Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm
Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/
Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D
Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H
Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L
Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P
Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T
Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X
Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
ka - haaibaai, kaai, kauw, kade, kenau, steiger, waterkant
kaaf - schoorsteen, schouw
kaafijzer - haardijzer, schoorsteenplaat
kaag - polder
kaai – aanlegplaats, gier, ka(de), losplaats, rede, ree, perron, waterkant
kaaiman - alligator, boeaja, kelderfles, krokodil
kaaimansnoeken - lepisosteidae
kaailoper - baliekluiver, straatslijper
kaairidder - bootwerker
kaak bovenkaak, cake, kaakbeen, kakebeen, kieuw, kinnebak, koekje, onderkaak, schandpaal, scheepsbeschuit, straf, wang
kaakafwijking - hazenlip, wolfsmond
kaakbeen - kevel
kaakbeenderen - kevels
kaakbevestiging - amfistylie, autosylie, hyostylie
kaakje - kiscuit, biskwie
kaakklem - kaakkramp, trismus
kaakklier - oorspeekselklier
kaakkramp - mondklem, trismus
kaaklozen - agnatha, prikken, rondbekken
kaakslag - muilpeer
kaakspier - kauwspier
kaak van een vis - kieuw
kaak zonder tanden kevel
kaal arm, armelijk, armetierig, armoedig, armzalig, bar, bekaaid, berooid, bladerloos, blak, bloot, blut, dor, geknipt, geplukt, geschoren, glad, glimmend, haarloos, haveloos, karig, naakt, onbedekt onbegroeid, onbehaard, onbekleed, ontbloot, pover, schamel, schraal, schriel, schunnig, sjofel, sober, uitgedroogd, versleten, verveloos, woest, zuinig
kaalduin - kling
kaal en glad - vlak
kaal gemaakt - geplukt
kaalheid - alopecia, armoede, geldeloosheid, haarloosheid, madorosis, naaktheid, onbedektheid, psilosis,
kaal hoofd - biljartbal, kaalkop, kletshoofd, kletskop
kaalkin melkmuil
kaalkruid - schubwortel
kaal schapenvel ploot
kaalte - kaalheid, onbegroeidheid
kaaltjes - armoedig, onbegoeid
kaal worden - kalende
kaam griet, kaamsel, kaan, kim, reuzel, schimmel, vlies
kaamsel - schimmel
kaan - bootje, buitenkansje, griet, reuzel, schuitje, uitgebakken spek
kaantje reuzel
kaap Athos (Gr.), belvedàre, Comorin (India), Finistere, Horn (Am.), klip, kijktoren, Nao(Andalusië), Noordkaap, oord, plaats, plek, roof, rots, rotspunt, Skagen (Skand), uithoek, vlak, voorgebergte, zeeroof, zilvermeeuw
kaap (Lt.) - Capo
kaap aan zuidpunt van Voor Indië Comorin
kaap bij Afrika - Barbas, Blanc, Bon, Corrientes, Cross, Delgado, Frio, Lopez, Mirik, Palmas, Verde
kaap bij Amerika - Blanco, Canaveral, Charles,Cod, Fear, Henry, Romain
kaap bij Arabië - Fartak, Noes, Soukira
kaap bij Argentinië - Blanco, Corrientes, Raso
kaap bij Australië - Adieu, Anderson, Arnhem, Bedfort, Byron, Cuvier, Direction. Flattery, Fort, Grafton, Grenville, Hay, Howe, Leeuwin, Leveque, Naturaliste, Otway, Pasley, Spencer, Stewart, Talbot, Thouin, Wilson, York
kaap bij Brazilië - Maguari
kaap bij Canada - Adair, Chidley, Christian, Dufferin, Dyer, Gaspe, Hopes, Kater, Race, Raper, Sable
kaap bij Chili - Carranza, Dyer, Hoorn, Pillar, Quedal, Quilan,
kaap bij Groenland - Farvel, Lövenörn, Mösting, Nansen
kaap bij Italië - Berta, Cimiti, Circeo, Colonne, Cozzo, Licosa, Linaro, Mene, Miseno, Rizzuto, Spartivento, Suvero, Vado, Verde
kaap bij Japan - Asjzoeri, Ezan, Hino, Inoebo, Jerimo, Kijoga,
Nodjima, Oma, Omaje, Rokoego, Satano, Sjakotano, Sjiretoko, Sjirija, Soja,
kaap bij Java - Bantenan, Genteng, Indramaju, Krawang, Patjenan, Putjut, Tangkah
kaap bij Mexico - Catoche
kaap bij Nieuw-Zeeland - Egmont, Foulwind, Noordkaap, Oostkaap, Palliser, Providence, Turnagain, Zuidkaap
kaap bij Noord-Europa - Noordkaap
kaap bij Portugal - Carvoeiro,Espichel, Mondego, Roca
kaap bij Rusland - Kanin, Swjatoi
kaap bij Sardinië - Altano, Caccia, Comino, Falcone, Ferrato, Ferro, Figari, Mannu, Marrargiu, Negretto, Palmeri, Pecora, Pula, Spartivento, Testa, Teulada
kaap bij Sicilië - Bianco, Calava, Campolato, Finale, Findaro, Gallo, Granitola, Milazzo, Ognina, Passero, Ramo, Rasocolmo, Rossello, Scaramia, Schiso
kaap bij Spanje - Finisterre, Gata, Nao, Ortegal, Penas, Tortosa
kaap bij Venezuela - Mocomoco
kaap bij Verdische eilanden - Fago, Sal
kaap in Amerika Hoorn
kaap in Andalusië Nao
kaap in Griekenland Athos
kaap in Groot-Brittannië - Landsend
kaap in Iberië Finisterre, Gibraltar
kaap in India Comorin
kaap in Nieuw-Zeeland - Westkaap
kaap in Noorwegen – Noordkaap
kaap in Scandinavië Noordkaap, Skagen
kaap in Zuid Amerika - Hoorn
kaap onder Spanje Gibraltar
Kaapprovincie, hoofdstad van de - Kaapstad
kaapschip - kaperschip, piratenschip
Kaapse eland - elandantilopek
Kaapse ezel zebra
kaapse hyacint - galtonia
kaapse schildpad - zonneschildpad
kaapstander aardwind, gangspil, lier, windas
Kaapstroom - Agulhasstroom
kaapvaart - commissievaart, kaperij
Kaapverdische eilanden, een der - Antoa, Boavista-Nicalao, Branco, Brava, Fogo, Maio, Razo, Rei, Rombo, Sal, Santiago, Sao, Tiago,
Kaapverdische eilanden, haven van de - Praia
Kaapverdische eilanden, hoofdstad van de - Praia
kaar bak, ben, beun, bloot, bun, korf, kuip, mand, nis, rugkorf, viskaar
kaard - kaardebol, rib
kaarde - artisjok, kaardedistel, preisteel, rib, weverskaardebol, wolkam
kaardeachtigen - dipsacaceeën
kaardebol - dipsacus
kaarden - r(o)uwen
kaardekruid - kaardebol, kaardedistel
kaarderol - egel
kaardwol - duivel
kaars - bloempiramide (kastanjeboom), bougie, k., lichteenheid, lisdodde, toorts, verlichtingsmiddel, vruchtkogel (paardebloem)
kaarsdrager blaker, kandelaar, kandelaber, kastanjeboom, lantaarn
kaars, materiaal waaruit wordt gemaakt - Bijenwas, parafine, spermaceti, stearina
kaars met 3 pitten - drielicht
kaars van vet - vetkaars
kaars voor een armkandelaar - girandole
kaarseknipper - snuiter
kaarsenbank (R.K.) - retabel
kaarsenbestanddeel - aardwas, ozokruit, stearine
kaarsendover - domper
kaarsenhouder - blaker, kandelaar, kandelaber
kaarsenknipper - snuiter
kaarsenpit - diefje, lemmet
kaarsenstandaard - blaker
kaarsrecht - fier, lijnrecht, ongebogen,ongeknakt, rechtop
kaarssterkteëenheid - candela, cd.,
kaarsvet - ongel, smeer, stearine, talk
kaars van vet - vetkaars
kaart aas, ansicht, blad, carte, entreebiljet, karton, lidmaatschapskaart, nel, plattegrond, prent, spadille, speelkaart, toegangskaart, troef, wandkaart,
kaart die boven andere uitgaat - troef
kaart in het quadrillespel spadille
kaart met een onderwerp - tekst
kaart van de maan - maankaart
kaart waarop de waterstanden vermeld staan - peilkaart
kaarten afnemen - couperen
kaarten tekenen - mapperen
kaartenboek album, atlas
kaarter - bridger, kaartspeler, klaverjasser, pokeraar, speler
kaartfiguur aas, boer, harten, heer, klaver, koning(in), ruiten, schoppen, vrouw
kaarthoek - argument, kaartazimut
kaartje - biljet, entreebewijs, biljet, reisbiljet, plaatsbewijs, ticket, toegangsbewijs
kaartje voor de terugreis - retourbiljet
kaartje voor openbaar vervoer - tramkaart
kaartjes knipper - conducteur
kaartjesverkoper - bure(au)list
kaartkleur harten, klaver, ruiten, schoppen, rood en zwart
kaartleggen - cartonancie
kaartlegster waarzegster
kaartlezer - waarzegger
kaartspel
4 brag, faro, king, rami, scat, skat
5 banco, belot, farao, macao, omber, piket, poker, skaat, tarok, whist, wient
6 ambigu, boston, brelan, bridge, dikzak, domino, écarté, hombre, jassen, liegen, loterij, pesten, ramsen, tienen, toepen
7 bézique, canasta, dispuut, geerten, jokeren, manilla, pandoer, pokeren, stakker, tontine, toepen, zwikken
8 baccarat, bassette, crapette, kruisjas, marjolet, patience, veldslag
9 imperiaal, klaverjas, kwajongen, pandoeren, quadrille
10 kwartetten, opschepper
11 hartenjagen, koningsspel, kruisjassen, leentjebuur, miezemauzen, potverteren, schutjassen, smousjassen, vijfhonderden,
12 klaverjassen, miezemaus(z)en , zwartepieten
kaartspelen - kaarten
kaartspeler - kaarter
kaartspel voor kinderen - kwartet
kaartspel voor 4 personen - bridge, quadrille
kaartspel zonder een slag te halen - misère
kaartsysteem cartotheek, kaartregister, kartotheek, register
kaarttekenaar - cartograaf
kaarttekens legenda
kaartterm aas, bank, bieding, bod, boer, club, codille, coup, couperen, dame, double, hand, harten, heer, honneur, invité, inzet, klaver, kleur, koning, levee, manche, manille, mars, moker, nel, oost, partij, partner, pas, pique, ponto, pot, redouble, renonce, renonceren, riek, robber, roem, ruiten, sans, schoppen, score, slag, slem, staart, talon, tien (enz.), toe(u)rnooi, trek, trick, troef, troeven, voorhand, vrouw, wassen
kaasbereidingsstof - leb, stremsel
kaasgebakje - ramequin
kaasgebrek - pok
kaasgerecht -fondue, kaasomelet, tosti
kaasglas - stolp
kaashoed - bolhoed
kaasjeskruid - maluwem
alva
kaaskleurstof – olean,orleaan
kaaskruiden - komijnanatto,
kaasmassa - wrongel
kaasmat - kaashorde, kaasmijt, made, memel
kaas met grote gaten - gruyére
kaas met grote scheuren knijper
kaasmijt memel
kaassnijder - opschepper
kaas uit Normandië - camembert
kaas van afgeroomde melk - loereman, weikaas
kaas van hui weikaas
kaas van Texel - potkaas
kaassoort -
4 bleu, brie
5 herve
6 chèvre, Friese, glarus, Goudse, Leidse, volvet
7 angelot, chedder, chester, dagkaas , daneblu, demi-sel,
Edammer, Gruyère, hervese, kernhem, meikaas,
munster, rodamur, stilton
8 bleufort, cheshire, hooikaas, roomkaas, tilsiter
9 broodkaas, camenbert, komijnkaas, kruidkaas,
limburgse, maroilles, nagelkaas, neuchâtel, provolone,
reblochon, Roquefort, Zwitserse
10 boerenkaas, gorgonzola, kanterkaas, komijnekaas,
mazzarella, parmigiano, schabziger
11 parmesaanse, petit-suisse
kaassoort, Deense - daneblu
kaassoort, Engelse - chedder, cheshire, chester, derby, stilton
kaassoort, Franse - Brie, Camembert, cantal, gervais, roquefort
kaassoort, Italiaanse - bel-paese, fontina, grana, Parmesaanse, gorgonzola
kaassoort, Zwitserse - emmentaler, Gruère, schabziger
kaasstof caseïne, wrongel
kaasstof in melk - caseïne
kaasstremsel leb(be), runsel
kaastobbe - stremvat
kaas van taptemelk - weikaas
kaasvorm - kaasnap, kaastop
kaats - klap, slag
kaatsbaan tra
kaatscentrum - Franeker
kaatsen - kaatseballen, opstuiten, terugveren, weerkaatsen,
kaatsnet raket
kaatspartij - partuur
kaatsplankje palet
kabaal - bombarie, drukte, gedoe, gedrang, geduvel, geraas, geschreeuw, getier, getoeter, herrie, heibel, keet, kift, kuiperij, lawaai, leven, omhaal, omslag, opschudding, rumoer, stampei, trammelant, tumult, twist
kabaalmaker - herrieschopper, kabaalschopper
kabaalschopper - druktemaker, ruziemaker
kabaan hut, hokje, loofhut
kabaja - jasje, kabaal
kabanes - kast, keet, krot
kabas - armkorf, hengselmand, reismandje
kabbelen - klateren, klotsen, schiften
kabel - ankertouw, draad, gijn, lording, streng, touw, tros
kabelbaan zeilbaan, zweefbaan
kabelbericht - telegram
kabelgaren - kardeel
kabelgast - matroos
kabeljauw - beenvis, beugvis, heek, klipvisleng, tros
Kabeljauwen, tegenstanders van de - Hoeken
kabeljauw, gezouten - labberdaan
kabeljauwachtige - dwergbolk, heek, kabeljauw, koolvis, kwabaal, leng, meun, pollak, schelvis, steenbolk, vorskwab, wijting
kabeljauwvisser dogger
kabel jauwvistuig - beug
kabelspoorbaan - funiculaire
kabanes kast, keet, krot
kabinet kast, kunstzaal, ladenkast, pronkkast, regering, studeerkamer, werkvertrek
kabinet, Spaans - papelera, vargueno
kabinetkever - museumkever
kabinetmaker - schrijnwerker
kabinetorgel - orchestrion
kabinetskever - muzeumkever
kabinetstuk pronkstuk
kabinetsvakantie reces
kabinetwerker meubelmake,r schrijnwerker
kabiren - kabeiroi
kabouter aardgeest, aardmannetje, alver, alverman, bunzing, duimling, duimpje, dwerg, gnoom, huisgeest, kobolt, padvinder, padvindster, schelp, stinkdier, trol, ulk, uk, ukkie, wulk,
kabouters - gnomen
kabouterverblijf haagte
kabuis - kopkool, kropkool, sluitkool
kachel convector, dronken, fornuis, haard, kooktoestel, oven, potkachel, stoof, vergasser
kachelen kuieren, wandelen
kachelglans potlood, zwartsel
kachelglans of glimmer - mica
kachelpook - ratel
kadans - ritme, rithme
kadaster grondbeschrijving
kadaver aas, dode, kreng, lijk
kade - aanlegplaats, dijk, havenmuur, ka, kaai, kant, laadwal, losplaats, oever, steiger, wal
kader - afdeling, bestek, frame, lijst, kern, omlijsting, raam, rand, plan, rand, ruimte, speelvak
kaderverhaal - decamerone, raamvertelling
kadet – bolletje, broodje
kadet bij de marine adelborst
kadetje bolletje
kadi - rechter
kadijk - tragel
kadraai parlevinker, scheepszoetelaar
kaduciteit - bouwvalligheid, nietigheid
kadul - gezel, kameraad
kaduuk - afgeleefd, beschadigd, bouwvallig, caduc, gebrekkig, gemoerd, gemold, kapot, oud, stuk, versleten
Kaenozoïcum, periode uit het - kwartair, tertiair
kaf afval, bolster, duist, rommel, schil, schutbast
kaf van uitgedorste vlasbollen bolkaf
kaffer boer, hufter, lomperd, stommerd, vlegel, Zoeloe
kafferdorp kraal
kafferen - tieren, uitvaren
kafferhut - rondavel
kafferkoren doerra, kapitorie, koffertorie, sorgho, sorghum, zwarte gierst
kafferpokken alaas, alastrim
kafir – ongelovige
kafje - blees
kafmolen - wanmolen
kafnaald - angel
kafnaald van de gerst - gerstebaard
kaft bandage, belasting, boekomslag, compres, couvert, enveloppe, jacket, lapel, map, omkleedsel, omslag, rand (omgeslagen)
kajak - kano, oemiak
Kajefas - hoogpriester
kajuit achteronder, cabine hut, roef
kak aanstellerij, bluf, drek, poep, praats
kakadoris - kwakzalver
kakebeen - kinnebak
kakel kletskous, kletsmeier, kletsmajoor
kakelaar - babbelaar, kletskous, kwebbel, opsnijder, praatjesmaker, ruziemaker, snoever
kakelbont - bont, overladen, schreeuwerig, veelkleurig
kakelen caqueteren, kabbelen, kleppen, klessen, kletsen, kwakelen, kwaken, kwekken, praten, ratelen, rellen, snateren, snebben
kakement - kaken, mond
kaken - kapen, kokhalzen, walgen
kakhuis - gemak, sekreet, stilletje, toilet, W.C.
kaki - grauwgeel
kaki-appel - diospyros
kakker - bloodaard
kakkerlak - albino, bakkerstor
kakkerij - brani, buikloop, diarree, drukte
kakmaker - druktemaker, pocher
kakofonisch - wanluidend
kakografie - wanprodukt
kakschool - bewaarschool, kleuterschool
kale zie kaal
kala-azar - leishmaniosis
kalach - Kalchoë, Nimrod
kalamijn - galmei, zinkerts
kalamijnsteen - galmei, zinkerts
kalander - glansmachine, glansmangel, korenbijter, korenworm,
mijt, stofglanzer, tocht
kalandersteen - glaassteen
kalbas - kabas, karebies
kalciumsulfaat - gips
kaldoe(Ind.) - bouillon, vleesnat
kalefakker - duivelstoejager, handlanger, knul, praatjesmaker
kale - kaalkop, knikker
kale schapevacht - ploot
kale streep in laken gaal, galle, glee
kalebas cucerbita, kauwoerdel, kolokwint, pompoen, pronkappel, pronkpeer
kalebasachtige klimplant - kolokwint
kalebasachtige plant komkommer
kalebasachtige vrucht - kolokwint, komkommer, kwintappel
kalefaten - dichten, opknappen
kalefateren breeuwen, dichten, opknappen, oplappen, prutsen
kale duinheuvel - kling
kale duintop - blinkerd
kale jonker - cirsium
kalen - aftakelen, aftuigen, onttakelen
kalender agenda, almanak, annalen, bedelderwisj, dagwijzer, tijdrekening
kalender (Perz.) - derwisj
kalender van kerkelijke feesten - heortologium
kalenderopsteller - computist
kales caleche, karos koets, rijtuig, vigilante
kale streep in laken - gaal, galle
kale vlakte – llano, pampa, savanne, steppe, woestenij, woestijn
kalf drachtig, dwarshout, glashout, heiblok, koppelbalk, poet, vaars, veulen
kalf deels gevoed met ondermelk - ondermelker, sopper
kalf van een jaar enter
kalfaatijzer - breeuwijzer
kalfaten - breeuwen, herstellen, opknappen, oplappen, prutsen
kalfskop - botterik, domoor
kalfskruid - bitterzoet
kalfslapje - escalope, kalfsoester
kalfsmuil - tuinleeuwenbek
kalfsoog - margriet, moederkruid, spiegelbanket
kalfspoot - aronskelk, splijthoef
kalfssnuit - leeuwenbek
kalfsvoet - aronskelk
kalfziekte - moerziekte
kali - kunstmest, loogkruid, meststof
kaliber - aard, afmeting, allooi, boring, diameter, doorsnede, formaat, gehalte, gewicht, grootte, middellijn, model, omvang, patroon, slag, soort, teneur, waard, wijdte, zwaarte
kaliber van een cilinder - boring
kalief van Bagdad -
5 al Tai
6 al Amin, al Hadi, al Kaim, al Radi
7 al Kadir, al Kahir, al Mahdi, al Nasir, al Zahir
8 al Mamoen, al Rasjid, al Wathik
9 al Mansoer, al Moetazz
10 al Moehtadi, al Moektadi, al Moektafl, al Moestadi,
al Moestain, al Moetadid, al Moetamid, al Moetasim,
al Moettaki
11 al Moektadir, al Moentasir, al Moestakfi, al Moestasim
12 al Moestansir, al Moestazhir
13 al Moestandjid, al Moestarsjid, al Moetawakkil
kalief van Cordoba -
6 Hisjam
7 al Hakam
8 Abdallah, Mohammed
10 al Moendhir, al Moertada
12 al Moestazhir
kalief van Damascus
5 Jazid
6 Hisjam, Marwan
7 al Walid, Ibrahim, Moeawya
9 Soelaiman
kalief van Egypte -
6 al Adid, al Amir, al Aziz, al Faiz
7 al Hafiz, al Hakim, al Zafir, al Zahir
8 al Moeizz
10 al Moestali
12 al Moestansir
kalief van Medina -
3 Ali
4 Omar
5 Osman
kaliefenambt kalifaat
kaliefenrijk - kalifaat
kaliefentitel Oman
kalfaat Cordova
kaliglas - hardglas
kaliglimmer - muscoviet
kalligrafie pennenkunst, schoonschrijfkunst
Kalimantan - Borneo
Kalimantan , oorspronkelijke bewoner van - Daja(k)
kalimeststof - kaïniet, kalizout, patentkali
Kalinin - Tverj
Kaliningrad - Koningsbergen
kaliplant - aardappel, peen, tabak
kalis armoedzaaier, bedelaar, schooier, stakker, stumper, vagebond, zwerver
kalisalpeter - kaliumnitraat
kalissehout - zoethout
kalissewater - dropwater
kalium alkalimetaal, k., metaal, potas, potassim
kaliumcarbonaat - potas, loogzout
kaliumchloride - KCI., zoutzuur
kaliumcyanide - cyaankalium
kaliumferricyanide - roodbloedloogzout
kaliumhydroxide - kali
kaliumnitraat kalisalpeter, salpeter, salpeterzuur, steenzout
kaliumrhodanide - KCNS
kaliumwaterglas - opaal
kaliumzout - meststof (verbinding van zuren met kalium)
kaliveldspaat - kaliumsilicaat, maansteen, orthoklaas
kalizout - kainiet
kalk calcium, krijt, kunstmest, metselspecie, mortel, pleister, stuc, witsel
kalk met zand cement, mortel,specie
kalk, koolzure - calciumcarbonaat
kalk, ongebluste - CaO
kalkaarde - calciumoxyde
kalfachtig gruis graveel
kalkachtig maken - calcineren
kalkachtig zandgesteente - macihno
kalkachtige aardsoort - mergel, perelle
kalkachtige delfstof - krijt, mergel
kalkachtige stof - krijt, sepia
kalkafzetting, in een ketel ketelsteen
kalkbak - metselbak, mouw
kalkbord - raapbord
kalkbranden - calcineren
kalkbranderij - kalkoven
kalken - gipsen, pleisteren, schrijven, stukadoren, witten
kalketrip - sterredistel
kalkgebergte Helvetiden, karst
kalkgesteente - dolomiet, kalkspaat, karaat, krijt, lias, marmer, mergel, nummuliet, mummuliticum, muntsteen, schelp
kalkgroeve - kalksponning
kalkhoudend oker - omber
kalkhoudende grond - kalkgrond, krijtgrond
kalkhoudende klei - mergel
kalkkist - blusbak
kalkklieren (med.) - favus, kletskop
kalkklopper - kloet
kalkmengsel - plaaster, pleister
kalkmeststof - cartonslib, dolokal, dolomietmergel, kalikiezelkalk, kalkmergel, kencica, landbouwkalk, landbouwpoederkalk, magnesiakalkmergel, marmer magnesiakiezelkalk, magnesiapoederkalk, schuimaarde
kalkmengsel - pleister
kalkmetaal - calcium
kalknaad voeg
kalkplant - aarddistel, bergdravik, driedistel, duindoorn, engbloem, kruisdistel, nachtsilene, vliegenarchis, wondklaver
kalkrijk - hard
kalkschelp - troffel
kalkschepper - troffel
kalksinter - kalktuf, travertijn
kalksoort - calx
kalkspaat - calciet
kalksteen - ooliet
kalksteen van fijne korrel - marmer
kalksteensoort - dolomiet, liaskalk
kalkstikstof - calciumcyaanamide
kalkstok kloet
kalktuf - kalksinter
kalktufsteen - travertijn, travertine
kalle - kraai
kallen - praten, redeneren
kalligraaf - schoonschrijver
kalligraferen - schoonschrijven
kalligrafie - pennekunst, schoonschrijfkunst
kalm bedaard, bedachtzaam, beheerst, bezadigd, evenwichtig, flegmatiek, gedeisd (barg.), gedekt, geduldig, gelijkmatig, gematigd, gerust, gezapig, goedig, ingetogen, koel, koelbloedig, koelzinnig, koest, lakoniek, lauw, lijdzaam, mak, ongestoord, placide, rustig, sereen, stil, tam, vast, voorzichtig, vredig, vreedzaam, zacht, zacht(jesaan), zeeg (gew.)
kalm en beraden - nuchter
kalm en helder - sereen
kalm en koel - nuchter
kalm en lieflijk vredig
kalm en onbewolkt - sereen
kalm en ongestoord - sereen, vredig
kalm en rustig - stil
kalm en verstandig - bezadigd, koelzakelijk, naïef, nuchter, onnozel
kalm mens - stoïcijn
kalme berusting geduld, gelatenheid, lijdzaamheid, onderwerping, stoïcisme, zenoïsme
kalme gemoedstoestand - berusting, geduld
kalmeren - bedaren, luwen, matigen, stillen, sussen, troosten, wiegen
kalmerend - sedatief, sedativum
kalmerend middel - adaline, bromide, broom, injectie, kinine, librium, narcofin, sedatief, sedativum, sigaret, tablet, valeriaan, valium
kalmerende drank voor of van bromiden - broomdrank
kalmer worden - bekoelen, luwen
kalmoes - kalmus, zwanenbloem, zwanenbrood
kalmoesolie, bestanddeel van - eugenol
kalmpjes - bedaard, onberoerd, onbewogen, ongestoord, onverschillig, rustig
kalmpjes aan - largo, lento, moderato
kalmte bedaardheid, beheerstheid, bezadigdheid, bezinning, flegma, geduld, gelatenheid, gemak, gematigdheid, gerustheid, koelheid, laconisme, placiditeit, rust, sereniteit, stilte, stoïcisme, vrede
kalmte en rust - gemak
Kalmuks epos - Djangaride
kalmweg - doodleuk, gemoedereerd
kalomel - kwikchloride
kalot bolkap, muts, pruik
Kalvarie - Golgotha
kalven - baren, braken, overgeven
kalverachtig dartel, kinderachtig, onnozel, speels
kalverknieën - X-benen
kalverkramp bloei, brul, bulk, lal
kalveroog - madelief
kalverziekte - bloei, brul, bulk, colibacillose, lal, polyarthritis
kalvijn - rammelappel,
kam bergrug, christa, graat, hanekam, luishark, roskam, ruguitwas (op rug van slang), weverskam
Kama - Mara
Kama, vrouw van - Rati
kamblad - weverskam
kamduiker - kuifeend
kameel alpaca, dromedaris, guanaco, kemel, lama
kameelgeit - lama
kameelhaar - mohair
kameelhalsvliegen - rhaphidides
kameelharen stof - camel, kamelot
kameelkleurig - camel
kameelruiter - meharist
kameelschaap - lama
kameleon - anolis, calotes, chamacleo, hagedis
kamen - beschimmelen
kamenier kamerjuffer
kamenier in harem odalisk
kamenierster - kamermeisje
kamer afdeling, appartementlokaliteit, ruimte, salon, suite, oda (Turks), vertrek, woonruimtezaal
kamer met planten - serre
kameraad - amice, anti, boezemvriend, compeer, deelgenoot, gabber, genoot, gezel, kokkei, kornuit, krijgsmakker, lotgenoot, maat, makker, medescholier, medestudent, metgezel, trawant, vriend, vrind
kameraadschap - cameraderie, fraterniteit, sodaliteit, vriendschap
kameralistiek - cameralisme
kamerbediende - bode
kamercloset - stilletje, w.c.
kamerden - araucaria
kamerdienaar lakei, lijfbediende, valet
kamerdoek - batist, klaterkatoen, lijnwaad (fijn)
kameren - mainteneren
kamerfiets - hometrainer
kamergemak - stilletje
kamergenoot - contubernaal
kamerheer camerlengo (paus, hof), edelman (in hofdienst), euneuch, eunuuk, hoveling, kamerling
kamerheer van de Paus camerlengo
kamerjapon - housecoat
kamerjas chamberloek, kimono, negligé, peignoir, sjamberloek
kamerjongen - huisbediende, huisknecht
kamerjuffrouw kamenier, soubrette
kamerkruid - moerasspiraea
kaderlid afgevaardigde, parlementariër, senator
kamerling - eunuch
kamermeisje binnenmeisje, kamenierster
kamermeisje in een harem odalisk, odaliske
kamer met planten - serre
kamermuil - pantoffel
Kameroen, berg in - Etinde, Fako
Kameroen, bevolkingsgroep in - Bamiliké, Bamoen, Bassa, Doeala, Foelbe, Hauss's, Mpangwe, Pahouin
Kameroen, hoofdstad van - Yaoende
Kameroen, oorspronkelijke bewoners van - Pygmeeën
Kameroen, plaats in - Edea
Kameroen, rivier in - Cross, Moengo
kamerorgel - harmonium
kamerplanten - abutilon, agave, anthurium, aronskelk, asparagus, aspedistra, azalea, balsemien, begonia, bladbegonia, bougainvillea, bromelia, bruidsbloem, cactus, camelia, cineraria, cissus, clivia, colchica, coleus, chrysanthemum, croton, cyclaam, cyperus, digitalis, euphorbia, ficus, fuchsia, geranium, gloxinia, hedera, hertshoorn, hertshoornvaren, hibiscus, hortensia, kamerlinde, kerstroos, kerstster, knolbegonia, lidcactus, lobelia, moederplant, nestvaren, oleander, parapluplant, sanseferia, sierasperge, siernetel, sierpeper, venushaar, vetplant, vingerplant
kamerpot - nachtspiegel, po, stilletje
kamerrot - boekenwurm, kamergeleerde
kamerscherm kamerschut, paravent, tochtscherm
kamerspeler - acrobaat, toneelspeler
kamerstoel - kakdoos, stilletje
kamertemperatuur, op laten komen - chambreren
kamerterm amendement, interpellatie, reces, repliek, M.v.A., V.V.
kamertje cel, hokje, kabinet
kamertje boven de stal - hild, hilt
kamer van Koophandel - K. v. K.
kamertje voor examinandi - zweetkamertje
kamertje voor passagiers - hut
kamerverhuurder hospes, kostbaas, ploert
kamerverhuurster hospita
kamervogel kanarie, parkiet, piet
kamervoorstel - motie
kamerzalf - opodeldoc
kamerzuur - zwavelzuur
kamferballetje - mottenbal
kamferboom - dryobalanops
kamferbrandewijn - kamferspiritus
kamferzalf - opodeldoc(h)
kamgaren - etamine, gabardine, popeline
kamgaren weefsel - gabardine, popeline, moreen, travers
kamgier condor
kamhagedis leguaan , veraan
kamhout - schegbord
kammen harken, ontwarren, uitkammen
kamig - schimmel(acht)ig
kamille - matricaria
kamille (stinkende) - koedille, paddenbloem, stinkbloem
kamizool - borstrok, onderlijfje
kamkever - schallebijter
kamkieuwwormen - pectinaria
kamlijster - kransvogel
kammen - harken, ontwarren, uitkammen
kamneus - hoefijzerneus
kamoes gemzenleer
kam op strijkinstrument - ponticello
kam van een molenwiel - boetkam
kam van een snaarinstrument - scagnello
kamp afgescheide, bivak, camping, castra, effen, gelijk, gevecht, honk, hooiland, kampement, kavel(grondstuk), krijg, lager, kantonnement, leger, legering, legerkamp, legerplaats, oorlog, quitte, race, slag, strijd, toernooi, tweegevecht, tweekamp, wedstrijd, wijk, worsteling
kampaan - kapiteel, klokvaas
kampeerauto - caravan
kampeerder - recreant, trekker
kampeergerei bestek, grondzeil, haring, kroes, luchtbed, mok, primus, shelter, slaapzak, tent, watertank
kampeerkaart - kampkaart
kampeermiddel - tent
kampeertent - shelter
kampeerterrein camping
kampeerverblijf caravan, hondehokje, shelter, tent camping
kampeerwagen - camper, caravan, karavaan
kampement – bivak, kazerne, legerplaats
kampen ageren, knokken, strijden, vechten, wedijveren, worstelen
kampen (het - der oudheid in Thracië) - abdera
kampen of twisten - strijden
kamper - kampioen, strijder, vechter, verdediger, worstelaar
kamperen legeren
kamperfoelie balroos, boksblad, geiteblad, geitenklaver, lonisera, memmekenskruid, sneeuwbes, vlier, zevenblad
kamperfoelieachtige plant - vledder, vlier
kampernoelie - champignon, paddestoel, zwam
kampersteen - koraalspons, zwamsteen
kampioen - kampvechter, overwinnaar, primus, recordhouder, titelhouder, uitblinker, voorvechter, winnaar
kampioenschap - meesterschap, titel, titelstrijd
kampkaart - kampeerkaart
kamplant - kaardedistel
kamponderkomen - tent
kampong - buurtschap, dessa, dorp, gehucht, negorij
kamponghoofd (Ind.) - gladakker, kapala
kampplaats arena, bivak, camping, krijt, piste, ring, slagveld, stadion, strijdperk, strijdterrein, strijdveld, toernooiveld, vechtplaats
kamprechter - arbiter, referee, scheidsman, scheidsrechter
kampspel - toernooi
kampstrijd - tweegevecht
kampterrein van het leger - legerkamp
kampvechter atleet, gladiator, kampioen, pugilist,strijder, verdediger
kamrad - kamwiel, tandrad, tandwiel
kamspier - schammbeenspier
Kamtsjatka, bewoners van - Aleoeten, Itelmenen, Korjaken
Kamtsjatka, hoofdstad van - Petropavlovsk
kam van een snaarinstrument scagnello
kamvorming - pectinaat
kamwiel - kamrad, kamwiel, tandrad
kan heer, herberg (oosterse), kit, kruik, lampetkan, liter, markt, melkkan, pink, pint, pot, pul, snel, steekkan, stoop, tul, urn, vaatwerk, vorst (Arab.),
kan dodelijk zijn - gasvergiftiging
kan met deksel - flak, flapkan
kan met schenkpijp - tuitkan
kan niet onmogelijk
kan of kop - liter
kan voor bier - pul
kan voor waswater lampetkan
kanaal aorta, bron, buis, delft, diep, dilve, doorvaart, ductus, gracht, grift, leiding, maar, pijp, trekvaart, vaart, waterweg, wetering, zeeëngte
kanaalbeambte - bruggewachter, sluiswachter
Kanaaleilanden, een van de - Alderney, Breechou, Guernsey, Herm, Jersey, Jethou, Lithou, Sark
Kanaanitische- Fenicische godin - Anat
kanaal geschikt voor scheepvaart waterweg
kanaal gevormd door wervelholten - wervelkanaal
kanaal in België - Albertkanaal, Leopoldkanaal
kanaal in Brabant - Mark
kanaal in Drenthe - Beilervaart, Drostendiep, Loodiep, Norgervaart, Oranjekanaal, Stieltjeskanaal
kanaal in Egypte - Suezkanaal
kanaal in Friesland - Boorn, Ee, Engelenvaart, Herensloot, Tjongerkanaal, Zwettekanaal
kanaal in Gelderland - Bylandskanaal
kanaal in Groningen - Boterdiep, Damsterdiep, Eemskanaal, Hoendiep, Oosterdiep, Reitdiep, Winschoterdiep
kanaal in Groot-Brittannië - Caledoniankanaal
kanaal in Limburg - Julianakanaal, Noordervaart
kanaal in Nederland Beatrixkanaal, Damsterdiep, Dedemsvaart, Drechtkanaal, Eemskanaal, Enservaart, Halomavaart, Heerensloot, Heimanswetering, Hoendiep, Julianakanaal, Kolonelsdiep, Kuindervaart, Lemstervaart, Markkanaal, Merwedekanaal, Noordervaart, Noordzeekanaal, Passageule, Reitdiep, Ringvaart,
Schonebekerdiep, Stadskanaal, Twentekanaal, Urkervaart,
Valleikanaal, Vlaardingervaart, Winschoterdiep, Wilhelminakanaal
kanaal in Noord-Brabant - Beatrixkanaal, Eindhovenskanaal, Wilhelminakanaal
kanaal in Noord-Holland - Hoofdvaart, Noordhollandskanaal
Noordzeekanaal, Ringvaart, Weespertrekvaart
kanaal in Overijssel - Creilervaart, Meppelerdiep, Urkervaart, Willemsvaart
kanaal in Roemenië - Begakanaal
kanaal in Utrecht - Merwedekanaal
kanaal in Zuid-Holland - Giessen, Zijl
kanaal in Zweden - Falsterbokanaal
kanaal tussen twee plantages - trens
kanaal (urineleider) - ureter
kanaal zonder sluizen niveaukanaal
kanaalpeil k.p.
kanaalstelsel voor drinkwater in Rome - aquaduct
kanalje - gepeupel, janhagel
Kananga-olie - ylang-ylang-olie
Kanarees - Kannada
kanarie geelvink, piet(je), politieagent (Ind.)
kanarieboom - kenari
kanariekruid - kruiskruid
kanariepokken - gaapziekte
kanarievogel - piet
kanarieorgeltje - serinette
Kanarische eilanden, een der - Algeranza, Ferro, Fuerteventura, Gomera, Grasiosa, Hierro, Lanzarote, Palma, Tenerife
Kanarische eilanden, oorspronkelijke bewoners van - Guanchen
kanaster - knaster, korf riet, krandjang (Ind.)
Kandeel - drank (warm), kruidenwijn
kandelaar armkandelaar, armluchter, blaker, boom, girandole, kaarsdrager, kandelaber, kroon, kroonluchter, lichter, lichtdrager, lichtkroon, luchter, luister, luster, menora (liturg.),
kandelaber armluchter, kroonkandelaar
kandidaat cand., candidatus, dinger, examinandus, gegadigde, proponent, sollicitant
kandidaat predikant proponent
kandidaatsexamen kantjes
kandidatenlijst groslijst, nominatie
kandiet kaoliniet
kandij (suiker)klontje
kaneel-aldehyde - fenyl-propenal
kaneelappek - annona
kaneelbast - pijpkaneel
kaneelbloemen - kassiabloemen
kaneelkleurig - bruin
Kaneelolie, Chinese - Kassia-olie
kaneelsteen - hessoniet
kaneelwijn bruidstranen, hipocras
kanefas canvas
kangoeroe buideldier, buidelmuis, pademelon, springhaas, walaby, walaroe
kangoeroerat - potoroe
kanis - beun, ben, kaar, kubbe, vissersmandje, viskorf
kanjer bom, knoert, kokkerd, kolos, loei, neus,
kankeraar mopperaar
kankerblaren - waterlelie
kankerbloem - akkerwinde, dotterbloem, duizendblad, klaproos, paardenbloem, waterlelie, waterranonkel, weegbree
kankeren klagen, mopperen, toeteren, zeuren
kankergezwel - carcinoom, sarcoma, woekering
kankerpit - kankeraar, mopperaar
kankerroos - klaproos
kankervrees - carcinofobie
kan met een tuit - schenkkan
kanneberg - veenbes
kanneboenders - kaardebol, lisdodden
kannetje - pul,
kannekenskruid - bekerplant, nepent(hes)
kannewassers - kaardebol, lisdodden, schaafstro
kannibaal antropofaag, menseneter, wilde,
woesteling, wreedaard
kannibalisme - antropofagie, menseneterij
kano - kajak
kanoet - strandloper
kanoetvogel - knot
kanon canon, geschut, houwitser, kn, kartouw, kettingzang, mortier, regel, snelvuurkanon, stuk, veldkanon, vuurmond, wet,
kanon - geschut, vuurmond
kanon, gegoten - goteling
kanon, inwendige van een - ziel
kanon, licht - falconet
kanon, onderstel van een - affuit
kanon, ouderwets - coluvrijn, kulverijn
kanonbank - barbete
kanonieke wet - kerkwet
kanonikes - stiftsjuffer
kanonisatie - heiligverklaring
kanonmondstuk - tromp
kanonnade - beschieting, feestdronk, gebulder, geschutvuur, toost
kanonneren - beschieten, bombarderen
kanonnier - artillerist
kanonnierplantje - donderplantje
kanonskogel - granaat, projectiel
kanonskogelboom - bertholletia
kanonvuur - beschieting, bombardement
kans fortuin, gelegenheid, geluk, gelukje, gevaar, geval, gok, hazard, kijk, lot, mogelijkheid, risico, toeval, tref, uitzicht, wisselvalligheid
kansbiedend - speculatief
kansbriefje - lot
Kansas, hoofdstad van -Topeka
kansel - ambo, bema(Gr.), katheder, praatstoel, preekstoel, pulpitum
kansel in moskee - mimbar
kanselarij - griffie
kanselrede homilie, leerrede, preek, predikatie, sermoen
kanselredenaar dominee, homileet, predikant, prediker
kanselvoordracht - homilie
kans of gok - waaggokken
kans op onheil – gevaar
kansspel bingo, canasta, farao, faro, geluksspel, hazard, kaarten, loterij, lotspel, lotto, poker, roulette, saturnus, toto, trio, waagspel
kansspeler - gokker, pokeraar, speler, wedder
kant aspect (van een zaak), boord, buitenrand, facet, flank, flink, gat, gedeelte, gereed, grens, (kant)stof, knap, lijst, neg, oever, plaats, plek, rand, randje, richting, rugsnede, strook, uiteinde, vlak, vleugel, zoom, zij, zijde, zijvlak
kant aan een muts van de minste soort - langet
kant aan water - kade
kant maken - kanten, kantklossen
kant, soort - blonde, guipure
kantbeschikking - apostil
kant van de pagina kantlijn, marge
kant van de deur post, stijl
kant van de weg berm, talud
kant van de zaak aspect
kanteel - tinne, trans
kantelen kanten, kapseizen kenteren, kiepen, knel, omrollen, omslaan, omvallen, overladen, uitkepen, uittanden, wentelen
kantelig - labiel, onvast, wankel
kanteloep knobbelmeloen, wratmeloen
kanten pelerine - berthe
kanten plooisel - jabot
kanthaak - kenterhaak
kanthalf linksachter, rechtsachter
kantiek - kerkgezang
kantig gebeente graat
kantine - clubgebouw, koffiekamer, mess, overblijflokaal, schaftlokaal
kantinebeheer van het leger - cadi
kantinepersoneel - messbedienden
kantlijn - marge, ribbe
kantje - randje, vaatje
kantjeboord - nippertje
kantje haring - vaatje
kantjil - dwerghert
kant langs water - oever
kantlid - buitenstaander
kantlijn - marge, ribbe, rooi
kantlijn betreffend - marginaal
kantlijntekening - apostille, conimentaar, glosse
kantmaakster speldenwerkster
kanton - provincie, rechtsgebied
kanton in Zwitserland Aargau, Appelzell, Bern, Fribourg, Glarus, Graub�nden, Luzern, Schwyz, Tessin, Thurgau, Ticino,Uri, Url, Valais, Vaud,Waadt, Wallis, Zug Zürich, Zie Zwitsers kanton
kantonnier wegwerker
kantoor – agentschap, bureel, bureau , comtoir, factorij, nederzetting, schrijfkamer, werkkamer, werkplaats, werkvertrek
kantoor van vertegenwoordigers van een handelmaatschappij in vreemde landen factorij
kantoor voor ambachtswerkzaamheden bureau
kantooragenda - almanak
kantoorbediende boekhouder, commies, correspondent, employé, functionaris, kantoorklerk, klerk, loper, pennenlikker, schrijver, typist,
kantoorbehoeften ballpoint, cahier, inkt, kasboek, ordner, paperclip, papier, pen, vulpen, potlood
kantoorboek - grootboek, journaalboek, kasboek
kantoorjas stofjas
kantoormachine boekhoudmachine, computer, duplicator, nietmachine, perforator, ponsmachine, printer, puntensluiper, rekenmachine, schrijfmachine, telex, telmachine, typemachine
kantoormeubel - bureau, kantoorstoel
kantoorschrijver - klerk
kantoor van een agent - agentuur
kantoorwerk - boekhouden, handelsrekenen, kopiëren, stencilen, steno, stenograferen, tikken, typen
kantruimte - marge
kantschrift - commentaar, glos
kantstrook souche
kantstijl van een ladder - schalier
kanttekenaar - commentator
kanttekening - aantekening, annotatie, apostille, commentaar, glosse, noot, opmerking, renvooi, voetnoot
kanttekening op akte - apostille
kanttekeningen - marginalia, marginaliën
kanttekeningen maken - emargeren
kant van de weg - berm, talud, wegberm
kant van de zaak - aspect
kantverbetering renvooi
kantvrucht - handklaver, venusspiegel
kantwerk - frivolité, klossen, naaldwerk, teneriffe
kantwerk maken - kanten
kantwerkster - kantklosster
kantwit van aantekening - marge
kan voor waswater - lampet
kantzuil prisma
kanunnik domheer, kapittelheer, koorheer
kaolien - aluminiumsilicaat, hoge berg (Chinees), porseleinaarde
kaoliniet - kandiet
kap - autodak, bedekking, capuce, capuchon, dak, droogkap, hoofddeksel, hooibergdak, huif, huisdak, korst(je), lampekap, molenkap, motorkap, muts, overdekking, rijtuigdak, uiteinde, wagenkap, zotskap
kap afgerichte valk - huif
kap (bomen) - houw, slag
kap, deel van een - aanloper, blokkeel, daktengel, makelaar, muurplaat, nokgording, panlat, sloop, spant(been), trekplaat
kapdoos - toiletdoos
kap, gewatteerd - theemuts
kap over een lamp - lampekap
kap van een mantel - capuchon, huik, kovel
kap van een monnik - keuvel, kovel
kap van een preekstoel - klankbord
kap van een vogel - kuif
kap van een wieg - hemel
kap op schoorsteen - gek, monnikskap
kap van kloosterlingen - keuvel, kovel
kapbeitel - koubeitel,steekbeitel, warmbeitel
kapdoos - toiletdoos
kapel bedehuisje, cupel, dagvlinder, kerk(je), muziekkorps, tempel, vlinder
kapelaan - kapelpriester, onderpastoor
kapelaanswoning kapelanie, kapelanij
kapelmeester - dirigent, orkestleider
kapelruimte onder een kerk crypt, krocht
kapen - buitmaken, gappen, jatten, naasten, pakken, pikken, roven, snaaien, stelen, struinen, wegnemen, wegpakken
kaper boekanier, hoofddeksel, muts, perkan, piraat, (zee)rover, zeeschuimer
kaperbrief - commissiebrief
kaperschip raider
kaper van vroeger - noorman
kaperwerkwijze - enteren
kaperij - piraterij, zeeroverij
kapgebint dakgebint, kapspant, spant
kaphamer bilhamer
kapitaal aanzienlijk, balans, belangrijk, bezit, eigendom, fonds, fortuin, geld, goud, groot, hoofdletter, hoofdsom, rijkdom, som, vermogen , voornaam, voortreffelijk
kapitaal beleggen - investeen
kapitaalbelasting - vermogensheffing
kapitaalbezitter - kapitalist
kapitaalkrachtig rijk, opulent, vermogend, welgesteld
kapitaalopbrengst dividend, interest, rente, winst
kapitale beginletter unciaal
kapitalist nabob, plutocraat, rijkaard
kapitalistische partij in Nederland - V.V.D.
kapiteelvorm acanthuskapiteel, bladkapiteel, blokkapiteel, Dorisch, Gotisch, lonisch, kelkkapiteel, knopkapiteel, kussenkapiteel, Romaans, teerlingkapiteel, volutenkapiteel
kapitein aanvoerder, bevelhebber, compagniescommandant, gezagvoerder, hoofdman, hopman, kapt., kapitein, officier, ouwe, schipper
kapitein de cavalerie - ritmeester
kapitein ter zee - waterkop
kapitein van de Nautilus - Nemo
kapitein van een zeilschip - vetleer
kapitorie - boekomslag, kaft
kapittel afdeling, chapiter, caput, hoofdstuk, onderwerp, standje
kapittelen berispen, bestraffen, onderhouden
kapittelheer - domheer, kanunnik
kapje - broodkorst, circoflexe, kalotje, kipa
kapje brood - kontje, timp
kapjesmorielje - zakzwam
kapkamer - kleedkamer
kapkar - huifkar, tentwagen
kaplaken - primage
kapmantel caban, cape, burnoe, huik, peignoir
kapmeeuw kokmeeuw, lachmeeuw
kapmes - bijl, bijlmes, golok, hakmes, heep, hiep, houmes, machette
kapmes (groot gebogen) in Z. Am. - machete
kapmes (Ind.) - parang
kapoen deugniet, guit, mesthaan, schavuit
kapoeres (Hebr.) - dood, kapot, verloren, weg
kapoets - monnikskap
kapok - boomwol, zaadpluis
kap op hoofd - muts
kap op paardenkar - huif
kapot afgemat, beschadigd, caduc, defect, dood, doodgaan, doodop, gebroken, gescheurd, geschonden, kaduk, kapores, kapoeres, onbruikbaar, ondeugdelijk, onklaar, ontdaan, rappig, stuk, vaneen, verloren, verslagen, weg,
kapot (barg.) - kapoeres, prak (in de), stuk
kapotgaan - bezwijken, breken, stukgaan
kapotje - condoom, kapothoedje, voorbehoedsmiddel
kapot maken - breken, moeren, mollen, nekken, ruïneren, stukmaken, vernielen, vernietigen
kappelen - schiften
kappen afhakken, borstelen, coifferen, hakken, houwen, kammen, kerven, omhakken, omzagen, stoppen, vellen
kapper barbier, coiffeur, figaro, friseur, haarknipper, haarsnijder, haarstyler, scheerbaas
kapperkool - kabuiskool
kappersgerei borstel, droogkap, fohn, kam, kwast, roller, schaar, scheermes, scheerzeep, spiegel, tondeuse, wetriem
kapperswinkel - coiffurie, capriool,
kapperszaak - kapsalon
kapriool - bokkesprong, luchtsprong
kaproen - bijenkap, kap, kaphout, muts, visagière
kaproen, deel van een - guleron, lamfer
kapsalon - kapperszaak
kapseizen kantelen, omslaan, omvallen
kapsel coiffure, frisuur, hoofdtooisel, permanent, pruik, toilet, watergolf
kapselband beursband
kapsellancet - cystioom
kapsel, soort - allongepruik, chignon, hoofdtooisel, korumbos, krulpruik, lampadion, paardestaart, pony, pijpekrul, rouleau, statiepruik, toupet, vlecht, wrong
kapsies maken - tegenstribbelen
kapsnede - valkerf
kapsones - drukte, ophef, praatjes, spatsies
kapsonesmaker - druktemaker, opschepper, praatjesmaker
kapspant - dakgebint, dakstoel, kapgebint
kapstander mutsenbol
kapster coiffeuse, friseuse
kapstok - jassenboom, kleerhanger, klerenhanger, klerenstandaard, sta(a)nder
kaptafel - toillettafel
kapucijn - O. M. C.
