m 1 revision imported |
m Text replacement - "Termhotel.com" to "Beijerterm.com" |
||
(2 intermediate revisions by the same user not shown) | |||
Line 1: | Line 1: | ||
'''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | '''Original source''' (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm | ||
'''Archived on | '''Archived on Beijerterm.com at''': https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ | ||
[[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | [[Puzzelwoordenboek: A]] • [[Puzzelwoordenboek: B]] • [[Puzzelwoordenboek: C]] • [[Puzzelwoordenboek: D]] | ||
Line 7,379: | Line 7,379: | ||
dijstuk - dijharnas, dijharst,schapebout | dijstuk - dijharnas, dijharst,schapebout | ||
[[Category:Puzzelwoordenboek]] | [[Category:Puzzelwoordenboek]] | ||
{{Back to the top}} | {{Back to the top}} |
Latest revision as of 19:17, 30 October 2023
Original source (of this slightly mysterious document): http://www.stolk.nu/pa.htm Archived on Beijerterm.com at: https://beijerterm.com/archives/Puzzelwoordenboek/ Puzzelwoordenboek: A • Puzzelwoordenboek: B • Puzzelwoordenboek: C • Puzzelwoordenboek: D Puzzelwoordenboek: E • Puzzelwoordenboek: F • Puzzelwoordenboek: G • Puzzelwoordenboek: H Puzzelwoordenboek: I • Puzzelwoordenboek: J • Puzzelwoordenboek: K • Puzzelwoordenboek: L Puzzelwoordenboek: M • Puzzelwoordenboek: N • Puzzelwoordenboek: O • Puzzelwoordenboek: P Puzzelwoordenboek: Q • Puzzelwoordenboek: R • Puzzelwoordenboek: S • Puzzelwoordenboek: T Puzzelwoordenboek: U • Puzzelwoordenboek: V • Puzzelwoordenboek: W • Puzzelwoordenboek: X Puzzelwoordenboek: Y • Puzzelwoordenboek: Z
daad – actie, factum, feit, geste, gestie, handeling, prestatie, stap, verrichting daad van het bidden gebed daad van geeuwen - geeuw daad van geven gift daad van geweld - exces, feitelijkheid daad van lenen -lening daad van roof - roverij daad van stelen - diefstal daad van strafbaar feit misdaad, overtreding daadkracht effect, energie, fut daadloos - passief daadwerkelijk – doeltreffend, dramatisch, effectief, eigenlijk, feitelijk, inderdaad, metterdaad, reëel, werkelijk, wezenlijk daags dagelijks, gewoon, overdag, per dag daai - diamant, knikker daal bezinksel, neerslag, pompbuis daalderschurft - haarschimmel, tater, daaps – doof, gek daar aangezien, aldaar, costi, dewijl, er, ginder, ginds, omdat, terwijl, vermits daar is altijd ruzie - oremus daar tegen inbrengen - repliceren daar valt mij juist in – apropos daaraan gelegen - naast, neven daaraan toevoegend plus daaraanvolgend daarna, d.a.v. daarbenevens - bovendien, daarenboven daarbij – als, bovendien, daarenboven, nog, ook, plus, samen, tegelijk, tevens, zowel daarenboven – alsmede, benevens, bovendien, buitendien, daarbij, nog, ook, verder daardoor - doordat, mitsdien daareven - net, pas, zoeven, zojuist daarmee is de zaak beslist - afdoend daarna - achteraf, alsdan, alsnu, daarop, dan, hierna, hierop, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens voorts daarentegen andersom, omgekeerd, d.e.t, integendeel daareven juist, net, zoeven, zojuist, zonet, zopas daargelegen - ginds daarginds ginder daarheen – derwaarts, ginds daarjuist - zonet daar lopen de kippen in - ren daarna – alsdan, daaropvolgend, dan, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens, voorts daarnaast - daarnevens, dichtbij daarnet – daar, daareven, straks, zoeven, zostraks daarnevens - bovendien, daarnaast, ook, tevens daarom aangezien, alzo, bijgevolg, derhalve, des, desondanks, deswege, dierhalve, dies, dus, ergo, gevolgelijk, mitsdien, vandaar, wegens daaromtrent – daarover, dienaangaande daarop daarna, toen, vervolgens daaropvolgend – daarna daarstraks - daareven, daarnet, net, pas, zoeven, zojuist, zonet, zopas daartegenover - daarentegen daartoe daarom, (Lat) ergo daartoe aangewezen - ahd (ad hoc deputatus) daartoe dienstig - goed daartussendoor - intussen, middelerwijl, ondertussen daarvandaan - daarvan, dientengevolge daarvoor - aleer, daartoe, daarvoor, destijds, eens, eer, eerder, gewezen, indertijd, oudtijds, tevoren, voordien, voorheen, voorleden, voormalig, vroeger, wijlen, weleer, daas gek, kletsmeier, mal, onnozel, onwijs, aardenvlieg, runderhorzel, steekvlieg, verdwaasd, versuft, warhoofd dabben - stampen dactylograaf - typist dactylografie – machineschrijven, typen, vingertaal dactylologie chirologie, vingerrekenkunst, vingerspraak, vingertaal dadaïst Aragon, Ball, Breton, Cocteau, Picabia, Schwitters, T dadel boom - dadelpalm, palm dadelijk aanstonds, direct, direkt, dra, fluks, gezwind, illico, meteen, ogenblikkelijk, onmiddellijk, onverwijld, paraat, rap, snak, snel, spoedig, staandevoets, straks, strakjes, subiet, temee, temet, terstond, voetstoots, voorts, zo, zodadelijk, dadelijk (Lat.) – illico dadelijk beschikbaar - paraat dadelijk ter beschikking - gereed dadelijk vereffenbaarheid - liquiditeit dadelijk weer hervatten - riposteren dadelijkheden - gevecht, handtastelijkheden, slagen daden - facta, feiten, gebeurtenissen daden en de akten daarvan - acta(Lat) daden in opeenvolgende existenties – karma dadendrang - ergotropie daden ten teken van berouw - boetedoening dader bedrijver, delinquent, pleger, schuldige, uitvoerder, zondaar daderes - bedrijfster dading akkoord, beëindiging, bijlegging, regeling, schikking, transactie, vergelijk dag – ade, adi, adieu, aju, adio, bonjour, dageraad, daglicht, etmaal, (ge)groet, goedendag, goodbye, saluut, tabee, tijdseenheid, tijdperk, voegijzer dag (Franse kalender) decade, duodi, nonidi, octidi, primidi, quartidi, quintidi, septidi, sextidi, tridi dag aanduiding – datum, eergisteren, gister, gisteren, morgen, overmorgen, vandaag dag (13 of 15 van de maand) - idus(Rom.) dagbericht bulletin dagblad avondblad, blad, courant, gazet, Journal, krant, morgenblad, morgeneditie, newspaper, nieuwsblad, orgaan, periodiek, persorgaan dagbladartikel - leader, asterisk, driestar,entrefilet, hoofdartikel dagblad in Nederland Algemeen Dagblad, De Volkskrant, De Waarheid, Haagse Courant, Het Parool, Het Vaderland, Het Vrije Volk, Handelsblad, N. R. C., Telegraaf, Trouw dagbladpers - rotatiepers dagbladschrijver – columnist, journalist, redacteur, reporter dagbladwezen pers, krantenwereld dagblindheid nyctalopie dagbloem - haagwinde, purperwinde, tijgerlelie dagboek agenda, diarium, handboek, journaal, kladboek, krant, koopmansboek, kroniek, logboek, manuaal, memorandum, memoriaal, register dagboek van een koning (oud hist.) - ephemerides dagboekschrijver – diarist dag dat vriespunt nadert - ijsdag dag der vriendschap - Valentijnsdag dag der wrake - bijltjesdag dag des Heren oordeelsdag dagdief doeniet, luiaard, luieren, luilak, leegloper, luiwammes, lijntrekker, nietsdoener dagdieven - leeglopen, lijntrekken, luieren, nietsdoen, verluieren dagdienstbode dagmeisje dagdromer – fantast dag en nacht - altijd, etmaal dag en nachtevening - aequihoetium, equinox dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt - naamdag dag in het verleden – (eer)gisteren dag van algemeen gebed - bededag, biddag, dankdag dag van bezinning - gedenkdag dag van bijeenkomst van kwartier- en groepsafgevaardigden - kwartierdag dag van de wereldbroederschap - St. Jorisdag (padvinders) dag van het feestvieren - hartjesdag dag van potverteren - teerdag dag van toorn - dies, irae dagelijks – alledag, daags, dag, geregeld, regelmatig, voortdurend dagelijks bestuur - d.b. dagelijks bestuur van een classis moderamen dagelijks brood eten, voedsel dagelijks gebruikt filtertje theezeefje dagelijks voedsel – brood, eten dagelijks werk - dagtaak dagelijkse drank – koffie, thee dagelijkse gast dagblad, krant, zon dagelijkse lectuur – krant dagelijkse pot – ordinaris dagelijkse Turkse gebeden – namaz dagement – dagvaarding, exploot, sommatie, dag en nacht altijd, etmaal dag en nachtevening equinox dagen aanbreken, gloren, dagvaarden, dag worden, ontbieden, oproepen dagen waarop recht wordt gesproken - sti dager eiser dageraad Aurora, begin, dag worden , krieken, morgenrood, morgenschemering, morgenstond, ochtend, ochtendgloren, ochtendkrieken, ochtendstond, voorbode dageraadsgedicht - albe, aube dageraad (Hebr.) - hasjsjachar dag in het verleden (eer)gisteren dagge dolk, ponjaard, pook, voegijzer daggebed (R.K.) - none daggelder dagloner daging - dagen, dagvaarding dag gesternte zon daghelder - giorno daghit dagmeisje daghuur dagloon daghuurders plaatsje keuterboerderij, keuterij dagijzer – dagge, ponjaard, voegijzer0 dag in, dag uit – contenue, voortdurend dag in het verleden – (eer)gisteren daging dagen, dagvaarding dagleerling - cursist, scholier daglelie - haagwinde daglicht zonlicht dagloner – arbeider, daggelder, koelie, los werkman daglook - huislook dagmaat –ammaat, deim(a)t dagmars –dagtraject, etappe dagmeisje – daghit, dienstbode, dienstmaagd, duizendpoot dagorde agenda dagorder – afkondiging, bekendmaking, bevel dagregister dagboek, journaal, manuaal dagreis - etappe dagroofvogel – adelaar, arend, buizerd, gier, havik, kiekendief, koningswouw, kuikendief, milaan, muizenvalk, wauw, zwaluwstaart dagschotel - plat du jour dagslaper geitenmelker, nachtzwaluw dagster morgenster, Orion, zon dagtaak - arbeid, dagwerk, werk dagtekenen – dateren, ontstaan dagtekening data, datering, datum, kalender dagtekening van de werkelijke opstelling - antidatering dagtoorts zon dagtraject - dagmars, etappe daguil - sneeuwuil, sperweruil, steenuil dagvaarden – citeren, dagen, indagen, oproepen, dagvaardigen intimeren, sommeren, uitnodigen dagvaardiging – inspectie, libel dagvaarding aanzegging, akte, assignatie, citatie, dagement, daging, deurwaardersakte, exploot, indaging, oproep, oproeping, sommatie, vocatie, dag van onheil doemdag, ongeluksdag, pechdag dag van toorn dies, irae dagverhaal journaal dagvlieg eendagsvlieg, haft, oeveraas dagvlinders admiraal, argusvlinder, atalanta, blauwtje, blauwneusje, citroenvlinder, citroenvlinder, dagpauwoog, dikkopje, distelvlinder, heivlinder, hesoeridae, kapel, knollenwitje, koninginnenpage, koningsmantel, koolwitje, lycaenidae, non, nummervlinder, nymphalinae, oranjetipvlinder, page, papillionidae, parelmoervlinder, pieridae, satyrinae, schoenlapper, vuurvreter, witje, zandoogje dag voor vandaag - gisteren dagvorstin - zon dagwaak reveille, wektrommel dag waarop geen beurs wordt gehouden - beursvacantie dag waarop er mis is – misdag dagwerk - arbeid, dagloner, dagtaak, dagwerker, landarbeider dagwijdte doorgangsruimte dagwijzer agenda, almanak, kalender dag worden - dagen, dageraad, gloren, krieken dagzitting - seance dag- of nacht vóór een R.K. feestdag - vigilie dagzijde van een muuropening kantelaaf dagzijde van een voorgevel – buitenkant dahlia - knolgewas dahliasoort - bizarre, deca, hart, pompette Dahomey, bevolkingsgroep in - Adja, Aizo, Bariba, Fon, Joroeba, Peuhl, Somba Dahomey, haven in - Cotonou Dahomey, hoofdstad van - Porto-Novo Dahomey, stad in - Abomey, Kotonoe, Ouidah Daidalos, schepping van - Labyrint Daidalos, zoon van - Ikaros daim hertenleer daimino (Jap.) edelman, grootgrondbezitter Dajak; s, activiteit van de - koppensnellen dak bedekking, beschutting, daklaag, dek, dekstuk, geveldak, harddak, helmdak, kap, kerkdak, leidak, overdekking, pannendak, puntdak, rietdak, strodak, tectum, tegmentum, tentdak, terrasdak, torendak, weekdak, zaagdak, zodendak dak boven denkvermogen - hersenkas, hersenpan, kruin, schedeldak dak van de middenhersenen - vierheuvelplaat dak van de wereld - Pamir (gebergte) dak van zeildoek - velum dakbalk bint, dwarsbal, hanenbalk, spant dakbedekking – asfalt, atap(Ind.), beverstaart, daklei, dakpan, deklei, eterniet, glas, glui, golfijzer, lei, lood, mastiek, net, pan, plaatijzer, riet, sirap, stro, zink dakbedekking voor schuren - golfplaat dak, deel van een - bebording, beschieting, dakschild, dakvlak, gebint, goot, gording, hoekkeper, kap, kil(leper), nok (lijn), panlat, schotwerk, spant dakdekker – pannelegger, rietdekker dakgebint – hanenbalk, kapspant, spant dakgoot - regenafvoer dakhaas kat, (lapjes)kat, poes dakkamer - akkeneel, arkeneel, arkenijl, mansarde dakkapel arkel, dagvlinder, dakkoekoek, dakvenster, erker, koekoek, zolderlicht daklat – panlat daklei - schalie daklook huislook dakloze – bedelaar, clochard, thuisloze, zwerver dakoverkoepeling - roef dakoversteking - afdak dakpan – tichel, vorstpan dakpanstrowis - dok dakraampje koekoek dakrand goot, nok, vorst dakrib van de binnenhoek van twee dakschilden - kielkeper dakruiter koepel daksoort - lessenaarsdak, platdak, schilddak, sheddak, tentdak, zaagdak, zadeldak dakspan – beverstaart, hanenbalk, kapgebint, spantrib dakspant - hanenbalk, kapgebint dakspar - keper, spoor daksteun - hanenbalk dakstoel – kapspant dakterras – daktuin daktorentje – dakruiter, pinakel dak van een huis - kap dakvenster - abatjour, 11daklantaren, 7koekoek, koekuit, kijkuit, lucarne, oeideboeuf (rond), vallicht dakverblijf - terras dakvorm kegeldak, kruisdak, lessenaardak, mansardedak, schilddak, sheddak, tentdak, torendak, wolfsdak, zaagdak, zadeldak dakvormige overkoepeling roef dal aarde(fig.), canyon, canon, del, diepte, doline, inzinking, ketel, keteldal, laagte, tranendal, vallei dal bij Düsseldorf - Neanderdal dal bij Jeruzalem - Gehenna dal in een eertijds vergletsjerd gebied - trogdal dal in een woestijngebied - aroyo wadi dal in Israël – Zebulon dal in Limburg - Geuldal, Maasdal dal in oud-Griekenland - Nemea dal in Thessalië - Tempe dal in Zwitserland - Engadin dalbergia – blackwood, rozehout dalen afkomen, afnemen, afzakken, belanden, landen, neergaan, neerkomen, omlaaggaan, ondergaan, teruglopen, vallen, verminderen, (weg)zakken, zinken, dal bij Dusseldorf waarin een fossiel menselijk skelet werd gevonden - Neanderdal dalend – afgaand, neergaand dalen in water - zinken dalgedeelte waarover geen water meer stroomt torso, terras dal in de duinen del, duinpan dal in een eertijds vergletsjerd gebied trogdal dal in een woestijngebied wadi, aroyo dal in Limburg Geuldal, Maasdal dal in Thessalië Tempe dal in Zwitserland Engadin dal tussen de duinen – del daling - afdaling, arsis, beweging, helling, regressie, vermindering daling (dichtk.) - thesis daling van barometer - depressie daling van de geldwaarde - inflatie daling van koersen baisse, krach dalkruid salomonszegel dalles – armoe(de) (alles of) dalles niets Dalmatisch zeeschip - liburne Dalmatische eilanden, een van de - 3 Krk, Pag, Rab, Vis 4 Brac, Cres, Hvar 5 Mjlet 7 Korcila, Lastovo dalopvulling aggradatie, alluvium daltonisme - kleurenblindheid dalven – bedelen, zwerven dalver - zwerver dalveren bedelen, schooieren, slenteren, zwerven dalvorm canon, kloof, trogdal, vallei dam - afsluiting, dijk, erf, grondgebied, keerdam, lee, penant, plein, schijf (dambord), stuw, stuwdam, waterkering dam in de richting van de loop van de rivier - strekdam dam in zee - pier, golfbreker dam met sleephelling - overtoom dam of keerdam in vaarwater - stuw dam om de stroom in een rivier te breken - krib, stroombreker dam om de stroom van een rivier te leiden - krib damar – hars damast – tafellinnen damastachtig linnen – grenadine dambaas - schuurbaas, walschipper dambezie - jeneverbes dame lady, madame, mevrouw, njonja, nonna, tafeldame, vrouw dame die een der schone kunsten beoefent - kunstenares dame die niet ten dans wordt gevraagd muurbloem(pje) dame du palais hofdame dame van gemengd bloed (Ind..) nonna dame op leeftijd - matrone dame te paard - amazone, paardrijdster dame van gemengd bloed - (Ind.) nonna dame van verdachte zeden - del, hoer, lichtekooi, prostituee dame (Indiase) van hoge rang - Begum damesbaret - toque damesblad - Eva, Libel, Libelle, Margriet, Opzij, Story, Viva damesbloesje zonder mouwen - figaro damesborstspeld - sevigne damesdracht - Boa, japon, queue, rok, voile, zie ook kledingstukken dameshalsbont - boa dameshalsdoekje tissu dameshalskraag - frees (geplooid), gorgerette dameshandschoen - mitaine dameshandwerk - breien dameshoed baret, chasseur, kapothoedje, matelot, toque dameshoedje - kapje dameshondje - 4 Ruby 8 Blenheim, maltezer, pinscher 9 brabançon, chihuahua, dwergkees, pekingees 10 chichauhuam, pomoranian 11 dwergpoedel, leeuwhondje, schippertee 13 dwergépaneul, dwergpinscher, vlinderhondje 14 dwergschnauzer damesjakje bolero, figaro, spencer damesjapon robe damesjas - mantel dameskamer boudoir dameskapsel (zeker) - bergere dameskapster coiffeuse dameskleding – beha, blouse, boa, japon, jurk, rok,slip, toilet dameskleed - sak dameskleermaakster - coupeuse dameskostuum – mantelpak(je) dameskous – nylon, panty damesmantel, met bont afgezet - pellies damesmantel, wijde - swagger damesmanteltje anorak, bolero, bontjas, mantiila (mouwloos), paletot, topper damesmodekleermaker - couturier damesmutsje paresseuse, toque damesonderbroekje - slipje damesondergoed – B.H., beha, bra, broek, chemise, dessous, directoire, korset, lingerie, onderjurk, onderlijfje, panty, slip, stepin damespaard hakkenei, telganger damesparaplu – naaldparaplu, ombrelle, tompoes, (kort), umbrella damesparasol ombrelle damesschoen flat, opank, pump damesschoen met hoge hak - pump damesschoudermantel - pelerine damessluier - volle damestasje - reticule damestrui - jumper damestrui met vest – twinset damesvertrek - boudoir dame te paard - amazone damherten - dama damhertleer - daim damiaatjes kerkklokjes dam in het water - lee, stuw, waterkering dam in zee – golfbreker, hoofd, strekdam, pier dammaat - dagmaat, deimt dammen damspelen dammer damspeler damp - mist, nevel, rook, smook, smoor, stoom, uitwaseming vapeur(Fr), waas, walm, wasem damp van zich geven - roken dampafzuiger - wasemkap dampbad – fumigatie, sauna, stoombad dampbron fumarole, (zwavel), mofette (koolzuur), solfatore (zwavelwaterstof) dampen misten, roken, smoken, smoren, stomen, uitwasemen, walmen, (uit)wasemen dampig – dompig, dijzig, heiig, kortademig, mistig, nevelig, vochtig, wasemig, wazig, zerig, dampkap - afzuigkap dampkring atmosfeer, bovenlucht, ether, ionosfeer, luchtlaag, lucht, luchtruim, luchtzee, sfeer, stratosfeer dampkring, laag in de - exosfeer, ionosfeer, mesosfeer, stratopauze, stratosfeer, thermosfeer, tropopauze, troposfeer dampkring, samenstellend deel van de - argon, dadon, helium, jodium, koolzuur, krypton, neon, ozon, stikstof, waterstof, zuurstof dampkringbeschrijving – aërografie dampkringkunde - atmosferologie damklank - vloedplank dampost post dampvormig element - gas damspel, onderdeel van het - bord, schijf damspeler - dammer damspelvariant – salta damspiegel - penantspiegel damsteen damschijf damstuk bord dam, steen, schijf damterm bord, dam, damslag, meerslag, remise, ruit, schijf, slaan, slag, steen, verlies, winst, zet damwand – beschot, beschoeiing dan - behalve, bovendien, daarbij, daarna, doch, echter, eventueel, evenwel, immers, judograad, toch, verder, vervolgens, voorts Danaërs Araiven dancing – balzaal, dansgelegenheid, danszaal, nachtclub dandy fat, heertje, modegek, modejonker, pronker, saletjonker danig bar, deerlijk, degelijk, duchtig, ernstig, flink, erg, ernstig, fel, flink, geducht, grondig, hevig, intiem, nogal, terdege, vertrouwelijk, zeer dank erkentelijkheid, erkentenis, neiging, waardering, zin dank betuigen - danken dankbaar erkentelijk, lonend, verplicht dankbaar gestemd - erkentelijk dankbaar voor diensten - erkentelijk dankbaarheid erkentelijkheid dankbetuigen - bedanken, danken, dankzeggen danken - bedanken, bidden, dankbetuigen, dankzeggen dankgebed dankzegging, gratias dankhymne - tedeum dank je - bedankt, merci danklied Te Deum, hymne, lofzang, paean dankmaaltijd - slamatan dankstond bidstond, dankdag dankzeggen – danken, bedanken dankzegging dankbetuiging dans – 3 bop, fox, gig, hay, jig, oek, ole, rag, rei, son, tap, yop, 4 baya, blue, cura, duda, giba, giga, horo, hula, jara, Java, jazz, jigg, jive, jota, kolo,lego, loer, mars, otla, piva, polo, raks, reel, rock, siva, slow, solo, step, susa, wals, 5 ballo, bamba, banda, bayon, bebop, berra, blues, chica, choro, conga, creep, danza, doeda, folia, friss, gedra,galop, gigue, glide, gopak, hambo, hoela, horra, jaleo, jazza, koevi, kolle, laska, lassu, loure, mambo, polka, queco, raspa, ratza, raymi, rinka, rueda, rumba, samba, soesa, tango, toffa, trata, twist, valse, volta, waltz, winti, zamba, bolero, cancan, menuet, 6 agoera, apsara, ballet, ballos, basque, bedaja, bocane, boelka, bolero, boogie, boston, branle, branlo, bagaku, calata, cancan, carola, carole, chahut, chaine, chakra, chassé, choroi, choros, danzon, double, dreher, ductia, esomb, ezpata, ganger, gitana, govert, honkie, horra(h), kagura, kanoen, kathin, ketana, kindia, kordax, kouyou, kukari, landia, lassan, lekuri, letkis, maxixe, menari, menuet, pavane, polska, radowa, rhumba, righil, romeca, shimmy, srimpi, syrtos, talian, talion, tamuré, tandak, tendak, tirana, toemba, topeng, trepak, trezza, triori, tro'ika, tabuan, valeta, veleta, wajang, walzer, wireng 7 anthema, aparima, baborak, ballato, beguine, berline, bourrée, boutade, cachuca, calypso, cidaris, coranta, csardas, czardas, denjola, estampa, farucca, fondaga, forlana, forlane, foxtrot, furiana, furiant, furioso, furiana, galoppe, gavotte, geranos, gidaris, golubez, hofdans, kagoera, lancers, landler, larengo, lekveri, macaber, madison, masurek, mazurka, mechola, milonga, moresca, moreske, muneira, musette, norgali, obertas, paduana,paduane, palotas, ragtime, redoute, regdowa, reidans, rigodon, romaika, rondena, rondeel, sardana, slowfox, soraica, strasak, syncopa, szardas, tapdans, tedesca, teskoto, toembra, tordion, zoronga 8 aggarao, alegrias, balinese, bamboela, bayadans, bergerie, berjozka, bernoise, boegakoe, bretagne, buikdans, cachucha, cakewalk, correnta, corrente, cosaccia, cotillon, courante, cyklopea, doekdoek, dolkdans, eierdans, elegante, estampie, fandango, flamengo, galadans, galopade, habanera, horlepijp, hornpipe, houssard, hulahula, hussarde, kotillon, kujawiak, kulikuta, lanciers, menuette, meringue, menuetto, moresque, morisque, munneira, murciana, olivette, paardans, padovona, perkoell, pertsuli, polianka, polkafox, rigaudon, ringdans, rutscher, rijendans, saltatio, saraband, sardanes, slowstep, soleares, solodans, spaguola, springar, stapdans, stepdans, stijldans, swingfox, tapdance, tourdion, tsamikos, tsardasj, tuindans, valsette, vararisj, vingaker, vuurdans, walsstep, zarandea, zortzico 9 allemande, arabesque, bossanova, caballero, cameltrot, cha-cha-cha, cramignon, doublefox, ecossaise, elfendans, esmeralda, espagnole, farandole, francaise, gagliarde, gaillarde, gallegada, galoppada, godendans, guimbarde, hongroise, houssarde, hulladans, jitterbug, kringdans, krijgsdans, lentedans, madrilena, malaguena, maroesjka, marspolka, matachins, matelotte, mommedans, monferina, naaktdans, offerdans, oogstdans, panaderos, pasadoble, passepied, pauwedans, perchoeli, polonaise, quadrille, quickstep, rasputana, romaneske, rondedans, sabotiere, salondans, sarabande, schibwani, scottisch, sevillana, siciliana, siciliano, skatpolka, spagnuola, spitsdans, stagdance tampdans,stantipes, steltdans, tafeldans, tandakken, tarantula, vilanella, vitusdans, volksdans, waltzstep, wapendans, zarabanda, zarabande 10 balletdans, baskendans, baydatoeri, bergamasca, bergerette, bassarabka, boerendans, boogywoogy, bostonwals, bruidsdans, carmagnole, charleston, dardanella, driekusman, espringzal, espungerie, fakkeldans, farandolle, figuurdans, galicienne, geishadans, gewijdedans, gillisdans, gitanerius, granadinos, heksendans, hindoedans, hoelahoela, hoepeldans, hokeypokey, honkietonk, hullygully, huppeldans, kafferdans, karoledans, knekeldans, kruispolka, markerdans, maskerdans, mocancoutz, moorsedans, morrisdans, nimfendans, menlange, passacaile, passamezzo, pauwendans, polonaises, poolsedans, regdowaika, sanghyang, saroegakoe, sauterelle, seguidilla, sicilienne, spokendans, springdans, straatdans, stranddans, tarantella, tarantelle, tempeldans, tlrolienne, toneeldans, tyrolienne, valselente, villanella, vossendans, waaierdans, wajangdans, wandeldans, wienerwals, wisseldans, wisselwals, zapateados, zwaarddans zie ook gezelschapsdans dans bij de wijnoogst - epilenios dans, Braziliaanse - mattchine, maxixe dans, Caribische - calypso dans, Poolse - krakoviak, mazurka dans, Tsjechische - polka, redowa dansant (Fr.) dansend dansavond soirée dansavondje aan huis - sauterie dansen – huppelen, swingen, twisten, walsen,zwieren dansend bewegen - dribbelen dansend naderen - aandansen dansen in de openlucht reien dansen in de paartijd balderen dansen van dieren balderen danser ballerino, danseur, twister danseres ballerina danseur - danser danseuse (beroeps)danseres dansfeest bal dansgelegenheid – balzaal, dancing, danszaal, disco(theek) dansgenoot – partner danshuis alcazar, danslokaal dansinrichting dancing, dansschool dansinstituut balletschool dansklepper castagnet danskunst - ballet danslied - ballade, ballata, estampida danslokaal - dancing, danstent dansmeester ( Zuid Ned.) fat, pronk dansmeisje ballerina, danseres, geisha dansmeisje op Bali – legongs dansmelodie - wals dansmuziek - ragtime dansontwerp - bozzetta dans op schaatsen - ijsdans dansorkest - band danspartij bal, soirée danspartner - danseur danspas broise, cabriole, chat(te), coupé, glijpas, glissade, step dansrokje - tutu dansschoen balschoen dansschool - dansinstituut danstent – dancing, disco, dansvloer – plankier dansvoorstelling - ballet, dansdemonstratie, dansvoorstelling demonstratie danswoede Sint-Veitsdans, Sint- Vitusdans, tarantisme danszaal balroom, balzaal, dancing Dante’s dochter - Antonia Dante's geboorteplaats Florence Dante's geliefde – Beatrice Dante's leermeester - Giotto Dante's rustplaats Ravenna Dante's vrouw - Gemma Dante's werk - Conzaniere, Commedia, Convivio, Rime Dante's zoon - Jacopo, Piero Danzig - Gdansk dapper bluf, boud, braaf, branie, courageus, driest, drukte, ferm, fier, flinkheid, funk, geducht, heldhaftig, heroïek, kloek, kloekmoedig, koelbloedig, koen, kordaat, kranig, krijgshaftig, manhaftig, (man)moedlg, mannelijk, onbeducht, onbevreesd, ondernemend, onversaagd, onverschrokken, onverschrokkenheid onvervaard, parmantig, resoluut, stoer, stout(moedig), terdege, trots, vermetel, vrijmoedig, wakker dapperheid - courage, onversaagdheid dapper krijgsman - held dapper man – held, zeeheld dapper en stoer - flink dapperheid bravoer, bravoure, courage, flinkheid, heroïsme, kloekheid, koenheid, kordaatheid, kranigheid, lef, manhaftigheid, moed, moedigheid, onversaagdheid, onverschrokkenheid prouesse dapper strijder – geloofsheld, Gideon, held, ijzervreter dappere daad – heldendaad, prouesse dappere ridder (Gr.) - Amadis(Sp.), Paladijn dappere vrouw – amazone, kenau, heldin dapperste held van Troje - Ajax dar – bij, mannetjesbij, werkbij Dardanellen Hellespont darg veengrond darm colon, enteron, duodenum, ingewand, rectum, spijsverteringskanaal darm met vlees en kruiden gevuld rolpens darmaandoening colitis, darmbloeding, diarree, enteritis darmaanhangsel appendix, blindedarm darmafsluiting – ileus darmbacterie - colibacil darmbacteriën - darmflora darmcatarre enteritis, darmontsteking darmgas – flatus, wind darminspuiting - klysma, lavement darmjicht - ileus, koliek, miserere darmkramp darmvernauwing, koliek darmkronkel - darmkink, darmknelling, ileus, miserere, volvulus darmlymfe – chylus darmnet - darmvlies darmontsteking - buikloop, darmcatarre, dysenterie, enteritis darmparasiet - lintworm darmpek - meconium darmpijn - koliek darmscheil – mesenterium darmslijmvliesontsteking – dysenterie, enteritis darmspoeling clysma, klisteer, lavement darmspuiting – lavement darmsteen - dreksteen darmvlies - scheil darmvliesontsteking - catarrhe, enteritis darmwindzucht - meteorisme darmziekte appendicitis, buikloop dysenterie darren dolen, rondlopen, sarren, tarten, wachten, zeuren, zwerven dartel beweeglijk, druk, flink, hups, jolig, kalverachtig, kras, kregel, kriel, lascief, levendig, levenslustig, licentieus, loszinnig, monter, ongebonden, opgeruimd, opgewekt, overmoedig, petulant, sexy, speels, springerig, stoeiziek, tierig, uitgelaten, vrolijk, weelderig, welig, wellustig, wierig, woelig, wuft, wulps dartel hondje - snoopy dartel kind - veulen dartel stoeien - mallen dartelen huppelen, ronddansen, rondspringen, spotlust, springen, stoeien dartelheid joligheid, lasciviteit, levendigheid, opgeruimdheid, petulantie, speelsheid, spotlust, uitgelatenheid, wulpsheid darwinisme - afstammingsleer das cache-nez, (Eng tie), foulard, halsdoek, hondensoort, roofdier, shawl, sjaal, strikje, stropdas, vlinderdasje, zelfbinder das uit Reinaert epos - Grimbert dasein bestaan, existentie dashboard instrumentenbord dashond taks, teckel, terriër dashouder - dasspeld dassensoort - ratel, teledoe dasymeter luchtdichtheidsmeter dat zoiets, zulks dat (Lat.) – hoc dat beduidt - h.e. dat betrekken - pertineren dat woord - av dat zij zo - amen, soit, waarbij data datums, feiten, gegevens dateren dagtekenen datering – dagtekening, datgene – hetgeen datgene waarin iets rust (mast, vlaggestok) - stoel datgene wat - hetgeen dat is - d.i.,i.e. dat is te dol – absurd, bespottelijk, gek, dwaas, onzinnig datje aanmerking dato heden, nu, vandaag datum dagtekening, dat, tijdstip datumboek – agenda, almanak datum van geboorte geboortedatum, geboortedag, verjaardag datum van kroning kroningsdag datum van sterven sterfdag datum van trouwen trouwdag datum van verjaren verjaardag datum van vertrek vertrekdag datumwijzer - kalender dat waar iemand bijzonder in is - fort dat waarmee een levend wezen wordt aangeduid - naam dat wat een mens doet handelen - reden dat is te zeggen althans dat zij zo amen dauphin kroonprins dauphine - kroonprinses dauw mist, mistaanslag, morgennevel, neerslag, nevel, ochtendnevel, rijm, rijp, stoom, waterdamp dauwachtige bedekking - waas dauwbloempje - drosera dauwdruppel - parel dauwel - doetje, slome, sufferd, treuzel dauwelen aarzelen, stoeien, treuzelen dauwig – mistig dauwmeter - drosometer, drososcoop dauwnetel - hennepnetel dauwpier regenworm dauwworm eczeem, gezichtsuitslag, regenworm daver schok, schudding, trilling daveren bulderen, denderen, drenzen, dreunen, schudden, trillen daverend – dreunend, eclatant, prachtig daverende grap – dijenkletser davering - dreuning, schudding daviaan – mijnlamp, veiligheidslamp dazen bazelen, doordrammen, doorpraten, kletsen, leuteren, uitstaan, ijlen, zotteklap, zwammen, zwetsen dazig – onnozel de aal vissen - aalachtig de aalsteek hebben - aalsteek de aan de pot vastzittende korst - aanbrandsel de aandacht spannend – boeiend de aandacht trekken – opvallen de aandacht trekkend voorwerp - blikvanger de aandacht vestigen - afleiden, bezighouden, boeien, storen, trekken, vermoeien de aandacht vestigen op - aanduiden, betonen, releveren, signaleren de aangedijkte gronden - aandijking de aanwezige mensen – publiek de aanwezigheid tonen - aantonen de aanzienlijksten - eersten, upperten de aard van een element - elementair de aard van iets - begrijpen de aard van vuur - vurig de aarde – bol, globe de aarde - bol de aardkorst - litosfeer de adel – adeldom, edelen de adelstand - edelen de adem toeblazen - aanademen deadline – tijdslimiet deadwight (Eng.) – draagvermogen de afbeelding van een dier – totem de afloop van een zaak - uiteinde de afwas – vaat deal – overeenkomst, transactie dealen - handelen dealer agent, agentschap, filiaalhouder,vertegenwoordiger de algehele inzet – pot de allerliefste – minnaar de allernieuwste mode - dernier de alleroudste tijd – oertijd de alles schenkende - Pandora de alpen betreffende - alpine de andere kant - keerzijde, overkant, overzijde de andere kant op – andersom de andere mogelijkheid - alternatief de andere van twee mogelijkheden - alternatief de atomen betreffende - atomair de baas over iemand zijn - bazen de baas spelen – bazen, heersen, overheersen, tiranniseren de baas spelende – bazig de baas willen spelen - bazig de baas worden - overweldigen debacle – fiasco, ineenstorting, mislukking, ondergang, ramp, sof, val debacle van de bank krach de balans opmaken – afwegen, overegen de bal trappen – schieten de bal is out - af, uit debarkatie ontscheping, landing debarkement discussie, polemiek, redetwist debarkeren - ontschepen debat - discussie, dispuut, gedachtewisseling, redekaveling, redetwist, woordenwisseling debatteren discussiëren, polemiseren, redetwisten, twisten debauche (Fr.) uitspatting, losbandigheid de bedoeling uitleggen - verklaren de beest uithangen - klieren de begane grond – aarde, b.g. de beginselen betreffende - dementair, elementair, principieel de beheerser der onderwereld - Hades de bekwaamste kan falen - struikelen de belastingheffing betreffende - fiscaal de berg der wetgeving - Sinaï de benen nemen – vluchten de beroemdste stad der oudheid - Rome de beste worden behandeld - her de betekenis van iets - begrijpen debet tegoed, schuld(ig), verschuldigd de betrekkelijke zwaarte der stoffen - s.g. de beweging van iets - remmen, tegenwerken de bewoners van en land – bevolking, volk de bewijsgronden doen zien - aantonen debiel - achterlijk, sloom, zwakzinnig debiel kind mongooltje debiet - afzet, opbrengst, productie, watervoering de bijzonderheden - finesse debitant - slijter, verkoper debiteren - opdissen, verkopen, vertellen debiteur – schuldenaar de blaasbalg bewegen - treden de blinde god der duisternis - Hodur de bloemengodin - flora deblokkeren - ontzetten, opheffen, vrijgeven, vrijmaken de bodes der goden - Hermes, Iris, Mercurius de boeg richten naar – aanboegen de bons geven - afdanken, ontslaan de boogwijze van een opstaande dakschildrand - aandak de borst betreffend - pectoraal de boze - duivel de brassen aanhalen - aanbrassen debrayeren ontkoppelen de breedte van een hand – handbreed de buik betreffend - abdominaal de buik van de vis opensnijden en reinigen - wammen de buitenlijn - deci, decla, decor, omtrek debutant - beginneling, eersteling, nieuweling debuteren beginnen debuut - intrede deca tienmaal decaan – deken decade - tiental decadent - blasé, gedegenereerd, krachteloos, ontaard, passief, verworden, willoos, wuft decadentie - achteruitgang, inzinking, ontaarding, passiviteit, verval, willoosheid decaliter dl. decameter dam decamperen afbreken, opbreken, vertrekken decanaat gebied, waardigheid decanteren afgieten, klaren decastére das, (10m3) december - wintermaand decemvir tienman decent betamelijkheid, eerbaarheid, fatsoenlijk, keurig, kuis, net, netjes, welgemanierdheid, welvoeglijk, zedig decente - schouwing, plaatsopneming decentie - betamelijkheid, fatsoen, eerbaarheid, welgemanierdheid, welvoeglijkheid decentralisatie (ver)spreiding deceptie ontgoocheling, stelling, tegenvaller, teleurstelling decharge kwijting, ontheffing, opheffing, vrijspreking dechargeren ontheffen, ontlasten, vrijspreken deci tiende decibel d. b decideren - beslissen, besluiten, ombrengen, vaststellen decigram d. g., borrel, korrel deciliter – d.l., maatje decimaal – tiendelig, tientallig decimaalteken – komma, punt decimale breuk van een logarithme - mantisse decimeren - ombrengen, uitdunnen, verminderen decimeter d. m. decisie beslissing, besluit, uitspraak decisief afdoend, beslissend, stellig declamatie – ontboezeming, voordracht declamator voordrachtskunstenaar, voordrager declamatorische zang recitatief declameren – opzeggen, reciteren, voordragen declaratie - aangifte, cedel, ceel, (liefdes)verklaring, opgave, rekening declareren aangeven, opgeven declasseren - diskwalificeren, schrappen declassering - verval declinatie afwijking, afwijzing, verbuiging declineren afwijken, afwijzen, kleineren, verbuigen decoderen ontcijferen decor – achtergrond, background, coulise, omgeving, toneeluitrusting, versiering decorateur stoffeerder, toneelbouwer, toneelontwerper, toneelschilder decoratie – lintje, onderscheidingsteken, ordeteken, versiering decoratie in België oorlogskruis decoratie in Engeland V.C. (Victoria Cross), M.B.E. (Member of the British Empire) decoratie in Frankrijk M. M. (Mëdaille Militaire), L. d. H. (Legion d'Honneur) decoratie in Nederland M. W. 0. (Militaire Willemsorde) decoratie in de U.S.A. D. S. C. (Distinquished Service Cross) decoratief versierend decoratietechniek - barbotine decoratieve versiering ornament decorateur toneelbouwer, toneelschilder, toneelontwerper decoreren – beschilderen, edelen, eren, opsieren, verlenen, versieren decorum stijl, waardigheid, welvoeglijkheid decoupage – verknipping de courante maat hebbend - maats decreet – afkondiging, besluit, bevel, edict, irade, oekaze, ukase, raadsbesluit, verordening decreet van een sultan - irade decrepiditeit - ouderdomszwakte decrescendo afnemend, verminderend decreteren afkondigen, besluiten, uitvaardigen, verordenen de dag na heden – morgen de daad van aandrijven - aandrijving de daad van aanvaarden – aanvaarding de daad van het kiezen - keus de daad van het lenen – lening de daad volvoeren – begaan de dageraad - krieken de dag van heden - nu, vandaag de dag breekt aan - aanbreken de dag hierna – morgen de dag te voren - daags de dag voor heden – gisteren dedaigneus (Fr.) geringschattend, minachtend, vernederend dedain minachting de dans ontspringen – vluchten de dato d.d., gedagtekend deder – huttentut de derde innemend - tertiair de derde toon van de grondtoon af - terts de derde troef - basta de deugdzaamste kan falen - struikelen de deur uit – weg de deur uitgaan - gat dedicatie opdracht, toewijding de diepte bepalen – peilen de diepte meten - peilen de diepte opnemen - peilen de diepte van een schip - holte de diepte van een wonde onderzoeken - sonderen de diepzee betreffend - abyssaal, pelagisch de doop toedienend – dopen de drie schikgodinnen – nornen de drie schone gezellinnen van Venus - gratiën deduceren afleiden, beslissen, besluiten, concluderen deductie afleiding, conclusie deductief afleidend, besluitend, concluderend de dunk hebben - menen de edelen - adeldom de een of ander – iemand de dunk hebben - menen de eerste beginselen betreffende - elementair de eerste catamanke - zondeval de eerste grondslag bevattende - elementair de eerste halswervel - atlas de eerste industriestad in Japan - Osaka de eerste mens – Adam de eerste minister - kanselier de eerste moeder – Eva de eerste plaats innemend - primair de eerste stappen - initiatief de eerste vlieger – Ivarus de eerste zijn – primeren de eetlust opwekkend - deegknijper, deegroller de eigendom aan iemand ontnemen - onteigenen de eigenlijke bevruchting - impregnatie de eigenlijke kuil - aatje de eilanden betreffende - insulair de engere zin van de literatuur- letteren de Franse Republiek - Mananne de facto - feitelijk, werkelijk de fraaie letteren beminnend - letterlievend de Germaanse goden - Asen de geboorte betreffende - nataal de geest betreffende - mentaal de geest bezig houdend - boeiend de geestigheid van een zet - pointe de geestigheid van het nieuwe in de maatschappij - modernisme de gehele aarde - oecumene de geluksgodin - geluk, fortuin, vermogen, voorspoed de gemene bolderik - bolder, bolderd de gemiddelde ontwikkeling - trend de genadeslag geven - nekken de genadeslag toe brengen - nekken de gesteldheid opnemen - verkennen de getakte horens van een hert - gewei de gewone ezel - steenezel de gewoonte hebben - plegen de gezamenlijke afwas - vaat de gezamenlijke bedienden - personeel de gezamenlijke bloedverwanten – aanverwanten, familie, maagschap, de gezamenlijke burgerij - gemeente de gezamenlijke dieren - gedierte de gezamenlijke diersoorten - fauna de gezamenlijke edellieden - adel, adeldom, adelstand, nobiliteit, noblesse de gezamenlijke hoeveelheid - alles de gezamenlijke inwoners - volk de gezamenlijke inzet - pot de gezamenlijke journalisten - pers de gezamenlijke klanten - klandizie, cliëntèle, de gezamenlijke liefdegevoelens - erotiek de gezamenlijke ministers - kabinet de gezamenlijke musici - orkest de gezamenlijke plantensoorten - flora de gezamenlijke pot - inzet de gezamenlijke redacteuren - redactie de gezamenlijke sterren - gesternte de gezamenlijke strijdkrachten en middelen - weermacht de gezamenlijke verwanten – sibbe de gezamenlijke werknemers - personeel d e gezondheid betreffende - sanitair d e glans temperen - matteren de goede geesten des huizes - penaten d e goede naam aantastend - faamrovend d e goede vorm geven - fatsoeneren de goede vormen - etikette, etiquette de graad betreffende - gradueel de graankorrels uit de aren slaan - dorsen de groeikracht der haren - haargroei de grondbeginselen betreffend - elementair, fundamenteel de grondbeginselen omvattend - elementair de grondslag betreffende - dogmatisch, elementair, fundamenteel principieel de grondslag leggen - baseren, funderen, grondvesten stichten de grondslagen omvattende - elementair de grondwet betreffende - grondwettelijk, statutair, de grootste der oorrobben - zeeleeuw de grootste intensiteit bereikend - uiterst de grootste waarde - maximum de grote hoop - gros de grote massa - menigte de grote wereld - monde, society de halzen der zeilen losgooien - opsteken de halzen of hals uitrekken - reikhalzen de hand geven - reiken de hand naar iets uitstrekken - reiken de handel betreffend - commercieel de handel betreffende - zakelijk de handeling van trekken - haal de handen verzorgen - manicuren de heffe des volks - janhagel de Heiland - Joel de heilige bloem der boeddhisten - lotus de heilige maagd - madonna de heilige schrift - bijbel de heilige schrift der moslims - koran de Heilige stad - Jeruzalem, Rome de hele boel - santenkraam de hele rommel - santenkraam de hele stad betreffende - stedelijk de helft - dimidium de hemel - sfeer de hemelse Vader - Alvader de hemelsfeer - kreits de heren - hh de hoeveelheid hebben van - bedragen de Hondsster - Sirius de hoofdpunten - principaal de hoogste kringen - society, 8upperten de horens omhoog richten - opsteken de huig betreffende - uvulaar de indeling der verzen - versmaat de inhoud van spuitbussen - aërosol de inslagdraden verwijderen – kerven de Javaanse boer – kromo de jongere - jr., junior, minor de juiste wijze van zich in het Latijn uit te drukken - latiniteit de juistheid vaststellen - verifiëren de jure - rechtens de kaken - kakement de keel afsnijden - egorgeren de keel betreffend - gutturaal de keel klokkend spoelen - gorgelen de keel toe snoeren - wurgen de keerkringen - tropen de kerk - ecclesia de kern - quintessens de klankladder zingen – solfegiëren, solmiseren de kleur niet bijspelen - renonceren de kleuren van de regenboog - iriseren vertonen de knop aan horloge - remontoir de koersen wegen tegen elkaar op - pari de koningin der goden - Hera de koof van een oxaal - lampet de kroningsstad der oude Franse koningen - Reims de kunst om de volksmassa te leiden - demagogie de kunst van waarzeggen - mantiek de kusten van Klein-Azië - Levant de laatste der maand - ultimo de landingsplaats van Noach - Ararat de leer der welsprekendheid - retorica de leer van Mohammed - islam de lendenen betreffende - lumbaal de letter Y - igreg de letters in volgorde noemen - spellen de levenloze delfstoffen - levenloos de levering van benodigdheden - aanbesteden de lezer heil - l.s. de lichtste kleur - wit de lier draaien - lieren de lieveling van Venus - Adonis de literatuur - letteren de loop der dingen - legertros, loop, train de maan - luna de maand der grote vasten van de islam - ramadan de maangodin - Diana, Luna, Selene de maat - versmaat de maat te boven gaande - overmatig de macht hebben - vermogen de made van de langbenige mug - hamel de man die kolen in de machinekamer brengt - tremmer de mantel uitvegen - afstraffen de massa - volk de mast van een vaartuig neer leggen - reggen de meerderheid - gros de meester spelen over - beheersen de melk van de room ontdoen - romen de mensen - men, publiek de mensenwereld - mensenmaatschappij de mindere blijken - verliezen de mindere schepelingen - janhagel de minister van defensie - ai de moed benemen - ontmoedigen, terneerslaan de moed hebben - durven de moed verliezen - versagen de moeite waard zijn - lonen de mogelijkheid om bewustheid te krijgen van de gelijkheid - kenvermogen de mond - gat de mond betreffende - oraal de mond roeren - kletsen de mond samentrekkende - wrang de mond wijd openen - gapen de naam betreffende - nominaal de naam noemen - vernoemen de naam van een bezoeker melden - aandienen de nacht doorbrengen - overnachten de nadruk leggen op - accentueren, betonen de nagels verzorgen - manicuren de natie betreffend - nationaal de nationaliteit ontnemen – denationaliseren, denaturaliseren de negende toontrap - none de nek omdraaien - nekken de nekslag geven - nekken de nodige kennis bijbrengen - inlichten de nodige straf toedienen - afstraffen de nodige volmacht geven - machtigen de nijverheid betreffende - industrieel de ogen gebruiken - kijken de omgekeerde dactylus - anapest de omgeving waar in een mens leeft - milieu de onbekende - anonymus, n.n., vreemde de ondergang nabij - rand de onderwereld - hades, hel de ongehuwde staat - agamie de ontbrekende kleur - renonce de oogst binnen halen - oogsten de oorspronkelijke mens - oermens de oorzaak zijn van - veroorzaken de Oostlndische archipel - Insulinde de openbare mening - men, opinie de opgooi verrichten - tossen de oppergod - Odin, Wodan de oppergod van de antieke Grieken - Zeus de oppergod van Rome - Jupiter de oratorianen - oratorium de oren spitsen - opsteken de ouderdom - levensavond de oudere - nestor, senior sr. de oudste - nestor de oudste der Griekse koningen voor Troje - 6Nestor de oudste der Titanen - Oceanus, pr, sr, de overheid - gezag, magistraat de partij der Hohenstaufen - Ghibellijnen de partij gewonnen geven - abandonneren de persoonlijkheid vaststellen van - identificeren de planeet Venus - avondster, morgenster de pool betreffende - polair de poolster - tramontane de prik- of negenoog - lamprei de proef op de som nemen - beproeven, experimenteren, testen de raas langsscheeps richten - aanbrassen de rechtbank - balie de redactie voeren - redigeren de regels betreffende - reglementair de rekening vereffenen - afrekenen de ritus betreffende – ritueel de rug betreffende - dorsaal de rust herstellen - pacificeren de Schepper – God de schikgodinnen - Nornen de schoonheid benadelen - ontsieren de schuine rand van een gevel – aandak de slag bij Kortrijk - guldensporenslag de slang uit het bijbelverhaal - paradijsslang de Spaanse vloot van 1588 - Armada de spieren soepel maken - masseren de staat van man en vrouw die ongehuwd zijn en samenleven agamie de stangen van het eerste jaar - spies de stem betreffende - vocaal, vokaal de stem ten opzichte van klank en toon - orgaan de sterren betreffende - astraal, sideraal, stellair de sterrenkunde betreffende - astronomisch de Stille Zuidzee - Pacific de straf betreffende - penaal de tanden ergens inzetten - bijten de tarra vaststellen - tarreren de tastzin betreffende - haptisch de te volgen weg - route de techniek van het etsen - etstechniek de tegenstelling uitdrukkend - tegenstellend de tegenstoot toebrengen - riposteren de telgang gaan - tellen de teugels aandoen - tomen de titel en het ambt van imam - imamaat de toehoorders - gehoor de toepassing van de telefoon - telefonie de toon aangeven - intoneren de toon betreffende - tonaal de toon plaatsen op - betonen de toonkunst betreffende - filharmonisch de toonsoort betreffend - tonaal de top afsnijden - knotten de toss verrichten - tossen de trom slaan - trommelen de tucht betreffende - disciplinair de tuin bearbeiden - tuinieren de tweede plaats innemend - secundair de tijd die nog komen moet - toekomst de tijd doorbrengen - verdoen de tijd opmeten van - timen de tijd snelt - hora de tijd van de vroege morgen - morgenstond de tijd verbeuzelen - lanteren, leeglopen, rondslenteren de uiterste waarde - extrenum de uitgekeerde som - uitkering de uitvoering van werk - aanbesteden de Vlaamse omroep - NIR de verdediging voeren - pleiten de vereiste kleren dragend - gekleed de vereiste sterkte hebbend - voltallig de veren uittrekken - plukken de verspinbare vezels van de abelmos - abelmoshennep de vervaltijd later stellen - renoveren de verzorging - oppas de verzorging van handen en nagels - manicure de vier weken voor Kerstmis - Advent de vijf boeken van Mozes - Pentateuch de vijftiende dag van de maand maart - idus de vijftig dochters van Danaus - Danaiden de vlucht van Mohammed - hegira de voeten krachtig neerzetten - treden de voeten naslepen - slepend de voeten verplaatsen - treden de voeten zetten op - betreden, trede, treden d e volkenbond – SN de volksaard ontnemen - denationaliseren de voltooiing nabij - vergevorderd de voorgestelde wijziging - amendement de voorkeur geven aan – prefereren, verkiezen de voorkeur gevend aan - liever de voorkeur verdienend - preferabel de voorname families van een land - aristocratie de voorraad open maken - aanbreken de voorrang hebben - voorgaan de voorrang hebbende - prevalent, primeren de vorm betreffende - formeel de vormverandering weergeven - vervoegen de vorst is niet fel meer - gat de vrede herstellen - verzoenen de vrome uithangen - femelen de vrijheid belemmeren van - knevelen, vastbinden de vrijheid hebben - mogen de vrijheid hergeven - invrijheidstelling de vrijmetselarij betreffende - maconniek de waarde bepalen - waarderen de waarde beseffen - kennen de waarde hebben van - betekenen de waarheid van iets - erkentenis de waarnemende - minister de wacht houden - waken de wandelende jood - Ahasverus de warme luchtstreken - tropen de waterspiegel verlagen - aflaten de weemoed teweeg brengen - ontroeren de wereld - kreits de wijze waarop een vraagstuk wordt aangevat - probleem de wind indraaien - aanboegen de wisselvalligheid van de oorlog - krijgskans de wortel van een gewei - gewas de zaligheid verschaffend - zaligmakend de zang minnende - filomeel de zeden betreffende - moreel de zee - pekelplas de zee betreffende - maritiem de zeilen de juiste stand geven - brassen de zeilen hijsen - opsteken de zeilen kleiner maken - reven de zeis scherpen - haren de zeventiende-eeuwse theoloog - Gomarus de zonnegod – Apollo, Febus dealerschap - agentschap debarkatie - landing, ontscheping debat - discussie, dispuut, polemiek, redetwist debatteerkunst (Gr.) - eristiek debatteren - discussiëren, polemiseren, redetwisten debacle - krach, mislukking, ondergang, ramp, val debet - deb, schuld, schuldig, tegoed debiel kind - mongooltje debiet - afzet, opbrengst, produktie debiteren - afzetten, verkopen, vertellen debiteur - schuldenaar deboursement - uitbetaling debrayatie - frictie, koppeling, ontkoppeling debutant - beginneling, nieuweling debuut - maidenspeech deca - tienmaal decaan - deken decadent - blasé, wuft, ontaard, passief, vervallen, verworden, willoos decamperen - afbreken, opbreken, vertrekken decanaat - gebied, waardigheid decanteren - afgieten, klaren decatlon - tienkamp december - wintermaand decembermaand - kerstmaand decemvir - tienman, tienmanschap decendentieleer - afstammingsleer decubitut - doorliggen dedaigneus (Fr.) - geringschattend, minachtend, vernederend dedain - minachting deder - huttentut, vlasdodder dedicatie - opdracht, toewijding deduceren - afleiden, besluiten, concluderen deductie - (afgeleide) waarheid, afleiding, conclusie, gevolgtrekking deductief - afleidend, besluitend, concluderend deeg bakmengsel, beslag, meelmengsel, pasta deeg knijpen - kneden deegachtig – kleems(ch), klef, tets deegbak - trog deegbal knoedel deeg dooreenwerken – kneden deegkneder - meesterknecht deeg knijpen – kneden deegkneder - meesterknecht deeg reepje - mie, noedel, vermicelli deegroller - rolstok deeg van klei en water – paat deeg voor pannenkoeken - beslag deeg voor pasteikorsten – korstdeeg deegwaar - mie deel aandeel, afdeling, brok, dorsvloer, eind, eindje, end, episode, erf, flard, fractie, fragment, gedeelte, helft, homp, kardeel, kavel, kwart, lid, moot, mop, none, part, partie, partij, plak, plank, portie, quotum, rantsoen, reep, segment, stalvloer, strek, strook, stuk, tak, vleugel deel (Gr.) - meros deel (med) - portio deelarbeid - partime deelbaar – splitsbaar deel dat wezenlijk tot het geheel behoort – integreren deel der aarde - Afrika, Amerika, Australië, Azië, Europa, pool, subtropen, tropen, zone deel der kerkelijke getijden - lauden, laudes deel der wiskunde - meetkunde deelgenoot co., compagnon, kameraad, maat, lid, partner, vennoot deelhebben in nalatenschap - erven deelhebber - participant, vennoot deel hout - plank deellijn bissectrice deelname – deelneming, participatie deelnemen – meedoen deelnemend – medelijdend deelnemer – kandidaad, medewerker deelnemer aan damspel – dammer deelnemer aan debat – debatter deelnemer aan een reünie - reünist deelnemer aan snelheidswedstrijd coureur, racer, stayer, deelnemer aan zeker spel - bridger, dammer, kaarter, schaker deelneming condolance, interesse, medeleven, medelijden, rouwbeklag deelpunt splitsingspunt deels gedeeltelijk, half, partieel deelstaat (Mal.) - negara deelteken – trema deel tussen onderlijf en bovenbeen - lies deeltijdwerker - parttime deeltje – fractie, partikel, stukje deeltjesversneller bevatron, comsmotron, cyclotron deel uit een nalatenschap - erfdeel deelwoord participium deemoed berouw, eenvoud, nederigheid, onderworpenhwid, ootmoed deemoedig berouwvol, nederig, onderdanig, ootmoedig, soumis deel uitmaken – behoren deel van aalfuik - ink., kub, kubbe deel van aambeeld – apeer, hoorn deel van aarde aan de Noordpool - Arctica deel van aarde aan Zuidpool - Antarctica deel van accu - cel deel van Achter-lndië - Annam, Assam, Laos, Malakka, Siam deel van Afrika - Algerië, Angola, Benin, Biafra, Columbia, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Goudkust, Guinee (Fr.), Ivoorkust, Kameroen, Katanga, Kenia, Liberia, Libië, Mali, Marokko, Natal, Niger, Nigeria, Nubië, Oeganda, Oranjevrijstaat, Rhodesia, Sahara, Senegal, Soedan, Tanganjika, Togo, Transvaal, Tunesië, Volta, Zanzibar, Zuid-Afrika deel van aftrekking - min, rest, verschil deel van de Algerijnse Sahara - Mzab deel van altaar - retabel, tabernakel, tombe deel van ambtsgewaad - bef, sjerp deel van Amerika Alabama, Alaska, Argentinië, Arizona, Brazilië, Canada, Chili, Columbia, Ecuador, Mexico, Oregon, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay, U. S. A., Venezuela deel van Amsterdam – Overtoom deel van anker - hals, kruis (bovendeel), tand deel van Arabië - Egypte, Irak, Jordanië, Koeweit, Libanon, Lybië, Marokko, Oman, Syrië, Tunesië deel van Argentinië Chaco, Cordova, Corientes, Estero, Formosa, Mendosa, Pampa, Patagonië, Salta, Santiago deel van arm – biceps, bovenarm, elleboog, ellepijp, onderarm, spaakbeen deel van arrondissement - kanton deel van artikel - sub. deel van artsuitrusting - oogspiegel, stethoscoop deel van de Atlantische-Oceaan – Noordzee deel van de atmosfeer – stratosfeer deel van atoom - elektron, elektronenwollepols, kern, neutron, nucleon, proton deel van Australië Arnhemland, Tasmanië, Queensland, Victoria deel van Azië – Afghanistan, Anam, Arabië, Armenië, Assam, Birma, Ceylon, China, Dekan, Goa, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Japan, Jordanië, Korea, Laos, Libanon, Libië, Mongolië, Nepal, Pakistan, Koeweit, Pakistan, Perzië, Siam, Siberië, Tibet, Turkije, Vietnam deel van de baan bij zeilwedstrijden - rak deel van baggermolen - noria, paternosterwerk deel van bakkerij - oven deel van balans - gewicht, juk, lastarm, mes, ruiter, schaal deel van ballon - anker, ballast, hals, mand, net, omhulsel, schuitje, ventiel deel van bandopname apparaat – opnamekop, spoel, wiskop deel van bastion - oreillon deel van batterij - cel, element, pool deel van bed - deken, kussen, laken, matras, peluw, sloop, spiraal deel van been - bovenbeen, dij, enkel, kuit, kuitbeen, knie, scheen, scheenbeen, teen, voet deel van beenderen - merg, specie deel van beitel - aar, faas deel van bekertoernooi – finale, ronde deel van België Antwerpen, Ardennen, Borinage, Brabant, Henegouwen, Kempen, Limburg, Lotharingen, Luik, Namen, Vlaanderen, Wallonië deel van berg - helling, piek, top, voet deel van de beurs - fonds, hoek deel van biljartkeu - pomerans deel van blaasinstrume nt - riet(je) deel van blad - ader, bladnerf, bladschijf, bladsteel, nerf deel van bladzijde - alinea, kantlijn, letter, marge, regel, wit, woord deel van bloed - bloedcel, bloedlichaampje, bloedplasma, haemoglobine, deel van bloem - blad, buis, bijkelk, bijkroon, helmdraad, keel, kelk, kroon, meeldraad, schutblad, stamper, steel, stempel, stijl, vruchtbeginsel, zoom deel van Boedapest Boeda, Pest deel van bol of cirkel - segment deel van boom - bast, blad, kruin, kwast, lover, schors, spint, stam, tak, twijg, wortel, zijstam deel van borstkas - borstbeen, rib, ruggegraat deel van bouwwerk – architraaf, beuk, boog, fiaal, fries, fronton, impost, kroonlijst, latei, liseen, muur, risaliet, schalk, zwik, travee, deel van breedtecirkel - lengtegraad deel van breuk - breukstreep, decimaalteken, deelstreep, deeltal, deler, noemer, teller deel van breukband - pelote deel van breviergebed - metten deel van bridgewedstrijd – deelscore, manche, robber deel van bril - arm, been, glas, lepel, montuur, neussteun, rand deel van Brits Indië (voormalig) Assam, Burma, Orissa deel van broedmachine - kunstmoeder deel van broek - achterzak, band, gulp, klep, knie, pijp, sluiting, zak deel van brouwerij - beslagkuip, brouwketel, eestoven, filter, gistkuip, hopzeef, kiemtrommel, legtank, moutkuip, silo, wachttank, weekkuip, wortketel deel van brug - balustrade, leuning, overspanning, pijler, wegdek deel van bruidstoilet - boeket, sleep, sluier deel van buik - alvleesklier, darmen, galblaas, lever, maag, milt, nier(en), deel van bungalowtent - binnentent, buitentent, geraamte, grondzeil, haring, scheerlijn, slaapcabine deel van bijbel - bijbelboek, evangelie, n.t.,o.t., pentateuch, psalmen, testament deel van bijenkorf – honingraat, raat, vlieggat deel van camera – diafragma, filter, lens, sluiter, zoeker deel van Canada Alberta, Labrador, Mackenzie, Manitoba, Newfoundland, Ontario, Quebec deel van Celebes Badah, Boni, Doeri, Kendari, Loewoe, Menado, Mori, Posso deel van Centraal-Azië - Pamir deel van cel - celwand, chromosoom, kern, protoplasma deel van celdeur - schaftluik deel van celkern – gen deel van de cirkelomtrek - graad deel van circus - piste deel van circusvoorstelling - acrobatiek, clownerie, trapezewerk deel van cirkel - boog, diameter, graad, koorde, kwadrant, middellijn, middelpunt, omtrek, periferie, radiaal, sector, segment, straal deel van classis- ring deel van computer - geheugen deel van concertzaal - loge, podium, stalles deel van Constantinopel - Pera deel van contract - dagtekening, datering, handtekening, signatuur deel van Cookeilanden Atiu, Aitutali, Mangaia, Rarotonga deel van correspondentie materiaal - ballpen, ballpoint, blocnote, carbon, envelop, papier, potlood, schrijfmachine, pen, vulpen deel van cursus - semester, trimester deel van dag - avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, namiddag, nanacht, nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag deel van dak - balk, bedekking, bint, dakpan, gebint, goot, hanebalk, kapel, koekoek, leer, lijst, nok, raam, ruiter, spant, stoel, terras, tuin, venster, vorst deel van dakpan - pannestuk deel van dal - dalbodem, dalwand, glooiing, helling, talud, terras deel van dampkring - ionosfeer, ozonosfeer, sfeer, stratosfeer, troposfeer deel van damspel - bord, damschijf, damsteen deel van decimale breuk – decimaalteken, periode deel van delfstoffenrijk - bauxiet, erts, gas, goud, koper, kwikzilver, olie, steenkool, tin, zilver deel van Denemarken Aerö, Als, Falster, Funen, Fyn, Jutland, Langeland, Lolland, Mön, Odense, Sjaelland, Sealand deel van dier - bek, hals, hoef, klauw, kop, mond, muil, nek, oog, oor, poot, romp, rug, slurf, snoet, snuit, snavel, staart, vleugel, uier deel van dierenwereld - amfibieën, reptielen, tweeslachtigen, vissen, weekdieren, zoogdieren deel van dikke darm - appendix, blindedarm deel van de dikke darm – endeldarm deel van dobber - sim deel van dok - ponton deel van dorp - brink, hoofdstraat, kerkplein, kom, markt, straat deel van draagmuur - voeting deel van draaibank – rijkop deel van drachme - obool deel van Drenthe Ellertsveld, Hondsrug, Noordenveld, Oostermoer deel van driehoek - basishoek, bissectrice, hoek, hoogtelijn, hoogtepunt, hypotenusa, rechthoekszijde, tophoek, zwaartelijn, zwaartepunt, zijde deel van drukpers - degel, frisket, inktrol, raam, ronde, timpaan, verschet deel van duikboot - mangat, periscoop deel van Duitsland Baden, Beieren, Brandenburg, Breisgau, Eifel, Harz, Hessen, Holstein, Lüneburgerheide, Mecklenburg, Munsterland, Oostfriesland, Pruisen, Ruhrgebied, Rijnland, Saarland, Saksen, Sauerland, Sleeswijk, Thüringen, Westfalen, Württemberg deel van de dunne darm - ileum, jejunum deel van dijk - aarde, bazaltsteen, glooiing, keileem, kruin, talud, voet, zinkstuk deel van dynamo – anker, koolborstel, veldwikkeling deel van Edda – Havamal deel van eendenkooi – kolk deel van eetwaren - aardappel, boter, brood, gevogelte, groente, margarine, vet, vis, vlees, wild deel van effect - coupon, mantel, talon deel van egge - egraam deel van Egypte - Nijldelta, Sinaï deel van Egypte (oud) – Gosen deel van ei - eiermelk, dooier, door, dop, dun, eierschaal, eigeel, pel, schaal, schaalvlies, schil, snoer, zuivel deel van elektriciteitscentrale - dynamo, turbine, schakelstation deel van elektronisch instrument – condensator, transistor, weerstand deel van Engeland Cornwall, Essex, Hampshire, Kent, Midlands, Sussex, Wales, Yorkshire deel van erfenis – erfdeel, legaat deel van Ethiopië – Ogaden deel van etmaal - avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, nanacht, nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur, voormiddag deel van Europa Albanië, Alpen, Andorra, Apulië, Balkan, Bretagne, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Eire, Erin, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Iberië, Ierland, Italië, Joegoslavië, Jutland, Karinthië, Kaukasus, Kola, Krim, Lapland, Liberië, Lichtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen, Normandië Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal, Povlakte, Rivièra, Roemenië, San Marino, Spanje, Tsjechoslowakije, Zweden deel van evenredigheid – term deel van Eysden - Breust, Mesch, Oost deel van ezelshoofd (scheepsbouw) – 4 mars, 2 ra, slothout, steng, zaling deel van fabricage - controle, produktie, voorbereiding deel van familie - tak deel van flatgebouw - galerij, kelderbox, lift, liftkoker, trap, trappenhuis deel van fles - buik, hals, kroonkurk, kurk, sluiting, stop, ziel deel van folterkamer - beenschroef, brodequin, duimschroef, polei, rad deel van fornuis - afdekplaatje, asla, bakoven, bakplaat, brander, deksel, grill, oven, ovenlicht, ovenplaat, pijp, ring, rooster, spaarbrander, waakvlam deel van fototoestel – diafragma, filter, lens, sluiter, statief, zoeker deel van Frankrijk Auvergne, Brenne, Bretagne, Bourgogne, Causses, Champagne, Dauphine, Elzas, Gascogne, Guyenne, Landes, Languedoc, Lotharingen, Medoc, Midi, Normandië, Picardië, Provence, Rivièra, Savoye, Touraine, Vogezen, Vendee deel van Friesland Ameland, Bildt, Gaasterland, Haskerland, Lemsterland, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Terschelling, VIieland, Weststellingwerf, Wonseradeel, Zevenwouden deel van fuik - ink, kub deel van gamelan – kendang deel van garenklos – kruis deel van gasmeter – rotameter deel van gebed - none(r.k.) deel van gebit - brug, gehemelteplaat, hoektand, kies, kroon, maaltand, melktand, oogtand, tand, verstandskies, vulling deel van gedicht – refrein, strofe, vers deel van geheel - deel, element, gedeelte, helft, kwart, lid, onderdeel, part, stuk deel van gehemelte - huig, raak, uvula deel van gehoorgang - aambeeld, doolhof, gehoorbeentje, hamer, labyrinth, oorsmeer, oorvlies, otoliet, slakkenhuis, stijgbeugel, talgkliertjes, trommelvlies, wolhaartjes deel van gelaat - jukbeen, kaak, kin, koon, lip, mond, neus, neusvleugel, oog, ooglid, oor, slaap, voorhoofd, wang, wenkbrauw, wimper deel van Gelderland Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Graafschap, Liemers, Lijmers, Montferland, Nederbetuwe, Overbetuwe, Tielerwaard, Veluwezoom, Veluwe, Veluwemeer deel van geneeskunde - an(a)esthesie, chirurgie, gyn(a)ecologie, heelkunde, neurologie, oogheelkunde, orthopedie, psychiatrie deel van geraamte - been, bekken, borstwervels, bot, dijbeen, ellepijp, heiligbeen, knieschijf, ledematen, middenhandsbeentje, rib, schaambeen, schedel, schouderblad, sleutelbeen, spaakbeen, vingerkootjes, wervel deel van geschrift - alinea, bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf, passage deel van geslacht – generatie deel van getal – breuk deel van gevangenis – cel deel van gevel - deur, erker, kozijn, pui, raam deel van geweer - grendel, haan, haft, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, tromp, vizier deel van gewei - gaffel, rozestok, spits, stang, tak, vertakking deel van geweerloop - vizierkorrel, vizieropstand deel van gezichtsorgaan – hoornvlies, iris, kegeltjes, lens, netvlies, oogbal, pupil, staafjes deel van glasfabriek – koeloven deel van gletsjer - eindmorene, gletsjerspleet, gletsjertafel, middenmorene, morene, zijmorene deel van de godgeleerdheid – patristiek deel van godsdienstoefening - gebed, meditatie deel van gordijn - glijder, haakje, koord, lat, rabat, rail, ring, roede deel van gouw – grietenij deel van graad - minuut, seconde deel van grammofoon - arm, armlift, as, bedieningshandel, chassis, contragewicht, draaischijf, element, luidspreker, naald, speaker, stroboscoop, toonarm, toonkop, versterker, weergever deel van grendel - stuit deel van Griekenland Achaia, Aetiolia, Arcadia, Argolis, Attica, Boeotië, Cycladin, Elis, Enos, Epirus, Euboea, Locris, Macedonië, Magnesië, Peleponnesus, Sparta, Sporaden, Thessalië deel van de Grote-Antillen - Haïti deel van Groot Brittannië Engeland, Schotland, Wales, zie: ook deel van Engeland deel van gulden - cent, dubbeltje, heitje, kwartje, spie, stuiver deel van haan van een geweer – borst deel van haard - asla, deur, haardkuil, haardplaat, vulklep deel van hals - adamsappel, atlas, halsslagader, halswervel, keel, nek, spon, strot deel van hamer - blad, bol, huis, klauw, kop, ruin, pin, steel, ringvinger, deel van hand - duim, handpalm, middenvinger, muis, palm, pink, rug, vinger, wijsvinger deel van hart - boezem, hartebloed, hartklepje, hartkuil, hartspier, hartzakje, kamer, klep, linkerboezem, linkerkamer, rechterboezem, rechterkamer deel van haven – aanlegsteiger, dam, damwand, kade, kraan, deel van de Hawaii-Eilanden - Hawaii, Kahoolawe, Kauai, Lanai, Maui, Molokai, Nilhau, Oahu deel van heiboom – lastarm deel van heilige mis - epistel deel van hekwerk - deurtje, gaas, opening, post, raster, reling, spijl deel van helm - kam, timber, vizierklep deel van hemellichaam - meteoor deel van hengel – dobber, reel, sim, snoer, deel van hengelsnoer - opslag (puntdobber) deel van heraldiek - kleur, kwartier, schild deel van hertegewei – rozestok deel van heuvel – helling, top, voet deel van de Himalaya – Tibet deel van historie - periode, tijdvak deel van hoed - bol, rand deel van Holland zie: deel van Noord Holland en: deel van Zuid Holland deel van hondekop - bek, oog, oor, snoet, snuit, tong deel van Hongarije Alföd, Békes, Bihar, Nograd, Pest, Sopron, Tolna, Vas deel van honkbalveld - hek, honk, scorebord, thuishonk, werpheuvel, werpplaat deel van honkbalwedstrijd - inning, slagbeurt deel van hoofd - achterhoofd, achterhoofdsbeen, achterhoofdsgat, bovenkaak, gebit, gelaat, gezicht, haar, hanekam, jukbeen, kaak, kaakbeen, kin, koon, kruin, lip, mond, neus, neusbeen, onderkaak, oog, oor, ploegbeen, rotsbeen, schedel, slaap, slaapbeen, voorhoofd, voorhoofdsboezem wang, wangbeen, wenkbrauw, wiggebeen, zadelbeen, zeefbeen deel van hoofdstuk - alinea, paragraaf, vers deel van hooggebergte - dal, keten, piek, ravijn, spits, steilte top,vlakte deel van hoogovenbedrijf – staalwalserij, ijzergieterij, ijzersmelterij deel van horloge - anker, balans, dagwijzer, deksel, drijf, gangwerk, glas, kalor, kam, kas, kettingrad, knop, kompas, kroon, naald, onrust, pal, plaat, raderwerk, schakel, secondewijzer spiraalveer, uur, veer, wissel,wijzer, wijzerplaat deel van hotel - badkamer, balzaal, eetzaal, hal, kamer, keuken, lounge, receptie, restaurant deel van houten beschot - paneel deel van huis - appartement, badkamer, balkonkamer, bovenverdieping, dak, deur, douchecel, eetkamer, erker, etage, gang, gevel, gootkamer, hal, huiskamer, kap, kelder, keldertrap, keuken, koekoek, logeerkamer, mansarde, nok, pannen, parterre, portaal, pui, raam, salet, salon, serre, slaapkamer, suite, toilet, trap, venster, W.C., zolder, zoldertrap, deel van hunebed - kei, zwerfsteen deel van huwelijksdag - bruiloft, inzegening, jawoord, receptie deel van hijskraan - stuurhut, zwaaiarm deel van hijswerktuig - katrol, takel deel van Ierland - Cavan, Clare, Cavan, Clare, Connaught, Cork, Dublin, Galway, Kerry, Kildare, Kilkenny, Laotyhis, Leinster, Leitrim, Limerick, Longford,Mavo, Meath, Munster, Offaly, Roscommon, Tipperary, Ulster, Waterford, Westmeath, Wexford deel van iets - aandeel, onderstel, partij deel van Illyrië - Liburnia deel van India Assam, Bangka, Bengalen, Bihar, Billiton, Birma, Bombay, Borneo, Celebes, Ceram, Dekan, Flores, Halmahera, Hyderabad, Kashmir, Kerala, Lombok, Madras, Molukken, Nepal, Oekan, Orissa, Punjab, Timor, Soemba, Sumatra deel van Indo China Birma, Laos, Thailand, Vietnam deel van Indonesië Ambon, Bali, Bangka, Billiton, Borneo, Buru, Celebes, Ceram, Flores, Halmahera, Java, Lombok, Molukken, Soemba, Soembawa, Sumatra, Timor deel van ingesneden orgaan (plantk.) - slip, slipje deel van ingewandenm - darm, lever maag, milt deel van inktvis - vangarm deel van insektenlijf - abdomen deel van instrument – pedaal, snaar, toets deel van inwendig oor - aambeeld, doolhof, hamer, slakkehuis, stijgbeugel, trommelvlies deel van Istanboel Atikali, Aykapi, Balat, Besiktas, Beykoz, Carsamba, Cihangir, Eminonu, Fatih, Karakoy, Kasimpasa, Kumkapi, Maqka, Pera, Sehrimini, Sirkeci, Tepebasi, Topkapi, Unkipani, deel van Italië Abruzzen, Alentina, Apenijnen, Apulië, Calabrië, Campanië, Emilia, Elba, Friuli, Lombardije, Maremma, Phanar, Piemond, Sardinië, Sicilië, Taboliëre, Toscane, Trente, Trentino, Umbrië, Venetië deel van jaar - dag, grasmaand, herfst, jaargetijde, kalenderjaar, kwartaal, lente, lentemaand, maaimaand, maand, mei, najaar, nalente, naseizoen, nawinter, nazomer, oogstmaand, rijpmaand, semester, slachtmaand, sprokkelmaand, trimester, voorjaar, week, wintermaand, zomermaand deel van jaarinkomen - gratificatie, tantiëme, vakantiegeld deel van Japan Abasjiri, Aitje, Aomori, Ehima, Foekoe, Foekoesjima, Gawa, Hidaka, Hirosjima, Hoeri, Hokaido, Hokkaido, Honsjoe, Hijama, Isjikari, Isjikawa, Iwate, Jamagata, Jamagoetji, Jamanasji, Joekoeoka, Kamikawa, Kana, Kioesjoe, Kioto, Koesjironokoeni Kotji, Mijagi, Mijazaki, Nagano, Nagasaki, Nagoja,Nara, Nemoero, Niigata, Oita, Okajama, Osjima, Roemoi, Saga, Saitama, Sjiga, Sjikokoe, Sjiroeoka, Soja, Soratje, Tjiba, Tojama, Tokatje, Totjigi, Tottori deel van japon - bolero, centuur, kraag, lijfje, mouw, sloop deel van jas - achterpand, belegsel, binnenkraag, binnenzak, borstzak, knoopsgat, lapel, mouw, pand, revers, rugpand, schoot, split, voering, voorpand, zijzak deel van Java Bantam, Banten, Kedoe, Lebak, Priangan, Prianger, Tegal deel van Joegoslavië Bosnië, Dalmatië, Herzegowina, Istrië, Kroatië, Montenegro, Servië, Slavonië, Slovenië deel van kaakbeen - gebit, kies, kin, kinnebak, koon, tand deel van kaapstander - handboom,handspaak deel van kaarsepit - dief deel van kaart - areaal, equator, evenaar, kaartvak, lengenda, linie, merediaan deel van kaartspel - aas, boer, harten, heer, klaveren, ruiten, schoppen, troef, troefkleur, vrouw deel van kachel - asla, deksel, deur, kachelpijp, klep, lade, mantel, plaat, pijp, rooster, vulklep deel van kalender - blad, schild deel van kamera – geelfilter, lens, sluiter, telelens, deel van kampeeruitrusting - bed, deken, grondzeil, haring, tent deel van kanon - affuit, aftrekinrichting, kulas, loop, rampaard (onderstel), remschoen, sluitstuk, vizier, zundgat deel van kapgebint - dakgebint, dakspant, dakstoel, schraagstoel deel van kapiteel (Dorisch) - abacus, echinus deel van kassa - geldla, telstrook, toets deel van kast - deur, la, lade, plank, slot deel van kasteelmuur - kanteel, trans deel van kegel - grondvlak, mantel, top deel van kerk - absis, bank, beuk, kansel, koor, nis, oksaal, schip, steunbeer, toren, zijbeuk deel van kermis - botsauto, draaimolen, spookhuis, vlooientheater deel van kerncentrale - reactor deel van ketel - deksel, fluit, handvat, tuit deel van ketting - kraal, schakel, schalm, slot deel van keuken - aanrecht, fornuis, gasstel, gootsteen, grill, kast, koelkast, kraan, oven, pannenrek deel van kinderschedel - fontanel deel van kippenhok - nachthok, ren, roest, stok deel van klarinet - beker, klep, mondstuk, tussenstuk deel van klassiek Griekenland Attica, Doris, Elis, Sparta deel van kleding - boord, knoop, kraagvoering, naad, pand, revers, zoom deel van kledingstuk - boord, kraag, mouw, pand, pijp, rok, voering deel van Klein-Azië - Anatolië, Turkije deel van klok - anker, bengel, binnenwerk, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, klepel, knop, naald, onrust, palrad, pendule, plaat, rad, raderwerk, schappement, slagveer, slinger, spiraalveer, trommel, veer, wijzer, wijzerplaat, deel van klooster - boekerij, calefactorium, cel, dormitorium, eetzaal, hospitum, kruisgang, refectorium, refter, scriptorium deel van koeiemaag - boekmaag, lebmaag, mutsmaag, netmaag, pens deel van koestal - boes, deel deel van komeet - kern, staart deel van kompas - huis, naald, roos, windroos, windstreek deel van Koninkrijk der Nederlanden - Antillen, Bonaire, Curacao, Nederland, Saba, Suriname deel van Konstantinopel – Pera deel van koolplant - blad, bloem, steel, stronk deel van kop van hond - snoet deel van de koran - soera , sura, sure deel van korenhalm – aar deel van kostuum – boord, broek, colbert, jas, pantalon, vest deel van kous - hiel, naad, teen, voet deel van kozijn - afzaat, dorpel, drempel deel van krant - advertentierubriek, artikel, beursnieuws, bijvoegsel, hoofdartikel, kolom, necrologie, pagina, rubriek deel van krantenoplage - editie deel van krantepagina - artikel, cursief(je), kolom, kop, rubriek deel van krater - bodem, keel, pijp, rand, wand deel van kroonlijst - architraaf deel van kruiskerk - viering deel van kruisweg - statie deel van kijker - lens, occulair, omkeerprisma deel van laboratorium - balans, brander, reageerbuis, werktafel deel van ladder - sport, stijl, trede, tree deel van lamoen - traam, treme (Z.N.) deel van lamp - bol, brander, fitting, gloeidraad, kous, lampeglas, lampekap, (lamp)voet, pendel, pit deel van Limburg Geuldal, Maasdal, Mijnstreek, Peel deel van land - arrondissement, dorp, gebied, gemeente, gewest, graafschap, kanton, provincie, stad, streek deel van leger - administratietroepen, artillerie, bataljon, brigade, cavalerie, commando, divisie, eenheid, eskadron, garde, genie, grenadiers, groep, infanterie, jager, kompagnie, korps, landmacht, luchtafweer, luchtlandingstroepen luchtmacht, marechaussee, marine, militie, mitrailleurs, patrouille, peloton, regiment, sectie, squadron, stoottroepen, troep deel van leger in Romeinse tijd - centurie, cohort, legioen, manipel deel van legioen - cohort, falanx deel van lening - tranche deel van lepel - blad, steel deel van letter - been, krul, lichaam, neerhaal, omhaal, oog, ophaal, staart deel van lied - couplet, koepiet, refrein, strofe, vers deel van Limburg - Geuldal, Maasdal, Mijnstreek, Peel deel van locomotief - tender deel van Londen Chelsea, City, Eastend, Soho, Westend, Westminster, Wimbledon deel van long - kwab(be) deel van lijn - lijnstuk, segment deel van luchtpomp - recipiënt deel van maaginhoud - maagzuur deel van maaltijd - aardappelen, gang, gevogelte, groente, hoofdgerecht, nagerecht, soep, vis, vlees, voorgerecht, wild deel van machine - as, kruk, krukas, lager, pal, tandwiel, vliegwiel deel van machtsverheffing - grondtal, kwadraat, macht deel van Malakka - Djohore, Kedah, Kelantan, Kra, Pahang, Perak, Perlis, Selangor, Trenganu deel van mantel - bontrand, capuchon, mouw deel van de mast - ra, rijbed, steng deel van match - ronde deel van matrozenpak - braniekraag deel van medische wetenschap - cardiologie, dermatologie, geriatrie, gyn(a)ecologie, neurologie, osteologie, pediatrie deel van meeldraad - helmbindsel, helmdraad, helmknop, pollen, stuifmeel deel van melk - room deel van mes - angel, arend, bandhecht, draad, heft, hiel, lemmer, lemmet, negge, punt, rug, scherp, snede, staart deel van meubel - arm, bekleding, blad, la, leuning, poot, veer, zitting deel van microfoon - magneet, membraan, spoel, trilplaat deel van microscoop - objectief, occulair, spiegel, statief deel van middelbare school - aula, lerarenkamer, leslokaal, rectorskamer deel van midden Amerika - Cuba, Guatemala, Honduras, Nicaraqua, Panama, Quatamala deel van Midden-Java - Kedoe deel van middenoor - aambeeld, kamer, stijgbeugel, trommelvlies, voorhof deel van militaire straf - arrest, consigne, degradatie, detentie, fusillade, strafexercitie, verzwaard, zwaar deel van minuut - seconde deel van de mis - Benedictus, canon, consecratie, epistel, evangelie, gebed, gloria, graduale, kyrie, offerande, offertorium, Sanctus, tractus deel van misgewaad - albe, amict, manipel, singel, stola, stool deel van molecuul - anion, atoom, ion deel van molen - kap, molensteen, rad, treem, tremel, vang, wiel, zeil deel van de mond - gebit, gehemelte, huig, kaak, kies, lip, tanden, tand, tong, tongriem, velum, verhemelte deel van mondstuk - riet(je) deel van motor - bougie, carburateur, cilinder, fan, klep, krukas, lager, magneet, nokkenas, ontsteking, rotor, startmotor, tuimelaar, verdeler, zuiger deel van muuranker - ankersleutel deel van muziekinstrument - klankbord, mondstuk, snaar deel van muziekmaat (onbeklemtoond) – opmaat deel van muziekschrift - bassleutel, bindteken, kruis, mol, rust deel van muziekstuk - allegro, andante, cadens, kop, kruis, largo, lento, menuet, partij, presto, rondo, scherzo deel van mijn - deksel, galerij, gang, lading, schacht, slagpijp, slagpin deel van naaimachine - garen, naald, pedaal, spoel deel van naald - kop, oog, punt, stift deel van natuurkunde - mechanica, optica, quantummechanica, stromingsleer deel van Nederland Betuwe, Drente, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Noordoostpolder, Overijssel, Peel, Twente, Utrecht, Veluwe, Zeeland, Zuid-Holland deel van Nederlands leger - Irenebrigade deel van nek - hals, nekwervel deel van New York - Bronx, Brooklyn, Harlem, Hoboken, Hudson, Manhattan, Richmond deel van nier - bed, kelk, piramide, schors deel van Nieuw Guinea Vogelkop deel van Nieuw-Zeeland - Auckland, Canterbury, Marlborough, Nelson, Otaga, Southland, Taranaki, Wellington, Westland deel van Noord Afrika Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Sahara, Tunesië deel van Noord Amerika Alaska, Canada, Labrador, V. S., deel van Noord Brabant Baronie, Biesbosch, Kempen, Langstraat, Meijerij, Peel deel van Noord Europa Denemarken, Finland, Karelië, Lapland, Noorwegen, IJsland, Zweden deel van Noord Holland Beemster, Gooi, Haarlemmermeerpolder, Kennemerland, Langedijk, Purmer, Schermer, Streek, Texel, Waterland, Wieringermeerpolder, Wormer, Zaanstreek deel van Noorwegen Akershus, Bergen, Finmark, Haloga-land, Hamar, Hordaland, Nordland, Stavanger, Telemark, Tröndelag, Vestfold, deel van Nijl (blauwe) - Abai deel van obligatie - coupon, talon deel van onderbuik - lies deel van onderlichaam - been, bil, dij, lies, voet deel van ondermast - onderra deel van oog - hoornvlies, iris, kristallens, lens, netvlies, oogbal, oogkas, ooglid, pupil, regenboogvlies retina, traanbuis, traanklier, wimper deel van oogstopbrengst - tiend deel van oor - aambeeld, antihellx, antitragus, doolhof, hamer, helix, lel, oorlel, schelp, slakkenhuis, stijgbeugel, tragus, trommelvlies deel van oorlogsschip - kanon, mitrailleur, periscoop, raket, torpedo deel van oorlogsvloot - duikboot, eskader, fregat, jager, kanonneerboot, kruiser, mijnenveger, smaldeel, vliegdekschip deel van Oost Azië Japan, Korea, Philippijnen, Taiwan (Formosa)Vietnam deel van Oost-Duitsland - Brandenburg, Mecklenburg, Pruisen, Saksen, Saksenanhalt, Salzburg, Thüringen deel van Oostenrijk Burgenland, Galicië, Gorz, Karinthië, Salzburg, Stiermarken, Tirol, Vorarlberg deel van Oost Europa Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litauen, Polen, Roemenië, Rusland deel van de opbrengst - B.T.W., gewas, tiende deel van opera - akte, bedrijf, ouverture, slotscène deel van ophaalbrug - hamei deel van optelling – plus, som deel van orgel - klavier, manuaal, 8orgelpijp, 6pedaal, positief, prestant, pijp, register, speeltafel, toetsenbord deel van orgelpijp - lip deel van orkest - blazers, slagwerk, strijkers deel van Oud-Egypte - Gosen deel van ouderwets geweer - laadstok deel van Oud Griekenland Attica, Doris, Elis, Peleponesis, Sparta deel van oven - ovengat, ovenplaat deel van Overijssel Ramspol, Salland, Twente, Tubantia deel van paardehoofdstel - bit, gareel, halster, oogklep, deel van paardenfokkerij - box, haver, halsterketting, kist, krib, latierboom, paardestro, roskam, ruif, stal deel van paardetoom - bit, gebit, kinketting, leidsel, leireep, mondstuk, stang, trens deel van paardetuig - broek, frontdeel, frontstuk deel van paddenstoel - buisje, hoed, knol, manchet, mycelium, plaatje, ring, schede, schubben, steel, stekel, zwamdraad deel van padvindersgroep - horde, stam, troep deel van pagina - alinea, kantlijn, kolom, marge, regel deel van Pakistan Assam, Bengalen, Punjab, Sind deel van Palestina Galilea, Gilead, Judea, Perea, Samaria deel van papierfabriek - likkamer, papiermolen deel van papiermachine - natpers deel van paragraaf - alinea deel van paraplu - balein, scherm deel van parlement - afgevaardigde, fractie, gekozene, kamer, lid, partij, senaat deel van partij - fractie, kavel deel van Peleponnesus - Elis deel van Pentateuch - Deuteronomium, Exodus, Genesis, Leviticus, Numeri deel van periode - fase, phase deel van pers - blok, cilinder, matrijs, ram deel van peulvrucht - boon, dop, erwt, vlies deel van piano - hamer, kast, klep, pedaal, snaar, snarenkord, toets, toetsenbord deel van plafond - balk, band, engeltje, haak, lamp, mortel, rozet, deel van plan - concept deel van plant - blad, bloem, knoop, knop, oksel, steel, stengel, voederwortel, wortel deel van ploeg - dompelstuk, kip, kouter, ploegas, ploegbalk, ploegboom, ploegbord, ploegbout, ploegdissel, ploeghak, ploegschaar, riester, rister, schaar, schaarijzer, snede, staart, startbord, steel, stok, strijkbord, voet, deel van poffertjespan - oog deel van Polen – Bydgoszcz, Galicië, Gdansk, Gora, Gzczecin, Katowice, Kielce, Koszal, Krakow, Liblin, Olsztyn, Opole, Rzeszow, Silezië, Sudeten, Warszawa, Wroclaw, Zielona deel van Portugal Alentejo, Algarvië, Beira deel van politie - agent, agente, brigade, brigadier, commissaris, hoofdcommissaris, recherche, rechercheur, deel van pomp - bek, gek, mik, pompbuis, zuigbuis, zuiger, zwengel deel van popgroep - basgitarist, drummer, gitarist, organist, sologitarist, zanger deel van Portugal - Alentejo, Algarve, Beira deel van priesterlijk gewaad - albe, amict, bonnet, humeraal, kazuifel, manipel, parament, schouderdoek, singel, stola, stool, toga, toog deel van programma - nummer deel van prot. Kerk - ruim deel van pijp - dop, kop, mondstuk, steel deel van rad - naaf, spaak deel van radiotoestel - detector deel van radio-installatie - antenne, kanton, ontvanger, zendapparatuur, zender, zendmast deel van rechtbank - balie, griffie, parket, raadskamer deel van rechtsgebied arrondissement deel van reeks - term deel van Roemenië Dobruja, Transsylvanië, Walachije deel van regiment – peloton deel van reglement - art., artikel, clausule, paragraaf deel van rekenkundige bewerking - aftrekking, deeltal, deler, optelling, produkt, quotiënt, rest, som, vermenigvuldiging, verschil deel van rem - blok, pedaal, schoen, remcylinder, remkabel, remolie, remschoen, remschijf deel van reukorgaan - brug, neusbeen, neusgat, neuspunt, neusvleugel, tussenschot deel van ring - diamant, parel, ringkas, steen deel van riool - uitloop deel van rioolstelsel - zinkput deel van rivier - arm, benedenloop, bocht, bovenloop, krib, linkeroever, meander, middenloop, oever, rechteroever, strekdam, stroombed, stroomversnelling, waterval, winterbed, zomerbed deel van rivierpijler – voeting deel van R.K. kerk - koor, oksaal deel van roeiboot - boeg, boord, docht, dol, ketting, kiel, riem, roeipen, stander deel van roeiriem - peel (Eng.) deel van Roemenië - Dobruja, Muntenia, Oltenia, roeipen, schacht, Transsylvania, Walachije deel van roer - blad, haak, klomp, kop, pen, spaan, talie deel van Rome - Prati, Trastevere, Vaticaan, Vaticaanstad