m Text replacement - "https://beijerpedia.com/archive/" to "https://termhotel.com/archives/"
 
m Text replacement - "termhotel.com" to "beijerterm.com"
 
(3 intermediate revisions by the same user not shown)
Line 1: Line 1:
  '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
  '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
  '''Archived on Termhotel.com at''': https://termhotel.com/archives/Puzzelwoordenboek/
  '''Archived on Beijerterm.com at''': https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/
   
   
  [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]]
  [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]]
Line 5,236: Line 5,236:
  zijzeil - boelijnzeil
  zijzeil - boelijnzeil


[[Category:P]]
 
[[Category:Puzzelwoordenboek]]  
[[Category:Puzzelwoordenboek]]  
{{Back to the top}}
{{Back to the top}}

Latest revision as of 19:07, 30 October 2023

Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/

Puzzelwoordenboek: APuzzelwoordenboek: BPuzzelwoordenboek: CPuzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: EPuzzelwoordenboek: FPuzzelwoordenboek: GPuzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: IPuzzelwoordenboek: JPuzzelwoordenboek: KPuzzelwoordenboek: L 
Puzzelwoordenboek: MPuzzelwoordenboek: NPuzzelwoordenboek: OPuzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: QPuzzelwoordenboek: RPuzzelwoordenboek: SPuzzelwoordenboek: T 
Puzzelwoordenboek: UPuzzelwoordenboek: VPuzzelwoordenboek: WPuzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: YPuzzelwoordenboek: Z
zaad - geslacht, kiem, nageslacht, nakomeling, oorsprong, semen, sperma
zaad van de maankop   maanzaad
zaad van de peulvrucht   boon, erwt 
zaad van strychnos - braaknoot, kraanoog
zaadbal - teelbal, testikel 
zaadbeentje - sesambeentje
zaadblad - zaadlob    
zaadbuis - zaadkanaaltje, zaadleider
zaadcel - spermatozoön
zaaddoos - bol, omhulsel, vruchtsoort
zaaddoos van een papaver - bol, pit, lob
zaad, eetbaar van een pijnboom - pingel
zaadecht - homozygoot, zaadvast
zaad en pootgoed - (Ind.) bibit
zaadgans - rietgans
zaadgras - duist
zaadhaartje van de Egyptische katoen -  afritti, scarto
zaadhuid   bolster, hulsel 
zaadhuisje   bolster, hulsel
zaad in  vis - hom
zaadje - korrel, pit
zaadkever - voelersnuitkever
zaadkoek - lijnkoek 
zaadkorrel   pit
zaadkraai - roek, rokraaf
zaadlob - cotyl, kiemblad, kwab, lob,
zaadlobben - cotyledonen
zaadlozing - ejaculatie, pollutie
zaadpit - korrel
zaadplant - spermatofyt         
zaadplanten  - fanerogamen, spermatophyta
zaadpluis   kapok 
zaadrok - arillus
zaadrok van muskaatnoot - foelie, macis
zaadrups - koolzaadrups
zaadschoep - zaadschop
zaadteeltbedrijf - zaderij
zaadtor - snuitkever     
zaaduitstorting - ejaculatie
zaad van de papaver - maanzaad
zaad van een peulvrucht - boon, erwt
zaadvast - homozygoot
zaadvlies - follikel
zaadvloeistof - sperma
zaagmolen - paltrok
zaagbek - duikergans, mergus, nonnetje, pinduiker
zaagbekeend - duikergans, nonnetje, pinduiker, weeuwtje
zaagblad - serratula
zaagdak   sheddak
zaageend - zaagbek
zaaggeul - zaagblad
zaagkever - boktor
zaagmeel   afval, houtmeel, molm (fijn), mot, mul, zaagsel
zaagmolen - onderkruier, paltrok
zaagsel   molm, mot, mul, zaagmeel
zaagstaart - stellage, zaagvlieg
zaagstoel - bok, zaagbok
zaagtand - zaagvis
zaagtandtrilling - relaxatietrilling
zaagvis - rog, zaagtand
zaagvissen - pristis
zaagvlieg - zaagwesp
zaagvormig  - serriform
zaagwesplarve - bastaardrups  
zaagzalm - karperzalm
zaaien - strooien, verkwisten, veroorzaken
zaaier - oplawaai
zaaigoed - zaaikoren, zaaizaden
zaaihout - zaailat
zaaikleed - zaaizaad
zaaikoren - zaaigoed
zaailat - zaaihout
zaailing   hennep, wildling
zaailing van rijst - bibet
zaailingen uitplanten - spenen
zaaimachine - zaadstrooier, zaaitoestel
zaaimand - zaaikorf
zaaipan   oesterpan
zaairupsklaver - luzerne
zaaitoestel - zaaimachine
zaaiveld - zaailand
zaaizak - zaaikleed
zaak   aangelegenheid, affaire, artikel, bedrijf, belang, besogne, case, casus, ding, firma, gebeurtenis, geding, geval, goed, handel(ing), handelszaak, kantoor, kwestie, materie, nering, noodzakelijkheid, onderneming, onderwerp, (Ind,) perkara, proces, rechtsgeding, (Lat) res, spullen, toko, transactie, voorwerp, winkel
zaak   firma, winkel
zaak aan het strand   strandbedrijf 
zaak die de koophandel betreft - handelsaangelegenheid
zaak die nog niet zeker is   vraag 
zaak(lnd.) - perkara
zaak met groot assortiment   supermarkt, warenhuis
zaak of persoon der beschouwing - object.
zaak van ander drijven - beheren
zaak van geen betekenis - bagatel
zaak van geringe waarde - aalsgeweerhuid
zaak van groot belang - evenement
zaak van het laatste avondmaal - cenakel
zaak voor de middenstanders - makro
zaak waar antiquiteiten worden verkocht   antiekwinkel, antiquariaat 
zaak waar oude boeken worden verkocht - antiquariaat
zaak waarin men geld belegt - beleggingsobject
zaakbeheerder   depothouder, gerant, zaakleider, zaakvoerder, zetbaas
zaakbezorger - makelaar, procureur
zaakgelastigde - afgezant, agent, factoor, gevolmachtigde, makelaar,  mandataris, vertegenwoordiger(diplomatiek)
zaakgeleider   gerant, zetbaas 
zaakje - akkefietje, negotie, zwikje
zaakkennis - inzicht, realia, relatie, vakbekwaanheid
zaakkundig   bedreven, bekend, deskundig, deskundige, expert, gespecialiseerd, kundig (ter zake)
zaakkundige - insider,specialist, vakman
zaakleider - gerant, manager
zaak of concern - bedrijf
zaakpapieren - documenten, poststukken
zaakregister   glossarium, klapper, reportoire, repertorium, zakenlijst
zaakvervanging - subrogratie
zaakvoerder   agent, deputé, gerant, leider, manager,  mandataris, procureur, zetbaas, zaakbeheerder, zaakwaarnemer
zaakvorming - specificatie
zaakwaarneemster - gerante
zaakwaarnemer - advokaat, gerant, practicien, praktizijn, procureur, sollicitor, vertrouwensman,  zaakbezorger
zaakwoordenboek - encyclopedie
zaal   bioscoopzaal, congreszaal, gezelschapskamer, ontvangkamer, schouwburgzaal, salon, slaapzaal, hal, lokaal, lokaliteit, vergaderzaal, ziekenzaal
zaal met zeldzaamheden - kabinet
zaal van het laatste avondmaal - cenakel, cenaculum 
zaal voor radio- en televisie uitzendingen - studio
zaalhouder - zaalverhuurder
zaalsport - binnensport 
zaalverhuurder - zaalhouder
zaalversterker - geluidsversterker
zaalwachter   suppoost 
zaan - room
zaat - bed (door schip in de modder gemaakt), grondslag (van een dijk), zandplaat
zaathout - kolsem
zabbelen - sabbelen
zabben - zabberen
zabber - kwijl, speeksel, stofregen
zabberaarster - kwijlbaard
zabberen - kwijlen
zacht – bedaard, beurs, bezadichd, clement, dolce (muz.), fluisterend, fluwelig, gedempt, geduldig, gedwee, geleidelijk, gerust,  getemperd, gezapig, goedertieren, goedig, hartelijk, humaan, ingetogen, innig, kalm, klement, kneedbaar, langzaam, lauw, liefderijk, liefelijk, lijs, lijzig, luw, mals, manis, menselijk, mild, mollig, mul, murw, nes, ongestoord, p.p., piano, poezelig, pulverig, rul, rustig, slap, smeu, teer, teertjes, teder, verkwikkend, volgzaam, voos, vriendelijk, week, willoos, zachtaardig, zachtmoedig,  zachtzinnig, zam, zoel, zwoel 
zacht (Muz.) - dolce
zacht aankloppen - aantikken
zachtaardig - goedaardig, goedhartig, goedig, goedmoedig, inschikkelijk, mak, mild, teder, vriendelijk, weekhartig, welwillend, zachtmoedig
zacht blinken - blanzen
zacht buisje - slangetje, tube
zacht door veertjes - donzig
zacht, droevig - weemoedig
zacht en aardig - mild 
zacht en buigzaam - soepel
zacht en lief - teder
zacht en rond - mollig, poezel(ig)
zacht en sappig - mals
zacht en slap - week
zacht en soepel leer - zeemleder
zacht en stil -  gemoedelijk, gezapig, vriendelijk
zacht en vettig - smeuig
zacht en voorzichtig op bladgoud blazen - aanademen
zacht en week - mals, teer
zacht gebak - cake
zacht gekerm - gekreun, gesteun
zacht geluid - gedruis, gefluister, geklik, gelispel, gemompel, geritsel, geroezemoes,  gerucht, geruis, gesuis, getik,
zacht gesnor   gezoem, geruis  
zacht gloeien - gloren
zacht hout onder de bast - plint, spint
zacht koken - prutte(le)n
zacht kokertje   tube
zacht krabben - krauwen
zacht lapje - prikneusje
zacht lispelen - prevelen
zacht maken - meuken, murwen, ontharden, weken
zacht makende middelen - emolliëntia
zacht masseren - pidjetten, pidjitten
zacht metaal   koper, lood, tin, zink
zacht metalen buisje   tube
zacht paars   lila, malve, mauve
zacht ruisen   murmelen, ruizelen, suizen, zwatelen
zacht smeermiddel - balsem, liniment, pasta, zalf
zacht spreken - fluisteren
zacht stralen - gloren
zacht van aard - nobel
zacht van binnen -  beurs, buikziek, overrijp
zacht van inborst   goedaardig, goedig, nobel, vriendelijk
zacht van kleur - blas, flets, pastel
zacht, vloeiend (muz.) -  larghetto
zacht waaien   labberen 
zacht wasgerei - spons
zacht weer - luwte
zacht worden - smelten
zachte borstveren - eiderdons
zachte frisse wind - bries
zachte gipssoort - albast
zachte glinstering - glans
zachte hersenvlies   piamater 
zachte kaas - smeerkaas
zachte klap - tik
zachte kleur - pasteltint
zachte koele wind - bries
zachte leren lap   zeem
zachte medeklinker   lenis
zachte merg van jonge kokosnoten - liplap
zachte omkleding - schil
zachte snoep - spekje
zachte steensoort   kalksteen, krijt, mergel
zachte stof   fluweel, pasta, satijn 
zachte veren   dons
zachte verhemelte   velum
zachte vezelplaat - board, zachtboard 
zachte vrucht   aardbei, abrikoos, bes, framboos, kiwi, perzik, peer, pruim, tomaat
zachte wind   bries, koeltje, snuiver, zefir, zucht
zachtaardig -  goedhartig, goedig, mild, weekhartig
zachtblauw - bleu
zachtboard - houtvezel
zachter worden - ontladen
zachtgroen - pistache
zachtharig - pubescent
zachtheid   liefelijkheid, suatie, tederheid, weekheid 
zachtjes -  bedaard, kalm, langzaam, rustig, stilletjes, zoetjes
zachtjes aan - bedaard, kalm, langzaam
zachtjes koken - sudderen
zachtjes leggen   vlijen 
zachtmoedig   goedertieren, meegaand, mild, nobel, vriendelijk, zachtaardig
zachtzinnig - bedaard, mak, mals, toegeeflijk, vriendelijk
zadel - selle
zadel van paard afhalen   afzadelen 
zadelboom - zadelboog
zadeldek   schabrak, sjabrak, zadelkleed  
zadelen   optuigen 
zadelkleed - sjabrak
zadelmakerswerktuig - gaatels, gate
zadelrob - zeehond
zadelsteek - stiksteek
zadeltas - sacoche
zadeltuig van militairen - arnachement
zadelveer - draagveer
zaden verwijderen - egreneren
zageman - zanikpot, zeur
zagen - doorsnijdenzaniken, zeuren
zager - zaniker
zagerij - gezanik
Zagreb   Agram
Zaïre, rivier in - Luvua
zak   achterzak, baal, balg, beurs, biljartzak, binnenzak, borstzak, brievenzak, broekzak, buidel, buil, collectezak, geldzak, horlogezak, melis, pungel, saccus, sufferd, tas, vestzak, zijzak
zak, de- geven - ontslaan, wegsturen
zak, in de- steken - bedriegen
zak van een dossier - chemise
zak van een harmonica - balg
zakbeurs   beurs, knip, portemonnaie, portemonnee
zakboekje   agenda, carnet, livret, memorandum, notitieboekje, vademecum
zakbreuk - balzakbreuk
zakdoek - neusdoek, neuslap, snotlap
zakdoekenboom - parkboom
zakdoekje   pochet(te) 
zakelijk   bondig, beknopt, beredeneerd, commercieel, essentieel, feitelijk, koel, materieel, meritoir, nuchter, objectief, pittig, praktisch, precies, prozaïsch, reaal, realistisch, reëel, terzake, verstandelijk, wezenlijk
zakenlijke gedragslijn - beleid, overleg 
zakelijke handeling - aanbieding, aankoop, bod, offerte, verkoop
zakenlijk herhalen - recapituleren
zakelijk leider   impresario, manager
zakelijk naar de inhoud - materieel
zakelijk recht op een andermans goed - erfrecht, hypotheek, pandrecht, vruchtgebruik
zakelijk recht van gebruik   usus 
zakelijk resultaat - winst
zakelijk verantwoord - rationeel, redelijk
zakelijk voordeel - winst
zakelijk zekerheidsrecht - pignus
zakelijke mislukking - bankroet, debacle, faillissement, krach
zakelijkheid - bondigheid, nuchterheid, objectiviteit,
realisme, soberheid
zaken   affaires, business, handel, transacties
zaken de pastorie betreffende - pastoralia
zakenbrief - missive
zakencentrum - city
zaken doen - handelen
zakengeest   handelsgeest 
zakenhotel - passantenhotel
zakenkabinet - zakenministerie
zakenkrisis   krach
zakenleven - bedrijfsleven, handel, koophandel
zakenman - aannemer, boer, fabrikant, factoor, firmant, grossier, handelaar, kleinhandelaar,  koopman, leurder, leverancier, marktkoopman, neringdoende, standhouder, ondernemer, opkoper, standhouder, venter, verkoper, winkelier
zakenministerie - zakenkabinet
zakenpand - bedrijfspand 
zakenrelatie - zakenvriend
zakenwereld - bisiness
zakgeld   betaaldag, pree, soldij, spilpenning, traktement, werkloon
zakhorloge (ouderwets) - knol, raap
zakje - beurs, puit
zakje als bergplaats - tas
zakje met welriekende stof - sachet
zakje voor geld - beurs
zakkalender - agenda
zakken - afgaan, afgewezen, bakken, dalen, druipen, filteren, kelderen, segregeren, sjezen, stralen, tochten, vallen, verminderen, (weg)zinken
zakkendrager - sjouwer
zakken (voor examen)   afgaan, bakken, stralen
zakken in water - zinken
zakkenband - bindgaren
zakkendrager - lastdrager, sjouwerman
zakkengeld - statiegeld
zakkengoed – gonje, jute, linnen
zakken onder de ogen - wallen
zakkenroller   beurzensnijder, escamoteur, pickpocket, pikker, ratero, zakkendief
zakkenrollerij - escamotage
zakkenvuller - profiteur
zakkertje - afzakkertje
zakkever - clytra
zakkieuwigen - prikken, rondbekken
zaklamp - zaklantaarn
zaklantaarn – handlamp, knijpkat, zaklamp
zaklood - valgewicht
zaklopen - volksvermaak
zakmes   knipmes, kortjan, lierenaar 
zakmes van matrozen - kortjan
zakmuis - heteromyida
zaknecessaire - toilet
zaknet - sleepnet
zaknier - hydronephrose
zakpistooltje - terzerol
zakput - zinkput
zakpijp - doedelzak, zeedruif
zakpijper - doedelzakspeler 
zakpistooltje - terzerol
zakrat - goffer
zakschrijfboekje - tablet
zaksel   bezinksel, droes, droesem 
zaksuiker - leksuiker
zakuitgave - zakeditie, zakformaat
zakuurwerk - horloge, remontoir
zakvormig - sacciform
zakvormig deel van sommige visnetten - kuil
zakvormig net aan lange steel - haam
zakvormig of beursvormig omhullend weefsel - kapsel
zakvormig sleepnet - haam, kuil, schrobnet
zakvormig visnet - fuik, haaf, haam, kor, kuil
zakvormige  riviermond - liman
zakwater - regenwater
zalf   apostelzalf, balsem, boorzalf, brandzalf, ceratum, crème, glycerine, kwikzalf, lanoline, likdoornzalf, liniment, liminentsmeersel,  lippenpommade, opodeldoc, pasta, perubalsem, pommade, smeersel, spijkerbalsem, toverzalf, unguentum, vaseline, wonderzalf
zalf tegen aambeien - aambeienzalf
zalf van rode kwikoxide   schulpjeszalf
zalfachtig - onctueus
zalfachtig geneesmiddel - linimentum, pommade
zalfachtig poetsmiddel - pommade
zalfachtige substantie - lagervet, smeersel, smeervet,
wagensmeer
zalfbereidingsleer   myrologie 
zalfflesje - fiool
zalfmes - spatel
zalfnoot - béhennoot
zalfolie - balsem, chrisma, nardus, wiolie
zalfsoort - balsem
zalfspaan   spatel
zalfwinkel - apotheek
zalig - aangenaam, beaat, bovenaards, dronken (fig.), gelukkig, goddelijk, heerlijk, heilig, hemels, kostelijk, lekker, overheerlijk, smakelijk, verrukkelijk, weldadig
zalig heerlijk - kostelijk
zalig verklaren - beatificerenzalige - beata, beatus
zalige maagd - bv (beata virgo)
zalige maagd Maria   B.M.V. (beata Maria Virgo)
zalige rust - nirwana
zaligend - soterisch
zaliger   overleden, wijlen, z.g. 
zaliger gedachtenis   bm (bonae memoriae), pm (piae memoqriae), z.g., wijlen 
zaligheid - genot, heerlijkheid, heil
zaligmakend   reddend, soterisch
Zaligmaker   God, Heer, Heiland, Here, Soter, Redder, Verlosser
zaligmaking - verlossing
zaligspreken - beatificeren
zaligspreking - zaligverklaring
zaligverklaring   beatificatie
zalmachtige vis   aal, forel, houting, meun, nebbeling, paling, salmo, smelt, spiering
zalm - aal, forel, houting, meun, paling, saumon, smelt,
spiering,nebbeling
zalmachtige vis - forel, houting, marene, meun, nebbeling, smelt, spiering
zalmboer - zalmverkoper
zalmhout - peroba
zalmkleurig - bleekrood, salmon, saumon
zalmvis - forel, houting, lodde, schot, spiering
zalmzegen - drijfnet
zaluwachtig - geelachtig, taankleurig, tanig
zalven - balsemen, heiligen, insmeren, kwezelachtig, oliën, pommaderen, preken, sacreren, temen, wijden 
zalvend   femelend, lijzig, stichtelijk, temend, temerig, vroom, zeurig
zalvende toespraak   preek, sermoen 
zalvende toon   onctie
zalvende vroomheid - kwezelarij
zalving   geteem, oliesel, onctie, unctie
Zambia, hoofdstad van - Loesaka
Zambia, rivier in - Zambesi
zamelen - bijeenbrengen, bijeengaren
zand   aarde, steenstof, strand, zandgrond 
zand in de ogen strooien - bedriegen, misleiden, verblinden
zand met klei - zavel
zandaal - smelt, spiering, tobiasvis, zandspiering
zandaardappel - negenweker
zandachtig   mul, rul, zanderig, zandig
zandachtig gesteente   brecciën, grauwak, zandsteen 
zandbaan - zandweg
zandbaars - snoekbaars, zander
zandbank - droge syrte, haak, ondiepte, plaat, vlaak, wad
zandbank aan de kust - wad
zandbank in de Noordzee - Breeveertien, Doggersbank, Pampus
zandbank voor de Holl. kust - Breeveertien
zandbank voor riviermonding - baar
zandbanken/diepte tussen   mui 
zandberg - duin, nol
zandbes - krodde
zandblad - zandgoed
zandblauwtje - strobloem
zandboer - zandverkoper
zandboom - glasboom
zandbij - aardbij
zanddoren - duindoorn
zanddrijver - fuut, kuifduiker
zander - snoekbaars
zanderig - mul
zanderige grond   gaast, geest 
zanderige kampplaats - arena
zanderige oever - strand
zanderige plaats - duinen, strand, woestijn
zanderige plaats langs zee - duinen
zanderij - zandgroeve
zandgat - zandgroeve
zandgebakje - boterbiesje, botermop, hernhutter, pitmop, sprits
zandglas - zandloper
zandgras - gierstgras
zandgraver - zandkever
zandgroeve - zandgat, zandgraverij
zandgrond - hei, heide
zandgrond achter duinen   geest 
zandhaas - heihaas
zandhaler - zandverkoper
zandhaver – duingras, duist, elymus, helm
zandheuvel   del, duin, nol(le)
zandheuveltje in weide  - nol
zandhoen - pluviervogel
zandhoop - nol
zandig - zandachtig, zanderig
zandig buitenstrand (Ameland) - oere
zandige grond - gaast, gast, geest
zandige kampplaats - arena 
zandige landtong van een haf - nehrung, strandwal
zandige oever - kust, strand
zandige opduiking in een moeras - donk
zand in de ogen strooien - misleiden
zandkever - cicindelida
zandklaver - wondklaver
zandkleurig - k(h)aki
zandklokje - zandblauwtje
zandkoekje - kleingoed
zandkool - diplotaxis
zandkuil - zavelkuil
zandkust   strand
zandloper - glas, logglas, strandpluvier, tijdglas, tijdmeter, uurglas
zandloper (scheepsterm) - tijglas, uurglas
zandluzerne - rupsklaver
zandman - zandverkoper
zandmannetje   klaasvaak 
zandmiljoenpoot - duizendpoot
zandmuur - arenaria, zandkruid
zandoer - humuszandsteen
zandoord   strand, woestijn 
zandpapier - schuurpapier
zandplaat in zee   gors, haak, hors, zandbank
zandpluvier - bontbekpluvier
 zandpomp - centrifugaalpomp
zandraap - herfstknol
zandregenworm - zeepier
zandreiger - fuut
zandriet - helm
zandroerkruid - strobloem
zandrug - baar
zandschelp - hartschelp
zandspiering - smelt, zandaal
zandsteen - dolomiet, grauwak, gres (kiezel), kwartsiet, linoniet, molasse 
zandsteen, Bentheimer - biksteen
zandsteen met grove korrels   conglomeraat
zandstorm (Arab.) - kamasin, khamasin
zandstorm in Soedan - halub
zandstreek in Friesland   Gaasterland
zandstreek in Noor Brabant   Kempen
zandstrook   strand
zandstrook langs de zee - strand
zandtuter - wulp
zandvaaggrond - regosol
zandvis - zandaal
zandvlakte - woestijn, strand
zandvliegje - flebotomus
zandvliegkoorts - flebotomus
zandvlot - zandlaag
zandwesp - graafwesp
zandwikke - stalkruid
zandwilg - kruipwilg
zandwoestijn - gobi
zandzee   woestijn
zandzuiger   elevator
zandzwaluw - oeverzwaluw
zang   canzone, gedicht, gezang, hymne, kerkzang, koraalzang, lied, ode, strofe, vers, zangstuk
zangberg - Helikon, Parnassus
zang der zangen - hooglied
zang en danskoor   rei
zang voor allen   tutti
zang waarbij de ene partij na de andere invalt - canon
zang zonder begeleiding   a capella 
zangberg - Helicon, Parnassus, Pindus
zangbodem in plano   klankbodem 
zangboek – lied(eren)boek
zangcantate - solodeama
zangdichtstuk - cantate, oratorium
zangdrama - opera, oratorium
zanger   bard, bas, bariton, cantor, chansonnier, crooner, korist, kunstenaar, minstreel, operazanger, operettezanger, rapsode, skald, solist, tenor, troubadour, vocalist
zanger in de synagoge - chazan, gazan
zangeres   alt, chansonnière, koriste, kunstenares, mezzosopraan, soliste, sopraan, soubrette
zangeres die alleen zingt - soliste
zangeres naar wie een gerecht is genoemd - Melba
zangeres van vrolijke partijen bij een opera - soubrette
zangerig - cantabile, melodieus, melodisch, recitando
zangerig (muz.) - cantabile, harmonieus 
zangerige melodie   cantilene 
zangers   koor
zangerskoor (kerk) - cantorij, doksaal, oksaal 
zanger uit de Middeleeuwen - minstreel, troubadour
zanggalerij   jubee, doxaal, doksaal, oksaal
zanggedicht   cantate 
zanggezelschap   koor, liedertafel
zanggod   Apollo
zanggodin - muze, nimf, zangnimf, zuster
zanggodinnen - camoenen, parnassides
zanggroep   duo, koor, kwartet, kwintet, liedertafel, sextet, trio 
zanggroep van 2 personen - duo
zanggroep van 3 personen - trio
zanggroep van 4 personen - kwartet
zanggroep van 5 personen - kwintet
zanggroep van 6 personen - sextethulde - serenade
zanggroep van 7 personen - septet
zanggroep van 8 personen - octet
zangkoor   cantoria,  cantorij, oksaal, rei
zangkoor zonder muziekbegeleiding - acapellakoor
zangleraar - cantor
zanglustige - filomeel
zangminnende - filomeel
zangnimf - muze
zangnoot   do, ut, re, mi, fa, sol, la, si
zangoefening   solfège, vocalise 
zangoefening met dans - rei
zangorgaan   stem(banden) 
zangpatrones   Caecilia
zangspel   musical, opera, operette 
zangspel van minder allooi   vaudeville
zangspraak -  melopee
zangstem   alt, bariton, bas, mezzo, sopraan, tenor
zang (bid) stonden - horae, horen
zangstuk   aria, canon, cantate, duet, gezang, kwartet, kwintet, lied, motet, octet, opera, oratorium, septet, sextet, trio
zangstukje - chanson, liedje
zangteken - insigne
zang van allen - tutti
zangvereniging - koor, rei 
zangvereniging voor mannen   liedertafel
zangvereniging voor vrouwen - dameskoor
zangvogel - 
2    ka
3    beo, mus, sijs
4    gaai, gors, kauw, keep, kneu, mees, raaf, roek, vink
5    fitis, kalle, kraai, merel, sijsje, wever,
6    ekster, lijster, pieper, pimpel, putter, tapuit, zwaluw
7    kanarie, karkiet, meerkol, spreeuw
8    karekiet, klauwier, koolmees
9    leeuwerik, wielewaal, rijstvogel
10  boomklever, honingeter, kwikstaart, nachtegaal rietzanger,
11  oeverpieper, roodborstje, tuinfluiter
12  braamsluiper
14  winterkoninkje
zangvogel aan de kust - oeverpieper
zangvogel in Europa en Azië - notenkraker
zangvogel met kuif -  hop 
zangvogels - passeriformes, passeres
zangvogeltje - bastaardnachtegaal, kanarie, kneu, kneuter, kolibrie, leeuwerik, sijs
zangvoordracht - rectical, recitatif
zang voor één stem - solo
zangwijze   deun, melodie, voois
zanik - dralen, dreinen, etteren, klagen, klier(en), mieren, seibelaar, talmen, teem, zemel(en), zemelaar, zeuren, (zeur)kous, zeurpiet, zwamneus 
zaniken   dreinen, drenzen, duiveljagen, emmeren, etteren, hannesen, kemelen, kletsen, kreunen, leuteren,  meieren, mieren, mieteren, mieterjagen,  temen, temmen, talmen, tobben, urmen, zagen, zemelen, zeuren 
zaniker - malen, dralen, klagen, lellen, seibelaar, zager, zemelaar, (zeur)kous, zeurpiet
zanikpot - klier, zeur
zanten   bijeen zamelen, lezen, verzamelen, zamelen
zanwolfsmelk - heksenmelk
Zarathoestra - Saoshyant, Zoroaster
zarathoestraleer - mazdaïsme, mazde-sme
zat - aangeschoten, beu, beschonken, bezopen, dronken, genoeg, laveloos, moe, verzadigd, vol, voldaan, voldoende
zate   bezitting, boerderij, boerenbezit, boerenhoeve, boerenplaats, dijkzaat, grondslag, havezate, hoeve, landgoed, rust, staal, state, stee, werf, zaat, zetel,
zaterdag voor Palmzondag   Palmavond 
zaterdag voor Pinksteren   luilak 
zatheid   dronkenschap, verzadiging
zatladder - dronkelap, zatlap, zuipschuit
zatlap - dronkaard, zuiplap
zatlapperij   dronkemansboel, dronkenschap 
zat of dronken - teut
zatterik - drankorgel, drinkebroer, dronkaard, nathals, pimpelaar, zatlap, zuiplap
zat zijn - beu, bezopen, dronken
zat zijn van - balen
zavelachtig - zavelig
zavelboom - zevenboom
zavelig - zavelachtig
zavelkuil - zandkuil
ze   zij
ze aftappen - aflaten
zebedeus - sul
zeboe   bultrund
zebra - dauw, ezel (Kaapse, gestreept), guagga, hippotigris
zebrablad - hangplant
zebrahout - palmyrahout, sierhout (uit Guiana) 
zebramangoeste   ichneumon 
zebrapad   oversteekplaats, voetgangerspad
zebravink - prachtvink
zebrawolf - buidelwolf
zede   adat, eerbaarheid, gebruik, gewoonte, inheems, landsgewoonte, manier, mode, mos, norm, traditie, zedelijkheid
zedekunde - ethica, ethiek, wijsbegeerte, zedeleer
zedekundige - moralist
redekundige les - moralisatie
zedenleer   ethiek, moraal, moralisme, plichtenleer, rigorisme, voois, zedekunde
zedeleer van het genot - hedonisme
zedeles - moraal, moralisatie, strekking, vermaan
zedeloos - buitensporig, gemenerik, immoraal, immoreel, lichtzinnig, liederlijk, losbandig, onfatsoenlijk, ongebonden, ongeregeld, ontuchtig, schunnig, slecht, vicieus, wulps
zedeloos - gemeen, goddeloos, liederlijk, losbandig, onbeschaafd, onfatsoenlijk, ongebonden, ontuchtig, schandelijk, slecht, verdorven, vies, wulps
zedeloze vrouw - del, slet
zedeloos mens - vuilak, vuilik
zedeloosheid - immoraliteit, losbandigheid, onfatsoen
zedelijk - betamelijk, braaf, deugdzaam, eerbaar, eerzaam, ethica, ethika, ethisch, fatsoenlijk, humanisme, kuis, moreel, net, zindelijk 
zedelijk bederf - corruptie, ontaarding, perversiteit, 
verdorvenheid
zedelijk bewustzijn - geweten
zedelijk doen en laten - levensgedrag, levenswandel
zedelijk gedoe - moraliteit
zedelijk gedrag - levenswandel 
zedelijk gelukkig - zalig
zedelijk maken - moraliseren
zedelijk overwicht - gezag, poids, prestige 
zedelijk peil - moraliteit
zedelijk vergrijp - zedendelict
zedelijk verheffen - adelen 
zedelijk verval - decadentie 
zedelijk zeer hoogstaand - subliem, verheven
zedelijke begrippen - etiek, ethiek
zedelijke fout - dronkaard, dweil, faal, gebrek, misslag, tekortkoming, vergissing, zonde
zedelijke gebondenheid - plicht
zedelijke grootheid - adel, adeldom 
zedelijke houding - ethos
zedelijke kracht missende - karakterloos
zedelijke meerderheid - superioriteit
zedelijke ontreddering - demoralisatie
zedelijke preek - moralisatie, sermoen
zedelijke verbetering - moralisatie
zedelijke verbondenheid - plicht, plichtsgevoel, verplichting
zedelijke verplichting -  gezagseis, plicht
zedelijke waarde - schat
zedelijke waardering - moraal
zedelijke wijsbegeerte - etiek, ethiek
zedelijkerwijze - moraliter 
zedelijkheid - ethos, moraal, moraliteit
zeden   moraal, mores, volk
zeden en gebruiken   moraal 
zedenbederf   corruptie, demoralisatie, verbastering, ontaarding
zedenkennis - ethologie
zedenkunde   etiek, ethiek, ethica litanie, zedenkunde, zedenleer 
zedenkundige - moralist
zedenkwetsend - indecent, inmoreel
zedenleer   ethica, ethiek, gnome, maatschappijleer, moraal, regorisme, zedenkunde
zedenleraar - latitudinairen
zedenleraar, meester -  boeteprediker, moralist, rigorist
zedenles - moraal, vermaan, vermaning
zedenmeester - moralist, vermaner
zedenmeesteren - preken
zedenpreek - moralisatie, sermoen, terechtwijzing, vermaning, zedenles
zedenpreken - moraliseren
zedenrechter - zedenmeester
zedenspreuk - gnomon, sententie, vermaning, zinspreuk
zedig   behoorlijk, bescheiden, deugd, deugdzaam, eerbaar, eerzaam, engelrein, gevoeglijk, ingetogen, kuis, maagdelijk, modest, nederig, onbedorven, onbevlekt, oorbaar, pluis, preuts, prude, rein, schaamachtig, stemmig
zedig en eerbaar - kies
zedig ingetogen - kuis
zedigheid - decentie, ingetogenheid, kuisheid, modestie
zedrak - paternosterboom
zee (Arab.)   bahr
zee (Duits)   meer
zee (Eng.)   sea
zee (Fr.)   mer
zee (Gr.)   thalatta, thalassa, talassa zee (Zweeds) - hav, sjö
zee - binnenzee, oceaan, overvloed, pontos, poolzee, vaarwater, water (zeer groot), waterplas, watervlakte, ijszee, zandzee
zee betreffende   maritien 
zee bij Arabië - Rode zee
zee bij Australië - Koraal, Tasman
zee bij China - gele zee, oostchinese, zuidchinese
zee bij Corsica - Gallische
zee bij Egypte - Rode zee
zee bij Griekenland - Egeïsche, Ionische
