m Text replacement - "Category:A" to "" |
m 1 revision imported |
||
(No difference)
|
Revision as of 16:58, 28 October 2023
Info @ https://migratie.dcat-ap-donl.nl/dataset/aquo-objectencatalogus Can be searched @: https://www.aquolex.nl/html5/ This data extracted from PDF from: https://www.samsamwater.com/library/rap_aquo-lex_v10_20100715.pdf (retrieved on 2019-10-11)
Begrip | Afkorting | Synoniem | Definitie |
---|---|---|---|
schijngrondwaterspiegel | zwevende grondwaterspiegel | tijdelijk freatisch oppervlak | bovenste freatisch oppervlak | schijn- waterspiegel | grondwaterspiegel van een grondwaterlichaam gelegen op een slecht doorlatende laag, waaronder weer een onverzadigde zone voorkomt. | |
zwel | zwelling | het groter worden van volume (door het opnemen van water) | |
black smoker | zwarte roker | onderzeese warme bron waar kokend heet, mineraalrijk water onder grote druk uit de bodem opborrelt. | |
zwaaiplaats | Zwaaikom | een plaats waar de vaarweg is verbreed met als doel de schepen de gelegenheid te geven te keren | |
aëroob | Zuurstofrijk | met vrije zuurstofmoleculen. | |
anaëroob | Zuurstofloos | zonder vrije zuurstofmoleculen | |
gezuiverd afvalwater | zuiveren afvalwater | het reduceren van de mate van vervuiling in afvalwater en het tot stand brengen en in stand houden van de daarvoor benodigde voorzieningen. | |
areometer | Zoutweger | instrument waarmee onder andere het zoutgehalte van het water of het zuurgehalte van de accu's gemeten kan worden. | |
saline | zoutmijn | plaats waar zout gewonnen wordt | |
zoutindringing | zoutintrusie | het binnendringen van zeewater in een waterloop of in de grond | |
zomerdijk | zomerkade | dijk die alleen het lage water tijdens de zomer kan keren. | |
zoet-zout grensvlak | zoet-zout overgang | denkbeeldig vlak gelegen in de meestal betrekkelijk smalle (maar geen scherpe) overgangszone tussen het zoete en het zoute grondwater. | |
kern | ziel | het binnenste van een touwwerk van vier of meer strengen, dat de lijn veerkrachtiger en sterker maakt. | |
leptospirose | Ziekte van Well | een bacteriële ziekte die zowel bij mensen als dieren voorkomt en veroorzaakt wordt door Leptospira | |
zendbereik | zendcapaciteit | de capaciteit van een zender om ontvangers op afstand te kunnen bereiken. | |
zeilboot | zeilschip | een pleziervaartuig dat ontworpen en uitgerust is om door middel van windkracht te worden voortbewogen | |
reepnet | zegen | ankernet | staand haringnet. | |
zegelkast | zegelkamer | ruimte aan boord met alle artikelen die ten lande vallen onder de bepalingen inzake de douane en de acciinzen, de wapenwet en de narcoticawet. | |
kelp | Zeewier | fam. der Laminariales | verzamelnaam voor algensoort met grote bladeren, die in de koudere kustgebieden op rotsen groeit. | |
zout water | zeewater | water met een chloridengehalte hoger dan 10.000 mg/l. | |
zeevast zetten | zeevasten | voor men het zeegat uit gaat alles wat kan vallen of verschuiven vastzetten of vastsjorren. | |
nautiek | Zeevaartkunde | maritiem | de kennis van al wat tot de zeevaart behoort. | |
getijhoogwaterstijging | Zeespiegelstijging | zeespiegelrijzing | de stijging van de gemiddelde zeestand ten opzichte van NAP. | |
hoogwaterstijging | Zeespiegelstijging | de relatieve stijging van de gemiddelde hoogwaterstand (inclusief de NAP-daling). | |
zegen | zeegnet | lap netwerk van zeer grote lengte en naar verhouding geringe hoogte, waarmee men de vis achtervolgt. | |
windgolven | Zeegang | golven, ontstaan door de wrijving van de lucht over het water. | |
filter | zeef | poreus voorwerp of voorwerp met gaatjes dat gassen of vloeistoffen doorlaat en tegelijk zuivert | |
drijfanker | zeeanker | een van zeildoek vervaardigde conische of trechtervormige zak. | |
suppletie | zandsuppletie | aanvulling van de kustverdedigingstrook met zand om kustachteruitgang te compenseren | |
mediaan zandfractie | M50 | M50-2000 | Zandmediaan | het getal dat die korrelgrootte aangeeft waarboven en waar beneden de helft van de massa van de zandfractie ligt. |
zandfractie | zandgehalte | grove fractie | massapercentage aan korrels liggende tussen 0.063 en 2 mm | |
bank | zandbank | ondiepte | ondiepte ontstaan door sedimentatie of erosie van de omgeving. | |
zinklaag | zaklaag | vorm van bodemverontreiniging waarbij de verontreinigende stof (meestal organische verbindingen) een dichtheid groter dan die van het water bezit en tevens als puur product op scheidende bodemlagen aangetroffen kan worden (o.a. creosoot of vluchtige organochloorverbindingen). | |
zetting | zakking | bodemdaling als gevolg van inklinking, krimp en door het aanbrengen van een bovenbelasting. | |
zetting | zakking | bodemdaling uitsluitend door het aanbrengen van een bovenbelasting. | |
markeerboei | wrakboei | boei waarmee bijvoorbeeld de ligging van een wrak wordt aangegeven. | |
drift | wraak | de (doorgaans geschatte) hoek tussen de richting waarin een schip zich beweegt en de kiellijn, uitgedrukt in graden. | |
woonschip | woonboot | een drijvende inrichting of vaartuig bestemd en/of in gebruik om op te wonen. | |
toevallige fout | witte ruis | punt ruis | fluctuaties | random fout | een fout waarvan de waarde statistisch onafhankelijk is van voorgaande of latere waarden. | |
white smoker | witte roker | soort van geisers op de oceaanbodem | |
dik water | wit water | doorgeslagen water | met door de golfbeweging losgewoeld slib vermengd water | |
surfen | Windsurfen | plankzeilen. | |
beaufortschaal | WINDKT | windkracht | schaal voor het meten van windsterktes van windkracht 0 tot 12 |
waterslaginstallatie | windketel | uit- stroomtoren | druktoren | water- slagdemper | waterslagvoorzie- ning | toestel ter voorkoming van drukgolven in vloei- stofleidingen | |
kaapstander | windas | wiel op een verticale as met een ketting eraan | |
cerviduct | wildviaduct | viaduct ten behoeve van grote dieren (met name herten), zodat zij zonder risico gebiedsdoorsnij- dende wegen kunnen oversteken. | |
terp | wierde | heuvel aangelegd tot wijkplaats bij overstroming, vaak permanent bewoond. | |
draaikolk | wieling | kolk | wervel | neer | wervel van een zekere grootte, die zich aan het wateroppervlak vertoont. | |
kolk | Wiel | Waai | ontgrondingkuil direct achter of voor een dijk die is ontstaan bij een oude dijkdoorbraak waar nu vaak de dijk in een kronkel omheen ligt. Het is dan een klein meertje geworden. | |
verdamping (grootheid) | werkelijke verdamping | werkelijke evapotranspiratie | de hoeveelheid vloeistof die overgaat naar de gasvormige fase. | |
neerslagtekort | werkelijk neerslagtekort | het verschil tussen de verdamping en de netto neerslag | |
scheepswerf | werk | jachtwerf | terrein van scheepsbouwer of -reparateur, waarop dokken, hellingen, kantoren enzovoort. | |
bron | wel | grondwater dat op natuurlijke wijze uit het aardoppervlak tevoorschijn komt | |
wegdeel | wegsegment | kleinste functioneel onafhankelijk stukje weg met gelijkblijvende, homogene eigenschappen en relaties voor wegverkeer en vliegverkeer te land. | |
hydraulische weerstand | c | weerstand tegen verticale stroming | c-waarde | weerstand die een bepaalde laag biedt tegen (meestal verticale) grondwaterstroming. |
radiale weerstand | weerstand tegen radiale stroming | convergentie weerstand | het verschil tussen de weerstand die per strekkende meter leiding wordt ondervonden door de werkelijke grondwaterstroming naar een relatief ondiepe leiding (waterloop) en de weerstand bij een even grote grondwaterstroming naar een open leiding met denkbeeldige verticale taluds en tot op de ondoorlatende basis, eveneens per strekkende meter leiding. | |
aquifer | watervoerend pakket | een geologische formatie waarbinnen de relatief (ten opzichte van de omgeving) hoge doorla- tendheid aanzienlijk transport van grondwater mogelijk maakt. | |
hydrologisch systeem | watersysteem | waterhuishoudkun- dig systeem | een geografisch te onderscheiden, coherente, functionele eenheid van subsystemen van oppervlaktewater, bodemwater en grondwater, waterbodems, kusten en technische infrastructuur voor water, inclusief de biotische gemeenschappen en alle geassocieerde natuurlijke en kunstmatige fysische, chemische en biologische karakteristieken en processen. | |
veiligheidsnorm | Waterstandnorm | de eis waaraan een primaire waterkering moet voldoen, aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren. | |
peil | h | WATHTE | waterstand | waterhoogte | waterniveau | waterpeil | kortstondig gemiddelde van de hoogteligging van de waterspiegel t.o.v. een referentievlak, zoals NAP. |
verhang | s | waterspiegelver- hang | het quotiënt van het verval tussen twee punten en hun afstand. |
wetland | waterrijk gebied | moeras | gebieden die ondergelopen of verzadigd zijn van oppervlakte of grondwater met een frequentie en duur die lang genoeg is om vegetatie die typisch is aangepast voor het leven in verzadigde bodemomstandigheden, mogelijk te maken en ook deze normaliter ook ondersteund. | |
ecologisch waardevolle wateren | waterparel | kleine wateren die buiten de minimale omvang van een oppervlaktewaterlichaam vallen en vanwege ecologische waarden toch opgenomen (zouden moeten) worden als waterlichaam. | |
opzet | wateropzet | positieve verschil tussen de optredende hoog- c.q. laagwaterstand en die volgens het berekende astronomische getij. | |
waterspiegel | waterlijn | wateroppervlak | benaming voor de oppervlakte van water | |
oppervlaktewaterli- chaam | OWL | waterlichaam | een onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater |
keurzone | Waterkeringzone | Beheersgebied | keurgebied | waterstaatkundige zonering | een zone gelegen langs/op een oppervlaktewa- ter/ waterkering met een juridische status die uit de keur voortvloeit | |
watergehalteprofiel | watergehalteverde- ling | vochtgehalteprofiel | vochtgehaltever- deling | het verloop van het watergehalte met de diepte onder het grondoppervlak. | |
waterloop | watergang | tocht | wetering | vaart | sloot | gracht | leiding | open leiding | gang | wijk | priel | geul | lijnvormige wateren | een langgerekte verlaging in het terrein van natuurlijke of kunstmatige oorsprong die permanent of periodiek stromend water bevat. | |
doorlatendheid | waterdoorlatend- heid | verhouding tussen specifiek debiet en verhang. | |
baggertraject | waterbodem | het gedeelte in het oppervlaktewater waar de bodem wordt uitgediept, of waar het profiel ervan wordt hersteld | |
bergingsvoorzieningen voor water | waterberging | berging | voorzieningen voor de tijdelijke berging van polder- of boezemwater waar het hoogheemraadschap de functie waterberging aan heeft toegekend. | |
bergbassin | waterbassin | reservoir dat water opslaat voor nuttig gebruik. | |
warmtewisselaar | warmteuitwisselaar | toestel voor de overdracht van warmte-energie | |
hydrothermale bron | warmtebron | een spleet in het aardoppervlak waaruit geothermisch (vanuit de aarde) verwarmd zwavelrijk water mondt. | |
kril | walvisaas | Eup- hausiide | krill | planktonkreeftjes (orde der Euphausiaceae), die vooral in Antarctische wateren voorkomen. | |
buitendijk | wakerdijk | waker | dijk die nog als waterkering dienst doet. | |
wachtschip | waker | doorgaans een afgekeurd oorlogsschip dat bij een haven, riviermonding of zeegang de wacht houdt. | |
zeepier | wadpier | Arenicola marina | een borstelworm die in gangen voorkomt op stranden, slikken en in ondiepe kustgebieden en zijn aanwezigheid verraadt door de typische 'tandpastahoopjes' | |
wacht-/ligplaats | Wachtplaats | ligplaats | wachtplaats of ligplaats voor duwvaart en/of andere beroepsvaart met of zonder kegels en/of recreatievaart | |
vluchthaven | wachthaven | haven in gebruik als ligplaats bij slechte weersomstandigheden of bij calamiteiten. | |
circular error probable | CEP | waarschijnlijke cirkelvormige fout | de straal van een cirkel, gecentreerd op de gemeten positie, waarbinnen de werkelijke positie met 50% betrouwbaarheid ligt. |
waarnemingssoort- nummer | waarnemingssoort | een combinatie van parameter, eenheid, hoedanigheid, compartiment, orgaan en taxon. | |
peilbuis | waarnemingsbuis | stijghoogtebuis | algemene term voor een buis of soortgelijke constructie met een kleine diameter voorzien van een filter, waarin de grondwaterstand c.q. stijg- hoogte kan worden gemeten. | |
woz-object | Waardering Onroerende Zaken object | volgens de bepalingen in de Wet WOZ wordt de afbakening van een onroerende zaak (verder aangeduid als WOZ object) bepaald door het feit dat voor het WOZ object 1 eigenaar en 1 gebruiker aangewezen kunnen worden | |
verticaalreeks | waardereeks verticaal | een reeks uitkomsten van een meting of toetsing van een grootheid en/of parameter variërend in hoogte en/of diepte | |
tijdreeks | waardereeks tijd | reeks van uitkomsten van een meting of toetsing van een grootheid en/of parameter variërend in tijd | |
plaats-tijd reeks | waardereeks plaats-tijd | een reeks uitkomsten van een meting of toetsing van een grootheid en/of parameter variërend in zowel geo-object als in tijd | |
plaatsreeks | waardereeks plaats | een reeks uitkomsten van een meting of toetsing van een grootheid en/of parameter variërend in geo-object. | |
klassenindeling | Waardeklasse- indeling | indeling in klassen van de mogelijke waarden van een parameter | |
bewerkingsmethode | waardebewerking- methode | aanduiding van de manier waarop een reeks meetwaarden (rekenkundig) bewerkt zijn. | |
waadbroek | waadpak | waterdichte broek met rubberlaarzen en een borststuk | |
lichtschip | Vuurschip | soort drijvende vuurtoren. | |
rioolwater | Vuilwater | afvalwater dat met een rioolstelsel is verzameld | |
uitwatering | vrijboord | de kleinste afstand van het uitwateringsdek tot de waterlijn waartoe een schip mag worden geladen. | |
luchtdroger | vriesdroger | toestel voor het drogen van lucht | |
boeg | Voorschip | het voorste deel van de romp, ongeveer 1/3 a 1/4 van de lengte. | |
onderwateroeversup- pletie | Vooroeversuppletie | zandtoevoeging op de onderwateroever. | |
buiten delta | voordelta | bankenstelsel in zee aansluitend op een rivier of zeearm. | |
telemetrie | vonkbeheerssys- teem | bedrijfsvoering op afstand | |
brug | vonder | vlonder | civielkundige constructie die doorgang verschaft voor voetgangers, dieren, voertuigen en diensten boven obstakels of tussen twee punten op een hoogte boven de grond | |
adult | volwassen dier | volwassen of geslachtsrijp dier | |
volume stroomdichtheid | volumefluxdicht- heid | volume fluxdichtheid | fluxdichtheid | het differentiaalquotiënt van de volumestroom naar het oppervlak, soms aangeduid als volumestroom per eenheid van oppervlak. | |
volumestroom | Q I qv | volumeflux | flux | volume debiet | het volume water dat per tijdseenheid door een gedefinieerde doorsnede stroomt. |
vollopen | volstromen | vol worden door en met wat binnenstroomt | |
capillaire zoom | vol-capillairezone | het gedeelte van de verzadigde zone dat direct gelegen is boven de grondwaterspiegel. | |
ingegoten steenzetting | vol en zat gepenetreerde steenzettingen | steenzetting waarbij tussen de toplaagelementen van boven af tot meer dan de helft van de top- laagdikte beton of asfalt is aangebracht | |
cycloïdeschroef | Voith- | ||
voelbare warmte- stroomdichtheid | H | voelbare warmte(- flux) | de energie per eenheid van tijd en eenheid van oppervlakte, die in de vorm van verwarming van lucht aan de atmosfeer wordt afgegeven. |
atroof | voedselarm | arm aan minerale voedingsstoffen | |
nutriënten | Voedingsstoffen | vHiermee worden met name mineralen aangeduid, die essentieel zijn voor de groei van planten. | |
potentiaal van het water | vochtpotentiaal | de arbeid nodig om een hoeveelheid water vanuit een referentie-toestand over te brengen naar de beschouwde toestand. | |
waterhoudend vermo- qen | SFC | vochthoudend vermoqen | de hoeveelheid water, die per eenheid horizontaal oppervlak bij veldcapaciteit in de bewortelbare zone aanwezig is. |
watergehalte (natuurlijk) | vochtgehalte | watergehalte van het monster in situ op het moment van steken | |
waterdrukprofiel | vochtdrukprofiel | het verloop van de waterdruk met de diepte onder het grondoppervlak. | |
overnachtinghaven | vluchthaven | wachthaven | een haven waar uitsluitend overnacht kan worden door de beroepsvaart. | |
flocculatie | vlokvorming | het proces waarbij klei en colloïde deeltjes samenpakken in kleine groepen of massa's genaamd vlokken. | |
vloed | vloedstroom | stroom in de richting die overheerst bij stijgend water. | |
vloedschaar | vloedgeul | een getijgeul, die voornamelijk openligt voor de vloedstroom en die aan het landwaartse einde een drempel heeft. | |
vliet | vlieter | plaatselijke sterke stroming, geul waarin het water snel stroomt | |
zeebrief | vlaggenbrief | nationaliteitsbewijs van een zeegaand schip. | |
visstoep | vissteiger | kade of steiger bestemd voor sportvissers | |
visafslag | vismijn | afslag | de plaats waar de vis wordt verkocht bij afslag | |
meetlichaam | vis | een meetlichaam is een object waarop een of meerdere sensoren gemonteerd zijn. | |
vetsmeerapparaat | vetsmeerpomp | vetpot | apparaat om vloeibaar vet onder druk in machinedelen te spuiten | |
drijflaaqafvoerput | vetput | put in een voor- of nabezinktank waarin het geruimde drijvende materiaal wordt verzameld | |
bergingsvermogen | verzadigingstekort | het volume water dat nodig is om een deel van de grond, met gegeven afmetingen en met gegeven initiële berging, in de verzadigde toestand te brengen. | |
reinigingsrendement | verwijderinqsren- dement | percentage van een verontreinigende stof dat verwijderd is | |
kruiszee | verwarde Zee | korte, hoge golftoppen in een overigens betrekkelijk kalme zee, ontstaan door het schuin door elkaar lopen van verschillende golfpatronen. | |
vervuiling | vervuiler | (Ongewenste) substantie of activiteiten in een systeem of compartiment ingebracht. | |
consolidatie | versteviging | het proces waarbij een geleidelijke toename van de korrelspanningen in de grond optreedt door een afname van de waterdruk. | |
primair slib | versslib | het met het influent aangevoerde slib | |
dispergeermiddel | verspreidingsmid- del | olieoplossende middelen | |
biodiversiteit | verscheidenheid | de variëteit aan flora en fauna in een ecosysteem. | |
reling | verschansinq | halfhoge opstaande lijst langs het boord. | |
verstoring | verontrusting | iets verbreken. | |
toxine | vergif | giftige stof. | |
reductievlak | vergelijkingsvlak | verticaal datum | verticaal referen- tievlak | het vlak van waaruit op de zeekaart alle waterdiepten en enkele hoogten zijn aangegeven. | |
stuwmeer | vergaarkom | stuwbekken | het meer bovenstrooms van een stuwdam. | |
verdeelwerk | Verdeelstelsel | civiel werk voor het verdelen van een afvalwaterstroom over diverse processen of procesonderdelen | |
verdampingssnelheid | E | verdampingsflux | de massa water die per eenheid van oppervlak per tijdseenheid verdampt. |
potentiële evapotrans- piratie | verdamping (totale potentiele) | maximale hoeveelheid water die kan verdampen in een bepaald klimaat vanuit een continue vege- tatiebedekking die de hele bodem bedekt en goed voorzien is van water. | |
actuele evapotranspi- ratie | verdamping (totale | ||
evaporatie | verdamping | “gebruik van deze term met als verklaring: ”“De som van de interceptieverdamping en de bo- demverdamping.”“ kan verwarring veroorzaken en is hierdoor af te raden.” | |
ecologische verbin- dingszone | EVZ | verbindingszone | gebied of structuur die verbreiding, migratie en uitwisseling van organismen tussen verschillende soorten kerngebieden mogelijk maakt. |
ongeslachtelijke voortplanting | vegetatieve voortplanting | aseksuele voortplanting waardoor de nakomelingen identiek aan de ouder zijn | |
detritus | Veenafslag | dood plantaardig materiaal | |
significant | veelbetekenend | belangrijk | statistisch verantwoord | |
vloedmerk | Veek | drijfvuil dat na hoge waterstanden op het buitenbeloop achterblijft | |
van veen grijper | van veen happer | van Veen bodem- happer | happer die met een kabel of touw wordt neergelaten tot op de bodem | |
deep scattering layer | DSL | valse bodem | het is een in de waterkolom gelegen dunne horizontale zone van levende organismen in de oceaan. |
equivalent | eq | val | meeteenheid die aangeeft in welke mate een stof bindingen kan aangaan met andere stoffen. |
knooppunt | vakbegrenzing | een virtuele aanduiding van een punt in een water dat de begrenzing vormt van een vak, een (vaar-)weg of een waterloop | |
vaarwegcategorie | Vaarwegrang | indeling van watersysteemdelen op grond van het gebruik door de beroepsscheepvaart. | |
oeverlijn | vaarwegbegrenzing | de scheidingslijn tussen water en land | |
vaarstrook | vaarbreedte | dat deel van de vaarweg dat op de waterspiegel vrijgehouden moet worden om veilig scheepvaartverkeer mogelijk te maken. | |
vadem | vaam | dieptemaat, 6 voet of 1.8288 meter. | |
ultrasoon | ultrasono- re| ultrasonoor | geluidsgolven met een frequentie hoger dan hoorbaar geluid. | |
spuisluis | Uitwateringssluis | een sluis die tot doel heeft een aansluitende vaarweg of haven op diepte te houden, door het opwekken van een plotselinge krachtige waterstroming. | |
modeluitvoer | uitvoer | alle berekende variabelen en daaruit afgeleide resultaten van een modelberekening. | |
uitmeting | uit-survey | uitlo- ding | een meting nadat het werk gereed is | |
erosie | uitschuring | het proces waarbij grond, gesteente en dergelijke verplaatst worden door c.q. wegspoelen onder invloed van wind, stromend water of bewegende ijsmassa's. | |
naijling | Uitloopeffect | het langzaam wegvloeien van de opgebouwde waterhoeveelheid in de dijk (berging) bij een situatie na hoogwater (waterspanningen blijven hierdoor lang hoog). | |
uitloging | uitlogen | de hoeveelheid van een stof in een bouwmateriaal of grondstof die oplosbaar is en in het milieu terecht kan komen | |
overloopleiding | uitlaatleiding | noodoverlaatleiding | noodoverloop | overlaatleiding | buis of stelsel van buizen aansluitend op de overloop | |
baggeren | uitbaggeren | het gehele proces van ontgraven, transport en storten van materiaal onder water met als doel het verdiepen of winnen van mineralen. | |
totaal zuurstof verbruik | TOD | TZV | indicator voor de hoeveelheid vervuiling in water. |
typering | typeringwaarne- ming | dynamisch kenmerk van een medium of (meet- )object dat wordt waargenomen of beoordeeld en dat is gedefinieerd in een methodiek of voorschrift | |
bivalven | tweekleppigen | bivalvia | weekdieren (mollusken) die steeds een schelp hebben die uit twee met een scharnier gelede kleppen bestaat | |
binnenwaterkering | tweede waterkering | slaper(dijk) | indirecte waterkering | een dijk om eventueel door of over de hoofdwaterkering binnendringend overstromingswater te keren. | |
oppervlaktewater | tussenstroom | het grondoppervlak in principe bedekt met water | |
troebelheid | turbiditeit | mate van ondoorzichtigheid van een op zichzelf heldere vloeistof veroorzaakt door de aanwezigheid van fijn verdeeld zwevend materiaal. | |
tsoenami | tsunami | havengolf | enorme golf, vaak meer dan 15 meter hoog, veroorzaakt door een aardbeving, zeebeving of vulkaanuitbarsting. In open water kan een tsoe- nami de vorm aannemen van verschillende golven achter elkaar, die zich met een snelheid van tientallen kilometers per uur (soms 800 kilometer per uur!) maar een amplitude van niet meer dan een meter voortbewegen, waardoor zij op de oceaan doorgaans niet worden opgemerkt door schepen. Langs de kust en in zee-engten neemt de tsoenami echter in snelheid af, om in hoogte toe te nemen. Zodoende ontstaan golven van tientallen meters hoog, die ver landinwaarts kunnen worden geworpen en daar enorme schade aanrichten. Een tsoenami kondigt zich soms aan door een plotseling terugtrekken van het water aan de kust. | |
stampen | trim | de scheefstand van een vaartuig ten opzichte van het waterpasvlak in langsrichting | |
trimmen | tremmen | een lading stuwen. | |
trawler | treiler | trolder | vaartuig dat met een trawl vist en waarop vaak ook verwerking van de vis plaatsvindt. | |
getransporteerd afvalwater | transporteren afvalwater | het transporteren van afvalwater en het daartoe tot stand brengen en in stand houden van de hiervoor benodigde voorzieningen. | |
wilde vaart | Trampvaart | ongeregelde vaart, waarbij allerlei vracht voor iedere opdrachtgever naar elke willekeurige haven wordt vervoerd. | |
laagspanningsruimte | trafogebouw | ruimte waar zich het afleverpunt van het elektriciteitsbedrijf bevindt | |
evapotranspiratie | ET | totale verdamping | de totale verdamping van een begroeid oppervlak. |
bochtigheidcoëfficiënt | tortuositeit | verhouding tussen de werkelijke lengte van een stroombaan gemeten tussen twee punten langs de middenlijn en de kortste (rechte) afstand tussen die punten. | |
tonnenmaat | tonnage | de inhoudsmaat van een schip uitgedrukt in bru- toregisterton of gross tonnage. | |
ton | ton droge stof | duizend kilo. | |
boei | Ton | een verankerd drijvend voorwerp met of zonder verlichting, vervaardigd van staal, hout of kunststof, dat dient voor het aangeven van vaarwegen, gevaren onder water, bijzondere punten van een wedstrijdbaan, of de positie van een uitstaand anker.. | |
getijverschil | tijverschil | het peilverschil tussen hoogwater en laagwater van een bepaald getij. | |
samengestelde data | Tijdgesynchroni- seerde data | het synchroniseren van data van verschillende sensoren tot hetzelfde meetmoment door terug te rekenen naar dat meetmoment. | |
carbonaathardheid | HHT | tijdelijke hardheid | gehalte aan opgeloste kalk en magnesiumzouten die kunnen neerslaan door verhitting. |
vrije convectie | thermiek | stijging van warme lucht boven verwarmde oppervlakken. | |
international union for conservation of nature and natural resources | IUCN | The World Conservation Union | internationaal samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met natuurbehoud en het duurzaam gebruik van natuurlijke middelen. |
toetsen | testen | het controleren of de momentane toestand van de constructie nog voldoet aan de vigerende functionele en wettelijke eisen. Toetsing van kunstwerken en objecten dient te passen in de beoordelingsmethodiek zoals geformuleerd in de Leidraad Toetsing. | |
backflush | Terugspoeling | backpulse | backflow | terugwassen | periodieke omkering van de permeaatstroom door het membraan (van de schone naar de vuile zijde) met als doel de verwijdering van vervuiling van het membraanoppervlak. | |
geavanceerde waterbehandeling | tertiaire behandeling | het niveau van de waterbehandeling dat een reductie van 85% van de concentratie van de verontreiniging vereist. | |
bedrijfswater | terreinrioleringwa- ter | straatwater | terreinwater | reinwater | gebruikswater op een rwzi , is GEEN drinkwater maar (gefilterd) effluent | |
terreinwaterleiding | terreinrioleringslei- ding | centraatleiding | vuilwaterleiding | lenswaterleiding | filtraatleiding | straatwaterleiding | buis of stelsel van buizen voor de afvoer van rioolwater op het terrein van de rioolwaterzuiveringsinstallatie | |
terreinwaterkelder | terreinriolerings- kelder | straatwaterkelder | terreinrioleringswa- terkelder | terreinrioleringsput | kelder of put voor de inzameling van afvalwater uit de terreinriolering | |
loodsboot | tender | loodskot- ter | schip van het loodswezen | |
bevoorradingsschip | tender | bevoorraadt onder andere boor- en productie- platforms en oorlogsschepen met materieel en proviand. | |
beheersregister | technisch beheersregister | register van de beheerder, waarin de feitelijke toestand van het beheerde staat aangegeven. | |
hydrant | Tappunt | tappunt voor bedrijfswater | |
tuigage | takelage | het samengesteld stelsel van rondhouten, staand- en lopend want en zeilen dat dient om het vaartuig met behulp van windkracht voort te stuwen en het te laten ankeren. | |
surfen | surfriding | zich met hoge snelheid op een surfplank op de golven van de branding naar het strand laten glijden. | |
koolhydraten | suikers | in de scheikunde een bepaald type verbinding van koolstof-, waterstof- en zuurstofatomen waarbij de waterstof- en zuurstofatomen in een verhouding 2:1 voorkomen. | |
sublittorale zone | subtidaal | zone zeewaarts gelegen van het door gemiddeld getij beïnvloed gebied | |
deelmonster | submonster | een deel van het totale monster | |
sublitoraal milieu | sublitoraal | deel van het litoraal dat de zone beneden de laagwaterlijn, die in principe altijd onder water staat, aanduidt. | |
uitwateringssluis | suatiesluis | doorlaatsluis die dient voor afvoer van overtollig water. | |
stouwen | stuwen | het oordeelkundig plaatsen van de lading in de ruimen. | |
reofiel | stroomminnend | voorliefde hebbend voor stromend water | |
hydrologisch jaar | stroomjaar | de tijdsduur ter lengte van een jaar waarin gemiddeld gesproken de afvoerkarakteristiek van een rivier wordt doorlopen. | |
stroomgebied | stroombekken | een gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water via een reeks stromen, rivieren en eventueel meren door één riviermond, estuarium of delta, in zee stroomt - | |
stroombuis | stroombaan | denkbeeldige koker met vaste afvoer en begrensd door stroomlijnen, deel uitmakend van een aangenomen stromingspatroon. | |
duurlijn | stroom duurlijn | grafiek die de tijd weergeeft gedurende waarvan de waarde van een zekere parameter groter of gelijk is onafhankelijk van de continuïteit in de tijd. | |
stroombaan | stromingsweg | baan die een bewegend (water-)deeltje beschrijft. | |
stuwpeil | S | streefpeil | het feitelijke of nagestreefde peil op een bepaalde plaats in een stuwpand. |
Strateqische milieube- oordelinq | SMB | strategische m.e.r. | richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's. |
beachvolleybal | strandvolleybal | vorm van volleybal die wordt gespeeld op het strand | |
jutten | strandjutten | op het strand aangespoeld materiaal zoeken en zich dit toe-eigenen. | |
refractie | straalbreking | afbuiging van golven bij hun schuinse voortplanting over een onderwatertalud. | |
slagzee | stortzee | over het schip slaande golf. | |
natte strand | stormstrand | het gedeelte van het strand dat lager ligt dan het droge strand. | |
gesloten seizoen | Stormseizoen | de periode waarin geen werkzaamheden aan waterkeringen mogen worden uitgevoerd (meestal 15 oktober - 15 april). | |
windopzet | Stormopzet | stormeffect | de lokale waterstandverhoging ten gevolge van de door de wind op een watermassa uitgeoefende kracht. | |
maalpeil | Stoppeil | de vastgestelde waterstand in de boezem waarbij het lozen op de boezem door de inliggende polders moet worden gestaakt. | |
decompressiestop | stop | een opstijgpauze dichtbij de oppervlakte om overtollige stikstof te verwijderen. | |
stootkussen | stootwil | fender | wil | wrijfhout | soms van touw, maar meestal opgeblazen plastic cilinders die over de rand van de boot worden opgehangen om beschadiging te voorkomen. | |
toplicht | Stoomlicht | wit licht dat zichtbaar is over een boog van de horizon van 225E, van recht vooruit tot 22,5 graden achterlijker dan dwars naar beide zijden van het vaartuig. Het wordt gevoerd aan of voor de mast en ten minste 1 meter hoger dan de boordlichten. | |
elevator | stofzuiger | zuiginrichting in de haven waarmee met sterke pompen bijvoorbeeld graan uit het ruim omhoog wordt gezogen. | |
metaboliet | stofwisselingspro- duct | chemische stof die tijdens de stofwisseling wordt gevormd | |
peilbuis | stilling well | algemene term voor een buis of soortgelijke constructie die via een verbindingsbuis met een kleinere diameter in verbinding staat met een open waterloop om daarin de waterhoogte te meten. | |
stand still beginsel | Stand-still principe | beginsel, dat is gericht op het voorkomen van een toename van het totaal van directe en indirecte lozingen van zwarte lijststoffen, alsmede gericht is op het voorkomen van en achteruitgang in de waterkwaliteit niet zwarte lijststoffen | |
open vaarweg | staande mast route | vaarwegen waar kruisende leidingen praktisch gesproken geen belemmering voor de scheepvaart vormen. | |
voorindiktank | spuislibindikker | primairslibindikker | voorindikker | tank waar primair slib of surplusslib wordt ingedikt door middel van gravitatie | |
surplusslib | spuislib | secundair slib | slib dat uit een actiefslibproces wordt verwijderd. | |
clupea sprattus | sprot | vissoort die in de Zuiderzee niet voorkwam, maar tegen de herfst op onze kusten verschijnt en dan in grote hoeveelheden gevangen en gerookt wordt. | |
sproeier | sproei-nozzle | toestel om met fijne stralen of druppels iets te begieten | |
zandwasser | spoelpomp | zand- hark | installatie voor het wassen van het afgescheiden zand | |
spits | spitsbak | belgisch motorschip met stompe voorsteven. | |
spuigat | spijgat | gat in de reling dat dient om het water van dek weg te laten lopen. | |
snelle motorboot | speedboat | powerboat | volgens het BPR: een klein schip dat bij gebruik van zijn mechanische middelen tot voortstuwing sneller kan varen dan 20 kilometer per uur. | |
golfspectrum | Spectrum | verdeling van de golfenergiedichtheid als functie van de periode (bij een breed spectrum zijn de golfperioden van de windgolven onderling sterk verschillend). | |
gemiddelde neersla- gintensiteit | specifieke neersla- qintensiteit | de specifieke neerslag gedeeld door het tijdsinterval waarbinnen de neerslag valt. | |
elektrisch (specifiek) geleidingsvermogen | EGV | specifieke geleiding | een maat voor de elektrische geleidbaarheid van water. |
specifieke evenwichts waterinhoud (maximaal) | We + | specifieke evenwicht vochtinhoud | de berging van de onverzadigde zone per eenheid van horizontaal oppervlak bij de evenwichtswaterverdeling na uitzakking. |
specifieke evenwichts waterinhoud (minimaal) | We - | specifieke evenwicht vochtinhoud | de berging van de onverzadigde zone per eenheid van horizontaal oppervlak bij de evenwichtswaterverdeling na capillaire opstijging. |
filtersnelheid | v | q | specifiek debiet | darcy-snelheid | snelheid met een richting gelijk aan de gemiddelde stroomrichting van de waterdeeltjes in de directe omgeving van het beschouwde punt en met een absolute waarde gelijk aan de volume- stroomdichtheid in die richting. |
specifiek bodemwater- tekort | Sd | Wd | specifiek bodem- vochttekort | de hoeveelheid water, die bij een gegeven grondwaterstand per eenheid van horizontaal oppervlak aan de bodem moet worden toegevoegd om in het profiel een evenwichtswaterverdeling aan te brengen. |
supralittoraal | Spatzone | e zone net boven het springtij-hoogwater die nooit onder water komt, maar waar wel opspattend water terechtkomt | |
afgesloten grondwater | spanningswater | afgesloten laag | water in een afgesloten watervoerend pakket, dat aan boven- en onderzijde begrensd wordt door ondoorlatende bodemlagen. | |
spaarbekken | spaarkom | spaar- bassin | bekken waarin water wordt verzameld om op zeker tijdstip gebruikt te worden. | |
dichtheid van grond | b | soortelijke massa van grond | volumetrische massa van grond | massa van de grond, waarin zich vaste deeltjes, vloeistof en eventueel lucht (gassen) bevinden, gedeeld door het oorspronkelijke volume van de grond. |
dichtheid | SG | soortelijke massa | soortelijk gewicht | het quotiënt van de massa m en het ingenomen volume V |
zeefkromme | sommatiecurve | in een grafiek aangegeven korrelgrootteverde- ling van een grondmonster | |
opgeloste stof | solutie | een stof die opgelost is in een oplossing. | |
oliekoeler | smeeroliekoeler | toestel om olie te koelen | |
sluiswachter | sluismeester | sas- senier | sasser | persoon belast met het toezicht op en gebruik van de sluis. | |
schot | slingerschot | tijdelijke afscheiding, verticaal in het ruim geplaatst, zowel dwarsscheeps als langsscheeps, om het schuiven van de lading te voorkomen. | |
kimkielen | slingerkielen | twee ter hoogte van de kimmen aangezette kielen, om het verlijeren en slingeren tegen te gaan. | |
slik | slijk | buitendijks aangeslibde, onbegroeide grond die bij vrijwel elk hoogwater onderloopt. | |
retourslibgemaal | slibretourgemaal | civiel werk waarin zich de retourslibvijzels en/of - pompen bevinden | |
slibleeftijd | slibretentietijd | verblijftijd van het slib in een zuiveringsinstallatie | |
gistingstank | slibgistingtank | tank waarin door anaërobe micro-organismen verandering of ontleding van slib plaatsvindt | |
sleepboot | sleper | zeer sterk vaartuig met krachtige motor, bestemd voor het slepen van drijvende objecten. | |
zwin | slenk | buitendijks gelegen verzande zeearm. | |
bodemtransport | sleeptransport | in de onmiddellijke nabijheid van de bodem optredend materiaaltransport, waarbij de deeltjes zich schuivend, rollend en/of sprongsgewijs verplaatsen. | |
inlaagdijk | slaperdijk | binnendijk | reservedijk, deel uitmakend van de hoofdwaterkering, binnenwaarts gelegen van een dijk die sterk bedreigd werd of wordt. | |
rollen | slagzij | rollen | overhellen | de scheefstand van een vaartuig ten opzichte van het waterpasvlak in dwarsrichting. | |
slaggaard | slagaard | peilstok voor het meten van diepten, meestal met dm. Verdeling | |
enkelvoudig echolood | singlebeam echolood | een echolood dat meet doormiddel van één enkelvoudige neerwaarts gerichte akoestische bundel. | |
signaal | signaalkabel | kabel bestemd voor de voortgeleiding van signalen | |
tagrijn | shipchandler | handelaar in (soms tweedehands) scheepsbeno- digdheden. | |
schiften | shiften | het verschuiven van de luikbalken. | |
gedeeltelijk afgesloten grondwater | semi spanningswa- ter | water in een gedeeltelijk afgesloten watervoerend pakket, dat aan de boven- en onderzijde wordt begrensd door respectievelijk een slecht - en ondoorlatende laag. | |
contacttank | selector | ruimte waarin bacteriemassa en afvalwater worden samengebracht in een bepaalde verhouding om gunstige omstandigheden te hebben voor de groei van een bepaalde bacteriesoort. | |
halinq | seiches | schommeling van het water in havens en andere bekkens. | |
afzetting | sediment | sedi- mentafzetting | vaste stof die is neergewaaid of neergeslagen uit een vloeistof | |
seculaire zetting | secundaire zetting | dit is de zetting die optreedt nadat de wateroverspanning volledig aan verhoging van de korrelspanning ten goede is gekomen. | |
secundaire grondstof | secundaire bouwstof | materialen, die via hergebruik of nuttige toepassing worden ingezet als grondstof of bouwstof. | |
scheernet | schutnet | net dat over de gehele breedte van het viswater wordt gespannen om ontsnapping van de vis te beletten. | |
kolklengte (nuttig) | Lk | schutlengte (nuttig) | afstand tussen de stopstrepen van een sluis |
schutting | schut- ten| omschutten | het geheel van handelingen, die verricht moeten worden om een vaartuig van het vaarwater aan de ene kant van de sluis, naar de andere kant te brengen. | |
inslingertijd | Schulerperiode | ongedempte slin- qertijd | de tijd die de projectie van de gyroscoop van het gyrokompas nodig heeft om de ellips te doorlopen. | |
schuifkracht | schuifspanning | kracht per eenheid van oppervlak waarbij de krachtswerking evenwijdig aan het vlak plaatsvindt. | |
spoed | schroefspoed | de theoretisch afgelegde weg van het schip bij één omwenteling van de schroef in een vaste massa, die niet meegeeft. | |
kantnetvisserij | schrobnetvisserij | het vangen van platvis met schrobnetten, dicht langs de kust, in zachte jaargetijden. | |
kor | schrobnet | kornet | sleepnet | trechtervormig sleepnet voor de vangst van kabeljauw, schelvis, schol, tong enzovoort. | |
schrob | schrobbe | aan een beugel en stok bevestigd visnet waarvan de opening toegehaald kan worden. | |
dijkgraaf | Schout | voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van het waterschap | |
strandwal | schoorwal | in het Holoceen gevormde zandbank, evenwijdig aan de huidige kust, die bij normale getijden boven water uitstak, hierop hebben zich de oude duinen gevormd - thans lage en langgerekte zandrug evenwijdig aan de kust en gevormd door de werking van de zee. | |
intershipverkeer | schip-schipverkeer | radiotelefonieverkeer tussen schepen onderling. | |
echeneis remora | Schildvis | soort zuigvis met een langwerpige ronde schijf op de kop, waarmee hij zich aan schepen vastzuigt. | |
ecliptica | Schijnbare zonne- baan | de baan die de zon van de aarde af gezien in de loop van een jaar tussen de sterren beschrijft. | |
depotscheiding | scheidingsbekkens | scheiding van baggerspecie door middel van opspuiten in sedimentatiebekken | |
resolutie | Scheidend vermogen | het kleinst waarneembare detail | |
scheepshypotheek | scheepsverband | hypotheek met het schip als onderpand. | |
logboek | Scheepsjournaal | document waarin voor de interpretatie achteraf relevante aantekeningen van acties worden bijgehouden | |
gabion | schanskorf | een korf of mand gevuld met een granulair materiaal, in gebruik voor bekledingsconstructies of keerwanden | |
spectrum | scala | reeks van verscheidenheden | |
schutsluis | sas | verlaat | zijl | een aan weerszijden afsluitbaar kunstwerk waarin door aanpassing van het waterpeil, schepen van het ene op het andere niveau worden gebracht. | |
vlakheid | ruwheid | ribbelig- heid | grilligheid | de mate waarin niveaus van punten in een gerealiseerd oppervlak afwijken van het niveau van het ter plaatse van deze punten gemiddeld gerealiseerde vlak | |
bilge | ruimwater | oliehoudend afvalwater afkomstig van de machinekamer, de voor- en achterpiek, de kofferdammen en de ruimten tussen zijwand en beunwand van een schip. | |
ruimerbrug | ruimer | constructie voor de aandrijving en ophanging van ruimers | |
remote operated vehicle | ROV | een op afstand bediend onbemand robotisch duikvaartuig | |
koerswendingpunt | routemarkerings- punt | d e punten waar de koerslijn eindigt en een nieuwe koerslijn begint | |
wegroute | route | door een weggebruiker te volgen of gevolgde weg(en) tussen begin- en eindpunt van een verplaatsing | |
roostergoed | roostervuil | stoffen die door roosters of zeven zijn tegengehouden. | |
windroos | roos | plaat die met het kompas meedraait en waarop de horizon is verdeeld over 32 windstreken | |
rond jacht | rondebodemjacht | typisch Nederlands jacht met ronde spantvormen | |
monsterrol | rol | lijst met namen van de kapitein en bemanning, de naam van het schip, de naam van de reder en de bestemming van het schip. | |
vastmakers | roeiers | roeiers- vastmakers | bootsmannen | vletterlieden | vaklieden die zich bezighouden met het vast- en losmaken van schepen. | |
kajuit | roef | woonruimte in een schip. | |
cauchy- randvoorwaarde | robin- | ||
binnenloods | rivierloods | loods op de binnenwateren, die het schip van de haven tot de monding van de rivier brengt, waarna zijn werk wordt overgenomen door de zeeloods | |
bandijk | rivierdijk | winterdijk | hoogwaterkering langs een rivier bovenstrooms van het kenteringgebied. | |
riviertak | rivierarm | een aftakking van de rivier die permanent of periodiek deelneemt aan de rivierafvoer. | |
risicoanalyse | risicobeoordeling | het nagaan van de kans op een ongewenste gebeurtenis en de gevolgen daarvan | |
rioolgemaal | Riooleindgemaal | influentgemaal | civiel werk waarin alle technische voorzieningen zijn ondergebracht die benodigd zijn voor het verpompen van rioolwater | |
rioolbemalinggebied | Rioleringsnetwerk | bemalinggebied (riolering) | het gebied waarbinnen alle leidingen en knooppunten zijn gelegen, die alle tot doel hebben afvalwater naar één gemaal of afnamepunt te transporteren | |
rioolstelsel | riolering | Riole- ringsnetwerk, Rioleringsgebied | een stelsel van (civiel)technische voorzieningen dat zich onder of boven het aardoppervlak bevindt, bestemd voor de inzameling, transport en tijdelijke opslag van afvalwater. | |
rijpingsvat | rijpingstank | tank waarin een stof (bijvoorbeeld PE) enige tijd wordt gehouden om (optimaal) te kunnen worden gebruikt | |
radiorichtingzoeker | D-F | Richtingzoeker | draaibare raamantenne in de vorm van een ring of twee vaste ramen in de vorm van loodrecht op elkaar staande ringen, waarmee men de richting van een radiobaken kan vaststellen. |
rits | richel | evenwijdig aan de kustlijn lopende smalle rug of bank van schelpen en zand. | |
reynoldsgetal | Re | Reynoldsgetal | een dimensieloos getal dat in de vloeistofmecha- nica wordt gebruikt om aan te geven of de stroming laminair of turbulent is. |
elastische vervorming | reversibele vervorming | vervormingen waarbij het materiaalelement na het verwijderen van de aangebrachte belasting tot zijn oorspronkelijke vorm terugkeert | |
retourslib | Retourslib | het actiefslib dat na afscheiding van het effluent aan het proces wordt teruggevoerd | |
meetresultaat | resultaat | verzameling waarden, die tijdens een inwinning aan objecten gemeten of zijn berekend. | |
residu | restverschil | het verschil tussen een waargenomen waarde en een berekende waarde van een grootheid | |
restfout | residu | verschil tussen de uitkomsten van een model en metingen na parameteroptimalisatie. | |
reserveringsstrook | Reservestrook | de strook (duin), direct landwaarts van het grensprofiel, deel uitmakend van de primaire waterkering, onder meer ten behoeve van de opvang van de effecten van de verwachte zeespiegelstijging over een periode van 200 jaar. | |
verschansing | reling | vaste wand rondom het dek. | |
waterdruk | p | relatieve waterdruk | waterspanning | de druk van het water verminderd met de atmosferische druk. |
mengverhouding | r | relatieve damp- dichtheid | het quotiënt van de massa van de waterdamp mv en de massa van de droge lucht ma |
nap-daling | relatieve bodemdaling | daling van het NAP-vlak als gevolg van onderlinge bewegingen in de aardkorst. Wegens het ontbreken van een meetbaar referentiepunt kan deze daling niet zelfstandig, maar alleen in combinatie met de getijhoogwaterstijging worden gekwantificeerd. | |
reisbevrachting | reischarter | stelsel van bevrachting waarbij de vrachtprijs wordt bepaald naar de afstand, niet naar de reisduur. | |
bergingsvoorzieningen voor regenwater | regenwaterberging | berging | voorzieningen die bedoeld zijn om regenwater tijdelijk of langdurig vast te houden, ofwel te bergen voordat het verdampt, door planten wordt opgenomen, infiltreert in de bodem, of wordt afgevoerd naar een regenwaterriool of het oppervlaktewater. | |
referentiesysteem | Referentiestelsel | een coördinaatstelsel met minimaal nationale reikwijdte. | |
referentie-ellipsoïde | Referentie- oppervlak | wiskundig oppervlak (referentieoppervlak) dat gebruikt wordt als basis voor kaartprojecties | |
meetwaarde | reekswaarde | waarde van een parameter / waarnemingssoort | |
overtallig | redundantie | de aanwezigheid van meervoudigheid in het systeem voor het uitvoeren van bepaalde systeemfuncties ten einde de betrouwbaarheid van het totale systeem te vergroten | |
tandwielkast | reductorkast | ver- tragingskast | mechanisch toestel voor het aanpassen van het toerental | |
drukreduceerventiel | Reduceerventiel | toestel voor het verminderen van druk | |
cargadoor | Rederij-agent | scheepsbevrachter | scheepsmakelaar, die als tussenpersoon optreedt bij het kopen en verkopen en het beladen en lossen van schepen. | |
ware koers | WK | Rechtwijzende koers | de hoek tussen de langsscheepse as (kiellijn) van een varende boot en de ware noord-zuidlijn. |
vergun- ning/recht/overeenko mst | rechtsverhouding | Vergunning / Overeenkomst | overeenkomsten tussen het overheden en derden zoals vergunningen, verplichtingen, privaatrechtelijke en publiekrechtelijke beperkingen, ontheffingen, zakelijk rechten etc. | |
subject | Rechtspersoon | relatie | een natuurlijk dan wel niet-natuurlijk persoon waarvan het waterschap gegevens bewaart | |
jurist | rechtsgeleerde | deskundige op het gebied van de rechtsleer | |
cartesiaans coördi- naatstelsel | Rechthoekig coör- dinaatstelsel | coördinaatstelsel, dat gedefinieerd wordt door een aantal rechte lijnen, die elkaar loodrecht snijden in de oorsprong, en die allen eenzelfde schaalfactor hebben | |
hydraulische randvoorwaarden | Randvoorwaarden | hydraulische Randvoorwaarden voor het jaar xxxx voor het toetsen van primaire waterkeringen | |
calamiteitengebied | rampgebied | gebied waarbinnen de calamiteit (ramp/crisis) zich voltrekt | |
calamiteitenbestrij- dingplan | rampenbestrijdingsplan | calamiteitenplan | rampenplan | be- strijdingsplan | plan dat de bestrijding in generieke termen beschrijft (rampenbestrijdingsplan) | |
boomen | rainbowen | het over enige afstand overboord spuiten van baggerspecie dmv een uitkragende persbuis | |
roepnaam | Radioroepnaam | in Nederland de tweeletterige, viercijferige code van een schip ten behoeve van het marifoonver- keer | |
radiomedische dienst van het nederlandse rode kruis | RMD | radiomedische adviesdienst | |
onttrekking | qrondwater onttrekken | de verwijdering van grondwater uit de bodem. | |
reken netwerk | qrid | netwerk dat wordt gevormd bij de ruimtelijke discretisatie en dat de punten definieert waarvoor een model resultaten berekent. | |
diffractie | qolfverstrooiinq | verstrooiinq | zijwaartse uitwaaiering van golven naar en in het gebied achter een obstakel. | |
afvoerkromme | Q-h kromme (kunstwerk) | grafische weergave van het in zekere periode geldende gemiddeld verband tussen het plaatselijke peil en de afvoer in een bepaalde doorsnede. | |
onttrekkingput | put | een constructie die geboord of gegraven is onder het maaiveld met als doel het verkrijgen van water uit een aquifer systeem. | |
puntbron | puntlozing | de oorsprong van een emissie, die gekenmerkt wordt door een specifieke locatie. | |
meetdichtheid | puntdichtheid | aantal metingen/punten per eenheid. | |
jig | Pulseerzeef | deinmachine | scheidingsmachine die scheidt op basis van verschil in dichtheid tussen verschillende materialen. | |
puin | puinsteen | massa vergruizeld steen | |
pseudolite | pseudo satelliet | een op de aarde geplaatst augmentatie station welke een GNSS achtig signaal uitzend waardoor aanvullende afstandmetingen aan de gebruiker worden geboden | |
schroef | propeller | Scheepsschroef | voortstuwingswerktuig voor schepen, bestaande uit een naaf met twee tot vijf schroefbladen, meestal in één gietstuk uitgevoerd, en wentelend om de door de scheepsmachine voortbewogen schroefas. | |
procedurestap beschrijving | procedurestap beschikking | de stappen waarin een procedure op grond van de WM en AWB is onderverdeeld | |
probabilisme | Probabilistiek | waarschijnlijkheidsleer | leer volgens welke er geen zekerheid van kennen maar alleen waarschijnlijkheid bestaat. | |
privaatrechtelijke vergunning | Privaatrechtelij ke rechtsverhouding | gegevens betreffende privaatrechtelijke overeenkomsten | |
prioriteitsstoffen | Prioritaire stoffen | stoffen, bepaald overeenkomstig artikel 16, lid 2, en vermeld in bijlage X (Europese Kaderrichtlijn Water). Hiertoe behoren gevaarlijke prioriteits- stoffen, dit wil zeggen overeenkomstig artikel 16, lid 3 en lid 6 geïdentificeerde stoffen waarvoor maatregelen zijn getroffen overeenkomstig artikel 16, lid 1 en lid 8 - | |
primaire ontgronding | primaire ontzan- ding | ontgronding die is gericht op winning van opper- vlaktedelfstoffen. | |
doelstelling | primair doel meting | doel waarvoor een meting uitgevoerd wordt. | |
adellijke titel / predikaat | predikaat | een niet tot de naamgegevens behorende aanduiding die de persoon erfrechtelijk krijgt toegekend of anderszins verkrijgt | |
potentiële verdamping | Ep | potentiële evaporatie | de theoretische verdamping die zou optreden wanneer een oppervlak dat voldoende van water is voorzien, blootgesteld wordt aan de heersende meteorologische omstandigheden die onveranderd blijven door het verdampingsproces zelf |
drukhoogte | hp | potentiaal | de hoogte van de waterkolom die een druk levert gelijk aan de relatieve waterdruk. |
effectieve snelheid | e | poriënwater stroomsnelheid | werkzame snelheid | feitelijke snelheid van de waterdeeltjes. |
poriëngetal | poriënvolume | het volume van de poriën gedeeld door het volume van de vaste delen. | |
porositeit | n | poriëngehalte | poriënfractie | percentage poriën | het (intergranulaire) volume van de poriën gedeeld door het totale volume van de grond (bodemdeeltjes en poriën). |
holle ruimte | porie | niet met vaste stof gevulde ruimte tussen korrels | |
patrijspoort | poort | rond venster met waterdichte sluiting. | |
veerpont | pont | bPR: een schip dat een veerdienst onderhoudt, waarbij de vaarweg wordt overgestoken en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont is aangemerkt. | |
noodkoeler | pomp noodkoeler | apparaat voor de tijdelijke verzorging van extra koeling bij onvoorziene procesomstandigheden | |
polyester | polyesterhars | kunststof waarvan veel zeilboten en kano's zijn gemaakt, door middel van mallen. | |
polderdijk | polderkade | (dijk van) een gebied dat door een waterkering is beschermd tegen water van buiten en waarbinnen de waterstand kan worden beheerst. | |
meerpaal | polder | paal | paal voor een kade of in een haven waaraan een schip kan worden afgemeerd. | |
poolster | Polaris | tramontane | de heldere ster die op het noordelijk halfrond bijna het ware noorden aangeeft. | |
eggen | ploegen | het met een werktuig gelijk maken van de bodem | |
uitwateringsmerk | Plimsollmerk | dient om de grootste geoorloofde inzinking van het water aan te geven in verschillende jaargetijden, verschillende vaargebieden en eventueel voor bepaalde wijzen van belading. | |
nooddouche | plensdouche | veiligheidshulpmiddel voor het afspoelen van personen | |
continentale drift | Platentectoniek | voortdurende verplaatsing van de continenten | |
platbodem | platbodemjacht | typisch Nederlands jacht met een plat vlak, zoals de botter of de schouw. | |
vegetatietype | plantengezelschap | een vegetatiekundige eenheid bepaald door een eigen structuur en soortensamenstelling en die op een bepaalde standplaats groeit. | |
vegetatie | plantendek | begroeiing | het plantenkleed van een locatie (concreet). | |
primaire duin | pioniersduin | eerste duinen die ontstaan op het strand onder invloed van de zee door het invangen van zand door in eerste instantie biestarwegras. | |
piezoresistief element | piezoresistief element | een weerstandselement, waarvan de weerstand verandert door vervorming. | |
grondwaterstandbuis | piëzometer | land- bouwbuis | peilbuis met een betrekkelijk kort filter waarvan de onderkant zich op korte afstand onder de grondwaterspiegel bevindt zodat de gemeten stijghoogte weinig van de grondwaterstand afwijkt. | |
bruinvis | Phocaena phocae- na | dolfijnachtig zeezoogdier, behorend tot de On- derorde der Tandwalvissen (Odontoceti) | |
schuimalg | Phaeocystis | plaagalg | flagellaat die voorkomt als losse cellen (niet zichtbaar met blot oog) of in kolonies ingebed in een gelatine-matrix (wel zichtbaar) | |
bestrijdingsmiddel | pesticiden | een chemisch middel gebruikt voor het controleren of uitroeien van ongedierte of onkruid, inclusief insecticiden, herbiciden, fungiciden en rodenticiden. | |
scubaduiken | persluchtduiken | duiken met gebruik van zuurstoffles(sen) | |
instrumentenlucht | perslucht | stuur- lucht | instrumentatie- lucht | proceslucht | lucht voor de bediening van instrumenten / meet- en regelapparatuur | |
dielektrische constante | Permittivi- teit| dielektrische constante | een fysische grootheid die beschrijft hoe een elektrisch veld een medium beinvloedt en erdoor beinvloed wordt | |
doorlatendheid | permeabiliteit | het vermogen van de grond om vloeistof of gas door te laten. | |
kaliumpermanganaat verbruik | permanganaatin- dex | de hoeveelheid kaliumpermanganaat dat nodig is om de totale hoeveelheid organisch materiaal te oxyderen. | |
stationaire stroming | permanente stroming | de stroming waarbij gedurende de beschouwde periode de plaatselijke snelheid niet verandert ((v/(t = 0). | |
percolaat | Percolaatwater | percolatie water | water dat door vervuild materiaal, bijvoorbeeld afval, is gestroomd | |
peilantenne | peilraam | draaibare antenne van een radiopeiltoestel, met een ringvormig raam. | |
loden | peilen | het meten van het bodemniveau ten opzichte van een referentievlak. | |
polymeer | PE, Flocculant | ||
particulaire concentratie | particulair gebonden | deel van de concentratie dat in de vorm van deeltjes of dat aan deeltjes voorkomt. | |
monster | parameterreeks | een representatieve hoeveelheid materiaal die volgens een bepaalde bemonsteringswijze op één bepaalde locatie en op één bepaald tijdstip of gedurende een aaneengesloten tijdsperiode verzameld is uit één compartiment van een watersysteem voor het verrichten van onderzoek. | |
breedtecirkel | parallel | cirkel over een ellipsoïde, evenwijdig aan de equator | |
teredo navalis | Paalworm | dit dier boort, net als de boordpissebed, gaten in het hout van schepen, en kan worden opgespoord door te kloppen en te prikken. | |
paalrij | paalscherm | palenrij | enkele of dubbele rij van verticale (houten) palen die haaks op de kust is uitgebouwd om de stroomsnelheid te reduceren als onderdeel van een kustverdedigingssysteem. | |
afvoerbare neerslag | overtollige neerslag | effectieve neerslag | deel van de netto neerslag dat oppervlakkig of ondergronds tot afvoer komt in het oppervlaktewater. | |
overstromingsrisico | overstromingskans | risico/kans op overstromen | |
overlopen | overstromen | zo vol zijn, dat de inhoud over de rand loopt | |
spilling | overschuimende golf | een golf, die bij breking op een helling schuim- vorming vertoont aan de kammen, en continu zijn en energie verliest | |
overlaat | overloop | over- laatwerk | uitlaat | noodoverlaat | overloop | een verlaagd stuk in een bandijk, waterkering of andere constructie dienende tot waterafvoer en ter voorkoming of beperking van waterbezwaar elders. | |
verladen | overladen | iets in een ander schip laden, of overladen in een voertuig. | |
meetstuw | overlaat | kunstmatige verhoging van de bodem van een waterloop waardoor kritische stroming wordt gecreëerd om debieten te meten. | |
leeftijd | LEEFTD | ouderdom | de duur van de periode van bestaan |
luchtfoto's | orthofoto | foto's van aardoppervlak gemaakt vanuit een vliegtuig/helikopter | |
voorschrift | ordonnantie | prescriptie | wat voorgeschreven is | |
orka | Orcinus orca | dolfijn achtige | |
drijfvermoqen | opwaartse kracht | wet van archimedes | de resultante van de omhoog gerichte krachten die op een drijvend lichaam worden uitgeoefend door de vloeistof waarop het drijft. | |
parameter optimalisatie | optimalisatie | het minimaliseren van de (in de doelfunctie vastgelegde) modelfout door het aanpassen van parameterwaarden. | |
passagiers | opstapper | alle personen aan boord met uitzondering van de kapitein en de schepelingen, alsmede kinderen beneden de leeftijd van één jaar. | |
overgoten steenzettingen | oppervlakkig gepenetreerde steenzettingen | steenzettingen waarbij tussen de toplaagelementen van boven af tot minder dan de helft van de toplaagdikte beton of asfalt is aangebracht | |
aanhangwagen | oplegger | wagen die aan een voorgaande wagen wordt aangehangen en daardoor wordt voortgetrokken | |
laveren | opkruisen | vordering maken tegen de wind in onder een zo klein mogelijke hoek met de wind, beurtelings over beide boegen. | |
vloed | opkomend water | de toestand waarin de vloedstroom overheerst. | |
vloed | opkomend water | het stijgen van de waterspiegel na de ebkente- ring. | |
opgeloste concentratie | opgeloste fractie | deel van de concentratie dat opgelost en niet gebonden is aan zwevend stof. | |
procesvoering | Operationeel beheer | het 'eigenlijke' besturen van het zuiveringsproces (-transport, zuivering en slibverwerking). Dit bestaat uit meten, controleren, bijstellen, besturen en registreren van het zuiveringsproces | |
realisatie | Operationalisering | de vastlegging van een datum in het terrein door middel van markers, waarvan de coördinaten bekend zijn uit metingen. Wordt ook operationalisering genoemd. Zie ook verdichting. | |
open-water verdamping | E0 | open- waterreferentie verdamping | Penman verdamping | de theoretische verdampingssnelheid die zou optreden van een oneindig uitgestrekt ondiep glad wateroppervlak (zonder dat opslag van energie optreedt) wanneer dit wateroppervlak wordt blootgesteld aan de heersende, meteorologische omstandigheden, die onveranderd blijven door het verdampingsproces zelf. |
effectieve grondwater- snelheid | ve | opdringsnelheid | snelheid van de waterdeeltjes, te berekenen als quotiënt van de filtersnelheid v en de effectieve porositeit ne |
eiland | Oog | land dat aan alle zijden door water is omringd en geen continent vormt. | |
ontzilting | ontzouting | het verwijderen van zout uit de zee of brak water. | |
planperiode | Ontwerplevens- duur | periode waarvoor de voorziene wijzigingen in omstandigheden worden meegenomen in het ontwerp van een waterkering | |
maatgevende hoogwaterstand | MHW | ontwerp waterstand | hoogwaterstand, behorende bij de in de wet op de waterkering (art 3.2) gegeven Hoogwaterstand gebiedsfrequentie |
maatgevende afvoer | ontwerp afvoer | de afvoer die bepalend is gesteld voor het ontwerp of een deel ervan. | |
uitwateringsdiepte | ontwateringdiepte | de afstand tussen het grondoppervlak en de hoogste grondwaterstand tussen de ontwate- ringmiddelen. | |
ontwateringinstallatie | ontwateringcentri- fuge | toestel voor het ontwateren van slib | |
drainagebasis | h | ontwateringbasis | de grondwaterstand die bereikt wordt na een droge periode en dan bij benadering overeenkomt met a)het peil in de ontwateringmiddelen. b)de hoogteligging van de drainbuizen. c)de bodem van waterlopen op het moment dat deze droogvallen. |
ontvangwerk | Ontvanqstelsel | civiele constructie voor het ontvangen van aangevoerd rioolwater | |
filter (grondwater) | onttrekkingsfilter | geperforeerd gedeelte van een buis of pijp, waardoor water in of uit kan treden. | |
uitputtingskromme | onttrekkingkrom- me | dat gedeelte van de afvoerverlooplijn waarin de afvoer gedurig afneemt, als gevolg van het alleen optreden van basisafvoer. | |
afpompingskegel | onttrekkingkegel | pompkegel | de kegelvormige verlaging van de grondwaterspiegel c.q. van het stijghoogteoppervlak veroorzaakt door onttrekking van grondwater aan een put. | |
relaxatie | ontspanninq | met ontspanning of relaxatie wordt bedoeld dat in actief bedrijf de membranen gedurende een bepaalde tijd zonder (noemenswaardig) drukverschil over het membraan worden bedreven. Dit heeft een reinigend effect op het membraan. | |
verzachten | ontharden | de verwijdering van calcium en magnesium uit water om de hardheid te verkleinen. | |
evertebraten | ongewervelde dieren | lagere dieren zonder wervelkolom. | |
disproportionele kosten | onevenredig hoge kosten | onevenredig hoge kosten - er is geen definitie van disproportioneel in de KRW opgenomen. | |
freatisch water | ondiep grondwater | vrij grondwater | water in de verzadigde zone met een vrije grondwaterspiegel. | |
onderzeeboot | Onderzeeër | duikboot | vaartuig dat door het innemen of wegpompen van waterballast in staat is om onder water te varen, respectievelijk aan de oppervlakte te komen. | |
vooroever | onderwateroever | voorland | deel van een dwarsprofiel van een onderwater- oever gelegen tussen de waterlijn en de (vlakke) bodem, niet beschermd door een gespecificeerde bekleding en met een taludhelling van minder dan 1:10 | |
retourstroom | Onderstroom | zeewaarts gerichte stroming bij de bodem als gevolg van een verticale circulatie tijdens het breken van golven | |
opdrijven | Onderloopsheid | vorm van hydraulische grondbreuk waarbij een cohesieve afdekkende laag wordt opgelicht tengevolge van wateroverspanning in de onderliggende watervoerende laag. | |
piping | onderloopsheid | de lekstroom onder een constructie door. | |
ondergrond | onderlaag | alle lagen die kunnen voorkomen tussen de kern van een dijklichaam en de toplaag van een bekleding | |
maintenance cleaning | MC | onderhoudsreini- ging | dit is een onderhoudsreiniging van de membranen die op reguliere basis plaatsvindt. |
submers | ondergedoken | zich volledig onder de waterspiegel bevindend | |
inactief volume | onderdrempel berging | het volume inactieve water wat geborgen wordt tussen een minimum niveau en de bodemhoogte van een opslag tank. | |
nevengeul | omloopkanaal | geul die gemaakt is om het hoogwater af te voeren wat niet veilig door de hoofdstroom kan worden afgevoerd. | |
cross track fout | off track | het verschil in afstand, loodrecht op de track- richting, tussen de werkelijke afstand en de gewenste afstand behorend bij een bepaald tijdsmoment | |
emergenten | oeverplanten | planten die met hun wortels in het water staan maar die voor het grootste deel boven water uitsteken | |
afkalven | oeverafkalving | instorten of afschuiven van de oevers van een oppervlaktewater. | |
oesterteelt | oestercultuur | het uitplanten van oesterbroed op met kalk bestreken dakpannen in putten met water die weinig zout bevatten. | |
zandoer | oer | zand met een koffiebruine kleur, soms verkit, rijk aan ijzerhydroxide en soms aan humus | |
waarneming | observatie | het bepalen van de waarde van een variabele in de werkelijkheid. | |
natuurlijke grondwa- teraanvulling | nuttige neerslag | de netto aanvulling van het grondwater ten gevolge van enerzijds percolatie van netto neerslag en anderzijds capillaire opstijging. | |
norovirussen | norwalkachtige virussen | calicivi- russen | een groep virussen die “buikgriep” of gastroenteritis veroorzaken bij mensen | |
normaalwaarde | normaal | de gemiddelde waarde van een meteorologische grootheid over het meest recente 30-jarige tijdvak beginnend met een jaar dat eindigt op een 1 | |
normfrequentie | Norm | overschrijdingsfrequentie van Maatgevend Hoogwater. Deze is per dijkring vastgelegd in de Wet op de waterkering | |
no effect level | NOEC | No observed effect concentration | hoogste van een reeks toegepaste concentraties in een toxiciteitexperiment waarbij geen effect wordt waargenomen. |
nes | nisse | landtong aan scherpe bochten van rivieren of aan zee. | |
niche | nis | een plaats van een organisme in een ecosysteem. | |
dynamisch model | niet-stationair model | model waarbij de tijd een onafhankelijke variabele is. | |
regionale waterkering | Niet-primaire (wa- ter)kering | Secundaire waterkeringen | waterkeringen van regionaal belang - de meeste keren direct of indirect boezem- of tussenboe- zemwater. Ze zijn aangegeven op de bij de Keur behorende Keurkaarten. | |
niet stationaire stroming | niet-permanente stroming | tijdsafhankelijke stroming | de stroming waarbij de plaatselijke snelheid verandert in de tijd ((v/(t ( 0). | |
niet eenparige stroming | niet-eenparige beweging | stroming in een open leiding waarbij tenminste één van de hydraulische grootheden (waterdiepte, stroomsnelheid, dwarsdoorsnede) verandert in de lengterichting ((/(s(0). | |
ongesorteerd | niet samen | niet per soort bijeen | |
vaarwegnetwerk | netwerk | het geheel van onderling verbonden vaarwateren | |
netto stralingsstroom- dichtheid | Rn | Q* | netto straling | het verschil tussen de neerwaartse en opwaartse totale (kortgolvige en langgolvige) stralings- stroomdichtheid per eenheid van tijd en eenheid van oppervlakte. |
momentane neersla- gintensiteit | neerslagintensiteit | de afgeleide van de specifieke neerslag naar de tijd. | |
specifieke neerslaq | neerslaghoogte | de neerslag die per eenheid van horizontaal oppervlak valt. | |
neerslag | NEERSG | neerslaghoeveelheid | de massa waterdeeltjes, zowel vloeibaar als vast, die vanuit de atmosfeer het aardoppervlak bereikt. |
strijkend tij | neergaand tij | situatie waarbij stroom en wind uit dezelfde richting komen. | |
nauw | nauwte | zee-engte. | |
zeekaart | Nautische kaart | kaart waarop alle diepten, vaargeulen, beton- ning, bakens, wrakken, blinde klippen en getijden staan aangegeven, alsmede vaste ori- entatiepunten aan de wal, zoals vuurtorens, kerktorens en andere hoge objecten. | |
zeevaartonderwijs | Nautisch onderwijs | technisch beroepsonderwijs, gegeven aan zeevaartscholen, visserijscholen, scholen voor de kustvaart en scholen voor de Rijn- en binnenvaart. | |
zeeziekte | Naupathie | ziekte die veroorzaakt wordt door een verstoring van de evenwichtsorganen | |
drempel | natuurlijke drempel | een verondieping over de volle breedte van een (rivier)geul, veroorzaakt door hetzij sedimentatie, hetzij een erosievaste laag. | |
natuurontwikkeling | natuurbouw | abiotische voorwaarden scheppen waarna een geheel of grotendeels spontaan verlopend proces ontstaat, waardoor (meestal gewenste maar niet altijd te voorspellen) levensgemeenschappen ontstaan met een hogere natuurwaarde dan die er daarvoor aanwezig waren. | |
coniophora cerebella | Natte rot | vaak voorkomende vorm van houtbederf, vooral op slecht geventileerde plaatsen (voor- en ach- terpiek) en lekkende plaatsen boven de waterlijn. | |
evaluaties | nabeschouwing | beoordeling, waardering | |
scheepsnaam | naam van het schip | naam van het schip | |
kompasnaald | Naald | magneetnaald die de noordrichting op het kompas aangeeft. | |
gymnospermen | naaktzadigen | zaaddragende, terrestrische vaatplanten | |
hub | naaf | haven die als knooppunt functioneert in het ha- venverkeer. | |
padloder | multibeam echolood | een echolood dat meet met behulp van series neerwaarts gerichte akoestische bundels in de dwarsrichting van het vaartuig. | |
motor/zeilkegel | Motorkegel | kegel | wettelijk verplicht Zwart, kegelvormig merk, dat met de punt naar beneden goed zichtbaar moet worden gevoerd wanneer men zowel op de motor als op de zeilen vaart. | |
offset | montagehoek | hoekverschil tussen nul-assen van de sensor met respectievelijk het XY vlak in X-richting, het XY vlak in Y-richting en het YZ vlak in Z-richting van het bootgeometriestelsel | |
bemonsteringsappa- raattype | monsternameappa- raat | apparaat voor het nemen van monsters (waarmee een bemonstering van een parameterreeks uitgevoerd wordt) | |
weekdier | mollusk | groep van ongewervelde dieren met een week lichaam zonder benig skelet | |
malaria | Moeraskoorts | tropische infectieziekte die wordt overgebracht door malariamuggen. | |
aardgas | moerasgas | gas uit de aarde, grotendeels uit methaan bestaand | |
veen | moer | grondsoort die grotendeels bestaat (ontstaan is) uit afgestorven plantenresten | |
modal shift | Modal split | de verdeling van de vervoerstromen over weg, rails, water en lucht. | |
menger | mixer | apparaat om twee of meer stoffen met elkaar te mengen | |
zeemijl | Minuutmijl | internationale nautische mijl | nautische mijl | de lengte van een meridiaanminuut. | |
minimum waarde | minimum | de kleinste waarde uit een reeks waarden | |
xenobiotische stoffen | milieuvreemde stoffen | stoffen die van nature niet voorkomen in het milieu. | |
gemiddelde zeestand | MSL | middenstand | gemiddeld zeeniveau | het rekenkundig gemiddelde van het peil in een getijgebied over een bepaalde periode. |
nonius | Micrometer | micrometer van een hoekmeetinstrument. | |
visserijband | MF-band | de radiofrequentie boven 1605 KHz. voor het verkeer van en met vissersschepen. | |
meetpunt | meting | aanduiding van een plaats of gebied waar een meting is/wordt verricht. | |
methaanqas | CH4 | Methaan | brandbaar gas in gistingsgas |
stofwisseling | metabolisme | totaal van allerlei opbouw- en afbraakprocessen in de cel, zoals de vorming van enzymen en de afbraak van stoffen waaruit de nodige energie wordt verkregen. | |
route | meettocht | meetroute | een logische verzameling meetpunten met als doel waarnemingen, bemonstering en onderhoud te kunnen plannen | |
nauwkeurigheid | meetnauwkeurig- heid | het totaal van precisie en betrouwbaarheid. | |
tonnagedek | meetdek | dek van waaraf de tonnage wordt gemeten. | |
veldapparaat | meetapparaat | de beschrijving van het soort apparaat of zintuig, of combinatie van soorten apparaten en/of zintuigen, waarmee de monstername, waarneming, meting of analyse in het veld wordt uitgevoerd. | |
tros | meertros | elke landvast van een aanzienlijk beroepsvaartuig. | |
waterbodem | meerbodem | de bodem onder open wateren, meestal aange- rijkt met een laag slib (bestaande uit organische en/of mineralen bestanddelen) die door (natuurlijke) sedimentatie van zwevende bestanddelen in het open water is ontstaan. | |
indikinstallatie | mechanische indikinstallatie | toestel voor het mechanisch indikken van slib | |
maximum waarde | maximum | de grootste waarde uit een reeks waarden | |
infiltratiecapaciteit | fp | maximale infiltra- tie-intensiteit | infiltratievermogen | de maximale waarde van de infiltratie-intensiteit die bij de gegeven omstandigheden (o.a. afhankelijk van het watergehalte) mogelijk is. |
vracht | VRACHT | massastroom | de op een locatie getransporteerde hoeveelheid van een stof. |
bulk | Massagoed | onverpakte droge lading die in grote hoeveelheden tegelijk in het laadruim gestort wordt | |
gehalte | MASSFTE | massafractie | de betrekkelijke hoeveelheid van een bestanddeel in een mengsel. |
mariene beschermde gebieden | MPA | Marine Protected | |
aardmantel | mantel | de aardmantel is een laag in de inwendige structuur van de aarde die gelegen is tussen de kern en de korst. | |
vloedbos | mangrovebos | strandbos | man- grovewoud | bostype aan (sub-)tropische kusten, dat er bij vloed als een overstroomd bos uitziet. | |
(Scheeps)werktuigkun dige | machinist | (Scheeps)officier die belast is met de zorg voor onderhoud en werking van de technische installaties | |
gage | Maandgage | salaris van de zeeman. | |
maandbrief | maandcedel | document waarin de schepeling de reder opdraagt een gedeelte van de gage op één of meerdere bankrekeningen te storten. | |
maansbovenculminatie | maanbovendoor- gang | het door de maan bereiken van de hoogste stand | |
geïnstalleerde capaciteit | maalcapaciteit | de geïnstalleerde capaciteit welke de (maximaal) per tijdseenheid te verpompen hoeveelheid water weergeeft | |
plaatsingsprecisie | maakprecisie | precisie waarmee een object op de gewenste positie kan worden genavigeerd / geplaatst | |
maaktoleranties | maaknauwkeurig- heid | mate (en betrouwbaarheid) waarin het gerealiseerde profiel het theoretische profiel benadert | |
onderhoudspad | maaipad | werkpad naast de watergang in eigendom van het waterschap. | |
laadhoofd | luikhoofd | rechthoekige, door luiken afgedekte opening in het dek van een schip, die toegang tot de ruimen geeft. | |
luchtverwarmer | Luchtverwarmer | ruimteverwarmer | |
luchtgehalte | a | luchtgevulde porositeit | het volume aan lucht in de poriën gedeeld door het totale volume grond (bodemdeeltjes en pori- en). |
atmosferische druk | LUCHTDK | luchtdruk | uitdrukking voor het gewicht van de aarde omringende gassen. |
real time kinematic dgps | RTK-DGPS | LRK-DGPS | plaatsbepalingsysteem gebruik makend van DGPS voor zeer precieze XY en Z bepaling. |
lozingsobject | Loz.obj(ec t). | Lozingsbron | het object (bijvoorbeeld gebouw, inrichting, vaartuig, rioolwaterzuiveringsinstallatie, brug) dat systematisch lozing van aan het object gebonden afvalwater voortbrengt, waarbij het geloosde afvalwater al dan niet via werken op directe of indirecte wijze in het oppervlaktewater terechtkomt. |
lo- zing/onttrekkingvoorzi ening | Loz./onttr. voorz. | Loz./onttr.voorz. | Lozingsvoorziening | overig vastgoed element dat een voorziening betreft voor lozing- of ontdekkingpunt |
eenling golf | losse golf | golf van betrekkelijk korte lengte die zich, zonder door andere soortgelijke golven te worden gevolgd, vrijwel onvervormd voortplant. | |
stroomtijd | looptijd | gemiddelde tijd, die de waterdeeltjes bij een bepaald peil nodig hebben om door een zeker riviervak te stromen. | |
loodsafhaalboot | loodsjol | redeboot | klein maar zeewaardig vaartuig dat heen en weer vaart tussen de loodsboot en de wal en tussen de loodsboot en schepen, om loodsen aan boord te brengen en van boord te halen. | |
hogerwal | loef | plaats vanwaar de wind komt. | |
lijfseizing | lijflijn | reddingslijn die bij werkzaamheden buiten boord om het middel van de schepeling wordt gebonden, om overboord vallen te voorkomen. | |
vuurtoren | lichttoren | toren langs de kust, als drager van een voor oriëntatie op zee bestemd licht. | |
biocoenose | levensgemeenschap | biocenose | het geheel van in een omgeving (gebied) voorkomende levende organismen met hun onderlinge relaties. | |
life cycle analysis | levenscyclusanalyse | beschouwing over één of meer aspecten van een product, proces, etc., waarbij de gehele levenscyclus van het onderzochte in de beschouwing voorkomt. | |
abiotisch | levenloos | behorende tot de niet-levende natuur. | |
meridiaan | Lengtecirkel | noord-zuid verbinding over de ellipsoïde, die punten met een gelijke lengtegraad verbindt | |
geografische lengte | lengte | afstand van een plaats tot de eerste of beginme- ridiaan, in graden gemeten langs de breedtecirkel. | |
calamiteitenbak | lekbak | bak voor het opvangen van vaste stoffen of vloeistoffen in geval van een calamiteit | |
milieu | Leefklimaat | het geheel van essentiële voorwaarden en invloeden dat voor het leven van organismen van belang is. | |
hospitaalschip | Lazaretschip | vaartuig in gebruik voor de medische behandeling van zeelieden en de eerste klinische opvang van slachtoffers van zeeslagen. | |
lateraal oppervlak | lateraalvlak | rompdeel onder de waterlijn, dwarsscheeps geprojecteerd. | |
latente warmte- stroomdichtheid | EE | latente warmte(- | |
langshelling | langshelling | bouwplaats van scheepsrompen, die loodrecht op de oever staat en onder water nog een stuk doorloopt om de tewaterlating te vergemakkelijken. | |
langgolvige stralings- stroomdichtheid | L | langgolvige stra- ling(sflux) | de straling met een golflengte tussen 4 (m en 100 (m per eenheid van tijd en eenheid van oppervlakte. |
lage wal | lagerwal | de kust of oever waar de wind naartoe waait. | |
depressie | lagedrukgebied | gebied met een lage barometerstand en onbestendig weer. | |
lijgierig | Laf | een zeilboot is lijgierig wanneer zij de neiging heeft om af te vallen, van de wind af te draaien. | |
laagwater (zee) | LW | laagwaterstand | de laagste getijstand. |
eb | laagwater | ebbe | de toestand van laagwater. | |
dijkkwel | kwelwater | kwel | doorsijpeling van water onder de dijk door | |
kwelweglengte | kwellengte | de afstand die het kwelwater ondergronds aflegt voordat het weer aan de oppervlakte komt. | |
cabotage | Kustvaart. | handelsverkeer te water tussen havens van hetzelfde land. | |
kleine (handels)vaart | Kustvaart | schepen begrensd door een laadvermogen van 4000 Gross Tonnage. | |
franjerif | kustrif | rif dat een zoom vormt langs de kust en vrijwel direct aan het land grenst. | |
haf | kustmeer | inham achter een landtong | |
kustvaarder | kuster | vaartuig behorende tot de Kleine Handelsvaart. | |
kuil | kuilnet | ankerkuil | langgerekt, trechtervormig, nauwmazig net, dat bij sterk stromend water voor anker wordt gelegd of door één of twee schepen door het water wordt getrokken. | |
loodsstation | Kruisstation | de plaats waar volgens de zeekaart de loodsboot moet liggen. | |
krooshek | Kroosrooster | een constructie van metalen staven, die moet dienen als vuilvang in een waterloop voor een gemaal of een ander kunstwerk. | |
kritiek onderdeel | Kritiek element | deel van een object waarvan falen tevens tot gevolg heeft dat door het object niet meer wordt voldaan aan een functie-eis voor een bepaalde functie. | |
hydrologische kringloop | kringloop van het water | het doorlopen van een reeks processen en toestanden door het water (zoals neerslag, berging , afvoer, verdamping), waarbij telkens weer een andere toestand wordt bereikt. | |
krebbe | krib | vierkante afgesloten ruimte aan bak- en stuurboord in het ruim van een haringschip, waarin de haring uit het net wordt gestort. | |
teenbestorting | Kreukelberm | horizontaal gedeelte van een dijk, aan de buitenzijde gelegen, als overgang tussen de harde bekleding en de rest van het talud of de vooroe- ver. | |
doodtij | kranktij | het of de minst ontwikkelde der getijden kort na eerste of laatste kwartier | |
reuzeninktvis | kraak | ||
kortgolvige stralings- stroomdichtheid | K | kortgolvige stra- ling(sflux) | de straling met een golflengte <4 (m per eenheid van tijd en van oppervlakte. |
korrelgrootteverdeling | Korrelverdeling | korrelgroottefractie | fractionele verdeling van de door zeefanalyse en/of afslibbing (conform NEN 5753) bepaalde afmetingen van korrels in een sedimentmonster. | |
fractie | korrelgrootte klasse | korrelfractie | zeeffractie | kor- relgroep | verzameling korrels die de grootste van twee nader aangeduide zeven (nominale fractiegren- zen) passeert en blijft liggen op de kleinste. De ondergrens kan daarbij ook nul zijn | |
koningsstuk | kopstuk | stuk hout dat loodrecht op het midden van de slagbalk van een sluis wordt gezet en naar buiten uitsteekt. | |
boeglastig | koplastiq | Het vaartuig ligt van voren (veel) dieper in het water dan van achteren. | |
biologische koolstof- pomp | koolstofpomp | proces waarbij het fytoplankton in zeewater opgeloste koolstofdioxide (onder andere afkomstig van de atmosfeer) in de oppervlaktewateren opneemt en in de cellen inbouwt.Een deel zal na het afsterven naar de zeebodem zinken en daar opstapelen. | |
organisch gehalte | koolstofgehalte | de verhouding tussen koolstofverbindingen, afkomstig van levende of niet-levende organismen, en de totale chemische samenstelling van de stof. | |
miswijzing | kompasfout | de algebraïsche som van variatie en deviatie, | |
magnetisch noorden | Nm | kompas noorden | de richting van de magnetische noordpool |
kolsum | kolzwijn | tegen- kiel | zaathout | kolspijnplaat | langsscheeps verband midscheeps, dat binnen in het schip over de buikstukken met de buitenkiel wordt verbonden. | |
schutkolk | kolk | deel van de sluis waarin de te schutten schepen afmeren en op een hoger of lager niveau worden gebracht. | |
cardium edule | Kokkel | Cerasto- derme edule | eetbare hartschelp | |
aanslagbiljet | kohier | biljet waarop een of meer aanslagen bekend gemaakt worden aan een belastingplichtige | |
afwateringseenheid | knooppuntgebied | een gebied dat een (hydrologische) relatie heeft met een afvoervak. | |
rioleringselement | Knooppunt | aanduiding van een ruimtelijk element dat onderdeel van een rioolstelsel | |
shredders | knippers | detrivoren die dood plantaardig materiaal al etend opknippen tot kleinere stukjes die vervolgens weer kunnen worden verteerd door andere, kleinere detrivoren. | |
belboei | klokboei | verankerde boei of ton, die ten gevolge van de golfbeweging van het water voortdurend een belgeluid laat horen. | |
inklinking | klink | daling van het grondoppervlak veroorzaakt door een daling van de grondwaterstand en/of de stijghoogte (zie bodemdaling). | |
hydrologische | kleiner deel- stroomgebied | verdere opdeling van een regio - hanteerbaar hydrologisch begrensd gebied waarop analyses, beoordelingen en maatregelen kunnen worden geformuleerd, bijv. Vecht | |
gewoon onderhoud | klein onderhoud | ingrepen zoals maaien, snoeien, materiaal en vuil verwijderen en reparaties van schade veroorzaakt door bijvoorbeeld vee, dieren en mensen. | |
diatomeeën | kiezelwieren | kie- zelalgen | microscopisch kleine plantaardige wiertjes met een stijve, harde wand van kiezel (silicium). | |
kielzog | kielwater | zog | hekgolf | een streep schuimend water door een varend schip achtergelaten | |
kielrichting | kiellijn | midscheepslijn tussen spiegel en boeg. | |
trimballast | kielballast | binnenballast waarmee een schip op de juiste waterlijn wordt gebracht en de stabiliteit verbeterd. | |
kapseizen | kenteren | omslaan van het schip. | |
aantal kegels | Kegel | een klassenindeling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water | |
neer | keerwater | rondgaande waterbeweging, waarbij de snelheid der waterdeeltjes nabij de rand groter is dan in het midden. | |
rabot | keersluis | keersluis in een waterloop, bestaande uit twee op elkaar liggende horizontale balken, die aan de uiteinden in de groeven van de sluismuren passen. | |
waterkerende hooqte | keerhooqte | kerende hooqte | maximale waterstand, exclusief golfeffect, die door een constructie kan worden gekeerd gedurende langere tijd (72 uur). | |
doorlaatvermogen | T | kD | kD-waarde | transmissiviteit | doorlaatbaarheid | maat voor het vermogen van een watervoerend pakket om water door te laten, gelijk te stellen aan de volumestroom die per breedte-eenheid van het watervoerend pakket en per eenheid van stijghoogtegradiënt door een watervoerende laag stroomt. |
katadroom | katadrome vis | vis die in zoet water leeft en in zout water paait. | |
inlaag | Karrevelden | diepgelegen, nat, brak natuurgebied tussen de dijk en de binnendijk. | |
spreidingslengte | B | karakteristieke lengte | de wortel uit het product van het doorlaatver- mogen kD van een watervoerend pakket en de hydraulische weerstand c van de onder- of bovenliggende slecht doorlatende laag: |
bezwijken | kapot gaan | niet meer bestand zijn tegen | |
polymeerdoseerappa- raat | kalibreerglas | PE- doseercilinder | doseerapparaat waarmee polymeer wordt toegevoegd aan een proces. | |
model kalibratie | kalibratie | ijking | activiteiten om een vooraf bepaalde mate van overeenkomst tussen model en metingen in het veld te verkrijgen door het (systematisch) veranderen van onzekere factoren (vaak parameters). | |
europese kaderrichtlijn water | KRW | EKRW | Kaderrichtlijn Water | door de EU (Richtlijn 2000/60/EG) dd 23 okt. 2000 vastgestelde richtlijn |
loswal | Kade / Laad loswal | een verharde oeverstrook aan de vaarweg, geschikt en bestemd voor het laden en lossen van schepen | |
kadastraal perceel | kad.Perc | kadastrale aanduiding | kadastraal object | perceel | een virtuele eenheid van zakelijk recht, in het terrein af te bakenen door middel van uit te zetten en omsluitende rechtsgrenzen, en voorzien van een unieke kadastrale aanduiding volgens de identificatie van het Rijkskadaster. |
piketambtenaar | kabinetschef | ambtenaar belast met piket | |
kabel/leiding | kabel | leiding | de kabels, buisleidingen en andere elementen onder of boven de grond in gebruik voor transport van energie of materie | |
candela | kaars | wetenschappelijke benaming van kaars | |
liggeld | kaaigeld | belasting van schepen geheven voor het liggen aan een kade of in een haven. | |
parlevinker | Kaaidraaier | ka- draaier | soort SRV-wagen op een bootje, dat in de haven langszij komt. | |
consolidatie | K0-consolidatie | Isotrope consolidatie | het proces van uitpersen van water uit de poriën van het korrelskelet van slecht water doorlatende, samendrukbare grond onder invloed van een belastingverhoging tengevolge waarvan een vo- lumeverkleining (meestal zetting) zal optreden. De vervorming treedt niet instantaan op, maar vertraagd | |
jackson troebelhei- deenheid | JTU | Jackson kaars | standaard eenheid gebruikt voor het bepalen van de troebelheid in een watermonster. |
isobaren | Iso | isobaar | lijnen die alle plaatsen met dezelfde atmosferische druk met elkaar verbinden. |
irrigatierendement | E | irrigatie-efficiëntie | de verhouding van de hoeveelheid water verbruikt door het gewas tot de totaal aangevoerde hoeveelheid water. |
ionensterkte | IONSTE | ionsterkte | gewogen som van de concentraties van alle ionen die aanwezig zijn waarbij gewogen wordt met het kwadraat van de ionlading |
infiltratie | inzijging | het intreden van water aan het grondoppervlak. | |
infiltratie (algemeen) | inzijging | de neerwaartse stroming in een gebied. | |
voegvulling | inwasmateriaal | granulair materiaal dat in de spleten tussen de toplaagelementen wordt aangebracht om de wrijving en/of klemming te vergroten. | |
modelinvoer | invoer | alle (waarden van) parameters en randvoorwaarden die benodigd zijn voor een modelberekening. | |
stabiliteitszone | invloedstrook | aveling | de tot de waterkering behorende gronden, die daadwerkelijk bijdragen aan het waarborgen van de stabiliteit, zowel aan de binnen als aan de buitenzijde van de waterkering. | |
overstroming | inundatie | watervloed | onder water raken van ofwel de begrenzingen van een stroom of een ander oppervlaktewaterli- chaam, ofwel van gebieden die normaal niet onder water staan. | |
overstroming | inundatie | gecontroleerde verspreiding van het water voor bijvoorbeeld irrigatie. | |
litorale zone (zout) | intergetijdengebied | Litorale zone | de zone die licht tussen de gemiddelde hoog- en laagwaterlijn in ligt | |
interferentie | interferen | gelijktijdige werking van twee bewegingen die elkaar belemmeren of versterken, vooral van trillingen of golfbewegingen. | |
inmeting | in-survey | inlo- ding | de (eerste) meting voordat met de uitvoering van een werk wordt begonnen | |
overig vastgoedele- ment | inrichtingselement | verzamelbegrip voor alle vastgoedelementen die niet elders in de gegevensbeschrijving konden worden ondergebracht | |
onttrekkingpunt | innamepunt | locatie waar water gewonnen wordt uit het oppervlaktewater ten behoeve van industrie of drinkwaterwinning | |
inlaat sluis | inlaatwerk | doorlaatsluis die dient voor aanvoer van water. | |
inlaatleiding | inlaatkanaal | kanaal of goot die water naar een waterrad of turbine brengt. | |
inlaatduiker | inlaat | duiker met een afsluitklep voor het binnenlaten van hoger gelegen water in een lager gelegen gebied. | |
waterinlaat | inlaat | het inlaten in een watersysteem van een hoeveelheid water. | |
enkel | inkel | inkeling | keel | trechtervormig netje (bijv. in kuil of fuik) dat het terugzwemmen van de vis voorkomt | |
hoch wasser leit zentrale | HLZ | Infocentrum RIZA | crisiscentrum |
hoch wasser Vorhersage zentrale | HVZ | Infocentrum RIZA | crisiscentrum |
infiltratiekolk | infiltratieput | infiltratiekolk is voorzien van openingen, waardoor het water kan infiltreren. | |
betrouwbaarheid | Indicatie idealisatie | indicatie kwaliteit meetresultaat | beschrijving van de betrouwbaarheid van het rekenmodel of van de schematisatie, dan wel van de waarde van een bepaald kenmerk. | |
klacht/melding voorval | incident gebeurtenis | een ingediende klacht of melding waarin mededeling wordt gedaan over een gebeurtenis of een omstandigheid met betrekking tot aangelegenheid die verband houdt met een bepaalde situatie of organisatie | |
boegseren | inboeqseren | uit- boeqseren | al roeiend een boot slepen of opduwen. | |
ijsbank | ijsdam | massa opeengestapelde ijsschotsen die de doorvaart van een zee of rivier belemmert. | |
hysteresis van de bo- demwaterkarakteristie k | hysteresis van de bodemvochtkarak- teristiek | waterdruk hysteresis | het verschijnsel dat de bodemwaterkarakteris- tiek verschillend is al naar gelang er bevochtiging of uitdroging optreedt. | |
hysterese | hysteresis | bij debieten de variabiliteit van de waterstand / afvoer relatie ter plaatse van een waterstandmeter die onder invloed staat van een variabel verhang waarbij, voor dezelfde waterstand, de afvoer bij toenemende waterstand groter is dan bij afnemende waterstand. | |
regime | hydrologisch regime | alles wat betrekking heeft op de toestand en het gedrag van een bepaalde waterloop. | |
draagvleugelboot | hydrofoil | jetfoil | schip waarvan de bouwprincipes berusten op dat van niet-supersone vliegtuigen. Door de vleugels ontstaat er opwaartse kracht, waardoor de bootromp minder weerstand ondervindt en zich sneller kan voortbewegen. | |
hydraulische generator | hydroaggregaat | werktuig dat hydraulische energie opwekt | |
buitenhuid | huid | bekleding van de romp aan de buitenkant. | |
kaar | houwer | kist met gaatjes om vis in levend te houden. | |
merulius lachrymans | Houtvuur | zeldzame, maar desalniettemin de meest gevreesde vorm van houtbederf | |
atropos pulsatorius | Houtluis | ongedierte | |
drain | horizontale drain | afvoerkanaal in de grond aangebracht ter beheersing van de grondwaterstand | |
afvoergolf | hoogwatergolf | een aanmerkelijke, betrekkelijk kortdurende verhoging van de afvoer, gekenmerkt door een snelle was, gevolgd door een tragere val. | |
vloed | hoogwater | de toestand van hoogwater. | |
hoofdwatersysteem | hoofdwaterlichaam | belangrijk (regionaal) netwerk van met elkaar in verbinding staande (stromende) oppervlaktewateren die via eenzelfde punt afwatert op belangrijkste regionale waterlo(o)p(en) - kan uit meerdere watertypen en derhalve ook uit meerdere waterlichamen bestaan | |
rijksstrandpalenlijn | Hoofdraai | langs de gehele kust gelegen referentielijn voor meetraaien | |
beug | hoekwant | vistuig, bestaande uit een lijn van ruim 70 meter, waaraan op bepaalde afstanden sneuen zijn vastgemaakt, voorzien van vishaken. | |
hijs/hefmateriaal | hijs- en hefmidde- len | werktuigen en hulpmiddelen om zware lasten op te hijsen | |
grondijs | heusijs | iJs dat onder water, op diepte, ontstaat. | |
meningitis | hersenvliesontsteking | een ontsteking van het vocht in de ruggengraat en het vocht rondom de hersenen | |
stuurlast | Heklastig | achter- lastig | de mate waarin het schip achter dieper steekt dan voor. | |
dijkpaal | hectometreringpaal | een markant punt op de waterkering of op het strand dat dient als referentiepunt voor af- standsaanduidingen | |
interstitieel water | hechtwater | po- riewater | het water dat wordt vastgehouden in de ruimte (of spleten) tussen de vaste deeltjes van de grond. | |
golfbreker | havendam | be- schermingsdam bij vooroever | een stenen hoofd of strekdam, dienende om de invloed van de golven op de kust te verminderen | |
langshaven | haven langs de oever | parallel aan de vaarwegas gelegen afmeergele- genheid | |
stranq | hank | dode riviertak in het winterbed. | |
handhavingprocedure- stap | handhavinginstrument | afzonderlijke handeling, volgens een beschreven methode, om de naleving van voorschriften te waarborgen. | |
koopvaardij | Handelsscheepvaart | zeevaart | de bedrijfstak die zich bezighoudt met het vervoer overzee van goederen en personen. | |
capillaire opstijging (grootheid) | z | haarbuisjes opstijging | de opwaarts gerichte volumestroomdichtheid van water boven de grondwaterspiegel. |
capillaire opstijging (proces) | z | haarbuisjes opstijging | opwaartse stroming van water boven de grondwaterspiegel. |
jaaglijn | Haaleind | touw waarmee een dikke tros aan de wal wordt getrokken. | |
gyrokompas | gyro | een instrument dat de hoek aangeeft van de langs-as van het vaartuig ten opzichte van het astronomische noorden (noordelijk deel van de as waar onze aarde om draait). | |
standplaats kwaliteit / toepasselijkheid | gunstige staat van instandhouding | de mogelijkheid van een beschikbare habitat om die omstandigheden te bieden die gunstig zijn voor een organisme. | |
blunder | grove fouten | spike | alle fouten die niet willekeurig of systematisch zijn | |
wonderkuil | grote kuil | moordkuil | langskuil | zeer groot, door twee botters voortgesleept kuil- net, met nauwe mazen en een zeer wijde mond. | |
gebruiksafhankelijk onderhoud | groot onderhoud | onderhoudsvorm waarbij maatregelen plaatsvinden op basis van gebruikstijd of leeftijd van een onderdeel. Dit wordt toegepast als er voldoende zekerheid is dat falen kort na die gebruikstijd of leeftijd plaatsvindt en wanneer de gevolgen van falen groot kunnen zijn. | |
gleyverschijnselen | grondwaterver- schijnselen | hydromorfe verschijnselen | verschijnselen veroorzaakt door periodieke verzadiging van de grond met water. | |
fluctuatie | grondwaterstand- fluctuatie | het stijgen en dalen van de grondwaterstand. Soms wordt deze term in kwantitatieve zin gebruikt als het verschil tussen GLG en GHG. | |
bronnering | grondwaterspiegel- verlaging. | het wegpompen van grondwater om een stuk grond droger te maken. | |
grondwaterstanddiep- te | h* | grondwaterdiepte | de afstand tussen het grondoppervlak en de grondwaterspiegel. |
dikkopje | Grondel | vissoort | |
sifon | grondduiker | on- derleider | syphon | kokervormige constructie met een verlaagd middengedeelte dat geheel met water is gevuld en die twee waterlopen met elkaar verbindt. | |
grondlichaam | gronddijk | een dijk van zand en/of klei dat beschermd moet worden tegen de inwerking van de waterbeweging | |
hydraulische grond- breuk | Grondbreuk | het verlies van korrelcontact in de grond als gevolg van te hoge wateroverspanningen - in geval van een cohesieve afdekkende grondlaag leidt dit tot opdrijven en opbarsten, in geval van een niet-cohesieve grondlaag tot heave. | |
val | grondafschuiving | in los gepakt zand optredende omvangrijke en mootsgewijze bodemuitvloeiing, veelal kom- of schelpvormig begrensd. | |
grof zand | grof | aanduiding voor zanden met een gemiddelde korrelgrootte van de zandfractie tussen 210 en 2000 um. | |
open goot | grijsgoot | een open goot voert regenwater bovengronds af naar een voorziening. De goten zijn gemaakt van prefab (beton) elementen, bijvoorbeeld een molgoot. | |
grijpstang | Grijpbeveiliging | stang waaraan te water geraakte personen zich kunnen vastgrijpen | |
kaart noorden | Nk | grid noorden | de richting van het noorden volgens de kaart |
filter | granulair filter | een tussenlaag in de taludbekleding die uitspoeling van fijnkorrelig materiaal uit de ondergrond door de bovenliggende laag van de bekleding voorkomt. | |
grampus griseus | Grampus | soort dolfijn | |
schor | gors | kwelder | buitendijks aangeslibd land, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt en doorgaans begroeid is. | |
golfoploophoogte | Golfoploopniveau | hoogste niveau ten opzichte van de stilwaterlijn tot waar een golf het talud nat maakt. | |
stroomkrib | golfbreker | strandhoofd | hoofden | zeewaarts gerichte, van steen opgetrokken, krib aan het strand. | |
paalhoofd | golfbreker | strandhoofd met één of meer paalrijen. | |
golftop | golfberg | golfkam | het hoogste punt van een golf | |
goed zeemanschap | goed schippersge- bruik | varen met gebruik van het gezonde verstand, dat wil zeggen met kundigheid en vaardigheid, alsmede met overleg handelen en vooruitzien. | |
globale stralings- stroomdichtheid | Rg | K | globale straling | de kortgolvige stralingsstroomdichtheid (golflengte <4 (m) die uit de hemisfeer invalt op een horizontaal vlak per eenheid van tijd en eenheid van oppervlakte. |
global navigation satellite system | GNSS | Global Positioning System | Glonass | Galileo | een wereldwijd systeem voor de bepaling van positie, tijd en snelheid bevattende een ruimte, grond en gebruikers segment |
planeren | glijden Ischeren | het boven water komen | |
hydroplaan | glijboot | een door luchtschroeven voortbewogen vaartuig met zeer weinig diepgang. | |
kapitein | Gezagvoerder | gezagvoerder op een koopvaardij- of passagiersschip. | |
fucus serratus | Gezaagde zeeëik | blaaswier | |
vertebraat | gewervelde dieren | gewerveld dier. | |
modelfactor | Gevoeligheidsfactor | de partiële factor waarin onzekerheden in de berekeningsmethoden zijn verdisconteerd. | |
kabelbed | geul | ruimtebeslag dat door een gemeenschappelijk tracé van één of meer kabels, buizen, HDPE- en/of mantebluizen - die toebehoren aan één netwerkbeheerder - wordt gevormd | |
vaargeul | geul | een relatief smal gebaggerd en / of betond vaarwater | |
vaargeul | geul | het deel van de (breedte van de) bodem van de vaarweg dat voor de scheepvaart door baggeren op een bepaalde minimale diepte gehouden moet worden. | |
getijtafel | getijtabel | tabel met tijden en hoogten van het astronomische hoog- en laagwater en de havengetallen voor verschillende kustplaatsen | |
getij | getijde | tij | het periodiek rijzen en dalen van het water als gevolg van de aantrekkingskrachten van maan en zon. | |
getij | getijde | tij | de waterbeweging gedurende één volledige ge- tijperiode. | |
numerieke waarde | getalswaarde | een getalsmatig vast te leggen uitkomst van een meting of toetsing | |
zwevend stof | gesuspendeerde stof | gesuspendeerd materiaal | suspensie | gedeelte van het sediment dat continu zwevend wordt gehouden door de opwaartse componenten van de turbulente stroming, of als colloïde in suspensie. | |
status | gesteldheid | toestand van een oppervlaktewaterlichaam. | |
mare clausum | Gesloten zee | zee waar zich geen vreemde oorlogsschepen mogen vertonen. | |
genus | geslacht | onderdeel van een familie | |
mariene geologie | Geologische oceanografie | wetenschappelijke studie van de zeebodem. | |
geotextiel | geokunstof | een vlak doorlatend weefsel of vlies, in contact met grond en/of andere materialen toegepast in geotechnische en civieltechnische constructies | |
equipotentiaalvlak | Geoïde | oppervlak dat punten met gelijke zwaarte- krachtspotentiaal verbindt | |
geo-informatie | geografische informatie | gegevens met een directe of indirecte referentie naar een plaats op het aardoppervlak. | |
ware noorden | Nw | geografisch noorden | de richting van de geografische noordpool. |
absolute nauwkeurigheid | geodetische nauwkeurigheid | geografische nauwkeurigheid | de nauwkeurigheid van een positie schatting in relatie tot de geografische of geodetische coördinaten van de aarde | |
geslachtelijke voortplanting | generatieve voortplanting | voortplanting waardoor er genetisch gezien een uniek, nieuw individu ontstaat | |
trampschip | general-service ship | vrachtschip | vrachtzoeker. Schip dat in verschillende havens op zoek is naar lading. | |
kustlijn | Gemiddelde laag- waterlijn | overgang van zee naar land wordt: grens tussen het ‘droge' en het ‘natte' deel van de waterkering. | |
laag laag water spring | LLWS | gemiddeld laag- laagwaterspring | meerjarig gemiddelde van het laagste springlaagwater per maand. |
averij grosse | Gemene averij | daarvan is sprake wanneer er opzettelijk en redelijkerwijs een buitengewone opoffering of uitgave wordt gedaan ter gezamenlijke beveiliging, met het doel de zaken voor gevaar te bewaren. | |
homogeniteit | gelijksoortigheid | het gelijk van aard of samenstelling zijn. | |
geleidingsvermogen | GELDHD | geleidendheid | een maat voor het vermogen van een stof (vast, vloeibaar, gas of in oplossing) om de elektrische stroom te geleiden. |
geleidelijn | geleidelijnen | twee achter elkaar op de oever geplaatste bakens die een merklijn vormen. | |
landmerk | geleidelijn | twee karakteristieke oriëntatiepunten op de kust en dieper gelegen land in één lijn. | |
strekdam | geleidedam | lei- dam | dam langs de normaallijn welke richting geeft aan een stroming. | |
intrinsieke doorlatend- heid | k | geëigende doorla- tendheid | maat voor de doorlatendheid voor zover deze afhankelijk is van de geometrische eigenschappen van het medium. |
college van gedeputeerde staten | GS | Gedeputeerde Staten | |
demiwater | Gedemineraliseerd water | water dat is behandeld om verontreiniging-, mineraal- en zoutvrij te zijn. | |
gemengd rioolstelsel | gecombineerd riool | rioolstelsel waarbij afvalwater en regenwater gezamenlijk via een leidingstelsel worden ingezameld en afgevoerd | |
berging | V | geborgen hoeveelheid water | waterinhoud | het volume water dat aanwezig is binnen een bepaald gebied, eventueel gespecificeerd in een nader aan te geven deel van de grond. |
dijkringfrequentie | gebiedsfrequentie | dijkringgebiedfre- quentie | gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering om een dijkringgebied moet zijn berekend, zoals bedoeld in het eerste lid van Artikel 3 van de Wet op de waterkering en zoals per dijkringgebied weergegeven in Bijlage II bij de Wet op de waterkering. | |