deel van Romeins kamp - gracht, intervallum, palissade, poort, wal deel van Romeinse woning - atrium, patio deel van romp - borst, borstbeen, buik, heup, leest, middel, rib, rug, schouderblad, sleutelbeen, wervel deel van roos - blad, bottel, doorn, steel, stekel deel van Rotterdam Alexanderpolder, Blijdorp, Charlois, Crooswijk, Hillegersberg, Hoogvliet, Katendrecht, Kralingen, Lombardijen, Ommoord, Overschie, Pendrecht, Prins Alexanderpolder, Schiebroek, Spangen, Wittedorp, lJselmonde, Zuidwijk deel van rozekrans - beier deel van rug - lende, ruggewervel, schouderblad, wervelkolom, deel van ruimteschip - cabine, capsule, raket deel van rund - biefstuk, lendestuk, rollade, rolpens deel van rupee - anna(16e) deel van Rusland Armenië, Azerbeidzjan, Garelie, Karelië, Kaukasus, Kazakstan, Krim, Moldavië, Oekraïne, Oeral, Siberië deel van rijsttafel - ketjap, koetswerk, kroepoek, sambal, trassi deel van rijtuig - bok, dissel, huis, kap, lamoen, rong, wiel deel van sabel - gevest, kling deel van samenhangend geheel – gedeelte deel van schaakpartij - eindspel, middenspel, opening deel van schaakspel - bord, dame, kasteel, koning, koningin, loper, paard, pion, raadsheer, stuk, toren, veld deel van Scandinavië- Lapland deel van schaakterminologie - dameverlies damewinst, mat, opgeven, pat, remise, verlies, winst deel van schedel - achterhoofdsbeen, fontanel, slaapbeen deel van scheepsromp - karkas, spant deel van scheepsschroef - naaf, schroefas, vleugel deel van scheepstuig - ra, tuigage, want deel van scheepswerf - helling deel van scheikunde - analyse, anorganisch, biochemie, colloïdchemie, elektrochemie, kristalkunde, organisch, reactiekinetiek, synthese, technologie, thermo deel van schietschijf - roos deel van schildersuitrusting - doek, ezel, kwast, linnen, palet, verf deel van schoen - binnenzool, bovenstuk, hak, hielstuk, komfoor(t), naaldhak, neus, rubberhak, sleehak, teenstuk,veter, zool deel van scholengemeenschap - Atheneum, Gymnasium, HAVO, MAVO deel van school - bank, bord, gang, gymnastiekzaal, hal, klas, leraarskamer, lokaal, schoollokaal deel van schooljaar - semester, trimester deel van schoorsteen - pijp, rookgat, rookkanaal deel van schouwburg - balcon, balkon, balconfauteuil, brandscherm, coulisse, decor, doek, engelenbak, fauteuil, foyer, frontloge, garderobe, loge, orkestbak, parket, parterre, rang, scherm, stalles, toneel, vestaire, zijbalcon, zijloge deel van schriftletter - ligatuur, neerhaal, ophaal, stok deel van schrijfmachine - gummirol, lint, tabulator, wagen deel van schroef - draad, kop, oog, ring, schoep, spil, tap, vin, winding deel van sekonde - tertie deel van sestertius – denarius, quinarius deel van sigaar - binnengoed, binnenwerk, dekblad, dekgoed, inleg, omblad deel van sigaret - filter, mondstuk, tabak, vloei, vloeitje deel van skelet - been, bekken, bot, bovenarmbeen, bovenkaak, dijbeen, ellepijp, handbeentje, heupbeen, kaak, koot, kuitbeen, onderarmbeen, onderkaak, rib, rugwervel, schedel, schenkel, schouderblad, stuitbeen, voetbeentje, wervel deel van slachthuis - bouwblok, kolbijl, schietmasker, slachtbank, spekmes, vleespriem deel van slaghoedje - aambeeld deel van sleutel - baard, pij, ring, schacht deel van slokdarm van vogels - krop deel van slot - binnenplaats, brug, gracht, kanteel, muur, poort, schoothuis, toren, tuimelaar deel van sluis - deur, kolk, rinket deel van sluisdeur - achterhar, broekbalk, taats, tempel deel van snaarinstrument - zadel deel van snavel - lel deel van Soedan Bahr, Darfoer, Gezira, Kordofan, Nubië, Soedd deel van sommige japonnen - tuniek deel van sonate - adagio, allegro, andante, finale, menuet, rondo, scherzo deel van sonnet - cesuur, kwatrijn, octaaf, sextet, terzine deel van Sowjet Unie zie deel van Rusland deel van spade - dil, dille deel van Spanje Andalusië, Aragon, Asturië, Avilla, Baskenland, Castilië, Catalonië, Galicië, Granada, Kastillië, Leon, Murcia, Navarra, Taragone deel van speelpot - inleg deel van speer - blad, hout, ijzer, punt, schacht, schoen deel van spel - akte (ton.) deel van spiegel - biseau, facet, foelie, paneel, rug deel van spier - pees deel van spoorbaan - baan, biels, rails, traject, vak deel van spoortrein - loc, locomotief, tender, wagon, wiel deel van spoorweg - rails deel van sporeplant - sporehouder deel van spijsverteringskanaal - darm, endeldarm, maag, slokdarm deel van staande want - pardoen, perdoen deel van staat - dorp, gemeente, sprovincie, tad deel van stad - brink, buurt, centrum, dreef, huizen, laan, nieuwbouw, plein, straat, wijk deel van stadion - tribune, veld deel van stadswijk - buurt deel van stamper - stempel, stigma, stijl, vruchtbeginsel deel van Staten-Generaal - parlement, senaat deel van steiger - aanbinder, bulsem, bulsterhout, juffer, korteling, maashout, planket, schraag, steigerplank deel van stengel - geleiding, knoop, knop, lid deel van stereo-installatie - microfoon, pick-up, recorder, speaker, tuner, versterker deel van stoel - bekleding, leuning, poot, zitting deel van stoep - balustrade, bordes, leuning, trede, tree deel van stoomketel - mangat, vlamoven, vlampijp deel van stoommachine - adamsklep, alarmfluit, baanbed, balans, bosklep, bosveer, bovenspiegel, brijnkraan, brijnpan, buizenketel, cilinder, drijfas, drijfstang, drijfzuiger, excentriekstang, gangwiel, geleibaan, indicateur, kast, kofferketel, kolderschijf, kookbuis, krukas, krukstang, mangat, mantel, pakking(bus), peilglas, piston, pijpenketel, regulateur, schoorsteen, schuif, stoomfluit, stoomkamer, stoomketel, veiligheidsklep, vlamketel, vlampijp, vliegwiel, vlotter, voorwarmer, vuurgang, vuurhaard,vuurkast, wekker, zuiger, zuigerstang, zwenkrad deel van stoomtrein - bagagewagen, coupé, kolenwagen, loc, locomotief, passagierswagen, postwagen, tender deel van stoomturbine - rotor deel van strik - knoop, lus deel van strijdkrachten - artillerie, A.T., bataljon, compagnie, divisie, genie, K.L, legerafdeling, luchtmacht, marine, regiment, veldleger deel van strijkinstrument - hals, kam, klankkast, sleutel, snaar deel van strijkstok - haar, hout, punt, slof deel van studie - doctoraal, kandidaats, M.O., propedeuse deel van studiejaar - semester, trimester deel van stuk - akte, bedrijf, scène deel van stijl - aanslag deel van Sumatra Atjeh, Banka, Benkoelen, Billiton, Deli, Djambi, Palembang, Riouw, Siak, Tapanoeli deel van Suriname Brokopondo, Commewijne, Coronie, Marowijne, Nickerie, Saramacca deel van syllogisme - betoog, conclusie, premisse deel van tabak - nicotine deel van tabel - kolom deel van tafelbestek - dessertlepel, lepel, mes, soeplepel, voorsnijmes, vork deel van takel - gijnblok, talie deel van tand - been, cement, glazuur, hals, holte, kas, kiem, kroon, merg, plombeersel, tak, vulling, wortel, zenuw deel van tandartsuitrusting - mamalgaan, boor, stoelspoelbak deel van tang - bek deel van Tanzania - Mwanza deel van telefoon - draaischijfhaak, hoorn, kiesschijf, snoer deel van telegraaf - seinsleutel, sleutel deel van televisietoestel - afstemknop, beeldbuis, beeldscherm deel van tennispartij - game, set deel van Texel Eierland, Slufter deel van textielfabriek - spinnerij, tricotage, weverij deel van Thailand - Siam deel van theater - balkon, engelenbak, fauteuil, frontloge, galerij, loge, parket, parterre, stalles, toneel, zijloge deel van thee - Theeïne deel van theeservies - lepelvaasje, melkkan(netje), roomkan, suikerpot, theeglazen, theeïne, theekopjes, theemuts, theepot, theeschoteltjes, theewarmer, zeefje deel van Tsjechoslowakije Bohemen, Moravië, Slowakije deel van Turkije - Armenië deel van tijdschrift - aflevering,nummer deel van toneeldecor - coulisse deel van toneelstuk - akte, bedrijf, rei, scène deel van toren - draaitrap, haan, kruis, spits, torenvenster, trans, wenteltrap, windwijzer deel van touw - streng, tamp, vezel deel van tragedie - catharsis, peripetie deel van tram - achterbalkon, balkon, coupé, locomotief, looppad, lus, restauratie, slaaprijtuig, staanplaats, treeplank, voorbalkon, wagon, zitplaats deel van trap - leuning, traparm, traploper, trede, tree, deel van trein bagagenet, buffer, noodrem, portier, rijtuig deel van treurspel - koor deel van trompet - mondstuk, piston, ventiel deel van tros - tamp deel van Tsjechoslowakije - Bohemen, Moravië, Slowakije deel van tuig - broek, gareel, halster, hoofdstel, leidsel deel van tuigage giek, gei, ra, streng, want deel van tuin - bed, gazon, grasveld, perk, prieel deel van Turkijem - Anatolië (Azië), Armenië, Taurus, Thracië (Eur.), deel van Tweede Kamer - fractie, kamerlid, partij deel van uitgave - band, bd. deel van uitlaat - knalpot, pijp deel van uitwendig oor - lel, schelp deel van USA - Ohio deel van Utrecht Eemland, Gooi, Sticht deel van uurwerk - anker, balans, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, knop, minuutwijzer, naald, palrad, pendule, plaat, rad, secondewijzer, slagwerk,slinger, snek, spiraalveer, trommel, uurwijzer, wijzer deel van vaatwasmachine - bestekbak, glansspoelinjector, pannenrek, sproeier, thermostaat,verwarmingsspiraal, zeepbak deel van varken - fricandeau, haas, ham, karbonade, schenkel, spek, staart, varkenspoot, varkensvlees deel van vat - deuvik, duig, hoepel, spongat, sponning deel van Vaticaanstad - Lateraan deel van veer - baard(je), schaft, spoel, vlag deel van venster - dorpel, kozijn, luik, raam, ruit, spanjolet, vleugel deel van verbrandingsmotor - bougie, nokkenas, tuimelaar, verdeler deel van Verenigde Staten - zie: Amerikaanse Staat deel van Verenigd Koninkrijk - Engeland, Schotland, Ulster, Wales deel van vereniging - bestuur, leden deel van verhaal - climax, clou, epiloog, episode, hoofdstuk, inleiding, ontknoping, passage, proloog deel van verkennersgroep - A.P.L, hopman, patrouille, P.L, vaandrig deel van verkoop - kaveling, kavel deel van vermenigvuldiging - factor, keer, maal, produkt deel van vertrek - deur, erker, muur, plafond, plint, raam, vensterbank, vloer, zolder deel van vesting - bastion, kanteel, muur, poort, ravelijn, rideau, rondeel, tinne, toren, wal deel van vestingwal - bastion, bolwerk, parapet, rondeel deel van Vietnam - Annam deel van vinger - gewricht, kneukei, knokkel, koot(je), lid, nagel, nagelriem, vingertop deel van Voor Indië Assam, Bengalen, Dekam, Goa, zie ook deel van India deel van viool - bodem, hals, kam, klankbodem, klankbord, krul, sleutel, snaar, sordino, stok, toets deel van vis - buikvin, graat, kieuw, kop, rugvin, schub, scib(be), staartvin, vin deel van visnet - inkel, keel, kub deel van vistuig - dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, schepnet, sim, snoer deel van visvangst - bra deel van vlag - baan, veld, wimpel deel van vliegtuig - aanloopwiel, aanrechthoek, achterbagageruim, achtersteven, afstandskompas, aileron, bagageruimte, cockpit, bakboordlicht, bakboordmotor, bochtaanwijzer, brandstoftank, dashboard, debarkeertrap, deltavleugel, draagschroef, draagvlak, draagvleugel, drukkabine, gyrorector, heklicht, hekmotor, hoogteroer, instrumentenbord, kabine, kajuit, kombuis, kop, ladingsklep, landingsgestel, landingslicht, ladingswijzer, langsligger, linkervleugel, luchtschroef, machmeter, mengselmeter, middenmotor, middenstuk, motor, motorgondel, neus, neusradar, neusrib, neusvleugel, neuswiel, onderstel, parachute, propeller, propjet, provisiekamer, radarantenne, radiokamer, radiokompas, radiopeiler, radiotafel, rechtervleugel, regulateurschroef, remklep, richtingsroer, rolroerkabels, rolstuur, romp, rompplaatwerk, schaalromp, schietstoel, schokbreker, schokdemper, schroef, schroefmotor, slaapstoel, sleepschijf, pleetklep, spleetvleugel, spreilicht, springscherm, staart, staartlicht, staartsteun, staartvlak, staartwiel, statoskoop, stermotor, straalmotor, stuurautomaat, stuurboordlicht, s stuurboordmotor, stuurinrichting, tuurkabine, stuurklok, stuurhut, stuurkabel, stuurknuppel, stuurkolom, stuurrad, stuurstok, stuurwiel, stijgmeter, toerenteller, tuimelaar, valnaald, valscherm, valschermlicht, valschut, veiligheidsgordel,vleugel, vleugelklep, vluchtmeter, vleugelrib, vleugeltip, voetstuur, voorbagageruim, wiek, wiel, wielrem, windscherm, ijsbestrijder deel van vloot - eskader, eskadrille, flotille, smaldeel deel van voertuig - as, band, chassis, cilinder, klep, krukas, lager, motor, rem, stuur, vliegwiel, wiel, zuiger deel van voet - enkel, hak, hiel, teen, voetholte, wreef, zool deel van voetbalveld - cornervlag, doel, doelgebied, doelpaal, goal, grasmat, krijtlijn, middencirkel, net, penaltystip, strafschopgebied, zijlijn, zijnet deel van vogelkleed - pen, pluimage, veer deel van volzin - zinsnede deel van voormalig Brits-lndië - Assam, Burma, Orissa deel van voormalig Duitsland - Pommeren deel van vork - steel, tand deel van vrachtwagen - bak, cabine, laadbak, oplegger deel van vroeger IJsselmeer Flevoland, Markerwaard, N. O .P., Wieringermeerpolder deel van vrouwenmuts - luifel deel van vrucht - klokhuis, part, pit, schil, steel, vruchtvlees deel van vulkaan - caldeira, kegel, krater, mantel deel van vulpen - clip, houder, inkt, patroon deel van vuurmond - kulas deel van vuurwapen - haan, kolf, loop, magazijn, trekker, vizier deel van wagen - as, band, bok, boom, dak, laadbak, lamoen, motor, rad, rem, wiel deel van wagon - compartiment, rong deel van Wales - Brecknock, Caernavon, Cardigan, Flint, Glamorgan, Ladner, Lamathern, Montgomery, Monmauth, Rembroke, Shropshire deel van walvis - baard, balein, spek, staart, traan, vlees deel van wandelstok - knop deel van wapenuitrusting - geweer, harnas, helm, koppel, lans, musket, patroontas, schild, speer, vuurroer deel van wasautomaat - afvoerslang, centrifuge, keuzeknop, keuzetoets, kuip, thermostaat, toevoerslang, trommel, zeepbak deel van wasinrichting - blekerij, drogerij, stomerij, strijkerij, wasserij deel van wasmachine - trommel, wringer deel van waterput - bascule, deksel, galg, gek, haak, kuip, rad, touw, zwengel deel van watervliegtuig - drijver deel van wedstrijd - game, helft, ronde, rust, set, deel van weefgetouw - palei, paleibalk, paleiriem, plei, polei deel van weefsel - cel, draad, neg, inslag, schering, zelfkant deel van weegtoestel - arm, as, balk, evenaar, gewicht, hefboom, juk, last, naald, opstap, schaal, wijzer deel van weg - berm, middenberm, talud, wegas deel van weiland - bocht (melkplaats) deel van welpenhorde - akela, nest, welp deel van werkwoord - deelwoord, infinitief, persoonsvorm, stam, uitgang deel van wervelkolom - atlas, heiligbeen, stuit, wervel deel van wet - art., artikel deel van wetenschap - discipline, vakgebied deel van wiel - as, band, flens, naaf, spaak, velg deel van wielerwedstrijd - etappe, manche, ronde deel van windas - draaispil, handspaak deel van windmolen - vang, wieken, zeil deel van winkel - etalage, kassa, rekken, standaard, toonbank deel van wiskunde - algebra, analyse, goniometrie, meetkunde, planimetrie, stereometrie deel van woestijn - bajada, duin, oase, plaja, zoutmeer deel van woonhuis - appartement, badkamer, douchecel, erker, etage, gang, hal, kamer, kelder, keuken, meterkast, slaapkamer, werkkast, zolder deel van woonwijk - buurthuis, flat, huis, laan, straat, winkelcentrum, wijkgebouw deel van woord - achtervoegsel, affix, deelwoord, foneem, letter, lettergreep, persoonsvorm, prefix, stam, syllabe, voorvoegsel deel van wortel - haarwortel, knol deel van worteltrekking - exponent, index, macht deel van wijk - buurt deel van ijskast - eierrek, flessenrek, groentela, koelelement, vriesvak deel van zaag - handvat, spanraam, tand deel van zadel - blad, boog, boom, dak, kleed, knop, riem, tas, wolf deel van Zeeland Beveland, Duiveland, Filipsland, Schouwen, Tholen, Walcheren deel van zeeschip - brug, commandobrug, dek, lounge, promenadedek, ruim deel van zeil - dirk, fok, mast, reef, rif, schoot, stag, steng, val deel van zeilboot - bakstag, begijnenra, beretand, berghout, bezaan, boegspriet, bolder, dirk, fok, fokkemast, fokval, gaffeltopzeil, grootbramzeil, helmstok, kiel, klik, kluisgat, kluiver, kluiverleider, kluiverval, koekoek, kop, kruismast, lij, mastkoker, nokval, roer, roerhengsel, schoot, stagfok, stagzeil, stamstag, vlieger, want, zeilval, zwaard deel van zeilschip - achtersteven, fok, giek, gijk, kiel, mast, roer, voorsteven, zwaard deel van zeiltuig - dirk, fok, mast, schoot, stag, steng, val deel van zeis - dol, mes, zen deel van zendstation - antenne, microfoon deel van zenuw - dendriet, ganglion, neuriet, neuron deel van zenuwcel - dendriet deel van ziekenhuis - kraamafdeling, mortuarium, operatiekamer, polikliniek, zaal deel van ziekte - behandeling, besmetting, crisis, herstel, revalidatie deel van zijdegetouw - sempel deel van zin - bepaling, bijzin, gezegde, hoofdzin, leesteken, onderwerp, voorwerp, woord, zin(s)deel, zinsnede deel van zitvlak - bil deel van zolder (apart verhuurd) - vink deel van zonnestelsel - aarde, maan, planeten, planetoïden, sterren, sterrebeelden deel van zonneweg - aphelium, apogeum, perigeum deel van Zuid Afrika Betsjoeanaland, Kaapprovincie, Natal, Oranjevrijstaat, Transvaal deel van Zuid Amerika Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guyana, Paraguay, Panama, Peru, Suriname, Uruguay, Venezuela deel van Zuid Holland Beierland , Delfland, Goeree, Rozenburg, Overflakkee, Putten, Rijnland, Voorne, Westland, Ijselmonde deel van Zuidzee – Koraalzee deel van zuil – architraaf, fries, kapiteel, kolom, kornis, kroonlijst, piedestal, sokkel, voetstuk deel van zwaard - gevest, greep, heft, kling, lemmer, lemmet deel van Zweden Blekinge, Dalarna, Gotland, Jämtland, Lapland, Medelpad, Norland, Schonen, Skane, Smaland, Soealand, Svealand, Uppland deel van Zwitserland Aargau, Appenzell, Baselland, Bern, Bribourg, Engadin, Fribourg, Glarus, kanton, Luzern, Mittelland, Schwijz, Ticino, Tessin, Thurgau, Uri, Vaud, Waadt, Wallis deel van de aalfuik kub, kubbe deel van de aarde Afrika, Amerika, Australië, Azië, Europa, pool, subtropen, tropen, zone deel van de aarde tussen de keerkringen - tropen deel van Afrika - Angola, Algerië, Egypte, Ethiopie, Eritrea, Gabon, Ghana, Guinea, Goudkust, Gambia, Ifni, Ivoorkust, Kenia, Kameroen, Libye, Liberia, Mali, Marokko, Madagaskar, Natal, Niger, Nigeria, Nubië, Oeganda, Rhodesië, Sahara, Senegal, Sierra Leone, Sahara, Soedan, Tanganjika, Togo, Transvaal, Tunesië, Volta, Zanzibar, Zuid Afrika deel van de aardkorst - aardlaag deel van de arm biceps, bovenarm, elleboog, ellepijp, hand, onderarm, pols, spaakbaan deel van de beenderen merg, specie deel van de bijbel bijbelboek, evangelie, N.T., O.T., Pentateuch, psalmen, testament deel van de bloementuin bed, border, gazon, pad, perk deel van de boerderij - achterhuis, afdak, deel, erf, hok, hooimijt, koestal, loods, paardenstal, stal, schuur, voorhuis deel van de boom bast, blad, kroon, kruin, lover, schors, spint, stam, tak, twijg, wortel deel van de borst - tepel deel van de borstkas borstbeen, rib, ruggengraat deel van de brouwerij beslagkuip, brouwketel, eestoven, filter, gistkuip, hopzeef, kiemtrommel, legtank, moutkuip, moutsilo, silo, wachttank, weekkuip, wortketel deel van de buik - darmen, lever, maag, milt, navel deel van de cursus semester, trimester deel van de dampkring argon, ionosfeer, ozon, ozonosfeer, troposfeer deel van de dierenwereld amfibieën, geleedpotigen, reptielen, tweeslachtigen, vissen, vogels, weekdieren, zoogdieren deel van de eetwaren aardappel, boter, brood, gevogelte, groente, margarine, vet, vis, vlees, wild deel van de gamelan kendang deel van de gasmeter rotameter deel van de geneeskunde - chirurgie, orthopedie deel van de hals adamsappel, atlas, halsslagader, halswervel, keel, nek, strot deel van de hals - adamsappel, halswervel, keel, nek, strot deel van de hand - duim, middelvinger, muis, palm, pink, ringvinger, wijsvinger deel van de haven aanlegsteiger, dam, damwand, kade, kraan, loods, steiger deel van de helm - kam, kinriem, riem deel van de heraldiek kleur, kwartier, schild deel van de ingewanden darm, lever, maag, milt deel van de kaak - kaakholte deel van de keel – huig, keelholte, strot deel van de keuken aanrecht, fornuis, gasstel, gootsteen, kast, koelkast, kraan, pannenrek deel van de kleding boord, knoop, kraag, mouw, naad, pand, pijp, revers, voering, zoom deel van de kop van hond snoet deel van de match - ronde, speelhelft deel van de meeldraad helmbindsel, helmdraad, helmhok, helmknop, stuifmeel, pollen deel van de melk room deel van de mond gebit, gehemelte, huig, kies, lip, tand, tong, tongriem, verhemelte deel van de nek hals, nekwervel, strot deel van de onderbuik kruis, lies deel van de opbrengst tiende, B.T.W. deel van de Peleponnesus Elis deel van de politie agent, agente, brigade, brigadier, commissaris, hoofdcommissaris, recherche, rechercheur deel van de rechtbank – balie, griffie, parket, raadskamer deel van de r.k. kerk - koor, oksaal deel van de romp borst, borstbeen, heup, buik, rib, rug, sleutelbeen, schouderblad, wervel deel van de romp van lastdieren – kroep deel van de schedel - schedelbasis deel van de slokdarm van vogels krop deel van de strijdkrachten artillerie, A. T., bataljon, compagnie, K. L., divisie, genie, landmacht, legerafdeling, luchtmacht, marine, regiment, veldleger, deel van de telefoon draaischijf, druktoets, haak, hoorn, kiesschijf, snoer deel van de telegraaf seinsleutel, sleutel deel van de toom - leireep deel van de toren draaitrap, haan, kruis, spits, torenvenster, trans, wenteltrap, windwijzer deel van de tram achterbalkon, balkon, looppad, lus, staanplaats, treeplank, voorbalkon, zitplaats deel van de trap laaf, leuning, trede, tree deal van de tuigage gei, giek, ra, steng, want, zeil deel van de uitgave band, bd., deel deel van de Verenigde Arabische Republiek Egypte, Jemen deel van de Verenigde Staten Nevada, zie Amerikaanse staat deel van de verkoop kavel, kaveling deel van de visvangst voor eigen gebruik - bra deel van de Waddenzee - Lauwers deel van de wagen as, band, dak, motor, rem, wiel deel van de wandelstok knop deel van de wedstrijd game, helft, rondo, rust, set, speeltijd deel van de week dag, etmaal, dinsdag, donderdag, maandag, vrijdag, weekend, woensdag, zaterdag, zondag deel van de weg berm, middenberm, rijbaan, talud, wegas deel van de wereld Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, continent, Europa deel van de wereldbevolking Afrikaners, Arabieren, Aziaten, Chinezen, Eskimo's, Europeanen, Indiërs, Indianen, Japanners, Javanen, Joden, Maleiers, Mongolen, Turken deel van de zonneweg aphelium, afelium, apogeum, perigeum, winterkeerpunt, zomerkeerpunt deel van een afscheiding - raster deel van een altaar retabel, tabernakel deel van een ambtsgewaad - stool deel van een arrondissement kanton deel van een artikel – lid, sub deel van een atoom - elektron, neutron, nucleon, proton deel van een auto accu, bumper, carrosserie, claxon, dak, handrem, koplamp, koppeling, motor, rem, portier, radiator, starter, stuur, uitlaat, wiel, zuiger deel van een autobus – afstap, koplamp deel van een baan bij zeilwedstrijden – rak deel van een babyschedel – achterhoofdsbeen, fontanel, voorhoofdsbeen, wandbeen deel van een baggermolen noria deel van een bakkerij oven deel van een balans gewicht, lastarm, mes deel van een batterij cel, pool deel van een bedrijf - akte deel van een been - bil deel van een begroting post deel van een beitel aar, faas deel van een berg flank, helling, piek, top, voet deel van een betoog - zinsnede deel van een bijenkorf – honingraat, raat, vlieggat deel van een biljartkeu - Pomerans deel van een blaasinstrument - klep, lob, mondstuk, piston, ventiel deel van een blad ader, bladmoes, bladschijf, bladsteel, lob, nerf deel van een bladzijde alinea, kantlijn, marge, regel deel van een bloem blad, bloemblad, bloembodem, bloemdek, buis, bijkelk, bijkroon, keel, kelk, kelkblad, kroon, kroonblad, meeldraad, stamper, steel, stempel, stengel, stijl, schutblad, vruchtbeginsel, zoom deel van een boek band, besteekband, blad, bladzij, kaft, katern, omslag, pagina, rug, schutblad deel van een boekomslag - flap deel van een boekwerk - vol, volume deel van een boerderij - veestal deel van een bokking graat, hom, kuit deel van een bokswedstrijd – ronde deel van een boom - bladeren, kroon deel van een boorinstallatie boorgat, boortoren, bordes, kroonblok, leibuis, spoelingspomp, spoelkop, zuigbuis deel van een boortoren – draaitafelsteek, gareelsteek, haaksteek, mastworp, schootsteek, topreepsteek, trompetsteek, zitsteek deel van een boot - steven deel van een boot of schip - railing, reeling deel van een bouwwerk architraaf, beuk, boog, fiaal, fries, fronton, impost, kroonlijst, latei, liseen, risaliet, schalk, tafelement, travee, zwik deel van een breuk breukstreep, decimaalteken, deeltal, deler, noemer, teller deel van een breukband - pelote deel van een breviergebed - metten deel van een bril arm, been, glas, montuur, poot, rand deel van een broedmachine kunstmoeder deel van een broek band, pijp, knie, knoop, sluiting deel van een brouwerij - klaringskuip, legertank, moutsilo, uitslagkuip, deel van een brug balustrade, leuning, overspanning, pijler, wegdek deel van een bruiloftstoilet - sleep, voile deel van een café - gelagkamer deel van een camera diafragma, filter, geelfilter, lens, sluiter, statief, zoeker deel van een ceintuur - gesp deel van een cel chromosoom, kern, poollichaampje, protoplasma deel van een celkern gen deal van een cirkel diameter, graad, koorde, middellijn, middelpunt, omtrek, periferie, radiaal, sector, segment, straal deel van een cirkelvak – cirkelsector, graad, koorde, segment deel van een circus - piste deel van een compagnie - groep, peloton, staf deel van een concertzaal – podium deel van een corset - balein deel van een costuum - jas, pantalon deel van een coupon - talon deel van een dag am, avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, nanacht, namiddag, n.m., nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag, vm deel van een dakconstructie - dakgebint, kapgebint, kapspant deel van een dakgeraamte – dakspant, dakspar deel van een decimale breuk decimaalteken, periode deel van een deur beslag, grendel, klink, knip, knop, paneel, post, scharnier, slot, stijl, vleugel deel van een deurkozijn – deurpost deel van een dierlijk lichaam – bek, kop, muil, poot, romp deel van een dobber sim deel van een dorp brink, dijk, hoofdstraat, huis, kerk, kern, kom, laan, markt, plein, school, steeg, stoep, straat, voorstraat, wijk deel van een driehoek basis, bissectrice, hoek, hoogtelijn, hoogtepunt, hypotenusa, loodlijn, rechthoekszijde, tophoek, zwaartelijn, zwaartepunt, zijde deel van een drukpers degel, frisket, timpaan, verschet deel van een dynamo - anker, koolborstel, rotor, veldwikkeling deel van een dijk aarde, bazaltsteen, glooiing, keileem, kruin, talud, voet, zinkstuk deel van een eetservies - terrine deel van een effect coupon, mantel, talon deel van een eg - egraam, egtand deel van een ei dooier, dop, eierdop, eierdooier, eierschaal, eigeel, eiwit, schaal deel van een elektrisch toestel - transistor deel van een elektrische – tram, trolley deel van een erfenis legaat deel van een etmaal - a.m., avond, avonduur, dag, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, n.m., nanacht, nanoen, noen, ochtend, p.m., seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag deel van een evenredigheid reden, term deel van een fagot - baspijp, beker, 4buis, dubbelrietblad, klep, pen, vingergat deel van een fiets achterlicht, as, bagagedrager, band, bel, dynamo, frame, kamrad, ketting, kettingkast, lamp, lantaarn, naaf, pedaal, rem, remnaaf, spaak, spatbord, stuur, terugtraprem, trapper, velg, versnelling, zadel deel van een fles buik, hals, kurk, nek, ziel deel van een fornuis afdekplaatje, asla, brander, deksel, oven, pijp, ring, rooster, spaarbrander deel van een fort - bastion deel van een fototoestel diafragma, filter, lens, sluiter, statief, zoeker deel van een fuik - inkel, kubbe deel van een gaslamp - gloeikousje deel van een gebonden boek - katern deel van een gebouw - dak, etage, kamer, kelder, keuken, sousterrain, verdieping, zolder deel van een geheel element, fractie, gedeelte, lid, onderdeel, part, stuk deel van een geschrift deel alinea, blad, bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf, regel deel van een geschut - affuit, broek, kulas deel van een gevangenisdeur - schaftluik deel van een gevechtsterrein - etappegebied deel van een gevel aandak, deur, erker, kozijn, pui, raam deel van een gewei - tak deel van een gletsjer eindmorene, gletsjerspleet, gletsjertafel, middenmorene, morene, zijmorene deel van een graad minuut, seconde deel van een haard asla deur, haardkuil, haardplaat, rookvang, vulklep, vuurkorf deel van een ham - hesp deel van een hand duim, muis, palm, pink, vinger deel van een handpers - degel deel van een handvuurwapen - drukpunt deel van een harmonica - balg deel van een harnas - kniestuk deel van een hefboom – lastarm deel van een helikopter - rotor, rotorblad, staartschroef tandwielkast deel van een hengel dobber, haak, lood, molen, reel, sim, snoer deel van een heuvel helling, top, voet deel van een hijswerktuig kabel, katrol, takel deel van een hoed bol, rand deel van een hondenkop bek, oog, oor, snoet, snuit, tong deel van een hoofdstuk alinea, letter, paragraaf, vers, woord deel van een hoogtecirkel van een ster die onder de horizon ligt - depressie deel van een horloge anker, band, batterij, glas, kas, knop, plaat, radertje, raadje, veer, wijzer, deel van een hotel badkamer, balzaal, eetzaal, hal, kamer, keuken, lounge, receptie, restaurant deel van een huis appartement, badkamer, dak, deur, douchecel, eetzaal, erker, etage, gang, gevel, goot, hal, kamer, kap, kelder, keuken, koekoek, muur, nok, pannen, portaal, pui, raam, receptie, restaurant, serre, suite, toilet, trap, venster, verdieping, woonkamer,zolder, zolderraam deel van een hunebed kei, zwerfsteen deel van een hijswerktuig - giek, takel deel van een inspan - disselboom deel van een instrument – embouchure, pedaal, piston, snaar, toets, ventiel deel van een japon lijf, lijfje, kraag, lapel, mouw, omslag, pand, rever, sleep, voering deal van een jas achterpand, kraag, lapel, mouw, pand, rever, voering, voorpand deel van een kaart areaal, lengende, kaartvak, meridiaan, evenaar, linie, equator deel van een kaartsysteem - tabkaart deel van een kabel - streng deel van een kachel asla, deur, mantel, plaat, pijp, rooster, vulklep deel van een kalender - blad, dag, maand, schild, week deel van een camera - cassette, diafragma, draagriem, filter, flitslicht, lens, sluiter, tas deel van een kampeeruitrusting bed, deken, grondzeil, haring, tent deel van een kamwiel - tand deel van een kanon affuit, loop, ziel deel van een kast deur, Ia, lade, plank, slot kanteel, steen, trans deel van een kegel grondvlak, mantel, top deel van een kerk bank, beuk, kansel, koor, oksaal, schip, steunbeer, toren deel van een ketel deksel, fluit, handvat, tuit deel van een ketting kraal, ring, schakel, schalm, slot del deel van een kippenhok nachthok, ren, roest, stok deel van een klarinet beker, klep, mondstuk, tussenstuk deel van een kinderschedel - fontanel deel van een kledingstuk boord, kraag, mouw, pand, plastron, pijp, rok voering, voorklep deel van een klok echappement, gewicht, klepel, schakelrad, slinger, veer, veerregelaar, wijzerplaat deel van een klokketoren - galmgat deel van een klooster boekerij, calefactorium, cel, dormter, dormitorium, eetzaal, hospitium, kruisgang, refectorium, refter, scriptorium deel van een knie – knieschijf deel van een koeienmaag boekmaag, lebmaag, netmaag, pens deel van een koeieuier – uierkwartier deel van een koffiepot – tuit deel van een kolenkachel - asla deel van een komeet coma, koma, kern, staart deel van een kompas naald, roos, windstreek deel van een koolplant blad, bloem steel, stronk,wortel deel van een koor - rei deel van een koran – soera deel van een korenhalm aar, graan, steel deel van een kostuum broek, colbert, jas, pantalon, vest, deel van een kous boord, hiel, kuit, naad, teen, voet deel van een kozijn - afzaat, kalf deel van een kralenketting - kraal deel van een krant advertentie artikel, bijvoegsel, kolom, pagina, rubriek deel van een krantenpagina artikel, cursief(je), kolom, kop, rubriek deel van een krater bodem, keel, pijp deel van een kristalontvanger - detector deel van een kruisweg statie deel van een kuilnet - aatje deel van een ladder sport, stijl, trede, tree deel van een lamp bol(lamp), brander,fitting, gloeidraad, voet deel van een land arrondissement, country, dorp, gemeente, graafschap, kanton, kreis, provincie, stad, streek deel van een landbouw werktuig – egraam deel van een legioen - cohorte, kohorte deel van een lengtecirkel - lengtegraad deel van een lening – tranche deel van een levend wezen – orgaan deel van een lichaam - borst deel van een liturgiesch gewaad – maanipel deel van een locomotief - ketel deel van een lijn lijnstuk, segment deel van een maand - week deel van een machine as, kruk, krukas, lager, pal, tandwiel, vliegwiel deel van een mantel bontrand, capuchon, kraag, mouw, puntmuts, zoom deel van een marszeil - holte deel van een mast – mars, ra, steng deel van een mes hecht, heft, lemmet,punt, rug, snede deel van een metaalfabriek - gieterij deel van een meubel arm, bekleding, blad, la, leuning, poot, veer, zitting deel van een microfoon – beschermingsrooster, conus, elektrode, huis, isolatie, poolplaat deel van een minuut seconde deel van een mis - canon, gloria, graduale, tractus deel van een misgewaad albe, amict, humeraal, manipel, schoudervelum, singel, stola, stool deel van een missiegewaad – gordel deel van een modieuze damesschoen – naaldhak deel van een moerbout - kop, moer, schroefdraad deel van van molecuul atoom, ion deel van een molen as, kap, klapspaan, maalwerk, molensteen, rad, roede, rotor, stator, taflement, trechter, treem, tremel, vang, wiek, wiel, zeil deel van een molenwiek - vang deel van een motor bougie, brandstofpomp, carburateur, cilinder, klep, knalpot, krukas, lager, magneet, nokkenas, ontsteking, rotor, tuimelaar, verdeler, verstuiver, zuiger deel van een muntpers - aanlanger, handje deel van een muziekstuk allegro, andante, argo, cadens, lento, menuet, partij, presto, rondo, scherzo deel van een mijn galeri,j gang, schacht deel van een mijn deksel, drukontsteker, lading, slagpijp, slagpin deel van een nijptang - bek deel van een obligatie – talon deel van een ontploffingsmotor - magneet deel van een oorlogsschip kanon, mitrailleur, periscoop, raket, torpedo deel van een oorlogsvloot duikboot, eskader, fregat, kanonneerboot, kruiser, mijnenveger, smaldeel deel van een opera – aria deel van een orgel - corpus, fluitprestant, labiaalpijp, violon, vioolprestant, vulstem, woudfluit, zwelkast deel van een orkest blazers, dirigent, slagwerk, strijkers deel van een oude Rom. woning - atrium deel van een ouderwets geweer laadstok, loop deel van een overhemd - boord deel van een overspanning – aanbrug deel van een paar schoenen - linkerschoen, rechterschoen deel van een paardetuig - buikriem, gareel, gebit, halster, keelriem, koonstuk, neusriem, oorklep, steng, teugels deel van een paddestoel buisje, hoed, knol, lamel, manchet, mycelium, plaatje, ring, schede, schubben, stekel, steel, zwamdraad deel van een pagina alinea, kolom, letter, woord, zin deel van een papierfabriek - papiermolen deel van een paraplu balein, scherm deel van een periode fase deel van een pers blok, cylinder, degel, inktrol, letterraam, matrijs, ram deel van een peulvrucht boon, dop, erwt, vlies deel van een piano hamer, kast, klep, pedaal, snaar, tangent, toets, toetsenbord deel van een plaats - straat deel van een plant blad, bloem, knoop, knop, oksel, steel, stekel, stengel, wortel deel van een ploeg kouter, riester, schaar, snede, staart deel van een pomp bek, gek, hefboom, mik, pompbuis, tuit, uitloper, zuigbuis, zuiger, zwengel deel van een preekstoel - kuip deel van een priesterlijk gewaad albe, amict, bonnet, cingel, huneraal, kazuifel, manipel, mantel, parament, schouderdoek, singel, stola, toga, toog deel van een publiekrecht – strafrecht deel van een puntige plant - stekel deel van een pijp - dop, kop, roer, steel deel van een radio installatie antenne, ontvanger, zendapparatuur, zender, zendmast deel van een reeks - term deel van een regiment bataljon, compagnie, peleton deel van een reglement - alinea deel van een rekenkundige bewerking aftrekking, deeltal, deler, deling, optelling, produkt, quotient, rest, som, vermenigvuldiging, verschil deel van een rem blok, pedaal, remkabel, remolie, remschoen, remschijf, remsegment deel van een repeterende breuk - repetent deel van een rijsttafel ketjap, kroepoek, rijst, sambal, saté, trassi deel van en ring briljant, diamant, goud, parel, saffier, steen, zilver deel van een rivier bedding, benedenloop, bocht, bovenloop, krib, linkeroever, meander, middenloop, monding, oever, rechteroever, strekdam, stroombed, stroomdraad, stroomversnelling, waterval, winterbed, zomerbed deel van een roeiboot boeg, docht, dol, kiel, riem, roeipen deel van een roer - klik, koning deel van een roos blad, bottel, doorn, steel, stekel deel van een rund biefstuk, lendestuk, riblap, rollade, rolpens deel van een rijwiel - frame deel van een samenhangend geheel – gedeelte deel van een schaalverdeling - graad deel van een schedel achterhoofds been, fontanel, slaapbeen, voorhoofdsbeen deel van een scheepstouw - tamp deel van een schietschijf roos deel van een schip anker, achterdek, achteronder, bak, bakboord, bezaan, boeg, boegbeeld, boom, bram, bramra, breefok, brug, bootsanker, bunker, campagne, davit, dek, dolboord, fok, fokkenmast, fokra, gaffel, gangspil, geerde, giek, halfdek, hel, hennegat, hospitaal, hut, kaartenkamer, kombuis, kajuit, kampagne, katander, kiel, kimkiel, kluisgat, kluiver, kompas, kooi, kraaienest, laadboom, lenspomp, lij, loglijn, luik, lijzeil, loopplank, marszeil, mess, misthoorn, nok, onderlijk, pantry, patrijspoort, peddel, piek, ra, reling, riem, roef, roeipen, roer, ruim, scheg, schoot, sloep, spant, stagzeil, steven, spuigaten, stuurboord, stuurjuk, stuurpen, stuurrad, stuwblok, takel, talie, tros, topreep, tuig, tuigage, uitkijk, valreep, vlotdek, voetlijk, voorlijk, vooronder, want, werpanker, wimpel, windas, zegen, zeerecht, zeil, ziekenboeg, zog, zwabber deel van een schipbrug - aanbrug deel van een schoen - contrefort, hak, hielstuk, neus, oog, punt, riem, veter, zool deel van een school bank, bord, gang, gymnastiekzaal, hal, klas, leraarskamer, lokaal deel van een schoorsteen pijp, rookgat, rookkanaal deel van een schouwburg balcon, brandgang, decor, doek, fauteuil, foyer, garderobe, loge, orkestbak, parket, parterre, rang, stalles, toneel, vestiaire deel van een schriftletter ligatuur, neerhaal, ophaal, stok deel van een schroef - naaf deel van een schuin dak - nok deel van een schrijfmachine - tabulator, toets, wagen deel van een servies - bord, melkkan, schotel, terrine deel van een set bij tennis - game deel van een skelet been, bot, elleplip, jukbeen, koot, rib, schedel, schenkel, wervel deel van een slachtdier - kwartier deel van een sleutel baard, lip, pijp, ring, schacht deel van een slot kruk, schoothuis, sleutel, sleutelplaat, slotplaat, tuimelaar
deel van een sluis deur, kolk, rinket deel van een sluisdeur achterhar, broekbalk, taats, tempel deel van een sonate adagio, allegro, andante, finale, menuet, rondo, scherzo deel van een spatbord – spatlap deel van een speelpot inleg deel van een spier pees deel van een spoorbaan baan, baanvak, biels, overweg, rails, trajekt, vak deel van een spoortrein loc, locomotief, tender, wagon deel van een spoorweg baanvak, biels, rails, traject deel van een staalfabriek - gieterij deel van een staande want pardoen, perdoen deel van een staat dorp, gemeente, gewest, provincie, stad, streek deel van een staat op vreemd gebied - enclave deel van een stad - buurt, centrum, kom. laan, plein, steeg, stoa, straat, wijk deel van een stadswijk buurt deel van een stamper – integument, nugellus, poortje, stempel, stigma, stijl, vruchtbeginsel, zaadlijst deel van een station – emplacement, perron deel van een stengel geleding, knoop, knop, lid deel van een stoel armsteun, bekleding, leuning, poot, sport, zitting deel van een stoep balustrade, bordes, leuning, trede, tree deel van stoomketel mangat,vlampijp deel van een stoommachine ketel, regulator deel van een stoomschip - ketelruim deel van een stoomtrein loc, tender deel van een strijkinstrument bodem, hals, kam, klankbord, klankkast, sleutel, snaar, sordino, strijkstok, toets, deel van een strijkstok haar, hout, punt, slof, talon deel van een strik knoop, lus deel van een stroomgetij - benedenrivier deel van een stuk akte, bedrijf, scène deel van een suite - badinerie, bourree, canarie, chaconne, cosaque, forlane, gavotte, gigue, menuet, musette, passacaille passepied, pavane, rigaudon, sarabande, tamboerin, toccata, tricotet deel van een syllogisme conclusie, premisse deel van een systeemkaart - tab deel van een tabel kolom deel van een tafel – blad, lade, poot deel van een takel gijnblok, talie deel van een tang arm, bek deel van een telefoon - telefoonhaak deel van een tennisbaan - tra deel van een tennispartij game, set deel van een textielfabriek - linnenweverij deel van een theeservies - bord deel van een toets - wel deel van een toga - bef deel van een toneelstuk akte, bedrijf, rei, scène deel van een topgevel - aandak deel van een touw tamp, streng, vezel deel van een traptrede - wel deel van een trein bagagenet, buffer, coupé, locomotief, noodrem, portier, rijtuig, wagon deel van een trompet mondstuk, piston, ventiel deel van een tros - tamp deel van een tuin bed, gazon, grasveld, perk, priëel deel van een uitlaat achterpijp, knalpot, pijp, spruitstuk, voorpijp deel van een uur - minuut, sec, tel deel van een uurwerk ambre, anker, balans, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, knop, minuutwijzer, naald, palrad, pendule, plaat, rad, secondewijzer slinger, slagveer, slagwerk, snek, slagveer, spiraalveer, trommel, uurwijzer, veer, wijzer