zee bij India - Arabische
zee bij Indonesië - Arafura, Banda, Celebes, Floris, Helmaheira, Java, Molukken, Sawu, Seram, Timor
zee bij Italië - Ionische, Ligurische, Tyrrheense
zee bij Japan - Japanse
zee bij Joegoslavië - Adriatische
zee bij Midden Amerika - Caribische
zee bij Rusland - Azof, Barentz, IJs, Kaspische, Oost, Witte
zee bij Sardinië - Sardinische
zee bij Siberië - Bering, Ochotsk, Oostsiberische
zee bij Turkije - Marmora, Middellandse zee, Zwarte
zee in Europa - Noordzee, Oostzee
zee in Grote Oceaan - Koraalzee
zee in Indonesië - Balizee, Bandazee, Floreszee, Javazee,
Seramzee, Soendazee, Timorzee
zee tussen Noorwegen en Jutland - Skagerak
zeeaal - meeraal, slangaal, zeepaling
zeeaap - draakvis
zeeadder - zeeslang
zeeadelaar - visarend
zeeagaat - smaragd
zeeajuin   zeelook
zeeamandel - philina
zeeanemonen   actiniën
zeearend - geelkop, witkop
zeearm   baai
zeeartemisia - zeealsem
zee-artillerist - constabel, konstabel
zeeartemesia - zeealsem
zeeaster - asterie, zulte
zeebaars   ombervis
zeebank   rif, zandbank
zeebanket   haring, tong, vis 
zeebarbeel - mul, zeekoning
zeebarbier - ledervis
zeebeer - oorrob, pelsrob
zeeberebont - seal(skin)
zeeberil - zeeagaat
zeebeschrijver - oceanograaf
zee betreffende - maritiem
zeebewoner   dolfijn, garnaal, haai, krab, kreeft, kwal, mossel, ork, rob, vis, walrus, walvis, zeepaardje, zeester
zeebies - heen, zeeriet, zegge
zeebliek - schardijn
zeebloem - zeepostelein
zeeboei - brulboei
zeeboezem   baai, golf, inham, sinus  
zeeboot - zeeschip
zeebrasem -  braam, braamvis, sparida
zeebuidel - zeekomkommer
zeecadet - adelborst
zeecitroen - zeeschede
zeeadel - boormossel, steendadel
zeedauw - rozemarijn
zeeden - moscovie
zeediepte - mui
zeedieptemeter - batometer, bathometer
zeedier   garnaal, haai, krab, kreeft, kwal, mossel, rob, spons, vis, walrus, zeehond, zeeleeuw
zeedraak - zeehaan, zeelier
zeedrift - strandvond
zeeduif - agelvis, zeekoet
zeeduiker   lom
zeeduikers - gaviformes
zeeduivel   hengelaar, hozebek, hozebok, hozemond,  kikvors, morelle, reuzenrog, schip (fig.),  smeerling, snotolf, wijdmuil, 
zeedonderpad, zeeëngel, zeekikvors, zeewolf, zwartwaterhoen
zeeëend - melanitta, ordemia
zeeëenhoorn - narwal
zee-egel - echinoldea, echinus
zeeëikel - knapper
zee-ekster - scholekster
zeeëngel - pakhaai, speelman
zee-engte - belt, Bosporus, doorgang, Kanaal, nauw, Sont, straat,
zeestraat
zee-engte tussen Denemarken en Zweden   Sont
zee-engte tussen Engeland en Frankrijk   Kanaal 
zee-ever   zeezwijn 
zeef   doorzijgdoek, filter, filterdoek, filtreerdoek, graanharp, grindhorde, hor, kleins, klens, korenharp, lichtfilter, reuter, teems, treem, tremel, treuzel, trijzel, vergiettest, wan, wanwijnsmaak, zeef,  zift, zijgdoek
zeef voor buskruit, graan, kiezel - harp
zeefbek - belder, deen, eend, flamingo, gand, gander, gent, goele, haardoek, rotgans, woerd, slobbe, smeent, smient, stramien, stremijn, taling, witkop, vlaggedoek, zwaan
zeefdoek - etemijn, estamijn, etamine, ettemijn, kleins, klens, st(a)amijn, 
zeefdruk - semigrafie
zeefgedeelte - phloëem
zeefketen - filterketen
zeeforel - schotje, schot(zalm)
zeefpoot - zeefwesp
zeeg - afvoersloot, filter, kalm, mak, tocht
zeegang   deining
zeegans - branta, rotgans
zeegast   matroos
zeegat - gat, riviermonding, stroommonding, vliet
zeegedrocht - meerman, meermin, sirene
zeegeneeskunde - thalassotherapie
zeegevecht - naumachie
zeegier - fregatvogel
zeegod   Aegir, Glaucus, Neptunus, Nereus, Njord, Poseidon, Proteus, Triton 
zeegodin   Amfitrite, Ino (statuto), Ran, Thetis 
zeegras   alg, alge, sargasso, wier, zeekous, zenestelen, zostera 
zeegrend - kust
zeegroen   akwamarijn, aquamarijn, grijsgroen, nijlgroen, seladon
zeegroene edelsteen - beril, zeegroensteen, zeewatersteen
zeegrondel - dikkopje
zeehaan - knorhaan, poon
zeehaan, vliegende - zeezwaluw
zeehaas - snotwolf, stokvis
zeehond   kathaan, manenrob, phocida, rob, rots
zeehondenvel   sealskin
zeehoofd - havenhoofd, pier
zeehoorn   kinkhoorn, tritonshoorn 
zee-inham in Scandinavië   fjord 
zeejonker - jonkervis
zeekaag - mantelmeeuw
zeekaart, oude - portolaan, portulaan
zeekant   kust
zeekapel - walvisaas
zeekat - inktvis, koningsvis, sepia, spookvis
zeekieft - scholekster
zeekikvors - zeeduivel
zeeklaar - zeilree
zeeklapper - palmboom
zeeknob - brilduiker
zeekoe   doenjoeng, dugong, lamantijn, lamentijn, manaat, manati, manatus, mantus, sirenia
zeekomkommer - holothurie, tripang 
zeekoning - barbeeb, Jarl
zeekoningin   Ran
zeekraal - krabbekruid, schorreplant, salicornia, zeegrappe, zeekruid, zeesalade, zeesla 
zeekreeft   hommer, homvis, hummer, langoest
zeekruid - zeekraal, zeesalade
zeekunde - oceanografie
zeekust - strand
zeekust met eilandjes   scheren 
zeekust met steile wand   klif, klip 
zeekwab -  zeeanemoon, zeenetel, zeester
zeekwal - acalepha, medusa, zeekijker
zeekijker - pelagoscoop, verrekijker
zeekijker waarmee men de diepte van de zee kan zien - pelagoscoop
zeel - draagband, draagbroek, draagriem, helpzeel, kruiszeel, leidsel
zeelamprei - zeeprik
zeelavendel - lamsoor
zeelbaan - touwslagersbaan
zeeldraaien - touwslaan
zeeldraaier - touwslager
zeeldraaierij - touwslagerij
zeeleeuw - oorrob
zeeleeuwerik - bontbekplevier
zeelelie - haarster
zeelelies - haarsterren
zeelieden - watervolk, zeevolk
zeelier - zeedraak, zeehaan
zeelis - zeebles
zeelong - zeehaas
zeelood - dieplood, echolood, peillood
zeeloods - buitenloods
zeelook - zeeajuin
zeelt - leb, louw, moddervis, moethond, muidhond, slei, slij
zeeltfuik - tuit
zeelui - scheepsvolk, watervolk
zeem - honing (Z.N.), zeemlap, zeemleder
zeemaat - janmaat, matroos
zeemacht   marine, navy, vloot, zeemogendheid 
zeemachtig - honigachtig
zeemakreel - albikoor
zeeman   bootsgezel, gast, hachje, hepeling, hutjongen, janmaat, jantje, licht(matroos), navigator, paai, pikbroek, roerganger, rolmaat, runner, scheepsgezel, scheepsmaat, schipper, varensgast, varensgezel, varensman, volmatroos, waterrat, zeemaat, zeerob, zeerot, zeevaarder, zeuntje,
zeeman voor deel van de reis gemonsterd   runner
zeemansbuis   bolkvanger, jekker, piloot
zeemansjas – bolkvanger, bonker, schansloper (lange jas)
zeemanslied - shanty
zeemanspij   bolkvanger 
zeemeermin   meermin, nereïde, nimf, sirene
zeemeeuw - burgemeester, mantelmeeuw, stormmeeuw, zilvermeeuw
zeemeeuw zo groot als een kalkoen - burgemeester
zeemerk - baak, boei
zeemeter - dieplood
zeemolen - baggermolen
zeemonster - Leviathan
zeemos - koraaldiertje
zeemuis - roofborstelworm
zeemijl - afstandsmaat, knoop
zeemlap - drooglap
zeemuis - aphrodiye
zeen   pees, zenuw
zeenaald - syngnathina
zeenat - zeewater
zeenetel - zeeanemoon
zeenevel - zeedamp, zeevlam
zeenimf   galatea, Galathea, meermin, najade, nereïde, ocenanide, sirene, undine
zeenimf (Grieks)   Galate(i)a 
zeenimfen - nereiden
zeeniveau - zeespiegel
zeenwater - leewater
zeeoever - kust
zeeofficier - schieman, zeehaan (schertsend)
zeeofficier in opleiding   adelborst 
zeeoor - abalone, haliotis
zeeoppervlak - zeespiegel
zeepaap   hoogkijker meermin, sterrenkijker, uranoscopus
zeepaard   walrus
zeepaarde - vollersaarde
zeepaardje   hippocampus 
zeepad - zeeduivel
zee paddestoel - fungia, mancandriet, sponskoraal, thizostoma
zeepaling - congeraal, kongeraal, meeraal, moeraal, murene, naaldvis
zeepas - zeebrief
zeepatrijs - tong
zeepbal   savonet
zeepballetje - savonet
zeepbekken - scheerbekken
zeepbloem - gipskruid
zeepdoos - saponetdoos
zeepfabriek   savonnerie, zeepziederij, zeperij, ziederij 
zeephout - zeepboom
zeepier - zeehoofd
zee pieterselie   zeevenkel 
zeepinksternakel   pijlstaart, stekelrog 
zeepkruid - saponaria
zeepkuip - zeepton
zeepkwast -  scheerkwast
zeeplevier - zilverplevier
zeepok - balanus, chelonobia, coronula
zeepoplossing - sop
zeepost - mail
zeepostelein - honckenya
zeeprik - lamprei
zeepsop - waswater
zeepsteen - leversteen, potsteen, saponiet, stealiet, steaniet, talk
zeepstof - saponien, saponine
zeeputter - sneeuwgors
zeepvorming - saponificatie, verzeping
zeepwater - afwaswater, sop, zeepsop 
zee pijnboom   zeeden
zeepijp - zeekoker
zeepziedersloog - zeeploog
zeer - bar, buitengemeen, buitengewoon, buitensporig, bijster, bijzonder, danig, donders, enorm, erg, grotelijks, haal, hartstikke, heel, hevig, leed, merkelijk, mieters, molto, nijg, ongemeen, pijn, pijnlijk, schurftelijk, smartelijk, stik, super, uitermate, uiterst, ultra, verdomd, verdriet, verdraaid, vervloekt, wee, (muz.)assai
zeer (muz.) - molto
zeer aandoenlijk   (muz.) lamentoso 
zeer arm - straatarm
zeer arm mens - armoedzaaier, bedelaar, kerkrat, sloeber
zeer begaafd - geniaal, talentrijk
zeer begaafd mens   genie
zeer behoeftig   doodarm
zeer bejaard   stokoud
zeer bekend - befaamd, beroemd, berucht 
zeer belangrijk persoon   v.i.p. 
zeer belezen   erudiet, lettré
zeer bemiddeld - schatrijk
zeer bijdehand - gehaaid
zeer bleek - inwit
zeer boeiend - meeslepend
zeer boos - grimig, nijdig, toornig, woest
zeer brandbare stof - aceton, alcohol, atoon, benzine, buskruit, fosfor, gas, kerosine, kruit, spititus, teer, zwavel 
zeer buigzaam - soepel
zeer dicht - innig
zeer dom   aartsdom, ezeldom, ezelachtig, hersenloos, imbeciel, indom, oerdom, oliedom, overdom, stom,  stompzinnig
zeer dom mens - domoor, onbenul, stommeling
zeer domme   domoor, eend, ezel, onbenul, stommeling, uil 
zeer donker   pikkedonker, pikdonker, zwart
zeer dringend om een onmiddellijke oplossing  vragend - acuut
zeer droge champagne - brut
zeer duidelijk - apert, blijkbaar, evident,  flagrant, glashelder, klaarblijkelijk, notoir, onmiskenbaar, overduidelijk, tastbaar, 
zonneklaar
zeer dun   iel, ijl, fijn, mager, waterig
zeer dun bladmetaal of plastiek - folie, foelie, latoen
zeer dwingend - stringent
zeer en kommer - leed, pijn
zeer erg - afgediefd, afgedokterd, bedenkelijk, bijster, deerniswekkend, diep, heftig, immens, intens, nameloos, onbarmhartig, ongenadig, onheilbarend, ontzaglijk, precair, reddeloos, schromelijk, uiterst, zorgelijk, zwaar
zeer ergerlijk - schandalig
zeer ernstig - erg
zeer fijn - ragfijn, piekfijn
zeer fijn plooien   plisseren
zeer fijne suiker   poedersuiker 
zeer fraai - mooi, prachtig
zeer gaarne - overgraag
zeer geduldig   lankmoedig
zeer gedurfd   gewaagd, riskant, roekeloos
zeer gehaast - overijld
zeer gehaast (muz.)   prestissimo 
zeer geliefd - dierbaar, populair, welgeliefd
zeer geliefd kind - troetelkind
zeer gelukkig - welzalig
zeer geraffineerde vrouw - vamp
zeer gering - gering, klein, miniem
zeer geschikt – geknipt, goed, tof, uitstekend
zeer gespannen - krampachtig
zeer gespierde sportman - atleet
zeer gesteld op - tuk
zeer gevoelig - overgevoelig, sensibel, sensitief, sentimenteel, teerhartig, weekhartig
zeer gierig mens - schraper, vrek
zeer goed   B.B.(ltal), best, briljant, eminent, excellent, onovertroffen, opperbest, optimaal, patent, perfect, prima, puik, puikbest, superieur, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, volmaakt, voorbeeldig, voortreffelijk, wonderwel
zeer goedkoop - spotgoedkoop
zeer goed redenaar   Brugmans, Cicero, Demosthenes
zeer groot   aartsvaderlijk, cyclopisch, danig, enorm, geweldig, gigantisch, groots, immens, kolossaal, levensgroot, massaal, mateloos, monumentaal, naamloos, nameloos, onmetelijk, ontzaglijk, ontzettend, onuitsprekelijk, overgroot, overstelpend, piramidaal, reusachig, titanisch,
zeer groot aantal   bende, berg, hoop, kudde, legio, legioen, massa, mateloos, menigte, onnoemelijk, ontelbaar, ontzaglijk, overvloed, talloos, troep, zee, zwerm
zeer groot liefhebber van de jacht - Nimrod
zeer groot schip - oceaanboot, oceaanstomer, zeekasteel
zeer grote diamant(en) - paragon(100kt.)
zeer grote eetlust - polyfagie, vraatzucht
zeer grote letter - koeiekop(letter)
zeer grote macht - supermacht
zeer grote menigte   massa, zee 
zeer grote overvloed - superabundantie
zeer grote ramp - cataclysme, catastrofe
zeer grote rots - rotsgevaarte
zeer grote schaar - legioen
zeer grote spijker - rong
zeer grote woning   herenhuis, kasteel, paleis, slot
zeer haastig - overhaast
zeer handig - kunstig
zeer harde houtsoort - pokhout
zeer harde wind   cycloon, orkaan, storm, tornado, wervelstorm
zeer hard - heidens (lawaai), staalhard, steenhard
zeer hard en bros metaal - mangaan
zeer hard en taai metaal - matta(Afr.)
zeer hard gesteente - diamant
zeer hard metaal - stelliet, uraan
zeer hard schot - loeier
zeer hard slaan - mokeren
zeer hecht - arduinen
zeer heet -  bloedheet, gloeiend, kokend heet, puf, roodgloeiend,  smoor, snikheet,
zeer heftig - stormachtig
zeer helder - kristalhelder
zeer helder rood - scharlaken
zeer hevig - duivels, hels, oorverdovend, vurig, woedend
zeer hinderlijk - stuitend
zeer hongerig   uitgehongerd
zeer hoog   huizenhoog 
zeer hoog gebergte   Andes, Himalaya 
zeer hoge boom   cypres, eucalyptus, populier, sequoia
zeer hoge boord met omgeslagen punten - vadermoorder
zeer hoge graad - supra
zeer hongerig - uitgehongerd
zeer hoog - huizenhoog
zeer hoog gebergte - Andes, Himalaja
zeer hoog geboomte in Californië - sequoia
zeer hoog gebouw - wolkenkrabber
zeer hoog huis - wolkenkrabber
zeer hoorbaar - luid, luide
zeer ingenomen - tuk, verzot
zeer jong   groen, piepjong, pril
zeer karig loon - hongerloon
zeer keurig - innet
zeer klein – gering, iel, lilliputachtig, lilliputs, micro, microscopisch, miniem, minimaal, minuscuul, nietig, piepklein, pieterig, pygmee
zeer klein brokje - gruizel
zeer klein deeltje - (1/1000 mm), micron, mikron
zeer klein formaat - miniatuur
zeer klein geschilderd portret - miniatuur
zeer klein gewicht   gram, grein
zeer kleine deeltjes (niet zichtbaar) - amicronen
zeer kleine diertjes - aaltjes
zeer kleine film -  microfilm
zeer kleine hoeveelheid - beetje, ietsje, pietsie, plok, pluk, schijntje, spoor, tikkeltje, tittel, zier
zeer kleine lengteëenheid - micron
zeer kleurrijk - kakelbont
zeer knap - geleerd, geniaal, overknap, talentvol
zeer kneedbaar - week
zeer kort bovenbroekje - hotpants, minishort(s)
zeer kort ogenblik - amerij, even, moment, momentje, ommezien, tel, wenk
zeer korte kamerjapon (Z.N.) - nachtschabbe
zeer korte rok - minirok
zeer korte tijd   even, moment, oogwenk, seconde, tel 
zeer korte tijd ruimte - amerij, ogenblik
zeer korte tijdsruimte - ogenblik 
zeer koud   inkoud, Siberisch, ijskoud, ijzig,
zeer koude temperatuur -   Kelvin
zeer krachtig - intens, machtig, oersterk, onbreekbaar, oversterk, pancratisch, ijzersterk
zeer krachtig (muz.) - ff, fortissimo
zeer krachtig mens - Atlas, berserker, gewichtheffer, Hercules
zeer krachtig vergif - nicotine
zeer kritisch mens - criticaster
zeer kwaad - cholerisch, duivels, hels, razend, woedend 
zeer laag - diep, ingemeen
zeer lage prijs - spotprijs
zeer lage stem - brombeer, bromstem
zeer lang - eeuwig, eindeloos, langdurig, mijlenlang, uitentreuren, uitgerekt 
zeer lange overjas - kuitendekker
zeer langzaam (muziek) - largo
zeer langzaam lopend naderen - aandrentelen
zeer langzaam voortgaan - verkruipen
zeer lekker - konfijt
zeer lelijk - afschuwelijk, foeilelijk
zeer lenig kunstenmaker - slangemens
zeer levendig   (con)brio
zeer licht - vederlicht
zeer licht gas   helium, waterstof
zeer licht van kleur - amarillo
zeer lui mens -  aartsluiaard
zeer luid   ff, fortissimo, hardop, lawaaierig, luidkeels, oorverdovend 
zeer machtig - oppermachtig
zeer machtig man - magnaat
zeer mager - broodmager
zeer mager mens - lat, skelet
zeer matig - frugaal
zeer meegaand   dociel, faciel, gewillig, gulhartig, meelevend,  
zeer mild   genereus, kwistig, milddadig,  vrijgevig
zeer minderwaardig - inferieur
zeer modern - hypermodern
zeer modieus gekleed persoon - dandy, fat, modegek
zeer moe - afgeknapt, afgepeigerd, amechtig, bekaf, doodmoe, doodop, uitgeput
zeer moeilijk werk - corvee, heksentoer, karwei, titanenarbeid
zeer moeilijke keuze - dilemma
zeer mooi - beeldschoon, bloedmooi, elegant, enig, grandioos, heerlijk, luisterrijk, magnifiek, oogverblindend, prachtig, schitterend, sierlijk, verrukkelijk, wondermooi, wonderschoon
zeer mooi meisje   beauty, beeldje, Galatea, schoonheid
zeer mooi opgedirkt - popmooi
zeer mooie woniong - paleis
zeer nadelig - ruineus, ruïnerend, schadelijk, verderfelijk
zeer nat zij - druipen
zeer nauwgezet - gewetensvol
zeer nauwkeurig - meticuleus, minutieus, punctueel
zeer nerveus persoon - zenuwpees
zeer nietig - futiel
zeer nodig   broodnodig, noodzakelijk, vereist 
zeer nijdig - giftig
zeer omzichtig - behoedzaam, diplomatiek,  handig, slim
zeer onaangenaam - lebbig, pestilent
zeer onbeduidend wezen - nieteling
zeer onbeleefd   bot, brutaal, cru, lomp, onbeschoft, ongemanierd
zeer onbeschaafd iemand - proleet
zeer ongunstig - sonister
zeer onontwikkeld - oerdom
zeer onrustig - versatiel
zeer ontstuimig - woedend, woest
zeer onwetend - oliedom
zeer onzeker -  gevaarlijk, gewaagd, lukraak, riskant 
zeer opgewonden - driftig, geestdriftig, gexalteerd, gejaagd, nerveus, overspannen, overstuur, zenuwachtig
zeer oplettend - aandacht
zeer oud   afgeleefd, aloud, antiek, bejaard, belegen, eeuwenoud, hoogbejaard, oer, oeroud, overoud, stokoud 
zeer oude spullen - antiek
zeer ouderwet mens (fig.) - fossiel 
zeer plat - banaal
 zeer populair lied - schlager, tophit
 zeer prettige indruk makend -  allerliefst, charmant
 zeer prooibaar - slap
zeer prijzig - peperduur
zeer rekbaar - elastisch, vaag
zeer rustig - afgelegen, kalm, stil
zeer rijk   gefortuneerd, opulent, rentenier, schatrijk, vermogend 
zeer rijk man   Croesus, miljonair, nabob, rentenier 
zeer royaal - kwistig
zeer rustig   geluidloos, stil
zeer saai - geestdodend, oervervelend
zeer samenhangend - gecompliceerd, ingewikkeld, taai
zeer schappelijk - genadig
zeer scherp - vlijmscherp
zeer scherp mesje   vlijm, vliem 
zeer scherp van gezicht - scherpziend
zeer schone - beauty
zeer schoon - beeldig, brandschoon, glashelder, kraakhelder,  prachtig, smetteloos, vlekkeloos
zeer schrander - scherpzinnig
zeer schijnheilig mens - hypocriet
zeer slanke taille - wespentaille
zeer slecht - flut, gewetenloos, knuddig
zeer slechte betrekking - hondebaantje
zeer slim - aalglad, doortrapt, leep, sluw
zeer smalle draaizaag - afzetzaag
zeer snel - bliksemsnel, expres, pijlsnel, vliegensvlug
zeer snel (muz.) - prestissimo
zeer snel eten - tachyfagie
zeer snel lopen   hollen, racen, rennen, snellen, sprinten, vliegen 
zeer snel rijden - racen, razen
zeer snelle galop - rengalop
zeer snelle goederenverzending - ijldienst
zeer snelle pas - stormpas
zeer solide - onverslijtbaar, onverwoestbaar, ijzersterk
zeer spannend   adembenemend 
zeer spoedig   aldra, alras, dra, rap, ras, snel, vlug
zeer spottend - bijtend, cynisch, sarcastisch
zeer sterk   herculisch, krachtig, machtig, oersterk, onverwoestbaar, potig, robuust, ijzersterk
zeer sterk geheugen - hypermnesie
zeer sterk (muz.) - fortissimo
zeer sterke man - Atlas, gewichtheffer, Goliath, Hercules, krachtmens, krachtpatser, poteling,  rappo, Samson, worstelaar
zeer sterke wind   cycloon, orkaan, storm 
zeer stompzinnig - debiel, idioot
zeer stoutmoedig - driest, vermetel
zeer streng   draconisch, gehard, hard, rigide, rigoreus, rigoureus, Spartaans
zeer talrijk - legio
zeer trots - apetrots
zeer uitgestrekt gebergte   Andes, Oeral
zeer vast - geheid, onwrikbaar
zeer vatbaar voor ontroering   emotioneel 
zeer veel   bende, berg, boel, drom, hoop, kudde, legio, legioen, massa, meest, menig, menigte, onnoemelijk, ontelbaar, ontzaglijk, oogst, talloos, troep, zee, zwerm
zeer veel gestorte tranen   tranenvloed 
zeer veel mensen - drom
zeer verbolgen - razend, woedend
zeer verderfelijk   pestilent, verpestend
zeer verfijnd - decadent, geraffineerd
zeer vergenoegd   stralend 
zeer verheugd - dolblij
zeer verheven - doorluchtig, hoogverheven hoogwaardig, subliem, voornaam,
zeer verliefd - smoor
zeer vermaard - beroemd
zeer vermoeid   afgemat, doodop, op, uitgeput 
zeer verrukt - extatisch
zeer versneld - precipitato (muz.)
zeer verspreide epidemie - pandemie
zeer verwonderd   verbaasd, paf 
zeer vloeibaar - dun
zeer vlug - pijlsnel
zeer vluchtige benzine   gasoline 
zeer vluchtige verbinding - ether
zeer vochtig   doornat, kletsnat 
zeer vochtige grong - dras
zeer vol - eivol
zeer voorzichtig - diplomatiek
zeer vriendelijk - charmant
zeer vrolijk - dartel, stralend, uitbundig, uitgelaten
zeer vroom persoon - bagijn, begijn, heilige
zeer vruchtbaar - groeizaam, vertiel, welig, wulps
zeer warm   gloeiend, heet, kokend
zeer waarschijnlijk - allicht, vanzelfsprekend, uiteraard
zeer waterrijk land   beemd, moer, moeras, spreng, ven 
zeer weinig   iets, mondjesmaat, nauwelijks, snars
zeer weinig voorkomend - zelden
zeer wit - hrijtwit, sneeuwwit
zeer woedend - laaiend
zeer wreed - barbaars, beulachtig, gevoelloos, inhumaan, onmenselijk
zeer wreed man - Nero
zeer ijverig - fervent, vurig
zeer zacht (muz.)   pianissimo.
zeer zeldzaam - buitengewoon, enig, uniek
zeer zoet - miers
zeer zout - bermzout, pekelig
zeer zure Indische vrucht - blimbing
zeer zwaar - lodig, loodzwaar
zeer zwaar werk - ledebraak, titanenarbeid
zeer zwaarlijvige vogel   dodaars, kalkoen
zeer zare arbeid - slavenwerk
zeer zware last - centenaarslast
zeer zware slag   dreun, mokerslag 
zeer zwart - pikzwart
zee register   logboek, journaal 
zeeraaf - aalscholver, waterraaf
zeerat - zeeaap, zeedraak
zeerecht, vorm van het - angarie
zeeregister - logboek, (scheeps)journal
zeerob   rob,walrus, zeebonk
zeerobbont   seal 
zeeroof - kaap
zeeroofdieren -
3    rob
6    oorrob, walrus
7    bandrob, pelsrob, zeebeer, zeehond
8    baardrob, blaasrob, kegelrob, klapmuts, krabeter, manenrob, 
      pelsrob, stinkrob, zadelrob, zeeleeuw
9    ringelrob
10  monniksrob, zeeolifant
11  zeeluipaard
zeeroos - zeeanemoon
zeerots - klip
zeerover   boekanier, filibuster, kaper, piraat, vrijbuiter, zee(schuimer) 
zeerovers - piraten
zeeroverschip - brigantijn
zeertje - puist, zweer
zeerups - roofborstelworm
zeeschade   averij, molest 
zeeschelp - alikruik, wulk
zeeschepnet - laafnet
zeeschilder   Mesdag, Vroom, Velde, Porcellis, Ensor 
zeeschildpad   karet, krat, kret 
zeeschildzaad - sierplant
zeeschip   bark, brigantijn, brik, coaster, cutter, fregat, jonk, klipper, kotter, kruiser, logger, onderzeer schoener, stoomboot, tanker,
zeeschuimer   boekanier, flibustier, kaper, piraat, vrijbuiter, zeerover
zeeslag - naumachie
zeeslak - alikruik, euchelus, wulk
zeeslang - octopus
zeesnip - zwaardvis
zeesoldaat   marinier, matroos 
zeespin - pantopoda
zeesteen - barnsteen
zeester - asteroideum, zeeanemoon,  zeekwab, zeekwal
zeesterrekruid - zeeaster
zeestorm - tempeest
zeestraat   Belt, Bosporus, Dardanellen, Kattegat, Sond, Sont, nauw, zee-engte 
zeestraat bij Japan - Tokara
zeestraat bij Scandinavië - Sont
zeestraat bij Turkije - Bosporus, Davis
zeestraat in Noorwegen - Skagerak
zeestraat in Zweden - Kattegat, Sont
zeestraat naar Zwarte Zee   Bosporus, Dardanellen
zeestraat tussen Denemarken en Zweden   Sont 
zeestrand - kustland, littoraal, litoraal
zeestro - zeejute
zeestroming - drift, golfstroom
zeestroom - golfstroom
zeestroom tussen Vlieland en Terschelling - Vlie
zeestrijd - naumachie
zeestrijdkrachten - oorlogsmarine
zeestrijdmacht   marine, mariniers, navy, vloot
zeestrook - strand
zeetactiek - melee
zeetaktiek - krijgskunst
zeetortel - alk
zeetulpen - zeepokken
zeeui - zeeajuin
zee-uitdrukking - zeeterm
Zeeuws eiland   Beveland, Duiveland, Schouwen, Tholen, Walcheren
Zeeuws vissersvaartuig   hengst
Zeeuwse landmaat - met
Zeeuwse plaats   Bath, Breskens, Domburg, Goes, Hulst, Krabbendijke, Middelburg, Renesse, Rilland, Terneuzen,
Veere, Vlissingen
Zeeuwse verdronken landstreek - Saaftinge
zeevaarder - navigator
zeevaardig - zeilree
zeevaart betreffende   maritiem 
zeevaartkunde   navigatie, nautiek, scheepvaartkunde, zeemanschap
zeevaartuig - zeeschip
zeevalk - visarend
zeevarken - bruinvis, tuimelaar
zeevenkel - crithmum
zeeverslag - scheepsverklaring
zeevinger - mosdiertje
zeevink   sneeuwgors
zeevis - aalbolk, ashaai, bot, bruinvis, dolfijn, doornrog, dorade, elft, fint, geep, griet, grondel, haai, hamerhaai, haring, haringkoning, heilbot, hors, hosenbek, kabeljauw, klompvis, knorhaan, labberdaan, lebaal, leng, maanvis, makreel, mensenhaai, meun, mul, negenoog, neushaai, om, paling, panterhaai, pieterman, poon, prik, puitaal, pijlrog, rog, roofhaai, sardine, schar, schelvisduivel, schelvis, schol, spiegelvis, spiering, sprot, tarbot, tong, tonijn, troeboek, wijting, wimber, zaagvis, zeebaars, zeedonderpad, zeedraak, zeeduivel, zeeforel, zeehaan, zeelamprei, zeeprik, zeewolf, zwaardvis
zeevis met stekels   pieterman 
zeevlam - zeemist, zeenevel
zeevlinder - slijmvis
zeevlo   springer, strandvlo
zeevogel - albatros, alk, meeuw, stern, zeearend, zeemeeuw 
zeevogelmest - guano
zeevolk - matrozen, zeelieden
zeevoogd - admiraal, voshaai 
zeevos - voshaai
zeevrachtbrief   cognossement 
zeevrouw - meermin, najade, sirene, undine
zeewaardige streng - kardeel
zeewaarts   aflandig
zeeweegbree - krokkeling, reie
zeewering - dijk, duinen, waterkering
zeewetenschap - oceanografie
zeewezen - marine
zeewezen betreffend - nautiek
zeewezen betreffende   maritiem, nautisch
zeewier   alg(e), kelp, zeegras, zeerui,
zeewieren - algae, kelp
zeewilg   kruipwilg
zeewilster   zilverpluvier
zeewinde - zeewrange
zeewoord - zeeterm
zeeworm - paalworm
zeewrange - zeewinde
zeewijf - zeemeermin
zeezeelt - lipvis
zeeziek - naar, wee
zeeziekte - naupathie, nause
zeezog - kielwater
zeezone   plat
zeezoogdier - bruinvis, dolfijn, rob, rus, walrus, walvis, zeekalf, zeekoe, zeehond, zeeleeuw, zeerob,
zeezwaluw - starre, stern, halcyon, zeehaan
zeezwaluwzaad - wormkruid
zeezwam - zeepaddestoel
zeezwijn - stekelhaai, zuigervis
zege   overwinning, praal, triomf, victorie 
zeg eens - eilieve
zeg eens, wees zo goed - eilieve
zegeboog - erepoort
zegedag - overwinningsdag
zegedicht - triomtgedicht
zegefeest - overwinningsfeest, triomf
zegekrans - lauwerkrans
zegel   kenmerk, lakmerk, merk, sigillum, stempel
zegelaar - stempelaar
zegelaarde - bolus, lemnia
zegelbewaarder - grootvizier, referendaris, staatsambtenaar
zegelboom - sigillaria
zegelen - scelleren, sigilleren
zegelied   triomflied, overwinningslied
zegelkosten - leges, porto
zegekrans - lauwertak
zegekreet  - Hosanna, triomfkreet 
zegelkunde - sfragistiek, sigillografie
zegellood - plomb(e), plombeersel
zegelmerk - stempel
zegelrecht - zegelgeld
zegelring – signet, signum
zegelsnijder - graveur
zegelstempel   signet
zegelstof   lak, was 
zegelverzamelaar   filatelist 
zegelverzamelarij   filatelie
zegen   benedictie, formule, heil, patrijzennet, sein, trekgaren, treknet, visnet (groot), voorspoed, weldaad, wijding 
zegen   reepnet,
zegen die naderhand komt - nazegen
zegenen - begunstigen, benedijen, loven, prijzen, wijden
zegengebed - eucharistie
zegening   geluk, wijding, benedictie, benedictio, weldaad
zegenrijk - gelukkig, heilzaam, voorspoedig
zegenwens - heilwens
zegepalm - erepalm, trofee
zegepoort - triomfboog
zegepraal - overwinning, triomf
zegepralen - zegevieren
zegepralend - triomfant, triomfantelijk, triomferend, overwinnend, zegevierend
zegepraler - overwinnaar, triomfator, victor
zegeschoten - triomfsalvo
zegeteken   bezem, erepalm, krans, skalp, triomftocht,  trofee, trophee, zegetocht
zegevieren - (over)winnen, triomferen, zegepralen
zegevierend   ovationeel, triomfantelijk, victorieus, zegepralend
zegevierende vrouw - overwinnares
zegewagen - triomfwagen
zegewens - eulogie
zegge - carex, carlina, cypergras, heen, rietgras, zeebies
zeggen - aanbieden, aankondigen, aanmerken, beduiden, betekenen, bevelen, beweren, bieden, gebieden, kletsen, kouten, luiden, mededelen, praten, spreken, toekeren, toesteken, vermelden, vertellen, voordragen, wensen
zeggenschap - beschikkingsrecht, inspraak, stem
zeggen, verzen - declameren, reciteren, voordragen
zegger - declamator
zegging - dictie, uitdrukking, uitspraak, woordgebruik
zeggingskracht - energie, inspraak, uitdrukkingswijze
zegsman -  bron, informant, woordvoerder 
zegswoord - bewoording, uitdrukking
zegswijze   adagium, archeïsme (verouderd), dictie, gezegde, locutie, provincialisme, spreektrant, spreekwoord, spreekwijze, spreuk, uitdrukking
zegt men tegen een vorst - sire
zeiger - viskorf
zeik - aal, gier
zeil   aap, achter, ballatum, bazaan, bezaans,  boven, dek (van molenwieken), druil,  fok, inlaid, jager, kluiver, lap (scheepst.), linoleum, rif, topzeil, vlieger, vloerbedekking, zeildoek (aan de mast), zonnescherm (op boten)
