m 1 revision imported |
m Text replacement - "Termhotel.com" to "Beijerterm.com" |
||
(2 intermediate revisions by the same user not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
'''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | ||
'''Archived on | '''Archived on Beijerterm.com at''': https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ | ||
[[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | ||
Line 5,343: | Line 5,343: | ||
lythracee - cuphea, kattestaart, lythrum, peplis, waterpostelein | lythracee - cuphea, kattestaart, lythrum, peplis, waterpostelein | ||
[[Category:Puzzelwoordenboek]] | [[Category:Puzzelwoordenboek]] | ||
{{Back to the top}} | {{Back to the top}} |
Latest revision as of 19:14, 30 October 2023
Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
la bergplaats, bergruimte, lade, schuifbak, schuiftafel laadbak - bagagerek, container, laadkist, (ver)gaarbak laadbak (kippende - van een vrachtwagen) - kipper laadband - transportband laadboom - blok, giek, kraan, ladingscertificaat, losarm, scheepskraan, spier (van staal), takel, laadbord - pallet laadbrief carga, cognossement, connossement, ladingsbrief, vrachtbrief laadbrug - brugkraan, transporteur laadkist - container laadkraan - bik laadpaal laadmast laadplaats kade, steiger, wal laadplaats van schepen - kade, lastage, wal laadruim - bulk, hol laadruim van een baggermachine - hopper laadstation - platvorm laadstreep van schepen - Plimsollmerk laadtak - container laadvermogen capaciteit, draagkracht, inhoudsvermogen laadwal - kade laad- of losplaats - barcadère, debarcadère, embarcadère, havenplaats, ka, kade, laadsteiger, lastage, perron, rede, ree, steiger, wal laaf - trapvoorkant laag - abject, arglistig, crapuleus, diep, eerloos, etage, fout, gemeen, gebrek, gering, hinderlaag, ignobel, karakterloos, klein, laaghartig, laf, min, minderwaardig, miniem, misslag, nederig, nietig, onedel, ploertig, schunnig, schurkachtig, serviel, slecht, smerig, stratum, triviaal, vals, valstrik, veil, verachtelijk, vuig, vuil, vulgair, zwak laag bankje - schemel laag bij de grond afgezaagd, alledaags, banaal, gewoon, grof, infaam, laag, min, nederig, ordinair, plat, platvloers, triviaal, vulgair laag bij de grondse opmerking - platitude laag - (Eng,) low laag bouwsel - loods laag deel van een berg - zadel laag deel van een land dat bij hoog water onderloopt dil laag drassig vet land - marsgrond laag dijkgedeelte voor overtollig water - overlaat laag frequent - lf laag geboomte - hakhout, kreupelbos, kreupelhout, schaarhout laag gebouw barak, keet, loods laag gedeelte van een rivierdijk - overlaat laag gelegen - diep laag gelegen land met wilgenhout goor, griend laag gelegen tussenverdieping - entresol laag getij - eb laag groeiend gewas - heester laag hangende wolken nevel, damp, mist laaghartig - eerloos, gemeen, infaam, min, onedel, slecht laaghartigheid - gemeenheid laaghartig mens - doerak laagheid - gemeenheid laag houten vat - kuip, tobbe laag huisje leunend aan hoog huis - pothuis laag in de bodem - bed laag in de dampkring op zestig kilometer hoogte - ozonosfeer laag in prijs - goedkoop laag kolen tussen het gesteente - koleader laag kreupelhout gagel laag liggend land - dil, oogwaard, laagland, polder, waard laagliggend land met wilgen - griend laag of gemen persoon - loeder, ploert laag ontwikkeld dier - oerdier laag op oud zink etc. - patina laag paneermeel - panade laag persoon - loeder laag schoven op de dorsvloer leg laag schuim op bier - manchet laag uitgesneden - decolleté laag uitspringend plafond - kalf laag van de dampkring ionosfeer, ozonosfeer, stratosfeer, troposfeer laag verf paté laag voor laag - laagsgewijs laag uitgesneden hals - decolleté laag uitspringend plafond - kalf laag water eb, I.w. laag werkwagentje op rails - lorrie laag water - eb laag water, dubbel – agger laagwielig voertuig - sleperskar laag wolken - stratus laag zoldertje - hilt(e) laagconjunctuur depressie, crisis laaggelegen drassig gebied - broek laaggelegen land - beemd, broek, dal, del, goor, gors, griend, ham, kom, kwelder, laagland, laagvlakte, moeras, pan, uiterwaard, waard, zenk, zink laaggroeiend gewas - heester laaghangend grijsachtig wolkendek - stratus laaghartig doortrapt, eerloos, eervergeten, gemeen, gewetenloos, harteloos, ignobel, infaam, laag, laagstaand, min, minderwaardig, naar, onedel, oneerlijk, onfatsoenlijk, onguur, onwaardig, ordinair, schandelijk, slecht, snood, unfair, vals, veil, verachtelijk laagheid - abjectie, eerloosheid, infamie, valsheid, verwerping, vuigheid laagland dal, vallei laagliggend land dil, griend, laagland, polder, uiterwaard, waard laagsgewijs gesteente - gneis laagsgewijze ligging - stratificatie laagstaand - minderwaardig, slecht laagstbetaalde - minima laagste - del, onderste laagste academische graad - baccalaureaat laagste adellijke titel baronet laagste bas - brombas laagste bassnaar - bourdon laagste deel - ondereind laagste deel van een huis - kelder laagste Engelse academische graad B.A. laagste orde der zoogdieren - cloacadieren laagste punt aan de hemelbol nadir laagste punt in Afrika Quattara laagste punt in Amerika Death Valley laagste punt in Australië Lake Eyre laagste punt in Azië Dode Zee laagste punt in Europa - Kaspische Zee laagste punt ter wereld Dode Zee laagste toon - grondtoon laagte - canyon, dal, del, delling, diepte, duinpan, inzinking, onderste, pas, ravijn, vallei laagte in duinen - del, pan laagte in een kalksteengebied - doline, polje, uvala, laagte tussen twee bergen - dal, pas, vallei laag van atmosfeer - niveau laag vliegen - strietsen laagwaterverklikker - alarmvlotter laagwielig voertuig - sleperskar laag ijs - ijskorst laai - vuurtong laaien - branden, vlammen laaiend - furie, furieus, kwaad, woedend, vlammend laak - afkeuring, beek, berisping, blaam, grensscheiding, poel, sloot, wetering laakbaar afkeurenswaardig, berispelijk, blamabel laakbare daad - oneerlijkheid, streek laakbare gewoonte - drankzucht, misbruik laakbare handelwijze - laakbaarheid laakziek bedilzuchtig, kwaadsprekend, vitlustig laakzucht - vitlust laan allee, avenue, boulevard, dreef, lei, straat, wandelweg, weg laan met bomen beplant - allee, dreef laan van weg naar woning dreef, oprij, oprijlaan laan voor voetgangers wandelpad, wandelweg laar - dorpsplein, plein, tra laars - bottine, hoos, kaplaars, klomplaars (rietsnijders), kuitlaars, rijlaars, schoen, stapper, stevel, stievel, waterlaars laarzenknecht schoenhoorn, schoenlepel laarzenmaker - bottier laat horige, liet, ontijdig, overlijd, spa, spade, vertraagd laat ons bidden - oremus laatbloeier aster, chrysant, herfstbloem laatdunkend aanmatigend, arrogant, eigendunk, hautain, hooghartig, hoogmoedig, pedant, pedanterie, trots, verwaand laatdunkendheid aanmatiging, arrogantie, hooghartigheid, overmoed, pedanterie, suffisantie, trots, verwaandheid laatijzer - laatmes, lancet, vlijm Iaatkerk laatmis laatmes - flebotoom, laatijzer, lancet, snap, vlijm laatrijpe kers - kriek laatst jongst, kortgeleden, kortelings, laatstelijk, lest, onlangs, pas, recent, uiterst, ultiem laatste - achterste, besluit, dernier, einde, ende, lest, letste, slot, uiterste, ultimo, ultimus laatste aanmaning - renovatie laatste baken uiterton laatste bladzijde in een boek - colofon, colofoon laatste compositie, gedicht of gezang van een kunstenaar voor zijn sterven - ultimo, zwanezang laatste dag van de maand ultimo laatste deel van de nacht -nanach laatste deel van de winter - nawinter laatste deel van de zomer - nazomer laatste deel van een insectenpoot - lars laatste der Richteren - Samuel laatste dingen, leer van de - eschatologie laatste eis, bij onderhandelingen ultimatum laatste gedeelte van iets (of dier) - staart laatste gedicht van een dichter zwanenzang laatste hand leggen - afmaken laatste koning van Albanië Zog laatste koning van Babyion - Belsazsar laatste koning van Rome Tarquinius laatste koning van Sparta - Nabis laatste koning van Troje - Priamus laatste kwartier - l.k. laatste laag verf - afdekverf laatste letter van het Griekse alfabet omega laatste maal - onlangs laatste middel - ratio, redmiddel, ultima, ultiratio laatste mode - dernier laatste modenieuws - nouveauté laatste periode - nadagen laatste periode van de steentijd - neolithicum laatste periode van het primaire tijdvak - perm laatste persoon - hekkesluiter laatste poot van een insect - tarm laatste produkt bij distillatie (stroop, jenever) - naloop laatste profeet van Oude Testament - Maleachi laatste proef (eind)examen laatste rapport - eindverslag laatste redactie - eindredactie laatste redmiddel - behoud, plechtanker, strohalm, toeverlaat laatste rapport - eindverslag laatste regel - slotregel laatste rustplaats graf, groeve, tombe laatste sacramenten aan een zieke in gevaar van sterven toegediend viaticum laatste snede klaver - etgroen, nagras, nasnede laatste spoorwegstation - eindstation, grensstation, terminus laatste stroop uit suiker - naloop laatste stuk end, eind, einde, finish, loodje (overdr.), peuk, slot, sluitstuk, stomp, stompje, uiteinde laatste stukje - stompje laatste stuk sigaar - peuk laatste snede van klaver etgroen, nasnede laatste test op school - eindexamen laatste toevluchtsoord reduit laatste ton op weg naar open zee uiterton laatste uitkomende van een broedsel kakkernestje laatste uur - uiteinde laatste van de maand - ultimo laatste van de werkweek of maand - betaaldag laatste van een groep - hekkensluiter, lantaarndrager laatste van een zekere categorie - hek(ke)sluiter laatste verklaring - ultimatum laatste vier weken voor Kerstmis - advent laatste voorwaarde - ultimatum laatste voorschrift slotbepaling laatste voorstel - ultimatum laatste voorwaarden - ultimatum laatste wagen in een wielerwedstrijd - bezemwagen laatste weken voor Aswoensdag - voorvasten laatste weken voor Kerst - advent laatste weken voor Pasen vasten laatste werk van een dichter - zwanezang laatste wil - testament, uiterst, laatste wilsbeschikking - testament laatst geboren jong - kakkernestje laatstgenoemde deze, lg. laatstleden jl., ll., jongste, jongstleden, laatst, kortelings, onlangs, pas, recent laatstmaal onlangs laatstverlopen laatstleden laatstgenoemde - l.g. laattijdig - achterlijk, laatuitkomend, tardief laatstelijk - recentelijk laatverband - ligatuur laatvlijm - flebotoom, laatmes, laatijzer, lancet, snap, snapper laatijzer - laatmes, lancet, snap, vlijm labaar - halsdoek, jas labadist - polsmouwtje Laban’s dochter - Lea, Rachel labarum - krijgsstandaard, processievaandel labbeien babbelen ,klappen, snappen labbekak - babbelaar, flauwerd, flauwerik, kwaadspreker, lummel, slappeling, sul, sufferd labbekakken kletsen, kwaadspreken labbekakkerij - achterklap, geklets labbel - babbelaarster labberdaan - zoutevis labberdoedas - klap, oorvijg laberkoelte - windje labberlot - kruiper, prul, stumper labberlotten - lichtmissen, zwieren labberlottig - beroerd, flauw, lamlendig labei - babbelaarster, snapster label adresbriefje, adreskaartje, etiket, kaartje, kofferetiket, lipje, labeurpaard ploegpaard, landbouwpaard labiaal lipklank, lipletter labiaat - 4 munt, raai, thijm 5 ajuga, polei, salie 6 btunel, hyssop, lamium, menthanepeta, ocimum, salvia, thymus 7 andoorn, ballota, ballote, betonie, lycopus, malrove, melissa, melisse, monarda, stachys 8 bergamot, gamander, glechoma, hysoppus, lavendel, prunella, satureja 9 akkermunt, dovenetel, drakenkop, galeopsis, gildkruit, hertsmunthondsdrar, lavendula, marjolein, pepermunt, watermunt, wolfspootijzerkruid, zenegroen 10 bonenkruid, draaibloem, hartgespan, lipbloemig 11 bazielkruid, borstelkrans, hoenderbeet, kattenkruid labiel - onstabiel, onstandvastig, onvast, wankelbaar, wisselvallig, wankel laborant - analist, scheikundige, witjas laboratorium lab, proefstation, werkplaats laboratoriumbediende - amanuensis, helper laboratoriumbuisje - pipet, zuigbuisje laboratorium instrument kolf, kolfglas, microscoop, pipet, retort laboreren lijden, sukkelen laborieus arbeidzaam, bedrijvig labroïden lipvissen labyrint doolhof, dwaaltuin, verwarde labyrintspin - kruisspin labyrintvissen - beenvissen Lacedaemon (Gr.) - Sparta lacet rijgsnoer, rijgveter lacetwerk - kantwerk lach - risus lachduif - tortel, tortelduif lachebek - giechel lachen - giecgelen, glimlachen, grijnzen, grinneken, proesten, ricaneren, schateren, stralen lachen uit leedvermaak - gnuiven, verkneukelen lachend - riant lachenderwijs gekscherend, spottend lacherij - bespotting lachesis - lotbedeelster lachfilm - kolderfilm, slapstick lachgas stikstofoxydule lachje - lonk lachlust - gelach, hilariteit lachlust wekkend - belachelijk, geestig, grappig, grotesk, komiek, komisch, lachwekkend lachmeeuw kapmeeuw, kokmeeuw lachspel - gekheid, jokkernij lachspiegel - toverspiegel lachstuip - lachbui lachwekkend belachelijk, burlesk, dwaas, geestig, grappig, grotesk, kluchtig, koddig, kolderiek, komiek, komisch, potsierlijk, ridicuul lachwekkend geschrift - paskwil lachwekkend persoon - risee lachwekkend zonderling - grotesk lachwekkende aangelegenheid - giller lachwekkende verkleding travestie lachwekkende voorstelling - burlesk laconiek bondig, doodkalm, doodleuk, kalm, kernspreukig, kort(af), nuchter, onverschillig, pittig, rustig lactometer melkmeter lactose melksuiker lacune hiaat, holte, gaping, leegte, leemte, onvolledig, weglating ladde drijftil, klomp, krag, sliert ladder escalade, klimtoestel, leer, scala, toonschaal, trap, trapleer ladder in breiwerk – gaa- ladderstijl schalier laddersport - tree, trede laddertje - leertje laddertrede sport Iade - schuifbak ladekast chiffonnière, commode ladelichter - dief, rover Iaden - belasten, bevrachten, innemen, tanken, vullen Iaden (scheppen) stuwen ladenkast - commode, chiffonnière, kabinet lader bevrachter, cargadoor, stuwadoor lading ballast, last, vracht, vulling, wagenvracht lading stuwen trimmen lading of vracht - last lading stuwen - tremmen lading van een schip - last ladingsbrief - chertepartij, cognossement, vrachtbrief ladingsfactuur - carga ladingmeester - stuwadoor, walbaas Ladronen - Marianen lady - dame, mevrouw ladykiller Don Juan, vrouwenjager laederen - benadelen, kwetsen, schaden, schenden, verwonden laesie - benadeling, beschadiging, kwetsing, verwonding laf blo(de), bang, bedeesd, beschroomd, beu, blood, dwaas, flauw, enghartig, fade, flauw, geesteloos, gek, infaam, kinderachtig, kleinhartig, kleintjes, lafhartig, melig, ongezouten, slap, smakeloos, vreesachtig, wee, zoetsappig, zouteloos, zwoel lafaard bangerd, bangerik, bloodaard, durfniet, haas, koet (Z.N.), lafbek, melkmuil, platbroek, poltron, wezel lafbek - bangerik, bloodaard, flauwerd, durfniet, lafaard, lafenis bemoediging, leniging, troost, verfrissing, verkwikking laf en min - laag laffe daad - lafheid laffe woordspeling - quodlibet lafhartig - bang(elijk), beschroomd, blode, blohartig, flauw, flauwhartig, sullig, vreesachtig lafhartigheid - lafheid, poltronnerie lafhartig iemand - lafaard lafheid - bloheid, weekheid lage bloeddruk - hypotensie lage diersoort - spons lagedrukgebied - drukminimum lage grond in het rivierkleigebied - komgrond lage hartstocht - minnedrift lage herenschoen - moliere lage houten wagen - kor lage inkomens - minima lage kamer insteek lage kandelaar - blaker lage kant - blaker, lij lage koersen - baisse lage luchtdruk - depressie lage mannenstem bas lage muur - schrans, stichel lage rivierstand - l.r. lage schoenen molières lage slootkant del lage sofa zonder leuning ottomane lage temperatuur fris, kou(de), vorst lage uitdrukking - platheid, platitude, smerigheid, vulgariteit lage vleierij - hielenlikker, konkelarij, kuiperij, ogendienst, panegyriek lage vrouwenstem alt lage waterstand eb lage zijde van een zeilend schip lij lagen - strata lagenbeschrijving stratigrafie lager - beneden, bier, draagpot, inferieur, kussenblok, legerkamp lager dan onder lager dan b bes lagerbier lager lagere - mindere lagere deel van een land - dil lagere kaart spelen om de slag gewild niet te maken - duiken lagere overheid - gemeente, provincie, waterschap lagere plant alg, mos, wier lagermaken - verlagen lagune - etang, haf, kustmeer, strandmeer lagune langs de Franse kust etang laguneachtige riviermonding liman lahar - modderstroom, slijkstroom Laibach - Ljubliana laïcisering - beheersonttrekking laisser-passer - vervoerbiljet, vrijbrief laissez-faire - liberaal, vrijhandel lak beschuldiging (valse), blaam, emanel, fopperij, glansverf, gom, kwaad, laster, lastering, maling, nonsens, verf, vernis, vernislak, zegellak, zegelstof lak om fotonegatieven te beschermen - fixeer lakboom - rhus lakei bediende, livreiknecht, nestellakei Lake District, meer in het - Thirlmere, Ullswater, Windermere laken afkeuren, beddelaken, bedillen, berispen, blameren, censureren, gispen, katoen, lap, lijkwade, misprijzen, tafellaken wade lakenbereider drapenier, droogscheerder, lakenkramer, lakenperser, volder, voller, wolkrasser lakenbereidersgerei - noopijzer, nopijzer, wolborstel, wolkaarde, wolkam lakenreder - drapenier Lakenpoets, een der - Coleridge, Southey, Wordsworth lakens en dekens dek lakensoort - buckskin lakenstempel - plombeermerk lakenswaardig - reprehensibel lakenvelder - rundsoort, sierhoen Lake Superior - Bovenmeer laker - afkeurder laking - afkeuring, berisping, reprehensie, reprimande, standje Lakkadiven, een der - Minicoy lakken bedriegen, moffelen, schilderen, vernissen lakmerk zegel lakmoes verfstof lakmoespapier - filtreerpapier, indicator Lakonië, bewoners van - heloten, peioiken Lakonië, centrum van - Sparta lakoniek kalm lakooi violier lakris zoethout laks apathisch, drukkend, indolent, inert, initiatief, langzaam, lauw, log, lui, nalatig, onverschillig, slof, sloom, traag, zorgeloos, zwoel laksheid - onverschilligheid, slofheid, traagheid lakstempel - lakzegel lakverf - ripolin lakvogel - pestvogel lakwerk zegel lala - dunnetjes, middelmatig lam akelig, bar, beroerd, bewegingloos, eng, ellendig, geparalyseerd, jong dier, krachteloos, naar, onguur, schaap, slap, verlamd, vervelend lam dat met de fles wordt grootgebracht - paplam lam dat nog zuigt - zooglam Lam Gods - A.D. (Agnus Dei) lam mens - lamme lam worden - verlammen lama kameelschaap, schaapkameel lama, kleine - alpaca lama, soort - goeanaco, vicoenja lamantijn - manati, zeekoe lambdacisme - stamelgebrek lambel - barensteel lambrizering - beschot, wandbekleding lambrizering onder een raam - kniebeschotje lameer babbelaarster, babbelkous, klappei lamel lamet lamentabel - erbarmelijk, verschrikkelijk lamentatie elegie jeremiade, klaaglied, weeklacht lamenteren - jammeren, jeremiëren, weeklagen lamento - klaagzang lamentoso - klagend lamfer rouwsluier lamgat - luiaard lamlendig akelig, beroerd, ellendig, embetant, flauw, futloos, hangerig, inert, labberlottig, lammelottig, lammenadig, lamzakkig, lui, miserabel, naar, onlekker, slap, slordig, traag, uitgeput, wee, zwak lamlendigheid - flegma lammekezoet - bokking lammeling lamstraal lammelot - luiaard lammenadig - akelig, beroerd, ellendig, vervelend lammergang - telgang lammergier baardgier, griffioen lammerstaart timotheegras lammerwolkjes - schapewolkjes lammetje - daalder (barg.) lammycoat - bontjas lamoen berrie, burrie, dissel(boom), disselraam, gareel, inspan, lemoen, limoen lamp achterlamp, bureaulamp, daviaan, fietslamp, ganglamp, gaslamp, gloeilamp, hanglamp, kaarslamp, kandelaber, koplamp, kous, kroon, lantaarn, lantaren, leeslamp, licht(bol), luchter, muurlamp, nachtlamp, natriumlamp, olielamp, peertje, petroleumlamp, pit, plafondlamp, plafonnière, radiolamp, seinlamp, stormlamp, straatlantaren, televisielamp, voorlamp, zaklantaren, lamp die ultraviolette stralen uit straalt hoogtezon lamp met veel armen - kroon, kroonluchter lamp voor gebruik in mijnen - mijnlamp lamp voor raapolie - lante lamp voor reclame - neon lampekap - abatjour, bovenlicht, vallicht, zonneblind lampekous - gloeikousje, gloeipit, lemmet lampenhok - lampisterie, lampisterij lampenhouder - fitting lampenkoorts - plankenkoorts lampenkousje - lampenpit, lemmet lampenpit - lampenkousje, lemmet, pit, sufferd, wiek lampenpoetser - lisdodde (gew.) lampet - oliekan, waskom, waterkan lampetkan - waskan, waterkom lamphouder - fitting lampion - feestverlichting, jodenkers, kaarslantaren (van papier), lantaarn lampionplant - jodenkers, physalis lampionvrucht - jodenkriek, kers, physalis lampje (Indisch) - pelita lamp of luchter - kroon lampongaap - laponderaap lampoot - luiaard, luilak lamprei konijnenjong, lampreelnegenoog, prik, windel lampschijnsel – licht lamp van en , fiet - koplamo lamp voor raapolie lante lamp voor reclame - neon lampzwart - olieroet lamshuid - lamsvel lamsoren - limonium, zeeaster, zulte lamstraal - beroerling, lammeling, secreet lamsvel - lamshuid lamsvlees - amnoin lamswolimitatie - agnella lanceerinrichting - raletbasis lanceren - afschieten, afvuren, slingeren, torpederen, uitbrengen, verbreiden, werpen lancet - bistouri, laatijzer, laatmes , laatvlijm, snepper, vlijm lancetvisje - amphioxus land aarde, akker, grond(gebied), koninkrijk, mogendheid, natie, oord, rijk, staat; streek, veld land aan de Amazone Brazilië land aan de Middellandse Zee Albanië, Algerije, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Israël, Italië, Libanon, Libië, Marokko, Spanje, Tunesië ,Turkije land aan de Nijl Egypte, Soedan land aan de oostkust van Sumatra Deli land aan de Rh6ne Frankrijk Zwitserland land aan de Rijn Duitsland, Nederland, Zwitserland landaanwinning - drooglegging, inpoldering, polder landaard - volkskarakter landarbeider boerenknecht, dagloner landauer - koets land behorende tot de Gemenebest - Dominion landbeschrijver - chorograaf landbeweiden - etten landbewerken - eggen, maaien, ploegen landbewerker - bemester, egger, maaier, ploeger, spitter, wieder landbezitter - grondeigenaar landbewerking - bemesten, eggen, oogsten, planten, ploegen, poten, spitten, zaaien land bij een boerderij - heerd land bij riviermond - delta landbouw agricultuur, akkerbouw landbouwbedrijf - boerderij landbouw betreffend - agrarisch landbouwcooperatie in Israël - kibboets landbouwer agrariër, akkerman, boer, bouwman, farmer, heerboer, hereboer, landman landbouwer (Ar.) fellah landbouwersvrouw boerin landbouwgereedschap - beer, combine, dorsmachine, dorsvlegel, eg(ge), graaf, griep, frees, haarijzer, hak, hark, heep, hekel, hooigaffel, hooispade, hooivork, kafmolen, ploeg, reek, repel, riek, riester, rister, rijf, schoffel, schop, sikkel, spa, spade, tractor, trekker, vork, wan, zeis landbouwgerei - eg, egge landbouwgerief - eg landbouwgrond akker, es, eng, enk, veld landbouwhogeschool - L.H.S. landbouwkolonie (Hebr.) - kibboets landbouwkunde agronomie landbouwkundig - agrarisch landbouwkundig ingenieur (afk.) l.i. landbouwkundige agroloog, agronoom landbouwkundige aardrijkskunde agrogeologie landbouwmachine combine, dorsmaaimachine, dorsmachine, extirpateut, hooimachine, maaimachine, rooimachine, schovenbinder, tractor, zaaimachine landbouwmotorvoertuig - tractor landbouwproduct - aardappel, biet, bieten, boerenkool, gerst, graan, haver, kool(zaad), koren, mais, peen, rogge, spruiten, suikerbiet, tarwe, vlas, wortel landbouwtractor - trekker landbouwwerk - eggen, maaien, oogsten, ploegen, wieden, zaaien landbouwwerktuig bats, dorsmachine, dorsvlegel, eg, egge, egeleg(ge), gaffel, greep, hark, hekel, hooihark, hooischudder, hooivork, krauwel, kruiwagen, mestkar, mestvork, mestwagen, ploeg, reek, riek, rijf, schop, sikkel, spa, spade, tractor, vlegel, vork, wan, wanmolen, welhaak, zeis landbouwwerktuig tegen onkruid - extirpator landdag - jaarbijeenkomst, landsvergadering land dat boven zee is uitgekomen kustterras land dat bij hoge vloed overstroomt gors, kwelder, schor land dat bij vloed overstroomt plaat, wad land dat door water is ingesloten eiland land der Edomieten Idumea land der meren Finland, Suomi land der oudheid Assyrië, Athene, China, Egypte, Mesopotamië, Perzië, Sparta land der verdoemden gehenna land door water ingesloten - eiland landdrost - ambtenaar, baljuw, landbestuurder landeigenaar - galande, grondbezitter, ingeland landeigenaar binnen een polder - ingeland landeigenaar in een polder - gelande landeigenaar in polder - ingeland landelijk - agrarisch, arcadisch, boers, champètre, dorps, eenvoudig, idyllisch, lomp, onbeschaafd, pastoraal, ruraal, rustiek, rusticando (muz.), rustoco, ruw, nationaal landelijk eenvoudig - boers, rustiek landelijk gebied - campagne, platteland landelijk gedicht - idylle landelijk gelegen herenhuis - buiten, bungalow, landhuis, patiobungalow, state, villa landelijk liedje - villanelle landelijk toneelspel - pastorale landelijke eenvoud - rusticiteit landelijke plaats - dorp landelijkheid - rusticiteit landen - aankomen, dalen, neerkomen landengemeenschap - EEG landengemeenschap in Europa - Benelux, E.E.G. landengte - Isthmus (Gr.),Kola(RusL), Kra (Malakka), nes, Perekop, (Krim) landengte in Corinthe - Istmus landengte in Griekenland - isthmus landengte in Rusland - Perekop landengte op Malakka - Kra landenstrijd - oorlog landerig - duf, futloos, gemelig, lusteloos, melig, mierig, onlustig, ontstemd, onwel, pagadetterig, slechtgeluimd, verveeld, vervelend, zeurderig landerigheid - spleen landerijen - akkers, kavels, weiden landgebied - territorialiteit landgedicht - veldzang landgemeente - kerspel landgenoot - compatriot landgoed - bezitting, boerenbezit, buitengoed, buitenplaats, domein, estate, hoeve, manor (Eng.), possessie, staal, state, werf, zate, zetel, landgrens - rijksgrens landhaai - kroegbaas, ronselaar land hebben aan - pee, moor landherberg - venta landhonger - annexatiezucht landhoofd - pier landhuis - borg, buiten, buitenplaats, bungalow, state, villa, zate landhuis van één verdieping - bungalow, patiobungalow landhuishoudkunde - agronomie landhuishoudkundige - econoom landhuisje - cottage landhuisstof - gordijnweefsel landhuur - pacht landhuurder - pachter landing - debarkatie, ontscheping landingsplaats - embarcadère, haven, hoofd, steiger landingsplaats van Noach - Ararat landingsplaats voor schepen - aanlegplaats, debarcadère, kade, landingssteiger, pier ladingsplaats voor vliegtuigen - aërodroom, airport, landingsbaan, luchthaven, vliegveld land in Afrika Algerije, Angola, Benin, Botswana, Burundi, Dahomey, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Guinee, Ivoorkust, Kameroen, Kenia, Kongo, Lesoto, Liberia, Libië, Malagasië, Malawi, Mali, Marokko, Mauretanië, Mozambique, Namibië, Nigeria, Rhodesia, Ruanda, Sebegal, Sierraleone, Soedan, Somalië, Swaziland, Tanzania, Togo, Tsjaad, Tunesië, Uganda, Zaire, Zambia, Zimbabwe, Zuid Afrika land in Amerika - land in Arabië Aden, Egypte, Ethiopië, Jemen, Oman, Soedan, Saoedi-Arabië land in Azië – Afghanistan, Arabië, Azerbeidzjan, Birma, Cambodja, Cylon, China, Filipijnen, Georgië, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Japan, Kazachstan, Kirgizië, Laos, Maleisië, Mongolië, Nepal, Oezbekistan, Pakistan, Syrië, Tadzjikistan, Thailand, Taiwan, Tibet, Turkije, Turkmenistan, Viëtman landgoed in Centraal-Amerika - hacienda land in Europa – Albanië, België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Engeland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, JoegoslaviëKroatië, Letland, Litouwen, Luxenburg, Macedonië, Montenegro, Nederland, Noorwegen, Oekraine, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Schotland, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden, Zwitserland land in Griekenland Arcadië, Ells, Epirus, Thessalië land in Midden Amerika Canada, Costarica, Cuba, Elsalvador, Guatemala, Haïti, Honduras, Jamaica, Mexico, Nicaragua, Panama, Salvador Land in Midden-Oosten – Irak, Iran, Jemen, Katar, Libië, Oman, land in Noord Amerika – Alaska, Canada. land in Oost Azië Annam, Bahrein, Birma, Cambodja, Egypte, Israël, Kuweit, Laos, Libanon, Jordanie, Maleysië, Sudan, Syrië, Thailand, Vietnam land in zee eiland land in zee uitstekend kaap, schiereiland land in Zuid Afrika – Botswana, Lesotho, Mozambique, Namibië, Natal, Swaziland, Transvaal land in Zuid Amerika Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guyana, Paraguay, Peru, Suriname, Uruguay, Venezuela land in de oudheid Assyrië, Babylonië, Juda, Medië, Phoenicië land in de Peloponnesus Arcadië, Elis land, ingesloten door armen van riviermonding – delta land langs de zee - kust land met riet begroeid rietland land om boerderij erf land omringd door water eiland land tussen dijken polder land tussen riviermondingen delta land uit de oudheid Assyrië, Babylonië, Carthago, Egypte, Kreta, Medië, Pergamum, Phoenicië land van belofte Dorado, Eldorado Kanaän, Utopia, land van de duizend meren Finland, Suomi land van de Inca's Peru land van de Nijl Egypte