Dutch |
English |
Definition
|
aanplempen |
|
laag gelegen terrein, sleuven, enz. ophogen of aanvullen door materiaal in het water te storten
|
aanwassen |
|
aangroei van land door sedimentatie
|
Aanzanding |
Accretion |
|
Aanzanding |
Aggradation |
|
achterhar |
heel post |
verticale balk in sluisdeur (puntdeur) aan de kant van de sluiswand
|
achterkade |
|
kade die het land moet beschermen tegen opdringend water uit het achterland
|
achterland |
Hinterland |
|
achterloopsheid |
|
verschijnsel dat grondwater om een constructie heen loopt, en kwel veroorzaakt
|
achtersteven, hek |
Stern |
|
Achteruitgang, erosie |
Recession |
|
achterwende |
|
oude naam voor de dijk aan de landzijde van een rivierpolder, moest deze polder beschermen tegen water uit het veengebied
|
afkalven |
|
beschadiging van een aarden beloop of het afnemen van een oeverrand door golfslag of stroom
|
afname |
Decay |
|
afschuiving |
slide |
het verplaatsen van een deel van een grondlichaam door overschrijding van het de schuifspanningssterkte
|
afstoppen |
|
het met puin en kleine stukken steen vol slaan van de openingen tussen de stenen van een steenglooiing
|
amplitude |
Amplitude |
De helft van het verschil tussen hoogste en laagste waterniveau van een cyclische waterstand (bijv. een getij of een windgolf)
|
Anisotropisch |
Anisotropic |
|
aquifer |
Aquifer |
watervoerende laag
|
aquitard |
Aquitard |
slecht waterdoorlatende laag
|
baardwerk |
|
met zand gevulde rijshoutconstructie; vormde vroeger veelal de kern van kribben
|
balgstuw |
|
stuw van rubber die gevuld wordt met lucht of water om in werking te komen
|
ballasthok |
|
vak gemaakt van tuinen waarin ballast voor afzinken komt
|
bandijk |
|
Rivierdijk, dijk van het winterbed
|
bank (zandbank) |
bar |
|
Bank, slik, schor |
Tidal flat |
|
banket |
|
horizontaal gedeelte in een talud; ook gebruikt als ophoging op het strand tegen de duinvoet
|
basiskustlijn |
|
vastgestelde kustlijn die gehandhaafd wordt middels suppletiewerken (in principe de kustlijn van 1990)
|
basisveiligheid |
|
norm waarbij de kans op overlijden door overstromen voor iedereen in Nederland op 1/10000 is gesteld
|
bedijking |
|
gebied dat natuurlijk al vrij hoog is komen te liggen (bijv. door aanslibbing) en beschermd wordt tegen stormvloeden door een dijk
|
beer |
|
gemetselde waterkering
|
begin van beweging |
incipient motion |
Het ogengblik dat zand of stenen gaan bewegen onder invloed van de stroming
|
Bekledingselement |
Armour unit |
|
bekrammen |
|
Een aarden beloop met een dunne laag stro of riet bedekken en dit laagje met beugels van stro aan de grond bevestigen ter bescherming van de grond tegen golfslag en stroom
|
Belasting, gehalte |
Load |
|
beloop |
|
schuine kant (talud) van een ophoging (bijv. een dijk) of uitgraving
|
bemalen |
|
waterstand in een polder regelen door een gemaal
|
benedenrivierengebied |
|
het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied the westen van de lijn Schoonhoven - Werkendam - Dongemond, inclusief Hollands Diep en Haringvliet, zonder de Hollandse IJssel
|
Benedenstrooms |
Downdrift |
|
benedenwater |
tailwater |
|
Berm |
Berm |
Horizontaal deel in het talud van een dijk of havendam
|
bermsloot |
|
sloot langs de binnenteen van de dijk, ter voorkoming van wateroverspanning aan de binnenteen
|
beschermen, pantseren |
armouring |
|
beslag |
|
bodembescherming bestaande uit een laag rijshout of riet, bezet met tuinen, of soms met ijzerdraden aan paaltjes
|
beteugelingsdam |
|
Ter beperking van de stroom door een geul, slenk, sluitgat, enz. gelegde dam
|
beton |
concrete |
|
betrouwbaarheid |
Reliability |
|
betrouwbaarheidsfunctie |
Limit state function |
|
Bezwijkkans |
Failure probability |
De kans dat een constructie onder zijn belasting bezwijkt (is in het Nederlands niet gelijk aan de faalkans)
|
binnenberm |
Inner berm |
extra verbreding aan de landzijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden en/of om zandmeevoerende wellen te voorkomen
|
Binnendijks |
|
Gebied aan de landzijde van een dijk
|
blees |
|
dat deel van een stuk rijshout waar de bladeren gezeten hebben
|
bleeslaag |
|
oeverbeschermingsconstructie van dun rijswerk dat in continu proces gemaakt en gezonken kan worden (kan dus heel lang zijn)
|
blinde palen |
|
palen die niet boven het zetwerk uitsteken
|
bloksteen |
|
Voor steenglooiing geschikte stenen, die vrij regelmatig rechthoekig zijn gehakt op ongeveer gelijke afmetingen
|
bochterosie |
bend scour |
|
bodem |
bed |
|
Bodem |
Bottom |
|
Bodembescherming |
Bed protection |
|
bodembescherming |
Blanket |
Een gegradeerde laag stenen onder een breuksteenconstructie om te voorkomen dat het natuurlijke bodemmateriaal wegspoelt
|
Bodemtransport |
Bed load |
|
boeg |
bow |
Voorkant van een schip
|
boezem |
|
gebied in een polder dat gebruikt wordt voor (tijdelijke) opslag van water
|
boezemkade |
|
waterkering langs een boezem
|
Bolder |
Boulder |
|
Boorkern |
Core |
Een ongeroerd grondmonster door boring verkregen dat de gelaagdheid van de bodem laat zien.
|
Borstwering |
Crown wall |
|
Borstwering |
Parapet |
|
botsen |
collide |
|
bouw, uitvoering, constructie |
construction |
|
bovenrivier |
|
dat deel van de rivier waar het getij niet meer merkbaar is
|
Branding |
Surf |
|
Brandingszone |
Surf zone |
|
Breekdiepte |
Breakerdepth |
|
Breker, brekende golf |
Breaker |
|
Bres |
Breach |
gat in waterkering, waarna het dijklichaam faalt
|
Breuksteen |
Quarrystone |
Alle vormen van natuursteen afkomstig uit een groeve
|
Breuksteen golfbreker |
Rubble mound |
|
Breuksteen, puin, stortsteen |
Rubble |
|
breuksteen, stortsteen |
Riprap |
Losse steen, los gestort zonder regelmatig patroon.
