m Text replacement - "https://beijerpedia.com/archive/" to "https://termhotel.com/archives/" |
m Text replacement - "Termhotel.com" to "Beijerterm.com" |
||
(3 intermediate revisions by the same user not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
'''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | ||
'''Archived on | '''Archived on Beijerterm.com at''': https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ | ||
[[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | ||
Line 6,392: | Line 6,392: | ||
tyran van Syracuse Gelo | tyran van Syracuse Gelo | ||
[[Category:Puzzelwoordenboek]] | [[Category:Puzzelwoordenboek]] | ||
{{Back to the top}} | {{Back to the top}} |
Latest revision as of 19:08, 30 October 2023
Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
Taag -Tajo taai - babbelaar, benig, buigzaam, dor, droog, ductiel, hardnekkig, kleverig, kokinje, kras, lijzig, moeizaam, ongenietbaar, papperig, pezig, saai, schriel, soepel, stroopballetje, stug, vasthoudend, vervelend, voos, zenig taai en saploos - voos taai materiaal - leer taai snoepgoed - noga, toffee taai snoepje toffee taai snoepje - toffee taai soort hout - lijsterbeshout, sorbehout taai stuk in vlees - zeen taai twijgje - speer, speet taai van structuur - pezig taai vloeibaar - visceus, viskeus taai wilgenhout - gard taaie - borrel, taaie grondsoort - klei, leem taaie halfvloeibare stof - stroop, teer taaie koek - stroopwafel taaie lekkernij noga, taai taai taaie stof - stroop taaie stroopkoek - taailap taaie twijg - speet, teen taaie vloeistof lijm, stroop taaiheid - ausdauer, ductiliteit, stroperigheid, taaiigheid, tenaciteit, viscositeit taaiheid van materialen - rekbaarheid, tenaciteit taailap - stroopkoek taai-taai - taaipop, vrijer taaivloeibaar - dikvloeibaar, gebonden taak arbeid, dagtaak, functie, huiswerk, karwei, last, opdracht, opgaaf, opgave, papierhoeveelheid, pensum, plicht, roeping, verplichting, zendingwerk(opgelegd) taak of ambt - functie taak of order - last taak van apostel apostolaat taak van minister - ministersportefeuille taal A.B., A.B.N.,dialekt, plat, spraak, tongval taal (lat.) - lingua taal der Boeddhisten Pali, Sanskriet taal der ogen - ogentaal taal in Afrika Haussa, Swahili taal in India Austrisch, Dravidisch, Hindi, Hindostani, Pali, Tamil, Urdu, Vedi taal in Indonesië Bahassa, Javaans, Maleis, Soendaas taal in Mesopotamië Aramees taal in Oost Afrika Swahili taal in oud Griekenland Attisch, Dorisch, Jonisch, Koine taal in Pyreneeën Baskisch taal in Syrië ten tijde van Christus - Aramees taal in Voorindië - Dravidisch, Tamil taal in Zuidoost Zwitserland Rhaeto Romaans taal op Ceylon Singalees, Tamil taal op Kreta ten tijde van koning Minos Minoïsch taal van Australië Engels taal van Brazilië Portugees taal van de heilige Boeddhistische boeken Pali taal van een beschaafd volk cultuurtaal taal van geboorteland moedertaal taal van Peru, Chili, Bolivia, Argentinië Spaans taal waarin onderwijs gegeven wordt voertaal taakanalist - industriedeskundige taakloon - stukloon taak (school) - pensum taakstudie - tijdstudie taal - dialect, flik, gedachteuiting, landstaal, plat, ruw, schrijftaal, spraak, spreekwijze, streektaal, tale, tongval, uitspraaak, volk taal der vaktermen - terminologie taal der zigeuners - romano tgaal en oudheidkundige - filoloog taalbegrip - taalinzicht taaleigen - idioma, idioom taalfiguur - asyndeton, anakoloet, climax, elisie, polysyndeton, praetetitio, stijlfiguur taalfout - schrijffout, spelfout taalfout door taalkennis - solecisme taalgebruik - woordkeus taalgebruiker - schrijver, spreker taal, gebruikelijke - voertaal taalgeleerde filosoof, linguïst taalgeleerdheid - linguïstiek taalgrond - beginsel taalhervormer - purist taalklank - accent, foneem taalkunde filologie, grammatica, linguïstiek, taalwetenschap taalkundige - linguïst taalkundige die de moderne talen bestudeerd - neofiloloog taalkundige term - achtervoegsel, bijwoord, bijzin, conjugatie, deelwoord, enkelvoud, gezegde, hoofdzin, hulpwerkwoord, imperatief, lettergreep, lexicologie, lidwoord, medeklinker, meervoud, naamval, onderwerp, ontleding, onzijdig, praesens, rijm, semantiek, stam, syntaxis, uitgang, verbuiging (declinatie), vervoeging, voegwoord, voornaamwoord, voorvoegsel, voorwerp, voorzetsel, werkwoord, woord, zin taalkunst - gramatica, spraakkunst taalliefde - filologie taalman - taalkundige, tolk, vertaler, vertolker taalmethode - berlitzmethode taalmiddel - communicatiestysteem taalnieuwigheid neologisme taaloefening dictee, ontleding, opstel, thema taal op Ceylon - Pali, Tamil taal op Kreta - Minoisch taal van Australië - Engels taal van de heilige Boedh. Boeken - pali taalschat idioom taalschatordening - lexicologie taalpsycholoog - psycholinguist taalstudie - filogolie taalteken - cedille, foneem, gedachtenstreep, komma, koppelteken, morfeem, punt, trema, uitroepteken, vraagteken, woord taalteken van een bepaald begrip - semanteem taalverbetering - correctie taalvitter purist taalvorser - linguïst, taalgeleerde, taalkundige taalvriend - filoloog taalwetenschap filologie, linguïstiek, taalkunde taalwetenschap van de leer der verbuiging en vervroegingsvormen - morfologie taalwetenschap van een bepaald volk - filologie taalwonder - glossolatie taalzifter - taalvitter taalzuiveraar purist taalzuiverheid - orthologie taalzuiverheidsgraad - latiniteit taalzuivering - purisme, puristerij taan - verfstof taanbaas - taander taankleur - bruingeel taankleurig - bruingeel, tan, tanig taankring - ecliptica taart - cake, gebak, kersentaart, kersttaart, mokkataart, notentaart, oorvijg, roomtaart, taartje, tulband taart met roomvla - roomtaart taartjeswinkel - banketbakkerij taarts - marlpriem taats - spijker, tap taatstol - draaitol, zettol tabak - baai, havanna, herenbaai, kentucky, manilla, nicotiana, pruim, pruimtabak, pijptabak, rooktabak, shag, snuiftabak, sumatra, varinas, virginia tabak bewerken - fermenteren tabakbewerking - fermentatie tabakgisting - aging tabak kauwen - pruimen tabakker - tabaksarbeider, tabaksmakelaar, tabaksplanter tabalsaandeel - tabakswaarde tabaksarbeider kerver, sigarenmaker, stripper tabaksartikelen - rookwaren tabaksbaal - seroen tabaksbeurs - tabakszak tabaksbibet - tabaksplantjes tabaksblarenafval - lomp tabaksbuil - tabakszak tabakscultuur - tabaksplantage tabaksfonds - tabaksaandeel tabaksgebruiker - pruimer, roker tabakskorf kanaster, knaster, krantjang tabakskweek - tabaksteelt tabaksland - Amerika, Brazilië, Cuba tabaksman - tabakshandelaar tabaksmand - seroen tabaksmolen - snuifmolen tabaksproduct - pruim, shag, sigaar tabakspijpTurks) nargileh tabaksprodukt pruim, shag, snuif tabaksrol - karot tabaksoort - Amerikaans, Engels, havanna, Kentucky, manilla, sumatra, varinas, virginia tabaksplant - nicotiana tabaksplanter - tabaksboier tabaksproduct - pruim, shag, snuif tabakspijp - gouwenaar, neuswarmertje tabakspijp (Turks) - nargileh tabakspijpje - smuigertje tabaksroker (natuur historisch - sneep tabaksrol - karot tabaksrul - tabakszand tabakssnuif - rapé tabaksstrop - boekingsstrop tabakverbouwer - tabakker tabakvergif - nicotine tabakverkoper - sigarenwinkelier, sigarettenboer tabakswaarde - tabaksaandeel tabakszand - tabaksrul tabbaard - gewaad, kledingstuk (voor rechters), pij, robe, statiegewaad (lang), staatsiekleed, tabberd, toga tabberd - robe tabbert - samaar tabbertje - pulstar tabee - adé, aju, adie, adieu, adios, ajuus, gegroet, saluut, vaarwel, vale tabel – cedel, ceel, invulstaat, lijst, melktobbe, naamlijst, register, rol, roomvat, rooster, staander, staar, staat, tableau, tafel tabellen - staatwerk tabel of rol - lijst tabel op papier - rooster tabel van geraadpleegde bronnen - bronnenlijst tabellarisch overzicht - kasboek tabelleermachine - administratiemachine tabellering - codering tabelsgewijze opgave ladingen personeel - manifest tabelwerk - staatwerk tabelzetter - letterzetter tabernakel - altaar, altaarkastje, bondskisttent, heiligdom, hut, loofhut, mis, tempel, tent, veldhut tabernakelen - huizen, wonen, verblijven tabernakelkelk ciborie tabernakel kleed conopeum, dwaal tabes - uittering tabescentie - uittering tabes dorsalis ruggenmergstering tableau - groep, lijst, register, rol, schilderij, tafereel, overzicht, voorstelling tablet - dragee, pastillepil, plak tablier - schootsvel, voorbaan taboe - onschendbaar, verboden taboen - strijdgas taboeret kruk, poef tabula lijst, schrijfplankje, tab, tabel tabletje pastille tabouret - krukje, pianokruk, poef tabijn - taf tace - stil, zwijg tacendo - zwijgend tache de beauté - schoonheidsvlek tacet - pauze, rust tacheometer - toerentalmeter tachograaf - snelheidsmeter, tachometer tackelen - aanvallen tachygraaf snelschrijver tachymeter - snelheidsmeter tachymetrie - snelheidsmeting taciturniteit geheimhouding, stilzwijgendheid taciturnus - zwijgend, zwijgzaam tacnodaalpunt - raakknoop tact - bekwaamheid, beleid, gevoel, overleg, slag tactiek - methode tactiel - tastbaar, voelbaar tactisch handig tactische eenheid eskadron tactloos - gevoelloos, meedogenloos, ongevoelig, onnadenkend tactoos - onkies tactus - gevoelzin, tastzin tactvol - kies tadellos - onberispelijk taddik - vuilik taedius - langwijlig, verdrietig taenia - band, lint, lintworm tafa - buidelmuis tafel(gezamenlijke) der zeeofficieren - gamelle tafel in priesterkoor voor misbenodigdheden - credentafel tafel van cijfers - barema tafel aanrecht, abacus, bureau, dis, dressoir, maaltijd, tabel tafelappel - sterappel tafelbediende - spen tafelberg mesa tafelboormachine - kolomboormachine tafelbord (Eng.) plate, telloor tafeldoek servet tafeleend - roodkop, roskop tafelen dineren, eten, lunchen, ontbijten, souperen tafelfles karaf tafelgast - eter tafelgenoot - disgenoot, gast tafelgerecht - spijs tafelgerei bestek, bord, lepel, mes, serviesgoed, terrine, vork tafelgerei voor één persoon - couvert tafelgezang - drinklied tafelglas - roemer, spiegelglas, vensterglas tafelgoed - bord, laken, linnen, servet, vingerdoek tafelhouder - restaurateur tafelkant - tafelfacet tafelklavier - pianoklavier tafelkleed - tafellaken tafellaken. am(m)elaken tafellaken van Engels wasdoek - napkin tafelland hoogvlakte, plateau, terras tafelland in Azië - Iran tafellinnen - damast, laken, vingerdoek tafelmatje - onderzetter tafelment - architraaf, hoofdgestel tafelmesheft - schelpdier tafelmessing - bladkoper tafelrede - toast tafelronde - conferentie tafelschuimer bietser, klaploper, parasit, uitvreter tafelschuimerij - klaplopen tafelspel - bridge, damspel, ganzebord, kaartspel, mikado, schaakspel tafeltennis pingpong tafeltje - etagère tafel om tussen twee vensters te plaatsen - penanttafeltje, trumeau tafeltje op wielen - serveerboy tafel voor eten klaarzetten - dekken tafelvriend - disgenoot, eter, gast tafelzang drinklied tafelzuur - mosterdzuur, pickles, piccallily tafereel afbeelding, gebeurtenis, panorama, scène, schilderij, schildering, schouwspel, situatie, tableau, tekening, toneel, vergezicht, voorstelling taffelen - ranselen, slaan taffetas - taf taffia - run tagrijn knorrepot, koopman, lorreboer, voddenman tagua - planteïvoor taguaboom - ivoorpalm tagung - congres, vergadering, zitting tahgeit - hemitragus taifoen - tyfoon, typhoon, wervelstorm taiga - oerwoud Tailand, munt in - baht, satang, tikal taille - belasting, gedaante, japon, japonlijf, keurs, leest, middel, omvang, snit tailleur - coupeur, kleermaker, snijder tak afdeling, arm, boomscheut, branche, deel, ent, geslacht, loot, rijs, spruit, staak, stek, twijg, zijarm, zijweg takbloeiend - ramifloor tak bloeiende seringen - nageltak tak der geneeskunde chirurgie tak die in een andere boom wordt gehecht ent tak van berkenhout berkerijs tak van de Alpen - Apenijnen tak van de genetica - mendelisme tak van een hazelaar of wilg in gaffelvorm - wichelroede tak van een kerseboom - kersetak tak van een rivier - zijarm tak van een zenuwcel - dendriet tak van gemeentedienst - politie tak van handel branche tak van overheidsdienst - dienstvak tak van paardesport - rensport tak van psychologie - functieleer, fysiologie, gedragsleer, methodologie, persoonlijkheidsleer, testleer tak van wetenschap - antropologie, economie, geneeskunde, filosofie, linguïstiek, medicijnen, natuurkunde, pedagogie, politicologie, rechten, scheikunde, sociologie, techniek, theologie, wiskunde tak van wetenschap of handel - specialisme tak van wetenschappelijke toelag - specialiteit tak waaraan bokking geregen wordt - speet, spelt tak waarmee men sloeg - tuchtroede, wis takel - dommekracht, gei, gijn, hondefok, karnaatje, katrol, klaploper, penter, staggermaat, strietser, talie, trijs, wipgerei, omtakel takelage - masten, want, zalen takelauto - kraanwagen takel, deel van een - blok, loper takelen - opbeuren, ophalen, ophijsen, optuigen, ranselen takelmeester - scheepsoptuiger, takelaar takel op schepen - lier takeltouw - scheepstouw takelwagen - takelauto takelwerk - takelage taken - aanraken, grijpen, nemen, pakken takien - sao takje ent, kiem, loot, rank, roe, roede, rijs, spruit, stek, teen, twijg, uitloper takje aan een stam bevestigen - enten takje waaraan bokking geregen wordt - speet takjes in de aarde plaatsen - stekken takken - aanraken, grijpen, pakken, ranselenslaan takken en twijgen - rijshout takkenbos - fascine, mutsaard, mutserd, rijsbos takkenbos als bekledingsmiddel van oevers of dijken - fascine takkendief - ooievaar takkenhout - takhout takmos - korstmos tak of stek - loot takrestant knoest, kwast taks accijns, belasting, dashond, heffing, maat, portie, rantsoen, recht, strafport, tekkel, takt beleid taktloos - grof, lomp tak van sport - 2 go 4 golf, judo, kolf, polo 5 jagen, rugby, skien 6 boksen, dammen, duiken, hockey, roeien, surfen, tennis, turnen, vissen, zeilen 7 biljart, cricket, crocket, curling, fietsen, handbal, honkbal, ijssport, kaatsen, kegelen, korfbal, roeien, rugby, schaken, slagbal, softbal, vliegen, voetbal, voetbal, zwemmen 8 atletiek, beugelen, grensbal, puzzelen, schermen, speedway, springen, 9 badminton, biljarten, schaatsen, volleybal, worstelen 10 wielrennen, windsurfen 11 kogelstoten, speerwerpen, tafeltennis, verspringen takvormig - ramiform tal aantal, getal, gros, hoeveelheid tal van kringen vormen - kringelen talaan - peerkraal talaar - toog taledek - beroepsdanseres taleke - mannetjesvalk, tersel talen begeren, hunkeren, praten, smachten, spreken, uitspreken, verlangen, zeggen talenkenner polyglot, tolk talent aanleg, begaafdheid, bekwaamheid, gave, geestesgave, genie, geschiktheid, kundigheid, scherpzinnigheid, vernuft talentheid - noblesse talentloos - onbegaafd talentvol begaafd, bekwaam, briljant, geniaal, knap, talentrijk, vernuftig talentvol mens - genie talentvol persoon - begaafde, bolleboos, kei, kop(stuk), kraan, uitblinker talg smeer, talk, vet talgklier - huidsmeerkliertje talhout - breekijzer, knuppel tali (Ind.) koord, snoer, touw talie - gijntuig, katrol, penter, scheepstakel, striets, takel talie van het anker - penter talie waarmee het anker gelegd wordt - penter taliën - takelen talio wedervergelding talisman amulet, djimat, fetisj, mascotte, totem, tovermiddel talisman tegen dronkenschap - amethist taliter qualiter - middelmatig talk angel, bitteraarde, huidsmeer, magnesia, magnesiumsilicaat, magnesiumoxyde, ongel, roet(Z.N.), sebum, smeer(sel), steatiet, vet talkaarde - bitteraarde, magnesia talkhout - eucalyptus talkklier - huidsmeerkliertje talkpoeder, zeer fijn - pluimwit talkspaat - magnesiet talksteen - baikaliet talkstof - stearine talkzuur - stearinezuur lallith - gebedskleed, kerkkleed tallolie - denneolie talloos - legio, oneindig, ontelbaar, veel talloosheid infiniteit, onbegrensdheid, oneindigheid, ontelbaarheid talloze menigte - myriade talm - talmer, talmster, treuzel talmachtig - dralend, talmend, temerig, treuzelachtig talmachtigheid - geaarzel, getalm, getreuzel talmen aarzelen, beuzelen, cunctatie, dauwelen, dralen, druilen, dreutelen, futselen, hoetelen, kriemelen, keutelen, knuren, lenteren, leuteren, lunderen, lunteren, marren, nestelen, neulen, neutelen, neuzelen, nusselen, sammelen, slabakken, temen, temporiseren, teutelen, teuten, toeven, tragen, traineren, trammelanten, treuzelen, wachten, zaniken, zeuren talmend aarzelend, besluiteloos, langzaam, leuterig, temerig talmer achterblijver, cunctator, draler, lunderaar, slabakker, teut, treuzel, treuzelaar, treuzelkous, zeurkous talmerij - gedraai, getalm, uitstel, verschuiving talmigoud - aluminiumbrons, namaakgoud talmkous - talmster talmudist - kandidaatrabbijn, talmoedkenner talon - couponbewijs, koopkaarten, souche, stock, talonneren - aandrijven, aanzetten talpa kolbak talpidae - mollen talrijk - drom, kroostrijk, legio, massa, menigte, menigvuldig, numereus, omvangrijk, onnoemelijk, veel(vuldig), velerlei talrijke - veelal, vele talrijker worden - toenemen talrijkheid aantal, grootte, hoeveelheid, sterkte talstelsel - numeratie talud afgang, berm, bermhelling, dijkhelling, glooiing, helling, schuinte, spoorbaanhelling, wegberm, weghelling, wegkant, wegrand taludbaas - grondwerker, opzichter taludhaak - taludmeter taludverdediging - bestrating, steenzetting tam gedwee, getemd, gewillig, handelbaar, kalm, mak, meegaand, rustig, slap, veredeld, volgzaam, zacht tam gevogelte – pluimvee tam maken dresseren, temmen tamaricacee - tamarisk, tamarix tamandua - miereneter tamarinde asam, assem tamarindekoekjes - assemkoekje tambangan (Indonesisch) - overzetveer tamboer - slagwerker, tochtportaal, trommel, trommelaar, trommelslager tamboer (Z.N.) - bordes tamboereerwerk - borduurtechniek tamboereren - trommelen amboering - ransel, slaag tamboerkorps - drumband tamboerstok - trommelstok tamboeren - trommelen tamboerijn rinkelbom, tamboereerraam, trommel, trom tamboerkorps - drumband tamboermeisje - majorette tamboula - negertrom tamelijk - aardig, behoorlijk, betrekkelijk, draaglijk, enigzins, gepast, knapjes, liefjes, matig, middelmatig, nogal, passelijk, redelijk, schappelijk, schikkelijk, voldoende, vrij, wel tamelijk goed - bijna, draaglijk, nagenoeg, passabel,redelijk, supportabel, tolerabel, tolerabel, verdraaglijk, vrijwel tam gemaakt - getemd tam gevogelte - pluimvee tamheid - gedweeheid tamelijk oud bedaagd, bejaard tam maken - temmen tamme buffel karbouw tamme kastanje - marron tamme vogel - duif, kanarie, papegaai, parkiet tamp - eindje, uiteinde tampen - luiden, kleppen
tampin - drukbal tamper - rins tampon - kussentje tamtam bedoek, drukte, gedoe, gong, lawaai, ophef, slaginstrument, spats, trom(mel) tana - halfaap tand element, hoektand, incisief, kies, snijtand, uitsteeksel tand van een anker - wem tand van een kreeft - tengel tandaanslag - plak tandaantasting - caries tandafslijting - mylolyse tandak - dansmeisje tandarm dier a(a)i, armandillo, glyptodont, gordeldier, luiaard, miereneter, tamandoea, yurumi tandarmen - edentata tandarts dentist tandbederf cariës, wolf tandbeen - dentine, elp, elpenbeen, ivoor tandbeschrijving odontografie tandcrème - pasta tanddoorbraak - dentitie tandel - sleutel tandeloos dier aal, aai, aardvarken, ai, gordeldier, luiaard, miereneter, schubdier, tandeloos zoogdier - aardvarken, ai, armadil, dwergmiereneter, gordeldier, gordelmuis, kogelgordeldier, luiaard, manis, matako, miereneter, schubdier, tamandoea, tenggiling, voeroemi, vuriumi, tandeloze kaak - kevel tandeloze zoogdieren - edentaten, xenarthra tandem - koppel tandemail glazuur tanden - scherpen tanden betreffend dentaal tanden en kiezen gebit tanden knarsen - trismus tanden vullen plomberen tandgaatjes vullen - plomberen tandglazuur - adamantine, email tandhamer - bouchardeerhamer tandheelkunde - orthodontie tandheelkundige dentist, orthodont, tandarts tandil (Ind.) opzichter, ploegbaas, tandjong - bocht, kaap, landtong tandkarper - guppy, microcyprium, periscoopvis tandkasontsteking alveolitis tandklank dentaal tandletter - dentaal tandmerg - pulpa tandmiddelen - odontica tandoe (Indn.) draagbaar, draagstoel tandpijn - odontalgie tandpijnwortel - genadekruid tandrad - kamrad, kamwiel, rondsel, tandwiel tandradbaan - cremaillère tandreep - beugel tandschaal - blokschaaf tandsegment - wielsegment tandsnaveligen - kraai, kwikstaart, lijster, nachtegaal, spreeuw tandsteen - odontoliet, tartarus, turkoois tandtak - tandwortel tandterging - tantalisering tandu - draagbaar, draagstoel tandvlees gagel, gingiva, kevel tandvleesontsteking gingivitis tandvormig - odontose tandvormig bovendeel van een vesting - kanteel, tinne tandvormige bovenzijde van oude stads en burchtmuren kanteel tandvulling plombeersel tandwalvis - cachelot, dolfijn, narwal, odontocetum, potvis tandwater - odol tandwiel tandrad tandwolf - cariës, tandbederf tandzaad - bidens tandziekte - caries, parodontose tandzenuw - pulpa tanen - afnemen, verbleken, verflauwen, verminderen tang feeks, forceps, furie, gereedschap,heks, helleveeg, kenau, kol, kreng, nijper, ravebek, serpent, werktuig tang met gebogen punten - ravebek tang met verstelbare bek - waterpomptang tang om spijkers mee uit te trekken - knijptang Tanganjika en Zanzibar Tanzania tange - zandrug tangens tg., raaklijn tangent - pianohamertje, raaklijn, springer tangentbord - boogbord tangentpunt – raakpunt tangetje - pincet tangibel - tastbaar, voelbaar tangsi - kazerne, landarbeider, landbouwer, tani tanimbar, hoofdplaats op - Saumlaki tang of feeks - heks tanig - gebruind, vaalgeel tanig vaal - bruin tank - bak, benzinetank, container, gevechtswagen, houder, olietank, opslagruimte, pantserwagen, petroleumtank, reservoir, vat, watertank, tankafdeling - eskadron tankboot - tanker tanken - laden tanker - olieboot, tankschip tankplaats benzinestation, pomp tankslag - veldslag tankversperring - asperge tannine looistof, looizuur tantalich - kwellend tantaliseren - tandentergen tantalisering - tandenterging tantalisme - ta tantalium - tantaal, ta. tantalus - nimmerzat tante - meu, meue, moei tante van ouders - oudtante tantefeer (Z.N.) - bemoeial, druktemaker tantième tant., winstaandeel tantième, iemand die - geniet - tantièmist tantum bedrag, som Tanzania, berg in - Kilimandjaro tao - god, idee, rede, weg tap deuvik, dippel, kraan, pin, spon, stop, ijskegel tap (geneesk.) tampon tape - band(je), plakband tapedeck - bandrecorder taphuis - cafe, kroeg tap in vat - spon tap met sleutel - kraan tapageus - druk, lawaaierig, rumoerig tapbuis - plakband, tape, tapekoers tape bericht - telebericht, telegram tapeet - tapijt taperecorder - bandopnemer, bandrecorder taphoning - lekhoning taphuis - café, kroeg, pub, slijterij, tapperij tapioca - cassave tapisseerder - behanger tapisseren - behangen tapisserie - bekleding, wandtapijt tapisvissen - mormyriformes tapisserie tapijtwerk tapissier - behanger, tapijtwever tapissiere - verhuiswagen tapkamer - gelagkamer, herberg tapkast bar, buffet, schap, schenkbank, toog tapoen - stop, tap tappelings uitstromen - gutsen tappen - aftappen, draadsnijden, schenken, slijten tappenband - tapbeugel tapper - herbergier, kroegbaas, kroeghouder, schenker, slijter, waard tapperij - bar, cafe, deversorium, drankwinkel, herberg, herbergnaam, kraantjelek, kroeg, pub, slijterij, taphuis, taveerne taps gerend, kegelvormig, konisch, tapvormig taptemelk - ondermelk taptoe - avondappel, signaal taptoestel - bierpomp, boiler, geiser, kraan tapuit - duinduiker, heidehopper, olnanthe, stag, steenslijper, walduiker, witstaart, wittop, wijntapper tapvergunning verlof tapvormig - kegelvormig, konisch, taps tapvijl - aanzetvijl tapijt - Axminster, boekhara, chiordas, desso, Deventer, gobelin, karadagh, karpet, kasak, kelim, keschan, kirman, kleed, korasan, kroon, loper, melas, pers, Perzisch, schirwan, serabend, seroek, Smyrnaas, soemak, uschak, vloerkleed, wandkleed, weefsel, yoeroek, yomoed, yoragan tapijt aan de muur - gobelin, tapisserie, wandkleed tapijtachtige stof - kelim tapijtbok - boktor tapijtje - mat tapijtje(bargoens) - jas tapijtkever - museumkevertje tapijtschuier - rolveger tapijtslang - pyton tapijtstof - kelimwol, smyrnawol tapijtweefsel - kelim, kleed, pers tapijtwerk - tapisserie tapijtweven, manier van - basse-lisse tapijtwever - tapissier taquineren - hinderen, kwellen, plagen, sarren Tarakan, haven op - Lingkas Tarapaka, hoofdstad van - Iquique tarantel - tarantula, wolfsspin tarantella - volksdans tarantisme - danswoede tarantula - wolfsspin tarbot - scophtalmus, terrebut tardando - slepend, vertragend tarderen - dralen, talmen, toeven, uitblijven tardief - laat, laattijdig tardigraden - beerdiertjes tardo - langzaam tarief bedrag, prijs, prijsbepaling, prijslijst tariefloon - prestatieloon, stukloon tarievenoorlog - handelsoorlog tarm - staanman tarmac - wegdek tarn karwei, rafel, torn tarnen - tornen tarok - kaartspel, zevenkoningsspel tarokkaart excuse, mongur, pagato, skus tarpaulin - juteweefsel tarra aftrek, emballage, korting, rabat, reductie, vermindering tarra, de- vaststellen - tarr(er)en tarren - tarreren tars - voetwortel, voetzool tarsel - valk tartaan - vaartuig tartaar - biefstuk Tartaar Mongool, Rus Tartaarse melkwijn - kefir, melkdrank Tartaarse gegiste melkdrank - kefir Tartaarse republiek, hoofdstad van de - Kazan Tartaarse tent uit dierenhuiden kibitka Tartaarse vorst - mirza tartarentent - kibitka tartar - wijnsteen Tartarenvorst - Khan tartarus - dodenrijk, hades, hel, schimmenrijk tarten - aandurven, braveren, darren, defiëren, evenaren, overtreffen, pesten, plagen, prikkelen, sarren, tergen, trotseren, uitdagen, uitlokken, verzoeken, wachten, zwerven tartend - uitdagend tarting - defi tartuffe huichelaar, schijnheilige tartutferie - huichelachtigheid, schijnheiligheid tarwe amelkoren, dikkop, graan, koren, milie (Turks), spelt, tarwe- of roggestro - glei, glui tarweaaltje - draadworm tarwebloem met bakpoeder - bakmeel tarwebrood - allinson, triticum, weit, wintertarwe, zomertarwe tarwegras - biestarwegras, hondstarwegras, kweek tarwehulzen van gemalen tarwe - tarwezemelen, zemels tarwekorel - graankorrel tarwemeel - mik tarwemug - tarwegalmug tarwesoort - spelt tarwestro, gekamd - glui tas - aanbeeldje, buidel, draagmap, etui, foedraal, hoes, hoop, karbies, klamp, koker, kop, mijt, opeenhoping, schuur, stapel, valies, zak tas hooi - opper tas of stapel hout - stuik tas van een leerling op muziekschool - muziektas tas voor papieren - portefeuille tasje voor geld - beurs tasjeskruid - beurskruid, boerenkers, herderstasje, lepelblad, taskers, taskruid, visselkruid, vroegeling Tasmanië, hoofdstad van - Hobart tassen - opeenhopen, opeenstapelen, ophopen, opstapelen, schelven, wegstouwen tast aanraking, betasten, bevoelen, gevoel, touche tastbaar -concreet, duidelijk, grijpbaar, klaarblijkelijk, materieel, merkbaar, palpabel, tactiel, tangibel, voelbaar, zichtbaar, zonneklaar tastbaar voorwerp - lichaam tastbaarheid - palpabiliteit, voelbaarheid tastelijk - tastbaar tasten aanraken, betasten, bevoelen, grijpen, onderzoeken, reiken, toucheren, vatten, voelen tasten naar iets - zoeken tastend onderzoeken - betasten taster - voelhoren, voelspriet tasthaar bij insekten - voelspriet tastiera - greepplank, toets tastorgaan - antenne, tentakel tastzin - gevoel, tactus, takt tastzin betreffende haptisch tatelen - tateren tater babbel, bek, gebabbel, gepraat, gesnap, getater, mond, snebbel, snater, snavel, trichofytie tateraar - babbelaar, kletsmeier, knoeier, kwebbelaar, morsepot, morser, taterbek, tatergat taterbek - kwebbelaar tateren - babbelen, keuvelen, kletsen, kwebbelen, kwetteren, praten, snateren, snebbelen, tetteren tater, houd(t) je - zwijg(t) tater of bek - mond tatergat (Z.N.) - babbelaar, kletser, kwebbelaar tatewalen - krompraten taupekleurig - donkergrijs taupin - kniptor tauriden - meteoren taurobolium - bloeddoop tauromachie - stierenvechterskunst taurus stier taveerne doening, estaminet, herberg, kroeg, slijterij, staminee, tapperij, wijnhuis taveerne(Frans) - auberge taveerne in de kelder van het stadhuis - raadskelder taverne - herberg, tapperij tawarren (Indn.) afdingen, pingelen taxameter - afstandsmeter taxameter automobiel - atax taxateur - keurder, prijsbepaler, schatter, waardebepaler, waardeerder taxatie beoordeling, prijsbepaling, raming, schatting, waardebepaling taxeren begroten, beramen, keuren, ramen, schatten, waarderen taxi - cab, huurauto taxichauffeur zonder vergunning - snorder taxidermist opzetter, preparateur taxodiacee - cypres, manmoetboom, moerascypres, parasolboom taxonomie - systematiek, taxaleer taxus ijf t.b.c. tering, tuberculose teak - djati team - elftal, gezelschap, groep, ploeg teamgenoot - medespeler te aller tijden - altijd, eeuwig, immer te baat nemen - aanvatten, opperen te begrijpen - begrijpelijk, duidelijk, verstaanbaar te bejammeren betreurenswaardig, regrettabel te berde brengen betogen, opperen, toren, uiten, voorslaan, voorstellen te betalen schulden passiva te betalen wissel - accept te betreuren - jammer te bewijzen stelling hypothese, these, thesis te binnen schieten - invallen te boek stellen - noteren, opschrijven te boven gaan - overschrijden, passeren, tarten te buiten gaan - depasseren, excederen, overschrijden te dezer plaatse alhier, hier, h.l., (hoc loco) te dien tijde daarom, daarvoor, destijds, toen te doen doenlijk, mogelijk te doen vatten van bladgoud - aanademen te dol – gek, krankzinnig te dragen - draagbaar te drinken geven drenken, laven, tappen te duchten kwaad - gevaar, onraad te dun vloeibaar gesmolten glas - hazemelk te duur betalen - bekopen te eniger tijd eenmaal, eens, nog, ooit, weleens te eten geven spijzen, voeden, voeren, zogen te gast vragen - inviteren, noden, uitnodigen te gast zijn - logeren te geef - cadeau, spotgoedkoop te gehaast - overijld, voorbarig te gek - gaaf, onzijs te gelde maken - liquideren, realiseren, verzilveren te gelegener tijd t.g.t te gener tijd nimmer, nooit te genezen - geneeslijk, remediabel, sanabel, te gevoelig overgevoelig, sentimenteel, teerhartig, weekhartig te goeder trouw argeloos, bonafide, eerlijk, naïef, onwetend, oprecht te gronde gaan - bederven, ondergaan, ondermijnen, slopen, verderven, vergaan, vervallen, verzwakken te gronde richten - abimeren, ontaarden, ruïneren, vernielen, verwoesten te grote gevoeligheid - overgevoeligheid, sentimentaliteit te grote verfijning - raffinement te gunstig geflatteerd te haastig - overijld, prematuur, voorbarig te herroepen herroepbaar, revocabel te hoge bloeddruk hypertensie te hoog - onbereikbaar te hooi en te gras - willekeurig te horen komen - vernemen te hoop lopen - stromen te huis - home te hulp - stade, testade te hulp komen - assisteren te huur staande kamer - locanda te keer gaan aanblaffen, aanbriesen, aangaan, aansnauwen, bassen blaffen, duiveljagen, duveljagen, opstuiven, razen, snauwen, tieren, tobben, uitvaren, woeden te kennen geven - aankondigen, annonceren, briesen, bekendmaken, mededelen, uiten, vertellen te kerk gaan - tempelen te koop - veil, venaal te koop aanbieden - veilen te koop lopen - koketteren te kort aan bloed - anemie te kort schieten - falen, insufficiëntie, mankeren, te krap zijn - gespannen te kwader trouw bedrieglijk, doleus, malafide, onbetrouwbaar te laag schatten - depreciëren, onderschatten te laat overtijdig, tardief te lage bloeddruk hypotensie te lang geslapen - verslapen te lijf gaan - aanpakken aanranden, benaderen te maken hebben met - betreffen te midden van tussen te niet gaan - delging, ondergaan te onderzoeken gissing - hypothese, veronderstelling te onpas importuun, ongelegen te oud overjarig te paard - bereden te rechter ure - apropos te ruim zittend - lubberig te rijp - overrijp te schandemaking - afgang, blamage te snel - overgauw te snel willen doen - overhaasten te splijten - scissibel, scissief, splijtbaar te spreken - tevreden te staan komen op - kosten te uwent a costi te veel onmatig, over, overbodig, overcompleet, overdreven, overmaat te veel (muziek) - troppo te veel aanvoeren - overvoeren te veel eten - overeten te veel geld uitgeven - gat te veel geluid maken - domineren te veel op mannen gesteld - manziek te veel uitwerken - rekken te veel van iemands aandacht vergen - vermoeien te veel van witte bloedlichaampjes - leukemie te veel werk opgeven - overladen te ver doorgedreven staatsbemoeiing - etatisme te ver gaan - overdrijven, overschrijden te ver gedreven iets - exageratie, hyperbool, overdrijving, supererogatie te ver uiteen - iel, teer, ijl te verdragen draaglijk, duldbaar, supportabel, tolerabel te vermeerderen met - plus te veronderstellen - aannemelijk, presumabel te verrichten arbeid - taak te verstaan geven - achten, beseffen, blijken, doen zien, identificeren, kennen, mededelen, rekenen, waarnemen, weten te vertrouwen - deugdelijk, duurzaam, eerlijk te vervangen door subsidiair te vervullen plicht opgave, taak te verwachten - gaal te verwezenlijken - haalbaar te vlug af zijn - verrassen te voet - drentelend, gaande, lopend, lopende, wandelend te voet afleggen - belopen te voet gaan - lopen, marcheren te volgen weg circuit, parcours, route te voorschijn brengen - produceren, profereren, uiten te voorschijn halen - reiken te voorschijn komen opdagen, opdoemen, opstaan, uitkomen, verschijnen te voorschijn komen - blak, opdagen, opdoemen, opstaan, uitkomen, verschijnen te voorschijn kuchen - ophoesten te voorschijn roepen - evoceren, evoqueren, lokken, opwekken, uitlokken te vorderen - opeisbaar, tegoed te vorderen bedrag - tegoed te voren - vooraf te vroeg prematuur, onbedacht, onbesuisd, onbezonnen, ontijdig, voorbarig te vroeg plaatsen van een gebeurtenis - prochronisme te water geraakt persoon - drenkeling te water laten - dopen te weeg brengen - aangaan, ontgroenen, schreeuwen, veroorzaken te weinig - tekort te wensen - wenselijk te werk gaan – ageren, begaan, handelen, leven, manipuleren, opereren, optreden, procederen, werken te weten namelijk, sc., tw. te weten komen - lezen, vernemen te wijd zijn - lobberen te wijten zijn - liggen te zamen - samen, tegader, totaal, vereend te zamen gevoegd - vereend te zeer (muz.) tempo, troppo te zelfder plaatse ibidem te zijner plaatse s.1. te zijner tijd eens, later, ooit, t. z. t. te zuinig - gierig te zwaar - ontilbaar te zwaar laden - overladen te zware belasting - overlast teacosy - theemuts teak - djati, djatihout, teakhout team - elftal, ploeg, sportploeg teamsport - baseball, basketbal, handbal, hockey, honkbal, korfbal, voetbal, volleybal teamwerk - groepswerk tearoom - theesalon teboekstelling - notitie, optekening, registratie techneticum - masurium, Te technicolor - kleurenfilm technicus monteur, ing, Ingenieur, Ir., mechanicien, w.i., werktuigkundige techniek - vaardigheid techniek van het touwknopen - macramé technisch beroep - constructeur, electricien, monteur technisch doel aanbrengen - installatie technisch geschoold iemand - vakman technisch naslagwerk vademecum technisch staflid aan boord van een vliegtuig - boordwerktuigkundige technisch tekenaar - constructeur technisch woord - kunstwoord technische commissie - tc technische dienst td. Technische Hogeschool - T.H. technische hogere school - hts technische lagere school - tls technische opleiding - th, hts, lts, uts technische school m.ts., u.ts., h.t.s., th., technicum technische taal - kunsttaal technische term - vakterm technische uitwerking van een plan op kleine schaal - maquette teckel - dashond, taks teclubrander - bunsenbrander tectuur - bedekking, plakbriefje, verbeterblaadje teddyboy beatnik, halbstarke, kabouter, nozem teder (muz.) amoroso, dolce teder aandoenlijk, broos, delicaat, dicht, diep, frêle, gevoelig, gevoelvol, hartelijk, innig, intiem, lief, lieflijk, liefdevol, mild, nauw, subtiel, teer, vertederen, vurig, warm, week, zacht teder (muziek) - amoroso, delicato, dolce, teneramente teder en aardig - lief teder maken - vertederen tederheid - delicatesse, gevoeligheid, hartelijkheid, liefkozing, zachtheid tederlijk - hartelijk, zacht tederte - tederheid tedieus - tegenstaand, verdrietig, vervelend tee - aardhoopje teef - turfschop, vrouw, wijf, wijfjeshond, wijfjesvos teek - aardworm, luis, mijt, riek, tapkast, tiek teelaarde - bladaarde, bouwaarde, bouwgrond, bouwvoor, compost, erft, humus, stuifaarde, teelgrond, tuinaarde teelbal - testikel, zaadbal teeldeel - genitaliën, geslachtsdeel, lid, penis teeldrift - geslachtsdrift, libido teelgrond - humus, teelaarde teelkrachtig - prolifiek teellaag - humuslaag teelland - akker, bouwland, tuinbouwland teelt aanfok, aankweek, aankweking, aanplant, aanteelt, bouw, cultuur, fok, fokkerij, kuituur, kweek, kwekerij, kweking, reproductie, verbouw, voortbrenging, voortplanting teelt van meerdere gewassen - mengteelt teeltagent - contracteur teeltkeus selectie teeltklier - geslachtsklier teeltlaag - bouwvoor, cambium, humuslaag teeltlaag van levend hout - cambium teeltweefsel - cambium teeltijd - bronsttijd, dektijd, rijtijd, springtijd, zaaitijd teelvis - paaivis teelzucht - geslachtsdrift, libido, paardrift teem - zanik, zeur(kous) teemachtig - lijmerig, slepend teems (melk)zeef teemsen - filtreren, doorzijgen, ziften teen ent, griendhout, loot, rank, rijs, takje, toon, twijg, wijm, wilgenloot, knoflookbol teenaandoening - klauwteen, likdoorn teenager tiener teenbos - griend teener - bakvis teenganger - hond, kat teengangers - vogels teenhout - griendhout, rijshout teen of twijg - loot teenwilg bindwilg, griendwilg, wiedauw teer - aandoenlijk, asfalt, bitumen, breekbaar, broos, bros, delicaat, fragiel, frêle, fijn, fijngevoelig, gevoelig, gevoelvol, goudron, iel, innig, kies, kwetsbaar, lastig, liefdevol, lyrisch, netelig, onbeduidend, pek, poppig, slap, subtiel, teder, tenger, week, weerloos, wekelijk, zacht, ziekelijk, zwak teer zwart - aerofagie, melaena teerachtig - kwetsbaar, sentimenteel, terig, week, zwak teerbemind - innig teer en slap - zwak teer en tenger - rank teer en zacht - teder, week teergeld - reisgeld teergevoelig - aangedaan (licht), fijngevoelig, kies, kwetsbaar, liefderijk, liefdevol, overgevoelig, sentimenteel, teerhartig, weekhartig, weemoedig, zachtaardig teerhartig gevoelig, kwetsbaar, liefderijk, week, zachtaardig teerhoudend schoorsteenroet - bister teerkleurige stof - azineblauw teerkleurstof aniline teerkost eten, verblijfkosten, voedsel teerling dobbelsteen, lot, kubus, porring, stiep teerling van metselwerk porring, stiep teerlingbak - dobbelbak eerlingvormig - kubiek, kubusachtig teermacadam - steenslagverharding teerolie - carbol, carbolineum teerproduct - pek teerspijs - viaticum teerverfstof - anilineverfstof, fenolverf, naftalineverfstof, reginaviolet teervilt - asfaltpapier, dakleer teerzuur - fenol teeuwsigheid - runderziekte teffens - eveneens, ook, tevens tefillin - gebedsriem tegader - bijeen, gezamenlijk, samen, tegelijk, tezamen, vereend tegel dakpan, estrik, kareel, klinker, muurtegel, plavuis, plinttegel, steen, tichel, vloersteen, wandsteen tegeldemaking - verzilvering tegelen - plaveien tegelijk - aanstonds, bovendien, daarbij, gelijktijdig, ieder, ineens, meteen, niettemin, ook, samen, simultaan, tegelijkertijd, tevens, tezamen tegelijk erbij gevoegd - daarbij tegelijkertijd direct, gelijktijdig, meteen, simultaan, tevens tegelsteen - estrik tegelijk zijn op twee plaatsen - bilocatie tegelstempel - stamp tegemoed gaan - tegengaan tegemoetkomend coulant, voorkomend, welwillend tegemoetkoming bijstand, concessie, coulance, faciliteit, hulp, ondersteuning, subsidie, toelage tegen ad, anti, contra, jegens, mits, para, tegen (Lat.) - contra tegenaanval - counter tegenantwoord - dupliek tegen brand gewaarborgd - brandvrij tegen de bierkaai vergeefs tegen de borst stuiten - repugneren, revoltant, tegenstaan tegen de hervorming gerichte beweging - contrareformatie tegen de kosten opwegend lonend tegen de regel - abnormaal, onordelijk tegen de regels in - indisciplinair, ongezeglijk, tuchteloos tegen de samenleving gericht - antisociaal, subversief tegen de wet clandestien, illegaal tegen de wil - ondanks tegen de wind opzeilen - laveren tegen elk aannemelijk bod te.a.b. tegen elkaar aan aaneen tegen elkaar vergelijken - recoleren tegen gelijke waarde a pari tegen het eind s. f. (sub finem) tegen het eind van de beurstijd - laatbeurs tegen het genoemde - ertegen tegen het goede in - immoreel tegen het harde verhemelte gevormde klank - palataal tegen het verhemelte gevormde klank - velaar tegen iets in opstand komen - rebelleren, revolteren tegen het lijf lopen - vonden tegen iets opkomen - protesteren, reclameren tegen iets zijn - gekant tegen schade gedekt verzekerd tegen wil en dank ontnemen - afnemen, afpakken, ontroven, ontstelen tegen wind beschut - luw tegen wind opzeilen kruisen, laveren, opwerken tegen zuren bestand metaal - stelliet tegenantwoord dupliek, repliek tegenargument - refutatie, retorsie, tegenbewijs,wederlegging, weerlegging tegenbeeld contrast, pendant, tegenstelling tegenbescheid - repliek tegenbeschuldiging - recriminatie tegenbetoging - contramanifestatie tegenbetoog - bezwaarschrift, remonstrantie, tegenvoorstel tegenbevel contra order tegenbevel geven - afbestellen, afzeggen tegenbeweging - reactie tegenbewijs revers tegenbewijzen - reproduceren tegenbezoek contravisite tegenblaffen - toeblaffen tegenblikken - toeblikken tegendeel antoniem, tegen (over) gestelde tegendeel van verheven - laag tegendeel van wild - mak, tam tegen de grondwet - anticonstitutioneel tegen de kerk - anticlericaal tegendienst - weerdienst tegendraads - bokkig tegendronk contra toost tegendruk - weerdruk, weerstand tegeneinde - ondereinde tegeneis beklag, reconventie, recriminatie, rekonventie tegeneiser - reconveniënt tegen elkaar aan - aaneen tegen elke prijs verkopen - ramsjen tegenfineer - contrafineer tegengaan - afsluiten, bestrijden, storen, verhinderen, verstoren, weerleggen, weerstaan tegengang - tegenloopgraaf, tegenslag, tegenspoed tegengave - tegengeschenk tegengewichten gelijkmaken uitbalanceren tegengesteld - antipodisch, antoniem, contrair, invers, tegenovergesteld, verschillend tegengesteld aan de gangbare mening - paradoxaal tegengesteld gebruik van woord aan eigenlijke betekenis - antifrase tegengestelde tegendeel, tegenovergestelde tegengestelde betekenis - antoniem tegengestelde beweging van darmen - antiperistaltiek tegengestelde kant andersom tegengestelde van - antoniem, contrarie tegengestelde van een stelling - antithese tegengestelde van ernst - scherts tegengestelde van solo tutti tegengestelde werking van spieren - antagonisme tegengesteldheid - antagonisme tegengewicht - antipode, tegenhanger, tegenvoeter, tegenwicht tegengewichten gelijkmaken - uitbalanceren tegengif anticorps, antidotum, antitoxine tegengif van slangen - antiserum, antitoxine, antiverine tegengif, stof die - kan doen ontstaan - antigeen tegengift - tegengave, tegengeschenk tegenglimmen - tegenblinken tegengoesting - tegenzin tegengroepering van de eeg - efta, eva tegenhanger antipode, antitype, contrast, pendant, tegenbeeld, tegenstuk, tegenvoeter tegen het christendom - antichrist tegenheid - afkeer, antipathie, ongeluk, tegenslag, tegenspoed, verzet, walging, weerzin, tegenwerking, tegenzin tegenhouden - aanhouden, afremmen, arrêteren, bedwingen, behelzen, belemmeren, beletten, beschutten, bevatten, hinderen, ondervangen, ophouden, situeren, stoppen, stremmen, stuiten, stutten, tegengaan, tegenstreven, tegenwerken, terughouden, verhinderen, vertragen, weerhouden, weerstaan, weren tegenhouder van de grote beer - zuiderkruis tegenhouding repressie tegeningenomenheid - antipathie tegenkampen bestrijden tegenkamping - verzet tegenkandidaat - mededinger, opponent, rivaal, tegenstander tegenkandidate - rivale tegenkant keerzijde tegenkanting obstructie, oppositie, strubbeling, tegenstand, verweer, verzet, weerstand tegenkiel - binnenkiel, kolsem, zaathout tegenknikken - toeknikken tegenkomen - aantreffen, beleven, ondervinden, ontmoeten tegenkomst - ontmoeting, tegenspoed tegenkoppeling - feedback tegenkracht - reactie tegenlachen - toelachen tegenlist - contramine tegenlist gebruiken - contramineren tegenlopen - misgaan, misvallen, tegengaan tegenmaan - antiselena, bijmaan, haloverschijnsel tegenmaatregel - repercussie, represaille, retaliatie, retorsie, terugslag, vergelding, wedervergelding tegenmanilestatie - tegenbetoging tegenmelodie - tegenstem tegenmerk - contramerk tegenmopperen - sputteren tegenmuur - steunbeer, steunmuur tegenmijn - contramijn tegennaaien - tegenzomen tegennatuurlijk abnormaal, antifysiek, onnatuurlijk, ontaard, pervers, verdorven tegenoffensief tegenaanval tegenomwenteling - contrarevolutie tegenover anti, jegens, para, tegen, to. tegenover (Arab.) - nadzir tegenover dat - daarentegen tegenover elkaar gesteld - diametraal tegenover elkaar stellen - confronteren tegenover het zenith staande voetpunt - nadir tegenovergesteld andersom, antithetisch, contrair, contrarie, omgekeerd, oppositief, polair, tegendeel, tegengesteld, tegengestelde, tegenstrijdig, verschillend tegenovergesteld van liberaal - conservatief, reactionair, socialistisch tegenovergestelde - andersom, antithetisch, antoniem, contrair, tegendeel, tegengestelde, oppositum tegenovergestelde kant - overkant tegenovergestelde richting - tegen tegenovergestelde van abstract in de schilderkunst - figuratief tegenovergestelde van af aan tegenovergestelde van bakboord - stuurboord tegenovergestelde van dynamisch - statisch tegenovergestelde van egoïsme - altruïsme tegenovergestelde van hard - zacht tegenovergestelde van minuut - grosse tegenovergestelde van prijs niet tegenovergestelde van republikeins - monarchistisch tegenovergestelde van revolutionair - conservatief tegenovergestelde van roet - sneeuw tegenovergestelde van stenobiont - eurybiont tegenovergestelde van symmetrie - ametrie tegenovergestelde zijde keerzijde, ommezijde tegenoverstellen - confronteren, vergelijken tegenoverstelling antithese, contrast tegenover het zenith staande voetount - nadirt tegenpartij - bestrijder, opponent, oppositie, portuur, rivaal, tegenstander, rivaal tegenpartij, tegen wie met opgewassen is - portuur tegenpartij van gelijke kracht - portuur tegenpartij waar men tegen is opgewassen - partuur tegenpartijder - tegenstander tegenpassaat - antipassaat tegenpaus - Laurentius tegenpraten - betwisten, tegenspreken tegenprestatie - contraprestatie tegenpruttelen - knorren, mopperen, morren tegenrail - contrarail tegenrede - repliek tegenreformatie - contrareformatie tegenrennen - tegemoetrennen tegenroepen - toeroepen tegenschoppen - terugschoppen tegenschreeuwen - toeroepen, toeschreeuwen tegenschrift - bestrijding, weerlegging tegenslaan - tegenlopen, tegenvallen tegenslag echec, nadeel, ongeluk, panne, pech, contrecoup, mankement, misère, mislukking, misrekening, ongeluk, onheil, panne, pech, rampspoed, revers, scha, schade, sof, strop, tegenspoed, tegenvaller, teleurstelling, weerslag tegenslag lijden - sukkelen tegenspannen - tegenstaan, tegenwerken tegenspartelen protesteren, verzetten tegenspartelend - balsturig tegenspel - weerwerk tegenspeler - antagonist, opponent, tegenstander, vijand tegenspeler van Napoleon - Tayllerand tegenspeler van Willem van Oranje - Alva tegenspoed beproeving, contrecoup, deveine, echec, ellende, kruis, ongeluk, onheil, onspoed, pech, ramp(spoed), revers, sof, strop, tegenheid, tegenslag, tegenvaller, tribulatie, weerslag tegenspoed hebben - sukkelen tegenspraak - antilogie, antimonie, bedenking, bestrijding, contradictie, dementi, logenstraffing, loochening, ontkenning, protest, raisonnement, strijd, tegenpraal, verweer, verzet, weerlegging, tegenspreken - bestrijden, contradiceren, dementeren, logenstraffen, ontkennen, opponeren, protesteren, tegenpraten, weerleggen tegenspreker - contradicent, opponent, raisonneur, tegenstrever tegenstaan afkeren, afschrikken, mishagen, tegengaan, walgen tegenstand - afweer, belemmering, boycot, obstakel, oppositie, protest, reactie, renitentie, resistentie, taedieus, tegendruk, tegenkanting, tegenstand, tegenstreving, tegenwerking, verdediging, verweer, verzet, weerstand tegenstander antagonist, anti, belager, bestrijder, concurrent, contradictor, erfvijand, concurrent, mededinger, opponent, opposant, rivaal, tegenpartij, tegenstrever, tegenstrijder, tegenweer, tegenwerken, vijand, weerstrever tegenstelling antithese, contrast, contrarie, cintroverse, verschil tegenstelling van man - vrouw tegenstelling van mens - dier tegenstelling vormen - contrasteren tegenstem (muz.) - obligaat tegenstof - antilichaam, antitoxine, tegengif tegenstoot - counter, riposte tegenstoot doen riposteren tegenstoot toebrengen - riposteren tegenstreven dwarsbomen, reageren, tegenwerken, verzetten, tegenstrevend dwars, tegendraads, weerspannig tegenstrever - dwarsbomer, opponent, reactionair, rebel, recalcitrant, rivaal, tegenstander, vijand tegenstreving - antagonisme tegenstribbelen - protesteren, protesteren, spartelen, tegenwerken tegenstribbelend - onwillig, schoorvoetend tegenstribbeling - captie tegenstroom - neer, tegenpartij, tegentij, wantij, wintij tegenstrijden - bekvechten, verzetten tegenstrijdig - contradictois, contrair, disparaat tegenstrijdigheid antilogie, antinomie, contradictie, discordantie, tegenspraak tegenstrijdigheid die onoplosbaar is antinomie tegenstroom tegentij, wantij tegentij - tegenstroom tegenval - tegenslag, tegenspoed tegenvallen teleurstellen tegenvaller echec, fiasco, flop, klap, lelijkerd, misrekening, misslag, pech, slag, sof, strop, tegenslag, teleurstelling tegenvoeter - antipode, pendant, tegenhanger tegenvoorstellen doen - remonstreren tegenvoorstelling - bezwaarschrift, rekest, remonstrantie, tegenbetoog tegenweer - verdediging, verweer tegenwerken - bemoeilijken, contramineren, dwarsbomen, hinderen, opponeren, reactief, reageren, remmen, remmend, saboteren, tegenhouden, verzetten tegenwerkend - contrair, dwarsbomend, hostiel, reactionair tegenwerker - antagonist tegenwerking antagonisme, hostiliteit, obstructie, oppositie, reactie, rem, remming, sabotage, tegenheid, tegenkanting, tegenspraak, tegenstand, verhindering, verzet, weerstand tegenwerpen - bestrijden, hinderen, opponeren, opwerpen, remonstreren, verzetten tegenwerping aanmerking, bedenking, bezwaar, maar, objecteren, objectie, objiciëren, opwerping, raisonneren, tegenspreken tegenwerpingen maken maren, opponeren tegenwind - tegenslag tegenwoners antoeci tegenwoordig aanwezig, actueel, heden(daags), ht (hoc tempore), huidig, nu, praes(ens), present, thans, vandaag tegenwoordige tijd - praesens tegenwoordigheid aanwezigheid, bijzijn, presentie tegenzang antifoon, antistrofe, beurtzang tegenzeggen - bestrijden, weerleggen tegenzin - afgrijzen, afkeer, afschrik, afschuw, antipathie, aversie, degout, griezel, gruwel, hekel, misselijkheid, onlust, onwil, phobie, walg, walging, warsheid, weerwil, weerzin tegenzijde - keerzijde tegenzin afkeer, aversie, gruwel, hekel, ongaarne, onwil, rabcune, weerwil, walging, weerzin tegenzin gevend taedieus tegenzin (met) - dralend, node, ongaarne, talmend, schoorvoetend, tegenstribbelend tegenzin voelen - repugneren tegenzon - bijzon tegenzijde - envers, keerzijde, ommezijde, revers, verso tegoed banksaldo, benefice, credi(e)t, debet, inbaar, inleg, krediet, surplus, vorderbaar, vordering tegoed op spaarbank inleg tegument - bedekking, bekleedsel, huid, vlies tehuis - adres, asiel, gesticht, home, honk, inrichting, instelling, onderdak, thuis tehuis der Asen Asgard tehuis der Germaanse goden - asgaard tehuis der Griekse goden - Olympus tehuis voor zwerfdieren - asiel teil bak, kom, kuip, stengel, tob, tobbe, wasbak teint gelaatskleur, huidskleur, kleur, tint teisteren aangrijpen, aantasten, beproeven, beschadigen, bezoeken, folteren, kwellen, pijnigen, plagen, schaden tekeergaan - aantasten, briesen, brullen, donderen, opspelen, razen, schreeuwen, snauwen, tieren, toeteren, uitvallen, uitvaren, veteren, woeden teken aanduiding, aanwijzing, afdeling, afdruk, attentiesein, bewijs, blijk, devies, dut, hiëroglief, hoek, indruk, kruis, lemma, leus, lijfspreuk, merk, moet, motto, neum(a), nota, paragraaf, passage, punt, rune, segno, sein, sema, signaal, slip, split, spoor, stempel, stigma, stip, streep, symbool, symptoom, tip, uiting, vingerwijzing, wenk teken (dierk,) - ixodidae teken dat gebruikt wordt door paleografen (kenners van oude geschriften) - metron teken (Eng.) - sign teken (Fr.) - signe teken (Gr.) - sema teken (Lat.) - signum teken boven de n in Spanje - tilde teken bij drukkers - obelus teken dat gebruikt wordt door paleografen - metron teken dat iets uitgelaten is - caret teken in de heraldiek adelaar, dekkleed, helmbos, helmteken, leeuw, schild teken in het verkeer - clignoteur, knipperbol, remlicht, stopteken, verkeerslicht teken in papier - filigraan, watermerk teken in schrift of druk - accolade, akkolade teken in wapenkunde - adelaar, balk, helm, leeuw teken onder de letter c cédille teken op de huid door een zweepslag - striem teken op de weg - pijl, stopstreep, streep, zaagtand, zebra(pad), teken ter onderscheiding - decoratie, lintje teken van bastaardij in wapen - balk teken van berouw - boetpleging, zelfkastijding teken van blijdschap - gehuppel, hoera, hoezee, juichkreet kus, lach, leve teken van de zeeman - geleidemerk teken van dierenriem - Aquarius, Aries, Boogschutter, Cancer, Capricornus Gemini, Kreeft, Leeuw, Leo, Libra, Maagd, Pisces, Ram, Sagittarius, Schorpioen, Scorpius, Steenbok, Stier, Taurus, Tweelingen, Virgo, Vissen, Waterman, Weegschaal teken van dreigend onweer - donderkop, wolk teken van echtheid - waarmerk teken van een arts - aesculaap, slang teken van eerbied. - buiging, knieval, revérence teken van generaal - lauwerkrans, ster teken van gezindheid tot vrede - vredeteken teken van het kwaad - slang teken van het nationaal - socialisme - hakenkruis, swastika teken van hoofdofficieren - balk, ster teken van koningschap - hermelijn, kroon, scepter teken van officieren - sterren teken van onderofficieren en korporaals - Chevron teken van onderwerping - knieval teken van overgave chamade teken van overwinning - erepalm teken van paleografen metron teken van plaatsing van een schip in Lloyds register - klassesymbool teken van rang balk, pluim, streep, ster, stip teken van rustpoos - lunchpauze, pauze, rustpauze, sein, speelkwartier teken van rust (muziek) - pauze, sela teken van strijd bij de NSB - wolfsangel teken van tussenstelling - parenthese teken van verdriet - huilbuin, snik, traan teken van verlegenheid - blozen teken van verzet - klacht, protest teken van waardigheid ambtsketen, appel, habijt, insigne, kardinaalshoed, keten, kroon, mijter, purper, rijkszwaard, scepter, staf, tiara, toga, zwaard teken van waardigheid van Romeinse keizer - lauwerkrans teken van weglating - caret teken voor de scheepvaart - baken, boei, breel, brulboei, joon, misthoorn, vuurschip, vuurtoren teken voor een klank - letter teken voor recht - balans, weegschaal tekenaap - pantograaf tekenaar - constructeur, etser, illustrator, karikaturist, machinetekenaar, ondertekenaar, pantograaf, patroontekenaar, schetser tekenaar van Asterix en Obelix - Uderzo tekenaar van bouwplannen - architekt tekenaar van grappige plaatjes - cartoonist tekenaar van Kuifje - Hergé tekenaar van Lucky Luke - Morris tekenaar van Mickey Mouse - Disney tekenaar van Olivier B.Bommel - Toonder tekenaar van Suske en Wiske - Vandersteen tekenachtig beeldend, expressief, merkwaardig tekenbehoefte - podlood tekenboek - schetsblok tekendoek - merklap tekenen - afbeelden, illustreren, malen, markeren, merken, ondertekenen, ontwerpen, paraferen,schetsen, signeren tekenen door evenwijdige lijntjes - arceren tekenend - afzienwekkend, bewijs (duidelijk), karakteristiek, kenmerkend, kennelijk, kenschetsend, markant, opmerkelijk, typerend, typisch tekenend bepalen - kenmerken tekenend namaken - natekenen tekenfilm cartoon tekengerei boogpasser, calqueerpapier, comte, crayon, doezel, doezelaar, gomelastiek, grafiet, griffel, gom, gum, haarpasser, houtskool, inkt, krijt, kwast, lat, lineaal, mal, maatlat, meetlat, oreillonpasser, pantograaf, passer, pastel, pen, penseel, potlood, sjabloon, stift, stuf, tekenaap, tekenmal, tekenpen, tekenplank, tekenpotlood, tekentafel, trekpen, verdeelpasser, vlakgom tekengerei met vilt - stift tekengerei voor het schaduwen - doezelaar tekenhoutskool - buskool teken in de schrift - accolade tekening afbeelding, caricatuur, cartoon, dessin, diagram, ets, illustratie, patroon, prent, prospect, schets, signatuur, tafereel, tracé, voorstelling tekening inwrijven met houtskoolpoeder om deze door te drukken - sponsen tekening met bouwplan - bestek tekening op ware grootte (bouwkundig) - uitslag tekening van een horizontale projectie (bouwkundig) - situatieplan tekening van een verticale doorsnede - profiel tekening van een vogelvlucht - isometrie tekening van streepjes (bij 't spel) - boom tekeningverhouding - schaal tekening voor stoffen - dessin tekenkrijt - conté, crayon tekenlap - merklap tekenlat - lineaal tekenliniaal - meetlat tekenmachine - plotter tekenmanier - crayonmanier tekenmap portefeuille teken of sein - tip, wenk tekenpassertje oreillon, orillon tekenraadsel - rebus tekens geven - seinen tekens van de dierenriem - kreeft, leeuw, maagd, ram, schorpioen, schutter, steenbok, stier, tweelingen, vissen, waterman, weegschaal tekens van de dierenriem (Latijn) - Aquarius, Aries, Cancer, Capricornus, Gemini, Leo, Libra, Pisces, Sagittarius, Scorpius, Taurus, Virgo tekenstift - buskool, conté, crayon, houtskool, krijt, pastel, potlood, tekenhoutskool, tekenkrijt tekenstift van gips - krijt tekenterm arceren, contour, delineatie,doorsnede, mistekenen, ontwerp, oogpunt, perspectief, plattegrond, profileren, projectie, schaduwen, schets, stileren, tracé, uitdoezelen, vertekenen tekenverf - ecoline tekenverhaal - beeldverhaal, strip tekenvoorbeeld mal, model tekenwerk met vernis bedekken - fixeren tekort defect, deficit, derving, fout, gaping, gat, gebrek, gemis, krimp, leemte, manco, minus, onderwicht, schaarste tekort aan libido - frigiditeit tekort aan rode bloedlichaampjes - anaemie, anemie tekort aan vitamine - avitaminose tekort aan zuurstof in het lichaam - anoxie tekort doen - misdelen, verstoten tekorten veroorzakend - onrendabel tekortkoming - dronkaard, dweil, euvel, faal, fout, gebrek, gemis, karakterfout, leemte, mankement, manco, misslag, misstap, ondeugd, tekortkoming, vergissing, tekortschieten - falen, mankeren, mislukken, onderdoen tekst - beschrijving, bijbelplaats, copy, geschrift, kopij, libretto, redactie, script, versie tekst en uitleg geven - expliqueren tekstboek - libretto, livret tekst, de betreffende - tekstueel tekstdeel - alinea tekstplaatje - button tekstschrijver - copywriter teksttoelichting - commentaar, elucidatie tekstueel letterlijk, woordelijk tekstuitbeelding door choreografisch lijnenspel - eurythmie tekstuitbreiding in kerkmuziek - troop tekstuitgave editie, publicatie tekstuitleg - exegese, interpretatie tekstuitlegger inzake de bijbel - exegeet tekst verbeteren - corrigeren tekstverbetering - conjectuur, emendatie tekstverklaarder - exegese tekstverklaring exegese, uitleg tekstzuivering - emendatie tektiet - Australiet, Billitoniet, Moldaviet tektonisch verschijnsel (geologie) - breuk(vorming), opheffing, plooiing tel achting, eer, ere, even, moment, ogenblik, roem, seconde, telgang (paard), telganger, telling tela - lichaamsweefsel, weefsel telamon - steunpilaar, steunpunt telder - bord, telganger, teljoor, tollenaar tele - ver, verre teleboulie - suggestie telecopieerder - telex, telefax teleferique - draadbaan telefoneren - bellen, opbellen telefonisch kopiëren - faxen telefoon tel., verspreker telefoonboei - duikerklokken telefoonbotje - elleboogbotje, weduwnaarsbotje telefooncel - spreekcel telefoongek - hijger telefoonjuffrouw - telefoniste telefoonregister - klapper telegraaf - morsetoestel telegraaf restant - tr. telegraferen seinen telegraferen in kortschrift - stenotelegrafie telegraferen van schrift - teleautografie telegrafisch koersbericht onder beurstijd tape telegrafisch overgebrachte afbeelding telefoto telegrafist - marconist, seiner, tape telegram - depêche, draadbericht, kabelbericht, restant telegram adres tel. adr. telegramdictaat per telefoon - telefonaut telegrammen opnemen op het gehoor - sounderen telegramstijl - code telegramzegel - telegraafzegel telegraphie sans fil - tsf telekinese - spiritisme telemeter - afstandmeter telen - aanplanten, fokken, genereren, kweken, opwekken, planten, procreëren, verbouwen, voortbrengen telen op - betelen teleologie - doelmatigheidsleer, inaliteitsleer teleostel - beenvissen telepaat - gedachtenkenner, gedachtenlezer, gedachtenoverbrenger telepathie - gedachtenoverbrenging, gevoeloverbrenging, telergie teleplasma - ectoplasma teler boer, fokker, kweker, planter, tuinder, verbouwer, voortbrenger teler van vlas - vlasser teleradiografie - röntgenfotografie telergie - telepathie teleröntgenografie - teleradiografie telescoop - sterrenkijker, verrekijker telescopie - helderziendheid telesthesie - helderziendheid teletype - verreschrijver teleurgang - ondergang teleurgesteld beteuterd, misnoegd, ontgoocheld, ontmoedigd, sip, sneu, sof teleurgestelde - lede teleurstellen - benadelen, beschamen, desappointeren, decipiëren, duperen, frustreren, tegenvallen teleurstellend betreurenswaardig, flop, jammerlijk, onbevredigend, sneu teleurstelling - afknapper, das (omdoen), deceptie, desillusie, flop, frustratie, misrekening, ontgoocheling, pech, slag, sof, spijt, strop, tegenslag, tegenvaller, strop, verijdeling televisie - tévé televisieband - ampex, video televisiebelasting - kijkgeld televisiecontrolescherm - monitor televisiekrant - teletekst televisieprojectieapparaat - eidophor, streamer televisiescherm beeldbuis televisiestichting S.T.E.R., N.O.S. televisiestuk - kijkspel televisietoestel - televisieapparaat televisiewagen - reportagewagen televisiewolf - Bor telewriter - verreschrijver telex - seintoestel telexdienst - verreschrijfdienst telfout - vertelling telg - afstammeling, boomloot, dochter, kind, loot, nakomeling, nazaat, scheut, spruit, stek, tak telgang telpas telganger - hakkenei, pacer, tel(der) telg of peuter - kind telhout - talhout teling - baren, fokkerij, generatie, kweek, procreatie, produktie, teelt telinstrument - abacus, rekenmachine, telraam teljoor - bord teljoorlikker (Z.N.) - bordenwasser, klaploper telkenmale - telkens telkens - aanhoudend, almaar, altoos, alweder, dikwijls, gedurig, geregeld, herhaald, herhaaldelijk, periodiek, steeds, telkenmale, telkenreize, voortdurend telkens herhaald - gestaag telkens hokkend - slepend telkens terugkerend - habitueel telkens wanneer - als, indien telkens wat ziek zijn - kwakkelen, sukkelen telkens weerkerende factor - repetent telkens ziek zijn - kwakkelen tellen - aantreffen, achten, afturven, cijferen, nummeren, numereren, rekenen tellen (het) - numeratie tellenaar - telder, telganger tellend neerleggen - neertellen teller - bord, cijferaar, rekenaar teller bij biljarten markeur telling - generatie tellurisch aards, mondain, terrestisch, werelds tellurium - telluur telmachine - kas, register telmachine in een winkel - calculator, kasregister, kassa, totalisator telnoot - okkernoot teloor - schotel teloorgang - ondergang telpaard - hakkenei, telganger telpas - pasgang, telgang telraam - abacus, tuimelaar telstap - telpas telwoord - al, alle, allebei, allen, alles, ander, andere, beide, eerste, enige, ettelijke, geen, laatste, menig, middelste, mille, numerale, tal, veel, vele, een, twee, enz., sommige, weinig, zoveelste telwoord (Engels) - eleven, one, seven, ten, two telwoord (ontkennend) - geen, niets telwoord (rang) - eerste, derde, tweede, vierde telwoorden - numeralia temee - aanstonds, allngs, bijna, dadelijk, direct, meteen, nagenoeg, straks, talmen, temet, weldra, wellicht, zoëven, zopas temeier - hoer, lichtekooi, prostituee, tippelaarster temen - aarzelen, dralen, dreinen, lijmen, lijmerig, lijzig, talmen, temerig, teuten, treuzelen, talmen, zalven, zaniken, zemelen, zeuren, ziegezagen, zoeven temer - zeur(der), zeurkous, zeurpot temerair - koen, overmoedig, stout, vermetel temerig - dralend, langzaam, lastig, lijmerig, lijzig, saai, slepend, talmachtig, talmend, vervelend, zanikend, zalvend, zemelachtig, zeurderig, zeurend, zeurig temerig persoon - teem temerig praten - temen temeriteit - onbezonnenheid, overmoedigheid, vermetelheid temerij - zeurderij temet - aanstonds, allengs, bijna, bijwijlen, direkt, eventueel, langzamerhand, meteen, misschien, mogelijk, nagenoeg, nu en dan, schier, soms, terstond, weldra, wellicht temig - temerig temmen africhten, bedwingen, beteugelen, dresseren, temmen van dieren - dresseren temmer - africhter, dompteur, dresseur temp - verhoging tempeermes - spatel tempeest noodweer, onweer, orkaan, storm, tornadó tempeesten - razen, stormen, tieren, woeden tempel bedehuis, godshuis, heiligdom, kerk(gebouw), missigit, moskee, pagode, synagoge tempel (Gr.) - naos tempel der halfgoden - pandemonium tempel der joden - synagoge tempel der mohammedanen - moskee tempel met rondom twee zuilenrijen - dipteros tempel der muzen museum tempel geheel met zuilen omgeven - peripteros tempel in Azië - pagode tempel in Indië - yali tempel in Indonesië - pagode tempel in Oost-lndië - pagode empel in oud-Rome - pantheon tempel op de Olympus - Parthenon tempel op Java - Boroboedoer tempel van de halfgoden bij de Grieken - pandemonium tempel van de joden - synagoge tempel van de mohammedanen - moskee tempel van Janus - vredestempel tempel van Keltische priesters - druïdentempel tempel van Minerva - parthenon tempel van Pallas Athene op deAkropolis - Parthenon tempeldeel - cella tempemdienaar - priester tempeldienares - priesteres tempelen - stutten, versteken, vertempelen tempelgordijn - voorhang tempelgraf - mausoleum tempelheer - tempelier tempelkastje - huistempel tempelorde - Johannieterorde, Maltezerorde, tempelieren tempelridder - tempelier tempelruimte voor Godsbeeld - cella tempelslaaf - hiëroduul tempelslaap - incubatie tempeltin - tempeltand tempelvorm (Grieks) - antentempel, dipteros, megaron, peripteros, prostijlos, tholos temper - beslag tempera - lijmverf, waterverf temperament aard, complexie, gemoedsaard, natuur, spirit, vurigheid temperementvol - hartstochtelijk, vurig, warmbloedig temperatuur hitte, kou, koude, verhoging, warmte temperatuur beneden nul vorst temperatuur even boven het vriespunt - dooi temperatuur van het lichaam - koorts temperatuur waarbij vormverandering optreedt - kookpunt, nulpunt, smeltpunt, stolpunt, vriespunt temperatuurmeter - koortsmeter, thermograaf, thermometer temperatuur opnemen - tempen temperatuurregelaar thermostaat temperatuurschaal Celsius, Fahrenheit,Réaumur temperatuurverlagende middelen - antipyretica temperen - adouceren, afkoelen, afremmen, bedaren, beperken, dempen, matigen, minderen, modereren, ontlaten, verzachten tempering - matiging, mindering, moderamen, moderatie, verzachting tempermes – spatel, verfmes tempert een beweging - rem tempestatief - bulderend, onstuimig, stormachtig tempestoso - onstuimig, stormachtig templum - tempel tempo maat, snelheid, speed, spoed, vaart tempometer metronoom temporair tijdelijk, temporeel temporaliteit - tijdelijkheid temporeel - aards, tijdelijk, wereldlijk temporisatie - draling, opschorting, verschuiving temporiseren rekken temptatie - kwelling, plaag, ramp, teistering, verzoeking tempus - tijd tèn aanzien van t. a. v. ten achtste - octavo ten algemenen nutte t.a.n. ten bate van t.b.v. ten bate van de schatkist – fiscaal ten bedrage van ad ten dele deels, gedeeltelijk, half ten dele schrijven - afkorten ten derde - tertio ten dienste zijn - dienen ten doel gesteld - bedoeld ten doop houden - dopen ten duizend - promille, permille ten eerste eerstens, opdat, primo ten einde afgelopenom, opdat ten einde lopen - aflopen, eindigen, expireren ten einde raad hopeloos, radeloos, wanhopig ten elfde (Lat.) - undecimo