land van geboorte moederland, vaderland, (Lat.) patria landdag - vergadering landdrost - baljuw landeigenaar gelande, ingeland landeigenaar in polder ingeland landelijk agrarisch, agrest, campêtre, ruraal, rustiek landelijk (muz.) rustic(and)o landelijk gebied campagne, platteland landelijk gedicht - idylle landelijk liedje - villanelle landelijk gelegen herenhuis landhuis, villa landelijke plaats dorp landen dalen, neerkomen landengte istmus, nes landengte in Griekenland Isthmus landengte op Malakka Kra landerig futloos, gemelijk, ontstemd, verveeld, vervelend landerijen - akkers, kavels, weiden landgedicht - veldzang landgemeente - kerspel landgenoot - compatriot, landsman landgoed domein, estate, hoeve, state, werf, zate landhoofd - strekdam, pier landhuis borg, buiten, buitenplaats, bungalow, pendoppo, state, villa, zate landhuisje cottage landhuis van één verdieping - bungalow landhuur pacht landing - debarkatie, ontscheping landingsplaats embarcadère, haven, hoofd, pier, steiger, vliegbasis, vliegveld landingsplaats van Noach - Ararat landjebloem - madeliefje landjonker landedelman landjuweel rederijkersfeest landkaartenboek - atlas landkaartendruk - typometrie landkaartkunde kartografie landkaartkundige - kartograaf landkaarttekenaar - cartograaf landkaartvervaardiger - topograaf landkost - boerenspijs landler - volksdans, walsmuziek landleven - buitengebeuren, buitenleven landloopster - zwerfster landlopen dolen, schooien, zwerven landloper bedelaar, bedelman, dalver, dolaard (Z.N.), gyrovaag, guit, hobo, kalis, nomade, pruis, rabauw, tramp, savayard, scharluin, schelm, scharluin, scherluin, schooier, schuimer, vagebond, zwerver landloper (zigeunertaai) - kalis landmaat acre, are, bahoe (Indon.), bouw, bunder, ca, deimt, gars, gemet, ha, hectare, juk, mad, morgen, mud, roe(de), snees landmaat in Indonesië bouw landmaat in Zeeland gemet, met, tijm landmacht - leger, militie landman agrariër, akkerman, boer, bouwman, buitenman, dorpeling, egger, landbouwer, ploeger landmassa - vasteland landbouwer - ploeger landmeetkunde geodesie landmeetkundig instrument om hoeken te meten - grafometer landmeetkundige geodeet landmeetinstrument - boussole, meetketting, meetlat, richtlat, teodoliet, waterpas landmeter - geodeet, spanner, spanrups landmetersinstrument - teodoliet, theodoliet landmetersstok - baak landmeting - geodesie land of grond - aarde land of staat - rijk landontginning - exploitatie landouw beemd, dreef, laan, landstreek, streek, veld, weiland, landpaal grens, grenspaal, limiet, limietpaal landpunt - kaap landpunt in zee - kaap, voorgebergte landpunt tussen twee rivieren - plei landpijler - brugpijler landranonkel - boterbloem landrechter - baljuw, politierechter, sheriff landrook - veenrook landrover - terreinwagen landsadvocaat raadpensionaris landsafdeling - provincie landsalamander - vuurhagedis landsambt - staatsambt landsbestuur - regering landschap bioom, gouw, gebied, gewest, natuur, oord, polder, rayon, scenerie, schilderstuk, stede, streek landschap aan de oostkust van Sumatra Deli landschap in de Peloponnesus Arcadië, Elis landschap in Griekenland Arcadië, Boeotia, Elis, Epirus, Thessalië landschap in Hellas Attica landschap van Midden van Italië waarvan de 30 steden een verbond vormden Latium landschapsbeschrijving chorografie landschapsontwikkeling geomorfologie landschapsontwikkeling - geomorfologie landscheiding gebergte, grens, grenslijn, laak, rivier landsgewoonte gebruik, zede landsgrens - rijksgrens, staatsgrens landsheer gebieder, koning, soeverein, vorst landsheerlijk - vorstelijk landsheerlijke rechten - egali, regalia, regaliën landskind - vageborene landsknecht - soldaat landsman - landgenoot landsmoeder koningin landspraak - patois landstreek contrei, distrikt, gebied, gewest, gouw, kontrei, kwartier, mark, oord, provincie, rayon, regio(n), streek landstreek bij Andesgebergte Patagonië landstreek in Azië Mandsjoerije, Mesopotamië, Mongolië, Tibet, Turkestan landstreek in Brabant Langstraat, Peel landstreek in Gelderland Achterhoek, Betuwe, Graafschap, Lijmers ,Veluwe landstreek in Groningen Oldambt landstreek in Nederland Achterhoek, Betuwe, Gooi, Kennemerland, Peel, Streek, Twente, Veluwe, Westland landstreek in Overijssel Salland, Twente landstrook - grens landstrook langs de zee kust, strand landsverdediger militair, soldaat landsverdediging - defensie landsverordening - decreet, edict, edikt, irade, oekase landsvloot - marine landsvorst - souverein landsvrouwe - gravin, koningin, vorstin landtong - arm, hoek, hom, kaap, nehrung, nes, punt, tong, uitham, uithoek, schiereiland, voorgebergte land tussen dijken - polder land tussen riviermonden - delta land van belofte - dorado, droomland, eden, eldorado, heilstaat, Kanaän, Palestina, paradijs, utopia land van duizend meren - Finland, Suomi, land van de Inca’s - Peru land van geboorte - moederland, (Lat.)patria, vaderland land van oorsprong - bakermat, heimat, moederland, origine, patria, vaderland landvast meertouw, tros landverhuizer emigrant, migrant, uitwijkeling landverhuizing emigratie, migratie landverrad - hoogverraad landvolk - boeren landvoogd Alva, ban, drost, gouverneur, Parma, prefect, podesta, podestaat, praetor, pretor, Requeens, ruwaard, satraap, sirdar, stadhouder, starost landvoogdes - gouvernante, lang, macro, regentes, slepend, landvoogdij - ban, prefectuur landvoogd over Palestina - Pilatus land vruchtbaarmaken - mesten land waarop herendiensten rustten - vroon landwantsen - geocoridae landweer - defensie, verdediging landweg - dreef, menne landzaat - inboorling landziek heimwee, landerig, misnoegd, nostalgie, wrevelig landziekte - epidemie lanen - dreven lang dun, gerekt, geruim, groot, langdradig, langdurig, langgerektmacro, maxi, rijzig, slank, slap, uitgestrekt, uitvoerig lang aangehouden gerekt lang aanhoudend gelach - lachbui lang aanhangsel bij vele lagere dieren - tentakel lang afhangende jas - kuitendekker lang beddenkussen - peluw lang dik hout - balk, lat, paal, staak, stengel, stok lang dun hout - lat, staak, stengel, stok lang dun mens - bonestaak, lat, slungel, staak lang dun penseel sleper lang dun voorwerp els, naald, priem lang dun ijskristal - pegel, ijsnaald, ijspegel lang en broodmager mens - geraamte, scharminkel lang en druk praten - dazen, ijlen, zwammen lang en dun - slank lang en dun gekronkeld eind - slier lang en flink - rijzig lang en mager bonenstaak lang en recht slank lang en slank - rijzig lang en smal - dun, rank, rijzig, slank lang en smal stuk hout - lat lang en smal tapijt - loper lang en vervelend - langwijlig lang en zeer smal vertrek pijpenlade, pijpenla lang ergens blijven - plakken lang gebonden houdend werk - sessie lang geleden (Ind.) - tempodoeloe lang gelegen hebbend - belegen lang gerekt - gestrekt, slepend, traag lang gewaad - samaar lang halssnoer - bajadere lang heen en weer praten - onderhandelen, palaveren, parlementeren lang houterig persoon - bonestaak, lat, staak lang jachtmes - hartsvanger, kortelas lang kleed stola, talaar lang kleed voor vorsten in het Midden-Oosten - talaar lang kruisgewelf xystus lang leve - iovivat lang lijden - lijdensweg lang mager houterig persoon bonenstaak, lat, prikkebeen, slungel, staak lang mager mens - bezemsteel, bekfluit (Z.N.), bonestaak, ellestok, garnaal, pier, pierlala, scharminkel, schlemiel, skelet, sladood, slamier, sliert, slingeraap, slungel, smient(tje), spillebeen, sprinkhaan, staak, talhout, zwiep, zwikzwak (Z.N.) lang maken - rekken, strekken lang mens - bonestaak, kolos, kolossus, lummel, reus, slungel lang mogelijk duren - rekken lang neerhangend iets - sliert lang neerhangend oor - loboor lang niet - allesbehalve lang niet allen enkelen, weinigen lang niet iedereen - enkelen, sommigen, weinigen lang niet slecht - behoorlijk, fatsoenlijk, redelijk lang niet vers - oudbakken lang ogenblik - poos lang oosters gewaad - samaar, talaar, tartaar lang oosters staatsiekleed - talaar lang opperkleed - kaftan, stola, stool lang overgordijn - mystere lang overkleed kazak lang overkleed (R.K.) - soutane lang pandige herenrok - frak lang plat rechthoekig stuk hout - plank lang plat vrachtschip - aak, keulenaar, rijnaak, samoreus lang priestergewaad talaar lang rond hout - spriet lang rond hout aan een mast ra lang schraal houterig mens - bonestaak lang sleepnet - kor, korre, treil, schrobnet, wade (met zak), wonderkuil lang smal landhoofd - pier lang smal tapijt - loper lang smal vaartuig - galei, kano lang staand haringnet vleet lang statiekleed van vorsten Tataar lang stuk brandstof - briket lang stuk hol ijzer buis lang stuk hout balk, lat, paal lang stuk ijzer rail, staaf, stang lang Turks opperkleed - kaftan lang touw - lijn lang van duur - slepend lang van gestalte - rijzig lang van vorm - langwerpig lang verhaal relaas, verslag lang verslag - relaas lang vervlogen - grijs lang vorstengewaad - samaar (hist.) lang vrouwen kleed (hist) samaar lang windjack - anorak lang windjack met capuchon - anorak lang zicht (op wissels) - lz lang zijvlak van een steen - strek langademig vervelend pangarmaap - gibbon langbeen ooievaar, steekmug langbenig - dolichopode langdradig - breedvoerig, gerekt, langstijlig, omslachtig, uitgesponnen, vervelend, uitgerekt, wijdlopig langdurende bespreking - onderhandeling, palaver langdurende ziekte - kwaal langdurig chronisch, lang, langgerekt, langwijlig, langzaam, slepend, soeperig, steeds langdurig geklets - geouwehoer, gewauwel, gezwam langdurig gepraat - gemeier, gezeur langdurig gezang - oremus langdurig heen en weer praten - parlementeren langdurig vragen melken, zaniken, zeuren langdurige onderhandeling palaver langdurige pijniging - marteling, tortuur langdurige ziekte kwaal lange afhangende jas - kuitendekker lange afhangende pandjesjas - kuitenprikker lange afstandsbommenwerper - lancaster lange auto - pansterwagen, slee lange bandstrook - stool lange blaar - blein lange blokschaaf - voorloper lange boor - avegaar lange brede sjaal - stola, stool lange brede weg - boulevard lange broek - jeans, pantalon lange buigzame paal - sliet lange buigzame pop - lijs lange damesblouse kazak, tuniek lange damesmantel (ronde) - rotonde lange degen - braadspit (fig.), floret, rapier, schermdegen, slakkensteker lange dennehouten heipaal - perkoen lange deurstijl impost lange dikke overjas - pool, ulster lange dolk voor doodsteek - misericorde lange dracht - maxi lange dunne paal - spier lange dunne stok - lat, spier, staak lange eentonige opsomming litanie lange en brede straat avenue, boulevard lange en smalle strook - reep lange gedichtenuithaal - tirade lange geklede jas - labaar lange golf - l.g. lange Goudse pijp - cabaal lange grasstengel - smeel, smele lange grote peer - luit lange haal - trek lange herenwinterjas - ulster lange jongen - slungel lange kabeljauw leng lange kapmantel - burnoe, caban, cape, huik lange lat - ski, staak lange levensduur - bejaardheid, levenslengte, longeviteit, ouderdom lange krulpruik - schier (Z.N.) lange ligstoel - luierstoel lange lijn om kabeljauw te vangen beug, kol lange man - bonestaak, lat lange mantel almaviva, almavia lange mantel met kap - huik lange nekharen - manen lange of korte beklemtoonde lettergrepen - versmaat lange of smalle groeven - ril lange officiersmantel - boernoes lange omhaal van woorden - preambule lange opsomming enumeratie, litanie, reeks, rij, serie, waslijst lange overjas - kazak lange overjas met ceintuur - pool lange paal - mast, sliet, staak, stelt, juffer lange pop - lijs lange puntige boot - gondel lange puntige degen - rapier lange pijpekrul in het haar - kurketrekker lange rechte spade - boor lange reeks file, litanie, rij, ris, sleep, sliert lange reeks auto’s file lange reeks gebeden litanie lange reeks van woorden - tirade lange rol rijshout - wiep lange ronde damesmantel - rotonde lange ronde spier (scheepst.) - ra lange ruitersabel - sarras lange rij file, haag, keu, linie, litanie, queue, reeks, resem, ris, rits, serie, sleep, sliert, slinger, stoet lange rij voertuigen - file lange sabel huzarensabel, sarras, sleepsabel lange schar - aalboerbot, aalbot lange schop - ruifel lange sjaal - stola lange slee - bob lange sliert ris lange sluier (Ar.) haïk lange slungel - lijs, sladood, slierft, slingeraap, staak lange smalle band over de schouders gedragen - stool lange smalle insnijding - gleuf, spleet lange smalle roeiboot - giek lange smalle sloep - giek lange smalle vaan - wimpel lange smalle zijde van een baksteen - strek lange smalle zijden strook - lint lange snuit - slurf lange spijker - sluiper lange springstok pols, polsstok lange staak - geslachtlinie, paal, rijs, slat, liet, lange stoet gevolg, kolonne, optocht, sleep, processie lange stok paal, polsstok, rekke, rijs, sliet, staak, stelt lange stok van vogelaar rekke lange straf - levenslang lange strook reep lange tanden - tegenzin lange tijd duur, langdurig, poos lange tijd achtereen langdurig lange tijdsduur - aeon, eeuw, eeuwigheid, langdurigheid, poos, tijdperk lange uithaal van woorden tirade lange uitweiding preambule lange vervelende berisping - bedsermoen, boetepreek, terechtwijzing lange vislijn - beug, kol lange vrouwenfiguur - lijs lange wandeling - tippel lange wijde mantel - almaviva, samaar lange winterjas ulster lange wollen halsdas - bouffante lange wijde mantel - almaviva, samaar lange zeemansjas - schansloper lange zijde van een metselsteen strek lange zwarte mantel - domino Langeland, plaats op het Deense eiland - Rudkobing langedijker - bloemkool langer doen duren - verlengen langer leven dan - overleven, overtroeven langer maken langen, lengen, rekken, verlengen langen - aangeven, aanreiken, halen, krijgen, nemen, toesteken langer duren - uitlopen langer laten duren - rekken langer maken - langen, lengen, rekken, verlengen langer worden aanlengen, groeien, langen, lengen, rekken, wassen langer, wijder worden - rekken langere route - omweg langerhand (Z.N.) - langzamerhand langet - mutsenkant langgeleden - aloud, her, oeroud, voorbijgegaan langgerekt - langdurig, langvormig, gerekt, slepend, smal, traag, uitgerekt langgerekt en vervelend - wijdlopig, zie 'langdradig' langgerekte blaar - blein langharig - beatle, hippie langharig doek - kalmuk, kaloek langharige borstel - raagbol, ragebol langharige Engelse hond - setter langharige hond - bernhardhond, bouvier, briard, collie, fik, pekinees, poedel, setter, spaniel, teckel, langharige jachthond - patrijshond (zn), sinjoen langhoofdig - dolichocefaal langjarig - veeljarig langnat - watersoep langneuzige aap - neusaap Langobardische koning - Alduin langoest - kreeft langoor dwaas, ezel, haas, konijn langoureus - kwijnend, smachten langpandige herenjas frak langpoot - hooiwagen langpootmuggen - tipulidae langpootmuglarve - emelt, hamel langs bezijden, door, ernaast, naast, opzij, over, para,terzijde, via, voorbij langs boven - over langs dat - rem langs de grond slepen - sleuren langs de grond slieren - slepen langs de grond voorttrekken - slepen langs de huizen verkopen - venten langs de zijde van een schip - langszij langs een omweg - indirect, middellijk, zijdelings langs elektrische weg verkregen cliché - galvano langsheen - voorbij langs het genoemde gaan - volgen langs huizen venten - leuren langs iets komen - passeren, voorbijgaan langs per - via langschedelig dolichocefaal , longicefaal langscheepse helling van een schip - trim langsgordel - longeron langsgording - longeron langshelling - standhoek langs of naast - terzijde langspeelplaat l.p. langst - hoogstens, uiterlijk, langstaartig kruipsier - hagedis langste gletsjer van IJsland Vatnajökull langste gletsjer van Noord Amerika Kenai langste gletsjer van Noorwegen - Jostedalsbreen langstelig gewas - rabarber langste rivier Amazone langste rivier van Afrika Nijl langste rivier van Australië Murray langste rivier van Azië Jangtse (kiang) langste rivier van Europa Wolga langste rivier van Noord Amerika Mississippi langstrekken - reizen, voorbijtrekken langtand - kieskauwer, lekkerbek langverbeid langverwacht langvingerig - marodactyle langvoer - stro langwijlig - langdradig, vervelend, wijdlopig langwerpig - oblong, ovaal, rechthoekig,romboidaal, ruitvormig, uitgerekt langwerpig bedkussen - peluw langwerpig broodje - kadetje puntje, timp langwerpig gesloten kromme lijn. ellips langwerpig plat lichaam - lamet langwerpig rechthoekig oblong langwerpig rond - ellips, ovaal, sferoïde langwerpig smalle opening - sleng langwerpig stuk brandstof - briket langwerpig vierkant oblong langwerpig zandgebakje - kano langwerpig zwaar stuk hout paal langwerpige blauwe pruim - kwets langwerpige kraal git langwerpige smalle opening kier, reet, sleng, sleuf, spleet langwerpige steen - menhir langwerpige strook reep langwerpige strook stof band langwerpige zeer diepe plaats in zee - kil langwijlige opsomming - litanie langzaam adagio, bedaard, inert, kalmpjes, laks, langdurig, largo, lento, loden, log, loom, lui, lijzig, moderato, neutelig, rustig, saai, slepend, slof, sloom, stapvoets, stil, stroef, suf, talmend, temerig, teuterig, traag, treuzelig, zacht langzaam (muz.) adagio, andante, largo, lento, rallentando, retenuto, statarisch langzaam aan - successief langzaam afdruipen - sijbelen langzaam afnemend - perdendo langzaam doen gaan (af)remmen, vertragen langzaam en langdurig – chronisch langzaam lopen - slenteren langzaam voortgaand dier schildpad, slak, worm langzaamaan allengs, gaandeweg, geleidelijk, gestaag, langzamerhand, stapvoets, traag langzame dans - passacaglia langzame foxtrot – blues, slowfox langzame hartslag - brachycardie langzame rustige muziek - andante langzame verbranding - oxydatie langzamer - gestaag, gestadig, retenuto, ritenuto, trager langzamer dan presto (muz.) - allegro langzamer doen gaan - dralen, matigen, retarderen, stremmen, talmen, verlangzamen, vertragen langzamer ingetogen (muz.) - retenuto langzamer wordend rall., rallentando langzamerhand aanstonds, allengs, allengskens, altemet, bijna, eventueel, gaandeweg, geleidelijk, gestadig, lieverlede, meteen, mettertijd, misschien, mogelijk, stilaan, stillekens, successief, temee, temet, weldra, wellicht, zachtjesaan, zoetjesaan langzeefmachine - papiermachine lanital melkwol lankmoedig barmhartig, clement, edelmoedig, geduldig, groothartig, indulgent, inschikkelijk, longaniem, toegevend, tolerant, verdraagzaam lankmoedigheid - longanimiteit lanoline - wolvet, zalf lanquido (muz.) - slepend lans assegaai, harpoen, hellebaard, piek, speer, spies, spiets lansdrager - lansier lansier - lansdrager, lansruiter, ulaan lansknecht - kopliet lansmesje lancet, entmes lansruiter - lansier, ulaan lansspel - toernooi lansvaantje - banderol, fanion, gonfalon, pennoen , wimpel lansvechter te paard - picador lanswimpel - pennoen lantaarn - lampion, luchter lantaarnpaal - lichtmast, reverbère lantaarnplaatje dia lantaarnvissen - myctophoidei lante - raapolielamp lanteren - leeglopen lanterfant doeniet, leegloper, luiaard, nietsnut, slungel, straatslijper lanterfanten - laveien, leeglopen, luieren, lummelen, slieren, lanterfanter - baliekluiver, dagdief, doeniet, doodeter, flaneur, ledigganger, leegloper, lijntrekker, luiaard, luibak, luilak, lunderaar, nietsdoener, nietsnut, slampamper, straatslijper lanthaan - La. lanugo - nesthaar, wolhaar Laos, berg in - Phoe-Bia Laos, bevolkingsgroep in - Akha, Ho, Jao, Kha-kho, Lao, Miao, Meo, Thai Laos, hoofdstad van - Vientiane Laos, munteenheid in - kip Laos, rivier in - Mekong Lap - Sa(b)me, Sapme lap bankbiljet, biljet, coupon, doek, dronkaard, flard, flenter, grondstuk, klap, lor, poetslap, reep, servet, slab(betje), smeerlap, tod, vleeslap, vod, zeil, zuiplap lap bij wielrennen - baanronde lapel - kraagomslag lap grond - terrein, veld lap stof - coupon lap vlees achter nierbed - haas lap weefsel - coupon lapidatie - steniging lapidair schrift - steenschrift lapis infernalis - zilvernitraat lapis lazuli - lazuursteen Lapithen, een der - Flegyas, lxion, Kameus Lapithen, vorst der - Peiritjoös lapje - doekje, lor, moot, plakje, tod, vod lapje leer - blek lapje onder de oksel - sousbras lapje onder de snavel - lel lapje stof - staal lapje varkensvlees met been - karbonade, kotelet, krabbetje lapje vlees - bieflap, biefstuk, hamlap, kalfslap, krip, krippe, runderlap, schnitzel lapjes - manufacturen Lapland, berg in - Abisko laplander - bedrieger, schelm, ijsgors
laplanding - landingsproef Laplands - Samisch Laplandse berg - Abisko Laplandse boot - eka lapleer - zemelap, zoolleer lapmiddel - hulpmiddel (ontoereikend), hulpverband, palliatief (pijnstillend) laponderaap - lampongaap lappen - boeten, drinken, flikken, herstellen, klaarspelen, opflikken, opknappen, reinigen, repareren, samenflanzen, slaan, verstellen, volbrengen, zemen Lappendichter - Gutthorn, Larsen, Saban, Lappenhut - kota lappenjacht - hazejacht lappenmarkt - voddenmarkt Lappenmelodie - joiku, juogol lappenmos - longkruid, pulmonaire Lappenslede - pulka lapper - dronkaard, hersteller, knoeier, schoenmaker, snip, versteller lapperij - flikkerij, knoeierij, werkplaats lappershuisje - Laplands, schoenlapperspothuis, schoenlappershuis lapsus abuis, erratum, fout, vergissing lapsus calami - schrijffout lapsus linguae - verspreking lapsus memoriae - geheugenfout lapwerk - knoeiwerk, prutswerk, verstelwerk lapzak - bedelaar, dronkelap lapzalven - kwakzalven, vergoelijken lapzwans - klungel, kluns, luilak lar - gibbon, rongo larderen - doorspekken largo (muz.) - breed, ernstig, statig larie - apekool, beuzel(ing), dwaasheid, flauwekul, (ge)klets, kletskoek, kletspraat, kul, larie, mallepraat, nonsens, onzin, wartaal, zotteklap lariekoek - flauwekul, klets, nonsens, onzin, zotteklap lariemoer - kletskous lariën - kletsen larie of onzin - lulkoek lariks lerk, lork, lorkeboom lark - zeilboot larmoyant huilerig, klagend, klagerig larp - gesel, klap, oorvijg, zweep Larsa - Senkereh larve (kniptor) dikkop (kikvors), donderkop, donderpad, emelt, engerling, hamel, hardworm, imago, kniptor, kokerjuffrouw, koperworm, kwelgeest (Rom. myth.), larf, maai, maan (aasvlieg), made, masker, meeltor, meelworm, mineerder, mijt, pop, ritnaald, rups, schietmot, spanrups, stokaas larve van de horzel - dauwworm larve van de kniptor ritnaald, ritworm larve van de langpootmug - emelt, grauwe worm, hamel larve van de meikever engerling larve van schaaldieren - nauplius larve van sommige insekten - maai, made larve van de schietmot - kokerjuffer larve van de vlinder rups larve van sommige insecten - maai, made laryngoscoop - keelspiegel larynx (Gr.) - strottehoofd las - naad, tussenstuk, tussenzet, verbinding, voeg lascief dartel, frivool, wellustig, wulps lashaak - borghaak lasix - fursemide laskaar - kerel, matroos lasmes - keepmes lasmetaal - electrode, lasdraad, soldeer lasnagel - spijker lassen aaneensmelten, aaneensolderen, aaneenvoegen, hechten, invoegen, verbinden, voegen lasser felzer lassingsvlak - stuik lasso band, bola, riem, vangtouw, werpkoord, werpstrik, werptouw lasso met kogels - bolas last belasting, beschuldiging, bevel, bezwaring, boodschap, dol, driest, druk, drukte, gebod, gedoe, gewicht, hinder, lading, mal, mandaat, moeilijkheid, moeite, modes, moeite, molest, nood, obsessie, obstakel, omslag , onaangenaamheid, ongemak, ongerief, onlust, opdracht, opschudding, order, overlast, plaag, oesa, staak, stremming, taak, verplichting, voorschrift, vracht, zorg, zwaarte last bezorgen - duiveljagen last geven - opdragen last onder in een schip geladen - onderlast last ondervinden - lijden last veroorzaken - duiveljagen, letten last veroorzakend - lastig last zonder waarde - ballast lastage laadplaats, losplaats, werf lastbepaling - modus lastbrief bevelschrift, irade (Arab.), lastgeving, mandaat, oekase(Russ.), volmacht, ukase, ukaze lastdier - drommedaris, ezel, kameel, kemel, knol, lama, muildier, muilezel, olifant, onager, paard, pakezel, pakos, pakpaard lastdier in het oosten dromedaris, kameel, kemel lastdier met bult - kameel lastdrager - koelie, pakjesdrager, sjouwer, witkiel laste (ten) leggen - beschuldigen, verwijten lasten - belastingen, bevelen, bezwaren, onera, passiva lastenhijser - dragline, katrol, lier laster - aantijging, achterklap, achterklep, belastering, blaam, blamage, calummie, calomnie, diffamatie, eerroof, hoon, kwaadsprekerij, lak, lastering, lasterpraat, naamroof, oneer, roddel, smaad, venijn laster bevattende - lasterlijk lasteraar diffamator, eerdief, eerrover, kletskous, kwaadspreker, naamrover, roddelaar lasteraarster - lastertong, slangetong lastercampagne - hetze lasteren - beledigen, honen, kletsen, kwaadspreken, roddelen lasterend - venijnig lastering - lak, roddel, smaad lasterlijk - eerrovend, honend, infamant, schandalig, schandelijk, schendend, schendig, slecht lasterlijk beledigen - beschimpen, uitschelden lastermond - kwaadspreker lasterpraat achterklap, kwaadsprekerij, roddel lasterpraatjes verspreiden - roddelen lasterschrift - paskwil lastertaal - herroeping, palinodie lastex - rubberdraad lastezel - pakezel lastgever committent, machtgever, mandant, mandator, opdrachtgever, principaal, rekwirant, requirant, volmachtgever lastgeving commissie, bevel, cedel, ceel, lastbrief, mandaat, missie, opdracht, order lasthebber afgevaardigde, agent, gecommitteerde, mandataris, trustee lastig - bedenkelijk, belemmerend, bezwaarlijk, brutaal, desolant, difficiel, doornig, drukkend, epineus, genant, grillig, hachelijk, hevig, hinderlijk, importuum, ingewikkeld, irriterend, korzelig, krachtig, kribbig, kwaad, kwastig, kwellen, last, lelijk, lichtgeraakt, mierig, moeilijk, naar, narrig, nauwgezet, netelig, nukkig, onaangenaam, ondeugend, ongelegen, ongemakkelijk, ongerieflijk, onereus, ongemakkelijk, opportuun, penibel, plagen, rot, stekelig, stout, strabant, temerig, veeleisend, vervelend, vexatoir, zeurend lastig insect bromvlieg, bij, luis, mier, mot, mug, muskiet, rajap, steekvlieg, vlieg, vlo, wesp lastig kind blaag, kwakongenlastpost, ondeugd, plaag, snotneus lastig meisje - nest, serpent lastig onkruid hermoes, kattenstaartnetel, weegbree lastig vallen - bemoeilijken, hinderen, moeien, molesteren, plagen, storen lastig bij het viseten - graat lastig werk - corvee, sjouw, toer lastig zijn - hinderen, plagen lastige bakvis nest lastige drukte - gedoe, gehaspel, herrie, moeite, omhaal, omslag lastigheid - embarras, importuniteit, moeilijkheid, obsessie, ongemak, turbulentie, vervelendheid lastige keuze dilemma lastige nauwte - bottleneck lastige taak - wespennest last of lading - vracht lastoestel - lasapparaat, soldeerbout, soldeerlamp lastpak lastpost, muskiet lastschip - aak, aakschuit, bak, lastschuit, rijnaak laststeun - rong last ter verzwaring - ballast lat - goalpaal, liniaal, plank, stok, tengel lat van hekwerk tengel lat waarop hoenders slapen roest, stok lataanboom - waaierpalm latafel commode latboom - leiboom late kers - volger late vrucht spadeling latei draagbalk, draagstuk, toog laten - afstaan, opgeven, stoppen laten aflopen - aflaten laten afzakken - aflaten laten begaan - betijen laten blijken - beseffen, getuigen, tonen, uiten laten blijven - aanhouden laten circuleren - rondzenden laten doorzijgen - filteren, filtreren laten drinken drenken, laven laten gaan loslaten, vrijlaten laten gelden - aanwenden, tellen laten houden - schenken laten komen - bestellen, ontbieden laten lopen lozen laten schieten - afzien, laslaoen, vieren laten staan - achterlaten laten varen afzien, opgeven laten vloeien - gieten laten zakken - neerlaten laten zien - aantonen, etaleren, tonen, showen, weergeven latent onzichtbaar, rustend, sluimerend, verborgen, verholen later - achteraf, achterna, daarna, dan, erna, (hier)namaals, juister, mettertijd, nader, naderhand, nadien, nauwkeuriger, ooit, post(erieur), straks, toekomstig, ulterieur, verder, vervolgens later bezorgen - naleveren later worden - uitlopen later geven nageven later te gebeuren toekomst later zijn - posterioriteit lateraal geleden,, zijdelings lateriet - eluvium late vrucht - spadeling latex melksap Latham’s loophoen - boskalkoen Latijns-Amerikaan - zie Zuid-Amerikaans Latijns getinte uitdrukking - latinisme Latijns maken - latiniseren Latijns schrijver Cicero, Pomponius, scribent, Tacitus, Vergilius Latijns vaandel - vlle Latijns voegwoord - et, sed, si Latijns voorvoegsel ab, ad, agri ambi, ante, anti, aqua, astro, bi, co, con, contra, cum, de, ex, intra, inter, lacto, loco, mille, multi, per, pre, pro, re, retro, semi, sub, super, trans, tri, semi, ultra Latijns voorzetsel ab, cum, ex, in, inter, sine, super Latijns woord voor bad balneum Latijns woord voor boven supra Latijns woord voor doos scatuia Latijns woord voor drank potio Latijns woord voor droog siccus Latijns woord voor geest - spiritus Latijns woord voor gesloten clausus Latijns woord voor gewicht pondus Latijns woord voor groot - magnus Latijns woord voor gropt magnus Latijns woord voor half - demi, semi Latijns woord voor heet - fervida Latijns woord voor koud frigida Latijns woord voor licht - lumen Latijns woord voor lijm gelatina Latijns woord voor melk - lactus Latijns woord voor met - cum Latijns woord voor nacht - noctem, nox Latijns woord voor nauwkeurig exacte Latijns woord voor omhoog - sursum Latijns woord voor onmiddellijk continuo, statim Latijns woord voor ons - nos Latijns woord voor oog oculus Latijns woord voor oplossing solutio Latijns woord voor spiritus Spiritus Latijns woord voor spoedig cito Latijns woord voor stroop sirupus Latijns woord voor tot - ad Latijns woord voor uur hora Latijns woord voor vloeibaar liquidus Latijns woord voor vloeistof liquor Latijns woord voor voortdurend continue Latijns woord voor vorm forma Latijns woord voor water aqua Latijns woord voor wijn vinum Latijns woord voor zwaar ponderosus Latijnse Bijbelvertaling Itala, Vulgaat, Vulgata Latijnse blijspeldichter - Plautus Latijnse groet vale Latijnse letter met loodrechte halen - romein, romeinletter Latijnse lettersoort - romeinletter Latijnse naam voor berk betuia Latijnse naam voor beuk fagus Latijnse naam voor boer - agricola Latijnse naam voor den pinus Latijnse naam voor eik quercus Latijnse naam voor els alnus Latijnse naam voor esdoorn acer Latijnse naam voor hulst ilex Latijnse naam voor kat - felix Latijnse naam voor linde tilia Latijnse naam voor olm ulmus Latijnse naam voor spar picea Latijnse naam voor westenwind - zephyrus Latijnse naam voor wilg salix Latijnse school gymnasium Latijnse taal - latiniteit Latijns woord voor traan - lacrima Latijnse wet - lex Latijnse zegswijze - latinisme Lathyrus - pronkerwt, siererwt latierboom - draagstoel, ligstro, stalboom latierboor - sliet lating - bloedaftapping latitude - poolshoogte lat met opstap - stelt Iatoen geelkoper, messing latoenkoper - bladkoper latoer - haringhaai latrine privaat, plee, toilet lattenkist - krat verpakking latuw - sla lat waarop hoenders slapen - roest, stok lattenpik - zaagmolen latuw - sla latwerk espalier, glind, glint, heining, hek, leiboom, raster, rek, spalier, staketsel, tralie, latwerk voor heiningen glint latwerk voor leibomen - spalier laudanum - slaapmiddel lauracee - laurier, laurus laurier - laurus laurierachtige boom kamfer, kaneel, laurier, muskaat, sassefras laurierboom - sassafras laurierkers - laurocerasus, sierheester laurierkrans - lauwer laurierroos oleander Laus Deo - L.D. lauw - drukkend, halfwarm, inert, kalm, koel, laks, los, luw, onaandoenlijk, onaangedaan, ongevoelig, onverschillig, slof, traag, zacht, zoel, zwoel lauwe Laodiceeër lauwe kamer - tepidarium lauwe wind - zoelte lauwen - ijverlozen lauweren - kransen, loven, prijzen, verheerlijken lauwerkrans - lofkrans, zegekrans lauwertak - erepalm lauwe wind zoelte lauwgelovig - indifferent lauwheid - indifferentisme lava magma