compressor | gascompressor | toestel om gassen samen te persen | |
plankton bloei | fytoplankton bloei | excessieve groei / bloei van fytoplankton. | |
secundaire ontgronding | Functionele ontgronding | functionele ontzan- ding | secundaire ontzanding | ontgronding die niet is gericht op winning van oppervlaktedelfstoffen, maar waar wel opper- vlaktedelfstoffen bij vrij komen. | |
trechter | fuik | taps toelopend hulpstuk om stoffen door een nauwe opening te gieten | |
wrijving | Frictie | weerstand die optreedt wanneer een voorwerp bewogen wordt ten opzichte van een ander voorwerp of andere stof waarmee het in aanraking is | |
werklijn | Frequentielijn | relatie tussen het jaarmaximum van de afvoer en de overschrijdingskans daarvan per jaar. | |
lithotroof | freatotroof | met grondwater gevoed (grondwaterachtig). | |
grondwaterspiegel | freatisch vlak | het vlak door de punten waar het grondwater een drukhoogte gelijk nul heeft | |
grondwaterstand | freatisch niveau | freatisch vlak | de hoogte van een punt waar het grondwater een drukhoogte gelijk nul heeft (de absolute waterdruk is dan gelijk aan de druk van de atmosfeer) t.o.v. een referentieniveau. | |
vleugelkuil | Franse kuil | kuil met uitgesneden boven- en onderzijde. | |
voet | foot | oude lengtemaat | |
vloeibare modder | fluid mud | afzetting van zeer geconcentreerd slijk in water, die vervolgens de diepte van het water sterk kan doen verminderen. | |
moeraseiland | Floatlands | houten frame met drijvers van kurk, waarover fijn gaas is gespannen en waarop wortelstokken van onder andere boterbloem, lisdodde, riet, wilg en zegge zijn gelegd. | |
filterfeeders | filtreerders | diersoorten die hun voedsel (plankton) uit het water filtreren | |
slibfractie | Fijne fractie | genormaliseerde term voor het totaal aan minerale deeltjes kleiner dan 0.016 mm in sedimenten of gronden | |
fijn zand | Fijn | aanduiding voor zanden, waarvan de gemiddelde korrelgrootte van de zandfactie of de zandmedi- aan tussen 63 en 210 micron ligt. | |
ijzersulfaat | FeSO4 | Ferrosulfaat | |
extrapoleren | extrapolatie | uit bekende termen van een reeks daarbuiten gelegen termen berekenen | |
riooloverstort | Ri- ooloverst. | externe overstort | overstort | een inzamelknooppunt, uitgevoerd als voorziening met drempel, voor het onder bepaalde omstandigheden lozen van afvalwater uit het rioleringsnetwerk naar een ander rioleringsnet- werk of oppervlaktewater in de zin van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. |
extern afvalstofleiding | externe afvalstoffenleiding | verpompbare afvalstoffenleiding | buis of stelsel van buizen voor transport van afvalstoffen van derden | |
uitzondering | excemption | uitzonderingen (doelverlaging en fasering) die het mogelijk maken de KRW-doelstelling te verlagen resp. de termijn waarop de doelstelling behaald moet worden te verlengen. | |
evenwichts vochtver- deling (na capillaire opstijging) | evenwicht waterverdeling | het verloop met de diepte van het watergehalte verkregen door capillaire opstijging in een aanvankelijk droge grond, nadat het watertransport in de onverzadigde zone weer verwaarloosbaar klein is geworden. | |
evenwichts vochtver- deling (na uitzakking) | evenwicht waterverdeling | het verloop met de diepte van het watergehalte verkregen door langdurig uitzakken van water in aanvankelijk natte grond, nadat het watertransport in de onverzadigde zone verwaarloosbaar klein is geworden. | |
vermesting | eutrofiëring | verstoring van de natuurlijke balans van een milieu als gevolg van een te hoge concentratie aan fosfor en stikstof, onder andere afkomstig uit mest en waterzuivering. | |
ernstiq risiconiveau | ER | ernstige bodem- vernontreinigingsco ncentratie | wetenschapelijk afgeleide waarde die aangeeft bij welke concentratie sprake is van ernstige effecten op het ecosysteem. |
evenaar | equator | linie | snijlijn van x,y-vlak met de ellipsoïde | |
energiebalans van het aardoppervlak | energiebalans | de vergelijking die de balans van inkomende en uitgaande energiefluxen aan het aardoppervlak uitdrukt | |
emulgator | emulgeerder | een stof die een emulsie stabiel houdt of het ontstaan van een emulsie bevordert (er voor zorgt dat de geëmulgeerde stof niet samenklontert) | |
omwentelingsellipsoïde | Ellipsoïde | mathematische figuur, die ontstaat door een ellips,met lange en korte as a en b te roteren om de korte as (kortweg: ellipsoïde) | |
handgereedschap | elektrisch gereedschap | handwerktuig | handwerktuig | |
effluentgoot | effluentsloot | open goot voor de afvoer van effluent | |
eenheidshydrogram | eenheidsafvoergolf | denkbeeldige afvoergolf als gevolg van in korte tijd op het gehele stroomgebied gelijkmatig vallende regen, die een totale oppervlakteafvoer teweegbrengt gelijk aan een over het stroomgebied uitgebreide laag water ter dikte van een gekozen lengte-eenheid. | |
lepas anatifera | Eendenmossel | rankpootkreeft die 20-40 centimeter lang kan worden en over de hele wereld voorkomt. | |
ecologische amplitude | Ecologische amplitude | de frequentieverdeling van het voorkomen van een soort over bepaalde klassen van milieufactoren. | |
eb | ebstroom | ebbe | stroom in de richting die overheerst bij zakkend water. | |
ebschaar | ebgeul | een getijgeul, die voornamelijk open ligt voor de ebstroom en die aan het zee-einde een drempel heeft. | |
profiel oppervlaktewater | Dwars- en lengte- profiel waterloop | Dwarsprofiel waterloop | een denkbeeldige doorsnijding van een oppervlaktewater, eventueel samengesteld als geschematiseerd gemiddelde van één of meerdere actuele en/of historische dwarsprofielen | |
duikfles | duiktank | metalen cilinder. Bevat perslucht tot een maximale druk van 200 bar. | |
bulbsteven | Druppelsteven | voorsteven met onder de lastlijn een druppel- vorm, die als doel heeft de waterweerstand te verminderen. | |
deserteren | drossen | deserteren van een (koopvaardij)schip. | |
slibdroogbed | droogbedden | open bakken voor het drogen van slib door filtratie en weersinvloed | |
totale droogweeraf- voer hydraulisch | droog weer afvoer | de totale afvalwaterafvoer uit het rioleringsge- bied tijdens droogweer. | |
d-tocht | droge tocht | hoofdwatergang met een geringe breedte en met een bodemdiepte tot doorgaans maximaal een halve meter onder het plaatselijke waterpeil. | |
droge strand | droge stof | gedeelte van het strand, waarop bij verreweg de meeste getijden geen zeewater komt. | |
greppel | droge sloot | ondiepe gegraven geul voor waterafvoer vanuit de kavel naar de sloot. | |
droge stof | DS | droge dichtheid | massaconcentratie van de som van opgeloste, drijvende en gesuspendeerde stoffen. |
drinkwater | drinkbaar water | kraanwater | leidingwater, bestemd of mede bestemd om te drinken | |
voorde | drecht | tricht | een doorwaadbare, doorgaans verharde, plaats in de waterloop, die dient voor de oversteek van die waterloop | |
drainagebuis | drain | ondergronds gelegen buis met doorlatende c.q. geperforeerde wand die dient voor de afvoer van grondwater. | |
klimmateriaal | draagbaar klimmateriaal | draagbare ladders, trappen, enzovoort | |
behuizing | doseerpompenkast | pompschacht | omkasting | civiele of bouwkundige constructie als bescherming tegen weersinvloeden en/of afscherming van emissie | |
doppler-effect | doppler-principe | verandering in de lengte en frequentie van een licht- of geluidsgolf als gevolg van de beweging van de zender en/of de ontvanger van de golf ten opzichte van elkaar. | |
doorvaartwijdte | doorvaartbreedte | de kleinste breedte onder een brug of in een sluis die bij de maatgevende waterstand volledig door het maatgevende schip kan worden benut, gemeten loodrecht op de vaarwegas | |
percolatie (grootheid) | z* | doorsijpeling | de filtersnelheid van de neerwaarts gerichte stroming van water in de capillaire zoom of in de onverzadigde zone. |
percolatie (proces) | z* | doorsijpeling | neerwaartse beweging van water in de onverzadigde zone. |
doorlaatfactor | K | doorlatendheidco- efficiënt | doorlaatcoëfficiënt | een maat voor het vermogen van de grond om vloeistof of gas door te laten, gelijk te stellen aan de volumestroom door een eenheid van oppervlakte als de stijghoogtegradiënt in een isotroop medium loodrecht op het oppervlak gelijk is aan één . |
dijkdoorbraak | doorbraak | gebeurtenis waarbij de kering bezweken is | |
despatch | Dispache | door deskundigen opgemaakte berekening van zeeschade en verdeling daarvan onder belanghebbenden. | |
schemerzone | disfotische zone | de zwak verlichte zone die ongeveer overeenkomt met de mesopelagische zone. | |
discontinuiteit | discontinuiteit | een onderbreking in de relatie tussen twee grootheden. | |
indirecte primaire waterkering | dijkringgebied- scheiding | tussendijk | schei- dingsdijk | primaire waterkering, die niet bestemd is tot direct kering van het buitenwater en niet langs oppervlaktewater is gelegen, maar deel uitmaakt van een dijkringgebied als gemeenschappelijke scheiding tussen twee aangrenzende dijkringge- bieden. | |
dijkring | dijkringgebied | een gebied dat door een stelsel van waterkeringen beveilig moet zijn tegen overstroming, in het bijzonder bij hoge stormvloed, bij hoog oppervlaktewater van een van de grote rivieren, bij hoogwater van het IJsselmeer, of bij een combinatie daarvan. | |
ringdijk | dijkring | het om een dijkringgebied gelegen stelsel van waterkeringen | |
kruinhoogte | dijkhoogte | hoogte van de waterkering. | |
dijkbewakingsectie | dijkbewakingvak | deel van een kering dat toegewezen is aan een dijkbewakingfunctionaris | |
diffuse bron | diffuse lozinq | oorsprong van een emissie die niet te relateren is aan een specifiek punt. | |
differentiële waterca- paciteit | C | Cw | differentiële vocht- capaciteit | de reciproke van het differentiaalquotiënt van de bodemwaterkarakteristiek, die gelijk gesteld mag worden aan het quotiënt van een kleine verandering in watergehalte en de bijbehorende verandering van de matrische component van de waterdruk. |
isobath | dieptelijn | lijnen op een zeekaart die de diepte van het water aangeven. | |
dichtheid van lucht | dichtheid van vochtige lucht | de som van de dichtheid van droge lucht (d en de dichtheid van waterdamp (v : | |
volumieke massa van droqe korrels | dichtheid | de massa per volume van het droge toeslagma- teriaal met poriën | |
diadroom | diadrome vis | trekvissen. | |
reisverandering | deviatie | wijziging in het vaarplan in afwijking van of in strijd met het contract. | |
detrivoren | detrivoor | dieren die zich voeden met dood plantaardig materiaal | |
waarschuwingslimiet | detectielimiet | de maximaal toegestane fout in de gemeten positie - tijdens integriteitcontrole - voordat alarm wordt geslagen. | |
desinfectieruimte | desinfectiegebouw | chloorgebouw | gebouw of ruimte voor de opstelling van de des- infecteerapparatuur | |
drukkingpunt | Deplacement- zwaartepunt | de resultante van alle opwaartse krachten van de door de waterlijn liggende volumen. | |
waterverplaatsing | Deplacement | het gewicht van de hoeveelheid water die door een drijvend vaartuig wordt verplaatst. | |
departement | departementaal CC | onderdeel van de Rijksoverheid belast met de uitvoering van taken op bepaalde taakgebieden | |
vlak | denning | vlakke gedeelte van het onderwaterschip - bodem van het schip. | |
den | denneboom | Luikhoofd | de verticale zijden van de luikopening bovendeks, waarop de luiken van een binnenvaartschip rusten. | |
geluiddemper | demper | pulsatie- demper | toestel of inrichting om het ontstaan of het doordringen van geluid te verminderen | |
vertraqinq | delay | de tijd tussen de werkelijke meetmomenten van sensoren en de tijd waarop het sensorgegeven ‘geklokt' wordt door het (software) systeem. | |
heave | deining | verticale afwijkingen van een vaartuig, veroorzaakt door golven en deining | |
surging | deinende golf | een golf, die bij breking op een (relatief steile) helling als het ware eerst wordt opgelicht voordat de golf kan breken, en een betrekkelijk geringe schuimvorming vertoont | |
regio | deelstroomgebied | min of meer hydrologisch begrensd deel van een stroomgebieddistrict, gebaseerd op de WB21- gebieden - NL: 4x Rijn, Maas, Schelde, Eems - voor de duidelijkheid altijd gebruiken in combinatie met de regionaam, bijv. regio Rijn-Oost | |
caissonziekte | decompressieziekte | decoziekte | duikersaandoening die wordt veroorzaakt door het te snel aan de oppervlakte komen, waarbij de stikstof in de minst doorbloede delen van het lichaam vrijkomt. | |
wateraanbod | debiet | hoeveelheid water(debiet) die op een bepaalde plek in een periode/moment wordt aangeboden om langs te vloeien | |
dauwpunt temperatuur | Td | dauwpunt | de temperatuur tot welke een gegeven hoeveelheid, vochtige lucht bij constante druk en mengverhouding moet worden afgekoeld om verzadiging te verkrijgen. |
internationale datum- grens | IDL | datumgrens | meridiaan van 180° Oost / West |
gegevensverwerking | dataverwerking | alle handelingen met vastgestelde gegevens die plaatsvinden na gegevensbewerking. | |
onzekerheid | data onzekerheid | onvastheid, twijfel omtrent iets, onbetrouwbaarheid | |
dijkvak | Damvak | Kadevak | Dijksectie | Kade- sectie | deel van een waterkering met min of meer gelijke sterkte eigenschappen en belasting. | |
dampdruk | e | dampspanning | de partiële druk van waterdamp. |
walkapitein | Dambaas | persoon die zicht houdt op het kadebedrijf van een rederij, een werf of een havenonderdeel | |
equinox | Dag- en nachtevening | dag van het jaar waarop de lengte van dag en nacht exact gelijk is | |
verwarmingsleiding | cv-leiding | cv- waterleiding | buis of stelsel van buizen ten bate van de centrale verwarming | |
verwarmingsinstallatie | cv-installatie | installatie voor centrale verwarming | |
cryptogeen | cryptogene soort | al dan niet inheemse soort | |
crosstoetsing | cross-validatie | vergelijken van meetwaarden met hun buren door op basis van die buren een interpolatie- waarde te berekenen voor de meetwaarde | |
norm | criterium | standaard | regel voor de normalisatie | |
st. elmsvuur | corposant | zeldzaam voorkomend natuurverschijnsel, veroorzaakt door luchtelektriciteit, waarbij een elektrische ontlading plaatsvindt die als een zwak lichtschijnsel aan puntige voorwerpen (masten, kerktorens) waarneembaar is. | |
datumtransformatie | Coördinaattrans- formatie | een transformatie van coördinaten in het ene coördinaatstelsel naar een ander coördinaatstel- sel | |
coördinaatstelsel | coördinaatsysteem | stelsel met datum, waarin de relatieve ligging van punten met behulp van coördinaten kan worden beschreven. | |
containergebouw | containerruimte | roostergoedge- bouw | gebouw of ruimte voor de opstelling van containers | |
atterbergse grenzen | consistentie grenzen | plasticiteitgrenzen | een serie getallen, bepaald uit proeven op Cohe- sieve grond, die het watergehalte aangeven waarbij de consistentie (vast, plastisch, vloeibaar) van een grond verandert. | |
waterconservering | conservering | de opslag van water van goede kwaliteit tijdens natte periodes teneinde in droge periodes de inlaat van gebiedsvreemd water te kunnen verminderen. | |
condensput | condensaatput | besloten civiele ruimte voor de opvang van condensaat | |
condenscycloon | condensaatcycloon | toestel om water af te scheiden uit een gas- of luchtleiding met behulp van centrifugaalkracht | |
condens | Condensaat | vloeistof, met daarin eventueel verontreinigingen, die uit de gasfase in de vloeistoffase is overgegaan | |
conchologie | conchyliologie | bestudeert weekdieren (mollusken) met een schelp. | |
geurfilter | compostbak | compostfilter | biofilter | lavafilter | bak of tank gevuld met compost, lavastenen of ander dragermateriaal voor het biologisch verwijderen van geurstoffen uit aspiratielucht | |
coagulatievormer | complexvormer | chemische stof waarmee zware metalen kunnen worden opgenomen | |
koolwaterstofhars | colofonium | een synthetische (kunstmatige) hars | |
seinvlag | codevlag | een van de seinvlaggen of -wimpels uit de code van het Internationaal Seinboek. | |
chloriniteit | chlorositeit | het totale gewicht aan chloorionen per gewichtseenheid zeewater, als alle broom- en jodiumionen zijn vervangen door een equivalente hoeveelheid chloorionen. | |
desinfectiecircuit | chloorcircuit | contactruimte voor desinfectie van afvalwater | |
chemicaliën | chemische hulpstoffen | hulpstoffen bij de behandeling van (afval-)water of slib | |
vangst per inspan- ningseenheid | CPUE | Catch Per Unit Effort | dit is het aantal vissen die gevangen worden in een bepaalde tijdsspanne, op een bepaalde oppervlakte. |
stookwaarde | calorische onderwaarde verbrandingswarm- te | de hoeveelheid warmte-energie bij verbranding van een brandstof waarbij de gevormde waterdamp gasvormig verdwijnt. | |
verbrandingswaarde | calorische bovenwaarde | de hoeveelheid warmteenergie bij verbranding van de brandstof waarbij de gevormde waterdamp vloeibaar is (rookgastemperatuur 25°C). | |
koek | cake | vast ontwaterd residu op een filtermedium na filtratie. | |
taan | cachou | run | ontsmettende, conserverende bruingele verfstof, een aftreksel van eikenschors, waarmee visnetten en zeilen werden behandeld. | |
omloopleiding | bypassleiding | passeerleiding | stelsel van buizen of leidingen om een omleiding te bewerkstelligen | |
beun | bun | een ruim van een schip dat bestaat uit een aparte bak (los van de huid van het schip), voor het vervoer van losgestorte materialen | |
megaptera novaeang- liae | Bultrug | walvis | |
denning | buikweger | buik- denning | de vloer van het ruim. | |
gastro-enteritis | buikgriep | ziekte die gepaard gaat met misselijkheid, overgeven, diarree en buikkramp | |
breektank | bufferpress | hydrofoor | drinkwatertank | drinkwaterinstalla- tie | wateronderbre- kinginstallatie | firepack | installatie om te voorkomen dat verbruikers rechtstreeks op het leidingwaternet worden aangesloten | |
chartervaart | Bruine vloot | voormalige bedrijfsvaartuigen die (weer) onder zeil zijn gebracht en verhuurd worden om al dan niet met een beroepsbemanning te zeilen met betalende passagiers | |
vaarsimulator | brugsimulator | installatie waarmee maritieme officieren in opleiding op het droge kunnen oefenen. | |
navigatiebrug | brug | stuurhut | stuurstand | verhoogde opbouw op het schip waarin het stuurhuis en de kaartenkamer zijn ondergebracht en van waaruit de navigatie wordt geleid. | |
gebroken drinkwater | Brinktankwater | leidingwater na passeren van de breektank | |
bres | breuk | gat in de waterkering | |
golfbrekingparameter | brekerparameter | de verhouding tussen de bodemhelling en de wortel uit de golfsteilheid - dit dimensieloze getal is bepalend voor het type brekergolf | |
sleeplijn | breidel | kabel waardoor een schip met de sleepboot verbonden is. | |
geografische breedte | breedte | deze kan door middel van astronavigatie worden afgeleid uit de hoogte van de noordelijke of zuidelijke hemelpool boven de horizon. | |
brandblusapparaat | brandslang | brandblusser | blusdeken | (draagbaar) apparaat om branden mee te blussen | |
branding | brandingzone | zone waar gedurende de beschouwde tijd min of meer gedurig golven branden. | |
verwarmingsketel | brander | cv-ketel | vat waarin water door verhitting wordt opgewarmd met als doel warmteoverdracht | |
bowen ratio | bowen-quotiënt | bowen-verhouding | de voelbare warmtestroomdichtheid H gedeeld door de latente warmtestroomdichtheid (EE, afgegeven door het aardoppervlak aan de atmosfeer | |
zeeschelde | boven-zeeschelde | beneden- zeeschelde | de Schelde tussen Gent (ca. 65 m breed) en de Vlaams-Nederlandse grens (ca. 450 m breed). | |
bedrijfsgebouw | bovenbouw | be- dieningsgebouw | kantoor | hoofdgebouw | hoofdgebouw op een locatie waar meerdere activiteiten kunnen plaatsvinden | |
slap | boterachtig | aanduiding van de toestand waarin een grondsoort met kleimineralen en/of humus zich kan bevinden ten vochtopname | |
boothuis | botenhuis | overdekte steiger in de vorm van een schuur, voor de berging van kleine pleziervaartuigen. | |
kooirotor | borstelbeluchter | beluchtingsrotor | rotor | op borstels gelijkende rotoren waarmee lucht ingeslagen wordt in de aëratietank | |
borden/masten | borden | masten | palen | groep van overige vastgoedelementen van pa- len/borden/masten | |
bodemprofiel | boorprofiel | profiel | het beeld van de verticale opeenvolging van alle bodemlagen in een boorpunt of een waarne- mingspunt | |
limnoria lignorum | Boordpissebed | een schaaldier van ongeveer 3 mm. lengte dat in het hout van schepen gangen maakt met een diameter van 2,5 mm. | |
deklijn | boordlijn | omtreklijn van het dek. | |
boordlichten | boordlantaarn | het navigatielicht dat een vaartuig, langer dan 6 meter, tijdens de vaart bij duisternis aan bakboordzijde en stuurboordzijde moet voeren | |
piercer | boorder | dier dat zich ergens in boort. | |
rondhout | Boom | iedere houten of metalen paal of buis die wordt gebruikt als mast, giek, gaffel, boegspriet, kluiverboom, spinnakerboom, fokkeloet, fokkeboom, spriet en dergelijke. | |
vaarboom | boom | stok waarmee een schip voortbewogen kan worden door de voet op de bodem van het vaarwater te plaatsen en tegen het andere einde te duwen. | |
binnenwaterkering | boezemkade | kanaaldijk | een dijk gelegen langs ander buitenwater dan bedoeld bij hoofdwaterkering | |
bodemwarmtestroom- dichtheid | G | bodemwarm- | |
bodemwatergetal | r | bodemvochtgetal | porositeit, water- qevulde - | het volume bodemwater gedeeld door het volume van de vaste stof van een gegeven volume bodem. |
bodemwater vereffe- ningscoëfficiënt | D | bodemvocht veref- feningscoëfficiënt | de doorlatendheid gedeeld door het product van de differentiële watercapaciteit en het soortelijk gewicht, (g, van het water. |
bodemwaterkarakte- ristiek | bodemvocht karakteristiek | verband tussen de matrische component van de waterdruk en het watergehalte als volumefractie van de bodem. | |
bodemwater | bodemvocht | water dat zich in het bovenste deel van de grond (bodem) bevindt, meestal in de onverzadigde zone. | |
demersale vissen | bodemvissen | vissen die dicht bij de bodem van de zee leven, zoals kabeljauw, schol en tong. | |
bodem verdamping | Es | bodemverdamping | de verdampingstroomdichtheid vanuit de bodem. |
reliëf | bodemconfiquratie | de natuurlijke oneffenheid van een oppervlak | |
waterbodem | bodem | het onder de waterspiegel gelegen grondvlak van een rivier, kanaal, meer, haven, etc., exclusief de overgangtaluds naar de oevers. | |
verstekeling | Blinde passagier | passevolant | iemand die zich heimelijk aan boord van een vaartuig heeft begeven met de bedoeling een land illegaal te verlaten of binnen te komen, dan wel zich te laten vervoeren zonder daarvoor te betalen. | |
kustgrafieken | bliksemgrafiek | een grafische weergave van een reeks kustme- tingen - het verloop in de tijd van de diepte of hoogte in een meetpunt, of van de positie van een bepaalde hoogte- of dieptelijn in een mee- traai | |
niet-carbonaathardheid | blijvende hardheid | de hardheid die niet neerslaat als gevolg van verhitting. | |
loodzand | Bleekzand | een uitspoelinglaag die bestaat uit zand die grauwgrijs gekleurd is | |
blauwe knooppunt | blauwe knoop| uitwisselings punt | punt tussen waterhuishoudkundige eenheden (stroomgebieden, deelstroomgebieden of water- lichamen) waar overdracht van water en stoffen van het ene naar het andere gebied plaatsvindt | |
muskusrat | bisamrat | water- konijn | schuchtere planteneter uit de familie der woel- muizen, die schade toebrengt aan gewassen en waterkeringen. | |
taxon | biotaxon | eenheid in het classificatiesysteem van organismen. | |
sparqinq | biosparging | de injectie van lucht onder de waterspiegel om opgeloste vluchtige organische stoffen te ontmantelen en om de aërobe biodegradatie van organische stoffen te vergemakkelijken. | |
mariene biologie | Biologische oceanografie | studie van de biologie en ecologie van alle mariene organismen (bacteriën, protisten, schimmels, planten en dieren) die in de estuaria, de kusten en oceanen leven, samen met hun biologische processen in relatie met hun natuurlijke omgeving. | |
biopesticide | biocide | pesticide van biologische oorsprong, bestaande uit micro-organismen (zoals Bacillus thuringien- sis) of natuurproducten (zoals pyrethrine). | |
biologisch zuurstofverbruik | BZV | biochemisch zuur | |
kim | Bilge | de einder of horizon. | |
averij particulier | Bijzondere averij | de averij die niet het gevolg is van fouten of ingrepen van de bemanning of derden (act of men) | |
verzadigingsfactor | B-factor | waterspanningfactor (i.v.m. verzadiging) (van Skempton) | |
bezwijkkans | Bezwijkwaarschijn- lijkheid | kans op bezwijken. | |
bezwijkcriterium | Bezwijknorm | faalcriterium dat door bezwijken wordt gerealiseerd | |
vloeivoorwaarde | bezwijkcriterium | ||
wortelzone | bewortelde zone | de grondlaag waarin de levende wortels van een bepaalde vegetatie aanwezig zijn, meestal beschouwd als de laag waarin het overgrote deel van de wortels zich bevindt. | |
kinetische energie | bewegingsenergie | de energie die bewegend water bezit. | |
tender | Bevoorradingsschip | boot die bemanning, passagiers en bagage van een op de rede of in de haven liggend schip afhaalt, of van de wal aan boord brengt. | |
schippersbeurs | Beursbevrachting- kantoor | beurs | plaats waar vervoerders en verladers op het gebied van de (wilde) binnenvaart samenkomen tot het aangaan van overeenkomsten. | |
schakelkast | besturingskast | kast waarin elektrische schakeltoestellen worden gemonteerd | |
productuitgaven | besteksuitgaven | uitgaven die nodig zijn om het product te maken | |
beregening | besproeiing | irrigatiemethode waarbij het veld wordt besproeid. | |
oeverbescherming | beschoeiing | oe- verbeschermingsob ject | materiaal dat aangebracht is op de grens van water en land, ofwel langs de waterkant, om ofwel de oever tegen afkalving te beschermen, dan wel te voorkomen dat door afkalving van de oever de doorstroming, de waterbeheersing of het vaarwegverkeer belemmerd wordt. | |
effectieve porositeit | ne | beschikbaar pori- engehalte | het volume van de poriën, dat beschikbaar is voor transport van vloeistof, gedeeld door het totale volume van de grond (bodemdeeltjes en poriën). |
beschikbaar bodemwater | beschikbaar bo- demvocht | het volume water dat per eenheid van horizontaal oppervlak aanwezig is, voor zover dit volume door de planten kan worden opgenomen. | |
bergbezinkbassin | BBB | bergingsriool | pa- rallelbezinkriool | bergingsvijver | regenwaterbassin | bergbassin | een bijzondere vorm van een riooloverstort, om het onder bepaalde omstandigheden geloosde afvalwater te verminderen en/of de samenstelling van dit afvalwater te wijzigen |
bergingscoëfficiënt | S | bergingsfactor | het quotiënt van de verandering in specifieke berging en de bijbehorende verandering van de stijghoogte c.q. grondwaterstand. |
opslagruimte | berging | ruimte om iets in op te slaan | |
berekende waarde | berekend | de waarde is het resultaat van een berekening | |
overleg | beraadslaging | deliberatie | situatie van afstemming middels uitwisselen van informatie en standpunten | |
benutten (van regenwater) | benutting | benutten is het mechanisme waarbij regenwater wordt gebruikt als spoelwater voor toiletten, koelwater voor productieprocessen, gietwater voor gewassen, bluswater | |
onvoldoende | beneden de maat | gewogen en te licht bevonden | ontoereikend | te weinig voor het beoogde doel | |
bemonsteringsmetho- de | bemonsteringswij- ze | wijze waarop een monster genomen is, ten behoeve van een later uit te voeren analyse. | |
inwinnende instantie | bemonsterende instantie | instantie die gegevens en/of monsters verzamelt of verzamelt heeft | |
aëratietank | beluchtingstank | pasveersloot | carrousel | beluchtingsloot | oxidatiesloot | tank waarin een bacteriemassa onder zuurstofrijke omstandigheden biochemische omzettingen in afvalwater bewerkstelligt | |
borstelbeluchter | Beluchter | op borstels gelijkende rotoren waarmee lucht ingeslagen wordt in de aëratietank | |
puntbeluchter | Beluchter | roterende schotel waarmee lucht ingebracht wordt en welke zorgt voor voortstuwing in de aëratietank | |
wad- en sontvaarder | Beltvaarder | kustvaarder bedoeld voor de vaart in niet al te diep water, zo dicht mogelijk onder de kust. | |
talud | beloop | onder helling gelegen vlak. | |
bbp beleidsproduct | beleidsproduct | een beleidsproduct is een tussen waterschappen afgesproken taakveld. Over deze taakvelden wordt door waterschappen eenduidig gerapporteerd, zodat gerapporteerde gegevens onderling vergelijkbaar zijn. Binnen het BBP (Beheer en Beleid Product) speelt de financiële verantwoording van activiteiten een belangrijke rol. | |
bekledingsconstructie | Bekledingssysteem | geheel van lagen die tot doel hebben de dijkkern te beschermen tegen erosie door de waterbeweging, bestaande uit een toplaag met daaronder (eventueel) uitvul-, filter- en kleilagen. | |
taludbekleding | Bekleding | afdekking van de kern van een dijk ter bescherming tegen golfaanval en langsstromend water. | |
beheerplan | bekkenbeheersplan | stroomgebiedbe- heerplan | een strategisch plan voor een watersysteem waarop de wijze waarop beheerd wordt inzichtelijk gemaakt wordt, zowel voor de eigen organisatie als voor derden | |
bbp beheerproduct | beheerproduct | een beheerproduct is een nadere detaillering van een beleidsproduct waarbij de financiële verantwoording wordt gesplitst naar bouw en verwerving, naar bedieningsactiviteiten met betrekking tot het primair proces en naar activiteiten met betrekking tot onderhoud aan onderdelen. | |
budget | begroting | geheel van personele, materiële en financiële middelen toegekend aan een plan of aan een organisatorische eenheid. | |
angiospermen | bedektzadigen | bloemplanten | planten die gekenmerkt worden door bloemen en zitten de zaden in een afgesloten vrucht. | |
bedekkingsgraad | BEDKG | bedekking | de loodrechte projectie op een proefvlak van alle zichtbare plantendelen van één soort, uitgedrukt ten opzichte van het totale oppervlak van het proefvlak |
rivierbed | bedding | bed | het lage deel van een rivierdal waardoor meestal de gehele afvoer plaatsvindt. | |
lagune | bassin | beluchte lagune | een ondiepe plas waar zonlicht, bacteriële activiteit en zuurstof samenwerken om afvalwater te zuiveren. | |
referentiestation | basisstation | station uitgerust met een GPS ontvanger en een radiozender gebruikt voor differentiële GPS metingen | |
emissiespoor | basisinspanning | het emissiespoor houdt in dat aan de vuiluitworp van riooloverstorten op het oppervlaktewater een bepaald maximum wordt gesteld. | |
stuwdam | barrage | vaste constructie die dient om afstromend water op te stuwen teneinde dit tijdelijk te bergen. | |
zeepok | Balanoïdea | rankpootkreeft, uit de onderorde der Balano- morpha, familie der Balanidae. | |
technisch vaarwegbe- heer | bakbeheer | het op de vereiste diepte en breedte houden van de vaargeul (baggeren) ten behoeve van de scheepvaart, het beschermen van de oevers tegen golfafslag door de scheepvaart (onderhoud 'harde' oevervoorzieningen) en het verwijderen van obstakels in de vaargeul . | |
specie | baggerspecie | gebaggerde grond| onderhoudsb agger | door uitgraven of baggeren verkregen grond | |
shigellose | bacillarie dysenterie | soort dysenterie | |
byssusdraad | baard | stevige eiwitdraden, waarmee een mossel zich vasthecht aan het substraat | |
zeearm | baai | golf | langgerekte inham in open verbinding met zee en zonder rivierafvoer. | |
dispache | Averijregeling | door deskundigen opgemaakte berekening en verdeling van zeeschade onder belanghebbenden (reder en verzekeraar). | |
autoafzetplaats | autosteiger | voorziening die de mogelijkheid biedt een auto van en naar boort te zetten. | |
automatische piloot | Automatische stuurinrichting | instrument dat een schip die koers doet laten varen waarop men hem heeft ingesteld. | |
autecologie | auto-ecologie | studie van de relaties tussen individu en milieu. | |
roll on/roll off-schip | Ro/ro | autocarrier | schip met verschillende dekken, die met schuine opritten of liften met elkaar verbonden zijn. |
noorderlicht | aurora borealis | poollicht | lichtverschijnsel dat men in de buurt van de noordpool kan waarnemen. | |
zuiderlicht | aurora australis | poollicht | lichtverschijnsel dat men in de buurt van de zuidpool kan waarnemen. | |
organisch drooggewicht | asvrij drooggewicht | massaverschil tussen het drooggewicht en het asgewicht. | |
astronavigatie | Astronomische | ||
coördinaatstelsel | assenstelsel | stelsel van drie assen die elkaar in een punt loodrecht snijden, waarmee ieder punt ruimtelijk vastgelegd kan worden met afstanden tot de X, Y en Z-as | |
gloeirest | GR | asrest | de hoeveelheid anorganische stof aanwezig in een monster afvalwater of slib. |
mastiek | Asfaltmastiek | warm bereid asfalt met een continu gegradeerd mengsel van zand en vulstof en een overmaat aan bitumen, dat nagenoeg geen holle ruimte heeft | |
pekelkreeft | Artemia salina | primitief schaaldier | |
kevlar | Aromatische polyamide | zeer sterke kunststof, waarmee onder andere bepaalde polyester jachten worden versterkt. | |
archiefnummer dossier | Archiefnummer dossier meetpunt | archiefcodenummer waaronder relevante informatie op papier of andere informatiedrager in een archief aanwezig is | |
maricultuur | aquacultuur | de kweek en/of de ontginning van schelpdieren op zee, in de directe omgeving van de kustlijn (8 a 10km). | |
appendagekelder | appendageput | kelder of put waarin toestellen en onderdelen staan die dienen ter completering van een technische installatie | |
aangroeiwerende verf | anti-fouling | verf die op scheepsrompen wordt aangebracht om de aangroei van bacteriën, algen, wieren, zeepokken, kokerwormen, mosselen en andere organismen te voorkomen. | |
slingertank | anti slinger tank | elk van de door buizen met elkaar verbonden tanks aan weerszijden van het schip die dienen om het slingeren tegen te gaan. | |
drijfnet | ansjovissleepnet | bestaat uit een lange strook want dat verticaal in het water hangt en rechtop gehouden wordt door drijvers. | |
lier | ankerlier | windas | mechanisch hulpmiddel om grote kracht op een schoot, val of ketting te kunnen uitoefenen. | |
ankerbal | Ankerbol | dagmerk in de vorm van een goed zichtbare zwarte bol op het voorschip | |
chronische bloedarmoede | anemia | bloedarmoede ontstaat wanneer rode bloedcellen niet genoeg zuurstof transporteren naar de lichaamsweefsels | |
meetduur | analysetijd | de tijd die nodig is om een enkele meting uit te voeren | |
waardebepalingme- thode | analysemethode | verkrijgingmethode | wijze waarop de meetwaarde bepaald is | |
anadroom | anadrome vis | trekvis die in zout water leeft en in zoet water paait. | |
amebiase | amoebe dysenterie | ziekte veroorzaakt door Entamoeba hystolica | |
ambivalentie | ambiquity | de situatie die verkregen wordt wanneer een set metingen zoals bepaald door een systeem meer dan één mogelijke oplossing geeft. | |
alkaliteit | ALKLTT | alkaliniteit | alkali- citeit | het vermogen van water om zuur op te nemen (zuurbufferend vermogen), meestal tot een pH van 4,5 is bereikt. |
thunnus alalunga | Albacore | witte tonijn | |
opschalingniveau | alarmniveau | moment waarop opschaling plaats vind | |
wash-akkoord | Akkoord van Schotland | ook akkoord van Schokland. Akkoord waarin Nederland aangeeft 50 miljoen mensen in 2015 te hebben voorzien van Water, Sanitatie en Hygiene. | |
airconditioning | airco | installatie voor de regeling van luchttemperatuur | |
generator | Aggregaat | werktuig dat elektrische energie opwekt | |
negatieve stuwkrom- me | afzuigkromme | valkromme | de waterspiegel in een waterloop waar de diepte kleiner is dan de evenwichtsdiepte als gevolg van een benedenstroomse verkleining van de even- wichtsdiepte. | |
topafvoer | afvoerpiek | de grootste afvoer die gedurende een hoogwaterperiode voorkomt | |
afvoerfrequentie | afvoeroverschrij- dingfrequentie | het aantal keren dat een bepaalde afvoer in een zekere periode wordt bereikt of overschreden. | |
specifieke afvoer | afvoerintensiteit | afvoer per oppervlakte-eenheid van het beschouwde gebied (met een gekozen overschrijdingsfrequentie) die wordt gebruikt voor het ontwerp van leidingen en bijbehorende kunstwerken. | |
goot | afvoergoot | een afvoergoot voert hemelwater bovengronds af over een relatief lange afstand naar bijvoorbeeld een infiltratievoorziening. | |
rioolwaterzuiveringsinstallatie | RWZI | afvalwaterzuiveringsinstallatie | zuiveringsinstallatie | de installatie die zorg draagt voor de zuivering van afvalwater |
influent | Afvalwater via riool | rioolwater | de waterstroom die een systeem of een behandelingseenheid binnenkomt. | |
zuiveringsinfrastruc- tuur | afvalwater infrastructuur | een samenstel van transportstelsel(s), RWZI('s) en SVI('s) | |
afstandsaanduiding overige punten | Afstandsaanduiding lozing- | ||
schuif | Afsluiter | sluiting om hevels, sifons en doorlaatwerken te modelleren, die regelbaar zijn door de aanwezigheid van een of meer van dit soort sluitingen. Schuivend blad om iets af te sluiten | |
afsluitdam | afsluitdijk | dam welke een ongewenste stroming afsluit | |
aanlegplaats | afmeervoorziening | een plaats gelegen in een vaarweg, bedoeld voor het ligplaats nemen met schepen c.q. recreatie- vaartuigen, niet zijnde woonschepen, voor een bepaalde periode. | |
overnamepunt | afleveringspunt | inlaat | inprikpunt | overdrachtspunt | het punt waar de verantwoording over het werk waarmee afvalwater wordt getransporteerd, overgaat van een instantie/bedrijf op de waterkwaliteitsbeheerder | |
lozing | aflaten | kunstmatige of natuurlijke afvoer van overtollig water. | |
offshore | aflandig | op volle zee plaatsvindend of zeewaarts gericht | |
eb | afgaand water | ebbe | de toestand waarin de ebstroom overheerst. | |
eb | afgaand water | ebbe | het dalen van de waterspiegel na de vloedkente- ring. | |
dilatatiefactor | A-factor | waterspanningfactor (i.v.m. belastingsgeschie- denis) (van Skempton) | |
beluchten | aeratie | het op het juiste moment met, de juiste hoeveelheid lucht of zuurstof in aanraking brengen van actief slib | |
richtlijnen heffing | Advies heffingen | naar aanleiding van een controlebezoek bij een bedrijf, in het kader van de heffingsverordening, of rapportage van een zelfbemonsterende bedrijf kan aan de afdeling heffingen een advies gegeven worden over de hoeveelheid Vervuiling Eenheden (VE) er voor de WVOW heffing voor het betreffende bedrijf opgelegd moet worden. | |
zeemist | advectiemist | mist die op zee vooral in het late voorjaar en de vroege zomer optreed | |
achtergrondwaarde | achtergrondcon- | ||
dichtheid van waterdamp | v | absolute vochtigheid | de massa van waterdamp per volume eenheid. |
grond | aarde | de min of meer losse, met lucht en water vermengde stof waaruit de bovenste aardlaag bestaat | |
af-/aanvoervak | aanvoervak | af- voervak | tak | een aanduiding van de onderverdeling in de lengterichting van wateren, waarbij de onderverdeling ontstaan is door het dimensioneren van een stelsel van wateren aan de hand van hydraulische parameters | |
af-/aanvoergebied | Af-/ (en) aanv.geb( ied). | aanvoergebied | afvoergebied | af- wateringsgebied | bemalinggebied | boezemgebied | stroomgebied | een gebied begrenst door (stroom)scheidingen, waaruit beschouwd vanuit het afvoerpunt het water van dat gebied afstroomt of via bemaling getransporteerd wordt naar het desbetreffende afvoerpunt. |
alluvium | aanspoeling | alluviaal | sedimenten die door erosieprocessen zijn afgezet, meestal door rivieren. | |
afvalwatertransport- werk | aansluitleiding | een verbinding met dezelfde diameter (segmenten) tussen gemeentelijke riolen en rioolwaterzuiveringsinstallaties alsmede zuive- ringswerken niet zijnde rioolwaterzuiveringsinstallaties (persleidingen c.a., ontluchtingspunten, overstortpunten en rioolgemalen). | |
aanslagregel | aanslag | de formele beschrijving van een belastingschuld, zoals opgenomen op een aanslagbiljet | |
hydrodynamische periode | aanpassingstijd | de tijd die nodig is om vanaf het aanbrengen van een belasting, de wateroverspanning te laten afnemen tot deze (vrijwel) geheel is verdwenen. | |
opdrachtnemer | aannemer | rechtspersoon die in aanmerking komt om tegen vergoeding een opdracht uit te voeren. | |
monsteren | aanmonsteren | zich rechtens verbinden en op de monsterrol doen inschrijven als lid van de bemanning. | |
onshore | aanlandiq | op het vasteland plaatsvindend of gericht naar het vasteland | |
buitenboordmotor | Aanhangmotor | aanhangmotor voor kleinere vaartuigen, die aan de achtersteven wordt bevestigd. | |
aalhoekwant | Aalwant | vistuig met hoeken (haken) om paling te vangen. | |
mediaan | 50% percentiel | de middelste | |
overige relevante watersystemen (ii van ii) | 2e orde watersystemen | waterlopen die naast de belangrijkste nog kunnen worden onderscheiden en die eveneens 'beeldbepalend' zijn | |
twaalfmijlsgrens | 12-mijlszone | grens van de territoriale wateren op twaalf mijl uit de kust. | |
1% norm | een wetland wordt in de conventie van Ramsar beschouwd als internationaal belangrijk als het regelmatig meer dan 20.000 watervogels herbergt of als er regelmatig minstens 1 % van de individuen van een geografische populatie van één of meer watervogelsoorten aanwezig is (het zogenaamde 1 % -criterium). | ||
17b-estradiol equivalenten | EEQ | mate voor de hormoonverstorende activiteit door deze uit te drukken ten opzichte van het natuurlijke oestrogene hormoon 17b-estradiol | |
1d-alfanumerieke- constante | alfanumerieke constante. | ||
1d-berekening | meta-informatie over de berekening met een 1D-oppervlaktewatermodel. | ||
1d-bodemsprong | 1D-Kunstwerk waarmee een abrupt verschil in bodemhoogte in de stroomrichting in een waterloop wordt weergegeven. | ||
1d-brugpijler | een geschematiseerde weergave van een of meerdere brugpijler(s) die dwars op de stroomrichting in een waterloop is/zijn gesitueerd. | ||
1d-constante | waarde van een toestandsvariabele. | ||
1d-duiker | een geschematiseerde weergave van een duiker | ||
1d-dwarsprof-hoogte- breedte-rel | de stroomvoerende breedte en de totale breedte op het betreffende niveau in het dwarsprofiel. | ||
1d-dwarsprofiel | set gegevens waarmee de denkbeeldige doorsnijding van een 1D-vak of gedeelte daarvan, eventueel samengesteld als geschematiseerd gemiddelde van een of meerdere actuele en/of historische dwarsprofielen, wordt vastgelegd | ||
1d-dwarsprofiel- cirkelboog | de gegevens waarmee een cirkelvormig dwarsprofiel wordt beschreven. | ||
1d-dwarsprofiel-lijn | de gegevens van een dwarsprofiel, dat wordt beschreven door de breedte op een of meer niveaus. | ||
1d-dwarsprofiel- trapezium | de gegevens waarmee een trapeziumvormig dwarsprofiel wordt beschreven. | ||
1d-functie(t) | de parameters waarmee een tijdfunctie wordt beschreven. | ||
1d-functie(u) | de parameters waarmee een functie van de uitvoerwaarden van een rekenpunt wordt beschreven. | ||
1d-gebied | de informatie voor het berekenen van de afvoer (lozing) uit een op het netwerk afwaterend gebied. De lozing wordt in een 1D- schematisatiepunt aan de schematisatie toegevoegd. | ||
1d-gemaal | een geschematiseerde weergave van een gemaal | ||
1d-hevel | een geschematiseerde weergave van een hevel | ||
1d-interne randvoorwaarde | de interne randvoorwaarde, opgelegd door een 1D-Kunstwerk. | ||
1d-knooppunt | een virtueel punt dat de begrenzing vormt van een of meer 1D-vakken | ||
1d-krooshek | een geschematiseerde weergave van een krooshek | ||
1d-kunstwerk | 1D-Schematisatiepunt waar een kunstwerk in een 1D-vak is gesitueerd. | ||
1d-kunstwerk- algemeen | de karakteristieken van een kunstwerk in het algemeen dat niet getypeerd is. | ||
1d-kunstwerkpunt | een aan/-afvoerpunt van een kunstwerk. | ||
1d-lozingspunt | 1D-Schematisatiepunt waar water van buiten het model wordt toegevoegd aan een 1D-vak. Indien de hoeveelheid negatief is, wordt water onttrokken. | ||
1d-numerieke- constante | numerieke constante. | ||
1d-qh-relatie | de gegevens voor het beschrijven van de relatie tussen debiet en waterstand. | ||
1d-randknooppunt | een 1D-knooppunt dat de begrenzing vormt van een enkel 1D-vak. | ||
1d-randvoorwaarde | de informatie voor het berekenen van de toe- standsvariabelen in de 1D-randknooppunten. | ||
1d-rekenpunt | een virtueel punt in een 1D-vak waarin de wiskundige vergelijking die de waterbeweging (of stoftransport) beschrijft wordt opgelost. | ||
1d-schematisatie | meta-informatie over de schematisatie van het 1D-oppervlaktewatermodel. | ||
1d-schematisatiepunt | punt op een 1D-vak waar interne randvoorwaarden, zoals waterstanden, debieten, stofconcentraties, vrachten of meteogegevens worden gespecificeerd, | ||
1d-schuifstuw | een geschematiseerde weergave van een beweegbare schuif, die dient om de waterstand boven- en benedenstrooms van de constructie of een debiet te regelen. | ||
1d-segment | rekeneenheid van het waterkwaliteitsmodel. Een 1D-segment omvat een of meer 1D-vakken of gedeelten daarvan. De eigenschappen van een 1D-segment zijn over de gehele lengte gelijk. De eigenschappen van inliggende 1D-vakken, zoals dwarsprofielgegevens worden | ||
1d-segmentpunt | punt in een 1D-vak dat de begrenzing vormt van een of meer segmenten. In een 1D-segment kunnen splitsingen of samenvoegingen van (gedeelten van) 1D-vakken voorkomen. In die gevallen wordt het 1D-segment door meer dan twee 1D-segmentpunten begrensd. | ||
1d-segmentpunt- relatie | de relatie waarmee geregistreerd wordt welke segmentpunten een segment begrenzen. Een segmentpunt kan de grens vormen van meer segmenten. | ||
1d-startwaarde | de waarden van de toestandsvariabelen op een 1D-rekenpunt bij het begin van de berekening. | ||
1d-stuurwaarde | de informatie voor het sturen van een 1D- kunstwerk. | ||
1d-stuw | een geschematiseerde weergave van een constructie met een vaste drempel of een beweegbare klep. De klep dient om de waterstand boven- en benedenstrooms van de constructie of een debiet te regelen. | ||
1d-stuwduiker | een geschematiseerde weergave van een stuw- duiker | ||
1d-stuw-uitgebreid | een geschematiseerde weergave van een constructie met een vaste drempel en een vaste of beweegbare schuif c.q. klep. De schuif/klep dient om de waterstand boven- en benedenstrooms van de constructie of een debiet te regelen. | ||
1d-tijdreeks | de waarden van een toestandsvariabele, vastgelegd als een tijdreeks. | ||
1d-uitvoerpunt | een 1D-rekenpunt waarvan de resultaten van de berekening worden weggeschreven | ||
1d-uitvoerpunt- instelling | de instelling van een uitvoerpunt tijdens een berekening. | ||
1d-uitvoertraject | een verzameling 1D-uitvoerpunten gelegen langs een aaneengesloten deel van de schematisatie. | ||
1d-uitvoerwaarde | de berekende waarden waarin de waarden van de toestandsvariabelen op een 1D-uitvoerpunt zijn vastgelegd. | ||
1d-vak | rekeneenheid van het waterkwantiteitsmodel. In een 1D-vak kunnen verschillende 1D- rekenpunten, 1D-schematisatiepunten en 1D- dwarsprofielen voorkomen | ||
1d-vak afstand | de afstand tussen een punt in een 1D-vak en de beginknoop van het 1D-vak, gemeten langs de verbindingslijn tussen begin- en eindknoop van het vak. De langste afstand in een 1D-vak is gelijk aan de lengte van het 1D-vak. | ||
1d-vak-uitvoertraject | een entiteit waarin is vastgelegd welke 1D- vakken behoren tot een 1D-uitvoertraject. | ||
1-mijlzone | zone, die tot 1 zeemijl zeewaarts loopt vanaf het dichtstbijzijnde punt van de basislijn. | ||
2,5-dichloor-6- nitroaniline | een benzeenring met een aminegroep (NH2) waarop de 2e en 5e plaats een Cl zit en op de 4e een NO2 | ||
2,6- dichloorfluorbenzami- de | een metaboliet van dichlobenyl, een bestrijdingsmiddel | ||
5-jaarlijkse toetsing | periodieke beoordeling van de veiligheid en sterkte van een dijkring | ||
aaljaagnet | rechthoekig net waarvan de opstaande zijden aan stokken zijn bevestigd. | ||
aalsgeweer | visnet voor de aalvangst. | ||
aalzegen | elke zegen waarvan de maaswijdte niet meer dan 25 millimeter en de lengte niet meer dan 40 meter bedraagt | ||
aan boord | a/b | wordt gebruikt in adressering, bijvoorbeeld: Jan Visser, a/b MS Spes Major. | |
aanbesteding | aanbesteden wil zeggen dat een opdrachtgever een nader omschreven (hoeveelheid) werk op de markt brengt en uitvoerende partijen in de gelegenheid stelt hiervoor een aanbieding (offerte) te doen. | ||
aanbestedingsprocedure | procedure voor het behandelen van aanbestedingen | ||
aanbestedingsregle- ment werken. | ARW | ||
aandeel waarde bebouwd | de waarde van het als gebouwd aangemerkte gedeelte inclusief ondergrond, die als onderdeel is opgenomen in de vastgestelde waarde van het Woz-object in gehele euro's. | ||
aanduiding bij huisnummer | de aanduiding die wordt gebruikt voor adressen die niet zijn voorzien van gebruikelijke straat- en huisnummeraanduidingen | ||
aanduiding naamge- bruik | een aanduiding voor de vaststelling van de wijze van het gebruik van persoonlijke gegevens zoals die door een persoon bij aanschrijving wordt gewenst | ||
aanduiding volgorde procedurestap | een aanduiding voor de plaats die een procedu- restap binnen het geheel van procedurestappen heeft, indien een ordening van dit geheel op basis van reguliere tijdvolgordelijkheid heeft plaatsgevonden | ||
aangeslibd land | land als gevolg van met water aangevoerde delen (slib) aangegroeid | ||
aangesloten verhard oppervlak | de totale hoeveelheid verhard en/of bebouwd oppervlak van de percelen die op het rioolbema- linggebied zijn aangesloten | ||
aangeven | het aan de afslag doorgeven van de vermoedelijke hoeveelheid te verkopen vis. | ||
aangifte procedure | de procedure volgens welke een aangifte dient te verlopen | ||
aangifteformulieren | formulieren waarmee aangifte van schade kan worden gedaan | ||
aangrijpingspunt object verkeersongeval | aanduiding voor waar het object werd geraakt dat betrokken was bij een verkeersongeval | ||
aangroeiing | hechting van plantaardige (algen) en dierlijke (zeepok) organismen aan het zich onder water bevindende deel van de scheepsromp | ||
aanhaakpunt | het punt waar de waterbeheerder de beinvloe- ding van de keten op het watersysteem moet/wenst te reguleren. | ||
aanlandig | de wind waait naar het land toe. | ||
aanleg | een maatregel die uitgevoerd wordt om een nieuw object te creëren | ||
aanleg | werksoort die bestaat uit het uitbreiden van het hoofd(vaar)wegennet door aanleg of verbreding van hoofd(vaar)wegen, verbetering van bestaande hoofd(vaar)wegen en maatregelen die bijdragen aan een capaciteitsvergroting van de bestaande infrastructuur (benutting). | ||
aanlegdiepte | het niveau van de onderkant van de constructie, vastgelegd ten opzichte van NAP of het maaiveld of een bouwpeil | ||
aanleghoogte | kruinhoogte van de waterkering onmiddellijk na het gereedkomen ervan. | ||
aanleghoogte bovenkant leiding | de hoogte van de buitenzijde van de bovenkant van de leiding ten tijde van de aanleg in meter ten opzicht van het normaal amstersdam peil | ||
aanleghoogte onderkant leiding | de hoogte van de onderkant van de buitenzijde van de leiding ten tijde van de aanleg in meter ten opzicht van het normaal amstersdam peil | ||
aanlegsteiger | een voorziening om schepen aan te laten meren. | ||
aanlegvergunningen- regime | een regeling met juridische basis in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarbij krachtens voorschriften in een bestemmingsplan een vergunning van burgemeester en wethouders nodig is voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden. | ||
aanleiding verkeersongeval | aanleiding tot een verkeersongeval | ||
aanloopsnelheid | de laagste stroomsnelheid waarbij een propeller of cupmolen in beweging komt. | ||
aanmaning | schriftelijke mededeling voor het voldoen van een betaling | ||
aanmonsteren | in dienst nemen van schepelingen voor een reis. | ||
aannames van dupuit | de navolgende aannames voor het debiet in een open aquifer: a: de hydraulische gradiënt is gelijk aan het verhang van de waterspiegel | b: de stroomlijnen zijn horizontaal | c: de equipotenti- aal lijnen zijn verticaal | ||
aanneming | de verbintenis enig werk op bepaalde voorwaarden te volbrengen. | ||
aanpassing | een genetisch bepaalde karakteristiek die de mogelijkheid van een organisme om met zijn omgeving om te gaan verbeterd. | ||
aanrijking | het opconcentreren van stoffen in een bepaalde fractie. | ||
aanslag type | aanslagen van verschillende belastingsoorten kunnen gecombineerd worden op 1 biljet. Ze moeten dan wel van hetzelfde type zijn bv: belasting die met een peildatum werken of voor een gebruiks periode heffen. | ||
aanslagbedrag | het resultaat van de heffingsberekening die voor een bepaald heffingsobject aan een heffings- plichtige opgelegd is | ||
aanslagbiljet bedrag | het totaal bedrag van alle aanslagregel bedragen die de heffingsplichtige moet betalen aan een waterschap. | ||
aanslagnummer | een combinatie van gegevenselementen die een aanslagbiljet uniek kunnen identificeren. Dit nummer wordt gebruikt als betalingskenmerk of als aanslagkenmerk voor de heffingsplichtige ingeval van correspondentie. | ||
aanslagpeil pomp gemaal | het aan te stellen peil op grond waarvan het gemaal begint te werken | ||
aansluitconstructie | het gehele dwars- en lengteprofiel van een grondconstructie in zijn afwijkende vorm, bij de overgang naar een duin, hoge gronden of een kunstwerk | ||
aantal | een bepaalde hoeveelheid als resultaat van een telling | ||
aantal inwoners equivalenten | het werkelijke aantal inwoners afkomstig van opgave van de gemeente, of afkomstig uit het rioleringsplan en geldend voor een bepaald jaar. | ||
aantasting | verandering van fysische, chemische en mechanische eigenschappen van een materiaal onder invloed van het milieu waarmee het in contact komt | ||
aantoonbaarheids- grens | de laagste concentratie van de component in het laboratoriummonster waarvan de aanwezigheid nog met een bepaalde betrouwbaarheid kan worden vastgesteld. | ||
aanvaardbare dagelijkse dosis | ADI | schatting van de hoeveelheid schadelijke stof (bijvoorbeeld pesticiden) die gedurende een mensenleven dagelijks kan worden ingenomen via onder meer voedsel en drinkwater, zonder noemenswaardige gezondheidsrisico's. | |
aanvang condities ijking | de initiële hydrologische condities van een stromend systeem die weergegeven worden door de distributie van de waterstand in de aquifer op een bepaald moment dat correspondeert met voorgaande hydrologische omstandigheden in dat systeem. | ||
aanvangsstabiliteit | de weerstand tegen omslaan als de boot recht op het water ligt. | ||
aanvaring | de botsing van schepen met elkaar. | ||
aanverwant bekle- dingstype | niet-standaard-steenzetting of bekledingstype dat verwant is aan steenzettingen. | ||
aanvoerafsluiter | het afsluiten van een aanvoerleiding | ||
aanvoeren | het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewater halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater. | ||
aanvoersloot | sloot die dient voor de aanvoer van water naar de diverse gebieden die niet in eigendom bij het waterschap is. | ||
aanvraag vergunning | de aanvraag van een vergunning (positieve beschikking) | ||
aanvullende markering | markering naast de hoofdmarkering inde regel bedoeld om een ondieper gelegen vaargeul voor de recreatievaart aan te geven | ||
aanvullende waterbehoefte | het verschil tussen het potentiële neerslagtekort en de bodemwaterleverantie voor de situatie met aanvullende watervoorziening. | ||
aanwakkeren | het sterker worden van de windkracht. | ||
aanwas | door aanspoeling tegen de oever ontstaan land. | ||
aanwezige pompover- capaciteit | het deel van de pompcapaciteit dat werkelijk beschikbaar is voor de regenwaterafvoer (m3/h) in een rioleringsgebied of als verhouding tot de grootte van het afvoerend oppervlak (mm/h) | ||
aanwijzingsbesluit | een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit waarin een gebied als Natura 2000 gebied wordt aangewezen en begrensd en waarin de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied worden aangegeven. | ||
aanzegging | formele berichtgeving over te nemen acties naar aanleiding van een overtreding | ||
aard van het oppervlak | reliëf en bodemgesteldheid | ||
aarden baan | wegenbouwkundige term voor een uit grond bestaande constructie waarop een wegverharding wordt aangelegd. | ||
aardkorst | buitenste schil van de aardbol | ||
aardkundig waardevol gebied | gebied met specifieke landschappelijke kenmerken die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied | ||
aardlaag | algemene term voor een laag van de aardkorst - in de geologie worden aardlagen volgens de regels van de stratigrafie nader omschreven | ||
aaskuil | kuil voor het vangen van aas. | ||
abandonneren | verlaten of in de steek laten van het schip. | ||
abiotiek | het totaal aan fysiche en chemische abiotische factoren. | ||
abrasie | het tegen elkaar aanwrijven van het ene deeltje tegen het andere in een filtermedium of een ionenuitwisslingsbed. | ||
abs-keur | keurmerk van het American Bureau of Shipping. | ||
absolute positie | de positie van een punt t.o.v. de oorsprong, co- ordinaatassen en schaal van het coördinaatstelsel | ||
absolute waterdruk | pabs | de druk van het bodemwater overeenkomend met de som van de relatieve waterdruk en de atmosferische druk. | |
absoluut stelsel | een rioolstelsel waaruit al het ingezamelde afvalwater zonder kans op overstorten wordt afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringinstalla- tie. | ||
absoluutheid | de microgrootte van een filter | ||
absorptie | de overgang van een component naar een ander medium. | ||
abstracte klasse | klasse zonder objecten. | ||
abundant | talrijk voorkomend | ||
abundantie | het aantal van een soort dat men op een bepaalde oppervlakte en/of gedurende een bepaalde tijd waarneemt. | ||
abyssaal | betrekking op alles wat voorkomt in de diepzee | ||
abyssale vlakte | de diepzeetafel tussen 3000 en 6000 meter diepte. | ||
abyssopelagische zone | zone in de waterkolom van de oceanen vanaf een diepte van 4000 meter tot aan de oceaanbodem. | ||
academische titel | een formeel via het staatsblad gepubliceerde aanduiding van een wetenschap gelijke of andere graad van opleiding welke bij aanschrijving vooraf gaat aan de voornamen (dan wel de daarvan afgeleide naamgegevens) dan wel volgt op de achternaam. | ||
accidentele verontreiniging | dit type vervuiling vindt haar oorzaak in een plotselinge gebeurtenis binnen een kort tijdsverloop (maximum 72 uur) tussen het ontstaan van de verontreiniging en de manifestatie van de schade. | ||
accommodatie | benaming van de ruimten aan boord van het schip uitsluitend ten behoeve van de opvarenden. | ||
accord européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par voie de navigation du rhin | ADNR | reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn | |
accumulatie | ophoping | ||
achtergrondvertroebe- ling | vertroebeling buiten invloed van de baggeractivi- teit als gevolg van plaatselijk sedimenttransport, hydrologische- en meteorologische omstandigheden, passerende schepen, het aan- en afmeren van beunbakken e.d. | ||
achterland | het gebied aansluitend aan de landzijde van de waterkering. | ||
achterland | het gebied dat materiaal levert waarmee elders een nieuw pakket van afzettingsgesteenten wordt opgebouwd. | ||
achterlandverbinding | de transportverbinding tussen havens en regio's in het achterland. | ||
achterloopsheid | lekstroom achter een constructie om | ||
achterpiek | de ruimte tussen achtersteven of spiegel en het achterste waterdichte schot. | ||
achterschip | deel van het schip achter de grootste breedte | ||
acoustic doppler current profiler | ADCP | akoestisch meetinstrument dat gebruikmaakt van het dopplereffect om een stromingsprofiel (stroomsnelheid en -richting) op elke diepte) van de waterkolom op te maken. | |
acrylonitril butadieen styreen | ABS | kunststof materiaal dat onder andere wordt gebruikt voor de fabricage van surfplanken. | |
actiecentrum | de plaats van waaruit een dienst of organisatie de eigen bijdrage aan de rampbestrijding regelt | ||
actiecentrum cras | (actiecentrum voor) een taakgroep schadeexperts die zich door actief en passief informatie vergaren richt op het verkrijgen van een totaaloverzicht van ontstane schade | ||
actief beheer | het uitvoeren van werken als de aanleg van een infrastructuur en het bouwen van een zuiveringsinstallatie | ||
actief biologisch beheer | actief (door de mens) ingrijpen in een ecosysteem. | ||
actief bodembeheer | met actief bodembeheer wordt beoogd nieuwe verontreiniging te voorkomen en waar nodig de bodemkwaliteit te verbeteren om de bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. | ||
actief kool | dit is het meest gebruikte adsorptiemedium, dat geproduceerd wordt door koolstofbevattende stoffen of celluloselagen zonder lucht te verhitten. | ||
actief peilbeheer | peilaanpassing ten gevolge van peilbesluit actief realiseren | ||
actief slib | zuiverende biomassa in vlokvorm | ||
actiefslib installatie | type zuiveringsinrichting waarbij de zuiverende micro-organismen -het actief slib- zijn vermengd met afvalwater | ||
actieprogramma ruimte en cultuur, architectuur- en bel- vederebeleid | ARC | met dit actieprogramma versterkt de overheid de ruimtelijke kwaliteit van Nederland, door architectuur- en cultuurhistorisch beleid beter in te brengen in het ruimtelijk beleid | |
actieve groepen | ionen die stevig vastgemaakt zijn op de matrijs van een ionenuitwisselaar. | ||
actieve gronddruk | de minimaal optredend horizontale druk, die de grond uitoefent, wanneer een verticale wand in zijn geheel evenwijdig aan zich zelf van het grondlichaam af wordt verplaatst | ||
actieve gronddrukco- efficiënt | laagst mogelijke verhouding tussen horizontale en verticale spanning (b.v. direct achter een wand die van het grondmassief af beweegt). | ||
activiteit | een bepaalde werkzaamheid, verrichting | ||
activiteit per stap per rechtsverhouding | Akt. per stap per rechts- verh. | een in de procedure voor een specifiek type rechtsverhouding uit te voeren activiteit. | |
actoren | de betrokkenen (personen, organisaties en instanties) bij de uitvoering van het onderzoek of de sanering | ||
actualisatie-onderzoek | onderzoek dat wordt uitgevoerd om te controleren of oudere gegevens van de kwaliteit van de waterbodem nog geldig zijn. | ||
actualiteit | datum laatste update in verhouding tot aantal wijzigingen per tijdseenheid (of mate van wijzigingen). | ||
actueel grond- en op- pervlaktewaterregime. | AGOR | ||
actuele gebruiksfunctie | wijze waarop een gebied door de mens is aangewend. | ||
actuele hoogte bovenkant leiding | de meest recent ingewonnen hoogte van de buitenzijde van de bovenkant van de leiding in meter ten opzicht van het normaal amstersdam peil op de locatie waar monitoring plaatsvindt middels een zakbaken terhoogte van de vervangende damwand. | ||
actuele risico's | de daadwerkelijk optredende risico's van een aanwezige verontreiniging voor mens en milieu, waarbij rekening wordt gehouden met het feitelijk gebruik van de locatie door de mens, de aanwezige soorten in het ecosysteem en lokaal optredende verspreidingsprocessen met betrekking tot het grond- en oppervlaktewater. | ||
actuele sterkte | huidige werkelijke sterkte | ||
actuele sterkte | sterkte op moment van beoordeling | ||
actuele sterkte | verantwoorde schatting van de werkelijk ter plaatse van dijk en directe omgeving aanwezige schuifsterkte, ontleend aan voorkennis omtrent gedrag van dijk tijdens hoogst gemeten belas- tingomstandigheden., lab. onderzoek. aan lokaal gestoken monsters en/of terreinonderzoek. | ||
acute toxiciteit | giftigheid van een stof na eenmalige toediening | ||
acute toxiciteittoets | toets waarbij de mogelijke gevolgen van de blootstelling aan hoge concentraties of de toediening van hoge doseringen van een toxische stof binnen een kort tijdsbestek ten opzichte van de levensduur van de soort worden onderzocht. | ||
additionele berging | extra berging t.o.v. het verhard oppervlak. Vaak toegepast bij berekening volgens de 5 minuten analyse. | ||
adenovirussen | virussen met een dubbele DNA-streng | ||
administratief beheer | het verwerken van bedrijfsgegevens, het registreren en documenteren van correspondentie, financieel beheer en de administratieve organisatie van deze bedrijfsfunctie | ||
administratief gebied | Administratief geb. | een niet tastbaar begrensd grondoppervlak dat als eenheid geldt voor bestuurlijke verantwoordelijkheid, voor bedrijfsvoering, waarbinnen een specifieke rechtsverhouding te onderscheiden is of waarvoor een specifieke functie of bestemming geldt. | |
administratief stuur- gegeven | een administratieve eis vastgelegd in een bij een algemene regel behorend eisenpakket | ||
administratief verslag | vastlegging (handmatig of geautomatiseerd) over overschrijdingen van termijnen die in vergunningen of in algemene regels opgenomen zijn. | ||
administratief voorschrift | een administratieve eis, vermeld in de wvow- vergunning | ||
admiraalzeilen | manoeuvre van eskaders zeiljachten onder aanvoering van een gekozen 'admiraal'. | ||
admiralty charts | zeekaarten uitgegeven door het Britse Hydrographie Department of the Admiralty. | ||
adres | de gegevens over een adres | ||
adsorptie | de hechting van verbindingen in oplossingen aan het oppervlak van vaste stoffen. | ||
adsorptiecomplex | het totaal van de klei- en humusdeeltjes in de bodem die betrokken zijn bij het adsorptie- desorptieproces. | ||
adsorptiefilter | een afscheider die zorgt voor adsorptie van verontreinigingen aan reactieve deeltje | ||
advectie | transport van opgeloste stof door meevoering met de grondwaterstroming. | ||
advectie | het proces waarbij een atmosferische grootheid wordt getransporteerd door de horizontale beweging in de atmosfeer (wind). | ||
adventiefwortels | wortels die ontstaan aan bovengrondse plantedelen, onder invloed van bijzondere omstandigheden | ||
adventus | standaard met afspraken over de opslag en definitie van de gegevens over water. Is opgevolgd door Aquo. | ||
advies | datgene wat men tegen een ander zegt om hem te helpen. Ook: raad, raadgeving, aanbeveling | ||
adviesaanvraag | de aanvraag van een advies met als doel te komen tot een beslissing ter ondersteuning van de gebruiksfuncties van een watersysteem | ||
adviesdienst verkeer en vervoer | AVV | ||
adviesgroep | AVM | orgaan samengesteld uit alle betrokken overheden en belangengroep dat de dijkbeheerder (initiatiefnemer in MER-procedure) adviseert over verbeteringsproject. De adviesgroep neemt geen besluiten. | |
adviseur | organisatorische eenheid of derde die advies geeft op grond van specifieke kennis | ||
aërobe bacteriën | dit zijn bacteriën die hun substraat (voeding) oxideren door middel van zuurstof ademhaling en die zich voeden met de energie die door dit proces wordt gecreëerd. | ||
aërodynamische weerstand voor waterdamp transport | ra | de weerstand voor het transport van waterdamp E in de luchtlaag tussen het ge- was/bodemoppervlak z1 en de hoogte van de meting z2 | |
aërosol | systeem van fijne vaste of vloeibare deeltjes (< 30 um diameter) verspreid in of via een gas. | ||
afbraak | fysisch, Chemisch of biochemisch proces waarbij stoffen worden afgebroken | ||
afbreekbaarheid van een stof | dit heeft betrekking op de snelheid waarmee een stof door micro-organismen of door chemische reacties wordt afgebroken. | ||
afdekken | het aanbrengen van een laag boven de verontreinigde bodem teneinde contactrisico's te beperken. | ||
afdekking | ter bescherming of ter voorkoming van emissie | ||
afdichting | het aanbrengen van een civieltechnische isolatielaag in de vorm van een laag tussen de verontreinigde bodem en de omgeving. | ||
affiniteit | de scherpte waarmee een ionenuitwisselaar een contra-ion oppakt en vasthoudt. | ||
afgiftesnelheid | de snelheid waarmee een bepaalde stof uit een medium wordt overgedragen aan een ander medium. | ||
afhankelijke factor | een factor behorend tot een ecosysteem, die tijdens de ecosysteemontwikkeling aan verandering onderhevig is, bijvoorbeeld bodem, voedselrijkdom, zuurgraaddynamiek, vegetatie, landschap. | ||
afhankelijke variabele | variabele die ten opzichte van één of meer onafhankelijke variabele(n) verandert | ||
afkoppelen | het regenwater van verhard oppervlak infiltreren in de bodem of geleiden naar watergangen in plaats van op de riolering. | ||
aflaatleiding | buis of stelsel van buizen dat wordt gebruikt om b.v. een tank deels af te laten, wordt gebruikt om het proces te beï<nvloeden. | ||
aflaatpeil | het vastgestelde peil waarbij de vijver begint met het lozen van geborgen water | ||
aflaatput | put om een tank of bassin in te laten leeglopen | ||
aflandig | zegt men van een wind die naar de zee of het water gericht is. | ||
afloopvoorziening | voorziening die de bemanning de mogelijkheid geeft vanaf het schip de vaste wal te bereiken | ||
afmeren | het degelijk bevestigen van de boot aan een steiger, kade of meerboei. | ||
afmonsteren | het dienstverband op een bepaald schip beëindigen. | ||
afotisch | zonder licht | ||
afrastering | kunstmatig opdelingobjecten t.b.v. scheiding van vastgoedobjecten of virtuele gebieden. | ||
afschaling | proces van afnemen van opschaling | ||
afscheider | een afscheider scheidt het regenwater af van de daarin bevindende verontreinigingen | ||
afscheidingsrende- ment | percentage van de stof welke door afscheiding uit het oorspronkelijke medium is verwijderd | ||
afschrijving | boekhoudkundig middel om de economische waarde van een kapitaal goed te beschrijven. | ||
afschrijving | procedure van een organisatie of bedrijf om fondsen apart te zetten voor de vervanging van kapitale goederen zodra deze verouderd raken. | ||
afschuiven | (Onder frequent voorkomende omstandigheden optredende) neiging tot afglijden van een bekleding langs een talud doordat een wateroverdruk onder de bekleding en de ondergrond zodanig vermindert dat deze kleiner wordt dan de component van het eigen gewicht van de bekleding langs het talud | ||
afschuiving | verzamelnaam voor faalmechanismen waarbij beweging van toplaag en eventueel andere lagen langs het talud plaatsvindt. | ||
afschuiving | verschuiving van een gedeelte van de aardkorst naar beneden | ||
afslaan | verkoop met bedragen van inzet in afdalende reeks. | ||
afslag | de ondermijning van kust-, duin- en oeverge- deelten door werking van het water. | ||
afslaglijn | een lijn in lengterichting van de kust die de af- slagpunten verbindt | ||
afslagprofiel | evenwichtsprofiel van een duin tijdens de maatgevende storm. | ||
afslagprofiel | het resterende profiel van een hoog voorland, inclusief dijk, na aanzienlijke buitendijkse erosie. | ||
afslagpunt | het snijpunt van het afgeslagen duinfront met het rekenpeil. | ||
afslagzone | zone van het duin die tijdens stormvloed afslaat. | ||
afslechten | bedaren van de zee. | ||
afslibbaar | het percentage of gehalte aan minerale deeltjes kleiner dan 0.016 mm | ||
afsluiter (model) | GPV | voorziet in de mogelijkheid om toestellen en situaties met een unieke afvoer - stijghoogte relatie te modelleren, zoals turbines, terugslagkleppen en het gedrag van bronbemaling. | |
afsluiterput | put waarin afsluiters zijn geplaatst | ||
afsluiting | (Vaar)wegdeel is tijdelijk of definitief gesloten (verboden) voor al het verkeer. | ||
afsluitmiddel groot | een grote beweegbare constructie met als doel een waterkerende functie te kunnen laten vervullen | ||
afsluitmiddel klein | een onderdeel met als doel een waterkerende functie te kunnen vervullen | ||
afsnijden | beëindigen van de teelt door het wegtrekken van de vis. | ||
afsnijding | direct kanaal, natuurlijk of kunstmatig, die twee punten langs een stroom verbindt, zodat de lengte van de verbinding korter wordt en het verhang toeneemt. | ||
afstand tot nulpunt waterkering | de langs de referentielijn van een oppervlaktewater of een waterkering gemeten afstand tussen het in de referentielijn gelegen getransponeerde centrale punt van de dijkpaal enerzijds en anderzijds het als zodanige vastgestelde nulpunt van de waterkering | ||
afstand tot obstakel | afstand van het obstakel tot de binnenkant van de kantstreep (bij afwezigheid van een kant- streep: de afstand van het obstakel tot de kant van de verharding) | ||
afstandaanduiding kabel / leiding | de langs de referentielijn van een oppervlaktewater of een waterkering gemeten afstand tussen het in de referentielijn gelegen getransponeerde punt van de kabel of leiding enerzijds en anderzijds het vigerende referentiepunt | ||
afstandaanduiding meetpunt | de langs het hart van een water in lengterichting gemeten afstand tussen het in het hart van het water gelegen getransponeerde centrale punt van het meetpunt enerzijds en anderzijds het vastgestelde nulpunt van dit water. | ||
afstandhouder | kunststof of metalen element dat tussen toplaagelementen wordt aangebracht om het open- ruimtepercentage te vergroten. | ||
afstandsaanduiding dijkpaal | de langs de referentielijn van een waterkering gemeten afstand tussen locatie van het object enerzijds en anderzijds het vigerende referentiepunt | ||
afstandsaanduiding knooppunt | de langs het hart van een water in lengterichting gemeten afstand tussen het in het hart van het water gelegen virtuele knooppunt enerzijds en anderzijds het vastgestelde nulpunt van dit water | ||
afstandsbediening | bediening waarbij technische hulpmiddelen nodig zijn om zicht te hebben op het te bedienen object omdat het personeel niet direct bij het object is gehuisvest | ||
afstemming | de wijze waarop sector en facetplannen in overeenstemming met elkaar worden gebracht, zowel horizontaal als diagonaal. | ||
afstroming | het transport van water uit een bepaald (stroom-)gebied. | ||
afstromingdiagram | een grafische weergave van de hydrologische situatie in een gebied. | ||
afstromingdiepte | het afstromingvolume uit een stroomgebied, gedeeld door de oppervlakte over een specifieke tijd. | ||
aftapafsluiter | het afsluiten van aftapleiding | ||
aftapput | put waarin een leiding of vat kan worden afgetapt | ||
aftuigen | de tuigage van de boot afnemen. | ||
afvalstof | restproduct van een proces | ||
afvalstroomformulier | formulier waarmee toestemming wordt verleend voor het ontdoen van bedrijfsafval of gevaarlijk afval. | ||
afvalwater | vloeibare afvalstoffen die via het riool of per as aangevoerd worden. | ||
afvalwater | water dat na gebruik overblijft en biologisch, chemisch of thermisch is verontreinigd | ||
afvalwater | water dat wordt geloosd door huishoudens, bedrijven en instellingen. | ||
afvalwater kwaliteits- model | model wat de stroming en concentratie van diverse indicatoren van de vervuilingvracht in afvalwater kan simuleren zoals dit door de riolering stroomt. | ||
afvalwaterbehandeling door derden | het laten verwerken van afvalwater afkomstig uit het beheersgebied van andere beheerders van afvalwaterzuiveringsinstallaties. | ||
afvalwaterkelder | kelder of put voor de verzameling van rioolwater in een rioolgemaal | ||
afvalwaterstroom | een volgens het lozingsschema afzonderlijke stroom van afvalwater die al dan niet een lo- zingsobject verlaat en die bij verlaten van het lozingsobject valt onder een lozing als bedoeld onder artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren | ||
afvloeiingscoéfficient | berekeningsfactor waarmee de berekende verharde oppervlakken moeten worden vermenigvuldigd. De factor is afhankelijk van het type verharding. | ||
afvoer | Q | AFVR | debiet uit een gebied. | |
afvoer tussen de oevers | afvoer bij de hoogste waterstand tussen de oevers. | ||
afvoercapaciteit | de hoogste afvoer die onder bepaalde omstandigheden een waterloop of kunstwerk kan passeren. | ||
afvoercoëfficiënt | coëfficiënt die bij de berekening van de afvoer over en door kunstwerken de gevolgen van onvolkomenheden in de schematisatie van de waterbeweging compenseert. | ||
afvoerduurlijn | grafische weergave waarin de afvoer is afgezet tegen het aantal dagen per jaar dat de betreffende afvoer wordt bereikt of overschreden. | ||
afvoeren | het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater. | ||
afvoeren (van regenwater) | afvoeren is het mechanisme, waarbij regenwater via goten, leidingen en/of waterlopen buiten de gebiedsgrenzen wordt gebracht. | ||
afvoerend oppervlak per inwoner | per inwoner aanwezig afvoerend oppervlak (m2 / inwoner) binnen een rioleringsgebied | ||
afvoergebied | een cluster van peilgebieden met als gemeenschappelijk kenmerk dat ze via een gemeenschappelijk punt hun water lozen op een hoofdsysteem. | ||
afvoerhydrologie | tak van de hydrologie die zich specifiek richt op de afvoer van water uit een bepaald gebied. | ||
afvoerleiding | leiding die water wegleid van een waterrad of turbine. | ||
afvoermeet locaties (selecteren) | het proces waarbij monitoringlokaties voor de afvoermeting worden gekozen. | ||
afvoernorm | de theoretische afvoercapaciteit berekend op basis van normen van de waterkwaliteitsbeheerder (m3/h) in een rioleringsgebied | ||
afvoernorm toets | de afwijking van de gewenste afvoer ten opzichte van de berekende normafvoer, van een rioleringsgebied, uitgedrukt in procenten | ||
afvoerput | put in een voor- of nabezinktank waarin materiaal wordt verzameld | ||
afvoerrelatie | verband tussen de afvoer en een of twee bijbehorende waterstanden | ||
afvoersysteem | het samenhangend geheel van drainagebuizen, greppels, waterlopen, kunstwerken en lozing- middelen voor de afvoer van water uit een gebied. | ||
afvoerverlooplijn | grafische weergave van het verloop van de afvoer in de tijd. | ||
afwaaiing | mate van de verlaging van het peil onder invloed van de wind. | ||
afwaaiing | verlaging van het peil onder invloed van de wind. | ||
afwatering | de afvoer van water via een stelsel van open waterlopen naar een lozingspunt van het afwate- ringsgebied. | ||
afwateringseenheid | gebied dat een stelsel van wateren of riolen met de daarop lozende gronden omvat en rechtstreeks loost op buitenwater | ||
afwateringsgebied | een gebied waaruit het water wordt afgevoerd. | ||
afwegingen | het proces van afwegen van de kosten en baten die verloren gaan door het kiezen van alternatieve doelen. | ||
afwentelen | het ongevraagd aan anderen overdragen van waterkwantiteits- en kwaliteitsproblemen of daarmee gepaard gaande kosten en bestuurlijke verantwoordelijkheden in ruimte en tijd. | ||
afwijkend streefpeil | de van het vigerende peilbesluit afwijkende door de beheerder na te streven waterstand krachtens een ontheffing | ||
afwikkeling | afhandeling, afdoening | ||
afzanding | de afgraving, verlaging en vereffening van hoge zandgronden. | ||
afzet | |||
afzuigventilator | ventilator waarmee lucht wordt afgezogen uit een ruimte | ||
agger | kleine rijzing en daling van de zeespiegel tijdens de laagwaterperiode. | ||
agglomeratie | een proces waarbij kleinere deeltjes samen worden gevoegd om een grotere massa te vormen. | ||
aggregatie | een associatie tussen een samengestelde klasse en een component klasse (maakt deel uit van). Objecten van de deelklasse kunnen worden toegevoegd of verwijderd zonder dat de geheelklasse ophoudt te bestaan. | ||
agrarisch bedrijf | een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren. | ||
agrarisch bouwblok | een bouwblok dat is bestemd voor agrarische doeleinden. | ||
agrarisch verwant bedrijf | een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. | ||
agrarische hoofdstructuur | AHS | de agrarische hoofdstructuur omvat het gebied buiten de GHS en de bebouwde kernen en infrastructuur | |
agrarisch-technisch hulpbedrijf | een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. | ||
agrohydrologie | tak van de hydrologie die zich specifiek richt op de relatie tussen water en de (landbouwkundige) plantengroei op het aardoppervlak. | ||
akoestisch | op of door geluid werkend | ||
akr nummer | een identificerend administratienummer van een (rechts)persoon, zoals toegewezen door de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers voor gebruik in AKR | ||
alarm | attentiesignaal | ||
alarmeren | het geven van een alarm dat, al dan niet via hetzelfde medium, dient te worden gevolgd door een oproep (eenheden/diensten) of een waarschuwing (o.a. het publiek | ||
alarmering | een schriftelijke of mondelinge mededeling aan derden over een calamiteit. | ||
alarmeringspeil | peil van het buitenwater waarbij beheerders van primaire waterkeringen en colleges van Gedeputeerde Staten worden gewaarschuwd voor het nemen van passende maatregelen. | ||
alarmpeil | waterhoogte waarop alarm wordt geslagen (op- schalingconditie) | ||
alarmrol | op koopvaardij- en passagiersschepen de lijst met de algemene en individuele verplichtingen van de bemanning in geval van brand of ander gevaar. | ||
albedo | de fractie van de (inkomende) globale straling K( die door het aardoppervlak wordt teruggekaatst K(: | ||
aldislamp | dagseinlamp, waarbij het licht tot een smalle bundel wordt geconcentreerd door middel van een reflector. | ||
alfa activiteit | alfa | mate van straling van heliumdeeltjes door een mengsel als gevolg van radioactief verval in het mengsel | |
alfa-factor | de zuurstofinbreng door een beluchtingsysteem wordt bemoeilijkt door afvalstoffen in het afvalwater en (hoge) gehalten aan actief slib. De alfa-factor geeft de verhouding aan tussen de zuurstofoverdracht in afvalwater- /actiefslibmengsel en de zuurstofoverdracht in schoon water. | ||
alfanumerieke waarde | niet getalsmatig vast te leggen uitkomst van een meting of toetsing. | ||
algemeen algebraïsch modelleer systeem | GAMS | model systeem van hoog niveau bedoeld voor wiskundige programmeer problemen. | |
algemeen bestuur van het waterschap | AB | ||
algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie | Marcom-A | het certificaat waarmee men alle maritieme zendinstallaties mag bedienen. | |
algemeen hoogtebe- stand nederland | AHN | ||
algemeen plan | langsdoorsnede van het schip, waarop de indeling, de uitrusting en de belangrijkste maten vermeld staan. | ||
algemene bepalingen regelge- ving/wet/verord | Alg.bep. re- gelg./wet/ verord. | bepalingen uit wetten, verordeningen en overige door het waterschap opgestelde en/of te doen naleven voorschriften, niet gericht op één specifiek subject. | |
algemene evenwicht analyse | de analyse van relaties die bestaan tussen subsectoren van de economie. | ||
algemene maatregel van bestuur | AMvB | een procedurele (uitvoering)regeling voor enkele in een wet genoemde onderwerpen. | |
algemene milieukwaliteit | AMK | een milieubelasting die voldoet aan de minimale kwaliteitseisen die in het Nationaal en Provinciaal Milieubeleidsplan zijn geformuleerd om een duurzame ontwikkeling te waarborgen | |
algemene nederlandse wielrijders bond | ANWB | ||
algemene norm | een landelijk vastgestelde norm, waaraan de kwaliteit van afvalwater (te lozen op oppervlaktewater) moet voldoen. | ||
algemene plaatselijke verordening | APV | ||
algemene regel | door de overheid opgelegde regelgeving met betrekking tot een bepaalde bedrijfstak | ||
algemene wet bestuursrecht. | AWB | ||
algen | een of meercellige fotoautotrofe organismen. | ||
algenbloei | het onder invloed van toegevoerde voedingsstoffen massaal toenemen van bepaalde soorten algen. | ||
algendrijflaag | het verschijnsel, dat sommige planktische algen, in het bijzonder Cyanophyceeën, uit diepere lagen opstijgen en juist onder het wateroppervlak een dikke, uit miljoenen cellen bestaande laag vormen, zodat het de indruk geeft dat een kopergroene room op het water drijft. | ||
alginaat | een product dat in industriële hoeveelheden wordt verkregen van celwanden van gedroogde bruinwieren. | ||
algoritme | lijst van stappen om met een computerprogramma een probleem op te lossen. | ||
aliquot | een gemeten deel van monster dat gebruikt wordt voor een analyse. | ||
alkalisch afvalwater | vloeibare afvalstoffen die een hoge concentratie bijtende alkali of calcium hydroxide. | ||
alkylkwik | organisch kwik die wordt gezien als de oorzaak van Minamata's ziekte. | ||
alleenwerker | een persoon die arbeid verricht zonder dat in de onmiddellijke omgeving een tweede persoon aanwezig is die hem of haar kan zien en horen en in buitengewone situaties kan ingrijpen | ||
alluvierecht | recht van oeverbewoners om zich het aangeslibde land toe te eigenen. | ||
almanak | boek of tabel met een kalender van dagen, weken en maanden, aangevuld met diverse gegevens over bijvoorbeeld eb en vloed en de stand van zon en maan. | ||
along track fout | het verschil in afstand, in de trackrichting, tussen de werkelijke afstand en de gewenste afstand behorend bij een bepaald tijdsmoment | ||
alternatieve kosten | de uitgangswaarde die opgave doet in termen van economische netto opbrengsten als een bruikbare bron wordt toegepast voor een beschreven project of gebruik in plaats van het huidige gebruik. | ||
alternating | Alt | aanduiding op de zeekaart die betekent dat het hier om een van kleur veranderend licht gaat. | |
aluminaten | mineralen die aluminium bevatten | ||
aluminium | zeer lichte metaalsoort, zilverachtig van kleur. | ||
ambtelijke adviescommissie integraal waterbeheer | ACIW | ||
ambtenaar oov | ambtenaar Openbare Orde en Veiligheid bij een overheidsorganisatie | ||
amfibievoertuig | voertuig voorzien van wielen, rupsbanden en/of een of meer scheepsschroeven, dat zowel op land als in het water kan opereren. | ||
amfidromie | punt zonder getij waar het getij omheen draait | ||
amfidroom | organismen (vaak vissen) die tussen zoet en zeewater migreren gedurende een deel van hun leven, maar niet om zich daar voort te planten. | ||
ammoniak stikstof | NH4-N | eerste stikstofverbinding in anorganische vorm gevormd door de afbraak van organische stof. | |
ammonium | NH4+(-N) | gereduceerde stikstofverbinding | |
anaërobe ademhaling | oxidatie die plaatsvindt in de afwezigheid van vrije of opgeloste zuurstof en vaak wordt ondersteund door specifieke bacterie stammen. | ||
anaërobe bacteriën | dit zijn bacteriën die groeien zonder opgeloste zuurstof. | ||
anaërobe tank | ruimte waarin een bacteriemassa onder zuurstofloze omstandigheden biochemische omzettingen in afvalwater laat plaatsvinden | ||
anaërobie | toestand van zuurstofloosheid in het water of op de bodem | ||
analoog model | weergave van een fysisch systeem (prototype) door een analoog fysisch systeem, op een zodanige manier dat het gedrag van het analoge model ongeveer (of exact) dat van het prototype simuleert. | ||
analyse | de ontleding in bestanddelen ter nadere beschouwing | ||
analyse en monitoring prioritaire stoffen | AMPS | ||
analyseapparatuur | apparaat voor het bepalen van meetwaarden | ||
analysecertificaat | een door het laboratorium afgegeven uniek officieel document waarop de analyseresultaten en de gebruikte methode vermeld staan. | ||
analyserende instantie | instantie, die door middel van analyse of directe meting in het veld waarden bepaalt, en inhoudelijk verantwoordelijk is voor de meetwaarden. | ||
analysevariant | uitvoeringsmogelijkheid van beheersactiviteiten of set maatregelen, op basis waarvan berekeningen kunnen worden uitgevoerd, die een voorspelling doen van de reactie van doelvariabelen op deze uitvoeringsmogelijkheid. | ||
analytisch model | model dat wiskundig kan worden opgelost in gesloten vorm. | ||
analytische elementen | analytische oplossingen van de Laplace vergelijking (in gebieden met voeding de Poisson vergelijking) voor tweedimensionale grondwa- terstroming, uitgedrukt in termen van de debietpotentiaal. | ||
analytische methode | gedetailleerde dimensioneringmethode voor de faalmechanismen toplaaginstabiliteit onder golf- aanval en materiaaltransport vanuit de ondergrond. | ||
analytische methode | methode berustend op analyse, daarmee werkend of daaruit bestaand | ||
analytische- elementenmethode | oplossing-/rekenmethode waarbij analytische elementen door middel van superpositie gecombineerd worden. | ||
ander afvalwater | Overgebleven afvalwater welke geen huishoudelijke afvalwater, bedrijfsafvalwater of stedelijk afvalwater is. | ||
anemograaf | instrument dat de windkracht en -richting grafisch op een kaart tekent. | ||
anemometer | windsnelheidsmeter | ||
anion | een negatief geladen ion dat voortkomt uit de distantiëring van zouten, zuren of basen in oplossing. | ||
anisotropie | conditie van een medium dat niet in alle richtingen dezelfde eigenschappen heeft. | ||
anker | zware ijzeren houvast met zijarmen om een schip aan niet te diepe bodem vast te leggen | ||
ankerboei | kleine boei, met een boeireep aan het anker bevestigd, om het anker te kunnen terugvinden wanneer de ankertros of -ketting breekt. | ||
ankerketting | zware ketting met langwerpige schalmen | ||
ankerlicht | een wit rondschijnend ankerlicht. | ||
ankerplaats | plaats waar vaartuigen door bevoegd gezag is toegestaan voor anker te gaan voor langere duur | ||
ankerspudpalen | eén of meerdere stalen palen aan boord van het baggerwerktuig die men kan laten zaken tot in de waterbodem zodat daarmee het baggerwerk- tuig wordt verankerd. | ||
ankertouw | touw waaraan het anker is bevestigd. | ||
ankerveld | constructie die de verankering van een damwand tot stand brengt door middel van ankerstangen | ||
ankervoorziening | |||
anode | een deel van de elektrolyse waar een metaal als een kation in een oplossing komt, terwijl het een gelijkwaardig aantal elektronen achterlaat om overgebracht te worden naar een opposiet- elektrode, een kathode genaamd. | ||
anodiseren | elektrolytisch oxideren. | ||
anomalistische getijden | uitdrukking die soms wordt gebruikt voor de partiele getijden (harmonische componenten) die samenhangen met de afstand van de maan tot de aarde. | ||
anorganisch | letterlijk: niet organisch | ||
anorganische chemicaliën | chemische stoffen van minerale origine, in ieder geval hebben ze niet als basis een koolstofstruc- tuur. | ||
anorganische koolstof | de hoeveelheid koolstof die voorkomt in anorganische materie. | ||
anorganische stof | chemische stoffen van minerale oorsprong die geen koolstof - koolstof verbindingen bevatten. | ||
anoxisch | geen of een gebrek aan zuurstof | ||
anoxische tank | ruimte waarin een bacteriemassa met behulp van chemisch gebonden zuurstof biochemische omzettingen in afvalwater bewerkstelligt | ||
antarctisch | nabij de zuidpool gelegen of voorkomend. | ||
anticiperend onderzoek | werksoort gericht op lange- termijnontwikkelingen en het ontdekken van nieuwe mogelijkheden (kennisvergroting en technologieontwikkeling). Bij dit onderzoek is, gelet op het vernieuwende en verkennende karakter, de uiteindelijke gebruiker niet op voorhand bekend. | ||
anti-sifoneerklep | klep die door het inlaten van lucht het door si- fonwerking binnendringen van water voorkomt. | ||
antislingervinnen | al dan niet beweegbare vinnen onder de waterlijn aan weerszijden van de romp. | ||
anti- verdrogingsdoelstel- lingen | het voorkomen van alle onbedoelde effecten als gevolg van daling van de grondwaterstand op bos, natuur en landschap, zowel als gevolg van vochttekort als van mineralisatie en verandering in de invloed van kwel en neerslag. | ||
antropogeen | refereert aan de invloed van menselijke activiteiten op natuurlijke systemen. | ||
antropogene introductie | introductie van niet-inheemse soorten door de mens. | ||
ANT-studie | studie naar mogelijke maatregelen en kosten om een Autonome Negatieve Trend om te buigen. | ||
a-nummer natuurlijk persoon | een door een gemeente in het kader van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens aan een persoon toegewezen identificator | ||
apex | het punt in het heelal waarheen een ster of sterrenbeeld zich beweegt. | ||
apogeum | de positie waarin de maan het verst van de aarde staat. | ||
applicatieschema | informatiemodel dat wordt beschreven en toegepast. | ||
approvianderen | van proviand voorzien. | ||
aquaduct | een kunstwerk waarmee een waterloop in een open constructie over een weg of andere waterloop wordt gevoerd | ||
aquaflow | een concept van duurzaam waterbeheer om hemelwater in waterdoorlatende straatvlakken te bergen, te zuiveren, te infiltreren, vertraagd af te voeren of te hergebruiken. | ||
aqualock-sampler | zuigerboor die sonisch trillend met een lichte machine de grond in wordt gebracht. | ||
aquanaut | diepzeeonderzoeker die in een klok of onderzees laboratorium in zee afdaalt en daar voor een bepaalde duur verblijft. | ||
aquatic sciences and fisheries abstracts | ASFA | “internationaal informatiesysteem van de Wereldvoedselorganisatie (”“FAO”“)“ | |
aquatisch | het water betreffend. | ||
aquatisch ecosysteem | een gemeenschap bestaande uit groepen van organismen en abiotische elementen in een bepaald water. | ||
aquiclude | niet doorlatende geologische formatie die water kan bevatten, maar door de lage doorlatendheid slechts een uiterst geringe bijdrage kan leveren aan de voeding van drains, putten etc. | ||
aquifuge | geologische formatie, waarin geen water kan worden opgenomen en ook geen grondwater- stroming kan plaatsvinden | ||
aquitard | geologische formatie met een in vergelijking tot een aquifer lage doorlatendheid (bijvoorbeeld een kleipakket). | ||
aquo standaard | standaard voor de uitwisseling van waterinformatie. Bestaat uit een woordenboek (Aquo-Lex), domeintabellen, het LMA, IMWA en het UM Aquo. | ||
aran meting | ARAN- meting | meting van de kwaliteit van de verharding d.m.v. Automatic Road Analyzer. | |
arbeidsomstandighedenwet | Arbo | ||
archeologie | bestudeert (aspecten van) menselijke samenlevingen in het verleden op grond van materiële resten (vondsten/bodemsporen), die vaak door de bodem aan het oog onttrokken zijn (bodem- archief). Kenmerkend is de methode van het oudheidkundig bodemonderzoek (opgraven). | ||
archeologie | kennis en studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden | ||
archiefnummer tekening | het nummer waaronder de tekeningen in het tekeningenarchief zijn opgeborgen | ||
archipel | groep eilanden of een gebied met veel eilanden, meestal vulkanisch. | ||
arctisch | nabij de noordpool gelegen of voorkomend. | ||
arctische zeerook | mist die alleen op hogere breedten voorkomt | ||
areaal | oppervlakte, uitgestrektheid | ||
ark | drijvende woning. | ||
aromaten | een type koolwaterstof dat een ringstructuur heeft, zoals benzeen of tolueen. Ze zitten bijvoorbeeld in benzine. | ||
arsenaal | marine-etablissement waar oorlogsschepen gebouwd, gerepareerd en bevoorraad worden. | ||
artesisch water | (Grond)water met een wateroverspanning ten opzichte van een hydrostatische waterspanningverdeling, waarbij de wateroverspanning het gevolg is van de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket. | ||
artesisch watervoerend pakket | een afgesloten watervoerend pakket, waarin de stijghoogte van het grondwater boven het maaiveld uitkomt. | ||
artesische boring | boorgat met een statisch waterniveau boven het topniveau van de aquifer waarin geboord is. | ||
artesische omstandigheden | omstandigheden waar de hydraulische stijghoog- te in een afgesloten watervoerende laag stijgt tot boven het hoogste niveau van die laag. | ||
artikelonderdeel | onderdeel van een begrotingsartikel op basis van de programma's die binnen de betreffende werksoort worden onderscheiden. | ||
asbest | een minerale vezel die water en lucht kan vervuilen en kanker of asbestose kan veroorzaken wanneer deze wordt ingeademd. | ||
aselect | op basis van toeval, steekproef waarbij de keuze niet is bepaald door het te onderzoeken kenmerk | ||
asfalt | een natuurlijk of kunstmatig mengsel van bitumen en minerale stoffen | ||
asfaltkleefmiddel | een dunvloeibaar mengsel van bitumen en een vluchtig oplosmiddel | ||
asfaltmortel | een mengsel van bitumen met zand en vulstof als component van een asfaltmengsel | ||
aspaardekrachten | APK | het vermogen dat door de motor aan de schroef wordt afgegeven. | |
aspiratielucht | afgezogen lucht | ||
assetmanagement | beheren van bedrijfsmiddelen en objecten. | ||
assimilatiecapaciteit | de capaciteit van een natuurlijk waterlichaam voor het ontvangen van: i: Afvalwater zonder schadelijke effecten | ii: giftige stoffen zonder schade te veroorzaken aan aquatisch leven of de mensen die het water consumeren | iii: Biologisch zuurstof verbruik binnen de voorgeschreven limieten voor opgeloste zuurstof | ||
associatie | basiseenheid in het systeem van plantengemeenschappen, gekenmerkt door een min of meer constante karakteristieke floristische samenstelling. | ||
associatie | relatie tussen twee klassen | ||
astronomisch getij | getijbeweging als gevolg van de veranderlijke resultante van de aantrekkingskracht van de maan en de zon op de watermassa's op aarde, niet gestoord door weerkundige omstandigheden. | ||
atis-killer | apparaatje dat de korte pieptoon die gepaard gaat met het ATIS-signaal onderdrukt. | ||
atlantikwall | deze kustverdedigingslinie is in van 1942 tot 1944 aangelegd door de Duitsers, ter bescherming van het westelijk zeefront. | ||
atmosfeer | het onderste deel van de dampkring | ||
atmosferische depositie | droge en natte neerslag van (stof)deeltjes en stoffen uit de atmosfeer. | ||
atmotroof | met regenwater gevoed (neerslagafhankelijk). | ||
atol | ringvormig of hoefijzervormig koraaleiland | ||
atoom | het kleinste deeltje materie dat voor elk element uniek is. | ||
atoomgetal | en specifiek getal dat voor elk element anders is, gelijkwaardig aan het aantal protonen in de kern van ieder atoom. | ||
attribuut | kenmerk van een object | ||
attribuutwaarde | waarde die een attribuut aanneemt | ||
attritie | het met veel energie roeren in een water/vaste stof-mengsel met als doel de aan het oppervlak van de deeltjes gehechte verontreinigende stoffen los te maken. | ||
auditor | een persoon die een vorm van controle uitvoert op een model studie. | ||
augmentatie | iedere techniek die de werking van een systeem voor de gebruiker verbeterd | ||
automated mutual assistance vessel rescue | AMVER | reddingsorganisatie die de oceanen als werkgebied heeft en in New York zetelt. | |
automatic direction finder | ADF | automatische radiorichtingzoeker | |
automatic identification system. | AIS | het is een navigatiesysteem dat helpt om schepen snel te localiseren en te identificeren. | |
automatic transmittor identification system | ATIS | ingebouwd printplaatje in de marifoon, dat elke keer wanneer de zendknop wordt losgelaten automatisch een digitale identificatiecode met de roepnaam van het schip uitzendt, zodat walsta- tions bijvoorbeeld de positie van het schip kunnen peilen. | |
automatische bediening | het bedieningsproces wordt in gang gezet door een detectiesysteem. | ||
automatische poort | automatisch bediend toegangshek | ||
autonome integriteit monitoring door ontvanger | RAIM | de techniek waarbij overtallige informatie in de GNSS ontvanger wordt verwerkt met als doel de integriteit van de navigatie signalen te controleren | |
autonome kustontwik- keling | ontwikkeling zonder externe invloeden - hier de ontwikkeling van het zandvolume in de kustzone zoals dat zonder zandsuppleties zou zijn verlopen. | ||
autonome ontwikkeling | ontwikkeling op basis van vastgesteld beleid. | ||
autonomous underwater vehicle | AUV | onbemande onderwaterrobots die autonoom opdrachten kunnen uitvoeren | |
Autonoom Negatieve Trend | ANT | ||
autotomie | vorm van zelfamputatie gebruikt als zelfverdedi- gingsmiddel of afleidingsmanoeuvre door bepaalde dieren | ||
autotroof | in staat zichzelf uit anorganische stoffen op te bouwen | ||
autowasplaats | voorziening voor het wassen van auto's op een daartoe ingerichte locatie in het bebouwde gebied. | ||
auxotroof | organisme heeft het vermogen verloren om een bepaalde voedingsstof aan te maken en is dan ook afhankelijk van de aanvoer van deze stof van buitenaf om te kunnen groeien. | ||
avegaar | meestal een holle as waaromheen over de volle lengte een schroefblad is gelast | ||
avegaarboor | opgebouwd uit sterke stangen die zijn omwonden met een brede stalen spiraal. | ||
averij | schade aan schip, tuig of lading, opgelopen tijdens de reis. | ||
avilastic | kunststofweefsel dat geen water doorlaat en wordt gebruikt voor drysuits. | ||
a-water | water van overwegend belang voor de waterkwantiteit in het beheersgebied van het waterschap en/of water gelegen in een gebied waaraan bijzondere waarden zijn toegekend, met uitzondering van solitaire wateren die zijn aangemerkt als vennen, poelen en kolken en/of wateren waaraan bijzondere waarden zijn toegekend. | ||
azimuth | de hoek die een richting van standplaats naar richtpunt maakt met het noorden (positief met de wijzers van de klok mee) | ||
azimuttafels | boeken die de tafels en tabellen bevatten die nodig zijn om de coördinaten van een hemellichaam te vinden. | ||
baal | grote, dichtgenaaide jute of grof linnen zak met een inhoud van vijftig of honderd kilo. | ||
baanderij | touwslagerij. | ||
baar | zandbank voor een riviermonding, waarover schepen slechts bij hoog water kunnen komen. | ||
baard | aangroeisel aan de scheepshuid onder de waterspiegel. | ||
baarhaven | haven die door een baar wordt afgesloten. | ||
bacterie | een grote groep van microscopische eencellige organismen met een actieve stofwisseling en met een disperse kern | ||
badinrichting | een voor het publiek of voor personen, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieen, toegankelijke plaats, welke is ingericht om te worden gebruikt voor het zwemmen of baden, tezamen met de daarbij behorende terreinen, gebouwen, getimmerten en uitrustingen. | ||
bagger | bezonken sediment boven gewenste bodem- hoogte. | ||
baggerdikte | door milieucontroleur gemeten dikte baggerlaag tot op de vaste bodem (m) | ||
baggerindustrie | gesaneerde bedrijfstak, die zich onder andere bezighoudt met het uitdiepen, aanleggen en onderhouden van havens en waterwegen, het aanwinnen en opspuiten van land en het bouwen van dijken. | ||
baggerketen | de combinatie van werktuigen waarmee het geheel van activiteiten van ontgraven, transporteren, verwerken en deponeren van baggerspecie wordt uitgevoerd. | ||
baggernauwkeurigheid | de horizontale en verticale bandbreedte waarbinnen de waterbodem kan worden gebaggerd. | ||
baggerwerktuig | vaartuig dat zand wint of vaarwaters uitdiept. | ||
bakboord | de linkerkant van een vaartuig, wanneer men van achter naar voor kijkt. | ||
baken | een vaarwegmarkering | ||
bakjesmodel | een niet stationair model voor eenvoudige balansberekeningen van riolering en oppervlaktewater. | ||
balans | het vergelijken van de hoeveelheid van een specifieke stof of vloeistof die een relatie heeft met de toevoer, afvoer en verandering in berging over een bepaalde periode binnen een bepaald gebied. | ||
balansberekening | berekening waarbij de water- of stoffenbalans binnen een gebied en een tijdsperiode centraal staat. | ||
balansgebied | gebied waarvoor een zandbalans wordt opgesteld. | ||
ballastwater | in een schip opgeslagen water voor stabiliteit doeleinden | ||
bandbreedte | de norm die geldt voor één deelwatersysteem en één watersysteem-gebruiksfunctie en geeft aan binnen welke grenzen waarden dienen te blijven. | ||
bandindikker | toestel voor het mechanisch indikken van slib met behulp van een eindeloze filterband | ||