Kapucijnen, behorende tot de - OFM
kapucijner monnik - bedelmonnik
kapucijner non - kapucines
kapucijner orde - O.M.C. (Ordinis Minorum Capucinorum)
kapucijners - raasdonders
kap van een mantel - kovel
kap van een scoorsteen - gek
kap van kloosterlingen - keuvel, kovel
kapvenster dakvenster
kapwerk van een dak dakstoel, gebint, spant
kapwerktuig - bijl
kapzaag toffelzaag
kar auto(mobiel), brik, fiets, rijtuig, voertuig, wagen
karaat (afk.) kt, essaai, kar., goudgehalte
karabies koffertje, mand, tas
karabijn - geweer, musketon
karabijnfoedraal - holster
karabijnriem - bandelier
karakal - woestijnlynx
Karakalpakië, bewoners van - Karakalpaken, Kazachen, Oezbeken
Karakalpakië, hoofdstad van - Noekoes
karaf fles, flacon, karos, sierfles, tafelfles, waterkan
karakal - woestijnlynx
karakiet - acrocephalus
karakol - wijngaardslak
karakter - aanleg, aard, cachet, eren, figuur, geaardheid, geest, gemoed, gemoedsaard, genius, gestel, grondtrek, inborst, kenmerk, letter, letterteken, naturel, natuur, psyche, ras, temperament, trek, type, uiterlijk, vorm, zielskracht
karakterbepaling naar oude handschriften - paleografologie
karakterbepaling uit handschrift - grafologie
karakterbeschrijving - karakterologie
karaktereigenschap - egoïsme, egotisme, eerlijkheid, gemakzucht, hoedanigheid, kenmerk, koppigheid, laagheid, luiheid, omschrijven, trek, typeren, valsheid
karakteriseren kenmerken, kenschetsen, schetsen
karakteristiek - beschrijving, eigenaardig, eigenschap, kenmerk, kenmerkend, tekenend, schets, schetsend, typerend, typisch
karakterkunde - karakterologie, psychologie
karakterloos - alledaags, banaal, conventioneel, eerloos, laag, min, slap, week
karakterloos mens - dégéneré
karakterologie - karakterkunde
karakterschets - kenmerk
karaktersterk - koppig, pricipieel
karaktertrek - aanleg, aard, eigenschap, inslag, kenmerk, beschrijving, schets
karakterkunde karakterologie
karateren - alliëren , legeren
karamel - toffee, ulevel
karateterm - karateka, kihon
karavaan gevolg, handelstrein, sleep, stoet, troep
karavaan van Mekkagangers - mahmal
karbeel - balksleutel, korbeel, kraagsteen, steunpunt
karbies - handkoffer, handtas, klepmand, mand, reismandje, tas , valies,
karbolzuur fenol, phenol
karbonade - cotelet, ribstuk, runderrib, varkensrib
karbonkel - kanteloep, meloen, negenoog, puist, robijn
karbonkelneus - drand, kneus, jeneverneus
karbouw - bizon, buffel
kardinaal - camerlengo (kamerheer van de paus), kerkheer, kerkvoog, kerkvorst, prelaat
kardinaal-infant - Ferdinant
kardinaalsbloem - purperbloem
kardinaalschap - kardinalaat
kardinaalsmuts - euonymus, luizenboom, papenmuts, spilboom,
kardinaalstitel eminentie, em., z.e
kardoes gors, grove, huls, krulhond, kwelder, nes, papiersoort, poedelhond, schor
kareel - soort pijl, tichelsteen
kareki elastiek, et - rietvink
karet - kret, rubber(boom), schildpad, zeeschildpad
karhengst – lomperik
kariatide pilaster, schraagbeeld, zuilbeeld
kariatiden - boötiden
kariboe armoedig, - rendier (N.Am.)
karig armzalig, bekrompen, eenvoudig, frugaal, gering, gierig, krap, krenterig, luttel, mager(tjes), matig, minetjes, nauw, ongaarne, pover, schaars, schamel, schraal, schriel, sober, weinig, zuinig
karigheid - armoedigheid, parcimonie, schaarste, schrielheid, zuinigheid
karikatuur - kartoon, spotbeeld, spotprent
karikatuurtekenaar - karikaturist
Karinthië - Kärnten
Karinthië hoofdstad van - Klagenfurt-
Karinthië, rivier in - Drau
karkant collier, halssnoer, ketting, snoer
karkas frame, gebeente, geraamte, gestel, lichaam, overschot, ribbekast, rif, skelet
karkiet - rietlijster, rietvink, rietzanger
Karl-Marx-Stadt - Chemnitz
karmeliet o.c.
Karmil - huttentut
karmozijn karmijn, purper, purperverf, scharlaken, wijnrood
karmozijnrood - purper
karnvat - boterkuip, boterton, botervat,
karnemelkgerecht - hangop
karnen - boteren
karner - botermaker
karonje feeks, helleveeg, kreng, prij, serpent
karoot - kroot, peen
karos kales, karaf, koets, reiswagen, vigilante
Karpaten, top in de - Djumbiz, Fageras, Gerlachovka, Gierlach, Goverla, Halicz, Lrivan, Rysy, Tatra
karper
4 barm, blei, meun, ruis, tink
5 alver, bliek, danio, gront, gruis, labeo, sneep, vetje,
voorn, winde, zeelt
6 barbus, brasem, dorade, elrits, giebel, harder, karper, mesvis,
witvis
7 barbeel, grondel, kolblei, puntius, rasbora, weeraal
9 donderaal, goudbaars, hesseling, rietvoorn, ruisvoorn, windvoorn,
10 blankvoorn, karperzalm
11 bittervoorn, kroeskarper, steenkarper
13 modderzalm, riviergrondel
karperachtige zeevis - wimber
karperkoning - spiegelkarper
karperzalm - caribo, piranha, rio, spatzalm, tetra
karpet – tapijt, vloerkleed
karreboom – dissel
karrelen – ineenlopen, korrelen, schiften
karreman - venter, voerman, vuilnisman
karren – rijden, fietsen
kartel cannelure, inkeping, insnijding, keep, kerf, overeenkomst, snee, snede, trust
kartelblad – pedicularis
karreboom – dissel
karrenvracht – wagenvol
kart – skelter
kartelen - greineren, inkepen, kerven
kartelig - gekarteld, geschift
kartelrand (postzegel) – dentelure
kartels aanbrengen - kerven
kartets - granaat
kartodroom - scelterbaan
karton board, bordpapier
karton-steendruk - papyrografie
kartuizers, stichter der – Bruno
karviel - hijsblok
karwats gesel, knoet, rijzweep, zweep
karwei arbeid, corvee, job, klus, opdracht, slachtafval, taak, toer, werk
karweitje akkefietje, klusje, toetast
karwij - hofkomijn, komijn, kummel, wedzaad
karwijlikeur kummel
karwij-olie - kummel
karwijsoort - aardkastanje
karwijzaadolie - carvon
kas bergplaats, betaalplaats, broeibak, broeikas, contanten, cash, doos, éénruiter, geld, geldbergplaats, geldvoorraad, kassa, broeikas, kweekkas, kweekplaats, omhulsel (van een horloge), oogholte, serre, telmachine, warenhuis
kasba citadel, vesting
kasbestelling - peculaat
kasboek - boekhouding
kasgeld - cash, contanten, kontanten
kashouder - kassier
kashoudster - caissiere
Kasische taal - Elamitisch, Hettitisch, Lydisch, Lykisch, Mittannisch, Soemerisch
Kasjgar - Sjoefoe
Kasjmir, volk in - Balti
Kasjmir en Jammu, hoofdstad van - Jammu, Srinagar
Kasjoebisch - Lechisch
kaskenade - beweging, drukte, gasconnade, ophef
kasmiddelen - contanten, geld, kontanten
Kaspische zee, eiland in de - Artem
kassa - betaalplaats, telmachine
kassei - straatsteen
kasseien - plaveien
kasseilegger - straatmaker
kassian - medelijden, ocharm
kassier - incasseerder, kashouder, ontvanger, rekeningdoende, rekeninghouder, rendant
kassiersafdeling bij de gemeente e.d. - comptabiliteit
kassiersbriefje - cheque
kassiersloon incasso
kassierswerk - incasseren, uitbetalen
kast - berging, bergmeubel, buffet, gevangenis, hangkast, kolommenkast, kussenkast, latafel, linnenkast, schapraai, schrijn, troonkast, vitrine, wandmeubel
kast met deuren - kabinet
kast met gaten voor de aalvangst - aalgeerkaar
kast voor het bewaren van relikwieën - relikwieënkast
kast voor verboden boeken - hel
kast waarin krukas - carter
kastanje - castanea
kastanjeachtie - hippo-castanaceeën
kastanjebruin - roodbruin
kastanjekleurig - donkerbruin
kastanje, omhulsel van de - cupula
kaste groep, jati, klasse, stand
kaste, lid van een - brahmaan, ksatriya, sjoedrah, vaisya
kasteel burcht, burg, citadel, slot, sterkte, toren, vesting
kasteel
4 Berg, Bom, burg, Dael, Goor, Haar, Heer, slot
5 Aerdt, Arcen, Asten, Bosch, Breda, Dever, Donck, Doorn, Horst, Horte, Rhoon, toren, Voorn, Weert, Wisch, Zeist
6 Ampsen, Baarlo, Beesde, burcht, Dussen, Egmond, Gemert, Hatert, Hoenlo, Kelder, Keppel, Kessel, Limmel, Malsum, Medler, Ruurlo, Vorden, Wychen, Zoelen, Zuilen
7 citadel, Echteld, Spieker, Twickel, Ulenpas, Vleuten, vesting, Warmelo, Warmond
8 Nijenrode, Soestdijk
9 Amerongen, Assumburg, Brederode, Doorwerth, Duurstede, Endegeest, Molencate, Rozendaal, Zijpendaal, Zorgvliet
10 Amstenrade, Diepenheim, Drakestein, Middachten, Muiderslot, Randebroek, Windesheim
11 Hartelstein, IJsselstein, Loenersloot, Loevenstein, Riemersbeek, Schaffelaar, Slangenburg, Sparrendaal
kasteel behorende aan een geslacht - stamslot
kasteelheer baron, burchtheer, heer, kastelein, slotheer
kasteel in Drenthe - Oldengaerde
kasteel in Friesland - Stins
kasteel in Gelderland - Doorwerth, Loevestein, Terhorst
kasteel in Limburg - Horn, Hoensbroek, Valkenburg, Wittem
kasteel in Noord-Brabant - Bouvigne
kasteel in Noord-Holland - Brederode, Muiderslot
kasteel in Utrecht - Drakestein, Nijenrode, Soestdijk
kasteel in Zuid-Holland - Duivenvoorde, Poelgeest
kasteel van oudsher - stamslot
kasteelbeheerder - slotvoogd
kasteelheer - slotheer, slotvoogd, (namens een persoon of
overheid) burchtheer
kastegoed saldo
kastekort - deficit, nadelig saldo
kastelein burchtheer, gelaghouder, herbergier, kasteelheer, kroegbaas, slotheer, slotvoogd, waard
kasteleines - herbergierster, kasteleinse, waardin
kasteleinsvrouw - herbergierster, kroegbazin, waardin
kasteloze - paria
kastelijntje - gedachtenstreepje
kastenmaker - abenist, schrijnwerker
kasterolie - castorolie, wonderolie
kastje - etagère
kastje met relikwieën - reliekschrijn, schrijn
kastlijntje - gedachtenstreepje
kast met deuren - kabinet
kastmeubel - buffet, credens, credenzone, dressoir
kastoor beverhaar, bevervilt
kastplant - schap
kastraat - euneuch, gelubde, ontmande
kastratie - ontmanning
kastreren - lubben, ontmannen
kastreren van huisdieren - lubben
kastrol - braadpan, kasserol
kastvakje - loket
kast van het oog - oogholte
kastijden afrossen, geselen, martelen, mortificeren, pijnigen, ranselen, slaan, straffen, tuchtigen
kastijding afranseling, bestraffing, castigatie, geseling, mortificatie, slaag, straf, tuchtiging
kastype - eenruiter, serre, warenhuis
kasuaris emoe
kasueel - casueel, toevallig
kat –
3 gib, kat, los, torn
4 lynx, manx, pers, poes
5 cyper, felis, kater, katje, kazan, leeuw, matou, poema, pussy, smoke, tabby, tijger
6 angora, boskat, fokkat, gambia, gepard, gibcat, kattin, kitten, manoul, nubi�r, ocelot, panter, poesje, raskat, serval, tomcat,
7 abessijn, bergkat, burmaan, burmees, caracal, catling, cheetah,
civette, cyperse, dakhaas, huiskat, jagoear, karakal, manxkat, minneke, minette, muiskat, pelskat, poolkat, siamees, sierkat, stalkat, tijgerin, tuinkat
8 cavalier, civetkat, dekkater, dwergkat, fokkater, genetkat, langhaar, luipaard, mauwerik, mexicaan, moetjing, neutraal, pampakat, raskater, tijgerkat
9 angorakat, bergleeuw, havanakat, ichneumon, kafferkat, kattepoes, kartuizer, lapjeskat, manoulkat, marterkat, moederkat, muizenkat, muskuskat, nestkatje, soedanees, wijfjeskat, zolderkat
10 chinchilla, paraguakat, scheepskat, steppenkat
11 nevelpanter, woestijnlynx
7 archangelkat, koningstijger, muizenvanger,
13 annamietenkat, jachtluipaard
14 sneeuwluipaard, wilhelminaskat
kataas - kattenvoer
katabolisme - afbraak, dissimilatie
katachtig - felien, lenig, zals, vinnig
katachtig dier
3 kat, los
4 lynx
5 felis, irbis, leeuw, poema, tijger
6 bobkat, gepard, jaguar, manoel, margay, ocelot, panter, serval
7 caracal, cheetah, goudkat, huiskat, luiaard
8 acinonyx, dwergkat, luipaard, neofelis, panthara, tijgerkat
9 bergleeuw
11 nevelpanter, woestijnlynx
12 jagoearoendi, zwartvoetkat
13 jachtluipaard
14 sneeuwluipaard
katachtig roofdier - leeuw, jaguar, ocelot
katafalk baar, berrie, praalbed, schraag
katakombe - krypte, nekropolls
katalogus - lijst, register
katalysator bij biologische processen - enzyme
katalysator van chemische reacties - enzym, ferment
katapult - mangneel
Katar, hoofdstad van - Doha, Dohe
katarakt - staar, waterval
katastrofaal - fataal, noodlottig, rampzalig
katastrofe ramp, onheil
katbeer panda
kategorie - afdeling, genre, groep, soort
katei'e golfbreker, krib, strandhoofd
kateker - eekhoren (gewst.)
katerlicht - schemerduister
katern - papiervellen (6 ineengevouwen)
katern van 3 dubbele bladen - ternio
Kathai - China
katharsis loutering, reiniging
katheder - kansel, kateder, leerstoel, spreekgestoelte, preekstoel
kathedraal basiliek, dom, kerk
katheter - aftapbuis
kathode elektrode
katholiek - algemeen, rooms
katholiek geestelijke abdis, abt, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, kardinaal, mère, non, overste, pastoor, pater, paus, prelaat, priester
katholiek geestelijke (Fr.) abbé
katholiek opleidingsinstituut seminarie
katholieke feestdag Allerheiligen, Allerzielen, Aswoensdag, Driekoningen, Hemelvaart, Kerstmis, Mariaboodschap, Mariageboorte, Pasen, Pinksteren, Sacramentsdag, Septuagesima, Vastenavond
katholieke geestelijke - aalmoezenier
katholieke leer - papisme
Katholieke Radio Omroep K.R.O.
Katholieke Volkspartij K.V.P.
katholiekenhater - antipapist
katje - dropje
katjesdragend gewas berk, els, gagel, hazelaar, luidkruid, possem, post, vlooienkruid, wilg
katoen calico(t), boomwol, kapas, kapok, sits, textiel
katoen in olielamp - pit, kous, lont
katoen afkoken - beuken, kierkoken
katoenbatist - naturel, percal, perkaal
katoendiefje - paradijsraaf
katoenen geglansde satijnweefsel - satinet
katoenenkiel - hes
katoenen molton - bevertien
katoenen schortendoek - warp
katoenen stof of weefsel
4 aida, pilo, sits
5 denim, jeans, kelim, pilou, piqué, zefir
6 diemit, flammé, madras, molton
7 calidot, epinglé, evalist, gingang, nanking, naturel, paramat
8 astrakan, bombazijn, everlast, jaconnet, organdie, tarlatan, tobralco
9 bevertien, lancaster, madapolam, shantoeng, velveteen
10 andrinopel, manchester, salemporis, watertwist
11 everlasting
12 duivelssterk
katoenen stof voor hemden - reforce
katoenen vulling - bombast
katoenen weefsel met zijde - pope, popeline
katoen in een olielamp kous, pit
katoenflanel - barchent
katoenfluweel corduroy, manchester, pilo, ribfluweel, velveteen
katoengaren - etamine, twist
katoengras - wollegras
katoenklos - spindel
katoenpapier - sitspapier
katoenplant - gossypium
katoensoort - makko
katoenspinnerij-machine - baalbreker
katoenvouwer line, rectometer
katoenweefsel - nanking, piqué
katoenzuiveringsmachine - baaibreker
katpardel - panterkat
katrol blok, bok, donkey, geiblok, gijn, hijsblok, karviel, katrol, kraan, lier, lift, palei, pedaal, plei, poelie, polei, takel, talie, tui, winch, windas, wipper
katrolblok - gewand
katrolletje - poelie
kattebelletje (vouw)briefjes
katten - afkammen
kattendoorn brem, duindoorn, gaal, gaspeldoorn hulst, stalkruid, stekelbrem
kattengeluid – blazen, mauwenmiauwen, spinnen
kattengoud glimmer, mica
kattenhout - kraakwilg
katteklauw - kleefkruid
kattekop - membraanpomp
kattenkroeg melksalon
kattenkruid amberkruid, ezelskruid, mastikkruid, neppe, nepeta, nippe, prangwortel, stalkruid, valeriaan
kattenkwaad baldadigheid, deugnieterij, guiterij, kwajongensstreek, ondeugd, schelmerij
katenmaartje - hitje
katteoog - knikker, kwarts
kattensoort - angora, cyperse, pers, siamees
kattespoor - klimlat, scheepsbint
kattenvoer - kataas
katteoog - chrysoberil, kwarts
katteras - Siamees, Cyperse, Pers
katterig - misselijk
kattestaart - amarant, contrasein, duizendschoon, heermoes, lythrum, scheepsklamp, slangebloem, unjer, vijl, wilgenroosje
kattestaartachtigen - lythraceeën
kattezoet - valeriaan
kattig bits, pinnig, snibbig, vals, vinnig
kattigheid - vinnigheid
kattig meisje - snib
katuil kerkuil, ransuil, torenuil
katwilg - bindwilg
katzwijm flauwte
kaugek - zeezwaluw
Kauh-sioeng - Takao
Kaukasisch snaarinstrument tar
Kaukasische berg Elbroez
Kaukasische mantel - boerka
Kaukasische mousserende melkwijn kefir
Kaukasische stam koerden
Kaukasische taal Abchazisch, Adyghe, Armeens, Avaars, Azerbeidzjaans, Dargwa, Georgisch,Ingoesj, Kabardijns, Lak, Lezgisch, Tabasaraans, Tsjerkessisch, Tsjetsjeens
Kaukasus, pas in de - Kloechor, MamisonNachar, Soenami
Kaukasus, schiereiland in de - Apsjeron, Taman
Kaukasus, top in de - Alagöz, AragatsArarat, Dyych-Taoe, Elbroes, Fisjt, Kasbek, Kosjtan-Taoe, Oeilpata, Sjichara
Kaunas - Kovno
kausaal - oorzakelijk
Kaustische alkali - KOH, NaOH
kaustobioliet - antraciet, bruinkool, steenkool
kauter - ploeg, ploegmes
kautie - borgtocht
kautle borgtocht
kauw dole, ka, kraai, kerkkraai, torenka, torenkraai
kauwen - kweernen, leuteren, manducatie, masticatie, wauwelen, zeuren
kauwer - kauwijzer, breeuwijzer
kauwgebit - drenkgebit, watertoom
kauwoerde kalebas
kauproces - masticatie
Kavalla - Neapolis
kavalerie ruiterij
kavel - deel, grondstuk, kaveling, keep, kieuw, perceel, scheur, schrap, spleet, stuk
kavelboom schalm
kavelen verdelen
kaveling - gedeelte, kavel, koop, partij, perceel, stuk, verdeling
kabelingen maken - verkavelen
kaviaar - steurkuit
kaviaarleverancier steur
Kazachstan, bevolking van - Kazachen
Kazachstan, hoofdstad van - Alma Ata
kazak - boezeroen, jas
kazemat - bed, bunker, legerveste, schuilkelder, onderkomen (mil. beton)
kazerne - kampement, legerkamp,
kazerne (Ind.) - tangsi
kazernebrood - kommiesbrood, kuch
kazernewoning - huurkazerne
kazuaris emoe kasuaris,
ked hit, kedde, ket, kid, pony
kee - Chinees
keel - gorgel, hals, kol, larynx, luchtweg, rood, stem, strot
keelaanoening - angina, heesheid, hoest, schorheid, verkoudheid
keel in de heraldiek rood
keelamandelen - tonsillen
keelarts - laryngoloog
keelbeweging slikken
keelgat - strot
keelgeluid - gutturaal, hoest, hoesten, kuch, kuchen, rochel, schraap, schrapen
keelgezwel - krop
keelholte farynx
keelholteontsteking - faryngitis
keelklank gutturaal
keelklier - bijschildklier, schildklier
keelknobbel - adamsappel
keelkruid - liguster
keellelletje - epiglottis
keelletter - gutturaal, laryngaal
keelontsteking angina, diphterie, kroep, laryngitis
keelontsteking bij paarden worg
keellijst - talaan
keelput - halskuiltje
keelspiegel laryngoscoop
keeltriller - gorgheggio
keelvleesziekte - angina, diphterie, difteritus, keelontsteking,
keelvliesontsteking of ziekte - kroep
keelwortel - smeerwortel
keelziekte angina, difterie, difteritis, hartbeklemming
keen barst, kerf, kiem, kloof, reet, scheur, spleet, stok
keep insnijding, gleuf, groef, kartel(ing), kavel, kieuw, kerf, krap, portie, schram, schrap, schreef, sleuf, snede, snee, snip,
keep in een duig - gergel, inkeping, inkerving, kroos
keeper doelman, doelverdediger, doelwachter, goalie
keer beurt, draai, eens, kans, kentering, kruk, maal, male, omkeer, ommekeer, toer, torn, verandering, wending, wenteling, werf, zwenk
keer dat iets pulseert - pulsatie
keer dat men aait - aai, aaien, streling
keer dat men veegt - veeg
keerdam - schut, stuw, stuwdam
keerdicht keervers, refrein, retrograde, rondeel, stok,
keergaan(te) - donderen, toeteren, veteren
keerkring - parallelcirkel, trope, tropicus
keerkringen kreeftskeerkring, noorderkeerkring, steenbokskeerkring, tropen, zuiderkeerkring
keerkringgebieden - tropen
keerkringsjaar - zonnejaar
keerkringslanden tropen
keerkringsvogel faeton, phaëthon
keermuur - kaai(muur), walmuur
keernet - schutwant
keer op keer - telkens, voortdurend
keerpaal - schamppaal
keerpunt - crisis, kentering, toppunt, wending
keerpunt bij een ziekte - crisis
keerrijm - refrein, stokregel
keersluis - rabot, stuw
keert maken - omkeren, teruggaan
keervers antifoon, keerrijm, refrein, retrogade, rondeel, stokregel
keerwerk - stuw
keerwissel - ritratta
keerzijde avers, dorso, envers, ommekant, ommezijde, revers, schaduwzijde, tegenzijde, verso
keerzijde van penning revers
keerzijde van wissel dorso
keerzijden - tegenkant
keerzijden van een medaille - aversie
kees - keeshond, spitshond, wolfshond
keeshond fik, spits
keeshondachtige - chowchow, huskie, poolhond, samojeed, schipperke, spits
keest geest, kiem, merg, pit, scheut
keet barak, beestenstal, bende, boel, boet, drukte, heibel, herrie, hut janboel, kabaal, kabanes, lawaai, leven, lol, loods, rommel, rotzooi, rumoer, schuur, spektakel, troep, tumult, wanorde, warboel, werkplaats, zooi, zoutziederij
keet of bende – zooi
keet of chaos – bende
keet of hok – barak
keet of rumoer - stampei
keetschopper - geinmaker, herriemaker, herrieschopper, lolbroek
Kefallinia, berg op - Ainos
Kefallinia, stad op - Argostoli
keffen blaffen, clabauderen, kijven, snappen
keffer - druktemaker
keg boterham, kegge, luns, peg, pin, spie, wig
kegel - conus, denneappel, dennekegel, flesvormig, konus, voorwerp, ijskegel, ijspegel
kegelbaan - bolbaan
kegeldragend - naaldgewas
kegeldragende boom - dama (Ind.), den, naaldboom, pijn, spar
kegeldragende boom in Z.-Europa - savelboom
kegeldragende plant conifeer
kegelaar - kegelspeler
kegelen - omvallen
kegelen, Amerikaans - bowling
kegelkoning negenman
kegelopzetter - kegeljongen
kegelplank - kegel bord
kegelschelp - punt, rolschelp, toot, tuit
kegelsnede cirkel, ellips, hyperbool, parabool
kegelspeler - kegelaar
kegelvormig - conisch, conus, konisch, taps
kegelvormig aanhangsel aan week verhemelte - huig
kegelvormig doofhoedje - domper
kegelvormig flesje - amplet
kegelvormig onderdeel van uurwerk snek
kegelvormig toelopend conisch, konisch, taps
kegelvormig uitsteeksel van een aambeeld - hoorn, speer
kegelvormige glazen kolf met platte bodem - erlenmeuer
kegelvormige punt - kegelpunt
kegelzand - kiezelzand
kegge - keg, keil, peg, pin, spie, wig
kegje - keganker, keggetje, werpanker
kei – bolleboos, geweldenaar, keisteen, kiezelsteen, klinker, rolblok, rolsteen, steen, straatsteen, uitblinker, zwerfblok, zwerfsteen
keiaarde - kiezelaarde, kiezelzuur
keier - glasblazer, plukker
keihard - meedogenloos, onaandoenlijk, steenhard, versteend, wreed
keihard schot - knaller, knoert
keiharde klap - dreun, loei, optater
kei keg, spie, wig
keik - herik, kiek, radijs
keil - keg(ge), spie, wig
keileem - keimergel
keilen - gooien, kiskassen, kriskrassen, smijten, werpen
keiltje - borrel
keimergel - keileem
keisteen - straatsteen, vlint, vuursteen, zwerfsteen, keizand, grint
keizand - grint
keizer Augustus, caesar, cesar, Caligulaempereur, empereur, heerser, imperator, kaiser, khan, loper, negus, Nero, pontifex, sjah, tsaar, (czaar)
keizer en koning - I. R.
keizer van Ethiopië Haile (Selassie)
keizer van Japan Hirohito
keizer van Rome Augustus, Caesar, Caligula Nero, Tiberius, Titus, Trajanus
keizerin van Hongarije Gisela
keizerlijk bevelschrift oekaze, ukase
keizerlijk decreet (Turks) irade
keizerrijk imperium, empire
keizerrijk in Achter Indië Annam
keizerrijk in Azië Iran (Perzië), Thailand (Siam)
keizersalade - dragon
keizershuis Habsburg, Hohenzoilern
keizerskaars - verbascum
keizerskroon - imperiaal
keizersnede - hysterotomie, metrotomie, moedersnede
keizerstitel in Ethiopië negus
keizerstitel in Japan mikado
keizerstitel in Rusland tsaar
keker - bluffer, cecer, schreeuwer
kelderen vergaan, ondergaan, slinken, verongelukken, zinken
kelderkoorts - drankzucht
kelderkoud kil, klam
keldermeester bottelier, cellarius
keldermot pissebed
kelderverdieping souterrain
kelderwinde dommekracht
kelen - afmaken, doden, slachten, vermoorden
kelim - tapijt
kelk beker, bokaal, calyx, glas, graal, offerbeker, ro(e)mer, wijnglas
kelk (hostie) - ciborie
kelk van een bloem - colix
kelkblad - sepaal
kelkbloemig - kelkstandig
kelkdoekje - purificatorium
kelkgras - handjesgras, henjegras
kelkkleedje - velum
kelner ober, garcon, waiter
kelk of beker - bokaal
kellner - bediende, cafebediende, garcon, ober, serveerder
kelp - wier, zeewier
Kelten - Galli
Keltisch volk - Bituriges
Keltische begraafplaats - cairn
Keltische dichter/zanger bard
Keltische gevechtswagen - essed
Keltische godheid
3 Ler, Lug
4 Bodb, Gwyn, Leir, Llen, Llyr
5 Artio, Epona, Macha, Pwyll
6 Andata, Brigit,Dagdae, Gobban, Ogmios
7 Belenus, Goibniz, Gwydion, Morrigu, Taranis
8 Massanan
9 Smertrios
Keltische oorlogsgod - Britovius
Keltische priester druïde
Keltische taal Bretons, Brits, Cornisch, Gaelic, Gaelisch, Iers, Kymrich, Manx, Welsh
Keltische zanger - bard
Kemal Pasja - Ataturk
kemel - bok, kameel
kemp - hennepklaver, klaver, klister
kemphaan - twistzoeker, vechtjas
kempvis - betta
kenari - kanarieboom
kenau - haaibaai, helleveg, ka, tang
kenbaar - bekend, blijkbaar, gekend, medegedeeld, merkelijk, onderkend, openbaar
kenbaar makend - distinctief, relevant
kendang - slaginstrument
kenen kiemen, ontspruiten
kengetal - netnummer
Kenia, bevolkingsgroep in - Balaya's,Kamba's, Kikoejoe, Loeo
Kenia, hoofdstad van - Nairobi
Kenia, rivier in - Iana, Sabaki
kenleer - gnoseologie, noëtiek
kenmerk - cachet, criterium, distinctief, eigenschap, feature, getuigenis, indruk, indruksel, insigne, karater, kenteken, litteken, maatstaf, merk, merkteken, moet, signatuur, stempel, symbool, symptoom, trek, type, zegel
kenmerk bij voorouders - atavisme
kenmerk van verlegenheid blos, schaamrood
kenmerken - aanduiden, karakteriseren, kenschetsen, merken, stempelen, typeren
kenmerken noemend van zelfstandig heden - bijvoeglijk
kenmerkend typerend, typisch
kenmerkende trek - symptoom, typering
kennel - hondenfokkerij, hondenhok, hondenhuis, honderen
kennelijk apert, bekend, blijkbaar, duidelijk, herkenbaar, klaarblijkelijk, merkbaar, onderkenbaar, onloochenbaar, onmiskenbaar, waarneembaar, zeker, zichtbaar
kennen - achten, beheersen, beseffen, weten,
kenner connaisseur, deskundige, expert, fijnproever, technoloog, vakman
kenner der kerkgebruiken - ritualist
kenner der mythologie - mytholoog
kenner der paleografie - paleograaf
kenner der oosterse talen - oriëntalist
kenner der topologie - topoloog
kenner (beoefenaar) der volkenbeschrijving - etnograaf
kenner van beenderen - osteoloog
kenner van beesten - dierenkenner
kenner van delfstoffen mineraloog
kenner van dieren - bioloog, zoöloog
kenner van fossielen paleontoloog
kenner van gerechten gastronoom
kenner van godsdienstwetenschappen - theoloog
kenner van Grieks - classicus, graecist, graecus
kenner van handschrifteigen schappen - grafoloog
kenner van handschriften codiocoloog, paleograaf
kenner van honden kynoloog
kenner van Indonesië - indoloog
kenner van klankleer - foneticus
kenner van Latijn - classicus, latinist
kenner van lichaamsbouw - anatoom
kenner van literatuur - literatuurhistoricus
kenner van logica - filosoof, logicus
kenner van middeleeuwse geschiedenis - mediëvist
kenner van muziek - musicoloog, muzikant
kenner van Nederlandse taal en letterkunde - neerlandicus, neerlandist
kenner van Oosterse talen - oriëntalist
kenner van oude gedrukte boeken - biblioloog, incunabelist
kenner van oude geschreven handschriften - manuscriptoloog
kenner van oude geschriften - paleograaf
kenner van oude taaifasen - filoloog
kenner van oude talen - classicus
kenner van paddestoelen - mycoloog
kenner van politiek - politicoloog
kenner van Portugees - lusitanist
kenner van Romaanse talen romanist
kenner van Spaans - hispanist, hispanoloog
kenner van schoonheidsleer - estheticus
kenner van slangen ofioloog
enner van spraakkunst - grammaticus
kenner van strafrecht - criminalist, criminoloog
kenner van stuifmeel - palynoloog
kenner van taalkunde - grammaticus, linguïst, talenkenner
kenner van talen - talenkenner
kenner van toneel - dramatoloog, dramaturg
kenner van vergiften - toxicoloog
kenner van vissen ichtyoloog
kenner van vogels ornitholoog
kenner van volkeren - antropoloog
kenner van waterverschijnselen - hydrograaf
kenner van woordafleiding - etymoloog
kenner van woordvormen - morfoloog
kenner van wijnsoorten - wijnkenner
kenner van zeer oude handschriften - papyroloog
kenner van zinstrukturen - syntacticus
kenner van zwammen mycoloog
kenner van de aardrijkskunde - geograaf
kenner van de Arabische taal arabist
kenner van de biologie - bioloog
kenner van de cellenbouw - cytoloog
kenner van de Chinese taal sinoloog
kenner van de Egyptische oudheden - egyptoloog
kenner van de etnografie - etnograaf
kenner van de geneesmiddelen - farmaceut, farmacoloog
kenner van de Germaanse talen - germanicus, germanist
kenner van de godsdienst - theoloog
kenner van de Griekse taal - graecist, graecus, hellenist, humanist
kenner van de jazz - hepcat
kenner van de keuken – fijnproever, gastronoom, gourmand, gourmet, lekkerbek,
kenner van de Latijnse taal latinist
kenner van de leer der levensverschijnselen - bioloog
kenner van de levensleer - bioloog
kenner van de maatschappij socioloog
kenner van de metafysica - metafysicus
kenner van de middeleeuwen mediëvist
kenner van de moderne talen - neofiloloog
kenner van de moraal - moralist
kenner van de muziek musicoloog
kenner van de oude Griekse taal en cultuur graecist, graecus, hellenist, humanist
kenner van de oude geschriften - paleograaf
kenner van de oudste handschriften papyroloog
kenner van de oudste talen classicus
kenner van de politieke wetenschappen politicoloog
kkenner van de Spaanse cultuur, letterkunde en taal - hispanoloog
kenner van de statistieken - statisticusenner van de Romaanse talen romanist
kenner van de taal - linquïst
kenner van de talmoed - talmoedist, talmudist
kenner van het burgerlijk recht - civilist
kenner van het Chinees sinoloog
kenner van het Engels anglist
kenner van het Frans romanist
kenner van het Fries frisicus
kenner van het Grieks graecus, graecist
kenner van het Hebreeuws hebraïcus
kenner van het humanistenlatijn - neolatinist
kenner van het Nederlands neerlandicus
kenner van het Sanskriet sanskritist
kenner van het Spaans hispanist, hispanoloog
kennis – begaafdheid, begrip, bekende, bekendheid, besef, bewustzijn, broddelen, connectie, ervarenheid, gnosis, inzicht, kunde, kundigheid, medeweten, notitie, relatie, verbinding, verhouding, verkering, vermogen, verstand, riend, weet, weten, wetenschap, wijsheid,
kennis bezittend - weetal
kennis der bladmossen - bryologie
kennis der kerkvaders patrologie
kennis der landen landkunde
kennis der lichaamscellen cytologie
kennis der medicijnen acognosie
kennis der vergiften toxicologie
kennis der ziekten pathologie
kennis van boeken - bibliognosie
kennis van God theognosie
kennis van oude zeden – folklore
kennis van postwezen - filatelie
kennis van spectrumfoto's spectrografie
kennis van vogels ornithologie
kennis van vruchten ooftkunde, pomologie
kennis van zinstrukturen - syntaxis
kennis van de Chinese taal - sinologie
kennis van de Engelse taal - anglistiek
kennis van de Germaanse talen germanistiek
kennis van de Nederlandse taal - Neerlandistiek
kennisgeven van - aankondigen, denonceren
kennis van het paard - hippiatrie
kenner van het Sanskriet - sanskritist
kenner van het Spaans - hispanist, hispanoloog
kennisgeven - berichten
kennisgeving aangifte, aankondiging, aanmelding, advertentie, advies, anonce, bekendmaking, bericht, boodschap, circulaire, communicatie, convocatie, convocaat, edict, mededeling, notificatie, openbaring, plakkaat, publicatie, tijding, verwittiging
kennis hebben - weten
kennisleer - epistemologie, criteriologie, gnoseologie
kennisnemen van - cognoceren, notificeren
kennisneming -cognitie, inzage, notificatie, onderzoek
kenschets - karakteristiek, typering
kenschetsen aanduiden, beschrijven, illustreren, karakteriseren, kenmerken, kwalificeren, omschrijven, typeren
kenschetsend - tekenend
kenspreuk adagium, aforisme blazoen, devies, emblema, leus, leuze, motto, zinspreuk
Kent, badplaats in - Deal, Margate, Ramsgate
Kent, hoofdstad van - Maidstone
Kentaur - Cheiron, Folos, paardmens
kenteken aanduiding, attribuut, badge, certificaat, criterium, distinctief, eigenschap, indruk(sel), insigne, karakter, kenmerk, litteken, maatstaf, mark, merk(teken), moet, naamspeldje, nummerplaat, signatuur, stempel, stigma, symptoom, type, ijk, (voet)spoor, zegel, zie autokenteken
kentekenen - aanmerken, bestempelen, kenmerken
kentekenplaat - nummerbord, nummerplaat
kenteren kantelen, keren, omrollen, omslaan, overladen, veranderen, weden
kenterhaak kanthaak, balkhaak
kentering keer, omdraaiing, omkeer, ommekeer, omslag, verandering, wending,
kenvermogen - cognitie, verstand
kenzaad - keem, kiem
keper balk, bint, paal, spant, stof
keperstof paramat
keperstol - paramat
keping in een schor - slenk
keppe - keppekind, lieveling
kepie – sjakopet, uniformpet
Kerala, deel van - Cochin, Madras, Travancore
Kerala, hoofdstad van - Trivandrum
keramiek - aardewerk, pottenbakkerskunst
keramisch produkt aardewerk, faience, gres, majolica, pot, porselein, steengoed, vaas
kerargyriet - hoornzilver
keratine - hoornstof
kerel bink, boom, broger (barg), figuur, gabber, golem, gozer, knul, man, manspersoon, individu, mens, orang(Ind.), personage, persoon, sujet, vent
kerel (Ind.) - orang
kereltje - dwerg, knaapje, manneke, mannetje, uk, ventje, priemel
keren - afwenden, afweren, draaien, omdraaien, kenteren, pareren, reinigen, tourneren, vegen, walen, wankelen, weifelen, wenden, wentelen, zwenken
keren van een vloot - evolueren
kerf bluts, ceen, gergel (in duigen), gleuf, groef, inkeping, insnee, insnijding, kartel, keen, keep, kerte (Z.N.), kloof, krap, kroos, neut, schaard (in snijwerktuigen), sleuf, snede, snee, spoor
kerfbeitel - keepmes
kerfbijl snit
kerfje in drukletters - signatuur
kerfstok - geweten, foelie, foelielat
kering - draai, keer, revolutie, versie, wending, wenteling
kerk basiliek, bedehuis, dom, ecclesia, gemeente, gezindte,
Godshuis, kapel, kathedraal, moskee, secte, synagoge, tempel
kerk gewijd aan Maria - onze lieve vrouwekerk
kerk in Istanboel Aya Sophia
kerk met middenschip en 24 middenschepen - hallenkerk
kerk met verhoogd middenschip basiliek
kerk met verhoogd middenschip zonder vensters pseudobasiliek
kerk te Den Bosch - Sint Janskerk
kerkarmen verzorger - diaken
kerkbaljuw suisse
kerkban - anathema
kerkbank - gestoelte
kerkbank (afgesloten voor meerdere personen) - bocht (gew.)
kerkbanier kerkvaan
kerkbeambte in Alexandrië - arius
kerkbediende - koster
kerkbestuur kerkenraad, kerkregering, (kerk)voogdij
kerkbestuurder - kerkmeester, kerkrentmeester, ouderling
kerkbestuurder (Isr.) - parnas
kerkbewaarder baljuw, custor, custos, koster, sacristein, suisse
kerkbezoek - kerkgang
kerkbibliotheek librije
kerkbode - gemeenteblad, predikbeurtenblad
kerkboek - bijbel, gebedenboek, gezangboek, psalmboek, rituaal,
kerkcenten - collectegeld
kerkdak - leidak
kerkdeel - abside, altaar, schip, toren, zijbeuk
kerkdief kerkrover
kerkdienaar - koster, liturg, misdienaar, onderkoster
kerkdienst avondmaal, bidstond, dienst, liturgie, lof, middagdienst, mis, preek, voorlezen, voorzingen, vesperdienst vespers
kerkdienst met een bepaald doel bidstond(e), dankstond(e)
kerkdienst verrichten - ministreren, voorgaan
kerkdorp gemeente, kerkgemeente, kerspel, parochie
kerkekamer - consistorie, sacrestie
kerkeknecht - hondenslager, suisse
kerkelijk belijdend, clericaal, confessioneel, ecclesiastisch
kerkelijk armenverzorger - diaken
kerkelijk besnijder - mohel
kerkelijk bestuurder - kerkmeester, ouderling
kerkelijk bestuurder der buitenprovinciën - exarch, metropoliet
kerkelijk dienaar - acoliet
kerkelijk dienstgewaad - aprament
kerkelijk district bisdom, classis, diocees, ring
kerkelijk gebod - vasten
kerkelijk gebruik cultus, doop, huwelijksinzegening, inzegening, kerkformulier, kerkorde, kerkvormen, mis, rite, ritueel, ritus, liturgie, eredienst, vasten
kerkelijk gerechtshof Rota
kerkelijk gewaad albe, kazuifel, parament, toga
kerkelijk gewest (Ind.) - statie
kerkelijk gezind - klerikaal, religieus
kerkelijk griffier - actuaris
kerkelijk hof - curie
kerkelijk hoofd - bisschop,pastoor
kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder - kardinaal, prelaat
kerkelijk intendant van de patriarch - exarch, metropoliet
kerkelijk koor - koraal
kerkelijk Latijns zangstuk - motet
kerkelijk lied - antiphoon, gezang, litanie, lof, lofzang, psalm
kerkelijk sacrament - celibaat, doop, doopsel, huwelijk, vormsel
kerkelijk toezicht - censuur
kerkelijk vaan - oriflamme
kerkelijk vonnis - anathema, ban, banvloek, excommunicatie
kerkelijk zangstuk - cantate, gezang, koraal, motet, psalm
kerkelijke armenzorg caritas, diakonie
kerkelijke banvloek anathema
kerkelijke ceremonie - ritus
kerkelijke feestdag - vierdag
kerkelijke feesten, kennis van de - heortologie
kerkelijke gemeente - bisdom, dekenaat, devanaat, diocees, district, kerspel, parochie, wijkgemeente
kerkelijke gewadenkennis - paramentiek
kerkelijke (sterk-)gezindheid - clericaiisme
kerkelijke handeling - bidden, doop, zingen
kerkelijke hoogwaardigheids bekleder - prelaat
kerkelijke inkomsten - annaten
kerkelijke kalender - heortologium
kerkelijke koorzang - koraal
kerkelijke ommegang processie
kerkelijke oproeping - indictie
kerkelijke parochie - kerspel
kerkelijke partij - C.D.A., G.P.V., R.P.F., S.G.P.