zeil (klein)   fats
zeil aan de achtermast van een driemaster   bezaan
zeil inkorten - geien
zeil minderen - reven
zeil zonder ra - stagzeil
zeilblok - schootbos
zeil, boordsel van een - lijk
zeilboom - giek
zeilboot - BM
zeilbootklasse - drakenklasse, pampus, sharpie
zeil, deel van een - hals
zeildak - velum, voorhang
zeildoek - canvas, dekkleed, kraam, leerdoek
zeildoekse emmer - puts
zeil  en roeiwedstrijd   regatta, varsity
zeilen - stevenen, varen, zweven
zeilen inkorten   geien
zeilen op de windbrassen - lijken
zeiljacht - pluiter, spanker
zeiljack - jopper, kiel
zeilkunst - histiodromie
zeilkwal - bezaantje, velella
zeilmakersgereedschap - priem
zeil minderen - reven
zeilmop - zwabber
zeil, onder-gaan - inslapen
zeiloren - flaporen
zeilplank - surfplank
zeilscheepje - sharpie
zeilschip – 
2    B.M.
3    jol, kof, kog, mot
4    bark, brik, buis, jonk, kits, lark, smak, valk
5    draak, galei, jacht, sloep, kogge, tjalk, pinas
6    boeier, botter, feloek, fregat, gaffel, hengst, kotter, logger,            pampus, schouw, tornado
7    galjoen, galjoot, karveel, klipper, tjotter, tornado, trireem
8    hoogaars,  kof(schip),  schoener, schokker, volschip
9    brigantijn, gaffelaar, valkjacht, zeiljacht
10  driemaster
11  vikingschip
zeilschip voor kustvaart   coaster, haringlogger,  logger
zeilsoort - 
3   fok
5   bagijn, begijn, jager
6   bezaan, razeil
7   aapzeil, kluiver, skyzeil, snijzeil, stagfok
8   ramzeil, marszeil, spinaker, stagzeil
9   emmerzeil, grootzeil, latijnzeil, spinnaker
10 sprietzeil
zeilsteen - magneet, magneetijzersteen
zeilterm - 
3    aap, bak, fok, kim, nok, raf, rak, rif, val
4    blok, dirk, dreg, hals, kous, loef, slok, stok, stag, zeeg
5    averij, gijpen, reven, scheg, steng
6    bestek, boelijn, gaffel, kikker, killen, lenzen, loeven, marlen, 
      nokval, ruimen, schaar, schoot, wartel, wervel, zaling
7    aapzeil, botloef, brassen, buiskap, kluiver, laveren 
8    bakboord, berghout, boeghout, helmstok, lagerwal, landvast, 
      loefboom, merlstok, oploeven
9    achterlijk, boegseren, buiswater, gangboord, grootzeil, 
      kapseizen, mastkoker, nagelbank, paalsteek, torentuig, 
      zwabberen
10  boegspriet, korvijnagel, loefgierig, roerkoning, 
zeiltouw   gei, hals, schoot,val
zeiltuig van een vlet - spriettuig
zeilvaartuig – 
3    jol, kof
4    kits, lark
5    draak, jacht, tjalk
6    boeier, kotter, schouw
7    karveel, tjotter
8    schoener
9    korf(tjalk), zeiljacht
zeilvereniging - jachtclub
zeilvrachtschip - skutsje
zeilwagen, uitvinder van de - Stevin
zeilwedstrijd - regatta
zeilwind - bries 
zeilijzer - magneet
zeis - grasmaaier, sikkel, zein(gew.), zicht
zeis wetten - haren
zeisscherpen - haren
zeisscherper - strekel
zekel - haarhamer, sikkel
zeker   aangewezen, absoluut, behouden, bepaald, beslist, dogmatisch, echt, evident, expliciet, geborgen, gedecideerd, gegarandeerd, grond, geheid, gerust, gewis, immers, inderdaad, indiscutabel, instantelijk, juist, klaarblijkelijk, nadrukkelijk, natuurlijk, ongetwijfeld, onwrikbaar, paalvast, parmantig, pertinent, positief, reeel, safe, secuur, stellig, solide, stilzwijgend, subiet, uitdrukkelijk, uiteraard, vast, vast(staand), veilig, vermoedelijk, voorwaar, voorzeker, waar(lijk), waarschijnlijk, werkelijk, wezenlijk, wis, zekerlijk
zeker bestaand   reëel
zeker bordspel met pionnen   halma, schaak
zeker gebed   litanie, paternoster, rozenkrans
zeker geluid maken - sissen
zeker en gewis - vast
zeker en veilig - safe
zeker iemand   ene
zeker kaartspel   bridge, poker, tarok, whist
zeker zijn - vaststaan
zekere   ene
zekere blauwe verfstof   kobalt, smalt
zekere bloeiwijze - aar
zekere capaciteit   arbeidsvermogen, energie
zekere fijne vrucht   aardbei, bes, perzik, framboos
zekere geldswaarde - bankbiljet, ct., euro, gld., muntbiljet, pst., st., rkd., valuta 
zekere hoeveelheid - gros
zekere houtsoort - braziel
zekere kleur - rood
zekere krachtsport - judo
zekere landmaat - gars
zekere slingerplant   betel
zekere sluipwesp - spinnendoder
zekere specerij   foelie, karwij, kruidnagel, peper
zekere tijd - immer,  ooit
zekere vochtmaat - stoop
zekere zeevis - elft
zekerheid   aplomb, beslistheid, borg, borgstelling, borgtocht, garantie, gewisheid, onderpand, overtuiging, securiteit, stelligheid, vastheid, vastigheid, veiligheid, vrijwaring, waarborg, (waar)pand, wisheid
zekerheid geven voor - waarborgen
zekerheid van aanspraken - pand
zekerheid van optreden - aplomb
zekerheid van wil en besluit - zelfberadenheid
zekerheidsklep - veiligheidsklep
zekerheidstelling - borgstelling, cautie, kautie, onbeweeglijk, onderpand, vastelijk, waarborg
zekering - smeltzekering, stop
zekerlijk   stellig, vast, wezenlijk zeker
zelateur   ijveraar
zelatrice - ijveraarster
zelden - schaars, sporadisch, zeldzaam, soms
zelden sprekende - zwijgzaam
zelden thuis - uithuizig
zeldzaam - apart, buitengemeen, bijzonder, curieus, enig, fenomenaal, merkwaardig, ongehoord, ongebruikelijk, schaars, sporadisch, uitzonderlijk, uniek, vreemd, weinig, wonderlijk, zeer, zelden, zonderling
zeldzaam begaafd persoon - feniks, genie, uitblinker
zeldzaam dier - okapi
zeldzaam metaal - caesium niobium, calcium
zeldzaam persoon   rara avis 
zeldzaam verschijnsel   fenomeen 
zeldzaam voorwerp - rariteit
zeldzaam zoogdier - ocapi, okapi
zeldzaam voorwerp - rariteit
zeldzaamheid   curiositeit, rarigheid, rariteit, schaarsheid, schaarste, unicum , vreemdheid, zonderlingheid
zeldzaamheden der natuur - naturaliën
zeldzame aarde   cerium (ce), erbium, holmium, illinium, lanthaan (la), samarium, terbium, thulium
zeldzame dingen - curiosa, rariora
zeldzame gelegenheid - enig, uniek
zeldzame vlindersoort - apollo
zeldzame voorwerpen - curiositeiten, rariteiten
zelf (Lat.)   auto, ipse
zelf - eigenhandig, personeel, persoonlijk 
zelf bedacht - origineel
zelf geschreven - holografisch, olografisch
zelfachting - zelfrespect
zelfbediening   self service 
zelfbedieningszaak   supermarkt 
zelfbedrog - illusie
zelfbegoocheling - illusie, verbeelding 
zelfbeheersing   autocratie, reserve, zelfcontrole
zelfbeoordeling - zelfkritiek
zelfbescherming   kuras, harnas, schild
zelfbeschouwing - introspectie
zelfbeschrijvende thermometer - thermograaf
zelfbeschuldiging - spijt, wroeging
zelfbesmetting   auto-infectie 
zelfbestaan - perseïteit
zelfbestuur (Skr.) - swaraj
zelf besturend   autonoom
zelfbestuur   autarchie, autonomie, onafhankelijkheid
zelfbevlekking - masturbatie, onanie, vetten (volkstaal), zelfbevrediging
zelfbevrediging - onanie
zelfbevruchting - autogamie, zelfbestuiving
zelfbewust - eigenwaardig, fier, parmantig, prat, trots, zeker
zelfbewustzijn - idiopsyche, zelfkennis
zelfbinder - stropdas, zelfstrikker
zelfcontrole - zelf bedwang
zelfde levensgang   sleur
zelfde vader, andere moeder   agnaat
zelfdestructie - zelfvernietiging
zelfdiscipline   zelftucht 
zelfeind - zelfkant
zelfgekozen Friese aanvoerder - potestaat
zelfgemaakte afdruk - autotype
zelfgenezing - autotherapie
zelfgenoegzaam - suffisant, waanwijs, zelfvoldaan
zelfgenoegzaamheid - autarkie, suffisantie, trots
zelfgeschreven stuk - autogram
zelfgevoel - eigenwaarde, trots
zelfheerser - autocraat
zelfheid - egoïsme
zelfinbeelding - autosuggestie
zelfingenomen   ijdel, ingebeeld, narcisme, opgeblazen, verwaand 
zelfingenomenheid   egotisme, eigendunk, eigenwaan, narcisme, pedanterie, vaniteit, ijdelheid
zelfingenomen iemand - ijdeltuit 
zelfingenomen persoon - egoist, egotist 
zelfkant - braam, buitenkant, buitenland, grensgebied, janhagel, neg, negge, schorriemorrie, zijkant
zelfkant van de maatschappij - janhagel, plebs, schorriemorrie
zelfkant van weefsel   neg(ge)
zelfkastijder   flagellant, masochist
zelfkastijding -  ascese, boetedoening, flagellatie, masochisme, mortificatie
zelfkennis   autognosie 
zlfklevend etiket - sticker
zelfklinker - vocaal
zelfkritiek - autokritiek
zelfkwelling   masochisme, zelfpijniging
zelfmisleiding - zelfbedrog
zelfmoord -  harakiri (Jap.), seppoku, suïcide
zelfmoord door de buik open te snijden - harakiri
zelfmoord piloot - kamikaze
zelfmoord plegen - verdoen
zelfobservatie   zelfwaarneming 
zelfontbrandbare stof -  fosfor
zelfonderricht   autodidaktiek 
zelfonderrichter   autodidact 
zelfonthouding - abstinatie
zelfontleding - autoanalyse, autolyse 
zellontvouwing - openbaring
zelfoplossing - autolyse
zelfoverschatting - eigendunk, hybris, infatuatie,  overmoed 
zelfpijniging   zelfkwelling 
zelfregering - autarchie, autonomie
zelfregistrerende barometer - barograaf
zelfregistrerende thermometer - thermograaf
zelfrespect - eigenwaarde
zelfs - nee (Lat.), nog, ook
zelfs ook   bovendien
zelfschrijvende thermometer - thermograaf
zelfsmeerder - lubricator
zelfspot - zelfironie
zelfstandig   absoluut, autonoom, diopathisch, essentieel, hypostatisch, intrinsiek, meerderjarig, mondig, onafhankelijk, oorspronkelijk, originair, soeverein, souverein, substantieel, vrij, wezenlijk
zelfstandig deel van een verhaal – episode
zelfstandig naamwoord   nomen, substantief, substantivum
zelfstandige - ondernemer
zelfstandige gevechtseenheid - onderdeel
zelfstandige stem in een muziekstuk - obligaat
zelfstandigheid   autonomie, kern, kracht, onafhankelijkheid, pit,  stof, substantie
zelfstrikker - zelfbinder
zelfstudent - autodidact
zelfstudie - zelfonderricht
zelfverdediging - noodweer
zelfverdedigingssport - karate
zelfvergiftiging   autointoxicatie 
zelfvergoding - autolatrie, egotisme 
zelfverheerlijking - narcisme
zelfverheffing -  gloriole (Fr.), hoogmoed,hoovaardigheid, trots, vanitas, verwaandheid, ijdelheid
zelfverloochening - abnegatie
zelfverminking   autotomie 
zelfvernedering - laagheid, verwerping, verworpenheid
zelfvertering - autolyse, zelfverbranding
zelfvertrouwen - aplomb, beslistheid, moreel, stelligheid, vastberadenheid, zekerheid
zelfverzekerd - assertief, astrant, astrantig
zelfverzekerde vaardigheid   bravoure 
zelfverzekerdheid   aplomb, bravoure
zelfvoorziening - autarkie
zelfwaarneming   introspectie
zelfwerkend   automatisch 
zelfwerkend toestel - automaat
zelfwerkzaamheid - automatisme
zelfwording   abiogenesis 
zelfzucht   baatzucht, egoïsme, egocentrisme, egotisme, eigenbaat, hebzucht, ikzucht
zelfzuchtig   baatzuchtig, egoïstisch 
zelfzuchtig mens   egoïst 
zelfzuchtige   egoïst
zelk - vuilnishoop
zelling veroorzaakt door een schip - bed
zeloot   dweepzieke, fanaticus, geestdrijver, onverdraagzame, ijveraar
zemel - graanvliesje, teem, temer,zanik, zanikpot, zemelaar, zeurkous, zeur(piet), zwamneus
zemelen - temen, zalven, zaniken, zeuren
zemelaar - haarklovr, zanik, zeur(kous)
zemelachtig - vervelend
zemelen   temen, zalven, zaniken, zeuren
zemelig - vervelend
zemelknopen - zaniken, zeuren
zemelknoper - muggenzifter, zanik
zemelknoopster   muggenzifter, zanik, zeur
zemelmeel   kornel 
zemeluitslag -  pityriasis
zemen - aflappen, lappen, reinigen, schoonmaken
zendbode - afgevaardigde
zendbrief   epistel, mandement, missive 
zendbrief der Apostelen - epistel
zendeling -  evangelieverkondiger, missionaris, zielenherder
zendelingsbode - apostel
zenden - mitteren, sturen
zend  en ontvangdraad   antenne 
zender - radiostation
zending - gezantschap, legatie, missie, opdracht, remise, taak
zending (Lat.) - missio
zending van geld   cheque, remise 
zendingsterrein   missiegebied 
zendingswetenschap - missiologie
zendontvanginstallatie - portofoon, walkietalkie
zendstation - zender
zenegroen - ajuga
zengelen - tintelen
zengen   blakeren, branden, broeien, flamberen, roosteren, schroeien, verschroeien
zenig - pezig
zenit - top(punt)
Zeno, leerling van - stoïcijn
zenonisme   stoïcisme 
zenuw   nerf, nervus, pees, zeen
zenuwaandoening - neuritis, neuropathie
zenuwachtig - angstig, geagiteerd, geëmotioneerd, gefronst, gehaast, gejaagd, geprikkeld, haastig, nerveus, neurotisch, ongedurig, onrustig,  opgewonden,
zenuwachtig bewegen van de vingers   frunniken, peuteren 
zenuwachtige opwinding   agitatie 
zenuwachtigheid   nervositeit 
zenuwachtig maken - opgeven
zenuwarts - neuroloog, psychiater
zenuwbladen - sennebladen
zenuwcel   neuron
zenuw, deel van een - dendriet, neuriet
zenuwen stillen - kalmeren
zenuwgeluid - neurofonie
zenuwgezwel - glioom, neutroom
zenuwknoop   ganglion 
zenuwleer - neurologie
zenuwlijden - neuralgie, zenuwkwaal
zenuwontsteking   neuritis 
zenuwoorpijn - otalgie
zenuwpijn   neuralgie 
zenuwpijn in de hartstreek - cardialgie
zenuwprikkeling   shock 
zenuwslaap - hypnose
zenuwsterkend middel   tonicum
zenuwstillend middel   broom, broomkalium, calmans, valeriaan,  veronal
zenuwstiller - tranquillizer
zenuwstreng in een wervelkolom - ruggemerg
zenuwtrek   tic
zenuwuitloper - axon, neuriet
zenuwversterkend middel - tonicum
zenuwvertakking - dendriet
zenuwvezel - fibril
zenuwvlecht - plexus
zenuwziek   neurotisch 
zenuwziekte   hysterie, neuralgie, neurose  
zenuwzwak - neurasthemisch
zenuwzwakte - nervositeit, neuropathie, neurastenie, neurasthenie
zeper - miskleun
zeperd - miskleun, misrekening, strop
zeppelin - luchtballon, luchtschip
zerk   grafsteen, steen, tombe, stele
zerkje - bidprentje, santje
zerksteen - arduin
zero - niets, nihil, nul, nulpunt
zerp - rins, scherp, wrang, zuur
zerpzoet   rins, zuurzoet
zes eerste boeken van het Oude Testament - hexateuch
zes januari - Dertienavond, Driekoningen, epifanie
zes maanden - halfjaar, semester
zes of meer velletjes schrijfpapier ineengevouwen - katern
zesde maand van de joodse kalender - adar
zesde naamval   ablatief, ablativus 
zesde noot   la, a
zesde zondag voor Pasen    Sexagesima
zeshoek - hexagoon, hexagram, sexangulum
zeshoekig - hexaganaal, hexangulair, sexangulair
zeshoekig bouwsel - honingraat
zes Januari   Driekoningen, Dertien avond
zeskoppig monster - Scylla
zespuntige ster   hexagram 
zespuntslettersoort - nonparel
zes stemmige compositie voor instrumenten of stemmen   sextet 
zestiende eeuw - cinquecento
zestiende-eeuws Italiaans koorlied - villanelle
zestiende-eeuwse gevangenis - rasphuis
zestigjarige - sexagenarius
zestig seconden - minuut
zestigste deel van een seconde - tertie
zestigtal (houtmaat) - schok
zestigtallig   sexagesimaal
zestigtal planken - schok
zesvlak   hexaëder, kubus
zesvoetig vers - alexandrijn, hexameter
zeswerf - zesmaal
zet   duw, geestigheid, loer, poets, por, ruk, stoot, streek
zet als antwoord   tegenzet 
zet- en gietmachine (boekdr.) - linotype
zet in het schaakspel - gambiet
zetangel - vistuig
zetbaas - filiaalhouder, gérant, meier, pachter, stroman, zaakwaarnemer, zetboer, zetkastelein
zetbeitel - kookbeitel
zetboer - meier, pachter, zetbaas
zetel   adres, bank, bezitting, club, clubfauteuil, clubstoel, domicilie, fauteuil, gestoelte, kruk(je), landgoed, verblijfplaats, leunstoel, ligstoel, residentie, schommelstoel, sedes, staal, stoel, strandstoel, troon, verblijfplaats, verblijfplaatsvestiging, woonstee, zate, zitplaats, zitting, 
zetel   adres, domicilie sedes, woonstee
zetel aan de bar - kruk
zetel als ereplaats - gestoelte
zetel der gewaarwording - sensorium
zetel in een koorbank - stal
zetel met drievoeten - drievoet
zetel op de Amsterdamse beurs - nis
zetel van de NATO   Brussel
zetel van de priesteres van Delphi tijdens de godsspraak - 
drievoet
zetel van de Russische regering  - Kremlin, Moskou
zetel van de Verenigde Naties   New Vork
zetel van de Volkenbond - Genève
zetel van de Sovjetregering   Kremlin
zetel van de vroegere Russische regering   Petersburg
zetel van een aartsbisschop - metropool
zetel van het Europees Parlement - Straatsburg
zetel van het geestelijk gevoel - geweten, ziel
zetel van het internationale Gerechtshof   's Gravenhage
zetel van het Rooms Katholieke geestelijk gezag - Rome,
Vaticaan
zetel van het verstand - hersenen
zetel van NATO - Brussel
zetel van Sovjetregering - Kremlin
zetel van Staten-Generaal - Binnenhof
zetel van zintuig   neus, oog, oor, tong
zetelen - resideren, tronen, zitten
zetfout - erratum, error
zetgietmachine die losse letters giet -  monotype
zetgietmachine die regels giet - linotype
zetgist - moedergist
zethaak - balkonlichter, compositeur, letterzetterswerktuig
zethaak v/e typograaf - letterhaak
zethamer - drevel, drijver, haarhamer, sas
zethoutje - tenakel
zetkaarsje - zetpil
zetkast   letterkast
zetkastelein - zetbaas
zetkop - kaaskop
zetlijn voor aal   aalreep 
zetlijn voor de palingvangst - aalpadreep, aalreep
zetmaat - inzakking, zetting
zetmachine - linotype, monotype
zetmachine die regels giet - linotype
zetmeel - aardappelmeel, amidon, amilose, amylum, stijfsel, tapioca, uniline
zetmeel uit de wortelknollen van de cassave - tapioca
 zetmeel uit het merg van sommige palmsoorten - sago
zetmeelgom - dextrine
zetmeelkorrels   sago
zetmeelstroop - glucosestroop
zetmeelsuiker - glucose
zetmeelvormer - pyrenoïde
zetpil - suppositorium
zetplant - loot
zetsel   bezinksel, drap, droesem, grondsop, sediment,
zetstee - stelling
zetstreep voor de palingvangst - aalsnoer
zetten   bepalen, deponeren,  kanten, leggen, plaatsen, planteren, pleuren, reponeren, stellen, strekken, tappen, wagen
zetten het   plaatsing, zetting
zetten of schrijven met de machine - tikken
zetten van arm of been - reponeren
zetten voor bepaalde instrumenten - instrumenteren
zetter - belastingambtenaar, kaasmakersgerei, letterzetter, muggenhor, toonzetter, typograaf, typotheet, zetinzer (zagen)
zettersgereedschap - compositeur, degel, galei, tenakel,  zethaak
zettershaak - zethaak
zetterij - letterzetterswerkplaats
zetting van muziek - arrangement, transcriptie
zeug   keu, moedervarken, mot(te), pissebed (gew.), trui, varken, voortsjouwen, voortslepen
zeugma - stijlfiguur
zeugijzel - melkdistel
zeulen - dragen, sjouwen, slepen, sleuren, torsen,
zeuning - varkenstrog
zeuntje - bakzeuntje
zeur   drein, druiloor, erwtenteller, femel, geklier, huilebalk, slijmjurk, teem, teemkous, temer, teut, zanik, zanikpot, zemel, zeurkous, zeveraar
zeurder - drammer, drens, temer, zemelaar
zeurderig - drammerig, hangerig, jengelend, landerig, leuterig, lijzig, temerig, zanikend, zemelig
zeurderig gepraat   geteem, gezanik 
zeurderig kind - drens
zeurderij - temerij
zeuren   aanhouden, babbelen, bedriegen (bij het spel, Z.N.), doorzagen, dralen, drammen, dreinen, drenzen, du(i)velen, dwingen, emmeren, femelen, jengelen, klagen, talmen, meieren, temen, zagen, zaniken, zemelen 
zeurend - jengelen, jeuzelen, kletsen, klieren, lazeren, lemmen, lastig, lemmen, leuteren, malen, melken, mieteren, mieterjagen, neutelen, neuzelen, prutsen, reutelen, sodemieteren, temerig, teuten, vervelend, zaniken, ziegezagen, zwammen
zeurig - chagrijnig, lastig, lijzig, temerig, vervelend, zalvend, zeurig huilen - dreinen, drenzen
zeurig kind - drein, drens, zeurkous, zeurpiet
zeurig langzaam - drenzerig, dwingerig, huilerig, lastig
zeurig manspersoon - mem
zeurig persoon - mem, neut, trut, zanik, zeurkous, zeurpiet
zeurig spreken - lijmen
zeurig vrouwspersoon - trut
zeurige praatjes houden - femelen
zeurkous - dauwel(aar), drein, dreiner, drens, emmer, falievouwer, femel(aar), keutelaar, koffieteut, kwezelaar, leuteraar, lollepot, lijzebet, meier, mem, nurk, peeuwer, peuzel, pezewever, teem, talmkous, temer, teut, teuter, theeleut, vleier, zanik, zanikkous, zanikpiet, zemel, zeur, zeurpiet
zeurpiet - huilebalk, mem, temer, (zanik)pot, zeurkous, (zanik)pot 
zeurpot - kwezel, temer
Zeus - oppergod
zeven - filteren, wannen, ziften, zuiveren
zeven (Gr.)   hepta
zeven hemelen - hebdomas
 zeven heuvels van Rome - Aventinus, Capitolinus, Palatinus
 zeven wijzen van Griekenland - Bias, Chilon, Cleobulus,
 Periander, Pittacus, Solon, Thales
zevenblad - aegopodium, drieblad, flierfinkruid, ganzerik, geiteklaver, geitepoot, gerardskruid, hanepoot, heers, hirs, tormentil
zevenbloem - herfstleeuwetand
zevenboom - densoort, sabina, savelboom
Zevenburgen - Ardeal, Transsylvanië
zeven dagen - week
zevende hemel - walhalla (Germ.)
zevende maand -  juli
zevende maand uit de Franse revolutie - germinal
zevende maand van het Attische jaar - gamelion
zevende noot van de toonschaal   si 
zevende of 49e jaar gedurende hetwelk de akkers moesten
braakliggen (Isr.) - vrijjaar
zevende planeet van ons zonnestelsel - Uranus
zevende toon van een octaaf   septime, septiem
zevende toon van de grondtoon af - septiem, septime
zevende trap van de toonladder - leitoon
Zevengebergte, deel van het - Drachenfels, Lohrberg, Oelberg
Zevengesternte - pleiaden, Plejaden, zevenster
zevengetijdenklaver - hoornklaver
zevenhoek - heptagonaal, heptagoon,  septangulum
zevenhoekig   septangulair, heptangulair
zevenjaarlijks - septennaal
zevenjarig - septennaal
zevenjarig tijdperk - septennaat
zevenklapper - vuurwerk
zevenkoningspel - tarok
zevenkramer - verkoper
zevenkruid - wolfsklauw
zevenmannenregering - septumviri
zevenmijlsjaarzen, met - gehaast, haastig
zevenoog   bloedzweer
zevenrijk   heptarchie
zevenslaper   relmuis
zevensnarige luit   heptachord 
zevenstemmig stuk   septet 
zevenster - trientalis, zevengesternte
zevenstoot - carambole
zevental - septeen
zeventallig orkestje   septet
zeventien kantjes haring - last (14 ton)
zeventig - septuaginta
zeventigste dag voor Pasen   Septuagesima
zevenurebloem - tijgerlelie, venusspiegel, vogelmelk
zevenvingerkruid - waterbezie
zevenvoetig vers - heptameter 
zevenzanger - hofzangertje
zever - kletspraat, kwijl, onzin, speeksel, zanik, zeur
zeverbaard - kwijlbaard, wauwelaar
zeverdoek - slabbetje
zeveren - kwijlen, leuteren, wauwelen, zaniken, zeuren
zeverlap - zeverdoek
zeverzaad - wormkruid
zich aandienen - aanmelden, aandiening
zich aan iemand opdringend - opdringerig
zich aanmelden - aanbieden, aanbieding
zich aanpassen - schikken, voegen, wennen
zich aanschaffen - kopen
zich afvragen - betwijfelen, overwegen
zich begeven - treden
zich behoedzaam voortbewegen - sluipen
zich beijveren - streven
zich beklagen - doleren, peeuwen, jeremiëren, doleren, jammeren, mopperen, morren
zich bekleden - aandoen, aantrekken
zich bekwamen - doceren, leren,studeren
zich beraden - overdenken
zich bergen - vluchten
zich bevinden - liggen, staan, zijn
zich bezinnen - inkeren
zich blameren - afgaan
zich doen gelden - imponeren
zich een air geven - poseren
zich fris voelend - fit
zich gewennen - aarden
zich gezond voelend   vitaal, levenslustig, fit
zich haasten - jachten, reppen, spoeden
zich herinneren - heugen
zich herstellen - bekomen, beteren
zich hevig en snel uitende misnoegdheid - toorn
zich hoeden voor - vrezen
zich hoger bevinden - boven
zich in acht nemen - vrezen
zich in een kring voortbewegen - circuleren
zich in een kring voortbewegend - circulatie
zich inspannen - streven, werken
zich kleden - aandoen
zich krommen - buigen
zich met een bepaald voertuig voortbewegen - sleeën
zich met zuurstof verbinden - oxideren
zich neerleggen - berusten 
zich noemen   heten
zich ontdoen van kleren   uitkleden, ontbloten
zich ontfermen - adopteren, helpen
zich onthouden - abstineren, spenen
zich onthouden van eten - vasten
zich onthoudend - abstinent
zich ontspannen - relaxen
zich ontzien - hindern
zich op een stoel bevinden - zitten
zich ophouden - verblijven
zich opmaken - opdirken, optutten
zich oprichten - rijzen
zich realiseren   beseffen
zich reinigen   baden, douchen, wassen
zich schadeloos stellen - verhalen
zich schamen - generen  
zich scharen - groeperen
zich schikken - berusten
zich stilhouden - deinzen
zich toe-eigenen   pakken, stelen, (weg)nemen
zich uit de voeten maken - vluchten
zich uiten - spreken
zich uitlaten - uiten
zich uitstekend voelen - gezond
zich verbeelden - wanen
zich verbergen - schuilen, verstoppen
zich verdedigen - afweren
zich verfrissen   baden, drinken 
zich vergissen - dwalen, feilen
zich verheffen   opstaan, rijzen, stijgen
zich verlustigen   genieten
zich verplaatsen - reizen
zich verstoppen - schuilen
zich vertonen - verschijnen
zich verweren - pareren
zich verwerven - aanschaffen, kopen
zich verwijdern - heengaan, inrukken, opkrassen, weggaan 
zich verzamelen - bijeenkomen
zich verzetten tegen - protesteren, weerstaan, weren, 
zich vestigende kolonist - settler
zich verzoenen - bijleggen
zich voeden - eten
zich wachten - hoeden
zich wassen - baden, badderen, douchen, schoonmaken
zich wegmaken - vluchten
zich wijden aan - dienen
zich wreken - terugslaan
zichel - sikkel, zicht
zicht - gezicht, gezichtsvermogen, kijk, mening, uitzicht, visie
zicht (Ital.) - vista
zichtbaar   blijkbaar, dag, duidelijk, kennelijk, klaar, onverholen, openlijk, visibel, visueel, waarneembaar, zienlijk
zichtbaar bloeiende planten - fanerogamen
zichtbaar brandend - vlammend
zichtbaar deel - lichaam
zichtbaar maken van de slagaderen - arteriografie
zichtbaar teken - advies, tip, wenk
zichtbaar voorwerp - lichaam
zichtbaar worden - manifesteren
zichtbaar worden van een ster - emersie
zichtbaarheid - blijkbaarheid, visibiliteit
zichtbare aanduiding van iets - sein, teken
zichtbare dampmassa   mist, nevel, stoom, wolk
zichtbare voorstelling   afbeelding, beeld, film, icoon, foto, schilderij, tekening
zichteinder - gezichtseinder
zichten - ziften
zichthaak - pikhaak
zichtwissel - assignatie
zichzelf gelijkblijvend - consequent
zichzelf in het middelpunt stellend - egocentrisch
zichzelf opgedrongen voorstelling - autosuggestie
zichzelf tegensprekend   inconsequent
zie   ecce, (Lat.) vide 
zie aldaar   z.a.
zie bij het genoemde woord - av
 zie ommezijde - z.o.z.
zieden   koken
ziedend - heet, hels, kokend, razend, vurig, woedend
ziedend zijn - kokend
zieder - zeepzieder
ziederij - zoutziederij
ziegezagen - temen, zeuren
ziek - aangestoken, aangetast, bedelegerig, draaierig, duizelig, flets, gammel,hangerig, krank, kwakkelend, lijdend, lijdende, lusteloos, mezoles, minnetjes, misselijk, noso (Gr.), ongesteld, ongans, ongezond, onmatig, onpasselijk, ontstoken, onwel, uitgeput, voos, wankel, wee, zwak
ziek (barg.) - bezoles
ziek zijnde -  bedlegerig, lijdend
zieke   aeger, kranke, lijder, patiënt
ziekelijk - abnormaal (fig.), akelig, betrokken, bleek, bleekgeel, krankachtig, leep (gew.), lusteloos, maladief, miezerig, morbeus, morbide, naar, ongans, ongezond, overdreven, overspannen, pathologisch, pips, sentimenteel, slap, teer, vervelend, zwak 
ziekelijk bleek - pips
ziekelijk gesteld op - idolaat
ziekelijk gezwel - kyste
ziekelijk ingenomen - idolaat
ziekelijk ingenomen met - idolaat
ziekelijk nerveus - overspannen
ziekelijk uitzien - pips
ziekelijk verhoogde eetlust - boulimie
 ziekelijk verlangen naar huis - heimwee, nostalgie
ziekelijk verzet - negativisme
ziekelijk worden - verliezen
ziekelijke aandoening - affectie, buikopzetting, galsteen, graveel, hoest, kanker, koorts, meteorisme, niergruis, niersteen, opgeblazenheid, poliep, windzucht
ziekelijke angst bij het zien van de zee - thalassofobie
ziekelijke angst voor duisternis - scotofobie, scotophobie
ziekelijke angst voor koeien - taurofobie
ziekelijke dadendrang - hyperboulie
ziekelijke drang - verslaafdheid, verslaving
ziekelijke drang tot brandstichting - pyromanie 
ziekelijke drang tot stelen - kleptomanie
ziekelijke eigenliefde - narcisme
ziekelijke gedruktheid - depressie
ziekelijke geesteszwakte - dementia
ziekelijke gewoonte - manie
ziekelijke hartstocht   manie 
ziekelijke inbeelding - waan
ziekelijke liefde voor muziek - melomanie
ziekelijke liefde voor zichzelf - narcisme
ziekelijke lust tot kwellen - sadisme
ziekelijke lust tot kwelling - sadisme
ziekelijke neiging - manie, zucht
ziekelijke opzwelling - gezwel
ziekelijke reactie - allergie
ziekelijke slaapziekte - narcolapsie
ziekelijke slaapzucht - lethargie
ziekelijke steelzucht - kleptomanie
ziekelijke toestand - aandoening, morbiditeit
ziekelijke toestand van de geest - overspanning
ziekelijke uitwas bij planten - galnoot
ziekelijke verandering in het lichaam - aandoening
ziekelijke verdikking van de huid - pachydermie, schildklier
struma
ziekelijke vergroting van de schildklier   struma
ziekelijke verhoogde eetlust   boulimie
ziekelijke vernauwing van een  ader - strictuur
ziekelijke versnelde hartwerking - tachycardie
ziekelijke verwijding van de maag - cascademaag
ziekelijke vleeswoekering   kanker, poliep
ziekelijke voorkeur   manie 
ziekelijke voorliefde voor een bepaald voorwerp - fetisjisme
ziekelijke vrees om in een besloten ruimte te vertoeven -    claustrofobie
ziekelijke vrees voor katten - alurofobie
ziekelijke vrees zich op een open vlakte te bevinden -  agorafobie, pleinvrees
ziekelijke wateropeenhoping   oedeem
ziekelijke weefselwoekering - kanker
ziekelijke zelfoverschatting - grootheidswaan
ziekelijke zucht - manie, verslaafdheid, verslaving
ziekelijke zucht tot stelen - kleptomanie
ziekelijkheid   morbiditeit 
zieken - griepen, pesten, plagen, treiteren, wegkwijnen
ziekenauto - ambulance
ziekenbehandeling en verpleging - hypurgie
ziekenbewaarder - verpleger
ziek en bleek - pips
ziekenbroeder - verpleger
ziekendrager - ambulancier
ziekengrens - ziekenboeg
ziekenhuis    barak, gasthuis, hospitaal, hospitium, infirmerie, kliniek, lazaret, leprozerie, nosoconium, veldhospitaal, ziekeninrichting
ziekenhuis voor militairen - lazaret
ziekenjakje - bedjakje
ziekenkas - fonds
ziekenoppasser - broeder, nosocoom
ziekenraam - draagbaar
ziekentrooster - krankenbezoeker
ziekenvader in kloosters   infirmarius
ziekenverpleegster - diacones, nurse, pleegzuster, wijkzuster, zuster 
ziekenverpleger - broeder, diacoon, lolarde, ziekenoppasser, ziekenverzorger
ziekenverpleging - nosokomos, ziekeninrichting
ziekenverzorger - broeder, verpleger
ziekenverzorging - nosocomie
ziekenverzorgster - pleegzuster, verpleegster, wijkverpleegster, zuster
ziekenverzorgster die het verplegen als liefdewerk doet - 
diacones
ziekenwagen   ambulance
ziekenzaal (in klooster) - infirmerie
ziekenzuster - ziekenoppaster
ziekig - beroerd, gammel 
ziekmakend - pathogeen, ziekteverwekkend
ziekmakend kruid (grazend vee) - bingelkruid
ziek mens - patiënt
ziekte   
3    bof, fijt, mal, mok, pip, t.b.c.