deel van een vaartuig - dek, ruim deel van een vaarwater - rak deel van een varken haas, ham, hesp, kotelet, staart, spek, vlees deel van een vat duig, hoepel, spongat, sponning deel van een vereerd persoon - relikwie deel van een verhaal clou, climax, epiloog, episode, epistel, hoofdstuk, inleiding, ontknoping, proloog deel van een verkoop - winst deel van een vertrek deur, erker, muur, plafond, punt, raam, vensterbank, vloer, zolder deel van een vesting bastion, binnentalud, escarpe, kanteel, muur, poort, ravelijn, rideau, rondeel, tinne, toren, wal deel van een vestingwal bastion deel van een vinger gewricht, koot, lid, nagel, top deel van een viool bodem, hals, kam, klankbord, krul, snaar, sleutel, sordino, stok, toets deel van een vis – aarsvin, borstvin, kieuw, kop, staart, schubbe, vin deel van een visfuik - kub deel van een visnet inkel, keel, kub, vleugel deel van een vissersvaartuig - kee deel van een visvangst voor de bemanning -bra deel van een vlag baan, veld, wimpel deel van een vliegtuig aileron, beuk, buik, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, motor, neus, remklep, romp, staart, staartvlak, vleugel deel van een vloot eskader, smaldeel deel van een voet enkel, hak, hiel, middenvoetsbeentje, teen, wreef, zool deel van een vork tand, steel deel van een vrachtwagen bak, cabine, huif, laadbak, oplegger deel van een vrucht klokhuis, part, pit, schil, steel, vruchtvlees deel van een vulkaan caldeira, eruptiekanaal, kegel, kegelmantel, krater, kratermond, kraterwal, mantel deel van een vuurwapen haan, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, velden, vizier deel van een walvisbaard - balein deel van een wapenrusting geweer, harnas, helm, koppel, lans, musket, patroontas, schild, speer, vizier, vuurroer deel van een wapenschild kwartier deel van een wasinrichting blekerij, drogerij, stomerij, strijkerij, wasserij deel van een watermolen - scheprad deel van een wasmachine trommel, wringer deel van een weefsel cel, draad, inslag, neg, schering, zelfkant deel van een weegtoestel arm, as, balk, evenaar, gewicht, hefboom, juk, last, naald, opstap, schaal, wijzer deel van een werkwoord deelwoord, participium, stam, uitgang deel van een werphengel - reel deel van een wervelkolom atlas, heiligbeen, stuit, wervel deel van een wet – artikel deel van een wetsartikel - alinea deel van een wiel as, band, naaf, spaak, velg deel van een windas draaispil, handspaak deel van een windmolen vang, wieken, zeil deel van een winkel etalage, kassa, rekken, standaards, toonbank deel van een woestijn bajada, duin, oase, plaja, zoutmeer deel van een woonhuis appartement, badkamer, douchecel, erker, etage, gang, hal, kamer, kelder, keuken, meterkast, slaapkamer, werkkast, zolder deel van een woning - gevel deel van een woord foneem, letter, lettergreep, stam, syllabe deel van een wortel haarwortel, knol deel van een wijk buurt, straat, weg deel van een zaag handvat, spanraam, tand deel van een zeeschip brug, dek, lounge, promenadedek, ruim deel van een zeil - rif deel van een zeilboot bakstag, bazaan, begijnenra, beretand, berghout, bezaan, boegspriet, bolder, dirk, fok, fokkemast, fokval, gaffeltopzeil, grootbramzeil, helmstok, kop, kiel, klik, kluiver, koekoek, kluisgat, kruismast, kluiver, kluiverval, kluiverleider, lij, mastkoker, nokval, roer, roerhengsel, scheg, schoot, stag, stagfok, stagzeil, stampstok, stamstag, val, vlieger, voorscheg, voorsteven, want, zetboord, zeil, zeilval, zwaard deel van een zeil oprollen – reven deel van een zelfstandig verhaal - episode deel van een zendstation antenne,microfoon deel van een zin bepaling, bijwoord, bijzin, gezegde, hoofdzin, leesteken, onderwerp, voorwerp, woord, zinsdeel, zinsnede deel van een zolder - zolderkamer deel van een zuil kapiteel deel van een zwaard blad, gevest, greep, heft, kling, lemmet, lemmer deel van het alfabet - letter deel van het ambtsgewaad bef, stool deel van het bed deken, kussen, laken, matras, peluw, sloop, spiraal, sprei deel van het bedrijfskapitaal - aandeel deel van het been dij, dijbeen, enkel, kuit, kuitbeen, knie, scheen, scheenbeen, teen, voet, wreef deel van het bestek lepel, mes, vork deel van het biljart bal, band, keu, krijt, laken, lei deel van het bovenlichaam - hals, oksel, scalp, skalp deel van het celplasma - achromatine deel van het chromosoom - gen deel van het circus piste, tribune deel van het correspondentiemateriaal ballpen, balpen, ballpoint, bloknoot, blocnote, carbon, envelop, papier, pen,, potlood, schrijfmachine, vulpen deel van het daglicht – hemellicht, zonlicht deel van het dak balk, bedekking, bint, dakpan, gebint, goot, hanenbalk, kapel, kapgebint, kapspant, koekoek, leer, lijst, moerbalk, nok, raam, ruiter, spant, stoel, terras, tuin, venster, vorst deel van het dal dalbodem, dalwand, glooiing, talud, terras deel van het damspel bord, damschijf, damsteen deel van het delfstoffenrijk bauxiet, erts, gas, goud, koper, olie, steenkool, tin, zilver, kwikzilver deel van het dierenlichaam bek, hoef, klauw, kop, muil, poot, romp, snavel, staart, vleugel deel van het evenwichtsorgaan - utriculus deel van het gebit brug, gehemelteplaat, hoektand, kies, kroon, melktand, oogtand, tand, verstandskies, vulling deel van het gehemelte huig, kaak, uvula, wervel deel van het gelaat gelaat, jukbeen, kaak, kin, koon, lip, mond, neus, neusvleugel, oog, ooglid, oor, slaap, voorhoofd, wang, wenkbrauw, wimper deel van het geraamte been, bekken, bot, rib, schede,l wervel deel van het geweer bajonet, borgveer, greep, grendel, haan, kamer, kolf, korrel, lade, loop, magazijn, patroonhouder, slagpin, sluiter, trekker, tromp, vizier deel van het gezicht zie: deel van gelaat deel van het gezichtsorgaan hoornvlies, iris, lens, netvlies, oogbal, pupil deel van het hart hartenbloed, hartklepje, hartspier, hartkuil, linkerboezem, linkerkamer, rechterkamer deel van het hekwerk deurtje, draad, gaas, opening, paal, poort, post, raster, reling, spijl deel van het hoofd gebit, gelaat, haar, kaak, kin, kruin, lip, mond, neus, oog, oor, oorschelp, schedel, slaap, wang, wenkbrauw, wimper deel van het hooggebergte - dal, del, top, keten, piek, ravijn, rots, spits, steilte, vlakte, waterval deel van het inwendig oor aambeeld, doolhof, hamer, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvlies deel van het jaar dag, herfst, jaargetijde, kwartaal, lente, maand, najaar, nazomer, seizoen, semester, trimester, voorjaar, voorzomer, week, winter, zomer deel van het leger artillerie, bataljon, brigade, commando, compagnie, divisie, genie, groep, infanterie, kavalerie, kompagnie, korps, landmacht, legerkorps, luchtmacht, marine, militie, peleton, regiment, sectie, stoottroepen deel van het lichaam arm, been,borst, bovenarm, bovenlijf, buik, hals, hand, hart, heup, hoofd, keel, leest, lendenen, lever, lid, lies maag, milt, nek, oksel, onderlijf, rug, slokdarm, stuit, torso, voet deel van het lichaam tussen onder- en bovenlijf – middel deel van het maagsap - maagzuur deel van het middenoor aambeeld, kamer, stijgbeugel, trommelvlies, voorhof deel van het Midden-Oosten - Arabië, Irak, Iran deel van het onderlichaam been, bil, dij, enkel, hiel, knie, kruis, kuit, lies, scheenbeen, teen, voet deel van het oog corona, hoornvlies, iris, lens, lid, netvlies, oogbal, ooglid, retina, traanklier, wenkbrauw, wimper deel van het oor aambeeld, doolhof, hamer, lel, oorbuis, oorlel, schelp, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvlies deel van het orgel klavier, manuaal, pedaal, positief, pijp, register, speeltafel, zwelkast deel van het parlement afgevaardigde, fractie, gekozene, kamer, lid, partij, senaat deel van het pentateuch – Deuteronomium, Exodus, Genesis, Leviticus, Numeri deel van het priesterlijk parament - stool deel van het reglement art., artikel, clausule, paragraaf deel van het reukorgaan neusbeen, neusgat, neuspunt, neusvleugel, tussenschot deel van het roer blad, klik, roerpen, schacht deel van het scheepstuig ra, want, tuigage deel van het schoeisel hak, hiel, neus, punt, riem, veter, zool deel van het schooljaar semester, trimester deel van het skelet- opperarmbeen deel van het slot - binnenplaats, brug, gracht, kanteel, kelder, muur, poort, toren, vertrek deel van het spijsverteringskanaal darm, maag, slokdarm deel van het station bagageruimte, hal, loket, perron, restauratie, restauratiezaal, spoor, wachtkamer deel van het strottehoofd - adamsappel deel van het theater deur, foyer, loge, podium, toneel, zaal deel van het theeservies kopje, lepel, lepelvaasje, melkkan, schoteltje, suikerpot, theepot deel van het toneeldecor coulisse deel van hetuitwendig oor lel, schelp deel van het tuig broek, gareel, halter, hoofdstel, leidsel deel van het vistuig dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, schepnet, sim, snoer deal van het voertuig as, band, chassis, cilinder, klep, krukas, lager, motor, rem, ruit, stuur, vliegwiel, wiel, zuiger deel van het vogelkleed pen, pluimage, veer deel van het weefgetouw palei, paleibalk, paleiriem, plei, polei deel van het zeefbeen - hanekam deel van het zeiltuig dirk, fok, mast, schoot, stag, steng, val deel van het zonnestelsel aarde, maan, planeten, planetoïden, sterren, sterrenbeelden deelbaar - divisibel deelcel - merocyt deelgenoot aan vereniging - lid deelhebben aan - participeren deelhebber - aandeelhouder, compagnon, participant, partner, vennoot deelhebbers - partes, posteriora deellijn - bissectrice, bissectrix, hoogtelijn, middelloodlijn, zwaartelijn deelnemen aan iets - meedoen deelnemen in iemands verdriet - medeleven deelnemer aan een betoging - manifestant deelnemer aan een debat - debater deelnemer aan een wielerwedstrijd - stayer deelnemer aan een zeker spel - dammer, bridger, kaarter deelnemer aan snelheidswedstrijd - racer, coureur deelneming - compassie, condoleance, deelname, participatie, sympathie deelneming gevoelen - sympathiseren deelneming tonen - belangstellen deelpunt - splitsingspunt deels - gedeeltelijk, half, partieel deelstaat - kanton deelstaat in Maleisië - Negara deelstaat van India - Nagaland deelstreep - afbeelding, bladwijzer, breukstreep, index deelstuk - gedeelte deelswijze - partieel deelteken - trema deeltje van een atoomkern - proton deeltje van een hobo - riet deeltje van een stof - vezel deeltje van wol - vlok deeltjes die men niet ziet met ultra-microscoop – amicronen deeltjesversneller - cyclotron deelweefsel - meristeem deelwoord - participium deemoed - berouw, eenvoud, nederigheid, onderworpenheid, ootmoed deemoedig - berouwvol, eenvoudig, kruiperig, nederig, onderdanig, onderworpen, ootmoedig, slaafs, soumis deemoedig vragen - bedelen deemoedigen - vernederen deemoedigheid - nederigheid, ootmoed deemster - donker, duister, duisternis deemsterig - donker, nevelig Deens aardkundige - Steno Deens amtshoofdstad - 4 Ribe, Soro 5 Arhus, Ronne, Vejle 6 Abenra, Alborg, Odense, Roskilde 8 Hillerot, Nykobing, Roskilde 10 Ringkobing Deens beeldhouwer - Thorwalsen Deens chemicus - Bohr Deens componist - Bentzon, Berggreen, Bruhns, Gade, Jeppesen, Riisager, Schytte Deens Eiland Aerö, Amager, Anholt, Bornholm, Falster, Funen, Langeland, Lapland, Lolland, Mön, Saltholm, Samsô, Seeland, Sjaelland Deens fysicus Bohr Deens historicus – Arup Deens koningsgeslacht - Estrididen Deens natuurkundige - Oersted Deens paard - draveros Deens parlement folketing Deens schiereiland Amager, Jutland Deens schrijver Aakjaer, Andersen Deens sprookjesdichter - Andersen Deens taalkundige - Hjelmslev, Rask Deens theoloog Kierkegaard Deense dieptemaat – favn Deense dog - molos Deense drank – aquavit Deense eerste kamer - Landsthing Deense haven Aarhuus, Esbjerg, Kopenhagen Deense hond - dog Deense hoofdstad - Kobenhavn, Kopenhagen Deense koning - 3 Dan 4 Erik, Gorm, Knut, Olaf, Sven 5 Johan, Niels 6 Herald 7 Godfred 8 Frederik, Waldemar 10 Christiaan 11 Christoffel Deense letterkundige - Pontoppidan Deense Luchtvaartmaatschappij - Danair Deense munt krone, kroon, öre Deense plaats zie plaats in Denemarken Deense poolreiziger - Rasmussen Deense Provincie - amt Deense schilder - Agger Deense schrijver - Dons Deense sprookjesverteller – Andersen Deense staatsman - Struensee Deense stad - Aalborg, Aarhus, Esbjerg, Kopenhage, Odense, Ribe Deense vlag - Danebrog deerlijk bedroevend, danig, ellendig, erg, geducht, jammerlijk, schrijnend, ziekelijk (gew), zeer, zwak (gew) deerlijk gehavend - ontrampeneerd deerlijk verzwakt - uitgeput deern dochter, hier, jongedochter maagd, maagdelijn, meid, meisje, mokkel, vrijster deerne meid, sloerie deernis begaan, bewogenheid, compassie, ellende, erbarmen, erbarming, mededogen, medegevoel, medeleven, medelijden, ontferming, ontroering deerniswaardig beklagenswaardig, pitoyable, zielig deerniswekkend beklaaglijk, deerniswaard(ig), defalcatie delaitistisch dom, ellendig, erbarmelijk, hartbrekend, jammerlijk, meelijwekkend, mismoedig, moedeloos, piteus, rampzalig, stakkerig, stom, zielig defalcatie - korting, mindering de facto feitelijk, werkelijk defaitisme - moedeloosheld, vertrouwenloos defaitistisch mismoedig, moedeloos, vertrouwenloos defecatie - ontlasting, stoelgang defect beschadigd, beschadiging, caduc, feil, gebrek, gebroken, geschonden, kaduuk, kapot, mankement, ondeugdelijk, onklaar, storing, stuk defectief gebrekkig, ontbrekend, onvolledig defensie afweer, verdediging, verweer, weermacht defensief afwerend verdedigend, verwerend defensief verband NATO, NAVO, SEATO, ZOAVO, Warschau pact deferentie achting, eerbied, onderscheiding, ontzag deferentitis - funicullitis deficiëntie - gebrek, tekort deficiëntie-ziekte - avitaminose deficit gemis, kastekort, manco, tekort defilé bergpas, corso, optocht, parade definiëren bepalen, omlijnen, omschrijven definitie begripsbepaling, bepaling, omschrijving begripsomschrijving definitief afdoende, blijvend, finaal, positief,uiteindelijk, vast, voorgoed, zeker definitief zijn - vaststaan definitieve regeling - beslag deflatie waardevermeerdering deflegmatie - condensatie deformeren vervormen, misvormen deformatie misvorming, vervorming defraudant (Fr.) bedrieger, belastingontduiker, smokkelaar deftig aanzienlijk, achtbaar, afgemeten, chic, doctoraal, eerwaardig, ernstig, fatsoenlijk (Z.N.), fier, gegoed, gekleed, gewichtig, grandig (barg.), grave, honorabel, hoofs, imposant, officieel, parmantig, plechtig, pompeus, prat, serieus, sjiek, statelijk, statig, stijf, voornaam, vormelijk, waardig, wellevend deftig, geleerd - doctoraal deftig woord voor reeds alreeds. alrede deftig en fier - parmantig degtig kleed - gewaad deftig kostuum - smoking deftig rijtuig - galakoets deftig woord voor reeds - alrede, alreeds deftige bril - lorgnon deftige dame douairière, freule, matrone, vrouwe deftige dans - sarabande deftige danspartij galabal deftige en bedaagde dame - matrone deftiger dan eer - aleer deftige tijdsbepaling stond, stonde. ure deftige vrouw dame deftige wijk in Londen Mayfair deftigheid air, aristocratie, graviteit, noblesse, plechtigheid, plechtstatigheid, statie, statigheid, voornaamheid, waardigheid dégagement - dienstgang de geboorte betreffend - nataal degelijk betrouwbaar, beproefd, braaf, bruikbaar, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, duurzaam, eerlijk, fidel, funk, gedegen, geducht, goed, grondig, hecht, keurig, rondig, solide, stevig, terdege, tof, waarlijk degelijk voedsel - erwtensoep, hutspot, snert, stamppot, winterkost degelijke kennis - kunde degelijkheid boniteit, gedegenheid, hechtheid, soliditeit, sterkte degelijke kennis - kunde degelijk en goed - prima degelpers - drukpers degen dagge, fleuret, floret, kling, rapier, sabel, schermwapen, zwaard degen (Sp.) - espada degene aan wiens order een wissel is gesteld - nemer degene die bekeurt - verbalisant degene die op betaling aandringt - maner degene wiens orderwissel gesteld is - nemer degeneratie - achteruitstelling, decadentie, ontaarding, terugzetting, verbastering, verdorvenheid, verlaging, verval degenereren ontaarden, verwilderen degenhanger - bandelie, ceintuurr, koppel degenkwast - dragon, troetel degenstok - stekade, wapenstok degenvis - pijlstaartrog de gewoonte hebben plegen de grondbeginselen omvattende elementair de grote hoop gros de grote massa - publiek de grote wereld monde, society de hand lezen - waarzeggen de helft - half de hielen lichten - vluchten de hoogste waarde - maximum de jongere jr. junior de jure rechtens de knop aan horloge remontoir de lezer heil l.s. de mensen men de moed benemen ontmoedigen de naam betreffende nominaal de onbekende n.n. de Oost Indië de openbare mening men de oudere senior, sr. de vijf boeken van Mozes Pentateuch degoutant (Fr.) - afschuwelijk, onsmakelijk, walgelijk dagoûtant - afschuwelijk, onsmakelijk, walgelijk degradatie achteruitgang, achteruitstelling, terugstelling, terugzetting, verlaging degraderen achteruitstellen, terugstelllen, terugzetten, verlagen degoût (Fr.) afkeer, walging degressie afneming, daling degressief afnemend, dalend dehydrateren - ontwateren dehydreren - draineren dehydrogeneren - oxyderen deïficatie - vergoddelijking Dei Gratia D. G. deiktisch - aanwijzend deimt - dagmaat dein - stijfkop deinen golven, kabbelen, wiegelen, wiegen deinen van water - kabbelen deiner - stijfkop deining beroering , beweging, branding, drukte, golfbeweging, golving, onrust, opschudding, remous, rolling, rumoer, trammelant, wiegeling, zeegang deinmachine - jigger deinoor - stijfkop deinzen afgaan, teruggaan, weggaan, wijken deinzing - aftocht, terugwijking dejeuneetje ontbijtstel dejeuner (Fr.) koffiemaal, lunch, ontbijt dejeuneren - lunchen de jongere – junior de juiste maat - passend dejure - rechtens dek bedekking, deken, kleed, laken, plaid, scheepsvloer, sneeuwdek, sneeuwkleed, sprei, wade dek om de benen te warmen - plaid dek over een bed - sprei, sierdeken de kat uit de boom kijken - wachten dek van verschillende lapjes bedelaarsdeken, lappendeken dekaliter - dal dekbalk architraaf, sloof dekbed bovenbed dekblad – plaat, schutblad de keerkringslanden - tropen deken beschutting, decaan, decanus, dek, dekkleed, doyen, hoofd(man), oudste, overman, overste, paardedeken, plaid, priester, reisdeken, sierdeken, sprei, tienman, winterdeken, zomerdeken deken der Mexicaanse ruiters - sarape deken van verschillende lapjes - bedelaarsdeken, lappendeken dekenvlag - flab deken, wollen - plaid, sarg(i)e, serge dekgroen - chromaatgroen dekken - afsluiten, bedekken, behoeden, beschermen, beschutten, bespringen, bevruchten, goedmaken, schutten, verbergen, vergoeden, waarborgen dekking bedekking, bescherming, beveiliging, bevruchting terreinverheffing, zekerheid dekkleed couverture, dek, deken, hoes, kleed, plaid, presenning, sprei, tafellaken, wagenzeil dekkleed op bed - sprei dekkleed van paarden - maankap, schabrak dekknecht runner deklaag bovenlaeg deklaag van de hoornwand van een paardehoef - glazuurlaag de klankladder zingen - solfeggiëren, solmiseren de klemtoon leggen - accentueren deklijst - neuslijst dekmantel façade, masker, mom, schijn, voorwendsel deknaam - pseudoniem, schuilnaam dek op bed - deken dek op matras - laken dekplaat - sluitsteen, vloersteen, vloertegel, zerk dekplaat van een kapiteel - abacus dekplaatje - schub dekriet dakbedekking, glui, glei, gleis, halriet dekschild vleugelschild dekschoor - dekstijl deksel - afsluiter, afsluiting, hul, klap, klep, lid, sluiting deksel boven de onrust in een uurwerk kalot deksel of klep - luik deksel van een doodkist - roef deksel van een miskelk - panteen deksels bliksems, donders, drommels, duivels, verdomd, verduiveld dekstier - rijstier, springbul dekbed - bovenbed dekblad - bovenblad, schutblad dekstoel - mailstoel dekstof - mineraal dekstro voor planten - mulch dekstuk - dak dekstuk van een cementen put - kruinstuk de kuierlatten nemen - vluchten dek van verschillende lapjes - lappendeken dekverf - menie dekvogeltje - baardmees dekvrucht - bovenvrucht dekwerk - blindering dekwit - litopoon dekzwabber - stormstagzeil de kunst van waarzeggen - mantiek de kunst van Klein-Azie - Levant dekwerk blindering del corrosiedal, dal, duinvallei, flap, flard, kuil, laagte, lellebel, slet, slons, vallei, vod del tussen twee banken langs de kust - mui de laatse wedstrijd - finale de landingsplaats van Noach - Ararat delatie - aanbrenging, verklikking Delaware, hoofdstad van – Dover deleator - weglatingsteken delegatie afvaardiging, commissie, deputatie, opdracht, overdracht delegeren afvaardigen, deputeren, overdragen delen - doorhakken, halveren, rekenen, scheiden, splijten, splitsen, verdelen delen (med.) - schisma delen van een etmaal - uren delen van de provincie Groningen - Ommelanden delen van een legering gehalte, karaat delen van lichaam leden, ledematen, organen delf gracht, greppel, sloot delfhamer - pikhamer delfinium ridderspoor delfisch - orakelachtig, raadselachtig delfplaats groeve, mijn delfplaats van een steensoort - marmergroeve delfster - graafster delfstof – aardolie, amaril, bariet, bauxiet, bruinsteen, edelgesteente, edelsteen, erts, gesteente, gips, git, glimmer, gneis, goud, grafiet, graniet, griffellei, koln, kopererts, lei, mangaan, meerschuim, mergel, metaal, mica, mineraal, natron, nefriet, oer, paragoniet, radium, salpeter, smergel, spaat, spiegelerts, spiegelspaat, steen, tin, uraan, uranium, veldspaat, ijzer, zilverzwavel, zwavel delfstof voor kunstvoorwerpen - jade delfstof die metaal bevat - erts delfstofbeschrijving - mineralografie delfstoffelijk - mineraal delfstoffenrijk - mineralenrijk delfstofhoudend – mineraal delfstof van Banka tin delfstofkunde mineralogie delfstofkundig - mineralogisch delfstofkundige mineraloog Delftenaar - kalfschieter Delfts aardewerk - plateel Delftsblauw - plateel Delfts orakel - Grotius Delftse plateelsoort - clapmut Delfts schilder - Vermeer delfwerk - graafwerk delg uit - dele (Lat.) delgen afbetalen, aflossen, amortiseren, mortificeren, tenietdoen, voldoen delgen door betaling van schulden - amortiseren delging afbetaling, aflossing, vereffening delging van een schuld amortisatie delgingsfonds - amortisatiefonds delguit - dele Deli, stad in - Medan deliberatie beraadslaging, overleg, overweging, redenering, weegschaal delibereren afwegen, beraadslagen, overleggen, redeneren, delicaat broos, delicieus, frêle, fijn, gevoelig, fijn voelend, hachelijk, heerlijk, kies, kieskeurig, lekker, moeilijk, nauwnemend, netelig, te(d)er, teertjes, tenger, welsmakend, welsprekend, zwak delicatesse fijnheid, fijnkost, kiesheid, lekkernij, tederheid de lichtste kleur - wit delicieus déli, (over)heerlijk, kostelijk, verrukkelijk delict misdaad, misdrijf, misstap, overtreding, vergrijp delimitatie afbakening, begrenzing, grensbepaling delimiteren afbakenen, begrenzen delineatie afbakening, grondtekening, omlijning, plan, schets, tekening deling deelsom, divisie, halvering, scheiding, schisma, verdeling delingsuitkomst quotient delinquent boosdoener, dader, misdadiger, overtreder, schuldige delireren ijlen delirium – dronkemanswaanzin, razernij, waanzin, waanzinnigheid, ijlkoorts delirium tremens dronkemans waanzin dellig - deluw delling glooiing, kuil, laagte, put del of slet - sloerie deloyaal - oneerlijk, onoprecht, ontrouw delta - rivierarm deltavormig - deltoïdeus delte - hooischelf, hooizolder deluw - beschut delven graven, opgraven, rooien, (uit)spitten, woelen, wroeten delver graver, spitter de maat opnemen - opmeten demagnetiseren - degaussen, relegatie, verbanning demagogie volksbedrog, volksmisleiding, volksverleiding de man die de kosten mag dragen - Sijmen demagogie - volksbedrog, volksmisleiding demagogisch - oproerstokend demagoog opruier, stoker, tiran, volksbedrieger, volksleider, volksmenner, volksmisleider demarcatie afbakening, grens, grensscheiding, demarcatielijn grenslijn, scheidingslijn, grenslijn demarcatietroepen - grenstroepen demarche poging, stap demarkeren afbakenen, delimiteren, ontmaskeren, ontsnappen demarreren uitlopen, versnellen demaskeren - ontmaskeren dematerialisatie - ontstoffelijking demee temet de mensen - publiek de mensenmoordenaar onder de paddenstoelen - amaniet dement – afgetakeld, zwakzinnig dementeren logenstraffen, ontkennen, tegenspreken dementi – loochenen, logenstraffing, loochening dementie - aftakeling demi - herenjas, overjas de mindere – minor demimondaine - courtisane demissie ontslag demissionair aftredend demitteren - ontslaan demiurg - wereld bouwer democratie volksregering de moed benemen - ontmoedigen de moed hebben - durven de moeite waard - lonend demografie - volksbeschrijving demolitie - afbraak, sloping demon belzebub, droes, duivel, duivelskind, geest, ikker, monster, nikker, satan, slechtaard, spook, wezen demon in wolfsgedaante - fenrir, fenris, fenriswolf demon van de Annamieten - malai demonie - bezetenheid demonisch diabolisch, duivels, sardonisch, satanisch demonisch wezen sirene demonstrant betoger demonstratie betoging, show demonstratie bij het schermen - assaut demonstratief aantonend demonstratieve bijeenkomst - toogdag demonstreren aantonen, aanwijzen, betogen demontabel - uitneembaar demontage ontmanteling demonteren – ontmantelen, slopen demoraliseren afstompen, ontmoedigen dempen afzwakken, bedwingen, dichtgooien, dichtmaken, dimmen, doven, onderdrukken, plempen, plompen, temperen, volgooien, uitmaken, volstorten, vullen dempen van licht - dimmen dempen van vuur - smoren demper - dimmer, (muz) sordino demper bij muziekinstrument - etouffoir, sordino, sourdine demper bij vuurwapen - knaldemper dempingsvlak - stabilo dempig - aamborstig demulgeren - ontmengen den bergvloer, bergzolder, dorsvloer, spar den lezer heil (Lat.) - l.s. de naam betreffende - nominaal denappel dennekop, dennepeer, pijnappel denarius (Rom.) zilvermunt denderen - daveren, dreunen, schokken, rammelen, trappelen denderend geweldig, heerlijk, knal, prachtig dendriet met afbeeldingen van planten, dieren enz. – nemoliet dendrograaf - boombeschrijver dendrologie - boomkunde Denemarken, eiland behorende tot - 3 Als, fyn 4 Aerö, Fanö, Manä, Moën, mors, Romö 5 Alsen, Funen, Laëso 6 Amager, Anholt 7 Faeroër, Falster, Laaland, Lolland, Seeland 8 Bornholm 9 Groenland,Langeland, Slaelland Denemarken, stad in - Aarhus, Kopenhagen, Odense dengue - knokkelkoorts denigreren geringschatten, kwaadspreken, zwartmaken de nieuwe volkenbond - UNO, VN denim - katoen denk - mening denkbaar - bestaanbaar, denkbeeldig, mogelijk, voorstelbaar denkbeeld beeld, begrip, beschouwing, besef, droombeeld, dunk, gedachte, idee, inval, mening, notie, opvatting, plan, utopie, verbeelding, voornemen, voorstelling, zinsbegoocheling denkbeeldig - abstract, fictief, ideaal, ideëel, illusoir, ingebeeld, imaginair, irreëel, onecht, onwerkelijk virtueel, visionair, verzonnen denkbeeldig boze man - boeman denkbeeldig gebied sfeer denkbeeldig gelukkige staat - Utopia denkbeeldig land Lilliput, Luilekkerland, Utopia denkbeeldig punt aan de horizon - zenit denkbeeldig spook - boeman denkbeeldige cirkel om de aarde equator, evenaar, keerkring, linie, meridiaan, parallel, poolcirkel denkbeeldige lijn equator, evenaar, grens, meridiaan, r.g. denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde diepte isobaat denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde hoogte contour, hoogtelijn, isohypse denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde luchtdruk isobaar denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde temperatuur isotherm denkbeeldige lijn over plaatsen met even grote afwijking van de kompasnaald isogoon denkbeeldige lijn over plaatsen met even grote versnelling van de zwaartekracht isogamme denkbeeldige lijn over plaatsen waarbinnen eenzelfde taalverschijnsel voorkomt - isoglosso denkbeeldige lijn over toestanden met dezelfde entropie (natuurk.) - isentroop denkbeeldige lijn over toestanden met hetzelfde volume (natuurk.) - isochoor denkbeeldige lijn tussen in evenwicht verkerende toestanden (natuurk.) - nodenlijn denkbeeldige spil aardas denkbeeldige staat Utopia denkbeeldige stof die bij verbranding ontwijkt - flogiston denkbeeldige winst - imaginair denkelijk misschien, mogelijk, vermoedelijk, waarschijnlijk, wellicht denken menen, mijmeren, onderstellen, oordelen, peinzen, piekeren, vermenen, vermoeden denken aan – herinneren denken en leven als één beschouwend - exiphentieel denken over - nadenken, zinnen denker filosoof, geleerde, intellektueel, Plato, peinzer, wijsgeer, wijsgerige, Zeno denkkracht - intelligentie denkleer logica, noëtica, redeleer, redeneerkunst denkrichting - stroming denkrichting die alles aanvaardt wat met het verstand kan worden begrepen - rationalisme denkrichting die alles beoordeelt naar het nut voor de mensen - utilitarisme denkrichting die leert dat alle kennis betrekkelijk is - relativisme denkrichting die leert dat ervaring de enige bron is van alle kennis - empirisme denkrichting waarin alle nadruk valt op het individu en zijn bestaan - existentialisme denksport dammen, kaarten, puzzelen, schaken denkstoornis - dwaling denkverlegenheid - aporie denkvermogen brein, denkkracht, denkwerk, doorzicht, hersenarbeid, intellekt, intelligentie, inzicht, logos, ratio, rede, verstand denkverlegenheid aporie denkwijze gevoelen, idee, mening, mentaliteit, oordeel, opinie, opvatting, psyche, richting, sentiment, tijdgeest, zienswijze denkwijze als levensopvatting - bolsjewisme denkwijze die zich niet aan de wetten wil onderwerpen - antimonisme denkwijze in een bepaalde periode – tijdgeest denk-en voorstellingsvermogen - geest den lezer heil (Lat.) L.S. dennenappel - naaldgewas dennenboom den, naaldboom, pijnboom dennenbos naaldbos, pijnbos dennenhout - grene dennekop - denneappel, pijnappel dennemoorder - dennewortelzwam denneolie - kienolie dennepaal perkoen, perkoenpaal dennepapegaai - kruisbek dennenpijnboom - mast dennestam gedeeltelijk vierkant beslagen - ellen(s), juffer dennewortelzwam - dennemoorder denning - moutzolder denominatie - naamgeving, sekte denonceren aangeven, kennisgeven, verklikken densimeter dichtheidsmeter densiteit dichtheid dentaal tandletter dentist tandarts, tandheelkundige denudatie blootlegging, ontbloting denunciateur - aanbrenger, aangever, verklikker, verrader denunciëren - aangeven, verklikken den voor kerstfeest - kerstboom deodorant - reukwater deontologie - plichtenleer de oudere - major, senior de oudste brieven hebben - voorrang departement Dep., Dept.,gewest, ministerie, provincie departementshoofd (Fr.) prefect departitie omslag, overslag depêche (Fr.) bericht, mededeling, telegram dependance bijgebouw, filiaal dependentie afhankelijkheid dependeren - afhangen de plaat poetsen - vluchten deplorabel betreurenswaardig, jammerlijk depilatoria - ontharingsmiddelen deplaceren - extraheren, uittrekken depletie - lediging deployeren - ontwikkelen deponent - bewaargever deponeren neerleggen, neerzetten, overleggen, plaatsen deportatie relegatie, verbanning deportatie naar overzeese gebiedsdelen relegatie deportatieoord bagno, concentratiekamp, strafkolonie deporteren wegvoeren depositie getuigenis, verklaring deposito - inbewaargeving, inleg depot - agentschap, arsenaal, bergplaats, bergruimte, bewaargeving, bewaring, bezinksel, filiaal, magazijn, nederlaag, opslagplaats depot van legergoederen - dump depotwinkel - filiaal depouilleren - beroven, uitkleden deppen betten depravatie - ontaarding depreciëren - devalueren depreciatie waardevermindering, geringschatting depressie bekken, crisis, gedruktheid, inzinking, kommer, melancholie, onderdruk, storing, zwaarmoedigheid depressie van de horizon - kimduiking depressief neerslachtig depressieverschijnsel barometerdaling, bewolking, mist, regen, storm deprimeren neerdrukken, ontmoedigen deputaat afgevaardigde deputatie afvaardiging, bezending, delegatie deputeren afvaardigen, delegeren deraillement ontsporing derailleren hinderen, ontsporen, storen derailleur - fietsversnelling derangeren afsluiten, belemmeren, beletten, eindigen, hinderen, onderbreken, ontrieven, ophouden, staken, storen, ontrieven, tegengaan, uitscheiden, verbreken, verhinderen, vernietigen, versperren, verstoren, verwoesten derde - buitenstaander, tertium derde (het) - tertiair derde jaargetij - herfst derde letter van het Griekse alfabet gamma derde maag - bladmaag, boekmaag, boekpens derde maag van herkauwer - boekmaag derde maand - lentemaand, maart, derde maand in het republ. jaar in Frankrijk - rijpmaand, trimaire derde macht - kubiek derde naamval datief, dativus derde part - derde deel derdepartij in een strijkkwartet - alt(viool) derde persoon - het, hij, zij derde planeet van ons zonnestelsel aarde derde prijs brons derde seizoen - herfst, najaar derde stand bourgeois, bourgeoïs, burgerij, poorters derde toon van de grondtoon af - terts derde toon van de toonladder mi derde wissel - tertia derde woord in sprookjes - eens derde zondag in juni - vaderdag derde zondag na de vasten - oculi derde zoon van Adam - Seth derde zoon van Jacob en Lea Levi derdepart derdedeel deren - beletten, hinderen, kwaaddoen, kwetsen, schaden, verdrieten, verwonden, wonden derf - klef, ongaar dergelijk danig, diergelijk, dusdanig, overeenkomstig, soortgelijk, zodanig, zoiets, zulk dergelijk voorwerp - zoiets dergelijke - derg, dgl, soortgelijk derhalve - bijgevolg, daardoor, daarom, des, deswege, dies, dus, ergo, igitur, mitsdien, vandaar, zo de rit uitzitten - volharden derivaat afgeleide, afleiding derivaat van aardolie benzine derivaat van kinine - euchinine derrivaat van petroleum - vaseline derivatie - afgeleid, afleidend, afleiding, afwijking, woordafleiding derma - huid dermate diermate, dus, dusdanig, zo, zodanig, zulks dermatologie huidgeneeskunde dermatoloog huidarts dernier laatste derogatoir - afschaffend, vernietigend de ronde doen - omlopen derrick (Eng.) - boortoren derrie - bagger, blubber, darg, darink, drek, modder, slijk, slik, veen, vuil derrière achterste, achterwerk, billen, kont, zitvlak dertien - boerendozijn, ongeluksgetal dertien dagen na Kerstmis - Driekoningen dertien regelig gedicht rondeel dertienavond driekoningen, Epifanie dertiendag - Driekoningen, Epifanie dertiende toon van de diatonische toonladder - tredecima dertiger - volwassene dertig hectoliter last dertig hl rogge - roe dertigponder - zoldernagel derven missen, ontberen, verliezen derving gebrek, gemis, ontbering, tekort derving van rente renteverlies derwaarts - daarheen, ginds derwijze zo, zodanig, zozeer derwisj (bedel)monnik des - daarom, derhalvedus, drukte, dus, ergo, leven, plezier desa kampongzie dessa desalniettemin toch, evenwel, nochtans desastreus heilloos, noodlottig, rampspoedig, rampzalig vernietigend desavoueren wraken, loochenen desbetreffend - adhoc, daartoe Descartes. Beroems werk van - Geometrie descedent - afstammeling, descendentie - afstamming, nakomeling descendentieleer - afstammingsleer, transformatietheorie, transmutatietheorie descriptief - beschrijvend des duivels - hels desem gist, zuurdeeg des namiddags (afk) - pm (post meridiem) des te eerder - geredelijk, gereder, des te minder - veelmin des voormiddags - am deserteren drossen, overlopen, weglopen deserteur - drosser, glipper, overloper, wegloper desesperen wanhopen desgelijks dito, (even)zo, idem, id deshabillë - achtgewaad desideratum wens, verlangen de sigaar zijn - pineut designatie - aanwijzing desillusie ontgoocheling, strop, tegenvaller, teleurstelling desinfecteren ontsmetten desinfecterend - antiseptisch desinfecterend middel alcohol, antisepticum, carbol, carboline, carbolineum, carbolzuur, formaline, jodium, lysol, paraform, phenol, formol, sublimaat desinfecterend mondwater odol desintegratie splitsing desintegrator - slingermolen desintegreren splitsen, uiteenvallen desistement - afstand, intrekking desisteren - intrekken deskundig abel, bedreven, bekwaam, capabel, ervaren, expert, kenner, onderlegd, specialist deskundig leider - supervisor deskundig onderzoek expertise deskundig onderzoek van de vingertoplijnen - dactyloscopie deskundig raadgever - consulent deskundig speurwerk - research deskundige – autoriteit, competente, consulent, expert, insider, kenner, meester, onderlegde, specialist, vakman, deskundige arbeider - vakman deskundige inzake bacteriën bacterioloog deskundige inzake delfstoffen - mineraloog deskundige op het gebied van de zielkunde - psycholoog deskundige op het gebied van de zielsziekten - psychiater des namiddags - p.m. desniettegenstaande desniettemin, echter, evenwel, maar, toch desnoods - eventueel desolaat bedroefd, berooid, droevig, evenzogoed, failliet, ontrederd, ontroostbaar, troosteloos, verlaten, weliswaar, woest desondanks - desalniettemin, desniettemin, echter, evenwel, niettemin, nochtans, toch, trots desorde - verwarring, wanorde desorder wanorde, verwarring desorganisatie ontbinding desoxydatie - reductie despectief - geringschattend desperaat hopeloos, radeloos, wanhopig desperado waaghals, wanhopige despoot alleenheerser, autarch, autocraat, dictator, diktator, dwingeland, gebieder, heerser, machthebber, onderdrukker, overheerser, tiran despotisme alleenheerschappij, dictatuur, dwingelandij desquamatie - afschilfering dessa kampong dessajongen - koetjiah dessert gebak, fruit, kaas, nagerecht, naspijs, pudding, toetje, toespijs, vla dessertvrucht ananas, meloen, peer, perzik, druif, pruim, noot. dessin ontwerp, patroon, tekening dessin van kleine ruitjes - pepita dessous - achtergrond, lingerie, ondergoed de sterren betreffende - astraal destijds - indertijd, toen, toenmaals, toentertijd, voorheenvroeger destilleerkolf - alambiek, kolffles, kromhals, retort distileren - brouwen, slijten, stoken destinatie beschikking, bestemming, doel, lot destineren - beschikken, bestemmen destroyer torpedobootjager destructie vernietiging, verwoesting destructief vernietigend, verwoestend destijds - eertijds, indertijd, toen, toenmaals, toentertijd, voorheen, voormaals detachement - troepenafdeling detacheren - legeren, stationeren detachering - legering, stationering detacheringstijd - stage, stagiaat deswege - daarom, vandaar detail bijzonderheid, finesse, klein, onderdeel detailhandel kleinhandel detaillist - kleinhandelaar detailprijs kleinhandelprijs detective – onderzoeker, politiespeurder, rechercheur, rus, speurder, stille detective, nodig voor - combinatievermogen, deductievermogen detectiveroman - speurdersroman detectiveschrijvers - Baantjes, Ivans, Simenon detective uit Havank - Carlier, Schaduw, Silvere detentie opsluiting, hechtenis, gevangenisstraf detergens - wasmiddel determinatie bepaling, besluit, vaststelling determinatief - bepalend, bepalingaankondigend determineren bepalen, bestemmen, vaststellen determinisme - noodwendigheidsleer detestabel afschuwelijk, verfoeilijk de toekomst voorspellen - waarzeggen detonatie - explosie, ontploffing detonator - ontploffer detoneren - exploderen, ontploffen detremperen - ontharden detriment nadeel, schade detritie - ablatie deugd braafheid, eerlijkheid, goedheid, rechtschapenheid, virtus, zedigheid deugdelijk - afdoend, beproefd, betrouwbaar, bondig, braaf, bruikbaar, degelijk, eerlijk, excellent, geducht, gegrond, geldig, geschikt, gezond, goed, grondig, krachtig, kredietwaardig massief, opperbest, prima, probaat, safe, stevig, valide, solide, uitstekend, vast, werkelijk, zeker deugdelijkheid - boniteit, eminentie, fermiteit, flink, grootheid, kwaliteit, perfectie, soliditeit, zekerheid deugden in praktijk brengen - oefenen deugdleer - aretologie deugdzaam - betrouwbaar, braaf, braafheid, bravigheid, degelijk, deugdelijk, deugdelijkheid, deugdzaamheid, eerzaam, geschikt, goed, oppassend, plichtmatig, rechtgeaard, rechtschapen, rekel, vroom, zedelijk, zedig deugdzaamheid braafheid, deugdelijkheid deugniet – aap, apenkop, aterling, belhamel, bengel, boef, boosdoener, booswicht, brak, brak, doerak, fielt, galgenaas, galgebrok, gamin (Fr.), guit, kapoen , kataas, kwajongen, lammeling, leur, lomp, lorejas, losbol, misdadiger, ondeugd, onverlaat, polisson, pook (Z.N.), prul, rabauw, raddraaier, rakker, rekel, reu, schalk, schavuit, schelm, scherts, schimpnaam,-schobbejak, schoft, schooier, schurk, snoodaard, stouterd, vlegel, vlerk, vos, wolf deugnieterij - schelmerij deuk bluts, buil, bult, buts, dut, gleuf, holligheid, indruksel, induw, instulping, knak, schaarde deuken butsen, inbuigen, knauwen deukje - pik deun air, armoedig, doorn, gierig, haagdoorn, inhalig, last, lied(je), melodie, moeite, smartlap, straatliedje tune, wijs(je) deunen - klinken deunheid - gieribheid, karigheid deuntje - air, liedje, wijsje deur – afsluiting, binnenloop, doorgang, entree, ingang, toegang, poort, uitgang, uitloop, val deur aan de voorkant - voordeur deur aan de zijkant - zijdeur deur in een grote poortdeur - klinket, winket deur in een sluis - rinket deurbeslag grendel, hengsel, plaatwerk, slot deurboogveld - timpaan deurgat - deuropening deurgrendel - knip deurhanger - knier, scharnier deurhengsel - heng deurik - pin, stop deurknop klink, kruk, kunk deurlijst - stijl deurmat - voetveeg deurnis portaal deuropening deurgat deur-of muurvlak - paneel deurtje is sluisdeur - rinket deurpost stijl deurraampje guichet, klinket, loket deurschel - gel deurslot met een ronselslot - pookwilslot deursluiting - klink, knop, kruk, slot deurstijl deurpost deurtelefoon - parlofoon deurvoorhang - porti�re deurwaardersexploit - assignatie deurvlak paneel deurwachter concierge, janitor, portier deur aan de achterkant achterdeur deur aan de voorkant voordeur deur aan de zijkant zijdeur deurtje in grote deur klinket deur van een auto portier deurvlak - paneel deurwachter - concierge, portier deutel - pin, plug, schroefbout, schroefpin, vatstop deuterium - waterstofisotoop deuterium, kern van - deut(er)on deuvekater - kerstbrood deuvekaters - drommels deuvik - pen, plug, stop, tap deuvikwortel - peen deuzig - duizelig devaluatie ontwaarding, waardevermindering deveine ongeluk, strop, tegenslag, tegenspoed, tegenvaller wanbof Deventer koek - kruidkoek devesteren - ontzetten deviatie afwijking, koersverandering, ombuiging, omlegging devies blazoen, emblema, kernspreuk, leenspreuk, lemma, leus, leuze, lijfspreuk, motto, parool, spreuk, trefwoord, wachtwoord, wissel, zin(spreuk ) devies van infanterie nulli cedo deviezen - valuta devolveren - afwentelen Devoon, etages van het - Eifelien, Emsien, Famennien, Frasnien, Givetien De voorste zijn - eerste devoot dicht, diep, diepst, godvruchtig, innig, intiem, kwezel, pieus, toegewijd, vroom devotie godsvrucht, piëteit, vroomheid de vroege mogenuren - morgenstond de weg wijzen - leiden de wijk nemen - vluchten dewijl daar, omdat dextrose - druivesuiker de zak geven - ontslaan deze keer - dit maal dezelfde - eigenste, enerlei, idem, id., item, it. deze niet alleen - k.a. deze of gene - niemand dezer dagen - binnenkort, eerdaags, laatst, onlangs deze wereld vol ellende - tranendal dezelfde betekenis hebbend - analoog dezelfde hoeveelheid als boven recepten - ana dezelfde hoofdpersonen bevattende boeken - trilogie dezelfde mening hebben - samengaan