|
buigen |
inflection |
|
Buik |
Loop |
Het deel van een staande golf waar de vertikale beweging maximaal is en de horizontale beweging minimaal.
|
Buik (van trilling) |
Antinode |
|
Buitendijks |
|
Gebied aan de zeezijde of rivierzijde van een dijk
|
Caisson |
Caisson |
betonnen bak gebruikt voor afsluitingen en vertikale havendammen
|
Cirkelvormige baan |
Orbit |
|
Cno�daal |
Cnoidal |
|
cohesief |
cohesive |
Bodemmmateriaal van fine deeltjes die aan elkaar kleven (in tegenstelling tot los zand) zoals klei
|
compartimenteringsdijk |
|
dijk die een polder onderverdeeld met als doel te voorkomen dat bij dijkdoorbraak de hele polder inundeert
|
consolidatie |
Consolidation |
|
Convergentie |
Convergence |
|
correlatie |
Correlation |
|
Dam |
Dam |
Donstructie in een rivier of estuarieum om de stroming af te sluiten. Dit in tegenstelling tot een dijk, die aan één zijde land heeft. De Afsluitdijk is dus een dam.
|
damwand |
sheet pile |
|
debiet |
Discharge |
hoeveelheid doorgestroomd water per tijdseenheid (dus in m3/s)
|
Deeltjessnelheid |
Particle velocity |
|
deinen |
surge |
|
Deining |
Swell |
|
dekzerk |
coping |
natuurstenen afdekplaat op metselwerk
|
demping |
Damping |
|
deterministisch |
Deterministic |
|
dichtheidsfunctie |
Probability density function |
|
Dichtslibben |
Clogging |
|
Diep water |
Deep water |
|
Diepte |
Depth |
|
Diepteligging, bodemprofiel |
Bathymetry |
|
Dieptelijnen |
Contour |
|
Dieptemeting |
Sounding |
|
Diffractie |
Diffraction |
|
dijk |
dike (dyke) |
Waterkering bestaande uit een grondlichaam
|
dijk |
Levee |
Rivierdijk; grondlichaam langs de rivier om achterland te beschermen tijdens topafvoeren van de rivier (in US bij New Orleans ook Zeedijk)
|
Dijk, kade |
Embankment |
waterkering bestaande uit een grondlichaam
|
dijkdeuvels |
|
stabiliteitsverbeterende trekstangen met opgespannen grondankers
|
Dijkhoogte |
|
Hoogte van een dijk ten opzichte van het referentieniveau (NAP), dus niet de hoogte van de dijk boven het land
|
dijkleger |
|
De gezamenlijke arbeiders, die lang een dijk worden ingezet als er gevaar voor een doorbraak is
|
dijkring |
dike circle |
stelsel van waterkeringen, of hoge gronden, dat een dijkringgebied omsluit en beveiligt tegen overstromingen
|
dijkringgebied |
|
gebied dat door een stelsel van waterkeringen, of hoge gronden, beveiligd moet zijn tegen overstroming, in het bijzonder bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoogwater van het IJsselmeer of een combinatie daarvan
|
dijktafel |
|
register waarin de minimaal vereiste hoogte en afmeting van een dijk is vastgelegd; ander woord voor legger
|
dijkval |
|
plotseling bezwijken van een dijk door een zettingsvloeiing in de oever
|
Divergentie |
Divergence |
|
dobbe |
|
komvormige uitholling in de grond, al dan niet omringd door een kade, voor het verzamelen en bewaren van zoet water
|
Dood tij |
Neap tide |
tweewekelijks voorkomende getijsituatie waarbij het verschil tussen eb- en vloed minimaal is
|
doorlaatcaisson |
sluice caisson |
betonnen bak voorzien van schuiven waarmee sluitgaten mee afgedicht kunnen worden zonder al te grote contractieproblemen
|
doorlatend |
permeable |
Contructie die water doorlaat, maar meestal wel zanddicht moet zijn
|
Doorlatende krib of strandhoofd |
Permeable groyne |
|
doorlatendheid |
Hydraulic conductivity |
|
doorlatendheid |
Transmissivity |
|
Doorlatendheid |
Permeability |
|
drempel |
sill |
|
drempel |
threshold |
|
drijfzand |
quicksand |
Losgepakt zand verzdigd met water; situatie waarbij de korrelspanning naar nul kan naderen en het zand dus geen draagvermogen meer heeft
|
dromer |
|
derde dijk in een reeks, ligt achter de waker en de slaper
|
droogmakerij |
|
Uitgeveende plassen of meer, na omkading drooggemalen en verkaveld
|
Dubbeldaags getij |
Semidiurnal tide |
|
duiken |
plunge |
|
duiker |
culvert |
ondergrondse waterdoorlaat van beperkte afmetingen
|
duinvoet |
dune foot |
overgang van stand naar duinen
|
dwarsraai |
|
meetlijn dwars op de kust of as van de rivier
|
Eb - vallend water |
Ebb |
|
Echo |
Echo |
|
Echolood |
Echo sounder |
|
Eenlinggolf |
Solitary wave |
|
effectieve korrelspanning |
Effective stress |
|
elevator |
|
Machine, die met brede emmerbakken aan een ketting zonder eind, grond om hoog kan brengen
|
elevatorbak |
|
vaartuig (bak), meestal zonder aandrijving, geschikt om grond te transporteren en geleegd te worden door een elevator
|
Energie |
Energy |
|
Enkeldaags |
Diurnal |
|
entrance point |
Intredepunt |
|
Erosie |
Erosion |
|
evenwicht |
equilibrium |
|
externe veiligheid |
External safety |
|
extreme waarde |
Extreme value |
|
Faalkans |
Failure probability |
De kans dat een constructie zijn functie niet langer kan vervullen (is in het Nederlands niet gelijk aan de bezwijkkans)
|
faalmechanisme |
Failure mode |
|
faalmechanisme |
Failure mechanism |
|
Filter |
Filter |
|
foutenboom |
Fault tree |
|
freatisch niveau |
Phreatic level |
|
Froude-getal |
Froude |
|
Geleidelijke sluiting |
Gradual closure |
|
gelijkrichter |
rectifier |
|
Gemengd getij |
Mixed tide |
|
Geotextiel |
Geotextile |
|
Gepiekt |
Cuspate |
Een golvende kustlijn, maar met puntige zeewaardse einden in golftoppen (meest zeewaarts gelegen strandpunten)
|
Getijgolf |
Tidal wave |
De golf veroorzaakt door het getij (dus een golf die meestal een periode van 11,5 uur heeft).