4    aamt, bort, coma, evel, gort, klem, leus, noma,  pest, roos,
      snot, spat, spit, wolf, worg 
5    astma, blein, droes, euvel, favus, griep, hoest, jicht, kramp,           kroep, kwaal, lepra, lupus, ploon, polio, reuma, spruw, staar,        tyfus, zwoeg
6    anemie, angina, astma, diaree, eczeem, ftisis, hernia, herpes,
      kanker, koorts, kramp, oedeem, omagra, pokken, rabiës,
      struma, tering, typhus, uremie, zwakte
7    belroos, cholera, diarree, endemie, gonagra, graveel, ischias,
      maladie, malaria, mazelen, necrose, neurose, ongemak,                patiënt, pleuris, podagra, scabieus, schurft, tetanus
8   artritis, chiragra, dementie, diabetes, difterie, infectie, 
     leukemie, migraine, mildvuur, nefritis, nekkramp, rachitis,             roodvonk, silicose, stoornis, trombose
9    carcinoom, enteritis, epilepsie gastritis, hemofilie, influenza,
      kopziekte, krankheid, nefralgie, netelroos, pneumonie,                  paratyfus, reumat(h)iek, trachitis 
10  aandoening, coeliatrie, difteritis, dysenterie, framboesia,                gordelroos, scheurbuik
11  acromegalie, pestilentie, slaapziekte, waterpokken
12  elefantiasis, hangerigheid
13  ongesteldheid
15  arteriosclerose
ziekte (Lat.) - morbus
ziekte aan benen der paarden - mok
ziekte aan een bep. streek verbonden - endemie
ziekte aan de plantenwortel   wortelziekte
ziekte aan poten van paarden - mok
ziekte aan uiers van koeien - troop
ziekte bij bebrek aan vitamine-B1 - beriberi
ziekte bij jonge kinderen   berg, dauwworm
ziekte bij konijnen - myxomatose
ziekte bij paarden - droes, mok, spat
ziekte bij pluimvee - pest, pip, snot, syndroom
ziekte bij rundvee - koepok
ziekte die kinderen eigen is - kinderziekte
ziekte in gewassen - brand
ziekte in (timmer)hout -  boeboek, houtwormmolm (witte of rode), vuur
ziekte in koren - brand, vuur
ziekte in rogge - reup (stengelaaltjes)
ziekte in uien - koprot
ziekte kenmerkend - pathognomonisch
ziekte van Basedow - hyperthyreoïdie,  thyreotoxicose
ziekte van beeldhouwers en mijnwerkers - silicose
ziekte van bieten en koolrapen - hartrot
ziekte van de heupzenuw - ischias
ziekte van de tabaksplant - ratel
ziekte van lange duur - kwaal
ziekte van schapen - blaar, blein, draaiziekte
ziekte veroorzaakt door moeras muggen - moeraskoorts
ziekte veroorzakend - pathogeen
ziekte verwekkende - bacteriën, pathogenen, schimmels,
streptokokken
ziekte voorkomende maatregel - vaccinatie
ziekteaanwijzing - diagnose, indicatie, koorts, uitslag,    verhoging, voorteken
ziektebedrog   simulatie
ziektebeeld - syndroom
ziektebehandeling - kuur
ziektebehandeling door middel van zonnebestraling - 
heliotherapie
ziektebeschrijving - nosografie
ziektecijfer - morbiditeit
ziektecijferverwachting voor een bepaalde periode - 
morbiditeitsrisico
ziektegolf - epidemie
ziekteherkenningsleer - diagnostiek
ziekte in koren - vuur
ziekte in rogge - reup
ziektekiem   bacil, bacterie, germinatief, streptokok, virus
ziektekiem vrij -  aseptisch
ziektekiemen bevattend - septisch
ziektekiemen bij zich dragend   besmet
ziektekunde   pathologie, geneeskunde
ziektekundig - pathologisch, patholoog
ziektekundige - pathologie, patoloog
ziekteleer   pathologie
ziekten van de huid   dermatophatie
ziekten van kiemplanten - omvalziekte
ziektenbehandeling - therapie
ziektenkundige - patoloog
ziektenleer - pathologie
ziektestof - materie
ziektesymptoom - ziekteverschijnsel
ziekteteken - prodroom
ziektetoestand die ontstaat door overmatig gebruik van absint - absintisme
ziekteveinzing   simulatie 
ziekteverloop - ziekteproces
ziekteverschijnsel - aambei, belroos, bleekheid, bloeding, buikloop, galsteen, koorts, kramp, netelroos, niersteen, roos, symptoom, uitslag
ziekteverschijnsel in kool - draaihartigheid
ziekteverschijnselen voorwenden - simuleren
ziekteverwekkend   pathogeen
ziekteverwekkende bacterie - spiril, spirochete
ziekteverwekkende stof - miasma
ziekteverwekker   bacil, bacterie, coc, virus
ziektevoorkomende middelen in het bloed brengen -  inenten,
vaccineren
ziektevrees - nosofobie, nosomanie
ziektevrij   gezond
ziektewaan   nosomanie
ziektewerende stof - serum
ziekvertrek - ziekenkamer
ziel   anima, geest, innerlijk, mens, nous, psyche 
ziel betreffende - psychisch, spiritueel
ziel van Osiris - Serapis
zielas - ziellijn
zielbraken - zieltogen
zielenbrood - hubertusbrood
zielen der voorvaderen - laren, lares, penaten
zielenboek - godsvruchtoefeningen
zielendwang - gewetensdrang
zielegrootheid - magnanimiteit, magnamiteit
zielenherder   dominee, missionaris, pastoor, predikant, zendeling 
zielenkundig - psychologisch
zielenleed   hartzeer, smart, verdriet
zielenleer - psychologie
zielenleven - spiritualiteit
zielenlijden - pijn
zielenpoot - stakkerd, stumper, tobber
zielenpijn - zieleleed
zielenrust   ataraxie, gemoedsrust
zielensmart - hartzeer, pijn, zielsverdriet
zielenstrijd   gemoedsstrijd 
zielestrijder - agenie
zielevlek - sterdiagram
zielhond - zielverkoper
zielig - aandoenlijk, beklagenswaardig, deerniswaard, deerniswaardig, ellendig, erbarmelijk, jammerlijk, meelijwekkend, meewarig, rampzalig, sneu, stakkerig, teleurgesteld, teleurstellend, treurig
zielig mens - stakker, stumper
zielkunde   psychologie 
zielkundig - psychoanalyse, psychologisch
zielkundige - psycholoog
zielloos - dood, levensloos
ziellijn - zielas
zielmis   baarmis, missa, requiem, requim
zielroerend   aandoenlijk, pathetisch, treffend
zielsaandoening - psychose, trauma, wroeging
zielsangst - agonie
zielsdierbaar - zielslief
zielsgeliefd - zielsbemind
zielsgenot - wellust
zielskracht - geestkracht
zielskwelling   wroeging 
zielsontleding - psychologisch
zielsverdriet - zielesmart
zielsverhuizing   metasomatose, metempsychose, transmigratie 
zielsvermogen - zin(tuig)
zielsverrukking   anagoge, exaltatie, extase, geestvervoering, overspanning, vervoering 
zielsvervoering - extase, opgetogenheid  
zielsverwant   aanlegverwant, aard, sympathetisch, sympathiek
zielsverwantschap   sympathie
zielsvreugde - zielevreugde
zielsvriend - beminde, boezemvriend
zielsziek - psychopathisch
zielszieke - gek, krankzinnige, psychopaat
zielsziekte   geestesstoring, hysterie, krankzinnigheid, manie, neurose, paranoia, psychopathie, psychose, psychosis, schizofrenie, tropenkolder
zielszwakte - psychasthenie
zieltjeswinner - proselietenmaker
zieltogen   sterven
zieltoging - agonie, doodsangst, doodsstrijd
zielverkoper - ceelverkoper,  ronselaar
zielverkopertje - borrel
zielverzorgend - pastoraal
zielzak - lichaam
zielzorger   biechtvader, dominee, geestelijke, pastoor, pastor, predikant, zielherder
zielzorgelijk - pastoraal
zien - aanschouwen, bekijken, bemerken, beschouwen, bespeuren, blikken, brillen, kijken, ogen, ontdekken, ontwaren, oordelen, opmerken, overleggen, signaleren, staren, trachten, turen, vinden, waarnemen
zien aankomen - voorspellen
zien met de huid - dermatopsie
zien op afstand - televisie
zien van gebeurtenissen uit het verleden - psychoscopie
zien van vonken - spintherisme
zien zonder herkennen - zieleblindheid
zienderogen - waarneembaar
ziener   Augur, profeet, schouwer, visionaris, voorspeller waarzegger 
ziener der Grieken voor Troje - Kalchas
ziener in Thebe - Teiresias
zieneres - profetes
zieneres in Thebe - Manto
zienersgaven, schenker van - Apollo
zienersoog - zienersblik
zienlijk - zichtbaar
zienswijze   bewerking, dunk, gevoelen, idee, kijk, lezing, mening, opinie, opvatting, overtuiging, standpunt, stroming, versie, visie, zin,
zier   beetje, grein, rats, schijntje,  snars, spier
ziertje - beetje, druppel, grein, griezel, grijn, korrel, kruimel, lutje, pietsje, schijntje, snars, tikkel, zweem
ziezo - klaar
zift   filter, wan, zeef, zijg
ziften   filteren, haarkloven, uitpluizen, vitten, zeven, zuiveren, 
zifter - bediller, purist
zifting - tocht
ziftvorming - zeefvorming
zigeuner   bohémien, gitana, gitano, nomade, tzigane, zingaro, zwerver
zigeuner (D.) - tzigaan
zigeuner   (Eng.) gipsy
zigeunerdans - gitania
zigeunerin - gitana, gypsie
zigeunerlied - zingaresca
zigeunermuzikant - tzigaan
zigeunertaal - Romani
zigzagsgewijs tegen de wind opzeilen - laveren
zigzag varen - laveren
zilt   brak, pekel, zout
zilte plas   zee
ziltig - brak, brakig
zilver - luna
zilver   (Lat.) argentum, Ag., vermeil
zilver betreffend - lunair, lunarisch
zilver dat in het vuur verguld is - vermeil
zilver betreffend - lunair, lunarisch
zilver- of gouddraad - cantille, filigraan, filigrain
zilver- of goudplaatje in gebruik bij het misoffer - pateen
zilveraal - najaarsaal
zilveraap - mico
zilverachtige tint - platinakleurig
zilverbisam - watermol
zilverblad - bladzilver, judaspenning, tuinwolfsmelk, 
zilverschoon
zilverboom - zilverpopulier
zilverboordsel - galon, tres
zilverden - zilverspar
zilverdingen - zilverwerk
zilverdraad   cantille
zilverdraadwerk - filigraan
zilveren geldstuk - dukaton
zilver en goudwerk, groot - grosserie
zilveren haak - spang
zilveren munt - dukaton, geldstuk, gulden, knaak, pop, riks,
zilverling
zilveren munt in Venuzuela - bolivar
zilveren munteenheid in Bulgarije - lew, lewa
zilveren pfennig - heller
zilveren rijder - dukaton, geldstuk
zilvererts   zilverblende
zilverganzerik - viltganzerik
zilverglans - argentiet
zilvergroeve - zilvermijn
zilvergrijs metaal - molybdeen
zilvergrijze zeevis - haring
zilverkant - filigraan, filigrain
zilverkever - snuitkever
zilverkleurig - wit
zilverkleurig metaal - aluminium, antimonium, iridium, natrium, nikkel
zilverkleurige esp - miko
zilverkruid - bliek (gew.), blik, zilverschoon
zilverleeuw - poema
zilverling - sjekel
zilvermeeuw - kaap, kobbe
zilvermot - suikergast
zilvermunt   gulden (piek, pop, knaak), rijksdaalder (riks, achterwiel)
zilvermunt (rijder) - dukaton
zilvernitraat   helse steen 
zilverpapier   foelie, folie, staniol, stanniool
zilverpil - kipperas
zilverpluvier -  bontbekpluvier, goudkievit
zilverpopulier   abeel
zilverreiger   aigrette
zilverschoon - blank, blik, helder, vlotvaren
zilversmid - edelsmid
zilverstad - Schoonhoven
zilveruitje - eslook, sjalot, schalonge, sauslook
zilververgiftiging - argyrie, argyrisme
zilverversiering - niello, tulatechniek
zilvervingerkruid - zilverschoon
zilvervisje - suikergast
zilvervoltameter - zilvercoulometer
zilverwerk - argenterie
zilverwilg - olijfwilg
zilverwit edelmetaal   platina
zilverwit glinsterend metaal - kalium
zilverwit halfmetaal   antimonium
zilverwit kneedbaar metaal   natrium
zilverwit metaal   beryllium, broom, calcium, iridium, kalium, magnesium, natrium, nikkel, rubidium
zilverwit metalloïde   antimonium, antimoon, stibium,
zilverwitte metaallegering - monelmetaal
zilverwortel - alpenplantje
zilverzaad - judaspenning
zilverzand - zilverpoeder
zilverzout - broomzilver (ontwikkelen van foto's)
zin   animo, bedoeling, begeerte, begrip, betekenis, devies, doel, eet, frase, fut, gading, geestdrift, gevoel, goesting, invloed, kluts, lust, mening, meug, motto, nut, portee, puf, sensus, strekking, tendens, tendentie, trek, verlangen, verstand, waarde, wil, wijze, ijver,  zienswijze, zintuig,
zin die niet loopt - anakoloet
zin hebben - lusten
zin in eten - trek
zin voor het schone - esthetica
zin voor werkelijkheid - realisme
zin zonder betekenis   cliché, frase, leuze
zincagrafie - chemigrafie
zindelijk - bezemschoon, brandschoon, clean, fris, helder, hygiënisch, intact, kraakhelder, kraaknet, kraakzindelijk, kuis, moltentig, net(jes), ordelijk, proper, rein, schoon, snugger, stofschoon, tetterig, tettig, vlekkeloos, zedelijk, zuiver
zindelijkheid - netheid, properheid, proprieteit, reinheid
zinderen - fluiten, neuriën, razen, sprankelen, trillen
zingen   kwelen, kwinkeleren, schallen,
zingen der onberijmde psalmen - psalmodie
zingen op namen der noten - solfége, solmiseren
zingen zonder tekst - solfége, solmisatie
zingen van arend   krijsen, schreeuwen 
zingen van bosduif   roekoeken
zingen van duif   kirren, koeren, korren, roekoeken
zingen van eend   kwaken, snateren
zingen van ekster   praten, snappen
zingen van fazant   kokkeren
zingen van gaal   snappen
zingen van gier   krijsen
zingen van gierzwaluw   gieren, kriepen, piepen, tieren
zingen van grasmus   zingen
zingen van haan   kraaien, kukelen
zingen van hazelhoen -  klokken 
zingen van hen   kakelen, tokken
zingen van kanarie   fluiten, rollen
zingen van kauw   krassen
zingen van kloek   klokken
zingen van kneu   kneuteren
zingen van koekoek   koekoeken, roepen
zingen van korhoen   balderen 
zingen van kraai   krassen
zingen van kraan   klepperen, krijsen
zingen van kuiken   kriepen, piepen
zingen van kwakkel   kwakkelen, slaan
zingen van leeuwerik   gorgelen, tierelieren, tieren
zingen van lijster   lijsteren, slaan
zingen van mees   kwelen, razen, sjilpen, vijzevazen, zurkelen
zingen van meeuw   krassen 
zingen van merel   fluiten, schuifelen, tatelen, tieren, tureluiten
zingen van mus   piepen, sjilpen, tjilpen
zingen van nachtegaal   kwinkeleren, neuriën, orgelen, rollen, slaan 
zingen van nachtuil   blazen, roepen 
zingen van ooievaar   klepperen
zingen van papegaai   klappen, krassen, praten
zingen van patrijs   kikken, klokken 
zingen van pauw   schreeuwen 
zingen van roodborstje   roepen, snikkikken
zingen van sperwer   krassen 
zingen van spreeuw   fluiten, praten, ratelbekken
zingen van sijs   zingen
zingen van tortel   klagen, roekoeken 
zingen van uil   krassen
zingen van valk   krijsen
zingen van vink   slaan, vinken, zingen
zingen van vogels - gieren, klokken, kirren, koeren, kraaien, kwinkeleren, orgelen, sjilpen, slaan, snappen, tjuiken, vinken
zingen van wijfjesvink   tjilpen, tjokken
zingen van winterkoninkje   piepen, pinken, snetsen
zingen van wouduil   krassen 
zingen van wulp   fluiten
zingen van zwaluw   kwetteren, swatelen, tateren
zingen zonder tekst   solfège, solmisatie
zingend (muz.) - cantando
zingend wiegen   suien, zuien
zingfluitje - flageolet
zingleeuwerik - veldleeuwerik
zingmug - steekmug
zingzolder - oksaal, zangkoor
zin hebben in - lusten
zin in eten - trek
zink - spialter,  zn
zinkbak   caisson
zinkblende - zinksulfide, zwavelzink, ZnS
zinkblok voor dijkdichting - caisson
zinkboor - spitsboor
zinkboter - chloorzink, zinkchloride
zinkcarbonaat - cadmia
zinken - dalen, kelderen, vergaan, weg(zakken)
zinken bak - teil
zinken vat   emmer
zinkeniet - loodantimoon
zinker - duiker
zinkerts - galmei, kalamijn (steen)
zinkgalmei - zinkcarbonaat, zinkspaat
zinkgat - pompzode 
zinkhechtpleister - brocaplast, leukoplast
zinkhoudend boraatglas - normaalglas
zinkiet - ZnO, spartaliet, sterlingiet
zinking - catarre, katar
zinkkrul - zinkspaan
zinkkuip - caisson
zinklood   dieplood, peillood 
zinknet - kruisnet
zinkoxyde - ZnO
zinkpleister - zinkoxydepleister
zinkput - vervalputje, zakput
zinkroer - pistool
zinkrotatiedruk - offsetdruk
zinksel - bezinksel
zinkseruis - lithopoon
zinkspaan - zinkkrul
zinkspaat   galmei, kalamijn 
zinkstuk - caisson
zinkstuk van rijs en teen - kraagstuk
zinkvitriool - zinksulfaat
zinkwater - afvalwater, rioolwater, zoutzuur, zwavelzuur 
zinkzuur zout - zinkaat
zinledig - loos, zinloos
zinledige praat - rimram
zinledige uitdrukking   bombast, frase, zegswijze
zinledige woordenpraal - bombast
zinledige woordenvloed - redundantie
zinledige woordherhaling - battologie
zinledigheid -  inaniteit, ineptie
zinloos - dwaas, gekleeg, inept, nodeloos, nutteloos redeloos, ijdel, zinledig
zinloos gebazel - klets, kletskoek, larie, lariekoek, nonsens, ramram
zinloos geklets - gedaas
zinloos gepraat   frase, gedaas, gekwek, gesnater, nonsens, onzin, prietpraat
zinloos versiersel - tierelantijn
zinloze praat - frase, gekwek, nonsens, onzin, prietpraat
zinloze woordenpraal - bombast
zinnebeeld   aanduiding, allegorie, embleem, emblema, onderscheidingsteken, symbool, teken, vlag, zinnepop
zinnebeeld der onsterfelijkheid - amarant
zinnebeeld van blankheid   lelie, wit 
zinnebeeld van boete - paars
zinnebeeld van Christus   eenhoorn 
zinnebeeld van de godenbery - moree
zinnebeeld van de overmoedige onbezonnenheid der jeugd - icarus
zinnebeeld van de overwinning - krans
zinnebeeld van de schilderkunst - palet
zinnebeeld van domheid   ezel 
zinnebeeld van dood   taxis 
zinnebeeld van drogisten   gaper 
zinnebeeld van een natie - vlag
zinnebeeld van een snelle beweging - arendsvleugel
zinnebeeld van eer   kroon 
zinnebeeld van geboorte - ooievaar
zinnebeeld van geestelijke macht - kromstaf
zinnebeeld van geluk   hoefijzer 
zinnebeeld van geneeskundigen - (a)esculaapteken
zinnebeeld van grievende smart - alsembeker
zinnebeeld van het christelijk geloof - kruis
zinnebeeld van het dichterschap - citer
zinnebeeld van het leven en de verrijzenis - ei
zinnebeeld van hoop   anker 
zinnebeeld van huwelijk   ring
zinnebeeld van Kerstmis - kribbe
zinnebeeld van kracht - eik, leeuw
zinnebeeld van lafheid   haas 
zinnebeeld van liefde   hart, pijl, roos 
zinnebeeld van macht - arend,  arm
zinnebeeld van marine   anker 
zinnebeeld van moed   leeuw 
zinnebeeld van onbedorvenheid - roos 
zinnebeeld van onbezonnenheid - Icarus
zinnebeeld van onschuld   lam, lelie,maagd, wit
zinnebeeld van onschuld en reinheid - lelie
zinnebeeld van onsterfelijkheid - amarant  
zinnebeeld van ootmoed en liefde - akelei, akolei
zinnebeeld van overvloed   hoorn 
zinnebeeld van overwinning   palm
zinnebeeld van reinheid   lelie 
zinnebeeld van roem   (lauwer)krans
zinnebeeld van rouw - paars, zwart
zinnebeeld van slimheid   vos 
zinnebeeld van traagheid - slak
zinnebeeld van trots - pauw
zinnebeeld van trouw   ceder, ring  
zinnebeeld van twist - fakkel
zinnebeeld van verering   krans 
zinnebeeld van verleiding   slang
zinnebeeld van verraderlijk kwaad - adder
zinnebeeld van vluchtigheid   rook 
zinnebeeld van vorstelijke macht - adelaar, leeuw
zinnebeeld van vrede   duif, (olijf)tak 
zinnebeeld van vriendschap - ring
zinnebeeld van vrijmetselarij - troffel
zinnebeeld van waakzaamheid   Argus
zinnebeeld van wereldgezag   rijksappel 
zinnebeeld van wijsheid   uil 
zinnebeeld van zachtheid - lam
zinnebeeld van zelfopofferende liefde – pelikaan
zinnebeelden der soevereine  macht - kroon,rijksappel, rijksinsignes, scepter, zwaard
zinnebeeldig   allegorisch, emblematisch, figuurlijk, figuratief,  metaforisch, overdrachtelijk, signitief, symbolisch 
zinnebeeldig kenteken - attribuut
zinnebeeldig plaatje   emblema 
zinnebeeldig verhaal   gelijkenis, parabel
zinnebeeldig voorstellen - aftekenen, symboliseren
zinnebeeldig wapen ener kamer - blazoen
zinnebeeldig (ken)teken - attribuut
zinnebeeldige aanduiding - beeldspraak
zinnebeeldige benaming van de Zaligmaker - lam
zinnebeeldige bijbeluitlegging - anagoge
zinnebeeldige voorstelling - afbeelding, allegorie, emblema
zinnebeeldige vrouw - Borussia
zinneloos - bewusteloos, dol, dwaas, gek, ontzind, onzinnig,  waanzinnig, ijdel, ijlhoofdig, krankzinnig
zinneloosheid - bewusteloosheid, krankzinnigheid,
 verbijstering 
zinneloze - krankzinnige
zinnelust - wellust
zinnelijk   apicurisch, erotisch, geil, ideaal, lichamelijk, lodderig, onzedelijk, sensueel, welig, wellustig, wulps 
zinnelijk (grof) - beestachtig, dierlijk
zinnelijk genot - behagen, plezier, vreugde, wellust
zinnelijk mens   sensualist, sybariet, wellusteling
zinnelijk warm - broeierig, zwoel
zinnelijke aanduiding van iets - teken
zinnelijke gewaarwording - sensatie
zinnelijke liefde   erotiek, sensualiteit, weelderigheid, wulpsheid
zinnelijkheid   sensualisme, sensualiteit, weelderigheid, wulpsheid
zinneloos   dol, dwaas, gek, ontzind, onzinnig
zinnen - aanstaan
zinnen op - bedenken, overwegen, spinzen
zinnepop - emblema
zinnenprikkelend - pikant
zinnens - menende
zinnepop - emblema, zinnebeeld
zinnespel - moraliteit
zinneweelde - zingenot
zinnig - eigenzinnig, handelbaar, mak, verstandig
zinnigheid - begeerte, lust
zinrijk - geestig, ingenieus, kernachtig, pregnant, sententieus,  snedig, vernuftig
zinrijk gezegde   aforisme, gedenkspraak, gnome, spreuk
zinrijke kortheid - laconisme
zinrijke spreuk - aforisme, gnome, spreekwoord
zinsbedrog - begoocheling, droombeeld, hallucinatie, hersenschim, illusie,  ontgoochelen
zinsbegoocheling   denkbeeld, hallucinatie, illusie, visioen 
zinsbouw   constructie 
zinsdeel - bepaalde, bepaling, bijwoord, droombeeld, fantasmagorie, gezegde, hersenschim, nachtmerrie, onderwerp, spookbeeld, voorwerp, waanvoorstelling, zinsbedrog
zinsbouw - constructie
zinsbouwleer - syntaxis
zinscheiding - punctuatie
zinsdeel - bepaling, bijwoord, gezegde, onderwerp, voorwerp
zinsleer - syntaxis
zinslidwoord - dat
zinsmelodie - intonatie
zinsnede - alinea, claus(ule), passage, passus
zinsnede uit een hoofdstuk - vers
zinsnijding - caesuur
zinsontsporing   anakoloet
zinspelen - doelen, insinueren
zinspelen op - duiden
zinspeling   allusie, toespeling 
zinspreuk   aforisme, devies, epigraaf, gnome, kernspreuk, leenspreuk, lemma,  leus, leuze, motto, sententie 
zinsnede   passus
zinspreukig - aforistisch
zinsrijm - prozarijm
zinsverband - context
zinsverband zonder voegwoorden - asyndeton
zinsvervoering   extase 
zinswending - formulering
zinswoordenomzetting - inversie
zinswijding - cesuur
zinteken - leesteken
zintuig   gehoor, gevoel, gezicht, huid, oog, oor, reuk, smaak, tast
zintuig (orgaan).  gehemelte, huid, neus, oog, oor, tong
zintuig bij insekten - tastspriet, tentakel, voelhoorn, voelspriet
zintuig van een vis - rheoreceptor
zintuiglijk   sensorisch, sensitief
zintuiglijke gewaarwording - sensatie
zintuiglijke waarneming achteraf - nasmaak
zintuigprikkel - impuls
zinvermaak - genot, uitspanning
zinverwant - synoniem
zinvol - gewichtig, overtuigend, pregnant
zirkonium - zr, zirkoon
zirkoniumoxyde - zirkoonaarde
zirkoniumvariëteit - alviet
zirkoonaarde - zirkoniumoxyde
zit - tenue
zit (ruiter) - zadel
zit aan de mast - ra
zit aan de vishaak - aas, weerhaak
zit in beenderen - merg
zit om rijstkorrel - pel
zitbad   bad, bidet, lavet
zitbadje - bidet
zitbankje - kruk, schabel, tabouret
zitdag - koopdag
zitdelen - zitvlak
zitgeld - vacatie
zitgelegenheid in theater   baignoire, balcon, engelenbak, frontbalcon, frontloge, loge, parket, parterre
zitgelegenheid op een voertuig - imperiaal
zitje bij een cafe - terras
zitje op een dak - dakterras
zitje voor een restaurant - terras
zitkamer - woonvertrek
zitkussen - poef
zitpenning - presentiegeld
zitplaats   bank, canapé, club,  clubfauteuil, couch, crapaud, divan, driepoot, driestal, duo, eetkamerstoel, fauteuil, kruk, leunstoel, ottomane, pianokrukje, poef, schommel(stoel), sedes, sofa, stoel, tabouret, terras, zadel, zetel, zit, zitting
zitplaats (Latijn) – sedes
zitplaats aan de bar - kruk
zitplaats van de koetsier - bok
zitstok voor hoenders - roest
 zitstok voor kippen - roest, slaapstok
zitten - stoelen, zetelen
zittenblijver   doubleur
zittend - sedentair
zitterik - stoel
zitting   bekleedsel (van een stoel), seance, sessie, vacatie, vergadering, zitplaats, zittingsjaar, zittingstijd
zitting houden - vaceren
zitting op een fiets - zadel
zitting op een motor - duo
zitting van een collega - sessie
zitting voor ruiter - zadel
zitting voot twe personen - duo
zittingslokaal voor poliklinische behandeling - dispensarium
zittingstijd - sessie
zitvlak   achterste, derrière, gat, kont
zizelmarmot - eekhoornmarmot
ZKH (Frans) - SAR
zo - aanstonds, aldus, als, alzo, dadelijk, dermate, desgelijks, dus, dusdanig, eender, ergo, indien, meteen, mits, sic, straks, wanneer, weldra, zoals, zodanig
zo aanstonds - dadelijk, direkt, meteen, onmiddellijk
zoal - o.m.
zo aldus - maal, sic
zo breed als een haar - haarbreed
zo een - dergelijk, zodanig, zulk
zo even - daareven , flus, flusjes, net, pas, straks, temee, zo
zo gaat de wereldse grootheid te niet - sic
zo gestemd - drift, gemord, kloekmoedigheid, onverschrokkenheid, stemming, verbolgenheid
zo God het wil   Deo Volente, D.V.
zo God wil   D.V.
zo goed als   bekant, bijna, haast, moraliter, nagenoeg, vrijwel, welhaast
zo goed als geheel - nagenoeg
zo goed als nieuw   z.g.a.n.
zo helder als glas - glashelder
zo iets als zaagsel - boorsel
zo juist - juist, krek, net, niet lang, pas, zoeven, zonet
zo klein mogelijk - minimaal
zo koud als ijs - ijzig
zo net - zojuist, zopas
zo niet   anders
zo nodig - desnoods
zo nu en dan - soms, temet
zopas - net, zonet
zo spoedig als - zodra
zo spoedig mogelijk - eerst
zo staat het er   sic
zo vaak iets eten dat men het beu wordt - tegeneten
zo veel als - wik
zo veel als nodig is - genoeg
zo veel men belieft -  volop
zo veel te meer - temeer
zo veel vracht als op een wagen kan - wagenvracht
zo waar - inderdaad, wezenlijk
zowat - bijkans, ongeveer, omtrent, tennnaastebij
zowel - als, bovendien, daarbij, ook, samen, tegelijk
zo zo - behoorlijk - lala, matig, nogal, redelijk, tamelijk
zo zij het - amen, goed, soit, toegegeven
zoals   evenals, gelijk, hoezeer, naar, (lat.) ut
zoals aan ommezijde   u.r.
zoals beneden   u.i.
zoals blijkt uit   blijkens
zoals boven   u.s.
zoals de akten getuigen   t.a., t.a.t.
zoals de mode voorschrijft - modieus
zoals de natuur ingeeft   naïef
zoals de volksmond een eerste etage pleegt te noemen - éénhoog
zoals gebruikelijk is - gewoon, normaal, normaliter
zoals het hoort - behoorlijk, correct, juist, net, netjes 
zoals in de hel   hels
zoals in de hemel   hemels
zoals op de keerzijde - ur (ut retro)
zoals van nature eigen is - aangeboren, ingeschapen
zodanig   alzo, dergelijk, dermate, derwijze, dusdanig, zo, zozeer, zulks
zodat het gelijk is - overeen
zode - groes, groeze, plag(ge), pol, schadde, schol
zoden steken - plaggen
zode van veenachtige heigrond - schadde
zodenmes - zodenploeg
zodensnijder - zodenploeg
zodenspade - zodenlichter
zodenijzersteen - ijzeroer
zodiak   dierenriem 
zodoende - aldus, alzo, bijgevolg, dies
zodra - ras
zoeg - zeug
zo een - dergelijk, zo, zodanig, zulks
zoei - soep
zoek - buiig, bijster, ervandoor, foetsie, kwijt, navorsen onbestendig verdwaald, verdwenen, verloren, weg, zeer
zoekbrengen - verdoen
zoeken - kijken, naspeuren, neuzen, opsporen, proberen, rommelen, snuffelen, speuren, spinzen (barg.), trachten, vorsen,
zoekend - zetetisch
zoekend naar een schat - schatgraver
zoekend naar ruzie - ruziezoeker
zoekend nagaan - bemerken,  speuren
zoeker - speurder, taste
zoeker van ruzie - ruziezoeker
zoeker van zekere vruchten - bramenzoeker
zoek geraakt - verloren
zoeking - onderzoek
zoeklicht   lichtbundel, lichtprojector, projector, schijnwerper, spreidlicht
zoekmaken - kwijtraken, verliezen, wegmaken
zoek of weg - kwijt
zoek op het woord   a.v., i.v.
zoekt kennismaking met   z.k.m.