ten gebruike geven - afstaan, lenen ten gebruike van - adusum ten gevolge - door, wegens ten gevolge van een gelofte - geschonken, votief ten grondslag liggend - fundamenteel ten grootte van - magnitudinus ten gunste van t.g.v. ten halve breken - knikken ten honderd percent, procent, pct. ten hoogste - hoogstens, maximaal ten jare anno, a, o ten koste van anderen leven - parasiteren ten kwade veranderen altereren, perverteren, verdraaien, vervalsen ten laatste t.l., (uit)eindelijk, last, onlangs, postremo, tenslotte, toen ten laste leggen - aanrekenen, betichten, toerekenen, toeschrijven, verwijten, wijten ten laste van - t.l.v. ten laste van de eiser - reconventioneel ten naaste bij bijkans, bijna, omstreeks, omtrent, ongeveer, plusminus, zowat ten name van t.n.v. ten negende - nono ten nutte aanwenden - profiteren, utiliseren ten nutte maken utiliseren ten nutte maken van – utilisatie ten offer brengen - opofferen ten onder brengen fnuiken ten onder gaan - kelderen, vallen, vergaan, verloederen ten ondergang neigen tanen ten onrechte - onbillijk, onjuist, onrechtvaardig ten opzichte van - betreffende, t.o.v. ten overvloede - bovendien, buitendien, daarenboven ten slotte eindelijk, l. s., tl., lest ten stelligste nadrukkelijk, opzettelijk, uitdrukkelijk, waarlijk ten tweede - secundair, secundo, tweedens ten tijde p. t (pro tempore) ten tonele brengen - opvoeren ten tweede secundair, secundo, tweedes ten uitvoer brengen - voltrekken, volvoeren ten val komen - struikelen, vallen ten verkoop zending voor rekening van de afzender - consignatie ten vierde - kwarto, quarto ten vijfde - penta ten volle - geheel, totaal, volledig, volop, voluit ten volle afwijzend - preclusief, uitsluitend ten volle uitrekenbaar - rationaal, rationeel ten volle vooruit - voluit ten zeerste - buitengewoon, bijzonder, erg, hoofst, grotelijks, zeer ten zeerste gesteld op - verzot ten zesde - sexto ten zevende - septimo tenabel - houdbaar, verdedigbaar tenaciteit - taaiheid, vasthoudendheid tenaillon - vestingwerk tenakel - zethoutje tenant - drager, schildhouder tenauwernood - amper tenax - halsstarrig, vasthoudend, vrekkig tenden - uitgeput tendens bedoeling, geneigdheid, list, loze, moraal, neiging, pointe, stemming, strekking, tendentie, teneur, treek, trend tendentie - geneigdheid, neiging, stemming, strekking, streven tender - aanhangwagen, kolenwagen, spoorwagen, tenderen - bedoelen, neigen, spannen, strekken tendineus - pezig tendinitis - peesontsteking tendovaginitis - peesschedenontsteking tenebrae - duisternis, klaagzangen teneervellen - omverwerpen teneinde - omdat tenen - kwellen, plagen tenen mand ben, bun, kaar, korf tenen of vingers betreffend - digitaal teneinde - om, opdat teneramente - fijn, liefelijk, teder tenero - fijn, liefelijk, teder teneur bedoeling, geest, inhoud, strekking, tendens, tendentie tengel angel, brandnetel, hand, kopspijkertje, lat, poot, schaar, strook, tang, tengelnagel, vinger tengeldoek - behangerslinnen tengelen - netelen, prikken, steken tengelkoorts - netelkoorts tenger - broos, delicaat, frele, gevoelig, graciel, iel, mager, onbeduidend, pieterig, rank, slank, smal, teer, zwak tenger en smal - rank tengerte - tengerheid tengevolge - door tengerte - tengerheid tenhemelopneming - assumptio tenietdoen - delgen, nullificeren, opheffen, vernietigen tenietdoening - redhibitie, nullificatie, nullificering, opheffing, royement, solutie, vernietiging, verijdelen tenietdoening van een vonnis - cassatie tenietdoening van koop redhibitie tenietgaan besterven, ongeldigwording, peremptie, verdwijnen, verjaring tenlastelegging - aanklacht, beschuldiging Tennessee, hoofdstad van - Nashville tenminste althans, licht, minimaal, minstens, welteverstaan tennis - balspel tennisarm - epicondylitis, tendoperiostitis tennisartikel - racket, shuttle, tennisracket tennisbeker - DavisCup tennisrackets waterproof maken - baboliseren tennisspel - badminton, lawntennis tennisspel waarbij men de bal tegen een netwerk slaat - monotennis tennisspelen - tennissen tennisspeler - tennisser tennisspeler uit Nederland - Okker tennisterm ace, backhand, deuce, drive, dubbelspel, enkelspel, forehand, game, love, net, netbal, racket, serveren, service, set, single, smash, volley tennistoernooi in Engeland - Wimbledon tenor - zanger tenorsleutel - muzieksleutel tenrek - borstelegel tensie - druk, gespannenheid, spanning tenslotte - definitief, eindelijk, enfin, uiteindelijk tensor - spanner, strekker tent - café, circustent, hondehokje, kampeertent, kermistent, kraam, legertent, lokaliteit, marktkraam, restaurant, schuiltent, shelter, strandtent, tabernakel, werktent, wigwam (Indianen) tent (Bijb.) - tabernakel tent op de kermis - kermistent tent van Berbers - wouala tent van de oude Israëlieten - tabernakel tent van Eskimo's - iglo tent van huiden - kibitka, wigwam tent van Indianen - wigwam tent van takken - foerte tentakel - antenne, vangarm, voeldraad, voelhoorn, voelspriet tentakeldier - inktvis, octopus tentamen - proef, voorexamen tentara nationaal Indonesia - Tni tentatie kwelling tentatief - pogend, proberend, tastend tentbewoner - Indiaan, kampeerder, nomade tentdak - velarium tentdek - paviljoen tentdoek - tentzeil tenten peilen, sonderen tentendorp (Arabisch) - doear, douar tentenkamp - camping, kantonnement, legerplaats, tenten opslaan - legeren tententie - trens tenteren - kwellen, ondervragen, onderzoeken, tempteren tentje - stalletje tentkleed - tentdoek tentlat - strevel tentmodel - shelter, huttent, dwarsslaper tentoonspreiden - etaleren, exhiberen, tonen, uitstallen, vertonen tentoonstellen - etaleren, exhiberen, exposeren, ostenteren, showen, tonen, uitstallen, vertonen tentoonsteller - exposant tentoonstelling - etalage, etalering, exhibitie, expositie, fair, foor, jaarbeurs, jaarmarkt, ontvouwing, show, tentoonspreiding tentoonstellingsgastvrouw fairhostess tentoonstellingsgebouw Ahoy hallen, Jaarbeurs, RAI tentoonstellingsruimte - galerie tent op de markt - kraam tentschuit - pleziervaartuigje tentvormig zomerhuisje - paviljoen tentwagen - camper, janplezier tentwagen ten tijde van het wilde westen - huifkar tentijzer - sonde tentzeil - tentlinnen tandvormig zomerhuisje - paviljoen tent van Berbers - nauala tent van huiden - kibitka, wigwam tent van Indianen - wigwam tent van takken - foerte tenue - avondkleding, dos, gala, gewaad, kleed, kostuum, robe, rok, smoking, uniform tenuïteit - dunheid, fijnheid, geringheid ten uitvoer brengen - voltrekken, volvoeren tenuitvoer legging - executie tenuto (muziek) - aanhoudend, gerekt tenzone (Italiaans) - dispuutgedicht, strijdgedicht tenzij - anders, behalve, behoudens, indien, tenware, uitgezonderd, zoniet teorbe - snaarinstrument tepel - speen, zuigdop tepelbalsem - perbalsem tepeldoosje - schaalhoren tepelhoedje - tepeldoosje, tepeldopje tepelhoren - naticum tepelring - tepelhof tepeltje - papilla tepelvormige verhevenheid papil tepidarium - broeikas, lauwwaterbad, warmeluchtkamer ter aangehaalde plaats c.i., t.a.p. ter attentie van t.a.v. ter bedevaart gaan - peregrineren ter beschikking komen - loskomen, vrijkomen ter beschikking stellen - aanbieden, laten, lenen, leveren ter beschikking van t.b.v. ter bewaring gerechtelijk - consigneren, neerleggen ter dood brengen zonder gerechtelijk onderzoek - lynchen ter gedachtenis i.m. ter gelegenheid van t.g.v. ter grootte van een korrel - miliair ter hand nemen - instellen ter hand stellen - reiken, remitteren ter harte gaan - aantrekken ter herinnering i.m., p.m. ter inleiding - aangezien, vermits ter inzage ti. ter inzage leggen - deponeren ter inzage tonen - voorleggen ter kerke gaan - tempelen ter kennis brengen - notificeren ter keuze - facultatief ter linkerzijde - links ter nagedachtenis i.m. (in memoriam) ter onderdrukking - oppressief ter plaatse - i.l. (in loco), tp., plaatselijk ter snede gevat ter sprake brengen - moveren ter verantwoording roepen - expostuleren ter voorkoming - preventief ter waarde van t.w.v. ter wereld brengen - baren ter wereld gebracht - geboren ter wereld gekomen geboren ter wille zijn - defereren ter zake adrem, gevat, raak, snedig, zakelijk ter zake dienend - bruikbaar, dienstig, geschikt, nuttig, pertinent, relevant ter zee t.z. ter zelfder plaatse ib, ibid, ibidem, eodem ter zijde daargelaten, langs, langszij ter zijde dekken flankeren ter zijde leggen - overleggen, seponeren ter zijde schuiven verdringen tera - biljoenvoud, monster, teras teraardebestelling begrafenis terafim - beeltenissen, huisgoden teratogenese - genesis, schepping teratoom - wondergezwel terdege danig, dergelijk, flink, geducht, grondig, intens, krachtig terdoodbrenging door verdrinking - noyade terdoodbrenging zonder berechting vooraf - lynchen terebine - loodsiccatief terebint - terpentijnboom terecht - goed, juist, behoorlijk, redelijk, (terug)gevonden terechtkomen (aan)belanden, arriveren, geraken terechtstellen executeren terechtstelling executie terechtstelling door middel van electriche stroom - electrocutie terechtwijzen - berispen, vermanen terechtwijzing berisping, correctie, lering, rapplement, reprimande, standje, uitbrander, vermaning terechtwijzing in de vorm van een preek - sermoen terechtwijzing van een vrouw aan haar man in bed bedsermoen teren - carbolineren, digereren, kwijnen, verteren, wegkwijnen teren op - parasiteren tergen - harceleren, hinderen, inflammeren, kissen, kwellen, kwetsen, pesten, plagen, prikkelen, provoceren, pijnigen, sarren, tarten, treiteren, uitdagen, uittarten tergend kwellend, plagend, provocerend, sarrend, tartend, uitdagend, uitlokkend, uittartend tergiet - rugschild terig - teerachtig tering kosten, uitgaven tering ftisis, tb.(c.), tuberculose teringachtig hectisch, tuberculeus terleengeving - uitlening terloops bijkomstig, inderhaast, incidenteel, metterhaatst, oppervlakkig, vluchtig term aanleiding, bewoording, formule, grond, reden, uitdrukking, vakterm, woord term bij balspel game, kaats, net, offside, out, set term bij biljartspel blokkeren, bloque, bricoleren, carambole, caramboleren, demarqueren, effectbal, halfbal, keuen, masseren, nastoot, omspelen, pomeransen, seriestoot, zwijnen term bij boksen groggy, k.o., linkse, punch, rechtse, ring, ronde, welter term bij het bridgen - aas, afnemen, blinde, doublè, down, dubbel, dummy, geven, manche, overslag, redouble, robber, schudden, slag, slem, trek, troef term bij cricket bat, bowler, doelbal, drive, pitch, run, score, wicket term bij de valkenjacht - tobben term bij het roeien - aanroeien, afroeien, bakboord, boeg, boegseren, ompagaaien, oproeien, pagaai, peddel, riem, riemslag, roeier, roeispaan, slag, stuurboord, stuurman, taflengte, wegroeien term bij het schermen - assaut term bij kaarten aas, down, nel, pandoer, robber, slem, troef term bij kegelen boer, kout, kuil, olie, poedel, treffer term bij klaverjassen - driekaart, nat, onderdoor, pit, roem, stuk, vierkaart term bij paardensport amazone, bookmaker, course, defilé, galop, hoefijzer, jockey, paddock, pikeur, pirouette, ruiter, sulk, sulky, teugel, sulky, trotter term bij roeien boeg, slag, taflengte term bij schaken - mat, pat, remise term bij tennissen ace, backhand, cross, deuce, drive, forehand, game, lob, love, match, net, set, service, single, smash, matchpoint, volly term bij voetbal back, corner, doellijn, doelschop, freekick, goal, hands, hoekschop, in, middencirkel, natrappen, offside, out, pass, penalty, score, sliding, spil, tackel, uit, uittrap term bij wielrennen belle, combine, conjunctie, etappe, Identiteit, koppel, kwantor, manche, negatie, piste, predikaat, ronde, sprint, stayer, universeel, velo term in de analytische meetkunde - absis, apsis term in de wapenkunde - balk, ente, faas, gefaastkeel term in de zeilvaart - laveren, rak, reven term in mechanica dyne, dn term in radioverkeer - roepnaam term uit de boekhouding - balans, credit, debet, saldo term uit de dieptepsychologie - archetype, drift, ego, libido term uit de economie - liquiditeit, produktiefactor, vervangingswaarde term uit de erfelijkheidsleer - fenotype, genotype term uit de meetkunde - bissectrice, cilinder, driehoek, hoek, kubus, parallellogram, pool, radiaal, rechthoek, steradiaal, vierkant term uit de meteorologie - barometer, bewolkt, depressie, drukgebied, ionosfeer, nevelwolken, smog, tratosfeer, weerballon, weersatelliet term uit de natuurkunde - barometer, elektron, gravitatie, manometer, neutron, posytron, proton, relativiteit, s.g., temperatuur term uit de paardendressuur - aanleuning term uit de psychologie - frustratie, neurose, projectie, rationalisatie, repressie, schizofrenie, sublimatie, verdringing, vervreemding term uit de wiskunde - differentiëren, factor, reeks, rij, term, integraal, integreren term uit het jiu-jitsu - dan, judo term uit burgerlijk procesrecht - middel term uit Indische godsdienst karma term uit kaartspel - aas, down, honneur, manche, pandoer, roem, sans, slem term uit logica - conjunctie, disjunctie, identiteit, implicatie, kwantor, negatie, premisse, predikaat, syllogisme, universeel term uit muziek kwart, kwint, majeur, mineur, octaaf, secunde, terts term uit kaartspel aas, down, honneurs, majeur, manche, mineur, octaaf, pandoer, roem, sans, slem, terts zie ook muziektermen termenlijn - terpentijn termiet larong, mier termieten - isoptera termietengroep - kaste terminatie - beëindiging, begrenzing terminator - begrenzer termineren - afdoen, afmaken, beëindigen, eindigen terminisme - nominalisme terminologie vaktaal terminus - eindpunt, grenspunt terminus a quo - aanvangstermijn terminus ad quem - eindpunt, eindtermijn termijn - dag, deadline, duur, kwartaal, paai, periode, tijdruimte, week termijnbetaling - aflossing termijn van betaling - paai, payement termijnnotering - prijsnotering termijntjes - kinderstuipen termijnverlenging - prolongatie ternair - drietallig, drievoudig ternate, eiland bij - Makian ternauwernood amper, bijna, krap, kwalijk, moeilijk, nauw(elijks), net, node, ongaarne, onwillig, wik ternauwernood gebruikt - nieuw terne drietal terneer neder, neer, omlaag terneerdrukken - ontmoedigen, verdrukken terneergeslagen bedrukt, depressief, down, gedeprimeerd, k.o., mismoedig, moedeloos, neerslachtig, ontmoedigd, onthutst, overwonnen, sip, verdrietig, verschrikt, verslagen, terneerslaan - deprimeren, neerdrukken, ontmoedigen terneerstorten - vallen terneervellen - omverwerpen terneerwerpen - vernietigen Ternstroemiaceeën - Theaceeën terp aard(heuvel), hil, hille, hoogte, nol, stelle, verhevenheid, vliedberg, vluchtheuvel, waard, warf, wierde terpaarde - humusaarde terpeenalcohol - menthol terpenstreek in Nederland - Friesland terpentijnboom - terebint, terebinthus terpentine - peut terpentijnolie uit sembrapijnboom - rigabalsem terpentijnzalf - spijkerbalsem terra aarde, aardheuvel, bruinrood, buitenzitje, grond, land, lichtbruinrood, terracotta terracotta - pottenbakkersklei terrapin - doosschildpad terrarium - amfibieenkas, vivarium terras - estrade, platvorm, podium, tafelland, verhoging terrasmateriaal grind, rolstenen tarras op dak - dakterras terrasienna - aardverf terrasmateriaal - grind, rolstenen terrasseren - ondersteunen terrein gebied, grondoppervlak, domein, dries, erf, gebied, heem, revier, territorium, veld, zone terrein tot een station behorend - emplacement terrein uit kraggen gevormd - kraggenveld terrein van waaruit aanvallen worden gedaan - basis terrein voor overtollige geallieerde voertuigen - dump terrein voor sportdoeleinden - stadion terrein voor wedstrijden - baan terreinafscheiding - haag, heg, heining, hek, schutting terrein dat wordt afgedreven - drift terrein in de tropen beplant met tabak, katoen - plantage terrein met kermisvermakelijkheden - lunapark terrein met vermakelijkheden - kermis terreincircuit - parcours terreinen op verschillend niveau - terrasvormig terreingeoloog - veldgeoloog terreinkaart - terreintekening terreinniveau - terras terreinrit - cyclecross, militairy, motorcros, veldrit terreinspel - cricket, honkbal, korfbal, voetbal terreinverheffing - berg, glooiing, heuvel, plooi terreinverheffing aan zee - duin terreinvoertuig - jeep, landrover, rupsvoertuig terreinwagen - jeep, landrover, terreinvoertuig terreplein - bastion, fort terrestrisch aards, tellurisch terreur - dragonnade, dwang, schrikbewind, wreedheid terreurdaad - gijzeling, sabotage terreur door inkwartiering van dragonders bij de protestanten onder Lodewijk XIV dragonnade terreur tot bekering - dragonnade terreur uitoefenen terroriseren terribel verschrikkelijk, vreselijk terrigeenslik - blauwslik terrine soepkom territie - schrikaanjaging territoriale wateren - kustzee territorium domein, erf, gebied, rayon, staatsgebied, terrein, zone terrorisme - schrikbewind, terreur terrorist - kaper Terschelling, dorp op - Hoorn, Midsland, Lies tersluiks - achterbaks, bedekt, clandestien, geniepig, heimelijk, kruipelings, links, steels, stiekem, stilletjes, verborgen, verholen, verstolen, voort tersluiks bespieden – begluren tersluiks of geniepig - stiekem ter snede - gevat terstond aanstonds, dadelijk, dan, direkt, dra, kruipelings, illico, ineens, meteen, ogenblikkelijk, onmiddellijk, onverwijld, staandevoets, straks, temee, temet, voetstoots, voorts, zometeen tertiaan - orgelstem tertiaire periode (geologie) Eoceen, Mioceen, neogeen, oligoceen, paleoceen, Paleogeen, plioceen terts - interval, majeur terts (klein) - mineur tertsfluit - dwarsfluit terug achteruit, ana (Grieks), geleden, her, opnieuw, retour, retro, rugwaarts, weder, weer, weerom terugbetalen - rembourseren, renumeren, restitueren, vergoeden terugbetaling - rembours(ement), renumeratie, restitutie, storno terugblik - beschouwing, overzicht, revue terugblikken - omkijken, terugzien terugblikkend retrospectief terugboeken - ristorneren terugboeking - retenue, storno, terugbezorgen terugbrengen - reduceren, verminderen terugbrengen tot vroeger waardigheid eerherstel, rehabilitatie rehabiliteit terugbrenging - korting, reductie, repositie, vermindering terug buiging achteroverbuiging, omkering, ombuiging, reclinatie terugdeinzen - achteruitgaan, afschrikken, keren, retireren, wijken terugdenken - herinneren terugdraaien - herroepen, retorqueren terugdringen - refouleren, retireren terugdrijven - verjagen terugeisen - reclameren teruggaaf - redditie, rembours, restitutie, teruggave teruggaan omkeren, reculeren, retrograderen, wijken teruggaand - regressief teruggang - achteruitgang, recessie, recours, regrediëntie, regres(sie), terugtocht, retour, retrogradatie, retrogressie, terugkeer, terugval, verloop, vermindering, verval teruggang in ontwikkeling - atavisme teruggave van teveel betaalde - drawback, restitutie, retributie teruggehouden - geresigneerd, retenuto teruggekaatst geluid echo, nagalm, weerklank teruggetrokken - afgezonderd, eenzaam, eenzelvig, gereserveerd, geretireerd, schizoid, solitair, terughoudend teruggetrokkenheid - autisme teruggeven - restitueren, retribueren, weergeven teruggevonden - terecht terughouden - bedwingen, beletten, beteugelen, cohiberen, tegenhouden, verhinderen, weerhouden terughoudend - geresigneerd, stijfjes terughouding - cohibatie, gereserveerdheid, inhouding, reserve, retardatie, retentie, retenue, terughoudendheid, verzwijging, terugroeping rappel, herroeping terughoudend geresigneerd, rete, nuto, terughouding - cohibatie, retente, retenuto, storno terugkaatsen pareren, reflecteren, spiegelen, weerkaatsen terugkaatsing afstraling, echo, glans, reactie, reflex, reflectie, repercussie, reverberatie, terugstraling, weerglans, weerkaatsing, weerschijn, weerschijnsel, weerspiegeling terugkaatsing van geluiden - echo, weerklank terugkeer - comeback, retour, regres, regressie, renttree, repatriatie, ristorno, teruggang, wederkeer terugkeer van een artiest comeback terugkeren - retourneren terugkerend recurrent terugkerend verschijnsel - recurrens terugkerende begeerte neiging terugkerende periode - periodiek terugkerende uitkomst van een breuk - repetent terugkomen - recidiveren, repasseren, weerkeren terugkomend - recurrent terugkomst - comeback terugkoop - reëmtie terugkopen - racheteren terugkrijging - herstel, recuperatie terugleidend - redux terugloop achteruitgang, daling, terugvloeiing, vermindering terugloop van kanon - recul teruglopen - krimpen teruglopend - achteruitgaand, recurrent teruglopende wind - krimper terugmars contramars terugnemen - hernemen, herroepen, intrekken terugneming van zijn woord - retractie terugplaatsen - degraderen terugreis - retoer terugroepen - avoceren, herroepen, intrekken, memoreren, rappeleren, revoceren terugroeping - antwoording, herinnering, herroeping, rappel, revocutie, ricochettering terugschrijven - antwoorden, reageren terugslaan - ketsen terugslag reactie, repercussie, return, weerslag terugslag naar voorouderlijke eigenschappen - atavisme terugslag van een bal - return, terugkaatsing terugspreken - antwoorden terugspringen - reculeren, ricocheren, stuiten terugspringende kant van muur - neg, negge terugsprong - repercuteren terugsprong van een stuk geschut - recul terugstellen - degraderen, verlagen terugstoot - repercussie terugstoot van een kanon recul terugstootautomaat - mitrailleur terugstoten - afstoten, rebuteren, repercuteren, repousseren terugstolen van een vuurwapen - reculeren terugstotend afschrikkend, bars, onaangenaam, rebutant, stuitend terugstoting - repulsie terugstralen - reflecteren, reverberen terugstraling lichtweerkaatsing, reflectie, reverberatie, terugstroming - regurgigatieweerschijn terugstuit - weerstuit terugsturen - retourneren terugtocht - aftocht, retirade, retractie, retraite, terugtrekking, vlucht terugtreden - aftreden, recederen, resiliëren, retireren, terugtrekken, terugwijken, wijken terugtreding - resiliatie terugtrekken - afdeinzen, intrekken, repliciëren, retireren, retrogressie, tetraheren, terugtreden terugtrekking aftocht, retractie, retraite, teruggang, terugtrekking bij een contract - resiliatie terugval - achteruitgang, recidief, recidive, regressie, relaps, relapsus (Latijns), wederinstorting terugvallend - reversibel terugvalling - recadentie terugverlangend naar de vertrouwde omgeving - heimwee terugvliegen - achteruitvliegen terugvloeien - reflueren terugvoeren - reduceren terugvoering - reducering, reductie terugvorderen - opeisen, opeising, reclameren, vindiceren terugvordering hereis, opeising, reclamatie, reclame, repetitie, revindicatie, terugeis, vindicatie terugvordering van een ontvreemde zaak - vindicatie terugvracht - retourvracht terugvragen - uitnodigen terugwandelen - terugkeren terugweg - retour, terugtocht, thuisreis terugwensen - regretteren terugwerken - reflueren, retroageren terugwerkend regressief, retroactief terugwerkende kracht retroactiviteit terugwerkende middelen - reagens terugwerking - reactie, reflex terugwerpen - achteruitwerpen, repercuteren, reverbereren terugwinnen - recupereren terugwinning langs chemische weg - elektrolyse terugwinning van stoffen uit afvalprodukten - recycling, teratieproces terugwinning van warmte uit - ovens, recuperatie terugwijken afdeinzen, recederen, terugtreden, wijken terugwijking recessie, repressie, retroactie, teruggang, weerslag terugwijzen - afwijzen, wegzenden, weigeren terugwijzend of vooruitwijzend - aldus terugzeggen - antwoorden, repliceren terugzenden - remitteren, renvoyeren, retourneren, terugsturen terugzending - remissie, renvooi, retour terugzending naar het eigen land - uitwijzing terugzending naar het vaderland - repatriatie terugzetten - degraderen, retrograderen terugzien - omkijken, terugblikken, wederzien, weerzien terugziend retrospectief terwijl - aangezien, dewijl, doordat, intussen, kortelings, ofschoon, omdat, ondertussen, onlangs, redengevend, somtijds, wijl, wijle, terwijl men ergens heen op weg is - onderweg terzake - adrem, relevant, snedig terzake dienende relevant terzelfder plaatse eodem, ib., ibid, ibidem terzet - driegezang, muziekstuk terzijde - apart, buitenkant, daargelaten, indirect, langs(zij), lateraal, naast, opzij, zijdelings, zijkant, zijwaarts terzijde gaan - wijken terzijde leggen - seponeren terzijde schuiven - ecarteren, verdringen tes - kater, klef tesamen - bijeen, bijelkaar, bijelkander, ensemble, gezamenlijk, samen, tegader, tegelijk, tezaam, vereend, verenigd teschademaking - blamage, hoon, laster, smaad tese - stelling test beproeving, examen, oefening, onderzoek, proef(neming, tentamen, toets, toetsing, vuurbakje, vuurpot, vuurpotje, testaceeën - schaaldieren testament holografum, nalatenschap, test, uiterst, wilsbeschikking testamentair vermaken - nalaten, testeren testamentaire beschikking - erfstelling, fidei-commis, legaat testateur erflater . testatrice - erflaatster test-case - toetssteen testen - bekrachtiging, beproeven, keuren, onderzoeken, testificatie, toetsen, (uit)proberen, waarmaking testen of vergelijken - toetsen testen van eten - proeven testikel - teelbal, testis, zaadbal testing - proef testimonium attest, diploma, getuigschrift, getuigenis, referentie testis - geslachtsklier testosterom - geslachtshormoon testpiloot - invlieger, proefvlieger testudo - schildpad tet - tepel, vrouwenborst tetanie - stijfkramp tetanisch - krampachtig tetanus - klem, stijfkramp, spierkramp, spierverstijving, tetanie tête - hoofd teter - huidaandoening tetoor - kletskous tetra - reinigingsmiddel, vier, vlekkenwater tetrachlooraethaan - acetosol tetrachloorkoolstof - tetrachloormethaan tetracycline - antibioticum tetraëder viervlak tetraëdriet - vaalerts tetragonaal vierhoekig tetragonaal getal - vierkantsgetal tetragoon - vierhoek tetragram van God Jahwe, Jehovah, Jhwh tetrahedron - viervlak tetrahydroxybutaan - erytritol tetraline - naftaline tetrameter - versregel tetraonidae - ruigpoothoenders tetraplegie - verlamming tetrapoden - viervoeters tetrarch onderkoning, Herodes, viervorst tetrastof - dubbelweefsel tetrode - elektronenbuis tets deegachtig, kleems, klef, kleiig, ongaar, tetsig tetter - mond, tater tetteren - tateren teug dronk, nip, retro, slok teugel - bewindvoering, bit, breidel, koord, leiband, leiding, leidsel, lijn, paardentoom, riem, streng, tam, toom teugelloos bandeloos, geslagen, onbelemmerd, onbesuisd, onbeteugeld, ongebreideld, ongetemd, ongetoomd, tomeloos, woest, teugelriem - leidsel, leireep teugels - toom teugels aandoen - tomen teugje - nip(je), slok(je)zoopje teunisbloem - oenothera, sleutelbloem, wederik teut - aangeschoten, afgemat, bezopen, dronken, suf, uitgeput, zat teutelen - kletsen, talmen, treuzelen, zeuren teuten aarzelen, kletsen, prutsen, talmen, treuzelen, zeuren teuteren - prutsen, talmen, treuzelen teuterig - langzaam, peuterig, prutserig, sloom teutkous - zeur Teutoon Germaan, Bataaf teveel - onmatig, overbodig, overdreven, over(maat), overschot, surplus teveel (muz.) - troppo teveel eten - overeten teveel gekookt - overgaar teveel geluid - lawaai teveel op mannen gesteld manziek tevens - alsmede, alsook, benevens, bovendien, daarbij, daarenboven, en, evenals, eveneens, evenzeer, gelijkertijd, gelijktijdig, mede, ook, samen, tegelijk, tevens, zowel tevens of ook - mede tevergeefs krachteloos, ledig, niets, nutteloos, onnut, tjoema, vergankelijk, vergeefs, vruchteloos, ijdel, zinloos tevoren eerder, eerst, pro, vroeger, voorheen, vooraf tevoren aankondigend voorspellend tevreden - bevredigd, bevredigend, blij, content, gecoiffeerd, gelukkig, ingenomen, vergenoegd, vergenoegzaam, verzoend, voldaan, weltevreden, zelfvoldaan tevreden (Ind.) - senang tevreden met zichzelf zelfgenoegzaam, zelfingenomen tevreden gesteld - bevredigd, verzadigd, voldaan tevredenheid - contentement, contentheid, genoegen, voldoening tevredenstellen - bevredigen, contenteren, paaien, voldoen tewaterlating - stapelloop teweegbrengen - aanrichten, baren, berokkenen, bewerkstelligen, stichten, veroorzaken tewerk gaan handelen, procederen Texel Tessel Texels natuurreservaat Slufter Texelse plaats (den) Burg, (de)Koog, Oosterend, Oudeschild, Waal textiel goed, katoen, kleding, lingerie, linnengoed, stof, weefsel, textiel, afwerken van - appreteren, betelen, carboniseren, decatiseren, friseren, impregneren, kalanderen, lustreren, merceriseren, noppen, ratineren, ruwen, volen, zengen textielafwrking - appretuur, finish textielarbeider spinner, volder, wever textielbewerkingen - appreteren, carboniseren, impregneren, kalanderen, ratineren, ruwen, vollen, zengen textielfabriek - weverij textielgrondstof - garen textielkist - cassone textielmachine - kalander, weefgestoelte, weefgetouw, weefstoel textielstof bazijn, boezel, dralon, katoen, linnen, pilo textielterrein strand textielverven, toestel voor - foulard, haspelkuip, jigger textielwerkplaats weverij textielzaak - manifacturenwinkel textiline - papiergaren textulose - weefstof tezaam - allebei, allemaal, bijeen, tegader, vereend tezamen - altegaar, altegader, bijeen, bijelkaar, bijelkander, gezamenlijk, ineen, samen, tesaam, totaal, vereend tezen pluizen, trutten Thailand Siam Thailand, hoofdstad van - Bangkok Thailand, rivier in - Menam Thailandse munt bath, satang thallofyten - loofplanten thallus - loof thallusplant bacterie, champion, duivelskaas, gistzwam, kamperfoelie, korstmos, morille, rendiermos, paddebrood, paddestoel, schimmel, truffel, wier, zwam thanatofilie - zielsziekte thans heden, momenteel, nou, nu, tegenwoordig, vandaag Thasos, dorp op - Limenaria thaumatologie - wonderenleer Theacee - kamille theater - bioscoop, komedie, schouwburg, toneel theateragent impresario theaterdirecteur manager theateronderneming - bioscoopbedijf theaterproductie - revue theaterrang - baignoire, galerij, loge, parket, parterre, schellinkje, stalles, staties theaterster - vedette theaterstuk - blijspel, comedie, drama, klucht, opera, operette, toneel theatraal - overdreven, pathetisch, toneelachtig theatraal uitgesproken en omslachtig geheel van woorden - tirade theatrale woordenreeks tirade Theatijen - cajetanen Thebaanse burcht - Cadmea Thebaanse koning - Oedipus thee bloementhee, camillethee, ceylonthee, darjeelingthee, javathee, kamille, preangerthee thee, groene - haysan, hyson thee, zwarte - pecco, pekoe, souchong theebal - theeëi theeblad - dienblad, plateau, serveerblad theeblad met opstaande rand - kuipblad theeblik - theedoos theebloem - kamillebloem theeboer - theeplanter theeboom - theestruik theedoek - (af)droogdoek theeëmmer - theestoof theegerei - theeboel, theegoed theegoed - theegerei, theeservies theeketel (Russ.) - samovar, samowar theekistje - theedoosje theekransje - damesgezelschap theeland - theeplantage theelichtje - komfoortje theelood - bladlood, calaïn theemuts cosy, teacosy, theebeurs, theepotbedekker theepartij - theevisite theeproducerend land - China, Japan, Rusland theeroos - farizeeër theesalon - tearoom theesoort - maté theestel - monsterlijst, theeservies theestoof - gueridon, komfoor theetafel - serveerboy theetante - babbelaarster, kletskous, snapster theetoestel samowar theetuin - theeplantage theezakje theebuiltje thema grondgedachte, hoofdgedachte, motief, oefening, onderwerp, opvatting, stelling, verbinding thema van de fuga - dux, Themis, rechtsgeleerdheid theocratie - godsheerschappij, priesterheerschappij, t(h)eokratie theodolietcamera - fototheodoliet theofanie - godsverschijning theogamie - godenhuwelijk theognosie - godskennis theolatrie - godenaanbidding, godsverering theologaal - godsdienstig theologale deugden - geloof, hoop, liefde theologant - godgeleerde, theoloog theologie - godsdienstleer, godgeleerdheid theologisch - godgeleerd theoloog - godgeleerde, theologant, theologiestudent theoloog die zich bezighoudt met de studie van de bijbel biblist theomanie - godsdienstwaanzin theorama postulaat, stelling, these, theorema - (grond)stelling, leerstelling, postulaat, these theoretische bekwaamheid - kennis, kunde, wetenschap theoretiseren - bespiegelen, redeneren theorie - beschouwing, bewering, (hypo)these, leer, leerstelling, leerstuk, opvatting, stelling, stelsel, systeem theorie der dichtkunst poëtica, poëtiek theorie der exegese - hermeneutiek theorie van Darwin - darwinisme theorie van Einstein - relativiteitstheorie theorieman - kamergeleerde, theoreticus therapeut - dienaar, geneeskundige, heelkundige, verzorger therapeutisch - geneeskundig therapie - geneesleer, geneeswijze therialatrie - dierenaanbidding, dierenverering thermen (Latijns) - badinrichting thermidor - warmtemaand thermiek - luchtstroom, stijgwind, warmteleer thermisch isolatiemiddel - theemuts thermische stralingsontvanger - bolometer thermo - warmte thermochenisch harden - boreren thermo-dynamica - warmteleer thermo-elektrische stroom - thermostroom thermofiel - warmtelievend thermofoor - warmwaterzak thermogeen - warmtegevend, warmteverwekkend thermometer - koortsmeter, warmtemeter thermometerhut - thermometerkooi thermonucleaire wapens - atoombom, waterstofbom thesaurie - schatkamer, schatkist thesaurier penningmeester, thes., quaestor these dissertatie, postulaat, proefschrift, stelling, theorema thesis - loondaling, stelling thespiswagen - toneelwagen theürg - geesten banner, geestenziener, tovenaar, wonderdoener theürgie - geestenbanning, geestenzienerij, toverkunst Thialf, heer van - Thor thiamine - aneurine thing - landsvergadering, volksvergadering thinocoridae - gerechtsvergadering thinocoridae - zandlopers thio - natriumthiosulfaat Tholen, dorp op - Poortvliet, Schakerloo, Stavenisse, Tholen thomasijzer - vloeiijzer Thor - dondergod, Oonar, Wodan thora - wetrol (joods) thoramantelrol - perkamentrol Thoralezing op sabbat - parasja thorax - borstkas Thoriet, oranje - orangiet thorium th. Thors hamer - mjölnir, mjöllnir Thracisch volk - Bessie thrill - tilling thriller - griezelboek, griezelfilm, griezelverhaal, misdaadfilm thrips - donderbeestjes thrombus - bloedprop, bloedstolsel thuis - binnen, home, honk, onderkomen, tehuis thuisbehoren - passen, wonen thuisbezorgen - bestellen thuisbrengen - bezorgen, plaatsen thuishalen - ophalen thuiskomst - terugkomst thuisligger - bestedeling thuisvlucht - retourvlucht thuisvracht - retourvracht thuiswerk - huisarbeid thuiszitten - thuisblijven thuiszitter - thuisblijver thuja - coniferen thulium tu thymelaeacee - daphne, peperboompje thijmklier - thymus, zwezerik thymus - zwezerik thymus(klier) - borstbeenklier, zwezerik thyroide - schildklier thyroxine - schildklierhormoon thyrsus - bacchusstaf thys - tamboer tiaar - tiara tiara - drie(kroon), tiaar tibbe - doopsgezinden Tiber - Albula Tibetaans geestelijk leider dalai Tibetaans priester lama Tibetaans bergvolk - Bhotia Tibetaans leeuwhondje - apso Tibetaans priester - lama Tibetaans rund - jak, yak Tibetaans schaap - bharal Tibetaans titelgedeelte - dalai Tibetaanse berggids sherpa Tibetaanse buffel - jak, yak Tibetaanse hoofdstad Lhasa Tibetaanse monnik - bhikshoe, blikhoe, gelong Tibetaanse non - gelongma Tibetaanse priester - lama Tibetaanse rundersoort - knoros, yak Tibetaanse theologische kandidaat - geces tibetdog - herdershond Tibia - aulos, scheenbeen tic - aanwensel(mal), gelaatsspiertrekking, zenuwtrek tichel - baksteen, tegel, dakpan, vloersteen tichelaar - steenbakker tichelarij - pannenbakkerij, steenbakkerij, steenfabriek tichelbakker - steenbakker tichelbakkerij - steenfabriek ticheldak - pannendak tichelgrond - steenbakkersklei tichelsteen - baksteen, kareel tichelvolk - tichelaars ticket - kaartje, plaatsbewijs, plaatskaart, reisbiljet, toegangsbewijs tiek - kever, teek, tor, tiekgras - liesgras tien deca, decem, teen, twijg tien (Duits) - zehn tien (Engels) - ten tien (Frans) - dix tienarm - inktvis tienarmige inktvis - kalmaar tien bij tien meter - are tien cent - dubbeltje tiend - teen, twijg tien dagen decade tiendelig - decimaal tien dollarstuk - eagle tien geboden - decalogus, decaloog tien gram - decagram tienguldenbiljet - joetje tien in samenstellingen - deca, deka tien jaren - decennium tien meter - decameter tien of acht schoven - stuik tien riem papier - baal tienarm - inktvis, kandelaar, lamp tiend - teen, twijg tiende deel - deci tiende deel elimineren - decimeren tiende kilo - ons tiendelig - decimaal tiende liter deciliter, dl. tiende muze film tiendelig - decimaal tiende toon - decime tiendelig - decimaal tienden in samenstellingen - deci tiendollarstuk eagle tiendoorntje - stekelbaarsje tiendplichtige - decumanus, tiender tienduizend vierkante meter hectare tienduizendtal - myria, myriade tienender - reebok tiener - bakvis, jongeling, teenager tienhoek - decagoon, decathlon tienkamp - decation, meerkamp tienling - zilvermunt tienmaal - deca tienmaal nemen - decupleren, vertienvoudigen tienman decaan, decanus, deken tienmanschap decemviraat tienpootkreeften - decapoda tienpotig schaaldier zeekrab tienpotige kreeftsoort - langoest tienpotige schaaldieren - dekapoda tienstuivergast - spion, verklikker tientje - joetje tienvoud - deca, decuplum tier bloei, gil, groei, levenskracht, lust, schreeuw, wasdom tierceron (bouwkundig) - hulprib, steekrib tieren - aangaan, aarden, baljaren, beren, bulderen, donderjagen, floreren, fulmineren, gedijen, gelukken, groeien, heibelen, heisteren, joelen, ketteren, opspelen, raaskallen, razen, reüsseren, schelden, schreeuwen, slagen, tekeergaan, tobben, uiten, uitkafferen, uitvaren, vloeken, wassen, welig, woeden tierend dol, fulmineren, razend, schreeuwend tierig - behaaglijk, bloeiend, dartel, fleurig, gelp, gezond, levendig, levenslustig, opgewekt, voorspoedig, vrolijk, vruchtbaar, welig levenslustig - opgewekt, vruchtbaar, welig tierigheid levendigheid tierlantijntje smoesje, versiersel tik - aanraking, klap, klop, kop, lel, mep, pats, pets, scheutje(alkohol), slag, steek (Z.N.), stoot tikar - ligmat tikjuffrouw - typiste tikkelje - beetje, iets(je), kleinigheid, vleugje, ziertje tikken kloppen, raken, slaan, treffen, trommelen, typen tikken op machine - typen tikker - boorkever tikkertje - kinderspel, slaapmatje, vangertje tikmeel - boorkever tik of duw - stoot tikster - typiste tiktak - dobbelspel, horloge tiktakken - grijpen, pakken, raken, slaan, stoeien, ravotten tikvogel - specht til - bordeel, bruggetje, duivenhok, knip, opheffing, valdeurtje, vogelverblijf tilbare have - huisraad, inboedel tiliacee - linde, tilia tillen dragen, (op)beuren, (op)heffen, (op)lichten, opnemen, optillen, sjouwen, torsen tiller - oplichter tilleul - lindebloesem, lindeboom tilwerktuig - halter timbale - bekken, pauk timber - helmtop limber (heraldiek) - schilddekking timbre klankkleur, klanktint, nuance, (toon)kleur, zweem timen - berekenen, klokken timide bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bevreesd, bleu, eenkennig, gegeneerd, schuchter, sip, verlegen timmeren - hameren, kloppen, ranselen, slaan, stukslaan timmergereedschap, bankschroef, beitel, boor, bout, cirkelzaag, doorslag, draadnagel, drevel, driehoek, duimstok, fretboor, guts, haakbord, hamer, kapbeitel, kapzaag, liniaal, meetstok, moer, nijptang, rasp, reischaaf, schaaf, schietlood, schroef, schroevendraaier, schrobzaag, spanhaak, spijker, verstekhaakvoorloper, vijl, waterpas, winkwlhaak, zaag timmerman - houtbewerker timmermansmaatlatje - leutel, leuter timmermateriaal board, hecht(hout), multiplex, schroef, spijker, triplex timocratie - geldregering timon - mensenhater, mensenvijand Timor, stad op Portugees - Dili timoroso - bedeesd, beschroomd, schroomvallig timotheegras - doddegras timp - broodje, kapje, punt, spits, tip timpaan fronton, gevelveld, keteltrom timpaan bij de Grieken tamboerijn timpani - pauken timpen - tippen timtim - zilver timtimmer - zilversmid tin - Sn., stannum tin, bedekt op ijzer - blik tin en koper, legering van - brons tin met zwavel - jodengoud, musiefgoud, tinsulfide tinamoe - crypturus tinbaggermolen - tinmolen tinctie - kleuring, verving tinea - haarziekte, hoofdzeer, houtworm, mot, rups tinemail - tinglazuur tinerts - tinoxyde, tinsteen tinerts op de bodem van een groeve - kong tinfoelie - bladtin, stan(n)iol, staniool, zilverpapier ting - schel tingel - lat, tengel tingelen - bellen, netelen, prikken, tintelen tingeling - winkelschel tingeltangel - cabaret tingeren - kleuren, verven tingka - gril, kuur tinglazuur - email, verglaassel tingroen - tinerts tingroeve - tinmijn tinka - gril, kuur tinkal - borax tinkalk - tinoxyde tinke - zeelt tinkeien - tintelen, tinken tinkies - stannien tinkleurig metaal - antimonium tinlood - tinsoldeer tinmolen - tinbaggermolen tinne - borstwering, kasteel, top, trans tinnef - gespuis, rommel, tuig tinnen stadskan - cimaise, cymaise tinnegieten - politiseren tinnegieter - beunhaas tinnegietersoven - smeltkuil tinnen - borstwering, kooromgang, kring, rand, torenomgang, trans, weergang tinnetje - blikje tinoplossing in zoutzuur - tinzout tinoxyde - tinas, tinkalk tinrijk eiland - Billiton tinsen - plagen, plukken, tintelen, treiteren, trekken tinsoldeersel - tinlood tinsteen - kassiteriet, tindioxyde, tinerts tinsulfide - jodengoud, musiefgoud tint - bleek, blos, doodsbleek, (gelaats)kleur, kleurschakering, koloriet, marmerbleek, nuance, schakering, teint, toon, zweem tintel - flikkering, glans, glinstering, prikkeling, tinteling, tondel, tonder tinteldoos - telegrambotje, tintelton, tondeldoos tintelen - flikkeren, glanzen, glinsteren, kliken, klinken, pinken, petilleren, prikkelen, scintilleren tintelend fonkelend, parelend, petillant, prikkelend tintelend koud worden - killen tintelhoofd (Z.N.) - driftkop, heethoofd tinteling fonkeling, flikkering, geprik, glinstering, kitteling, lichtstraal, prikkeling, schittering, steking tintelton - tondeldoos tinteltonnetje - telefoontje, telegrambotje tinten - kleuren, nuanceren tintje - nuance tintsteen - asfaltsteen, gomsteen, kleursteen, schrapsteen, stopsteen tintwijn - tinto tinverandering (ziekelijke) - tinpest tip - aanbeveling, aanwijzing, advies, douceur, drinkgeld, eindje, fooi, hint, hoek, informatie, inlichting, insnijding, mededeling, punt, puntje, raad, seintje, slip, spits, spleet, split, teen, timp, tipmuts, toelopend uiteinde, uitsteeksel, wenk tipgeld – fooi tipje - seintje tippel - punt, spikkel, stippeltje, vlekje, wandeling tippelaar - straatdief, wandelaar tippelaarster - hoer, lichtekooi, prostituee, slet, straatmeid tippelen - banen, gaan, lopen, wandelen tippen - adviseren, afpunten, inlichten, waarschuwen tips - korzelig, lichtgeraakt tipsy - aangeschoten, bezopen, dronken (licht), slier tiptop keurig, netjes, prima, uitstekend tipulidae - langpootmuggen tipzak - puntzak tirade - frase (holle), gedachtenuithaal, verzenreeks, woordenreeks tirailleur - voetsoldaat tirailleursput - schuttesput tiran - alleenheerser, autocraat, despoot, dictator, dwingeland, gebieder, geweldenaar, heerser, landendwinger, machtswellusteling, Nero, onderdrukker, overheerser, stedendwinger, wreedaard tiran van Athene - Pisistratus tiran van Korinthe - Periander tiran van Milete - Aristagoras, Histiacus tiran van Rome - Nero tiran van Samos - Polycrates tiran van Syracuse - Dionysius tirannen bestrijders - monarchomaten tirannie - alleenheerschappij, despotisme, dictatuur, dwingelandij, geweld, onderdrukking, willekeur tiraniek - heersend, willekeurig, wreedaardig tiranniseren - overheersen tiras - sleepnet, vogelnet tiras, met de - vangen - tirasseren tirefond - houtdraadbout, kraagschroef Tirol, hoofdstad van - Innsbtuckt Tirools slaginstrument - xylophoon Tiroolse dans - tyrolienne tis - streng, vlecht tisane - gerstewater, kruidenthee tissen - harrewarren, wroeten, wurmen tissu - halsdoekje, weefsel tit - tepel, vrouwenborst titaan - titanium titaan (element) - ti titaans - enorm, geweldig, gigantisch, titanisch titaanoxyde, natuurlijk - rutiel, rutilium titaanijzer - ilmeniet titan reus Titan - Atlas, Helios, Hyperion, Lapetos, Koios, Kronos, Leto, Mnemosyne, Oceanus, Okeanos, Phoibe, Prometheus, Rhea, Selene, Tethys, Themis Titan die de aarde torst Atlas Titan die het vuur stal - Prometheus Titanen (12 kinderen van Uranus en Gaia) - hemelbestormers, Hyperion, Japetos, Koios, Kreios, Kronos, Mnemosyne, Okeanos, Phoibe, reuzen, Rheia, Tethys, Theia,Themis Titanen (kinderen van bovengenoemde Titanen) - Artemis, Asteria, Atlas, Hekate, Helios, Heracles, Kirke, Leto, Ophion, Palas, Prometheus, Pyrrha, Selene titanengevecht - reuzenstrijd
Titanenmoeder - Gaia, Gea titanenstrijd - reuzenstrijd titaniet - steen titanium ti., titaan titanisch geweldig, gigantisch, reusachtig titel - naam, opschrift titel ae, aga, akte, arts, bannerheer, baron, barones, benaming, bei, bewijsschrift, bi, bisschop, broeder, caid, cid, cf, c.i., conte, daimio, doge, dominee, don, donna, doij, docter(andes), don, drost, drs, dr, earl, ds, edeleer, edelmogend, eerwaarde, effendi, em, emier,emir, eminentie, erenaam, erentfest, exc, exellentie, frater, gg, graad, graaf, grande, gravin, hertog, hertogin, H.K.H., infant, imam, ing, ingenieur, inka, ir, jhr., jkvr, jonkheer, kadi, kalief, kardinaal, keizer(in), koning(in), kwaliteit, kwalificatie, lord, maharadje, majesteit, mandarijn, markies, mas, md, meester, mgr, mikado, mr, naam, nabob, negus, non, opschrift, pandit, pater, primaat, prins, prinses, raden, radja, ratoe, resident, ridder, senor, senora, senorita, si, sir, sire, s.j., sjah, taikoen, tenno, tit, titel, tsaar, viconte, vicontesse, w.i., Z.K.H., Z.H., titel in China mandarijn titel in Engeland baron, earl, duke, knight, lord, sir, viscount titel in Frankrijk comte, duc., SA., S.E., vicomte titel in het oude Peru inca titel in India aga, mas, raden, raja, maharadja titel in Indonesië adipati, maharadja, mas, raden, radja , soesoehoenan titel in Japan daimio, mikado, tenno titel in Peru imca, inka titel in Perzië satraap, sjah titel in Servië ban titel in Spanje Caudillo, don titel in Turkije bey, emi(e)r, effendi titel van aartsbisschop Monseigneur, Mgr., primaat titel van Algerijns heerser Dei titel van bisschop monseigneur, Mgr. titel van de Franse kroonprinsen - dauphin titel van de Japanse keizer - mikado tetel van dde paus - primaat titel van geestelijke ds, em., rd, Z.H. titel van geestelijke (Fr.) abbé titel van gestudeerde Hindoe - pandit titel van graaf (Eng.) earl titel van hoge geestelijke hoogeerwaarde titel van kalief imam titel van kardinalen eminentie titel van keizer van Ethiopië Negus titel van keizerin van Ethiopië - etege titel van koningsdochter prinses titel van koningszoon prins titel van oud Egyptische koningen - farao titel van oud-Perzische landvoogd - Satraap titel van Servische landvoogd ban titel van staatshoofd op Malaka - agoeng titel van sultan van Turkije padisjah titel van Tartaanse vorst kan titel van Turks landvoogd emir titel van vroegere vorsten van Algiers - dey titel van vorst keizer, koning titel van vorstin tsarina, koningin, keizerin titel van vrouwelijke vorstelijke personen op Java ratoe titel van vrouw van de Russische keizer tsarina titel van wereldgeestelijke abbé, kapelaan, pastoor titel voor wijze of geleerde in Voor-Indië mahatma titelblad - frontispice, frontpagina, voorpagina titelhouder - kampioen titeling - stokvis titel of benaming - naam titelpagina - titelblad titelprent - frontispice titel register - repertorium, reportoire titels voorbehouden - s.s.t.t. titelvel - titelblad titelvignet - signum (Latijn) titelvoerend - titulair titelwoord - lemma titer - gehalte (van een vloeistof) titi - doodshoofdaapje titillatie - hoestprikkel, jeuk, kriebeling titrage - titratie, titreren titratie - titrage titreervloeistof - maatvloeistof tits (Z.N.) - aanraking, tik titsen - aanraken, beroeren, prikkelen, prikken tittel - jota, punt, stip tittellijn -stippellijn titten - zuigen titubatie - weifeling titulair - tit, welvoerend titulatuur - betiteling, titel tituleren - betitelen titulus tit, titel tjaffelen - strompelen, struikelen, sukkelen tjakker - kramsvogel, tjaklijster tjalk - zeilvaartuig tjalk gebouwd als aak - aaltjalk tjandi - praalgraf tjandoe - opium tjanken - jammeren, huilen, janken, schreeuwen, simpen tjap (Indonesisch) - merk, stempel, zegel tjappen (Indonesisch) - merken, stempelen, zegelen tjelaka - ongeluk, ramp tjasker - windmolen tjerk - houtsnip, tureluur tjet - verf tjetten - schilderen, verven tji - beek, rivier tjiepen - huilen, piepen, tjilpen, wenen tjiftjaf - duimpje, tierentijn, vinkebijtertje tjijak - gekko, huishagedis, muurhagedis tjik - grootgaffeltopzeil, reservezeil tjintjangen - hakken, kerven tjoel - visnet tjoema - vergeefs tjoempen - verdrinken tjoepen - flitsen tjok - stronk, tronk tjokkelen - tjokken tjokvol - afgeladen, bomvol, eivol, mudvol, overvol, propvol tjolen - rondslingeren tjomme - gratis, tevergeefs tjompen - springen tjopvol - tjokvol tjotter - vaartuig tjuiteren van vogels - kwinkeleren tmesis - snijding toast - feestdronk, heildronk toasten - klinken, proosten toast maken - roosteren tob - kuip, stande Tobago, hoofdstad van - Scarborough Tobameer, eiland in het - Samosir tobbe bak, balie, kuip, mand, stande, tel, teil, tob, waskuip tobben - bekommeren, dubben, etteren, kibbelen, klagen, kniezen, kreunen, mullen, otteren, piekeren, ploeteren, razen, sloven, sukkelen, tekeergaan, tieren, treuren, twisten, urmen, verontrusten, woelen, zaniken, zwoegen tobber haspelaar, kniezer, piekeraar, ploeteraar, sloof, stakker(d), stumper, sukkel(aar), Zebedeus, zielepoot, zwoeger, tobberd - piekeraar, sukkelaar, sukkel, sul tobberig - zwaartillend tobberij - gehaspel, geknies, gemartel, gepieker, geploeter, gesloot, gesukkel, geürm, gezwoeg tobbig peinzen - piekeren Tobias Tob. tobiasvis - smelt, zandaal tobogan roetsjbaan, rutsbaan, rutschbaan toch alevel, althans, dan, desondanks, echter, evenwel, immers, inderdaad, maar, niettemin, nochthans, ook, warempel, weliswaar, werkelijk toch iets weinig tocht - autorit, begeerte, dagreis, excursie, expeditie, gang, luchtzuiging, mars, raid, reis, rit, toer, tournee, trek(king), trip, uitstapje, vaart, vruchtgebruik (Z.N.), wandeling, wind, zeeg, zuiging, zuigwind tocht naar de kust - katabasis tocht naar de kust - katabasis tocht naar het binnenland - anabasis toch te voet - mars tocht ondernemen - reizen, tochten, trekken tocht per boot - zeereis tocht per luxe passagiersboot - cruise tocht per trein - railreis, spoorreis, treinreis tocht te paard - rit tocht te water - zeereis tocht veroorzaken - tochten tochtdoek - tochtdeken tochten - filteren, segreren, trekken, zakken, zuivere- tochten maken - reizen, toeren tochtgat - rookgat, stookgat, trekgat tochtgenoot - gezel, medereiziger, reisgenoot, reisgezel tochtgenoot van Paulus Silas tochtig - bokkig, bollig, bronstig, hengstig, loops, opvliegend, ruizig, trekkerig, wellustig, winderig tochtigheid - ritsigheid, trekkerigheid, wellustigheid tochtje excursie, reisje, rit, ritje, uitstapje tochtlat - bakkebaard tochtlatten - bakkebaarden tochtlucht - trekind tochtscherm - kamerscherm, kamerschut, luik, paravent tochtschut - tochtscherm tochtsloot - afvoersloot, poldersloot, treksloot, wetering tochtsluis - portaal tochtwind - trekwind tocologie - verloskunde tod flard, lap, lomp, lor, prul, sloerie, slons, taddik, vod todde - vod todden (scherts) - kleding, kleren todderig - slordig toddy - grog, palmwijn todje - lapje tod of lor - lomp toe - afgesloten, dicht, extra, geloken, gesloten, ongeopend, tegemoet, tegen, toe (aansporing) - alstublieft, komaan, vooruit toe te dienen hoeveelheid - dosis toeak - palmwijn Toeamotoe-eilanden, een der - Anaa, Hikueru, Rangiroa, Takaroa toean - gebieder, heer, meester, mijnheer toebaat - bijslag, toegift toebak - tabak toebakeren - inbakeren toebedeeld - gegeven, beschoren toebedeelde hoeveelheid aandeel, deel, portie, rantsoen, taks toebedeelde tot - moira toebedelen bescheren, toewijzen, verlenen toebedenken - gunnen, toedenken toebehoren - aanbehoren, accessoires, appertinentiën, bijbehoren, dependances, dependantie, eigendom, garnituur, ingrediënten, toekomen toebereid middel - preparaat toebereid ribbetje - cotelette toebereid vleesnat - saus toebereide opium tjandoe toebereide ribstuk cotelette, kotelet toebereide stol - massa toebereide vis - filet, rolmops toebereide zaak - preparaat toebereiden aanmaken, klaarmaken, maken, prepareren, samenstellen, vormen toebereiden van textiel - appreteren, glanzen, pappen toebereiding - appretuur toebereidsel - aanstalte, preparatief, toerusting, uitrusting toebereidselen - aanstalten toebereidselen maken - prepareren, toerusten, uitrusten toebeschikken - toebedelen toebidden - toewensen toebinden - afbinden, dichtmaken, maliën, vastbinden toeblaffen - aanblaffen, toesnauwen Toeboeai-eiland - Austraal-eiland toebouwen - dichtbouwen toebranden - dichtbranden, dichtschroeien toebrengen - bezorgen, geven, schenken, veroorzaken, verschaffen toebroek - vrouwenonderbroek toebulderen - aanbulderen toebijten - dichtbijten, toehappen, toesnauwen toedammen - dichten, dichtmaken toedekken - afdekken, afsluiten, bemantelen, instoppen, onderdekken toedelen schenken, toekennen, verlenen toedelen van een academische graad - gradueren toedeling - schenking, toewijzing toedenken - geven, opdragen, schenken, toewensen, wensen toedichten - aandichten, toeschrijven toedienen - aanbieden, geven, schenken, voorzetten toediening van uitwendige geneesmiddelen - applicatie toedoen - dichtdoen, hulp, luiken, medewerking, schuld, sluiten, vastmaken toedonderen - dichtsmijten toedracht - verloop toedragen - gebeuren, geschieden toedringende menigte - toevloed toedrukken - pakken, pikken, sluiten, stelen toedrijven - aandrijven toeduwen - dichtduwen, toestoppen toeëigenen - adscriberen, attribueren, dediceren, eigenen, naasten toeëigening - naasting, occupatie, usurpatie toef - boeket, bos(je), bundel, dot, kuif, liefkozing,pluim, pluk, ruiker, tegemoetkoming, tuil toefelen - koesteren, vertroetelen, verzorgen toefje aigrette toefwilg - schietwilg toeg - boomtak toegaaf - toegift toegaan - dichten, dichtgaan, dichtvallen, gebeuren, luiken, sluiten, stoppen, voorvallen toegang acces, achterdeur, achteringang, aditus, entrée, deur, doortocht, draaideur, hek, hoofdingang, ingang, inrit, inrij, intrede, introductie, klaphek, luik, opening, oprijlaan, optrede, poort, portiek, toedracht (Z.N.), vestibulum, voordeur, voorspel, zijingang toegang afsluiten versperren toegang naar gerage - inrit toegang tot de molenomloop - stellingdeur toegang tot de Oostzee Sont toegang tot omheinde ruimte hek, tuinhek toegang verschaffen - introduceren toegang voor auto's inrit, oprijlaan toegangsbewijs biljet, entrebiljet, entreekaart, kaart(je), paspoort, permit, ticket toegangspoort - hek toegangsprijs - entree toegangsweg - avenue, gang, inrit, laan, oprijlaan, oprit, straat toegang verschaffen - inbreken toegankelijk - aansprakelijk, accessibel, begaanbaar, genaakbaar, open(staand) toegankelijk voor het verstand - intelligent toegebalde hand - knuist, vuist toegebrachte schade - beschadiging toegedaan (toe)genegen, trouw, welwillend toegediende drugs - shot toegediende hoeveelheid - portie, rantsoen toegeeflijk complaisant, geduldig, gemakkelijk, indulgent, inschikkelijk, lankmoedig, meegaand, toegevend, tolerant, verdraagzaam toegeeflijkheid consideratie, mildheid toegegeven - erkennen, goed, soit toegehaalde strik knoop, lus, strop toegekeerd - toegewend toegekend deel - part, portie toegelaten - geoorloofd, licentiaat toegenegen aanhankelijk, gezind, sympathiek, toegedaan, trouw toegenegenheid affectie, gunst, lieve, min, sympathie toegepast recht - jurisprudentie, rechtsopvatting, rechtspraak toegepaste bewegingskunst dans, mime, pantomime, rei, ritmiek toegepaste psychologie - psychotechniek toegespen - dichten, vastmaken toegestaan akkoord, fiat, o.k., geoorloofd, gewettigd, goedgekeurd, mogen, oké, toegewezen, toelaatbaar, veroorloofd toegestemd - akkoord toegetakeld - gehavend, mishandeld, opgedirkt, opgesmukt toegeven - akkorderen, bekennen, betamen, erkennen, inwilligen, medegeven, onderdoen, opgeven, toestaan, toestemmen, wijken, zwichten, toegeven van schuld bekennen, belijden toegeven van de waarheid - erkenning toegevend clement, concessief, coulant, geduldig, gewillig, indulgent, lankmoedig, meegaand, inschikkelijk, paretisch, soepel toegevend mens goedzak, lobbes, sul toegevende voegwoorden - hoewel, ofschoon toegevendheid accommodatie, consideratie, indulgentie, inschikkelijkheid, lankmoedigheid, meegaandheid toegeving - akkoord, alla, clementie, concessie, erkenning, inwilliging, onderdoen, tegemoetkoming, toestemming toegevoegd - accessoir, additioneel, adjunct, paragogisch toegevoegd bedrag - toelage toegevoegd bestuurslid - assessor toegevoegd officier - ordonnans toegevoegd onderbevelhebber aan een Romeins veldleger - legaat toegevoegd persoon - assistent toegevoegde waarde, belasting over de - b.t.w., m.w.s., t,a,v. toegewend - toegekeerd toegewend (herald.) - aanziend toegewezen aandeel - rata toegewezen aantal - contingent toegewezen plaats op de markt - staangeld, staanplaats toegewezen vluchtelingenverblijf - internering toegewijd - actief, attent, diligent, ernst, ernstig, fideel, genegen, loyaal, toegenegen, trouw, vastheid, vlijtig, ijverig, zorgelijk, zorgzaam toegezegd - beloofd toegieten - bijgieten, dichtgieten toegift bonus, encore, extra, extraatje, gratificatie, overmaat, provisie, toemaat, winstaandeel toeglimmen - blinken toegommen - dichten, plakken, sluiten toegooien - dichtgooien, toewerpen, werpen, toegroeien - dichtgroeien toehalen - aangespen, dichtmaken toehappen - aannemen, aanvaarden, toebijten toeheiligen - wijden toehoorder - aanhoorder, auditeur, auditor, luisteraar toehoorder bij rechtszitting - ausculant, auskulant toehoorders - aanwezenden, aanwezigen, auditorium, gehoor, luisteraars toehoren - aanhoren, auditeren, luisteren, toebehoren, toeluisteren toehoren bij een examen - auditeren toehoren bij een les - auditeren toejubelen - toejuichen toejuichen - applaudisseren, klappen 903 - toejuichenswaard - plausibel toejuiching acclamatie, applaus, bijval, huldebetoon, instemming, klappen, ovatie toejuiching - applaus, bijval, ovatie toekaart postblad toekan - aracari, pepervreter, toecana toekang (Indonesisch) - ambachtsman toekennen - bevoorrecht, deverneren, oordelen, prediceren, preverent, toerekenen, toewijzen, verlenen toekenning - addictie, allocatie, bewijs, octrooi toekenning van een eigenschap - kwalificatie toekenning van gelijke rechten aan de vrouw - emancipatie toekeren - bieden, toesteken toeklemmen - dichtklemmen toeklinken - tegemoetklinken toeknellen - dichtmaken, sluiten toeknijpen - dichtknijpen, worgen, wurgen toeknikken - knikken toeknopen - dichtknopen, dichtmaken, sluiten toekomen - aankomen, arriveren, betamen, passen, verdienen, voegen toekomend - aanstaand, eerstkomend, eerstvolgend, toekomstig, verdiend toekomend deel - aandeel toekomend gedeelte - aandeel toekomende tijd - futurum toekomst - futurum, lotsbeschikking, morgen, perspectief, verschiet, voorland, vooruitzicht toekomstbeeld - ideaal toekomst voorspellen profeteren, orakelen, voorzeggen, waarzeggen toekomstdroom - luchtkasteel toekomstig - aankomend, aanstaande, eerstkomend, futuristisch, in spe, later, volgend toekomstig gebeuren - hoop, verwachting toekomstige - aanstaande toekomstige man of vrouw - aanstaande, verloofde toekomstige troonopvolger erfprins toekomstkunde - futurologie toekomstkundige futuroloog toekomststaat - Utopia toekomstvoorspeller - futuroloog, kristalkijker, Nostradamus, orakel, profeet, project, waarzegger, ziener toekomstvoorspelling - horoscoop, profetie, waarzeggerij, waarzegging, wichelarij toekomstvoorspellingen waarzeggingen toekruid basilicum, condiment, dragon, keizersalade, kervel, t(h)ijm, kruiderij, marjolein, pimpernel, rozemarijn toekuipen - dichtkuipen toekijken - nontonnen, toeschouwen, toezien toekijker - aanschouwer, spectator, toeschouwer toelaatbaar acceptabel, accoord, admissibel, geoorloofd, gepermitteerd, gewettigd, toegestaan toelachen - aanlokken, behagen, bevallen, goedkeuren toelage - apanage, beurs, bonus, bijslag, gratificatie, kinderbijslag, premie, stipendium, subsidie, tegemoetkoming, wedde toelage aan niet regerende leden van het vorstenhuis apanage toelage aan student beurs, stipendium toelage uit de staatskas - apanage toelage van rijkswege subsidie toelakken - scelleren, verzegelen toelangen - aanreiken, bezorgen, geven, toereiken toelappen - dichtlappen, dichtslaan toelast - wijnvat toelaten - aannemen, aanvaarden, admitteren, bewilligen, dogen, doorstaan, dulden, gedogen, goedkeuren, goedvinden, inwilligen, lijden, opnemen, permitteren, souffreren, toestaan, toestemmen, tolereren, velen, verdragen, verduren, vergunnen, veroorloven toelating aanneming, admissie, agregatie, agrément, dulding, gedoging, opname, permissie, plaatsing, tolerantie, vergunning, verificatie toelatingsbewijs - visum toelatingskaart - permit toelatingstest - examen toelatingsvergunning - visum toeleg aanleg, bedoeling, doel, onderneming, ontwerp, ophelderen, opzet, plan, verklaren, vernemen, vlijt, voornemen, ijver toeleggen - dichtleggen, gereedleggen, klaarleggen, sluiten toelevering - leverantie toelichten adstrueren, illustreren, ophelderen, staven, uitleggen, verduidelijken, voordoen toelichtend - enuntiatief, verklarend toelichter - commentator, toelichting adstructie, commentaar, elucidatie, interpretatie, illustratie, opheldering, tekst, uitleg(ging), verduidelijking, verheldering, verklaring toeloop - aandrang, affluentie, drukte, gedrang, oploop, run, rus, rush, samenkomst toeloop van kopers - run, rush toeloop van mensen - run, rush, toeloop toelopen - aanlopen, naderbijlopen, uitlopen toelopend - conisch, kegelvormig, spits, taps, uiteinde toelopend als een kegel - kegelvormig, konisch, taps toelopend rond - kegel toelopend rond lichaam - kegel toeluiken - dichtgaan, sluiten toeluisteren - toefluisteren, toehoren toelust - wijnvat toelijken - voorkomen toemaat - etgroen, nagras, nasnede, toegift toemaken - sluiten toemand - sluitmand, vismand toemetselen - afsluiten toen alsdan, daarna, daarop, dan, destijds, eertijds, indertijd, nadat, toenmaals, toentertijd, voorheen, vroeger toenaam - bijnaam, epithetoon toenadering - avance, contact, nadering, naderkomen toenadering tussen de kerken - oecumene toenagelen - dichtspijkeren toename - aangroei, aanwas, aanwinst, accres, expansie, groei, toeneming, uitbreiding, uitdijing, uitzetting, vergroting, vermeerdering, vermenigvuldiging, versterking, vordering, was toename in volume - groei toendra - mossteppe, steppe toendraboom dwergberk toendradier - rendier toendraverschijnsel permafrost toeneiging - genegenheid, sympathie toenemen aangroeien, aankomen, aanwakkeren, aanwinnen, gedijen, groeien, klimmen, meerderen, opzetten, progresseren, stijgen, uitbreiden, uitzetten, verergeren, vermeerderen, vermenigvuldigen, vergroten, vermeerderen, vorderen, wassen toenemend - progredentie, progressief toenemend (muz.) accelerando, crescendo toenemend in kracht - aanwakkerend toenemend in snelheid - crescendo, accelerando, acceleratie toenemende drukking - aandrang toenemende snelheid (muz.) accelerando toeneming aangroei, aanwas, accessie, climax, groei, increment, stijging, toename, uitbreiding, vergroting, vermeerdering, was Toengoezen - Ewenki Toengoezisch volk - Ewenkit toenmaals - destijds, indertijd, toendertijd, vroeger toepad - toegangsweg, zijpad, zijweg toepakken - aanpakken, dichtpakken, inpakken, toetasten toepasbaar - geschikt, handig, praktisch, toepasselijk toepasselijk - applicabel, applicatief, geschik toepasselijkheid - geschiktheid toepassen aanwenden, doen, gebruiken, verrichten toepassing - aanwending, applicatie, gebruik toepassing van de rede - rationalisme toepassing van de telefoon - telefonie toepassing van een beginsel - analogie toepassing van een preek - paranese toepassing van radiogolven radar toepe - muts toepen - doppen, tippen toepennen - sluiten toepersen - dichtpersen toepitsen - dichtknijpen, dichtnijpen toepleisteren - afsluiten toeplooien - dichtplooien, samenvouwen toepraaien - toeroepen toeprangen - dichtdrukken, dichtknellen toer - beurt, draai, excursie, haarkrulsel, haartooisel, haarvlecht, kunstgreep, kunstje, kunststuk, kunststukje, omwenteling, performance, reis, rit, rondreis, rotatie, rotering, slag, streng, tocht, trip, uitstapje, wandeling, wending, wenteling toerauto - reiswagen, touringcar toereden - afwerken, gereedmaken, klaarmaken, uitrusten toereiken - aan(geven), aanreiken, bieden, strekken, verschaffen toereikend bevredigend , (genoeg)zaam, suffisant, sufficiënt, voldoende toereikendheid - sufficiëntie toerekenbaar - imputabel toerekenen - aanrekenen, geven, imputeren, schenken, toekennen, toeschrijven toerekening - imputatie toeren - boemelen, rijden, reizen, rondrijden, tochten toerend - reizend toerenmeter - toerenteller toerichten - beschadigen, gescheurd toeriemen - aanhalen toerisme per motorboot - watertoerisme toerist - recreant, reiziger, vakantieganger toeristenbond A.N.W.B. toeristenkaart - reisdocument toeristenland in Europa - Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zwitserland toeristenpak - toeristenkleren toeristenplaats in Zwitserland - Arosa toeristenwagen - toeristenauto toeristisch bergland - Alpen, Eifel, Harz, Sauerland, Tirol, Vogezen, Zweden, Zwitserland toeristisch hoogtepunt - bezienswaardigheid toeristisch oord in Zuid Slavië Bled toerkarretje - toerfiets Toerkmenië, haven in - Krasnovodsk, Tsjardsjoe Toerkmenië, hofdstad van - Asjchabad toermalijn - astrekker toermalijn, kleurloze - achroïet toernee - rondreis, tournee toernooi kamp, kansspel, lansspel, schouwspel , steekspel, tornooi, wapenfeest, wapenspel toernooibaan - toernooiveld toernooien (Z.N.) - plagen, toetakelen toernooikraag barensteel toernooispel - toernooi toeroep - kreet, yell, slogan toerollen - dichtrollen, oprollen toerrijwiel - toerfiets toertje - ommetje, reisje, ritje, rond(j)e, tochtje, trip toerusten - aangorden, armeren, gereedmaken, outilleren, reden, stofferen, wapenen toerusten van een leger - bewapenen toerusting - stoffering, uitrusting, wapentuig toerusting van lokalen - installatie toerwagen - toerauto toescheiding - kaveling toeschietelijk behulpzaam, beleefd, bereidwillig, tegemoetkomend, vriendelijk welwillend toeschieten - elanceren toeschikken - opsturen, toezenden toeschouwer - aanschouwer, bijstander, getuige, kijker, medestander, omstander, ooggetuige, spectator, (toe)kijker, toeschouwers - omstanders, publiek toeschrijven - aanrekenen, adscriberen, attribueren, imputeren, toekennen, wijten toeschrijving - attributie toeschroeien - dichtschroeien toeschroeven - aandraaien, aanschroeven, dichtknijpen, samendrukken toeslaan - dichtmaken, dichtslempen, toeslempen toeslaande val - klem toeslag - bijbetaling, bijslag, premie, prijsverhoging, surplus, toelage toeslag op vracht - primage toeslee - koetsslede toeslempen - dichtslempen toeslenteren - aanslenteren toeslibben - dichtslempen toeslikken - toeslijken toesloot - toetocht toesluiten - dichtdoen, dichtgaan, sluiten toeslijken - dichtgaan toesmakken - toewerpen toesmijten - toegooien toesnappen - toesnauwen toesnauwen - aanblaffen, bruskeren toespeld (Z.N.) - veiligheidsspeld toespelen - alluderen, captie, chicane, hint, insinueren, steek, tip, toespelden, zinspelen toespeling allusie, insinuatie, schimpscheut, verwijt, vitterij, zinspeling toespijs condiment, dessert, nagerecht, pap, pudding, rabarber, toetje, vla, ijs toespitsen intensiveren, specialiseren toespitsing specialisatie toespoelen - dichtspoelen toesporing - toespoor toespraak aanspraak, allocutie, betoog, discours, klemrede, oratie, predikatie, preek, radiorede, rede, redenering, redevoering, sermoen, speech, toast, toost toespraak van de paus allocutie toespreken - apostroferen toespijkeren - dichttimmeren toespijs - bijgerecht, condiment, dessert, gember, nagerecht, omelet, pudding, rabarber, roerom, sambal, toetje, vla, yoghurt, ijs toestaan