - tierig
groeihormoon - somatotropine
groeikracht - groei
groeikracht bezittende - vegetatief
groeilaag van boom - jaarring
groeiloos - onvruchtbaar
groeimeter - auxanometer
groeimiddel - gier, mest, kunstmest 
groeimiddel toedienen - bemesten, gieren
groeischijf - epifyse
groeisel van cellen - weefsel
groeistadium   embryonaal
groeisteen - agaat, mosagaat
groeistof - mest
groeistoffen - auxinen
groeizaam   fertiel, vet, voedzaam, vruchtbaar, welig, wulps 
groen (wapenkunde)   sinopel 
groen   foet, fris, Jong, loof, nieuweling, noviet, onervaren, onrijp, onverwelkt, pril, vers
groen eiland - Ierland
groen in de wapenkunde - sinopel
groen mineraal - dioptaas
groen (gesteente) - dioriet
Groen (Herald.) - sinopel
groen (student) - foetus, noviet, novitus
groen- of witachtige delfstof - jade, nefriet
groen wijnglas - romer, roemer
groen worden - groenen
groenaarde - seladoniet
groenachtig blauw - pauwblauw, seladon, zeegroen
groenachtige delfstof (taai en hard) - nephriet
groenbedrijf   groenboerderij, veehouderij
groenbemester - lupine, serradella
groenblijvende heester - taxus
groenblindheid   deuteranopsie 
groenboer   veehouder, groentekweker, warmoezenier
groene aarde - veronees
groene amandel - pistache
groene delfstof - veronees
groene dop - bolster, dop, sloester
groene edelsteen - beril , smaragd 
groene eiland - Ierland
groene galkleurstof - biliverdine
groene haring   panharing 
groene heester - hulst, taxus 
groene kaas - zwitsers
groene kleurstof - chlorofyl
groene lipbloemige plant - rozemarijn
groene naaldboom - lariks
groene roestlaag - patina
groene sierplant   oleander 
groene staar - glaucoma
groene steen - aphaniet, augiet, dioriet
groene tafel - biljart
groene talksteen - baikaliet
groene zijde - linkerzijde
groene zuidvrucht - kiwi
groenheid   frisheid, linksheid, onervarenheid, wrangheid
Groenland, bergtop op - nunatak
Groenland, hoofdstad van - Godthab
Groenland, ontdekker van - Gunnbjörn
Groenland, stad op - Etah, Ivigtut, Umanak, 
Groenlander   Eskimo 
Groenlands vaartuig   kajak 
groenling   groenvink, kneu, knuit 
groensel - uitspruitsel
groensteen   dioriet 
groente   
 2   ui
 3   lof, sla
 4   biet, boon, eppe, erwt, knol, kool, look, moes, peen, peul,             prei, raap
 5   kroot, linze, radijs, taugé, ijssla, 
 6   augurk, dunsel, kervel, molsla, salade, siepel, sjalot, snijsla,
      sperge, tomaat, witlof, wortel, zuring
 7   andijvie, asperges, bindsla, doperwt, kardoen, kropsla,
      paprika, pluksla, ramenas, selderij, slaboon, snijbiet,
      snijboon, snijkool, snijmoes, veldsla, warmoes
 8   artisjok, botersla, brocceli, koolraap, koolrabi, rabarber,
      rammenas, spinazie, rodekool, selderie, slabonen, 
      snijbonen, spekboon, spinazie, spruitje, sterkers, 
      stoofsla, tuinboon, wortelen, zuurkool
 9   aubergine, bloemkool, cantharel, doperwten, flageolet,
      kapucijner, komkommer, moeskruid, pastenaak,
      patiëntia, postelein, pronkboon,  raapsteel, radijskool,
      spitskool, spruitjes, wittekool
10  boerenkool, champignon, groenekool, capucijners, 
      peterselie, raapstelen, savoyekool, spruitkool,
      suikermais, winterbiet, winterpeen
11 bladselderij, knolselderij, savooiekool, schorseneer, 
      sperzieboon, topinamboer
12  bleekselderij, schorseneren, slierasperge, winterwortel
14  prinsessenboon
15  herfstknolletje
groenteboer - groenteman
groente  en vleesextract   maggi 
groentekweker   berkoos, tuinder, warmoezenier
groentesoep   julienne, potage 
groentetuin   moestuin 
groente voor de soep - selderie
greentijd   novitiaat 
groentje   baar, fout, nieuweling, noviet
groenvink - groenling
groenvoedergewas   serradella 
groenvoer inkuilen - ensilage
groenwerk - vendure
groep   afdeling, categorie, club, complex, fondament, formatie, gedeelte, gezelschap, groepering, klasse, kliek, koor, kring, kudde, partij, ploeg, reeks, rubriek, sekte, stel, team, troep, verzameling
groep beraadslagende personen -  comité, commissie, komitee, vergadering
groepen - samenscholen
groeperen - rangschikken
groep agenten - politie
groep bijeen wonende dieren   kolonie
groep bij elkaar behorende voorwerpen - set, stel
groep bijen   zwerm
groep cijfers achter de komma van een logaritme - mantisse
groep cavaliers (Arab.) - goum
groep coureurs - renstal
groep cijfers achter de komma van een logaritme - Mantisse
groep delfstoffen - metaal
groep deskundigen (voor vragen beantwoording) - braintrust, forum, jury, panel
groep dichters omstreeks 1950   experimentelen
groep die een overval uitvoert - overvalcommando
groep dieren - dieren, horde, nest, troep
groep duiven   vlucht
groep eencelligen - heliozoa
groep eilanden   archipel, eilandengroep
groep elementen - metaal
groep ganzen   koppel 
groep hemellichamen   melkweg, spiraalnevel, sterrenbeeld
groep herten   roedel 
groep honden   meute 
groep huizen - complex, blok
groep jachthonden - meute
groep kamerleden van bepaalde partij - fractie
groep kinderen - kinderschaar
groep kippen   toom 
groep klanken   woord 
groep kunstenaars   bent, generatie, kring, school 
groep kunstenaars uit de 17e eeuw   Muiderkring
groep. leerlingen   klas, school 
groep leidende officieren - legerleiding
groep met opdracht   comité, commissie
groep met zekere denkwijze - kliek
groep militairen - volk
groep misdadigers - bende, maffia, syndicaat
groep musici - band, combo, orkest
groep muzikanten - korps, orkest
groep oorlogsschepen - eskader, smaldeel
groep optredende mensen - volk
groep personen die organiseert - comité
groep plantensoorten - element
groep reizigers in woestijn - karavaan
groep roddelende dames - kransje
groep rovers - bende
groep samenlevende personen - commune
groep samenwerkers - ploeg, team
groep schapen   kudde
groep schepen die onder geleide varen - convooi, konvooi
groep schilders na de tweede wereldoorlog - realisten
groep soldaten - eskadron, peloton
groep schrijvers aan het eind der 19e. eeuw   Tachtigers
groep spelers   group, elftal, equipe, team
groep sporters - team
groep staten - Benelux, E.E.G., liga, unie
groep sterren   stelsel, sterrenbeeld 
groep uitgelezenen   elite 
groep vallende sterren - Perseïden
groep van drie   trias 
groep van drie noten   triool 
groep van elementen - metaal
groep van mensen - ras
groep van negen eenheden - negental
groep van opdracht - comité, commissie
groep van personen - koor, koorzang, kliek, rei, rondedans
groep van prijzen - prijsklasse
groep van samenwerkende bedrijven - concern
groep van vallende sterren - perseïden
groep van verfstoffen - eosine
groep van vier noten   quartole 
groep van vijf noten   quintool 
groep vertegenwoordigers van een staatk. partij - fractie
groep verwante families van planten en dieren   orde 
groep verwante geslachten   familie 
groep verwante ordes   klasse 
groep verwante soorten   genus, geslacht
groep verwante talen - taalstam
groep verwante variëteiten   soort, species
groep verwanten   familie, geslacht 
groep vissen   school 
groep vliegtuigen - eskader
groep woorden - woordgroep, zin
groep zakenlieden - syndicaat
groep zangers   koor 
groep zwanen bij elkaar   zwanendrift