zoel   broeierig, lauw, loom, waterkom, zacht, zwoel
zoele wind -  föhn (n.o. hellingen van de Zwitserse Alpen),
gallego (Spanje), zefir
zoele zuidenwind - zefi(e)r
zoeloe - kaffer
zoel of halfwarm - lauw
Zoeloevorst, beroemd - Tsjaka
zoemen - brommen, bellen, gonzen, ruisen, suizen, trillen
zoemer - bel, buzzer
zoen   akkoord, boete, kus, pakkerd, poen, poentje, smak, smok, toot, verzoening, vrede, zoengeld
zoenen - beteren, boeten, goedmaken, kussen, poenen
zoet - aangenaam, aardig, braaf, deugdzaam, dolce, dulce, gedwee, gehoorzaam, lief(lijk), manis, vleiend, volgzaam, vriendelijk, zacht
zoet   (muz.) dolce
zoetachtig -  ducereus
zoet broodbeleg - hagelslag, muisjes
zoet en zuur tegelijk   zoetzuur
zoet hout - kalisse, kaneel
zoet klinkend - melodieus, melodisch
zoet klinkend (muz) - dolce
zoet product   honing, jam, kandij, noga, stroop, suiker
zoete appel - ribbeling
zoete broodjes bakken - pluimstrijken, vleien
zoete drank   limonade, mede, mee, slemp, ranja
zoete etenswaar - suiker
zoete halfvloeibare stof – siroop
zoete klontjes - kandij
zoete knol - bataat
zoete lekkernij   bonbon, chocolade, drop, fondant, hagelslag, honing, jam, kandij, lolly, marsepein, noga, nougat, pepermunt, stroop, toffee, snoep, ulevel, vanille
zoete pepers - pimiento
zoete peulvrucht - suikererwt
zoete Spaanse wijn   malaga
zoete vloeistof - stroop
zoete waterdelen die overblijven na kaasbereiding - wei
zoete witte wijn -  cantenac, graves, sauterne
zoete wijn - mistella
zoetekauw - snoeper
zoetelaar - marketentster
zoetelaarster - marketentster
zoetelief - beminde, schat
zoetelijk - kinderachtig, slap, vriendelijk, wee
zoeten - afronden, lakkeris, lakris, polijsten, schaven, zoethout
zoet en leuk - lief
zoete vloeistof   stroop
zoeterd - braverik
zoete Spaanse wijn - Malaga
zoete stof - suiker
zoete toespijs - entremet
zoete vloeistof - limonade(siroop), stroop, honing, jam, kandij, melis, noga, nougat, snoeperi,j stroop, suiker
zoete wijn - mistella
zoetig geurende plant - vanille
zoetigheid - aangenaamheid, bevalligheid, jam, kandij, liefelijkheid, melis, noga, suiker
zoetigheid op brood - stroop
zoetigheid van bijen - honing
zoetjes - bedaard, gestaag, langzaam, rustig, stilletjes, zachtjes
zoetklinkend (muz.) - dolce, melodieus
zoet maken - suikeren
zoetmakend middel - sacharine, suiker
zoetmiddel - krystalloseI, suiker
zoetsappig   beminnelijk (quasi), doucereus, halfzacht, honing, jam, kandij, kwezelig, laf, melis, noga, stroop, suiker, temerig, zalvend, zouteloos 
zoetsappig praten - femelen
zoetsappige zeurkous - femel 
zoetschaaf - blokschaaf|
zoetsprakig - vleiend
zoetsteen - oliesteen
zoetstof - sacharine, sucrose
zoetvloeiend - harmonieus
zoetvijlen - polijsten
zoetwaterbiologie   limnologie
zoetwaterdolfijn - boto
zoetwaterduiker - dodaars
zoetwatereend - bergeend, krakeend, krust,  roepereend,roepertje, slobeend, smient, taling
zoetwatergarnaal - vlokreeftje
zoetwaterkalksteen - alm
zoetwaterkreeft - rivierkreeft
zoetwaterkreeftje - cycloop, oogkreeftje
zoetwatermossel   driehoeksmossel, eendenmossel, parelmossel, unionida, vijvermossel, schildersmossel, zwanenmossel
zoetwaterpoliep   hydra
zoetwaterschildpad - doosschildpad, hamiltonschildpad
zoetwatervis - aal, alver, baars, barbeel, beekforel, beensnoek, blei, biel, bittervoorn, blankvoorn, bliek, brasem, forel, grondel, houting,  karper, kroeskarper, kwabaal, kwastensnoek, meerval, modderkruiper, moddersnoek, paraya, pos, rietvoorn, rivierdonderpad, riviergrondel, rivierprik, ruisvoorn, sidderaal, serpeling, sneep, snoek, snoekbaars, steenkarper, stekelbaars, steur, vlindervis, voorn, weeraal, winde, zalm, zeelt
zoetzure groente - atjar
zoetzuur - rins
zoeven   gonzen,razen, ruisen, suizen
zoéven   daarnet, juist, net, pas, straks, temee, zojuist, zonet, zopas, zostraks
zog - biest, kielwater, moedermelk, spoor
zogeheten - zogenaamd
zogen - voeden, zuigen
zogenaamd   alias, beweerd, disant, draaikapgek, pseudo, quasi, soi, zgn.
zogenaamd  Spaans riet - rotan
zogende vrouw - men, voedster
zogestemd - gemoed
zogklamp   roerklamp
zogklierontsteking - mastitis
zogoed - vrijwel
zo goed als - bekant, bijkans, bijna, nagenoeg,vrijwel
zoiets - dergelijk
Zoïlus - kritikaster, vitter
zojuist - krek, net pas, zoeven, zonet, zopas, zostraks
zolder - aardappelzolder, achterzolder, balkenzolder, berging, bergruimte, bewaarplaats, bovenvloer, brandzolder, dakkamer, mansarde, opperste (Z.N.), plankier, platform, tille, torenkamertje, vliering
zolderen - plafonneren
zoldering   beun, plafond
zolderkamer - arkeneel
zolderkamertje   mansarde
zoldert je boven de stal - hilde, hille
zolderkamertje met een uitstek - arkeneel, arkenijl
zolderlicht - dakkapel, koekoek
zolderschuit - aak, bak, praam
zoldertje van losse planken boven een veestal - hilde, hilt
zomaar - ineens, klakkeloos, lukraak, onverwachts, opeens, pardoes, plots(eling)
zomede - evenals
zomen - omgorden
zomer - bloeitijd
zomeraster - zaaiaster
zomerbier - lager(bier)
zomerbloem - madeliefje
zomercypres - bezemvlas
zomerdistel - centauri, zomercentaurie
zomerdrank - kwast, ranja
zomerhuisje -  alpenhut, bungalow, chalet, optrek(je), prieel
zomerhuisje van herders in de Alpen - Sennhut
zomerjas   demi
zomerknol - meiknol
zomerkoren - zomergerst, zomergraan
lomerkostuum - zomerkleding
zomerlinde - bladlinde
zomerlust - zomergenoegen
zomermaand - augustus, juni, juli
zomermat - krammat
zomerooft - zomerfruit
zomeroverjas - demi
zomerpakje - zomerkostuum
zomerpeer - jut
zomerpeil   z. p.
zomerpels - zomervacht
zomerschoeisel - opank
zomerschoen   opank, sandaal 
zomerse lekkernij - ijs
zomersport - zeilen, zwemmen
zomersproeten - efeliden
zomerstand - zomerpeil
zomerstippen - sproeten
zomertaling - stareend
zomertarwe - zomerkoren
zomerteken - Leo
zomerverblijf   buiten(huis), camping, caravan, lusthuis, pension, tent, landhuis, villegiatuur
zomerviolier - stokviolier
zomervogel   fitis, gors, heidehopper, kievit, kneu, mees, sijs(je), tapuit, tjiftjaf, tortel, vliegenvanger, zwaluw,
zomervogeltje - fitis
zomervoren - zomervagen
zomerwarmtemeter - pyrheliometer
zomerwoning - zomerhuis
zomerzaad - raapzaad, zomerkoolzaad
zomerziekte - bort
zomerzonnestand - solstitium
zomerzotje - zomerklokje
zomerzijde - zuidzijde
zo meteen - aanstonds, straks, temee, terstond, weldra 
zomin - evenmin
zomp - drasland, moeras
zompig - drassig, moerassig
zon - dagvorstin, febus, hemellichaam licht, sol, solair, solaris
zon als middelpunt - herliocentrisch
zo’n beetje - zowat
zon betreffende (de)   solair
zon met hemellichamen - zonnestelsel
zon, warmtestuwing door de - hyperthermie
zonaanbidding - heliolatrie
zondaar - schuldige
zondag - rustdag
zondag in de vasten   laetare
zondag na de advent   Kerstmis
zondag na de vasten - Laetare, Pasen
zondag na feestdag   octaaf
zondag na september - sexagesima
zondag voor palmzondag   passie-zondag
zondag voor Pasen - palmarum, Palmzondag, septuagesima
zondagse mouwtjesjas der Volendammers - blempje
zondagsgezicht - gelegenheidsgezicht
zondagskind - gelukskind
zondagskleed - zondagsgewaad
zondagsnummer - zondagsblad
zondares - Magdalena
zonde   fout, helaas, jammer, kwaad, misslag, misstap, ondeugd, overtreding (van goddelijke of zedelijke wetten), peccatum, schuld, spijtig
zonde tegen de tijdrekening - anachronisme
zondeloosheid - impeccabiliteit
zondenboek - zondenregister
zondenleer - hamartologie
zonden vergeven   absolveren 
zonder - geen, sans, verstoken
zonder (Duits) - ohne
zonder (Engels) - without
zonder (Fr.) - sans
zonder (Lat.) - sine
zonder (muz.) - senza
zonder - behalve, buiten
zonder aandacht - achteloos, nonchalant, onachtzaam, onoplettend, onopmerkzaam, onverschillig, onvoorzichtig zorgeloos
zonder aandoening - gezond, goed
zonder aanstellerij - ongekunsteld
zonder aarzelen - blindelings, direct, kordaat, meteen, ogenblikkelijk, onbeschroomd
zonder aarzeling - bereidwillig, gemakkelijk, geredelijk, resoluut
zonder adem - ademloos
zonder afhankelijkheid - autonoom, vrij
zonder aflaten - voortzurend
zonder af te slaan - rechtdoor, rechttoe, rechtuit
zonder aftrek van kosten - bruto
zonder afwisseling   eentonig, effen, egaal, gelijk, glad, monomaan, monotoom, saai
zonder afwijkingen - exact, geregeld, letterlijk, nauwkeurig, normaal, precies, regelmatig, wetmatig
zonder afwijking of speling - streng
zonder anderen na te volgen - oorspronkelijk, origineel
zonder animo   lusteloos 
zonder arbeid - werkeloos
zonder bedenken - klakkeloos, pardoes, spontaan 
zonder bedenkingen - ongezien, onvoorwaardelijk
zonder beding - onvoorwaardelijk
zonder begeleiding   a capella 
zonder begrip - wezenloos
zonder behulp van warmte - koudweg
zonder bekleding - naakt
 zonder bekwaamheid - incapabel, incompetent
zonder belangstelling   apathisch, gelaten, ongeïnteresseerd onverschillig
zonder belasting - taksvrij 
zonder benul - onbenullig
zonder beschadiging - gaaf
zonder beschaving - barbaars, ongeciviliseerd
zonder betaling - belangeloos, gratis, kosteloos
zonder betekenis   askaks (volkstaal), gemeen, hol, irrelevant, kwansuis, leeg, nietsbetekenend, nietswaardig, onbelangrijk, voos, waardeloos, zinledig, zinloos 
zonder bevestiging   los, vrij 
zonder beweging   doodstil, onbeweeglijk, pal, roerloos, stil, stokstijf
zonder bewerking - herleiden, veranderen
zonder bewijs - hypothetisch
zonder bewijs aangenomen stelling - axioma
zonder bezigheid - ledig, werkeloos
zonder bezinning - impulsief
zonder bezwaar - geredelijk, gerust
zonder blikken of blozen   brutaal, impertinent, onbeschaamd
zonder blos - bleek
zonder bochten   recht 
zonder bodem - bodemloos
zonder boosheid - onnozel
zonder buit - platzak
zonder bijbedoelingen - eenvoud
zonder chorda - ongewerveld
zonder complimenten - gene
 zonder dierlijke organismen - azoïsch
zonder doel - doelloos
zonder doel heen en weer lopen - drentelen
zonder doel langzaam lopen - slenteren
zonder doel rond lopen - dwalen
zonder doel wandelen - slenteren
zonder doorzicht - kortzichtig
zonder dralen - dadelijk, meteen, onbeschroomd, terstond
zonder dwang - natuurlijk, ongedwongen, ongezocht,
spontaan
zonder een spoor van leven (geologie)   azoïsch
zonder een woord te laten ontglippen - aandacht
zonder een zweem van slaperigheid - klaarwakker
zonder eer   eerloos, roemloos
zonder eerbied - irreverend, oneerbiedig
 zonder eergevoel - eerloos
 zonder eigen karakter - onpersoonlijk
zonder eind - eindeloos, oneindig
zonder einde - eindeloos, oneindig
zonder eindrijm - rijmloos
zonder energie - futloos, krachteloos, laks, lam, loom,lui,
lusteloos
zonder enig gebrek of voorbehoud - onvoorwaardelijk, 
volkomen, volmaakt
zonder enig geluid - muisstil
zonder enig resultaat - tevergeefs, vruchteloos, ijdel
zonder enig teken van leven   levenloos
zonder enig verband met de godsdienst - areligieus
zonder enige bedoeling - doelloos
zonder enige norm   regelloos, normloos
zonder enige ontroering - onaandoenlijk
zonder enige vorm - normloos, regelloos
zonder er bij te denken - domweg
zonder er van geprofiteerd te hebben - niets
zonder ernst - lichtzinnig, onberaden, onbesuisd, roekeloos, zorgeloos
zonder ervaring - onervaren
zonder fatsoen - indecent
zonder fout - correct, faliekant, feilloos, korrekt
zonder fouten - best, correct, feilloos, prima, zuiver
zonder fijn gevoel - onkies, ontactisch, tactloos
zonder galm   dof, mat
zondergebid - tandarm, tandeloos
zonder gebreken - correct, gaaf, onberispelijk, ongeschonden, volmaakt 
zonder geest - eenvoudig, dof, geesteloos
zonder geld   arm, blut, gedallast, onbemiddeld, platzak, rut,  straatarm,
zonder geluld - rustig, stil, stom
zonder gelijkvormigheid - incongruent
zonder gemeenschapszin - asociaal
zonder geslacht   adelogenisch, aseksueel, geslachtloos 
zonder gevaar - gerust, safe, veilig
zonder gevoel - gevoelloos
zonder gevoel of verstand - afwezig, wezenloos
zonder gezelschap   alleen, eenzaam, enzelvig, solitair, stil, verlaten
zonder gist of hevel bereid - ongeheveld, ongerezen
zonder gist rijzend   zelfrijzend 
zonder glans   dof, glansloos, mat
zonder goede naam - eerloos
zonder grenzen - eindeloos, grenzeloos, onbeperkt, ongelimiteerd
zonder groeikracht -  armetierig, armzalig, kwijnend
zonder grond   bodemloos, gratuit, ongefundeerd, ongegrond,  onmetelijk, ongemotiveerd, peilloos
zonder haar   kaal
zonder haast   kalm, rustig 
zonder haperen   snel, vlekkeloos, vloeiend, vlot, vlug
zonder hartelijkheid - koel, koud
zonder heftigheid - dierbaar, gevoelig, zacht
zonder heil zijnde - heilloos, rampzalig
zonder hersenen - anencefalie
zonder het te weten - argeloos, ongewild, onschuldig, 
onwetend, onwetens
zonder hinder - ongemoeid
zonder hoofd - acefalisch
zonder hoop op genezing   infaust 
zonder hulp   alleen, hulpeloos, verlaten 
zonder humor - humorloos
zonder inhoud   hol, ledig, leeg, onbenullig, ongevuld, zinledig 
zonder initiatief - lauw, los, slof, traag
zonder jaar   a.j., s. a.
zonder kennis - dom, stom, onnozel, talentloos
zonder klank - toonloos
zonder kleren   bloot, naakt, ongekleed, poedelnaakt
zonder kleur   blank, bleek, kleurloos 
zonder korting - bruto
zonder kosten   gratis, kosteloos 
zonder kracht   futloos, krachteloos, lam, levenloos, nietig, slap, uitgeput, voos, zwak
zonder kunstgevoel - amusisch
zonder land - staatloos
zonder leed   blij, gelukkig, zalig
zonder letsel - gezond, ongedeerd, onverlet
zonder leven - dood
zonder lichaamsgebreken - volmaakt, welgeschapen
zonder licht - donker, duister 
zonder liefde - koud, liefdeloos
zonder mankern - steevast
zonder matiging - ongeremd
zonder mededogen   cru, genadeloos, hard, harteloos, meedogenloos, onbarmhartig, onmeedogend, streng, wreed
zonder medelijden - cru, hard, kil, koel, koud, onbarmhartig, wreed
zonder meer - alleen, beslist, bloot, direct, enkel, finaal, meteen,  onvoorwaardelijk, stellig, voetstoots, zeker, zomaar
zonder moed - vormloos
zonder moed   laf
zonder moeite   gemakkelijk, lichtelijk, makkelijk, moeiteloos, probleemloos, vlot
zonder moraal - amoreel
zonder morele kracht - decadent
zonder morele preoccupatie - amoreel
zonder naad - naadloos
zonder naam - anoniem, naamloos, nameloos, onnoemelijk
zonder nadenken - automatisch, klakkeloos, mechanisch,
zonder nadruk   toonloos
zonder nationaliteit - apatride, staatloos, statenloos
zonder noodzaak   nodeloos, onnodig, vanzelf, zomaar
zonder omhaal - eenvoudig, kostaf, kortweg, ongeveinsd
zonder omslag - belangrijk, bondig, gewichtig, juist, kort, kortweg, reëel, wezenlijk, zakelijk
zonder omwegen - direct, onmiddellijk, oprecht, rechtstreeks, regelrecht, ronduit, subiet
zonder onderbreking - constant, continu, gaand, doonon-stop, steeds 
zonder onderling verband - onsamenhangend, verward
zonder ondertekening   anoniem
zonder ondervinding   onervaren
zonder ophef spreken - simpel
zonder ophouden   aanhoudend, aldoor, alsmaar, bestendig, continu, constant, eindeloos, gestaag, gestadig, nonstop, onafgebroken, steeds, uitentreuren, voortdurend
zonder opsmuk   eenvoudig, gewoon, simpel
zonder opzet ergens komen - geraken
 zonder opzet gekozen - willekeurig
 zonder overgang - adiabatisch
zonder overleg - tactloos
zonder overleg met anderen - autocratisch, eigengereid
zonder overweging - klakkeloos
zonder overweging handelen - spontaneïteit, spontaniteit
zonder pit   flauw, futloos, laf, slap, voos, waterig, zoutloos
zonder plaats en jaartal - s.l.e.a.
zonder plichtplegingen - los, ongedwongen, ongegeneerd, vrij
zonder precedent - enig, weergaloos, uniek
zonder protest - lijdelijk 
zonder ramen - blind
zonder realiteit - wezenloos
zonder regel - regelloos, wetteloos
zonder respect - brutaal, onbeschoft
zonder resultaat - ijdel, tevergeefs, vergeefs, vruchteloos 
zonder risico - gerust, ongevaarlijk, rustig, veilig 
zonder roem - roemloos
zonder rust - rusteloos
zonder samenhang - incoherent, los, mul, rul
zonder samenhang spreken - radoteren
zonder sap - droog, melig, saploos, voos
zonder schaamtegevoel - schaamteloos
zonder schoenen - barrevoets, blootsvoets, ongeschoeid
zonder schouderbanden   strapless 
zonder schroom - vrijuit
zonder schuld   schuldeloos, onschuldig
zonder slaap - slapeloos
zonder smaak - smakeloos
zonder smart - smarteloos
zonder smet - smetteloos
zonder smetstof - aseptisch
zonder spanning - gezapig, goedig, kalm, rustig, stil, zacht
zonder speelruimte - krap
zonder spoor - spoorloos
zonder spoor van leven (geologie) - azoïsch
zonder sprekende trekken - onbeduidend
zonder stengel - ongesteeld
zonder steun - hulpeloos
zonder stevig vlees - bedorven, slap, voos
zonder stevige kern - voos
zonder stevigheid - voos
zonder structuur - amorf, vormloos
zonder tucht - ongedisciplineerd
zonder stijfheid - losjes, vluchtig
zonder tal - talloos
zonder tanden - tandeloos
zonder te aarzelen   meteen, direct, kordaat, ogenblikkelijk
zonder te kijken - blindelings
zonder tegenslagen - voorspoedig
zonder tegenspraak - blindelings, onvoorwaardelijk
zonder tehuis - ontheemd
zonder terughouding - openlijk, ronduit
zonder testament - ai (ab intestato)
zonder testament gestorven - ab intestato,  intestaat
zonder titelvermelding   S.t.
zonder toekomst - hopeloos, radeloos
zonder toevoegsel - sec
zonder toezicht - onbeheerd, onbeveiligd, onbewaakt
zonder toom - tomeloos
zonder troebeling - sereen
zonder troef   s. a., sans atout
zonder tucht - ongedisciplineerd
zonder tussenpozen - aaneen, aanhoudend, achtereen, onafgebroken
zonder tussenruimte   aaneen, aaneengesloten, compact
zonder twijfel - stellig, vast, zeker
zonder uitdrukking - levenloos, wezenloos
zonder uitstel -  dadelijk, direct, immediaat, meteen, onmiddelijk, onverwijld
zonder uitstel van betaling - contant
zonder uitwerking - ineffectief, krachteloos
zonder uitzondering   algemeen, alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, elkeen, ieder, iedere, iedereen, iegelijk, niemand, niets
zonder vast verblijf - ambulant, nomadisch, rondtrekkend, zwervend
zonder vaste lijnen - lukraak, vaag, vagelijk
zonder vaste plaats - ambulant, zwervend
zonder vaste verblijfplaats - nomadisch, reizend, rondtrekkend, zwervend
zonder vaste werkkring -  ambulant
zonder veel gewicht - licht
zonder veel verscheidenheid - eentonig
zonder veerkracht - krachteloos, lam, slap 
zonder verandering of uitzicht op verbetering - slepend
zonder verband -  onsamenhangend
zonder verband met de godsdienst - areligieus
zonder verbeeldingskracht - fantasieloos
zonder verdediging - weerloos
zonder veren - pluimloos
zonder verflauwen - uitentreuren
zonder verheffing - plat
zonder verlet - dadelijk, meteen, onmiddellijk, onverwijld, terstond, voetstoots 
zonder vermelding van naam - anoniem
zonder vermogen om te betalen - insolvabel, insolvent
zonder vernuft - geesteloos
zonder verschil - gelijk
zonder verstand   breinloos, dom, dwaas, ignorant, ondoordacht, redeloos, stom, wezenloos, zinloos
zonder verstand van zaken - irrationeel, onoordeelkundig
zonder vertrouwen - moedeloos
zonder verwijl - dadelijk, direct, onmiddellijk, onverwijld,
terstond
zonder verzet - lijdeloos, lijdelijk
zonder vet - mager, schraal
zonder vingers of tenen - adactylisch
zonder vlam branden - gloeien, smeulen 
zonder vlekken - smetteloos
zonder vocht - dor, droog
zonder voldoende reden - ongemotiveerd
zonder volledige titel - z.v.t.
zonder voorafgaande waarschuwing - ineens, plotseling
zonder voorbedachtheid - onwillens
zonder voorbehoud - gladweg, openhartig 
zonder voorbereiding - onvoorbereid, opeens, pardoes, spontaan
zonder voordeel - onnuttig, renteloos
zonder vooroordeel   objectief 
zonder vorm   amorf, inform, ongevormd, vormeloos, vormloos, wanstaltig
zonder vormgeving - amorf, stijlloos
zonder vouwen - ongekreukt
zonder vrees - boud, dapper, gerust, obversaagd, onversaagd, parmantig, zelfbewust, zelfverzekerd 
zonder vrucht - steriel
zonder vruchtenat - saploos
zonder waarde -astraks (volkstaal), kwansuis, nietig, onnuttig, waardeloos
zonder warmte van gevoel - kil
zonder water - anhydrisch
zonder weerga - enig, gadeloos, ongeëvenaard, onovertroffen,
onvergelijkbaar, onvergelijkelijk, uitstekend, uniek, weergaloos
zonder weerstand - krachteloos, lijdelijk, slap, zwak 
zondr werk - baanloos, werk(e)loos
zonder werklust - lui
zonder wettige oorzaak geschieden - kwaadwillig
zonder wil - willoos
zonder wind - bladstil, windstil
zonder winst of verlies   gelijk, kiet, (quitte), remise 
zonder woorden   gewetenloos, (stil)zwijgend, vanzelfsprekend  
zonder zedelijk besef of bewustzijn - gewetenloos
zonder zedelijke normen - amoreel
zonder zedelijke overweging   amoreel, onzedelijk 
zonder zich angstig te maken - gerust, rustig
zonder zich te bedenken - ineens, klakkeloos, onnadenkend, opeens, pardoes, plots, spontaan
zonder ziel - apatisch, zielloos
zonder zonden - heilig.