|
Getijprisma |
Tidal prism |
|
getijprisma |
Tide |
|
Getijstation |
Tide station |
Locatie waar het getij wordt waargenomen en waarvan de getijconstanten bekend zijn. Van secondaire stations zijn niet de eigenlijke constanten bekend, maar de verschillen met een primair station.
|
Geul, kanaal, gracht |
Canal |
|
Geul, kanaal, zeestraat |
Channel |
|
GHHW |
MHHW |
|
GHW |
MHW |
|
GHWS |
MHWS |
|
giertij |
|
ander woord voor springtij
|
glijcirkel |
Slip circle |
|
glijvlak |
Slip surface |
|
GLLW |
MLLW |
|
GLW |
MLW |
|
GLWS |
MLWS |
|
Golf |
Wave |
|
Golfbreker |
Breakwater |
|
Golfdal |
Trough |
|
Golfdal |
Wave trough |
|
Golfgoep |
Wave group |
|
Golfhoogte |
Wave height |
De verticale afstand tussen de het hoogste punt en het laagste punt van een golf (= twee keer de amplitude). Zie ook Significante Golfhoogte.
|
Golflengte |
Wavelength |
De horizontale afstand tussen twee opeenvolgende golftoppen of golfdalen.
|
golfoploop |
run-up |
|
Golfopwekking |
Wave generation |
|
Golfopzet |
Wave setup |
Verhoging van de gemiddelde waterstand door het breken van de golven
|
Golfperiode |
Wave period |
De tijd tussen het passeren van twee opeenvolgende nuldoorgangen van de waterstand, dit is vrijwel gelijk aan te tijd tussen het passeren van twee opvolgende golftoppen of golfdalen.
|
Golfsnelheid |
Celerity |
|
Golfsnelheid |
Wave celerity |
|
Golfsnelheid |
Wave velocity |
|
Golfspectrum |
Wave spectrum |
|
Golfstraal, orthogonaal |
Orthogonal |
|
golfterugloop |
run-down |
|
Golftop |
Crest |
|
Golfvoortplanting |
Wave propagation |
|
gors |
|
(mv. gorzen) intergetijdegebieden dat alleen bij springvloed nog onderloopt (term uit Zuid Holland, in Zeeland Schorren, in het waddengebied Kwelders)
|
Gradering |
Gradings |
|
Gradient, verhang |
Gradient |
|
Granulair filter |
Granular filter |
|
grensdiepte |
boundary depth |
Diepte die zich voordoet in het geval van kritische stroming, dat wil zeggen dat het Froudegetalgelijk is aan 1. In formule hg=(q^2/g)^(1/3) waarin hg de grensdiepte is en q de afvoer in m^2/s
|
grensvlak, overgang |
interface |
|
greppel |
Ditch |
|
griend |
|
(mv. grienden) laaggelegen (intergetijde-) gebieden die veelvuldig onder lopen
|
griendhout |
|
ander woord voor rijshout
|
Grind - kiezel |
Gravel |
|
Grind, kiezel |
Shingle |
|
grindkist |
|
grindpakket aangebracht aan de binnenteen van de dijk om te voorkomen dan uittredend water ook gronddeeltjes meespoelt
|
groene dijk |
|
dijk zonder steen- of asfaltbekleding
|
Groep |
Group |
|
groepsrisico |
Societal risk |
|
groepsrisico-curve |
Risk curve |
|
Groepssnelheid |
Group velocity |
|
Grondvernageling |
Soil nailing |
|
Haalgolf |
Oscillatory wave |
|
haalgolf |
|
golf die langs de oever loopt als op enige afstand ongeveer evenwijdig aan die oever een vaartuig voorbij vaart
|
hangstuk |
|
zinkwerk dat op de oever ligt, en met en verankering vastgelegd is om de voorkomen dat het naar beneden glijdt
|
har |
post |
verticale balk in sluisdeur, zie ook achterhar en voorhar
|
Haven |
Harbour |
|
Haven |
Port |
|
Havenhoofd, pier, steiger, strekdam |
Jetty |
|
heave |
heave |
onstabiel zand door naarbovenstromend water, veroorzaakt drijfzand
|
Helling |
Slope |
|
herhalingstijd |
Return period |
|
HHW |
HHW |
|
Hindcast |
Hindcast |
Het bepalen van de golfhoogte aan de hand van in het verleden opgetreden windsnelheden (er is geen Nederlandse term)
|
HLW |
HLW |
|
hoek van het natuurlijke talud |
Angle of repose |
|
Hoog |
High |
|
Hoog water (HW) |
HW |
|
Hoogwaterlijn |
High water line |
|
HW niveau bij normaal springtij |
HWOST |
|
hydraulische weerstand |
Hydraulic roughness |
|
Hydrografie |
Hydrography |
|
ijsdam |
|
stuwwal van drijfijs
|
ijsgang |
|
het afdrijven van grote hoeveelheden drijfijs op de rivier
|
Impuls |
Momentum |
product van massa en snelheid
|
in elkaar storten |
collapse |
|
individueel risico |
Individual risk |
|
indringingslengte |
Intrusion length |
|
inklinken |
|
het dichter ineenpakken door eigen gewicht van een grondpakket
|
inlaagdijk |
|
Dijk die achter een bestaande dijk gelegd wordt om bij het optreden van een dijkval inundatie van de achterliggende polder te voorkomen
|
inpeiling |
|
opmeting van de bodem voor aanvang van de werkzaamheden
|
inscharing |
|
afbrokkelen van een oever door uitschuring door de stroming
|
interferentie piek |
cusp |
|
intergetijdegebied |
|
slikken, gebieden die bij laag water droog vallen
|
inundatie |
|
overstromen van een gebied
|
inwassen |
|
zand, grond of mortel met veel water in ander materiaal of in voegen doen dringen, bijv. in rijswerk, steenzettingen, en dergelijke
|
Iribarrengetal |
Breaker parameter |
dimensieloze parameter om het effect van golven op een kustconstructie te beschrijven, het quotient van de taludhelling en golfsteilheid
|
Iribarrengetal |
Surf Similarity parameter |
dimensieloze parameter om het effect van golven op een kustconstructie te beschrijven, het quotient van de taludhelling en golfsteilheid
|
Iribarrengetal |
Iribarren number |
dimensieloze parameter om het effect van golven op een kustconstructie te beschrijven, het quotient van de taludhelling en golfsteilheid
|
jaagpad |
|