groeperen - dansen, formeren, reien,schikken, verenigen
groepering van troepen - formatie
groepje - klusje
groep kiezers - kengetal
groepstaal - argot, bargoens, slang
groepsvorming - clanvorming, kliekjesgeest
groes - dries
groet   adé, adi, adie, adieu, aju(us), ave, begroeting, beleefdheidsbetuiging, bonjour, dag,  eerbetoon, eerbewijs, gedag, glimlach, goedendag, groetenis, hallo, handdruk, knik, morgen, nik, salu(u)t, salve, tabé, vaarwel, vale, welkom, zwaai
groeten - aanslaan, gedag zeggen, knikken, nijgen, salueren, wuiven 
groeten bij aankomst   begroeten, verwelkomen
groeten bij afscheid - uitzwaaien, vaarwelzeggen
groet met buiging - neiging
groeten met de hand - zwaaien
groet met het hoofd - nik
groeten door een militair   salueren 
groet tijdens carnaval - alaaf
groetenis - aju, adie, atjuus, groet, salutatie
groetenis van Maria - Angelus
groeve - fossa, fovea, gleuf, graf, greppel, groef, inkerving, kuil, loopgraaf, mollerit, ril, rimpel, sponning, voor, vore, wagenspoor
groeve in karton of papier - perforatielijn, riblijn
groeven - canneleren, graveren, ingriffen, inkepen, kanneleren
groeven op de maalvlakte van een molensteen  - billen
groezelig   beduimeld, bestoven, goor, grijs, grauw, morsig, onfris, onzindelijk, smoezelig, vaal, vuil
groezig   dof, goor, grijs, morsig, onfris, smoezelig, vaal, vuilgrauw
grof   agrest, boers, bot, bruusk, brutaal, cru, dik, dorpelijk, gortig, groot, hard, honds, kantig, log, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschoft, ongemanierd, onverbloemd, ordinair, overmatig, plat, ploertig, plomp, ruig, rul, ruw, schromelijk, vulgair, zwaar 
grof aardewerk - diggel
grof bedrog   boerenbedrog 
grof been - schonk
grof behaard   ruig, ruwharig 
grof beschilderd aardewerk -  gleiergoed
grof blijvend tarwemeel - achterling
grof boezeroengoed - nassau
grof en boers - lomp
grof en sterk weefsel - plets, zeildoek 
grof fluweel - paan
grof garen - baaigaren
grof gebouwd   bonkig, krachtig, plompstevig, zwaar 
grof geschut   kanon, houwitser, overmacht 
grofheid - bruuskheid,  forsheid, kloekheid, lompheid, ruwheid, onbeschaafdheid, onbeschoftheid, platheid, platitude, plompheid
grof hennepweefsel - canvas
grof katoenen stof - dril
grof kolensoort - cokes
grofkorrelig gesteente - notiet
grofkorrelige sneeuw - firn
grof laken - want
grof lijnwaad - drol
grof linnen - jute, schoklinnen
grof mens   lomperd, plomperd 
grof puin - brik
grof puin in het hooggebergte - steenslag
grofschilder   huisschilder, verver 
grof stuk brood   homp 
grof stuk geschut - houwitser, kanon
grof soort weefsel - stramien
grofte - dikte, zwaarte
grof vuil - afval
grof weefsel   canvas, fries, jute, kanefas, stramien, tweed
grof weefsel voor balen - baaldoek
grofheid - bruuskheid, cruditeit, forsheid, kloekheid, lompheid, platheid, platitude, plompheid,  ruwheid
grofkorrelig basalt - doleriet
grofweg - onnauwkeurig
grof wild - hert, moeflon, ree, zwijn
grofzinnelijk   dierlijk 
grog - kwast
grol   aardigheid, boert, gekheid, grap, gril, mop, poets, ui
grollen   grappen, grommen, knorren, morren, pruttelen, schertsen
grollen maken   schertsen 
grollenmaker - clown, grapjas, grappenmaker, humorist, komiek, lolbroek, moppentapper, pias
grollig - grappig, snaaks
grombaard   oudgediende, veteraan
grommen   brommen, knorren, morren, pruttelen,
grommig   gemelijk, knorrig 
grompot   brompot, grol, knorrepot, nurk, nurks, reutelaar
grond   aarde, aardkorst, aardschors, achtergrond, akker, basis, beginsel, beweegreden, bodem, bron, drijfveer, erf, erve, fond, fundament, grondslag, kiem, land, motief, oorsprong, oorzaak,  overweging, raison, ratio, reden, terra, terrein, veld, vlakte, vloer 
grond aanwinnen - inpolderen
grond binnen de omheining  van een boerenwoning - dries
grond buiten de dijk (vóór inpoldering) - kwelder
grond bij een huis   erf 
grond die aan de staat behoort - staatsdomein
grond die erts bevat   ader 
grond- en dijkwerker - polderjongen
grond in kaart brengen - kadastreren
grond in vruchtgebruik - leengoed
grond langs de rivier - griend
grond langs de zee   strand 
grond om boerderij   erf, erve 
grond ophogen   aanaarden 
grond tot behandelen   reden 
grond tussen dijk en rivier   oeverwal, uiterwaard
grond van weinig waarde   onland 
grond van baron - baronie
grond van de staat - domein, territorium
grond van verdenking - indicatie
grond van weinig waarde - onland
grond voor vermoeden en verdenking   aanwijzing, indicatie, indicium,  vingerwijzing
grondaanwinning   inpoldering, kolonisatie
grondbalk   kesp 
grondbedekking - kleed, loper, tapijt
grondbedrag   basisbedrag 
grondbeeld   model, prototype
grondbeginsel   dogma, element, fundament, kiem, principe, richtsnoer, stelregel
grondbeginsel betreffend   elementair, fundamenteel, principieel
grondbeginsel dat niet bewezen is - axioma
grondbegrip - categorie, principe
grondbegrip van een leer - leerbegrip
grondbeschrijvend   kadastraal
grondbeschrijving   kadaster 
grondbestanddeel - element, kern
grondbetekenis van een woord - etymon
grondbewerking   eggen, gieren, mesten, ploegen
grondbewerkingsmachine - cultivator
grondbezit   eigendom 
grondbezit in vruchtgebruik - leen
grondbezit van vazal - leen
grondbezit van vorst - kroondomein
grondbezitter - ingeland, landeigenaar, landheer
grondbezitter van een polder - ingeland
grondbezit van vazal   leen
grondbezitting - landerijen
grondboor   puls 
grondconstructie - postulaat
grondel - dikkopje
gronddenkbeeld   grondgedachte 
grondduiker- sifon
grondeenheid   monade 
grondeigendom   grondbezit 
grondeigendom van de staat   domein
grondeigenaar - gelande, landheer, landlord, propriëtair
grondeigenaar in polder - eigenerfde, ingeland
grondeigendom - grondbezit
grondeigendom van de staat - domein
grondeigenschap - axioma
grondel - dikkopje
grondeloos   bodemloos, ongegrond, onpeilbaar 
gronden   baseren, funderen, grondverven, grondvesten, stichten, vesten
gronden aan de noordkust van Nederland - wadden
grond en goed - terdege
gronden op - baseren
gronderig - troebel
grondgebied   areaal, erf, land, rechtsgebied, rijk, staat, streek, terrein, territoir, territoor, territor, territorium, tuin
grondgebied van een munt - areaal
grondgebruiker   boer 
grondgedachte   basis, beginsel, principe, thema
grondgetal - zestig
grondhaak - kloet
grondhoek - basishoek
grondhoogte - terp
grondhuur - erfpacht, pacht
grondig – afdoend, danig, degelijk, deugdelijk, diep, diepgaand, extensief, flink, fundamenteel, gedegen, geducht, indringend, ingrijpend, innig, radicaal, solide, stevig, terdege, troebel, uitentreuren, weldoordacht 
grondig   grondlegging, stichting 
grondig bespreken - beredeneren
gronding - grondlegging, stichting
grondlaag   fundament, onderlaag, precoat, residu, substraat
grondlaag met grondwater   kwelm 
grond langs de weg - berm
grond langs de zee - strand
grondlasten   grondbelasting 
grondleen - bordelagium 
grondlegger   oprichter, stichter 
grondlegger van de bacteriologie   Pasteur
grondlegger van de biochemie   Liebig
grondlegger van de elektriciteitsleer   Maxwell
grondlegger van de psychoanalyse   Fraud 