kerkelijke plechtigheid - aanneming, avondmaal, belijdenis, communie, doop, evangelie, liturgie, mis
kerkelijke rechtbank - geloofsgericht, inquisitie, rota
kerkelijke regeringsvorm - theocratie
kerkelijke schrijvers - apologeten
kerkelijke straf anathema, ban, banvloek, boetedoening, excommunicatie, interdict, penitentie
kerkelijke tekstverklaring - exegese, homilie
kerkelijke uitvaartplechtigheden - exequiën
kerkelijke vaan - oriflamme
kerkelijke vergunning - dispensatie
kerkelijke vervloeking - anathema
kerkelijke voorschriften riten
kerkelijke vrijstelling dispensatie
kerkelijke wet - canon, decreet, zendbrief
kerkenraad - kerkbestuur
kerkenraadslid - diaken, dominee, ouderling,pastoor
kerkeputje - graf
kerker cachot, carcer, cel, gevang, gevangenhuis, gevangenis, kelder, lik, nor
kerkeraad - diaconie, diakonie, kerkbestuur, presbyterium
kerkeraadskamer - consistorie, consistoriekamer, sacristie
kerkeraadslid - diaken, kerkrentmeester, ouderling
kerkerhol - gevangenishok
kerkeroos - pioen(roos)
kerkervoogd - cipier
kerkgang - kerkbezoek
kerkgebouw basiliek, dom, godshuis, kathedraal, kapel, kerk, moskee, pagode, synagoge, tempel
kerkgebruiken - liturgie, riten, ritueel, ritus
kerkgemeente - classis, kerspel, kudde, parochie
kerkgenootschap - anglicaans, apostolisch, cleresie, cleresij, evangelisch, gereformeerd, hervormd, katholiek, luthers, orthodox, presbyteriaans, protestants, rooms
kerkgewaad - kazuifel, soutane
kerkgezang gezang, Gregoriaans, hymne, kerklied, koraal, koraalgezang, miserere, motet, psalm, requiem, tractus
kerkgezang van Amerikaanse negers - gospel, spiritual
kerkheer - collator, prelaat
kerkhervormer Calvijn, Huss, Luther, Zwingli
kerkhervorming reformatie
kerkhof begraafplaats, catacombe, dodenakker, dodenstad, necropolis, rustplaats
kerkje - kapel
kerkkauw - ka
kerkklokjes in Haarlem damiaatjes
kerkkoor - cantorij
kerkkraai - kauw, torenkraai
kerkleer - ecclesiastiek
kerkleraar dominee, pastor, predikant
kerklied - gezang, hymne, kerkgezang, koraal, psalm
kerklied der negers - gospel, spiritual
kerkluiklok - bourdon, sampaan
kerkmuziek - koraalmuziek, meserere
kerkorde kerkwet
kerkplechtigheid - belijdenis, bevestiging, doop
kerkprovincie bisdom, classis, diocees
kerkredenaar - prediker
kerks godsdienstig, kerkelijk, religleus, vroom
kerksacrament - doop
kerkscheuring - schisma, tweespalt
kerkschrift textura
kerksgezind - godsdienstig, vroom
kerkslavisch - oudbulgaars
kerksleutel - primula
kerksplitsing afscheiding, doleantie
kerkstraf - ban, banvloek, boetedoening, excommunicatie, penitentie
kerktaal der orthodoxe kerk - kerkslavisch, oudbulgaars
kerkuil katuil, torenuil
kerkvaan gonfalon, kerkbanier, kerkvlag
kerkvader pater, paus, Ambrosius, Anselmus, Augustinus, Basilius, Gregorius, Chrysostomus, Hiëronymus
kerkvaders patres
kerkvaders, kennis van de - patrologie
kerkvaders, afkomstig van de - patristisch
kerkvergadering concilie, synode
kerkvlag kerkbanier, kerkvaan
kerkvoogd - bisschop, kardinaal, kerkvorst, paus, prelaat
kerkvoogd (Isr.) - parnas
kerkvorst aartsbisschop, kardinaal, Paus
kerkwachter suisse
kerkwet kerkorde
Kerkyra - Kprfoe
kerkzakje - collectezakje, klingelbuidel
kerkzang - kerklied, koraal
Kerkzwaluw - gier, gierzwaluw, steenzwaluw
Kermadec-eilanden, een van de - Raoul
kermen jammeren, klagen, kreunen, steunen, weeklagen
kermis bissing, braderie (Z.N.), dorpskermis, foor, jaarmarkt, lunapark, volksfeest
kermisachtige markt -braderie
kermisattractie achtbaan, botsauto, cakewalk, carrousel, draaimolen, mallemolen, poffertjeskraam, rutsch, schiettent, waarzegster, zweefmolen
kermisbed noodbed, veldbed
kermiseettent - pofertjeskraam
kermisgebak oliebol, oublie, poffertjes, wafel
kermisgerecht paling, poffertjes
kermispop pronkster
kermisrutsbaan achtbaan, tobogan
kermistent brak, kraam, rarekiek
kermisterrein - braderie, kermismarkt, lunapark
kern beginsel, binnenste, brandpunt, centrum, elite, essentie, geest, hart, hoofdgroep, hoofdpunt, hoofdzaak, innerlijk, inwendige, keest, keur, kiem, korrel, kruin, merg, middelpunt, middelste, nudeuspit, pit, pittigheid, quintensence, uitgangspunt, zaad, ziel
kern van een partij kader
kern van een waterstofatoom - proton
kern van een zaak - essentie, kwintessens
kern van komeet of atoom - nucleus
kernachtig bondig, centraal, energiek, epigrammatig, gespierd, grondig, kort, krachtig, lakoniek, lapidair, leerrijk, pittig, pregnant, sententieus, snedig, sterk, substantieel, zinrijk
kernachtig gezegde aforisme, motto, parool, sententie, spreuk
kernbijter - appelvink
kernbom atoomborn, H bom
kerndeeltje neutron, proton
kerndeling - amitose
kernenergie atoomenergie, atoomkracht
kernfysicus - atoomgeleerde, atoomfysicus
kerngesteente - graniet
kerngezond - kiplekker
kernhout - karrel
kernleer - croupons, nucleolus
kernlichaampje nucleolus
kernlis - chromosoom, kernstaafje
kernooft - appel, kers, peer, pruim
kernpunt - essentie
kernreactor - atoomzuil
kernreactor in Nederland Petten
kernschaduw - slagschaduw
kernschede - endodermis
kernspreuk - adagium, aforisme, devies, leus, motto, parool, sentenie
kern van been - merg
kernvrucht - pitvrucht
kernwapen atoombom, H bom, waterstofborn
kernwetenschap - atomistiek
kerria - jodenbloempje
kers - akkerkers, amorel, bitterkers, cerise, knapkers, kraker, kriek, meikers, morel, noordkers, prunus, tuinkers, waterkers
kersenbijter - appelvink, dikbek, kersenvink
kersenboom - kriekelaar
kersenlikeur kirsch, maraskijn, marasquin
kersengom - cerasine
kersenkleurig - cerise
kersenlimonade - cerise
kersenmand - baander, hoenderik
kersenpikkertje - tuinfluiter
kersensoort - bigaro, kriek
kersouw - madeliefje
kerspel kerkdorp, kerkgemeente, parochie
kerspendoek - floers, lamfer
kersrood cerise
kerst - kerstfeest,
kerstbloem - kerstroos, kerstster
kerstboom den, spar
kerstboomversiering - bal, engelenhaar, kaarsjes, piek, slinger
kerstbrood - duivekater, krentenbrood, stol
kerstenen bekeren, beschaven, dopen, verchristelijken
kerstening - christianisatie
kerstevangelie kerstverhaal
kerstgeschenk - kerstgave
kerstlied carol, leis, noël
Kerstmis (Frans) noël
kerstroos - euphorbia, helleborus
kerstster - eophorbia
kerstster (kamerplant) poinsettia
kerstverhaal kerstevangelie
kerstversiering kerstboom, mistletoe, sparrentak
kerven - doorhakken, doorsnijdenhakken, hakken, inkepen, insnijden, kappen, kartelen
kerving - spleet
kesp buikstuk, draagbalk, dwarslegger, slikhout
ket hit, ked, kid, pony
ketel aker, boiler, dal, gamel, pin, tank, vat
ketelaar na eter
ketelbink - varensgast
ketelboeter ketellapper
keteldal - klove, kluse
ketelhaak beugel
ketelhuis machinekamer, stookruimte
ketellapper blikslager, ketelboeter, koperslager
ketellappers werktuig - bordeerhamer
ketelpak overall
ketelsteen - incustatie
keteltje gamel
keteltrom atabal, pauk, timpaan
keteltrommelslager - paukenist, pauker
ketelvormig dal - dalketel
ketelvormige inzinking in gesteenten maar, mare
keten boei, handboei, ketting, kluister, kordon, reeks, rij, schakeling , serie, snoer, trein
keten van bodems catena
keten van militairen - cordon
ketenen boeien, vastbinden, vastklinken vrijdenker
ketjap - sojasaus
ketjoe (Ind.) - rover(s)bende
keton-alcoholen - ketonen
kets (hooi)opper
ketsen afstuiten, afschampen, afspringen, kletteren, weigeren
ketter afvallige, ariaan, bogger, geloofsverzaker, ongelovige, raskolnik, renegaat, vrijdenker
ketterachtig - ketters
ketteren kiften, kijven, razen, schelden, tieren, twisten, uitvaren, vloeken
kettergericht - autodafé, geloofsrechtbank, inquisitie
ketterhemd sanbenito
ketterjacht - heksenjacht, inquisitie
ketterjager - grootinquisiteur, inquisiteur
kettermeester - geloofsonderzoeker, inquisiteur, kettervervolger
ketters eucheten, heterodox, massalianen, onrechtzinnig
ketterij dwaalleer, dwaling, haeresie, heresie
ketting boei, collier, keten, kluister, snoer, streng
kettingbrug ophaalbrug
kettingdraad – schering
kettingfluweel - velvet
kettingganger dwangarbeider
kettinghond – rekel, waakhond
kettinglijn - catenaria
kettingloze fiets acatène
ketting met emmers noria
ketting van een molen - bezetketting
ketting voor vee op stal staande - grampel
ketting waaraan de ketel boven het vuur hangt - haal
ketting zonder eind - bakkentrijs, noria, paternoster,
rozenkrans
kettingbloem - paardebloem
kettingbrief - sneeuwbal
kettingbrug - ophaalbrug
kettingdraadje in een uurwerk snek
kettingring schakel, schalm
kettingstraf - dwangarbeid
kettingtricot - milsnsise
kettingwinkel filiaalbedrijf
ketting zonder einde noria, rozenkrans, paternoster
kettingzang canon, kanon
keu biljartstok, big, rij, stok, varken, zwijn
keuen - biljarten
keuken – cuisine, komguis
keukenbediende - vatenwasser
keuken betreffende culinair
keukenboter - margarine
keukendoekje – aanvattertje, pannenlap
keukengerei
3 kan, mes, pan, pot, rek
4 blik, bord, oven, rasp teil, vork, zeef
5 emmer, garde, grill, ketel, lepel, mixer, tobbe
6 hakmes, opener, sachaal, treef
7 bakoven, fornuis, gasstel, klopper, klutser, schotel, vergiet
8 braadpan, koekepan, pollepel, snijplank, steelpan
9 beslagkom, braadslee, keukenrol, koekenpan, melkkooer,
pannenlap, soeplepel, vleesvork
10 blikopener, afdruiprek, deegroller, eierwekker, fluitketel, weegschaal
11 citroenpers, dunschiller, gehaktmolen, koffiemolen,
roomklopper, schuimspaan, snelkookpan
12 afwasmachine, matteklopper, pannekoekmes
14 vaatwasmachine
keukenhulp - keukenmeid
keukenkachel – fornuis
keukenkleding - schort
keukenkluster - garde
Keukenkruid -
2 ui
3 tijm
4 anijs, prei
5 amoon, dille, karwij, komijn, lavas, salie, sesam
6 amomum, borago, dragon, foelie, hyssop, kaneel, kerrie,
kervel, mierik, sjalot, venkel
7 kamille, mosterd, oregano, selderij, snijlook, wijnruit
8 bieslook, bernagie, knoflook, maanzaad, majoraan,
tuinkers
9 basilicum, bonekruid, komijnzaad, koriander, marjolein,
pepermunt, pimpernel, rozemarijn
10 kattekruid, kruidnagel, kruizemunt, peterselie
11 nootmuskaat
12 citroenkruid, scharenkruid
13 mirikswortel
14 citroenmelisse
keukenlepel - pollepel
keukenmeester kok
keukenmeid – dienstbode, keukenhulp
keukenpiet - pottenkijker
keukenschel - wildemanskruid
keukentje - pentry
keukenzout cloornatrium, jozo, natriumcloride, nezo, steenzout
keule bonenkruid
Keulen - domstad
keur bloem, elite, essaai, electie, handvest, indruk, keuze, merk, oorkonde, puik, r.k. selectie, stempel, stempelmerk, top, verordening, ijk
keurbende elite, falanx, garde, keurkorps, legioen, puik, stoottroep
keurder beoordelaar, controleur, (fijn)proever, ijker, kijker, taxateur
keuren beoordelen, beproeven, controleren, essaieren, inspecteren, monsteren, onderzoeken, proeven, roemen, schatten, schouwen, taxeren, testen, toetsen
keuren van eten – proeven
keurgroep - elite
keurig behoorlijk, beleefd, betamelijk, chic, correct, fair, fatsoenlijk, gepast, jofel, korrekt, mooi, net, netjes, onberispelijk, oppassend, ordelijk, passend, perfect, proper, rein, schoon, smaakvol, subliem, verzorgd, volmaakt, voorbeeldig
keurig en ontwikkeld – beschaafd
keurig en schoon – rein
keurigheid – gepastheid
keur in artikelen - merk
keuring beoordeling, ijking, inspectie, onderzoek, oordeel, schouwing,
keuring van ambtenaren, instantie voor de - gezondheidscommissie
keurkorps elite, elitekorps, garde, keurbende
keurmeester (dijken) schouwer
keurmeester (gewichten) – controleur, ijker , inspecteur
keurmeester (goud en zilver) essaieur, essayeur
keurmeester (in het algemeen) controleur, criticus, inspecteur, jurylid
keurmerk - ijkteken, stempel
keurregiment garde
keurs korset, lijfje, rijglijf
keurslijf bedwang, dwangbuis, korset
keursoldaat - grenadier
keursoldaat der vroegere Egyptische sultans mammeluk
keurstempel ponsoen
keurteken - stempel, waarborgteken
keurtroep bloem, elite, garde, keurbende, stoottroep
keurvorst - elector, rijkvorst
keus elite, keuze, mogelijkheidoptie, selectie, sortering, voorliefde, uitverkiezing, voorkeur, voorliefde, uitverkiezing
keus van kleding – smaak
keus van onaangename zaken - dilemma
keutelaar – draler, talmer
keuvelaar - babbelaar
keuvelen babbelen, kletsen, kouten, praten, spreken
keuze alternatief, electie, keur, keus, optie, selectie, sortering, variatie, verkiezing, verscheidenheld, voorkeur
keuze boven het ander voorkeur
keuze doen, een - opteren
keuze uit gedichten anthologie
kevel - kaalbeen
kevelen mummelen
kever aastor, boktor, duinkever, domkop, domoor, glimworm, goudhaan, kalander, kniptor, meeltor, achtvlinder, scarabee, scharrebijter, spektor, stekworm, tor, watertor, zandkever,
keveren - maffen
kever met zeer lange sprieten boktor
Khoisamiden - Bosjesmannen, Hottentotten
kibbelen bekvechten, harrewarren, herriën, kibbelen, kiften, kijven, krakelen, ruziën, strijden, strubbelen, twisten, vitten
kibbelpartij dispuut, geharrewar, gekissebis, heibel, krakeel, onmin, ruzie, twist
kidang - muntjak
kidde - hit
kidnap - ontvoering
kidnappen - ontvoeren
kidnapper - kinderrover, mensenrover, ontvoerder
kidnapping - kinderroof, ontvoering
kiek foto, opname, plaat, prent
kiekdoos - kijkdoos
kieken - fotograferen, knippen
kiekendief - rietwouw, schor
kiekje - foto, opname
kiekkast - rarekiek
kiel - bloes, blouse, bodembalk, borzeroen, buis, hes, jak, mots, motse
kiel met lange mouwen - boezeroen
kielbalk - buitensteven, voorsteven
kielen kielhalen
kielklos - slemphout
kielman - dagloner, kruier, sjouwer, witkiel
kielvaartuig zonder vlerken - orembaai
kielwater - zog
kielzog - spoor, vaartuigspoor
kielzuur zout - silicaat
kielzuurpreparaat - silicagel
kiem aanleg, afkomst, bacil, bacterie, begin, beginsel, bron, cel, ei, eicel, eikiem, embryo, foetus, gameet, germe, grondslag, keen, keest, kern, knol, microbe, ontstaan, oorsprong, oorzaak, ovum, pit, spruit, treedsel, uitloper, wortel, zaad
kiemblaas(je) - blastula
kiemblad - blasoderma, zaadlob
kiemcel - eicel, geslachtscel, ovum, spore
kiemdrager - suspensor
kiemen - germineren, kenen, ontkiemen, ontbotten, ontspruiten, uitlopen, uitspruiten
kiem in een ei treedsel, hanentree
kiem van granen - keest
kiemklier - geslachtsklier, gonade
kiemkorrel - spore
kiemmaand germinal
kiemschijf - blastoderm
kiemstof - blasteem, enzym, ferment
kiemvlies - blastoderma, hymenium
kiem van graan keest
kiemvrij steriel, ontsmet
kiemwortel - radicula
kien - alert, bijdehand, geraffineerd, gewiekst, gis, handig, pienter, slagvaardig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, wakker
kienspel - bingo, lotto
kiep korf, hengselmand, mars
kiepen - kantelen, omslaan
kieperen gooien, kapseizen, omslaan, tuimelen, vallen
kier reet, spleet, opening, voeg
kier of spleet - naad
kies behoorlijk, bescheiden, betamelijk, delicaat, discreet, eerbaar, fatsoenlijk, fijn (gevoelig), gepast, hachelijk, keurig, kieskeurig, maaltand, nauwnemend, net, netelig, oorbaar, preuts, tactisch, tactvol, teer, zwak, zedig
kies molenaar
kies van een spil - koeklauw, pal, pen, zetter
kiesbaar - eligibel
kiesgebied district, kiesdistrict
kiesgerechtigde - stemmer
kiesheid betamelijkheid, delicatesse, discretie, fijngevoeligheid, gekuistheid, ingetogenheid, keurigheid, kieskeurigheid, takt, welvoeglijkheid, zedigheid
kiesheid vereisend - behoorlijk, delicaat, discreet, fatsoenlijk, fijngevoelend, fijngevoelig, kieskeurig, nauwnemend, welvoeglijk,
kieskauwen - leuteren, wauwelen, zeuren
kieskauwer - chicaneur, langtand, langtong, treuzel, zeur
kieskeurig - delicaat, kreen(gew.), nauwlettend, scrupuleus, susceptibel, veeleisend, vies
kieskring - district
kiespijn - odontalgie
kiespijnmiddel - tilmentor
kiesrecht vrouw - suffragette
kiesschijf - kiezer, nummerschijf
kiesstelsel e.v.
kiesstelsel in Engeland - districtenstelsel
kiesstem - votum
kiesstemmen - vota
kiet - even, gelijk, onbeslist
kietelen - kittelen, kriebelen
kieuw - kakebeen, kavel
kieuw van een vis - kaak
kieuwdeksel - branchiostegiet
kieuwslak -
4 wulk
5 kauri
6 zeeoor
7 slipper, zeehaas
8 aliktuuk, penhoren, sterslak
9 fuikhoren, tijgerslak, wadslakje
10 kegelhoren, moerasslak, purperslak, tepelhoren
11 schaalhoren, vleugelslak
12 cassisschelp, tritonshoren, zeenaaktslak
13 bisschopsmuts, pelikaansvoet
kieuw van een vis - kaak
kievit kieft
kievitsbloem - fritillaria, pinksterbloem
kiezel gres, grind, grint, kruimel, kwarts, silicium
kiezelaarde - siliciumdioxyde
kiezelaardeverbinding - silicide
kiezelachtig gesteente - hoornsteen, kiezelgoer, kiezelsintel
kiezelalgen - diatomeeën
kiezelgesteente (vulk., heldergrijs) - trachiet
kiezelgoer - bergmeel, diatomeeënaarde, infusoriënaarde
kiezellei - lydiet
kiezels - grind
kiezelsoort - hoornsteen, kwarts, kwartsiet
kiezelsteen - agaat, biggel, gries, grint, keitje, kwarsiet, kwarts, zandsteen
kiezelverbinding - silicaat
kiezelwoestijn serir
kiezelwand gries, grind, grint
kiezelwier - diatomee
kiezelwieren - diatomeeën, infusioriën
kiezelwoestijn - serir
kiezelzand - gaspeldoorn, genst, ginst, gres,gries, grind,
grint, heidebren
kiezelzandsteen - gres, grauwakkeien
kiezelzure kalkstof - speksteen
kiezelzure potas - waterglas
kiezelzuur - kwarts
kiezelzuur mineaal - silicaat
kiezelzuur zout - silicaat, silikaat
kiezen - aanwijzen, opteren, selecteren, uitzoeken
kiezen en tanden gebit
kiezen met stembriefjes - scrutinium
kiezen van nieuwe leden - coöptatie
kiezen van regering - stemmen
kiezentrekker - pelikaan
kiezentrekkerstang - polikaan
kiezer - electeur, elector, keurvorst, stemgerechtigde stemvee, votant
kiezer van een telefoon - kiesschijf, nummerschijf, nummerschijf
kiezerskorps electoraat
kiezersvolk electoraat
kift - afgunst, herrie, jaloezie, nijd, ongenoegen, ruzie
kiften bekvechten, herriën, kibbelen, kijven, krakelen, ruziën, twisten
keivage - gekibbel
kikken reppen
kikker grondstamper (automatische), kikvors , klamp (steigerpaal), pui, puid, puit, rana, vors, wervel(tje)
kikkerbeet - duitblad, hydrocharis
kikkerbil - puibil
kikkerbloem - duitblad, koekoeksbloem, zwanebloem
kikkerdril - rit
kikkereieren - kuit
kikkereitjes dril, rit, kikkerrit
kikkerig - kil, verkleumd
kikkerkruid - duitblad, kikkerbeet, pijlkruid
kikkerkuit - kikkerdril, kikkereieren, kikkerrit, rit
kikkerland - Nederland
kikkerlarve dikkop, kikkervisje, klabotskop, tjeblong
kikkerrit - kikvorseschot, rit
kikkerspog - koekoeksspog, lenteschuim
kikkerstoelen - watervenkel, waterviolier
kikkertje - borrel
kikkervet - kwikzalf
kikkervisje - dikkop, donderkopje
kikvors kikker, puit, vors, work
kikvorsachtigen -
3 pad
5 padde
6 hylida, kikker, ranida
7 kikvors
8 klauwpad
9 gifkikker, heikikker
10 boomkikker, bruikikker
11 boomkikvors, brulkikvors, fluitkikker, hoornkikker, klauwkikker, knoflookpad, microhylida, rhacophorus, tlmatobius, vuurbuikpad
12 buidelkikker, hoornkikvors, staartkikker
15 geelbuikvuurpad, vroedmeesterpad
kikvorsman - duiker
kikvorsgezwel - ranulia
kikvorsman - duiker, galvani
kil - baai, boezem, doods, fris, gat, guur, haven, huiverig, kalm, kelderkoud, koel, koud, nattig, onaangenaam, onbehaaglijk, onhartelijk, onverwarmd, rivierbed, riviertoegang, schraal, stroombed, vochtig, waterdiepte, waterkoud, wetering, ijzig
kil gevoel - killing
kil worden - killen
kilheid - frigiditeit, huiverigheid, kil, kilte, koelheid,
onbewogenheid
kilkoud - rillerig, vochtig, waterkoud
kille hoogvlakte in Z.Am. - puna
Kilipico – Nano
killen – doden, vermoorden
killer - moordenaar
kilocalorie - kcal.
kilogram kg
kilogrammeter - arbeidseenheid, kgm
kilogrammolecule - kilomol
kilohertz khz
kiloliter stére, wisse
kilometer km
kiloton - megaton
kilovolt kv
kilovolt ampère kva
kilowatt kw
kilowattuur kwh
kilte - frisheid, guurte, kelderkou, klamheid, koelte, kou, koude
kim einder, evenaar, gezichtseinder, horizon, kaam, kaamsel, kaan, kant, linie, rand, schimmel
kim (Eng.) - bilge
kimduiking - depressie
kimono - judojas, kamerjas, negligé, ochtendjas, peignoir
kimonogordel - obi, sjitajime
kinbaardje - sik
kind afstammeling, aver, baby, blaag, boorling, boreling, dochter, dreumes, infans, jong, jongen, kleuter, koter, kregel, kriel, meisje, nageslacht, nakomeling, nazaat, oir, oor, peuter, spruit, telg, uk, wicht, zaad, zoon, zuigeling
kind (Barg.) - koter,
kind met teveel praatjes - blaag
kind dat bij iemand in de kost is - kostkind
kind dat een klas doubleert - zittenblijver
kind dat gedoopt wordt - dopeling
kind dat steeds huilt huilebalk
kind dat veel zorgen baart - zorgenkind
kind van blanke en Indonesiër - indo
kind van blanke en indiaan cabocio, cafuso, mesties
kind van blanke en Javaanse - liplap
kind van blanke en Mesties - fustie
kind van blanke en negerin - mulat
kkind van eigen zoon of dochter - kleinkind
kind van creool en mulattin - tercerone
kind van Europeaan en inlander - indo
kind van europeaan en Inlandse - sinjo
kind van Europese ouders geboren in Zuid-Amerika - creool
kind van Gaucho en Indiaanse - chino
kind van Indiaan en negerin - cafuso
kind van mannelijk geslacht - zoon
kind van mulat en mesties tercerone
kind van mulat en mulattin - casco
kind van neger en mulattin - griffio
kind van neger en indiaanse - zambo
kind van Odin en Friggia - Ase
kind van roodhuid en negerin - bok
kind van zambo en negerin - mango
kind van zelfde vader met tweede moeder - agnaat
kind zonder ouders wees
kinderachtig - beuzelachtig, candide, ergfeëriek, flauw, infantiel, kinderlijk, kinds, laf, mal, naïef, onbeduidend, onbeholpen, onbenullig, pueriel, stumperig, zeer
kinderarts - pediater
kinderbewaarplaats - crèche, dagverblijf
kinderdagverbljf - creche
kinderdoek luier
kinderen - grut, kroost, nazaten
kinderen grootbrengen - opvoeden
kinderen van Odin Asen
kinderfluitje - mirliton
kindergeneeskunde pediatrie
kindergroet da, tata, dada
kinderhand - knuistje
kinderhoofddeksel - kaper
kinderhoofdje - straatkei
kinderjodium - mercurochroom
kinderjuffrouw baboe, bonne, duenna, gouvernante, juf, njonja, nurse
kinderkleding hansop, luier, trappelzak
kinderkunde pedalogie
kinderledikantje - bedje
kinderlijk - argeloos, eenvoudig, filiaal, infantiel, kinderachtig, kinds, lichtgelovig, menselijk, naïef, natuurlijk, onbedorven, onbevangen, onnozel, onschuldig, oprecht, onvolwassen, pueriel
kindermeid baboe, baker, nurse,
kindermeisje - bonne
kindermeisje(Ind.) - baboe
kinderoppasser babysitter
kinderpek - meconium
kinderpoeder - lycopodium
kinderpokken - variolen
kinderroof kidnapping
kinderschrik - boeman, bouwdoos, bullebak, krulleboes, walhond
kinderspeelgoed autoped, bal, beer, bikkel, blokken, blokkendoos, bromtol, diabolo, draaitol, hobbelpaard, hoepel, jojo, kienen, knikker, legkaart, lego, lotto, meccano, pop, poppenhuis, poppenwieg, puzzel, rammelaar, rolschaatsen, schommel, teddybeer, springtouw, stelten, step, stuiter, toeter, tol, trein, vlieger, wip
kinderspeelplaats speeltuin, zandbak
kinderspel aftellen, ballen, bikkelen, blindeman, blokkendoos, bokspringen, bouwdoos, buten, diabolo, haasje-over, hinkelen, hinken, hoepelen, honken, jellen, jonassen, kiekeboe, kienen, knikkeren, koten, krijgertje, legkaart, lotto,overlopertje, puzzel, schommelen, steltlopen, steppen, tikkertje, tollen, wippen, vliegeren, zakdoekje-leggen
kindertrompetje - toeter
kinderuitroep ta, da
kinderverblijf - box,crèche, loophek, zandbak
kinderverlamming polio(myelitis)
kindervermaak - poppenkast, spelen
kinderverzorgster baker, nurse
kindervoorwerp dot, speen
kinderziekte - bof, difterie, kinderverlamming, kinkhoest, kroep, mazelen, pokken, roodvonk, tetanus
kinderzitplaats – kinderstoel
kindje - baby
kindoekje - barbette
kinds - gaga, gage, geheugenloos, halfwijs, kierewiet, kinderachtig, kinderlijk, naief, onnozel, seniel, suf
kindsheid begin, dementie, jeugd, onnozelheid, seniliteit, sufheid
kind zonder ouders - wees
kinematograaf -cinematograaf, filmtoestel
kinesthesie - bewegingszin
kinetica - kinetiek
kinine bevattend mineraalwater - tonic
kinine, morfine en nicotine - alkaloïden
kinine, dervaat van - euchinine
kink beletsel, bezwaar, bocht, draai, kronkel, slag, stomp, stoot, vuistslag
kinkel - boer, botterik, guil, loebas, lomperd, pummel, vlegel, vlerk
kinkhoest - pertussis
klinkhoorn - wulk, zeehoorn, zeetrompet
kinkhorentje - kauri
kinnebak - kaak, kin, onderkaak
kinnebakspier - kauwspier
kino - looistof
kinstoot - uppercut
Kioesjoe, haven op - Jawata, Modji, Nagasaki
kiosk - paviljoen
kioskbedrijf A.K.O., bruna, l.L.A.
kip band, barnevelder, hen, hoen(der), hoepel(tje), kloek, krat, leghen, leghorn, pel, poulet, tiet, wijandot
kipkar – kipwagen, lorrie, stortkar
kip met kuikens kloek
kiplekker kerngezond
kippekalkvoer - grit
kippekoorts - pip
kippenbruggetje - kwakel
kippeneigenschap leg , rui
kippengeluid – kakelen, tokken
kippenhok hoenderhok, polder, ren
kippenloop ren
kippenluis - dermanyssus
kippenprodukt ei
kippenras - barnevelder, kriel, krik, leghorn, pel, wyandotte, zilverpel
kippenrustplaats nest, roest
kippensoort Barneveider, kriel, leghorn, pel wyandot,
kippenstal roest
kippenstok roest
kippenverblijf - hok, ren
kippenvoer graan, grit, koren, mais, tarwe
kippenziekte - coccidiose, coccidiosis, dikte, piep, pip, pokken, pullorum, snot, t.b.c., tuberculose, verlammingsziekte
kippig bijziend, kortzichtig, myoop
kipwagen kipkar, stortkar
Kirgizië, hoofdstad van - Froenze
Kirov - Vjatka
kirren koeren, korren
kissen - aanhitsen, tergen,
kissebissen - beuzelen, prutsen
kist bak, doos, koffer, krat, vat, vliegtuig
kist met stenen tafelen en wetsrollen - ark, arke
kist van latwerk - kip, krat
kist voor bagage - koffer
kist voor kleren - koffer
kist voor relieken schrijn
kistje voor geld - cassette
kistverpakking - fustage
kit aker, bak, draagemmer, draagvat, emmer, gom, kan, kleefmiddel, kolenemmer, kolenkit, kroeg, kruik, kuf, lijm, opiumkit, schenkvat, vat
Kitara - Nyoro
kitlijm - kleefmiddel, mastiek
kits - best, goed, grindhoop, o.k., oké, plezier, prima, puik
kitsbok - bokkalf
kitch - leonisch, prullaria
kitsen - braken, ketsen, keilen, kiskassen, overgeven, spugen
kittelaar - clitoris
kittelachtig - lichtgeraakt
kittelen - kietelen, kriebelen, prikkelen, strelen
kitteling - prikkel, prikkeling
kittelorig - balorig, driftig, ketelachtig, kregel(ig), kriegel, lastig, levendig, lichtgeraakt, neetoor, ongeduldig, ongemakkelijk, prikkelbaar, vurig
kittelorig mens - neetoor
kitten - plakken
kitter - lijmer
kittig aantrekkelijk, aardig, alert, bijdehand, energiek, fel, flink, keurig, kras, kwiek, levendig, lief, net, pittig, puntig, rap, vief, vinnig, vurig
kittig meisje - kwikje
kit voor kolen - kolenemmer
kiwi - snipstruis
klaagdicht - elegie, klaagzang, treurdicht
klaaggeschrei - gejammer, weeklacht
klaaglied elegie, jammerklacht, jeremiade, klachtlied, klaagdicht, klaagzang, lamentatie, litanie, treurlied, treurzang
klaagliederen van Jeremia - echa
klaaglijk - klagend
klaaglijk gieren - huilen
klaagschrift bezwaarschrift, doleantie, libel, pamflet, schotschrift, smeekschrift
klaagster - eiseres, reclamante
klaagzang - elegie, treurdicht
klaagzang (muz.) lamento
klaar af, afgelopen, afgemaakt, afgerond, afgewerkt, al,
bedreven, begrijpelijk, behendig, bereid, bevredigd, blos, blijkbaar, duidelijk, gedaan, gepiept, gereed, gereedgemaakt, gezwind, (glas)helder, klankrijk, licht, lucide, lumineus, melden, mobiel, onvermengd, paraat, puur, ready, ree, reisvaardig, schoon, sereen, stralend, uit, vaardig, verstaanbaar, vlug, voltooid, wakker, ziezo, zuiver
klaarblijkelijk apert, blijkbaar, evident, duidelijk, flagrant, glashelder, kennelijk, kristalhelder, natuurlijk, notoir, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, onweerlegbaar, ostensibel, ostentatief, tastbaar, visibel, zeker, zonneklaar
klaarblijkelijkheid - apertheid, evidentie, kennelijkheid
klaar en helder - apert
klaargemaakt middel preparaat
klaargemaakte - bereide
klaargemaakte kip - poulet
klaarheid - duidelijkheid, glans, helderheid, klaarte, licht, limpiditeit, liquiditeit, transparentie, zuiverheid
klaarheid van geest - luciditeit
klaarkomen - slagen
klaarkrijgen - fiksen, klaarspelen, redden
klaarlicht helder(licht), zonneklaar
klaarmaken - aangorden, bereiden, gereedmaken, liquideren, opleiden, prepareren, preparatie, regelen, toebereiden, toebereiding, voltooien, voorbereiden, voorbereiding
klaar met iets - gereed
klaar of gereed - bereid
klaar om te beginnen - startklaar
klaar om te vertrekken - reisvaardig, startklaar
klaaroog - veldsla
klaarover - verkeersbrigadiertje
klaarspelen - afwerken, bolwerken, fiksen, kroppen, lappen, leveren, oeroesen, regelen, rooien, schikken, voltooien
klaarte duidelijkheid, helderheid, klaarheid
klaasje - speculaasje
Klaas Vaak zandman
klabak agent, bink, diender, juut, politieagent, smeris, tuut
klabakarium - politiebureau
klacht aanklacht, ach, beklag, bezwaar, bezwaarschrift, doleantie, eilaas, geklaag, grief, helaas, klaagschrift, lamentatie, litanie, och, plainte, reclamatie, reclame, smet, spat, vlek, wee,
klacht in behandeling nemen - rechtsingang (verlenen)
klacht indienen - klagen
klad - flard, inktvlek, laster, mop, piek, plakkaat, smet, spat, spet, veeg, vlek, inktmop, inktspat, klodder, klont, ontwerp, plek, schema, spetter, vod
klad, ontwerp van een brief - brouillion (Fr.), minuut
kladblaadje - brouillon
kladblok - blocnote
kladboek - memoriel, werkboek
kladden kalken, kladderen, kliederen, knoeien, morsen, sabberen, slonzen, smeren, smetten, uitvlakken, vlekken, vloeien
kladder - kladsen, klodder, kluit, knoeier, prulschilder, slordig, vlek
kladderaar - knoeier
kladderen - klodderen, knoeien
kladderig - morsig, slordig, vuil
kladderij - knoeiwerk, morserij
kladdig - bevlekt, kladderig, morsig, slijkerig
kladschilderen - knoeien, rotzooien
kladwerk - knoeiwerk
klagen - grieven, jammeren, kermen, kreunen, kuimen, mokken, mopperen, murmureren, reclameren, stenen, steunen, tobben, treuren, urmen, zaniken, zeuren, zuchten
klagen zonder reden - klieren, queruleren, zaniken, zeuren
klagend elegisch, kermend, klaaglijk, klagenlijk, klagerig, lacrimoso, lagrimoso, lamentabel, treurend
klagend (muz.) dolendo, dolente, lamentoso, sospirando
klagend schreeuwen - krijten
klagend steunen - kreunen
klagende geluiden maken - kermen, ste(u)nen
klager - eiser, implorant, jammeraar, kwerulant, mopperaar, querulant, reclamant, urmer
Klaipeda (Litauwen) - Memel
klagerig elegisch, klagend
klak - claque, gibus, inktmop, klodder, muts, pet, spat, tongbeweging, vlek
klakhoed - gibus
klakkebus proppenschieter
klakkelings eensklaps, lukraak, plots, onverwachts, onvoorziens, plotseling
klakkeloos - blindelings, lukraak, nauwelijks, ondoordacht, ongemotiveerd, onnadenkend, onverhoeds, onverwachts, onvoorziens, plotseling, stomweg, voetstoots, willekeurig, zomaar, zorgeloos
klakker klepper, wentelteefje
klakwilg - knotwilg
klam - bezweet, dampig, domig, kelderkoud, kil, klamp, klef, kleverig, koud, nat, nattig, verkillend, vochtig, vochtigkoud, zweterig
klamboe - muskietennet
klamheid - vochtigheid
klamp bindhout, bindlat, vlak, bindhout, bindlegstuk, bindijzer, blok, haak, hooischelf, juist, klam, klauw, klis, kloet, klos, koeklauw, lat, mijt, pal, pen, pin, puit, schelf, stapel, strak, stijf, verbindingsstuk,
klamp aan een schip - bolder
klamp om een rad vast te zetten - pal
klampen - bevestigen, enteren, vastgrijpen, vastpakken
klamp hooi - schelf
klamp hout - stapel
klamp op schepen - kikker
klamppin - tichnagel, toognagel
klampspijker - platkop
klander - krab
klandestien bedekt, heimelijk, illegaal, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen, verstolen, zwart
klandestiene taxichauffeur snorder
klandizie cliëntele, klanten, nering, winkelnering
klank akkoord, echo, galm, gekendheid, geluid, gerucht, geruis, muziek, resonantie, stem, toon
klankbeeld - reportage
klankbekken cimbaal, gong
klankbodem - resonans
klankdemper - sordino, sourdine
klanken vormen - spreken
klankfilm geluidsfilm
klankgehalte - timbre, tonaliteit
klankgroep van een woord - lettergreep, silbe, syllabe
klankherhaling - alliteratie, assonantie, echo, rijm, stafrijm, weerklank
klankkleur timbre
klankladder toonladder
k klankloos - aphoon, hees, hol, insonoor, vol
klankleer akoestiek, fonetiek, fonologie
klankmaat cadans, ritme
klankmeter - sonometer, tonometer
klankmeting - echometrie, metrofonie
klanknabootsend woord onomatopee
klanknabootsing bam, bim, bom, bonsdzjeng, floep, hee, imitatie, koekoek krak, oehoe, oempa, onomatopee, paf, pang, pief, ping, plens, plof, poef, roetsj, tak, tik, tiktak, waf
klankregisseur - toonmenger
klankrijk - krachtig
klankteken - accent, foneem, letter
klanktint - timbre
klanktrap - interval, kwart, kwint, none, terts
klankverschuiving ablaut
klankvol sonoor
klankweerkaatsing echo, galm
klankwijziging van klinkers - umlaut
klankwisseling - ablaut
klant - abonnee, afnemer, begunstiger, cliënt, kerel, kliënt, koning, koper, zonderling
klanten - volk
klantenkring clientèle
klantenwerver acquisiteur
klantenwerving acquisitie
klap bons, dreun, ecplosiegepraat, klapper, klep, knal, labberdoedas, lel, mep, oorvijg, opdoffer, opduvel, oplawaai, pats, pets, slag, smak, stoot, tegenvaller, tik, uithaal, val, verlies
klap achteraf - nastoot
klapbes - kruisbes, linzeboom, sneeuwbes
klapbrug ophaalbrug
klapbus klakkebus, proppenschieter
klapcilinderhoed - gibus
klapdeksel - flap, flapkan, veldfles
klapekster babbelaarster, babbelkous, klappei, klauwier
klaphoed - cilinderhoed, gibus
klaphoutje - klepper
klapje - tikje
klaplopen – bedelen, bietsen, bijloper, parasiteren, profiteren, schuimen, smarotsen, tafelschuimen, uitvreten
klaploper afhaler, bietser, hommel, inhalige, nietsnut, pannenlikker, parasiet, profiteur, schuifelaar, schuimer, smakker, smarotser, sycofant, tafelschuimer, talie, uitvreter
klapmuts - kletskous
klapnet - slagnet
klap op het or - oorveeg
klappei - babbelaarster, klatskous, kwaadspreekster, kwebbel, lameer
klappen - barsten, exploderen, klikken, ontploffen, praten, slaag, snateren
klappen geven - lappen, matsen, slaan
klappend geluid maken klapperen
klappende zoen - pakkerd, smak, smok
klappen geven - slaan
klapper amorse, babbelaar, custode, custos, cocos, cocosnoot, dictaat, index, inschrijfboek, kelapa, klapperboom, klapspaan, klepper, kokos, kokosboom, kokospalm, legger, map, molenklep, palmboom, ratel, register, repertorium, slaghoedje, syllabes, verklikker, voetzoeker, zaakregister, zevenklapper
klapper of ratel als kerkklok - zarbat
klapperboom cocospalm, kalapa, kokospalm
klappereend - bakelman, brilduiker
klapperen - klepperen, ratelen
klapperhoutje - klepper
klapperkruid - dragon
klappermannetje - braamsluiper
klappermolen molik, stroman, stropop, vogelverschrikker
klakkernoot - kokosnoot
klapperolie - papaverolie
klappersteen - adelaarssteen
klapperrat - badjing, adelaarsteen
klaproos aba, donderbloem, halsboord, kol, kolgans, kollebloem, kolleroos, korenroos, maankop, papaver, poppy, slaapbol
klaprozenrood - ponceau
klapstaart - goudrenet
klapstuk – hoogtevrees
klap van vuurwerk - knal
klapvleugelvliegtuig - ornithoptère
klapzoen pakkerd, smak, smok
klare borrel, jajem, jan, jandoede, jenever
klaren afdoen, clarificeren, decanteren, herstellen, klaarmaken, ophelderen, opknappen, redden, regelen, reinigen, schoonmaken,verlichten, zuiveren
klarigheid - gereedheid, helderheid
klarinetspeler - klarinettist
klaring - clarificatie, regeling
klaroen - trompet
klas - afdeling, kl, klaslokaal
klasgenoot - medeleerling
klasse - afdeling, categorie, groep, hoedanigheid, kaste, kl., kwaliteit, leerjaar, orde, rang, rubriek, schoollokaal, soort, stand, strafbataljon
klasse bij biljarten - libre
klasse der draken - drakenklasse
klasse in zeiljachten - drakenklasse, finjollen, valkenklasse
klasse of stand - rang
klasse van bezitlozen - proletariaat
lasse van elementen - metaal, metaan, methaan
klasse van mensen - volk
klasse van roofdieren - apen, mensen, primaten, walvissen
klasse van zoogdieren - apen, mensen, primaten, walvissen
klassement indeling, ranglijst, rangschikking
klassen - ophopen, stapelen, tassen
klassenstelsel der Hindoes - kaste
klasseren - indelen, rangscgikken, rubriceren
klassiek antiek, uitstekend, voorbeeldig, voortreffelijk
klassiek land in Griekenland - Arcadia
klassiek muziekstuk - concertino, dubbelconcert, nocturne, ouverture, pavane, pianoconcert, prelude, rapsodie, requiem, romance, serenade, suite, symfonie, vioolconcert
klassieke componisten Bach, Bartok, Beethoven, Berlioz, Brahms, Bruch, Chopin, Debussy, Dvorack, Glazounous, Grieg, Haydn, Korsakoff, Liszt, Mahler, Mendelsohn, Moessorgski, Mozart, Paganini, Purcell, Rachmaninow, Ravel, Rossini, Schumann, Strawinsky, Tsjaikowski, Verdi, Vivaldi, Wagner, Weber,
klassieke God Amor, Jupiter, Venus, Zeus
klassieke reeks van plagen - Ilias
klassieke schrijvers Balzac, Beets, Brederode, Corneille, Euripides, Gershwin, Goethe, Hooft, Huygens, Lessing, Molière, Racine, Schiller, Shakespeare, Stendhal, Vondel
klassieke uitroep - acept, dixi, eureka(heureka), nego, veni, veto, vici, vidi,
klassikaal - klasgewijs
klater - klad, rammelaar
klaterabeel - ratelpopulier, trilpopulier
klaterend - verblindend
klaterpeppel - ratelaar
Klausenburg - Cluj
klauter - klim
klauteren - klimmen, heisteren, schreeuwen, stoeien, wildspelen
klauterpaal - klimmast, kokanjemast
klautervis - klimbaars
klauterijzer - klimspoor, klimijzer
klauw - poot, tuinkark
klauw van een dier - krauwel
klauw van een roofvogel - haviksklauw
klauwaard - lelieaard, Vlaming (Fr. gezind)
klauwen - krabbelen, krabben, stelen, wegnemen
klauwer - breeuwer, breeuwhamer, harker, ritsijzer
klauwier - grijpstengeltje, haak, klapekster, klauwkikker, klauwpad, negendoder, rank, spijker, tuinekster, vinkenbijter, wachter, waldheer
klauwieren - laniidae
klauwkikker - xenopus
klauwkoppeling - kluts
klauwschelp - unguliet
klauwtjes die een edelsteen omvatten - chaton
klauwijzer koevoet
klauwzeer bij schapen - rotkreupel
clavecombel, soort - cembalospinet
klaver esparcette, kemp, lucerne, luzerne, melote, serradella, trifolium
klaverblad - trifolium
klaverdoek - canvas, kanefas
klaverenaas - basta
klavervreter - bremraap (kleine), priem, spie
klaverzuring hazenklaver, koekoeksbrood, oxalis, rolklaver,
schapenklaver, schapenzuring
klaverzuur - oxaalzuur
klaverzuurachtigen - oxalis
klaviatuur - toetsenbord
klavier clavecimbel, clavichord, hand, orgel, piano, toetsenbord, vleugel
klavierpennetje - tangent
kledder - klodder, morspot, slet, vuilpoets
kledderen - klodderen, knoeien, morsen
kledderig - modderig, vies
klederdracht kostuum
kleden - bedekken, dossen, kostumeren
kleden volgens de mode van enige tijd - kostumeren
klederdracht - kledij, kostuum
kledij dos, dracht, gewaad, kleding, kleren, kostuum, pak, uniform
kleding - avondtoilet, baltoilet, dos, dracht, equipage, gala, galapak, garderobe, gewaad, goed, klederdracht, kledij, klerage, kleren, kloffie, kloft, kostuum, lap, middagtoilet, pak, pakkie, pelsjas, plunje, regenkleding, skikleding, sportkostuum, tenue, textiel, toilet, uniform, werkpak, winterkleding, zomerkleding,
kleding aan doen - kleden
kledingbergplaats - garderobe, vestiaire
kleding bij officiële gelegenheid gala, jacquet, rok, smoking
kledinghanger - haak, kapstok, knaapje
kledingkleur - jeans, kaki
kledingstukken -
2 bh, pij
3 bef, col, das, eva, fez, hes, hul, jak, jas, lob, lub, lijf,
mof, pak, pet, pon, rok, sok
4 alba, albe, buis, busc, cape, coat, demi, flep, frak, galg,
hemd, hoed, hoos, huif, hulk, jurk, kepi, kiel, klit, kous,
lint, muts, riem, robe, slab, toga, toog, trui, vest, want
5 amict, atour, baret, bloes, boord, broek, caban, cappa,
falie, habijt, japon, keurs, kleed, kraag , lubbe, luier,
lijfje, nylon, palla, panty, parka, pyama, shawl, whirt,
short, sjaal, sjako, stola, stool, strik
6 abolla, alpino, anklet, anorak, atilla, baadje, badjas,
badjoe, badpak, binini, blazer, blous,e boerka, bolero,
bonker, bonnet, bretel, caraco, casula, chiton, corset,
duffel, duster, gewaad, gordel, jekker, jopper, jumper,
kimono, korset, mantel, overal, panama, panier, peplos,
rijglijf, sarong, schort, schulk, slabbe,slipje, sluier,
step in, tartan, t shirt, topper, tunica, tuniek, ulster,
wammes
7 almutia, aumusse, badmuts, baljurk, brarobe, calotte,
chemise, chlamys, colbert, coltrui, complet, costuum,
cravate, dophoed, halsdas, handmof, jacquet, kalotje,
keursje, koorkap, kostuum, manchet, morslap, oliejas,
overall, overjas, paenula, paletot, paltrok, pellies,
petasos, polsmof, rokvest, rijbroek, saroeng, singlet,
smoking, soutane, spencer, stofjas, swagger, sweater,
tabberd, tanktop, twinset, uniform, vest rok, wambuis,
windjak, zwempak
8 almaviva, babydoll, badbroek, beremuts, bluejean,
boernoes, bontcape, borstrok, broekpak, camisole,
chaperon, chasseur, ceintuur, corselet, damesjak,
flambard, flaphoed, gummijas, halfhemd, halsdoek,
herendas, herenjas, jarretel, kamerjas, kamizool,
keurslijf, koorhemd, kraagjas, miskleed, morsdoek,
morsjurk, nachtpon, onderrok, overhemd, overjurk,
palatine, pantalon, peignoir, pelerine, plus four,
pluviale, pofbroek, pullover, regenjas, slipover,
slobkous, sombrero, strohoed, tabbaard, truivest,
werkkiel, windjack, zomerjas
9 alpinopet, avondjurk, berenmuts, boezelaar, boezeroen,
bouffante, brassière, crinoline, halsboord, halskraag,
hoepelrok, hoofddoek, huisjapon, huisjasje, kapmantel,
kapothoed, kniebroek, kraaghemd, manteljas, mantelpak,
nachtmuts, overjurk, overkleed, pardessus, parricoat,
plus tour, slaapmuts, slobbroek, sportkous, werkbroek,
winterjas, zwembroek
10 alpinemuts, avondjapon, boerenkiel, bontmantel,
bovenbroek, chemisette, damesjakje, demi saisson,
handschoen, jarretelle, lendenband, nachtjapon,
ochtendjas, omslagdoek, onderbroek, onderkleed,
opperkleed, pandjesjas, stofmantel, voorschoot
11 bustehouder, damesmantel, hoofddeksel, onderblouse
pelerinejas, sjamberloek, sokophouder, spijkerbroek
12 chamber cloak, cocktailjurk, dinner jacket, kousophouder,
ochtendjapon
13 knickerbocker, overhemdbloes
14 pelerinemantel, schoudermantel
kleding van ambtsdrager ornaat ,toga, toog
kleding van bediende livrei
kleding van geestelijke toga, toog, pij, habijt
kleding van militair dress, tenue, tuniek, uniform
kleding van de astronaut - ruimtepak
kleding van een dienstmeid - meidenkleren
kledingstuk van Eskimo - anorak
kleding voor zeker jaargetijde - winterkleding, zomerkleding
kleding waarin men zwemt bikini, monokini, slip, zwembroek, zwempak
kledingmagazijn - klerenwinkel
kledingstuk, Egyptisch - kalasiris
kledingstuk, der Grieken - chiton, chlaina, chlamys, himation, paplos
kledingstuk der Grieken en Romeinen - palla, toga, tunica