pad dat vroeger langs een kanaal liep t.b.v. paarden de een schip voorttrokken
|
jokdorpel |
|
natuurstenen dorpel aan het einde van een sluiskolk
|
kade |
quay |
Aanlegplaats voor schepen met een vertikale wand
|
kadijk |
|
een kade langs een wetering
|
kansverdeling |
Probability distribution |
|
kanteldijk |
|
dijk aangelegd bij een tunnel om te voorkomen dat bij dijkdoorbraak de tunnel volloopt, en om te voorkomen dat bij doorbraak van de tunnel de polder volloopt
|
karakteristieke waarde |
Characteristic value |
|
Keermuur |
Flood wall |
Muur om te voorkomen dat achterland onder loopt
|
keileem |
boulder clay |
leem afgezet in de ijstijd, waarin zwerfkeien voorkomen, is zeer erosiebestendig
|
Kentering |
Slack water |
moment van omkering van de getijstroom
|
keren |
Retain |
|
Kern |
Core |
Het binnendeel van een (haven)dam, meestal van ongesorteerde breuksteen of zand
|
kesp |
|
draagbalk over een rij palen van een paalfundering
|
keur |
|
regelement ("wet") van een waterschap, heeft dezelfde status als een gemeentelijke politieverordening
|
keurzone |
|
gebied rond de dijk waar gebruiksbeperkingen zijn opgelegd door de keur
|
kieltuin |
|
de tuin op het diepste deel van het zinkstuk
|
kinematische viscositeit |
Kinematic viscosity |
|
Kinetisch |
Kinetic |
De kinetische energie van een golf: de som van alle bewegingsenergie van een golf
|
Kistdam |
Cofferdam |
|
Klei |
Clay |
|
kloeteling |
|
kubusvormige, aan een zijde met dicht gras begroeide spit klei, gestoken van een rijpe schor
|
knip |
|
een zeer taaie kleisoort
|
Knoop |
Knot |
Eenheid waarin de vaarsnelheid van schepen vak in wordt uigedrukt (1 knoop= 1 zeemijl per uur, ongeveer 0.5 m/s)
|
knoop (van trilling) |
Node |
|
Koraal |
Coral |
|
korengrond |
|
zanderige, kruimelige klei in Zeeuwse polders
|
kraagstuk |
|
zinkwerk dat zowel de oever als een deel van de bodem beschermt
|
krammat |
|
dunne laag van samengebonden rietstengels, met beugels van stro aan de grond vastgehecht
|
kreukelberm |
|
beneden hoog water gelegen, met stenen bestorte berm langs de teen van een dijk
|
Krib (rivierkrib) |
Groyne (river groyne) |
dwarsdam in een rivier met doel om de stroom te concentreren in het midden van de rivier
|
krib, scherm |
spur-dike |
|
kritisch stijghoogteverschil |
Critical head difference |
|
kruien |
|
losgaan en met de stroom afdrijven van drijfijs
|
kruin |
crest |
Bovenkant van een constructie, bijv. de kruin van een dijk of havendam
|
kruin |
Crown |
|
kruip |
Creep |
|
kunstwerk |
|
een civieltechnisch werk of installatie rond de natte en/of droge infrastructuur dat één of meer functies vervult
|
Kustlijn |
Coastline |
|
Kusttransport |
Littoral transport |
|
kwel |
Seepage |
uittredend grondwater
|
kwelder |
Saltmarsh |
intergetijdegebied dat alleen bij springvloed nog onderloopt (term uit het waddengebied, in Zeeland Schorren, in Zuid Holland Gorzen)
|
kwelkade |
|
een achter de bandijk gelegen ongeveer een halve meter hoge kade die het kwelwater opvangt
|
kwellengte |
Seepange length |
afstand, die het water door de grond moet afleggen om aan de binnenkant van een waterkering uit de grond te kunnen stromen
|
kwelscherm |
Seepage screen |
een ondoorlatende, in de regel verticale, constructie voor de verlenging van de kwelweg
|
kwelsloot |
Toe ditch |
Een sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op te vangen en af te voeren
|
kwelweg |
|
een mogelijk pad in de grond die het kwelwater aflegt, van intreepunt tot uittreepunt
|
kwetsbaarheidscurve |
Fragility curve |
Functie die de conditionele faalkans als functie van de belasting aangeeft
|
Laagwaterlijn |
Low water line |
|
landhoofd |
Abutment |
|
landhoofd |
|
overgang van een grondlichaam naar een brug, sluis of viaduct
|
landscheidingsdijk |
|
dijk tussen twee peilgebieden, is vaak ook de grens ussen twee polders
|
langskrib |
|
ander woord voor strekdam
|
langsraai |
|
meetlijn evenwijdig aan de kust of aan de as van de rivier
|
langsstroom |
Littoral drift |
|
legger |
|
register waarin hoogte en afmetingen van een dijk zijn vastgelegd
|
lek |
leakage |
|
lekfactor |
Leakage factor |
|
leklengte |
Leakage length |
|
lekvlak |
Seepage surface |
|
LHW |
LHW |
|
Lij (beschutting) |
Lee |
|
Lijzijde |
Leeward |
|
liniedijk |
|
dijk die onderdeel is van een militair inundatiegebied
|
LLW |
LLW |
|
Lood |
Lead |
|
Loodlijn |
Sounding line |
|
Lopende golf |
Progressive wave |
|
LW |
LW |
|
maaiveld |
|
de oppervlakte van een terrein
|
maaiveldsluiting |
tidal flat closure |
een zeegat sluiten door het ondiepe deel boven de platen als laatste te sluiten
|
macroinstabiliteit |
Macro instability |
|
magere grond |
|
grond met een hoog zandgehalte
|
Mangrove |
Mangrove |
|
Massatransport |
Mass transport |
|
Mediaan |
Median |
|
Mediane diameter |
Median diameter |
|
meerlaagsveiligheid |
Multi-layered safety |
|
microinstabiliteit |
Micro instability |
|
Moeras |
Marsh |
|
molentocht |
|
hoofdtocht van een polder, waar aan het eind een gemaal ligt
|
Monochromatisch |
Monochromatic |
bij golven: met slechts één periode, regelmatig
|
mopnmolitisch |
Monolithic |
Als een enkele steen of blok. Wordt meestal gebruikt bij betonconstructies.