zonder zorg   slordig, nonchalant, sinecure, zeker, zorgeloos
zonder zorg gemaakt - slordig
zonder zorgen - onbekommerd, ongegeneerd
zonder zuurstof levend - anaëroob
zonder zijn - spenen
zuurstof - anaëroob
zonderbaar - buitenissig,  excentriek, (soortig), zonderling
zonderling – aarlanderveens, abnormaal, avontuurlijk, barok, bizar, buitenissig, dwaas, dwars, eigenaardig, eigendunkelijk, eigengereid, enig, exentriek, gek, grillig, grotesk, individu, misselijk, onberekenbaar, ongehoord, ongemeen, ongewoon, opmerkelijk, oubollig, raar, rare, singulier, snuiter, suprenant, sijs, verwonderlijk, vreemd,  vreemd(soortig), wonderbaar, wonderlijk, zonderbaar
zonderling gebaar - grimas,  
zonderlingheid - rariteit
zonderling idee   gril
zonderling in stijl   barok, grillig, grotesk
zonderling mens   druif, kwant, kwibus, rare, snuiter
zonderling voorval - fenomeen
zonderlinge   kwant, rare
zonderlinge belevenis - avontuur, gebeurtenis, lotgeval
zonderlinge gebeurlenis   avontuur, belevenis, lotgeval
zonderlingheid - rariteit, singulariteit
zondig   boos, feilbaar, goddeloos, ignobel, kwaad, misdadig, ontaard, peccabel, schuldig, slecht, snood, verdorven
zondige daad   misdaad, onrecht
zondigen - misdoen, pecceren
zondigheid - depravatie, ontaardheid, peccabiliteit, slechtheid,
verdorvenheid
zondvloed - deluge, dilivium
zone   aardgordel, afdeling, gebied, gevechtszone, kring, luchtstreek, sector, streek, terrein, territorium, wereldstreek
zonen, verdeling in - zoning
zon met hemellichamen - zonnestelsel
zone der wereld - continent, gebied, wereldstreek
zonet - juist, pas, zoeven, zojuist, zopas
zoneclips - zonsverduistering
zonit - anders 
zonnebaan - ecliptica, zonnecirkel
zonnebad - solarium
zonnebaden - zonnen
zonnebank - bruinbank, zonnekanon
zonneblind - abatjour, bovenlicht, lampekap, vallicht
zonneblinde   jaloezie, luik, markies, persienne, store, zonnescherm
zonneblind voor ramen - luik
zonnebloem - heliant(hus), helioroop
zonnecirkel - zodiak
zonnedampkring - chromosfeer
zonnedauw - drosera, rossolis
zonnedauwachtigen - droseraceeën
zonnedienst - heliolatrie 
zonnedieren - heliozoa
zonnefakkel - protuberans
zonnegas - helium, zonnewinde
zonnegod - Baal (Phoenicië), Hyperion, Phoebus,  Soerga (hindoe), Sol, sperwerkop),Titan
zonnegod Egyptische - Ra, Re, Osiris
zonnegod  Grieks - Apollo, Helios, 
zonnegod Perzisch - Mit(h)ra
zonnegordijn - jaloezie, kree, store
zonnekanon - solarium, zonnebank
zonnekant - teneriffewerk
zonne keer op 21 Juni en 22 dec.- solstitium
zonnekeerpunten – keerkringen, tropen
zonnekever - goudhaantje
zonnekijker   helioscoop
zonneklaar   duidelijk, evident, flagrant, glas(helder), kristalhelder, palpabel, tastbaar, vanzelfsprekend, voelbaar
zonneklaar in het oog springend - evident
zonnekring - zodiak
zonnekruid - zonneroosje
zonnekruidachtigen - cistaceeën
zonnekijker - helioscoop
zonneparaplu - parasol
zonnescherm   markies, jaloezie, pajoeng, parasol, persiene
zonnescherm van bamboelatjes - kree
zonneschijf - ton
zonneschijn - isolatie
zonnesteek - heliosis, insolatio, solarasfynie
zonnestelsel, deel van het - komeet, maan, meteoor, planeet, planetoïde, zon
zonnestilstand   solstitium, trope
zonnestofje - atoom, ion
zonnetje - dievenlantaarn
zonnevlam - protuberantie
zonnevlecht - zenuwknoop
zonnevlekje op de huid - sproeten
zonnevogel - paradijsvogel
zonne vrees   heliofobie
zonneweg - ecliptica, zodiak
zonnewende   solstitium
zonnewendebloem   heliotroop 
zonnewijzer - gnomon(ica)
zonnewijzerskunst - sciagrafie
zonnig - opgewekt, plezierig, prettig, vrolijk
zo nodig - desnoods
zonsverduistering   eclips, zoneclips, zoneclips, zoneklips
zo nu en dan - soms, temet
zonwering - jaloezie, store
zonzucht - heliomanie
zoodkorrel - keest
zoöfiel - dierenvriend
zoöfiet - hydroidpoliepen
zo-filie - dierenliefde
zoogdier – 
2   ai, os
3   aap, air, big, bok, bul, cay, das, dog, dol, elk, fik, fis, hit, kat,        ked, keg, ket, keu, kid, koe, kra, lam, lar, los, met, mol, mop,       ooi, puk, ram, rat, ree, reu, rob, ros, sai, sik, sim, tei, ulk, var,       vig, vos, yak
4   alco, anoa, anta, apin, aroe, axis, babi, bagh, barg, beer, berg,        bick, bles, bonk, brak, coey, dauw, does, dril, egel, ever, 
     ezel, frèt, fits, garm, gaur, geit, gems, germ, gnoe, guil, haas,        hert, hond, inia, jaki, kalf, kama, kees, knol, kuis, lama, lori,          lupa, lynx, maal, maki, miko, mink, mara, moor, mops, mots,        muil, muis, napu, orka, oryx, paco, pako, pink, poes, pony,           puck, ruin, rund, saki, sapi, sasi, sero, taks, tana, teef, titi,             toro, trui, urus, urva, vari, wara, welp, wolf, wuaa, yack, zebu,      zeug, zwijn
5   abada, addra, adjag, ariës, badak, bagijn, beisa, beite, berin,           bever, bisam, bizon, blaar, bobak, bonto, boxer, bruin, caama,       cairn, cavia, chama, coati, danta, dingo, domba, eland, fahad,        fenek, fiber, fossa, gayal, gazel, genet, giraf, grind, hamel,             harpy, hinde, hyena, hoorn, hound, hyena, indri, irbis, jakal,           kahau, kalan, kater, katta, kavia, kegge, kekek, kemel, kikik,         koala, kobus, koeda, koata, komba, konijn, kurre, kuxio,               kween, leeuw, loeri, lupus, magot, majas, makak, manat,               manis, meert, melon, mette, mkaka, moere, molos, moose,            mungo, muzin, nahar, nerts, oeros, okapi, oreas, otter, paard,        panda, pekan, poema, poney, pongo, rasse, ratel, rekel, roesa,       sabel, saiga, sanka, schot, sfinx, skunk, smous, spits, stier,
     talpe, tapir, tijger, vaars, visse, wajak, wawar, wezel, yapok,         ijsvos, zeboe, zebra
6   agoeti, aguara, alesan, alfane, alpaca, apella, argali, ateles, 
     barber, barzol, basset, beagle,berang, beroek, bichon, boebal,        bokram, boniet, borele, borzol, boskat, bosrat, buffel, bultos,        caraya, castor, choras, coaita, coipoe, collie, corsak, coyote,         desman, dolfijn, duivel, ezelin, etalon, fennec, fluwijn, foklam,       gadjah, galago, gelade, gepard, gesela, gibbar, gibbon, goffer,       grison, hamman, hengst, herder, hunter, hyrare, isebei, jackal,       jaguar, joekel, kalong, kameel, kapauk, kavaje, kidang, knevel,      kobaka, koeati, koebin, koedoe, koelan, koesoe, kolobe,               korsak, landak, lemboe, leplam, loboor, loewak, macaco,
     manaat, marmot, marter, matako, matjan, mehari, merrie,              mierga, miriki, mongoz, monjet, mormel, muilos, narwal,              nylgou, ocelot, oengko, oerson, onager, ooilam, ooraap,               oorrob, osezel, ozelot, paniki, panter, paseng, pekari, pinche,
     poedel, potlam, potoro, potvis, quagga, ranger, reebok, 
     rolaap, rottel, schaap, schoep, schram, senoek, serval, setter,          simiae, simpei, sirene, sloegi, tanrek, tarpan, teckel, tekkel,             tikoes, tjakma, tjigah, toepai, torean, tsjati, tupaja, uilaap,
     varken, veulen, vicuna, vinvis, vosaap, wakera, walros, walrus,      walvis, wangel, weilam, wisent, witvis, wolaap, wolvin,                  wombat, wouwou, ijsbeer, yurumi, zeebok, zeekoe, zeerob,           ziesel
7  aasbeer, aloeate, amprool, anoeang, arabier, armadil, babiche,
    baboein, bachmat, badjing, bangoer, banteng, baribal, baviaan,
    baloega, bergkat, bergrat, bergvos, bieloek, blesbok, bobtail,          boedeng, boender, boerong, bonzing, bosgeit, bosmens,                 bosmuis, boszwijn, bouvier, broeang, broncho, bruiker, bruiaap,     bulhond, bulldog, bultrug, bunzing, butskop, cacajoa, caracal,        caniden, carniva,  chucoto, coandoe, coyotte, dakhaas, damhert,
    dashond, djemmel, djerboa, doejong, doghond, dwasala,
    entjang, faunaap, fluweel, gazelle, gemsbok, genette, giraffe,          gorilla, goudkat, goudmol, griffon, grizzli, grysbok, guanaco,         guereza, hackney, hamster, hariman, heihaas, hermelijn,                  hoedaap, hoelman, hoelock, huanaco, huiskat, jakhals, kabriet,       kalakie, kalasie, kalawat, kambing, kamelin, kamneus, kampret,
    kantjil, kapater, karakal, karbouw, kardoes, kariboe, katbeer,
    kateker, katfret, katodon, kavalje, keitloa, kelawar, klipdas,            kloeang, koekang, koewoek, kolsoen, kuifaap, lamprei, langoor,
    leeuwin, lemming, lemuren, levrier, linsang, luiaard, maanzat,         maikong, mammoet, manatus, màndril, mangabe, mangebe,            mangust, mastiff, meerkat, mengkas, mensaap, merinos, minette,     moedjlt, moeflon, moervos, moesang, molmuis, monofeo,              mooraap, muiskat, mungose, muntjak, mustang, myogale,              neusaap, njentek, nijlpaard, oeakari, oerrund, olifant, ondatra,        opossum, ouddier, pelsrob, pestrat, pincher, pinegel, pischoe,         pointer, poolkat, pooltje, poolvos, pursang, reegeit, rendier, 
    rietbok, rilmuis, roodvos, sagoein, saimiri, santeng, sapajou,
    segoeng, siamang, silling, snotaap, soerili, soesoek, spaniel,
    spitser, stenops, stermol, surilho, surillo, tagoean, tarsius,               teledoe, terriër, tschita, tsjakma, tsjamek, twenter, tijgerin,             ursidae, vaarkoe, vampier, veldrat, vigogne, viverra, wasbeer,
    watoesi, wergoel, whippet, wipmuis, woelrat, zakmuis,                  zandmol, zandrat, zeebeer, zeehond, zeekalf, zeerund, zoraféh,       zorilla, zwijndas
8  aardmuis, aardwolf, aberdeen, airedale, alakdaga, algaseen,
    antilope, araguata, auerochs, baardaap, baardvis, baarssim,
    babakoto, beermuis, belhamel, berenrob, berggeit, berghaas,
    bergmuis, beroeang, beverrat, biroeang, bisamrat, blaarkoe,
    bladneus, blauwbok, blauwvos, bleekbok, boommuis,  brabagon,     brandvos, bremhaas, brilbeer, bruinvis, bulpaard, bultrund,
    cachelot, carcajou, howchow, civetkat, civetrat, cimarone,
    coegoear, courtaud, dasyurus, deugling, doejoeng, duinhaas,
    dwergkat, edelhert, eekkatte, eekhoorn, elzasser, everzwijn,           fikshond, filander, gaffeier, garangan, genetkat, gladhaai,                gladneus, goeazoeï, grasbuik, grauwtje, grimbeer, grootoor,           gyakgyak, haaregel, hakkenei, halfezel, hanemaan, hanoeman,
    hazewind, heemhond, hermelijn, hertzwijn, hondsaap,
    honigdas, huismuis, jodenaap, kagoeang, kastoeri, keeshond,          kinkaloe, klapneus, klauwaap, kleihaas, klipgeit, koeandoe,
    koebeest, koeboeng, koeëroek, koegosar, koeskoes, koetjing,        koolhaas, kroonaap, kruisvos, labrador, lamantijn, lampreel,
    landbeer, landmuis, langkouw, leeuwaap, leeuwtje, leporide,          lierneus, Ijoetaga, loetoeng, luipaard, malbroek, mammalia,
    mammouth, mangoest, marapoet, margoeay, markhoor,                 marmoset, meerzwijn, melkgeit, melursus, mirikina, moefflon,        moerhaas, monoehoe, moormaki, muildier, muilezel, muscusos,      nachtaap, negeraap, neusbeer, nibandar, nijlpaard, oeïstiti,              oewaoewa, pintcher, poolbeer, poolhaas, rammelaar, rekelvos,       renoster, rididiel, rudentia, satanaap, schaapos, schimmel,               schotter, sealyham, sinsring, slankaap, smaldier, spaling,                 spiesbok, spinjoen, spitsrat, spoorrat, steenbok, stinkdas,              stompaap, stormvis, surikate, tangkasi, thargeit, tjelling,
    tjilling, tsjikori, tijgerkat, veldhaas, veldmuis, viscacha,                  visotter, voedster, visotter, voedster, voskonijn, waakhond,          wanderoe, warragai, waterbok, waterrat, wezeldas, wezeling,       windhond, woelmuis, wolbeest, woudezel, yoeroemi,
    zadelrob, zandhaas, zeeleeuw, zeeotter, zesender, zonnedas,         zwijnegel, zwijnhert
9  achtender, akkermuis, alpengeit, alpenhaas, angorakat,                  ayeredale, baardzwijn, babioetan, babiroesa, bamboerat,
    bandikoet, bastpaard, bedengelt, binturong, bisamzwijn,                blindmuis, bloedhond, bobbejaan, bokschaap, boomtijger,
    bosduivel, bosvarken, brandhert, buideldas, buidelmol,                  buidelrat, butterfly, chimpans, cimmarone, damagazel,                   deerhound, dekhengst, dodekopje, dschelade, duikerbok, 
    duinkonijn, dwerggeit, dwerghert, dwergmuis, dziggetai,
    ezelgiraf, franjeaap, gaffe bok, gladakker, greyhound, 
    grindewal, haaskonijn, haloewang, hamadryas, hazelmuis,
    hokkeling, holenbeer, hollander, honingdas, hyenahond, 
    ichneumon, infantado, jachthond, javaanaap, kangoeroe,
    kattepoes, kelderrat, klederaap, knaagmaki, koerimira, 
    koffierat, kokosbeer, kraagbeer, kraboekoe, kwastzwijn,
    lastpaard, lepelhond, marimanda, marterkat, maskeraap, 
    mastodont, mierenvos, moerkonijn, muetpaard, muilpaard, 
    muskuskat, navelzwijn, neushoorn, nonnenaap, paardhert, 
    pampaskat, pardelkat, pariahond, pasganger, pharaorat,
    pinkstier, pinkvaars, plalanger, pronghorn, pronkneus, 
    prosimiae, rammelaar, roodblaar, sabeldier, saharavos,
    schoepati, schubdler, shawlgeit, slankapen, slurfdier, snuitbeer,
    speurhond, spieshert, spilgioen, spitshond, spitsmuis, 
    spookdier, springaap, springbok, staartaap, steenezel,
    steengeit, stekelrat, stinkdier, stinkmuis, tagnicati, tamandoea,
    tamandoes, telganger, tjakalang, trekpaard, tuimelaar,
    tijgerhond, tijgerwolf, vachtegel, veelvraat, vetstaart, vleermuis,
    wachthond, wangoerie, waterhert, waterhond, waterzwijn,
    weduweaap, werkpaard, wezelhond, witkopaap, wolfshond,
    wolverene, wijfjesree, xenarthra, zebrawolf, zeevarken,
    zilvervos, zwaardvis, zijdeaapje
10 aardduivel, aardvarken, aboelandsj, aenaeasrat, agaattijger, 
    aguarachay, andalusiër, angorageit, beermarter, bezoargeit,
    bergschaap, boommarter, boomslaper, borstelrat, buidelbeer, 
    buidelhaas, buidelhond, buidelmuis, buideirat, buidelwolf,
    bulterrier, catarrhina, chinchilla, chiroptera, clydesdale, 
    colobusaap, dalmatiner. diana-aapje, dromedaris, duivelsaap,
    dwergkonijn, dwergpaard, edelmarter, eskimohond, foxterrier,      gaffelgems, gaffelhert, gemsbuffel, gordeldier, gordelmuis, 
    hartebeest, heiknapper, herenpaard, herkauwers, hertepaard, 
    hertestier, huismarter, huzarenaap, jachtpaard, kameelgeit, 
    kapucijnaap, karrepaard, klapperaap, klapperrat, klauwaapje, 
    langarmaap, leeuwaapje, lippenbeer, lombalomba, macrotarsi, 
    maskerzwijn, melkschaap, meloncille, mendjangan, mierenbeer, 
    mierenegel, miereneter, monniksrob, muffeldier, muskusdier, 
    muskuszwijn, musteliden, nachtaapje, natiepaard, noordkaper,
    osantilope, pacokameel, palmroller, pinnipedia, reuzenhert, 
    rhinoceros, roofdieren, ruminantia, sandelwood, slapstaart,
    slingeraap, smousbaard, sneeuwhaas, spookaapje, spoorwezel, 
    springhaas, springmuis, stekelmuis, strandwolf, tandelozen,
    tandwalvis, tenggiling, tingaloeng, tjeboeroet, tuinslaper, 
    tijgerpaard, vertebrata, vingerdier, wapitihert, weerschaap, 
    welingsang, wildebeest, woudduivel, yangoerondi, ijzervarken, 
    zeeolifant, zwartblaar
 11 angorakonijn, baardwalvis, bastaardaap, boeroendoek,
    boerenpaard, bovenlander, bosantilope, bullenbijter,  
    dikhuidigen, dinotherium, dschiggetai, douroucouli, 
    dwergbuffel, eenhoevigen, eenhoornvis, ezelgiraffe,                       groenendaal, herdershond, hertebuffel, hondjakhals, 
    hondskopaap, kameelpaard, kamponghond, katachtigen, 
    knaagdieren, koeantilope, krabbenhond, kuifbaviaan, 
    lakenvelder, laponderaap, maanblaffer, manenschaap,
    marsupialia, monotremata, moorbaviaan, nevelpanter,
    ottermarter, pachydermen, pantserdier, paukenpaard,
    pluimstaart, prairiewolf, proboscidea. rattenbever, rivierpaard, 
    sahoeiaapje, schiabandar, schippertje, snuitdieren, speenvarken,
    spitsdolfijn, steenmarter, steenschaap, steppenlynx, tedalschaap,     vinvoetigen, vleermuizen, wrattenzwijn, zeeëenhoorn, 
    zevenslaper, zilveraapje, zilverkonijn
12 aardeekhoorn, aardmannetje, affenpincher, artiodactyla,
    beëlzebubaap, bernardshond, buideldieren, buidelmarter,
  cynocephalus, groenendaler, hazewindhond, hertantilope,
    hippopotamus, hoefijzerneus, hondachtigen, kafferbuffel,   
    kameelpardel, kameelschaap, kangoeroerat, kapucijneraap, 
    koningstijger, korthoornkoe, merinoschaap, penseelaapje,
    platyrrhinae, prairiepaard, rattenvanger, schaapkameel,
    schildvarken, schoothondje, snaveldieren, snaveldolfijn, 
    spiegelotter, spitsmuismol, stekelvarken, talapoeinaap,
    tweehoevigen, vogelbekdier, vosmangoeste, withandaapje, 
    witsnuitbeer, woestijnvosje, ijslandschaap, zakvleermuis
 13 alpensteenbok, appelschimmel, boomkangoeroe,
    boomspitsmuis, dwergantilope, dwergnijlpaard, eekhoornaapje,
    forelschimmel, grondeekhoorn, huisspitsmuis, hyenaachtigen,
    jachtluipaard, kaapsebaviaan, palmrolmarter, reuzenolifant,
    rolstaartbeer, schabrakhyena, spekvleermuis, veldspitsmuis
14 bisamspitsmuis, boommiereneter, buideleekhoorn, 
    buffelantiloop, dwergspitsmuis, dwergvleermuis, 
    hondsvleermuis, marterachtigen, naaktzoolwezel,
    nachtvleermuis, peperspysmuis, perissodactyla, pluimstaartaap,
    walvisachtigen, waterspitsmuis, witschouderaap
15 aardeekhoorntje, aristoteleshert, buidelslaapmuis, 
    doodshoofdaapje, dwergmiereneter, kogelgordeldier, 
    mantelvleermuis, muskusspitsmuis, prevosteekhoorn, 
    spitsbuideldier, springspitsmuis, 
16 berggeitantilope, civetkatachtigen, eendvogelbekdier, 
    egelvogel bekdier, spitseekhoorntje, steenbokantilope
17 grootoorvleermuis, olifantsspitsmuis, roodhandzijdeaapje
zoogdier (voorwereldlijk) - dinotherium, mammouth
zoogdier in de literatuur - kemel (kameel)
zoogdier (jong) - big, kalf, lam, veulen, welp
zoogdiersoort   aap, halfaap, carnivoor, vleeseter, vinvoetige, walvis, knaagdier, vleermuis, insecteneter, insectivoor, hoefdier, buideldier
zoogdier (vrouw) - berin, ezelin, geit, hinde, koe,merrie, teef, voedster, wolvin, zeug
zoogdiertje -cavia, egel, marmot, mol, muis
zoogdistel - melkdistel
zoögeografie - dierengeografie
zoogster   min, voedster 
zoogster van Odysseus - Euryclea
zoogvrouw - zoogster
zooi - bende, boel, chaos, keet, rommel, rotzooi troep, vracht, zootje
zool - loopvlak, planta
zool van crêpe   spekzool 
zoolganger - beer
zoolleer - lapleer
zoöloog - dierkundige
zoölogie - dierkunde
zoölogische tuin -  artis, blijdorp, diergaarde
zoöloog - dierkundige
zoom   boord, boordsel, border, buiten(rand), grens, inleg, inslag, kant, laticlarve, limbus, lumbus, lijst, oever, omleg, omslag, plooi, zijde, wal
zoom (omgeslagen) - rabat
zoom van de schelp bij keverslakken - zone
zoom van een vrouwenrok (geplooid) - falbala
zoom van kleed - rabat
zoomband - hoornzoom
zoom/omgeslagen   rabat 
zoomtouw - lijk
zoon - nakomeling
zoon (Arabisch)   ibn
zoon (Isr.)   ben
zoon (Lat.) - filius
zoon (Schots)   mac
zoönose - infektieziekte
zoonsdochter - kleindochter
zoonskind - kleinkind
zoonsvrouw - schoondochter
zoonszoon - kleinzoon
zoon van aartsvader Jakob - Aser, Benjamin, Dan, Gad, Levi, Jozef, Juda, Naftalie, Ruben, Simeon, Zebulon 
zoon van Abraham   Ismaël, Izaak
zoon van Adam   Abel, Kain, Seth
zoon van Aeneas en Creüsa   Ascanius, Lulus
zoon van Agamemnon   Orestes 
zoon van Agenor   Cadmus
zoon van Altreus - Menelaus, Agamennon, Plisthenes
zoon van Amphitrite -  Triton
zoon van Amphiaraus en Eriphyle - Alcmaeon
zoon van Anchises en Aphrodite - Aeneas 
zoon van Aphareus   Idas
zoon van Apollo en Calliope    Orpheus
zoon van Apollo en Creüsa   Ion 
zoon van Ares en Aphrodite   Eros
zoon van Atreus   Agamemnon, Menelaus
zoon van Balder - Forsete
zoon van Boaz en Ruth   Obed
zoon van Bethuel - Laban
zoon van Cadmus   Polydorus
zoon van Chaos   Erebus
zoon van Cronus   Zeus
zoon van Darius en Atossa   Xerxes
zoon van David   Absalom, Salomo(n)
zoon van de czaar – czarewitsj
zoon van edelman - jonker
zoon van Ezau   Korah
zoon van Hector en Andromache - Astyanax
zoon van Heymijn van Ardennen - Ritsaert, Writsaert, Reinout, Adelaert
zoon van Helios   Faëton 
zoon van Hermes en Aphrodite - Hermaphroditus
zoon van Hippolochus   Glaucus
zoon van Hyperion en Theia   Helius, Helios 
zoon van Izaak   Jakob 
zoon van Jakob   Ruben, Simeon, Levi, Juda, Isseschar, Zebulon, Dam, Naftalie, Gad, Aser, Jozef, Benjamin
zoon van Josia   Jojakim
zoon van Jozef   Manasse
zoon van Jupiter   Minos
zoon van Laërtes en Anticlea - Odysseus, Ulysses
zoon van Leda   Pollux, Castor 
zoon van Mars en Venus   Amor 
zoon van Nahor   Bethuël
zoon van Noach   Sem, Cham, Jafeth,
zoon van Oceanus en Tethys - Acheloüs, Inachus
zoon van Odin   Balder, Vidar, Hodur, Braga
zoon van Odysseus   Telemachus 
zoon van Peleus   Achilles
zoon van Pelops en Hippodamia - Atreus, Thyestes
zoon van Poseidon en Amphitrite - Triton
zoon van Poseidon en Libye   Agenor
zoon van Priamus   Hector, Paris, Helenus, Troilus, Cassandra, Polyxena 
zoon van Rembrandt   Titus 
zoon van Saturnus   Jupiter 
zoon van Saul   Jonathan
zoon van Seth   Enos
zoon van Tantalus   Pelops
zoon van Telamon   Ajax
zoon van Terah   Abraham
zoon van Tereus en Philomela   Itys 
zoon van Thesus   Hippolytus 
zoon van Uranus   Cycloop
zoon van Venus   Amor
zoon van Zebedeus   Johannes, Jakobus
zoon van Zeus   Perseus, Ares, Arcas, Hercules, Hermes, Apollo, Dionysus, Dardanus, Tantalus, Artemis, Hephaestus, Amphion, Zethus, Perseus, Castor, Pollux, Athene
zoon van zonnegod   Phaëton
zooi   rotzooi, bende, keet, rommel, troep
zoopje - teugje
zoopjesman - kroeghouder
zoor - schrijnend
zoösporangium - sporendoosje
zoötechniek - veeteelt
zoötherapie - diergeneeskunde
zootje - bende, chaos, daareven, jamboel, ratjetoe, (rommel)tje, troep
zopas - net, temee, zojuist, zonet
zoresijzer - beleggingsijzer
zorg - aandacht, acht, attentie, bekommerdheid, bekommering, bekommernis, beleid, bemoeienis, beslommering, bewaking, bezorgdheid, cura, druk, gebrek, hoede, kommer(nis), kwelling, last, leuningstoel, moeite, naloop, onderhoud, ongerustheid, oppas, oppassing, overleg, toewijding, verdriet, verzorging, voorziening, zetel, zorgstoel, zorgvuldigheid, zorgzaamheid
zorg besteden aan - soigneren
zorgdragen - waken
zorg en liefde tonend - moederlijk, zorgzaam
zorg om ongerief te voorkomen - voorzorg
zorg veroorzakend - zorgbarend
zorg voor geestelijke gezondheid - welzijnszorg
zorg voor het dagelijks brood - broodzorg
zorgband - zorglijn
zorgbarend -  alarmerend, ernstig
zorgdragend - responsabel, verantwoordelijk
zorgdragend voor - soigneus
zorgdijk - inlaagdijk
zorgeloos - achteloos, dolzinnig, gerust, lichtzinnig, luchthartig, nalatig, onaandachtig, onachtzaam, onbedachtzaam, onbekookt, onbekommerd,  onberaden, onbesuisd, onbezorgd, onoplettend, onvoorbedacht, onwillekeurig, roekeloos, slordig, verstrooid, verzuimachtig
zorgeloos kunstenaar - bohémien
zorgeloos mens - bilboquet, dolkop, dolleman, dwazerik, lichthart, lichthoofd, losbol, loshoofd, ijlhoofd
zorgeloos wandelen   flaneren
zorgeloosheid - incurie, nalatigheid, nonchalance, onbekommerdheid
zorgelijk   bedenkelijk, gevaarlijk, kritiek, onrustbarend, précair, tobberig, toegewijd, verontrustend, zorgvuldig, zorgwekkend
zorgelijke gedachte - preoccupatie
zorgelijke omstandigheid   nood
zorgelijke toestand - armoede, behoefte, ellende,gebrek, gevaar, kommer, nood, penarie, penurie
zorgen - opletten, oppassen, sores, toezien, waken
zorgen (Ind.) - soesah
zorgen dat iets niet aangenomen wordt - nekken
zorgen hebben - tobben
zorgen voor - verzorgen
zorggras - meelraai, witbol
zorglijn - borgstrop, zorgband
zorgstoel - leunstoel
zorgverdrijvend kruid - nepent(hes)
zorgvol - kommervol
zorgvolle gedachten hebben - tobben
zorgvuldig - aandachtig, accuraat, attent, bedachtzaam, ernstig, geacheveerd, juist, minutieus, nauwgezet, nauwkeurig, net, ongewoon, oplettend, precies, rijpelijk, secuur, sekuur, soigneus, stipt, voorzichtig, waakzaam, welberaden, zorgzaam 
zorgvuldig (zeer) - soigneus
zorgvuldig afgewerkt - geacheveerd
zorgvuldigheid - diligentia, oplettendheid, recherche, stiptheid
zorgvuldig opstapelen - tassen, zetten
zorgwekkend   bekommerd, benard, benauwd, ernstig, kritiek, onrustbarend, precair, verontrustend, zorgelijk
zorgzaam - zorgvuldig
zorgzaam (voorkomen) - verhoeden
zorilla - muishondje
zorillo - stinkdier
zoster - gordelroos, sintantoniusvuur
zostraks - daarnet, zoeven, zojuist
zot   aapachtig, absurd, bespottelijk, clown, dol, dom, dwaas, gek, grotesk, hals, hansworst, idioot, inept, jocrisse, kwast, kwibus, lijperd, (mal)loot, marot, mofel, nar, ongerijmd, onverstandig, pias, raar, uilskuiken
zot iets - paskwil
zo te zien - blijkbaar, kennelijk
zotheid - absurditeit, aperij, dwaasheid, gekheid, ineptie, joke, malligheid, ongereimdheid, sottise, zotteklap, zotternij
zothuis - gekkenhuis
zot of onnozel - idioot
zotskap - dwaas, gek, gekkin, marot, narrenkap, narrenstok
zotskolf - manie, marot, narrenstaf, narrenstok, stokpaardje
zotsstok - zotskolf
zotte behandeling - aperij
zotte handeling - aperij
zotte inval - fril, kuur
zotte streek - schrikaanjaging, stuip
zotte vertoning - apekool, aperij,  farce, klucht
zotte waan - infatuatie
zottebol - krullebol, vloerbol
zotteklap   gedaas, geleuter, gerel, gerevel, gezeur, larie, lariefarie, mallepraat, nonsens, onzin, paribolen, wartaal, zottepraat
zotteklap uitslaan - dazen, kletsen, lallen, leuteren, ijlen, zwammen
zottepraat uitslaan - revelen
zotternij   aperij, dwaasheid, gekheid, grol, malligheid, nonsens, sottise, zotheid, zotteklap, zottigheid
zottin - gekkin
zottinnetje - malloot
zoutziederij - saline
zout   brak, brem, hartig, pekel, sal, salinisch, zilt
zout aan wanden van wijnvaten - wijnsteen
zout en zoet water vermengd - brak
zout maken - pekelen
zout strooien - pekelen
zout uit geneeskrachtig bronwater - bronzout
zout uit salpeter   nitraat
zout van azijnzuur - acetaat
zout van boorzuur - boraat
zout van chloorzuur - chloraat
zout van citroenzuur - citraat
zout van fosforzuur - fosfaat
zoet van joodwaterstof - jodide
zout van joodzuur - jodaat
zout van koolzuur - carbonaat
zout van oliezuur - oleaat
zout van onderchlorig zuur - hypochloriet
zout van onderfosforig zuur - hypofosfaat
zout van pectinezuur - pectaat
zout van salpeterig zuur - nitriet
zout van salpeterzuur - nitraat
zout van tantaalzuur - tantalaat
zout van waterstofsulfide - sulfide
zout van zwavelig zuur - sulfiet, sulfraat
zout water   brijn, pekel
zoutwoestijn - Kavir
zout woestijnmeer   playa 
zoutachtig   brak, brem, salinisch, zilt
zoutachtig veen - derrie
zoutafzetting - kristallisatie
zoutas - soda
zoutbak, pakhuis - den, keet, pan
zoutbelasting - gabel, zoutaccijns
zoutbereiden - zieden
zoutbereiding - salificatie
zoutbergplaats - den
zoute haring - zeebanket
zoute smaak - hartig
zoute vis - abberdaan
zouteloos   fade, flauw, laf, weeps, zoetsappig
zouteloos gezegde   flauwiteit 
zouteloze geestigheid   turlipinade
zouten   inmaken, pekelen
zouten   anhydriet, bischofiet, carnalliet, gips, inmaken, kaliet, kalizout, karniet, kieseriet, pekelen, steenzout
zoutevis   labberdaan
zout en zoet water vermengd - brak
zouten van oliezuur - oleaten
zouterik - zeekraai
zoutevis - labberdaan
zoutgeest - zoutzuur
zoutgehalte   saliniteit 
zoutglazuur - gresglazuur
zoutgras -moerasgras, scheuchzeria, strandgras, triclochin, zeezoutgras
zoutgroeve - zoutmijn
zoutig - brak, hartig, zilt
zoutig vocht - pekel
zoutkeet - saline
zoutklomp om te likken (vee) - liksteen, likzout
zoutkrabber - zeeschip
zoutkruid - zeekraal
zoutkundig - halologisch
zoutlokje - zoutvaatje
zoutmeer - Asal(O.Afr.), etang, meeretang, steppe,
zoutmeer aan de Franse zuidkust - Berre
zoutmeer in Amerika - Salt Lake
zoutmeer in Oost Afrika   Asal 
zoutmelde - schorrenkruid
zoutmeter   halometer, salinometer
zoutmeting - halometrie
zoutmijn - saline, zoutziederij   
zoutmoeras - ran
zoutmoeras in Armenië - sjot
zoutmijn   saline 
zoutoplossing - brem, brijn, pekel, zeewater
zoutpan - saline, zouttuin
zoutplant - halofyt
zoutrecht - zoutbelasting
zoutschuim - glasgal
zoutsiederij - keet
zoutsoort - sulfaat
zoutsteen - liksteen
zoutstof - halogeen
zoutvormer - halogeen
zoutvorming - salificatie
zout water - brijn, pekel, zeewater
zoutwateraster - zulte
zoutwatersterrekruid - zulte
zoutwatervissen   ansjovis, dikkopje, egelvis, elft, geep, haring, harnasmannetje, kabeljauw, koffervis, koningsvis, loodsmannetje, makreel, meun, pelikaanaal, puitaal, pijlstaart, sardien, schelvis, schorpioenvis, snotolf, spiering, sprot, stekelrog, sterrenkijker, steur, tonijn, wiervis, wijting, zaagvis, zalm, zeedonderpad, zeeduivel, zeepaardje, zeepaling, zeewolf, zonnevis, zuigvis, zwaardvis
zoutweger - areometer
zoutwoestijn (Perz.) - Kavir   
zoutzieder - zoutbereider
zoutziederij   saline
zoutzure ammoniak - salmiak, salmoniak
zoutzuur bevattend   muriatisch 
zoutzuurgas - chloorwaterstofgas
zoutzuurverbinding - rodinal
zoveel - iets, tantum (Lat.)
zoveel als men verlangt - bekomst, onbeperkt, verzadiging
zoveel land als een maaier op een dag kan maaien   mad
zoveel gij wilt (op recepten)   q.v. (quantum vis) 
zoveel men belieft   q.l. (quantum libet) ,
zover het rijkt - berijkbaar, instantum (Lat.)
zowaar   inderdaad, wezenlijk, waarachtig, waarlijk, warempel, zelfs
zowat   bijkans, bijna, omtrent, ongeveer, plusminus, vrijwel
zowel - als, bovendien, bijkans, daarbij, eveneens, evenzeer, omtrent, ongeveer, ook, tevens, 
zowel dames- als herenkleding - rok, broek
zo wordt een koning aangespeoken - zire
zozeer   aldus, alzo, bepaald, derwijze, erg, zodanig
zo zij het   amen
zozo   lala, matigjes, minnetjes, nogal, redelijk, tamelijk 
zucht - adem, begeerte, graagte, klagen, propensie, snak, tocht, trek, verlangen, windje, zin
zucht naar voordeel - berekening, winsbejag
 zucht om door anderen bewonderd te worden - ijdelheid
 zucht om zich af te scheiden - separatisme, seperatisme
 zucht om zich te wreken - wraak
 zucht tot afscheiding - separatisme
zucht tot de waarheid - waarheidszucht
zucht tot eigen voordeel - baatzuchtig, hebzuchtig
zucht tot uitbreiding van grondgebied - imperialisme   
zucht tot vernielen - vandalisme
zuchten - hijgen, klagen, stenen, steunen, smachten, zwoegen 
zuchten en steunen - dtenen
zuchtgezwel   oedeem 
zuchtige zwelling van de uier - aamt
zuchtje - bries, koeltje, tocht, verzuchting vleug, vleugje, windje (zeer zacht), zefir, 
zucht tot vernielen - vandalis me
zucht tot vernielen - vandalisme
Zuidafrika, parlementszetel in - Kaapstad
Zuid Afrikaan   Afrikaander, bantoe, Hottentot, kaffer, zoeloe 
Zuid-Afrikaans bantoedorp   lokasie, kraal
Zuidafrikaams dier - antilope, giraffe, gnoe, hartebeest, hertebeest, lama, neushoorn, springbok, wildebeest, zeebra
Zuid-Afrikaans dorp - kraal, lokatie
Zuid-Afrikaans gerecht   biedie 
Zuid-Afrikaans legerkamp   lager 
Zuid-Afrikaans mengras - Grikwa, Grigus
Zuid-Afrikaans negergebied   Bantoestan
Zuid-Afrikaanse hoofdstad - Pretoria
Zuid-Afrikaanse mais - miele
Zuid-Afrikaanse munt - pond, rand 
Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar - Luthuli
Zuid-Afrikaanse provincie   Kaapkolonie, Natal, Oranjerivierkolonie, Transvaal
Zuid-Afrikaanse staat   Kaap, Natal, Transvaal, 0ranjevrijstaat 
Zuid-Afrikaanse stad - Benoni, Durban, Welkom, Springs
Zuid-Afrikaanse verhuizing   trek 
Zuid-Amerika, vroegere bewoner van - chimu
Zuidamerikaans bergtchaap - alpaca
Zuidamerikaans boomhagedisje - basiliek
Zuid-Amerikaans gebergte -
5    Andes
6    Sajama
7    Lllanpu, Cayambé
8    Cotopaxi, Lllimani, Itatiia
9    Aconcagua, Huascaran, Tupungato
10  Chimborazo
Zuid-Amerikaans goudstuk - condor
Zuid-Amerikaans knaagdier - agoeti, chinchilla (Chili)
Zuid-Amerikaans land   Argentinië, Bolivia, Brazilië, Colombia, Chili, Ecuador, Guyana, Paraguay, Peru,  Suriname, Uruguay, Venezuela
Zuid-Amerikaans meer   Titicaca 
Zuid-Amerikaans oerwoud   selva 
Zuid-Amerikaans schaap - paco
Zuidamerikaans zoogdier - luipaard, traagloper
Zuidamerikaanse aap - beelzebub, slingeraap
Zuid-Amerikaanse bergketen - Andes
Zuid-Amerikaanse boerderij - estancia
Zuidamerikaanse boom - duivelsboom (waarvan men knotsen maakt), koeboom (levert vocht als koemelk)
Zuid-Amerikaanse boomloze vlakte - pampa
Zuid-Amerikaanse cowboy - gaucho
Zuid-Amerikaanse dans - bossanova, mambo, rumba, samba, tango 
Zuid-Amerikaanse drank - mate
Zuidamerikaanse drietenige struisvogel - nandoe
Zuid-Amerikaanse graftoren - chulpa
Zuid-Amerikaanse grasvlakte   campo, llano, pampa, savanne 
Zuid-Amerikaanse haven   Rio 
Zuid-Amerikaanse hoogvlakte - puna
Zuid-Amerikaanse indianenstam - Doquis
Zuid-Amerikaanse jenever - aguardiente
Zuidamerikaanse kever (grote) - hercules
Zuid-Amerikaanse koekoek - ani
Zuid-Amerikaanse lama - guanako
Zuid-Amerikaanse lasso   bola 
Zuid- Amerikaanse leeuw - poema
Zuid-Amerikaanse loopvogel - nandoe
Zuid-Amerikaanse mantel   poncho 
Zuidamerikaanse mier - parasol, visitemier
Zuidamerikaanse moerasvogel - agami, brulvogel, spoorvogel,
trompetvogel
Zuid-Amerikaanse munt - peso
Zuid-Amerikaanse negerstam - Aloekoe, Bonni
Zuid-Amerikaanse panter - jaguar
Zuid-Amerikaanse papegaai   ara
Zuid-Amerikaanse pasmunt - centavo, peso
Zuid-Amerikaanse rivier - Amazone, Colorado, Orinoco, Panama, Salado
Zuidamerikaanse sierplant - alkanna, passiebloem
Zuid-Amerikaanse staat  - 
4    Peru
5    Chili
6    Guyana
7    Bolivia, Ecuador, Uruguay
8    Brazilië, Colombia, Paraguay, Suriname
9    Venezuela
10  Argentinië
Zuid-Amerikaanse struis   nandoe 
Zuid-Amerikaanse thee   maté 
Zuidamerikaanse vis - piranna, sidderaal
Zuid-Amerikaanse vleermuis - vampier
Zuid-Amerikaanse vogel - anioema
Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijder - Bolivar
Zuid-Amerikaanse wesp - apoica
Zuidamerikaanse wind - pampero
Zuid-Europese plant   alkanna, alruin, anijs, bourgainville, hazelaar, hijsop, mandragora, mimosa, oleander, sumak (heester)
Zuideuropese sierboom - cypres, laurier
Zuidholland, deel van - Alblasserwaard, Delftland, Goeree, Krimpenerwaard, Overflakkee, Putten, Rozenburg, Rijnland, Schieland, Voorne, Westland, IJselmonde
Zuid-Hollands eiland - Goeree, Hoeksewaard, Overflakkee, Putten, Rozenburg, Tiengemeten, Voorne, IJsselmonde
Zuid-Hollandse gemeente   Vianen, Delft 
Zuid-Hollandse getijstroom   Haringvliet
Zuid-Hollandse Vervoersmij   R.T.M. 
zuidelijk   austraal, meridionaal,tropisch, 
zuidelijk sterrenbeeld   Norma
zuidelijkste bewoner van Zuid Amerika   Patagoniër
zuidelijkste der Ionische eilanden - Zante
zuidenwind - auster (Lat.)
Zuideraspunt - Zuidpool
zuiderbreedte   z. b. 
zuiderbuur  Belg
zuiderkeerkring - Steenbokskeerkring
Zuiderkroon - sterrenbeeld
Zuiderkruis - Crux
Zuiderzeepolder - Flevoland
Zuidland – Australië
Zuid-Molukker - Ambonees
zuidoosten   z.o.