kledingstuk (Ind.) kabaai, kabaja, sarong, slendang
kledingstuk der meden - kandys
kledingstuk in Schotland - kilt
kledingstuk voor baby’s - luier, trappelzak
kledingstuk voor een soldaat - kepi, tuniek
kledingstuk voor jonge personen - luier
kledingstuk van Eskimo anorak (windjak met capuchon)
kleding voor kinderen - babykleren, kinderkleren
kledij - dos, kostuum, rijkleed
kleed - bedekking, bovenkleed, dek, deken, gewaad, habijt, japon, jurk, karpet, kostuum, lijkwade (wit), mat, overtrek, plaid, robe, sprei, tafelkleed, tapijt, tenue, toog, vloerkleed,
wade
sprei, tapijt,tenue, wade
kleed van een geestelijke habijt, kovel, pij
kleedgeld - epingles, speldengeld
kleedhokje - cabine
kleedhout - beschoeiing
kleedje antimakassar, haardkleedje, mat, tapijt, vloerkleedje
kleedje in de badkamer badmat
kleed in de gang - loper
kleedje over (rug)leuning van stoel - antimakassar
kleed (lang) - soutane
kleed van diaken en subdiaken bij het assisteren - dalmatica
kleed van een boeteling - boetekleed
kleed van een priester - habijt
kleed van Griekse vrouw - pepion, peplos, peplum
kleed van koeien, paarden enz. - dek, deken
kleed van veren - verenkleed
kleed voor bedekking - wade
kleedje op stoelleuning antimakassar
kleedje van kloosterling - habijt, keuvel, kovel, monnikskap, monniksrok, pij, talaar
kleedkamer garderobe, gerfkamer, vestiaire
kleed op bed - dekel, laken, sprei
kleed voor de deur - mat
kleedwijze mode, stijl
kleef - adh(a)esie
kleefband - tape
kleefdeeg - cement, klei, lijm,lutum, specie, tras
kleefgrond - vollersaarde
kleefkracht - adhesie
kleefkruid - klevergoed, klit, tongel, walstro
kleefmiddel bisonkit, cellotape, dextrine, gelatine, gom, gluten, gluton, hars, hechtmiddel, houtlijm, kit, kleefpasta, koudlijm, lijm, navelzaad, pap, papsel, plakband, plakmeel, plak(sel), pleister, solutie, stijfsel , titanol, velpon, vislijm
kleefmiddel in de fotografie - collodion
kleefpleister plakker, leukoplast
kleefstof dextrine, gluton, gom, kit, lijm, plakmeel
kleefstof uit de eiwitdelen van graankorrels - gluten
kleefstrook - pleister
kleefzand - löss
kleems - klef, kleverig
kleens - filtreerdoek, teems, test,vergiettest, zeef, zijgdoek
kleerbewaarplaats garderobe, vestiaire
kleerhaak - kapstok
kleerhanger haakje, hoepel(tje), kapstok, knaapje, stander
kleerkamer - garderobe
kleerkast garderobe
kleermaakster - coupeuse, tailleuse
kleermaker afperser, broekenmaker, coupeur, grootwerker, kleermakersgezel - pompier, snijdersgezel
kleermakersloon - naailoon, stukloon
kleermand - baliemand, wasmand snijder, tailleur, tailor
kleerstandaard kapstok, knaapje, stander
klef klam, kleems, kleverig, lijmerig, nat, nattig, taai, tets, tetsig, week
klef en neit hard - week
klei - aarde (vettige), beekbezinking, rivierklei, zeeklei
klei voor dakpannen - walk
klei voor het bakken van plateel - plateelaarde
klei voor plateelbakker - plateelaarde
klei voor pottenbakker - chamotte
klei (opgedolven) over het land verspreid - woelklei
kleiaarde - bolus, kaolien, oker, zegelaarde
kleiachtig gesteente - kaolien, kleischiefer, leem
keiachtig stuk bouwland kleiakker
klei bevattend kleiig
kleiduiven schieten - skeet
kleiheuvel - hil(ZL), terp, vliedberg, vluchtberg (Zl.), wart, wierde
kleiïg - kleems
kleiïge veen - darg
kleiïge veengrond - darggrond
kleikneder - walker
kleilei - leisteen
klei met zand zavel
kleiminnende paardestaart - rijt
kleimineraal anauxiet, dickiet, gibsiet, glauconiet, halloysiet, hectoriet, illiet, kandiet, kaoliniet, nacriet, sanconiet, saponiet, smectiet, montmoriloniet, vermiculiet
klein - beknopt, bekrompen, beperkt, eng, gedrongen, gering, gewoon, iel, jong, kleen, kort, laag, licht, luttel, mager, matig, micro, min, miniem, miezerig, nauw, nietig, oligo, onaanzienlijk, onbeduidend, onbelangrijk, ondergeschikt, petieterig, peuterig, pieterig, popperig, poppig, smal
klein aambeeldje - taats, tas
klein aantal - enige, weinig
klein aapachtig dier - spookdier
klein achterlijk stadje - gat
klein afgebroken stukje - kruimel
klein afgeslagen stuk flard, flinter
klein afgestoten stuk - flinter, schilfer
klein afluisterapparaat - bug
klein anker - dreg, kat, katanker
klein Azië Anatolië, Perzië,Turkije
Klein-Azië, oorspronkelijke bewoner van - Ciliciër, Kariër, Lyciër, Pisidiër, Proto-chattiër
klein balletje - pil, propje
klein bed - bedje, kinderbedje, ledikantje
klein bedrag fooi, habbekrats, prik
klein bedrijvig vrouwelijk persoon - daghit, hittepetit
klein beetje aasje, dropje, druppel, enigermate, enigzins, greintje, griezel, gruizel, habbekrats, hapje, ideetje, iets, ietsje, ietwat, krats, kriezel, kruimel, lik, schijntje, sikkepitje, snippertje snuifje, spoortje, stukje, tamp, tekkeltje, vezeltje, wat, weinig, wolkje, ziertje
klein besteend rijshoofd bij zeeweringen - nol
klein bierglas - deukje
klein blijk - bewijsje
klein boek - pocket
klein boekformaat - duodecimo
klein boortje - keuter
klein bootje - nap
klein bolletje pi1
klein briefje babbel, babbeltje, biljet, kattebel
klein broodje bol, kadet, puntje, trimp
klein brokje steen - bruizel
klein bros meelgebakje - koekje
klein burgerlijk – bekrompen
klein cafe - tapperij
klein concert concertino
klein dakvenster - koekoek, koekuit, kijkuit
klein damesbroekje - slipje
klein deeltje atoom, elektron, foton, fractie, iets, ion, korrel, microbe, molecuul, partikel, partje, pro, rinket, splinter, stukje, ton
klein deurtje in grote - klinket, loket, winmet
klein dienstmeisje - duizendpoot, hitje
klein diertje - vogelijn
klein ding - dingetje, dwergje, kleuter, neut, peuter, prulletje,
klein dorp gat, gehucht, negorij, nest, vlek, uithoek
klein drukwerk - smout
klein drijvend tonnetje breel, joon
klein duwtje - stootje
klein en zwak - nietig
klein epos - epyllion
klein eskader - eskadrille
klein Europees land - Andorra, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Monaco, San Marino, Vaticaanstad
klein feestmaal - etentje
klein flauw geluid - kik
klein gebakje - koekje, petitfour
klein gebed ave(marij), schietgebed
klein gebrek - mankement, ongerechtigheidje
klein gedicht - kwatrijn
klein gewicht - gram, grein
klein glas - glaasje
klein goed - grut, kriel
klein graafdiertje - mol
klein grendeltje - knip, knipje
klein handvat - oortje
klein helder meer ven
klein hert ree
klein heuveltje duin, butte, hil
klein houten vaartuig - kano
klein huisje hut, stulp
klein huisorgel met registers serafine
klein karweitje akkefietje, gevalletje, klus, klusje, peuleschilletje, toetast, zaakje
klein kereltje - aardmannetje, dwerg, gnoom, kabouter, lilliputter, pygmee
klein kind apekop, baby, bakerkind, bengel, blaag, borstkind, broertje, ding, dot, dreumes, dreutel, dwerg, engeltje, hummel, hummeltje, kindeke, kleine, kleuter, knaapje, liefje, liliputter, petiter, peuter, puk, uk, ukje, ukkepuk, ventje, veulen, wicht, wurm, wurmpje, zuigeling, zusje
klein knaagdier - muis
klein konijn - pooltj
klein koopvaardijschip - galeas, galjas
klein kroegje - estaminet
klein krijgen - temmen
klein kuilnet - aatje
klein landhuis - cottage
klein levend organisme - amoebe, bacil, bacterie, microbe, micro-organisme
klein land in Europa Andorra, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, San Marino, Vaticaanstad
klein licht - dimlicht, fietslampje, schemerlampje, schemerlichtje
klein lied - canzone
klein liedje canzonetta
klein, lief en mooi - doddig
klein luchtschip - blimp
klein luxe broodje - amandelbroodje, kadetje, saucijzebroodje
klein maar fors gebouwd - gedrongen
klein maatje - micron
klein mannetje aardmannetje, dreutel, dwerg, kabouter, lilliputter, neutel, pygmee,
klein meelgebakje - koekje
klein meer etang, lagune, plas, ven, vijver, zoutmeer
klein mens aardappel (fig.), aardmannetje, baby, deumes, dwerg, kabouter, kind, kindeke, kriel, lilliputter, manneke, neutel, uk, peuter, pigmee, potjerol, priegel, puk, ventje
klein metaaldeeltje - spaan, splinter
klein model makette, maquette, monster, zakformaat
klein molentje als windwijzer bij een grote molen staartmolen
klein muziekgezelschap band, combo, duo, kwartet, kwintet, trio
klein muziekstuk - bagatelle, étude
klein of gering - beperkt
klein onbuigbaar rededeel - partikel
klein onderdeel - detail
klein ongeladen deel - ion
klein oorlogsschip fregat, korvet
klein organisme - microbe
klein orgel - organetto, positief, serafine
klein orkest band, combo, kapel, kamerorkest
klein orkestje - strijkje
klein oud vrouwtje besje, neut
klein paardje - hit, ket, kid, pony,
klein persoon dwerg, kleuter , kriel, lilliputter, pygmee, uk
klein pinnetje - deutel
klein paard hit, ked, kedde, ket, kid, kidder, pony
klin pakje - pakket
klein persoon - dwerg, puk
klein plantje mos, alg
klein plat dak - platje
klei plat vaartuig - polster, vlet, vlot
klein projektiel kogel, granaat
klein raampje - loket
klein restaurant - bistro
klein rond broodje - bol
klein rond tuinhuisje - koepel
klein roofdier - bunzing, das, fret, hermelijn, vos
klein rotseiland - scheer
klein rond tuinhuis koepel
klein schaap - lam
klein schietwapen - pistool
klein schilderstuk miniatuur
klein schip - bootje, notendop, scheepje
klein servet - slabbetje
klein sieraad - bijou
klein siertorentje - dakruiter, minaret, pinakel
klein sigaartje - cigarillo, sigretto
klein slaapje - dutje, uiltje
klein slokje - nipje, teugje
klein soort aal - kataal
klein soort dagvlinder page
klein soort haan - krielhaan
klein soort kreeft garnaal
klein soort paard - hit, kid, pony
klein soort schar - krit
klein soort steur - sterlet
klein Spaans vartuig - patas
klein springend bladkevertje - aardvlo
klein staafje - pin
klein staatje aan de Spaanse grens - Andorra
klein standje - scène
klein steekwapen - dolk
klein sterrenbeeld - pijl
klein strandmeer étang, lagune
klein stromend water beek, vliet
klein stukje beetje, brok, kriezel, kruimel, moot, snipper, splinter
klein stukje loopgraaf nest
klein stukje papier - snipper
klein tandwiel - ronsel
klein toilet - zaknecessaire
klein toneelstuk - eenakter, schets
klein teugje nip
klein touw taliereep
klein tuinhuis gloriëtte, koepel, priëel
klein uitje - sjalot
klein vaartuig - blazer, bootje, jol, kajak, kano, oemiak, patas, praam, punter, roeiboot, sloep, vlet, zeilboot Zie ook schepen en vaartuigen
kklein van gestalte - piot, soldaat
klein van breedte - nauw
klein van stuk kort, kriel, nietig
klein varken - big
klein veldkanon - falkonet, mortier
klein ventje - petieter
klein verblijf - cel, optrek
klein vertrek alkoof, cel, kabinet, optrek
klein vestingwerk - tenaillon
klein vezeltje - fibrille
klein visgerei - aas, dobber, haakje, tros
klein visje - ansjovis, pos, sardinesprot
klein vissersvaartuig blazer
klein vlaggetje aan boegspriet - geus
klein vlak dak plat
klein vlindertje - mot, uiltje
klein voertuig - trekkar
klein voetstuk - sokkel
klein voorwerp - neut, stukje
klein vorstendom in Europa Monaco, Liechtenstein
klein vrouwtje - neutel
klein vuurapen - pistool, revolver
klein wezen - kriel
klein wild - eend, fazant, gans, haas, konijn, korhoender, patrijs, snip,
klein wittebrood - knip
klein woord van veel betekenis - jawoord
klein zangloopje - volate, volatin klein werpanker - dreg
klein zangspel operette
klein zeeschip - brik
klein zeil aan voorste mast - bril, fok,
klein zeil op achtersteven van een schip - druil
klein zeilschip - pinas
klein zeilvaartuig - jol
klein zetwerk smout
klein zwembroekje - tanga
kleine aal - kataal
kleine aalduiker - aalboerduiker
kleine aantekening - notitie
kleine aap ion, javaanaap, kapucijneraapje, leeuwaapje, lori, magot, maki, oeistiti, penseelaapje, resusaap
kleine aardappel - drieling, kriel, poter
kleine aarden wal of verschansing rideau
kleine adder - basilisk
kleine afdeling soldaten peloton, rot, sectie
kleine afgelegen plaats negorij, gat, gehucht
kleine afstand - dichtbij, kort
kleine ahorn aak
kleine almanak - zakagenda, zakalmanak
kleine antiloop - duikerbok
kleine aria ariëtte
kleine baai - inham, kreek, wik
kleine baarsvis pos
kleine badkuip - lavet
kleine bal - balletje, pil, prop
kleine bedrijvige vrouw hittepetit
kleine bel - schel
kleine beleefdheidsdienst - attentie
kleine bes - aalbes, schoenlapper, vlierbes
kleine bikinie - minikini
kleine bles - kol
kleine boer keuter, keuterboer
kleine boerenwoning - hut, stulp
kleine boomhagedis basilisk
kleine boor - fret
kleine boot - nap
kleine borrel - neutje, slaapmutsje
kleine botter met ronde bodem - kubboot
kleine brandspuit - baby(brand)spuit
kleine breuk - barst, scheur
kleine bril - monocle
kleine broeikas - eenruiter
kleine brokjes - gruis
kleine bron - spreng
kleine brutale jongen - snotaap
kleine buiging - knik
kleine bunzing - fret
kleine bijzonderheid detail, finesse
kleine canapé - sofa
kleine citroen, zoet van smaak - limmetje, limoen
kleine console onder dakgoot - modilion
kleine dagvlinder - berkevlinder, page
kleine damesparasol - ombrelle
kleine das - butterfly, vlinderdasje
kleine degen - ponjaard, stilet
kleine depressie - doline, storing
kleine deur in poort - klinket, loket
kleine diamant - roosje
kleine dief gapper, kruimeldief
kleine diefstal - buit, hoop, massa, poet(je)
kleine dikke zuil - dok
kleine dingen zelf maken - knutselen
kleine dog - mops, puk
kleine dolfijn - bruinvis, tuimelaar, varken
kleine dolk - stilet, stiletto
kleine dolle kervel - hondspeterselie
kleine draaghemel - umbrella
kleine drukletter ter grootte van 6 punten nonparel
kleine duif - tortel
kleine dunne aal - kataal
kleine eend - krakeend, taling
kleine eenheden ionen
kleine eg - hark, reek, riek
kleine Engelse doghond - mops
kleine ensemble - combo
kleine esdoom aak
kleine flap - flapje
kleine fluit - ottavine, piccolo
kleine fuga - fuguette
kleine fuut dodaars
kleine galei met 16 of 20 riemen - galjoot
kleine gemeente - dorp, gehucht
kleine gewichtshoeveelheid - centigram, decigram, gram, grein, lood, miligram, ons
kleine gier - aasgier
kleine golf - baai, baar, wik
kleine gouden schotel - pateen (altaar)
kleine gracht sloot
kleine grendel knip
kleine groep musici - band, ensemble, kwartet, kwintet, octet, septet, sextet, trio
kleine groep uitgelezenen clique, coteriw, elite, keurbende
kleine haan krielhaan
kleine handtrom - tamboerijn
kleine haringachtige zeevis - pelser
kleine harp - clarsach, sambuca
kleine haven - kom
kleine hen - krielhen
kleine herberg - kroeg
kleine hersenen cerebellum
kleine heuvel - butte
kleine hoeveelheid bagatel, beetje, dosis, gram, grein, iet, iets, kluts, krats,kruimel, lik, pietsie, pits, schijntje, snars, snufje, wat, zier
kleine holte - follikel
kleine holtedieren - koraal, poliepen, sponzen
kleine huidopening - porie
kleine inham kreek
kleine Instrumentale compositie romance
kleine invoeging in een krant - inseraat
kleine jongen - bambino, broekeman, kereltje, knaap, ventje,
kleine kabeljauw - gul
kloeine kajuit - roef
kleine kamer alkoof, cel, salet
kleine kap kalotje, mutsje
kleine kapel, rk - oratorium
kleine kegelvormige uitwas op bloembladeren - papil
kleine kinderen - grut
kleine kip - krielkip
kleine klimvogel - blauwe, blauwspecht, boomklever, brabandertje, specht, spechtmees
kleine kogel - posy
kleine komkommer augurk
kleine kreeft - ecrivisse, garnaal, snel, vlotkreeft
kleine lamp - mignonlamp
kleine legerauto - jeep
kleine letter - minuscuul, minuskel
kleine lettersoort - brevier, galjard, nonparel, parel
kleine list - foefje, slenter
kleine lopende hond - briquet
kleine mantel - jak
kleine mededeling in de krant - inseraat
kleine militaire stelling - nest
kleine modewinkel - boetiek
kleine moerasbloem - bes, helmkruid, veen, wollegras
kleine mortier - kattekop
kleine neger - negrito
kleine Noordzeevis - puf
kleine ontwateringsluis - verlaat
kleine opening - barst, gaatje, kier, reet, porie, scheur
kleine ossenboer - keuter
kleine oude vrouw - besje, neutje
kleine padinder - welp
kleine pepernoot - kriek
kleine plaats dorp, gehucht, negorij, vlek
kleine planeet asteroïde, planatoïde
kleine plantjes - kroos
kleine plas - ven
kleine platvis - schar
kleine pluvier - citroenvogeltje
kleine polder kaag, koog
kleine profeet uit het O.T. Amos, Jona, Micha, Nahum
kleine pruim - kroos
kleine punt - stipje
kliene racewagen - scelter
kleine reigersoort - kwak
kleine reis - trip
kleine republiek in Europa Andorra
kleine rivier beek, kreek, vliet
kleine rivierkrib - rits
kleine roerdomp wouwaapje
kleine ronde pruim bels, kroosje
kleine ronde vlek - punt, stip
kleine ronde vijl - rattestaart
kleine roos - stokroos
kleine rozijn zonder pit krent
kleine ruimte cel, kabinet
kleine ruitjes - pepita
kleine samenhangende massa vlok
kleine samenleving dorp
kleine scharretjes - kret, krit
kleine schelvis - molenaar, pieper, radio,
kleine schol - keu, schar
kleine schram - krabbel
kleine schroefboor fret
kleine schutsluis verlaat
kleine sierlijke plantjes - mos
kleine sieraad - snuisterij
kleine sigaar cigarillo, sigretto
kleine sinaasappel - mandarijn
kleine slanke vogel - kwikstaart
kleine slanke zuil - colonnet
kleine sloep - jol, roeiboot
kleine slok - nip, teug
kleine sloot - greppel
kleine sluis sas, verlaat
kleine Soenda ellanden Bali
kleine som geld krats
kleine sonate sonatine
kleine soort haan - krielhaan
kleine soort wilde eend - wintertaling
kleine soort zalm - schot, zeeforel
kleine spanzaag - figuurzaag
kleine speculatie - gok
kleine speet - speetje
kleine springerige haarlok - krulletje
kleine staat aan een groot rijk - randstaat
kleine stad - plaats
kleine stadsvesting - bolwerk, burcht, citadel
kleine stap - pasje
kleine steen - kiezel
kleine steen onder een stijl - neut
kleine steentjes - grind, grint, kiezel
kleine stem (muz.) - vocina
kleine stenen zuil - cippus
kleine ster van de Grote Beer - alcor, snipper
kleine steur - sterlet, zeelt
kleine stip - stippel
kleine stukjes van iets gruis, poeder
kleine stukjes papier - confetti, snippers
kleine tang pincet
kleine terts - mineur
kleine teug - nip
kleine ton breel, joon
kleine toom trens
kleine trap muizetrap \
kleine trommel - tamboeret, tabouret, tamboerijn
kleine twist - bisbilles
kleine ui rocambole, sjalot, zilverui
kleine uiting van verdriet - snik
kleine valdeur - rinket
kleine valk - boomvalk
kleine veranderingen maken in - wijzigen
kleine verhandeling - traktaatje
kleine verschansing - rideau
kleine veldschans - lunet, redoute
kleine versiering - pompon
kleine vesting - citadel
kleine villa - chalet
kleine viool - kwartsviool
kleine vis katvis, pos, sardine, spiering, stekelbaars, voorn, witvis
Zie ook vissen.
kleine visotter afkomstig uit Noord Amerika - nerts
kleine vissoort - pos, spiering, stekelbaarsvoorn, witvis
kleine vlag op de boegspriet - geus, vaantje
kleine vleierij - compliment
kleine vloot - flottielje
kleine vochtmaat - mudje
kleine vogel uit Afrika - honingzuiger
kleine vogel uit Australië honingzuiger
kleine vogel uit Zuid Amerika kolibrie
kleine vouw in bladzijde - ezelsoor
kleine watermolen staartmolen, standaardmolen
kleine waterval cascade
kleine weidebloem - boterbloem, madelief, paardebloem,
pinksterbloem, vergeetmijniet
kleine wereld - microcosmos
kleine werkplaats - boet, hok, schuur, werkhok
kleine wig - spie
kleine windhond - whippet
kleine windmolen - tjasker
kleine wilde eend krakeend, krast, roepertje
kleine winkel - boetiek
kleine wolk als voorbode van slecht weer - osseoog
kleine woning - huisje, optrek
kleine woongemeenschap in Indonesië - kampong
kleine wortel - alruin
kleine ijzerwaren - mitraille
kleine zalm - schot, zeeforel
kleine zee - morbihan
kleine zeeboezem baai
kleine zeediertjes radiolariën, straaldiertjes
kleine zeekreeft - garnaal
kleine zeis pik, sikkel, zicht
kleine zeis met breed handvat zicht
kleine ziekteverwekker - bacterie, schimmel, virus
kleine zonde peccadille, pekelzonde
kleine zuil - cippus, colonnet
kleinachten - geringschatten, minachten
kleinburger filister
kleinburgerlijk armhartig, bekrompen, bourgeois, enghartig, kortzichtig, zielig
kleinburgerlijk iemand - proleet
kleinburgerlijk persoon - bekrompene, filister
kleinburgerlijkheid bekrompenheid, filisterij
kleindenkend - benepen
kleindochter van David Ada
kleindochter van Herodes de Grote - Herodias
klein en tenger - pieterig
kleiner - geringer, minder, minor
kleineren - miskennen, ontgroenen
kleiner maken - inkrimpen, korten, verminderen
kleiner worden van stof - atrofiëren, krimpen, minderen
kleiner wordend - krimpend, schrompelend
kleiner wordende inham - hop
kleineren - afkammen, demoraliseren, denigreren, intimideren, neerhalen, onteren
kleineren van nieuw aangekomen studenten - ontgroenen
kleinerend - geringschattend, minachtend, schamper, spottend
kleingeestig - armhartig, bekrompen, benepen, chicaneus, dun, enghartig, geborneerd, gering, gierig, klein, kleinzielig, knijperig, kortzichtig, krenterig, lichtgeraakt, maltentic, mesquin, min, minutieus, pietluttig, schriel, sikkeneurig, smal, vitziek,
kleingeestig afdingen - pingelen
kleingeestig bedillen - vitten
kleingeestig bekrompen mens - krent, pietlut, zeurkous, zeurpiet
kleingeestig boekbeoordelaar - letterzifter
kleingeestig, mal gehaarklover, doe - chinoiserie
kleingeestig mens haarklover, krent, krentenweger, kruidenier, kruimelaar, pietlut, vitter
kleingeestig persoon - krent, pietlut
kleingeestig vitten - krenten
kleingeestige aanmerking - bedilling, chicane, haarkloverij, vitterij
kleingeestige beoordelaar van letterkundige arbeid - letterzifter
kleingeestige kritiek - chicane, letterzifterij, muggenzifterij, vitterij
kleingeestige schoolmeester - frik
kleingeestige vitter haarklover, muggenzifter
kleingeld - cent, moos, munt, pasmunt, wisselgeld, zakgeld
kleingeld voor lopende zaken - zakgeld
kleingoed - allerhande, bijgoed, gebakje, grut, kinderen, kindertjes, koekje, kramerij, kriel, peuzelwerk, prullaria, snuisterij, taartje, uitschot,
klein graafdier - mol
kleinhandel - debiet, detail, detailhandel, markthandel, negotie, nering, slijterij, straathandel, winkelnering
kleinhandelaar - debitant, detaillist, kramer, marktkoopman, neringdoende, parievinker (op het water), scharrelaar, sjacheraar, standhouder, standwerker, venter, winkelier
kleinhandelaar op het water - parlevinker
kleinhandelsprijs - detailprijs
kleinhartig angstig, bang, bevreesd, kleinmoedig, laf, lafhartig
kleinigheidje akkefietje, bagatel, beetje, beuzeling, frutje, habbekrats, iet, krats, niemendal, nietigheid, peulenschil, wissewasje
kleinheidswaan - micromanie
kleinheidswaanzin - micromanie
kleinhoofdig - kleinschedelig, microcefaal
kleinhoofdigheid - microcefalie
kleinhout - glassponde, vensterroede
kleinigheden - beuzelarijen, prullen, quisquiliën, vodderijen
kleinigheden beïnvloeden - luisteren
kleinigheden beredderen - kissebissen
kleinigheden wegkapen - struinen
kleinigheid -akkefietje, bagatel, beuzelarij, beuzeling, dem, frutje, futiliteit, gries, habbekrats, iet, iets, inari, jota, kriezel, krats, leur, lomp, niemendal, niemendalletje, nietigheid, nulliteit, onbeduidendheid, prul, peul(e)schilletje, pokje, snars, sners, tikkel, trunt(gewest.), vod, wissewas, zier, ziertje
kleinigheidje - krats, tripje, wissewasje
kleinkind - dochterskind, zoonskind
kleinkinderschool - matresseschool
kleinkunst cabaret, revue, variété
kleinkunstartiest cabaretier
kleinmaken - breken
kleinmoedig - bang, bekrompen, benepen, laf, minnetjes, pusillaniem, verlegen, versaagd
kleinmoedig man - armhart
kleinmoedigheid - pusillaniemie, pusillanimiteit
kleinodiënschrijn - juwelenkistje
kleinood bijou, bijoujuweel, diamant, juweel, kostbaaheid, parel, ring, sieraad
kleinschedelig - kleinhoofdig, microcefaal, microcephaal
kleinschrift - minuskels
kleinst - minst
kleinste afstand van de aarde tot de zon - perihelium
kleinste beentje van de hand - handwortelbeentje
kleinste der sycladen - delos
kleinste bodemdeeltje klei
kleinste gemene veelvoud k.g.v.
kleinste levende wezen - bacterie, microbe, virus
kleinste lichtdeeltje - foton, lichtquantum
kleinste hoeveelheid minimum
kleinste provincie van de Unie van Zuid-Afrika - Natal
kleinste stofdeeltje - atoom
kleinste stofdeeltje met negatieve lading - elektron
kleinste vertrek - toilet, W.C.
kleinste vinger - pink
kleinste waarde minimum
kleinsteeds bekrompen, burgerlijk, provinciaal
kleinsteedse bekrompenheid - provincialisme
kleintje - uk, baby
kleintjes - laf
kleintjes (de) - grut, kinderen
kleinvee - geiten, schapen, varkens
kleinzerig - hiep, overgevoelig
kleinzielig beklemd, bekrompen, benepen, burgerlijk, kleingeestig, knijperig, krenterig, mesquin, min, un, pietluttig
kleinzoon van Adam Enos
kleinzoon van Ezau Amalek
kleinzoon van Hillel Gamaliël
kleinzoon van Noach Aram
kleinzoon van Ruth en Boaz Isai
Cleio - Clio
kleipap (vette) - kies
kleisoort - almagra, bolus, knik, loss
klem - aandrang, accent, angel, beklemming, beknelling, betekenis, clip, clips, drang, druk, gewicht, greep, knel, knip, knijper, kracht, mandring, nadruk, neep, praam, pressie, schuif, tetanus, val, vat, voetangel, werk
klem van een molen - molenraam, rem, vang
klemhaak - klemschroef, pranger, ringtang, schroef bout
klem van een windmolen vang
klemmen knellen, knijpen, prangen
klemmend afdoend, drukkend, knellendsterk
klmmend houtj voor de was - knijper
klemmetje - clip
klemming aandrang, accent, drang, druk, knel, gewicht, knelling, nadruk, onera, prang
klemtoon accent, inflexie, intonatie, nadruk, stembuiging
klem van een windmolen - vang
klemziekte - tetanus
klem zitten - vast
klens - filtreerdoek, teems, zeef, zijgdoek
klep - afsluiter, bek, belegstuk, blad, deksel, duinklep, duinpan, klap, lats, lid, luik, molenklapper, mond, oogklep, oorklep, plaat, sluiting, sluitstuk, val (duivenhok), valvula, vizierklep, zuigklep
klep in het hart - mitralisklep
klepbrug - basculebrug, ophaalbrug
klepel - bengel, tong
klepmand - karbies, korf
klep of deksel - luik
kleppel - knuppel
kleppen - babbelen, beieren, kletsen, kwekken, roddelen, snateren, tampen
kleppen van klokken - beieren, gebeier
klepper - babbelkous, castagnet, draver, klap, klapperman, klepperman, nachtwacht, nachtwaker, rammelaar, ratel, ratelman, rijpaard,
klepperen ratelen
klepperman - nachtwacht, nachtwaker, ratelman
kleptomaan - dief, steelzuchtige
klep van een kist - deksel
klep van een openhaard - aanjager
klepvliezen - valculae
kleren - kledij, kleding
kleren aandoen - aankleden
klerenbergplaats garderobe, vestiaire
klerenhanger - kapstok, knaap, knaapje
klerenkast garderobe
klerenstaander - knaap
klerenstandaard - kapstok
klerikaal geestelijk
klerk bediende, commies, pennenlikker, pennist, schrijver
kles - haarvlecht
klessebessen - babbelen, keuvelen, kouten
klet - kleefkruid, klit
klets - baf, lariefarie, geleuter, gerucht, klap, klats, kletsnat, kletspraat, kwak, larie, lariekoek, mallepraat, nonsens, onzin, pats, pets, praatje, slag, smoes, quatsch
kletsen - babbelen, bazelen, beuzelen, bomen, dazen, kakelen, kauwen, keuvelen, kouten, kwebbelen, kwekken, lariën, lasteren, leuteren, lellen, lullen, oreren, praten, raaskallen, radoteren, razen, roddelen, sabberen, snateren, spreken, smoezen, talmen, vertellen, wauwelen, zaniken, zeggen, zeuren, zwammen, zwetsen,
kletsende slag klets, pats, pets
kletsende slag - pats, pets
kletser - babbelaar, kwebbelaar, tater, veelprater, wauwel
kletskoek - apekool, flauwekul, gebabbel, geklets, geleuter, gerucht, gewauwel, kletsica, kletspraat, larie, lariekoek, lulkoek, mallepraat, nonsens, onzin, praatjes, wartaal
kletskous - babbel(aar), babbelaar(ster), flappei, klapmuts, flapuit, kakel, klapmuts, klappei, kletser, kletsmajoor, kletsmeier, kletstante, kwebbel, kwek, lariemoer, lasteraar, leuteraar, leutertol, praatal, praatjesmaker, prater, ratel, snapper, snapster, theetante, wauwel, zwamneus, zwetser
kletsmajoor - kakel, leuter(aar)
kletsmeier - leuteraar
kletsnat - doornat, doorwaternat, doorweekt, druipnat, drijfnat, kledder, sliknat
klets op het oor - oorveeg
kletspraat achterklap, beuzelpraat, borrelpraat, fabel, geleuter, gewauwel, kletskoek, larie, leuter, mythe, onzin, praat, zwets
kletstante - kletskous
kletteren - ketsen, klateren, kletsen, knetteren
kleumen blauwbekken
kleunen - kloppen, peunen, slaan, vechten
kleur –
3 ros, wit
4 blos, geel, goud, grijs,kaki, keel, lila, oker, olijf, rood, roze, tint
5 azuur, beige, blauw, blond, brons, bruin, cr�me, ebben, geluw, grauw, groen, malve, mouve, opaal, paars, prune, sabel, sepia, taupe,teint, terra, zaluw, zwart
6 asgrijs, bister, cerise, chroma, dofwit, eigeel, fraise, greige, idigo, izabel, karmijn, kobalt, lazuur, oranje, paille, purper, reseda, rossig, sienna, soumon, violet, zilver
7 amarant, asblond, asgrauw, chamois, dofgeel, dofrood, grijswit,
havanna, koralijn,krijtwit, leigrijs, matgeel, melkwit, ponceau, rosgeel, rosvaal, sinopel, smaragd, vaalwit, wasgeel, wijnrood,
zeegrijs
8 amarillo, dofblauw, dofgroen, dofzwart, galgroen, geelgrijs, geeloker, geelrood, gitzwart, goudgeel, grauwwit, grijsgeel, hagelwit, hardgeel, hardrood, helblauw, helbrond, hooggeel, karmozijn, kersrood, knalgeel, knalrood, leliewit, loodgrijs,
molbruin, mosgroen, muisgrijs, okergeel, oudblauw,
oudgroen, parelwit, pikzwart, roodbont, roodgeel, rozerood,
saffraan, spierwit, strogeel, vaalgeel, vaalgrijs, vaalrood,
vuurrood, zeegroen
9 ambergrijs, aquamarga, berggroen, blauwgrijs, bleekgeel, bleekrood, bleumarin, bloedrood, botergeel, bruingeel,
bruinrood, colombine, diepblauw, geelbleek. geelblond, geelbruin, geelgroen, glasgroen, goudblond, goudbrons, goudbruin, grasgroen, grauwgeel, groengeel, grijsblauw, grijsbruin, grijsgrauw, grijsgroen, grijszwart, hardgroen, hoogblauw, hoogblond, hoogbruin, grijsgroen, grijszwart, hardgroen, hoogblauw, hooggroen, inkarnaal, koolzwart, koperrood, lichtgeel, grijsgroen, grijszwart, hardgroen, hoogblauw, lichtgrijs, lichtrood, loodblauw, moorzwart, muisgrauw, olijfbruin, olijfgroen, parelgrijs, pauwblauw, roodbruin, roodpaars, sneeuwwit, staalgrijs, steenrood,
turksrood, vaalbruin, vaalgroen, zilverwit, zwartbont, zwartgeel, zwartrood
10 appelgroen, blauwgroen, blauwzwart, bleekblauw, bleekgroen, bronsgroen, bruingroen, bruinzwart, donkergeel, donkergrijs,
donkerrood, grauwbruin, grauwzwart, groenblauw, heldergeel, honinggeel, indigorood, karmijnrood, koperbrons, kopergroen,
koraalrood, korenblauw, leverbruin, lichtblauw, lichtbrons, lichtbruin, lichtgroen, lichtpaars, omberbruin, paarsblauw,
paarsbruin, purperrood, ravenzwart, roestbruin, scharlaken, staalblauw, staalbruin, terra-cotta, ultramarijn, vermiljoen,
vioolblauw, violetrood, zwartblauw, zwartbruin, zwavelgeel, zwartgroen, zilvergrijs,
1 1 bloedvervig, citroengeel, donkerblauw, donkerbruin, donkergroen, donkerpaars, granaatrood, helderblauw,
hemelsblauw, indigoblauw, kanariegeel, kaneelbruin, koboltblauw, koffiebruin, lijstergrauw, marineblauw, pimpelpaars, roetkleurig, violetblauw, violetbruin, zilvergrauw
12 chromaatgeel, emeraldgroen, fluweelzwart, schalieblauw, saffierblauw, saffraangeel, smaragdgroen,
13 chromaatgroen, kastanjebruin, menistenblauw
14 chocoladebruin,
15 prinsessenblauw, scharlakenrood.
kleur (wapenk.) goud (geel), keel (rood), lazuur (blauw), sabel (zwart), sinopel (groen), zilver (wit)
kleur bekennen - erkennen, toegeen
kleur der heersers - purper
kleur die men aan onedele metalen geeft door verhitting - aanloopkleur
kleur krijgen - blozen
kleur op de wangen - blos
kleur van de boete paars
kleur van de haat geel
kleur van de hoop - groen
kleur van de huid - blank, donker, teint, wit, zwart
kleur van de huid na zonnen - bruin
kleur van de liefde rood
kleur van de maagdelijkheid wit
kleur van de regenboog - blauw, geel, groen, indigo, oranje, rood, violet
kleur van de rouw zwart
kleur van de trouw blauw
kleur van het gezicht tint, teint
kleuraanpassend dier kameleon
kleuraanpassing - achromatopsie, mimicry
kleuraanpassing van dieren ter bescherming - schutkleur
kleurafwisseling nuance
kleurdrager - chromatofoor
kleurecht kleurhoudend
kleureffect - kleurmenging, kleurschakering, koloriet,
schilderwijze
kleuren - blozen, enlumeren, enlumineren, monsteren,
tingeren, tinten
kleuren door middel van evenwijdige lijntjes - arceren
kleuren van een regenboog vertonen - iriseren
kleuren van een schild - email
kleuren van een schilderij - koloriet
kleurenband - spectrum
kleurenband verkregen door licht en glazen/prisma - spektrum
kleurenbeeld kleurengamma, spectrum
kleurenblindheid achromatopsie, chromopsie, daltonisme, deuteranopie, dyschromatopsie, monochromasie, protanopie, tritanopie
kleurendruk chromotypie, oleografie, typie
kleurendruk op doorschijnend tussen glas geplakt papier - diafanie
kleureneffect gezamenlijke kleuren van een schilderij - koloriet
kleurenfilmsysteem technicolor
kleurenfotografie - chromofotografie, heliochromie
kleurengamma spectrum
kleurengrondstof - aniline
kleurenharmonie - kleurenmuziek, koloriet
kleurenkijker - kaleidoscoop
kleurenleer - chromatiek, chromatologie
kleurenreeks - gamma
kleurenreproductie - oleografie
kleurenschifting - chromatisme, dispersie, kleurenspreiding, spectrum
kleurensteendruk - chromolithografie, lithochromie
kleurentoon - kleurgeving, koloriet, tint
kleuren van schilderij - koloriet
kleurgeving kleurenmenging, kleurschakering, koloriet
kleurgevoeligheid - fotochromasie
kleurgrondstof aniline, lak, verf
kleurhoudend batik, kleurecht
kleurig - bont, brutaal, genuanceerd, levendig, luchtig,vrolijk
kleurigheid - aantrekkelijkheid, geurigheid, jeu, luister, opschik, spel
kleur Ind. weefsel - batik
kleuring - liplap, lipper, tinctuur
kleurkrijt - bont, keurstift, pastel
kleurling creool, halfbloed, Indiaan, Indo, Maori, mesties, moor, mulat, mustie, naturel, neger, negrito, roodhuid, sinjo, tercerone, zambo
kleurlinge - mulattin, negerin, negering, negeringe
kleurlingenhater - pigmentvreter
kleurloos achromatisch, blank, bleek, dof, duf, flets, grauw, karakterloos, neutraal, saai, vaal, wit
kleurloos gas - aardgas, argon, cyaan, butaan, ethaan, etheen, ethileen, koolzuur, methaan, moerasgas, ozon, propaan, zuurstof
kleurloos mineraal - euklaas
kleurloos zout - ammoniumchloride, salmiak, salmoniak
kleurloosheid - achromatisme, albinisme, apathie, neutraliteit
kleurloze olieachtige stof - creosoot
kleurloze vloeistof - aniline, water
kleurmenging koloriet
kleur menselijke huid - bleek, carnaat, teint
kleurmiddel aniline, beits, email, geelsel, henna, kleursel, lak, lakmoes, laksel, loodwit, menie, saffraan, verf, vernis, witsel, zwartsel,
kleurnuance sepia, tint
kleur op wangen - blos
kleurpotlood - verfstift
kleurrijk - bont
kleurschakering coloriet, koloriet, nuance, tint, toon
kleurschifting dispersie, spectrum
kleurschikking - schakering, tint
kleursel - beits, geelsel, kleurkrijt, kleurstof, pastei, waterverf
kleurspeling - nuance, schakering, tint
kleurstift krijtje, pastel
kleurstof - alkannine, aniline, beits, emlamine, eosine, fuchsine, garancine, geelsel, henna, indigo, karmijn, lakmoes, meekrap, menie, oker, omber, orseille, pastel, pigment, saffraan, sepia,taan, verf, verfstof, vermiljoen, vernis, waterverf
kleurstof in de huid pigment
kleurstof in rode wijn - purpriet
kleurstof uit aardsoort oker, omber, sien(n)a, terra
kleurstof voor de vervaardiging van indiennes - alapin
kleurstof voor hout - beits
kleurstofdragers - chromatoforen
kleur van de regenboog - blauw, geel, groen, indigo, oranje, rood, violet
kleur van het gelaat - teint, tint
kleurveranderend dier - kamelion
kleuter baby, dreumes, hummel, keutel, kind, kleintje, peuter, puk, uk, wurm
kleuterschool - bewaarschool, Fröbelschool
kleuterspeelgoed - rammelaar
kleven - aanbakken, gommen, hechten, lijmen, plakken
kleverig - glurinosus, glutineus, klam, kleems, klef, lijmerig, plakkerig, tets, vleierig
kleverig broodsmeersel - siroop, sptoop
kleverig plantensap - hars
kleverig speeksel - slijm
kleverige stof bisonkit, gluton, gom, hars, kauwgom, kit, lijm, pek, pik, plaksel, slijm, stijfel, siroop, stroop, teer
kleverige plantensap - hars
kleverige vloeistof lijm
klewang - hakmes, sabel
klieder - morskont
kliederen broddelen, kladden, klodderen, knoeien, modderen, morsen
kliek - bende, clan, club, coterie, etensrest, factie, groep, kamaraderie, karwij, kluit, klus, kongsi, kring, overschotje, prak, rest, staartje
kliekje - hapje, klusje, overschotje, prakje
klier amandelen, bijnier, epifyse, ètre, glandula; gonade, hypofyse, lever, mispunt, naarling, schildklier, spinorgaan (spinnen), thymus, tonsil, zanik, zwezerik
klier tussen mond en keelholte amandel
klierachtig glanduleus, scrofuleus
klierafscheiding - hormoon
klier bij het oog - traanklier
klierblaasje - acinus
klieren - pesten, zaniken, zeuren
kliergezwel - adenoma, adenoom
klierig mens - mispunt
klierkruid - helmkruid
klierontsteking - adenitis
klierster - (bloem)bol, lijster
kliertje papil(la)
klier van een mannetjesvis - hom
klierziekte scrofulose
kliester (bloem)bol, lijster
kliet - scholekster
klieven divideren, doorhakken, kloven, scheiden, splijten, splitsen
klif - steilte
klik - roerhaak
klikken - aanbrengen, klappen, verlinken, verklikken, verraden
klikspaan - aanbrenger, verklikker, verrader
klim - klauter, steilte
klimaat - luchtstreek, weer
klimaatgordel - luchtstreek, (sub)tropen, noordpool, zuidpool
klimaatkamer - fytotron
klimaatkunde klimatologie
klimaatkundige klimatoloog
klimaatsindeling Köppen, Thorntwaite
klimaatstation in België Ukkel
klimaattype bergklimaat, gematigd, landklimaat, moessonklimaat, polair, steppe-klimaat, subtropisch, tropisch, warm-gematigd, vastelandsklimaat, woestijnklimaat, zeeklimaat
klimbrander - vergasser
klimbuideldier - koala, koeskoes, koesoe
klimkers - kanariekers, tropeulum
klimmen - betreden, klauteren, omhooggaan, rijzen, steigeren, stijgen
klimmende peperplant in Zuidoost-Azië - betel
klimmen in een touw - touwklimmen
klimmiddel - lader, leer, trap
klimop - boom, boomveil, eifte, eiloof (Eng.), ifte, ivy, klimmerkruid, klijf, veil
klimopachtigen - araliaceeën
klimopstaf - thyrsus
klimplant - boomveil, bruidssluier, clematis, eiloof, geiteblad, iefie, ifte, hop, kamperfoelie, klimboon, klimmer, klimmerkruid, klimop, klimroos, lathyrus, liaan, liane, moffepijp, olifantsvoet, siererwt, sterkers, tuinkers, veil, wingerd, winterjasmijn, wijnstok
klimstaf (myth.) thyrsus
klimstok voor bonen bonenstaak, staak
klimtoestel ladder, leer, trap, trapleer
klimtol - jojo
klimtouw bij leerlingmatrozen - dag
klimvis - klautervis, klimbaars
klimvogel boomklever, boomkruiper, hop, ijsvogel, jako, kaketoe, koekoek, lachvogel, parkiet, papegaai, specht
klimvogel (kleine) - boomklever
klimwerktuig ladder, leer, trap, trapleer
kling - bajonet, degen, heuvel, lemmer, lemmet, zwaard
Klingalees - kodja
klingel - bel, belletje, schel, schelletje
klingelen - beieren, bellen
klingmaker zwaardveger
kliniek - hositaal, inrichting, verpleeghuis, ziekenhuis
klink aars, bout, deurknop, fazel, grendel, handvat, handgreep, inklinking, knop, kruk, naad, oorveeg,reet, scheur, sluitijzer, valijzer, voeg
klinkbout bout, klinknagel, nagel, overval
klinkdicht sonnet
klinken - betekenen, bevestigen, boeien, dreunen, galmen, hechten, hoorbaar, ketenen, lassen, luiden, nieten, toasten, toosten, vastnagelen, vastsmeden, vastspijkeren
klinkend - hel, sonoor, weids,
klinkende klap - klets
klinkende munt specie
klinkende slag klets, pats, pets, tets
klinker assonant; baksteen, kei, metselsteen, mop, (straat)steen, vocaal
klinker die onvoldoende is gebakken - blekerd
klinkerrijm - assonantie, halfrijm
klinkerverandering - umlaut
klinkerweg - straat
klinkhamer - schelijzer
klinket - deurraampje, sluipdeurtjevaldeurtje
klinkklaar - onvermengd, puur, rein, zuiver
klinkklank - klatergoud
klinkklare onzin - klateren
klinkletter - vocaal
klinknagel - bout, neet, niet, spijker, tivet
klinknageltje klinkbout, neet, niet
klinksteen - fonoliet
klip beletsel, hindernis, hinderpaal, kaap, koraal, rif, rots, scheer, zandhoogte, zandverstuiving
klipdas - hyrax
klipdas (Zuid Afrikaans zoogdier) procavia
klipdassen - hyracoidae
klipgeit - gems, steengeit,
klipgrond - rotsbodem
klipkop - alpenraaf, steenraaf
klipkous - porseleinhoorn
klipper - driemaster
klipvis - chaetodon
klipzout - steenzout
klipzwaluw - gierzwaluw, salangaan
klis arctium, dot, kladdebos, klamp, klit, knoop, winkelschuld
klissen - kleefkruid
klisteer - clysma, darmspoeling, lavement
klister - bijbol, bolknop
klit - dod, knoop, strengtis,
klits - kklis, nikker, streng
klitten - kleven, vasthechten
klitworten - arctium
kloakadier -vogelbekdier
klodde - los, vod
klodder - kladder, klak, klompje, klont, klonter, massa, plakkaat, smet, spat, vlek
klodderen - kliederen, knoeien, morsen, smeren
kloek dapper, energiek, ferm, fier, fiks, flink, fors, geducht, geestkracht, gezond, groot, hen, hooghartig, kip, klokhen, koen, kordaat, krachtig, kranig, manhaftig, moed, moedig, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, opperbest, robust, robuust, schrander, sterk, stevig, stoer, stoutmoedig, struis, trots, verstandig, voedzaam, waker, wakker, welgebouwd, welvarend, wijs
kloek (statig) - luisterrijk, weids
kloek en flink - wakker
kloek en kranig - kordaat
kloek en sterk - fors
kloek gebouwd - struis
kloekhartig - moedig, onversaagd
kloekheid - dapperheid, durf, kordaatheid, lef, moedigheid
kloekmoedig - dapper, kloekhartig, manhaftig, moed, onversaagd, strijdbaar
kloekmoedigheid - drift, gemoed, intrepiditeit, moed, onverschrokkenheid, onversaagdheid, stemming, verbolgenheid, zogestemd
kloek persoon - kerel, man
kloekzinnig - verstandig
kloen bos, kluwen, knot, lomperd, lumel
kloen wol - kluwen
kloet baars, dissel, glijgoot, kalkstok, klamp, klomp, klos, lomperd, polsstok, schippersboom, stok, sul
kloffie - kledij, kostuum, pak
klojo – kluns, slungel, sufferd, sukkel
klok ankerhorloge, bel, dameshorloge, Friese klok, hangklok, herenhorloge, horloge, kerkklok, keukenklok, koekoek, pendule, polshorloge, remontoir, schoorsteenklok, slingerklok, staartklok, stolp, torenklok, tijdmeter, uurwerk, wandklok, wekker, zakhorloge
klok, deel van een - bengel, klepel, wijzer
klok die geluid wordt als de beurs aanvangt beursbengel
klok- en hamerspel - schimmelspel
klok in Londen Big Ben
klok van glas - stolp
klok van luchtpomp recipiënt
klok zonder lepel - timbre
klokbloem - akelei, alpenklokje, petunia
klokdiertje afgietseldiertje
klokgelui gebeier, klinkklank
klokhen - broedkip, kloek
klokhuis - kernhuiskreus, kroos,
klokje - angelus, bengel
klokjes (muz.) - sonaglio
klokjesachtigen - campanulaceeën .