bandindikkergebouw | gebouw waarin een of meerdere bandindikkers staan opgesteld | ||
bank | algemene term voor een afwijkende grondlaag, veelal een vast, verkitte ijzer- of leemlaag | ||
banket | kunstmatige strandverhoging nabij de duinvoet die wordt gebruikt als standplaats voor strandpaviljoens op recreatiestranden. | ||
bankrekeningnummer | rekeningnummer bij een bank waarmee het subject betalingen doet of restituties kan ontvangen. | ||
bar | bar | eenheid die de luchtdruk aangeeft | |
baratterie | onrechtmatige handeling van kapitein of bemanning, die nadelige gevolgen voor de reder of de verzekeraar heeft. | ||
bareboat charter | demise charter | ||
barograaf | zelfregistrerende barometer | ||
barometer | instrument waarmee de atmosferische luchtdruk wordt gemeten. | ||
barrière-eiland | een hoofdzakelijk uit zand bestaande afzetting die door golfwerking tot boven het zeeniveau is opgebouwd en door een lagune van de kust is gescheiden. | ||
barrièrekust | door sedimentatie ontstaan stuk land, min of meer evenwijdig aan de kust, waarvan de top boven het niveau van gemiddeld hoogwater ligt. | ||
barrièrerif | type koraalrif dat evenwijdig loopt met de oever | ||
barrières | belemmeringen, obstakels | ||
basalt | donkergekleurd, zeer hard, vulkanisch gesteente | ||
basalton | type betonzuil. | ||
basaltzuil | zuilvormig toplaagelement van basalt. | ||
bascule brug | brug, met één val, draaibaar om een horizontale as, waarbij de ballast en de klap een onveranderlijke stand hebben t.o.v. elkaar. | ||
base | een alkaline stof, die een pH heeft die hoger is dan 7,5. | ||
baseline onderzoek | een inventarisatie van een natuurlijke gemeenschap of omgeving met als doel het geven van een maatstaf voor de toestand op een bepaald moment in tijd. | ||
basis | het gedeelte van het dijklichaam dat de ondergrond vormt voor een granulair filter of een geotextiel | ||
basis taak complexiteit | een project wordt gekarakteriseerd met een basis taak complexiteit als er een relatief kleine inspanning of middelen noodzakelijk zijn om het project uit te voeren. | ||
basisafslag | duinafslag boven het maximum stormvloedpeil bij ontwerpomstandigheden. | ||
basisafvoer | Qo | trage afvoer - dat deel van de afvoer dat als gevolg van langdurige berging eerst na geruime tijd tot stand komt. | |
basisafvoer index | numerieke index die de verhouding van de totale afvoer ten opzichte van de basisafvoer kwantificeert. | ||
basisbreedte (van een hoogwater hydrograaf) | tijdsinterval tussen het begin en einde van de directe afstroming die veroorzaakt wordt door een storm. | ||
basiscertificaat mari- fonie | certificaat dat men nodig heeft om een eenvoudige marifoon voor de binnenwateren te mogen bedienen. | ||
basisinformatie | werksoort waarbij verzameling van basisinformatie plaatsvindt voor meerdere doeleinden. Basisinformatie kan meerdere malen geleverd worden | ||
basiskaart overstro- mingsrisico | kaart die de potentiële overstromingsgebieden toont, bijvoorbeeld Rheinatlas | ||
basiskustlijn | BKL | de kustlijn die in het kader van de kustlijnzorg zal worden gehandhaafd. | |
basislijn | “waterlijn vanaf waar de breedte van de ”“territoriale zee”” en andere rechtsgebieden van de zee worden gemeten.” | ||
basismateriaal | bovenste laag van het grondlichaam onder de bekledingsconstructie. | ||
basisonderhoudsni- veau | BON | het minimaal noodzakelijke onderhoud om de functionaliteit van de infrastructuur te waarborgen. | |
basispeil | extreme hoogwaterstand met (per definitie) een overschrijdingsfrequentie van 1/ I0.000 per jaar | ||
basisrapport | tAW-rapport dat achtergrondinformatie voor gebruikers van de TAW leidraden bevat | ||
basisrioleringsplan | BRP | een plan waarin op gedetailleerde wijze wordt aangegeven hoe de inzameling en afvoer van afvalwater en neerslag binnen een gebeid dient te gebeuren. | |
basistechniek | afzonderlijk te onderscheiden uitvoeringswijze, gericht op de reiniging van de bodem, bijvoorbeeld bodemluchtextractie. | ||
batchgewijs | partij voor partij | ||
baten-kosten ratio | de verhouding tussen de huidige waarde van alle opbrengsten ten opzichte van de huidige waarde van alle kosten. | ||
bathyale zone | het deel van de zee tussen 200 en 1000 meter diepte waar geen zonlicht meer kan doordringen. | ||
bathymetrie | het meten van de diepte van de meren, zeeën en oceanen. | ||
bathymetrische kaart | kaart van de oceaan, waarop de diverse diepten van de zeebodem door middel van dieptelijnen worden aangegeven. | ||
bathypelagisch | organismen leven in de waterkolom tussen 2000 en 4000 meter diepte, nabij de diepzeebodem. | ||
bathyscaaf | duiktoestel voor diepzeeonderzoek, waarmee tot op diepten van meer dan 10.000 meter wordt gedoken | ||
bathysfeer | bolvormig stalen toestel voor diepzeeonderzoek | ||
bebouwingscluster | een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied | ||
bebouwingsconcentra- tie | een door een besluit van de gemeenteraad - bij voorkeur op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening - aangegeven kernrandzone, bebou- wingslint of bebouwingscluster met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties. | ||
bebouwingslint | een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels | ||
beddingconstante | coëfficiënt die de verhouding aangeeft tussen de door de grond geleverde tegendruk en de zakking van de grond ten gevolge van een bovenbelasting (een parameter die de stijfheid van de ondergrond uitdrukt) | ||
bedenking | het schriftelijk dan wel mondeling kenbaar maken van een voorbehoud tegen een ontwerpbeschikking | ||
bedenking | de gemotiveerde bedenking die is ingebracht naar aanleiding van een gepubliceerde ontwerpbeschikking krachtens de vigerende wetgeving, zoals bedoeld in artikel 3.19, 3.24, 3.25 Algemene Wet Bestuursrecht. | ||
bediening | werksoort waarbij het gaat om de verkeersbe- heersing in de verkeerbeheersingcentrales, de bediening en controle van tunnels en bruggen in rijkswegen en de bediening van objecten (bruggen, stuwen, stormvloedkeringen en sluizen). | ||
bediening ter plaatse | bediening vanuit een centraal op het sluiscom- plex of direct bij de brug gelegen bedieningsgebouw | ||
bedienings beheer | het vaststellen van het bedieningsplan op basis van geformuleerd beleid. Dit is een tactische functie benodigd voor de procesvoering | ||
bedieningsruimte | ruimte van waaruit een (deel-)installatie kan worden bediend | ||
bedrijfs rechtsvorm | type rechtsvorm waaronder de vestiging, vereniging of stichting aan het economische/maatschappelijke verkeer deelneemt | ||
bedrijfsafvalwater | afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is | ||
bedrijfsafvalwaterrap- portage | BAWR | de opgave door een lozend bedrijf (schriftelijk dan wel digitaal aangeleverd) van zijn bedrijfs- afvalwater | |
bedrijfsauto | auto ten dienste van en op naam van een bedrijf | ||
bedrijfshaven | haven bij een scheepswerf of bedrijf. | ||
bedrijfsproces | de specifieke wijze van technisch handelen (incl. zuivering) van een bedrijf dat leidt tot een bepaalde omvang van producten en afvalproducten. | ||
bedrijfsruimte | een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen ruimte of terrein, niet zijnde een woonruimte, een zuiveringtechnisch werk of een openbaar vuilwaterriool | ||
bedrijfstakindeling wvow | bedrijfstak, zoals onderscheiden in de WVOW of uitvoeringsbesluiten ten aanzien van de WVOW | ||
bedrijfsvoering | de wijze waarop financiële en personele middelen worden ingezet teneinde zo effectief en efficiënt mogelijk afgesproken producten te leveren c.q. taken te vervullen. | ||
bedrijfswateraanvoer- leiding | buis of samenstel van buizen waardoor bedrijfs- water toegevoerd wordt aan de bedrijfswaterkelder | ||
bedrijfswaterruimte | deel van een gebouw waar zich de bedrijfswa- terkelder en/of -pompen bevinden | ||
bedvormende afvoer | gefingeerde stationaire afvoer die eenzelfde gemiddelde bodemligging bewerkstelligt als het geval zou zijn bij het werkelijk afvoerverloop. | ||
beek | een natuurlijke smalle waterloop zonder getij. | ||
beeker-sampler | bestaat uit een snijkop met daaraan bevestigd een doorzichtige polyvinylchloride (PVC)- steekbuis die met verlengstangen de bodem in wordt gedreven. | ||
beekleem | natuurlijk, fijn materiaal, afgezet in riviertjes of stroompjes - met meer of minder plastisch- cohesieve eigenschappen, die afhankelijk zijn van het vochtgehalte. Het is minder fijn dan klei - het lutumgehalte is geringer | ||
begeleid natuurlijke eenheid | een aaneengesloten natuur- en bosgebied met een oppervlakte van ten minste 1.000 hectaren, waarin grootschalige landschapsvormende processen - zowel fysische als biologische - met ondersteuning van een beperkt aantal beheersmaatregelen door terreinbeheerders zorgen voor variaties in het landschap. | ||
begemann-sampler | continu boorsysteem om zonder te boren in één keer vanaf het maaiveld een monster van tien a twintig meter lengte te steken. | ||
beginvoorwaarden | verzameling gegevens die de hydrologische gesteldheid van een modelgebied aan het begin van een simulatieperiode beschrijven. | ||
begrotingsartikel | onderdeel van de Rijksbegroting. Vroeger op basis van hoofdbeleidsterreinen en het onderscheid tussen apparaat- en programma- uitgaven. Nu op basis van werksoorten en het onderscheid tussen productuitgaven en directe uitvoeringsuitgaven enerzijds en indirecte uit- voeringsuitgaven anderzijds. | ||
behandelen geur | het nemen van maatregelen met als doel de geurbelasting te verlagen | ||
behandelingsinstallatie | een installatie die gebruikt wordt om afvalwater te behandelen voordat het in het milieu wordt geloosd. | ||
beheer | het verantwoordelijk zijn en zorgdragen voor het handhaven of bereiken van een vooraf vastgesteld kwaliteitsniveau van het beheerde object of de beheerde functie | ||
beheer | administratie, bestuur | ||
beheer | het beheren van, de zorg en verantwoording voor eigendommen van derden | ||
Beheer | de overheidszorg met betrekking tot een of meer afzonderlijke watersystemen of onderdelen daarvan, gericht op de in artikel 2.1 van de waterwet genoemde doelstellingen. | ||
beheer en onderhoud | werksoort waarbij het er om gaat de bestaande functionaliteit van het hoofdwegennetwerk en het functioneren van de watersystemen in kwalitatieve en kwantitatieve zin in stand te houden en de handhaving van wet- en regelgeving voor de instandhouding daarvan (klassieke waterstaatswetgeving). | ||
beheer- en ontwikkel- plan Rijkswateren | BPRW | overgang tussen de in vrij abstracte termen gestelde Nota Mobiliteit en Nota Waterhuishouding en het concreet geformuleerde uitvoeringsplan dat elke dienst van Rijkswaterstaat jaarlijks moet opstellen | |
beheer slibverwer- kingsinstallaties | het beheren van slibverwerkingsinstallaties waardoor het bij het zuiveringsproces vrijkomende slib alsmede het van derden ontvangen slib wordt ontwaterd, gebufferd en bewerkt. | ||
beheerder | publiekrechtelijke instantie of (rechts) persoon die toeziet op de instandhouding o.a. van een waterstaatswerk. | ||
beheerderoordeel | beoordeling van de veiligheid op basis van eigen inschatting van de beheerder. | ||
beheers- en onderhoudsplan. | BOP | ||
beheersaccent | accenten van waaruit het waterbeheer binnen Rijkswaterstaat vorm wordt gegeven. | ||
beheersgebied | gebied waarvoor geldt dat één organisatie dit beheert. | ||
beheersmaatregel | maatregel die de beheerder naar aanleiding van de toetsing treft om het waterkerend vermogen weer op peil te brengen (voorziening). | ||
beheersplan procedure | procedure die gevolgd moet worden bij het vaststellen van het beheersplan | ||
beheersregister | het geheel van activiteiten dat noodzakelijk is om te waarbogen dat de functies van de waterkering blijven voldoen aan de daarvoor vastgestelde eisen en normen. | ||
beherende instantie | organisatorische eenheid, verantwoordelijk voor de zorg en het gebruik van een gebied of locatie of verantwoordelijk voor het beheren van basisinformatie. | ||
behoud | afstand over de grond. | ||
behouddoel | instandhoudingsdoelstelling waarbij het doel zich richt op het behouden van de staat van instandhouding van soorten en habitats. | ||
behouden-varen- verzekering | scheepsverzekering op het casco, waarbij slechts de schade is gedekt die is ontstaan door het niet arriveren van het schip in de bestemmingshaven | ||
behoudopgave | opgave om de instandhoudingsdoelstellingen zoals die in een aanwijzingsbesluit voor Natura 2000 zijn gegeven te behouden. | ||
bekendmaking | een schriftelijke of mondelinge mededeling aan derden. | ||
bekken | massa water, natuurlijk of kunstmatig, die gebruikt wordt voor opslag en regulering van waterbronnen. | ||
bekken voor hoogwa- terbeheersing | bekken wat alleen gebruikt wordt voor de tijdelijke opslag bij hoogwater die vervolgens zo snel als mogelijk met in achtneming van de beneden- stroomse omstandigheden afgelaten wordt. | ||
bekkencomité (in vlaanderen) | het bekkencomité verenigt vertegenwoordigers van de bestuursniveaus actief binnen het bekken en heeft de goedkeuring van de dossiers als taak | ||
bekleding | dat waarmee iets bekleed is | ||
bekleding waterkering | de bovenlaag eventueel in combinatie met een filter en de onderlaag van de waterkering ter hoogte van en onder het maatgevende hoogwa- terpeil | ||
bekledingtype | een object dat het dijklichaam moet beschermen tegen golfaanval en stroming. | ||
bekleidingsconstante | een evenredigheidscoëfficiënt tussen de door de grondslag geleverde tegendruk en de verplaatsing van een oppervlak onder een verticale belasting. De beddingconstante kan worden bepaald met behulp van een plaatbelastingproef. De bekledingsconstante is een veerconstante die de stijfheid van de ondergrond uitdrukt bij een bepaalde grootte van het belaste oppervlak. | ||
beladingcoëfficiënt | getal dat de verhouding aangeeft van de inhoud van het schip (tussen lege en geladen lastlijn) tot de belaadbare ruimte. | ||
beladingsgraad | het percentage van het beschikbare laadvermogen dat wordt gebruikt voor het vervoer van passagiers, vracht en/of post. | ||
belang-betaling- zeggenschap | trits die de bestuurlijke wijze van waterschappen weergeeft. | ||
belanghebbende | de geïnteresseerde partijen, ofwel zij die een belang hebben in een water management aangelegenheid waarbij de interesse is gelegen in ofwel de exploitatie of in de bescherming van de hulpbron. | ||
belasting | druk door een last uitgeoefend | ||
belasting | op een constructie (een waterkering) uitgeoefende in- en uitwendige krachten, ofwel de mate waarin een constructie door in- en uitwendige krachten wordt aangesproken, uitgedrukt in een fysische grootheid die voor het bezwijkmecha- nisme typerend kan zijn. | ||
belasting | de totale hoeveelheid van een stof die in een watersysteem terecht komt. | ||
belasting toetsing | de belasting die de profielverdediging van een dwarsprofiel ondergaat in het kader van toetsing | ||
belastinggevallenmethode | de methode voor het vaststellen van de dijkta- felhoogte uit de bepalende belastingscombinaties - waterstand Hoek van Holland, rivierafvoer en windsnelheid. | ||
belastingjaar | jaar waarvoor het uitgereikte aanslagbiljet geldt, dit komt overeen met een kalenderjaar en loopt van 1 januari t/m 31 december van een jaar.. | ||
belastingtrap | een periode waarbij in de veldproefprocedure de verticale belasting gelijk blijft of in de triaxiaal- proefprocedure de celspanning gelijk blijft. | ||
beleid | het geheel van gemaakte bestuurlijke keuzen | ||
beleid | wijze van behandeling van een zaak met betrekking tot de gevolgde of te volgen beginselen of gedragslijn | ||
Beleids Ondersteunend | |||
beleidsanalyse | methodiek waarmee systematisch alternatieve oplossingen worden ontwikkeld en afgewogen | ||
beleidsdoelprogram- mering | het opstellen van een compleet programma van maatregelen op basis van het vastgestelde beleid, zonder dat rekening wordt gehouden met de financiële randvoorwaarden. | ||
beleidsoptie | een set maatregelen op basis waarvan modellen berekeningen uitvoeren. | ||
beleidsplan drink- en industriewatervoorziening | BDIV | ||
beleidsplannen | document, waarin (landelijk) vastgesteld beleid met haar doelen en benodigde middelen is opgenomen. | ||
beleidsteam | orgaan, waarbinnen onder voorzitterschap van de burgemeester of Commissaris der Koningin besluitvorming, beleidsbepaling en beleidscoördinatie plaatsvindt. | ||
beleidsvisie recreatie- toervaart nederland | BRTN | beleidsvisie uitgebracht door de SRN, Stichting Recreatietoervaart Nederland in 1997 en in 2000. | |
beleidsvoorbereiding en -evaluatie | werksoort die de ondersteuning bij de beleidsvoorbereiding, de voorbereiding van strategische beleidskeuzen en beleidsevaluaties betreft. Het gaat hierbij o.a. om bijdragen aan de voorbereiding van de grote nota's als Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV), 4e Nota Waterhuishouding (NW4) en Meerjarenplan Verkeersveiligheid (MPV). | ||
bellenscherm | een installatie over de bodem van een waterloop om twee soorten van met elkaar in open verbinding staande oppervlaktewateren te scheiden of om de waterkwaliteit van een oppervlaktewater te verbeteren door middel van luchtbellen | ||
beloodsing | voor de kust van Oostende en Westkapelle zijn opstapplaatsen voor zeeloodsen. Bij Vlissingen nemen rivierloodsen het roer over. Loodsplicht geldt voor schepen langer dan 80 meter. Via een walraderketen langs de Westerschelde is ‘loodsen op afstand' mogelijk. Loodsen hebben kennis van getijden, stromingen, vaargeulen en communicatieprocessen in de havens. | ||
beluchtingcircuit | aëratietank in de vorm van een omloopreactor | ||
beluchtingelement | apparaat dat zorgt voor de verdeling van lucht in fijn verdeelde vorm in afvalwater | ||
bemalen | het verwijderen van overtollig water door middel van een gemaal. | ||
bemalinggebied | een gebied waaruit het overtollige water door middel van een gemaal wordt verwijderd. | ||
bemalinggebied planningsmodel | type model gebruikt voor het geven van een overzicht van een specifiek afwateringsgebied. | ||
bemalingleiding | buis of samenstel van buizen waardoor water onder druk wordt getransporteerd | ||
bemanning | op een koopvaardijschip alle opvarenden die een arbeidsovereenkomst met de reder hebben en geen passagier zijn. | ||
bemonsteren | het verkrijgen van een representatief monster ten behoeve van het analyseren van het afvalwater of slib | ||
bemonsteringshoogte | hoogteligging van een sensor of een monstername ten opzichte van een vergelijkingsvlak. | ||
bemonsteringsinterval | afstand (in ruimte of tijd) tussen 2 metingen (=monsters) van een continu signaal. | ||
beneden de wind | aan de kant waar de wind naartoe blaast. | ||
benedenbeloop | deel van het talud tussen teen en buitenberm. | ||
benedengrens | de minimale waarde waar iets aan moet voldoen | ||
benedenloop | het gedeelte van een rivier (waterloop) in het lage deel van het stroomgebied. | ||
benedenpand | deel van een rivier dat door het lage gedeelte van het stroomgebied stroomt en uitmondt in een andere rivier of in zee. Dit gedeelte staat onder invloed van eb en vloed. | ||
benedenrivier | het gedeelte van een rivier met een constante stroomrichting dat een verticale getijbeweging heeft. | ||
benedenrivierengebied | een gebied waar de waterstand van de rivier wordt bepaald door de waterstand op zee en de rivierafvoer | ||
Benelux economische unie | BEU | ||
Benelux middengebied | BMG | ||
benthisch | op of in substraat levend | ||
benthos | de zeebodem. | ||
benthos | dierlijk leven op bodem van wateren | ||
bentivoor | benthoseter | ||
bentoniet | kleimineraal | ||
benutting | infrastructurele maatregelen die zijn gericht op een beter gebruik van het bestaande hoofdwegennet. | ||
benzeen | C6H6 | organische-chemische vluchtige verbinding (C6H6), die behoort tot de aromatische koolwaterstoffen | |
beoordelingsniveau | moeilijkheidsniveau van een toetsingsstap ten aanzien van rekenregels of gegevensinwinning. | ||
beoordelingsprofiel | denkbeeldig minimum profiel van gedefinieerde afmetingen dat binnen het werkelijk aanwezige profiel van een dijk moet passen. | ||
beoordelingsschema | opeenvolging van stappen waarmee voor een beoordelingsspoor het toetsingsresultaat kan worden bepaald. | ||
beoordelingsspoor | eén van de aspecten aan de hand waarvan de toetsing op veiligheid van de waterkering wordt uitgevoerd. | ||
beoordelingsspoor | het geheel van te toetsen object (waterke- ring/kunstwerk), toetsaspect en belasting van het object. | ||
bepaling vergunning | een bepaling geeft de relatie aan tussen vergunningen, objecten / administratieve gebieden (ten behoeve van kadastraal. perceel.) en relevante bepalingen | ||
bepalingsgrens | laagste of hoogste waarde van de grootheid waarvan het meetresultaat met een bepaalde nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. | ||
beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie | Marcom-B | het basiscertificaat, uitgebreid met een GMDSS- module. | |
beplanting | natuurlijke vastgoedobjecten in lijnvormig en/of puntvormig voorkomen | ||
bereidheid tot betalen | een financiële maatstaf voor de waarde die een consument, producent of de maatschappij bereid is te betalen om te kunnen beschikken over een specifieke hoeveelheid of kwaliteit van een zeker goed of dienst. | ||
bereikbaarheid | bereikbaarheid is één van de vier thema's binnen Wegbeheer. De mate waarin een bepaald gebied bereikbaar is vanuit andere gebieden. De voornaamste kenmerken hebben betrekking op de verplaatsingen (relaties) tussen de gebieden, de snelheid en betrouwbaarheid van die relaties en de toegankelijkheid. De kwaliteit van de bereikbaarheid wordt bepaald met het criterium trajectsnelheid. | ||
berekende overstort- frequentie lozingspunt | het theoretisch gemiddeld aantal keren dat per jaar een overstorting plaatsvindt bepaald op basis van een hydraulisch modelberekening met een meerderjarige (37) regenreeks van Kuipers | ||
bergboezem | een door kades omsloten gebied langs een rivier, waar in geval van hoge waterstanden water in kan stromen dat tijdelijk vastgehouden kan worden (water wordt dus opgeborgen in de boezem). | ||
bergen | het in veiligheid brengen van schepen en ladingen die door kapitein en bemanning zijn verlaten of in nood verkeren. | ||
bergend vermogen oppervlaktewater | de hoeveelheid oppervlaktewater die maximaal in de boezem of in de polder kan worden geborgen tussen het peil en de maximaal toelaatbare waterstand | ||
bergende breedte | B | de breedte van de waterspiegel. | |
berghaven | binnenhaven waar vissersvaartuigen en dergelijke kunnen overwinteren. | ||
berghout | uitstekende plank of balk rond het vaartuig die dienst doet als stootrand. | ||
berging | het opslaan van een hoeveelheid stof in een bepaald gebied. | ||
berging in bodemonef- fenheden | hemelwater geborgen in oppervlakte oneffenheden die niet bijdraagt aan de afstroming. | ||
berging in randvoor- ziening | de inhoud van de randvoorziening gelegen onder het niveau van de bovenkant van de externe overstortdrempel in een rioleringsgebied | ||
berging meer | extra rioolinhoud die in de berekening wordt meegenomen, bijvoorbeeld in putten of gemalen, gegevens afkomstig uit het rioleringsplan. | ||
berging minder | minder rioolinhoud die in de berekening wordt meegenomen, bijvoorbeeld t. g.v. verzakkingen of D.W.A. vulling, gegevens afkomstig uit het rioleringsplan. | ||
berging op straat | het deel van de neerslag dat op het verhard oppervlak valt en dat niet tot afstroming naar het riool komt. | ||
berging rioolbemaling- gebied | de voor het afvalwater beschikbare inhoud van het stelsel van leidingen en knooppunten ten behoeve van het betrokken rioolbemalinggebied | ||
bergingscapaciteit | V | het volume water dat geborgen kan worden tussen het stuwpeil en het aanvaardbaar hoogste peil. | |
bergingsgebied | een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen | ||
bergingsvaartuig | schip dat speciaal is gebouwd voor het bergen van schepen. | ||
bergingsverandering | V | toename (positief) of afname (negatief) van de berging. | |
bergvaart | binnenvaartterm, gebruikt voor schepen die de Rijn richting Bazel bevaren. | ||
berichten aan zeevarenden | BAZ | de dagelijkse berichten die worden uitgegeven door de afdeling hydrografie van het ministerie van Defensie, en als doel hebben zeevarenden in staat te stellen hun zeekaarten te corrigeren. | |
berm | horizontale of licht hellende strook grond langs een weg, spoorweg, sloot of dijk | ||
bermfactor | factor bepaald door golfhoogte en waterdiepte boven de berm, benodigd voor ontwerp en toetsing op toplaaginstabiliteit van steenzettingen op een buitenberm. | ||
bermstrook | de afstand die een schipper veiligheidshalve aanhoudt tussen zijn vaarstrook en de teenlijn van de oever | ||
beroep | het in het kader van een wettelijke bevoegdheid vragen van een voorziening tegen een besluit bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen (administratief beroep), dan wel bij een administratieve rechter. | ||
beroepsprocedure | de procedure volgens welke een beroep dient te verlopen | ||
beschermd natuurmonument | een terrein of water dan wel het samenspel daarvan, dat om zijn natuurwetenschappelijke betekenis of zijn natuurschoon op grond van artikel 10, Natuurbeschermingswet 1998 als zodanig is aangewezen. | ||
beschermde gebieden | vogel- en habitatrichtlijngebieden, drink- en zwemwaterrichtlijngebieden | ||
beschermende gronden | gronden die achterliggend land beschermen tegen afkalving door golfslag en gronden langs een boezemwater waar het achterland binnen een afstand van 100 meter uit de waterkant een maaiveldhoogte heeft die lager is dan het boe- zempeil. De ligging is aangegeven op de bij de Keur behorende Keurkaarten. | ||
beschermingszone | zone binnen het gebied dat onder werking van de keur of Wbr valt en die als zodanig in de legger is opgenomen | ||
beschermingszone | aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden | ||
beschikbaar chloor | een maat voor de hoeveelheid chloor die beschikbaar is in gechloreerde kalk, hypochloride stoffen en andere materialen. | ||
beschikbaarheid | het percentage tijd waarin een systeem functioneert zoals bedoeld. | ||
beschikbaarheid | voorwaarden waaronder een (deel)gegeven of (deel)gegevensverzameling kan worden gebruikt. | ||
beschikbaarheideisen | deze eisen bepalen of een object veilig bruikbaar (=beschikbaar) is. | ||
beschikbare grondwa- tervoorraad | het jaargemiddelde op lange termijn van de totale aanvulling van het grondwaterlichaam, verminderd met het jaargemiddelde op lange termijn van het debiet dat nodig is om voor bijbehorende oppervlaktewateren de doelstellingen van ecologische kwaliteit van artikel 4 (Europese Kaderrichtlijn Water) te bereiken, teneinde een verslechtering van de ecologische toestand van die wateren alsmede significante schade aan de bijbehorende terrestrische ecosystemen te voorkomen - | ||
beschikking | een besluit over een aanvraag | ||
beschikkingsaanvraag | een verzoek om een beschikking voor het gebruik van een watersysteem | ||
beschikkingsaan- vraagprocedure | de procedure volgens welke een aanvraag dient te verlopen | ||
beschikkingsprocedure | de procedure volgens welke een beschikking dient te worden ingediend en behandeld | ||
beschrijving filterlaag | beschrijving van de eigenschappen van een filterlaag in een profielverdediging van breuksteen | ||
beschut water | het geheel aan Nederlandse binnenwateren, met uitzondering van de grote Deltawateren, IJsselmeer / Markermeer en Waddenzee | ||
beslag | hulpmiddelen voor bevestiging en bediening van tuigage en boot | ||
besliselement | de representatie van een beslisboom in tabelvorm, waarbij uitgegaan wordt van een steeds verder gaande verfijning, naarmate je verder naar rechts in de beslistabel komt.Het streven naar een steeds verdere verfijning houdt in dat de eer | ||
besliskolom | kolom in de beslistabel. Een kolom representeert een bepaalde waardereeks. | ||
beslisrij | bij elke rij in de beslistabel (ongeacht de kolom) hoort een scenario. | ||
beslissing ondersteunend systeem | BOS | schema of handleiding dat behulpzaam is bij het nemen van beslissingen, vaak geautomatiseerd. | |
besluit | onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. | ||
Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen | BAGA | besluit aanwijzingen gevaarlijke afvalstoffen | |
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer | Barim | BWBR0022762-Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) | |
besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden | WHVBZ | ||
Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water | BKMW | ||
Besluit Ontgrondingen in Rijkswateren | BOR | ||
Besluit Risico Zware Ongevallen | BRZO | ||
besluit ruimtelijke ordening | Bro | BWBR0023798 Nederlandse regeling betreffende het besluit ruimtelijke ordening | |
besluitvorming | het komen tot een bepaald, gemotiveerd besluit | ||
bessel ellipsoïde | ellipsoïde model zoals toegepast voor Nederland | ||
best bestaande technieken | BBT | die (zuivering)technieken waarmee verontreiniging bij de huidige stand van de techniek maximaal kan worden beperkt en die tenminste één keer in de praktijk zijn toegepast | |
best uitvoerbare technieken | BUT | die (zuivering)technieken, die op grond van praktijkervaring en vanuit economisch oogpunt voor een normaal renderend bedrijf, redelijkerwijs kunnen worden geëist een zekere restverontreiniging wordt uit waterkwaliteitsoog- punt aanvaardbaar geacht | |
bestaand gebruik | een activiteit, die al dan niet jaarlijks vergunning behoeft. | ||
bestek | de uitkomst van de berekening van de geografische breedte en lengte waarop het schip zich bevindt. | ||
bestek | een zo volledig mogelijk omschreven bouwplan | ||
bestemming | bestemming van gronden zoals opgenomen in een bestemmingsplan. Onder grond valt ook (oppervlakte)- water. | ||
bestemmingsplan | gemeentelijk plan voor de ruimtelijke ordening, waarin de bestemming, ofwel de toegestane wijze van gebruik (en inrichting), van land (en water) wettelijk bindend zijn of kunnen worden vastgelegd. | ||
bestorting | op bodem en/of taluds aangebracht los materiaal (stortsteen, grind of betonpuin) ter voorkoming van erosie of het opdrijven van de eigenlijke verdediging | ||
bestrijdingsteam | team dat de (rampen/incident)bestrijding uitvoert | ||
besturingkanaal | onderdeel van de besturingsmodule dat b.v. een klep aanstuurt. | ||
besturingsmodule | het systeem dat stuurberichten van Invoer en Verwerking ontvangt en omzet in signalen die bijvoorbeeld kleppen aanstuurt. | ||
bestuurder | functionaris die sturing geeft aan het openbaar bestuur | ||
bestuursakkoord wa- terketen | “akkoord waarin drinkwaterbedrijven, gemeenten, waterschappen en de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat hebben besloten de onderlinge samenwerking versterken met als doel ”“het stimuleren van een meer doelmatige, transparante waterketen”“.” | ||
bestuursverkiezing | het algemeen bestuur van een waterschap wordt eens in de vier jaar gekozen door de belastingbetalers (burgers en bedrijven). | ||
bèta activiteit | bèta | mate van straling van elektronen uit een mengsel als gevolg van radioactief verval in het mengsel | |
betalingsvoorwaarden | voorwaarden geformuleerd in het contract waarbij de opdrachtgever de opdrachtnemer pas zal betalen voor zijn werkzaamheden. | ||
beteugeling | dichting van geulen en kreken bij bedijkingen. | ||
beting | zware verticale balk, die aan de onderkant op de kiel of de voorsteven rust en boven op het voorschip door het dek heen steekt | ||
beton | bouwmateriaal, bestaande uit een zeer hard mengsel van kalk of cement met zand, grind of steenstukken en water | ||
beton (profielverdedi- ging) | een object dat als vlak wordt weergegeven dat specifiek de waterkering verdedigt in de vorm van een betonlaag. | ||
betonblok | blokvormig toplaagelement van beton. | ||
betonning | een systeem van boeien en bakens, waarmee in open zee of in een vaarwater ondiepten of de aanwezigheid van gevaarlijke objecten worden aangegeven. | ||
betonpuin | massa vergruizeld beton (restproduct) dat wordt gebruikt als granulair materiaal. | ||
betonzuil | zuilvormig toplaagelement van beton. | ||
betrekkingslijn | grafische voorstelling, die aangeeft welke peilen aan de verschillende peilschalen bij (quasi- )stationaire afvoertoestand met elkaar overeenkomen. | ||
betrekkingslijn | de grafische voorstelling aangevende welke waterstanden bij verschillende meetstations langs een waterloop bij stationaire afvoertoestand met elkaar overeenkomen. | ||
betrouwbaar | deugdelijk | ||
betrouwbaar | geloofwaardig | ||
betrouwbaarheid | de gevoeligheid van een meetontwerp voor mo- delfouten | ||
betrouwbaarheid | het vermogen een functie te vervullen in een bepaalde omgeving gedurende een van tevoren bepaalde periode, belastingswisselingen of gebeurtenissen | ||
betrouwbaarheid analyse | onderzoek waarbij de betrouwbaarheid en de onderlinge afhankelijkheid van de geoptimaliseerde parameters in een gekalibreerd model gekwantificeerd worden. | ||
betrouwbaarheidsinterval | het numerieke bereik waarbinnen een onbekende geschat wordt met een zekere betrouwbaarheid | ||
betrouwbaarheidsli- mieten | de extremen van het betrouwbaarheidsinterval | ||
betrouwbaarheidsni- veau | het percentage zekerheid waarmee kan worden aangegeven dat een zekere bewering juist is of het percentage zekerheid dat een gegeven interval een onbekende insluit | ||
beurtschip | binnenvaartschip dat wordt ingezet bij de beurtvaart. | ||
beurtvaart | geregelde dienst van binnenvaartschepen tussen bepaalde plaatsen. | ||
bevaarbaarheidklasse | klassenindeling welke de bevaarbaarheid aangeeft van een vaarweg | ||
bevaarbare breedte | aanwijzing voor de onder normale omstandigheden beschikbare vaarbreedte, vastgesteld met de voor die vaarweg geëigende meetmethode: betonning, geulen of gegarandeerde bevaarbare breedte. | ||
bevloeiing | irrigatiemethode waarbij het water over het grondoppervlak naar het gewas stroomt. | ||
bevoegd gezag | de instantie die officieel het gezag heeft | ||
bevoegd gezag | overheidsorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit in relatie tot een wet | ||
bevoegd gezag | tot verlening van een watervergunning bevoegd bestuursorgaan | ||
bevoegde autoriteit | een of meer autoriteiten, aangewezen overeenkomstig artikel 3, lid 2 of lid 3 (Europese Kaderrichtlijn Water) - | ||
bevolking | zij die hun woonplaats hebben in het gebied (GBA ingeschrevenen en illegalen) | ||
bevolkingsdichtheid | aantal inwoners per oppervlakte-eenheid [gewoonlijk per km2] | ||
bevrachting | de overeenkomst waarbij de ene partij (de vervrachter) zich in ruil voor een bepaalde prijs jegens de andere partij (de bevrachter) verplicht een aangewezen schip geheel of gedeeltelijk beschikbaar te stellen voor het vervoeren van goederen en/of personen. | ||
beweegbare brug | brug waarvan de verbinding over het water deels of geheel tijdelijk onderbroken kan worden teneinde doorvaart mogelijk te maken. | ||
bewerkte data | data aangepast/ bewerkt door: - filteren | - schematiseren | - smoothen | - reduceren. | ||
bewolkingsgraad | het deel van de hemel dat bedekt is met wolken. | ||
bewoners | personen die volgens het GBA een verblijfseen- heid/woning stelselmatig bewonen (woonplaats) | ||
bewortelbare zone | deel van de grond, waarin de plantenwortels kunnen doordringen. | ||
bewortelingsdiepte | diepte waarop een één- of tweejarig volgroeid gewas nog juist voldoende wortels in een 10% droog jaar kan laten doordringen om het aanwezige vocht aan de grond te onttrekken, ook wel 'effectieve bewortelingsdiepte' genoemd. | ||
bezinkbare stoffen | dat gedeelte van de oorspronkelijk aanwezige opgeloste stoffen, dat na een voorgeschreven bezinktijd onder voorgeschreven omstandigheden door bezinking kan worden verwijderd. | ||
bezinking | door neerslag uit een vloeistof gevormde laag | ||
bezinking | een proces waarbij deeltjes in een grote tank rustig bezinken en helder water bij de afvoer wordt verkregen. | ||
bezinksnelheid | snelheid van bezinking van vaste stoffen onder vastgelegde omstandigheden | ||
bezoekverslag | vastlegging van gegevens betreffende een regulier bedrijfsbezoek | ||
bezwaar | het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. | ||
bezwijken | doorbraak van dijk of duin (einde waterkerende functie). | ||
bezwijkmechanisme | de wijze waarop een constructie bezwijkt | ||
bicarbonaten | zouten die het anion HCO3- bevatten | ||
bijboot | open vaartuigje dat op sleeptouw of aan boord meegenomen wordt en dient om een anker uit te brengen, als verbinding met de wal en dergelijke. | ||
bijdraaien | met gestopt schip met de wind op een zijde gaan liggen, waardoor met de andere zijde lij wordt gemaakt | ||
bijkomend oppervlak | klein verhard oppervlak buiten de normale weg- breedte | ||
bijkomende gegevens | data over randconstructies zoals gecombineerde riool overstorten, splitsingen, tanks, regulatie werken en pompstations die de resultaten van een rioolmodel aanzienlijk kunnen beïnvloeden. | ||
bijlbrief | koopbrief van een schip waarin de verkoper zich voor de koopprijs van het schip laat verpanden. | ||
bijlbrief | verklaring van de scheepsbouwmeester dat een schip op zijn werf is gebouwd en opgeleverd | ||
bijleggen | schip met de kop recht in de wind leggen | ||
bijliggen | een deel van de vracht van een ander schip overladen. | ||
bijzonder onderhoud | omvat onderhoudswerkzaamheden van constructieve aard, zoals vervanging en reconstructie en voor waterkeringen ophoging en herstel van door verzakking ontstane scheuren en gaten tot het in een legger of op andere wijze vastgestelde profiel. | ||
bijzondere bepaling | de koppeling van een bijzondere bepaling aan een specifieke vergunning en een specifieke waarde van de parameter van de bijzondere bepaling in de daarbij aangegeven eenheid | ||
bijzondere bepaling | beperkingen voortkomend uit reglementen | ||
bijzondere markering | geeft een gebied aan met een bijzondere bestemming die in de regel op kaarten en in publicaties omschreven is | ||
bijzondere natuur | natuurlijk voorkomende levensgemeenschappen die relatief zeldzaam zijn, of waar relatief zeldzame plant- en diersoorten deel van uitmaken. | ||
bijzondere omstandigheid | gebeurtenis die niet elke dag plaatsvindt en die niet standaard is. | ||
bijzondere omstandigheid (norm) | omstandigheid waarbij de normwaarde afwijkend is of waarbij de normwaarde aan de hand van externe variabelen bepaald dient te worden | ||
bijzondere waarde- ringscode | een aanduiding die aangeeft dat er sprake is van 1 of meer omstandigheden die er, ingevolge wettelijke voorschriften, toe leiden dat bij de waardering rekening is gehouden met bijzondere waarderingsvoorschriften, waardoor de vastgestelde waarde lager kan zijn dan de waarde in het economische verkeer of de gecorrigeerde vervangingswaarde. | ||
bijzondere waterkerende constructie | constructie om, in combinatie met een grondli- chaam (dijk) of in plaats van een grondlichaam, water te keren. | ||
bijzondere weglaag | constructie van voor de opbouw van de weg niet relevante weglagen | ||
binder | chemicaliën die korte vezels bijeenhouden in een cartridge-filter. | ||
binnenberm | een extra verbreding aan de binnendijkse zijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden en/of om zandmeevoerende wellen te voorkomen. | ||
binnendijks | aan de polderzijde van de waterkering gelegen. | ||
binnendijks | aan de kant van het land of het binnenwater. | ||
binnenduin | duingebied landwaarts van de primaire waterkering. | ||
binnengaats | binnen het betonde gedeelte van de zeegaten. | ||
binnengaats | in de haven. | ||
binnenloodsen | een schip uit volle zee op de rede of in de haven brengen of, wanneer de zeeloods wordt afgelost door de binnenloods, van de riviermonding in de haven. | ||
binnenlopen | een haven aandoen. | ||
binnenschepenwet | BSW | deze wet bevat bepalingen ter bevordering van de veiligheid van de vaart van schepen op binnenwateren en van goede omstandigheden aan boord van die schepen. | |
binnensleper | sleepboot voor de binnenvaart. | ||
binnentalud | hellend vlak van het dijklichaam aan de binnendijkse zijde van de dijk. | ||
binnenteen | de onderrand van het dijklichaam aan de binnendijkse zijde van de dijk (de overgang van dijk naar maaiveld). | ||
binnenvaart | het deel van de handelsvloot dat uitsluitend is uitgerust voor het bevaren van de binnenwateren, dit in tegenstelling tot de zeevaart. | ||
binnenvaartpolitiere- glement | BPR | reglement ter voorkoming van aanvaring op de openbare wateren in Nederland, met uitzondering van de wateren die zijn in omschreven in Rijnvaartpolitiereglement, Scheepvaartreglement Westerschelde, Scheepvaartreglement Eem- smonding, Zeeaanvaringreglement en Reglement Kanaal van Gent naar Terneuzen. | |
binnenwater | water wat zich binnen de kustlijnen bevindt | ||
binnenwateren | al het stilstaande of stromende water op het landoppervlak, en al het grondwater aan de landzijde van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten - | ||
binnenzee | zee die (vrijwel) geheel door een land wordt ingesloten. | ||
bio beschikbaar | refereert in de regel aan vervuilende- of gifstoffen die opgenomen kan worden door organismen. | ||
bio energetische modellen | type biologisch proces model waarbij de optimale locatie en gedrag van een organisme gebaseerd is op energie balansen. | ||
bioaccumulatie | de opeenhoping van een stof in organismen of delen van organismen, waardoor de concentratie in de organismen hoger wordt dan in het omringende milieu. | ||
bioassay | kwantitatieve bepaling van biologisch werkzame stoffen door middel van toediening van deze stoffen aan levende organismen onder standaard omstandigheden. | ||
biodegradatie | het langs biologische weg afbreken van (synthetische) stoffen. | ||
biofilm | populatie van verschillende micro-organismen, gevangen in een laag van slijm en uitscheidings- producten, die vastgemaakt zit aan een oppervlak. | ||
biofouling | de ongewenste aangroei en accumulatie van micro-organismen, planten en dieren op substraten die ondergedompeld zijn in zeewater of er regelmatig mee in contact komen. | ||
biogas | gas dat onder anaërobe omstandigheden ontstaat (bijvoorbeeld bij het gisten van slib) | ||
biogene sedimenten | sedimenten van dierlijke of plantaardige oorsprong | ||
biogeografie | leer van de verspreiding van levende organismen | ||
biologisch actieve koolstof | geactiveerde koolstof dat de microbiologische groei actief bevordert, om de degradatie van organische stoffen die geabsorbeerd zijn in de poriën en op het oppervlak van de koolstof. | ||
biologisch afbreekbaar | de mogelijkheid van een organische stof om te verteren als gevolg van de aanval bij micro organismen.. | ||
biologisch afbreekbare verontreinigingen | verontreinigingen die verteerd kunnen worden onder natuurlijke omstandigheden. | ||
biologisch kunstwerk | kunstwerk, geheel ontworpen en gebouwd ter ondersteuning van het menselijk ingrijpen in het natuurlijk functioneren van levende wezens. | ||
biologisch zuiveren | het met behulp van micro organisme verwijderen van biologisch afbreekbare verontreinigingen uit het afvalwater | ||
biologisch zuurstofverbruik 5 dagen | BZV5 | de hoeveelheid opgeloste zuurstof die binnen 5 dagen geconsumeerd wordt door bacteriën die de biologische afbraak van organisch materiaal uitvoeren. | |
biologische capaciteit rioolwaterzuiveringsinstallatie | het maximale, zuiverend vermogen van de ri- oolwaterzuiveringinstallatie dat kan worden aangewend voor de reiniging van het instromende afvalwater | ||
biologische indicator | soort of aantal soorten dat representatief en typerend is voor een specifieke toestand van een ecosysteem. | ||
biologische oxidatie | vertering van complexe organische materialen door micro-organismen door middel van oxidatie. | ||
biologische teelt | teelt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 | ||
bioluminiscentie | uitstralen van licht door levende organismen | ||
biomagnificatie | stapsgewijze toename in de concentratie van persistente stoffen in het organisme naarmate men hogerop in de voedselketen waarneemt. | ||
biomassa | de gezamenlijke massa aan levende materie voorkomend in een bepaalde levensgemeenschap of een onderdeel hiervan. | ||
biomonitoring | het gebruik van levende organismen om de geschiktheid van effluent te testen om het te kunnen lozen en om de kwaliteit van het ontvangende water na ontvangst te testen. | ||
bioom | grote regionale groep van welbepaalde plant- en dierengemeenschappen die goed aangepast zijn aan de omgeving van een welbepaald gebied of regio | ||
biopiles | engelse/Amerikaanse term voor in driehoekige vorm opgezette hopen waarin biologische afbraak van verontreinigende stoffen plaatsvindt. | ||
bioremediatie | de biologische behandeling van afvalwater en slib, door de afbraak van organische stoffen en koolwaterstoffen tot koolstofdioxide en water te veroorzaken. | ||
biosfeer | het door de gezamenlijke planten- en dierenwereld bezette deel van de aarde (lithosfeer) en de atmosfeer. | ||
biota | alle organismen, inclusief dieren, planten, schimmels en micro organismen die in een bepaald gebied gevonden worden. | ||
biotherm | “elk organisme dat bijdraagt tot de vorming van een ”“koraalrif”“.” | ||
biotiek | het totaal aan biotische factoren. | ||
biotisch | behorende tot de levende natuur. | ||
biotoop | karakteristieke leefomgeving van een levensgemeenschap waarvan de belangrijkste klimatologische, bodemkundige en biologische condities uniform zijn. | ||
biotoop | ruimtelijk begrensde eenheid voor leven. | ||
biotoop | woongebied voor een groep organismen. | ||
biotransformatie | omzetting van een stof in andere stoffen bij organisme | ||
bioturbatie | het omwoelen van de waterbodem door organismen en de daaruit voortvloeiende uitwisseling van materiaal tussen bodem en water. | ||
bioventing | basistechniekcombinatie waarbij door de onttrekking van bodemlucht de bodem wordt geventileerd, resulterend in een toename van het zuurstofgehalte en dientengevolge in de biologische afbraak van de organische verontreinigende stof. Bovendien speelt, afhankelijk van de vluchtigheid van de verontreinigende stof, het sanerend effect van bodemluchtextractie een rol. | ||
biovolume | het totale volume aan levende materie voorkomend in een bepaalde levensgemeenschap of een onderdeel hiervan. | ||
bitumen | een zeer viskeuze vloeistof of vaste stof, in hoofdzaak bestaande uit koolwaterstoffen of hun derivaten, die vrijwel geheel oplosbaar is in zwavelkoolstof | ||
bitumenemulsie | een homogeen mengsel van bitumen en water waarbij bitumen in de vorm van zeer kleine bolletjes is gedispergeerd in water | ||
bitumengetal | de plasticiteit van een vulstof/watermengsel, uitgedrukt in een getal | ||
blaaswier | soort bruinwier met drijfblaasjes. | ||
black-boxmethode | methode voor globaal ontwerp of eenvoudige toetsing op toplaaginstabiliteit, op basis van makkelijk te bepalen kenmerken van toplaag en ondergrond. | ||
black-spot | een weglocatie waar de afgelopen 3 jaren meer dan 6 slachtoffers zijn gevallen. | ||
bladvanger | een afscheider die bladeren en grofvuil uit de regenpijp werpt | ||
blakte | situatie waarin er geen wind is, zodat het water spiegelglad is. | ||
blauwalgen | bacteriën die eruit zien als wieren. | ||
blauwe dienst | activiteit of beheersmaatregel op het gebied van waterbeheer, aangegaan met eigenaar of gebruiker van (doorgaans agrarische) gronden, gericht op realisering van verdergaande maatschappelijke wensen, waarvoor de ondernemer beloond moet worden. | ||
blauwe vlag | de blauwe vlag is ingesteld door de FEE (Foundation for Environmental Education) om internationaal de kwaliteit van zwemwater te kunnen vergelijken. | ||
bliek | jonge haring. | ||
blijf-weg sein | bestaat uit een geluids- en een lichtsein. Het geluidssein bestaat uit het gedurende 15 achtereenvolgende minuten voortdurende herhalen van een korte stoot, gevolgd door een lange stoot. Gelijktijdig met het geluidssein moet een geel licht worden getoond met eveneens een korte en een lange periode. | ||
blijvende teelt bedrijf | agrarisch bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door het kweken van gewassen met een levensduur langer dan één jaar | ||
blind anker | uitgeworpen anker waar geen ankerboei aan is bevestigd, zodat je niet precies weet waar hij ligt. | ||
blinde klip | zich onder water bevindende, dus onzichtbare klip. | ||
blinde vlekken | elke plaats op een filtermedium waar vloeistoffen niet doorheen kunnen stromen. | ||
blindslaan | doet de schroef als er niet genoeg water naar de schroef toevloeit of een groot deel van de schroef zich boven water bevindt. | ||
blindvaren | het varen zonder kompas, radar en andere technische of elektronische hulpmiddelen. | ||
blizzard | plotseling opkomende hevige sneeuwstorm, die gepaard gaat met felle kou. Komt regelmatig voor in Canada en het noordwesten van de Verenigde Staten. | ||
blok | katrol om schoten e.d. door te scheren | ||
blok-gecentreerd netwerk | een eindige-differentie rekennetwerk waarbij het model de modeluitvoer (bv. peil of potentiaal van het water) in het centrum van een rekencel berekent. | ||
blokkade | afsluiting van een haven, doorvaart of kust met oorlogsschepen. | ||
blokkade | doorstroming van het wegverkeer plaatselijk geblokkeerd voor alle verkeer als gevolg van een incident, zoals een ongeval | ||
blokkanaal | marifoonkanaal van het blokgebied waarin men zich bevindt en waarvoor een uitluisterplicht geldt. | ||
blokkeerinrichting | toestel om de beweging van een werktuig te vertragen, te laten stoppen of te fixeren | ||
blokken | toplaagelementen die nauw op elkaar aansluiten en waarbij de spleetbreedte rondom elk element min of meer constant en meestal klein is. | ||
blokkenmat | geprefabriceerde toplaagelementen die onderling door kabels of een geokunststof zijn verbonden tot een mat. | ||
blower | toestel om grote hoeveelheden gassen te verplaatsen | ||
blowergebouw | gebouw waar de blower(s) opgesteld staat(n) | ||
blowerruimte | ruimte waar de blower(s) opgesteld staat(n) | ||
blusboot | boot waarmee de brandweer branden en milieurampen op en bij het water bestrijdt. | ||
bocht | verandering in de richting van een stroom. | ||
bochtaak | vlet waarop de gierkabel van een veerpont rust. | ||
bochtverlies | een coëfficiënt waarmee de totale bocht- en knikverliezen in de 1D-hevel kunnen worden berekend. | ||
bodem | het aan de oppervlakte liggende pakket van de aardkorst met de daaronder liggende aardlagen onder invloed van de hydrosfeer, atmosfeer en organismen. | ||
bodembeheerplan | in het bodembeheerplan is vastgelegd hoe met grond moet worden omgegaan en welke kwali- teitsgegevens beschikbaar moeten zijn. Daarbij gaat het om de volgende situaties: de grond is afkomstig uit dezelfde zone als die waarin de ontvangende bodem is gelegen | de grond is afkomstig uit een andere zone binnen hetzelfde beheersgebied | de grond is afkomstig uit een ander beheersgebied | de grond is afkomstig uit een gebied waarvoor geen bodemkwaliteitskaart geldt, of uit een inrichting. | ||
bodembreedte | aanwijzing voor de (streef)breedte op bodemni- veau | ||
bodemconcentratie | concentratie aan opgeloste of gesuspendeerde stoffen vlak boven de bodem van een water. | ||
bodemdaling | daling van het grondoppervlak door oxidatie van veen, zetting of geologische processen. | ||
bodemdekking | het deel van de bodem dat geraakt is door akoestische metingen. | ||
bodemfluctuatie | tijdafhankelijke schommeling van de bodemlig- ging t.o.v. een referentievlak. | ||
bodemgebruikswaarde | BGW | concentratie van een stof in sediment, grond of grondwater die geldt als functiegerichte sane- ringsdoelstelling voor verontreinigingen van voor 1987 en als functiegerichte kwaliteitseis voor het aanbrengen van leeflagen. | |
bodemgeschikheid- kaart | kaart met daarop aangegeven de gebruiksmogelijkheden voor verschillende vormen van bodemgebruik. | ||
bodemhelling | hoogteverschil over een bepaalde afstand van een rivierbedding of waterbodem. | ||
bodemhoogte | BODHTE | hoogteligging van de bodem van een oppervlaktewater ten opzichte van een referentievlak | |
bodemkaart | kaart waarop de samenstelling van de bodem is weergegeven | ||
bodemkunde | de wetenschap, die de grondsoorten bestudeert naar hun wijze van ontstaan, karakter en gebruik, alle in landbouwkundige zin. | ||
bodemkwaliteitskaart | set van kaarten die als geheel een beschrijving geven van de bodemkwaliteit in een bepaald gebied met een bijbehorend bodembeheerplan. | ||
bodemkwaliteitszone | deel van een beheersgebied waarvoor geldt dat er een eenduidige verwachting bestaat omtrent de bodemkwaliteit, waarbij zowel de verwach- tingswaarde als de mate van variabiliteit bepalend zijn. | ||
bodemlaag | een pakket bodem begrensd door lenzen en scheidingslagen, welke als laag een watervoerende of waterscheidende functie heeft | ||
bodemluchtextractie | basistechniek waarbij vluchtige verontreinigende stoffen via de bodemlucht worden getransporteerd en uit de bodem verwijderd. | ||
bodemmateriaal | materiaal waaruit de bodem is opgebouwd. | ||
bodemonderzoek | onderzoek en studie van de bodem die in het veld (ter plekke) worden uitgevoerd | ||
bodemruimer | apparaat om silo's tot op de bodem te kunnen legen en/of om brugvorming in de silo te voorkomen | ||
bodemruwheid | oneffenheid van de bedding of waterbodem waardoor stromingsweerstand wordt veroorzaakt. | ||
bodemsamenstelling | materiaal waaruit een bodem is gevormd en hun onderlinge verhouding (fracties of procenten). | ||
bodemsanering | het schoonmaken van vervuilde grond. | ||
bodemstructuur | wijze waarop een bodem is opgebouwd. | ||
bodemtype | een voor de Nederlandse situatie karakteristieke opeenvolging van bodemlagen. | ||
bodemtype correctie- factoren | dit zijn een aantal factoren die in een formule worden gebruikt waarmee voor een aantal verontreinigingen de concentratie kan worden berekend die van nature voorkomt (de referentiewaarde). Dit is nodig omdat de referentiewaarde afhankelijk is van het organische stof- en lutum gehalte van de betreffende bodem. | ||
bodemval | sprong in de bodem van een waterloop. | ||
bodemverontreiniging | stoffen of componenten in de bodem of het grondwater, die niet van natuurlijke herkomst zijn en een bedreiging voor de mens en/of het ecosysteem kunnen vormen. | ||
bodemvocht verantwoording procedure | SMA | procedure gebaseerd op de opslag of index van een P-R model voor het meenemen van voorafgaande vochtigheid en klimaatomstandigheden. | |
bodemvorming | het complex van veranderingen dat optreedt in de aan de oppervlakte liggende aardlagen die van betekenis zijn voor de vegetatie. Deze veranderingen treden op nadat de lagen zijn afgezet en zijn het gevolg van de invloed van klimaat, terreinvorm, begroeiing, de mens e.a. factoren | ||
boegbok | dekschuit voor het opleggen van de boegdraad. | ||
boegdraad | kabel waaraan een baggermolen zich voorttrekt. | ||
boegjet | pomp die met grote kracht water wegperst uit een kleine monding in de boeg, aan bak- of stuurboord | ||
boegroer | extra roer, bevestigd aan de voorsteven, dat het manoeuvreren vergemakkelijkt | ||
boeten | het repareren van visnetten. | ||
boezem | het stelsel van gemeen liggende, met elkaar in open verbinding staande waterlopen en meren waarop het water van lager gelegen polders wordt uitgeslagen en dienend voor eventueel tijdelijke berging en lozing op het buitenwater. | ||
boezemgemaal | gemaal ten behoeve van de bemaling van boe- zemstystemen | ||
boezemland | direct op de boezem afwaterend gebied. | ||
boezemland | langs boezemwater gelegen land tussen boezemwater en boezemwaterkeringen. | ||
boezempeil | de waterstand in de Boezem. | ||
boezemwater | (water in) een stelsel van gemeen liggende, met elkaar in openverbinding staande waterlopen en meren waarop het water van lager gelegen polders wordt uitgeslagen en dienend voor eventueel tijdelijke berging en lozing op het buitenwater | ||
bok | een solide raamwerk van hout of staal, dat dient om een romp op het droge te ondersteunen. | ||
bolbaken | baken op een hoge paal, doorgaans een cilinder van rood-wit-blauw geverfd mandewerk of een ruit gevormd door twee kegels, ter aanduiding van een vaargeul. | ||
bolder | houten, betonnen of ijzeren paal om een landvast aan vast te maken. | ||
bolder | twee verticale of schuine stalen kokers op een grondplaat, bevestigd op het achterdek en op de bak, waarop de meertrossen worden belegd. | ||
bolk | kleine kabeljauw. | ||
bolwerkvorming | het inperken van de vrijheid van de uitvoering van het waterkeringbeheer door bebouwing of andere harde constructies. | ||
bomen | het voortbewegen van een boot met een vaarboom, doorgaans tegen de stroom in. | ||
boomkor | kornet van vier tot twaalf meter breed, dat door een boom wordt opengehouden en is voorzien van over de bodem schrapende kettingen. | ||
boomkorvisserij | vorm van bodemtrawlvisserij voor kotters waarbij twee aan beide zijden uitstaande gieken worden gebruikt. Aan elke giek hangt een bo- demtrawlnet, die op de bodem door een ' boom' wordt opengehouden. | ||
boomvakdeel | solitaire boom of bomen is rij of groep die individueel beheerd worden | ||
boor- en productie- platform | kunstmatig booreiland in zee, gebruikt om de olie- en gaslagen onder de zeebodem te exploreren en exploiteren. | ||
boord | de omtreklijn van het dek. | ||
boorpunt | plaats waar een boring is verricht | ||
boorvloer | horizontaal platform waarop de boortoren staat. | ||
booster | een opjaagstation met als doel het zandwater- mengsel in een persleiding voldoende snelheid te doen behouden | ||
bootgeometriestelsel | het stelsel van coördinaatassen waarin de vorm of elementen op een vaartuig vastgelegd kunnen worden | ||
bootvluchteling | iemand die per boot zijn land ontvlucht, in de hoop buiten de territoriale wateren te worden opgepikt door schepen van een andere nationaliteit en politiek asiel te verkrijgen. | ||
bootwerker | havenarbeider. | ||
bore | hoge, steile muur van water, die bij springvloed de rivier binnenloopt. | ||
boreas | noordenwind. | ||
boren | het maken van een gat in de bodem, meestal om dieper gelegen bodemlagen te bereiken | ||
boring | een middel om door boren of steken toegang te krijgen tot de ondergrond om bijvoorbeeld geroerde en/of ongeroerde monsters aan de ondergrond te ontlenen voor nader onderzoek. | ||
botenbaas | hij die leiding geeft aan en toezicht houdt op havenarbeiders bij het laden en lossen van zeeschepen. | ||
botlek | vroeger een waterloop tussen de Oude en Nieuwe Maas en de Brielse Maas, tegenwoordig een gigantisch haven- en industriecomplex tussen Rotterdam en de Europoort. | ||
botulisme | vergiftiging die wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium botulinum. | ||
bouw en verwerving slibverwerkingsinstal- laties | het door het waterschap tot stand (laten) brengen, vernieuwen, aanpassen en van derden overnemen van slibverwerkingsinstallaties. | ||
bouw-/kunsthistorie | bestudeert de wijze waarop de gebouwde omgeving tot stand is gekomen. Hierin concentreert de bouwhistorie zich op de bouwtechniek en materiaalgebruik. Kenmerkend is het bouwhistorisch onderzoek. De kunsthistorie richt zich op de ontwikkeling van de architectonische vormgeving. Kenmerkend is het onderzoek aan de hand van stijlkenmerken. | ||
bouwblok | een in een bestemmingsplan vastgelegde ruimtelijke eenheid, waarbinnen de bebouwing ten behoeve van een bestemming dient te worden geconcentreerd. | ||
bouwjaar | jaar van gereedkomen van een object, bijvoorbeeld een kunstwerk of inrichtingselement | ||
bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming | Bbo| Bsb | BWBR0007667 per 1 juli 2008 vervallen Nederlandse regeling betreffende het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming | |
bouwstoffenbesluit. | Bsb | ||
bouwwerk | van steen, hout, metaal e.d. vervaardigde aarden nagelvast met de grond verbonden bouwwerken en installaties | ||
boven de wind | in de richting waar de wind vandaan komt. | ||
bovenafdekking | een isolatiemethode waarmee door het aanbrengen van een laag op de verontreinigde bodem in ieder geval wordt beoogd de directe contactri- sico's met de verontreinigende stoffen in de bodem te beperken. | ||
bovenafdichting | een isolatiemethode waarmee, door het aanbrengen van een voorziening boven de verontreinigde bodem, in ieder geval beoogd wordt de infiltratie van het neerslagoverschot in de bodem te beperken. | ||
bovenafdichtingscon- structie | het geheel van verschillende functionele lagen waaruit een bovenafdichting bestaat. | ||
bovenbeloop | deel van het talud tussen buitenberm en kruin. | ||
bovengrens | de maximale waarde waar iets aan moet voldoen | ||
bovengrond | bovenste horizont van het bodemprofiel die meestal een relatief hoog gehalte aan organische stof bevat. Komt bodemkundig in het algemeen overeen met de A-horizont, landbouwkundig met de bouwvoor. | ||
bovenloop | het gedeelte van een rivier (waterloop) in het hoge deel van het stroomgebied. | ||
bovenmaats zeeschip | volgens het Scheepvaartreglement Westerschelde een schip dat vanwege zijn diepgang slechts de diepste plaats van een vaargeul kan bevaren en waarvan de mogelijkheid tot varen meestal gebonden is aan een bepaalde periode waarin de hoogste waterstand valt, dan wel een schip dat dermate lang is dat het slechts met bijzondere omzichtigheid door de bochten in de vaargeul kan varen. | ||
bovenpand | deel van een rivier dat door een hoog gedeelte van het stroomgebied naar een lager gedeelte stroomt. De grens tussen het hoge en lage gedeelte wordt gevormd door een punt waar de invloed van eb en vloed merkbaar wordt. Op dit punt bevindt zich meestal een sluis. | ||
bovenrivier | het gedeelte van een rivier dat niet onder invloed staat van de peilen aan de monding. | ||
bovenrivierengebied | een gebied waar de waterstand op de rivier alleen wordt bepaald door de rivierafvoer | ||
boven-schelde | de Schelde van bron (Franse Gouy - ca.100 meter boven de zeespiegel) tot Gent (ca. 185 km). | ||
bovenstroomse koers | de koers die een schip moet voorliggen om de afwijking door de stroom te corrigeren, zodat het de plaats van bestemming volgens een rechte lijn over de grond kan bereiken. | ||
boventafel | bovenste gedeelte van de taludbekleding (boven Gemiddeld Hoogwater of boven een overgangs- constructie). | ||
bovenwaterschip | het gedeelte van de boot dat zich boven water bevindt. | ||
box | ligplaats in een jachthaven | ||
boxcorer | groep van stekers met een grote, ronde, vierkante of rechthoekige steekbuis. | ||
boxenstructuur | ordening van de begroting, zodanig dat de verdeling in die begroting snel en helder zichtbaar wordt. | ||
bra | deel van de visvangst dat de bemanning gedurende de reis voor eigen gebruik mag nemen en dat rauw of gebraden gegeten wordt. | ||
brak water | water waarvan het zoutgehalte beduidend lager ligt dan dat van zeewater. | ||
Brandaris | vuurtoren van Terschelling | ||
branden | het spattend schuimen van water aan top en/of voorzijde van een korte golf, gevolg van evenwichtsverlies door onvoldoende waterdiepte. | ||
branding | het branden. | ||
brandingstroom | stroom die evenwijdig aan de kust ontstaat ten gevolge van de branding van scheef op de kust inkomende golven. | ||
brandweer | het geheel van de personen en gereedschappen bestemd om mensen te redden en voorkomende branden te blussen | ||
breakwater | dwarsscheepse opstaande rand op de bak van passagiersschepen, die overkomende golven breekt en buiswater tegenhoudt. | ||
brede kijk | de uitoefening door een waterschap van zijn primaire taken (reglementaire en de via wetgeving rechtstreeks toebedeelde taken aan de waterschappen), waarbij derhalve het waterschap allereerst blijft staan voor de behartiging van de waterstaatkundige belangen in de zin van zorg voor de waterhuishouding en waterkering, maar door de brede kijk oefent het waterschap die zorg op een moderne, eigentijdse manier uit. | ||
breedte | BREEDTE | een afmeting van een object | |
breedte breedtevak | maatgevende breedte van het breedtevak haaks op de as van het vak | ||
breedtegraad | 1/360 deel van een meridiaan | ||
breedtevak | lengte verharding met gelijke wegbreedte | ||
breekpuntschlorering | toevoeging van chloor aan water totdat er genoeg chloor aanwezig is voor de desinfectie van water. | ||
breeksterkte | de in kilo's uitgedrukte kracht die nodig is om een proefeind touw of staaldraad van één meter te doen breken. | ||
breeveertien | grote zandbank langs de kust van Noordwijk tot Callantsoog, waar 14 vadem water op stond. | ||
breken van een golf | vorm van branden, waarbij een watergolf na krulling instort. | ||
breker | korte, onstuimige golf die op de kust slaat | ||
breker | constructie voor het breken van materiaal | ||
brekerbank | zandbank of -rug, die nagenoeg evenwijdig aan de kust loopt, gevormd onder de invloed van brekende golven. | ||
brekerindex | verhouding tussen de hoogte van de berekende golven en de waterdiepte ter plaatse. | ||
brekerzone | gebied waar de golven breken. | ||
bres | talud van nog niet gebaggerde waterbodem ter plaatse van het ontgraafelement. | ||
bresgroei | (groei van) gat in de waterkering | ||
bressen | bezwijken van het talud ter plaatse van het ontgraafelement als gevolg van de baggeractiviteit. | ||
breuksteen | profielverdediging met behulp van breuksteen | ||
breuksteen-asfalt | profielverdediging van met asfaltgepenetreerde breuksteen | ||
breuksteenoverlaging | constructie waarbij op een bestaande, te lichte steenzetting ter versterking een pakket breuksteen is aangebracht. | ||
broedval | overgang van schelpdierlarven vanuit de waterfase naar de bodem. | ||
broeikaseffect | het opwarmen van de atmosfeer als gevolg van het toenemende aandeel koolstof. | ||
broekbos | bos met dichte ondergroei (broek) van struiken. | ||
bron | oorsprong van een emissie. | ||
bron | plaats waar (zonder menselijke ingreep of toepassing van mechanische middelen) water ontspringt aan sediment of gesteente. | ||
bron | het systeem dat de in te winnen grootheden levert. | ||
bron ontwikkeling | het proces waarbij een bron wordt afgepompt of gespoeld om het fijne materiaal wat het filter of de aquifer buiten het filter kan blokkeren, te verwijderen. | ||
bron volging | het percentage water wat iedere netwerk node bereikt vanaf een bepaalde bron node (oorsprong) | ||
bronbemaling | het uit de bodem of bouwputten onttrekken van grondwater door middel van een zuigpomp. | ||
brongebied | verontreinigd gebied in grond of grondwater waarin puur product of restverzadiging wordt aangetroffen. | ||
bronmaatregel | een bronmaatregel is gericht op het wegnemen van de oorzaak van de hydraulische belasting en/of verontreiniging. Het coaten van een zinken dakgoot is een voorbeeld van een bronmaatregel | ||
bronpopulatie | groep individuen van waaruit de kolonisatie van onbevolkte gebieden plaatsvindt | ||
bronwater | opgepompt grondwater | ||
broom | Br | chemisch element uit de zevende groep (halogeen) van het periodiek systeem, atoomnummer 35, een donkerrood tot bruine, zeer toxische stof met een stekende reuk (symbool Br). | |
brugdek | bovenste afsluitende laag van een brug | ||
bruikbaarheids grens- toestand | BGT | ||
bruinkool | veen dat onder druk in de loop der tijd gevormd is | ||
bruinrot | bacterieziekte die aardappelen aantast. | ||
brulboei | zeeboei die een dof, luid klinkend gebrul laat horen, doordat de beweging van de boei zeewater door een hoorn perst. | ||
bruto binnenlands product | de totale waarde van de goederen en diensten die geproduceerd worden door de inwoners van een land. | ||
bruto emissie | de som van de directe emissie en indirecte emissie bij het verlaten van de bron. | ||
bruto kielspeling | kielspeling als het schip stilligt | ||
bruto neerslag | P | de gemiddelde specifieke neerslag boven het aardoppervlak. | |
bruto register tonnenmaat | BRT | De inhoud van alle waterdicht afgesloten ruimten in het schip, zowel onder als boven het meetdek, met uitzondering van de dubbele bodem. | |
bruto standaardsaldo | BSS | de waarde van een bepaald landbouwgewas of - diersoort, berekend door de opbrengsten met bepaalde bijbehorende specifieke kosten te verminderen | |
bubbelinstallatie | installatie die wordt aangelegd in meren en plassen waarin tijdens warm weer problemen ontstaan met blauwalgen. | ||
budgetaanvraag | de aanvraag voor de inzet van mensen, middelen en geld. | ||
buffer | een stof die reageert met zuurstof of hydroxyl- ionen in een oplossing, om te voorkomen dat de pH verandert. | ||
buffercapaciteit | de mate waarin het natuurlijke systeem in staat is invloeden van buitenaf op te vangen zonder dat dit gevolgen heeft voor flora en fauna | ||
buffertank | tank voor het bufferen van een stof | ||
bufferzone | gebied rondom een natuurgebied waar maatregelen noodzakelijk zijn, met het oog op de vereiste milieu- en wateromstandigheden in het natuurgebied. | ||
bufferzone | afstand tussen de rand van een gebied waar de toepassing van (milieuvreemde) stoffen, zoals pesticiden, is toegestaan en een gebied dat gevoelig is voor deze stoffen, zoals bijvoorbeeld een waterloop. | ||
bui | korte periode van neerslag | ||
bui-oscillaties | onregelmatige schommelingen van de waterspiegel met wisselende periode, die vooral bij zware storm optreden | ||
buisbezinker | een apparaat dat bundels buisjes gebruikt om vaste stoffen in het water te laten bezinken zodat ze door middel van slib verwijderd kunnen worden. | ||
buistoot | afzonderlijk optredende vrij kort durende water- spiegelverheffing als gevolg van een zware bui of front. | ||
buiswater | water dat tegen de boeg van het schip opgeslagen wordt en over het dek waait. | ||
buitenberm | extra verbreding aan de buitendijkse zijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden, om zandmeevoerende wellen te voorkomen en/of om de golfoploop te reduceren. | ||
buitenbeschermings | |||
buitendijks | gelegen tussen het buitenwater en de dijk die dat water keert. | ||
buitengaats | op zee, buiten de haven. | ||
buitengebied | het gebied buiten de bebouwde kom en buiten het gebied dat op grond van een vigerend ruimtelijk plan als toekomstig onderdeel van de bebouwde kom kan worden aangemerkt. | ||
buitenknik | knik tussen de berm en het benedenbeloop | ||
buitenkruinlijn | lijn die de overgang markeert tussen de kruin en het buitentalud, waarlangs de toetsing op hoogte plaatsvindt. | ||
buitentalud | hellend vlak van het dijklichaam aan de kerende zijde. | ||
buitenteen | onderrand van het dijklichaam aan de waterzijde van de dijk (buitendijks). | ||
buitenwater | het oppervlaktewater waarvan de waterstand direct invloed ondergaat bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer of Markermeer of bij een combinatie daarvan. | ||
buitenwater | water in de onmiddellijke gemeenschap met de zee. | ||
bulbkiel | vin, bestaande uit een plaat, waar de ballast als een sigaar onderaan is bevestigd of gegoten. | ||
bulkcarrier | schip dat speciaal is gebouwd voor het vervoer van bulk en over veel ruimen beschikt, die elk hun eigen luikopening hebben, waardoor er sneller kan worden geladen en gelost. | ||
bun | afgesloten deel van het ruim dat in open verbinding staat met het buitenwater | ||
bun | kist met gaatjes die men in het water hangt om de vis levend in te bewaren.. | ||
bunker | tank voor het opslaan van brandstof. | ||
bunkeren | het laden van brandstof of drinkwater. | ||
bunkerstation | een voorziening voor levering van brandstof en scheepvaartbenodigdheden | ||
burcht | een ondergronds dierenverblijf met meerdere ingangen, die door kleine zoogdieren wordt gegraven | ||
burqemeester | wettelijk burgerlijk hoofd en vertegenwoordiger van een gemeente ⇒ burgervader, de eerste burger | ||
burqer | persoon die burgerrechten geniet | ||
b-water | water van belang voor de waterkwantiteit in het beheersgebied van het waterschap. | ||
bwo-kerinq | BWO | kering geplaatst en ontworpen ter bescherming van waterstaatswerken in oorlogstijd | |
caco3 compensatie diepte | de diepte waarop de hoeveelheid CaCO3 geproduceerd bij de organismen in het bovenliggende water gelijk is aan de hoeveelheid CaCO3 die de waterkolom kan absorberen. | ||
caisson | drijvend betonnen bouwwerk dat tot zinken wordt gebracht en dan dient als onderdeel van een dam, tunnel of brug. | ||
caisson | soort grote duikerklok waarin onder overdruk werk wordt verricht. | ||
cake filtration | filtratie door een uit slibvlokken en macromoleculen bestaande poreuze filterkoek op het membraanoppervlak. De filterkoek wordt opgebouwd door permeaat onttrekking door het membraan waardoor concentratieverhoging plaatsvindt van de gesuspendeerde deeltjes en macromoleculen op het membraanoppervlak. | ||
calamiteit | omstandigheden waaronder de goede staat van één of meer waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig in het ongerede is of dreigt te komen | ||
calamiteit | ernstige verstoring | ||
calamiteit | een onderkend gevaar voor de bevolking waarvoor een calamiteitenplan in werking dient te treden. | ||
calamiteit draaiboek | het calamiteit–scenario, de calamiteitstrategie, de calamiteittactieken, de calamiteitinzet voor een bepaald deelswatersysteem. | ||
calamiteit strategie | een calamiteitstrategie is de wijze waarop een rampzalige situatie kan worden beïnvloed. | ||
calamiteit tactiek | een calamiteittactiek is de wijze hoe een calamiteitstrategie moet worden uitgevoerd. | ||
calamiteit/zwaar ongeval/ ramp/incident | een ramp wordt het als het bevoegd gezag het aldus officieel benoemt/typeert | ||
calamiteitenorganisatie | organisatievorm/eenheid die de bestrijding van de ramp/crisis/calamiteit ter hand neemt | ||
calamiteitenplan | draaiboek waarin de verschillende bij dijkbewaking te ondernemen acties staan vermeld. | ||
calamiteitenverloop | het verloop van de gebeurtenissen | ||
calamiteitenzorgsysteem | systematiek om bij calamiteiten zorg te verlenen aan de getroffenen | ||
calamiteuse polders | zo werden in de jaren twintig de Zeeuwse polders genoemd waarvan de zeewering zo kostbaar was, dat rijk en provincie daarvoor subsidie gaven. | ||
calcium | Ca | chemisch element dat behoort tot de groep aardalkalimetalen. Atoomnummer 20, symbool Ca | |
calciumhypochloriet | een chemicalie dat veelvuldig wordt gebruikt voor de desinfectie van water | ||
campylobacter bacterie | bacterie die gevonden wordt in dieren en Campylobacteriose kan veroorzaken | ||
campylobacteriose | ernstige vorm van diarree gevormd door een infectie van de dunne darm die wereldwijd voorkomt en wordt veroorzaakt door de Campylobacter bacterie | ||
canyon | smalle, diepe en steilwandige kloof die ontstaan is door de erosieve actie van stromend water. | ||
capaciteit | hoeveelheid stroming die verwerkt kan worden door een afvoerconstructie. | ||
capaciteit | volume dat opgeslagen kan worden in een reservoir | ||
capaciteit beheer | het opstellen van capaciteitsprognoses en het plannen, meten en toetsen van de transport-, zuivering- en slibverwerkingscapaciteit | ||
capaciteit tussen de oevers | afvoer in een waterloop zonder dat de oevers overstromen. | ||
capaciteit van een put | waterleverend vermogen van een put. | ||
capaciteitsplan | plan wat alle capaciteitsgegevens van het schip bevat | ||
capacitief | werkend op het principe van een condensator. | ||
capillair onderbrekende laag | een horizontale laag met een dusdanige korrel- verdeling (grootte van de poriën) dat capillaire opstijging van (verontreinigd) bodemvocht ermee wordt voorkomen. | ||
capillair water | water dat in fijne openingen in de bodem boven de grondwaterspiegel wordt gezogen doordat de moleculaire krachten het dan winnen van de zwaartekracht. | ||
capillaire activiteit | water dat op een bepaald punt hoger komt dan dat deel van het oppervlak dat niet in contact is met een vast oppervlak. | ||
capillaire membranen | membranen met de dikte van een menselijke haar | ||
capillaire zone | grondzone boven het freatisch vlak waarin zich nog grondwater bevindt. | ||
carbonaat | verbinding met koolstofionen in een complexion van formule (CO3)2- - bijna altijd zoutachtig. | ||
carcinogeen | een stof die in staat is kwaadaardige groei (kanker) te verwekken in mens, dier of plant. | ||
carcinologie | studie van de kreeftachtigen (Subphylum Crustacea) | ||
cardanische ophanging | systeem waarbij twee vlakke metalen concentrische ringen beweeglijk in hetzelfde vlak zijn aangebracht | ||
carnivoor | vleeseter. | ||
cartridge filter | wegwerpfilterapparaat dat een filtergrootte heeft van 0,1 tot 100 micron. | ||
cascade | getrapte waterval/kunstmatig aangelegde stroomversnelling. | ||
casco | de kale romp van een schip. | ||
casco | het gehele schip, met uitzondering van alles wat zich in de machinekamer en de ketelruimen bevindt. | ||
cas-nr. | CAS | een codering van de stof die herkenning mogelijk maakt van identieke stoffen met verschillende handelsnamen. | |
categorie | indeling welke aangeeft of een doelvariabele een fysische, chemische, biologische of gebruiks- doelvariabele is (categorie), of een verdere onderverdeling van één van bovengenoemde (subcategorie). | ||
categorie | het onderscheid in de KRW van natuurlijke wateren in de categorieen rivieren, meren, overgangswateren en kustwateren. | ||
categorie oppervlaktewater | een indeling naar de grootte van de afvoer en/of oppervlakte van het stroomgebied van het water zoals bepaald door het waterschap | ||
categorietelling | op incidentele basis gehouden telling van het verkeer naar indeling van categorie | ||
cation exchange capacity | CEC | indicatie van de mate waarin stoffen geadsorbeerd kunnen worden door organische stof, kleimineralen e.d. | |
cavitatie | het verschijnsel waarbij door de snelle stroming langs de bolle voorzijde van het schroefblad de druk zo sterk daalt dat er waterdampbellen ontstaan die de motorische stuwkracht van de boot verminderen. | ||
cbr test | een in Amerika ontwikkelde methode om de stijfheid van grond uit te drukken in de stijfheid van een standaardmateriaal. | ||
cbs-indeling (vergunning) | een verzameling typeringen van vergunningen waarover door het CBS enquête vragen gesteld worden. | ||
CEFILT | waarde die aangeeft van welk type een waarde is. | ||
celspanning | de spanning die heerst in de cel van een cel- of triaxiaalapparaat | ||
cementatieproces | verhardingsproces van cement en cementachtige bindmiddelen. | ||
ce-merk | europees keurmerk voor schepen, bestaande uit een code met een plaatje. | ||
cemt-classificatie | indeling van binnenvaartschepen in een beperkt aantal standaardtypen | ||
centraal bureau binnenvaart | CBB| CBRB | ||
centraal bureau voor de statistiek | CBS | ||
centraal referentie punt | CRP | punt op het vaartuig ten opzichte waarvan het bootgeometrie stelsel gedefinieerd is | |
centrale commissie voor de rijnvaart | CCR | internationaal bestuursorgaan, dat ingevolge de akte van Mannheim (1868) de vrije en veilige vaart op de Rijn in stand moet houden | |
centrifugaat | afgescheiden water ontstaan bij het centrifugeren | ||
centrifugatie | een delingsproces, dat centrifugale kracht gebruikt om de versnelde bezinking van deeltjes in een vaste stof- / vloeistofmengsel te bevorderen. | ||
centrifuge | machine voor het m.b.v. centrifugaalkrachten indikken of ontwateren van slib | ||
centrum voor onderzoek van de economie van de lagere overheden | COELO | ||
centrum voor regelgeving en onderzoek in de grond-, water- en wegenbouw en de verkeerstechniek. | CROW | ||
cessionaris | verzekeraar die het recht op een scheepslading of scheepswrak heeft. | ||
charged coupled device | CCD | halfgeleider die bij lichtinval stroom afgeeft | |
charteren | het huren en eventueel bevrachten van een schip | ||
chef van de wacht | officier die verantwoordelijk is voor de veiligheid van mensen en goederen op zee, vertegenwoordigt de kapitein en moet te allen tijde voldoen aan de geldende bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee. | ||
chelaterende stoffen | organische stoffen die de mogelijkheid hebben om ionen uit hun wateroplossingen te trekken en in oplosbare complexen om te zetten. | ||
chemicaliën doseren | het toevoegen van chemicaliën ten behoeve van bijvoorbeeld het verwijderen van fosfaat of het ontwateren van slib | ||
chemicaliën rubriek | indeling van de gevaarlijke stoffengegevens in logische eenheden die wordt gebruikt voor autorisatie van te tonen gegevens. | ||
chemicaliën waarde | de gegevens van een enkele chemicaliënrubriek voor een bepaalde chemicaliënstof. | ||
chemiekaarten | kaarten waarop de chemische inrichtingen zijn weergegeven | ||
chemisch zuurstofverbruik | CZV | | ||
chemische barrière | een laag die, door de interactie van de stoffen waaruit de wand bestaat en verontreinigende stoffen, de verspreiding van deze verontreinigende stoffen door de laag heen beperkt. | ||
chemische oceanografie | bestudeert het gedrag van de chemische elementen in de oceanen op aarde en haar processen die deze elementen aanbrengen, verwijderen en transformeren | ||
chemische stof | naamgeving van elementen en verbindingen of groepen verbindingen. | ||
chemisorptie | adsorptie van een atoom of verbinding aan een oppervlak middels chemische binding. | ||
chemosynthese | biologische omzetting van anorganische kool- stofmoleculen en nutriënten naar organische verbindingen, nodig voor de opbouw van het organisme door gebruik te maken van chemische energie. | ||
cheniervlakte | zandige strandwallen langs de kust, waarbij de lagunes achter de zandruggen geheel of gedeeltelijk zijn opgevuld door keiafzettingen. | ||
chezy formule | formule die de gemiddelde snelheid van een stroom V relateert aan de natte straal R, energie verhang S en de leiding ruwheid uitgedrukt in de Chezy coëfficiënt C. | ||
chloor | Cl | chemisch element uit de zevende groep (halogeen) van het periodiek systeem, atoomnummer 17, verstikkend groengeel gas (symbool Cl). | |
chloor ion | geïoniseerd chloride (Cl-) die geïoniseerde compounds kan vormen met diverse metalen. | ||
chloor vrij beschikbaar | chloor dat geen verbinding is aangegaan met aanwezige verontreinigingen | ||
chlooraminen | een chemisch complex dat uit chloor en ammoniak bestaat. | ||
chloorcontact ruimte | het deel van de waterbehandelingfabriek waar het effluent met chloor wordt gedesinfecteerd. | ||
chloorfenol | benzeen met een alcoholgroep en een chloor- atoom in de verbinding. | ||
chloorthiofos-sulfon | pesticide, acaricide/insecticide, cholinesterase inhibitor | ||
chlorering | een waterzuiveringsproces waarbij chloor voor desinfectie aan water wordt toegevoegd, om de aanwezige micro-organismen te controleren. | ||
chloride gehalte | het totale gewicht aan werkelijke chloorionen per gewichtseenheid water. | ||
chlorofyl | groep groene pigmenten die het voor planten mogelijk maken fotosynthese uit te voeren. | ||
cholera | acute diarreeachtige ziekte die veroorzaakt wordt door een infectie van de darmen met de bacterie Vibrio cholera | ||
chorologische classificatie | een groepsindeling van gebieden die onderscheiden worden door bepaalde verschijnselen aan de aardoppervlakte, aan de hand van gemeenschappelijke kenmerken van die gebieden. | ||
chorologische relatie | ruimtelijke (horizontale) relatie. | ||
chromatofoor | hoog ontwikkelde huidcellen, waarin telkens kleine pigmentgranules zijn omsloten en maken kleurverandering mogelijk bij organismen | ||
chronische toxiciteit | het effect (giftigheid) dat zich pas na langdurige blootstelling aan een stof openbaart. | ||
chronische toxiciteit- toets | toets waarin organismen worden blootgesteld aan een relatief kleine hoeveelheid van een stof gedurende een groot deel van de levensduur. | ||
chronische verontreiniging | herhaaldelijke of aanhoudende uitstoot of lozing van milieuverontreinigende bestanddelen. | ||
chronologisch | tijdvolgordelijk | ||
chronometer | zeer nauwkeurig lopend uurwerk | ||
ciguatera | toxische stoffen voorkomend in sommige vissen, die visvergiftiging veroorzaken. | ||
circalittorale zone | “deel van de ”“sublittorale zone”“ en begint onder de infralittorale zone, vanaf 10 - 25 meter diepte” | ||
circulatiecellen | horizontale stromingscellen die ontstaan door een samenspel van langsstroom en retourstroom. | ||
circumnavigatie | het omzeilen van de wereld. | ||
cirkel van mohr | spanningscirkel in het diagram van Mohr waarvan het middelpunt is gegeven door p=(sv+sh)/2 en de straal door q = (sv-sh)/2 | ||
civieltechnisch centrum uitvoering research en regelgeving | CUR | ||
classificatie verontreinigd slib | er worden vier soorten slib onderscheiden: - Klasse 1: voldoet aan de algemene milieukwali- teitsnorm: schoon tot licht verontreinigd. | - Klasse 2: overschrijdt de algemene milieukwaliteit: licht tot matig verontreinigd. | - Klasse 3: overschrijdt de toetsingswaarde: matig tot ernstig verontreinigd. | - Klasse 4: overschrijdt de saneringswaarde: ernstig tot zeer ernstig verontreinigd. | ||
classificatieproef | proef ter karakterisering van grond, waartoe de volgende bepalingen kunnen horen: volumieke massa, soortelijke massa, natuurlijk watergehalte, Atterbergse grenzen, krimpgrens, korrelverdeling, korrelvorm en humusgehalte | ||
classificeerder | controleur van de arbeiders die de tanks, dubbele bodems en piek van een schip schoonmaken en sauzen. | ||
classificeerder | die arbeiders die de tanks, dubbele bodems en piek van een schip schoonmaken en sauzen | ||
cleaning in place | CIP | reinigingssysteem waarbij de te reinigen onderdelen binnen de procesconfiguratie, dus zonder uitbouw, kunnen worden gereinigd. | |
cleaning in place tank | CIP Tank | opslagvat voor permeaat om het spoelen van de membranen mogelijk te maken. | |
climax stadium | eindstadium van een natuurlijk verlopende successie. | ||
clinometer | instrument dat wordt gebruikt om de overhelling (het aantal graden slagzij) van schepen te meten. | ||
clostridium botulinum | splijtzwam (Schizomycetes) uit de familie van de Bacillaceae die door afscheiding van toxinen een belangrijke rol speelt bij voedselvergiftiging. | ||
cluster | een samengestelde groep doelvariabelen | ||
cn-complex | het deel van het totaal cyanide dat niet vrij cyanide is (tCN = cCN + vCN). Gebonden aan zwevende stof of humus. | ||
coagulatie | destabilisatie van colloïde deeltjes door de toevoeging van een reactief chemicalie, een coagulant genoemd. | ||
coccolieten | kalkschaaltjes die worden geproduceerd door bepaalde eencellige algen, coccolithoforen genoemd. | ||
code européenne des voies de naviagation intérieure | CEVNI | europese verkeersregelgeving waarop het BPR en RPR zijn gebaseerd | |
code verificatie | bewijs dat een model op een bepaalde manier een werkelijke weergave is van een conceptueel model binnen zekere gedefinieerde beperkingen of toepassingbereiken en daarbij behorende nauwkeurigheidsbereiken. | ||
codelist | wanneer vooraf niet bekend is welke waardes een bepaald attribuut kan krijgen, maar als er wel een lijst waarschijnlijke waardes is, wordt in plaats van een Enumeratie een CodeList gebruikt. Een CodeList is een klasse met als stereotype ‘«CodeList»'. | ||
cohesie | de wederzijdse aantrekking tussen de fijne gronddeeltjes van sommige grondsoorten, waardoor deze bij elkaar worden gehouden tot een vaste massa zonder externe krachten. | ||
cohesie | schuifspanning die door de grond verdragen kan worden als de horizontale steunspanning nul is en geen inwendige spanningen aanwezig zijn | ||
cohesieve grond | grond die schuifweerstand heeft zonder aanwezigheid van normaalspanningen | ||
cold shock | neurogene shock door een combinatie van hevige schrik en plotselinge kou, ten gevolge van het overboord vallen. | ||
coliform bacterie | coliforme bacteriën zijn in grote aantallen aanwezig in het spijsverteringssysteem van mensen en dieren en worden ook veel gevonden in de natuur als gevolg van besmetting door uitwerpselen (E. coli). | ||
coliform index | een maat voor de besmetting van water en in het bijzonder door menselijke en dierlijke uitwerpselen. | ||
collapsing | een golf die breekt op een vrij steil talud - het breken gaat gepaard met heftige schuimvorming en turbulentie | ||
collector | vergaarder. | ||
colloïde | deeltjes met een grootte kleiner dan klei. | ||
colorimeter | toestel om het gehalte van een vloeistof te bepalen op grond van meting van de kleur. | ||
combinatiewand | een diepwand met een ingehangen slechtdoorla- tende folie. | ||
combischip | schip dat zowel containers, stukgoed, massagoed of combinaties daarvan kan vervoeren. | ||
commissaris van de Koningin | cvdk | ||
commissie | groep personen aan wie een bepaalde opdracht wordt gegeven | ||
commissie algemene en bestuurlijke aangelegenheden van het algemeen bestuur. | ABA | ||
commissie boertien i | commissie toetsing uitgangspunten rivierdijkver- sterkingen die de minister van verkeer en waterstaat adviseerde | ||
commissie integraal waterbeheer | CIW | ||
commissie mer | de onafhankelijke commissie die het bevoegd gezag adviseert over de richtlijnen voor te stellen MER en die een opgesteld MER toetst op juistheid en volledigheid. | ||
commissie uitwerking wet verontreiniging oppervlaktewater. | CUWVOW | ||
commissie vaarweg- beheerders | CVB | ||
commissie van advies inzake de waterstaat- wetgeving | CAW | ||
Common Implementation Strategy | CIS | common Implementation Strategy for the implementation of the Water Framework directive | |
communautair certificaat | certificaat van onderzoek | ||
communicatie | het uitwisselen van informatie op welke manier dan ook | ||
compactie | de samendrukking van een laag teneinde met een lagere porositeit een lagere doorlatendheid te bewerkstelligen. | ||
compartiment | Comp. | het deel van het milieu of het organisme of het medium dat wordt beschouwd of geanalyseerd. | |
compartiment (waterkering) | een gebied omgeven door een stelsel van waterkeringen ter beveiliging tegen overstroming niet zijnde een dijkring | ||
compensatie | iets vervangen of aanvullen van iets dat te kort schiet of vervallen/uitgevallen is | ||
compensatie bekken | secundair reservoir wat zorgt voor een vermindering van afvoerfluctuaties die het gevolg zijn van piekbelasting van het primaire reservoir. | ||
compenserende maatregelen | het creëren van nieuwe waarden die gelijk zijn aan de waarden die verloren (dreigen te) gaan. | ||
complete beïnvloeding | beïnvloeding waarbij de waterstandverhoging boven het reguleringswerk volkomen onafhankelijk is van de benedenstroomse waterstand. | ||
compositie | een associatie die aangeeft dat een of meer klassen (componenten) onderdeel zijn van een andere klasse (compositieklasse), met als restrictie dat een component niet zelfstandig verder leeft als de compositieklasse verdwijnt | ||
composteren | composteren is een biologisch proces waarbij bio-degradeerbaar materiaal door microorganismen en kleine ongewervelden onder gecontroleerde omstandigheden wordt afgebroken tot een stabiel eindproduct. Bron: Universiteit Leuven | ||
compressie | samendrukking van grond door belasten. | ||
compressie modulus | de verhouding tussen de gemiddelde hoofdspanning p en de volumerek ev bij samendrukkende belasting | ||
compressorgebouw | gebouw waarin compressoren opgesteld staan | ||
compressorruimte | ruimte waarin compressoren opgesteld staan | ||
concentraat | de totaliteit van verschillende stoffen die na filtratie in een filtermedium achterblijven. | ||
concentratie | CONCTTE | sterkte van een oplossing uitgedrukt in aantal massa eenheden per volume eenheid. | |
concentratieproces | het proces waarbij het aantal deeltjes per volu- me-eenheid van een oplossing vergroot wordt | ||
concentratietijd | tijdsperiode die noodzakelijk is voor storm runoff om naar het uitlaatpunt te stromen vanaf het punt in een afvoergebied met de langste looptijd. | ||
concentratieverdeling | ruimtelijke verdeling van de concentratie van stoffen. | ||
conceptueel model | beschrijving van de structuur van een systeem met kwalitatieve afhankelijkheden. | ||
conceptuele fout | fout in het modelconcept. | ||
concessie | beschikking met een verplichtend karakter voor de beschikkinghouder | ||
concrete klasse | klasse met objecten. | ||
condensafscheider | toestel om water af te scheiden uit een gas- of luchtleiding | ||
condenswater | water dat door condensvorming ontstaat aan de binnenzijde van de kas en via de condensgootjes of het hemelwaterafvoersysteem wordt verzameld | ||
conditionele relatie | relatie tussen plant en standplaatsfactor, die via een tussengeschakelde factor verloopt | ||
conductivity, temperature, depth | CTD | dit toestel meet tegelijkertijd de conductiviteit, de temperatuur en de diepte wanneer het wordt neergelaten in de zee. | |
configuratie beheer | registratie van alle installatiecomponenten ten behoeve van beheer- en onderhoudsactiviteiten | ||
conformité européenne | CE | voldaan hebbende aan de Europese eisen | |
congestie | het optreden van vertraging door een niet optimale afwikkeling van het verkeer. | ||
consent | visvergunning voor beroepsvissers. | ||
conservatief transport | transport van een stof in en met water zonder chemische invloeden. | ||
consistentie | in hoeverre voldoet de gehele gegevensverzameling aan de vooraf gestelde voorwaarden in de specificatie. | ||
consistentie | een aanduiding voor de toestand van de grond (vast, plastisch, vloeibaar) afhankelijk van het vochtgehalte | ||
consistentie-index | de verhouding tussen enerzijds het verschil van vloeigrens en werkelijk watergehalte en anderzijds de plasticiteitsindex | ||
consol | elektronisch plaatsbepalingsysteem. | ||
consolidatie coeffeci- ent | een bij benadering constante grootheid, die bepalend is voor het verloop van het consolidatieproces - de grootte ervan wordt bepaald door doorlatendheid en samendrukbaarheid van de grond van het volu- megewicht van het water | ||
consolidatiegraad | mate waarin sedimenten van een bodem zijn samengepakt (geconsolideerd). | ||
consolidatiegraad | de bereikte hoeveelheid consolidatie ten opzichte van de te bereiken hoeveelheid consolidatie | ||
consolidatiespanning | de spanning waaronder een grondmonster consolideert | ||
consolidatietijd | de tijd die nodig is om vanaf het aanbrengen van een belasting, de wateroverspanning te laten afnemen tot een niveau dat aanvaardbaar is voor het uitvoeren van de nog te verrichten werkzaamheden | ||
constante | grootheid die in de tijd niet verandert. | ||
constructie | het hoofdonderdeel van een object. | ||
constructie | wat door construeren ontstaan is | ||
constructiewaterlijn | CWL | waterlijn ter hoogte van de waterspiegel. | |
construeren | kunstmatig vormen | ||
construeren | uit delen samenstellen | ||
consumenten overschot | het bedrag wat een huishouden zou willen betalen voor een goed of dienst min het bedrag wat daadwerkelijk betaald wordt. | ||
consumptief watergebruik | water dat weggevoerd wordt van de beschikbare voorraad en niet wordt teruggevoerd in het watersysteem | ||
consumptief watergebruik | water dat gebruikt wordt in de industrie, landbouw en voedselbereiding. | ||
contacttijd | de periode dat een stof in contact komt met een vloeistof, voordat het via filtratie of chemische verandering verwijderd wordt. | ||
container | grote, verrijdbare verzamelbak voor het verzamelen van rest- of nevenproducten, afval | ||
containers | laadkisten, meestal van metaal en met standaard afmetingen, om te kunnen worden vervoerd door speciale containerschepen, - treinen, -vliegtuigen en -trailers. | ||
containerschip | schip dat speciaal is ingericht voor het vervoeren van containers. | ||
containerterminal | havenbedrijf gespecialiseerd in de verwerking van containers. | ||
contante waarde | naar het huidige kostenniveau teruggerekende toekomstige kosten | ||
continentaal plat | onderzeese voortzetting van het continentale gebied. | ||
continentale helling | steile overgang tussen het continentaal plat en de diepzeebodem. | ||
continous soil sampler | metalen buis die is voorzien van een zuiger met een aan de zuiger bevestigde steunkous. | ||
continu model | model wat gedraaid wordt voor iedere tijdstap gedurende een hydrologisch jaar. | ||
continuïteit | de waarschijnlijkheid dat, uitgaande van een foutvrije ontvanger, een gebruiker in staat is zijn positie met een specifieke nauwkeurigheid te bepalen en daarbij de integriteit van de bepaalde positie gedurende het (korte) tijds interval voor een specifieke operatie binnen een beperkt deel van het dekkingsgebied, te monitoren | ||
continuïteitsprincipe | het principe dat de massa vloeistof die een bepaald volume-element is ingestroomd gelijk is aan de massa die datzelfde volume is uitgestroomd (plus de toename van de berging in het element in het geval van tijdsafhankelijke stroming). | ||
continuïteitsvergelijking | differentiaalvergelijking die het behoud van massa van stromende stoffen beschrijft. | ||
contract | een afspraak tot het leveren van producten en diensten tegen een overeengekomen prijs en binnen een overeengekomen periode. | ||
contractantie | het optreden van volumeverkleining van zand ten gevolge van het uitoefenen van een schuif- kracht | ||
contractiecoëfficiënt | de verhouding in een bepaalde dwarsdoorsnede tussen het stroomvoerende en het geometrische profiel. | ||
contractvorm | de wijze van inrichting van een project, waarbij tussen opdrachtgever en opdrachtnemer afspraken worden vastgelegd over verantwoordelijkheden en risico's. | ||
contractvorming | het schriftelijk vastleggen van een overeenkomst. | ||
controle maaiveld- hoogte | het identificeren van die delen waar de laagste, met elkaar verbonden, maaiveldhoogten significant lager zijn dan de putdeksel hoogten van de riolering. | ||
controlerende instantie | het overheidsorgaan dat is belast met de uitvoering van de handhaving van de in een beschikking vastgestelde voorschriften | ||
conusweerstand | dat gedeelte van de bij het sonderen gemeten reactie dat veroorzaakt wordt door de druk van de grond tegen de kegelvormige punt van de sondeerstang | ||
convectie (algemeen) | het transport van een grootheid door een stromend medium. | ||
convectie (meteorologie) | het proces waarbij een atmosferische grootheid wordt getransporteerd door verticale beweging in de atmosfeer. | ||
convenant | overeenkomst tussen overheden of tussen een overheidslichaam en een belangengroepering om op een bepaald terrein met een vastgesteld gezamenlijk doel op te treden. | ||
conventionele rijn | de Rijn en Rijntakken, voor zover vallend onder het Rijnvaartpolitiereglement | ||
conventionele rioolsys- temen | systemen die traditioneel gebruikt werden om gemeentelijk afvalwater te verzamelen in zwaar- tekrachtriolen en te vervoeren naar een centrale primaire of secundaire behandelingsinstallatie, voordat het geloosd werd op oppervlaktewater. | ||
convergentie | verloop van het iteratieproces waarbij de verandering van de te berekenen systeemvariabele(n) tussen opeenvolgende iteraties het vooraf gestelde convergentiecriterium steeds dichter nadert. | ||
convergentie criterium | een bij aanvang van een berekening gestelde limiet waaraan het verschil van de resultaten van twee opeenvolgende iteraties moet voldoen, om van een oplossing te mogen spreken. | ||
coördinaat | set kengetallen waarmee de ligging van een punt in een coördinaatstelsel wordt aangegeven | ||
Coordinatiebureau | |||
coördinatiemechanismen | principes van coördinatie | ||
corioliskracht | het Corioliseffect is de neiging van een bewegend voorwerp op of boven de aardoppervlakte om van zijn koers af te drijven door de draaisnelheid en draairichting van de aarde (west naar oost). | ||
correctie | C-O | de numerieke waarde van de beste schatting die gemaakt kan worden van het verschil tussen de werkelijke en de gemeten waarde van een parameter | |
correspondentie | alle ingekomen en uitgaande stukken betrekking hebbende op de aanslagheffing of rechtsverhouding aanvraag | ||
corridor | verzameling van vaarwateren tussen hetzelfde begin- en eindpunt | ||
corrosie | de aantasting van een materiaal ten gevolge van chemische of elektrochemische reacties met componenten uit de omgeving. | ||
cost, insurance, freight | CIF | alle kosten, zeeverzekering en vracht inbegrepen, voor rekening van de verkoper | |
costonlicht | gekleurd seinlicht op schepen. | ||
cotoyeren | langs de kust of oever varen. | ||
coulter counter | instrument voor het bepalen van de variatie in grootte van zwevende deeltjes in het water | ||
coupure | een onderbreking in een waterkering voor de doorvoer van een weg of spoorweg, die bij extreme waterstanden afsluitbaar is | ||
coverage | het deel van de bodem dat geraakt is door akoestische metingen. | ||
crepusculair | evenswijze die toegeschreven wordt aan organismen die gedurende de schemering actief zijn | ||
crisisfasen | (fasering in) Een ernstige verstoring van de basisstructuren dan wel aantasting van fundamentele waarden en normen van het maatschappelijk systeem | ||
crisismanagement | het geheel aan beheersing om crisis/calamiteiten het hoofd te bieden | ||
crisisorganisatie | de organisatievorm om crisis te bestrijden | ||
crisisteam | het multidisciplinaire team dat de coördinatie van bestrijding van de crisis verzorgt | ||
cross flow | een term die gebruikt wordt om de vloeistof- stroom parallel aan het membraanoppervlak aan te duiden. Deze dwarsstroom staat loodrecht op de stroomrichting van het permeaat. | ||
crosscontaminatie | het (ongewenst) verspreiden van bodemveront- reinigende stoffen naar een andere bodemlaag bij het doorboren van een slechtdoorlatende afsluitende laag. | ||
crux | het Zuiderkruis. | ||
cryptosporidiose | ziekte veroorzaakt door Cryptosporidium | ||
cryptosporidium | kleine parasieten die de ademhalingswegen en het spijsverteringsstelsel van gewervelden infecteren | ||
cultureel erfgoed | wat aan cultuur uit vroeger tijd is doorgegeven | ||
culturele eutrofiëring | daling van het zuurstofgehalte in het water, dat ernstige gevolgen heeft voor het waterleven | ||
cultuur | geheel van voortbrengselen van een gemeenschap | ||
cultuur | het verbouwen van gewassen - teelt | ||
cultuur | kunst en wetenschap | ||
cultuurhistorie | beschavingsgeschiedenis | ||
cultuurhistorisch waardevol gebied | gebied met landschappelijke kenmerken of be- bouwingsvormen die getuigen van het menselijk gebruik van het gebied | ||
cultuurhistorische (landschaps)waarden | landschappelijke structuren en elementen in een gebied die getuigen van een lange, nog herkenbare ontwikkelingsgeschiedenis, inclusief archeologische waarden. | ||
cultuurlandschap | door de mens aangelegd landschap | ||
cumulatieve neerslag- kromme | curve of an accumulatieve kwantiteit versus time. | ||
cumulatieve neerslagmeter | neerslagmeter die gebruikt wordt op meetpunten die slechts met grote tussenruimten in de tijd bezocht worden. | ||
cunet | een in natuurlijke ondergrond gemaakte ingraving | ||
cutpoint | het scheidingspunt van een hydrocycloon. | ||
cutterzuiger | CSD | een baggerwerktuig met een zuigbuis die voorzien is van een roterende snijschroef (de cutter). Voordat de grond wordt opgezogen wordt deze eerst stuk gesneden | |