lavabo - wasbekken, wastafel lavaglas - hyaliet, obsidiaan lavas - likeur, lubbestok lavatory - w.c. lava uitstoting eruptie lavazand - bimszand lavei - rust, stroperij, vrijaf laveien - lanterfanten, leeglopen, straatslijpen, stropen laveloos - (stom)dronken, starnakel, zat lavement - clisma, darmspoeling, klisma, klister, klisteer, klysma laven lessen, sterken, stillen, troosten, verfrissen, verkwikken lavendel lavandula, spijk laveren kruisen, opzeilen, schipperenwassen, zwalken lavet - wasbak, waskuipzitbad lawaai beweging, bombarie, donder, drukte, geblaf, gedaver, gedruis, gegil, gejoel, gekef, geknal, gekijf, gekraak, geraas, gerammel, geratel, geroffel, gerommel, geschreeuw, getier, getinkel, getoeter, geweld, heibel, herrie, kabaal, keet, ketelmuziek, lawijt, leven, matschudding, misbaar, nachtrumoer, omslag, ophef, opschudding, riboet, rumoer, ruzie, schudding, spektakel, stampei, tamtam, trammelant, tumult, volksoploop lawaai (Ind.) - bombarie, ophef, riboet lawaai maken aangaan, bonken, dreunen, gillen, kelderen, krijsen, piepen, ratelen, razen, roezemoezen, rommelen, schallen, schreeuwen, tieren, toeteren, trammelanten lawaai maken met klompen - saboteren lawaai makend voorwerp beiaard, drum, hoorn, klepper, ratel, sirene, toeter, trom lawaaierig luidruchtig, rumoerig, tapageus, tumulteus lawaaierig beweren - schetteren lawaaierig praten - kwetteren, schetteren lawaaierig sprekend - schreeuwerig lawaaiig - rumoerig lawaaiige kerel - poen lawaaiige onbeschaamde kerel - patser, poen lawaaiinstrument - drum, klepper, ratel, trom, rommelpot, toeter, trommel lawaaimakend voorwerp - drum, klepper, ratel, sirene, toeter, trom lawaai maker druktemaker, drukteschopper, herriemaker, herrieschopper, keetmaker, keetschopper, lawaaischopper, raasbol lawaaiwerktuig - ratel, sirene, toeter laweit kabaal, lawaai, lawk, opsmuk, pocher, schittering, snoever lawine - neerstorting, stortvloed laxans - bitterwater, castorolie, laxeermiddel, purgeerdrank, purgeermiddel, salep laxatief purgerend laxeermiddel - agar-agar, bitterzout, glauberzout, inanna, istizin, jalappewortel, seneblad, tamarinde, wonderolie laxeermiddelen - laxantia laxeervis - zeebrasem laxeren - purgeren lay-out van een krant - opmaak lazaret (oorspronkelijk) leprozenhuis, veldhospitaal, ziekenhuis lazzarone - bedelaar lazerij - leprozenhuis, melaatsheid lazarus - aangeschoten, beschonken, melaatse , (stom)dronken lazeren - gooien, mieteren, smijten, vallen, zaniken, zeuren lazerstraal - ellendeling, lammeling lazuren - diepblauw lazurushuis - leprozenhuis lazuur - hemelsblauw lazuurkleur - ultramarijn lazzarone - bedelaar lease - verhuur Lea's vader Laban leb enzym, maag, paling, runsel, stremsel lebaal - paling lebberen - slobberen, zuigen lebbig - bits, zuur lebferment - chymase, pegnine, rennine lebfermentstof - pepsine lebmaag (Lat.) - abomasus Le Corbusier - Jeaneret lector docent, leraar, leerkracht lectori salutem L.S. lectrice - voorlezeres lectuur - blad, boek, brochure, dagblad, feuilleton, krant, magazine, pamflet, periodiek, studieboek, tijdschrift, weekblad ledemaat - arm, been, gewricht, pols, teen, vinger ledemaat van een dier - poot ledeman ledenpop, leeman, marionet ledematen armen, benen, extremiteiten, tenen, vingers leden van een nonnenorde - ursulinen leden van het gezin - familie leden van hofpersoneel hofdames, kamerheren ledenpop androïde, ledeman, leeman, mandemie, mannequin, marionet, toneelpop leder - leer leder borststuk bij het schermen - plastron leder korrelig maken - granuleren leder uit Noord Afrika – marokijn lederbewerker - touwer lederbok - looier lederboom - ptelea lederdoek - kunstleer lederhuid - corium lederen borststuk bij het schermen plastron lederen halsriem - halster lederen halster met touw of ketting - gaim lederen harnas - kolder, wanbuis lederen lap zeem(leer), zemenlap lederen voorschoot schootsvel lederhuid - corium ledersoort kalfsleer, marokijn, nappa, pigskin, rundleer, saffiaan, segrijn, slangenleer, suède, vetleer ledersurrogaat - skai, vulkanvibre ledesteen - kalkzandsteen ledig - braak, flets, hol, iel, leeg, lens, loos, los, mager, nietsdoend, onbeduidend, onbeladen, onbelast, onbewoond, onbezet, ongebruikt, ongevuld, ontruimd, onvervuld, op, open, openstaand, quitte, vacant, voos, vrij, wepel (Z.N.), ijdel, ijl, zinloos ledig en vrij - onbezet ledig glazen vat - lensfles ledig grafmonument - cenotaaf ledig omhulsel - cocon, dop ledige ruimte holte, leegte, vacuüm, ijl ledigen - leegmaken, legen, lediggaan, ruimen, uitdrinken, uitgieten lediggang luieren, luiheid, nietsdoen, werkeloosheid ledigheid - holheid, lediggang, leegloperij, luiheid, nietsdoen, ijdelheid, otium, rust lediging van brievenbus lichting ledig, zonder vocht - lens, uitgedroogd ledikant alkoof, bed(stee), krib, kubbe, legerstede, slaapste(d)e, sponde, twijfelaar lee gouw, hengsel, lende scharnier, watering, wetering, leebraken - radbraken, verknoeien, verminken leed - deer (Z.N.), dere, droefenis, droefheid, grief, hartzeer, jammer, kommer, kruis, kwaad, letsel, pijn, rouw, schade, smart, spijt, verdriet, wee, zeer leedaanzegger aanspreker, doodbidder, huilebalk, kraai leed doen deren, kwetsen, raken leed hebben - spijten leedgevoel - (be)rauw, smart leedgras - tarwe leedvermaak (Duits) Schadenfreude leedwezen berouw, pijn, spijt, verdriet leefgemeenschap - commune, woongroep leefklimaat - milieu leefregel dieet, regiem, regime leefregel of dieet - kuur leeft van diefstal dief, heler, rover leeftijd ouderdom,(Fr., Eng.) age leeftijdsgroep - pubers, tieners, twens leeftocht eten, proviand, rantsoen, spijs, victualiën, voorraad, voeding, voedsel leeftijdsgroep - bejaarden, kleuters, peuters, pubers, tieners, twenners, twens leefwijze - dieet leeg - blanco, gust, hol, ijl, ledig, lens, loos, onbedrukt, onbelast, onbezet, ongeladen, ongevuld, ontruimd, open, uitgeput, vacant, verlaten, voos, vrij leegdrinken - legen, ledigen leeg en hol - loos leeg en vrij - onbezet leeg grafmonument - cenotaaf leeg maken hozen, ledigen, legen, lenzen, lossen, ontdoen leeggieten - legen, ledigen, uitgooien leegheid - doelloosheid, ledigheid, leegte, pronkzucht, vanitas, waardeloosheid, ijdelheid leeghoofd domkop, kwast, onbenul; windbuil leeghoofdig - dom, hersenloos leegkuip - hameremmer leeglopen - lanteren leegloper baliekluiver, dagdief, doeniet, faineant, lanterfant, lanterfanter, ledigganger, leuningbijter, lijntrekker, luiaard, luilak, nietsnut, slampamper, straatslijper, leegloperij dagdieverij, lediggang, luiheid leegmaken hozen, ledigen, legen, lenzen, lozen, ontdoen, (ont)ruimen leegmalen - droogmaken, inpolderen leg omhulsel - dop leeg praatje - smoesje leegroven - plunderen leegscheppen - hozen, uithozen leegte - gaping, gat, gemis, hiaat, holte, lacune, leegheid, leemte, vacuüm leegte zonder vocht lens leek beunhaas, buitenstaander, dilettant, knoeier, meeprater, onbevoegde, ondeskundige, oningewijde, outsider leem grondsoort, klei, kleem leem met grote stenen grondmorene, keileem leemaarde - aluinaarde leemachtige grondsoort - kalk (Z.Limb.), löss, mergel leeman ledenman, ledenpop, marionet leembestanddeel lutum, silt, stof leemkuil - leemgroeve, leemput leemlei - daklei leemte bres, fout, gat, gaping, gebrek, gemis, glop, hiaat, holte, interval, kloft, lacune, leegte, manco, mangel, mankement, omissie, onderbreking, ontbreking, opening, tekort(koming), tussenruimte, uitlating, weglating leen feudum, leengoed, verlei, vruchtgebruik leen in de tweede graad - achterleen, naleen leen uit de tweede hand - naleen leenbank - lommerd leenbedrag - lening, leensom leenbreuk felonie leendienst - servituut leeneed - hulde leengoed - beneficium, feudum leenheer - leenvorst leenhouder - leenman, vazal leenkamer - leenhof leenman vazal leenplichtschending - felonie leenroerig - allodiaal(eigengeërfd), collodiaal (niet vrij), feodaal leenroerig zijn - releveren leenroerigheid - feodaliteit, leenstelsel leenspreuk - allegorie, devies, metafoor, zinspreuk leenspreukig allegorisch, metaforisch, zinspreukig leenstelsel feodalisme, feodaliteit, feudalisme leenstelsel betreffende feodaal leenverheffing - investituur leenwezen - leenstelsel leep - berekend, betjoegd, bijdehand, doortrapt, druipend, gehaaid, geslepen, gis, goochem, keep, kien, link, listig, loos, schuin, slim, sluw, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen leep en listig - link leepheid - loosheid, slimheid leepoog - druipoog, traanoog leer buffel, buffelleer, doctrine, dogma, geloof, glacé, ideologie, instructie, juchtleer, karmoes, ladder, Ieder, lering, les, nappa, regime, religie, saffiaan, stelregel, stelsel, systeem, theorie, trap, trapje, zeem, zeemleer leer aangaande de goden - mythologie leer aangaande internationaal privaatrecht - statutenleer leer betreffend - leerstellig leer betreffende Christus als Zaligmaker - soteriologie leer bewerken - looien leer dat alle stoffen uit atomen bestaan - atomisme leer dat de natuur het beginsel van alles is - naturalisme leer dat ervaring de enige bron van kennis is empirisme leer dat genot het hoogste goed is - hedonisme leer der aardbevingen - seismologie leer der aardlagen - geognosie, stratigrafie leer der aardvorming - geogenie leer der accenten - agogiek leer der afstamming - evolutieleer leer der ambtsgewaden - paramentiek leer der atomaire en nucleaire verschijnselen - atomie, atomistiek leer der beenderen - osteologie leer der behandeling van de micrografie - micrografie leer der betekenisontwikkeling der woorden - semantiek leer der beweging van vloeistoffen - hydrodynamica leer der bewegingskrachten (van gasmoleculen) - kinetiek leer der breking van de lichtstralen - dioptrica leer der cellen - cytologie leer der criminaliteit - criminologie leer der cijfergroepering - semasiologie, statistiek leer der deugd - religie leer der dichtkunst - poëtica, poëtiec, poëtiek leer der dieren - zoölogie leer der doelmatigheid in de schepping - teleologie leer der eerbaarheid - zedenleer leer der eilanden - nesologie leer der enzymen - enzymologie leer der erfelijkheid - eugenetiek, genetica, leer der ervaring - empirisme leer der feestdagen - heortologie leer der fossiele dieren en planten - pal(a)eontologie leer der gebergten - orologie leer der gedragingen en van de zeden - ethologie leer der gemeenplaatsen - topica, topoi leer der geneeskrachtige baden - balneologie leer der geneeskunde - medicina, therapie leer der geneesmiddelen - acognosie, acologie, farmacologie, lamotologie leer der genres - genologie leer der geschriften van de kerkvaders - patristiek, patrologie leer der getallen - rekenkunde leer der gezonde voeding - diëtetiek leer der gezondheid - hygiëne leer der gezondheid en levensduur - biostatiek leer der gnostieken - gnosticisme leer der grondregels - ideologie, theorie leer der grotten en holen - speleologie leer der heiligen - hagiologie leer der herkomst der geneesmiddelen - farmacie leer der hervormden - protestanisme leer der hormonen - hormonologie leer der huidziekten - dermatologie leer der inschriften - epigrafie leer der insecten - entomologie leer der interne secretie - ionendocrinologie leer der kanselwelsprekendheid - homoletica leer der kerk - evangelie leer der kinderziekten - p(a)ediatrie leer der klanken - acoustiek, fonetiek leer der kleuren - chromatiek leer der kogelbanen - ballistiek leer der krachten - dynamica leer der laatste dingen - eschatologi leer der levensverschijnselen - biologie, zoölogie leer der liberalen - liberalisme leer der lichamelijke eigenschappen - somatologie leer der luchtbeweging - pneumatiek leer der maatschappelijke veranderingen - evolutieleer, metabletica, mutatieleer leer der maatschappij - sociologie leer der maten en gewichten - metrologie leer der metaalsmelting - metallurgie leer der methoden voor het onderwijs - methodiek leer der meting in de ruimte - steriometrie leer der misvormingen - teratologie leer der muzikale opvoeding - muziekpedagogiek leer der mystiek - mysticisme leer der niet christenen - paganisme leer der onderaardse lichamen - nerterologie leer der ondercultuur - folklore leer der ontwikkeling - evolutieleer leer der oogziekten - otologie leer der oorlogvoering - krijgskunst, strategie leer der oorzaken - actiologie, aetiologie, etiologie leer der op-, inschriften - epigrafie leer der ouderdomsver schijnselen - gerontologie leer der ouderdomsziekten - geriatrie leer der radio-activiteit - radiologie leer der rasverbetering eugenese, eugenetica, eugenetiek leer der relatie van mensen en groepen - sociologie leer der riekende stoffen - osmologie leer der ritmen - ritmiek leer der samenleving - sociologie leer der scheikundige werking van het licht - fotochemie leer der schimmels - mycologie leer der schoonheid - esthetica leer der sexualiteit - sexuologie leer der spieren - myologie leer der spraakklanken - fonetiek leer der spreekwoorden - paremiologie leer der sprongsgewijze soortverandering - mutatieleer leer der staathuishoudkunde - economie leer der stedenbouw - planologie leer der stofwisseling - metabolisme leer der straalbreking - dioptriek leer der stroomverschijnselen - reologie leer der taal (talen en letterkunde) - linguïstiek, philologie leer der tanden - odontologie leer der tijdmaatvariaties - agogiek (muz.) leer der veranderingen - metabletica leer der vergiften - toxicologie leer der versmaten - metriek leer der vorming van de spraakklanken - fonetiek leer der waterkracht - hydraulica leer der wedergeboorte - reïncarnatie leer der woordbetekenis - semantiek leer der woordschikking - syntaxis leer der wijzigingen in het tempo - agogiek (muz.) leer der zenuwziekten - neurologie leer der ziekten - nosologie, pathologie, patologie leer des levens - fysiologie leer en toepassing van het dierlijk magnetisme - mesmerisme leer over de mens - antropologie leer uit Noord Afrika marokijn leer van de aangeboren begrippen - innatisme, inneïsme, nativisme leer van de aardbeving seismologie leer van de aardkorstvorming - geomorfologie leer van de aardlagen - stratigrafie leer van de afgoderij - pantheïsme leer van de afstamming genealogie, darwinisme leer van de alligatie - metallogie, metaalmengkunde leer van de artsenijvergiften - dosiologie leer van de bacteriën - bacteriologie leer van de beenderen - osteologie leer van de bepaalde energie - elektriciteitsleer leer van de beschrijving der beenderen osteologie leer van de betekenis van woorden semantiek leer van de betekenisverandering van woorden - semasiologie, semasiologie leer van de beweging dynamica, kinematica, kinetica, pneumatica(ka) leer van de beweging van gassen - aërodynamica leer van de beweging van vloeistoften - hydraulica leer van de beweging en druk van luchtsoorten pneumatiek leer van de bewegingen der hemellichamen kosmografie leer van de bladmossen - bryologie leer van bloed-en lymfevaten - angiologie leer van de bloedverwantschap - afstammingstheorie leer van de bodemontwikkeling pedologie leer van de bouw van de aardkorst geologie leer van de bouw van het heelal kosmologie leer van de breking der lichtstralen dioptrica leer van de buiging (taalk.) - morfologie leer van de bijbel - biblistiek leer van de Chinese taal - sinologie leer van de dauw- en ringwormen - herpetologie leer van de delfstoffen - mineralogie leer van de denkwetten logica leer van de druivencultuur - oenologie leer van de eilanden nosologie leer van de elektrische stromen - elektrodynamica leer van de erfelijkheid genetica, eugenetiek leer van de ertsen - metallurgie leer van de ervaring empirie, empirisme leer van de geboorte en afstamming van de goden - theogonie leer van de geloofsstellingen - dogmatologi leeer van de evenwicht - statica leer van de geneesmiddelen - farmacologie leer van de geslachtswapens heraldiek leer van de getallen rekenkunde leer van de geuren - osmologie leer van de gevechtsvoering - tactiek leer van de gisting - zymologie leer van de gletsjers - glaciologie leer van de goden - deïsme leer van de hartziekten - cardiologie leer van de hemellichamen en hun bewegingen - kosmografie leer van de houtachtige gewassen - dendrografie, dendrologie leer van de houtsoorten - xylogie leer van de grondregels theorie leer van de huidziekten dermatologie leer van de ideeën ideologie leer van de ingewanden - splanchnologie leer van de insekten - insektologie, entomologie leer van de juiste uitspraak - orthoëpie, ortoëpie leer van de kaakafwijking - orthodentologie leer van de kanselwelsprekendheid homiletiek leer van de kerk - catechismus leer van de kerkelijke feesten - heortologie leer van de kerkgezangen - hymnologie leer van de kinderen - pedagogie lleer van de klankensystemen - fonetiek, fonologie leer van de kleinste taaleenheden op zichzelf beschouwd – glossematica leer van de kinderziekten - pediatrie leer van de kleuren - chromatiek leer van de klieren met inwendige afscheiding - endocrinologie leer van de kogelbaan - ballistiek leer van de kraakbeenderen - chrondrologie leer van de krachten - dynamica leer van de kramppijnen - spasmologie leer van de kristallen en hun vorming - kristalkunde, kristallografie leer van de laatste dingen - eschatologie leer van de leerwijze methode, methodiek leer van de levende organismen - biologie, levensleer leer van de levende wezens - biontoiogie leer van de levenloze dingen - abiologie, anorgologie leer van de levensverschijnselen - biologie, zoölogie leer van de lichaamsbouw - anatomie leer van de lichtstraalbreking - dioptrica leer van de loopbaan van een geworpen lichaam - ballistiekleer leer van de levenswetten - bionomie
leer van de luchtbeweging pneumatiek leer van de luchtgesteldheid en weergesteldheid klimaatleer, klimatologie leer van de maatschappij sociologie leer van de maatsoorten ritmiek leer van de machteloosheid van de mens - fatalisme leer van de maten en gewichten - metrologie leer van de medicijnen - farmacologie leer van de mensachtigen - antromorfinisme leer van de menselijke samenleving - sociologie leer van de metaalsmelting - metallurgie leer van de methoden - methodiek, methodologie leer van de meting in de ruimte - stereometrie leer van de meting van vaste lichamen - stereometrie leer van de misdaad - criminologie leer van de misgeboorte - teratologie leer van de missie - missiologie leer van de misvormingen in flora en fauna terutologie leer van de modificatie in het tempo - agogiek leer van de munten - numismatiek leer van de mystiek - mysticisme leer van de narcose - anestesiologie leer van de natuur - biologie, fysiologie leer van de natuurkrachten - fysiocratie leer van de nieren en urinewegen - urologie leer van de onderaardse lichamen nerterologie leer van de onvrije wil - determinisme leer van de oogziekten - oftalmologie leer van de oorheling - otografie leer van de oorlogvoering - krijgskunde, krijgskunst, strategie, tactiek leer van de oorzakelijkheid - casualistiek leer van de oorzaken - (a)etiologie leer van de oorzaken van ziekten - etiologie, nosogonie leer van de oorziekten - otologie leer van de opbouw van elementen - atoomtheorie leer van de opvoeding - pedagogie(k) leer van de opvoeding van zwakzinnigen - orthopedagogie leer van de oude schriftsoorten - palaeografie leer van de ouderdom - geriatrie, gerontologie leer van de ouderdomsverschijnselen - gerontologie leer van de ouderdomszorg - geriatrie leer van de overerving - gêneanomie leer van de paardenziekten - hippologie leer van de paddenstoelen - mycetologie, mycologie leer van de physische eigenschappen van de aarde - geodynamica leer van de planten - botanologie leer van de plantenfossielen - paleobotanie leer van de plantenwortels - rhizologie leer van de plantenziekten – fytopathologie leer van de plichten en deugden - moraal leer van de psyche - psychologie leer van de radioactiviteit - radiologie leer van de rassenverbeteringen - eugenese, eugenetiek leer van de regelmatig afwisselende bewegingen - ritmiek leer van de relaties van mensen en groepen sociologie leer van de reptielen en amfibieën - herpetologie leer van de ritmen ritmiek leer van de runen - runologie leer van de schedelbeschrijving - craniografie leer van de schedelmeting - craniometrie leer van de schedels - frenologie leer van de schelpen - conchyliologie leer van de Rooms Katholieke feesten - heortologie leer van de schepping - kosmogenie leer van de schimmels - mycologie leer van de schoonheid esthetica leer van de sera - seralogie leer van de serums - serologie leer van de sexualiteit - sexuologie leer van de slangen - ofiologie leer van de spieren myologie leer van de spraakklanken fonetiek, fenologie leer van de staatshuishouding economie leer van de straalbreking - perioptrica leer van de stuifmeelkorrels palynologie leer van de stijl - stilistiek leer van de tanden - odontologie leer van de temponuancering - agogiek leer van de tragedie tragiek leer van de toekomst futurologie leer van de typen - typologie leer van de vaktermen terminologie leer van de versbouw - versleer leer van de verdamping van het water - atmologie leer van de vergiften - toxicologie leer van de verschijnselen in de dampkring meteorologie leer van de verschijnselen van het licht optica leer van de versieringen ornamentiek leer van de versbouw - metriek leer van de verschijnselen - fenomologie leer van de verschijnselen in de dampkring - meteorologie leer van de verschijnselen in het licht - optica leer van de versieringen - ornamentiek leer van de versmaat metriek leer van de versteningen - paleontologie leer van de vingerafdrukken - dactyloscopie leer van de vissen - ichthyologie leer van de vochtigheid van de lucht - hydrologie leer van de voedingsmiddelen - bromatologie leer van de vogeleieren - oölogie leer van de vogelnesten - nidologie leer van de vogels ornithologie leer van de voorwereldlijke planten - fytopalaeontologie leer van de vorm - morfologie leer van de vrouwenziekten - gynaecologie leer van de vruchten - pomologie leer van de weefsels - histologie leer van de weekdieren - malacologie leer van de waterkracht hydraulica leer van de welsprekendheid redekunde, retorica, retoriek leer van de wereldschepping - cosmogonie leer van de werkelijkheid realisme leer van de werkwijze - metodiek leer van de wetmatigheid van het leven bionomie leer van de wieren - fycologie leer van de winden - anemologie leer van de woordbetekenis semantiek leer van de woordschikking syntaxis leer van de woordvervoeging grammatica leer van de woordvorming - morfologie leer van de wording der talen en taalverschijnselen - glottogonie leer van de zaligheid - soteriologie leer van de zeeën - thalassologie leer van de zenuwziekten neurologie leer van de ziektekentekenen - pathognomie, semiologie, semiotiek leer van de ziekten - nosologie leer van de ziekteverschijnselen - pat(h)ologie leer van de ziektesymptomen - diagnostiek leer van de ziel psychologie leer van de zinnebeelden symboliek leer van de zinsbouw syntaxis . leer van de zonden hamartologie leer van de zwammen - mycologie, mycetologie leer van het behoud en de omzetting van het arbeidsvermogen energetica, energetiek leer van het beheer van boekerijen - bibliotheconomie leer van het bestaande (alg. eigenschappen der dingen) - ontologie leer van het bloed - hematologie leer van het dieet diëtetiek leer van het dierlijk gedrag - enthologie leer van het dierlijk magnetisme - mesmerisme leer van het drama - dramatiek leer van het evenwicht statica, statiek leer van het evenwicht der gassen - aërostatica, pneumatiek leer van het gebruik der woorden en lettergrepen en de verbouw van een taal - prosodie leer van het geheimschrift - cryptologie leer van het gelaat - prosopologie leer van het geluid akoestiek leer van het gesteente - petrografie leer van het gevoelen - sensualisme leer van het heldendicht epiek leer van het heelal - kosmologie leer van het hoogste goed - agatologie leer van het juiste stemgeluid fonetiek leer van het lamsvel - nappa leer van het leven fysiologie leer van het leven der voorwereldlijke dieren - paleobiologie leer van het leven in water - hydrobiologie leer van het lichaam - somatologie leer van het licht - optica leer van het menselijk lichaam somatologie leer van het onderwijs didactiek leer van het ontstaan der ziekten - pat(h)olegie leer van het ontstaan en de verhoudingen van kleuren - chromatiek leer van het ontstaan van het aardoppervlak geomorfologie leer van het ontstaan van het heelal kosmogonie leer van het ontstaan van ziekten nosogonie leer van het perspectief doorzichtkunde leer van het reliëf der aardoppervlakte - geoplastiek leer van het seksuele leven - seksuologie leer van het staatsbestuur staatkunde leer van het tempo (muz.) - agogiek leer van het treurspel tragiek leer van het verband tussen plant en dier en hun omgeving oecologie leer van het vuur - pyrologie leer van het waterleven - hydrobiologie leer van het wekken van een ruimtelijke geluidsindruk - stereofonie leer van het zich ontwikkelen van een eigen toon - ontogonie leer van het zien en licht - optiek leer van het zijn - existentialisme, ontologie leer van in cijfers uitgedrukte onderdelen der economie - econometrie