klokjesachtige plant - akkerklokje, bel, campanula, duivelsnaaigaren, grasklokje, rapunzel, venusspiegel, vrouwenspiegel, weideklokje, zandblauwtje, zandklokje
klokjesbloem akelei, campanula
klokken - timen
klokkend spoelen - gorgelen
klokkengieter Hemony
klokkenist beiaardier
klokkenmaker - horlogier, horlogemaker, uurwerkreparateur
klokkenolie - amandelolie
klokkenspel beiaard(concert), bierd, carillon, speelwerk
klokkenspeler - beiaardier
klokkenstoel - luidstoel
klokketong - klepel
klokkentoren - belfort, campanile
klokkentouw - hijstouw, klokkereep, klokzeel, luitouw, zeel
klokvan glas - stolp
klokvormig neteldier - kwal, poliep, zeeanemoon
klokwinde - hagewinde
klokzeel - klokkentouw
klomp blok, bonk, brok, holsblok, hacht, homp, klodder, kloef, kloet, klont, klot, kluit, massa, mop, stol, stuk, turf, wegge
klomp goud - baar, pepite
klomp klei - bezoen (metselaarsstenen), walk (voor dakpannen)
klomp klei of potaarde - kloet
klomp grond - kluit
klomp planten pol, zode
klomp ruw blok - bonk
klomp viseieren - kuit
klomp vlees homp, kwab
klompenmaker - kloefmaker
klompenschool armenschool
klompenvolkje - canaille, grauw, plebs
klompje - klodder, klonter
klompje planten met de wortels en de aardkluit - pol
klompje protoplasma met kern - cel
klompje stuifmeel - pollen
klompvis beenvis, kogelvis, maanvis
klompvoet - horlevoet, paardevoet
klont blokje, bonk, brok, homp, klodder, klomp, kluit, klonter, mop
klonter klont, klodder
klonteren schiften, stremmen, verdikken
klonters vormen - klonteren
klontje - brokje
klontjes suiker - kandij
klontjesgruis - kandijgruis
kloof afgrond, afstand, barst, breuk, canon, canyon, fissura, gaping, groef, keen, kerf, klove, kluft, opening, ravijn, reet, rhagus, rima, rotsdal, scheiding, scheur, snee, spleet, split, verwijdering
kloofbijl - houthakkersbijl
klooflip hazenlip
kloofsel - diamant
klooi - sufferd
klooien - klunzen, lummelen
klooier - stuntel, zeur
kloon - ééncelcultuur
klooster abdij, convent, hospitium, konvent, monasterium, munster, priorij, sticht, stift
kloosterachtige opsluiting - clausuur
kloosterbewoner - broeder, kloosterling, monnik, non, novice, zuster
kloosterbibliotheek boekerij, librije
kloosterbinnenplaats, zuilengang om de - claustrum
kloosterbinnenplaats pandhof
kloosterbroeder fra, frater, monnik
kloostercongregatie -
2 AA. CM, CP, FC,PA, SM, SS
3 FMS, FSC, FSG, MSC, OMI, SCI, SMM, SSS,SVD
4 CSSp, CSSR, SSCC
8 Maristen
10 Lazaristen, Salesianen
11 Marianisten
12 Montfortianen, Passionisten
13 Salvatorianen
14 Redemptoristen
15 Assumptionisten
kloostercour pandhof
kloostereetzaal refter
kloostergang - claustrum
kloostergeestelijke zie: kloosterling
kloostergehoorzaal auditorium
kloostergelofte, iemand die de - heeft afgelegd - profes
kloostergemeente - congregatie
kloostergenootschap - Barnabieten
kloostergewaad habijt, pij
kloosterhoofd abt, abdis, overste, prior, priores
kloosterkerk - domkerk, munster
kloosterkind - oblaat
kloosterkleed habijt, pij
kloostrleven - monastiek
kloosterling abt, asceet, Augustijner, barnabiet, Benedictijn, Bernardijn, broeder, camiliaan, capucijner, celestijn, cenobiet, Cistercliëner, conventueel, Dominicaan, Franciscaan, frater, Jezuïet, Karmeliet, Karthuizer, kruisheer, Minderbroeder, monnik, Norbertijn, observant, pater, priester, regulier, Trappist,
kloosterling in proeftijd - novice, postulant
kloosterlinge abdis, benedictines, bernardijne, non, noviet, zuster
kloosterlijk - claustraal
kloosterlijke gehoorzaamheid - obsequium
kloostermaagd - non
klooster met en abt - abdij
kloostermoeder abdis, moeder overste, overste, priores
kloosterorde
2 OP, SJ
3 OCD,CR, OFM, OSA, OSB, OSC, OSM, SOC
5 OCram, OCart
6 OFMCap, OPraem
8 Jesuaten
9 Clarissen, Jezuïeten, Kapucijnen, Servieten, Ursulinen
10 Augusijnen, Kartuizers, Kruisheren, Trappisten
11 Casperianen Dominicanen, Karmelieten, Witte Paters
12 Benedictijnen, Conventuelen, Franciscanen,
Montfortanen, Witte Zusters,
14 Cistercienzers, Minderbroeders
15 Delfsche Zusters
kloosteroverste abt, abdis, gardiaan, prior
kloosteroverste, vrouwelijk - abdis, priores
kloosterpand klooster, kruisgang
kloosterproeftijd postulaat
kloosterraad kapittel
kloosterschrijfzaal scriptorium
kloosterslaapzaal dormitorium, dormter, dormtoir
kloostervader - abt, prior
kloostervergadering - convent
kloostervertrek boekerij, cel, dormter, refter
kloostervoogd abdis, abt, archimantriet, overste, prior, priores, proost, superior
kloostervoogdes - priores, priorin
kloosterzuster - lekenzuster, non
kloot - aarbol, bol, kogel, (teel)bal
klop begijn, bons, dreun, slag, tik
klopboor - muurboor
klopgeestenrij spiritisme
klophout - dresseerplank, klaphout
klopjacht - drijfjacht, razzia
klopje – tik(je)
klopkever boorkever, doodkloppertje, houtkever, kloptor
klop op de deur - bons, bonzen
kloppartij vechtpartij
kloppen aanzetten, afranselen, beuken, bonken, bonzen, duwen, hameren, klappen, klutsen, overeenkomen, overwinnen, palpiteren, percuteren, poken, popelen, pulseren, rijmen, slaan, tikken, uitkomen, verslaan, wekken
kloppen van eiern - klutsen
kloppen van het hart - pulseren
kloppend - pulsatief
klopper - drijver, porder
klopper of garde - klutser
klopping - palpitatie, pulsatie
kloptor - klopkever
klopvogel - specht
klos bal, beugel, beugelbal, bobijn, bobine, bocage, dupe, klamp, kloet, (mislukt) biljartstoot, rolletje, sigaar, spindel, spoel
klos met twee uitsteeksels - klamp
kloskant (soort) - rosaline
klot - klomp, turf
klotsen - botsen, kabbelen
kloven barsten, kenen, klieven, splijten, splitsen
klovenier (boog)schutter, busschieter
klown - clown, dwaas, grapjas, guit, kwant, nar, olijkerd, pias, snaak, zot, zie ook: clown
klub vereniging, zie ook: club
klucht aardigheid, blijspel, boerde, boert, burleske, clute, comedie, esbattement, farce, gag(Amer.), grap, harlekinade, klute, komedie, poets, pots, snakerij, sotternie, vertoning, zotternij, zwerm,
kluchtig aardig, aardigheid, boertig, burlesk, grappig, koddig, komiek, komisch, lachwekkend, leuk, potsierlijk, snaaks, vertoning, zonderling, zot
kluchtig verhaal - boerde
kluchtige nabootsing van iets parodie
kluchtspel sotternie, burleske
kluif beentje, been, bonk, bot, hand(en), karwei, klauw, knar, macht,
kluiffok - kluiver
kluifje - beentje
kluifjeszwam - helvella
kluis brandkast, cel, ermitage, geldkast, gevangenis, graf, grafkelder, loket, safe
kluisgat - ankergat
kluister - band, boei, gareel, handboei, keten
kluisteren - binden
kluit - aardklont, blok, brok, dod, geldstuk, homp, kliek, kloet, klomp, klont, klot, kluut, massa, plag, plant, pol, stol, stuk, troep, turf, veel(geld), vogel(pluvierachtige), wortelbrok
kluit boter - klompstul (Z.N.), wegge
kluitden - polmast
kluit planten - pol
kluiven afbijten, afknagen, aftrekken, knabbelen, knagen, knauwen, nibbelen
kluivend zuigen - sabbelen
kluiver fok, kluiffok, stagzeil, zeil
kluizenaar anachoreet, asceet, eenzaat, eremiet, heremiet, maraboet (moh.), monnik, nonvlinder, recluse(r.k.), solitair
kluizenaar in een klooster - recluse
kluizenaar in N.W.-Afrika - marabout
kluizenaarschap, Hindoes - asjran
kluizenaarshut - eremitage,ermitage, hermitage, kluis
kluizenaarskrab - heremietkreeft, kokerluit
kluizenaarster die zich heeft laten inmuren recluse
kluizenaarskreeft (h)eremietkreeft
kluizenaarswoning cel, ermitage, hermitage, kluis, kluizenaarshut
klungel beuzelaar, domoor, ezel, kluns, knoeier, lap, lapzwans, lomp, oen, straatloopster, straatmeid, stumperd, slungel, sukkel, vod,
klungelaar - knoeier, prutser
klungelen broddelen, knoeien, otteren, prutsen, rondhangen, slungelen, stumperen, sukkelen, treuzelen, verbeuzelen, verspillen,
klungelwerk - knoeierij
kluns - domoor, klojo, klungel, oen, knoeier, stuntel, sufferd, sukkel,
klunzen - klooien, stumperen, stuntelen
klunzig - knullig, krukkig, onhanig, stuntelig
klusje groepje, karweitje, kliekje, overschot, prutserijtje, prutswerkje, schnabbeltje, troepje, werkje
kluster - boel, keten
klutsen - kloppen, slaan
klutser - klopper, mixer
kluut - kluitvogel, raan, sabelbek
kluwen bal, bol, bos, bosje, kloen, knoedel, knot, wrong
kluwen wol - knot
kluwenen - kloenen
kluwentje - knot
klijnsnijden - stuksnijden
klysma - lavement
k.m.a. - kilacadmon
kmeson - kaon
knaagbuideldier - wombat
knaagdier
3 rat
4 egel, fret, haas, mara, muis, paca, paka, trui,
5 bever, bisam, cavia, konijn, moere,
6 agoeti, dakrat, kamrat, knager, marmot, molrat, pekari, zakrat, ziesel
7 bosmuis, goffer, hamster, heihaas, kerkrat, lamprei, langoor, lemming, neusrat, pinegel, relmuis, renmuis, rilmuis, trekrat, veldrat, wipmuis, woelrat, zakmuis
8 aardmuis, beverrat, bremhaas, civetkat, duinhaas, eekhoorn, hokkonijn, huismuis, kleihaas, lampreel, landmuis, leporida, moerhaas, pacarama, veldmuis, voedster, voskonijn, waterrat, whistler, woelmuis, zandhaas, zwijnegel
9 buidelrat, duinkonijn, dwergmuis, eikelmuis, hazelmuis, kelderrat, moerkonijn, muskusrat, rammelaar, slaapmuis, spitsmuis, waterzwijn, wortelrat, zeevarken
10 boomslaper, chinchilla, heiknapper, klapperrat, mormeldier, sneeuwhaas, springhaas, springmuis, tuinslaper,
wangzakrat, woestijnrat
8 oudhamster, knagelijntje, prairiehond, rattenbever, zevenslaper, zilverkonijn
9 aardeekhoorn, stekelvarken
14 brandneuskonijn,
15 guinees biggetje,
16 boomstekelvarken
knaagdier in Zd. Amerika - agoeti
knaagdieren - buidelrat, konijn, rodentia
knaagdierenfamilies eekhoorns, hazen, muizen, ratten knaagdierenziekte tularaemie
knaak - rijksdaalder
knaap beuker, boodschapper, efebe, hefboom (wagenlichter), jongen, jongeling, kerel, klampje (scheepsterm), kleerhanger, knoert, schildknaap, tafeltje (driepotig, klein), vent, wapendrager,
knaapje jongetje, kind, klerenhanger, klerenstaander
knaapjeskruid - standelkruid
knabbelen - knagen, knibbelen
knagen - knabbelen
knaging - inbijting, invreting
knaging van het geweten - spijt, wroeging
knak barst, breuk, nadeel, schade, scheur
knakenpoetser - duitendief, vrek
knakken breken, knikken, kreuken, verwoesten, zwikken
knakkend geluid - krak
knakker - kerel, vent
knakworst - Frankforter, knakje,
knal detonatie, explosie, klap, ontploffing , plof, pof, slag
knalbonbon - pedofiel, pistache, sodomieter
knaldemper - knalpot
knalgasbacterie - Hydrogenomonas
knalgoed - dondergoud, donderpoeder, goudpoeder, goudzand,
knalgoud - dondergoud
knalkwik - kwikfulminaat
knallen dichtslaan, exploderen, paffen, ploffen, schieten, slaan
knallend geluid voortbrengen exploderen, knetteren, ontploffen, ploffen
knalpoeder - buskruit
knalpot - demper, uitlaat
knalsignaal bij de spoorwegen - pétard
knal van een vuurwapen - paf
knalzilver - donderpoeder, donderzilver
knap aardig, abel, bedreven, begaafd, behoorlijk, bekoorlijk, bekwaam, bevallig, engsluitend, ervaren, fatsoenlijk, flink, fraai, geleerd, geluid, geniaal, goed, intelligent, kranig, kundig, lief, mooi, nauw, netjes, nogal, onderlegd, onderwezen, ontwikkeld, schoon, schrander, slag, snedig, verstandig, vlug, welgemaakt, welgesteld, welgevormd, wijs
knap stukje werk - prestatie
knapenliefde - pederastie
knapenschender - pederast
knap gevonden oplossing - trouvaille
knaphandig - bekwaam, waardig
knapheid - geleerdheid, netheid, vaardigheid
knap iemand - bolleboos
knapjes flink, krap, netjes, proper, vlug, zeer
knap meisje - schone, spetter
knap mens - bol, bolleboos, genie, kei, knapperd, kraan, uitblinker
knappe jongen - adonis, spetter
knappe kerel - bollebof
knappe kerel (jongeling) - adonis, mooierd
knappe kop - geleerde, genie, kei
knappe rekenaar - rekenmeester
knappen breken, barsten, knetteren, splijten, springen
knappen met heldere klank - knitteren
knappend - croquant, krokant
knappend breken - afknappen
knappend geluid voortbrengen - knetteren
knapperen - knetteren, petilleren
knapperend - knetterend, petillant
knapperig - bros, brokkelend, crepitatie, croquant, geroosterd knappend
knap redenaar - Cicero, Demosthenes
knapste - primus
knapzak - eetzak, ransel, stikzak, voedseltas
knar boomtronk, gierigaard, gortenteller, hoofd, kluif, kop, kraakbeen, krent, schonk, (s)tronk, vrek
knarpen - knarsen, knerpen, knoerpen, kraken
knarren - knerpen
knars - knarsebeen, knor, kraakbeen
knarsbeen - kraakbeen
knarsen - knarpen, knerpen, knierpen, knoerpen, knirpen, knisperen, zaniken, zeuren
knarsend - knarsetanden, krakend, krassend, krakend, krijzeltanden, schurend
knautia - honingbloem, scabieuse
knauw beet, beschadiging, bete, druk, grauw, hap, knak, knoei, nadeel, snauw
knauwen - beschadigen, bijten, happen, knagen, knakken, nekken, toetakelen
knecht bediende, bode, butler, dienaar, gezel, handlanger, handwerksgezel, helper, hulp, krijgsknecht, lakei, oppasser, slaaf,
knechtelijk - onderworpen, slaafs
knechten bedwingen, knevelen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven
knechts - slaafs
knechtschap - dienstbaarheid, slavernij
kneden boetseren, drukken, knijpen, malaxeren, masseren, petrissage, wringen
kneden bij masseren petrissage
kneedbaar - buigzaam, handelbaar, lenig, smedig, smeuig, smijdig, soepel
kneedbaar materiaal deeg, klei, pasta
kneedbaarheid buigzaamheid, handelbaarheid, plasticiteit
kneedbak - deegkom, trog
kneedbare massa - magma
kneedtrog - moel
kneep duw, foef, gleuf, greep, handigheid, indruk, kunst, kunstgreep, list, moeilijkheid, neep, plooi, slag, trick, truc, tuk, vouw, zet
kneipkuur - koudwaterkuur
knekel been, bot, doodsbeen, kneutel, knook, os
knekelhuis beenderhuis, ossuarium
knekelman (de) dood, geraamte, skelet
knekerig - armzalig, bekrompen, gering, vrekkig
knel beknelling, klem, klemming, moeilijkheid, prang , val, verlegenheid
knellen benauwen, drukken, klemmen, knijpen, kwellen, nijpen, presseren, prijken, spannen
knellend benauwd drukkend, klemmend, nauw, nijpend
knelling - benauwing
knelpunt bottleneck
knetter - gek, métier
knetteren - decrepiteren, knapperen, knisteren, mopperen, petilleren, ritselen, vloeken
kneukei - knokkel, vinger
kneukelijzer - boksbeugel
kneuteren - brommen, kniezen, knorren
knettergek dwaas, onzinnig, stapelgek
kneuterig - behaaglijk, gezellig, knus
kneuzen benadelen, beschadigen, bezeren, blutsen, froisseren, indeuken, krenken, kwetsen, kwetteren
kneuzing bluts, buil, confusie, contussie, deuk, kneus, kwetsing, kwetsuur, letsel, verstuiking
knevel - handboei, mondprang, moustache, snor, snorbaard, snorrebaard, spanstok, woekeraar
knevelaar geldafperser, knijper, uitzuiger, woekeraar
knevelarij - afpersing, extorsie, concussie, vexatie
knevelen - afpersen,binden, boeien, garrotteren, knechten, knijpen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven
knevelen van een paard - pramen
knibbelaar ruziemaker, vrek
knibbelachtig - ruzieachtig, ruziemakerig, vitterig
knibbelen – afdingen, haarkloven, knabbelen, krakelen, twisten
knibbelziek - twistziek, vitterig
knie - genu
knie van een pomp - gek, mik
kniebeschermer - knielap
knieblessure - meniscus
knieboog van een paard haam, ham, schenkel, schink, voorschoft
kniebroek culotte, knickerbocker, plusfour
kniegewrichtontsteking - gonarthritis
knieholte - wade
kniekuil - ham
kniejicht gonagra
kniekraakbeen - meniscus
knielap kniebeschermer
knielbank bidbank, bidstoel
knielbankje - schabel
knielen - buigen, bukken, neerbuigen
knieling - kniebuiging, prosternatie, voetval
kniepantalon - plusfour
knieontsteking - gonitis
kniepijn - gonalgie
knier - deurhengsel, har, her, scharnier
kniertje cunera
knieschijf meniscus, patella, waai, wade
kniesoor chagrijn, hypochonder, iezegrim, izegrim, neetoor, pessimist, piekeraar, temer, zeur
kniesorig gemelijk
knietje - voetbalknie
knieval - buiging
knievedel gamba, cello
knievers - extempore
knieviool - cello, gamba, violoncel
kniezen - brommen, mokken, piekeren
kniezer - grimbek, grompot, grijn, hartevreter, huilebalk, hypogronder, iezegrim, kniesoor, knorrepot, neetoor, pessimist, pruttelaar, treiteraar (Z.N.), zuurmuil
kniezerig gemelijk, kniezend, zeurderig
kniezerig mens grijn, kniesoor, neetoor, pessimist
knijp angst, engte, kroeg, verlegenheid,
knijpbril - lorgnet, monocle, pince-nez
knijpdokter - masseur
knijpen – klemmen, kneep, knellen, nijp, pinceren, pinsen, samendrukken
knijpend bewerken - kneden
knijper clip, klem, klip, kneep, knevelaar, knipvrek, spie, wasspeld
knijperig gierig, inhalig, kleinzielig, vrekkig
knijpkat handdynamo
knik bocht, breuk, buiging, knak, nijging, nik
knik in de weg - bocht
knikkebollen - soezelen, soezen, suffen
knikken beamen, bevestigen, breken, (door)buigen, goedkeuren, groeten, knakken, nikken, toestemmen
knikker - alikas, bal, hoofd, jabroer, stuiter
knikkeren - kegelen
knikkerputje - loch
knip beursgrendel, beugel, deurgrendel, duivenslag, geldbuidel, gesp, klem, portemonnee, schuif(bout), slot, sluitbeugel, val, zakbeurs
knipbeugel - klem, praam
knipbeugel op deur - schuif
knipgereedschap - schaar
knipkaart - abonnementskaart
knipkooi - vinkenslag
knipluis - akkermunt, kleermaker, veldmunt
knipmachine - tondeuse
knipmes knijf, lierenaar (Z.N.), stiletto, zakmes
knipmessen buigen
knipmuts - neepjesmuts
knipmutsje - goudpapaver
knip of schuif - grendel
knipoog lonk, wenkje
knippatroon - model
knippen couperen, doorsnijden, haarsnijden, snoeien, snijden, trimmen
knippen van hond trimmen
knipperbol voetgangersbaken
knipperlicht clignoteur
kniptor - elasterida, elater, ritnaald, springkever, springtor
kniptor, larve van de - ritnaald
kniptorren - elateridae
kniptorrensoort - elater
knirpen - knarpen, knarsen, knierpen, woede, zaniken, zeuren
knisperen - kraken
knob - brilduiker
knobbel - aanleg (natuurlijke), bobbel, buil, bult, gezwel, knoest, knor, uitwas, verdikking, knornoest, knort, kwast, protuberantie, tophus, tuberkel, tumor, uitsteeksel, uitwas, verhevenheid
knobbel aan de enkel - enkelknobbel
knobbelen dobbelen, gokken
knobbelgras - watervlotgras
knobbelig - knoestig, nodeus, noestig
knobbeligheid - tuberositeit
knobbeljicht - arthritis, deformans, reumatiek
knobbelmelaatsheid - elefantiasis
knobbels - bulten
knobbeluitwas - gezwel, knol, zwelling
knobbelziekte - rachitis, T.B., tuberculose
knobbelzwaan - roodbekzwaan
knobbelzwijn - wratzwijn
knobelen - dobbelen, gokken
knock out - neergeslagen, uitgeteld
knodde - knoest
knoedel deegbal, dot, kluwen, knoet, knot, meelbal, wrong
knoedel haar - knot
knoedel wol - kluwen
knoei angst, benauwdheid, bezorgdheid, verlegenheid
knoeiboel bedrog, geknoei, knoeiwerk, rommel, troep, zwendel
knoeien - aanmodderen, bedriegen, beunhazen, broddelen, flodderen, gacheren, haspelen, kladden, kledderen, kliederen, klodderen, klungelen, lee, lorsen, matsen, modderen, morrelen, morsen, muilen, oplichten, pripoteren, pronselen, prossen, prutsen, rommelen, sabberen, schutteren, sjoemelen, slonzen, smeren, stuntelen, totteren, triefelen, zwendelen
knoeien met iets nattigs - kliederen
knoeiend ruilen - kwakzalven, kwanselen
knoeier - bedrieger, beunhaas, bink, brekebeen, broddelaar, charlatan, dilettant, falsaris, fraudeur, haspelaar, intrigant, jobber, kladder, kladderaar, klungel, kluns, koekebakker, konkelaar, knoeipot, kruk, kuiper, kwakzalver, lapper, lomperd, modderaar, moocher(Z.N.), morser, morskont onderkruiper, oplichter, prutser, roffelaar, sufferd, vervalser, zwendelaar
knoeierig - slecht, slordig, stumperig
knoeierige ruilhandel - gekwansel, gesjacher, kwanselen, sjacheren
knoeierige ruiling - kwansel
knoeierij bedriegerij, bedrog, gebroddel, gekladder, gehaspel,
geklungel, geknoei, gekonkel, gemodder, gepeuter, haspelwerk, knoeiwerk, kuiperij, list, malversatie, slordigheid, verduistering, vervalsing
knoeierijen - malversatie
knoeipot - knoeier
knoeister - lapster, morsebel, sloofster (gewest.)
knoeiwerk - gebroddel, haspelwerk, ketellapperswerk, kladwerk, lapwerk, leurwerk, roffelwerk, tapperij
knoerpen - knarpen, knarsen
knoerst - uitwas
knoert - knaap, kanjer
knoest homp, knodde, kwast, war
knoest in hout knobbel, knodde, kwar, kwarrel, kwast, noest, war
knoestig - knobbelig, kwastig, nodeus, noesterig, noestig, vlijtig, ijverig
knoet bosje, bundel, gesel, haarknoedel, karwats, lomperd, stok, vlegel, zweep
knoet in het haar - haarwrong
knoetje - toet
knoetstraf - geseling
knoflook - ook, teentje
knoflook (Fr.) - ail
knoflookworst - salami
knok - been, bot, knook
knokkel - gewrichtsknobbel, kneukei
knokkig - benig, mager, sterk, vingergewricht
knokkelkoorts - dengue
knokken bakkeleien, matten, slaan, vechten
knokker - vechter, vechtersbaas
knolamaniet, giftige stof in de - falline
knokploeg K.P.
knol aardappel, aardpeer, biet, bink, gat (in kous), guil (oud paard), kroo, peen, raap, ramenas, wortel
knolgewas aardappel, aardbrood, biet, duivelstoejager, horloge, knolraap, knolselderie, koolraap, kroot, lobak, opstoker, paard, peen, prik (plantkunde), raap, radijs, rammenas, rossinant, selderij, venkel
knollen - stengelknol, wortelknol
knollenwitje - boterkapel, dagvlinder
knolletje - radijs
knolraap - raapkool
knolradijs rammenas
knolvoet - vingerziekte
knolvormig spruitje - teentje
knook been, bot, gebeente, graat, knekel, knok, knuist, rib, wervel
knoop band, kruisknoop, kink, kinkel, klis, klit, knobbel, knorf, knooppunt, kruisknoop, lis, lus, moeilijkheid, nop, rustpunt, sluiting, snelheidsmaat, steek, stengelverdikking, strik, verbinding, vissersknoop, vloek
knoop in een stengel - knorf
knoopdrop katjes(drop)
knoopgras - varkensgras
knoopje - bouton, strikje
knoopjes verwijderen - noppen
knoopkruid santorie
knooplaars - bottine
knooplook - knoflook, knoplook
knooppunt centrum, kruising, kruispunt, verenigingspunt
knoopschrift - quipus
knoopsteek - festonneersteek
knoopwerk filigraanwerk, macramé, net
knoopwerktechniek - frivolité
knoot - knotwilg
knop bladknop, bloemknop, greep, handgreep, handvatsel, kruk, klink, knoop (Z.N.), oculus, oog (even zichtbaar),
knop aan een deur - kruk
knop aan een vaarboom - kloet
knop aan horloge remontoir
knop aan een polstok - kloet
knop van schakelaar - bouton
knop als sieraad - eikel
knop van een gordijnkoord - eikels
knopen - breien, lassen, mastworp, nokken, strikken, timmersteek, vastbinden, verbinden, verkortingssteek, weversknoop
knopen leggen - knopen
knopendraaier - bedrieger, flikflooier
knopherik - hederik, herik
knopje op een priktol non
knopkruid - galinsoga
knoplook - knoflook
knoppen - botten, uitbotten
knoppen krijgen - botten
knoppenbijter - wijngaardkever
knop van een deur - kruk
knop voor het oor - oorbel
knopvormig uitsteeksel - tepel
knopvreter - bloedvink, dikbek
knor - balksteen, homp, klomp, knobbel, kraakbeen, kwast, nihillist, uitwas
knorbuffel - jak
knort - bonk, knobbel, verharding
knorhaan - poon, roodbaard, schorpioenvis, zeehaan, zeedonderpad
knoros - yak
knorren brommen, foeteren, grommen, klagen, kneuteren, mopperen, morren, murmureren, peuteren, pruttelen, razen, snurken, sputteren, toeteren, uitvaren, vloeken,
knorrepot brombeer, brompot, grol, grompot, hurk, nijdas, nurk, nurks, Izegrim, mopperaar, nurks, pruttelaar, rommelpot, zeur
knorrig boos, brommerig, gemelijk, grijnig, humeurig, kregel, kwaad, misnoegd, mopperig, morrig, mijterig, narrig, neetorig, nurks, nors, onaangenaam, ontstemd, preutelig, pruttelig, riemig, wrevelig
knorrig mens brombeer, brompot, chagrijn, iezegrim, knorrepot, nork, nurks
knorrig mompelen - morren
knorrige oude vrouw - kween
knot - bol, bosje, (haar)bos, dot, haarwrong, kanoevogel, kluwen, kloen, knoedel, streng,
knoteren - mopperen, pruttelen
knots berg, bobbel, boetoe, dwaas, gek, huig, kodde, mats, idioot, knobbel, knuppel, reuze, slaghout, stapelgek, (wapen)stok
knots met ijzeren punten - goedendag, morgenster
knotsboom - duivelsboom
knotsdrager Hercules
knotten - afsnijden, breken, fnuiken, inkorten, kortwieken, verkleinen, verminderen, verzwakken
knotwilg - knoot, kopwilg
knot wol - kluwen, streng
knudde - droevig, geklungel, geknoei, niets, pet, prutswerk, sof, triest, waardeloos
knuist - hand, knook, vuist
knuistje - kinderhand
knuffeldier - troeteldier, teddybeertje
knuffelen - frunniken, liefkozen, troetelen, vrijen
knuit - groenling
knul - bink, gozer, kerel, loeres, lomperd, lummel, man, snuiter, sufferd, sukkel, sul, vent, vrijer
knullig - amateuristisch, lummelig, onnozel, suf
knullig gedoe - gestuntel
knuppel - gummistok, knoet, knop, knots, kodde, kolf, mats, pummel, roer, slaghout, stok, stuurstang, talhout, uilskuiken
knuppelen - slaan
knurft - stommeling
knus aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, comfortabel, enig, fideel, gemoedelijk, genoeglijk, geschikt, gezellig, huiselijk, intiem, kneuterig, knussig, knutterig, leuk, lief, prettig, vrolijk
knus en aardig - lief
kuntselaar - prutser
knutselen - dokteren, fabriceren, maken, neuzelen, prutsen, sleutelen
knijp - ang
knijpend bewerken - kneden
knijper - clip, kevelaar, nijptang, pen paperclips, penwortel, pin, prang, ravebek, spie, tang, vrek, wasknijper
koala buidelbeertje
kobalt Co
kobaltbloem - erytriet
kobaltchroom/wolfram legering - stelliet
kobalterts - saffloek
kobaltglas smalt
kobaltkalk saffloer
kobaltkies kobaltmangaanerts
kobbe spinnenkop, zilvermeeuw
kobold aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, huisgeest, kwelgeest, trol
kodak handcamera
kodde knots, knuppel, stok
koddebeier boswachter, jachtopziener, veldwachter
koddig - aardig, boertig, burlesk, burlesque, dwaas, grappig, grimas, guitig humoristisch, komiek, komisch, kluchtig, kunst, kuur, leutig, luimig, olijk, oubollig, schalks, snaaks
koddige nabootsing parodie
koddig gezegde - frats
koe blaar, blaarkop, bles, bonte, kalfkoe, kipkoe, kween, lakenvelder, manskoe, pink, rund, vaars
koe-antilope - blesbok, bontebok, dikdik, gnoe, hartebeest, klipspringer, oribi, sassaby, witstaartgnoe
koe-antilopen - alcelaphinae, neotragini
koeboer - veehouder, veedrijver
koe, jonge - vaars
koe, die nog maar een keer gekalfd heeft - schotter, schotvaars
koedokter veearts, veterinair
koegras - duivekervel
koeienaanhangsel - uier
koeienbloem - madelie
koeiengeluid - bulken, geloei, loeien
koeienketting - rampel
koeienmaag bladmaag, boekmaag, leb, lebmaag, netmaag, pens
koeienstal boes, koes
koeientouw - koezeel
koeienziekte - aant
koeioneren bedillen, kwellen, negeren, sarren, treiteren
koek baksel, gebak, ontbijtkoek, veekoek
koekalf kalf, kui, wijfjeskalf
koekang - lori
koekeloer - sul
koekeloeren - gluren, kirren, koeren, kraaien, spieden, uitkijken
koeken - aanbakken
koekje biscuit, bokkepoot, botersprits, cake, eierkoek, heiligmaker, kaakje, krakeling, kransje, makaron, makron, mop, pol, rondo, speculaasje, sprits, sucadekoek, taai-taai
koekebak - pannekoek
koek en zoopje - ijstent, kraampje
koekje met suiker en meel - makaron, makron
koekoek - cuculus, dakkapel, dakvenster, zolderlicht
koekoekraampje - zolderlicht
koekoeksbloem - kraaie(n)bloem, lychnis, melandrium, pinksterbloem, silene,
koekoeksbrood - klaverzuring
koekoeksbij - nomada
koekoekshommel - psihyrus
koeksoort zie: koekje
koektrommel - biscuitblik
koekvulling - spijs
koel bedaard, flegmatiek, frigide, fris, gematigd, gereserveerd, kalm, kil, klam, koud, koudjes, lauw, luchtig, nuchter, onaandoenlijk, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, onverschillig, onvriendelijk, vlakaf, zakelijk
koelak (Rus.) - boer
koelan - dzjiggetai
koelbak condensor, koeler, lestrog
koelbloedig - bedaard, (dood)kalm, koudbloedig, moed, onaangedaan, onbewogen, onverschillig, onverschrokken
koelbloedigheid - kalmte, sangfroid
koelbox - koeler
koele drank - sorbet
koele onbevangenheid - nuchterheid
koelen - lessen, natten, stillen
koel en helder - fris
koele onbevangenheid nuchterheid
koeler - condensor, frigidaire, koelinstallatie, koelbak, koelmachine, kouder, radiator, ijsboks, ijsemmer, ijsemmertje, ijskast,
koeler in auto’s - radiator
koeler worden - koelen
koelheid bedaardheid, beheerstheid, frisheid, koudheid, onverschilligheid, onhartelijkheid, onaandoenlijkheid
koelie loonslaaf, sjouwer
koeling - frigidaire, ijskast
koelinstallatie diepvries
koelkamer - refrigerator
koelkast frigidaire, ijskast, vrieskast
koelmachine - ijskast
koelte bries, frisheid, kou, windje, zucht
koeltje briesje, windje, zuchtje
koeltjes - koud,nuchter, onbewogen, onhartelijk
koeltoestel - radiateur, radiator
koeltoren - koelinstallatie
koelweg - koudweg, onverschillig
koel zakelijk - nuchter
koemaag leb, pens
koemestvocht - aalt, gier
koempel mijnwerker
koen – boud, dapper, dapperheid, driest, ferm, flink, gedurfd, kloek, kordaat, kranig, (man)moedig, onbedeesd, onbevreesd, onversaagd, onvervaard, stoer, stoutheid, stout(moedig), strijdbaar, temerair, vermetel, vrijmoedig
koenheid dapperheid, dapperte, flinkheid, moed, moedigheid, onversaagdheid, stoutheid, temeriteit, vermetelheid
koe of os - rund
koeogig (Gr.) - boöpis
koeogige godin - Hera
koepeen - mangelwortel
koepel - dakkap, dakruiter, (Frans) dôme, fornix, gewelf, hemelgewelf, overkapping, stoomdom, tuinhuisje
koepel boven een kerk kruiskoepel
koepel onder een vliegtuig - uier (radar)
koepelachtig gewelf - meloengewelf
koepeldak - paraplu (fig.)
koepelvormige berg - kloepelberg
koeplet strofe, vers
koepokinenting - vaccinatie
koepokstof - variola
koer - binnenplaats, duif, speelplaats
koeras blaar, blaarkoe, Hollander, lakenvelder
koeras (Eng.) - korthoornkoe
koeren - kirren, koekeloeren
koerier besteller, bode, boodschapper, estafette, ijlbode, loper, ordenans, overbrenger, postbode, renbode
koerier van de tsaar - strogoff
koerierster klopje
Koerillen, een van de - Itoeroep, Koenasjir, Oeroep, Onekatan, Simoesjir, Sjoemsjoe
Korillen, vulkaan op de - Tjatja
koers cours, gangbaarheid, hoogte, leergang, loop, marktprijs, notering, omloop, reisweg, richting, (reis)route, vaarroute, vaart, vaarweg, valuta, wedren, weg, wielerronde
koers van deviezen - valuta
koers van uitgifte - emissiekoers
koers zetten - boegen, stevenen
koersaanwijzer - axiometer
koersabel - gangbaar
koersauto raceauto
koersbaken - radiobaken
koersberekening evaluatie
koersdaling - baisse, koersverlies, slump
koersen begroten, klaarspelen, ramen, schatten, stevenen, richten
koersleggen - stevenen
koerslijst - notering
koersfluctuatie koersschommeling
koershoudend - vast
koersleggen - stevenen
koerslijst - notering
koersopgave notering
koersspeculant baissier, haussier
koersstijging - avance, hausse, koersavans, koersstijging koerswinst
koers van uitgifte emissiekoers
koersverandering - deviatie, koersverlegging
koersverlaging baisse, koersdaling
koersverschil differentie , (dis)agio, ecart
koersverschil tussen vaste en premieaffaires - ecart
koerswijzer - axiometer
koers zetten - stevenen
koeskoes - gierstepap, koesi, koesoe
koesoort blaar, bontkop, lakenvelder
koest - af, chut, getemd, rustig, st., stil, zwijg
koestal met verdiepingen - koetel
koesteren onderhouden, opkweken, pampalen, verplegen, vertroetelen, verwarmen, verwennen, verzorgen, voeden
koet - lafaard (Z.N.), ralvogel, zeekoet
koetarwe - koekruid
koeter - koejongen, zeeëgel
koetertaai - koeterwaals
koeterwaals brabbelig, brabbeltaal, jargon, kromtaal, onverstaanbaar, vreemd
koets bedstee, calèche, kales, karos, landauer, rijtuig, sonde, vigilante
koetsbediende - koetsier, palfrenier, stalknecht
koetshuis - garage, loods, remise, stal
koetsier - menner, snorder, voerman, wagenmenner
koetsiersbank - bok
koetsiershelper - palfrenier, stalknecht
k oetsiersplaats - bok
koetsiertje borreltje, cognacje
koetsje - cab, krakeling
koetswerk carrosserie
koevoet – breekijzer, handspaak, hefboom, hefijzer, hevel
koewachtertje grasmus
Koeweitse munt anna, dinar, rupee
koezeel koetouw
koffer bed, bergplaats, kist, reistas, trunk, valies
kofferboot - kofferdekschip
kofferdek - trunk
kofferdrager - kruier
kofferetiket adreskaartje, label
kofferschacht - trunk
koffertje kar(a)bies, valies
koffer voor op reis - bagage
koffie koffiemaaltijd, leut, mokka, troost
koffie (barg.) - leut, mokka, slemp, slobber
koffie met cognac - halfom, poester
koffie met melk - leut
koffie met Selterswater en cognac - mazagran (Marokko)
koffie met slagroom - wiener melange
koffie uit Arabië - mokka
koffiebezinksel dik, drab, koffiedik
koffiebitter cafeïne
koffieblad dienblad, schenkblad, serveerblad
koffieboer koffieplanter
koffiebriefje - loodsbriefje
koffiebruin - matbruin
koffiedik - draf, dras, prut
koffiedrinker (koffie)leut
koffieheester - koffieboom
koffiehuis café, koffiebar, konditorei
koffiekamer foyer, kantine, lobby, restauratie
koffiekamer in een bios of schouwburg - foyer
koffieketel - konkel, perculator
koffiekleurig - bruin
koffieland Brazilië
koffiemaaltijd lunch
koffiemeisje - bedienster, serveerster
koffie met cognac - poester
koffieonderneming - koffieplantage
koffiepot - pruttelaar
koffiepraatjes houden - konkelen
koffieprut - koffiedik
koffierat - civetkat, loewak, moesang
koffiestroop buisman
koffiesoort - espresso, santos
koffiesurrogaat cichorei, civetkat, koffiestroop, nescafé, peekoffie
koffietuin koffieplantage
koffie uit Arabië - mokka
koffievat (Jav.) - loewak
kofschip - galjoot
kogel bal, brisantgranaat, dijspier (van een slachtdier), geweerprojectiel, granaat (kartets), kanonskogel, karabijn, kloot, knikker, kogelgewricht, patroon, pistool, projectiel, revolverkogel, (schiet)patroon, voetbal, voetbalschot,
kogelbaan parabool
kogeldistel - echinops
kogelen gooien, schieten, smijten
kogelgewricht - artrodie, balhoofd
kogelklep - balklep
kogelkruis - appelkruis, bolkruis
kogelkussen - kogellager, lager, wentellager
kogelkwal - pleurobrachia
kogellager - kussenblok
kogelmaat - kaliber
kogelpen - ballpoint, balpen
kogelpuntpen balpen, ballpoint, kogelpen
kogelregen - spervuur
kogelvanger zandheuvel
kogelvorm - bolvorm, rond
kogelvormig - globuleus, rond, sferisch
kogelvormig lichaam bal, bol, rond
kogelvrij ondoordringbaar
kogge koopvaardijschip
kohier belastingregister
kok - etenbereider, fazanthaan, hotelkok, scheepskok, spijzenbereider, streptokok
kok voor koude schotels - gardemanger
kok fazantenhaan
kokanjesland luilekkerland
kokanjemast - klimpaal
kokarde - hoofdversiersel, lintje, rozet
kok bij de marine - kanenpieper
koken - pruttelen, zieden
kokend - gloeiend, heet, ziedend
koker- buis, cilinder, etui, foedraal, hoes, holster, huls, las, mof, omhulsel, rol, pijp, schacht, schede, tas, tube
koker bij vuurmond - laadkoker
koker onder een dam duiker
koker van bont mof
koker voor het inlaten van water duiker
kokertje met gebrand linnen - tondeldoos
kokertje van zacht metaal tube
kokervormige doorgang - tunnel
kokerworm - stekaas
koket behaagziek, ijdel, nuffig, pronkziek
koketteren behagen, bekoren
koketterie behaagzucht
kokhaan - alikruik, kokkel
kokhalzen - kaken, walgen
kokkel - hartschelp (eetbaar), kokhaan
kokkerd - kanjer
kokkie - keukenmeid, kokkin
kokmeeuw kapmeeuw, lachmeeuw
kokon van een vlinder pop
kokos klapper
kokosboom - klapperboom, palmboom
kokosmelk - klappermelk
kokosnoot - klapper, liplap (groene), Upper
kokosnotenvlees copra, kopra
kokospalm - klapperboom
kokosvet - klapperolie, kokosolie, palmine
kokosvezel als stof - coir
kokosvlees - copra, kopra
kokrodua - afrormosia
koksgast - koksjongen
kokshulpje - aide
koksjongen - koksmaat
koksmaat - koksjongen, varensgast
kol bles, boord, feeks, halsboord, halskraag, heks, helleveeg, keel, klaproos, kolgans, kollebloem, prij, stem, tang, tovenares, toverkol, vistuig
Kolariërs, taal van de - Mundari
kolbak beremuts, talpa(k), huzarenmuts
kolbei - kolbliek, kolfoog, koloog, platter
kolder absurditeit, dolheid, dwaasheid, gekheid, harnas, hersenziekte, kuras (leren), onzin, paardeziekte, waanzin
kolderachtig - dwaas, nonsensicaal, onzinnig
kolderen - raaskallen
koldermolen - kollergang
kolderiek - lachwekkend, onzinnig
kolderig - dol
kolen brandslof, steenkolen
kolenaak - kolenschip
kolen afvalhoop stortberg
Kolen en Staalgemeenschap K.S.G.