cuwvo percentiel waarde | waarde uit een meetreeks waarvoor geldt dat x% van de waarden in die een bepaalde meetreeks een waarde heeft die kleiner dan of gelijk is aan deze waarde | ||
c-water | alle wateren in het beheersgebied van het waterschap niet vallend onder A-wateren of B- wateren, met uitzondering van solitaire wateren die zijn aangemerkt als vennen, poelen en kolken voorzover deze niet zijn gelegen in gebieden waaraan bijzondere waarden zijn toegekend. | ||
cyanide | verbindingen van metalen met waterstofcyanide zuur. | ||
cyanide-vrij | het deel van het totaal cyanide dat niet gebonden cyanide is (tCN = cCN + vCN). Vrij in oplossing. | ||
cyanobacteriën | de meest eenvoudige algen, die soms door hun primitieve bouw bij de bacteriën worden ingedeeld. | ||
cycloon | tropische wervelstorm | ||
cyclus | de periode dat een filter gebruikt kan worden voordat het schoongemaakt moet worden. | ||
cytotoxisch | celdodend. | ||
dl | D1 | hoogste organisatie niveau binnen de Rijkswaterstaat welke gevormd wordt door de Secretaris Generaal met zijn staf. | |
d15 | D15 | korrelgrootte van zand die door 15 gewichtspro- centen wordt onderschreden. | |
d15a | D15a | steengrootte van de breuksteen toplaag die door 15 gewichtsprocenten wordt onderschreden. | |
d15boven | D15boven | korrelgrootte die door 15 gewichtsprocenten wordt onderschreden van de laag boven een andere filterlaag. | |
d15onder | D15onder | korrelgrootte die door 15 gewichtsprocenten wordt onderschreden van de laag onder een andere filterlaag | |
d2 | D2 | organisatie niveau binnen de Rijkswaterstaat welke gevormd wordt door de beleidsdirectora- ten en de DG-RWS | |
d3 | D3 | organisatie niveau binnen de Rijkswaterstaat welke gevormd wordt door de regionale en specialistische diensten | |
d4 | D4 | organisatie niveau binnen de Rijkswaterstaat welke de dienstkringen en centrale apparaten van Rijkswaterstaat bevat. | |
d90 | D90 | korrelgrootte die door 90 gewichtsprocenten wordt onderschreden | |
dacron | kunststof waarvan onder andere zeilen worden gemaakt. | ||
dagboot | zeilboot van gemiddelde afmetingen geschikt voor kleine tochtjes | ||
dagelijks bestuur | bestuursorgaan waarvan de leden worden gekozen uit het Algemeen Bestuur (het hoogste, democratisch gekozen bestuursorgaan van het hoogheemraadschap) en dat onder voorzitterschap staat van de dijkgraaf. | ||
dagelijkse ongelijkheid | het hoogteverschil tussen de beide astronomische hoogwaterstanden (c.q. laagwaterstanden) op een kalenderdag. | ||
daglas | een naad in een asfaltbekleding tussen twee dagproducties | ||
dagmerk | elk der tekens die tussen zonsopgang en zonsondergang moeten worden gevoerd om andere schepen duidelijk te maken dat er iets bijzonders aan de hand is. | ||
dagtank | vat of tank ten bate van de werkvoorraad | ||
dakgoot | een dakgoot een kanaal langs de onderkant van een dak. De dakgoot wordt gebruikt om regenen smeltwater van het dak op te vangen en via de regenpijpen af te voeren naar het riool of een regenton of -put | ||
dalend peil | waterstand van een waterloop die continue daalt gedurende een bepaalde periode. | ||
daling | het hoogteverschil tussen getijhoogwater en het daarop volgende laagwater. | ||
daling | deel van een hydrograaf waarin de afvoer afneemt vanaf de top. | ||
dam | in en dwars over een water opgeworpen aarden wal die dient om het water te keren, te leiden of te verdelen (in tegenstelling tot dijk: die langs het water ligt). | ||
damp | de gasvormige fase van bepaalde stoffen, zoals water | ||
damwand | verticale constructiedelen die in een opeenvolgende rij de grond worden gedreven, meestal om weerstand te bieden tegen zijkrachten | ||
damwerker | iemand die aan wal vistuig voor de zeevisserij gereedmaakt. Knecht van de dambaas. | ||
data | gegevens. | ||
data en informatie van de Nederlandse ondergrond | DINO | ||
data opslag natte rijkswaterstaatswerken. | DONAR | ||
databank | een veelomvattende set gerelateerde databestanden voor een specifieke toepassing, in de regel op een direct toegankelijk opslagmedium. | ||
datum ingebruikname meetpunt | de datum waarop de eerste meting is verricht. | ||
datum vaststelling legger | de datum waarop de leggerkaarten en/of de leggerbladen zijn vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap | ||
davit | draaibare kraan om sloep, torpedo of anker buitenboord of aan dek te brengen. | ||
daycruiser | kajuitmotorboot, geschikt voor dagtochten. | ||
deagglomeratie | het verbreken van de binding in agglomeraten tot kleine primaire deeltjes. | ||
de-alkalinisatie | elk proces dat gebruikt wordt om de alkaliniteit van water te verlagen. | ||
debarkeren | van boord gaan. | ||
debiet | Q | het vloeistofvolume dat per tijdseenheid door een doorsnede stroomt. | |
debiet meten | het meten van de volumestroom | ||
debiet regelklep | FCV | limiteert het debiet door een klep op een specifieke hoeveelheid. | |
debietmeter | apparaat waarmee de volumestroom van een vloeistof of gas wordt gemeten | ||
debietpotentiaal | belangrijke systeemvariabele in de analytische- elementen methode. | ||
decarbonisatie | het proces waarbij koolstofdioxide uit water wordt verwijderd | ||
decca | hyperbolisch plaatsbepalingsysteem | ||
decembernota | document waarmee de Staatssecretaris van V&W de Tweede Kamer aan het eind van elk kalenderjaar informeert over de stand van zaken rondom de uitvoering van het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. | ||
decimeringhoogte | absolute verschil in hoogte tussen Toetspeil en een waterstand met een overschrijdingsfrequen- tie, die een factor 10 hoger of lager is dan die van Toetspeil. | ||
declinatie getijden | uitdrukking die soms wordt gebruikt voor de partiele getijden (harmonische componenten) die samenhangen met de variatie in de hoek van maan en zon ten opzichte van het equatorvlak. | ||
decoder | apparaat dat de codes van morse, telex, modem en fax kan ontcijferen. | ||
decompositie | de afbraak van organisch materiaal door bacteri- en en schimmels, om de chemische structuur en het fysische uiterlijk van het materiaal te veranderen. | ||
decompositie | het uiteenvallen , ontleding | ||
decompositie | verdeling van een kunstwerk in onderdelen | ||
decompressiemeter | instrument van de duiker, waarin de mate van stikstofopname van het lichaam wordt nagebootst en door een soort manometer wordt weergegeven. | ||
decreet | verordening van overheidswege. | ||
deelbekken | de rivierbekkens worden opgedeeld in deelbek- kens. | ||
deelbudget | budget voor een bepaald onderdeel | ||
deelprogramma | cluster binnen een programma op basis van de fase in het werkproces waarop de maatregelen en de daaruit voortkomende producten betrekking hebben. | ||
deelstroom | verder te behandelen deel van de specie na een scheidingsstap. | ||
deelstroomgebied | het gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water een reeks stromen, rivieren en eventueel meren volgt, tot een bepaald punt in een stroom (gewoonlijk een meer of een samenvloeiing van rivieren). | ||
deeltjesgrootte | de grootte van een deeltje, bepaald door de kleinste dimensie, bijvoorbeeld de diameter | ||
deeltjeslading | het gewicht van deeltjes per eenheid volume water. | ||
deeltjesscheiding | het in diverse fracties scheiden van grond. | ||
deelwatersysteem | onderdeel van een watersysteem, waarop dezelfde normen (bandbreedtes) van toepassing zijn. | ||
deflectie | dynamische vervorming, doorbuiging | ||
deflectie methode | de berekening van stroomsnelheid van een waterloop door het meten van de vervorming van de uithanghoek van een stromingslichaam door de kracht van het water. | ||
deflectiemeting | meting van de draagkrachteigenschappen van verhardingsconstructie, zandbed en ondergrond d.m.v. Doorbuigingmetingen | ||
deflectieschot | schot in een bezinktank dat wordt geplaatst om kortsluitstromen te voorkomen | ||
defluorisatie | de verwijdering van fluoride uit drinkwater om beschadigingen aan het gebit te voorkomen. | ||
deformatie | vervorming | ||
defosfateren | het verwijderen van fosfaat uit het afvalwater door middel van voorprecipitatie, simultane pre- cipitatie en biologische verwijdering | ||
degenereren | achteruitgaan of afsterven | ||
deining | elders opgewekte windgolven, voorkomend in een gebied met weinig of geen wind. | ||
deinzen | achteruit varen. | ||
de-ionisatie | een proces dat ertoe dient om alle geïoniseerde stoffen uit een oplossing te verwijderen. | ||
dek | vloer of etage van het schip. | ||
dekking navigatiesysteem | het deel van het voorziene werkgebied van het navigatiesysteem waarin positiebepaling met de afgesproken kwaliteit mogelijk is. | ||
deklast | vracht die boven de scheepsruimen aan dek is gestuwd | ||
deklicht | werklicht, om in het donker aan dek iets te kunnen zien. | ||
dekpassagiers | passagiers zonder passagiersaccommodatie. | ||
dekplan | tekening van het dek met de opbouwen. | ||
dekwasslang | slang die is aangesloten op een pomp, die water van buiten boord oppompt. | ||
dekzand | door de wind afgezet zand, dat als een dek op oudere zanden of afzettingen ligt in een laag, variërend van enkele decimeters tot meerdere meters dikte | ||
delta | de armen waarin de rivier zich vertakt bij haar uitmonding inclusief het door die armen omsloten land. | ||
deltacommissie 2008 | in 2007 ingestelde staatscommissie om het kabinet advies uit te brengen over een duurzame kustontwikkeling. | ||
deltahoogte | hoogte van een waterkering, die voldoet aan de veiligheidsnorm volgens de Deltawet. | ||
deltares | technologisch Top Instituut waarin Nederland zijn kennis, ervaring en specialisten op het gebied van deltatechnologie (water en ondergrond) bundelt. | ||
deltaveiligheid | veiligheidsnorm tegen overstroming, zoals vastgelegd in de Deltawet. | ||
deltawerken | omvangrijk waterbouwkundig project ter beveiliging van het zuidwesten van Nederland tegen stormvloeden. | ||
deltawet | wet van 8 mei 1958, Staatsblad 246, houdende de afsluiting van de zeearmen tussen de Westerschelde en de Rotterdamse waterweg en de versterking van de hoogwaterkering ter beveiliging van het land tegen stormvloeden (laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 29 juni 1977, Staatsblad 415). | ||
demineralisatie | processen die mineralen uit het water verwijderen | ||
demping | het proces waarbij de concentratie van een bepaald mengsel over een bepaalde tijd afneemt. | ||
denaturatie | het ongeschikt maken voor consumptie | ||
denitrificatie | de vermindering van het nitraat- en nitrietgehal- te door het vrijkomen van stikstof of distikstofmonoxide, gewoonlijk door bacteriële activiteit onder anaërobe omstandigheden. | ||
denitrificatiesnelheid | de snelheid waarmee denitrificatie plaatsvindt. | ||
denitrificatietijd | de duur van de denitrificatiefase in een zuiveringsinstallatie | ||
departement leefmilieu en infrastructuur van het ministerie van de vlaamse gemeenschap | LIN | ||
Departementaal Coor- dinatiecentrum en Crisisbeheersing | DCC | ministrieel coordinatiecentrum voor crisisbeheersing. | |
deposit feeder | dierlijk organisme dat zich voedt door bezinksel op de waterbodem en waterplanten te eten. | ||
depositie | neerslag, bezinksel | ||
depot | (Tijdelijk) aangelegd zandlichaam. | ||
depot | plaats waar iets bewaard wordt | ||
depressie | inzinking, laag liggende strook of gebied in het landschap | ||
dergem | weke gronden langs de Noordzeekust. | ||
des daags | volgens het BPR: de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang | ||
des nachts | volgens het BPR: de tijd tussen zonsondergang en zonsopgang. | ||
design, build | DB | ||
design, build, finance & maintenance | DBFM | ||
desinfecteerders | vloeistoffen of gassen om filters, pijpleidingen, systemen en dergelijke te desinfecteren. | ||
desinfecteerinstallatie | installatie voor het desinfecteren van (afvalwater | ||
desinfectie | behandeling van afvalwater, bijvoorbeeld middels membraanfiltratie, om het aantal pathogene micro-organismen tot onder vastgestelde grenzen te laten afnemen. | ||
desinfectie | het zuiveren van vloeistoffen en oppervlakken van verontreinigingen. | ||
desorptie | het loslaten van verbindingen of stoffen van het oppervlak van vaste stoffen | ||
despatch-money | vergoeding aan de bevrachter van een schip als minder ligdagen zijn gebruikt dan was voorzien. | ||
detectiegrens | laagste waarde van de grootheid waarvan de aanwezigheid met een bepaalde nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. | ||
detectielimiet | concentratie waaronder een stof met de beschikbare methoden niet meer betrouwbaar kan worden gemeten. | ||
detentiebekken | hoogwaterbeheersing reservoir met ongecontroleerde uitlaten. | ||
detentietijd | de eigenlijke tijd die een kleine hoeveelheid water in een bezinktank of vlokvormingtank doorbrengt. | ||
deterministisch model | een model dat de invoer volgens een vaststaande wetmatigheid omzet in uitvoer, zonder rekening te houden met onzekerheden. | ||
deutsches institut für normung | DIN | duits equivalent van het Nederlands Normalisatie Instituut | |
deviatorspanning | verschil tussen de grootste en de kleinste hoofdspanning | ||
diaboolblok | type interlockelement. | ||
diafoon | apparaat dat een sterk doordringend geluid produceert. | ||
diagenese | overgangsproces van een loskorrelige laag (bijv zand) naar een verkitte laag (bijv zandsteen) | ||
diarree | diarree is een symptoom van buikgriepinfecties, die veroorzaakt worden door bacteriële, virale of parasitaire organismen, die door besmet water verspreid worden | ||
dibutyltin (kation) | het positief geladen ion van een organotin verbinding, waarbij 2 butyl-groepen aan de tin hangen | ||
dicht steenasfalt | een warm bereid asfalt met een mengsel van grof en uniform gegradeerde steenslag en as- faltmastiek, die de holle ruimte in het mengsel vult | ||
dichtheid van droge grond | bs | massa van de grond nadat het water daaruit verwijderd is door droging bij 105 °C, gedeeld door het oorspronkelijk volume van de grond (inclusief poriën volume). | |
dichtheidsstroming | sterk hoogteafhankelijke stroming, veroorzaakt door een horizontale dichtheidsgradiënt die maakt dat de horizontale drukgradiënt hoogteaf- hankelijk wordt. | ||
dichtingslaag | een dunne laag vloeibitumen of bitumenemulsie die wordt aangebracht op een asfaltbetonbekle- ding en die bedoeld is om kleine scheurtjes en open textuur aan het oppervlak van de bekleding te dichten | ||
dicyclohexyltin (kation) | het positief geladen ion van een organotin verbinding, waarbij 2 cyclohexaan-groepen aan de tin hangen | ||
dienst landelijk gebied van het ministerie van lnv. | DLG | ||
dienst weg- en waterbouwkunde | DWW | specialistische dienst van Rijkswaterstaat | |
dienstenniveau beheer | het beheren van alle contracten die met derden zijn gesloten voor het beheer en onderhoud van rwzi's. Hierbij moet gedacht worden aan de zogenaamde SLA's (service Level Agreements) die met leveranciers worden gesloten | ||
diensthaven | haven bestemd voor dienstvaartuigen RWS, Rijks Politie te Water, brandweer, loodsdiensten, reddingsdiensten, douane, milieu politie, IVW, sleepboten, enz. | ||
dienstkring | rijkswaterstaat afdeling die optreedt als operationeel uitvoerder van het beheer van bijvoorbeeld een of meer watersysteemdelen. | ||
dienstrooster | de indeling volgens welke medewerkers gekoppeld zijn aan een personeels-functie. | ||
diepbron | een verticaal in de bodem geplaatst filter van waaruit middels een in het grondwater hangende onderwaterpomp grondwater uit de bodem kan worden onttrokken. | ||
diepgang | verticale afstand van de waterspiegel tot het onderste deel van het schip. | ||
diepgangsmerk | tekens op een schip waarop men de diepgang kan aflezen. | ||
diepgangsmeter | toestel waarop men de diepgang van het schip binnenboord kan aflezen. | ||
diepste punt | punt waar het water, indien ongehinderd, naar toestroomt | ||
dieptank | tanks onder het laadruim van het schip, ingericht voor het opslaan van waterballast. | ||
diepte haven | de minste diepte in een haven | ||
dieptefiltratie | een behandelingsproces waarbij het hele filterbed wordt gebruikt om niet-oplosbare en gesuspendeerde deeltjes te vangen in de leemtes van het filterbed wanneer het water erdoor heen stroomt. | ||
dieptemeter | instrument van de duiker, waarop hij kan zien op welke diepte hij zich bevindt. | ||
diepwand | een in de grond vervaardigde betonnen wand, die een dragende en/of waterkerende functie heeft | ||
diepzee | het gedeelte van de zee dat dieper dan vijfhonderd meter is. | ||
diepzeeduiken | het duiken in diep water, onder andere voor wetenschappelijke, militaire en commerciële doeleinden. | ||
dier | dieren behoren tot een grote groep organismen, namelijk die van het Rijk der Animalia of Metazoa. Ze zijn over het algemeen meercellig, in staat tot beweging, reageren op hun omgeving en voeden zich met andere organismen. | ||
dier in nood | een dier die in zodanige problemen is geraakt dat het zichzelf niet meer kan redden. | ||
dieselmotor | motor die zwaarder en krachtiger is dan een benzinemotor en waarbij de ontsteking plaats vindt door middel van compressie van lucht in de cilinders. | ||
difenyltin (kation) | het positief geladen ion van een organotin verbinding, waarbij 2 fenyl-groepen aan de tin hangen | ||
differential qlobal posi- tioninq system | DGPS | positiesysteem gebruik makend GPS en een speciaal opgesteld referentiestation voor XY bepaling. | |
differentieel systeem | een augmentatie systeem waarbij signalen worden gemonitord op een bekende locatie en de aldus bepaalde verschillen worden verzonden naar de gebruikers in het dekkingsgebied | ||
diffusie | d | transport van een stof onder invloed van een gradiënt in concentratie (of meer algemener: activiteit), ten gevolge van willekeurige (thermale) bewegingen van de stofmoleculen. | |
diffusiecoëfficiënt | Dd | de hoeveelheid van een stof in een poreus medium die onder invloed van een concentratiegradiënt per tijdseenheid (onder isobare omstandigheden) een eenheid van oppervlak passeert. | |
diqitaal terreinmodel | DTM | model waarin alle meetgegevens drie dimensionaal worden verwerkt tot een terreinmodel. Met dit model kunnen vervolgens berekeningen worden uitgevoerd | |
diqital selective callinq | DSC | marifoon voor digitale noodsignalen, dat door computers van de kustwacht wordt ' uitgeluisterd'. | |
diqitale uitwisselinq ruimtelijke processen | DURP | ||
dijk | grondlichaam (al dan niet verdedigd) bestemd tot het keren van water. | ||
dijkbasis | de zich binnen de invloedssfeer van de dijk bevindende ondergrond | ||
dijkbewaking | bewaking van de kering door het dijkleger of sensoren op de kerende functie | ||
dijkbreuk | optredend bezwijken van de kering | ||
dijkkern | grondlichaam van zand en/of klei dat moet worden beschermd tegen de inwerking van de waterbeweging. | ||
dijkleger | het dijkleger bestaat uit vrijwilligers die in geval van hoog water opgeroepen kunnen worden om de dijken te bewaken. Zij controleren dan waar risico's ontstaan, zodat het waterschap adequate maatregelen kan nemen. | ||
dijknol | voor de eigenlijke waterkering liggend waterke- ringelement | ||
dijkpost | gebouw waarin materiaal/materieel ten behoeve van dijkbewaking /inspectie en eenvoudig her- stel/versterking is opgeslagen | ||
dij kslag | het gedeelte van de dijk dat door de dijkplichtige dient te worden onderhouden. | ||
dijktafelhoogte | minimaal vereiste kruinhoogte, zoals aangegeven in de legger. | ||
dijkvakfrequentie | de frequentie waarmee een dijkvak niet meer voldoet aan het veiligheidscriterium | ||
dijkval | afschuiving of verzakking van een dijkvak door onderspoeling. | ||
dijkwacht | de organisatie-eenheid/functionaris die belast is met de dijkbewaking | ||
dijkwacht | medewerkers van het waterschap en vrijwilligers die in geval van hoog water opgeroepen kunnen worden om de dijken te bewaken. | ||
dilatatie | volumeverandering door een schuifspanning, uitwendige kracht of verandering van temperatuur | ||
dilution of precision | DOP | de factor waarmee de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling en tijd van een GNSS systeem wordt verzwakt als gevolg van geometrische invloeden van de constellatie van de satellieten zoals gebruikt door de ontvanger | |
dimensie(s) | de afmetingen van een object uitgedrukt in bijv. lengte, breedte, hoogte. | ||
dimensionele analyse | het trekken van conclusies rekening houdend met de eigenschappen van de verschillende termen in de vergelijking die een fysiek proces beschrijft. | ||
dimensionering | de maatvoering | ||
dioxine | algemene naam voor een lid van de familie van verbindingen die chemisch bekend staan als tetrachloro-dibenzo-p-dioxines. | ||
dirchlet randvoorwaarde | randvoorwaarde voor een grondwatermodel waarbij de stijghoogte bekend is en gespecificeerd op de grens van het stroomveld en het model de bijbehorende grondwaterstroming berekend. | ||
dirchlet- randvoorwaarde | randvoorwaarde waarbij een variabele (bijv. de stijghoogte h of de concentratie) op de rand van het modelgebied bekend is | ||
directe emissie | een emissie die rechtstreeks vanuit de bron op het doel of omgeving (op het oppervlaktewater) terecht komt. | ||
directe lozing in het grondwater | de lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater zonder doorsijpeling door bodem of ondergrond | ||
directe uitvoeringsuit- gaven | alle direct aan een product(soort) toe te rekenen uitgaven van RWS ten behoeve van de kerntaken (uitgevoerd door personeel van RWS of derden zoals ingenieursbureaus) die nodig zijn om de kerntaken uit te kunnen voeren, de productie voor te bereiden, aan te sturen en te controleren. | ||
directe waterkering | een waterkering die bescherming biedt tegen overstroming door aangrenzend buitenwater, waaronder ook boezem- en tussenboezemwater wordt verstaan. | ||
directe-zoek procedure | optimalisatie algoritme wat op deterministische wijze de parameterwaarden doorzoekt met als startpunt een initiële set parameters. | ||
directoraat-generaal transport en luchtvaart | DGTL | ||
directoraat-generaal water | DGW | ||
dirk | kraanlijn. | ||
dirk | touw waarmee een tros naar de wal of de sleepboot wordt getrokken. | ||
discontopercentage | het rentepercentage wat gebruikt wordt voor het afwaarderen van toekomstige baten en kosten van (water) projecten. | ||
dispacheur | jurist die averijzaken behandelt. | ||
dispensatie | na gebleken geschiktheid (tijdelijke) vrijstelling van de verplichting om zonder het vereiste diploma te kunnen varen als stuurman of machinist. | ||
dispers | niet scherp begrenst | ||
dispersie | menging van grondwater en vervlakking van concentratiegradiënten door diffusie en verschillen in stroomsnelheid in het watervoerend pakket. | ||
dispersiecoëfficiënt | D | de som van de diffusiecoëfficiënt en het product van de (grondwater-)stromingssnelheid en de dynamische dispersiviteit. | |
dispersiviteit | eigenschap van een poreus medium (bijvoorbeeld watervoerend pakket) dat verspreiding c.q. uitwaaiering van stoffen veroorzaakt. | ||
dissipatie | het verlies van pesticidenresiduen door degradatie en omzetting vanuit een ecosysteem naar een ander ecosysteem. | ||
distikstofoxide | N2O | n2O, een kleurloos niet reactief gas ('lachgas') dat soms gebruikt wordt als anestethicum. | |
distorsie | een verandering van de vorm van een grondelement bij gelijkblijvende volume | ||
distributiecoëfficiënt | coëfficiënt waarmee de verdeling van een stof over de vloeibare en vaste fase wordt aangegeven, of over de vloeibare fase en de gasfase. | ||
districtsmodel | model dat de watervraag, de (effecten van) watertoedeling en de lozing van water beschrijft | ||
diurnaal | dagactief | ||
diurnaal | dagelijks of met een dagelijkse cyclus. | ||
divergentie | verloop van het iteratieproces waarbij de verandering van de te berekenen systeemvariabele(n) tussen opeenvolgende iteraties steeds verder van het vooraf gestelde convergentiecriterium komt te liggen. | ||
diversiteit | de variëteit aan verschillende elementen per eenheid van oppervlakte. | ||
dode hoek | situatie waarin de roerganger op de brug van een relatief groot beroepsschip niet in staat is een kleiner schip voor hem te zien | ||
dode zone | plaatselijke, zuurstofarme zones in een meer, zee of oceaan, waar aquatische organismen massaal afsterven of afgestorven zijn | ||
doel | het bereiken, c.q. herstellen en instandhouden van de functies waar een watersysteem conform de beleidsplannen aan moet voldoen | ||
doelevaluatie | per functie per watersysteemdeel aangeven of en in welke mate het vastgestelde doel is bereikt. | ||
doelfunctie | functie die de modelfout kwantificeert met behulp van metingen. | ||
doelgroepstrook | toepassing van rijstroken met een speciale bestemming zodat de beschikbare rijbaanbreedte optimaal kan worden benut. | ||
doelstelling | een op korte of middellange termijn nagestreefde situatie. | ||
doelvariabele | een grootheid, die de conditie van een aquatisch ecosysteem of de toestand van een bij het watersysteem betrokken gebruiksfunctie aangeeft | ||
doelverlaging | het naar beneden bijstellen van de doelstelling is mogelijk wanneer de maatregelen die bij het chemisch of ecologisch doel horen, 'disproportioneel' zijn. | ||
doggersbank | zandbank in de Noordzee waar al eeuwenlang veel op haring wordt gevist - ongeveer 250 kilometer lang, gemiddeld 64 kilometer breed en 13-36 meter diep. | ||
dok | inrichting voor de reparatie en controle van schepen. | ||
dokschip | schip dat als zeegaand droogdok kan fungeren. | ||
dollard | inham van de Noordzee tussen de kust van Groningen en de Duitse provincie Ost-Friesland. | ||
dome | grote, bolvormige kap op een oorlogsschip, ter bescherming van radar, sonar en dergelijke. | ||
domein | kennisgebied of activiteit gekarakteriseerd door een verzameling van concepten, begrippen en/of waarden | ||
dompen | de verticale, op en neer gaande beweging van een schip op de golven. | ||
donk | rivierduin ontstaan in het Pleistoceen door verstuiving van zand ui de rivierbedding van vlechtende rivieren | ||
doodvaren | met dezelfde snelheid voor de wind uitvaren | ||
doodvissen | alle vis uit het water wegvangen. | ||
doodwater | verschijnsel dat zich bij schepen met gering voortstuwingsvermogen voordoet, onder andere in Noorse fjorden en langs de Scandinavische kusten. Het schip komt gewoon niet vooruit, alsof het door een geheimzinnige kracht wordt tegengehouden. | ||
doop | ceremonie waarbij het schip zijn naam krijgt en feestelijk wordt ingewijd. | ||
door neerslag veroorzaakte infiltratie | die infiltratie die optreed als reactie op neerslag en aanvullend is op de meer constante grondwater infiltratie. | ||
doorbraak | barst of breuk in een filter bed dat vlokken en of deeltjesmaterie door het filter laat. | ||
doorbuigen | het in langsscheepse richting zodanig verbuigen dat het voor- en achterschip minder inzinken dan de midscheeps. | ||
doorgraving | door afgraving (tijdelijke) onderbreking van de zeereep. | ||
doorgroeisteen | platte betontegel of betonblok met gaten er in die begroeiing mogelijk maken (grasbetonste- nen). | ||
doorijzen | het met ijsbrekers openbreken van een bevroren water. | ||
doorlaatsluis | kunstwerk, deel uitmakend van een waterkering waardoor watertransport kan plaatsvinden. | ||
doorlaatwerk | een constructie in een dijklichaam, waar het water bij werking van de overlaten of bij dijkdoorbraken wordt doorgelaten | ||
doorlatende stenen | doorlatende stenen betreft verharding die bestaat uit een wegdek met een zeer hoge doorlatendheid. | ||
doorlatende verharding | doorlatende verharding bestaat uit een wegdek met een zeer hoge doorlatendheid. | ||
doorlatendheidmeting geotextiel | meting van de doorlatendheid van geotextiel | ||
doorlatendheidrelatie geotextiel | beschrijving van de doorlatendheid tussen verschillende lagen in steenbezetting | ||
doorliggen | niet van koers veranderen. | ||
doorloding | driejaarlijkse dieptemeting van een meetraai. | ||
doorlooptijd | tijdsinterval tussen het uitgeven van een voorspelling (waarschuwing) en de verwachte optreden van die gebeurtenis. | ||
doornikse steen | blokvormig toplaagelement van natuursteen uit de groeven van Doornik, België. | ||
doorspoeling | verwijdering door middel van een gecontroleerde, plotse, hoge afvoer van water met een slechte kwaliteit of van materiaal dat door te lage stroomsnelheden gesedimenteerd is in riolen, waterleidingen, tanks of waterwegen. | ||
doorspoeltijd | de snelheid waarmee het water van een estuarium wordt vervangen. | ||
doorspoelwater | water dat in een bemalingsgebied wordt ingelaten vanwege de kwaliteit van het oppervlaktewater. | ||
doorstroomd oppervlak | het oppervlak, loodrecht op de stroomrichting, waardoor stroming plaatsvindt. | ||
doorstroomhoogte | de momentane hoogte van de opening van een waterkerende element in een kunstwerk waar het water doorheen stroomt indien het element open staat. | ||
doorvaart | benaming van een bepaalde vaarroute. | ||
doorvaarthoogte | Hb | de verticale afstand tussen de maatgevende hoogwaterstand en de onderkant van een overspanning boven de vaarweg bij volbelasting die te allen tijde beschikbaar is voor de scheepvaart | |
doorvaartopening, aantal | het aantal doorvaartopeningen dat een kunstwerk bevat | ||
doorvoerbreedte | beschikbare breedte voor de doorvoer van water. | ||
doorwerking (verticaal) | de wijze waarop een plan verwerkt moet worden in lagere plannen. | ||
doorzicht | ZICHT | de zichtdiepte in water gemeten met een Sec- chischijf. | |
doseerinstallatie | installatie waarmee een hulpstof in de gewenste hoeveelheid aan een proces wordt toegevoegd | ||
doseerpomp | pomp waarmee een hulpstof in de gewenste hoeveelheid aan een proces wordt toegevoegd | ||
doseerunit | compact geheel bestaande uit pomp, besturing, kleppen, enz. voor de toevoeging van middelen aan een proces | ||
dosis-effectrelatie | de relatie tussen de hoeveelheid toxicant en het effect op de bioassay. | ||
douane | ambtelijke organisatie belast met het toezicht op de naleving van de wetten en voorschriften inzake in-, uit- en doorvoer van goederen, en derhalve gestationeerd aan de grenzen en bij de lucht- en zeehavens. | ||
double ender | moderne veerboot die er van voren net zo uitziet als van achteren. | ||
doucheruimte | ruimte waarin men kan douchen | ||
downwelling | accumulatie en het zinken van materiaal met een grotere dichtheid dan het omringende | ||
draagvermogen | het totale gewicht aan lading, brandstof, proviand, drinkwater en losse inventaris dat een schip bij een bepaalde diepgang kan vervoeren. | ||
draaiboei | boei die een keerpunt aangeeft. | ||
draaibrug | brug draaibaar om één verticale as. | ||
draaicirkel | cirkel die een schip beschrijft als het roer geheel aan boord ligt. | ||
drainage | de afvoer van water over en door de grond en via het waterlopenstelsel. | ||
drainagelaag | onderdeel van een afdichtingsconstructie waarmee wordt beoogd het van bovenaf in de constructie geïnfiltreerde water uit de constructie te verwijderen. | ||
drainagerichting | de richting van de afvoer van het water naar de waterloop bij een drainage | ||
drainagewater (grond- teelt) | water dat wordt afgevoerd via een stelsel van geperforeerde buizen die in de grond zijn aangebracht | ||
drainageweerstand | v | de weerstand tegen de grondwaterstroming naar open of gesloten leidingen, te berekenen als quotiënt van de opbolling en de specifieke (grondwater-)afvoer bij stationaire stroming. | |
draindichtheid | totale lengte in meters van alle drains/greppels per oppervlakte eenheid | ||
draineren | af- of toestromen van poriewater mogelijk maken. | ||
drainwater (substraat- teelt) | voedingswater dat bij substraatteelt niet wordt opgenomen door het gewas | ||
dreg | klein anker met drie of vier armen. | ||
dregboot | licht vaartuig met krachtige machine voor het slepen van een dreggenet. | ||
dreggen | met een dreg naar iets vissen, bijvoorbeeld een fiets of een drenkeling. | ||
dreggen | systematisch afzoeken van de zeebodem naar objecten die een gevaar voor de scheepvaart kunnen opleveren. | ||
dreggenet | soort sleepnet. | ||
drempel | lage constructie die onderwater is gebouwd met als doel het corrigeren van de rivierdiepte. | ||
drempel | keerrand van een sluiskolk of stuwopening. | ||
drempel (hoogte volgens meting) | gemeten hoogte bovenkant drempel, ten opzichte van N.A.P. | ||
drempelbreedte ri- ooloverstort | de horizontale afstand (ontwikkelde breedte) haaks op de stroomrichting waarin het afvalwater de riooloverstort uitstroomt naar het oppervlaktewater (m) | ||
drempelhoogte ri- ooloverstort | de hoogte van de bovenkant van de drempel van de riooloverstort, ten opzichte van NAP | ||
drempelwaarde | de omvang van een activiteit of project waarboven deze plan-MER- of projectmer(beoordelings)plichtig wordt. | ||
drenkeling | iemand die in het water gevallen is en dreigt te verdrinken, of al verdronken is. | ||
driehoeksdiaqram | voor de naamgeving van alle producten die in drie fracties gescheiden kunnen worden wordt gebruik gemaakt van een driehoeksdiagram. Het principe berust op de eigenschap van de gelijkzijdige driehoek dat van elk punt binnen de driehoek de som van de afstanden steeds gelijk is. Wordt deze op 100% gesteld, dan kan elk monster dmv een punt in de driehoek worden aangegeven | ||
driepuntsmethode | methode voor het bepalen van de gemiddelde snelheid in een verticaal van een waterloop met diepte d op basis van snelheidsmetingen op diepte 0.15d, 0.5d en 0.85d beneden de waterspiegel. | ||
driftstroom | (Niet diepgaande zee-)stroming, die door de heersende wind ontstaat. | ||
drijfbakens | kleine cilindervormige tonnen met een staak waarop altijd een topteken is geplaatst. | ||
drijfbladplanten | waterplanten waarvan de bladeren drijven op het wateroppervlak | ||
drijfijs | iJs dat ontstaat wanneer een ijsveld gaat smelten. | ||
drijfkast | ingebouwde luchtkast om het drijfvermogen te verbeteren. | ||
drijflaaq | materiaal, dat aan het oppervlak van een tank of reactor drijft | ||
drijflaaq | vorm van bodemverontreiniging waarbij de verontreinigende stof (meestal organische verbindingen) een dichtheid kleiner dan die van het water bezit (Engels: LNAPL, light nonaqueous phase liquid) en daarom (ook als puur product) op de grondwaterspiegel aangetroffen kan worden (o.a. minerale olie). | ||
drijfvuil | in oppervlaktewater is vaak afval te vinden, doordat mensen dit in het water of op straat gooien. Dit drijfvuil is nadelig voor de kwaliteit en het ziet er gewoon slordig uit. | ||
drijfzak | heeft dezelfde functie als een drijfkast, maar bestaat uit een plastic zak die opgeblazen kan worden. | ||
drijfzand | “zand waarbij de korrelspanning gelijk is aan nul. Er is geen sprake meer van enige draagkracht. De zanddeeltjes ”“zweven”“ - het zand- watermengsel gedraagt zich als een suspensie” | ||
drijvend werktuiq | volgens het BPR: een drijvend bouwsel met mechanische werktuigen, dat is bestemd om op vaarwegen of in havens te worden gebruikt. | ||
drijvende inrichtinq | een drijvend bouwsel, dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst. | ||
drink- en zwemwater- richtlijn | door de EU vastgestelde richtlijnen inzake de essentiële kwaliteitsnormen vast waaraan voor menselijke consumptie bestemd water moet voldoen (Drinkwaterrichtlijn) en de controle, de evaluatie en het beheer van de kwaliteit van het zwemwater en voor het verstrekken van informatie over de kwaliteit van dit water (Zwemwaterrichtlijn). | ||
drinkwaterreservoir | opslag van oppervlaktewater met een drinkwaterbestemming | ||
droge depositie | de neerslag van materie uit de atmosfeer via deeltjes. | ||
droogdok | bassin dat kan worden leeggepompt, waar schepen worden drooggezet voor onderzoek, onderhoud of reparatie. | ||
drooggewicht | DG | massa van het droge materiaal | |
drooglegging | het hoogteverschil tussen de waterspiegel in een waterloop en het grondoppervlak. | ||
droogmakerij | een polder die is ontstaan nadat (een deel van) een meer, zeearm of ondiep deel van de zee is drooggelegd. | ||
droogrest | massaconcentratie van stoffen in een vloeistof, bepaald door filtreren of centrifugeren en vervolgens drogen onder vastgelegde omstandigheden | ||
droogte | een periode van abnormaal droog weer die lang genoeg duurt zodat het gebrek aan water een serieuze hydrologische impact heeft in het getroffen gebied. | ||
droogteschade | schade door lagere opbrengst van gewassen en/of hogere productiekosten, als gevolg van watertekort in droge perioden. | ||
droogvallen | bij het vallen van het water droog komen te liggen. | ||
droogvalling | het deel van de zeebodem dat boven water komt als het water tot het reductievlak daalt. | ||
droogweer afvoer | de hoeveelheid afvalwater, dat in droogweersi- tuatie via het rioolstelsel binnen één rioolbemalinggebied wordt afgevoerd | ||
droogweerafvoer stelsel | DWA stelsel | rioolstelsel waarmee uitsluitend afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd. | |
druk | DRUK | kracht die per oppervlakte eenheid uitgeoefend wordt | |
druk handhaaf klep | PSV | modelelement wat een minimale druk ter plaatse van een bovenstroomse node probeert te handhaven zodra de druk van de benedenstroomse node onder de druk handhaaf instelling komt. Wanneer de benedenstroomse druk boven de instelling is dan is er geen restrictie op het debiet door de klep. | |
druk reduceerklep | PBV | klep die een vooraf ingesteld drukverlies veroorzaakt. | |
druk verlies | afnemen van de totale stijghoogte, uitgedrukt als hoogte, als gevolg van energie dissipatie. | ||
drukdoos | instrument waarmee kracht kan worden gemeten. | ||
drukkend boorsysteem | verdringend boorsysteem (tijdens de boring wordt geen grond naar boven gebracht) om peilbuis de bodem in te brengen door middel van continue druk. | ||
drukriool | een systeem van pijpleidingen waarin water, afvalwater of een andere vloeistof naar een grotere hoogte wordt gepompt. | ||
drukstaafmethode | de methode om de stabiliteit van de dijk te benaderen onder inachtneming van de vervorming van het slappe grondpakket achter de dijk, dat hiertoe als een door druk belaste staaf wordt opgevat (opdrijven). | ||
drukvat | toestel voor het opslaan van druk | ||
drup filter | een afvalwaterbehandelingeenheid die media met daarop bacteriën bevat. | ||
druppel irrigatie | irrigatiemethode waarbij het water druppelsgewijs aan de plant wordt toegediend. | ||
dual watch | het beurtelings beluisteren van twee kanalen met één marifooninstallatie. | ||
dubbel schot | het een etmaal (meestal een zondag) in zee over laten staan van staande netten of hoek- want. | ||
dubbele massa curve | grafiek van de opeenvolgende geaccumuleerde waarden van een enkele variabele ten opzichte van gelijktijdig geaccumuleerde waarden van een andere variabele. | ||
duiker | een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen, waarbij in principe de bodem van de waterloop, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken | ||
duikerklok | zwaar werktuig, een soort grote stolp, die van onderen geopend is en waarbinnen door lucht overdruk wordt veroorzaakt, zodat er onder water werkzaamheden kunnen worden verricht. | ||
duikersgat | gat in de romp van een vaartuig | ||
duikpartner | maat van de duiker | ||
duin | min of meer aansluitende zandheuvels langs de kust, al dan niet door de natuur gevormd, die het waterkerend vermogen ontlenen aan de geometrie en de hoeveelheid zand binnen het dwarsprofiel. | ||
duin | profielverdediging met behulp van duinen | ||
duinafslag | hoeveelheid zand die bij een ontwerpstom theoretisch uit de zandreep kan verdwijnen en op strand en vooroever terecht kan komen | ||
duinafslag | verlies van duinareaal tijdens stormvloed. | ||
duinfront | zeezijde van het duinprofiel. | ||
duingebied | het gebied tussen duinvoet en het achterliggende gebied | ||
duinpan | komvormige laagte tussen duinen waarvan de bodem uit duingrond bestaat. | ||
duinprofiel | een dwarsdoorsnede over het duin | ||
duinregel | min of meer gesloten rij duinen. | ||
duinrel | aan de landzijde van de duinen uittredende beek van opkwellend grondwater. | ||
duinvoet | plaats waar het droge strand overgaat in de zee- reep. | ||
duinvoet | benedenrand van het duin - overgang van het duinbeloop naar het strand of het terrein achter het duin. | ||
duinvoetlijn | een lijn in de lengterichting van de kust die de duinvoet van elk duinprofiel met elkaar verbind | ||
duinvoetmarge | geeft een zekere afstand landwaarts van de ‘normale' ligging van de duinvoet aan. Als de duinvoetmarge wordt overschreden, dient actief herstel van duinen plaats te vinden. | ||
duinvoetverdediging | een constructie die de achter- en hogergelegen duinen tijdens een stormvloed beschermt tegen afslag | ||
duinzoom | het gebied dat landinwaarts direct aan de duinen grenst (vaak in gebruik als bollengrond of met bos beplant). | ||
duitse graad | °D | maat voor de hoeveelheid kalk in (drink) water | |
duitse hardheid | de hardheid uitgedrukt in milligram calciumoxide per liter. | ||
duits-tijdelijke hardheid | de hoeveelheid calcium en magnesium die kan neerslaan door verhitting uitgedrukt in milligram calciumoxide per liter. | ||
dukdalf | zware, houten paalconstructie in een haven die dient om aan te meren of om de vaargeul aan te duiden. | ||
dummy | tijdelijk passtuk | ||
dumpschip | schip voor het lozen van afval in zee. | ||
dun water | helder water, dat ontstaat wanneer er een tijdlang weinig wind is, waardoor de slibdeeltjes bezinken. | ||
duplex | radiotelefoniesysteem waarbij men gelijktijdig kan luisteren en praten | ||
duurlijn | curve die het verloop van een parameter in de tijd weergeeft. | ||
duurlijn waterstand | grafische weergave waarin de waterstand is afgezet tegen het aantal dagen per jaar dat de betreffende waterstand wordt bereikt of overschreden. | ||
duurzaam | kwalificatie van activiteiten en ontwikkelingen, die enerzijds voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar anderzijds niet leiden tot beperkingen voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien. | ||
duurzame locatie intensieve veehouderij | een bestaand agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwblok van maximaal 2,5 hectaren voor een intensieve veehouderij. | ||
duurzame ontwikkeling | alles zo doen, dat volgende generaties niet worden opgezadeld met ongewenste gevolgen van huidige acties. | ||
duurzame opbrengst | dat deel van de langdurig gemiddelde jaarlijkse aanvulling die ieder jaar kan worden onttrokken zonder een onacceptabele invloed the hebben op grondwatergebruik of het milieu. | ||
duurzame projectloca- tie intensieve veehouderij | een locatie met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is om daar enkele bouwblokken voor intensieve veehouderijen te projecteren. | ||
duwbak | bak zonder eigen voortstuwingsmiddelen, anders dan een beperkt vermogen voor (bij) sturen, bedoeld om te worden geduwd | ||
duwboot | motorschip dat uitsluitend bedoeld is voor het duwen van duwbakken en dus zelf geen lading kan vervoeren | ||
duwstel | samenstel van één of meer duwbakken en duwboot | ||
duwvaart | transport op de binnenwateren, waarbij een duwboot meerdere duwbakken voortbeweegt. | ||
dwaalqast | soorten kunnen in een bepaald gebied slechts enkele keren worden gesignaleerd, zonder dat ze daar een gevestigde populatie hebben. | ||
dwanq centrerinq | het proces van het maken van arbitraire wijzigingen aan een model zodat deze past bij de geobserveerde gegevens. | ||
dwanqloods | verplichte loods. | ||
dwanqpunten | posities in de dwarsdoorsnede van een vaarweg die het minimaal vereiste vaarwegprofiel vastleggen | ||
dwars | recht opzij | ||
dwarsdoorsnede | doorsnede van een waterloop loodrecht op de gemiddelde richting van de stroming. | ||
dwarshellinq | helling waar een schip dwars, dus evenwijdig aan het water, op staat. | ||
dwarskuil | kuilnet waarmee dwars vooruit drijvende, dus zo dat de wind voorlijker dan dwars inkomt, gevist wordt. | ||
dwarsprofiel | bodemprofiel in een dwarsdoorsnede van een kust, rivier of dijk. | ||
dwarsprofiel waterke- rinq | een denkbeeldige, haaks op de referentielijn staande doorsnijding van de waterkering | ||
dwarsprofiel-seqment | opdeling van een profiel in segmenten waarop een soort profielverdediging aanwezig is, met het oog op toetsing | ||
dwarsscheeps | in de richting dwars op de boot, gerekend vanaf het breedste gedeelte hiervan. | ||
dwarsschot | een schot dat op de dwarsrichting van de boot loopt en deze in verschillende compartimenten verdeelt. | ||
dwarstransport | sedimenttransport loodrecht op kust, rivieras of oever. | ||
dwarsverhanq | s | verhang in de richting haaks op de richting van de waterloop. | |
dy | een soortgelijk materiaal als gyttja | ||
dynamiek | wisselingen in leefomstandigheden | ||
dynamiek | de krachten of eigenschappen die groei of verandering stimuleren binnen een systeem bijv. een ecosysteem of hydrologisch systeem. | ||
dynamisch | in beweging zijnde partij | ||
dynamisch evenwicht | de toestand waarin de hoeveelheid aanvulling van het stroomsysteem gelijk is aan de hoeveelheid natuurlijke afvoer. | ||
dynamisch evenwicht | voortdurende profielveranderingen als gevolg van voortdurend veranderende hydraulische omstandigheden zonder resulterend zandverlies. | ||
dynamisch kustbeheer | het zodanig beheren van de zandige kust dat natuurlijke processen, al dan niet gestimuleerd, zoveel mogelijk ongestoord kunnen verlopen, waarbij de processen zodanig worden beheerd dat de veiligheid van het achterliggende gebied gewaarborgd blijft. | ||
dynamisch route informatie paneel | DRIP | een paneel dat de mogelijkheid biedt door middel van wisselende beelden de verkeersdeelnemer te informeren, te waarschuwen of the adviseren | |
dynamisch stabiel systeem | een dijkbekleding waarvan de elementen onder invloed van de golfbelasting verplaatsingen kunnen ondergaan - in de tijd gezien blijft de dikte van de bekleding constant (bv stortsteen) | ||
dynamische bebordinq | signaleringsbord waarop, afhankelijk van de (verkeers)situatie, een (verkeers)teken of mededeling wordt getoond | ||
dynamische golf methode | een meer complexe manier voor het bepalen van de afvoer die het mogelijk maakt rekening te houden met een opzet en stagnatie en terugvloeiende stromen. | ||
dynamische verdichting | het verdichten van grond door het van grote hoogte te laten vallen van een zwaar gewicht | ||
dynamische viscositeit | verhouding tussen de viscositeit ( en dichtheid ( van een stof. | ||
dyneema | high Modulus Polyethyleenlijn. | ||
dystrofische meren | zure wateren die veel planten maar weinig vis bevatten, vanwege de aanwezigheid van grote hoeveelheden organische materie. | ||
ebkentering | het veranderen van de ebstroom in de vloed- stroom. | ||
eboverschot | de totale hoeveelheid water, waarmee in een zekere dwarsdoorsnede het ebvolume het vloed- volume overtreft. | ||
ebverval | een verval over een stormvloedkering waarbij de waterstand aan de rivierzijde hoger is dan de waterstand aan de zeezijde | ||
ebvolume | de totale hoeveelheid water, die tussen de vloed- en de ebkentering van een getij door een zekere dwarsdoorsnede stroomt. | ||
echohydrologie | de wetenschap die zich specifiek richt op de directe en indirecte relaties tussen hydrologie en ecologie, waarbij de ecologie als indicatie van de hydrologische karakteristiek wordt gebruikt en omgekeerd de hydrologische karakteristiek de potenties van de ecologie kan duiden. Tevens de wetenschap die de betekenis van hydrologische (en hydrochemische) processen voor de verspreiding van spontane vegetaties onderzoekt. | ||
echolocatie | vermogen van bepaalde dieren om voorwerpen te kunnen lokaliseren en herkennen door zelf geluid uit te zenden, en te luisteren naar de echo die wordt ontvangen door hun oor | ||
echolood | toestel dat de diepte aangeeft op basis van akoestische metingen. | ||
echoueren | schipbreuk lijden. | ||
ecoduct | passage over of onder autoweg ten behoeve van dieren. | ||
ecologie | de leer van de onderlinge betrekkingen tussen levende organismen en hun milieu. | ||
ecologisch maaibeheer | in gebieden waar ecologisch maaibeheer wordt toegepast, wordt bij het maaien rekening gehouden met de aanwezige flora en fauna. Zitten er bijvoorbeeld veel padden in het water, dan wordt niet in een keer al het riet weggehaald, maar blijft er altijd wat riet staan, zodat de padden hun schuilplek voor vogels behouden. | ||
ecologisch netwerk | ruimtelijke samenhang van gebieden waartussen uitwisseling van populaties plaatsvindt | ||
ecologische hoofdstructuur | EHS | samenhangend stelsel van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones dat prioriteit krijgt in het natuur- en landschaps- beleid van de overheid. | |
ecologische kwaliteits- ratio | EKR | de ratio van de waargenomen waarde van een KRW-kwaliteitselement gedeeld door de referentie waarde van dat element | |
Ecologische Kwaliteits- ratio-score | EKR-score | de verhouding tussen de genormaliseerde waarde van de biologische kwaliteitselementen ten opzichte van de referentiescore (natuurlijke wa- terlichamen) of het MEP (sterk veranderde/kunstmatig aangelegde waterlicha- men). | |
ecologische opname capaciteit | mensen overleven door het omzetten van hulpbronnen in het milieu naar noodzakelijke objecten of door het direct consumeren van natuurlijke hulpbronnen. Afval wat geproduceerd wordt in deze processen wordt teruggevoerd in het milieu waar ze opgenomen worden in ecosystemen dan wel gezuiverd worden. | ||
ecologische potentie | de ecologische ontwikkelingsmogelijkheden van een gebied bezien op basis van de aanwezige abiotische randvoorwaarden. | ||
ecologische toestand | de gewenste ecologische toestand van een water wordt bepaald door het watertype en de gewenste levensgemeenschap van planten en dieren die daarbij hoort, en de factoren die hiervoor bepalend zijn, zoals de inrichting, de wijze van onderhoud, het doorzicht en zuurstofgehalte en de gewenste concentraties van bepaalde stoffen die van nature in het water aanwezig zijn, zoals (onder meer) zuurstof, stikstof- en fos- faatverbindingen, chloride, bicarbonaat en sulfaat. | ||
ecologische toestand | een aanduiding van de kwaliteit van de structuur en het functioneren van aquatische ecosystemen die met overeenkomstig bijlage V (Europese Kaderrichtlijn Water) ingedeelde oppervlaktewateren zijn geassocieerd | ||
ecologische waterkwaliteit | kwaliteit van het water die voldoet aan de eisen van de plaatselijke flora en fauna. | ||
economische commissie voor Europa en de Verenigde Naties | ECE | ||
economische optimalisatie | omvat minste kosten strategieën, maximalisatie van kosteneffectiviteit en kosten-baten relaties. | ||
economische reductie | het verschil tussen basispeil en ontwerppeil | ||
economische waarde | waarde in economisch verkeer (verkoop) | ||
economische winst | een monetaire maat voor welvaartsverbetering als gevolg van een verandering in kwantiteit of kwaliteit van een goed of dienst. | ||
ecosysteem | verzameling van op een en dezelfde plaats voorkomende populaties (micro-organismen, planten, dieren) die daardoor met elkaar en met het omringende fysische en chemische milieu interacties kunnen aangaan en aldus een functionele eenheid vormen. | ||
ecosysteemfactor | een component van een ecosysteem. | ||
ecotoop | ruimtelijk begrensde homogene eenheid met een karakteristieke combinatie van afhankelijke (veranderlijke) ecosysteemfactoren. | ||
ecotoopgroep | groep van ecotopen die verwant zijn ten aanzien van abiotische, afhankelijke factoren die voor plantengroei bepalend zijn. | ||
ecotop | ruw laagje op de bovenkant van toplaagelementen ter bevordering van flora en fauna. | ||
ecotoxicologie | de studie naar door chemische en fysische factoren veroorzaakte toxische effecten bij levende (individuele)organismen, populaties en levensgemeenschappen in een ecosysteem. | ||
ecotype | ondersoort of ras dat speciaal is aangepast aan een bijzondere set van milieucondities. | ||
ecto-organisch | betrekking hebbende op het (organische) strooisel dat in verschillende mate van vertering op de minerale ondergrond is geaccumuleerd. | ||
eddy- correlatietechniek | de methode waarbij met hoge frequentie (meer dan 10 Hz) de verticale componenten van de windsnelheid en een scalair zoals de luchtvochtigheid wordt gemeten. | ||
edelman | handboorgereedschap met twee verticale schoepen om het bodemmonster vast te houden en schroefachtige punt. | ||
eemskanaal | kanaal van Delfzijl naar Groningen, bevaarbaar voor zeeschepen tot 2000 BRT. | ||
eemsmondgebied | zeehavenproject ten noordwesten van Delfzijl, toegankelijk voor zeer grote schepen. | ||
eenheid | de dimensie van de grootheid waarin een parameter wordt uitgedrukt. | ||
eenparige stroming | stroming in een open leiding met constante dwarsdoorsnede waarbij de waterdiepte gelijk is in alle dwarsdoorsneden ((/(s = 0). | ||
eenvoudige toetsing | de eerste stappen in een beoordelingsschema, met relatief makkelijk toepasbare regels, uitgewerkt in het Voorschrift Toetsen op Veiligheid. | ||
eerste tapsel | het water dat uit de kraan komt wanneer deze voor het eerst geopend wordt. | ||
effect | uitwerking, resultaat | ||
effectgebied | het gebied dat getroffen wordt door het effect | ||
effectgerichte maatregelen | maatregelen die erop zijn gericht de negatieve effecten in het milieu weg te nemen of terug te dringen zonder wijzigingen aan de te brengen in of aan de bronnen van emissie | ||
effectieve regenval (landbouw) | dat deel van de regenval die in de bodem achterblijft en bijdraagt aan de groei van gewassen. | ||
effectieve spanning | korrelspanning. | ||
efficiency van een bron | de hoeveelheid geïdealiseerde onttrekking van een put wanneer er geen verliezen zijn door het filter en zandpakket ten opzichte van de feitelijk gemeten onttrekking in de put. | ||
efficiëntie factor | factor waarmee de verhouding tussen gerealiseerde en ontwerpcapaciteit aangegeven wordt. | ||
effluent | water- of afvalwaterlozing van een bepaalde oorsprong, bijv. een rioolwaterzuiveringinrich- ting, een industrieel proces of een oxidatievijver. | ||
effluentafvoerafsluiter | het afsluiten van beluchtingstank en effluentput | ||
effluentgemaal | civiel werk waarin de effluentpompen of efflu- entvijzels zijn opgesteld | ||
eigendommen | objecten waarover met het eigendomsrecht bezit | ||
eigenschappen ondergrond model | het eigenschappen ondergrond model beschrijft het voorkomen van een enkele eigenschap in de bodem | ||
eindige- differentiemethode | transformatie van (partiële) differentiaalvergelijkingen die continu zijn in de ruimte en/of tijd, naar discrete differentievergelijkingen om ze zo numeriek op te kunnen lossen met behulp van een discreet rekennetwerk. | ||
eindige- elementenmethode | transformatie van (partiële) differentiaalvergelijkingen die continu zijn in de ruimte en/of tijd, naar discrete vergelijkingen om ze zo numeriek op te kunnen lossen met behulp van discrete elementen, dat wil zeggen ruimtelijke compartimenten. | ||
eindstabiliteit | de weerstand tegen omslaan als de boot op haar zijkant ligt, met het boord tot aan het water. | ||
einstein | E | eenheid voor uitdrukking van de mate van bestraling. | |
eisenpakket | een nadere classificatie, die is aangebracht binnen een algemene regel | ||
ejector | een apparaat dat gebruikt wordt om tijdens de behandeling van het water een chemische oplossing in het water te injecteren. | ||
ekman transport | “door de wind veroorzaakt horizontaal spiraal- waarts transport van water, in een richting niet evenwijdig met de windrichting, en dit ten gevolge van het ”“corrioliseffect”“ en de wrijvingskracht.” | ||
ekman-birge-happer | happer die aan een stang wordt neergelaten. | ||
elasticiteit van de vraagprijs | maat voor de gewilligheid van een consument of producent om het watergebruik te verminderen in reactie op een prijsstijging of het gebruik van meer water als de prijs daalt. | ||
elasticiteitsmodulus | het verband tussen spanning en vervorming als men er van uitgaat dat de grond zich elastisch gedraagt | ||
elastische halfruimte | een driedimensionale ruimte in een richting begrenst door het maaiveld waarbinnen het medium zich elastische gedraagt | ||
elastoplastisch gedrag | verschijnsel waarbij grond bij toenemende belasting eerst elastisch en daarna plastisch vervormt | ||
electrodialyse | een proces dat elektrische stroom gebruikt. | ||
electronic chart display and information system | ECDIS | electronisch kaarten- en navigatiesysteem | |
elektriciteit | een vorm van energie voortgebracht door elektronen | ||
elektriciteitskabel | kabel bestemd voor de voortgeleiding van elektriciteit | ||
elektrische lading | de lading van een ion, verklaard door het aantal elektronen. | ||
elektrode | metalen toeleiding voor de elektrische stroom in een vloeistof of gas | ||
elektrolyse | een proces waarbij elektrische energie verandert in chemische energie. | ||
elektrolyse-effect | chemische reactie tussen twee ongelijksoortige metalen die in (zee)water zijn ondergedompeld. | ||
elektrolyt | een stof die uiteenvalt in ionen wanneer deze oplost in water. | ||
elektromagnetisch | inductiespanning veranderingen door geleider bewegingen in een magnetisch veld. | ||
elektromotor | machine die beweegkracht levert met behulp van elektrische stroom | ||
elektronen | negatief geladen bouwstenen van een atoom die rondom de kern cirkelen. | ||
elektronenacceptor | een molecuul of atoom dat door het aangaan van een verbinding met een ander molecuul of atoom een elektron opneemt uit de verbinding of het atoom. | ||
elektroreclamatie | bij elektroreclamatie wordt met behulp van elektroden een elektrisch spanningsveld in de bodem gecreëerd. Onder invloed daarvan verplaatsen verontreinigende stoffen zich naar de anode of de kathode (positieve ionen zoals zware metalen), waardoor ze uit de bodem verwijderd worden. | ||
element | een uit cultuurhistorisch oogpunt gevormde eenheid. Deze kan bestaan uit een object, een groep van objecten in een samenhang (ensemble), een terrein, een watergang etc. | ||
element | een onderdeel van de (lucht)foto, wat gekarakteriseerd wordt door fotokenmerken. | ||
elementair rijks oppervlakte water | EROW | kleinste eenheid van het verantwoordelijkheids- gebied van een verantwoordelijke instantie (regionale dienst). | |
elementair technisch instrument | kleinst mogelijke bedienbare onderdeel van een technisch instrument dat nog invloed heeft op de toestand van een watersysteem. | ||
elementen | de onderscheidende bouwstenen waaruit elke soort materie is opgebouwd. | ||
elftdrijfnet | drijfnet waarvan de maaswijdte tussen 12 en 25 centimeter bedraagt. | ||
ellipsoïde hoogte | hoogte van een punt ten opzichte van de ellipso- ide | ||
ellipsoïdisch coördi- naatstelsel | coördinaatstelsel, dat gedefinieerd wordt door het oppervlak van een ellipsoïde en waarover kromlijnige coördinaten gedefinieerd zijn in de vorm van lengte- en breedte coördinaten | ||
elutriatie | het vrijmaken van slib van het oorspronkelijke vocht door het te wassen met water. | ||
embargo | beslag op schepen en ladingen van een staat waarop men druk wil uitoefenen. | ||
embargo | verbod tot in- en uitvoer van de producten van een staat waarop men druk wil uitoefenen. | ||
embarkeren | deftige benaming van aan boord gaan, zich inschepen. | ||
emergency position indicating radio beacon | EPIRB | apparaat dat automatisch een SOS-signaal met het MMSI-nummer uitzendt. | |
emerse planten | waterplanten die slechts gedeeltelijk boven het wateroppervlak uitsteken | ||
emissie | uitworp of lozing van stoffen, golven of andere verschijnselen door diffuse bronnen of puntbronnen. | ||
emissie factor | de relatie tussen de hoeveelheid geproduceerde vervuiling en de hoeveelheid verwerkte grondstoffen. | ||
emissie grenswaarde | de massa, uitgedrukt in bepaalde specifieke parameters, concentratie en/of niveau van een emissie, die gedurende een of meer vastgestelde perioden niet mag worden overschreden. | ||
emissie referentiestel- sel | de vuillozing van het referentiestelsel per jaar (kg CZV) | ||
emissieaanpak | vermindering van emissies zonder meer, onafhankelijk van de na te streven kwaliteitsdoelstelling van het ontvangende oppervlaktewater | ||
emissiebeheersing- maatregelen | maatregelen die een specifieke emissiebeperking vereisen, of anderszins grenzen of voorwaarden stellen aan de gevolgen, de aard of andere kenmerken van emissies of bedrijfsomstandigheden die de emissies beïnvloeden. | ||
emissiegrenswaarde | de massa, uitgedrukt in bepaalde specifieke parameters, de concentratie en/of het niveau van een emissie, die of dat gedurende een of meer vastgestelde perioden niet mag worden overschreden. | ||
emitter | een element van een netwerk. | ||
empirisch | op ondervinding gegrond en daaruit voortvloeiend | ||
empirisch model | model waarvan de structuur is afgeleid van de analyse van de relaties tussen de geobserveerde gegevens in plaats van kennis van de fysische, biologische of ecologische processen. | ||
emulsie | verstrooiing van een vloeistof in een andere vloeistof | ||
endocriene verstoorders | chemische stoffen die de werking van natuurlijke hormonen nabootsen. | ||
end-of-pipe technieken | technieken die gebruikt worden bij de waterzuivering om verontreinigingen die gevormd zijn te reduceren. | ||
endo-organisch | betrekking hebbende op gehumificeerd organisch materiaal dat gehomogeniseerd is met de minerale ondergrond. | ||
endothermische reactie | chemische reactie die energie opneemt. | ||
energie opwekken | het opwekken van energie uit biogas dat ontstaat bij het vergisten van slib | ||
energie verhang | s | verhang van de energielijn van een open of gesloten leiding. | |
energiehoogte | H | ligging van het energieniveau t.o.v. een referen- tievlak. | |
energiehoogte | de waterhoogte verhoogd met de snelheidshoog- te ter plaatse. | ||
energielijn | de lijn die ontstaat door de energiehoogten van een aantal punten met elkaar te verbinden | ||
engelse kuil | kuil met een uitgesneden onderzijde. | ||
engte | smalle doorvaart. | ||
enkeltraps proef | procedure waarbij één monster wordt gebruikt per belastingstrap. | ||
entamoeba hystolica | eencellig micro-organisme dat amoebe dysenterie veroorzaakt | ||
entrepot | opslagplaats voor goederen waarvan de bestemming nog niet vaststaat. | ||
entrepotdok | deel van de haven waarin hele schepen met lading en al in entrepot kunnen worden gesteld. | ||
entropie | de hoeveelheid vrije energie in een systeem. | ||
enumeratie | een klasse die een lijst van waardes weergeeft. Deze kan gebruikt worden op plaatsen waar voor een bepaalde waarde uit een beperkt aantal vooraf bekende mogelijkheden gekozen moet worden. Een enumeratie is een klasse met als stereotype ‘«Enumeration»'. | ||
environmental quality standards | EQS | ||
eolisch | door de wind gevormd, afgezet. | ||
eolisch transport | zandtransport door de wind. | ||
epifauna | dierlijke organismen die op de bodem of op planten leven, al of niet hieraan vastzittend | ||
epifytische planten | plant die leeft op een ander organisme maar geen parasiet is. | ||
epilithische orqanis- men | organismen die verankerd leven op versteend substraat | ||
epilymnion | de bovenlaag van een meer, welke in aanraking komt met de lucht | ||
epipelaqisch | de bovenste regionen van de oceaan, zich uitstrekkende tot een diepte van ongeveer 200 meter. | ||
epoxyhars | superieure harssoort die meestal wordt gebruikt in combinatie met materialen als Kevlar. | ||
equipotentiaallijn | een lijn door punten waar een gelijk potentiaal heerst. | ||
ernstiq qeval van bo- demverontreiniqinq | er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging als meer dan 25 m3 grond of 100 m3 grondwater verontreinigd is met stoffen boven de interventiewaarde. | ||
ernstvuurwerk | vuurwerk dat is bedoeld als noodsignaal aan boord. | ||
eroderen | afslijpen, verweren, achteruitgaan door zandverlies. | ||
eroderen | door wind, water of ijs afslijten | ||
erosie van de onderla- qen | faalmechanisme van bekledingen dat zich voordoet als de beschermende werking van de toplaag weggevallen is. | ||
erosieklasse | mate van erosiegevoeligheid | ||
erosiesnelheid | hoeveelheid (bodem)materiaal die per opper- vlakte-eenheid en per tijdseenheid door erosie verdwijnt. | ||
eschericha coli | E. coli | een Coliformbacterie die vaak in verband wordt gebracht met menselijk en dierlijk afval en gevonden wordt in de darmen. | |
estuarien | betrekking hebbend op een estuarium. | ||
estuarien systeem | het geheel van structuren (zandplaten, schorren, geulen) en processen (fysisch, chemisch en biologisch) dat door het getij wordt beïnvloed van de rivier tot in de zee. | ||
estuariene afzetting | afzetting van sediment door rivieren. | ||
estuarium | een zeewaarts zich verbredende riviermond inclusief het aansluitende zeegebied waarin het getij zijn invloed doet gelden. | ||
ethoxyresorufin-o- deethylase activiteit | de omzetting van 7-ethoxyresorufine tot het fluorescente resorufine door het enzyme 7- ethoxyresorufine O-deethylase. | ||
ethyleen-diamine- tetra-azijnzuur | EDTA | een complexvormer die sterke complexen vormt met zware metalen. | |
etmaalgemiddelde | gemiddelde intensiteit over een etmaal betreffende verkeersdeelname | ||
eufotische zone | een zone in het oppervlaktewater waarin de lichtsterkte zodanig is dat het fotosynthesepro- ces werkt | ||
euhalien | zout water en/of zeewater met een zoutgehalte groter dan 30 gram per liter. | ||
eulitoraal | deel van het litoraal dat de zone tussen de laagen de hoogwaterlijn aanduidt. | ||
eural | europese afvalstoffenlijst. | ||
european agreement on main inland waterways of international importance | AGN | ||
European polluntant release transfer register | E-PRTR | Het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen | |
european reference frame | EUREF | ||
european terrestrial reference system 1989 | ETRS 89 | geodetisch model van de aarde zoals toegepast binnen Europa | |
Europese Commissie | EC | het uitvoerend orgaan van de Europese Unie op alle terreinen waarop de Unie zeggenschap heeft. | |
europese gemeenschap | EG | ||
europese norm | |||
europese unie | EU | ||
europoort | groot zeehavenproject ten westen van Rotterdam, op het voormalig eiland Rozenburg, aansluitend aan de Botlek. | ||
euryhalien | de mogelijkheid van zee organismen om een grote spreiding in zoutgehalte te tolereren. | ||
eurythermisch | de mogelijkheid van zee organismen om een grote spreiding in temperatuur te tolereren. | ||
eustatische schommelingen | stijging van de zeespiegel als gevolg van een toename van het volume. | ||
eutraphent | voorkeur hebbende voor eutrofe omstandigheden. | ||
eutroof | rijkdom aan voedingsstoffen in het milieu (vooral kalk, nitraten en fosfaten) | ||
eutroof water | een water dat rijk is aan voedingsstoffen en waarin weinig soorten aquatische organismen voorkomen, elk in betrekkelijk groot aantal. | ||
evacuatie | handeling van evacueren | ||
evacuatie berekening | berekening van de tijd die het neemt om een evacuatie uit te voeren (afvoer van personen en levende have/erfgoed/-bedrijfsmiddelen uit het evacuatiegebied | ||
evacuatiescenario's | scenario's van) Een door de overheid gelaste verplaatsing van groepen personen in Nederland met daaronder | ||
evacueren | proces van tijdelijk verplaatsen van personen en levende have/erfgoed en bedrijfsmiddelen uit een bedreigd gebied | ||
evaluatiemethode | geheel van activiteiten dat heeft geleid tot een evaluatie van basistechnieken en een inkadering van de prestatie van deze basistechnieken. | ||
evaporiet | wateroplosbare minerale sedimenten of zoutaf- zettingen ontstaan door de evaporatie van zout water in zeeën of zoutwatermeren | ||
evenstandlijn | een lijn die weergeeft hoe plaatselijk een bepaalde waterstand kan ontstaan onder invloed van combinaties van de rivierafvoer en de hoogwaterstand te Hoek van Holland | ||
evenwichtsdiepte | yn | waterdiepte bij eenparige stroming groter of kleiner dan de grensdiepte. | |
evenwichtsdraagver- mogen | de funderingsdruk die de ondergrond maximaal kan dragen | ||
evenwichtsfactor | een factor die de mate van stabiliteit aangeeft | ||
evenwichtshelling | helling van het gesedimenteerde materiaal die van nature ontstaat tijdens het opspuiten van baggerspecie. | ||
evenwichtsprofiel | kustprofiel behorend bij gegeven constante hydraulische omstandigheden. | ||
excentriciteit (door- vaartopening) | afstand tussen de vaarwegas en de as van de doorvaartopening | ||
exclusieve economische zone | EEZ | dat deel van de kustwateren waar één bepaald land soevereine rechten en rechtsmacht kan opeisen en uitoefenen. | |
executieve | regering van een gemeenschap of gewest in België. | ||
exergie | de hoeveelheid arbeid die een systeem kan verrichten wanneer deze in een thermodynamisch evenwicht wordt gebracht met een goed gedefinieerde begintoestand. | ||
exoot | een uitheems organisme, dat zich heeft gevestigd in een land waar het oorspronkelijk niet vandaan komt | ||
exothermische reactie | chemische reactie waarbij energie vrijkomt. | ||
expansievat | vat waarin een overschot aan vloeistof, dat door expansie ontstaat, kan worden geborgen | ||
expert judgement | inschatting van een of meerdere deskundige(n) op grond van zijn kennis en ervaring. | ||
expert onttrekking | proces voor het verkrijgen van de mening van deskundigen over subjectieve kwantiteiten en waarschijnlijkheden. | ||
expert systeem | een computersysteem voor diagnostische analyse van complexe problemen met behulp van een kennisbank | ||
expliciete benadering | een numerieke methode voor de simulatie van een tijdsafhankelijk proces, waarbij elke nieuwe toestand op tijdstip n+1 wordt bepaald uit de toestand op tijdstip n | ||
exploitatie | zaken en werkzaamheden die het mogelijk maken dat alle activiteiten, die voor de instandhouding nodig zijn, uitgevoerd kunnen worden. | ||
explosieverdichting | het verdichten van grond door explosies onder het maaiveld | ||
expositie | de mate waarin een bepaalde plaats is blootgesteld aan wind, golven of instraling van de zon | ||
extern | geleverd door derden / in gebruik bij derden | ||
extern adviseur | derde die advies geeft op grond van specifieke kennis | ||
extern afvalstof | afvalstof aangeleverd door derden | ||
extern afvalstoftank | tank voor opslag van afvalstoffen van derden | ||
extern plan | plan vastgelegd door derden van belang voor de afweging van het vaststellen van plannen van de eigen organisatie | ||
extern slib | slib aangeleverd door derden | ||
extern systeem | (Informatie)systeem, waaruit waarden binnengehaald (geïmporteerd) worden. | ||
extern vet | vet aangeleverd door derden | ||
externe betrouwbaarheid | de gevoeligheid van het eindproduct voor onontdekte fouten. | ||
externe contacten beheer | het inrichten en onderhouden van contacten met derden, anders dan leveranciers. | ||
externe informatiebron | (Niet) natuurlijke rechtspersoon die waarde(n) levert aan de eigen organisatie | ||
externe meetpuntcodering | de codering van het meetpunt zoals die in externe systemen bekend is | ||
externe veiligheidsrisico's | risico's als gevolg van ongevallen die kunnen plaatsvinden tijdens productie, opslag, verwerking en transport van gevaarlijke stoffen. | ||
exterritoriale wateren | de wateren die niet tot de territoriale wateren van een land behoren en waar de wetten van dat land dus geen rechtskracht hebben. | ||
extinctie | E | de verzwakking van de straling door absorptie en verstrooiing wanneer ze door een medium gaat. | |
extreme gebeurtenis tijdserie | reek stormen zoals afgeleidt uit een neerslag registratie. | ||
extreme omstandigheden test | test waarbij de modelstructuur en uitvoer plausibel moeten zijn voor extreme of onverwachte combinaties van factoren in een systeem. | ||
extruder | een pers voor de vormgeving van een materiaal bestaande uit een cilinder met een persstempel, afgesloten door een matrijs met een opening. | ||
faal frequentie | het gemiddelde aantal storingen van een systeem of gedeelte daarvan per tijdseenheid | ||
faalcriterium | situatie waarbij een materiaal of constructie geacht wordt niet meer aan de eisen te voldoen. | ||
faalkans | kans op falen. | ||
faalmechanisme | de opeenvolging van gebeurtenissen die leidt tot falen. | ||
faalruimte | voor een bepaald onderdeel van de foutenboom maximaal toelaatbare faalkans. | ||
fabrieksschip | moederschip voor een aantal vissersschepen of walvisjagers, dat is ingericht voor de verwerking van de gevangen producten. | ||
facetbeleid | beleid dat betrekking heeft op een bepaald facet van het maatschappelijk leven. Daarbij kan gedacht worden aan onderwerpen als geluid, stof maar ook tertiaire dienstverlening of stankre- gels. | ||
facilitair | het verschaffen van ondersteunende voorzieningen | ||
fact-sheet | overzichtsblad met eigenschappen, toepassingsmogelijkheden en te verwachten prestatie van een basistechniek | ||
facultatieve bacteriën | bacteriën die zowel onder aërobe als anaërobe omstandigheden kunnen leven. | ||
falen | het onverwacht eindigen van het juist functioneren of het niet (meer) voldoen aan vastgestelde criteria van het systeem of een gedeelte daarvan | ||
familie | onderdeel van een orde, bestaande uit een of meer geslachten. | ||
fase | de gesteldheid van materie. | ||
fase | aantal samenhangende stappen in een werkproces waarover tussen de bestuurslagen afspraken worden gemaakt. | ||
faseovergang | (overgang van aantal samenhangende stappen in een werkproces waarover tussen bestuurslagen afspraken worden gemaakt. Bij de overgang van de ene fase naar de andere worden beslissingen genomen over het continueren of beëindigen van projecten of maatregelen. Deze besluitvorming vormt de basis voor contractaf- spraken | ||
fasering | de mogelijkheid om de termijn waarop de doelstellingen gerealiseerd moeten (2015) zijn te verlengen | ||
fatale termijn | een verplichte termijn in een planprocedure die niet door de planvormer overtreden mag worden. | ||
fauna | de dierenwereld van een regio. | ||
fauna-uitstapplaats | een voorziening langs een steile oever van een waterweg, waar (te water geraakte) dieren aan land kunnen komen | ||
fecale coliforme bacteriën | bacteriën die zich in het spijsverteringskanaal van mensen en andere warmbloedige dieren bevinden. | ||
fecale pellets | compacte aggregaten van partikels die worden uitgescheiden door (mariene) organismen. | ||
feitenrelaas | (gesproken) logboek van gebeurtenissen gesteld in waargenomen feiten (geen percepties) | ||
fenolen | organische verbindingen die bijproducten zijn van olie raffinage, looien, textiel, verstof en hars productie. | ||
fermentatie | de omzetting van organisch materiaal in methaan, koolstofdioxide en andere moleculen door anaërobe bacteriën. | ||
ferry | veerboot waarmee behalve passagiers ook vrachtwagens, personenwagens en soms treinstellen kunnen worden overgezet. | ||
FHI-normen | europese normen voor oppervlaktewater, opgesteld door het Duitse Fraunhofer Institut (FHI). | ||
fictieve golfhoogte | rekengrootheid voor de belasting bij golfoverslag van een steenzetting op de kruin. | ||
fictieve taludhelling | gewogen gemiddelde van de taludhelling onder en boven de buitenberm, benodigd voor ontwerp en toetsing op toplaaginstabiliteit van steenzettingen op de berm. | ||
figuratiemarkering | op of in het oppervlak van de verharding aangebrachte figuraties ter geleiding, waarschuwing, regeling of informatie van het verkeer | ||
figuurweergave | weergave van een profiel door middel van een afbeelding | ||
filter (modelmatig) | een methode om ruis in data te onderdrukken. | ||
filteren | door het gebruik van filters worden fouten verwijderd | ||
filtermedium | het doorlatende materiaal dat vaste stoffen scheidt van vloeistoffen die het doorlaat. | ||
filtersnelheid | de hoeveelheid water, die bij een bepaalde temperatuur door een bepaalde doorsnede stroomt ten gevolge van een potentiaalverschil, gedeeld door het oppervlak van die doorsnede | ||
filtraat | de afgescheiden vloeistof bij het indikken of ontwateren van slib met een bandindikker of kamer- of membraanfilterpers | ||
filtratie | scheiding van een vaste stof en een vloeistof door een poreuze stof te gebruiken die alleen vloeistoffen doorlaat. | ||
filtreren | het scheiden van suspensies door middel van een drukverschil over een filter met als doel het zuiveren van de vloeistof of het terugwinnen van de vaste stof Bron: Capita Selecta Waterzuivering | ||
first-in first-out prop- stroming | het niet mengen van het water gedurende de verblijftijd in een tank. Waterpakketten bewegen door de tank op een afgesloten manier waarbij het eerste pakket wat binnenkomt ook het eerste pakket is wat de tank weer verlaat. | ||
fiscaal | ambtenaar van het openbaar ministerie bij de zeekrijgsraden en bijzondere gerechtshoven. | ||
fiscaal | het verkrijgen en uitgeven van gelden door een overheid. | ||
fix | positie verkregen uit een berekening van metingen naar externe referentiepunten | ||
fix interval | de maximum tijd in seconden tussen de fixen | ||
fix rate | het aantal fixen per tijdseenheid | ||
fixatie | vastlegging | ||
fjord | langgerekt, diep gevormd dal, in zee lopend en begrensd door hoge bergwanden. | ||
f-klassen | dit is een indeling om aan te geven in hoeverre stoffen bij een bodemsanering tot een veiligheidsrisico (explosie) kunnen leiden. | ||
flab | met 'flab' (floating algae beds) worden clusters van drijvende draadalgen aangeduid | ||
flagellaten | eencellige microben die zich met behulp van zweepharen (flagellen) kunnen voortbewegen. | ||
flauw talud | een talud waarvan de helling kleiner is dan de hoek van natuurlijk talud van het materiaal waaruit het talud bestaat | ||
flauwte | windstilte. | ||
flexibel peilbeheer | peilbeheer waarbij het waterpeil zich zoveel mogelijk beweegt tussen bepaalde boven- en ondergrenzen met het doel om afwenteling van problemen te voorkomen. | ||
flexibiliteit | buigzaamheid, het vermogen om vervormingen te kunnen ondergaan waarbij het materiaal intact blijft | ||
flikkerlicht | O | het licht vertoont voortdurend zeer korte flikkeringen van 50 of 60 flikkeringen per minuut. | |
flora | de plantenwereld van een regio. | ||
flora- en faunawet | Ff-wet | ||
floristisch | gerelateerd aan de bestudering van de verdeling van planten. | ||
flotatie | een vaste stoffen/vloeistof- of vloei- stof/vloeistofscheidingsprocedure, die toegepast wordt bij deeltjes die een dichtheid hebben die lager is dan de dichtheid van de vloeistof waar ze zich in bevinden. | ||
flotel | schip met hotelaccommodatie, voor het toeristisch vervoer van auto's en kampeerwagens. | ||
flugsand | zand van vulkanische herkomst, bestaande uit poreuze korrels van geringe dichtheid | ||
fluïdiseren | proces waarbij fijne vaste deeltjes door een stromend gas of vloeistof in beweging worden gebracht. | ||
fluor | F | chemisch element uit de zevende groep (halogeen) van het periodiek systeem, atoomnummer 9, toxisch lichtgroen gas (symbool F). | |
fluorescentie | het onmiddellijk uitstralen van op een molecuul vallend licht, waarbij een golflengte verschuiving plaatsvindt. | ||
fluorimeter | een met fluor werkende colorimeter | ||
flush | vlak met de wand, niet uitstekend | ||
fluviale afzetting | bronmateriaal afkomstig van rivieren. | ||
fluviale morfologie | wetenschap van de vorming van beddingen en stroomvlakten en van het vormen van waterlopen door de werking van het water. | ||
flux | de flux geeft de hoeveelheid van een vloeistof (‘permeaat') aan die per tijdseenheid door een membraanoppervlak kan worden geleid. | ||
fluxgate kompas | elektronische kompassensor | ||
foliesteektoestel | klein steektoestel met inlegfolie. | ||
fonds economische structuurversterking | FES | een Nederlands fonds met budget uit de aardgasbaten. Het geld is bestemd voor investeringen in de infrastructuur en sinds 2005 in de kenniseconomie van Nederland | |
fontein | een fontein is een natuurlijke of kunstmatige vloeistofstroom waarbij de vloeistof, meestal water, omhoog wordt gebracht/gestuwd. | ||
food and agriculture organization | FAO | voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties | |
footprint | bodemgebied dat door een bundel is aangestraald. (beluid) | ||
foraminiferen | grote groep amoebevormige protisten | ||
fosfaat | PO4 3- | meststof die voorkomt in menselijke en dierlijke uitwerpselen. In het oppervlaktewater is fosfaat, samen met stikstof verantwoordelijk voor de groei van algen. | |
fosfor | P | chemisch element, atoomnummer 15, symbool P. | |
fosforescentie | het uitstralen van eerder op een molecuul gevallen licht, waarbij een golflengte verschuiving plaatsvindt. | ||
fotoforen | lichtgevende orgaantjes die als oplichtende vlekken verschijnen op verschillende mariene organismen | ||
fotosynthese | synthese van organische stof uit koolstofdioxide en water door levende organismen onder invloed van licht met behulp van fotochemische reactie- ve pigmenten. | ||
fout | het verschil tussen een gemeten/benaderde waarde en de echte waarde | ||
foutenboom | schematische weergave van combinaties van oorzaken die tot een bepaalde ongewenste gebeurtenissen, topgebeurtenissen genoemd, aanleiding kunnen geven. | ||
foutieve aansluiting | meestal een aansluiting voor de lozing van afvalwater, die is aangesloten op een leidingsysteem voor de inzameling van schoon regenwater | ||
foutvracht | de vergoeding die de bevrachter moet betalen wanneer hij de laadruimte die voor hem is gereserveerd niet gebruikt. | ||
fractie | onderdeel, deeltje | ||
fragmentatie | de onderverdeling van een vaste stof in fragmenten. | ||
Fraunhofer Institut | FHI | ||
freatische lijn | niveau van de waterspiegel in het filter of de dijk, ter plaatse van de toplaag. | ||
freatofyten | aan (grond)water gebonden planten - (grond)waterafhankelijke vegetatie. | ||
free on board | FOB | zonder kosten tot aan het schip geleverd. | |
frequentiemethode | berekeningsmethode voor dijktafelhoogten langs een dijkringgebied waarbij de kans op overstromen bij een vastgestelde overschrijdingsfrequentie van de waterstand is gewaarborgd | ||
fresnel-lens | lens die onder andere in vuurtorens wordt gebruikt. | ||
frontale mist | mist die optreedt bij een occlusiefront of voorafgaand aan een warmtefront | ||
froudegetal | Fr | een dimensieloos getal dat in de hydrodynamica gebruikt wordt om aan te geven hoe goed een specifiek model werkt ten opzichte van de werkelijkheid. | |
fuik | langgerekt visnet in conische vorm, om hoepels gespannen en aan de binnenkant voorzien van enkels of kelen (trechtervormige stukken netwerk), die het terugzwemmen van de vis bemoeilijken. | ||
fuik | vangkooi ten behoeve van de muskusrattenbe- strijding | ||
fullerkromme | de grafiek die de korrelverdeling weergeeft van granulaire bodem met een dusdanige sortering dat het totale porinvolume minimaal is. | ||
fulmar | noordse stormvogel. | ||
functie | de bestemming en daarmee het gewenste gebruik, met het oog op de daarbij betrokken belangen. | ||
functiecombinaties | een benadering gebaseerd op het combineren van verschillende grondgebruiksvormen die meerwaarde oplevert voor de afzonderlijke grondgebruiksvormen. | ||
functie-eis | eisen, die aan de inrichting van een beheeron- derdeel gesteld worden om te voldoen aan de gebruiksfuncties ervan en in kwaliteitseisen zijn om te zetten. | ||
functiehomogeen vak | onderdeel van een watersysteemdeel dat func- tiehomogeen is en tot slechts één objectcategorie behoort. De grenzen van een dergelijk vak worden primair bepaald door de van toepassing zijnde functies en daarbinnen door de objectcategorie. | ||
functieverlies | de grens (parameter + waarde) waarbij een onderdeel voor een bepaalde functie niet langer voldoet aan de eisen die noodzakelijk zijn om het bijbehorende object aan de functie-eisen te laten voldoen. | ||
functionaliteit | handeling die een gebruiker kan uitvoeren met digitaal geleverde (geo)informatie, bijvoorbeeld inzoomen op een kaartgedeelte, gegevens opvragen op een locatie enzovoort | ||
functionaris | iemand die een functie vervult | ||
functionele kwaliteit | geeft aan of een object voor een gegeven functie wel of niet aan de functie-eisen voldoet. | ||
fundamentele aquatische ecologie | toegespitst op het begrip van waargenomen fenomenen. | ||
fundatie | die onderdelen van een object die een fundering vormen. | ||
fundering op palen | een fundering waarbij de belasting van het gebouw of de constructie door middel van palen naar een dieper gelegen draagkrachtiger lagen wordt gebracht. De funderingskracht wordt ontleend aan puntweerstand en/of wrijvingskrachten langs de paal. | ||
fundering op staal | een fundering die rechtstreeks op voldoende vaste bouwgrond is aangelegd | ||
funderingsdruk | de kracht per oppervlakte-eenheid uitgeoefend door een fundering op staal op de grond onmiddellijk onder de aanlegdiepte | ||
fungerend grensprofiel | grensprofiel dat direct aansluit aan de maatgevende afslagzone. | ||
funiculaire zone | dat gedeelte van de grond waar door capillaire opstijging enkele poriën met water zijn gevuld. Dit water staat in verbinding met het grondwater | ||
fuzzylogic model | model met beschrijvingen op basis van vage logica, bv. met tussenvormen tussen ja en nee (misschien). | ||
fylum | elk van de hoofdgroepen, waarin het dierenrijk verdeeld wordt. | ||
fysieke afscheiding | fysiek hulpmiddel die de toegang tot het wegonderdeel reguleert. | ||
fysieke standplaats | de abiotische factoren die tezamen de omgeving voor een organisme vormen. | ||
fysieke systeemken- merken | de kenmerken van het estuarium zoals het meergeulenstelsel, het getij en de zandhuishou- ding. | ||
fysiotoop | ruimtelijk begrensde homogene eenheid met een karakteristieke combinatie van abiotische, onafhankelijke ecosysteemfactoren: moedermateriaal, topografie, klimaat en leeftijd. | ||
fysische en chemische behandeling | processen die algemeen gebruikt worden in af- valwaterbehandelinginstallaties. | ||
fysische oceanografie | disipline binnen de oceanografie en bestudeert de fysische processen die de oceanen beïnvloeden en die door de oceanen gestuurd worden | ||
fyto | plantaardig. | ||
fytobenthos | verzamelnaam voor wieren en algen die vastgehecht zijn aan de bodem of wanden van een waterlichaam | ||
fytoextractie | extractie van verontreinigende stoffen door middel van (met behulp van) planten. | ||
fytoplankton | plankton bestaande uit plantaardige organismen. | ||
fytostabilisatie | stabilisatie van verontreinigende stoffen door middel van (met behulp van) planten. | ||
fytotoxine | vergif afkomstig van een plant | ||
fytotransformatie | omzetting van verontreinigende stoffen in andere stoffen door middel van (met behulp van) planten. | ||
gaand want | de voortbewogen vistuigen. | ||
gagestraf | strafmaatregel waarbij sprake is van looninhou- ding. | ||
gallon | een Engelse en Amerikaanse eenheid die nauwelijks meer gebruikt wordt. | ||
galvaniseren | galvanisch met een dunne laag niet-roestend metaal bedekken. | ||
gap graded | korrelverdeling waarin één gradatie ontbreekt | ||
garantievak | onderverdeling van wegvakken op basis van uitstaande garanties per aannemer | ||
gasdrainagelaag | onderdeel van een afdichtingsconstructie waarmee wordt beoogd de vanuit de verontreinigde bodem afkomstige vluchtige stoffen uit de constructie te verwijderen. | ||
gasfakkel | brander waardoor een overmaat aan geproduceerd biogas wordt afgevoerd en verbrand | ||
gashouder | ruimte waarin men het biogas bewaart en onder druk zet voor verdere distributie | ||
gashydraat | verbinding van water rond het vriespunt (of ijs) met een gas, dat in de moleculaire holtes van het water gevangen zit. | ||
gasleiding | leiding bestemd voor de voortgeleiding van vluchtige stoffen | ||
gasmotor | verbrandingsmotor die gevoed wordt met bio- of aardgas | ||
gasmotorruimte | ruimte waar de gasmotor en (eventueel) toebehoren staat opgesteld | ||
gastropoden | slakken | ||
gasvormende cavitatie | komt voor wanneer er een aanzienlijke hoeveelheid vrije lucht is in een vloeistof of wanneer het cavitatieproces langzaam genoeg verloopt waardoor de hoeveelheid lucht in de gasbel toeneemt als gevolg van ontgassing vanuit de vloeistof. | ||
geavanceerd oxidatie- proces | een van de verscheidene combinatie oxidatie- processen die er bestaan. | ||
geavanceerde afvalwaterbehandeling | elke behandeling van rioolwater die de verwijdering van voedingstoffen zoals fosfor en stikstof en van een groot percentage gesuspendeerde vaste stoffen vereist. | ||
geavanceerde toetsing | de laatste stappen in een beoordelingsschema, waarvoor geen uitgewerkte rekenregels bestaan, uit te voeren door specialisten. | ||
gebakken blok | blokvormig toplaagelement van gebakken steen. | ||
gebarsten rots aquifer | komen voor in igneus, metamorf en sedimentaire rotsen die hebben bloot gestaan aan verstoring, deformatie of erosie en die het transport van water door breuken en barsten toestaan. | ||
gebbe | aan een gaffelvormige stok bevestigd schepnet waarmee men op de binnenwateren kleine vis vangt. | ||
gebeurtenis-gebaseerd model | model wat alleen gedraaid wordt bij sommige specifieke gebeurtenissen. | ||
gebied | het geheel van virtuele en fysieke (aanwijsbare) opdelingen en indelingen van het aardoppervlak | ||
gebiedseigen water | water dat niet van buiten een bepaald gebied wordt aangevoerd (de bron is meestal neerslag). | ||
gebiedskennis | kennis over het gebied en zijn specifieke eigenschappen | ||
gebiedsvreemd water | water dat van buiten een bepaald gebied wordt aangevoerd, veelal met een andere samenstelling. | ||
gebonden filter | een filter waarvan de individuele korrels door een bindmiddel onderling zijn verbonden | ||
gebonden residu | resten van bestrijdingsmiddelen in bodem, plant of dier, die niet onttrokken kunnen worden met behulp van een standaard methode. | ||
gebotteld water | water dat verkocht wordt in plastic flessen en dat gebruikt wordt als drinkwater en of huishoudelijk gebruik. | ||
gebruiken utiliteiten | het gebruiken of verbruiken van middelen ten behoeve van het uitvoeren van een proces | ||
gebruiker | (Niet) natuurlijke rechtspersoon die gebruik maakt van (de eigenschappen) van een watersysteem | ||
gebruikersvertegen- woordiging | een afvaardiging van een of meer belangengroepen | ||
gebruiksfunctie | de bestemming in waterhuishoudkundige zin van het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij betrokken belangen. | ||
gebruiksfunctie norm | een norm, behorende bij een aan een specifiek watersysteem toegekende gebruiksfunctie | ||
gebruikslaag | onderdeel van een bovenafdichtingsconstructie waarmee de voor het gewenste hergebruik vereiste condities worden geschapen (veelal standplaatsvegetatie). | ||
gebufferd | door aanwezigheid van opgeloste kalkverbindin- gen in staat om schommelingen in zuurgraad te voorkomen, zodat de pH waarde constant blijft. | ||
gechloreerd oplosmiddel | een organisch oplosmiddel dat chlooratomen bevat en vaak gebruikt wordt als een drager voor een aërosolenspray, bijvoorbeeld in snel- wegverf en vloeistoffen die in stomerijen worden gebruikt. | ||
gechloreerde koolwaterstoffen | klasse persistente, breed-spectrum insecticiden, met name DDT, die in het milieu achterblijven en zich ophopen in de voedselketen. | ||
geclusterd waterli- chaam | samenvoeging van meerdere, veelal relatief kleine en verspreid gelegen waterlichamen van hetzelfde type | ||
gecombineerd gebruik | het gecombineerd gebruik van oppervlaktewater en grondwateropslag voor het optimaliseren van de beschikbare waterbronnen. | ||
gecombineerde aanpak | de beheersing van lozingen en emissies in oppervlaktewateren overeenkomstig de in artikel | ||
geconstateerd gebruik | vaststelling van het gebruik van een watersysteem door een gebruiker, waaraan al dan niet een overeenkomst of een beschikking ten grondslag ligt. | ||
gecontroleerd overstromingsgebied | GOG | onbewoond laaggelegen landsgedeelte langs een tijrivier dat op gecontroleerde wijze wordt gebruikt als overstromingsgebied. | |
Gecoordineerde Regionale | |||
gedeeltelijke beïnvloeding | beïnvloeding waarbij de variaties benedenstrooms van het reguleringswerk enige invloed hebben op de afvoer. | ||
gedeeltelijke duurlijn | lijst van alle gebeurtenissen die zich voordoen boven een bepaalde basis zonder onderscheid naar het aantal binnen een bepaalde periode. | ||
gedetailleerd ontwerp model | model wat gebruikt wordt voor gedetailleerd onderzoek, schema beoordeling en voor het gedetailleerde ontwerp van schema's. | ||
gedetailleerde toetsing | de middelste stappen in een beoordelingsschema, met rekenregels van het niveau van de ontwerpleidraden en technische rapporten. | ||
gedistribueerd model | model wat gebruikt maakt van de ruimtelijke spreiding van de stroomgebied karakteristieken volgens een voorgedefinieerd grid. | ||
gedraineerd gebied | gebied waar overtollig water middels het aanleggen van buizen onder de grond wordt afgevoerd | ||
gedwongen convectie | convectie ten gevolge van wrijvingskrachten | ||
gegevensassimilatie | benaderingswijze waarbij gegevens geïntegreerd worden met een fysische/ chemische procesbeschrijving, zodanig dat de informatie-inhoud van zowel de gegevens als de procesbeschrijving expliciet wordt gemaakt. | ||
gegevensbewerking | alle handelingen die leiden tot het vaststellen en opslaan van meetuitkomsten. | ||
gegist bestek | een methode om de positie te bepalen door, uitgaande van de laatst bepaalde positie, de gevaren koersen en de door de log aangegeven verheden af te zetten. | ||
gegradeerde korrel- verdeling | een monster korrels met een gelijkmatig verdeelde diameter | ||
gehaltetoets (zout) | productnorm die bepalend is of zoute baggerspecie in zoute wateren verspreid mag worden. | ||
geïntegreerd contract | een contract(vorm) waarbij verschillende fasen (bijvoorbeeld ontwerp en uitvoering) door een opdrachtnemende partij wordt uitgevoerd. | ||
geïntegreerd model | model dat verschillende domeinen omsluit. | ||
geïntegreerd model, ontkoppeld | geïntegreerd model met een voorwaartse koppeling. | ||
geïntegreerd model, volledig gekoppeld | geïntegreerd model met volledige koppelingen. | ||
geïntegreerd navigatie systeem | INS | een systeem waarin de informatie vanuit twee of meer navigatie hulpmiddelen wordt gecombineerd op een symbiotische manier om op deze wijze een resultaat te geven dat beter is dan dat van de onderdelen apart | |
geïnterpoleerd gridpunt | de waarde van een 'niet aangetroffen' grid bepaald volgens een meestal berekende wijze uit omliggende positiewaarden van footprints of omliggende gridwaarden | ||
geïsoleerde wateren | wateren die, naar het oordeel van het hoogheemraadschap, niet direct of indirect, bijvoorbeeld via duikers, pijpleidingen, sluizen, stuwen, dammen of damwanden waar het achterstaande water over heen kan lopen, in verbinding staan of kunnen staan met primaire, secundaire of tertiaire wateren. | ||
gekalibreerd model | een model waar de hydroloog voldoende vertrouwen in heeft met het oog op de toepassing, kijkend naar o.a. de grootte en de structuur van de afwijkingen tussen de gemeten en berekende waarden van relevante grootheden als stijghoog- ten, volumestromen, debieten en concentraties. | ||
geklemde elementen | stenen in een steenzetting, die onderling zijn verbonden door kabels, geotextiel of interlock | ||
gekoppeld samenstel | volgens het BPR: een samenstel van één of meer motorschepen en één of meer langszijde daaraan vastgemaakte schepen. | ||
gekoppelde stroomgebieden | de gekoppelde stroomgebied aanpak houdt in het selecteren van twee gelijke stroomgebieden die gelijktijdig over een bepaalde periode worden gemonitord om een eenduidige relatie tussen hun hydrologisch gedrag te kunnen vaststellen. | ||
gelaagdheid | hiermee wordt aangegeven dat de oorspronkelijk gelaagde structuur tengevolge van de afzetting van de lagen nog aanwezig is. | ||
gelabeld geld | financiën met een vastgestelde, politiek bepaalde bestemming (aangeduid met beleidsthema's). Gelabeld geld is ondergebracht bij box 1 in de boxenstructuur. | ||
geldigheidsgebied | het geheel van voorwaarden waaronder een model mag worden toegepast. | ||
geleidendheidsmeter | toestel om het geleidenheidsvermogen te meten | ||
geleidewerk | fuikvormige constructie aansluitend aan het hoofd van een kunstwerk voor het geven van mechanische en visuele geleiding tijdens het invaren van dat kunstwerk | ||
gelijklastig | de boot steekt voor net zo diep in het water als achter. | ||
gelijkvormigheidtrans- formatie | transformatie van coördinaten, waarbij geen vormverandering van de geometrische figuur optreedt. Deze transformatie bestaat enkel uit rotaties, translaties en een schaalverandering op gemiddeld zeeniveau | ||
gemaal | een gemaal dient in principe om water van een laag peil naar een hoog peil te brengen, waarvan de noodzaak kan liggen in wateroverschot aan de lage kant (afvoer) of in waterbehoefte in het gebied aan de hoge kant (aanvoer). | ||
gemeente | een van de Nederlandse gemeenten. | ||
gemeente | het gebied van een zelfstandig onderdeel van de staat, onder bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders. | ||
gemeentegrens | kadastrale grens van een gemeente | ||
gemeentelijk riolerings plan | GRP | ||
gemeentelijk riool | vloeistofafval, dat afkomstig is uit een gemeenschap. | ||
gemeentelijk slib | semi-vloeibaar residu dat achterblijft na de behandeling van gemeentelijk water en afvalwater. | ||
gemeentelijke rampenstaf | het gemeentelijke coördinatieteam dat binnen het GCC de coördinatie verzorgt | ||
gemengde fractie | dat deel van het totale volume van een tank die het inlaat-uitlaat compartiment van een twee- compartimenten meng model (2COMP) omvat. | ||
gemeten gridpunt | de waarde van een grid (cel of raster) bepaald volgens een bekende rekenwijze uit meerdere positiewaarden van footprints binnen het grid | ||
gemeten mijl | opstelling aan de wal van twee bakens waartussen de afstand bekend is. | ||
gemeten waterstand | kortstondig gemiddelde van hoogteligging van de waterspiegel ten opzichte van een referentie- vlak | ||
gemiddeld afvoerend oppervlak won. | gemiddeld per woning aanwezig afvoerend oppervlak per woning (m2 / woning) binnen een rioolbemalinggebied | ||
gemiddeld hoogwater- lijn | GHW - lijn | snijlijn van het vlak van gemiddeld hoogwater met het strand. | |
gemiddeld laagste zomergrondwater- stand | GLG | de GLG is gedefinieerd als de statistische ver- wachtingswaarde van de LG3's gegeven het grondwaterregime en het klimaat. | |
gemiddeld laagwater- lijn | GLW - lijn | snijlijn van het vlak van gemiddeld laagwater met het strand | |
gemiddeld profiel methode | methode voor het berekenen van de afvoer van een waterloop door het verdelen van de dwarsdoorsneden door naastliggende verticalen op gelijke afstand. | ||
gemiddeld tijverschil | het verschil tussen de gemiddelde hoog- en laagwaterstanden. | ||
gemiddeld verpompte hoeveelheid | gemiddeld jaarlijks verpompte hoeveelheid volgens reeksberekening | ||
gemiddelde | de som van de waarden uit een reeks gedeeld door het aantal waarden in de reeks | ||
gemiddelde beweging | de beweging weergegeven door de gemiddelde snelheid in de zin van Boussinesq's concept van gemiddelde snelheid. | ||
gemiddelde dagelijkse afvoer | gemiddelde van de dagelijkse afvoer in een gegeven periode of het gemiddelde van de afvoer gedurende een dag. | ||
gemiddelde havengetal | het gemiddelde van alle maansverlopen op een bepaalde plaats. | ||
gemiddelde hoogste wintergrondwater- stand | GHG | de GHG is gedefinieerd als de statistische ver- wachtingswaarde van de HG3's gegeven het grondwaterregime en het klimaat. | |
gemiddelde taak complexiteit | a project is characterised as having an intermediate job complexity when relatively moderate efforts and resources are required to carry out the modelling study. The HarmoniQuA guidelines for intermediate job complexity is the medium version of the guidelines, as it includes more tasks and activities than the 'basic' category, but less than the 'compresensive' category. | ||
gemiddelde tijd tussen falen | MTBF | de gemiddelde tijd tussen twee opeenvolgende momenten van falen van een systeem of gedeelte daarvan | |
gemiddelde voorjaars- grondwaterstand | GVG | langjarig gemiddelde van de grondwaterstand op 1 april. | |
gemiddelde waterstand | het officiële peil of het streefpeil van de meest voorkomende waterstand op het kanaal of pand ten opzichte van NAP | ||
gemiddelde woonbe- zetting | gemiddelde woonbezetting (inwoners / woningen) binnen een rioolbemalinggebied | ||
generieke componenten | onderdelen van een standaard raamwerk die niet specifiek zijn voor het doel waarvoor het raamwerk is opgezet. | ||
generieke maatregelen | maatregelen die niet voor een specifiek gebied gelden maar landelijk van toepassing zijn. | ||
generieke tools | computerprogramma's (software) met functiona- liteitben die niet modelspecifiek zijn en daardoor breed inzetbaar zijn. | ||
genetisch gemodificeerd microorganisme | een micro-organisme waarvan het genetisch materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door voortplanting en/of natuurlijke re- combinatie niet mogelijk is. | ||
geodelft | voorheen Grondmechanica Delft, voorheen Laboratorium voor Grondmechanica (LGM) | ||
geodesie | wetenschap die zich bezighoudt met het bepalen van de vorm en de afmetingen van de aarde | ||
geodetisch datum | de parameters waarmee, direct of indirect, depositie van de oorsprong, de oriëntering van de coördinaatassen en de schaal van het coördi- naatstelsel gedefinieerd zijn. Ook wel coördinaatdefinitie genoemd. Elk coördinaatstel- sel heeft een datum. | ||
geofoon | snelheidopnemer | ||
geografisch informatiesysteem | GIS | ||
geohydrologie | wetenschap die het grondwater onderzoekt. | ||
geohydrologische basis | onderbegrenzing (meestal horizontaal aangenomen) van een of meer geohydrologische systemen, en welke ondoorlatend is voor grond- waterstroming | ||
geoïdehoogte | hoogte van de geoïde ten opzichte van de ellipsoïde | ||
geologie | leer van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich erin afspelen | ||
geologisch profiel | een schematische verticale doorsnede van een deel van de aardkorst waarin de ligging en het verloop van de aardlagen is aangegeven op grond van een aantal boringen of andere waarnemingen | ||
geometrisch dicht | criterium voor gronddichtheid van een filter, waarbij materiaaltransport fysiek onmogelijk is doordat de openingen in het filter kleiner zijn dan de korrelafmetingen van het basismateriaal. | ||
geomorfologie | deel van de fysische geografie dat de vorming van het aardoppervlak als onderwerp heeft. | ||
geo-object | abstractie van een fenomeen in de werkelijkheid dat direct of indirect geassocieerd is met een locatie relatief ten opzichte van het aardoppervlak | ||
georeferentie | locatie van een ruimtelijk object vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem | ||
geosfeer | het deel van de aarde dat geen levende organismen bevat. | ||
geotechniek | de toegepaste wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van het gedrag van grond en rots ten behoeve van het tot stand brengen van grond- en kunstwerken | ||
geotechnisch profiel | de verticale opbouw in grondmechanische zin van een waterkering | ||
geothermisch | GOOS | warmtebronnen binnenin de aarde zelf. | |
