English

  • smooth

Dutch

Noun

  • glad (smooth surface = glad oppervlak, glad vlak, effen oppervlak )
  • soepel: gelijkmatig, ritmisch, vloeiend, zonder moeite
  • gemakkelijk: probleemloos
  • zoeten (met een vijl)
  • zoet (m.b.t. een vijl)
  • zacht (glad)
  • vlak (glad)
  • effen
  • gelijkmatig (loop van motor, machine)
  • gezond (glad, gaaf, zonder defecten)
  • egaal

Verb

  • vlakstrijken, strijken, gladstrijken, gladmaken
  • strekken (glad of vlak maken)
  • opzoeten
  • kreukvrij (glad of vlak)
  • effenen (met een schaaf)
  • afslechten (met licht hamerslagen gladslaan)
  • [BUILD.] afreien
  • [ELECTRON.] vereffenen, glad (m.b.t. oppervlak)
  • [MACH.] vlakmaken, vlakken
  • [TEX.] strijken