kolenbergplaats - bunker, kolenhok, kolenkelder
kolenboer kolenhandelaar
kolenbrandersstapel - meiler
kolendamp koolmonoxide
kolenemmer kolenbus, kolenkit, kolenvat, kit, troetel,
kolengruis, gewassen - edelslik
kolenkalksteen – arduin
kolenkit - kolenemmer
kolenmijn in Belië - Flenu
kolenmijn in Nederland Beatrix, Domaniale, Maurits
kolennood - kolenschaarse
kolenruim (schip) bunker
kolensjouwer tremmer
kolenslik schlamn
kolensoort antraciet, briket, bruinkool, cokes, eierkool, gaskolen,
kolenvat kit
kolenwagen tender
kolf bloeiwijze, fles, geweereinde, geweerkolf, knots, kolffles, kolfstok, mats, retort; slaghout
kolfbaan - maliebaan, tra
kolfbal - maliebal
kolffles - helm, kolfglas, kromhals, retort
kolfglas retort
kolfhamer - malie
kolfhout - kolfstok, slaghout
kolfmos - wolfsklauw
kolgans - halsboord, klaproos, kol
kolibri - honingvogel
kolibrie - kolombijntje
koliek - buikkramp, darmkramp, kramp
kolk afgrond, ank, draaikolk, hank, maalstroom, mui, neer, plas, poel, put, ras, sas, rioolput, schutsluis, sluis, sluiskolk, spui, verlaat, vijver, waai, waterdiepte, waterput, wel, wiel, wieling
kolken draaien, neren, wervelen, wielen
kollebloem klaproos, kolle
kollega confrater, konfrater
kollege raad
kollekte inzameling
kollektie verzameling
kollen - heksen, toveren
kollergang - koldermolen
kolom ante, colonne, pilaar, pilaster, pijler, rij, schacht, spijl,
styliet, zuil
kolom uit een stuk steen - monoliet
kolommendiagram - histogram
kolonel - hoofdofficier
kolonie dierengroep, nederzetting, ontginning, vestiging, volksplanting, zwerm
kolonie in Israël kibboets
kolonie van pioniers - kibboets
kolonie van Portugal Angola, Mozambique, Timor
kolonist settler, volksplanter
kolonist (Eng.) - settler
koloriet - kleurgeving, tint, toon
kolos - bakbeest, colossus, enakskind, gevaarte, gigant, held, kanjer, reus
kolossaal enorm, geweldig, gigantisch, groot, groots, luizig, reusachtig, reuze, ruim
kolossus bakbeest, gevaarte, kolos, mammoet, reus
kolpitis - vaginitis
kolsem - tegenkiel, zaathout, zachthout
kolven - maliën
kolvenier schutter, klovenier
kom allee (Fr.), bak, bassin, beker, bekken, centrum, dorpscentrum, haven(tje), komaan, komkom, kop, mok, nap, pint, schaal, stadskern, vijver
kom om bloed op te vangen - laatbekken
kom van een dorp of stad - brink, centrum, city
kom van een stadsgemeente (Ind.) - kota, kotta
kom waar in iets rust - holte
kom zonder oor - mok
koma - lichtkrans
komaan alla, allé, allee, allo, hallo, hup, sa, toe, vooruit, welaan, welnu
kom van een dorp centrum
kom zonder oor mok
komaf afkomst, afstamming, boom, geboorte, herkomst
kombof - hokje, schuurtje
kombuis - scheepskeuken
komduiker - kuifeend
komediant aansteller, acteur, blijspelspeler, grapjas, poseur, toneelspeler, veinzer
komedianterig - aanstellerig, toneelmatig
komedie - aanstellerij, blijspel, klucht, schouwburg, toneelspel, veinzerij
komediegebouw - schouwburg, theater
komediespelen - acteren, simuleren, veinzen
komediespeler - komediant, toneelspeler, veinzaard
komediestuk - blijspel, komedie, toneelspel
komen aanbreken, arriveren, geraken, lopen, naderen, naken, verschijnen
komen tot - aangaan, bereiken, naderen
komend - a.s., e.k., eerstkomend
komend jaar a. f.
komende aanstaande, toekomende, volgend, volgende
komende na iets - nieuw, vervangend
komeet haarster, staartster
komeet - Biela, Daniel, Donati, Encke, Halley, Morehouse, Whipple
kometennaam Donati, Halley, Morehouse
kometenstaart koma
kometenkop koma
komfoor - gasbrander, stoof
komgrond - poel
komfort comfort, gemak, geriefelijkheid
komfortabel gemakkelijk, gerieflijk
komiek - boertig, clown, grapjas, grappenmaker, grappig, grollenmaker, guit, hansworst, kluchtig, koddig, leuk, leukerd, nar, oubollig, paljas, pleziermaker, potsenmaker, potsierlijk, raar, snaak, snakerig, spotachtig, uiïg, vreemd, zonderling
komijn - karwij, kummel
komijnlikeur kummel
komisch butlesk, geinig, grappig, humoristisch, leuk, koddig, kluchtig, komiekerig, lachwekkend, potsierlijk, snaaks, uiig
komisch intermezzo - paso
komisch verhaal boerde, humoreske, klucht
komisch (muz.) buffo
komkommerachtigen - cucurbiaceeën
komkommerachtige plant - augurk, heggerank, kalebas, kolowint, komkommer, meloen, pompoen, pronkpeer
komkommerachtige vrucht - pompoen
komma apostrof, decimaalteken, leesteken
kommapunt leesteken
kommandant - baas, bevelhebber, bevelvoerder, chef, gezagvoerder, leider
kommando bevel, ga, last, opdracht, order, sta
kommapunt - leesteken, puntkomma, semicolon
kommel aardkluit, sneep
kommer angst, armoe, armoede, bezorgdheid, druk, ellende, gebrek, hazedrek, jammer, kopzorg, kwelling, leed, moeite, nood(zorg), onrust, ontbering, penarie, penurie, smart, verdriet, zorg
kommerlijk armelijk, ellendig behoeftig,, bekommerd, gebrekkig, zorgelijk
kommernis bekommerdheid, kommer, zorg
kommer of pijn - leed, verdriet
kommervol - armelijk, armzalig, zorgvol
kommetje - kopje
kommiesbrood kazernebrood, kuch, soldatenbrood
kommode - latafel
kommunikatiemiddel braille, brief, kattebelletje, krant, pers, radar, radio, telefoon, t.v., taal, telegraaf, televisie
Kommunistisch informatiebureau - Kominform
Kommunistisch verbond van de jeugd - Komsomol
Kommunistische internationale - Komintern
Kompaan - trawant
kompagnon - handelsgenoot
kompas beginsel (fig.), boussole, hoekmeetinstrument, richtingbepaler, richtlijn, richtsnoer, windroos
kompasrichting windstreek
kompasroos windroos
kompasschijf windroos
kompasstreek - windstreek, noorden, oosten, westen, zuiden
kompastrommel kompashuis
kompel - mijnwerker
kompleet - voltallig
komplement aanvulling
kompliment - aanbeveling, pluim
komplot combine, samenspanning, samenzwering
komplotteren - samenspannen, samenzweren
komponist - Bizet
komst advent, intrede, nadering
komt na vorst - dooi
kom van een dorp - centrum
komt van een stadsgemeente (Ind.) - kota, kotta
komijn - cuminum, hofkomijn, karwij, kummel
komijnlikeur - kummel
komijnolie, bestanddeel van - cymeen
komvormige inzinking - doline, duinpan, pan
komvormige laagte in duin pan, duinpan
kom zonder oor - mok
konceptie bevatting, plan
kond doen - bekendmaken, berichten, konden, verkondigen
konden - bekendmaken, verkondigen
kondgeving - afkondiging, bescheid, kondschap, promulgatie
kondschap bericht, bescheid, informatie, inlichting
kondschapper - berichtgever, emissaire, spion, verkenner, verspieder
konfessie - belijdenis
konfrater - ambtsgenoot, collega, kollega
konfijten - insuikeren
kongeraal meeraal, zeeaal
Kongo, hoofdstad van - Brazzaville, Kinshasa
Kongo, koning der - ntotila
Kongo, stam behorende tot de - Mbata, Mpangu, Soendi, Solongo, Vili, Woyo
Kong-tse - Confusius
koning gebieder, heer(ser), heer (kaarten, schaken), kaart, landsheer, machthebber, majesteit, monarch, regeerder, rex, schaakstuk, sjah(Perzië), staatshoofd, vorst
koning - rex
koning (Eg.) farao
Koning keizer Karel, R.I.
Koning stadhouder Willem, William
Koning van Albanië - Zog
koning van Argos - Abas
koning van Asturië Tavila, Alfonso
koning van Babylonië Nabuchodonosor, (Nebukadnezar)
koning van Bazan Og
koning van Cyprus - Pygmalion
koning van Edom - Hadad
koning van Egypte Farao
koning van Elis - Augias
koning van Epeiros - Alketas
koning van Frygië Midas
koning van Elis Augias
koning van oud-Peru - inca, inka
koning van Oud Perzië Darius
koning van India - Belhar
koning van Israël Achab, David, Jerobeam, Omri, Salomo, Samuel, Saul, Zimri
koning van Jeruzalem - Almarik, Amalrik
koning van Judea Herodes
koning van Kolchis - Aeëtes
koning van Korinthe -Polybus
koning van Kreta Idomeneus, Minos
koning van Mycene Agamemnon
koning van loolkos - Pelias
koning van Lydië Croesus
koning van oud-Perzië – Cyrus, Darius, Xerxes
koning van Pherae - Admetus
koning van Phrygië - Midas, Tantalus
koning van Roemenië Michaël
koning van Sparta Leonidas
koning van Thebe Amphion, Kreon, Oedipus
koning van Troje PalamedesPriamus
koning van de Amelekieten - Apag
koning van de Assyriërs - Asenapper, Belus, Pul, Sargon
koning van de elfen Oberon
koning van de Franken Clovis
koning van de Goten Alarik
koning van de Hunnen Attila
koning van de Nederlanden Lodewijk, Willem
koning van de poon - mul
koning van de Visigoten - Eurik
koning van de West Goten Alarik
koning van het land der blinden Eenoog
koningin heerseres, landsmoeder, landsvrouwe, regina, reine, vorstin
koningin der aarde pers
koningin der elfen – Oberon, Titania
koningin der goden Hera, Juno
koningin der onderwereld - Proserpina
koningin der Wessex Ine
koninginnekruid - leverkruid
Koninginnepage - zwaluwstaart
Koningin-regentes - Emma
Kiningin van Assyrië - Semiramis
koningin van Egypte Cleopatra
koningin van Engeland Elisabeth, Victoria
koningin van Thebe Niobe
koningin van de Amazonen (myth.)- Hippolyte
koning met ezelsoren - midas
koningsadelaar - koningsarend
koningsappel - aagt, reinet, renet, rijksappel
Koningsbergen - Kaliningrad
koningsblauw smalt
koningschap - royalty
koningsdag Driekoningen (dag), Epifanie
koningsdochter uit Colchis - Medea
koningsgeel - operment, orpiment, zwavelarseen
koningsgeslacht uit Sparta - Agiaden, Eurypontiden
koningsgezind - royalistisch
koningsgezinde monarchist, royalist
koningsgezindheid royalisme
koningsgier condor
koningsgraf - mausoleum, piramide, praalgraf
koningsgraf in Egypte - piramide
koningshagedis - basilisk, slangendraak
koningshoofd - boekpens
koningshuis dynastie, kasteel, paleis, slot
koningshuis betreffende dynastiek
koningshuis in Syrië - Seleuciden
koningsjager jachtopziener, veldwachter,
koningskaars aronsstaf, nachtkaars
koningskind dauphin, prins, prinses
koningskleur - oranje, purper
koningskruid - basielkruid, basilicum, ocimum, wolkruid
koningsmantel - dagvlinder (prachtige), talaar
koningspalm - rooystonea
koningspruim reine claude
koningsschap - Koningdom, koninkrijk, monarchie, regime
vorstendom
koningsslang anaconda, boa
koningssloep - statiesloep
koningsstaf scepter, skepter
Koning-stadhouder, naam van - Willem
koningstitel farao, inca, negus, sire, sjah
koningstitel in Oeganda - kabaka
koningsvaren - osmunda
koningsvazal - pair
koningsvis - goudmakreel
koningsvogel - paradijsvogel
koningszeer geelzucht, heerlijk, krop, regaal, royaal, vorstelijk, waardig, zweren,
koningszoon - prins
koningklijk - heerlijk, kon., majestueus, regaal, royaal, statig, vorstelijk, waardig
koninklijk besluit K.B.
koninklijk buitenverblijf - Buigenhoek, Huis ten Bosch, Porto Ercole
koninklijk hoofddeksel - koningskroon
koninklijk keizerlijk - kk
koninklijk militaire kapel - kmk
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut K.N.M.I.
koninklijk verblijf kasteel, paleis, slot
koninklijk bond of vereniging in België - KACG,
Koninklijke Bibliotheek - K.B.KBA, KBGB, KBKB, KABVB, KBWB
koninklijke bond of vereniging in Nederland - KIT, KNAC, KNAU, KNGV, KNKB, KNSB, KNUB, KNVB, KNZB
koninklijke familie - royalty
Koninklijk hoofddekdsel - kroon
Koninklijk hoofdtooisel - diadeem, kroon
Koninklijke Bibliotheek K.B.
koninklijke hoofdtooi diadeem, kroon
Koninklijke Hoogheid A.R.
koninklijke landmacht K.L
koninklijke luchtmacht - K.Lu.
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij K.L.M.
Koninklijke Majesteit - R.M. (Regia Majestas)
Koninklijke Marine K.M., (Eng.) R.N.
Koninklijke Militaire Academie KMA
Koninklijke Nederlandse Schaakbond K.N.S.B.
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond K.N.V.B.
koninklijke Nederlandse Toeristen Bond - ANWB
koninklijke of vorstelijke voorrechten - regalia, regaliën
koninklijke park. vaart mij - kpm
koninklijke psalmist - David
koninklijke toestemming - placet
koninklijke voorrechten - regalia, regaliën
koninklijke waardigheid - kroon, royalty, scepter, skepter
Koninklijke woning - paleis
Koninkrijk monarchie, vorstendom
Koninkrijk in Afrika Marokko
koninkrijk – monarchie, vorstendom
koninkrijk - Arabië, België, Denemarken, Engeland, Nederland, Noorwegen, Zweden
Koninkrijk in Azië Arabië, Cambodja, Jordanië, Nepal, Thailand
koninkrijk in Europa België, Denemarken, Nederland, Noorwegen, Engeland, Zweden
koninkrijk in de Hymalaya Nepal
koninkrijk in Mesopotamië Irak
koninkrijk van Alexander de Grote Macedonië
koninkrijk uit roman van Anth.Hope - Ruritania
konisch kegelvormig, taps
konische bloeiwijze - kegel
konkel - draai, draaikolk, hol, kink, koffiepot, kwaadspreekster, kwaadspreekster, put, slag, spelonk, vaatdoek
konkelaar intrigant, kuiper, knoeier, stoker
konkelachtig - intrigerend, slonzig
konkelarij gekonkel, intrige
konkelen bedriegen, bekokstoven, intrigeren, knoeien, kuipen, kwaadspreken, tripoteren
konkelpot - koffiepot, rommelpot, waterketel
konklusie - eindresultaat, slotsom
konnektie - connectie, kennis, verbinding
konstant aldoor, altoos, altijd, bestendig, constant, gestadig, liggend, onbuigzaam, onveranderlijk, standvastig, steeds, voortdurend
Konstandin opel - Istanboel
konstruktie zie: constructie
kont - achtereind, achterste, gat
kontant cash
kontanten - kas
kontant geld specie
kontante middelen kas
konterfeiten afbeelden, uitschilderen
konterfeitsel afbeelding, beeld, beeltenis, portret
konterfoort, contrefort - hielstuk (van een schoen)
kontramerk sortie
kontroleren - inspecteren, nakijken, nazien,
konveniëren - afspreken, betamen, overeenkomen,passen, schikken
konvent klooster
konvooi bedekking, begeleiding, bescherming, karavaan, krijgsgeleide
konvooier - galeischip
konijn - keun, (Frans) lapin, lamprei, lampreel, langoor, rabbie, trui, voedster
konijnenblad - weegbree
konijnenhol ketel
konijnenkruid – melkdistel
konijnenmest - wentel
konijn, mannetje - ram, rammelaar
konijnenras - butterfly, chichilia, Hollands, Normandisch, ramskop, Russisch
konijnenziekte myxomatosis
koof - vrouwenmuts
koog - kaag
kooi – bed, bedstede, hangmat, hok, hut, keet, keg, kevie, kouw, legerstede, liftbak, muit, ren, schuur, sluithoutje, stal, vogelhuis, voliere, wig
kooi om vogels te vangen - klepkooi
kooi van een jachtvogel - muit, muite
kooi van vlechtwerk - kevie
kooianker - kortsluitanker
kooien - insluiten, opsluiten, vangen
kooier - eendenvanger, kooiker, kooiman
kooigoed - beddegoed
kooiker - eendenvanger, kooiman
kooiman - eendenvanger, kooiker
kookboek - culinarium, keukenboek, receptenboek
kookfornuis keukenfornuis
kookgas aardgas, steenkolengas,
kookgelegenheid - keuken
kookgerei braadslee, friteuse, frituurpan, hakbijl, koekepan, lepel, maatbeker, mes, pan, ketel, pollepel, schaaf, schaal, vergiet, vleesplank, vork
koekenpan, pressure - cooker, vergiet
kookkachel fornuis
kookketel - marmiet
kookkeuken aan boord van schepen - kombuis
kookkolf retort
kookkunst gastronomie
kookkunst betreffende - culinair
kookmachine kooktoestel
kooknat - sop
kookpan - pressure-cooker
kookplaats - keuken, kombuis
kookpot (Mal.) - dandang
kookpuntverhoging - ebullioscopie
kookschool - huishoudschool
kooksel brij, pap, saus, vla, zooi
kookseltjes maken - kokkerellen
kookster - keukenmeid, kokkin
kookster (Ind.) - kokkie
kooktemperatuur - kookhitte
kooktoestel - braadslee, fornuis, gaskomfoor, gastoestel, gasstel, kachel, kolenfornuis, komfoor, kookkachel, kookplaat, plaat, primus, spiritusstel
kookwijze - au-bain-marie, kookmethode
kool bruinkool, eierkool, koolraap, koolrabie, raapkool, rode kool, ssavoyekool, pruitjes, steenkool, wittekool, zuurkool
koolachtig gesteente aardolie, asfalt, antraciet, bruinkool, steenkool, turf
koolarbeider - kompel, mijnwerker
koolbaars - pos
koolbakkerij - fopperij, snakerij
kool bevattende geologische formatie carboon
kooldioxide - koolzuurgas
kooldruk pigmentdruk
koolduif bosduif, houtduif
koolhof - moestuin
koolhydraat cellulose, drulvensuiker, fructose, glycogeen, gom, slactose, maltose, uiker, zetmeel
koollong - anthracose
koolmees - plakker
koolmonoxyde kolendamp, CO
kool poeder noriet, norit
koolpreparaat - Nori(e)t
koolprodukt carbol, creoline, teer
koolraap - knolraap
koolsoort bloemkool, boerenkool, broccelie, koolraap, koolrabi, raap, raapkool, rabi, rodekool, savooi(ekool,) sluitkool, spruitjes, spruitkool
koolstof carboneum, carbonum, carboon, grafiet, norit, roet, c.
kool(stof)dioxide - koolzuurgas
koolstofdisulfide - zwavelkoolstof
koolstofpoeder - norit
koolstof met metaal - carbid
koolteer carbol, creoline
koolteerprodukt - carbol, creoline
koolverkoper fopper, grapjas, grappenmaker
koolvlinder - koolwitje
koolwaterstof - acetyleen, alcohol, alkyl, alkyn, benzeen, benzol, butijn, hydrocarbon, heptaan, hexaan, methaan, netaan, octaan, pentaan, propaan
koolwaterstof uit petroleum - benzine, propaan
koolwaterstof uit steenkool - xylol
koolwaterstof uit steenkoolteer - benzol
koolwaterstof, aromatische - areen
koolwaterstoffen in de bodem - aaardolie, sfalt, bergteer, bitumen
koolwaterstofgas - butaan, butaangas, ethaan, ethyleen,
koolwaterstofgesteente - gagaat, git
koolwaterstolgroep - ethyl
koolwaterstofverbinding antraceen
koolwaterstofverbindingen - aromaten
koolwitje - boterkapel
koolzaad - oliezaad, raps
koolziekte - knolvoet
koolzure ammoniak - ammoniumcarbonaat
koolzure natrium - soda
koolzuur bevattende bronwater - selterswater, spuitwater
koolzuurbron - antraceen, mofet, mofette
koolzuurgas - kooldioxyde
koolzuurgas in drank prik
koolzuurhoudend - gazeus
koolzuurhoudende drank - sodawater
koolzuurhoudende kalksteen - aragoniet, azoniet
koolzuurzout - carbonaat, soda
koolzuurzout van lood loodcarbonaat, loodkarbonaat
koolzwart - gitzwart, pekzwart, pikzwart
koon kaak, kieuw, viskieuw, wang
koop - aankoop, aanwinst, inkoop, kaveling, overname, transactie
koopakte - contract, koopcedel
koopacte van schip - bijlbrief
koopbaar - veil
koopbrief koopakte
koopdag - boelgoed, boelhuis, vendutie
koopgod - handelsgod, Hermes, Mercurius
koopgraag kooplustig, koopziek
koophandel betreffende - mercantiel
koopje - buienkans, occasion, voordeeltje
koopjes - mitsiejes
koopkaarten - talon
kooplust - animo, interesse, koopzin, markt, vraag
koopman - grossier, handelaar, handelsman, koper, kramer, leurder, negotiant, opkoper, standwerker, venter, winkelier, zakenman
koopman in halfsleets scheepstuig - tagrijn
koopman in lompen - lorrenboer, voddenman
koopman in oud ijzer tagrijn
koopmansbeurs handelsbeurs
koopmansboek - dagboek, grootboek, handelsboek, journaal, kasboek, kladboek, memoriaal, register
koopmansbrief - handelsbrief, wissel
koopmanschap handel, negotie
koopmansgilde - hansa, hanze
koopmansgoederen handel, koopwaar, negotie,waar, waren
koopmansstad handelsplaats, handelsstad
Koopmansvereniging - Hanza, Hanze
koopprijs - aankoopsom
koopster - afneemster
koopvaardij handelsscheepvaart
koopvaardijschip bark (groot en 3 masten), brik, coaster, fregat, hoogaars, huik, klipper, kog, kogge, kotter, schoener, schokker, stoomboot, tjalk, vrachtschip
koopvaardijschip met drie masten bark, fregat, gaffelschoener, klipper, schoener, schoenerbark
koopvaardijschip uit middeleeuwen - kog, kogge
koopvaardijvloot - handelsvloot
koopverkeer - handel
koopvernietiging - redhibitie
koopwaar - goederen, handel, handelswaar, negotie, spul, waar
koopwaar aanbieden - venten
koopziekte oniomanie
koor groep, koorzang, rei, rondedans, zanggroep
koor der Griekse kerken - bema
koorafsluiting - septum
koorbank - gestoelte (in het koor), kanunikkenbank
koorcompositie - partituur
koord draad, kabel, koordfluweel, lont, lijn, sim, snaar, snoer, streng strop, tali, touw, veter
koord om brieven aan te rijgen - lias
koord om te ontsteken lont
koord van fluweel - chenille
koord van hennep - touw
koord voor het ontsteken van ontplofbare stoffen - lont
koord waaraan men zich op kan trekken - beddekwast, optrekkwast
koord van een leidsel leidselkoord
koordachtige streep - ribbel
koordans - rei(dans)
koordansen - reien
koorddanser acrobaat, aquilibrist, funambulist, luchtspringer
koordendraaier - touwslager
koordfluweel - corduroy, manchester, rib(fluweel)
koordicht - nocturne
koordmanchester corduroy
koordvormig weefsel belegsel, boordsel, galon, passement
koordworm - snaarworm
koorgalerij oksaal
koorgebed - officie, psalmodie
koorgewaad misgewaad
koorgezang - kerkgezang, koraal, mis, motet, rei, requiem
koorheer domheer, kanunnik
koorhemd alba, albe, koorkleed, rochet, roket, superplie, surplis (Fr.),
koorheren van het heilig graf - sepulchrijnen
koorkap cappa, koormantel, pluviale
koorknaap akoliet, altaardienaar, koorzanger, koraal, koraaltje, misdienaar, priesterhulp
koorkoster kerkeknecht, sacristein
koorleider dirigent
koorlessenaar - adelaarslessenaar, arendslessenaar, lutrijn
koorlezenaar - lutrijn
koorlied ter ere van Apoloon - paean, paien
koormantel - koorkap, kovel
koornis abside, absis, apsia
koornon - koorzuster
kooromgang - borstwering, kring, rand, trans
koorpand - kooromgang, koortrans
koorplaats voor kerkgangers - doksaal, doxaal
koorstoel - stalle
koorts - bibberatie, hartstocht, temperatuurverhoging
koorts (med.) - febris
koortsaanval - paroxisme
koortsachtig beverig, driftig, febriel, gehaast, gejaagd, gloeiend, gloeierig, heftig, koortsig, onrustig, rozig
koortsboom - eucalyptus
koortsdromen hebben ijlen
koortshuivering - koortsrilling
koortsig febriel, gejaagd, gloeiend, koortsachtig
koortskruid - alsem, drieblad, kalmoeswortel
koortsmeter temperatuurmeter, thermometer
koortsmiddel - kina, kinine
koorts opnemen - temperaturen
koortsthermometer - thermometer
koortsuitslag - herpes
koortsverdrijvende middelen - antifebrilia, pyretica
koortsverwekkend - pyretogeen, pyrogeen
koortsvrij afebriel
koortswerend - antipyretich, febrifugaal, koortsverdrijvend
koortswerend middel acetanilide, antibioticum, antifibrine, antiperiticum, antipyrine, aspirine, kina, kinine, kwassihout, lactophenine, penicilline, phenacetine
koortswortel - valeriaan
koorvrouw - kanunnikes
koortsziekte malaria
koorvrouw - kanunnikes
koorzang koor, koraal, mis, motet, psalm, rei, requiem
koorzangen - reien
koorzanger korist
koorzangeres - koriste
koosnaampje dot, lief, lieverd, schat, troetelnaampje
kootbeentje - bikkel, hielbeen
kootje - phalanx
kootspel - bikkelen
kop - aanleg, beker, caput, dierehoofd, drinkkom(metje), geheugen, hoofd, inhoudsmaat, kan, knar, leven, liter, top, verstand
kop in de krant - headline
kop van een bosgod - saterkop
kop van een draaibank - center
kop van een komeet - koma
kopal barnsteen, harssoort
kopboom - knotwilg
kopen - aanschaffen, afnemen, inslaan, opdoen, overnemen, verkrijgen
kopen en verkopen handel, negotie, nering
kopen en verkopen om winst te maken - speculeren
Kopenhagen , amusementspark in - Tivoli
kopen op crediet - poffen
kopen van wissel - disconteren
koper - aanschaffer, abonnee, afnemer, begunstiger, blazers, cliënt, consument, klant, koopman, mineraal, nemer, orkestpartij
koper (scheik.) Cu., cuprum
koper van Jozef - Potifar
koper (metaal) - Cu., cuprum, geelkoper, latoen, messing, roodkoper, tombak,
koperblik - bladkoper
koperbus helicon
koperdiepdruk rotogravure
koperdraad - metaaldraad
koperdruk - chalcotypie
koperen emmer - aker
koperen bekken - gong
koperen blaasinstrument - althoorn, bariton, bazuin, bombardon, bugel, hoorn, horen, klaroen, kornet, piston, saxofoon, schuiftrompet, trompet, trombone, tuba, waldhoorn
koperen draadletters op de papiervorm - filagram, filigram, watermerk
koperen emmer - aker
koperen ketel - marmiet, marmite, vleesketel (Z.N.)
koperen munt in Nederland - cent, stuiver
koperen muziekinstrument - baroxyton, trompet, tuba, waldhoren
koperen Nederlandse munt uit 1700-1847 - duit
koperen of bronzen voorwerp - als
koperen ploert - zon
koperen stifje met platte kop - punaise
koperen stift in clavichord - tangent
kopererts - borniet, koperglazuur, koperkies, lazuursteen, malachiet
koperfolie - bladkoper
kopergeld - biljoen, rodeloop
kopergeld (schertsend) - aes, rodeloop
kopergieter - geelgieter
koperglans - chalkosien, redruthiet
koperglazuur - azuriet, chessyliet
kopergraveerkunst - chalcografie
kopergraveur - chalcograveur, etser, plaatsnijder
kopergravure - chalcograaf, koperdruk, kopersnee
kopergroen koperoxyde, koperroest, malachiet, patina
koperhoudend erts - matte
koperkever boorkever
koperkies - chalkopyrie
koperkleurig - koperrood
koperland - Chili
koperlazuur - kopererts
koperlegering brons, messing, tombak
koperoxidule - cuproöxyde
koperrayon - bembergzijde
kopers - volk
koperskeus - k.k.
koperslager - blikslager, ketellapper
kopersmaragd - dioptaas
koper met tin - brons
koper of klant - afnemer
koper op crediet - pofklant
koperslager - bankwerker, ketellapper
kopersnede - kopergravure
kopersnijder - etser, kopergraveur
kopersstaking - boycot
kopersulfaat kopervitriool
kopertor - koperkever
kopertijd - aeneolithicum, chalkolithicum
koper van gestolen goed - heler
kopervitriool - calcitarin, kopersulfaat
koperwiel - noorman
koperworm - engerling, hardworm, meikeverlarve, ritnaald
koper-zinkarsenaat - barthiet
kopglas - laatkop
kopie - afdruk, afschrift, copie, doordruk, doorslag, duplicaat, minuut, replica, reproductie, transcript
kopieerpapier - carbonpapier, calqueerpapier
kopieertoestel - hectograaf, printer, stencilmachine
kopieus - 1overvloedig, rijkelijk
kopiëren - namaken,naschilderen, naschrijven
kopiist nabootser, naschrijver, overschrijver
kopij - afdruk
kopje - capitulum, drinknap, heuvel, hoofdje, kom
kopje duikelen - buitelen
kopje kofie - leut, tas troost
kopje zonder oor - kom
kopklepper - kopklepmotor
koplijst - deklijst, entête
kopman - lijsttrekker
kop of hoofd - kanis
koppel (draag)riem, duo, gespan, kudde, leis, menigte, paar, span, stel, team, toom, tweetal, vlucht, zwerm
koppelaar – makelaar
koppelaarster - alcahuete, huwelijksmakelaarster
koppelarij - proxenetisme
koppelbalk - kalf, ringbalk
koppeldicht - distichon
koppelen aaneensluiten, aaneenschakelen, bijreenvoegen, combineren, copuleren, coupleren, embrayeren, gespan, lijmen, paren, samenbinden, samenvoegen, verbinden, verenigen
koppel eenden - toom, vlucht
koppel herten - roedel
koppel honden - meute
koppel schapen - kudde
koppel vogels - toom, vlucht
koppelletter - ligament
koppeling - copulatie, kluts, paring, samenvoeging, verbinding, vereniging
koppelletter - ligament, ligatuur
koppel of paar - span
koppelriem voor jachthonden - ceintuur, leis
koppelstuk koppeling, mof, nippel, verbindingsstuk
koppelstukje van een ritssluiting - kramp
koppelteken - divisie, hyphen, streepje, verbindingsteken
koppeltouw - staartlis
koppelvers - distichon, koppeldicht
koppelwerkwoord blijken, blijven, dunken, heten, lijken, schijnen, voorkomen, worden, zijn
koppelwoord copula
koppen zetten - scarificeren
koppensnellen - skalpjacht
koppensneller - Daja(k)
koppensnellersmes mandan
koppensnellerszwaard - mandau
koppig - bokkig, dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardhoofdig, hardleers, hardnekkig, hoofdig, obstinaat, onbuigzaam, onhandelbaar, ontoegeeflijk, onwillig, opiniater, recalcitrant, stijfhoofdig, stuurs, vasthoudend, warrig, weerbarstig, weerspannig
koppigheid dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hoofdigheid onhandelbaarheid, onwilligheid,
stijfhoofdigheid, stijfkoppigheid, weerbarstigheid
koppig mens - dikkop, stijfkop
koppijn hoofdpijn, migraine
koppotig weekdier achtarm, ammoniet, bolemniet, cephalopoda, cephalopoda, inktvis, nautilus, octopus, zeekat
koprol - buiteling
koproliet - dreksteen
kops - loodrecht
kopschurft bij schapen - moelrui
kopschuw - bang, bevreesd, nerveus, schichtig, wantrouwend
kopspijkertje - taats, tengel
kopstation - beginstation, eindstation
kopstem - falset
kopstoot - masse
kopstuk bolleboos, hoofd, hoofdman, kapiteel, kei, koppigaard, koppige, kraan, leider, mondstuk, sommiteit, summiteit, tap, vooraanstaande
kop van een bosgod - saterkop
kop van een draaibank - center
kopvoorn hesseling, meun, viesvis, zeegrondel
kopvorming bij geleedpotigen - cefalisatie
kopwerk hoofdarbeid, verstandswerk
kopij - handschrift, tekst, zetmateriaal
kopijhouder - visorium
kopyhouder - tenakel
kopzeer - hoofdpijn
kopziekte - grastetanie
kopzorg - bekommering
kor net, oesternet, schrobnet, sleepnet
koraal kerkgezang, koorgezang, koorknaap, koorzanger, koraalkalk, kraal, lithofiet, meisje, popje, psalm, gezang
koraalbank - koraalrif, rif
koraalboom - poliepenstok
koraaldieren - anthozoa, blauwkoraal, bloemdieren, bloempoliepen, neteldieren, orgelpijpkoraal, zeeanemoorf, zeeroos
koraaleiland atol
koraalhout kornel, kornoelje, koraal
koraalkleurig - rood
koraalkruid - asperge, zeekraal
koraalmos - koralijn
koraalmuziek kerkmuziek
koraalpolyp koraaldiertje
koraalrif koraalbank
koraalverstening - koraliet
koraalzwam - clavaria, knotszwamclavaria
Koran, eerste hoofdstuk van de - fatiha
Koran, hoofdstuk van de - soera
Koran, vers uit de - aja
Koranschool - langgar
korbeel - balksleutel, karbeel, kraagsteen, steunpunt, steunsteen, zwing
kordaat dapper, doortastend, energiek, ferm, flink, franciscaner, hartelijk, kloek, koen, kordelier, kranig, moedig, oprecht, resoluut, rond, ronduit, onversaagd, onverschrokken, stoer, trankiel, vlug, wakker
kordaatheid dapperheid, kloekheid ,onversaagdheid
kordeller - franciscaner, kloosterling, minderbroeder
kordon - afsluitlijn, afzettinh, band, geweerriem, keten, lijn
Korè - Persefone
Koreaanse liederen - changga, hyangga, sijo
Koreaanse munt hwan, won
Koreaanse vechtsport - taekwondo
koren - boekweit, garven, gerst, gierst, graan, haver, maïs, rogge, tarwe
koren zuiveren - wannen
korenaar - halm
korenaarverband zwachteling
korenakker - korenveld
korenbeurs graanbeurs
korenbloem - klaproos, roggebloem
korenbloem centaurea, klaproos, roggebloem
korenbloem, rode - klaproos
korenbijter kalander, klander
korenbrand zwamziekte
korenbrander jeneverstoker
korenbijter - kalander, klander, korentor
korendistel akkervederdistel
korenes - korenveld
korenfactor - graanmakelaar
korengras - kweek
korengras, zandig - zandhaver
korenharp - tochtmaker
korenheul klaproos
korenhoop - mijt, schelf
korenkaf je blees
korenkraai - roek
korenland graanakker
korenmaat (Eng.) bushel, halster, mud, schepel
korenmot, zwarte - klander
korenomhulsel - blees, kaf
korenopper - schelf
korenpakhuis silo
korenroos bolderik, klaproos, papaver
korenschoof garf
korenschrijver ortolaan
korenschuur graanschuur
korensteen molensteen
korentor kalander, klander, korenbijter
korenveld - korenakker, korenes
korenvink - ortolaan
korenvlieg fritvlieg
korenvoel - bosrietzanger
korenvogel bosrietzanger
korenwet graanwet
korenwolf graanhandelaar, hamster
korenworm - kalander, klander
korenziekte - brand,
korenzeef treem, tremel, trijzel, wan, wanmolen
Kores - Cyrus
korf aalkorf, (Eng.) basket, ben, bun, bijenkorf, cabas, draagmand, hengselmand, kaar, kanis, karbies, kieps, klepmnd, knaster, mand, mars, paander, seroen
korf in de mast - kraaienest
korf voor suiker - krandjang
korf voor tabak - kanaster, knaster, krandjang
korfdrager - marsdrager, marskramer, vleier
korffles - denijohn, mandfles
Korfoe - Kerkyra
Korfoe, een der eilanden behorende tot het district - Antipaxos, Ithaka, Kalamos, Leukas, Paxos
korf in de mast - kraaiennest
korf of ben - mand
korf voor verzending van tropische produkten kanaster, knaster, krendjang
korftabak - knaster
korfvoor vis - kaar
korfwagen - mandewagen
korhoen - berkhoen, korhaan, korhen, moerhoen
korfvormig visnet - fuik
korhaan - kokkei
korhoen - berkhoen, korhaan, korhen, moerhoen
koriander - coriandrum
korianderolie, bestanddeel van - koriandrol, limalool, pineen
koriskruid – akkerzenegroen
korist - zanger
Koritza - Korcë
kormoraan - aalscholver, waterraaf
kornalijn - edelsteen
kormalijn, rode variëteit van - karmeool
kornak olifantsoppasser
kornet aspirant officier, blaashoorn, hoorn, ruiterbende, standaard, trompet, vaandrig, vaartuig
kornis - kroonlijst
kornoelje - cornus
kornoeljeachtigen - cornaceeën
kornuit - gabber, genoot, gezel, kameraad, maat, makker, vriend
korporaal - brigadier, brigges, ritmeester
korporaal bij een bereden wapen brigadier
korps groep, legerafdeling, personen
korps scherpschutters - bersaglieri
korpulent dik, dikbuikig, gezet
korpulentie gezetheid, zwaarlijvigheid
korpus lichaam
korre - oesternet
korrekt - keurig, onberispelijk, zuiver
korrektheid - juistheid, onberispelijkheid, zuiverheid
korrel decigram, kruimel, graantje, grein, pit, vizierkorrel, ziertje, zaadpit
korrelachtig granuleus, greinachtig, ruw
korrelen granuleren, greineren
korrelgrootte betreffend granulair
korrelig gekorreld, granulatie, granuleus, greinig, kruimelig, los, mul, rul
korrelig gesteente - graniet
korrelig leer - segrijn
korrelig maken - granuleren
korrelig, sneeuwijs firn
korrelige bruine of grauwe graniet soort porfier
koreling - granulatie
korrelklieren - speekselklieren
korreltje - greintje, zaadje
korreltje brood - kruimel
korreltjes (hoofdzakelijk uit kwarts bestaande materie) - zand
korrelvorming - granulatie
korren - kirren
korretouw - korlijn
korrigeren berispen, bestraffen, herstellen, nakijken, nazien, rectificeren, verbeteren
korsak - steppevos
korset keurs, keurslijf, rijglijf
korset met baleinen - baleinkorset
korsetje - stepin
korsetstaafje - balein
korst bast. bolster, buitenkant, buitenlaag, roof je (wond), schil
korstige boterham - kapje
korst op of in kookpannen - ketelsteen
korst van de aarde lithosfeer
korst van een wond raf, roof
korst van huidziekte - rap
korstgrond (Sur.) - bouwgrond
korstmos - baardmos, bekermos, evernia, heikorst, koraalmos koralijn, leermos, lichen, lichenes, longkorstmos, rendiermos
korstmossen - lichenes
kort – afval, begrensd, beknopt, beperkt, bondig, bruusk, even, gedrongen, gezet, kortstondig, klein, laconiek, mini, pyknisch, succint, summier
kort (Eng.) - short
kort aangebonden afgemeten, bars, beknopt, bits, bruusk, driftig, grof, heetgebakerd, kortaf, kregel, lakoniek, onverhoeds,
opvliegend
kortademig - aamborstig, astmatisch, dampig
kortaf - bits, bondig, bot, bruusk, kortweg, korzelig, laconiek, ronduit
kort, afdoende - peremtoir, peremtorisch
kort afgebroken - abrupt
kort afgebroken geluid kets, kik
kort, afgeknot stuk - stomp
kort afsnijden scheren
kort begrip - compendium, excerpt, overzicht, resumé, uittreksel
kort bericht - precis, memorandum
kort bezoek - aanloop
kort bezoek brengen - aanwippen
kort breed zwaard - kortelas
kortbuikige fles - pul
kort dagbericht - bulletin
kort dagbladartikel asterisk, cursiefje, driestar, entrefilet, rubriek
kort damesbovenkleed - tunica, tuniek
kort damesjasje - bolero, topper
kort damesmanteltje - camail, topper
kort dik mens - bulletje, dwerg, kriel, pad, padde, papzak, potjerol, propje
kort, dik persoon - balletje, pad, potjerol, prop, propje
kort, dik spijkertje - tengel
kort droog geluid - knak
kort dun riet - sluik
kort durende regenbui gietbui, plensbui, stortbui
kort durende stemming bevlieging, bui, drift, gril, nuk,
kort eindje - stompje
kort eind touw (dat blok draagt) - schinkel
kort en beknopt - bondig
kort en beslist - botweg
kort en bondig - botaf, beknopt, doodkalm, doodleuk, lakoniek, pittig, puntig
kort en breed gebouwd - gedrongen
kort en dik bulletje
kort en droog hoesten kuchen
kort en gezet - pycnisch
kort en krachtig bondig, gedrongen, gesmeerd, kernachtig, lakoniek, lapide, lapidair, pittig, sententie
kort en krachtig gezegde - aforisme, kernspreuk, motto,
kort en pittig - doodkalm, doodleuk, kernspreukig, laconiek, lakoniek
kort en suggestief geformuleerde bewering - slagzin, slogan
kort en zinrijk - epigrammatisch, scherp, stekelig
kort gebedje - prevelementje, schietgebedje
kort gedicht epigram, kwatrijn, limerick, rondeel, puntdicht
kort geding voor de president van de arrondissements rechtbank - réferé
kort, gedrongen van lichaamsbouw en met rond gelaat - pyknisch
kort behakt stro - haksel
kort geleden daarnet, juist, net, onlangs, pas, recent, zoeven, zojuist, zonet
kort geweer - buks
kort hekeldicht epigram
kort gewiekte zeevogel - zeeduiker
kort gewijde priester - neomist
kort grappig verhaaltje - anekdote
kort handschrift - M.S., manuscript
kort hekeldicht - epigram
kort herenjasje - colbert
kort hooiijzer - pook
kort humoristisch gedicht - humoresque
kort innig gedicht - madrigaal
kort Japans zwaard - wakizasji
kort jasje - buis, jack
kort kanon - mortier
kort, kernachtig van stijl - lapidair
kort koorhemd - rochet
kort levend insect - eendagsvlieg
kort levensbericht van een overlevende - necrologie
kort lyrisch gedicht - canzone
kort maar krachtig lapidair
kort meerstemmig kerkelijk zangstuk motet
kort moment even, flits, ogenblik, tel
kort moraliserend verhaal - fabel
kort officieel stuk bulletin
kort ogenblik amerij, even, eventjes, moment, mum, tel, oogwenk
kort overzicht - abrégé, aperçu, epitome, excerpt, geferaat, referaat, résumé, samenvatting, schema, syllabus, uittreksel
kort pittig gezegde - laconisme
kort prozaverhaal novelle
kort pijpje - smeugeltje
kort reisje trip
kort romantisch verhalend gedicht - ballade
kort samengevat - beknopt
kort samenvatten - abregeren, recapituleren, resumeren
kort samenvattend resumerend, summier
kort schriftelijk verslag van hetgeen in een vergadering behandeld is - notulen
kort spits stootwapen - dagge, dolk
kort spijkertje - tengel
kort stenen pijpje neuswarmertje
kort streepje - lijntje
kort stukje - eindje
kort toneelstuk - eenakter, klucht, novellette, sketch
kort tussentijds bericht - bulletin
kort tijdsbestek - even
kort uitstapje - minitrip
kort uitstel respijt
kort uniformjasje - tuniek
kort van duur even, kortstondig
kort van haar - kortharig
kort van stof - beknopt
kort vergaderingsverslag notulen
kort verhaal - anekdote, novelle
kort verhalend gedicht - ballade
kort vertelsel - apoloog
kort voor een zeker tijdstip - onlangs
kort wandelingetje ommetje
kort wit koorhemd - rochet
kort zicht - kz
kort zwaard - kortelas
kort zwaard (Jap.) - wakizasji
kortaangebonden - kregelig
kortademig aamborstig, ademloos, amechtig, astmatisch, dampig, dempig, dyspnoe
kortademigheid aamborstigheid
kortademigheid van een paard - cornage
kortaf bondig, bruusk, lakoniek
korte afstand nabijheid, vlakbij
korte aria inzonderheid als slot van een recitatief - cavatine
korte badkuip lavet
korte basaltzuil - kopsteen
korte beweging - hort, schok, stoot
korte blik - lonk
korte brede roeispaan - pagaai
korte brede sabel - klewang, kortelas
korte broek - culotte, kuitbroek, pants, plusfours
korte damesmantel - topper
korte degen dag(ge), dolk, ponjaard
korte dikke man - poen
korte dikke stok - knuppel
korte dolk - dagge, stilet, stiletto
korte dracht - mini
korte droge hoest - kuch
korte duur - amerij, even, eventjes, kortstondig, moment, mum, ogenblik, oogwenk, poos(je), seconde, tel, tijdstip
korte eindsprint - spurt
korte filmopname - shot
korte fuik - kub
korte golf k.g., breker
korte handstaaf - halter
korte harde regen – bui
korte hengel – mets
korte herenjas – bonker, jekker
korte herensok - anclet
korte herhaling epanodos, recapitulatie
korte hevige bui – stortbui
korte hevige pijn - scheut
korte hevige windvlaag rukwind
korte hevige windvlaag met stortregen travaat
korte inhoud abrégé, compendium, excerpt, extract, resumé, summarium, uittreksel
korte jas jekker, tuniek
korte klucht - mime
korte kous sok
korte lans - javelijn
korte leuze - chrie (punten van een opstel), motto
korte lichtwerkingen - tinkelen
korte maand - februari
korte mansoverjas - paletot
korte mantel - chlamys, paletot
korte mededeling - memo
korte mededeling in een krant - entrefilet
korte mis - missa
korte muziekonderbreking - tussenspel
korte naam voor chr. feestdagen Paas, Pinkster, Kerst
korte nota - memo
korte ondertekening - paraaf
korte opgave - overzicht
korte overjas bonker, jack, jekker, paletot, windjack
korte piek met brede punt - partisaan
korte poos amerij, even, eventjes, handomdraai, haverklap, kort, kortstondig, minuut, moment, ogenblik, oogwenk, pauze, seconde, tel, termijn, tussentijd, voorlopig
korte puntige degen - dagge, rapier
korte puntige gezegden - abrupta
korte regen - bui
korte ren - sprint, spurt
korte rijzing van zeewater agger
korte ronde vijl - rattenstaart
korte sabel klewang, lat, ponjaard, slakkensteker
korte samenvatting abrégé, compendium, referaat, résumé
korte slag bij boksen - hoek
korte spurt - sprint
korte staaf - halter, stang
korte staking - prikactie
korte sterk gekroesde wol - kaardwol
korte stootbeweging - duw
korte stijging tijdens eb - naspui
korte tabakspijp - stommel
korte tak aan een spoorlijn - sliplijn
korte toespraak - allocutie, speech
korte tijd even, minuut, moment, mum, ogenblik, oogwenk, poos, seconde, tel, wijl
korte tijdsruimte - even, moment, ogenblik, tel
korte tussenzang - graduale
korte uitdrukkingswijze - brachylogie
korte uitlegging - postille
korte uniformjas tuniek
korte verhandeling artikel, essay
korte verklaring - motie
korte versregel - epode
korte visfuik - kub
korte voorslag (muz.) - acciacatura
korte vuurmond - mortier
korte wandeling - ommetje, rondje
korte warme overjas - bonker
korte wedren - sprint
korte weergave van de inhoud excerpt, resumé, samenvatting,
korte windvlaag met stortregen - travaat
korte wijsheid adagium, aforisme, maxime
korte zeemansjas - jekker
korte zeis - pik
korte zinspreuk - aforisme, gnome, sententie
kortegaard - wachthuis
korteling - afval, bulsterhout, stomp
kortelings - binnenkort, daarnet, dewijl, dra, net, onlangs, pas, recent, omdat, onlangs, poos, redengevend, somtijds, terwijl, weldra, wijl, wijle
korten afkorten, aftrekken, besnoeien, inhalen, inhouden, kortwieken, minderen, rabatteren
korter - dichterbij, nader
korter maken - bekorten, inkorten
kortgeleden juist, kortelings, laatst, net, onlangs, pas, recent, zoeven, zojuist, zonet
kortgeleden gewijd priester - neofiet, neomist
kortharige hond - dog, taks, schippertje, terriër
kortheid - beknoptheid
korting aftrek, bekorting, bonus, defalcatie, disconto, mindering, prijsmindering, rabat, rafactie, reductie, remissie, tarra, verlaging
korting bij het inruilen van een auto - inruilwaarde
korting die is toegestaan - remissie
korting op belasting - remissie
korting op de prijs - rabat
korting op het gewicht tarra
korting op het gewicht, wegens beschadigde koop - rafractie, refractie
korting op wissel - disconto
korting voor vervroegde betaling disconto
korting voor wederverkopers rabat
kortjan - matrozenmes, zakmes
kortlevend insekt - eendagsvlieg, oeveraas
Kortrijk - Coutrai
kortom - enfin, nou
kortsamenvattend - summier
kortschaaf gerfschaaf, handschaaf
kortschedelig - brachysephaal
kortschrift steno, stenografie, tachygrafie
kortschrijver - stenograaf
kortsluiting - communicatiestoring, contactstoornis
kortst - naast
kortstaarten angliseren, couperen
kortstaarten van paarden - angliseren
kortstaartige kreeft - krab
kortste - naaste
kortsteel - brachypodium
kortste weg tussen twee punten afstand, hemelsbreed
kortsteel - appel, kriek, peer
kortstondig efemeer, efemerisch, even, kort, momentaan, momenteel, ogenblikje, oligochronisch, tel, tijdelijk, vergankelijk, vluchtig, voorbijgaand
kortstondige aandoening - aanval, attaque
kortstondige huiduitslag - krab
kortstondige regenbui - bui
kortstondige rijzing van het zee water bij eb agger
kortstondigheid even, moment
kortstotend - staccato
kortweg - bepaald, botweg, breviter, eenvoudig, kortaf
kortswijl badinage, boert, grap, joke, raillerie, scherts, spot
kortwieken - fnuiken, knottenkorten, vleugellam maken
kortswijlen boerten, railleren, schertsen
kortswijlig grappig, vrolijk
kortteken paraaf
kortverbander - KV-er
kortverhalend gedicht - ballade
kortvleugelen - kortwieken
kortvleugelige steltloper - emoe, kasuaris, struisvogel
kortvoer erwten, graan, haksel, haver
kortweg bondig, breviter, eenvoudig, kortaf
kortwieken belemmeren, beperken, fnuiken, inbinden, inperken, knotten,
kortzichtig bekrompen, bijziende, dom, geborneerd, kippig, myoop, onverstandig, stijf
kortzichtigheid - bijziendheid, myopie
kortzichtig zijn - overdrijven
kortzwaard - kortelas
korvee - werk
korzelig brommerig, driftig, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, grillig, humeurig, kortaf, kregel, kriegel, kregelig, lastig, lichtgeraakt, moeilijk, narrig, netelig, ontstemd, opvliegend, prikkelbaar, sporrelig, tips, wrevelig,
korzeligheid kregeligheid, ontstemdheid
kosmetiek - haarplakmiddel, pommade, schoonheidsmiddel
kosmetisch artikel lotion, nagellak, rouge
kosmogonie - scheppingsleer
kosmonaut - astronaut, Gagarin
kosmopoliet - wereldburger, wereldreiziger
kosmopolitisme wereldburgerschap
kosmos al, heelal, hemelruim, universum, wereld (al)
kossaard - keuterboer
kost eetwaar, eten, levensonderhoud, menage, spijs, spijze, voeding, voedsel
kost zonder vlees - gust
kostbaar couteus, dier, dierbaar, dispendieus, duur, duurzaam, edel, geaffecteerd, gekunsteld, onschatbaar, kostelijk, prachtig, precieus, prijzig, sumptueus, waardevol
kostbaar bezit juweel, kleinood, parel, rijkdom, schat
kostbaar bont mink
kostbaar gesteente - edelgesteente, jade, lazuur, nefriet
kostbaarheden - preciosa
kostbaarheid - diamant, kleinood, parel, preciosum, schat
kostbaar hoofdsieraad diadeem
kostbaar iets - schat
kostbaar iets van een bezitter - relikwie
kostbar lijfsieraad - juweel
kostbaar metaal - platina
kostbaar onstoffelijk goed eer
kostbaar reukwerk - amber, lodderein
kostbaar sieraad - pronkstuk
kostbaar tapijt - pers
kostbaar voorhoofsband - diadeem
kostbaar voorwerp - kleinood, pronkstuk
kostbaar weefsel - kamelot
kostbaarheden preciosa
kostbaarheid collier, diadeem, diamant, kleinood, parel, preciosum, ring, schat, sieraad
kostbaas - gastheer, hospes, waard
kostbare diepe schaal graal
kostbare degen - eredegen
kostbare delfstof - uranium
kostbare diepe schaal - graal
kostbare fraaie stof - kamelot
kostbare harssoort - mastiek
kostbare hoofdbedekking diadeem, kroon, tiaar, tiara
kostbare schaal ten tijde van koning Arthur - graal
kostbare siersteen - saffier
kostbare steen diamant, edelgesteente, edelsteen
kostbare stenen - gesteente
kostbare stof brokaat, edelgesteente, elp, diamant goud, ivoor, paramat, platina, radium, uranium, zilver
kostbare verzameling schat
kostbare voorhoofdsband - diadeem
kostbare zware stof - kamelot
kosteloos cadeau, franco, gratis, kostvrij, omniet, present, tjoema, toegift, vrij
kostelijk - delicieus, enig, fijn, geestig, geweldig, heerlijk, kostbaar, lekker, mooi, onvergetelijk, overheerlijk, prachtig, precieus, rijkelijk, schitterend, uniek, vermakelijk, voortreffelijk
kostelijk onthalen - regaleren
kostelijke spijs - godenspijs
kosten - eisen, gelden, leges, tering, uitgaven, vorderen
kosten van de aanleg - aanlegkosten
kosten van levensonderhoud - tering
kosten vergoeden - defrayeren
kosten voor het zegel - zegelkosten
kosten voor koper k.k.