geparametriseerde weergave | weergave van een profiel door middel van een aantal geometrische parameters | ||
gepenetreerde steenzetting | steenzetting waarbij tussen de toplaagelementen beton of asfalt is aangebracht om de sterkte te vergroten. | ||
gerechtigden | eigenaren, erfpachters, opstalgerechtigden, vruchtgebruikers en gebruikers van percelen, waterkeringen en/of wateren. | ||
gereguleerde afvoer | stroming in een stroom die onder invloed staat van regulatie door kunstwerken of aftakkingen. | ||
gerichte waarneming | in tijdig in gereedheid gebrachte en over het gebied verspreid liggende boorgaten wordt de grondwaterstand gemeten op het moment dat in één of meer van de geselecteerde meetpunten de grondwaterstand de GHG of GLG bereikt. | ||
geroerd monster | grondmonster dat in structuur en/of spannings- toestand zodanig door of na de monstername is gewijzigd dat deze eigenschappen niet meer als representatief kunnen worde beschouwd voor de grond in situ (ter plaatse van de bodem) | ||
geschakelde steenzetting | blokkenmat of interlockelementen. | ||
gescheiden rioolstelsel | rioolstelsel waarbij afvalwater en regenwater via afzonderlijke leidingenstelsels worden ingezameld en afgevoerd | ||
geschiktheid | de mate waarin organismen hun genen doorgeven aan volgende generaties. | ||
geschiktheidstoets | toetsingskader waarmee de toepasbaarheid of prestatie van een basistechniek bij specifieke locatiekenmerken kan worden bepaald. | ||
gesloten verharding | de oppervlakte van de gesloten verharding van het afvoerend oppervlak dat op de vrijvervallei- ding loost | ||
gestandaardiseerde waarde | gemeten waarde die is omgerekend naar een gestandaardiseerde samenstelling van bodem, water of zwevende stof. | ||
gestuwd water | water tegen- of vastgehouden in zijn loop in vergelijking met de steady state, normale of natuurlijke omstandigheden. | ||
getij prisma | het volume van water dat gedurende een getij- cyclus in en uit een zeearm beweegt. | ||
getij rivier | het gedeelte van een rivier met een wisselende stroomrichting dat een verticale getijbeweging heeft. | ||
getijdaling | het dalen van het water na hoogwater in een getijgebied. | ||
getijdaling | het hoogteverschil tussen hoogwater en het daaropvolgende laagwater. | ||
getijfase | een kenmerkende toestand van een getij. | ||
getijgeul | geul waarin een verticale en een horizontale getijbeweging optreedt. | ||
getijgolf | het snelle stijgen of dalen van de afwatering of de waterstand. Loopt in een stroompje als golf af. | ||
getijhaven | een haven die alleen bij een bepaalde waterstand aan te lopen is. | ||
getijrijzing | het hoogteverschil tussen laagwater en het daaropvolgende hoogwater. | ||
getijrijzing | het stijgen van het water na laagwater in een getijgebied. | ||
getijstroom | de stromen die ontstaan wanneer getijgolven op de bodem van een ondiepe zee plaatselijk worden afgeremd. | ||
getijvlakte | reliëfarm gebied met kreken, geulen en zandplaten, waar de invloed van de getijden duidelijk merkbaar is. | ||
getijvolume | som van eb- en vloedvolume | ||
getijzone | zone op het talud tussen gemiddeld hoog- en gemiddeld laagwater | ||
getroffen mensen | zij die schade opgelopen hebben | ||
getroffen polder | (getroffen) gebied dat door een waterkering beschermd is tegen water van buiten en waarbinnen de waterstand kan worden beheerst | ||
geul | smal en meestal diep water, smal kanaal | ||
geurverdunningfactor | de verdunning die door 50% van het aantal panelleden (tenminste 10 leden) wordt onderscheiden van geurloos water. | ||
geus | kleine natievlag (of afgeleide daarvan) die aan de geusstok op de voorsteven wordt gehesen. | ||
gevaarlijke stoffen | toxische, persistente en bioaccumuleerbare stoffen - | ||
gevalideerde data | data waaruit alle missers of blunders zijn gehaald | ||
gevarensector | rood licht in de lichtcirkel van een lichtbaken. | ||
gevoeligheid | de mate waarin de modeluitvoer wordt beïnvloed door veranderingen in een bepaalde modelin- voer. | ||
gevoeligheid analyse | analyse, meestal gebaseerd op een aantal modelberekeningen, die erop gericht is de gevoeligheid van de berekeningsresultaten voor de waardes van modelinvoer te bepalen. | ||
gevolgschade | schade die ontstaan is door het reageren op de gebeurtenis (hoogwater/-overstroming of iets dergelijk) | ||
gewas referentie verdamping | Eref | nederland: De verdamping van een uitgebreid uniform, van buiten droog grasoppervlak met een hoogte van 8-15 cm dat voldoende van water is voorzien. Deze wordt thans met behulp van de vergelijking van Makkink berekend. De (gras-)referentieverdamping wordt | |
gewas weerstand | rc | de schijnbare diffusieweerstand voor het transport van waterdamp van de stomata van een hypothetisch platgeslagen gewas naar de bron- hoogte van uitwisseling | |
gewenst grond- en oppervlaktewater regime | GGOR | methode waarbij bepaald wordt welk grond- en oppervlaktewaterpeil het meest optimaal is voor de functies die aan een gebied zijn toegekend. | |
gewenst pompoverca- paciteit | het gewenste deel van de pompcapaciteit dat beschikbaar zou moeten zijn voor regenwaterafvoer in een rioleringsgebied | ||
gewicht | GEWT | de kracht die een voorwerp op zijn ondergrond uitoefent | |
gewichtsstabiliteit | vorm van stabiliteit waarbij het gewichtszwaar- tepunt van het schip relatief laag ligt ten opzichte van het drukkingpunt (waar de opwaartse kracht van het water aangrijpt), zodat onder helling een oprichtend koppel ontstaat. | ||
gewonde | een persoon die zodanige kwetsuren vertoont dat hiervan melding is gemaakt. | ||
ghyben-herzberg principe | een vergelijking die de diepte van de zoutgrens in een kust aquifer relateert aan de hoogte van zoetwaterlaag. | ||
giardia | een zweepvormige protozoë parasiet dat gewoonlijk wordt gevonden in onbehandeld oppervlaktewater en via filtratie verwijderd kan worden. Het is resistent voor desinfecteerders als chloor. | ||
giardiasis | buikgriep veroorzaakt door Giardia intestinalis | ||
gieren | onverwacht, als gevolg van uitwendige krachten, herhaaldelijk een zwenking maken van bakboord naar stuurboord of omgekeerd, waardoor de vaart vermindert. | ||
gierhoek | de hoek tussen de voorwaartse as van een mul- tibeamstelsel en de langsas van het vaartuig. | ||
gierkabel | kabel over een rivier, waardoor een gierpont wordt overgebracht. | ||
gierpont | een aan schuitjes verankerde pont. | ||
giertij | de getijden rond springtij. | ||
gietasfalt | warm bereid asfalt met een mengsel van gegradeerd grind (of steenslag) en een overmaat aan asfaltmastiek, dat nagenoeg geen holle ruimte heeft | ||
gistingsgas | (bio)gas dat bij het gisten van slib ontstaat | ||
glastuinbouwbedrijf | een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of permanent aanwezige tunnels, met een hoogte van 1 meter of meer. | ||
glastuinbouwgebied | gebieden waarin overwegend glastuinbouw plaats vindt - voor de werking van de Keur zijn de grenzen van glastuinbouwgebied zoals aangegeven op de bij de Keur behorende Keurkaarten bepalend | ||
glijcirkel | glijvlak in de vorm van een cirkel | ||
glijdingsmodulus | 1/3 maal de verhouding tussen schuifbelasting q (deviatorische belasting) en schuifvervorming es (deviatorische vervorming) | ||
glijvlak | het veronderstelde scheidingsvlak tussen het stabiele en het niet stabiele deel van een grondmassief | ||
globaal gedrag test | test waarmee wordt bepaald of de globale werking van een model overeenkomt met de verwachting. | ||
global maritime distress and safety system | GMDSS | wereldwijd maritiem nood- en veiligheidssysteem dat met behulp van satellietcommunicatie de hulp moet gaan bespoedigen. | |
global ocean observing system | een internationaal systeem, ontworpen door het IOC (Intergovernmental Oceanographic Commission) van UNESCO met als doel alles wat met oceanen en zeeën te maken heeft te observeren, analyseren en modelleren. | ||
global positioning system | GPS | een satelliet radio plaatsbepaling, navigatie en tijdbepaling systeem in beheer bij de Amerikaanse overheid | |
globale straling | hoeveelheid zonnestraling per oppervlakte- eenheid. | ||
gloeiverlies | GV | de verhouding tussen het verlies van massa van een droog monster na uitgloeien volgens een standaard methode en de totale massa van het droge monster voor het uitgloeien | |
gnomonische projectie | kaartprojectie met rechte meridianen en gebogen breedtegraden. | ||
gnss service | het uit de ruimte komende signaal zoals verzorgd door de ruimte en grond segmenten van het GNSS | ||
gnss systeem | systeem opgebouwd uit de GNSS service en de ontvanger | ||
goed | juist, zoals het behoort, zoals verwacht wordt | ||
goed | resultaat van de toetsing als de waterkering op de peildatum minimaal ontwerpkwaliteit heeft: er wordt aan de ontwerpcriteria voldaan met gebruikmaking van toetsingsuitgangspunten en -randvoorwaarden. | ||
goed | van hoge kwaliteit | ||
goed ecologisch potentieel | GEP | de toestand van een overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van bijlage V (Europese Kaderrichtlijn Water) aldus ingedeeld sterk veranderd of kunstmatig waterlichaam | |
Goede Chemische Toestand | GCT | toestand waarbij alle prioritaire en prioritair gevaarlijke stoffen voldoen aan de gestelde milieukwaliteitsnormen. | |
goede chemische toestand van grondwater | de chemische toestand van een grondwaterli- chaam dat aan alle in tabel 2.3.2 van bijlage V (Europese Kaderrichtlijn Water) genoemde voorwaarden voldoet - | ||
goede chemische toestand van oppervlaktewater | de chemische toestand die vereist is om te voldoen aan de milieudoelstellingen voor oppervlaktewater, vastgesteld in artikel 4, lid 1, onder a), d.w.z. de chemische toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarin de concentraties van verontreinigende stoffen niet boven de milieukwaliteitsnormen liggen die zijn vastgesteld in bijlage IX en overeenkomstig artikel 16, lid 7, of in andere toepasselijke communautaire wetgeving waarbij op Gemeenschapsniveau mili- eukwaliteitsnormen zijn vastgelegd - (Europese Kaderrichtlijn Water) | ||
goede ecologische toestand | GET | de toestand van een overeenkomstig bijlage V (Europese Kaderrichtlijn Water) als zodanig ingedeeld oppervlaktewaterlichaam | |
goede grondwatertoe- stand | de toestand van een grondwaterlichaam waarvan zowel de kwantitatieve als de chemische toestand ten minste goed zijn - | ||
goede kwantitatieve toestand | de in tabel 2.1.2 van bijlage V (Europese Kaderrichtlijn Water) gedefinieerde toestand - | ||
goede laboratorium praktijk | GLP | het geformaliseerde proces en de voorwaarden waaronder laboratoriumonderzoek wordt gepland, uitgevoerd en gemonitord. | |
goede oppervlaktewa- tertoestand | de toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarvan zowel de ecologische als de chemische toestand ten minste goed zijn - | ||
goede toestand | toestand waarbij zowel de chemische als de ecologische toestand goed is. | ||
goedkope-vlagschepen | koopvaardijschepen die varen onder de vlag van landen waar de wetten en voorschriften ten aanzien van de scheepvaart zeer oppervlakkig zijn, | ||
golf | voortbewegende verstoring van de evenwichts- stand van de waterspiegel. | ||
golfbreking | het ineenstorten van een golf tengevolge van een verandering in de waterdiepte, of het op een obstakel lopen. | ||
golfdal | dal tussen twee golftoppen | ||
golfenergie | totaal arbeidsvermogen (van plaats en van beweging) dat aan en onder een golvend wateroppervlak per eenheid van oppervlak gemiddeld aanwezig is. | ||
golfenergiedichtheid | golfenergie per frequentie interval | ||
golffrequentie | de reciproke waarde van de golfperiode | ||
golffront | de min of meer verticale voorkant van gebroken golven. | ||
golfgenerator | installatie die golfbeweging in elektriciteit omzet. | ||
golfgroeigrafiek | een grafiek waarin voor bepaalde voorwaarden (o.a. stormduur, windsnelheid, waterdiepte) de significante golfhoogte en de periode kan worden afgelezen | ||
golfhoogte | GOLFHTE | de verticale afstand tussen dal en top van een golf. | |
golfhoogte h2 % | H2 % | golfhoogte die door 2% van de golven wordt overschreden | |
golfhoogte hm0 | Hm0 | een schatter voor de significante golfhoogte. | |
golfinvalshoek | de hoek tussen de golfrichting en de normaal op de kering. | ||
golfklap | korte drukstoot op het talud die ontstaat doordat de watermassa van een brekende golf het talud met grote snelheid treft | ||
golfklapzone | deel van het talud dat door golfklappen wordt belast, gelegen onder de stilwaterstand. | ||
golfklimaat | gemiddelde en variabiliteit van karakteristieken van golven die in een bepaald gebied kunnen voorkomen. | ||
golfklimaattabel | tabel waarin de frequentie van voorkomen van een bepaalde combinatie van golfhoogte en golfperiode wordt weergegeven | ||
golflengte | frequentie van radiozender. | ||
golflengte | afstand tussen twee golftoppen, afstand waarover een golfbeweging zich in één periode voortplant | ||
golfneerloop | de verticaal gemeten diepte onder het stilwaterniveau, die door een langs het talud teruglopende golf bereikt wordt | ||
golfoploop | z | de grootste hoogte boven het dan optredende gemiddeld peil, bereikt door een tegen een talud oplopende golftong. | |
golfoploopzone | deel van het talud dat niet door golfklappen maar door golfoploop wordt belast, gelegen boven de stilwaterstand. | ||
golfopzet | een toename van de waterspiegel ten gevolge van windgolven | ||
golfoverslag | het verschijnsel waarbij water over de kruin van de dijk het achterland in loopt waarbij de waterstand lager is dan de kruin, maar het water opgezwiept wordt door golven ten gevolge van wind of scheepvaart | ||
golfoverslag | hoeveelheid water die door golven per strekkende meter gemiddeld per tijdseenheid over de waterkering slaat | ||
golfperiode | tijdsduur tussen twee opeenvolgende neergaande passages van de middenstand van een golf. | ||
golfperiode tmo2 | TmO2 | een schatter voor de gemiddelde golfperiode. | |
golfreflectie | het weerkaatsen van golven, waardoor de golfhoogte verandert | ||
golfribbel | een door golfwerking van het water ontstane ribbel op de bodem. | ||
golfrichting | de richting waaruit de beschouwde golf komt. | ||
golfrichting tho | ThO | de hoofdrichting van de golf ten opzichte van het ware Noorden. | |
golfslag | de op en neer gaande beweging van de golven. | ||
golfslag | het slaan of botsen van de golven tegen iets, bijvoorbeeld het schip of de wal. | ||
golfsnelheid | de vloeistofsnelheid die veroorzaakt wordt door een plotseling gebeuren in een leiding. | ||
golfspanning | krachtenveld in het water, opgewekt door golven | ||
golfsteilheid | verhouding tussen de hoogte en de lengte van een golf. | ||
golfstroom | relatief warme zeestroming. | ||
golfveld | de verzameling golven met weliswaar verschillende golfhoogten en golfperioden, maar die wel met een enkel spectrum beschreven kan worden | ||
golfvorm | de drie dimensionale vorm van het vloeistofli- chaam dat zich door een bedding perst (soms ook met 4e dimensie tijd weergegeven) | ||
gootborstel | borstel voor het reinigen van de goot van een voor- of nabezinktank | ||
gouwzee | deel van het IJsselmeer, tussen het vasteland van Noord-Holland en het voormalige eiland Marken. | ||
graad-dag | algebraïsch verschil, tussen de gemiddelde temperatuur op een gegeven dag en een referentie temperatuur. | ||
graafwielzuiger | een zuiger, waarvan de zuigbuis is voorzien van een verticaal wiel met emmervormige graafeen- heden om het te zuigen materiaal los te snijden | ||
gracht | een gracht is een gegraven greppel met water, die hoofdzakelijk voorkomt in oude steden. | ||
gradering | een in de civiele techniek gangbare term waaronder de spreiding in korrelgrootte wordt verstaan, in tegenstelling tot sortering. | ||
gradiënt | verloop van een grootheid per eenheid van lengte. | ||
gradiëntstroom | stroom ontstaan door inwendige drukverschillen in zee. | ||
granietblok | blokvormig toplaagelement van graniet. | ||
granulaire aanvulling | korrelig toegevoegd gedeelte | ||
granulaire aanvulling | laag van breed gegradeerd korrelig materiaal met een fijne fractie (mijnsteen, silex of beton- puin), aangebracht op het basismateriaal om het aanbrengen van de bekleding mogelijk te maken. | ||
granulaire laag | laag van korrelig materiaal van beperkte dikte die onder de toplaag kan liggen, fungerend als filterlaag en/of uitvullaag. | ||
granulaire samenstelling | aard en korrelgrootte van minerale deeltjes in sediment of grond. | ||
gras | een profielverdediging met behulp van graszoden | ||
grasbeheervorm | de mogelijke typen grasbeheer | ||
grasbetonsteen | halfverharding bestaande uit een wegdek met een zeer hoge doorlatendheid. Het water stroomt direct door naar de funderingslaag. | ||
grasdak | grasdak is een vegetatiedak dat voornamelijk begroeid is met gras. | ||
grassoort | een verzameling van de aanwezige grassoorten in het grasvlak. | ||
gravitatie stroming | stroming waarin het effect van de zwaartekracht overheerst. | ||
greenpeace | internationale milieuorganisatie die over eigen schepen beschikt en zich onder andere richt tegen atoomproeven, het doden van jonge zeehonden en het dumpen van radioactief afval in zee. | ||
greenwich mean time | GMT | de middelbare zonnetijd van de meridiaan van Greenwich. | |
grensdiepte | yc | waterdiepte bij kritische stroming. | |
grenslaag | het onderste deel van het afdekkende pakket. Bij hoogwater wordt de waterspanning in de grenslaag beïnvloed door de stijghoogte in de onderliggende aquifer. | ||
grensmilieu | een afscheiding in het landschap tussen zones, welke van het ene systeem naar het andere gaat. | ||
grenspeil | het peil dat gemiddeld eens per twee jaar ter plaatse door een hoogwater wordt bereikt of overschreden. | ||
grenspotentiaal | de stijghoogte in de aquifer die in evenwicht is met het gewicht van het afdekkende pakket. | ||
grensprofiel | profiel dat na duinafslag tijdens maatgevende omstandigheden nog minimaal als waterkering aanwezig moet zijn. | ||
grensprofiellijn (land- waartse) | een grensprofiellijn welke het meest landwaarts in het duingebied is gelegen | ||
grensspanning | de hoogste spanning waarbij een grond volledig is geconsolideerd. | ||
grensspanning | knik in een last-zakkingsdiagram van een sa- mendrukkingproef waarin de belasting logaritmisch is weergegeven. | ||
grenstoestand | de toestand waarin de sterkte van en constructie of een onderdeel daarvan nog juist evenwicht maakt met de daarop werkende belastingen. | ||
grensvlak | een horizontaal scheidend vlak tussen twee of meer lagen in de ondergrond | ||
grenswaarde | milieukwaliteitdoelstelling (in een bepaald beleidsplan) voor de korte termijn, meestal gekoppeld aan een bepaalde planperiode waarmee wordt aangegeven tot hoever stoffen of fysische verschijnselen aanvaardbaar worden geacht. | ||
grid | een denkbeeldig raster op de aardoppervlakte, waarvan de vakgrootte, nulpunt en gridhoek zijn vastgesteld. | ||
gridcel | rekeneenheid in een eindige-differentie model. | ||
gridhoek | de hoek tussen de positieve y-as van het rekennetwerk en de lijn die door het nulpunt van het rekennetwerk en het geografische noorden loopt. | ||
gridpunt | een eenduidige geografische plaatsbepaling van een punt waarbij gebruik wordt gemaakt van een lokaal coördinatenstelsel, zijnde het rekennetwerk. | ||
griend | ongeveer 20 hectare groot Nederlands eiland in de Waddenzee, tussen Harlingen en Terschelling. Tot de watersnood van 1877 werd het eiland bewoond. Tegenwoordig is het een natuurreservaat. | ||
griend | soort dolfijn | ||
griend | vloedbos met wilgen. | ||
grijs water | huishoudelijk afvalwater dat bestaat uit spoelen waswater uit de keuken, badkamer en wastafels en van wastobbes en wasautomaten. | ||
grind | gesteente, hoofdzakelijk bestaande uit kwarts, overwegend rond, van natuurlijke herkomst, met een korrelgrootte tussen de 2 mm en 63 mm | ||
grindboor | handboorgereedschap voor ondiep bodemonderzoek met gesloten buis en aan de onderzijde twee boorpunten die naar buiten zijn gebogen waardoor het boorgat groter is dan de diameter van de buis. | ||
grindvloer | concentratie van grind aan het oppervlak | ||
groene berging | oppervlakkige groene retentievoorziening op plaatsen waar geen infiltratie mogelijk is | ||
groene dienst | activiteit of beheersmaatregel, aangegaan met eigenaar of gebruiker van (doorgaans agrarische) gronden, gericht op realisering van verdergaande maatschappelijke wensen, waarvoor de ondernemer beloond moet worden. | ||
groene hart | het binnen de randstad gelegen, relatief dunbevolkt gebied. | ||
groene hoofdstructuur | GHS | samenhangend netwerk van de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden - voornamelijk landbouwgebieden - met aanwezige en te ontwikkelen belangrijke natuurwaarden. | |
groene oeverzone | oeverzone met een (potentieel) hoge natuur- en doorgaans ook een hoge landschappelijke waarde. | ||
groene rivier | een strook land, deel uitmakend van het winterbed en vrijgehouden van stroombelemmeringen. | ||
groenstrook | de oppervlakte van de groenstrook die op de vrijvervalleiding loost | ||
groentype | beschrijving van het type groen | ||
groenvakdeel | groen dat niet individueel beheerd wordt | ||
groepflikkerlicht | O() | het licht vertoont voortdurend een bepaalde groep zeer korte flikkeringen van 50 of 60 flikkeringen per minuut. | |
groeponderbroken licht | Oc() | het met dezelfde sterkte schijnende licht wordt regelmatig onderbroken door een bepaalde groep van plotseling intredende en evenzo eindigende verduistering. waarvan de duur van elke verduistering kleiner is dan. of hoogstens gelijk aan die der schijnsels tussen de groepen. | |
groepschitterlicht | Gp.Fl() | het licht toont regelmatig een bepaalde groep van schitteringen waarvan de schitteringen van al dan niet gelijkblijvende sterkte zijn en van een duur korter dan die der verduisteringen tussen de groepen. | |
groepsnelflikkerlicht | VQ() | het licht vertoont voortdurend een bepaalde groep zeer korte flikkeringen van 100 tot 120 flikkeringen per minuut. | |
groepsparameter | een parameter die een bepaalde groep van verwante verbindingen karakteriseert en gedefinieerd wordt door een analysemethode die gericht is op de gemeenschappelijke eigenschappen van deze groep verwante verbindingen. | ||
grof vuil | (Grote) bestanddelen die geen deel uitmaken van de grondgesteldheid van een waterbodem maar wel een vertragende invloed hebben op het baggerproces of in het geheel niet door het gekozen werktuig kunnen worden verwijderd. | ||
grofvuil verwijderen | het verwijderen van grof vuil uit het afvalwater d.m..v een rooster om verstopping van pompen, leidingen en ander apparatuur te voorkomen | ||
grond | oppervlakte van de aarde | ||
grond gebaseerd augmentatie systeem | GBAS | een systeem wat aanvullende signalen verzend vanaf een grondstation om de werking van het navigatiesysteem te verbeteren | |
gronddam | dam in een waterloop, geheel uit gestorte grond gemaakt. | ||
gronddruk | de totale normaalspanning die werkt op een gekozen vlakje in de grond | ||
gronddrukcoëfficiënt | verhouding tussen horizontale en verticale spanning in de grond. | ||
grondeigenschappen | het geheel van parameters waarmee de fysieke eigenschappen van de grond wordt beschreven ten behoeve van het vaststellen van de bagger- baarheid of andere functionele behoeften, de verwerking en opslag in depot van de gebaggerde grond. | ||
grondgebonden agrarisch bedrijf | een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. | ||
grondgolven | golvende beweging in de onderste waterlagen, met name in ondiep water. | ||
grondkrib | krib die bij normale lage waterstand nog onder water ligt. | ||
grondmechanica | de wetenschap die zich bezighoudt met het evenwicht en de vervorming van grond onder invloed van mechanische krachten. | ||
grondmechanisch aspect | beschrijving van de grondmechanische eigenschappen van een waterkering, met het oog op toetsen van de stabiliteit | ||
grondmechanisch gegeven | gegevens die betrekking hebben op grondmechanische aspecten | ||
grondmonster | hoeveelheid materiaal ontleend aan een bepaalde grondlaag, om door onderzoek daarvan de grondsoort te kunnen karakteriseren. | ||
grondopbouw | de ligging, de dikten, de verbreiding en de samenstelling van de grondlagen. | ||
grondslag puntenbe- stand | GROBES | ||
grondsoort | aanduiding die betrekking heeft op in de bodem aanwezig materiaal, waarvan de naam afhankelijk is van de onderlinge verhouding tussen de verschillende korrelfracties en eventueel aanwezige bijmengsels als kalk en humus. | ||
grondspanning | de totale normaalspanning op een horizontaal vlak op de beschouwde diepte, veroorzaakt door het eigen gewicht van de bovenliggende grond en eventueel aanwezige belastingen. | ||
grondspanning | de totale spanning die door de grond (korrels, vloeistof en gas) wordt verdragen. | ||
grondstromenplan | een grondstromenplan beschrijft hoe planmatig met de vrijkomende en toe te passen grond wordt omgegaan. | ||
grondverzet | het geheel van ontgraven, transport, inrij- den/spuiten, spreiden en onder profiel brengen van grond. | ||
grondwapening | een grondverbeteringtechniek bestaande uit het aanbrengen van elementen in de grond die trekkrachten op kunnen nemen. | ||
grondwater | al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met bodem of ondergrond staat | ||
grondwater uitstro- ming | Q | de ondergrondse laterale uitstroming van water uit een bepaald gebied (meestal door een verticaal begrenzend vlak). | |
grondwateraanvulling | algemeen begrip voor de aanvulling van de grondwatervoorraad. | ||
grondwaterafvoer | Qg | de grondwatercomponent van de afvoer in een waterloop. | |
grondwaterbalans | een vergelijking van de toevoer en afvoer van grondwater, en, in geval van niet-stationaire situaties, verandering in berging over een bepaalde periode en binnen een gegeven gebied. | ||
grondwaterinstroming | de ondergrondse laterale instroming van water in een bepaald gebied (meestal door een verticaal begrenzend vlak). | ||
grondwaterklasse | een ad hoc vastgestelde klasse die gedefinieerd wordt door een GHG en/of GLG-traject afwijkend van de trajecten van de grondwatertrappen. | ||
grondwaterlichaam | een afzonderlijke grondwatermassa in een of meer watervoerende lagen | ||
grondwaterneutraal bouwen | manier van bouwen, waarbij de oorspronkelijke grondwaterstanden (inclusief natuurlijke fluctuaties) gehandhaafd kunnen blijven. | ||
grondwatersanering | het verwijderen van verontreinigende componenten uit een grondwatersysteem door middel van onttrekking (en zuivering) van verontreinigd grondwater. | ||
grondwaterscheiding | lijn van (veelal maximale) stijghoogte, zodanig getrokken dat het grondwater aan beide zijden van de scheiding naar een separaat grondwater- systeem zal afstromen. | ||
grondwaterstandver- laging | het verlagen van de grondwaterspiegel in een niet-afgesloten aquifer / aquitard of het stijg- hoogtevlak in een afgesloten aquifer / aquitard als gevolg van het afpompen van grondwater in de bronnen. | ||
grondwaterstrippen- kaart | kaart met vermelding en omgrenzing van grondwatertrappen. | ||
grondwaterstroming- model | de toepassing van ee wiskundig model voor het weergeven van een plaats afhankelijk grondwa- terstromingsysteem. | ||
grondwatertoestand | de algemene aanduiding van de toestand van een grondwaterlichaam, bepaald door de kwantitatieve of de chemische toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden | ||
grondwatertrap | klasse die gedefinieerd wordt door een zeker GHG- en GLG-traject. | ||
grondwatervoorraad | het volume grondwater aanwezig in een watervoerende laag of aanwezig in een gebied boven een referentievlak. De horizontale afmetingen van de laag of van het betrokken gebied dienen nader te worden aangegeven. | ||
grondwaterwet | GWW | ||
grondzee | breker die boven een ondiepte ontstaat, waarbij het golfdal tot de bodem kan reiken. | ||
groot watersysteem | een watersysteem dat meer dan 50.000 klanten bedient. | ||
grootcirkel | cirkel die de aardbol in twee precies gelijke delen verdeelt. | ||
grootheid | een begrip, dat zich leent voor getalsmatige vastlegging en verwerking. | ||
grootschalige basis- kaart | GBKN | de meest gedetailleerde topografische basiskaart van heel Nederland, vervaardigt binnen het Landelijk Samenwerkingsverband GBKN, met een schaal van 1:500 of 1:1000 in de bebouwde gebieden en 1:2000 in landelijke gebieden | |
gross tonnage | G.T. | nieuwe maatgeving die per 18 juli 1994 van kracht is voor alle koopvaardijschepen, op basis van het internationale Uniform Tonnage Measurement System. | |
grote (handels)vaart | elk schip met een laadvermogen van meer dan 4000 Gross Tonnage. | ||
grote eenheden natuur | GEN | ||
grote eenheden natuur in ontwikkeling | GENO | ||
grout | cement of chemische injectievloeistof die in grondmassief wordt geïnjecteerd om scheuren, holten of poriën op te vullen. | ||
groutanker | een verankeringsysteem dat berust op de wrijving langs een in de grond aangebracht groutlichaam | ||
groutankerveld | constructie die de verankering van een damwand tot stand brengt door middel van groutankers | ||
grove delen | fractie van baggerspecie groter dan 2 mm. | ||
guano | meststof bestaande uit de verdroogde mest en overblijfselen van zeevogels, die op onbewoonde eilanden en klippen in de loop der eeuwen tot dikke lagen is opgehoopt. | ||
guanotrofiëring | eutrofiëring van een voedselarm milieu door uitwerpselen van vogels. | ||
gunningscriterium | een bepaald criterium (bijvoorbeeld de prijs of kwaliteit van het werk of tijd/planning) dat tijdens de aanbesteding kan worden gebruikt om te bepalen aan welke partij een opdracht verleend moet worden. | ||
guts | half-cylindrische open boor met aan de onderkant een scherpe snijrand. | ||
guyot | onderzeese berg met een vlakke top, oprijzend tot minstens een kilometer boven de oceaanbodem. | ||
gyre | grote cirkelvormige beweging of werveling van oceaanwater | ||
gyroscoop | zeer snel ronddraaiende tol die zijn stand in de ruimte behoud | ||
haaf | zakvormig visnet dat door een ronde beugel opengehouden wordt en aan een lange stok is bevestigd. | ||
haaksqronden | twee gevaarlijke zandbanken in de Noordzee voor het zeegat van Texel, ongeveer 8 kilometer uit de kust. | ||
haakweerstand | de weerstand, die een verschuiving van de grond belet, doordat de korrels als het ware in elkaar haken. | ||
haasje-over- constructie | in de WRO, wet op de Waterhuishouding en de Wet Milieubeheer opgenomen afstemmingsplicht van provinciale en rijksplannen op deze terreinen. | ||
habitat | leefgebied van een soort. | ||
habitateiland | verhoudingsgewijs kleine eenheid - geschikt milieu, omgeven door ongeschikt milieu. | ||
habitatrichtlijn | EU-ropese-richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. | ||
habitattype | ecosysteemtype op het land of water met karakteristieke geografische, abiotische en biotische kenmerken, die zowel geheel natuurlijk als half- natuurlijk kunnen zijn. | ||
hadopelaqische zone | maakt deel uit van de afotische, pelagische zone. | ||
haqel | regendruppels die op grote hoogte door de wind naar koudere hoogten worden geblazen, daar bevriezen en vervolgens weer naar beneden vallen. | ||
hak | onderste deel van de achtersteven. | ||
hal | vertrek in gebouw, dat de ingang verbindt met de rest van het gebouw | ||
halen | het inhalen van de netten | ||
halfverhardinq | halfverharding is doorlatende verharding die bestaat uit een wegdek met een zeer hoge door- latendheid. | ||
halfwaardetijd | tijd benodigd om de concentratie van een stof in een compartiment met de helft te laten afnemen. | ||
halo | kring om de zon of de maan. | ||
halocline | laag water waarin een grote verandering in verticale richting van de saliniteit optreedt. | ||
halofyt | plant die op sterk zouthoudende grond kan leven. | ||
haloqeen | benaming voor elk van de elementen van de zevende groep van het periodiek systeem: Fluor, Chloor, Broom, Jood en Astaat. | ||
halve harinq | tweejarige haring, sprot. | ||
hamerend boorsys- teem | verdringend boorsysteem (tijdens de boring wordt geen grond naar boven gebracht) om peilbuis de bodem in te brengen door middel van hameren. | ||
handelinqsnaam | het totaal van handelingen dat, reagerend en/of anticiperend, wordt uitgevoerd op veranderingen in het watersysteem met het doel dit systeem te beheren. | ||
handelshaven | een haven bestemd voor Iaden en lossen van goederen. | ||
handhaving | het zorgen dat iets blijft bestaan | ||
handhaving | het door communicatie en toezicht bewerkstelligen en zonodig met de toepassing van bestuurlijke, strafrechtelijke en/of privaatrechtelijke middelen bereiken dat de (milieu)regelgeving wordt nageleefd. | ||
handhavingactie | acties die gericht zijn op het doen naleven van normen en voorschriften die door de daartoe bevoegde instantie zijn gesteld | ||
handhavinglimiet | aantal voertuigen boven de handhavinglimiet | ||
handhavingplan | opzet om de naleving van voorschriften in wvow-vergunningen te waarborgen. | ||
handpicking | het met de hand verwijderen van materialen uit verontreinigde grond. | ||
handpuls | buis die aan de bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een klepmechanisme dat er voor zorgt dat het opgehaalde materiaal niet terugvalt. | ||
handreiking constructief ontwerpen | |||
hangwater | water dat zich boven het capillaire water in de bodem bevindt. | ||
har | stijl waarom een sluisdeur draait. | ||
hard water | alkalisch water wat opgeloste minerale zouten bevat die interfereren met bepaalde industriële processen en voorkomen dat zeep schuimt. | ||
harde parameter | parameter waarvan de waarden goed bekend zijn en daardoor als vaststaand worden beschouwd (bijv. ligging waterlopen). | ||
hardheid | d | HH | chemische eigenschap die gelijk is aan de som van meerwaardige kationen. | |
hare majesteits | Hr.Ms. | voorvoegsel voor schepen van de rijksoverheid in het algemeen en de Koninklijke Marine in het bijzonder | |
haringdrijfnet | haringnet waarachter één vaartuig ligt te drijven. | ||
haringjager | snelvarend vissersschip dat de eerste haring aanvoert. | ||
haringkaken | het conserveren van haring door het verwijderen van kieuwen, hart en het voorste deel van de darm en het doorsnijden van de kieuwslagade- ren, waarna de haring wordt gezouten en in tonnen verpakt. | ||
haringmanblok | type betonblokken met inkeping ter beperking van golfoploop. | ||
haringschakels | staande netten voor de haringvisserij. | ||
harp | een U-vormige sluiting die met een schroefbout- je met een oog gesloten wordt. | ||
harpoen | werpspies met weerhaken, bevestigd op een schacht met een ring, waaraan een lange lijn wordt bevestigd. | ||
hartlijn | de langsscheepse as van een boot. | ||
haven | een tot ligplaats van schepen geschikt, natuurlijk of gegraven waterbekken aan zee of aan de oever van een rivier of binnenwater, dat beschutting biedt tegen wind en golven. | ||
havengeld | liggeld, te betalen aan de havenmeester. | ||
havengetal | het gemiddelde van alle hoogwater- of laagwa- termaansverlopen op een bepaalde plaats. | ||
havenhoofd | zware dam aan de mond van een haven. | ||
havenlicht | lichten die de invaart van de haven markeren. | ||
havenmeester | ambtenaar die zorgt voor de orde en veiligheid in een haven en toezicht houdt op de uitdieping, de kaaien, het paalwerk enzovoort. | ||
havenmeester | beheerder van een particuliere jachthaven. | ||
havennummer | een cijfer dat of combinatie van cijfers die de plaats van een haven in een reeks aanduidt c.q. aanduiden. | ||
havenontvangstinstal | |||
havenverkeer | radioverkeer van schepen met bruggen, sluizen, havenautoriteiten en radarposten. | ||
HDPE buis | een holle leiding welke gemaakt is van HDPE en bestemd is voor gelieding of groepering van kabels | ||
heave | situatie waarbij verticale korrelspanningen in een zandlaag wegvallen onder invloed van een verticale grondwaterstroming - ook fluïdisatie of de vorming van drijfzand genoemd. | ||
hefbrug | brug verschuifbaar in verticale richting. | ||
heffer | instantie die de heffingen oplegt en int. | ||
heffing | vastgesteld verschuldigd bedrag voor het gebruik maken van. | ||
heffingsambtenaar | ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid, onder b, van de Waterschapswet onderscheidenlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 7.10, vierde lid in de waterwet, die voor de toepassing van de Algemene wet in de plaats treedt van de inspecteur | ||
heffingsgrondslag | de in het reglement vastgelegde uitgangspunten voor heffingen. | ||
heffingsobject | object waarvoor het waterschap een belastingheffing oplegt | ||
hefhoogte | de momentane hoogte van het waterkerende element in een kunstwerk waar het water onderdoor stroomt indien het element open staat. | ||
hefschip | drijvende bok met groot hefvermogen. | ||
hefspudpalen | op en neer beweegbare palen aan boord van een baggerwerktuig waarmee het werktuig deels of geheel uit het water kan worden getild zodat een vast werkplatform wordt verkregen. | ||
heklicht | wit licht dat zichtbaar is over een boog van de horizon van 135°, van recht achteruit tot 22,5 graden achterlijker dan dwars naar beide zijden van het vaartuig. | ||
hekwieler | stoomschip voor ondiepe rivieren en meren, dat werd voortbewogen door één of twee schepraderen op het achterdek van het vaartuig. | ||
helderheid | de helderheid van een vloeistof. | ||
helling van de verza- digings dampdrukcurve | s | de afgeleide van de verzadigingdampdruk es naar de temperatuur T | |
hellingproef | inspectie van een schip op de helling | ||
hellingstelsel | stelsel van (haaks op elkaar staande) assen waarvan de helling van iedere as wordt gemeten | ||
helminthologie | discipline binnenin de parasitologie, bestudeert de parasitaire wormen en hun effect op de gastheer. | ||
helmstok | de stok of hendel die aan het roer is bevestigd om ermee te kunnen sturen. | ||
helofyt | meerjarige moerasplant, die in de waterbodem wortelt en waarvan de overblijvende knoppen zich onder de waterspiegel bevinden, maar de bladeren en bloeiwijzen boven het water uitsteken | ||
helofytenfilter | plantenbed dat, met behulp van zonlicht, water zuivert | ||
hemelwater | water uit neerslag zoals regen, sneeuw en hagel. | ||
hemelwaterafvoer | eindpunt van het afvoer van hemelwater, gezien vanuit de wegbeherende instantie meestal gevormd door een fysieke constructie, waaraan overdracht van het op het oppervlak aanwezige hemelwater naar een ander stelsel plaatsvindt of aannemelijk wordt geacht | ||
henry's wet | een manier om de oplosbaarheid van een gas in een vloeistof te berekenen, gebaseerd op de temperatuur en deeltjesdruk, door middel van constanten. | ||
hepatitis | verzamelnaam voor infecties aan de lever | ||
herbeluchting | het vernieuwen van de luchtvoorraad in de lagere lagen van een reservoir om het zuurstofniveau te verhogen. | ||
herbevrachten | het aannemen van het vervoer van lading met een schip dat de bevrachter van een derde heeft gehuurd. | ||
herbivoor | planteneter. | ||
herhaalbaarheid | de precisie van een navigatiesysteem alleen rekening houdend met de toevallige fouten | ||
herhaalbare nauwkeurigheid | de nauwkeurigheid waarmee een gebruiker kan terugkeren naar een waarde gemeten op een vorig tijdstip en met ongecorreleerde waarnemingen van hetzelfde systeem | ||
herhalingstijd | het gemiddelde tijdsinterval waarin (hydrologische) gebeurtenissen een bepaalde grenswaarde overschrijden. | ||
herkomstlocatie | de plek waar het object/subject oorspronkelijk (voor evacuatie) woonde/verbleef | ||
herpolderen | het weer overdragen van de bevoegdheden ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer van een overheid in een bepaald gebied aan het waterschapsbestuur. | ||
herstel | het weer in goede staat terugbrengen | ||
herstel | maatregel(en), noodzakelijk om de kwaliteit van de boezemkade, met name met betrekking tot het waterkerend vermogen, op het vereiste peil te brengen. | ||
herstel watersystemen | product maatregelen gericht op het herstel van het watersysteem in de oorspronkelijke toestand. | ||
herstelmaatregelen | maatregelen die nodig zijn om de achteruitgang van het estuarium door bepaalde ingrepen teniet te doen. | ||
heterogeen | van punt tot punt belangrijke verschillen in eigenschappen bezittend. | ||
heterogeniteit | diversiteit van patronen - inwendige rijkdom aan soorten. | ||
heterotrofie | de eigenschap van o.a. bacteriën die organische materie als bron van energie nodig hebben, dit in tegenstelling tot autotrofe bacteriën. | ||
heuristische methode | niet-formele methode om volgens een bepaald criterium een niet precies bekend doel te bereiken op een onderzoekende en voortdurend evaluerende wijze. | ||
hevel | een kokervormige constructie met een verhoogd middengedeelte dat twee wederzijds gelegen wateren met elkaar verbindt | ||
hiaatwaarde | verzonnen waarde die toegevoegd is aan een reeks waarden om de reeks in tijd of plaats compleet te maken. | ||
hieuwen | anker-op-gaan, anker lichten. | ||
hieuwen | met kracht binnenhalen | ||
hieuwlijn | lijn waarmee lichte lasten aan boord gebracht worden of waarmee de tros aan de wal getrokken wordt. | ||
high cube container | container met een grotere hoogte dan de standaardcontainer | ||
high density poly- etheen | HDPE | ||
histografische grafiek | kaart van een stroombekken waarin een serie lijnen (isochronen) de looptijden weergeven benodigd voor water dat ontspringt aan de isochroon om de uitlaat van het bekken te bereiken. | ||
historisch hoogwater | hoogst gemeten buitenpeil in het verleden. | ||
historische data | hydrologische en meteorologische data van gebeurtenissen uit het verleden. | ||
historische geografie | bestudeert o.a. de wijze waarop cultuurlandschap en de elementen en structuren daarin tot stand zijn gekomen onder invloed van menselijk handelen. Kenmerkend is het gebruik van historische bronnen en kaarten. | ||
hoedanigheid | de vorm waarin de eenheid behorend bij een meetwaarde wordt uitgedrukt of de fractie van de parameter waarop de meetwaarde betrekking heeft. | ||
hoek brug | de hoek ter plaatse van de kruising van de as van de waterloop met de as van de brug | ||
hoek van inwendige wrijving | het verband tussen effectieve normaalspanning en de maximale schuifspanning. | ||
hoekijzer | iJzer waarvan de flenzen loodrecht op elkaar geplaatst zijn. | ||
hoekmeetinstrument | instrument, zoals een sextant, octant of jacobs- staf, voor het meten van allerlei hoeken. | ||
hoeksnelheid | de hoek per tijdseenheid die een deeltje bij het doorlopen van een cirkelbeweging aflegt. | ||
hoeveelheid bestorting | gemiddeld aantal stenen per strekkende meter waarmee de kreukelbermverdediging is bestort | ||
hoge dichtheid poly- etheen | HDPE | ||
hoge gronden | natuurlijk aanwezige hooggelegen delen in het landschap die niet worden bedreigd door een hoge waterstand op zee, meren of rivieren - | ||
hoge vloed | een hoogwaterperiode in het getijgebied waarin het hoogwater aanzienlijk verhoogd is maar beneden het stormvloedpeil (zie stormvloed) blijft. | ||
holistische modelleer benadering | hydrologische en socio-economische model componenten die strak gekoppeld zijn in een consistent model. | ||
hollandse kuil | kuil met rechtgebreide boven- en onderzijd. | ||
hollandse waterlinie | onderdeel van een verdedigingslinie van de gewesten Holland en (een deel van) Utrecht, die in de 17e eeuw bestemd was om onder water te worden gezet en zo de vijand tegen te houden. | ||
holle avegaar | opgebouwd uit sterke holle stangen die zijn omwonden met een brede stalen spiraal. | ||
hollestelle | een verhoogde drinkput in een lage en, in het algemeen, zoute omgeving. | ||
holling | holle kromming in de flanken van de boot zodat deze over het water uitsteken. | ||
holmeslicht | waterlicht om drenkelingen mee op te sporen. | ||
holoceen | naam van het meest recente geologische tijdvak, van 10.000 jaar geleden tot nu | ||
holoplankton | organismen in het water waarvan alle levensstadia planktonisch zijn | ||
holte | grootste afstand tussen het vlak en het dek - diepte van het schip. | ||
homogeen | in elk punt dezelfde eigenschappen bezittend. | ||
hoofd | een opstaande rand rondom openingen in het dek zoals luik of kuip, die dient ter versterking en tegen binnendringen van water. | ||
hoofdaanvoersloot | sloot die dient voor de aanvoer van water naar de diverse gebieden die in eigendom bij het waterschap is. | ||
hoofddrain | leiding voor de afvoer van drainagewater, vanuit de verzameldrains. | ||
hoofdgeul | deel van het rivierbed dat onder normale af- voeromstandigheden de stroming voert. | ||
hoofdionen | ionen die de belangrijkste bijdrage leveren aan het elektrisch geleidingsvermogen van een oplossing. | ||
hoofdspanning | de spanning loodrecht op een vlak waarin geen schuifspanning werkt. | ||
hoofdtransportas | hoofdvaarweg die de grote zeehavens met het internationale achterland verbindt. | ||
hoofdvaarweg | vaarweg waarover meer dan 5 miljoen ton goederen of 25.000 TEU per jaar worden vervoerd | ||
hoofdvaarwegennet | samenhangend stelsel van de voornaamste vaarwegen. | ||
hoofdwatergang | watergangen, zoals sloten en singels, zijn bedoeld om overtollig regenwater af te voeren naar gemalen. Watergangen die voor de afvoer erg belangrijk zijn worden hoofdwatergangen genoemd. Over het algemeen zijn deze watergangen wat breder en dieper dan overige watergangen. | ||
hoofdwaterkering | door Rijk of Provincie als zodanig aangewezen natuurlijke of kunstmatige waterkering ter blijvende kering van het buitenwater. | ||
hoog boezem peil | |||
hoog geleidelicht | de hoogste lichtopstand van de geleidelichten, waarmee de optimale/veilige vaarroute wordt aangegeven. | ||
hoog opperwater | afkomend rivierwater met een aanmerkelijk hoge topafvoer (de aanduiding wordt in Nederland met name gebezigd voor afvoeren hoger dan het veeljarig gemiddelde van de jaarmaxima der grote rivieren). | ||
hoog waterpeil | h | het peil in een kleine waterloop behorende bij een afvoer die gemiddeld 1 dag per jaar wordt bereikt of overschreden. | |
hoogdynamische functies | hoofdzakelijk economische functies, zoals (intensieve) landbouw en recreatie, verkeer en verstedelijking waarbij verandering de constante factor is | ||
hooggefundeerd land- hoofd | landhoofd waarvan de aanlegdiepte boven het maaiveld is gelegen | ||
hoogheemraad | een hoogheemraad is een lid van het dagelijks bestuur van een hoogheemraadschap. | ||
hoogheemraadschap | waterschap waarin hoogheemraden het bestuur voeren. | ||
hoogst ecologisch niveau | HEN | meest kwetsbare wateren of gebieden met bijzondere natuur. | |
hoogste astronomische getij | HAT | het hoogste astronomische getij dat kan worden voorspeld | |
hoogste drie grondwaterstanden | HG3 | het gemiddelde van de hoogste drie grondwaterstanden die in een winterperiode (1 oktober - 1 april) zijn gemeten. Hierbij wordt uitgegaan van metingen op of omstreeks de 14e en 28e van elke maand in geperforeerde buizen van 2-3 m lengte. | |
hoogte afvalwater- transportwerk | de grootste inwendige hoogte van de leiding | ||
hoogte vervangende damwand | de hoogte van de bovenzijde van de vervangende damwand ter plaatse van de leidingkruising in meter ten opzicht van het normaal amstersdam peil | ||
hoogteligging terrein | de kenmerkende hoogte van het maaiveld dat als maatgevend van het terrein kan worden aangewezen | ||
hoogtemerk | relatief permanent merk, natuurlijk of kunstmatig, met daarin een punt met een bekende hoogte ten opzichte van een bepaald referentie- vlak. | ||
hoogtepunt | een punt aan de hand waarvan in samenhang met andere hoogtepunten de geaccidenteerdheid van het terrein kan worden aangegeven | ||
hoogwater (rivier) | HW | toestand van hoge rivierstand. | |
hoogwater (zee) | HW | de hoogste getiistand. | |
hoogwater (zee) | HW | toestand van hoogste getiistand | |
hoogwater informatiesysteem | HIS | ||
hoogwater keermuur | muur, meestal gebouwd van gewapend beton om een waterloop te beteugelen met als doel overstroming te voorkomen. | ||
hoogwater voorspelling | schatting van de terugkeerperioden van hoogwaters. | ||
hoogwaterafvoer | afvoer door een sectie van een stroom tijdens hoogwater. | ||
hoogwaterbeheersing | beschermen van landgebieden tegen overstroming, of het minimaliseren van de schade veroorzaakt door een overstroming. | ||
hoogwaterbericht | (bericht van) a, zeetoestand van hoogste getij- stand b, rivier, -toestand van hoge rivierstand | ||
hoogwaterbescherming technieken | technieken voor het voorkomen van hoogwaterschade aan de structuur en inhoud van een gebouw in een risico gebied. | ||
hoogwaterbescher- mingsprogramma | financieringsprogramma op de begroting van het ministerie van V&W voor het verbeteren van waterkeringen conform de Wet op de Waterkering. | ||
hoogwaterbescher- mingsprogramma | HWBP | ||
hoogwaterkering | natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het hoogwater dient tegen te houden. | ||
hoogwatermerken | natuurlijke merken die achterblijven op een constructie of object en de maximale hoogwaterstand aangeven. | ||
hoogwaterpeil | waterstand nabij een specifieke peilschaal waarbij schade of ongemak begint op te treden als gevolg van hoogwater. | ||
hoogwaterrichtlijn | door de EU vastgestelde richtlijn met als doel het in kaart brengen en beheersen van over- stromingsrisico's en het verkleinen van de gevolgen van overstromingen. | ||
hoogwaters | verzamelnaam voor verschillende hoogwatersituaties | ||
hoogwaterseizoen | periode waarin de kans op hoogwater groot is | ||
hoogwaterwaarschu- wing | vroegtijdige waarschuwing dat een hoogwater kan optreden in de nabije toekomst op een zekere plaats in een zeker stroomgebied. | ||
hopper | vaartuig met een open laadruimte en een losklep van onderen, om bagger in zee of een ander water te storten. | ||
hopperzuiger | zandzuiger die het zand in eigen bun opslaat. | ||
horizont | laag in de grond met kenmerken en eigenschappen die verschillen van de erboven en/of eronder liggende lagen - in het algemeen ligt een horizont min of meer evenwijdig aan het maaiveld. | ||
horizontale berging | waterberging gecreëerd door een groter areaal voor oppervlaktewater te reserveren. | ||
horizontale dop | HDOP | de DOP factor voor de nauwkeurigheid van de horizontale (2D) positie | |
hors | zandplaat in zee die met vloed bijna geheel onderloopt. | ||
houtschip | schip dat een gedeelte van de houtlading aan dek vervoert | ||
hozen | water uit de boot scheppen. | ||
huidige (gemeten) capaciteit | gemeten capaciteit welke per tijdseenheid de verpompte hoeveelheid water weergeeft (m3/h) | ||
huidige waarde | de huidige waarde van de economische winst verminderd met een zeker kortingspercentage. | ||
huik | hoes van geteerd of geolied zeildoek, om voorwerpen tegen vocht en vuil te beschermen of als dekkleed voor een opgedoekt zeil. | ||
huiseigenaar watersysteem | een watersysteem dat een woning van leidingwater voorziet. | ||
huishoudelijk afvalwater | afvalwater uit de keuken, wasserij, badkamer of toilet met uitzondering van menselijk afval. | ||
huishoudelijke vraag- functie | relatie tussen de vraag van huishoudens ten opzichte van de prijs van water en andere factoren zoals de prijs van andere goederen en diensten, gezinsinkomen en klimaat. | ||
huishouden | aanduiding voor in vast verband samenlevende partners, eventueel met (hun) kinderen. | ||
huishoudwater | in zoverre gezuiverd water, dat het geschikt is voor huishoudelijke toepassingen waarbij drink- waterkwaliteit niet noodzakelijk is | ||
huisletter | een alfabetisch teken achter het huisnummer zoals dit door het gemeentebestuur is toegekend | ||
huisnummertoevoeging | de numerieke aanduiding zoals deze door de gemeente aan het object is toegekend | ||
hulpkruiser | snelvarend koopvaardijschip dat tijdelijk als oorlogsschip is ingericht. | ||
hulploon | voor de hulp, met gunstig gevolg verleend aan in gevaar verkerende schepen, de zich aan boord bevindende goederen, de vracht en de opvarenden, voor het redden van het leven van de schipbreukelingen en voor het bergen van driftige en aangespoelde zaken, is hulploon verschuldigd. | ||
hulpverlener | zij die de ramp/crisis bestrijden en hulpverlenen zoals politie, brandweer, ambulancediensten enz. | ||
hulpverlening | artikel 785 van het Wetboek van Koophandel luidt: 1. De schipper is verplicht aan personen die in gevaar verkeren, en in het bijzonder als zijn schip bij een aanvaring betrokken is geweest, om de andere daarbij betrokken schepen en personen, die zich aan boord van die schepen bevinden, de hulp te verlenen waartoe hij bij machte is zonder zijn eigen schip en de opvarenden daarvan aan ernstig gevaar bloot te stellen. 2. Hij is bovendien verplicht, voorzover hem dit mogelijk is, aan de andere bij de aanvaring betrokken schepen op te geven de naam van zijn schip, van de plaats waar het thuis hoort, van de plaats vanwaar het komt en waarheen het bestemd is, alsmede inzage te verstrekken van het bewijs van inschrijving in het register. | ||
humeus | humusbevattend | ||
humidificatie | de toevoeging van waterdamp aan de lucht. | ||
humus | donkere, vormeloze, aardachtige stof, die een mengsel is van allerlei organische stoffen (voornamelijk van plantaardige stoffen) die in de bodem worden afgebroken dan wel worden gevormd. | ||
humusgehalte | percentage organische stof in een grond of grondsoort, uitgedrukt in gewichtsprocenten van het volledige grondmonster | ||
humushoudend | globale aanduiding voor het aanwezig zijn van humus. In de NEN 5104 nader onderverdeeld in humusarm, humeus en humusrijk. | ||
humusprofiel | bovenste deel van de bodem, met een differentiatie in humushorizonten die verschillen in de mate van strooiselverdeling. | ||
humusslib | het biologische slib, dat uit een oxidatiebed vrijkomt | ||
hut | nachtverblijf aan boord voor passagiers en bemanning. | ||
hydramodellen | waterkering reken modellen | ||
hydraulica | betrekking hebbend op de leer van de vloeistoffen, omvattende de hydrostatica en de hydrodynamica, of de toepassing er van | ||
hydraulisch baggeren | het gebruik maken van de mechanische actie van een graafelement voor het ontgraven van de grond en het als gevolg van de werking van het graafelement ontstane grond-watermengsel verpompen via een zuig- en persleiding. | ||
hydraulisch dicht | criterium voor gronddichtheid van een filter, waarbij materiaaltransport onmogelijk is doordat de weerstand tegen uitspoeling voldoende groot is bij de maatgevende belasting. | ||
hydraulisch materiaal | granulair materiaal dat kan samenkitten. | ||
hydraulisch model | model gebaseerd op de theoretische regels die het gedrag van een vloeistof bepalen. | ||
hydraulisch model | model wat de eigenschappen van een vloeistof- stroom in ruimte en tijd beschrijft. | ||
hydraulisch transport | transport van een mengsel van baggerspecie en water door een pijpleiding waarbij gebruik wordt gemaakt van een pomp. | ||
hydraulische capaciteit | de maximale aanvoer van afvalwater voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie | ||
hydraulische diepte | D | verhouding tussen natte oppervlakte A en de breedte van een leiding op de waterspiegel B | |
hydraulische diffusivi- teit | een eigenschap van een aquifer of insluitinglaag die gedefinieerd is als de verhouding van het hydraulisch geleidingsvermogen ten opzichte van de specifieke berging. | ||
hydraulische geleiding | combinatie van de model geometrie en de hydraulische geleidbaarheid in een enkele waarde met als doel vereenvoudiging. | ||
hydraulische getij- stroom | getijstroom die ontstaat door niveauverschillen | ||
hydraulische potentiaal | de som van de zwaartekrachtpotentiaal en de tensiometerdrukpotentiaal. | ||
hydraulische ruwheid | maat voor de weerstand die stromend water ondervindt van de begrenzing van een waterloop. | ||
hydraulische straal | R | verhouding tussen natte oppervlakte A en natte omtrek van een leiding P | |
hydraulische unit | krachtbron voor hydraulisch aangedreven apparaten en werktuigen | ||
hydrobiologie | studie van het leven in watersystemen. | ||
hydroblock | type betonzuilen. | ||
hydrocycloon | scheidingsapparaat voor erts, zand, en andere korrelvormige materialen, waarin deze (gemengd met water) met sterke middelpuntvliedende kracht worden gescheiden in een grovere en een fijne fractie. | ||
hydrodynamisch model | model waarmee de stroming in open en gesloten waterlopen berekend kan worden. | ||
hydro-ecologie | de studie van de interactie tussen ecologische en hydrologische / hydraulische processen in rivieren en uiterwaarden. | ||
hydrofiel | een affiniteit hebbend voor water. | ||
hydrofoob | een aversie voor water hebbend. | ||
hydrogeologie | de tak binnen de geologie die (het voorkomen van) grondwater onderzoekt. | ||
hydrografie | zeemeetkunde | ||
hydrografisch netwerk | het geheel van rivieren en andere permanenten of tijdelijke waterlopen alsmede meren en bekkens in een bepaald gebied. | ||
hydrogram | een grafiek die een bepaalde eigenschap van grondwater of oppervlaktewater als functie van de tijd weergeeft. | ||
hydrologie | de leer van het voorkomen, het gedrag en de chemische en fysische eigenschappen van water in al zijn verschijningsvormen op en beneden het aardoppervlak, uitgezonderd het water in de zeeën en oceanen. | ||
hydrologisch vak | een virtuele aanduiding van de onderverdeling in de lengte- en, indien van toepassing, de dwars- richting van objecten/infrastructuur op basis van hydrologische kenmerken | ||
hydrologische topologie | een hydrologische type-indeling op basis van een afstromingdiagram. | ||
hydrolyse | de ontbinding van organische mengsels door interactie met het water. | ||
hydro-meteo meting | een verzameling hydrologische en meteorologische waarden per meting. | ||
hydrometrie | Wetenschap die zich bezighoudt met het meten en analyseren van water, bodemhoogten, sedimenttransport, neerslag en verdamping inclusief methoden, technieken en de instrumentatie gebruikt in de hydrologie | ||
hydrometrisch meetpunt | meetpunt waar gegevens over het water in rivieren, meren of bassins worden verzameld ten aanzien van een of meer van de volgende zaken: - waterstand | - stroming | - sediment transport en bezinking | - Water temperatuur en overige fysische eigenschappen van water | - karakteristieken van het ijsdek | - chemische eigenschappen van het water. | ||
hydrometrisch netwerk | netwerk van stations waar faciliteiten aanwezig zijn voor het bepalen van hydrologische variabelen. | ||
hydromorfe kenmerken | kenmerken in de grond veroorzaakt door bo- demvocht en grondwaterbeweging. | ||
hydromorfologie | beschrijving van de structuur van bodems en oevers van wateren. | ||
hydromorfologische maatregelen | ingrepen in de waterhuishouding of fysische vorm van een waterlichaam t.b.v. essentiële maatschappelijke functies. | ||
hydropeaking | onnatuurlijke afvoervariaties als gevolg van Start-stop-bedrijf van een waterkrachtcentrale. | ||
hydroserie | een reeks van elkaar zowel in ruimte (naast elkaar) als in tijd (na elkaar) opvolgende vegetaties in het vochtige duin onder invloed van het grondwater | ||
hydrosfeer | dat deel van de aarde die bedekt is met water en ijs. | ||
hydrostatisch | betrekking hebbend op de leer van het evenwicht van de vloeistoffen | ||
hydrostatische druk | isotrope druk uitgeoefend door water in rust. | ||
hydrostatische waterspanning | (Grond)waterspanning in een punt in de (on- der)grond die overeenkomt met de waterspanning als gevolg een kolom water vanaf de vrije waterspiegel tot aan dat punt. | ||
hydrostratigrafische eenheid | een formatie of deel daarvan of groep formaties die gelijke hydrologische eigenschappen hebben en daardoor het groeperen in aquifers of afsluitende lagen mogelijk maken. | ||
hydrozoa | poliepachtigen | ||
hypertroof | overmatig voedselrijk. | ||
hypochloriet | een anion dat producten als calcium en sodium- hypochloriet vormt. | ||
hypolymnion | de stagnante onderste waterlaag in diepe meren, door het epilymnion afgesloten van contact met de lucht | ||
hypoxische wateren | wateren met opgeloste zuurstofconcentraties van minder dan 2 mg/L | ||
iawm-code | IAWM | codering voor taxa in het leven geroepen door de 'Interprovinciale Ambtelijke Werkgroep Milieu- inventarisatie' | |
iba-inrichtingen | alle activiteiten van het waterschap die verband houden met de aanleg, het beheer en onderhoud van inrichtingen van individuele behandeling van afvalwater in het buitengebied. | ||
ibc-criteria | criteria opgesteld ter voorkoming van de verspreiding van bodembedreigende stoffen bij het gebruik, opslaan of storten van dergelijke stoffen op of in de bodem, gericht op isoleren, beheersen en controleren. | ||
ichthyologie | discipline binnen de dierkunde en is toegewijd aan de studie van vissen. | ||
ideale vrije distributie | IFD | dit is een van de belangrijkste ecologische modellen voor de habitatkeuze van dieren. | |
identificatie | kalibratie met als doel eenduidige waarden van alle parameters en andere kalibratiefactoren te bepalen. | ||
Identificatie code voor een gemeente | OSWOP | ||
Identificatie code voor een zwemwaterlocatie | Numind | ||
identificatie entiteit | een uniek identificerend administratienummer conform de specificatie van het waterschap ter identificatie van een in de administratie opgenomen entiteit. | ||
ijkdrempel | constructie die onderwater wordt geplaatst en daarna exact wordt ingemeten met als doel het vormen van een referentie voor de controle van de meetconfiguratie, inclusief de toepassing van kalibratieparameters. | ||
ijken | een meetwerktuig toetsen aan de gestelde eisen | ||
ijken | het afregelen van reken- of fysische modellen | ||
ijkglas | het aflezen van het verbruik | ||
ijs | vaste vorm van water die in de natuur gevormd wordt door: - het bevriezen van water | - het direct condenseren van atmosferische damp in kristallen | - het samenpakken van sneeuw met of zonder de beweging van een gletsjer | - im- pregnatie van poreuze sneeuwmassa's met water en het gevoegelijk bevriezen daarvan | ||
ijsbezetting | mate waarin een vaarweg of ander water is bezet met ijs. | ||
ijsbreker | losse bekleding van planken om een schip heen, om het tegen de botsingen van de ijsschotsen te beschermen. | ||
ijsbreker | schip met zware motoren en versterkte boeg, dat speciaal is gebouwd om het ijs te breken en opzij te schuiven. | ||
ijsbunkerschip | schip waar in de ruimen door middel van ammoniak ijs wordt geproduceerd, voor het conserveren van vis op vissersschepen. | ||
ijsdek | iJs op het oppervlak van een open waterlichaam. | ||
ijsemmer | deel van de vroegere Zuiderzee, tussen de huidige dijk Enkhuizen - Lelystad en de Afsluitdijk. | ||
ijsgang | beweging van ijsvlakten of ijsvelden in meren en bassins veroorzaakt door wind of stroming. | ||
ijswaleffect | verticale barrière van ijs | ||
ijzer | Fe2+ | | ||
ijzerchloride | Fe(Cl)3 | | ||
ijzeroer | zand dat sterk verkit is door ingespoelde ijzer- verbindingen | ||
imago | volkomen ontwikkeld insect. | ||
imhoffkegel | een doorzichtige, kegelvormige container die gebruikt wordt om het volume van bezinkbare vaste stoffen in een specifiek watervolume te meten. | ||
immiscibiliteit | de onmogelijkheid van twee of meer vaste stoffen of vloeistoffen om gemakkelijk in een andere op te lossen. | ||
immissie | doordringing van een stof in een andere stof. | ||
immobilisaat | de geïmmobiliseerde bodem inclusief de zich daarin bevindende bodemverontreinigende stoffen. | ||
immobilisatie | een technische ingreep waarmee de chemische en fysische eigenschappen van materialen zo kunnen worden gewijzigd dat de zich erin bevindende verontreinigende stoffen zijn vastgelegd. | ||
imo-nummer | internationaal erkend 7-cijferig identificatienummer, onverbrekelijk verbonden met het schip. | ||
impermeabel | niet makkelijk doordringbaar door water. | ||
implementatie kaderrichtlijn water | IKW | ||
impliciete benadering | een numerieke methode voor de simulatie van een tijdsafhankelijk proces, waarbij elke nieuwe toestand iteratief wordt bepaald door terugkoppeling tussen de nieuwe en de oude toestand. | ||
in situ | “letterlijk betekent dit ”“ter plekke”“. Het geeft aan dat iets ter plekke voorkomt of gebeurd.” | ||
in situ biorestauratie | basistechniek die tot doel heeft de verontreinigende stoffen in het verzadigde of onverzadigde deel van de bodem biologisch af te breken. | ||
in situ reiniging | verwijderen van bodemverontreiniging zonder dat daarbij grondverzet plaatsvindt. | ||
inbegrepen geschiktheid | inclusief de genen die met anderen gedeeld worden. | ||
incident | een onverwachte gebeurtenis. | ||
incident | een gebeurtenis die, direct of indirect, van negatieve invloed kan zijn op de kwaliteit van het oppervlaktewater. | ||
incidentele activiteiten | investeringsimpuls / zaak die buiten de reguliere begroting omgaat. | ||
incidentgebied | gebied waartoe het incident zich beperkt (zie ook rampgebied) | ||
incidentlocatie | locatie waar zich een incident voordoet | ||
incidentmanagement | voorziene maatregelen om de afhandeling van een calamiteit te versnellen, zodat de infrastructuur sneller weer vrijgemaakt kan worden. | ||
indamprest | IR | de verhouding tussen de massa van de vaste stoffen in en het volume van het monster. | |
index van voorafgaande neerslag | gewogen sommatie van de afgelopen dagelijkse neerslaghoeveelheden die gebruikt wordt als kental voor bodemvocht. | ||
indexfout | fout van het hoekmeetinstrument die samenhangt met lichte verdraaiingen van de kimspiegel. | ||
indicatie aanwezige debietmeting | de aanduiding die aangeeft wat de wijze van meting is van het debiet dat een lozingsobject verlaat. | ||
indicatie bestemming afvalwater | een aanduiding voor de bestemming van het afvalwater dat op het betrokken lozingspunt wordt geloosd gebaseerd op de routes die het afvalwater binnen het Nederlandse stelsel van wateren kan volgen | ||
indicatie locatie oorsprong afstandsaanduiding | een aanduiding van de locatie van het nulpunt ten behoeve van de afstandsaanduiding zoals die binnen een waterschap wordt gehanteerd | ||
indicatie oorsprong afvalwater | een aanduiding voor de herkomst van het afvalwater dat op het betrokken lozingspunt wordt geloosd, gebaseerd op het maken van onderscheid tussen huishoudelijke lozingen en lozingen verricht door bedrijven | ||
indicatie over- of on- derschrijding | een aanduiding die aangeeft of er sprake is van een over- of onderschrijding van de als waarde opgenomen grens van waarneembaarheid, of die aangeeft of er van over- of onderschrijding geen sprake is, in welk geval de waarde de waarneming voorstelt. | ||
indicatie precisie | de precisie van het beschreven kenmerk, uitgedrukt in de eenheid van het kenmerk. | ||
indicatiewaarde | de mate waarin een plant kenmerkend is voor een standplaatsfactor (meestal ten aanzien van de factoren vocht, voedingsstoffen en zuurgraad). | ||
indicator | organisme dat door haar aanwezigheid de toestand van bepaalde milieuomstandigheden aangeeft. | ||
indirecte afvoer | introductie van verontreinigingen van een niet- huishoudelijke bron in een afvalwaterbehande- lingsysteem. | ||
indirecte emissie | een emissie die niet rechtstreeks vanuit de bron op het oppervlaktewater of land of bodem terecht komt. | ||
indirecte lozing | lozing van afvalwater met behulp van een daartoe bestemd werk op een gemeentelijke riolering en/of een rioolwaterzuiveringinrichting | ||
indirecte uitvoerings- uitgaven/overhead | uitgaven die niet direct aan een product kunnen worden toegerekend, zoals gebouwen, management en stafdirecties. | ||
individu | representant van de soort | ||
individu gebaseerde modellen | IBM | simulatie model wat individuen beschouwd als unieke en discrete entiteiten die naast leeftijd ten minste één andere eigenschap hebben die verandert gedurende de levenscyclus van het organisme. | |
individueel waterli- chaam | kleinste hydrologische eenheid, gekenmerkt door uniform watertype, status en menselijke belasting | ||
individuele behandeling van afvalwater | IBA | een waterzuivering op zeer kleine schaal die het afvalwater van individuele huishoudens in het buitengebied zuivert. | |
individuele regen meetpunten | |||
indompelinggrenslijn | volgens het schepenbesluit een lijn, gedacht op het scheepsboord, evenwijdig aan en op een afstand van 76 millimeter onder de aansnijding van de bovenzijde van het schottendek met dit boord. | ||
indringinglengte | de afstand waarover waterspanningvariaties in het watervoerend pakket significant effect hebben op de waterspanningen in het aangrenzende samendrukbare pakket. Deze laag in het samendrukbare pakket wordt ook wel indringingslaag of aanpassingszone genoemd. | ||
industriehaven | haven waar aangeleverde materialen ter plaatse verwerkt worden. | ||
industriële vraagfunc- tie | relatie tussen de vraag van bedrijven en de prijs van het water en andere factoren zoals de prijs van andere aangevoerde zaken, het type technologie of productie proces en het uitgangsniveau. | ||
infauna | dierlijke organismen die in de bodem leven | ||
infiltratie | de voeding door middel van infiltratiebassins of andere kunstmatige middelen. | ||
infiltratie | de voeding vanuit het oppervlaktewater, opgewekt door onttrekking in de omgeving. | ||
infiltratie | de aanvulling van water onder het grondoppervlak d.m.v. een slotenstelsel of buizenstelsel. | ||
infiltratieberm | oppervlakte-infiltratiesysteem waarbij afstromend wegwater via een berm naar een watergang afstroomt. Een deel van het regenwater zal daarbij in de berm infiltreren. Soms is een verlaging in de berm aangebracht waardoor berging ontstaat en er meer water kan infiltreren | ||
infiltratiecoëfficiënt | het quotiënt van de infiltratiesom en de neerslagsom die deze infiltratie heeft veroorzaakt. | ||
infiltratiegreppel | oppervlakte-infiltratiesysteem waarbij afstromend regenwater bovengronds wordt geborgen in een diepere en smallere groenzone en van daaruit via een humeuze toplaag in de ondergrond kan wegzijgen. Een infiltratiegreppel kan tevens een transportfunctie hebben | ||
infiltratie-intensiteit | fi | het volume water, dat door infiltratie de grond binnentreedt, per eenheid van tijd en per eenheid van horizontaal oppervlak. | |
infiltratiekoffer | een infiltratiekoffer bestaat uit een ondergrondse voorziening die is opgebouwd uit een aggregaat met een groot percentage holle ruimten. | ||
infiltratiekrat | een infiltratie-unit die in de bodem is geplaatst bestaande uit kunststof (pvc, pp) boxen omwik- keld met geotextiel. | ||
infiltratieputten | infiltratieput (ook infiltratiekolk genoemd ) is voorzien van openingen, waardoor het water kan infiltreren. | ||
infiltratieriool | buis met een poreuze wand (beton), of voorzien van gaten (kunststof of beton) waardoor het water kan wegzijgen in de ondergrond. De voorziening heeft ook een transportfunctie. | ||
infiltratiesom | F | het volume water, dat per eenheid van horizontaal oppervlak gedurende een tijdsperiode de grond binnendringt. | |
infiltratie-unit | een kunstmatige constructie die in de bodem is geplaatst. Veel toegepast zijn de infiltratiekrat- ten en infiltratiekoffers | ||
infiltratieveld | oppervlakte-infiltratiesysteem waarbij afstromend regenwater bovengronds wordt geborgen in een verlaagde groenzone en van daaruit via een humeuze toplaag in de ondergrond kan wegzijgen | ||
infiltreren van water | in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater | ||
influentgemaal | civiel werk waarin de influentpompen of influent- vijzels zijn opgesteld | ||
informatie model cultuurhistorie | IMKICH | ||
informatie model groene ruimte | GRIP | ||
informatie model ruimtelijke ordening | IMRO | Sectormodel onder de NEN3610 - maakt RO informatie uitwisselbaar | |
informatie model water | IMWA | sectormodel onder de NEN3610 - maakt informatie tussen waterbeheerders uitwisselbaar. | |
informatiebehoefte | dat wat je wil weten | ||
informatiebronnen | waar informatie te halen is | ||
informatiedesk standaarden water | IDsW | samenwerkingsverband tussen UvW, IPO, Rijkswaterstaat, LNV en Milieu en Natuurplanbureau. Verantwoordelijk voor de stroomlijning van de informatievoorziening tussen waterbeheerders | |
informatiemodel | formele definitie van objecten, attributen, relaties en regels in een bepaald domein | ||
informeren | op de hoogte stellen | ||
infralittorale zone | bovenste deel van de sublittorale zone, die begint vanaf de GLLWS tot aan de grens van dichte plantengroei, op zo'n 10 a 25 meter diepte. | ||
infraprovider | een van de onderscheiden rollen binnen net- werkmanagement. De Infraprovider zorgt voor maximale beschikbaarheid van Infrastructuur (weg en systemen) binnen randvoorwaarden. De Infraprovider behartigt de bedrijfseconomische belangen. | ||
infrastructureel object | beweegbare voorziening die het beheer van een watersysteem mogelijk maakt. | ||
ingedikt slib | de eerste stap van de ontwatering vindt plaats in indikkers. Door het slib enkele uren in deze tanks te laten staan, bezinkt het en kan de bovenliggende waterlaag gescheiden worden van het slib. Zowel het verse slib, het surplusslib als het uitgegiste slib kan (aanvullend) ingedikt worden, voordat het verder wordt verwerkt. | ||
ingeklemde stenen | kunststenen of blokken die in een verband worden aangebracht | ||
ingeland | eigenaar, huurder of gebruiker van land of gebouwen) in het gebied van een waterschap. | ||
ingenieursbureau | organisatie die gespecialiseerd is in het adviseren over en/of het begeleiden van en/of uitvoeren van technische werken. | ||
ingenieursgeologische kaart | kaart waarop de grondopbouw in geotechnische zin is weergegeven. | ||
ingezetene | met ingezetenen bedoelen we de inwoners van het beheersgebied van een overheid | ||
ingezetenenomslag | de ingezetenenomslag wordt opgelegd aan de bewoner van een woonruimte. | ||
ingreep | beïnvloeding door menselijk handelen van een watersysteem teneinde een verandering te bewerkstelligen. | ||
ingreepopdracht | een bevel tot het uitvoeren van een ingreep in een watersysteem, overeenkomstig vastgelegde voorwaarden. | ||
ingrijpdiepte | waterdiepte waarbij wordt ingegrepen door middel van onderhoudsbaggerwerk teneinde de vaarweg wederom op streefdiepte te krijgen. | ||
inhibitor | een chemicalie dat zich mengt in een chemische reactie, zoals neerslag van bepaalde stoffen in een vloeistof. | ||
inhoud randvoorzie- ning | de inhoud van de randvoorziening, uitgedrukt als verhouding tot het in het rioolbemalinggebied aanwezige afvoerend oppervlak (mm) | ||
initiatiefnemer | degene die het initiatief neemt om een bodemonderzoek of - sanering uit te laten voeren. | ||
initieel niveau | de initiële waterstand die gebruikt wordt bij aanvang van de simulatie. | ||
initiërende afdeling | afdeling die budgethouder is | ||
injectie | het in de bodem spuiten van een substantie. | ||
injectie | de voeding van de verzadigde zone, door middel van vrije inloop of inpompen. | ||
injectie | de invoer van een chemicalie of en medium in het proceswater om de chemie of filter specifieke mengsels te veranderen. | ||
inklaren | het vervullen van de douaneformaliteiten voor inkomende transporten. | ||
inklaringsbewijs | bewijs van inklaring (door de douane) | ||
inklinken | volumeverkleining van grond hoofdzakelijk ten gevolge van eigen massa en/of uittreden van water | ||
inkomende correspondentie | formele correspondentie, die tijdens de vergun- ningverleningprocedure ontvangen wordt door de vergunningverlener, dan wel na de totstandkoming van de vergunning of de algemene regel door de handhaver, dan wel tijdens een handhavingprocedure ontvangen word | ||
inkoop/voorraad beheer | het daadwerkelijke inkopen, kwaliteitscontrole op geleverde materialen en producten, voorraadbeheer en alle daarbij behorende administratieve handelingen | ||
inlaatopening | bovenstrooms uiteinde van iedere constructie waardoor water kan stromen. | ||
inlaatpeil water | het vastgestelde peil waarbij de vijver begint te werken met het bergen van water | ||
inlaatpomp | pomp waarmee water in een gebied wordt gelaten | ||
inlaatput | put om water in een systeem in te kunnen laten | ||
inloop | de hoeveelheid regenwater die van een oppervlak afstroomt in een riool of andere voorziening | ||
inmarsat-c | satelliet voor tele(x)communicatie. | ||
innovatieprogramma deltatechnologie | programma van het Nederlandse bedrijfsleven, overheden en kennisinstituten dat beoogt Nederland te laten excelleren op het gebied van deltatechnologie en de exportpositie op dit terrein te versterken. | ||
innovatieprogramma watertechnologie | programma van het Nederlandse bedrijfsleven, overheden en kennisinstituten dat beoogt Nederland te laten excelleren op het gebied van watertechnologie en de exportpositie op dit terrein te versterken. | ||
inrichting | elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. | ||
inrichtingsactie | een beheersactie gericht op de inrichting van een (water)systeem. | ||
inrichtingsschade | schade door de inrichting van een gebied. | ||
inrichtingsstrategie | beleid, plan volgens welk een inrichting werkt. | ||
inrichtingstactiek | een aan de omstandigheden aangepaste wijze van doen om het doel van een inrichting te bereiken. | ||
inscharing | binnenwaarts afkalving van een oever door de werking van de stroom | ||
inscharinglengte | de lengte gerekend vanaf de geulrand waarover het voorland wordt aangetast (afschuiven of vloeien) in het geval van een afschuiving of zet- tingsvloeiing. | ||
inschepen | aan boord gaan om in elk geval de eerstkomende reis mee te maken. | ||
inscheren | het eind van een lijn (loper) door een oog, een blok of door de blokken van een takel steken en de lijn zo ver doorhalen als nodig is. | ||
insecticiden | alle stoffen of mengsels daarvan die bedoeld zijn voor het voorkomen of beperken van de vestiging, voortplanting, ontwikkeling, groei of het vernietigen dan wel afweren van ieder lid van de klasse insecten of aanverwante klassen uit het fylum Arthropoda die als schadelijk worden gezien. | ||
insectivoor | insecteneter. | ||
inshore-activiteiten | werkzaamheden in de binnenwateren. | ||
in-situ-spanning | spanning die ter plaatse in de grond aanwezig is. | ||
inslagpeil | inslagpeil ten opzichte van N.A.P. | ||
inslibbing | de ophoping van slib in de toplaag en de granulaire laag, afkomstig van bijvoorbeeld het voorland | ||
inspectie | het inspecteren, het doen van een onderzoek | ||
inspectie | het inwinnen, verwerken en interpreteren van informatie met het doel om de momentane toestand van de boezemkade vast te stellen. | ||
inspectieput | constructie toeganggevend tot het rioolstelsel | ||
inspectievak | gedeelte van een weg of wegvak dat wordt geïnspecteerd met het doel gebreken (schadebeelden) op te sporen en vast te leggen met aanduiding van aard, ernst en omvang | ||
inspoeling | omdat in Nederland de gemiddelde neerslag groter is dan de gemiddelde verdamping is er in de bodem een neergaande waterbeweging, waardoor stoffen (zoals ijzerverbindingen en humus) uit de bovenste lagen door het water worden meegenomen en in een diepere laag weer worden afgezet. De laag waarin ze worden opgehoopt heet de inspoel laag. | ||
inspraak | naar aanleiding van inspraak door burgers en overheden kunnen er nog wijzigingen worden meegenomen in conceptbesluiten. | ||
instabiel kanaal | stroomgeul waarin de waterstand-afvoer relaties veranderen in de tijd. | ||
installatie | geheel van apparaten voor een bepaald doel | ||
installatie kenmerk | de waarde die een kenmerk heeft in de beschrijving van een installatie op een bepaald detailniveau | ||
instandhouding | het treffen van maatregelen en het uitvoeren van werkzaamheden die het object aan het gestelde doel doet blijven beantwoorden. Een instandhoudingmaatregel is niet gericht op het verbeteren van de functionele kwaliteit van de infrastructuur. | ||
instandhouding | doen blijven bestaan. | ||
instandhoudingmaat- regel | maatregel gericht op het op peil houden van de functionele en/of technische kwaliteit van de infrastructuur. De maatregel is - voor zover beschikbaar - gebaseerd op afgesproken interventieniveaus. | ||
instandhoudingplan | de rapportage van de uitwerking van de stappen 5 t/m 10 per object (soms ook per complex of watersysteemdeel). | ||
instandhoudingsdoel- | |||
instantie | object uit een klasse | ||
instantie | organisatorische eenheid voor de uitoefening van een bepaalde functie die niet aan het bestaan en de belangen van een individueel persoon is gebonden en een afgescheiden vermogen met eigen aansprakelijkheid bezit en een eigen bestaan leidt. | ||
insteek | de snijlijn van het schuine oevertalud (oeverhel- ling) met het horizontaal gelegen maaiveld. | ||
insteekhaven | een haven voor overslag van goederen die dwars/schuin op de vaarweg ligt. | ||
instituut voor marien en atmosferisch onderzoek utrecht. | |||
instroom | water wat binnen stroomt in een aquifer, rivier- vak, meer, reservoir of ieder ander opslagmedium. | ||
integraal beheer | benadering, waarin niet per sector, kolom, discipline of afdeling naar een bepaald probleem wordt gekeken, maar vanuit al deze invalshoeken tegelijk. | ||
Integraal Beheerplan Noordzee 2015 | IBN2015 | ||
integraal belastings- en invorderingssys- teem. | IBS | ||
integraal inrichtingsplan veluwe randmeren. | IIVR | ||
integraal natuurstreef- beeld | een streefbeeld voor de natuur waarbij rekening wordt gehouden met diverse belangen en sectoren. | ||
integraal resultaatgericht informatie systeem | IRIS | samenstel van de twee in de waterschapswereld meest gebruikte (geo)informatiesystemen: GIS- ZES en INTWIS. | |
integraal waterbeheer | de gedachte dat watersystemen beheerd (moeten) worden in samenhang met de functies en het gebruik van oppervlaktewater én die van de omgeving. | ||
integriteit | de waarschuwingsmogelijkheid van het navigatiesysteem om binnen een bepaalde tijd aan te geven dat haar gegevens niet mogen worden gebruikt | ||
integriteit monitoring | het proces waarbij bepaald wordt of het functioneren van het systeem (of individuele metingen) geschikt is voor de beoogde doeleinden | ||
integriteitrisico | de waarschijnlijkheid dat een gebruiker een fout zal ervaren die groter is dan het alarmniveau, binnen de gestelde tijd tot alarm, zonder dat dit alarm daadwerkelijk wordt afgegeven op een specifiek tijdstip op een willekeurige locatie in het dekkingsgebied | ||
intensieve reiniging | IC | een reiniging die er op gericht is om het membraan weer de oorspronkelijke permeabiliteit terug te geven. | |
intensieve veehouderij | een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is. | ||
inter provinciaal overleg. | IPO | ||
intercalibratie | het onderling afstemmen om tot vergelijking te komen. | ||
interceptie | C | dat deel van de bruto neerslag dat door de vegetatie of andere structuren wordt onderschept. | |
interceptie verdamping | EI | deel van bruto neerslag dat door de vegetatie of andere structuren wordt onderschept en dat vervolgens verdampt. | |
interceptieverlies | I | dat deel van de interceptie dat niet bijdraagt aan de netto neerslag. | |
interdepartementaal beleids onderzoek financiering waterbeheer. | IBO | ||
Interdepartementaal Beleidsteam | IBT | ||
interdepartementale coördinatiecommissie voor noordzee aangelegenheden. | ICNA | ||
intergovernmental maritime consultative organization | IMCO | organisatie van de Verenigde Naties die zich sinds 1958 bezighoudt met het opstellen van richtlijnen voor veiliger scheepvaart, betere navigatie en schonere zeeën. | |
intergovernmental oceanographic commission | IOC | deze commissie werd opgericht door UNESCO om een internationale samenwerking te organiseren tussen VN-lidstaten rond de studie van de oceanen. | |
intergovernmental panel on climate change. | IPCC | ||
interkoeler | tussenkoeler | ||
interlockelementen | geprefabriceerde toplaagelementen die door hun vorm in elkaar haken, waardoor individuele elementen niet uit de zetting kunnen worden gelicht. | ||
internationaal toxisch equivalent volgens nato/ccms | I-TEQ | de toxiciteit van een monster vastgesteld met de toxiciteitsequivalent factoren uit de NATO/CCMS methode. | |
international agency for research on cancer | IARC | ||
international association of marine aids and lighthouse authorities | IALA | organisatie die zich bezig houdt met de bebake- ning van vaarwegen. | |
international council for the exploration of the sea | ICES | internationale organisatie tussen bepaalde overheden, en cöordineert een promoot het marien onderzoek in de Noord-Atlantische Oceaan. | |
international maritime organization | IMO | organisatie van de Verenigde Naties die zich sterk maakt voor internationale samenwerking op scheepvaartgebied. | |
international navigation association | PIANC | ||
international organization for standardization | ISO | ||
international telecommunication union | ITU | organisatie van de Verenigde Naties die onder andere de internationale regels ten aanzien van roepnamen van schepen en zendinstallaties opstelt. | |
internationale instantie | internationale organisatie die door de deelnemende landen in een verdrag als nieuwe internationale rechtspersoon in het leven wordt geroepen - organisatie tussen ingezetenen van twee of meer landen. | ||
internationale walvis- vaartcommissie | IWC | organisatie, in 1946 opgericht te Washington, die tracht de jacht op walvissen en andere zeezoog- dieren te beperken. | |
interne betrouwbaarheid | mate waarin fouten (in waarnemingen en model) kunnen worden gedetecteerd | ||
interne instabiliteit | migratie van de fijne fractie van een filter door de poriën van het filter. | ||
interoperabiliteit | mogelijkheid van verschillende autonome, heterogene eenheden, systemen of partijen om met elkaar te communiceren en interacteren. | ||
interpolatie | berekenen van waarden tussen gegeven punten of meetpunten in | ||
interregionaal rijn- maas activiteit. | IRMA | ||
interventie | tussenkomst | ||
interventiejaar | het jaar waarin naar verwachting het interventieniveau wordt bereikt of reeds is bereikt. | ||
interventieniveau | de grens tussen acceptabel en onacceptabel risico met betrekking tot het functieverlies | ||
interventiewaarde | waarde waarmee voor verontreinigende stoffen het concentratieniveau in een compartiment (bijvoorbeeld grondwater) wordt aangegeven waarbij bij overschrijding sprake is van ernstige vermindering of dreigende vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem (land- bodem en waterbodem) heeft voor mens, plant of dier. | ||
intrashipverkeer | radiotelefonieverkeer tussen twee of meer portofoons op één schip. | ||
intreelengte | de afstand van de dijk tot het intreepunt. | ||
intreepunt | (Theoretisch) punt waar het buitenwater tot de aquifer toetreedt, als gevolg van het verval over de waterkering. | ||
inundatie | het via een waterkering binnendringen van water in een dijkring in een zodanige hoeveelheid dat het gebied de functie(s) waarvoor het is ingericht niet meer kan vervullen. | ||
inundatie | het laten overstromen. | ||
inundatie | het onder water zetten van lage gronden, (als middel tot verdediging) | ||
inundatiefrequentie | de frequentie waarmee inundatie optreedt | ||
inundatienorm | de wettelijke veiligheidsnorm aangegeven als de gemiddelde kans - per jaar - op een overstroming door het bezwijken van een primaire waterkering. | ||
inundatiescenario | bedachte loop der gebeurtenissen om een inundatie te bereiken | ||
invallinq | binnenwaartse kromming van de flanken van de boot naar de bovenkant. | ||
invasieve soort | niet-inheemse soort die schadelijk blijkt te zijn voor hun nieuwe leefomgeving of voor de lokale economie | ||
inventarisatie | onderzoek waarbij gekeken wordt of en in welke mate bepaalde objecten en/of taxa aanwezig zijn. | ||
investerinqsbudqet landelijk qebied | ILG | rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) afspraken gemaakt om de inrichting van het landelijk gebied gezamenlijk aan te pakken. | |
invloed | inwerking van een zaak of omstandigheid op een andere (of op personen). | ||
invloedsqebied | gebied waarbinnen het bezwijken of falen van een waterkerend kunstwerk, bijzondere constructie of niet-waterkerend object merkbaar is. | ||
invloedslijn | begrenzing van de invloedszone. | ||
invloedsstraal | R | afstand tot het centrum van een onttrekking, van waar de grondwaterstandverlaging c.q. stijghoogteverlaging t.g.v. de onttrekking niet meer is waar te nemen of te verwaarlozen is. | |
inwendiqe stabiliteit | mate van weerstand van een asfaltmengsel tegen blijvende en ongewenste vervormingen ten gevolge van het eigen gewicht of externe belastingen (bijvoorbeeld walsen) | ||
inwerkinqstellinq | activering | ||
inwinninq | het verzamelen van gegevens en/of monsters. | ||
inwinninqapparaat | de personen en hulpmiddelen die men gebruikt of nodig heeft voor inwinning. | ||
inwinninqmethode | vaste, weldoordachte manier om een inwinning te doen. | ||
inwonerequivalent | dit is een maat voor de belasting van het afvalwater met organische bestanddelen die een inwoner gemiddeld per dag produceert. | ||
inwonerequivalent afvalwater | lew | inwonersequivalent op basis van de dagelijkse hoeveelheid afvalwater | |
inwonerequivalent droqe stof | leds | inwonersequivalent op basis van de droge stof | |
inwonerequivalent kjeldahlstikstof | lekn | inwonersequivalent op basis van Kjeldahlstikstof | |
inwonerequivalent p | Iep | inwonersequivalent op basis van P | |
inzandinq | de ophoping van zand in de toplaag en de granulaire laag, afkomstig van bijvoorbeeld het voorland | ||
inzet (calamiteit) | de inzet van de diverse resources die benodigd zijn voor de bestrijding van een calamiteit. | ||
inzijqqebied | gebied waar het water dat een bepaald waterli- chaam vormt, als neerslag de grond intrekt | ||
inzinkinq | de vaartuiginzinking ten opzichte van de waterspiegel veroorzaakt door vaart door het water. | ||
ion | geladen deeltje - ontstaan door verwijdering of toevoeging van elektronen aan een deeltje, onder andere door chemische reacties of inwerking van straling - ionen bewegen in een elektrisch veld naar de tegengesteld geladen elektrode toe. | ||
ionenbalans | de som van alle positief geladen ionen in relatie tot de som van alle negatief geladen ionen in een hydrologisch systeem of wateranalyse. | ||
ionenratio | maat voor de kationverhoudingen in het water. | ||
ionenuitwisseling | de vervanging van ongewenste ionen met een bepaalde lading door gewenste ionen met dezelfde lading in een oplossing, door middel van een ionendoorlatende absorbeerder. | ||
ionische binding | de binding die het gevolg is van de elektrische aantrekking tussen kationen en anionen. | ||
irreversibel | niet-omkeerbaar | ||
irrigatie | de aanvoer en verdeling van water en toediening hiervan aan land, in het algemeen ter bevordering van de gewasgroei. | ||
iso | gelijk. Voorvoegsel van veel samengestelde termen | ||
isofase licht | iso | het met dezelfde sterkte schijnende licht wordt regelmatig onderbroken door een plotseling intredende en evenzo eindigende verduistering. waarvan de duur gelijk is aan die van het schijnsel. | |
isogonen | lijnen die punten van gelijke variatie met elkaar verbinden. | ||
isohalien | lijn die punten met eenzelfde zoutgehalte verbindt | ||
isohypse | meetkundige verzameling van punten (hoogtelijn) met gelijke grondwaterstand of stijghoogte. | ||
isoleren | inrichtingsprincipe gericht op het realiseren van een goede waterkwaliteit met als karakteristiek dat gebieden met een bijzondere (positieve of negatieve) waterkwaliteit geheel van hun omgeving worden afgezonderd. | ||
isoleren, beheersen en controleren. | IBC | ||
isophypsenkaart | kaart met lijnen van gelijke stijghoogte | ||
isopycne | lijn die punten met eenzelfde waterdichtheid verbindt | ||
isotherm | lijn die punten met gelijke temperatuur verbindt. | ||
isotropie | conditie van een medium dat in alle richtingen dezelfde eigenschappen heeft. | ||
isovel | lijn met gelijke snelheid | ||
iteratie | onderdeel van een berekeningsmethode waarbij een algoritme herhaald (iteratief) wordt toegepast. | ||
jaaglijn | lijn waaraan een boot of schip vanaf de wal wordt voortgetrokken. | ||
jaagpad | pad langs een vaart, van waaraf men een trekschuit met een jaagpaard voorttrekt. | ||
jaargegevens (bedrijfseconomisch) | jaarlijks vast te stellen (bedrijfseconomische) gegevens betreffende de activiteiten op of in een lozingsobject | ||
jaarlijkse dwars peiling | JDP | ||
jaarlijkse kustmetin- gen | JARKUS | landelijk bestand met jaarlijkse diepte- en hoogtemetingen van de Nederlandse zandige kust. | |
jaarlijkse neerslag tijdreeks | reeks stormen die geëxtraheerd zijn uit een neerslagregistratie die de neerslag voor een representatief neerslag jaar weergeeft. | ||
jaarvracht | hoeveelheid van een stof die gedurende een kalenderjaar een bepaalde locatie gepasseerd is. | ||
jachtensluis | sluis die primair bedoeld is voor het schutten van recreatievaart. | ||
jachthaven | verzameling van vaste ligplaatsen onder gemeenschappelijk beheer waar recreatievaartuigen kunnen liggen als ze niet in gebruik zijn | ||
jackstay | stalen kabel tussen twee schepen, waarlangs bij het overhevelen van brandstof of drinkwater de slangen geleid worden. | ||
jack-up | booreiland waarvan de poten kunnen worden opgehaald | ||
jacobiaan | matrix van partiële afgeleiden van de individuele residuen naar de (model)parameters. | ||
jacobskruid | inheemse plant die van nature voorkomt op schrale gronden met open, kale plekken. | ||
jagen | schip vanaf de wal aan de jaaglijn voorttrekken. | ||
jenkins-mudsampler | metalen statief waarin een perspex monsterbuis is bevestigd. | ||
jetski | soort waterscooter met hoog motorvermogen | ||
jetting | bij natte reiniging: met een hoge drukstraal de- agglomereren van verontreinigde grond. | ||
jettison | het overboord zetten van lading op zee, voor de veiligheid van schip en bemanning. | ||
joon | grote dobber die rechtop in het water staat en het vistuig draagt. | ||
joon | soort drijver aan een reddingsboei, die automatisch uitklapt wanneer de reddingsboei wordt gebruikt en met een vlaggetje of elektronisch lichtsignaal de plaats van de boei markeert | ||
journaal | verzamelnaam voor diverse dagboeken met reisaantekeningen | ||
juridisch instrumentarium | formeel middel voor het afdwingen en/of voorschrijven van bepaalde maatregelen (bijv. Koninklijk Besluit, wet, AMvB, aanwijzing, bestuurlijk instrument, reglement (zoals waterschapsreglement) keur, schouw). | ||
jurisprudentie | de rechtsopvatting van de rechterlijke macht, zoals die blijkt uit genomen beslissingen. | ||
jutter | hij die zich bezighoudt met jutten. | ||
juveniel | jong dier dat niet meer volledig afhankelijk is van ouderzorg. | ||
juveniel water | water gevormd op grote diepte in de aardkorst, als gevolg van endogene processen (magmatische en thermometamorfe processen) en voor het eerst voorkomend aan of dichtbij het aardoppervlak. | ||
kaaihelling | oprit van een laaggelegen loswal naar een hoge kaaimuur. | ||
kaarsfilter | een filter met grove openingen, ontworpen om een deklaag van een filtermedium vast te maken op een uitgestrekt oppervlak. | ||
kaart | geografische verbeelding van de werkelijkheid | ||
kaarteenheid | gebied op een vegetatiekaart, waar binnen het overeenkomstige gebied op de aardoppervlakte een bepaalde mix van vegetatietypen te onderscheiden is. | ||
kaartenkamer | afsluitbare ruimte achterin het stuurhuis waar de zeekaarten worden bewaard en geraadpleegd en diverse navigatie-instrumenten zijn opgesteld. | ||
kaartfout | positie fouten in de kaart met als oorzaak onnauwkeurigheden tijdens de meting en fouten in het referentiestelsel | ||
kaartlagen | thematische lagen waarui t een kaart opgebouwd kan zijn | ||
kaartprojectie | afbeelding van bol- of ellipsoïdische coördinaten op een plat vlak volgens een eenduidig wiskundig recept, | ||
kabel | zwaar driestrengtouw. | ||
kabelbaan | kabel die boven en over een waterloop is gespannen waarvanaf een stroommeter is opgehangen en bewogen wordt van de ene oever naar de andere op vooraf vastgestelde diepten beneden het wateroppervlak. | ||
kabellegger | groot schip dat speciaal is gebouwd om (tele- foon)kabels op de bodem van de oceaan te leggen, om directe verbindingen tussen de continenten tot stand te brengen. | ||
kabellengte | een tiende van een zeemijl. | ||
kabelpont | een pont die geleid door kabels overvaart. | ||
kadaster | ambtelijke organisatie die niet alleen onroerende zaken registreert, maar ook schepen en jachten. | ||
kadaster | van staatswege gehouden openbare registers van onroerende goederen binnen Nederland. | ||
kadastrale gemeente- code | de officiële aanduiding van een kadastrale gemeente volgens de Dienst van het kadaster en de Openbare Registers, zoals nader omschreven in het Kadasterbesluit. | ||
kadastrale perceel index letter | aanduiding binnen de kadastrale aanduiding die aangeeft welk soort perceel het betreft, zoals nader omschreven in het kadasterbesluit | ||
kadastrale perceel index nummer | een volgnummer dat binnen elke combinatie van kadastrale aanduiding uniek is, zoals nader omschreven in het kadasterbesluit. | ||
kadastrale perceel- nummer | uniek nummer binnen een kadastrale sectie ter identificering van afzonderlijk perceel, zoals nader omschreven in het kadasterbesluit. | ||
kadastrale sectie | aanduiding van een deel van een kadastrale gemeente waarbinnen het betreffende perceel is gelegen, zoals nader omschreven in het kadas- terbesluit. | ||
kadaver | dood lichaam of lijk | ||
kade | een kleine dijk. | ||
kade | beschoeide of gemetselde oeverstrook, waaraan de schepen kunnen aanleggen | ||
kademuur | een walbescherming, opgebouwd uit een muur van gemetselde stenen of gestort beton | ||
kaderrichtlijn mariene strategie | KRM | deze Europese kaderrichtlijn heeft tot doel een duurzame bescherming van de Europese zeeën en oceanen ten einde duurzaam gebruik mogelijk te maken. | |
kaderstellend | het op hoofdlijnen vaststellen van het beleid en aangeven van de grenzen waarbinnen bestuurlijke bevoegdheden mogen worden uitgevoerd. | ||
kadevak | een deel van de kade dat kan worden gekarakteriseerd door uniformiteit ten aanzien van de ondergrond en een min of meer eenduidig dwarsprofiel | ||
kalenderen | een controle, die bij het heien van palen wordt toegepast, om vast te stellen op welke diepte voldoende stuit wordt verkregen. Om dat te bepalen, wordt de zakking van de paal gemeten, die in een tocht van 30 slagen bij een bepaalde valhoogte van het heiblok optreedt, of hoeveel slagen nodig zijn om een bepaalde zakking van de paal te bereiken | ||
kalibratie | afstelling van instrumenten zodat de juiste waarden worden gemeten (ook afregeling van rekenmodellen). | ||
kalium | K | chemisch element: atoomnummer 19, afkorting K | |
kalkgehalte | het gehalte aan koolzure kalk van/in de grond. | ||
kalkpotentiaal | een maat voor de verhouding tussen waterstofen calciumionen in een oplossing in evenwicht met dezelfde ionen aan het adsorptiecomplex van de bodem. | ||
kamer van koophandel nummer | KvK | ||
kamerfilterpers | toestel voor het discontinu mechanisch ontwateren van slib door het uitoefenen van druk in een filterkamer | ||
kamers | rechthoekige stukken netwerk (schutwant) die de vis naar de fuiken moeten leiden. | ||
kamervraag | een door leden van de kamer aan een minister gesteld (schriftelijk) verzoek om inlichtingen, toelichting en/of uitleg over zijn beleid. | ||
kamhoogte | de grootste rijzinghoogte ten opzichte van de middenstand van alle golven uit de bewerkte waarnemingsduur. | ||
kanaal | een gegraven grote waterloop die dient voor scheepvaart en/of watertransport. | ||
kanaalafvoer | stroming in een natuurlijk of kunstmatige waterloop met een vrij oppervlak. | ||
kanaalberging | het volume water opgeslagen in een kanaal. | ||
kanaalrat | plotselinge depressie vanuit het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan, die ongeveer eens per jaar langs onze kust trekt, meestal in juli of augustus. | ||
kanaalretentie | volume water die tijdelijk geborgen kan worden in een waterloop tijdens hoogwater periodes. | ||
kanaliseren | het bouwen van stuwen in een natuurlijke waterloop ter regeling van het peil. | ||
kantelbak | automatisch lossende zolderschuit. | ||
kantelpunt | de positie onder de dijk waar inzijging overgaat in kwel (omkering van de lekstroom door de toplaag). | ||
kantje | eenheid van zo'n zeshonderd a duizend haringen, afhankelijk van de grootte. | ||
kantonnier | een medewerker van een overheid die onder andere belast is met het beheer en het onderhoud van rivieren en dijken | ||
kantoorruimte | ruimte voor administratieve werkzaamheden | ||
kapitale uitgaven | uitgaven waarbij de goederen die gekocht worden een verwachte levensduur hebben van meer dan een jaar (kapitaal goed). | ||
kapiteineigenaar | kapitein die tevens eigenaar (reder) van het schip is. | ||
kapiteinskamer | bureau waar de kapiteins bij de havendienst zich melden en verslag uitbrengen. | ||
kapiteinskamer | salon van de kapitein. | ||
kappen | het doorsnijden van een koord of touw. | ||
karakter licht | aard van de lichtseinen | ||
karakterisering | het onderzoeken van baggerspecie op een zodanige wijze dat de verdeling van verontreinigingen over verschillende af te scheiden deeltjesfracties uit de baggerspecie bekend wordt. | ||
karakteristiek | beschrijving van de kenmerkende eigenschappen | ||
karakteristiek | opvallend door bepaalde kenmerken | ||
karakteristieke belasting | belasting met een voorgeschreven onder- of overschrijdingskans. | ||
karakteristieke sectie | segment van een waterloop waarin een enkelwaardige relatie bestaat, ongeveer bepaald, tussen het volume water en de afvoer aan de benedenstroomse zijde. | ||
karakteristieke sterkte | de sterkte met een voorgeschreven onder- of overschrijdingskans. | ||
karakteristieke waarde | waarde met een voorgeschreven onder- of overschrijdingskans. | ||
kardinale markering | obstakel- markering | markering waarmee gevaar of ondiepten worden gemarkeerd | |
kardinale stelsel | betonningsstelsel waarbij slechts aan één kant tonnen worden gelegd om een gevaar te markeren. | ||
karst | type geologisch terrein waaronder zich kalkrotsen bevinden waarin een aanzienlijke oplossing van de rotsen heeft plaatsgevonden als gevolg van grondwaterstroming. | ||
kartering | in kaart brengen | ||
kast | sleep-, motor- of zeilschip met rechte verticale voorsteven en ovaal achterschip. | ||
katalysator | een chemicalie dat de snelheid van een reactie vergroot, maar niet direct deelneemt aan de reactie, zodat het ook nadat de reactie heeft plaatsgevonden nog intact is. | ||
katalyseren | versnellen van chemische reacties. | ||
kathode | een deel van de elektrolyse waarbij kationen in een oplossing geneutraliseerd worden door elektronen die uitplaten op het oppervlak een tweede reactie met water produceren. | ||
kation | positief geladen ion | ||
kation uitwisseling | uitwisseling van kationen tussen een oplossing (water) en een vaste fase. | ||
k-daagsesom | de waarde van een grootheid (b.v. verdamping, neerslag), te verkrijgen door sommatie over een periode van k opeenvolgende dagen. | ||
kee | hok waarin op een vissersvaartuig de gevangen vis in het ijs wordt gelegd. | ||