aflaten, concederen, dulden, duren, etat, gedogen, geval, goedkeuren, goedvinden, gunnen, gunning, inwilligen, hoedanigheid, kwaliteit, laten, mogen, omslag, permitteren, situs, toelaten, toestemmen, tolereren, verdragen, verduren, vergunnen, verlenen, veroorloven toestand aard, conditie, constellatie, drukte, gedoe, gesteldheid, gesteltenis, lot, omstandigheid, omstandigheden, ongelegenheid, orde, positie, situatie, staat, stadium, stand, status, stemming, stelling toestand (Lat.) - status toestand van eb laagwater toestand van het hart diastole, systole toestend van kalmte - gemak toestand van niet zijn nirvana toestand van ongevoeligheid apathie toestand van ontwikkeling - fase, stadium toestand van razernij amok, delirium, dementia toestand van rust kalmte, pais, pauze, slaap, stilte, vrede toestand van verwarring chaos, troep, desorganisatie toestand waarbij een motor door loopt zonder aan te drijven vrijloop toestand waarbij teveel geld in een zaak gestoken is overkapitalisatie toestand waarin zich iets bevindt - staat toestand zonder oorlog vrede toesteken - aanreiken, bieden, langen, overhandigen, reiken, toekeren, uitsteken, verschaffen, wensen toestel apparaat, attribuut, beitel, boor, eg, egge, gaffel, gereedschap, gerei, hamer, hefboom, installatie, instrument, kraan, kunstwerktuig, lardeerpriem, machine, motor, nagelvijl, orgaan, ploeg, pomp, priem, rasp, reek, riek, schop, sleutel, slotvijl, spade, tang, troffel, vliegtuig, vijl, werktuig, ijzervijl, zaag toestel dat aardbevingen registreerd - seismograaf toestel dat automatisch gesprekken opneemt - ipsofoon toestel dat beweegkracht opwekt - molen toestel dat beweegkracht uitoefent - molen, motor toestel dat de muziekmaat aangeeft - metronoom toestel dat gaten slaat - pons toestel dat kracht oplevert - generator toestel dat motor afkoelt radiator toestel der bepaling van het sg - areometer toestel met akoestische energie - luidspreker toestel met motor - machine toestel om aardbevingen te registreren - seismograaf toestel om alcoholgehalte van wijn te bepalen - ebullioscoop toestel om bacteriën in te kweken - broeistoof toestel om bacteriën te doden - sterilisator toestel om berichten over te brengen radio, telefoon, telegraaf, telex toestel om blaas te bekijken - cystoscoop toestel om de beweging der hemellichamen aanschouwelijk voor te stellen - mindomotorium toestel om de beweging van een as te stoppen - asvang toestel om deeltjes te versnellen - cyclotron toestel om de blaas van binnen te bekijken cystoscoop toestel om de graanbak in molens te schudden - molenklepper toestel om de inhoud van een stuk hout te bepalen - xylometer toestel om de luchtdichtheid te meten - dasymeter toestel om de luchtdruk te meten - baometer toestel om de polsslag te meten - pulsimeter toestel om de snelheid van een schip te bepalen - log toestel om de stroomsterkte van een rivier te meten - reometer toestel om de uitzetting van vloeistoffen te bepalen - dilatometer toestel om deeltjes te versnellen - cyclotron toestel om diepte te bepalen - dieplood toestel om dieren te vangen klem, knip, lichtbak (voor vissen), muizeval, net, val, valkuil, vosseval toestel om duikboten te ontdekken - asdic toestel om een landschap in beeld te brengen perspectomaat toestel om een temperatuurverloop te registreren - termograaf toestel om een vuurmond de verlangde elevatie te geven - richtboog toestel om eiwitgehalte te meten - albuminometer toestel om elektriciteit op te zamelen - accu(mulator) toestel om gassen te bewegen - baroscoop toestel om gassen te verdichten - compressor toestel om geladen materiedeeltjes een hogere snelheid te geven - cyclotron toestel om geld in te verzamelen - spaarpot toestel om geluid te verspreiden - luidspreker, megafoon, microfoon, speaker toestel om geluidstrillingen om te zetten - microfoon toestel om iets koel te houden - koelapparaat toestel om koffie te zetten - koffiezetapparaat, perculato toestel om landschap in beeld te brengen - perspectometer toestel om lucht te verversen - ventilator toestel om luchtdruk te meten - barometer toestel om messen te slijpen - slijpsteen toestel om metalen te zuiveren - deflagrator toestel om mosterdzaad te malen - mosterdmolen toestel om onder andere het alcoholgehalte van wijn te bepalen - ebullioscoop toestel om plaats op aarde te bepalen - sextant toestel om schoorstenen te reinigen - ramoneur toestel om soortelijk gewicht van poedervormige lichamen te bepalen - stereometer toestel om stof en zemeldeeltjes te scheiden - cycloon toestel om tekening te vergroten - pantograaf, tekenaap toestel om te projecteren (zonder eerst dia's te maken) - episcoop toestel om te wegen - balans, bascule, waag, weegschaal, toestel om t.v. uitzendingen te reproduceren - telerecorder toestel om vlasstengels te kneuzen - braak toestel om waar te nemen in een duikboot - perescoop toestel om water te wegen - areometer toestel om water te zuiveren filter toestel om wol te zuiveren - snar toestel om zeediepte te meten - dieplood, draadlood, echolood toestel om ziektekiemen te doden - sterilisator toestel om zonnebeelden vast te leggen - heliograaf toestel om zuurgehalte te meten - acidimeter toestel om zwaar gietijzer te breken - beul toestel op schip om het ankertouw vast te maken beting toestel op zee kompas, sextant toestel tegen kromgroeien beugel toestel ter bepaling van de richting waarin men zich beweegt kompas toestel ter bepaling van diepte op zee - echolood toestel ter bepaling van het soortelijk gewicht van vloeistoffen - aerometer toestel om stroomsterkte te meten - rheometer toestel om vlasstengels te kneuzen - braak toestel tot opzameling van electriciteit - accu toestel om te wegen - balans, bascule, waag toestel tot het bepalen van het kookpunt van vloeistoffen - ebullioscoop toestel tot onderzoek van de pols - sfygmograaf toestel tot projectie van ondoorzichtige afbeeldingen - episcoop toestel tot verwarming - kachel, radiator toestel van latwerk rek toestel voor aandrijven van schotwerk - drift toestel voor atoomsplitsing - cyclotron toestel voor bepaling van hemel streken kompas toestel voor bewerking van zout - gradeerwerk toestel voor blinden optofoon toestel voor droge distillatie - retort toestel voor het bepalen van het soortelijk gewicht - areometer, litrameter toestel voor het kneuzen van vlasstengels - braak toestel voor het kweken van bacteriën - broedstoof toestel voor het lichten van schepen - kameel toestel voor het meten van de elektrische stroom - galvanometer toestel voor het meten van geluidsintensiteit - fonometer toestel voor het meten van het suikergehalte - sucrameter toestel voor het meten van het zuurgehalte - acidimeter toestel voor het meten van radioactiviteit - geigerteller toestel voor het opnemen van muziek bandrecorder toestel voor het opwekken van inductiestromen - inductieklos toestel voor het projecteren van filmbeelden diascoop toestel voor het registreren van geluid - fonograaf toestel voor het registreren van ontploffingsgeluid - undograaf toestel voor het smelten van metalen - flagator toestel voor het vastmaken van een ankertouw - beting toestel voor het verhitten van vloeistoffen - autoclaaf toestel voor het verzamelen van arbeidskracht accumulator, accu toestel voor het wegen - balans, unster, waag, weegschaal toestel voor klankfilms - loctafoon toestel voor luchtverversing ventilator toestel voor meten van gasgebruik - rotameter toestel voor meten van trillingen - oscillograaf toestel voor slechthorenden - hoorapparaat, otofoon toestel voor spieroefeningen - ergostaat toestel voor stuurlui kompas toestel voor verwarming haard, kachel, radiator,stoof toestel voor warm water - boiler, geiser toestel voor zuivering van vloeistoffen filter toestel waarin men door scheikundige werking elektriciteit kan ontwikkelen - element toestel waarin men sloepen hangt - davit toestel waarmee men spierkracht meet ergograaf, ergometer toestel waarmee men lekkage opzoekt - aanboortoestel toestel waarmee men spierkracht meet - ergograaf, ergometer waarmee men spierkracht ontwikkelt ergostaat toestel waarmee televisie-uitzendingen worden vastgelegd en gereproduceerd - telerecorder, videorecorder toestel waarin men sloepen hangt - davit toestel waarop men weeft getouw toestelgereedschap - pikeermesje, schaar, vijltje toestellen - klaarmaken toestellen van de drukvorm - pikeren toestellengymnastiek - turnen toesteller - monteur toestelmesje - pikeermesje toestelwerken - toestelturnen toestemmen - accederen, accorderen, assenteren, beamen, consenteren, erkennen, goedkeuren, goedvinden, instemmen, inwilligen, toegeven, toelaten, toestaan, vergunnen toestemmend - bevestigend toestemmend antwoord - bevestiging toestemmend antwoorden - gunstig toestemming - acces, admissie, agreatie, akkoord, approbatie, autorisatie, bewilliging, concessie, consent, fiat, goedkeuring, goedvinding, instemming, inwilliging, ja, jawoord, licentie, permissie, placet, vergunning, verlof toestemming geven - goedkeuren, goedvinden, inwilligen, toelaten, toestaan toestemming hebben mogen toestemming niet verlenen - afwijzen, weigeren toestoppen afsluiten, dichtmaken, iets geven, instoppen, toedekken, toesteken toestrikken - dichtknijpen, knellen toestromen - toevloeien toestroming - affluentie, toeloop toestroming van mensen - toeloop toestroppen - toestrikken toesturen - opzenden, toezenden, zenden toet - aangezicht, dot, gelaat, gezicht, knoedel, knoetje, lieveling, mond, schat, snuitje, wrong toetakelen afranselen, aftuigen, beschadigen, gescheurd, havenen, kwetsen, mishandelen, misvormen, opdirken, opschikken, opsmukken, optuigen, paleren, schenden, toerusten, vernield, vernielen, verwonden toetakeling - uitrusting toetal - extra, toegift toetast - ingreep, karweitje toetasten - aanpakken, grijpen, ingrijpen toetel - toegift toe te dienen hoeveelheid dosis toeten blazen, trompen, tuiten toetenrij - manuaal toeter blazer, claxon, fluitekruid, hoorn, toethoorn, trompet toeteraar - blazer toeteren - claxoneren, trompen toeterloof - fluitekruid, toeters toeters - fluitekruid toethoorn - koeiehoorn, ossehoorn, toeter toetje dessert, nagerecht, pap, pudding, vla, yoghurt, ijs toetmem - predikaatswoord toetreding - accessie, adhesie toetredingsovereenkomst - adhesiecontract toetrekken - aanhalen, dichttrekken, samentrekken, sluiten toets aanslag, beproeving, bewijs, criterium, essaai, examen, kenmerk, keur, maatstaf, norm, onderzoek, proef, proefneming, repetitie, streek, tentamen, test toets streek toets (muz.) tastiere toets aanslaan aanslag toets alleen t.a., t.s. toets voor goud - goudsteen toets voor het gehalte van goud en zilver - essaai toetsen - beproeven, claviatuur, controleren, assaaieren, keuren, klaviatuur, klavier, kleuren, manuaal, onderzoeken, polsen, proberen, proeven, testen, vergelijken, toetsen van goud of zilver - cupelleren, essayeren toetsen van orgel of piano tastatuur toetsenbord - klaviatuur, klavier, tastiere toetsenloper - toetsendekker toetsenrij - manuaal toetsenrij van een instrument - tastatura toetser essayeur toetshamer tangent toetsing - controle, onderzoek, proeve, test, toets, proef, waardeonderzoek toetsinstrument - accordeon, clavecimbel, concertvleugel, hakkebord, harmonica, harmonium, klavechord, orgel, piano, pianola, spinet, vleugel toetskunst - docimastiek toetssteen - casualiteit, criterium, kiezellei, treffer, toetssteen voor wielrenners - criterium toetswedstrijd - testmatch toetuigen - optuigen toetijd - trek, zin toeval accident, accidenteel, attaque, beroerte, bezwijming, bof, buitenkansje, casus, eclampsie, flauwte, fortuin, geluk, gelukje, geval, hazard, kans, lot, tref, zwijm toeval laten beslissen - loten, verloten toevallen - dichtvallen, neerstorten, neervallen toevallig accident, accidenteel, bijgeval, bijkomstig, casualiter, casueel, contingent, gradueel, incidenteel, merkwaardig, misschien, misschien, occasioneel, onbedoeld, onopzettelijk, onverwacht, onvoorzien, soms toevallig samentreffen - ontmoeten, recontreren toevallig tegen komen - ontmoeten toevallige ambtsvoordelen - accidentiën toevallige noot - accidentale toevallige samenloop - coïncidentie toevallige uitslag - lukraak toevallige verhoging of verlaging (muz.) - accident toevalligerwijze - casualiter toevalligheden - accidentalia, casualia toevalligheid - casualiteit, causaliteit, contingentie , tref toevallijder epilepticus toevangen - dichtdrukken, dichtknellen toeven aarzelen, dralen, logeren, talmen, tarderen, uitstellen, verblijven, vertoeven, verwijlen, wachten, wonen, wijlen toeverlaat - asiel, beschermer, bescherming, heil, hoop, hulp, plechtanker, redding, refugium, rots, schuilplaats, steun, toevluchtsoord, vooruitzicht, vrijplaats, wijkplaats, toevertrouwde (Engels) - trustee toevertrouwen - aanbevelen, afgeven, begeven, bevelen, confiëren, demanderen, geven, mededelen, opdragen, overlaten toeverzicht - toezicht, vertrouwen toevliegen - toesnellen toevloed - affluentie, menigte, samenkomst, samenloop, stroom, toeloop, toestroming, toevloeien, toevloeiing, toestromen toevlucht - bescherming, heul, hulp, protectie, recours, retirade, retraite, schuilplaats, steun, toeverlaat, troost, veiligheid, vrille, wijk, wijkplaats, toevluchtsoord - abri, asiel, haven, heul, plechtanker, reduit, refuge, refugium, schuilplaats, stek, terp, toevlucht, verbergplaats, vluchthaven, vluchtheuvel, vluchtoord, vluchtplaats, wierde, wijkplaats toevluchtsoord voor dieren - asiel toevoegen – aanbreien, aanbrengen, aanhangen, aanknopen, aanlassen, aanvullenbijzetten, conjugeren toevoegen van gasvormige koolstof aan lucht - carbureren toevoegend - additief toevoeging - aanhangsel, aanvulling, aanvulsel, additie, addendum, appositie, dichtstopping (voegen), geven (als hulp), hulpverlening, vermeerdering toevoeging aan een boek colofon toevoeging aan spijzen aroma, ketjap, kruiden, maggi, mosterd, peper, soja, specerij, suiker, zout toevoeging bij verdrag b.v. clausule toevoegsel aanhangsel, aanvulling, addenda, addendum, additie, adjectum, affix, annex, appendix, augment, bijlage, epitheet, epitheton, optelling, paragoge, paralipomenum, supplement, toevoeging toevoegsel bij testament codicil toevoegsel van één of meer klanken aan het eind van een woord - paragoge toevoer - aanvoer toevoerbuis - leiding toevoeren - aanvoeren, bezorgen, brengen, geven toevoerend - afferens toevoering - adductie, immissie toewensen - feliciteren, toedenken toewerpen - toegooien toewijden - devoueren, opofferen, toeheiligen toewijding - ambitie, delicatie, devotie, devouement, ernst, genegenheid, inzet, opdracht, overgave, toegewijdheid, verering, ijver, zorg(zaamheid) toewijzen - aanwijzen, bedenken, betamen, decerneren, gunnen, schenken, toekennen, toeschrijven, vermaken, voegen, voteren toewijzing - addictie, allocatie, promitteren, toeslag toezeggen - beloven, gunnen, toedenken toezegger - promittent toezegging - belofte, promissie, stipulatie, verzekering toezenden - toesturen toezicht aandacht, auspiciën, auspicium, bewaking, controle, hoede, inspectie, opzicht, supervisie, surveillance, tucht, zorg toezicht houden - bewaken, surveilleren, waker toezicht op drukpers e.d. censuur toezichthouder - beheerder, inspecteur, suppoost, surveillant, voogd toezichthouder bij examens - gecommitteerde toezichthouder in musea en bibliotheken - custos, suppoost toezichthouder op gezin voogd toezichthouders in het oude Rome - aediles toezicht oefenen - controleren toezicht op orde – controle toezien - aanschouwen, be(waken), gadeslaan, begeleiden, opletten, opmerken, oppassen, toekijken, (uit)kijken toeziend voogd - protutor toeziende macht - voogdij, supervisie toezwaaien - begroeten tof - betrouwbaar, fideel, fijn, flink, flink, geschikt, gezellig, goed, leuk, lustig, prettig, toffee - karamelbrok, kokinje toffel - aardappel, muil toffelen - klungelen, knoeien, ranselen, slaan toffel of muil - slof toffelzaag - kapzaag, roffelzaag tofus - jichtknobbel toga soutane, tabbaard, tabberd, talaar, toog Toge, hoofdsted van - Lomé Toge, stad in - Aneko togen - aandragen, boegseren, slepen, sleuren, trekken toile - linnen toilet bestekamer, closet, gemak, japon, kleding, latrine, plee, privaat, retirade, w.c. toiletartikel voor paarden - roskam toiletartikelen - föhn, krultang, mascara, parfum, shampoo toiletgerei - afthersave, badschuim, badzout, borstel, creme, garnituur, haarborstel, haarkam, haarlak, haarnetje, haarolie, haarspeld, haarvet, handdoek, handspiegel, kam, kapdoos, kapmantel, kaptafel, krultang, lippenstift, lotion, nachtcreme, nagelborstel, nagellak, nagelschaar, nagelvijl, oogschaduw, (poeder)doos, pommade, rouge, schaar, scheerapparaat, scheercreme, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, scheerzeep, spiegel, spons, spray, talkpoeder, tandenborstel, tandpasta, washandje, zeep toiletspiegel - psyché toilettafel - kaptafel toiletteren - opknappen, opmaken toiletzalf pommade toise - vadem tokayer - likeurwijn Tokio, oude naam van - Edo tokke - gekko, muurhagedis tokkelend (muz.) pizzicato tokkelinstrument balalaika, bas, banjo, cit(h)er, gitaar, harp, lier, luit, mandola, mandoline, psalter, ukelele tokkelplaatje - plectrum tokken - dralen, hinken, talmensukkelen toko - bazaar, pepervreter, winkel tokpen - taats tol - ac(cijns), belasting, doortochtgeld, doorvoer, heffing, kinderspeeltuig, recht, slagboom, tolboom, tolhek, tolhuis tolbaas - grenscommies, tolbeambte, tolbediende, tolgaarder, tollenaar, tolontvanger tolbeambte - commies, douane, douanier, tolbaas, tollenaar, tolgaarder tolbeambte bij de grens - douanier tolboom - hamei toldienst - douane, Zoll (Duits) tolerabel - dragelijk, duldbaar, speling (fig), toelaatbaar, tolerant, verdraagbaar tolerant - inschikkelijk, rekkelijk, toegeeflijk, verdraagzaam tolerantie - verdraagzaamheid tolerantiedoos - pleonasme tolereren dulden, gedogen, toelaten, toestaan, verdragen tolgaarder - tolbaas, tollenaar tolgeld - bruggegeld, tolgebied tolhek - bareel, barrière tolhuis - commiezenhuisje, douanekantoor, gabel, grenskantoor, tolhek, tolkantoor, uitspanning tolk dragoman, drogman, overzetter, taalman, traducteur, translateur, vertaler tolk (Duits) dolmètscher tolk (Eng.) interpreter tolk (Frans) - translateur tolk (Gr.) - methurgeman tolkantoor - douanehuisje, douanekantoor tolkompas - gyrokompas tollen - ronddraaien tollenaar - afperser, belastinggaarder, publikaan, tolbaas, tolgaarder, tolontvanger tolletje - aardigheid, grapje tolontvanger - tolgaarder tolpomp - centrifugaalpomp tolueen - methylbenzeen, toluol tolunie - tolverbond toluol - tolueen tolvlucht - spin (Eng.), spiraalduik, vrille tolvormig - turbinaat tolwacht - douane tomatenmoes - puree tomaat - dolappel, goudappel, liefdeappel, paradijsappel tomahawk - strijdbijl tombade - valpartij tombe graf, grafmonument, grafsteen, grafzerk, katafalk, praalgraf, zerk tombola - brabbelton, loterij tombola (It.) - loterijspel tomeloos bandeloos, breidelloos, buitensporig, losgeslagen, onbesuisd, ongebreideld, ongeremd, ongetemd, ongetoond, teugelloos, woest tomeloosheid - bandeloosheid, ontembaarheid, woestheid tomen - bedwingen, besturen, beteugelen, optuigen, temmen, tommelen - tuimelen tompoes - paraplu, roomgebakje tommy - soldaat tompoes - paraplu tomus t., deel ton - aad, baken, bierton, boei, fust, jeneverton, kuip, maat, pekton, regenton, registerton, teerton, vat ton in 't veld kribbe, wed tonaliteit - toonaard, toongeslacht tondel banst, prul, tintel, tondeldoos, tondelzwam, tonderlinnen, vod tondeldoos - tintel (tonnetje) tonder - prul, zwam tondeuse - millimeterschaar, rolschaar toneel komedie, podium, proscenium, scène, schouwburg, schouwplaats, schouwspel, tafereel, theater, vertoning, voorval toneel met amateurs - lekenspel toneel schuifscherm - coulisse toneel van verwarring - pandemonium toneelaanleg - acteertalent toneelaanwijzing exeunt (zij gaan af) toneelachtig theatraal toneelaktie - aktie tomaat toneel attribuut toneelkijker, toneelmasker toneelbenodigdheid coulisse, decor, rekwisiet, toneelmeubilair toneelcarrière - acteursloopbaan toneelchef - inspiciënt toneel dans ballet toneeldans in de klassieke drama's - rei(dans) toneel deskundige dramaturg toneeldiva - toneelster toneeldoek - gordijn toneelfiguur Hamlet, Kloris, Macbeth, Moortje, Pieternel, Roosje toneelgezelschap Arena, Centrum, Ensemble, Globe, groep, Proloog, Studio, team, Theater, troep toneelgordijn - doek, rideau, scherm, (toneel)scherm toneelgroep - toneelgezelschap toneelinrichting - enscenering toneelkenner - dramaturg toneelkledingverhuurder - costumier toneelknecht - rekwisiteur, toneelmeester toneelkring - toneelgezelschap toneelkunde - dramaturgie toneelkundige - dramaturg toneelkunst - dramatiek, dramaturgie, toneelleer toneelkunstenaar - acteur, toneelspeler, tonelist toneelkunstig - aangrijpend, dramatisch, heftig, toneelachtig, toneelmatig toneelkijker - binocle, jumelles, lorgnet, toneel kunde dramaturgie toneel kundige dramaturg toneellaars broos, cothurne toneelleer dramaturgie toneelleider regisseur toneelmaatschappij - toneelgezelschap toneelmake-up - grime toneelmatig theatraal toneelmeester inspiciënt toneelpop - ledepop, marionet toneelprinses - diva tonelscherm - coulise, toneelgordijn, zijstuk toneelschikking - scenerie toneelschilder - decorateur toneelschrijver - dramaturg, Shakespeare, Shaw toneelspeelkunst - dramaturgie toneelspeelster - actrice, tragedienne toneelspel aanstellerij, abel, blijspel, comedie, draak, drama, eenakter, farce, feerie, herdersspel, (Ind.)topeng, intrigestuk klucht, komedie, melodrama, mirakel, pantomime, pastorale, revue, sotternie, thriller, tragedie, treurspel, vaudeville, zangspel toneelspel op West-Java - topeng toneelspel voor amateurs - lekenspel toneelspel waarin de dialoog door muziek wordt begeleid - melodrama toneelspeldichter - dramaturg
toneelspelen - acteren toneelspeler acteur, actrice, artiest, histrion, komediant, tonelist toneelspeler (Gr.) - mimos toneelspeler op West-Java - topeng toneelspelers schminken - grimeren toneelstuk blijspel, bravourstuk, bijbelstuk, draak, drama, eenakter, esbattement, herdersspel, hoorspel, karakterstuk, kasstuk, kijkspel, klucht, komedie, kijkspel, melodrama, monodrama, naspel, nastuk, scène, sensatiestuk, tragedie, treurspel, tweeakter, opera, operette, passiespel, rederijkersklucht, sketch (kort), sotternie, spektakelstuk, spel, tragikomedie, trilogie, voorstuk, vaudeville, zangspel (musical) toneelstuk in één bedrijf - eenakter toneelstuk, Romeins - fabula toneeltoerusting - coulise, decor toneel uitrusting doek, decor, coulisse toneelverzorger inspiciënt toneelwisseling - changement, toneelverandering tonelist - acteur tonen - aanbieden, aanwijzen, beduiden, bewijzen, eruitzien, klinken, pointeren, presenteren, showen, togen, vertonen, weerklinken, wijzen, tonen van gelijke hoogte verschillend geschreven - enharmonie tonenleer - tonologie tong geer, klepel, landtong, lingua, mastgedeelte, mondstuk, naald, orgelpijp(deel), platvis, punt, schoot, smaak, split, spreekorgaan, volkstaal, tong in een schoorsteen - scheidsmuur Tonga-eilandn, een de - Kao, Tongatapu tongbeweging klak, lik, smak tongdeel punt, riem, wortel tonge – weegbree tongekruid – kleefkruid, tongel tongel - kleefkruid tongetaal - glossolalie tongetje - tab tongetje van een balans evenaar tongewelfje - kapwulf tongletter linguaal tongletters - linquales tongontsteking - glossitis tongpijp - linguaal tongrasp - radula tongriem spanader tongschar - platvis tongval accent, dialekt, idioom, spraak, streekspraak, streektaal, taal, uitspraak tong van een kat - kattentong tong van grof wild - likker tongvaren - hertstong tongvormig linguiform tongwormen - lingulatida, wormspinnen tonhoorn - slak tonica grondtoon, hoofdakkoord tonisch middel - digitalis, kinine, tonicum, ijzer tonische kramp - tetanus toniseren - opwekken, stimuleren toniciteit - spanningsgraad ton in water - boei tonisch - opwekkend, stimulerend, versterkend tonisch middel - digitalis, kinine, tonicum, ijzer tonkaboom - dipteryx tonkakamfer - cumarine tonken - dompelen, indopen tonnage - scheepsinhoud, scheepsruimte, tonnegeld, tonnenmaat tonnenmaker - kuiper tonnetje - cocon tonnetje als baken joon tonologie - toonleer tonometer - klankmeter tonsil - amandel, kruinschering, tonsuur(R.K) tonus - spanningsgraad toog alleluia, arreslee, bakslee, bar, buffet, draagbalk, gewelfboog, jaarmarkt, kast, latei, soutane, steekboog, talaar, tapkast, toga, toon, toonbank, toonkast, uitstalkast toogdag - kijkdag, toondag toognagel - klamppin toogschaaf - boogschaaf, hobbelaar tooi dos, dracht, gewaad, kleding, luister, opschik, opsiersel, opsmuk, parement, parure, paruur, praal, pracht, pronk, sier, sieraad, smuk, timbre, uitdossing, versiering, versiering, weelde tooi van edelstenen aigrette tooien - opdirken, opdoffen, opdossen, opflikken, opmaken, opschikken, opsieren, ornamenteren, orneren, pareren, (ver)sieren, smukken tooisel - opschik, opsmuk, palatie, parure, sieraad tooiverlies rui toom bit, breidel, broedsel, gareel, gebit, koppel, leiband, leidsel, leireep, leisel, leis, leizeel, lus, lijn, nest, span, teugel, vlucht, worp toon geluid, klank, spreektrant, stembuiging, timbre, a, ais, as, b, bes, bis, c, ces, cis, d, des, dis, e, eïs, es, f, fes, fis, g, ges, gis, do, re, mi, fa, sol, la, si toon die beeft tremolo toon die beeft - tremolo toon van 256 trillingen per seconde - normaaltoon toonaanduiding - tabulatuur toonaangevend - dominant, maatgevend toonaangever stemvork toonaard dur, groot, klein, kruis, majeur, mineur, modaliteit, mol, toongeslacht toonafstand interval, kwart, kwint, none, non, octaaf, prime, sect, secunde, septime, sext, terts toonafstand van 6 trappen - hexachord toonafstand van 7 trappen - heptachord toonbaar - behoorlijk, keurig, netjes, ooglijk, presentabel toonbaar er uit zien - presentabel toonbank - balie, buffet, stal, toog, uitstalbank, winkeltafel toonbanklade - geldlade toonbeeld exempel, mal, model, voorbeeld, toonbeeld van een mens - engel toonbeeld van geduld - engel toonbeeld van huwelijkstrouw Penelope, Suzanna toonbeld van nietigheid - garnaal toonbeeld van welsprekendheid - Cicero toonbrood -offerbrood toonbuiging - stembuiging tooncentrum - grondtoon, tonica toondag - kijkdag, marktdag toondaling thesis toondemper - sordino, sourdine toonder - presentant toondichter - componist, compositeur toondichteres - componiste, compositrice toongang - melodie toongehalte - tonaliteit toongeslacht - groot, klein, majeur, mineur, toonaard toongevend - dominant, leidend, overheersend toonhaai - roofhaai toonhoogte - diapason toonkamer - monsterkamer, showroom, toneel, toonzaal, toonkarakter - klankkleur toonkast etalage, vitrine toonklank - stemgeluid toonkleur - timbre, tonaliteit toonkunde - muziekleer toonkunst - harmoniek, muziek toonkunstbeminnende - filharmonisch toonkunstenaar Amphion, componist, maestro, musicus, muzikant, virtuoos toonkunstenaar uit de Griekse mythen Orpheus toonkunstenares - componiste, musicienne toonkunstig - muzikaal toonkunstminnend - filharmonisch, philharmonisch toonladder echelle, gamma, octaaf, scala, toonreeks, toonschaal toonleer tonologie toonloos - atonisch, dof toonloze sewa, sjwa toonloze vorm van "daar" er toonmeester - klankregisseur toonmeter sonometer toonomvang - ambitus, diapason, frequentiebereik toonomvang van een stem of instrument - diapason toonopnemer - pick-up toonraam - etalage toonroller - roulade toonschaal echelle, gamma, (kleur)schakering, octaaf, scala, toonladder toonschaal aanvangend met g - gamma toonsleutel - muzieksleutel toonsoort dur, groot, klein, kruis, majeur, mineur, modus, mol toonsoorten ter versiering van een melodie - tirade toonsprong - interval toonstuk - novellette toonteken accent, klemtoonteken, noot toontoestel - tonaliteit toontrap - none toonval - cadens, modulatie toonverandering - modulatie toonverheffing - arsis toonverhouding - interval toonwerk - muziekstuk toonzaal - showroom, toonkamer toonzetten - componeren toonzetter - componist toonzetting compositie toorbeeld van volmaaktheid - Paragon toorn boosheid, colere, drift, driftvervoering, gramheid, gramschap, gramstorigheid, grim, grimmig, grimmigheid, Ira, koleire (Z.N.), kwaadheid, ongenade, razernij, verbolgenheid, woede, wrevel toorn zonder medelijden - onbarmhartigheid, ongenade toornachtige opwelling van ongeduld - drift toorngloed - vuur toornig - aangebrand, ar, arg, boos, driftig, fervesceren, gebelgd, gebeten, geïrriteerd, grammoedig, gram(storig), grimmig, hellig, irato, kwaad, misnoegd, nors, nijdig, opvliegend, verbolgen, vergramd, verstoord, vertoornd, vreeswekkend, woedend, woest, wrevelig toornig maken - belgen, pesten, plagen toornig zijn - grimmen, grommen toortel - bobijnpijp toorts fakkel, flambouw, kaars, stalkaars, verbascum toortsachtigen - helmkruidachtigen, scrophulariaceae toortscactus - zuilcactus toost - feestdronk, heildronk toot - aangezicht, kus, mond, tuit, wijf, zoen tootschoen - poulaine top apex, boveneind, hoogtepunt, kroon, kruin, nok, piek, punt, sommiteit, spits, tinne, toppunt, torenspits, uiteinde, vertex top (de - van iets) - apex top (glanspunt) - krits top (muz.) thesis top in de Kaukasus Kasbek top in Zwitserland Eiger, Matterhorn, Rigi top van een helm - timber topaas, bleekgroene – prasoïd topasoliet - granaatsteen topbont - aardappelziekte topdrukte in verkeer - spits topeind - punt topeinde van rijshout - blees topeng - masker topeinde van rijshout blees topfunctionaris direkteur, directeur, manager topgras - naweide tophit schlager, topper, tune topinambour - aardpeer topisch - plaatselijk topische middelen - pap, zalf topjijn - topgijn topklaver - inkarnaatklaver topklep - persklep toplichaam - acrosoma topmast - steng topograaf - plaatsbeschrijver topografie - aardrijkskunde, inkaartbrenging, plaatsbeschrijving topografische kaart stafkaart topografische naam toponiem topografische wetenschap aardrijkskunde topologie - topiek toponymie - plaatsnaamkunde toppardoen - topreep toppen - aanvaarden, bedelen, inkorten, punten, schooien, tippen toppenant - dirk topper - hit, hoogtepun, schooier, tophit, uitblinker toppereend - veldduiker topprestatie – record toppunt apex, azimut, climax, comble, culminatiepunt, extreem, hoogtepunt, keerpunt, kruinpunt, optimum, summum, zenith toppunt aan de hemel - zenit toppuntshoek azimut topreep - toppardoen topspil - hoofdstam topstagzeil - aap, slagzeil topster - vedette top van een berg - piek, spits top van een huis - nok topvergeling - virusziekte topwilg - schietwilg topzeil - grietje, marszeil toque - baret, dameshoed