kostenberekening - begroting, declaratie
kostencurve - kromme
kostenlijst - prijslijst
kostenopgave - tarief
koster - blaker, custos, kerkbewaarder, opzichter, sacristien,
koster van een synagoge - sjammes
kosteres kerkbewaarster, kostersvrouw
kosterswoning kosterij
kosterij - kostershuis, kosterswoning
kostganger commensaal, contubernaal ,medewonende, pensionair, pensiongast, samenwoner,
kostgast - kostganger
kostgeld - pension
kosthuis pension
kosthuishoudster - hospita, pensionhoudster
kostjuffrouw hospita
kostkruid - boerenwormkruid
kostleerling - pensionair, pupil
kostkruid boerenwormkruid
kostprijsberekening calculatie
kostscholier - kostleerling, pensionair, pupil
kostschool alumnaat, college, instituut, internaat, pensionaat
kostschoolhouder - instituteur
kostuum completdracht, kleding, kloffiepak, tenue
kostuumnaaister costumière
kostuumpop mannequin
kostvrouw hospita
kostwinner broodwinner
kostwinning baan, beroep, bestaan, broodwinning, nering, stiel
kot berghok, gat, gevangenis, hok, hut, kooi, krot, nor, opening, stal, schuurtje, verblijfplaats (voor dieren)
kotelet krab, ribstuk, ribbestuk, ribbetje
koten - bikkelen
koter - kind
koteraar - pook
koteren - wroeten
kots - braaksel, luchtziek, misselijk, overgeefsel
kotsen - braken, overgeven, spugen
kou kilte, koelte
koubekken blauwbekken
koud bar, dood, emotieloos, flauw, flegmatiek, frigide, fris, guur, harteloos, huivering, kalm, kil, koel, liefdeloos, onaangedaan, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, onverschillig, rillerig, stygisch, ijzig, verkleumd, zouteloos
koudbewerking - hameren, persen, trekken, walsen
koud dessert - ijs
koud en vochtig kil, klam
koud gerecht - slaatje, sla, salade
koud, hard - rigoreus, streng
koud vlees in dril - aspic
koud vlees met dril - gelatine
koud vleesgerecht - filet, paté
koud vuur - fagedaena
koudbewerking hameren, persen, trekken, walsen
koudbloed koudbloedpaard
koudbloedig koelbloedig
koudbloedig dier - hagedis, kikker, kikvors, slang, vis
koudbloedigen - amfibieën
koude algor, kilte
koude drank chocomel, fosco, frisdrank, tweedrank, ijswater
koude drank met ijs - sorbet
koude drukte - bombarie, kapsones, lawaai, omslag, opschepperij, poeha
koude klimaatsperiode ijstijd
koude lekkernij - ijs
koude mengdrank - sorbet
koude minnend - psychrofiel
koude noordwestenwind. in Frankrijk mistral
koude pampawind - pampero
Koudepool - Oimekon, Werchojansk
koude pudding chipolata, diplomaatpudding
koude sneeuwstorm blizzard
koude stoffige wind - pamperio, pampero
koude streek pool(streek),Siberië
koude tafel - collation
koudetherapie - Kryotherapie
koude valwind bora
koude visgelei - spica
koude wind bora, mistral, pampero, papero
kouder worden - killen, strengen
koudheid indifferentie, koelheid, onverschilligheid
koudjes - onverschillig
koud maken - kelen, vermoorden, wurgen
koudmakend - cryogeen, osteogangreen, verfrissend, verkoelend
koudslachter - vilder
koud vleesgerecht - filet, paté
koud vlees met dril - galantine
koudvuur afsterving, gangreen, sphacelus
koudvuur in de beenderen - osteogangreen
koudwatergeneeskunde - hydrotherapie
koudwaterkuur - kneippkuur
koudweg - koel, onaangedaan
kous - anklet, katoen, kledingstuk, lampenkatoen, pit
kous(je) - gloeikous, kabelbekleedsel, lampewiekje, nylon, pit, ring (in strop), veldslade, zijgdoek
kousenband - elastiek
kousenbroekje - maillot, panty
kous of anklet - sok
kousophouder - jaretel
kout conversatie, gebabbel, gekeuvel, geklets, gekwebbel, gepraat
kouten babbelen, converseren, keuvelen, kletsen, praten, spreken, zeggen
kouter ploegmes, ploegijzer
kouw – vogelkooi
kouwe drukte - kapsones
kouwelijk kleums
kozakkendorp stanitsa
kozakkeneenheid sotnia
kozakkenhoofdman ataman, hetman , Jermak, mazeppa
kozakkenmantel boerka
kozakkenzweep knoet
kozen aaien, liefkozen, minnekozen, strelen, strijken, vleien, vrijen
kozen of aaien - strelen, strijken
kozijn omlijsting, raamwerk, venster
Kozhikode - Calicut
kozijnhout - bestekhout, ribhout
kozijnstijl - deurpost, raampost
kraag - bef, boord, col, hals, keel
kraagbeer - koema
kraagduiker - kuifduiker
kraagmanteltje - pelerine
kraaglijster - beflijster, kraagmerel
kraagomslag van een jas - lapel
kraagplooisel - lob
kraagsteen karbeel, korbeel
kraagstuk zinkstuk
kraag van een koorknaap bef
kraai - aanspreker, corvus, doodbidder, ka, kalle, kauw, raaf, roek
kraaiachtige vogel - ekster, gaai, kauw, kitta, kraai, notekraker, raaf, roef
kraaiachtige zangvogel - notekraker
kraaibessen - wegedoorn
kraaidoorn - kraaidoren, stalkruid
kraaiebloem - koekoeksbloem
kraaien - uitroepen, uitschreeuwen
kraaienmars blazen - doodgaan, sterven, verscheiden
kraaiennest - mastkorf, uitkijkpost
kraaien van hanen - kukelen
kraaiheide - empetrum
kraaivogels - corvidae
kraak bezetting, diefstal, inbraak
kraakbeen cartilago, chondros, hyaline, knar, knars, knarsebeen knor
kraakbeenachtig - cartilagineus
kraakbeenachtige beenschijf in de knie - meniscus
kraakbeengezwel chondroom
kraakbeenlijm chondrine
kraakbeenschijf in knie – meniscus
kraakbenige vis - doornhaai, driestaart, doornrog, haai, holocefalus, haringhaai, kathaai, mensenhaai, rog, selachius, sidderrog, spijkerrog, steur, zeekat, zaagvis,
kraakbenige vissen chimaerae, chondrichtyes
elasmobranchii, haaiachtigen, holocephali, roggen
kraakbenige zeevis - haai, rog
kraakhelder - brandschoon
kraaknet - krakend
kraakschoon - brandschoon, kraakzindelijk, zindelijk
kraakijs - bomijs
kraak of diefstal - inbraak
kraakschoon brandschoon, kraakzindelijk, zindelijk
kraakzindelijk - brandhelder, brandschoon, helder, maltentig
kraal - git, kafferdorp
kraal van een rozenkrans - beier
kraalboom - kralenboom, lijsterbes
kraallijst - astragaal
kraam stalletje, tent, kermistent, kinderbed, marktent, spul, stal, stand, winkeltent
kraambed puerperium
kraambezoek - kraamvisite
kraamdrank - kandeel
kraamhulp - baker
kraampje – stalletje
kraamschut - kamerscherm
kraamvertrek - kraamkamer
kraamverzorgster - baker
kraamvisite - kraambezoek
kraamvrouw baker, moeder, puerpera, zuster
kraamvrouwendrank – kandeel
kraam waar men friet bakt - frituur
kraan - afsluiter, bol, bolleboos, hijstuig, kei, knapperd, kraanvogel, tap, uitblinker
kraanauto takelwagen
kraanboor centerboor, cirkelboor
kraandrijver kraanbestuurder, kraanmachinist
kraanhals - reigersbek, zwanehals
kraankind - sjouwer
kraan met grijper - dragline
kraanoog braaknoot, oogjesgoed
kraansleutel - mannetje
kraantjelek tapperij
kraantjeskan - koffiekan
kraanvalk secretarisvogel
kraanvogel - grus, ibis, kroonreiger
kraanvogel (Austr.) - brolga
kraanvogelpoot - pedegree
kraanwagen - hijskraan, takelauto
kraanzomer nazomer
krab haal, krabbel, krap, kras, krauw, schaaldier(IO-potig), schram, schrap, spinkrab
krabbedieverij - gapperij, gegap
krabbekop - favus, hoofdzeer
krabbel - aantekening, haal, hanepoot, krab, notitie, schram
krabbelen - klauteren, klauwen, krabben, peuteren, wurmen
krabbelpootje - kriebelschrift
krabbelschrift - pataraffe
krabbeltje - kattebelletje
krabben brachyura, krabbelen, krauwen, rooien
krabbenduiker - alk
krabber - breekijzer, knoeier, krabijzer, schrabijzer, schraper, schrapper
krabbescheer - stratiotes
krabsel - schraapsel
krabvogel auerhaan, fazant, haan, hen, hoen, kapoen, kalkoen, korhoen, kieken, kip, kipsel, kriel, kuiken, kwakkel, kwartel, mesthoen, patrijs, pauw, veldhoen
krabwerktuig bij de chirurgie - raspatorium
krabijzer - krabber, krauwel, schraper, schrapper
krach bankbreuk, debacle, ineenstorting
kracht - betekenis, bloei, capaciteit, energie, force, fut, geest, geestkracht, geweld, heftigheid, inspanning, intensiteit, jeugd, leerkracht, macht, nadruk, pit, potentie, potestaat, resultante, spirit, sterkte, vaag, vermogen, vigueur, (lat.) vis, werking, werkkracht, werknemer, zenuw (fig.), zwaartekracht
kracht der moleculen - adhesie
kracht geven - bemoedigen, opjutten, sterken, stijven
kracht van de wind - windsterkte
kracht van redenering - betoogkracht
krachtaanduiding - p.k., (Eng.) h.p.
kracht bijzetten - stevigen, versterken
krachtbron aanhangmotor, benzinemotor, dieselmotor, elektromotor, explosiemotor, gasmotor, gasturbine, locomobiel, locomotief, machine, motor, oliemotor, turbine, turbinemotor, windmolen
krachtdadig - energiek, fors, krachtig
krachtdadigheid - flinkheid, geweld
krachteenheid dyne, dn., energie, erg., paardekracht, pk.
krachteenheid van geschut - meterton, mt
krachteloos adynamisch, afgemat, afgetakeld, asthenisch, flauw, futloos, kras, lam, lamlendig, lens, maf, mat, meeps, onmachtig, slap, sloom, uitgemergeld, uitgeput, versleten, week, zwak
krachteloos maken - paralyseren, verzwakken
krachteloosheid - afgemat, astenie, asthenie, debiel, debiliteit, futloosheid, impotent, inanitie, infirmiteit, invalide, slapheid, slapte, uitputting, versleten, verzwakking, week(heid), zwakte, zwakheid
krachteloze - lamme
krachten afstand - bereik
krachten in een vaste stol - spanningen
krachtenleer dynamica
krachtens ingevolge, luidens, pro, vanwege, volgens
krachtensbeginsel - principieel
krachtens bevel - a.m. (ad mandatum)
krachtens gelofte e.v. (ex voto)
krachtgas - generatorgas
krachtgeven - bemoedigen, opjutten, sterken, stijven
krachtgordel van Thor - meningjard
krachthebbend - geldend, gezaghebbend, vigerend, wettig
krachtgevend - versterkend
krachtig afdoend, bondig, boos, degelijk, deugdelijk, doortastend, drastisch, duchtig, energiek, fiks, flink, fors, geducht, geestig, genoegzaam, gespierd, (ge)streng, gewelddadig, geweldig, gezond, handelend, hard, hartig, heftig, hevig, intens, intensief, kernachtig, kloek, kordaat, kras, lastig, levendig, machtig, mergachtig, moedig, nadrukkelijk, ongemakkelijk, onstuimig, opperbest, pezig, pittig, potent, potig, rapponisch, robuust, snedig, sterk, stevig, stoer, strabant, straf, stringent, struis, substantieel, taai, terdege, valide, vast, vehement, vigoureus, vitaal, vurig, zinrijk
krachtig (muz.) - energico, fortissimo, forto, vigoroso, vuri-
krachtig aaien - poetsen, wrijven
krachtig aftreksel essence
krachtig buigzaam - taai
krachtig doorzetten - aanbinden, volhouden
krachtig en flink - fors
krachtig en hoorbaar uitademen - zuchten
krachtig en kort gezegde - aforisme, kernspreuk, sententie
krachtig en snelwerkend - drastisch
krachtig en sterk - robuust
krachtig gebouwd - gespierd
krachtig gewas - fenegriek
krachtig handelend doortastend, energiek, ingrijpend, krachtdadig
krachtig ingrijpend drastisch
krachtig in te grijpen - doortastend
krachtig streven ijveren
krachtig van groei welig
krachtig schijnen - laaien
krachtig streven - ijveren
krachtig tegen iets stoten - aanbotsen, botsen
krachtig tussenbeide komen - ingrijpen, interveniëren
krachtig uittreksel van aromatische stoffen - essence
krachtig van groei - welig
krachtig van toon - drastisch, hard, luide
krachtig van voedsel - stevig, substantieel, voedzaam
krachtig voedsel - leeuwemerg
krachtig volhoudend taai, volhardend
krachtig voor iets werken - nijveren
krachtig werkend middel - paardemiddel
krachtig uitademen - blazen
krachtige aanmoediging - aandrang, aandrift, prikkelss poorslag, stimulans
krachtige bevestiging - ozo
krachtige electrische stroom - sterkstroom
krachtige hulp - medewerking, rug(ge)steun
krachtige luchtstroom - wind
krachtige ontwikkeling bloei
krachtige spijs bonen, erwten, krachtvoer, leeuwemerg, spek
krachtige stoot por, schop, trap
krachtiger - sterker
krachtiger maken stalen, sterken
krachtigheid - succulentie
krachtmachine motor, turbine
krachtmens - atleet, bodybuilder, oermens
krachtmeter argosstaat, dynamometer
krachtpatser bodybuilder, oermens
krachtseenheid dn., pk.
kractsinspanning - moeite, nooddwang, toer, torn
krachtspieren - biceps
krachtsport atletiek, boksen, gewichtsheffen, judo, karate, kogelstoten, simo, touwtrekken, worstelen
krachtsportwerktuig halter
krachtstation centrale
krachtterm sacristie, sapperloot, sapristie, uitroep, vloek
krachtvermindering van spieren - hemiparese
krachtwerktuig - bulldozer, dieselmotor, motor, (hef)kraan, elevator, machine, turbine
kragenmaker - kemphaan
krag drijftil, rietzodde
krak - barst, breuk, knak, krakeend, scheur
krakeel - gekibbel, gekijf, geschreeuw, herrie, kijf, onenigheid, onmin, ruzie, twist
krakeend - krust
krakelen bakkeleien, bekvechten, hakketakken, harrewarren, kibbelen, kiften, kijven, plukharen, querelleren, ruziën, twisten
krakeling - koekje, nachtvlinder
kraken bezetten, breken, fijnmaken, inbreken, knarsen, openbreken, piepen, verdrukken
krakend knarsend
krakend geluid (ge)krak, gekraak
krakende stem - kraakstem
kraken van huizen - inbreken
kraken van papier - knisperen
krakepit - sukkelaar
kraker - inbreker, succesnummer
krakkemikkig - oud, versleten, oud
krakken - barsten, breken, knakken, scheuren
kralen (gitten) snoer - bajadère
kralen insnoeren - rijgen
kram agraaf, agrafe, dook, kaak, garde, gesphaak, hecht, krap, nest, niet, spang
kram om water te putten puthaak
kram waarop een hengsel draait - gonde
kramer - handelaar, koopman, venter, verkoper
kramerslatijn - potjeslatijn
kramerij - mercerie
krammen hechten, nieten, vastmaken
krammetje neet, niet
kramp clonus, darmpijn, hik, koliek, krimping, spasme, spierpijn, stuip, tetanus
kramp van de slokdarm - oesofagisme
kramp van het middenrif hik
krampachtig - convulsief, fanatiek, spasme, spasmisch, spasmodisch, spastisch, stuipachtig, stijf, vergeten, verkrampt
krampachtig huilen - snikken
krampachtige pijn - koliek
krampachtige samentrekking spasma, spasme
krampachtige spiersamentrekking hik, kramp, stuip
krampachtigheid bij dieren - hanetred
krampbetreffend - spastisch
kramp in de buik - koliek
kramprog - sidderrog
krampstillend - antispasmodisch
krampstillend middel - antispasmodisch, latuwsap,
latuwsiroop, valeriaan
kramptrekking - spasmus
krampvuur - bontvuur
kramsvogel kamlijster, schallijster, tjaklijster, veldlijster
kranebek - naaldekervel
kranig branie, dapper, ferm, flink, kloek, knap, koen, moedig, schrander
kranig en kloek - kordaat
kranigheid - branie, dapperheid, flinkheid, moedigheid, onversaagdheid
kranig persoon - branieschopper
krank lijdend, ongesteld, ziek, zwak
kranke zieke, lijder(es)
krankheid - kwaal, ongesteldheid, ziekte, zwakheid
krankzinnig absurd, bespottelijk, bezeten, dol, driest, dwaas, frenetiek, geestesziek, gek, gestoord, idioot, krankiorum, krankjorum, mal, mesjoche, mesjoege, onwijs, waanzinnig, warhoofdig, zot
krankzinnigheid alienatie, bezetenheid, demence, dementie, dwaasheid, folie, frenesie, gekheid, gestoordheid, dilheid, idioterie, lycantropie, onzinnigheid, paranoia, razernij, verdwaasdheid, waanzin, zotheid, zinsverbijstering
krans aureool, bloemenring, corona, gordel, kring, kroon, ring
kransader - kroonader
kransbloem - akkerboterbloem, margriet, vleugeltjesbloem
kransen - lauweren
kransje côterie, kliek
kranskruid - marjolein
krans ter ere - erekrans
kransnaad - voorhoofdsnaad
kransuil - kerkuil
krans van bladeren - rozet
kranswieren - charas
krant blad, bode, courant, dagblad, flik, gazet, journaal, nieuwsblad, orgaan, periodiek, persorgaan, stem, tijdschrift
krant (z.n.) - gazet
krantenartikel - asterisk, bericht, commentaar,
krantenbedrijf - pers
krantenhuisje - kiosk
krantenkiosk - aubet
krantenkop headline
krantenleiding redactie, red.
krantenman journalist
krantenhuisje kiosk
krantenjongen - camelot
krantenleiding - hoofdredactie, red., redactie
krantenkiosk - aubet
krantenopschrift - kop
krantenrubriek - rubriek
krantenverkoper ako
krantenwereld - pers
krantenwezen - dagbladpers
krantenzuil - kolom
krap amper, bekrompen, benard, beteugeld, boekslot, eng, groef, inkeping, insnijding, karig, keep, kerf, kram, nauw, nauwelijks, nauwsluitend, schaars, schraal, slot, sluithaak, strak, ternauwernood
krap en eng - nauw
krapgeel - xanthine
krapjes armoedig, benauwd, eng
krapte gebrek, engte, nauwte, schaarste
kraprood - alizarini
kras aantrekkelijk, aardig, buitengewoon, dartel, energiek, fel, flink, gezond, haal, kittig, kloek, krachtig, krap, kras, kwiek, lief, onderbaas, ongehoord, pittig, ploegbaas, rap, rits, schram, schrap, sterk, stevig, streep, streng, taai, vinnig, vitaal, vurig, wulps
kras en kwiek - vief
krasgat - split
kreeftachtig voorwereldlijk dier - trilokiet
kreeftachtigen - crustacea
kreeftcocktail - lobster
kreeftegang - cancricato
kreeftegang maken - achteruitgaan, achteruitvoeren, terugkrabbelen
kreefteschaar - knijper
kreeftkruid - heliotroop
kreeftsbloem - heliotroop
kreeftskeerkring - noorderkeerkring
kreek - beek, drecht, inham, kil, rivier, spreng, zwamp
kreen - nauwlettend, precies
kreet - cri, devies, gil, schreeuw, (uit)roep, yell
kreet van medeleven - ach, gut
kreet van pijn - ai, au
kreet van smart - smartkreet
kreet van vreugde - ha, hoera, hoi, io
kregel - boos, flink, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, klein, knorrig, korzelig, kriel, kwaad, lichtgeraakt, nijdig, ontstemd, pittig, prikkelbaar, weerbarstig, wrevelig
krash - debacle (van een bank)
krasheid felheid, flinkheid, gestrengheid, kracht, scherpte, sterkte
krasje in de huid (geneesk.) - kruis
kras of haal - krab
kras stukje - stunt
krasselaar - krabbelaar, sukkelaar
krassen - graveren, griffen, zagen
krassen op een viool - ziegezagen
krat bak, kist, kret, lattenkist, skeleton
krat voor varkensvervoer - ren
krater bocca, mengvat, vulkaan, opening
krater met water - kratermeer
krater van grote afmeting calde(i)ra
kratermeer - maas
krateropening met trechtervorm calde(i) ra
kraterpijp van een vulkaan - diatribe
kratertje bocca, kawah
kratokbonen - maanbonen
krats bagatel, habbekrats, kleinigheid
kratswol wolafval, vlokwol, slagwol
krauw - krab, schram
krauwen krabben, krabbelen, kriebelen, kriewelen, ruisen, schoonmaken, schrammen, schuren, schurken, wrijven
krauw of kras - krab
kraval - das
krawaken - nachtbraken
kreatie - creatie, schepping
krediet - lening, schuld, tegoed, pof, vertrouwen
kredietbank - kredietinstelling
kredietbrief - acrreditief
kredietinstelling - bank
krediet verschaffen - accrediteren
kredietwaardig - solide, solvabel
kree - krap, nauwelijks, oprolbaar zonnescherm
kreefdicht - retrogade
kreeft - cancer, heremietkreeft, hommer, klapperdief, langoest(ine)
kreeft zonder scharen - langoest
kreeftachtig diertje - eendenmossel, garnaal, pissebed, strandvlo, trilobiet, watervlo, zeepok
kreeftcocktail - lobster
kreeftdicht - retrogade
kreeftengang - cancricato
kreeftengang maken - achteruitboeren, achteruitgaan, terugkrabbelen
kreeftenkleur - rood
kreeftenschaar - knijper
kreeftensoort - anomura, cambanus
kreeftskeerkring - noorderkeerkring
kreeft zonder scharen - langoest
kreek - beek, rivier, spreng
kreen - schrikkerig, schuw
kreet - cri, gil, yell, riedel, schreeuw, slagzin, (uit)roep
kreet van pijn - au, ai
kreet van smart - smartkreet
kreet van vreugde - ha, hoera, hoi
kregel - boos, driftig, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, kittelorig, knorrig, korzelig, kribbig kriegel, kwaad, lichtgeraakt, misnoegd, nijdig, ontstemd, pittig, prikkelbaar, weerbarstig, wrevelig
kregelheid - knorrigheid, prikkelbaarheid
kregelig - driftig, korzelig
kreits - kring
krek even, evenals, juist, net, precies
krekel boor, eimke, grylloïdae, gryllus, heempje, ieme, kriek(ske), veenmol, wiel, wielboor
krekelen - knarsen, knorren, piepen
krekels - grylidae
krem - valkvogels
krempen - afnemen, krimpen, sukkelen
kremper - koukleum, lafaard, onderblijfsel, sukkel
kremser wit loodwit
kreng aas, carogne, etre, feeks, gemenerd, helleveeg, kadaver, karonje, kwaadaardige vrouw, lichaam, lijk, prij, ravenaas, serpent, tang
krengtor - aastor, doodgraver
krenken - aanranden, affronteren, beledigen, benadelen, beschadigen, beledigen, benadelen, benaderen, blesseren, froisseren, grieven, kwetsen, mortificeren, pijnigen, pikeren, plagen, steken, vernederen, verwonden,
krenkend - beledigend, grievend, bitter, bijtend, hatelijk, schenden, scherp, kwetsend, hatelijk
krenkend behandelen - affronteren
krenking afbreuk, affront, grief, benadeling, belediging, inbreuk, kwetsing, laster, mortificatie, toornis, smaad, vernedering
krent achterste, erwtenteller, gierigaard, gortenteller, knar, krententeller, pietlut, rozijn (gedroogde), vrek, zitvlak
krentenbaard - baardvin
krentenbol - stoet
krentenboompje alpenbes, junibes
krentenbrood deuvekater, duivekater, kramik, krentenmik, mik
krentenbroodje - deuvekater
krentenkakker - gierigaard, vrek
krententeller - gierigaard
krentenweger - erwtenteller, gierigaard, kruidenier, vrek
krenterig - afgemeten, bekrompen, gierig, karig, kleingeestig, kleinzielig, mesquin, schriel, zuinig
krenterigheid - gierigheid
krenterig persoon - gortenteller
krepel invalide, kreupel, mank
kret karet, zeeschildpad
Kreta, bergtop op - Ida, Theodoro, Theodorus
Kreta, hoofdstad van - Chania, Kanez
Kreta, stad op - Irakilon
Kretensisch boogschutter - Alkoon
krets huidziekte, krab, schram, schurft
kreuk beschadiging, ezelsoor, frommel, frons, fronsel, knak, knauw, kreukel, neep, plooi, rimpel, vouw
kreukel alikruik, frommel, frons, knauw, knak, knuffel, krukel, prooi, rimpel
kreukelaar - beunhaas, prutser, scharrelaar
kreukelen - beschadigen, frommelen, knakken, rimpelen
kreukelig - knuffelig, verfrommeld,verkreukt, verkronkeld
kreukels - wrakken
kreukels maken - frommelen
kreuken - beschadigen, frommelen, knakken, kniezen, knorren, kreukelen, rimpelen, chiffonneren
kreuk in de huid - rimpel
kreukvrij - effen, egaal, glad
kreunen gekerm, grijnen, kermen, klagen, krochen, stenen, steunen, tobben, urmen, zaniken
kreunend klagen - kermen
kreupel ellendig, gebrekkig, invalide, krepel, mank
kreupel (It.) - zoppo
kreupel gedichten maken - rijmelen
kreupel maken - estropiëren
kreupelbos - schaarbos
kreupele - jacobsganger, krates, manke
kreupelhout - akkermaalshout, gagel, heg, hegge, strubben
krevel - gekriewel
krib bed, kribbe, ledikant, leger, legerstede, leidam, nest, rits, rivierdam, sponde, voederbak, wieg
kribbe - bed, rijsdam
kribbel - bits, kribbig, nestig
kribben harrewarren, krakelen, ruziën, tegenstribbelen, twisten
kribbenbijter - klopper, neetoor, nijdas, vrek
kribbig driftig, grillig, humeurig, korzelig, kregel, kregelig, kriegel, lastig, lichtgeraakt, narrignestig, nuffig, prikkelbaar, twistziek, wrevelig
kribbig meisje katje
kribbige vrouw kat
kriebel - jeuk, prikkeling
kriebelen jeuken, kietelen, krabbelen, priegelen, prikkelen
kriebelig geprikkeld, jeukerig, kriebel, krieuwelig, peuterig, tureluurs
kriebelmug - simulia
kriebelziekte ergotisme
kriegel - geprikkeld, gramstorig, korzelig, kregel, kribbig, misnoegd, wrevelig
kriek kers,krekel
kriekelaar - kersenboom
krieken - aanbreken, dageraad, gloren, morgenstond
kriel - dartel, grut, kind, kip, kleingoed, uitschot, uk, ukkie
krielen - krioelen, wemelen
krielhaan - dwerghaan
krielkip - krik
krieuwelen - dooreenkrioelen , jeuken, kriebelen
krik brandewijn, dommekracht, jenever, wintertaling
krikkemik - bok
krikkemikkig - kaduuk, onsolide, onvast
Krim, badplaats op de - Jalta
Krim, hoofdstad van de - Simferopol
kriminaliteit - misdadigheid
krimineel - misdadig, snood
krimp - afname, armoede, gebrek, gemis, nood, tekort, vers,
krimpen achteruitkrabbelen, afnemen, krommen, samentrekken, schrompelen, slinken, teruglopen (van de wind), toegeven, verminderen
krimpen van de wind - inkrimpen
krimpvrij maken van stoffen sanforiseren
kring cirkel, corona, coterie, cyclus, district, gebied, gezelschap, gordel, groep, krans, kooromgang, kreits, milieu, orbis, rand, rayon, reeks, ring, ronde, rondheid, rondte, sfeer, stand, tinne, toer, trans, vereniging, weergang, zone
kring om de zon en maan - corona, halo
kring van paddestoelen heksenkring
kringetje cirkelgang, cyclus, ootje, rondje,
kringetjes spugen - baliekluiven, lanterfanten
kringloop circuit, circulatie, cirkelgang, cyclus, omloop, periode, proces, rondgang, recycling, tijdkring
kringlijster - beflijster, kraagmerel
kringmeting - cyclometrie
kringvormig circulair, orbiculair, ovaal, rond
kringvormig voorwerp - rad, ring, wiel
kringziekte - aardappelziekte
krinkel - bocht, kronkel
krinkelen kronkelen, krullen
krioelen - fourmilleren, grimmelen, krielen, leven, ritselen,wemelen
krip - rouwfloers
Krisjna, geliefde van - Radha
Kristal - kwarts
kristalglas - flint, (loodhoudend) glas, stras, vlint
kristalkunde kristallografie
kristalkijker - scryer
kristallografisch veelvlak - hamieder
kristallijn - syeniet
kristallijn gesteente bazalt, glimmer, gneis, graniet, kwarts, porfier, schisten, syeniet, veldspaat
kristallose - saccharine
kristalmeting - kristallometrie
kristalsoda - huishoudsoda, soda
kristalstof (witte) - meta
kristalversterker transistor
kristalvorm - hexagonaal, kubisch, monoclien, monoklien,
orthorombisch, triklien
kristalvormig kristallijn
kristalvormige delfstof - salpeter
kristalwieren - diatomeeën, kiezelalgen
kristalziener - scryer
krit schar
kritiek aanmerking, afkeuring, bedenkelijk, benard, beoordeling, epineus, ernstig, gevaarlijk, hachelijk, netelig, oordeel, opmerking, precair, recensie, zorgelijk, zorgwekkend
kritiekloos - domweg
kritische beschouwing - commentaar
kritische uiteenzetting - commentaar
kritiseren - bedillen, beoordelen, recenseren
Kroatië, hoofdstad van - Zagreb
krodde - duizendknoop, hederik, herik, knopherik, pad, perzikkruid
kroeg bar, bierhuis, bodega, café, doening, drankhuis, dranklokaal, estaminet, fut, herberg, kit, knijp, kot, kuf, osteria, pub, sociëteit, soos, staminee, taphuis, tapperij, taveerne,
taverne, wijnhuis, wijnlokaal
kroegbaas gelaghouder, kastelein, herbergier, waard
kroeghouder - herbergier, kroegbaas, tapper, waard
kroegloper boemelaar,drinkebroer, habitué, stamgast
kroep - difterie, kruis
kroepoek, grondstof voor - ikan, kerbo, melindjo, oedang
kroes beker, drinkbak, brinkbeker, gekruld, kom, kruik, mok, nap, pint, pot, vat
kroesharige bewoner van Melanesië - papoea
kroesharige hond poedel
kroeskarper giebel, steenkarper
kroeskop - krullenkop
kroet - appelstroop, wintertaling
kroezelig - gekroesd, gekruld, kroezig
kroezen - kronkelen, krullen
kroezig gekruld, krullerig
krok - hooizaad, kreukel, kronkel, plooi, vogelwikke
krokkeling - zeeweegbree
krokodil alligator, boeaja, gangesgaviaal, gaviaal, kaaiman, lijstkrokodil, nijlkrokodil, reptiel
krokodil met lange smalle bek - aviaal, snavelkrokodil
krokodil (Ind.) - boewaja
krokodillendoder ichneumon
krokodillensoort - alligator, boeaja, brilkrokodil, ganges, gaviaal, kaaiman, lijstkrokodil, nijlkrokodil
krokus - saffraan
krollen - lollen
krols hitsig, loops, paarlustig, paarzuchtig
krom gebogen, gebrekkig, onrechtvaardig, scheef, slecht, verdraaid
krom gedeelte van een touw - bocht (touwtje springen)
krom praten - tatewalen
krom spreken - koeteren
krom wezen - gedrocht
krom worden - krommen
kromachtig - bochtig, krom
krom gebeente - rib
krombaan geschut houwitser, mortier
krombeen - o-been
krombek - inbrekerswerktuig, peulen, smidstang
kromgebogen buis der bloemkroon - kromhals
kromgebogen glazen kolf - retort
kromgebogen mes - renet
kromhals - helm, kolf, koffles, retort
kromhoorn - keratine
kromhout - knie, steven
kromme curve
kromme blaashoorn kornet
kromme dolk of kort zwaard jatagan
kromme hoorn - kornet
kromme klephoorn - kornet
kromme lijn boog, cirkel, curve, kegelsnede, parabool, spiraal
kromme lijn die zich om een middelpunt slingert spiraal
kromme nagel - klauw, krauwel
kromme Poolse ruitersabel - sarras
kromme sabel - klewang
kromme Turkse dolksabel - jatagan
kromme vrucht - banaan
krommen - buigen, kronkelen
krommesprong - buiteling, tuimeling
krommig - bocht, boog, zeeg, kronkeling, meander, ronding, rondte, slingerlijn
kromming bocht, boog, buiging, curve, curvatuur, flexuur, krinkel, kromonocline, kronkel
krommingsbeweging van plantendelen - nastie
kromp - cyprina
kromsnavel - duikeend
kromstaf - krootse
kromtaal boerentaal, brabbeltaal, koeterwaals, dieventaal, jargon, potjeslatijn, vaktaal
kromtong - brabbelaar, hakkelaar, koeteraar, koeterwaal, kromprater, stotteraar
kromte kromheid
kronen bekransen, bekronen, belonen, betonen, eren, gravenkroon, hertogskroon, keizerskroon, koningskroon, prijzen, ridderskroon, verheerlijken
kroniek annalen, annuarium, blad, dagboek, geschiedenis, geschiedverhaal, jaarboek, jaarverslag, journaal, maandblad, tijdsrelaas, tijdschrift, periodiek, verhaal, verslag, wereldkroniek
kroniekblad - historieblad
kronieken - paralipomena
kroniek van een Jaar annalen ,
kronieken van een jaar - annalen
kroniekschrijver - chroniqueur, teboeksteller
kroning - bekransing, bekroning
kroningsinsigne - rijksinsigne
kroningsstad der Duitse keizers Trier
kroningsstad der Franse Koningen Reims
kroningsstad der Nederlandse vorsten en vorstinnen Amsterdam
kronkel bocht, draai, kink, krinkel, kromming
kronkelberg omloopberg
kronkeldarm - ileum
kronkelen buigen, draaien, kapittelen, krinkelen, krommen, serpenteren, slingeren
kronkelend - meandrisch
kronkelende laan - slingerlaan
kronkelige haal - sliert, slinger
kronkelige stengel rank
kronkeling - arabesk, crispatie, meander, versiering
kronkellijn - meander, slingerlijn
kronkelpad slingerpad
kronologie - tijdrekenkunde
krontjong - gitaar
kroon bloemkroon corona, diadeem, heerschappij, kr, krans, kruin, luister, lichtkroon, munt, regering, tiaar, tiara, top, voortreffelijkheid
kroon der pausen tiara
kroon van de stedemaagd (voorstellende muren en torens der stad) - stedekroon
kroon van een hertog - hertogskroon
kroon van een hertogin - hertoginnenkroon
kroon van een tand - corona
kroon van het dal bij Los Angeles - Pasadena
kroonappel aagt
kroonblad - bloemblaadje, petaal, vlag
kroonbladloze plant abeel, berk, betel, beuk, biet, boekweit, brandnetel, cassave, duindoorn, eik, els, esp, gagel, hazelaar, hennep, hop, iep, kamfer, kaneel, kastanje, kattenstaart, knotwilg, laurier, melde, muskaat, notenboom, olijf, wilg, olm, peper, plataan, populier, postelein, rabarber, spinazie, treurwilg, vijgenboom, vogellijm, wilg, wolfsmelk, zuring,
kroondomein - kroongoed
kroonduif - goüra
kroonduiker fuut
kroongoed - domein, kroondomein
kroonjaar feestjaar
kroonkandelaar - armluchter, luchter, luster
kroonkolonie - gemenebest
kroonkraan - kroonreiger
kroonkruid - coronilla
kroonkurk - flessendop
kroonluchter - armkandelaar, kandelaar, kandelaber, kroon, kroonkandelaar, kroonlamp, lichtkroon
kroonlijst - corniche, kornis, uitstek
kroonlijstversiering - attiek
kroonopvolger - kroonprins
kroonopvolgster - kroonprinses
kroonprins (Frans) dauphin
kroonprinses dauphine
kroon ranonkel akkerboterbloem, kransbloem
kroonreiger - kroonkraan
kroonslagader kransslagader
kroonstuk - dekstuk
kroontjeskruid - wrattenkruid
kroonvogel kroonduif, kroonfazant, kroonkraan, kroonreiger
kroonvorderaar - pretendent
kroos bosbes, eendekroos, gergel, glee, gorgel, gruit, lemma, linze, moeras, moeraslinze, veenbes, waterlelie, waterlinze
kroosje - kriek (gew.), mirabel, mirabelle, pruim
kroost afkomst, afstammelingen, hielenlikker, kinderen, mansoir, nageslacht, nakomelingen, ogendienaar, oir, onderkruiper, strooplikker, zaad
kroot beetwortel, biet, pee, peen
krop andijviestruik, hals, halsgezwel, sla, struma, voormaag
kropaar - dactylis
kropduif - kropper
kropgans pelikaan
kropgezwel struma, wen
kropkool buiskool
kropmens - cretin
kropooievaar maraboe, marabout
kroppen - doorzetten, mesten, samenpakken, verduren, voederen
kropper - kropduif
kroppig bitter, haatdragend, wrang, wrokkig
krotter - beunhaas
kruiden dille, foelie, kamille, komijn, laurier, nootmuskaat, peper, saffraan, salep, sesam, specerij, thijm, vanille, venkel
zie ook keukenkruid
kruidenboek - herbarium
kruidendokter - kwakzalver
kruidendrank - thee
kruidenier - grutter, krentenweger, winkelier
kruidenier op het water - parlevinker
kruidenierswinkel grutterij, komenij
kruiden leer rizologie
kruidensuiker - conserf
kruidenthee tisane
kruidentuin - plantentuin
kruldenverkoper drogist
kruidenwijn kandeel, hippocras
kruidenzoeker - herborist
kruiderij anijs, foelie, kaneel, komijn, kruidnagel, laurier, lavas, mosterd, muskaat, nootmuskaat, tijm, zie ook keukenkruid
kruidig - geurig pittig
kruidige geur aroma, bouquet, boeket
kruidkaas - komijnekaas, nagelkaas
kruidkunde - botanie
kruidkundige - botanicus
kruidmoes - groenmoes, kruudjemous, melkmoes
kruidnagelolie, bestanddeel van - eugenol
kruidnoot – pepernoot
kruidworteldrank - salep
kruien opstapelen (ijs), vervoeren, verslepen
kruier kofferdrager, pakjesdrager, sjouwer, witkiel
kruihaspel - molenwindas
kruik amfora, bedwarmer, fles, kan, kubbe, pul, tul, urn, vaas
kruikje-roer-me-niet – mimosa
kruikje voor as - urn
kruik, geglazuurde, van aardewerk - baardman
kruim - pit, verstand
kruimel beetje, gremel, korrel, stukje, ziertje
kruimelaar - gierigaard, prutser
kruimelarij gierigheid
kruimelen afbrokkelen, brokkelen, peuteren, prutsén
kruimig - bloemig, jeuig, korrelig
kruin bladeren, boomtop, bovendeel, gebladerte, hoofd, kroon, schedel, top
kruinoot - nootmuskaat, pepernoot
kruinpunt - schedelpunt
kruinschering - tonsuur
kruintje van een appel - navel
kruipen - sluipen
kruipend - slaafs
kruipend dier adder, anaconda, boa, hagedis, krokodil, pier, reptiel, slak, slang, worm
kruipelings - heimelijk, steelsgewijs
kruipende tarwe kweek
kruiper - ogendienaar
kruiperig deemoedig, onderdanig, serviel, slaafs, vleiend
kruiperig doen - slijmen
kruiperig persoon hielenlikker, kruiper, ogendienaar, onderkruiper, slaaf, slijmerd, strooplikker, vleier
kruiperig vleien - aduleren, flikflooien, pluimstrijken
kruiperige gediensligheid - serviliteit
kruiperige verering byzantinisme
kruiperij byzantisme, intrige, nederigheid, ogendienst, onderdanig, onderwerping, serviel, servilisme, slaafsheid, vleierij
kruipertje - muizegerst
kruiphaantje - krielhaantje
kruiphennetje - krielhennetje
kruiphol - sluiphol
kruipkoren - kweek
kruiplank badding, richter
kruipplant - maagdenpalm
kruipvogels - certhiïdae
kruipwilg - geil
kruireep - kruitoord
kruiriem - kruizeel
kruis broekdeel, crux, kop, leed, lendenstreek, lijden, muntteken, muziekteken ordeteken, plaag, ramp, stuit, wederwaardigheid
kruisarm dwarsbalk
kruis in de vorm van een letter T Antonius, St. Antoniuskruis
kruis van een broek - spier (Z.N.)