keermuur | muur die door vorm, gewicht en fundering zonder verankering de grond keert. | ||
keersluis | beweegbaar kunstwerk, deel uitmakend van een waterkering, waardoor water kan worden afgelaten op het buitenwater. | ||
keerwand | verankerde, op zichzelf staande wand die tot doel heeft water of grond te keren. | ||
kegelschip | schip dat door het verplicht voeren van 1,2 of 3 blauwe kegels aangeeft gevaarlijke lading te vervoeren | ||
keileem | een soms verwarring gevende praktijknaam voor een soort grondmorene die gekenmerkt is door de aanwezigheid van keien en leem als opvallende componenten | ||
keizand | fijn tot grof zand met grindkorrels en stenen, dat praktisch overal op keileem ligt als een dunne laag. Het is meestal het grovere restant van de keileem, wanneer daaruit door erosie de fijnere delen zijn verdwenen. | ||
Kelly bushing | koppelstuk tussen de meeneemstang (kelly) en de draaitafel in de boorvloer van een boorinstallatie. | ||
kelvingolf | een golf in de oceaan (of atmosfeer) die de coriolis kracht van de aarde in evenwicht houdt tegen een topografische grens zoals een kustlijn. | ||
kempenaar | binnenvaartschip dat het Kempense kanaal kan passeren. | ||
kengetal | statistisch gegeven over één of meer grootheden. | ||
kenmerk | een onderwerp met waarvoor een waarde wordt geregistreerd voor beheer en/of toetsing | ||
kenmerkende profiel- lijn | lijnvormige elementen waarmee bepaalde knik- lijnen van het dijklichaam worden vastgelegd. | ||
kenmerkvak | vakindeling op basis van een aantal kenmerken | ||
kenmerkvak-waarde | waarde die een kenmerk heeft binnen een bepaald kenmerkvak | ||
kenning | grens van het zicht. | ||
kennis voor klimaat, programma | in het programma Kennis voor Klimaat participeren de ministeries van VROM, OCW, LNV, V&W, EZ, wetenschappers en het Stadsgewest Haaglanden om kennis te ontwikkkelen over hoe Nederland zich het beste voorbereidt op de gevolgen van de wereldklimaatverandering. | ||
kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur | |||
kentering | het veranderen van de getijstroom van de ene hoofdrichting in de tegengestelde. | ||
kerende wand | een kerende wand vormt een onderdeel van een constructie, die tevens een waterkerende functie bezit. | ||
kerf | in natuurlijke omstandigheden door windwerking ontstane inkeping in de zeereep waar de zee periodiek doorheen stroomt naar een primaire duinvallei. | ||
keringmonitoring | een groep meetreeksen die gebruikt worden om de geometrische wijzigingen in de tijd te volgen. | ||
keringmonitoringreeks | een groep van metingen die logischer wijze zijn gegroepeerd | ||
keringmonitoringtype | het type van monitoring | ||
kerkschip | schip met een predikant aan boord, dat dient als kerk en geestelijk steunpunt voor vissers op zee. | ||
kern | het centrum van een atoom, dat protonen en neutronen bevat en positief geladen is. | ||
kern | gebied inliggende binnen 1 gemeente, meerdere definities mogelijk, afhankelijk van welke bron gehanteerd wordt | ||
kernboor | machinaal boorsysteem voor harde gesteenten. | ||
kernopbouw | de opbouw van de kern van het dijklichaam. | ||
kernrandzone | een gedeelte van het buitengebied dat grenst aan de bebouwde kom, met daarin relatief veel bebouwing die over het algemeen op korte afstand van elkaar ligt. | ||
kernzone | het gebied dat gerekend wordt tot de waterkering bij waterkerende dijklichamen. De kernzone is begrensd door de binnenteen en de buitenteen van de waterkering. De kernzone omvat in ieder geval het keurprofiel en soms ook een deel van het profiel van vrije ruimte. | ||
ketelmeer | randmeer tussen de Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland. | ||
keten | combinaties van technieken, die op zich elk een deelgebied van het traject behandeling- bestemming beslaan. | ||
keur | verordening van een waterschap of hoogheemraadschap, waarin een stelsel van verbods- en gebodsbepalingen is opgenomen ter bescherming en instandhouding van de waterhuishouding en waterstaatswerken. | ||
keurontheffing | de publiekrechtelijke beschikking die voortvloeit uit de toepassing van de Keur van het waterschap waardoor de houder ontheffing heeft van één of meer verbodsbepalingen van de Keur | ||
keurprofiel | het voor de kering van water benodigde (theoretische) profiel van een waterkering, waarbinnen zich geen waterkeringvreemde elementen mogen bevinden. | ||
keurvergunning | verzoek tot afwijking van een keur | ||
kiel | een zwaar balkvormig stuk hout over de gehele lengte van de boot. | ||
kiel | uitstekende rib onder de boot aangebracht om te voorkomen dat de boot verlijert - dient tevens als ballastmiddel. | ||
kielen | een schip overzij halen, om er van onderen het nodige werk aan te kunnen verrichten. | ||
kieljacht | jacht met een kiel | ||
kiellegging | het leggen van de kiel bij het begin van de bouw van een schip. | ||
kiellichter | breed, zwaar, vierkant vaartuig met platte bodem, waarmee zeer zware lasten worden vervoerd en waarmee schepen kunnen worden gekield. | ||
kiellinie | vlootformatie waarbij de kielen van de schepen in één lijn achter elkaar liggen. | ||
kielmidzwaard | een combinatie van een kiel en een midzwaard- systeem. | ||
kielspeling | UKC | kleinste afstand tussen de onderkant van het kielvak van een schip en de bovenkant van de drempel of vloer van een sluis of bodem van de vaarweg | |
kielvlak | het kielvlak is het denkbeeldige horizontale vlak dat raakt aan het diepst, onderwater stekende deel van het schip | ||
kieuwnet | enkelwandige visnet met een bepaalde maas- grootte, dat verticaal in het water drijft en waarin vissen verstrikt raken met hun kieuwen. | ||
kiezelzuur | algemene naam voor een zuur afgeleid van silicium. | ||
kikker | houten of metalen klamp met twee uitsteeksels om een schoot e.d. op vast te zetten. | ||
kil | diepe vaargeul tussen twee zandbanken in. | ||
kilometerhok | een locatie met afmeting één kilometer bij één kilometer. | ||
kilometerraai | een officieel vastgestelde, relatieve plaatsaanduiding langs de vaarweg, welke de afstand tot een bepaald nulpunt weergeeft | ||
kimduiking | het verschil tussen de zichtbare en de wezenlijke gezichtseinder voor een waarnemer die zich een eind boven het zeeoppervlak bevindt. | ||
kinematische golf methode | methode voor het berekenen van een gegradeerd variërend debiet in pijpleidingen waarin alleen wrijving- en zwaartekracht wordt beschouwd. | ||
kinetische hoogtecoëf- ficiënt | een getal dat de hoogte beschrijft waarbij een bestanddeel van het water zoals het BZV of gehalte aan opgeloste zuurstof stijgt of daalt. | ||
kinetose | medische benaming van bewegingsziekten, veroorzaakt door abnormale beweging van het lichaam of organen in het lichaam | ||
kink | een valse slag waardoor er een knoop in het touw of de kabel ontstaat. | ||
kistdam | een kistdam is een grond- en/of waterkerende constructie bestaande uit twee gekoppelde dam- wanden, waartussen zich grond of een andere vulmassa (meestal granulair materiaal) bevindt. | ||
kjeldahl-stikstof | de som van de gehalten aan organische stikstof en ammoniakale gebonden stikstof in een monster, bepaald onder voorgeschreven omstandigheden volgens Kjeldahl (na zwavel- zuurdestructie). | ||
klaarmeester | een medewerker van een rioolwaterzuiveringsinstallatie die belast is met het zuiveren (klaren) van afvalwater. | ||
klaarzak | zakvormig net dat in de bun wordt gehangen en waarin men vis bewaart | ||
klacht | uiting, het te kennen geven van ontevredenheid over iets. | ||
klachten coördinator | functionaris die de opname en afhandeling van klachten coördineert | ||
klager | persoon of instantie die een klacht indient. | ||
klamp | een stuk beslag dat dient om er een lijn op te beleggen. | ||
klant | persoon of instantie die pleegt te kopen of geregeld koopt. | ||
klapbrug | brug draaibaar om een horizontale as. | ||
klaplong | longbeschadiging door overdruk van uitzettende lucht in de longen tijdens het opstijgen van een duiker, omdat hij zijn adem heeft ingehouden. | ||
klaren | het compenseren van de druk door het dichtknijpen van de neus en tegelijkertijd druk op de neusgaten (en oren!) uitoefenen. | ||
klaren | het verwijderen van kinken en knopen in kabels, trossen en kettingen. | ||
klaring | handeling om zwevende deeltjes in een vloeistof te laten zinken om ze te verwijderen of de vloeistof te zuiveren. | ||
klaringsvaartuig | vaartuig ten dienste van de ambtenaren die zijn belast met het in- en uitklaren van schepen. | ||
klasse | verzameling objecten met overeenkomstige eigenschappen (‘kenmerken, associaties en gedrag'). | ||
klasse | groep van meetwaarden, ingedeeld naar hun soort en/of kwaliteit. | ||
klasse grens van / tot | waarden groter / kleiner dan de hier opgegeven waarde behoren tot de klasse | ||
klasserelatie | samenstelling van samengestelde klassen | ||
kleedhout | beplanking op het raamwerk van een sluis. | ||
kleedruimte | ruimte in bedrijfsgebouw waar de mensen hun werkkleding aan- en uittrekken | ||
kleef | wrijving tussen de grond en een meet- of con- structie-element. | ||
kleef (negatieve) | omlaaggerichte wrijvingskracht op een paal door zetting van omringende grond, waardoor het nuttig draagvermogen van een paal wordt verkleind. | ||
kleef (positieve) | wrijvingskracht tussen een funderingspaal en de grond die een bijdrage kan leveren aan het draagvermogen van een paal | ||
kleefgrens | de overgangstoestand, in de consistentie van een grondmonster, waarbij het vochtgehalte van de grond zodanig is dat de grond niet meer aan metalen voorwerpen blijft kleven. | ||
klei | natuurlijk door of in water afgezet materiaal dat is ontstaan door verwering van gesteenten, behorende tot de fijnste groep afzettingsgesteenten | ||
kleidam | kering gemaakt van klei | ||
kleilens | lensvormige keiafzetting in of tussen zandlagen. | ||
kleimineraal | door verwering en ontleding van gesteenten en de mineralen waaruit deze bestaan, vallen vooral door de invloed van water, deze uiteen in elementaire zouten, hydroxiden en kiezelzuur. | ||
klein gevaarlijk afval | KGA | ||
klein schip | volgens het BPR een schip met een lengte van minder dan 20 meter, uitgezonderd een sleepboot, duwboot of vissersschip. | ||
klein vaarbewijs | bewijs dat in Nederland sinds 1 april 1992 verplicht is voor de watersport, voor schepen met een lengte van 15 meter of meer en motorboten van minder dan vijftien meter, die sneller kunnen varen dan 20 kilometer per uur. | ||
kleine drukverliezen | een element van een modelnetwerk die verband houdt met de toegevoegde turbulentie die zich voordoet in bochten, splitsingen, sensoren en afsluiters. | ||
kleine watersport | watersport waarbij gebruik wordt gemaakt van relatief kleine vaartuigen | ||
klemming | bijdrage aan de weerstand tegen toplaaginstabi- liteit doordat naast elkaar liggende toplaagelementen onderlinge beweging onmogelijk maken. | ||
klep | klep in een stuw | ||
klepelmaaier | maaiwerktuig, bevestigd aan een tractor, dat met behulp van ronddraaiende messen (de klepels) de begroeiiing van een talud verwijdert. | ||
kleppenregister | van kleppen voorzien rooster voor de regeling van aan- of afvoer van lucht | ||
kleur (van water) | puur water is kleurloos, transparant en helder, maar water kleurt zodra dit verschillende opgeloste stoffen bevat. | ||
kleur licht | de kleur van een lichtopstand langs de vaarweg | ||
klimaat | de gemiddelde weersituatie van een bepaalde streek gedurende een lagere periode (meestal minstens 30 jaar). | ||
klimaatbestendig | zodanig ingericht dat de effecten van de klimaatverandering opgevangen kunnen worden. | ||
klimaatscenario | voorspelling van een mogelijk toekomstig klimaat, gebaseerd op de ontwikkeling van klimaatfactoren zoals de uitstoot van broeikasgassen, temperatuur veranderingen en stijging van de zeespiegel. | ||
klink | dikteafname van een grondconstructie of -laag ten gevolge van autonome verdichting van het materiaal | ||
klinker | hardgebakken straatsteen | ||
klinkhout | hout dat in het water terecht gekomen is, verzadigd is met water en het habitat vormt voor organismen | ||
kloon | groep organismen die uit één enkele ouder is ontstaan door vegetatieve voortplanting | ||
klopbrief | keuringsbewijs van de dikte van de romp. | ||
kluis | opening in de boeg waar de ankerketting doorheen steekt. | ||
k-minuutsom | de waarde van een grootheid (meestal neerslag) te verkrijgen door sommatie over een periode van k opeenvolgende minuten. | ||
knikspant | een soort constructie bij boten waarbij de in de lengte lopende planken of de platen elkaar onder een hoek ontmoeten. | ||
knoop | een snelheid van één zeemijl (1,852 km.) per uur. | ||
knoop | aansluiting of kruising van de ene autosnelweg op de andere, of kruispunt van twee autosnelwegen. Een knoop is voorzien van een naam, niet van een afritnummer. | ||
knoopnummer verkeersongeval | knoopnummer van de kruising/segment waar het verkeersongeval heeft plaatsgevonden volgens de nummering van het AVV te Heerlen | ||
knooppunt | punt waar verschillende waterwegen samenkomen in een hydrodynamisch model. | ||
knooppunt | hoekpunt van een (driehoekig) element in een eindigelementen model. | ||
knooppunt | hoekpunt van een gridcel in een rooster- gecentreerd netwerk. | ||
koel- en vriesschip | schip ingericht voor het vervoer van gekoelde of bevroren lading. | ||
koelschip | schip met koelinstallaties voor het vervoer van levensmiddelen. | ||
koelwater | water waarmee iets gekoeld wordt | ||
koers | de voorwaartse richting van het langsscheepse symmetrievlak van een vaartuig. | ||
koers door het water | de richting waarin de boot zich door het water beweegt, rekening houdend met de drift. | ||
koers over de grond | de in werkelijkheid gevolgde koers, rekening houdend met variatie, deviatie, drift en stroom. | ||
koerskruisend vaartuig | vaartuig dat een zodanige koers voorligt dat zijn koers de koers van het eigen vaartuig kruist. | ||
koerslijn | lijn op de kaart van de gegiste of ware plaats van het schip naar een punt op de kaart waarheen men wil varen. | ||
koersschrijver | elektronisch instrument dat is aangesloten op het gyrokompas. | ||
kofferdam | ruimte tussen twee dicht opeen liggende waterdichte schotten. | ||
kofferdekschip | vrachtschip met een kofferdek | ||
koffiezand | niet wetenschappelijke term voor de inspoe- linglaag van een bodemprofiel bestaande uit niet verhard, bruin zand. | ||
kokerworm | anneliden (gelede wormen) die behoren tot de klasse der borstelwormen (Classis Polychaeta) | ||
kol | vistuig om kabeljauw te vangen | ||
kolk met rooster | een straatkolk met filter voor het inlaten van regenwater dat wordt geïnfiltreerd. | ||
kolkaansluitleiding | leiding die een kolk verbindt met het riolerings- netwerk, waardoor afvalwater van een afvoerend oppervlak kan worden afgevoerd | ||
kolkmuur | muur van de sluis. | ||
kolonie | een groep van dieren die tot dezelfde soort behoort en die bij elkaar wonen | ||
kolonie vormende eenheden | KVE | een maat voor de aanwezigheid van bacteriën in een monster. | |
komberging | de mogelijkheid voor stromend water om bij opstuwing (door bijvoorbeeld vloed) een 'uitweg' te vinden. | ||
kombuis | scheepskeuken, of gedeelte van de kajuit dat voor het koken wordt gebruikt. | ||
kompas | instrument dat dient tot het bepalen van de richting of de koers. | ||
kompasboei | boei waaraan schepen worden gelegd bij het compenseren van de kompassen. | ||
kompashuis | apparaat waarin het kompas wordt aangebracht. | ||
kompaskoers | KK | de hoek tussen de kiellijn en het door het kompas aangegeven noorden. | |
komvisserij | visserij waarbij kommen worden gemaakt door stelsels van palen in de zeebodem te steken en daartussen netten te spannen. | ||
koningspaal | middelste paal van een dukdalf. | ||
koninklijk instituut voor de marine | KIM | in Nederland de enige instelling waar toekomstige beroepsofficieren voor de zeemacht worden gevormd. | |
koninklijk nederlands meteorologisch instituut. | KNMI | ||
koninklijk nederlands watersport verbond | KNWV. | ||
koninklijke marine | onderdeel van de krijgsmacht dat bestemd is voor de oorlogvoering op, onder en boven de zee. | ||
koninklijke nederlandse redding maatschappij | KNRM | ||
koninklijke nederlandse redersvereniging | KNR | ||
koolstof | C | chemisch element dat in alle organische verbindingen voorkomt [symbool C, atoomnummer 6] | |
koolwaterstof | HC | verbinding die bestaat uit koolstof (C) en waterstof (H), afgekort HC. | |
kop voor nemen | het - varende tegen de stroom - zodanig veranderen van de vaarrichting van een vaartuig, dat het voor stroom komt te varen. | ||
kopbaken | in de grond gestoken sparboei die de zijden van een vaarwater markeert | ||
kopeffect | door stroomcontractie en turbulentie optredende erosie rond de koppen van strandhoofden of paalrijen. | ||
koperslakblok | blokvormig toplaagelement, gemaakt van het restmateriaal koperslakken. | ||
kopjesduin | een terrein met kleine duintjes en veel microrelief | ||
kopnetje | netje dat bij de sleepnetvisserij op haring en ansjovis van de kop van het vaartuig af gevierd wordt. | ||
koppelverband | normaal motorschip met ervoor of ernaast gekoppelde duwbak(ken) | ||
kopsloot | (Polder)sloot die dwars op de dijk of kade is gesitueerd. | ||
kopwind | wind waar men pal tegenin moet varen. | ||
koraal | koraal is een verzamelnaam voor verschillende bloemdieren, die een skelet maken. | ||
koraalrif | ondiepte in de zee die opgebouwd wordt door koralen | ||
korplanken | borden of deuren die een schrobnet openhouden. | ||
korreldiameter | korrelgrootte vergeleken met bolvormig deeltje met een gelijke dichtheid en een vergelijkbare diameter. | ||
korrelig geactiveerd kool | de verhitting van kool om actieve plaatsen te vormen die verontreinigende stoffen op kunnen nemen. | ||
korreloriëntatie | ligging van sedimentkorrels ten opzichte van de stroomrichting. | ||
korrelspanning | de spanning die uitsluitend door de korrels wordt verdragen. | ||
korte golf | golf, waarvan de lengte ten opzichte van de gemiddelde waterdiepte betrekkelijk klein is en waarbij de waterdeeltjes zich behalve in horizontale ook in verticale richting bewegen. | ||
korte stoot | volgens het BPR: een geluidssein dat ongeveer 1 seconde duurt. | ||
kortsluitgeulen | kortsluitgeulen doorsnijden het plaatgebied tussen hoofd- en nevengeul. | ||
kosmitsjeskaja siste- jama poiska avarijinitsj soedov. | COSPAS | russische benaming voor SARSAT. | |
kosten (calamiteit) | de gemaakte kosten die door een calamiteit zijn veroorzaakt. | ||
kosten effectiviteit | beoordelingscriteria voor strategieën die dienen om een bepaald doel te bereiken door het minimaliseren van de kosten en het maximaliseren van de opbrengsten binnen een beperkt budget. | ||
kosten van reguleringswerk | de kosten van onttrekking, opslag en behandeling. | ||
kosten van watergebruik | kapitale, operationele en onderhoudskosten. | ||
kostendekkende exploitatie | de mate waarin de kosten van waterdiensten kunnen worden afgedekt bij de betalingen van de watergebruikers. | ||
kosteneffectiviteit | maatregelen zijn kosteneffectief wanneer een maatregel een redelijke verhouding heeft in de mate van doelbereik tot de mate van de kosten. | ||
kostensoort (calamiteit) | typering van de kosten die zijn ontstaan door een calamiteit. | ||
kostenterugwinning | volgens de Kaderrichtlijn Water moet een redelijke mate van terugwinning van kosten van waterdiensten plaatsvinden en moet het water- prijsbeleid ervoor zorgen dat er adequate prijsprikkels zijn om een efficiënt gebruik van de beschikbare watervoorraden te bevorderen. | ||
kotter | stalen motorkotter van 20 a 40 meter lang | ||
kraamkamergebieden | gebieden waar veel zeedieren broeden, en waar de jongen onder beschutte omstandigheden kunnen opgroeien. | ||
krabben | het slepen van het uitgeworpen anker over of door de bodem, door windkracht en golfbeweging. | ||
krachtenkoppel | twee krachten die in tegengestelde richting maar niet op dezelfde plaats op een voorwerp inwerken | ||
krammat | laag stro of riet die tegen de helling van een dijk is aangebracht en met strobeugels bevestigd, om hem tegen de golfslag te beschermen. | ||
kreek | kleine natuurlijke waterloop in begroeid gebied, staand onder invloed van getij. | ||
kreekrug | lage wal, die zijn ontstaan dankt aan de in en langs de bedding van een kreek optredende relatief sterke sedimentatie en/of ontstond doordat bij de vorming van de kreek ter weerszijden daarvan veenmassa's voor de erosie gespaard bleven en vervolgens door ontwatering of bedekking (of moernering) gingen inklinken. | ||
krengen | een stilliggend schip doen overhellen om de zijde die boven water komt af te krabben of te herstellen. | ||
kreukelbermverdedi- ging | verdediging van dat deel van de waterkering dat ligt tussen de teen van de waterkering en het voorland | ||
krib | hoofd in een rivier, van rijs- of baardwerk en stenen | ||
kribbakens | vaste markeringsvoorwerpen die een gevaarlijk punt markeren. | ||
kribvak | rivierbodem tussen twee kribben | ||
krimp | daling van het grondoppervlak veroorzaakt door uitdroging van de grond. | ||
krimp | de relatieve vermindering van het volume van de grond, veroorzaakt door uitdroging eventueel met scheurvorming, uitgedrukt in het huidige volume grond ten opzichte van het oorspronkelijke volume grond. | ||
krimpen | de wind krimpt wanneer hij van richting verandert tegen de draairichting van de wijzers van een klok in | ||
krimpgrens | het vochtgehalte bij de overgang van halfvaste naar vaste toestand. De grond krimpt bij lagere vochtgehalten niet meer. | ||
krimpkarakteristiek | de relatie tussen het bodemwatergetal en het poriëngetal van bodemaggregaten. | ||
kritiek grensprofiel | het meest landwaarts gelegen grensprofiel. | ||
kritiek verhang | “het verhang waarbij de grondspanning gelijk wordt aan de waterspanning, met andere woorden de korrelspanning is nul. Door de stromingsdruk die stromend grondwater uitoefent op de korrels kan de korrelspanning tot nul reduceren - er ontstaat ”“drijfzand | ||
kritiek verval | de waarde van het verval, c.q. de lengte van de maatgevende kwelweg, waarbij juist geen piping of heave optreedt. | ||
kritieke dichtheid | de grenswaarde van de dichtheid van zand tussen losse- en vaste pakking | ||
kritieke dijkvakken | dijkvakken waar de marge op de keerhoogte kritiek is of bezwijken/falen aan de orde is (bedreigde dijkvakken) | ||
kritieke glijvlak | glijvlak voorkomend in een bepaald dwarsprofiel met de laagste evenwichtsfactor, die niet per sé lager dan 1 behoeft te zijn. | ||
kritieke neerslagsom | de specifieke neerslag die o.a. uit de regenduur- lijn is af te leiden en die behoort bij de maatgevende regenduur. | ||
kritische afvoer | afvoer die een kritische stroming in stand houd in een gegeven sectie van een waterloop met een vaste stromingsdiepte. | ||
kritische snelheid | snelheid waarbij de stroming veranderd van la- minair naar turbulent of omgekeerd. | ||
kritische stroming | stromingstoestand waarbij de watersnelheid gelijk is aan de voortplantingssnelheid van lange golven. | ||
kronkelwaardgeul | sikkelvormige laagte in een uiterwaard in de bin- nenbocht van een sterk gekromde rivier | ||
kronkelwaardrug | hoogte ontstaan door schoksgewijze sedimentatie in de binnenbocht van een sterk gekromde rivier | ||
kroos | naam van verschillende soorten waterplanten die samen de geslachten Lemna, Spirodela en Wolf- fia uitmaken | ||
kruin | hoogste punt in het dwarsprofiel van het dijkli- chaam. | ||
kruin | strook tussen buitenkruinlijn en binnenkruinlijn - | ||
kruindaling | vermindering van de hoogte van de dijkkruin ten opzichte van het NAP | ||
kruinhoogte | de momentane hoogte van het waterkerende element in een kunstwerk waar het water overheen stroomt bij een hogere waterstand. | ||
kruinhoogtemarge | het verschil tussen de kruinhoogte op de peildatum en Toetspeil met lokale toeslagen voor opwaaiing en buistoten, bui-oscillaties, seiches of slingeringen. | ||
kruip | geleidelijke vervorming van materiaal door een permanente belasting | ||
kruip (van de grond) | als functie van de tijd doorgaande verticale vervorming van grondlagen, bij gelijkblijvende korrelspanning. | ||
kruiplijn | afstand tussen de waterspiegel en het hoogste vaste punt van het schip. | ||
kruipruimte | lage ruimte onder een vloer voor ventilatie, leidingen en gelegenheid tot reparaties | ||
kruisen | laveren, tegen de wind op varen. | ||
kruiser | snel oorlogsschip, met als specifieke taken het beschermen van konvooien, verkennen en ver- kenningsafweer. | ||
kruiser | zeiljacht of motorjacht, met name voor de recreatieve toervaart op de binnenwateren | ||
kruising | een kruising is een ontmoetingspunt van wegen, waar het verkeer niet van weg mag wisselen. | ||
kruispeiling | positiebepaling, verkregen door gelijktijdige optische of radiografische peilingen op twee of meer vaste aardrijkskundige objecten (vuurtorens, bakens, boeien, enz.) en aangegeven door een cirkel en de tijd. | ||
kruispunt | een kruispunt is een ontmoetingspunt van wegen, waar het verkeer van weg mag wisselen. | ||
kruisstroomfiltratie | een proces dat omgekeerde stroming door een membraanoppervlak gebruikt om de opbouw van deeltjes te minimaliseren. | ||
krullers | steile brekende golven die meestal veroorzaakt worden door een sterke getijdenstroom. | ||
kub | achterste gedeelte van een fuik. | ||
kub | korte, van tenen gevlochten of van garen gebreide fuik zonder vleugels. | ||
kub | tenen mand waarin de vis voorlopig wordt bewaard. | ||
kuberen | bepalen van de zandhoeveelheid in een raai, een strook of in een balansgebied. | ||
kuberen | de inhoud berekenen | ||
kunstmatig aangelegd waterlichaam | door menselijke activiteiten tot stand gekomen oppervlaktewaterlichaam. | ||
kunstmatig substraat | het op kunstmatige wijze in het milieu aangebrachte (natuurlijke of niet-natuurlijke) substraat | ||
kunstmatig waterlichaam | een door menselijke activiteiten totstandgekomen oppervlaktewaterlichaam - | ||
kunstmatige grondwa- teraanvulling | de aanvulling van de grondwatervoorraad door middel van kunstmatige (geforceerde) methoden, (bijv. infiltratie, injectie). | ||
kunstwerk | civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf. | ||
kurkenzak | zak van gevlochten touw, gevuld met kurk of ander veerkrachtig materiaal, die als stootkussen wordt gebruikt. | ||
kust | waterkant langs een zee | ||
kust handhavingsbeleid | term die het regeringsbeleid om de ligging van de kustlijn te handhaven, aangeeft. | ||
kust zone | land en wateren vlakbij de kust, die wat betreft gebruik en ecologie door de zee beïnvloed worden. | ||
kustachteruitgang | het landwaarts verplaatsen van de kustlijn | ||
kustconstanten | rekengrootheden die worden gebruikt in de kustlijntheorie | ||
kustdynamiek | beweeglijkheid van de kust, proces van aanzan- ding en erosie waardoor de kustvorm steeds wijzigt. | ||
kusterosie | achteruitgang van de kust door het afslijpen van het land door de zee als gevolg van zandverlies. | ||
kustfundament | het gebied dat van belang is voor de bescherming van het laaggelegen deel van Nederland tegen overstroming en omvat landwaarts zowel duinen als zeedijken. De zeewaartse grens bestaat uit de doorgaande NAP -20 m lijn. Bij de aanduiding van de globale landwaartse begrenzing van het kustfundament is rekening gehouden met het meest problematische scenario over 200 jaar. | ||
kusthoogtemeting | bepaling van de hoogteligging van het strand en het duin. | ||
kustlicht | verzamelnaam voor alle aan of nabij de kust opgestelde lichtbakens ten behoeve van de scheepvaart | ||
kustlijn | volumetrisch bepaalde positie van denkbeeldige lijn ten opzichte van de RSP-lijn. | ||
kustlijn handhaven | het op de actuele positie vasthouden van de kustlijn | ||
kustlijn retireren | het landwaarts verplaatsen van de kustlijn, waarbij het beheer van de kustverdedigingstrook zodanig is dat geen veiligheidsproblemen ontstaan | ||
kustplaats | bebouwde kern die in of vlak achter de duinen ligt. | ||
kustregressie | de achteruitgang van de kust door het eroderen van het land door de zee | ||
kustrivier | langs de Nederlanse kust bestaande netto stroming van zuid naar noord. | ||
kustvak | deel van de kust, zoals onderscheiden bij de jaarlijks BKL-toetsing - gebaseerd op geografische eenheden (Waddeneilanden en voormalige eilanden in de Delta) en beheersgebieden (Hollandse kust). | ||
kustverdedigingstrook | de gehele strook van de kust die bijdraagt aan het garanderen van de veiligheid tegen overstroming van het achterliggende gebied | ||
kustwacht | dienst die als taak heeft het waarschuwen van alle daarvoor in aanmerking komende instanties wanneer er zich in het zee- en kustgebied een scheeps- of vliegtuigramp plaatsvindt. | ||
kustwateren | de oppervlaktewateren, gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van één zeemijl zeewaarts van het dichtstbijzijnde punt van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater - | ||
kwadratisch gemiddelde | RMS | spreidingsmaat. RMS is de spreiding ten opzichte van een bepaalde gekozen waarde x0 | |
kwadratisch gemiddelde (afstand) | dRMS | het kwadratisch gemiddelde van de radiale afstanden van de werkelijke positie tot de waargenomen positie zoals verkregen uit een aantal proeven | |
kwadratische opslag | model opslag waarvan de het gebruikstempo een kwadratische functie is van de opslag. | ||
kwakkuil | fijnmazig, zakvormig net, opengehouden door twee van het achterschip schuin in het water gestoken bomen, onder andere voor de vangst van paling en garnalen. | ||
kwalitatieve norm | norm voor een eigenschap van iets. | ||
kwalitatieve waterbe- oordeling | analyses van water die gebruikt worden om de zichtbare of esthetische kenmerken van water te beschrijven. | ||
kwaliteit | hoedanigheid van een product m.b.t. het gebruik dat ervan gemaakt moet worden deugdelijkheid) | ||
kwaliteit beheer | het inrichten en onderhouden van de kwaliteit van de beheer en onderhoud processen. | ||
kwaliteit tijdstap | specificeert de tijdstap die nodig is om de waterkwaliteit veranderingen in een leidingnetwerk te volgen. | ||
kwaliteitsaanduiding baggerspecie | een aanduiding van de kwaliteit van de baggerspecie, waarbij de kwaliteitsaanduiding is gestoeld op landelijke richtlijnen hieromtrent (MILBOWA) | ||
kwaliteitsbehoeften | de behoefte of verwachting ten aanzien van de kwaliteit die opgegeven, geïmpliceerd of verplicht is. | ||
kwaliteitsbeschrijving | de kwantificering van de nauwkeurigheid van een product of proces. | ||
kwaliteitsborging | QA | onderdeel van het kwaliteit management dat zich richt op het verzorgen van zekerheid of de kwaliteitseisen vervult zullen worden. | |
kwaliteitscontrole | QC | dat deel van het kwaliteitsmanagement dat zich richt op het voldoen aan de kwaliteitsvereisten | |
kwaliteitselement | eigenschap van een waterlichaam waarop de toestand van dat waterlichaam volgens de Kwa- derrichtlijn Water wordt beoordeeld | ||
kwaliteitskenmerk | aanduiding van de hoedanigheid van uitvoering, bewerking en representativiteit van een meting, volgens een overeengekomen waarderingsschaal. | ||
kwaliteitsklasse (regenwater) | rubriceert de kwaliteit van afstromend regenwater in 4 klassen. | ||
kwaliteitsmanagement | gecoördineerde activiteiten die richting geven aan en controlerend zijn voor een organisatie (bv project) in het kader van het kwaliteit van her werk. | ||
kwaliteitssysteem | organisatorische structuur, verantwoordelijkheden, procedures, activiteiten, etc. die tezamen gericht zijn er voor te zorgen dat producten, processen of diensten zullen voldoen aan gestelde eisen. | ||
kwaliteitswaarde | aanduiding van de betrouwbaarheid van de waarde en interpretatieoordeel. | ||
kwantitatieve neerslag voorspelling | QPF | voorspelling van de neerslag hoeveelheid. | |
kwantitatieve norm | norm voor de hoeveelheid van iets. | ||
kwantitatieve toestand | een aanduiding van de mate waarin een grond- waterlichaam door directe en indirecte wateronttrekking wordt beïnvloed - | ||
kwantitatieve water- beoordeling | het gebruik van de analyses van watereigen- schappen en concentraties van stoffen en verontreinigingen om de waterkwaliteit te bepalen. | ||
kwarts | SiO2 | een in de natuur voorkomende kristallijne vorm van siliciumoxide SiO2. Het komt wijd verspreid voor in alle vormen van gesteenten en is meestal wit en ondoorzichtig, maar kan kleurloos en helder zijn. | |
kwel | in het algemeen: het diffuus uittreden van grondwater.In het bijzonder: het uittreden van grondwater onder invloed van grotere stijghoog- ten elders in het hydrologische systeem. | ||
kwelintensiteit | Uk | het volume water dat door kwel de grond uittreedt, per eenheid van tijd en per eenheid van horizontaal oppervlak. | |
kwelkade | in het direct aan de dijk grenzende achterland aangebrachte kade om afstromen van kwelwater te verminderen waarmee wordt getracht het optreden van pipingverschijnselen te voorkomen alsmede wateroverlast binnendijks tijdens hoge rivierafvoeren te beperken. | ||
kwelscherm | een ondoorlatend, in de regel verticale, constructie voor verlenging van de kwelweg | ||
kwelsloot | een sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op de vangen en af te voeren. | ||
kwelweg | een mogelijk pad in de grond die het kwelwater aflegt, van het intreepunt naar het uittreepunt. | ||
laadboom | boom die zodanig draaibaar aan de laadpaal of mast bevestigd is, dat hij zowel in horizontale als verticale richting kan draaien. | ||
laadvermogen | maximum gewicht aan lading die door het schip mag worden vervoerd | ||
laafnet | groot soort maalnet. | ||
laag | evenwijdig aan de wal afgemeerde rij boten. | ||
laag | rij in het zand gelegde, geaasde haken. | ||
laag geleidelicht | de laagste lichtopstand van de geleidelichten, waarmee de optimale/veilige vaarroute wordt aangegeven. | ||
laag holland | het gebied tussen Amsterdam, Zaanstad, Alkmaar en Hoorn. | ||
laagdikte | dikte van de laag baggerspecie in een depot of op de kant. | ||
laagdynamische functies | functies zoals natuur, bosbouw, drinkwaterwinning, extensieve landbouw en recreatie, waarbij stabiliteit de constante factor is. | ||
laagfrequente golfhoogte hte3 | HTE3 | een schatter voor de golfhoogte van de deining. | |
laaggefundeerd land- hoofd | landhoofd waarvan de aanlegdiepte beneden het maaiveld is gelegen. | ||
laagst maatschappelijke kosten | de laagst mogelijke totale kosten van een handeling, met inbegrip van de kosten van negatieve externe effecten of milieufunctieverlies. | ||
laagste 3 grondwaterstanden | het gemiddelde van de laagste drie grondwaterstanden die in een zomerperiode (1 april - 1 oktober) zijn gemeten. Hierbij wordt uitgegaan van metingen op of omstreeks de 14e en 28e van elke maand in geperforeerde buizen van 2-3 m lengte. | ||
laagste astronomische getij | LAT | het laagste astronomische getij dat kan worden voorspeld | |
laagtype | een voor de Nederlandse situatie karakteristieke bodemlaag | ||
laagwater (rivier) | LW | toestand van lage rivierstand. | |
laagwater (zee) | LW | toestand van laagste getijstand - | |
laboratorium voor grondmechanica | nu: GeoDelft | ||
lage-afvoergeul | stroombaan die gevuld is tijdens perioden met lage afvoer. | ||
lagere overheid | instantie ingesteld bij de Grondwet of provinciaal besluit met bepaalde taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het beheer van watersystemen en hun omgeving. | ||
lagune | door een rif of schoorwallen bijna of geheel afgesloten deel van de zee. | ||
lamellenafscheider | voorziening met geoptimaliseerde omstandigheden voor de bezinking van zwevende delen (door o.a. vergroting van het bezinkingsoppervlak) | ||
laminaat | harde kunststoflaag, vaak bestaande uit glasvezel en kunsthars. | ||
laminaire stroming | stromingstype dat overheersend door de viscositeit wordt bepaald. Bij laminaire stroming bewegen de waterdeeltjes zich (in hoofdzaak) evenwijdig aan elkaar.. | ||
lamineren | materialen aan elkaar bevestigen. | ||
lamme arm | zijschroef en -as. | ||
land | een topografische - en internationaal rechtserkende eenheid. | ||
land inrichtings commissie | LIC | ||
landapplicatie | afvoer van afvalwater naar de grond voor behandeling of hergebruik. | ||
landbouw chemicaliën | alle chemicaliën die binnen de landbouw worden toegepast | ||
landbouw gerelateerde vervuiling | het vloeibare en vaste afval uit de landbouw, inclusief afstroming van pesticiden, meststoffen en voedingsplaatsen, erosie en stof door ploegen, natuurlijke mest, oogstresten en puin. | ||
landbouwgronden | grond aangewend ten behoeve van de landbouw | ||
landelijk dijkhoogten- bestand | gegevensbestand waarin de dijkhoogten zijn opgenomen | ||
landelijk gebied | alle gebieden die gelegen zijn buiten stedelijke en glastuinbouwgebieden. | ||
Landelijke Coordinatie- commissie | |||
landelijke rapportage toetsing | de veiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland | ||
Landelijke Voorziening Omgevingsloket | LVO | ||
landfarming | biologische grondreinigingstechniek waarbij de verontreinigde grond in een laag wordt uitgespreid en via natuurlijke microbiologische processen wordt gereinigd. | ||
landgoed | gebiedseenheid met minimale grootte van 5 hectare, minimaal bezet met 30 % bos en omzomingcriteria voor landbouwgronden. | ||
landingsbrug | in het water uitstekende steiger voor het in- en uitschepen van passagiers. | ||
landschap | het waarneembare deel van de aarde, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding van de factoren bodem, reliëf, water, klimaat, flora en fauna, alsmede het menselijk handelen | ||
landschap, natuur en cultuurhistorie | landschap-, natuur- en cultuurhistorische waarden. | ||
landschappelijke oever | oever waarvan de beplanting, inrichting en beheer is afgestemd op beleving, recreatie en landschapswaarden. | ||
landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden. | LNC- waarden | ||
landschapsbeeld | de ruimtelijke verschijningsvorm van het landschap. | ||
landschapsecologische relaties | de sturende ecologische processen en verbin- dingszones op landschapsschaal (v.b. grondwaterstromen of migratiebanen) | ||
landschapsecologische | |||
landschapselement | individueel klein element in het landschap met een natuurwetenschappelijke, visuele en/of cultuurhistorische waarde | ||
landschapsgebied | een in het provinciaal beheers- en landschapsge- biedsplan aangewezen gebied, waarin wordt gestreefd naar de instandhouding en ontwikkeling van landschapselementen door middel van het ter beschikking stellen van vergoedingen aan landbouwers. | ||
landsgrens | juridische grens tussen bestuursgebieden | ||
landvast | touw waarmee een schip wordt vastgelegd aan de wal. | ||
landziekte | bewegingsziekte die in feite het tegengestelde van zeeziekte is. | ||
lang schitterlicht | LFl | het licht toont regelmatig schitteringen met een duur van niet korter dan 2 seconden . | |
lange golf | golf, waarvan de lengte ten opzichte van de gemiddelde waterdiepte betrekkelijk groot en (dientengevolge) de golfhoogte klein is zodat er vrijwel alleen sprake is van horizontale beweging der waterdeeltjes. | ||
lange jaap | vuurtoren in Den Helder | ||
lange stoot | volgens het BPR: een geluidssein dat ongeveer 4 seconden duurt. De tijdruimte tussen twee opeenvolgende stoten moet 1 seconde bedragen. | ||
lange termijn hydrologische voorspelling | voorspelling van de toekomstige waarden van een element van het waterregime voor een periode langer dan tien dagen na het afgeven van de voorspelling. | ||
lange termijn perspectief | verwachting/Prognose op langere termijn | ||
langelier index | LI | een index die een weergave is van de evenwich- tigheids-pH van een water met betrekking tot calcium en alkaliniteit, toegepast bij het stabiliseren van water om zowel corrosie als aanslag te voorkomen. | |
langetermijnvisie schelde-estuarium | in 2001 politiek vastgesteld document van de Vlaamse en Nederlandse regering waarin het streefbeeld voor 2030 vastgelegd is. De onderdelen zijn: instandhouden van de fysieke systeemkenmerken van het estuarium, maximale bescherming tegen overstromingen, optimale toegankelijkheid voor de Scheldehavens en een gezond en dynamisch ecosysteem. | ||
langsscheeps | evenwijdig aan de langsas van het schip. | ||
langsstroming | stroming van water over het talud evenwijdig aan de as van de dijk. | ||
langstransport | sedimenttransport evenwijdig aan kust of rivieroever. | ||
langsvoeg | doorgaande voeg in de lengterichting van beton- of metselwerk | ||
langsvoeg | spleet tussen blokvormige toplaagelementen aan de lange zijde van de blokken. | ||
lanqszij | langs de zijde van een schip. | ||
lanqzame overqanq | de berekening van de effecten van bekkenopslag en oscillaties met langere perioden in leidingsystemen. | ||
last | 10.000 stuks haring. | ||
last | de vangstquotum voor garnalen per vaartuig. | ||
last | twee ton gewicht. | ||
last-in-first-out prop- strominq | mengmodel wat er vanuit gaat dat er geen mening optreedt tussen waterpakketten in een tank. | ||
lastlijn | de waterlijn van het schip bij de grootste geoorloofde inzinking in zeewater | ||
lastvlot | diepgang van een geladen binnenvaartschip. | ||
lateraal stelsel | betonningsstelsel ter weerszijden van vaarwaters. | ||
lateraalpunt | zwaartepunt van het lateraal oppervlak | ||
laterale markerinq | markering waarmee de ligging van de vaarweg wordt aangeduid | ||
laterale of lokale instroom | instroom in een reservoir vanuit de lokale waterlopen die hierin hun water aflaten. | ||
laterale of lokale instroom | water wat een waterloop tussen twee peilschalen in binnentreedt. | ||
lediqinqstijd | de tijd die een rioolgemaal nodig heeft om een vol gevuld rioolstelsel te ledigen bij niet opeenvolgende buien (h) in een rioleringsgebied | ||
leefbaarheid | leefbaarheid is één van de vier thema's binnen Wegbeheer. Binnen dit thema zijn Ontsnippering, Bodemsanering, Landschap & milieu en Geluid verplichte onderdelen binnen het Regionaal Be- heerplan. | ||
leeqloopleidinq | buis of stelsel van buizen dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld een tank leeg te laten lopen. Bijvoorbeeld bij onderhoud. | ||
leem | grondsoort die fijner is dan zand, maar ook minder kleimineralen bevat dan klei en voor een groot deel uit fijne kwartskorrels bestaat kleiner dan 0.063 mm. | ||
leendertse blokken | type interlockelementen. | ||
leqqer | openbaar register van de beheerder, waarin onderhoudsplicht en de gewenste of vereiste (onderhouds)toestand van wateren, waterkeringen en andere waterhuishoudkundige werken en voorzieningen staan aangegeven, alsmede de keurbegrenzingen. | ||
leqionella | legionella wordt veroorzaakt door de bacterie Legionella pneumophilla | ||
leidinq | buis of samenstel van buizen waardoor een stof (vast, vloeibaar of gas) verpompt wordt of stroomt | ||
leidinqtunnel | ruimte voor het doorvoeren van leidingen | ||
leidinqwater | water, bestemd om te drinke, te koken, voedsel te bereiden of andere huidhoudelijke doeleinden, dat door een waterleidingbedrijf of een collectieve watervoorziening aan derden ter beschikking wordt gesteld. | ||
lek | niet waterdicht. | ||
lek | plaats waar iets lek is. | ||
leklengte | parameter die onder andere de verhouding tussen de doorlatendheid van de toplaag en de granulaire laag bevat en die bepalend is voor de grootte van het stijghoogteverschil over de toplaag en het verhang in de granulaire laag. | ||
lekvermogen | een maat voor het vermogen van een slecht doorlatende laag om water door te laten. | ||
lengte | LENGTE | de grootste afmeting van een object | |
lengte op de waterlijn | rechte afstand op de waterlijn tussen de meest voorste en achterste punten van de romp op deze lijn. | ||
lengte oppervlaktewater in legger | de lengte van het water volgens leggerafmetin- gen | ||
lengte over alles | LOA | afstand in een rechte lijn tussen de meest voorste en meest achterste punten van de scheepsromp. | |
lengte transportleiding | totale lengte van de transportleiding, gemeten langs de hartlijn | ||
lengte vervangende damwand | de lengte van de vervangende damwand in de richting van de waterkering gemeten | ||
lengtegraad | 1/360e deel van een parallel | ||
lengteprofiel | een denkbeeldige, langs de referentielijn lopende lijn | ||
lengteprofiel | verslag van gebeurtenissen veelal terwijl het gebeurt geschreven | ||
lenspompput | put voor de verzameling van lekwater voor en opstelling van de lenspomp | ||
lenswater | overtollig water | ||
lenzen | voor de storm weglopen met juist genoeg zeil of motorkracht om te voorkomen dat de zeeën van achteren inlopen en over het schip slaan. | ||
leptospira | bacterie die voorkomt in de urine van geïnfecteerde dieren en mensen en leptospirose veroorzaakt. | ||
leren voor duurzame ontwikkeling | programma uitgevoerd door Senternovem met als doel om effectieve leerprocessen op gang te brengen zodat in de samenleving keuzes voor duurzame ontwikkeling bewuster en laagdrempe- liger gemaakt kunnen worden. | ||
lessinese steen | blokvormig toplaagelement van natuursteen uit de groeven van Lessine, België. | ||
letale concentratie | LC50 | de concentratie van een toxische stof waarbij proeforganismen sterven. | |
letale dosis | LD50 | de dosis van een toxische stof waarbij proeforganismen sterven. | |
levendigheid | de hoogfrequente variabiliteit van het meetsig- naal. | ||
levenscyclus | alle stadia van een organisme vanaf de bevruchting van de eicel tot de bevruchting van de eicel in de volgende generatie. | ||
levensduur | periode waarin de primaire functie duurzaam moet worden vervuld. | ||
levensduurverlengend onderhoud | onderhoud waarmee de levensduur van een onderdeel wordt verlengd | ||
levensgemeenschap | verzameling van individuen van verschillende soorten die gezamenlijk in een biotoop leven | ||
licht | een aanwijzing ter verkenning en ondersteuning van de navigatie | ||
lichtabsorptie | de hoeveelheid licht die een bepaalde hoeveelheid water over een bepaalde periode kan absorberen. | ||
lichtboei | boei die een lichtsignaal geeft. | ||
lichtemissie | de hoeveelheid licht die uitgezonden wordt. | ||
lichter | schip met geringe diepgang zonder eigen voortstuwing. | ||
lichterbrief | consent tot het lossen van een gedeelte van de lading in een andere plaats dan is overeengekomen | ||
lichtermoederschip | vervoert drijvende laadbakken, die met een por- taalkraan of lift aan boord zijn gebracht, over de oceaan. | ||
lichtmast | mast bestemd voor het dragen van een of meerdere lichtmastarmaturen | ||
lichtmast armatuur | samenstel dat de lichtbron(nen) op een lichtmast draagt | ||
lichtverzwakking | de mate waarin de lichtemissie wordt geremd. | ||
ligdagen | dagen die benodigd zijn voor het laden en lossen. | ||
liggeld | geld dat aan de reder wordt betaald voor de tijd die het schip boven de bepaalde termijn ergens ligt om op lossing of lading te wachten. | ||
lighaven | haven bestemd voor schepen die later en elders hun lading lossen of laden. | ||
light emitting diode | LED | halfgeleider die onder stroom licht afgeeft | |
ligplaats | een ligplaats is een formeel door de gemeente als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig. | ||
lij | kant waar de wind naartoe gaat. | ||
lij-erosie | erosie aan de lijzijde van een obstakel dat het resulterend zandtransport onderbreekt. | ||
lijk | een persoon waarvan is geconstateerd dat hij/zij niet meer in leven is. | ||
lijn | touwwerk uit drie of vier strengen | ||
lijn | denkbeeldige streep op de aardoppervlakte. | ||
lijngoot | lijngoot voert voeren regenwater bovengronds af naar een voorziening. De goten bestaan uit prefab onderdelen met aan de bovenzijde een rooster. | ||
lijnmarkering | op of in het oppervlak van de verharding aangebrachte lijnen ter geleiding, waarschuwing, regeling of informatie van het verkeer. | ||
lijnvaart | door rederijen onderhouden scheepvaartdiensten tussen twee havens volgens een vast schema, een vaste route en een vaste prijs. | ||
lijnvormige beplanting | beschrijving van lijnvormige beplanting | ||
lijnweergave | weergave van een object door middel van een lijn | ||
lijnwerptoestel | apparaat waarmee een reddingsstation of reddingsboot een trosverbinding tot stand brengt met een schip in moeilijkheden of een drenkeling. | ||
lijwaarts | van het uitgangspunt af naar lij, met de wind mee. | ||
lijwal | kust onder de wind. | ||
lijzijde | zijde waar de wind niet op staat | ||
limbus | in graden ingedeelde rand van een hoekmeetin- strument. | ||
limnofiel | een voorkeur hebbend voor stilstaand water met rijke beplanting | ||
limnologie | wetenschap die zich bezig houdt met de studie van meren en open reservoirs, inclusief de hydrologische fenomenen, en met de nadruk op de analyse van het milieu. | ||
lineaire opslag | model opslag waarvan het gebruikstempo proportioneel is met de opslag. | ||
linkeroever | de oever die zich aan de linkerkant van de waterloop bevindt, wanneer men stroomafwaarts kijkt. | ||
lintvoegmeting | het op meerdere plaatsen meten van de hoogte van de horizontale voegen in metselwerk | ||
lithofactor | op het moedermateriaal betrekking hebbende onafhankelijke factor (o.a. chemie). | ||
lithosfeer | de aarde onder de hydrosfeer en de atmosfeer of meer speciaal de vaste gesteenten van de aardkorst | ||
lithostratigrafie | een systematische beschrijving van de aardkorst, waarbij met name aandacht wordt geschonken aan de gesteente-eigenschappen van de onderscheidende lagen. | ||
litoraal | oeverzone, gebied in de buurt van de kustlijn of oeverlijn van een zee, meer of rivier | ||
litorale fauna | het dierenrijk van de zee tot ± 400 meter diepte. | ||
litorale zone (zoet) | de zone waarin plantengroei mogelijk is | ||
lloyd's of london | verzekeringsmaatschappij voortgekomen uit het in 1688 opgerichte Lloyd's. | ||
lloyd's open form | verkorte omschrijving van Lloyd's Standard Form of Salvage Agreement. | ||
lloyd's register of shipping | classificatiebureau | ||
local hour angle | LHA | de hoek tussen de meridiaan waarop de aardse projectie ligt en de meridiaan waarop de aangenomen waarnemer zich bevindt. | |
locatie | aanduiding van de geografische plaats van een object | ||
locatiebeschrijving | een al dan niet aanvullende omschrijving van de ligging van een object, indien deze niet of onvoldoende kan worden aangegeven middels de adresgegevens | ||
locatiekenmerken | eigenschappen van de locatie die bepalend zijn voor de prestatie en/of toepasbaarheid van een basistechniek. | ||
locatiepunt | topografische unieke aanduiding van een herkenningspunt binnen een deelwatersysteem. | ||
lodicator | instrument waarmee de spanningen in een schip worden gemeten. | ||
loding | resultaat van loden | ||
loef | kant waar de wind vandaan komt. | ||
loefwaarts | van het uitgangspunt af meer naar loef, tegen de wind in. | ||
loefwal | de wal waar de wind vandaan komt. | ||
loefzijde | zijde waar de wind op staat. | ||
log | instrument om de snelheid van een vaartuig te meten, of de verheid (de afgelegde weg), of beide. | ||
loggen | met een log de vaart van het schip bepalen. | ||
logger | iemand/of apparaat die het logboek vult | ||
logisch model aquo | LMA | gegevensmodel met afspraken over de opslag van de gegevens over water. Voorheen ook bekend als Logisch Model Adventus | |
lokaal beheerplan droog | LOKBPD | een (niet verplicht) document in de systematiek van Wegbeheer, waarin op dienstkringniveau maatregelen worden onderbouwd. Het LokBPD richt zich in hoofdzaak op instandhouding. | |
lokaal grondwater systeem | aquifers die snel reageren op een aanvulling als gevolg van een ondiepe grondwaterspiegel en/of de nabijheid van aanvoer en afvoergebieden. | ||
lokale opwaaiing | opwaaiing tussen de locatie waarvoor de hydraulische randvoorwaarde wordt gegeven en de waterkering. | ||
longitudinale sectie | verticale sectie langs een waterloop over de as. | ||
loodbroodjes | blokken lood, ter grootte van kleine baksteentjes, die worden gebruikt om een boot de nodige diepgang en ballast (stabiliteit) te geven. | ||
loodlijn | de kortste afstand van een meetpunt naar een raai. | ||
loodlijn | mechanisch instrument om diepten te meten (Lood en lijn) | ||
loods | gekwalificeerde zeeofficier in dienst van het loodswezen die schepen naar binnen en naar buiten loodst door de gezagvoerder of diens vervanger aanwijzingen te geven voor de navigatie. | ||
loodswezen | bedrijf dat zich bezighoudt met het plaatsen van loodsen op schepen. | ||
loodswezen informatie systeem | LIS | informatiesysteem dat gebruikt wordt door het Vlaamse en Nederlandse loodswezen. | |
loogbindend vermogen | LBV | de mogelijkheid van een vloeibaar mengsel om een zekere hoeveelheid OH-ionen te binden | |
looptijd | tijd die benodigd is voor een hoogwatertop om een riviergedeelte tussen twee plaatsen (meestal peilstations) te doorlopen. | ||
loopzand | zand met een zeer lage korrelspanning | ||
loran | elektronisch plaatsbepalingsysteem, waarbij het tijdsverschil tussen twee ontvangen signalen zichtbaar wordt gemaakt op een kathodestraal- buis. | ||
losgooien | het losmaken van de landvasten om af te varen. | ||
lossen | een lading uitladen. | ||
lostijd | de verwachte of werkelijke tijd die nodig is om het transportmiddel te lossen. | ||
lowest observed tide | LOT | het laagste tij dat men op een bepaalde plek ooit heeft waargenomen. | |
loxodroom | lijn op het aardoppervlak die alle meridianen onder gelijke hoeken snijdt. | ||
lozen | het door middel van een werk, of op andere (indirecte) wijze, brengen van water in een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater is gehaald. | ||
lozen | brengen van stoffen in een oppervlaktewaterli- chaam of brengen van water of stoffen op een zuiveringtechnisch werk | ||
lozer | persoon of instantie die afvalstoffen op het oppervlaktewater laat wegvloeien. | ||
lo- zing/onttrekking/afvoe r/aanvoerpunt | Loz./onttr. | ||
lozingenbesluit | |||
lozingenbesluit open teelt en veehouderij. | LOV | ||
lozingsnorm | Loz.norm | een gehanteerde norm voor de maximaal toelaatbare belasting van een afvalwaterstroom op een bepaald milieubelastend aspect. | |
lozingsobject jaargegevens | de kwantitatief meetbare gegevens van een lo- zingsobject die betrekking hebben op een vol kalenderjaar | ||
lozingspunt | Loz.punt | het punt waar door middel van een werk water in een oppervlaktewater wordt gebracht, zonder dat het water uit een ander oppervlaktewater afkomstig is | |
lucht | het in hoofdzaak uit zuurstof en stikstof bestaande gasmengsel dat de aarde tot op zekere hoogte omgeeft. Deze luchtlaag heet dampkring of atmosfeer. | ||
lucht behandelen | de lucht afkomstig van de afzuiging van procesonderdelen ontdoen van geurstoffen, bijv. d.m.v een lavafilter | ||
lucht intreewaarde | pae | de hoogste waterdruk (de laagste zuigspanning) waarbij water in de poriën door lucht wordt vervangen. | |
luchtaanvoerafsluiter | het afsluiten van beluchtingelementen in beluch- tingstank | ||
luchthelm | bufferruimte voor lucht | ||
luchtkamer | ruimte die samengedrukte lucht bevat en daardoor erg lage minimum drukken in een pijpleiding, en daarmee kolom separatie, voorkomt. | ||
luchtkussenvoertuig | voertuig dat zich enigszins boven water, ijs, moeras en tamelijk vlakke vaste grond snel kan voortbewegen, door een luchtlaag tussen de bodem en het oppervlak te persen. | ||
luchtsluis | luchtdichte sluis met dubbele deuren | ||
luchtverhitter | luchtverwarmingsapparaat | ||
luik | opening in het dek of in een dwarsschot. | ||
lutum | korrelfractie bestaande uit minerale deeltjes kleiner dan 0,002 mm | ||
luxe motor | klassiek motorschip met zogenaamde 'luxe roef' achter de stuurhut. | ||
maaiboot | vaartuig waarmee het water en of de slootkant mee kan gemaaid worden | ||
maaikorf | maaiwerktuig aan een tractor of mobiele kraan, bestaande uit een bak met snijmessen, waarmee de begroeiing van een talud of waterbodem wordt verwijderd. | ||
maaiveld | hoogteligging van het grondoppervlak in een gebied, met uitzondering van taluds en bermen of andere (kunstmatige) verhogingen dan wel verlagingen. | ||
maalnet | schepnet met rechte steel. | ||
maalstroom | draaikolk of opeenvolging van draaikolken, veroorzaakt door twee tegen elkaar inlopende (zee)stromen. | ||
maanmaand | de tijd die de maan nodig heeft om tot dezelfde schijngestalte terug te keren, nagenoeg 29 dagen en 13 uren. | ||
maansculminatie | de doorgang van de maan door de plaatselijke meridiaan, d.w.z. of het bereiken van haar hoogste stand boven de horizon (bovendoorgang) of haar passage onder de horizon (onderculminatie). | ||
maansverloop | MV | het tijdsverloop tussen de maanbovendoorgang en het daarop volgend hoog- of laagwater op een bepaalde plaats. | |
maaswerken | uitvoeringsprogramma van het ministerie van V&W met als doelen hoogwaterbescherming in 2015, natuurontwikkeling, verbetering van de scheepvaartroute en delfstoffenwinning voor de onbedijkte Maas | ||
maatgevend boezem- peil | de gemiddelde waterstand in de boezem tijdens maatgevende omstandigheden, inclusief het effect van stroming en/of opwaaiing in het stelsel van waterlopen | ||
maatgevend schip | grootste schip dat de desbetreffende vaarweg vlot en veilig kan bevaren | ||
maatgevende diepgang | de gemiddelde maximale diepgang van de voor de betreffende vaarweg maatgevende schepen | ||
maatgevende hoge waterstand (beroepsvaart) | MHW | de waterstand die gemiddeld 1% van de tijd wordt overschreden | |
maatgevende hoge waterstand (pleziervaart) | MHW | de waterstand die gemiddeld 2% van het zomerhalfjaar wordt overschreden | |
maatqevende laqe waterstand (beroepsvaart) | MLW | de waterstand die gemiddeld 1% van de tijd wordt onderschreden | |
maatqevende laqe waterstand (pleziervaart) | MLW | de waterstand die gemiddeld 2% van het zomerhalfjaar wordt onderschreden | |
maatqevende locatie | een maatgevende locatie is dat punt op de waterkering, waarvan de eigenschappen (b.v. hoogte) maatgevend worden verondersteld voor een gedeelte van de kering: het vak. | ||
maatqevende locatie set | een maatgevende locatie set is een verzameling van maatgevende locaties (lijnen of punten) van een waterkering die een zelfde vakverdelingty- pering hebben. | ||
maatqevende peil verwachtinq | de voorspelde waterstand. | ||
maatqevende re- qenduur | de uit de regenduurlijn af te leiden duur van een bui die, bij een gegeven bergingsmogelijkheid, bepalend is voor de afvoercapaciteit, nodig om nog juist wateroverlast te voorkomen. | ||
maatqevende waterstand | waterstand in de boezem tijdens maatgevende omstandigheden, inclusief het effect van stroming en/of opwaaiing in het stelsel van waterlopen. | ||
maatjesharinq | jonge haring, waarvan de hom of kuit nog niet ontwikkeld is | ||
maatlat | schaalverdeling die de toestand van een water kwalificeert als ‘zeer goed', ‘goed', ‘matig', ‘ontoereikend' of ‘slecht'. | ||
maatreqel | actie die genomen moeten worden om de doelstellingen te halen | ||
maatreqel | beheersactiviteit (enkelvoudig) ten behoeve van het op het gewenste kwaliteitsniveau houden of brengen van de vastgestelde functies van een watersysteem. | ||
maatreqel | activiteiten die worden uitgevoerd ter verbetering van werken. | ||
maatschappelijke qroeperinq | een aantal personen dat door een op de samenleving betrekking hebbend(e) belang, beginsel of taak verenigd zijn. | ||
maatschappelijke innovatie aqenda water | MIAW | ||
maatschappelijke kos- ten-batenanalyse | MKBA | wordt bij grote projecten uitgevoerd. De voor- en nadelen van een project voor de omgeving worden daarbij in geld uitgedrukt, zodat een goede afweging gemaakt kan worden of het project wel of niet door kan gaan. | |
maatschappelijke schade | schade aan de dagelijkse gang van zaken (maatschappij) en waar de gemeenschap en in principe niet het individu voor op draait | ||
maatschappij tot uit- voerinq van zuiderzeewerken | MUZ | ||
maatschapvisser | visser die met anderen in maatschap zijn bedrijf uitoefent. | ||
maatvis | vis die (net) de wettelijk voorgeschreven minimummaat haalt. | ||
machinejournaal | journaal waarin de werking van de scheepsmachine en wat daarop betrekking heeft wordt opgetekend. | ||
macrobenthos | op of in de zeebodem levende dieren die groter zijn dan 1 mm. | ||
macro-economie | die tak van de economie die zich bezig houdt met de studie van geaggregeerd economisch gedrag. | ||
macrofauna | met het blote oog zichtbare ongewervelde dieren. | ||
macrofyten | verzamelnaam voor de wat grotere planten (geen algen / wieren) die je ziet in het water en op de oever | ||
macroplankton | alle planktonische organismen die tussen 2 cm en 20 cm groot zijn. | ||
macrostabiliteit | de weerstand tegen het optreden van een glij- vlak in het talud en de ondergrond | ||
magnesium | Mg | chemisch element uit de tweede groep (aardalkalimetalen) van het periodiek systeem, atoomnummer 12, licht glanzend zilverwit metaal (symbool Mg). | |
magnetische koers | door magnetisch kompas aangegeven koers | ||
magnetometrie | techniek waarbij men metalen objecten kan vinden op basis van magnetische velden | ||
malacologie | wetenschappelijke studie van weekdieren of Mollusca | ||
malen | de beweging van de schroefbladen. | ||
malen | het naar lucht happen van een school haring, waarbij het lijkt alsof het regent. | ||
manager | besluitvormer | ||
mangat | opening, net groot genoeg om een man door te laten, met een wegneembaar deksel | ||
mangat | modelelement voor alle netwerk nodes waarvan de vorm en volume voldoende nauwkeurig genoeg benaderd kan worden door een verticale cilinder met een gegeven diameter. | ||
manning coëfficiënt | wandruwheid van bodem en talud, afhankelijk van de begroeiing- toestand, bochten, aanzan- dingen, obstakels en andere onregelmatigheden in het dwarsprofiel | ||
manoeuvreerlichten | lichten ter ondersteuning van de voorgeschreven fluitseinen bij het manoeuvreren. | ||
manoeuvreren | het schip door middel van roer- en schroefbewe- gingen in een bepaalde positie brengen | ||
manometer | instrument voor het meten van luchtdruk | ||
mantelbuis | beschermingsbuis | ||
mantelwrijving | de bij het sonderen gemeten wrijvingskracht die de grond uitoefent langs een gedeelte van de sondeerstang | ||
marconist | radiotelegrafist aan boord van zeeschepen. | ||
mare clausum | een bevaarbaar open water, zoals een zee, waarvan één land de heerschappij heeft en dat ontoegankelijk is voor alle andere landen. | ||
mare liberum | een bevaarbaar open water, zoals een zee, dat open is voor schepen van alle landen. | ||
mare liberum | vrije zee | ||
mare nostrum | een bevaarbaar open water, zoals een zee, waarvan één of meerdere landen de heerschappij hebben. | ||
marge | afstand landwaarts van de basiskustlijn die onder geen beding mag worden overschreden. | ||
marge | verschil (tussen hoeveelheden, maten, kwaliteiten) | ||
marginaal detecteerbare bias | MDB | de minimale grote van een blunder in een waarneming die nog gedetecteerd kan worden met gegeven waarschijnlijkheden van type 1 en 2 fouten | |
marginaal detecteerbare fout | MDE | de maximale fout veroorzaakt door een marginaal detecteerbare bias in een van de waarnemingen | |
marginale kosten | verschil in totale kosten tussen het produceren van n en (n-1) eenheden. | ||
marginale opbrengsten | wordt voor de nde uitgevoerde eenheid gedefinieerd als het verschil in totale opbrengst van de verkoop van n in plaats van (n-1) eenheden. | ||
mariene afzetting | afzetting van sediment door de zee. | ||
mariene sneeuw | de permanente neerslag van voornamelijk marien detritus dat in de diepzee naar beneden dwarrelt | ||
marifoon | vHF-radiotelefoon, voor communicatie tussen schepen onderling en tussen schepen en kust- stations. | ||
marine | oorlogsvloot | ||
mariotte fles | een zodanig geconstrueerde fles of tank, waarbij de via een kraan uitstromende hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid onafhankelijk is van de vullingsgraad van de fles of tank. | ||
maritiem research instituut nederland | MARIN | ||
maritieme meteorologie | tak van de meteorologie die zich richt op de studie van de atmosfeer boven zee. | ||
maritime identification digit | MID | de eerste drie cijfers van het MMSI-nummer | |
maritime mobile service identification | MMSI | identificatiecode van alle onder de schepenwet vallende schepen. | |
maritime safety information | MSI | veiligheidsinformatie voor de scheepvaart, te ontvangen via Navtex of ECG | |
markeerboei | boei om tijdelijk een richting af te bakenen, bijvoorbeeld bij hardzeilen, het vegen van mijnen of het uitdiepen van een vaarwater. | ||
markering | op of in het oppervlak van de verharding aangebrachte figuraties of lijnen ter geleiding, waarschuwing, regeling of informatie van het verkeer. | ||
markeringslicht | lichten die toegepast worden om o.a. obstakels op de vaarweg aan te geven. | ||
markov proces | stochastisch proces zodanig dat de conditionele kansverdeling voor de toestand van iedere toekomstige instantie, gegeven de huidige toestand, onaangetast is door aanvullende kennis van het verleden van het systeem. | ||
massa balans | de vergelijking van de massa's van een bepaalde (vloei)stof betrokken bij toevoer en afvoer en, in geval van niet-stationaire situaties, verandering in berging over een bepaalde periode en binnen een gegeven gebied. | ||
master | zender in een radionavigatiesysteem. | ||
materiaal / materieel | de werktuigen, instrumenten en grondstoffen waar een instantie beschikking over heeft om te worden ingezet tijdens de bestrijding van een calamiteit. | ||
materiaalfactoren | de partiële factoren, die op de karakteristieke materiaalparameters worden toegepast om onzekerheden in de grondeigenschappen te verdisconteren. | ||
materiaaltransport | faalmechanisme waarbij uitspoeling vanuit onderlagen leidt tot ondermijning van de toplaag. | ||
matrische component van de waterdruk | pm | de druk die gelijk is aan de tensiometerdruk, verminderd met de overdruk van de bodemlucht t.o.v. de atmosferische druk. | |
maximaal aanvaarde concentratie | MAC | maximaal aanvaarde concentratie van een gas, damp, nevel of stof in de lucht op de werkplek. | |
maximaal debiet lo- zingspunt | de maximale hoeveelheid debiet die via een werk in voorkomende (reële) situaties kan worden | ||
maximaal ecologisch potentieel | MEP | de toestand van een overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van bijlage V (Europese Kaderrichtlijn Water) aldus ingedeeld sterk veranderd of kunstmatig waterlichaam | |
maximaal mogelijk hoogwater | grootste hoogwater wat verwacht mag worden onder aanname dat alle factoren die de grootste regenval en maximale afstroming produceren gelijktijdig voorkomen. | ||
maximaal toegestane afmetingen | de grootste lengte, breedte, diepte (bij streefpeil of bij een opgegeven waterstand) en hoogte (bij streefpeil of bij een opgegeven waterstand) van een vaartuig op de vaarweg | ||
maximaal toelaatbaar risiconiveau | MTR | een in de Vierde Nota waterhuishouding gedefinieerde minimum waterkwaliteit waarbij 95% van de potentieel aanwezige soorten in een ecosysteem in theorie is beschermd. | |
maximaal toelaatbare zakking | de gestelde maximaal toelaatbare zakking van de leiding | ||
maximum niveau | het maximale niveau tot waar het water kan stijgen in een opslagtank. | ||
maximum proctor- dichtheid | hoogste dichtheid van grond die in een gestandaardiseerde proefprocedure wordt bereikt als het watergehalte wordt gevarieerd | ||
meander | stel van twee opeenvolgende rivierbochten. | ||
meander breedte | amplitude van een volledig ontwikkelde meander. | ||
meander lengte | afstand langs de rivier tussen twee corresponderende punten gelegen in de extremen van twee opeenvolgende, volledig ontwikkelde, meanders. | ||
meanderen | natuurlijk bochtig verloop van een beek of riviertje. | ||
meandergebied | dat deel van het stroombed dat ligt tussen twee parallelle lijnen dwars op opeenvolgende, volledig ontwikkelde meanders op hun grootste afstand. | ||
mechanisch baggeren | het gebruik maken van de mechanische actie van een graafelement voor het ontgraven van de grond. | ||
mechanische beluchting | gebruik van mechanische energie om lucht in water te injecteren om een afvalstroom te creëren om zuurstof te absorberen. | ||
mechanische flotatie | een term die gebruikt wordt in de minerale industrie om het gebruik van verspreide lucht om bellen met een diameter van 0,2 tot 2 mm te beschrijven. | ||
mechanisme | een mechanisme geeft de wijze aan waarop regenwater wordt verwerkt, behandeld. | ||
mechanistisch model | model wat een structuur heeft die een expliciete weergave is van de kennis van fysische, chemische, biologische en/of ecologische processen. | ||
media | materialen die een barrière vormen voor de passage van bepaalde gesuspendeerde vaste stoffen of opgeloste vloeistoffen in filters. | ||
mediaan | aanduiding van die korrelgrootte van een kor- relmassa waarboven, resp. waaronder 50% van de deeltjes ligt met een grotere, respectievelijk een kleinere afmeting - uitgedrukt in microns. | ||
medium | een willekeurige materie in vaste, vloeibare of gasvormige fase dat chemische stoffen of biotaxa kan (over-)dragen. | ||
mediumgroot watersysteem | een watersysteem dat 3.300 tot 50.000 klanten bedient. | ||
meeligger | schip dat ongeveer dezelfde koers voorligt als het eigen schip. | ||
meer | een massa stilstaand landoppervlaktewater | ||
meerboei | permanent gelegde stalen boei waar een boot aan bevestigd kan worden zonder dat deze haar eigen anker behoeft te gebruiken. | ||
meerdijk | een primaire waterkering, geleden langs in het algemeen grote wateren, anders dan rivieren, zonder getijdenwerking | ||
meergeulenstelsel | de Westerschelde bestaat uit een meergeulen- stelsel: zowel voor het opkomende als voor het afgaand water zijn er afzonderlijke eb- en vloed- geulen. Tussen deze twee hoofdgeulen in ontstaan zandplaten, zelf doorsneden met een wirwar van kleinere geulen. Bij de aansluiting van de vloedgeulen op de ebgeul, daalt de stroomsnelheid. Hierdoor bezinkt het opgewerveld sediment en vormen ze er ondiepe plekken of drempels. Stroomopwaarts van Antwerpen gaat het meergeulenstelsel over in één enkele geul. | ||
Meerjarenplan Ont- snippering | MJPO | ||
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport | MIRT | ||
meermolm | organisch materiaal, grotendeels bestaande uit veenachtig materiaal, dat oorspronkelijk is afgezet onder water in plassen en meren | ||
meersporenbeleid | |||
meertraps validatie | validatie methode die toegepast wordt op kritieke stappen in het modelbouw proces. | ||
meertrapsproef | procedure waarbij één monster wordt gebruikt voor meerdere belastingstrappen. | ||
meest milieuvriendelijk alternatief | MMA | ||
meest waarschijnlijke hoeveelheid | MPN | geeft het meest waarschijnlijke aantal bacteriën aan in een bepaald volume water. | |
meetbeschikking heffing | Meet- besch. heffing | aanduiding van de locatie, methode en nauwkeurigheid van de meting aan een afvalwaterstroom, uit te voeren door een zelf- metende/bemonsterende instantie | |
meetbrief | internationaal document waarin de hoofdafmetingen van het schip en de bruto en netto tonnenmaat vermeld zijn. | ||
meetcampagne | een meetcampagne is een verzameling van metingen van meerdere meetvaartuigen gedurende meerdere dagen in opdracht van een instantie. | ||
meetfout | fouten in de geobserveerde data die een functie zijn van menselijke of instrumentele fouten tijdens de inwinning. | ||
meetgoot | kunstmatige vernauwing in een waterloop waardoor kritische stroming wordt teweeg gebracht om debieten te kunnen meten. | ||
meetinstrument | apparaat ingericht voor het meten/waarnemen van één of meer fysische, chemische of biologische parameters/grootheden. | ||
meetlocatie | Meetloc | de aanduiding van de plaats waar een meting is verricht of waarvoor een Monitoringprogramma is opgesteld. | |
meetnet | stelsel van samenhangende meetstations, meet- en/of bemonsteringspunten. | ||
meetnetinhoud | de meetpunten die binnen een meetnet vallen | ||
meetnorm | gehanteerde norm voor de maximale belasting op een bepaald milieubelastend aspect | ||
meetobject | aanduiding van een fysieke plaats waar een meting is/wordt verricht. | ||
meetplan | opzet voor een meting. | ||
meetpuntverslag | gegevens betreffende een meetpunt op een bepaald moment. | ||
meetput | civiele constructie waarin meetapparatuur (bijvoorbeeld debietmeting) is opgesteld | ||
meetraai | plaats in een waterloop, loodrecht op de as van de waterloop, waar hydrometrische metingen worden uitgevoerd | ||
meetschot | schotvormige meetstuw met een scherpe kruin. | ||
meetsysteem | bestaat uit één of meerdere meetpunten en, indien geautomatiseerd, uit een registratieappa- raat waar de meetwaarden worden bewaard, eventueel worden bewerkt | ||
meetvaartuig | vaartuig waarvanaf metingen worden verricht | ||
meetverwachting | waarde waartoe de gemiddelde meetwaarde nadert bij een toenemend aantal meetwaarden | ||
megajacht | motorjacht langer dan veertig meter. | ||
megaplankton | megaplankton omvat alle planktonorganismen tussen de 20 en 200 cm groot | ||
megaribbels | zeer grote zandgolven op de zeebodem. | ||
meiobenthos | op of in de zeebodem levende dieren die kleiner zijn dan 1 mm. | ||
melder | (Niet) natuurlijke rechtspersoon of instantie die een mededeling doet omtrent een gebeurtenis. | ||
melding | een binnenkomende mededeling (kennisgeving) over een gebeurtenis, geconstateerde waarneming of een geconstateerd feit, meestal in de vorm van een klacht of noodsignaal. | ||
melding | min of meer officieel bericht van een gebeurtenis | ||
melding | een ingediende klacht of melding waarin mededeling wordt gedaan over een gebeurtenis of een omstandigheid met betrekking tot de aangelegenheid die verband houdt met de taken van het waterschap (waterbeheerder) | ||
meldingslocatie | locatie waarop de melding van toepassing is | ||
membraan | een filter met kleine poriën, dat onder andere wordt toegepast om actief slib en gezuiverd effluent van elkaar te scheiden. | ||
membraanbioreactor | MBR | gesuspendeerd actiefslibsysteem waarbij de scheiding van actiefslib en het gezuiverde effluent plaatsvindt met behulp van membranen in plaats van door bezinktanks. | |
memorandum van overeenstemming | MvO | beschrijft de uitgangspunten, de aanleiding, het doel en de onderlinge samenwerkingsstructuur tussen twee partijen. | |
mengmonster | een samengesteld monster dat wordt verkregen door (deel)monsters, die op twee of meer plaatsen zijn genomen, te mengen. | ||
mengsel | twee of meer verschillende elementen die bij elkaar gehouden worden in vastgestelde gehaltes door de aantrekkingskrachten die chemische bindingen worden genoemd. | ||
mengtank | tank voor het mengen van twee of meer vloeistoffen | ||
mens | het hoogst ontwikkelde, in biologische zin tot de klasse der zoogdieren behorende wezen, dat zich vooral door zijn rede en zijn taal van de dieren onderscheidt | ||
mer- beoordelingplichtige activiteit | activiteit met zodanige kenmerken dat het bevoegd gezag per geval moet beoordelen of het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. | ||
mercatorprojectie | cartografische afbeelding waarbij de lengte- en breedtegraden als rechte lijnen zijn afgebeeld. | ||
meridiaanconvergentie | de hoek tussen het kaartnoorden en het ware noorden | ||
meroplankton | dierlijke organismen die in de bodem leven en kleiner zijn dan 1 mm | ||
mer-plichtige activiteit | activiteit met zodanige kenmerken dat het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. | ||
mesopelagisch | dat deel van het oceaanrijk dat ligt tussen ongeveer 200 en 1000 meter diepte. | ||
mesoscaaf | diepzeecabine voor geringere diepten. | ||
mesotraphent | gezegd van planten die voorkeur hebben voor mesotrofe omstandigheden. | ||
mesotroof | matig voedselrijk. | ||
mesotroof milieu | intermediair milieu tussen voedselrijk en voed- selarm. | ||
mestbewerking | het behandelen van dierlijke mest, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt, of voor andere functies geschikt wordt. | ||
meststof | iedere stof die een stikstof verbinding of verbindingen gebruikt op het land om de groei van vegetatie te bevorderen. | ||
meststoffengroep | aanduiding van de gevaarscategorie van vaste minerale anorganische meststoffen overeenkomstig de indeling van publicatiereeks gevaarlijke stoffen 7 | ||
metaalzout | een chemische stof die verschijnt wanneer metaal met zuur behandeld wordt of wanneer er met zuur geneutraliseerd wordt. | ||
metadata | gegevens over gegevens. | ||
meta-informatie | informatie over informatie | ||
metamorf qesteente | een rots gevormd door de toepassing van een relatief hoge temperatuur en druk op bestaande rotsen en gesteenten. | ||
meter waterkolom | eenheid voor druk, gebaseerd op de hoogte van het water dat de druk geeft. | ||
methanoqeen | methaan vormend. | ||
methode | NDVI | vaste, weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken - werkwijze, systeem | |
methode van muskin- qum | benaderingsmethode voor het berekenen van de afvlakking van een hoogwatergolf. | ||
methyl kwik | (Organische) Methylkwik verbindingen zoals gevonden in industrieel effluent worden aangemaakt in acetaldehyde fabrieken die kwik- sulfaat gebruiken als katalysator. | ||
metinq | het kwantitatief invullen van de toestand van een grootheid, verkregen uit één waarneming, één opname of één monstername op één meet- locatie. | ||
me- tinq/onderhoudsschem a | Meting / | ||
metrerinq | de afstand in meters tussen het nulpunt van een raai en het nulpunt van de hoofdraai, gemeten langs die hoofdraai. | ||
metselzand | natuurlijk zand gebruikt voor de aanmaak van metselspecie. Veelal wordt hiervoor grof zand gebruikt met een M63 van circa 300 pm tot 600 pm. | ||
m-qetal (indicator methyloranje) | het quotiënt van de hoeveelheid hydroniumio- nen, resp. hydroxylionen en het volume water dat deze hoeveelheid opneemt indien de pH daarvan op 4.4 (het omslagpunt van de indicator methyloranje) wordt gebracht. | ||
micro filtratie systeem | MFS | wordt gebruikt voor de volledige automatische scheiding van vaste stoffen van vloeistoffen. | |
micro verontreiniqers | stoffen die een negatief gezondheidseffect of ongunstige ecologische verandering teweegbrengen zelfs wanneer deze in lage concentraties beschikbaar zijn. | ||
microbenthos | alle organismen die op of in de bodem leven van zeeën, meren en rivieren en die kleiner zijn dan 0,063 mm. | ||
microbiële afbraak | afbraak van chemische verbindingen door bacteriën. | ||
microbiële qroei | de vermenigvuldiging van micro-organismen zoals bacteriën, algen, diatomeeën, plankton en schimmels. | ||
microbioloqische ver- ontreiniqinq | vervuiling met micro organismen die ziekte kunnen veroorzaken in mensen of dieren. | ||
micro-economie | die tak van de economie die zich bezig houdt met de studie van consumenten, individuele bedrijven en de bepaling van marktprijzen en verhandelde hoeveelheden. | ||
microfiltratie | MF | filtratie van deeltjes >0,05 pm. | |
microfytobenthos | microfytobenthos bestaat uit microscopisch kleine plantjes (algen, voornamelijk diatomeeën) die op en in de bovenste centimeters van de bodem leven | ||
micron | een eenheid die gebruikt wordt om lengte te beschrijven | ||
micro-orqanismen | organismen die zo klein zijn dat ze alleen met een microscoop waargenomen kunnen worden, bijvoorbeeld bacteriën, schimmels of gisten. | ||
microplankton | plankton die met het blote oog niet eenvoudig gezien kan worden. | ||
microstabiliteit | weerstand tegen erosie van het talud als gevolg van uittredend water. | ||
microverontreiniging | een kwantitatief geringe verontreiniging, die echter vanwege de schadelijke eigenschappen ongewenst is. | ||
midden profiel methode | methode voor het bepalen van de afvoer van een waterloop door het verdelen van de dwarsdoorsneden in vlakken die niet noodzakelijkerwijs een gelijke breedte hebben door middel van verticalen. | ||
midden-europese tijd | MET | tijdreferentie één uur later dan GMT | |
middenlijn (van een stroming) | lijn die de successieve middens van de dwarsdoorsneden van een waterloop verbindt. | ||
middenloop | het gedeelte van een rivier tussen de bovenloop en de benedenloop. | ||
middenstrook van het water | een strook water gerekend vanuit de as van het water met een gelijke breedte aan beide zijden van de as. | ||
midscheeps | in of naar het midden van het schip. | ||
midzwaard | een plaat hout of metaal, aangebracht in een zwaardbun die in het midden van de boot langs- scheeps is aangebracht. | ||
migreren | het trekken, verplaatsen van organismen | ||
mijlpaal | een belangrijk feit, gewichtige gebeurtenis waarmee een tijdperk wordt afgesloten. | ||
mijnsteen | restproduct van mijnbouw bestaand uit breed gegradeerd granulair materiaal. | ||
mileubeleidthema | onderwerpen waarover door het ministerie van VROM beleidsbeslissingen worden genomen | ||
milieu compartiment | dat deel van het (fysieke) milieu waarop een waarneming betrekking heeft | ||
milieu effect rapportage | MER | een studie naar de milieueffecten van bepaalde ingrepen, processen of inrichtingen. | |
milieu indicator | maat / parameter gebruikt voor het zo kwantitatief mogelijk bepalen van de milieu toestand. | ||
milieu kwaliteit standaard | de voorwaarden waaraan door een zeker milieu of compartiment moet worden voldaan. | ||
milieubaggeren | het verwijderen van verontreinigde waterbodem met een zo hoog mogelijke concentratie, waarbij de kans op ongewenste effecten minimaal is door het realiseren van een minimum aan mors en vertroebeling en een hoge baggernauwkeu- righeid met betrekking tot de te baggeren verontreinigde lagen. | ||
milieubedreigende invloed | invloed die het milieu negatief kan beïnvloeden. | ||
milieudoelstellingen | de in artikel 4 (Europese Kaderrichtlijn Water) vervatte doelstellingen | ||
milieueffectrapport | |||
Milieueffectrapportage | MER | | ||
milieukosten | economische waarde van schade veroorzaakt door water aan de omgeving. | ||
milieukwaliteitsnorm | doelstelling of eis met betrekking tot de gewenste toestand van een grootheid van het fysieke milieu op een bepaald tijdstip. | ||
milieukwaliteitsnorm | de concentratie van een bepaalde verontreinigende stof of groep van verontreinigende stoffen in water, in sediment of in biota die ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu niet mag worden overschreden | ||
milieurendement | balans van vermindering van (potentiële) mili- eubelasting/risico en van milieubelasting en - effecten | ||
milieuvriendelijk onderhoud | onderhoud waarbij geen milieubelastende stoffen worden gebruikt. | ||
milieuvriendelijke materialen | materialen die geen schade toebrengen aan het milieu (lucht, water of bodem) door uitloging, verdamping of het oplossen van voor het milieu schadelijke (doorgaans giftige) stoffen die in dat materiaal aanwezig zijn. | ||
milieuvriendelijke oever | een milieuvriendelijke oever is een oever waarvoor materialen zijn gebruikt, die zo min mogelijk nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteit van water, bodem en lucht. | ||
millenium development goals | MDG | acht doelen die in 2000 door de regeringsleiders van de VN landen zijn vastgesteld en moeten leiden tot halvering van de wereldwijde armoede in 2015 | |
mineraal | vaste stoffen waaruit gesteenten zijn opgebouwd. | ||
mineraal aggregaat | mengselcomponent in asfalt, bestaande uit grind of steenslag, zand en vulstof of een combinatie hiervan | ||
mineraal aggregaat | poreus geheel van samengekitte deeltjes van anorganische oorsprong | ||
minerale olie | residu van natuurlijke, fossiele brandstoffen. | ||
mineralisatie | omzetting van een stof van een organische vorm naar een anorganische vorm. | ||
min-geoide (de) | model wat de afwijkingen beschrijft tussen het NAP vlak en de hoogteberekening via een ellipsoïde | ||
minimale (wa- ter)diepte | de minimaal vereiste diepte van een water over een breedte die afhankelijk is van het vereiste of gewenste oevertalud (onder water) zoals vastgelegd in deze Keur of in een legger. | ||
minimale looptijd | de kleinste looptijd aan door een pijpleiding die nog juist zichtbaar is binnen een simulatie. | ||
minimum niveau | het minimale niveau tot waar het water kan vallen in een opslagtank. | ||
minimumsluis | een sluiskolk waarin één maatgevend schip tegelijk geschut kan worden | ||
ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties | BZK | ||
ministerie van economische zaken | EZ | ||
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | LNV | was: Landbouw, Natuurbeheer en Visserij | |
ministerie van verkeer en waterstaat | V&W| Ven W | ||
ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu | VROM | ||
Ministerieel Beleidsteam | MBT | ||
minst gepeilde diepte | MGD | minste vaarwegdiepte binnen een bepaald traject | |
mioceen | het vierde tijdvak van het Tertiair, of de toen gevormde afzettingen. | ||
miscibiliteit | de mogelijkheid van twee vloeistoffen om zich te mengen. | ||
mist | vloeistofdeeltjes die 40 tot 500 micrometer groot zijn. | ||
mist | men spreekt van mist als door de fijne waterdruppels het zicht kleiner is dan 0,5 zeemijl. | ||
misthoorn | scheepshoorn | scheepstoeter | ||
mistsein | signaal dat bij mistig weer wordt gegeven om aanvaringen te voorkomen. | ||
mitigatie | maatregelen die compenseren voor- of minimaliseren van het verlies aan milieukwaliteiten en hulpbronnen als gevolg van ontwikkelingen. | ||
mitigerende maatregelen | maatregel die negatieve effecten vermindert of wegneemt. | ||
mix | verscheidene elementen, mengsels of beide, die gemengd zijn. | ||
mobilisatiecurven | grenslijnen in het Mohr-diagram voor verschillende vervormingcriteria. | ||
mobiliteit | de mate van potentiële verspreiding c.q. transport van stoffen via water. | ||
model | abstractie van de werkelijkheid. | ||
model | voorstelling in willekeurige vorm van een object, proces of systeem. | ||
model afstamming | een kwalitatieve of kwantitatieve inschatting van de strakheid waarmee een model is ontwikkeld en getoetst. | ||
model archief | een set model journalen. | ||
model beproeven | het vergelijken van modelvoorspellingen met onafhankelijke gegevens. | ||
model bevestiging | bepaling van de adequaatheid van een conceptueel model om te voorzien in een acceptabel niveau van overeenstemming aangaande het domein van de bedoelde applicatie. | ||
model code | a mathematical formulation in the form of a computer program that is so generic that it, without program changes, can be used to establish a model with the same basic type of equations (but allowing different input variables and parameter values) for differetn study areas. | ||
model journaal | een verslag van welke activiteiten zijn uitgevoerd en welke beslissingen zijn genomen voor een specifiek project. | ||
model opbouw | een model van de (theoretische) opbouw van bodemkenmerken in een bepaald gebied | ||
model opzet | opzetten van een locatie specifiek model middels een modelcode. | ||
model vergelijking | het vergelijken van de verschillen in de uitvoer die afkomstig zijn uit verschillende modellen wanneer deze berekend zijn met de zelfde set invoer gegevens. | ||
modelberekening | berekening waarbij gebruik wordt gemaakt van een model. | ||
modelconcept | de manier waarop de werkelijkheid in een model is geschematiseerd. | ||
modelfout | afwijking van het modelresultaat ten opzichte van de 'werkelijkheid'. | ||
modelgebied | het gebied waarvoor de (hydrologische) gesteldheid en relevante processen door een model worden gesimuleerd. | ||
modelgegevens | het betreft gegevens die nodig zijn om modelberekeningen uit te kunnen voeren, zoals schematisaties, stuurgegevens, etc. | ||
modelkeur | landelijk concept voor het op uniforme wijze opzetten van een waterkeringkeur (voorstel van de Unie van Waterschappen). | ||
modelleer fout | fout die het gevolg is van het invoeren van onjuiste parameterwaarden (bijv. het onjuist invoeren van een onttrekking) in een model. | ||
modelleer proces | alle stappen die doorlopen moeten of kunnen worden bij de totstandkoming van een applicatie of model. | ||
modelleren | maken van een model - | ||
modelleren | werken met een model. | ||
modellering | het integrale proces van het bepalen en kwantificeren van relevante processen en invoerparameters, het ontwerpen van een rekennetwerk, het uitvoeren van een modelberekening, kalibratie, validatie en het analyseren van de berekeningsresultaten. | ||
modelleur | specialist die zich bezig houdt met de technische modelleeractiviteiten. | ||
modelopbouweenheid | een element van een sequentieel model welke een bodemlaag of een scheidende laag vertegenwoordigd en de relatieve (topologische) positie beschrijft | ||
modelpakket | computerprogramma('s) waarmee wiskundige methoden toegepast kunnen worden om een model te definiëren en te berekenen. | ||
modelstudie plan | document wat de structuur en elementen van een modelstudie beschrijft. | ||
modulaire limiet | de verdrinkingsgraad waarbij de bovenstroomse energiehoogte door de beinvloeding van de be- nedenstroomse energiehoogte meer dan 1% gaat afwijken van de energiehoogte waarbij geen stuwing optreedt. | ||
modulaire modelleer benadering | koppelt hydrologische en socio-economische modellen als afzonderlijke modellen. | ||
modulatoren | de variabele factoren die de draagkracht van een kust ecosysteem beperken op korte termijn (vaak dag tot dag) basis. | ||
moerdijk | dijk om een stuk land dat gemoerd wordt. | ||
moeren | een plas uitvenen of veenslik opbaggeren om turf van te maken. | ||
moerneren | een activiteit waarbij een zouthoudende laag wordt afgegraven. | ||
mohr-diagram | grafiek waarin op de x-as p(sv+sh)/2 en op de y-as q(sv-sh)/2 wordt uitgezet voor de span- ningssituaties dia aan het faalcriterium voldoen. | ||
mohren | het aftappen van water uit de celruimte van het celapparaat waardoor de celspanning afneemt. | ||
molaire fractie van waterdamp | xv | het quotiënt van het aantal mol waterdamp nv en het aantal mol van het mengsel droge luchtwaterdamp - | |
moleculen | combinaties van twee of meer atomen van dezelfde of verschillende elementen die bijeengehouden worden door chemische bindingen. | ||
momentaan | betrekking hebbend op een handeling waarvan begin- en eindpunt samenvallen | ||
momentaan | tegenwoordig, huidig | ||
momentane kruinhoogte | de kruinhoogte van een dijk op het moment van beschouwen | ||
momentane kustlijn | MKL | de kustlijn zoals die op een bepaald moment is. | |
mondingsgebied schelde | de Schelde zeewaarts vanaf Vlissingen. | ||
mondingshaven | aan een riviermond gelegen haven. | ||
monitoren | bewaken van meetwaarden ten opzichte van norm/planwaarden bedoeld om uitzonderingen te signaleren | ||
monitoring | het volgen, volgens een vastgestelde werkwijze, van een of meer grootheden in de tijd en de ruimte. | ||
monitoring | het verzamelen van meetgegevens volgens een vaste strategie of bemonsteren volgens een vaste wijze, op een vaste plaats op gezette tijden en het analyseren ervan. | ||
monitoring informatie en rapportage | MIR | werkgroep onder het cluster MRE | |
monitoring rapportage en evaluatie | MRE | cluster van het LBOW wat zich bezig houd met Monitoring, rapportage en evaluatie | |
monitoring stormvloed waterkering | MSW | rijkswaterstaat meetnet | |
monitoring waterstaatkundige toestand des lands | MWTL | ||
monitoringeenheid | cluster van waterlichamen homogeen in watertype, status en menselijke belasting | ||
monitoringprogramma | vastgesteld programma van metingen om de effecten van maatregelen en ingrepen te kunnen volgen. | ||
monobutyltin (kation) | het positief geladen ion van een organotin verbinding, waarbij 1 butyl-groep aan de tin hangt. | ||
monofenyltin (kation) | het positief geladen ion van een organotin verbinding, waarbij 1 fenyl-groep aan de tin hangt | ||
monster | reeks waarin voor een locatie op een bepaald tijdstip de parameter varieert | ||
monster (ongeroerd) | grondmonster dat in structuur en/of spannings- toestand in zo geringe mate door of na de monstername is gewijzigd dat deze eigenschappen nog als representatief kunnen worden beschouwd voor de grond in situ. | ||
monster bewerkings- methode | nadere aanduiding van de wijze waarop het monster bewerkt is. | ||
monster criterium | nadere aanduiding van de beperking van het monster. | ||
monsterboekje | zeemansboekje, waarin onder andere de vaar- tijd, de schepen waarop men heeft gevaren en de behaalde diploma's staan vermeld, alsmede de gegevens van de laatste medische keuring. | ||
monstergolf | zeer steile en hoge golf, die helemaal onverwacht ontstaat en uit het niets lijkt te komen. | ||
monsterindeling | indeling van een monster in een aantal klassen gebaseerd op de meetwaarden | ||
monsternamegebouw | gebouw waarin de apparatuur ten behoeve van de monstername staat opgesteld | ||
monsteronderdeel | fysiek deel van monster of monster dat deel uit maakt van mengmonster | ||
monte-carlo simulatie | procedure die het mogelijk maakt veel mogelijke scenario's te draaien in een beslissingsonder- steunend systeem op een snelle, geautomatiseerde methode om op die manier een schatting te krijgen van de onzekerheid die verbonden is aan de modellering. | ||
monument | alle vóór tenminste vijftiger jaren vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken. | ||
monument | beschermd of te beschermen overblijfsel van vroegere cultuur, nijverheid of wetenschap | ||
morfologie | de leer en beschrijving van de vormen van het aardoppervlak en daarmee tevens de bodemlig- ging | ||
morfologisch scenario | scenario waarin de ontwikkeling van de kust voor de periode 1990 - 2090 wordt weergegeven | ||
mors | het deel van het aangesneden profiel dat niet door het transportsysteem wordt meegenomen, of bodemmateriaal dat als gevolg van de bag- geractiviteit anderszins op de gebaggerde bodem terechtkomt. | ||
morselicht | Mo(K) | | ||
mostap | kegel met snijdend uiteinde bevestigd aan een gevoerde monsterbuis voor ongeroerde grondmonsters. | ||
motorblokkoeler | inrichting voor de koeling van het motorblok d.m.v. water of olie | ||
motorboot | een pleziervaartuig dat ontworpen en uitgerust is om nagenoeg uitsluitend te worden voortbewogen door middel van eigen motor of motoren | ||
motorbootroute | M-route | vaarroute met een functie voor het verkeer van motorboten waarvoor geldt dat motorboten maatgevend zijn voor de normstelling | |
motorschip | MS | MV | schip dat gebruik maakt van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd. | |
motorzeiljacht | geen zeiljacht en geen motorjacht. | ||
motregen | zeer kleine waterdruppels die neerslaan met een tempo van in de regel minder dan 1 mm per uur. | ||
mui | verlaging van een bank of diepte tussen twee banken waardoor een sterke zeewaartse trek (muistroom) kan plaatsvinden. | ||
mui | verbinding tussen twee zwinnen loodrecht op de kust. | ||
muiterij | volgens het Wetboek van Strafrecht: insubordinatie gepleegd door twee of meer verenigde personen. | ||
multicriteria analyse | de methode om alternatieven en varianten met elkaar te vergelijken op grond van verschillende beoordelingscriteria. | ||
multifunctioneel pre- sentatiestation | MFPS | informatiesysteem Rijkswaterstaat | |
multipliciteit | het aantal betrokken objecten in een associatie | ||
multi-sampler | transparante buis met de daarin een zuiger die door middel van een zuigerstang en koord wordt bediend. | ||
mutageen | mutaties bevorderend of teweegbrengend. | ||
mutatie | blijvende verandering in het erfelijke materiaal. | ||
mutatiefrequentie | een maat voor het doorvoeren van de verande- rinqen in een qeqevensverzamelinq in een bepaalde periode. | ||
mylar | soort plasticfilm dat onder andere wordt qebruikt als materiaal voor zeilen en tekeninqen. | ||
n jaarlijkse gebeurtenis | hydrologische fenomeen waarvan de terugkeer periode N jaar is. | ||
n% droogjaar | een jaar met een verdamping (of neerslagtekort) over een nader aan te geven periode (b.v. groeiseizoen van een bepaalde lengte met een bepaalde begindatum) die gemiddeld n maal per 100 jaren wordt overschreden. | ||
n% golfoploop | golfoploophoogte die, gegeven het ontwerppeil, door n% van de golven wordt overschreden | ||
n% natjaar | een jaar met een specifieke neerslag (of neerslagoverschot) over een nader aan te geven periode (b.v. groeiseizoen van een bepaalde lengte met een bepaalde begindatum) die gemiddeld n maal per 100 jaren wordt overschreden. | ||
naam en woonplaats van de eigenaar | dient volgens het BPR te zijn aangebracht op een in het oog vallende plaats aan de binnen- of buitenzijde van alle kleine schepen, met uitzondering van door spierkracht voortbewogen boten, zeilplanken en zeilboten met een lengte van minder dan 7 meter. | ||
nabezinken | het door middel van gravitatie verwijderen van de actiefslib uit het effluent. | ||
nabezinktank | bassin waar de scheiding van bacteriemassa en water plaatsvindt door bezinking | ||
nachtkijker | kleine verrekijker voor 's nachts. | ||
nachtschutter | persoon die 's nachts de sluis bedient. | ||
nachttoek | hoekwant dat een nacht in zee blijft staan. | ||
nadere effectenanalyse | middel om te beoordelen wat het effect is van het bestaand gebruik, van bestaande activiteiten en te treffen maatregelen op de staat van instandhouding van de habitattype of soorten die in de instandhoudingsdoelstellingen worden genoemd. | ||
nadere uitwerking rivieren gebied . | NURG | ||
naegleria | amoebe die van nature in het milieu voorkomt | ||
naegleria infectie | infectie veroorzaakt door Naegleria amoeben | ||
naijlen | het doorlopen van het kompas terwijl het schip al op koers ligt, en andersom. | ||
naijling | het verward nagalmen - weergalmen | ||
na-indikker | tank waarin het vooringedikte slib onder invloed van de zwaartekracht verder wordt ingedikt | ||
najade | zoetwatermossel. | ||
names | de leden van Lloyd's of Londen die met hun vermogen persoonlijk borg staan voor uitkeringen na geleden schade. | ||
nanoplankton | plankton met een lengte kleiner dan 50 micron. | ||
nansen fles | toestel wat door oceanografen gebruikt wordt voor het verkrijgen van watermonsters beneden het wateroppervlak. | ||
nash-sutcliffe coëffici- ent | criterium voor de relatieve effectiviteit zoals voorgesteld door Nash en Sutcliffe (1970) voor het beoordelen van de kwaliteit van model simulaties. | ||
nat gewicht | NG | massa van het natte materiaal. | |
natdok | havenbassin achter de sluizen met gelijkblijvend waterniveau | ||
nationaal bestuurs akkoord water | NBW | akkoord ondertekend door het rijk, provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (Unie van Waterschappen) met als doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. | |
nationaal crisiscentrum | NCC | ||
nationaal landschap | een gebiedsbescherming vanwege de unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. | ||
nationaal meetsysteem | meetnet RIVM met betrekking tot straling enzovoort | ||
nationaal register varende monumenten | NRVM | ||
nationaal verkeer en vervoersplan | NVVP | ||
nationaal waterplan | NWP| NW1 | plan (voorheen Nota Waterhuishouding) op grond van de Waterwet waarin het landelijke waterbeleid voor de komende jaren wordt vastgesteld. | |
national marine electronics associations | NMEA | vereniging van fabrikanten van elektronische navigatieapparatuur | |
nationale vlag | natievlag | ||
natrium adsorptiever- houding | de verhouding van de Na +-concentratie tot de wortel van de som van de Ca 2+- en Mg 2+- concentraties in water (concentraties in mmol l - 1). | ||
natschade | landbouwschade door lagere opbrengst van landbouwgewassen en/of door hogere productiekosten als gevolg van hoge waterstanden in natte perioden. | ||
natte depositie | de neerslag van materie uit de atmosfeer via regen, sneeuw of ijs. | ||
natte omtrek | P | lengte van de grenslijn tussen het water van de wanden en bodem in de dwarsdoorsnede van een leiding. | |
natte oppervlakte | A | onder de waterspiegel gelegen oppervlakte van de dwarsdoorsnede van een leiding en/of vak. | |
natte-bol temperatuur | Tw | de temperatuur die door vochtige lucht strijkend langs een nat oppervlak wordt verkregen als de verdampingswarmte uitsluitend door de lucht wordt geleverd. | |
natura 2000 | N2000 | een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor het behoud en herstel van de biodiversiteit. | |
Natura 2000-gebied | N2000- gebied | gebied behorende tot het Natura 2000-netwerk | |
na- | |||
natuurbeek | een oppervlaktewater dat volgens het provinciale ‘Waterhuishoudingsplan' de functie waternatuur heeft, op basis van bestaande of potentiële aquatische of semi-aquatische natuurwaarden. | ||
natuurbeschermingswet | Nb-wet | ||
natuurkamperen | kamperen op een terrein van minimaal 25 hectare, waarvan ten minste de helft bestaat uit bos of natuurgebied. | ||
natuurkenmerken | |||
natuurkenmerken (biotisch) | de levende natuurkenmerken zoals vegetatie en fauna | ||
natuurkerngebied | gebied dat zijn natuurwaarde ontleent aan het voorkomen van planten en/of diersoorten die (inter)nationaal zeldzaam of bedreigd zijn. | ||
natuurlandschap | landschap op het ontstaan waarvan de mens niet of nauwelijks invloed heeft | ||
natuurlijk peilbeheer | bij natuurlijk peilbeheer volgt het waterpeil zoveel mogelijk het natuurlijke seizoensverloop door het vasthouden van grondwater middels een hoog peil in het voorjaar dat gedurende de zomer geleidelijk wegzakt door de verdamping en in het najaar het laagst is. | ||
natuurlijk persoon | een natuurlijk persoon is ieder wezen dat bevoegd is om rechten en verplichtingen te hebben | ||
natuurlijk talud | de helling die een steil opgeworpen talud van een korrelig materiaal na enige tijd aanneemt en daarbij in evenwicht blijft | ||
natuurlijk waterli- chaam | waterlichaam dat van nature altijd al aanwezig was en waarvan eventuele hydromorfologische ingrepen in 2015 (of uiterlijk 2027) zonder significantie maatschappelijke schade tegen ‘evenredige kosten' kunnen worden opgeheven. | ||
natuurlijke beïnvloeding | tak van een stroombaan waar natuurlijke omstandigheden heersen waardoor de waterstand bovenstrooms een stabiele index is van de afvoer. | ||
natuurlijke dam | lage alluviale bank langs een stroombaan, samengesteld uit sediment wat tijdens overstroming van de oevers door het water is achtergelaten. | ||
natuurlijke dynamiek | dynamiek veroorzaakt door natuurlijke factoren | ||
natuurlijke kolonisatie | nieuwe dieren en planten die op een natuurlijke manier ergens terechtkomen. | ||
natuurlijke regulatie | het afvlakken van variaties in de afvoer als gevolg van opslag in een meer. | ||
natuurlijke stroming | stroming in een waterloop zoals deze zou optreden onder natuurlijke omstandigheden. | ||
natuurontwikkelingsgebied | gebied dat zijn waarde ontleent aan de bijzondere geschiktheid voor het ontwikkelen van nieuwe natuur, verhogen van de kwaliteit van bestaande natuur en het verbinden van natuurkerngebie- den. | ||
natuurontwikkelingsplan | NOP | ||
natuurvriendelijk onderhoud | in gebieden waar natuurvriendelijk onderhoud wordt toegepast, wordt bij het maaien rekening gehouden met de aanwezig flora en fauna. | ||
natuurvriendelijke oevers | oevers die ten behoeve van de ecologisch toestand en (natte) natuurwaarden zijn ingericht met een ondiepe 'natte' zone die oever- en wa- tervegetatie de kans bieden zich te ontwikkelen. Zij maken deel uit van de 'groene oeverzones' | ||