|
morsen |
spill |
|
Mui |
Rip |
|
Muistroom |
Rip current |
|
Muraltmuur |
|
Betonnen muurtje op de dijk om het waterkerend vermogen van de dijk te vergroten (genoemd naar De Muralt)
|
NAP |
MWL |
Het referentieniveau in Nederland,, dit is vrijwl gelijk aan de gemiddelde zeestand, in het Engels MSL of MWL
|
Nautisch |
Nautical |
|
neer, wervel |
vortex, eddy |
|
nevengeul |
|
stroomvoerende geul van een rivier die niet de hoofdgeul is
|
niet poreus, ondoorlatend |
impermeable |
|
nol |
|
resterend einde van een overigens door de zee weggeslagen dijk
|
oever |
bank |
|
oeverval |
|
plotseling bezwijken van een oever door een zettingsvloeiing
|
omhoog stromen in golfoploop |
Uprush |
|
Omleiden van sediment |
Bypassing |
|
ondergrond |
Subsoil |
|
onderloopsheid |
|
verschijnsel dat grondwater onder een constructie door loopt, en kwel veroorzaakt
|
onderlosser |
|
bak of schip met deuren in de bodem om materiaal te kunnen storten
|
Ondiep water |
Shallow |
|
Ondiepte |
Shoal |
|
ondoordringbaar |
impervious |
|
ontgronding, uitschuring |
scour |
Het wegstromen van zand en slib onder water (bijv. bij een constructie) door een te hoge stroomsnelheid (tgv stroom en/of golven)
|
ontmenging |
segregation |
|
Ontwerpstorm |
Design storm |
Storm waarvan de parameters (bijv. H, T, duur)gebruikt worden voor het ontwerp van de constructie. is vaak gerelateerd aan een terugkeertijd.
|
ontwerpwaterstand |
design water level |
waterstand te gebruiken voor het ontwerp, normaliter een waterstand die een bepaalde gegeven terugkeerkans heeft
|
Onvolkomen overlaat |
submerged weir, imperfect weir, submerged overfall |
|
opbarsten |
|
het bezwijken van de grond, door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond, onder invloed van wateroverdrukken
|
opdijk |
|
dwarsdijk, dijk die van de landzijde naar de zeedijk loopt en de scheiding vormt tussen twee polders
|
opdrijven |
heave |
het opdrukken van het afdekkend (grond)pakket door het bereiken van de grenspotentiaal
|
Opdrijving |
Buoyancy |
|
opening van de uitstroming |
orifice |
|
opkisten |
|
een kist aanbrengen rond een zandmeevoerende wel
|
oplosser |
|
speciaal soort onderlosser, waarbij de bodemdeuren niet onder het schip uit komen
|
opperwater |
|
water dat van elders de rivier af komt stromen (dus niet afkomstig is van lokaal hemelwater)
|
Opwaaiing |
Setup |
|
Opwaaiing, windopzet |
Storm surge |
Verhoging van de waterstand (boven het astronomisch getij) door de wind
|
Opwaartse druk |
Uplift |
Waterdruk die een grondlichaam of constructie op wil lichten
|
opzinken |
stacking up willow mattresses |
het maken van een (afsluit)dam door het boven op elkaar afzinken van zinkstukken
|
Orbitaalbeweging |
Orbital movement |
|
Orkaan, wervelstorm |
Hurricane |
|
overbelasting |
Overload |
|
overdijken |
|
een dijk iets hoger maken dan die aan de overzijde van de rivier met als doel te zorgen dat de dijk aan de andere zijde eerder overtroomd en de eigen dijk behouden blijft
|
overhoogte |
|
de extra hoogte die aan een dijk gegeven wordt ter compensatie van de klink
|
overlaat |
|
gedeelte van een waterkering, opzettelijk lager gemaakt om bij hoog water te kunnen overstromen
|
overloop |
Overflow |
|
overschrijdingskans |
Probability of exceedance |
|
Overslag |
Overtopping |
De hoeveelheid water die over een constructie (bijv. een dijk) heenslaat ten gevolge van golfactie
|
Overslag |
Overwash |
|
overstroming |
Inundation |
|
overstromingsrisico |
Flood risk |
|
pakwerk |
|
oeververdediging van rijshout, door beperkte houdbaarheid niet meer toegepast
|
pand |
|
deel van een kanaal tussen twee sluizen
|
Parallel aan de kustlijn of dichtbij de kustlijn |
Alongshore |
|
perkoen |
|
gepunte paal, meestal van vuren- of grenenhout
|
pijler, pier |
pier |
|
piket |
|
klein paaltje, te gebruiken als tijdelijk meetpunt in het veld
|
piping (pijpvorming) |
piping |
het verschijnsel dat onder een waterkering een holle, pijpvormige ruimte ontstaat doordat het erosieproces van een zandmeevoerende wel niet stopt
|
plakzode |
|
dunne graszode
|
plasberm |
|
met stenen bestorte berm lang de teen van een dijk ter hoogte van laag water
|
poriën |
voids |
|
potentiaal |
Potential |
|
potentiaallijn |
Equi-potential line |
|
primaire waterkering |
|
waterkering die beveiliging biedt tegen overstroming door de zee of door de grote rivieren, is gereglementeerd middels de waterwet
|
Prisma |
Prism |
Zie GETIJPRISMA
|
Prototype |
Prototype |
|
raai |
profile (measurement profile) |
meetlijn
|
randvoorwaarde |
Boundary condition |
|
Referentiepeil |
Chart datum |
|
Referentievlak |
Datum |
Hert vlak ten opzicht waarvan de hoogte of diepte is uitegezet. In Nederland meestal NAP (op land) of Chart Datum (LLLW) op Zeekaarten
|
Refractie |
Refraction |
|
Refractieco�fficient |
Refraction coefficient |
|
Regelmatige golf |
Monochromatic wave |
|
regionale waterkering |
|
niet-primaire waterkering, in beheer bij waterschap en gereglementeerd bij provinciaal besluit
|
remmingwerk |
|
verticaal houten raamwerk bij invaart van sluizen, etc. om de schepen bij het invaren te geleiden
|
Resonantie, opslingering |
Resonance |
|
restrisico |
Residual risk |
|
reststerkte |
Residual strength |
|
retentiebekken |