kruis van een paard - kroep
kruis van 2 balken (liggend) - St. Andreaskruis
kruis voor onbewaakte overweg Andreaskruis
kruisafdoening kruisafneming
kruisarm - dwarsbalk
kruisbeeld crucifix
kruisbeeld langs de openbare weg - devotiekruis
kruisbeen heiligbeen
kruisbekken - loxia
Kruisberg Calvarieberg , Golgotha
kruisbes - klapbes, stekelbes, whitesmith
kruisbestuving - allogamie, kruisbevruchting
kruisbeuk transept, dwarsbeuk
kruisbeuk aan een kruiskerk - transept
kruisbindsel - knoop, vloekwoord
kruisblad - kruiskruid, perzikkruid
kruisbladig gewas radijs
kruisbloemig kruid - raket
kruisbloemig lepelblad - lepelblad
kruisbloemigen - cruciferen
kruisbloemige plant akkerkool, arabis, aubretia, barbarakruid, bitterkers, bloemkool, boerenkers, cricufeer, damastbloem, dodder, hauw, herderstasje, herik, huttentut, judaspenning, kapper, knolraap, knopherik, kool, koolraap, koolzaad, krodde, kruidkers, lepelblad, mierik, mosterd, muurbloem, peperkers, peulraapzaad, pinkstrerbloem, raap, raapkool, radijs, raket, ramenas, rapistrum, rodekool, scheefbloem, scheefkelk, schildzaad, (steen)raket, sterkers, tasjeskruid, torenkers, tuinkers, varkenskers, veldkers, vinkenzaad, violier, vlasdodder, vroegeling, waterkers, wede, zeeraket
kruisbloemige woestijnplant jerichoroos
kruisbloemigen - arabis, cruciferae, damastbloem, dubbelkruid, hauw, herderstasje, iberis, judaspenning, mierikswortel, mosterd, pinksterbloem, radijs, randjesbloem, scheefbloem, schildje, waterkers
kruisboog - armborst, ogief, schietboog, spitsboog
kruisboog met gewelf - diagonaalboog
kruisboog van een gewelf - ogief
kruisboom - christuspalm, kruis, kruishout, mollenkruid, wonderboom
kruisbramzeil - grietje
kruisbroeder flagellant, geselaar, geselbroeder, kruisheer, rampgenoot
kruisdistel akker, dennendistel, eryngium, meer, veld,
wallendistel, zeedistel
kruisdoorn - kruisbes
kruisdorenmoes - kruisbessenkost
kruisen - traverseren
kruisen bij wegontwerp - traverseren
kruiser oorlogsschip
kruiser om berichten over te brengen - aviso
kruisgentiaan - kruisbladgentiaan
kruisgetuige - martelaar, martelares
kruisgewelf in een klooster - xystus
kruisgezant - apostel, zendeling
kruisheer - O.S.Cr.
kruisheuvel - Golgotha
kruishout - ritshout
kruising doorsnede, doorsnijding, intersectie knooppunt, kruispunt, paring, snijpunt
kruising tussen ezel en merrie - muildier, muilpaard
kruising tussen leeuw en tijger - liger, tigeon
kruising van bison en koe - beefalo
kruising van ezel en paard - halfezel, muildier, muilezel, muilos, onager, osmuil
kruising van haas en konijn - haaskonijn, leporide
kruising van hengst en ezelin - muilezel
kruising van spoorweg met gewone weg - overweg
kruising van wegen driesprong, knooppunt, viersprong
kruising van zebra en ezel - zezel
kruisjesdag Aswoensdag
kruisingsproduct - hybride
kruiskanarie - kruisbek
kruiskarper - kroeskarper, steenkarper
kruisklamp - belegstuk
kruiskool - houtskool
kruiskruid - senecio
kruislaan - dwarslaan
kruisletters - I.N.R.I.
kruismast - bazaanmast
kruismast op een driemaster - bezaan
kruismes - dolk
kruisnet - hefnet, ophaalnet, totebel
kruisopschrift - INRI
kruispunt - kruising, voersprong
kruisrad draaikruis, tourniquet
kruisschip - kruiser
kruissprong - kruispas
kruisstaf van de paus ferula
kruissteen - chiastholiet, holspaat
kruisstelling - chiasme
kruistocht – bedevaart, kruisvaart
kruisvaan - labarum
kruisvaart kruistocht
kruisvormig kruiselings
kruiswant - bazaanswant
kruisweegss - kruiselings
kruisweg - statie
kruiswoordraadsel - cryptogram, doorloper, kruiswoordpuzzel, puzzel
kruiswortel - zeedistel
kruiswijze - decussatim
kruiswijze plaatsing - decussatie
kruitdoop vuurdoop
kruitkoker - kardoes
kruitmengsel - sas
kruitmijnen aanleggen - mineren
kruitwagen - beschermer, caisson, kordewagen (Z.N.),
kruiven - kroezen, krullen
kruiwagen kordewagen, kruikar, relatie
kruizing - hydridatie
kruk - brodelaar, deurknop, domoor, drievoet, dwarsstuk, greep, handel, handgreep, handvat, hefboom, klink, knoeier, knop, knuppel, schabel, schamel, sufferd, sukkel, taboeret, voertuig (met 1 wiel), voorspraak, voorthelper, zetel, zwengel
kruk aan deur - klink
krukboor avegaar, fretboor
krukel alikruik, kreukel
krukje - stoeltje
krukkast - carter
krukken - stuntelen
krukkig gebrekkig, knoeierig, onbekwaam, onhandig, stumperig, stuntelig, sukkelachtig, sukkelend, ziekelijk
krul - afschaafsel, gril, haarbos, kronkel, kuur, lok, nuk, pennentrek, schaafsel
krulfloers - crèpe
krul haar - lok
krulhond poedel, spaan
krulkop - kroeskop, krullekop
krullatuw - kruisla
krullen - kroezen
krullenbol - kroezelbol
krullende bontsoort - astrakan, persianer
krullige stof - astrakan
krullerige stijl - rococo
krullige wollen stof ratiné, ratijn
krullijn - spiraal
krulpapiertjes in het haar - papillotten
krulspeld - roller
krultang - haarkruller
krulvormige zuilversiering - volute
krulijzer friseertang
krulijzer van paarden - krepijzer
krijg gevecht, kamp, oorlog, slag, strijd
krijgen aannemen, bekampen, bekomen, beuren, gewinnen, grijpen, langen,opdoen, strijden, ontvangen, verlangen, verwerven
krijger combattant, krijgsman, milicien, militair, soldaat, strijder, vechter
krijgertje nalopertje, tikje, tikkie, vangertje
krijgsbanier oorlogsvlag, vaandel
krijgsbehoefte ammunitie
krijgsbeschrijving - stratografie
krijgsbouwkunst genie
krijgsgehuil - oorlogskreet
krijgsgevangenkamp - stalag
krijgsgewoel - mêlee
krijgsgezang der Germanen - barditus
krijgsgezant heraut
krijgsgezel - spitsbroeder, wapenbroeder
krijgsgezind - oorlogszuchtig
krijgsgod Ares, Janus, Mars, Mavors
krijgsgodin Ballona, Minerva, Walkure
krijgshaftig dapper, martiaal, militant, guerriero (muz.), soldatesk, strijdlustig, strijdvaardig
krijgshaftigheid - dapperheid, krijgslustigheid, martialiteit, moed
krijgshandel - oorlogsbedrijf, oorlogvoering
krijgsheir - leger
krijgsknecht - militairsoldaat
krijgskunde - strategie, tactiek
krijgkundig - strategisch
krijgskundige - strateeg, tacticus
krijgskundige term - beleg, front, omsingeling
krijgslist - stratageem, stratagème
krijgsmacht armee, divisie, heer, heir, leger, legerkorps, militie, troepen, troepenmacht, weermacht
krijgsmakker slapie, spitsbroeder, strijdgenoot, wapenbroeder
krijgsman – krijger, marinier, militair, soldaat, strijder
krijgsman uit vroeger tijd dragonder, musketier, ruiter
krijgsoefening - exercitie, leeroefening, manoeuvre
krijgsoperatie uitvoeren - opereren
krijgsoverste paladijn, veldheer
krijgsraad rechtbank, vergadering
krijgsschool - H.K.S.,
krijgsstandaard - labarum
krijgsslagorde - falanx
krijgstocht heervaart, raid, veldtocht
krijgstoneel - slagveld
krijgstrompet bij de oude Egyptenaren meleket
krijgstucht discipline
krijgstuchtgelijke straf berisping, licht, streng, verzwaard
krijgsvaandel van het Romeinse leger labarum
krijgsverrichting krijgsbedrijf, oorlogshandeling, operatie
krijgsvolk leger, legertros, militairen, soldaten
krijgswezen leger, legermacht, militie
krijgszang - strijdlied
krijs - schreeuw
krijsen - bleren, gieren, gillen, jammeren, knarsen, krijten, razen, schreeuwen, snerpen, tekenkrijt,
krijt arena, delfstof, kalk, kampplaats, kleurkrijt, pastei, ring, schoolkrijt, strijdperk, witte delfstof
krijt, etage uit het - albien, aptien barremien, campanien, cenomanien, coniacien, hauterivien, maastrichtien, santonien, senonien, turonien, valanginien
krijtdiertjes - foraminiferen
krijten gieren, gillen, huilen, krijsen, roepen, schreien, schreeuwen, wenen, witten
krijtend schreeuwend
krijtkleur - bleek, wit
krijtrotsen op Wihgt - Needles
krijttekening - crayon
krijtwit doodsbleek, lijkwit
kryoliet ijssteen
krypt - hol, krocht, spelonk
krypton - kr., edelgas
ksi-deeltje - cascadedeeltje
ku - aars, achterste
kub - fuik, visfuik
kubbe - aalkorf, fuik
kubiek - derde macht, kubusvormig, teerlingvormig
kubiekecentimeter - cc., ccm.
kubieke maat - wisse
kubieke meter stère
kubieke meter brandhout - wisse
kubiekwortel - derdemachtswortel
kubisch - kubiek, kubusvormig
kubus - dobbelsteen, hexaëder, teerling, zesvlak
kubus met startnummer en prestatiemededelingen - annoncekubus
kubusvormig dropje - griotje
kuch - commiesbrood, kazernebrood, hoest
kuchen - hoesten, kuimen
kudde aantal, drift, horde, juk, koppel, mandra, massa, menigte, roedel, schaar, troep, vee, verzameling, zwerm
kuddedier - massamens
kuddedieren - vee
kudde herten - roedel
kuddehoeder - cowboy, herder
kudde hoedster - herderin
kuddemens - massamens
kudderen - ploeteren, wassen
kuf - bordeel, kroeg, stroschoen
kui - koekalf
kuier - ommetje, wandeling
kuieren - lopen, slenteren, stappen, wandelen
kuiering - loopje, wandeling, slentering
kuierlatten - benen, kuierstokken
kuierstok - wandelstok
kuif bos, bosje, boeket, dot, haarbos, haardos, pluk, pruikje, toef, toupet, tuiltje
kuifaap meerkat
kuifarend ruigpoothavik
kuifachtige tooi van edelstenen aigrette, reigerskuif
kuifbal volant
kuifeend - kamduiker, topper, toppereend, veldduiker, winterduiker
kuifpotigenm - copepoda
kuif van een haan - hanenkam
kuiken broed, domoor, kieken, poulet, pul
kuiken dat het laatst uitkomt - nestkuiken
kuikendief - blauwschild (gew.), wouw
kuikenvlees - poult
kuil del, diepte, fossa, fovea, gat, graf, groef, groeve, holte, kolk, laagte, put, silo, uitholling, visnet, visvangst
kuil boven het sleutelbeen - jugulum
kuil in de flanken van magere dieren - lendengroeve
kuil in de weg - del
kuil waarin wilde zwijnen legeren - ketel
kuildek - tussendek
kuilen - inleggen, inmaken
Kuilenburg - Culemborg
kuil in de weg - del, put
kuilnet - kuil, treil
kuil van wilde zwijnen - ketel
kuiltje - holte
kuiltje bij golven - hole
kuilvoer - mais
kuimen - kermen, klagen, kuchen, zuchten
Kuinder - Tjonger
kuip bad, badkuip, bak, balie, kaar, karn, stander, teil, tob, tobbe, ton, trog, vat
kuip in badkamer - mandibak
kuip of trog om laken te walken en te weken - volkuip
kuipboter - margarine
kuipen bedriegen, intrigeren, knoeien, konkelen, machineren, stoken
kuiper - arglistig, haringpakker, intrigant, konkelaar, omkoper, tonnenmaker, vatenmaker
kuipersbijl - baars, dissel
kuipersdissel - hamerbijl
kuipersgereedschap - trekhaak
kuipersmes - bereimes, gergelmes, lasmes, reemes
kuipersterm - gergel, kroos
kuiperij bedrog, gekonkel, geknoei, intrige, konkelarij, kunstgreep, list, machinatie, mollenwerk, servilisme, verwikkeling
kuiphout - duigen, klaphout, vathout
kuipje in badkamer - bidet, lavet, voetbad, zitbad
kuipplant - maagdenpalm
kuip voor de bereiding van boter karn
kuis bescheiden, eerbaar, ingetogen, kies, kuiskalf, maagdelijk, net(jes), preuts, proper, pudicus, pudiek, rein, sereen, zedelijk, zedig, zuiver
kuise vrouw - Lucretia, Suzanne
kuisen louteren, ontsmetten, reinigen, schoonmaken, zuiveren
kuiser - schoonmaker
kuisheid - castimonia, eerbaarheid, reinheid, preutsheid, pruderie, pudeur, pudiciteit, zedigheid
kuisheidgordel - venusband
kuisvrouw - schoonmaakster, werkster
kuise vrouw - maagd
kuising - abrasio, opruiming
kuit - roge
kuit (Z.N.) - kijt
kuit van een inktvis - zeedruif
kuit van een vis - caviaar, kijt
kuit van steur - kaviaar
kuitbal - volant
kuitbeen - fibula
kuitbroek - plusfour
kuitenflikker - kruissprong
kuiter - kuitvis, wijfjesvis
kuitharing - roge
kuitschieten - paaien, scharen
kuitsteen – eiergesteente, eiersteen, granito, oöliet, tufsteen,
kuit van de steur - kaviaar
kuitvis - kuiter, wijfjesvis
kuitzak - eierstok
kukeleku - hanengekraai
kukelen - buitelen, kraaien, tuimelen, vallen
kul - roede, sul, teelbal
kulkoek - fopperij, kullage
kullebroer - fopper
kullen - bedriegen, beetnemen, foppen
kultuur beschaving, teelt
kultuurgewas soja
kummel - karwij, komijn
kummelolie, bestanddeel van - carvon, limoneen
kunde bekwaamheid, kennis, weten
kunde betreffende de holen - holenkunde
kundig bedreven, bekend, bekwaam, capabel, deskundig, ervaren(heid), geleerd, geleerdheid, gis, kennis, knap, onderlegd, ontwikkeld, techniek, vaardigheid, weten, wetende
kundig in de letteren - letterwijs
kundigheid bedrevenheid, bekwaamheid, ervarenheid, geleerdheid, kennis, talent, vermogen
kundigheid van een timmerman - sofia
kunne geslacht, sekse, sexe
kunnen - bestaan, mogen, vermogen, weten
kunnen hebben - verdragen, velen
kunnen leven - bestaan, existeren, subsisteren, zijn
kunnen plaatsen - begrijpen
kunnende bestaan levensvatbaar
kunnende betalen - solvent
kunnende gebeuren - eventueel
kunnende geschieden - mogelijk
kunnende leven - leefbaar
kunnende weerstaan - bestand
kunnende zien - ziende
kunst arti, foef, frats, gebaar, gril, grimas, handigheid, kneep, koddig, kuur, truc, vaardigheid
kunst (Lat) ars, (Fr.) art
kunst der kleurenmenging - chromatiek
kunst of leer van de stijl - stilistiek
kunstaas - spinner
kunstantraciet - syntraciet
kunstarm of been - prothese
kunstasfalt - mastiek
kunstbalein - balaniet
kunst om door opplakking van figuren op glaswerk porselein te imiteren potichomanie
kunst om gezond en gelukkig te leven en ziekten te voorkomen eubiotiek
kunst van het plaatsnijden graveerkunst
kunst van het waarzeggen mantiek
kunstbeoefenaar uit liefhebberij amateur, dilettant
kunstbeoordelaar kunstcriticus
kunstbeschermer - maecenas, mecenas,
kunstboter - margarine
kunstdiamant - stras
kunstdicht - romance
kunsteloos - eenvoudig, naïef
kunstenaar acteur, artist, artiest, auteur, beeldhouwer, bohémien, componist, danser, dichter, dirigent, etser, filmer, fotograaf, graveur, kunstschilder, literator, maestro, musicus, pianist, poëet, portretschilder, pottenbakker, schilder, schrijver, solist, tekenaar, violist, virtuoos, zanger
kunstenaar van zekere richting realist
kunstenares artieste, diva, schilderes, zangeres
kunstenboek - goochelboek
kunstenmaker aansteller (fig.), acrobaat, boeienkoning, clown, degenslikker, equilibrist, goochelaar, gymnast, jongleur, kermisgast, koorddanser, kunstspringer, saltimbanque, slangenmens, vuurvreter,
kunstenmakerij - aanstellerij, grimas
kunstgebit mondstuk, prothese, ratelier
kunstgesteente eterniet
kunstgevoel - esthetiek
kunstgevoelige estheet, esteet
kunstgips - seleniet
kunstglas - flexiglas, plexiglas, ijsglas
kunstgoud doublé, oreid
kunstgraniet - terrasso
kunstgreep akal, foef(je), greep, intrige, handgreep, kneep, kunststuk, list, manier, manipulatie, toer, truc, vaardigheid
kunsthaar - pruik
kunsthaarstuk - toupet
kunsthars - bakeliet, filite
kunsthars uit koffie - cafelite
kunsthoorn - caseïneplastic
kunstharssoort - philiet
kunsthoorn - gelaliet, keratine
kunsthout - xylolieth
kunstig - artificieel, bedreven, handig
kunstige dans ballet
kunstige sprong salto
kunstig samengesteld werktuig - machine
kunstig vaatwerk - vaas
kunstig vlechten - knopen
kunstivoor - eburine, ivorice, ivorine
kunstje -akal, foefje, kunstgreep, manipulatie, stunt, toer, truc
kunstkabinet - museum
kunstkenner - connaisseur, deskundige, expert
kunstledemaat prothese
kunstleer - boekbindersleer, lederdoek, lincrusta, pegamoid, skai, veritex, wasdoek
kunstlichaamsdeel prothese
kunstlicht - baak, fanaal, faros, farus, vuurbaak
kunstlichtpapier - bromide, clorobromide
kunstlinnen - baai
kunstmaan gaga, gemini, satelliet, spoetnik, telstar
kunstmateriaal plastic
kunstmatig artificieel, factitius, gedwongen, mechanisch, nagemaakt, onnatuurlijk, synthetisch
kunstmatig element americium(Am), curium(Cm), einsteirlium, fermium(Fm), mendelevium(Me), neptunium(Np), plutonium(Pu)
kunstmatige afwatering drainage
kunstmatig bereid graan - mout
kunstmatig bevloeide vlakte - vega
kunstmatig element - americium (am), curium (cm.), einsteinium, fermium (fm.), mendelevium (me.),
kunstmatig gefabriceerd - cement, portlandcement
kunstmatig gekiemd graan - mout
kunstmatig gesteente - eterniet
kunstmatig gevormde taal - hulptaal
kunstmatig leidingkanaal - aquaduct
kunstmatig verwekte slaap - hypnose
kunstmatige afwatering - drainage
kunstmatige bevloeiing irrigatie
kunstmatige broedplaats - kweekbak
kunstmatige bron fontein
kunstmatige bron voor ultraviolette stralen - hoogtezon
kunstmatige etterwonde - fistel
kunstmatige haarbedekking - pruik, stukje
kunstmatige hartstimulator - pacemaker
kunstmatige hoofdbedekking - haarstukje, pruik, toupet
kunstmatige hoogte - woerd
kunstmatige inseminatie - bevruchting, k.i.
kunstmatige lichtbron bij de jacht - lichtbak
kunstmatige mens homunculus, robot
kunstmatige moederkip - broedmachine
kunstmatige nier - kunstnier
kunstmatige overbrenging van organen - transplantatie
kunstmatige schijndood - abiose, gironde
kunstmatige slaap hypnose
kunstmatige springbron - fontein,
kunstmatige taal Esperanto, Ido, novial, occidental Volapuk
kunstmatige verdoving narcose
kunstmatige verzwering ter zuivering - fontanel
kunstmatige vezels - rayon
kunstmatige visteelt piscicultuur
kunstmatige voor ontleding weer gedroogd graan - mout
kunstmatige vruchtafdrijving - abortus provocatus
kunstmatige warmtebron kachel, oven, centrale verwarming
kunstmatige waterkering – sluis
kunstmatige wonderlijke geroepen schijndood - abiose
kunstmatige zon - hoogtezon
kunstmens androïde, golem(door toverspreuken van leem),
homunculus, robot
kunstmest ammoniumsulfaat, beendermeel, chilisalpeter, compost, fosfaat, fosforzuur, gonst, guano, kali, kaliumzout, kalk, patentkali, poudrette, salpeter, salpetersuperintendent, schelpaarde, slakkenmeel, superfosfaat
kunstmiddel handigheid, truc
kunstminnend - artificieel, kunstlievend
kunstmoeder - broedmachine, lepmoeder
kunstnaaldwerk - borduurwerk, kantkloswerk
kunstneus prothese, rinoplastiek
kunstnijverheid begunstigend - filotechnisch
kunstoefening - performance
kunstperiode - classicisme
kunstprodukt beeld, brug, compositie, doek, ets, etude, gebouw, gedicht, kerk, kopergravure, (kunstkjewrocht, kunststuk, kunstwerk, monument, plaat, plastiek, prent, roman, schilderij, standbeeld, (steen)gravure, tekening, viaduct
kunstpuimsteen - litholiet
kunstrechter - aristarch, criticus, madis, recensent
kunstrichting dada, dadaïsme, expressionisme, futurisme, impressionisme, naturalisme, realisme, surrealisme, zero
kunstrijder - voltigeur
kunstrijdster - amazone
kunstschilder - fijnschilder
kunstschildergereedschap - ezel, palet, penseel, verf
kunstschilderskwastje - penseel
kunstspelorgel - orchestrelle
kunststeen van geperste houtstof - xyloliet
kunststeen granito
kunststijl barok, classicisme, empire, gotiek, kubisme, maniërisme, rococo, romantiek
kunststof alpaca, celluloid, eboriet, nylon, plastic, plastiek, polyester, rekartan (voor sportvelden enz.), rubberoïd
kunststofweefsel - orlon
kunststuk - behendigheid, foefje, kneep, kunstgreep, list, meesterstuk, stunt, toer, treek, truc, trucje,
kunststukje - stunt, toer, treek, truc
kunsttaal code, Esperanto, Ido, Volapük
kunsttanden - prothese
kunsttempel - kabinet, museum
kunsttempel (fig.) - parthenon
kunsttijdperk - renaissance
kunstuiting - beeld, ets, schilderstuk, schilderij, standbeeld
kunstuitleeninstelling - artoteek
kunstvaardig artistiek, bekwaam, stunt, virtuoos
kunstvaardigheid - artisticiteit, articiteit, bedrevenheid, bravour, kundigheid, meesterschap, vakkennis, virtuositeit
kunst van waarzeggen - mantiek
kunstveiling - auctie
kunstvernieler - vandaal
kunstverrichting - stunt, toer
kunstverwoester - barbaar, beeldenstormer, bruut, cultuurbarbaar, vandaal
kunstvezel - acryldralon, acrylvezel, dacron, draion, echfalon, enkalon, lanital, melkwol, merkaklon, nylon, orlon, perlon, polyamiden, polyestervezel, rayon, terlenke, trevira, vinylvezel
kunstvliegen - stunten
kunstvlieger - stunter, stuntvlieger
kunstvlucht - stunt, vrille
kunstvoortbrengsel - artefact
kunstvoortbrengsels - manufacturen
kunstvoorwerp beeld, bibelot, chinoiserie, ets, gravure, schilderij, urn, vaas
kunstvoorwerp (Chin.) - chinoiserie
kunstvriend - maecenas
kunstwaterwerk - fontein, vijver
kunstwereldtaal - esperanto
kunstwerk - aquarel, beeld, collage, compositie, creatie, drama, ets, gedicht, roman, schepping, schilderij
kunstwol - alpaca, lanital, melkwol, mungo
kunstwol uit lompen - mungo
kunstwoord - term
kunstwoordenleer - techniek
kunstzaal galerie, galerij, kabinet, museum
kunstzijde delana, rayon, rayonne, travise
kunstzilver - argentaan, pleet
kunstzin artisticiteit, smaak
kunstzinnig - artistiek, smaakvol
kunstzinnige smaak - artisticiteit
kunstzinnigheid - artisticiteit
kunstzweer - fistelzweer, fontanel
kunziet - spodumeen
kuras borstpantser, borstharnas, harnas, pantser
kurassier cavalerist, manwijf, ulaan
kuren genezen, fratsen, parten
kurenmaker - august, clown, dwaas, gek, grimassenmaker, nar, pierrot, potsenmaker, zot
kurk - afsluiter, sim, stop, spon
kurk met kruid - knalkurk
kurk van hengel - sim
kurkarbeider - bekker
kurkcambium - fellogeen
kurkdroog vochtvrij
kurkensnijder - riemer, ronder
kurkenzak - stootkussen
kurkhout - flokhout
kurkjebreien - punniken
kurkstof - cutine, suberine
kurktapijt - linoleum
kurk van fles - sto
kurk van hengel sim
kurkuma - geelwortel
kurkweefsel - felleem
kurkzeil - linoleum
kurkzuur - suberinezuur
kus mokkel, pakkerd, smakkerd, smok, toot, zoen
kus (Eng.) - kiss
kus voor het slapen gaan nachtkus, nachtzoen
kussen - peluw, zoenen
kussenblok - lager
kussenondersteuning - peluw
kussenovertrek sloop, fluwijn, tijk
kussensloop fluwijn, kussenovertrek
kussentje - tampon
kussentje van snoep - ulevel
kussenvulling - dons, - eierdons
kussenzetel - canapé, kussenstoel, ottomane, sofa
kust grens, landstrook (langs de zee, grote rivier), lijwal, oever, rand, strand , wallekant, zeeoever, zoom
kust aan de Barentszzee - Timan
kust betreffende - litoraal
kust (It.) - riviera
kust (Sp.) - costa
kust van Kleln Azië Levant
kusteilanden - scheren
kusteilandjes voor Noorwegen scheren
kuster - coaster, kustvaarder
kustgebied - duinen, strand
kustgebied van W.-Afrika - Guinea
kusthandel - cabotage
kusthandel drijven - caboteren
kusting hypotheek
kustinsnijding - geleding, haf, inham, via
kustland - litoraal, riviëra
kustlicht - baken, bakenvuur, blinkvuur, fanaal, farus, havenlicht, lichtbaak, oeverlicht, vuurtoren
kustmeer etang, haf, lagune, tang
kust onder de wind - lijwal
kustplaats in Gelderland - Harderwijk
kuststreken - litoraal
kuststrook - strand
kustvaarder coaster, kuster, smak, snauw, zie ook schepen en vaartuigen
kustvaart - cabotage
kustvaartuig - coaster, tartaan
kust van Klein-Azië - levant
kustvorm cara, fjord, liman
kustwater - etang
kuur - aanstellerij, behandeling, bui, caprice, frats, gebaar, gebeuzel, geneeswijze, grap, gril, grimas, grol, koddig, krul, kunst, luim, nuk, pert, perte, remedie, streek, stuip, therapie, tureluur
kwaad arg, bezeten, bits, boos, boosheid, chagrijnig, dol, doortrapt, duivels, erg, euvel, gebelgd, gebeten, gebrek, grammoedig, gramstorig, grimmig, hels, kregel, kwaal, laaiend, leed, lelijk, nors, nijdig, ontstemd, ontsticht, razend, schadelijk, serpentig,slecht, slim, snood, toornig, vals, venijnig, verbolgen, verderfelijk,verdorven, vergramd, verkeerd, verstoord, vertoornd, verontwaardigd, vinnig, woest, woedend, zondig, zorgelijk
kwaadaardig - agressief, boosaardig, gevaarlijk, heftig, helleveeg, maligne, nijdig, pernicieus, schadelijk, slecht, venijnig, verderfelijk, virulent
kwaadaardig gezwel - aetenoma, saccoma, sarcoom, tumor
kwaadaardigheid - maligniteit
kwaadaardig roofdiertje fret
kwaadaardig wijf - feks
kwaadaardige vrouw - feeks, kreng, prij
kwaad bejegenen - attaqueren, bedreigen, benadelen, dreigen
kwaad doen deren
kwaaddenkend - achterdochtig, argwanend, ergdenkend, wantrouwig
kwaaddenkendheid - argwaan
kwaaddoener - boosaard, naarling, snoodaard, zondaar
kwaadgezind - vijandig
kwaadheid - toorn, woede
kwaad maken - stangen
kwaadsappig - kwaadbloedig
kwaadschiks - gedwongen, nolens, ongaarne
kwaadspreekster - klappei
kwaadspreken - achterklappen, bekallen, beschimpen, klappen, kletsen, konkelen, lasteren, misspreken, opstoken, roddelen
kwaadsprekend - laatziek
kwaadspreken over - belasteren
kwaadspreker - lasteraar, oorblazer, roddelaar
kwaadsprekerij achterklap, eerroof, geroddel, laster, lasterpraat, lastertaal, oorblazerij, roddel, smaad
kwaad te weeg brengen - berokkenen
kwaad toewensen - verwensen
kwaad vermoeden argwaan, verdenking
kwaadwillig boosaardig, gemeen, kwaadaardig, malicieus, opstandig, weerspannig
kwaadwillige beschuldiging aantijging.
kwaadwilligheid - baldadigheid, euvelmoed, misdaad, moedwil, onwilligheid, opstandigheid, sabotage, vermetelheid, vernieling
kwaad worden - opwinden
kwaal - aandoening, astma, euvel, evel, gebrek, idioot, jicht, krankjorum, krankzinnig, mal, maladie, misstand, ongemak, ongesteldheid, podagra, spit, zenuwzinking, ziekte, zinking
kwab Iel, lob, log, medusa, puitaal, wam, zaadbol, zaadlob
kwabaal - aalgeerkwab, aalkwab, aalpad, magaal, puitaal
kwab(be) - klomp, kossem, lel, lob{be), longdeel
kwabje (med.) - lobulus
kwade dank - ondank
kwade dunk - achterdocht
kwade geest A(h)riman, Asmodee, demon, demoon, duivel, Lucifer, Mefisto, satan
kwade kans gevaar, risico
kwade luim balorigheid
kwade naam - miskrediet
kwade reuk stank
kwade roep diskrediet
kwade tijd crisis, depressie, ontij
kwade tijding – Jobspost
kwade toestand - gevaar
kwade trouw arglist, dolus, malafide, opzet, verraad
kwadraat machtsverheffing , vierkant, carré
kwadraat x wortel van een getal - pronikgetal
kwadrant cirkelsector, graadboog, hoekmeter, hoogtemeter, poolmeter
kwajongen - aap, apenkop, beersem, belhamel, bengel, berebijt, blaag, deugniet, doerak, gannef, guit, hansop, loboor, loeder, lummel, ondeugd, rakker, rebel, rekel, schalk, schelm, slungel, snaak, snotaap, snotbaard, snotjongen, snotneus, straatjongen, snotkoker, vlegel, vlerk, wijsneus
kwak - palmwijn, slap, sukkel
kwaken - kwekken, snateren, worken
kwaker - schreeuwer
kwakkel - kwartel, kwek
kwakkelen sukkelen
kwakkelkoning - riethoen
kwakken gooien, neersmijten, ploffen, smijten, werpen
kwakzalver amethodist, bedrieger, beunhaas, charlatan, fopper, kakadoris, knoeier, kwak, medicaster, medicijnman, oliekoop, oplichter, orvitaan, wonderdokter
kwakzalver die geneesmiddelen uitvent - kakadoris
kwakzalver in Pakistan - hakim
kwakzalversmiddel - kwakzalf, lapzalf, nostrum, prulzalf
kwakzalverij - bedriegerij, boerenbedrog, charlatannerie, fopperij
kwal - engerd, fluim, gal, lob, Medusa, mispunt, neteldier, verkeersoog
kwalificatie benaming, betiteling, bevoegdheid, deugdelijkheid, eigenschapstoekenning, kenschetsing, proefwedstrijd
kwalificeren - benoemen, beoordelen, betitelen, bevelen, evalueren, heten, kenschetsen, noemen
kwaliteit - aard, bekwaamheid, deugdelijkheid, eigenschap, functie, gehalte, genre, gesteldheid, hoedanigheid, klasse, rang, soort, staat, waardigheid
kwaliteit van grond en opstand - boniteit
kwalm damp, nevel, rook, walm
Kwangtsjou - Kanton
kwallen - cnidaria
kwalster - fluim, rochel, spuug
kwalsteren - kwijlen, spuwen
kwalijk - bezwaarlijk, gebrekkig, funest, kwaadwillig, min, misselijk, moeilijk, nauwelijks, onbehoorlijk, onpasselijk, onwel, onvolkomen, slecht, waardeloos
kwalijk aangebracht - gedeplaceerd
kwalijke lucht - stank
kwalijk nemen - euvel, evel, duiden, kwaad, kwaal, misduiden
kwalijk persoon - mefisto
kwalijk riekend - garstig
kwalijk riekende lucht - stank
kwalijk ruiken - stinken
kwalijke lucht - stank
kwam - lob
kwanselaar - knoeier, scharrelaar, sjacheraar
kwanselen - knoeien, morsen, pronselen, roeren, schacheren tuisen, tuitelen
kwansuis alsof, quasi, schijnbaar, zgn, zogenaamd
kwanswijs - quasi, schijnbaar, verbeelden
kwant achterblijver, cadee, clown, gast, gezel, grapjas, grappenmaker, guit, hekkesluiter, hekkespringer, klown, knoest, kwar, kwibus, jongeman, liefhebber, nar, olijkerd, pias, schalk, sinjeur, sijs, snaak, snuiter, vent, zonderling
kwantiteit bedrag, grootte, hoeveelheid
kwantum - aantal, dosis, hoeveelheid, part, portie
kwar - knoest
kwark - hangop, kwarrelig, misgroeidwittekaas, wrongel
kwarrelig -gedrongen, ineengegroeid, knoestig, misgroeid
kwart kwartier, verrel, vierde, vierde maat, vierel, vierendeel
kwart eindstrijd - kwartfinale
kwartaal - trimester, vierendeeljaars
kwartaalcijfers - trimesterbalans
kwartanker - kwartje, wijnflessental
kwartboek - kwartijn
kwartel - kwakkel, patrijssoort, trekvogel, veldhoen, wachtel
kwartel hond - spaniël
kwartelkoning - griet, sprit, spriet, wachtelkoning
kwartet viertal
kwartetten - kaarten
kwartgulden - kwartje
kwartier - buurt, maanfase, oord, stadsdeel, stadswijk, streek, wijk
kwartiermuts - soldatenpet, veldmuts
kwartileren vierendelen
kwartje heitje, maf, maffie , stalie
kwartje (Ind.) - stalie
kwartjesplant - judaspenning
kwartjesvinder -flessentrekker, lokvogel, oplichter
kwartnoot - kwart
kwarts kiezel, kristal
kwartsachtig mineraal - vuursteen
kwartshoudend gesteente - agaat, kwartsiet, zandsteen
kwartsporfier - liporiet, ryoliet
kwartsstof - dioxsil
kwartsvariëteit - prasem
kwartijn - kwarto, quarto
kwasie alsof
kwasie antiek novantiek
kwassiehout - bitterhout, quassia
kwast citroensap, dwaas, fat, flap, flapkan, gek, gesel, knoest, kwastelorum, kwibus, kwispel, lemmonsquash, limoensap, losbol, mallerd, malloot, modepop, nar, noest, pedant, penseel, snob, snoever, snuiter, troetel, veldfles, verfborstel, verfgerei, verkwister, war (in hout), ijdeltuit, zot
kwast aan een sabel - dragon
kwast als versiersel - sabelkwast, troetel
kwast in het hout - (k)noest, kwar, war
kwasten en smeren - verven
kwasterig fatterig, ingebeeld, kakkineus, pedant, verwaand, zelfingenomen, zot
kwasterigheid - verwaandheid, zotheid
kwastig - ijverig, knoesterig, knoestig, noesterig, vlijtig
kwast in hout (k)noest, kwar, war
kwastje - penseel
kwast of zot - kwibus
kwast op uniform - troetel
kwab - kletskous
kwebbel - babbel, gekakel, kakelaar, kalle, klappei, kletskop, mondratel, snoever,
kwebbelaar - kletser, ratel, tatelaar, taterbek
kwebbelen - kletsen, ratelen, snateren, tateren
kwebbel of bek - mond
kwee haringbuis, hoekerbuis, schijnvrucht
kweedoren zuurbes
kweek aanplant, agropyron, cultuur, fok, jongen, tarwegras, teelt, verbouw
kweekbak broeibak, kas, serre
kweekgras kruipgras, lidgras, paan, palet, tarwegras
kweekhuis - broeikas, glashuis, kas, kweekkas, oranjerie, serre, stookkas, trekkas, warenhuis
kweekplaats bed, broeikas, broeinest, kas, nursery, serre
kweekplaats van bepaalde gewassen in de tropen - plantage
kweekplaats van oesters - oesterbak, oesterbank
kweekplaats voor weekdieren - oesterbank
kweekplant asperge
kweekplantje van rijst bibit
kweekruimte - broeibakkas, kas, serre, warenhuis
kweekschool - alumneum, pedagogische akademie
kweekschool voor priesters - seminarie
kweektuin - kruidentuin, kwekerij, plantentuin, planthof
kweekvijver - nursery
kweern - handmolen
kweernen - klauwen
kwek - kletskop, kletskous
kwekeling aspirantonderwijzer, cadet, elève, pupil
kweken aankweken, aanwakkeren, fokken, grootbrengen, opfokken, opleiden, opvoeden, produceren, teelt, telen, verbouwen, verwekken, verzorgen
kweken van bollen - bloembollencultuur
kweken van zuivere bacteriën - reincultuur
kweker bloemist, fokker, planter, teler, tuinder, tuinman, verbouwer
kweker van een zekere sierplant - azaleakweker
kwekerij - bloemisterij, tuincentrum
kweking aanplant
kweking van groenten en vruchten teelt
kweking van zuivere bacteriën reincultuur
kwekken kakelen, kleppen, kletsen, kwaken
kwel - bron, hartzeer, hel, kwelling, kwelwater, plaag, smart, verdriet, wel
kweldam - binnendijksdam
kwelder buitendijksgrond, gors, kardoes, nes, schor
kwelduivel - gnoom, plaag, plaaggeest
kwelen zingen
kwelgeest - demon, guit, judas, kabouter, kobold, kwelduivel, kwelgast, kweller, larf, larve (Rom. myth.),loeder, lutin, nachtmerrie, plaagduivel, plaaggeest, sadist, sar, treiter
kwellage - kwelling, verdriet
kwellen - chagrineren, dringen, folteren, grieven, judassen, klemmen, knellen, koeieneren, kwetsen, martelen, negeren, nijdassen, pesten, pijnen, pijnigen, plagen, sarren, tanen, taquineren, teisteren, temperen, tenteren, tergen, tourmenteren, tormenteren, tortureren, treiteren, vexeren, vervolgen, verwonden,
kwellend - drukkend, nijpend, tergend, vexatoir
kwellende gedachte - berouw, dwangvoorstelling, kwelling, naberouw, obsessie, spijt, wroeging, zelfverwijt
kweller - folteraar, kwelgeest, pestkop, pijniger, sadist, sar
kwelling foltering, grief, hartzeer, kommer, kwaal, last, marteling, moeite, molestatie obsessie, onrust, pijn, plaag, temptatie, torment, tortuur, tourment, verdriet, verzoeking, vexatie, wroeging, zorg
kwelling veroorzaken - vervelen
kwelm - grondwater, weiwater
kwelwater - drangwater, grondwater
kwelziek - plaagziek
kwelzucht - flagellantisme, sadisme
kwelzuchtig persoon - sadist
kwerulant querulant, ruziezoeker, twistziek
kwestie - aangelegenheid, affaire, geschil, geschilpunt, onderwerp, onenigheid, onzekerheid, opgaaf, probleem, ruzie, story, strijdpunt, strijdvraag, twijfel, twist, twistvraag, verwikkeling, vraagpunt, vraag(stuk), zaak
kwestie (Ind.) - perkara
kwestie van het hoogste belang - levenskwestie
kwestie waarbij niet het verstand maar het hart spreekt gevoelszaak
kwestieus - discutabel, dubieus, onzeker, twijfelachtig
kwets - pruim
kwetsbaar bro(o)s, fragiel, gevoelig, kleinzerig, ontvankelijk, overgevoelig, susceptibel, teer, vulnerabel, zwak
kwetsbaarheid broosheid, brosheid, fragiliteit, gevoeligheid, overgevoeligheid, sensibiliteit, teerheid
kwetsbare deel van Achilles - hiel
kwetsbare plek achilles, hiel
kwetsen - beledigen, beschadigen, bezeren, blesseren, blutsen, deren, ergeren, grieven, kneuzen, krenken, kwellen, misvormen, ontheiligen, ontwijden, pijnigen, schaden, schenden, smaden, tergen, toetakelen, toucheren, uitschelden, vernielen, verwonden, wonden
kwetsend - aanstotelijk, beledigend, bitter, bijtend, ergerlijk, grievend, honend, krenkend, scherp, smadelijk
kwetsing - belediging, beschadiging, kneuzing, krenking, kwetsuur
kwetsuur - blessure, blessuur, bluts, breuk, kneuzing, laesie, letsel, snede, snee, trauma, verwonding, wond(e)
kwetteren - babbelen, keuvelen, schateren, tateren
kwezel begijn, beuzelaar, dibbe, domvrome, femel, fezelaar, huilebalk, suffer, sul, zeurpiet
kwezelachtig - beuzelachtig, bigot, femelig
kwezelachtigheid - pruderie
kwezelarij - bigotterie
kwezelen - femelen
kwezelig bigot, devoot
kwibus clown, dwaas, fratsenmaker, gast, gek, grapjas, grappenmaker, guit, kwant, kwast, liefhebber, paljas, pias, potmus, snaak, snuiter, snijboon (rare), uilenspiegel, zot
kwiek - aantrekkelijk, aardig, energiek, fel, flink, gemakkelijk, kittig, kras, kwik, levendig, lief, opgewekt, pittig, rap, snel, tierig, vief, vinnig, vlot, vlug, vrolijk, vurig, wakker, zwierig,
kwiekheid levendigheid, zwierigheid
kwik - hg, beuzeling, levendig, mercurius, zief
kwik- en metaallegering - amalgaan
kwikbarometer - bakbarometer, kwikkolom
kwikchloride - kalomel, mercurichloride, sublimaat
kwikdamplamp - uviollamp
kwikfulminaat - knalkwik
kwikkolom - kwikzuil
kwiklegering - emalgaan
kwikmedit - kwartel
kwikstaart akkermannetje, bouwmeestertje, koevinkje, motacilla, wipstaartje
kwikstaartsoort - pieper
kwikstof amalgaam
kwikvergiftiging - mercurialisme
kwikzilver - hg
kwikzwavelverbinding - cinnaber
kwinkeleren - babbelen, fluiten, kneuteren, tierelieren, zingen
kwinkslag bonmot, geestigheid, grap, joke, mop, scherts, ui
kwintaal centenaar
kwintappel - bitteraugurk, kolokwint
kwintessens - fijnste, kern, keur
kwispedoor - spuwbakje
kwispel - gesel, kwast
kwispelen - geselen
kwistig gul, mild, overvloedig, prodigaal, rijkelijk, royaal, ruim, verkwistend (fig.), vrijgevig
kwistigheid - gulheid, ontvangstbewijs, prodigaliteit, royaliteit, spilzucht, vrijgevigheid
kwitantie acquit, kwijtbrief, kwijting, kwijtschrift
kwiteren - voldoen
kwijl - mondvocht, speeksel, spuug, zever
kwijldoekje - slabbe, slab
kwijlen - kwalsteren, zeveren
kwijlwortel - bertram
kwijnen - afzwakken, etioleren, pratten, sukkelen, treuren, uitteren, (weg)teren, verflauwen, verminderen, versmachten, verteren, verwelken, verzwakken
kwijnend - armetierig, smachtend
kwijt - bijster, foetsie, los, ontheven, spoorloos, vergeten, verloren, vrij, weg, zoek
kwijtbrief - kwitantie
kwijten - betalen, kwijtschelden, ontheffen, ontlasten, vergeven, voldoen
kwijtgeraakt - verloren
kwijting - acquit, afdoening, afrekening, betaling, clearing, decharge, klaring, kwitantie, kwitering, nakomst, prestatie, storting, vereffening, verrekening, voldoening
kwijtraken - lozen, missen, spuien, verliezen, verspelen
kwijtschelden absolveren, begenadigen, kwiteren, ontheffen, remitteren, vergeven
kwijtschelding abolitie, absolutie, aflaat, remise, vergeving
kwijtschelding van schuld abolitie, absolutie, vergeving, vergiffenis
kwijtschelding van straf amnestie, gratie, pardon
kwijt zijn - missen, vermissen
kijf geschil, heibel, jaloezie, nijd, onenigheid, ruzie, twist
kijfachtig - heibelig, querelant, snibbig, twistziek, vinnig
kijfachtige vrouw - haaibaai, ka
kyfose - bochel
kijfzieke vrouw feeks, heibei, helleveeg, ka, katrijn
kijfzuchtig - snauwachtig
kijk blik, doorkijk, gezicht, inzicht, mening, oordeel, opinie, uitkijk, uitzicht, vergezicht, visie, zienswijze
kijken - blikken, gluren, kans, loeken, loeren, neuzen, ogen, staren, turen, waarnemen, zien
kijken naar aanzien, bekijken, ogen, opletten, overleggen, overwegen
kijker aanschouwer, gluurder, loerder, oogglas, toeschouwer, verrekijker
kijkers - publiek, toeschouwers
kijkgat - diopter, sleutelgat, vizier
kijkglas - caleidoscoop, jumelle, kijker, lens, loep, loupe, lunet, oculair, vergrootglas
kijkgraag - nieuwsgierig
kijkkast - kijkdoos, monitor, rarekiek
kijk of begrip - inzicht
kijkspel diorama, kaleidoscoop, kermistent, panorama, ronzebons, show, opera, operette, parade, poppenkast, rarekiek, revue, schouwspel
kijkspleet op een instrument diopter, vizier
kijktoestel - televisie
kijktoren - belverdere, kaap, wachttoren
kijven - bekken, bekvechten, harrewarren, herriën, kibbelen,
kiften, krakelen, ruziën, schelden, twisten, uitvaren, vechten
kyfose bochel
Kymrische taal - Welsh
kynologie hondenkennis
kynoloog hondenkenner