leer van Arius - arianisme leer van Augustinus - augustinisme leer van Boeddha - boeddhisme leer van Christus - christendom, Evangelie leer van lamsvel - nappa leer van licht en van het zien - optiek leer van maatsoorten metriek leer van Marx - marxisme leer van maten en gewichten - metrologie leer van Mohammed – Islam leer van op zichzelf beschouwde bewegingen - kinetica leer van Plato - platonisme leer van Zeno - stoïcisme leer der slangen - ofiologie leer der sterren - astrologie leer der vloeistoffen - hydraulica leerbereider - (leer)looier, touwer leerbereiding - touwerij leerbewerken - looien leerbewerker - lapper, looier, schoenmaker, taander, touwer leerbewerking looien leerboek handboek, leidraad, studieboek leerboek der Rooms-Katholieke feesten - heortologie leercursus - handleiding, leerboek leerdichter - didacticus leerdoek - zeildoek leerfabel - apoloog leergang cursus, methode laargang volgen - studeren leergeld - minerval leergestoelte - katheder leergezel - leerling leergierig dociel, ijverig, leergraag, leerrijk, leerzaam, studieus, vlijtig, weetgierig, weetgraag leergraag - studieus leerhoofd - bolleboos leerjaar - cursus, klas leerjongen - bijloper leerkamer - leskamer leerknecht - gezel leerkracht - docent(e), juffrouw, lector, lera(a)res, leermeester, meester, onderwijzer, onderwijzeres, professor, leerkunst - didactiek leerling - aanhanger, adelborst, adept, aspirant, beginneling, bijloper, cadet, cursist, discipel, élève, gezel, halfwas, kwekeling, laver (visser), normalist, pupil, scholier, student, studiosus, volgeling leerling aan een zekere onderwijsinstelling - adelborst, gymnasiast, hbs'er, hts'er, kwekeling, lts'er, lyceïst, kwekeling, student, seminarist leerling-matroos op een vissersschip - afhouder leerling-officier - adelborst, cadet, vaandrig leerling die doubleert - zittenblijver leerling die niet bevorderd is - zittenblijver leerling die niet overgegaan is - zittenblijver leerling van Boeddha Ananda leerling van Christus - apostel leerling van Diogenes - Crates leerling van de apostel Johannes - Polucarp leerling van de Koran - santri leerling van een bepaalde school adelborst, cadet leerling van een hogeschool - student leerling' van militaire school adelborst, cadet leerling van een semenarie - seminarist leerling van koranschool - santri, softa leerling van militair opleidingsinstituut - adelborst, cadet, hoofdcursiaan, kadet leerling van Rembrandt - Fabritius leerling van Socrates - Alcibiades, Anthistenes, Isocrates, Xenophon leerling van Zeno stoïcijn leerlingdiplomaat - attaché leerlingen van een betrekking - aspirant, aspirante leerlingmatroos (vissersschip) - afhouder leerling-officier - adelborst, cadet, vaandrig leerlooien - runnen leerlooier - vellenploter leermeester docent, dydacticus, goeroe (guru), instructeur, Jezus, leraar, leerkracht, leidsman, magister, meester, oefenmeester, onderwijzer, preceptor, professor, repetitor, tutor, voorganger leermeester van Achilles - Chiron leermester van Alexander de Grote - Aristoteles leermeester van Aristoteles - Plato leermeester van de oude christelijke kerk - kerkvader leermeester van een scheepsjongen - zeevader leermeester van Frege - Lotze, Lotzke leermeester van Gerard Dou - Rembrandt leermeester van Heidegger - Husserl leermeester van Husserl - Brentano leermeester van Nero - Seneca leermeester van Paulus - Gamaliël leermeester van Plato - socrates leermeester van Raffael - Perugino leermeester van Zenoon - Permenides leermeesterplaats - preceptoraat leermiddel atlas, boek, bord, globe, kaart, landkaart, leesplank, liniaal, passer, schoolboek, schooltelevisie, tekengerei, telraam leermiddel bij aardrijkskunde - atlas, globe, landkaart leermiddel voor handwerken - merklapje leermiddelen atlas, boek, bord, kaart, leesplank, lesmateriaal, liniaal, passer, schoolbehoeften, schrijfpapier, leermos - korstmos leer of trap - ladder leerplaats van Zeno - Stoa(Oud-Athene) leerplan lesrooster, methode, onderwijsprogram leerrede oratie, predicatie, preek leerregel - grondregel, principe leerrijk - bondig, informatief, leerzaam, lerend, nuttig, opvoedend, pittig, sententieus leerrijke oplossing gevend - pragmatisch leers (Z.N.) - laars, leergraag leersoort chagrijn, kalfsleer, marokijn, nappa, pigskin, rundleer, saffiaan, segrijn, slangenleer, suède, vetleer leerspreuk - grondstelling, maatstaf, maxime leerspreuken - gnomen leerstellig doctrinair, dogmatisch, theorama leerstelling doctrine, dogma, geloofspunt, theorema leerstelsel - dogma, leerstuk leerstoel hoogleraarsambt, hoogleraarschap, kateder, katheder, lectoraat, ordinariaat, preekstoel, professoraat leerstof van examen doornemen - repeteren leerstoornis op taalgebied leeszwakte, woordblindheid leerstuk van het boeddhisme - karma leertaak - lectie leertoon - leertrant leertouwer - looier leertraag - lui, traag leertrant - leerwijze, methode leerstuk dogma, geloofsartikel, geloofsstelling, theorie leertijd - stage leertje - trapje leertouwer - looier leeruur - lectie, les leervak op school aardrijkskunde, algebra, biologie, boekhouden, cijferen, Duits, economieEngels, Frans, fysica, geschiedenis, godsdienst, Grieks, Latijn, lezen, meetkunde, natuurkunde, Nederlands, rekenen, scheikunde, schrijven, taal, tekenen, wiskunde, leerwijze - methode leerijver - studie leerzaam didactisch, dociel, instructief, leerrijk, naarstig, nuttig, onderwijzend, oplettend, pragmatisch, weetgierig leerzaamheid - dociliteit leesbaar - ontcijferbaar leesbaar schrift, voor allen - pasigrafie leesblindheid - alexie, dyslexie leesboek novelle, roman leesboekerij - uitleenbibliotheek leesclub - lezerskring leesglas loep, loupe, vergrootglas leeshonger - leeswoede leeskamer - bibliotheek leeslint - leeswijzer leesportefeuille - lectuurmap, leesmap leesstof lectuur, lektuur, literatuur leest gedaante, gestalte, middel, model, schoenvorm, taille, vorm leesteken aanhalingsteken, accent, accolade, apostrof, beletselteken, deelteken, dubbelpunt, komma, koppelteken, punt, puntkomma, trema, uitroepteken, vraagteken leestekens plaatsen - interpuncteren leest of middel - taille leest of snit - model leeswijzer – bladwijzer, boekenlegger, leeslint leeswoede - leeshonger leeszaal - bibliotheek, boekerij, leeskamer leeszwakheid - dyslexie leeuw Felix, Leo, lion, liebaard leeuw (astr.) - leopoldus, lion leeuw (herald.) - liebaard Leeuwardens poortje Popta Leeuwardense toren Oldehove leeuwarend - griffioen, grijpvogel leeuwenbek - antirrhinum, ereprijs, gamander, helmkruid, kartelblad, kruid, maskerbloem, motten, mottenkruid, muskus, ogentroost, orant, toorts, vingerhoedskruid leeuwenbekkrachtiger - scrophularinceën leeuwengezicht - leontiasis leeuwenjong - welp leeuweklauw - alchemilla leeuwebekachtige plant - aambeienkruid, beekpunge, ereprijs, gamander, helmkruid, muskus, toorts, kalfssnuit, kartelblad, maskerbloem, mottenkruid, mottenkruid, ogentroost, ratelaar, veronica, vingerhoedkruid, vlaskruid leeuwentand - leontodon leeuwen temmer - dompteur leeuwegezicht - leontiasis leeuwemuil - orant leeuwerik - graspieper leeuweriken - alandidae leeuwetand - leontodon lef - courage, branie, bravour, drukte, durf, kloekheid, moed, ophef, spats lefdoekje - pochet, pochette lefgozer - druktemaker, opschepper lefhebber - druktemaker, opsnijder lefmaker - durfal lefschopper - opsnijder legaal legitiem, rechtmatig, wettelijk, wettig legaat bezet, boedel, diplomaat, donatie, erfdeel, erfenis, erfmaking, gezant, gift, nalatenschap, schenking legalisatie - wettiging legater - erflater legateren - legeren, nalaten, vermaken legatie gezantschap legato - gebonden, vloeiend legator - donateur, donatrice, legatant, overledene, testateur, testatrice lege ruimte leemte, vacuum lege schelp - nuun lege woordenpraal - bombast, retoriek legen - ledigen, uitdrinken legendarisch - befaamd, fabelachtig legendarisch goudland Ofir legendarische koning Arthur legendarische koning van Vlaanderen Gambrinus legendarische schaal graal legendarische tovenaar Merlijn legendarische vorst Gambrinus legende abrupta, fabel, mirakel, mythe, overlevering, randschrift, sage, sprookje, (volks)verhaal leger armee, bed, bivak, geschiedenis, heer, heerban, heir, hol, kamp, krib, krijgsmacht, krijgsvolk, landmacht, landweer, ligplaats, luchtmacht, menigte, militie, strijdmacht, troepen, weermacht legeraanvoerder bevelhebber, generaal legeraanvoerder van Alexander de Grote - Clitus, Kleitos legeraanvoerder van David Uria legerafdeling afdeling, bataljon, brigade, compagnie, divisie, eenheid, eskadron, formatie, genie, G.S., korps, peloton, regiment, sectie legerafdeling der eerste Franse Republiek - legioen legerafdeling der Romeinen legioen legerauto - jeep legerbende - heerschaar legerbevelhebber in Egypte sirdar leger des heils (Eng.) s.a., L.d.H. legereenheid - korps legeren - alliëren, bivakkeren, kamperen, legateren, paraderen, vermengen legeren van goud met een ander metaal - karateren leger in de open lucht - bivak legerhulpplaats - repli legering alliage, alligatie, alliage, allooi, alpaca, alumel, amalgama, amalgaan, gehalte, lega, hoedanigheid, krimp, loodsoldeer, metaalmengsel, vestiging, waarde, zaling legering met kwik amalgaam legering met smeltpunt onder 70º - woodsmetaal legering om metalen te verbinden soldeer legering van aluminium en magnesium - hydronalium legering van een metaal met kwikzilver - amalgaan legering van grafiet en leem - potlood legering van koper en tin - brons legering van koper en tin brons. legering van koper en zink - bathmetaal, messing legering van koper (2) en messing (1) - (s)pinsbek legering van koper (90) en aluminium (10) - talmigoud legering van koper, ijzer met een dun laagje zilver, goud of platina - pleet legering van koper, zink en nikkel - alfenide, alpaca, argentaan, christoffel legering van kwik en tin - foelie legering van kwikzilver - amalgaan, amalgama legering van lood en tin - soldeer, (s)piauter legering van metaal en kwik - amalgaam legering van nikkel, koper, ijzer en zink - argentaan, witkoper legering van roodkoper en geelkoper - potin legering van staal en nikkel - nikkelstaai, pantserstaai legering van 4 delen koper en deel zink - kopergoud legering van zink en aluminium - sincon, zamac legering van zink en koper - halfgoud, semilor, similor, spiegelmetaal (om te polijsten) legering van zink - nikkelzilver legering van zink en lood bathmetaal legering van zink en zwavel - blende legering voor metaalverbinding - soldeer legerkamp bivak, kazerne, lager legerkantine - mess legerknecht - krijgsknecht, legerkost, soldaat, soldatenspijs legerkost kuch, rats, soldatenspijs legerleiding - G.S., (generale) staf, legerbestuur, oppercommando, operbevel, staf legermacht - armee, krijgsmacht legernorm - In legeroefening - manoeuvre, schijngevecht legeronderdeel at, bataljon, batterij, brigade, cavalerie, compagnie, detachement, divisie, eskader, eskadron, genie, infanterie, korps, landmacht, legerkorps, luchtmacht, marine, peloton, regiment, sectie, squadron, staf, wachtpost legeropleidingsschool C.O.A.K., K.M.A., R.S.I., S.R.O.A., S.R.O.I., S.R.O.MA legeropstelling - colonne legeropstelling met geringe frontbreedte - (in)colonne legerpark - legertrein legerplaats bivak, garnizoen, kamp, kampement, kazerne legerplaats in openlucht - bivak legerpolitie M.P. legerpredikant - aalmoezenier, veldprediker legerpriester aalmoezenier legerschaar heir, legoen, rot legerschool K.M.A., K.M.S. legerstaf - hoofdkwartier, legerleiding legerstandaard - banier, vaan(del), veldteken legerstede bed, brits, kooi, krib, ledikant, opklapbed, sponde, wieg legerstelsel Filter, Ondas legertent - paviljoen legerterm balen, filler, hap, hospik, organiek, stomp legertje van Indonesische jongeren - pemoeda legertocht - krijgsmars, krijgstocht legertrein tros legertros - dreef, gang, legertrein, loop, train, zwang legerveste - bunker, kazemat, kazerne legervesting - bunker, kazemat, kazerne legervoertuig - tank legervoorraad magazijn - dump legerwagen - tank legerweg - heirbaan leges - heffing, kosten, rechten, schrijfkosten lege tijd - otium leggeld - emolument leggen - aanbrengen, indoen, maken, plaatsen, situeren, stellen, vloeren leggen van de nadruk accentueren legger - biels, draagbalk, ligger, register, vloerbalk legger in roosterwerk – kesp legger onder rails - biels leggoed pootgoed leghorn - kip, (Eng.) livorno legio ontelbaar, talloos, talrijk, veel, volop legioen cohorte, heerschaar, keurbende, menigte legionair - soldaat legislatief wetgevend legist jurist, wetkundige legisterlj wettendienst legitiem echt, legaal, rechtmatig, wetmatig, wettig, wettelijk legitimatie - bewijs, vergunning legitimatiebewijs - identiteitsbewijs, pas, paspoort, persoonsbewijs, toeristenkaart, legitimatiekaart persoonsbewijs legitimatiekaart van een journalist - perskaart, perspenning legkaart - legpuzzel, speelgoed legkast - kleerkast, schap legplank - schap legnest voor kippen - valnest legsel - broed leguaan - anoles, basilisk, bergduivel, kamhagedis, padhagedis, wrong leguanen - iguanidae legumisse - eiwitstof leguninosen - monosaceeën, papilionaceeën legwerk - tapijtwerk lei gesteente, leisteen leiband gareel, hondenriem, laan, leidsel, leis, passage, sloot, teugel, toom, watering leiband voor paarden - leidsel leiboom - espalier, lamoen, latwerk, lemoen, spalier, staketsel leidam - krib leiden (aan)voeren, bepalen, besturen, brengen, dirigeren, loodsen, meenemen, mennen, regeren, richten, voeren Leiden L.B., Lakenstad, sleutelstad leiden van een debatingclub - moderator leiden van een orkest dirigeren leidend - toonaangevend, toongevend leidend beginsel - leus leidend gezelschap - geleide leidende figuur - baas, chef, directeur, gerant, hoofd, kopstuk, manager, opperhoofd leidende gedachte - grondtoon leider aanvoerder, baas, bestuurder, bevelhebber, bewindhebber, bewindvoerder, caid, card(ar), chef, chief, commandant, conducteur, deken, dirigent, directeur, duce, gebieder, geleider, gids, leidsman,hoofd(man), manager, menner, mentor, moderateur, moderator, ondernemer, opperhoofd, overman, patroon, regent, rondleider, tuteur, vlaggeman, voogd, voorganger, voorman, voorzitter, wegwijzer leider (Eng.) - leader leider der erediensten - liturg leider van de Contraremonstranten Gomarus leider van een debatingclub - moderator leider van de erediensten - liturg leider van een hotel - gerant leider van de krant - redacteur leider van de scheepsbemanning - bootsman leider van de stad Venetië - Doge leider van de voortrekkers en van een groep padvinders - oubaas leider van een algemeen klassement - koploper leider van een ballet - balletmeester leider van een dispuut - disputer leider van een elftal - aanvoerder, captain leider van een feest - ceremoniemeester leider van een groep brandweerlieden - brandmeester leider van een handelspost in de West - trader leider van een hotel - gerant leider van een krant - redacteur leider van een legerdivisie - kolonel leider van een novice - magister leider van een olifant - kornak leider van een orkest - dirigent leider van een plechtigheid - ceremoniemeester leider van een rederijkerskamer - factor leider van een stad - burgemeester leider van een vergadering - voorzitter leider van een verkooporganisatie salesmanager leider van Gods volk - Mozes leider van padvinders - akela, hopman, oubaas leider van toneel - regisseur leider van U.S.A. - president leiderschap - hegemonie leidfossiel gidsfossiel leiding - aanvoering, auspiciën, bestier, bestuur, beheer, bestel, bevelvoering, bewind, directie, koker, kopstuk, moderamen, opzicht, regeling, regering, regie, regime, roer, staf, toezicht, tucht leiding van een orkest - directie leiding voor gas gasbuis leidinggevende persoon baas, chef, directeur, manager, opperhoofd leidingskanaal - aquaduct leidmotief grondthema leidraad - compendium, gids, grondregel, handboek, handleiding, hulpmiddel, leerboek, norm, orakel, regulatief, richtsnoer, stelregel, vademecum, vraagbaak, Leids blauw - kobaltblauw Leids gebouw Gravensteen, Lakenhal Leidse studentensociëteit Minerva Leidse kaas - komijnekaas leidsel breidel, gareel, halster, kadeel, leiband, leireep, leiriem leis(el), teugel(s), toom leidsel en bit toom leidsman geleider, gids, hoeder, leermeester, leider, mentor, tutor, voorman leidster - gids, leidsvrouw, poolster leikleurig - schalieblauw leien schrijfstift - griffel leigrijs - zinkverf leipen - griffel leirail - dwangrail leireep - leidsel, teugel, toom leiriem - halster leis honderiem, kerstlied, koppel, koppelriem, leiband, leisel, leist, lijn, Noël, riem, teugel leis (muz.) - lied, met, refrein leisel - koppel, riem leiselleguanen - iguanidae leishmaniose - kala-azar leisteen - schiefer, schist, leisteenachtig - schisteus leisteengebergte Eifel leizeel leidsel, leisel lek bres, gat, lekkage, lens, onvolkomen, opening, poreus, reet, schadelijk, scheur, tekort, wan lekdoek filtreerdoek, doorzijgdoek lekenbroeder convers, frater lekendis - hagedis lekenmanier - ondeskundigheid lekenzuster begijn lekhoning - maagdenhoning, zeem lekkage coulage, lek, slecht, verkeerd, wan lekken - doorlaten, druipen, druppelen, sijbelen, lekker aangenaam, aangeschoten, appetijtelijk, behaaglijk, belust, delicaat, echt, emmes (barg.), fijn, genoegelijk, geurig, gezond, halfdronken, heerlijk, kneuterig, kostelijk, lekkerbekkig, leuk, plezierig, prettig, puik, smakelijk, verrukkelijk, zalig lekker baksel - banket lekkerbek epicurist, fijnproever, gastrofiel, gastronoom, gourmand, gourmet, lucullus, proever, smuller, smulpaap lekkerbekken - smullen, watertanden lekker eten - smullen lekkernij 2 ijs 3 jam 4 cake, drop, koek, noga, reep, soes 5 gebak, hapje, lolly, patat, snack, snoep, taart, wafel, ijsje 6 banaan, banket, bonbon, dragee, flikje, gombal, koekje, oester, sukade, toffee, ulevel 7 caramel, chocola, fondant, gebakje, karamel, kaviaar, moorkop, praline, rumboon, taartje, ijswafel snoepje, taartje, truffel, ijstaart, zuurtje 8 eierkoek, janhagel, roomsoes, pepermunt, schuimpje, slagroom, speculaas, tompouce 9 bokkepoot, chocolade, kruidkoek, marsepein, negerzoen, poffertje, snoepgoed, speculaas, stroopbal, taartpunt, tractatie 10 borstplaat, broedertje, kattentong, suikergoed 11 delicatesse, heerlijkheid, pepermuntje, stroopwafel 12 banketletter, bitterkoekje, kersenbonbon,versnapering 15 garnalenbroodje lekker ruiken - geuren lekkers drop, gelei, noga, snoep, suikergoed lekker sla[pen - soezen lekkertand lekkerbek lekkertje lieveling, schat, snoepje lekker van smaak - fijn, heerlijk lekker vinden - lusten, smaken leksteen druipsteen, filtreersteen, stalactiet lekvrij - potdicht lekythos - grafvaas lel beklel, dreun, huig, klap, lellebel, mep, oorlel, oorvijg, pats, pets, slag, tik lelie aloë, asperge, drakenpalm, gloriosa, keizerskroon, look, prei, salomonszegel, vuurpijl, yucca lelieachtigen - ajuin, aluim, anthericum, asparagus, berglook, bieslook, boerenlelie, bostulp, colchium, daglelie, dalkruid, daslook, droogbloeier, eenbes, eremus, gagea, galeopsis, galtonia, geelster, graslelie, herfsttijloos, hondstand, hyacint, juin, keizerskroon, kievitsbloem, knoflook, koningslelie, kraailook, lelie, liliaceeën, moeslook, morgenster, muizedood, nartheticium, oranjelelie, prachtlelie, scilla, sneeuwhoen, ui, vuurlelie, vuurpijl, yucca lelieachtig bolgewas ui, knoflook lelieachtig gewas - affodille, agave, aloë, asperge, lelieachtig tuinbouwgewas asperge lelieachtige bosplant - akkergeelster lelieachtige klimplant - gloriosa lelieachtige plant - agave, aloe, geelster, look, salomonszegel lelienarcis - sneeuwklokje lelietje van dalen - dalkruid lelietorretje - goudhaantje leliewasplaat - zwam lelijk - affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, afstotend, afzichtelijk, akelig, boos, erg, kwetsend, link, min, mismaakt, monsterachtig, monsterlijk, onaardig, onesthetisch, onfraai, ongehoord, onooglijk, ontoonbaar, slecht, smakeloos, stuitend, wanstaltig, ijselijk, lelijk dier monster, mormel lelijk geel haar - peenhaar lelijk gezicht grimas, tronie lelijk mens aap, duivel, dwerg, monster, mormel, sater lelijk schepsel - mormel lelijk woord knoop, verwensing, vloek lelijke aap mandril lelijkerd - beroerling, monster, mormel, naarling lelijkheid gemeenheid, laagheid lellebel - del; sloerie, slons, viezerik lelletje in de keel - huig lel of klap - slag lel om de oren - oorvijg lelvogel - huia, kokako lemma devies, leus, lijfspreuk, motto, trefwoord, zinspreuk lemmerjacht - zeiljacht lemmet kaarsenpit, kling, lampekous, lampepit, lemmer, pit lemming - knaagdier, marmot lemnacee - bultkroos, eendenkroos, kroos, lemma, spirodela, wolffia lemoen - citroen, dissel, disselboom, lamoen lemurachtige - maki lende flank, lee, lies, onderrug, zij lendedeel van een paard - flank lendenberoerte - maandagsziekte lendenbiefstuk - entrecote lendebloed bulk, lal lendendoek - kain, paan lendendoekje - pantje lendenen betreffendem - lumbaal lendenkleed (Maleis) - kain, paan lendenpijn - nefralgie lendeschot - spit lendenspier - psoas lendepijn - lumbago, schot, spit lende spierpijn - spit lendespit - lumbago lendenstuk filet, haas, harst, lumme lendestuk van een rund - haas, harst, kimme lendewervel - promotorium lene - leuning lenen - borgen, eigenen, geven, verschaffen, voorschieten lener - financier, geldnemer, geldschieter leng kabeljauw lengen aaneenbinden, uittrekken, verdunnen lengsel verlengsel, verlengstuk lengstuk - verlenging lengte 1., afstand, grootte, kwantiteit, longitude, longitudó lengte bepalen meten lengte betreffende - longitudinaal lengte tussen twee en een half en vijf meter - roelat lengte tussen twee punten afstand, lijn lengte van beide armen vaam, vadem lengte van de onderarm - el lengte van de rechte lijn tussen twee punten - afstand lengte van letterstaafjes - letterhoogte lengtecirkel - meridiaan, middagcirkel lengtedraden van weefsels schering lengteduinen - parallelduinen lengteëenheid in metriek - more lengtemaat - altometer, angström, cm, cicero, dam, dm, decameter, decimeter, dm, duim, dijkroede, el, femtometer, Foot, gigameter, hm, hand, hectometer, inch, km, kilometer, knoop, kogge, koggeroede, landmijl, megameter, meter, mm, micron, millimeter, mijl, mijn, myriameter, nanometer, paal, picometer, Pm, roede, rod, spanne, terameter, vaam, vadem, verrel, voet, werst, yard, zeemijl lengtemaat in Indonesië paal lengtemaat in Rusland werst lengtemaat op Java - paal lengtemaat op zee - chain, foot, furlong, inch, knoop, mijl, perch, pole, rod, yard, zeemijl lengtemeting - longimetrie lengterichting (in de) - longitudinaal, overlangs lengtetouw hijstouw lenig acrobatisch, buigzaam, elastisch, flexibel, lenigen, maniabel, meegaand, meegevend, mul, niet, rank, slank, slap, smijdig, soepel, stijf, stijfloos, volubel, zucht, lenig maken - kneden, malaxeren lenig zijn - meegeven lenigen - lessen, mitigeren, souffleren, troosten, verlichten, verzachten leniger - trooster, verlosser, verzachter lenige sport - turnen lenigheid - buigzaamheid, soepelheid, souplesse, veerkracht leniging - mitigatie, verzachting leniging van smart soelaas, troost Lenin (pseudoniem) Oeljanow lening - krediet, leenbedrag lening voor een huis - hypotheek lens gust, harpoen, krachteloos, kijkglas, ledig, leeg, loep, loupe, spies, luns, mat, meniscus, objectief, oculair, oogglas, pen, slap, spie, spiets, vergrootglas lens zonder kleurschifting - achromatische lens lens zonder vertekening - aplanatische lens lensbeursje - lenskapsel lensen - doorsteken lensfout - aberratie lenskapsel - lensbeursje lenskern - zenuwcellen lens of kijkglas - loep lensopening - lensdiameter lensvorm concaaf, convex lensvormig - lenticulair, lentiform lenszak - drijfanker, sleepzak lente jaargetijde, jeugd, overvloed, seizoen, voorjaar lenteadem - lentewind lentebloem anemoon, crocus, jonkman, krokus, lelietje, madeliefje, meisje, narcis, primula, sering, sneeuwklokje, tulp lentebode zwaluw lenteboter - grasboter lentedag - meidag, voorjaarsdag lentedans - meidans lentegodin - Ostara lenteklokje - grasklokje, leucojum, sneeuwklokje lentekoorts - voorjaarskoorts lenteloof - lentegroen lentemaand - maart, nisan lenteren - dralen, sammelen, talmen, treuzelen lenteschuim koekoeksspeeksel lentespog kikkerspog lenteteken - ram, stier, tweelingen lentetijd - jeugd lentezaaitijd dricht lentezandstorm - khamasin, khamsin lentezang - lentelied, maggiolata lenticel kurkporie, lensvorming, oogwratje lenticulair lensvormig lentibulariacee - blaasjeskruid, pinguicula, utricularia leontopodium - edelweiss lento (muz.) langzaam lenzen - afdokken, kijken, leegmaken lenzen en prisma’s - optiek lenzenstel - bril lenzenstelsel in een vuurtoren - paneel leonisch - kitsch, nagemaakt, onecht, vals leontopodium - edelweiss lep - schop, spa, zeelt Lepanto - Naupaktos lepel - cochlea, gaperik(dieventaal), hazenoor, kunstaas, laarzenknecht, paplepel, pollepel, rijstlepel, schoenlepel, sleef, slief, spaan, spatel, suikerlepel, theelepel lepel om glas te schuimen in een glasblazerij - kasserol lepelaar - herderstasje, lepelgans, lepelreiger, ooievaar lepelbagger - lepelexcavateur lepelbek - slobeend lepelblad cochlearia, herderstasje, mierik, schouderblad, vetkruid, waterweegbree lepelboom - kalmia lepeldiefje - herdersasje lepeleend - slobeend lepelgans lepelaar lepelkruid lepelblad lepelreiger - lepelaar lepels, borden, messen enz. - bestek, eetgerei lepels en vorken - herderstasje lepelslang - brilslang borden, lepels, messen, vorken - bestek, eetgerei lepel, scherpe - curette lepelspijs - pap, pudding, soep, vla lepeltje - schepje lepeltjesdief - herderstasje leperd - bedrieger, gabberd, gewiekste, gladakker, gladjanus, gluiperd, goochemerd, guit, linkerd, listigaard, schalk, schelm, slimmerd, slimmerik, snuiter leplam - potlammetje lepra lazerij, melaatsheid lepralijder - leproos, melaatse lepreus melaats(e) leproos - melaats leptosoom - lichaamstype leraar docent, frik, goeroe, instructeur, lector, leerkracht, meester, mentor, onderwijzer, predikant leraar in de klassieke talen aan een gymnasium preceptor leraar in de Nederlandse taal en letteren - neerlandicus leraar in welsprekendheid - retor leraren - doceren, onderrichten, onderwijzen, prediken lerares - docente, leerkracht, onderwijzeres Ieren - aanleren, africhten, blokken, doceren, instuderen, instrueren, lesgeven, onderrichten, onderwijzen, prediken, studeren, vossen Ieren band koppel, riem leren borstlap - plastron leren gordel - riem Ieren halsgordel - gareel leren halsjuk - haam Ieren harnas - kolder Leren koppel - riem Ieren lap zeem(leder) Ieren riem koppel leren riem van een wasmachine drijfriem leren schoen met schacht - laars leren schrijven van brieven - correspondentieonderwijs laren zak voor harmonica - balg leren zweep bola, karwats, knoet lerend didactisch, onderwijzend lering catechisatie, catechismus, didactiek, instructie, leer, leerstelling , les, moraal, onderricht, onderwijs, onderwijzing, preek, sermoen lerk - lariks, lork, lorkenboom les - instructie, leer, lering, onderricht, onderwijs, raadgeving, studie, vermaning, voorbeeld les van een professor college lesbak van een smederij koelbak, lestrog lesbisch - homosecsueel lesgeven - lessen, onderwijzen les in lezen - leesles leskamer - leerkamer, studeerkamer leslokaal - klas leslokaal voor judo - dojo les nemen - lessen Lesotho, Bevolking van - Basotho Lesotho, hoofdstad van - Maseroe Lesotho, taal gesproken in - Sesotho lesprogramma - lesrooster lesschema lesrooster, rooster lessen blussen, boeten, koelen,lenigen, stelpen, stillen, verzadigen lessenaar - desk, lezenaar, pulpitum, schrijftael lessen van dorst - grinken lest - laatst, letste lestijd - cursus, leergang, school lestrog - lesbak les van hoogleraar - college leswagen - lesauto letaal dodelijk letaliteit - dodelijkheid, sterfte lethargie - slaapzucht Letland, haven in - Lipaja, Ventspils Letland, hoofdstad van - Riga Letland, rivier in - Daoegava, Dvina, Gaoeja, Lieloepe Letland, stad in - Daoegavpils, Jelgava, Joermala, Liepaja, Rezekne Letland, volksstam in - Koeren, Liven letsel - belet, blessure, blessuur, kneuzing, kwaad, kwetsuur, laesie, last, mankement, snede, trauma, verwonding, wond letsel toebrengen - deren, kwetsen, treffen, verwonden, wonden letten - benadelen, deren, verhinderen letten op – zorgen Lets Lettisch letsel kwetsuur, trauma, verwonding, wond letsel toebrengen deren, kwetsen, verwonden wonden, letterteken letter - banketletter, cursiefletter, drukletter, geletterde, hoofdletter, karakter, letterteken, romein, schriftteken, schrijfletter letter onder de c - cedille letteren - letterkunde letterdief - plagiaris, plagiator letterdieverij - plagiaat letter met omlaag uitstekende lus staartletter letter van het Griekse alfabet alfa, bèta, chi, delta, epsilon, èta, gamma, jota, kappa, iota, lambda, mu, nu, omega omikron, phi, pi, ps, sigma, thèta, tho, tau, ypsilon, xi, zèta letterdief plagiaris, plagiator letterdieverij - plagiaat letterdruk - typografie letterformaat - korps lettergedicht - acrosticon, naamvers lettergreep syllabe lettergreepraadsel charade, logogrief lettergreepsplitsing - dideresis lettergrepenschrift - hiragama lettergrootte letterkorps letterheld - anagram letterhoogte - corps letterkast - letterbak letterkeer anagram, metathesis, letterknechterij - grammatolatrie letterkrans - lofdicht, eloge, ode