natuurwaarde | de subjectieve maatschappelijke betekenis die op basis van criteria (o.a. diversiteit, zeldzaamheid, kenmerkendheid, compleetheid, uitgestrektheid, stabiliteit) aan een bepaalde configuratie van een ecosysteem wordt toegerekend. | ||
nautisch | de scheepvaart of de watersport betreffende. | ||
nautisch kunstwerk | kunstwerk, geheel ontworpen en gebouwd om de passage van schepen mogelijk of gemakkelijk te maken. | ||
nautisch vaarwegbe- heer | de zorg voor een vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart door onder meer bewegwijzering en handhaving van (vaar)regels. | ||
nautische diepte | de momentane en lokale verticale afstand tussen de bodem en het vrije wateroppervlak, rekening houdend met de kielspeling van een vaartuig. | ||
navaid | verzamelnaam voor (elektronische) hulpmiddelen bij de navigatie. | ||
navarea | elk van de zestien gebieden waarin de wereld voor navigatiecommunicatie is ingedeeld. | ||
naviduct | combinatie van sluis en aquaduct die als constructie één geheel vormen. | ||
navigatie | het proces van plannen, opnemen en controleren van de beweging van een vaartuig gaande van de ene naar de andere plaats | ||
navigatie systeem fout | NSE | de gecombineerde fout van de plaatsbepalingfout en de kaartfout | |
navigatiecomputer | computer waarin alle relevante gegevens, zoals gewenste koers, stromingen, wind, waypoints enz., zijn geprogrammeerd. | ||
navigatielichten | de lichten die een vaartuig van zonsondergang tot zonsopgang volgens de wet dient te voeren. | ||
navigation certificate | Navicert. | handelspaspoort voor verscheping van goederen tussen neutrale havens in oorlogstijd. | |
navigational telex | informatiesysteem voor de scheepvaart. | ||
navolgen | het gedrag van bepaalde variabelen wordt gevolgd door een model en door simulaties om zo te bepalen of het gedrag juist is en of de noodzakelijke precisie wordt behaald. | ||
nazorg | nazorg is het geheel van controleren, beheren en onderhouden en zo nodig vervangen van de aangebrachte isolatie- en controlemaatregelen, teneinde de kwaliteit van een bodemsanering en daarmee de bereikte milieuhygiënische situatie (duurzame reductie van risico's) ook op de langere termijn te kunnen garanderen. | ||
nc-vlaggesein | dit signaal, bestaande uit de seinvlaggen N en C, betekent: 'Ik ben in nood en verlang onmiddellijk hulp. | ||
nederlands instituut voor het onderzoek der zee | NIOZ | ||
nederlands instituut voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting | NIROV | een vereniging voor professionals in de ruimtelijke ontwikkeling van stad, land en regio. | |
nederlands maritiem informatie centrum | MIC | onderdeel van de bibliotheek van de TU Delft | |
Nederlandsche water- schapsbank | NWB| NWB bank | ||
nederlandse eenheids- norm | NEN | door het NEN instituut vastgestelde technische norm voor constructies en materialen. | |
nederlandse grootte eenheid | Nge | maat voor de productieomvang van een agrarisch bedrijf, bepaald door de som van de waarden die wordt verkregen door voor de verschillende gewassen en diersoor-ten het bijbehorende bruto standaardsaldo te vermenigvuldigen met het overeenstemmende aantal eenheden. | |
neerslag afvoermodel- lering | modelleerproces waarbij er een mathematische koppeling wordt gelegd tussen neerslag- en af- voerreeksen. | ||
neerslag generatie | proces van het simuleren van een kunstmatige regenval gegevensreeks. | ||
neerslagdistributie | verdeling van regen in ruimte en tijd. | ||
neerslagintensiteit | intensiteit waarmee de neerslag plaatsvindt. | ||
neerslagoverschot | het verschil tussen de netto neerslag en de verdamping | ||
negatief verhang | verhang wat oploopt in de richting van de stroming. | ||
negatieve lijst | de negatieve lijst noemt een aantal wettelijke voorschriften. Indien een plan zich baseert op een voorschrift van die lijst dan is daar geen beroep tegen mogelijk. | ||
negatieve- kwelintensiteit afwate- ringseenheid | het volume van het water dat door neerwaartse stroming van grondwater uit de afwateringseen- heid verdwijnt, per eenheid van tijd en per eenheid van horizontaal oppervlak van het beschouwde gebied | ||
nektobenthos | die leden van de benthos familie die actief kunnen zwemmen en veel tijd op de bodem doorbrengen. | ||
nekton | organismen die sterk genoeg zijn om te zwemmen waarheen ze willen, in tegenstelling tot plankton. | ||
neopreen | met veel luchtcellen gevuld soort rubber - wordt gebruikt voor duikpakken, wetsuits en dergelijke. | ||
nephalometrische troebelheideenheid | NTU | FTU | maat voor de troebelheid of turbiditeit van een vloeistof | |
nering | plaats waar deze walvis- of haringvangst wordt uitgeoefend. | ||
nering | walvis- of haringvangst. | ||
nest | ondermaatse en niet voor consumptie geschikte vis. | ||
net | van garen geknoopt weefsel met betrekkelijk wijde mazen, dat onder andere wordt gebruikt voor het vangen van vis. | ||
netto berging | inhoud van de riolering onder het niveau van de bovenkant van de laagste overstortdrempel verminderd met de verloren berging in een rioleringsgebied | ||
netto emissie | de som van de directe en indirecte emissies. | ||
netto huidige waarde | de huidige waarde van de netto economische winst verminderd met een zeker kortingspercentage. | ||
netto kielspeling | kielspeling als het schip vaart | ||
netto neerslag | Pn | het verschil tussen de bruto neerslag en het in- terceptieverlies | |
netto opbrengst | een monetaire maatstaf voor het verschil tussen economische opbrengsten en kosten als gevolg van een verandering in hoeveelheid of kwaliteit van een goed of dienst. | ||
netto winst | totale verkoopwaarde min de totale kosten. | ||
netto-registerton | NRT | ||
netwant | vistuig dat uit netten bestaat, in tegenstelling tot hoekwant. | ||
netwerk deltatechnologie | netwerk van het Nederlandse bedrijfsleven, overheden en kennisinstituten in de watersector dat zich richt op innovatie, kennis- en productontwikkeling tbv een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten binnen Nederland. | ||
Netwerk Informatie Systeem | NIS | ||
netwerk kosten | de kosten van drinkwater distributie, hemelwater en afvalwater inzameling en verwijdering. | ||
netwerk watertechnologie | netwerk van het Nederlandse bedrijfsleven, overheden en kennisinstituten in de watersector dat zich richt op innovatie, kennis- en productontwikkeling in de drink-, proces- en afvalwatersector en de samenhang daarvan met het natuurlijk systeem. | ||
netwerkmanagement | het samenspel tussen Regisseur, infraprovider en verkeersmanager, waarbij de intensiteit van het verkeer - op basis van regelstrategieën - optimaal wordt gematched met de beschikbare capaciteit. Doel van netwerkmanagement is het bieden van een betrouwbare verbinding op het HWN. | ||
network coordinating system | NCS | kuststation dat het radiotelefonieverkeer in een van de vier Inmarsat-regio's coördineert. | |
neumann- randvoorwaarde | randvoorwaarde waarbij een variabele (bv. de volumestroom of concentratie) die het modelge- bied in- of uitstroomt bekend is | ||
neuraal netwerk | een rekennetwerk dat wordt toegepast voor het vinden van relaties en het herkennen van patronen in datasets zonder dat daarvoor gebruik wordt gemaakt van strikte a priori gedefinieerde en daarna expliciet geprogrammeerde regels zoals die meestal aan de basis staan van numerieke modellen. | ||
neutraal drijfvermogen | de zwevende staat waarin de duiker of onderzeeboot niet omhoog en omlaag gaat. | ||
neutrale gronddruk | de horizontale gronddruk die optreedt wanneer in de natuurlijke toestand van het terrein geen verandering wordt aangebracht. Neutrale grond- druk werkt op verticale vlakken van oneindig stijve wanden in een oneindig uitgestrekt terrein. | ||
neutrale gronddrukco- efficiënt | verhouding tussen horizontale en verticale spanning in een oneindig uitgestrekt, horizontaal gelaagd, normaal geconsolideerd grondmassief. | ||
neutralisatie | de toevoeging van stoffen om water te neutraliseren, zodat het noch zuur, noch basisch is. | ||
neutralisator | chemicaliën die zorgen voor neutralisatie bij de chemische behandeling van afvalwater. | ||
neutronen | ongeladen bouwstenen van een atoom die een rol spelen bij radioactiviteit. | ||
niet stationair proces | proces waarvan de kansverdeling tijdsafhankelijk is. | ||
niet-agrarisch bouwblok | een bouwblok dat is bestemd voor andere dan agrarische doeleinden. | ||
niet-conservatieve stof | een stof in een waterlichaam die veranderd door processen anders dan mengen en diffusie. | ||
niet-destructief onderzoek | NDO | ||
niet-drinkbaar | water dat te onveilig of te onsmakelijk is om te drinken omdat het verontreinigingen, mineralen of besmettelijke stoffen bevat. | ||
niet-gouvernementele organisatie | NGO | een organisatie die onafhankelijk is van de overheid en zich op een of andere manier richt op het algemeen belang. | |
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf | een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. | ||
niet-inheemse soort | nieuwe dieren en planten die zich vestigen op een lokatie waar ze niet eerder voorkwamen. | ||
niet-natuurlijk persoon | een niet-natuurlijk persoon is een organisatievorm die niet aan het bestaan en de belangen van een individueel persoon is gebonden en een afgescheiden vermogen met eigen aansprakelijkheid bezit en een eigen bestaan leidt | ||
niet-plausibele waarde | waarde die niet past in de reeks van waarden waar zij deel van uit maakt en om die reden is gemerkt. | ||
niet-uniek zijn | het principe dat verschillende sets van model parameterwaarden nagenoeg identieke model resultaten kunnen geven. | ||
niet-waterkerend object | object op of in de dijk dat geen waterkerende functie heeft, zoals leidingen, woningen en bomen. | ||
nieuw landgoed | een functionele eenheid, bestaande uit bos of andere natuur en agrarische gronden met een productiedoelstelling. | ||
nieuw regionaal model | NRM | een statisch regionaal verkeersmodel waarmee de huidige en toekomstige situatie op relatie en wegvakniveau wordt beschreven. | |
nieuwland | polders die ontstaan als op- of aanwas. | ||
nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf | de projectie van een agrarisch bouwblok op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een agrarisch bouwblok. | ||
nikuradse bodemruw- heid | diameter van sedimentkorrels die een gelijke stromingsruwheid geven als het beschouwde bodemoppervlak. | ||
nitraat | N03- | zout van salpeterzuur. Chemische formule: NO3- | |
nitriet | N02- | zout van salpeterigzuur. Chemische formule NO2- | |
nitrificatie | de oxidatie van ammoniumionen door bacteriën. Meestal is nitriet het tussenproduct en nitraat het eindproduct van deze oxidatie. | ||
nitrificatieremminq | maat voor acute toxiciteit van stoffen in het af- val-/oppervlaktewater ter aanzien van nitriciferend actief slib door meting van ammoniak afbraak. | ||
nitrificatiesnelheid | de snelheid waarmee nitrificatie plaatsvindt. | ||
nitrificatietijd | de duur van de nitrificatiefase in een zuiveringsinstallatie. | ||
no cure, no pay | geen betaling als het afgesproken gewenste resultaat uitblijft. | ||
nocturnaal | levenswijze die toegeschreven wordt aan organismen die gedurende de nacht actief zijn en overdag slapen | ||
nodaalqetij | getijcomponent met een 18,6-jarige periode teweeggebracht door de wenteling van het maansbaanvlak om het ecliptica - of aardbaan- vlak. | ||
nominale steendiameter | de maatgevende steendiameter | ||
noodnet | een telefooninfrastructuur, los van het KPN net die door de rampenbestrijders kan worden benut | ||
noodoverloop | gebied dat in extreme omstandigheden gecontroleerd kan overstromen. | ||
noodoverloopqebied | gebied dat in extreme omstandigheden gecontroleerd kan overstromen. | ||
noodsiqnaal | s.O.S. signaal, gevormd door driemaal kort, driemaal lang en driemaal kort of door middel van lichtseinen zoals stakellicht | ||
noodstuurinrichtinq | inrichting gemaakt om bij het defect raken van het stuurgerei toch nog te kunnen sturen. | ||
noodtekens | volgens het BPR mag een in nood verkerend schip dat hulp wil inroepen tonen: - hetzij: overdag een vlag of ieder ander geschikt voorwerp waarmee in het rond wordt gezwaaid en 's nachts een licht waarmee in het rond wordt gezwaaid | - hetzij: vuurpijlen, lichtkogels, parachutelichten of rookbommen dan wel vlammen | - hetzij: een vlag met daarboven of daaronder een bol of een daarop gelijkend voorwerp. | ||
nooduitlaat | een rioolwerk dat in calamiteuse situaties direct afvalwater uit een rioolbemalinggebied kan laten op het oppervlaktewater. | ||
noodverkeer | mag slechts worden gebruikt wanneer een schip, luchtvaartuig of enig ander vervoermiddel wordt bedreigd door een ernstig en dreigend gevaar, en er dringend hulp nodig is. | ||
noord-atlantische visserij orqanisatie | NAFO | ||
noord-holland | NH | ||
noordvaart | het vissen met het schrobnet in de eerste maanden van het jaar door schepen die 's zomers voor de haringvisserij worden gebruikt. | ||
noordwal | de kust van Westfriesland tussen de Nek en Leekerhoek. | ||
noordzee | randzee van de Atlantische Oceaan, door het Nauw van Calais verbonden met Het Kanaal, en door het Skagerrak verbonden met het Kattegat en de Oostzee. | ||
noordzeekanaal | op 1 november 1876 door koning Willem III geopend kanaal tussen IJmuiden en het IJ. | ||
noorse steen | verzamelnaam voor stenen die in de ijstijd door ijsmassa's zijn meegenomen en die in de 19e en begin 20e eeuw in Midden- en Noord-Nederland als bekleding op de dijk zijn aangebracht (Noordse steen, Drentse steen, Poolse steen, flinten) | ||
norm | algemene regel m.b.t. een parameter met een bepaalde mate van bindendheid, al dan niet mede in kwantitatieve termen uitgedrukt | ||
norm | manier van handelen waarnaar een categorie van personen zich kan of moet richten | ||
normaal amsterdams peil | NAP | het Nederlands standaard vergelijkingsvlak voor de hoogteligging. | |
normaal onderhoud | de beheerder zorgt door het tijdig uitvoeren van vast en variabel onderhoud, dat het kwaliteitsniveau van de onderdelen van de kering boven het vastgestelde minimum blijft. | ||
normaal waterpeil | h | het peil in een kleine waterloop behorende bij een afvoer die 50% bedraagt van de bij het hoogwaterpeil behorende afvoer. | |
normaalbreedte | de breedte van een rivier tussen de normaallijnen. | ||
normaallijn | denkbeeldige lijn lopend over de kribkoppen langs een rivieroever. | ||
normaallijn | lijn die getrokken wordt loodrecht op een vlak of een andere lijn. | ||
normaalrichting | lijn loodrecht op de ellipsoïde in een bepaald punt | ||
normaliseren | het vastleggen van de beddingbreedte van een rivier. | ||
normering (europese) | CEN | europese normalisatie instituut | |
normpakket | serie samenhangende normen | ||
normset | verzameling van normwaarden van eenzelfde normtype en behorende tot eenzelfde doelstelling | ||
normtype | een verzameling normen van dezelfde soort waaraan toets- en prognose waarde gerelateerd kunnen worden. | ||
normwaarde | waarde waaraan getoetst wordt. | ||
northern european and mediterranean rou- teing instructions | Nemedri | in dit boek, uitgegeven door de Britse Admiraliteit, staan alle gebieden waarin zich nog altijd zeemijnen bevinden, alsmede aanbevolen routes. | |
Nota Mobiliteit | NoMo | ||
nota waterhuishouding | in de Nota Waterhuishouding wordt een landelijk beleid geformuleerd, waarbij watersysteemdoel- stellingen op elkaar worden afgestemd. | ||
nucleair-biologisch- chemisch en damage control | NBCD | ||
nulfractie | fractie van granulair materiaal met kleine diameter, globaal kleiner dan 10 mm (nulfractie). | ||
nulmeridiaan | referentiemeridiaan, ten opzichte waarvan de lengte van een punt wordt berekend | ||
nulpunt peilschaal | hoogte waarop het nulpunt van de peilschaal is ingesteld. | ||
nul-vlaksverplaatsing | d | de theoretische hoogte waarover het nulvlak (z = 0 m) verplaatst dient te worden zodanig dat de totale schuifspanning van alle ruwheidele- menten op dit niveau samenvalt. | |
numeriek model | model dat door middel van discretisatie de differentiaalvergelijkingen oplost, die de fysische, chemische en/of biologische processen beschrijven. | ||
numerieke dispersie | dispersie die niet door fysische of chemische eigenschappen van de matrix of getransporteerde stof wordt bepaald, maar optreedt als gevolg van de numerieke oplossing van transportprocessen. | ||
nutsbedrijf | door de overheid gesticht bedrijf dat dienstbaar is aan het verbreiden van nutsvoorzieningen (water, gas, telefoon etcetera). | ||
nuttige reservoircapa- citeit | volume of kubieke capaciteit van een meer of reservoir tussen het normale maximale en minimale operationele niveau. | ||
o2 compensatie diepte | de diepte waarop de hoeveelheid zuurstof geproduceerd door fotosynthese gelijk is aan de zuurstofbehoefte van de ademhaling van planten. | ||
o90 | O90 | karakteristieke openingsgrootte geotextiel | |
object | door de mens geproduceerd of gerealiseerd voorwerp, constructie, bouwwerk. | ||
object | functiehomogeen onderdeel van de infrastructuur. | ||
object | voorwerp, zaak of persoon die beschouwd of behandeld wordt als zodanig | ||
object overig | een aanduiding voor een object binnen de zuive- ringsinfrastructuur dat geen directe relatie heeft met het primaire proces. | ||
objectbeheerregime | OBR | uitgebreide toelichting op het beheer en onderhoud bij een bepaald type objecten, inclusief normen en richtlijnen, interventieniveaus en stuurmogelijkheden. | |
objectcategorie | een verzameling van objecten die in fysiek of functioneel opzicht op elkaar lijken. | ||
objecten en infrastructuur | verzameling van objecten in infrastructuren waarvan in de administratie van het waterschap gegevens worden opgeslagen | ||
objectkwaliteit | de kwaliteit van het uiteindelijk te realiseren eindproduct. | ||
objectsubcategorie | nadere classificatie binnen een objectcategorie die wordt gebruikt om objecten te onderscheiden. | ||
obstakel afstand | kortste afstand tussen de binnenkant van de kantstreep en een obstakel (bij afwezigheid van een kantstreep: de afstand tussen de kant van de verharding en het obstakel) | ||
obstakelbeveiliging | het signaleren van een opstakel op de looprand en de brug uitschakelen | ||
occlusiefront | front dat ontstaat wanneer het langzamer bewegend warmtefront in een depressie wordt ingehaald door het sneller bewegend koufront. | ||
oceaan | verzamelnaam voor de grote wereldzee, die in totaal 70,8% van de aarde omvat | ||
oceanografie | de studie der zeeën. | ||
oefening | geregelde herhaling om vaardigheid of kennis op te doen | ||
oei-leidraad | sinds 2005 hanteert Nederland een nieuwe leidraad bij haar politieke besluitvorming | ||
oesterbank | ondiepe plaats in zee waar men oesters vindt of kweekt. | ||
oesterkor | driehoekig ijzeren raam met een daaraan vastgemaakt ijzeren net, waarmee op oesters wordt gevist. | ||
oever | het gebied op de grens van water en land waar het dynamisch samenspel van land en water plaatsvindt. | ||
oeverconstructie | de grondkerende constructies ter instandhouding van de gronden gelegen aan een waterloop. | ||
oeverlicht | lichten die de begrenzing van de oever markeren. | ||
oeverlijn (theoretisch) | denkbeeldig doorgetrokken oeverlijn van aangrenzende vaarwegvakken waar een vaarweg plaatselijk is verbreed | ||
oeverwal | relatief hoge, zandige delen van rivieroevers. | ||
oeverzone | een oeverzone is een deel van de oever over een nader aan te duiden (variabele) lengte en/of breedte. | ||
off-line koppeling | koppeling tussen modellen waarbij de uitvoer van het ene model pas na het gereedkomen van de berekening voor de gehele simulatieperiode als invoer wordt doorgegeven aan het volgende model. | ||
offshore zone | de zeebodem dieper dan 10 meter | ||
offshore-activiteiten | werkzaamheden buitengaats | ||
olie- en slibscheider | afscheider op basis van opdrijving van stoffen lichter dan het regenwater en bezinking | ||
olie lozing | per ongeluk lozen van olie in waterlichamen. | ||
olieafscheider | toestel om olie af te scheiden in een gas- of vloeistofstroom | ||
olieveldwater | sterk gemineraliseerd grondwater in direct contact met olie- en gasvoorkomens. | ||
oligotraphent | gezegd van planten die voorkeur hebben voor oligotrofe omstandigheden. | ||
oligotrofe meren | diepe, heldere meren met weinig voedingstoffen, weinig organisch materiaal en een hoog opgelost zuurstofpeil. | ||
oligotroof | voedselarm. | ||
oligotroof water | een water dat arm is aan voedingsstoffen en waarin veel soorten aquatische organismen voorkomen, elk in een betrekkelijk klein aantal. | ||
omgekeerd osmose proces | het Omgekeerde Osmose (OO) proces gebruikt een semi-permeabel membraan om opgeloste vaste stoffen, organische stoffen, pyrogenen, submicro colloïdale materie, virussen, en bacteriën van water te scheiden. | ||
omgeving | gebruikelijke of omliggende omstandigheden van temperatuur, luchtvochtigheid etc. | ||
omhullende | een hulplijn waarbinnen alle mogelijke dwarsprofielen van (toekomstige) dijkversterkingen vallen. | ||
omleiden van water | leiden van water van de ene waterloop naar de andere waarbij die waterlopen ofwel natuurlijk of kunstmatig zijn. | ||
omleidingkanaal | kanaal wat gebouwd is om hoogwater stromen om te leiden van een bovenstrooms punt van een beschermd gebied naar een punt benedenstrooms van dat gebied. | ||
omloop | kortsluitleiding in vulleiding | ||
omloopafsluiter | het afsluiten van kortsluitleiding in vulleiding | ||
omlooprichting | aanduiding of de positieve richting van een cirkelvormige raai rechtsom dan wel linksom loopt. | ||
omnivoor | alleseter. | ||
omschakeling van een agrarisch bedrijf | het overstappen van een van de volgende agrarische bedrijfsvormen naar een van de andere: grondgebonden agrarisch bedrijf | niet- grondgebonden agrarisch bedrijf, anders dan een intensieve veehouderij | intensieve veehouderij | glastuinbouwbedrijf | ||
omschrijving | nadere aanduiding omtrent een in de administratie opgenomen object of fenomeen | ||
omslaan | positie waarbij de boot verder dan 90° kapseist en doorgaans ondersteboven komt te liggen. | ||
omslagklasse | het instellen van omslagklassen (en de indeling daarin van gebieden) heeft tot doel een nadere nuancering aan te brengen in het individuele belang van een omslagplichtige bij de water- schapstaak binnen de categorie waartoe die omslagplichtige hoort. Omslagklasse kunnen worden aangemerkt als een nadere verfijning van de kostentoedeling maar ook als een differentiatie van het tarief. | ||
omslagsoort | waterschapsbelasting die geheven wordt over gebouwde en ongebouwde eigendommen die binnen de grenzen van het omslagplichtig gebied van het waterschap zijn gelegen, deze grenzen in het reglement aangegeven. | ||
omvangrijke taak complexiteit | een project wordt gekarakteriseerd met een omvangrijke taak complexiteit als er een significante inspanning of hulpbronnen nodig zijn om het project uit te voeren. | ||
omvormer | apparaat dat gelijkstroom omzet in wisselstroom of omgekeerd. | ||
omwentelingen per minuut | OPM | ||
on scene commander | OSC | schip dat tijdens een reddingssituatie de situatie het best kan overzien en door het RCC wordt aangewezen als OSC. | |
onafhankelijke factor | een factor behorend tot een ecosysteem, die onafhankelijk is van de ecosysteemontwikkeling, bijvoorbeeld moedermateriaal, klimaat, topografie, biologisch potentieel, tijd. | ||
onafhankelijke variabele | variabele ten opzichte waarvan de veranderingen in een dynamisch systeem worden beschreven | ||
onbemeten aanvoer- gebied | een stroomgebied waarvan de invoer (stroming) metingen voor de modelkalibratie niet beschikbaar zijn. | ||
onderafdichting | een isolatiemethode waarmee beoogd wordt de verontreinigde bodem van onderen af te sluiten voor instromend schoon grondwater en de verspreiding van verontreinigende stoffen naar diepere lagen te voorkomen. | ||
onderbemaling | een plaatselijke verlaging van het polderpeil door middel van bemaling. | ||
onderbroken flikkerlicht | () | de serie flikkeringen van 50 of 60 flikkeringen per minuut wordt regelmatig onderbroken door verduistering. | |
onderbroken licht | ac | het met dezelfde sterkte schijnende licht wordt regelmatig onderbroken door een plotseling intredende en evenzo eindigende verduistering. waarvan de duur kleiner is dan die van het schijnsel. | |
onderbroken snelflik- kerlicht | IVQ | | ||
onderbroken stroom | waterloop die alleen afvoert in directe reactie op neerslag of op de afvoer van een onregelmatig stromende bron. | ||
onderbroken ultrasnel flikkerlicht | IUQ | de serie flikkeringen van 240 of 300 flikkeringen per minuut wordt regelmatig onderbroken door verduistering. | |
onderdeel | beschrijving van een in een bepaald deel van de zuiveringsinstallatie/kunstwerk gebruikt onderdeel | ||
onderdompelen | de handeling waarbij iets onder water wordt gebracht. | ||
onderdrempelberging | de vulling van het rioolstelsel die bij neerslag net geen aanleiding geeft tot het in werking treden van de overstort(en). | ||
ondergrond | de laag bestaande uit moedermateriaal die direct onder het gedeelte ligt wat bodem heet | ||
ondergrond model | een schematische weergave van (een deel) van de ondergrond voor een bepaald gebied | ||
ondergrond modelelement | het basiselement waaruit ondergrondmodellen zijn opgebouwd. Beschrijft de exacte geometrie van de kenmerken volgens de dimensie van het model | ||
ondergrondmodelele- ment eigenschap | een eigenschap die verbonden kan worden met een of meerdere bodemmodel items van een bodemmodel | ||
ondergrondse infiltratie | een ondergrondse infiltratievoorziening bestaat uit een ondergrondse berging, waarin het water door middel van een buis terecht komt. Vanuit de berging kan het water vervolgens in de ondergrond wegzijgen. | ||
onderhoud | maatregelen om de functionele kwaliteit in stand te houden of te herstellen en dus de levensduur van een (object)onderdeel te realiseren c.q. te verlengen. | ||
onderhoud beheer | opstelling en afstemming van het onderhoudsbeleid met WS management/bestuur. Evaluatie van het gevoerde beleid | ||
onderhoud slibverwer- kingsinstallaties | uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de civieltechnische, bouwkundige, cultuurtechnische, elektrische en mechanische onderdelen van de slibverwer-kingsinstallaties. | ||
onderhoud transport- stelsels | uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de elektrotechnische, mechanische, civieltechnische, bouwkundige en cultuurtechnische onderdelen van de transportgemalen en - leidingen van het waterschap. | ||
onderhoud zuiveringsinstallaties | uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan civieltechnische, bouwkundige, cultuurtechnische, mechanische en elektrische onderdelen van de zuiveringsinstallaties. | ||
onderhoud/meting planning/uitvoering | Oh.meting plan- ning/uitvo ering | datum dat een onderhoudspakket/Parameter pakket (meting) op een locatie/meetpunt is uitgevoerd | |
onderhoudmaterieel | materiaal benodigd voor het onderhoud van machines en apparaten | ||
onderhoudsactie | een beheersactie gericht op het onderhoud (van een watersysteem). | ||
onderhoudsdiepte | de diepte tot waarop het profiel van een water gebracht dient te worden op het moment dat de onderhoudsplichtige gaat of verplicht is te baggeren. | ||
onderhoudslocatie | Oh.locatie | locatie waar een onderhoudsmaatregel pakket heeft plaats gevonden. De locatie verwijst naar het object dat de onderhoudsmaatregel ondergaan heeft. | |
onderhoudsmaatregel | Oh.maatr. | beschrijving van een onderhoudsmaatregel die uitgevoerd moet worden | |
onderhoudsmaatregel pakket | Oh.maatr. pakket | met een pakket wordt een verzameling van on- derhoudsmaatregelen bedoeld. | |
onderhoudsplan | plan dat de concrete technische maatregelen beschrijft welke gericht zijn op het blijvend laten functioneren van de waterkering. | ||
onderhoudsplicht | Oh.plicht | de aansprakelijkheid voor onderhoud van bij het waterschap in beheer zijnde objecten, zoals op de leggerbladen of in voorschriften bij ontheffingen is aangegeven. | |
onderhoudsplichtigen | natuurlijke- of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzienin- gen voor water of regenwater. | ||
onderhoudsvak | wegvak of gedeelte van een wegvak dat in zijn geheel wordt meegenomen bij een onderhouds- maatregel | ||
onderkenningproef | proef ter onderkenning van grond, waartoe de volgende bepalingen horen: volumieke massa, soortelijke massa, natuurlijk watergehalte, At- terbergse grenzen, krimpgrens, korrelverdeling, korrelvorm en humusgehalte | ||
onderkoeling | afkoeling van het lichaam tot onder de normale temperatuur | ||
ondersoort | herkenbare en als zodanig beschreven vorm van een soort. | ||
ondersteuningsactie | een beheersactie gericht op de ondersteuning van gebruiksfuncties. | ||
onderstroom | stroming onder de oppervlakte van het water | ||
ondertafel | onderste gedeelte van de taludbekleding (onder Gemiddeld Hoogwater of onder een overgangs- constructie). | ||
onderwater zetten | het gecontroleerd verspreiden van water. | ||
onderwaterschip | dat deel van het schip dat zich onder water bevindt wanneer de boot in het water ligt. | ||
onderwijs, cultuur & wetenschappen | OCW | ||
onderzeebootjager | torpedobootjager die speciaal is ingericht voor de bestrijding van onderzeeboten. | ||
onderzoek naar economische effecten van infrastructuur | OEEI | ||
onderzoeksruimte | ruimte voor het uitvoeren van eenvoudige testen voor procesbeoordeling | ||
ondiep water | hiervan spreekt men wanneer de diepte kleiner is dan de helft van de golflengte | ||
ondiepwatergebied (westerschelde) | gebieden waar de diepte van het water is tussen -2 meter en -5 meter N.A.P. | ||
ondiepwatergetijden | onregelmatige getijden op plaatsen waar de zee zeer ondiep is, zodat de getijgolven vervormd en vertraagd worden en hoog- en laagwater zich niet normaal laten gelden. | ||
ongesorteerd | aanduiding van granulair materiaal waaruit de nulfractie niet is uitgesorteerd. | ||
on-line koppeling | koppeling tussen modellen waarbij deze binnen een simulatieperiode afwisselend operationeel zijn en daarbij elkaars resultaten gebruiken. | ||
onomkeerbaar | wordt in Nederland mee bedoeld de hydromorfo- logische ingrepen die niet teruggedraaid kunnen worden zonder “significante” schade aan ge- bruikfuncties (wonen, scheepvaart) te geven of waarbij mitigerende maatregelen onevenredig duur zouden zijn. | ||
onteigening | ontnemen van eigendom ten behoeve van de overheid ten algemene nutte - tegen schadeloosstelling en onder rechtelijke tussenkomst | ||
ontgassing | het proces waarbij opgeloste gassen uit het wa- terverwijderd worden, door middel van een vacuüm of warmte. | ||
ontgronding | aanduiding voor een plaats waar ontgrondings- activiteiten plaatsvinden of plaatsgevonden hebben | ||
ontgronding | een grond door ontgraving ontdoen van de daarboven liggende materialen. | ||
ontgronding | de erosie van de waterbodem als gevolg van stroming en golfbeweging. | ||
Ontgrondingenwet | Ontgrw | BWBR0002505 Nederlandse regeling van verkeer en waterstaat betreffende de wet op ontgrondingen | |
ontheffing | schriftelijke toestemming om niet te hoeven voldoen aan een wettelijke verplichting. | ||
ontladen | de vrijlating van een verontreiniging die door een filtermedium werd vastgehouden. | ||
ontluchtingsleiding | buis of stelsel van buizen om te ontluchten | ||
ontpolderde gebieden | poldergebieden waar de bevoegdheden ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer door het waterschapsbestuur zijn overgedragen aan een andere overheid. | ||
ontpolderen | een poldergebied weer teruggeven aan de zee / zeearm waardoor het invloed ondergaat van de getijden. | ||
ontsluitingswater | BRTN-B | | ||
ontsnippering | milieuthema gericht op het verminderen van de versnippering van de ruimte die in het verleden is ontstaan door het aanleggen van doorsnijdingen. | ||
onttrekken | het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht. | ||
onttrekkingsinrichting | inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grondwater | ||
onttrekkingssysteem | een samengesteld geheel bestaande uit één of meer onttrekkingspunten waarmee het totale voor een locatie vereiste debiet aan de bodem kan worden onttrokken. | ||
ontvangend water | ieder waterlichaam waar onbehandeld afval wordt geloosd. | ||
ontvangstplicht | op gronden gelegen aan wateren, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van het waterschap, moet de specie worden ontvangen. | ||
ontwaterd slib | al het slib dat in de rwzi's wordt geproduceerd, wordt uiteindelijk ontwaterd in een filterpers. In een filterpers wordt zo veel mogelijk van het aanwezige water uit het slib geperst. Hierna spreekt men over ontwaterd slib. Andere vormen van slibontwatering zijn drogen of centrifugeren. De totale volumevermindering van het actief slib door indikking en ontwatering is ongeveer een factor 60. | ||
ontwateren | de scheiding van water van slib, om een massieve slibkoek te maken. | ||
ontwatering | de afvoer van water uit percelen over en door de grond en eventueel door drainbuizen en greppels naar een stelsel van grotere waterlopen. | ||
ontwateringkarakteris- tiek | verband tussen de specifieke grondwaterafvoer en de gemiddelde grondwaterstanddiepte in een aangegeven gebied. | ||
ontwateringsysteem | het systeem dat de afvoer van water mogelijk maakt | ||
ontwerp | project waarbij modelstudies gebruikt worden voor ontwerpdoeleinden. | ||
ontwerp capaciteit | maximale afvoer van water waarvoor een bepaald afvoerkanaal is ontworpen | ||
ontwerp hoogwater | hoogwater hydrograaf of instantane piek afvoer die aangenomen wordt bij het ontwerp van een hydraulisch kunstwerk of reguleringswerk met in acht neming van economische en hydrologische factoren. | ||
ontwerp storm | hoeveelheid en verdeling van de regen zoals toegepast over een bepaald afwateringsgebied. | ||
ontwerpafslaglijn | regressielijn door een reeks van afslagpunten. | ||
ontwerpafslagzone | gedeelte van het duingebied dat tijdens ontwer- pomstandigheden (ontwerpstormvloed) zal afslaan. | ||
ontwerpfrequentie | de maximale frequentie waarmee een dijkvak niet meer voldoet aan het veiligheidscriterium. | ||
ontwerpkwaliteit | het voldoen aan ontwerpcriteria bij gebruik van vastgestelde uitgangspunten en randvoorwaarden. | ||
ontwerpleidraden | OR | ||
ontwerppeil | extreme hoogwaterstand met een voorgeschreven overschrijdingsfrequentie. Deze frequentie varieert langs de Nederlandse kust tussen 1/2000 per jaar en 1/10.000 per jaar | ||
ontwerppeil | toetspeil vermeerderd met de verwachte water- standstijging (inclusief NAP-daling) tot aan het eind van de ontwerplevensduur (planperiode). | ||
ontwerpstormvloed | zeer zware storm waarbij een juist veilig dwarsprofiel van een duinenkust net niet doorbreekt. De toelaatbare bezwijkkans van een duinenkust met een primaire waterkeringfunctie is gelijk aan 1/10 maal de gemiddelde jaarlijkse overschrijdingskans van het ontwerppeil. | ||
ontwerpvak | een deel van het projectgebied waarvoor geldt dat de eisen en kenmerken in lengterichting bij benadering constant zijn. | ||
ontwerpwaarde | de in het ontwerp te hanteren waarde van een belasting- of sterkteparameter | ||
ontwikkelingsprogramma regionale waterkeringen | ORW | ||
ontwikkelings- schets2010 schelde- estuarium | OS2010 | een plan met daarin een samenhangend pakket van maatregelen en projecten voor de ontwikkeling van het Schelde-estuarium op korte en middellange termijn (2010). | |
onverzadigde zone | deel van de bodem waarin de poriën niet of partieel met water zijn gevuld, exclusief de capillaire zone. | ||
onvoldoende | resultaat van de toetsing als aangetoond is dat de waterkering op de peildatum niet voldoet aan de veiligheidsnorm. | ||
onvolkomen put | een verticale put waarvan het filter niet het gehele watervoerende pakket beslaat. | ||
onweer | geluid dat wordt geproduceerd wanneer het bliksemt. | ||
onweersbui | lokale atmosferische storing die gepaard gaat met weerlicht, onweer en zware regenval, vaak met sterke windstoten en soms met hagel. | ||
onzekerheid analyse | onderzoek waarbij de onzekerheid in de waarden van modeluitvoer van een modelberekening in een gekalibreerd model gekwantificeerd worden. | ||
oogdouche | veiligheidshulpmiddel voor het spoelen van ogen | ||
oorlogshaven | een haven van het Min. van Defensie. | ||
op basis van sociale prijzen berekend economisch kortingspercentage | het sociale kortingspercentage wordt gebruikt door overheidsinstanties om toekomstige baten en kosten van publieke projecten te verdisconteren. | ||
op stapel staan | zegt men van een schip dat in aanbouw is. | ||
opbarsten | bezwijken van de grond, door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond, onder invloed van wateroverdrukken | ||
opbolling | m | het maximale hoogteverschil tussen de grondwaterspiegel en het al of niet horizontale vlak door de waterspiegels van de leidingen. | |
opbolling | het maximale hoogteverschil tussen het peil in de ontwateringmiddelen en de grondwaterstand daartussen in een afvoersituatie. | ||
opbreken (van ijs) | het proces van het vernietigen van het ijsdek op een wateroppervlak als gevolg van seizoensma- tige opwarming. | ||
opbrengstcoëfficiënt | SY | de hoeveelheid water per volume-eenheid van de bodem die, uitgaande van de verzadigde toestand, onder invloed van de zwaartekracht wordt gedraineerd, als daarbij een periode van voldoende lengte in acht wordt genomen. | |
opdrachtgevende instantie | het project of de organisatie of de afdeling welke opdracht tot het verrichten van waarnemingen heeft gegeven. | ||
opdrachtgever | organisatorische eenheid die opdracht geeft voor het uitvoeren van activiteiten dan wel het leveren van producten of diensten. | ||
opdrijfzone | de zone achter de dijk waar de grenspotentiaal wordt bereikt bij maatgevende omstandigheden. | ||
opdrukveiligheid | verhouding tussen het gewicht van het afdekkend pakket slecht doorlatende lagen (klei/veen) en de opwaartse waterdruk direct er onder, uitgedrukt in de parameter ‘n'. | ||
open boot | klein vaartuig, zoals een jol of een sloep, dat binnen het dolboord van boven geheel open is. | ||
open keerhoogte | de kerende hoogte van de kaden langs het achterliggende (binnen)watersysteem wanneer dit bij open afsluitmiddel in directe verbinding staat met het buitenwater. | ||
open keerpeil | buitenwaterstand welke bij open afsluitmiddel nog juist niet tot een ontoelaatbaar instromend volume buitenwater leidt. | ||
open ruimte | het deel van het oppervlak dat niet door de toplaagelementen wordt bedekt. | ||
open seizoen | de periode (meestel 15 april - 15 oktober) waarin werkzaamheden aan waterkeringen onder voorwaarden kunnen worden uitgevoerd. | ||
open source software | software waarvan de programmacode, onder voorwaarden, gratis beschikbaar is | ||
open steenasfalt | een warm bereid asfalt met een mengsel van grof en uniform gegradeerd steenslag en een ondermaat aan asfaltmastiek, dat een hoog percentage holle ruimte heeft | ||
open verharding | de oppervlakte van de open verharding van het afvoerend oppervlak dat op de vrijvervalleiding loost | ||
openbaar hemelwater- stelsel | voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast | ||
openbaar lichaam | overheidslichaam dat is belast met een deel van de publieke zorg in de samenleving. | ||
openbaar ontwate- ringsstelsel | voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van grondwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast | ||
openbaar vuilwaterri- ool | voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast | ||
openingscriterium | het peil, waarbij en waaronder, bij de verwachting dat dit peil nier meer overschreden wordt, een stormvloedkering geopend dient te worden | ||
openingspeil | waterstand waarbij, na een hoogwater, de af- sluitmiddelen van een waterkering mogen worden geopend | ||
operationeel beheers systeem | OBS | geautomatiseerd systeem voor het operationeel beheer, met vooral statische informatie over de toestand van het systeem en de werkzaamheden die moeten gebeuren. | |
operationeel criterium | maatgevende belasting, behorende bij de wettelijke veiligheidsnorm. | ||
operationeel management | project waarbij uitvoering in real-time komt kijken. | ||
operationeel team | team van deskundigen/coördinatoren die de crisis/calamiteit vanuit het coördinatiecentrum vooral met betrekking tot het effectgebied laat bestrijden | ||
operationeel team lid (calamiteit) | de functionaris die deel uitmaakt van het operationeel team dat is samengesteld voor een bepaald calamiteitscenario. | ||
operationele monitoring | OM | ||
operationele relatie | relatie tussen plant en standplaatsfactor, die verloopt zonder tussenschakeling van andere factoren, zoals onder meer vochtbeschikbaar- heid, stikstof- en fosforconcentratie. | ||
opgaand tij | wanneer stroom en wind tegengestelde richtingen uitgaan. | ||
opgaande flank | deel van een hydrograaf waarin de afvoer toeneemt naar de piek. | ||
opgeloste lucht flotatie | een procedure van uitgelokte flotatie met zeer fijne luchtbellen of 'micro bubbels', van 40 tot 70 micron. | ||
opgeloste zuurstof | DO | de hoeveelheid zuurstof opgelost in water. | |
opgezet peil | een tijdelijke verhoogde waterstand in een afgesloten peilgebied ter verdeling van het verval dat over de waterkering optreedt | ||
ophaalbrug | brug met één val, draaibaar om een horizontale as, waarbij de ballast en de val een veranderlijke stand hebben t.o.v. elkaar. | ||
ophoogschema | een tijdschema volgens welke men voornemens is het ophogen uit te voeren. Hierin zal in het bijzonder worden aangegeven welke laagdikten in welk tijdsbestek zullen worden aangebracht en welke wachttijden in acht genomen zullen moeten worden. | ||
ophoogtempo | dit geeft aan het aantal meters uit het ophoog- schema dat per tijdseenheid zal worden aangebracht | ||
ophoogzand | natuurlijk zand gebruikt voor ophoging en aanvulling in de weg- en waterbouw, ophoging van bouwterreinen etc. | ||
opleggen | het (tijdelijk) uit de vaart nemen van een schip | ||
opleveringstolerantie | de marge van de afmetingen waarbinnen het werk moet worden opgeleverd. | ||
oplopen | een ander schip inhalen en voorbijvaren | ||
oplosbaarheidsproduct | het product van de concentraties van de ionen in een verzadigde oplossing. | ||
oplossing | toestand waarin een opgeloste stof homogeen gemengd is met een vloeibaar oplosmiddel. | ||
opmerking | een algemene opmerking omtrent een fenomeen of object | ||
opnamesnelheid | de snelheid waarmee een bepaalde stof uit een medium wordt opgenomen in een ander medium | ||
opnemingsvaartuig | schip van de hydrografische dienst, waarop met behulp van een uitgebreid arsenaal aan navigatiemiddelen waarnemingen worden gedaan, die op zeekaarten worden verwerkt. | ||
oppervlakbehandeling | een dichtingslaag en/of een slijtlaag op een bekleding van asfaltbeton | ||
oppervlakkige afvoer | horizontaal transport van grondwater in een ondiepe verzadigde laag. | ||
oppervlakte | OPPVTE | afmetingen van een tweedimensionaal gebied | |
oppervlakte afvoer | afstroming van neerslag die optreedt over het grondoppervlak (met inbegrip van verharde oppervlakken). | ||
oppervlakte snelheid | snelheid van water aan het wateroppervlak. | ||
oppervlakte verhang methode | methode voor het schatten van de afvoer door het toepassen van een open-leiding hydraulische formule. | ||
oppervlakte water informatie systeem | OWIS | ||
oppervlaktedelfstoffen | delfstoffen die voorkomen in de bodem (land- en waterbodems) en die kunnen worden gewonnen zonder dat ondergrondse mijnbouw nodig is. | ||
oppervlaktestromen | stromen die zich aan de oppervlakte van het water bevinden, in tegenstelling tot dieptestro- men. | ||
oppervlaktewater | |||
oppervlaktewaterli- chaam | die eenheid waarop getoetst moet worden of er aan de (KRW) doelstellingen voldaan wordt. | ||
oppervlaktewatertoe- stand | de algemene aanduiding van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam, bepaald door de ecologische of de chemische toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden - | ||
opschalen | het veranderingsproces tijdens een ramp van het functioneren van het bestuur, de parate diensten en de gemeente, vanuit de dagelijkse situatie naar één regionale organisatievorm waarmee een ramp multidisciplinair wordt bestreden. De opschaling is uitgewerkt | ||
opschaling | mechanisme van vergroten van coördinatie, beheersing en besturing (GRIP) | ||
opschoonslag | het (deels) verwijderen van mors dat achtergebleven is bij het baggeren van de waterbodem met een nauwkeurige en milieuvriendelijke baggertechniek dan wel het zorgvuldig (na)baggeren van de bodem vóór oplevering. | ||
opslag bassin | reservoir dat de piekafvoer van een stroom reduceert door tijdelijke opslag. | ||
opslaginrichting | inrichting voor het tijdelijk doen verblijven van afvalstoffen (verontreinigde grond) | ||
opsporing en redding | SAR | naam van een in 1979 in Hamburg gesloten verdrag dat de reddingsorganisatie op mondiaal niveau regelt. | |
opstal | betrekking hebbend op het boven de grond gebouwde | ||
opstapkapitein | plaatsvervangende kapitein die onderweg aan boord komt. | ||
opstapper | iemand die de plaats inneemt van een bemanningslid dat niet meer beschikbaar is. | ||
opstapper | schepeling die wel een arbeidsovereenkomst met de reder is aangegaan maar door tijdgebrek nog niet op de monsterrol staat. | ||
opstelruimte | afmeerruimte bij een sluis waarin schepen zich moeten opstellen om met de eerstvolgende schutting meet te kunnen | ||
opstijgsnelheid | de snelheid waarmee de duiker of onderzeeboot naar de oppervlakte komt. | ||
opstroomkolom | in een opstroomkolom worden deeltjes gescheiden op grond van de snelheid waarmee ze in water bezinken. | ||
opstuwen | door een stuw, een waterkering tegenhouden. | ||
optimaal ontwerp | systeem ontwerp gebaseerd op de keuze of combinatie van de juiste variabelen zodat een zekere objectieve functie (zoals de netto opbrengst) gemaximaliseerd kan worden op basis van de ontwerpeisen. | ||
optimale grond- en oppervlaktewaterre- gime | OGOR | ||
optimalisatie afvalwater systeem | OAS | ||
opvarenden | allen die zich aan boord bevinden, met uitzondering van de kapitein. | ||
opwaaiing | mate van de verhoging van het peil onder invloed van de wind. | ||
opwaaiing | verhoging van het peil onder invloed van de wind. | ||
opwarm periode | periode gebruikt voor het initialiseren van het model. | ||
opwas | in buitenwater (zeewater) opgekomen stuk grond of plaat, geheel door water omringd. | ||
opzet | wijze waarop iets georganiseerd wordt. | ||
orbitaalbeweging | de beweging die waterdeeltjes doorlopen tijdens een golfbeweging | ||
orbitaalsnelheid | de baansnelheid die een waterdeeltje heeft ten gevolge van een orbitaalbeweging | ||
orde | naam van de grotere afdelingen van dieren of planten waartoe families verenigd worden. | ||
ordonnans | iemand die belast is met het overbrengen van bevelen, rapporten enz. van en naar zijn superieuren | ||
orgaan | deel van een taxon of van een taxon in een bepaald ontwikkelingsstadium dat door zijn bouw, samenstelling en/of functie te onderscheiden is van de overige delen. | ||
organisatorische eenheid | groep binnen een organisatie die een gezamenlijk doel nastreeft | ||
organisch | stoffen waaruit levende wezens zijn samengesteld | ||
organisch koolstof | koolstof die voorkomt in de organische materie. | ||
organische materialen | verbindingen van koolstof, waterstof en andere elementen met een ketting of ringvormige structuur met uitzondering van koolstofmonoxide, koolstofdioxide, koolstof zuren, metallische car- biden, metallische carbonaten en ammonium carbonaat. | ||
organische stof | materiaal waaruit levende en dode organismen zijn opgebouwd en dat door micro-organismen kan worden afgebroken. | ||
organisme | levend biologisch wezen. | ||
organoleptisch | hieronder verstaat men datgene wat men met de zintuigen (reuk, zicht) kan waarnemen. | ||
organotin (verbindingen) | verzamelnaam voor organische tinverbindingen, waarvan die met butyl- of fenyl-groepen het meest worden toegepast. | ||
o-ring | rubber ringetje in de gleuf van de afsluiter | ||
orkaan | zeer krachtige storm met windkracht 12, die dikwijls plotseling van richting verandert. | ||
ornament | decoratief element | ||
orthometrische hoogte | hoogte van een punt ten opzichte van de geoïde - wordt gemeten met behulp van waterpassen | ||
oscillerende stroming | een stromingsbeeld dat in de tijd gezien sinusvormig is | ||
oslo-parijs verdrag | OSPAR | verdrag inzake bescherming Atlantische oceaan | |
osmose | het passeren van watermoleculen door een semi-permeabel membraan die twee waterige oplossingen met verschillende concentratie scheidt. | ||
osmotische druk | de druk die moet worden uitgeoefend op de meer geconcentreerde oplossing om de doorvoer van watermoleculen vanuit de minder geconcentreerde oplossing te voorkomen. | ||
ospar | verdrag van Oslo en Parijs ter bescherming van de Atlantische Oceaan en de Noordzee. | ||
otolieten | gehoorbeentjes te vinden t.h.v. het evenwichtsorgaan in de kop van een beenvis | ||
ouderdom (van het water) | resulteert in de ouderdom van het water bij iedere tijdstap voor iedere netwerk node, uitgaande van een initiële ouderdom van nul bij de start van de simulatie. | ||
oudland | de gebieden die als eerste bedijkt werden in Zeeland / Vlaanderen (vanaf ongeveer 1100 na Chr.) | ||
overbelasting | het overschrijden van het vastgestelde overslag- criterium. | ||
overbelasting | het te zwaar belasten, meer belasten dan de normale spanning, breukvastheid, het prestatievermogen enz. toelaat | ||
overbevissing | het vangen van meer vis uit een bepaald visge- bied dan verantwoord is voor het behoud van de visstand, doorgaans als gevolg van een overcapaciteit van de visserijvloot. | ||
overconsolidatie | het verschijnsel dat grond is geconsolideerd bij een hogere spanning dan in situ aanwezig is (grensspanning ligt hoger dan in-situ spanning). | ||
overdiep | meer dan diep genoeg om er te kunnen varen. | ||
overdijking | een dijk een dusdanige hoogte geven dat deze praktisch niet kan overstromen opdat er elders langs dezelfde waterloop lagere dijken zijn die eerder overstromen waardoor het water in de polders geborgen wordt | ||
overdrachtsfunctie | mathematische vergelijkingen en hulpmiddelen die verantwoordelijk zijn voor de overdracht van de effectieve regenval binnen een stroomgebied ten opzichte van de uitlaat. | ||
overeengekomen lage afvoer | OLA | de afvoer bij een peilschaal die tijdens een langjarige periode over een gemiddelde van twintig dagen per jaar zonder ijsgang niet wordt onderschreden. | |
overeengekomen lage rivierstand | OLR | de standen, die langs de Rijntakken optreden bij een Bovenrijnafvoer van 984 m3/s, bepaald met behulp van de geldende afvoerkromme Lobith en de geldende betrekkingslijnen. | |
overeengekomen lage waterstand | OLW | het reductievlak der Nederlandse kaarten voor het benedenrivierengebied, waarvan de onder- schrijdingfrequentie een geleidelijke overgang vormt van die van de overeengekomen lage rivierstand der bovenrivieren en het laaglaagwaterspring aan de riviermond. | |
overeenkomst | obligatoire verbintenisscheppende, meerzijdige rechtshandeling in de vorm van een wilsover- eenkomst tussen twee of meer partijen gericht op het in het leven roepen van verbintenissen. | ||
overerving | iedere subklasse erft alle eigenschappen (kenmerken, associaties en gedrag) van zijn superklasse | ||
overgang | relatief kort en ondiep stuk rivier tussen bochten. | ||
overgang of dynamische ijking | de kalibratie van een model aan de hand van hydrologische omstandigheden die dynamisch in de tijd variëren, inclusief veranderingen in de aquifer berging. | ||
overgangsconstructie | constructie die tot doel heeft om twee verschillende bekledingsconstructies op elkaar aan te sluiten. | ||
overgangsgebied | gebied waar de MHW standen op de rivier beïnvloed worden door twee onafhankelijke hydraulische bedreigingen | ||
overgangswater | een oppervlaktewaterlichaam in de nabijheid van een riviermonding dat gedeeltelijk zout is door de nabijheid van kustwateren, maar dat in belangrijke mate door zoetwaterstromingen wordt beïnvloed - | ||
overgelaten water | overtallig water die de natuurlijke begrenzing van een oppervlakte of grondwater reservoir overstroomt. | ||
overhang | die gedeelten van de romp die in lengterichting buiten het voorste en achterste punt van de waterlijn steken, dus boven water hangen. | ||
overhoogte | het verschil tussen de kerende hoogte en de minimale vereiste kerende hoogte. | ||
overhoogte | de extra aan te brengen hoeveelheid grond, met als doel om na zetting van de ondergrond en de klink van het dijklichaam het gewenste profiel te bereiken. | ||
overhoogte (totale) | extra hoeveelheid grond die wordt gevormd door de overhoogte en de extra overhoogte | ||
overige overeenkomst | overeenkomsten die niet kunnen vallen onder de al onderscheiden soorten | ||
overlaat met brede kruin | stuw met een horizontale of bijna horizontale, aanzienlijke, kruin in de richting van de afvoer. | ||
overlaat ontwerp hoogwater | hoogwater gebruikt voor het ontwerp van een overlaat. | ||
overlaat ontwerp niveau | maximale hoogwaterafvoer die kan worden doorgelaten zonder schade of serieus risico aan de stabiliteit van kunstwerken te veroorzaken. | ||
overleg adviserende partijen | OAP | ||
overligger | schip dat niet met de eerste schutting na aankomst bij de sluis meekan en dus een schutcyclus moet wachten | ||
overligmaatregelen | de maatregelen bij de uitvoering van werken om de veiligheid tegen overstroming in het gesloten seizoen zeker te stellen. | ||
overligtijd | tijdsperiode ingaand op het moment dat de in- vaardeuren van de sluis sluiten en eindigt als de schuttijd voor het desbetreffende schip begint | ||
overlopen | voor een ander schip langs varen. | ||
overlopen | het verschijnsel waarbij water over de kruin van de dijk het achterland in loopt omdat de te keren waterstand hoger is dan de kruin. | ||
overnachtingplaats | ligplaats die de scheepvaart gelegenheid biedt te overnachten | ||
overschenker | wordt gebruikt om de bovenste laag van een vloeistof af te schenken nadat het zwaarste materiaal (een vaste stof of een andere vloeistof) bezonken is. | ||
overschepen | van het ene in het andere schip overladen van lading. | ||
overschrijdingsfre- | |||
overschrijdingskans | de kans, dat binnen een zekere tijdsduur de waarde van een parameter op een locatie een bepaalde drempel (bijvoorbeeld de ontwerpwa- terstand) overschrijdt. | ||
overschrijdingslijn | een grafiek waarin wordt aangegeven met welke frequentie een bepaalde parameter wordt overschreden | ||
overschuiving | actieve maatregel om de zeereep mechanisch landwaarts te verplaatsen. | ||
overslagdebiet | volume water dat per strekkende meter per seconde door de golfbeweging over de buitenkruinlijn slaat. | ||
overstort gebeurtenis | overstortingen welke gelijktijdig plaatsvonden behorende tot hetzelfde gemaal | ||
overstortfrequentie volgens regenreeksbe- rekening | het theoretisch gemiddeld aantal keren dat per jaar een overstorting plaatsvindt bepaald op basis van een hydraulisch modelberekening met een meerjarige regenreeks | ||
overstorthoogte | het verschil in hoogte tussen de bovenwaterstand en de kruin van een kunstwerk | ||
overstorting | beschrijving primaire rekenresultaten d.m.v. tijdsafhankelijk verloop van de debieten van de overstorten, de uitlaten en de gemalen | ||
overstromingsbereke- ning | berekening om de overstroming en verspreiding daarvan te bepalen | ||
overstromingsgevaar | gevaar aangaande het optreden van een overstroming | ||
overstromingsmodel | gemodelleerde weergave van de mogelijk loop der gebeurtenissen ten behoeve van berekenen | ||
overstromingsscenario | variant van een reeks mogelijke gebeurtenissen | ||
overstromingsvlakte | het platte of bijna platte land langs een rivier of beek dat bedekt is met water tijdens een overstroming. | ||
overstromingswater | water afkomstig van de overstroming | ||
overstuiving | proces waarbij door de wind zand landwaarts wordt verplaatst (al dan niet doelbewust). | ||
overtreding | het schenden van een gebod of verbod uit een reglement of wet. | ||
overzichtskaart | documentatie, waarop de ligging van de primaire waterkering staat aangegeven. | ||
oxidatie | proces waarbij elektronen worden onttrokken. (verhoging van positieve lading) | ||
oxidatiebed | tank gevuld met lavastenen of kunststofelemen- ten voor de biologische zuivering van afvalwater | ||
oxidatiereductie potentieel | het elektrische potentieel dat vereist is om elektronen van een oxidant over te dragen naar een reductant. | ||
oxidatiesloot | tank in de vorm van een sloot waarin een bacte- riemassa onder zuurstofrijke omstandigheden omzettingen in afvalwater bewerkstelligt | ||
oxideren | zich met zuurstof verbinden, een zuurstof verbinding doen ontstaan | ||
oxisch | met vrij opneembare zuurstof | ||
ozon | een onstabiel oxiderend agens, dat uit drie zuurstofatomen bestaat en gevonden kan worden in de ozonlaag van de atmosfeer. | ||
ozongenerator | een apparaat dat ozon opwekt door een voltage door een ruimte die gevuld is met zuurstof te sturen. | ||
ozonlaag | laag in de stratosfeer, tussen de 20 en 40 km hoog, die een betrekkelijke kleine hoeveelheid ozon bevat. Deze laag beschermt ons tegen de schadelijke ultraviolette (UV) zonnestraling. | ||
paaien | paren en kuit schieten bij vissen. | ||
paal | droogvallend haventje. | ||
paaltjes pikken | als de voorsteven van het schip tijdens het stampen in een neergaande beweging niet in een golfdal terecht komt, maar op een tegemoetkomende golf slaat, veroorzaakt dit een schok door het hele schip. | ||
paard van marken | bekendste vuurtoren van het IJsselmeer. | ||
pakijs | op en over elkaar geschoven drijfijs. | ||
pakket inhoud | inhoud van een onderhoudspakket of waarne- mingspakket ten behoeve van planning en uitvoering. | ||
pakket inhoud meting | combinatie van een waarnemingssoort en een waarnemingspakket tot een uit te voeren pakket inhoud | ||
pakket inhoud onderhoud | combinatie van een onderhoudsmaatregel en een onderhoudmaatregelpakket tot een te plannen en uit te voeren pakket inhoud | ||
pakketboot | in geregelde dienst varend schip voor het vervoer van personen, post en stukgoederen. | ||
pakkingdichtheid | dichtheid (van zand) | ||
pampus | zandbank voor Amsterdam. | ||
pan pan | spoedsein, onder andere voor op de binnenwateren, waar MAYDAY niet mag worden gebruikt. | ||
pan verdamping | Epan | de verdampingssnelheid uit een verdampingspan. | |
panamawiel | door een rondsel in beweging gebracht tandwiel in het bewegingsmechanisme van sluisdeuren. | ||
pand | het deel van een kanaal met hetzelfde waterpeil tussen twee sluizen. | ||
panelen | een segment van een dichtwand dat in één keer wordt gemaakt. Een paneel kan uit meerdere (graaf)snedes bestaan. | ||
pannenkoekijs | ijsschotsen (schotsjes) die door, onder invloed van wind, tegen elkaar te botsen een ronde vorm en iets opstaande randen hebben gekregen. | ||
papijs | brijachtige ijsmassa ontstaan uit opdrijvend grondijs vermengd met sneeuw. | ||
paraboolduin | een paraboolvormig duin, waarvan de punten naar de richting van de wind wijzen. | ||
parachutefakkel | optisch noodsignaal | ||
parallelliteit eis (hellingsensor) | vraagt om de as waarin of waarvan de helling wordt gemeten fysiek parallel te zetten aan de assen van een ander stelsel. | ||
parameter | een coëfficiënt die de grootte van een systeem- kenmerk aangeeft. Hierbij kunnen twee soorten parameters worden onderscheiden: een harde parameter en een zachte parameter. | ||
parameter | een eigenschap van een systeem, medium, organisme of object die kan worden gemeten of bepaald. | ||
parameter | coëfficiënt in een model, formule of andere relatie die gevarieerd mag worden om deze toe te passen op specifieke gevallen. | ||
parameter coëfficiënt | parameter afhankelijke coëfficiënt die wordt gebruikt voor de berekening van een parameter. | ||
parametergroep | door een gebruiker samengestelde groep parameters, die voor presentatie-doeleinden gebruikt kan worden. | ||
parametertype | het type parameter dat wordt gekenmerkt door de grootheid, de periode, de additionele indicatie en de bewerkingsmethode (formule van berekenen). | ||
parametertype coëfficiënt | parametertype afhankelijke coëfficiënt die wordt gebruikt voor berekening van een parameter. | ||
parametrisatie | activiteiten die karakteristieke systeemeigen- schappen omzetten naar model parameters. | ||
parasiet | een organisme die zijn voeding haalt uit de weefsels van een ander organisme en hiervan profiteert ten koste van de gastheer. | ||
parceltanker | tanker met een gecompliceerd leidingensysteem en tanks van roestvrij staal, die soms wel vijftig verschillende soorten aardolieproducten of chemicaliën kan vervoeren. | ||
parkeerdichtheid | het aantal voertuigen dat per oppervlakte daar geparkeerd kan zijn (indicatie vervoerstroom) | ||
parkeerterrein | terrein bestemd voor het parkeren van voertuigen | ||
parshall meetgoot | verbeterde Venturi goot voor het bepalen van het debiet in open leidingen. | ||
parsimonie | het zo veel mogelijk simplificeren van een conceptueel model terwijl het nog wel voldoende complexiteit behoudt om het fysische systeem en zijn gedrag adequaat weer te geven. | ||
participatie | het meepraten en meedenken van betrokken actoren over de uitvoering van bodemonderzoek of bodemsanering | ||
particuliere haven | een niet-overheid haven. | ||
partiële differentiaalvergelijking | differentiaalvergelijking met meer dan één onafhankelijke variabele. | ||
partiële druk | die druk van een gas in een vloeistof die in evenwicht is met de oplossing. | ||
partiele economische optimalisatie | behandelt het optimale gedrag van individuen of een enkele economische sector. | ||
partiële factor | een factor waarmee een representatieve waarde vermenigvuldigd (of gedeeld) wordt ter verkrijging van de rekenwaarde. De partiële factoren dienen om onzekerheden in belastingen, materiaaleigenschappen, rekenmethoden, gevolgen van falen en de overschrijdingskans van grens- toestanden in rekening te brengen. | ||
parts per billion | ppb | een eenheid van een concentratie-equivalent tot Jg/L | |
parts per million | ppm | concentratie van een stof, in delen per miljoen. | |
passage | overtocht met een schip. | ||
passagieren | ter ontspanning de wal opgaan. | ||
passagiersschip | elk schip dat door de eigenaar bestemd is om meer dan twaalf passagiers te vervoeren, dan wel een schip dat meer dan twaalf passagiers vervoert. | ||
passantenhaven | verzameling ligplaatsen die recreatievoertuigen de mogelijkheid bieden hun reis tijdelijk te onderbreken en/of te overnachten | ||
passeertijd | de vertraging die een schip oploopt bij het passeren van een sluis, samengesteld uit wachttijd, schuttijd en overligtijd | ||
passende beoordeling | een beoordeling die moet worden opgesteld indien negatieve significante effecten niet uitgesloten kunnen worden. | ||
passevolant | iemand die bij de monstering het vereiste aantal bemanningsleden moet volmaken, maar in werkelijkheid niet meevaart. | ||
passief beheer | het hanteren van juridische instrumenten als wetgeving, verlenen van vergunningen en ontheffingen, het uitvoeren van een schouw. | ||
passieve gronddruk | de maximaal optredende horizontale druk, die de grond uitoefent, wanneer een verticale wand in zijn geheel verticaal in de richting van het grond- lichaam wordt verplaatst | ||
passieve gronddrukco- efficiënt | hoogst mogelijke verhouding tussen horizontale en verticale spanning (b.v. direct achter een wand die naar het grondmassief toe beweegt). | ||
pasteurisatie | de eliminatie van micro-organismen door hitte voor een bepaalde tijd toe te passen. | ||
patchtest | meting ter controle op roll, pitch, yaw en delay / tijdverschil voor een multibeam echolood | ||
patentluiken | stalen luikdelen in de vorm van pontons, die met scharnieren aan elkaar zijn bevestigd, op rollen lopen en mechanisch geopend en gesloten kunnen worden. | ||
pathogenen | ziekteverwekkende organismen | ||
patroon tijdstap | specificeert de tijdsduur tussen iedere patroon- verandering. | ||
patroonpenetratie | penetratie met asfalt of beton van een breuksteenbekleding over een deel van het oppervlak. | ||
pavoiseren | het met rijen vlaggen versieren van schepen. | ||
peil (tussen de oevers) | waterstand waarbij van een waterloop juist de natuurlijke oevers overstromen. | ||
peil laagste overstortdrempel | peil laagste overstort drempel t.o.v. N.A.P. | ||
peilafwijking | een ontheffing die van toepassing is voor een afgebakend gedeelte van een oppervlaktewater waarvoor een van het vigerende peilbesluit afwijkende waterstand wordt nagestreefd | ||
peilbeheer | vaststellen en handhaven van waterstanden in rivieren, beken en sloten. | ||
peilbesluit | bestuurlijk besluit met betrekking tot de te handhaven waterhoogte in waterlopen | ||
peildatum | datum, vastgesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat, waarop de toetsing van de primaire waterkering betrekking heeft. De (verwachte) toestand op de peildatum wordt getoetst. | ||
peildatum | elk van twee of meer tijdstippen waarop een vergelijkende bepaling plaats heeft | ||
peilgebied | een cluster van afwateringsgebieden waarin één en hetzelfde peil wordt nagestreefd. | ||
peiling | de hoek ten opzichte van het kompasnoorden, waarin een voorwerp wordt waargenomen. | ||
peilput | algemene term voor een constructie met een grote diameter, waarin de grondwaterstand of stijghoogte kan worden gemeten. | ||
peilschaal | gegradueerde schaal die gebruikt wordt voor het aangeven van de waterstand in een waterli- chaam. | ||
peilschaal referentie- vlak | hoogte van het nulpunt van de peilschaal ten opzichte van een bepaald datumniveau. | ||
peilstation | radiostation dat seinen voor radiopeiling uitzendt. | ||
peilverlaging | het verlagen van de waterstand in een bekken. | ||
pelagisch | letterlijk: de diepzee betreffend, wordt gezegd van een organisme dat in de bovenste of middelste waterlagen leeft, maar niet op de bodem | ||
pelagische vissen | vissen die in de hele waterkolom zwemmen, dikwijls tot dicht bij het oppervlak | ||
pendulaire zone | dat gedeelte van de grond waar door capillaire opstijging alleen ter plaatse van de aanrakingspunten van de korrels nog water aanwezig is. | ||
pendulummeter | instrument waarop de hoek kan worden afgelezen, die een draad waaraan een in het water ondergedompeld lichaam hangt, maakt met de verticaal. | ||
penetratie (van bitumen) | de getalwaarde van de indringing, uitgedrukt in eenheden van 0,1 mm, van een standaard naald die verticaal op het oppervlak van een bitumineus materiaal is geplaatst onder gespecificeerde condities van temperatuur, belasting en tijd | ||
penetratie-index | een maat voor de temperatuurafhankelijkheid van de viscositeit van bitumen | ||
penetratiemortel | een bindmiddel dat in de holle ruimten tussen de verschillende elementen van een bekleding kan worden aangebracht om de samenhang tussen de elementen te vergroten | ||
pentachloorfenol | PCP | chemicalie die gebruikt wordt in desinfectanten, herbiciden, ontbladeringsmiddelen, termieten- verdelgingsmiddelen, houtveredelingmiddelen etc. | |
perceelaansluitleiding | leiding die een aansluitpunt van een perceel verbindt met een inlaat waardoor afvalwater uit het perceel kan worden afgevoerd. | ||
percentiel rekenwaarde | de waarde waarvoor geldt dat x% van de meetwaarden een waarde heeft die kleiner dan of gelijk is aan deze waarde. Als deze waarde tussen twee meetwaarden in valt, wordt lineair geïnterpoleerd. | ||
perfecte voorspelling scenarion | test scenario waarin toekomstbepalende variabelen perfect bekend worden verondersteld. | ||
perfluor-1- butaansulfonaat | Afzonderlijke stof behorende tot de perfluoralkyl- sulfonaat verbindingen | ||
perfluor-1- hexaansulfonaat | Afzonderlijke stof behorende tot de perfluoralkyl- sulfonaat verbindingen | ||
perfluor-1- octaansulfonaat | Afzonderlijke stof behorende tot de perfluoralkyl- sulfonaat verbindingen | ||
perifere weerstand | P | de weerstand die het grondwater in een gebied ondervindt bij de stroming van of naar de omgeving. | |
perigeum | de positie waarin de maan het dichtst bij de aarde staat. | ||
periode | bepaalde tijdsduur. | ||
periodiek onderhoud | gebruiks- duurafhan kelijk onderhoud | de gevolgschade is groot, maar er is een redelijke mate van zekerheid over het faaltijdstip | vervanging vindt preventief plaats na een bepaalde periode van functioneren | |
periodiek systeem | rangschikking van elementen in volgorde van oplopend aantal atoomnummers, gemaakt door de wetenschapper Mendelejef. | ||
permanent kwadraat | pq | ||
permanente activiteiten | activiteiten die betrekking hebben op jaarlijks te realiseren producten, alsmede periodiek terugkomende producten. | ||
permanente commissie van toezicht op de scheldevaart | belgië en Nederland zijn de verplichting aangegaan de Westerschelde bevaarbaar te houden, elk voor zijn gedeelte van de Schelde en daar de nodige tonnen en boeien te plaatsen. | ||
permeaat | benaming voor het product dat door een membraan stroomt en wordt afgevoerd: Het effluent van een membraaninstallatie. | ||
permeabiliteit | de permeabiliteit is de membraanflux gedeeld door de transmembraandruk (TMP) over het membraan. De permeabiliteit van een membraan is een maat van de weerstand, die het membraan biedt aan het water dat door het membraanoppervlak stroomt onder invloed van de drijvende kracht (transmembraandruk TMP), die op het water wordt uitgeoefend. | ||
permeabiliteit (van een ruimte) | het aantal percenten van de inhoud van die ruimte dat door water kan worden ingenomen. | ||
persafsluiter | afsluiter voor het afsluiten van lenspomp van het riool | ||
persafsluiter | de afsluiter aan de perszijde van een pomp | ||
persistente chemicali- en | stoffen die weerstand bieden aan biodegradatie en/of chemische oxidatie wanneer ze vrij komen in het milieu. | ||
persistente organische verontreinigingen | POP | complexe mengsels die zeer persistent en moeilijk biologisch afbreekbaar. | |
persistentie | verwijst naar de tijd dat een stof in het milieu blijft, nadat deze daar is ingevoerd. | ||
persistentie criterium | relatief werkingscriterium wat gebruikt wordt voor het vergelijken van de nauwkeurigheid van een voorspelling ten opzichte van die gegeven door een ongekunsteld model. | ||
perskade | een dijkje dat wordt aangelegd ter begrenzing van de stortplaats van baggerspecie, of van een op te spuiten terrein | ||
persleiding | leiding waar onder druk afvalwater doorheen gepompt wordt. | ||
perslucht | atmosferische lucht (1 bar) die door een compressor wordt samengeperst tot circa 200 bar | ||
persluchtinjectie | basistechniek waarbij lucht wordt geïnjecteerd in de verzadigde zone. Met deze basistechniek worden vluchtige verontreinigende stoffen uit het grondwater verwijderd (in situ strippen). | ||
personeel beheer | functionering- en beoordelingsgesprekken en de daarbij behorende ondersteunende formulieren en rapportage. Werving en selectieactiviteiten. Alle bij deze functies behorende administratieve en registratie activiteiten | ||
personenauto- eenheden | PAE | ||
persoon | zelfstandig optredend menselijk wezen | ||
persoon in nood | persoon in een voor hem levensbedreigende situatie is beland. | ||
persoonlijke beschermingsmiddelen | middelen ter bescherming van de persoonlijke veiligheid | ||
petit graniet | blokvormig toplaagtype van graniet, destijds afkomstig van leverancier Petit. | ||
pf | pF | de Briggse logaritme (grondtal 10) van het getal dat, in cm of hPa genomen, overeenkomt met de matrixcomponent van de absolute waarde (wiskundig gezien) van de drukhoogte of de zuigspanning. | |
p-getal (indicator fenoftaline) | het quotiënt van de hoeveelheid hydroniumionen en het volume water dat deze hoeveelheid opneemt indien de pH daarvan op 8.3 (het omslagpunt van de indicator phenolphtaleïne) wordt gebracht. | ||
pharos | vuurtoren van Ouddorp, Goeree. | ||
piekberging | een waterberging die is gericht op het beperken van wateroverlast en eens per 5-25 jaar nodig is voor het vasthouden of inlaten van water. | ||
piekvracht czv | berekende geloosde piekvracht per overstortge- beurtenis CZV, uitgedrukt als een verhouding tot de grootte van het afvoerend oppervlak (kg/ha) bij een herhalingstijd van 1 jaar in een riole- ringsgebied | ||
pier | in zee stekend wandelhoofd of lange steiger. | ||
pieterman | langgerekt bodemvisje met de ogen hoog op de kop geplaatst en giftige stekels op de zijkant van de kop en in de rugvin | ||
piloottesten | het testen van een schoonmaaktechnologie in een laboratorium onder bestaande condities om potentiële problemen op te sporen voordat de technologie geïmplementeerd kan worden. | ||
pingo | ven dat aan het einde van de ijstijd is ontstaan door smelting van geïsoleerde, in de grond verzonken ijsklomp | ||
pingoruine | overblijfsel van pingo | ||
pioniersvegetatie | spontaan opkomende plantengroei op kale bodems. | ||
piscivoor | viseter. | ||
pitot buis | buis waarvan één uiteinde open is en die loodrecht op een vloeistofstroom wordt gehouden. | ||
pit-polygoonzuil | type betonzuilen. | ||
plaat | hoog gelegen bank die bij laagwater droogvalt. | ||
plaatbekleding | monoliete en waterdichte bekleding. | ||
plaatsbepaling | nadering aanduiding van de gebruikte methode en/of apparaat voor de plaatsbepaling van de meting. | ||
plaatselijke aanduiding | een nadere aanduiding van een object gebaseerd op lokale namen of naamgeving van het kunstwerk zoals ontleend aan het waterschap | ||
plaatselijke gemiddelde tijd | LMT | ||
plaatselijke topstand | plaatselijke hoogste rivierstand bij de passage van een afvoergolf. | ||
plaatselijke wrijving | op een gestandaardiseerde wijze gemeten wrijving tussen grond en kleefmantel tijdens het sonderen | ||
plaatshoogte | z | de verticale afstand van een deeltje t.o.v. een referentieniveau. | |
plan | besluit tot het uitvoeren van activiteiten die volgens een vastgestelde activiteitenstructuur (volgtijdig, parallel) worden uitgevoerd en die moeten leiden tot vooraf gedefinieerde resultaten (doelen) | ||
plané | toestand waarin het vaartuig planeert | ||
plankijs | op palen gebouwde plankenvloer boven het water. | ||
planktische algen | vrij in het water zwevende algen. | ||
planktivoor | planktoneter. | ||
plankton | verzamelnaam voor alle levende planten of dieren die in het water zweven of drijven en zich niet of nauwelijks zelfstandig kunnen voortbewegen | ||
Plan-MER | milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu. | ||
planning | project waarvan een modelstudie als onderdeel van het planproces deel uitmaakt. | ||
planologische kernbeslissing | PKB | Procedurele vaststelling van nationale beleidsplannen en nota's. | |
planschade | vergoeding van de schade die is ontstaan als gevolge van een wijziging of vrijstelling van een bestemmingsplan die redelijkerwijs niet geheel ten laste van een derde belanghebbende behoort te blijven. | ||
plantengemeenschap | het plantaardige deel van een levensgemeenschap en/of een abstracte vegetatiekundige eenheid (associatie). | ||
plantensoort | een plantensoort is een benaming van de verschillende planten aan de hand van specifieke kenmerken beschreven en benoemd in de Nederlandse flora. | ||
plasberm | beschermde bodembekleding met riet, rijshout, puin enz. tegen de werking van water | ||
plas-draszone | vorm van een ecologische verbindingszone, veelal toegepast in stedelijke gebieden. | ||
plasticiteitindex | verschil in vochtgehalte van cohesieve grond tussen de vloeigrens (overgang van vloeibare in plastische toestand) en de uitrolgrens (overgang van plastische in halfvaste toestand) | ||
plastisch | aanduiding van een toestand van de grond waarin deze gemakkelijk is te kneden en te vervormen. Of een grond plastisch is hangt af van het vochtgehalte en de aanwezigheid van kleimineralen en organisch materiaal | ||
plastische vervorming | vervormingen waarbij het materiaalelement na het verwijderen van de aangebrachte belasting een blijvende vervorming toont en dus niet geheel tot zijn oorspronkelijke vorm terugkeert. | ||
platform | een vast of bewegend object waar meetapparatuur aan of op is bevestigd | ||
platte daken | de totale oppervlakte van de platte daken die op de vrijvervalleiding loost | ||
plecht | voor- of achterdek van een klein vaartuig. | ||
pleuston | organismen die leven op het scheidingsvlak tussen water en lucht | ||
pleziervaartuig | schip bestemd of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding | ||
plioceen | het vijfde en laatste tijdvak van het Tertiair. | ||
plot | scherm waarop de positie en koers van het eigen schip en andere schepen te zien is. | ||
pluim | verontreinigd gebied in grond of grondwater, waarin echter geen puur product of restverzadi- ging wordt aangetroffen (d.i. brongebied). | ||
plunderage | verduistering van goederen die deel uitmaken van de uitrusting of lading van een schip. | ||
plunging | een golf, die bij breking op een helling een wa- tergordijn vormt, dat bij de golfkam ontstaat, en een nevelachtig patroon voor een golfrug vormt | ||
point-of-entry behandeling | POE- behandeling | totale waterbehandeling bij de aanvoer van water aan een geheel gebouw of faciliteit. | |
point-of-use behandeling | POU- behandeling | waterbehandeling op een beperkt aantal afvoeren in een gebouwgebouw, voor een gedeelte van het gebouw. | |
polder | een gebied, dat door een waterkering beschermd is tegen water van buiten en waarbinnen het peil beheerst kan worden. | ||
polderevacuatie | evacuatie van een polder | ||
poldergebied | gebied omzoomd met dijken, veelal lager gelegen dan de hoogst bekende waterstand in de aangrenzende watergang/wateroppervlak | ||
poldergemaal | gemaal ten behoeve van de bemaling van poldersystemen | ||
polderlandschap | vlak, kaal landschap | ||
polderoverstroming | overstroming van een polder | ||
polderpeil | P.P. | het reglementair vastgestelde peil in een polder dat door de beherende instantie wordt nagestreefd. | |
polinia | open water, aan alle kanten omringd door zeeijs. | ||
polychloorbifenyl | PCB | polychloorbifenyl of PCB, groep van aromatische koolwaterstoffen met twee benzeenringen, waaraan tevens een chlooratoom gebonden is. | |
polycyclische aromatische koolwaterstof | PAK | groep van chemische verbindingen waarvan de moleculaire structuur is opgebouwd uit een reeks aan elkaar gekoppelde benzeenringen. | |
polymeeraanmaakin- stallatie | installatie, waarmee het geleverde poly- electroliet gebruiksklaar wordt gemaakt | ||
polymeeraanvoeraf- sluiter | het afsluiten van aangemaakte PE naar spuislib- pomp | ||
pomp | werktuig dat door middel van een verschil in druk vloeistoffen of gassen verplaatst | ||
pompovercapaciteit | het deel van de capaciteit van een rioolgemaal dat beschikbaar is voor de afvoer van ingezamelde neerslag | ||
pompproef | een proef om de geohydrologische parameters van de bodem te kunnen bepalen, waarbij water wordt onttrokken aan een watervoerend pakket en in de omgeving van de onttrekking stijghoog- ten in de tijd worden gemeten. | ||
pompput | een ondergrondse ruimte voor de opstelling van onderwaterpompen | ||
pontfuik | enigszins op een fuik gelijkend systeem van aanlegsteigers voor ponten of veerboten. | ||
ponton | drijvende, dichte bak, waarover soms een dek is gelegd. | ||
pontonbrug | brug bestaande uit op het water drijvende pontons. | ||
pontondraaibrug | brug bestaande uit op het water drijvende pontons, welke bij opening om een verticale as worden verplaatst. | ||
poolshoogte | de hoogte van de hemelpool boven de horizon. | ||
poortjes systeem | betonning voor vaarwegen waarbij de markering paarsgewijs wordt gepositioneerd | ||
pootvis | pootvis is jonge vis die wordt opgekweekt alvorens ergens te worden uitgezet. | ||
populatie | verzameling van individuen van dezelfde soort, die in een bepaalde omschreven ruimte woont. | ||
populatiedynamica | de studie naar de redenen voor veranderingen in de populatiegrootte. | ||
porie | een opening in een membraan of medium dat water toestaat om te passeren. | ||
poriëninjectie | het in de bestaande bodemporiën spuiten van een mengsel zonder de poriestructuur aan te tasten. | ||
porodur-bkk | een concept van duurzaam waterbeheer om hemelwater in waterdoorlatende straatvlakken te bergen, te zuiveren, te infiltreren, vertraagd af te voeren of te hergebruiken. | ||
portaal | toegangspunt tot verzamelde informatie | ||
portofoon | draagbare marifoon voorzien, bestemd voor het intraship-verkeer. | ||
positiebepaling | met plaatsbepaling een positie van een sensor berekenen met toepassing van geometrie en standbepaling | ||
positienauwkeurigheid | de nauwkeurigheid waarmee een baggerwerktuig met het graafelement in positie kan worden gebracht. | ||
positionele relatie | indirecte relatie tussen plant en een gemeten standplaatsfactor, die afhankelijk is van de plaats in een (ecologisch, hydrologisch) veld, zoals bijvoorbeeld potentiaalverschillen. | ||
post audit | vergelijking van de model voorspelling met de werkelijkheid. | ||
pot test | een laboratorium test procedure met verschillende chemische doses, mengsnelheden en bezinksnelheden, om de minimale of ideale stremseldosis te schatten die vereist is om aan waterkwaliteitsdoeleinden te voldoen. | ||
potentiaal vlak | een vlak wat het niveau aangeeft tot waar het water zal stijgen in een goed afgesloten bron. | ||
potentieel aangetaste fractie | PAF | de fractie van de soorten waarvoor bij de heersende concentraties van toxische stoffen in het milieu een No Observed Effect Concentratie (NOEC) wordt overschreden. | |
potentieel neerslagoverschot | het verschil tussen de netto neerslag en de potentiële verdamping | ||
potentieel neerslagte- kort | het verschil tussen de potentiële verdamping en de netto neerslag | ||
potentiering | de bekwaamheid van een chemicalie om het effect van een andere chemicalie te vergroten. | ||
potklei | naam voor een in Noord-Nederland voorkomend uiterst fijne, donkere, taaie en kalkrijke klei | ||
practical salinity unit | PSU | ||
precario-object | voorwerpen onder, op of boven het waterschap toebehorende grond of water, voor de openbare dienst bestemd | ||
precipitatie | een niet-oplosbaar reactieproduct in een aquatische chemische reactie. | ||
precipitatie proces | de verandering van opgeloste mengsels in niet- oplosbare of slecht oplosbare mengsels, om deze mengsels vervolgens door middel van filtratie te kunnen verwijderen. | ||
precisie | de spreiding van een stochastische grootheid ten opzichte van haar gemiddelde. | ||
precursor | een vervuilende stof die deelneemt aan een chemische reactie die resulteert in de vorming van een of meer nieuwe vervuilende stoffen. | ||
predatie | het opgegeten worden door een ander organisme | ||
predatoren | dieren die zich voeden met andere dieren. | ||
preferente stroming | stroming langs preferente stroombanen in de bodem, veroorzaakt door waterafstotendheid van de bodem of doordat macroporiën (bijv. scheuren) in de bodem aanwezig zijn. | ||
prehistorie | de geschiedenis van de mens vóór het bestaan van geschreven documenten. | ||
preparatie | de voorbereiding op de acute bestrijding van ongevallen en rampen. | ||
pre-sea certificaat | diploma van de cursussen 'overleven op zee' en ' brandbestrijding', zonder welke niet kan worden aangemonsterd. | ||
presenning | groot dekkleed dat over de luiken van een vrachtschip wordt gelegd. | ||
presenning | smalle zeildoekband op een deknaad, om die naad tegen inwateren te beschermen. | ||
presentatie | visualisatie van geografische informatie voor mensen. | ||
prestatie | karakteristiek van een basistechniek waarmee het vermogen wordt aangeven om binnen een bepaalde tijd een bepaalde reductie van bodemverontreiniging te bewerkstelligen. | ||
prestatie eisen | niveau waarop de overeenkomst tussen model en werkelijkheid acceptabel is. | ||
preventief onderhoud | gebruiks- en toestandsafhankelijk onderhoud (GAO en TAO) | ||
priel | kleine geul in waddengebied. | ||
prik | negenoog | ||
primaire afvalwaterbehandeling | de verwijdering van gesuspendeerde, drijvende en neergeslagen vaste stoffen van onbehandeld afvalwater. | ||
primaire duinvallei | een duinvallei die ontstaat door jonge duinvorming op het strand en afsluiting van een deel van het strand van de invloeden van het zeewater. | ||
primaire grondstof | materialen, die uit de natuur worden gewonnen om toegepast te worden als grondstof of bouwstof waarbij het dezelfde functie behoudt. | ||
primaire porositeit | de porositeit die de oorspronkelijke poriën weergeeft toen de rots of het sediment werd gevormd. | ||
primaire productie | het aanleggen van de basis van het voedselweb | ||
primaire wateren | wateren waaraan het hoogheemraadschap een belangrijke functie toekent in de wateraan- en - afvoer en waterberging. De ligging van primaire wateren is aangegeven op de bij de Keur behorende Keurkaarten. | ||
primaire waterkering | een waterkering, die beveiliging biedt tegen overstroming door buitenwater in de zin van de Wet op de Waterkering (IJssel- of Markermeer, Noordzee en de grote rivieren en kanalen) doordat deze ofwel behoort tot het stelsel dat een dijkringgebied -al dan niet met hoge gronden - omsluit, ofwel voor een dijkringgebied is gelegen. | ||
primaire zetting | de verticale vervorming van grondlagen tijdens de hydrodynamische periode, hoofdzakelijk ten gevolge van een bovenbelasting. | ||
prioritaire natuurgebieden | natuurgebieden met hoge actuele natuurwaarden die specifiek genoemd worden in Natura 2000 en/of de VHR richtlijn. | ||
prioriteitenmodel | verzameling regels waarmee zaken op volgorde van prioriteit gezet worden. | ||
prioriteithoofdcluster | groep prioriteitsclusters met dezelfde kenmerken (soort product, status en functie). | ||
prioriteitscluster | groep producten met dezelfde kenmerken (soort product, status, functie en objectcategorie). | ||
probleem definitie | een heldere, precieze (niet noodzakelijkerwijs kwantitatieve) specificatie van wat bekend is van het probleem en wat berekend moet worden. | ||
procedure | de beschrijving van de achtereenvolgens te nemen stappen voor het behandelen en verstrekken van beschikkingen, overeenkomsten, aangiften, bezwaren en beroepen enz. | ||
procedure per rechtsverhouding | beschrijving van de bij de aanvraag van een rechtsverhouding te volgen procedure | ||
procedurestap aanvraag vergunning | de nadere vaststelling van de procedure zoals beschreven in de Wet Milieubeheer en Algemene Wet Bestuursrecht ten behoeve van de behandeling van een aanvraag van een vergunning waarop de Wet Milieubeheer en Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing is, alsmede de vaststelling van de te volgen procedure ten behoeve van een vergunning waarop een regelgeving anders dan de Wet Milieubeheer en Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing is. | ||
procedurestap handhaving | gegevens die van de uitvoering van een hand- haafprocedure worden vastgelegd. | ||
procentdoordrenking | de hoeveelheid van een stof die is opgelost in een oplossing in vergelijking met de totale hoeveelheid die opgelost kan worden. | ||
proces | een activiteit, dan wel een geheel van samenhangende of elkaar beïnvloedende activiteiten, uitgevoerd door een of meer onderdelen van de zuiveringsinfrastructuur/het kunstwerk. | ||
procesbewaker | functionaris die toeziet op correcte kwalitatief adequate uitvoering van een proces | ||
procesketen | een reeks van elkaar opvolgende (hydrologische) processen. | ||
proceskwaliteit | de kwaliteit voor de opdrachtgever tijdens het projectproces - dus vanaf de projectstart tot en met de oplevering van het werk. | ||
procesmodel | beschrijft processen zoals de populatie dynamica van een bepaalde soort onder bepaalde omstandigheden. | ||
procesmodel | systeemmodellen die relaties en verbanden gebruiken die onderliggende betekenisvolle grootheden en/of veranderingen in die grootheden weergeven. | ||
procesonderdeel installatie | hier worden per installatie de werkelijke onderdelen gedefinieerd | ||
procesverantwoordelijke | functionaris belast met correcte kwalitatief adequate uitvoering van een proces | ||
proces-verbaal | vastlegging of schriftelijke verklaring omtrent de constatering en de toedracht van een vermeend strafbaar feit. | ||
proceswater | water dat gebruikt wordt bij iedere vorm van fabrieksproces waarbij producten gemaakt worden. | ||
proceswaterbreek-unit | het onderbreken van drinkwater en voorraad voor pomp | ||
proceswaterdoor- stroomindicatie | het aflezen van debiet t.b.v. sperwater | ||
proceswaterreduceer- ventiel | het inregelen van de bedrijfsdruk van het proceswater | ||
proctorproef | een voorgeschreven procedure voor het bepalen van het verband tussen het vochtgehalte en de droge dichtheid van het materiaal | ||
producenten overschot | het bedrag wat een producent zou willen betalen voor een grondstof min het werkelijk betaalde bedrag. | ||
product | clustering van maatregelen / activiteiten binnen een bepaalde structuur. Een product valt altijd onder één artikel en is of vast of variabel. | ||
productie functie | relatie tussen de oogst opbrengsten en het gebruik van water en andere middelen. | ||
productiemethode | een beschrijving van technisch handelen die leidt tot producten en afvalstoffen. | ||
productiviteit (van het water) | de productie van de goederen en diensten van een sector (gemeten in termen van toegevoegde waarde) gedeeld door de hoeveelheid gebruikt water. | ||
productstructuur | clustering van producten om een eenduidige toedeling onder artikelen, boxenstructuur en onderscheid vast / variabel mogelijk te maken. | ||
productwater | water dat door een waterzuiveringsinstallatie is gegaan en klaar is om aan de klanten geleverd te worden. | ||
proefbelasting | een belasting of een serie belastingen op de fun- deringsgrondslag, die wordt verricht om het draagvermogen en deformatiegedrag hiervan te leren kennen | ||
proevenverzameling | verzameling/steekproef van in het terrein gemeten of in het laboratorium bepaalde waarden van grondeigenschappen, ingedeeld naar geologi- sche/geotechnische formatie. | ||
proevenverzameling | |||
proevenverzameling (regionale) | verzameling van alle gemeten parameters van grondmonsters, ingedeeld naar geologische formatie. De verzameling bevat monsters die op meerdere onderzoekslocaties zijn genomen, met onderlinge afstanden die veel groter zijn dan 100 m. | ||
profiel | doorsnede van een object in lengterichting, in dwarsrichting of langs een verticaal, waarbij kenmerken van het object langs de doorsnede worden vastgelegd | ||
profiel van vrije ruimte | vrij te houden ruimte voor het blijvend kunnen realiseren van de waterkerende functie van een kering, ook in de toekomst | ||
profieltype | een karakteristieke opvolging van grondlagen | ||
profielverdediging | een kunstmatige verdediging van talud en/of bodem van een water | ||
profielverdediging asfalt | profielverdediging met behulp van asfalt | ||
profielweergave | weergave van een dwars-/lengte-/geotechnisch profiel | ||
profundaal (zoet) | diep water | ||
prognose | voorspelling met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen | ||
prognose woningbezet- ting | verwachte gemiddeld aantal bewoners per woning binnen het gebied van de prognose | ||
prognosewaarde | waardes welke betrekking hebben op het heden of de toekomst en die volgens een bepaalde beleidsoptie tot stand zijn gekomen. | ||
pro-gradatie | periode met, ondanks een zeespiegelstijging, toch een zeewaartse verplaatsing van de kustlijn. | ||
programma | een programma is een pakket gelijksoortige en / of samenhangende maatregelen binnen een werksoort met een voortschrijdend meerjarig karakter. | ||
programma Nadere Uitwerking Rivierengebied | NURG | ||
programma rivieren en kanalen | onderdeel van het BPRW waarin per watersysteem de opgave vanuit Waterbeheer 21, Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 voor de functies water en natuur staat beschreven voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2027. | ||
programma X | onderdeel van het BPRW waarin per watersysteem de opgave vanuit Waterbeheer 21, KRW en N2000 voor de functies water en natuur staat beschreven voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2027. | ||
programmable logic controller | PLC | ||
programmamanager | de programmamanager is verantwoordelijk voor de procesbewaking van de projecten en maatregelen. | ||
programmeur | een persoon die model of programma code ontwikkeld of aanpast. | ||
project | ad-hoc groepering van voorkomens van entiteiten ten behoeve van een speciaal doel (project) | ||
project | een bundeling van bij elkaar behorende onderzoeksactiviteiten en middelen (personeel, financieel, materieel) in de tijd uitgezet voor de uitvoering van een onderzoek. | ||
project | set samenhangende werkzaamheden met een specifiek einddoel. | ||
project landelijke inventarisatie steenzettingen | project van Rijkswaterstaat met als doel een landelijke gedetailleerde toetsing van de steenzettingen op primaire waterkeringen. | ||
project met meerdere doeleinden | project wat ontworpen, gebouwd en uitgevoerd wordt met als doel het dienen van meer dan een doeleinde. | ||
Project onderzoek duurzame schelpdier- cultuur | PRODUS | project waarin kennis van de schelpdiersector en wetenschappelijke instellingen over de interactie tussen natuur en visserij wordt aangewend om duurzame visserijtechnieken verder te ontwikkelen. | |
project zeeweringen | project van Rijkswaterstaat, Provincie Zeeland en de Zeeuwse waterschappen waarin de steenzettingen in Zeeland worden versterkt. | ||
projectdirectie ontwik- kelingsschets schelde- estuarium | ProSes | ||
projectinhoud | samenstelling van een project | ||
projectleider | de projectleider draagt onderzoek op, zorgt voor begeleiding van dit onderzoek, begeleidt de procedures en de inbreng van belanghebbenden en verzorgt de communicatie over hun project. | ||
project-m.e.r | de procedure voor de milieueffectrapportage voor activiteiten met mogelijk grote milieugevolgen. | ||
prokaryoot | bacterie, waaronder actinemycetenen en cyano- bacteriën (blauwgroene algen) die geen kernmembraan bezitten. | ||
protectieclub | verbond van kapiteineigenaren, opgericht ter bestrijding van risico's aangaande ladingspro- blemen in de wijdste zin des woord. | ||
protocol | een voorschrift waarin beschreven staat hoe een onderzoek dient plaats te vinden. | ||
protonen | positief geladen bouwstenen van een atoom die zich in de kern bevinden. | ||
protozoa | eencellige dieren | ||
provinciaal coordinatie centrum | PCC | de plaats waar de Commissaris van de Koningin en zijn provinciale rampenstaf zijn gezeteld. | |
provinciaal overlegorgaan voor de kust | POK | samenwerkingsverband tussen de provincie, het waterschap en het Rijk met als doel behoud en inrichting van de zandige kust. | |
provinciaal verkeers- en vervoersplan | PVVP | ||
provinciale commissie voor milieu en water | PCMW | ||
provinciale milieuver- gunningcommissie | PMVC | ||
provinciale milieuverordening | PMV | document dat regels bevat voor de bescherming van het milieu | |
provinciale rampenstaf | de plaats waar de Commissaris van de Koningin samengesteld orgaan dat hem bijstaat bijzijn coördinerende en bijstand regelende taak in de rampenbestrijding. | ||
provinciale staten | PS | ||
pseudomonas aeruginosa | deze ziektekiem komt algemeen voor in het water en de bodem en veroorzaakt Pseudomonas dermatitis | ||
pseudomonas dermatitis | infectie van de huid | ||
pseudo-stationaire stroming | stroming die als een opeenvolging van stationaire stromingssituaties wordt berekend. | ||
psychrometer constante | deze grootheid volgt uit de psychrometerverge- lijking | ||
ptco-schaal | PtCo | schaal waarmee de kleur en daarmee de algemene kwaliteit van een chemicaliënmonster kan worden uitgedrukt. | |
publiek | samengesteld uit de partners die niet direct betrokken zijn maar wel een legitieme interesse hebben in de resultaten. | ||
publiek watersysteem | een systeem dat leidingwater voor menselijke consumptie verzorgt. | ||
Publiek-Private Samenwerking | PPS | ||
puimsteen | lichte poreuze gestolde lavasteen | ||
puls | elektronisch afgegeven signaal wanneer aan ingestelde voorwaarde is voldaan om een verder proces te activeren en of continueren. | ||
puls-/akkerman- steektoestel | steektoestel voor grondmechanisch onderzoek. | ||
pulsinstallatie machinaal | buis die aan de bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een klepmechanisme dat er voor zorgt dat het opgehaalde materiaal niet terugvalt. | ||
pulskor | vorm van visserij waarbij de platvis d.m.v. elektrische pulsen uit de bodem wordt gejaagd | ||
pulsvolume | het ingesteld theoretisch bemonsteringsvolume per puls bij een automatische volumeproportio- nele bemonstering | ||
punt precisie | precisie van een enkel punt | ||
puntdata | observaties op een geografische puntlocatie | ||
puntdraagvermogen | het draagvermogen van een paal dat ontstaat door de weerstand van de grond aan de punt van de paal. | ||
puntlocatie | een kernachtige eenduidige aanduiding van een plaats. | ||
puntvormige beplanting | beschrijving van puntvormige beplantingsvoor- komen | ||
put | verticale waterdichte constructie, toegepast om leidingen aan te sluiten, van richting of niveau te veranderen, om toegang te verschaffen aan personeel en/of apparatuur voor inspectie en onderhoud, en om beluchting en ventilatie mogelijk te maken | ||
put | plaats waar de baggermolen de bagger naar boven haalt. | ||
put (vloeistofdynamica) | punt of lijn waar de stroomlijn convergeert | ||
put/meetvoorziening | soort (overig) vastgoed element dat een specifieke meetfunctie heeft ten behoeve van de uitvoer van waterschapstaken | ||
putverstopping | het verstopt raken van het filtergedeelte van een onttrekkingput, resulterend in een verlaging van het onttrekkingdebiet en vergroting van de put- weerstand. | ||
puzzolanen | stoffen die een cementeringsreactie vertonen, meestal in combinatie met / geactiveerd door kalkhoudende stoffen, zoals cement. | ||
pycnocline | laag water waarin een grote verandering in de dichtheid met de diepte aanwezig is. | ||
pyrogeen | een stof die door bacteriën wordt geproduceerd en tamelijk stabiel is. | ||
pyrolyse | ontleding door blootstelling aan hoge temperatuur buiten aanwezigheid van zuurstof. | ||
pz90 geodetisch systeem | PZ90 | een consistente set van, in GLONASS, gebruikte parameters die de vorm van de aarde beschrijft | |
quarantaine | korter of langer gedwongen verblijf op een afgezonderde plaats van schepen die uit besmette gebieden komen of mensen met een besmettelijke ziekte aan boord hebben. | ||
raad voor de scheepvaart | soort tuchtcommissie voor de koopvaardij en de zeevisserij, die met name belast is met het onderzoek naar de oorzaak van scheepsrampen. | ||
raai | een denkbeeldige lijn over water en/of land, uitgezet t.b.v. het verrichten van lodingen, metingen, monsternemingen e.d. | ||
raaihoek | de hoek tussen het noorden en de richting van een rechte raai. | ||
raaipunt | eenduidige geografische plaatsbepaling van een punt waarbij gebruik wordt gemaakt van een lokaal coördinatenstelsel, zijnde de raai. | ||
raamnet | visfuik met een groot raam aan de ingang, dat voor de opening van een sluis wordt geplaatst. | ||
raamwerk | coherente set van berekeningstechnieken, databases en operationele procedures voor de kwantitatieve analyse van maatregelen en strategieën. | ||
raamwerk planning methode | type model die specifieke doelen heeft die ofwel stroomgebied breed toegepast kunnen worden ofwel voor een klein gedeelte van een groot stroomgebied. | ||
radar and television aid to navigation | RATAN | een combinatie van radar en televisie, speciaal voor het navigeren in drukke vaarwaters. | |
radarblinde zone | het gebied waarin als gevolg van de aanwezigheid van een brug over de vaarweg schepen en andere objecten in het vaarwater met scheepsradar onvoldoende kunnen worden gedetecteerd | ||
radarhorizon | de maximale afstand waarop objecten door de radar kunnen worden waargenomen. | ||
radarpost | een radarscanner, bemand of onbemand, behorend bij een radarketen | ||
radarreflector | ruitvormig apparaat van metaal dat aan alle vier zijden een piramidevormige reflector heeft. | ||
radarwaarnemer | iemand die op een radarpost scheepsbewegingen waarneemt en deze gegevens eventueel doorgeeft aan belanghebbende instanties, zoals het loodswezen. | ||
raderboot | vaartuig dat wordt voortbewogen door schepraderen. | ||
radiatiemist | mist die ontstaat boven laagliggend land bij heldere nachten. | ||
radio detection and ranging | radar | elektronisch instrument gebruikt voor het detecteren en bepalen van de afstand tot ver weg gelegen objecten die een dusdanige compositie hebben dat ze radio energie reflecteren of verspreiden. | |
radio navigatie | het gebruik van radio signalen om de navigatie te ondersteunen dan wel voor obstakels te waarschuwen | ||
radio plaatsbepaling | het gebruik van radio waarnemingen voor andere doeleinden dan radionavigatie | ||
radio tele type | scheepstelex die via een radioverbinding in het kortegolfgebied tot stand komt en tamelijk sto- ringsgevoelig is. | ||
radio waarneming | het bepalen van een positie of het verkrijgen van informatie in relatie tot die positie door middel van de eigenschappen van voortplanting van radiogolven | ||
radioactieve stof | iedere stof, die een of meer radionucliden bevat waarvan de activiteit of de concentratie om redenen van stralingsbescherming niet mag worden verwaarloosd. | ||
radioactiviteit | het spontane verval in de kern van een atoom met als resultaat de emissie van stralingsenergie in de vorm van deeltjesgolven. | ||
radiobaken | hierbij wordt door een walstation of lichtschip een elektromagnetisch veld uitgezonden, waarop men de radio kan afstemmen en met een radio- richtingzoeker de richting van het baken kan peilen. | ||
radiohut | werkruimte van de radio-officier | ||
radiopeilkaart | kaart waarop alle peilstations zijn aangegeven. | ||
radiowacht | wachthouden bij de scheepsradio om noodsignalen en andere berichten te kunnen opvangen. | ||
rafeling | verwarde beweging in het water op plaatsen waar een zeestroming weerstand ondervindt | ||
ramark | radiobaken op een markeerboei, die in werking wordt gesteld door de radiosignalen van een naderend vaartuig. | ||
ramguts | solide geconstrueerde guts die met behulp van een sloophamer in de grond wordt gedreven. | ||
ramp | gebeurtenis waardoor ernstige verstoring van de algemene veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en gezondheid van vele personen, dan wel grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd en als zodanig tot ramp is verklaard. | ||
rampenbestrijdingsorganisatie | de plaats waar de Commissaris van de Koningin en het samengesteld orgaan dat hem bijstaat bij zijn coördinerende en bijstand regelende taak in de rampenbestrijding. | ||
rampenwet | zie www.overheid.nl Rampenwet & WRZO | ||
rampgebied | het inzetgebied van de hulpdiensten die de directe bestrijding van de ramp uitvoeren. Tevens het gebied waar de inzetcoördinatie/bevelvoering in principe is voorbehouden aan de bevelvoerders ter plekke (binnen regels en procedures) | ||