dezer dagen - laatst, onlangs dezer maand d.m. dezes jaars d.j. de ziel - geest dia - diapositief, lichtbeeld diabaas - doleriet diabetes suikerziekte diabolisch duivels, hels, sardonisch, satanisch diaconaat - armenzorg diacones - liefdezuster, pleegzuster diaconie - armenzorg diaconiehuis - arm(en)huis diaconieschool - armenschool diacoon - verplager diacritisch - onderscheidend diadeem - haarsieraad, haartooisel, hoofdtooi, kroon, sieraad diafaan - doorschijnend diaforese - uitwaseming diafragma - middenrif diafragmapomp - kattekop diagonaal - hoekpuntslijn, overdwars, schuin, diagonaal weefsel keper diagonaalsgewijs - hoekswijs, overdwars, overhoeks, schuin diagram grafiek, notenbalk, schema, schets diaken - armenverzorger diakonie - armenverzorging, dialekt - Amsterdams, boerenspraak,boerentaal, gewestspraak, gewesttaal, gouwspraak, Haags, ideoom, patois, plat, Rotterdams, spraak, streekspraak, streektaal, tongval, volksspraak, volkstaal, zeemanstaal dialect in België - Wars dialectenwoordenboek - idioticon dialectkunde - dialectologie dialektiek denkleer, logica, redeneerkunde, dialektleer - dialectologie dialekt Nederlands - Achterhoeks, Betuws, Brabants, Drents, Flakkees, Gronings, Overijssels, Saksisch, Stadfries, Stellingswerfs, Twents, Utrechts, Veluws, Westfries, Twents, Zeeuws, Zuid-Limburgs dialectwoord voor nabuurschap - naberschop dialoog discussie, gesprek, samenspraak, tweespraak, tweegesprek dialysetoestel - dialysator diamant - adamant, briljantnaat diamant die dubbel kristal is - naat diamantafval - afslijpsel, boort, broos diamant, beroemde - Adamant, Cullinan, Excelsior, Grootmogol, Koh-i-noor, Orlow, Regent, Shah diamantbewerker klover, roosjesslijper, splijter diamantgewicht - grein, karaat diamanthandelaar - diamantair diamantkever - briljantkever, juweelkever diamantleverancier - Angola, Brazilië, Ghana, Ivoorkust, Kongo, Liberia, Tanzania, Venezuela, Zuid-Afrika diameter - doorsnede, middellijn diamantleverancier, een der voornaamste - Ghana, Kongo, Zuid-Afrika diamantpoeder - boort diamantslijpsel - afval, boort, katteersel diamantslijping - briolet diamantslijpschijf - cadran diamantslijpsel - boort diamantspaat - korund Diana Artemis diameter - doorsnede, middenlijn diametraal - tegenovergesteld diapause - rustperiode diapositief - dia diarium - dagboek, journaal, legger diarree - buikloop, loop, loslijvigheid diascopie - doorlichting diaspora verstrooiing diastimeter - afstandsmeter diatomeeën - kiezelwieren diatomeeënaarde - diatomiet, infusoriënaarde, kiezelgoer diatomiet - diatomeeënaarde, infusoriënaarde, kiezelgoer diatonische toonreeks - tirade diatribe - betoog, voordracht dichotomisch - gegaffeld dicht aaneengesloten, (af)gesloten, bestaand, compact, consistent, diepst, echt, gedicht, gesloten, innig, intiem, kompakt, luchtdicht, madrigaal, massief, nauw, ongeopend, ondoorzichtbaar opeen, poëzie, solide, toe, vol, vurig, waterdicht, dicht aaneen - aaneengesloten, samengetrokken dichtader - inspiratie dichtbij - na, naast, nabij, naburignader dichtbij (Du.) - nah dichtbij (Eng.) - near dicht bij elkaar ineen, knus, opeen, samengepakt dicht bij elkaar liggende rails smalspoor dichtdoen - luiken, sluiten dicht ineen compact, gecomprimeerd, kompres, vast dicht ineen gedrongen - kompakt dicht oerwoud broesse, jungle, rimboe, selva dicht oerwoud in Z. Amerika selva dicht struikgewas maquis dichtader - inspiratie dichtbij - heinde, naburig, nabij, nader, vlakbij dichte menigte - drom, knoop, legioen, massa, myriade, toeloop, troep, volksoploop, zwerm dichte mist smog dichte rook smook, walm dichte samenklonting (van bacteriën, bloedlichaampjes e.d.) - agglutinatie dichte wollen stof - loden dichten - dichtdoen, dichtgaan, rijmen, sluiten, sperren, stoppen, toedoen, tokkelen (fig.), verzinnen dichten van een schip - kalfaten dichten van een sloot - dempen dichten van naden - breeuwen, kalfaten dichter bard, epicus, fabeldichter, hekeldichter, kunstenaar, leerdichter, lierdichter, lofdichter, minnedichter, nader, odendichter, poëet, poëtaster, pruldichter, rapsodie, rijmer, rijmelaar, troubadour, verzenmaker, verzensmid, zanger dichter - zie auteur dichter (Ned.) - Aafjes, Andreus, Beets, Bilderdijk, Bloem, Boutens, Bredero, Bijns, Campert, Cats, Claus, Feith, Genestet, Gezelle, Gorter, Hooft, Hoornik, Huygens, Kemp, Kloos, Lucebert, Paaltjens, Perk, Poot, Revius, Tollens, Vroman dichter (Scand.) - skald dichter bij de wind zeilen - loeven dichter van de Ilias - Homerus dichter van een heldendicht - epicus dichterbij - juister, korter, nabij, nader(bij) dichter bijeen - aanschikken dichterbij komen benaderen, inhalen, inlopen, naderen, nadering, naken dichterlijk - dramatisch, gevoelig, lyrisch, poëtisch, verheven dichterlijk woord voor laat - spa, spade dichterlijk woord voor schaduw schauw dichterlijke taal - parnastaal dichterlijkheid - poëzie dichte rook - fog, smog, smook, walm dichtersfeest in Wales - eisteddfod dichtervleugelen - fenikspennen dichterzanger bard, chansonnier, meistreel, minnezanger, minstreel, rapsode, skald, troubadour, volkszanger dichter/zanger bij de kelten - bard dichte wollen stof - leden, vilt dicht gaan - sluiten, toegaan dicht gekruld haar - kroeshaar dichtgesinterd aardewerk gres dichtgesloten hand - vuist dichtgooien - dempen dichtheid - densiteit, hechtheid, samenhangend dichtheidsmeter - densimeter, pyknometer dicht ineen - compact, vast dicht ineen duwen - proppen dichting van weefsels stop dichtkunst epiek, lyriek, luit (fig.), poëtica, poëzie dichtkunst (leer der) poëtica, poëtiek, versleer dichtkunst op toneel - toneelpoëzie dicht lakken - cachetteren, scelleren, verzegelen dichtmaat - amfibrachys, anapest, dactylus, jambe, metrum, poëzie, spondee dicht maken - afsluiten, alexandrijn, dactylus, dempen, dichten, heptameter, hexameter, pentameter, sluiten, stoppen dichtmaken der naden - breeuwen, kalfaten dichtmaken met een knoop - knopen dichtmaken van gaten in tanden - plomberen dicht oeroud - broesse, jungle, rimboe, selva dicht op elkaar - opeen, opeengepakt dichtregel - vers, versregel dichtschaven - rabatten dchtslaan (van de grond) - slempen dichtslempen - dichtslibben dichtslibben - dichtslempen dichtsmeren - strijken dichtsmeren met kleefdeeg - luteren dichtsoort - ballade, barcarolle, boerde, ecloge, elegie, epigram, epode, epopee, epos, fabel, hymne, lyriekode, madrigaal, ode, romance, rondeel, satire, sonnet, sproke, villanelle dichtstbijzijnde naast dichtstuk - retrograde ballade, cantate, elegie, gedicht, limmerick, poema, poemata, rijm, sonnet, triolet, vers, verso, dichttrekken - toehalen dichtvorm epos, lied, sonnet, stanza, vers, dichtvorm (Arab.) - ghazele dichtvorm (Pers.) - ghazele dichtwerk - poema, poëem dichtwerk van Homerus - Ilias, Odyssee dichtwerk van Vergilius - Aeneïs, Aeneïde dicotylen - tweezaadlobbigen dictaat - klapper, speloefening dictator - alleenheerser, despoot, dwingeland, machthebber, overheerser, tiran dictatoriaal - despotisch, eigenmachtig dictatorschap - dictatuur dictatuur alleenheerschappij, dwingelandij, tirannie dictee - taaloefening dicteermachine dictafoon dicteren - opgeven, voorschrijven, voorzeggen dictie voordracht, uitdrukking, zegging dictionaire woordenboek dictum - gezegde, slotsom didacticus - leraar, leerdichter didactiek - leerzaam, onderwijs didactisch leerzaam, lerend, onderwijzend die aan de beurt is - e.v. die aanbidt - aanbidder die aanbindt - aanbinder die aanbrengt - aanbrenger die aandeel in de zaak heeft - aandeelhebber, aandeelhouder die aandrijft - aandrijver die aardig is - grappenmaker, leukerd die alles durft - durfal, held die alles durft - durfal die alles goed vindt - goedzak die bier maakt - brouwer die daarginds gene die de werken van Mozart genummerd heeft Köchel die dode dieren vilt - vilder die een debat voert - debater die een ding aanwijst - toner die een eis instelt - rekwirant die een goed als leen uit gaf - leenheer die een kromme hals heeft - kromhals die een stijve nek heeft - kromhals die in bewaring geeft - deponent die op alles let - negenoog die op de hoogte is van zekere zaak - adept, ingewijde die op niets uit liep - abortief die precisie najaagt - decadent die van alles de schuld krijgt - zondebok die veel en druk praat - snaterbek die zaak betreffende - dienaangaande die zich onthoudt - abstinent die ziekte voorwendt - simulant diëder - tweevlakshoek dieet eetregel, leefregel, leefwijze, regiem, regime dieet houden - kuren, lijnen dief afkaper, bandiet, bedrieger, boosdoener, gannef(barg.), gapper, guit, heler, hotelrat, inbreker, indringer, jatter, jutter, kaper, kleptomaan, ladelichter, leperd, marwieger, misdadiger, oplichter, pickpocket, piraat, plunderar, rover, schelm, steler, stroper, (zee)rover dief (It.) - ladrone diefachtig - diefs, furtief, heimelijk, steels, verholen, vingervlug diefje met verlos - krijgertje dief in een hotel hotelrat diefjesmaat handlanger, heler, mededader, medeplichtige diefstal roof, (in)braak, plunderingroverij, vergrijp, diehard fanatiekeling diëlectricum - isolator die leuk is - leukerd die maant - maner dienaar assistent, beambte, bediende, butler, edelknaap, famulus, getrouwe, helper, hofbediende hulpje, kamenier, knecht, koelie, lakei, loopjongen, minister, onderdaan, page, pedel, serviteur, suppoost, slaaf dienaar (Arab.) - abd dienaar aan het hof - lakei, opperstelmeester, stalmeester dienaar van het Woord - dominee, pastoor, predikant, priester, dienaar van Hypnus - Morfeus dienaar van Neptunus - Triton dienaar van Thor - Thialf dienares - dienster, dienstmeisje, gedienstige dienares der goden - Iris dienblad - theeblad diender agent, bink, bobby, klabak, koddebeier, politieagent, smeris, tuut, veldwachter dienen behoren, bevorderen, gerieven, helpen, moeten, vereren, voorstaan, dienend - behulpzaam, dienstbaar dienst ambt, baan, bediening, betrekking, bezigheid, corvee, dienstplicht, emplooi, funatie, functie, gemak, genot, gerief, ministerie, officie, plaats, post, service, werk, werkzaamheid dienst bewijzen - obligeren dienst bij de spoorwegen - tractie dienst controleren van maten en gewichten - ijkwezen dienst zonder loon - corvee dienstbaar dienend, hulpvaardig, nuttig, ondergeschikt, onderworpen, serviel, werkzaam dienstbaarheid - dwang, servituut, slavernij dienstbaar maken - onderwerpen dienstbaar man boer, horige, laat, leenman, lijflaat, vrijlaat, dienstbeeïndiging - ontslag dienstbetoon - hulpbetoon, hulpvaardigheid, service dienstbetekking - ambt, functie dienstbode - bonne, daghit, dienstmaagd, dienstmeid, dienster, domestiek, gedienstige, helpster, hit, hulp, hulpje, keukenmeid, linnenmeid, maagd, meid, linnenmeid, werkster dienstbodenverhuurster - besteedster dienstbrief - missive, zendbrief dienstcontrole van maten en gewichten - ijkwezen dienst doen - dienen, functioneren dienstdoend ambtenaar - officiant dienstdoende - actief, d.d. bedienend dienstdoener - bureaucraat, dienstklopper dienster - dienares, dienstbode, helpster, hulp, serveerster dienstgang - dégagement dienstgang in een kerk - triforium dienstgeheim ambtsgeheim dienstig algemeen, bruikbaar, dienstvaardig geraden, geraden, geschikt, goed, gunstig, nuttig, oorbaar, raadzaam dienstig zijn - lijken, pas, strekken dienstig zijn tot - nutten dienstigheid - nut dienstijver - empressement dienstjaar - boekjaar dienstkleding ambtskleding, apenpak, livrei, overall, tenue, toga, uniform dienstkleding mannelijke bediende - livrei dienstklopper - dienstdoener, uitslover dienstknecht - dienaar, ondergeschikte dienstkring - ambtsgebied, rayon, ressort dienstloon - huur dienstmaagd - dienstbode, meid dienstmaagd van Odysseus - Eurykleia dienstmeisje bode, bonne, daghit, hit, werkster dienstondergeschiktheid - obediëntie dienstonttrekking - desertie dienstorder consigne, instructie, voorschrift dienstpersoneel - boden, booien dienstregeling - spoorboekje dienstreis van een ambtenaar - tournee dienstterm op telegram poste restante - gp diensttijd - carrière dienstvaardig - bereidvaardig, bereidwillig, dienstwillig, gedwee, gewillig, behulpzaam, beleefd, bereidwillig, dv., gedienstig, gehoorzaam, goedwillig, hoffelijk, hulpvaardig, nederig, obligeant, onderdanig, voorkomend dienstverband betrekking, engagement, verbintenis dienst voor openbaar of openbare veiligheid - politie dienstvoorschrift - instructie, reglement, voorschrift dienstwagentje - lorrie dienstweigeraar - refractair dienstweigering - insubordinatie dienstwerk ambtswerk, beroepswerkzaamheden dienstwillig gedwee, gedienstig, gewillig, dw., onderdanig dienstwoning ambtswoning dienst zonder loon corvee dient bij broodbereiding deeg, gist, meel, oven die omhoog klimt - klimmer dient om iets fijn te maken rasp dientafel in het priesterkoor - credenstafel dientengevolge - daardoor dient ter reiniging soda, zeep diep bestaand, devoot, dicht, diepgaand, diepst, diepte, doordringend, echt, geul, grondig, hartgrondig, hevig, indringend, innig, intens, intiem, kanaal, laag, nauw, teder, vaargeul, vaarwater, vaart, vast, ver, vertrouwelijk, vurig, warm, water diep bedroefd - gebroken, desolaat, diepdroevig, kapot, onttroostbaar, troosteloos diep blauw hemelsblauw diep dal canyon, canon, dal, ketel, keteldal, kloof, diepdruktechniek - rotogravure diepen - baggeren, loden, uithalen diep erosiedal canon diep gevoeld - intens diep gevoelde teleurstelling - frustratie diep geworteld - ingekankerd diep inademen door de neus - opsnuiven diep ingrijpend - radicaal diep krenkend - mortifiant diep liggend - ingeworteld diep ongelukkig - noodlottig, onzalig, rampzalig, wanhopig diep ontroerd - aangedaan, geroerd, getroffen diep rivierdal canon, kloof, canyon diep rondom ingesloten dal - keteldal diep steilwandig erosiedal - canon (Sp.), canyon diep treurig - bedroevend, ellendig, jammerlijk, miserabel, navrant, noodlottig diepe afkeer - haat, minachting, verachting diepe bas - bourdon diepe bewusteloosheid - coma diepe buiging - revérence, serviteur, strijkage diepe coma - carus diepe droefheid - desolatie, verslagenheid, verwoesting diepe ellende - afgrond, poel diepe genegenheid - affectie, gunst,liefde diepe geul greb, greppel, vore diepe groef (med.) - fissuur diepe inham - fjord diepe inzinking in de zeebodem - plooidal, trog diepe kennis van de religieuze waarheden - gnosis diepe krenking - mortificatie, vernedering diepe kuil kolk, put dieper - baggeraar diepe rivierbedding canon diepe schaal kom diepe schotel bak, kom, nap, schaal, teel, teil diepe slaap lethargie, sopor, treek diepe snede - glop, jaap diepe teleurstelling - ontgoocheling diepe vernedering - mortificatie diepe voor greb, grebbe, greppel diepe waterkolk - waal, wiel diepe wrok - haat, vete diepdenkend - filosofisch, wijsgerig diepen - baggeren, loden, uitgraven, uithalen diepere redenen - achtergrond, dessous diepgaand doordringend, gedegen, grondig, indringend, intensief, penetrant, secuur, uiteenliggend diepgangsmerk - Plemsol-merk diepgang van een schip - laadvlot diepgangmeter - differentiemeter diepgrondig - diepgaand, diepzinnig diepingrijpend - radicaal diepliggend - hol, radicaal dieplood - peillood diepst - bestaand, dicht, diep, echt, heimelijkst, innig, intiem, nauw, teder, vast, verborgenst, vurig, warm, werkend, diepte - afgrond, bodem, canon, dal, del, gat, geul, grondigheid, kolk, kuil, laagte, perspectief, profunditeit, put, vallei, wijdte, diepte bepalen loden, peilen dieptebepaling peiling diepte in een strang - slenk diepte in water kil, kolk, mui, wad, diepte maat - vaam, vadem diepte, met-tekenen - perspectieftekenen dieptemeter - bathymeter,bathometer diepte opnemen - loden, peilen diepte tussen bergen - vallei diepte tussen twee heuvels - vallei diepte tussen zandbanken mui diepte van een schip diepgang diepte van een wond peilen - sonderen dieptegesteente bathaliet, dioriet, gabbro, graniet, syeniet dieptelijn - isobaar dieptelijnen isobaten dieptemaat vaam, vadem dieptemeter - bathometer, dieplood, echolood, peilstok dieptemeting - profundimetrie diepte opnemen - loden, peilen dieptepsycholoog Adler, Freud, Jung diepte tussen zandbanken - mui dieptreffend - aandoenlijk, hartroerend, hartstochtelijk, pathetisch diep verdorven - goddeloos diep verdriet - smart diepvries - vrieskast, vrieskist diepvriezen - conserveren diepzee betreffend abyssaal, pelagisch diepzeedieren - businga, eupaguri, euplectella, kiezelsponzen, umbellula, zeelelies diepzeekijker - pelagoscoop diepzeevaartuig, naam van een - Aluminant, Alvin, Archimede, Asherah, Deep-queest, Deepstar, Kuroshio, Star, Trieste diepzinnig diepdenkend, peinzend dier - beest, rover, schepsel dier (Gr.) - ther dierage - gedierte dier bestemd om lasten te dragen - ezel, lastdier dier dat een wagen trekt - trekdier dier, dat levende jongen ter wereld brengt - zoogdier dier, dat op de hele voet loopt - zoolganger dier, dat op tenen loopt - teenganger dier dat soms een stekelige bal lijkt - egel, stekelvarken dier, dat van krengen leeft - aasdier, aasgier, hyena dier geboren uit verschillende soorten - bastaard, basterd dier met gladde huid aal, pier, slang, worm dier met korte slurf tapir dier met krulstaart - varken dier met lange nek - giraf, giraffe dier met platte staart en zwemvliezen - otter dier met slurf olifant dier met uitwendig skelet schaaldier dier met zes poten - spin, tor dier uit de fabelleer - griffioen dier uit de sagen - draak, eenhoorn, griffioen, sleipnir, vuurhaan, weerwolf dierbaar bemind, duur(baar), gehecht, geliefd, gevoelig, hartelijk, innig, kostbaar, lief, liefderijk, precieus, uitverkoren, verknocht, vroom, waard, zacht dierbaarste bezit oogappel dierehaar - manen, vacht, wol dierehuid - pels, vacht dierelijk - kreng dieremond - bek, muil, snavel dierevet - ongel, reuzel, smout,spek, talk, dieren - vee dieren uit de fantasiewereld - draak, eenhoorn, griffioen weerwolf, zeeslang dieren zonder pigment - albino dierenaanbidding - zoölatrie dierenafbeelding - zoögrafie dierenarts - artist(Z.N.), beestendokter, hippoloog, koedokter, paardenarts, rijksarts, stadsarts, veearts, veterinair dierenbeen - pook dierenboek - bestiarium dierenepos - Reinaert de Vos diereneten - voeder, voervreten, dierengeluid - balken, be, blaffen, blaten, blazen, boe, briesen, brommen, brullen, bulken, fluiten, geblaf, grommen, huilen, ia, janken, hinnikken, kakelen, keffen, kirren, knorren, koeren, krijsen, kwaken, loeien, mauwen, mekkerenmiauwen, piepen, sissen, spinnen, tjerpen, waf, woef, zingen dierenkam - roskam dierenfabelschrijver - Aesopus dierengeneeskunde - zoötherapie diergaarde Artis, Blijdorp, Burgers, dierenpark, dierentuin, Ouwehand, warande, zoo diergelaat - snoet, snuit diergeneeskunde - veeartsenijkunde diergeneeskundige - paardenarts, paardenmeester veearts, veterinair dierhalve - daarom, derhalve dierkunde zoölogie dierkundige bioloog, veearts, zoöloog dierlijk animaal, beestachtig, bestiaal, onmenselijk, zinnelijk dierlijke aandrift - instinkt dierlijk afwerend middel - angel, gif, hoorn, slagtand dierlijk lichaamsdeel bek, hoef, hoorn, horen, kieuw, klauw, kop, muil, neb, poot, slurf, snavel, snuit, staart, teen, vin, vlerk, vleugel, voet dierlijk hard vet - talg, talk dierlijk liefkozen - likken dierlijk magnetisme - mesmerisme dierlijk product bont, ei, elp, elpenbeen, ivoor, leer, melk, vlees, wol dierlijk steekwapen - angel dierlijk uitsteeksel - angel, gewei, horen, niervet, staart, tentakel dierlijk vet - kransvet, ongel, reuzel, smeer, smout, spek, talk dierlijk voedsel aardappelen, aas, bieten, gras, haksel, haver, hooi, knollen, pulp, maïs, mangelwortel, mengvoer, spoeling, vlees, voer, zaad dierlijk zetmeel - glycogeen, spiersuiker dierlijke levenskracht - zotica dierlijke vezel - wol, zijde dierlijkheid - bestialiteit diersoort 6 vissen, vogels, wormen 7 aaltjes, kwallen, slakken, spinnen, sponzen 8 insecten, kreeften 9 amfibieën, oerdieren, reptielen 10 amfibieën, armpotigen, inktvissen, ringwormen, weekdieren, zoogdieren 11 eencelligen, holtedieren, mosdiertjes 12 bloedzuigers, schaaldieren 13 geleedpotigen, radardiertjes, zweepdiertjes 14 sporendeeltjes, stekelhuidigen diersoorten waartoe kwallen behoren - neteldieren dieren - vee dierenarts veearts, veterinair dierenboek bestiarium dierenepos Reinaert dierenfabelschrijver La Fontaine, Aesopus dierengelaat snoet, snuit dierengeluid bèi blaffen, blaten, boe, geblaf, geblaat, gekakel, gekir, ia, kakelen, kraaien, kirren, piep, waf, woef dierengezicht - snoet, snuit dierenhaar manen, vacht, wol dierenhuid pels, vacht dierenkam - roskam dierenleer - zoölogie dierenmaag - pens dierenmond bek, muil, snavel dierennest - leger dierenontleding - zoötomie dierenpark - diergaarde, dierentuin dierenplaag - veepest dierenren - kooi, loop dierenriem zodiak dierenriem, teken van de - 3 Leo, Ram 5 Aries, leeuw, Libra, maagd, stier, Virgo 6 Cancer, Gemini, Kreeft, Pisces, Taurus, vissen 7 Scorpio 8 Aquarius, schutter, Scorpius, steenbok, tweeling, Waterman 10 schorpioen, tweelingen, weegschaal 11 Capricornus, Sagitarius 12 boogschutter dierenrijk fauna dierensage - fabel dierenspoor - piste dierensymbool duif, lam dierentemmer - dompteur, dresseur dierentemster - dompteuse, dresseuse dierentuin Artis, Blijdorp, Burger, Noorder, Ouwehands, zoo dierentuin in Berlijn - Tiergarten dieren uit de fantasiewereld draak, eenhoorn, griffioen, weerwolf, zeeslang dieren uit sagen - draak, griffioen, eenhoorn, weerwolf dierenverblijfplaats asiel, box, duiventil, geitestal, hok, hol, hondehok, horst, kennel, kippenhok, koeienstal, kooi, kot, kraal, leger, mand, nest, paardenstal, potstal, ren, schaapskooi, stal, til, voliëre, dierenverhaal - fabel dierenverhuizing - migratie, trek dierenverzameling - vee dierenvet ongel, reuzel, smout, talk dierenvleeseter zoöfaag dierenvleeseters zoöfagen dierenvoeder - aas, avondvoer, beetwortel, beukemeel, biet, draf, fourage, gras, haksel, haver, hooi, klaver, lijnkoek, mais, mast, pulp, slobber, snijtsel, spoeling, stalvoer, varkensvoer, voederbiet, voederstro, voer, voermeel, vogelzaad, vreten, zaad dierenvrees zoöfobie dierenvriend zoöfiel dierenwereld fauna dierenwoning zie dierenverblijfplaats dierenziekte - aamt, blein (schapen), droes, droop, (nierontsteking schapen), kolder, mok (paardebenen), pip, roer, scherp, snotworg (paarden), worg (paarden), zwoeg dier in een web - spin diersoort - insect, reptiel diertje met lange poten - hooiwagen diertjes in organische stoffen - aaltjes diertjes van de familie draadwormen - aaltjes dier met vochtig verdedigingsmiddel - bunzing, lama, mier dies daarom, derhalve, des, ergo, zodoende dies dag dies natalis stichtingsdag diesel - dieseltrein, motor dieselmotorvoertuig - autorail die spelletjes doet - speler diëtetiek - dieetleer diëtist(e) - dieetkundige diets duidelijk, Hollands, Nederlands, wijd, wijs diets maken - wijsmaken Diets Nederlands, Hollands, Middel Nederlands dievegge - kleptomane, steelster dieven gappen, jatten, kapen, plunderen, roven, stelen, wegkapen dievenbende - roversbende dievenbende (Eng.) - gang dievenlantaarntje - slonsje dievenleider - hapschaar, rakker dievenslot - nachtslot dieventaal argot, bargoens, cant, jargon, koeterwaals, slang dieventroep - dievenbende dieventronie dievengezicht dievenvolk - tuig dievenwagen celwagen, gevangenwagen dieverij - diefstal die voor niets deugd - niksnut diezig - nevelig diffamatie - eerroof, laster different anders, onderscheiden, verschillend differentiaal quotiënt - afgeleide differentiatie onderscheid, verscheidenheid, verschil, differentie - koersverschil, onderscheiding, verschil differentiemeter - diepgangmeter difficiel lastig, moeilijk (te voldoen) vitterig difficulteit - moeilijkheid, zwarigheid diffidentie - wantrouwen diffractie buiging diffunderen - vermengen diffuus duister, verspreid, verstrooid, wijdlopig difterie slijmvliesontsteking diftong tweeklank digereren - verteren digestie spijsvertering diggel bikkel, scherf, stuk diggelschuit - ottenschuit digitalis vingerhoedskruid dignitaris (hoog)waardigheidsbekleder digniteit - afwijking, omhaal, uitweiding digressie afwijking, omhaal, uitweiding dik – bezinksel, corpulent, dicht, doorvoed, drab, gebonden, gevuld, gezet, gezwollen, lijvig, lobberig, log, mollig, omvangrijk, opgeblazen, opgezet, overladen, paff(er)ig, papperig, pappig, plomp, poen, prollig, ruim, rijk, slordig, vet, vlezig, volumineus, weldoorvoed, zwaarlijvig dikbek - appelvink dik bezinksel van vloeistoffen - koffiedik, modder (gew.), wrongel, dikbloedig - flegmatisch dik boek pil, foliant dikbuikig - corpulent, gezet dikbuikig glas - angster dikbuikig jeneverflesje - bobbel dik buikje embonpoint dikdoener - bluffer, grootdoener, opsnijder, patser, pocher, poen, poehamaker, praalhans, snoever dik doen worden - stremmen dik eind touw (zeew.) dag dik en breed - vet dik en gezet - vlezig dik en grof wollen weefsel - baai dik en log – lijvig dik en lui - vadsig dik en sterk - stevig dik en trillend - lobberig dik en zwaar log dik krullig weefsel - astrakan, ratine dik ondergronds stengeldeel - knol dik opgebracht - pasteus dik persoon – papzak, pafzak dik rond kussen - poef dik speeksel - slijm dik stevig leer - zoolleer dik stuk hout balk, blok, paal, stam dik stuk boom - stam dik touw - kabel, tros dik touw (verouderd) - greling, kabeltouw dik van vruchtensap gelei dik van zure melk - hangebast, hangop, hot, kwark dik vloeibare oplossing van hars - balsem dik vruchtemoes - rob dikbek - appelvink dikbuikig jeneverflesje - bobbel dikbuikigefles - kolf dikbuikige koffiekan (Z.N.) - maraboe, maraboet dikdoen bluffen, opscheppen dikdoende bureaucraat - mamamouchi dikdoener adonis, blaaskaak, bluffer, clagueur, geurmaker, grootbroek, grootdoener, pagadet, patser, pauw, piet, pochemaker, pocher, pochhans, poehamaker, poen, poffer, prol, protser, snob, snoefster, snoever, windbuil, zwetser dikdoenerig - opschepperig, pocherig, poenig, pompeus, protserig dikdoenerij - grootdoenerij, opschepperij dikheid - corpulentie, gezetheid, zwaarlijvigheid dikhuid - olifant dikhuidig bot, calleus, gevoelloos, koud, onbeschaamd, ongevoelig, pachyderm, pachydermisch, stompzinnig, dikhuidig dier - hippopotamus neushoorn, nijlpaard, olifant, onverschillig, pachidermen, rinoceros, tapir diknek - rijkaard dikke aal lebaal dikke bonen - cement (Z.N.) dikke boomtak - spinze dikke boterham homp, pil dikke brij - moes, pap, prol dikke brijachtige stof - prut dikke brok - bonk dikke damp kwalm, smook, walm dikke darm - endeldarm, karteldarm dikke eiken plank - krommerplaat dikke halsdas bouffante dikke darm - colon dikke homp brood pil dikke huid olifantshuid dikke jas - duffel, ulster dikke kabel - tros dikke kleverige vloeistof - appelstroop, drab, gelei, gom, lijm, marmelade, pek, siroop, stroop, teer dikke korte jas - bolkvanger, jekker dikke laag sneeuw - pak dikke likeur - creme dikke lijn - streep dikke lijnolie - standolie dikke naald pook dikke olieachtige stof balsem dikke overjas duffel, jekker, ulster, winterjas dikke paling lebaal dikke pap brij, gelei, moes, prol dikke plank - balk, plaat dikke ronde lat - paal dikke rook - blaak, kwalm, walm dikke saus bij vleesspijzen - blatjang (Z.Afr.), dipsaus dikke sigaar - bolknak dikke stok balk, knuppel, knots, ploertendoder dikke stok (of touw) met loden bol (knop) - ploertendoder dikke stopnaald - pook dikke straal - golf, gulp, guts, puts dikke tak - stok dikke topzware stok - knots, stok dikke touwen of staaldraden - stag (scheepst.) dikke trui sweater dikke verstikkende rook - walm dikke vette rook - smook dikke vettige damp - kwalm dikke vla - brij dikke vloeibare hars - balsem dikke vrouw machoch, machocel, machoechel,machol, mafkoe, mokkel, molenpaard, natiepaard dikke wollen stof - baai, duffel dikke zalf pasta dikke zoen - pakkerd, smakkerd dikker maken - aandikken dikke zwarte vloeistof asfalt, pek, teer dikkerd beer, bul, dikzak, gofferd, papzak, vetzak dikke rook - blaak, walm dikker worden - aankomen dik kooksel - brij dikkop - bobberd, borrel (grote), distelsoort, donderpad, dwarskop, kikkervisje, kikvorslarve, speerdistel, stommeling, tarwesoort, tarwevariëteit, vederdistel, vlindersoort diklijvig - gezet, dikbuikig, zwaarlijvig diklijvige vrouw - dikkerd, dikzak, hobbezak, machol, machochel, mafkoe(Z.N.), potjerol, schommel, dikmaals dikwijls diknek - rijkaard diktator alleenheerser, despoot, dwingeland, gezaghebber (onbeperkt), tiran diktatuur alleenheerschappij despotisme, dwingelandij, tirannie dikte bobbel, breedte, buil, corpulentie, densiteit, dichtheid, dikheid, gezetheid, omvang, puist, stevigheid, torulus, vetheid, zwelling dikte van een drukletter - corps, corpus dikte van een vacht - wollaag, (wol)stapel diktemeter (van spiegelglas) pachometer diktepasser - dansmeester, taster, timmermanspasser diktongig - onverstaanbaar diktongige hagedis - agame dikvloeiende zoete massa melasse dikwandig gietijzer - gus dikwerf dikwijls, meestal, menigmaal, vaak dikwijls dikwerf, doorgaans, frequent, gedurig, gemeenlijk, geregeld, gewoonlijk, herhaald, herhaaldelijk, meermaals, meermalen, meestal, meestentijd, meesttijds, menigmaal, telkenmale, telkens, vaak, veel(al), veelmaals, veelvoudig, veelvuldig dikwijls voorkomend - frekwent, frequent, herhaaldelijk, veelvuldig dik worden - stremmen dikzak beer, bobber, bul, dikkerd, gofferd, pafferd, papzak dilatatievoeg - uitzetvoeg dilatoir - opschortend dilemma - keuze, tweestrijd, vraagstuk dilettant amateur, charlatan, knoeier, liefhebber, stuntel, stuntelaar dilettantisme amateurisme diligence postkoets, postwagen, reiswagen diligent naarstig, toegewijd, vlijtig, werkzaam, ijverig, dille – meisje, steelhuis dille, olie uit - anetolie dilt - hooidilt, hooizolder diluviaal mensenras - negroïde diluvium (grind, leem), overstroming, pleistoceen, zondvloed dimensie afmeting dimentylbenzol - xylol diminuendo - dim diminuendo (muz.) - afnemend diminutief verkleinwoord dimmen dempen (van licht) dimmer - demper dimorfisme - tweevormigheid diner – avondmaak, banket, dis, disjunare(Lat), feestmaaltijd, feestmalen, maal, middagmaal middagmalenl dineren eten, middageten, tafelen ding artikel, gebeurtenis, meisje, object, voorwerp, zaak ding zonder waarde - lor, prul, vod dingbank - gerecht dingen afdingen, ambiëren, aspireren, beknibbelen, marchanderen, solliciteren, streven, wedijveren dingen naar een ambt kandidatuur dingen naar een betrekking solliciteren dinger naar een betrekking aspirant, kandidaat, gegadigde, sollicitant dingetjes - prullaria dingsig aangedaan, droevig, gemelijk, ontstemd, verdrietig dingsigheid - begeerte, lust, verlangen, zin dingspel rechtsgebied dingstig - onenig dingstigheid - onenigheid, twist, vitterij dingtaal pleidooi ding van een dag - eendagsvlieg dinosaurus - 9 iguanodon, trachodon 10 diplodocus, saurischia 11 stegosaurus, triceratops 12 ankylosaurus, camptosaurus, omithischia 13 brachiosaorus, compsognathus, ornitholestes, tyrannosaurus diocees bisdom diode - radiolamp Dionysesfeest - anthesteriën dioptaas kopersmaragd diopter doorziener, kijkspleet, vizier diorama kijkkast dioriet - groensteen Dioscuren Castor, Pollux diploma acte, akte, bewijsstuk, brevet, bul, document, oorkonde diplomaat - ambassadeur, ambtenaar, attache, consul, gezant, onderhandelaar, oorkonde, radicaal, rijbewijs, sluw, staatsman testimonium, zaakgelastigde diplomatie - tact diplomatiek behoedzaam, handig, omzichtig, slim, tactvol, voorzichtig doplomatiek ambtenaar - ambassadeur, attaché, gezant diplomatiek stuk nota diplomatieke nota - memorandum diplomatieke onderhandeling - negotiatie diplomatieke stap - démarche diplomatieke verhandeling - memorandum Diplopoda, miljoenpoten - Glomeris, Julus, Poltdesmus dippelolie - beenderolie dippen - dopen, indopen dipsacacee - dipsacus, duifkruid, kaardebol, knautia dipsomanie drankzucht diptera - tweevleugeligen diptiek tweeluik direct aanstonds, dadelijk, illico, ineens, meteen, ogenblikkelijk, omgaand, onmiddellijk, onverwijld, prompt, rechtstreeks, regelrecht, spoedig, strakjes, straks, subiet, temee, terstond directe aanleiding oorzaak directe betaling - contant directe kerndeling - amitose directeur baas, bestuurder, bewindvoerder chef, dirigent, dirk, hoofd, hoofdleider, leider, manager, ondernemer, president, rector directeurschap - directoraat directeur van een gevangenis - bollebof (barg.) directeur van een gymnasium - rector directeur van een kostschool - instituteur directeur van een lyceum - rector directeur van een moskee - panghoeloe directie bestuur, bewind, leiding, opperleiding, opzicht, richting, toezicht directief - richtlijn, voorschrift directiekeet bouwhut, bouwkeet direct op televisie - live directoraat directeurschap directorium - bestuurslichaam, kalender direkt - aanstonds, dadelijk, ineens, meteen, onmiddellijk, rechtstreeks, regelrecht, strakjes, straks, temee, terston dirigeerstokje baguette, baton, maatstok dirigent - aanvoerder, bestuurder, kapelmeester, koorleider, orkestleider, orkestmeester, leider, orkestleider dirigent van een muziekkorps - kapelmeester dirigeren besturen, leiden, richten, zenden dirk - directeur, piekenval dirkkraan - hijskraan dis - etenstafel (gedekt), feestdiner, maal, maaltijd, tafel disaccoord - onenigheid, twist discant - bovenstem, sopraan discipel apostel, leerling, navolger, volgeling discipel van Boeddha - Ananda discipel van Christus - apostel disciplinair krijgstuchtelijk disciplinaire maatregel - tuchtmaatregel, tuchtstraf discipline boetegeest, gehoorzaamheid, (krijgs)tucht, orde, zelftuchtiging discipline in het leger - krijgstucht disiplineren - kastijden, tuchtigen disco - danstent, nachtclub discontabel - solide disconteren - verzilveren discontinu onderbroken discontinuïteit - onderbrokenheid disconto - disc, escompte discordantie - tegenstrijdigheid discotheek bewaarplaats discount - supermarkt discours - conversatie, gesprek, onderhoud, rede discreet bescheiden, geheim, kies,onopvallend, recht, voorzichtig, zacht, discrepantie - afwijking discretie - bescheidenheid, geheimhouding, kiesheid discretiedagen - respijtdagen discriminatie - onderscheiding disculpatie - buitenvervolgingstelling, verontschuldiging disculperen - redeneren discus (werp)schijf discussie – aanvaring, debat, diskussie, dispuut, gedachtewisseling, gesprek, overweging, redekaveling, redetwist discussiëren - debatteren, redetwisten discutabel - aanvechtbaar disgenoot meeëter, tafelgenoot, tafelvriend disharmonie onenigheid, tweedracht, vriendschapsbreuk, wanklank disjunctie - scheiding, tegenstelling diskette – floppy, floppydisk diskwalificatie ongeschiktverklaring, uitsluiting dislocatie (dislokatie) decentralisatie, onderbreking, ontwrichting, verandering (in ligging), spreiding, storing, verplaatsing disloceren (dislokeren), verleggen, verplaatsen, verrekken, verzwikken disorde wanorde dispache averijregeling disparaat ongelijk, verschillend disparaatheid ongelijkheid dispensatie ontheffing, vrijstelling dispensatorium - receptenboek dispenseren - ontheffen displezier last, spijt, verdriet disponeren beschikken, regelen disponibel beschikbaar dispositie aanleg, beschikking, disp., gemoedsstemming, gesteldheid, lust, neiging, vatbaarheid dispositief - beschikkend, regelend disproportie wanverhouding disputant - twistvoerder disputatie redetwist disputeerkunst - dialestiek disputeren - twisten dispuut geredekavel, redekaveling, geschil, debat, debatclub, redestrijd, redetwist, twistgesprek, woordentwist dissectie - lijkopening, ontleding dissel - baars, disselboom, dwarsbijl, glijgoot, kloet, kuip, lamoen, sukkel, sul, trekboom disselboom baar, berrie, disselraam, inspan, lamoen disselboomwagen - mallejan disselhamer marteel disselraam - lamoen disselsjees - beugelsjees, disselwagen (voor tweespan). gig disseltang - schamel disselwagen beugelsjees, gig dissenter - andersdenkende dissertatie proefschrift, verhandeling dissident andersdenkende, scheurmaker dissimilatie - huichelarij, veinzerij, vermomming dissolvant - oplosmiddel dissonant dissonance, wanklank distantie afstand, verte, verwijdering distel dauwdistel, doornzaad, dostelkruid, onkruid distelachtige plant - artisjok, kaarde, kardoen distelen - dwarsdrijven, harrewarren, stribbelen, tegenwerken, vitten distelgewas cardon, kardoen distelhaak - distelschaar distelig - netelig, weerbarstig distelsoort - artisjok, dikkop, kardoen distelvink barnsijs, frater, kanarie, kletter, kneu, putter, sijsje distichon - vers distillateur brander, sterkedrankmaker, stoker distillatie - overhaling distillatieprodukt - alcohol, jenever distillatieprodukt van wijndruiven - beermost distilleerder - brander, distillateur, stoker distilleerderij - stokerij distilleerkolf - alambiek, overhaalglas, pelikaan, retort distilleertoestel - alembiek distilleervat - retort distilleervat (glazen) - pelikaan distilleren - afleiden, branden, destilleren, stoken distinctie beschaving, cachet, onderscheid, standing, voornaamheid distinctief onderscheidingsteken, rangteken distingeren - onderscheiden distorsie draaiing, verstuiking,verwarring distract afgetrokken, verstrooid distractie afgetrokkenheid, verstrooidheid distribueerwals - inktrol distribueren ronddelen, uitdelen, verdelen distribuering - ronddeling, verdeling distributie bedeling, ronddeling, verdeling, uitdeling, verspreiding district afdeling, ambtsgebied, arrondissement, distr., gebied, rechtsgebied, kanton, kieskring, kreits, kring, kwartier, onderafdeling, rayon, ressort, revier, ring district (Arab.) - moekim district (jachtgebied) - revier district (vero) - ambacht district in Delhi - Simla district in Frankrijk - Orne district in Hongkong - Chiulung Kowloon district in Portugal - Comarca, Evora districthoofd op Java wedana, wedano dit hoc, zulks dit is d.i, i.e., ziehier dithyrambe - bacchuslied dithyrambisch - vurig dito dergelijk, eender, evenzo, gelijk, hetzelfde, idem ditorsie - draaiing, verstuiking, verwarring diurese - urinelozing diurnaal - gebedenboek diva (film)actrice, ster, star divagatie afdwaling, onzin, uitweiding divageren afdwalen, bazelen, temen, uitweiden divan - ligbank, ottomane, rustbank, rustbed, sofa divankleed - kelim divergent strijdig, uiteenlopend divergentie strijdigheid divergeren - uiteenwijken divers - allebei, gevarieerd, onderscheiden, ongelijksoortig strijdig, uiteenlopend, verschillend diversen allerhande, allerlei, gevarieerde, varia, van alles, verschillende diversiteit - verscheidenheid diverteren vermaken, verlustigen divertissement amusement, ontspanning, vermaak dividatie - traktatie, verzetje dividend - div., rente, uitkering, winstaandeel divideren - delen, verdelen divinatie voorspellingsgave diviniteit goddelijkheid divisie - afdeling, koppelteken divisiecommandant generaal dizzy - duizelig djati teak djatihout - teakhout djimat - amulet, talisman dobbelaar gokker, rijfelaar, speler, tuiser, waaghals dobbelen - rijfelen, teerlingen dobbelhuis - speelhol dobbelspel duizenden, gokspel, gooien, hazard, honderden, knobbele, passedies, poker, tiktak, triktrak dobbelsteen alea, daal, kaaba, kubus, lot, teerling dobbelsteenspel - tritsen dobbelsteentje van peperkoek - pepernoot dobbelsteenvormig - kubiek dobbelsteenvormig voorwerp - ank dobbelterm beker, steen, ogen dobber drijver, sim, vistuig dobberen - aarzelen, flotteren, fluctueren, fluktueren, rondzwalken, spelevaren, vlotten, weifelen, zwalken, zweven dobberen op het water - drijven dobbertje - ophouder, vlotlijn docent hoogleraar, lector, leerkracht, leermeester, leraar, meester, onderwijzer docente - leares, leerkracht, onderwijzeres decent op middelbare school leraar decent op universiteit lector doceren - instrueren, leren, lesgeven, onderrichten, onderwijzen doch echter, evenwel, maar docht - roeibank dochter - kind, meisje dochtergezwel - metastase dochter van - zie familie betrekkingen dochters zoon - kleinkind dociel gedwee, leerzaam, mak, meegaand, volgzaam dociliteit - meegaandheid doctor dr. doctor in beide rechten d.j.u. doctor in de heil - godgeleerdheid, std. doctor in de medicijnen dm doctoraal - deftig, geleerd doctoraat - graad, waardigheid doctoranda - dra doctorandus drs doctoreren promoveren doctrinair - leerstellig doctrine doctrina, leer, leerstelling, wetenschap document akte, bescheid, bewijsstuk, bul, diploma, geschrift, oorkonde, papier(en), pas, paspoort, stuk, trouwakte, volmacht documenteren bewijzen, outilleren, staven dodaars - dronte, walgvogel, zoetwaterduiker dodder huttentut, radijs dodderig - doddig, slaperig, suffig doddig aardig, dodderig, enig, lief, mollig, schattig, snoezerig, snoezig dode gestorvene, lijk, overledene dode meander hoefijzermeer dode rivierarm strang dode stad - Vere dode taal Gotisch, Grieks, Hettitisch, Latijn, Sanskriet, Tochaars dodecaëder twaalfvlak dodekop - colcothar dodelijk – fataal, letaal, noodlottig, vernietigend, zeer dodelijk vermoeid - uitgeput dodelijk wapen - atoombom, neutronenbom dodelijke afloop - exitus dodelijke stof - vergif dodelijkheid - letaliteit, sterfte doden afmaken, elimineren, kelen, neerschieten, nekken, ombrengen, ontzielen, slachten, vellen, verdelgen, vermoorden, vernietigen doden ter verlossing uit lijden - euthanasie dodenakker begraafplaats, kerkhof dodenbezwering - necromantie dodencultus - dodenverering dodend - deleterisch dodendag - Allerzielen dodendal stikvallei dodendans - macaber dodeneiland (het oude) - Eire, Erim, Ierland dodenfeest bij de Papoea´s - bis dodengod der Egyptenaren - Serapis dodenhuisje - morgue dodenliefde - necrofilie, necromanie dodenlijst dodenmars, necrologie, treurmars dodenmars treurmars dodenmis requiem dodenmunt - obolus, obool dodenrijk - erebus, Hades, onderwereld, schimmenrijk, sjeool, tartarus dodenrijk (Hindoes) - Nirwana dodenrijk uit de Germaanse - mythologie, Walhalla dodenrijk uit de klassieke mythologie - Hades, Tartarus dodenstad begraafplaats, kerkhof, necropolis dodenverblijf Erebus, Hades, hel, hemel, onderwereld, Orcus, Tartarus, vagevuur, Walhalla dodenverering - manisme dodenzang nenia doder - keler, moordenaar, slachter doderaal - aalpadpieper, doding, mortificatie dodo doedoe, dodaars, dronte, walgvogel dodijnen - wiegen doeal factotum doedel - buidel, dot, doedelzak, knoedel, lisdodde doedelen - fluiten doedelzak - cornamuse, loure, moezel, musette, ruispijp, zakpijp doedelzakspeler - pijper, piper doedelzak , soort middeleeuwse estive doedelzak , uit Auvergne cabretta doedoe - dodo, struiskasuaris, walgvogel doe-het-zelver – hobbyist, knutselaar, zelfdoener doek