Zuidoosten  of oostenwind (myth.) - Eurus
Zuidpool, behorende tot de - antarctisch
Zuidpoolgebied   Antarctica , Antarctis
Zuidpoolvogel - pinguïn, vetgans 
Zuidslavische munt   dinar 
zuidvrucht - abrikoos, amandel, ananas, banaan, citroen, dadel, djamboe, djeroek, doekoe, doerian, grapefruit, krent, manga, mangistan, nangka, olijf, papaja, pisang, pompelmoes, ramboetan, rozijn, sawoe, sinaas(appel), vijg
zuidwesten   z. w.
zuidwester - regenhoed
Zuidzeeëilanden, bewoners van de - Kanakan
zuidzuidoost   z. z. o.
zuidzuidwest   z. z. w.
zuigaal - negenoog, prik
zuigbuis   hevel, pipet
zuigdot - fopspeen, lurk, lot, lut, speen, tepel, tul
zuigeling - baby, bebe, borstkind, lactens
zuigelingeneczeem - dauwdorm
zuigen   puren, lebberen, lokken, lurken, lutten, puren, sabbelen, vasthouden, zabbelen, zoenen
zuiger - mastring, piston, plunjer, smuiger, snorkel, snuiver, stookhok
zuigergat - rifgat
zuigerschuif - busschuif
zuigfles - pompfles
zuigfles, onderdeel van een - speen
zuiggas - generatorgas
zuiggat - overtrekgat, windgat
zuigglas - borstglas
zuiging   tocht, trek, trekking (van de lucht)
zuiging van lucht - tocht
zuiginstallatie   pomp, stof(zuiger) 
zuigjes - dovenetel
zuigkuil - draaikolk
zuigkwal - bezaantje
zuiglap - veulenbrood
zuigmachine - aspirator
zuigmachine voor stof en verbruikte lucht   exhauster 
zuigmechanisme   fietspomp, pomp, stofzuiger, waterpomp, 
zandzuiger, zuiger
zuignap - tul
zuigperspomp - kattekop
zuigplant - woekerplant
zuigpopje - zuigdotje
zuigsnavel - vlooiensnavel
zuigspeen - dot, tulletje, vip
zuigspriet - zuigsnavel
zuigtoestel - elevator, graanzuiger, zandzuiger
zuigvis - remora
zuigwind   tocht, trek, zuiging
zuigworm - leverbot, leverworm, lintworm, platworm, trilworm
zuigwormen - trematoda
zuil   ante, colonne, columna, grafzuil, kolom, menhir, obelisk, pilaar, pilaster, pronknaald, pijler, standaard, stele
zuil uit één stuk - obelisk (Egypte)
zuilbeeld   kariatide, schraagbeeld
zuilbekroning - colonnade, fries, kapiteel
zuilboormachine - kolomboormachine
zuilen van Hercules - Abyla, Calpe
zuilengalerij - colonnade, peristiel, peristyle, peristyl(i)um, stoa 
zuilengang   galerij, peristyle, peristilum, peristylium, porticus, stoa
zuilengang in Griekse stad   Stoa 
zuilengroef   cannelure 
zuilenhal - porticus, portiek, xystus
zuilenhof - peristylum, peristyle, perystylium
zuilenloopgang   galerij
zuilenorde - Dorisch, Ionisch,  Korinthisch, Romeins, Toscaans
zuilenrij - colonnade
zuilenstoel - stylobaat
zuilentype   Corinthisch, Dorisch, Ionisch
zuilenzaal - stoa
zuilgroef - cannelure
zuilheilige   styliet
zuilstoel - stylobaat
zuiltje - columella
zuilversiering - balluster, kapiteel, kroonlijst, volute
zuilvoet   sokkel, pedestal, piëdestal, postament 
zuilvoetstuk - sokkel
zuimachig - nalatig, traag
zuimen - dralen, talmen
zuinig - economisch, gierig, karig, knapjes, krenterig, pinnig, parcimonieus, profijtelijk, profijtig, schriel, sip, sober, spaarzaam, voordelig, weinig 
zuinig (kleingeestig) - bekrompen, krenterig
zuinig sparen - potten
zuinig zijn - pinken
zuinigheid   beleid, economie, krenterigheid, parcimonie schrielheid, soberheid, sobriëteit, spaarzaamheid, 
zuinigje - profijtertje
zuinig sparen - potten
zuinig zijn - pinken
zuip - teug
zuipen   drinken, pimpelen, slempen, slurpen, zwelgen
zuiper   drinkebroer, drinker, dronkaard, pooier, potator, slampamper, zuiplap, zuipschuit
zuiperij - dronkenschap
zuiplap - dronkaard
zuivel - melk, melkprodukten
zuivelbereiding - karnen
zuivelblok - offerblok
zuivelhandelaar - kaasboer
zuivelproduct   alpenkaas, biest, biestboter, bleu, blikjesmelk, boerenboter, boerenkaas, boerenmelk, boet, boter, botermelk, brie, camembert, champignon, chester, edammer, emmenthaler, fabrieksboter, fabriekskaas, flessenmelk, galamboter, geiteboter, geitekaas, geitemelk, gervais, goeboter, gorgonzola, graasdeboter, grasboter, graskaas, gruyere, hangop, herfstboter, herfstkaas, hooiboter, hooikaas, hot, hui, huiboter, inmaakboter, jonge, kaas, kaasbol, kaasdeeg, kaasstremsel, kaaswei, kaaswrongel, karnemelk, karperton, kladdeboter, klaverboter, kluitenboter, knollenboter, koeboter, koelboter, koelhuisboter, koemelk, komijnkaas, korstkaas, kruidenkaas, kruidkaas, kwark, leb, lenteboter, litermelk, lunchkaas, margarinekaas, meiboter, melk, melkkaas, melkroom, melkpoeder, melkrunsel, melkvet, melkwei, munsterkaas, nagelkaas, natuurboter, neuchatel, ondermelk, oude, parmezaan, potboter, potkaas, quark, raapboter, rendierkaas, renost, rocquefort, roodkorst, room, roomboter, roomkaas, ruiting, scheimelk, schepkaas, saliekaas, saliemelk, schaalboter, schapeboter, schapekaas, schapemelk, schepmelk, selderiekaas, slagroom, smeerkaas, stalboter, stinkkaas, stremsel, stroboter, tafelboter, taptemelk, tonneboter, vaatboter, vatboter, vette, vlies, volvet, volvette, yoghurt, wei, weiboter, weikaas, winterboter, wrongel, zaan, zoetemelk, zomerboter,
zuivelwerktuig   karn(ton)
zuiver - alleen, baar, betrouwbaar, blank, bloot, braaf, correct, duidelijk, echt, eerlijk, enkel, feilloos, outloos, fris, fijn, gaaf, gedegen, gelouterd, genuien, goed, heel, helder, intact, klaar, klinkklaar, korrekt, kuis, limpido (It.), louter, maagdelijk, naakt, naief, naturel, net, netto, onbedorven, onbesmet, onbevlekt, ongemengd, ongerept, ongeschonden, onverbasterd, onverkort, onvermengd, onversneden, onvervalst, oprecht, pluis, proper, puik, puntgaaf, puur, rasecht, rechtzinnig, rein, schier, schoon, sereen, smetteloos, vlekkeloos, waar, zindelijk
zuiver bespiegelend voorstel - theorama
zuiver en echt - puur
zuiver en ongeschonden - gaaf
zuiver en schoon - rein
zuiver (van winst)   limpido
zuiver gehalte   edel, louter
zuiver gevoel voor gedrag   takt
zuiver gevoel voor het schone - smaak
zuiver gevoel voor verhoudingen - tact
zuiver gewicht - netto
zuiver kiezel - kwarts
zuiver kwarts   kristal
zuiver loon   schoon
zuiver recht - loodrecht
zuiver ronde kring -  cirkel
zuiver ronde lijn   cirkel
zuiver (van winst) - limpido
zuiver koper - roodkoper
zuiver kwarts - kristal
zuiver loon - schoon
zuiver niet vermengd - gedegen
zuiver talk - stearine
zuiver tegenover elkaar liggende gaten in platen - brillen
zuiver van ras - volbloed
zuivere koolstof - grafiet
zuivere kweek   reincultuur
zuivere petroleum - keratine, kerosine
zuiveraar - filter, purist, raffinadeur, taalzuiveraar
zuiveren - affineren, clarificeren, culleren, epureren, filteren, filtreren, klaren, kuisen, louteren, opknappen, purgeren, raffineren, rechtvaardigen, rectificeren, reinigen, saneren, schonen, schoonmaken, segregeren, tochten, vegen, verbeteren, wannen, wassen, wieden, zakken, zeven, ziften 
zuiveren door verdamping en condensatie -  distillatie
zuiveren d.m.v. ozon - ozoniseren
zuiveren van rag - ragen
zuiveren van ruwe grondstoffen - raffineren
zuiveren van water - filtreren
zuiveren van onden - reinigen
zuiverheid - correctheid, eerlijkheid, frisheid, helderheid, juistheid, klaarheid, korrektheid, kuisheid, limpiditeit, maagdelijkheid, puriteit, puurheid, reinheid, schoonheid, sereniteit, smetteloosheid, steriliteit, zindelijkheid
zuivering   loutering, opruiming, ordening, purge(ring), reiniging, schoonmaak
zuivering door verdamping en condensatie - destillatie, distillatie
zuivering van ertsen - lotie
zuivering van ertsenlotie - raffinage
zuiveringsartikel   soda, vim, zeep
zuiveringsmaand - februari
zuiveringsplaats - purgatorium
zuiveringszout   natriumbicarbonaat
zuiverste stroop uit suiker - naloop
zulk - dergelijk, dusdanig, zodanig 
zullen - mogen, moeten
zult   hoofdkaas, hoofdvlees
zulte - zeeaster
zulten - inleggen
zure appel - aagt, streping
zure bom - augurk
zure kers - amarel, griotte, morel
zure klaver - klaverzuring, zurkel
zure melk - karnemelk
zure melkspijs - kwark
zure pruim - slee(pruim)
zure vloeistof   azijn, edik, eek
zure vrucht - citroen
zure vrucht (Ind.) - blinding
zure zult - hoofdkaas
zurig   rans, rens, rins, rijns, wrang, wrongel, zerp
zurig melkgerecht   hangop, kwark (Russ.), yoghurt
zurige melk   karnemelk
zuring - moeskruid, rumex, surkel
zuringboom - berberisstruik
zuringklaver - zurkel
zuringzuur - dicarbonzuur, oxaalzuur
zuringzuur zout - oxaalzuur, oxalaat
zus - meisje
zusje (Ind.) - ade
zuster   bagijn, diakones, geestelijke, non, soeur, verpleegster, zanggodin, ziekenverpleegster, zr
zustercongregatie - maricolen
zuster en eega van Jupiter - Juno
zusterhuwelijk - sororaat
zuster - verpleegster
zusterling - neef, nicht
zuster van Aäron - Mirjam
zuster van Apollo   Artemis
zuster van Ares   Eris, Hebe
zuster van Caesar - Atia
zuster van Caspers   Lida
zuster van Dido - Anna
zuster van Elektra   Iphigineia, Orestes
zuster van Erebos   Nux
zuster van Kadmos - Europa
zuster van Mozes   Mirjam
zuster van Osiris - Isis
zuster van Pelops   Niobe 
zuster van Phoebus - Hera
zuster van Phrixus   Helle
zuster van Zeus - Hera
zustersdochter - nicht
zusterszoon - neef
zuur - acidum, amper, bars, bedorven, bezwaarlijk, bitter, bot, bijtend, edik,  eggerig, eggig, hard, kropperig, lebbig, loog, nors, nurs, onaangenaam, onvriendelijk, rans, rins, rijns, scherp, stee, steeuw, straf, stroef, stug, stuurs, wreed, wrang, zerp
zuur (het) - acidum
zuurachtig - goorachtig, rens, rins, rijns, wrang
zuurachtige melkwijn   kefir
zuurbes   berberis, zuurdoorn
zuurdadelboom - assam, tamarinde
zuurdeeg - desem, zyma
zuurdesem - heef, heefsel, zuurdeeg
zuurdoorn - berberis, zuurbes
zuurgeest - oxygenium, zuurstof
zuurgraad - aciditeit, p.h.
zuurgraadmeter - acetometer, acidimeter, oxymeter
zuurgras - cypergras, zegg
zuur melkproduct - hangop
zuurmeter - acidimeter, oxymeter
zuurpruim   kniesoor
zuurstelen - zuring
zuurstof - oxygeen, o(xygenium), oxygenum, 
zuurstofgebrek - anox(em)ie
zuurstofgehaltemeter - eudiometer
zuurstofgever - kaliumchloraat
zuurstofmodificatie   ozon
zuurstofrijke verbinding - peroxyde
zuurstofverbinding   koolzuur, oxyde, water
zuurtje   snoepje, ulevel
zuurvergiftiging - acidose
zuur vleesgerecht - zult
zuur vocht - azijn, sdik
zuurvoeder - bostel, pulp
zuurwei - hui
zuurzoet   rins, zerpzoet
zuur zwavelig zuur - bisulfiet
zuur zwavelzuur zout - bisulfaat
zwaai - draai, gier, slinger, wending, (zwenk)ing, zwier
zwaaien - groeten, schomelen, slingeren, wenken, wuiven, zwabberen, zwieren
zwaaiende slag - oorveeg
zwaaihaak - zwei
zwaaikolf - hefboom
zwaaipunt - metacentrum 
zwaalf - boerenzwaluw
zwaan   cygnus, deen, flamingo, hoelzwaan
zwaan, Agrippjnse - Vondel
zwaan, Mantuaanse - Vergilius
zwaangans - coscoroba
zwaanridder - Lohengrin
zwaan, Thebaanse - Pindarus
zwaan van Kamerijk - Fénelon
zwaan, wilde - deen, hoelzwaan
zwaantje - kookkolfje, pasteurkolf
zwaaraarde - baryt(aarde)
zwaar   aanzienlijk, corpulent, dik, drukkend, ernstig, gewichtig, gezet, gravis, grof, hard, inspannend, laborieus, log, lijvig, machtig, massief, moeilijk, onereus, pesant, pesante, plomp, pondereus, stoer, streng, vet, zwaarwichtig
zwaar ademen - hijgen
zwaar arbeid verrichten - zwoegen
zwaar bepakt - belast
zwaar beproefd man   Hiob. Job
zwaar beschadigde auto - kneus
zwaar beschadigen   ramponeren, teisteren, vernielen, verwoesten
zwaar beschonken - lazarus
zwaar bevleesd jong rund   dikbil
zwaar bier   lambiek
zwaar Brussels bier - faro, geuzelambiek, lambiek
zwaar dragen - torsen
zwaar dreunen - daveren
zwaar en fors - groot
zwaar Engels bier - porter
zwaar en krachtig - stoer
zwaar en log - grof, lijvig, lomp
zwaar en vet - dik, lijvig, log
zwaar erotisch - zwoel
zwaar gebouwd - corpulent, flink, gezet, kloek, log, massief, plomp, stevig, stoer, strak, struis
zwaar geluid - donder, gedonder, geronk
zwaar gepeins - muizenissen
zwaar gesnork - geronk
zwaar gespierde man - atleet
zwaar gevoel in de lenden - loom
zwaar hout - balk, boomstam, paal
zwaar in bewegingen - log
zwaar karwei   heksentoer, hijs, last, ledebraak, moeite, monnikenwerk, sjouw, titanenarbeid, toer
zwaar kromhout - knie
zwaar letsel aan hei hoofd - hersenbloeding, hersenschudding,
hoofdwond, tumor
zwaar metaal   goud, kwik, lood, tin, zilver
zwaar moeilijk werk - heksentoer, heksenwerk, hijs, karwei,
sjouw, toer
zwaar onbeholpen - log, lomp
zwaar paalwerk - ducdalf, palissade
zwaar papier - karton
zwaar persoon - dikzak
zwaar roken - bavianen
zwaar scheepstouw - tros, tui
zwaar studeren - blokken
zwaar stuk   blok
zwaar stuk hout   balk, paal
zwaar tillen - torsen
zwaar touw - ankertouw, kabel, reep, scheepstros
zwaar vallend - lastig
zwaar van bot - schonkig
zwaar verbindingsmiddel - bout
zwaar vergif - arsenicum, blauwzuur, cyaankali
zwaar vergrijp - misdaad
zwaar verkikkerd - smoor
zwaar verlies - aderlating, slag
zwaar voorwerp - baksteen, last, gewicht
zwaar weer - onweer, storm
zwaar werk - heksentoer, hijs, job, karwei, klus, labeur(Z.N.), sjouw, titanenarbeid, toer
zwaar werken - sappelen, tobben, zwoegen
zwaar zijn - wegen
zwaaraarde - barietaarde
zwaarbeschonken - smoordronken
zwaard   degen, klewang, kling, rapier, sabel
zwaard met één snede   scramasax
zwaard van Roeland - durandal
zwaardbloem - gladiool, zwaardlelie
zwaardbroeder - zwaardridder
zwaardkruid - zwaardlelie
zwaardlelie   gladiool, gladiolum, gladiolus, irias, iris, ixia
zwaar letsel aan het hoofd - hersenschudding, hoofdwond, schedelbasisfractuur, schedelbreuk
zwaardplant - sansevieria, slangeblad
zwaardstaart - molukkenkreeft
zwaardstatigen - xiphosura
zwaard van Roeland - Durandel, Durendel
zwaardvechter - gladiator, kamprechter
zwaardvechters - gladiatoren
zwaardveger - wapensmid
zwaardvormig blad - lis
zwaardwalvis - ark, orka
zwaardvis   orka, ork, xiphiida
zwaardwalvis - ork, orka, tandwalvis
zwaargewichtbokser - Clay, Frazier
zwaarhoofdig - pessimisties
zwaarhoofdigheid - bekommerdheid, pessimisme
zwaarlijvig   corpulent,dik, gezet, log, plomp, vet
zwaarlijvige vogel - trapgans
zwaarlijvigheid - corpulentie, diklijvigheid, gezetheid, obesitas,   obesiteit, pachysomie, repletie, replitie, vetlijvigheid, vetzucht 
zwaar metaal - kwik, lood
zwaarmoedig   bedrukt, droefgeestig, gedrukt, hypochonder, melancholisch, melancholiek, miltziek, mismoedig, mistroostig, neergeslagen, neerslachtig, somber, treurig, zwaartillend, zwartgallig
zwaarmoedig mens   hypochonder, melancholicus
zwaarmoedig persoon - melancholicus
zwaarmoedig, slepend - pesante (muz.)
zwaarmoedige   hypochonder, melancholicus
zwaarmoedigheid   droefgeestigheid, dysthymie, hypochondrie, landerigheid, melancholie, miltzucht, neerslachtigheid  somberheid, spleen, 
zwaarspaat   bariet
zwaarste klok van een carillon - bourdon
zwaarste sloep aan boord - barkas
zwaarte   aard, baro (Gr.) gehalte, gewicht, druk, graviteit, grootte, juk, kaliber, last, soort,
zwaarte ergens van - gewicht
zwaarte van de drank - koppigheid
zwaartekracht   gravitatie
zwaartekrachtmeter   gravitatiemeter
zwaartekrachtmeting   gravimetrie
zwaartelijn - mediaan
zwaartemeter - areometer, balans, barometer, baroscoop, brievenweger, gravimeter, unster, weegschaal
zwaartepunt - aangrijpingspunt, accent, centroïde, hoofdzaak, kern, middelpunt, voornaamste
zwaartepunt van het laterale vlak - lateraal
zwaar, vervelend werk - hijs, karwei
zwaarwichtig - belangrijk (quasi), (ge)wictitig, pesante, pondereus, slepend
zwaarwichtig (muz.)   pesante
zwaarwichtigheid - belangrijkheid, ponderositeit
zwabber   scheepsdweil, scheepsjongen, stokdweil, zeilmop zwabbergast, zwalken, zwierbol 
zwabberen - bengelen, labberen, reinigen, schoonmaken, zwaaien
zwabbergast - scheepsjongen
zwachtel - bandage, ligament, mitella, verband, verbandgaas, 
windsel
zwachtel bij aderlaten - laatband
zwachtelen - inbakeren, verbinden, winden,
zwadder - laster, slangenspog, slijm (uitgespogen), smet, spog
zwadderen - klutsen, zwieren
zwadderig - troebel, vuil
zwadmaaier - maaimachine
zwager - behuwdbroeder, schoonbroer, schoonbroeder, vrouwenbroeder, zustersman
zwager van Brutus - Vitellius
zwager van Napoleon - Murat
zwagerhuwelijk - leviraat, leviraatshuwelijk
zwagerin - behuwdzuster, schoonzuster
zwak - armzalig, asthenisch, beschadigd, betrokken, bleek, breekbaar, bro(o)s, caduk, defect, delicaat, delikaat, faible, flauw, fragiel, futloos, fijn, genegenheid, gevoelig, gracille (muz.), impotent, kaduk, kaduuk, kies, krachteloos, krank, kwak, lusteloos, machteloos, mager, mat, min, morbide, netelig, nietig, ongunstig, onmachtig, onstandvastig, onsterk, overgevoelig, pip, pips, romp, slap(jes), slecht, teer, tenger, torpide, vergankelijk, voorliefde (sterke), wankel, week, weerloos, willoos, wrak, zacht, ziek, ziekelijk
zwak afgedrukt - flauw
zwak aftreksel - tisane
zwak (muz.) - debile, debole, gracille
zwak beeld - afschaduwing
zwak begaafd - dom
zwak en wankel - gammel
zwak keelgeluid   kik .
zwak kind - bleekneus, zorgenkind
zwakheid - breekbaarheid, broosheid, teerheid
zwak licht   glimp, gloeilicht, kaarslicht, nachtlichtje, pitje, schemerlicht, schijnsel (zwak)
zwak licht na zonsondergang - avondschemer
zwak mager mens - puit
zwak meisje - pimpel
zwak of flauw - vaagjes
zwak persoon   bleekneus, pimpel
zwak rokend kruid - ballistiet
zwak schijnsel - glimp
zwak van begrip - kinds
zwak van geest - dement
zwak van geheugen - vergeetachtig
zwak van gestel - teertjes
zwak van hersenen - simpel
zwakheid - broosheid
zwakhoofdig - dom
zwakheid - amnesie (geheugen), astenie, asthenie, athopie (gezicht), broosheid, fout, gebrek, morbiditeit
zwakjes - flauw, miezerig, minnetjes, slap(jes), teer
zwakke - tere
zwakke nabootsing - parodie
zwakke plaats in weefsel   glee, ril
zwakke plek   achilleshiel
zwakke schijn - glimp
zwakke wind - bries
zwakkeling - lafbek, slappeling, veulen
zwakker accent - bijaccent
zwakkere - underdog
zwakte - asthenie, atonie, krachteloosheid, onmacht, onvermogen
zwakte, uitputting - afmatting, amnesie
zwakte van geheugen - amnesie
zwak van gestel - teertjes
zwakte van gezicht - athopie
zwak van kleur - flets
zwakzinnig - achterlijk, debiel, defect, dement, gaga, idioot, imbeciel, onnozel
zwakzinnige - debiel, idioot, imdiciel
zwakzinnig kind   mongooltje
zwakzinnigheid   achterlijk, achterlijkheid, debiliteit, dementie, idiotie, idiotisme, imbeciliteit, oligofrenie
zwalken   dobberen, dolen, dwalen, laveren, ronddolen, slenteren, zwerven
zwalm - zwaluw
zwalp   golf, gulp
zwalpen - braken, overgeven, zwabberen
zwalpend   golvend
zwaluw - hirundinida, lentebode
zwaluwkruid - robbertskruid
zwaluwstaart   houtverbinding, koninginnenpage, koningswouw, papenkop, rok, rokkostuum (fig.), schei, vlindersoort, wouw 
zwaluwtong - boekweit, duizendknoop, rang, reng, winde (zwarte)
zwam   bacterie, champignon, elfenbankje, eumyceet, fungus, kamperfoelie, morille, paddestoel, phycomeet, schimmel, schyzomeceet, truffel
zwam op naaldbomen - dennemoorder
zwam op rogge - korenbrand
zwamdraad   hyfa, hypha 
zwamdraden   hyfen
zwammen - bazelen, dazen, fungi, fungia, ijlen, kletsen, zwetsen
zwammengeslacht - empusa, fungia
zwammenkunde - mycologie
zwammenkundige - mycoloog
zwamnus - zanik, zemel, zwetser
zwam op naaldbomen - dennemoorder
zwamp   kreek
zwamvlok   mycelium
zwamwortel   mycorrhize 
zwanebloem - butomus, moerasplant 
zwanebloenachtige - butomaceeën
zwanekolf -  pasteurkolf, zwaantje
zwanemaagden - Walkuren
zwanenbrood - kalmoes, kalmus, zwanebloem
zwanenmaagden - Walküren
zwaneschacht - pen
zwang - gebruik, gewoonte, mode
zwang (in) - gebruik, gewoonte
zwanger   bevrucht, drachtig, pregnant, vruchtdragend, zwaar
zwanger (med.) - gravida
zwanger worden - concipiëren
zwangerschap - dracht(ig), graviditeit, verwachting
zwangerschapsonderbreking   abortus, miskraam, vruchtafdrijving 
zwanken - waggelen, wankelen
zwans - knoeier, prutser
zware arbeid   labeur 
zware arbeid, die tot geen uitkomst leidt   sisyfusarbeid
zware balk - stut
zware beitel - fermoor
zware benzine - terpentine
zware bepakking   juk, last 
zware blokschaaf - voorloper
zware bout - rang, rong
zware bijl - aks, akst
zware drinker -  alcoholist, zuiplap, zuipschuit
zware droom - nachtmerrie 
zware drug - cocaine, heroine, lsd, morfine, opium
zware dwarsbalksteun voor kinderbalken - moerbalk
zware en sterke takel - gijn
zware Egyptische steensoort - basaniet
zware golf   breker, roller
zware hamer   breekhamer, moker, sleg, slegge, slei, smidshamer, voorhamer, vuist
zware harde houtsoort - mora
zware holle laadbom - spier
zware ijzeren bout of nagel   rong
zware jongen - boef, misdadiger, schavuit, schurk
zware jongens - penose
zware kabel - gijn, tros
zware klus - wij, karsjouw
zware laadboom - spier
zware last - centenaarslast, juk
zware lasten - bezwaren, onera(Lat.)
zware loopplank van schepen - rechter, badding
zware medische ingreep   operatie, transplantatie
zware misdaad - aanslag, moord, ontvoering
zware plank - deel, diel, sleepdeel
zware regenbui - plensbui
zware sloep - barkas, motorbarkas, stoombarkas
zware smidshamer   moker, voorhamer, vuist
zware sterke kabel voor een takel - gijn
zware stok - knots
zware stoot met voet   stamp 
ware storm   cycloon, orkaan, taifoen, tempeest, tornado, tyfoon, windhoos
zware taak - heksentoer
zware takel   kardeel
zware tegenvaller   débâcle, fiasco, klap, misrekening, panne, slag, strop, tegenvaller, wanbof, zeper 
zware turf   baggelaar
zware vloeistof - broom
zware voetboog - springaal
zware waterstof - deuterium
zware zoete wijn - sec, sek
zware zijden stof - salemine
zware zijden stof met gouddraad   brokaat
zware zoete wijn   sec, sek
zwarigheid - beletsel, bezwaar, difficulteit, drawback, gravamen, hindernis, moeilijkheid, obstakel, tegenwerking, tegenwerping
zwart   donker, git, mela, melan,  moor, moriaan, morsig, nors, onwettig, pessimistisch, roet, roetzwart, (wapenk.) sabel, verboden, verdacht, vuil, zuur
zwart aftreksel - roet
zwart afzetsel - roet
zwart behangen kamer - aula
zwart bergkristal - morion
zwart bewolkte lucht - onweerslucht
zwart blik - stort
zwart dier - moor
zwart eb vies - vuil
zwart en wit paard - moorkop
zwart geverfd gemzeleer - kamoes
zwart glas - gitt
zwart granaat   melaniet
zwart in de wapenkunde - sabel
zwart kandijklontje - borstklontje
zwart koolpreparaat   norit
zwart koren - dolik, melampyrum, paardsbloemen
zwart maken - bekladden, denigreren, teren
zwart mineraal hars - asfalt
zwart op wit geven - certificeren
zwart paard   moor
zwart en wit paard - moorkop
zwart poeder   niëllo
zwart vocht van een inktvis - sepia
zwart ijzererts - magneet, zeilsteen
zwart zijden stof   krip, rouwfloers
zwartbenigheid - aardappelziekte
zwartbewolkte lucht - donderwolk, onweerslucht
zwartbloedigheid   melanemie 
zwartbonte koe - bagijn, begijn
zwartbruine verf - sepia
zwartdag - vastendag
zwartdruk - negrografie
zwart ijzererts - magneet
zwart kijker - hypochonder
zwarte   duivel,  ikker, moor, moriaan, neger, negroïde, nikker, zwartje
zwarte aalbes - schoenlapper
zwarte aanslag - roet
zwarte aap - loetoeng
zwarte aarde -  tsjernosjem
zwarte agaatsteen - git
zwarte arbeider - beunhaas
zwarte barnsteen - agaat
zwarte beer - baribal
zwarte bessensoort - ligusterbes, vlierbes
zwarte dag - rampdag
zwarte dagvlinder - moor
zwarte delfstof - git, kolen, steenkool
zwarte diamant - carbon, carbonado, steenkool (fig.)
zwarte duivel - ikker
zwarte gaslava - obsidiaan
zwarte getrokken aalbessen - aalbessenjenever
zwarte gierst - negerkoren, sorghum
zwarte glimmende harde stof - eboniet, steenkool
zwarte granaat - melaniet
zwarte herenjas - jacquet
zwarte kanten sluier - mantilla
zwarte kers - kriek
zwarte kever - meeltor
zwarte kleefstof - pik
zwarte kleur - blauwzwart, pikzwart, ravenzwart, sabel (her.)