ramsar conventie | de 'Overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels' is beter bekend als de 'Ramsar-Conventie', genoemd naar het Iraanse stadje waar de overeenkomst in 1971 werd opgesteld. | ||
randmeren | zo noemt men de watergebieden die bij de inpoldering van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland bewaard zijn gebleven. | ||
randvoorwaarde | bijkomstige voorwaarden die echter wel noodzakelijk zijn voor het te bereiken doel | ||
randvoorwaarde | beschrijving van de normen die gehanteerd worden bij de berekening van af- of aanvoer | ||
randvoorwaarde- locatie | locatie waarvoor de hydraulische randvoorwaarden worden gegeven. | ||
randvoorwaarden | beschrijving van de wijze waarop uitwisseling (massa, energie) van het gemodelleerde systeem met de omgeving plaatsvindt. | ||
randvoorziening | vloeistofdichte voorziening als onderdeel van het rioolstelsel, die als doel heeft de lozing van vuil uit het rioolstelsel op het oppervlaktewater te verminderen | ||
randzee | grote inham in het vasteland die in geheel open verbinding met de oceaan staat. | ||
rank | zegt men van een schip dat niet erg stabiel is. | ||
rapid response team | team deskundigen dat expertise en planningsca- paciteit bij grote waterrampen kan leveren onmiddellijk na de directe noodhulp | ||
rapportage tijdstap | specificeert het tijdsinterval waartussen omstandigheden worden gerapporteerd. | ||
rapportage-eenheid | ruimtelijke schaal waarop voor KRW gerapporteerd wordt, omvang hangt af van type rapportage - niveau A: Rijn, B: regio + hy- drol.eenheden, C: watersysteem of onderliggende waterlichamen | ||
rapportagegrens | de laagste concentratie van de component in het monster die gerapporteerd wordt aan de opdrachtgever. | ||
rationalisatie en automatisering in de grond-, water- en wegenbouw. | RAW | ||
rattenschild | cirkelvormige plaat met een diameter van ongeveer een halve meter, die in de haven op enkele meters van het schip op alle meertrossen worden geplaatst, om te voorkomen dat er langs die weg ratten aan boord komen, of ratten het schip verlaten. | ||
reactie coëfficiënt | de algemene bulk reactie coëfficiënt voor chemische reacties in een tank. | ||
reactie klep | kleppen die geactiveerd worden in reactie op een hydraulische opslingering. | ||
reactie pomp | wordt gecontroleerd door een relatie tussen pompsnelheid tijdens het uitschakelen van de pomp en het gedrag van de reactieklep. | ||
reactie snelheid model | waterkwaliteitsmodel wat een mechanisme beschrijft voor het rekening houden met het verlies (of groei) van een stof door reactie als het zich door een distributie systeem verplaatst. | ||
reactiviteit (chemisch) | het vermogen om een (scheikundige) reactie aan te gaan. | ||
reaeratie | ieder proces waarin lucht (of zuurstof) wordt geïntroduceerd. | ||
real-time voorspelling | voorspelling afgegeven door een model, in een beperkte tijd, in daadwerkelijke operationele omstandigheden (daarbij voorbijgaand aan toekomstige gegevensinvoer). | ||
recarbonisatie | een proces waarbij koolstofdioxide in behande- lingswater wordt geblazen om de pH te verlagen. | ||
recessie | periode van afnemende afvoer zoals aangegeven door het dalende deel van een hydrograaf beginnende bij de piek. | ||
rechteroever | de oever die zich aan de rechterkant van de waterloop bevindt, wanneer men stroomafwaarts kijkt. | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit bij de president van de rechtbank. | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze of bedenkingen tegen een ontwerpbesluit c.q. aanvraag voor een besluit. | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot het instellen van beroep tegen een besluit bij de rechtbank. | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot indienen van bedenkingen tijdens de vergunningsprocedure of met betrekking tot bij een bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ingediend beroep tegen een besluit tot het verlenen of (ambtshalve) wijzigen of intrekken van een vergunning | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot indienen van een zienswijze of bezwaar inzake de uit te oefenen of uitgeoefende handhavingactiviteiten of met betrekking tot een bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ingediend beroep tegen een handhavingsbesluit. | ||
rechtsbeschermings- middel | de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een uitspraak van de rechtbank bij de voorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. | ||
rechtspersoon | groep van personen of een organisatievorm die volgens de wet bevoegd is om zelf rechtshandelingen te verrichten, zoals bijvoorbeeld het sluiten van een contract. | ||
rechtsverhoudingvak | een aanduiding van een traject in de lengterichting van een waterloop waarop een zekere rechtsverhouding van toepassing is | ||
recirculatie | het terugvoeren van een stroom (slib, water, een bepaalde stof) naar een punt eerder in het proces | ||
recirculatiefactor | de verhouding tussen het recirculatiedebiet en het influentdebiet bij een zuiveringsinstallatie. | ||
recirculatiekelder | kelder of put voor de verzameling van terug te voeren processtromen | ||
recirculatieleiding | buis of stelsel van buizen voor het terugvoeren van processtromen | ||
recirculatiepomp | pomp voor het terugvoeren van processtromen | ||
reconstructieplan | een plan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden. | ||
recreatietoervaart | een vaartuig geschikt voor het maken van een tocht van één of meer dagen, waarbij het vaar- gebied in de omgeving van de thuishaven wordt verlaten | ||
recreatievaart | waterrecreatie of watersport met gebruikmaking van een pleziervaartuig | ||
recreatievaartklasse | classificatie van vaartuigen aan de hand van de klassenindeling van het recreatietoervaartnet volgens BRTN (Beleidsvisie Recreatie Toervaart Net) | ||
recreatievaartuig | een niet voor permanente bewoning dienend vaartuig voor recreatief gebruik waarin tijdens zomermaanden (soms) geslapen wordt. | ||
recreatiewoning | een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. | ||
recrutering | het aantal individuen dat jaarlijks een populatie dieren/planten aanvult | ||
reddingsboei | rond of hoefijzervormig voorwerp uit kurk of ander drijvend materiaal, dat aan drenkelingen wordt toegeworpen. | ||
reddingsboot | boot van een reddingsbrigade, bestemd om schipbreukelingen te redden. | ||
reddingsboot | reddingssloep aan boord, dienend om het schip in noodgevallen te kunnen verlaten. | ||
reddingsvest | persoonlijk reddingsmiddel, zodanig geconstrueerd dat het de drenkeling met het aangezicht boven water doet drijven. | ||
reden | een schip uitrusten en in de vaart brengen. | ||
reder | degene die één of meer schepen exploiteert. | ||
rederij | bedrijf dat schepen uitrust en met commercieel oogpunt in de vaart brengt. | ||
rederijbrief | eigendomsbewijs van een schip. | ||
redersclub | vereniging van scheepvaartondernemingen voor onderlinge verzekering tot dekking van het vierde deel van de aanvaringsschade aan derden, dat onder de cascopolis niet gedekt is. | ||
redoxpotentiaal | potentiaalverschil dat bij een redoxreactie ontstaat tussen het reductiemiddel, de elektronendonor en het oxydatiemiddel. | ||
reduceerklep | TCV | wordt gebruikt om een gedeeltelijk gesloten kleppen te simuleren door het aanpassen van de minste drukverlies van de klep. | |
reducenten | organismen, voornamelijk bacteriën, die niet- levend organisch materiaal afbreken, sommige afbraakproducten onttrekken voor eigen gebruik, en de stoffen die nodig zijn voor plantaardige productie beschikbaar maken. | ||
reduceren | technieken om (complexe) data in grootte te reduceren, interferenties bij metingen mathematisch te corrigeren en om een verband te leggen tussen de gemeten waarden en hetgeen je wil weten. | ||
reductie | een chemische reactie waarbij ionen elektronen opnemen om hun positieve valentie te verlagen. | ||
reductie klep | PRV | limiteert de druk van een benedenstroomse node zodat deze een vooraf ingestelde waarde niet overschrijdt als de bovenstroomse node boven de druk reduceer instelling komt. Indien de bo- venstroomse druk beneden deze instelling is dan gaat de stroming ongehinderd door. | |
reeks zeer korte stoten | volgens de wet: een reeks van tenminste zes stoten, elk durende ongeveer een kwart seconde - de tijdruimte tussen opeenvolgende stoten moet ongeveer een kwart seconde bedragen. | ||
reestokken | stokken waar de kamers aan vast komen. | ||
reewacht | wachtindeling van een schip dat niet vaart, maar op de ree (voor anker) ligt. | ||
referentie | de bovengrens van de zeer goede ecologische toestand (ZGET) voor natuurlijke wateren. | ||
referentiebeeld | een (re)constructie van een toestand van een systeem ontleend aan een vroegere, ongestoorde situatie of aan vergelijkbare systemen elders. | ||
referentiepeil 1985.0 | voor de kust: ontwerppeil. Voor meren en rivieren: de maatgevende hoogwaterstand MHW. | ||
referentieperiode | de periode waarin een constructie of onderdeel van een constructie moet voldoen aan de eisen. | ||
referentiepunt | punt dat gebruikt wordt als referentie aanduiding | ||
referentiesituatie | de ontwikkeling van de watersystemen op basis van bestaand beleid en reeds genomen besluiten. | ||
referentiestelsel | realisatie van een referentiesysteem | ||
referentiestelsel indeling | combinatie van keringen met een of meerdere referentiestelsels. | ||
referentievlak | tweedimensionale ruimte die gebruikt wordt bij het bepalen van de loodrechte afstand van dat vlak tot punten in de (driedimensionale) ruimte. | ||
referentiewaarde | niveau in een (ongestoorde) situatie waarmee de huidige situatie vergeleken wordt. | ||
refugium | wijkplaats of toevluchtsgebied voor planten of dieren. | ||
regaal | stukgoederen die niet tot de lading behoren, maar als geschenk voor anderen worden meegenomen, bijvoorbeeld spiegeltjes en kraaltjes. | ||
regatta | watersport wedstrijd. | ||
regen | neerslag in de vorm van vloeibare water druppels met diameter groter dan 0.5 mm. | ||
regen rivier | rivier die in overheersende mate door regenwater wordt gevoed. | ||
regenboog | een regenboog is een boog van regen(druppels). | ||
regenduurlijn | grafische weergave van de specifieke neerslag die valt in een periode van een bepaalde duur en die met een bepaalde frequentie wordt overschreden | ||
regeneratie | het terugplaatsen van het contra-ion op de ionenuitwisselaar, door een ion met een hogere affiniteit te verplaatsen door een ion met een lagere affiniteit | ||
regenereren | voortplanten of het weer aangroeien van delen van een organisme of een organisme in zijn geheel | ||
regenmeter | meetinstrument om de hoeveelheid neerslag in een bepaalde tijdspanne te bepalen | ||
regenpijp | een regenpijp is een buis met een doorsnede van 70 - 80 mm die aan een dakgoot is bevestigd en dient om het hemelwater dat op het dak valt, af te voeren. | ||
regensimulator | apparaat om water toe te voeren aan het bodem oppervlak op een manier en met een intensiteit die vergelijkbaar is met natuurlijke regenval. | ||
regenwaterafvoer | RWA | het totale debiet bij regen, dat wil zeggen de hemelwaterafvoer en het afvalwaterdebiet gesommeerd | |
regenwaterafvoer stelsel | Rwa stelsel | rioolstelsel waarmee uitsluitend hemelwater wordt afgevoerd. | |
regio (duitsland) | duitse Regio's waarin meerdere gemeenten (Gemeinde) verbonden zijn | ||
regiobestuur (duitsland) | vertegenwoordiging/Bestuur van een Kreis (bijv Kreis Kleve of Kreis Wesel) | ||
regionaal ambtelijk overleg | RAO | overleg tussen ambtenaren van waterschappen, regionale directie Rijkswaterstaat, LNV en VROM, provincies en gemeenten in een bepaald (deel)stroomgebied. | |
regionaal bestuurlijk overleg | RBO | overleg tussen bestuurders van waterschappen, regionale directie Rijkswaterstaat, provincies, regionale directies LNV, gemeenten en soms drinkwaterwinbedrijven in een bepaald (deel)stroomgebied. | |
Regionaal College Waddengebied | RCW | ||
regionaal coördinatie centrum | RCC | (een organisatie uit) het geheel van overheidsmaatregelen inzake de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen, de daadwerkelijke bestrijding en de zorg na rampen | |
regionaal coördinatie centrum | RCC | de plaats waar de coördinerend burgemeester en zijn intergemeentelijke rampenstaf, inclusief de operationeel leider, zijn ondergebracht | |
regionaal geohydrologisch informatiesysteem | REGIS | ||
regionaal grondwater systeem | uitgebreide aquifer die langer dan lokale systemen nodig heeft om te reageren op een toegenomen grondwater aanvulling doordat hun aan- en afvoergebieden op grote afstand van elkaar verwijderd liggen en/of ze een diepe grondwaterspiegel hebben. | ||
regionaal waterber- gingsgebied | gebied waar, in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden. | ||
regionale dienst rws | RD | rijkswaterstaat RWS is ingedeeld in een aantal regionale diensten en daaronder dienstkringen | |
regionale natuur- en landschapseenheid | RNLE | een gebied dat bestaat uit een of meer begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussengelegen of omringende landbouwgronden. | |
regionale wateren | watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn bij het Rijk | ||
regionale watersysteem rapportages | RWSR | ||
regionalisatie | aanpak die bestaat uit het vinden van regionale regels voor de toepassing van hydrologische modellen en/of het vaststellen van de relatie tussen de stroomgebied parameters en model parameter waarden op basis van een groot aantal stroomgebieden. | ||
regisseur | een van de onderscheiden rollen binnen net- werkmanagement. De regisseur verricht alle regieactiviteiten om ervoor te zorgen dat voorwaarden geschapen zijn zodat de weggebruiker van het hoofdwegennet betrouwbaar op weg kan van A naar B, rekening houdend met de belangen van de bij dit weggebruik betrokken stakeholders (andere wegbeheerders, KLPD, etc.). De Regisseur vertegenwoordigt het maatschappelijk belang. | ||
register beschermde gebieden | lijst van gebieden die zijn aangewezen als bijzondere bescherming behoevend in het kader van specifieke Europese wetgeving om hun oppervlakte- of grondwater te beschermen of voor het behoud van habitats en rechtstreeks van water afhankelijke soorten. | ||
register holland | RH | klassebureau dat op verzoek diverse soorten keuringen van schepen verricht. | |
registratiezuil slib- transport | zuil waarmee slibtransporten worden geregistreerd | ||
reglement kanaal van gent naar terneuzen | |||
reglement verkeersregels en verkeerstekens | RVV | ||
regressie | de richting van een functie tussen verschillende verschijnselen | ||
regressie-analyse | vaststellen van de relatie tussen een verklarende variabele (veelal de tijd) en waarnemingen. | ||
regressielijn | relatie (functie) tussen verklarende variabele (veelal de tijd) en de waarnemingen (bijvoorbeeld lineair). | ||
reguleren | het leiden van de rivier d.m.v. het construeren van kunstwerken ter voorkoming van ongewenste natuurlijke ontwikkelingen. | ||
reinigbaarheid | houdt in dat het zandpercentage in baggerspecie hoger ligt dan zestig procent. | ||
reinigingsinrichting | constructie voor het reinigen van technische installaties | ||
reinigingsmiddel | reinigingsmiddelen is de verzamelnaam voor zepen en synthetische wasmiddelen. | ||
reis | globaal van tevoren vastgestelde vaart naar één of meer havens, meestal met inbegrip van de terugtocht naar de thuishaven. | ||
rekenpeil | de waterstand, die wordt gevonden door bij het Toetspeil 2/3 van de decimeringhoogte op te tellen. | ||
rekenpeil 2000.0 | rekenpeil waarbij het Toetspeil 2000.0 als uitgangspunt wordt genomen. | ||
rekenprofiel | geselecteerd dwarsprofiel waarvoor een stabili- teitsberekening moet worden uitgevoerd. | ||
rekenwaarde voor belasting | de karakteristieke of representatieve belasting vermenigvuldigd met een belastingfactor. | ||
rekenwaarde voor de sterkte | de karakteristieke sterkte gedeeld door een materiaalfactor. | ||
relatieve dichtheid | de dichtheid van een element onder water | ||
relatieve dichtheid | het verhoudingsgetal, dat wordt verkregen door het verschil tussen de maximale en het aanwezige poriëngehalte te delen door het verschil tussen het maximale en minimale poriëngehalte | ||
relatieve lig- ging/positie of hoogte | positie of hoogte van een aantal punten ten opzichte van elkaar | ||
relatieve luchtvochtigheid | percentage van de maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht bij de gegeven temperatuur en luchtdruk bevat. | ||
relatieve nauwkeurigheid | de nauwkeurigheid waarmee een gebruiker zijn positie kan bepalen in relatie tot de positie van een andere gebruiker van hetzelfde systeem op dezelfde tijd | ||
relatieve precisie | precisie van een verschil van twee puntwaarden | ||
relatieve verdamping | de verhouding van de werkelijke tot de potentiële verdamping | ||
relatieve vochtigheid | Rh | de verhouding van de heersende dampdruk e tot de verzadigingdampdruk es bij dezelfde temperatuur: | |
remediëren | verhelpen, genezen, beter maken. | ||
remmingwerk | constructie langs de opstelruimte en wachtruimte bedoeld voor het afmeren van schepen | ||
remote sensing | dit begrip omvat alle methoden waarbij op afstand waarnemingen gedaan worden | ||
renodunale district | de duinen ten zuiden van de Verbrande Pan (Bergen, NH waar het kalkgehalte van het duinzand hoger is dan 0,3% (‘kalkrijk'). | ||
renourishment factor | de verhouding tussen de herhalingstijd van een kustsuppletie met dezelfde zandsoort en die met een andere zandsoort | ||
rentepercentage | de hoeveelheid rente op een schuld uitgedrukt als percentage van die schuld. | ||
reologie | die tak van de mechanica die zich bezig houdt met krachten, deformatie en stromingsrelaties van de materie. | ||
reotroof | gevoed door stromend water. | ||
representatie | inhoudelijk vastleggen van de werkelijkheid. | ||
representatief | in zijn kenmerken een groep of geheel vertegenwoordigend - karakteristiek | ||
representatief waterli- chaam | waterlichaam dat maatgevend is voor een cluster van waterlichamen van hetzelfde type binnen eenzelfde regio | ||
representatieve belasting | overeengekomen waarde voor de karakteristieke belasting indien het niet goed mogelijk is een overschrijdingskans te bepalen. | ||
representatieve waarde | de waarde die de werkelijke waarde van een parameter met voldoende zekerheid representeert. | ||
reservaatsgebied | het als zodanig door Gedeputeerde Staten op grond van de ‘Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling' (Rbon), dan wel de daarop volgende subsidieregelingen van het Ministerie van Landbouw en Visserij begrensde gebied, waarin de verwerving van landbouwgronden ten behoeve van de Staat of door een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie wordt nagestreefd, met het oog op doelstellingen van natuur- en landschapsbehoud. | ||
reservecapaciteit | extra behandelingscapaciteit die ingebouwd wordt in afvalwaterbehandelingfabrieken en riolen om in te kunnen spelen op een toekomstige stijging in de toestroom van afvalwater veroorzaakt door de populatiegroei. | ||
reservoir | een natuurlijk of kunstmatig gebied dat gebruikt wordt om water op te slaan. | ||
residu | niet of slecht afbreekbare stof die in een organisme of systeem aanwezig blijft. | ||
residutolerantie | maximum toegestane concentratie van een residu. | ||
resistentie | het weerstandsvermogen van een organisme tegen bepaalde stoffen bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen. | ||
resolutie | het verbreken van een emulsie in individuele componenten. | ||
respiratie | ademhaling (van een organisme). | ||
responstijd | tijdsverloop tussen melding van een storing aan de leverancier en het ter plaatse zijn van een monteur | ||
rest beta activiteit | mate van straling van elektronen uit een mengsel als gevolg van radioactief verval in het mengsel (beta-activiteit) verminderd met de straling door Kalium-40 in het mengsel. | ||
rest bèta activiteit | restbta | mate van bèta activiteit verminderd met de straling door Kalium-40 in het mengsel | |
restfouten analyse | onderzoek waarbij de restfouten (statistisch) geanalyseerd worden. | ||
restproducten | bijproducten van productieprocessen die als con- structiemateriaal worden gebruikt. | ||
reststerkte | tijdsduur tussen initiële schade en het bloot komen van de dijkkern (weerstand tegen hydraulische belasting na het begin van schade). | ||
reststroom | resulterend watertransport in het bijzonder over één of meer getijperioden op zee. | ||
restveen | restant van een veenpakket dat bij de winning van turf niet is ontgraven | ||
resultaat analyse | foutenanalyse + kwaliteitsbeschrijving | ||
retardatie | vertraging van een concentratie of een concen- tratiefront van een reactieve stof ten opzichte van een conservatieve stof, ten gevolge van adsorptie, neerslag en/of omzetting van de reactieve stof. | ||
retentie | het vasthouden van (druppels) puur product (meestal organische stoffen, zoals olie) binnen een (bodem)matrix, waardoor transport of uitwisseling uitsluitend mogelijk is door diffusie. | ||
retentiegebied | een gebied, dat structureel onderdeel is van het watersysteem, bedoeld om voldoende bergings- capaciteit te creëren en daarmee te voldoen aan de gestelde normen, water wordt hier geborgen in tijden van hoge afvoer om waterstanden te verlagen. | ||
retireren | achterwaarts verschuiven van het duin met als doel dit zand aan de natte erosieprocessen te onttrekken. | ||
retireren | zich terugtrekken | ||
reversibel | omkeerbaar | ||
revisie tekening | na uitvoering van het bestek herziene (bestektekening. | ||
revisievergunning | vergunning die wordt verleend krachtens artikel 6.18, eerste lid, of 6.19, eerste lid van de waterwet. | ||
rhizoom | stengel die meestal horizontaal onder de grond groeit. | ||
ribbels | zandgolven op de zeebodem. | ||
Richtlijn Overstro- mingsrisico's | ROR | EU-ropese richtlijn 2007/60/EG beoordeling en beheer van overstromingsrisico's. | |
richtlijn prioritaire stoffen | RPS | ||
richtlijnen | randvoorwaarden waaronder de onderzoeken moeten plaatsvinden. | ||
richtlijnen vaarwegen | RVW | ||
richtwaarde | een parameterniveau dat op een bepaald tijdstip bereikt moet worden. | ||
rieten dak | dak met rietbedekking | ||
rietoever | waterkant waarlangs overwegend riet groeit. | ||
rietschoot | moerassig land, begroeid met riet. | ||
rif | een smalle ondiepte in de zee die bestaat uit vast aan de bodem gehecht materiaal | ||
rijks driehoeksstelsel | RD-stelsel | projectie methode (coördinatenstelsel) gebaseerd op de Bessel 1841 ellipsoïde met als datumpunt Amersfoort | |
rijksinstituut voor integraal zoetwaterbeheer en afvalwaterbehandeling. | RIZA | voormalige specialistische dienst van Rijkswaterstaat | |
rijksinstituut voor kust en zee. | RIKZ | voormalige specialistische dienst van Rijkswaterstaat | |
rijksinstituut voor vis- serijonderzoek | RIVO | ||
rijksinstituut voor volkgezondheid en milieuhygiëne | RIVM | ||
rijkswateren | watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn bij het Rijk | ||
rijkswaterstaat | RWS | agentschap ressorterend onder het ministerie van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor (water)wegen, dijken, bruggen, Deltaplan enzovoort. | |
rijkswaterstaat voorschrift | RWSV | ||
rijkswerf | werf van het rijk voor het uitvoeren van verschillende werkzaamheden voor de marine. | ||
rijkszeeweringenreglement | verordening met verbod- en gebodsbepalingen van het Rijk als beheerder van een zeewering. Vergelijkbaar met de Keur. | ||
rijnaak | een sleep- of duwschip met een laadvermogen van 2000 BRT en meer, voor het transitovervoer van goederen van de zeehavens naar het achterland. | ||
rijnatlas | atlas van overstromingsgebieden | ||
rijnschip | groot vrachtschip voor de Rijnvaart, met een laadvermogen van 500 a 4000 BRT. | ||
rijnvaartpolitieregle- ment | RPR | stelsel van verkeersregels, geldend voor de wateren voorzover die onder de Rijnvaartakte (Akte van Mannheim) vallen | |
rijping | natuurlijk, onomkeerbaar proces, waarbij de baggerspecie door fysisch-chemische processen geleidelijk verandert van een natte slurry in een steekvaste grond. | ||
rijpingsfactor | maat voor de fysische rijping. | ||
rijswaard | jonge opslibbende uiterwaard die met wilgen beplant is | ||
rijzing | het stijgen van het waterpeil boven het reductie- vlak. | ||
rijzinghoogte | maximale stijging van het water boven het vlak van waaruit op de zeekaart alle waterdiepten en hoogten zijn aangegeven | ||
ringvaart | vaart rondom een drooggelegd stuk land, daarvan gescheiden door een ringdijk. | ||
ringzegenvisserij | methode waarbij met een groot, cirkelvormig buidelnet wordt gevist. | ||
rioleringsgebied | totaal van de op een bepaald rioleringselement aanvoerende rioolbemalinggebieden. | ||
rioleringsplan | strategisch operationeel of maatregelen plan waarin beschreven staat hoe binnen een bepaald gebied met de riolering dient om te gaan | ||
rioolslib | slib dat in een publiek riool geproduceerd wordt. | ||
rioolwaterzuiveringsinstallatie - complex | Rwzi- complex | de civieltechnische beschrijving van een rioolwaterzuiveringsinstallatie | |
risico | de kans op functieverlies vermenigvuldigd met de economische en maatschappelijke gevolgschade. | ||
risicocijfer | het aantal slachtoffers op (een gedeelte van) een wegverbinding gerelateerd aan de vervoerspres- tatie daarop, uitgedrukt in slachtoffers per miljoen motorvoertuigkilometers. | ||
risicocontour | bij het individueel risico geldt in Nederland als norm de risicocontour 10-6. | ||
river information services | RIS | project waarbij informatie over de vaarweg digitaal aan de vaarweggebruikers wordt aangeboden | |
riverside | handboorgereedschap met gesloten buis en aan de onderzijde twee boorpunten. | ||
rivier | het water, dat ten atmosferische neerslag op hellende terreinen valt, vloeit, voor zover het niet verdampt of door planten wordt opgenomen, tezamen tot een waterloop en stroomt naar laaggelegen streken. Zulk een natuurlijke afvloeiing heet een rivier. | ||
rivier | een brede natuurlijke waterloop die de afwatering van een stroomgebied verzorgt. | ||
rivier | een binnenwater dat grotendeels bovengronds stroomt, maar waarvan een deel ondergronds kan stromen - | ||
rivier gekanaliseerd | het dmv stuwen de waterstand op te zetten. Dergelijke stuwen verdelen de rivier in panden. De waterspiegel krijgt dus een trap vorm. Naast de stuw bevindt zich vaak een schutsluis bv de scheepvaart. | ||
rivierbekken | land dat door een rivier en haar bijrivieren gedraineerd wordt. | ||
riviercommissie | internationale riviercommissie voor de afstemming van het waterbeheer van de rivieren. | ||
rivierdal | dal waardoor een rivier stroomt. | ||
rivierduin | duin op de rivieroever | ||
rivierdynamiek | veranderlijkheid van de hydrologische en morfologische kenmerken van een rivier | ||
rivierkunde | die tak van de hydrologie die zich bezig houdt met oppervlaktestromen. | ||
riviermonding | plaats waar een rivier uitmondt in zee of in een meer. | ||
riviervak | deel van een rivier | ||
robber | de geschatte vangst, die alvast wordt afgeslagen voordat het vaartuig binnenvaart. | ||
robuustheid | in hoeverre is een systeem of een applicatie gevoelig voor storingen van buitenaf. | ||
robuustheidtest | test waarmee wordt bepaald of een model bestand is tegen extreme invoergegevens. | ||
rode contouren | de grenzen waarbinnen het stedelijk gebied de komende tien jaar mag worden uitgebreid. Samenwerkende gemeenten moeten binnen door het Rijk en provincie aangegeven zoekgebieden voorstellen doen voor de exacte ligging van deze contouren. | ||
roeiboot | een vrijvarende boot voortbewogen door middel van roeiriemen. | ||
roeiers | personeel van de loodswacht - vroeger de roeiers van de sloepen. | ||
roepsein | vierletterige telegramcode van een schip volgens het internationaal seinboek. | ||
roer | stuurorgaan. | ||
roerganger | man of vrouw aan het roer, meestal een matroos of een kwartiermeester. | ||
roerwerk | toestel om gasafscheiding teweeg te brengen door roeren | ||
rol adres | de rol die aangeeft wat de functie van het gekoppelde adres is | ||
rol subject | een specificatie van een relatie die een subject met een object/rechtsverhouding heeft | ||
rolbascule brug | brug, met één val, draaibaar om een horizontaal verplaatsbare draaiingsas, waarbij de ballast en de val een onveranderlijke stand hebben t.o.v. elkaar. | ||
rolbrug | brug verschuifbaar in horizontale richting. | ||
roller | golf waarvan de voorkant van een golf niet zo steil wordt dat de golftop voorover stort (breker), en er zich op de top een massa schuim vormt, die met de golftop meerolt. | ||
ronaton | type betonzuil. | ||
rondgang | een inspectieronde/surveillance | ||
rondom schijnend licht | volgens het BPR: een licht dat schijnt over een boog van de horizon van 360 graden. | ||
rondspant | spantvorm zonder scherpe hoeken in elke halve spantdoorsnede tussen dek en kiel. | ||
rondvaartboot | boot waarmee men langs een zekere bezienswaardige route vaart en vervolgens naar het startpunt terugkeert. | ||
rood getij | de kleurverandering van zeewater als gevolg van de abnormale groei van planktonische organismen. | ||
rood voor afsluitingsfase | RVA | ||
roodwier | wieren die onder andere gesulfateerde polysacchariden bevatten. | ||
rookgas | afvalgas dat vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen | ||
rookgaskoeler | koelinstallatie voor het koelen van uitlaatgassen van een verbrandingsmotor | ||
rooster | raamwerk van evenwijdig of kruiselings lopende staven voor het verwijderen van vuil uit de waterstroom | ||
rooster-gecentreerd netwerk | een eindigdifferentie rekennetwerk waarbij het model de modeluitvoer op de knooppunten van het rekennetwerk berekent. | ||
roostergoedpers | apparaat waarmee het verzamelde vuil van het rooster wordt uitgeperst om het te ontdoen van water | ||
roostergoedstortkoker | koker voor de afvoer van roostergoed | ||
roostergoedwasser | apparaat voor het wassen van roostergoed | ||
roosterhark | apparaat waarmee het roostergoed van het har- krooster wordt verwijderd | ||
rotavirussen | belangrijke oorzaak van ernstige diarree en uitdroging bij kinderen en virale gastro–enteritis | ||
route | een logisch samenstel van aaneensluitende trajecten en / of (delen van) wegverbindingen met meerdere wegnummers, met een éénduidige benadering van bereikbaarheid- en veiligheidsaspecten voor de vervoerstromen. | ||
routeberekening | berekening van mogelijke routes tussen A en B | ||
routeren | het geven van opdrachten en adviezen aan kapiteins over de door hen te volgen route, onder andere naar aanleiding van de informatie over weersystemen. | ||
routering | opdrachten en adviezen voor het routeren | ||
routering | techniek die gebruikt wordt voor het bepalen van het effect van kanaalberging en de verandering van de vorm en voortplanting van een hoogwatergolf door een riviertak. | ||
routeringsbekken | modelopslag verantwoordelijk voor de verspreiding van water over een stroomgebied. | ||
ruim | inwendige ruimte van een schip die is bedoeld voor het transport van vracht. Er zijn schepen met één aaneengesloten ruim, maar er zijn ook schepen met meerdere ruimen. | ||
ruime-jas-zoekgebied | een ruim begrensd beheersgebied, waarin slechts voor een beperkt gedeelte van de daarin gelegen agrarische gronden vergoedingen ter beschikking worden gesteld voor agrarisch natuurbeheer, volgens de regel ‘die het eerst komt, het eerst maalt'. | ||
ruimen (van de wind) | de wind ruimt wanneer hij met de klok mee draait. | ||
ruimer | apparaat voor het ruimen van bezonken slib of drijflaag | ||
ruimpomp | pomp waarmee water uit het ruim wordt gepompt | ||
ruimte voor de rivier | uitvoeringsprogramma van het ministerie van V&W met als opdracht de grote rivieren de ruimte te geven zodat ook bij hoge rivierafvoeren de afvoer gewaarborgd blijft. | ||
ruimte voor rijntakken. | RVR | ||
ruimtelijk referentie systeem | model (systeem) voor identificatie van een positie (locatie) gerelateerd aan het aardoppervlak. | ||
ruimtelijk structuurplan vlaanderen | RSV | ||
ruimtelijke discretisatie | ruimtelijke verdeling van een modelgebied in modelspecifieke rekeneenheden. | ||
ruimtelijke hoofdstructuur | de nationale ruimtelijke hoofdstructuur omvat gebieden en netwerken, die voor de ruimtelijke structuur en het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. | ||
ruimtelijke kwaliteit | de mate waarin tegemoet wordt gekomen aan de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van verschillende belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen. | ||
run | reis van een baggerschip van de ene haven naar een andere. | ||
runner | iemand die wordt gestationeerd aan boord van een gesleept onbemand vaartuig, om voortdurend de sleepverbindingen en de zeewaardigheid te controleren. | ||
runner | werknemer van het havenbedrijf die de ligplaatsen van de schepen reserveert. | ||
runner | zeeman die een vaartuig slechts van de ene plaats naar de andere brengt, in plaats van er een hele reis aan boord te blijven. | ||
running survey | beproefde Britse methode voor het door middel van driehoeksmetingen in kaart brengen van kustlijnen. | ||
run-off | afstroming van neerslag over het grondoppervlak, waarbij ook eventuele verontreinigingen worden meegevoerd. | ||
runtocht | proefvaart waarbij alles wordt uitgeprobeerd. | ||
rust toestand ijking | de kalibratie van een model aan de hand van een set hydrologische voorwaarden die (ongeveer) een evenwichtssituatie weergeven en die geen rekening houdt met veranderingen in de berging. | ||
ruw water | water voordat het gebruikt of behandeld wordt. | ||
ruwe data | onbewerkte data van sensor | ||
ruwheidelement | uitsteeksel op toplaagelementen met als functie het beperken van de golfoploop. | ||
ruwheidlengte | z0 | de hoogte die gevonden wordt door extrapolatie van het logaritmisch windprofiel naar een windsnelheid van 0 m s -1. | |
SafeSeaNet | europees platform voor gegevensuitwisseling tussen de EU-lidstaten over maritieme zaken voor de bevordering van de veiligheid van de zeevaart en de bescherming van het milieu. | ||
safety net | navigatiewaarschuwingssysteem voor gebieden waarvoor geen Navtex-informatie beschikbaar is. | ||
safety of lives at sea | SOLAS | internationaal verdrag voor de veiligheid op zee. | |
saliniteit | SALNTT | het totale gewicht aan vaste stof per gewichtseenheid zeewater, als alle carbonaten zijn omgezet in oxiden, alle organische stof is geoxideerd en alle broom- en jodiumionen zijn vervangen door equivalente hoeveelheden chloorionen. | |
salmonella bacterie | bacterie die Salmonellose veroorzaakt | ||
salmonellose | infectie met de Salmonella bacterie | ||
salonboot | deftig ingerichte passagiersboot met een van ramen voorziene opbouw midscheeps. | ||
salueren | groeten van een ander vaartuig | ||
samendrukkingproef | een proef om de vervorming van een zijdelings gesteund grondmonster te bepalen als functie van de tijd en van de verticale belasting | ||
samengesteld monster | een aantal watermonsters die over een bepaalde periode zijn genomen en gewogen worden aan de hand van de stroomsnelheid. | ||
samengestelde dwarsdoorsnede | dwarsprofiel waarin de breedte plotseling toeneemt boven een zeker niveau. | ||
samengestelde klasse | nadere omschrijving van een waarnemingssoort | ||
samengestelde klasse klasse | regel ter nader beschrijving van de waarne- mingssoort als onderdeel van een samengestelde klasse | ||
samengestelde voorspelling | set voorspellingswaarden zoals berekend door verschillende modelruns die alleen van elkaar verschillen door verstoorde aanvangscondities of klimatologische afwijkingen met een gegeven frequentie om rekening te houden met onzekerheden in de voorspelling. | ||
samengetrokken straal | minimale dwarsdoorsnede van een vloeistof straal die uit een opening of over een stuw stroomt. | ||
samenhang vergunningen | de onderlinge verwijzingen naar aanvragen van vergunningen waarmee samenhang bestaat | ||
samenhangende grond | gronden (meestal fijnkorrelig) die in natuurlijke toestand cohesie en plasticiteit bezitten | ||
samenstel | volgens de wet: een sleep, een duwstel of een gekoppeld samenstel. | ||
samentrekking coëfficiënt | verhouding tussen de afgenomen lengte, oppervlakte van een sectie of volume en de oorspronkelijke lengte, volume of oppervlakte. | ||
samenvloeiing | punt waar twee of meer waterlopen bij elkaar komen. | ||
sand bypass | systeem waarbij op kunstmatige wijze zand wordt getransporteerd om de gevolgen van de onderbreking van het natuurlijk zandtransport te compenseren. | ||
sandwichconstructie | twee dunne huiden met daartussen sandwich- materiaal | ||
sanering | het verwijderen van de vervuilingsbron om ecologische redenen en/of volksgezondheid. | ||
saneringsplan | een plan als bedoeld in artikel 39 eerste lid van de Wet Bodembescherming | ||
saneringsprogramma | een tenminste RWS-breed, themagericht pakket van maatregelen tot sanering van de vervuiling van watersystemen. | ||
saneringsrendement | verhouding tussen de verontreinigingsvracht die vóór de sanering aanwezig is en de aanwezige verontreinigingsvracht na uitvoering van de sanering. | ||
saneringsuitkering | uitkering aan een bedrijf of openbaar lichaam, ten behoeve van beperken van de emissies van schadelijke stoffen op rijkswatersystemen. | ||
saprobie | overmatige toevoer van afbreekbare organische stoffen. | ||
saprobiëren | het vervuilen door organisch materiaal | ||
saproob water | water dat rottende stoffen bevat. | ||
sargassozee | deel van de Atlantische Oceaan ten zuiden van de Bermuda-Eilanden. | ||
sar-kanaal | search And Rescue-kanaal van de marifoon. | ||
satcom-m | duplex satelliet communicatiesysteem voor, waarmee men vanaf het schip wereldwijd kan communiceren met de wal (onder andere telefoneren en faxen). | ||
satelliet gebaseerd augmentatie systeem | SBAS | een systeem wat vanuit een satelliet aanvullende signalen verzend om de werking van een navigatiesysteem te verbeteren. | |
scaldis | oudste naam voor de Schelde genoemd door de Romeinen. Kan afkomstig zijn van het Germaanse ‘Scald', dat ‘ondiep water' betekent. | ||
scanner | apparaat waarmee men onder andere alle kanalen van de marifoon kan ontvangen.. | ||
scanner | de voortdurend ronddraaiende antenne van de radar. | ||
scatterplot | presentatie van een positieplot gedurende een aantal minuten | ||
scenario | veronderstelde of geplande loop van gebeurtenissen | ||
scenario | mogelijke realisatie van maatregelen op basis van een bepaald budget. | ||
scenario | hoogste niveau draaiboek voor operationeel waterbeheer. | ||
schaalvoordeel | lagere gemiddelde totale kosten door hogere productie niveaus. | ||
schaar | diepe stroomgeul in een getijdengebied die uitloopt in een ondiepte. | ||
schaardijk | dijk onmiddellijk gelegen aan een stroomgeul. | ||
schade deskundige | functionaris die de schade vastlegt dan wel kennis en ervaring over de schade en herstel bezit | ||
schade door ingebruikneming | schade door het daadwerkelijk onderlopen van een bergingsgebied. | ||
schadeafhandeling | proces van opname, beoordeling, en mogelijk vergoeden | ||
schadeberekening | berekening van aard en omvang van de schade | ||
schadefactor | de partiële factor waarin de gevolgen van bezwijken zijn betrokken. | ||
schadegetal | dimensieloze parameter die de schade aan een breuksteenverdediging beschrijft. | ||
schaderapport | beschrijving van de schade, oorzaak, gevolgen enzovoort | ||
schaderegistratie | vastlegging van de schade | ||
schadevaring | het veroorzaken van schade door een varend schip. | ||
schadevoorspelling | prognose/raming van de mogelijke schade | ||
schaduwprijs | waarde gebruikt in een economische analyse als de marktprijs op de een of andere manier geen goede maatstaf voor de economische waarde is. | ||
schakelruimte | ruimte waarin zich een of meerdere schakelkasten bevinden | ||
scheepsagent | regelt als agent van een rederij de ontvangst, de aflevering en de betaling van de goederen bij de stuwadoor en de opdrachtgever. | ||
scheepsbouw | de bedrijfstak die zich met het bouwen van schepen bezighoudt. | ||
scheepsbouwkunde | de leer omtrent het bouwen van schepen. | ||
scheepscertificaat | kopie van de inschrijving van het schip in het scheepsregister. | ||
scheepsraad | de bijeenkomst van de scheepsraad. | ||
scheepsraad | raad van scheepsofficieren met wie de gezagvoerder, in voorgeschreven of moeilijke gevallen, overleg pleegt en besluiten neemt. | ||
scheepsregister | verzamelterm voor de drie registers waarin de zeeschepen, vissersvaartuigen en binnenvaartuigen te boek zijn gesteld. | ||
scheepssysteem fout | het verschil tussen de aangegeven positie van het vaartuig en gewenste positie | ||
scheepstijdingen | berichten in dagbladen omtrent de actuele positie van zeeschepen. | ||
scheepsverband | een bij overeenkomst bedongen voorrecht op de opbrengst bij rechtsvordering op een schip. | ||
scheepsverband | verbinding van een schip ten behoeve van een schuld. | ||
scheepsverklaring | het bij het einde van een reis door de gezagvoerder van een schip afgelegde verklaring. | ||
scheepvaart | verzamelnaam voor het verkeer te water | ||
scheepvaartinspectie | onderdeel van het ministerie van Verkeer en Waterstaat wat voortdurend toezicht houdt op alle Nederlandse schepen, vooronderzoek naar scheepsrampen verricht en een tuchtrechtbe- voegdheid heeft wanneer blijkt dat een scheepsramp te wijten is aan de schuld van de kapitein of een officier van een in Nederland geregistreerd schip. | ||
scheepvaartmuseum | elk van de musea gespecialiseerd in de scheepvaart. | ||
scheepvaartreglement eemsmonding | dit reglement is tot stand gekomen in overleg met de Duitse autoriteiten en moet worden beschouwd als een aanvulling/wijziging door plaatselijke omstandigheden op het Zeeaanva- ringreglement (ZAR). | ||
scheepvaartreglement westerschelde | SRW | dit reglement is van kracht op de Westerschelde en tot stand gekomen in overleg met de Belgische autoriteiten. | |
Scheepvaartverkeers- centrum | SVC | ||
scheepvaartverkeers- wet | deze wet bevat onder andere bepalingen die bij de ordening wenselijk zijn op alle binnenwateren en op zee, in de Nederlandse territoriale wateren. | ||
scheiding | de isolatie van verschillende mengsels of stoffen in een mix. | ||
scheidingsefficiëntie | maat voor de nauwkeurigheid van de scheiding. | ||
scheidingstonnen | tonnen die liggen op de plaats waar de rode stompe en de groene spitse tonnenrijen elkaar snijden. | ||
schelde m.e.r.- commissie | gemeenschappelijke commissie die het bevoegd gezag in Nederland en Vlaanderen advies geeft voor het opstellen en vaststellen van richtlijnen. | ||
schelde-estuarium | deel van de Schelde onder invloed van het getij, bestaande uit de Boven- en Beneden- Zeeschelde, de Westerschelde en het mondings- gebied. | ||
schelde- landschapspark | het Schelde-Landschapspark is een forum van samenwerkende Vlaamse gemeenten, provincies en het Vlaams Gewest. | ||
schelpdierenwater- richtlijn | EU-ropese richtlijn 79/923/EEG inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater. | ||
schelvis | vissoort | ||
schematisch ondergrond model | de stratigrafie waarop het model is gebaseerd | ||
schematisering | vereenvoudigde voorstelling van de ruimtelijke en temporele verdeling van systeemvariabelen en parameters. | ||
schepenbesluit | Koninklijk Besluit waarin de bepalingen van de schepenwet in details zijn uitgewerkt. | ||
schepenlift | inrichting voor het transport van schepen tussen waterwegen van ongelijke hoogte. | ||
schepenwet | wet betreffende de scheepvaart, ter voorkoming van scheepsrampen, waarin opgenomen de bepalingen van en ten aanzien van de Raad voor de Scheepvaart. | ||
scherenkust | steile kust met veel scherpe inhammen en talrijke rotseilandjes en klippen. | ||
scherm | in de waterkering aanwezig scherm ter begrenzing van het afslagprofiel en/of ter voorkoming van onder- en achterloopsheid | ||
scherp jacht | jacht met een vinkiel of midzwaard | ||
scherpe overlaat | stuw met een kruin die niet over de hele leiding- breedte reikt. | ||
scherpgebouwd | smal, met spits toelopende stevens | ||
scheve hoogwaterop- zet | verschil in waterhoogte tussen de opgetreden en de astronomische hoogwaterstand. | ||
scheve laagwateropzet | verschil in waterhoogte tussen de opgetreden en de astronomische laagwaterstand. | ||
schiemanswerk | het verbinden en bewerken van touw en staaldraad | ||
schiereiland | grotendeels door water omgeven land dat aan één zijde een natuurlijke verbinding heeft met een groter stuk land. | ||
schietendwater | stromingstoestand waarbij de watersnelheid groter is dan de voortplantingssnelheid van lange golven - hierdoor kunnen storingen zich niet in bovenstroomse richting voortplanten. | ||
schietfuik | kleine fuik waarmee in het IJsselmeer wordt gevist. | ||
schietlijn | uitgezette vislijn. | ||
schietloodafwijking | hoek die de schietloodrichting maakt met de normaalrichting | ||
schietloodrichting | lijn in een punt, loodrecht op lokale richting van de zwaartekracht (het equipotentiaalvlak) door dat punt | ||
schiften | het van richting veranderen van de wind. | ||
schiften | het verplaatsen van iets van het ene boord naar het andere. | ||
schijnbare cohesie | deze cohesie ontstaat door capillaire krachten bij het niet geheel met water verzadigde gronden. Zij verdwijnt geheel bij verzadiging met water | ||
schijnbare concentratie | verhouding tussen het gebaggerde of geproduceerde volume per tijdseenheid en het mengseldebiet in de persleiding. | ||
schijnduiker | verdrinkingsval geplaatst in een oever. | ||
schip | elk vaartuig met inbegrip van vaartuigen zonder waterverplaatsing en watervliegtuigen, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer over water. | ||
schipbreuk | het vergaan van een schip. | ||
schipbreukeling | iemand die schipbreuk lijdt. | ||
schipper | aanspreektitel voor de gezagvoerder van een binnenvaartschip. | ||
schipper | volgens het BPR: degene die het schip voert. | ||
schipsluis | sluis waarmee onder andere droogdokken worden afgesloten. | ||
schitterlicht | Fl | het licht toont regelmatig schitteringen van al dan niet gelijkblijvende sterkte en van een duur korter dan die van de verduisteringen. | |
schokland | voormalig eiland in de Zuiderzee, tegenwoordig gelegen in en behorend tot de gemeente Noord- oostpolder, provincie Flevoland. | ||
school | aaneengesloten menigte van gelijksoortige vissen. | ||
schoonwaterriool | De gezamelijke term voor een openbaar hemel- waterstelsel en een openbaar ontwateringsstelsel als geheel. | ||
schootwater | zoet rivierwater dat in zee stroomt. | ||
schorre grond | grond met een laagje schelpen erop. | ||
schot | permanente afscheiding, verticaal in de romp geplaatst, dwarsscheeps of evenwijdig aan het langsscheepse symmetrievlak, om de verschillende ruimten van het vaartuig van elkaar te onderscheiden en om de constructie te versterken. | ||
schouw | periodieke inspectie van waterkeringen, wateren en werken, om te controleren of het onderhoud op de voorgeschreven wijze en binnen de voorgeschreven termijn is uitgevoerd. | ||
schouwsloot | sloot die niet door het waterschap wordt onderhouden maar wel van belang is voor de afwatering in een klein gebied. | ||
schouwvakkensysteem | systeem waarbij voor polders of delen daarvan wordt vastgesteld wanneer zij geschouwd (gebaggerd) moeten worden. | ||
schrale wind | wind die vrij voorlijk inkomt. | ||
schranken | de vervorming van een rechthoekige naar een scheefhoekige vorm | ||
schreierstoren | amsterdams bouwwerk uit 1481, op de hoek van de Prins Hendrikkade en de Gelderse Kade. | ||
schrikhoogte | Hs | de afstand die uit veiligheidsoverwegingen wordt aangehouden tussen de bovenkant van het maatgevende schip en de onderkant van de brug | |
schroefstralen | beweging in het water achter de draaiende schroef van het schip | ||
schuifschade | schade die het gevolg is van het schuiven van de lading. | ||
schuifvlak | (Potentiële) bezwijkvorm van de grond | ||
schuifweerstand (ongedraineerde) | de schuifweerstand van geheel verzadigde samenhangende grond onder snelle belasting. | ||
schuifweerstand van de grond | de weerstand van de grond tegen schuifkrachten | ||
schuim | gesuspendeerd materiaal op het oppervlak van een sedimentatie of brandbestrijding reservoir. | ||
schuim | colloïdaal systeem van een fijn verdeeld gas in een vloeistof - ontstaat door het opkloppen van een vloeistof met lage oppervlaktespanning en kan vooral lang stabiel blijven als er oppervlakte actieve stoffen aanwezig zijn. | ||
schuine daken | de totale oppervlakte van de schuine daken die op de vrijvervalleiding loost | ||
schutpeil (maximum) | waterstand waarboven het schutten niet meer wordt toegestaan | ||
schutpeil (minimum) | waterstand waaronder het schutten niet meer wordt toegestaan | ||
schutten | het schip door een schutsluis in water van hoger of lager niveau brengen. | ||
schuttevaer | vereniging ter behartiging van de belangen van binnenschippers en hun kinderen. | ||
schuttijd | de tijd die een schip nodig heeft om een sluis te passeren, gemeten vanaf het moment dat de invaardeuren beginnen te sluiten tot het moment dat de uitvaardeuren open zijn | ||
schutwant | samenstel van schutnetten die met de uiteinden aan elkaar verbonden zijn. | ||
screening | het gebruik van doeken om grove drijvende en gesuspendeerde vaste stoffen uit het riool te verwijderen. | ||
scrubber | apparaat waarin attritie plaatsvindt. | ||
sea area | elk van de vier zeegebieden (A1 t/m A4) waarin het GMDSS de wereld heeft ingedeeld. | ||
search and rescue transponder | apparaat aan boord van schepen, waarmee deze door een radarsignaal en radarcode kunnen worden opgespoord. | ||
secchi schijf | schijf die gebruikt om het verticale doorzicht van het water te bepalen. | ||
sectie | lengte van een open leiding tussen twee gedefinieerde dwarsdoorsneden. | ||
sectoraal natuur- streefbeeld | een streefbeeld voor de natuur vanuit specifiek het natuurbelang, waarbij niet naar andere belangen wordt gekeken. | ||
sectorbeleid | beleid dat betrekking heeft op bepaalde sectoren binnen de samenleving.. | ||
sectorlicht | lichten waarmee het optimale vaargebied/veilige wordt aangegeven. | ||
seculair effect | optreden van zetting nadat aanvankelijk geïntroduceerde wateroverspanning geheel is omgezet in korrelspanningverhoging | ||
secundair duin | een duin gevormd door eolitische processen | ||
secundaire afvalwaterbehandeling | de verwijdering of reductie van verontreinigingen en BZV van effluent van primaire afvalwaterbehandeling. | ||
secundaire duinvallei | duinvallei die ontstaat door uitstuiving van het duin tot op het niveau van het grondwater. | ||
secundaire porositeit | de porositeit veroorzaakt door het breken of verweren van een rots of sediment nadat het is gevormd. | ||
secundaire wateren | wateren die een functie hebben in de wateraan- en -afvoer en waterberging van percelen van meerdere gerechtigden - met uitzondering van primaire wateren. De ligging van secundaire wateren is/wordt aangegeven op de bij de Keur behorende Keurkaarten. | ||
sediment | korrelvormig materiaal dat door verwering en erosie van het vaste aardoppervlak is ontstaan. | ||
sediment | aanduiding voor een door afzetting ontstane aardlaag | ||
sedimentair gesteente | een gelaagde rots, gevormd door de consolidatie van sedimenten.. | ||
sedimentaire aquifer | aquifer opgebouwd uit geconsolideerde en ongeconsolideerde sedimenten. | ||
sedimentatie | het door bewegend ijs, stromend water of de wind achterlaten van het door deze transporterende media meegenomen los materiaal. | ||
sedimentatie | het proces van bezinking van deeltjes in het water door de zwaartekracht. | ||
sedimentatiebekken | bekken of depot waarin baggerspecie wordt opgespoten. | ||
sedimentatiefront | plaats in het scheidingsbekken waar de bezinkende minerale deeltjes een gemiddelde diameter hebben die gelijk is aan de gewenste scheidingsdiameter | ||
sedimentatiegradiënt | verandering (per lengte-eenheid) van de mate van sedimentatie op een rivier- of zeebodem in één of meer richtingen. | ||
sedimentatiesnelheid | snelheid waarmee sedimenten zich op het bo- demoppervlak afzetten. | ||
sedimenttransport | meevoering van vaste stoffen door stroming als bodemlast of in suspensie. | ||
sedumdak | een sedumdak is een vegetatiedak dat voornamelijk is begroeid met sedum-achtigen. | ||
seiche | zeer langzame, periodiek optredende golfbeweging van het water in een meer. | ||
sein | plaats op de vaarweg of haven waar een speciaal sein gegeven kan worden ten dienste van de scheepvaart | ||
seizoen | een seizoen waarmee rekening moet worden gehouden in het operationeel waterbeheer, met name bij het toetsen van criteria die seizoensaf- hankelijk kunnen zijn. | ||
seizoensbebouwing | bebouwing die alleen in het zomerseizoen aanwezig is (met name op het strand). | ||
selectieve maalstop | bij een (selectieve) maalstop wordt het water uit een of meer polders niet meer naar de boezem gepompt, doordat er een of meer poldergemalen worden stopgezet. | ||
self-contained underwater breathing apparatus | SCUBA | duiktoestel met perslucht | |
semafoor | seintoestel, geplaatst op een hoge stellage aan de zeekust of rivieroever, waaraan naast of onder elkaar bollen, kegels, vlaggen en dergelijke worden gehangen, als signalen voor de scheepvaart met betrekking tot de diepte, stormverwachtingen enzovoort. | ||
semi online logger | SEMON | type databron | |
semi terrestrisch | ecosystemen met verlandings- en watervegeta- ties, voorkomend (groeiend) op organische substraten. | ||
semi-duplex | radiotelefoniesysteem waarbij het kuststation tegelijkertijd zendt en ontvangt, terwijl het schip afwisselend zendt en ontvangt | ||
semi-gedistribueerd model | model waarin het stroomgebied wordt opgedeeld in deelstroomgebieden. | ||
semi-permeabel | een medium dat water toestaat om te passeren, maar opgeloste vaste stoffen tegenhoudt, zodat het gebruikt kan worden om vaste stoffen van water te scheiden. | ||
sense of urgency gebied | een N2000-gebied waarin binnen een periode van 10 jaar een mogelijk onherstelbare situatie ontstaat. | ||
sensor | apparaat voor de meting van een fysieke grootheid (bijv. temperatuur, licht, druk, elektriciteit). | ||
sensorstelsel | stelsel van een of meer assen van ten opzichte waarvan het metende instrument zijn waarden weergeeft | ||
septic tank | een ondergrondse opslagtank voor afval(water) van huizen die niet aangesloten zijn op een riool. | ||
service capaciteit | het aantal gebruikers dat gelijktijdig een service kan gebruiken | ||
service centrum grond | SCG | is belast met het beoordelen van de reinigbaar- heid van grond en baggerspecie en het afgeven van een verklaring van niet-reinigbaarheid. | |
service level agreement | SLA | vastgelegde afspraak over het voorzieningenniveau dat voor de betrokken netwerken door RWS zal worden geleverd. | |
servicedesk | een logische entiteit, niet noodzakelijkerwijs een fysieke locatie of persoon. Deze functie registreert meldingen van diverse aard, zoals: klachten en vragen van de omgeving, en van 'gebruikers' van de rwzi voor melding van niet- reguliere situaties (uiteenlopend van slecht lopende motoren en lekkages tot defecte verlichting op het rwzi terrein) | ||
serviceniveau | het presteren van de infrastructuur zoals dat door Rijkswaterstaat wordt aangeboden aan de gebruikers (maatschappij). | ||
sextant | instrument voorzien van een gradenboog (die het zesde deel van een cirkel bedraagt) en spiegels, dat wordt gebruikt om de hoogte van de hemellichamen en daarmee de positie van het schip te bepalen. | ||
ship earth station | SES | schip met Inmarsat-apparatuur aan boord. | |
shippingmaster | persoon, vaak tevens logementhouder of herbergier, die zich niet geheel belangeloos belastte met het doen aanmonsteren van zeelieden. | ||
shoal zone | het overgangsgebied tussen de litorale zone en het zeegebied (offshore zone) - hier treden onder invloed van oppervlaktegolven nog significante fluctuaties op | ||
shoaling | een verandering van de golfhoogte als gevolg van een verandering van de diepte van het water ter plaatse | ||
short range navigation | shoran | radionavigatiesysteem met twee antwoordba- kens. | |
si-eenheid | SI | de eenheid van het Internationale Stelsel van eenheden, internationaal aangeduid als SI. | |
sifon | een ademhaling- en voedselzoekorgaan van ingegraven bodemdieren | ||
sigmaplan | het Vlaamse Sigmaplan werd in 1978 opgesteld omdat het veiligheidsniveau tegen overstromingen rond de Zeeschelde onvoldoende was. | ||
sigma-t() | term die gebruikt wordt in plaats van de dichtheid. | ||
signaal beschikbaarheid | de beschikbaarheid van een radio signaal in een specifiek dekkingsgebied | ||
signaalverlichting | verticale rij lichten op een schip die aangeven dat er iets bijzonders aan de hand is | ||
signaleringsmoment | moment waarop een dreigende overschrijding van OKP wordt onderkend, waarna waarschuwingen worden verzonden naar bedienend en beslissend personeel | ||
signaleringspeil | de verwachte of geconstateerde waterstand, waarbij beheerders worden gewaarschuwd en inlichtingen wordt verschaft, opdat tijdig maatregelen kunnen worden genomen. | ||
signaleringswaarde | de waarde waarbij actie ondernomen moet worden. | ||
signalisation des voies de navigation intérieure | SIGNI | reglement wat de verkeerstekens op de binnenwateren omschrijft sluit naadloos aan op het IALA-A stelsel | |
significant negatieve effecten | gevolgen van bepaalde (ruimtelijke) ontwikkelingen die de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in gevaar brengen. | ||
significante golfhoogte | Hs | gemiddelde golfhoogte van het hoogste 1/3 deel van de golven gedurende een bepaalde periode | |
significante schade | schade veroorzaakt door noodzakelijke wijzigingen van hydromorfolgische kenmerken van waterlichamen voor het bereiken van een goede ecologische toestand welke significant negatieve effecten zouden hebben. | ||
silex | restproduct van de cementindustrie, bruikbaar als granulair materiaal. | ||
silicaten | mineralen die SiO2 bevatten | ||
siliciumoxide | SiO2 | harde onoplosbare, witte of kleurloze vaste stof. | |
silt | sediment waarvan de korrelgrootte zich tussen die van klei en zand bevindt (50 - 2 (m) | ||
silt | laag slib op de vaste bodem van een waterloop, die meestal door natuurlijke depositie is ontstaan. | ||
siltfractie | in de NEN5104 is dit de term voor de korrelfrac- tie met 0.002 en 0.063 mm als grenzen | ||
simplex | radiotelefoniesysteem waarbij de ontvanger wordt uitgeschakeld zodra de zendknop wordt ingedrukt, en omgekeerd. | ||
simulatie | reproductie of voorstelling van een gebeurtenis of serie van gerelateerde gebeurtenissen in een model. | ||
simulatie verkeersafwikkeling bij kunstwerken | SIVAK | het nabootsen van een Verkeersafwikkeling bij Kunstwerken | |
simulatieperiode | tijdsperiode waarbinnen de hydrologische processen en gesteldheid van een door de gebruiker gedefinieerd gebied door een model berekend worden. | ||
singel | een singelgracht of singel is een overblijfsel van de verdedigingsgracht van een vestingstad | ||
single side band | SSB | enkelzijbandmodulatie | |
sirene | toestel om scherpe en doordringende geluidssignalen te geven | ||
situatierapport | overzicht van de laatst opgenomen situatie van een gebeurtenis en haar context | ||
situatietekening | Sit.Tekeni ng | een weergave van het afgebakende gebied waarin een bepaald gedeelte van de waterkering wordt weergegeven - voor primaire waterkeringen kan daarbij worden gerefereerd aan het Uniemodel-Legger ten behoeve van primaire waterkeringen | |
skn code | SKN | code waaronder het plantmateriaal bekend is bij de StichtingKwaliteitsgroen Nederland | |
slachtoffers | personen die ofwel fysieke, mentale of financiële schade/nadeel ondervinden (gewond, overleden, benadeeld) | ||
slakken | steenachtig afval van uitgesmolten metaalertsen of gesmolten metalen | ||
slanghaspel | toestel voor het ophangen van slangen | ||
slecht doorlatende laag | onderdeel van een bovenafdichting(sconstructie) dat door de lage doorlatendheid de infiltratie van het neerslagoverschot in de bodem beperkt. | ||
sleep | volgens de wet: een samenstel van één of meer motorschepen en één of meer op tros daaraan verbonden andersoortige schepen, waarbij de motorschepen dienen voor het voortbewegen. | ||
sleephelling | een schuine helling om een boot uit het water te halen of te water te laten. | ||
sleephopperzuiger | baggervaartuig (zandzuiger) met een sleepkop die al varend over de bodem sleept en zo slib of zand opzuigt, deze in een eigen bun bergt en via bodemkleppen en/of een pijpleiding kan lossen. | ||
sleepkracht | wrijvingskracht die door stromend water op een lichaam wordt uitgeoefend. | ||
sleeplijn | vistuig dat voornamelijk bestaat uit een lijn die door het water wordt gesleept. | ||
sleepschip | vrachtschip zonder eigen voortstuwing | ||
sleepvaart | tak van de scheepvaart die zich bezighoudt met het slepen van vaartuigen en andere drijvende objecten, door middel van speciaal daartoe gebouwde sleepboten. | ||
sleepvlag | kleine rode attentievlag met een groot wit blok, op de boeg van een sleepboot of sleepschip. | ||
slenk | gezonken deel van de aardkorst tussen twee min of meer verticale breukvlakken | ||
slepen | vissen met sleepnetten | ||
slib | niet genormaliseerde praktijknaam voor door stromend water in zwevende toestand meegevoerd fijn materiaal, dat na afzetting nog veel water bevat en een slappe consistentie heeft | ||
slib behandelen | het behandelen van slib om de slibhoeveelheid te reduceren, met als doel de eindverwerking- kosten te minimaliseren | ||
slib retourneren | het retourneren van slib naar de beluchtingstank om de populatie micro-organismen op peil te houden | ||
slib stabiliseren | het aëroob dan anaëroob afbreken van organische stoffen in slib | ||
slibbelasting | de dagelijkse hoeveelheid verontreiniging die per massa actief slib wordt toegevoerd aan een zuiveringsinstallatie. | ||
slibbelasting mbr- installaties | de hoeveelheid verontreiniging, uitgedrukt in CZV (of BZV) die aan het actief slib per eenheid van massa en tijd wordt toegevoerd. Voor de berekening wordt de hoeveelheid slib [kg d.s.] bepaald door het drogestofgehalte van het ac- tiefslib te vermenigvuldigen met het totale reactorvolume exclusief de anaërobe tank, maar inclusief de membraantanks. | ||
slibdikte | dikte van zachte laag organisch materiaal die boven op de minerale ondergrond aanwezig is. | ||
slibgemaal | civiel werk waarin de slibpompen, van verschillende slibstromen zijn opgesteld | ||
slibindikgebouw | gebouw waarin de apparatuur ten behoeve van het mechanisch indikken van slib is opgesteld | ||
slibindikruimte | ruimte waarin de apparatuur ten behoeve van het mechanisch indikken van slib is opgesteld | ||
slibkist | voorziening aan de effluentzijde van het schei- dingsbekken, van waaruit het effluent van het scheidingsbekken wordt afgevoerd. | ||
slibontwateringgebouw | gebouw waarin de apparatuur ten behoeve van de ontwatering van slib staat opgesteld | ||
slibspiegel | de bovenkant van de sliblaag in een zuiveringsinstallatie | ||
slibvang | inrichting in een waterloop die dient om het door het water meegevoerde slib te laten bezinken. | ||
slibverwarmingruimte | ruimte waar de verwarmingsinstallatie voor het slib is geplaatst | ||
slibverwerkinginstalla- ties | SVI | een installatie die zorg draagt voor het ontwateren van zuiveringsslib. | |
slibvolume-index | verhouding tussen de hoeveelheid slib en de hoeveelheid droge stof | ||
slijtlaag | deklaag op drukke plaatsen, bv. van mortel op vloeren of van asfalt op wegen | ||
slingeren | de schommelende, dwarsscheepse slingerbeweging van een vaartuig in zeegang. | ||
sloep | een type zeilboot zonder dek, langsscheeps getuigd met een enkele mast met fok en grootzeil, zoals de meeste jollen en jachten. | ||
sloepenrol | oefening aan boord waarbij ieder bemanningslid bij zijn eigen sloep moet aantreden en zijn specifieke taken in noodsituaties moet opnoemen. | ||
sloop | een maatregel die uitgevoerd wordt om een overbodig object te verwijderen | ||
sloot | algemene benaming voor een waterloop van beperkte breedte die stilstaand of slechts langzaam stromend water bevat. | ||
slop | gebroken geul in vast ijsdek. | ||
slot | de constructie waarmee de onderlinge aansluiting van individuele elementen in een verticale afdichting (foliewand, damwand) wordt verzekerd. | ||
slotgemiddelde | “waarde van een grootheid op een aangegeven tijdstip volgens een veeljarige trendlijn, waarin de invloeden van toevallige korte schommelingen als van langduriger ”“astronomische”” schommelingen zo goed mogelijk zijn uitgeschakeld. Het genoemde tijdstip is doorgaans het slot van een decennium.“ | ||
sludge | afval van afgewerkte olie en oliehoudende waterresten, bij normaal bedrijf ontstaan in de machinekamer. | ||
slufter | gebied tussen de duinen waartoe de zee geregeld doordringt. | ||
sluis | een kunstmatige, beweegbare waterkering die de verbinding tussen twee wateren kan afsluiten of openstellen en daartoe van deuren of schuiven is voorzien | ||
sluiscomplex | een kunstwerk ten dienste van de scheepvaart voor het overbruggen van waterstandsverschil- len door middel van een of meer sluizen | ||
sluisfuik | fuik zonder vleugels. | ||
sluisgang | een aaneengesloten periode waarin waterdoor- laat door een sluis plaatsvindt. | ||
sluiskil | voorkanaal aan de buitenzijde van een zeesluis. | ||
sluitcriterium | dit is het peil op een vast punt achter een stormvloedkering, waarbij en waarboven, bij verwachte overschrijding van dit peil, de kering gesloten dient te worden. | ||
sluitpeil | de waterstand, waarbij de kering wordt gesloten. | ||
sluittijdstip | moment waarop met de eigenlijke sluiting moet worden begonnen | ||
slurry | mengsel van water met vaste stof, waarin de vaste stof niet is opgelost maar als discrete deeltjes voorkomt. | ||
smeerolieleiding | leiding ten behoeve van het transport van olie voor het smeren van machinedelen | ||
smeltwater rivier | rivier die in belangrijke mate door smeltwater wordt gevoed. | ||
smoothen | vorm van filteren waarbij nieuwe waarden berekend worden in plaats van de gemeten waarden. | ||
sneeuw smelt module | algoritme wat gebruikt wordt voor het modelleren van de opeenhoping en smelten van de sneeuw in neerslag-afstromings modellen. | ||
snelflikkerlicht | VQ | het licht vertoont voortdurend zeer korte flikkeringen van 100 tot 120 flikkeringen per minuut | |
snelheid van het pori- en water | het werkelijke bewegingstempo van vloeistof- deeltjes in ee doorlaatbaar medium. | ||
snelheid-contour methode | bepalen van de afvoer van een waterloop door het meten van de oppervlakten tussen opeenvolgende isovelen. | ||
snelheid-oppervlakte methode | methode voor het bepalen van de afvoer in een waterloop door het bepalen van de snelheid van het stromende water op een aantal punten in het dwarsprofiel en het meten van de oppervlakte van de dwarsdoorsnede ter hoogte van de meetlocatie. | ||
snelheidscurve | kromme van de verdeling van de gemiddelde snelheid langs een verticaal of horizontaal in de dwarsdoorsnede van een stroom of stroming. | ||
snelheidshoogte | theoretische hoogte tot waar een vloeistofdeeltje kan worden opgetild door zijn kinetische energie. | ||
snelheidslimiet | snelheidslimiet die geldt ten tijde van de meting ter plaatse van het punt waar de snelheid wordt gemeten | ||
snelheidsmeting | meting van de snelheid van het verkeer op een bepaald punt | ||
snelheidspotentiaal | mathematische, scalaire functie zodanig dat de positieve of negatieve gradiënt in een bepaald punt de snelheidsvector in dat punt weergeeft. | ||
snelheidsregiem | snelheidsregiem dat geldt ten tijde van de meting | ||
snelheidsremmer | voorziening in, op of nabij de rijbaan, bedoeld om het gemotoriseerde verkeer met een lage snelheid te laten rijden | ||
snelle afvoer | de totale afvoer minus de basisafvoer. | ||
snelste pad berekening | berekening van de snelste weg (tijd) tussen A en B | ||
sneu | korte dwarslijn | ||
snijproductie | volume aangesneden grond door het graafwerk- tuig in, in situ m3 per eenheid van tijd. | ||
snorkelen | activiteit waarbij de zwemmer aan de oppervlakte blijft. | ||
snug down | stormklaar maken van een schip | ||
soft hybride model | data-georiënteerd model (bv. een neuraal netwerk) waarin (bv. via de kalibratie) fysische concepten worden gebruikt. | ||
solidificatie | de verwijdering van afvalwater van afval of de chemische verandering van afval om het minder doorlatend en minder ontvankelijk te maken voor transport door water. | ||
solitair | persoon of dier is iemand die niet in het gezelschap van anderen van zijn soort leeft | ||
solubiliteit | de hoeveelheid massa van een stof die in een eenheidsvolume van water op zal lossen. | ||
solvent | stof (meestal een vloeistof) die de mogelijkheid heeft om een of meerdere stoffen op te lossen. | ||
solventextractie | extractie van verontreinigende stoffen uit verontreinigde grond met behulp van (een) oplosmiddel(en). | ||
som 10 pak | de somparameter van de tien PAK's, te weten: Naftaleen, Antraceen, Fenantreen, Fluorantheen, Benzo(a)Antraceen, Chryseen, Benzo(a)pyreen, Benzo(k)Fluorantheen, Benzo(ghi)peryleen, In- deno(1,2,3-cd)pyreen. | ||
som 6 pcb's | de somparameter van de zes PCB's, te weten: PCB 28, 52, 101, 138, 153, 180. | ||
som 7 pcb's | de somparameter van de zeven PCB's, te weten: PCB 28, 52, 101, 118, 138, 153, 180. | ||
som chloorfenolen | de somparameter van alle chloorfenolen, te weten mono-, di-, tri-, tetra- en pentachloorfenol. | ||
som pak van borneff | de somparameter van de zes PAK's, te weten: Benzo(a)pyreen, Benzo(b)Fluorantheen, Ben- zo(ghi)peryleen, Benzo(k)Fluorantheen, Fluorantheen, Indeno(1,2,3-cd)pyreen. | ||
som tetrachloorfeno- len | de somparameter van de concentraties van gechloreerde fenolen met 4 chlooratomen in het fenolmolecuul. | ||
som trichloorfenolen | de somparameter van de concentraties van gechloreerde fenolen met 3 chlooratomen in het fenolmolecuul. | ||
sommatie waarden | waarde is berekend uit de som van de waarden van de deelparameters | ||
sommatie waarden deelparameters (factor 0.7 indien onder bepalingsgrens) | waarde is berekend uit de som van de waarden van de deelparameters, waarbij de waarden onder de bepalingsgrens voor een factor 0,7 zijn meegenomen. | ||
sommatie waarden deelparameters boven bepalingsgrens | waarde is berekend uit de som van de waarden van de deelparameters boven de bepalingsgrens | ||
somparameter | een somparameter is gebaseerd op afzonderlijke meting en daarna optelling van gehalten van een aantal gedefinieerde individueel chemische verbindingen die in één analysegang afzonderlijk gekwantificeerd worden. | ||
sondering | een middel om op gestandaardiseerde wijze de indringingweerstand van een conusvormig lichaam (de conus) te bepalen als maat voor de consistentie of vastheid van de grondslag | ||
sonisch boorsysteem | buizen van een betrekkelijk geringe middellijn die in een zodanig snelle trilling (70Hz - 200Hz) worden gebracht dat de bodemmassa in een zeer dunne laag rond de punt en langs de buizen vloeibaar wordt. | ||
soort | geheel van individuen die in alle enigszins belangrijk geachte kenmerken met elkaar en met hun nakomelingen overeenkomen. | ||
soort bemonstering | een indeling van de wijzen waarop op een zeker meetpunt een meting kan worden verricht of een monster kan worden genomen | ||
soort product per stap | SRT | ||
soortelijk oppervlak | de verhouding van het gezamenlijk oppervlak van een bepaalde gewichtshoeveelheid bolvormig gedachte korrels tot het gezamenlijk oppervlak van eenzelfde hoeveelheid bolletjes van dezelfde stof met een diameter van 1 cm. | ||
soortenrijkdom | verscheidenheid aan soorten. | ||
sound navigation and ranging | SONAR | apparatuur waarmee objecten onder water kunnen worden opgespoord. | |
spaarkom | kom, dienend om het waterverbruik bij een schutsluis te verminderen | ||
spanningpadgrafiek | grafiek waarin alle doorlopen spanningen tijdens de proef worden uitgezet d.m.v. de top van de bijbehorende cirkel van Mohr, zijnde het punt (p,q). | ||
spanningspad | het pad dat het spanningspunt met de coördinaten p,q doorloopt tijdens de proef. | ||
spanvisserij | vorm van visserij waarbij twee schepen een zakvormig net tussen zich in voortslepen. | ||
sparboei | drijfbaken. Lange cilinder met in verhouding tot de lengte een kleine middellijn. | ||
sparger | een apparaat dat samengeperste lucht in een vloeistof brengt. | ||
special committee on oceanoqraphical research | SCOR | ||
specialisatie | het verfijnen van een klasse (de zgn. superklasse) in onder- of subklassen | ||
specialisatie | classificatie van een specifieke bekwaamheden die van belang is voor het effectief afhandelen van een calamiteit. | ||
specialistische diensten | onderdelen van Rijkswaterstaat die de technische en wetenschappelijke kennis en ondersteuning verzorgen voor de uitvoering van de Rijkswaterstaatstaken en de beleidsvoorbereiding van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (DWW, Bouwdienst, MD, AVV, RIKZ en RIZA). | ||
specifiek berqinqsver- moqen | het bergingsvermogen per eenheid van horizontaal oppervlak. | ||
specifiek debiet | de hoeveelheid water die bij een bepaalde temperatuur door een bepaalde doorsnede stroomt ten gevolge van een potentiaalverschil, gedeeld door het oppervlak van die doorsnede | ||
specifiek ecoloqische doelstellinq | een omschrijving, zo mogelijk vertaald in een stelsel van normen, gericht op het behoud of de realisering van bij een bepaald oppervlaktewater passende levensgemeenschappen van planten en dieren | ||
specifieke berqinq | Sw | berging boven een nader aan te geven referen- tievlak per eenheid van horizontaal oppervlak. | |
specifieke berqinqsco- efficiënt | Ss | het quotiënt van de verandering in specifieke berging en de bijbehorende verandering van de stijghoogte c.q. grondwaterstand. | |
specifieke capaciteit van een put | qw | debiet van een put per meter afpomping. | |
specifieke enerqie | energie per eenheid van gewicht van de vloeistof op een gegeven plaats en tijd. | ||
specifieke qrondwa- terafvoer | U | grondwaterafvoer per eenheid van oppervlak van een gebied. | |
specifieke retentie | de verhouding tussen het volume water die rotsen of sediment kunnen vasthouden tegen de zwaartekracht ten opzichte van het totale volume rots of sediment. | ||
specifieke vochtigheid | q | het quotiënt van de massa waterdamp mv en de massa vochtige lucht (ma+mv) | |
specifieke warmte | de hoeveelheid warmte die nodig is om de temperatuur van 1 g van een zekere stof met 1° C te doen stijgen. | ||
spelregelkader natte infrastructuurprojecten | SNIP | ||
sperwater | breektankwater of bedrijfswater aangesloten op een pakkingbus van een pomp | ||
spiegel | min of meer vlakke, achterste afsluiting van de romp | ||
spitsmuis | steekapparaat bestaand uit een stalen steekbuis afgesloten met een zuiger, die met een standaard sondeerbuis in gesloten toestand wordt weggedrukt tot de gewenste monsterdiepte is bereikt. | ||
spleetbreedte | breedte van de spleten tussen rechthoekige blokken in een profielverdediging door middel van steenzetting | ||
splitsing | reproductie van micro-organismen door middel van celdeling. | ||
splitsing | punt waar een waterloop zich in twee takken splitst. | ||
spoelwater | water waarmee men gaat spoelen | ||
spoelwaterklep | klep in een spoelwaterleiding | ||
sportduiken | onderwatersport | ||
sportvissen | sportvissen is het vangen van vissen zonder professioneel aspect maar alleen voor het genot of om de competitie aan te gaan met andere sportvissers | ||
spreng | een spreng is een door mensen gegraven of verlegde beek. Sprengen komen veel voor op de Veluwe en werden gebruikt voor de aandrijving van watermolens, voor het maken van papier en/of voor water voor de wasserijen. | ||
springtij | het of de meest ontwikkelde der getijden kort na nieuwe of volle maan | ||
sproeipomp | pomp voor de toevoer van water naar de sproeier | ||
sproeiponton | een ponton met positioneringmogelijkheden, meestal dienende om een zand-water-mengsel zo nauwkeurig mogelijk op de juiste plaats (onder water) te lozen. | ||
spronglaag | scherpe afscheiding die 's zomers in grote water- lichamen kan ontstaan tussen bovenste waterlaag die door de zon wordt opgewarmd en de onderliggende laag die koud blijft omdat er geen zonlicht meer in doordringt | ||
spud (paal) | een stalen paal die in de grond wordt gezet ter verankering van een ponton of vaartuig | ||
spui | afsluitbare waterlozing die door een waterkering loopt. | ||
spui | boezem waarlangs wordt gespuid. | ||
spuidok | kom die bij hoog tij vol loopt en bij laag tij met kracht het voor de haven liggende zand meevoert. | ||
spuien | het door een spui lozen van water. | ||
spuikom | kom van een spuisluis waarin het binnenwater opgestuwd wordt om met meer kracht te kunnen spuien. | ||
spuitdrift | beweging van deeltjes in gas- of vloeibare vorm buiten het doelgebied van een bespuiting van een gewas. | ||
spuiwater (substraat- teelt) | water dat vanuit het recirculatiesysteem wordt geloosd, omdat het niet meer geschikt is als voedingswater | ||
squeezing | de plotseling optredende grote horizontale, van de as van de grondconstructie af gerichte, verplaatsingen in de ondergrond onder de grondconstructie. | ||
staalvisserij | palingvisserij met aan stalen (stokken) vastgemaakte fuiken. | ||
staand water | overgangstoestand tussen was en val in een natuurlijke waterloop. | ||
staande golf | golf die zich niet in horizontale richting verplaatst. | ||
staat van instandhouding | de beoordeling van de staat van instandhouding van een habitattype of soort in ons land op basis van aspecten als geografische verspreiding, hoeveelheid (aantallen of oppervlakte), leefgebied van een soort of kwaliteit van een habitattype en perspectieven voor duurzaam behoud van een soort of habitattype. | ||
stabiel kanaal | stroombaan waarin de aanwas gemiddeld de uitspoeling evenaart. | ||
stabiele status | toestand waarbij in ieder punt in het systeem de gemiddelde stromingsomstandigheden niet vari- eren met de tijd. | ||
stabiele waterstand | waterspiegel die constant blijft over de tijd. | ||
stabiliteit | eigenschap van een rekenproces waarbij de fout van opeenvolgende berekeningen niet toeneemt. | ||
stabiliteit | vastheid van evenwicht | ||
stabiliteit binnentalud | beschrijving van de macrostabiliteit van de binnenzijde van de waterkering | ||
stabiliteitfactor | de factor waarin het verschil tussen sterkte en belasting wordt uitgedrukt. | ||
stabiliteitscoëfficiënt | coëfficiënt die de verhouding aangeeft tussen de maximaal toelaatbare schuifspanning en de berekende optredende schuifspanning bij een bepaalde bezwijkvorm. | ||
stabiliteitsgegevens | verzameling tabellen en diagrammen die een beeld geven van de stabiliteit van een vrachtschip. | ||
stagnant water | water wat niet beweegt of stroomt. | ||
stagnatie punt | punt waar de snelheid gelijk is aan nul. | ||
stakellicht | lichtsein met moderne noodsignalen | ||
stamafvoer | Sf | de hoeveelheid neerslag die via de stam van de boom de bodem bereikt. | |
stand by | blijf tot nader bericht uitluisteren op dit kanaal | ||
standaard aanpas- singsmodule | SAM | type databron | |
standaard afwijking | maat voor de spreiding van een stochastische grootheid | ||
standaard bodem | waterbodem bestaande uit 10% organische stof en 25% lutum. | ||
standaarddeviatie | wortel uit de variantie | ||
standaardelement | toplaagelement van een standaardtype: niet onderling verbonden, zonder gaten, zonder grote uitsteeksels. | ||
standaardsortering | sortering van granulair materiaal volgens erkende normen. | ||
standaardsteenzetting | steenzetting met een toplaag van standaardelementen. | ||
standopnemer | sensor die versnellingen en hoekversnellingen meet en hieruit de stand van de sensor bepaald | ||
standplaats (ecotopenindeling) | ruimtelijke eenheid die homogeen is voor wat betreft de belangrijkste abiotische standplaatsfactoren die voor de plantengroei van belang zijn. | ||
standplaats (praktisch) | de wortelzone van een bodemkundig, waterhuis- houdkundig en vegetatiekundig homogeen deelgebied op lokale schaal (perceel of klein natuurgebied van enkele hectares). | ||
standplaats (strikt) | de kleinste in een bepaald verband als fysieke eenheid beschouwde omgeving van de plant, waarbinnen de standplaatsfactoren overeenstemmen met de fysiologische behoeften van een plant. | ||
standplaats beschikbaarheid | de habitat die beschikbaar is voor gebruik door een organisme of levensgemeenschap gedurende een specifieke tijd en plaats. | ||
standplaats gebruik | de habitat die gebruikt wordt door een organisme of gemeenschap binnen een bepaalde tijd en gebied | ||
standplaats voorkeur | een manier voor het schatten van de habitat kwaliteit door het rekening houden met zowel het habitat gebruik als de habitat beschikbaarheid. | ||
standplaatsfactor | een variabele eigenschap van de standplaats met betrekking tot de fysiologische behoeften van planten. | ||
stap (in het model proces) | fase in het modelleer proces | ||
stapel | stelling op een werf waarop een schip in aanbouw rust. | ||
stappenbaak | een paal met markeringen (spijkers) waarmee de plaatselijke waterstand kan worden bepaald | ||
startnotitie | eerste formele stap in een MER-procedure waarin de voorgenomen activiteit bekend wordt gemaakt en een globale aanduiding wordt gegeven van alternatieven en milieueffecten die in het MER uitgewerkt zullen worden | ||
stationair | niet-veranderlijk binnen de gestelde perioden. | ||
stationair model | model dat niet dynamisch is - de veranderingen in de tijd worden niet gemodelleerd. | ||
stationair proces | proces waarvan de kansverdeling tijdsonafhan- kelijk is. | ||
statistisch model | model wat gebaseerd is op statistische methoden. | ||
statistische verdeling | kansverdeling van de waarde van een variabele of parameter. | ||
stedelijk afvalwater | huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater | ||
stedelijk gebied | dicht bebouwd gebied. Het kan gaan om woongebieden en bedrijventerreinen of een mengvorm daarvan - voor de werking van de Keur zijn de grenzen van het stedelijk gebied zoals die zijn aangegeven op de Keurkaarten bepalend. | ||
steekapparaat | toestel waarmee een steekring in de grond kan worden gedrukt voor het nemen van bodemmonsters | ||
steekbakens | in de grond gestoken takken, die aan de linkerzijde van het vaarwater spits bij elkaar zijn gebonden en aan de rechterzijde van het vaarwater uit elkaar staan. | ||
steekmonster | een afzonderlijk monster dat momentaan genomen wordt. | ||
steektoestel zonder folie | klein steektoestel waar het monster niet in contact komt met kunststoffen of ingesloten lucht. | ||
steen | harde stof met een minerale samenstelling | ||
steenslag | procesmatig gebroken gesteente dat van natuurlijke oorsprong of kunstmatig gevormd is. | ||
steenzetting | bedekking van een talud met berg-, breuk- of riviersteen | ||
steiger | een constructie boven het water, meestal langs een oever, die dient voor het afmeren van schepen of woonschepen. | ||
steltlopers | vogelsoort die voedselgebieden vindt op slikken, platen en schorren. | ||
stenohalien | organismen die maar beperkte verschillen in zoutconcentratie kunnen verdragen | ||
stenotherm | organismen die maar beperkte temperatuursverschillen kunnen verdragen | ||
stepping-stone | letterlijk: Stapsteen. Een op zichzelf geïsoleerd steunpunt waardoor planten en dieren zich sprongsgewijs kunnen verspreiden tussen een of meer gelegen gebieden. | ||
sterin, sterlab | sTERIN en STERLAB zijn door de (Nederlandse) Raad voor de Accreditatie afgegeven erkenningen voor laboratoria en inspectie-instellingen. | ||
sterk veranderd wa- terlichaam | een oppervlaktewaterlichaam dat door fysische wijzigingen ingevolge menselijke activiteiten wezenlijk is veranderd van aard als door de lidstaten aangeduid overeenkomstig de bepalingen van bijlage II (Europese Kaderrichtlijn Water) - | ||
steunvloeistof | het bentonietwatermengsel waarmee de stabiliteit van een dichtwandsleuf tijdens het graven volgens het tweefasen systeem wordt verzekerd. | ||
steurharing | gezouten ongekaakte haring. | ||
steven | gedeelte van het schip waar de huid van beide zijden samenkomt in een betrekkelijk scherpe vorm. | ||
stichting infrastructuur kwaliteitsborging bodembeheer | SIKB | ||
stichting recreatie- toervaart nederland. | SRN | ||
stichting toegepast onderzoek waterbeheer. | STOWA | wetenschappelijk instituut van de waterbeheerders in Nederland (waterschappen, provincies en het ministerie van Verkeer en Waterstaat). De STOWA doet onderzoek naar nieuwe toepassingen voor het waterbeheer. Ook verzamelt en publiceert dit instituut informatie over bijvoorbeeld waterkwaliteit. Voor meer informatie zie: www.stowa.nl | |
stijf | zegt men van een schip dat stabiel is. | ||
stijgend peil | waterstand van een waterloop die continue stijgt gedurende een bepaalde periode. | ||
stijghoogte | h | in de verzadigde zone kan deze grootheid worden gemeten met een piëzometer waarvan de hoogte t.o.v. een referentievlak bekend is. Het resultaat heeft betrekking op de plaats waar het filter is gesteld. | |
stijghoogte | h | | ||
stijghoogteoppervlak | het vlak dat de stijghoogte aangeeft voor elk punt van een nader aan te geven vlak binnen een watervoerend pakket. | ||
stijging | deel van het hydrogram waar de afvoer stijgt. | ||
stikstof | N | scheikundig element, atoomnummer 7, afkorting N | |
stikstof | N2 | een reukloos kleurloos en inert gas dat ongeveer 78% van de atmosfeer uitmaakt. Vrijkomend bij de vergaande stikstofverwijdering | |
stikstofverbinding | elke stikstof bevattende stof, uitgezonderd gasvormige stikstof. | ||
stilliggend schip | volgens de wet: een schip dat hetzij ten anker, hetzij gemeerd ligt. | ||
stilwaterlijn | waterlijn bij stilliggend schip | ||
stilwaterstand | waterstand zonder golfbeweging. | ||
stimuleringsregeling gebiedsgericht milieubeleid | SGB | ||
stochasticiteit | fluctuaties in fysische, chemische, biologische en ecologische processen als gevolg van de natuurlijke variabiliteit en inherente willekeurigheid. | ||
stochastisch model | een model waarvan de uitvoer meerdere waarden uit een kansverdeling aan kan nemen door onzekerheden in de invoer of in het modelconcept | ||
stock pile | een type suppletie, waarbij op een plaats een zandvoorraad wordt aangebracht, vanwaar het verder langs de kust wordt verspreid | ||
stof | zeer kleine droge deeltjes | ||
stofdriehoek (organische) | benaming voor de in de NEN 5104 opgenomen driehoek die is opgesteld voor mengsels met een organische stoffractie, een lutum fractie en gecombineerde zand-siltfractie. | ||
stoïchiometrische lucht- (of zuurstof-) hoeveelheid | die hoeveelheid lucht of zuurstof, waarbij de brandbare stof volledig geoxideerd kan worden en geen zuurstof overblijft. | ||
stoke's wet | een methode om de hoogte van de val van deeltjes door een vloeistof te meten, gebaseerd op de dichtheid, viscositeit en deeltjesgrootte. | ||
stollingsgesteente | een rots gevormd door het afkoelen en kristalliseren van de gesmolten rots massa die magma genoemd wordt. | ||
stoomboot | vaartuig dat door stoom (stoommachine of stoomturbine) wordt voortbewogen. | ||
stoot | attentiesignaal met de scheepshoorn. | ||
stootrand | kleine, uitstekende rand rond de buitenkant van het dek van een jacht. | ||
stootvoeg | spleet tussen blokvormige toplaagelementen aan de korte zijde van de blokken. | ||
stopproef | een proef om de geohydrologische parameters van de bodem te kunnen bepalen, waarbij een stationaire grondwateronttrekking wordt stopgezet en in de omgeving van de onttrekking stijghoogten in de tijd worden gemeten. | ||
stopwerk | voegvulling in de vorm van brokken en scherven van toplaagelementen die in de spleten zijn vastgezet | ||
storingsafhankelijk onderhoud | onderhoudsvorm waarbij het onderhoud na het falen wordt uitgevoerd, omdat storing van het betreffende object(onderdeel) niet (direct) leidt tot functieverlies op infrastructuurniveau, of omdat de gevolgen daarvan zijn beperkt. | ||
storm | iedere verstoorde toestand van de atmosfeer. | ||
stormvloed | een hoogwaterperiode in het getijgebied tijdens storm waarin het hoogwaterpeil een vastgestelde waarde bereikt of overschrijdt. | ||
stormvloed seindienst | SVSD | oude benaming. Tegenwoordig Stormvloed Waarschuwingsdienst | |
stormvloed waarschuwingsdienst | deze dienst van Rijkswaterstaat bepaalt verwachte hoogwaterstanden aan de hand van gegevens van het KNMI en actuele waterstanden en deelt deze, voor zover daartoe aanleiding bestaat, aan belanghebbenden mede. | ||
stormvloedkering | keersluis die gesloten wordt bij zeer hoge buitenwaterstanden. | ||
stormvloedkering- waarschuwing | (waarschuwing ten behoeve van.) keersluis welke wordt gesloten bij zeer hoge buitenwaterstanden. | ||
stormwaarschuwing | waarschuwing via voor windsnelheden van 6 Beaufort en meer | ||
stortebed | een bodembeschermingobject gebouwd uit steen en/of beton ter voorkoming van het optreden van erosie door de optredende stroomsnelheden bij een kunstwerk. | ||
storten van stoffen | zich in zee of op zee ontdoen van stoffen of van vaartuigen, luchtvaartuigen of op de zeebodem opgerichte werken, op een wijze als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onderdeel a, in samenhang met artikel 6.12, onderdeel b, dan wel als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onderdeel b, of derde lid van dewaterwet | ||
stortgoed | lading die gestort wordt, zoals graan | ||
stortinrichting | inrichting voor het blijvend onderbrengen van afvalstoffen (verontreinigde grond) | ||
stortkist | een afvoerpunt van water bij een gesloten stort | ||
stortlocatie | plaats waar zaken neergeworpen (kunnen) worden. | ||
stortstrategie (onder- houdsbaggerwerk) | de manier waarop er omgegaan wordt met de stort van het baggerwerk dat nodig is om een afgesproken vaardiepte te kunnen handhaven. | ||
stortvloed | hoogwater van korte duur die snel stijgt en valt en met een relatief hoge piekafvoer. | ||
straal | watergordijn wat over een stuw of waterval heen stroomt. | ||
straal | lengte van de rechte lijn, uitgedrukt in centimeters, die het nulpunt van de cirkelvormige raai verbindt met het middelpunt van die cirkelvormige raai | ||
stralinq | proces waarbij golfenergie wordt doorgegeven via golfbewegingen in een medium. | ||
strand | gedeelte van de kuststrook tussen de laagwater- lijn en de duinvoet. | ||
strand | vlakke strook kiezel- of zandgrond dicht langs de zee of een binnenwater | ||
stranden | vastlopen op het strand. | ||
strandmuur | op de grens van het strand en het duin opgetrokken muur. | ||
strandslaq | gereguleerde overgang over het duin. | ||
strandvlakte | niet door duinen begrensd strand aan de uiteinden van de waddeneilanden waar geen kustlijnhandhaving plaatsvindt. | ||
strandvonderij | ambtelijke instelling die uit zee aangespoelde voorwerpen moet beheren. | ||
strateqie | tweede niveau draaiboek voor operationeel waterbeheer. | ||
strateqie element | onderdeel van een strategie, dat betrekking heeft op een te ondernemen actie in relatie tot een bepaalde gebruiksfunctie. | ||
strateqisch plannen | het op basis van het managementcontract opstellen van prognoses en formuleren van beleid voor onderhoud, beheer, personeel inkoop en KAM | ||
stratificatie | het voorkomen of de vorming van duidelijke, onderling gescheiden lagen in een waterbekken, gekarakteriseerd door temperatuur- en dicht- heidsverschillen over de waterkolom. In de bovenlaag overheersen opbouwprocessen, en in de onderlaag afbraakprocessen. Laatstbedoelde processen kunnen in de onderlaag gepaard gaan met onder meer zuurstoftekorten. | ||
stratiqrafie | aanduiding voor de systematische beschrijving van de aardkorst. Afhankelijk van de eigenschappen waarop speciaal wordt gelet, zoals gesteente-eigenschappen, fossielinhoud of ouderdom, wordt de benaming nader gespecificeerd en spreekt men respectievelijk van lithostratigrafie, biostratigrafie of chro- nostratigrafie | ||
streefbeeld | concrete (meetbare) doelstelling. | ||
streefbeeld | beschrijving van de gewenste situatie va water- huishoudkundige systemen. Ze kunnen worden geschouwd als doelen voor de lange termijn, met als kern een duurzame een duurzame ecologische ontwikkeling en een duurzaam gebruik van het water door de mens | ||
streefwaarde | waarde die men tracht te bereiken | ||
stremminq | doorstroming van het vaarwegverkeer plaatselijk geblokkeerd als gevolg van een incident. | ||
stress absorbinq membrane interlayer | scheurremmende tussenlaag | ||
strijkhoogte (schip) | H | de verticale afstand tussen de waterlijn en het hoogste punt van het stilliggende ship waarbij alle gemakkelijk strijkbare onderdelen zover mogelijk zijn gestreken | |
strijklengte | F | | ||
stripping | het indringen van water tussen het mineraal en het bitumen waardoor de hechting wordt verbroken en de samenhang van het asfalt vermindert | ||
stroefheidmeting | meting van de stroefheid van het wegdek | ||
stromen/gemaal op een inrichting | stromingen en transportmiddelen die zich binnen een inrichting bevinden | ||
stromend water | stromingstoestand waarbij de watersnelheid kleiner is dan de voortplantingssnelheid van lange golven. Hierdoor planten storingen zich ook in bovenstroomse richting voort. | ||
stroming | aan- of afvoer van water of gassen die in een specifieke richting plaatsvindt. | ||
stroming met een vrije waterspiegel | stromend water waarvan het oppervlak blootgesteld is aan de atmosfeer. | ||
stromingsdruk | onder stromingsdruk wordt verstaan: de door wrijving op de korrels uitgeoefende kracht, die ontstaat als er water door de grond stroomt. | ||
stromingsprofiel | het deel van het profiel van wateren dat vrij moet blijven van obstructies om voldoende water aan- en af te kunnen voeren. | ||
stromingsregime | type stroming, bijvoorbeeld turbulent of lami- nair. | ||
strook | dunne reep | ||
strook | een gedeelte van de bekleding tussen twee horizontale begrenzingen. | ||
stroom | water wat stroomt in een open of gesloten leiding, een straal water komende uit een opening of een lichaam van stromend grondwater. | ||
stroom orde | getal wat de graad van vertakking in een riviersysteem uitdrukt. | ||
stroomafwaarts | gericht naar de riviermonding. | ||
stroomatlas | een atlas die per getijfase de heersende stromen in een bepaald gebied aangeeft | ||
stroombestendig | onbeweeglijk in stroming. | ||
stroombult | ondiepte die zich soms zo'n vijftig meter achter de sluis bevindt. | ||
stroomdalflora | planten uit de bovenloop van de Rijn die zich over het stroomgebied hebben verspreid. | ||
stroomdalgrasland | natuurlijke hooggelegen soortenrijke, relatief open, grazige begroeiingen op droge of matig droge, voedselarme, zandige of zavelige en veelal kalkhoudende groeiplaatsen langs de rivieren. | ||
stroomdomein | een ruimtelijk begrensd gebied dat gekenmerkt wordt door een functionele coherentie en gebaseerd is op fysiografische grenzen waarin één of meer hydrologische systemen kunnen voorkomen. | ||
stroomfunctie | mathematische functie die voornamelijk in tweedimensionale stromingen wordt gebruikt waarvan de waarde constant is langs een stroomlijn en waarvan de toename (of afname) de afvoer geeft tussen twee naburige stroomlijnen (of stroom bladen). | ||
stroomgebied reactie | manier waarop een stroomgebied reageert op een meteorologische gebeurtenis of serie gebeurtenissen. | ||
stroomgebiedbenade- ring | watersysteembenadering op het niveau van een stroomgebied, waarbij het grond- en oppervlak- tewatersysteem in samenhang wordt beschouwd in relatie tot de verschillende vormen van grondgebruik (functies). | ||
stroomgebieddistrict | het gebied van land en zee, gevormd door een of meer aan elkaar grenzende stroomgebieden met de bijbehorende grond- en kustwateren, dat overeenkomstig artikel 3, lid 1, als de voornaamste eenheid voor stroomgebiedbeheer is omschreven - | ||
stroomgebiedsdistrict | het gebied van land en zee, gevormd door een of meer aan elkaar grenzende stroomgebieden met de bijbehorende grond- en kustwateren. | ||
stroomgebiedsuitwer- kingsplan | SUP | hierin wordt zowel inrichting als peil als onderhoud geregeld. | |
stroomgeul | uitschuring in de (water-)bodem, als gevolg van stromend water | ||
stroomgradiënt | een verandering van de stroomsnelheid, meestal dwars op de stroomrichting bedoeld | ||
stroomlijn | lijn waarvan de richting in ieder punt de richting van de gemiddelde (-)snelheid aangeeft die op een gegeven tijdstip bestaat. | ||
stroomlijn | project waarin Rijkswaterstaat (als rivierbeheerder) en (natuur)terreinbeheerders afspraken heeft gemaakt over de manier waarop binnen de randvoorwaarden van afvoer en bevaarbaarheid bij terreinbeheer ook rekening kan worden gehouden met natuurdoelen. | ||
stroommeter | instrument voor het meten van de stroomsnelheid van het water op een zeker punt. | ||
stroommeting | het meten van de snelheden, diepten en breedte met als doel van het meten van de afvoer. | ||
stroomnaad | aan het oppervlak zichtbare begrenzing tussen twee langs elkaar bewegende waterstromen | ||
stroomopwaarts | tegenovergesteld gericht aan stroomafwaarts. | ||
stroomprofiel | profiel langs de stroombaan van een waterloop die de bodemhoogte van de waterloop toont. | ||
stroomrichting | STROOMR TG | richting waarin het water stroomt. De richting die een stroom volgt, d.w.z. de richting van de snelheid van een stromend medium. | |
stroomsnelheid | STROOMS HD | de gemiddelde stroomsnelheid van het water, zijnde het quotiënt van de cumulatieve aanvoer- hoeveelheid en de natte oppervlakte | |
stroomversnelling | gedeelte van een waterloop waar de stroming snel en schietend is en waar het oppervlak normaliter gebroken wordt door obstructies, maar waar geen feitelijke waterval of cascade is. | ||
stroomversnelling | ondiepe stroomversnellingen in een open waterloop, waarbij het wateroppervlak in golven gebroken wordt door obstructies die geheel of gedeeltelijk ondergedompeld zijn. | ||
stroomversnelling | waterloop met een superkritische helling waarbij het water in de regel met grote snelheid en turbulentie stroomt. | ||
stroomverticaal | stroomsnelheid en -richting als functie van de afstand tot het wateroppervlak voor een bepaald tijdstip en een bepaalde locatie, hoe dan ook verkregen of gepresenteerd. | ||
stroomvoerend profiel | het gemiddelde profiel van het riviervak dat bij een bepaald peil beschikbaar is voor de rivieraf- voer | ||
stroomvoerende breedte | b | de gemiddelde breedte van het riviervak die bij een bepaald peil beschikbaar is voor de rivieraf- voer | |
structurele erosie | geleidelijk, maar voortdurend verlies van zand uit een kustprofiel of balansgebied. | ||
structuurlaag | eén laag binnen de vegetatie, ingedeeld naar hoogte. | ||
structuurplannen | gebruiksplannen van gronden | ||
structuurschema groene ruimte | |||
structuurschema verkeer en vervoer | SVV | ||
structuurvisie | een in het kader van de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld ruimtelijk plan voor een deel of het gehele grondgebied van het Rijk, provincie of gemeente. | ||
stuifdijk | duinregel, gevormd door (al dan niet) kunstmatig vastgelegd stuifzand. | ||
stuifgat | het resultaat van plaatselijke verstuiving van zand. | ||
stuifscherm | verticaal doorlatend scherm, vervaardigd van riet of rijshout, dat wordt toegepast voor het vangen van zand. | ||
stukgoed | goederen die bij het stuk, dat wil zeggen per colli ten vervoer worden aangegeven | ||
sturen | volgens het BPR is dit ' het zelfstandig bepalen van koers en snelheid van het schip'. | ||
stuurautomaat | automatische stuurinrichting. | ||
stuurboord | de rechterkant van een vaartuig wanneer men van achteren naar voren kijkt. | ||
stuurgroep deltatechnologie | stuurgroep boven het netwerk deltatechnologie | ||
stuurgroep management overstromingen | SMO | ||
stuurman | scheepsofficier die met de navigatie is belast. | ||
stuursnelheid | minimum snelheid door het water die men nodig heeft om het roer te kunnen sturen. | ||
stuw | vaste of beweegbare constructie die dient om het peil bovenstrooms van de constructie te verhogen c.q. te regelen. | ||
stuwadoor | deze zorgt in de haven voor de overslag en opslag van goederen. | ||
stuwduiker | een combinatiekunstwerk bestaande uit een dui- ker(opening) en een stuw. | ||
stuwkromme | de waterspiegel in een waterloop waar de diepte groter is dan de evenwichtsdiepte als gevolg van opstuwing benedenstrooms. | ||
subcategorie | de nadere onderverdeling van een bepaalde categorie. | ||
subfractie | naam voor een korrelgrootteklasse met nauwe grenzen | ||
submerse vegetatie | niet boven het wateroppervlak uitkomende vegetatie. | ||
subsidie | aan derden toegekende financiële middelen, bestemd voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten | ||
subsidies | werksoort waarbij subsidies worden verstrekt aan derden (andere overheden of particulieren organisaties) voor de uitvoering van projecten op het gebied van met name openbaar vervoer, weginfrastructuur en verkeersveiligheid | ||
subsidies afhaakpro- blematiek | alle activiteiten die samenhangen met het verlenen van financiële bijdragen aan bedrijven ter voorkoming van het afhaken van bedrijven van zuiveringsinstallaties. | ||
substraat | vast materiaal, zoals zand en dood of levend blad, waarin organismen leven. | ||
successie | de in tijd opeenvolgende veranderingen die zich in de vegetatie voltrekken, waarbij een plantengemeenschap of vegetatietype ontstaat of in een ander overgaat. | ||
sulfaatreductie | bacteriële omzetting van sulfaat in zwavelver- bindingen onder anaërobe omstandigheden. | ||
superpositie (analytische- elementenmethode) | het principe dat (combinaties van) elementen kunnen worden toegevoegd aan of verwijderd uit de bestaande schematisering. | ||
superpositie (grond- waterhydraulica) | het principe dat de potentiaalverdeling bij verschillende onttrekkingen en infiltraties kan worden bepaald door de effecten van elke afzonderlijke onttrekking en infiltratie te sommeren. | ||
superstorm | storm die de maatgevende omstandigheden langs de kust tot gevolg heeft. | ||
supervisory control and data aqcuisition | SCADA | ||
suppleren | kunstmatig aanvullen van een kustprofiel met van buiten het balansgebied aangevoerd zand. | ||
surf-beat | verticale slingering van de waterspiegel in de brandingzone als gevolg van groepsgewijs aankomende golven. | ||
suspensie | dispersie van een vaste stof in een vloeistof. | ||
suspensief transport | transport van gesuspendeerde deeltjes door de stroming | ||
sweep | serie dieptemetingen met een multibeam echolood waarbij alle bundels eenmaal bemeten worden | ||
symbiose | langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten met beider voordeel. | ||
symbool | een aanduiding voor het voorkeur tekensymbool dat bij een technische naam hoort van een onderdeel binnen de zuiveringsinfrastructuur. | ||
synecologie | studie van groepen van organismen in relatie tot hun omgeving. |