gordijn, draperie, handdoek, hoofddoek, laken, lap, linnen, omslag, omslagdoek, projectiescherm, scherm, schilderij, schilderstuk, servet, stilleven, tafeldoek, toneelgordijn, vaatdoek,vlag, wade, weefsel, zakdoek, zeil doek (met) bekleden - bespannen, overtrekken doek met leuzen - spandoek doek om het middel van negers - paan doek ter versiering draperie, drapering doek van linnen - zeil doek voor schilderij linnen doekje - bavetje, bef, dwaal (altaar), kwezeltje, slabbetje, lap, lapje, oorvatter, slab doekje onder de kin bef doekje, open - applaus doekje tegen het bloeden - smoes, verzinsel, uitvlucht doekoen (Ind.) - medicijnman, tovenaar, vroedvrouw doekspeld - fibula doekversiering - draperie, drapering, gordijn, lijst, rand doel bedoeling, bestemming, but, buut, doeleinde, doelpunt, doelwit, eindpunt, goal, ideaal, mikpunt, object, oogmerk, oogwit, opzet, plan, richtpunt, roos, schietbaan, schietschijf, strekking, streven, target,wil doel treffen - slagen doel van het handelen - bestemmen doelbereik - schootsveld doelbewust - trefzeker doeleinden idealen, bestemmingen doelen - bedoelen, beogen, mikken, munten, schietbaan, scoren, streven, zinspelen doelen op - duiden, mikken, ogen, slaan doelhokje bij cricketspel - wicket doelloos - futiel, inefficiënt, lukraak, nietswaardig, nutteloos, zinloos doelloos aanwezig zijn - rondganger doelloos ergens vertoeven - pierewaaien doelloos lopen drentelen, slenteren doelman doelwachter, keeper, goalie doelmatig bekwaam, bruikbaar, dienstig, doeltreffend, efficiënt, geknipt, geschikt, nuttig, praktisch doelmatig gevoerd beheer - rationalisatie doelmatigheidsleer in de schepping - teleolegie doeloorzaak - entelechie doelpaal – staak, stol doelpunt – goal, mikpunt, treffer doelpunt, een - maken - scoren doelpunt maken - scoren doelschop - doeltrap doelstand score doelstelling - bedoeling, considerans, objectief, 0oriëntatie, overweging, plan, streven doelstreep - doellijn, schreef doeltreffend - beslissend, comfortabel, doelmatig, efficiënt, effectief, geslaagd, nuttig, practisch, raak doeltreffendheid - efficiency, efficiëntie doelverdediger doelman, doelwachter, goalie, keeper doelwit - doel, mikpunt, roos, schietschijf doem invloed, oordeel, stijl, veroordeel, vloek, vonnis doemen - veroordelen doemenswaard - verdoemelijk doemwaardig - misdadig doen - bedrijven, gegoed, handeldrijven, handelen, kosten, maken, overgaan, plegen, presteren, schoonmaken, stichten, uiten, uitvoeren, uitwerken, verrichten, volvoeren, welgesteld, werken doen achteruitgaan - interen doen afdwalen - afleiden doen afgaan - lossen doen alsof - acteren, gebaren, fingeren, huichelen, simuleren, spelen, veinzen, voorgeven, voorwenden doen alsof men niets ziet - oogluikend doenbaar - mogelijk, uitvoerbaar doen bedaren - kalmeren koelen, sussen, stillen doen begrijpen - uitleggen doen beseffen - doordringen, begrijpen doen besluiten - overhalen doen bijeenkomen - convoceren, samenroepen, verzamelen doen binnengaan binnenlaten, inlaten doen blijken - achten, (be)tonen, bewijzen, kennen, prouveren, rekenen, waarnemen doen doen aanzetten doen drinken drenken doen en laten - gedrag doen gaan - sturen doen gelden - vindiceren doen geloven - wijsmaken doen genieten - bekoren doen glooien - dosseren doen groeien kweken, ontwikkelen, telen doen kantelen kenteren doen lijden martelen, pijnigen doen losbarsten - beginnen, loslaten, losmaken, ontketenen doen mislukken - beletten, omverwerpen, saboteren, torpederen, verhinderen, verijdelen, voorkomen doen omslaan - kantelen doen ontploffen - exploderen, ontploffen doen ontstaan - genereren, kweken, telen, opwekken, verwerken doen ontstellen - consterneren doen ontvlammen - aanblazen doen ophouden - stelpen, stoppen doen opstijgen - oplaten doen plaats hebben - leveren, maken doen schrikken - ontsteken doen splijten - kloven doen sterven doden doen stikken smoren doen stollen - stremmen doen uiten - ontlokken doen uitkomen - betonen, releveren doen vallen - omverwerpen doen verachten - beloven doen verblijven - logeren doen vergaan - verkwijnen, verteren doen verjaren - prescriberen doen verliezen - benemen, beslaan, innemen, ontnemen doen vermoeden - suggereren doen verrijzen - opwerpen doen vervagen - verdoezelen doen voortduren - bestendigen doen waaien blazen doen walgen - afstoten doen watertanden - tantaliseren doen wegvloeien - lozen doen wentelen - ronddraaien doen weten - kennen, waarnemen doen zien - aantonen, openbaren, tonen doenbaar - mogelijk, uitvoerbaar doende actief, bezig, onledig, werkzaam doeniet - baliekluiver, lanterfanter, leegloper, luiaard, luierik, luilak, luiwammes, ledigganger, nietsnut, uitvreter doening bezigheid, herberg, hoeve, negotie, nering, winkel doenlijk mogelijk, te doen, uitvoerbaar doerak fielt, gewetenloze, loeder, schurk doerra - kaffer, negerkoren does kardoes, poedel, sproeier, suf doetje - sufferd doezel dommel, doezelaar, dutje, doezelaar zeemleerrol doezelen dommelen, estomperen, slapen, sluimeren, soezen, suffen, vervagen doezelig - slaperig, suf, vaag dof eenvoudig, flets, gedempt, geesteloos, gesmoord, getemperd, gevoileerd, glansloos, lusteloos, mat, onbeduidend, onverschillig, passief, stoot, suf, wazig dof brommend klinken - gonzen dof dreunen - rommelen dof gedruis maken - stommelen dof van geest duf, lethargisch, suf doffe onverschilligheid lethargie doffer duif doffe slag bons, dreun, klap, plof doffe smak - bons, plof dof geluid - bons, dreun, gestommel, pang, plof, poef, slag, smak, val dof gonzend geluid geven - roezemoezen dof maken - matten, matteren, ontglanzen voileren dof ruisen - zoeven dof trillen - dreunen dof van geest - doezelig, duf, slaperig, suf dof van geest zijn - suffen dof van kleur - mat dof weerklinken - dreunen doffe - matte doffe geluiden maken - stommelen doffe knal - pang doffe onverschilligheid - letargie, lethargie doffe slag - bond, bons, dreun, klap, klop, plof, plomp pof, smak, doffe stem - keelstem doffer - duif doffigheid - matheid doft roeibank dofweg lusteloos, rusteloos, onverschillig doge hoofdbestuurder doggensoort - 5 boxer 7 buldog, mastiff 8 mopshond 10 Leonberger, Rottweiler 11 bulmastiff 14 Newfoundlander dogger kabeljauwvisser, vistuig doghondje met stompe neus - mop, mops dogma geloofsartikel, leer, leerstuk, leerstelling, stelregel dogma van het Boeddhisme - Karma dogmatiek - leerstelligheid dogmatisch apodictisch, droogdok, leerstellig, leerstelling, orthodox, precies, rechtzinnig, star, steil, stomp, vastomlijnd dok dakpanstrowis, slag, strowis, stropop dok, getrokken door grote sleepboot - zeesleep dokken - betalen, schuiven, pil, dokker - dokwerker doksaal - kosten, maken, verrichten dokter arts, chirurg, chirurgijn, esculaap, geneesheer, heelkundigehuisarts, medicus, medicijnman, therapeut dokter die keuringen verricht - keuringsarts dokter, Hongaarse - kwakzalver dokter in vroegere tijden - chirurgijn dokter voor badgasten - baddokter dokteren - medicineren, prutsen, sleutelen dokterspraktijk, bepaalde - armenpraktijk doktersvoorschrift recept dokwerker bootwerker, dokker, havenarbeider dol absurd, bezeten, breinloos, bromvlieg, crazy, dolgezellig, dolprettig, dolzinnig, doorgedraaid, driest, dwaas, fanatiek, frenetiek, furieus, gek, geschift, idioot, kokend, kolderig, krankzinnig, lachwekkend, malende, mal, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, razend, roeiklamp, roeipen, spitsmuis, stapel, tierend, tureluurs, uitgelaten, uitzinnig, verwoed, vleesvlieg, wild, waanzinnig, woedend, woest, zinneloos, ziedend, zot dol op - verzot dolaard doler, vagebond, zwerver dolage - ronddwaling dolappel doornappel dolbes - alfrank, bitterzoet, elfrank dolce zacht, liefelijk doldraaien - flippen doldriest - extravagant, gejaagd, gewaagd, onbezonnen, onstuimig, uitgelaten, vermetel, wild doldriftig - bezeten, onbesuisd, ruw, wild, woedend, woest, doldwaze - maniak dole kauw, kra, kraai, torenkraai doleantie afscheiding, bezwaarschrift, bezwaren, beklagen, klaagschrift, klacht, dwalwen doleerschrift - bezwaarschrift dolen darren, doleren, dwalen, landlopen, loslopen, ronddwalen, rondgaan, rondzwerven, spoken, waren, zwalken, zwerven, dolendo (muz.) weemoedig dol en driest - wild doler - dwaler, zwerver doleus- bedrieglijk dolfijn butskop, flipper, tandwalvis tuimelaar, dolfijnsoort - beloega, bruinvis, butskop, Flipper, gramper, griend, grindewal, narwal, noordkaper, rondkop, orka, tuimelaar, zeevarken, zwaardvis dolfijnsprong - schroef dolfijn, witte - beloega dolfijn, zwarte - griend dolfijnenbad dolfinarium dolfijnen wiegen, wiegelen dolheid frenesie, krankzinnigheid, lyssa, rabiës, rage, razernij, waanzin, zotheid dolheid van schapen - draaiziekte dolichocefaal - langschedelig dolik – hondsdravik, paardenbloem, raaigras, zaaigras, zwartkoren doline - dal doling dwaling, verkeerdheid dolk dag(ge), kortelas, kortjan, kris, ponjaard, pook, stilet, stiletto dolkmes (Ind.) - rentjong, kris dolk (lange voor doodsteek) - misericordium dolkoppig - onbesuisd, wild, woest, razend dolkruid bilzenkruid, bitterkruid, doodkruid, malkruid, nachtschade, papekul, walschot dollar (Ind.) - ringgit dolle - gek dolle grap - farce, klucht dolle kervel - hondspeterselie, pijpkruid, ribzaad, scheerling, tuinscheerling, waterscheerling, winterling dolle waanzin frenesie, furie dolleman gek, razende, wilde, ijlhoofd dollemanspraat gekkenpraat dolomiet - bitterkalk dollen – gekscheren , ravotten, stoeien dolle streek - pots dolletjes zalig dolomiet bitterkalk Dolomieten, bergtop in de - Antelao, Marmolada doloos - opzettelijk dol op verzot dolwoeste krijgsman - Roeland dolwortel eenbes, pariskruid, waterscheerling, wolfsbes dol zijn op - verzot dolzinnig dwaas, gek, onbekookt, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, rabiaat dolzinnigheden doen - kolderen dom - aartsdom, achterlijk, basiliek, bedehuis, bekrompen, bête, bot, debiel, dwaas, ezelachtig, godshuis, hardleers, hardlerig, hersenloos, hoofdkerk, imbeciel, kathedraal, kerk(gebouw), koepel, kortzichtig, leeghoofdig, loborig, lomp, naïef, onbegrijpelijk, onbenullig, onbevattelijk, onbezonnen,ongeleerd, ongeletterd, onnadenkend, onnozel, onontwikkeld, onverstandig, onwetend, onwijs, redeloos, schaapachtig, stom, stompzinnig, stupide, suf, uilig, wezenloos, zot dom vroom bigot domein bezit, gebied, erf, estate, kroongoed, landgebied, landgoed, rechtsgebied, state, streek, terrein, territorium, zone domesticatie - veredeling domgrappig persoon - abderiet, hals domheer - kanunnik, kapittelheer, stiftheer domheid beotisme, bêtise, blunder, bok, dwaasheid, enormiteit, flater, hardleersheid idiotisme, ignorantie, imbeciliteit, misgreep, misslag, mistasting, onkunde, onnozelheid, onverstand, stommiteit, stupiditeit domheid begaan - blunderen domicilie huis, verblijf, woning, woonplaats, woonstede domig - bezweet dominant overheersend dominatie - overheersing domina vrouwelijke predikant, da. dominee - predikant, voorganger, zielenherder domineese domineevrouw dominees woning - pastorie domineren - overheersen dominicaan op(ordinis praedicatorum), predikheer Dominicaanse munt centavo, peso Dominicaanse Republiek - Haïti Dominicaanse Republiek, oorspronkelijke bewoner van de - Ciguayo, Taino dominion Australië, Canada, Nieuw Zeeland dominion in N. Amerika Canada dominospel - legspel, matadorspel domino spelen - domineren domkerk - kathedraal, kloosterkerk domkop - baars, botterik, dissel, domoor, ezel(skop), ezelsoor, ezelsveulen, glijgoot, kever, kloet, oen, slaapkop, stommerd, stumper, sufferd, sukkel, sul, uil domme - lekkere domme fout blunder, bok, flater, misgreep, mosslag domme goedzak sul domme jongen - domoor, hannes, jorden, kalf, leunes, sul dommekracht aardwind, crick, haaf (van hooiberg), hefboom, kelderwind, koevoet, krik, takel, vijzel, wind domme kunstrechter - Midas domme koning uit de mythologie - Midas domme logge vent - zoutzak domme rijkaard - Midas, Nabob domme streek - blunder, flater, idiotisme, imbeciliteit, niaiserie, sottise, stommiteit, stupiditeit domme vroomheid - bigotterie domme vrouw gans, lut. tut, trien, trine, trut domme weelderige rijkaard - midas dommel doezel, dut, halfslaap, siësta, sluimering, soes dommelen - doezelen, dutten, loom, slapen dommelend - sluimerig dommelig doezelig, gaperig, slaperig, soezerig, soezig, suf dom mens - domoor, stomkop, stommeling, stommerd dommerd - domoor, lomperd dommerik ajuin, babok, Biotiër, bok, botmuil, botskop, cretin (fig.), domkop, dommigneid, domoor, eend, eendvogel, ezel, ezelachtigheid, ezelskop, ezelsoor, ezelsveulen, geit, golem (Hebr.), kaaskop, hals, kalf, kalfskop, karbouw, kever, kluns, loebas (Z.N.), loete, lomperd, lomperik, lummel, oen, onbenul, os, otter, schelvis, steenezel, stomkop, stommeling, stommerik, stupiditeit, sufferd, sukkel, sul, tut, uil, uilekop, uilskuiken domme streek - stommiteit, stupiditeit domme vroomheid - bigoterie domme vrouw - gans, trien, lut dom onwetend - onwijs domoor - babok, botmuil, domkop, dommerik, domoor, eend, ezel, ezelsveulen, gans, kever, klungel, koe, kruk, kuiken, oen, os, otter, pecus, rund, schapenkop, stoffel, stomkop, stommeling, stommerd, stommerik, sufferd, sukkel, sul, uil, uilekop, uilskuiken, warhoofd, weetniet domp - hefboom, lisdodde dompelaar - duiker, piongeur dompelen dopen, ondergaan dompeling - doop, doopsel, indoping dompeling in water - doop dompen omslaan, uitdoven domper - anticlimax, duisterling, kaarsendover, obscurant, uitdover dompig bedompt, duf, klam, mistig, muf, somber, suf, vochtig dompteur africhter, dierentemmer, temmer dompteuse africhtster, temster, domstad Utrecht domstom - onbenullig domvroom - bigot, (domweg) gelovig, kwezelachtig domvroomheid - bigotterie don - heer donaat - gever donataris - begiftigde donateur - begiftiger, begunstiger, schenker donatie - decanie, gave, gift, schenking donder - onweder, onweer donderaal aalpieper, meerpoet, modderkruiper, vis, weeraal, weervis donderaar - Donar, dondergod, Jupiter, kweller, plager,Thor donderbaard - huislook donderbeestje - onweersbeestje, thripsen donderbeitel duivelsvinger, lijnxsteen, pijlsteen donderbloem - klaproos, valeriaan donderbui onweersbui, stortvloed donderen - onweren, rommelen, zaniken, zeuren dondergod Donar, Jupiter, Thor donderhamer van Thor - miôlner donderjagen mieren, moeren, opspelen, razen, tieren, uitvaren, zaniken, zeuren donderkop cumulonimbus, stapelwolk donderkopje - kikkervisje donderkruid - donkerbaard, fijnstraal donderpad dikkop, kikkervisje donderpoeder - buskruit, knalgoud, knalzilver donders beroerd, buitengewoon, zeer donderslag - donderknal, onweer dondersteen belemniet, bliksembuis, deugniet, donderbeitel, fulguriet, lammeling, meteoriet, zeeegel (versteende), doneren - schenken Don Juan - adonis, charmeur, hartenbreker, ladykiller, verleider, veroveraar, vrouwengek, vrouwenjager donk bundeltje, moeras, moer, strobundel, zandhoogte donker duister, obscuur, sinister, somber, zwart donker (ondoorschijnend) - opaak donker bier bock, Münchener, oud-bruin, stout donker van kleur - fonce, maduro donkerbaard - huislook donkerblauw - diepblauw, indigo, marineblauw donkerblauwe verfstof indigo donkerbleek - bias donkerbruin tanig donkerbruin paard - zwartvos donkerbruine aardsoort omber donkerbruine bosbes - kroos, veenbes denkerbruine pikante vloeistof soma donkerbruine stof - taan donkerbruingrijs taupe donker Engels bier - stout donker paard - moor donkerrode houtsoort - meranti donker rood - purper donkere harde houtsoort - palissander donkerharige - brunette donkere drijvende wolken - zwerk donkere kamer - doka donkere kers - kriek donkere spaanse wijn - tint donkere vorm - schaduw donkere zolder in molens - hel donkergele stof - nanking donkergrijs - taupe, vaal donkerheid - duisternis, obscuriteit, opaciteit donkerpaars - aubergine, violet donkerrode edelsteen - granaatsteen donkerrode harssoort - drakenbloed donkerrode wijn - tint donkerrood - karmozijn, purper donkerrood of geelrood edelgesteente - zirkoon donkerkleurige Filippijn negrito donkerte - duisternis donkerzwart - diepzwart, git donor - bloedgever, gever, schenker dons gevederte, nesthaar, veren, vlos donsgans - eidergans donzig - bevederd, donsachtig, pluimig, plumeus, vederachtig donzig propje - dot donzige waas op planten - dauw dood - afgestorven, bewegingloos, gestikt, gestorven, Hein (magere), kapores, kapot, koud, levenloos, mors (Lat.), mortaliteit, mortuus, omgekomen, ontslapen, ontzield, overgang, overleden, renteloos (kapitaal), sterfgeval, uiteinde, verdronken, verloren, verscheiden, versterf, weg, wijlen, zeisman, ziellos dood, de - veroorzakend - dodelijk, lethaal dood (de-nabij) - veeg dood, ten gevolge van elektrische stroom - elektrocutie dood aan het kruis - kruisdood doodaf - op, uitgeput doodat - doodop, uitgeput doodarm - merode (barg.), straatarm doodbidder - aanspreker, kraai, leedaanzegger doodbloeden - uitsterven doodbranden van wonden - cauteriseren dood dier aas, kadaver, kreng, prij dood door verstikking - asfyxiatie dood (voor) verklaring - boycot dooddoener - afdoener, argument, machtspreuk doodeenvoudig - simpel doodeter - leegloper, mispunt, nietsnut, opvreter doodgaan - afsterven, creperen, inslapen, kreperen, omkomen, ontslapen, overlijden, peigeren (barg.), sneuvelen, sterven, sterfte, stikken, verdrinken doodgewoon - eenvoudigweg, gewoonweg, kortweg, simpel doodgoed - sullig doodgoed mens - druif, hals, sukkel, stumper, sul doodgraver - aanspreker, aaskever, kraai doodkalm bedaard, doodleuk, gevoelloos, kalmweg, laconisch, lakoniek, leukweg, onverschillig, voorzichtig doodkist - lijkkist, paletot, sarcofaag doodkistenbaar - katafalk doodknijpen - wurgen doodkopaapje - kapucijnaap doodkoud onverschillig doodkruid - atropine, belladonna, nachtschade, wolfskers doodlaken - doodskleed, lijkkleed doodleuk -gemoedereerd, kalmweg doodlichaam - kadaver, kreng, lijk doodlopen - stranden doodlopend slop impasse doodlopend straatje slop doodlopende rivierarm - ank, hank, kil, kolk, kreek, plas doodlopende steeg - impasse, keerweer keerweg, slop, steg doodlopende straat - impasse doodlopende weg slop, keer, keerweg doodloper - blindganger dood maken - doden, dollen, doodschieten moorden, neervellen, ombrengen, ophangen, slachten, smoren doodmoe - afgedraaid, afgemat, afgepeigerd, bekaf, beu, doodop, op, oververmoeid, uitgeput, zat, doodop - afgepeigerd, bekaf, doodmoe, oververmoeid, uitgemergeld, uitgeput, uitgeteld doodrijp overrijp doods akelig, bar, eenzaam, kil, naar, saai, stil, somber, verlaten, vervelend, uitgestorven doodsadvertentie overlijdensadvertentie doodsakte overlijdensakte doodsbang zijn - beven doodsbed sterfbed doodsbeen bot, knekel knook doodsbeenderhuisje - knekelhuisje doodsbleek - krijtwit, lijkwit doodsbleek worden van schrik - besterven doodschieten als militaire straf - fusilleren doodschuim - doodzweet, reeuw doodsengel - Asraël, Sammaël doodsgevaar levensgevaar doodsgewaad - doodskleed, lijkwade doodshoofd - bekkeneel, schedel doodshoofdaapje - monki doodshoofdvlinder - pijlstaartvlinder doodskleed doodsgewaad, lijkkleed, lijkwade doodskloppertje - houtworm, kloppertje, memel, mijt, tikker doodsslaap - sterven doodslag - aanslag, manslag, misdaad, moord doodslag met voorbedachte rade - moord doodslag plegen - moorden doodslag pleger - moordenaar doodslager - matador doodsliefhebberij - thanatofilie doodskleur lijkkleur doodsnood stervensnood doodsschuim - reeuw doodstraf door elektriciteit - elektrocutie doodsstrijd agonie doodsuur stervensuur doodverklaren - negeren doodverven - kenschetsen, voorbestemmen doodwerken - beulen doodszweet reeuw doodzwijgen negeren doof - daaps, hardhorend, hardhorig, slechthorend doof en stom - doofstom doofheid - surditeit doofhoedje domper doofpot - test, vergeetboek, vuurpot dooi van de bovenste laag ijs dooie - opdooi dooien van sneeuw - smelten dooie piet - droogpruim dooier eigeel dooierzak bij zoogdieren - navelblaasje dooierzwam – cantharel, peperling dooie visjes vreter saaierd doolhof dwaaltuin, dwaalweg, labirint, labyrint, slakkenhuis slingerbos, warnest, wirwar doolhofachtig - daedalisch doolwortel - eenbes doom mist, wasem doon klam, vochtig doop dompeling, doopsel, inzegening, naamgeving, onderdompeling, saus doopakte - ceel doopattest doopbewijs doopattestatie doopceel doopbekken vont doopbeurt doopdienst doopboek - doopregister doopgeschenk - pillegeld, pillegift doopgetuige - doopheffer, meter, peter, peet, peetdochter, peetoom, peettante, peetzoon, petemoei, doopheffer peter, peet doophefster peettante doopkapel - baptisterium doopleerling - catechumeen doopmoeder meter, meet, peettante doopnaam voornaam doopregister doopboek doopsel - doop doopsel toedienen - dopen doopsgezindte baptist, menist, mennoniet doopsgezinde kerkdienst - vermaning doopsuiker - dragee doopvader peter, peet, peetoom doopvont - baptisterium door - dia (Gr.), dmv, dooier, doren, ingevolge, met, middels, mits, per, tengevolge, vanwege ,via, wegens door (Lat.) - ab, per door aaltjes veroorzaakte gallen - aaltjesgallen door aaltjesziekte in het gewas - aalziekte door aanbermen aangebrachte grond - aanberming door aandijking winnen - aandijken door aanraking iets voelen - tasten door Achilles doorboord - Priamus door Afrodite beminde - Adonis door afzender betaald franco door afzetting - sedimentair door Alva ingestelde raad - bloedraad doorbakken - gaar door bedekte aantijging te kennen geven - insinueren door behoefe vereist - nodig door beklopping onderzoeken (med.) - percuteren door bemiddeling verzoenend - mediatorisch door bewegen troebel maken - beroeren door bewerking doen uitvloeien - tappen door bezigheden zeer gevuld - bezet door bezonnenheid gekenmerkt ernstig doorbijter - aanhouder door binden bevestigen - aanbinden door bladluizen afgescheiden vocht - mierenhoning door blaffen bedreigen - aanblaffen door blazen doen vlammen - aanblazen door blazen leegmaken uitblazen doorboete uitwissen - beteren door bomen naderbij brengen - aanbomen doorboord blokje ijzer met inwendig schroefdraad - moer doorboren - doorsteken, perforeren, priemen, speten door boren raken - aanboren doorboring - perforatie doorbraak - breuk, bres, dijkbreuk, gat, opening door breien verenigen - aanbreien, toevoegen doorbrengen - beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verdoen, verkwisten door brullen bedreigen - aanbrullen doorbuigen - knikken, meegeven, zwiepen door de bank genomen - gemiddeld, gewoonlijk door de behoefte vereist - nodig door de beugel kunnen - passeren door de daad zelf ipso facto door de echtgenoot - maritaal door de huid heen - percutaan door de keel gieten - opgeven door de lever afgescheiden vocht - gal door de Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdi door de mond oraal door de natuur ontstaan - naturalis door de neus gesproken nasaal door de nood ertoe gebracht - noodgedwongen door de noodzakelijkheid gedwongen - node door de overheid geregelde verloting - staatsloterij door de stroming gevormd bed - zelling door de vingers zien (fig.) - vergeven door de wet toegestaan - legaal, wettig, wettelijk door de wind - eolisch door de wind gevormde zeewering duin door de wol geverfd - dubbelgebeid door de zee gevormde steile wand klif, klip, krijtrots door diefstal ontnemen - ontstelen door dieren vervaardigd voorwerp - beverdam, molshoop, nest, web door draaien in beweging zetten - aandraaiing door draaien vast maken - aandraaien door dragen afslijten - afdragen door dijken aanhechten - aandijken door dijken omringd land - polder door echtelijke verbinding verkregen - aanbreng door een autocraat geregeerd land - autocratie door een dam insluiten - indammen door een dier in beweging gehouden molen - rosmolen door een geslachtziekte aangestoken - aanbranden door een kraan laten afvloeien - tappen door een misstap het evenwicht verliezen - struikelen door een muur heen dringen - doorslaan door een notaris opgemaakt - notarieel door een rivier gevormd dal canon, canyon, kloof door elkaar genomen dooreen, doorsnee, gemiddeld, globaal, ondereen door een slag uiteen vallen - splijten door een vloed van woorden laten zwijgen - overbluffen door een volksvertegenwoordiging geregeerd land - democratie door een vreemd land omsloten gebied - enclave door een worp verbrijzelen - ingooien door elkaar - dooreen, doorelkander, gemengd, ondereen, promiscue, vermengd, door elkaar gevlochten naamletters - monogram door elkaar halen - verwarren door elkaar halen van uitdrukkingen - contamineren door elkaar schudden - husselen, hutselen, mengen, 5mixen, wassen,vermengen door elkander - kriskras door en door slecht mens - satanskind door en door vals - perfide, verdorven door gebrande suiker omgeven amandel - dragee, praline door geen enkel getal deelbaar priem door geld tot minder edele daden bewegen - omkopen door gemeentebestuur geschonken titel - ereburger door genade - precair door geweld gedwongen v.c. (vicoactus) door God toegezegd bezit - erfdeel door Gods genade - D.G. door goedgunstigheid - precair door grenzen bepaalde ruimte plaats door hartzeer gekweld worden kniezen, piekeren, treuren door Hera veranderd in een koe (vaars) - lo (myth.) door het oog van de naald - ternauwernood door het woord - mondeling, oraal, verbaal, woordelijk door het ijs gevormde afzetting morene, drumlin door hoge bergen ingesloten deel - ketel, keteldal door horzel gekwelde geliefde van Zeus - lo door klieren afgescheiden stof hormoon door kou opgezwollen ledemaat winterhand, wintervinger, wintervoet, winterteen door kromme lijn begrensd vlak - periferie door land ingesloten water meer, plas, ven door levende wezens uitgedreven lucht adem, asem, wasem door lever afgescheiden vocht - gal door lokken overhalen - verlokken door losgeld vrij maken - inlossen door mensenhanden aangebracht - aanbouw door met de voet tegen iets te stoten - struikelen door met (Lat.) - per door middel van d.m.v., met, middels, pa(parami), per, via door middel van de gedachte - mentaal door middel van een borstel laten glimmen - poetsen door middel van speeltuigen voortgebrachte muziek - instrumentaal door middel van gesproken woord mondeling door mieren afgescheiden vocht - miere(n)zuur door Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdi door moordrazernij bevangen mataglap (lnd.) door nalatenschap gekregen iets erfdeel, erfenis, erfgoed, erfstuk door nalatenschap verkrijgen erven door naspeuren te weten komen - uitkienen door niets zich verraden - blijken door nodige luchtdruk gedreven - pneumatisch door nood er toe gebracht - gedwongen, noodgedwongen door nood gedwongen - node door operatie operatief door omstandigheden- noodgedwongen door ondervinding geleerde - ervaring door ondiep water lopen - waden door oorzaken van buitenaf ontstaan - exogeen door opbeuren aangegeven - aanbeuren door operatie - operatief door ouderdom aanzien hebben - eerwaardig door ouders verlaten kind - vondeling door overlevering voortgeplant - traditioneel door Paris geschaakte vrouw - Helena door Parijzenaars vernielde gevangenis - Bastille door politie uitgevoerde drijfjacht - razzia door regen mislukt - verregend door rivier gevormd dal - canon, canyon, kloof door roepen doen stil houden - aanroepen door roest aangetast - roestig door roesten vast gaan zitten - inroesten door roof ontnemen - beroven door sabelhouwen neervellen - omsabelen door scheren verwijderen - afscheren door schrijvers hand (Lat) m.a. door schudden doen klinken - rammelen door slaan iets breken - doorslaan door slaan verjagen - afslaan door slepen iets elders brengen - verslepen door smeltwater gevormde afzetting esker, kame door snijden verbeteren - versnijden door solist verzorgd programma - recital door spannen wijder maken - rekken door stekken voortplanten - stekken door stomen reinigen - stomen door strijd verwerven veroveren door stromend water gevormd - fluviatiel door studie vormen - ontwikkelen door te groot verbruik minder maken - interen door Theseus gedood monster - Minotaurus door toverkracht magisch door twee deelbaar even door uitwendige prikkels veroorzaakt - paratonisch door vee getreden pad - tra door verdriet versteende koningin - Niobe door verjaring verkrijgen - usucapiëren door verwonding ontstane zielsaandoening - trauma door vreemd land omsloten gebied enclave door vriendenhand bezorgd n.m. door vulkaan uitgeworpen gesteente lava, magma door vulkaan verwoeste stadm – Pompeji door vuur verwoeste stad Gomorra, Sodom door water omgeven land eiland door waterstromen gevormd fluviatiel door wind afgezet - eolisch door woede verblind (Ind.) - mataglap door wrijven aanbrengen - aanwrijven door wrijven verwijderen - vagen door ijs dichtliggend water - toewater door ijs gevormde afzetting - drumlin, morene door ijswerking afgezet - glaciaal door ijver gedreven - fanatiek door zachte overreding verleiden - tronen door zalving inhuldigen - wijden door zee gevormde steile wand - klif, krijtrots door Zeus veranderd in een nachtegaal - Aedon door ziekte voortgebracht - morbeus door zuilen gedragen galerij - colonnade, empoor, gaanderij, stoa doorbladeren - feuilleteren doorboord ijzeren blokje met schroefdraad - moer doorboorde stop tap doorboren doorsteken, perforeren, priemen doorboring perforatie doorbraak gat, barst, bres, breuk, dijkbreuk, opening, scheur, verandering doorbrander - salamander doorbrengen beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verkwisten doorbuigen knikken, meegeven doordacht - beraden, gedegen, verstandig, weloverwogen doordat - aangezien, daardoor, omda, terwijl doordien daar, omdat doordraaien opmaken, pierewaaien, verkwisten doordraaier - barrel, brasser, lichtmis, losbol, opmaker, patser, verkwister, zwierbol doordraven - doorslaan, raaskallen doordrenken - imbiberen, impregneren doordrenkt - nat doordrijven - doorzetten, forceren doordrijven tot het uiterste extremisme doordrijver - doorzetter, extremist, fanaticus, heethoofd, , ultra, volhouder doordringbaar permeabel, penetrabel doordringbaarheid permeabiliteit, penetrabiliteit doordringen doorgronden, infiltreren, ontsluiten, overtuigen, penetreren, vervullen doordringen van vloeistoffen door poreuze wanden - osmose doordringend fel, nijpend, penetrabel, penetrant, schel, scherp, snijdend doordringend van toon - hel doordringende blik - arendsblik, valkeblik doordringing - penetratie doordrongen bewust, overtuigd, zeker doordrongen van iets - overtuigd doordruk doorslag, duplicaat, kopie doorduwer - streber dooreen chaotisch, doorelkaar, gemiddeld, ondereen, overhoop, verward dooreen gekneed mengsel deeg dooreengemengde stoffen - mengsel dooreengenomen - gemiddeld dooreen gestampt eten stamppot dooreengestampt middageten - ratjetoe dooreen gestampte kost ratjetoe, ratatouille, ratatoelje dooreen gevlochten letters monogram dooreenknijpen - kneden dooreen mengeling mengsel, warreling dooreen mengen - klutsen, meieren, mengelen, (om)roeren dooreenroeren - mengen dooreen schudden - hussen, hutsen dooreenwarreling wirwar dooreenwarreling - doolhof, warwinkel, wirwar dooreenwarren - warrelen dooreenwerken - kneden, mengen dooreenwerken van stoffen kneden, mengen, mixen door elkaar - dooreen, overhoopverward door elkaar bewegen - krielenkrioelen, wemelen door elkaar genomen - dooreen, doorsnee, gemiddeld, globaal door elkaar halen - poespassen door en door - helemaal, puur door en door lui - lui door en door nat - kletsnat doorgaan aanhouden, aansluiten, doorlopen, geschieden, lopen, opengaan, passeren, transiteren, verdergaan, vervolgen, voortduren, voortgaan, voortzetten doorgaan van het geluid als het beeld (van de T.V.) al weg is - overlap doorgaand - aanhoudend, continu, doorlopend, opgaand doorgaande bas (afk) - bc (basso continuo) doorgaans altijd, dikwijls, doorgaand, doorlopend, gemeenlijk, geregeld, gewoonlijk, meest, meestal, meestentijds, vaak, veelal doorgaan voor - gelden doorgang - bres, beurt (Z.N.), deur, doorbraak, doorkomst, doorloop, doortochtgat, gat, opening, overloop, pas, passage, poort, transito, tunnel doorgang onder water - tunnel doorgangsgevangenis - amigo, baaierd doorgang tussen bergen - pas doorgangsgevangenis - amigo,baaierd doorgang tussen twee rijen gangpad, looppad doorgang van zon of ster door de meridiaan - culminatie doorgangshuis passantenhuis doorgeefkast - doorschuifkast doorgeefluik - loket doorgefourneerd - bijdehand, uitgeslapen doorgehaalde plaats (in manuscript) - ratuur doorgeprikte tekening - spons doorgestikte deken - dekbed doorgestoken kaart - fopperi], nep, oplichterij door getallen uitgedrukt - numeriek doorgevoerd worden - transiteren doorgewinterd doorgefourneerd, ervaren, geroutineerd, geslepen, routine, slim, overtuigd, routineus, uitgeslapen doorgewinterd persoon rot, routiné, slimmerd doorgieter broes (douche), inker(netwerk), treem, trechter, tremel, zeef doorgroeid – doorregen, perfolaat doorgronden begrijpen, doorhebben, doorzien, doorhebben, peilen, ramen doorgronder - kenner doorgronding - penetratie doorhakken - delen, kerven, klieven, scheiden, splitsen, splijten doorhalen berispen, cancelen, cancelleren, effaceren, foppen, doorstrepen, obliteren, royeren, schrappen, uitwissen doorhalen van een post in een rekening - radiatie doorhaling - obliteratie, radiatie, rature, ratuur, schreef doorhebben - begrijpen, doorgrondn, doorzien, verstaan doorkijken - snuffelen doorklieven - splijten doorkneed - bedreven, bekwaam, doortrapt, ervaren, geraffineerd, geroutineerd doorjagen doorbrengen, doorlappen, opmaken, verkwisten doorklinkende toon - orgelpunt doorkomen - passeren doorkruisen bereizen, bezeilen dwarsbomen, tegenwerken doorkruising - decussatie doorlaat passage, sluis, tol doorlaatbaar permeabel doorlatend - permeabel, poreus, sijpelen doorlekken - sijpelen doorlekkend water lekwater doorleven meemaken doorlichting - diascopie doorlichting van lichaamsdelen radioscopie doorliggen - decubitus doorloop - gang, steeg doorlopen -doorgaan, moeven doorlopen van een zin van de ene in de andere versregel - enjambement doorlopend - aanhoudend, doorgaand, doorgaans, geregeld, gewoonlijk, onafgebroken, steeds, voortdurend doorlopende entreekaart - passepartout doorlopende huurovereenkomst - erfpacht doorlopende ketting - noria, paternoster doorlopende order - legerorder doorloper - schaats doorluchtig aanzienlijk, beroemd, edel, illuster, roemrijk, roemwijze, uitstekend, voornaam, verheven, vriendelijk doormaken - meemaken doormengen - doorslaan doorn stekel doornachtige plant - akant, bereklauw doornachtige sierplant - akant door middel van - met, middels, per, via doormidden hakken - kerven doormidden snijden - halveren door moordzucht verblind - mataglap door nalatenschap verkrijgen - erven doornappel - dolappel, mollekruid doornat - drijfnat, druipend, druipnat, kletsnat, verregend doornbekken - acanthopelus doornbes - meidoorn doorngras - spinifex doornemen bestuderen, lezen, nazien doornhaai speerhaai doornig - epineus, lastig, netelig, stekelig doornige heester - gaspeldoorn, meidoorn doornkruiper - bastaardnachtegaal door ondervinding geleerde - ervaring door optelling ontstaan getal - som doorpraten - dazen doorpriemen - doorsteken doorregen - gelardeerd doorreis - doortocht doorreizen - passeren doorreizende - passant doorroeren - doorslaan, mengen door roof ontnemen - beroven doorrijp - overrijp doorsluiper - duinvogel, griel, scharluip doornstruik - gaspeldoorn, gaspelstruik, ginst, heibrem, meidoorn, steekbrem doorschijnend diafaan, doorzichtig, dun, helder, hyalien, ijl, iel, kristal, licht, luchtig, mineraal, opaak, transparant doorschijnend en hard (aardappel) - glazig, glazerig doorschijnend mineraal - kristal doorschijnend papier - pergamijn doorschijnende afbeelding - diorama doorschijnende steen glas, kristal doorschijnende stof - glas, kamfer, kristal doorschijnende veldspaat - maansteen doorschijnendheid - transludiciteit, transparantie doorschouwd ontmaskerd doorschrappen - doorhalen, royeren doorschrijfpapier - carbon doorseinen - telegraferen doorslaan - bekennen, overdrijvenponsen, slippen, voortgaan doorslaand afdoende, voldoende doorslag - afdruk, afschrift, beslissing, doordruk, drevel, kopie, nagelijzer, overwicht, pons, ponsoen, stempel, vergiettest doorslaggevend beslissend , cruciaal, overwegend doorslagpapier - carbonpapier doorsmeerder - monteur, olieman doorsnede diameter, doorsnijding, intersectie, kaliber, kruising, middellijn, snijpunt, snijvlak doorsnede van hout mal doorsnee - gemiddeld sciografie sciografie doorsnuffelen - doorneuzen, perlustreren doorsnijden - kerven, zagen doorsnijding - discussie, doorsnede, intersectie, kruising, snijpunt doorsteken priemen doorspekken - larderen doorspelen - sluizen doorstaan - dragen, dulden, lijden, meemaken, ondergaan, toelaten, uithouden, uitstaan, verdragen, verduren, verteren doorstappen - aanbenen, doorlopen, stevelen doorsteken - lensen, priemen doorstralende geestigheid - geestig doorstrepen - doorhalen doorstroomopening in waterkering - overlaat door strijd verwerven - veroveren doorstrijken - oblitereren doorstrijking - obliteratie doorstuiven - ponceren doorsturen - verwijzen, wegsturen doorsijpelen - distilleren, infiltreren, transsuderen, zijgen, zijpen doorsijpeling - (in)filtratie, lekkage doortastend - beslist, rastisch, energiek, ferm, flink, grondig, kordaat, krachtig, resoluut, stoer, terdege, voortvarend doortastendheid - resolutie doortocht - binnenlating, doorgang, pas, passage doortocht verlenend document vrijbrief doortochtgeld tol doortocht op een berg - pas door toverkracht - magisch doortrapt arg, arglistig, bestiaal, erg, gemeen, geraffineerd, geslepen, gewiekst, doorkneed, kwaad, leep, link, listig, olijk, onguur, panurgisch, plat, reppig, slecht, slim, slinks, sluw, uitgeslapen, vals, vuig doortrapt mens - panurg doortrapte schavuit panurge doortrapte schurk - fielt doortraptheid gemeenheid, geslepenheid, panurgie, slimheid, sluwheid, uitgeslapenheid doortrek - passage doortrekken - passeren, wegspoelen doortrekken met vocht - inpregneren doortrekpapier - calqueerpapier, carbonpapier door twee deelbaar - even doorvaart kanaal, passage, sluis, vlie doorvaren - passeren doorvoed – dik, welgevoed doorvoelen - doorzoeken doorvoer transito doorvoerbrief geleidebrief doorvoerhandel transito, transitohandel, transitoverkeer, tussenhandel,, doorvoerrecht - doortochtgeld, tol doorvoer van goederen - transito door vreemdland ingesloten - enclave doorwaadbare plaats drecht, voorde, voord(e), wad, wed doorwandeling - perambulatie doorwas - goudscherm, waterpostelein doorwaternat - drijfnat, kletsnat door water omgeven land - eiland doorweekt doornat, dras, drassig, druipnat, drijfnat, kletsnat, nat, trempé, doorweekte grond - dras doorwerken - aanpoten doorwoelen - wroeten doorwrocht degelijk, doordacht, geleerd, grondig doorzagen - zeuren doorzeefd - doorboord doorzenden doorsturen doorzetten - doordrijven, pousseren, volharden, voortzetten doorzetter - aanhouder, animator, doordouwer, doordrijver doorzettingsvermogen perseverantie, persistentie, volharding, volhardingsvermogen, volhardendheid, volhouding doorzeuren - drammen doorzicht begrip, beleid, benul, besef, bevatting, intelligentie, inzicht, notie, perspectief, perspicaciteit, schranderheid, verstand doorzichtig - doorschijnend, duidelijk, glashelder, ijl, helder, limpide (Fr.), limpidus, transparant doorzichtig papier - pergamin doorzichtig weefsel gaas, tule, voile doorzichtige afscheiding glas, mica, micavenster, raam, ruit, venster doorzichtige draadvormige diertjes - aaltjes doorzichtige schildering - diorama, kijkspel doorzichtige stof cellofaan, diofaan, gaas, glas, kaasdoek, mica, organdie, plastic, plastiek, plexiglas, tarlatan, tule, vensterruit, water doorzichtige vloeistof - water doorzichtkunde - perspectiefleer doorzichtkundig - perspectivisch doorzien begrijpen, doorgaan, doorgronden, doorhebben, doorzijging, filtrering inzien, kle(i)zing, nalezen, narekenen, overlezen, rediveren, snappen doorzifting - colatuur, filtrage, doorzoeken doorvoelen, fouilleren, onderzoeken, visiteren doorzoeken van een land exploreren doorzoeking - exploratie, fouillering, inspectie, nasporing, onderzoek, recherche doorzoeking van een onbekend gebied exploratie doorzouten - gepekeld doorzweten - transsuderen doorzweten van scheidingswanden - endosmose doorzweting - endosmose, transsudatie doorzijgen - filtreren doorzijging - filtratie, percolatie doos bak, bus, gevangenis, karton, koker, scatula, schoenendoos, trommel doosbarometer - aneroïde-barometer doos (langwerpige) met sigarettenpakjes - slof doos met verbandmiddelen - verbandtrommel, zakapotheek doosje in eikelvorm - aker doosje voor de bril - etui, koker doosvrucht capsule, cardamon, hauw, kardemon, kokervrucht, papaver, peul, viooltje doosvrucht (Ind.) kardemom dooswaterpas doosniveau, libel, luchtbelwaterpas dop afsluiting, bast, bol(ster), capsule, eierdop, hoed, kurk, omhulsel, pel, schaal, schil, stop, sloester(Z.N.), dop van een biervat - spondop, sponschroef dop van biljartkeu pomerans dop van bladlood capsule dop van een noot - schil, sloester dope - drug, bijmengsel, pepmiddel, stimulans dopen - bevochtigen, dompelen, indompelen, kerstenen doper baptist, doopsgezinde, mennis, wederdoper doperwt - dopper, peul dopheide erica dophoed - garibaldi dopje (kruid) voor ontsteking van vuurwapens - slaghoedje dop(je) over een kurk - capsule dopje van bladtin capsule doppen - betten, pellen, ontmantelen, schillen dopper - doperwt dopijzer - center dor - aride, aried, bar, bleek, droog, dun, flets, furgaal, mager, saai, schraal, onvruchtbaar, pover, steriel, uitgedroogd, verdroogd, vervelend, verwelkt, waterarm dorade - goudmakreel dor duin kling dor hout sprokkelhout dor worden - verdrogen dorade goudmakreel dorado eden ,eldorado, goudland, lusthof, paradijs doren punt, stekel dorheid - ariditeit, droogheid, droogte, onvruchtbaarheid, schraalte, steriliteit, xeronosus dorhout - sprokkelhout dorhout zoeken - sprokkelen dormeuse ligstoel, oorknop, slaapstoel dormitief slaapmiddel dorp - desa, gat, gehucht, gemeente, plaats, vlek dorp (drie letters) Ane, Ens, Epe, Erm, Erp, Est, Nes, Oss, Son dorp (Ind.) - desa, dessa, kampong dorp aan de grens - grensdorp dorp aan de Linge - Asperen dorp aan de Maas - Asselt, Bezel, Eisden, Itteren, Maaseik, Wessem dorp aan het IJsselmeer Andijk, Bunschoten, Edam, Elburg, Hindelopen, Katwoude, Makkum, Monnickendam, Nijkerk, Putten, Spakenburg, Stavoren, Volendam, Warder, Workum dorp bij Bloemendaal - Overveen dorp bij Gelders Laren Eksel dorp bij Lienden - Ommeren dorp in Achterhoek