English
- outright
Dutch
- integraal
- (onverdeeld) onvoorwaardelijk, zonder voorbehoud, open, uitgesproken
- (volstrekt) absoluut, duidelijk, onmiskenbaar
- zonder meer
- zonder onderbreken, continu
- (direct) rechtstreeks, onmiddellijk, zonder vertraging
- (totaal) volledig, geheel, volkomen, grondig, zonder beperking of voorbehoud
- (helemaal) geheel (en al), eens en voor al, volstrekt, totaal
- (ineens) ter plaatse, onmiddellijk
- (openlijk) ronduit / weg, openhartig, zonder voorbehoud
- (adverb) totaal, ronduit, volstrekt, regelrecht, helemaal, geheel, openhartig, ineens, meteen, openlijk
- (adjective) rechtstreeks, totaal, direct, volstrekt, duidelijk, absoluut, volledig, onmiskenbaar, onvoorwaardelijk, onmiddellijk, onverdeeld, open, volkomen, uitgesproken, geheel, grondig
Phrases
- outright nonsense
- je reinste onzin, klinkklare flauwekul