grondlegger van de spectroscopie   Huggins
grondlegger van het Esperanto - Zamennof
grondlegging - gronding
grondlijn (wisk.)   basis 
grondlijn - fundament, grondslag, grondvlak
grondlijster - pitta
grondmist - nevel
grondmuur - fondament, fundament, fundering
grondnoot   aardnoot, apenoot, katjang, olienoot, pinda 
grondnotenolie - arachisolie
grond paal - funderingspaal, heipaal, juffer
grondpand - hypotheek
grondpein - kweek(gras)
grondplan   grondtekening, ontwerp, plattegrond
grondplant - lilmos
grondprobleem   kernprobleem 
grondpunt - kernpunt
grondregel   axioma, basis, beginsel, norm, principe, programma, grondregel van een  wetenschap - axioma, statuut, stelregel, theorie
grondregister - kadaster
grondrente - cijnsrecht
grondschaaf - horletoet
grondschuiver - bulldozer
grondslag    axioma,  basis,  beginsel, fundament, fundering, grondvest, handvest
grondslag leggen   baseren, funderen, grondvesten
grondslag van een dijk   zaat, zate
grondslag van muntstelsel   standaard
grondslagen betreffend - elementair
grondsoort   geest, grint, hei, hoogveen, kalk, keileem, klei, laagveen, leem, löss, mergel, moer, molm, oer, tuinaarde, veen, zand, zandsteen, zavel, zeeklei
grondsoort in Limburg - löss
grondsop   bezinksel, drab, droesem, heffe, moer, residu, zetsel 
grondsteen   fundamant, hoeksteen 
grondstelling   axioma, materie, postulaat, principe, stelregel
grondstof   element, erts, materiaal, materie, specie, stoffage
grondstof van asfalt - bitumen
grondstof voor aluminium   bauxiet 
grondstof voor azijnbereiding - azijnzuur
grondstof voor beton - cement
grondstof voor bier   gerst, gist, hop, mout
grondstof voor brood - beslag, bloem, deeg, gist, graan, koren, meel
grondstof voor brouwerij   hop, mout 
grondstof voor buskruit   houtskool, salpeter, zwavel
grondstof voor goedkope plastic - polystyreen
grondstof voor grammofoonplaten - schellak
grondstof voor inkt - gal(appel), galnoot
grondstof voor jenever - moutwijn
grondstof voor jodium - kelp (as van verbrand wier)
grondstof voor kaarsen - aardwas, ozokerlet, stearine
grondstof voor kleurstoffen - aniline
 grondstof voor lekkernij - chocolade
grondstof voor limonade - essence
grondstof voor linnen - vlas
grondstof voor luciferskoppen - fosfor
grondstof voor macaroni - gries
grondstof voor metaal - bauxiet, (ijzer)erts
grondstof voor metaalbereiding - erts
grondstof voor meubel politoer - schellak
grondstof voor pap   melk
grondstof voor papier   cellulose, espartogras, hout, lompen
grondstof voor pannekoeken   beslag
grondstof voor pottenbakkers   gleis, klei, leem 
grondstof voor suikerbereiding - beetwortel, suikerbiet
grondstof voor superfosfaat - calciumfosfaat, fosforiet
grondstof voor tennisbaan   gravel 
grondstof voor textiel - garen, katoen
grondstof voor touw   hennep, sisal, vlas
grondstof voor macaroni, vermicelli etc. - hardgries
grondstof voor verf - aniline, indigo, loodacetaat, loodwit, meekrap, standolie
grondstof voor vernis - damar
grondstof voor was- en lichtechte kleurstoffen - antraceen
grondstof voor weefsels - afval, baardsel, bent, hennep, hongerwol, jute, kaard(sel), kamwol, katoen, (pluis, vezel), pluksel, ramen, sneerwol, spanzijde, spinzijde, snuit, spijt, vezelgewas, vlas(dot), vloksel, vlokzijde, vlokwal, vodje, wol, wolvet, zijde
grondstof voor zeepbereiding   alkali, loog, vetstoffen
grondstuk voor beelden en zuilen - basement, sokkel, voetstuk
grondtaal   begintaal, Germaans, Gotisch, Grieks, Latijn, oertaal  grondtekening - delineatie, plan, plattegrond, schets
grondtekst - origineel
grondtoon   a, do, motief, prime, toonaard, tonica, ut
grondtoon van de toonladder - prime
grondtrek - hoofdlijn
grond tussen dijk en rivier - uiterwaard
grond verbetering - bevloeiing, irrigatie, melioratie, mesten
grondvernis - slijplak
grondverven - gronden
grondverwering   afslijting, erosie, uitholling
grondverzetmachine   bulldozer 
grondvest   basis, fundament, grondslag, principe
grondvesten   baseren, funderen, gronden, stichten 
grondvester - grondlegger, stichter
grondvester van da U.S.S.R.   Lenin 
grondvlak   basis, bodem, bodemvlak, steunvlak, vloer 
grond voor tuinbouw - teelaarde
grondvorm    model, type, voorbeeld, vorm
grondvuil (uitsmelten van edele metalen) - lavuur
grondwaarheid   axioma 
grondwals - aardrol
grondwater   kwelwater, welwater, zakwater
grondwater betreffende   freatisch 
grondweefsel van planten - parenchym
grondwerker - graver
grondwet   constitutie 
grondwettelijk   constitutioneel, grondwettig 
grondwoord   stamwoord 
grondzee   stortzee 
grondzuil   steunpilaar 
Gronings bier   kluin 
Gronings eiland   Rottum, Rottumeroog, Rottumerplaat
Gronings gebouw   Martinitoren
Gronings gewest   Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Westerkwartier, Westerwolde
Gronings hoog dorp   wierd(e) 
Gronings vliegveld   Eelde
Gronings water - Boterdiep, Damsterdiep, Reitdiep
Groningse edelen (middeleeuwen) - redger
Groningse haven - Delfzijl, Zoutkamp
Groningse munt (17e eeuw) - flebbe
Groningse plaats - 
 4   Leek
 5   Bedum, Haren, Marum, Ulrum
 6   Beerta, Winsum
 7   Delfzijl, Veendam, Warffum
 8   Hoogkerk, Midwolda, Scheemda, Zoutkamp
 9   Groningen, Grijpskerk, Hoogezand, Loppersum,   
      Muntendam,  Onstwedde, Sappemeer, Uithuizen, Zuidhoorn
10   Appingedam, Grootegast, Noordwolde, Slochteren,
       Vlagtwedde, Wildervank, Winschoten
11   Roodeschool, Stadskanaal
12   Bellingwolde, Musselkanaal, Nieuweschans
Groningse streek - Duurswold, Fivelingo, Goorecht,
Hunsingo, Oldambt, Westerkwartier, Westerwolde
groom   livreibediende, rijknecht, stalknecht
groot   aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, breed, enorm, fiks, geweldig, groots, kloek, kolossaal, lang, machtig, macro, mega, omvangrijk, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, volwassen, voornaam, voortreffelijk, uitgebreid, uitgestrekt, uitstekend, voornaam, wijd
groot aantal - boel, massa, menigte, hoop, legio, veel, verzameling 
groot applaus - ovatie
groot bedrag - miljoen, kapitaal, ton
groot beest - behemota, brontosaurus
groot bezit - gezondheid, rijkdom, schat
groot bierglas - pul
groot bioloog - Darwin, Carell, Mendel
groot boek - foliant
groot brengen - opfokken, opkweken, opvoeden
Groot-Brittanië - Engeland, Schotland
groot dichter   Dante, Goethe, Homerus, Schiller, Shakespeare, Shelley,
groot dik boek - pil, foliant
groot dik stuk - homp
groot diner - banket
groot drinkglas - bokaal
groot drukletter   regaal
groot eiland   Eire, Erin, Groenland ,Ierland
groot en breed - ruim
groot en diepgaande (kennis) - gedegen
groot en gerekt - lang
groot en ruim - breed
groot en sterk - flink, stevig, stoer
groot en stevig - fors, lijvig
groot en zwaar   grof, groot, log, lomp, lijvig
groot en zwaar persoon - gofferd
groot exemplaar   kanjer, knots
groot feest   gala, partij
groot figuur   held, reus
groot filmdoek - cinemascope
groot formaat papier - folio
groot gat in een kous - knol
groot gebergte   Alpen, Andes, Oeral
groot gebouw   burcht, dom, flat, hal, kasteel, kathedraal, kerk, schouwburg, stadion, theater, toren, wolkenkrabber
groot gebouw in Amsterdam   R.A.l. 