Retention basin |
een bekken om tijdelijk water op te slaan om overstoming benedenstrooms te voorkomen en om de waterkwaliteit te verbeteren
|
Reynoldsgetal |
Reynolds |
|
rietbeslag |
|
tijdelijke afdekking met riet als taludverdediging
|
rijsbeslag |
|
een laag rijshout die de grond bedekt, en aan de grond bevestigd is met paaltjes e/of ijzerdraad
|
rijsdam |
|
dam gemaakt van rijshout
|
rijshout |
brushwood |
wilgenhout (uitlopers van de stam), dunne takken, meestal zo'n vier jaar oud
|
rijspakwerk |
osier revetment |
oeverbescherming van rijshout en kraagstukken
|
rijte |
|
kanaal langs de polderzijde van een dijk (in Groningen)
|
rollaag |
|
rij vertikaal gemetselde bakstenen
|
rolsteen |
Cobble |
|
rolsteen |
|
in stromend water rondgeslepen steen
|
rommel, afval |
debris |
|
romp (van schip) |
hull |
|
Rotatievrij |
Irrotational |
|
samenhangend |
coherent |
|
Samenvloeiing |
Confluence |
|
schaardijk |
|
rivierdijk die zo dicht langs het zomerbed is gelegen, dat het water vlak langs de dijk stroomt en het onderwaterbeloop zou kunnen inscharen
|
schadefunctie |
Damage function |
|
schans |
|
Een schans of verschansing is een oud militair verdedigingswerk, meestal gemaakt van afgegraven aarde; schansen werden veel gebruikt tijdens de Tachtigjarige Oorlog als verdediging van strategische plaatsen, zoals riviermondingen, belangrijke aanvoerroutes over land of als extra verdediging van een stad
|
schanskorf |
Gabion |
draadmand gevuld met steen als oeverbescherming of taludbescherming
|
schenkeldijk |
|
korte dijk die een dwarsverbinding vormt tussen twee dicht bij elkaar gelegen dijken
|
schor |
|
intergetijdegebied dat alleen bij springvloed nog onderloopt (term uit Zeeland, in Zuid Holland Gorzen, in het waddengebied Kwelders)
|
schorkloeten |
|
blokken klei van ca 0,2 x 0,2 x 0,2 m3 ,soms doorgroeid met wortels, en gebruikt als ballast bij afzinken van zinkstukken
|
schotbalk |
stoplog |
balk die in een sponning geplaatst kan worden om een tijdelijke waterkering te maken
|
schroefstraal |
propeller race |
|
schuifspanning |
shear stress |
|
schuin |
Oblique |
|
Seiche |
Seiche |
|
Serie strandhoofden |
Groyne system |
|
Significante golf |
Significant wave |
|
sjorringtouw |
|
relatief dun touw, gebruikt voor het binden van zinkstukken
|
slakken |
slags |
|
slaperdijk |
|
oude zeedijk die inmiddels vervallen is, omdat er een nieuwe dijk voor gebouwd is t.b.v. landaanwinning, maar toch als secundaire waterkering gehandhaafd wordt
|
sleepboot |
tug |
|
slenk |
|
geul in bij laag water droogvallende gronden
|
slepen - trekken - stromingsweerstand |
drag |
|
slik |
|
opgeslibd gebied, tussen laag en hoog water, intergetijdengebied
|
slikken |
|
gebieden die bij laagwater droogvallen, intergetijdegebieden
|
sloot |
Ditch |
|
snelle daling waterniveau |
Drawdown |
|
sondering |
CPT (cone penetration test) |
|
specie |
|
opgebaggerd materiaal
|
spier |
|
weke vette klei (in Zeeland)
|
Spit |
Spit |
|
splijtbak |
split-barge |
|
Splitsingspunt |
Bifurcation |
|
springtij |
spring tide |
tweewekelijks voorkomende getijsituatie waarbij het verschil tussen eb- en vloed maximaal is
|
spuien |
|
krachtig laten wegstromen van water uit boezems of spuikommen
|
spuikom |
|
omkade plas waarin tijdens hoog water, water wordt ingelaten om het bij laag water in korte tijd te kunnen spuien om zo een geul voor een haventje op diepte te kunnen houden
|
spuikom |
|
waterberging aan binnenzijde van de dijk, bedoeld om tijdens hoogwater buiten het binnenwater tijdelijk te bergen en dit dan tijdens laagwater te spuien
|
staal (fundering op ..) |
spread foundation |
op staal funderen is rechtstreeks op de grond bouwen, dus zonder palen
|
Staande Golf |
Clapotis |
|
Staande golf |
Standing wave |
|
stabiliteit |
Stability |
|
steengroeve |
quarry |
|
Steenzetting, bekleding |
Revetment |
Bekleding van een oever (met steenachtig materiaal) om erosie ervan door stroming en golven tegen te gaan
|
stijghoogte |
Head |
|
stijghoogte |
Phreatic level |
|
stijghoogteverschil |
Head difference |
|
stil water niveau |
SWL |
|
stochast |
Stochastic variable |
een variabele met een bepaalde kansverdeling
|
stootijzer |
|
ijzeren staaf met stalen kop en punt, door steenzetters gebruikt om blokken op hun juiste plaats te krijgen
|
stormopzet |
surge |
de waterstandsverhoging op zee ten gevolge van de door de storm op de watermassa van de zee uitgeoefende kracht
|
stortebed |
|
bestorting van de bodem met breuksteen, meestal op een zinkstuk
|
stortebed |
|
bodembescherming aan de uitstroomzijde van een gemaal, etc. om verdieping of ontgronding door uitstromend water te voorkomen
|
stortebed, bodembescherming (lett. beschermlap, |
Apron |
|
straal |
jet |
|
Strand |
Beach |
|
Strandhoofd |
Groin |
|
Strandhoofd |
Groyne (beach groyne) |
dwarsdam langs de kust met doel om langtransport te verminderen of te stoppen
|
Strandmuur |
Seawall |
|
strang |
|
dode rivierarm
|
strekdam |
|
dam evenwijdig aan de oever van een rivier om de stroom te geleiden; soms ook langskrib genoemd (NB dit woord wordt vaak ten onrechte ook gebruikt voor een rivierkrib of een strandhoofd)
|
Strijklengte |
Fetch |
De lengte waarover de wind over het water blaast en golven opgewekt kunnen worden.