Aalten, Beek, Bredevoort, Borculo, Didam, Eibergen, Geesteren, Gelsclaar, Groenlo, 's Heerenberg, Hengelo, Hummelo, Lichtenvoorde, Neede, Ruurlo, Steenderen, Terborg, Varseveld, Vorden, Zeddam, Zelhem dorp in de Betuwe - Hien, Ooy, Zetten dorp in Brabant - Aalst, Alfen, Beek, Dongen, Erp, Gtilze, Goirle, Nispen, Oss, Rips, Rijen, Uden dorp in de N.O.P. Biddinghuizen, Dronten, Ens, Espel, Emmeloord, Lelystad, Swifterband, Ketelhaven dorp in Drenthe Beilen, Borger, Diever, Eelde, Gieten, Norg, Odoorn, Paterswolde, Rolde, Ruinen, Schoonoord, Sleen, Smilde, Veenhuizen, Zuidlaren Zuidwolde, Zweeloo dorp in Friesland Akkrum, Bakhuizen, Balk, Bergum, Blija, Bolsward, Donderbroek, Dronrijp, Franeker, Gaast, Grouw, Hindelopen, Kollum, Lemmer, Makkum, Noordwolde, Oldeboorn, Pingjum, Sloten, Stiens, Tzum, Tijnje, Wyckel, Wierum, Wolvega, IJls dorp in Gelderland Barneveld, Beek, Beekbergen, Bruchem, Brummen, Culemborg, Deil, Doomspijk, Druten, Ede, Elburg, Elspeet, Elst, Emst, Epe, Geldermalsen, Groesboek, Heelsum, Heerde, Heest, Kerkwijk, Kesteren, Laren, Lienden, Loenen, Lunteren, Neede, Nunspeet, Ochten, Oosterbeek, Putten, Rumpt, Tiel, Vaassen, Velp, Voorst, Voorthuizen, Wehl, Wisch, Zetten dorp in Groningen Baflo, Beerta, Bierum, Ezinge, Godlinze, Grijpskerk, Haren, Heiligerlee, Leek, Leens, Marum, Meeden, Nieuwwolda, Nuis, Roodeschool, Scheemda, Slochteren, Uithuizen, Ulrum, Warffum, Wilp, Winsum, Zuidbroek, Zuidhorn, Zoutkamp dorp in Limburg Amby, Beek, Born, Echt, Eisden, Epen, Gulpen, Heel, Horn, Linne, Maasbracht, Margraten, Meersen, Mook, Neer, Nuth, Slenaken, Sittard, Stein, Susteren, Tegelen, Vaals, Venray, Weert, Wijlre dorp in de Lijmers - Didam, Duiven, Lathum, Weel dorp in Noord Brabant Aalst, Almkerk, Andel, Boxtel, Chaam, Deurne, Dongen, Geertruidenberg, Geldrop, Gemert, Gilze, Goirle, Helmond, Kaatsheuvel, Klundert, Kuyk, Moerdijk, Oss, Ravenstein, Roosendaal, Rijen, Son, Sprang, Steenbergen, Uden, Vught, Waalwijk, Werkendam, Willemstad, Woensdrecht, Zevenbergen dorp in Noord Holland Andijk, Bennebroek, Blaricum, Bussum, Castricum, Graft, Heemskerk, Heiloo, Hoofddorp, Huizen, Ilpendam, Jisp, Krommenie, Laren, Limmen, Muiden, Naarden, Obdam, Ouderkerk, Overveen, Petten, Purmerend, Santpoort, Schagen, Twisk, Uitgeest, Weesp, Wormer, Zwaag, Zijpe dorp in Overijssel Ane, Blokzijl, Boekelo, Borne, Dedemsvaart, Diepenheim, Diepenveen, Enter, Goor, Gramsbergen, Haaksbergen, Hasselt, Hardenberg, Heino, Holten, Hulst, Markelo, Olst, Ommen, Raalte, Rijssen, Staphorst, Tubbergen, Vollenhove, Vriezenveen, Vroomshoop, Wijhe, Zwartsluis dorp in Utrecht Baarn, Abcoude, Benschop, Bunschoten, Breukelen, Doom, Loenen, Driebergen, Harmelen, Houten, Leersum, Linschoten, Lopik, Maarn, Maarsbergen, Maarsen, Maartensdijk, Montfoort, Odijk, Renswoude, Soest, Spakenburg, Vinkeveen, Vreeswijk, Wilnis, Woudenberg, IJsselstein, Zeist dorp in Zeeland Aardenburg, Abeele, Axel, Bath, Biervliet, Breskens, Bruinisse, Cadzand, Colijnsplaat, Domburg, Goes, Haamstede, Hansweert, Hoek, Huist, Koewacht, Kortgene, Kruiningen, Nisse, Oostburg, Renesse, Ritthem, Sluis, Stavenisse, Tholen, Veere, Waarde, Wemeldinge, Westkapelle, Zaamslag, Zierikzee dorp in Zuid Holland Aarlanderveen, Berkel, Bodegraven, Boskoop, Brielle, Dirksland, Goudswaard, Hillegom, Leiderdorp, Lisse, Middelharnis, Naaldwijk, Nieuwkoop, Oegstgeest, Ooltgensplaat, Oostvoorne, Ouddorp, Piershil, Poeldijk, Poortugaal, Puttershoek, Reeuwijk, Rhoon, Rijnsaterwoude, Sassenheim, Sommelsdijk, Stolwijk, Strijen, Vilet, Voorhout, Warmond, Woerden, Woubrugge dorp op Schouwen - Ellemeet dorp op de Veluwe Beekbergen, Eerbeek, Ede, Elspeet, Epe, Ermelo, Emst, Garderen, Harskamp, Hoenderloo, Kootwijk, Loenen, Nunspeet, Otterlo, Schaarsbergen, Stroe, Uddel, Vaassen, Vierhouten, Wekerom dorpachtig - dorps dorp bij Gelders Laren - Eksel dorpeling dorpsbewoner dorpelwachter deurwachter Dorpje bij Eindhoven - Son dorpje ten zuiden van Venlo - Steil, Tegelen dorp op Java - desa dorp tegenover Velp - Lathum dorp van kaffers - kraal dorp waar water in wijn werd veranderd - Kana dorpscentrum - brink, kom dorpsgemeenschap op Java - desa, dessa, kampong dorpshoofd op Java - Loera(h) dorpel drempel dorpeling - buitenman, dorpsbewoner, plattelander dorpelwachter - deurwachter dorper - dorpsbewoner dorpje - buurtschap, gehucht dorpje in Friesland - Blesse, Ureterp, Steggerda dorps - bekrompen, kleinsteeds, landelijk, plattelands dorpsbewoner - dorper, dorpeling dorpsgemeenschap in Israël - kibboets dorpsgemeenschap in Rusland - mir dorpsgemeente op Java - desa dorpshoofd - bekel(Java), loerah (Java), starost (Polen), petinggi(Mal.) dorpshoofdman (Ind.) - atel dorpskern - brink, centrum, kom dorpslogement - dorpsherberg dorpsmuzikant - vedelaar dorpsplein brink, dries, forum, laar, markt, (Oud-Rome) markt dorpsplein met kramen - markt dorpspleintje dries dorpsrechter in Spanje -alcalde dorpsweide - meent dorp van Kaffers - kraal dorre berg - Horeb(o.t.) dorre heuvel - kling dorre maand - maart dorre plant - hei dorre vlakte hei, heide, heidegrond, heideveld, heidezand, poesta, savanne, steppe, toendra, woestijn, zandvlakte, zandzee dorren verdrogen, verdorren dorsdeel dorsvloer dorsen - stampen, vlegelen, ontzaden dorsgereedschap - dorsmachine, vlegel, dorst begeerte, lust, verlangen dorst doen ophouden - lessen dorst hebbend - dorstig dorst, hevige - anadipsie dorst naar eer - eerzucht dorst naar kennis - leerlust, weetgierigheid, werklust dorsten begeren, haken, hunkeren, smachten, verlangen dorstend naar kennis - leergierig dorst hebbend - dorstig dorstend naar roem - eergierig, eerzuchtig dorstend naar wraak - wraakzuchtig dorstig - smachtend dorstig mens - drinkebroer, drooglever dorst lessen - drinken, laven dorst of trek - lust dorst stillen - drinken, laven, lessen dorsvis lom dorsvloer - (dors)deel, neer dorswerktuig - machine, vlegel dorte - dorheid, schraalheid dortoir - dormter, slaapzaal dor worden - verdrogen dos bruidsschat, dres, gewaad, kleed, kleding, opsmuk, ornaat, plechtgewaad, sier, tenue doseren – afwegen, bepalen (hoeveelheid), verdelen dosering gift, verdeling dosis gift, hoeveelheid, kwantum, portie dosis bepalen doseren dossen - kleden, opschikken, opsieren, versieren dossier - strafblad dot boeket, bos(je), bundel, bundeltje, haarvlecht, haarwrong, kilt, klis, klit, kluit, knot, kuif, pluk, schat, snoes, speen, toef, tuil, tuiltje, wrong, zuigspeen dotatie begiftiging, gave, schenking dot bloemen - bos dot haar - klit, pluk, wrong dot kuif - toef dotatie - begiftiging, gave, schenking doteren begiftigen, geven, schenken doterminatie - bepaling, vaststelling dotje schat, snoes dotje papier - propje dotskop domkop, lomperd, lummel dotterbloem - boterbloem, plomp, waterboterbloem dottig - snoezig dot wol - knot douane - grenspolitie, grenswacht, tolbeambte, tolwacht douanebeambte commies, douanier, grenswachter, kommies douanehuisje tolkantoor douanekantoor - grenskantoor douanewerkzaamheid - inklaren, uitklaren douanier - grensbeambte, tolbeambte, commies doublé - geelkoper, namaakgoudschijngoud double dubbelganger doubleren omzeilen, rekken, verdubbelen, voeren doubleren, een jas - voeren doubleren, een kaap - omzeilen doubleur zittenblijver douceur extraatje, fooi, tip douche - regenbad, shower, sproeibad, stortbad douchebad - lavet douchen - baden doven blussen, dempen, lessen, smoren, uitdoen, uitdoven, uitgaan dovenetel - hoenderbeet, hondsnetel, melkbloem, suikernetel dovig - hardhorend douw - duw, por down depressief, mineur, mismoedig, moedeloos, neerslachtig, ontmoedigd, putterig, terneergeslagen doxologie - gloria, lofprijzing dozijn twaalftal, dz. dozijndichter prulpoëet dra - aanstonds, alras, binnenkort, eerdaags, eerlang, gauw, ras, snel, spoedig, terstond, vlug, weldra, wekhaast draad filum, garen, gouddraad, licium, samenhang, snaar, snoer, spinsel, streng, verband, zilverdraad draad in kabel ader draad van een kaars - pit draad van een verhaal - lijn, samenhang draad van hout - nerf draad van merinoswol - merinosgaren draad van metaal - snaar draad van passementwerk - cantille draad van spinnenweb rag draad van overbrenging van prikkels zenuw draadachtig ondier - leviathan draadbericht telegram, telex draadgewicht - dernier draadhalm - dwerggras draadje - pluisje, vezel draadkam - streler draadklos - haspel draadklos voor elektromagneet - solenoïde (Gr.) draadledepop - marionet draadloos - ongebonden, wireless draadloze radio draadloze omroep radio draadloze telefonie mobilofoon, radio, walkie-talkie draadnagel - spijker draadomroep - radiodistributie draadspoelen - opwinden draadtang - kniptang draad van metaal - snaar draadversperring - prikkeldraad draadvorm - aaltje draadvormig - filiform draadvormig deeltje - vezel draadvormig metaal ijzerdraad draadvormig vormpje - aaltje draadweefsel - mycelium draadwerk van zilver enz. -filigraan, filigrain, filigrein draadwieren - conferven draadworm aaltje, haarworm, made, nemotode, spoelworm, trichine draadwormen - nematode draadwormziekte - filariasis draagbaar baar, berrie, brancard, burrie, hooiraam, portable portatief, tandoe draagbaar draaiorgel - lier draa gbaar orgel - portatief, regaal draagbaar toestel - portable draagbalk - dwarslegger, keper, kesp, latei, legger, ligger, onderslag, stander, stembalk, steunbalk, stut, stijl, tafel, toog draagbamboe - pikoelan draagband - autogordel, bandelier, bretel, buikband, ceintuur, degenriem, draagdoek, galg, gordel, koppel, leizeel, lus, mitella, singel, sling, sautoir, suspensoir, zeel draagband over de borst - sjerp draagband voor arm mitella draagband voor broek - bretel, galg draagband voor matrasveren - singel, zeel draagband voor patronen - bandelier draagbare afschutting scherm draagbare lamp - looplamp draagbare poppenkast ronzebons draagbare radio portable, transistor, walkman draagbare schrijfmachine - portable draagbare wieg - reiswieg draagbare zend- enontvangapparatuur - mobilofoon, portofoon draagbed - baar, brancard draagbeugel - greep, handvat, hengsel, oor, scharnier draagboom - draagstok draagboom met dwarshouten met belletjes - schelleboom, zie ook 'belleman' draagdoek armverband, brassard, mitella, schouderdoek draagdoek (lnd.) slendang draagemmer - kit, kolenkit, vuilnisbak draaggeld - kruigeld, portage draaggestel - draagezel, ezel, juk, schraag, steiger, stelling draagezel - schraag draaghemel - baldakijn, pergola draaghout - juk draagjuk (Ind.) - pikolan draagklamp - kasdoes, steunklamp draagkoets - draagstoel, palankijn, rosbaar, tandoe draagkorf - hot, kiep, mars, schepkorf draagkracht - draagvermogen, draagwijdte, lift, portee draagkracht van een schip - laadvermogen draagkrachtig rijk, vermogend draagkrachtmeter forometer draaglijk duldbaar, houdbaar, matig, tamelijk, vrijwel draaglantaarn - looplantaarn, zaklantaarn draaglat - draagklos, draaglijst(je), pikolan (Ind.), wouteman draagloon - portage draagloon (Ind.) pikolgeld draaglijk - duldbaar, passabel, redelijk, supportabel, tamelijk, tolerabel, vrijwel draagmand - bagge, ben, korf draagmap - tas draag paard - lastpaard draagpenning draagmedaille draagpot - kamp, kogelkussen, kogellager, lager draagraam - frame draagrek op auto's - imperiaal draagrekje voor flessen - draagkarton, flessenrek draagriem bandelier, disselriem, hang, helpzeel, singel, zeel draagsjerp slendang draagspeld insigne draagsteen console, karyatide draagstoel baar, berrie, draagbaar, latierboom, palankijn, rosbaar (van paard en muilezel), sedan, tandoe draagstoel (Jap.) - morimono draagstok - draagboom, pikolstok draagstok (Ind.) - pikolan draagstuk latei draagt men aan de voeten - klomp, kous, laars, pantoffel, sandaal, schoen, slipperslof, sok draagtoestel - baar, draagbaar draagtuig - juk draagvat aker, emmer, kit, kolenemmer, kolenkit, schenkvat draagverband - mitell, suspensoira draagvermogen draagkracht, tonnage draagvlak - vleugel draagvleugelboot - hydrofoil draagwerktuig - baar, berrie, draagbaar, draagberrie, draagjuk, draagkoets, draagriem, draagstoel, draag(toe)stel, emmerjuk, ezel, palankijn, pikolan, tandoe, draagwijdte afstand, afstandsbereik, belang, betekenis, invloed, omvang, portee, schootsverheid, strekking draagwijdte van een kanon - portee draagzeel - draagband draagzetel - palankijn, rosbaar draai akkerwinde bocht, draaiing, gier, keer, kentering, kink, klap, kolk, konkel, krinkel, kronkel, omkeer, omkering, ommekeer, omslag, omwenteling, oorveeg, oorvijg, pirouette, plezier, rotatie, slag, toer, volte, wending, wenteling, zwaai, zwenk(ing), zwier draai bij het dansen - pirouette draai in een touw - klink draai om de oren dril, lel, oorveeg, oorvijg draaibaar - wendbaar draaibaar hek - wring draaibaar houtje als sluitmiddel - wervel draaibaar onderstel - bogie draaibaar onderstel onder spoorwagen of vrachtauto truck draaibaar raam - klapraam, klepraam draaibaar radiobaken - consolbaken draaibaar sluithoutje - wervel draaibank - carrouselbank draaibare aardbol - globe draaibare boekenkast - boekenmolen draaibare boekenstandaard - boekenmolen draaibare boom van een takelwagen - gijk draaibare cilinder met gebedsrol - bidwiel draaibare geschutstoren (schip) - barbette draaibare haak - wartel draaibare koppeling scharnier draaibare rails - wissel draaibare roeipen dol draaibare schalm - wartel draaibare spiegel - draaispiegel, psycha, draaibare verbinding scharnier draaibeitel slechtbeitel draai bij het dansen - pirouette draaiboek scenario draaibord - roulette draaibout - tap draaideur - tourniquet draaien kenteren, keren, kronkelen, malen, omkeren, roeren, rollen, roteren, tollen, torderen, torqueren, tourneren, veranderen, verdraaien, walen, wenden, wentelen, wervelen, wringen, zwaaien, zwenken, draaiend roterend draaiend lichaam - rotor draaiend persen wringen draaiend voorwerp - rotor draaiende figuur bij het dansen - swing draaiende gedeelte in een dynamo - rotor draaiende schoorsteenkap gek draaiende trommel voor wolzuivering - snar draaien in bed - woelen draaien van water - kolken draaier - bankwerker, veinzer, zwengel draaierig - duizelig, misselijk, wee draaierig worden - duizelen draaierij - prevaricatie, veinzerij draaiglas - petinetglas draaigroei - torsie, wrong draihaak - wartel draaihals - mierenjager draai in de weg - bocht draaiing - bocht, duizeling, kentering, kering, omwenteling, polarisatie, rotatie, spin, tolvlucht, torsie, vrille, waling, wending, wenteling draai inrichting draaikruis, draaimolen, har, molen, scharnier, tourniquet draaikanon - draaibas, lila (smal, Ind.), lilla draaikever - schrijverke, schrijvertje draaikevertje - schrijvertje,waterkarretje draaiklos (in buis voor opwekking magnetisme) - solenoïde draaikolk kolk, maalstroom, neer, ras, wiel, wieling draaikolk bij Sicilië - Charybdis, Scylla draaikolk in de lucht - remous draaikruis draaihaspel, garenwinder haspel, kantoorstoel kruisrad, tourniquet draaikruk - krukarm, pianostoel, slinger, zwengel draaimolen carrousel, draairad, mallemolen, zweefmolen, zweefrad, draaiorgel lier, pierement, straatorgel draaiorgelman - liereman, lierman, orgeldraaier draaipistool - blaffer (barg.), revolver draaiplan - draaiboek, scenario draaipunt - keerpunt draairoede - espagnolet, spagnolet, spanjolet draairollen om zware lasten te verplaatsen - mosterdpotten draaischalm - wartel draaischijf kiesschijf, plateau, pottenbakkersschijf, roulette draaispiegel psyche draaispil windas draaisprong pirouette, salto draaistang as, spil draaistel - bogie draalstroom kolk, maalstroom draaistorm - cycloon, wervelstorm draaistroom - kolk,maalstroom draaistijl - har draaitafel - grammofoon draaitoestel van een kleinedeur - speun draaitol - non draaitrap spiltrap, wenteltrap draaiziekte - blein, gyratie draaiziekte bij schapen - blein, dolheid draak - dragon, gedrocht, lastigerd, lastpak, leviathan, melodrama, monster, monstrum, ondier, vlieger, draakachtig dier - basilisk, leviathan draak van een mens - mispunt draakvis - zeeaap draal - wartel drab - bezinksel, blubber, dik, drabbe, drabbig, droesem, grondsop, modder, modderig, moer, prut, troebel, drabbe - droesem, grondsop drabbig - modderig, troebel drab van koffie - koffiedik, prut dracht - kledij, kleding, kostuum, pak, portee, zwangerschap dracht der onschuld - wit drachtig etterend, neurend, zwanger drachtige koe kalfkoe dracht van militairen - uniform drachtigheid - zwangerschap draconisch streng draconitisch jaar - eclipsjaar draden - afhalen draden aftrekken - repen draden loslaten - rafelen draden losmaken - rafelen draden maken spinnen draden uitpluizen - rafelen draden van mosselen - byssus draden verwerken weven draderig - dradig, stokkerig, vezelig dradig - draderig, stokkerig, vezelig dradig deeltje vezel dragaat - duindoren draf bostel, galop, gang, loop, looppas, spoeling, spurt, stap, trot draf of gang - loop drafsport - draverij, paardensport draf van een paard - galop, trot dragant - duindoorn dragee pil, tablet dragelijk houdbaar, matig dragen aanhebben, beuren, brengen, doorstaan,dulden, etteren, gebruiken, lijden, meenemen, ondersteunen, opnemen, reiken, sjouwen, steunen, strekken, tillen, torsen, uitstaan, verdragen, verduren, zeulen, zweren dragend - phoros dragend deel van bruggen - pijler dragende mannenfiguur - Atlas, Atlant dragende vrouwenfiguur - Caryatide drager atlas, boodschapperbrenger, houder, ordonnans, overbrenger, pijler, toonder, vehikel drager van erfelijke eigenschappen chromosoom, gen, kernlis, kernstaafje drager van dezelfde naam - naamgenoot drager van een eigenschap in de celkern - gen drager van een zeker kerkelijk ambt - diaken drager van occulte verschijnselen - astraal drager van wereldbol - Atlas drager van zware lasten - koelie, pakkendrager, sjouwer(man), witkiel, zakkendrager dragline - graafmachine, sleepschop, sleepgraver, trekgraver dragon - sabelkwast, slangenkruid, keizersalade dragonder cavalerist, huzaar, manwijf, ruiter dragoniet bergkristal draineerbuis (Zuidn.) kannenbuis drakebloed - bloedzuring drakedoder - Joris, Walewein drakenkruid - bloedkruid, pimpernel drakerig - afschuwelijk, lelijk dralen aarzelen, kriemelen, leuteren, lunderen, marren, procrastineren, sammelen, slenteren, talmen, temen, temporiseren, tergiverseren, toeven, traineren, treuzelen, wachten, weifelen, zaniken, zeuren dralend - temerig draler - cuntator, onzekere, treuzelaar, weifelaar draling - aarzeling, temporisatie drama omkeer, peripetie, spel, toneelspel, toneelstuk, tragedie, treurspel, verandering, wending drama van Brederode - Griane, Lucelle, Moortje drama van Bredero Angeniet, Griane, Lucelle, Moortje drama van Euripides Alcestis, Helena, Heracliden, Hippolytus, Iphigenia, Medea, Orestes, Phaedra drama van Goethe Faust drama van Hooft Baeto drama van Ibsen Brand, De wilde eend, Gynt, Nora, Peer Spoken, drama van Shakespeare Cymbeline (kimbelijn), Coriolanus, Hamlet, Lear, Macbeth, Othello, Pericles, drama van Sophocles Aias, Antigone, Electra, Oedipus drama van Vondel van Aemstel Gijsbrecht, Jeptha, Leeuwendalers, Lucifer, Palamedes, Pascha dramafoon draadmagnetofoon dramatiek toneelkunst dramatisch - tragisch dramatisch toonstuk - oratorium dramaturg - Albee, Beckett, Fry, Goethe, Heyermans, Hochhuth, Ibsen, Lonesco, Miller, Osborne, Pinter, Racine, Schiller, Shakespeare, Shaw, Strinberg, Vondel, Whesker toneeldichter, toneelkenner, toneelschrijver drammen - aanhouden, dwingen, (door) zeuren drammer - zanik, zeur dsrammerig - zeurderig drang aandrang, aandrift, aspiratie, begeerte, behoefte, bezieling, drift, druk, hartstocht, impuls, instinct, klem, neiging, opwelling, opzwelling, pressie, rage, streving, stuwing drang der omstandigheden - urgentie drangknier spiraalscharnier drangwater kwelwater drank advocaat, ale, arak, bessengenever, bessenjenever, bier, borrel, brandewijn, cacao, citroen, cola, eel, fladderak, gin, grenadine, grok, jenever, kandeel, klare, koemelk, koffie, kummel, kwast, limonade, likeur, melk, most, mee, mokka, orangeade, pile, port, punch, ranja, rum, salep, sec, sherry, slemp, soda, stout, thee, vermouth, whisky,wodka, wijn drank (Ind.) - angur, bebek, puf drankbestrijder - geheelonthouder drank bij kraambezoek, kandeel drank bij Tartaren - kefir drank der Goden nectar drank der oude Germanen mee, mede drank op graanbasis arak, bier, gin, jenever drank op oudjaar punch, slemp drank uit cognac etc., bereid met heet water, suiker en citroen - grog drank uit de wortel van een aard-orchidee - salep drank uit de wortels van de peperstruik - kana drank uit druivensap wijn drank uit mout en hop bier drank uit sap van het suikerriet (melasse) rum drank uit vruchten vruchtenwijn, tweedrank drank uit vruchtensap - cider drank van in melk gekookte bladeren salle drank van koolzuurhoudend water - tonic drank van suikerriet - cana drank van Vikingen - mjoed drankbestrijder - geheelonthouder drankflesje met matwerk - mattekeesje drankgelegenheid - bar, herberg, kroeg drankkast - bar drankhuis - bar, café, dranklokaal, herberg, kit, kief,kroeg, saloon (Am.), pub (Eng.), tapperij, taveerne, wijnhuis drankkast - bar drankkoeler - ijsemmer dranklokaal bar, bierhal, bodega, café, herberg, knijp, kroeg, proeflokaal, staminee, tapperij, taveerne drankoffer - lebatie, plengoffer drankorgel - drinkebroer, dronkaard, dronkelap, zuiplap, zuipschuit dranksalon bar drankvat dronkaard, plengoffervaas drankverkoper - slijter drankwagen dronkaard drankwinkel slijterij drankzucht alcoholisme, dipsomanie, ebriositeit, potomanie drapeau (Fr.) vaandel, vlag drapenier - lakenbereider draperen behangen, omhangen, plooien, schikken draperie aan vensters, hemelbed, enz. lambrekijn draperie boven troon - baldakijn, lambrekijn dras - blubber, doorweekt, modder, moeras(achtig) , nattig, slijk draskolk poel drasland - beemd, bezinksel, broek, droesem, grondsop, moer, moeras, moerland, peelland, run drassig lobberig, moerassig, nat, slijkerig, week, zacht drassig grasland dries drassig land - broek, dries, marsgrond, mieland, moer, moeras, veen drassig waterachtig land - moeras drassige grond ophogen - aandammen drassige gronden - onland drassige riviermond lagune, liman drastisch doortastend, ingrijpend, krachtig, snelwerkend, streng draven - galopperen, haasten, hardhollen, hardlopen, hollen, lopen, rennen, snellen, stiefelen, trotten, trotteren dravend naderen - aandraven dravend paard - draver draver - harddraver, klepper, loper, renner, rijpaard, draverij harddraverij, koers, paardensport, rensport draverijkar – sulky draverik - drep Dravidivolk in India - Bhil Dravidiche taal - Kanarees dravik - zwenkgras draw - gelijkspel, remise drecht - kreek dreef allee, beemd, laan, landouw, landweg, slag, streek, wandellaan, warande dreef met bomen - laan dreg - vishaak, werpanker dreg met punthaken - enterdreg dreggen - opvissen dreigement - bedreiging dreigen - gevaarlopen, muiken, riskeren dreigen met - bedreigen dreigen te braken - kokhalzen, misselijk dreigend - briek, gevaarlijk, imminent, nakend, onheilspellend, veeg, vreesaanjagend dreigend boven het hoofd hangen - imminent dreigend kijken - blikken dreigend onheil - gevaar, onheil, onraad dreigend vooruitzicht - bedreiging, gevaar, onheil dreigende vijandschap - spanning dreiging - gevaar, risico dreiging uitdrukkend - dreigend drein - zeurkous dreinen drenzen, jengelen, mieren, mokken, pesten, plagen, temen, treiteren, zaniken, zeuren dreinerig - drenzerig, jankerig, jengelig, zeurderig dreinerig kind - drens drek aal(t), bagger, beer, derrie, faeces, gier, mest, modder, prut, slik, slijk, uitwerpselen, vuil, vuiligheid, vuilnis drek van beesten - mest drekboom - stinkboom drekbraking - darmjicht, misairere drekgod - Beëlzebub drekgoot - riool drekstenen - koprolieten drekstof - beer, pootaarde drel del, lap, leur, slons, totebel, vod dremmen - dreinen, drenzen, jagen, overhaasten, zeuren drempel - dorpel, drommer, limes, ondiepte, verhoging drenkbak - drenktrog, lestrog drenken - doordrenken, doortrekken, imbiberen, impregneren, wateren drenken in kreosoot - kreosoteren drenkgebit kauwgebit, watertoom drenking - infiltratie drenkplaats dobbe, waadplaats, wed drenkplaats voor paarden - wed drens - zeurder, zeurkous drentelen - flaneren, kuieren, planeren, rondhangen, slenteren, trappelen, zwerven Drenthe, bestuurlijke eenheid in - kerspel Drenthe, gemeenschappelijke grond in - marke Drenthe, grootste gemeente in - Emmen Drenthe, heuvelrug in - Hondsrug Drenthe, hoofdstad van - Assen Drenthe, plaats in - 3 Een, Elp 4 Anlo, Anne, Eext, Elim, Norg 5 Assen, Dalen, Eelde, Emmen, Erica, Exloo, Peize, Roden, Sleen, Vries 6 Beilen, Buinen, Diever, Gieten, Meppel, Odoorn, Ruinen, Smilde, Valthe, Wijster 7 Havelte, Vledder, Zweelo 8 Coevorden, Hoogeveen Drenthe, riviertje in - Beilerstroom, Drostendiep, Eelderdiep, Hunze, Peizerdiep, Reest Drenthe, sportgebeuren in - TT Drenthe, vliegveld in - Eelde Drenthe, wat men vindt in - hei, hunebed, rust Drents brinkdorp - Annen Drents dorp zie dorp in Drenthe Drents gerecht - etstoel Drents rechtscollege - etstoel Drents sportevenement - T.T. Drents oud gebied - dingspel, dingspil Drents vliegveld Eelde Drentse grote schuurdeur - baander, Bansde(u)r, banser Drentse hoofdstad - Assen Drentse hoofdvaart - Smildevaart Drentse thee - gagel, luiskruid, possum, pos(t), vlooienkruid Drentse toeristische attractie - hei, hunebed drenzen donderjagen, dreinen, jengelen, plagen, treiteren, zaniken, zeuren drenzerig - narrig dresseren africhten, afrijden, drillen, stileren, temmen dressoir - buffet dressuur africhting, dierentemmer, dril, opmaking, dreumes - broekeman, hummel, kereltje, kind, kleuter, peuter, puk, uk, ventje dreun bons, klap, klop, lel, megaton, mep, opdoffer, oplawaai,pats, poeier, schok, schudding, slag, smak, stoot, val, watjekouw dreunen bonzen, daveren, denderen, schokken, smakken dreunend geluid donder dreunend gezang - psalmodie dreunend schokken denderen dreunende klap bons dreutel - kleuter, neutel drevel doorslag, drijver, drijfijzer, nagelijzer, pen, pin, pons, stempel, zethamer drevelen – ponsen dribbelaar - pingelaar drie azen - trits drie, in voorvoegsels tri drieblad - koortskruid driebladige kromme - trefolium drie boeken in één - trilogie drie bijeen horende personen of zaken - triade, trio drie dagen triduüm driedelig gebed - angelus driedelig grijs - kostuum drieëenheid - triniteit driegen - hechten drie dichtstukken - trilogie drie maanden kwartaal drie met hetzelfde aantal ogen - trits drie naast elkaar uitkomende nummers - terne drie noten met tijdswaarde van 2of 4 noten triool drie november - Hubertusdag drie of meerhoekig raamwerk - stoma drie opeenvolgende nummers in de loterij terne drie sterren in Orion - Napoleongesternte(gelukster) drie wijzen (de) - Driekoningen (Balthasar, Caspar, Melchior) drie zonen van Judas - Maccabeeërs driebasisch zuur - aconietzuur drieblad - drieluik, klaver, trifolium, waterklaver, zevenblad driebladige kromme - trifolium driedaags tijdvak - triduüm driedagskoorts - malaria driedelig - trichotomie, tripartitie driedelig schilderij - triptiek driedelig versvoet - dactylus driedelige jambische strofe - terzine driedeling - trisectie driedistel - carlina, evenwortel driedraads geglansd linnengoed - trielje driedraads touw - marlijn, marling drieeenheid triade,triniteit drieëenheidsbelijders - trinitariërs driefasenpunl - tripelpunt driegezang - terzet driegodendom - tritheïsme drieheerschappij - triarchie drieheid - drievoudigheid, triade, trias, tribadie, triniteit driehoek - triangel, triangulum, trias driehoekig trigonaal, triangel, triangulair, trigonisch driehoekig bootzeil - druil, fok, klapmuts, kluiffok, kluiver, latijnzeil driehoekig bouwsel, behorende bij de gotische stijl – frontaal driehoekig bouwwerk - piramide driehoekig bovenstuk van een gevel fronton, timpaan driehoekig hoofddeksel - driekant, steek driehoekig slaginstrument triangel driehoekig stuk aan de enkel van een kous - klink driehoekig versiersel tronton driehoekig voorwandig raamwerk - spant driehoekig voorzeil - fok driehoekig zeil - druil, emmerzeil, fok, kluiver, latijnzeil driehoekig zeil van de boegspits - kluiffok driehoekige papieren zak - puntzak driehoekige vliegtuigvleugel - deltavleugel driehoekige voorschans - ravelijn driehoekige zijkant van een duig - sneper driehoeksmeetkunde trigonometrie, triangulatie driehoeks zenuw - trigeminus driehoevig dier - neushoorn driehoofdige hond - Cerberus driejaarlijks - triënnaal driejarig - triënnaal driejarig hert - gaffel, gaffelhert driejarige koe - twinter driejarige ree - rekke driekamp - triatlon driekant metalen slagbekken in een orkest - triangel driekante draagdoek - mitella driekantig gereedschap - vijl driekantig slaginstrument - triangel driekantig vrouwenhalsdoekje - fichu driekantig zeil - druil, kluiver driekantig vrouwenhalsdoekje - ficgu driekantige draagdoek - mitella drieklank - majeur drieklankdicht triolet driekleur - dundoek, tricolore (Fr.) , vlag driekleurendruk - trichomotypie, trichomie driekleurig tricolor driekleurig viooltje - pensee, schoenlapper, schoenmaker, tricolor driekleurige kat- lapjeskat Driekoningen - dertienavond, Epifanie, Balthasar, Caspar, Melchior driekoningen kaars - drielingkaars Driekoningen, naam van een der - Balthazar, Casper, Melchior driekoppige helhond Cerberus driekroon tiaar, tiara driekwart baksteen - drieklezoor drieledig - trinomisch, trinomium, tripte, triplo drieledig gebed Angelus drielettergrepige versvoet - anapest drielingsrijm - terzine drieluik drieblad, tripticon, triptiek driemaal - driewerf, tri driemaal (Lat.) - ter driemaal nemen - tripliceren drieman - triumvir driemanschap triarchie, trio, triumviraat driemaster - bark, fregat, klipper, schoener drie opeenvolgende nummers in de loterij - terne driepoot - bok, driestal, drievoet, 'm', schamel, schraag, statief, treeft, tripode driepotig hijswerktuig - krikkemik driepuntig raken - osculeren drieregelig lied - ritornel drieregelig vers - tristichon drieregelige strofe terzet, terzine drieriemige lasso - bola dries erf, plein, schapenwei, wel, wei(de), weiland, werf driespan - trigarium driest – aanmatigend, astrant, brutaal, dapper, dol, dwaas, gedurfd, koen, krankzinnig, mal, moedig, onbesuisd, onbevreesd, onbezonnen, overmoedig, roekeloos, stout(moedig), vermetel, vrijmoedig, vrijpostig driestal driepoot, schoenmakerszetel driestemmige compositie voor solo instrumenten trio driestemmig zangstuk - terzet driestheid vermetelheid, (over)moed drietal trio, trits, triade drietal bezette nummers - terne drietal goden - triade drietallig ternair, triadisch drietand - gaffel, mestvork, tridens, trident, drietenige loopvogel emoe, kasuaris, nandoe, nandu, trap drietenige luiaard ai drietenige struisvogel emoe, emeu, nandoe, nandu drievlak - triëder drievoet - driepikkel, driepoot, driestal, schraag, staander, staar, statief, tabel, treeft, tripode, voerstuk drievoud triplo drievoudig driestal, tripel, triple(x) drievoudig letterkundig - product, trilogie drievoudige (het) - triplum drievoudigheid - tripliciteit drievuldigheidsbloempje - drievuldigheidsviooltje drievoudige kroon tiara driewaardig - trivalent driewieler - tricycle driewielige auto - cyclonette driewielige transportfiets - bakfiets, carrier driezang - samenspraak, terzet,trilogie driezijdig piramidaal, trilateraal driezijdig geslepen glas prisma drift – aandrift, afdrijving, begeerte, beweging, drang, dreef, elan, geestdrift, gemoed, gloed, haast, hartstocht, haast, hartstocht, heftig, hitte, instinct, jacht, kregelig, kudde, landweg, libido, menigte, meute, moed, neiging, onbesuisd, ongeduld, opgewektheid, opvliegend, opwinding, passie, razernij, spoed, stemming, stroming, toorn, troep, verve, vurig, woede, ijver, zogestemd driftbui - opwelling, uitval driftig choleriek, bruusk, cholerisch, fel, gramstorig, haastig, hartstochtelijk, heetgebakerd, heethoofdig, heftig, hitsig, ijverig, jachtig, kittelorig, koortsachtig, koleriek, kregel, kregelig, lichtgeraakt, nijdig, onbeheerst, onbesuisd, onstuimig, opgewonden oplopend, opvliegend, prikkelbaar, rabiaat, schielijk, toornig,vurig, woedend driftig maken - opinden driftig (muz.) tocoso driftig mens - sanguinias driftig worden - opstuiven driftkop - cholericus, dolkop, heethoofd, ultra, wildeman driftsneeuw dwarrelsneeuw, jachtsneeuw dril africhting, boorijzer, dressuur, drilboor, gelei, keperstof, lil, metaalboor, steenboor,vleesnat drilboor - fiedel drilbout schroefbout drilkultuur - rijenbouw drillen africhten, beven, boren, dresseren, ringeloren, schudden, trillen driller - africhter, exercitiemeester, instructeur drilmeester africhter, instructeur, oefenmeester, trainer dringen - doordrukken, drommen, drukken, drijven,duwen, nopen, pressen, prijken, pijnen, steken, uiterst, wellen dringend acuut, brandend, broodnodig, bijtend, expresse, fel, haastig, nadrukkelijk, nodig, noodzakelijk, nijpend, pressant, spoed, spoedeisend, terstond, urgent dringend (muz) instante, prestamente dringend aanbieden - leuren dringend geval - behoefte, exigentie, noodzaak dringend nodig - hoognodig dringend noodzakelijk - hoognodig, nijpend, urgent dringend verlangen - eis, eisen dringend verzoek aandrang, bede, bee, instantie, rek(w)est, smeekbede, smeekschrift dringend verzoeken - smeken dringende behoefte - nood, nooddruft dringende maanbrief - brandbrief dringende mensenmenigte drom, gedrang, massa, troep dringende noodzaak urgentie dringende noodzakelijkheid - necessiteit, urgentie dringende omstandigheid - noodzaak dringende oproep tot hulp noodsein dringende reden - drangreden dringende vraag - bede dringendheid - urgentie drinkbaar vocht drank drinkbak kopje, kroes, kom, kop, nap drinkbakje kom, kop, kopje, mok, nap drinkbare vloeistof - drank drinkbeker – bak, beker, bokaal, berkenmeier, ciborie, hostiekelk kelk, kom, kop, kroes, mok, nap, roemer, romer, drinkbeker, groot - hanap drinkbeker op voet - bokaal drinkebroer alkoholist, bierbuik, borrelaar, combido, drankneus, drankorgel, drinker, dronkaard, dronkelap, dronkeman, dweil, heffer, heiser, kroegloper, nathals, palul, pimpelaar, roodneus, slampamper, zatterik, zuiper, zwierbol drinken – bitteren, borrelen, feppen, gulpen, hijsen, innemen, klokken, laven, lebben, lebberen, likken, lurken, peren, pimpelen, pinten, pooien, slobberen, slurpen, tetteren, zuipen, zwelgen drinken geven drenken, laven drinker - alcoholist, brasser, dronkaard, pimpelaar, pinter, potator, slemper, smuller, zuiper, zuiplap, drinkfles - bidon, thermosfles, veldfles drinkgelag bacchanaal, braspartij, dronkemanspartij, gelag, libatie, orgie, slemperij, zwelgpartij drinkgeld fooi, gelag, pourboire, tip, verval drinkgelegenheid bar, café, kroeg, restauratie, salon, staminee, taveerne, theehuis drinkgerei beker, bokaal, glas, kelk, kom, kop(je), kroes, mok, nap, pint, pul, ro(e)mer drinkkolk voor vee dobbe drinkkom - nap drinkkroes drinkbeker drinklust - filoposie drinkplaats wed drinkpartij drinkgelag drinkschaal nap, tazza drinktrog drinkbak droef - bedrukt, droevig, mismoedig, mistroostig, neerslachtig, smartelijk, somber, tragisch, treurig, triest, verdrietig, droefenis afflictie, bedroefd, bedroeving, bedrukt, diepbedroefd, down, droef, droefgeestig, droefheid, droevig, gemelijk, klaaglijk, kommervol, leed, luguber, lusteloos, miezerig, moroos, scrupuleus, somber, treurig, treurigheid, triest, verdriet, verdrietig, weemoedig, droefgeestig bedroefd, droef, melancholiek, mistroostig, morose, naargeestig, neerslachtig, pessimistisch, scrupuleus, somber, treurig, zwartgallig, zwaarmoedig, zwaartillend droefgeestig lied - nocturne droefgeestig mens - melancholicus droefgeestige muziek elegie, nocturne, requiem, treurmars droefheid affectie, berouw, droefenis, droevig, hartzeer, leed, narigheid, nijd, ongeluk, ontsteltenis, pijn, rampnijd, rouw, smart, tragedie, tragiek, treurigheid, verdriet, weedom, droefheid (It.) - tristezza droes bezinksel, demon, drab, duivel, ikker, nikker, Satan, paardenziekte, zaksel droesem bezinksel, dik, drab, droes, grondsop, heffe, moer, residu, zaksel droevig - aangedaan, bedroefd, dingsig, droef, ellendig, erbarmelijk, klaaglijk, mistroostig, naar(geestig), navrant, somber, tragisch, treurig, triest, (muz) triste, treurig, verdrietig droevig gestemd - mineur, weemoedig droevige gebeurtennis catastrofe, ongeluk, ongeval, ramp droevige (het) - tragiek, tragisch droevige muziek elegie, klaaglied, mineur, nocturne, requiem, treurmars droevige toestand - behuiling droevigheid - treurigheid droevig zijn - treuren drogbeeld chimère, eidolon, fata morgana, schijn droge - droogkomiekdroogstoppel, oever, zandbank droge aarde mul, pulver, rul droge biscuit - cracker droge grasvlakte llano, pampa, steppe, poesta, prairie droge grasvlakte in Hongarije - poesta, steppe droge grasvlakte in Rusland - steppe droge grasvlakte in Zuid-Amerika - campo, pampa droge halmen stro droge kleurstof - pastel droge korte hoest kuch droge koude wind - mistral droge landstreek - woestijn droge noordoosten wind in de Adriatische Zee - bora droge noordwestelijke wind om Zuid-Franse kust - mistral droge rivierbedding dalbodem, wadi droge rivierbedding in Afrika - donga droge ronde biscuit - Mariakaakje droge saaie vent - stokvis droge scheisloot - greppel droge sloot - ( grep)pel droge stijfsel - amelonk, amidon droge turfstof - molm droge valwind in Canada - chinook droge verfstift - viltstift droge wind - bohorok (Sumatra), Bora, Borra (Adriat. Zee), föhn (west, wind van de Alpen), Harmattan (Guinea), mistral(droge koude wind Z.O. Frankrijk), Sirocco (Italië) droge wind om de Middellandse Zee - chamsin, sirocco droge woestijnwind - samoem, chamsin droge wijn - secdroge droge wind om de Middellandse Zee harmattan, khamsin, Sirocco droge zuidoostelijke wind rond de Middellandse Zee - Sirocco drogredenaar sofist drogredenen - schijngrond, sofisme drog redenering - sofisterij drogen - afwissen, droogmaken, eesten drogen in een eest - eesten drogende olie - hennepolie, lijnolie, oiticicaolie, papaverolie, perillaolie, saffloerolie, sojaolie, zonnebloemolie droger - centrifuge drogist - apotheker drogisterij, symbool van de - gaper drollenvanger - pofbroek drolligheid - grap, klucht drom bende, dreun, hoop, horde, massa, menigte, mensenmassa, meute, troep, zwerm dromedaris mehari dromedaris als rijdier - megari, mehari dromen - mijmeren, peinzen, slapen, suffen, verbeelden dromer binnendijk, fantast, druiloor, peinzer, slaaphof, slaper, soezer, suffer, sufferd dromerig - afgetrokken, dommelig, lodderig, sikkerig, slaperig, sloom, suf, verstrooid dromerig muziekstuk rêverie dromerij begoocheling, fantasie, hersenschim, mijmering, rêveri drommel - drevel, duivel drommels - deksels, sapperloot, sapristi, seldrement,verduiveld, weerga, zeer drommels (Fr.) - morbleu drommen - dringen dronk cheers, cheerio, gulp, proost, prosit, slok, salut, santé, santjes, toast, teug, toost, zwelg dronkaard alcoholist, doordraaier, drinkebroer, drankorgel, drinker, dronkelap, dweil, fout, gebrek, kroegvlieg, lap, misslag, nathals, pimpelaar, ploert, vergissing, zatladder, zatlap, zatterik, zuiper, zuiplap dronkaard (Fr.) - ivrogne dronkaard (Lat.) - potator dronkelap – alcoholist, drinker, dronkaard, nathals, zatladder, zatlap, zatterik, zuiper, zuiplap dronkemansgezicht - oliebol, oliekop dronkemanspraat - borrelpraat, gebral, gelal, gezwets, larie dronkemanstaal uitslaan - lallen dronkemanswaanzin delirium, oenomanie dronken - aangeschoten, beneveld, bepimpeld, beschonken, bezopen, brom (in hebben), buis, groggy, hooi(binnen hebben), kachel, kijl, laveloos, lazarus, leuter, lorum, meloet, mirakel, onbekwaam, olie, overladen, peer, pegel, sela(barg.), s(j)ikker(barg.), smoordronken, starnakel, stomdronken, teut, tipsy, vet, zat dronken (dieventaal) - kanes, kanis dronken grijsaard (myt.) - Silenus dronken langs de straat lopen - dweilen dronken vrouw bacchante dronkenschap beschonkenheid, bezopenheid, lorum, roes, temulentie, zatheid droog aride, bar, beschut, bros, dor, dry, flegmatiek, haal (gewest.), kaal, koud, lens, melig, mul, ongesmeerd (brood), onvriendelijk, rul, saai, scherpwrang, schraal, sec, secco, sek, siccus, spakerig (hout), spreu, vervelend, vochtvrij, voos, waterarm, waterloos droog (Ital.) - secco droog en bros - spreu droog en afgezaagd - saai droog en bros - spreu droog en dor - aride, schraal droog en verlept - verdord droog gras hooi droog haar - sclerothrix droog hoesten - kuchen droog koekje biscuit, biskwie droog kommiesbrood - kuch droog rijstveld - ladang, tegal, tipar droog van wijn - sec droog (dor)weer - haal droogbloeier - herfsttijloos droogbloem - heiroosje, rozenkrans, sierbloem droogdoek - handdoek, theedoek droogdraad - waslijn drooggelegd land - kavel droogheid - aviditeit, dorheid drooginrichting - ast, eest, oven, wasdroger droogkap - haardroger drooghuis bij boekdrukkers - feriet drooghuis voor tabak - zweethuis drooginrichting - ast, eest, eestoven droogkamer - drogerij droogkomiek - droge drooglap - zeemlap drooglat - strijk drooglijn waslijn droogleggen - bemalen, draineren, droogmaken, droogmalen drooglegger van Schermer en Beemster - Leeghwater droogmaken - (af)drogen, bemalen, droogleggen, inpolderen, leegmalen droogmakerij - Beemster, Haarlemmermeer, polder, Purmer, Schermer, Wormer droogmalen - droogleggen, ontwateren droogmiddel kalkaarde, siccatief droogmolen - wasmolen droogoven - ast, droogkamer, droogplaats, droogzolder, eest, est, oven, reet, reute, root, stoof droogplaats ast, eest, oven droogrek voor hooi - ruiter droogplaats voor mout eest droogplaats veer tabak schuur, zweethuis droog ijstveld - ladang droogscheerder - drapenier, lakenbereider droogschuur - logie droogstaande (vee) gust droogstempel reliëfstempel droogstof - siccatief droogstok - zolderstok droogstoof - ast droogte - ariditeit, dorheid droogtrommel - wasdroger droogvallend land wad droogvloer ast, deel, eest droogveld - bleek droogvloer - ast, eest droogwater soda droogweg onaandoenlijk droogweide - bleek droogworden - dorren droogzolder eest droom - begoocheling, dut, fantasie, hersenschim, ideaal, illusie, mooi (sprookjesachtig), mijmerij, mijmering, reve, reverie, visioen, waan droombeeld begoocheling, chimaera, droomgezicht, fantasie, fantasiebeeld, fantoom, geest, hersenschim, ideaal, illusie, nachtgezicht, nachtmerrie, ontgoochelen, schim, schijnbeeld, spook, toverbeeld, utopie, verbeelding, visioen, waan, waanvoorstelling, wanbegrip, wensdroom droombeeld dat men graag verwezenlijkt ziet - ideaal, wens droomgezicht - droomverschijning, hallucinatie, hersenschim, visie, visioen