groot gebouw voor sport - stadion
groot gebrek - gemis, penurie
groot geoloog - Lamarck
groot getal - legio, menigte, veel
groot gevaar - menner, temmer
groot geval - gevaarte
groot gevecht - titanenstrijd, veldslag
groot gasveld - weide
groot glas - bel, bokaal, drinkbeker, kelk, pintglas, tumbler
groot hert - eland, rendier
groot historicus - Fruin, Huizinga, Romein
groot huis    kasteel, slot, villa
groot in aantal - legio, talrijk 
groot inlands hert - edelhert
groot jager - Nimrod, Orion 
groot kapitaal - fortuin
groot koning - maharadja
groot koopvaardijschip - hulk
groot kussen - peluw
groot land - Australië, V. S., U. S. A., China, India, Rusland
groot lettersoort - canon, kapitaal
groot  lichaam - kolos
groot logement - hotel
groot lokaal - zaal
groot maken - verheffen
groot man uit de geschiedenis   Alexander, Caesar, Erasmus,  Hannibal, Napoleon
groot mens   enak, genie, held, kei, reus
groot mes - broodmes, hakmes, jachtmes, kalf, slagersmes, vleesmes
groot meubelstuk  - dressoir, wandmeubel
groot muziekfeest - festival
groot nadeel (geldelijk) - strop
groot natuurkundige   Bohr, Celsius, Einstein, Fahrenheit Lorentz, Newton, Planck, Réaumur, Volta, Zernike
groot Nederlands - Diets
groot Nederlands schaker - Euwe, Timman
groot ongeluk   catastrofe, katastrofe, onheil, ramp
groot ongezuurd roggebrood - pompernikkel
groot onheil   calamiteit, catastrofe, ramp
groot (doordringend kijkend) oog - koloog
groot oorlogsschip - Dreadnought, vliegtuigmoederschip
groot opgezet - ambitieus
groot opzien   sensatie 
groot papierformaat - folio, imperiaal, grootmediaan, grootoctavo
groot plat stuk hout - plaat
groot plein   esplanade 
groot portaal - hal, vestibule
groot prehistorisch dier - mammoet, mastodont
groot pretpark - lunapark
groot projectiel   raket, torpedo
groot reder - soter
groot rijk - empirium, keizerrijk, kolos
groot rooster voor het braden - barbecue
groot ruiterfeest in Canada - stampede
groot schaakmeester   Aljechin, Bogoljubov, Botwinnik,  Bronstein, Capablanca, Euwe, Fischer, Lasker,  Morphy,  Petrosian, Smislov, Spasski, Steinitz, Tal Timman,, 
groot scheikundige   Laplace, Oparin
groot schietwapen - kanon
groot sleepnet - kol, zegen
groot soort drukletter - regaal
groot soort hagedis - krokodil
groot soort letter   hoofdletter, kanon, kapitaal, regaal
groot soort walvis - ork, orka
groot soort sportterrein - stadion
groot speenkruid - aambeienkruid
groot staatsman - Churchill, (de) Gaulle, Drees, Kennedy, Napoleon, Nehroe, Roosevelt
groot sterk mens - krachtpatser, mannetjesputter
groot sterrenkundige   Kepler, Tycho 
groot strijkinstrument   bas, contrabas
groot stuk - bonk, brok, homp, klomp, klont, mop
groot stuk boter - klont
groot stuk doek aan de mast - zeil
groot stuk vis - moot
groot toonkunstenaar - maestro
groot treknet - wade
groot uitblinker - coryfee
groot uitvinder   Edison, Marconi 
groot vaartuig - prauw
groot van lengte - lang
groot vee - runderen
groot verlies   debâcle, ramp, slag 
groot vertrek   aula, hal, lokaal, zaal
groot vierkant zeil - razeil
groot vinvoetig dier - walrus
groot visnet - schrobnet, wade, zegen 
groot vliegtuig - Jumbo
groot voertuig (boedh.) - mahajana, mahayana
groot volkscentrum - stad
groot voornaam huis - landgoed, landhuis, villa
groot voorplein - esplanade
groot voorstellen   opsnijden, opscheppen, overdrijven
groot voorwerp - gevaartejoekel, kanjer
groot vuur - brand, vuurzee
groot waardigheidsbekleder - kanselier
groot warenhuis - bazaar
groot water   meer, oceaan, zee 
groot waterdier   narwal, nijlpaard, walrus, walvis
groot waterreptiel - alligator
groot watervat op schepen - legger
groot waterwerk - stuwdam
groot werk - reuzenkarwei
groot werpnet (aalvangst) - aalgeerjaagnet
groot wezen   reus 
groot wijnglas   roemer, romer 
groot wijnvat   toelast 
groot winkelbedrijf - supermarkt, warenhuis 
groot (Germaans-heidens) winterfeest - joelfeest
groot wiskundige   Boole, Euclides, Euler, Frege, Gauss
groot worden - groeien
groot zakmes - kortjan
groot zeedier - walrus, walvis
groot zeezoogdier - orka, walvis
groot zeilschip - fregat, galjoen 
groot zoogdier - neushoorn olifant, rinoceros
groot, zwaar boek   turf
grootachtige brasem in de Middellandse Zee - osseoog
grootbrengen - braken, kweken, meevoeren, opgeven, opkweken, opmalen, opvoeden, voedsteren
grootdoener - dikdoener, opschepper, pocher
grootgebracht   getogen, opgevoed
grootgrondbezit - latifundum
grootgrondbezitter - bojaar
groothandelaar - grossier, jabber, negotiant
groot hans - bluffer, pocher
groothartig - edel, edelmoedig, grootmoedig, lankmoedig, nobel
groothartigheid - edelmoedigheid, grootmoedigheid, hoogheid
grootheid - aanzien, adel, grandeur, heerlijkheid, hoeveelheid, hoogheid, kwantum, luister, majesteit, quantum, verhevenheid, waardigheid
grootheidswaan - megalomanie
groothertogdom - Luxemburg
groothandelaar   grossier 
groothartig   edel, edelmoediglankmoedig 
groothartigheid   edelmoedigheid, hoogheid, grootmoedigheid
grootheid   adel, hoogheid, luister 
grootheidswaanzin    megalomanie 
groothertogdom   Luxemburg 
groothoofdig - macrocefaal
grootje   grootmoeder , oma, opoe
grootkanselier van het pauselijk hof - aartskanselier
grootkanselier   opperzegelbewaarder
grootkop - bucephalus 
grootkruis   erekruis, ridderteken 
grootmaken   verheerlijken, verheffen
grootmoeder   beppe, besje, bestemoer grootje, oma, opoe
grootmoedig   aardig, edel(moedig), genereus, magnaniem, nobel, onbaatzuchtig, onzelfzuchtig,  trotsvol
grootmoedigheid   edelmoedigheid, noblesse
grootmogol - Lenk, Timoer
grootogige vis - osseoog
grootouder - oma, opa, opoe
grootpoothoender - hamerhoen, maleo
groots – edel, enorm, fier, grandioos, heerlijk, hooghartig, hoogmoedig, immens, indrukwekkend, (muz.), kolossaal,  luisterrijk, machtig,  maëstuoso, magistraal, magnaniem, majestueus, massaal, meesterlijk, monumentaal, ontzaglijk, prachtig, roemrijk, reusachtig,  ruim, schitterend, trots, verheven, weids 
grootscheeps - royaal, weids
groots van afmetingen   enorm, gigantisch, kolossaal, 
monumentaal
grootse prestatie   topprestatie 
grootsheid   fierheid, hoogmoed, indrukwekkendheid, pracht, trots, verwaandheid
grootspraak   blague, bluf, bombarie, branie, bravado, eigenlof, fanfaronnade, gasconnade, gepoch, geschetter, gesnork, gezwets, jagerslatijn, lef, magnilokwentie, ophef, opschepperij, opsnijden,  ostentetie, overdrijving, pocherij, poeha, praal, praalzucht, pralerij, roem, rodhomontade, snoeverij, vertoon, poeha, poeha, vanterie, vertoonmaking, visserslatijn
grootspraak van jagers - jagerslatijn
grootsprakig   snoevend, zwetsend 
grootspreekster - pochster, snoefster
grootspreken   bluffen, keffen, overdrijven, pochen, snoeven 
grootsprekend - glorieus, luisterrijk, roemrijk
grootspreker   blageur, bluffer, bramarbas, fanfaron, levenmaker, opschepper, opsnijder, overdrijven, pocher, praalhans, praler, pronker, renommist, snoever, windbuil, zwetser