|
Stroom, stroming |
Current |
|
stroomgat sluiting |
tidal gully closure |
een zeegat sluiten door het sluiten van het strommgat
|
stroomgebied |
Catchment |
Het gebied dat natuurlijk afwatert op een bepaalde plaats in een rivier
|
stroomlijn |
Stream line |
|
stuifdijk |
|
zanddijk langs de kust, gevormd door opvangen van stuivend zand met schermen
|
Stuw |
Barrier |
|
stuw, kering |
barrage |
Beweegbare constructie in een river of zeegat om gedurende bepaalde perioden het debiet te stoppen (bijv. om zoutindringing of stormvloeden bovenstrooms tegen te gaan)
|
Stuwkromme |
Backwater curve |
|
suatiesluis |
|
Uitwateringssluis
|
synoptisch |
Synoptic |
Een synoptische kaart is een kaart die de weercondities op verschillende punten maar op &eacu;én moment weergeeft.
|
taats |
Pivot |
stalen pen waaromheen een sluisdeur draait
|
taatskom |
pivot |
kom in de sluisdeur waar de taats in valt
|
talud |
|
de schuinte van het zijvlak van aardwerken, dijken, spoorbanen, vestingwerken
|
teen |
Toe |
|
Terug- of afloop |
Backrush |
|
Teruggekaatste golf |
Refelcted wave |
|
terugstromen (in golfoploop) |
downrush |
|
terugstroming (in golfoploop) |
Backwash |
|
tiendweg |
|
onsluitingsweg in een polder, vaak iets verhoogd aangelegd met aan beide zijden een sloot, lijkt daarom op een dijkje
|
Tijdsduur |
Duration |
|
Tijverschil |
Tidal range |
|
tijwerk |
|
werkzaamheden die afhankelijk zijn van het getij, dus allen bij hoogwater of alleen bij laagwater gedaan kunnen worden
|
tocht |
|
hoofdafwateringskanaal van een polder
|
toetsing |
Safety assessment |
|
tonrondte |
|
iets gebogen vorm van een talud
|
Toplaag |
Cover layer |
Bovenstre laag van een (breuksteen) bescherming van een constructie ter bescherming tegen de hydraulische belasting
|
Toplaag |
Armour layer |
|
totaalspanning |
Total stress |
|
Translatiegolven |
Translation wave |
|
trapsgewijs falen van opeenvolgende dijken |
Cascading dike failures |
|
treffen, botsen |
impinge |
|
Trilling |
Oscillation |
|
Trochoïdale golf |
Trochoidal wave |
|
Tsunami |
Tsunami |
|
tuimeldijk |
|
lage dijk die zo ontworpen is dat bij hoge waterstand overstroming toegelaten kan worden
|
tuin |
|
eigenlijk 'vlechttuin', opstaande rij palen op een zinkstuk met daardoorheen gevlochten rijshout, ter voorkoming van het afrollen van ballaststeen
|
tuit |
nozzle |
|
uiterwaard |
Floodplain |
deel van de rivierbedding tussen zomerdijk en bandijk (winterbed)- opm: Uiterwaard en floodplain zijn niet echt sysnomiemen. Floodplane is een natuurlijke gebied en een uiterwaard is kunstmatig.
|
uitlogen |
leach |
|
Uitlogingserosie |
Suffusion |
beweging van gronddeeltjes door de matrix van het bovenliggend filter
|
uitpeiling |
|
opmeting van de bodem na afloop van de werkzaamheden
|
uitschotlaag |
|
laag rijsbossen, die verder in het water reikt dan de daarvoor gelegde laag, bij het uitvoeren van bleeslaag of baardwerk
|
uitsteken |
protrude |
|
uittreegradient |
Exit gradient |
|
uittreepunt |
Exit point |
|
Vaargeul |
Fairway |
|
vaart |
|
tocht die ook voor scheepvaart gebruikt kan worden
|
Vadem |
Fathom |
oude maateenheid (6 voet, 1.83 m)
|
val |
|
zie dijkval of oeverval
|
vanaf het water (lett. door het water gedragen) |
water-borne |
|
veek |
Flotsam |
drijvend afval op het water
|
veekrand |
|
aangespoeld drijfvuil dat de hoogste waterstand (incl. Golfoploop) op een oever markeert
|
veen |
Peat |
|
veiligheidsfactor |
Factor of safety |
|
veiligheidsnorm |
Safety standard |
|
verdelingsfunctie |
Cumulative distribution function |
|
verdelingsfunctie |
Probability distribution function |
|
verdichten |
Compacting |
|
Verdonken overlaat |
Drowned flow |
|
verhang |
gradient |
gradiënt van de waterspiegel, waterstandsverschil (verval) per afstandseenheid
|
verlichtingswel |
Relief well |
|
vernauwing |
constriction |
|
Verondiepen |
Shoal |
|
verskade |
|
tijdelijke kade gelegd om buitendijks gelegen terreinen, waaruit grond gewonnen wordt voor de dijkaanleg
|
verval |
|
verschil in hoogte tussen twee aangrenzende waterspiegels, of het hoogteverschil van de waterspiegel tussen twee punten langs een rivier; verval per afstandeenheid is verhang
|
verwachte jaarlijkse schade |
Expected annual damage |
|
verzadigd |
saturated |
|
vierkantennet |
Flow net |
|
vingerling |
|
omringdijk om een funderingsput of dijkdoorbraak
|
vingerling |
|
hersteldijk die achter een wiel om aangelegd is
|
Viscositeit |
Viscosity |
|
Vlechtende rivier |
Braided river |
|
vlechttuin |
|
opstaande rij palen op een zinkstuk met daardoorheen gevlochten rijshout, ter voorkoming van het afrollen van ballaststeen
|
vleugelmuur |
|
muur die niet evenwijdig aan (bijv. de sluisas) loopt, maar onder een kleine hoek
|
vlijlaag |
|
laag plat geplaatste stenen in een talud, waarop later de zetsteen geplaatst wordt
|
Vloed, opkomend water |
Flood |
|
vloedplank |
|
schotbalk die geplaatst wordt in een coupure omdeze bij stromvloed te sluiten (deze term wordt niet bij rivierkeringen gebruikt)
|
Volkomen overlaat |
clear weir, perfect weir, clear overfall |
|
volumegewicht |
Volumetric weight |
|
voorhar |
mithre post |
verticale balk in sluisdeur (puntdeur), aan de kant waar de twee puntdeuren tegen elkaar aankomen
|
voorland |
|
terrein aan de zeezijde van een waterkerende dijk
|
voorlandkering |
|
regionale kering die buiten de dijkringgebieden ligt
|
Vooroever |
Foreshore |
In het Engels wordt met Foreshore (vooroever) het gebied tussen hoog- en laag water bedoeld. In het Nederlands betekend Vooroever meestal de onderwateroever.