tor aardappelkever, aardboktor, aardtor, aaskever, alpenboktor, amethystkever, atlaskever, bakkerstor, bastkever, berkensteker, blaartrekker, bladkever, bladrandkever, bloemkever, bonenkever, bonttor, boorkever, bosloopkever, brillantkever, buidelkever, buiskever, bromkever, bijenkever, cocoejokever, coloradokever, dennenboktor, dennensnuittor, diamantkever, diefkever, dikkopkever, donderbeestje, doodgraver, draadkever, draaikever, drekkever, druivensnijder, duinkever, eenhorenkever, eikenbladroller, elzenhaantje, erwtenkever, glanskever, glimkever, glimworm, goliathkever, goudentor, goudhaantje, graanloopkever, halskever, heldenbok, herculeskever, hoedjeskever, insect, johanneskever, julikever, junikever, juweelkever, kakkerlak, kalander, kamkever, kamhoornkever, kapoentje, kever, klopkever, knaagkever, kniptor, knoppenbijter, knotskever, koolzaadkever, koolzaadsnuitkever, korenkalander, kortschildkever, krengtor, kwastkever, langkopboktor, lederboktor, leerkever, lelietor, lichtkever, linzenkever, loodkever, loopkever, meeltor, meikever, mestkever, modderkever, molenaar, nachtvlinder, neushoornkever, oliekever, pillenkever, platkever, poppenrover, populierboktor, piempampoentje, rietkever, roofkever, rozen kever, rupsendoder, rijstkalander, scarabee, scharrebijter, schorskever, schutterbok, snuitkever, snuittor, spektor, springkever, stekworm, tapijtboktor, teek, tiek, tikkertje, timmerman, tuinkever, valkkever, vetkever, vingerkever, vuurkever, vuurvlieg, waterkever, waterspinkever, watertor, weverbok, wikkenkever, wilgen boktor, zaagkever, zakkever, zandkever, zonnekever, zwamkever Toradjataal - Baree toren belvédère, bouwwerk (hoog), dinjon, minaret, pagode, uitkijktoren, vuurtoren, wacht toren aan weerskanten van de poorten van een Egyptische tempel - pyloon toren bij burcht donjon toren bij moskee minaret toren bij schaakspel kasteel torenblazer - torenwachter torenen - oprijzen, verheffen toren in Groningen Martinitoren toren in Harderwijk Linnaeustoren toren in pyramidevorm - pagode toren in Utrecht Domtoren toren in Zwolle Peperbus toren met een mooi uitzicht - belvedère toren met klok - belfort toren met klok - belfort toren met mooi uitzicht belvédère toren van Indiase tempel pagode torenflat - woonsilo torengat - galmgat, lichtgat torenhuis - wolkenkrabber torenka - kauw torenkanteel - tinne torenklokkenspel beiaard torenkraai - dole, kauw, kraai torenkruid - turritis torenommegang - kanteel, tinne, torenomgang, trans, weergang torenrand - trans torenslak penhoren torentje - fiaal, pinakel torentrans - omgang torenuil - katuil, kerkuil, ransuil torenzwaluw - gierzwaluw torero - stierenvechter torkruid - oenanthe torment foltering, kwelling, marteling, plaag tormenteren - folteren, kwellen, plagen, pijnigen tormentil - ganzerik, zilverschoon, zilvervingerhoed torn karwei, naad, poos, tarn, wenteling tornado cycloon, hoos, orkaan, storm, taifoon, tyfoon, wervelstorm, wervelwind tornatuur - intaglio tornen keren, tarnen, wenden tornooi - steekspel torpedo - dieptebom torpedobootjager - destroyer torpedo's werpen lanceren torqueren - draaien, kwellen, martelen, plagen tors - aardkluit, beeld, bovenlijf, hede, heidezode, pol, romp, torso torsen dragen, lijden, sjouwen, tillen, zeulen torsie draaiing, wrong torso - romp tort - afval tortel duif tortelduif (Eng.) turtle torticollis - scheefhals tortilla - eierpannekoek tortillon - doezelaar tortuur foltering, marteling, pijnbank tortueren - folteren, kwellen, pijnigen tortueus- bochtig, kronkelig, slinks torve - grimmig toss - opgooi tossen - opgooien tosto - haastig, snel tosty - sandwich tot - pro tot (lat.) ad tot aanbidding uitlokkende - aanbiddelijk tot adem komen - verademen tot afscheid ta. tot andere gedachten brengen - bekeren tot armoede brengen - ruïneren tot baat - gunstig tot barstens toe gevuld - opgepropt, overvol, stikvol, tjokvol tot bedaren brengen - luwen, sussen tot bedaren komen - aflaten, afnemen, kalmeren, luwen tot bedelstaf brengen ruïneren tot bederf overgaan - bederven, gerot, rotten, ontbinden tot bedrogene maken - benadelen, duperen, teleurstellen tot beloning strekkend remuneriatour tot berusting brengen troosten tot besluit - tenslotte tot betaling aanzetten - manen tot bezit van het gehele volk maken - nationaliseren tot bisschop verheffen - mijteren tot bladen uitgeslagen ijzer - blik, stort tot bloei komen - gedijen tot brij gekookte vruchten moes tot christen maken - kerstenen tot damp overgaan - verdampen tot dank geneigd dankbaar, erkentelijk tot de aarde behorend aards, tellurisch, tijdelijk, werelds tot de adelstand behorende - adellijk tot de adelstand verheffen - nobiliteren tot de arm behorend - brachiaal tot de bedelstaf brengen - ruïneren tot de bedoelde tijd - nog tot de beste klasse behorende - eersterangs tot de buik behorend - ventraal tot de derde macht verheffen kuberen tot de adelstand behorende - adellijk tot de adelstand verheffen - nobiliteren tot de arm behorend - brachiaal tot de bedelstaf brengen - ruïneren tot de bedoelde tijd - nog tot de beste klasse behorende - eersterangs tot de buik behorend - ventraal tot de familie der nachtschaden behorende plant - aardappel tot de gebarenkunst behorend - mimisch tot de gotische stijl behorende - gotiek tot de Griekse of Romeinse kunst behorend - klassiek tot de ingewanden behorend - visceraal tot de kaak behorend - maxillair tot de keel behorend - gutturaal tot de kern behorend nucleair tot de kust behorend litoraal tot de laatsts man - a.u. (adunum) tot de lendenen behorend - lumbaal tot de lente behorend - vernaal, voorjaarsachtig tot de massa gericht - demagogisch, volksmennend, volksmisleidend tot de navel behorend - umbilicaal tot de negers behorende negroïde tot de neus behorend - nasaal tot de nieuwe tijd behorend hedendaags, modern tot de noordpool behorend - arctisch tot de onderwereld behorend - onderaards tot de oogleden behorend - palpebraal tot de oude vorm terugbrengen - herleiden tot de rand gevuld - boordevol tot de rand vol - boordevol tot de rondbekkende vissoort behorend - lamprei, prikken tot de slagaderen behorend - arterieel tot de slapen behoren - temporaal tot de spieren behorende musculair tot de stad behorend - urbaan tot de vereiste diepte brengen - aandiepen tot de verhalende poëzie behorend - episch tot de voogdij behorend - tutelair tot de wervelbeenderen behorend - vertebraal tot de wervels behorend - vertebraal tot de wetenschap behorende - wetenschappelijk tot de zaak behorend - pertinent tot dit of dat - daartoe tot eelt worden - vereelt tot een aartsvader behorende - aartsvaderlijk tot een ander geloof overhalen - bekeren tot een bos maken - bundelen tot een bundel verenigen - bundelen tot een derde verminderen tiërceren tot een eis komen - concoluderen tot een geheel maken - samenstellen, unificeren tot een geheel samenvoegen - integreren tot één geheel verenigen van de delen - assembleren, monteren tot een geloof overhalen - bekeren tot een geraamte maken - skeletteren tot een hoger gehalte brengen - graderen tot een huwelijk overhalen - itten tot een kolonie verenigen - koloniseren tot een koningschap wijden - kronen tot een lager niveau dalen - vallen tot een overeenkomst - dichterbij, juister, korter, later, nauwkeuriger, nieuwer, verder tot een paar maken - paren tot een rol maken - oprollen tot een schiereiland behorend - peninsulair tot een slachtoffer maken - duperen tot een verbond aaneensluiten - uniëren tot een zekere dienst verbinden - engageren tot een zone behorend - zonaal tot elkaar - tegeneen tot en met - t.m., t.e.m. tot film verwerken - verfilmen tot fusie overgaan - fusioneren tot elke prijs - bestens tot garen gesponnen wol - sajet tot gebarenkunst behorende - mimisch tot geestdrift brengen enthousiasmeren tot gelukwensing p.f. tot gids dienen - gidsen, leiden, voeren tot grotere inspanning dwingen - forceren tol gruis maken - vermalen, verpulveren tot handelen bevoegd - competent tot herinnering - pm tot het bedoelde punt - zover tot het dier behorende - dierlijk tot het doel - opdat tot het einde toe - algeheel, finaal, uitputtend, volkomen, volslagen tot het elementaire terugbrengen - analyseren, reduceren tot het geheel behorend - integraal, integrerend tot het gemoed spreken - affectief, affektief tot het geslacht behorend - generiek, generisch tot het heldendicht behorende - episch tot het land behorend landelijk, pastoraal, tellurisch, terrestrisch tot het leenstelsel behorend - feodaal tot het leven terugkeren - herleven, herrijzen tot het poolgebied behorend - subarctisch tot het schorem behorende - schunnig tot het uiterste brengen - outreren tot het uiterste gaan - extreem, extremeren tot het wezen behorend essentieel, immanent, inwonend, wezenlijk tot het Zuidpoolgebied behorend - antarctisch tot hulp bereid behulpzaam,bereidwillig, hulpvaardig tot iets aanzetten - opsteken tot iets behoren - aanbehoren tot iets bereid - genegen, gewillig tot iets gewijds maken - wijden tot iets in staat - machtig, potent tot iets in staat zijn - kunnen, mogen tot iets tellen - begrijpen tot iets noodzaken - dwingen tot inkeer brengen bekeren tot inkeer komen - bekeerd, bekering tot in alle bijzonderheden - finesse tot in bijzonderheden - gedetailleerd, haarfijn, uitvoerig tot in bijzonderheden nagaan - napluizen tot in den treuren herhalen - oremus tot in het oneindige - a.i., adinfinitum, eeuwig tot in kleinigheden - minutieus tot inkeer brengen - bekeren tot inkeer gekomen - bekeerd tot inzicht komen - erkennen tot Italiaanse stad behorend Romeins tot kalmte komen - bedaren, herademen, verademen tot kanaal graven - kanaliseren tot kerk ingerichte zolder - zolderkerk tot kristallen vormen - kristalliseren tot kronkels vormen - kronkelen tot last zijn - vervelen tot meerdere ere Gods a.m.D.g. (ad majorum Dei gloriam) tot metaal maken - metalliseren tot mijn spijt - helaas tot nader order t.n.o. tot navorsing dienend - informatief tot nu toe - dusverre, immer, nog, steeds tot nut - gunstig tot onnodige spoed aanzetten - heisteren tot ontstemming prikkelen - ergeren tot ontwikkeling - uiterst tot oordelen bevoegd competent, oordeelkundig tot op een derde verminderen - tiërceren tot oplossing brengen - ontrafelen, ontwarren, ophelderen, oplossen tot oproer geneigd - oproerig tot overeenkomst komen - nader tot overeenstemming - dichterbij, juister, korter, nauwkeuriger, verder, tot overeenstemming komen accorderen tot overlopen verleiden - embaucheren tot pap geperste aardappelen - puree tot parkeren bestemde verbreding in de weg - parkeerhaven tot plichtsbetrachting bereid - ernstig, hardwerkend, serieus tot poeder gestampt broodkruim - paneermeel tot poeder vermalen pulveriseren, verpulveren tot priester wijden - ordineren tot rouwbeklag p.c. (pour condoléance) tot rust en vrede brengen - pacifiseren tot rust komen - bedaren, herademen, kalmeren, verademen tot schaamte brengen - beschamen tot schande strekken - blameren tot slachtoffer maken duperen tot snippers snijden - snipperen tot staan brengen - stremmen tot staatseigendom maken - nationaliseren tot stand brengen - bewerkstelligen, instellen, klaarspelen, maken, negotiëren, presteren, realiseren, transigeren, verwerkelijken tot standbrenging - prestatie tot steen worden - verstenen tot stilstand brengen - stremmen tot stilte manen - chuteren tot stof worden pulveren tot strengen winden - straktrekken tot studeren geneigd studieus tot taak stellen - opgeven tot terugvordering - revindicatoir tot toetreding overhalen - aanbrengen tot uiterste brengen - outreren tot uiting komen - loskomen tot uitvoering van een vonnis komen - executeren tot verrotting overgaan - ontbinden, putreficeren tot versiering strekkend - decoratief tot vervelens toe herhaald - afgezaagd, steeds tot voeding behorend - trofisch tot volle wasdom komen - rijpen tot voorbeeld strekkend exemplair tot voorwendsel nemen - pretexteren, voorwenden tot vrede brengen - pacificeren, sussen tot vrede geneigd pacifistisch, vredelievend tot waar het niet verder kan uiterlijk,uiterste tot wat waartoe tot wederopzegging toe - precario tot werkelijkheid brengen - verwezenlijken tot werken in staat - valide tot zich doen komen - halen, ontbieden tot zich nemen - innemen tot zich trekken - adduceren, lokken tot zichzelf komen - bewustwording, bijkomen tot ziens - dag, tabee, vaarwel tot zonde brengen - verleiden tot zwijgen brengen - overtroeven, praam totaal absoluut, adequaat, al, algemeen, alles, compleet, finaal, ganselijk, al(geheel), godganselijk, heel, helemaal, integraal, ongeschonden, onverdeeld, onvoorwaardelijk, plenair, radicaal, som(ma), synoptisch,tenvolle, totaliter, volkomen, volledig, volmaakt, volslagen, volstrekt, voltallig totaal aan eetgereedschap dat gereinigd moet worden vaat totaal bedrag - som totaal bezit - kapitaal totaal niets - niemendal totaal reddeloos verloren codille totale aarde - wereld totale inleg - jach(pot) totale oppervlakte van een bladzijde bladspiegel totale verkoop omzet totalisator bookmaker, regenmeter, toto, wedinrichting totalitair - volslagen totaliteit - eenheid, geheel, gezamenlijkheid totaliter - ganselijk, helemaal, volslagen totebel - kruisnet, morsebel, sloddervos, slons totelaar - stakker, sukkel totem - amulet, talisman toter - haring toto - totalisator, voetbalpool totok - hollander, volbloed tottelen - stotteren, tuimelen totteren - botsen, knoeien, prutsen, stoten touchant - aandoenlijk, ontroerend, roerend, romanesk, treffend touché - aangeraakt, aanraking, aanslag, betasting, geraakt, getroffen, penseelstreek, raak, toets, treffer, trompetstoot toucheren - aanraken, aanstippen, aantasten, beledigen, beuren, kwetsen, ontroeren, ontvangen, raken, roeren, treffen toupet - brutaliteit, durf, haarstuk, kuif, kunsthaar, lef, pruik toer - omwenteling, rondgang, wegwedstrijd, wielerronde Tour de France, winnaar van de - Anquetil, Bartali, Bobet, Bottecchia, Buysse, Coppi, Defraye, Dewaele, Frantz, Hinault, Janssen, Lambot, Leducq, Maes, Merckx, Petit-Breton, Scieur, Thijs touringcar - autobus, toerauto, reiswagen touring trophy T.T. tournee - rondreis tourneren - draaien, keren, omslaan, wenden tournesol - verfstof tourniquet - draaihek, draaikruis, haspel tournooi lansspel, steekspel tourronde - rondrit touter - huivering, schommel touteren - huiveren touterrek trapeze touw bras, dirk, draad, draadtouw, gei, geitouw, gording, greling, hennep, hijslijn, kabel, kabelaring, kardeel, koord, kordeel, leidsel, leireep, leizeel, lijn, marlijn, meertouw, penter, piekeval, reep, schinkel, schoot, snoer, staaldraadtouw, stag, stopper, streng, talie, talreep, tamp, trijs, tui, twijg, twijn, val, valreep, weel, zeel touw (Ind.) tali touw aan de ra bras touw aan het boeganker tui touw dat door de talieblokken gaat - talieloper touw om dikker touw te spannen - taliereep touw om stag te spannen talreep touw van de bezaan boom of giek - dirk touw van een oud zeilschip bras, dirk, gei, schoot, toppenant, val touw waarmee decor wordt verbonden slaglijn touw waarmee zeil wordt gehesen - val touw waarmee zeil wordt ingehaald gei, schoot touwbaan - lijnbaan touwbuffer - hoefbuffer touwdraaier - touwslager touweinde - tamp touwen - kloppen, meppen, ranselen, slaan touwen stootkusten - leguaan touwer - klimplant, lederbereider touwladder valreep touwmateriaal - cocos, hennep, katoen, manilla, nylon, sisal, vlas touwslager baander, baangast, koordenmaker, lijnbaan, lijndraaier, lijnslager, reepmaker, reepslager, reper, touwdraaier, zeeldraaier, touwslagerij - baanderij, lijnbaan, lijnslagerij, touwbaan touwsoort - huizing, lording, lijn, marlijn, schiemansgaren, takelgaren, tros, zeilgaren touwverbinding - gesjor, knoop, knooppunt, kruissteek, mastworp, platteknoop, sjor, weversknoop touwvezel sisal touwwerk aan boord takelage, tuigage, want touwwerk van allerhande knopen - macramé touwwerk van een schip - tuigage tovenaar bolleboos (fig.), duivelskunstenaar, eunjer, fakir, g goëet,oochelaar, heks, heksenmeester, magiër, priester, theurg, toveraar, wichelaar, wonderdoener tovenaar bij de Mongolen - sjamaan tovenaar in de middeleeuwen - madelgijs, malegijs tovenaar ten tijde van koning Arthur - Merlijn tovenaar uit de Parsifal - Klingsor tovenaar uit Shakespeare's - Prospero, 'Storm' tovenaar uit Tolkien 'In de ban van de ring' - Gandalf tovenaar van Munlopark Edison tovenaarstaal abracadabra, hocus, pocus tovenares Armida, Medea, heks, Sibylle tovenares die Jason hielp - Medea tovenares in Tasso's "Jeruzalem bevrijd" - Armida tovenares uit de 'Odyssee' - Circe tovenares uit Kolchis - Medea tovenarij - nigromantie, toverwerk, toverij toveraar - tovenaar toverachtig - feeëriek, magisch, ongelooflijk, wonderbaar toverachtig mooi fantastisch, feeëriek, sprookjesachtig toverachtig schoon - feeëriek toverbal - suikerbal toverbeeld - droom(beeld), fatamorgana, talisman, visioen toverbeker - tantalusbeker toverboek - planeetboek toverdrank filtrum, minnedrank toveren - goochelen, heksen toveres - heks, tovenares toverformule abracadabra, hocus-pocus, sesam (open u), spreuk toverformule (Eng.) charm toverformule (Romeins) - carmen tovergaarde - tovertuin tovergodin - fee, heks, nimf, Hecade, Hecate, Morgana toverhazelaar hamamelis toverhazelaarachtige - amberboom toverheks - bezemsteelrijdster, heks, kol, kolrijdster, toverkol toverknoop - driekrakeling toverkol - heks, toverheks toverkracht - magie toverkracht bezittend - magisch toverkrachtig - magisch toverkrachtig voorwerp amulet, djimat, fetisj, mascotte, scapulier, talisman toverkunst - magie, necromantie, nigromantie, toverij toverkunstenaar - goochelaar, magiër, tovenaar toverkijker - kaleidoscoop toverlamp wonderlamp toverlantaarn met sterke lenzen - sciopticon toverlantaarn - radiopticon toverlantaarn met sterke lenzen - sciopticon toverlantaren - projector tovermiddel - amulet, djimat, fetisj, talisman tovernaar - sjamaan, theurg tovernimf - Circe, Kirke, tovergodin, verleidster tovernimf op het eiland Aeolus - Circe tovernoot - toverhazelaar toverpaleis - toverkasteel toverrad - rhombus, rombus toverschijn - toverglans toverslag - onverwachts toverslot – toverkasteel toverspel - toverij toverspiegel - lachspiegel, planeetspiegel toverspreuk - abracadabra, zie toverformule toversprookje, ballet - feeërie toverstaf - toverstokje toverstok - baguette, toverroede toverstruik - toverhazelaar toverstuk - toverkunst tovertuin armidatuin tovervis - schorpioenvis tovervoorwerp - talisman toverwerk - grimassen, guichel, toverij toverwoord - abacadabra, sesam (open u) toverwortel alruin toverij - betovering, duivelskunst, feeërie, geestenoproeping, goochelarij, goochelkunst, goëtie, guichel, heksenwerk, hekserij, incantatie, magie, nigromantie, toverij door oproeping van boze geesten - goëtie tower - staatsgevangenis toxemie - bloedvergiftiging toxiciteit - vergiftigheid toxicologie - vergiftenleer toxicum - vergift toxinevernietigend - toxinicide toxisch vergiftig tra gang, (kaats)baan, karrespoor, loop, los, pad, plek, speelbaan, veepad, wagenspoor traag bewegingloos, drukkend, indolent, inert, laks, lamlendig, langzaam, lauw, lijmerig, lusteloos, log, lomig, loom, lui, lijzig, onverschillig, saai, slepend, slof(fig), sloom, stapvoets, suf, vadsig, werkschuw, zwoel traag en lui - loom traag en sloom - laks traag gaand - slepend traagheid - laksheid traag meisje of vrouw dauwel traag persoon - lamzak, lijs, sul traag van begrip dom, onbegrijpelijk, onbevattelijk, staf(gew.), suf traag van beweging - log traagheid flegma, indolentie, inertie, lamlendigheid, langzaamheid, luiheid, slapte, sloomheid, willoosheid traam - ladderboom traan drop, druppel, lacrima, levertraan, olie, oogvocht, visolie, walvisolie, waterlander traanachtig - tranig traangas - jobstraan, lacrimogeen, martoniet traanklierontsteking dacryadenitis traanoog - leepoog, siepoog traanwekkend gas - ammoniak tracasserie - plagerij traceerijzer - afschrijfpunt traceren - afbakenen, nasporen, ontwerpen tracering - maaswerk, opzet tracé aslijn, ontwerp(weg), plan, richting, schets, wegverloop traceren - aangeven, afbakenen, nasporen trachea - luchtpijp trachee - ademhalingsbuis tracheotomie - luchtpijpsnede trachten beproeven, beijveren, pogen, proberen, streven, tenteren, zien trachten te bewegen - wrikken trachten te doen - pogen trachten te krijgen dingen, solliciteren traktaat akkoord, overeenkoms, pact, traktaat, verdrag tracteren - behandelen, bejegenen tractie - trekking tractor bulldozer, landbouwtractor, trekker, voortrekker tractus - misgezang trademark - handelsmerk traditie adat, gewoonte, overlevering, zede traditie met Pasen - paasei, paashaas, paasvuur traditioneel - conventioneel traductie - overbrenging trafak - werk trafiek - handel, koopmansbedrijf trafiek - arbeid, drukte, werk trafikant - handelaar, neringdoende trage man - dauwel trage spijsvertering - bradypepsie trage vrouw lijzebet tragedie drama, treurspel tragel - jaagpad, kadijk, trekpad, zomerkade tragen - talmen, vertragen trager maken - vertragen trage stoelgang - constipatie, hardlijvigheid, obstipatie trage vrouw - lijzebet tragicus - treurspeldichter tragiek ellende, misère, treurigheid tragisch droef, droevig, noodlottig, somber, triest trailer - aanhangwagen, caravan, oplegger, sleepboot, trawier, truck, voorfilm trainen - africhten, coachen, harden, oefenen, stalen trainer - africhter, coach, enmeesteroefsportleraar traineren - rekken, vertragen training - africhting, oefening, opleiding, scholing trainingszaal voor judo dojo traitabel - geneeslijk, handelbaar traject afstand, baan, baanvak, etape, laan, pad, route, sectie, weg, weggedeelte traktaat akkoord, essay, overeenkomst, pact, pakt, verdrag, verhandeling, vertoog traktabel - gedwee, handelbaar traktant - gastheer, onthaler traktatie - lekkernij, onthaal, surprise, tractaat, traktaat, verrassing, versnapering traktement bezoldiging, gage, inkomen, jaarwedde, loon, salaris, soldij, wedde, zakgeld trakteren - aanbieden, begaleren, bejegenen, geven, onthalen, schenken, vergasten, weggeven tralie latwerk, spijl, stang, stijl, vensterstaaf, ijzerwerk traliegewijze - roosterachtig traliehek hamei traliekool kevie tralieligger - vakwerkligger traliespectrum - buigingsspectrum tralietafel - slagersbank traliewerk hek(werk), latwerk, raamwerk, raster, rooster, ruif traliewerk boven voerbak ruif tramhuisje - abri, wachthuisje tramhuisje in oud Den Haag wachtje tramlijn rail tràmmelant drukte, herrie, lawaai, moeilijkheden, narigheid, onenigheid, penarie, ruzie tramontane - noordenwind, poolster tramp landloper, trampboot, trampschip, vaartuig (wilde vaart), zwerver trampelen - drentelen, trappelen trampen - trappen, schoppen trampersoneel bestuurder, conducteur, machinist, stoker tramstalling - remise, tramgarage tramzijde - inslagzijde trance - bedwelming, droomtoestand, geestvervoering, high, verrukking tranchant - bits, bijtend, scherp tranche - snede tranchee - greppel, loopgraaf trancheeën - loopgraven trancheermes - voorsnijmes trancheren - ontleden, snijden, voorsnijden trancheur - voorsnijder tranen huilen, schreien, waterlanders, wenen tranen storten - plengen tranen vergieten - plengen tranendal - ondermaanse tranende ogen hebben - traanogen tranenverwekkend - lacrimogeen tranenvloed - epifora tranig - garstig, olieachtig, traanachtig tranquil - bedaard, gelaten, gerust, kalm, koen, onbevreesd, onversaagd, vrijmoedig tranquiliteit - gerustheid, kalmte, rust tranquillamente - rustig tranquille - bedaard, gelaten, rustig tranquillo - rustig trans - borstwering, bovenrand, hoogte, kanteel, omgang, omloop, ommegang, overzijde, rand, tinne, torenomgang, uitspansel, weergang trans (voorvoegsel) over transactie - affaire, beschouwing, dading, deal, handel, overeenkomst, ruil, schikking, spekulatie, vereffening, ver(koop), zaak transactie aan de beurs - koehandel, operatie, potloodaffaire transactie met vreemd-geldwissels - deviezenspeculatie transacties overeenkomst, zaken transbordeur zweefpont transcendent bovenaards, bovenzinnelijk, buitenaards, buitenzintuiglijk, metafysisch, onkenbaar, onvatbaar transcendentaal - bovenzinnelijk, buitenzintuiglijk transcendentie - bovenzinnelijkheid transcenderen - verheffen transcriberen - overschrijven transcript afschrift, doorslag, kopie, transcriptie - muziekarrangement, overschrijving, overzetting transeneren - kwellen, mishandelen, plagen transept dwarsbeuk, kruisbeuk transes - trans transfer - overdracht, overmaking, overschrijving transferabiliteit - overdraagbaarheid transfereren - overbrengen, overdragen, uitstellen transfiguratie - gedaanteverandering transfigureren - vervormen transformatie metamorfose, omvorming, omzetting, vormverandering transformeren omvormen, omzetten, ontvouwen, vervormen transformisme - evolutietheorie transfusie - overgieting, overlapping transgressie - overschrijding transiet - doorreis, doorvoer, overgang transigeren - plooien, schipperen transistor - kristalversterker transit - overgang transitie - overgang transitief overgankelijk transito - doorvoer, passeren transitoir - tijdelijk, voorbijgaand transitorisch - overdraagbaar, voorbijgaand transitoverkeer doorvoerhandel translaat vertaling translateur vertaler, tolk translatie - omzetting, overdracht, verplaatsing, vertaling translatrice - vertaalster translocatie - overbrenging, overplaatsing, verplaatsing translucide - doorschijnend transluciditeit - doorschijnendheid transmigratie - zielsverhuizing transmissibel - overzendbaar transmissibiliteit - overdraagbaarheid transmissie - overbrenging, overdracht, overlevering transmitteren - overbrengen, overzenden transmutabel - veranderbaar, veranderlijk transmutabiliteit - veranderlijkheid transmutatie - verandering, verwisseling transmutatieleer - afstammingsleer transmuteren - veranderen transparant diafaan, doorschijnend, doorzichtig transparant loodglazuur - kwaart transparantie - doorlaatbaarheid, doorschijnendheid, klaarheid transpiratie - uitwaseming, verdamping, zweet, zweten transpireren - sudatie, uitwasemen, zweten transplantatie - overplanting transplanteren - overplanten transponeren - omzetten, overzetten transport - overdracht, vervoer transportabel - verplaatsbaar, vervoerbaar transportarbeider - bootwerker, spoorwerker transportatieoord - verbanningsoord transportband - rodelbaan, rolriem transportband voor personen - roltrap transportbedrijf N.S., ATO, G.T.M., K.L.M., N.A.C.O. transportmiddel auto, autobus, boot, bus, fiets, helicopter, hovercraft, kar, kraan, lift, metro, motor, rijtuig, rijwiel, schip, slee, spoor, tandem, tanker, taxi, touringcar, trailer, trein, vliegtuig, vlot, vrachtboot, wagen transportmiddel op rail - spoor transportmiddel voor olie tanker, tankwagen transporteren overbrengen, overschrijven, vervoeren transporteur - graadboog, vervoerder transportfiets - carrier transportinrichting voor goederen langs een rail - hangbaan, hangspoor transportmachine - transportvliegtuig transportmiddel - auto, autobus, bakfiets, boot, brommer, bus, diligence, ferryboot, fiets, handkar, hoeker, kales, kar, koets, kraan, mailschip, motor, motorfiets, pont, postkar, postkoets, rijtuig, schip, scooter, spoor, tandem, tanker, taxi, trailer,tram, trein, veerboot, vervoermiddel, vliegtuig, vrachtschip, wagen, zeilschip transportmiddel voor olie - tanker, tankwagen transportonderneming - ato transportpark - voertuigenpark transportschip hoeker, tanker, vrachtschip transportwagen - bus, truck, vrachtwagen transportwagen met hefinrichting - vorkheftruck transportwerktuig - elevator, heftruck, kraan, lier, loopkat, motorlaadschop, winch transpositie - omzetting, overzetting transsubstantiatie - wezensverandering transsudatie - doorzweting transsuderen - doorsijpelen, doorzweten transuraan - americium, berkelium, californium, curium, einsteinium, fermium, mendelevium, neptunium, nobelium, plutonium transvaal, hoofdstad van - Pretorium transvers dwars transversaal - dwars, overhoks, zijdelings transversaalboog - gordelboog transversale parelyse - dwarslaesie transvestitisme - eonisme trant - aard, genre, manier, methode, mode, modus, slag, soort, stijl, voege, wijs, wijze trant van onderwijs - leervorm trantelen - drentelen, treuzelen tranten - drentelen, treuzelen, wandelen trap aftrap, brandtrap, escalier, etappe, fase, graad, hak, keldertrap, ladder, leer, lep, noodtrap, roltrap, rang, scheepstrap, schop, stadium, stamp, trede, valreep, wenteltrap, zoldertrap trap aan een schip - valreep trap, deel van een - boom, stootbord, tre(d)e, valreep trap van afstamming (adeldom) - kwartier trap van ontwikkeling fase trapauto - skelter trapbekleding - traploper trapeze - rekstok, schommelrek, touterrek, zweefrek trapezium - hangrek, trapeze trapgevel - zeeslakje trapje - leer trapje om over een heg te komen - stegeltje trapladder - leer trapleer - ladder traplorrie - draisine trappaal - hoofdbaluster trappelen - denderen, drentelen, schoppen trappelzak - slaapzak trappen - fietsen, gooien, kogelen, schieten, schoppen, smijten, stampen, treden trappenhuis - portaal trapper - paard, pedaal, pelsjager, vallenzetter, wildjager, woudloper trapper van een fiets - pedaal trapperen - betrappen, ontmoeten, treffen trapperik - paard, schoen, voet trappist - baardkoekoek, cisterciënzer, kloostermonnik, monnik trapportaal - overloop trapschaaf - ateilboorschaaf trapschijf - torenschijf trapsgewijs gradatim, gradueel, hiërarchisch, opklimmend, rangsgewijze, trapsgewijze ontwikkeling - evolutie trapsgewijze opklimming gradatie trapsgewijze toeneming - escalatie traptoestel - nautilette trapvogel - trapgans trapvogels - knorhanen, otides trapzang - graduale tras cement, mortel, specie, tufsteen, trascinando - slepend rassaat - betrokkene trassant - trekker trassteen - tuf tratto - gerekt trauma kwetsuur, letsel, stoornis, verwonding, wond, wonde travail - arbeid, werk traven - stouwen traverse - dwarslijn traverseren - doorsnijden travertijn kalktufsteen travestie - verkleding, vervorming trawant begeleider, bijplaneet, handlanger, helper, lijfwacht, maat, medestander, satelliet, staffier, volgeling trawl - grondnet, treil, sleepnet trawler - treiler, viskotter trechter bomtrechter, doorgieter, granaattrechter, krater, kratermond, molentrechter, treem, tremel, tuit, wijntrechter trechter in berglandschap - doline trechter van douche broes trechter van molen treem, tremel trechter van netwerk ink, inkel trechter voor gemalen graan treem, tremel trechtermond - estuarium trechtervormig - kratervormig trechtervormig net - kor, korre trechtervormig sleepnet inkel, kor(re) trechtervormige depressie doline trechtervormige riviermond delta, estuarium, trechtermond trechterwinde - trompetbloem trechterzwam - steelzwam tred gang, loop, pas, schrede, voet(stap) trede - gang, juist, laddersport, opstap, pas, schrede, sport, stap, trap, tred, tree, treeplank, voetstap, waterpas treden - bespringen, gaan, lopen, stappen trede naar beneden afstap tred of loop - stap tredmolen - rosmolen, treemolen tree - estrade, laddersportsport, trede treedsel - eikiem, hanetree treef houden vasten treeft - drievoet, rooster, trepied treek - foefje, kunstgreep, kunststukje, list, poets, slimheid, streek, truc treem (molen)trechter treemke - schakelnet treeplank - opstap, trede trees - hooimaand tree van een bordes - opstapje tree van een trap - sport treewegen - weegbree tref bof, gelukje, kans, luk, mazzeltje, meevaller, toeval, treffer trefbaar - kwetsbaar treffelijk - deftig, eerzaam, fatsoenlijk, voornaam treffen aandoen, aangaan, aangrijpen, bereiken, boffen, frapperen, gebeuren, gevecht, neerkomen, ontmoeten, ontmoeting, ontroeren, opvallen, overkomen, raakslaan, raken, roeren, schokken, slaan, sluiten, tikken, toucheren, vallen, vinden treffend aandoenlijk, aangrijpend, bezield, frappant, getroffen, goed, hartbrekend, hartroerend, indrukwekkend, levendig, markant, merkwaardig, ontroerend, opvallend, pakkend, passend, pathetisch, raak, roerend, schokkend, sprekend, touchant, uitkomen, verrassend, wonderlijk treffende uitbeelding - creatie treffer - bof, buitenkans, doelpunt, gelukje, meevaller, touche trèfle - klaveren trefwoord - devies, lemma, leus, lijfspreuk, motto, raakwoord, steekwoord trefzeker - doelbewust treife - onrein, verboden treil - jaaglijn, kuilnet, sleepnet, tiras, trawl, treklijn treiler - viskotter trein boemeltrein, expres, gevolg, rij, sneltrein, sleep, spoor, stoet, T.E.E., Tee treinbaan spoorlijn, spoorweg, rail(s) treinbeambte - bestuurder, chauffeur, conducteur, machinist, rangeerder, stationschef, stoker, treinchef, treinconducteur, treingeleider, treinsmid, treinwachter treinbed - couchette treinboek - spoorboekje treindeur - portier treinen - sporen treinen splitsen - rangeren treingeleider - conducteur treingids - spoorboekje treinhalte - station treinkaartje - reisboljet treinkade - perron treinmachinist - bestuurder treinongeluk deraillement, ontsporing, treinbotsing, treinramp treinpersoneel bestuurder, conducteur, machinist, stoker, tremmer treinrails - spoorstaven treinreis navet treinsoort elektrisch, diesel, stoomtrein treinverkeer tussen twee punten - spoorlijn treinwachter - conducteur treinwagon coupé, goederenwagen, postwagen, restauratiewagen, slaapwagen treinziek - misselijk treit - bastaardnachtegaal, grasmus treite - varkensgras treiten - schimpen, spotten, treiteren treiter - bedaard, drein, flegmatiek, frigide, judas, koel, kwelgeest, nuchter, onaangedaan, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, pestkop, plaaggeest, plager, sar, terughoudend, treiteraar treiteraar - jenner, nijdas, pestkop, plager, sar, terg, treiter treiteren - dreinen, huilen, jennen, judassen, kwellen, mishandelen, narren, negeren, pesten, plagen, pruttelen, sarren, stangen, tarten, tergen trek - aantrekking, animo, appetijt, begeerte, beweging, bluf, drukte, eet, eetlust, eetzin, fut, gewild, gezocht, goesting (Z.N.), haal, hang, honger, lust, lijn, mars, meug, migratie, moed, muf, neiging, passie, penchant, poets, populair, puf, ruk, slag, streep, tocht, toeloop, toer, tuk, verlangen, vogelvlucht, zin trek hebben - lusten trek in drinken - dorst trek in eten - eetlust, honger trek in hartig eten - miers trek met pen haal trek naar de stad - urbanisatie trekachtig - tochtig trekautomaat - speelkast, trekkast trekbalk - bintbalk, kapbalk trekbeest - trekdier trekbegrenzer - trekregelaar trekbeugel - baggerbeugel trekblok - juk, trektuig (ossen) trekboom - dissel, lamoen trekboot - sleper trekbrug - ophaalbrug trekbij - Andrena, zwerf bij trekdier bok, buffel, ezel, hond, kameel, karbouw, karhond, ked, kedde, olifant, os, paard, rendier trekduiker - aalscholver trekelger - aalboerelger trekgaren - treknet, zegen trekgat luchtgat, mui, pijp, pijpgat, schoorsteen, schoorsteengat stookgat, tochtgat, ven, ijsopening trekgat tussen zandbanken - mui trekgeld - plok, strijkgeld trekgereedschap - nijptang trekgordel gareel, greel, halsgordel (leren), leidsel, singel, trekstengen trekgordijn - ophaalgordijn trekgras - kweek trekhaak - balkhaak, kuiperswerktuig trekhamer - leidekkersgereedschap trekharmonica - accordeon, musette, trekorgel trekhond voor een wagen - zwing trekje - haal trekjurk - haam, halsjuk trekkabel - sleeptroskabel trekkanaal - hengst trekkar - handkar trekkast - flipperkast, gokmachine, trekautomaat trekkebek - sleedoorn trekkebekken - minnekozen trekkebekkeri] - gezoen trekken begeven, gaan, halen, loten, ontvangen, oogsten, plukken, reizen, roeien, rondreizen, rukken, sjorren, slepen, sleuren, sollen, strekken, tijgen, tochten, toereiken, togen, traineren, trasseren, uitloten, zwerven trekken (het) - afscheuren, roppen, rukken, tobben, tractie trekken naar - hellen trekken van de wind - tochten trekken van het gelaat - lineamenten trekken van vogels - migratie trekken voor prijzen - loten trekkend - reizend trekkend volk - nomaden trekkende bewegingen maken - tobben trekker - aftrekker, band (broek, vest), emigrant, geweerhaan, haan, kampeerder, migrant, reiziger, rits, tandarts, tractor, trassant, trekvogel, truck, wandelaar, wisseltrekker trekker van een wissel trassant trekkerschuif - bulldozer, schuifblad trekkig - trekkerig trekking - tractie, uitloting trekking van een loterij - uitloting trekkingslijst - uitlotingslijst trekkerig - tochtig, winderig trekkoord - sim, vissnoer trekkop - paalkop trekkracht - h.p., p.k., aantrekkingskracht, motor, tractie, trekdier treklade - schuiflade treklap - schoenlapper treklijn - jaaglijn, tiras, treil trekmachine - tractor, trekker trekmateriaal - tractie trekmes - haalmes trekmiddel - epispasticum trekmotor - tractor trekmuis - trekrat trekmuts - vrouwenbovenmuts treknet - foezel, kol, kor, korre, sleepnet, tiras, treil, trekgaren, wade, zegen trekorgel - accordeon, harmonica trekpaard - jaagpaard trekpad - tragel trekpen - rastraal trekpers - draaitrekkerswerktuig trekpersen - dieppersen trekpiano - harmonika trekpleister - aantrekkingsobject, epipasticum, lokkertje, mosterdpleister, sensatienummer, vesicatorium trekpop - harlekijn, marionet, pias trekreep - kanonreep trekschacht - mijnschacht trekschop - graafwerktuig trekschuit barg(e), smak, snik treksel afkooksel, aftreksel, bouillon, extract treksel van koken - afkooksel treksloot - tochtsloot, wetering treksluiting rits trekstengen - gareel, greel, trekgordel trekstoof - trekharmonika trektafel - uitschuiftafel trektang - nijptang trektouw (aan gareel of haam) - zeel trektuig gareel, haam, juk trektuig van ossen - juk trektuig voor paarden - borstgareel trekvaart - waterweg trekvalk - slechtvalk trek van banden - rijspoor trekveer - expander, spiraal trekvermogen - trekkracht trekvisnet wade trekvogel kievit, kranvogel, kwartel, ooievaar, reiger, wulp, zwaluw trekvogel met grote kuif en lange snavel - hop trekweg langs water jaagpad trekwortel - trekpleister trekzaag - schrobzaag trekzeel haam trema - deelteken tremando - bevend, sidderend tremblelijn - golflijn trembleren - tremuleren, trillen, vibreren tremel treem, (molen)trechter, tremmen - storten tremmer - hulpstoker, kolensjouwer, machinist, stoker, varensgast tremolando - bevend, trillend tremolo - tremulant, tremulerend, triller tremor - beving trempé - doornat, doorweekt tremplin - springplank tremske - korenbloem tremulant - triltoon trenchcoat - overjas trend neiging, richting, tendens, tendentie, verloop, trenen - dragen, druppen, likken trens - bies, galon, lis(je), lus(je), oogje, paardenbit, vlecht trentelen - drentelen, talmen, treuzelen, trenzen, vlechten trenzen - vlechten trepaan - operatieboortje, schedelboor trepak - volksdans trepanatie - doorboring trepelen - dribbelen, trippelen, vasttrappen trepidatie - angst, gejaagdheid, siddering tres - agrement, boordsel, galon, garnering, goudboordsel, haardracht, haarsnoer, haarsnoervlecht, haarstreng, oplegband, oplegsel, passement, vlecht, wrong, zilverboordsel tres aan een (uniform)jas - brandebourg tressen - vlechten treter - pantoffel, schoen treuga dei - godsvrede treurband - pleureuse treurdicht elegie, jeremiade, klaagdicht, nenia treuren bedroeven, beschreien, bewenen, jammeren, klagen, kniezen, kwijnen, rouwen, tobben, versmachten, weeklagen treurend (muz.) mesto treurende moèder (myth.) Niobe treurgewaad - rouwkleed treurig akelig, bedroefd, bedroevend, bedrukt, beklagenswaardig, bekommerd, deplorabel, down, droef, droefgeestig, droevig, ellendig, erbarmelijk, (muz.) funébre, funest, inbedroefd, jammerlijk, kniezerig, knudde, kommervol, kwalijk, luguber, melancholiek, miezerig, naar(geestig), navrant, neerslachtig, ontroostbaar, rouwig, saturninisch, sip, slecht, smartelijk, somber, tragisch, triest, troosteloos, verdrietig, verslagen, vreugdeloos, zielig, zwaarmoedig, treurig toneelspel - drame treurige gebeurtenis drama treurigheid droefenis, droevigheid, ellende, misère, narigheid, tragiek, rouw, naarheid, verdriet treurlied - elegie, jeremiade, klaaglied, klaagzang, lijklied, nenia (Grieks), treurdicht treurmars - dodenmars treurnis - droefheid, rouw, tragiek treurpsalm - boetpsalm treurspel drama, tragedie treurspeldichter Aeschylus, Euripides, Sophocles, Thepis, tragicus treurspelspeelster tragédienne treurtoneel tragedie treurveer - pleureuse treurweek - schibab treurzang - elegie, epicedion, jeremiade, klaaglied, klaagzang, lijkzang, nenia, (Grieks), treurdicht, treurlied treuzel - lijs, slof, talm, sukkel, talm(er), tut, zeef treuzelaar - dauwel, dralerm hannes, haspel, lijntrekker, lijs, plakker, slabakker, slof, sukkel, sukkelaar, talmster, talmer, teut treuzelkous treuzelen aarzelen, beuzelen, dralen, hangen, hannesen, klungelen, leuteren, lijntrekken, prutsen, slabakken, talmen, temen, teuten, traineren, trammelanten treze - pannenlap trezoor dressoir, ladekast, schat(kamer) trezorier - beheerder, penningmeester, schatmeester triadisch - drietallig tri - vlekkenwater triade - drieeenheid, drietal triage - schifting, uitschieting triakel - geneesmiddel,tegengif, teriakel trial - onderzoek, proef, poging triangel - driehoek triangulair - driehoekig triangulatie driehoeksmeting trias - drieheid, trits tribade - lesbienne tribometer - wrijvingsmeter tribrachys - versvoet tribulatie - tegenspoed, verontrusting, wederwaardigheid tribunaal gerecht, hof, rechtbank tribune - gaanderij, galerij, kansel, spreekgestoelte, stellage, stelling tribuun - demagoog, gemeensman, volksleider, volksmenner tribuut belasting, cijns, schatting triceps - driehoofdig, strekspier trichine - haarworm trichofyie - schimmelziekte trichopathie - haarziekte trichophytie - baardworm trichopthera - schietmotten trichord - tokkelinstrument trichroïsme - driekleurigheid triclinium - eetkamer, eetzaal tricofilium - drieblad, klaver tricolor - amarantsteen, driekleur tricot - sport(trui) tricot dameshemd kamizool tricotsoort - charmeuse, interlock, jersey, plattricot tricycle - driewieler tridens - drietand triëder - drievlak trielje - glanslinnen triënnaal - driejaarlijks triëren schiften, zuiveren triefelen - friemelen, klungelen, knoeien, peuteren triest - abominabel, akelig, bedroefd, bedroevend, beklagenswaardig, deplorabel, down, droef, droefgeestig, droevig, ellendig, funest, funèbre (muz.), jammerlijk, kniezerig, knudde, kwalijk, melancholiek, miezerig, naar, naargeestig, navrant, neerslachtig, sip, smartelijk, somber, tragisch, treurig, triestig, troosteloos, verdrietig, zielig triest (muz.) - tremolando triestig - naar, somber trifenyldihydroglyoxaline - amarine trifolium - drieblad, klaver triforium - nonnengang trifthong - drieklank trifos - driepas trigemini - drielingen trigeminus - driehoekszenuw trigonometrie driehoeksmeting trigoon - driehoek trigram ang, ing, lettercombinatie triktrak - bakspel, jacquet, sjoelbak, verkeersbord, verkeersspel tril - zweel trilapparaat - triller, vibrator trilateraal - driezijdig trilgras - bevertjes, briza trilhaar - cilie, fibril trilhaardiertjes - ciliaat, wimperdiertjes trilhaarworm - turbellaria trilharen - pseudopodiën trillen - beven, bibberen, daveren, dreunen, fremitus, huiveren, Kliert (gewestelijk), kwakkelen, rillen, schudden, sidderen, trembleren, vibreren, zinderen, zoemen trillen met dof geluid - dreunen trillen op een noot - tremolo trillen van de oogbol nystagmus, oogsidderen trillen van verlangen - popelen trillen van vlees - lillen trillend bevend, tremolando, (muz.) vibrato trillend roepen - kirren trillende beving - siddering trillende toon - tremulant triller - trilapparaat triller (muz.) tremolo trillerig beverig, bibberig, huiverig, huivering, rillerig, sidderig, vibrerend trilling beving, daver, golf, golfbeweging, oscillatie, schok, seisis, siddering, tremolo (muz.), vibratie trilling van de aardkorst aardbeving trillingtdemper - trillingsisolator trillingsgetal - frequentie trillingsmeter - seismograaf trillingswijdte van radiogolven amplitudo trilpopulier - ratelaar, ratelpopulier triltoon tremolo, tremulant trim - evenwicht, stabiliteit trimbaan - oefenbaan trimester kwartaal, trim trimmen - knippen, stuwen, tremmen trimmer - hondenkapper trimschool - sportschool trimtrampje - rietzanger, tjiftjaf trinchinenziekte - richinose trinitarissen - kloosterorde triniteit - drieëenheid (goddelijke), drievuldigheid tinitrofenel - pikrinezuur trinitrotoluol T.N.T., trotyl trinomisch - drieledig, drievoudig trio drietal, triade, trits triomf overwinning, zegefeest, zege(praal) triomfant - zegepralend, zegevierend riomfantelijk - zegepralend, zegevierend triomfator - overwinnaar triomfboog - erepoort, zegeboog triomferen - juichen, overwinnen, zegepralen, zegevieren triomferend - jubelend triomfkreet - zegekreet triomflied - zegelied triomfpoort - erepoort triomftocht - overwinningstocht, zegetocht triomfzang - triomflied trip - duikelaartje, plankje (voor turftrappers), plezierreis, reis, rit, tocht, toer, uitstapje, vrouwenschoeise- tripang - zeekomkommer tripel drievoudig, polijstaarde tripelglas - vensterglas tripiet - trip tripje - reisje triplaan - driedekker triple - drieledig, drievoudig tripleren - verdrievoudigen triplex - driedelig, drievoudig, houtplaat tripliceren - verdrievoudigen tripliciteit - drievoudigheid triplo - drievoud tripmadam - muurpeper tripmiddelen amfetamin, benzedrine, DMT, heroïne, morfine, LSD, mescaline, peyote, STP, pervitine, psilocibine tripode drievoet, melkkrukje, statief tripolair - driepolig tripot - danshuis, kliek, speelhol, speelhuis trippelen - huppelen trippen - trappen tripper - veentrapper triptiek - drieluik, schilderij triptrappen - trippelen tripzool - spiegelzool trismus - kaakkramp, mondklem triste - bedroefd, droefgeestig, treurig, triest tristezza - droefheid, treurigheid tritheïsme - driegodendom tritium - waterstofisotoop triton - watersalamander, zeegod tritonshoorn - schelp tritrieur - sorteerinrichting, vlekkenwater trits - drie(tal), triade, drie, trio tritsen - dobbelsteenspel triumviraat driemanschap trituratie - fijnmaling, fijnwrijving tritureren - fijnmalen, fijnwrijven triumvir - drieman triumviraat - driemanschap trivalent - driewaardig triviaal alledaags, banaal, gewoon, laag, laagbijdegronds modderig, plat, platvloers, sedimenteus, trivialiteit - alledaagsheid, platheid trivialiter - alledaags, plat trivium dialectiek, grammatica, retoriek trochilidae - kolibries trochlea - katrol troebel beroering, drabbig, ondoorschijnend, onduidelijk, onenigheid, onklaar, onrust, onscherp, onzuiver, opaak, vuil, wanorde, zwoel troebel maken - storen, troebelen, troubleren, verontrusten, verwarren troebele - drabbege, drabbige troebele dikke vloeibare vloeistof - drab, drabbe troebelen onlust, onlusten troebleren storen, verontrusten, (ver)storen, vertroebelen, verwarren troedel - schat, vleinaam troef - atout troef in het omberspel - manille troef in omberspel - matador troef inleggen - couperen troefboer jas troefkaart, aas, atour, boer, manille, nel, spadille troefkoning - troefheer troefnegen - nel troel - liefje, meid, slet, snoes, uilskuiken troela - lummel troep aantal, afdeling, beeld, beestenboel, bende, bent, boel, drift, drom, gezelschap, groep, horde, huskaravaan, keet, kliek, kloet, koppel, kudde, leger, macht, menigte, meute, mikmak, pan, partij, ploeg, puinhoop, rataplan, reut, roedel, rommel(tje), rot, rotzooi, schaar, schare, sjoecht, sliert, slipjacht, stel, stelletje, wanorde, warboel, zooi(tje), zwerm, zwik, troep dieren drift, koppel, horde, korf, kudde, meute, roedel, vlucht, zwerm troep ganzen - koppel, vlucht troep herten - roedel troep hinden - harem troep hoenders toom troep honden - meute troep jachthonden - drift, meute troep kunstenaars - bent troep lasteraars - lasterboel troep mensen - massa, menigte, meute troep misdadigers - bende, gang troep muzikanten - band, orkest troep ossen - drift, ossendrift troep of bende - jamboel, rommel troep of rommel - zooi troep padvinders patrouille troep rovers bende, bent, gang troep ruiters - ruiterbende, ruiterschaar troep schoolkinderen - klas troep soldaten - detachement, horde, peloton troep stierenvechters - quadrille troep vee - kudde troep vissen - school troep vogels - klucht, vlucht, zwerm troep welpen horde, nest troep wild - roedel troep wilde zwijnen - rotte troepen legeren - kantonneren troepen legeren bij burgers - inkwartieren troepen werven - recruteren troepenafdeling bataljon, brigade, compagnie, detachement, divisie, echelon, escouade, korps, reg, regiment, patrouille, peloton, sektie, vendel troepeneenheid - regiment troepenkamp - legerkamp troepenleer - opstellingsleer troepenmacht armee, contingent, divisie, heir, krijgsmacht, leger troepenschouw inspectie, parade, revue troepentrein - tros troepenverzorgers tros troepenverzorging - intendance, logistiek troetel - liefje, lieverd, sabelkwast, sierkwast troeteldier - knuffeldier troetelen knuffelen, koesteren, liefkozen, sollen, strelen troetelkind oogappel, pupil troetelnaam - hart(je), honey, koosnaam, kwast, lief, lieveling, lieverd, schat troeterig - papperig troeven - afrossen, kaartspelen, slaan, trofee - beker, cup, medaille, zegepalm, zegeteken troffel - kalkschep, truweelt trofisch - veranderend, vormend, vormgeven trog atacamatrog, geosynclinale, kil, kneedbak, luchtdrukgebied (zeer laag), plooidal, voerbak, voederbak, zeebodeminzinking troglodiet - holbewoner, mijnwerker troglodytidse - winterkoninkjes trogwolfje - troggewelf troïka - driespan Trojaans held Aeneas, Antenor, Hector Trojaans priester die tevergeefs waarschuwde voor het houten paard in Troje Laocoön Troje llion, llium trok biljartspel, reisde trol dwerg, kabouter, kobold troll - demon, geest trom bedoek, drum, pauk, tamboerijn, tamtam, trommél trom op Java - kendang trom van de gamelan kendang tromba - hoos, trompet trombase - enzym trombine - trombase trombocyt - bloedcel, bloedplaatje trombone bazuin, schuiftrompet trombose - bloedstolling, embolie trom, grote - in moskee - bedoek trommel - bus, doos, drum, pauk, tamtam, trom trommel (draaiende- voor wolbewerking) - snar trommel om wol te zuiveren - snar trommelaar - drummer, roffelaar, slagwerker, tamboer trommelen - drummen, roffelen trommelholte - middenoor trommelkruis - equerre trommelmeel - beendermeel trommelslag roffel trommelslager drummer, paukenist, tamboer, trommelaar trommelstok - baguette trommelstokboom - pijpkassia trommeltje van een hengel - reel trommelvel - kalfsvel, perkament trommelvlies - gehoorvlies, membraan, ormembraan, timpaan trommelvuur - spervuur trommelzucht – meteorisme, timpanatie, timpanie, tympanie, veeziekte trommelzuchtig - tympanitisch tromp - blaashoorn, jagershoorn, mondharp, olifantssnuit, slurf, trombone trompen - brullen, toet(er)en) trompet bazuin, blaasinstrument, eustachiusbuis, klaroen, orgelregister, piston, schuiftrompet, signaalhoorn, spreekhoorn, toeter trompet met kleppen - ventieltrompet trompetbloem - bignonia, narcis, tecoma trompetdiertje - stentor trompetdiertjes - wimperinfusoriën trompetfanfare - sonnerie trompetgewelf - schelp trompetkwast - banderol trompetschelp - tritonshoorn trompetslak - tritonshoorn trompetterspier - wangspier trompetvogel - agami, psophia trompetvormig orgaan - salpinx tromp van een olifant - slurf tronen - heersen, regeren, verleiden, zetelen tronie - aan(gezicht), bakkes, facie, fiselemie, gelaat tronie Barg. - ponem, porem tronk - boomstomp, stobbe, stomp, stronk, trunktroon - vorstenzetel troonsafstand abdicatie troonhemel baldakijn troop beeld, kerktoon, melisme, metafoor, uitdrukking troop der naamsverwisseling - antonomasie troop der overnoeming - metonymia troost bemoediging, consolatie, heil, heul, koffie, lafenis, leniging, medeleving, opbeuring, so(e)laas, sterkte, steun, toevlucht, verkwikking, vertroosting, verzachting troosteloos - bedroefd, desolaat, desperaat, diepbedroefd, doods, mistroostig, ontredderd, ontroostbaar, radeloos, somber, treurig, triest, verlaten,verslagen, wanhopig, woest troosteloosheid desolatie, somberheid, treurigheid, verslagenheid, verwoesting, wanhopigheid troosteloze vlakte - schiervlakte, steppe, woestijn troosten bemoedigen, laven, opbeuren, steunen, verlichten trooster - bemoediger, opbeurder, Parakleet troost of leut - koffie troostprijs - consolatieprijs trop - menigte, troep tropa-alkaloïde - cocaïne, scopolamine tropaeolacee - kanariekers trope - keerkring, troop, zonnestilstand tropen - keerkringen tropengewas - agave, alangalang, alkanna, aloë, ananas, bamboe, banaan, betel, canna, cassave, doerian, hevea, ketella, kina, liaan, liane, lombok, maniok, melati, paddie, papaja, peper, pisang, rotan, rijst,sereh, sesam, sirih, tonga, traangras, vanille tropenkoorts - malaria tropisch Afrikaanse vlieg - tseetseevlieg tropisch bloempje - melati tropisch dier - buffel, emoe, gazelle, giraffe, gnoe, krokodil, leeuw, luipaard, olifant, tijger tropisch gewas banaan, cacao, katoen, kina, koffie, kokos, nootmuskaat, oliepalm, peper, rijst, rubber, sagopalm, suikerriet, teakhout, thee tropisch insect - termiet, tseetsee tropisch kledingstuk - safaripak tropisch knolgewas - bataat tropisci land - Cameroen, Ghana, Guinee, Kongo,Tanzania tropisch oliehoudend gewas sesam tropisch plantengeslacht aleurites tropisch regenwoud - jungle tropisch wapen - assegaai, blaasroer tropisch wind - passaat tropisch zeewier - agaragar tropische aquarium vis - zwaarddrager tropische bomen (V.S.) - aleurieten tropische boom apeboom, arenpalm, assem, assemboom, dividiviboom, djati, djatiboom, gomboom, hevea, klapperboom, koaboom, kola, mangaboom, mangrove, nipapalm, palm, palmboom, pandanus, pisang, regenboom, sagopalm, tamarinde, tamarindeboom, teak, teakboom, tonkaboom, waringin, wortelboom tropische cycloon - orkaan tropische graansoort rijst tropische grassoort - alangalang tropische grasvlakte in Amerika - savanne tropische grond lateriet tropische hagedis - gekko, tjiktjak, tokké tropische huidziekte framboesia tropische insektensoort - termieten tropische keerkring - evenaar tropische kleding - burnoes, kaftan tropische klimplant - bougainvillea, derris tropische luchtstroom moesson, passaat tropische malaria - zwartwaterkoorts tropische paardeziekte - dourine tropische plant aloë, ananas, cactus, canna, cassave, mahinot, maniok, meloen, mimosa, orchidee, palm, ramee, sesam, vanille tropische rivier - Niger, Nijl, Zambezi tropische sierplant - ageratum, canna tropische slingerplant betel, kamperfoelie, sirih, liaan tropische steekmug - muskiet tropische tuin - plantage tropische vegetatie mangrove tropische verfstof - kino tropische vetplant - agave tropische vis - egelvis, goudvis, longvis, maanvis, murela, sluierstaart tropische vogel - ara, beo, flamingo, glatik, kaketoe, koetilan, kolibri, maraboe, neushoornvogel, papegaai, paradijsvogel, parkiet, pelikaan, rijstvogel, struisvogel, toekan tropische vrucht - advocado, ananas, banaan, dadel, djeroek, doekoe, doeren, doerian, guava, kiwi, manga, mangis, mangistan, mango, papaja, pisang, ramboetan, sawoe, semanka, vijg, tropische wervelstorm op de Filippijnen - baguio, baquio tropische wildernis - jungle, oerwoud, regenwoud, rimboe tropische wilde vlakte - jungle tropische wind - passaat tropische zeevis - bandvis, beefvis, egelvis, goudvis, klipvis, koekvis, koffervis, kogelvis, leervis, longvis, maanvis, roofvis, zeepaardje tropische ziekte cholera, dengue, dysenterie, filariasis, framboesia, lepra, lupus, malaria, slaapziekte, tyfus tropische zwemvogel - fregatvogel troppel - evenzo, troepje tropus - tekstuitbreiding troqueren - ruilen tros aar, ankerkabel, bagage, bagagetrein (mll.), bloeiwijze, bos, bundel, cluster, impedimenta, kabel, krap, krijgstrein, legerbagage, legertrein, meertouw, pak, resem, rist, sequela, tros aalbessen - aalbessenrist, rist tros aardwormen - peur, pier, poer, vale tros bananen - kam, orsir tros bloemen of vruchten - cluster tros haver - poeshaver tros vruchten bel, kam, racemeus, ragemus tros wormen poer, peur trosachtige bloeiwijze - speer trosachtige plant - speer trosgierst - vogelvoer troshaver - vlaghaver troshyacint - druifhyacint, druifjes trosiep - steeliep troskerseboom - vogelkers troskieuwige zeevis zeenaald, zeepaardje trosknecht - pakknecht trospaard - pakpaard trosroos - polyantharoos trossel - bundel trosselen - bundelen, drossen, pakken trossen - bundelen, drossen, pakken, weglopen trostouw - paktouw trosvormig racemiform trot - afstand, draf trots - aanmatigend, bats, bluffen, bogen, dapper, eigendunk, eigenwaan, ferm, fier(heid), flink, front, glorieus, groots, hooghartig, hoogmoed(ig), hovaardig, hovaardij, kloek, laatdunknd, laatdunkendheid, niettegenstaande, onbevreesd, ondanks, ongenaakbaar, onvervaard, opgeblazen, overmoedig, overzedig, parmant(ig), prachtig, prat, preuts, roemen, roemrijk, statig, spijt, statig, steunen, trotsheid, verwaand(heid), verwaten, weids, ijdelheid, zelfbehagen, zelfbewust, zelfgevoel trots van het moederschap - moederweelde trots zijn - pralen, pronken trots zijn op - bogen, fier, pochen trotse houding air trotsen - trotseren trotseren - blootstellen, braveren, tarten, uitdagen, verachten, weerstaan trotse vrouw - pauwin trotsheid - fierheid, overmoed trots zijn - pralen, pronken trotten - draven trotter - draver trotteren - draven trottoir stoep, stoeppad, straatkant, straatstoep, voetpad, wandelpad, wandelplaats trottoir voor een café - terras trottoirband - stoeprand trottoirtegel - tichel trotyl - tnt, trinitrotoluol troubadour bard, meistreel, menestreel, minnezanger, minstreel, provencaal, rapsode, speelman, trouvere, trovatore, zanger troubleren - storen, verontrusten trouvaille oplossing, vinding, vondst trouvere - dichter, minnezanger trouw aanhankelijk, aanhankelijkheid, eerlijkheid, fideel, fides, gehecht(heid), getrouw, loyaal, onveranderlijk, oprecht, probiteit, standvastig, standvastigheid, stiptheid, toegenegen, vasthoudend, verbonden, verknocht, volhardend, waarheid, zeker trouw naar de kerk gaan - kerks trouw verdediger - paladijn trouwbed - bruidsbed, huwelijksbed trouwbelofte doen - verloven trouwbeloften - ondertrouw, plechtigheden, sponsaliën trouwbreuk - felonie, perfidie, scheiding, woordbreuk trouwbreuk jegens de leenheer felonie trouwbrief - trouwbericht trouwdag - bruiloftsdag trouwdicht - huwelijksdicht trouwde voor haar zuster Rachael - Lea trouwe bezoeker habitué, stamgast trouwe echtgenote - Penelope trouwe gezel van Orestes - Pylades trouwe klant - habitué, stamgast trouwe verdediger - paladijn trouwe vriend Achaat, Achates, boezemvriend, Jonathan, pylades trouweloos - deloyaal, gemeen, infideel, onbetrouwbaar, oneerlijk, ontrouw, perfide, punisch, vals, verradelijk trouweloos handelen - verraden trouweloosheid felonie, ontrouw, perfidie, verraad trouweloos iemand - afvallige, verrader trouweloze daad verraad trouweloze verleidster Delila trouwen - echten, huwen trouwen beneden zijn stand - mesailliëren trouwens - immers, overigens trouwerij - bruiloft, huwelijk, echt, trouwpartij trouwfeest - huwelijk trouwhartig argeloos, eerlijk, fideel, gezellig, heus, hoffelijk, loyaal, naïef, openhartig, oprecht, rondborstig trouwjapon - trouwjurk trouwpartij bruiloft, echt, huwelijk, trouwerij trovatore - minnezanger, minstreel, troubadour trubbel - moeite, narigheid trubbels - onlust trubbels of hinder - last truc (Ind.) akal, foef, foefje, geslepenheid, handigheid, kneep, krijgslist, kunst(werk), kunstgreep, list(igheid), loer, loosheid, manier, pert, poets, raffinement, schranderheid, slimheid, slimmigheidje, sluwheid, streek, stunt, toetje, treek, tuk, valstrik, voorwendsel, zet truc (Ind.) - akal, foefje, list trucage - kunstgreep trucfilm - fake truffel - tuber truck - oplegger, trekker, vrachtauto trui - jumper, moerkonijn, sweater, zeug, trui zonder kraag pull-over truis - plukje, tros truïsme - gemeenplaats truite - forel trumeau - muurvlak, penantspiegel, penanttafel, spiegel, vensterdam trunk - koffer, schacht, tronk truntel - bagatel, beuzeling, kletspraat, nietigheid trust - bedrijfsconcentratie, kartel, samensmelting trustee - lasthebber, vertrouwensman trutten talmen, treuzelen truweel troffel trypsine - trypsase trijs - bras, hijsbalk, takel trijsen - ophalen, takelen trytisch - fijnmakend, verbrekend, verbrijzelend trijzel - treuzel, korenzeef trijzelen - zuiveren tsaar Iwan, keizer, Peter Tsjechisch auteur - Cech, Fric, Hasek Tsjechisch gebergte Ertsgebergte, Jeseniky, Sudeten, Tsjechisch persbureau C.T.K. Tsjechische burgemester - starost Tsjechische componist Dvorak, Smetana Tsjechische dans polka Tsjechische munt - koruna Tsjechische partijleider Husak Tsjechische politicus Dubcek, Husak, Masaryk, Novotny, Svoboda, Tsjechische rivier Donau, Eger, Moldau, Morava, Vltana Tsjechische schrijver Benesj, Capek, Kafka, Masaryk Tsjechische stad Bratislava, Brno, Decin, Kosice, Krupina, Liberec, Olomouc, Ostrava, Plzen, Praag, Telc Tsjechische volksdans - furiant Tsjechoslowaaks bergmassief - Brdy Tsjechosloakije , hoofdstad van - Praag Tsjecho-Slowaakijs koruna Tsjeka - letterwoord Tsjoenen - beheksen tsiepen - piepen, tjilpen Tsongdialect - Bila Tsuba - stootplaat tuba - bazuin, blaasinstrument, schuiftrompet Tubantia - Twente tubboot - oefenboot tube - buisje, kokertje tubelair - buisvormig tuber - gezwel, knobbel tuberculose - ftitis, tering, tb.c., tb. tubereus - knobbelachtig tuberiform - knobbelvormig tuberkelziekte - tuberculose tuberoos - herfsthyacint tuberositeit - knobbeligheid tubulus - buisje tubus - buis, kijker, verrekijker tucht bevel, discipline, dwang, gehoorzaamheid, leiding, liniaal, lijn, mededeling, onderwerping, orde, reeks, richel, toezicht, voorschrift tuchteloos - indisciplinair, ongebonden, ontuchtig, ordeloos, onzedelijk tuchteloosheid - bandeloosheid, insubordinatie tuchthuis (straf)gesticht, gevangenis tuchtigen castigeren, geselen, kastijden, modificeren, slaan, straffen tuchtiging - castigatie, doding, geseling, kastijding, lijfstraf, mortificatie, ranseling, slaag, straf, visitatie tuchtigingsmiddel gard, gesel, karwats, knoet, roe, roede, spitsroede, stokslag, tuchtroede, zweep tuchtigingsriem - gesel tuchting - kastijding, slaag, straf tuchtleer - discipline, indisciplinair, ongebonden, ongezeglijk, vrijgevochten tuchtmaatregel - represaille tuchtmeester - cipier, provoost, gevangenbewaarder tuchtmiddel - karwats, roede, zweep tuchtoefening - straf tuchtrechterlijk disciplinair tuchtroede - gesel, zweep tuchtschool - gesticht Tudor, lid van het huis - 4 Jana Owen 5 Maria 6 Arthur, Edmund, Eduard, Jasper 7 Frances, Hendrik, Jacobus 9 Elizabeth 10 Margaretha tufduiker - kuifduiker tuffen - puffen, rijden, spuwen tufkrijt - kalksteen, mergel tufsteen - tras, tuf tufsteen (It.) - peperine tuftuf - automobiel tui - scheeps(touw) tuianker - boeganker tuiboei - meerboei tuiboot - sleepboot tuiel - sleur tuien - afmeren, vastmaken, vastzetten tuier - band, tuiertouw tuieren - vastleggen tuiertouw - tuur tuig afval, bocht, bras, canaille, dievenvolk, gajes, gareel, geboefte, gepeupel, gereedschap, gerei, gespuis, getouw, grauw janhagel, materiaal, ontuig, paardentuig, plebs, rapalje, rommel, schorem, schuim, tinnef, toestel, touwwerk, trekdierentuig, uitschot, uitvaagsel tuig, deel van het, van een schip - 2 ra 3 gei, nok, rak, val 4 boom, giek, hals, mars, mast, stag, want 5 paard, steng 6 gaffel, riflijn, scoot, zaling 7 pardoen 8 bakspier 9 jagerboom, neerhaler, stampstok 10 boegspriet, toppeneind 11 kluiverboom tuig van een zeilschip - takelage, tuigage tuigen - inspannen, optuigen tuighuis arsenaal, depot, rustkamer, wapendepot, wapenkamer wapenhuis tuigje - toom tuigpaard - rijtuigenpaard tuik - netjes, zindelijk, zorgvuldig tuil bloeiwijze (trosvormig), boeket, bouquette, bosje, gril, jokkerij, ruiker, toef, tuiltje - boeket bos, bosje, dot, kuif, pluk, toef tuiltje bloemen - boeketje tuimel - bedwelming (fig.), buiteling, tuimeling, val, wip, wipplank, tuimelaar - blijde, bruinvis, dolfijn, duifsoort, jongleur, masteluinbrood, potsemaker, slotdeel, snip, wip tuimelbank - wip tuimelbed - opklapbed tuimelboom - buiteling tuimeldistel - kruisdistel tuimelen - afrollen, buitelen, duikelen, kieperen, kraaien, mieteren, omvallen, pericliteren, stotteren, tottelen, totteren, vallen tuimelglas - tumbler tuimeling buiteling, culbuteur, duikeling, kolkring, roes, tuimel, val tuimelings - kantelend tuimelkar - kipkar, stortkar tuimelraam - valvenster tuimelvis karper tuimelzucht - tuimelgeest tuin - bloementuin, erf, gaard, groentetuin, hof, (Mal)kebon, hortus, lusthof, moestuin, omheining, park tuin(Afr.) - shamba tuin (Ind.) - kebon tuin (Lat.) hortus tuin (Mal.) - gaard, kebon tuin (wetensch.) - hortus tuin in de hoofdstad Artis tuin met druivestokken - wijngaard tuin met rozen - rosarium tuin op de Olijfberg waar Jezus gevangen genomen werd - Gethsemane tuin voor groenten - groentetuin, hof, moestuin tuinaarde - humus, molmaarde, molmgrond, teelaarde tuinafscheiding - haag, heg, hek, scherm, schutting, sloot tuinafval - porrie tuinarbeid verrichten - tuinieren tuinarbeider - tuinier tuinbaas - hovenier tuinbed - parterre, perk, tuinbed waarop gezaaid wordt - wachtbed tuinbloem afrikaantje, akelei, anemoon, anjer, arabis, aronskelk, aster, azalea, balsemine, begonia, blauweregen, brem, campanula, canna, chrysant, chrysanthemum, clematis, coreopsis, cosmea, crocus, dahlia, erica, floks, freesia, fuchsia, geranium, gladiool, godetia, goudsbloem, hanekam, herfstaster, hyacint, iris, ixia, krokus, lathyrus, lavendel, lelie, lovelia, lupine, madelief, margriet, meidoren, monnikskap, mosroos, muurbloem, narcis, pensé, pioen, pioenroos, phlox, portulakka, primula, ranonkel, reseda, ribes, ridderspoor, roos, salvia, scabiosa, sering, sneeuwbal, spiraea, stokroos, trollius, tuberoos, tulp, violier, viool, viooltje, vlier, vuurpijl, weigelia, winde, zinnia, zonnebloem tuinbloemetje - viooltje tuinbonenziekte - fabisme, favisme tuinboon - duiveboon, paardeboon, pieter, tuinbouw glascultuur, horticultuur, veldarbeid, warmoezerij tuinbouwbedrijf – kwekerij, tuinderij tuinbouwer – tuinder, tuinier tuinbouwgereedschap bladhark, boonzaaier, frees, gieter, hark, kruiwagen, riek, schoffel, schop, snoeischaar, spa, spade, tuinslang tuinbouwgewas andijvie, appel, asperge, biet, bloemkool, boon, capucijner, dop(erwt), erwt, fruit, groente, kapucijner, kool, peer, peul, postelein, prei, rabarber, radijs, ramenas, savoyekool, schorseneren, sla, snijboon, spersieboon, spruitjes, tomaat, ui, winterwortel, wortel tuinbouwkunde hortologie tuinbouwkundige hortoloog tuinbroek - salopette tuinbij - honingbij tuincentrum - kwekerij, tuinderij tuinder - gardenier, kweker, teler, tuinier, warmoezenier tuinderij - kwekerij, tuincentrum tuinekster - klapekster tuinen - benen, doorlopen, vluchten tuineppe - selderij tuinfeest - hoffeest tuinfluiter - grasmus, kersenpikkertje, zomergast tuingat - hommergat, schrijfgat tuingereedschap - bats, bladhark, gieter, grasschaar, grasmachine, hark, hegschaar, kruiwagen, riek, rijf, schoffel, schop, schrepel, snoeimes, snoeischaar, spa(de), sproeier, strekel, tuinschaar, tuinslang tuingerei - snoeimes tuingewas - lavendel tuingeweer - flobert tuingod - Priapus tuingodin Pomona tuingors - ortolaan tuingrond - akkeraarde tuinhoed - plantershoed tuinhuis gaardenier, gloriëtte, koepel, oranjerie, prieel tuinier hovenier, tuinder, tuinier, tuinman, warmoezenier tuinieren - tuinen tuinierster - tuinmansvrouw tuinjongen (Ind.) - kebon tuinkamer - oranjerie, prieel, serre tuinkers bitterkers, sterkers, sterrekers, tuinkruid tuinkever - junikever, rozekever tuinklauw - wiedijzer tuinklokje - kampanula, mariaklokje tuinkoepeltje - gloriete tuinkoninkje - winterkoninkje tuinkruid - basilicum, bieslook, kervel, koningskruid, marjolein, orego, peterselie, rozemarijn, selderie, selderij, sterkers, tuingras, tuinkers, tijm, venkel tuinkunde - hortologie tuinkunst - tuinarchitectuur tuinlat - wilgeteen tuinleden van Adam - Adamsgild(e) tuinleeuwerik - veldleeuwerik tuinlepeltje - herderstasje tuinlook - knoflook tuinman - gardenier, hovenier, kweker, tuinder, tuinier tuinman (Ind.) - kebon tuinmes - snoeimes tuin met rozen - rosarium tuin met vruchtbomen - boom(gaard) tuin voor groenten - hof, moestuin tuinieren - tuinen tuinopzichter (Ind.) kebon tuinperk - bed tuinplant - afrikaantje tuinpoortje - hek tuinschaar - heggeschaar, snoeischaar tuinscheerling - hondspeterselie tuinsla - latuw tuinslaper - relmuis, zevenslaper tuinsluiper - tuinkoninkje tuinsproeier - gieter tuinstulp - bostulp tuintegel - flagstone tuinvak bed, perk tuinvalk - klapekster, klauwier tuinverlichting - fakkel, lantaarn tuinverzorger - hortulanus, hovenier, tuinman tuinvogel - ortolaan tuinvriend - hortoloog tuinwerk - rijsberm, rijswerk, tuiniersarbeid tuinzwaluw - oesterzwaluw tuisen - dobbelen, kwanselen, ruilen, spelen, tuiser - dobbelaar, speler tuistrop - tuitouw tuit - schenkbuis, schenkmond, schenkpijp, tul, toot, tuit van een kan tul tuit van een pomp - uitloper tuitel - neus, onvast, wankel tuitelachtig - wiebelend tuitelen - ruisen, suizen, wankelen, wiebelen tuiten - suizen, toeten tuitelig - duizelig, tuitelachtig, wankel tuithoren - toethoorn tuitje (plantk.) - ocrea tuitlamp - keukenlamp, snotneus tuitpotje nun tuitschoen - tootschoen tuittrechter - broes tuitzak - puntzak thuja conifeer, levensboom tuk beet, begerig, belust, graag, gretig, gulzig, happig, list, ras, slaapje, sluw, soort, verzot tuk hebben - beetnemen tuk op - flink, levendig, vinnig tuk op winst - baatziek tukje dutje, hazen(slaapje), siësta, slaap, uiltje tukken - dutten, slapen tukker - heikneuter, kneu, putter, twentenaar tul kruik, pul, kan, speentuit, zuignap, zuigspeen tule - kant tuleachtig weefsel bobbinet, petinet tulband - gebak, hoofddeksel, wrong tulen halsbedekking met baleintjes - guimpe tulp - tulipa tulpane - bostulp tulpenboom magnolia tulpenwindhandel - tulpomanie tult - houtmaat tumbler - bekerglas, tuimelaar tumefactie - zwelling tumeltueus - lawaaiig, rumoerig tumescentie - opzwelling tumor gezwel, zwelling tumult - alarm, beroering, drukte, gedruis, geraas, heibel, kabaal, lawaai, leven, onrust, ophef, oploop, oproer, opschudding, ramulte, rumoer, spektakel tumuluoso - stormachtig tumulus - grafheuvel tune - deun, melodie tuner - afstemmer Tunesië, heuvellandschap in - sahel Tunesië, kalkplateau in - Dahar Tunesië, provincie van - Beja, Bensert, Bizerte, Gabes, Gafsa, Jendoube, Kairouan, Kasserine, Medenin, Nabeul, Sfax, Sousse, Tunis Tunesië, zoutmeer in - sjott Tunesisch gebergte - Atlas Tunesisch gerecht - koeskoes Tunesisch hoofddeksel - fez Tunesisch produkt - kurk Tunesisch schiereiland Djerba Tunesisch staatshoofd Bourguiba Tunesische havenplaats Bizerta, Goulette, Sfax, Soesa, Tunis Tunesische munt - dinar, franc Tunesische stad Beja, Bizerta, Gabes, Sousse, Tunis, tunica - chiton, mantelanjelier tunicaten - manteldieren tunicaband - clavus tuniek - uniform(jas) tunnel - door(gang), passage tunnel onder een rivier - riviertunnel tunnelbrug - kokerbrug tunneloven - kanaaloven tunnelziekte - mijnwormziekte turban - tulband turbatie - stoornis, verwarring turbator - onruststoker turbe - menigte, vlucht turberen - beroeren, verontrustend, verwarren turbine - schoepenrad turbinestraalmotor - reactiemotor, straalmotor turbojet - straalmotor turbulent onrustig, woelig turbulent luchtverschijnsel eddy turbulentie stoornis,woeligheid turdidae - lijsters tureluren - neuriën tueluur - deun, gril, kuifleeuwerik, tuuk tureluurs - dol, geprikkeld, kierewiet, kriebelig tureluurs maken - prikkelen turen - gluren, kijken, ogen, pinken, pluren, staren turf - klomp, klot, kluit, spon turfaarde molm, turfmolm, veenaarde turfboer - turfverkoper turfdons - turfwatten turfdrager - sjouwerman turfeiker - turfschip turfescentie - gespannenheid, opzetting, opzwelling, stijfheid turfgraver - veenarbeider, veender turfgrond veen(land) turfhoop - stobbe turfland - veen, veengrond, veenland turflegger vletter turfmaker - turfgraver turfmakerij veenderij turfmeel - turfmolm turfmolm - meel, mot, mul turfpraam - turfschuit turfroede - veenroede turfschop - greep, teef turfsoort - onderkuil turfspitter - turfgraver turfstapel - stobbe, viem turfstapelen - vletten turfsteken - venen turfsteker - mol, spitter, stikker, veenman, veenwerker, veenarbeider turfstof - mul, turfstrooisel turftrekker - baggeraar turfstrooisel - molm turftrekker - zakkenroller turfvezelstof - berandine turgor bezittend - turguscent Turk Moor, Osmaan, Ottomaan, Mohammedaan Turken - Osmanen turkovis - blauwgroen Turks Ottomaans Turks bad - zweetbad Turks bed - ottamane Turks bedehuis - djami Turks bevelhebber - ag(h)a, emir Turks bevelschrift - irade Turks bovenkleed - kaftan Turks decreet irade Turks dichter - Baki Turks eiland - Imroz Turks flanel - golgas Turks gerecht - kebab, pilav Turks gewaad - dolman Turks heer - aga Turks infanteriesoldaat janitsaar Turks keizerlijk decreet - irade Turks leer - marokijn Turks lesgever van de Koran - Hodja Turks mannenverblijf selamnik Turks opperkleed - kaftan Turks paleis konak, serail Turks pond - lira Turks rijstgerecht pilav Turks roeivaartuig - kaik, sultana Turks schip - sultana Turks schrijfster - Adivar Turks soldaat nisam Turks staatsman Ataturk Turks student - softa Turks vleesgerecht - krbab, shoarma Turks voertuig - araba Turks vrouwenverblijf harem Turks wapen - kromzwaard Turkse ambtstitel - pacha, pasja Turkse bevelhebber aga Turkse brandewijn raki Turkse danseres odalisk Turkse drank raki Turkse dronk - salep Turkse eretitel baba, bei, bey Turkse forten aan de Hellespont - Dardanellen Turkse gendarme zaptieh Turkse goudmunt stamboel Turkse herberg han, kan Turkse hoofdstad Ankara Turkse kapitein - reïs Turkse kromme sabel scimitar Turkse landvoogd muselim Turkse landwer - redif Turkse lichtgewapende ruiters - leschis Turkse maand ramadan Turkse markt of herberg kan Turkse moskee dziami Turkse munt kurus, para, piaster, pond Turkse muts fes, fez Turkse opperpriester moefti Turkse provincie vilajet Turkse rechtsgeleerde effendi, efendi Turkse regering (tot 1932) Porte, Kapu Turkse rijstmoes - pilav Turkse rivier - Ceyhan, Meander Turkse ruiter - spahi Turkse rustbank ottomane Turkse rijk - Porte Turkse schriftgeleerde hodja Turkse sofa - ottomane Turkse staatsraad divan Turkse stad - 4 Bolu, Icel, Urfa 5 Adana, Alaca, Bursa, Corum, Izmir, Konya, Maras, Sivas 6 Ankara, Edessa, Elazig, Samsun 7 Erzurum, Kayseri, Kocaeli, Malataya 8 Adapazzi, Gaziante, Istauoel 9 Eskihesir 10 Dayarbakir Turkse stadhouder vali, wali Turkse tabakspijp chibouque, chiboek Turkse tarwe mais, mi(l)le Turkse titel aga, bei, bey, chan, ef(f)endi, emir, emier, kalief, pasja, pasha, sultan Turkse trom – naccara, trombal Turkse vlag - alem Turkse vochtmaat alm Turks volksstam - Avaren, Balkaren Turkse volkszanger - asjik Turkse vorst bei, sultan Turkse vrouw hanoem Turkse waterpijp nargileh Turkse wijn raki Turkije, hoofdstad van - Ankara Turkije, meer in - Vanmeer turner - gymnast turngereedschap - brug, paard, rek(stok) turnoefening - handstand turnster - gymnaste turntoestel bok, brug, evenwichtsbalk, paard, rek(stok), ringen, trampoline, wandrek turquoise - tafweefsel turrenkruid - scheefkelk, torenkruid turtie - tortelduif, zeeschildpad turven - aanstrepen, ranselen, slaan, tellen tussen dis(Gr), entre (Fr.), gedurende, halverwege, inter, intra, meta(Gr), middenin, temidden tussen alle volkeren - internationaal tussen andere bezigheden door - terloops tussenbedrijf - entr’act tussenbeide komen - intercederen, interfereren, interveniëren, treden tussen de bedrijven door - terloops tussen de eilanden - interinsulair tussen de ogen gelegen interoculair tussen de planeten onderling - interplanetair tussen de ribben gelegen intercostaal tussen de spieren gelegen intermusculair tussen de vingers en tenen gelegen interdigitaal tussen de volken - internationaal tussen elkaar - tusseneen tussen gemeenten onderling - intercommunaal tussen gemeenten plaatshebbend - interlokaal tussen haakjes - parenthese, terloops tussen landen en volken onderling - internationaal tussen licht en donker schemer tussen naties onderling - internationaal tussen noord en oost - n.o. tussen normaal en omvangrijk - middelgroot tussen plaatsen onderling (ptt) - interlokaal tussen twee conjuncties van planeten - synodisch tussen twee oceanen - interoceanisch tussen twee tijden in - tussenin tussen twee tijdstippen - tussentijds tussen verscheidene landen internationaal tussen verscheidene plaatsen interlokaal tussen vet en mager - doorregen tussenaxioma - tussenbegrip tussenbedrijf - extracten, tussenspel tussenbeide - tameijk tussenbeide komen - bemiddelen, intercederen, interfereren, interveniëren tussenbericht entrefilet tussenberm - banket tussenbestuur - interim tussencelstof - intercellulose tussencelzelfstandiheid - intercellulose tussencultuur - tussenbouw tussendag - schrikkeldag tussendoor - tussenin tussendoorbeentjes - steunbeenderen tussengang - middelgang tussengebied - enclave tussengelegen - mediterraan tussengerecht entremets tussengeschil - incident tussengracht - middelgracht tussenhandelaar agent, commissionair, detaillist, groothandelaar, grossier, makelaar, tussenhandelaar tussenhersenen diëncephalon, diëncefalon tussenhistorie - episode tussenkamer alkoof, entresol, hangkamer, insteekkamer tussenkamer met slaapvertrek - alkoof tussenkamertje - entresol, insteekkamertje tussenkleur - middeltint tussenkomend - bemiddelend, incidenteel tussenkomst bemiddeling, commissionair, inmenging, intercessie interferentie, intermediair, interventie, mediair, mediatie, tussenkultuur - tussenbouw tussenlassen inlassen tussenlassing - interpolatie, tussenvoeging tussen licht en donker - schemer tussenlid - middengeleding, middenlid tussenliggend intermediair tussenmuur - binnenmuur, middenmuur, scheidsmuur tussenmuurvlak - penant tussenoplossing - compromis tussenpassagier - armoedzaaier tussenperiode fase, entracte, intermezzo, interventie, pauze, rustperiode tussenpersoon - agent, ambassadeur, bemiddelaar, commissionair, handelsagent, intermediair, makelaar, medium, ombudsman, stroman, tolk, vertrouwensman tussenpersoon tussen afzender en ontvanger - expediteur, verzender, vrachtondernemer tussenplaatsen - interlokaal, interponeren tussenpoos afwisseling, intermissie, interruptie, tussenruimte, interval, pauze, rusttijd tussenpozend intermitterend tussenregeerder - regent tussenregering interregnum tussenruimte - afstand, gaping, interlinie, interstitie, interval, spatie, speling, spleet, tussenpoos tussenrijk - tussenregering tussenschakel - overgangsdeel, overgangsvorm tussenschot - septum tussenschuifsel - parenthese tussenslaapkamer - alkoof tussenslag - bijnoot tussensloot - middensloot, scheidingssloot tussensluis - middensluis tussensolo - obligaat tussensoort - bastaard, middelsoort tussenspant - vulspant tussenspel diludium, entremés, interlude, interludium, intermezzo tussenspraak - bemiddeling tussenstand - klassement tussenstation - halte tussenstuk van een rund - paterstuk tussentijds a.i., inmiddels, interludium, interim, intermissie, intussen, ondertussen, tijdelijk, voorlopig tussentijds opgemaakte tussenstand in een wedstrijd - klassement tussentijds rapport - interimverslag tussentijdse vakantiedag - snipperdag tussentoon middentoon tussen twee tijdstippen - tussentijds tussenverdieping - entresol, hangkamer, insteekkamer, mezzanine tussenvertrek - insteek, insteekkamer tussen vet en mager - doorregen tussenvoegen atlassen, inlassen, inschuiven, interpoleren, invoegen tussenvoeging inlas, inlassing, interpolatie, invoeg, invoegsel, las tussenvoegsel - in(las), interjectie, invoeg tussenvonnis interlocutie tussenvorm overgangsvorm tussenvorm van sommige dieren - larf, larve, pop, rups tussenwaar - ruilmiddel tussenwand scheidswand tussenweg compromis, middenweg tussenwerk bijwerk tussenwerpsel ach, aha, ai, au, ba, bah, bravo, dut, foei, ha, hé, hè, hm, hoera, interjectie, nou, och, oei, oh, pst, plonk, sjonge, tjonge, st, tut tut, zo, zag tussenzang in een drama - koorzang tussenzetsel - inlas, las, tussenstuk tussenzetten - entwijze, inlassen tussenzin - parenthese, parentesis tussenzin scheiden - aandachtstreepje tussis - hoest tut - kalm, stil, radijs, rustig tutela - voogdij tutelair beschermend tuten - roepen tuteur - beschermer, tutor, voogd tutrice - voogdes tutten - tobben, zeuren tutter - fopspeen tutteren - aarzelen, treuzelen tutterig - beuzelachtig, houterig, zeurderig tutti t, allen tutto - geheel tutu - balletrokje tutup - sluiten, toetoep tuub - fietsband tuuk - aalschaar, tureluur tuur - trek, tuier, zin tuurpaal - tuierpaal tuut - agent, bink, diender, klabak, politie, politieagent, smeris tv zender in Nederland - Lopik tv-zenders zoeken - zappen T-vormig kruis - Antoniuskruis twaalf - dozijn twaalf apostels keizerskroon twaalf dozijn - gros twaalf maanden - jaar twaalf stuks - dozijn twaalf uur 's nachts - middernacht twaalfboutshelm - duikerhelm twaalfdelig duodecimaal twaalfde maand - december twaalfde rugwervel - gordelwervel twaalfdelig - duodecimaal twaalfeilandengroep aan de Kleinaziatische kust - Dodekanesos twaalfhoek dodekagoon, dodecagoon twaalfmaandelijks - jaarlijks twaalfpuntsletter augustijn twaalftal dozijn twaalftallig - duodecimaal twaalftonig - duodecafonisch twaalftoonstelsel dodecafonie twaalfurebloem - daglelie twaalfuurtje - (lunch)pakket, middag boterham twaalfvingerige darm duodenum twaalfvlak dodecaëder twee - beide, duo, paar, span, stel twee aan twee - paarsgewijs twee aan twee rangschikken - paren twee ballen gelijk raken bij het biljartspel - biljarderen twee bijeen horende dingen koppel, paar, span, stel twee bij elkaar behorende zaken - paar twee dagen geleden eergisteren twee dagen na heden - overmorgen twee damschijven op elkaar - dam twee dingen - stel tweedraads garen – twijn twee en een half - derdehalf twee evenoude kinderen van een moeder tweeling twee gelijke exemplaren - duplicaat, duplo twee gulden vijftig - knaak, rijksdaalder twee ineen lopende rivieren - streng twee in elkaar lopende kamers - suite twee keer - tweemaal twee kwarten - helft tweeledig - binair, dubbel(zinnig) twee maal twaalf uur - etmaal twee maanden na zicht - uso twee medeklinkers - ks, ml twee meeldradend hebbend - diandrisch twee metalen samensmelten tot één - legeren twee muzikanten - duo twee nationaliteiten bezittend - bipatride twee oceanen verbindend interoceanisch twee onbeloonde en een betoonde lettergreep - anapest twee paarden span twee ronden bij het breien - naadje, tour twee schijven op elkaar dam twee snarig muziekinstrument - rebab twee sneetjes brood met ei en vlees - uitsmijter twee soorten watersalamanders - aalpadsalamander twee strijdende partijen - principaal twee stukken hout - deuvel twee vingers hebbend - didactylisch twee wegen met bezwaren - dilemma twee zit duo tweeaar - korenhalm tweearmige trekboom - lamoen tweebast - amandelwilg, schietwilg, waterwilg tweebenig gevleugeld dier - vogel tweebenig werktuig - passer tweeblad - keverorchis tweebroederig - diadelfus tweed - kaardgaren tweede - ander, secundo, secundus, span, vice tweede aardperiode uit het prenaire tijdvak - siluur tweede baas - onderbaas tweede binnen planeet in ons zonne stelsel Venus tweede boek van Mozes - Exodus tweede boekhouder - onderboekhouder tweede borstrok - onderborstrok tweede commissaris - ondercommissaris tweede correctie van drukproeven - revisie tweede deel van de priesteropleiding - scholastikaat tweede der kleine wijdingen - lector tweede directeur - onderdirecteur tweede drukproef - revisie tweede echt - bigamie tweede estrade van een balébalé - paseban (Ind.) tweede exemplaar - doordruk, duplicaat tweede exemplaar van een kunstwerk - repliek tweede exemplaar van een wissel - secunda tweede gelijke exemplaar duplicaat tweede gewas - etgras, etgroen, nagras, tweede gewas van een stuk hooiland - eimat tweede graangewas - eimat tweede grasgewas - eimat, etgras, etgroen, nagewas, nagras, nahooi, naoogst, navrucht tweede halswervel - draaier, epistrofeus tweede helft van de 18e eeuw - pruikentijd tweede huwelijk - deuterogamie, digamie, hertrouw tweede jaargetij - zomer tweede kamer (Denem.) - Folketing tweede kamer (Eng.) Lagerhuis tweede kaste der Hindoes - kshatriya's tweede keer herhaling, repetitie tweede kerstdag - boxingday tweede klasse - secunda tweede kok - onderkok tweede koster - onderkoster tweede maag - huif, netmaag tweede maand - februari tweede maand (Hebr.) - Ijar tweede macht van een getal - kwadraat tweede moeder - stiefmoeder tweede moer - contramoer tweede mogelijkheid - alternatief tweede naamval - genitief tweede ontbijt - lunch, luncheon, tiffin tweede oogst - nagewas tweede opzichter - onderopzichter tweede phase in ngodsdienst der Indiërs - brahmaïsme tweede plaats, in de - secundair tweede planeet van ons zonnestelsel - Venus tweede prijs - accessit, assessiet, zilver tweede snede van klaver nasnede, etgroen, etgroen tweede stem - tegenstem tweede troefkaart in het omber, quadrille - manille tweede zangstem alt tweede zondag in mei moederdag tweede zondag in de vasten - reminiscere tweede zondag vóór Pasen - passiezondag tweedegraadsvergelijking - vierkantsvergelijking tweedehands - antiquarisch, gebruikt, gedragen, tagrijn tweedehands koopje - occasion tweedekker - biplaan, biplane tweedelig - binair, dubbel tweedelig badpak bikini tweedelig pak - kostuum tweedelig rijtuigje - bendy, cabriolet, deleman, gig, hansom (Eng.), kar, kossong, mallejan, rikshaw, riksja, sado, sjees, sulky,tonneau tweedeligheid binariteit tweedeling dichotomie tweederangs minderwaardig tweedimensionaal begrip vlak tweedraadsgaren - tweern, twijn tweedracht breuk, eris, etgroen, gekijf, geschil, heibel, herrie, hommeles, krakeel, mot, onenigheid, ongenoegen, onmin, verdeeldheid, ruzie, scheuring, tweespalt, twist, vete tweedrachtig onenig, verdeeld tweedrachtsappel twistappel tweedradig - bifilaire tweedradig weefsel - zwilk tweeduizend (Rom.) m.m. tweeëcht - bigamie tweeënhalve cent - botsen, kluut, plak tweeërhande - onverbuigbaar tweefiets - tandem tweegesprek dialoog tweegevecht - duel, handgemeen, kamp, lijfgevecht, tweekamp, worstelpartij tweegezinswoning duplex woning tweehandig - bimanueel tweeheid - dualiteit tweeheidsleer - dualisme tweehoevig dier alpaca, alpensteenbok, angorageit, antilope, banteng, berggeit, bezoargeit, bison, blauwbok, blesbok, bok, brandhert, buffel, bultrund, damhert, djunglerund, dromedaris, duikerbok, dwerghert, edelhert, eland, gaffelbok, garm, gazel, gazelle, geit, gems, giraffe, gnoe, grijsbok, hamel, hartebeest, herkauwer, hert, hinde, hokkeling, kalf, kameel, kantjil, karbouw, kariboe, Kashmiergeit, kemel, klipgeit, knoros, koe, koedoe, lakenvelder, lam, lama, manenschaap, mehari, mendjangan, merinosschaap, moefflon, muffeldier, muskusdier, muscusos, ree, oeros, okapi, ooi, os, pink, pinkstier, pinkvaars, ram, rendier, rund, sapi, schaap, schaapkameel, sik, spiesbok, spieshert, springbok, steenbok, steengeit, steenschaap, stier, twenter, vaars, var, vetstaart, waterbok, wapitihert, wildebeest, wisent, yak, zeboe tweehokkige vrucht van kruisbloemigen - hauw, siliwua tweehonderd (Rom.) c. c. tweehonderd stuks haringen - tal tweehoofdige opperarmspier biceps tweehuizig heestergewas - gagel tweehuizigheid - dioecie tweehulzige plant - wilg tweejaarlijkse tentoonstelling of zulk een concours Biënnale tweejarige haring - toter tweejarig huisdier twenter tweejarig paard of rund - twenter tweejarige haring - toter tweejarig vrouwelijk rund - hokkeling tweejarige mannelijke ree - smalrug tweejarige vrouwelijke ree - smaldier, smalree tweekamerstelsel - bicamerisme tweekamp duel, heengaan, kamp, krijt, omheining, strijdperk, tweegevecht, wedstrijd tweeklank - ai, ei, eu, oe, oi, ui, diftong, dubbelklank tweekleurig - dichroïtisch tweekoren - amelkoren tweekristalvormig - dimorf, dimorph tweeledig - binair, binomisch tweeleer - dualisme tweeling - twin tweelingbroer van Amphion Zethus tweelingbroer van Artemis Apollo tweelingbroer van Castor Pollux tweelingbroer van Remus Romulus tweelingen gemini, gemellen, twins tweelingsterren Castor, Pollux tweelingvenster - bifora tweelingzuster van Ares - Eris tweelippig - bilabiaal tweeloops - dubbelloops tweeluik diptiek tweemaal andermaal, bis, nogmaals tweemaal hetzelfde zeggen tautologie tweeman - duümvir, nizuër tweemanschap - duümviraat tweemaster - gaffelschoener, kits, kof, schoener tweepalig - bipolair tweepersoons muziekstuk duo, duet tweepersoonsauto two-seater tweepersoonsbed lits jumeaux tweepersoons fiets - tandem tweepersoonssofa - causeuse tweepersoonszadel buddyseat tweepolig - bipolair tweeregelig vers distichon, doublet twern - twijn tweernen - twijnen tweeslachtig amfygeen, amfibisch, androgyn, hermafrodiet tweeslachtig dier - amfibie, amphibie, hermafrodiet, kikker, kikvors, moeraskikker, pad, salamander, vors tweeslachtig wezen afrodiet, hermafrodiet tweeslachtigheid androgynie, biseksualiteit, dualisme, gynandrie tweesnarige viool - rebab tweesnijdend - anceps tweesnijdend mes lancet, vlijm tweesnijdend Romeise bijl - bipennis tweesnijdend slagzwaard - espadon tweesnijdend zwaard kortelas tweespalt conflict, disharmonie, onenigheid, ruzie, tweedracht, twist, verdeeldheid, vete tweespraak - dialoog, samenspraak tweesprong dilemma, scheiweg tweestemmige compositie - bicinium tweestemmige zang duet tweestemmig gezang - discant, duet tweestemmig zangstuk - bicinicum tweestemmige compositie - madrigaal tweestrijd dilemma, dubio, dubium, duel, kamp, scheuring, tweekamp, tweespalt tweestromenland Mesopotamië tweetakkig gaffelvormig tweetal duo, duet, koppel, paar, span, stel(letje), twin tweetalig land België, Canada tweetallig cijfer - bit tweetaligheid bilinguïsme tweetallig - binair tweetal muzikanten - duo tweetandige vork gaffel tweetenig luipaard - unau tweeterm binomium, binoom tweetermig - binominaal, binomisch tweetongig - bedrieglijk, vals tweevaardigheid - ambivalentie tweevleugelig insekt - aasvlieg, bijenluis, bromvlieg, dar, daas, dazerik, galmug, horzel, kamervlieg, kriebelmug, mestvlieg, motrug, mug, muskiet, paardehorzel, paardevlieg, roofvlieg, runderaas, runderhorzel, sluipvlieg, stalvlieg, steekmug, tseetseevlieg, vleesvlieg, vlieg, vlo, wapenvlieg, wolzwerver, zuiderzeemug, zweefvlieg tweevleugelig vliegtuig tweedekker tweevleugelige insecten - diptera tweevleugeligen diptera tweevoetig dier - biped twee voorgespannen trekdieren - span tweevormig - dimorf tweevormigheid - dimorfisme tweevoud duplo tweevoudig binair, dubbel, duplex, duplo, tweedelig, tweeledig, tweetallig tweevoudigheid dualiteit tweewaardig bivalent tweewaardig ambivalent tweewaardigheid ambivalentie tweewieler - brommer, fiets, rijwiel, step, tandem tweewielig huurrijtuig (Eng.) - ransom tweewielig rijtuigje voor één persoon bendie tweewielig rijtuigje - boerensjees, karikel, kariool, riksja, sjees, sulky,tilbury tweewielig voertuig - bagagewagentje, bromfiets, brommer, buggy, caravan, dogkar, dosados, fiets, gig, kar, kariool, mandewagentje, motor(fiets), riksja, rijwiel, sado, scooter, sjees, step, sulky, tandem, tilbury tweewielig wagentje gig tweezaadlobbigen dicotylen tweezak - knapzak tweezang - duet tweezijdig - dubilateraal, bbel tweezijdig beschreven - opistograaf, papyrusrol tweezijdig gelijk - symmetrisch tweezitsbank - bisellium tweezijdig bilateraal tweezit - duo Twent(h)e Tubantia Twentenaar Tukker, Twent twill - keper, keperweefsel twinkelen - fonkelen twint - intussen twintig roeden - snees twintig stuks - stijg twintig eieren - schok twin - duo, paar, stel, tweeling twinkelen - fonkelen, glanzen, glinsteren, pinkelen, schitteren, stralen twinkeling - fonkeling, glanzing, straling twinset - damestrui twintigtal - snees, stijg twintigvlak - icosaëder twist - afgrijzen, afkeer, altercatie, bonje, conflict, contentie, contestatie, discordantie, disharmonie, gekibbel, (geschil)punt, gehaspel, gekrakeel, ge(kijf), gevecht, herrie, krakeel, kwaad, kwestie, lis, misverstand, mot, onenigheid, ongenoegen, onlust, onmin, onvrede, ruzie, sporreling, strubbeling, strijd, tegenzin, tweedracht, tweespalt, verdeeldheid, vete, woorden twisten - bakkeleien, bekvechten, debatteren, disputeren, haarplukken, harrewarren, kibbelen, kiften, krakelen, kijven, plukharen, polemiseren, quelleren, ruziën, sporrelen, strijden, tobben, vechten twisten over kleinigheden - kibbelen twistend - overhoopliggend, polemisch twistgeding - controverse, procest wister - krakeler, ruziemaker, ruziezoeker twistgeschrijf - pennenstrijd, polemiek twistgesprek debat, dispuut, polemiek, redekaveling, redestrijd, redetwist, ruzie twistgierig - onverdraagzaam twistgodin - Eris twistkunde - eristiek twistmaker - ruziezoeker twistpunt - controverse, strijdvraag twistrede - dispuut twistschrijver pamflettist, polemist twiststoker - stokebrand twistvraag - strijdvraag twistziek - chicaneus, chicaneurig, contentieus, eristisch, kibbelachtig, korzelig, krakeelziek, kregel, kribbig, kijfziek, querulant, sporrelig, twistgierig, warrig twistziek mens - neetoor twistziek persoon - kribbebijter twistzieke echtgenote - Xantippe twistzieke vrouw - kribbebijtster twistzoeker haspelaar, kemphaan, ruziemaker, ruziezoeker, stokebrand twistzucht - twistgierigheid twofold - dubbel, tweevoudig twostep - stepdans twijfel - aarzeling, besluiteloosheid, scepsis diffidentie, dilemma, dubio, dublum, kwestie, onvastheid, onzekerheid, scepsis, schroom, tweestrijd, verdenking, wanhoop twijfel aan eigen persoonlijkheid - depersonalisatie twijfel uitdrukkend - sceptisch, twijfelachtig twijfelaar - scepticus, pyrronist twijfelachtig - aarzelend, anceps, besluiteloos, betwistbaar, douteus, dubbelzinnig, dubieus, equivoque, flauw, huiverachtig, kwestieus, los, onbeslecht, onbeslist, onduidelijk, ongewis, onopgelost, onstandvastig, onvast, onwaarschijnlijk, onzeker, precair, problematiek, problematisch, quaestieus, twijfelmoedig, veranderlijk, wankel, wankelbaar, wankelmoedig, weifelend, zwak twijfelachtige vraag - probleem twijfelachtigheid - problematiek twijfelarij - twijfelzucht, scepticisme twijfelen - aarzelen, betwisten, diffideren, dubben, dubiëren, twijfelend - onzeker, twijfelachtig twijfeling - aarzeling, onzekerheid twijfelklaarte - twijfellicht twijfelleer - pyrronisme twijfellicht - schemerlicht twijfelmoedig - aarzelend, besluiteloos, onzeker, wankelmoedig twijfelzinnig - dubbelzinnig twijfelzucht - scepticisme, skepsis, twijfelarij twijfelzuchtig - acribofobie, increduliteit, pyrrhonisme, pyrronisch, sceptisch twijfelzuchtige - scepticus twijg - ent, loot, rank, roe, roede, rijs, speet, stek, spruit, tak(je), teen, wis, zijtak twijgafsteker - snuitkever twijgje - ent, rijs twijgwaard - rijswaard twijn - tweern twijnen - tweernen twijnen van zijde - moulinage tij - eb, getijde, stroming, vloed, waterstand tijd - dag, duur, kwartier, minuut, moment, periode, poos, seconde, seizoen, time, tijdpunt, tijdsduur, tijdsruimte, tijdsverloop, uur tijd (Lat.) - tempus tijd aan Kerstmis voorafgaande - advent tijd dat de zon boven de horizon is - dag tijd dat iets mee kan - levensduur tijd die komen moet - toekomst tijd na de middeleeuwen - nieuw tijd opnemen - klokken tijd tussen licht en donker - schemer, schemering tijd tussen nieuwe maan en 1januari - epacta tijd tussen twee vervaldagen - intermedium tijd tussen besmetten en uitbreken van infectie - incubatietijd tijd van het Griekse werkwoord - aorist tijd van voorspoed - hoogconjunctuur tijd verliezen - verletten tijd vóór Aswoensdag - vastenavond tijd voor de vasten - voorvasten tijd voor Kerstmis - advent tijd voor Pasen - vasten, passietijd tijd winnen - rekken tijdaanwijzer - horloge, klok, uurwerk tijdaanwijzing - tijdsignaal tijdbeschrijving - chronografie tijdboek - kroniek tijdcharter - tijdbevrachting tijdelijk - aards, a.i., even, impermanent, interim, interimair, kortstondig, emporair, ,td, temporeel, temporair, tussentijd, vergankelijk, voorbijgaand, voorlopig, waarnemend, wnd., wereldlijk, werelds, zolang tijdelijk afstaan - (uit)lenen tijdelijk bekleden - invallen, vervangen, waarnemen tijdelijk beslag op schepen in oorlogstijd - embargo tijdelijk bestuur - interimaat, interim tijdelijk bestuurder - provisor tijdelijk bestuurder bij onbekwaamheid of ontstentenis - regent tijdelijk bewindvoerder - regent, ruwaard tijdelijk certificaat - script tijdelijk gebruik - (bruik)leen, huur, mode, pacht, rage tijdelijk gebruiken - bruik(lenen) tijdelijk geheugenverlies - amnesie tijdelijk getimmerte - steiger tijdelijk gevoel - verliefdheid tijdelijk heersende smaak - mode tijdelijk iets gebruiken - lenen tijdelijk laten gebruiken - lenen tijdelijk onderkomen - barak, hotel, keet, logement, motel, tent tijdelijk ophouden - pauzeren, relaxen, rusten, uitblazen tijdelijk plaatsen van een auto - parkeren tijdelijk ten gebruike geven - afstaan, uitlenen tijdelijk ten gebruike krijgen - lenen tijdelijk uiteengaan - reces tijdelijk uitstel van betaling - surseance tijdelijk verblijf - doorgangshuis tijdelijk verblijf van vis - kaar tijdelijk verzorgen - oppassen, verplegen tijdelijk watervoerend - intermitterend tijdelijk woonverblijf - barak tijdelijke ankerplaats - rede, ree tijdelijke dienstontzegging - suspensie tijdelijke gemoedsgesteldheid - luim tijdelijke hechtenis - voorarrest tijdelijke kantoorhulp - uitzendkracht tijdelijke kracht - invaller, noodhulp tijdelijke loods (Eng.) - shed tijdelijke onbewustheid - slaap, sluimer tijdelijke onderbreking - reces, schorsing tijdelijke ongesteldheid - ziekte tijdelijke onpasselijkheid - indigestie tijdelijke onrust in land - crisis, revolutie tijdelijke opslagplaats - depot, dump, entrepot, magazijn, pakhuis, stapelplaats tijdelijke regenval - bui tijdelijke rijzing van het zeewater - agger tijdelijke smaak - mode tijdelijke staking - pauze, relache, rust tijdelijke stilstand - stagnatie tijdelijke stijging van het water - agger tijdelijke toestand - fase, overgang(stoestand) tijdelijke verblijfplaats - barak, caravan, hotel, keet, logement, motel, tent tijdelijke verblijfplaats voor mensen - opvangcentrum tijdelijke verdaging - reces tijdelijke versnelling van water - waterval tijdelijke vervanger - invaller, remplacant, waarnemer tijdelijke vervanging - waarneming tijdelijke verzotheid op iets - rage tijdelijke vrijstelling - dispensatie tijdelijke voorziening - provisie tijdelijke waanzin - maanziekte tijdelijke werkkracht - freelancer tijdelijke werkloosheid - vakantie tijdelijkheid - temporaliteit tijden opnemen - timen tijdens - gedurende, staande, terwijl tijdens zijn verplaatsing - onderweg tijdfout - anachronisme, parachronisme tijdgeest - denkwijze, tijdstroom, stroming tijdgenoten - generatie, telling, voortplanting tijdglas - uurglas, zandloper tijdgodinnen - Horen tijdgrens - tijdlimiet tijdig - bijtijds, intijds, tempestief, vroeg tijding - avis, bekendmaking, bericht, boodschap, gerucht, inlichting, kennisgeving, maar, mare, mededeling, nieuws, rapport, verwittiging tijdje - poos(je) tijdkaart - controleklok tijdkoe - kalfkoe tijdkoop - huurkoop tijdkorter - boek, film, radio, speeltuig, televisie tijdkorting - tijdverdrijf tijdkring - cyclus, periode, tijdvak tijdlelie - moeraslis tijdloos - achronisch, eeuwig tijdmaat - dag, decade, eeuw, etmaal, herfst, jaar, knoop, kwartaal, kwartier, lente, lustrum, maand, mensuur, millennium, minuut, najaar, seconde, seizoen, semester, snelheid, stond, takt, tempo, trimester, uur, voorjaar, week, winter, zomer, tijdmaat (muz.) - tempo tijdmaatmeter - ritmometer tijdmaat van beweging - snelheid, tempo, vaart tijdmeetkunde - chronometrie tijdmeter - armbandhorloge, chronometer, dameshorloge, gangklok, hangklok, horloge, keukenklok, klok, koekoek, koekoeksklok, metronoom, nachtglas, pendule, polshorloge, regulateur, reisklokje, remontoir, savonet, slingerklok, stopwatch, torenklok, tijdglas, uurbord, uurglas, uurwerk, wandklok, wekker, zakhorloge, zandloper, zeehorloge, zonnewijzer tijdmeter (muz.) - metronoom tijdnood - tijdgebrek, tijdtekort tijdorde - chronologie tijdperk - aera, dag, decade, decennium, eeuw, epoche, era, fase, jaar, millennium, periode, semester, stadium, trimester, tijdruimte, tijdsbestek, tijdsgewricht, tijdsverloop, tijdvak tijdperk (biologie) - Kaenozoïcum, Kenozoïcum, Mezoïcum, Neolithicum, Paleozoïcum tijdperk (geologie) - Cambrium, Carboon, Devoon, Eoceen, Holoceen, Jura, Krijt, Mioceen, Oligoceen, Perm, Piloceen, Pleistoceen, Siluur, Trias tijdperk in de kunst - romantiek tijdperk tussen oude en nieuwe tijd - middeleeuwen, tussentijd tijdperk van drie dagen - triduum tijdperk van duizend jaar - millennium tijdperk van het Tertiair - Eoceen tijdperk van honderd jaar - eeuw, millennium tijdperk van tien dagen - decade, dekade tijdperk van tien jaar - decennium tijdperk van vijf jaar - lustrum, quinquennium tijdperk van zeven dagen - week tijdpunt - moment tijd register - chronogram tijdrekening - aera, era, jaartelling, kalender, poos tijdrekenkunde - chronologie tijdrekenkundig - chronologisch tijdrekenkundige - chronoloog tijdrekenkundige fout - anachronisme, parachronisme tijdrovend - bewerkelijk, lang(durig), tijdeisend, tijdruimte - bestek, dag, eeuw, etmaal, getij(de), jaar, kwartaal, maand, periode, poos, seconde, seizoen, semester, spatie, termijn, trimester, tijdvak, uur tijdruimte van 4 jaar - olympiade tijdruimte van 5 jaar - lustrum tijdsaanduiding - datum, eergister, gister, gisteren, heden, jaar, laat, morgen, nu, poos, tijdig, uur, vandaag, vroeg tijdsbepaling - altoos, altijd, dan, duur, eenmaal, eens, eerder, eergisteren, ereis, geleden, gister(en), heden, her, immer, laat, later, morgen, nimmer, nooit, nu, ooit, overmorgen, straks, tegenwoordig, thans, toen, tijdsaanduiding, vandaag, voorbij, vroeg tijdsbeschrijving - chronografie tijdsbestek - zie tijdsbepaling tijdschrift - maand(blad), magazine, periodiek, Ts., weekblad tijdschrift voor afgestudeerden - intermediair tijdschriften - lectuur tijdschrijver - chronegraaf tijdsdeel - avond, chiliade, dag, decennium, eeuw, era, etmaal, jaar, kwartaal, kwartier, lustrum, maand, millennium, minuut, olympiade, seconde, seizoen, semester, trimester, uur, week tijdsduur - more, periode, termijn, tijdsverloop, waarde tijdsduur bij buitenlandse universiteiten - bimester, semester, trimester tijdsduur van de lettergrepen - kwantiteit tijdseenheid - eon tijdsgewricht - area, keerpunt (in de historie), stonde tijdsplanning - schema tijdspiegel - tijdsbeeld tijdstip - moment, ogenblik, stond, stonde tijdsruimte - kwartaal, jaar, seizoen, semester, trimester tijdstip - moment, ogenblik tijdstip waarop beslissende wijziging plaatsvindt - keerpunt tijdstroom - tijdgeest tijdvak - aera, alluvium, diluvium, dryastijd, eeuw, eoceen, epoche, era, holoceen, kaenozoïcum, mestlithicum, mioceen, oligoceen, paleoceen, periode, piloceen, pleistoceen, tijdperk tijdvak van de eerste zoogdieren - trias tijdvak van duizend jaar - milliade tijdvak van tien dagen in de Franse revolutie - decade tijdvak van twee dagen - biduüm tijdvak van vier jaar - olympiade tijdvak van 2 maanden - bimester tijdvak van 3 dagen - tridiuüm tijdvak van 3 jaar - triënnium tijdvak van 3 maanden - trimester tijdvak van 6 maanden - halfjaar, semester tijdvak voor de spraak - prolalie tijdvak voor het gebruik van vuur - propyrie tijdverdrijf - amusement, ontspanning, recreatie, spel, sport, tijdkorting, tijdpassering, uitspanning, tijdverlies - oponthoud, verlet tijdverluieren - dagdieven tijdvers - chronogram, incarnatie tijd voor Kerstmis - advent tijdwinning - temporisatie tijdwijzer - almanak, horloge, kalender, klok, uurwijzer, zonnewijzer tyflectomie - verwijdering tyflose - blindheid tyfoon - cycloon, orkaan, taifoen (Chinees), taifoon, tornado, wervelstorm, windhoos tijgen - halen, slepen, trekken tijger - koningstijger, luipaard, matjan, panter, wreedaard (fig.), tijgerbekje - vetplant tijgeren - spikkelen tijgrhaai - hondshaai tijgerkat - boskat, marapoet (India), ocelot, serval tijgerpaard - dauw, zebra tijgerslang - piton, python tijgervogel - roerdomp tijk - (bed)overtrek, omkleedsel tyloom - eelt, eeltvorming tijloos - duifhyacint, herfsttijloos, naaktbloeier tymspaan - windzucht type drukvorm, grondbeeld, druktletter, grondvorm, soort, model, voorbeeld, vorm type drukletter - canon, romein type lichaam - leptosoom type van een taal - aspect, taalbeeld typen tikken typenbeperking normalisatie, standaardisatie typenleer - typologie typeren - karakteriseren, kenschetsen typerend - kenmerkend, tekenend typerende vertegenwoordiger van een groep - exponent typisch - apart, curieus, eigenaardig, karakteriserend, karakteristiek, kenmerkend, merkwaardig, opvallend, pathognostisch, raar, vreemd, zonderling typiste - tikster typlek - typenleer typograaf - boek(drukker), letterzetter, zetter typografie - boekdrukkunst, drukkunst typografische maat augustijn, brevier, cicero, dessendiaan, diamant, galjard, garamond, kolonel, mediaan, ionparel, parel, pica, punt, tekst typografische term bladspiegel, colofon, corps, correctie, drukpers, drukproef, insluiten, kader, kapitaal, katern, kopij, lettergieten, letterkast, letterproef, marge, matrijs, oplage, pastei, piano, revisie, schoondruk, spatie, staartpagina, uitdrijven, vorm, weerdruk, zetfout typologisch - beschrijvend, ordenend tyran van Syracuse Gelo