grootsprekerij - renommage, snoeftaal
grootst - gewichtigst, grandioos, meest, uiterst, voornaamst
grootst (het) - extreem
grootstalmeester - maarschalk
grootste - meest, meeste
grootste afstand van de aarde tot de zon - afelium
grootste arend van Z.A. - harpij
grootste belasting - toelaatbaar
grootste continent - Eurazië
grootste deel   leeuwendeel 
grootste der oude Griekse schilders - Apelles
grootste diamant - Culliman
grootste diersoort   bruinvis, olifant, potvis, walvis
grootste eiland der Antillen   Cuba 
grootste eiland der Balearen - Majorca
grootste eiland ter wereld - Groenland
grootste eiland van de Balearen - Mallorca
grootste Europese uil - oehoe
grootste gedeelte - grotendeels, leeuwedeel, meerderheid, merendeel
grootste gemene deler   G.G.D. 
grootste graad van kommer,smart, woede, enz. - paroxisme
grootste haven van Frankrijk - Marseille
grootste hertesoort - eland
grootste hoeveelheid - maximaal, meest
grootste hoogte   culminatie, top, zenith
grootste kantoorgebouw ter wereld - Pentagon
grootste klier - lever
grootste klok in klokkentoren   bourdon
grootste meer van Europa - Ladogameer
grootste rivier van Afrika   Nijl 
grootste rivier van Europa   Wolga 
grootste rivier van Java   Solo 
grootste rivier van Rusland   Wolga 
grootste rivier van Zuid Amerika   Amazone
grootste schiereiland van Noord Amerika   Labrador
grootste schip van een rederij - vlaggeschip
grootste sloep van een schip - barkas
grootste soort hert   eland 
grootste soort wipstaart - goudpluvier
grootste stad van Nebraska   Omaha
grootste strijkinstrument   (contra)bas
grootste vaart   topsnelheid 
grootste vissershaven ter wereld - Grimsby
grootste vliegende vogel ter wereld - condor
grootste vogel van Amerika - nandoe
grootste wijnland ter wereld - Frankrijk
grootste woestijn ter wereld - Sahara
grootte   aantal, afmeting, breedte, formaat, getal, hoeveelheid, inhoud, kaliber, lengte, maat, omvang, sterkte, talrijkheid, volume, vorm, zwaarte
grootte en vorm - formaat
grootte bepalen - meten
groottemeter   megameter 
groot-semenarie - scholastikaat
grootvader   opa, grootpapa 
grootvader van Abraham   Nahor 
grootvader van Aram - Noach, Noë
grootvader van David   Obed 
grootvader van Kanaän   Noach, Noë
grootvader van Salomo   Isaï 
grootvee   runderen 
grootvizier - chiliarch
grootvleugeligen - macropterygidae
grootwaardigheidsbekleder - dignitaris
grootzegel aan orde - bul
grootzeil van de achterste mast van een viermastbark - Jigger
gros   aantal, meerderheid, meesten, merendeel, tal
grosse - agschrift
grossierderij   groothandel    
grosso mode   (afk.) gr .m. , ruwweg
grot   hol, holte, spelonk, uitholling 
grotdeskundige - speleoloog
grot in Noord-Spanje – Altamira
grote aak - samoreus
grote aal - lebaal
grote aanvangsletter   hoofdletter, initiaal
grote aap   baviaan, gorilla,, mandril, orang-oetang
grote adelaar   koningsarend 
grote afkeer   haat, hekel, walging 
grote afstand   stadie, verte 
grote algemene kennis van het geestesleven - eruditie
grote auto   camion (Belg.), slee, truck
grote auto voor verhuizingen   verhuiswagen, tapissière
grote basluit - teorbe, theorbe
grote basviool - contrabas
grote beginletter    hoofdletter, initiaal
grote Beer - Hellewagen
grote Beer , een van de sterren van de - Alcor, Alioth, Benetnach, Dubhe, Megrez, Merak, Mizar, Phecda
grote beker   bokaal, roemer
grote beroemdheid - superster 
grote binnenplaats – plein
grote blauwepruim - pruimedant
grote boerderij   farm 
grote boor   avegaar, egger, effer zwikboor  
grote borst - boezem
grote boterbloem   egelkolen 
grote braadpan - kastrol, kasserol
grote brandnetel - nettel
grote brede schop - schoep
grote broeikas - serre
grote bijl   aks 
grote bijval   furore 
grote cirkel gaande door de twee polen - meridiaan
grote deurnis   portaal 
grote diamant - Amsterdammer, Cullinan, Kohinoor, Orloff, Paragon
grote dichter - Dante, Goethe
grote dolk - kortelas
grote domheid   blunder, enormiteit, flater, stommiteit
grote domoor - uil
grote draagmand   bagge 
grote drakendoder - Joris
grote drinkbeker - bokaal, kelk 
grote drukletter   kapitaal, regaal, sabon
grote druklettersoort - missaal
grote duif op Nieuw-Guinea - kroonduif
grote dure auto -  slee
grote dwaasheid - gekkemanswerk
grote edelsteen - Cullinan
grote eetbare huisjesslak - caracole, karakol
grote eetkamer - eetzaal
grote elektrische batterij - anodebatterij
grote emmer - amer, ameraal, puts
grote en algemene kennis van het geestesleven - eruditie
grote Europese rivier   Don,  Donau, Rijn, Wolga
grote evangelist uit V.S. - Graham
grote feestbokaal - hanzebeker
grote figuur   reus 
grote fles - bottel
grote fout tegen de regels van de spraakkunst - solicisme, soloecisme
grote Franse vazal - pair
grote geest - mahatma
grote geest (Indiaans) - manitoe
grote gehoorzaal   aula, auditorium 
grote geldsom - kapitaal
grote gele, perzik - merkaton
grote gemeente   stad 
grote gier uit de Andes - condor, koadok  
grote gok - waagstuk
grote golf   baar, roller
grote graanschuur - silo
grote grasvlakte   campo, llano, pampa, poesta, prairie, steppe, toendra
grote grauwgroene appelsoort - reinet, renet
grote groep - menigte
grote groep hoefdieren - kudde
grote groep insecten - leger, zwerm
grote groep mensen - drom, massa, menigte
grote groep vissen - school
grote groep wielrenners – peloton
grote grondboor - puls
grote hagedis - leguaan, varaan
grote halsdoek - labaar,  overslager
grote hamer - beuker, moker, slegel, slegge 
grote hand - pollepel
grotehap - mondvol
grote haren zeef - teems
grote heer - padisjah
grote hersenen - cerebrum
grote hit - ked, ket, kidde
grote hoeveelheid   boel, berg, bom, drom, hoop, legio, massa, menigte, overvloed, slomp, smak, stapel, stortvloed, tal, veel, wolk, zee
grote hoeveelheid geld   fortuin, kapitaal, schat
grote hoeveelheid hooi   hooiberg, hooimijt
grote hoeveelheid katoen - baal
grote hoeveelheid mensen   menigte, schare
grote hoeveelheid schepen   vloot 
grote hoeveelheid soldaten - regiment
grote hoeveelheid vissen - school
grote hoeveelheid water - zee
grote hoeveelheid zand - berg, woestijn 
grote hofstede - havezaat, havezate
grote hond - bernardshond
Grote Hond, een van de sterren van de - Hondsster, Sirius
grote hoofdletter - unicaal
grote hoogte - berg
grote hoop - berg, gros, massa, menigte, stapel
grote houten hamer   sleg, slegge, slei
grote houten lepel - pollepel, sleef
grote houten zeilboot - klipper
grote huizenmassa - blok, flatgebouw, huurkazerne
grote ingang - poort
grote inktvis - achtarm, octopus
grote kaars op een kandelaar - stalkaars
grote kamer - lokaal, salon, zaal 
grote kan   kit
grote katuil - bosuil, ransuil
grote kerk   basiliek, dom, kathedraal
grote kever in Z.Amerika - Hercules
grote klad inkt -  mop
grote klamp om trossen vast te maken - bolder