letterkunde bellettrie, literatuur, woordkunst letterkundig literair letterkundig bronnenonderzoek - crenologie letterkundig werk – boek, drama, epos, essay, gedicht, krant, novelle, roman, tijdschriftverhaal letterkundig werk van gemengde inhoud mengselwerk letterkundige auteur, criticus, dichter, lettre, literator, literatuur, novellist, poëet, romancier, schrijver letterlap letterdoek letterlievende club of vereniging rederijkerskamer letterlijk eigenlijk, feitelijk, getrouw, inderdaad, juist, litteraal, nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt, strikt, tekstueel, woordelijk letterlijke herhaling aanhaling, citaat, echo letterlijst - abo lettermaat - corpspica, punt lettermodel sjablone, sjabloon lettermos - korstmos letteromzetting metathesis letter onder de letter c - cedille letteropsomming - alfabet letterornament monogram letter, op - ordenen - alfabetiseren letterplaat - afleesplaat, drukvorm letterplank - a-b-plank letterpuzzel - woerdzoeker letterraadsel anagram, cryptogram, logogrief letterreeks - alfabet letterrekening - algebra, stelkunde letterroof - letterdieverij letters van Griekse alfabet - alfa, ambda, bèta, chi, delta, èta, epsilon, gamma, jota, kappa, mu, nu, omega, omikron, pi, phi, psi, rho, sigma, tau, thèta, upsilon, xi, zèta letterrijm alliteratie, stafrijm letters boven Christusbeeld I.N.RI. letters in liturgie IHS, INRI letters noemen spellen letterschilder - penseelschrijver letterschrift - alfabet letterserie - letterfamilie letterslot - kunstslot lettersnijder - graveur lettersoort aldine, antiqua, augustus, augustijn, bembo, bodini, brevier (klein), cancelleresca, cicero, cursief, dessendiaan, diamant, egyptienne, fleischmann, futura, galjaard, garamond, gutenberg, helvetica, hoofdletter, italiek, kanon, kapitaal, kolonel, krulletter, libra, lombarde, lutetia, majuskel, mediaan, mediaeval, minuskel, missaal, nonparel, nonparelle, onderkast, paragon, parel, perpetua, regaal, romanee, romein, schreefloos, schrijfletter, times, trekletter, troy, type letterspel - scrabble letterspijs - metaalmengsel, specie letterstof - lettermetaal, letterspecie letterteken - accent, cedille, gramma, herkenningsteken, karakter, sigma, tilda (Spaans) lettertelegraaf - wijzertelegraaf letters van Grieks alphabet - alfa, bèta, gamma, delta, epsilon, zeta, eta, thera, iota, kappa, lambda, theta, iota, da, mu, nu, xi, omicron, pi, rho, sigma, tau, upsilon, phi, chi, psi, omega lettertje - briefje lettertrekker - verfkwastje letter type Aldine, antiek, augustijn, Baskerville, bembo, bodoni, brevier, briljant, caslow, cicero, colonel, cursief, dessendiaan, diamant, folio, futura, galjard, Garamond, gotisch, Helvetica, lectura, Libra, lutetium, mediaan, mediaeval, Mercator, microscoop, nonpareille , of, parel, perpetual, roman, romein, Romulus, Spartan, times, uniciaal, unciaal, univers lettervers - acrostichon, metathesis letterverspringing anagram, metathesis lettervrucht - boek, gedicht letter waarmee men drukt - drukletter letterwoord - marva letterwijs - geleerd, knap, leesvaardig, letterkundig letterzetgietmachine - monotype letterzetmachine - linotype, monotype letterzetter - compositeur, graficus, kever, kopyhouder, penseel, typograaf letterzettergerei divisorium, filet, tenakel, zethaak letterzettershaak - zethaak letterzifter - criticus, criticaster letterzifterij - haarkloverij, vitterij let wel - nota bene, n.b., tw. , sic leugen - bedriegerij, bedrog, beuzel, fabel, jok(ken), jokkentje, knapper (gew.), misleiding, onwaarheid, verdichtsel, verzinsel leugen (Eng.) - lie leugen om bestwil - noodleugen leugenaar - bedrieger, fantast, jokkebrok, leugenbeest, misleider, pseudoloog, valsaard leugenachtig bedrieglijk, deloyaal, doortrapt, eervergeten, geslepen, liegend, loos, oneerlijk, onoprecht, onwaar, perfide, schijnheilig slinks, sluw, trouweloos, unfair, vals, valstongig leugenachtige kwaadsprekerij laster leugenbericht - canard, fopperij, verzonnen krantebericht leugendetector - leugenverklikker leugenontdekker - liedetector leugens (barg.) - schorem leugens wijsmaken - beliegen leugentaal - leugens leugentje om bestwil - menistenleugen leugenzak - aartsleugenaar, almanak, leugenaar leuk - aangenaam, aardig, amusant, bekoorlijk, best, betrouwbaar, degelijk, doddig, dolletjes, doodgrappig, doodkalm, doodleuk, echt, emmes, enig, fideel, flegmatiek, fijn, geestig, geinig, gemoedelijk, genoegelijk, geschikt, gezellig, goed, grappig, heerlijk, humoristisch, immes, inderdaad, jofel, kedin, knus, koddig, laconiek, lauw (gewest.), leukweg, leutig, lief, link, lollig, luizig, mieters, mooi, moppig, olijk, prettig, schattig, sympathiek, tof, veilig, vermakelijk, vrolijk leuk ondeugend - guitig leuk persoon humorist, komiek, leukerd, snaak leuke jongen guit, schalk, snaak leuk en aardig - prettig leuk en fraai - mooi, prachtig leuk(a)emie - bloedziekte leukerd clown, farceur, grapjas, grappenmaker, guit, hansworst, harlekijn, humorist, joker, komiek, lolbroek, lolmaker, moppentapper, nar, olijkerd, paljas, pias, pierrot, polichinel, punch, schalk, snaak, uientapper, uilenspiegel leukheid geestigheid, gein, gezelligheid, grap, leut, lol, plezier, pret, vermaak leukjes - kalmweg leukocyt - bloedlichaampje leukocyt, soort - granulocyt, lymfocyt, monocyt leukodermia - pigmentgebrek leuk ontdeugend - guitig leukoplast - pleister, zetmeelvormers leuk persoon - humorist, komiek, leukerd, snaak leuk verhaal - mop leukweg - laconiek, laconiek leunbijter - baliekluiver, leegloper leunen - lenen, rusten, schragen, steunen leunes - domoor leuning - armsteun, balie, balustrade, barre (Fr.), borstwering, reling, steun, stut, verschansing leuning op balkon balustrade leuning op schip reling leuning van een hekwerk - reling leuning van een verschansing - reling leuning regel - deklijst leuning schaaf - profielschaaf leunstoel - armstoel, bergère, clubfauteuil, clubstoel, clubzetel, crapaud, fauteuil, leuningstoel, luierstoel, rookstoel, ruststoel, voltaire, zorg(stoel), leunstoel met hoge rug en vooruitstaande zijstukken - voltaire leur deugniet, drel, kleinigheid, lap, lokaas, lomp, lor, prul, tod, vod leurachtig nietig, onbeduidend, ijdel leurder kramer, marskramer, venter leuren - venten, knoeien, regratteren, spotten, zaniken leus devies, frase, gezegde, hulpstelling, kernspreuk, lemma, leuze, lijfspreuk, motto, parool, slogan, spreekwoord, spreuk, strijdkreet, teken, wachtwoord, wapenkreet, zinspreuk leusnet - palingnet leut gein, gekheid, genoegen, koffie, lol, plezier, pret, scherts, schik, vermaak, vrolijkheid leutel - maatlatje, schopje leuter - kletsmajoor, snert leuteraar - babbelaar, draler, kletser, kletsmajoor, mem, talmer, zeurkous leuteren babbelen, ballen, bazelen, dazen, dralen, haperen, kallen, kletsen, loszitten, loteren, neutelen, peuteren, raaskallen, razen, revelen, talmen, treuzelen, waggelen, wauwelen, wiggelen, zaniken, zeuren, zwetsen leuterpraat klets leuterig - besluiteloos, talmend, zanikerig leuterkous - babbelaar, zanik
leutig - aangenaam, grappig, jolig, leuk, parool, prettig, plezierig, slogan, vermakelijk leuver - eksteroog, likdoorn leuze blazoen, devies, emblema, gezegde, kenspreuk, leus, motto, parool, slagwoord, slogan, sloughan, veil, wachtwoord, yell leuzen - vissen levaard - haring levade - (het) steigeren Levant Morgenland, oosten, Oriënt leven bestaan, drukte, existentie, gedoe, geraas, getier, geweld, heibel, herrie, kabaal, lawaai, licht, poeha, rumoer, spektakel, teren, tier, verblijven, vertier, wonen, zijn levend - bestaand, in, vivo levendbarende zeevis - aalkwab, kwabaal, puitaal levend gesneden - krimp levend wezen dier, mens, organisme, plant levende celstof - protoplasma levende have vee levende steentjes - lithops levendig actief, agiel (muz.), alert, allegretto,allegro, animato, animoso, bedrijvig, behendig, bevallig, beweeglijk, bewegelijk, bezield, brio, bijdehand, dartel, druk, elegant, energiek, flink, fitting, fris, geanimeerd, intens, intensief, kittig, krachtig, kras, kwik, kwiek, lustig, monter, mosso, op, opgewekt, pittig, quick, rap, roerig, rumoerig, sanquinisch, snel, snugger, tierig, tuk, turbulent, vief, vinnig, vitaal, vivace, vlot, vlug, vrolijk, vurig, wakker, woelig, zwierig levendig (muz.) allegro, animato, animoso, opgewekt, presto, vivace levendig tempo - entrain levendigheid activiteit, animo, beweeglijkheid, brio, drukte, elan, fut, leven, opgewektheid, pathos, temperament, tierigheid, vertier, vuur levendig kind - druktemaker, robbedoes levendig of vief - kwiek, levendig vernuft esprit, geest levend wezen - dier, mens levenloos dof, dood(s), doof, futloos, gevoelloos, loom, maf, mat, onbenullig, onbezield, saai, slaap, zielloos levenloos voorwerp - fetisj levenmaker - drukteschopper, herriemaker levensavond ouderdom levensbaan levensweg levensbeginsel - adem, asem, cel, ethos, geest, kiem, leidraad, principe levensbehoefte eten, kleding, voedsel levensbenodigdheid - dekking, kleding, voedsel levensbeschouwing atheïsme, deïsme, filosofie, idealisme levensbeschouwing die de rede afwijst - irrationalisme levensbeschrijver biograaf levensbeschrijver van heiligen hagiograaf levensbeschrijving biografie levensbeschrijving door persoon zelf – autobiografie, levensschets levensbeschrijving van een pas gestorvene - necrologie levensbeschrijving van heilige hagiografie levensbeschrijving van pas overledene - necrologie levensboom - conifeer, thuja, tuja, tuya levensconditie levensvoorwaarde levensdrift - libido levensdraad levensduur, levensloop levensfilosofie - biosofie, vitalisme levensfunctie - ademen, ademhalen, hartslag levensgedrag levenswandel levensgeest - conduite, pneuma levensgeest (Ind.) - prana levensgegevenheid lot levensgemeenschap - collectief, commune, groep, maatschappij, samenleving levensgenieter - Bourgondiër, epicurist, hedonist levensgeschiedenis - biografie, necrologie levensgevaarlijk dodelijk levensgezel eega, echtgenoot, gade levenshouding gedragslijn levenskracht energie, gloed, vitaliteit levenskracht geven - vitaliseren levenskrachtig - tierig, vitaal levenskring - milieu levenskunst - eubiotiek levenslang - eeuwig, perpetueel levensleer biologie, biotiek levensleer der voorwereldlijke dieren - paleobiologie levenslied - smartlap levensloop carrière, curriculum, levensdraad, lot levenslucht adem, asem, zuurstof leenslucht innemen - ademen, inademen levenslust blijheid, energie, exuberance, joiedevivre, levensblijheid, levensvreugde, opgewektheid, vitaliteit, vrolijkheid levenslustig blij, blijgeestig, dartel, energiek, fit, flink, fris, gezond, joviaal, kras, mondain, monter, opgeruimd, opgewekt, tierig, vief, vitaal, vrolijk, wulps, zonnig levensmagnetisme mesmerisme levensmiddelen comestibles, eetwaren, proviand, voedsel, voedingsmiddelen levensmoe levenszat levensmorgen jeugd levensonderhoud alimentatie, eten, kost, voer, voeder, voeding, voedsel, werk levensonlust - spleen levensopvatting - levensbeschouwing levenspad - levensweg, reisweg levensperiode bij rijping - puberteit levensregel - devies, maxime levensregels der mohammedanen - soena, sunna levenssap - bloed, gal, sap levensschets - portret levensstaat - baan, positie, staat, status levensstandaard - levenspeil levenstijd - lijf levensvatbaarheid - vitaliteit levensverhaal - historie, story levensverrichtingenleer fysiologie levensverschijnsel - levensteken levensverzekeringsdeskundige - actuaris levensvocht - bloed, sap levensvocht in organische lichamen bloed, gal, sap levensvoorraad - mondvoorraad, voedsel levensvreugde euforie, levenslust levensweg - loopbaan levenswijs - ervaren levenswijsheid - biosofie, gnome levenswijze discipline, gedrag, orde, regiem, regime, regel, tucht levenszat - levensmoe, levensmoede levenwekkend animerend, bezielend levenwekkende - koesteren levenwekkende kracht adem, bezieling, inspiratie lever - hepar lever (Ind.) - ati leveraar - leverancier leveraloë - geneesmiddel leverancier bakker, groenteboer, kruidenier, melkboer, slager, olieman, producent, zandman leverancier van bewerkte grondstoffen - trafikant leverancier van eetbare vogelnestjes - salangaan leverantie - bezorging, levering leverbaar - fungibel leverbeuling - leverworst leverbot - geelworm, leverworm, zuigworm leverbotziekte distomatose, fasiolasis, organs leveren afleveren, bezorgen, fourneren, klaarspelen, overgeven, produceren, verschaffen, verzorgen, voorzien levering aflevering, bezorging, leverantie, produktie, traditie, verschaffing levering naar aanleiding van inschrijvingen - aanbesteding levering van hoeveelheid goederen - leverantie leveringslijst - factuur leveringsvoorwaarden - cif, fob leverkruid - agrinomie, boeltjeskruid, eupatorium, koninginnekruid levermossen - hepaticae leverontsteking - geelzucht, heparititis, hepatitis leverpastei patée leverrat - desman leverstok – lavas levertraan - visolie levert duurzaam hout eik levert een olifant elp, elpenbeen, ivoor levert gevaar voor de vis net levervlek - chloasma, lentigo levervocht gal leverworm - leverbot leverworst - beuling, loert leverziekte distamatose, galsteenkoliek, geelzucht, serum, hepatitis levier stuurknuppel lewisiet strijdgas lex wet lexicograaf woordenboekschrijver lexicon encyclopedie, naslagwerk, woordenboek lezen - doornemen, gewaarworden, melen, inzamelen, lectuur, lektuur, naspeuren, navorsen, opnemen, opzamelen, schiften, schoonmaken, uitzoeken, vergaderen, vergaren, verzamelen, zamelen lezen zonder onderbreking - cursorisch lezenaar katheder, lessenaar, standaard lezend met verduidelijkingen van de leraar - statarisch lezer abonnee lezer heil, (den) - l.s. lezerskring boekenclub, leesbibliotheek, leesclub, leesmuseum, leestrommel(map) lezing bewerking, causerie, lectuur, lezen, opstel, rapport, redactie, rede, referaat, seance, tekst, variant, verhandeling, versie, voordracht, wending, liaan slingerplant liaan, inlandse - bosrank, clematis, hedera, kamperfoelie, klimop, lenicera Liafwin - Lebuinus liaison - liefdesbetrekking, verbintenis, verhouding lias brievensnoer, rijgsnoer, veter Libanese munt piaster, pond Libanon, bergtop in - Sinnen, Hermon Libanon, dal in - Beka Libanon, hoofdstad van - Beiroet, Beytouth Libanon, oorspronkelijke bewoners van - F(o)eneciërs Libanon, rivier in - Asi, Leontes, Litani, Orontes Libanon, stad in - Baalbek, Saida, Tripoli, Zahlé libatie drankoffer, plengoffer libel anax, glazenmaker, glazenwasser, hengst, juffertje, pamflet, schotschrift smaadschrift, waterjuffer, waternimf liber ongedwongen, vrij liberaal lib, mild, milddadig, onbekrompen, onbevooroordeeld, royaal, ruimdenkend, vooruitstrevend, vrijgevig, vrijheidlievend, vrijzinnig liberaal (Eng.) whig, vrijheidlievend liberaal staatsman - Thorbecke liberale partij F.D.P., V.V.D. liberatie - bevrijding, verlossing Liberiaanse munt - dollar Liberia, berg in - Nimba Liberia, hoofdstad van - Monrovia Liberia, kaap in - Mesurado, Palmas Liberia, munt in dollar Liberia, rivier in - Cavally, Cestos, Gbeya, Lofa, Mano, Morro Liberia, stam in - Gbandi, Gio, Gissi, Grebo,Kpelle, Kroe, Mandingo, Mende liberteit vrijheid libertijn losbol, vrijdenker, vrijgeest libido geslachtsdrift, levensdrift Libië, hoofdstad van - Tripoli Libië, oase in - Fezzan, Koefra Libië, rassengroep in - Brak, Dzjofra, Koefra, Moerzoek, Sebna Libië, stad in - Beida, Benghazi, Tripoli Libië, zoutwater in - sebkha Libische godin - Lamse Iibra balans, weegschaal librarius bibliothecaris libretto tekst, tekstboek librettoschrijver - librettist librije kloosterbibliotheek licentiaat lic. licentie losbandigheid, patent, vergunning, verlof, vrijbrief Iicentieus dartel, ongebonden, wulps lichaam aas, bast, body, bol, college, corporatie, corpus, figuur, gedaante, genootschap, hagje, instelling, instituut, karkas, korps, korpus, kreng, kubus, lid, lijf, maatschappij, object, orgaan, organisatie, organisme, pens, prij, raad, romp, soma (Latijn), sooma, vereniging, vergadering, voorwerp, zaad, lichaam kwellen, (het) - martelen, martificeren lichaam met grootste inhoud bij kleinste oppervlak bol lichaamsaard - habitus lichaamsbedekking - kleding, kleren lichaamsbeweging dans, fietsen, gym(nastiek), joggen, lopen, sport, springen, training, trimmen, turnen, wandelen, zwemmen lichaamsbeweging betreffende - kinesthetisch lichaamsbouw gestalte, leptosoom, postuur, structuur, taille, lichaamsbouwtype - atletisch, biotype, constitutietype, pyknisch lichaamscel - protoplast lichaamsdelen - ook medische termen en spieren 2 dij 3 arm, bil, bot, kin, lip, nek, oog, oor, rib, rug 4 aars, ader, anus, band, been, buik, darm, dens, duim, haar, hals, hand, hart, heup, hiel, huid, huig, Iris, kaak, keel, kies, knie, kuit, lens, lies, long ,merg, milt, mond, neus, nier, pees, pink, pols, tand, teen, tong, tuba , ulna, vene, voet, wang, zool 5 aorta, atlas, blaas, bloed, bijbal, cutis, derma, eikel, enkel, femur, gebit, hamer, hoofd, hymen, klier, labia, lende, lever, mamma, nagel, navel, oksel, penis, pupil, rhino, sinus ,slaap, spier, talus, tibia, vulva, zenuw 6 adnexa, balzak, bekken, biceps, boezem, bijnier, cardia, coecum, cornea, discus, dijbeen, facies, falanx, fallus, farynx, fascie, fauces, fibula, gelaat, gonade, larynx, molaar, mucinen, myocyt, nervus, neuron, oogbol, oogkas, ooglid, oorlel, ovarie, pelvis, pleura, pulsus, pyelum, radius, retina, schede, sclera, skelet, stapes, thorax, thymus, tonsil, ureter, uterus, vagina, wervel, wimper 7 abdomen, amandel, arterie, bilnaad, choanen, dentine, draaier, dijspier, ellepijp, epifyse, fibrine, galgang, gezicht, glottis, humerus, jejunem, jukbeen, jukboog, longlob, longtop, lymfvat, mamilla, medulla, mergcel, monocyt, neuriet, neusgat, neusrug, ooghaar, palatum, patelIa, periost, pisbuis, portier, pulmone, pylorus, sanguis, scapula, schedel, scrotum, snijtand, sternum, symfyse, tandkas, teelbal, trachea, triceps, vulvula, weefsel, zaadbal, zintuig, zitbeen, zitvlak 8 aambeeld, aderklep, aderwand, appendix, beenmerg, bloedvat, borstkas, bovenarm, bovenlip, bronchie, buikwand, cerebrum, clitoris, darmbeen, darmvlok, duodenum, eierstok, eileider, elleboog, epitheel, follikel, frenulum, galblaas, geraamte, gewricht, glutaeus, halsader, hartklep, hersenen, heupbeen, hielbeen, hoektand, hypofyse, ingewand, kaakbeen, kinzenuw, kniepees, kuitbeen, leucocyt, liesband, ligament, longader, longkwab, luchtpijp, maagwand, maanbeen, nekspier netvlies ,neusbeen, neusgang, nierader, nierkwab, onderarm, oogappel, oogspier, oogzenuw, pancreas, perineum, platysma, polsband, prostaat, rotsbeen, rugspier, schouder, slagader, slokdarm, stemband ,tandbeen, tandhals ,tandmerg, tepelhof, tongbeen, tongpunt, tongriem, traanzak, vertebra, voetzool, voorhuid, wandbeen, zaadbuis, zeefbeen, zaagspier, zogklier 9 adervlies, aortaklep, beenvlies, bindvlies, borstbeen, borstwand, bovenbeen, bovenkaak, buigspier, buikholte, huidspier, buikvlies, calcaneus, capillair, clavicula, cremaster, darmpapil, diafragma, endeldarm, endotheel, enkelband, epidermis, erwtenbeen ,galkanaal, gehemelte, haematine, halsspier, hartkamer, hartspier, hartvlies, hartzakje, hartzenuw, hoofdhaar, hoofdhuid, huidpapil, huidspier, huidzenuw, kittelaar, knieschijf, kraakbeen, labyrlnth, leverader, leverkwab, liesplooi, longhilus, longpoort, longvezel, longvlies, lymfklier, maagspier, mandibula, melkklier, middenoor, middenrif, nagelriem, neusholte, neusspier, onderbeen, onderbuik, onderkaak, oogwinper, oorschelp, poortader, reukzenuw, ruggemerg, schaamlip, slaapbeen, slaapkwab, slijnklier, slljnvlies, spaakbeen, stuitbeen, talgklier, tandemail, tandkroon, tandvlees, tongzenuw, traanbeen, traanbuis, urinebuis, utriculus, vaatvlies, vingertop, voorhoofd, wiggebeen 10 ocetabulum, adamsappel, baarmoeder, bekkenwand, blaasspier, bloedserum, borstholte, borstklier, borstspier, borstvlies, borltlonuw, botweefsel, buikorgaan, buikstreek, bijniermerg ,darmkanaal, deltaspier, eosinofiel, epididymis, epiglottis, erythrocyt, granulocyt, halswerve,l handbuiger, handwortel, heiligbeen, hersenbalk, hersenstam, hoornvlies, intestinum, keelklepje, kringspier, lieskanaal, liesstreek, longwortel, maagingang, maagstreek, mergschede, metacarpus, metatarsus, middelhand, middelvoet, middenhand, middenkwab, middenvoet, neusschelp, neuswortel, nierbekken, okselklier, oortrompet ,peesschede, peritoneum, ribbenboog, ruggegraat, schaambeen, schedeldak, schedewand, scheenbeen, scholspier, slaapspier, sluitspier, sprongbeen, staartbeen, stemspleet, strekspler, stijgbeuge,l tandwortel, teenkootje, thrombocyt, tongwortel, traanklier, urineblaas, voetwörtel ,zweetklier 11 achterhoofd, armgewricht, beenweefsel, bindweefsel, bloedplasma, borstwervel, cerebellium, dacryocyste, diëncefalon, endometrium, epicondylus ,epigastrium, apistrofeus, hersenkamer, hersenmassa, hersenvlies, hersenvocht, hersenzenuw, huidartorie, keelamandel, lendewervel ,longblaasje, maag portier, maaguitgang, mitraalklep, nagelwortel, navelstreek, navelstreng, neusamandel, neusvleugel, paradentium, ruggewervel, schedelbeen, schildklier, schoudertop, slaapstreek, slakkenhuis, sleutelbeen, strotklepje, sympathicus, tandglazuur, urinekanaal, urineleider, vaatstelsel, vleugelbeen, voetbeentje, wortelvlies, zwellichaam 12 achillespees, alvleesklier, bloedplaatje, bovenarmbeen, buikingewand, buikslagader, buikvlieszak, bijnierschors, haemoglobine, halsslagader, hersenschors, heupgewricht, huidbloedvat, jukbeenspier, kaakgewricht, kniegewricht, koekoeksbeen, leverhaarvat, longslagader, maagdenvlies, netvliespunt, onderarmbeen, oogbindvlies, oogslijnvlies, peridontium, polsgewricht, polsslagader, promontorium, ribkraakbeen, schedelbasis ,schouderblad, slagaderwand,teengewricht, teerlingbeen, trommelvlies, vingerkootje, voetgewricht, wervelkanaal, zenuwstelsel 13 baarmoederkap, borstingewand, borstslagader, bovenarmspier, bovenlipspier ,bijschildklier, darmslijmvlies, driehoeksbeen, drielingzenuw, elleboogzenuw, gehemeltebeen, gehemelteboog, gehoorbeentje, geslachtsdeel, hersencentrum, hersenschedel, hersenweefsel, hoofdslagader, huidcapillair, huidtalgklier, knieschijfband, leverslagader, maagslijmvlies, mondslijmvlies, neuskraakbeen, oorsmeerklier, pijnappelklier, schouderspier, slaapslagader, speekselklier, strottenhoofd, tongpuntklier, verstandskies 14 baarmoedermond, baarmoederwand, bekkeningewand, bloedkleurstof, bloedvloeistof, bovenbeenzenuw, driehoekszenuw, gehemelteplooi, geslachtsklier, halvemaansbeen, ingewandsspier, long borstvlies, maagdarmkanaal, middenhersenen, mondsluitspier, oogholtespleet, regenboogvlies, ruggenmergzenuw, spaakbeenzenuw, speekselwratje, spronggewricht, tussenhersenen, voorhoofdsbeen, voorhoofdskwab, wervelslagader 15 bloedlichaampje, evenwichtszenuw, geslachtsorgaan, lymfvaatstelsel, monnikskapspier, neuskeelamandel, neus traankanaal, neustussenschot, ondertongszenuw, ruggemergsvlies, ruggemergsvocht, schildkraakbeen, slagaderstelsel, voorhoofdsspier 16 achterhoofdsbeen, bovenarmslagader, doornuitsteeksel, evenwichtsorgaan, kleermakersspier, lipspeekselklier, poortaderstelsel, slakkenhuiszenuw, voorstanderklier 17 bovenbeenslagader, elleboogsgewricht, handwortelbeentje, werveluitsteeksel 18 ademhalingscefltrum, middenhandsbeentje, middenvoetsbeentje 19 baarmoederslijmvlies, ravenbekuitsteeksel 22 elleboogspiergewricht 24 hersenruggemergvloeistof 25 borstbeen sleutelbeenspier 29 borstbeen lichaamsdeel afzetting - amputatie lichaamsdeel van een dier - bek, gewei, hoorn, kam, kieuw, klauw, kop, krop, poot, slurf, snavel, snoet, staart, uier, vleugel lichaamsdeel in de mond - tong lichaamsdeel van een koe - uier lichaamsdeel van eenoctopus - vangarm lichaamsdeel van een olifant slurf lichaamsdeel van een vogel pen, snavel, staart, stuit, vleugel lichaamsdeel van een zekere herkauwer - bult lichaamsdraad - zenuw lichaamsgeaardheid - gestel lichaamsgebrek - mankement lichaamsgedaante gestalte lichaamsgeleding (dierlijk of plantaardig) - segment lichaamsgestalte - figuur, leest, postuur, statuur, taille lichaamsgestel - constitutie lichaamsgesteldheid - gestel lichaamsgrootte in de ruimte - volume lichaamsholte oksel, wade lichaamshoogte - lengte, statuur lichaamsinhoud volume lichaamskracht – fut, energie lichaamslengte - statuur lichaamsoefening gymnastiek, sport, training lichaamsolie - huidsmeer lichaamsopening - anus, apertuur lichaamsorgaan blaas, darmen gal, hart, lever, long, maag, milt, nier lichaamsslagader aorta , arterie lichaamssmart - pijn lichaamsstand - pose lichaamsstraf lijfstraf lichaamstekening - stereografie lichaamstemperatuur koorts lichaamstype - leptosoom lichaamsverslapping atonie, inzinking, zwakte lichaamsverzorging - hygiëne lichaamsvocht bloed, gal, lymfe, slijm, urine, weefselvocht, zweet lichaamsvocht afscheiden – zweten lichaamsvorm - figuur lichaamsvrucht embryo, foetus lichaamszwakte atonie, onmacht, slapte lichamelijk corporeel, fysiek, somatisch, vleselijk lichamelijk lijden - pijn, smart lichamelijk onderzoeken – fouilleren lichamelijk welzijn - gezondheid lichamelijke inhoud van iets volume lichamelijke liefde erotiek lichamelijke oefening gymnastiek, sport lichamelijke verzachtende stof - balsem lichamelijke verzwakking - aftakeling, inzinking, krachtvermindering, vermagering licht - achterlicht, autolamp, bliksem, bovenlicht, dag, daglicht, dakopening, gauw, gezichts, helder, inzicht, kaarslicht, klaarte, koplamp, lamp, levenslicht, luchtig, lumen, maanlicht, makkelijk, noorderlicht, openbaarheid, opheldering, peertje, seinlicht, schijnsel, sein, theelichtje, vermogen, vlot, vlug, weerlicht, ijl, zonlicht licht (muz.) - leggiero licht aan de kust - vuurbaak licht aan een reddingsboei - holmerslicht licht aanraken - beroeren licht antitankwapen - bazooka lichtbaken - Brandaris, vuurtoren lichtbakken - stoven lichtbeeld - dia licht beschonken - aangeschoten licht bier lager, pils, zomerbier licht blauw - bleu lichtbol - lamp lichtbolletje - gloeilamp licht bootje - kano licht brandbare stof fosfor, sas, zwavel licht breekbaar broos, bros, fragiel, teer licht brokkelend - bros licht brokkeltje - kruimeltje licht bruin - terra lichtdeeltje - foton licht dek - awningdek licht dempen - dimmen licht dronken - aangeschoten, tipsy licht en glanzend blank licht gebouw loods licht gekeperde stof serge licht geluid gefluister, geruis, gesis, gesuis licht geroerd emotioneel licht geweer flobert licht gewicht - grein licht gezouten en gerookt spek - bacon licht Indisch rijtuigje - sado licht kloppen - tikken licht meisje - hippie, hoer licht omvallend topzwaar licht ontbrandbare stof tondel licht ontgloeibare stof - tintel licht ontroerd - emotioneel licht ontvlambaar driftig licht ontvlambaar mengsel gas, kruit licht ontvlambaar scheikundig element - fosfor licht ontvlambare delfstof zwavel licht ontvlambare stof - aardgas, butagas, benzine, benzol, fosfor, gas, gasoline, helium, spiritus, tondel, zwavel licht oorlogsschip - brigantijn, korvet licht paars lila licht peillood handlood licht ploffen floep licht roeivaartuig - jol, kajak,kano skif licht porus weefsel - kurk licht rijtuig - brik, panier, sjees licht rijtuigje - sado licht rood - rossig licht Russisch rijtuig - kibitka licht schiftend - kartelig licht slaan - tikken licht slaapje - dutje licht slapen - sluimeren, soezen licht steekje - prikje licht te bedriegen goedgelovig, naïef, onnozel licht te ontroeren - emotioneel licht terugkaatsen - spiegelen licht treffen - aanraken, tikken licht uitzenden - stralen licht vaartuig - jol, sloep, tartaan licht verpakkingsvoorwerp doos licht vuurwapen - geweer, bren(gun), pistool, revolver, sten(gun) licht weefsel - pop(e)lin(e) licht windje - bries licht worden - dagen licht wrijven - kietelen licht zangspel - operette, vaudeville, zangklucht licht ziek - ongesteld lichtband lichtkrant lichtband van kleuren, als wit door een prisma wordt gebroken - spectrum lichtbeeld - dia, film, foto, lantarenplaatje, projectie lichtbeuk - middenschip lichtblauw - bleu, flauwblauw, zachtblauw lichtboog - koolspits lichtboom - berk lichtbreking refractie lichtbron baken, kaars, lamp, maan, ster, zon lichtbruin rood terra, terracotta lichtbundel straal lichtbundelend spiegelvlak reflector lichtdrager boom, girandole, kaarsdrager, kandelaar, kroon, kroonkandelaar, kroonluchter, luchter, laker, lichtkroon, luister, luster, lucifer, menora lichtdroevig aangedaan - weemoedig lichtdruk - fotocopie, fototypie lichteenheid - kaars, lambert, lumen, l.m., lichtengel - seraf lichte aanraking - tikje lichte avondmantel sortie lichte bedwelming - roes lichte beschadiging - kras lichte briessnuiver lichte bromfiets - solex lichte cavalerist dragonder lichte damesmantel - sortie lichte eenmaster - kotter lichte effen stof - taf lichte en donkere nuances - tint lichte gekeperde wollen - stofkamelot, saai, sajet, serge lichte gemaaktheid - manier lichte geur - aroma lichte geweven stof - popeline lichte golving - plooi, rimpel lichte herenoverjas - demi lichte hoofdbuiging - nik lichte houtsoort - balsahout lichte insnijdingen maken - krassen lichte klap - tik lichte kleur - creme, wit lichte kleur van sigaren - amarillo lichte klop - tik lichte koek - cake lichte korte slag - tikje lichte mist - nevel lichte motorfiets - derny lichte mouwloze damesmantel - sortie lichte neerslag - motregen, motsneeuw lichte ongesteldheid - indispositie lichte pantoffel - slipper lichte rilling - huivering lichte ruiter - dragonder, kozak lichte Russische ruiter kozak lichte rijnwijn - niersteiner lichte schijn - glans, glimp, schijnsel, zweem lichte sigarenkleur amarillo lichte slaap - dommel, dutje, hazenslaap, roes, sluimer, sluimering lichte slag - pets, tik(je) lichte sloep - jol, kof lichte Spaanse wijn - sherry, xeres lichte spot - ironie lichte steek - prik lichte straf - kamerarrest lichte taak - sinecure lichte takel - talie lichte toestand van de met zon beschenen aarde - dag lichte vlaag - vleugje lichte vrouw - meid, nimf, poet lichte wind - bries lichte wollen stof - flanel lichte wond - kilowatt, krab, krabbel, schram, watt lichteenheid kaars, lumen, lux lichtekooi cocotte, hoer, prostituee, snol, straatmeid, temeijer lichtelaaie - vlammend lichtelijk allicht, enigszins, gemakkelijk, iet (wat),moeiteloos, nogal, zacht lichtelijk dronken - aangeschoten lichtelijk zuur - rans, rens, rijns, rins lichten beuren, blinken, bliksemen, gloren, ledigen, opheffen, optillen, rekruteren, schitteren, tillen lichten bij onweer – bliksemen lichten branden - schijnen lichten der zee - fosforiseren, vlammen, vuren lichtend glanzend, klaar, lucide, lumineus, schitterend lichtende band aan de hemel melkweg lichtende kring om zon of maan halo lichtende nevels - emissienevels lichtengel - seraf, serafijn lichter - aandeel, bergingsvaartuig, heklantaarn, kandelaar, lichtkandelaar, luchter, lichtlantaarn, marslantaarn, sandeel, slaguurwerkveer, lichterik - dag, venster, zon lichtfabriek - elektrische centrale, gasfabriek, lichter van tint dan anders verbleekt lichtgas onder sterke druk persgas lichtgebraden rundvlees - biefstuk, rosfief lichtgeel - bleekgeel, blond, heldergeel Iichtgekeperde stof serge lichtgekeperde stof van merinoswol - merinos lichtgekleurde zijachtige stof foulard lichtgekrenkt - driftig, gevoelig, gramstorig, heetgebakerd, kittelig, kittelorig, korzelig, kroen (gew.), kregelig, kriebelig, kriegel, kortaangebonden, kwetsbaar, lichtgeraakt, nauwnemend, netelig, oplopend (Z.N.), pointilleus, prikkelbaar, susceptibel, teer, teder lichtgelovig argeloos, goedgelovig, naïef, onnozel lichtgelovig zijn - goed lichtgelovigheid - creduliteit lichtgeraakt - bedenkelijk, geprikkeld, grillig, hachelijk, humeurig, kittelorig, kleingeestig, korzelig, kreen(gew.), kregel, kribbig, lastig, lichtgekrenkt, moeilijk, nauwnemend, netelig, opvliegend, overgevoelig, pointilleus, prikkelbaar, sensibel, susceptibel, tips lichtgeraaktheid kittelorigheid, prikkelbaarheid, sensibiliteit lichtgeroerd - emotioneel lichtgestalte van de maan - fase lichtgevend - fluorescent, fosforiserend, fotogeen, lichtend, lichtuitstralend, luminescent, uitstralend, lichtgevende buis - tl lichtgevende kwal - pelagia lichtgevende stof radium, fluor lichtgevoelig - pointilleus lichtgevoelige verbinding van chloor en zilver - chloorzilver lichtgewapende infanterist - peltast lichtgewapende ruiter - ulaan lichtgewapende soldaat (Hong.) - heiduk lichtgewicht bantam, veder, vlieg lichtglans - schijn, zonar (hoofdwerk van de Kaballa) lichtgod - Mithras lichtgolf - ethergolf lichtgoud - groengoud lichtgrauw vaal, bleek, zorgeloos lichtgroene kleur seladon lichthartig zorgeloos lichtheid - gemakkelijkheid, luchtigheidopgewektheid, vlugheid lichtjes dronken - roezig lichthout glimhout lichting aanwerving,, contingent, jaargang, lediging, levee, oproeping lichtkaatser - reflector lichtkant - zon(ne)zijde lichtkegel - stralenbundel lichtkever - glimworm, gloeiworm lichtkleurig bier - blonde, pils lichtkleurige sigaar amarillo lichtkoepel - lantaarn lichtkozijn - venster lichtkracht lichtsterkte lichtkrans aureool, coma, corona, gloriole, halo, nimbus lichtkrans om de zon - corona lichtkring aureool, halo, imbus, stralenkrans lichtkring om komeet koma lichtkring om de zon - fotosfeer lichtkring om komeet - koma lichtkring om zon of maan halo lichtkroon - kandelaar, kroon, lamp, luchter, luster lichtkuur - lichtbad lichtkwal - pelagia lichtkwantum - foton lichtleer - optica lichtmast - lampenpaal, lantaarnpaal, mast lichtmatroos - janmaat, varensgezel lichtmetaal - aluminium, berillium, calcium, lithium, magnesium lichtmeter fotometer, lucimeter lichtmis boemelaar, losbol, pierewaaier, zwierbol lichtmot - nachtvlinder lichtonderzoeker - spectrometer lichtpaal - lichtmast lichtpaars - lila, malve, mauve, violet lichtprojectiel lichtkogel lichtquant - foton, photon lichtraket vuurpijl lichtreflector - kattenoog, lichtkaatser, spiegeltelescoop, straalkaatser lichtrode wijn - rose lichtschuw dier mol, uil, vleermuis lichtschuw van paarden - maanblind lichtschuwheid fotofobie lichtsein signaal lichtsignalen geven - stakelen lichtstad Parijs, Eindhoven lichtsteendruk - fotolithografie lichtste kleur wit lichtsterktemeter fotometer, radiometer lichtstraal (geconcentreerde) - laser lichtstralen terugwerpen - reflecteren, terugkaatsen, weerspiegelen lichtstroom, eenheid van - lumen lichttelefoon - fotofoon lichttoren baak, Brandaris, fluorescentie, kustllcht, lichtuitstraling, luminescentie, minaret (van een moskee), Pharus, vuurtoren lichtuitstraling fluorescentie lichtvaardig gedachteloos, klakkeloos, losweg, lichtzinnig, luchthartig, onberaden, onbesuisd, onbezonnen, ondoordacht, onnadenkend, opgewekt, profaan, roekeloos, vermetel, voorbarig, wereld- lichtverschijnsel - meteoor lichtverschijnselen leer optica lichtwerper - projector, reflector lichtzijde - zonkant lichtzijden papier - crepe lichtzinnig blind, frivool, lichtvaardig, liederlijk, los(bandig), losjes, lostomig, loszinnig, luchthartig, nalatig, onbekookt, onberaden, onbesuisd, onbezonnen, ondoordacht, onnadenkend, roekeloos, vluchtig, wuft, ijlhoofdig, zorgeloos lichtzinnig persoon lichtmis, losbol, zedeloze lichtzinnige - dolkop, bilboquet, losbol, lichthart lichtzinnige vrouw - courtisane, mallootslons lichtzinnigheid - achteloosheid, frivoliteit, libertinage, lichtheid, onbezonnenheid, ongebondenheid, uitspatting, verstrooidheid, volatiliteit, zorgeloosheid lichtzure appel - aagtappel, aagjesappel lichtzure melkspijs - kwark, yochurt licitant - meestbiedende lictor - pijlbundeldrager lid apocyt, artlkeldeel, deel(genoot), deksel, dop, geleding, gelid, geschriftsdeel, gewricht, graad, kerklid, klep, lidmaat, membrun, mens, onderdeel, oogklep, ooglid, persoon, stengeldeel, vingerlid, voelhoren lid om de eer - erelid lid van de bemanning (schip) bootsman, donkeyman, kabelgast, kapitein, machinist, matroos, purser, roerganger, rollezer, stoker, steward, stuurman, tremmer lid van de bemanning (vliegtuig) –boordwerktuigkundige, captain, mecanicien, piloot, stewardess, lid van de Eerste Kamer senator lid van de Finse vrouwelijke hulp troepen – lotta lid van de hoogste kaste der Hindoes Brahmaan lid van de Jezuïetenorde S.J. lid van de kerkenraad – diaken, ouderling, predikant, scriba lid van de Koninklijke Academie F.R.S. lid van de lage adel in Portugal fidalgo lid van de onderwereld gangster lid van de raad der Ouden in Sparta geront lid van de rechtbank adviseur, advokaat, criminalist, deurwaarder, gerechtsbode, griffier, inquisiteur, jurist, kantonrechter, landsadvokaat, magistraat, politierechter, provoost, rechter, rijksadvokaat, veemrechter lid van de Staten Generaal kamerlid, parlementariër, senator lid van de Tweede Kamer afgevaardigde, parlementariër volksvertegenwoordiger lid van de voormalige Raad van in Indië edeleer lid van een dijkbestuur - heemraad lid van een etstoel - drost, et lid van een (Eur.) volksstam - Germaan lid van een genootschap of sociëteit - sociëtair lid van een geheim genootschap in Ierland Fenian, ira lid van een bepaalde kerk - anglicaan lid van een godsdienstige orde - augustijn, johannieter, karthuizer, kruisheer, tempelier lid van een godsdienstige secte kwaker, mormoon lid van een groep experimentele kunstenaars - avantgardist lid van een handelszaak - firmant lid van een joodse sekte - Sadduceeër lid van een judoteam - judoka lid van een kerk - lidmaat lid van een kerkgemeente - parochiaan lid van een kerkgenootschap - remonstrant lid van een kiescollege kiesman lid van een korfbalclub - aanvaller, middenvakker lid van een krant - journalist, redacteur, zetter lid van een middeleeuwse orde Augustijn, Benedictijn, Dominicaan, Franciscaan, Johannieter, Karthuizer, Kruisheer, Tempelier lid van een Mongoolse volksstam - Tartaar lid van een meer of min vrije kloosterorde - begijn lid van een middeleeuwse orde - augustijn, benedictijn, dominicaan, franciscaan, johannieter, karthuizer, kruisheer, tempelier lid van een oligarchie - oligarch lid van een ongeregelde militaire troep - guerrilla, partizaan lid van een orde tot bekering van de heidenen - zwaardbroeder lid van een Oost-Polynesische volksstam - Maori lid van een orkest bassist, cellist, drummer, fagottist, fluitist, harpist, hoboïst, klarinettist, slagwerker, violist lid van een Oud-Griekse volksstam - aeolier lid van een oude volksstam - Babyloniër, Mediër, Pers lid van een Polynesische stam in Nieuw-Zeeland - Maori lid van een parlement - parlementariër lid van een partij van liberaal gezinden - liberaal lid van een polderbestuur - heemraad lid van een rechtbank (Drents) - drost, et lid van een rederijkerskamer - kamerist lid van een regerende klasse - aristocraat lid van een regering of senaat - senator lid van een ridderorde - ridder lid van een Russ. volksstam - kozak lid van een senaat senator lid van een Slavische volksstam - Sorb lid van een Spartaans college (raad van oudsten) - geront lid van een sekte in Noord-Amerika - mormoon lid van een senaat - senator lid van een staatsgemeenschap - burger lid van een strijkorkest - strijker lid van een vennootschap - vennoot lid van een vereniging - bestuur, penningmeester, secretaris, voorzitter lid van een volksstam in Zuid-Rusland - kozak lid van een voormalige raad van Indië - edeleer lid van een vrije kloosterorde begijn lid van een wetswinkel - alincas, alinea lid van een zangclub - vocalist lid van een zanggroep - koorlid, korist lid van een zangkoor - zanger lid van een zwervende herdersstam - nomade lid van het Belgische vorstenhuis - Paola lid van het C.O.C. - homofiel lid van het Engelse Hogerhuis pair, peer lid van het Franse schrikbewind Danton, Marat, Robespierre lid van het protestants kerkgenootschap - remonstrant lid van franciscanenorde - minderbroeder lid van Gr. familie door goden gestraft - Danaïde lid van geestelijke orde - norbertijn, tempelier lid van kerkbestuur - kerkmeester lid van kerkeraad - diaken, ouderling lid van kerkgemeente - parochiaan lid van Oudromeins college - decemvir, tienman lid van rondtrekkend volk zigeuner lid van Tweede Kamer - afgevaardigde, kamerlid, parlementariër, parlementslid, volksvertegenwoordiger lid van verdienste erelid lid van de zanggroep korist(e) lid van zekere jeugdorganisatie - padvinder lid van zekere sekte - rozenkruiser lid voor de eer alleen - erelid lidgras - kweek lidhauw lidpeul lidmaat aannemeling; arm, been lid, medelid lidrus - paardestaart, robol lidwoord artikel; de, een, het lidwoord (Duits) das, der, die, ein, eine, einem, einen, einer, eines lidwoord (Engels) the, an Iidwoord (Frans) le, la, un, une Lid worden - abonneren Liebaard - leeuw, luipaard Liebaert - Klauwaert Liechtensteinse hoofdstad - Vaduz Liechtensteinse munt franc lied aria, ballade, barcarolle, berceuse, cant, canzona, chanson, ecloge (herdersdicht), elegie, eloge, gedicht, gezang, hit, hymne, klaaglied, koraal, lofzang, lamento, lierzang, melisma, melo, melodie, melos, ode, psalm, romance, schlager, smartlap, song, treurdicht, vers, wiegelied, zang(stuk) lied der liederen - Hooglied lied der troubadours - sirvente lied of muziekstuk voor meerdere personen duet, duo, kwartet, kwintet, octet, septer, sextet, trio lied om op te dansen - danslied lied (oud) met refrein - leis lied ter ere van Apollo - paean lied tot verwelkoming - welkomstlied lied vol lyrische dramatiek - aria lied zonder muziek - a capella lied zonder woorden melodie, wijs lieden - lui, luitjes, mensen, personen lieden van hoge stand - edelen liederboek - gezangbundel, liedboek, liederbundel, psalter, zangboek liederlijk achterlijk, crapuleus, erg, godsliederlijk, lichtzinnig, losbandig, ongebonden, ongeregeld, onooglijk, onordelijk, ontuchtig, onzedelijk, ploertachtig, scrapuleus, slecht, slordig, smerig, stierlijk, verdorven, vies, vuil, zedeloos liederlijk leven - debaucheren, perverteren, verleiden liederlijk mens - bacchant, patjakker, proleet, schoft, smeerlap, zwijn, zwijnjak liederlijk persoon - lodder liederlijk volk - gepeupel, gespuis,grauw, ontuig liederlijke vent - lap,loeder, patjakker, schurk liederlijkheid - devergondage liedertafel - mannenkoor liedje - deun, versje, wijsje liedje van verlangen talmen liedjesschrijver - verzenmaker liedjeszanger bard, cabaretartiest, cabaretier, chansonnier, chanteur, chanteuse, crooner, skald, straatzanger, liedslot naspel lied ter ere van Apollo - paean liedvorm - ballade, chanson, drinklied, elegie, hymne lief - aangenaam, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, aardig, aimabel, allerliefst, beelderig, begeerd, bekoorlijk, bemind, beminnelijk, bevallig, dierbaar, doddig, enig, fel, geliefd, gewenst, goelijk, hartelijk, innemend, kneuterig, knus, leuk, leutig, levendig, lief(e)lijk, manis, mignon, mooi, prettig, riant, schattig, snoepachtig, snoeperig, snoezig, sympathiek, teder, vinnig, voorkomend, vriendelijk, vurig, zoet lief aankijken - lonken lief kind dot, engel, liefje, schat, schattebout, zoeterd lief meisje dot, schat, snoes liefdadig gul, vrijgevig, weldadig, weldoende liefdadige vrouw Dorcas liefdadigheid charitas, charitatief, deernis, genade, medeleven liefdadigheidsverkoop bazar, fancyfair leifdadigheidsvoorstelling - benefiet liefde affectie, amour, erotiek, gehechtheid, genegenheid, min, minne, minnevuur, minnezucht, passie, vlam, zwak liefde tot de medemens - charitas, naastenliefde liefde tot zichzelf - narcisme liefde tussen mannen - homofilie liefde tussen twee vrouwen - lesbische liefde voor boeken - bibliofilie liefde voor kinderen - filopedie liefdedrank - filtrum liefdedaad weldaad liefdegave - aalmoes, prove liefdegift aalmoes, prove liefdegodin Aphrodite, Venus liefdegodjes - amourettes liefdegras – eragrostis liefde koesteren - beminnen liefdeloos genadeloos, gevoelloos, kil, koud, onbarmhartig, onhartelijk liefdemaaltijd van de eerste Christenen agape liefderijk dierbaar, gevoelig, hartelijk, innig, liefdevol, teder, vriendelijk, warm, weldadig, welwillend liefdesaffaire - liaison, minnarij, romance, verhouding liefdesappel – tomaat liefdesavontuur - romance liefdesbrief minnebrief liefdesdrank - afrodisiacum, filtrum, minnedrank liefdesgenot - erotiek liefdesgeschiedenis minnarij liefdesgod - Amor, Cupido, Eros liefdesgodin - venus liefdespoëzie - minnedicht liefdespijl - minneschicht liefdesrust - vree liefdessuiker selan liefdesverbintenis huwelijk, liaison, verloving liefdesverhouding - huwelijk, minnarij, verloving liefdesverklaring - aanzoek liefdeswaanzin - erotomanie liefdeswerk - caritas, charitas liefde tot de medemens - caritas, naastenliefde liefdevol amoureus, innig, teder, verliefd, verzot liefdevolle gedachtenis piëteit liefdezuster diacones liefdoend aanhalig liefdoenerij pluimstrijkerij, vleierij liefelijk - aanvallig, affabielle,riant, suave, sympathiek, zacht liefelijk (muz.) aanminnig, amabile, amoroso, dolce, teder liefelijk gelegen riant liefelijke plak in een onaangename omgeving - oase liefelijkheid - bekoorlijk liefelijk oord Dorado, Eden, paradijs liefelijk oord in onaangename omgeving oase liefhebben - be(minnen), minnekozen liefhebber amateur, ami, dilettant, fan, gegadigde, minnaar, vriend, liefhebber van boeken bibliofiel liefhebber van duivensport - duivenmelker liefhebber van edelstenen - lapidarist liefhebber van Engeland anglofiel liefhebber van Frankrijk francofiel liefhebber van grammofoonplaten discofiel liefhebber van lekker eten gastronoom liefhebber van vogels - vogelaar liefhebberij - animo, bezigheid, hobby, lust, lezier, vermaak liefhebberij in een kunst dilettantisme liefheid hartelijkheid, vriendelijkheid liefje geliefde, minnares, schat(je), snoes, troel, troetel liefje van Harlekijn - Colombine liefkind - dot, engel, liefje, schat, schattebout liefkozen aaien, aanhalen, cajoleren, caresseren, knuffelen, kozen, minnekozen, strelen, strijken, troetelen, vleien, vrijen liefkozend - caressant liefkozend woord - knulletje, liefje, pikje, schat(je), troel, troetelnaam, vleinaam, ventje liefkozing aai, aanhaling, caresse, kneepje, kus, lik, streling, zoen liefkozing van een dier lik, kopje liefkruid - madeliefje lieflijk aanminnig, aanvallig, aardig, adorabel, aimabel, bekoorlijk, beminnelijk, bevallig, charmant, gracieus, leuk, lodderig, minnelijk, minzaam, pril, riant, strelend, teder, zacht lieflijk (muz.) amabile, amoroso, dolce, suave lieflijk gelegen - riant lieflijkheid - zachtheid, suaviteit lieflijk oord Eden, Elysium, oase, paradijs lieflijk zacht - teder lieflijk zingen - kwelen lief meisje - deern(tje), dot, schat, snoes liefste - beminde lieftallig - aanbiddelijk, aangenaam, aanminnig, aanvallig, aardig, aimabel, bekoorlijk, bevallig, elegant, gratieus, innemend, schattig, snoezig liegbeest - draaien, jokkebrok, jokken, leugenaar, leugenzak liegen - beetnemen, fantaseren, huichelen, jokken, loochenen liegend kwaadspreken - lasteren lier draaiorgel, fides (Latijn), kaapstander, luit, lyra, takel, wang, winch, windas, Lier - Lyra lierantilope - blesbok, bontebok, sassaly, topi lierdicht - liereman, lyriek liereman - orgeldraaier, rijmer lierdichter - Anacreon (Gr.) lierdichter uit Griekenland - Pindarus lierdichtje - ghazelle lierdichtkunst lyriek lierdraaier - lierenman, orgeldraaier lierenman orgeldraaier, rijmer, straatmuzikant lieren - aaneenvoegen, samenvoegen, verbinden lierspeler - Amphion lierstaart liervogel liervis pitvis, schelvisduivel, zeelier liervogel - lierstaat, menura liervormig halshout - klaaf lierzang - lyriek lies - huid(plooi), vlotgras liesgras - glyceria lieve man - manlief lieve - beminde lieveheersbeestje - coccinellida lieveling aangebedene, beminde, engel, favoriet, gunsteling, hartendief, kalf, lam, lieverd, ogelijn, oogappel, poet, pupil, schat, schattebout, snoes, troetelkind, veulen lieveling van het Romeinse volk - Titus lieveling van Venus Adonis, Mars lievelinge - mignonne lievelingsdochter van Zeus - Pallas lievelingskind - moederkind lievelingslied - lijflied lievelingspaard - bucefaal, busephaal lievelingspaard van Alexander de Grote Bucephalus, Bucefaal, Bucefalus lievelingsslavin van Achilles - Briseïs lievelingsspreuk - lijfspreuk lievelingsuitdrukking - stopwoordje lievelingsvak - specialiteit lievelingszoon van Odin en Frigga - Balder lieven - beminnen liever eer, eerder, integendeel, pro, veeleer, veelmeer, verkieselijker, waarschijnlijker , weleer lieverd - beminde, lieveling, schat, snoes, troetel liever hebben - prefereren, verkiezen lieverlede - allengs, allengskens, geleidelijk, langzamerhand liezenvet - reuzel lift - hijskamer lift (Fr.) - ascenseur liftbediende - langzamerhand, liftboy, liftjongen liften autostop, biappen, hijsen, meerijden, ophalen, optillen, takelen, tillen, trappen, verheffen lifter - duimer, meerijder, wegluis liftboy - piccolo lifljongen - liftboy liftkoker liftschacht liga (ver)bond, entente federatie, unie ligato gebonden, legato ligatuur - koppelletter ligatuurontwikkeling - monogram ligbank - canape, couch, couchette, divan, lounge, sofa liggeld in haven - havengeld liggen - legeren liggen woelen - tobben liggend - gelegen, horizontaal, legerig, leggerig liggend kruis van twee even lange balken - andreaskruis liggende - gelegen liggende balk - ligger ligger - draagbalk, dwarsbalk ligging bed, loop, nachtleger, positie, situatie, situs, slaapplaats, stand, strekking ligmat tikar ligniet - bruinkool lignine - houtstof ligplaats balehbaleh, bank, bed, bedstede, brits, divanbed, emplacement, kribbe, ledikant, leger, ligstro, divan, dok, haven, kade, kooi, krib, kribbe, ka(de), kantelbed, kermisbed, legerstede, opklapbed, ottomane, re(d)e, sofa, sponde, wieg ligplaats nemen ankeren, meren ligplaats op schepen - kooi ligplaats voor schepen - dok, haven, ka(de), re(d)e, opper, steiger, zelling ligstoel chaiselongue, dormeuse ligt aan de vaarweg naar Indonesië Perim, Suez ligt op Sumatra Atjeh, Deli lik bajes, bak, gevangenis, kerker, kleefstof, nor, oorveeg, oorvijg, petoet, schimpscheut, slag, verwijt likdoorn - clavus, eksteroog likeur absint, anisette, benedictine, brandy, chartreuse, cointreau, curaçao, drambuie, elixir, izarra, kersenlikeur, kirschwasser, kummel, marasquin, marasquino, menthe, pastis, pernot, persico, ratafia, ricard, rosoglio, rossalis, rum, voorburg likeur uit absintolie - absint likeur uit anijs - absint likeur uit brandewijn - ratafia likeur uit karweizaad gestookt - kummel likeur uit venkel en steranijs essences gemaakt - absint likeur met anijs anisette likeur met pepermunt menthe, munt likeurkelk - anisettekelk likeursoort - anisette, menthe likkebaard - smulpaap likkebaarden - watertanden- likkebroer - pimpelaar likken - drinken, sabbelen, tongbeweging, vleien likkepot - charmeur, mooiprater, vleier likker - pluimstrijker, proever, vleier liksteen - gladsteen, glanssteen, zoutsteen likstok - likhout, glansstok (voor schoenmaker) likzout - zoutklomp (voor vee in de wei) lil dril, gelei, jus, vleesnat lila - (licht)paars(rood) lila-achtig - indigo, paars, violet lila edelsteen - ametist lillen - stuiptrekken, trillen, vibreren lillende gelei dril liliacee - 2 ui 4 juin, tulp 5 ajuin, gagea, lelie, paris 6 allium, eenbes, scilla, siepel, sjalot, tulipa 7 asperge, daslook, hyacint, vuurpijl 8 berglook, bieslook, colchium, daglelie, dalkruid, eremurus, galtonia, geelster, knoflook, moeslook 9 asparagus, beenbreek, graslelie, hondstand, kraailook, vogelmerk 10 anthericum, morgenster, narthecium, sneeuwroem 12 droogbloeier, herfsttijloos, kievitsbloem lilliputter dwerg, kereltje Limburg, hoofdstad van Belgisch - Hasselt Limburg, stad in Belgisch - Bree, Genk, Lommel, Sint-Truden, Tongeren, Limburg, hoofdstad van Nederlands - Maastricht Limburg, rivier in - Geul, Gulp, Jeker, Maas, Molenbeek, Roer, Swalm Limburg, stad in Nederlands - Geleen, Heerlen, Kerkrade, Maastricht, Roermond, Sittard, Vaals, Venlo, Venray, Weert Limburgs dorp zie: dorp in Limburg Limburgs gebak - vlaai Limburgse kaas - rommedoe Limburgse klei löss Limburgse lekkernij vlaai Limburgse rivier - Geul, Gulp, Jeker, Molenbeek, Roer, Swalm Limburgse stad - Geleen, Heerlen, Maastricht, Roermond, Venlo, Weert limiet – begrenzing, beperking, eindpunt, grens, uiterste Iimited Ltd, Lim.; N.V. limerick - rijmpje, (vijfregelig) versje limiteren - beperken limoen citroen limoenkruid citroenkruid, lamsoor, schaapsoor, strandkruid limoensap met water - kwast limonade - cassis, gazeuse,grenadine, frisdrank, prik, ranja, siroop limonadesiroop – ranja limonadesoort – cola, gazeuse, sinas limoniet moerasijzer limpide doorzichtig, helder linacee - lineum, lijnzaad, radiola, vlas Iinament pluksel lindeachtigen - tilliaceeën lindert - haas lineair - lijnvormig lineaire deeltjesversneller - linac Iinea recta direkt, rechtdoor, rechtstreeks, rechtuit lineamenten gelaatstrekken, handlijnen lingerie damesondergoed, linnengoed, nachtkleding, onderkleding, textiel linguïst taalgeleerde liniaal carlet, kantlat, kerfstok, lijn, (meet)lat, meetlat, reeks, regel, regelet, richtlat, rij, rijlat, tekenhaak Iiniaalvormig houtje tenakel linie equator, evenaar, evennachtslijn, formatie, linea, lijn, opstelling (leger, schepen), regel, rij, slaglinie, slagorde, streep, tak, trek, zijlinie liniëren - lijnen, lijnentrekken, regeleren, strepen liniment smeersel link betjoegd, bijdehand, doortrapt, geslepen, gevaarlijk gevat, gewiekst, goochem, leep, listig, pienter, riskant, schakel, slim, sluw linken - bedriegen link en listig - leep linkerd - bedrieger, slimmerik linkerzijde - bakboord linkerzijde van een blad - verso
