Dutch
- strak, strakke
English
- clean-cut
- smooth
- streamlined
- trim
- aerodynamic
- elegant
- graceful
- flowing
- (#1:) sleek
- stringent (strak beleid = stringent [fiscal] policy)
- exacting (strakke doelstellingen stellen = set exacting targets)
- straight
- stark
- (zonder bochten/plooien) tight; tightly
- (touw, zeil taut) taut
- (onafgewend) fixed; fixedly; set; intent
- (geen gevoelens uitdrukkend) fixed; set; stern; tense
- (onverzettelijk) rigid
- plain
- austere
- tight (strakke regie = tight control/direct with a firm hand)
Notes
- (#1:) sleek: (Of an object) having an elegant, streamlined shape or design.
- strak aan iets vasthouden = stick to something, keep rigidly to something
- (figuurlijk) een strakke bouwstijl = an austere style of architecture
- (figuurlijk) strakke lijnen = in kunst enz. taut lines / outlines
- (figuurlijk) iemand strak houden = keep a tight hand on someone, keep someone on a tight rein