zwartkleverige stof - pek, pik, plasma, teer
zwarte koe met witte blaar - zwartblaar
zwarte koffie - espresso, mokka
zwarte kraal   git
zwarte kunst   magie, negro, nigromantie, sterrenwichelarij, tovenarij, toverkunst, toverij
zwarte lijster - merel
zwarte man - neger
zwartemantel - pestvogel
zwarte meisjesogen - keuogen
zwarte mensaap - chimpansee
zwarte merel - gieteling
 zwarte pelikaan - cormoran, zeeraaf
zwarte piet - schoppenboer
zwarte rhinoceros - zwartharnaster
zwarte rook - rook (dikke vette), smook, walm
zwarte sluier - falie, vloers
zwarte snuitkever - berkesteker
zwarte staar - amaurose
zwarte steensoort - git, graniet
zwarte stip -  schimmelziekte (in vlas)
zwarte stof   asfalt, eboniet, pek, roet, teer
zwarte stof uit dennensap   pek 
zwarte stof uitgespoten door inktvis - sepia
zwarte stroperige vloeistof   teer 
zwarte teelaarde - humus, tuinaarde
zwarte turf   derink, baggelaar 
zwarte verfstof - ivoorzwart,  teer
zwarte vloeistof - inkt, pek, teer
zwarte vogel - ekster, gaai, ka, kraai, merel, raaf, roek
zwarte vos met witte spikkels - zilvervos
zwarte vrouw - negerin
zwarte winde - zwaluwtong
zwarte wortel - rammenas
zwarte ijzergranaat - melaniet
zwarte zangvogel - merel
zwarte zijden stof - krip, rouwfloers 
zwartdruk   negrografie 
zwarterik - duivel, koffie
zwartgallig - atrabilair, atrabileus, droefgeestig, melancholiek, misanthropisch, neerslachtig, pessimistisch, somber, zwaarmoedig 
zwartgallige - droefgeestige, hypochonder, melancholicus, pessimist, zwaarmoedige
zwartgalligheid   atrabiliteit, melancholie, hypochondrie, pessimisme, zwaarmoedigheid
zwartgerokt persoon - kelner, ober 
zwartglimmende harde stof - eboniet
zwartgras - duist
zwarthemd   fascist
zwartin - negerin
zwartjan - schoorsteenveger
zwartje   moor, moriaan, neger, silhouet 
zwartkanten sluier - mantilla
zwartkapje - bastaardnachtegaal
zwartkoorn - weit
zwartkopmees - ossekopje
zwartkopvee - zwartblaren
zwartkoren   dolik, hengel, hondsdravik, onkruid, weit,
zwartkijkend - donker, gefronst, verstoord
zwartkijker - negativist,  nurks, pessimist
zwartkijkerij - pessimisme  
zwartmaken - poltoden, bekladden
zwartmaken met teer - teren
zwartmaking - denigratie
zwartmees - glanskopmees, matkopmees
zwartmeeuw - kapmeeuw
zwartogige maagd in Oosters paradijs - hoeri
zwartrok   geestelijke, kraai, roek
zwartsel   git, kachelglans, niëllo, potlood, roet, schoensmeer, schoorsteenroet
zwartsel van rook - roet
zwartsnot - planteziekte
zwartstaart - brandbrasem  
zwartsteel - streepvaren
zwartstip - malaria, zwartwaterkoorts
Zwartvoet-Indianen - Kainah, Piegan, Siksika
zwartwerker - grootwerker
zwartwitte vogel - ekster
zwartzucht   geelzucht
zwartzuur - ganzepeper, mockturtle
zwatelen   lispelen, gonzen
zwavel   solfer, sulfer 
zwavel (rokend) - oleum
zwavel met mangaan - blende
zwavel met rattekruid - koningsgeel, operment, zwavelarsenic
zwavelachtig - sulferachtig
zwavelarsenic (rood) - realgar
zwavelarsenicum - operment
zwavelbron – solfatare, zwaveldampen
zwaveldamp - zwaveldioxyde
zwaveldampen, zwavelzuur en zwavelwaterstofgas
uitstotende bron - solfatare
zwaveldioxyde - zwaveligzuurgas
zwavelzuur en zwavelwaterstofgas uitstotende bron - solfatare
zwavelen - luchten, souffreren, sulferen
zwavelgroeve - zwavelmijn
zwavelhoudend mineraal - ijzerblende
zwavelhoudende erts - marca, pyriet, vitrioolkies, zwavelkies
zwavelig   sulfureus
zwavelkies - pyriet
zwaveling - sulfuratie
zwavelkalk - calciumsulfide
zwavelkamer - zwavelhok
zwavelkies - pyriet
zwavelkoper   cuprisulfide 
zwavelkopje - steelzwam
zwavelkwik - cinnaber, vermiljoenblende
zwavellood - looderts, loodglas
zwavellucht - zwaveldamp
zwavelmetaal - blende, sulfide
zwavelolie - zwavelzuur
zwavelstok - sulfer
zwavelstoof - zwavelkamer
zwaveltje - lucifer, zwavelstokje
zwavelverbinding in steenkool - pyriet
zwavelverbindingen - sulfuriden
zwavelvergiftiging - sulfoxysme
zwavelzilver - zilvererts, zilverglans, zilversulfide
zwavelzink - blende
zwavelzinkverbinding - blende
zwavelzout   sulfaat, sulfiet, vitriool 
zwavelzure kalimagnesia - patentkali
zwavelzure kalk - gips
zwavelzuur - vitriool, hamerzuur (onzuiver en goedkoop), kopervitriool
zwavelzuurvergiftiging - sulfoxysme
zwee - winkelhaak
Zweeds automerk   Saab, Scana fabis,Volvo
Zweeds danslied   polska
Zweeds eiland   Öland, Gotland 
Zweeds hervormer   Petri
Zweeds koningshuis - Bernadotte, GottorpHessen, Wasa
Zweedse ertshaven   Lulea 
Zweedse haven - Ahus
Zweedse hervormer - Petri
Zweedse hoofdstad   Stockholm 
Zweedse koning - Anund, Björn
Zweedse koperen munt   slantar 
Zweedse munteenheid - kroon, slantar
Zweedse naam voor Helsinki   Helsingfors
Zweedse ontdekkingsreiziger - Hedin
Zweedse provincie - 
6    Kalmar, Orebro
7    Gotland, Halland, Uppsala
8    Alvsborg, Blekinge, Götenborg, Jämtland, Maolöhus, 
      Värmland
9    Gävleborg, Jönköping, Krtonoberg, Skaraborg, Stockholm
10  Kopparberg, Norrbotten
11  Västmanland
12  Kristianstad, Ostergötland, Södermanland – Västerbotten
14  Västernorrland
Zweedse rivier - Angerman
Zweedse schrijver   Geyerstam, Hallström, Lagerlöf, Strindberg, Undset
Zweedse stad - Amal, Falua, Göteborg,  Lulea, Lund, Stockholm, Umea, Uppsala
Zweedse sterrenkundige   Celsius
Zweedse universiteitsstad   Uppsala, Lund
Zweedse voornaam   Brigit, Inge, Ingmar
zweefpont ter verbinding van twee rivieroevers   transbordeur 
zweefboom - latierboom
zweefboot - hovercraft
zweefmolen - draaimolen
zweefrek   trapeze
zweetvlieg - narcisvlieg
zweefvliegen - syrophidae
zweefvliegers - dermopera
zweefvliegtuig - glijder
zweefvliegtuig met hulpmotor - motoplaan
zweel - regel, wiers
zweem   aanduiding, flinter, nevelsluier, schijn(sel), schijntje, snufje, spoor, tint, vleug(je), waas, zwiertje
zweep   chambrière, djakke, gard, gesel, gips, karwats, knoet, piets, roede, sjambok, tuchtroede
zweepdiertje - bodo, flagellaten 
zweepdiertjes - flagellaten
zweepdraad - flagel, flagellum, zweepalgen
zweephaar - flagel
zweep met riemen   knoet
zweepslag - striem
zweer   abces, etter(gezwel), ontsteking, poliep,  puist, steenpuist tumor, ulcus
zweer met ontsteking - brandpuist
zweer of gezwel - abces
zweertje - afte, pok, puistjepukkel, 
zweertje aan ooglid   strontje
zweet - huidvocht, transpiratie
zweet (jagerst)   bloed (van wild)
zweet (Lat.) - sudor
zweetbad   sauna, sudatorium
zweetblaasje - sudamen, sudaminum
zweetdrank - saliemelk
zweetdrijvend   hidrotisch
zweetdroppel   parel
zweetdrijvende middelen - diaforese,  hidrotica
zweetkamer   hidroterion
zweetkliergezwel - hidradenoma
zweetklierontsteking - hidradenitis
zweetuitslag - sudamen
zwei - reehaak, winkelhaak, zwaaihaak
zweiboekje - aantekenboekje
zweitje - foefje, kneep
zwelg - slok, teug
zwelgen   brassen, drinken, gulpen,  pooien, slempen, zuipen
zwelgend - epicurisch
zwelger - dronkaard, gulzigaard, vraat, zuiplap 
zwelgpap - zwelder
zwelgpartij   bacchanaal, brasserij, drinkgelagorgie, slemppartij, zwelgerij
zwellen - bollen, opzetten, puilen, uitdijen, uitzetten
zwelling   blaas, bobbel, buil, bult, dikte, erectie, gezwel, knobbel, oedeem, opzetting, poliep, puist, pukkel, slijmvliesgezwel, steenpuist, temescentie, uitwas, uitzetting, vleesboom, vleesuitwas, vleeswoekering, wrat 
zwelling aan de endeldarm - aambei
zwelling in de hersenen - hersenoedeem
zwelling van bepaalde lympheklieren - bubo
zwelling van de stembanden - glottisoedeem
zwelling van de uier - aamt
zwelmiddel - zweider
zwembad   bassin
zwembassin voor kleuters – pierenbad
zwembeweging - armslag, beenslag, borstslag, crawl, rugslag,
vlinderslag
zwembroek - badbroek
zwembuis - zwemvest
zwemeend - wintertaling, zomertaling
zwemgans - pelikaan
zwemgordel   scafander, skafander
zwemkever - waterroofkever
zwemkostuum - badpak, bikini, zwembroek, zwembroek, zwempak
zwemmen - baden, drijven, poelen
zwemmende organismen, alle - nekton
zwemmer - bader
zwemmuts - badmuys
zwempak   badcostuum, bikini
zwemschimmel - epidermofytie
zwemslag   borstslag, crawl, schoolslag, rugslag, vlinderslag
zwemtas - badtas
zwemtenen - badkamereczeem, zwemschimmel
zwemvest - zwembuis
zwemvlies - palmatuur
zwemvogel   aalduiker, aalscholver, albatros, alk, belder, deen, dodo, eend, eidereend, fuut, gans, gent, hobbe, koet, kokmeeuw, lom, meeuw, papegaaiduiker, pelikaan, pinguin, rietgans, rotgans, smeent, smient, snip, taling, waterhoen, watersnip, woerd, zaagbek, zeekoet, zilvermeeuw, zwaan
zwemwiek   vin
zwendel - bedriegerij, bedrog, fake, fraude, knoeiboel, misleiding, nep, oplichting, zwendelarij 
zwendelaar   bedrieger, fraudeur, misleider, nepper, oplichter
zwendelen - bedriegen, oplichten
zwengel - braakstok, charlatan, draaikruk, handel, handvat, hefboom, hengel, pomparm, slinger, 
zwengelboor - krukboor
zwenghout   braamhout, dwarshout, spoorstok, zwing
zwenk - draai, keer, wending, zwaai
zwenken   afslaan, draaien, evolueren, keren, omwenden, wenden, zwaaien
zwenkende beweging - caracole
zwenkgras - dravik, festuca
zwenking - draai, evolutie, gier, keer, kentering, omdraai, omkeer, virage, volte, wending, zwaai, zwenk,
zwenking naar rechts - rechtsomkeerd
zwenklaadschip - scooper
zwenkrad - vliegwiel
zwerage - verzwering
zweren   beloven, bevestigen, etteren, ontsteken, ulceren, ulcereren 
zwerfblok - kei
zwerfcel   histiocyt, planocyt
zwerfhond - straathond
zwerfstam - nomaden
zwerfsteen - eraticum, kei
zwering   ulceratie, ulcus
zwerfsteen - erraticum, (kei)steen, vlint
zwerfstenen in leem   morene, keileem
zwerfster - landloopster, zwerfkat
zwerfzucht - drapetomanie, dromomanie
zwering - ulceratie
zwerk   firmament, hemel, hemelgewelf, uitspansel 
zwerm - cluster, bende, bijengroep, drom, hagel, kolonie, massa, menigte, troep, vlucht, volk (bijen)
zwerm van meteoren - meteorenzwerm
zwermcel - koninginnecel
zwermen - bewegen, vertonen
zwermer - landloper, petarde, voetzoeker, zwermcel
zwermsporen - zoösporen
zwerveling - zigeuner
zwerven   banjeren, dalven, darren, dolen, dwalen, landlopen, lopen, omdolen, planeren, ronddolen, ronddwalen, rondlopen, rondwaren, sarren tarten, trekken, vagebonderen, verdolen, wachten, waren, zwalken, zweven, zwieren
zwervend - dolend, erratisch, nomadisch, rondtrekkend
zwervend rondtrekken - nomadiseren
zwervend zigeuner - bohémien
zwervend volk   nomaden, zigeuners
zwervende Arabier - bedoeïen
zwervende heiden   Bohemer, zigeuner 
zwervende herdersvolken - nomaden
zwervende kwakzalver -  charlatan, oliekoop
zwervende mohammedaanse - monnik, sadi
zwervende zanger   bard 
zwerver - artiest, bohémien, dakloze, dolaard, doler, dwaler, kalis, (land)loper, nomade, ramblertramp, landloper, rambler, tramp, trekker, vagant, vagebond, vamp, zigeuner,
zwerver (Eng.) - rambler
zwerverzwet - zwetsloor
zweten - transpireren, uitwasemen
zweterig - bloederig (jagerslatijn), klam
zwets - kletskous, kletspraat
zwetsen   bluffen, dazen, grootspreken, kletsen, leuteren, opsnijden, pochen, raaskallen, reutelen, snoeven, zwammen 
zwetser - bluffer, grootspreker, opschepper, opsnijder, parlesanten, pocher, pochhans, praatjesmaker, proneur, raaskallen, snoever, veelprater, zwamneus
zwetserij - bluf, grootspraak, opschepperij, snoeverij
zwetsloot - grenssloot
zweven - balanceren, dobberen, drentelen, flaneren, planeren, vliegen, zeilen, zweefvliegen, zwerven
zwevend - hangend, vaag
zwevend bewegen - dwarrelen
zwevend rek   trapeze
zwevend voorgaan - voorzweven
zwevende organen in zee - plankton
zweveningen (muz.) - wolven
zweverig - duizelig, vaag
zwevers - plankton
zwezerik - lisdodde, thymus, thymusklier
zwichten - bezijken, cederen, inhalen, onderdoen, reven, submitteren, toegeven, wijken 
zwichting - zwichtlijn
zwiep - zweep
zwiepen - doorbuigen, gooien
zwieper - slag, stoot, uithaal
zwieping -  schorlat, spil, spillage
zwiepplank - springplank
zwier - bevalligheid, chic, draai, gala, grandezza, gratie, opschik, opsmuk, praal, pronk, statie, staatsie,  tooi, verkwister, zwaai
zwierbol   doordraaier, lichtmis, losbol, pierewaaier, zwabber
zwierbollen - pierewaaien
zwieren - boemelen, bambocheren, dwalen, draaien, ronddraaien, schaatsenrijden, slingeren, zwaaien, zwerven, zwabberen, zwalpen, zwirrelen
zwierig   bevallig, charmant, chic, chique, elegant, flatteus, fraai, gracelijk, gracieus, kwiek, los, mooi, net(jes), opgeschikt, parmant, parmantig, pompeus, sierlijk
zwierig geknoopte das - lavallière
zwierigheid - gratie, sierlijkheid
zwik - boel, verdraaing, verstuiking, wrijfhoutd
zwikboor - avegaar
zwikhout - drijfhout
zwikje - boeltje, zaakje
zwikken - breken, kaartspel, knakken, omslaan, verstuiken
zwikzwak - bonenstaak
zwil - eelt
zwilk -  trielje, tyk
 zwilwrat - hoornwrat
zwin   geul, kreek, wad
zwindel - duizeling
zwinden - verdwijnen
zwing - korbeel, spoorstok, vleugel, zwengel, zwenghout
zwingel - braakstok, slaag
zwingelaar - vlasbreker
zwingelhout - zwenghout
zwingelkot - zwingelhok
zwirrelen - warrelen
zwitselbloem - kamperfoelie
Zwitser   Helveet, Helvetiër, Suisse
Zwitserland   Helvetia. Suisse (Fr.), Schweiz (D.). Helvetië
Zwitsers   Helvetisch
Zwitsers bergmassief - Birnina
Zwitsers bewoner - Helvetiër
Zwitsers bruinvee - schwyz
Zwitsers dichter - Amiel
Zwitsers dorp - Airolo, Albula
Zwitsers gebergte - Alpen, Jura
Zwitsers hervormer   Zwingli
Zwitsers houten huisje - alpenhut, chalet
Zwitsers kanton - 
3    Uri, Zug
4    Bern, Vaud
5    Bazel 
6    Aargau, Glarus, Schwyz,  Ticino, Valais, Zürich
7    Thurgau, Tessino
8    Fribourg, 
9    Appenzell, Neuchatel, Solothurn
10  Graubünden
11  Unterwalden
12  Schaffhausen 
Zwitsers parlement   Bundesversammlung
Zwitsers vacantieoord - Caux, Chur
Zwitserse Alpenherders - sennen
Zwitsers wintersportoord   Adelboden, Arosa, Davos, Zermatt
Zwitserse berg   Eiger, Faulhorn, Jungfrau, Matterhom, Pilatus, Rigi, Schildhorn
Zwitserse berghut   sennhut 
Zwitserse bergpas - Gotthard, Süsterpas
Zwitserse bondsstaat   kanton
Zwitserse fijnkorrel zandsteen - molasse
Zwitserse garde - Vaticaanwachter
Zwitserse herders - sennen
Zwitserse hoofdstad - Bern
Zwitserse kantonale hoofdstad -
3    BexZug
4    Bern, Chur, Sion
5    Aarau, Bazel, Stans
6    Genève, Glarus, Sarmen, Schwyz, Zürich
7    Altdorf, Fribourg, Herisau, Liestal
8    Lausanne
9    Appenzell, Neuchatel, Solothurn
11  Bellinzona, Frauwenfeld
12   Schaffhausen
Zwitserse munt   batz, franc, Rappe 
Zwitserse reformator - Calvijn, Zwingli
Zwitserse rivier - Aar(e), Ahr, Areuse, Emme, Inn, Rouss, Rhône, Rijn, Sure, Ticino
Zwitserse schilderes - Aloyse
Zwitserse schrijver - Dürrenmatt
Zwitserse stad -  Bern, Bex, Biel, Genève, Leuk, Zürich
Zwitserse volksheld - Tell
Zwitserse vrijheidsstrijder - Tell
Zwitserse zangkunst - jodelen
zwoegen   beulen, blokken, hijgen, pezen, ploegen, ploeteren, sappelen, sjouwen, slaven, sloven, stoken, tobben, urmen, werken, wroeten, wurmen, zuchten
zwoeger - ploeteraar, sappelaar, sjouwer, slover, tobber
zwoel - bedompt, beklemmend, benauwd, broeiend, broeierig, drukkend, erotisch, laauw, laf, laks, los, sensueel, slof, traag, wellustig, wulps, zoel
zwoerd - doof, hardhorig (fig.), huidrand (spek), spekrand, varkensvel
Zwollenaar - blauwvinger, brijbek
zwijg (Lat.) - tace
zwijgen - mutisme, silentium, stil zijn, woordeloos
zwijgend - silentieus, stil, stom,
zwijgend acteur - figurant, statist
zwijgend  - figurant, statist,
zwijgend mokken - pruilen
zwijger - stille
zwijgt - tacet
zwijgteken - pauzeteken, rustteken
zwijgzaam - stil, gesloten, geslotenheid, taciturniteit
zwijgzaamheid - gesloten, geslotenheid, stil, taciturniteit
zwijm - flauwte
zwijmel(ing) - bedwelming, duizeling,  roes
zwijmelen - doezelen, dutten, wankelen
zwijmelroes - extase, vervoering
zwijn - beer, biek, big, bof, ever, keu, krulstaart, scheuteling, schram, varken, zeug
zwijn beneden het jaar - spalling
zwijnachtig - liederlijk
zwijnachtig tandeloos zoogdier - miereneter, pluimstaartmiereneter
zwijnedistel - gouddistel
zwijnegel - stekelvarken
zwijnekost - draf
zwijnekot - varkenshok
zwijnerij - drek, uitwerpsel, viezigheid, vuiligheid
zwijnevlees - varkensvlees
zwijnen - boffen
zwijnengras - mannagras, nardus, varkensgras
zwijnenhaar - borstelgras
zwijnenhoeder - varkenshoeder
zwijnenkost - draft
zwijnenpan - bende, boel, troep, smeerboel
zwijnensla - akkerkool
zwijnjak - schoelje
zwijnjakken - zwijnen
zwijntje - bof, fiets, gelukje, speenvarken
zwijntjesjager - fietsendief, rijwieldief
zij - ze, haar, hen, hun, kant, meisje, vrouw
zij die aandraagt - aandraagster
zij die antwoordt -  antwoordster
zij die een erfenis nalaat - erflaatster
zij die in een koor zingt - koriste
zij die inlichtingen verschaft - informatrice
zij die naar een ambt dingt - kandidate
zij die op een aanbieding ingaat - reflectante
zij die vordert - eiseres
zij die waagt - waagster
zij die waakt bij zieken - waakster
zij treden af - exeunt
zij treedt af - exit
zij waagt te veel - branie
zijaanzicht - profiel
zijas van een verbrandingsmotor - nokkenas
zijbeuk - dwarsbeuk, transept
zijbeuk van een kerk - apsis
zijblad - zijstuk
zijbord - treeplank
zijdal - dwarsdal
zijde - aspect, facet, flank, geslepen, grenslijn, kant, latus, rand, ribbe, richting, spinsel, taf, vlak, vleugel, vlos
zijde (benedenwindse) - lij
zijde (bovenwindse) - loef
zijde (Eng.) - silk
zijde (ruwe Levantse) - biasse
zijde afkoken - degommeren, ontschalen
zijde gesponnen van het binnenste van een cocon - filozel, floret, halfzijde 
zijde van schip - bakboord, flank, loef, lij, stuurboord
zijde van een schip waar de wind invalt - loever
zijdeaap - mantelaap
zijdeaapje - sagoïntje
zijdeachtig weelsel - hantung
zijdeachtige wol - alpaca
zijdeglans geven - merceriseren
zijdegroen - chromaatgroen
zijdehaspelaarster - spoelster
zijdehoentje - waterval
zijdekapok - akon
zijdelings - collateraal, indirect, lateraal, opzij, schuins, terloops, terzijde, zijwaarts
zijdelings afdrijven van een schip - wraak
zijdelings afwijken - slooien
zijdelings gelegen - lateraal
zijdelings kijken - lonken
zijdelings uitbuigen onder druk - knikken
zijdelings verwijt - schimpscheut
zijdelingse afwijking - derivatie
zijdelingse blik - lonk
zijdelingse helling -  talud
zijdelingse projectie van schip onder water - lateraal
zijdelingse stroom - tak
zijdelingse toespeling - insinuatie
zijdelingse uitloper - tak
zijdelijm - sericine
zijdemolen - zijdehaspel
zijden brokaat - diaspe
zijden jaquardweefsel - brokaat 
zijden kant - blonde, organza
zijden ribflueel - ottoman
zijden stof -  
3    taf
4    krip, lamé
5    atlas, rayon, tabijn, trens
6    chappe, faille, felbel, felpel, floret
7    filozel, foulard, organza tafzijde
8    chenille
9    messaline
10  florentine, floretzijde
zijden weefsel - charmeuse, cire, damast,  taf, taft, taffetas 
zijden weefsel, met was bestreken - ciré
zijdekapok - akon
zijde papier - vloei
zijdepijn - pleuris, pleuritis
zijdereder - zijdefabrikant
zijderups - bombyx, spinner, zijdeworm
zijde van een berg - flank
zijdd van een munt - avers, kruis
zijde van een schip - bakboord, lij, loef, stuurboord
zijdestaart - pestvogel
zijdeteelt - sericultuur
zijdewee -  pleuris, pleuritis
zijdewinde - zijdehaspel
zijdeworm - zijderups
zijdgeweer - degen, sabel
zijflank - zijkant
zijg - filter, vergiet, wan, zift, zee, zeef 
zijgdoek - filtreerdoek, kous (voor het tereiden van kruidenwijn), kleins, klens stamijn, teems, vergiettest,  zeef, zeefdoek
zijgebouw - vleugel, paviljoen
zijgen - filtreren, sijpelen, zakken, zinken
zijgeweer - degen, sabel
zijgraampje - zeefraampje
zijgtoestel - filter, wan, zeef
zijig - halfzacht, mallotig
zijkamer - kabinet
zijkanaal in veenderijen - wijk
zijkant - boord, flank, kant, rand, zoom, zij, zijde, zijstuk, zijvlak 
zijkant van baksteen - strek
zijkant van een berg - flank
zijkant van een boek - snee, snede
zijkant van een muntstuk - legende
zij karretje van motorfiets - zijspan
zijknop - okselknop
zijkolsem - zijzaathout
zijl - sluis, uitwateringssluis
zijladder - wagenladder
zijlings - zijdelings
zijlinie - branche 
zijluik van een triptiek - buitenluik
zymose - gisting
zijn - bestaan, dasein, existentie, leven, lopen, wezen 
zijn aandeel - bijdrage
zijn beloop hebben - strekken
zijn best doen - beijveren
zijn biezen pakken - vluchten
zijn deel geven - bedelen
zijn dorst stillen - laven, lessen
zijn eigen gang gaand - eigengereid 
zijn gang gaan - begaan
zijn glans verliezen - tanen 
zijn houding wijzigen - aanpassen
zijn mening uiten - oordelen
zijn mond voorbij pratend - loslippig
zijn schuld vereffenen - betalen 
zijn snor drukken - vluchten
zijn stem geven - voteren 
zijn tijd verdoen - lummelen
zijn woonplaats hebben - resideren, wonen
Zijne Doorluchtige Hoogheid - s.a.e.
Zijne Edelheid - z.ed., z.e 
Zijne Eerwaardigheid - s. 
Zijne Eminentie - z.e., z.e.; f,.
Zijne Excellentie - z.ex., s.e. 
Zijne Hoogheid - SA
Zijne keizerlijke Hoogheid - SAI.
Zijne koninklijke Hoogheid - Z.K.H.
zijns inziens - z.i. 
zijnsleer - ontologie
zijp - afwatering, goot, riool, sloot, wetering
zijpad - afweg, dwarsweg, zijweg
zijpaden - dwarswegen
zijpen - druipen, druppelen, siepelen
zijpilaar - parastaat
zijplank van een ton - duig
zijpnat - drijfnat
zijrivier - zijarm, zijtak
zijrivier van de Aar - Emme, Limmat, Reuss, Saone
zijrivier van de Adige - Agno, Noce, Alpone, Avisio
zijrivier van de Adour - Arras, Luy, Pau, Gave, Nive, Midour, Saison
zijrivier van de Aldan - Amga, Maja, Oetsjoer 
zijrivier van de Aller - Leine, Ocker
zijrivier van de Alzette - Mamer, Allert
zijrivier van de Amazone - Acre, Guainia, Huallaga, Icuna, Japura, Jary, Javari, Jurua, Madeira, Maranon, Napo, Negro, Paru, Purus, Putumayo, Ica, Rio, Tapajos, Tocantins, Trombetas, Ucauall, Vaupes, Xingo, Yapura
zijrivier van de Amblève - Warche
zijrivier van de Amoer - Amgoen, Argoen, Burea, Oessoeri, Onon, Seja, Sjilka, Soengari
zijrivier van de Aragon - Arga, Bisenzio, Chiana, Erro, Esca, Leoz, Onsella, Pescio, Sieve, Veral
zijrivier van de Arkansas - Cimarron, Neosho, Verdigris
zijrivier van de Arno - Elsa, Era, Greve, Pesa 
zijrivier van de Atbara (Ethiopië) - Mareb
zijrivier van de Cauvery - Amaravati,Bhavani, Noyil 
zijrivier van de Congo - Bomu, Kasai, Lindi, Lomani, Ltimbiri, Lualaba, Lulonga, Mongala, Oebangli, Sankuru, Ubango, Uele 
zijrivier van de Demer - Gete, Herk
zijrivier van de Dieze - Dommel
zijrivier van de Dnjepr - Berezina, Boeg, Desna, Ingoel, Pripet, Samara, Sozh,Vorskla  
zijrivier van de Don - Bystraja, Donez, Donjets, Khoper, Llowla, Manytsj, Medwjediza, Mesjba, Mur, Sal, Sar, Sau, Sosna, Tichaja, Woronesj 
zijrivier van de Donau - Aloeta, Alt, Alz, Aloeta, Arges, Altmühl, Brigach, Drau, Drava, Egau, Eipel, Ems, Enns, Erlauf, Fega, Grau, Günz, Hron, Iller, Llz, Inn, Ipel, Ipoly, Iskar, Isar, Jalonitsa, Jantra, Jioe, Kamp, Kapos, Krems, Lech, Leitha, Lom, March, Mindel, Morava, Naab, Naarn, Neutra,  Ogost, Olt, Oltoe, Osma, Pielach, Proeth, Raab, Raba, Regen, Risz, Rott, Sau, Sava, Sereth, Siret, Teiss, 
Timok, Tisza, Traisen, Traun, Vils, Waag, Wörnitz, Ybbs 
zijrivier van de Douro - Esla, Tamega, Tormes 
zijrivier van de Drau (Drave) - Bednja, Isel, Kerka, Mur, Mura, Pecsi-viz, Rynia, Vucica
zijrivier van de Drina - Tara
zijrivier van de Duero - Agueda, Alisk, Arlanzon, Cabras, Corgo, Esla, Huebra, Sabor, Tamega, Tormes, Tua
zijrivier van de Dwina - Joech, Pinega, Soekhona, Waga, Wytsjegda
zijrivier van de Dyle - Demer, Lasne, Senne, Zenne
zijrivier van de Ebro - Aguas, Arga, Aragon, Bayas, Cidacos, Cinca, Gallego, Jalon, Guadalope, Huerva, Iregwa, Leza, Linares, Martin, Oka, Riguel, Segre, Tiron
zijrivier van de Eems - Hase, Leda
zijrivier van de Elbe - Adler, Aragon, Alster, Cinca, Eger, Eister, Elde, Este, Elster, Guadalope, Havel, Iser, Jalon, Jeetze, Llmenau, Lücknitz, Luke, Milde, Moldau, Mulde, Neetze, Oste, Saaie, Segre, Spree, Sude, User,
zijrivier van de Eufraat - Chaboer
zijrivier van de Fulda - Eder, Haun, Lüder, Schlitz
zijrivier van de Ganges - Alaknanda, Bhagirati, Bhagmati, Brahmapoetra, Damodar, Dsjahnavi, Dsjamma, Gendak, Goemti, Gogra, Jumna, Kasji, Koes, Kosi, Ram-Ganga, Thalgoe, Tons, Yamuna  
zijrivier van de Garonne - Agout, Ariege, Arière, Aveyron, Baise, Ciron, Dordogne, Dropt, Gers, Gimone, Hers, Isle, Lot, Pique, Salat, Save, Tarn, Verzère
zijrivier van de Gelderse IJssel - Berkel, Slinge
zijrivier van de Geul - Gulp
zijrivier van de Gironde - Tarn
zijrivier van de Gogra - Rapti
zijrivier van de Guadalquivir - Carbones, Genil, Guadaira, Guadajoz, Guadiana, Guadiato, Guadalimar, Guardameno, Heulva, Jandula, Jenil, Salado  
zijrivier van de Guadiana - Azuer, Gabalon, Giguela, Zancara, Zujar
zijrivier van de Gelderse IJssel - Berkel, Slinge
zijrivier van de Gironde - Tarn
zijrivier van de Havel - Spree
zijrivier van de Henares - Jamara
zijrivier van de Indoga (Rusland) - Onon
zijrivier van de Indus - Dsjilam, Hunza, Gilgit, Kaboel, 
Pandsjaab, Rawi, Satledsj, Tsjinab
zijrivier van de Inn - Alz, Otz, Rott, Salzach, Wipp
zijrivier van de Irtysi - Isjim, Om, Tawda, Tobol
zijrivier van de Isar - Ammer, Amper, Loisach 
zijrivier van de Isere - Arc, Drac
zijrivier van de Jang -Tze-Kiang - Han,Jaloeng, Kan, Kia, Min, Siang, Woe, Yoeën 
zijrivier van de Jenisej - Abakan, Angara, Toegoenska
zijrivier van de Jordaan - Fara, Jabbok, Jaloed, Jarmoek Zerka 
zijrivier van de Kama - Bjelaja, Kolwa, Tsjoesowaja, Wjatka
zijrivier van de Kongo - Alima, Aroewimi, Ikelemba, Kassai, 
Kwa, Likoeala, Loekoega, Loelonga, Monga, Mongala, Oekangi, Roebi, Sanga 
zijrivier van de Kwango - Kwilu
zijrivier van de Lech - Wertach
zijrivier van de Leie - Lys, Mandel
zijrivier van de Lena - Aldan, Olekma, Kirenga, Wiljoei, Witim 
zijrivier van de Loire - Allier, Arve, Arroux, Cher, Creuse, Indra, Maine, Marne, Mayenne, Sarthe, Sevre, Thouet, Vienne  
zijrivier van de Lualaba - Elila, Lowa, Luama, Lubidi, Lufira, Lukuga, Luvua, Ulindi
zijrivier van de Maas - Aisne, Amblève, Berwinne, Boeg, Borcq, Chiers, Dommel, Diese, Geiser, Geleen, Geul, Hermeton, Hoyoux, Jeker, 
Lesse, Mark, Mehaigne, Molenbeek, Mouzon, Neer, Niers, Ourthe, Raam, Roer, Ruhr, Sambre, Semois, Serre, Vair, Vesdre,Viroin, Worm, Zwalm
zijrivier van de Magdalena - Bogota, Cauca,  Foenza, Nares, Sesar, Sogamoso 
zijrivier van de Main - Nidda, Pignitz, Regnitz, Saale, Tauber, Wetter  
zijrivier van de Maritsa - Arda, Ergene, Toendsja
zijrivier van de Mekhong - Jangpi, Semoen
zijrivier van de Mezen - Wasjka
zijrivier van de Mino - Sil (Spanje)
zijrivier van de Mississippi - Arkansas, Illinois, Jazoo, Kaskaskir, Minnesota, Missouri, Ohio, Ouachita, Wisconsin
zijrivier van de Misouri - Cheyenne, Kansas
zijrivier van de Moezel - Elz, Kyll, Mause, Meurthe, Our, Roer, Saar, Sauer, Sure,
zijrivier van de Moldau - Sazawa
zijrivier van de Murray - Darling, Lachlan
zijrivier van de Neckar - Aich, Echatz, Elzenz, Enz, Fils, Murr, Jagst, Kocher, Lauter, Leinbach, Prim, Rems, Starzel, Sulm
zijrivier van de Neder-Rijn - Grebbe
zijrivier van de Niger - Bani, Benue, Kadwa, Milo, Sokoto 
zijrivier van de Nijl - Atbara (met zijarm Mareb), Malik, Sobat
zijrivier van de Ob - Bija, Irtysj, Katoen, Ket, Soswa, Tjoelym, Tom 
zijrivier van de Ocker - llse
zijrivier van de Oder - Bartsch, Barycz, Bober, Bobr, Katzb, Malapane, Neisse, Oppe, Pilszke, Warta, Warte
zijrivier van de Oeral - Hek, Het
zijrivier van de Oeralrivier - Hek
zijrivier van de Ohio - Miami, Scioto, Wabash
zijrivier van de Oise - Aisne, Serre
zijrivier van de Oka - Moskwa
zijrivier van de Oranjerivier - Vaal
zijrivier van de Orinoco - Apure, Caura, Coroni, Guaviare, Meta, Vichada
zijrivier van de Ourthe - Aisne, Amble, Vesdre
zijrivier van de Parana - Anambany, Bermajo, Iguassu, Monday, Paranahyba, Paranapanema, Paraguay, Pilcomayo, Tiete, Uruguay, Yvahy
zijrivier van de Petsjora - Oessa
zijrivier van de Po - Adda, Adige, Arno, Baltea, Bormida, Etsen, Lambro, Maira, Mincio, Oglio, Oreo, Panaro, Parma,  Riparia, Secchia, Sesia, Stura, Tanaro, Taro, Ticino, Trebbia
zijrivier van de Reuss - Emme
zijrivier van de Rhône - Ain, Ardèche, Arve, Borgne, Dala, Dora, Drôme, Durance, Gard, Isère, Lonza, Massas, Saône, Tanaro, Taro, Ticino, Verdon, Visp
zijrivier van de Rio de la Plata - Bermejo, Parana, Pilcomayo, Salado
zijrivier van de Rio Parana - Iguaçu
zijrivier van de Roer - Urft, Worm
zijrivier van de Rupel - Dyle, Nete, Nethe 
zijrivier van de Rijn - Aar, Aare, Ahr, Alb, Albula, Birs, Brohl, Domlesch, Elz, Emscher, Erft, Grebbe, Ill, Jangst, Kinzig, Lahn, Lauter, Lee, Limmats,  Lippe, Main, Moezel, Mosel, Murg, Nahe, Neckar, Nette, Ogost, Ruhr, Sieg, Tamina, Thur, Töss, Waal, Wied, Wiese, Wupper, IJssel
zijrivier van de Saale - Bode, Elster, Fuhne, Ilm, Unstrut
zijrivier van de Sambre - Heure
zijrivier van de Saone - Dheune, Doubs, Ognon, Ouche, Seille, Tille 
zijrivier van de Save - Bosna, Drin, Drina, Koelpa, Leibach, Oena, Vrbas
zijrivier van de Schelde - Dender, Durme, Dijle, Haine, Hene, Leie, Lijs, Nete, Rupel, Scarpe
zijrivier van de Seine - Allier, Aube, Cher, Epte, Essone, Eure, Loing, Loire, Marne, Oise, Risle, Seire, Vienne, Yonne
zijrivier van de Severn - Avon, Usk, Wye
zijrivier van de Somme - Anere, Avre
zijrivier van de Spey - Avon
zijrivier van de Taag (Tajo) - Alagon, Alberche, Algodor, 
Almonte, Canha, Eljas, Gallo, Guadarrama, Guadula, Jamara, Sabor, Tajuna, Tietar, Zatas, Zezere
zijrivier van de Tarn - Agout, Aveyron
zijrivier van de Theems - Cherwell, Kennet, Wey
zijrivier van de Theiss - Bega, Bodrog, Körös, Maros, Sajo, Samos, Taros  
zijrivier van de Tiber - Allin, Anio, Cremera, Taverne 
zijrivier van de Tigris - Euphraat, Diala, Karoen, Zab
zijrivier van de Tjimanoek - Tjipeles
zijrivier van de Tjioedjoeng - Yjisiment
zijrivier van de Tocantins - Araguayo
zijrivier van de Tongo - Ituri
zijrivier van de Unstrut - Helme
zijrivier van de Vecht - Dinkel, Regge
zijrivier van de Vesder - Helle
zijrivier van de Vilaine - Ille
zijrivier van de Wabash - Mississineira, Salamonie, Tippecanoe, White
zijrivier van de Warte - Drage, Netze, Obra, Prosna
zijrivier van de Weichsel - Doenajec, Biala, Boeg, Brda, Bug, Bzoera, Czorna, Molinka, Narew, Pilica, Pilitsa, San, Sanie, Wisloka  
zijrivier van de Wezer - Aller, Aue, Diemel, Eder, Emmer, Fulda, Geeste, Hamel, Hunte, Leine, Nethe, Oker, Werra, Werte, Wümme
zijrivier van de Wolga - Irgis, Kama, Kostroma, Moloega, Oensja, Oka, Samarra, Seliharowka, Soera, Twertsa, Wetloega,
zijrivier van de Yonne - Amançon
zijrivier van de IJssel - Berkel, Schipbeek
zijrivier van de IJzer - leperlee
zijrivier van de Zaire - Kassai, Kwango, Kwiloe, Lulonga
zijrivier van de Zambesi - Koebango Kwinto, Kwango, Loangua, Lwena, Sjire, Tsjobe
zijspanrijder - bakkenist
zijspoor - tak
zijsprong - estrapade
zijstuk van een boerenwagen - ladder
zijstuk van vrouwenmuts - klap
zijtak van de Donau - Isker
zijtak van de Moezel - Sure
zijtak van de Oeral - Hek
zijtak van de Schelde - Nete
zijtakel in het stegewant - klaploper
zijtakje van de Rijn - Ahr
zijtouw - boelijn, dwarstouw
zijuitgang - zijdeur
zijvaart in veenderijen - wijk
zijverwanten - transversalen
zijvlak van een baksteen - strek
zijwaartse beweging - lateroflexie
zijwaartse beweging maken - abduceren
zijwaartse ombuiging - omleg
zijwaartse richting inslaan - afslaan, afdraaien
zijwaartse ruggegraatsverkromming - scoliose
zijwand van een paardehoef - kwartier
zijwang - trapboom
zijweer (dwarsweg) - traverse
zijweg - dwaalweg
zijwit -  kantwit
zymose   fermentatie, gisting
zijzeil - boelijnzeil