grote knikker - bakker, bonket, stuiter 
grote knobbel - carcinoom, gezwel
grote knol - koolraap, rammenas
grote kogel met ontplofbare lading - bom, raket
grote kuip - bad, tobbe 
grote kwelling - tantaluskwelling
grote kwint   dominant 
grote landmassa - continent, vasteland
grote lange vis - zaagbaars
grote leegte - vacuüm
grote lepel sleef
grote letter - majuskel
grote lettersoort   kanon, kapitaal, koeiekop, regaal 
grote libel - glazenmaker, glazenwasser
grote lijster - appellijster
grote loofboom - sequoia
grote loods   hangar 
grote loopvogel - scharrebijter, struisvogel
grote man - kolos, reus
grote margriet - ganzebloem, johannesbloem
grote massa   drom(men), hoop, horde, massa, menigte, meute, troep 
grote meeuw - burgemeester
grote melktobbe - staar
grote meneer - banjer, banjerheer
grote menigte   bande, boel, drom, heleboel, hoop, leger, massa, troep, vleet, zee, zwerm 
grote menigte krijgsvolk   leger, legioen
grote menigte sterren   starrenbeeld 
grote menigte vogels   zwerm 
grote meteoor - bolide
grote mier   brek
grote mislukking   catastrofe, debacle, flop, katastrofe
grote modderkruiper   meerpoet, donderaal
grote moedige vogel   adelaar, havik, valk
grote mogendheid   China, Rusland, USA, USSR, VS. Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Japan
grote motorsloep – barkas
grote muziekuitvoering - taptoe 
grote naainaald - pook
grote naaldboom - ceder
grote nachtvlinder - nachtpauwoog
grote oceaan, eiland in de - 
 3   Yap  
 4   Wake
 5   Baker, Efate, Flink, Goeam 
 6   Anatom, Bikini, Jaluit, Jarvis, Kadvak, Malden, Ponape,
      Saipan, Tahiti
 7   Baranof, Fanning, Howland, Matador, Norfolk, Palmyra
 8   Eniwetok, Johnston, Pitcairn, Wrangell
 9   Guadelupe
10  Paaseiland, Tongalaboe
grote oceaan, eilandengroep in de - 
 7   Fidzji´s, Midways
 8   Aleoeten, Hebriden, Koerilen, ,Marianen, Sporaden
 9   Carolinen, Galapagos, Louisiaden, Melanesië,
      Polynesië,
      Rioe-Kioes, Tokelaoes
10  Filippijnen, Micronesië, Toeametoes
16  Bismarck-archipel
 grote oceaan, trog in de - 
 7   Yaptrog
 9   Bonintrog, Japantrog, Palautrog, Tongatrog
10  Mexcotrog
11  Atacamatrog, Kermadetrog, 
12  Acapulcotrog, Aloetentrog, Koerillentrog, 
      Marianentrog, Rioekioetrog
16  Bougainvilletrog
grote onderneming   concern, kartel, trust
grote onzin - kolder, waanzin
 grote oorrob - zeeleeuw
grote opeenhoping - aandrang
grote ontplofbare kogel   dumdum, granaat, bom
grote opgang   furore 
grote orchidee - reuzenorchis
grote overdekte ruimte - hal
grote personenauto - stationcar
grote piano - vleugel
grote piethamer - slaghamer
grote plaats   metropool, stad 
grote platte boot - aak
grote platte mand - wan
grote pluvier - griel, wilster
grote pruik uit de zeventiende eeuw - allongeprulk
grote puts - amiraal
grote raam- of spanzaag - schulpzaag
grote ramp   calamiteit, cataclysme, catastrofe,  katastrofe, onheil, watersnood
grote reistas - koffer
grote rivier   Amazone, Don, Donau, Ganges, Indus, Maas, Mekong, Nijl, Mississippi, Rijn, Taag, Tsjaad, Waal, Wolga,
Zambezi
grote rivier in Afrika   Kongo, Niger, Nijl, Senegal
grote rivier in Amerika   Amazone, Mississippi
grote rivier in Azië   Ganges, Indus, Hoangho, Jangtsekiang, Lena, Mekong, Ob
grote rivier in Duitsland    Elbe, Oder, Rijn, Wezer
grote rivier in Engeland   Theems 
grote rivier in Frankrijk   Garonne, Loire, Rhône, Seine
grote rivier in Italië   Po, Tiber 
grote rivier in Nederland   Maas, Rijn, Waal
grote rivier in Rusland   Wolga 
grote rivier in West-Afrika - Senegal
grote rode zure kers - griotte
grote roeiboot - aak, barkas, pinas, sloep
grote roeisloep - barkas
grote rommel - bende, pan, rotzooi
grote ronde cake - tulband
grote ronde vrucht - pompoer
grote roofvis in modderige rivieren - meerval
grote roofvogel - adelaar, condor
grote ruwe steenmassa - rots
grote sabel - sarras
grote sardien   pelser 
grote schaalvormige platte mand - schudwan, tampa, wan
grote schaar - legio
grote scheepslantaarn - brandaris
grote schelm - boosdoener, spitsboef
grote schelp - reuzenschelp
grote schare mensen - menigte
grote schep   ballaster, bats
grote schop - bats
grote sinaasappel   Jaffa 
grote sjaal - omslag
grote slachting   bloedbad, hecatombe
grote slagader - aorta
grote slagputs - ameraal
grote slang - python
grote slee   ar, arre
grote sloep   barkas 
grote smart - beproeving
grote smidshamer   voorhamer
grote som gelds - kapitaal
grote soort letter - canon, kapitaal, re
grote soort nachtuil - schuifuil
grote Spaanse vloot - armada
grote spiegel - psyche (draaibaar)
grote spijker - draadnagel, rong, taats 
grote spijker voor houten vloeren - zoldernagel
grote spijt - hartknaging, hartzeer, wroeging
grote spin in Amerika - vogelspin
grote stad in Afrika   Alexandrië, Caïro
grote stad in Amerika   Boston, Chicago, New York, Washington 
grote stad in Australië   Melbourne, Sydney
grote stad in Azië   Bombay, Calcutta, Peking
grote stad in België   Antwerpen, Brussel
grote stad in Duitsland   Aken, Berlijn, Dortmund, Essen, Frankfurt, Hamburg,, Hannover, Keulen, München, Wupperthal
grote stad in Engeland   Birmingham, Leeds, Londen,  Manchester, Sheffield, Southampton
grote stad in Italië    Genua, Milaan, Napels, Rome, Venetië
grote stad in Nederland   Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage
grote stad in Oostenrijk   Wenen 
grote stad in Rusland   Leningrad, Moskou
grote stad in Spanje   Barcelona, Madrid
grote stad in Zuid-Amerika - Rio
grote steekvlieg - tseetseevlieg
grote steen - kei,  rolsteen
grote steenmassa   klip, rots, rotsgevaarte
grote sterke man - enak, goliath, kanjer, reus
grote stoep   bordes, trottoir 
grote stommiteit - enormiteit
grote strijd - oorlog, wedstrijd, worsteling
grote stroming - golfstroom
grote tas   karbies 
grote terts - majeur
grote tertstoonaard - majeur
grote teug - gulp
grote tobbe - balie
grote toeloop   run, rush 
grote troep - karavaan
grote trom in een Moskee - bedoek
grote tuin    hof, park, paviljoen
grote tuin in stad - park
grote uitroeiing - genocide
grote uitschuifbare ladder - magirusladder
grote vaardigheid - volubiliteit
grote verzameling - collectie, compilatie, museum (oneigenlijk)
grote verkeersweg   autobaan, rijksweg, snelweg, verkeersader
grote verwondering - verbazing
grote verzameling huizen   stad 
grote verzameling sterren   sterrenhemel
grote viervoeter   kameel, olifant 
grote vis - kanjer, tarbot
grote vleermuis - kalong
grote vlerkpauw   karakor, korekore 
grote vlieg - brems, bremze, bromvlieg, daas, horzel, paardevlieg, steekvlieg, tseetseevlieg
grote vloot   armada 
grote vogelkooi - voliere
grote volwassen ever - zeiler
 grote vorstbult - pingo
grote vrucht   ananas, kalebas, kokosnoot, meloen, ponpoen, suikermeloen
grote vijgenboom   waringin 
grote vijzel - mortier
grote waadvogel   flamingo 
grote waaier - poenka (Indon.)