linkerzijde van een schip met gezicht naar steven - bakboord linkerzijde van grootboek debet links – onbedreven, onbehendig, onbeholpen, ongeoefend, onhandig, radicaal, stuntelig, vrijzinnig linksachter - kanthalf links en rechts - alom, overal linkse paard in een tweespan van paarden bijdehands linkse politieke partij C.P.N., D66, P.v.d.A., P.P.A., P.S.P. linkshandig - onhandig, stumperig, stuntelig linksheid - gaucherie, lompheid linnaeus L linnen lijnwaad linnen doek (bij de mis) - amict, humeraal linnen kap op wagen - huif linnen vrouwenmuts - hul, snor linnen weefsel - damast, dril, laken linnengoed - lakens, lingerie, slopen, textiel linnengoed merken - letteren linnenschoen met touwzool - espadrille linnen vrouwenmuts snor linnen weefsel buckram, dril, laken linnengoed - lingerie linoleum - kurktapijt, kurkzeil, lijnolie lint agrement, band, boordsel, film, haarstrik, kenteken, ordeteken, sjerp, smalfilm, soutache, strook lint met veel foto's film, smalfilm lint of koordvormig weefsel galon lint ter versiering - galon, trens lintaal glasaal lintgras - lintriet lintje bandje, decoratie, ereteken, ridderorde lintspeler – taperecorder lint ter versiering - galon, trens lintvis - baars, haharingkoningringkoning lintvissen - lampridiformes lintvormig weefsel - galon lintworm cestoda, draak, ingewandsworm, taenia, ténia, lintworm, larve van een - haakworm lintwormengeslacht - dipylidium, taenia linzeboom blazenstruik, goudenregen lion - leeuw, salonheld lionne - salonheldin lipariet - kwartsporfier, ryoliet Liparische eilanden, een van de - Alicudi, FilicudiLipari, Panaria, Salina, Stromboli, Vulcano lipbloem - labiaal lipbloemig heestertje adoorn, lavendel lipbloemige labiaten, zie labiaat lipbloemige plant - andoorn, andoren, basilicum, betonie, bonenkruid, bosandoren, dauwnetel, dovenetel, drakenkop, gamander, glidkruid, hertsmunt, hoenderbeet, hondsnetel, hondsraf, hijssop, kranssalie, kruizenmunt, labiaal, lavendel, malrove, marjolein, melkbloem, mint, moerasdoren, munt, neppe, orego, pepermunt, polei, raai, rozemarijn, salie, scharlei, senegroen, slangenkruid, steentijm, thijm, veldsalie, watermunt, wolfspoot, ijzerkruid, zeneblad, zenegroen, zomerandoren lipide - vet lipklank labiaal lipletter labiaal lipoïde - vetachtig lipoom vetgezwel lippen - labia lippenbeer - melursus lipstick make up, lippenstift lipvis - baars, jonkervis, labridaë, regenboogvis, zeelt, zeezeelt lipvissen - labroïden liquidadeur vereffenaar liquidatie afrekening, afwikkeling, opheffing, vereffening liquide vloeibaar liquide middelen - effecten, geld, valuta liquideren - compenseren, egaliseren, opheffen, solveren, uitroeien, vereffenen, vernietigen, verrekenen liquor - (ruggemergs)vocht lis - iris, lelie, lits, lus, lijn, snoer, strikje, tres, waterlelie, waterplant lis aan het knoopsgat tres lisachtige crocus, gladiool, saffraan, yarn lisachtigen - iridaceeën lisbloem eiberbloem, herfsttijloos, irias, iris, oeverbloem, pinksterbloem, tijdlelie, vissestaart lisbloemen en kaardebol - duikelaars,kannewassers, sigarenriet, stalkaarsen lisdodde(n) - domp, dullen, duikelaar, lampenpoetser, raboorden, typha(ceeën) lisje trens lispelen fluisteren, miezelen, ruisen, slissen, smiespelen, zwatelen Lissabon - Lisboa list akal, finesse, fint, foef(je), grap, handigheid, kneep, krijgslist, kuiperij, kunstgreep, kunststuk, loosheid,, misleiding, part, poets, pots, raffinement, slimheid, slimmigheid, sluwheid, stratageem, streek, strik, treek, stunt, truc, tuk, valstrik, voorwendsel, zet listig arg, artificieus, bedrieglijk, behendig, betjoegd, doortrapt, gehaaid, geslepen, gewiekst, handig, intrigant, leep, link, loos, pienter, schrander, slim, slinks sluw, tactisch, uitgekiend, uitgeslapen listige bedoeling – arglist listig en leep - link listigheid kneep listige Griek Sinon listige streek kunstgreep, menistenstreek, reinardie, slimmigheid, treek, listigheid foefje, gekonkel, kneep, kuiperij, raffinement, sluwheid, trucje listig iemand - slimmerik, vos listig persoon – sluwerd list of foefje - kneep Iiten halfvrijen, horigen liter kan, kop literair - belletristisch, epos, hymne, letterkundig, ode literair genre drama, dramatiek, didactiek, epiek, epos, essay, hymne, lyriek, novelle, ode, poëzie, proza, roman, satire literair tijdschrift Barbarber, Gids, Libertinage, literair opstel - essay literair tijdschrift - Barbarber, Braak, Gandalf, Gids, Libertinage, Maatstaf, Podium, Raster, Tirade, literaire kring - cenakel, Muiderkring literaire stijl - gongorisme, schrijftrant literaire verhandeling - essay literator auteur, belletrist, dichter, letterkundige, poëet, romancier, schrijver literatuur belletrie, letteren, letterkunde literatuuronderzoeker - documentalist, letterkundige lithium Li litho - steendruk lithochromie - kleurensteendruk lithogenese - sedimentenleer lithograaf - steendrukker lithografie - steendruk litholatrie - steencultus lithosfeer - aardkorst lithotomie - steensnijding litigant - dinger, eiser litorella uniflora - oeverkruid litteken cicatrice, cicatrix, link, macula, moet, navel, neep, stigma, striem, wondteken littekenachtig - cicatrieel Litouwen, hoofdstad van - Vilnjoes, Wilna Litouwen, rivier in - Nemunas, Njemen Litouwen, stad in - Kaunas, Klajpeda Litouws volkslied - daina liturgie - mensa liturgisch boek - martyrologium liturgisch gebed benedictie, prefatie liturgisch gewaad - parament liturgisch kerkgezang - koraal liturgische kandelaar - menora liturgisch kledingstuk - albe, amict,cingel, cotta, dalmatiek, kazuifel, koormantel, parament(en), stool, superplie, toga, tuniek liturgische schoudermantel - fano liturgische waaier - flabellum live - direct, rechtstreeks Livinus - Lebuïnus Livoe, hoofdstad van - Boekavoe livreibediende - lakei, nestellakei livreibediende in hotels - groom livreiknecht lakei, groom, nestellakei, palfrenier livreiknecht (Eng.) - groom livreirups - ringelrups Ljubljana - Laibch llano - grassteppe Loasacee - brandwinde, cajophora, loasa, mentzelia lob - boogbal, kraag, kwab, manchet, zaadlob lobbedei - dwaas, sul lobberen - flodderen, lubberen, slobberen, waggelen lobberig - dik lobbes doedel, goedbloed, goedzak, goeierd, kalf, lobbe, loebas sufferd, sukkel, sul lobeliacee - centropogon, laurentia, lobelia lobby congsie, factie, foyer, kliek, lounge, vestibule, voorhal , wandelgangen lobbig - royaal, ruim, wijd loboor - hangoor, lobbes, lomperd loborig - dom, onhandig, onnozel localisatie plaatsbepaling localiteit kamer, plaatsruimte, ruimte, vertrek, zaal locatie - afbakening, plaatsing loch - gat, knikkerputje, kuiltje lock-out - uitsluiting loco - plaatsvervangend, t.p. loco burgemeester L.B. loco citato - lc loco-president - lp loco secretarls L.S. locomotief - loc locomotief begeleiden door personeel dat alleen met de weg bekend is - piloteren locomotiefwagen - tender locutie uitdrukking, spreekmanier, spreektrant, spreekwijze, zegswijze Lod - Lydda lodderein - reukwater lodderen - slapen, soezen lodderig dromerig, moe, slaperig, suffig lodderim - reukwater loden meten, peilen, verzegelen loden korrels hagel loden theedoos - katje loden zegel - plombe lodende en peilende - aandiepen loderein - Koninginnewater loding - peiling loebas - lomperd loeder - adder, beroerling, deugniet, doerak, ellenloervogel, deling, gemenerik, hoer, kreng, kwelgeest, loboor, loebas, schoft, serpent, smeerlap, smiecht loef loevert, windzijde loefbalk - maststut Ioefboom - botteloef loefhouder - bitstuk loefhout - bitstuk, loefhouder loefzijde - loevert, lij loei - klap, opstopper loeien - blaren, blaten, bulderen, bulken, fluiten, gieren, huilen, roepen, schreeuwen loeien van dieren - briesen loeien van herten in de bronstijd - bur(re)len loeien van vee - bulken loeiend - vurig loeier - kanjer loens lonk, scheel, onbetrouwbaar, oneerlijk, onoprecht, touche, vals loensen - lonken, scheelkijken loenserik - gemenerd, schurk, valsaard loep leesglas, loupe, kijkglas, lens, vergrootglas loepzuiver - gaaf loer - botterik, knul, lap, lel, lomperd, lor, luim, luip, poets, prul, schurk, slet, streek, tod, truc, vod, zeperd, zet loerder - gluurder, kijker loeren - azen, bespieden, gluipen, gluren, lonken, luimen, neuzen, spieden loeren op - bespieden, gluren loeres - botterik, sul loeris - lomperd loerogen - gluren, spieden loert - leverworst loervogel - jachtvogel, spion, valk, verkenner loet - ovenijzer, ovenkrabber, pook loeven - pieken, sturen loewak - koffierat, moesang, palmmarter lof aanzien, achting, Brussels lof, chichorei, compliment, eer, eloge, ere, gebladerte, glorie, hulde, lover, onderscheiding, pluimpje, reputatie, roem, verdienste, waardering, wierook, witlof lof aandoen - vleien lof aan God (afk.) . LD. (Laus Deo) lofdicht hymne, ode lof en eer - glorie, roem lof schenken aan - loven lof toekennen - bewieroken, loven, prijzen lof verkondigen - roemen lofdicht - dithyrambe, eloge, hymne, ode, panegriek, panegyriek loffelijk - eervol, honorabel, laudabel, lofwaardig, onvolprezen, prijzenswaard, prijzenswaardig, verdienstelijk loffelijke bijvoeging predicaat, predikaat lofkrans - lauwerkrans lofkreet - halleluja loflied dithyrambe, eloge, gezang, lofzang, ode, psalm loflied ter ere van Apollo - paean Lofoten, hoof, lauwerkransdstad van - Svolvaer lofprijzing - doxologie, laudatie lofpsalmen - laudas lofrede éloge, lofspraak, panegyriek lofredenaar laudator, panegyrist lofschrift - eloge lofspraak - éloge, lofrede, louange, preconisatie loftrompet - bazuin, schuiftrompet loftuiting - éloge, lofspraak, louange lofwaardig - eervol, verdienstelijk lofwerk festoen lofzang cantica, gloria, hallel, halleluja, hymne, magnificat, ode, paean, psalm lofzang (Hebr.) - hallel lofzang van Maria – Magnificat lofzang op Apollo - paean log dik, gezet, laks, langzaam, lomp, plomp, slepend, sloom, traag, vadsig, zwaar(lijvig) log vrouwspersoon - patapoef logaritme - exponent, log, macht logboek - register, scheepsjournaal, (schuts)journaal logé(e) dik, gast, eter, (mee)eter, slaper, visite loge - portiershokje, vrijmetselarij logeabel - bewoonbaar, comfortabel, gerief(e)lijk logeergast - slaper logeergelegenheid - hotel, jeugdherberg, kampeerterrein, logement, motel, pension logement gasthof, herberg, hotel, motel, nachtverblijf, pension logement (Ital.) - osteria logement voor de jeugd - jeugdherberg logementhouder - herbergier log en dik - lijvig logenstraffen - dementeren, ontkennen logenstraffing - dementi log en traag - lomp logeren gast, huisvesten, overnachten, toeven, verblijven loggerzeil - emmerzeil loggia - afdak, balkon, galerij, veranda logglas - zandloper logheid dikte, plompheid, traagheid, zwaarte logica - denkleer, redeneerkunde logie - droogschuur logies - logementnachtverblijf, onderdak logisch - consequent, konsekwent, rationeel, uiteraard logisch denken - redeneren logisch spreken redeneren logo - beeldmerk, embleem logogrief - charade, letterraadsel, woordraadsel logomachie - woordentwist logopedist - spraakleraar logos brein, denkvermogen, rede, verstand, woord log, soort - patentlog, sallog lok - bosje, krul, plukje lokaal cafe, kamer, klas, kroeg, lokaliteit, plaatselijk, vertrek, zaal lokaal van alcoholvrije dranken - melksalon lokaal voor leerlingen - klas lokaal waar men drank kan krijgen bar, bodega café, gelagkamer, kroeg, proeflokaal lokaal waar men het bestelde aan de toonbank gebruikt bar lokaas aas, advertentie, blinkerd, kunstvlieg, leur, lokspijs, trekpleister lokale aardrijkskunde - heemkunde lokalisatie - plaatsbepaling lokaliteit - kamer, lokaal, plaats, ruimte, vertrek, zaal lokartikel - lokvink, stunt lokatie - plaatsbepaling, plaatsing lokduif - brasser lokeend - roepeend, staleend loket bureau, deurraampje, doorgeefluikkassa, kastvakje, kluis, raam, schuifraam, slabbe, vak loketdeurtje - klinket lokfluitje - pieper lokgat - pompgat, spuigat lokken - bekoren, lusten, opwekken, overhalen, verleiden lokkende blik - lonk lokkertje - blikvanger, trekker lokkig - aanlokkend lokmiddel - aas, lokspijs
lokmiddel van jagers - hazefluitje, hazeklager, hazelok lok neervallend haar - sliert lokroep kies, kos, kuus, poespoes, pst, tuut lokroep voor eenden - poele lokspijs aas, lokaas, lokmiddel lokvink - baanloper, roervink lokvogel - kwartjesvinder, leukheid, lokeend, lokvink, roervink, verlokker lol aardigheid, amusement, gein, genoegen, grap, herrie, kabaal, keet, leut, plezier, pret, schik, vreugde lolbroek - geinmaker, grapjas, leukerd, schalk lolletje - aardigheidjegeintje, grapje, pleziertje lollig - amusant, enig, geinig, grappig, leuk, leutig, plezierig, prettig, uiig, vermakelijk, vrolijk lolmaker fuifjas, lolbroek, pretmaker lol of plezier - vermaak loltrappen - keten lom dorsvis, duikereend, ijsduiker, bijt(gat), zeeduiker lomig - gemelijk lommel - lor, vod lommer bladeren, bladerdek, gebladerte, loof, lover, ombre, schaduw lommerd leenbank, lombard, pandjeshuis lommerhuisje - prieel lommerig bladerrijk, schaduwrijk lommerrijke weg allee, dreef, laan lomp agrest, boers, bonk, buffelachtig, dam, deugniet, flard, grof, honds, kleinigheid, klungel, lap, Iel, leur, log, lompweg, lor onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, onbeschaamd, onbeschoft, ongelikt, ongemanierd, onhandig, onhebbelijk, onopgevoed, plomp, prul, puitaal, ruw, tod, todde, vlegelachtig, vod, zwaar lompe - grove lompe kerel - hork, rund lompe vlegel - vlerk lomp persoon kinkel, lummel, lomperd, rund, vlegel lomp ruw blok bonk lomp vrouwmens trien lompen vodden, lorren lompenbak - stamptrog lompengaarder - voddenraper lomperd bink, boer, botterik, buffel, ezel, knoet, haspel, hork, hufter, kaffer, kinkel, knoeier, knol, knul, knuppel, loeras, loer, loeras, lomperik, lummel, os, pummel, schaapskop, schapenkop, stommerd, stommerik, vlegel, vlerk lompheid - maladresse, onbeholpenheid, onbeschoftheid, onhandigheid, ruditeit, ruwheid Londenaar - cockney Londens beroemd gebouw Tower, Big Ben Londens dialekt cockney Londens boroughs - 5 Brent 6 Barnet, Bexley, Camden, Eaeling, Harrow, Merton, Newham, Sutton 7 Barking, Bramley, Croydon, Enfiefd, Hackney, Lambeth 8 haringey, Havering, Hounslow, Kingston, Lewisham, Richmond 9 Greenwich, Islington, RedbridgeSouthwark 10 Hillingdon, Wandsworth 11 Hammersmith, Westminster Londens plein Piccadilly(circus) Londens station Fenchurch, Liverpool Londense binnenstad - City Londense taxi - cab Londense wijk Chelsea, MayfairSoho, Westend, City, Ionen belonen, betalen, straffen, vergelden, vergoeden lonend batig, dankbaar, rendabel, winstgevend longaandoening - astma, bronchitis, longontsteking, longziekte, pleuritis, pneumonie, tering, tuberculose longblaasje - alveolus, luchtcel longbloeding - haemoptoë, pnoemorrhagie longen - pulmones longicefaal - langschedelig longimetrie lengtemeting longjacht, veroorzaker van - etgras longknobbel tuberkel longkruid - pulmonaria longontsteking pneumonie longontsteking met borstvliesontsteking - pleuropneumonie longpijp - bronchie, luchtpijp longsamendrukking pneumothorax longslakken - pulmonata longsteen - pneumoliet longtering - tuberculose longvis barra, baramoenda, slijkvis longvissen - dipnoi longvlies - pleura longziekte - bronchitis, silicose, t.b.(c), tering lonk blik, knipoog, lachje lonken - blikken, flirten, knipogen, verlokken lontgeweer - musket loo bos, woud loochenbaar - niabel, ontkenbaar loochenen dementeren, denegatie, denegeren, desavouren, negeren, ontkennen, tegenspreken, verloochenen, verzaken loochenend - ontkennend loochening diffesie, dementi, desaveu, diffessie, negatie, negering, ongetwijfeld, ontkenning, stellig, tegenspraak, verzaking, lood geld(barg.), kogel(s), peillood, plumbum, Pb, schietlood, saturnus lood, stuk - plombe loodacetaat loodsuiker loodachtig metaal thallium loodarsenosulfide - boulangeriet, plumosiet lood bevattend - saturnisch looddief (barg.) - sloper looderts - aturniet loodfoelie bladlood lood gebruikt als zegel - plombe loodgeel - loodoxyde, massicot loodgieter - fitter loodgift - PbO loodglans galeniet loodglas - flintglas loodje - verzegeling loodkleurig - bleek, deluw, livide, loodkleurig metaal, tin, vaal loodkruid - plumbago, sodaplant loodlaagje in een muur - slab loodlijn apothema, dieplijn, hoogtelijn, kinnebaksblokje, loodlijnblok, normaal, perpendiculair, verticaal, loodmetaal - soldeersel Loodnadel - smeltprop loodoxyde glit loodpapier - bladlood loodpoeder - kremserwit loodpreparaat loodglit, menie loodrecht - aplomb, dwars, haaks, kops, steil, perpendiculair, rechthoekig, rechtop, rechtstandig, rechtstandig, vertikaal, weerbarstig loodrecht staand paaltje op gangboord - bolder loodrechte stand geven - perpendiculariseren loodrechte wand steilwand loods - afdak, gebouw, barak, bestuurder, boet, garage, gids, geleider, hangar, hut, keet, leidsman, loodsman, piloot, remise, schuur loodsboot - loodskotter loodsen - leiden, manoeuvreren, piloteren loodsgeld - pilotage loodsiccatief - terebine loodsje boet loodsman - loods loods of keet - barak loods voor vliegtuigen - hanger loodspaat - loodchromaat loodsuiker loodacetaat loodsulfaat - loodoxyde, loodvitriool, zwavelzuur loodsulfide - galeniet loodtalie - loodlijn loodverbinding - menie loodverf - menie loodvergiftiging saturnisme loodvermiljoen - menie loodwater - goulardwater loodwit - loodacetaat, schelpwit, struis loodwitpoeder - kremserwit loodzegel plombe loodziekte - loodkoliek loof bladeren, gebladerte, groen, linde, lommer, lover, moe loof als versiersel - lofwerk looft den Heer Halleluja loofboom abeel, acacia, ahorn, berk, beuk, eik, els, (es)doorn, esp, hazelaar, iep, kastanje, knotwilg, korstmossengroen, linde, lijsterbes, magnolia, meidoorn, noteboom, olm, plataan, populier, wilg loofboom met rode bessen - lijsterbes loofboom uit het Middellandse-Zeegebied - plataan loofhut feesthut, priëel, tabernakel, tent, veldhut Loofhuttenfeest - Poerim, Purim, Soekot loofmos - bladmos loofplant - korstmos, thallofut, wier, zwam loofrijk - bladrijk, frondeus loofslinger - guirlande loofwerk in Arabische stijl - arabesk loofwerkversiering - moreske loog alkali, aserts, asoplossing, aszout, base, kaliloog, kelp, natriumhydroxyde, natronloog loog der goudsmeden en munters - witloog loogkruid - alkali, salsola loogzout alkali, natron, potas, soda looi - run looiend zout - aluin looier - leerbewerker, lederbok looierijenstreek in Nederland - Langstraat looiersboom - smak looiersboom In Zuid Europa sumak looiersknecht - vellenploter looiersschors - eikebast looihuis - nahuis looimiddel aluin, babool, eek, kino, looi, looimiddel, looisel, looistof, looizuur, massooi, rinde, run, sumach, taminne, valonea looiput - laaf looistof catechu, tannine, eek, kino, looisel, run looistruik sumak looizuur tannine look ajuin, bieslook, juin, knoflook, prei, siepel, sjalot, ui loom apathisch, indolent, inert, laks, langzaam, levenloos, lui, leuzig, lusteloos, mat, moe, saai, slaap, slaperig, slepend, sloom, traag, vadsig, vermoeid, werkschuw, zwoel, zoel loomheid - slaperigheid loon – beloning, betaling, bezoldiging, daggeld, dagloon, gage, gagement, honorarium, incasso, inkomen, inkomsten, jaarloon, maandgeld, maandloon, payement, pensioen, remuneratie, salaris, soldij, traktement, vacatie, verdienste, vergelding, vergoeding, wachtgeld, wedde, weekgeld, weekloon loon geven - betalen, bezoldigen, honoreren, salariëren, vergelden, uitbetalen loon geven voor - belonen loonlijst - salarislijst loon of salaris - inkomen loon per uur - uurloon loon van een commissionair - commissie loon van een makelaar - courtage, makelloon loon van een soldaat - soldij loon van schepelingen - gage loon voor een impresario - provisie loon voor een ober - garantieloon loon voor een schrijver - royalties loon voor het maken van iets - maakloon loon voor het persen - persloon loon voor misdaad of moord - bloedgeld loon wat men verdiend - salaris loonactie - staking, loonbeweging loonarbeider - werkman looncontract CAO. loondienaar - mercenair, werknemer loongrens - premiegrens loonschaal - barema loonslaaf arbeider, dagloner, koelie, loswerkman, proletariër loonsoldaat - soldenier loonsverhoging - loonsvermeerdering, opslag loontrekkend bezoldigd loontrekker - employé, werknemer loonzuchtig - mercenair loop diarree, draf, galop, gang, geren, geweerloop, kippenloop, koers, omgang, ren, rivierloop, stap, toeloop, tra, tred, uitloop, vlucht, voortgang, wandeling, wedloop loop der gebeurtenissen - lot loop der omstandigheden - beurt loop heen - maken loop van draden - vleug loopbaan carrière, levensweg, sintelbaan loopbrief - circulaire loopbrug - passerel loopfiets draisine loopgang - doorloop, gaanderij, galerij, gang, overloop, pergola, rel (muis), stoa, zuilengalerij loopgat - gang, hol, rel loopgraaf gang, greppel, groeve, mollerit, ril, rit, sappe, tranchee, vore, wagenspoor loopgraaf van een mol - ril, rit loopgraven maken - sapperen loopgravenmaker - schansgraver, sappeur loophek box, tuin loophengel - sleephengel loopje foefje, kunstgreep, ommetje, riedel, wandeling loopje nemen - sollen loopjongen - boodschappenjongen, bijloper loopjongen in hotels chasseur loopkat - (rijdende) takel, zaklantaren loopkever - aardtor, bombardeerkever, carabidae, schallebljter, scharrebijter loopknecht - loper loopkwartet - turnix loopmare krant, vlugschrift loopneus - snotneus loop of pas - tred looppad - stoep, trottoir looppad door een moeras - zuwe looppas - draf loopplank koebrug, loopgang, valreep looprichting - ductus loops - bronstig, hitsig, krols, paarzuchtig, ritsig, tochtig loopstok stelt, kruk, wandelstok loopt door riool gootwater loop van een paard - draf loopvarken - schram loopveranda op flat - galerij loopvlak - zool loopvogel casuaris, emoe, emu, kasuaris, kieft, kievit, kip, kiwi, nandoe, ral, snep, snip, struis(vogel), trap loopwedstrijd - marathon loopijzer - vuurhaak loopzand - drijfzand, welzand loor - verloren loos arglistig, bedrieglijk, gemeen, hol, laag, laaghartig, ledig, leeg, leep, link, listig, ondeugend, onecht, schalks, schijnbaar, slim, sluw, snugger, vals, zonder loos bericht - canard loosbuis - riool loosheid - slimheid, sluwheid loospijp - afvoerbuis, riool loot - afstammeling, boomscheut, ent, greppel, lot, nakomeling, nazaat, poot, rank, rijs, scheut, spriet, spruit, stek, tak, teen, telg, twijg, uitloper lopen - afleggen, benen, draven, flaneren, gaan, hollen, kuieren, marcheren, naderen, rennen, schrijden, slenteren, snellen, stappen, steifelen, stromen, tippelen, treden, vloeien, vluchten, voortbewegen, wandelen, ijsberen, zwerven lopend gerucht - mare lopend koordschrift - loko lopend touw geitouw, gei, gording lopend touwwerk - bras, greling lopend van noord naar zuid - meridionaal lopende maand - currentis, inst (instant), lopen voor je conditie - joggen, trainen loper bode, draver, haaksleutel, ijlbode, koerier, raadsheer, renner, slothaak, tapijt, voetganger, wandelaar, zwerver loper of mat - kleed loper van een slot - sleutel loper voor een groot aantal sloten - keizertje lopertje - boomkruipertje
lor bul, drel, flard, flut, kertel, kleinigheid, klodde, konkel, lap, lel, leur, loer, lomp, lopje, nest, onding, plag, prul, slons, tod, todde, vod loranthacee - maretak, mistel, viscum, vogellijm lorder smokkelaar lorgnet knijpbril, knijper, neusknijper lorgnet voor dames face à main lorgnon - monocle, oogglas lori - argwantibo, beermaki, koekang, potto lork - lariks, lier, lorkeboom lorkeboom lariks, lier lorkehars terpentijn lorre kaketoe, papegaai lorregoed prullegoed lorren - bedriegen, vodden lorrenboer voddenman lorrendraaien - bedriegen, sluikhandelen lorrenkraam rommelkraam lorrenman - opkoper, voddenraper lorrewerk knoeiwerk lorrie kipkar, draisine, werkwagentje lorrig - nietswaardig, prullig, voddig, lors slons los lynx los - afgesheiden, afgezonderd, afzonderlijk, apart, beweegbaar, beweeglijk, bewegelijk, gescheiden, ijl, incoherent, laks, lauw, lichtzinnig, losbandig, mobiel, mul, ongebonden, onsamenhangend, onvast, onverpakt, onzeker, principieel, pulverig, quitte, roerend, rul, streng, uiteen, uitverkocht, vaneen, vrij(staand), wankel los blad in een boek ter verbetering inlegvel los bruggetje - vonder los eind van een touw tamp los en onvast - wankel los gedeelte - brok, suk los geweven linnen - trielje los houten bruggetje vonder, vondel, vlonder . los overtreksel - foedraal los samengevoegde zaken - agglomeraat los schot van een zoldering luik los van banden - vrij los van elkaar - apart, uiteen los van gedrag abandon los van huls extern, zelfstandig los van manieren vlot, vrij los van ouders zelfstandig los van (de) wereld hemels, mystiek, ontheven los van zede lichtzinnig, onzedig, vlot los weefsel neteldoek los werkman schavak, kaailoper losange (In de wapenkunde) - ruit losarm - laadboom losbandig amoreel, bacchanalisch, bandeloos, buitensporig, dartel, dissoluut, frivool, licentieus, licht, liederlijk, lichtzinnig, luchtig, ongebonden, ongeregeld, redeloos, slempartij, stoeiziek, woest, wulps, zedeloos losbandigheid bandeloosheid, buitensporigheid, debauche, (dichterlijke vrijheid), frivoliteit, licentie, lliederlijkheid, onzinnigheid, ongebondenheid, ongeregeldheid, ontucht, uitspatting, zedeloosheid, losbarsten - loslaten, losmaken, uitbreken losbol boemelaar, debauche, deugniet, doordraaier, kwispel, libertijn, lichtmis, patser, pierewaaier, rabauw, raveel, roue, zwierbol losbladig - polypetaal losbranding van vuurwapenen salvo, stormvuur losbreken - uitbreken losdrijvende mijn - strooimijn losgaan - loswerken losgegane steken - torn losgelaten naad torn, tarn losgeld - afkoopgeld, vrijkoopsom losgeraakt - eraf losgeraakte draad rafel losgeweven voddig loshangend - slap losheid - laxiteit, slapheid loshoofdig - lichtvaardig, lichtzinnig losjes - lichtzinnig, luchtig, nonchalant, onvast, slap, vluchtig loskade - losplaats loskopen - inlossen, racheteren, redimeren, terugkopen, uitkopen, vrijmaken loskoppelen - ontgrendelen loskorrelig - mul, rul losinj - Lussino losjes - lichtzinnig, (v)luchtig loskroonbladige 4 anijs, boon, eppe, erwt, kers, kool kwee, muur, peen, peer, raap, roos, soja, vlas, wouw 5 ahorn, appel, braam, cacao, dille, druif, linde, lotus, mirte, pioen, pruim, radijs, wikke 6 aalbes, acacia, akelei, azalea, cactus, jasmijn, klaver, klimop, kervel, karwij, lupine, mimosa, mispel, pensee, perzik, reseda, venkel, wortel 7 aardbei, amandel, anemoon, begonia, camelia, citroen, esdoorn , fuchsia, mahonia, ramenas, spurrie, violier, wortelt 8 abrikoos, anjelier, clematis, geranium, kastanje, klaproos, magnolia, mandarijn, mangrove, selderie, viooltje 9 bloemkool, hortensia, pimpernel, tamarinde, 10 boterbloem, eucalyptus, peterselie, pompelmoes, reigersbek, waterlelie 11 goudenregen, sinaasappel 12 duizendschoon, judaspenning loskrijgen - aftroggelen loslaten - afwerpen, bevrijden, elargeren, losbarsten, losmaken, lossen, lozen, relacheren, schieten, slaken, vieren, vrijgeven loslaten van draden rafelen, tarnen, tornen loslating - ablatie, secessus loslippig flapuit, indiscreet, kwebbel, praatziek loslippig persoon - flapuit, klets, kletskous loslippigheid - indiscretie loslopend - ongehuwd loslijvig zijn - dun, iel, schraal, ijl loslijvigheid - buikloop, diarree losmaken - afscheiden, beginnen, bevrijden, losbarsten, loslaten, ontbinden, onthechten, ontketenen, ontknopen, ontkoppelen, ontplooien, ontwarren, slaken losmaken uit het gareel uitspannen losmaking - debridement losmaking (Gr.) - paresis losneerhangend - slap losplaats - haven, ka, kade, kaai, loskade, pier, station, steiger, wal losprijs - afkoopsom, losgeld, rantsoen, vrijkoopgeld losrente - obligatie, schuldbrief losrukken - arracheren losscheuring - avulsie losschuit - prauw losse belegstrook - pat losse brug vondel, vonder losse deeltjes van een dunne laag - splinters losse draad - rafel losse houten vloer - vlonder losse huiskleding - morgengewaad losse laarsschacht beenkap losse mouw - mof losse naad - torn losse niet gekamde wol - sajet losse overtrek - foedraal, hoes losse plank - steg, vlonder losse plank aan een bedstee sponde, laan losse plank in de bedstede - laan losse plank van en vloer van een botter - laan losse plank vooraan de bedstede - sponde losse planken onder lading - garniet, grenier losse planken vloer - beun, vlaak, vliering losse snaar (Fr.) - ouvert losse strikdas - lavage losse trap - ladder, leer losse veenstof - darg, daring, darink, derrie, molm, losse verkering - scharrel(tje) losse vloer garnier, laning, vondel, vlonder losse vloer onder lading van een schip grenier, garnier losse wollen mouw - mof lossen - afschieten, lozen, ontladen, ontschepen, rantsoeneren, uitladen, verlichten, vrijkopen Losser - Goei, Heiland, Verlosser lossjouwerman - baliekluiver lossnijden van draden uit een weefsel - lostarnen, lostornen, tarnen,tornen, uithalen losspil - windas lostoestel elevator lostrekken - oprukken loswal - baai, ka, kade losweg - gemakkelijk, lichtzinnig, nonchalant, onberedeneerd loswerken - losgaan, openwrikken loswerkman - sjouwerman loswerkman in de haven - kaailoper, kaairidder loswoelen - hakken, schrepelen loszinnig - dartel, grillig, onberaden, ondoordacht, speels, wulps loszinnig gedragen - dartelen loszinnig mens - lichtmis, losbol, loshoofd loszinnigheid - losbollerij loszitten - leuteren, loteren lot aandeel, bestaan, bestemming, destinatie, ent, fatum, fortuin, leven, levensloop, levenslot, loot, noodlot, poot, prijs, prijskans, scheut, stek, spruit, teengewas lot zonder prijs - niet loten - loteren, trekken loten vormen - spruiten lotenverkoopster - collectrice lotenverkoper - collecteur loterij - sus, toto, geluksspel, kansspel, verloting loterij (drie nummers) terne loterij zonder nieten - tombola loterijbriefje lot loterijspel bingo, kansspel, kienen, lotto, tombola lotgenoot kameraad, maat, makker, metgezel, soortgenoot lotgeval avontuur, belevenis, beurt, fatum, gebeurtenis, voorval, wedervaren lotgevallen - fata lotgodinnen - Fortuna, Nornen, Parcen Lotharingen, inwoners van - Lorreinen loting uitloting, verloting lotion - haarwater, reukwater . lotsbedeling noodlot lotsbepaling karma lotsbeschikking - destinatie lotspraak orakel
lotsverbondenheid - saamhorigheid lotsvoorspeller - horoscoop, waarzegger lotsvoorspelling - horescoop lotto bingo, kienspel, toto lotto spelen - kienen lotus - waterlelie lotus, roze - padma lotusbloem - dadelpruim lotusboom - diospyros lotuseter - lotofaag lotwichelaar - waarzegger lot zonder prijs - niet louche gemeen, laag, min, onbetrouwbaar, onguur, verdacht Louisiaden , een der - Misima, Rossel, Tagoela lounge foyer, gezelschapszaal, hotelhal, koffiekamer, lobby loupe - leesglas, lens, loep, vergrootglas louter alleen, enkel, klinkklaar, maar, onvermengd, onvervalst, puur, rein, sereen, slechts, uitsluitend, zuiver louteraar - affineur, zuiveraar louteren cupelleren, epureren, kuisen, purificeren, purifiëren, raderen, raffineren, reinigen, wassen, zuiveren louter en alleen - enkel loutering epuratie, katharsis, purgatorium, raffinage, reiniging, vagevuur, zuivering louteringsberg - purgatorium, vagevuur loutre otterbont Louth, hoofdstad van - Dundalk louwmaand januari loven bewieroken, eren, lauderen, lauweren, ophemelen, prijzen, roemen, verheerlijken, waarderen, zegenen lovend - waarderend loven en bieden - dingen, marchanderen loven en eren - prijzen lover blad, bladeren, gebladerte, loof, lommer, kruin loverrijk - lommerrijk lovertak - meitak lovertje - glitter, paillet(te), sierblaadje loyaal - eerlijk, eerlijkheid, fidel, getrouw, getrouwheid, loyaliteit, oprecht, oprechtheid, rondborstig, trouw, verknocht Loyaliteitseilanden, een der - Lifou, Maré, Ouvea loze doodkist en baar - katafalk loze streek - kunststukje, list, treek loze trek - nuk loze vos - dief, guit, leperd, schelm loze schelm - boosdoener, rakel, spitsboef lozen afvoeren, afwateren, kwijtraken, leegmaken, loslaten, slaken, spuien, uitwerpen, wegspoelen, wegsturen, wegzenden lozen van water – afwateren lozing - verwijdering lozing van vloeistoffen - suatie lub - (hals)kraag, lob, plooisel lubben castreren, ontmannen, snijden, strikken, vangen lubberen - lobberen lubbestok (plantk.) - lavas, maggiplant, manskracht lubricatie smering lubricator smeermiddel Lucas Luc. lucht adem, aëra, aëro,aether, air, aroma, asem, atmosfeer, bui, buitenlucht, damp, dampkring, ether, geur, hemel, koel, losjes, luchtig, modetrant, odeur, pneuma, reuk, snuf, stank, zuurstof, zwerk
