Dutch

  • bak

English

  • (behuizing) casing, housing
  • (voederbak) feeding trough
  • (trog) trough
  • (voor rubbish/storage) bin, skip
  • (bak van een treinstel) carriage
  • (voor het opvangen van olie) oil receptacle, sump, oil sump
  • (voor vloeistoffen) receptacle, reservoir, vessel
  • (kom of schaal) basin
  • (plat of ondiep (bijv. voor in oven) tray
  • (reservoir voor vloeistoffen) cistern, tank, vessel
  • (vaartuig) barge
  • (van een accu) battery container, battery jar
  • (van transporteur, baggermachine, jakobsladder) bucket
  • (reservoir) cistern, tank
  • (natuurkunde) vessel
  • (etensbak) dish, bowl
  • (in auto) boot, (Amerikaans-Engels) trunk
  • (kattenbak) tray

External links

Examples

Dutch English Source
- - -

References