grote walvis - ork
grote warmte   hitte 
grote waskuip - tobbe
grote waterbak - tank
grote waterplas op de heide   slat, ven 
grote watersnip - poelsnip
grote watervlakte   zee 
grote weide   meers 
grote wereld - aristocratie, macrocosmos
grote wereldzee - oceaan
grote werkplaats   fabriek 
grote wesp - horzel
grote wezel   hermelijn 
grote wielerronde - toer
grote winkelzaak   bazaar, bazar, magazijn, supermarkt, warenhuis
grote woede - razernij
grote woestijn - sahara
grote wollen en katoenen lap - tiretein
grote woordenrijkdom - verbositeit
grote wroeging - hartknaging, hartzeer
grote wurm - lintwurm
grote zaak - supermarkt, warenhuis
grote zaal - aula, hal
grote zak van grof linnen   baal 
grote zandvlakte - woestijn
grote zee - oceaan
grote zeebewoner - walvis
grote zeef   teems 
grote zeef voor graan   harp 
grote zeekreeft   langoest 
grote zeevis - goudmakreel, ork
grote zeevogel - albatros
grote ziener - maharishi
grote zilveren munt   knaak, rijksdaalder, riks
grote zure kers (rode)   griotte 
grote zwaardwalvis - ork
grote zware hamer - moker
grote zware persoon - dikzak, goffer, gofferd
grote zwarte mier - brek
grote zwarte waterketel - moor
grote zwemvogel - pelikaan, zwaan
grotelijks - erg, hevig, zeer
grotendeels - merendeels, voornamelijk
groter   meerder 
groter aantal - meer, meerderheid
groter maken - vergroten
groter of meer in aantal dan nodig is - overtollig
groter worden - groeien, opgroeien, toename, toenemen
grotere getalssterkte - overmacht
grotere sterkte - superioriteit
grotesk    barok, bizar, fantastisch, grillig, potsierlijk, raar, vreemd, vreemdsoortig, wonderlijk, zonderling
grotonderzoek - speleologie
grotonderzoeker   speleoloog 
grotparel - pisoliet
grotsalamander   olm 
grotwerk van schelpen,  koralen en stenen - rocaille
grove   ruwe
grove belediging - hoon, outrage, smaad
grove blunder - bok, flater, enormiteit
grove den - green, mastspar, pijnboom
grove doek - dweil
grove fout   blunder, bok, enormiteit, flater
grove fout tegen de spraakkundige regels - solecisme
grove geweven stof - jute
grove humor - slapstick
grove kant - bisette
grove kerel - bonk, knoet
grove kiezelsteen - maaskei
grove laster - smaad
grove lat - raster
grove schoen - barrel
grove stof - abaca, fitiretein, goeni, gonje, jute, tweed
grove straatsteen - kassei 
grove taalfout -sloecisme, solecisme
grove tarwe - amelkoren, spelt 
grove vijl - basterd vijl, rasp
grove wollen stof   aba, pilo, ras, trijp, tweed, stamijn
grove zinnelijkheid - lubriciteit
grovelijk   erg, schromelijk, zwaar 
grovigheid - lompheid, ruwheid
gruis   brokje, gries, korreltje, mortel stukje, poeder, puin, serpeling, zandje
gruis maken - mortelen
gruis van steenkool -  koolaarde
gruit - gagel
gruizel - griezel, scherf
grut - boekweit, gort, gruis, kinderen, kleingoed, kriel, ontuig, uitschot
grutboer - grutter
grutten - gorst, griesmeel
gruttenbrij - boekweit, gerste
grutter   grutmolenaar, kruidenier 
grutterswinkel - grutterij
grutto   griet, grit, marel
gruwbaar   afschrikwekkend, afgrijselijk, afschuwelijk, ontzettend, vreselijk
gruwel   abominatie, antipathie, afgrijzen, afkeer, afschuw, atrositeit, degout, geschil, gruweldaad, haat, hekel, horror, huivering, nijd, octium, rancune, ruzie, tegenzin, twist, vete, walg, weerzin walging, wanbedrijf, wrok, ijzing
gruwelen - gruwen, huiveren
gruwelijk - afgrijselijk, afschuwwekkend, detestabel, erg, ontzettend, repugnant, vreselijk, weerzinwekkend
gruwelijkheid - gruwel, ijselijkheid
gruwelmoord -  massacre
gruwen - griezelen, huiveren, ijzen, walgen
gruwzaam   afschuwwekkend, afschuwelijk, verschrikkelijk
grijnen - grienen
grijns - glimlach, grimas,  grijnslach, spotlach
grijnslach   spotlach 
grijnzaard   grommer, knorrepot 
grijnzen - grinniken, huilen,  lachen, 
grijnzend   demonisch, duivels, sardonisch, satanisch, spotlachend
grijnzend lachen - grinniken
grijpachtig - begerig
grijpbaar - bereikbaar, concreet, tastbaar 
grijpen   (aan)pakken, aanvatten, beetpakken, beroeren, krijgen, nemen, pakken, snappen, vangen, vastpakken, vatten
grijpen (in het wilde weg) - grabbelen
grijpen naar - reiken
grijper - excavateur, grondgraafmachine, vanger
grijper (grondgraafmachine) - excavateur
grijprtje - pakkertje
grijpvogel   griffioen, krakeend, lammergier
grijs   aloud, bar, donkerwit, grauw, groezelig, lichtblauw, overoud, oud, schier, vaal
grijsaard - bejaarde, nestor, oude
grijsachtig geel   beige 
grijsachtig metaal - kobalt
grijsbont   grauwgevlekt 
grijs en bejaard - oud
grijsgrauw   vaalgrauw 
grijsgroene kleur - reseda, zegroen 
grijsgroene roestlaag op brons en koperwerk - patina
grijsheid - ouderdom
grijskruid - knoflookkruid, kruiskruid
grijs of flets - vaal
grijs schilderwerk - grisaille
grijs worden - poliose
grijze fijnkorrelige zandsteen - molasse
grijze kleur   asgrauw grauw,
grijze kristallijne stof - arseen
Guadalcanal, hoofdstad van - Honiara
Guam, hoofdstad van - Agana
guano - vogeldrek
Guatemala, berg in - Agua, Fuego, Tajumalco
Guatemala, bevolkingsgroep in - Ladino´s 
Guatemala, luchtvaart mij. van - Avizteca
Guatemala, munt van   centavo, quetzal
Guatemala, oorspronkelijke bewoner van - Maya
Guatemala, politicus in - Armas, Barrios, Cabrera, Carrera, Fuentos
Guatemala, stad in - Coban. Guatemala, Quetzaltenango, Zacapa
Guatemala, vulkaan in - Tacana, Tajamulco 
gueridon (Fr.)   siertafeltje 
guichel   gekheid, goochelarij, grimas, oog bedrog, toverij, toverwerk 
guichet (Fr.)   deurraampje, loket