lucht (in samenstelling) - pneu lucht en licht - etherisch lucht inslikken - aërofagie lucht, met, in contact brengen - aëratie lucht scheppen ademen lucht verversen ventileren luchtaanjager - aanblaaspijp, ventilator luchtaanval - raid luchtalarm - bomaanval, bombardement luchtaanzuiger - blaasbalg luchtaanjager aanblaaspijp, ventilator luchtafweergeschut luchtdoelartillerie luchtballon - aërostaat, montgolfiëre, stratoballon, weerballon luchtband - pneu luchtbandonderdeel ventiel luchtbeeld - fata morgana, luchtspiegeling luchtbel - blaas, ballon luchtbelbuis - libel, luchtbeschrijving, luchtwaterpas luchtbel van waterpas - libel luchtbestanddeel - argon, helium, koolzuur, stikstof, waterdamp, zuurstof luchtbeweging - remous, wind luchtbewegingsleer - pneumatiek luchtbol ballon luchtborst - pneumathorax luchtbranding remous luchtbrug - airlift luchtbuis - trachee luchtbuks - windbuks luchtcel longblaasje luchtdicht hermetisch luchtdicht maken - luteren luchtdichtheidsmeter dasymeter luchtdraaikolk remous luchtdruk atmosfeer, atm. , pressie luchtdruk in een orgel - pneumatica, pneumatiek, pneumatika luchtdrukeenheid - millibar luchtdrukmeter - barometer, kwikbarometer, weermeter luchtdrukverval gradiënt luchten uiten, uitlaten, ventileren luchter girandole, kandelaar, kandelaber, lamp, lantaarn, lichtkroon luchter met armen - luster luchter of lamp - kroon luchtgat - trekgat luchtgeest - ariel, djin, luchtengel, sylfide, sylfe, sylphe luchtgesteldheid - klimaat, weer, weder luchtgezwel - emphyseem luchtgrondwapen - ASM luchthartig achteloos, dolzinnig, gerust, levenslustig, lichtvaardig, lichtzinnig, nalatig, onaandachtig, onbekookt, onberaden, onbezorgd, onoplettend, opgeruimd, opgewekt, roekeloos, slordig, zorgeloos luchthaven - vliegveld luchtig - bont, bonvivant, brutaal, doorschijnend, dun, facilmente, fleurig, fris, iel, kleurig, kleurig, koel, licht, lichtvaardig, leviter, los, losbandig, losjes, onbezorgd, open, opgewekt, oppervlakkig, schitterend, sereen, vlot, vrolijk, wuft, kleurig, ijl, zorgeloos luchtig bouwsel priëel, tent luchtig en licht - etherisch luchtig gebak cake, oblie, schuim soes, wafel luchtig schoeisel - badschoen, sandaal, slipper, strandschoen luchtig sop - schuim luchtig verblijf tent luchtig weefsel gaas, tule luchtige doorschijnende stof - barège, gaas, kamfer, tarlatan, tule, luchtige japonstof - barège luchtige scherts badinage luchtigheid beweeglijkheid, frisheid, lichtheid, onbezorgdheid, opgewektheid, oppervlakkigheid, vlugheid luchtinfanterist para, parachutist luchting - ventilatie luchtinlaat - klep luchtinlaat van fietsband - vrtiel luchtje geur, koelte, reuk, windje luchtkasteel dagdroom, droombeeld, hersenschim, illusie, kaartenhuis, visioen, utopie luchtklep - ventiel, windklep luchtklepje - piston luchtklok - remous luchtkoker - ontluchter luchtkussenvoertuig - hoverkraft luchtkuur - aëroterapie, aërotherapie luchtlaag atmosfeer, stratosfeer, troposfeer luchtledig vacuüm luchtledige ruimte vacuüm luchtlijn - vliegroute luchtmacht K.Lu., RAF. luchtmachteenheid eskader luchtmachtvrouwenafdeling - Luva luchtmeter - aërometer lucht om te leven - adem, asem luchtpenseel - aerograaf luchtpijp bronchie, bronchus, longpljp, trachea, trachee luchtpijpaandoening bronchitis luchtpijpje voor onderwater - snorkel luchtpost - airmail luchtpostbrief - aerogram luchtpijpsnede - tracheotomie luchtreis - ballonvaartvliegreis, vliegtocht, vlucht luchtreiziger - vliegtuigpassagier luchtruim dampkring, ether luchtschip aerostaat, zeppelin luchtschip, klein - blimp luchtschipper - aëronaut, piloot luchtschroef propeller luchtschuwheid - aërofobie luchtsignaal - alarm, lichtsignaal, rooksignaal, sirene luchtsoort arctisch, equatoriaal, polair, tropisch luchtspiegeling - fata-morgana, mirage luchtsprong - bokkensprong, cabriole, capriool, gambade, kapriool, salto luchtsteen aëroliet, bolide, meteoor, meteoorsteen, meteoriet, meteoroliet, luchtstreek - aardgordel, klimaatgordel, regio, zone luchtstrijdkrachten L.S.K. luchtstroming - wind luchtstroom bries, hoos, moesson, orkaan, passaat, storm, tocht, tornado, wind, windhoos luchtstroom die daalt subsidentie luchtstroom die stijgt thermiek luchtstroom in de dampkring - wind luchtstroom in de tropen moesson, passaat luchtstrijdkrachten - L.S.K., luchtmacht luchtteken - meteoor luchttrek - tocht luchttrekker - ventilator
luchtvaarder - aëronaut, piloot, vliegenier luchtvaart aëronautiek, aviatiek, vliegverkeer luchtvaartkunde - aëronautiek, navigatie luchtvaartmaatschappij 2 AF 3 AEA, AFC, ALI, ANA, AOA, ASA, BAL, BEA, CMA, CSA, DDL, EAA, GIA, INA, KLM, PAA, SAA SAS, TWA 4 Aero, BOAC, BSAA, BWIA, ELAL 5 Delta, PANAM 6 Sabena, United 7 Avenska, Avianca, Branif, Eastern, Quantas 8 Aeroflot, Alitalia, American 9 Lufthansa, Martinair, Northwest, Schreiner luchtvaartmuseum - aviodome luchtvaartuig – aëroplaan, ballon, hefschroefvliegtuig, heli, helikopter, jet, luchtschip, satelliet, stratovliegtuig,vliegtuig, zeppelin, straaljager, ruimteschip, zweefvliegtuig luchtvaartvereniging - aëroclub luchtverbinding - lijndienst luchtverkeersmiddel - luchtballon, vliegtuig luchtverschijnsel eclips, maansverduistering, meteoor, noorderlicht, zonsverduistering luchtversperring - kabelballon luchtverversen - ventileren luchtververser ventilator luchtverversing ventilatie luchtvochtigheidsmeter hygrometer luchtvormige stof gas luchtwapen luchtvloot luchtwortelboom - rizofoor luchtzak - longzak, luchtbel, luchtblaas, valwind, luchtzee - atmosfeer, dampkring luchtzone - atmosfeer, dampkring, stratosfeer luchtzuiger aspirateur luchtzuiverheidsmeter eudiometer lucide doorzichtig, helder, klaar, stralend, zuiver lucifer allumet (Z.N.), strijkhoutje, vlamhoutje Lucifer Venus, Morgenster lucifermerkenverzamelaar - filumist lucimeter lichtmeter lucratief voordelig, winstgevend lucubratie - nachtstudie, nachtwerk lucullisch weelderig, overdadig ludiek speels ludificatie bespotting, fopperij Ludolfiaans getal - pi lues - druiper, sjanker, syfilis, syphilis Lugdunum - Lyon Lugdunum Batavorum Lakenstad, Leiden luguber akelig, eng, griezelig, huiveringwekkend, macaber, naargeestig, onguur, onheilspellend, ruw, schrikwekkend, sinister, somber lui - gemakzuchtig, inert, laks, lieden, log, loom, mensen, personen, sloom, traag, vadsig, volk, werkschuw lui, akelig mens - lammelot lui mens aai, ai, baliekluiver, dagdief, doeniet, lammelot, lampoot, lanterfanter, ledigganger, leegloper, luiaard, luibuis, luilak, lijntrekker, luiaard, luilak, luiwammes, malenger luiaard aai, ai, baliekluiver, dagdief, doeniet, lamgat, lamzak, lanterfant, lanterfant(er), leegloper, lijntrekker, luilak, luiwammes, lijntrekker, niksnut, simulant, slabakker, traagloper luid - duidelijk, hard, hardop, hoorbaar, luide, luidop, (muz.) forte luid en hoorbaar - hardop lui en langzaam - laks lui en slaperig - loom luid en vrolijk zijn - juichen, lachen luid geluid dreun, gil, klap, knal, kreet, slag, schreeuw luid geschreeuw - getier luid huilen - janken luid jammerend - kermend luid klinken - galmen luid klinkende trompet bazuin, klaroen luid weerklinken schallen luide goedkeuring - acclamatie luide schreeuw gil, kreet luide stem stentorstem luide stem, met - luidkeels luide volle klank galm luiden - beieren, bellen, galmen, klepelen, klinken, lieden, mensen, schallen, schellen luidens naar, overeenkomstig, volgens luidkeels gaan lachen - schateren luidkeels roepen - galmen luidkeels schreeuwend - balkend luidklinkende trompet - bazuin, klaroen, waldhoorn luidklok - bourdon, torenklok luidop - duidelijk, hoorbaar luidruchtig druk, geraas, krijtend, lawaaierig, rumoerig, schreeuwerig, uitgelaten luidruchtig feestvieren - batavieren, tekeergaan luidruchtig plezier gein, leut, lol luidruchtig feest - bacchanaal, jool, orgie luidruchtig vrolijk - dartel, leutig, lollig, uitgelaten luidruchtig zijn - heisteren, uitvaren luidruchtigheid - krakeel luidspreker - speaker luidsprekerkastje - box luidsprekerkracht - power, wattage luidsprekeronderdeel - conus luie aap - lori luie lichtzinnige vrouw fleer luier kinderdoek, luur, windel luieren - dagdieven, lanterfanten, lummelen, luiwammesen, nietsdoen, niksen, slabakken luierend rondhangen - klooien, klungelen, klunzen, lummelen, prutsen luierik aai, ai, doeniet, lanterfanter, leegloper, luiaard, luibak, luibuis, luiwammes, lijntrekker, slabakker luiers luren luierstof - tetrastof luif afdak, klep, luifel luifel afdak, hoedrand, klep, luif, neus, overstek, uitstek luiheid - indolentie, inertie, ledigheid, werkschuwheid Luik, arrondissement van - Borgworm, Hoei, Luik, Verviers Luik, landschap in - Condroz luik blind, dekopening, paneel, schot, valdeur, valluik, zonneblind luik in de top van een dakschild - uilenbord luik voor het sluiten van een keldergat - bordes luik van een kelder - deksel luik waardoor de goederen worden opgehesen - trijsgat luiken - dichtdoen, sluiten luiksteun merkel luilak dagdief, doeniet, lampoot, lanterfant(er), lapzwans, leegloper, lijntrekker, luiaard, luiwammes, slampamper luilekkerland Eldorado, kokanje luim blijheid, boert, bui; caprice, fancy, fantasie, gein, gril, humeur, humor, kribbigheid, kuur, loet, nuk, nukkigheid, onbetekenend, opgewektheid, scherts, snakerij, stemming, vlaag, vrolijkheid luimen – loeren, soezen luimer - slaper luimig boertig, geestig, grappig, grillig, guitig, humeurig, koddig, kribbig, nietig, nuffig, nukkig, olijk, snaaks, vrolijk luimig (muz.) - scherzando, scherzo luimig geschreven vertelling - humoreske luipaard - liebaard, poema, panter, pardel lui persoon - lampoot, lanterfanter luiphoed huilebalk, sombrero luiskruid gagel, moeraskartelblad, pos, possem, post, wrangwortel luis - cochenille, platje, wants luiskruid - gagel, luizenpeper, moeraskartelblad, possem, pos(t), sabadilkruid, vlooienkruid luister aanzien, eer, geurigheid, glans, gloed, gloor, glorie, kleurigheid, krits, licht, nimbus, opschik, opzien, praal, pracht, relief, roem, schittering, schoonheid, schijn, staatsie, statie, vertoon, weelde luister eclat, eer, jeu, hoor, roem, sier, spel, tooi luisteraar - toehoorder luisteraars - auditorium, gehoor luisterapparaat - seismofoon luisteren - aanhoren, bemerken, horen, luister, opletten, verhoren, waarnemen luisteren naar aanhoren, beluisteren, horen luisterinstrument seismofoon luisterrijk brillant, eclatant, feëriek, glansrijk, grandioos, groots, glorieus, heerlijk, illuster, koninklijk, magnifiek, opzienbarend, pompeus, prachtig, roemrijk, schitterend, somptueus, rijk, vorstelijk, weelderig, weids luisterrijk maal - lucullusmaal luisterrijke partij gala luisterspel - hoorspel luisvlieg - spinvlieg luisvliegen - hippoboscidae luisziekte - pediculosis, phthiriasis luit citer, harp, kithara, theorbe luitachtig instrument - tuorba, orfarion, theorbe luit, eensnarige - chanterel luitenant lt., luit luitvormig muziekinstrument - mandoline luiwagen - bezem luiwammes dagdief, lanterfant, leegloper, luiaard, luierik, nietsnut, slabak luizeëi neet luizemarkt - lompenmarkt, voddenmarkt luizenkam - stofkam luizig - armoedig, armzalig, geweldig, kaal, min, reusachtig lukken gelukken, slagen lukraak blindelings, klakkeloos, plompverloren, zomaar lukratief - voordelig, winstgevend lumbago - spit lumen - lm lumineus heerlijk, helder, lichtend, prachtig lummel bengel, flauwerd, knul, kwajongen, labbekak, lobbes, loeres, lomperd, pummel, rakker, rekel, schlemiel, sufferd, sul, vlegel, vlerk lummelachtig - knullig, suf lummelen lanterfanten, luieren, nietsdoen lump lomp; slijmvis Luna - Selene lunapark - kermis lunatiek grillig, lichtzinnig, maanziek lunchpakket twaalfuurtje lunchroom eetzaal, noenzaal, restaurant lunderaar - talmer lunet - schans luns spie lupine - wolfsboon lupineziekte lupinose lupuline - hopmeel lupus wolf lurk - dot, lut, slungel, speen, zuigdot lurken - slorpen, zuigen lurken van - afsabbelen lurp beurs, overrijp lus ansa, lasso, lis, oog, snoer, strik, strop, toom, trens lus als knoopsgat op tres - brandenbourg lus bij het kantweven - omoog lus of knoop - strik lus voor gordel - passant Lusitania - Portugal lusje - oogje, strikje, trens lusje van garen - trens lussen - strikken lussengaren - bouclégaren lust aandrift, ambitie, animo, appetentie, appetijt, begeerte, bezieling, dispositie, bluf, dispositie, dorst, drift, eet(lust), fut, gading, geestdrift, geneigdheid, genoegen, genot, goesting, hartstocht, heug, libido, liefhebberij, lustig, meug, moed, muf, neiging, nijd, penchant, plezier, pret, puf, trek, verlangen, vocatie, vreugde, welbehagen, zin lustbos - park, wandeldreef lust tot kopen animo, kooplust lusteloos apat(h)isch, bedrukt, betrokken, bleek, dof, druiler, druilerig, druilig, duf, energieloos, futloos, gammel, gedrukt, hangerig, ongeanimeerd inactief, indolent, inert, landerig, log, loom, melig, neerslachtig, ongevoelig, onlustig, onverschillig, onwillig, pip, pips, sikkeneurig, slap, slaperig, traag, vadsig, verdrietig, verveeld, willoos, wrak, zwaar, zwak lusteloosheid apathie, apatie, aversie, indolentie, melig lusteloos mens apathicus, suffer, druiloor lusten - begeren, believen, mogen luster kroon(kandelaar), lichtkroon, luchter lustergaren - lustre lusthof dorado, Eden, Eldorado, elim, Elysee, gaarde, hemel, lustoord, lusttuin, oase, paradijs, prado, tuin, lusthuis - buitenhuis, buitenplaats, villa lustig blij, blijde, blijmoedig, dartel, fideel, fijn, flink, geestig, geneigd, gezellig, krachtig, levendig, leuk, monter, opgeruimd, opgewekt, prettig, tof, trouwhartig, vitaal, vrolijk, zeer lustoord buitenverblijf, Eden, hemel, lusthof, paradijs lustre - luster, mohair, serge lustrine - lanszijde lusvlucht - looping Luta, haven in - Talièn Luta, marinebasis in - Loesjoen lutecium - Lu luteren - dichtsmeren Lutetia - Parijs luttel beetje, gering, iel, klein, min, nietig, weinig Luthers - luth. luttel - gering, klein, weinig luur - kinderdoek, luier luw beschut, lauw, stil, windvrij, windstil, zacht, zwoel, zoel luw zoel, windvrij luwen - afnemen, bedaren, kalmeren, verminderen luwte - beschutting, lij, schaduwkant, zoelte lux Ix, licht luxatie - ontwrichting luxe overdaad, rijkdom, overdaad, overvloed, weelde luxe rijtuig - barouchette, calèche, kales, karos, equipage luxeaardewerk - servies luxeautobus - tourincar luxeboot - jacht luxebord - sierbord luxebrood brioghe, deuvekater, krentenbrood, stol, tulband luxe eetgerei - servies luxefles - karaf luxe hoeve - state luxe versiersel - sieraad luxe vertrek - salon Luxenburg, arrondissement van de Belgische provincie - Aarlen, Bastenaken, Neufchateau, Vitron Luxenburg, dialect gesproken in het groothertogdom - Letzeburgs luxenburg, groothertog van - Jan Luxenburg, hoofdstad van de Belgischr provincie - Aarlen Luxemburgs landschap Gutland, Oesling Luxemburgse munt - centime, franc, frank Luxemburgse orde - eikekroon Luxenburg, plaats in het groothertogdom - Clerf, Clervaux, Dikirch, Dillingen, Echternach, Esch, Remich, Wiltz Luxenburg, rivier in - Alzette luxeren - verrekken luxueus weelderig Luxurieus - ontuchtig, wellustig Luzern, berg in het Zwitserse kanton - Pilatus, Rigi, Rothorn Luzerne - alfalfa Luzon, hoofdstad van - Manilla Luzon, rivier op - Cagayan Luzon, schiereiland van - Bataan Lyciërs - Lukki, Tramilen Lucische godin - Leto lij - benedenwinds, beschut, loefzijde, luwte, stil, windvrij lijdelijk berustend, duldbaar, duldend, duldzaam, geduldig, gelaten, passibel, passief, tolerant, verdraagzaam, verdragend lijdelijk aanzien - dulden, gedogen, gelatenheid, toestaan, veroorloven lijdelijkheid -berusting, onderwerping, passivisme, passiviteit lijdelijkheid, toestand van - berusting, lijdelijkheid, onderwerping, passiviteit lijden - afflictie, afzien, boeten, doorstaan, dragen, duren, dulden, gedogen, hartzeer, laboreren, misgelden, mislijden, ondergaan, ondervinden, passie, souffreren, toestaan, uithouden, uitstaan, velen, verdragen, verduren lijden (het) - passie lijden of zorg - afgemat lijdend - krank, lijdzaam, onderworpen, ongezond, passief, verdraagzaam lijdend aan - behebt lijdend aan de mier - miers lijdend aan een vorm van krankzinnigheid - paranoïde leidend voorwerp - object lijdende - ziek lijdende aan lepra - lepreus lijdende vorm van werkwoord - passivum lijdensbeker - galbeker lijdensgeschiedenis passie lijdensplaats der zielen - vagevuur lijdensspreuk - passiepreek lijdensstroom - Acheron lijdensweg martelgang lijder martelaar, patiënt, stumper, zieke lijder aan een idee-fixe - monomaan lijder aan een psychose - psichoot lijder aan griep - grieppatiënt lijder aan leverkwaal - hepaticus lijder aan vallende ziekte - epilepticus lijder aan zenuwzwakte - neurasthenicus Lydië, koning van - Gyges lijdzaam - berustend, geduldig, gelaten, gewillig, onderworpen, passief, stoïsch lijdzaamheid - berusting, geduld, gelatenheid, inschikkelijkheid, passibiliteit, passiviteit, toegeeflijkheid, tolerantie, verdraagzaamheid lijf bast, body, buik, corpus, jakje, leven, lichaam, onderlijf, romp, tors lijfarts van Innogentius XII - Malpighi lijfarts van koningin Anne van Engeland - Arbuthnot lijfband - gordel lijfbediende - kamenier, knecht lijfbediende van een vorst - kamerbediende lijfbeschermer - bodyguard lijfeigene heloten, horige, laat, linten, lite, onvrije, slaaf lijfeigenen - halfvrije, horigen, liten, slavin lijfeigenschap - horigheid, slavernij lijfelijk - lichamelijk, vleselijk lijfgarde - lijfwacht lijfgoed ondergoed, onderkleren lijfgoed - goed, lingerie, ondergoed lijfgordel - koppel, reddingsgordel, riem, sjerp lijfje - jakje, keurs lijfje van inheemse vrouwen - kabaai, kabaja lijfknecht bediende, lakei, staffier, trawant, valet Lijflanders - Liven lijflied(je) - deun(tje), muziekstukje lijflinnen - ondergoed lijf of lichaam - romp lijfrente - pensie, pensioen, prebende, prove, vitalicum, vitalium lijfrentesysteem - tontinesysteem lijfsbehoud - lijfsberging, overleving, redding lijfsdwang - gijzeling Iijfserven erfgenamen, kinderen lijfspreuk devies, lemma, leus, leuze, motto, parool lijfstraf - bastonade, brandmerking, foltering, geselen, geseling, kielhalen, pijnbank, rammeling, rottingstraf, slaag, tortuur, wipping lijfstraffelijk - crimineel, p(o)enaal lijfstrawant - staffier lijftocht foerage, leeftocht, proviand lijfwacht bodyguard, escorte, garde, geleide, pretorianen (Rom. keizers), satelliet, staffeur, trawant lijk als, boordsel, cadaver, dode, dronken, evenals, gelijk, kadaver, kreng, majit, necro, student, zoomsel, zoomtouw lijk afleggen - reeuwen lijkbaar bij rouwplechtigheden - katafalk lijkbewaring - balseming, conservering, mummificatie lijkbidder - aanspreker, kraai lijkbus - askruik, urne, urn lijkdicht - lijkklacht, lijkzang, rouwgedicht lijkdienaar - slippendrager lijkdienst requiem, uitvaart lijkdoek - lijklaken lijkegeld - begrafenisgeld, begrafeniskosten lijkegif - cadaverine, ptomaïne lijkegift - tomaïne lijken aanstaan, bevallen, gelijken, passen, schijnen lijken verbranden - cremeren, kremeren lijken op - ogen lijkenalkaloïde - ptomaïne lijkenhuisje morgue, mortuarium lijkenkamer - rouwkamer lijkenvergif - ptomaïne lijkenvet - adipocire lijkenvrees - nekrofobie lijkenwas - adipocera lijkfeest - begrafenismaal lijkgesteente - cenotaaf, grafsteen, zerk lijkgesteente bij de oude Kelten - dolmen lijkgraver - doodgraver lijkkist sarcophaag lijkkist stellage - katafalk lijkklacht rouwbeklag lijkkleed pelger, wade lijkkleurig - doodsbleek, livide, lijkwit, vaalbleek lijkkosten - begrafenisgeld lijkmaal - begrafenismaal lijkmis - lijkdienst, rouwdienst lijkopening autopie, autopsie, (dis)sectie, lijkschouwing nekropsie, obductie lijkoven crematorium lijkplechtigheid - absoute, exequiën, requiem, rouwmis lijkrede - funebris, oratia lijkroof - reeroof lijkschouwen - obduceren lijkschouwer (Eng.) coroner lijkschouwing autopsie, dissectie, lijkopening, necropsie, obductie, sectie lijksogen rifgaten, zuigergaten lijkstaatsie lijkkoets lijkt nergens op enig , uniek lijkuil - kerkuil lijkurn - asbus, askruik, lijkbus lijkvaas - urn lijkverbranding - crematie, verassing lijkwade - wade lijkwagen - begrafenisauto, lijkkoets lijkwit - doodsbleek, krijtwit, wasbleek lijkwit worden - verbleken lijkzang - funeralie, klaagzang, nenia, requiem, treurdicht lijkzangen (Lat.) - exeqouiae lijm gelatine (vis), gluten (planten), glutine (beenderen), gluton, gom, kit, kleefpasta, kleefstof, plak, plaksel, vogellijm lijmachtig vocht gom, kleefstof lijmen - gommen, hechten, kleven, plakken, lijmer - kitter, lijmstokje, slijmer lijmerig glutineus, klef, kleverig, langzaam, plakkerig, slepend, t lijmig - glutineus, lijmerig, slepend, langzaam, plakkerig eemachtig, temerig, traag lijmknecht lijmtang, sergeant lijmkoker - lijmzieder lijmsoort - ago, bisonkit, gluton, houtlijm, velpon lijmstof kit lijmtang - sergeant lijmsuiker - glycine (fotogr.), glycorol lijn bootlijn, contour, haal, hengelsnoer, koord, lat, linea, liniaal, linie, mededeling, meet, omtrek, profiel, profielraai, rand, ree, reeks, regel, richel, rooilijn, schreef, schrijflijn, snoer, spoor, spoorlijn, streep, teugel, touw, tracé, trek, voor, vore, weg lijn als stroom in Klein Azië meander lijnbaan - touwslagerij lijn bij paardendressuur longe lijn die een hoek door midden deelt bisectrix, bissectrice, deellijn lijn die plaatsen met dezelfde tijd verbindt isochroon lijn die plaatsen met een zeker taal verschijnsel begrenst - isoglosse lijn die plaatsen met gelijke diepte verbindt isobaat lijn die plaatsen met gelijke gemiddelde temperatuur verbindt isotherm lijn die plaatsen met gelijke hoogte verbindt contour, hoogtelijn, isohypse lijn die plaatsen met gelijke lucht druk verbindt isobaar lijnen - afvallen, liniëren, strepen, vermageren lijnen op de weerkaart - isobaren (gelijke luchtdruk), isogonen (gelijke magneetafwijking), isothermen lijnenblad - transparant lijnen trekken - linieren lijnen voor muziekschrift - notenbalk lijnfiguur - monogram lijngeweer - harpoenwerper lijn in de hand - handgroef lijn in een cirkel diameter, koorde, middellijn, radiaal, straal lijnkoek - oliekoek, veekoek lijnmeel - lijzemeel lijnolie met zwavel bereid - zwavel balsem lijn op een voetbalveld doellijn, kantlijn, middencirkel, middenlijn, zijlijn lijn op weerkaart - isobaar lijnornament - filet lijnrecht - absoluut, diamentraal, juist, kaarsrecht, rechtstreeks, volkomen, vlak, volstrekt lijnschieter bij de walvisvangst - harpoenier lijnslager - lijndraaier, touwslager lijnslagerij - lijnbaan, touwslagerij lijntekening - diagram lijntje - filet, streepje lijntoestel - lijnvliegtuig lijntrekken - dagdieven, lanterfanten, luieren, talmen, traineren, treuzelen lijntrekker - dagdief, doeniet, dralen, drukker, lanterfanter, luiaard, luilak, malenger, simulant, slabakker, talmer lijn tussen twee punten afstand lijn van ineen gewerkte draden koord, touw lijstenmaker - encadreur lijn voor het aas - aaslijn lijn waaraan men een paard in een cirkel laat lopen - longe lijn waardoor een vlak wordt ingesloten omtrek lijn waar twee vlakken elkaar begrenzen ribbe lijn welke vorm en gedaante bepaalt omtrek lijn op een kaart die de plaatsen verenigt waarop de afwijking van de kompasnaald gelijk is isogoon lijntekenen machinetekenen lijnvliegtuig (nachtdienst) - moonliner lijnvormig lineair lijnvormig voorwerp - lip lijnwaad batist, linnen, linnengoed, lijfgoed lijnwaadachtige van netelgaren vervaardigde stof - neteldoek lijnzaad - oliezaad, vlaszaad lijp - gek, gevaarlijk, mal, onnozel, riskant, scheef, schuin lijperd - gek, plakker, zot lijs - pop (lange buigzame), slamier, slof, slungel, sukkel(aar), treuzelaar lijst boord, borderel, catalogus, cedel, ceel, encadrement, formulier, gording (zeew.), index, kader, kanon, kozijn, legger, notitie, ogief, ojief, omlijsting, opsomming, raam, rand, reeks, register, rol, rooster, sent, serie, staat, tabel, tableau, talaan, zoom lijst der heilige geschriften - canon lijst der kandidaten nominatie, voordracht lijst der planeten - planetarium lijst in boekvorm - catalogus, register lijst met de verdeling der lesuren - lesrooster lijst met getallen tabel lijst met getallengegevens - statistiek lijst met hellend bovenvlak - afzaat (drempels enz.) lijst met jaartallen - tijdtafel lijst met te verbeteren fouten - corrigende lijst om deuren van hout of steen - chambranie lijst van aanbevolen personen - aanbeveling lijst van aangeslagenen - kohier lijst van aanspreekvormen - titulatuur lijst van aanwezigen - presentielijst lijst van aan te brengen verbeteringen corrigenda lijst van aanwezige voorwerpen inventaris lijst van absenten - absentenlijst lijst van activiteiten programma lijst van afgestorvene - necrologie lijst van afstammelingen - stamboom lijst van afstammelingen van een paar ouders - parenteel lijst van akten - repertorium lijst van algemeen gevraagde informatie - vraagbaak, encyclop(a)edie lijst van behandelingsonderwerpen (verkort) - syllabus lijst van bezittingen opmaken - inventariseren lijst van bijbelwoorden en bijbelspreuken - concordantie lijst van binnengekomen schippers - contenten lijst van boeken catalogus lijst van boeken over een bepaald onderwerp - bibliografie lijst van boeken van een uitgever - fondslijst lijst van chronologische gebeurtenissen - jaartallenlijst, kroniek lijst van cijfers - tabel lijst van de binnengekomen schepen - contenten lijst van de in de bijbel voorkomende woorden en spreuken - concordantie lijst van de opvarenden - scheepsrol lijst van de planeten - planetarium lijst van de plantensoorten - flora lijst van de uitgaven - expensarium lijst van door de Romeinse curie verboden boeken - index lijst van dossiers borderel lijst van drukfouten errata lijst van dwaalleringen (A.ic.) - syllabus lijst van een verzameling - catalogus lijst van eigennamen - onomasticon lijst van etenswaren - kookboek, menu(kaart), lijst van feestelijkheden - programma lijst van gebruikte boeken - bibliografie lijst van gedeponeerde goederen - entrepotceel lijst van geleverde goederen factuur lijst van gerechten - menu, menukaart, spijskaart lijst van geschriften - bibliografie lijst van gestileerde bladeren (Gr. tempels) - cymatin lijst van gezamenlijke weddenschappen - totalisator, toto lijst van heiligen en hun feestdagen - calendarium lijst van ingekomen stukken - agenda lijst van ingeschreven akten - repertorium lijst van jaarlijkse gebeurtenissen - almanak lijst van jaartallen - chronologie, tijdtafel lijst van kandidaten nominatie, voordracht lijst van kosten en uitgaven - expensarium lijst van kwitanties borderel lijst van meteorologische waarnemingen - weertafel lijst van namen - onomasticon, register, tabel lijst van onderwerpen agenda lijst van overledenen - necrologie, obituarium lijst van planeten - planetarium lijst van prijswinnaars - pelmares lijst van schatten in een kerk - lipsanografie lijst van schepelingen - rol lijst van stukken - repertoir lijst van te betalen posten - betaalrol lijst van te innen bedragen - borderel lijst van toe te voegen opmerkingen addenda lijst van toevoegingen addenda lijst van toneelstukken repertoire lijst van twee tegen elkaar geplaatste ogieven - talaar lijst van uit te voeren nummers repertoire lijst van verboden boeken index lijst van vergissingen errata lijst van vooraanstaande personen Who's who lijst van voorwerpen catalogus, inventaris lijst van weddenschappen - totalisator lijst van werkzaamheden - rooster lijst van wissels borderel lijst van woorden met verklaringen van hun afstamming - etymologicon lijst vol muziekstukken repertoire lijsten - encadreren, inlijsten, vatten lijstenmaker - encadreur lijster - koperwiek, merel lijsterachtige - 5 merel 6 cochoa, paapje, sialia, tapuit 9 beflijster, boslijster, kamlijster, koperwiek, roodborst 10 blauwborst, canglijster,damalijster, goudlijster, kramsvogel, nachtegaal, roodstaart, rotslijster, veldjakker 11 dayallijster, shamalijster 15 roodborstlijster, roodborsttapuit, wipstaartlijster lijsterbes - sorbe, sorbeboom, sorbus, lijsterbezie, spreeuweboom lijsterbessenboom - sorbe, sorbus lijsterbessesuiker - sorbine lijster met vlekken op de vleugels - koperwiek lijststeen - kantsteen lijvig dik, dikbuikig, gebruikt, gezet, corpulent, log, omvangrijk, opgeblazen, pafferig, plomp, vet, volumineus, zwaar lijzig dor, langzaam, saai, slepend, sloom, slungelig, taai, temerig, vervelend, zalvend, zeurderig lijzig spreken temen lijzigheid - sufheid Lybische koningin - Lamia lyceumleerling(e) - yceïst(e) lycopodium - wolfsklauw lykanthroop - weerwolf lymfklierontsteking - bubo lynchen - molestreren lynstrenol - lyndiol lynx karakal, los, pischoe Lyon - Lugdunum lyriek - lierdicht lyrisch - dichterlijk, gevoelvol lyrisch dichtgenre elegie, epode ode lyrisch dramatisch zangstuk - aria lyrisch dromerig muziekstuk - nachtzang, nocturne lyrisch gedicht canzine, dithyrambe, elegie, epode, hymne, lied, lierdicht, madrigaal, nocturne, ode , sonnet lyrisch lofdicht - ode lyrisch minnedicht - madriga, madrigaal lyrische dichtkunst - epiek lyrisch-episch zangstuk - cantate lyrisme bombast, gezwollenheid lysergidezuurdiëthyhamide - LSD lysis - ontbinding lythograaf - steendrukker lythracee - cuphea, kattestaart, lythrum, peplis, waterpostelein