droomgod - Morpheus droomkunde - oneirologie droomland - Utopia droomtoestand schemertoestand, trance droomuitlegging - oneirokritiek, oneiromantie droop - wrang drop snoep drop – borrel, droppel, drup, druppel(tje), dubbelzout, salmiak, snoep, snoepgoed, spat, traan drop van zoethout - jap(Z.N.) dropje griot, katje, katjesdrop, veterdrop droppel - drup droppen - druppelen, lekken, parachuteren drosera - zonnedauw drossaard baljuw, drost, schout, drossen - deserteren, weglopen drost baljuw, drossaard, hofmeester, landdrost, rechter, schout drudebvoet - pentagram drug - cocaïne, dope, hasj, heroïne, morfine, narcoticum, opium, stuff druggebruiker - flipper druif - zonderling druifhyacint - muscari druifluis - fylloxera druifvaren - druifkruid, maanvaren druitvormig - racemosus druil - jool, kostwinner druilen - sluimeren, soezen, suffen, talmen, zeuren druilerig buiig, futloos, lusteloos, miezerig, neerslachtig, regenachtig, slaperig, slof druilig - buiig, druilerig, lusteloos, neerslachtig, nevelachtig, regenachtig, slof, wak druiloor - brombeer, domoor, dromer, lijs, slaper, suffer(d), trunte, zeur druipbad - douche, stortbad druipen - afvloeien, druppe(le)n, leep, lekken, lekkend, zijpen druipend - doornat, doorweekt, druipnat, kletsnat, lekkend, verregend druiper - gonorroe druiphoning - lekhoning, taphoning druipnat doornat, doorweekt, druipoog, kletsnat, leepoog, verregend druipneus - snotneus druipogig - leep druipoog - leepoog, trietoog druipsteen leksteen, pistolet, stalactiet, stalagmiet druipsteenkegel stalactiet, stalagmiet, pisoliet druivekern - druivepit, pit druivekruid - druifkruid, ganzevoet druivelaar wijnstok druivenbloed druivensap, wijn druivenbloem torkruid druivenboom - druivelaar, struik, wijnstok druivengod - Bacches, Dionysos druivenjaar - druivenoogst druivenperser - stuiker druivenplukster - druivenleester druivenrank - wingerd druivenras - Coltman, Frankenthaler, Muscat, Royal druivenschimmel - botrytis druivensoort - muskadel druivensteen - botry(olie)t druivensap - agrest, most, racemus druivensuiker dextrose, glucose druiventeler - wijngaardenier druiventros - krap druiventrossen dunnen krenten druivenziekte - oidium, yuckeri druiveplant - wijnstok druivesap - agrest, druivenmoes, most, racemus druivesoort - riesling druivezuur - wijnsteenzuur druiventuin - wijnberg, wijngaard druk - aandrang, bazig, bedrijvig, beklant, beknelling, bekommernis, belasting (techniek), benauwing, beweeglijk, bezet, bezig, dartel, drang, drukwerk, dwang, editie, exemplaar, geanimeerd, geaffaireerd, gewicht, handdruk, ingespannen, kwelling, levendig, luidruchtig, oplaag, oplage, onledig, onordelijk, onrustig, oppressie, onstuimig, persing, pressie, pressuur, print, roerig, roezemoezig, rommelig, rumoerig, rusteloos, sappel, spanning, tapageus, uitgave, verdrukking, vertier, vrolijk, wanordelijk, werkzaam, wild, woelig, zorg, druk aan het werk – bezig druk (van lucht) atmosfeer druk babbelen – kakelen, ratelen druk der luchtsoorten - pneumatica, pneumatika druk doende - bezig druk door fotomechanische overbrenging - lichtdruk druk gepraat gerel, roezemoes druk met behulp van cilinders rotatiedruk druk met behulp van fotografie offset druk met in elkaar lopende kleuren - irisdruk druk ten gevolge van de werking der zeilen - aandrang druk van een boek - editie, oplaag, uitgave druk van 1 megadyne - megabar druk praten - kakelen, kletsen, oreren, ratelen druk uitoefenen pressen druk uitoefening pressie druk voor blinden braille druk zwammen dazen drukdoenerij - branie, kapsones drukfout drukfeil, erratum, error, misdruk, misstelling, zetfout drukfouten, lijst van - errata drukinkt (organische) - lakinkt drukke beweging - rep drukken - aandringen, aansporen, aanzetten, beangstigen, bedroeven, beklemmen, bezwaren, dringen, duwen, imprimeren, klemmen, knellen, kwellen, muilen, nijpen, onera, persen, prangen, presseren, prijken, spannen drukken van landkaarten typometrie drukkend - afmattend, benauwd, broeierig, gespannen, hinderlijk, klemmend, knellend, kwellend, laks, loom, onereus drukkend dooreen mengen - kneden drukkend heet broeierig, zwoel drukkend vochtig warm - zoel drukkend warm - bedompt, benauwd, zwoel drukkend wrijven - schuren drukkende dienstbaarheid zonder staatsrechterlijke of drukkende lasten - onera burgerlijke rechten slavernij drukkende lasten onera drukker boekdrukker, graficus, offsetdrukker, plaatdrukker, textieldrukker, typograaf, zelfdrukker drukkersfamilie - Blaeu, Elsevier, Enschedé, Plantijn drukketel - autoclaaf drukkersfeest - Koppermaandag drukkersgeslacht Blaeuw, Elsevier, Plantijn druk kind - robbedoes drukking drang, klemming, knelling, nood, persing, prang, pressie drukking van de dampkring atmosfeer, atm. drukkingsmeter - piëzometer drukletter atlas, baskerville, bembo, bodoni, canon, cheops, corvinus, egmond, falstaff, futura, garamond, gill, libra, lutetia, memphis, mercator, nobel, plantijn, romein, romulus, times, univers drukletter (grofste, dikste) - sabon drukletter (klein) - canon, diamant, elzevier, nonpareil parel, robijn drukletter (middel) - mediaan drukletter, oude - bastarda drukletter (schuin) - cursief drukletterdikte - corp(s) druklettersoort - missaal drukmachine - drukpers, pers, rotatiepers drukmeter aneroïdebarometer, barograaf, barometer, manometer drukmeter van gassen - manometer drukpers degelpers, diepdrukpers, drukmachine, heidelberger, offsetpers, pers, rotatiepers, snelpers, drukplaat - cliché, stereotype drukprocédé - diepdruk, hoogdruk, offsetdruk, vlakdruk, zeefdruk drukraam - timpaan drukregelaar - reduceerventiel druksieraad - vignet druksplijting - clivage drukstempel - cliche drukte activiteit, agitatie, alarm, allegatie, alteratie, ambras, arbeidzaamheid, bereding, bedoening, bedrijvigheid, beroering, beslag, beslommering, bestel, beweging, bluf, bombarie, branie, combustie, consternatie, deining, des(barg.), gedoe, gedoente, gedrang, gekijf, gehaspel, geraas, geroezemoes, getier, geweld, gewemel, gewoel, gisting, heibel, heisa, herrie, hilariteit, inspanning, kabaal, kapsones, keet, koet, last, lawaai, laweit, lef, leven, levendigheid, lol, menigte, misbaar, moedig, moeite, naloop, omslag, onthaal, onrust, ophef, oploop, opschudding, opwinding, opzien, ostentatie, poerem, poeha, poespas, praats, reddering, regeling (fig.), roering, roersel, rompslomp, rumoer, rumoerigheid, ruzie, sensatie, soesa, spats, spektakel, stampei, standje, stennis, tamtam, toestand, trammelant, tumult, verkeer, vertier, vertoon, volksoploop, volte, warboel, warwinkel, werk, zorg drukte (Maleis) - soesa drukte maken - branie, tieren, protsen drukte om niets - poeha drukte op straat - verkeer druktechniek - boekdruk, diepdruk, hoogdruk, lichtdruk, mezzotint, offset, rotatie, steendruk, vlakdruk, zeefdruk drukte maken - herrieschoppen, protsen, razen, tieren druktemaker banjer, bram, branie(schopper), charlatan, drukteschopper, heethoofd, kwast, lawaaimaker, lawaaischopper, lefgozer, lefschopper, liefhebber, opschepper, opspeler, patser, praatjesmaker, raasbol drukte om niets - gedoe, poeha drukte op straat verkeer drukteschopper - levenmaker druk uitoefenen - aanzetten, pressen, prikkelen drukuitoefening - pressie druk van een boek editie, oplage, uitgave druk van kwik - milibar drukverband - kompres drukverlof - imprimatur drukversiering - vignet drukvorm cliché, matrijs, stiep, stype drukvormen opslagruimte - regaal drukwerk biljet, folder. formulier, imprimé, printed-matter, prospectus, smout drukwerk van 1501 -1540 - postincunabel drukwerk vóór 1501 vervaardigd - incunabel, wiegedru- drum - benzineblik, trom, (jazz)trommel drummen - dringen, dromer, drommen, duwen, trommelen drumband slagwerkorkest drummer dromer, piekeraar, slagwerker, steunbeer, trommelaar drumstel - trommelstel drum voor olie - olievat druppel drop, droppel, drup, gutta, parel, spat, spet, spetter, spikkel, sprenkel, traan druppel vet op vloeistof - oog druppelen - druipen, lekken, regenen, spatten druppelen van bladeren - guttatie druppelend wegvloeien - tappelen druppel oogvocht - traan druppels (recepten) gtt. druppels afscheiden - huilen, lekken, spatten, spetten, tranen, zweten druppelsgewijs afdruipen – siepelen drijfhond (Eng.) - otterhound druppelsgewijs nat houden - bedruppelen druppels, neervallen - afdruipen, afdruppelen druppeltje vet op vloeistof oog drups vruchtenzuurtjes dry droog, sec dryade boomnimf, bosnimf drijfhout - vlothout drijfijzer drevel drijfjacht hetze, jachtpartij, klopjacht, razzia, strooptocht drijfkracht - energie, machine, motor, propeller, stoommachine, turbine, water drijfkracht voortbrengende machine energie, motor drijfland - drijftil, rietzode drijflichaam - ponton drijfnaad - breeuwnaad drijfnat doornat, doorweekt, druipnat, kletsnat drijfnet - drijfwant, vleet drijfrad - turbine, vliegwiel drijfriemschijf - poelie, snaarschijf drijftil krag(ge), ladde, rietzodde, drijftol - kokkerel (gew) drijftonnetje - breel drijfveer - aanleiding, beweeggrond, beweegreden, grond, motief, oorzaak, prikkel, reden, ressort, roersel, springveer, stimulans drijfwiel vliegwiel drijfijs - kis drijfijzer - drevel drijfzand loopzand, welzand drijven - aanjagen, brengen, opjagen, stuwen, vlotten, zwemmen drijven op een vloeistof - drift drijven van metalen - bosseleren, ciseleren drijvend baken - joon drijvend eilandje drijftil, krag, ladde, rietzodde drijvend hooiveld - kraggeveld drijvend hotel - botel drijvend naderen - aandrijven, aanspoelen drijvend zeewier sargasso drijvende houten palen - vlot drijvende kracht bezieler, motor, promotor drijvende organismen in zeewater plankton drijvende schotsen drijfijs drijvende vochtweger - arëometer drijvende watervaren azolla drijvende ijsheuvel - toros drijver - doordrijver, drevel, dweper, fanaticus, opjager, ponton, sas, streber, zethamer drijver bij een klopjacht - klopper drijver om te vissen - dobber drijver van een stoommachine - flotteur dualisme tweeheidsleer dubbel binair, doublet, duplo, duplex, paarsgewijs, tweemaal, tweevoudig, tweezijdig dubbel (Lat) bi, (Eng) twin dubbel (muz.) doppio dubbelbol - biconvex dubbelboot - catamaran dubbeldek - awningdek dubbeldagen - Kerstmis, Pasen, Pinksteren dubbeldradig - difilair dubbel exemplaar afschrift, doordruk, doorslag, doublet, duplicaat, duplo, kopie dubbel huwelijk biandrie, bigamie dubbel kristal (diamant) - naat dubbel kruis voor A (muz.) - aisis dubbel laag water - agger dubbel tweetallig - biconjugaat dubbel van lenzen - biconcaaf dubbel weefsel - ratiné, tetra dubbel zien diplopie dubbele amandel - filippine dubbele bezetting (toneelrol) - doubleure dubbele damschijf - dam dubbele fiets tandem dubbele haak om touwen vast te maken - puit dubbele kamer suite dubbele kegel - diabolo dubbele kijker binocle, binoculair dubbele knoop - strik dubbele mastworp - hielingsteek dubbele muntstandaard - bimetallisme dubbele muur - spouwmuur dubbele paarvormige echt - bigamie dubbele piaster dubloen dubbele polsslag - diorotie dubbele punt colon dubbele rij soldaten - haag dubbele rij turf - aanstort dubbele schaakzet - rokade,rokeren dubbele schijf dam dubbele standaard - bimetallisme dubbele verrekijker binocle, jumelles dubbele uitdrukking - pleonasme dubbele zet rochado dubbelbol van lenzen biconvex dubbelen bij kaartspelen - doubleren dubbelen van garen - twijnen dubbelganger - double, doubleur, evenbeeld, sosios, sosie(Fr.) dubbelgangers - menaechmi, menechmen dubbelgeslagen touw (strop) om vaten e.d. te hijsen - leng dubbelhartig geveinsd, huichelachtig, vals, verradelijk dubbelheid - dualisme, tweevoudigheid dubbelhol van lenzen biconcaaf dubbelhuid - bolg, dubbelwand (scheepst.) dubbelhuwelijk - biandrie, bigamie dubbelkeper - batavia dubbelklank ui, ai, ei. oi, tweeklank dubbelklank (verl. toon) - beses, oe dubbelkoolzure soda - natriumbicarbonaat, zuiveringszout dubbelkoolzuurzout - bicarnbonade dubbelloof - ribvaren, stootvaren dubbelpaneel - diptiek, tweeluik dubbelpolig - bipolair dubbelrietblad instrument - heckelfoon, piccoloheckelfoon dubbelrietbladinstrument - hobo dubbel schrijving - dittografie dubbelslachtige - hermafrodiet dubbelslachtigheid - hermafroditisme dubbelstuk - dubloen dubbeltal - paar, tweetal dubbeltalig - bilinguaal dubbeltaligheid - bilinguïsme dubbeltje - beisje dubbelvorm - doublet dubbelwaardig - ambivalent, binominaal dubbelwaardigheid - ambivalentie dubbelwandige flacon - thermosfles dubbelwandige fles - thermosfles dubbel wigvormig kristal - bisfenoid dubbelzang - duet dubbelzegging - herhaling, pleonasme, tautologie dubbelzet bij schaken - rochade, rokade dubbelzien - diplopie dubbelzijdige verlamming - paraplegie dubbelzinnig - ambigu, ambiqu, dilogisch, equivogue, hormoniem, onbetamelijk, onbetrouwbaar, onduidelijk, onkies, onzedelijk, toespelend, verdacht, dubbelzinnige uitdrukking - ambilogie dubbelzinnigheid - ambiguïteit, dilogie, equivoque, meerduidigheid, woordspeling dubbelzout - aluin, aluminium, carbonaat, kalium, sulfaat dubbelzout van wijnsteenzuur - bitartraat dubbeltje beisje dubbeltaligheid bilinguïsme dubbelvorm doublet dubbelwaardig ambivalent dubbelwaardigheid ambivalentie dubbelwandige flacon thermosfles dubbelweefsel - tetra dubbelzang - duet dubbelzinnigheid ambigu, amphibool, equivogue, tweeledigheid, woordspelling dubbelzout aluin, aluminium, carbonaat, kaliumsulfaat, dubben aarzelen, mijmeren, piekeren, soezen twijfelen, weifelen, dubieus onvast, onzeker, twijfelachtig dubio - tweestrijd, twijfel ducdalf - meerpaal, meerstoel duchten - schromen, rezen duchtig - danig, doortastend, energiek, erg, flink, geducht, grondig, hevig, lirondig, kloek, krachtig, redoutabel, stevig, terdege, zeer duel - tweegevecht, tweekamp, tweestrijd duel van Duitse studenten - mensuur dueluitdagingsbriefje - cartel duet - dubbelzang, duo, tweezang duf bedompt, bekrompen, benauwd, beneveld, dompig, muf, onfris, lusteloos, saai, schimmelachtig, sloom, suf, verdorven, vervelend, vies, vochtig, vuns(ig) duffel - jas, winterjas dufheid - dorheid, saaiheid, sufheid duidelijk apart, apert, apparent, baarlijk, begrijpelijk, bepaaldelijk, beslist, bevattelijk, blijkbaar, doorzichtig, evident, glashelder, goed, helder, kennelijk, klaar, levendig, licht, lumineus, manifest, merkbaar, onmisbaar, plat, simpel, saillant, sprekend, tastbaar, toelichten, uitdrukkelijk, uitleggen, verklaren, verstaanbaar, visibel, wel, zichtbaar, zonneklaar duidelijk maken - duiden,wijzen, duidelijk en helder - zuiver duidelijkheid - evidentie, helderheid, klaarheid, klaarte, ondubbelzinnigheid duidelijk maken – beduiden, toelichten, tonen, uitleggen, verklaren, wijsmaken duidelijk omschrijven definiëren, bepalen, vaststellen duidelijk spreken articuleren duidelijk stellig - parmantelijk duidelijk uitkomend - beslist, prononceren duidelijk voelbaar - palpabel, tastbaar duidelijk waarneembaar - merkbaar, zichtbaar, onmiskenbaar, zonneklaar duidelijk zichtbaar helder, open(lijk) duidelijke gelijkenis evenbeeld duidelijke uiteenzetting - exposé duidelijker doen uitkomen - releveren duiden - aanwijzen, uitleggen, verklaren, zinspelen duidt grens aan - R.G. duidt een heilige aan - Sint, St. duidt een voorwaarde aan - als, indien, zo duif doffer, duiver, draaier, hoornkapucijn, kropduif, non, pagadet, pauwstaart, smient, tortel, tuimelaar duif met kuifje - kapduif duikboot onderzeeër duikboot in evenwichtbrengen - tremmen, trimmen duikelaar - buitelaar, tuimelaar duikelaartje - trip duikelen - buitelen, rollen, tuimelen duikeling - buiteling, salto, tuimeling duiker alk, dodo, dompelaar, egelskop, fuut, heul, kikvorsman, onderduiker, pinguïn, piongeur, rioolkolk, zeekoet, zinker duikereend - bolder, dodaars, fuut, lom, topper duikergans - zaagbek duikergerei snorkel duikerkleding - scafander duikerklok - caisson duikerpak scafander, skafander duikgerei - snorkel duikvogel - eend, fuut, dodaars duikziekte - caissonziekte duim duimelot, har, inch, muurhaak duim of achtervinger van een jachtvogel - aasklauw duim van een hengsel - har, her,herre duim van een scharnier - har,harre, her,herre duimafdruk vingerafdruk duimbreedte - inch duimeling duimelot, haakring, handschoenduim duimelot duimeling duimendraaien – lanterfanter, luieren, lummelen, nietsdoen, niksen duimkleppers - castagnetten duimkruid - geld (scherts) duimspijker punaise duimstok - maatstok, meetlat duin in de Sahara - seif duim van een hengsel - har, her, herre duimzuiger - duimelot, fantast duin - aardhoogte, heuvel, nol, nolle, hoogte, zandberg, zandheuvel duinbes - duindoorn, wegedoorn duindistel - zeedistel duindoorn - gaspeldoorn, kattedoorn, wegedoorn duindoren - dragant duinduiker - tapuit duinen - zeewering duinensoort - barchanen, barkhanen, dwarsduinen, kamduinen, lengteduinen, paraboolduinen, sikkelduin, streepduinen duingras - helm duinheuvel - kling duinhoop (hoge kale) - blinkerd duinpan - del, duinvallei duinplant - ananasbes, boksdoorn, dragant, duindoorn, genntiaan, helm, kattendoorn, kruisdoorn, purgeerdoorn, ratelaar, schijtbes, wegedoorn duinputter - sneeuwgors duinreep - kweek duimsoort barchaam, dwarsduin, lengteduin, sikkelduin, paraboolduin duinvallei del, delling, duindel, duinpan duinvogel - doornsluiper, griel, scharlulp duist - grassoort, kaf, scholm, smeel, vossenstaart duister abstruus, apocalyptisch, donker, geheim(zinnig), ingewikkeld, mysterieus, nebuleus, obscuur, onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk, ondoorzichtig, onduidelijk, oraculeus, raadselachtig, schemerig, sinister, somber, stikdonker, verward, zwart duister deel van een etmaal avond, nacht duister en verward geheel labyrint duister geheel - labyrint duister maken - benevelen, verduisteren duister probleem - raadsel duistere champagne - berkenwijn duistere taal bargoens, jargon, koeterwaals duistere zaak enigma, mysterie, raadsel, vraag duisterheid - duisternis, obscuriteit, onduidelijkheid, verwardheid duisterling - domper, obscurant duisternis - bijgeloof, donkerheid, donkerte, floers, kwaad, nacht, obscuriteit, schemering duister probleem - raadsel duit - cent, geld, munt duitblad - centeblad, kikkerbeet, kikkerkruid duiten - geld, pegulanten, pingping duitendief - geldwolf, gierigaard duitenpletterij - geldmakerij Duits acteur Moissi Duits architect - Frey, Gropius Duits automerk - Audi, BMW, DKW, Goggo, Mercedes Benz, NSU, Opel, Porsche, Volkswagen Duits betaalmiddel D.M., R.M., mark, pfenning Duitse componist 3 Egk 4 Ahle, Bach, Berg 5 Haydn, Lehar, Liszt, Reger, Weill 6 Brahms, Händel, Mozart, Schütz 7 Strauss 8 Schubert, Schumann 9 Beethoven, 10 Mendelssohn Duits dichter Goethe, Heine, Hauptmann, Lessing, Rilke, Schiller, Uhland Duits eiland - 5 Juist, Rügen 6 Borkum, Mellum 7 Baltrum, Fehmarn 8 Bornholm, Langeoog 9 Norderney 10 Spiekeroog, Wangerooge Duits filosoof - Hegel, Kant, Schopenhauer Duits gebergte Harz, Eifel, Taunus, Hunsbrück, Odenwald, Spessart Duits Industriegebied Ruhrgebied Duits kaartspel skat Duits keizer - Barbarossa Duits koningshuis Habsburg, Hohenzollern Duits lansier - Ulaan Duits leesteken - umlaut Duits lidwoord das, der, die, eine, ein Duits natuurkundige - Fahrenheit Duits schilder Cranach, Dürer, Holbein, Klee, Klimt, Leibl, Marc, Menzel, Thoma Duits vorstendom Palts Duits vrachtschip - kaan Duits wijsgeer - Fink, Hegel Duits wiskundige Euler, Gauss Duits zilverstuk - Thaler Duitse architectenschool - Bauhaus Duitse astronoom - Gaoss, Kepler, Möbius Duitse auteur - 4 Boie, Böll, Brod, Eich, Lenz, Mann 5 Busch, Grass, Heine, Hesse, Kafka, Rilke, Weiss 6 Andres, Bernus, Brecht, Frisch, George, Goethe, Moissi Mörike, Werfe 7 Athaus, Lessing, Plevier, Richter 8 Schiller Duitse badplaats Ems, llmenau, Travemünde Duitse brem - gaspeldoorn, gaspeldoren Duitse champagne sekt Duitse dans in driekwart maat allemande Duitse geheime politie - gestapo Duitse godgeleerde - Spener (piëtisme) Duitse grensplaats - Elten Duitse havenstad Bremen, Cuxhaven, Emden, Ems, Kiel, Hamburg Duitse hoofdstad Berlijn Duitse huzaar ulaan Duitse ideoloog en politicus - Marx Duitse Industriestad Essen, Duisburg, Solingen Duitse industrieel - Krupp Duitse jaarbeurs - messe Duitse kanselier (W.) Brandt, Adenauer, Kiesinger Duitse keizer - Otto, Wilhelm Duitse kleuterschool - Kindergarten Duitse luchtschipconstructeur (en - vlieger) - H. Eckener Duitse meesterzanger (dichter) - Saaks Duitse munt - Groschen, Heller, Mark Duitse musicus - Erk Duitse N.V. A.G. Duitse politieke partij - CDU, CSU, FDP, KPD, NPD, SED, SPD Duitse rivier zie rivier in Duitsland Duitse scheikundige - Hahn Duitse schilder - Dũrer Duitse schrijver - Arnold, Böll, Brecht, Grass, Goethe, Grimm, Heine, Hesse, Kafka, Kellermann, Lessing, Mann, Neumann, Rilke, Schiller, Weiss, Zweig Duitse staat - 3 BRD, DDR 5 Baden 6 Bremen, Hessen 7 Beieren, Hamburg 8 Saarland 11 Neder-Saksen, Würtenberg 12 Rijnland-Paltz 15 Sleeswijk-Holstein 17 Noordrijn-Westfalen Duitse stad door de Romeinen gesticht - Aken Duitse universiteitsstad - 4 Bonn, Jena, Kiel 5 Halle, 6 Berlijn, Bochum, Keulen, 7 Dresden, Hamburg, Konstanz, Leipzig, Marburg, München, Münster, Rostock, 8 Dortmund, Freuburg, 9 Frankfort, Göttingen, Tübbingen 10 Greifswald, Heidelberg, Neurenberg, Regensburg, Saarbrücken, Duitse uitvinder - Diesel Duitse wijn Moezel, Rijnwijn Duitse zilveren munt, oude - Taler Duitser Beier, Boche, Germaan, Hes, mof, Pruis, Sakser Duitsland - Germanië Duitsland, stad in - 3 Ems, Ulm 4 Aken, Bonn, Diez, Gera, Jena, Kiel 5 Hagen, Herne, Kleef, Mainz, Neuss, Tabar, Trier, Worms 6 Berlijn, Bochum, Bremen, Erfurt, Kassel, Keulen, Lübeck, Minden 7 Bamberg, Bottrop, Dresden, Hamburg, Koblenz, Krefeld, Leipzig, Mulheim, München, Münster, Postdam, Rostock 8 Augsburg, Brunswijk, Dortmund, Duisburg, Freiburg, Hannover, Mannheim, Solingen, Würtzburg 9 Bieleveld, Darmstadt, Flensburg, Frankfurt, Göttingen, Karlsruhe, Offenbach, Oldenburg, Osnabrück, Remscheid, Stuttgart, Wiesbaden, Wuppertal 10 Baden-Baden, Dusseldorf, Heidelberg, Leverkusen, Neurenberg, Oberhausen, Regensburg, Salzgitter 11 Bremerhaven, Saarbrücken, Wanne-Eickel 12 Ludwigshafen 13 Gelsenkirchen, Wilhelmshaven 14 Recklingshausen 15 Münchengladbach duiveboon - tuinboon duivegeluid - kirren, koeren duivekater kerstbrood duivenkervel - aardrook, grijzekom (gew.) duivel asmodee, beëlzebub, beëlzebul, belial, boze, demo(o)n, diable, diabolus, diavolo, droes, drommel, duvel, geest, ikker, joosje, joost, Lucifer, mefistofeles, Mepbisto, mieter, monster, satan, sater, spuier, verleider, weerga, wezen duivelaanbidder - Jezidi duivelarij afgoderij, arglistig, demonisch, diabolisch, exorcisme, gezanik, gezeur, hels, last, woedend, duivelbanner - belezer, bezweerder, duivelbezweerder, duiveljager, exorcist duivelbanning exorcisme duivelbezweerder - duivelbanner, exorcist, duiveljager duivelin - helleveeg duivels arglistig, boos, deksels, demonisch, diabolisch, diantre, duivelachtig, hels, infernaal, mefistofelisch, satanisch, satans, vervloekt, woedend duivelsbeet - smeerwortel duivelsbezwering - exorcisme duivelsboon - smeerwortel duivelsbrood - champignon duivelsdienaar satanskind duivelsdozijn - dertien duivelsdrek - wolfsmelk duivelsgeweld - spektakel duivelskaas - paddestoel duivels karakter - demonie duivelskers heggenrank duivelsklauw - berenklauw, valeriaan duivelskruid - doornappel, monnikskap duivelskunst hekserij magie, tovenarij, toverkunst duivelskunstenaar - tovenaar duivels mens - demon, satan duivelsnaaigaren - rui, warkruid duivelsoog - adonisroosje, zomeradonis duivelsrog - zeeduivel duivelsstok - lisdodde duivelstoejager - bout(zeew.), brasser, factotum, doeal, marskramer, opstoker, schabul duivelstoejager bij de zalmvisserij - slampamper duivelvis hozebek, hazenmond, zeeduivel duivemandje - keef duivengeluid - kirren, koeren duivenhok - piere, til duivenhouder duivenmelker duivenkervel - remke duivenras 6 tortel 7 bosduif, carneau, kipduif, kropper, nonduif, nonneke 8 hagenaar, houtduif, kropduif, krulduif, lachduif, postduif, papegaaiduif, rotsduif, tandduif, trekduif, valkenet, wratduif 9 grondduif, holenduif, kraagduif, kroonduif, kruidduif, manenduif, meeuwduif, raadsheer, steenduif, treurduif, tuimelaar duivenslag - knip, voliëre duiventil - duivenhok duivenverblijfplaats - til duiver - doffer duizelen dooreendraaien duizelig - deuzig, dizzy, draaiachtig, draaierig, onwel, zweverig duizelig van de slaap - slaapdronken duizelig worden - doezelen, dutten, zwijmelen duizeling - bocht, draai, draaiing, draaierigheid, roes, vertigo, zwijmel duizelingwekkend - enorm duizelkruid - wolverlei duizend (Fran.) mille duizend (Tu) - bin duizend in samenstellingen - kilo, milli duizend ampères - kiloampère duizend duizend - miljoen duizend elektrische eenheden kW duizend gram - kilo duizend jaar millennium, miliade duizend kubieke meter - kilostère duizend liter k.l., ton duizend meter - kilometer duizend miljarden - milliasse duizend miljoen - miljard duizend stère kilostère duizend volt k.v. duizend watt - k.w. duizendbeen - duizendpoot duizendblad - millefolium duizendgraan - breukkruid, dwergvlas duizendguldenkruid - rits, santorie duizendjarige periode chiliade, millennium duizendknoop - adderkruid, addertong, adderwortel, adelaarswortel, herik, kiek, krodde, penningkruid, pijlkruid, salomonszegel, serpentstong, slangenwortel, varkensgras duizendmiljoen - miljard duizendpoot - scolopander, veelpoot duizendpoten - chilopodamyriopoden, duizendpotig insekt duizendpoot, scolopander, veelpoot duizendschoon - amarant, anjelier, klokjesgentiaan, koekoeksbloem duizendste deel van een gram milligram duizendste deel van een meter millimeter duizendste deel van een seconde - milliseconde duizendste mm - micron, mikron duizendtal - chiliade dukdalf meerstoel, meerpaal Dulcinea beminde, geliefde (van Don Quichot) dul - boos duldbaar - draaglijk, toelaatbaar, tolerabel duldeloos - ondraaglijk dulden accepteren, doorstaan, dragen, duren, gedogen, gehengen, gelaten, harden, lijden, maken, ondergaan, schikken, souffreren, toelaten, toestaan, tolereren, uithouden, uitstaan, velen, verdragen, verduren, verkroppen duldzaam - verdraagzaam dulia - dienst, slavernij, slavendienst dullen - lisdodde dump - depot dumpen - neerwerpen dun doorschijnend, iel, kleingeestig, luchtig, mager, min, mul, riel, schraal, schriel, slank, smal, vliesachtig, vliezig, ijl dun ankertouw - kabelaring dun baksel - wafel dun beslag - temper dun bier - scharrebier dun (bij dranken) - waterig dun bindgaren raffia dun blad gesteente - lei dun blad hout fineer dun bladlood - heelood dun blad metaal blik, folie, lamelle, lamel dun bladmetaal - lemmer dun blad tin staniol, staniool dun buigzaam hout rijs, spaan, spaander, teen dun en schel - schril dun en schriel - smal dun en slank - rank dun en slap neerhangend iets sliert dun en vlak - plat dundoek - banier, driekleur, spandoek, vlag dun doorzichtig weefsel - organdie dun gebak ouwel dun gepaneerd vlees - schnitsel dun geplet metaal - blik dun gesleten plek in weefsel - glee dungesneden vis of vlees - filet dun gestold laagje op een vloeistof vliesje dun gezaaid - schaars dun hout (van) - ellens (Noors), spanen dun huidje blees, membraan, pel, vlies dunk - denkbeeld, gedachte, idee, mening, oordeel, opinie dun katoenen weefsel - mul dunken - geloven dun koord - snoer dun kwastje penseel dun laagje hout - fineer dun mesje lancet dun metaal - blik dun metalen pennetje pin, stift dun metalen plaatje - lamel, lamelle dun metalen staaf - roe, roede dun opgerold wafeltje oblie, oublie dun plaatijzer - stort dun plaatje metaal - laam, lamelle, lamette, lamet(Fr.) dun pannekoekje flensje dun plaatje lamel dun plaatje aan vissenhuid schub dun plaatstaal stort, blik dun plakje aardappel - chips dun plat gebak - ouwel, wafel dun plat stuk snee, snede dun pijpje om wonden open te houden - cannule, canule dun scheepstouw voor weeflijnen - huiling dun schijfje flenter dun smal stuk hout - panlat dun staafje potlood stift dun stuk hout - lat, spaan dun takje - ent, klauwier, lot, loot, rank, roe, roede, rijs, rijsje, sliet, sprik, sprokkelhout, stek, teen, twijg zwik, dun touw lijn dun touw om slag te spannen talreep dun tweesnijdig mesje - lancet dun uiteinde van een boomstam - sliet dun uitgeslagen metaal folie, foelie dun uitgesneden reep vlees of vis - filet dun uitslaan van een zeis - haren dun van klei gebakken steen - tegel dun vlies - membraan dun vlugschriftje - brochure dun voorval - gebeurtenis dun weefsel gaas, organdie, rag, spinrag, tule dun ijs - kis dun bladig gesteente lei dundoek banier, driedoek, vlag dunheid - tenuïteit dunk denkbeeld, gedachte, idee, mening, oordeel, opinie, waardering, zienswijze dunne balk - ellen, richel, treef dunne draad - garen snaar dunne gesleten plek glee dunne grashalm - spriet dunne houtplaat voor de schijn - fineer dunne huid - membraan dunne houtreep spaander dunne ijskorst op de weg ijzel dunne ijzerkoek - prauwel, wafel dunne koek - pannekoek dunne kostuumstof - tropical dunne laag olieverf - frottis dunne lamshuid als papier gebruikt – perkament, dunne lange hoofddoek - sluier dunne lap geroosterd vlees - bief, biefstuk dunne lap vlees biefstuk osselap, runderlap dunne lat - rachel, tengel, tichel dunne latten tussen zolderplanken - zolderveer dunne mast - spier dunne meelkoek - pannekoek dunnen - schaven dunne of kale plek in weefsel - glee dunne overjas - demi dunne paal - staak dunne plaat om houtsoort te fineren - fineer dunne plaats in weefsel - ril dunne plank lat, plint dunne platen hout - fineer dunne platen in een raam opgesloten - paneel dunne plek in een weefsel - gaal, glee dunne reep - pingel, strook dunne rietsoort - pitriet dunne rouwsluier - lamfer, pleureuse, rouwfloers dunner worden-– afslanken, vermageren dunne saus - lawaai dunne schijf - plaat, plak dunne schroefboor - fret dunne slijtplek glee, ril dunne spijker nagel dunne stam - sliet dunne steen - tegel dunne stengel - rank, twijg, zwik dunne stof - gaas, hair, lustre, mohair, tule dunne stok staak dunne streep in een weefsel - gaal dunne streng - chorda dunne strohalm strootje dunne strook - strip dunne stroom vloeistof - straal dunne taf - armozijn dunne taille wespentaille dunne tak rol, teen, twijg dunne twijg rank, teen, zwik dunne van klei gebakken steen tegel dunne van klei of cement gemaakte steen - estrik, siertegel, tegel, vloertegel, wandtegel dunne verhoging op een voorwerp - ribbel dunne vloeibare aardolie - nafta, naphta dunne wandelstok - badine, rotting dunne wandsteen - tegel dunne weefselplek - sleet, sleetje dunne zode - schol dunne wollen stof - stamet dunner maken - lengen dunner mengen - versnijden dunnetjes - lala, middelmatig, zozo dunte - dunheid duo - combinatie, duet, koppel, paar, set, span, stel, tweetal, tweezit, twee, twin duodecimaal - twaalfdelig dupe bedrogene, benadeelde, gefopte, pineut, pisang, slachtoffer duperen - misleiden duplex dubbel, tweevoudig duplicaat afschrift, doordruk, doorslag, dubbele, kopie dupliceermethode - galvanoplastiek dupliceren - kopieren duplo tweevoud dur (muz.) majeur durabel blijvend, duurzaam dure delfstof – goud dure geurstof - parfum duren aanhouden, dulden, blijven, lijden, voortbestaan, voorbijgaan, voortgaan durend - blijvend, permanent durende vijandschap - vete durf - aplomp, bluf, branie, bravoure, dapperheid, drukte, heldenmoed, kloekheid, lef, moed, stoutheid, vermetelheid, waagstuk durfal branie, lefgozer, lefmaker, waaghals, wager durfniet lafaard, lafbek durven beproeven, bestaan, ondernemen, onderstaan, onderwinden, riskeren, verstouten, wagen dus aldus, alzo bijgevolg, daarom, derhalve, des, dies, ergo, igitur, ita, uiteraard, zo dusdanig - dergelijk, dermate, zodanig, zulk duster - huisgewaad, ochtendjas dut - bluts, buts, deuk, gleuf, holligheid, induw, insluiping, schaarde dutje - dommel, hazenslaapje, middagslaapje, poosken (Z.N.), siësta, slaapje, sluimering, tukje, uiltje dutten - slapen, sluimeren, soezen, suffen dutter - slaer, sluimeraar duümviraat tweemanschap duur couteus, dier (dichterlijk), dispendieus, duurzaamheid, expensief, gepeperd, kostelijk, kostbaar, kwantiteit, loop, onvoordelig, periode, prijzig, termijn, tijd, tijdsduur, zwaar duur bij trage handel - luiduur duurder worden - oplopen duur en prijzig - peperig duur glaswerk – kristal duur kleed – pers duur soort bont – nerts duur soort kwarts - onyx duur van dag en nacht etmaal duur van eb en vloed getij, tij duur van een cursus semester, trimester duur van tijd - poos duurzaam arduinen, bestendig, blijvend, consistent, degelijk, deugdelijk, durabel, hecht, houdbaar, kostbaar, lang, langdurend, langdurig, ordelijk, permanent, solide, stabiel, sterk, stevig, vast, voortdurend duurzaam maken – consolideren duurzaam en sterk - stevig duurzaamheid - consolidatie, durabiliteit, soliditeit, stabilisatie, stabiliteit, sterkte duurzaam kalkgesteente - marmer duurzame depressieve stemming - hypothymie duurzame stof - eterniet duvelen - kwellen duvelstoejager – factotu- duw - aai, ouw, hort, kneep, opduvel, opstopper, por, stomp, stoot, zet duw in de rug (sport) - big duwen - aanhitsen, aanzetten, betasten, douwen, dringen, drukken, kloppen, persen, poken, porren, steken, stoken, stoppen, stoten, wekken, wringen duwtje - tikje dux - aanvoerder, hertog dwaal - altaardoek, mappa dwaalbegrip - misverstand dwaalgeest ketter dwaalleer haeresie, heresie, heterodoxie, ketterij, pseudodoxie dwaallichtje - stalkaars dwaalster planeet dwaaltuin - doolhof, labyrinth dwaalzin - verblinding dwaas absurd, belachelijk, bespottelijk, bezeten, bezopen, burlesk, burlesque, clown, daas, dol, dom, driest, dwazerik, gek, geschift, grillig, grotest, idioot, inept, kei, kletsmeier, knettergek, kolderiek, krankzinnig, kwibus, lachwekkend, laf, mal, malloot, mesjogge, mofel, nar, ongerijmd, onnozel, ontzind, onverstandig, onwijs, onzinnig, paljas, pias, potsierlijk, raar, rare, redeloos, simpel, stapelgek, stultus, suf, uitzinnig, waanzinnig, warhoofd, wonderlijk, zinneloos, zot dwaas (Hebr.) - nabal dwaas aanmatigend - waanwijs dwaas gebabbel - klets dwaas gepraat - gekkenpraat, geklets, kletspraat, nonsens, onzin dwaasheid - absurditeit, allotria, apekool, beledigingen, beuzelerij, beuzeling, domheid, folie, gekheid, gekkenwerk, gekkigheid, idioterie, idiotisme, ineptie, klets, kletskoek, kolder, kool, larie, malligheid, manie, nonsens, onverstand, onzin, onzinnigheid, sottise, waanzin, zot, zotheid, zotternij, dwaas mens malloot dwaas toneelstuk - kluchtspel, sotternie dwaas van droefheid - ontzind dwaas verhaal aardigheid, grol, kolder dwaas vertoon - apekool dwaasheden - allotria, kolder dwaasheid absurditeit, allotria, (apen)kool, gekheid, gekkigheid, idiotie, idioterie, kiets (koek), larie, malligheid, onzin dwalen dolen, falen, fout gaan, hoeden, mishebben, missen, ronddolen, ronddwalen, rondgaan, vergissen, waren, zwalken, zwerven dwaling aarzeling, aberratie, abuis, afwijking, doleantie, doling, erreur, error, ketterij, misgreep, misser, misslag, misstap, misvatting, paralogie, vergissing, verkeerdheid, waan dwang coactie, compulsie, drang, druk, gene, geweld, juk, machtsuitoefening, moet, moeten, nood, noodzaak, pressie, restraint, servituut, terreur, tucht, verplichting dwang aandoen - generen dwangarbeid (ind) krakal dwangarbeider - kettingganger dwangarbeid in Siberië katorga dwang bekering - dragonnade dwangbod (bridge) - forcing dwangerfgenaam - legitimaris dwanggedachte anankasme, idee fixe, obsessie, waandenkbeeld dwanggezag - despotisme, dwingelandij, tirannie, willekeur dwangmaatregel - afpersing, chantage, coactie,(economisch), dwangmiddel, sanctie dwangmiddel afpersing, astreinte, chantage, dragonnade, sanctie dwangmolen - banmolen dwangneurose - psychasthenie dwangsom - astreinte dwang van onstandigheden - noodzaak dwangvoorstelling mentisme, obsessie, waandenkbeeld dwarrelen draaien, fladderen, kolken, zweven, zwirrelen dwarrelsneeuw driftsneeuw dwars - balorig, eigendunkelijk, eigengereid, eigenzinnig, haaks, halsstarrig, koppig, loodrecht, ongezeglijk, onhandelbaar, overdwars, overhoeks, recalcitrant, scheef, schuin, stijfhoofdig, tegenstrevend, transversaal, travers, weerbarstig dwars doorlopen - traverseren dwars op nerf (van hout) - kops dwarsbalk berkoen, bint, dwarsdrager, faas, gording, kesp, korteling, kruisarm, ligger, moerbalk, pui, raveling, travers, dwarsbalk in schoorsteen - haalboom dwarsbalk in steiger bulsem, korteling dwarsbalk op wapenschild - faas dwarsbenige kraakbeenvis - rog, sidderrog, zeevos dwarsbekvis (doorn)haai, rog, zeevos dwarsbeuk van een kerk transept dwarsbomen belemmeren, benadelen, contrariëren, doorkruisen, dwarsdrijven, frustreren, handicappen, hinderen, tegenwerken, verijdelen, dwarsboming - boycot, obstructie dwarsboom - sluitbalk, sluitboom, sluithaak dwarsbijl - dissel dwarsdraad - inslag dwarsdrijven tegenwerken, tegenspreken dwarsdrijverij obstructie dwarsfluit - fijfel dwarsgang zijgang dwarsheid - koppigheid dwarshout - gording, kalf, kruishout, ra, schei, schemel, spant dwarshout in de grond - dodeman dwarshout op een heibeen - kattespoor dwarshout tegen een rij balken - gording dwarshout van een steiger - bulsem, dwarshout van een schip ra, spant dwarshout van een steiger - bulsem, bulsinghout, bulsterhout, korteling dwarshout van een weefgetouw - kamhout dwarshout van een wissel - harnas dwarshuis - krukhuis dwarsijzer - schei dwarskabel - gierkabel (van ponten) dwarsklamp zaling dwarskop - bobbekop, bullebak, dikkop dwarskijker - spion, verklikker, zeurpiet dwarslat - schei dwarslat in ladder sport dwarslegger - biel(s), bint, ligger, slieper, spoorbalk, traverse dwarsligger biels, biel, rebel, slipper, stijfkop dwarslijn sneu, snijlijn, transversaal, travers dwarslopen - doorkruisen, traverseren dwarsmast - ra dwars op de nerf (van hout) kops dwarsoverhoeks - tranversaal dwarspand van een kerk - transept dwarsregel in een kozijn - kalf dwarsscheepse bank in een boot - docht, doft dwarssnede vertonend - kops dwarsstang travers dwarsstuk - keep dwarsstuk op kop van heipaal kesp dwarsverbinding travers (traverse) dwarsvleugel van een gebouw - transept dwarswal travers, (traverse) dwarsvleugel van een kruiskerk transept dwarswegen zijpaden dwarszitten contrariëren, hinderen, plagen, sarren, treiteren dwarszijde tonend - kops dwaze - kwibus, kwidam dwaze gewoonte manie dwaze man kwibus, malle, mallerd, malloot dwaze opschik - toetakeling dwaze praat - apekool, dazen, gebabbel, gedaas, gekheid, gelal, kolder, lariekoek, nonsens, zottenpraat, zottenklap dwaze praat uitslaan - dazen dwaze praatjes - apekool dwaze streek - bêtise, bokkesprong, domheid, escapade, geldverspilling, uitspatting dwaze vertoning - harlekinade, klucht, komedie, pots dwaze verzotheid - rage dwaze vrouw - gekkin, malloot, zottin dweepachtig - enthousiast, fanatiek, romanesk dweepziek bigot, fanatiek, idolaat, oorlogszuchtig, sentimenteel, verzot dweepziek Engels patriot - jingo zweepziek ijveraar - dyhard, enthousiasteling, fanaticus, geestdrijver, jingo (Eng.), zeloot dweepzucht enthousiasme, exaltatie, fanatisme, geestdrijverij idolatrie, jingoïsme, dweepzuchtig - fanatiek dweil - dronkaard, dronkelap, dronkeman, fout, gebrek, misslag, opneemlap, sloerie, straatmeid, tekortkoming, verafgoding, vergissing, verzotheid, voetveeg, zelotisme, zwabber dweilen - boemelen dweper - drijver, fanaticus, fanatiekeling, geestdrijver, utopist, dwerg - aardgeest, aardmannetje, gnoom, huisgeest, kabouter, kobold, lilliputter, mannetje, mensje, pygmee, trol, uk dwergachtig - pygmeeïsch dwergbuffel - anoba, mindorobuffel dwergduiker - dwergantilope dwerggras draadhalm dwerggroei - cretinisme, microsomie, nanisme, nanosomia dwerggroei met snelle veroudering - progeria dwerghaan - krielhaan dwerghert - kantijl dwerghoen krielhoen, krielkip dwergkokospalm - syagrus dwergmuur - dwergbloem, dwergkruid, guichelmuur dwergroosje - duinroos dwergstaat Andorra, Liechtenstein dwergvalk - merliet dwergvlas - radiole dwergvolk - pygmeeën dwergvolk uit Voor-lndië - alap dwingeland autocraat, despoot, despotisme, dictator, doordrijver, geweldenaar, landendwinger, nero, onderdrukker, overheerser, overweldiger, tiran, usurpator dwingelandij despotisme, tirannie, overweldiging dwingen - aanzetten, compelleren, drammen, forceren, noodzaken, nopen, obligeren, opleggen, prangen, pressen, urgeren, verplichten dwingend bindend, coactief, coërcitief, compusief, gebiedend, imperatief, noodzakelijk, nopend, urgent, verplicht, wettelijk dwingend verlangen - eisen dwingende kracht - klem dwingerig huilen - jengelen dij - bovenbeen, ham dijbeen - bovenbeen, femus dijbeen in varkensham - ijsbeen dijbeen(of onderbeen) met vlees - schenkel dijen groeien, uitzetten, tieren, zwellen dijing - uitdijing, zwelling dijk - aardhoogte, afsluiting, dam, dromer, slaper, wal, waterkering, zeewering, waker dijk aan zee waker dijk achter waker dromer, slaper dijkbeheerder - dijkgraaf, heemraad, schout dijkbekleding - bekramming, bematting, bezoding dijkbelasting - hoefslag dijkbescherming - krammat dijkbestuur - dijkstoel, heemraad dijkbovenvlak - kruin dijkbreuk doorbraak, opening dijkdeel glooiing, helling, kruin, voet dijken onderhouden - stoelen dijkgraaf heemraad, schout dijkgraafschap - heemraadschap dijkgrondslag - zate dijkheemraad - dijkbestuur dijkhelling glooiing dijkje bij sawah en akkers - galengan dijkje, smal en laag - kaag, kaaldijk dijklasten - dijkgeld dijkonderhoud hoefslag dijk om de sawa's - galengan dijk om een gors - kaag dijk, onderkant van het binnenbeloop van een - hiel dijkopzichter - strandmeester dijkschepen - dijkheemraad dijksoort - bandijk, dromer, schaardijk, slaper dijk zonder uiterwaarden schaardijk dijk zonder voorland kaaldijk, schoorwal dijkschot dijkbelasting dijkschouw dijkcontrole dijkval - afbrokkeling, afkalving , dijkverzakking, dijk van een rivier - bandijk, rivierdijk dijk waarop een weg of spoorbaan is aangelegd - baandam dijk zonder uiterwaarden gescheiden van de rivier - schaardijk dijk zonder voorland - kaaldijk, schoorwal dijkzwaluw - oeverzwaluw dijspier bil dijzig dampig, heiig, mistig, nevelig, wazig dynamiek bewogenheid, gedrevenheid, kracht, stuwkracht, vaart dynamiet - nitroglycerine, springstof dynamisch - levendig, veerkrachtig, dynamo - electromotor, generator dynast heerser, vorst dynastie vorstenhuis dynastie (Rusland) - Romanow dyne krachtseenheid, dn. dysenterie darmontsteking, bloeddiarree, persloop dyspepsie - verteringsstoornis dyspnoe(a) - ademnood dysprosium - dy dijstuk - dijharnas, dijharst,schapebout