guide (Fr.)   geleide, gids, vleugelman, wegwijzer
guillotine   valbijl 
guillotineren - decapiteren
Guinee, bevolkingsgroep in - Foelbe, Kossi, Malinké, Soussou
Guinee, drank in - bili
Guinee, hoofdstad van - Conakry
Guinee, munteenheid in - Cauri, sily
Guinee, politicus in - Touré
Guinee, schiereiland van - Kaloem
Guinee, stad in - Dalaba, Kankan, Hindia, Mamoe
Guinees biggetje - cavia, marmot
guirlande - bloemslinger, festoen
guit - bengel, clown, deugniet, grappenmaker, kwant, kwant, leperd, nar, olijkerd, pagadder, platje, rakker, schalk, schavuit, schelm, slimmerd, snaak, vlegel
guitachtig   schalkachtig, schelmachtig
guiterij - polissonnerie
guitig    grappig, boertig, koddig , loos, luimig, malicieus, olijk, ondeugend, onschuldig, petillant, plat, schalks, schelms, snaaks
guitigheden - allotria
guitigheid - ondeugd
guitstuk   guitenstreek, jongensstreek
gul   cordiaal, gastvrij, goedgeefs, goedhartig, goedrond, hartelijk, joviaal, kwistig, liefdadig, mild, milddadig, offervaardig, onbekrompen, openhartig, overvloedig, resoluut, royaal, rijkelijk, scheutig, spendabel, vrijgevig, warm, weldadig, zacht
gul onthaal - gastvrijheid
gulden   dore, florijn, fl., gld, gouden, pegel, pegulant, piek, pieterman, pop, soof (barg.),
guldenappel - Adamsappel, paradijsappel
guldenteken   fl.
gulden maand - maart
gulden mysterie - Maria-boodschap
gulhartig   gastvrij, hartelijk, joviaal, oprecht, openhartig 
gulhartigheid   gastvrij, gastvrijheid, jovialiteit, mildheid, vriendelijkheid, vrijgevigheid
gulheid - kwistigheid
gul in het onthalen - gastvrij
gulle gastheer - amphitryon
gulp - broeksplit, golf, plens, slok, sluiting, split, straal, stroom, zwalp
gulp water - guts, plens, zwalp
gulpen - golven, gutsen, plens, plons, rits, slokken, stromen, teug, zwelgen
gulp in broek - split
gulweg - guluit, ronduit
gulzand   stuifzand, welzand
gulzig   begerig, graag, gretig, inhalig, onmatig, overdadig, schrokkerig, schrokkig, vraatzuchtig
gulzig doorzweigen - slokken
gulzig eten - buffelen, lepelen, schranzen, schrokken, slokken, verorberen, vreten, zwelgen
gulzig slikken - slokken
gulzigaard - doorjager, freter, gourmand, lekkerbek, slokken, hebberd, schranser, schrok, schrokhans, schrokkerd, schrokop, slokkerd, slokop, veelvraat, vraat, vreetwolf, vreetzak, vreter, zwelgerd  
gulzige eetster - vreetster
gulzige eter - slokker, slokkerd, schranzer, slokop, vraat, vreter
gulzigheid - snoepzucht, voraciteit, vraatzucht
gum   gom, stuf, vlakgom 
gummi   caoutchouc, elastiek, gom, rubber
gummiartikelen - preservatief, perservativa
gummidop op zuigfles - speen
gummidruk - offsetdruk
gimmimelksap van een sapotilleboom - chicle
gummistok - knuppel, wapenstok 
gunnen   laten, toestaan, toewijzen, verlenen
gunst - affectie, begunstiging, benefice, benevolente, faveur, gena, genegenheid, genade, goedgezindheid, goedheid, gratie, pre, prebende, voordeel, voorkeur, voorrecht, voorspoed,  
gunstbewijs - genade
gunstbrief - octrooi
gunsteling   beminde, favoriet, lieveling, mignon, protégé, troetelkind 
gunsteling van Caesar - Brutus
gunsteling van Dionysios - Damocles
gunsteling van Nero - Petronius, Seneca
gunster - glans, schittering, sprank, vonk
gunstgodin - Eumenide, wraakgodin
gunstenjager   naloper, strooplikker, vleier
gunstig   aangenaam, batig, bevorderlijk,  dienstig, favorabel, florissant, genadig, genegen, gewenst, goed, goedgezind, handzaam, innemend, instemmend, meegevallen, mooi, nuttig, optimaal, positief, rooskleurig, toestemmend, voordelig, voorspoedig, welgezind, welwillend
gunstig bekend staande - gerenommeerd
gunstig bekend zijn - faam
gunstig doen uitkomen - flatteren  
gunstig en fraai - mooi
gunstig gezind   favorabel, genegen, goed, toegedaan, toegenegen, welgelegen, welwillend
gunstig gezind zijn - aanlachten, toelachen
gunstig toeval - geluk
gunstig verlopen - meevallen
gunstig zijn - meevallen
gunstige bekendheid   beroemdheid, faam, geliefdheid, naam, populariteit, roem, roep
gunstige aanbeveling   recommandatie
gunstige eigenschappen   merite, voordelen
gunstige indruk maken   ogen 
gunstige kant - lichtzijde
gunstige reputatie - aanzien, prestige
gunstige toestand - bloei, gelegenheid, geluk, tevredenheid, voorspoed
gunstige wind - wauw (zeeterm)
gunstiggezind - bemind, geliefd, genegen, toegedaan, toegenegen, welwillend
gunstiggezind zijn - aanlachen, toelachen
gunstigst   optimaal
gunstrijk - goedgunstig 
gure noordwestenwind   mistral 
gust   blut, droogstaand, guist, leeg, lens, mager, onbevrucht, schraal, vaar
guts   plens, golf, holbeitel, pets, puts, scheut, steekbeitel, zwalp 
gutsen - golven, gooien, gulpen, neerstromen, plenzen, regenen, storten
gutta - druppel
guttapercha   balata, gummi, rubber 
guur   akelig, bar, kil, koud, naar, onaangenaam, ongenadig, schraal, snijdend, winderig, wreed
guur en droog - schraal
guurte - kilte
guur weer - herfstweer
Guyana, berg in - Roraima
Guyana, hoofdstad van - Georgetown
Guyana, rivier in - Berbice, Coeyouni, Demarara, Essequibo, Mazerorni
gijl   biergist, schuim
gijn - hijstouw, scheepstouw, takel
gijzeling - arrest, terreurdaad
gymnaste - turnster
Gymnastiek - turnen
gymnastiek toestel   bok, brug, halter, klimtouw, ladder, paard, rek, rekstok, ringen, trampoline, trapeze, wandrek
gymnastiekwerktuig - halter, klimtouw
gy.nastische oefeningen - turnen
gyneacecum - harem, vrouwenverblijf
gynaecoloog   vrouwenarts 
Györ - Raab
gyratie   draaiing 
gyrokompas - tolkompas
gyromantie - waarzeggerij
G-sleutel - solsleutel