|
Voorraad |
Stockpile |
|
voorversching |
|
Dat gedeelte van den nieuwen zeedijk, waarmede de te bedijken schorren het eerst van de zee worden afgesloten. Woord gebruikt door Vierlingh, maar in begin 20e eeuw nog steeds in gebruik.
|
voorwende |
|
oude naam voor de dijk langs een rivier bij een rivierpolder
|
waakhoogte |
Freeboard |
hoogte van een waterkering boven de stand van het te keren water (vrijboord)
|
Waakhoogte, vrijboord |
Freeboard |
De benodigde extra hoogte tussen het ontwerppeil en de daadwerkelijke hoogte van de waterkering ter voorkoming van overslag door golven en voor extra zekerheid tegen overstromen. Bij schepen het verschil tussen de waterlijn en het dek.
|
waker |
|
zeewerende dijk, achter een waker ligt een slaperdijk
|
waterbezwaar |
|
water dat door diverse oorzaken de polder instroomt, en door spuien of bemaling verwijderd moet worden
|
watergang |
|
kanaal voor de afvoer van polderwater
|
waterkering |
Flood defence |
|
waterschap |
Water board |
|
waterspanning |
Pore water pressure |
|
watervoerende laag |
Aquifer |
watervoerende laag
|
wel |
well |
plek waar water (meestal verticaal) met enige snelheid geconcentreerd uit de bodem komt stromen
|
wel |
Sand boil |
|
welton |
|
ton met een bodem met daarop een pijp voor het bedwingen van een wel
|
Wervel, neer |
Eddy |
|
wet op de waterkering |
Flood defence act |
deze wet is inmiddels opgenomen in de Waterwet
|
wetering |
|
brede, gegraven afwateringskanaal
|
wiel |
|
bij een dijkdoorbraak ontstaan meertje ter plaatse van de stroomgeul
|
wiep |
faggot |
bundel van rijshout, met omtrek van ca. 50 cm
|
wierdijk |
|
dijk met een wieriem
|
wierriem |
|
muur of wal van zeegras, vroeger gebruikt als glooiingsverdediging
|
Windgolven |
Wind waves |
|
windopzet (opwaaing) |
wind set up (storm surge) |
de lokale waterstandsverhoging ten gevolge van de door de wind op een watermassa uitgeoefende kracht
|
winterbed |
|
uiterwaard
|
winterdijk |
|
bandijk van de rivier, uiterste begrenzing van het winterbed
|
worteleind |
|
landwaartse einde van een krib of dam
|
wrijvingshoek |
Friction angle |
|
zandbank |
bar |
|
zandmeevoerende wel |
|
erosieverschijnsel waarbij uittredend kwelwater zand uitspoelt; een wel die zand meevoert uit de ondergrond en die zo onbeheersbaar kan worden dat dit leidt tot piping
|
zandmotor |
|
kunstmatige zandbank die voor de kust wordt aangelegd om zand op natuurlijke manier langs de kust te verspreiden
|
Zandsuppletie |
Artificial nourishment |
|
Zandsuppletie |
Beach replenishment |
|
zate |
|
ondergrond waarop een dijk gebouwd wordt, of het terrein wat gebruikt wordt voor de constructie van een zinkstuk
|
zathe |
|
zie zate
|
zeearm |
Estuary |
|
Zeegang |
Seas |
|
Zeegat |
Inlet |
|
Zeekaart |
Chart |
|
Zeemijl |
Nautical mile |
|
zetten (plaveien) |
pitch |
Plaatsen van steen in een geordend patroon op een glooiing
|
zetten (van grond) |
settlement |
|
zetting |
Settlement |
de verticale vervorming van grondlagen, hoofdzakelijk ten gevolge van bovenbelasting
|
zettingsvloeiing |
flow slide |
|
zettingsvloeiing |
liquefaction |
het verschijnsel dat een verzadigde zandmassa zich gedraagt als een vloeistof als gevolg van het wegvallen van de korrelspanning
|
zetwerk |
|
oeverbekleding van zorgvuldig geplaatste stenen
|
ziende palen |
|
palen die een korte afstand boven het zetwerk uitsteken
|
zijdewende |
|
dijk bij een onbedijkte rivier (bijv. bij onbedijkte Maas) loodrecht op de rivier om stroming in het overstroomde hoogwaterbed te voorkomen
|
zijl |
|
Uitwateringssluis
|
zinkstuk |
fascine mattress |
|
zinkstuk |
mattress |
vlechtwerk van wiepen op een filterlaag (tegenwoordig meestal een geotextiel, vroeger ook van riet of pakwerk gemaakt) dat wordt afgezonken als bescherming van de bodem tegen erosie
|
zog (van schip) |
wake |
|
zolderbak |
|
eenvoudige doosvormige bak, gebruikt als ponton voor diverse werkzaamheden
|
zomerbed |
|
laawaterbed
|
zomerdijk |
|
begrenzing van zomer- en winterbed van de rivier
|
zonnebrand |
|
gebrek dat basalt uit sommige groeven, na een bepaalde tijd in korrels en gruis uiteen doet vallen
|
zool |
|
de onderkant van een dijk, terp of kade
|
Zwaartekracht |
Gravity |
|
Zwaartekrachtsgolf |
Gravity wave |
|
zwalpen |
|
zware (houten) balken in een sluisvloer tegen opdrukken
|